text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
VN2023-023828 Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Stadswerken % Gemeente Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn DC
% Amsterdam '
Voordracht voor de Commissie DC van 16 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Afval en Reiniging
Agendapunt 9
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Afdoening motie 264 Amsterdam Cleanup Day
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over afdoening motie 264 ‘Amsterdam Cleanup Day’
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Artikel 79 en 80 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 19 en 20 juli 2023 heeft vw raad bij de behandeling
van de Voorjaarsnota 2023 de motie 264 aangenomen van het lid Krom (PvdD) waarin het college
gevraagd wordt om:
Jaarlijks World Cleanup Day te vieren in Amsterdam door:
— Via de stadsdelen contact te leggen met lokale vrijwilligersgroepen in alle buurten, zoals
SchoonWest en Vuilnisoproer, en in gezamenlijkheid opruimactiviteiten op te zetten voor World
Cleanup Day;
— Via gemeentelijke communicatiemiddelen World Clean Up Day (en mogelijkheden om deel te
nemen) zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen bij Amsterdammers.
Reden bespreking
De PvdD wil een aantal vragen stellen aan de wethouder over de afdoening van de twee punten vit
het dictum van motie Amsterdam Cleanup Day.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.5 1
VN2023-023828 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Stadswerken % Amsterdam ‚ „
% Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 16 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Ja. Motie 264 (TAO 2023-000874)
Welke stukken treft v aan?
AD2023-082406 264.23 Motie Krom Amsterdam Cleanup Day.docx (msw12)
AD2023-082408 Commissie DC (2) Voordracht (pdf)
AD2023-082407 raadsinformatiebrief afdoening motie 264.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Stadswerken, Hugo Lases, [email protected]
Gegenereerd: vl.5 2
| Voordracht | 2 | train |
VN2021-009622 N% Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, W B
Ate id % Amsterdam Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Openbare Ruimte en Groen
Agendapunt 5
Datum besluit College B&W 20 april 2021
Onderwerp
Kennisnemen van de reactie op motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van Pijpen, Rooderkerk inzake
de Groenvisie 2020-2050 — Red de bij!
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de schriftelijke reactie van het college met
betrekking tot de afhandeling van motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van Pijpen, Rooderkerk
inzake Groenvisie 2020-2050 getiteld Red de bij met als punt:
e Huidig beleid en uitvoering intensiveren, waarmee bewustwording van Amsterdammers vergroot
en de leefomstandigheden van de wilde bij verbeteren.
Wettelijke grondslag
Reglement van Orde voor de raad van Amsterdam, artikel 80: Afhandeling motie.
Gemeentewet artikel 169.
Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de
Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur
(lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft
(lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen,
tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 16/17 december 2020 heeft uw raad bij de behandeling
van agendapunt 36 ‘Vaststellen Groenvisie 2020-2050” de motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van
Pijpen, Rooderkerk inzake de Groenvisie — Red de bij! (TA2020-001347) aangenomen. Het college
van burgemeester en wethouders wordt verzocht om de volgende 2 punten vit te voeren:
1. Ruimte te bieden aan initiatieven die binnen de stad plek bieden aan de wilde bij, en tegelijkertijd
als instrumenten kunnen dienen om hierbij bewoners te betrekken, zoals bijenhotels en dergelijke,
en dit mogelijk te maken binnen gemeentelijke richtlijnen voor de inrichting van de openbare
ruimte;
2. Binnen de vitwerkingsplannen voor de Groenvisie ook aandacht te besteden aan het verbeteren
van de leefsituatie van de wilde bij.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.l 1
VN2021-009622 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
Ruimte en % Amsterdam Di Iziin. Openbare Rui G Reiniai
duurzaamheid % ierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021
Ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
AD2021-043714 | 1. Motie 1669.20 N_T_Bakkerc_s_ Groenvisie (Red de bijl). pdf (pdf)
AD2021-043715 2. Raadsinformatiebrief_-_afdoening_Mot.pdf (pdf)
AD2021-035317 Commissie WB Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Marije Schuurman, 06 30 52 44 13, Marije. [email protected]
Gegenereerd: vl.l 2
| Voordracht | 2 | train |
VN2021-021434 X Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
Ate id Amsterdam Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
D Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
% Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Ruimtelijke Ordening
Agendapunt 18
Datum besluit College van B&W 6 juli 2021
Onderwerp
Kennisnemen van het collegebesluit inzake de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld in Amsterdam
Noord
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het collegebesluit om in te stemmen met de
tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld in Amsterdam-Noord
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet. Lid 1: Het college van burgemeester en wethouders en elk van
zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur. Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak
nodig heeft. Lid 3: Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
Bestuurlijke achtergrond
Op 20 oktober 2020 heeft het college ingestemd met het vitwerken van een voorstel voor tijdelijke
invulling van ‘t Groene Veld. Het voorliggende besluit betreft deze uitwerking.
Coalitieakkoord: In het coalitieakkoord is de volgende tekst opgenomen: “Amsterdam is uniek
vanwege haar lange traditie van tegencultuur. De stad ontwikkelt zich en daardoor komt deze
cultuur onder druk te staan. Daarom beschermen we rafelranden.”
Expeditie Vrije Ruimte 2020-2021: Op 29 september 2020-2021 heeft het college van B&W
ingestemd met de Expeditie Vrije Ruimte 2020-2021.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Juridisch advies: Op verzoek van de raad is de gemeenteadvocaat gevraagd om een juridisch advies
over mogelijke precedentwerking van de gedoogverklaring. De conclusie van het advies is dat zij
geen risico zien dat derden daaraan de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen dat andere
locaties ten noorden van de ring Azo in Amsterdam voor woningbouw zullen worden bestemd. Het
advies is als bijlage meegestuurd.
Participatie: In december 2020 en februari 2021 zijn twee digitale bewonersavonden georganiseerd,
waarvoor bewoners van Elzenhagen-Noord, Jeugdland en Buikslotermeerdijk zijn vitgenodigd.
Tijdens deze bijeenkomsten zijn ideeën over de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld met elkaar
gedeeld. Ook zijn deze bewonersavonden het startpunt geweest voor buurtbewoners en De
Verademing om gezamenlijk concreet aan de slag te gaan in het gebied. De komende periode zullen
Gegenereerd: vl.3 1
VN2021-021434 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed,
Ruimte en % Amsterdam ‚ ee On ‚ „
: Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
duurzaamheid %
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021
Ter kennisneming
de kwartiermakers van de Verademing samen met de gemeente weer een moment organiseren
waarbij er met de buurt verder gesproken kan worden over de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
TKN cie RO
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
AD2021-079815 1. Verslag Bewonersbijeenkomst Groene Veld 17 dec 2020. pdf (pdf)
AD2021-079813 | 2. Verslag Bewonersbijeenkomst Groene Veld 24 feb 2021. pdf (pdf)
AD2021-079814 3. Plan 3 Zomers.pdf (pdf)
AD2021-079816 4. Second opinion gedoogverklaring Pels Rijcken. pdf (pdf)
AD2021-079811 | 5. Gedoogverklaring t Groene Veld.pdf (pdf)
6. Raadsinformatiebrief collegebesluit tijdelijke invulling 't Groene Veld.pdf
AD2021-079812
(pdf)
AD2021-079817 Commissie KDD Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte & Duurzaamheid, Eline Splinter, o6 20 97 88 32, [email protected]
Gegenereerd: vl.3 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 745
Datum indiening 11 juli 2018
Datum akkoord 12 september 2018
Publicatiedatum 13 september 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake buurtveiligheidsteams.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
In verschillende stadsdelen zijn buurtveiligheidsteams actief, alsmede toezichtteams
vanuit bijvoorbeeld ROC-opleidingen. Onder andere in stadsdeel Nieuw-West dragen
zij bij aan de veiligheid en het voorkomen van overvallen. Bijvoorbeeld juwelier
Nusselein, gevestigd op de Burgemeester de Vlugtlaan en verschillende malen
helaas overvallen, geeft aan veel baat te hebben bij de buurtveiligheidsteams.
De fractie van de VVD begrijpt echter dat deze buurtveiligheidsteams in Nieuw-West
per 1 juli zouden zijn opgeheven. Dat is een zorgelijke ontwikkeling die mogelijk
averechtse gevolgen heeft voor de veiligheid in het stadsdeel.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. In welke stadsdelen zijn op dit moment buurtveiligheidsteams of toezichthouders
actief”?
Antwoord:
Op dit moment zijn er alleen in stadsdeel Noord (4) BVT’s actief.
2. In welke stadsdelen zijn in het verleden buurtveiligheidsteams of toezichthouders
actief geweest? Met welke redenen zijn deze toentertijd weer opgeheven?
Antwoord:
In Zuid, Nieuw-West en Oost zijn BVT’s actief geweest.
In Zuid is een BVT actief geweest in de Hoofddorppleinbuurt tussen 2013 en
2017. Die is beëindigd in 2017 nadat de overlast daar was afgenomen.
In de Dapperbuurt in Oost is het BVT voor met name de aanpak van
drugsoverlast geen goed instrument gebleken en werd de samenwerking na
beëindiging juist geïntensiveerd, onder andere door inzet van recherche en
plaatsing van een camera.
De BVT’s in Nieuw-West zijn in 2015 stopgezet. Kort samengevat betrof het hier
een intensieve samenwerking tussen politie, woningcorporaties, toezichthouders
van Implacement en stadsdeel (handhaving en veiligheid) om de leefbaarheid en
veiligheid in een aantal gebieden te verbeteren. De samenwerking leverde
onvoldoende zichtbaar resultaat op. Het stopzetten van de BVT's is destijds
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Ies Gemeenteblad
Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018
uitgebreid gecommuniceerd met alle in- en externe partners, waaronder ook de
politie.
Na het stopzetten van de BVT's in 2015 bleef het stadsdeel een bijdrage leveren
aan Implacement. Gemiddeld ging het om ruim 400.000 euro per (school)jaar.
Implacement werkte voornamelijk met ROC-leerlingen uit Schagen, Almere en
stadsdeel Zuidoost. Het is hen de afgelopen jaren niet gelukt jongeren uit (Nieuw)
West te verbinden aan dit toezichtproject. Implacement verrichte hand- en
spandiensten voor politie en handhaving. Jongeren werden bijvoorbeeld ingezet
als verkeersregelaar of moesten bewoners aanspreken op (overlastgevend)
gedrag. Met name dat laatste bleek lastig. Daarbij ontbrak het aan een adequate
terugkoppeling van signalen richting stadsdeel. Een en ander is regelmatig met
Implacement besproken maar leidde niet tot verbeteringen. Daarom is het
contract met Implacement per 30 juni 2018 stopgezet. In lijn met het
coalitieakkoord onderzoekt het stadsdeel momenteel of en hoe jongeren uit de
eigen buurt opgeleid kunnen worden tot bijvoorbeeld buurthandhaver en daarmee
rolmodel. Om zo een concrete bijdrage te leveren aan het terugdringen van de
overlast in de openbare ruimte in de eigen buurt, wijk cq stadsdeel.
3. In hoeverre wordt het succes en de opbrengsten van buurtveiligheidsteams
gemeten? Zijn bewoners en ondernemers tevreden met de verschillende teams?
Antwoord:
De opbrengsten worden gemeten door te kijken naar de veiligheidsindex en
veiligheidsmonitor en door rapportages en verslagen die de BVT's zelf opstellen.
Bewoners en ondernemers waarderen de BVT'’s over het algemeen als positief.
Echter, een BVT lijkt een groter effect te hebben op de subjectieve veiligheid dan
op de objectieve veiligheid. In ‘Frontlijnwerk met potentie’ meldt onderzoeker Van
Stokkom (2013): “Alle partijen, ook bewoners, zien nut en noodzaak van een
BVT-aanpak. De BVT-formule lijkt een adequate strategie om het
veiligheidsgevoel van bewoners te vergroten. Deze conclusie wordt gestaafd
door het onderzoek dat Nieuw-West in 2015 heeft gedaan naar de effecten van
de BVT’s in het stadsdeel”. In Oost doet de rekenkamer momenteel onderzoek
naar het voormalige BVT in de Dapperbuurt. Dit onderzoek zal in het najaar
verschijnen.
4. Klopt het dat het buurtveiligheidsteam in Nieuw-West is gestopt? Zo ja, welke
redenen liggen hieraan ten grondslag?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
5. Zijn bewoners en ondernemers betrokken bij het eventuele besluit om
het buurtveiligheidsteam in Nieuw-West op te heffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Eris in 2015 uitgebreid gecommuniceerd over de opheffing van het BVT met
bewoners, ondernemers en samenwerkingspartners. Blijkbaar is de inzet van
jongeren door Implacement in de volksmond BVT blijven heten. Bewoners en
ondernemers zijn niet betrokken bij het besluit om het contract met Implacement
op te heffen. Zie beantwoording vraag 2 voor de reden voor opheffing van het
' https:/www.boeken.com#rontlijnwerk-met-potentie-415761/
2 https://www.rigo.nl/wp-content/uploads/2015/05/MKBA-Buurtveiligheidsteams-Amsterdam-NieuwWest1.pdf
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng Ies Gemeenteblad R
Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018
contract. Het stadsdeel is wel voornemens hier een goed alternatief voor aan te
bieden. Zie ook het antwoord op vraag 2.
6. Is het college het met de VVD eens dat de buurtveiligheidsteams in Nieuw-West
een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld bij het bewaken van de veiligheid
aldaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De BVT’s worden ingezet met een specifieke opdracht op basis van de informatie
van de bewoners en ondernemers uit de wijk. Deze informatie is subjectief. Om
de veiligheid meetbaar te verbeteren handhaaft de gemeente met name
informatiegestuurd, waarbij uit diverse bronnen data gekoppeld wordt. Onderzoek
wijst uit dat BVT’s met name invloed hebben op de subjectieve veiligheid. Het is
tevens lastig te bepalen hoe groot de rol van één instrument zoals het BVT speelt
bij het verbeteren van de veiligheid. De inzet in een gebied of op een probleem
kent vrijwel altijd meerder invalshoeken of aanpakken, zoals groepsaanpakken op
overlastgevende jeugd of (recherche-)inzet door politie op criminele activiteiten
(zoals inbraken). Na het stopzetten van de BVT’s in Nieuw-West bleven de cijfers
van de veiligheidsindex doorgaan in een dalende (positieve) lijn.
7. Welke kosten gaan er gepaard met buurtveiligheidsteams in verschillende
stadsdelen?
Antwoord:
Kosten voor een BVT betreffen met name reguliere inzet van politie en stadsdeel.
Het valt onder de dagelijkse taak, die alleen anders wordt georganiseerd.
Daarnaast wordt er incidenteel als er geen reguliere capaciteit bij handhaving
beschikbaar is, er voldoende budget en urgentie is tijdelijk extern ingehuurd en
zijn er soms extra kosten voor aparte activiteiten. Voorwaarde voor een BVT is
dat er voldoende handhavers beschikbaar zijn, die niet informatiegestuurd op
geconstateerde problematiek worden ingezet. Gezien de beperkte
handhavingscapaciteit in de stadsdelen is het oprichten van een BVT formatief
lastig. In Nieuw West is er indertijd voor gekozen de BVT’s uit te breiden met
jongeren die via Implacement werden ingezet. Deze kosten bedroegen € 4 ton
per jaar.
8. In hoeverre is het college bereid een rol te spelen in de (her)activatie van
buurtveiligheidsteams in verschillende stadsdelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
op welke manier kan het college hieraan invulling geven?
Antwoord:
Zoals gezegd in antwoord op vraag 3 lijken BVT's een groter effect te hebben op
de subjectieve veiligheidsgevoelens dan op het verbeteren van de objectieve
veiligheid. Het is aan de stadsdelen een afweging te maken in overleg met
betrokkenen welk instrument wordt ingezet. Er kan in zijn algemeenheid niet
worden gesteld dat de inzet van een BVT in alle gevallen de voorkeur verdiend
boven andere manieren van samenwerking op het gebied van toezicht en
handhaving.
Zo kiest o.a. stadsdeel Centrum voor integrale handhavingsacties en de inzet van
hosts om de overlast te beperken, kiest Oost voor gebiedsgerichte teams, Noord
voor BVT’s, Zuid voor een pool van bewoners die regelmatig worden bevraagd,
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing Ies Gemeenteblad
Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018
West voor Buurt Praktijk Teams® en kijkt Nieuw West naar de mogelijkheid voor
een nieuw samenwerkingsverband in de Wildemanbuurt.
9. Waarom is het relevant dat de jongeren die als toezichthouder actief zijn in
Nieuw-West “binding met de buurt” moeten hebben? Indien binding naar
het oordeel van het college relevant is, is het college dan eveneens van mening
dat iemand uit bijvoorbeeld stadsdeel Zuidoost geen stage op veiligheidsgebied
kan lopen in Nieuw-West of vice versa? Is het college het met de VVD eens dat
een toezichthouder actief in een stadsdeel niet woonachtig hoeft te zijn in dat
stadsdeel, of zelfs die gemeente? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het doel van stadsdeel Nieuw-West is jongeren meer te betrekken bij en te
activeren tot het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in eigen wijk en
buurt. Het lopen van stage op veiligheidsgebied betreft een andere activiteit. De
THOR i.o. realiseert momenteel een uitgebreider handhavingspalet waarbij onder
andere mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt uit Amsterdam worden
opgeleid tot toezichthouder. Uiteraard hoeven deze mensen niet woonachtig te
zijn in een bepaald stadsdeel. Bij vrijstaande vacatures voor toezichthouders,
BOA's en dergelijke is het wonen in Amsterdam geen voorwaarde. Wel wordt
meestal kennis van en binding met de stad gevraagd.
10. In hoeverre speelde in het besluit om te stoppen met Implacement mee dat de
toezichthouders afkomstig waren van een ROC in Schagen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
11. Is het college bereid, bij eventuele heractivatie van buurtveiligheid- of
toezichtsteams te selecteren op kwaliteit en niet op woonplaats? Is het college
het met de VVD eens dat indien woonplaats relevant is hiermee onderscheid
wordt gemaakt op factoren die niet perse van belang zijn voor de te verrichten
werkzaamheden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 9.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3 n deze teams werken bewoners, stadsdeel en andere partners intensief samen aan verbetering van de
leefbaarheid. Doel is overlast aan te pakken en zo de sociale cohesie te versterken en de buurtbewoners het
vertrouwen terug te geven en te activeren in hun eigen wijk.
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 253
Publicatiedatum 10 april 2015
Ingekomen onder F
Ingekomen op 1 april 2015
Behandeld op 1 april 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de rapportage ‘Herijking
deelnemingen 2015’ ().
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015'
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 219);
Constaterende dat:
— de criteria zich beperken tot de aanwezigheid van publiek belang en
de noodzakelijkheid van gemeentelijk aandeelhouderschap,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente uit de duurzaamheidsagenda en
werkgelegenheid mee te nemen als afwegingskader in de herijking.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x Gemeenteblad
x Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 693
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen op 1 juli 2015
Ingekomen onder AA
Behandeld op 2 juli 2015
Uitslag verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Groen inzake de Voorjaarsnota 2015
(Het Goede Voorbeeld doelstelling CO2 gemeentelijke organisatie).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379);
Overwegende dat:
— er een rechterlijke uitspraak ligt in de zaak van Urgenda dat de uitstoot van CO2
in Nederland met 25% moet zijn teruggedrongen in 2020. De rechter deze norm
van 25% daarbij ook nog als ‘terughoudend’ kenschetste;
— de gemeente Amsterdam een evenredige of zelfs grotere inspanning zou moeten
leveren om aan deze doelstelling bij te dragen;
— dan ten minste de uitstoot in de gemeentelijke organisatie met 25% gereduceerd
zou moeten zijn in 2020;
— de gemeente het goede voorbeeld moet geven en niet meer kan vragen van
Amsterdammers dan de gemeente zelf doet.
Besluit:
— bij de doelstellingen en indicatoren voor de gemeentelijke organisatie een extra
doel en indicator op te nemen;
— doel: de uitstoot van CO2 door de gemeentelijke organisatie is in 2020 met 25%
teruggebracht ten opzichte van 1990;
— met bijpassende indicatoren en streefwaarden per jaar.
Het lid van de gemeenteraad,
RJ. Groen
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 207
Publicatiedatum 22 februari 2019
Ingekomen onder BC
Ingekomen op donderdag 14 februari 2019
Behandeld op donderdag 14 februari 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het bestemmingsplan Woonboten
Baaibuurten Zeeburgereiland (riolering niet lozen in oppervlaktewater)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Woonboten Baaibuurten
Zeeburgereiland (Gemeenteblad afd. 1, nr. 118).
Constaterende dat:
— erdoor de woonboten gedurende 1,5 jaar op het oppervlaktewater kan worden
geloosd;
— er sinds 1 januari 2009 een lozingsverbod voor de pleziervaart geldt;
— hetlozen van riolering op het oppervlaktewater nadelige ecologische gevolgen
heeft en hierdoor onwenselijk is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
het lozen van riolering in oppervlaktewater bij de woonboten niet toe te staan.
Het lid van de gemeenteraad
J.F. Bloemberg-lssa
1
| Motie | 1 | train |
Termijnagenda commissie OR
Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken
commissie feuille- wijze
houder
04-okt-11 Inventarisatie historische schepen en subsidie voor behoud en herstel N.a.v. motie 29-1-2009
04-okt-11 Brief van Gemeentelijke Ombudsman over parkeerplaatsen gehandicapten PNX Bespreken Brief ingekomen in de raad van 26-4-2011,
gepiept door D66
04-okt-11 Concept-antw op raadsadres over toename fietspontons Ingediend in de raad van 27/9/2011
04-okt-11 Subsidieverstrekking voor Artis t.b.v. dierenwelzijn PNX PIK ||
Ook A1 _ [Rapport Ombudsman over parkeerboete DM
04-okt-11 Rapport Ombudsman over onjuiste informatie parkeerautomaat PNX PIK ||
04-okt-11 Tijdelijke afsluiting en verhuizing taxistandplaats Kleine-Gartmanplantsoen PN
04-okt-11 Concept-brief aan gemeenteraad over grensverlegging Singelgrachtgarage Marnix PN
08-nov-11 Raadsvoordracht Ontwerp Rode Loper + Concept-antw 2 raadsadressen over PNX Adviseren Inspraak is 1/2/2011 gestart
discussie over de meerijvariant op het Damrak en de plannen over het
Stationseiland
08-nov-11 Raadsvoordracht Bomenbeleidsplan en bomenverordening Is per 3-2-2011 de inspraakprocedure in gegaan
08-nov-11 Concept-antw op raadsadres over opheffen parkeerplaatsen Roetersstraat PNX Bespreken Ingediend in de raad van 28-6-2011, concept-
antwbespreken op verzoek VVD
08-nov-11 Voorstel db tot behandeling aanbevelingen Ombudsman n.a.v. rapport Vergunning [PNX Bespreken N.a.v. discussie cie OR 8-3-2011
nodig voor eigen parkeergarage’ + Rapport Ombudsman over 'Ongeoorloofde
druk bij aanvraag garagevergunning’
08-nov-11 Raadsadressen afsluiting Herenstraat op zaterdagavonden Op verzoek van PvdA
08-nov-11 Reactie van db op petitie over fietstaxi's Leidseplein Petitie ingediend in de commissie AZ van juni-
2011
08-nov-11 Masterplan "Appeltjes van de markt" (lange termijn) Masterplan stond 7-12-2010 TK op agenda cie
OR
08-nov-11 Profielwijziging Jodenbreestraat, St. Antoniesbreestraat en Houtkoperdwarsstraat Inspraak eindigt per 2/9/2011
00-11 [Notte mancenng parkeergarages CN EC
08-nov-11 Aangepaste notitie “Naar een autoluwere binnenstad” PNX Bespreken het db heeft per brief (6-10-2009) gerapporteerd
aan de cie over de voortgang van dit onderwerp.
08-nov-11 Concept-antwoord op raadsadres over zwerflawaai Nieuwe Herengracht Ingediend in de raad van 27/9/2011
Versie: 21-9-2011
Termijnagenda commissie OR
Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken
a
houder
[oe-nov-11__[Nota verkeerscirculatie-onderzoek VCO) RL
o8-nov-11_|Kwalteïtsonderzoek O+S over Openbare Rumte INR
Dn
Prinsengracht
Amsterdammertjes
o6-deo11 [Pan van aanpak fietsparkeren_____ [PNX __ |Advsera ||
oo-dec11__|Masterplan Leidsebuurt fase 34 eee Lj
06-dec-11__|Meerjarenprogramma Openbare Ruimte 2012e\___——————________ MR
[10-jan-12___ [Raadsvoordracht Vaststeling Welstandregels voor water Westerdok [PNX __ |Advseren_ ||
OE oeren erpen 00 “hoogs konkeeken PX PP |
toezegging 29/1/2009
informatiebijeenkomst gehouden.
10-jan-12__ [Nota van Uitgangspunten Eilandenboulevard_________ JPNX [bespreken | __T
Versie: 21-9-2011
Termijnagenda commissie OR
Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken
commissie feuille- wijze
houder
10-jan-12 DB-besluit inzake Bootrichtlijnen voor water van het Westerdok PNX PIK ||
10 jan 12_[emnrenung (Neuwe) oostenburgerdwarsstract A
10-jan-12 Profielwijziging Prinsengracht (even zijde), tussen Westerstraat en PX
Egelantiersgracht
10-jan-12 Profielwijziging en vernieuwing walmuur Brouwersgracht (even zijde), tussen PN
Singel en Herenmarkt, renovatie brug 16
roer 12 _[Prelwizging Haarlemmerplein A
10-jan-12 Vernieuwen walmuur Prinsengracht (even zijde), tussen Leliestraat en Bloemgracht PN
bespreken
bespreken
07-feb-12 Preadvies op raadsvoorstel GL over fietsreling Voorstel ingediend op 27/9/2011
07-feb-12 herinrichting Plantage Middenlaan, tussen Hortusbrug en Plantage Parklaan PNX Bespreken |
07-feb-12 Verkeersproblemen kruispunt Marnixstraat-Rozengracht N.a.v. commissiebehandeling juni-2011
07-feb-12 Beleidsnota Kade- en Oevergebruik De startnotitie is besproken op 8-3-2011
06-mrt-12 Beleid historische boten In okt-2011 is de inventarisatie besproken
03-apr-12_[ernrichtng Oudekerksplein en aanliggende stegen NX [gesoreen |_
G5-apr12_[Nata Bereikbaarheid NS [pespreen |
03-apr-12 Profielwijziging en vernieuwing walmuur Singel (oneven zijde) tussen PN
Lijnbaanssteeg en Stromarkt
08-mei-12 2e Vervolg Parkeerbalans Het 1e vervolg is besproken op 8-3-2011
2014, begin [Fietsroute Leliegracht Bespreken of [N.a.v. toezegging pfh op 18-12-2008
TK
2014, begin [3e vervolg Parkeerbalans PX Kf
Algemene discussie over parkeerbeleid Op verzoek van D66
Versie: 21-9-2011
| Agenda | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam W E
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie,
Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
% Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven
en Gemeentelijke Deelnemingen
Tijd 13:30 tot 17:00 uur (portefeuilles wethouder Ollongren)
en
19:30 tot 22:30 uur (portefeuilles wethouder Vliegenthart).
Locatie De Rooszaal
MIDDAGDEEL 13:30 TOT 17:00 UUR ALLEEN DE PORTEFEUILLES VAN
WETHOUDER OLLONGREN
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergaderingen van de Raadscommissie WE
d.d. 11 november 2015.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWE @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Lucht- en Zeehaven
11 Presentatie Lucht Verkeersleiding Nederland Nr. BD2015-017162
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door de heer Jasper Daams, General manager
strategy & performance van de Lucht verkeersleiding Nederland.
12 Beantwoording vragen Schipholtunnel, transformatie, overlast en hinder Nr.
BD2015-015393
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden De Heer (PvdA) en Vink (D66).
13 Oplevering onderzoek Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu over
ultrafijnstof in de omgeving van Schiphol. Nr. BD2015-015394
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Bakker (PvdD).
Deelnemingen
14 Bespreken jaarverslag en jaarrekening 2014 Havenbedrijf Amsterdam Nr.
BD2015-015847
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
15 Onderzoek van de rekenkamer naar verzelfstandiging en privatisering van
parkeerbeheer Nr. BD2015-015689
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
Economie
16 Initiatiefvoorstel D66 en VVD Flexibele openingstijden winkels. Nr. BD2015-
015388
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden Ruigrok (VVD) en Paternotte (D66).
e _ Gevoegd behandelen met agendapunt 17.
2
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
17 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel flexibele openingstijden voor winkels
Nr. BD2015-017159
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 16.
18 Instemmen met plan pilot Freezone Haven Nr. BD2015-015115
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
19 Aanwijzen van pilotgebieden freezone winkelstraten en horeca Nr. BD2015-
017105
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
20 Vaststellen Amsterdams Ondernemers Programma ‘Ruimte voor ondernemers!’
2015-2018 Nr. BD2015-01/7158
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
21 Vaststellen van de verordeningen voor 10 nieuw in te stellen
bedrijveninvesteringszones (BIZ), door middel van het vaststellen van acht
nieuwe BIZ-verordeningen en het aanpassen van 2 bestaande BIZ-
verordeningen en intrekking van 7 BIZ-verordeningen. Nr. BD2015-016388
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
22 Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van voorgenomen oprichting
Stichting Science & Business Amsterdam Science Park Nr. BD2015-014651
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
23 Kennisnemen van de Eindrapportage verkenningsfase Bestuursopdracht
belastingen Nr. BD2015-017111
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
e _De commissie FIN is hierbij uitgenodigd.
3
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
24 Intrekken van de Verordeningen op de heffing en invordering van de
precariobelasting en vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering
van de precariobelasting 2016 Nr. BD2015-017119
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd.
25 Intrekking van de Verordening op de heffing en de invordering van de
reclamebelasting Amsterdam 2005 Nr. BD2015-01/7127
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd.
26 Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering hondenbelasting 2004
en wijzigen van de Algemene Plaatselijke verordening 2008 Nr. BD2015-017122
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd.
27 Raadsbrief inzake Actieplan kansen voor en door vluchtelingen. Nr. BD2015-
016480
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden Poot (VVD) en Verheul (D66).
28 Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor, gegevens 2012-2014, Metropoolregio
Amsterdam (MRA) Nr. BD2015-017048
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD).
e Was TKN 5 in de vergadering van 11.11.2015.
4
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
AVONDDEEL 19:30 TOT 22:30 UUR ALLEEN DE PORTEFEUILLES VAN
WETHOUDER VLIEGENTHART
Algemeen
29 Mededelingen
30 Vaststellen agenda
31 Conceptverslag
32 Termijnagenda, per portefeuille
33 TKN-lijst
34 Opening inhoudelijk gedeelte
35 Inspreekhalfuur publiek
36 Actualiteiten en mededelingen
3/7 Rondvraag
Werk, Inkomen en Participatie
38 Initiatiefvoorstel van Van der Pligt (SP) getiteld; Naar een betere
klachtafhandeling bij de sociale werkvoorziening Amsterdam. Nr. BD2015-
015924
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Gevoegd behandelen met agendapunt 39,
39 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel 'Naar een betere klachtafhandeling bij de
Sociale Werkvoorziening’ Nr. BD2015-005001
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 38.
40 Vaststellen Verordening op de Participatieraad, wijzigen Verordening op de Wet
sociale werkvoorziening en intrekken Verordening op de cliëntenparticipatie
Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2015-010937
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
5
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
41 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE
Participatie Nr. BD2015-017061
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
42 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE
Inkomen Nr. BD2015-01 7055
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
43 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE Werk
Nr. BD2015-01 7049
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
44 Voortgangsrapportage Werk, Participatie en Inkomen augustus 2015 - verdieping
op resultaten Nr. BD2015-01 7079
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
45 Samenwerking met uitzendbureaus op flexibele arbeid Nr. BD2015-015314
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Groot Wassink (GL).
46 Kennisnemen van Voortgangsrapportage Aanpak Jeugdwerkloosheid najaar
2015 Nr. BD2015-013358
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De commissie JC is hierbij uitgenodigd.
47 Uitvoering motie 768 (aanpak barrières flexibele en tijdelijke arbeid), motie 453
(samenwerking met uitzendbureaus op flexibele arbeid) en motie 672
(inspanningsperiode in relatie tot flexwerk) in het kader van flexibele en tijdelijke
arbeid Nr. BD2015-015540
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
48 Voorstel kindpakket 2015 Nr. BD2015-017078
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
49 Instemmen met brief aan gemeenteraad over het Koersbesluit Re-integratie en
de uitkomsten van een maatschappelijke kostenbatenanalyse voor de trajecten
van Werk en Re-integratie Nr. BD2015-014552
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
6
Gemeente Amsterdam W E
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en
Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen
Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015
50 Taaleis Participatiewet Nr. BD2015-016982
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De commissie JC is hierbij uitgenodigd.
3 Decentralisaties
51 Wijze van uitvoering motie Innovatie Sociaal Domein (809) Nr. BD2015-016663
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT MIDDAGDEEL
Deelnemingen
52 Onderzoek van de rekenkamer naar Afval Energiebedrijf Amsterdam (AEB) Nr.
BD2015-016945
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 16.12.2015).
7
| Agenda | 7 | train |
me dg
ddin/d-OJ- OF |
Rapd=
Beh. amb/aid:
Sectantorfd
Dd
RAADSADRES Noordermarkt sta terras
Kopie aan:
DQ
Amsterdam 12 september 2009 3 fo
Aan de leden van de Commissie Algemene Zaken van de Deelraad Centru â
| archelcode- 97-35 S-p
Ik heb begrepen dat in de commissie vergadering van aanstaande woensdag s0f. |
petitie van AilAmsterdam en de reactie van mevrouw Iping daarop
besproken zal worden. Graag wil ik mede namens velen van mijn buren (QBen: WO
en rond de Noordermarkt mijn zorg uitspreken over de huidige
ontwikkelingen omtrent het toestaan van sta-terrassen.
De afgelopen jaren hebben wij op de Noordermarkt goed kunnen zien waar
een sta-terras toe leidt: het leidt tot uitwaaiering, herrie,
verloedering en vervuiling. Dat alles veroorzaakt overlast, niet alleen
voor bewoners maar cok voor passanten die gewoon op de stoep willen
lopen. De hele discussie gaat niet over staan OP een terras (dat kan niet
omdat het terrasmeubilair daar staat), het gaat om staan NAAST een terras (zie
bijgaande foto).
Slechts een paar jaar terug heeft het Stadsdeel Centrum een nieuwe horeca nota
vastgesteld, met instemming van alle partijen. Eén van de speerpunten
in de nota was de eis dat de horecaondernemer mede verantwoordelijk was
voor de handhaving en het voorkomen van overlast. Dat alles om wonen,
werken en recreëren in de binnenstad in balans te houden. Als bewoners
hebben wij sterk het gevoel dat dit grondig mislukt is, De horeca
ondernemers op de Noordermarkt en het stadsdeel centrum hebben de
sta-terrassen 's avonds laat jarenlang laten ontstaan zonder in te grijpen.
Als bewoners zijn wij zeker niet tegen terrassen, sterker nog wij vinden ze
juist een aanwinst voor de buurt. Waar het mis gaat is dat er excessen
onstaan en het tijdstip waarop deze ontstaan. Als voorbeeld neem ik
café Finch en Café Proust die naast elkaar gevestigd zijn aan de
noordzijde van de Noordermarkt. Beide café's hebben een klein terras
met 2 tot 3 tafels waar met een optimale bezetting misschien 20 mensen
kunnen zitten. Kleinschalig en ons inzien goed passend qua maatvoering
in de buurt.
Maar laten wij de situatie op de foto nu eens goed bekijken: daar tel ik 18
mensen zittend aan de tafels en ruim 49 mensen staand met een pilsje in hun
hand. Deze foto is genomen rond een uur of 5 's middags. 's Avonds vanaf een
uur of 11 nemen deze aantallen nog fors toe waardoor er geregeld (iedere
vrijdagavond en soms ook op de donderdag en de zaterdag avond) ruim 100
personen staan NAASTde vergunde terrassen. En dat veroorzaakt voor veel
omwonenden overlast. Overlast in de vorm van herrie (mensen die een slok op
hebben praten hard), troep (peuken, gebroken glas, kots etc.) en irritatie
(belletje trekken bij "de klagende buren"). In een dergelijke situatie
raakt de balans verstoord: de uitgaansfunctie overheerst en dat is ons
ineens niet afgesproken.
Wij willen niet ieder weekeind moeten vluchten voor de overlast!
Derhalve verzoeken wij u om NIET toe te geven aan de eis van Ai!Amsterdam om
nn ee de ee
Í
$
À
| sta-terrassen toe te staan.
| Bovendien verzoeken wij u de handhaving door de dienst Stadstoezicht te
i hervatten.
| Tot slot zou het in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen volgende
Í jaar goed zijn als de partijen zich sterk maken voor een inzet op
kwaliteit in plaats van het verkwanselen van de stad aan de hoogste
bieder. Amsterdam is juist door zijn mix een prachtige stad, laten we
daar met z'n allen zuinig op zijn.
|
|
|
J
1
|
Í
}
$
|
l
|
\
|
í
i
|
|
Ì à
$
ï
Í
d
Ea ot ES E, > DE ï f Ka ad ri à ' ; \ a 4
hts hk ‘ î ï 5 k 3 Kk
:, » -ò je | 7 ki El \ i b %
'e rf zer! be W À 3 4
; p A 8 ki }
pe ä OD en pa jn Y ï SE
R À t En „ol vh A
| 3 _$ Et (A Ek '
ZR yy) ENNE
Pe ì ” k En) ik Ì 3 H \ 5 É
| p | k: Da 4 Ed | En \ \ S Rm
js fi k 8 IJ
A À s A A
, Nas Tk Nn
RAR
% F á Fi Á Ei kV 6 é
En A 3 ki
4 . d | HI 8 n |
dl ° | ' : is en \ k
$ AO
ek 0 ER
| \ EE
8 \ / zi} 8 Ì a
sn 4 Ll Ä
} á € : je \ ï KS É |
ee Wid K n 8 id
he Iek
ï | 8 K
D aad id ne È A
LE Wi ES KA
ha ki u
Bezoekadres x Gemeente Amsterdam
Amstel 1
1011 PN Amsterdam Stadsdeel Centrum
Postbus 202 2x Sector Bouwen en Wonen
1000 AE Amsterdam Afdeling Ruimtelijk Beleid
Telefoon 14 020 €
Fax 020 552 4433
waw centrum amsterdam nl C Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 14 Nov. 2008
Ons kenmerk 09-123/6 (23 -€3e / 5)
Uw kenmerk
Behandeld door Luuk Appelman
Rechtstreekse nummer 020 552 4465
Faxnummer 020 552 4227
Bijtage
Onderwerp Beantwoording raadsadres terrassenbeleid Noordermarkt
Geachte ia … ee
In uw raadsadres van 12 september 2009 verzoekt u stadsdeel Centrum om geen gehoor
te geven aan de oproep om sta-terrassen toe te staan.
Allereerst willen wij u laten weten dat we het heel belangrijk vinden dat u, als bewoner,
zich mengt in de discussie over terrassen die afgelopen Zomer is ontstaan. Voor een
evenwichtige debat daarover is het van belang dat verschillende groepen met
verschillende belangen zich in deze discussie laten horen.
Het beleid van het stadsdeel is gebaseerd op de visie dat de balans tussen wonen,
werken en uitgaan naast elkaar moeten kunnen bestaan. Hoewel dat op sommige plekken
spanningen met zich meebrengt is functiemenging in het algemeen zeer gewenst en
vormt het de kracht van de binnenstad.
In 2008 zijn zowel de Terrassennota als het Horecabeleidsplan vastgesteld. Ook daarbij is
het uitgangspunt geweest dat recht wordt gedaan aan de verschillende belangen, zonder
dat één daarvan de overhand krijgt. Het tegengaan van overlast speelt in beide
beleidsnotities een grote rol.
Het verbod op staterrassen staat in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Sinds
de invoering van het rookverbod per 4 juli 2008, nemen rokende horecabezoekers steeds
vaker hun toevlucht tot het terras, zeker als in de horecagelegenheid geen rookruimte ís
gecreëerd. Dit leidt tot meer staande bezoekers op het terras, al dan niet rokend en/of
drinkend, hetgeen substantieel meer overlast voor de buurt kan veroorzaken, Het is de
8 Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 54, 53 en 54 halte Waterlooplein.
17 november 2009 Gemeente Amsterdam
09-12376 Stadsdeel Gentrum
Pagina 2 van 2
vraag of het aanpassen of schrappen van het betreffende APV-artikel, recht doet aan
deze situatie.
De vraag om de APV aan te passen is in behandeling bij het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente Amsterdam. Het college acht het vinden van een juiste
balans tussen wonen, werken en uitgaan in de stad, evenals stadsdeel Centrum, van
groot belang en wil daar zorgvuldig mee omgaan. Het college is van mening dat een
brede discussie noodzakelijk is om antwoord te kunnen geven op de vraag of het verbod
op staterassen wel of niet geschrapt dient te worden.
In de Raadscommissie Algemene Zaken van de gemeente Amsterdam van 27 augustus
2009 heeft het college toegezegd dat het college in het voorjaar met een notitie komt.
Hierin zullen bovenstaande aspecten in beeld worden gebracht en wordt een indruk
gegeven hoe in andere steden omgegaan wordt met staand drinken op terrassen. De
notitie dient als uitgangspunt voor een debat in de Gemeenteraad, waarbij u ook wordt
uitgenodigd om een bijdrage te leveren. Zodra duidelijk is wanneer dit punt op de agenda
staat, zult u hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld door de Raadsgriffie van de
Gemeente Amsterdam.
Momenteel vindt een buurtonderzoek plaats naar het terrassenbeleid in de Jordaan. Naar
aanleiding daarvan zal het gebiedsgerichte terrassenbeleid voor de Jordaan
geëvaluaeerd worden, Uw raadsadres zal deel uitmaken van deze evaluatie. Overigens
wordt tegen staand of zittend drinken buiten het vergunde terras door het stadsdeel
handhavend opgetreden.
Als u vragen heeft naar aanleiding van deze brief, kunt u contact opnemen met dhr. L. |
Appelman, beleidsadviseur horeca bij stadsdeel Centrum, bereikbaar van maandag tot en
met vrijdag via lappelman@centrum amsterdam.nl.
Met vriendelijke groeten,
het dagelijks bestuur, we
/ | : EN |
jd Û 4 d ä & 4 d
Anneke Eurelings EIS onl
Stadsdeelsecretaris stâdsdeelvoórzitter
\
4
2
| Raadsadres | 5 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1393
Publicatiedatum 28 december 2018
Ingekomen onder
Ingekomen op woensdag 19 december 2018
Behandeld op woensdag 19 december 2018
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Schijndel inzake het behoud van zorgboerderij de Boterbloem
(onderzoek juridische houdbaarheid samenwerkingsovereenkomst Lutkemeerpolder)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de bestuurlijke reactie op motie nr. 2018-316 van
de voormalige raadsleden Nuijens en Geenen inzake het uitwerken van meerdere
scenario’s voor het behoud van (zoveel mogelijk van) de functie van zorgboerderij de
Boterbloem (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1330).
Constaterende dat:
— het college voornemens is in de Lutkemeerpolder te starten met de ontwikkeling
van het Business Park Amsterdam Osdorp (BPAO);
— voor de ontwikkeling van het BPAO in 2009 een samenwerkingsovereenkomst is
gesloten tussen de gemeente Amsterdam, SADC en SEKU B.V (ontwikkelaar);
— het college voornemens is Reserveringsovereenkomsten te sluiten;
— het Gerechtshof Amsterdam omkoping door een van de betrokkenen bij de
samenwerkingsovereenkomst heeft vastgesteld.
Overwegende dat:
— door de vastgestelde omkoping de samenwerkingsovereenkomst mogelijk
juridisch onhoudbaar is;
— als consequentie het college moet onderzoeken of de gesignaleerde gebreken in
de constructie van SADG, GEM Lutkemeer en Seku BV kunnen worden
gerepareerd;
— het in dat kader niet in de rede ligt reeds in de eerste helft van 2019 te starten met
het sluiten van Reserveringsovereenkomsten voor kavels in de Lutkemeerpolder.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Te onderzoeken:
1) hoe Seku BV zo snel mogelijk uit de constructie kan worden verwijderd,
2) of de gemeente en haar partners met de SADC/GEM Lutkemeer-constructie willen
doorgaan, of aan een eenvoudiger constructie de voorkeur geven.
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1387 Motie
Datum 28 december
2018
En daarover binnen een half jaar aan de Raad te rapporteren.
Het lid van de gemeenteraad
A.H.J.W. van Schijndel
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 27 mei 2021
Ingekomen onder nummer 370
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Khan en Van Soest inzake de
Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid (Uitwerking draagvlak)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het vaststellen van de Regionale Energiestrategie Noord-Holland Zuid,
Overwegende dat:
— _ Draagvlak essentieel is voor het slagen van de energietransitie;
— _ Draagvlak in Amsterdam gedefinieerd moet worden op het niveau van de zoekgebieden;
— De Raad van State heeft bepaald dat inwoners binnen 1500 meter van een windturbine
overlast kunnen ervaren en dus belanghebbende zijn;
— _Waardedaling van woningen significant is tot zeker 2 km en een aantasting van de
leefbaarheid en het woongenot weerspiegelt, en daarmee dient te worden aangemerkt als
zaak van ‘goede ruimtelijke ordening! in de Wro;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Voordat toestemming wordt gegeven tot het plaatsen van een windturbine het draagvlak ervoor
te meten en aan dat draagvlak de volgende voorwaarden te verbinden:
1. binnen een afstand van 750 meter van een windturbine is minimaal 75 procent van de
bewoners voorstander van de plaatsing van de windturbine;
2. binnen een afstand van 750 tot 1500 meter is minimaal 5o procent voorstander;
3. dit draagvlak wordt gemeten middels een enquête;
4. de vraagstelling vindt plaats nadat het project tot in meetbare details is vastgesteld, waarbij
een informatiefolder wordt verspreid onder inwoners met een neutrale weergave van zowel
de voordelen als de nadelen, die wordt geformuleerd in samenspraak tussen voor en
tegenstanders;
5. indien uit de Health Impact Assessment blijkt dat er ernstige overlast te verwachten is, en
daarmee ook het risico van gezondheidsschade, gaat dat boven eventueel positief draagvlak.
Gemeente Amsterdam Status _
Pagina 2 van 2
Indieners
D.T. Boomsma
K.M. Kreuger
S.Y. Khan
W. van Soest
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 500
Publicatiedatum 6 juni 2018
Ingekomen onder u
Ingekomen op woensdag 30 mei 2018
Behandeld op woensdag 30 mei 2018
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Boomsma inzake het coalitieakkoord 2018 2022 “Een nieuwe lente
en een nieuw geluid” (monitor en voorkom zoekverkeer).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2018-2022, getiteld: “Een nieuwe
lente en een nieuw geluid” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456).
Overwegende dat:
— het coalitieakkoord het doel en voornemen bevat om onderzoek te doen naar
het opheffen van 7 tot 10.000 parkeerplaatsen in het kader van de ‘Agenda
Amsterdam Autoluw’
— het opheffen van parkeerplaatsen zeker in wijken met een hoge parkeerdruk, leidt
tot extra zoekverkeer naar vrije parkeerplaatsen;
— zoekverkeer leidt tot grote frustratie door de zoekende automobilist, maar ook tot
extra verkeersbewegingen en extra luchtvervuiling.
Spreekt uit:
Dat maatregelen in het kader van de 'Agenda Amsterdam Autoluw’ niet mogen leiden
tot een (significante) toename van het zoekverkeer.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in het onderzoek in het kader van de Agenda Amsterdam Autoluw naar
de haalbaarheid van het verwijderen van parkeerplaatsen in ieder geval ook
te het risico dat als gevolg daarvan de parkeerdruk en het 'zoekverkeer' toeneemt
te betrekken, alsmede maatregelen om dat te voorkomen.
Het lid van de gemeenteraad,
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1654
Ingekomen op 16 oktober 2019
Ingekomen in raadscommissie WB
Te behandelen op 6/7 november 2019
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma en Naoum Néhmé inzake de Begroting 2020
(Aanscherping mitigerende maatregelen woningbouw)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2020.
Constaterende dat:
— op pagina 219 van de Begroting 2020 staat dat ‘de regels voor nieuwbouw zoals
de 40/40/20, het beleid voor middeldure huurwoningen en een
verhuurverbod/woonplicht' mogelijk de animo om die woningen te realiseren doet
verminderen;
— als maatregelen hiertegen ‘actief monitoren’ en een 'marktconsultatie' worden
voorgesteld.
Overwegende dat:
— de beschreven risico's reëel zijn en zich zeer waarschijnlijk in de praktijk zal
voordoen, aangezien streefcijfers voor middenhuur worden niet gehaald worden
en beleggers hebben aangegeven Amsterdam minder interessant te vinden voor
woningbouwprojecten;
— _nog meer monitoren en consulteren geen zin heeft, omdat de gemeente dit reeds
lange tijd doet en deze voorgenomen maatregelen te vaag en te vrijblijvend zijn;
— deze mitigerende maatregelen daarom nader omschreven zouden moeten
worden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. De impact van verschillende beleidsvoorschriften (waaronder de
duurzaamheidseisen, het grondprijzenbeleid, 40/40/20 en het
antispeculatiebeleid) op de woningbouw in Amsterdam door te rekenen;
2. Deze doorrekening te formuleren in termen van het te verwachten aantal in
aanbouw genomen woningen;
3. De raad te informeren over de resultaten van dit onderzoek.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
H. Naoum Néhmé
4
| Motie | 1 | discard |
N Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
x Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 584
Ingekomen op 19 mei 2020
Behandeld op 20 mei 2020
Status verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Nanninga, Kreuger en Poot inzake de actualiteit corona (geen
invoering reclamebelasting 2021)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit corona,
Overwegende dat:
-__ allerlei sectoren vanwege de lockdown en de bijbehorende maatregelen om
de verspreiding van het coronavirus te voorkomen hun activiteiten tijdelijk
hebben moeten staken dan wel hun zaken tijdelijk hebben moeten sluiten;
-__ veel branches vanwege de lockdown in financieel zwaar weer verkeren, en
het gemeentebestuur deze zoveel mogelijk moet helpen er weer bovenop
te komen;
- het college heeft besloten de reclamebelasting pas op 1 januari 2021 in te
laten gaan, zodat er in 2020 geen reclamebelasting geheven wordt;
-__ ondernemers en zeker kleine ondernemers er financieel nog meer bij
gebaat zijn als de reclamebelasting helemaal afgeschaft wordt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De reclamebelasting voor ondernemers helemaal af te schaffen (en dus niet in te
voeren per 2021).
De leden van de gemeenteraad
Nanninga
Kreuger
Poot
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1544
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 9 november 2016
Ingekomen onder BH
Behandeld op 10 november 2016
Uitslag Ingetrokken en vervangen door BH’
Onderwerp
Motie van de leden Groot Wassink, Boomsma en Moorman inzake de Begroting
2017 (red Het Landje).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Overwegende dat:
— Het voortbestaan van het zogenoemde Het Landje onder druk staat door de
vastgoedtaakstelling.
— Het Landje een onmisbare voorziening voor de stad is.
— Het stadsbestuur in overleg is met de bestuurscommissie Nieuw-West om te
bezien of Het Landje behouden kan worden.
— Deze onduidelijkheid ongewenst is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
het aangepaste bezuinigingsvoorstel van de bestuurscommissie Nieuw-West, zoals
vastgesteld op 5 oktober 2016 over te nemen en hiertoe een begrotingswijziging aan
de raad voor te leggen opdat Het Landje behouden blijft.
De leden van de gemeenteraad
B.R. Groot Wassink
D.T., Boomsma
M. Moorman
4
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 675
Publicatiedatum 28 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer A.H. van Drooge van
24 april 2013 inzake de onder druk staande maatschappelijke acceptatie van
het erfpachtstelsel en de gevolgen daarvan.
Amsterdam, 23 augustus 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller:
In de jaarrekening 2012 van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA) is
op de bladzijde 99 het volgende te lezen:
“Mede door een aantal erfpachtkwesties die negatief in de publiciteit zijn gekomen
staat de maatschappelijke acceptatie van het erfpachtstelsel als geheel onder
druk. Erfpachters zijn daardoor steeds vaker geneigd in verweer te komen bij
canonherzieningen, bestemmingswijzigingen en andere contractveranderingen
die tot aanpassing van canonbetalingen of afkoopsommen leiden.
Beroepsprocedures, invorderingsprocedures, acceptatietermijnen en rechtszaken
nemen toe. Opbrengsten komen onder druk te staan”
En op bladzijde 98:
“De gemeente wordt geconfronteerd met een toenemend aantal rechtszaken (met
name over hoogte erfpachtcanons en afkoopsommen). Daarnaast neemt de
lengte en de complexiteit van de juridische procedures toe. Een aantal
rechtszaken kan bovendien fundamentele consequenties voor het erfpachtstelsel
hebben. De precedentwerking van bepaalde rechterlijke uitspraken is een reëel
risico.”
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 24 april 2013, namens de fractie van
de CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing Os Gemeenteblad
Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
1. Hoeveel beroepsprocedures, invorderingsprocedures, acceptatietermijnen
en rechtszaken met betrekking tot erfpacht heeft de gemeente de afgelopen
vijf jaar gevoerd? In hoeverre is daar sprake van een toename? Kan het
college dat middels een overzicht inzichtelijk maken?
Antwoord:
De tekst waarover de vragen worden gesteld, betreft de zogenoemde
risicoparagraaf. Deze risicoparagraaf is bedoeld om mogelijke toekomstige
risico’s te beschrijven en beoogt om beter inzichtelijk te maken waarom bepaalde
kosten in de komende jaren mogelijkerwijs zullen toenemen. De cijfers uit de
jaarrekening 2012 en de toelichting in de risicoparagraaf maken duidelijk dat er
steeds meer en steeds intensiever een beroep wordt gedaan op de capaciteit van
Bureau Erfpacht en dat de kans bestaat dat dit de komende jaren zal toenemen.
De externe juridische kosten liggen de afgelopen jaren min of meer op hetzelfde
niveau. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat deze kosten de komende jaren
hoger zullen zijn dan voorgaande jaren. Wel wordt de verwachting uitgesproken
dat het aantal wanbetalers zal toenemen.
Rechtszaken
Hieronder vindt u een overzicht van het aantal rechtszaken dat is opgestart in de
periode 2008-2012. Onder rechtszaken wordt hier verstaan de procedure vanaf
de eerste aanleg bij de Rechtbank, de eventuele hoger beroepsprocedure en een
eventuele cassatieprocedure. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in rechtszaken
die zijn aangespannen door de erfpachter dan wel door de gemeente.
In onderstaand overzicht wordt uiteengezet hoeveel rechtszaken per jaar zijn
gestart.
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het aantal gestarte rechtszaken nauwelijks is
toegenomen in de periode 2008-2012. Desalniettemin is het aantal lopende
rechtszaken wel toegenomen, hetgeen samenhangt met het gegeven dat
procedures die bijvoorbeeld in 2008 zijn gestart in 2012 nog kunnen lopen.
In 2008 waren er 8 rechtszaken inzake erfpacht aanhangig bij de Rechtbank,
het Hof en de Hoge Raad. In 2012 was dit aantal toegenomen tot 13. Eén van
deze 13 rechtszaken betreft een in 2010 opgestarte, zeer omvangrijke procedure
waarbij circa 600 erfpachters zich hebben aangesloten (de zgn. SEBA-zaak).
De bij deze rechtszaak aangesloten erfpachters zijn vanzelfsprekend niet
individueel in een juridische procedure betrokken. Daarnaast zijn enkele reeds
opgestarte juridische procedures in verband met deze omvangrijke juridische
procedure aangehouden.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing Os Gemeenteblad
Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
Op 5 juni 2013 heeft de Rechtbank in deze procedure een uitspraak gedaan.
Aangezien voor beide partijen nog de mogelijkheid bestaat om hoger beroep aan
te tekenen tegen dit vonnis, kan het college nu nog geen uitspraken doen over
wat dit betekent voor de aangesloten erfpachters.
Aantal incassoprocedures
Het aantal incassoprocedures over de periode 2008-2012 laat het volgende beeld
zien.
In 2011 is het aantal incassoprocedures ten opzichte van 2010 meer dan
verdubbeld. Hier zijn de effecten van de economische crisis voor zowel de
particuliere als de bedrijfsmatige erfpachters te zien. Dat daarna in 2012 een
afname van het aantal incassoprocedures waarneembaar is, heeft mede te
maken met het feit dat meer incassoprocedures zijn opgezet waarvoor
verhoudingsgewijs meer uitzoekwerk nodig was voordat de vorderingen naar het
incassobureau verzonden kon worden.
2. Kan het college daarbij eveneens inzichtelijk maken met welke
kostenstijging voor de gemeente dat gepaard is gegaan? Kan het college
daarbij ingaan op welke extra kosten gemaakt zijn en welke inkomsten er
niet of met vertraging binnen komen?
Antwoord:
Het debiteurenrisico op bedrijfsmatige erfpachtrechten is groter dan bij
erfpachtrechten met de bestemming wonen omdat:
= het bij bedrijfsmatige erfpachtrechten vaak om grotere bedragen gaat;
=de uiteindelijke waarborg (namelijk veiling van het structureel wanbetalende
erfpachtrecht) voor een (doorgaans courante) woning tot een zekerder
uitkomst leidt dan voor minder courante failliete objecten (voor unieke, grote
objecten bestaat veel minder markt).
Op basis van een totaalbestand van uitstaande vorderingen wordt op basis van
de leeftijd van de oninbare vordering en specifieke kennis van bepaalde dossiers
een schatting gemaakt of vorderingen oninbaar zijn of niet. Als de kans groter is,
dat een vordering niet binnen komt, wordt een groter percentage van de
openstaande vordering afgeboekt naar de voorziening ‘dubieuze debiteuren’.
De gemeente heeft de laatste 5 jaar op basis van deze inschatting de volgende
bedragen afgeboekt, omdat (vooral) erfpachters op bedrijfsmatige erfpachtrechten
in een aantal gevallen hun vorderingen niet meer kunnen voldoen:
3
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 26 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
Oninbare vorderingen (“min)
2
Deze afboeking geeft de beste indicatie van welke inkomsten er niet of met
vertraging binnen komen.
Vanwege het faillissement van één projectontwikkelaar met één grote
canonschuld, was het bedrag aan oninbare vorderingen in 2009 heel hoog. Met
uitzondering van 2009, waren de oninbare vorderingen tot en met 2010 relatief
laag. In 2011 had de financiële crisis ook effect op de erfpachters met
bedrijfsmatige erfpachtrechten en nam het bedrag aan oninbare vorderingen toe.
Vanaf 2013 is gezien de ontwikkeling van de laatste jaren en de negatieve
ontwikkeling bij een aantal bedrijfsmatige erfpachtrechten daarom in de jaarlijkse
begroting een structureel bedrag van € 1,5 miljoen opgenomen in verband met
niet-betalende debiteuren. Dit bedrag is gelijk aan 0,75% van de omzet.
Daarnaast heeft de gemeente de volgende externe juridische kosten wegens
procesvertegenwoordiging gemaakt vanwege de diverse rechtszaken die tegen
de gemeente vanwege erfpacht worden gevoerd:
Juridische kosten procesvertegenwoordiging (*mIn)
Hier is te zien dat de kosten de afgelopen jaren min of meer op hetzelfde niveau
liggen.
3. Huurders worden middels gemeentelijke subsidies aan verschillende
organisaties gesteund bij eventuele conflicten met verhuurders. In hoeverre
geldt dit ook voor erfpachters en huiseigenaren bij een eventueel conflict
met de erfverpachter, de gemeente? En wanneer daar een verschil tussen
blijkt te zijn: waarom worden erfpachters niet op dezelfde wijze ondersteund
door de gemeente als huurders?
Antwoord:
De gemeente kent geen subsidieregeling voor de ondersteuning van erfpachters.
In het geval van erfpacht is de gemeente de wederpartij en wordt de erfpachter
‘beschermd’ door de objectieve waarborgen van (de beginselen van) behoorlijk
bestuur en de daarbij behorende mogelijkheden, zoals het indienen van een
klacht bij de Ombudsman.
4
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing Os Gemeenteblad
Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
Voorts is een erfpachtovereenkomst een privaatrechtelijke overeenkomst en de
gemeente verricht derhalve een privaatrechtelijke rechtshandeling.
Tevens zal vrijwel altijd een recht van hypotheek gevestigd moeten worden bij de
aankoop van een woning op erfpacht. Hierbij zullen door een tussenpersoon dan
wel door de hypotheekverstrekker de voorwaarden van het erfpachtrecht worden
beoordeeld om te bepalen of de canon tussentijds significant zal stijgen. De
tussenpersoon/hypotheekverstrekker is hierbij op basis van de Wet op het
financieel toezicht gehouden om de erfpachter te wijzen op mogelijke financiële
consequenties. Ook de bij de overdracht betrokken makelaars en de notaris zijn
verplicht om de erfpachter te informeren over eventuele toekomstige wijzigingen
van de canon en andere voor de erfpachter van belang zijnde zaken.
Ons College ziet daarom geen aanleiding tot aanvullende ondersteuning middels
een subsidie.
4. Welke rechtszaken worden er thans gevoerd die mogelijk fundamentele
consequenties hebben voor het erfpachtstelsel? Welke precedentwerking
vreest het college? Graag een toelichting.
Antwoord:
Op dit moment is er een omvangrijke juridische procedure aanhangig die mogelijk
gevolgen kan hebben voor het erfpachtstelsel (SEBA). Een aantal grondslagen
van het huidige erfpachtstelsel worden in deze zaak ter discussie gesteld,
waaronder de bevoegdheid van de gemeente om de algemene bepalingen en de
canon aan het einde van het tijdvak te herzien op de wijze zoals zij dat nu doet.
Daarnaast wordt vernietiging gevorderd van vier taxatierapporten, wegens
schending van het motiveringsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor.
De Rechtbank heeft in deze zaak op 5 juni 2013 een uitspraak gedaan. De
Rechtbank oordeelt onder andere dat de Gemeente de bevoegdheid toekomt om
de algemene bepalingen en de canon (op basis van de actuele grondwaarde) te
herzien aan het einde van het tijdvak, en vernietigt daarnaast de vier in het geding
zijnde taxatierapporten wegens een gebrek aan motivering en een gebrek aan
hoor- en wederhoor. Op basis van de rechtbankuitspraak verwacht het college
niet dat deze procedure fundamentele consequenties zal hebben voor het
erfpachtstelsel. Het vernietigen van de vier in het geding zijnde taxatierapporten
zou mogelijk precedentwerking kunnen hebben voor erfpachters die in het
verleden niet akkoord zijn gegaan met het taxatierapport en daarom de akte
canonherziening niet hebben gepasseerd. Omdat dit vonnis van zeer recente
datum is, kan het college hier nu nog geen finale uitspraak over doen.
Aangezien voor beide partijen beroepsmogelijkheden open staan tot 5 september
2013, bestaat de mogelijkheid dat een uitspraak in finale instantie nog enige tijd
op zich zal laten wachten.
Afgezien van zuivere incassozaken, kunnen alle andere juridische procedures die
op dit moment aanhangig zijn in potentie invloed hebben op het erfpachtstelsel.
Het is mogelijk dat in deze procedures uitspraken worden gedaan die voor het
functioneren van het stelsel van belang kunnen zijn. Ook hierover kan het college
zich echter nog geen oordeel vormen.
5
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing Os Gemeenteblad
Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
5. In welke mate hebben de afgelopen vijf jaar beroepsprocedures en
rechtszaken van erfpachters tegen de erfverpachter, de gemeente, positief
uitgepakt voor de erfpachter, in de zin dat er bijvoorbeeld een lagere
erfpachtcanon is vastgesteld? Welke bijstelling van de verwachte
erfpachtopbrengsten heeft het OGA als gevolg daarvan moeten maken”?
Antwoord:
In de periode 2010-2012 hebben 6 rechtszaken geleid tot een lagere vaststelling
van de erfpachtcanon of een lagere vaststelling van de openstaande rente.
Aantal rechtszaken waarbij de canon of rente lager is
vastgesteld 3 1 2
Lager vastgestelde canon of rente (*€ 1.000 11 17 450
Bij één rechtszaak die eindigde in 2012 waren de financiële belangen groot en
ging het geschil over de rente die verschuldigd is bij de project-
ontwikkelaarsregeling. Hierbij werd uiteindelijk € 170.000 aan rente ontvangen
terwijl € 619.000 was geëist (€ 619.000 -/- € 169.M0= € 450.000).
Op dit moment zijn de financiële consequenties zo gering op het totaal bedrag
aan erfpachtopbrengsten, of hebben ze betrekking op een zeer specifiek geval
(namelijk de renteopbrengsten bij de projectontwikkelaarregeling), dat de
verwachte erfpachtopbrengsten voor de komende jaren vanwege juridische
uitspraken niet naar beneden zijn bijgesteld.
6. Het college meldt dat er afnemend maatschappelijk draagvlak is voor
erfpacht. Welke conclusies verbindt het college daaraan? Is het college met
de CDA-fractie van mening dat het aantal toegenomen beroepsprocedures
en rechtszaken van erfpachters tegen de gemeente inherent is aan de keuze
voor het behouden van het onrechtvaardige stelsel van de gedwongen
voortdurende erfpacht? En dat de aangekondigde ‘modernisering’ van het
erfpachtstelsel derhalve geen soelaas zal bieden, en dat dus de oplossing
ligt in een hervorming naar eeuwigdurende erfpacht met afkoop-
mogelijkheid en de keuzevrijheid om de grond eventueel te kopen?
Antwoord:
Het erfpachtstelsel in zijn huidige vorm wordt door veel partijen, onder andere
door erfpachters en banken, ervaren als complex, onduidelijk en risicovol. De
canon maakt vaak aan het einde van een tijdvak een enorme sprong omhoog.
Deze canonherziening leidt dan tot een aanzienlijke stijging van de woonlasten.
Voor de meeste betrokkenen is de canonberekening bij het eind van een tijdvak
onduidelijk. De dreiging van een canonsprong en de onduidelijkheden rond de
canonherziening kunnen er voor zorgen dat banken terughoudend zijn bij
financiering van woningen op erfpachtgrond. Het komt voor dat kopers daardoor
moeilijker de financiering van hun nieuwe huis rond krijgen, waardoor eigenaren
moeilijker hun huis kunnen verkopen. Dit alles zorgt voor een afnemend
draagvlak voor het erfpachtstelsel in zijn huidige vorm.
6
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neng Î Gemeenteblad
Datum 26 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013
Het besluit tot modernisering van het erfpachtstelsel is de conclusie die het
college heeft verbonden aan dit afnemend maatschappelijk draagvlak.
De principes van het erfpachtstelsel staan niet ter discussie. In maart 2012 zijn de
principes van het erfpachtstelsel herbevestigd door de gemeenteraad. Het college
ziet dan ook geen reden om aan deze principes van het erfpachtstelsel te tornen.
Het college deelt niet de mening van het CDA dat het aantal toegenomen
procedures tegen de gemeente inherent is aan de keuze voor dit erfpachtstelsel.
Wel ziet het college mogelijkheden voor verbetering en verwacht dat de
voorgestelde maatregelen in het kader van de modernisering ervoor zorgen dat
het draagvlak voor het erfpachtstelsel zal toenemen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 868
Publicatiedatum 11 oktober 2013
Ingekomen op 9 oktober 2013
Ingekomen in raadscommissie VVL
Te behandelen op 6/7 november 2013
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Manuel inzake de begroting voor 2014 (minder fijnstof
in de stad).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— het verbeteren van de luchtkwaliteit van groot belang is voor het milieu in de stad
en de gezondheid van Amsterdammers;
— Amsterdam op de goede weg is om de Europese normen voor luchtkwaliteit te
halen;
— desondanks op een aantal locaties (de Prins Hendrikkade, de Valkenburgerstraat
en de Stadhouderskade) de normen waarschijnlijk niet zullen worden gehaald;
— _ het college diverse extra maatregelen heeft aangekondigd die bijdragen aan een
betere luchtkwaliteit;
— Indien deze extra maatregelen niet genoeg blijken te zijn om ook op de drie
problematische locaties de luchtkwaliteit voldoende te verbeteren er andere
aanvullende maatregelen moeten worden getroffen;
— daarbij kan worden gedacht aan overslagstations aan de randen van de stad
waarvandaan goederen en personen met schone (elektrische) vervoersmiddelen
de stad in rijden. En aan technologisch innovatieve oplossingen. Bijvoorbeeld
(mobiele) fijnstoffilters zoals die in de industrie zijn ontwikkeld, of een
elektrostatisch veld boven de weg dat fijnstof opvangt,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— te onderzoeken welke technologisch innovatieve methoden kunnen worden
ingezet op specifieke locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden;
— hierover te rapporteren aan de raad;
— ditte betrekken bij de Evaluatie luchtkwaliteit van eind 2013 die in de begroting
wordt genoemd.
Het lid van de gemeenteraad,
LR. Manuel
1
| Motie | 1 | discard |
Gemee nte Bezoekadres
A d Amstel 1
mste raam 1011 PN Amsterdam
> < Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 22 juli 2020
Ons kenmerk
Onderwerp Verkamering Vrijheidslaan e.o.
Geachte ,
Op 18 juni 2020 ontvingen wij uw raadsadres inzake de verkamering op en rond de Vrijheidslaan.
De gemeenteraad heeft mij op 1 juli 2020 gevraagd uw raadsadres te beantwoorden. Dit doe ik in
deze brief.
In de eerste plaats hartelijk dank voor het signaal over de verkamering in uw buurt, ik hoor graag
wat er in de buurten speelt. Ik begrijp vw zorgen over de toenemende verkamering. Deze zorgen
leefden ook bij de gemeenteraad. Daarom zijn per 1 april 2020 quota ingesteld voor kamerverhuur.
Het aantal vergunningen per pand en per wijk is hiermee gemaximeerd. In uw wijk was het
maximaal aantal vergunningen op 1 april 2020 al bereikt. Dit betekent dat vergunningaanvragen
die na 1 april 2020 zijn ingediend, niet verleend zullen worden. Ik hoop dat dit v enigszins
geruststelt.
De gemeenteraad heeft er voor gekozen de quota in te voeren per 1 april 2020 om zo bestaande
kamerverhuursituaties de kans te geven een vergunning aan te vragen. Hiermee wilde de
gemeenteraad voorkomen dat er kamerbewoners van onvergunde kamerverhuur, als gevolg van
de quota, op straat zouden komen te staan.
Om eventvele overlast van vergunde kamerverhuur zoveel mogelijk te voorkomen zijn er
daarnaast verschillende voorwaarden aan de vergunning verbonden. Zoals de eisen aan de
geluidsisolatie bij verhuur van vier of meer kamers, het maximum van een bewoner per kamer en
de verplichte aanwezigheid van een woonkamer{/keuken.
Met de regels voor kamerverhuur wil de gemeenteraad enerzijds woonruimte realiseren voor een
grote groep woningzoekenden die anders moeilijk woonruimte kan vinden. Tegelijkertijd is het
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 22 juli 2020
Pagina 2 van 2
doel een overmaat aan kamerverhuur te voorkomen en eventuele negatieve effecten van
kamerverhuur tegen te gaan.
Ik begrijp dat u bij het stadsdeel bezwaar heeft ingediend tegen een aantal van de verleende
vergunningen. Dit is de juiste manier om bezwaar aan te tekenen, omdat de stadsdelen de
vergunningen verlenen. Het stadsdeel zal dan ook uw bezwaren beoordelen.
Ik hoop dat u in de toekomst geen overlast zal ervaren, maar mocht dit wel zo zijn dan kunt u dit
aangeven via het Meldpunt Zoeklicht. Dan kan worden gecontroleerd of ook na het afgeven van
de vergunning de verhuur voldoet aan de voorwaarden.
Hopelijk zijn hiermee uw vragen voldoende beantwoord,
Met vriendelijke groet,
Laurens Ivens
Wethouder Bouwen en Wonen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Raadsadres | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Oost
Commissie Openbare Ruimte en Financiën
Agenda
datum 12 september 2011
aanvang 20:00 uur
plaats raadzaal, stadsdeelhuis Oranje-Vrijstaatplein 2
voorzitter Tiers Bakker (SP)
griffier Liesbeth Schreiner
1. Opening / vaststelling agenda
2. Insprekers (zonder geagendeerd onderwerp)
3. Concept-commissieweergave 16 juni 2011
4. Bestuurlijke jaar-/termijnagenda
| Ter advies aan de raad
5. BURAP 2011 (25 min)
6. Intrekking PRT plus wijziging tarieventabel bij legesverordening 2011 (20 min)
Il Bespreekpunten
7. Fietsagenda Oost (25 min)
8. Vernieuwing Beukenplein (25 min)
9. Actualiteiten
10. Sluiting
commissie Openbare Ruimte & Financiën 12 september 2011
| Agenda | 1 | train |
Ee 2923023775 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ
ersoneel en
et Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken
Organisatie ' ' ' '
x Amsterdam Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Algemene Zaken
Agendapunt 9
Datum besluit 31-10-2023
Onderwerp
Voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente/vertrouwen
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente.
Wettelijke grondslag
* Artikel 160, eerste lid, sub a van de Gemeentewet (voeren van het dagelijks bestuur van de
gemeente);
* Artikel 169 van de Gemeentewet (informatieplicht van het college van B en W aan de
gemeenteraad).
Bestuurlijke achtergrond
In de raadsinformatiebrief van 25 oktober 2022 is het vertrouwen tussen burger en overheid door het
college aan de orde gesteld en is beschreven wat ons gezamenlijk te doen staat, met daarbij een rol
voor de gemeenteraad, het college en de organisatie. Dit is de toegezegde voortgangsbrief.
Reden bespreking
nvt
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.13 1
VN2023-023775 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ
Personeel en % Amsterdam Oe ‚ ‚ In
et Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken,
Organisatie %
Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
20231031 voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente
AD2023-082171 nn
definitief.pdf (pdf)
AD2023-082159 Commissie AZ Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Hanneke Eijlders, h.eijlders® amsterdam.nl, 06 53369050
Gegenereerd: vl.13 2
| Voordracht | 2 | train |
4 Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 29 juni 2021
Portefeuille(s) Economische Zaken
Portefeuillehouder(s): Victor Everhardt
Behandeld door Economische Zaken + [email protected]
Onderwerp Afdoening motie 154.21 van de van de leden A.L. Bakker, Nadif, Kilic,
Martens, Flentge, Kat, Mbarki, Veldhuyzen, Ceder en Van Soest
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 10 maart 2021 heeft uw raad bij de behandeling van
het Economisch herstel- en investeringsplan en bijbehorende raadsbrief motie 154 van de leden
A.L. Bakker, Nadif, Kili, Martens, Flentge, Kat, Mbarki, Veldhuyzen, Ceder en Van Soest
aangenomen. In deze motie wordt het college gevraagd om bij de uitvoering van het Economisch
herstel- en investeringsplan nadrukkelijk in te zetten op het stimuleren van de ontwikkeling van
proefdiervrije onderzoeksmethoden binnen de LSH-sector om zo als gemeente de uitfasering van
dierproeven actief te bewerkstelligen.
Het College geeft als volgt vitvoering aan de motie.
De tweede pijler van het Herstel en Investeringsplan 2021-2024 is gericht op het aanjagen van
vernieuwing in duurzame groeisectoren waaronder gezondheid. Voor deze sector bestaat reeds
het actieprogramma Life Sciences & Health (Smart Health Amsterdam) dat in april 2019 door uw
raad is aangenomen. Binnen dit Smart Health Amsterdam programma wordt er volop op ingezet
om Amsterdam het centrum van gezondheid te maken in combinatie met kunstmatige
intelligentie (Al) en data sciences.
Door de inzet van datawetenschappen en Al bij nieuwe medicijnontwikkeling ontstaan steeds
betere modellen en nieuwe diervervangende testmethoden. Een voorbeeld hiervan is een test van
Sanquin gebaseerd op afweercellen vit donorbloed. Dankzij deze test kunnen bepaalde
medicijnen voortaan, zonder de inzet van proefdieren, op veiligheid worden getest. Deze en
andere alternatieve innovatieve testmethodes promoten we graag en doen we ons best voor om
verder te brengen. Ook op rijksniveau, waar de bevoegdheid ligt voor regelgeving rondom
proefdieren, wordt gewerkt aan het stimuleren van proefdiervrije innovatie.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 29 juni 2021
Pagina 2 van 3
In volgende voortgangsrapportages van het programma Smart Health Amsterdam zal het college
uw raad op deze punten nader informeren.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Victor Everhardt
Wethouder Economische Zaken
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 29 juni 2021
Pagina 3 van 3
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 3 | discard |
Bezoekadres
x Gemeente Bah
Ám ste rd am 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 414 020
x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum 26 september 2018
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door Hiske de Ridder, [email protected]
Kopie aan
Bijlage
Onderwerp __Uw raadsadres dd. 20 juni 2018 over ‘Alternatief voor campagne | live here’
Geachte
Op 20 juni 2018 stuurde v een brief aan de raad met als titel ‘Alternatief voor campagne | live here’.
U geeft hierin aan dat de campagne *| live here’ een paar weken na de voorzichtige start al mislukt
lijkt, omdat bewoners niet bereid zijn om een poster met hun gezicht op de voordeur te plakken en
de attentiewaarde van die deurposters vooral in de drukke straten nihil is. U geeft in overweging
om in de buurt op strategische plaatsen spandoeken te hangen om de toeristen erop te attenderen
dat ze te gast zijn in een woonwijk en dat het in de buurt verboden is om alcohol op straat te
nuttigen. Namens de raad beantwoord ik vw brief graag.
Medewerking van bewoners
U stelt dat de campagne | live here een paar weken na de voorzichtige start al lijkt te zijn mislukt,
onder meer omdat bewoners niet bereid zijn een poster met hun gezicht op de voordeur te
plakken. Tegelijk hebben we verschillende reacties ontvangen van bewoners die dat juist wel
willen of hun deur of raam ter beschikking stellen. Nadat de gemeente begin juni een
informatiebrief over de campagne had verstuurd, meldden circa 40 bewoners zich aan om ook op
de foto te gaan en zo actief mee te doen. Deze aanvullende foto’s zijn de afgelopen weken
gemaakt en in de buurt opgehangen, in samenwerking met bewoners en NV Zeedijk, 1012Inc. en
De Key. |
In het informatiecentrum | Live Here op de Lange Niezel 27 hangt een expositie van
bewonersportretten. Ook voor dit informatiecentrum hebben zich vrijwilligers aangemeld.
De campagne is vanaf het eerste moment in nauwe samenwerking met bewoners ontwikkeld en |
wordt aan het einde van 2018 geëvalveerd onder bewoners en ondernemers. Overigens hebben |
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2018 |
Kenmerk
Pagina 2 van 2
ook bewoners uit de Leidsebuurt en de directe omgeving van het Rembrandtplein interesse
getoond.
Spandoeken
Met u zijn wij van mening dat de attentiewaarde van de posters groter kan. In de overvloed van
borden, lichtjes en reclame-uitingen blijft het lastig om op een gepaste manier de aandacht te
trekken. Datzelfde geldt ook voor vw alternatief, spandoeken. Bovendien leiden nog meer |
objecten in de openbare ruimte tot nog meer druktebeleving. Terwijl de gemeente zich juist |
inspant om het straatbeeld rustiger te krijgen. Alleen bij hoge uitzondering maken we daarom |
gebruik van spandoeken.
Over het handhaven van het alcoholverbod stuurde u de raad ook een brief, op 3 juni 2018. U
ontving hierover een reactie van de waarnemend burgemeester op aa juli, waarin het voornemen
staat voor speciale maatregelen op de Wallen, die bijdragen aan vermindering van de overlast in
het gebied. In dat kader heeft u wellicht notie genomen van de extra maatregelen die
burgemeester Halsema begin augustus heeft aangekondigd, zoals de extra schoonmaak, meer
inzet op crrowdmanagement en het uitrusten van handhavers met een mobiel pinapparaat om
buitenlandse bezoekers hun boete direct te laten afrekenen.
Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
U. Koc bee
We er Economische Zaken
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 1juni2022
Ingekomen onder nummer 221
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van het lid Koyuncu inzake het Coalitieakkoord 2022-2026
Onderwerp
Geen touringcars in woonwijken
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord”
Constaterende dat:
-__ Touringcars niet alleen in het centrum van de stad, maar ook in woonwijken in andere de-
len van de stad overlast veroorzaken;
-_ Touringcars in woonwijken bijdragen aan extra verkeerdrukte, overlast en toegenomen
verkeersgevaar.
Overwegende dat:
-__Ook woonwijken in andere delen van de stad recht hebben op bescherming tegen overlast
van touringcars.
Besluit:
In hoofdstuk 3 “Verantwoorde groei” onder de paragraaf “Openbare ruimte, reiniging en leefbaar-
heid” op pagina 59 de alinea
“We gaan door met het weren van touringcars in het centrum.”
Te vervangen door:
“We gaan door met het weren van touringcars in het centrum en woonwijken in andere delen van
de stad.”
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indiener
S. Koyuncu (DENK)
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 99
Publicatiedatum 27 februari 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.M. van der Pligt van
23 januari 2013 inzake zogenaamde spookwerklozen in Amsterdam.
ASN 25 REET ZOE
Aan de gemeenteraad
inleiding.
In De Telegraaf van 23 januari 2013 staat dat Amsterdam met zogenaamde
spookwerklozen kampt en daardoor niet precies kan zeggen hoeveel werklozen er
werkelijk zijn.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 23 januari 2013, namens de fractie
van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. In het bericht staat dat de Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) de door het UWV
aangeleverde cijfers niet langer betrouwbaar genoeg acht om daaruit cijfers over
het aantal werklozen in Amsterdam te destilleren. Betekent dit dat het
gemeentebestuur van Amsterdam op dit moment geen antwoord kan geven op de
vraag: hoeveel werklozen zijn er in Amsterdam. Kan het college het antwoord
toelichten?
Antwoord:
De gemeente Amsterdam weet hoeveel werklozen er zijn op basis van landelijke
statistieken die vertaald zijn naar gemeenteniveau. Voor het verzamelen van
gegevens omtrent werkloosheid maakt Bureau O+S gebruik van de cijfers van het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor het arbeidsmarktbeleid van de
gemeente Amsterdam voldoen deze CBS-cijfers. Volgens de CBS benadering is
de werkloosheid het verschil tussen het aantal leden van de beroepsbevolking en
het aantal werkende leden van de beroepsbevolking, ongeacht of men zich bij het
UWV als werkzoekende heeft ingeschreven of een uitkering ontvangt.
Daarnaast heeft de gemeente inzicht in het aantal werkloze Amsterdammers met
een werkloosheid- of bijstandsuitkering. Deze cijfers worden gebruikt om de
specifieke gemeentelijke taak gericht op de doelgroep van de Wet Werk en
Bijstand (WWB) uit te voeren. Deze wet bepaalt aan wie onder welke
voorwaarden algemene bijstand wordt verleend en een arbeidsverplichting wordt
opgelegd.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing do Gemeenteblad
Datum 27 februari 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 23 januari 2013
Tot slot vormen de UWV-cijfers over niet-werkende werkzoekenden (NWW) een
indicator van de werkloosheid. Deze cijfers zijn gebaseerd op bij het UWV
ingeschreven werkzoekenden. Bureau O+S heeft besloten de cijfers over niet-
werkende werkzoekenden niet meer te gebruiken omdat deze door gemeen-
telijke beleidswijzigingen t.a.v. de verplichting tot inschrijving bij het UWV van de
doelgroep inburgeraars en jongeren niet meer betrouwbaar zijn en daardoor als
indicator niet meer stabiel is. Zie hiervoor ook de beantwoording van de
schrriftelijke vragen van de heer Olgun van 27 november 2012 (Gemeenteblad
2013, afd. 1, nr. 27, publicatiedatum 23 januari 2013).
2. Hoe lang is bij de gemeente al bekend dat de cijfers die het UWV met betrekking
tot het aantal werklozen aanlevert, eigenlijk niet voldoen, ofwel: hoe betrouwbaar
zijn de gegevens van de factsheets van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van
het laatste half jaar van 2012 hierover?
Antwoord:
In kwartaalrapportages communiceert DWI over het klantenbestand van
werkzoekenden met een WWB-uitkering. Het klantenbestand vormt een
betrouwbare bron. Het gaat hierbij om burgers die zich bij DWI hebben gemeld
voor een uitkering en geregistreerd staan als werkloos. Dit geeft overigens een
beperkt beeld van de werkloosheid, omdat niet alle werkzoekenden zich melden
voor een uitkering of recht hebben op een uitkering. Incidenteel vinden in de
kwartaalrapportages verwijzingen plaats naar CBS- of UWV-cijfers.
Dat de cijfers van het UWV niet langer voldoen is bekend sinds 2012, toen
Bureau O+S besloot de cijfers over niet-werkende werkzoekenden niet meer op te
nemen in het Jaarboek Amsterdam in Cijfers 2012.
3. Geldt dit alleen voor Amsterdam, of kunnen ook andere grote steden niet op de
cijfers van het UWV met betrekking tot het aantal werklozen afgaan? Kan het
college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Voor alle gemeenten in Nederland geldt dat de indicator NWW aan zeggings-
kracht heeft ingeboet en niet meer stabiel is. Daarom onderzoekt Bureau O+S
samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de mogelijkheden
om tot een nieuwe indicator voor werkloosheid te komen, die beter inzicht biedt in
de lokale situatie.
4. Volgens het bericht zou Amsterdam om het aantal werklozen in de stad precies te
weten zelf enquêtes moeten houden en zou dat duur zijn. Klopt dat? Kan het
college het antwoord toelichten?
Antwoord:
O+S heeft altijd al, op dezelfde wijze als het CBS, aanvullend geënquêteerd om
een nauwkeuriger beeld voor de stad en stadsdelen te kunnen geven, vooral ook
voor specifieke subgroepen, zoals jongeren en Amsterdammers van niet-
westerse afkomst. Het voornemen van Bureau O+S is deze enquête te
intensiveren. In de periode januari - april 2013 loopt een test. Daarna wordt de
enquête mogelijk continu in plaats van tweejaarlijks. Dit geeft de mogelijkheid om
bijvoorbeeld drie of vier keer per jaar nieuwe cijfers te presenteren. Het uitvoeren
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 5 februari 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 23 januari 2013
van enquêteonderzoek is duurder dan een analyse op basis van cijfers die door
derden beschikbaar worden gesteld.
5. Volgens het bericht zou Amsterdam om die reden al enige tijd naar andere
mogelijkheden op zoek zijn, om achter het juiste aantal te komen. Hoe ver is
Amsterdam met dit onderzoek? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Bureau O+S onderzoekt samen met de VNG en het CBS in hoeverre de landelijke
cijfers van het CBS in combinatie met WW- en WWB-gegevens tot een nieuwe
indicator van werkloosheid kunnen leiden. Het streven is om na de zomer van
2013 met nieuwe cijfers te komen.
6. Kan het college uitleggen wat een en ander (= het precieze aantal werklozen niet
weten) betekent voor het Amsterdamse beleid met betrekking tot werklozen?
Antwoord:
Het heeft geen direct effect op het Amsterdamse beleid. De CBS-cijfers voldoen
voor het arbeidsmarktbeleid en het economisch beleid van de gemeente
Amsterdam. Wel is nauwkeuriger inzicht in de positie van specifieke doelgroepen
gewenst om ontwikkelingen en trends nauwkeuriger te kunnen volgen. Het
College wacht de resultaten van de test van Bureau O+S af en is benieuwd naar
een voorstel voor een nieuwe indicator.
Het gemeentelijk beleid op het vlak van Werk en Inkomen vindt zijn grondslag in
de WWB en richt zich, naast het verstrekken van uitkeringen voor levens-
onderhoud op de uitstroom van uitkeringsgerechtigden naar werk. Ook voor
de uitvoering van die taken beschikt het College over voldoende informatie.
7. Wanneer denkt het college de cijfers wel op orde te hebben? Kan de fractie van
de SP ervan uitgaan dat rond de Kaderbrief 2014 de werkelijke aantallen bekend
zijn? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
De indicatoren voor beleid in de kadernota en begroting zijn voornamelijk
gebaseerd op het klantenbestand met een WWB-uitkering. Voor de ontwikkeling
van de aantallen mensen die instromen in de WWB zijn verder vooral de cijfers
over het aantal WW uitkeringen van belang. De gegevens over de WW zijn op
maandbasis beschikbaar en vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Formulier raadsadres
Uw bericht
Na vele jaren geterroriseerd te worden door geluidsoverlast van Amsterdam
Open Air, is het me nu duidelijk geworden wat een bizarre redenering de
gemeente erop nahoudt bij het controleren van de geluidsnorm.
De gemeente volgt het draaiboek Evenementen. Daarin wordt beschreven dat
het geluid gemeten wordt op een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld.
Hier gaat het dus al meteen mis. Een meting op die hoogte is namelijk
volkomen zinloos in een wijk als Nellestein, waar vrijwel niemand woont op die
hoogte. Althans, ik neem niet aan dat er veel mensen in de bergingen wonen.
Of in de ruimtes waar de afvalcontainers staan. Of in de brievenbussen. Of op
de trap naar de eerste verdieping. En juist Nellestein is de wijk die het dichtst
bij de locatie van AOA ligt. Dan kan je wel als gemeente roepen dat er echt
gehandeld is conform de regels, maar de regels zijn in dit geval volstrekt
onzinnig. |
Bovendien wordt er alleen gemeten bij de bel. Vele woningen in Nellestein
hebben aan die kant geen ramen. Een geluidsmeting bij de bel geeft dus op
geen enkele wijze informatie over de overlast die AOA bij de omwonenden
teweeg brengt. Welke gemeenteambtenaar krijgt dat eindelijk eens in de
gaten? |
En dan hebben we het nog niet eens over wát er gemeten wordt. In Nellestein,
waar de appartementen een meanderende bouw kennen, komt het geluid soms
door de weerkaatsing uit minstens twee richtingen binnen. Ook dat wordt dus
niet gemeten.
Het lijkt er sterk op dat de opzet van de geluidsmetingen er zó op gericht is, dat
klachten over geluidsoverlast überhaupt niet naar voren kúnnen komen. Want
een wetenschappelijke, objectieve basis ontbreekt ten enen male. Worden het
gezond verstand en een heldere kijk op de materie door de diverse |
gemeentelijke instanties soms vertroebeld door eurotekens? Ik ben bang dat
deze vraag met een volmondig “ja” beantwoord moet worden.
|
| Raadsadres | 2 | train |
nm Tj Nederlands
Centrum
Ti J Jeug d gezonc heid
Datum 29-01-2019
Onderwerp landelijke Alliantie Kinderarmoede
Bijlagen Pledgetekst + Toelichting op de Alliantie Kinderarmoede
Geachte heer, mevrouw/ beste gemeente,
Eén op de negen kinderen in Nederland leeft onder de armoedegrens. Kinderen die
opgroeien in armoede lopen hogere gezondheidsrisico’s en worden belemmerd in
hun (talentjontwikkeling. Een gegeven dat niet past bij een welvarend land als
Nederland, maar tegelijkertijd wel de dagelijkse werkelijkheid is. Is kinderarmoede
ook een onderwerp binnen uw gemeente? Heeft u al gehoord van de landelijke
Alliantie Kinderarmoede? Wij nodigen u van harte uit partner te worden van de
Alliantie Kinderarmoede en onze pledge (zie bijlagen) op dinsdag 26 maart in Den
Haag te ondertekenen. Prinses Laurentien gaat die ochtend in gesprek met jongeren,
de Kinderombudsman komt spreken, toekomstige partners en ervaringsdeskundigen
zijn ook aanwezig. U ook?
Wie zijn wij?
Alles is Gezondheid, Missing Chapter Foundation en het Nederlands Centrum
Jeugdgezondheid hebben de handen ineen geslagen en een landelijke Alliantie
Kinderarmoede opgericht. We willen samen met verschillende partners (publiek en
privaat) armoede onder kinderen uitbannen en stellen daarbij stevige doelstellingen:
In 2030 zijn kinderen niet meer de dupe van armoede en zijn er geen nieuwe
gezinnen meer die in armoede vervallen.
Met de Alliantie Kinderarmoede brengen we organisaties uit alle hoeken van de
samenleving bij elkaar om samen (nieuwe) creatieve en slimme oplossingen te
bedenken voor de aanpak van kinderarmoede. Er is ruimte voor zowel nieuwe als
reeds bestaande initiatieven. Het hoofduitgangspunt is dat wij in alles wat we doen
altijd luisteren naar de wensen van de kinderen en de gezinnen. We zetten ons als
alliantie in voor de volgende drie activiteiten:
© wijsignaleren armoede, maken dit bespreekbaar en weten welke andere
organisaties betrokken kunnen worden bij de oplossing ervan.
© wij doen wat in onze mogelijkheid ligt om de gevolgen van armoede binnen
gezinnen op te lossen.
e wij werken actief samen en laten zien wat werkt.
Op dinsdagochtend 26 maart wordt onze pledge door zo’n 60 verschillende partijen
(publiek en privaat, lokaal en landelijk) ondertekend in Den Haag. Afgelopen week
hebben deze 60 organisaties een format ontvangen waarin zij hun inzet gaan
beschrijven, zodat voor iedereen helder is welke activiteiten uitgevoerd gaan
worden. Enkele collega-gemeenten hebben toegezegd ook partner te worden van de
Alliantie Kinderarmoede. Doet u ook mee?
Voor aanmelding of meer informatie over deze Alliantie Kinderarmoede kunt u
contact opnemen met Tessa van Velzen (e-mailadres:
tessa.van.velzen @allesisgezondheid.nl)
Met vriendelijke groet, mede namens Missing Chapter Foundation en Alles is
Gezondheid,
Igor lvakic
directeur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid
| Raadsadres | 2 | train |
Aal tres, ref U An al Ánan Hoed lef, DD En Aid | |
Jara oven Cn flis el. Aosfven, Mars dool Zu Jem 9 |
Pen dln bang Ölarsers braaf ror AE Plenrigan a baat, Art ey. |
Dol Da por bras farmer aan pens sjed ode ACL Aret B
er Als eon oema Afd WS a va BEE Jie tie Koe hik, |
nd oú 4 oe Aa 7 Za allang , of igerGavjdhe 4, |
be d e ber, . ij |
“Ze hopla Zn 2 ng 1D rm bug -Marurmathaat Ot an Za sE ; |
Sar gone leur Poss Jaren, mel nebe doen, earn Leen. | |
men etban al Hars oleamen, Aan wad of tool mebredas, Je nm
Ze/o e@ Dog ge omele ' bemvenen Abba, meets ol Olli |
Pm oondl Doe el praag Ld, Mel wa -L23n LL ed o/aland | |
Bp Zoe Á Eran) Erdn en, eit aula di Aefe 227 |
vel dal, hel on Peen f tmam Erin Moer, 27 aol) Ary nm
Aber ana md Ao Lay/d mijn ambaelt Laros eenma rd | |
Lel oa aan maj meel pealeelif | |
bomen a Hu anal Lems ceert Á genen, A am Brgremas Las tr | |
Led jaa Á behoord wad vuole me Lr wankaaf | |
7 7 lat ‚Pe cle pen yn Mien Gr LL el Plarrgemaen Lr Lan |
2 eed) Es 24 AAA hofje. | |
| Raadsadres | 1 | train |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Ruimte & Wonen van 7 september 2011
Vergaderdatum woensdag 7 september 2011
Tijd 20:00 -23.00 uur
Locatie Raadzaal te President Kennedylaan 923
Voorzitter Dhr. P. Guldemond
Griffier Mw. F. Alkan
1. Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Vaststellen verslag van de vergadering van 8 juni 2011
4. Toezeggingen en termijnagenda
5. Beleid ‘omgevingsvergunning A3’
raadsbesluit
6. Omgevingsvergunning met afwijkingsbesluit A3 voor wijziging tuingebruik
ten behoeve van kinderdagverblijf
7. Omgevingsvergunning met afwijkingsbesluit A3 voor wijziging leegstaand
kantoor naar gebruik ten behoeve van hotel Zwaansvliet 20
8. Bestuursopdracht en nieuwe opzet De Mirandastrook
9. Uitgangspuntennotitie en bestuursopdracht De Klencke
10. Van Leijenberghlaan 11-13
11. Vaststellen nadere subsidieregeling stedelijke vernieuwing stadsdeel Zuid
2011
12. Sluiting
1
Commissie Ruimte & Wonen - woensdag 7 september 2011
Ter kennisname stukken
- Beleidsregels afwijkingsbesluiten Wabo
- Ontwerp besluit Maranathakerk
- Ter visie legging ontwerp-bestemmingsplan en zes ontwerp-besluiten
Schoolwerktuincomplex Kalfjeslaan
Bijlage 2e ligt ter inzage bij de griffie en is te vinden op het raadsinforma-
tiesysteem, www.zuid.amsterdam.nl.
- Bestuursrapportage 2011
- Evaluatie splitsen gemeente Amsterdam
- Evaluatie Selectie Marktpartijen
- Verbetering handhaving Dienst WSZ
2
| Agenda | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1462
Datum indiening 15 juli 2019
Datum akkoord 19 september 2019
Publicatiedatum 20 september 2019
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van de leden Boutkan en Ernsting
inzake het Parool-artikel Noord/Zuidlijn is verslechtering voor inwoners Nieuw-West
en Noord’.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Het Parool schreef 15 juli 2019 over een onderzoek van Motivaction. Uit het rapport
blijkt dat de opening van de Noord/Zuidlijn voor inwoners van Noord en Nieuw-West
een verslechtering en verschraling betekent voor het overige Openbaar Vervoer (OV).
In het artikel wordt verder gesproken over lange reistijden voor inwoners uit Noord en
duurdere ritten en er wordt geklaagd over slechte aansluitingen.
Van de bewoners uit Noord vindt 39% dat de situatie is verslechterd, dat is drie keer
zoveel als in overig Amsterdam.
Verder vindt de helft van de Noord bewoners de Noord/Zuidlijn een aanvulling voor
het OV, maar een verslechtering voor hun persoonlijke reissituatie.
Vervoerdeskundige Van der Bijl spreekt in het artikel zelfs over het ontstaan van
sociale tweedeling.
Na de komst van de Noord/Zuidlijn heeft Amsterdam weliswaar al eerder nieuwe
afspraken gemaakt met het GVB voor aanpassingen op het netwerk op (o.a. buslijn
36 in Noord, frequentie buslijn 21) maar op basis van dit rapport zijn blijkbaar nog niet
alle negatieve reiservaringen weggenomen.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Boutkan en Ernsting, respectievelijk
namens de fracties van de PvdA en GroenLinks, op grond van artikel 45 van het
Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende
schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker, namens
de fractie van de SP (nr. 1461) — aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Kan het college op basis van de onderzoeksresultaten in gesprek gaan met het
GVB — of via de Regioraad als officiële concessiehouder van het GVB — over
de conclusies van het onderzoek? Indien nee, waarom niet?
Antwoord:
Helaas zijn de onderzoeksresultaten niet verifieerbaar omdat er door het
marketingonderzoeksbureau Motivaction alleen een persbericht’ is verstrekt. Een
1 https://www.motivaction.nl/kennisplatform/nieuws-en-persberichten/veel-
amsterdammers-zijn-blij-met-de-noord-zuidlijn-maar-vooral-in-noord-klinkt-gemor
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng lez Gemeenteblad R
Datum 20 september 2019 Schriftelijke vragen, maandag 15 juli 2019
bijbehorend onderzoeksrapport met onderbouwing van de onderzoeksopzet
ontbreekt. Ook wil Motivaction helaas geen nadere inzage geven in de
achterliggende data. Het college neemt de signalen die uit het onderzoek zijn af te
leiden serieus, maar ziet vanwege bovenstaande geen aanleiding om een
afzonderlijk gesprek met GVB en Regioraad aan te gaan over dit onderzoek.
2. Welke verbeteringen in het OV-netwerk en dan met name in Noord en
Nieuw-West heeft het college voor ogen?
Antwoord:
Het college gaat niet over de lijnvoering van het OV-netwerk. Hierover worden
afspraken gemaakt tussen de concessieverlener (Vervoerregio) en GVB.
{n Noord en Nieuw-West is recentelijk bijgestuurd in het vervoeraanbod. Er zijn
ritten toegevoegd op lijn 36 in Noord in de avonduren, en op lijn 21 vanuit Nieuw-
West. Daarnaast is er een andere materieelinzet op lijn 35 om reizigers in de spits
meer comfortabel te kunnen vervoeren. Ook is de frequentie van de metro op de
westtak (tussen station Zuid en Sloterdijk) vanaf maart dit jaar bijna verdubbeld
naar in de spits 15x per uur een rit, tegenover 8x per uur voorheen. Dit komt door
het toevoegen van lijn 51 op dit traject.
Voor het Vervoerplan 2020 worden opnieuw enkele verfijningen van het OV
aanbod voorzien, inspelend op de toenemende vervoervraag. In het najaar wordt
het Vervoerplan 2020 ter goedkeuring aangeboden aan het Dagelijks Bestuur van
de Vervoerregio.
3. Hoe kijkt het college aan tegen de ‘kans op sociale tweedeling’ door de
verschraling van het OV en de hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen?
Antwoord:
Wanneer er een sociale tweedeling zou ontstaan door verschraling van het OV en
hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen, vindt het college dat ongewenst. Op
basis van het onderzoek van Motivaction kunnen echter geen conclusies
getrokken worden over een eventuele sociale tweedeling. Ook een eventuele
verschraling van het OV-aanbod en hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen zijn
niet door Motivaction onderzocht.
4. Op welke manier wordt het rapport van Motivaction gebruikt voor de evaluatie van
het lijnennet dat later in 2019 beschikbaar komt?
Antwoord:
Het rapport van Motivaction kan niet worden gebruikt, omdat het onderliggende
onderzoek niet met de gemeente Amsterdam wordt gedeeld. Wel wordt het
signaal door de Vervoerregio meegenomen ín de evaluatie van het lijnennet.
De Vervoerregio werkt aan een netwerk-brede evaluatie van het nieuwe lijnennet,
inclusief dat van de streekconcessies AML, Zaanstreek en Waterland. Deze
evaluatie wordt in 2020 aangeboden aan de Regioraad.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
weing lez Gemeenteblad
Datum 20 september 2019 Schriftelijke vragen, maandag 15 juli 2019
5. Gaat het college de conclusies van het onderzoek betrekken bij de eerdere motie
die is ingediend door fracties van de PvdA en GroenLinks, om onderzoek te doen
naar onder andere de kosten van het OV?
Antwoord:
Nee, het onderzoek biedt daar geen aanknopingspunten voor. Er is namelijk niet
onderzocht hoe de kosten van het OV zich ontwikkeld hebben als gevolg van
de Noord/Zuidlijn.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 744
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen onder Bl
Ingekomen op donderdag 2 juli 2015
Behandeld op donderdag 2 juli 2015
Status ingetrokken
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de samenwerkingsafspraken op
hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (overal betaalbaar).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen
huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644);
Constaterende dat:
— inde aanbiedingsafspraken (1.1, p. 7) is afgesproken dat ten minste 75%
wordt aangeboden onder de hoge en lage aftoppingsgrens (resp. € 576,87 en
€ 618,24 prijspeil 2014);
— tevens wordt vermeld dat spreiding van de aanbiedingen over de stad van
belang is en daarom ook wordt onderzocht hoe er ook in gebieden met een
hoge druk, zoals Centrum, Zuid en delen van West, voldoende woningen
onder de aftoppingsgrens worden aangeboden;
Van mening zijnde dat:
— voor een ongedeelde stad het noodzakelijk is dat betaalbare woningen ook in
gebieden met een hoge druk, in voldoende mate beschikbaar zijn onder de
aftoppingsgrens;
— de 75%-regel derhalve niet als gemiddelde zou moeten gelden voor de gehele
stad, maar voor elk van de 22 gebieden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in de nadere uitwerking met de corporaties over de samenwerkingsafspraken als
inzet vanuit de gemeente in te zetten op het aanbieden van 75% van de
beschikbare woningen onder de aftoppingsgrens in elk van de 22 gebieden.
Het lid van de gemeenteraad
M. Moorman
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1033
Datum indiening 10 juli 2020
Datum akkoord 10 september 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake geluidsoverlast door
verkeer over de Cornelis Douwesweg
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Bewonersgroep ‘Samen tegen het Verkeerslawaaï’ in Noord heeft zich verenigd om
de geluidsoverlast aan te kaarten die ze ervaren van verkeer over de Cornelis
Douwesweg in stadsdeel Noord. Zowel overdag als in de avond en nacht ervaren zij
overlast.
De bewonersgroep heeft in juli 2019 ingesproken bij de stadsdeelcommissie waarna
snelheidsmetingen zijn gedaan door het stadsdeel. Het stadsdeel geeft aan dat een
verhoogde snelheid ook voor een verhoogde geluidsproductie zorgt. Op de 50km/u-
weg bleek regelmatig te hard gereden te worden, met uitschieters waarvan minstens
één tot meer dan 150km/u. Het is niet bekend of dit om hulpdiensten gaat. Bewoners
hebben vermoedens dat het om straatraces zou kunnen gaan. Het is niet bekend hoe
vaak deze hoge overtredingen gemeten zijn door het stadsdeel.
In het kader van verkeersveiligheid, luchtkwaliteit en overlast voor omwonenden vindt
de fractie van de PvdA dat wegen waar structureel snelheidsovertredingen gemaakt
worden, vragen om passende maatregelen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA, op
grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Uit metingen blijkt dat over de Cornelis Douwesweg flinke snelheidsovertredingen
worden geconstateerd. Signalen van enkele bewoners zijn dat dit mogelijk gaat
om illegale straatraces. Zijn er signalen van straatraces bekend bij het college?
Antwoord:
Ja, bij het college zijn signalen bekend van illegale straatraces.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Amer 10 september 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 10 juli 2020
2. Het stadsdeelbestuur geeft zelf aan dat er bij vermoeden van illegale straatraces
melding bij de politie gedaan moet worden. Wat is hierover bekend bij het
stadsdeel? Zijn er meldingen gedaan en zo ja hoeveel in welke periode?
Antwoord:
Bij het stadsdeel zijn in het jaar 2020 vijf officiële meldingen bekend. In het hele
jaar 2019 gaat het om negen officiële meldingen. Daarnaast zijn in dezelfde
periode ongeveer eenzelfde aantal meldingen binnen gekomen bij de
gebiedsmakelaar van het stadsdeel.
3. Het stadsdeel heeft zelf metingen gedaan en meet uitschieters tussen de 129 en
152 km p/u. Kan nagegaan worden of dit gaat om hulpdiensten? En indien nee,
waarom niet?
Antwoord:
Het is onwaarschijnlijk dat deze uitschieters hulpdiensten betreffen. Brandweer en
ambulance rijden deze snelheden niet binnen de bebouwde kom. Volgens de
brancherichtlijnen van de politie mag een rijbaan binnen de bebouwde kom
bereden worden met een snelheid van maximaal 40 km/u boven ter plaatse
gelende maximumsnelheid. Ter plaatse geldt dus een maximum van 90 km/u in
noodhulp situaties. Een hogere overschrijding is onwaarschijnlijk.
4. Uit metingen blijkt dat de gemiddelde snelheid op de Cornelis Douwesweg fors is.
In een paar dagen waar de meting plaatsvond reed 15% van de mensen harder
dan 57 km/u (stad in) en 64 km/u (stad uit). Wat is de analyse van het college
over deze snelheidsovertredingen? Is het mogelijk structurele snelheidscontrole
toe te passen door het plaatsen van flitspalen?
Antwoord:
Vanwege het feit dat de inrichting van de weg niet overeenkomt met de maximale
snelheid en er geen actueel veiligheidsknelpunt aanwezig is, heeft handhaving
niet de voorkeur van handhavingsdiensten. Zo staat in het beleidskader flitspalen
van het OM: “Flitspalen moeten worden geplaatst op basis van vooraf
geformuleerde criteria voor verkeersonveiligheid.” en “Handhaving is in principe
sluitstuk. Dat betekent dat eerst ingezet wordt op het beïnvloeden van gedrag en
het aanbrengen van een passende infrastructuur. Hierdoor is een
verkeersdeelnemer minder snel geneigd of in staat tot overtreding van de
verkeersregels. Pas als is vastgesteld dat handhaving de meest geëigende of
enige aanpak is bij het bestrijden van een verkeersonveilige situatie, wordt de
vraag relevant welke vorm van handhaving nodig is.”
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit,
x Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugdcriminaliteit, Vluchtelingen
en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Tijd 13:30 tot 17:00 uur en eventueel van 19:30 tot 22:30 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ d.d.
06.09.2018.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _Tkn-lijst
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018
Vluchtelingen en ongeducumenteerden
11 Nadere uitwerking coalitie akkoord met betrekking tot ongedocumenteerden Nr.
BD2018-010985
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
_ Geagendeerd op verzoek van het lid Kilig.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018.
Algemene Zaken
12 Onderzoek van de rekenkamer naar Project 1012 Nr. BD2018-010976
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 10.10.2018).
e _ Uitgesteld in de vergadering van 05.07.2018 en 06.09.2018.
13 Uitvoering collegeopdracht tot het opstellen van een juridisch kader voor het
stelsel van basisinformatie Nr. BD2018-009463
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 10.10.2018).
e _ Uitgesteld in de vergadering van 05.07.2018 en 06.09.2018.
14 Raadsbrief Vierde Tussenrapportage Binnenstad Offensief Nr. BD2018-010974
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Ernsting (GL).
e Was TKN 1 in de vergadering van 06.09.2018.
e _ Hierbij te betrekken agendapunt 15.
Openbare Orde en Veiligheid
15 Kennisnemen van de reactie op een raadsadres over handhaving alcoholverbod
wallen Nr. BD2018-010980
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA).
e Was TKN 14 in de vergadering van 06.09.2018.
e _ Hierbij te betrekken agendapunt 14.
16 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van raadsleden Poot (VVD) en
Boomsma (CDA), getiteld: ‘Einde aan evenementen op gekraakt terrein’ Nr.
BD2018-010983
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018.
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018
17 Schriftelijke vragen van de leden Poot en Boomsma over bedreigde christenen
met een islamitische achtergrond. Nr. BD2018-010984
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden Poot (VVD) en Boomsma (CDA).
e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018.
18 Aanbieding overdrachtsdocument project 1012. Nr. BD2018-010986
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018.
19 Kennisneming brief inzake geweld op mannenontmoetingsplaatsen en acties
voor de veiligheid van LHBTIQ+ Amsterdammers Nr. BD2018-010975
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD).
e Was TKN 7 in de vergadering van 06.09.2018.
20 Kennisnemen van de brief van de burgemeester over de incidenten Johan
Huizingalaan Nr. BD2018-010979
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD).
e Was TKN 13 in de vergadering van 06.09.2018.
21 Evaluatie Stedelijk Handhavingsprogramma 2017 Nr. BD2018-010982
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD).
e Was TKN 18 in de vergadering van 06.09.2018.
22 Initiatiefvoorstel van het lid Torn, getiteld; “Laat bewoners en handhavers samen
overlast te lijf gaan”. Nr. BD2018-009477
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Communicatie
23 Brief benodigde structurele middelen voor de uitvoering van het (nieuwe)
evenementenbeleid Nr. BD2018-010987
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018.
3
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018
TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN
Vluchtelingen en Ongedocumenteerden
24 NGO monitor ongedocumenteerden. Nr. BD2018-011619
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de leden Roosma (GL) en Veldhuyzen (Bij 1).
Openbare Orde en Veiligheid
25 Gelijke behandeling door de politie Nr. BD2018-011608
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Simons (Bij 1).
26 Schriftelijke vragen van het lid Poot inzake explosie bij winkelcentrum Kameleon
in ZuidOost Nr. BD2018-011609
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD).
27 Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Poot inzake
overtredingen tijdens de viering van een wedstrijd van het Marokkaanse elftal op
het Mercatorplein. Nr. BD2018-011612
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD).
4
| Agenda | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 62
Publicatiedatum 15 februari 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van
15 januari 2013 inzake capaciteitsprobleem binnen het Amsterdamse basisonderwijs.
TTE
Aan de gemeenteraad
inleiding van vragensteller.
‘Meer dan 500 kleuters uitgeloot’, kopte Het Parool zaterdag 12 januari 2013. In alle
stadsdelen behalve Zuidoost overschrijdt het aantal inschrijvingen de beschikbare
plaatsen op Amsterdamse basisscholen. Naar schatting ligt het percentage kinderen
dat wordt uitgeloot tussen de 10 en 20 procent. In stadsdeel West ligt dit percentage
op 18 procent. In stadsdeel Zuid worden tijdelijke lokalen ingericht en op de lange
termijn staan nieuwbouw en een dependance gepland. Roeland Rengelink,
portefeuillehouder Onderwijs in stadsdeel Centrum, verklaarde verrast te zijn door de
veel hogere aanmelding van kleuters. Momenteel werkt een aantal stadsdelen met
centrale registratie en plaatsing van leerlingen; in het schooljaar 2014-2015 zal de
stad Amsterdam starten met centrale registratie en plaatsing.
VVD Amsterdam is een groot voorstander van vrije schoolkeuze en voldoende
capaciteit is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Daarom heeft de fractie van
de VVD via het initiatiefvoorstel “Amsterdam is toe aan één toelatingsbeleid in het
basisonderwijs” expliciet gepleit voor een zekere overmaat (zeg 10%) en voor het
toestaan van uitbreiden van scholen waar meer vraag is dan aanbod. De recente
berichtgeving over dit onderwerp in onder andere Het Parool en de berichten die
hierover bij de fractie van de VVD binnenkomen maken dat wij naast het
initiatiefvoorstel onderstaande schriftelijke vragen stellen.
De fractie van de VVD verzoekt het college om gezien de urgentie van dit onderwerp
enige spoed te betrachten bij de beantwoorden van deze vragen, zodat bij de
komende bespreking in de raadscommissie voor Jeugdzaken, ICT, Educatie en
Financiën van bovengenoemd initiatiefvoorstel deze informatie beschikbaar is.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 15 januari 2013, namens de fractie
van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing do Gemeenteblad
Datum 45 februari 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 januari 2013
1. Is het college op de hoogte van de capaciteitsproblemen binnen het primair
onderwijs waarbij ouders worden belemmerd om hun kind naar de school van hun
voorkeur te laten gaan én waarbij in sommige buurten het totale aantal
kindplaatsen in absolute zin te klein is?
Antwoord:
Het College is op de hoogte van het tekort aan capaciteit voor kleuters in het
basisonderwijs in bepaalde buurten in Centrum en Zuid.
2. Is het college in overleg met de stadsdelen over het capaciteitsprobleem van het
Amsterdamse basisonderwijs? Wat zijn de — voorlopige — uitkomsten van dit
overleg?
Antwoord:
Het College heeft met de stadsdelen Centrum en Zuid gesproken over praktische
oplossingen voor dit probleem. Daarnaast heeft het College aangedrongen op
heldere en duidelijke communicatie naar ouders. Beide stadsdelen pakken dit
serieus op. Zuid heeft samen met de schoolbesturen een informatie avond voor
de uitgelote ouders georganiseerd waarin hen is toegezegd dat er met ingang van
het nieuwe schooljaar vijf extra kleutergroepen bij komen in de Pijp en de
Rivierenbuurt. Deze capaciteit zou voldoende moeten zijn om alle uitgelote
kleuters te plaatsen. Ook stadsdeel Centrum heeft toegezegd extra klassen te
realiseren. Centrum is in overleg met de besturen en het oudernetwerk ‘Geen
basisschool Amsterdam’ op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden. Dat is geen
gemakkelijke opgave. Ruimte is schaars (rondom de Jordaan) en noodlokalen
plaatsen is geen eenvoudige en voor de hand liggende optie. De inspanningen
zijn erop gericht om ook deze ouders op korte termijn tijdens een informatie
avond duidelijkheid te bieden.
3. Welk deel van de scholen die kampen met overinschrijving heeft een voorschool?
Hoeveel van desbetreffende kinderen heeft een VVE-indicatie?
Antwoord:
Van de 10 scholen in de Pijp en de Rivierenbuurt hebben 5 scholen kinderen
uitgeloot, waarvan er 4 VVE hebben (een vroegschool als vervolg op de
voorschool). Alle kinderen met een VVE-indicatie zijn geplaatst omdat de scholen
het als een voorrangscriterium hanteren. De scholen in Centrum die kinderen
hebben uitgeloot hebben geen van allen een VVE.
4. Hoe verklaart het college in het kader van de instroomprognoses en
geboortecijfers dat een stadsdeel totaal verrast kan zijn door de hogere
aanmelding van kleuters op de basisscholen?
Antwoord:
De praktijk leert dat zonder regie op aanmelding en plaatsing het niet eenvoudig
is tijdig te anticiperen op een groeiende belangstelling van ouders voor specifieke
scholen. Zowel Zuid als Centrum hebben vanaf 2009 fors geïnvesteerd in
uitbreiding met in totaal 21 klassen, terwijl we weten dat er tegelijkertijd
basisscholen zijn waar nog capaciteit beschikbaar is.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neng í Gemeenteblad
Datum de februari 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 januari 2013
Beide stadsdelen zien het directe effect van de toenemende aantrekkingskracht
van de binnenstad voor jonge gezinnen. Daarnaast worden gezinnen groter en
zijn er meer broertjes en zusjes te plaatsen. Met name Centrum pleit ervoor de
demografische modellen en ramingen die we nu gebruiken nog eens kritisch te
bekijken op houdbaarheid en voorspellende waarde.
5. Wat zijn volgens het college zowel korte- als lange-termijnoplossingen voor het
capaciteitsprobleem van het Amsterdamse basisonderwijs? En hoe past
uitbreiding van bestaande populaire scholen hierbinnen ? Gaarne een motivering.
Antwoord:
De meest voor de handliggende korte termijn oplossing is uitbreiding. Daar waar
een aantoonbaar tekort is aan plekken voor kleuters is het legitiem om extra
capaciteit te creëren. Het structureel oplossen van het capaciteitsprobleem en het
loting vraagstuk vraagt om meer regie op aanmelding en plaatsing en een
grondige analyse van de redenen waarom vraag en aanbod in het basisonderwijs
niet op elkaar aansluiten. De spanning tussen vraag en aanbod kan niet worden
opgelost zonder een verbinding te leggen met kwaliteit en het streven naar
gemengde scholen. Samen met de schoolbesturen werken we aan een RPO voor
het basisonderwijs waarin we afgewogen en integrale keuzes moeten gaan
maken over uitbreiding en sluiting. De ambitie is dit RPO beschikbaar te hebben
op 1 januari 2014 als de verantwoordelijkheid en het budget voor
onderwijshuisvesting overgaat van de stadsdelen naar de centrale stad.
6. Kan de wethouder aangeven welke criteria bij de geplande centrale inschrijving
voor het Amsterdamse basisonderwijs zullen worden gebruikt? In hoeverre zullen
deze verschillen van de criteria die momenteel door de stadsdelen worden
gehanteerd?
Antwoord:
De wethouder kan nog niet vooruitlopen op de concrete uitwerking. Daarover zal
hij eerst gesprekken voeren met het onderwijsveld, ouders en andere
deskundigen. Wel zullen we de lessen uit de huidige praktijk van
het buurtschoolbeleid in West, Zuid en Oost meenemen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1442
Publicatiedatum 24 december 2015
Ingekomen onder Y
Ingekomen op donderdag 17 december 2015
Behandeld op donderdag 17 december 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Moorman, Roosma, Shahsavari-Jansen, Van Soest en Van
Lammeren inzake de Begroting 2015 en Begroting 2016-2019 als gevolg van
de organisatieverandering.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2015 en Begroting 2016-2019 als gevolg van
de organisatieverandering (deel _3) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1396).
Overwegende dat:
— het college de gemeenteraad meerdere malen heeft geïnformeerd over
de ontvlechting van de financiële administratie;
— het college hierbij herhaaldelijk de complexiteit van de ontvlechtingsoperatie heeft
geschetst;
— de raad geïnformeerd is over een restant van € 55 min. over 2015 en € 51 min.
nog te ontvlechten budgetten;
— de raad ook is geïnformeerd over een eerdere ambtelijke ‘versleuteling! van
€ 19 min. die door het ‘clearing team’ is uitgevoerd en gevolgen heeft gehad voor
de budgetten van de RvE's en de stadsdelen en mogelijk ook op de begroting of
programma(delen) daarin.
Verzoekt de Rekenkamer Amsterdam:
een verkenning te doen naar de wijze waarop de ontvlechtingsprocedure het laatste
jaar heeft plaatsgevonden en of nader onderzoek nodig is.
De leden van de gemeenteraad
M. Moorman
F. Roosma
M.D. Shahsavari-Jansen
W. van Soest
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 357
Datum akkoord 19 april 2016
Publicatiedatum 20 april 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest (Partij van de Ouderen) van
25 maart 2016 inzake het omdopen van de Amsterdam ArenA tot Johan Cruijff
Stadion.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
De fractie de Partij van de Ouderen wil dat er niet getreuzeld wordt bij het omdopen
van de Amsterdam Arena tot Johan Cruijff Stadion.
Johan Cruijff is van onschatbare waarde geweest voor het Nederlandse voetbal in
het algemeen en voor Ajax in het bijzonder. Daar de gemeente Amsterdam onderdeel
uitmaakt van de Vereniging van Eigenaars Amsterdam ArenA, moet het snel
tegemoet komen aan al die Ajax-supporters die willen dat het stadion de naam krijgt
van hun held: Johan Cruijff.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Deelt het college de mening dat Johan Cruijff van onschatbare waarde is geweest
voor het Nederlandse voetbal in het algemeen, maar voor ons Ajax in het
bijzonder?
Antwoord (afgestemd met wethouder Van der Burg):
De voetbalsport bestaat in Nederland al meer dan honderd jaar. In deze eeuw
heeft deze sport zeer vele prominenten voortgebracht die elk in hun eigen tijd een
positieve inbreng voor deze tak van sport hebben gehad. Wanneer we kijken naar
de waarde die Johan Cruijff heeft gehad dan constateren we dat zijn inbreng vele
malen groter is geweest dan menig andere voetballer. Hij heeft niet alleen een
zeer grote waarde gehad voor de clubs waarvoor hij heeft gespeeld maar ook
voor de totale Nederlandse voetbalsport. Zijn wijze van benaderen en uitvoeren
van dit populaire spel heeft bij velen enthousiasmerend gewerkt.
Hij schuwde het niet om de confrontatie met velen aan te gaan om het door hem
voorgestane voetbaldoel te bereiken. De tijdens zijn voetbalcarrière behaalde
resultaten bij Ajax en het Nederlandse zijn het bewijs van zijn voetbalvisie.
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 0 apri 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 25 maart 2016
De hele wereld heeft daarbij tijdens zijn actieve voetballoopbaan kennisgenomen
van zijn specifieke spel. Als oprichter van onder andere de Cruijff-academie en
de Cruijff-foundation heeft hij na zijn actieve periode de sport — overal in de
wereld — gediend. Zijn specifieke inzet voor de gehandicaptensport willen wij hier
ook zeker melden.
2. Is het college op de hoogte van de vurige wens van de supporters van Ajax om
de naam van het stadion te veranderen van Amsterdam ArenA in Johan Cruijff
Stadion?
Antwoord (afgestemd met wethouder Van der Burg):
Ja.
3. Heeft het college, als participant in de Vereniging van Eigenaars Amsterdam
ArenA, de bereidheid om alles in het werk te stellen om de naamswijziging naar
het Johan Cruijff Stadion zo snel mogelijk gerealiseerd te krijgen? Kan het college
in het antwoord graag duiden welke stappen het college hierbij gaat
ondernemen?
Antwoord (afgestemd met wethouder Ollongren):
De gemeente heeft contact gehad met de directie van het stadion over een
eventuele naamswijziging, maar de gemeente heeft geen doorslaggevende stem
in deze beslissing. Het is aan het bestuur van het stadion om dit in eerste
instantie met de familie Cruijff af te stemmen als de tijd daar rijp voor is.
Momenteel hebben de nabestaanden nog behoefte aan rust.
Daarnaast speelt intellectueel eigendom/ merkrecht van Cruijff, diens familie of
bedrijven waarin die rechten zijn ondergebracht ook een rol in een dergelijke
naamswijziging.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
ANNE «
NIN ee nf ie Es
AN B B Ì
SRK RR de Ea
ANNEE PE en a
ISLE TC OETTN En E aá
8 ê ne n__n en Ee ü
Pp
2% [ |
en DD dd lj nn
al PP Í
| | _— |
Û [it Ì
5 Il Í al
pn | | ham
|
| re
| Ee
el
el FL F N Pe |
x, | | j
Ey; 6 k | , 4 IN | K
14/1 di ie | Be Á à eN
ms Ì d Á \ he ‚ Kn 7
Onderzoek, Informatie en Statistiek
De Te B ne Sr 5 RE
a ei Er = etn B a nn B | Ee en
ss B ae Eels Es E gr p= ele ee Pe m6
tsss st EE - eet e
Er aen neee eee eee
EN nen:
San Be ee RES SS
A EN LE
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam
In opdracht van: Gemeente Amsterdam, WPI
Projectnummer: 15178
Nina Holaind Clemens Wenneker
Laure Michon Jeroen Slot
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0402
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Www.ois.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, juli 2016
Foto voorzijde: fotograaf Nienke Laan (2014)
2
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Inhoud
Inleiding 4
1 Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam 5
1.1 Methode 5
1.2 Kwart AOW-ontvangende huishoudens wordt gekort 5
1.3 Huishoudens met gekorte AOW en AIO vooral in Zuidoost, Oost en West, en vaak
alleenstaand 6
1.4 Jong gepensioneerden en niet-westerse Amsterdammers ontvangen vaak AlO 7
1.5 Twee derde rechthebbenden ontvangen AlO 8
1.6 Bereik relatief laag onder meerpersoonshuishoudens 8
1.7 Hoger bereik bij hogere korting op AOW 9
2 Redenen voor niet-gebruik 11
2.1 Methode 11
2.1.1 Enquête 12
2.1.2 Interviews 12
2.2 Kenmerken respondenten 13
2.3 Een op vijf bekend met AIO 14
2.4 SVB belangrijkste informatiebron 14
2.5 Onbekendheid en onduidelijkheid redenen voor niet-aanvraag 15
2.6 Interviews wijzen op onbekendheid en soms wantrouwen 16
Conclusies 19
Bijlage Vragenlijst enquête 20
3
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Inleiding
Van alle Amsterdammers van 65 jaar en ouder leefde 28% in 2012" in een huishouden met een
inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM). Zij moesten rondkomen van een
laag inkomen. Voor ouderen betekent 120% van het WSM net iets meer dan een AOW-uitkering.
Sommige ouderen moeten het echter met minder doen.
Een AOW-uitkering wordt in 50 jaar opgebouwd. ledereen die in die 50 jaar direct voorafgaand
aan de AOW-leeftijd in Nederland heeft gewoond, ontvangt een volledige AOW-uitkering.
Mensen die in het buitenland hebben gewoond of gewerkt ontvangen daarom geen volledige
AOW-uitkering. Zij kunnen hun inkomen aanvullen met een aanvullend pensioen dat via het
werk is opgebouwd, of met vermogen. Maar sommigen moeten rondkomen van alleen een
gekorte AOW-uitkering. Zij kunnen in dat geval een aanvulling op hun inkomen ontvangen om
de misgelopen inkomsten te compenseren: de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
(AIO). De AIO vult de gekorte AOW-uitkering aan tot het bijstandsniveau.
Eerder onderzoek in 2013 heeft aangetoond dat een derde van de gekorte AOW'ers in
Amsterdam geen gebruik maakte van de AlO.° Het huidig onderzoek vormt een update met het
gebruik van een nieuwe bron (CBS-gegevens). Verder was er bij de gemeente behoefte om meer
inzicht te krijgen in de redenen voor niet gebruik. De gemeente Amsterdam vindt het van belang
dat ouderen met een laag inkomen optimaal worden ondersteund. Daar hoort bij dat zij optimaal
gebruik maken van alle regelingen waar zij recht op hebben. Twee onderzoeksvragen hebben
daarom geleid tot dit nieuwe onderzoek:
1. Hoe groot is het bereik van de AIO en wat zijn de kenmerken van niet-gebruikers?
2. Waarom vragen rechthebbenden de AIO niet aan?
Dit onderzoek heeft OIS uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam, en in
samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB verstrekt zowel de AOW als de
AlO, maar heeft geen gegevens over een eventueel aanvullend inkomen of over vermogen. Om
de AlO onder de aandacht te brengen, maakt de SVB klanten met een gekorte AOW erop attent
dat zij mogelijk recht hebben op de AIO.
Om een antwoord te formuleren op de twee onderzoeksvragen zijn verschillende methodes
gebruikt. Aan de hand van bestandsanalyses op CBS-gegevens, waaronder inkomens- en
vermogensgegevens en verstrekkingen van de AIO, is het bereik van de AIO in Amsterdam en de
kenmerken van niet-gebruikers in kaart gebracht. Om de tweede vraag te beantwoorden heeft
OIS een enquête uitgezet onder ouderen met een onvolledige AOW. In aanvulling op deze
enquête zijn een aantal kwalitatieve gesprekken gevoerd.
! OIS, 2015, Armoedemonitor, 2014: lage inkomens in Amsterdam.
2 OIS, 2013, Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AlO.
4
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
1 Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam
In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht hoeveel Amsterdamse huishoudens en personen
worden gekort op hun AOW, wie van hen recht hebben op de AIO en hoeveel huishoudens en
personen de AlO daadwerkelijk ontvangen. Niet iedereen met een onvolledige AOW heeft een
laag inkomen: als men een aanvullend pensioen en/of vermogen heeft komt men niet in
aanmerking voor de AIO.
De focus zal verder liggen op de doelgroep van de AIO. Rechthebbenden maken niet altijd
gebruik van de AIO. In dit hoofdstuk schetsen wij het profiel van rechthebbende niet-gebruikers.
Daarbij wordt gekeken naar kenmerken op huishoudniveau (stadsdeel en gezinssamenstelling),
maar ook op persoonsniveau (leeftijd, geslacht en herkomst).
1.1 Methode
Het gebruik en het bereik van de AlO zijn onderzocht met behulp van CBS-gegevens. Hiervoor
zijn de volgende bestanden gebruikt:
= Regionaal Inkomensonderzoek (RIO), waarin inkomensgegevens zijn opgenomen;
= Vermogensbestand;
"_AOW-uitkeringen, waarin de hoogte van AOW-uitkeringen per huishouden zijn opgenomen;
= _Bijstandsuitkeringen, waaronder de AlO-uitkeringen vallen.
Deze bestanden zijn aan elkaar gekoppeld om op huishoudniveau informatie te kunnen hebben
over het inkomen, het vermogen en uitkeringen. Omdat gebruik wordt gemaakt van
belastinggegevens in RIO, zijn de meest recente beschikbare gegevens van het jaar 2013.
Om na te gaan welke huishoudens en personen recht hebben op de AIO, zijn uit de aan elkaar
gekoppelde bestanden de huishoudens geselecteerd met minimaal één gekorte AOW-uitkering.
De inwonende kinderen zijn uit het bestand verwijderd, omdat hun eventuele inkomen geen
invloed heeft op het recht op AIO. Ook zijn alleen gekorte AOW'ers geselecteerd die gedurende
heel 2013 recht hadden op AOW en waarvan de huishoudenssituatie niet is gewijzigd, omdat het
anders lastig is vast te stellen of men recht heeft op AIO.
1.2 Kwart AOW-ontvangende huishoudens wordt gekort
Eind 2013 telde Amsterdam 77.816 huishoudens met minimaal één AOW-uitkering, tezamen
94.308 personen (tabel 1.1). Ruim een kwart (28%) van de AOW-ontvangende huishoudens in
Amsterdam wordt gekort op één of meer AOW-uitkeringen.
5
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Tabel 1.1. Uitsplitsing AOW-ontvangers en huishoudens naar volledige en onvolledige AOW, 2013
alleen volledige AOW 56.216 72
alleen onvolledige AOW 20.144 26
zowel volledige als onvolledige AOW 1.456 2
Totaal 77.816 100
volledige AOW 69.710 74
onvolledige AOW 24.598 26
totaal 94.308 100
bron: CBS/ bewerking OIS
Ouderen met een gekorte AOW-uitkering kunnen onder voorwaarden een aanvulling op hun
inkomen ontvangen. De Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) vult de gekorte AOW-
uitkering aan tot een vastgesteld minimuminkomen (bijstandsniveau). Het huishoudinkomen en
huishoudvermogen zijn bepalend voor het recht op AIO. Van alle Amsterdammers met een
onvolledige AOW ontvangt een kwart (25%) AIO, dit zijn 6.228 personen in 6.207 huishoudens in
2013. De overige 75% ontving dus geen AIO, een deel had daar wel recht op.
1.3 Huishoudens met gekorte AOW en AIO vooral in Zuidoost, Oost en
West, en vaak alleenstaand
In Zuidoost (44%), Oost (36%) en West (35%) is het aandeel huishoudens met een gekorte AOW
het grootst. In dezelfde stadsdelen bevinden zich de meeste AlO-ontvangende huishoudens. De
verschillen tussen de stadsdelen zijn echter groter voor huishoudens die AIO ontvangen, dan
voor huishoudens met een onvolledige AOW. De reden hiervoor is dat een onvolledige AOW niet
automatisch betekent dat er ook sprake is van een laag inkomen.
Tabel 1.2. Uitsplitsing AOW-huishoudens met en zonder AIO naar stadsdelen (procenten)
volledige AOW onvolledige AOW
wel AIO geen AlO N (100%)
Centrum 71 4 20 9.170
West 65 11 24 10.035
Nieuw-West 73 8 19 14.545
Zuid 71 4 18 16.883
Oost 64 12 24 8.964
Noord 82 5 13 11.007
Zuidoost 56 18 26 7.189
totaal 72 8 20 77.816
Noot. een aantal huishoudens kan niet worden toegewezen aan een
stadsdeel of wonen in Westpoort bron: CBS/ bewerking OIS
Kijken we naar huishoudsamenstelling dan valt op dat de helft van de huishoudens met een
korting op de AOW alleenstaand is en 29% een paar zonder kinderen. Voor huishoudens die AIO
ontvangen is het aandeel alleenstaande huishoudens 60%.
6
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Tabel 1.3 Huishoudsamenstelling van huishoudens met onvolledige AOW en AlO
AOW-uitkering(en)*
abs. 4 abs. 4
alleenstaande 3.741 60 10.549 49
paar zonder kinderen 1.255 20 6.229 29
paar met kinderen** 653 11 2.692 12
eenoudergezin** 487 8 1.311 6
overig 71 1 819 4
totaal 6.207 100 21.600 100
* De groep AlO-ontvangende huishoudens is onderdeel van het aantal bron: CBS/ bewerking OIS
huishoudens met een onvolledige AOW
** Het gaat hierbij om thuiswonende kinderen, ongeacht leeftijd
1.4 Jong gepensioneerden en niet-westerse Amsterdammers ontvangen
vaak AlO
Kijken we naar personen in huishoudens die worden gekort op AOW, en de AlO ontvangen, dan
kan informatie worden gegeven over geslacht, leeftijd en herkomst. Hoewel er ongeveer
evenveel mannen als vrouwen worden gekort op de AOW, zijn er iets meer AlO-ontvangende
vrouwen dan mannen.
De grootste groep van zowel gekorte AOW'ers als AlO-ontvangers is 65-74 jaar, oftewel recent
gepensioneerd. Er zijn weinig ouderen van 85 jaar en ouder die de AIO ontvangen. Verder valt op
dat Suriname, Marokko en overige niet-westerse landen zijn oververtegenwoordigd onder AlO-
ontvangers, vergeleken met het totaal gekorte AOW'ers.
Tabel 1.4 Persoonskenmerken van AlO-ontvangers en gekorte AOW'ers
abs. 4 abs. 4
man 2.890 46 12.384 50
vrouw 3.323 53 12.124 49
onbekend 15 0 90 0
De
65-74 3.956 64 17.161 70
75-84 1.928 31 6.309 26
85+ 344 6 1.128 5
De
autochtonen 246 4 4.017 16
Marokkanen 1.452 23 4.032 16
Turken 471 8 2.072 8
Surinamers 1.916 31 5.546 23
Antillianen/ Arubanen 244 4 732 3
overige niet-westerse allochtonen 1.213 19 2.573 10
westerse allochtonen 665 11 5.536 23
onbekend 15 0 90 0
totaal 6.228 100 24.598 100
bron: CBS/ bewerking OIS
7
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
1.5 Twee derde rechthebbenden ontvangen AlO
Van alle gekorte AOW-huishoudens hadden er 6.542 recht op AIO. Van hen ontving 66% de
AIO®. Dat betekent dat een derde (34%) van de huishoudens die recht hadden op AIO, geen
gebruik maakte van de regeling. Het bereik in Amsterdam is daarmee lager dan op landelijk
niveau: in heel Nederland ontving 76% van de rechthebbenden de AIO in 2011.
Het is lastig om in te schatten hoe het bereik zich tussen 2013 en 2015 heeft ontwikkeld. Op
basis van de ontwikkeling van het aantal toekenningen tussen 2013 en 2015 en de geschatte
ontwikkeling van de doelgroep zouden er aanwijzingen zijn dat het bereik is gedaald. De SVB
heeft namelijk aan minder huishoudens de AlO verstrekt, terwijl het aantal ouderen, en meer in
het bijzonder ouderen die in een niet-westers land zijn geboren is gestegen. Het is echter niet
mogelijk om de doelgroep in kaart te brengen in 2015. Dat heeft te maken met de verhoging van
de pensioengerechtigde leeftijd, en met de introductie van de kostendelersnorm.”
1.6 Bereik relatief laag onder meerpersoonshuishoudens
Van alle rechthebbenden is de grootste groep alleenstaand. Onder deze groep is het bereik ook
het hoogst, met 75%. Maar ondanks het grote bereik onder deze groep bestaat de groep
rechthebbende niet-gebruikers nog wel voor het grootste deel vit alleenstaanden. Bij de
huishoudsamenstellingen waar de kinderen inwonend zijn (paar met kinderen of
eenoudergezinnen) is het bereik het kleinst.
Tabel 1.5 Uitsplitsing rechthebbende huishoudens naar gebruik AIO en huishoudsamenstelling (procenten)
alleenstaande 25 75 4.075
paar zonder kinderen 39 61 1.124
paar met kinderen 54 46 656
eenoudergezin 46 54 508
overig 93 7 179
totaal 34 66 6.542
bron: CBS/ bewerking OIS
Het bereik is het hoogst in Zuidoost, met 88% van de rechthebbende huishoudens die een AIO
ontvangen. In stadsdeel Centrum en Zuid is het aandeel rechthebbende niet-gebruikers het
grootst, maar kijken we naar absolute aantallen dan wonen de meeste rechthebbende niet-
gebruikers in West.
3 Een deel van de AIO ontvangende huishoudens (15%) had volgens de gegevens van de belastingdienst geen recht op
AlO, omdat zij een te hoog inkomen of vermogen hadden. Dit betekent niet dat er sprake is van onrechtmatige
uitkeringen. De vermogens van huishoudens worden voor een deel onjuist geschat. Dit wordt mede veroorzaakt door
schulden die niet volledig worden waargenomen.
4 Zie: Olieman, R. (2014), SVB realiseert lager niet-gebruik, SVB.
9 pe kostendelersnorm houdt in als een bijstandsgerechtigde een woning deelt met meer volwassenen, de
uitkering(en), waaronder de AIO, wordt verlaagd.
8
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam
Tabel 1.6 Bereik AIO naar stadsdeel (procenten)
Centrum 45 55 420
West en Westpoort 37 63 1.277
Nieuw-West 35 65 1.170
Zuid 42 58 820
Oost 34 66 1.122
Noord 34 66 562
Zuidoost 19 81 1.171
totaal 34 66 6.542
bron: CBS/ bewerking OIS
Wijken met het laagste en het hoogste bereik onder de rechthebbenden staan in tabel 1.7. Naast
buurten in Centrum en Zuid, zijn er ook twee buurten in West met een relatief laag bereik. Er zijn
ook een aantal buurten waar in absolute zin veel rechthebbende niet-gebruikers woonachtig zijn,
maar waar het bereik niet heel laag is. Landlust is daar een voorbeeld van: 93 van de 211
rechthebbenden ontvangen de AIO niet (56% bereik). Het geldt ook voor de Indische Buurt
West, met 72 van de 215 rechthebbende niet-gebruikers (67% bereik).
Tabel 1.7 Wijken* met relatief het laagste en hoogste bereik (procenten)
Weesperbuurt/Plantage 38 Bijlmer-Oost (E, G, K} 83
Buitenveldert-Oost 39 Bijlmer-Centrum (D, F, H} 82
Jordaan 47 Holendrecht/Reigersbos 79
Frederik Hendrikbuurt 53 Gein 78
Rijnbuurt 53 Oosterparkbuurt 74
* wijken met minimaal 50 rechthebbende huishoudens bron: CBS/ bewerking OIS
1.7 Hoger bereik bij hogere korting op AOW
In deze paragraaf wordt gekeken naar het bereik van de AlO naar gelang de hoogte van de
uitkering. Te zien in tabel 1.8 is dat naarmate de korting op de AOW hoger wordt, het gebruik
van AlO toeneemt.
Tabel 1.8 Uitsplitsing rechthebbende huishoudens naar gebruik AIO en korting op AOW (procenten)
1-10 84 16 487
11-20 55 45 1.202
21-30 38 62 1.493
31-40 23 77 1.327
41-50 18 82 599
51-60 15 85 463
61-70 12 38 476
71-80 9 91 267
81-100 8 92 228
totaal 34 66 6.542
bron: CBS/ bewerking OIS
9
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Opvallend is dat het bereik op huishoudniveau hoger is dan op persoonsniveau (66% tegenover
55%). De reden hiervoor is dat huishoudens met meerdere personen een kleiner bereik kennen
dan alleenstaande huishoudens.
Kijken we naar de persoonskenmerken dan zien we dat mannen minder vaak gebruikmaken van
de AIO dan vrouwen (49% tegenover 41%). De leeftijdsgroep 65-74 jaar kent een hoger niet-
gebruik dan andere leeftijdsgroepen. De verschillen zijn het grootst voor de herkomstgroepen.
Het bereik onder Amsterdammers van Turkse, Nederlandse of Marokkaanse afkomst is het
kleinst (respectievelijk 68%, 67% en 54% maakt geen gebruik van de regeling). Amsterdammers
van Marokkaanse afkomst vormen de grootste groep onder de niet-gebruikers en
Amsterdammers van Surinaamse afkomst lijken de weg naar de AIO het beste te kunnen vinden.
Er kunnen op basis van deze gegevens geen uitspraken worden gedaan over welke factoren
zwaarder meewegen in het niet-gebruik. Daarvoor zijn aanvullende analyses nodig. Dit soort
analyses zijn opgenomen in het rapport van de SVB°.
Tabel 1.9 Uitsplitsing rechthebbende (niet-)gebruikers naar persoonskenmerken (procenten)
geen AIO wel AIO N (100%)
man 49 51 3.565
vrouw 41 59 4.366
65-74 49 51 5.058
75-84 38 62 2.485
85+ 31 69 388
Autochtoon 67 33 541
Marokko 54 46 2.132
Turkije 29 71 886
Suriname 68 32 2.093
Nederlandse Antillen en Aruba 32 68 269
overige niet-westerse landen 27 73 1.097
overige westerse landen 47 53 913
JN
bron: CBS/ bewerking OIS
8 Olieman, R. (2014), SVB realiseert lager niet-gebruik, SVB.
10
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
2 Redenen voor niet-gebruik
Uit de gegevens die in het eerste hoofdstuk zijn gepresenteerd is duidelijk dat niet alle
rechthebbenden de AIO ontvangen. De vraag is waarom. Daar is een antwoord op gezocht met
een enquête en interviews. Het gaat in dit hoofdstuk om de redenen waarom rechthebbenden de
AIO niet ontvangen. Eerst wordt de methode toegelicht.
2.1 Methode
Om na te gaan waarom mensen de AlO niet ontvangen terwijl zij er recht op hebben, is een
enquête uitgezet, aangevuld met interviews. De onderzoeksmethode is schematisch
weergegeven in figuur 2.1. Rechthebbende niet-gebruikers zijn echter niet als zodanig te
bereiken. OIS heeft daarom een enquête uitgezet onder een groep oudere Amsterdammers,
waaronder de verwachting was dat de doelgroep van de AIO gevonden kon worden.
Daartoe heeft de SVB een steekproef verstrekt van 5.000 Amsterdammers die een onvolledige
AOW en géén AIO ontvangen. Het bestand bevatte naam, volledig adres, leeftijd percentage
korting op de AOW van deze personen. Ook zijn alleen personen tot en met 85 jaar
meegenomen in de steekproef, omdat daarboven het risico groter wordt dat mensen zijn
opgenomen in een ziekenhuis of instituut of dat het lastig is om met hen een gesprek te voeren.
Op basis van de bestandsanalyse is besloten om in de steekproef alleen Amsterdammers op te
nemen die in het buitenland zijn geboren. Ook is rekening gehouden met de hoogte van de
korting op de AOW omdat uit de bestandsanalyse blijkt dat vooral bij een lage korting het bereik
klein is. In de steekproef zaten 3.000 personen met een korting tot 25%, 1.500 personen met een
korting tussen 26 en 50% en 500 personen met een korting van meer dan 50%.
Figuur 2.1 Onderzoeksopzet redenen voor niet-gebruik AIO
=| ] Ml î û
| fa Gad
Steekproef- Telefonische Face-to-face EELT fe
trekking en enquête enquête interviews
verrijking
*n=5.000 °n=304 en=152 hak}
11
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
2.1.1 Enquête
De steekproef is verrijkt met telefoonnummers op basis van naam en adres. Dit heeft 1.265
nummers opgeleverd. Deze zijn gebeld tussen 5 en 12 april met de vraag om mee te doen aan de
enquête. Dat heeft 304 geslaagde interviews opgeleverd, een netto respons van 49% (rekening
houdend met niet-bereikbare nummers; zie tabel 2.2).
Daarnaast is een selectie gemaakt van 535 adressen in verschillende delen van de stad waar
enquêteurs van OIS aan de deur zijn gegaan om de enquête af te nemen tussen 6 en 13 april. Zij
hebben met 152 personen de enquête afgenomen, een respons van 28%. De vragenlijst die bij de
telefonische en de face-to-face enquête is gebruikt is in de bijlage te vinden.
Tabel 2.2 Responsoverzicht
bruto steekproef 1.265 3.735 5.000
netto steekproef 617 535 1.152
respons 304 152 456
responspercentage 49% 28% 40%
2.1.2 Interviews
In de enquête was het verzoek opgenomen om mee te werken aan een langer gesprek. Van de
respondenten die potentieel tot de doelgroep van de AIO behoren waren 47 daartoe bereid. Zij
hebben een telefoonnummer gegeven waarop ze gebeld konden worden.
Op basis van de antwoorden in de enquête en de achtergrondkenmerken zijn tien personen
gebeld. Met twee mensen kon er geen gesprek plaatsvinden: één kon steeds niet worden
bereikt, bij de ander nam een dochter de telefoon op en vertelde dat haar ouders er niets van
snapten en dat zij slecht Nederlands konden praten.
Van de acht respondenten met wie telefonisch contact is geweest gingen er zes meteen in
gesprek, ook als hen de optie werd geboden om een afspraak te maken aan huis (waar één
respondent voor heeft gekozen), of een latere telefonische afspraak (met twee respondenten).
Zeven gesprekken zijn telefonisch gevoerd, en één aan huis. Eén telefonisch gesprek werd
gevoerd met de zoon van de persoon die gebeld werd, en een ander met de partner van degenen
van wie de SVB-gegevens verstrekt waren, die zelf ook wordt gekort op de AOW. De gesprekken
duurden tussen 15 en 30 minuten.
Er is gesproken met vier mannen en vier vrouwen. De geïnterviewden zijn tussen 69 en 77 jaar.
Twee leven alleen, de andere hebben een partner. Vier respondenten zijn van Surinaamse
herkomst, twee van Marokkaanse herkomst, een van Antilliaanse herkomst en een van Kroatisch
herkomst. De korting op de AOW lag tussen 16% en 68%. De groep geïnterviewden is daarmee
divers.
12
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
2.2 Kenmerken respondenten
Met de enquête zijn iets meer mannen dan vrouwen bereikt onder de 456 respondenten. Verder
waren alleenstaanden met 53% in de meerderheid. Een ruime meerderheid, 71%, is van niet-
westerse herkomst. De grootste groep bestaat uit mensen afkomstig vit Suriname. Een kwart
van de respondenten heeft een westerse migratie-achtergrond en 6% is van Nederlandse
herkomst. Ook is bijna de helft van de respondenten tussen 65 en 69 jaar, en kwart is tussen 70
en 74 jaar en nog eens een kwart is 75 jaar of ouder.
Figuur 2.3 Belangrijkste achtergrondkenmerken respondentengroep (n=456)
geslacht MO
man Vrouw onbekend alleenstaand paar overig
Pe
autochtonen 80-85 jaar
6% 10%
westerse allocht 75-79 jaar
23% mers 16%
%
jaar
%
ov. niet-westerse en
allochtonen Antillianen 70-74 jaar
14% Marokkanen _ Turken 6% 27%
5% 6%
percentage korting op AOW potentiële doelgroep AIO
t/m 20%
jm 10% [| 1 laag inkomen en
inkomen en 67
meer dan 50% [| 14 weinig vermogen
% %
9 10 20 39 40 50 o 20 40 60 80 100
De grootste groep respondenten heeft t/m 25% korting op de AOW, in totaal 53%. Het gaat
hierbij wel vooral om een korting van meer dan 10%. Slechts een kleine groep, 14% ontvangt de
helft van de AOW of minder. De achtergrondkenmerken van de respondenten komen
grotendeels overeen met de achtergrondkenmerken van de gekorte AOW'ers zoals beschreven
13
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
in het eerste hoofdstuk. Wel hebben lets meer Surinamers en iets minder vrouwen de enquête
ingevuld vergeleken met de totale populatie die gekort wordt op de AOW.
In de vragenlijst zijn vragen gesteld over de hoogte van het inkomen, de gezinssamenstelling en
het vermogen. Van de respondenten hebben 152 personen van de 456 een laag inkomen, weinig
vermogen en géén huis in het buitenland. Oftewel: een derde behoort potentieel tot de
doelgroep van de AIO. Het is niet mogelijk om daar met grote zekerheid uitspraken over te doen,
want het blijven zelf-gerapporteerde antwoorden in een enquête.
2.3 Een op vijf bekend met AIO
Van de ondervraagde personen heeft 22% wel eens gehoord van de AlO. Van degenen die tot de
22% potentiële doelgroep van de AIO behoren is dit aandeel met 21% niet significant verschillend. De
doelgroep is met andere woorden niet vaker bekend met de AIO dan ouderen die in principe niet
tot de doelgroep behoren.
Ouderen van 75 jaar en ouder hebben relatief minder vaak gehoord van de AIO. Ouderen die
voor meer dan 50% worden gekort hebben juist vaker gehoord van deze voorziening. Ouderen
van niet-westerse herkomst hebben vaker kennis van de AlO dan ouderen met een westerse
migratie-achtergrond.
Figuur 2.4 Bekendheid met AIO, naar achtergrondkenmerken (procenten)
65t/m6g jaar nn 2:
zo t/m74 jaar
75 Um 85 jaar
t/m 25% korting op AOW mn
26 t/m 50% korting op AOW nn
meer dan 50% korting op AOW
niet-westerse allochtonen N=
westerse allochtonen GN
potentiële doelgroep nn
i nn
gemiddeld 22 %
o 10 20 30 40 50
2.4 SVB belangrijkste informatiebron
Ouderen die bekend zijn met de AIO hebben in de helft van de gevallen informatie ontvangen
over deze voorziening. En de helft van hen noemt hierbij de SVB als informatieverstrekker. Dat is
in overeenstemming met de communicatie-strategie van de SVB. De SVB benaderd alle gekorte
AOW'ers twee maanden voor de pensionleeftijd. Zij ontvangen een bericht waarin afhankelijk
van de leefvorm (gehuwd/samenwonend of ongehuwd) staat wat de AIO inhoudt, hoe zij kunnen
14
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
nagaan of zij recht hebben op de AlO en hoe zij een aanvraag kunnen indienen. Verder geven
respondent ook aan dat familie en vrienden hen wel eens informatie geven over de AIO.
Een kwart van de ouderen die bekend is met de AIO heeft zelf wel eens informatie gezocht over
de AIO. Van hen zegt een vijfde deze informatie bij de SVB hebben in gewonnen, en eveneens
een vijfde bij familie of vrienden. De manier waarop informatie is verkregen en gezocht is
schematisch weergegeven in figuur 2.5.
Figuur 2.5 Informatiekanalen voor ouderen die bekend zijn met de AIO (n=106)
51% heeft informatie ontvangen (n=55) 24% heeft informatie gezocht (n=27)
waarvan: waarvan:
- de helft van de SVB - een vijfde bij SVB
2.5 Onbekendheid en onduidelijkheid redenen voor niet-aanvraag
Uit het voorgaande is duidelijk dat een grote groep ouderen onbekend is met de AIO. Van
degenen die wel eens hebben gehoord van deze voorziening heeft een kleine groep het ooit
aangevraagd. Een deel van hen heeft het ooit ontvangen, waarbij het bij sommigen weer is
stopgezet. Bij drie type situaties hebben wij vragen gesteld over redenen en afwegingen voor het
niet-ontvangen van de AIO. Dat is schematisch weergegeven in figuur 2.6. De ouderen die AIO
hebben aangevraagd behoren allen tot de potentiële doelgroep.
Figuur 2.6 Schema van type ervaringen met de AIO van respondenten, en vragen hierbij
niet
aangevraagd hmm
9 Kl alki
(87)
an =
À stopgezet 5
md \Vaarem:
5
SEL niet
ontvangen ed
alki
er)
De overgrote meerderheid van de groep die wel bekend is met de AIO, maar deze niet heeft
aangevraagd behoort niet tot de potentiële doelgroep van de regeling. Een derde van de groep
15
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
die de AIO niet heeft aangevraagd geeft dan ook aan dat zij niet in aanmerking komen voor deze
regeling. Van de 87 personen die die AIO niet hebben aangevraagd zijn er vijf personen die
volgens de informatie vit de enquête een laag inkomen en weinig vermogen hebben. Daarbij
geven ze als reden aan: ‘ik heb er geen recht op’ of ‘ik weet niet zeker of iker recht op heb’. Eris
hierbij geen sprake van een weloverwogen keuze, zoals bij de antwoordopties ‘ik vind de
voorwaarden te streng’ (daarbij worden vakanties vooral genoemd) of ‘ik heb het niet nodig’.
Figuur 2.7 Redenen om de AIO niet aan te vragen, meerdere antwoorden mogelijk (procenten; n=87)
ik weet niet zeker of ik er recht op heb nn 27
ik vind de voorwaarden te streng | 15
ik weet niet hoe ik het moet aanvragen | 11
het is te ingewikkeld om aan te vragen EN 11
ik heb het niet nodig | 6
ik wist er niet van En 5
anders Nn 8
weet niet/geen antwoord | 7
%
o 10 20 30 40 50
De groep die de AIO (ooit) heeft aangevraagd bestaat vit mensen die volgens de informatie in de
enquête tot de potentiële doelgroep behoren. Het aantal respondenten is echter te klein om
conclusies te kunnen trekken. Van de 12 personen die hebben aangegeven dat zij de AIO hebben
aangevraagd maar niet ontvangen zeggen er zes dat hun inkomen te hoog was, drie dat ze te
veel vermogen hadden en een dat een gevraagd document niet overhandigd kon worden.
Van de zes personen die een AIO hebben ontvangen die vervolgens is stopgezet legt er een uit
dat het inkomen was gestegen en een ander kreeg een inwonend kind. De rest geeft geen uitleg.
Hiermee is er te weinig informatie om tot inzichten te komen.
2.6 Interviews wijzen op onbekendheid en soms wantrouwen
In de interviews kwamen zeer uiteenlopende situaties naar voren. Sommigen hadden nog nooit
van de AlO gehoord en overigens ook niet van andere regelingen voor hulp bij laag inkomen.
Anderen ontvingen verschillende regelingen. Sommigen hadden de AIO ooit ontvangen.
Anderen weten of denken dat ze er niet voor in aanmerking komen.
Van de acht geïnterviewden zijn er twee redelijk goed op de hoogte van alle regelingen waarvoor
zij in aanmerking komen. Een respondent wordt hierbij geholpen door zijn zoon die bij de
gemeente heeft gewerkt. De ander was van beroep schuldhulpverlener. Hij had wel eens
gehoord van de AIO, maar er nooit aan gedacht om deze aan te vragen.
16
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Een aantal respondenten komt moeilijk rond, maar weet niet waar zij moeten aankloppen voor
hulp. Een van hen zegt: ‘Ik heb het nooit geprobeerd. Ik denk: dat is alles wat ik krijg.”
Sommigen hebben wel eens regelingen aangevraagd, ook de AIO maar ook het gratis OV voor
oudere minima, maar hebben het niet ontvangen omdat zij te veel inkomen of vermogen zouden
hebben. In hun beleving kunnen ze echter niet rondkomen met hun inkomen. Zo beschrijft een
respondente haar situatie:
Bij een meerderheid van de respondenten met wie een gesprek is gevoerd leeft er veel
wantrouwen ten aanzien van de overheid. Mensen zijn bang om iets aan te vragen dat zij
vervolgens moeten terugbetalen. Een vrouw vertelt dat ze daarom afziet van alle hulp, ook al
wordt het huishouden met 52% gekort op de AOW. Het gaat haar hierbij om de verhouding
tussen de moeite en de opbrengst:
Het gezin bij wie het enige huisbezoek is gedaan vertelt na afloop dat zij het bezoek van tevoren
niet vertrouwden. Mevrouw dacht dat de onderzoeker een oplichtster was. Ze zei: ‘Ik kon niet
geloven dat de gemeente niet weet wat het inkomen is. En de SVB, ze weten alles!" Toen
mevrouw nog werkte moest ze elke zes maanden haar loonstrookjes doorgeven en werd de
partnertoeslag van de AOW opnieuw berekend. Zij kan daarom niet begrijpen dat de SVB niet
zou weten wie recht heeft op de AIO en wie niet.
Een andere respondent ontving de AlO, maar die is stopgezet toen de SVB een onderzoek deed
en er gevraagd werd naar ‘allemaal dingen, en — vertelt de zoon — ‘hij kreeg er weinig voor’.
Vooral het halveren van het aantal weken vakantie zit meneer, en ook zijn zoon, dwars. De zoon
legt vit: ‘Mijn vader heeft eindelijk AOW, hij heeft altijd hard gewerkt, maar omdat hij net iets
meer ondersteuning ontvangt worden strengere eisen gesteld. Maar vakantie is heilig!”. Deze
persoon heeft de afweging gemaakt om de eerdere AlO-compensatie aan zijn zoons te vragen.
17
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Ook anderen worden door familie geholpen. Een mevrouw vertelt dat ze in financiële problemen
kwam toen ze trouwde:
Verder valt in de acht gesprekken op dat deze mensen weinig op de hoogte waren van
gemeentelijke communicatiekanalen. De krant ‘Amsterdam’ wordt nauwelijks gelezen.
Informatie moet hen direct bereiken. Op een vitzondering na zijn de respondenten goed op de
hoogte van de post die zij krijgen en regelen zij zelf hun financiële administratie. Maar ze weten
niet of zij recht hebben op hulp bij laag inkomen, en ook al komen ze moeilijk rond, ze weten niet
waar ze moeten aankloppen voor hulp.
18
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
Conclusies
Een kwart van de Amsterdamse ouderen wordt gekort op de AOW. De meerderheid van hen
heeft daarnaast een aanvullend inkomen en/of vermogen, waardoor zij niet in aanmerking
komen voor de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Ongeveer 6.200
Amsterdamse huishoudens ontvingen in 2013 de ALO om hun inkomen aan te vullen tot het
bijstandsniveau. Dat is twee derde van de groep die recht heeft op deze regeling. Daarmee valt
het bereik van de AlO in Amsterdam lager vit dan het landelijk gemiddelde.
Dit blijkt vit bestandsanalyses op CBS-gegevens. Uit deze analyses blijkt verder dat het vooral
meerpersoonshuishoudens zijn die relatief minder worden bereikt, en ook huishoudens met een
relatief lage AOW-korting. Het bereik verschil sterk per stadsdeel en per wijk in de stad.
Deze uitkomsten over het gebruik en het bereik van de AlO in Amsterdam zijn aangevuld met
een enquête onder Amsterdamse ouderen die gekort worden op de AOW en geen AlO
ontvangen. Met deze enquête, die in samenwerking met de SVB is opgezet, zijn 456 ouderen
bereikt, zowel telefonisch als aan huis. Een derde van de respondenten behoort potentieel tot de
doelgroep van de AIO.
De enquête toont aan dat de onbekendheid met de AIO groot is: 78% van de respondenten heeft
nooit gehoord van deze regeling. Onder de potentiële doelgroep is de bekendheid met de AlO
even beperkt. Degenen die er wel van hebben gehoord hebben meestal informatie ontvangen
van de SVB. Een kleine groep heeft zelf informatie gezocht, meestal ook bij de SVB. Verder zijn
familie en vrienden vaak een informatiebron.
In de enquête is gevraagd naar redenen om de AIO niet aan te vragen. De grootste groep denkt
niet in aanmerking te komen voor de AIO, terwijl zij wel tot de potentiële doelgroep lijken te
behoren. Verder weet een aantal personen niet zeker of zij er recht op hebben en/of hoe zij het
moeten aanvragen. Onduidelijkheid over voorwaarden en aanvraagprocedures lijken dan ook
een barriêre voor een optimaal bereik. De aanvullende kwalitatieve gesprekken die met acht
respondenten zijn gevoerd geven hier voorbeelden van. Ook blijkt dat mensen vanwege die
onduidelijkheid maar soms ook vit wantrouwen beslissen om geen hulp te vragen. Zij zien dit als
een manier om zichzelf te beschermen, ook al komen ze moeilijk rond.
Uit de grote mate van onbekendheid met de AIO en met de voorwaarden blijkt dat de bestaande
communicatiestrategieën niet geheel effectief zijn onder Amsterdamse ouderen, ook al
ontvangen alle gekorte AOW'ers hierover informatie van de SVB. De enquête en de interviews
maken duidelijk dat ouderen grote behoefte hebben aan een persoonlijke benadering, waarbij
het belangrijk is om wantrouwen jegens de overheid weg te nemen. Gelet op de verwachte groei
van de doelgroep in de komende jaren lijkt herziening van de communicatiestrategieën nuttig,
zo niet nodig.
19
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
nn nn A
Bijlage Vragenlijst enquête
De gemeente Amsterdam doet in samenwerking met de SVB onderzoek naar het gebruik van
inkomensondersteuning aan ouderen. Wij zouden u graag een paar vragen stellen over dit onderwerp.
Het invullen duurt ongeveer 10 minuten.
1. [check of met juiste persoon wordt gesproken]
2. Heeft u wel eens gehoord van de AlO?
-_Ja
-_Nee (uitleg geven, daarna naar v.13)
AIO staat voor ‘aanvullende inkomensvoorziening ouderen’. Dit werd in het verleden ook bijstand voor
65-plussers genoemd. De AIO vult het inkomen van pensioengerechtigden aan tot het
minimuminkomen. Het is bedoeld voor personen met de AOW-leeftijd, een onvolledig AOW-pensioen,
weinig ander inkomen en weinig vermogen.
3. Heeft u wel eens informatie gekregen over de AIO?
-_Ja
-_ Nee (naar v.5)
4. Van wie heeft v informatie gekregen over de AlO?
-__ Kennissen, familie
- De SVB
-__Een maatschappelijke organisatie
-_ Anders, namelijk.
5. Heeft u weleens zelf informatie opgezocht over de AlO?
-_Ja
-__Nee (naar v./)
6. Waar heeft u informatie opgezocht over de AIO? Meerdere antwoorden mogelijk
-_ Bij familie of kennissen
-__ Bij de gemeente
-__Bijde SVB
-_ Bij een andere instantie, namelijk…
-_ Anders, namelijk.
- Weet niet/geen antwoord
7. Heeftu de AlO ooit aangevraagd?
-_Ja
-__Nee (naar vraag 12)
20
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
8. Heeftu de AIO toen gekregen?
- Ja (naar v.10)
- Nee
9. Om welke reden kreeg u het niet? Meerdere antwoorden mogelijk
-__ Te hoog inkomen
-__ Te hoog vermogen
-_een huis in het buitenland
-_niet alle gevraagde informatie gegeven
-_ Anders, namelijk.
- Weet niet/geen antwoord
10. Ontvangt v de AIO op dit moment?
- Ja (naar v.13)
- Nee
11. Waarom is de AIO inmiddels beëindigd? Meerdere antwoorden mogelijk
-_Ikkreeg een hoger inkomen en kwam daarmee boven de grens
-__Mijn vermogen werd te hoog
-_ Verandering in gezinssituatie
-_ Het iste veel moeite voor te weinig geld
-_Ikheb een huis in het buitenland
-_ Anders, namelijk…
- Weet niet/geen antwoord
(vervolgens naar v.13)
12. Waarom heeft u de AIO niet aangevraagd? Meerdere antwoorden mogelijk
-_ Ikweet niet zeker of ik er recht op heb
-_Ikweet niet hoe ik het moet aanvragen
-__Hetiste ingewikkeld om aan te vragen
-_ Het iste veel moeite voor te weinig geld
-_ Ik heb het niet nodig
-_ Ik vind de voorwaarden te streng
-_ Ik heb een huis in het buitenland
-_ Anders, namelijk.
- Weet niet/geen antwoord
13. Woont u alleen?
- Ja (naar v.16)
- Nee
14. Heeft u een partner?
- Ja (naar v.16)
- Nee
21
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam
15. Wat is uw netto inkomen per maand? Daarmee wordt bedoeld: het inkomen na aftrek van
belastingen, dat besteed kan worden aan lasten, consumptie en eventueel sparen. Is dat:
-___Lagerdan € 1.100
- Hoger dan £ 1.100
- Weet niet
(vervolgens naar v. 18)
16. Wat is de leeftijd van uw partner?
__ —_ jaar
17. Wat is het netto maandinkomen van v en uw partner? Daarmee wordt bedoeld: het inkomen na
aftrek van belastingen, dat besteed kan worden aan lasten, consumptie en eventueel sparen. Is
dat:
-___Lagerdan € 1.500
- Hoger dan £ 1.500
- Weet niet
18. Heeft u (eventueel samen met uw partner) een eigen huis, in Nederland en/of in het buitenland?
Meerdere antwoorden mogelijk
- Ja, in Nederland
- Ja, in het buitenland
- nee
19. [als vl4=nee] Heeft u bezit, in de vorm van spaargeld, aandelen, een auto, sieraden of andere
goederen van meer dan £ 6.000?
- ja
- nee
- weetniet
(vervolgens naar v.21)
20. [als vl4=jal Heeft v bezit, in de vorm van spaargeld, aandelen, een auto, sieraden of andere
goederen van meer dan € 12.000?
- ja
- nee
- weetniet
22
Gemeente Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam
21. Wat is vw geboorteland en dat van vw ouders?
EO uw geboorteland geboorteland moeder geboorteland vader
Europa (inclusief voormalige Sovjet-
Republieken)
VS, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, overig 7 7 07
Oceanië, Japan, Indonesië, Nederlands Indië
overig Azië, overig Midden- en Zuid-Amerika,
overig Afrika
onbekend geen antwoord eee en
[v22 alleen stellen als persoon behoort tot doelgroep en niet eerder AIO ontvangen]
22. In het kader van dit onderzoek willen wij een aantal mensen verder spreken over deze
onderwerpen. Mogen wij contact met uv opnemen voor een vervolggesprek van ongeveer een
uur?
-_Ja
- Nee
23. Op welk telefoonnummer kunnen wij u het beste bereiken?
Dat waren onze vragen. Dank voor vw medewerking!
23
Bezoekadres:
& Ld Oudezijds Voorburgwal 300
1012 GL Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek il Il Postbus 658
LTN Verne eu)
wwwois.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 24 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 311
Publicatiedatum 11 april 2014
Ingekomen onder AX
Ingekomen op donderdag 13 maart 2014
Behandeld op donderdag 13 maart 2014
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Van Drooge, de heer Capel, de heer
Van Lammeren en de heer Evans-Knaup inzake het voorgenomen besluit tot
het aangaan van het Final Contract met Amsterdam Metropolitan Solutions
(financiering uit de algemene reserve).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 11 februari 2014 inzake het voorgenomen besluit tot het aangaan
van het Final Contract met Amsterdam Metropolitan Solutions voor een periode van
10 jaar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 225);
Overwegende dat de raad de burgemeester met een volledig financieel mandaat op
pad wil sturen naar Boston om het Amsterdam Metropolitan Solutions (AMS) tot stand
te brengen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— het bedrag van 34 miljoen euro, nodig om het Amsterdam Metropolitan Solutions
(AMS) te kunnen realiseren, te financieren uit de algemene reserve;
— bij de bestemmingsvoorstellen van de jaarrekening 2013 met een voorstel te
komen om de algemene reserve weer aan te vullen.
De leden van de gemeenteraad,
Â.H. van Drooge
S.T. Capel
J.F.W. van Lammeren
LR. Evans-Knaup
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Raadsagenda supplement 4
woensdag 24 en donderdag 25 januari 2018
Datum en tijd woensdag 24 januari 2018 13.00 uur en 19.30 uur
donderdag 25 januari 2018 13.00 uur en 19.30 uur
Locatie Raadzaal
TOEGEVOEGD:
Economie
26A Actualiteit van de leden N.T. Bakker, Moorman en Nuijens inzake posters in
Londen om expats naar Amsterdam te trekken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 42)
AFGEVOERD:
Economie
BA Interpellatie van de leden N.T. Bakker, Moorman en Nuijens inzake posters in
Londen om expats naar Amsterdam te trekken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 42)
1
| Actualiteit | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1444
Publicatiedatum 28 december 2018
Ingekomen onder BF
Ingekomen op donderdag 20 december 2018
Behandeld op donderdag 20 december 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de overheveling van de coalitieakkoord-
middelen en de doelenboom (inzichtelijk maken van uw ambities)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de overheveling van de coalitieakkoordmiddelen en
de doelenboom (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1346).
Constaterende dat:
— de doelenboom bestaat uit indicator-activiteiten:;
— de concrete waarde in ongeveer 50% niet is ingevuld;
— hetcollege wel het budget aan de gemeenteraad vraagt, maar niet haar ambitie
weergeeft.
Overwegende dat:
— zonder duidelijk doel, het onduidelijk is wanneer we een bepaald doel hebben
bereikt;
— de middelen wel ter beschikking zijn en worden gesteld in de begroting en de nog
vast te stellen begrotingen;
— bij het niet formuleren van duidelijke doelen, het kan zijn dat het geld uitgeven
een doel op zich kan worden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. voor elke indicator-activiteit waar de prognoses nog niet zijn ingevuld voor de jaren
2020, 2021 en 2022, aan te geven wanneer het college deze wel gaat aanleveren;
2. dit overzicht aan de gemeenteraad te geven voor eind januari 2019.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 15 september 2021
Ingekomen onder nummer 647
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid A.L. Bakker inzake het Kader Hondenlosloopgebieden
(ecologische adviezen)
Onderwerp
Inzake het Kader Hondenlosloopgebieden (ecologische adviezen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het Kader Hondenlosloopgebieden (VN2021-020967)
Overwegende dat transparantie van besluitvorming belangrijk is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
er zorg voor te dragen dat er altijd openbaarheid wordt gegeven van de adviezen van de be-
trokken stadsecoloog bij het aanwijzen of evalveren van een hondenlosloopgebied.
Indiener
A.L. Bakker
| Motie | 1 | discard |
dn
Ü
Inrichtingsprincipes
voor een
autoluwe stad
Inleiding 3
1 Gebiedsgerichte aanpak 7
2 Ontwerpen 17
3 Functies 49
4 Tijdelijk / definitief? 69
Colofon 73
2
Vanuit de Agenda Amsterdam Autoluw maken we ruimte voor een leefbare
en toegankelijke stad. Dat is een stad waar het prettig wonen, werken en
recreëren is. Waar bewoners het naar hun zin hebben, werkers graag aan de
slag gaan en recreanten fijn verblijven. Een stad op menselijke maat die goed
toegankelijk is en waar de openbare ruimte er aantrekkelijk uitziet.
In dit boekje zijn de gebiedsgerichte inrichtingsprincipes opgenomen voor
de openbare ruimte die horen bij een autoluwe stad. Elk gebied in onze stad
is uniek. Of het nu gaat om het stadshart of de hoofdroutes, stadsstraten
of (gemengde) woonbuurten en de nieuwe stad of de eeuwenoude
grachtengordel. De manier waarop we de ruimte invullen, verschilt daarom
per gebiedstype.
mn
3
Dit boekje focust op de herverdeling van de ruimte; minder ruimte voor
autoverkeer en parkeren, méér ruimte voor groen, fietsers, voetgangers,
spelende kinderen en ontmoetingen op straat. Deze inrichtingsprincipes
helpen projecten om samen met bewoners en ondernemers invulling
te geven aan de ambities voor een leefbare en toegankelijke stad. De
inrichtingsprincipes zijn richtinggevend. Ze schrijven niet precies voor hoe een
straat ingericht moet worden, maar schetsen een palet aan mogelijkheden.
De verschillende ‘knoppen’ waarmee de stad het ruimtebeslag van
autoverkeer en geparkeerde auto’s verminderd, zijn uitgewerkt in de
Agenda Amsterdam Autoluw. Precieze inrichtingsdetails, materiaalgebruik
en maatvoering zijn opgenomen in de Standaard voor het Amsterdamse
Straatbeeld (Puccinimethode) en de Leidraad van de Centrale
Verkeerscommissie (CVC).
TT
/ N n= dà d
Wv nd
ev BE
GN |
8 7 DN /
N: Óf EN PJ
EN Di
On an VR \
| n EL HN / A ip: \
4 / N x ee mmm y 4 pe é
Lr OS an aa *
Pd ne Zò (\ DT , el ï en
Sf B — kra ss det Wi Ee <
5 5 ME A nrs
DA | \ Ô Ge
ae Ee J l N x ® ZA NN
S 9 /
‘ s gn l 5 ’ _ \
P | kn ed Tg
AAN 4 en RO NÀ 1d
(NN _ a
ee KC 4
Le \ S ae } pe
Gebiedsindeling Agenda Autoluw '
buurten routes (% \
BE stadshart Oude Zijde EE ontwikkelgebied —”_ stadstraat
Eem stadshart Nieuwe Zijde Ees werkgebied „ee _ potentiële stadstraat __) N
BE grachtengordel Ees groengebied —-_ hoofdroute autoverkeer AS
(gemengde) woonbuurt N
4
oe | ED AGN Werd ii mn À Hi
MED ENDAINE z_ Adin A
Be l | EEn edi Ae hs
: AR zl WN ee EN ki |
ge AN d VE Al Prei A ele |
| SO Eel Ee eta ln Hit A0:
es r Ld ZN EU eren ne B - ‘=
| 7 la 1 DE: \ 8 Ee ) 5 E
OEE PEA
5
1 | z A EE: z EET ore Pe Zn Lj rn re :
E NTR PA
8 Ï | ie Tk 5 ft en PE a ä.
| t k Ns | mk de! Pi. À oe He Jel lin
£ | ES 8 | d F q | í Í 1 kn drh Ke: 8 ä ae 5
En | n kn le £ rf ZEN
As | Ni | W En k
| Î zi Hi | ki Sien 5-5 Ee ee |
Et LEN EE Bam Tl a se R
5 (Et B PS EE |
meen. al SU | | IE! ied Ee A
1 EE a ER EI $ A ;
nn en en. HH | KE | Ds |
Enk OR fn
Ets nn | | | | | il el Ee bean 4 rn
en LU Tuk | mi w |
r | k | . Ì si | | EN ar : Li ! F
pe kn | Í AS u | en l = er | : ks
an AN glt Tr | LAP me Ä | # al
Es if 5 Ls A il a st ES EN | ie RE l Ie cf ci Ri
els … en B hep k OAT i 5 De RE
a he. Ee IF Ee ee „is
d eN ij _ pr g-
ar Veil E. ST sas: es TE
Ole ON ee nds
&, Î Î - ans a en m an En
TK en en EI ER ==
nn en is Een han ae nn nn
KE Tae „ en ee
RR
| % DD ene is: Es.
ran kan af men et : mn mm en ‘ EN
eed ev en - pn Den en REL En =
amer =n emi a mm _
N NS vanni hs hRE Dn WEE br
ed Ee
bs mm Arse,
- B ( lk Ke EN
is @ rl pie Pan
KS
ie \ 3 E
Á h en ï
£5 ee
b On Sn, , , e 5 ê NJ
6
Gebiedsgerichte
aanpak voor een
autoluwe stad
E 5 | |
° .
Gebiedsgerichte aanpak: Stadshart
Het stadshart oude zijde omvat onder meer het Centraal Station, de Nes, de Burgwallen Oost, de
Nieuwmarktbuurt en de Lastage. In dit gebied ligt een opgave om de leefbaarheid en de toegankelijkheid
te verbeteren en meer ruimte te maken voor de voetganger in de smalle straten.
Geparkeerde auto's moeten ruimte inleveren om de leefbaarheid en toegankelijkheid van het gebied te
kunnen verbeteren. Circulatiemaatregelen en intelligente toegang worden ingezet om autoverkeer dat niet
noodzakelijk in het gebied hoeft te zijn, te weren. We willen hier ook voldoende flexibele vakken aanleggen
voor laden/lossen, fietsparkeren, scooterparkeren en parkeren voor kleine elektrische voertuigen. Daarmee
houden we de stoepen vrij, zodat daar voldoende loopruimte is.
Het stadshart nieuwe zijde omvat onder meer de Munt, de Prins Hendrikkade en de Paleisstraat, waar
afgelopen jaren met knips in het autonetwerk al grote stappen gezet zijn om de toegankelijkheid,
leefbaarheid en verblijfskwaliteit in het gebied te verbeteren. We werken conform de ‘Programmatische
Visie Nieuwe Zijde’ aan de opwaardering van het gebied: van een ietwat vergeten, vooral dienstbaar deel
van de binnenstad, naar een aangenaam en eigen stadsgebied. De nieuwe zijde is extreem veelzijdig en
gevarieerd: qua bebouwing, functies en sferen.
Nu gaan we de ruimte die we gecreëerd hebben verzilveren door straten opnieuw in te richten, waaronder
de Spuistraat en de Raadhuisstraat. De vrijgekomen verkeersruimte wordt gebruikt voor extra loop- en
verblijfsruimte voor voetgangers en meer ruimte voor fietsers (in de Spuistraat, de Nieuwezijds Voorburgwal
en op het Singel, tussen Munt en Koningsplein). De nieuwe zijde is doorregen met een ‘gordel van pleinen
en pleinruimtes’: van de Stromarkt tot de Munt. We maken hiervan échte pleinen met aangename, groene
verblijfsruimte.
Uitgangspunten Dit doen we door …
m De rijdende en geparkeerde auto’s maken m Gefaseerd het parkeren op straat op te heffen.
ruimte voor voetgangers, fietsers en In het stadshart is de ambitie om straten waar
verblijven. mogelijk parkeervrij te maken.
m De doorstroming van het OV blijft geborgd m Straten her in te richten met klimaatbestendige
en wordt waar mogelijk verbeterd. oplossingen, hoogwaardige materialen en meer
m Er komt meer ruimte voor laden/lossen groen, waarbij de pleinen verbijzonderd worden
en parkeren van fietsen, scooters, kleine en een eigen karakter krijgen.
elektrische voertuigen en deelmobiliteit. m Doorgaand autoverkeer te weren met
Hiermee verbetert te toegankelijkheid van circulatiemaatregelen, intelligente toegang
trottoirs. en/of autovrije deelgebieden.
en
8
5 Rl DE| E TTR Er ee en Ee nt
EL TRR
en Se Ek print deer PE
— AH ki | Sad ik LIEN SPADE ak
BET TE LN En, bed rh 17: Eet
EA | ete df Le wa EI bn Wte Se de 5 ‚
edn ' vel | AE Es in RE PRAS
Sn A mn Jd SALE
ee ais Mas S |
ge
ER di B R cn N= a 5 | 1
5 en : F. r
en Sep
en en 4 ed
Ne. | Al k à meet
Br kl N cr 8 FE
en Zh | za U rl ra5 rn
ER on WR B ij
3 Pe PE ek Be End an Wi ed . et En Ear: : nd Ld a Me ie E Ea) E EE,
Hrs! ei EME En 1E Cie - Ee a kk: | À fa ee EE \ EEE | de ie
UR bee IND mk (ib 8 i Miet
ge mnd elf 1 |
gl” Ab 4 Á hd \ K os 5 ú dn {
| if: Â | j E N oe: Ee
eN ZN | |: t ee RO Ee
9
° .
gm Gebiedsgerichte aanpak: Grachtengordel
De grachtengordel is UNESCO wereld erfgoed. Daar gaan we zorgvuldig mee om. Door de footprint van
de auto te beperken, verbeteren we de toegankelijkheid en de leefbaarheid van het gebied: meer ruimte
voor fietsparkeren, bredere stoepen om de toegankelijkheid te verbeteren. Maar ook meer ruimte voor
nutsvoorzieningen, zoals het verbeteren van de afvalinzameling.
De uiteindelijke ambities is om de kades niet van water tot gevel opnieuw te vullen, maar juist ook ruimte
leeg te laten. Ruimte om het water te ervaren, om te flaneren, om te ontsnappen aan de drukte van het
stadscentrum.
Echter, op de korte termijn zal dat op grote delen van de grachtengordel niet haalbaar zijn. Enerzijds
omdat we ervoor kiezen om met prioriteit ook parkeerplaatsen op te heffen langs de radialen zoals de
Raadhuisstraat, waar de gebruiksdruk hoger is. Anderzijds omdat het omzetten van schuinparkeren naar
langsparkeren, in combinatie met verspreid plekken opheffen, de komende jaren een grotere meerwaarde
heeft dan het volledig ‘leegvegen’ van een beperkt aantal rakken. Soms zal het echter wel noodzakelijk zijn
om een rak (tijdelijk) volledig parkeervrij te maken, om zwakke kades te behouden of te herstellen.
Uitgangspunten Dat doen we door…
m De grachten dienen goed en comfortabel m Instandhouding van de kades; we voeren
toegankelijk te zijn, ook voor mindervaliden herstelwerkzaamheden uit en verminderen
en ouders met kinderwagens. Daarom waar nodig tijdelijk de belasting van de
krijgt voldoende, veilige en obstakelvrije kades. Kadeherstel en herinrichting van de
voetgangersruimte prioriteit. openbare ruimte gaan hand in hand.
m Er komt meer ruimte om laden en lossen en m Het omzetten van schuin- naar
het parkeren van fietsen, scooters en kleine langsparkeren, gecombineerd met het
elektrische voertuigen beter te faciliteren. gespreid opheffen van parkeervakken.
m Deelmobiliteit wordt een aantrekkelijk m Doorgaand autoverkeer te weren, met
alternatief voor autobezit. circulatie ingrepen of intelligente toegang.
m De ruimtelijke kwaliteit van de grachten m Het toevoegen van fietsparkeerplekken,
verbeteren we, door het zicht op het water deelmobiliteit en nutsvoorzieningen,
te herstellen en waar mogelijk de ruimte zoals oplaadpunten of voorzieningen voor
langs het water ook ‘leeg’ te laten. afvalinzameling.
m Zeer smalle kades (indicatie: <7 meter)
waar mogelijk parkeervrij te maken bij
herprofileringen.
m Op de middellange termijn een aantal
rakken langs hoofdgrachten volledig
parkeervrij te maken.
m Als er op termijn meer (parkeer)ruimte
vrijkomt, ook ruimte langs het water leeg
te laten.
m Daarmee wordt de connectie met het
water teruggebracht en de verblijfskwaliteit
vergroot.
en
10
. .
Gebiedsgerichte aanpak: (Gemengde) woonbuurten
Gemengde woonbuurten
Deze buurten rondom het centrum hebben zich de afgelopen 15 jaar gekenmerkt door een sterke
toestroom van gemiddeld hoogopgeleide bevolking met een stedelijke en uithuizige levensstijl. Dit gaat
gepaard met de komst van nieuwe detailhandel en horeca in bestaande stadsstraten, maar ook steeds vaker
in woonbuurten zoals de Pijp, de Jordaan, de Indische Buurt en Oud-West. De prettige afwisseling tussen
rust en reuring staat soms onder druk door de vestiging van publieksfuncties in woonstraten.
Conform de Visie Openbare Ruimte (2017) ligt de focus in deze buurten op meer ruimte voor verblijf,
voetgangers en fietsers en het verbeteren van buurtgroen. Door intensief samen te werken met bewoners
en ondernemers zoeken we naar balans in de gemengde woonbuurten. Daarbij moeten we altijd keuzes
maken: óók met minder auto’s zal de druk op de ruimte in gemengde woonbuurten zeer hoog blijven.
Mede omdat een deel van de statische functies (deelmobiliteit, oplaadvoorzieningen, fietsparkeren, etc.)
van de stadsstraten naar de (gemengde) woonbuurten verplaatst wordt. Op de stadsstraten is deze ruimte
noodzakelijk om daar de toenemende verkeers- en verblijfsdruk op te vangen en flexibele functies te
faciliteren, zoals kortstondig fietsparkeren bij winkels en laden en lossen.
Woonbuurten
In de woonbuurten ligt de focus conform de Visie Openbare Ruimte (2017) op de woonfunctie en alles wat
daarbij hoort, zoals spelen, voldoende groen en ruimte om elkaar te ontmoeten op straat. Bij een leefbare
woonbuurt horen ook voldoende voorzieningen. Fietsparkeerplaatsen, oplaadpunten voor elektrische
voertuigen, gescheiden huisvuilinzameling, etc. Daar waar we de aanwezigheid van de auto verminderen —
zowel rijdend als geparkeerd- ontstaat ruimte om deze functies een plek te geven in de straat. Dat is geen
gemakkelijke puzzel, zelden zal er zomaar ruimte ‘over’ blijven. Samen met de bewoners maken we keuzes,
maar we kijken daarbij altijd verder dan één straat; kosten en baten worden op buurtniveau gewogen.
Ook in woonbuurten zal de ruimtelijke druk in eerste instantie toenemen, omdat statische functies
(deelmobiliteit, oplaadvoorzieningen, fietsparkeren, etc.) gedeeltelijk vanuit de stadsstraten naar de
buurten verplaatst worden. Op de stadsstraten is deze ruimte het hardst nodig om daar de toenemende
verkeers- en verblijfsdruk op te vangen. Zodra het effect van autoluwmaatregelen zichtbaar wordt en de
vraag naar parkeerplaatsen verder afneemt, kunnen we op grote schaal aanpassingen doen in het profiel van
woonstraten.
De ambitie voor gemengde woonbuurten en meer ‘monofunctionele’ woonbuurten is vrijwel gelijk. De
uiteindelijke maatregelen, inrichting van vrijgekomen ruimte en de snelheid waarmee veranderingen worden
doorgevoerd zullen echter sterk verschillen. De druk is bij gemengde woonbuurten groter, waardoor hier de
noodzaak voor meer ruimte voor voetgangers, fietsers en verblijven zich eerder en sterker zal manifesteren.
Ook vraagt functiemenging om een andere indeling van de openbare ruimte, bijvoorbeeld om terrassen te
faciliteren en meer ruimte te maken voor logistiek.
ant EIL 10 me
= F | Ù _ ij En De
| Ld in Nn Pr f
‚| iÁ rad De ee rn a | Ì Í,
ir B 4 ls ds É Ì en \ k | Be F ETE
Oke Ani ZE (. B Id ; [risso HH NN EEE
Ed SHEN a
E kr | Î EC e L Î | ==
En : Kn Îe | î 1 Î RT fi
e Rt Lj’ Ì 4 = EN a | ï
| U Ne nl Heat - EEN |W :
ee: abai” Bt WE
IE WEN | CN CN
- j „r en kds == TE Ml YS … Ee hl
ke f ee — | Je NY eik Zl
_ TEM, VAN Ae p Pe Helen Kn d egen
ef ee rek
gE 7 rs i pe NT | ‘aff
Hd D ee Te Tt bi ne a 1 iS il
EP ee : EE sd . nn |
A Dm
1
Ge Uitgangspunten Dat doen we door.
m Voetgangers, fietsers en de woon- en m Met tijdelijke inrichtingsvormen
verblijfsfunctie staan in woonbuurten parkeerplekken op te heffen, vooruitlopend
centraal. op een toekomstige herinrichting.
m Wie bij zijn voordeur móet zijn met de auto, m Parkeerplaatsen verspreid op te heffen voor
kan er bij (AOV, mindervalide bewoners, containers, fietsparkeren en laden/lossen,
etc.). waardoor er meer vrije ruimte op de stoep
m Er komen bredere stoepen, met ruimte om ontstaat.
te verblijven en elkaar te ontmoeten. m Waar mogelijk geconcentreerd
=m Meer ruimte voor laden/lossen en parkeren parkeerplaatsen op te heffen en daarmee
van fietsen, scooters, kleine elektrische meer ruimte te maken voor voetgangers,
voertuigen draagt bij aan de bereikbaarheid spelen en groen.
van de woonbuurten en verbetert de m De snelheid voor (auto)verkeer in
toegankelijkheid. woonbuurten te beperken tot maximaal 30
m In woonbuurten moet deelmobiliteit volop km/uur.
beschikbaar zijn, als alternatief voor (auto) m Waar mogelijk en gewenst straten parkeer-
bezit. of autovrij maken. Delen van de buurt
m We maken ruimte voor sport- en kunnen worden omgevormd tot fiets/
speelvoorzieningen met meerwaarde op voetgangersgebied of voetgangersgebied.
buurtniveau, afwisselend en uitdagend. = Op buurtniveau de prioriteiten goed naast
m We maken ruimte voor ‘goed groen’; groen elkaar te leggen, zodat aanpassingen in
dat voldoende maat heeft, goed ingepast de straat ook op buurtniveau meerwaarde
wordt en bijdraagt aan de leefbaarheid, hebben. We maken én vullen de ruimte
klimaatbestendigheid en biodiversiteit. samen met de bewoners en ondernemers.
m Het verminderen van het aantal m Hubs voor deelmobiliteit te realiseren, zodat
autoparkeerplaatsen biedt ruimte bewoners kunnen overstappen van (auto)
voor betere nutsvoorzieningen zoals bezit naar gebruik.
afvalcontainers, schakelkasten en m Het aantal parkeervergunningen te
verdeelstations. Deze zijn onmisbaar voor de verminderen en autoparkeren op afstand te
leefbaarheid in de wijken. stimuleren, bijvoorbeeld in parkeergarages
m Statische functies, zoals fietsparkeren voor of op een P+R.
omwonenden, worden vanuit de stadsstraten
opvangen in de woonbuurten. Bij voorkeur
op de koppen van de straten.
[4 A] be 7 hed ke 3 7 ir END I g
E a} En Í Rd h d ( Re ei |
BE) Ri en be ie fh, „6 fi | ï IE
mas ij Ï EN NE ij £ el EN E) AN ie
Ere en EE LO leem
F u Ii ì il A | ee if es |
| gan men de EREN Ì ANS ata’
js \ ; Ne WE Ed | ETT 2 H ij í Ee 5 En de (If gen
i di Ì e ij A f aid ha Î JÌ
re en Ü el MI gee wies fak EEN
® ed Es heks eg PO É mi’ Ë A E en
8 re hr Ea el re e Ne. el EE If ae, ek ER | En k
P LIE ST es LN Bal e Er 5 Die ie
Er n. EE Nl Ee ; Bee.
Ti Pen Mb LS zn : BE.
a EEN |
Í l ke IJ 4 TJ IR p « rc | Ì
As E re al e
] 3 NR pe. 7 B DN El
| E 4 EN: n
F Z KA a: a 5 a ne N
8 ij Uien 1 rt
: EN ' e Í |
Ee :5 EL ï
E F k. a | | k |
= EN Et À Ì
12
e .
Gebiedsgerichte aanpak: Stadsstraten
In lijn met het Onderzoeksrapport Stadsstraten (2017) definiëren we een stadsstraat als “een straat met een
belangrijke verblijfs- en economisch- maatschappelijke functie op verschillende schaalniveaus met daarnaast
een belangrijke verkeersfunctie”. Stadsstraten liggen altijd in intensief bebouwd gebied. Vanwege de
stevige verkeersfunctie(s) zijn het belangrijke schakels in het netwerk.
In de plinten van een stadsstraat tref je tal van voorzieningen en op straat is het relatief druk. Het zijn
doorgaans brede(re) en lange(re) straten, zoals de Kinkerstraat (in West), de Linnaeusstraat (in Oost), de
Ferdinand Bolstraat (in Zuid) en de Nieuwezijds Voorburgwal (in Centrum).
In de stadsstraten maken we ruimte voor voetgangers, fietsers en OV, zonder al het rijdende autoverkeer
te weren. Om die ruimte te maken, moeten statische functies zo veel mogelijk wijken. Autoparkeren,
oplaadvoorzieningen en deelmobiliteit verplaatsen we waar mogelijk naar de koppen van de zijstraten of de
achterliggende buurten.
De beschikbare ruimte in stadsstraten wordt het liefst dubbel gebruikt; bijvoorbeeld door fietsparkeervakken
voor winkelend publiek in te zetten voor laden en lossen tijdens venstertijden. Bij voldoende lage auto-
intensiteiten is het ook mogelijk om het rijdende verkeer te mengen, bijvoorbeeld auto’s en fietsers (30 km/
uur) of auto’s en openbaar vervoer.
Door de stadsstraten hoogwaardig in te richten verbeteren we ook de verblijfskwaliteit. Waar mogelijk
voegen we groen toe, te beginnen met het herstellen van ontbrekende schakels in de hoofdbomenstructuur.
Daarmee versterken we de groenstructuur van Amsterdam.
Uitgangspunten Dat doen we door…
m Prioriteit voor voetgangers, fietsers, m Stadsstraten (op termijn) parkeervrij te
openbaar vervoer en verblijven. maken bij herinrichtingen, als die ruimte
m Autoverkeer blijft welkom. We onderzoeken nodig is voor andere functies (fiets,
per situatie of vermindering van autoverkeer voetganger, groen, verblijfsruimte, etc.).
meerwaarde heeft, bijvoorbeeld om m Statische functies zoveel mogelijk te
modaliteiten te mengen en zo ruimte vrij te verplaatsen naar de koppen van de zijstraten
spelen in het profiel. of de achterliggende buurten.
m Ruimte voor laden/lossen en fietsparkeren m Logistiek beter te faciliteren, met goede
wordt bij voorkeur gefaciliteerd in flexibele laad/losvoorzieningen.
vakken. m Waar mogelijk de snelheid te verlagen (30
m Zo min mogelijk statische functies zoals km/uur) en modaliteiten te mengen (fiets/
afvalcontainers in smalle stadsstraten. auto of auto/tram).
m Zo min mogelijk deelconcepten en m De beschikbare ruimte flexibel in te richten
oplaadpunten voor voertuigen langs (bijvoorbeeld de combinatie fietsparkeren/
stadsstraten. laden en lossen).
m Stadsstraten functioneren als minihub voor m Bij herinrichtingen meer obstakelvrije ruimte
aanliggende buurten; pakketjes worden hier te maken voor voetgangers.
bezorgd en door bewoners afgehaald. m Mooie materialen te gebruiken en groen toe
m Bij stadsstraten die tevens hoofdroute te voegen, wat de verblijfskwaliteit verhoogt.
zijn (plusnet auto of S-route, zie volgende
pagina), is voorlopig de functie voor het
autoverkeer zwaarwegend.
nn
13
e .
gm Gebiedsgerichte aanpak: Hoofdroutes auto
Autoluw is niet simpelweg al het autoverkeer uit de stad weren. Het verminderen van het autoverkeer
doen we zorgvuldig, stapsgewijs en gericht om de bereikbaarheid van de stad te borgen. In eerste
instantie weren we doorgaand verkeer zoveel mogelijk van de kleinere wegen. Dit betekent dat we het
verkeer meer concentreren op de hoofdwegen (plusnet auto en S-routes). Hier willen we zorgen voor
een goede doorstroming van het verkeer. Deze aanpak, die in 2018 werd vastgelegd in het Beleidskader
Verkeersnetten, zetten we voort.
Het gaat hierbij niet alleen om een goede doorstroming overdag of in de reguliere spitsperioden, maar
ook om een acceptabele doorstroming in situaties waarbij delen van het autonetwerk niet beschikbaar zijn
of wanneer er extra verkeer is door evenementen op evenementenlocaties als de RAI en in Zuidoost. Het
beschikbare autonetwerk wordt steeds beter benut door de inzet van (regionaal) verkeersmanagement.
Langs hoofdroutes kunnen parkeerplaatsen worden opgeheven om de doorstroming te verbeteren
of voorzieningen in te passen. Bijvoorbeeld halteplaatsen voor touringcars, die daarmee niet meer de
woonbuurten in hoeven, of snellaadpunten voor elektrische auto’s.
In een later stadium kijken we of we met gerichte maatregelen het autoverkeer kunnen verminderen of
zelfs helemaal kunnen omleiden. Dit kan lokaal leiden tot een stevige verbetering van de leefbaarheid en
oversteekbaarheid, wat ook de mogelijkheden vergroot van deze straten meer verblijfsgebieden te maken.
Mooie voorbeelden hiervan zijn de Weesperstraat bij het Mr. Visserplein en de Stadhouderskade ter hoogte
van het Vondelpark.
Uitgangspunten Dat doen we door….
m Voorlopig wordt de huidige kwaliteit en =m Op korte termijn de capaciteit en
capaciteit van de hoofdroutes minimaal doorstroming van bestemmingsverkeer per
behouden. auto via deze hoofdroutes te borgen.
m Waar nodig - en mogelijk- verhogen we bij m Waar mogelijk en waar nodig
kruispunten de capaciteit, om autoverkeer parkeerplaatsen weg te halen, om
uit de wijken en van de stadsstraten te de doorstroming te verbeteren of
kunnen verplaatsen naar de hoofdroutes. voorzieningen in te passen (snellaadpunten,
m We nemen mitigerende maatregelen touringcarhaltes, etc.).
om te borgen dat het verplaatsen van m De luchtkwaliteit te verbeteren, zie Actieplan
autoverkeer naar de hoofdroutes geen Schone Lucht (2019).
verslechtering oplevert voor de leefbaarheid m Het beperken van de barrièrewerking van de
en toegankelijkheid rond deze routes (o.a. hoofdroutes.
luchtkwaliteit, oversteekbaarheid). m Te onderzoeken of de A10 (een deel van) de
=m Op termijn komt op hoofdroutes meer functie van de stedelijke hoofdroutes over
ruimte voor fietsers, voetgangers, kan nemen.
verblijfskwaliteit en logistiek.
m Bij hoofdroutes die tevens stadsstraat
zijn (zie vorige pagina), is voorlopig de
functie als hoofdroute voor het autoverkeer
zwaarwegend.
en
14
. . .
Gebiedsgerichte aanpak: Werkgebieden
Amsterdam kent binnen en buiten de ring A10 verschillende bedrijven- en kantorenterreinen. Hier is niet
alleen de bedrijfsmatige/logistieke functie relevant, maar ook de pendel van personen die er werken.
In de monofunctionele en vaak arbeidsextensieve gebieden ligt de nadruk op de autobereikbaarheid.
Toegankelijkheid per (vrachtjauto is daar essentieel voor het functioneren van de bedrijven.
De druk op de openbare ruimte en het ruimtegebruik van de auto zijn in werkgebieden een minder urgent
probleem dan in gemengdere gebieden, door de veelal ruime opzet van bedrijventerreinen en de grote
hoeveelheid parkeren op eigen terrein
Maar, ook in de werkgebieden zien we meerwaarde in het creëren van betere en sociaal veilige fiets-
en openbaarvervoerverbindingen, voor werknemers en bezoekers. Zeker ook omdat we zien dat in
toenemende mate monofunctionele werkgebieden transformeren naar gemengde woon- en werkgebieden.
Bij het herinrichten van bedrijventerreinen zijn vergroening en het verhogen van de klimaatbestendigheid
belangrijke aandachtspunten. Waar mogelijk zijn het verbeteren van de natuurlijke afwatering, het
vergroenen van straat en gevels en het verminderen van het verhard oppervlak van grote meerwaarde.
Hiermee ontstaat een prettigere werkomgeving en wordt lopen en fietsen in het gebied aantrekkelijker.
Uitgangspunten Dat doen we door…
m Werkgebieden zijn onmisbaar voor de m De autobereikbaarheid van werkgebieden
economie van de stad en moeten per borgen, zodat bedrijven goed kunnen blijven
(vracht) auto goed bereikbaar blijven. functioneren.
m Werkenden en bezoekers moeten voldoende m Te investeren in de kwaliteit van doorgaande
alternatieven voor de auto hebben om het fietsverbindingen, zodat bezoekers en
werkterrein te bereiken, zoals regionale werknemers sneller de fiets pakken.
fietsroutes en goed OV. m Te investeren in last mile oplossingen,
m Een aantal bedrijventerreinen transformeren zoals deelfietsen bij metrostations om
op termijn naar gemengde woon/werk werkgebieden beter te ontsluiten.
gebieden, de inrichting van de openbare m Bij herinrichtingen te vergroenen,
ruimte en de bereikbaarheid moeten daarop om de kwaliteit, biodiversiteit en
aansluiten. klimaatbestendigheid van werkgebieden te
verbeteren.
End d Ï f ;
ee
rn E En}
zm d EN Á Si |
Ee .
- ka, df ikt ih" „Ì k Ï se
a men) BEK Ld | qr PJ 5 Aut A Vrachtwrager |: Eel je
In | NT in ik e de enlsookeri EEN Ve
ECE NEMEM hg d ef EPA = e=
hob ied En gal
Pe zl | 1 e
Ps Í E EE
en EEn PP
15
. …. ® .
De nieuwe stad (stedelijke ontwikkelgebieden)
In de nieuwe stad staat de menselijke maat centraal. De nieuwe bewoners kiezen hier bewust voor een
autoluwe wijk. Met stedelijke ontwikkelgebieden zoals Havenstad en IJburg-2 wordt een nieuw type stad
toegevoegd, gericht op actieve verplaatsingen. Op straat is nauwelijks een geparkeerde auto zichtbaar. De
openbare ruimte biedt veel ruimte voor lopen en fietsen, veel groen en ruimte voor ontmoeten, spelen en
ontspannen. Op verschillende hubs is er een interessant aanbod aan gedeelde mobiliteit beschikbaar. In de
nieuwe stad is er verder goed openbaar vervoer beschikbaar dat aansluit op de belangrijke bestemmingen
en overstappunten in de stad. De ruimte voor privé auto’s is hier zeer schaars. Parkeren op afstand in P+R's
is voor bewoners daarom een logische keuze.
Uitgangspunten Dat doen we door…
m Hoge dichtheden met in de groene m Een inrichting te realiseren die groen en
openbare ruimte prioriteit voor actieve klimaatbestendig is, gericht op bewegen,
verplaatsingen (voetgangers en fietsers), verblijven en ontmoeten.
openbaar vervoer en verblijven. m Parkeren niet meer op straat te realiseren,
maar inpandig of op afstand, zodat het
straatbeeld zo veel mogelijk parkeervrij is.
m Alternatieven voor autoverkeer optimaal
te faciliteren middels hoogwaardig OV,
aantrekkelijke fietsroutes en ruimte voor de
voetganger.
m Alternatieven aan te bieden voor
autobezit, zoals de realisatie van hubs met
deelmobiliteit.
EE EERE IDE EE USL
7 a } et a Ke ze A E À k: Na en |
Kel ON ie Te 8 4 en it RS E df n |
nd EE | En Ae
pr's ME Ee Ln ee en DO CN ee
3 dd EN ENNE | RR:
Eu OE ie an Ik ere CV Pradie)
n à 4 ee: de ve RE Vet. SEE Pall |
| 5 % RR NEE A u.
In nn
mmm | FE É rd Nd Gee. ig E | L í à si 8 Ë E E it
mn Hr En mf dl “ D ad SRE
Ten Hi ure Hk TOO bre EE re SA
AE TIEN EET KIN Ef AUDIS ne MAR en, | Í tr e rik ee HE le Ae
EEn ok 4 LHE x Den: RN aM e NS ii sd An Ee MD ij A5 HEE Nt
| 4) di Hs rr EA Ber EO sin dE if RN Sed
NR En NA EE Pe ER San
Es SNE me KK UE Bman Li MEK DE En
fe hi hank: Ni } : n f me FS = en Dn | / _ he] ha
IN | 5 Ï Re L
Rn. Je en / 5
je = 5 ni die rn
SR Kk N en GEN
ERR B be Dd DR
: reen En En Nie be, 1 Kd re En tb al.
F 5 Eer E EE EN 3 ) } PL il 5 7 f
nn en En En = | l li u | |t EEN
EE … à Daken 150 ER
d é Í U
if Can ä Ke Ü “
Kn Aen k a e
pri nk al À s ì
ce Rek A Se ist en Sd ee, Rm
Nn mn
ee ten
nn
16
Ontwerpen
Veloldl=\=\n
autoluwe stad
In de Agenda Amsterdam Autoluw zijn de gebiedsgerichte ambities en uitgangspunten voor een
autoluw Amsterdam vastgesteld. In dit hoofdstuk wordt dit vertaald naar inrichtingsprincipes en
ontwerpopties die inzichtelijk maken hoe een autoluwe straat of buurt eruit kan komen te zien.
Per gebiedstype hebben we een ambitie vastgelegd voor de lange termijn (zie de tabel op pagina 20). De
tabel is een menukaart waaruit per project een keuze gemaakt wordt. Dat kan variëren van een straat met
minder parkeervakken tot een autovrij voetgangersgebied. We bekijken per project wat passend is. Autoluw
of autovrij zijn geen doel, maar het middel om bepaalde wensbeelden te realiseren. De verschillende
ontwerpopties per gebiedstype stellen de kaders waarbinnen het ontwerp- en participatieproces
plaatsvindt.
Ontwerpopties, buurten: Ontwerpopties, routes:
0. Straat met langsparkeren beide zijden 0. Straat met langsparkeren beide zijden
1. Verspreid parkeerplaatsen opheffen 1. Verspreid parkeerplaatsen opheffen
2. Eén kant van de straat parkeervrij 2. Eén kant van de straat parkeervrij
3. Haaksparkeren omzetten naar langsparkeren 3. Parkeervrije straat
4. Erf/shared space 4. Fietsstrook in plaats van fietspad
5. Parkeervrije straat 5. Mengen auto en tram
6. Autovrije straat 6. Mengen auto en fiets
Binnen al deze ontwerpopties blijft het streven om een herkenbare, eenduidige, Amsterdamse openbare
ruimte te maken. In de bestaande stad is dat bij voorkeur een ‘gewone! straat met aan beide zijden een
trottoir, doorlopende bomenrijen en doorgaande bandenlijnen. Het opheffen van parkeerplaatsen biedt
dan ruimte voor bredere stoepen met plek om te spelen, te verblijven, voor groen, voor fietsparkeren, voor
nutsvoorzieningen, etc. Zie optie 2, 3 en 5 voor buurten en opties 1 t/m 6 voor routes. In de bestaande
wijken past een patroon van heldere, doorlopende straten vaak het best bij de gebouwde omgeving: de
bouwblokken zijn gepositioneerd langs doorlopende lijnen, de inrichting van de openbare ruimte moet
daarbij aansluiten.
Het uitgangspunt is dat we per straat één dwarsprofiel hanteren. Uitzonderingen daarop zijn wel mogelijk,
bijvoorbeeld als de straat ‘geknipt’ wordt en deels autovrij gemaakt wordt. Maar, ook dan streven we er
naar om lijnen, zoals banden en bomenrijen, zo veel mogelijk te laten doorlopen. Onnodige slingers of
verspringingen in het profiel willen we voorkomen.
Alleen wanneer de hoeveelheid (auto)verkeer in een straat heel beperkt is of zelfs afwezig, kan een stoep
achterwege blijven. Dan kan de hele openbare ruimte primair voor verblijven gebruikt worden door een erf,
shared space, plein of voetgangersgebied te maken (opties 4 en 6 voor buurten). Het komend jaar zullen
dergelijke profielen nader worden uitgewerkt, zodat ze kunnen worden toegevoegd aan de ‘Amsterdamse
standaard voor het straatbeeld’ (Puccinimethode). Bij de realisatie van erven, shared spaces of autovrije
pleinen wordt altijd op buurtniveau gekeken welke straten zich het best lenen voor dit type inrichting.
Vaak zijn dat de kortere dwarsstraatjes, waar het doorgaand verkeer (zowel fiets als auto) kan worden
omgeleid. Dan ontstaat daar ruimte voor veel groen, uitdagende speelplekken en rustige verblijfsruimten.
Deze voorzieningen moeten een meerwaarde bieden voor de hele buurt. Bij het participatieproces worden
daarom ook bewoners uit omliggende straten betrokken.
nn
18
KC ABTT
g | { | Ö
Í i ed
d | WW NE mit Tuik Ke
le ! 5 ==
r EST | 3
Á E welk k A s Set |
ij Ei ed ld A
NN Fe ER
| |K el i mi == EE Ed NS |
En eK / We
ge 5 Á RN
0 IN Nes
- hd d in DE
Engl
Pm, he
19
Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad
CNI Ambitie tot 2040
Buurten
Stadshart
4, 5. 6.
1 J el. |
sE ee
ij L it í dl ",
“Grachtengordel en
1. 3. 5. 6.
Û » s |
K Kl Kl |
“woorbuut en
1. 2. 3. 4. 5. 6.
d k 8 | HER Hi
Ei NB: ERE
ns E 5 ot | EL
“Gemengde woonbuurt
4 B st | ki
IE Ë n LH EL
Fr EE Ï Et Ts,
Routes
Stadstraten 3. 4 6.
|8 RER} 8
AR BEL Iik
3. 4, 5. 6.
Ek Hi Ti HIN:
Hoofdroutes auto 7 2. 3
î EK Lt
À HE |
ï | Ea LEL
I Li Û
B Í ij
1. 2. 3.
. 1 kl
5 IJ. ,
i : LF
Ln
20
Ld Kd Ld
Ruimteregie: maatregelen worden in
samenhang bekeken.
We streven naar een stad die leefbaar en Projecten die uitvoering geven aan
toegankelijk is. Om dat te bereiken worden autoluwambities worden ter advies
parkeervakken omgevormd naar groen, voorgelegd aan team ruimteregie. Het
speelruimte of fietsparkeren. Ook worden gaan dan om (beoogde) ingrepen in de
circulatiemaatregelen doorgevoerd om rijdend circulatie van autoverkeer, op buurtniveau of
verkeer te verminderen of te verplaatsen; buurt overstijgend. En om voornemens om
denk aan éénrichtingsverkeer, intelligente parkeervakken op te heffen, daar waar de
toegangssystemen of het gedeeltelijk autovrij parkeerdruk momenteel hoger is dan 90%.
maken van straten.
Het project levert zo veel mogelijk informatie
Die ruimte ontstaat doordat we flankerende aan over de situatie en de inrichting die ze voor
maatregelen uitvoeren om de vraag naar ogen hebben. Vanuit ruimteregie wordt de
parkeerplekken en de hoeveelheid rijdend haalbaarheid en de wenselijkheid beoordeeld,
autoverkeer terug te dringen. De maatregelen kijkend naar de stadsbrede autoluwambities. Het
staan beschreven in de Agenda Amsterdam advies dat daaruit volgt is gericht aan het project
Autoluw. Op basis van deze agenda wordt en wordt indien nodig meegegeven aan het
bewaakt dat deze maatregelen met elkaar in bestuur. Voor het inwinnen van advies kunnen
balans blijven en dat keuzes op projectniveau projecten mailen naar
niet conflicteren met andere belangen in een [email protected]
gebied. Dat noemen we ‘ruimteregie’.
Ontwerpopties voor buurten:
Stadshart, grachtengordel en (gemengde) woonbuurt
wed Stilstaande auto’s vrint
Veel parkeren Beperkt aantal plaatsen E Geen parkeerplaatsen
(niet of beperkt opheffen _: (ca. 50% opheffen reguliere « (100% opheffen reguliere
mn reguliere parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen)
fo 5 H
9 : Ì
df Relatief drukke straat 0. Geen verandering 11. Verpsreid parkeerplekken }_ 5, Parkeervrije straat
(Geen reductie) 1. Verspreid parkeerplekken :___opheffen :
D,) opheffen \_2. Eén kant straat parkeervrij i
Ne) :_3. Haaksparkeren omzetten naar _;
ruf] ì__langsp. i
id Relatief rustige straat 0. Geen verandering E 1. Verpsreid parkeerplekken 4. Erf / shared space
U (reductie) 1. Verspreid parkeerplekken :_opheffen :_5. Parkeervrije straat
Ke opheffen \_2. Eén kant straat parkeervrij :
S : 3. Haaksparkeren omzetten naar i
0 : langsp. :
Ke) ì 4. Erf / shared space i
ad Autovrij n.v.t. í nvt. : 6. Autovrije straat:
voetgangersgebied/fietspad/
: : plein/ groen/ speeltuin
Re ; ;
Ss : :
5
Ë f
0. 1. 2. 3. 4, 5. 6.
L n zn „EL 5 zel LEL
ei A OE NE tk st MN:
| “fin en Nd EN
nn
21
CNI Ontwerp: Verspreid parkeerplekken opheffen
| 1.
B
B
E
X v Xx v
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Het verspreid opheffen van (fiscale) parkeerplaatsen is een relatief eenvoudige ingreep, waarvoor niet
per se een herprofilering nodig is. Het schept bijvoorbeeld ruimte voor bomenrijen, fietsparkeren,
nutsvoorzieningen, deelmobiliteit en laad- en losvakken. Maar ook sportparcoursjes of calisthenicsroutes
kunnen worden ingepast door parkeerplaatsen strategisch en verspreid door een buurt op te heffen. In
woonbuurten levert het verspreid opheffen van parkeerplaatsen vaak een belangrijke bijdrage aan de
leefbaarheid.
Het verspreid opheffen van parkeerplaatsen biedt meestal onvoldoende ruimte om speelplaatsen of
groenvakken te realiseren. Om ‘goed groen’ te maken, of uitdagende speelplekken, is veelal het gebundeld
opheffen van meerdere plaatsen nodig. Of bijvoorbeeld het parkeervrij maken van één kant van de straat.
Goed ontwerp moet voorkomen dat groenvakken of speelplekjes zó klein worden, dat ze hun toegevoegde
waarde verliezen. In tijdelijke situaties kan een los parkeervak wel worden omgevormd tot groen of een
spelaanleiding. Zie voor de spelregels het laatste hoofdstuk van dit boekje.
Het verspreid opheffen van parkeerplaatsen levert dus slechts beperkt ruimte op voor andere functies.
Daarom hebben we voor het stadshart en gemengde woonbuurten met veel functiemenging een hogere
ambitie; we kijken daar naar andere inrichtingsvormen, zoals het eenzijdig opheffen van al het parkeren of
parkeervrije straten. In de 17e-eeuwse grachtengordel kunnen parkeerplekken verspreid worden opgeheven
in combinatie met het omzetten van schuinparkeren naar langsparkeren (optie 3).
IF 5 ee À ie En BE % i Zj A 5 Ï Ö Ì PF i |
ij Ee Ha Eer Nete | ip P' |
neee A Pr ee | El f |
ee en ‚Ì rt p
je 1 pr Î3 nier Fi ï F a | | En Ee _ ef
REE ek wen ae De, me 1 Jel r
| hi! SN EK Dn F r eN Pal |
nn vete ar en 5 E ì Es, 2 en Er hin ed | B
pe Ee jn = Wez | EE
ie == si ee Dj Es
Gn ie e= Me Ta ee
: al nn oe En
Jd Ag PN
Ee EE LE FE n aika Et eee
22
In de uitgangssituatie (linksboven) zien we een
staat met aan beide zijden parkeren, zonder
bomen. Er is ook geen ruimte om je fiets te
parkeren of voor andere nutsvoorzieningen. Dit
profiel komt nu nog voor in krappe wijken, maar
5 = het past niet in de ambities voor een autoluwe
. stad. Deze impressies laten zien hoe verspreid
: Se 1e parkeervakken opheffen hier meerwaarde kan
13 ke rif bieden en ruimte geeft voor andere functies, zoals
hs k. bomen, fietsparkeren of afvalcontainers.
en
- pe" n= >
BEREN
jn nd : Bf
ee
Je : 5
we’ 8 Ed,
ze
‚ d B
ee ei
5 8 Rr
L ES nr en: Pe
3 Ee
\ Ei B Ke nn Ee eh 3
“ -
nd,
Pad
di
| ie, b >
| -
ij ES 2 * Pe
\ er N ie
“ Ne as
„5 Ka
nn
23
CNI Ontwerp: Eén kant van de straat parkeervrij
| 2.
Moeilijkheidsgraad EE Yv
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Door één kant van de straat parkeervrij te maken ontstaat zo'n 2 tot 5 meter vrije ruimte in het profiel,
afhankelijk van de uitgangssituatie (langsparkeren of schuin/haaksparkeren). Vaak biedt het simpelweg
verbreden van de stoep een grote meerwaarde. Zo maken we ruimte om te wandelen, te spelen en te
verblijven. Bij voldoende breedte kunnen ook fietsparkeren of laad/losvakken worden ingepast op de stoep.
Meer groen kan worden toegevoegd met geveltuinen, waterpasserende groenstroken of bomenrijen.
en Kee m EW IE [ È jag ee |
ä | ° Î } B ee barf Í Ù bak ln te
NN ij St AED EN Hent '
an RI | Í at B HAC
mk ELS Vies 7 \
Rr A
k mar IRE Ë nn
rif en EE EE en
B nT #i Nes eo F ng nf ei
wer me E a Then Re S RO ne Tr
EE A E , eld EN AN ie me C, gee n Bnn EE
en = is ke 4 NEER TONE Den in ante RA
ef ee oM, ne al: RT Lone \
| Ee ae Hs KE kn ee en
edi ze d nn Ì ze AA ze re Ë pr HN 8 N Ee P in 4 En = nn E ik d
are Er et an er BetaPd a PE ERE
F ese EE, FE en CREE ent nn et;
NE ir L kh TET Nn Eee Eeen.
= - zen \ Reet Be Lt een PF ik
LE 7 Ln LE is ee A en rn ú 6 eee,
en nd nt | nT a Se aan EE hehe ee
en re en | RE et et ME:
ee ant EI Me EMI
SAN ie EN en ee Mgt eu At
5 en mn! … En À A Bit, a Ek POE en, P Fi En Ri en
E Ren Ne PE dee Me BR
Ee ee Fi ad ee Ee eng | E Ld
hek En ee kk en
mrd en de won
Ne Tk en Pe ais Pe ==
EN |
Te
a _ en EE _ Psi _ he ad nn mn in
es hm en 3
24
Deze impressies laten de meerwaarde zien van
het eenzijdig opheffen van parkeerplaatsen in een
straat. Het startpunt is een straat zonder bomen,
met tweezijdig parkeren. Door aan één kant de
5 = parkeerplekken op te heffen ontstaat ruimte
. voor een mooie, brede stoep. Daarop kunnen
: S ij bijvoorbeeld groenvakken, fietsparkeerplaatsen en
1% Ra rid nieuwe bomenrijen worden ingepast.
as &
en
Je Ee NE.
RE k 5
, pl ke,
K:
ä KE, 7 Re
u Ee kn : = 1 en 1
Ene É
\ ef P >
1 eN OK
a Ee jaN
_ Eë 4
ie NS 4 5 E e
Sn F
- 5 ES nn. os 3,
ad dl Ö
E Pad N
ï 8
-
nn
25
CNI Ontwerp: Haaksparkeren omzetten naar langsparkeren
| 3.
| |
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Het omzetten van schuin- of haaksparkeren naar langsparkeren levert ongeveer 2 meter extra ruimte op in
de breedte van het profiel. In woonbuurten kan deze ruimte bijvoorbeeld ten goede komen aan een breder
trottoir met bomenrijen of groene geveltuinen. Op zo'n trottoir kan een voorzieningenstrook aangelegd
worden om fietsparkeren, afvalcontainers en andere nutsvoorzieningen te plaatsen. Dit levert mooie, rustige
straten op waar ruimte is om elkaar te ontmoeten en buiten te spelen.
In gemengde woonbuurten, waar veel winkels en horeca in de plinten zitten, kan de ruimte die vrijkomt
gebruikt worden om de gemengde functie van het gebied te ondersteunen; meer ruimte voor de
voetganger of meer fietsparkeerplekken bijvoorbeeld.
In de 17e -eeuwse grachtengordel is het omzetten van haaks/schuinsparkeren naar langsparkeren een
basismaatregel; als we een rak herprofileren is ons uitgangspunt dat het haaks/schuinparkeren verdwijnt.
Dit in navolging van motie ‘geen schuinparkeren langs grachten’ (57.18). De ruimte die vrijkomt in het
profiel wordt in eerste instantie toebedeeld aan de breedte van het trottoir, om de toegankelijkheid van de
grachten te verbeteren. We streven naar minimaal 1,80m vrije doorloopruimte, op drukke routes is meer
ruimte nodig. Afhankelijk van de parkeerdruk kan dit gecombineerd worden met het verspreid opheffen
van parkeerplaatsen langs het water, ten behoeven van nutsvoorzieningen en fietsparkeerplaatsen. Of het
volledig parkeervrij maken van een rak om het zicht op het water terug te brengen.
Op kades buiten de 17e-eeuwse grachtengordel kan het omzetten van haaks- of schuinparkeren ook
toegepast worden, maar is het geen basismaatregel. We zetten schuin- of haaksparkeren om naar
langsparkeren indien daarmee de meeste meerwaarde behaald wordt per opgeheven parkeerplaats. Echter:
soms kan het behouden van (een beperkt aantal) gestoken parkeervakken langs het water juist zorgen dat
delen van de straat volledig parkeervrij gemaakt kunnen worden, of de parkeerstrook aan de huizenzijde kan
worden opgeheven. Die afweging wordt op projectniveau gemaakt.
E is : ‚. ER Ô E l LEip TE bie „ns ze ht Hi Pd 1
nd 5 ) i | Ë oe BE / ij Pi ij
- ded NE he mi Ì 4 ede, Es del ARS Id
ik ij ok k En Af NE Af en Fil Pe At F5 |
Ï Ó H nl te er ib ln, É 3 H | Ln
hed stk HIE ef eed in, Ee ee
Wi Ps re OR 7 rak
„7 _ Fi ee ed PL ED RE
pe oel Deir Ll Hij
an \ N —E 5 i : kek
pes A , Fi A 7 ï L : F ij
4 ZN Gem : d
26
Deze impressie laat de basismaatregel zien voor
de grachten in de 17e-eeuwse grachtengordel: het
omzetten van schuinparkeren naar langsparkeren.
oe De vrijgekomen ruimte komt vooral ten goede
E Kk aan een breder trottoir. We combineren dit
| waar mogelijk met het verspreid opheffen
f î van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld daar waar
8 FP he ruimte nodig is voor bomen, fietsparkeren of
el a he He A nutsvoorzieningen. Op termijn zal er steeds meer
Th ee ruimte komen om ook delen langs het water leeg te
e | he ek laten. Zo herstellen we het contact met het water.
a. Ak he
: j 8
N Le
eN
Er E 8 wan
rl Ee tn, , ,
E DE ú:
A} EE:
Pee -
13 Ee
| eN m4 rs EE _ Ee er
PS se . En nj Kn o - Re q
res ; We k m
nn 5 Pis En jd dr en
' Ee ZR ij
he 8 el k 1] Á
Ene 5 en . ; Er
In Ee ed k
" ee Á È.
27
CNI Ontwerp: Erf/shared space
4,
n
B
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Erfinrichtingen en shared spaces zijn toepasbaar in het stadshart en in (gemengde) woonbuurten. Maar,
hier gaan we terughoudend mee om. ‘Gewone’, symmetrische straten met doorgaande bandenlijn passen
vaak beter bij de stedenbouwkundige opzet van (bestaande) stadsbuurten. Straten met brede trottoirs,
goede bomenrijen, groene borders en voldoende ruimte voor voorzieningen (containers, fietsenrekken, etc.)
verdienen in veel situaties daarom de voorkeur. Ook met het oog op toegankelijkheid zijn er voordelen aan
zo'n ‘gewone straat’: slechtzienden kunnen eenvoudig navigeren en kwetsbare verkeersdeelnemers hebben
een veilige en comfortabele plaats op de stoep. Het risico op conflicten tussen voetgangers en andere
verkeersdeelnemers is minimaal. Bij twijfel over een erfinrichting kan mogelijk beter gekozen worden voor
een gewone erftoegangsweg met minimaal hoogteverschil tussen trottoir en rijbaan.
Een erfinrichting of shared space kan alleen worden toegepast als de verblijfsfunctie van het gebied (lopen,
spelen, ontmoeten, etc.) prioriteit heeft boven de verkeersfunctie van de weg. De kern is dat fietsers,
voetgangers en autoverkeer de ruimte delen. Voetgangers mogen de volledige breedte van het profiel
gebruiken. De auto én de fiets zijn te gast.
Randvoorwaarde bij een inrichting als erf is dat de straat niet gebruikt wordt door doorgaand verkeer, alléén
door verkeer dat een bestemming heeft in de straat of buurt. Dat geldt ook voor fietsers: drukke fietsroutes,
zoals het plusnet fiets, zijn meestal niet geschikt voor erfachtige inrichtingen. Dit maakt dat op buurtniveau
goed gekeken moet worden naar de hiërarchie van het weggennet en de effecten op de circulatie. Vaak zijn
de kortere dwarsstraatjes het meest geschikt voor omvorming tot erf of shared space, als het doorgaand
verkeer (zowel fiets als auto) kan worden omgeleid. Dan ontstaat ruimte voor stevige vergroening en spelen
op straat. In het oude stadshart kan een shared space bijvoorbeeld worden toegepast op plekken waar
alleen laad/losverkeer komt of op zeer smalle kades met weinig verkeer, als een profiel zonder trottoirband
beter aansluit op de krappe ruimte.
Parkeerplaatsen zijn in een erf of shared space wel inpasbaar, maar bij voorkeur alleen voor mindervalide
parkeren als dat qua afstand tot de woning noodzakelijk is. Het parkeren voor bewoners én bezoekers is
dan op afstand; op andere locaties in de buurt, in een garage of op een P+R terrein. Veilige ruimte voor
halteren, laden en lossen is essentieel, om de toegankelijkheid en leefbaarheid te borgen.
Er zijn diverse profielen mogelijk, het ontwerp dient altijd afgestemd te worden op de stedenbouwkundige
structuur van een gebied. Een erfinrichting moet niet leiden tot een fragmentatie van groen en obstakels
om de (verkeerskundige) richtlijnen te halen. De materialisering en detaillering wordt, net als bij ‘gewone
straten’, uitgevoerd conform Amsterdamse standaard voor het straatbeeld (Puccinimethode). De Centrale
Verkeerscommissie toetst de verkeersveiligheid en de toegankelijkheid.
nn
28
Deze impressies laten zien hoe een straat, met
parkeren langs beide zijden, omgevormd kan
worden tot een erfinrichting of shared space. Het
biedt ruimte voor groen, om buiten te spelen
. Ee en elkaar te ontmoeten. De verkeersfunctie van
Ee . de straat is ingeruild voor een verblijfsfunctie.
s ee r 4 Er zijn veel varianten op dit type profiel
13 ke rif mogelijk, afhankelijk van de verkeerssituatie, de
he ki stedenbouwkundige structuur en de wensen van de
oeh buurt. Dit is slechts één voorbeeld.
- De = T°
' Gil E bed fi ‘ et EE b en
4 : ld er
EN: ie 3 it
… Th Me
rees e s ij
A 1 Ed anr i Ee:
ee RE 4
ER, Fi ul Ef Fi De. i heit
Pe 7 a :
ze nt en Je pt 5
ee nn Td ler
en A On EE
ee Nl 5 fe î ee | ij |
2 E mi en : ie ie , ee
U EE
nn
29
CNI Ontwerp: Parkeervrije straat
| 5.
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Een parkeervrije straat is een straat zoals we die overal in Amsterdam kennen — met stoepen, trottoirbanden
en een rijbaan- maar zonder parkeervakken. Langs de Amstel en in de Jordaan zijn hiervan al goede
voorbeelden te zien. In alle delen van de stad is een dergelijk profiel toepasbaar.
Het is een zeer prettig profiel met het oog op toegankelijkheid: straten zonder (langs)parkeren zijn
eenvoudiger oversteekbaar, iedere weggebruiker heeft een heldere plaats in het profiel en de doorlopende
bandenlijnen bieden houvast voor blinden en slechtzienden.
De brede(re) stoepen bieden comfortabele ruimte voor de voetganger. In voorzieningenstroken worden
fietsparkeren en nutsvoorzieningen ingepast. Vergroening realiseren we met stevige bomenrijen en
geveltuinen. Waar de ruimte dat toelaat, kunnen plantvakken of wadi's toegevoegd worden. Indien ruimte
voor laden en lossen noodzakelijk is, wordt dit bij voorkeur op trottoirniveau ingepast, niet met laad- en
loshavens.
Ì AE an EE: Ii 4
EN Oe
Pz vl De Fi Je Vd ER IN k
£ Wien kle de, Gn Ks Ek 5
ei Nen SEI En | Rekrk:
Dd KE PB 1% 8 kj a
; ht; k Î ar en " k ER EF el ba
Did, | Ein | ì KN ed it RE ten re ie! Ï
| RE IN Û eg Ne Rnd
Á jk | et ET Te l el n
MEREN E00
ET : | 5
AR De |
mi EE EE ke iel en
ee Si en E: }
ee R
ee NK
nde
n L in Eel ss d En
30
Deze impressie laat de transformatie zien van een
straat met tweezijdig langsparkeren, naar een
parkeervrije straat. De brede stoepen zijn flexibel
in te richten. Ze bieden ruimte aan groenvakken,
5 == wadi's, fietsparkeren, bomenrijen, laad- en
e . losplekken of afvalcontainers. En door de stoep op
Se r 4 delen leeg te laten, ontstaat een veilige plek voor
1% Ra rid kinderen om voor de deur te spelen.
he ken
en
4 Er TS
RE ellen
ARE
ka ie * A Rie
Bie ln
Zea EN ie %
BE 1e <
el MA tj me)
3 el d sE ä ï DA
zien E En Er.
ed Een B d he: À re
EN È E EN ki De. S Ee ” E E
Es % E ne
Ran OS Nr sd ll
Km pe hiii Pl
AN a | ë : 3 - 5 ;
ee a es
ee 3 z 2 ; En pe, sf 8 f
Ee . À
je, ï á
nn
31
CNI Ontwerp: Autovrije straat: voetgangersgebied/
fietspad/plein/groen/speeltuin
| 6.
Ei
4
skin
dt
Sl |
aL
Li
voerelkegrees RR _
Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt
Gordel woonbuurt
Een (gedeeltelijk) autovrije straat kent veel verschijningsvormen. Het kan een fietspad zijn door een
plantsoen, een kade om te verblijven, of een speelplein van gevel tot gevel. Het biedt ruimte voor ‘goed
groen’, met voldoende massa om bij te dragen aan de biodiversiteit en de klimaatbestendigheid van een
gebied.
Een straatontwerp zonder autoverkeer is altijd maatwerk, in samenwerking met bewoners en ondernemers.
Extra aandacht dient besteed te worden aan de afstand vanaf de voordeur tot laden en lossen en
parkeerplaatsen voor mindervaliden. Het moet voor aanvullend openbaar vervoer en leveranciers van zware
goederen fysiek mogelijk blijven alle adressen te bereiken met een auto of vrachtauto.
Een straat kan ook gedeeltelijk autovrij worden gemaakt, waarbij de doorgaande straat veranderd in
een doodlopende straat en ruimte ontstaat voor een plein of plantsoen. Desgewenst kan een fietspad
doorlopen, zodat de straat doodloopt voor auto’s maar de fietsverbinding in stand blijft.
Het autovrij maken van een straat is geen eenvoudige ingreep. De circulatie effecten op buurt- en wijkniveau
moeten goed in beeld gebracht worden. De keuze wélke straat autovrij kan worden, wordt daarom altijd op
buurtniveau gemaakt. De ‘baten’ moeten ook van meerwaarde zijn voor bewoners van omliggende straten.
Denk aan speelruimte voor alle kinderen die in de buurt wonen of een postzegelpark als groen middelpunt
van een buurt.
n 5 rt : 5 | - …n
pn _ ä mk: bk dr We Rein ì 44 je uk | Ì
EP tekende Lal |L et Ha RARA Lr
per Ee Ë pn ji al
3 B Er TN ek | Esen 4
„ikl Ehr dee ELEN 5
L. ne : | Pin ne Ti En 1 : 4 1 ri ae TA en f | | DE HER ï L
Ji All an rr — Rak Br
f : ME
K | HI ij | | Be
EE i =
Dn ee, bain: ER
id er de MR ted eo. il
Pa ed ee - HE! en AEN behe
dens: an En id dl 5 ij Ú tj EN k
Tr jud En el, Tee À F fi - 2 fi k Li 7 ha: EK j
nk dr Ser TN
= . = Í Ee A on pi mn ee p
onm rn Ee
pe ON Ee | dk en En BEN,
KN th Lj
32
Deze impressies laten een straat zien die
(gedeeltelijk) autovrij gemaakt is. Dat kan in de vorm
. = van een plein of voetgangersgebied, maar ook door
Ee . een rijweg over te laten gaan in een fietspad. In dat
: el r 4 laatste geval blijft de doorgaande functie voor het
13 ke re fietsverkeer behouden. Er komt ruimte om te spelen
he ki in het groen, te verblijven en elkaar te ontmoeten.
oeh De impressies geven voorbeelden, maar uiteraard is
5 a as er met de creativiteit van de buurt en de ontwerper
van alles mogelijk.
Arieie
LE 5
à ê 4 +
Es,
Fr Ek
hi ed
i K et.
ij ni
Ee 8 Ek 1
AE k
pe ee Ë RES Ee
© is rn
5 ei tn Re E : Ene í : Parte:
kh wl we, Een, fú
N ER:
ks s 7 È ijt
\ En.
en hl DE Ee Jrg kr zl IE
zin EE ee ' ae,
zi £ 4 GH „al j Ep
oe PE eld EE. EE
nn A ij We Î KE
ie \ en De ze À Ke NI Mn
ë ik il 5, an
\ B £ ef Pik zi Ld
: A L . Ì d je K
& i 1] d
d VENS
nn
33
Ï ï il
E ee
MN |
| &: IK |
„RM Kk
Ne | É
" hat derden ei k de
Sd : nn / Fi; ;
Et Î en a EL. Ke E
E nn ee j dl ai A y
ir) Rn ied
ä Re EE É Ee - er 5 : jd
Mee Ms Pe Ag ne a
oe Ol Ee | ze F nn u Ep en =|
ì Br f P „ zt pe mn Rr n pT
ke ea | B f apel Or pe im: ‚ Eed
: | de Í fe) Eter vr re | Pi A l Ì e,
Ce zn A et Á
| nn u A 1 N Î s „er gmt IE : Ps pe me n
e ke, ee A — PE Ree il mm: / 4
a | ma. | IE er made á
Agf / We GE 4e
7 | 1 - È N Ko EN ee Ee 4 4 ,
. mm Á hen je A RIS CRL NE Si f zi / À
LE gj Gi "an mr | Ts OE
Ds | Pp EI bl Á Pien nj
«} Ki Pi ek HE — JA is Pin
Î Ë 4 E, 1 ï en, rale 4 al
„me Pp: | en P , Nl : El ig ene
jd rd pe ni Í ee - k Ai
A Ì d
p :
i Ë f Ì | NS zi ij
| N il mn nr
a EO ! Ë nT
5 RR blies:
E ik Die m. T4 an gei 25
à EK 4 -
De Eru / MA /
me jd
Ì : En mm A ke oe ; ï
vj en
d P b Kel ek Mr …
stile PEREN es oe SER get tE
en ien. ET OO,
meet ek EE E …
tE td: 8 Adage, Î kn wa ee
5 k idee egen Ld Pe eeen. WAR ni rn
Beijen A RE ae
le nlamlen = „ TE TE ted jR. E : E
EEE re be zr ne ttr ed Kem: CE
Wan ee EDE J a eN
Et Ep ee TE 7 E we EN Pd ee Re
Ee er te ee in ae vend EE Meiene
Le ENNE
eer Ae nn
en ed MeeR Ee nn NE Rd ete Kran: he
EE en es
CE Mere zen ld pe] eel en Ed ee egen te ron Tg ee
EE Le En ie
Eerde rlr PGE eee en Ae Ee RWE ge de ee
re LE EE EN on NE neemen a TE Nin ales
Ee rt DN re Beni ek TE ne,
an nn 5 EN 6 Ee Cn oe mjn
î a at me) in EN Nh ik ke ne URE: En, ad, he EE
Ed _ Er EEN he Ni en le teen
et: ik ee 5 te eed dl ee he nk
EN eh SE OS SEEN Ie ONE
| Nn | en Kk k K Wen, EE, \ na Be
EN le Mn AE
ij k à 1 Nak eN 4 N he e, Te ek N
En ES AN > 5 is Te TN
| Là , X —, 5 k, ke k EN ad - 4 =
34
.
e
®
Ontwerpopties voor routes
Stilstaande auto’s
Aes weinig
Veel parkeren Beperkt aantal plaatsen Geen parkeerplaatsen
(niet of beperkt opheffen : (ca. 50% opheffen reguliere : (100% opheffen reguliere
reguliere parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen) | parkeerplaatsen)
E 50 km/uur 0. Geen verandering 1. Verpsreid parkeerplekken 3. Parkeervrije straat
ed Gebiedsontsluitingsweg 1. Verspreid parkeerplekken opheffen 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad
Relatief drukke straat opheffen :_2. Eén kant straat parkeervrij :
, : 4. Fetsstrook i.p.v. fietspad :
(Geen reductie) : :
Nn
oo
Ed
Pe) ; í
on
2 30 km/uur 1. Verspreid parkeerplekken 1. Verspreid parkeerplekken 3. Parkeervrije straat
Fr Erftoegangsweg opheffen ì___opheffen 1 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad
D (of rustige 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad : 2. Eén kant straat parkeervrij 1 5. Mengen auto en tram/bus
em ebiedsontsluitingsweg) 5. Mengen auto en tram/bus : 4. Fetsstrook i.p.v. fietspad \_6. Mengen auto en fiets
Cx 9 7 . 9 9 6. Mengen auto en fiets :_5, Mengen auto en tram/bus ;
Relatief rustige straat 5 &M , Ô
: 6. Mengen auto en fiets :
(Reductie) ; :
D : 5
ce : :
KE : :
2
Zonder tram/bus-baan
0. 1. 2. 3. 4, 5. 6.
| | 1E { | I
ij B H Kn zal” ee E se À WE
dik B DE Hi nvt „ts
E [ El | Em Ei 5 5 ee 3 2 EE ä
Ù Erk Of "LE Re Ei
| n | Ti | |
Met tram/bus-baan
0. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
nl H $ 2 7 | : R „R. | fe,
B A | |E ä lk En ANNE: 5 Ne
eee!
35
CNI Ontwerp: Verspreid parkeerplekken opheffen
L | |
|
‘A
RS |
EE
1e
L8
HE
1.
NER
Ö
k
Ë
voerelkegrees ___
Past in de ambitie voor. Xx w
Stadsstraten Hoofdroutes
De insteek is dat langs de stadsstraten het parkeren zo veel mogelijk wordt weggehaald, om ruimte te
maken voor stromen en verblijven. Dat geldt niet alleen voor de reguliere, fiscale autoparkeerplaatsen
maar óók voor hubs voor deelmobiliteit en oplaadpunten voor elektrische voertuigen. Die statische functies
worden waar mogelijk verplaatst naar de achterliggende buurten, bij voorkeur op de koppen van de straat.
De lange termijn ambitie voor een stadsstraat is zo veel mogelijk parkeervrij (opties 3, 4, 5 en 6).
Het verspreid opheffen van enkele parkeerplaatsen is daarom geen wenselijke, definitieve inrichtingsvorm
voor een stadsstraat. In een tijdelijke situatie kan het verspreid opheffen van plekken wél toegepast worden,
bijvoorbeeld om tijdelijk meer ruimte te bieden voor verblijven of fietsparkeren.
Op de hoofroutes voor het autoverkeer is parkeervrij niet perse het einddoel. Hier kan het verspreid
opheffen van parkeerplaatsen wel een grote meerwaarde hebben, ook in definitieve situaties. Bijvoorbeeld
om een halteplaats voor touringcars te realiseren of een extra voorsorteer vak bij een kruispunt. Dat laatste
draagt bij aan een betere doorstroming voor het autoverkeer op de hoofdroutes.
— INTER TRS an ee: TIE aster’ HEP TEE
, SE it ä dt wd
ENEN u ‘
a emmen | eN | L S : kf Ee
en AE k. r £ nie
de E r ee mer Ei} d, We BERET Me a iN en
__ 2 n mend : ih DE ki: Tu 3 Ee fe ri mn 5
xe ef eer Ue Ley HE EN ad beden i
7 Je KE han É EE in Ki] lins E
„ WS n |
ed = hs Sn .
<n 5 SIND) pn ria
en, Ee. RN ee _
Ì EN
Eee
rf MN ee RU
36
Deze impressie laat zien wat er mogelijk is op
routes door verspreid parkeerplaatsen op te
heffen. De uitgangssituatie die hier geschetst is
: -een straat met langsparkeren, smalle stoepen en
k í zonder bomen- past niet bij een autoluwe stad.
Ee i Door verspreid parkeerplaatsen op te heffen
” et en rf ontstaat bijvoorbeeld ruimte voor laden en lossen,
% kn. b fietsparkeervakken, halteplaatsen voor touringcars
Li Dn,
r 4 Se of om bomenrijen in te voegen.
ê En.
‘ 3
&
laid 4 3 d
k Ji ie.
Fi] ik 3
Ne ' je, E je PF: en .
À he ie „ he
ú Ni : ie he „R MEE
Ne sl ie nm en k ee
5 Ee he B he
Vn ie E
À * 4 Es
n
3 ee,
û A ka
Es a
5 AE
.
ú
nn
37
CNI Ontwerp: Eén kant van de straat parkeervrij
| 2.
Tl.
Ee
L zee
Ti
Ee
el
|
Le
1 1
in
2.
voerelkegrees mn
Past in de ambitie voor. Xx w
Stadsstraten Hoofdroutes
Door één kant van de straat parkeervrij te maken, ontstaat ruimte voor bredere stoepen, bomen of extra
voorsorteervakken. Op hoofdroutes kan deze variant ruimte maken om de doorstroming van fietsers, OV of
autoverkeer te verbeteren.
Voor stadsstraten past het éénzijdig opheffen van langsparkeren niet in het beoogde eindbeeld. Op de
stadsstraten is de gebruiksdruk zeer hoog en willen we dus meer ruimte maken. We geven de stadsstraten
prioriteiten en heffen het parkeren aan beide zijden op als die ruimte beter voor andere functies gebruikt
kan worden (groen, verblijven, logistiek, etc.)
AES OT 4E Te 4
LN nf e En ma fe 1 ä de
; kr Ehh À m dd | | A
je if ren nl het, El : ' Orel Lt en
: EEE OT hr ef
z E h hie ij A, ir ï nj {if ú | |
Vp Oe Dit, Ni 4 (DDI ale
EA OA en
[ AEN Rs | EEN Alle
} TL 2 4 4 ht Te and f Eren il
Kn machi gi B ei ú 4
rs Ee p DR
Bern EE . ee mnd
d zr en Nef
En On
. ams
_ kN
a ke F
38
Deze impressie laat zien wat er mogelijk is langs
routes door één zijde van de straat parkeervrij te
maken. De uitgangssituatie die hier geschetst is
k — een straat met langsparkeren, smalle stoepen en
8 { zonder bomen — past niet bij een autoluwe stad.
En i Eenzijdig parkeren opheffen biedt bijvoorbeeld
> Ee 5 if ruimte om bomen toe te voegen of voetgangers
% he b en fietsers meer ruimte te geven. De asymmetrie
r …« Kn die hiermee ontstaat blijft echter een lastig
Be es gegeven; het is een ontwerpopgave om tot een
: B. pe prettig en passend profiel te komen. Voor de
2 pn stadsstraten waarin veel functies samenkomen
E streven we er daarom naar om (op termijn) beide
r zijden grotendeels parkeervrij te maken.
Ì Br
$ lek 3e
B ê ci ee PEPE, '
a k ' NE KE,
" h' EN lee
P a Dn, ie.
‘ EE, <
a
nn
39
e Ad
Ontwerp: Parkeervrije straat
| 3.
[
Le
UB:
ig
Lek
LER.
LER:
ij
EL
ed
EL
NN à
3.
voerelkegrees ____
Past in de ambitie voor. vw w
Stadsstraten Hoofdroutes
Bij het opheffen van parkeerplaatsen hebben de stadsstraten prioriteit. De stadsstraten hebben zowel een
belangrijke verkeersfunctie, als een belangrijke verblijfsfunctie en economische waarde. Daarom heffen we
daar zo veel mogelijk reguliere parkeerplaatsen op om ruimte te maken voor stromen en verblijven. We
zorgen ook dat hubs voor deelmobiliteit en oplaadvoorzieningen voor elektrische voertuigen elders een
plaats krijgen, zodat de stadsstraten zo veel mogelijk vrij blijven van statische functies. Flexibel laden en
lossen, met vakken op trottoirniveau en venstertijden voor zwaar verkeer, past wél bij het ritme van een
stadsstraat. Daar moet dus ruimte voor gemaakt worden waar parkeerplaatsen worden opgeheven.
De hoofdroutes verbinden en ontsluiten de stad. Ook daar kan een parkeervrije straat van grote
meerwaarde zijn, maar dit heeft niet de hoogste prioriteit. Het verspreid opheffen van plekken of het
éénzijdig parkeervrij maken kan hier ook volstaan. Als op termijn ook langs hoofdroutes meer parkeren
wordt opgeheven, ontstaat meer ruimte voor bomen, verblijfsruimte en om de doorstroming van
fietsverkeer, OV en auto te verbeteren. Een goed voorbeeld is de Wibautas.
(t
5 RK | n
En KAK p :
T kkn EN
ik: AR, e AT
Eat m4 A ee RE BEN
Et Miao BN SR ETD
EE ZENNE BAN ER De
zien re si GC Mn A kik zen Fk. err 7 NR i
H en Fed „Be 4 | | he 4 Ad > Ere E: e Ú Es 4 nj JAR
ak s 4 n : fi se: Ô L KO, he er # ei RT Ä LE oe A | In
ee d A De, El bt a TA an
NE Ll Wi GE js If}
ee: Tj Neer ene
LN EN oak » ik Fr TT
a | : heid a EE eeen
ER Een mmm En
ee ef Et MRS ns
egen en
RE Sed ee 4 Ee
en mig 5
40
Deze impressies laten zien hoe veel ruimte er langs
routes ontstaat wanneer tweezijdig langsparkeren
wordt opgeheven. Door stadsstraten parkeervrij
k te maken ontstaat ruimte voor de doorstroming
k í van fietsers en voetgangers, maar ook voor
En i bomenrijen, groenvakken, verblijfsplekken en
; rr if flexibele vakken (laad-los0/ fietsparkeren). Op
î 8 b de hoofdroutes voor het autoverkeer kan een
r …« Kn parkeervrije straat vooral ruimte bieden om de
he Te doorstroming van fiets, OV of auto te verbeteren.
‘
&
pe ! KE
3 d Ee E e: teid à da,
e N Ni od jn on E d
\ )
a * h „
ne 6 Pe L
s E en 4
TM en Bf:
‘ p Ee
on n : 8 ar Ne,
CR ô
kt TE
& B
a
CNI Ontwerp: Fietsstrook i.p.v. fietspad
L 3
1
ir
od
EE
|
4.
Eik
' Ì | e 5
voerelkegrees En
Past in de ambitie voor. vw Xx
Stadsstraten Hoofdroutes
De huidige beleidskaders, waaronder de Beleidskader Verkeersnetten (2017) en het Beleidskader
Puccinimethode (2018) kennen een paar standaardprincipes ten aanzien van fietsinfrastructuur. In principe
passen we bij 50 km/uur straten vrijliggende fietspaden toe. Op 30 km/uur straten realiseren we juist geen
fietsstroken of fietspaden. Met de omslag naar een autoluwe stad kan het wenselijk zijn om van dit beleid af
te wijken op de stadsstraten. Voor de hoofdroutes van het autoverkeer geldt dat niet, daar behouden we de
scheiding van stromen.
In stadsstraten met een 50 km/uur regime die geherprofileerd worden, heffen we bij voorkeur het
langsparkeren op. Dan kán het een optie zijn om het vrijliggend fietspad te vervangen door een ruime
fietsstrook (minimaal 2 meter). Dit biedt flexibiliteit in het profiel om -wanneer de hoeveelheid autoverkeer
op termijn verder wordt teruggebracht- de snelheid af te waarderen naar 30 km/uur en auto en fiets te
mengen. Daar is dan geen volledige herprofilering meer voor nodig. Het voordeel van een dergelijk profiel
is dat er ruimte komt voor bredere trottoirs.
Bij 30 km/uur straten kan bij uitzondering ook een fietsstrook worden toegepast, als vanwege de
verkeersveiligheid of het fietscomfort een afgebakende ruimte voor de fiets náást de auto wenselijk is.
Zie bijvoorbeeld de Maasstraat. Deze principes zijn nader uitgewerkt in het afwegingskader
‘Fietsstraten, Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw gevoegd is.
nn
42
Deze impressie laat zien wat er mogelijk is in
een profiel door langsparkeren op te heffen
en fietspaden te vervangen door fietsstroken.
Er ontstaat ruimte voor bredere trottoirs die
" bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden met bomen,
pe p 4 laad- en losvakken of groene verblijfsruimte.
a ie
“ Dn
ü
il Ee Lj
1 Ô Er is EE
ä Ei on a
RE A rf mf EED
u EP , E en ME a Li Ln en
2E EE e 5 Ne, 4 EL Nl ME
. kn in, : : p Jt
ee S SE
… EN ú
en ke
é kh
a
Ir z “
î
43
Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad
CNI Ontwerp: Mengen auto en tram/bus
| 5.
nvt
5.
IN
„B Í Ì se
EN IN
ANA
a
|
voerelkegrees Eken
Past in de ambitie voor. vw Xx
Stadsstraten Hoofdroutes
Het mengen van auto en tram/bus kan een optie zijn in stadsstraten, om ruimte te creëren voor fietsers,
voetgangers en verblijven. Het niet aanleggen van een vrije baan voor het openbaar vervoer levert veel
ruimte op, maar kan ook voor problemen voor het openbaar vervoer zorgen. De doorstroming van het
openbaar vervoer moet gewaarborgd blijven. Mengen kan dus alleen bij een beperkte hoeveelheid
autoverkeer en met doorstromingsmaatregelen bij de kruispunten. Bijvoorbeeld een stukje vrije baan bij het
kruispunt en/of prioriteit voor het OV bij verkeerslichten. Op hoofdroutes van het autoverkeer is het mengen
van auto's en bussen of trams niet gewenst. Ook op het plusnet OV is mengen in principe niet wenselijk.
Daar wordt zoveel mogelijk een vrije baan voor het OV aangelegd.
b E hi Ws Er - h È MR E kat, Ë
ns Ee ij ij ï Pod B re 4 N= df A
NM ; ee De, B el
Oe, De de / De
| gn Ea VES
k - B ! a kk AN nl
ek En Ali AEN 8 4
EE dt Le Er Pr
Ì TFT Ä — af De kt RF Mi Di, Ik i
AN eneen Mrt er pes ; L 6 L 0E | |
LE En A B OO Aad jk, A OM Mm An 8 À - ET
EN rf cen iN Nr TD Weer —M }
deni! Hf el lt | IE Ne : mr af 3 il | ae PT
AN TEL, 5 E: de Î El, et Lod 5 8 | sil
ml fi ij : = Es ii ==, E | 4) KN
5 oe ji ri mm R
ï E fs Î
me eE Nee f: —_
en: | | Kee 4
De
= in mn
Kor
44
Deze impressie laat zien welke ruimte er ontstaat
wanneer de auto en het openbaar vervoer het
wegvak delen. Uitgangspunt is een situatie met
een vrijliggende trambaan en langsparkeren. In
" het voorbeeld wordt dit omgevormd naar een
Ì pn k 4 parkeervrije straat waar auto en tram samen
° e oprijden, gecombineerd met fietsstroken.
' ESS 5 Er komt ruimte voor brede trottoirs die gevuld
er nn kunnen worden met bomenrijen, laad/losvakken,
he NT fietsparkeervakken, groen, bankjes, etc.
‘ ee
ü
NE EE. k bi di ek vi
nn GEE , = _k -: er et
' R ke id rl iT MEE en
É á nt } a ie el ik x ä - KE e
es Th B, L Eg Es
: ' à oa ie B ä
5 ú Ke E 5 Ve Def
t 8 ë
hi aat S Ee
kn gE ES
Cr
e et
nn
45
CNI Ontwerp: Mengen auto en fiets
| 6.
L
ee
el B
Ei
|
6.
voerelkegrees ___
Past in de ambitie voor. vw Xx
Stadsstraten Hoofdroutes
Wanneer op stadsstraten de hoeveelheid autoverkeer wordt teruggebracht en een maximumsnelheid van
30 km/uur wordt ingevoerd, kunnen auto- en fietsverkeer gemengd worden. Dat kan in een ‘gewoon’
erftoegangswegprofiel (klinkerverharding), of in een fietsstraatprofiel (rood asfalt, auto te gast). De keuze
voor een fietsstraat of ‘gewone’ erftoegangsweg is nader uitgewerkt in het afwegingskader ‘Fietsstraten,
Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw gevoegd is. Op hoofdroutes
voor het autoverkeer is het mengen van auto- en fietsverkeer niet gewenst.
Ts,
| | Za
À ge : ì | 1
El El me A
IEL Ï we md ed ik oa me „e
EN On ME
NL Die 6
Ee ijn | ied A am, Et bien “al hi
hee OE Sl 6
Lel Fn Kral Rie . n re, €
oeh bs SN LN SN a 3
Ö A 1 he ET NN ot MR
RE NSE di EN Ai
wd f Ps ki 5 be, 7 7 ki EE je Í a rn Ì Zi n le af |
Ll Pr pi Slauto te gast E If d In ! Li eN a en
Eeden: mn | ear tf i EA ni _—
NEER ik rn aks Nl Neb
bele Je bs oren EN vin B BE RR a ha, Pan
} fj pain sr E î | en Er H \
St eze €
en re 4 ' b
m5 r Á d - N
Ei On J | N
, (lj Foe) | F4 =d rd P | ENNE
DS me Pd ä Ge Ge / P 1
46
Deze impressie laat zien welke ruimte er ontstaat
wanneer de auto en de fiets op de rijbaan
gemengd worden. Uitgangspunt is een situatie
: met langsparkeren, die in het eerste voorbeeld
Een. wordt omgevormd naar een fietsstraat zoals de
ES ls En arphatistraat. Het tweede voorbeeld -zonder
Sale en Sarphatistraat. Het tweed beeld -zond
. 8 ed p- tram- is het omvormen naar een gewone
zr De nn erftoegangsweg. In beide gevallen ontstaat ruimte
\ " Ne voor bredere en groenere trottoirs met voldoende
kh RS ruimte om te verblijven.
ü
\ 8 i en, he Dn he - es k | | Ek, e
} En } Nn Kd „ he £ Se Í ee À ek
we B 5
& en en 8 eN
EN B |
‚ Ze at .
4 > En Pd
® zi
{ $ En if
ê Nn
1
ca a
en ie :
# î | % î
e n ee
" É PS i ò
® O4
nn
47
IR
| del Ph Na
EA) WEE a Pa Een 25
8 WEr Fn en En B: ER en Ken,
NEER Ee Ered DEE B Ee Be E ” en
5 gk Ze Í hik nn | TZ
ME. me B ig me
= Ra or Ag ‚Jh Ï ta me rd er En ee ke We
5 k ll EE rn EEE en ER de Eend EE ë f
\ n dn af |= Sier ns J B
Ren pe ri Len We 2 U a | 2d as AT |
= = we Bd Lt ee Er 4 rn en B En | Er 5 WE ie
NR le a dee RN mn Ee zl EE Zi
& El dE IK INE EG
KT == 5 Bart ej ee ti 5 En En ae EL ate,
he n er J > Ez d pe 5 ni nn ak 5 EL eed En ne ze ar he dt Er
Bar Pri zn il a Be z Ee _ mn En # ee E et en 5 , 4) Pi
en EN on A Ì ET me
nae EN Ln ESS En, B tt WE, EAD
vei SET, et E rn EE Dm Se a Cdn El ie df mes fi f A ijt par _ Rn):
en md enn Re Ed fe Ei at EN en
SIEN rek en rf Sr Zl PE
EE 5 Û ear. Ee
ë Ge en Lr En de
ai 4 ad t B Fi LS 7 Fr = Eil Ee er ra he En Tan Ë nn Er ZE 7 in eed pe FA ed S É „. PT E& Le in En
Rt | Oek ii VEE B ij de
4 he er er te ee Se Een ee TE ed
5 SET B lon Ë ie ad et 5 4 Ee | 2d a ì ie ik Len EAN
rd | e : sd Reen nd Ed En a = RE dE
Ie ik lt, 5 Te ea en ei ek Ee Pe, eed he z s EE ne bl Ll Eis 4 lS dl
ee iet rn lr: ee od nà ee 4 EP mat beamen Re
Te E | ie Je Bende 7 Af eis x En Een B ke dert ant ae Mgt ad Td en el ed Sk En En]
ERLE | re En
RE En TEC B |
Bel Da nm dis NE el ee hd EE Et Paans EE RE el ae : ) - ee u ne ee
re en | WN a Pei ee En nt en IN ESE
are] Baj ed Ë nd rn id pi Fai RE | =S EE | BE er er am Ë | Ze
B EE EE fr {Tr ee (RIE a ARE ad ne |T —
u \ 4 dE ES En Zl E ij | tee | 5
20 \ | il i ET en D ES ee en ei B
EE 8 | | Ï Í I Ee À d | ain 7 Er me E Ams Ea h ike Ned
— } [ 3 | 4 5 Ë : | 2 er es rme ; ES | Es Hi | B
rl E JF 4 Ee ed ie EN _
E MEV a ne EP gr} ol meden
za IT daar oe ze —
ES eed ra wnd Ee” Li, il ge ï
HL
' P 5 \ á Ely ji Er LN Sn 5 5 PS ë Bs E SEE Nae nn
me me Ga, re EN Ee f wl - mm |
* E he kn _—_ EN
d De - fi _ ed 5 = = RTS BEN
me Pe Ee } e ge 5 mT. a E E
Ve B Ee = == en Sn nn 5 Es
pn Ne ne 3 ; ho En à
, Gn El re en ee == (RE _ _ ee
5 a a WE ER _ a TB,
ee er 4e me TT 48 raf Sje nn en
Dn er HE gn 5 Ei ae Ee > en E am . Ee nd = ae Te
PF NE Lef _N en ie Wp ne En
E da zi fs _ 5 FS == Tn Ef En rn :
ae el Sin EN, j _ == 3 an en ie n E =
48 Ì
Functies In
een autoluwe
stad
We werken aan een leefbare en toegankelijke stad. Om dat te bereiken moet de auto ruimte maken voor
de fiets, het OV en de voetganger. We maken brede stoepen, waar we elkaar ontmoeten en waar kinderen
veilig kunnen buitenspelen. En meer groen, op het niveau van de straat, de buurt en de stad.
We maken ook ruimte voor betere laad- en losvoorzieningen, elektrische oplaadpunten, een goede
afvalinzameling en de energietransitie. Al deze functies dragen bij aan een stad die prettig is om in te leven
en om te bezoeken. Een stad waar iedereen zich comfortabel en veilig kan verplaatsen. In dit hoofdstuk
lichten we toe hoe verschillende functies en voorzieningen hun plek krijgen in de autoluwe stad.
De stad heeft naast de autoluw-ambities ook ambities op het gebied van klimaatbestendigheid,
duurzaamheid, circulariteit, biodiversiteit en energietransitie. Op veel van deze onderwerpen wordt nog
gestudeerd vanuit verschillende beleidsvelden. Ruimteclaims die hier (mogelijk) uit voortvloeien zijn daarom
niet allemaal afzonderlijk meegenomen in de hier beschreven inrichtingsprincipes. Het ruimte maken voor
andere functies ten koste van de ruimte voor de auto past echter goed bij deze toekomstige ruimteclaims.
In de praktijk zal het ook veelal om slimme combinaties van verschillende functies gaan.
EP Lt \
DS K
Groen Verblijfsruimte Spelen Sport
£ © ®
am
am
Nutsvoorzieningen Deelmobiliteit Fietsparkeren Logistiek
Gl) e
O0 G
d ELS E
OV: doorstroming & Ruimte voor Doorstroming auto Brede stoepen
toegankelijkheid fietsers
nn
50
[ EA ES et: CART TE) AE TE re
rug WREE | A Wi
Se SN Pm led RE é en we : Pet B. ij
btn en Tr PN Folk en Be kf We
Bee En PR El e k Ee ie
Ee nd en ee | SN» ER PF ne ri
Mk ik Ie pr ms ki e 1 E Pi rl it F 1 Le . 5 r kk zal
a 7E SVP ARR Ne OO,
effe EN el ha ir f Pr ORE Bree
Re Er ee es ap ke | | ad î Me Od
hak h ; 8 & FT 3 k Ä r Pae nd Ee FOR Dr
4 A La Ee er el je ij ï i E er a n rv k : j. pn Em 6
Fn tE pen Ml hei heee | KE; Perre} Pd
Li u Ee DE PE En El E Lee Hi pn di
TEE ke 4 Lr ij AP EN f : 5E REP
is EAS ELN 7D Ef a ie
AAE SRE NNT 8 VS
le ke id Eer n= Í Dn es EEL
a Nd hi 4 k ji EE e on je ce en” he Ee À Rd je ee el
TERENDE u AN if Sl de oi Pa, an nt eg BEL Er
Re AR el UPE ee OT UR
nsi AHEN el md, OA ekke io RR PE ee Te PE
ke d 4 i ne ed EET a 5 ie zl RR Ek a e alr. i oi Ee pre de Ke bn,
We HI Emek
KA MNN WE Te A ek
k 5 AE ze HE ek. J- AET Bie. perd Bies betr En Ze Ne a En
ln AN | 11 a ek 1 re Kn de OREN 5 kre À TN li ie
Rc - ENEN
nn Es eht 44 4 Ke Ee E TE kee
7 &, Li ne ä En oe | EEE ETD oP Ee gE h
BM Te Bm bend ne Ee
EA Am A, mn |E aan Een
Er zn gn ik k ed 2d been \ we Fran je
It 4 eet Pi EMBEE se, BEEN ee
sens = EE en ne
Eet a: ned ES . | Ke =| hi TET En,
en Al We Bn Ë : De Kai | En AR: NE
hin iS er Arts e he Î 5 en a zinns ;
B kie Ri Bedank RM 4 ERN | IE à age
ede Ad nf hr En TN Ed jj: ij E kas Rs
B dE Nik ee he ne. a í Ee, sit. Md
Dee Er ag! ken tdk de te EE eN e | | EE ed
dd ro le EE ne KP
Een ee Ren Ä Pre ne Eid Ke
Et WE de a oe BN Se tn
Re
rt eN rid Ee ak EE rn
HE n Ba rie B ad Te KS it: « d he et -, ed * j
ee enn rh EE he k Li : En |: , En ef |
| F k ERS: d end pe if \ En | =
eee nk; nen
B „ etl Tr le ri — En E En EE en
gn en = - E ns a
te _ a : -
TE in — en 7
ge =
ms _ Ne : ne
ed : E _ 3
mn mn 5
51
Ì Kd
Functie: Groen
Meer groen draagt bij aan de leefbaarheid, de gezondheid, de biodiversiteit en de
klimaatbestendigheid van de stad. Daarom maken we in een autoluw Amsterdam
meer ruimte voor groen. Daarbij zetten we in op twee sporen:
m Het vergroenen van de woonomgeving, samen met Amsterdammers.
m Het versterken van de groenstructuren in de stad.
In onderstaande paragrafen worden beide sporen nader toegelicht.
Het vergroenen van de woonomgeving, samen met Amsterdammers
Veel mensen vinden het prettig om te wonen in een groene omgeving. We nodigen Amsterdammers uit
om bij te dragen aan de vergroening van hun eigen buurt. Vanuit de regeling ‘groen in de buurt’! hebben
we de afgelopen jaren succesvolle voorbeelden gezien van vergroening. Deze regeling is gericht op
kleinschalige bewonersinitiatieven en wordt eind 2019 geëvalueerd. Op basis daarvan bekijken we hoe het
subsidiëren van groene bewonersinitiatieven de komende jaren het best kan worden voortgezet.
Kleinschalig groen, voor en door bewoners
Het type groen dat zich goed leent voor een invulling en beheer door bewoners is kleinschalig en flexibel,
zoals tuintjes in boomspiegels. Ook dit kleinschalige groen moet goed ingepast worden. In straten waar
de ruimte beperkt is, zijn geveltuinen? vaak heel geschikt. De bewoners of pandeigenaren beheren de
eigen geveltuin, of partijen doen dat gezamenlijk, bijvoorbeeld via een BIZ. Geveltuinen kunnen ook
eenvoudig gecombineerd worden met groene gevels of groenslingers boven de straat, wat bijdraagt
aan het verminderen van hittestress. Bijkomend voordeel is dat geveltuinen geen barrière vormen in het
straatprofiel.
en ij Ji ze SE EREN
8 zr) fj B ee MEE Et U
ahd Eh Te NK AN et
7 ä d } Il vld Ee Ai in E
Hi À er Ad En mn | ‚8 U,
k PP Ree ph ks Fill
n EL El ’ da Lr IE rs | ú 2 he p DL
Î mL 4 an EN E | ô $ oe ej BE
/ 4 Trel e oe RE ij : en Fi Fe E oi Ô
ï a | J l f ki
el ies ea mn HK | head | Ô Ek jn
HIK 5 Aal | ij DE REN
FT man a NN en | lk ' Ï e. |} 8 u í
NEL LN Ms jn E Fi ee Lin et ï
en pe ee, 8 È pr De Ik ik EE r :
a GO a aards: ER 4 an ak Mn
et WT in geen me ate ee 7
OE Des hi edn
- ke = L - rds dl p el
ea N Ea A
el a er a = Ene b en er
ej Es, le …_ e TE BEE nd
, t en me e
In Amsterdam zijn ook prachtige voorbeelden waarbij bewoners openbare moestuintjes en kruidentuinen
aanleggen en verzorgen. Ook daarvoor komt meer ruimte, daar waar we parkeervakken opheffen. In een
beheerplan worden de afspraken over het beheer vastgelegd. Als het beheer na verloop van tijd niet meer
door bewoners kan worden verzorgd, wordt het overgenomen door de gemeente of omgevormd tot andere
functies die van meerwaarde zijn voor de buurt (stoep, fietsparkeren, speelruimte, etc).
1 Voor ‘Groen in de Buurt’, zie: www.amsterdam.nl/veelgevraagd
2 Voor informatie over het aanvragen van geveltuinen door bewoners, zie http://www.amsterdam.nl/veelgevraagd
nn
52
Ruimte voor goed buurtgroen bij herinrichtingen
Als een straat volledig heringericht wordt, ontstaat ruimte voor nieuw groen met een grotere schaal en
volume. Groen dat een meerwaarde heeft op buurtniveau. In straten zonder bomen kijken we in eerste
instantie of bomenrijen kunnen worden toegevoegd, bij voorkeur met een vaste ritmiek en aan beide zijden
van de straat. Bomen dragen bij aan de hittebestendigheid van de stad en de biodiversiteit. In woonbuurten
kun je ook denken aan postzegelparkjes, groene pleinen, natuurspeeltuintjes of watervertragende
groenstroken. We maken liever één goede groene plek in de buurt, dan een paar (te) kleine plantvakjes. In
algemene zin geldt dat we planten bij voorkeur in de volle grond plaatsen, niet in (bloem)bakken of potten.
Beplanting in bakken en potten is beheerintensief, verdroogt snel en verliest vaak zijn uitstraling door
vervuiling of vandalisme.
Dit zijn ontwerpgaven waarbij altijd een landschapsarchitect aan het roer staat. Samen met bewoners stelt
de architect een plan op voor ‘goed groen’. Groen dat niet alleen mooi oogt bij aanleg, maar zich ook
duurzaam ontwikkelt en een bijdrage levert aan de klimaatbestendigheid en de biodiversiteit. We leggen
geen snippergroen aan dat snel verrommelt, beschadigt en lastig te beheren is.
Bij nieuw groen wordt altijd een beheertoets uitgevoerd. De financiële consequenties voor het beheer en
onderhoud (areaaluitbreiding) dienen bij besluitvorming geborgd te worden.
Het versterken van groenstructuren
Aaneengesloten groenstructuren zijn essentieel voor de biodiversiteit in de stad. Het zijn ook groene routes
waarlangs het prettig lopen en fietsen is. Daarom willen we deze structuren versterken, daar waar het
ruimtebeslag van de auto afneemt. We sluiten aan op bestaande structuren zoals de Hoofdgroenstructuur,
de Ecologische Hoofdstructuur, de Hoofdbomenstructuur en het Groennet.
De radialen die vanuit de groene scheggen de stad in komen, bieden kansen om groengebieden met
elkaar te verbinden. Dat geldt ook voor de dwarsverbindingen tussen het Rembrandtpark, Vondelpark,
Sarphatipark en Oosterpark. Op veel plekken vallen deze potentiële groene verbindingen samen met de
stadsstraten. In de stadsstraten heeft ruimte voor bomen prioriteit, waar mogelijk gecombineerd met andere
vormen van groen. In brede stadsstraten zoals de Wibautstraat, de Postjesweg en de Jan Evertsenstraat
(westelijk deel) liggen kansen voor stevige vergroening, bijvoorbeeld met postzegelparkjes. In krappe
stadsstraten zijn de mogelijkheden beperkter. De Groenvisie die momenteel wordt opgesteld zal nader
invulling geven aan de visie op de groenstructuur van de stad.
1 Eer IE Fed en ej _ il Ì
det a, EN
Tien Br Rn
AET M il Tr of …
EED Ae js \ NL
ad eri | LRE k ze
' ENE ij IN en nn nike k „
Ü FEET be Pe LN Ee E fe ak Ee Ü í f
oe Vire ABS N É an Ken
Dee sn On Detd ap
NE er Í tech bi: ar FP = ze
= Ie & bet
En he wit. ii Nel Ee gen
At EEN Wee OT
53
ep) Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m We versterken bestaande groenstructuren en m We plaatsen bij voorkeur geen beplanting
verbeteren de groene verbindingen tussen in bloembakken of potten. Deze verdrogen
scheggen en stadsparken. snel en zijn gevoelig voor vandalisme en
m We realiseren kleinschalig groen binnen vervuiling, met name in drukke gebieden.
bestaande straatprofielen, samen met Uitzondering hierop zijn zelfbeheer en
bewoners. Permanent maar ook tijdelijk. tijdelijke situaties (<5 jaar).
Denk aan geveltuinen, moestuintjes, m We planten geen kwetsbare soorten aan
plantvakken, etc. die gevoelig zijn voor ziekten, plagen en
m In straten zonder bomen onderzoeken we periodes van droogte. Dit wordt nader
altijd of bij herinrichting bomenrijen geplant uitgewerkt in de Standaard voor het
kunnen worden, daar waar autoparkeren Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode).
wordt verminderd. m Als we een straat of buurt volledig
m Bij integrale herinrichtingen maken we ‘goed herinrichten, plaatsen we niet zomaar vaste
groen’. Liever één goede groene plek zoals planten in (voormalige) parkeervakken.
een postzegelparkje, dan meerdere te kleine We kijken éérst we of we bomen kunnen
groenvakjes. toevoegen en daarna welk groen de
m We zorgen dat we het groen kunnen meeste meerwaarde biedt op buurtniveau.
beheren, waar mogelijk samen met Er wordt altijd een landschapsarchitect
bewoners. Bij de besluitvorming worden betrokken.
de eventuele meerkosten voor beheer m We realiseren geen gemeentelijk groen
inzichtelijk gemaakt. Het beheerbudget op plekken die lastig bereikbaar zijn voor
wordt bijgesteld in de P&C cyclus aan de onderhoudsmaterieel.
hand van de normkosten en het totaal te
beheren areaal (minder ‘grijs’, meer ‘groen’).
LEN
d / iS ee Md
barf Se Eet j
De Te a & f
el / As et en Ef 8 ,
EN EN EPS eN
e î 5 a Hi Ei HRN
e J / : dege 4 5 \ - a En
" À LT. ï EEn / dare NS
ROOIE erde ksk ra ee $
Te ET ee mett 3 Kidd k
omge luik mer à el d eb _ HE AEN em en
Grete Kpn Rae Sc \ ee
iN en Foil. ” Ee ed Ee Pam al
LEE taeafen Me EE ien
Bone ln AN de ee
Tel F hej ‘ Kn LN ren, de al zel
PE
: E El z . Renet eN Jd lr |
Ln , mA EE Tr en Wake ri Re a
Aln EN re meehad! E s zen hef EE ie, / . 9
AAR hanen er NE, Ne
En an taat sE a f Eg = ns : | E hd n Á x
We he OE Mi 5 dn = „dé RAS eran
ë fans = eet Rel E a ed ë =
Alie RE man N
B e antie N
\ Eeen Te \
° ' - ae Ee. er han Ee ke.
7 af 4 er En
__ n Pr) ps ï
nn eN pee: oe
ZZ N \ sÀ de en le
D X En wees - nde
k Lin an DE
“ \ RE : ‚. 5
me K en 5 \
it \ re n à
Tee ne NeR.
men mn a Wree
Een GIS analyse; zichtbaar zijn de parkeervakken in straten op het groennet en de hoofdbomenstructuur
waar bomren ontbreken, plus parkeervakken in andere straten met zeer weining bomen. Bij het opheffen
van parkeren heeft het toevoegen van bomen hier prioriteit.
en
24
.
Functie: Brede stoepen
ledereen is een voetganger. Of je nu lopend onderweg bent naar je school of werk,
slentert door een winkelstraat, een sprintje trekt om de trein te halen of vanuit
de parkeergarage naar je bestemming wandelt. De voetganger is de toerist met
een rolkoffer, maar ook de Amsterdammer in een rolstoel of de bezoeker met
z'n kinderwagen. Al die voetgangers moeten zich comfortabel en veilig kunnen
verplaatsen door onze stad. Door de footprint van de auto te verkleinen, geven we
meer ruimte aan de voetganger.
Om te bepalen hoeveel ruimte een voetganger in het straatprofiel nodig heeft om zich te kunnen
verplaatsen, wordt in 2019 het beleidskader ‘Ruimte voor de voetganger’ opgesteld. In al onze straten
streven we naar minimaal 1,80m vrije doorloopruimte. Op drukke routes is meer ruimte nodig.
Als er onvoldoende ruimte is voor de voetganger, kijken we éérst of de obstakels op het trottoir kunnen
worden verminderd of verplaatst. Denk aan uitstallingen van ondernemers, onhandig geplaatste
schakelkasten of verkeerd geparkeerde fietsen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert, kijken we bij
herprofilering of de ruimte in het profiel anders verdeeld kan worden. Bijvoorbeeld door stromen te
mengen, zoals in een fietsstraat.
Natuurlijk is er op de stoep ook ruimte nodig om te verblijven. Brede stoepen bieden veilige ruimte om te
spelen, om elkaar te ontmoeten, om te ontspannen. Door onze stoepen te verbreden bieden we ruimte aan
het stedelijk leven. We maken de stad leefbaarder en beter toegankelijk. Alleen wanneer de hoeveelheid
autoverkeer in een straat heel beperkt is (of zelfs afwezig) kan een stoep achterwege blijven, doordat de
hele openbare ruimte voor verblijven gebruikt kan worden (erf, plein of voetgangersgebied).
Ed Ô Eat je agt EE „
a MEE Ae NL
RTG, PN
Mar
Ef EN,
NS L É Li e men fh an en 1
1 Pa en, ke == dl Ts ' 2 in
dd aal on DE En nen n ï ijs mer B
7 Zn te Se En Ì Hr f
TT lk de à Fe gien rr p= ER ee Ä ä
| Ee u den gi
Aka B TAX £
ie 4 É | L af
n EE: EL kel | ie bd B ni Fi e
EN hi EEE nh PT en nn gg a me en
en Eert sede Ln rete Ki E ie pmen E. eej
me TK Ee ke z = _ en
Eef AC nn ee ee
en \ en = amen es e Ren Ea
- eN en ee
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m We stellen een beleidskader ‘Ruimte voor de m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer
voetganger’ op en gebruiken dit als basis bij fietsparkeren of meer containers niet ten
aanpassing van de inrichting. kosten gaan van de minimaal noodzakelijke
m In tijdelijke situaties verplaatsen we objecten voetgangersruimte.
(fietsenrekken, containers, etc.) waar m Daar waar we ruimte maken op het
mogelijk naar (voormalige) parkeervakken, trottoir, geven we die niet direct weg aan
om ruimte te maken op de stoep. commerciële functies. Daarom stellen
m Bij herinrichtingen maken we scherpe we nieuwe regels op voor terrassen en
keuzes: daar waar de voetgangersruimte winkeluitstallingen.
onder druk staat moeten andere
modaliteiten soms mengen of wijken.
nn
55
° er «
ep) Functie: Verblijfsruimte
Aantrekkelijke openbare ruimten zijn schoon, heel en veilig. Daarnaast zijn ze
mooi, aantrekkelijk en bruikbaar ingericht. Een goede openbare ruimte stimuleert
mensen om elkaar te ontmoeten en is essentieel voor de economie van de stad.
Straten, pleinen en parken moeten uitnodigen tot verblijven. In lijn met de Visie Openbare Ruimte (2017)
focussen we op het verbeteren van de verblijfskwaliteit, daar waar de footprint van de auto afneemt. Dat
doen we enerzijds door meer vrije ruimte te maken, anderzijds door ruimte mooi en prettig in te richten.
Verblijven in de openbare ruimte kent vele vormen; uitrusten op een bankje op een druk plein, genieten
van het groen, bijpraten met de buren voor de deur. Het kan druk en massaal zijn, of juist rustig en stil.
Verblijfsruimte moet zo veel mogelijk écht openbaar zijn; voor iedereen toegankelijk, een plaats om
bekenden en onbekenden te ontmoeten. De ruimte die we vrijmaken geven we niet zomaar weg aan
commerciële functies, zoals terrassen. Om dat te borgen worden in 2020 nieuwe regels voor terrassen en
winkeluitstallingen opgesteld. Een ‘terrassenplan’, vast te stellen door het stadsdeelbestuur, is bij integrale
herinrichtingen een goed middel om terrassen op passende wijze een plaats te geven en daarnaast
voldoende vrije voetgangers- en verblijfsruimte in de straat te borgen.
Succesvolle projecten waar we een voorbeeld aan nemen zijn de rode loper, het dynamische Artisplein en
de levendige van der Pekbuurt.
wa he En Ad k E 5
Dr es ed d 3 ee A
AME IP ARD u m_ P_ cm
F ke} ri Fr 2 iS Ear PR zn E _ ne EE, A 5 Ee
h 2 Dl Li TN mdr” rem. k en AKATESHiop ne
re in ni | | | - _ E Ke jp
maer EE A er en. ss ad
es | EE Ee Ee celen } î BN
= Ee k nt ME Bai
5 n= en ES
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m We maken openbare ruimte prettig om te m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer
verblijven, door deze mooi in te richten. fietsparkeren of meer containers niet ten
Daarbij gebruiken we de ‘Standaard voor het kosten gaan van de minimaal noodzakelijke
Amsterdamse straatbeeld’ (Puccinimethode). voetgangersruimte.
Daarbinnen kunnen buurtpleinen m Daar waar we ruimte maken op het
‘verbijzonderd’ worden met een speciaal trottoir, geven we die niet direct weg aan
palet aan materialen. commerciële functies. Daarom stellen
m We vergroenen de stad om de we nieuwe regels op voor terrassen en
hittebestendigheid te vergroten: winkeluitstallingen.
schaduwrijke, koele plekken zijn ook in de
zomer aangenaam om te verblijven.
m We houden rekening met mogelijke overlast
bij de aanleg van verblijfsplekken. Bewoners
worden geconsulteerd voordat we bankjes of
picknicktafels plaatsen.
m We vullen niet alle ruimte op, maar laten ook
ruimte leeg. Prettig verblijven kan óók op
een brede stoep of ruime kade.
en
56
Functie:
Voldoende parkeergelegenheid voor fietsen en scooters is een randvoorwaarde voor
een leefbare en toegankelijke stad. Dit draagt bij aan het comfort voor de fietsers, A
maar ook aan de toegankelijkheid van de trottoirs voor voetgangers. Met voldoende
fietsparkeervoorzieningen voorkomen we dat fietsen de doorloop op het trottoir
versperren.
Bij nieuwbouw en transformatie worden conform de ‘Nota parkeernormen fiets en scooter’ (2018)
inpandige fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. In bestaande wijken kunnen buurstallingen of garages
uitkomst bieden, maar vaak moet het fietsparkeren deels ook in de openbare ruimte opgelost worden.
Conform het Kader Fietsparkeren (2015) is de streefwaarde voor fietsparkeren in de openbare ruimte een
bezettingsgraad van (maximaal) 85% per locatie. Dat betekent dat op het drukste moment (minimaal) 15%
van de stallingsplekken leeg is, zodat er altijd voldoende plek is om je fiets netjes en comfortabel te stallen.
Komend jaar (2019/2020) wordt het Kader Fietsparkeren geactualiseerd, waarbij de normen mogelijk
worden aangescherpt.
Voordat we fietsvoorzieningen bijplaatsen -tijdelijk of permanent- kijken we altijd of regulering, handhaving,
betere communicatie of het wegknippen van weesfietsen een oplossing biedt voor het tekort. In het
Kader Fietsparkeren (2015) is een stappenplan te vinden. Om de fietsparkeerdruk te beoordelen kan
gebruik gemaakt worden van de ‘stedelijke monitor fietsparkeren’. In 2018 zijn alle geparkeerde fietsen
en fietsparkeervoorzieningen in heel Amsterdam geteld, deze cijfers kunnen gebruikt worden bij
herinrichtingsprojecten.
In tijdelijke situaties (<5 jaar) kan soms extra fietsparkeerruimte gevonden worden door autoparkeerplaatsen
om te vormen naar fietsparkeerplaatsen. In 30 km/uur straten kan dat door fietsvakken, nietjes of rekken in
het (voormalig) autoparkeervak te plaatsen. Voor 50 km/uur straten kunnen fietsvlonders in tijdelijke situaties
uitkomst bieden.
en WE rf lt de
2 ls E E A ; | Ê Bi | ta hein 5 N
8 = zi EN Tee es Ea bl
- Me ann E d N N hi re | ar Ee
En > 1 a ER Es El
ge a de ee En
HE en ee te EAR ie Ee ZZ
a ns > 5 Kk Br A Jt : A Sn É 5
Se EENS
EN REEN N En
nn EN df EERENS nn Sn
Een Hz Det 8 en San En
eN | he NÀ k 5 Kee : ME En en
Eed A EA EN ai an | Mr And een
eN AE Ne NE er een
Et zi et TN Ee di” EER ee ek
an ze IE Ban ie en
er Ee zie en AEN mn
en a En in ed vj OE _ a Ni rn : er EN ee 7
TE nn ee ee Pd EN: EE neen gn
ee dn En EEE RS TE
En A es
PT ee PN VKK FEIN 3 ne
' e Er ad Sad AP ee Es A df | nd 4 a an ==
lr ARENDA SE Emer di Re Pand
rmatt iid k | | ij n Er ET in en 5 1 A
AS rar { î mn KE Elke | m 3 f |
Fe N ve Ë et 4 | kt
ae ú \
nn E re | EN Nn m ===
T. e= : | rn vam
ee mede ek AE = En ee
Rel Te „5 pn an
. en 1e f
mn ee
en =d.
en Î pn
rr ef Bn rd pe
5 en rr
f ash ES E . En
\ :
57
ep) Voor definitieve situaties zijn bovenstaande oplossingen niet geschikt. Bij herinrichtingen passen we
fietsparkeren in conform de ‘Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld’ (Puccinimethode). Dat kan met
behulp van fietsenrekken, fietsvakken of fietsnietjes.
| Langs stadsstraten zijn fietsvakken vaak het meest geschikt voor bezoekersparkeren. Vakken faciliteren
kortdurend fietsparkeren bij winkels en kunnen bovendien flexibel ingezet worden, bijvoorbeeld voor laden
en lossen binnen venstertijden.
Om de hoeveelheid te parkeren fietsen op de lange termijn inpasbaar te houden in de groeiende stad,
voeren we op kleine schaal experimenten uit met deelfietsen en andere vormen van deelmobiliteit. We
monitoren het effect hiervan op het bezit van voertuigen en de druk op de openbare ruimte.
Lak ds JE, ie 7 Ee = , '
RE KI AC
en N it or IE 5 N jn A |
Td en /l Re, EE
Wi: sl PAREN ELTA | i Î ef, Se, | |
A WAN AN | Ì EN A eN me |
Ne oe (ie
\ BS zn at
en | ba _q Van A) he E 8 sl
NEE | An iK zi |
Si | tm ES
Ne / | % 'ú
=S Ik Ed b f E ;
=d Ä Lee rd |
_ | f Pl ei | | Es
Pi nd Fl | x mmm EN
Ë ii kN
AR sd) B # PN
—_N Ae Sm an,
EN k K Leda af Í_ mn men 7 nk eis: k rama ie
EN
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m In gebieden waar de fietsparkeerdruk het m We bouwen niet zomaar
hoogst is, realiseren we inpandige stallingen. fietsparkeervoorzieningen bij, maar gaan
m We realiseren meer voorzieningen op zorgvuldig om met schaarse openbare
straat, maar zetten ook in op regulering, ruimte. We kijken eerst of regulering,
communicatie en handhaving. handhaving, betere communicatie of het
m In tijdelijke situaties kan een extreem hoge wegknippen van weesfietsen een tekort kan
fietsparkeerdruk soms opgevangen worden verhelpen.
door autoparkeervakken om te vormen naar
fietsparkeren.
m Bij herinrichtingen is de hoeveelheid
fietsvoorzieningen onderdeel van de
integrale afweging voor de toebedeling van
de ruimte, samen met bewoners.
m We voeren kleinschalige pilots uit met
deelmobiliteit en monitoren het effect op
voertuigbezit en de druk op de openbare
ruimte.
en
58
.
Functie: Sport >
. - - 4
Een autoluwe stad is een actieve en sportieve stad. Het omlaag brengen van de Is
snelheid van gemotoriseerd verkeer draagt bij aan een sportievere openbare ruimte.
Ruimte waar wandelen, fietsen en buitenspelen veiliger en aangenamer is. Ruimte
waar jong en oud in beweging kunnen komen.
Naast fietsen en lopen, als vervangers van automobiliteit, maken we ruimte voor
sporters. In nieuwe gebieden hanteren we daarbij de Amsterdamse Referentienorm Maatschappelijke
voorzieningen (2018). De referentienorm voor sport in de openbare ruimte 1m2 per nieuwe woning. Die
ruimte is flexibel in te vullen voor allerlei sporten, van hardlopen en fitness tot freerunning en 3x3 basketbal.
In de bestaande stad komt meer plek voor sportvoorzieningen in de openbare ruimte als woonstraten,
pleinen of plantsoenen autovrij gemaakt worden. Ook het verspreid opheffen van parkeerplaatsen in een
straat of buurt biedt kansen voor een sportieve inrichting, bijvoorbeeld met een uitdagend sportparcours of
een calisthenicsroute.
Ni d n en if
> 5 (ue
Ns E di , " E pe | |
ek a 3 Emis ES VEE gE Fi 4
nn pe a d Ee Dad Rl m3 dE Er en k EN ed er ts L
EE A at res
os tn Bme Et Á es Pen En a Lien
FE an Ne Ee Od MN OO RE,
ere me Pte es „an EN NIN
ER Te RE a ST -
aard ed nia Mee LA
\ dr KE, vel in ammel gE nn Ee r - ams LL
_ nn zn ne nn ns: En pn en
Ae RE 4 EE TN 5 ri 3 re
Te … 3 ER Lees A
’ LE Ei NE re 4 fd NE | IN
a „ ant Ee Ki Pa ME Kf ik
nbr en hen PS op
PA je dee teen Ei d Dd
d 1 | | : | | fi [ is IJ Fi ef
| ien J EN
| AN AE eeN 0 ee ek
| MS EB Pael) Wer:
vr SRD | tn ee ARS
rr ; Ed Ed il ” em Wz É
ki EN Ì et - | a bri | Fo
} iN Ee rT Ld mma jj el aa
e AR ET IE Ee Mr Ee /. | df |
a) ne p
ESE |
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m We maken ruimte in de stad om te fietsen, te m We maken geen voetbalkooien of
lopen en te joggen. basketbalveldjes op plekken waar ze overlast
m We maken ruimte voor urban sports. Zowel kunnen veroorzaken. Smalle buurtstraatjes
kleinschalig (fitness toestellen, sportroutes, waarin geluid resoneert zijn niet geschikt
calisthenics) als grootschalig (voetbalkooien, voor dit soort voorzieningen.
basketbalveldjes, skatebanen).
m Bij herinrichting van buurten kijken we samen
met bewoners of er behoefte is aan meer
sportvoorzieningen, daar waar de auto plaats
maakt voor andere functies.
59
e
ep) Functie: Spelen
Buitenspelen is essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Om te kunnen spelen
moet je je veilig voelen, heb je ruimte nodig en moet de omgeving prikkelen. Naast
voldoende ruimte is ook de kwaliteit van de openbare ruimte van cruciaal belang.
Die moet schoon, heel en veilig zijn. Als aanvulling op de standaard ‘speeltuintjes’
kunnen groene plekken een fantastische speelomgeving bieden.
Een klein aantal kleine, spannende speelplekken per buurt in combinatie met een echte (grote) speeltuin
voor verschillende leeftijdsgroepen lijkt het best te werken (zie ook www.amsterdam.nl/bewegendestad).
Met name in de dicht bebouwde (gemengde) woonwijken binnen de ring zijn ook veilige, brede stoepen van
groot belang om kinderen te laten spelen. Het verminderen van het aantal autoparkeerplaatsen biedt ruimte
om de stoep te verbreden. Daar is plek voor ‘informeel spelen’, om zelf een spel te verzinnen. Met stoepkrijt
en een springtouw, of met spannende elementen die op straat voorhanden zijn. Kleine spelaanleidingen
vlak bij huis kunnen kinderen stimuleren om te spelen. Denk aan stapstenen, kunstwerken, een hinkelbaan
of een knikkerput. Ook rainproof oplossingen, zoals wadi's en watergeleidende tegels, zijn voor kinderen
fantastische speelplekjes. Het inspiratieboek ‘Spelen in de stad’ (Gemeente Amsterdam, 2019) biedt volop
voorbeelden.
DOE |
en tg Peen.
IH É 7 EN Pa n tf : | ni
rid afl IDE EE hg en
EI Hil Mae de
wi GR vn L INN Ii B | A 8 lk
de EN bit TANN al / Nn
(la TNA Û | EN. | Re
Zit IN HL Je 5 Te
TR Pe
ne EN rs 3 oe NR pe
nen ne EN
Es
ze mr EE 7
IN al BEEN id
El N hd UI A | AT
= dekt En: Ee ee ae
an ded ML
A2 5 a, De: Er EK
de ies $
A\ ie
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m In de (gemengde) woonbuurten maken we m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer
meer ruimte om buiten te spelen. fietsparkeren of meer containers niet ten
m We verbeteren de ‘informele’ speelruimte, kosten gaan van de minimaal noodzakelijke
met ruimte op de stoep en meer groen. voetgangersruimte.
m Bij het ontwerpen van speelruimte worden m Daar waar we ruimte maken op het
kinderen uit de buurt actief betrokken. trottoir, geven we die niet direct weg aan
m Een herinrichting van de buurt is een commerciële functies. Daarom stellen
goede aanleiding om de ‘formele’ we nieuwe regels op voor terrassen en
speelplaatsen opnieuw te bekijken; we winkeluitstallingen.
streven naar een goede balans tussen kleine
speelvoorzieningen, dicht bij huis, voor de
kleinste kinderen en grotere, uitdagende
speeltuinen met verblijfskwaliteit voor de
hele buurt.
nn
60
° ° e
Functie: Nutsvoorzieningen A0
Amsterdam groeit en wordt steeds dichter bebouwd en bewoond. Om de stad
leefbaar te houden hebben we goede infrastructuur en voorzieningen nodig.
Conform de Visie Openbare Ruimte (2017) streeft de gemeente naar zo min mogelijk
statische objecten en obstakels in de openbare ruimte. De ruimte is immers schaars,
daardoor moeten we scherpe keuzes maken.
Dat betekent dat functies die inpandig gerealiseerd kúnnen worden, waar mogelijk ook inpandig
gerealiseerd moeten worden. Hoewel er vanuit allerlei belangen de behoefte bestaat steeds méér zaken
in de openbare ruimte op te lossen — zoals afhaalpunten voor pakketten en pinautomaten — zijn we daar
terughoudend in. Zo houden we de openbare ruimte vrij voor verkeer, voor groen, om te verblijven,
buiten te spelen en elkaar te ontmoeten. Toch moet ook op straatniveau ruimte gemaakt worden voor
voorzieningen die niet (volledig) inpandig of ondergronds gebracht kunnen worden. De autoluwe stad biedt
daar ruimte voor.
De toenemende vraag naar elektriciteit en de overstap van aardgas op andere warmtebronnen
vragen bijvoorbeeld om extra ruimte voor bovengrondse en ondergrondse voorzieningen. Denk aan
verdeelstations, transformatorhuisjes, etc.
Ook de huisvuilinzameling is een belangrijk aandachtspunt. In gebieden waar we nu te weinig ruimte
hebben voor gescheiden afvalinzamelingssystemen, maken we ruimte door parkeerplaatsen op te heffen.
We plaatsen deze voorzieningen conform het Stedelijk Kader Locatiekeuze Inzamelvoorzieningen (2017).
Door de huisvuilzakken van straat te halen waar dat kan, nemen we een grote bron van ergernis en
vervuiling weg.
Bij een leefbare stad hoort ook schone lucht. We zetten in op meer elektrisch vervoer en elektrische
deelmobiliteit, conform het Actieplan Schone Lucht (2019). Dat vraagt om meer oplaadpunten die ingepast
moeten worden in de schaarse ruimte. Om te zorgen dat de oplaadpunten toekomstbestendig zijn en op
korte termijn niet verplaatst hoeven te worden, hanteren we de volgende uitgangspunten:
m Oplaadpunten realiseren we niet in stadsstraten, aangezien de prioriteit hier ligt bij het opheffen van
parkeerplaatsen.
m Snellaadvoorzieningen plaatsen we bij voorkeur bij hoofdroutes voor autoverkeer en niet in de
woonbuurten, om overlast van af- en aanrijden te voorkomen.
=m Oplaadpunten (uitgezonderd snelladers) clusteren we bij de ingangen van woonbuurten. Dat wil
zeggen: in de dwarsstraten die direct grenzen aan een hoofdroute voor het autoverkeer of stadsstraat.
=m Oplaadpunten (uitgezonderd snelladers) realiseren bij voorkeur aan het begin van de straat. De
eerste parkeerplekken bij buurtentrees houden we echter vrij, zodat we ze kunnen omvormen tot
fietsparkeren, containers en laden en lossen. In straten met langsparkeren worden oplaadpalen
daarom pas geplaatst vanaf de vierde parkeerplaats, geteld vanaf de hoek. In straten met haaks- of
schuinparkeren kunnen oplaadpalen geplaats worden vanaf de zevende parkeerplaats.
m Oplaadpunten realiseren we waar mogelijk aan één kant van de straat. Zo blijft er ruimte om — op
termijn — de andere zijde van de straat parkeervrij te maken.
en B ld B LE uk B
en sE IEN í
| X ne ke LA
rdam _n. er A \ ) | En Lg Ei r zò e/
hpi SS Nn ei es ER bd med Í
Ln Jm = ï as a / L
ee Ei EE in A
SK md \
mer er : en a De ‚Gm
| EK end ve |
ï Éen Ed = Ei 1e E
61
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m In (gemengde) woonbuurten geven we m In straten waar het parkeren van privéauto's
bij de herverdeling van ruimte prioriteit opheffen, maken we óók geen oplaadpunten
aan nutsvoorzieningen. Dit is nodig om de voor private elektrische auto's. Elektrische
leefbaarheid en toekomstbestendigheid te deelmobiliteit kan wel ingepast worden.
borgen. m Langs stadsstraten realiseren we zo min
=m Nutsvoorzieningen passen we op duurzame mogelijk statische functies. Dus geen
wijze in: we plaatsen ze zo dat ze niet binnen oplaadvoorzieningen, afvalcontainers en
enkele jaren verplaatst hoeven te worden hubs voor deelmobiliteit. Deze worden
vanwege herprofileringen. Oplaadpunten bij voorkeur ingepast bij de ingangen van
plaatsen we dus niet bij parkeerplekken die woonbuurten.
we op korte termijn gaan opheffen.
m We maken werk met werk; opgaven
als autoluw, energietransitie en
klimaatbestendigheid versterken elkaar.
5 ì ghPET H JE TEN |
î et dh ret TL Lide han = | NL
LE er odedekd pf ik; am dl
ei Ada 8 e=
1 TL 3 ik Î F Te
EA k K et ATL : men EAT, Á 5 a E. Ten
re k he nn _— nn 5 ek 8 be 5 p ber 5, E
OR Add Een : | D ES de il
L F k zel Ln i Dn
el | PT) 5 '
ä 7 nd Ë
k Ea (>
f * ë '
: fi pin
Lt
IJ | 7 EE
rn
f nn EER ms
| Pk Zl > : EEEN if EEH
| " dl denn f Enne GE dean
he edel | 3 Kit dr 4 Î te zt AL
i Te Dems } Ak slide f, Pr e= _ ams
Ï EE Md ï er 3 ' Ei ee -e Ee. n En
1e) rn KT
arl Ef ke L E 5 Er | F:
ee | E si a} BR etvo| en Sem 3 =
Ei en Ï k L en fi
=E | ed Ee a! Fi Ei - 7 t lj
5 eb } ; 1 men . 5 5 ne
_ DE 4 Ees
IE A ee
7 KE € Bnn
| d N é Ee
S El fn 1 - Er 5 —k =
ar ik AL EEE
Me BEL RE
2 Ee & 8 5 Pe Rp KAR Ë Be E
| ne De U ag
Ame, DN
NG Dd ES
62
° epe e
Functie: Deelmobiliteit
© ®
Deelmobiliteit is een belangrijk instrument om de schaarse ruimte in de drukke
stad efficiënt te benutten. Het biedt een alternatief voor het eigen autobezit.
De gemeente stimuleert de uitbreiding van het aantal deelauto's in de stad,
experimenteert met deelvervoersmiddelen zoals de elektrische deelbromfiets en
deelfiets en wil meer inzicht krijgen in de effecten van deelmobiliteit voor de stad.
Begin 2019 is de basis gelegd voor het aanbieden van deelmobiliteit in de openbare ruimte met de
Agenda Autodelen en de Nota Deelmobiliteit, voor deelvoertuigen anders dan de deelauto. In de Agenda
Amsterdam Autoluw en het nieuwe actieprogramma smart mobility worden meer voorstellen gedaan om
deelmobiliteit te stimuleren.
Autodelen
Uitbreiden van het aantal deelauto’s in de stad maakt het mogelijk het eigen autobezit te verminderen. Dit
alternatief moet voor iedereen bereikbaar (meer aanbod in de stad), betaalbaar (financiële drempel is nu
nog te hoog) en beschikbaar ( <200 meter loopafstand) zijn.
Deelauto's maken voornamelijk gebruik van openbare parkeerplaatsen. Free floating deelauto’s (car2go,
Fetch) en peer2peer (SnappCar) hebben geen vaste plek. Alleen de klassieke deelauto's maken gebruik van
een vaste parkeerplaats (met markering en verkeersbord).
Deelmobiliteit, anders dan de auto
Met de vaststelling van het deelmobiliteitsbeleid en een aanpassing in de APV wordt het mogelijk om de
komende jaren met deelvoertuigen anders dan de auto te experimenteren. Er worden bijvoorbeeld twee
schaarse vergunningen verleend aan aanbieders van elektrische deelbromfietsen.
Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om kleinschalige en lokale experimenten te doen met andere schone
deelvoertuigen zoals elektrische deel(bak)fietsen. Vanuit Mobility as a Service (MaaS) zijn er al diverse
experimenten met buurthubs in voorbereiding.
za mn : ze EEEN VI '
út EL alata ke al lele a jn A & arr EN
zi Vie, Nen il ki JETTE , Ne
amd | U hee Ui le Tieke. wal
UD ENNN: > etend EE LL mri
il ta a Gl er Î Ì aj er ES | VE ea | + | : Fi
rk PEA UN ned nde jn |
1 UE en bk Ik
Ber Ster EN in fr 7 EN Te LE)
Le Pie rt! GR ME me en N slecricdriee IJ, er
SDP ps Ae EN 5 ei, 7 B , je _
b d a En, :
pe DGLA,
ne nd
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m Fiscale parkeerplekken omzetten in m We heffen géén vaste parkeerplaatsen op
parkeerplaatsen voor deelauto's. voor klassieke deelauto's. Bij herinrichting
m De ambitie is om alle (klassieke) deelauto's moeten deze parkeerplaatsen worden
uiterlijk 2025 uitstootvrij te laten zijn. We teruggebracht (binnen of buiten het
faciliteren dit door meer oplaadpunten te project) en wordt gekeken naar mogelijke
realiseren. uitbreiding.
m Het aanbieden van deelauto's in gebieden
zoals Noord, Zuidoost en Nieuw-West, waar
het aanbod nu nog (te) beperkt is.
m We onderzoeken de mogelijkheden
om op strategische plekken in de buurt
parkeerclusters inclusief laadvoorzieningen
te realiseren.
63
ep) Functie: Ruimte voor fietsers ®
We willen meer ruimte voor schone en actieve verplaatsingen. Langs de meeste
van onze gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur) liggen al fietspaden of fietsstroken.
Echter, door de groei van het aantal fietsers is de beschikbare ruimte op steeds meer
plekken onvoldoende. Royalere routes voor fietsers zijn een basisvoorwaarde voor de
verdere groei van de stad.
Ruimte die vrijkomt door het reduceren van het autoverkeer (geparkeerd en rijdend) kan ten goede komen
aan ruimte voor de rijdende fiets. Met bredere fietspaden en fietsstroken, of door het mengen van auto’s
en fietsers zodat de fietsers de hele rijbaan tot hun beschikking krijgen. Een voorbeeld hiervan is de route
Sarphatistraat — Weteringschans. Onder bepaalde voorwaarden is ook voor andere routes op het plusnet
fiets een inrichting als fietsstraat mogelijk. De precieze afwegingen en voorwaarden zijn opgenomen in het
afwegingskader ‘Fietsstraten, Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw
gevoegd is.
ins BM ma kr OM ill
5 MN Ce
5 if El ; ar td a
a rad |
| EN BAD ten AL RE TEE
| | ND Ar kt hen ö bns EE
th el | Ed | en IT: Ne
ic Î Ì ge enoma a
k bel - fis
Le ) me HI / .
Ik ZT }
eN
En Me " Er
TN Ee Sd
Zj
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m Bij 30 km/uur straten worden fietsers en m We mengen fietsers niet met autoverkeer
auto’s in principe gemengd op de rijbaan. wanneer de auto-intensiteiten (nog) te
Dat kan in een fietsstraat of in een ‘gewone! hoog zijn. Voor de hoofdroutes van het
30 km/uur straat (erftoegangsweg). autoverkeer geldt dus dat mengen niet
m Bij integrale herinrichtingen van 50 km/ gewenst is.
uur straten leggen we voldoende brede
fietspaden/-stroken aan.
m Waar mogelijk (o.a. bij beperkte auto-
intensiteiten) wordt de maximum snelheid op
stadsstraten verlaagd van 50 naar 30 km/uur,
zodat fietsers gemengd kunnen worden met
autoverkeer. Zo krijgt de fiets meer ruimte.
en
64
Functie: OV: doorstroming & toegankelijkheid
Het Openbaar vervoer is een ruimte-efficiënte en schone vorm van vervoer voor
grote stromen mensen in de stad. Op het plusnet openbaar vervoer, waar de drukste ann
lijnen met de hoogste frequentie rijden, ligt het accent op een goede doorstroming 89 Ee
en een grote mate van betrouwbaarheid. Daardoor heeft de reiziger een korte NY
en voorspelbare reistijd. Op het hoofdnet openbaar vervoer ligt het accent meer Ü
op de betrouwbaarheid. Alle haltes moeten goed toegankelijk zijn. Het opheffen
van autoparkeerplaatsen kan ruimte bieden om de toegankelijkheid van haltes te
verbeteren.
Bee nT ZEER |
. 1 | | | rel 8 ny
mm
| A Ë EN | En
| [ ! hm nne nf KE
aid
| | | ij iK ' f
| ke | Te IE
hi kl „a | rl En ‘ hj Er D
ANA Ier «ee, dj pe en
r RE : | | E Ì / 5 L Û md
ie en 43 RE Ô Ei 7 rn p= q s a AEN 4
SE Hd) ie ae Et 7
BENE CU A kT Ee Os WEN 3
PINE Lees Mm ame Mi Oe
Ans el heinen (7D es EA H ee Spek
He [el Biel. | ze hate: BE ES i
za Î | R- AN bied! | 8 | al U ad
Jm kze ak — } F Ne
E | an |, al k J >
EEn nn
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
= Op het plusnet OV wordt zoveel mogelijk m In smalle straten leggen we géén zodanig
een vrije baan voor het OV aangelegd. brede haltes aan dat de ruimte voor
=m Op het hoofdnet OV is menging met het de voetganger op het trottoir te smal
autoverkeer mogelijk, waarbij onderlinge wordt. We zoeken naar balans tussen de
hinder vlak voor de kruispunten zoveel toegankelijkheid van halte en trottoir.
mogelijk vermeden wordt.
m Waar een duidelijke scheiding tussen de
OV-baan en de rest van de straat aanwezig is
of gemaakt kan worden, kan een gemengd
snelheidsregime worden toegepast
(respectievelijk 50 km/uur en 30 km/uur).
m Bij herinrichtingen worden haltes
toegankelijk gemaakt volgens de wettelijke
normen, waarbij het soms noodzakelijk is om
de halte te verplaatsen.
65
e e
ep) Functie: Doorstroming autoverkeer
De ambitie is om ruimte voor andere functies te winnen door het verminderen van
de ruimte voor de auto (rijdend en/of geparkeerd). De ruimte voor autoverkeer
kan niet overal tegelijk gereduceerd worden, daarom is de aanpak stapsgewijs. De
ambitie is dat alle wegen die voor de auto géén plusnet status hebben en die géén
verbindende functie hebben (S-weg), worden afgewaardeerd naar 30 km/uur. Een
dergelijke snelheid biedt de mogelijkheid verkeerssoorten te mengen. Hiervoor moet
de hoeveelheid autoverkeer wel laag genoeg zijn (in ieder geval minder dan 8.000 motovoertuigen per
etmaal, liefst < 6.000 motorvoertuigen per etmaal).
De verwachting is dat een deel van het autoverkeer van deze afgewaardeerde straten zich verplaatst naar
de plusnet auto en/of S-weg routes waardoor het daar (tijdelijk) drukker wordt. Daarom zijn met name
op deze routes maatregelen nodig om de doorstroming van het autoverkeer te verbeteren. We gaan
hierbij niet uit van grote ingrijpende maatregelen ten behoeve van het autoverkeer, maar relatief kleine
maatregelen om specifieke knelpunten op te heffen. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld het toevoegen
van een opstelvak voor afslaand verkeer of het verlengen van bestaande opstelvakken bij kruispunten met
verkeerslichten.
er
a à 5 pe
B id pe ne
hj N 48 er
5 ge De INN em
== Ì Emm E EE : ' | Í
arke ne zi = $ an EE 5 . ne Li EE 4
LE nn ee
== al En Bi
mn _ 5 B. hae B :
Pa à î Le Bi oe
_— 5 Ds
8 ke ia.
FP \ ee
Ne,
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m Doorstroming voor autoverkeer waar nodig m Uitbreiden ruimte voor autoverkeer ten
verbeteren op plusnet auto en S-weg koste van voldoende ruimte voor
routes; pas op lange(re) termijn verminderen voetgangers, fietsers en openbaar vervoer.
we mogelijk ook de capaciteit op deze m Vergroten capaciteit voor autoverkeer op
hoofdroutes. niet-plusnet auto / niet-S-wegen.
m Capaciteitsvergrotende maatregelen
uitvoeren, zoals het verlengen van
opstelvakken. Bij voorkeur ten koste van
geparkeerde auto's.
m Straten buiten het plusnet auto en de
S-wegen op termijn afwaarderen van
50 naar 30 km/uur.
nn
66
e ee
Functie: Logistiek
am
Logistiek is de bloedsomloop van de stad. Juist in een autoluwe stad moet dit goed ia
gefaciliteerd worden. Om de leefbaarheid en de toegankelijkheid van de stad te Oo ©
borgen en te verbeteren, is meer ruimte voor logistiek noodzakelijk. Bij de inrichting
van de openbare ruimte houden we daar rekening mee.
In stadsstraten zorgen we dat er voldoende vakken zijn om te laden en te lossen.
Niet alleen voor bevoorrading van winkels en voorzieningen, ook voor particulieren die goederen willen
inladen bij een winkel. Voor zwaar verkeer kunnen venstertijden ingevoerd worden, dat draagt bij aan de
leefbaarheid en de verkeersveiligheid.
Ook in (gemengde) woonbuurten en in de grachtengordel is extra ruimte nodig voor logistiek. Dat kan
bijvoorbeeld gerealiseerd worden door bestaande parkeervakken om te zetten naar laad/losvakken,
zodat bestelverkeer niet meer op de rijbaan hoeft te halteren. Uiteraard kunnen ook kleine, schone
bevoorradingsvoertuigen gebruik maken van deze laad/losvakken. Ook in volledig parkeervrije straten
moeten laad/losvoorzieningen worden ingepast, om de toegankelijkheid te borgen en overlast te
voorkomen.
Voor autovrije gebieden geldt dat het voor vervoerders van zware goederen en verhuizers altijd fysiek
mogelijk moet zijn om een woning, bedrijf of voorziening met een (vracht)auto te bereiken. Dat is uiteraard
ook noodzakelijk voor aanvullend openbaar vervoer en nood- en hulpdiensten.
fh - dd | Ë 5 N
l. 5 el ' En En
EN LE dk
if a dik
aÂs RS NL d
8 ij | me Î
rr ä pr A
ee dh L F Ei
Wat doen we wel? Wat doen we niet?
m Langs stadsstraten heffen we waar mogelijk m We maken géén straten of pleinen waarin
reguliere parkeerplaatsen op, maar het fysiek onmogelijk wordt voor vervoerders
verbeteren we de ruimte voor laden en van zware goederen, verhuiswagens of
lossen (zowel bedrijfsmatig als particulier). nood- en hulpdiensten om een adres te
m In (gemengde) woonbuurten en in de bereiken met een (vracht)auto. Wie ergens
grachtengordel zorgen we dat laden en móet zijn, moet er (vlak bij) kunnen komen.
lossen goed ingepast wordt, zodat er minder Intelligente toegangssystemen kunnen
gehalteerd wordt op de rijbaan. worden ingezet om dit te faciliteren.
m We garanderen dat ook in autovrije (deel)
gebieden adressen fysiek bereikbaar blijven
met een (vracht)auto, bijvoorbeeld voor het
leveren van zware goederen.
67
1 rh Br take 4 char Balt TE
Te et er Vn ln On Rn >
t En A
ran ne er BE ii mr EE
EE Dn end ie i E ie | js Ee RE a sk ee ir
| EF D Fe. en Pe ps : - nr ar if 1” Ee PN à an
8 ed re ho : hj eN jk. dr E ik Ee KAL ed 1 ET
an fte ie ee ph A Aelen mr EE dr à
Í | ef el tn en f een: et En et af Be he Ee Be or gt te
aj ne tn
mi rekt Eh en We en
ele EE el pt
5 Em in E. u ei jk Th Es r. En Ì en Ebi en ri ek IJ Ns Ús
—_—— Pel eaf’ ye tl Ee de vend
EE Bi aj ed - al een d 2 erin ed N , Ea
E EN | Fr _ e Ee Le re AE nr re - Pl K ji.» EA ij m en 1
í Dt f En EE he
8 hear Ee Je Ei Bee ; Dt Oak A € ek
Eee ikt on il a tn k
Ef et { Ge ae
eej ei de E A
me ek nik. has
2 r me 8 5 5 :
Demen an 7 Ù ie en f ae ik B
7 | dq rl DO: Ke vak adt
q de + x
ee Pon} E LE Ô | it 5 / = F n__n
F eN 1 n | : „ ï Ü arr
p= g Er RS 5 i | WT -
1m mi Î 5 i ER ke ahd, 47
Es. pn k È me . ik A d Á N mn. 5
rj rm EPAR | en 8 KN -
- = el = Eend == en ek _ Á Bd , Vn ze
io Û TE 4 Ken f ER OT 5 Se ck zer Fi
: mn AR HE mn
, mn EN __n en te
t ae ee nl En E in es ur. he!
„ en a Ld " ee nn za
IE ne F | ei, Erk
3 nn E Ln E " he derd has ER k |
kj == WE pk El |
| ve | een tt Nn
H my : : es ir AEN Ì
DE Ol Es Pred \
k ee ' oe EEE He pen
Î am E sr |, B ä
| nn F> ri a AE pe Ee ke
Br a Ed ein er
RET Te Pelik En
De ey ze …— Á Nd kj Ki \ Gr zen De
a” URS k
i _r 5 = Ke Ket het er ee K Je
RT Ps | - :
L u É a he er E ,
- N Es ==
Ì nn. mn
- an 5
Ez ke oi. ee
68
Autoluwe
ingrepen: tijdelijk
of definitief?
Tijdelijk of
definitief?
ak dE
De stad is continu in beweging en de inrichting moet daarop worden aangepast. Daar waar we straten
opnieuw inrichten, passen we het ontwerp aan op de principes van de autoluwe stad. Soms duurt het echter
nog jaren voordat een straat volledig heringericht kan worden. Dan kan het wenselijk zijn om tijdelijke
maatregelen te nemen die de leefbaarheid en toegankelijkheid verbeteren.
Tijdelijkheid vraagt om flexibiliteit, maar ook tijdelijke maatregelen moeten voldoende kwaliteit bieden.
Ze moeten beheerbaar zijn, robuust en goed inpasbaar in het straatbeeld. Afhankelijk van de duur van de
tijdelijkheid, stellen we verschillende eisen.
We maken onderscheid tussen:
m Experimenten & pilots (< 2 jaar)
m Tijdelijke situaties (<5 jaar)
m Semi permanente situaties (>5 jaar)
e e e
Experimenten & pilots (< 2 jaar)
Experimenten en pilots zijn bedoeld om nieuwe ontwerpoplossingen en inrichtingsvormen te testen. Ze
bieden de benodigde flexibiliteit om aan te blijven sluiten op ontwikkelingen in de stad en buiten de
gebaande paden te treden. Een voorbeeld van een succesvolle pilot uit het verleden is de fietsstraat op
de Sarphatistraat. Na de evaluatie van deze pilot werd de fietsstraat uitgebreid over het hele tracé van de
binnenring.
Experimenten en pilots wijken meestal af van het staande beleid. Ze moeten daarbij wel altijd aan de
volgende voorwaarden voldoen:
m Een experiment kent een duidelijke eigenaar die verantwoordelijk is voor het hele proces, van
afstemming en aanleg tot monitoring en het eventueel herstellen van de oorspronkelijke situatie.
m Een experiment of pilot kent een helder begin en een einddatum.
m Bewoners en ondernemers in de directe omgeving zijn betrokken bij de voorbereiding van een
experiment of pilot.
m Materialen en inrichtingsprincipes dienen voldoende slijtvast en robuust te zijn om de looptijd van de
pilot te doorstaan.
m Indien er materialen of principes worden toegepast die afwijken van de Amsterdamse standaard, wordt
een verzoek tot afwijking ingediend bij de Commissie Puccinimethode. Deze commissie beoordeelt
tevens of de pilot -bij positieve uitkomsten- in de standaard opgenomen zou kunnen worden.
m Indien er een (mogelijk) effect is op de verkeersveiligheid is een advies van de Centrale
Verkeerscommissie (CVC) vereist.
m Ten aanzien van beheerbaarheid is een advies van de beheerder (zowel vanuit V&OR als via de
gebiedsbeheerder bij Stadswerken) vereist.
m Tijdens de doorlooptijd wordt intensief gemonitord, achteraf vindt een evaluatie plaats.
m Eris capaciteit en budget gereserveerd om de oorspronkelijke situatie te herstellen, indien de pilot of
het experiment niet het gewenste resultaat bereikt.
en
70
Een tijdelijke situatie ontstaat wanneer een straat op korte termijn (<5 jaar) op de planning staat voor groot
onderhoud of herinrichting, maar in de tussentijd al aanpassingen wenselijk zijn. Dit soort tijdelijke situaties
vragen om tijdelijke inrichtingsoplossingen. Denk bijvoorbeeld aan parklets, fietsvlonders, bovengrondse
afvalcontainers of moestuinbakken op parkeerplaatsen. Omdat de situatie tijdelijk is en de mogelijkheden
en financiële middelen beperkt, zal de inrichtingskwaliteit niet altijd optimaal zijn. Vaak zal afwijking van de
beleidsmatige standaarden in tijdelijke situaties noodzakelijk zijn. Dat hoort bij een stad in beweging.
Voor tijdelijke situaties (<5 jaar) gelden de volgende randvoorwaarden:
nm Tijdelijke aanpassingen in de inrichting worden toegepast als er een acuut probleem is — zoals een
ernstig tekort aan fietsparkeervoorzieningen- of op initiatief van bewoners en ondernemers.
m Bewoners en ondernemers krijgen veel vrijheid om creatieve, tijdelijke oplossingen voor te dragen.
=m Gebruikte materialen en ontwerpoplossingen dienen voldoende slijtvast en robuust te zijn om jaren
mee te gaan. We plaatsen géén (tuin)meubilair of speelobjecten die niet gemaakt zijn om in de
openbare ruimte te plaatsen.
m Tijdelijke groenvoorzieningen — zoals moestuinbakken of groene parkeervakken- worden waar mogelijk
beheerd door de bewoners. De gemeente kan hen hierin ondersteunen en adviseren.
m Indien er risico’s bestaan t.a.v. de verkeersveiligheid is een advies van de Centrale Verkeerscommissie
(CVC) vereist.
m Ten aanzien van beheerbaarheid is een advies van de beheerder (zowel vanuit V&OR als via de
gebiedsbeheerder bij Stadswerken) vereist.
m De tijdelijke inrichting is géén blauwdruk voor een definitieve inrichting. Bij het ontwerp van de
definitieve situatie wordt opnieuw een integrale afweging gemaakt.
a AES ed A ® |. k Ô MA
lok EE Fa el din Pa kl Wer OE ah} * ê at he
Ten i me En MN Á 5 ur . Li l Te À
mn rd, DN Ta Fi ee = ir | p TH
Al Amri d neem En Ni rn hr : 4 fi AN Li N
4 E he LB: EL % TA : oe E : me |
E eren ge gf EE de #5
zhe Den Ene
Ri 7 m Ee en
je en Be a
2 a ki ad | EE Ee in - Er MEA A
: A, Ee JR tl En Ie
_ LER Pe n EE he. J ee Ld d ie
: bi pk Ù ah Gabrijk 7 | | e 5 Bs el ed -
| KA tm ti , Ten 5
Ri dk ke ete
BE Hi is ns 1 | Ln ru k Le pel | lk ie
d 8 | e Ti e, ne d Mai WT E 8 F Ln RJK
: GI zakt an ein
71
Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad
Tr Semi permanente situaties (>5 jaar)
Als de inrichting van een straat moet worden aangepast, maar grootonderhoud of herprofilering niet binnen
vijf jaar gepland staan, ontstaat een semi permanente situatie; een aangepaste inrichting die langer dan vijf
jaar blijft liggen. Deze inrichtingen moeten robuust, functioneel en van een hoge kwaliteit zijn.
De vastgestelde beleidskaders — waaronder de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld
(Puccinimethode)- zijn van toepassing. Het ontwerp wordt altijd gemaakt door een maaiveldontwerper in
samenwerking met een verkeersontwerper en/of landschapsarchitect. Uiteraard wordt daarbij samengewerkt
met ondernemers en bewoners. Net als bij integrale herinrichtingen van de openbare ruimte, is een advies
van de Centrale Verkeerscommissie (CVC) en een beheertoets vanuit Stadswerken en V&OR vereist.
We passen in semi permanentte situaties géén materialen toe die snel hun kwaliteit verliezen, zoals
markeringen met wegenwerf. Als er straatmeubilair geplaatst wordt, is dat in principe ons standaard
Amsterdamse straatmeubilair. Bij aanpassingen in het profiel -zoals het omvormen van autoparkeerhavens
naar fietsparkeervakken- wordt de bandenlijn netjes aangepast, met gebruik van standaard Amsterdamse
verhardingsmaterialen. Tot slot moet de semi permante inrichting helder en leesbaar zijn, zodat het gebruik
van paaltjes, (verbods)borden en symbooltegels tot een minimum beperkt wordt.
n met circulatiemaatregelen, intelligente toegang en/of autovrije deelgebieden.
ST u }
Te Pe} on Ì |W di Rs ee |
hee se er Nd ner Ë Ï Í E a | Fe
TE A KMR PE
Ee fr Re MANE IO "ER SC
f je mn Le | En dE
e Ka À EON er”
A 4 af \ me
Ait TE iT
gn ah
mmm d 5. Oa
Ì À == E IE nd
tg EL PE
ns Ein En d — fw E dE
re rene Te if | Ì % Ì
ne
hae Th ik rif Ke te # EEE, zi mn hen Ï Dn
aldaer, he m pe a \ ii % he
Be ne em | : Es
LR eee Pr =. : WE | ei
Ì KL ri l hr Kk ak
BE el 2 v4 bä kN ï -
En A ef LN E =
Í d Î f en Ee
É / : À
A eh,
ef B
: Ke Nd,
Oet. Winn ad
hen hi > A!
% PP, k
Ee Ee,
* = À
a rde id
72 Tijdelijk/Definitief
5 4 en ne Ait A hi Je
= NR EE. Ee IE AE
5 RS or == IN En EE: : é 5 Ke # Ri Ke
e 8 B ok AR Ee a
El MN _s e eN RE Ke
El EE FE Tm A REE
EE > B ed
NE En |
Eg EN FE is j el B ie Ee ö wa k He
; É ae E An er EE rn :. 4 Nn KE! ri ps
Es hein Ù _Ä EK 7 ki a ee 7 í larcor ch Ea
I ï EEn se ei en Fai En EEN ge ies
| | ri É Î li Ep s DE ] En : $ é it Ki el
/ et VE gen eN Eem
Er an Wi, RE OO Bane UN
AW 5 kj Ee | walt ED EN | ee = hi BRS 8 EE n
Fia ns es Pe len nr oe En : * eren
A Een Ji : a E Ten
ER EE 5 Te
rn Jed | ri \ N SE tn
Î de 5 id , d Ne - : en en aen
Ë Ee F4 E ” E he 5 eer EE Dd
_ (PE 5 N De EE
gn SE FE \ „ A ne DE, ne
4 NA
Ze sn SE ES en
an i
| Agenda | 74 | train |
TMA EVA
REE A dn
ind ze he ad Ee iem: zen
ff hs EA Gen Ee ge dr se
„Gemeente Bi eN
b ij et ien r
NL aan i LE mt Aries al
ZA À ew Ed PE CAR el Cs es
EE nt te a eo EE E
ate EE rn f Î 5 8 k En e= M sk ri
SAmsterdam ws Te
et We en u Za dn bj Er in Ze
Le — a krt ketter herte le
AA N ln 5 El u ed A ek
Pr U 3 B OE oe Nn
N Ne ERR ee oe on
el REEN Ne A een
= dl SEE
il ihe Ei } sk gan 5 de Ee RRS ef ie Ee. 0e k
‘ ween A Ar KDR oe EE Te eee
Eenden ahhh En À BEN Weld Bte a et À À Nn - e e anr
BEEP LE SE EAN Pet EP Praf di a PE 8
ä EEE hen ke FLR REN Zele, ON Tai RA DI A :
GEE: DEE B REE den Pd 4 Deere
KEN Cs Ln E pk el ze
m3 hed kr, AR EN bd te en R iej ee EN ghs
En kh. re] EN en k ed En f ls en ee Ee N ai je k ej ek % En oM
RRA Me vd Sa MEL s EA
is En EE h LEN ea & Si KA bard SEA NE eene td ee
ER SAR DAS Ae hg BN ATA
Er REE Rt OE Ee Se e en ah
HA ETT EEE Gp le A
; kin rr egen Ek bs EE dee ks
H EN EN LA hdd rt en „ rl ei £ ee
EEEN Rak: é ef ; Ne tE PE Torten el
ER Rn nd ae AN
TEE TEE Es. JE EE Pe sie, Tse hs nrg
Erne ne ER ea de EL de,
HE EN EE AEN ER
BREE E 5 ad Ee î 4 heel ze beek
Eert RR jd ee Rd rd Ee Dell hee
En 8 tg a ze fa As en zn eî
PS o hs el n Kn Dj ee En e E a
2 Ì A ki - aj Fe ARP. » ef Pig
Le " | à al ID 1e 8 n e, 4 7 E
ms ; D # ej ant sed u
an ke EN ir pek " \ zi N . 5 . )
| N KA ie s k i Je3 cd
X Ee eh kN ij ff e an ef 4 re mj _
Ean f : 1: : EF n g
En her en. nr a
L a E L a L B
Ë N Ee 5 r J ad he
== 8 : NE et S
mn OW N
Ì Dh en he UE Ô Ï
tn _ men _ : Ee — E elf zi
EVER OO nk
bmm AET ein | er sn iz
a A B aten en en
fen er Ed nn ENE A
april 2021
Ef B ú :
le U
Î betas brik bei keikbachs
ek
t
Ê
ï ie in E En ie }
:e id . ' nn E u am aj = '
me mera ee À „
menemen E | 3 k
d 1 ln i ä He E L e - h
pen Ege U Oe E p ab je _ E Ken En
af he , _ F3 E mee
È K ke d k Wen om pn Ee « pe
- ‘ Ee ke
„ j E ' a “seer _—_—_—_ …
$ Te nd =
| ——
At en ,
be Mm à e
va GE P] r 5 ki
ad a .V en,
& ne
Fi _ == er EE
s Ir E r ij „ mn B. P 1
Í 4 em” ai u en
1 . Ï ;
ì ni
ii sl
. Ke
ie : li == end er B TES
… | Ó N BE, EN 2
| Nn EE an —T
en f f >
dl .: Ne es me er en
En: Ee ge De pn En ern 3 ame
nd ne er in
ee PS en Ze
a = en hen: ”: n=
ek ae ze: _ _3 ns ze En
ri he : nn ma [= re Ee
Ee nr Ems TI ei ” Pe
_ BE P_\ td f IE
n nn
nn
Ennens i nnn atake nn ee
eg ed _— Eeen
EEE mn ze Ee : Ee Sn En nne Tt en
egg NT
Inhoud
Samenvatting 4
Inleiding 6
Hoofdstuk 1
De aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 9
Hoofdstuk 2
Bevindingen van de nieuwe aanpak
Jongeren Schuldenvrije Start 13
Hoofdstuk 3
Doorontwikkeling van de aanpak 19
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 3
mmm
Samenvatting
De resultaten concrete en haalbare doelen. Ze ervaren het als motiverend
De gemeente Amsterdam heeft zich ten doel gesteld om dat met het behalen van de mijlpalen een deel van de
per jaar 150 jongeren te helpen met de aanpak Jongeren afbetaling wordt kwijtgescholden. De bekendheid van de
Schuldenvrije Start (JSS). Jongeren worden op verschillende schuldhulpverlener met de mogelijkheden van het JSS-
manieren aangemeld, bijvoorbeeld via jongerenadviseurs, traject speelt ook een rol in het motiveren voor deelname
schuldhulpverleners en intermediairs. Jongeren melden aan het JSS-traject.
ook zichzelf aan. Sinds de start in februari 2020 is voor 188
potentiéle deelnemers begeleiding richting het JSS-traject Minder stress van schulden en meer ruimte om te
ingezet, 139 daarvan zitten in het voortraject naar de werken aan de toekomst
sanering. Inmiddels is van 27 jongeren het schuldendossier Als er wordt gewerkt aan de schulden komt er meer focus
aangeboden bij de Kredietbank Amsterdam, waarvan aan op het werken aan een eigen toekomst. Een jongere zegt
8 jongeren een JSS-schuldregeling is toegekend. Voor 19 weer ‘rust’ in haar hoofd te hebben en daardoor weer aan
dossiers wacht de Kredietbank op akkoord van schuldeisers. andere dingen te kunnen denken. De schuldhulpverleners
4 Jongeren zijn inmiddels gestart met verwezenlijken van zien grote voordelen van de begeleiding door de
hun eerste mijlpaal uit hun JSS-begeleidingsplan. Deze jongerenadviseur na de schuldsanering. Zij verwachten dat
tussenevaluatie gaat over de periode februari 2020 (de jongeren goed bereikbaar blijven voor financiële nazorg.
start) tot eind februari 2021.
Schuldeisers werken goed mee aan JSS-
Van de 27 jongeren hebben 19 jongeren een schuldsanering
bijstandsuitkering, 7 volgen een opleiding en 1 ontvangt Tot nu toe zijn schuldeisers met alle JSS-
een ziektewetuitkering. Geen van deze jongeren heeft een saneringsvoorstellen akkoord gegaan. De extra inzet
inkomen boven 120% van het sociaal minimum. De meeste van 750 euro voor schuldeisers lijkt bij te dragen aan de
jongeren zijn 25 en 26 jaar (resp. 6 en 8). We zien minder doelstelling dat schuldeisers vaker akkoord gaan dan we
aanmeldingen bij 18 t/m 24 jarigen. De verdeling man/ bij een reguliere sanering zien. Gezien het beperkte aantal
vrouw is 11/16. Vrouwelijke deelnemers hebben vaker een dossiers is dit nog wel een voorzichtige conclusie. Wat
ander inkomen dan bijstand. Opvallend is dat de meeste opvalt is dat we bij jongeren vaker schuldeisers zien waar
(13 van de 27) jongeren worden begeleid door het Dak- en geen samenwerkingsafspraken mee zijn gemaakt. Dit heeft
Thuislozenteam. Er zijn ook teams waar nog geen JSS- een negatieve invloed op de doorlooptijd. De doorlooptijd
aanmeldingen zijn gedaan. Hier hebben we extra aandacht is gemiddeld 12 weken.
voor.
Aandachtspunt: motivatie behouden om
Werkzame elementen van de aanpak mee te (blijven) doen
Sneller schuldenvrij motiveert De vertrouwensrelatie met de hulpverleners is belangrijk
Voor jongeren blijkt het zo snel mogelijk van je schulden af voor de jongeren om hun verhaal te durven doen.
zijn in eerste instantie de belangrijkste drijfveer om mee te Na kennismaking met de schuldhulpverlening zien zij
doen aan het JSS-traject. De reden die zij daarvoor geven dat de angst voor het verlies van autonomie en regie
is dat ze pas verder kunnen met hun leven als hun schulden onterecht is. De begeleiding van de jongerenadviseur en
zijn opgelost. Dat ze eerder van hun schulden af komen schuldhulpverlener tijdens het traject is voor jongeren een
zorgt ervoor dat de jongeren die deelnemen kiezen voor belangrijke steun. De steun op moeilijke momenten wordt
het JSS-traject in plaats van het reguliere traject. gewaardeerd. Jongeren noemen verschillende onderdelen
waarbij de hulpverlener hen goed geholpen heeft. Zij
Het werken aan eigen doelen voor de noemen: het bijstellen van mijlpalen als omstandigheden
toekomst motiveert veranderen (bv. door corona), aandacht voor faalangst,
Jongeren vinden het fijn om gericht aan hun toekomst te ruimte geven (maar niet teveel) en zorgen dat de aandacht
werken. Het motiveert hen te werken aan doelen waar ze erbij gehouden wordt.
zelf achter staan, ze worden daardoor aangesproken op hun
intrinsieke motivatie. De mijlpalen helpen jongeren richting Een aantal factoren heeft een negatieve invloed op
te geven. Jongeren worden begeleid in het formuleren van de motivatie van jongeren en zorgt voor meerdere
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 4
(bijna-)afhaakmomenten. Zowel jongerenadviseurs als jongerenadviseur heeft dat niet. Het is dus van belang zij
schuldhulpverleners herkennen dat de motivatie van contact blijven onderhouden tot het einde van de JSS-
jongeren op de proef wordt gesteld tijdens de toeleiding trajectbegeleiding. Ook is het belangrijk dat zij blijven
naar en het wachten op de sanering van de schulden. Dit afstemmen over de voortgang op de mijlpalen en de
komt doordat: financiën.
e De toeleiding naar de schuldregeling gemiddeld 11
maanden duurt en veel geduld vraagt van jongeren;
e Jongeren geven aan dat ze het belangrijk vinden om
te weten waar ze aan toe zijn. Ze hebben behoefte aan
duidelijkheid en communicatie. Wachten is lastig, ze
willen graag iets doen. Een proactieve benadering is
wenselijk;
e Zowel jongerenadviseurs als schuldhulpverleners
moeten verwachtingen van jongeren bijstellen. Stappen
regelmatig uitleggen helpt;
e _Schuldhulpverleners signaleren dat wanneer een
jongere al in begeleiding is van een hulpverlener
naast de schuldhulpverlener, de extra begeleiding van
de jongerenadviseur als een mogelijke drempel kan
worden ervaren om mee te doen aan het JSS-traject;
e Het wachten op het akkoord van de Kredietbank
duurt lang voor jongeren. Een jongere zou graag
geïnformeerd willen worden over de stand van zaken
van de aanvraag bij de Kredietbank.
De samenwerking
De jongerenadviseurs vinden de aanwezigheid van de
schuldhulpverleners bij de Jongerenpunten en het Dak- en
Thuislozenteam van belang om de uitzichtloosheid van
jongeren weg te nemen. ‘Met schulden krijgen jongeren
stress. Zonder schuldhulpverlening is er dan ook niet veel
te beginnen’.
Schuldhulpverleners zien de samenwerking met de
jongerenadviseur als een meerwaarde door wat ze samen
kunnen doen voor jongeren. Vooral de begeleiding van de
jongerenadviseur biedt kansen om de financiële stabiliteit
van jongeren te bewaken als nazorg op de sanering. Zij
zien ook mogelijkheden om de begeleiding bij het JSS-
traject te beleggen bij een medewerker van PerMens
(Streetcornerwork), een jobhunter of jongerenwerker.
De schuldhulpverleners die alleen werkzaam zijn op
locatie van de buurtteam hebben niet direct een logische
samenwerkingspartner bij het Jongerenpunt. Zij hebben
ook behoefte aan meer duidelijkheid over de rolverdeling
tussen jongerenadviseur en schuldhulpverlener tijdens de
begeleiding.
Schuldhulpverleners hebben inzicht in het digitale
Schulddossier van de Kredietbank, maar de
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 5
mmm
Inleiding
Sinds februari 2020 is in Amsterdam de aanpak Jongeren schuldeisers bij jongeren minder snel akkoord. Schuldeisers
Schuldenvrije Start (JSS) gestart, een nieuwe manier om verwachten namelijk dat de afloscapaciteit van jongeren
schulden van jongeren op te lossen en tegelijk hen te laten nog zal toenemen wanneer ze (meer) gaan werken en hun
werken aan hun toekomst. Direct na de introductie van de inkomen stijgt.
nieuwe werkwijze benadrukte de komst van corona nog
maar eens de kwetsbare positie van jongeren als het gaat
om bestaanszekerheid. Het aantal jongeren (18 t/m 26 Doelstelling en beoogde effecten van
jaar) in loondienst daalde in de periode februari-juni 2020 de aanpak JSS
met 5.790 (van 76.260 naar 70.470) en daardoor steeg het Met de aanpak Jongeren Schuldenvrije Start willen we
aantal jongeren in de WW en de bijstand. Onregelmatige bewerkstelligen dat jongeren vaker in aanmerking komen
of onzekere inkomsten maken jongeren extra kwetsbaar als voor het oplossen van hun schulden. Het doel van het
het gaat om schulden. Jongeren Schuldenvrije Start traject (JSS-traject) is om meer
jongeren te helpen bij het sneller aflossen van hun schulden
Uit cijfers van Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) en hen tegelijkertijd in staat te stellen om aan hun toekomst
blijkt dat maar liefst 34% van de Amsterdamse jongeren te bouwen. Dat doen we door de schuldenlast van jongeren
tussen de 18 en 34 jaar aangeeft schulden te hebben. Stress opnieuw te financieren door de Kredietbank. Met deze
rondom schuldenproblematiek belemmert jongeren om te herfinanciering houden de jongeren één schuldeiser over en
werken aan hun toekomst, omdat ze eerder uitvallen van dat schept rust en daarmee ruimte om te werken aan een
opleiding of werk. Financiële zorgen werken schoolverzuim, betere toekomst.
dakloosheid en gezondheidsproblemen in de hand. Zolang Aan het schuldhulptraject is een perspectieftraject
voor jongeren nog geen schuldregeling is getroffen worden verbonden, gericht op opleiding, werk en/ of participatie.
zij eigenlijk gedwongen om te stoppen met opleiding In eerste instantie is ervoor gekozen de begeleiding van
of studie omdat ze moéten werken om hun schulden af dit traject bij de jongerenadviseurs van het Jongerenpunt
te kunnen lossen. Terwijl werken zonder diploma voor van Werk Participatie Inkomen (WPI) van de gemeente
jongeren geen duurzame oplossing is. Amsterdam te beleggen. Jongeren worden beloond als zij
werken aan mijlpalen, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk
Jongeren met beginnende schulden worden geholpen bij of het afronden van een opleiding. Als beloning scheldt de
het maken van betaalafspraken met schuldeisers. Zij kunnen Kredietbank een deel van de schuld kwijt (maximaal 12 van
daarvoor terecht bij de buurtteamen de jongeren financieel de 36 maanden). We verwachten dat deze gecombineerde
cafés in de stad. Hier zijn gratis spreekuren waar jongeren aanpak de motivatie van jongeren verhoogt om te werken
op een laagdrempelige manier ondersteuning krijgen bij aan hun schulden en hun toekomst.
geldzaken.
Jongeren met enkelvoudige financiële problemen krijgen
reguliere schuldhulp aangeboden. Budgetcoaches van Verschillen tussen het saneringskrediet en de
School en Schuld bieden vergelijkbare hulp op alle mbo- aanpak Jongeren Schuldenvrije Start
scholen in Amsterdam. Jongeren met complexere of Zowel bij een saneringskrediet (SK) als bij de aanpak
multi-problematiek worden door de Intensieve Jongeren Jongeren Schuldenvrije Start (JSS) onderhandelt de
schuldhulpverlening (IJSHV) geholpen. Kredietbank met de schuldeisers over de afkoop van
de schulden. Een jongere heeft bij beide trajecten na
Het komen tot een schuldsanering en het succesvol de afkoop van de schulden alleen nog een schuld bij de
doorlopen van een traject blijkt moeilijk voor jongeren. Kredietbank ter hoogte van het afkoopbedrag. Dat ligt
Er zijn vele factoren die meespelen. De (inkomens)situatie veel lager dan de initiële schuld. Het type krediet wat
van jongeren is vaak niet stabiel, waardoor aflossen niet door de Kredietbank wordt verstrekt om de schulden af
altijd lukt of waardoor er helemaal geen saneringstraject te kopen verschilt op een aantal punten. Ten eerste is
kan worden opgestart. De lange duur van een voortraject JSS geen saneringskrediet, maar een sociale lening. Voor
(inventarisatie en stabilisatie) zorgt er ook voor dat veel de jongere heeft dit als voordeel deze een minder zware
jongeren afhaken. Wanneer het in een schuldhulptraject registratie heeft bij het Bureau Kredietregistratie (BKR).
dan wel lukt om tot een saneringsvoorstel te komen, gaan Bij saneringskrediet is er een BKR-registratie van acht jaar.
1. OIS, De staat van de Stad X. Het gaat hier voor een deel ook om lopende en opgebouwde
studieschulden.
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 6
Dit kan belemmerend zijn voor jongeren omdat banken
minder geneigd kunnen zijn om leningen, bijvoorbeeld een
hypotheek, te verstrekken. Ten tweede is de afloscapaciteit
bij een sociale lening hoger dan bij een saneringskrediet
vanwege een gunstiger rentepercentage dat mag
worden doorberekend. Ten slotte biedt de gemeente
bij JSS schuldeisers € 750 per perspectieftraject om hen
te bewegen mee te werken. Schuldeisers gaan door dit
verbeterde afkoopvoorstel mogelijk eerder akkoord met de
Kredietbank. Zij werken dan mee aan een oplossing. Voor
de jongere is het grote verschil dat hij zijn aflosperiode kan
verkorten van drie naar twee jaar door zich in te zetten voor
de mijlpalen uit zijn begeleidingsplan.
Doel van de evaluatie
De evaluatie onderzoekt of de resultaten, het proces en de
inrichting van de organisatie voldoende bijdragen aan de
beoogde effecten van de aanpak, te weten:
e jongeren zijn sneller schuldenvrij;
e jongeren motiveren door hen te laten werken aan hun
eigen doelen voor de toekomst;
e jongeren ervaren minder stress van schulden en kunnen
daardoor werken aan hun toekomst;
e meer jongeren komen in aanmerking voor een
schuldoplossing.
Tevens is gekeken naar hoeveel jongeren tot nu toe in
begeleiding zijn, hoe het proces en de samenwerking
tussen de betrokken partijen verloopt en hoe deze wordt
ervaren. De informatie (data) voor deze evaluatie is
afkomstig uit de klantvolgsystemen van WPI, de buurtteams
en de Kredietbank. Daarnaast zijn interviews afgenomen bij
4 jongeren die deelnemen aan JSS, 4 jongerenadviseurs, 3
schuldhulpverleners en 1 medewerker van de Kredietbank.
De bevindingen van de evaluatie worden gebruikt voor het
verfijnen en doorontwikkelen van de aanpak.
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 7
| a 2 ad FP
Gr EE | Ti
n „8
® e
N, | A Rr
NA) PS
/ 5 f p S hj í
| E hi $ ú me \ fs dE ,
Á ar | el Ì E f 7 In L,
Ke Ed | ks af
Ei À Ï :
PD DD 71 CRN E
NRN 7 IE
ar d - n Sd
PER a Amf
ai Ni | En
a _ TEAN LR
R zi p gs Pr Ï jm "3 P P
} Ll á “ ” Kein , ' ;
ë zj kf Î Ì de à 5 ER
ee ke A r De Nl % ne en ä 8 î
MR KE é id ik li DE, \ De & er
pe Em DE Ee Kk Ae Ae ae : mn Er es PR
/ ZR | iss be hi ak N
Ne r 9 E, am ; gn 5 di
5 À ä f AN P À in / dee dq
/ Ee ej \ pe k 8 |
/ | \
p L
Gm
Hoofdstuk 1
De aanpak Jongeren Schuldenvrije Start
Doelgroep Jongeren Schuldenvrije Start JSS. Wanneer alle schulden in kaart zijn gebracht, doet de
schuldhulpverlener een aanvraag bij de Kredietbank voor de
De aanpak JSS is bedoeld voor jongeren van 18 tot sociale lening.
en met 26 jaar die in Amsterdam wonen, verblijven Vanaf de toekenning van de sociale lening lost de jongere
of een postadres hebben. Het gaat om jongeren met de lening in 36 maandelijkse termijnen af. Bij het behalen
een problematische schuld van minimaal 3000 euro. van mijlpalen kunnen aflossingen van in totaal maximaal 12
Het reguliere aanbod van schuldhulpverlening biedt maanden worden kwijtgescholden.
onvoldoende oplossing of er is sprake van een risico op
vroegtijdige uitval bij een schuldhulpverleningstraject. De aflossing van de sociale lening is naar draagkracht.
Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met dreigende Jongeren met bijstand vanaf 21 jaar betalen in principe 64
uitval van werk of opleiding omdat een jongere nog bezig euro per maand. Jongeren van 18, 19 en 20 jaar komen
is met het behalen van een startkwalificatie of vanwege vaak uit op een lagere afloscapaciteit, de aflossingsruimte
dakloosheid. We willen dat deze regeling juist toegankelijk wordt bij hen op 40 euro per maand gezet. Bij een
is voor jongeren met gebrek aan perspectief, dus voor afloscapaciteit van 64 euro per maand wordt dus maximaal
jongeren die niet erg succesvol zijn in onderwijs en/of 12 maanden keer 64 euro kwijtgescholden (768 euro).
op de arbeidsmarkt en problemen hebben op meerdere De hoogte van de afloscapaciteit bepaalt de hoogte van
leefgebieden. de kwijtschelding. Bij een afloscapaciteit van 100 euro
Jongeren met een laag inkomen (max 120% van het per maand zou het dan gaan om maximaal 1200 euro
wettelijk sociaal minimum) komen in aanmerking. Jongeren kwijtschelding. Het maximale bedrag dat kan worden
met een hoger inkomen worden in principe geholpen met kwijtgescholden is 1500 euro. Dit is om te voorkomen
een regulier aanbod, maar deelname is niet uitgesloten dat jongeren met een hogere afloscapaciteit onevenredig
wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een schrijnende gebruik maken van de armoedemiddelen.
situatie. Haalt een jongere de mijlpalen niet, dan vindt er geen
Een jongere moet gemotiveerd zijn om mee te werken (verdere) kwijtschelding plaats van de aflosbedragen in het
aan het oplossen van de schulden en meewerken aan zijn derde jaar. De jongere kan wel gebruik blijven maken van
persoonlijk opgestelde perspectieftraject op het gebied van de sociale lening. Wanneer blijkt dat een jongere structureel
werk en/of opleiding en/of zorg. niet in staat is om de financiële verplichtingen na te komen,
kan budgetbeheer worden ingezet. Indien dit tijdens het
voortraject (de stabilisatiefase) al blijkt, kan budgetbeheer
Het Jongeren Schuldenvrije Start-traject; als voorwaarde voor deelname worden ingesteld.
twee onderdelen
b. Het JSS-begeleidingsplan
a. De JSS-schuldregeling De jongere stelt onder begeleiding van de jongerenadviseur
Vanaf het moment dat de schuldhulpverlener vaststelt dat acties op voor het begeleidingsplan. Dit noemen we de
de jongere schulden heeft, worden de schulden in kaart mijlpalen. De mijlpalen hebben betrekking op opleiding,
gebracht. Deze helpt de jongere bij het op orde krijgen werk of hulpverlening of op verbetering van situaties op
van de administratie en werkt met de jongere aan het verschillende leefgebieden. Het kan dan gaan om omgaan
stabiliseren van de financiële situatie. Op basis van de met financiën, het vinden van een geschikte woonruimte,
schuldensituatie en persoonlijke omstandigheden worden het opstarten van een bepaalde zorg of therapie, het
oplossingen besproken. Indien een jongere meer starten met een opleiding, het vinden van een baan of
dan 3000 euro schuld heeft, komt hij in aanmerking voor het zelfstandig in staat zijn een budget te beheren. Het
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 9
el
Het proces
Jongere maakt kennis met de - Jongere maakt kennis met
jongerenadviseur. Dit is de de schuldhulpverlener. Die
trajectbegeleider tijdens het traject begeleidt de jongere met het
en op het perspectiefplan. schuldhulptraject.
- Jongere krijgt een budget
adviesgesprek.
De schuldhulpverlener begeleidt Er wordt een plan van aanpak De jongeren stelt zelf doelen op
bij het op orde brengen van de gemaakt voor het oplossen van voor het perspectiefplan. Doelen
administratie, inkomen en het de schulden. Gekeken wordt sluiten aan op zijn persoonlijke
maken van een overzicht van de of JSS het meest passende situatie. De jongerenadviseur
schulden. aanbod is. ondersteunt daarbij.
Wanneer het schuldenoverzicht Als schuldeisers akkoord zijn Gedurende twee jaar werkt een
compleet is, meldt de blijft een lening over bij de jongeren 4 keer 6 maanden
schuldhulpverlener de aanvraag Kredietbank. Die betaalt een aan een doel. Per behaald doel
voor sanering aan bij de jongere in 2 tot 3 jaar terug. verdient hij een kwijtschelding
Kredietbank. De Kredietbank doet van 3 maanden. Dan is hij na 2
een voorstel bij schuldeisers. jaar schuldenvrij!
Lm
vaststellen van de mijlpalen doet de jongere samen met voor schuldsanering gedaan bij de Kredietbank door
de jongerenadviseur. Het formuleren van de mijlpalen is de schuldhulpverlener. De Kredietbank legt een
maatwerk. saneringsvoorstel voor aan de schuldeisers met de extra
Bij het beoordelen of een jongere in aanmerking komt inzet van 750 euro. De schuldeisers gaan wel of niet
voor kwijtschelding, staat de inzet voor het behalen van de akkoord met een schuldsanering. De restschuld wordt
mijlpalen centraal. Als het doel niet helemaal behaald is, omgezet in een sociale lening. Vanaf dit moment is de
maar er is voldoende inzet gepleegd, kan een jongere toch jongere definitief deelnemer aan het JSS-traject.
zijn mijlpaal behalen en de kwijtschelding verdienen. 4. In de laatste fase start het perspectieftraject en werken
Als een jongere een mijlpaal behaalt, wordt 3 maanden jongeren onder begeleiding van de jongerenadviseur
aflossing van de resterende schuld (van de schuldregeling) aan het behalen van hun mijlpalen. Bij het behalen een
kwijtgescholden. Het kan dus voorkomen dat jongeren die mijlpaal schrijft de Kredietbank 3 maanden aflossing af,
onvoldoende meewerken of onvoldoende inzet tonen, geen tot een maximum van 12 maanden. Een jongere is dan
mijlpaal behalen en dus geen kwijtscheldingen krijgen. na 2 jaar aflossen schuldenvrij.
Het proces
Er zijn vier fases:
1. In de intake- en inventarisatiefase meldt een
jongere zich bij het Jongerenpunt en spreekt eerst
met een jongerenadviseur en aansluitend met een
schuldhulpverlener. Wanneer de jongere zich meldt bij
een van de buurtteams, spreekt de jongere eerst de
schuldhulpverlener en wordt vervolgens gekoppeld
aan een jongerenadviseur van het Jongerenpunt. De
schuldhulpverlener voert een budgetadviesgesprek
met de jongere en inventariseert of een vervolgaanbod
of —inkomensreparatie nodig is. Voor een deel van de
jongeren volstaat het budgetadviesgesprek omdat een
kleine interventie voldoende blijkt. Indien er sprake is
van een dermate instabiele financiële situatie, wordt
jongeren inkomensreparatie aangeboden.
2. In de inkomensreparatie- en stabilisatiefase wordt de
financiële situatie van de jongere gestabiliseerd en het
schulddossier klaargemaakt voor een saneringsaanvraag.
Er vindt een check plaats op het inkomen en of er recht
is op aanvullingen en toeslagen en dergelijke. is. Voor
de aanmelding bij de Kredietbank moet nog een keer
het actuele schuldensaldo worden opgevraagd bij de
schuldeisers. Deze fase duurt gemiddeld 11 maanden.
3. In de schuldsaneringsfase wordt de aanmelding
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 11
6 G 6 jongeren gesproken via
het Jongerenpunt sinds de start
@ | a Jongeren Schuldenvrije start
Jongeren ee a
in toeleiding ae
naar JSS
jongeren jongeren
®
S & fi
 mid
Intake- en Inkomensreparatie
inventarisatie en stabilisatie
8i . 27 19 ht ……-> mijlpaal 1:
jongeren onageren wachten 4 .
akkoorrd Jong op akkoord 7 4 Jongeren
Kredietbank © van schuld- ;
eisers "
Aangemeld bij Realisatie mijlpalen
de Kredietbank in plaats van JSS traject
mmm
Hoofdstuk 2
Bevindingen van de nieuwe aanpak
Jongeren Schuldenvrije Start
In deze eerste tussenevaluatie zetten we de eerste resultaten van de aanpak op een
rij. Op basis van de data geven we een beeld van de voortgang van de 4 fasen van
het traject en beschrijven we de kenmerken van de deelnemers. Aan de hand van de
interviews die met de jongeren en uitvoerend professionals zijn gehouden, beschrijven
we in welke mate de werkzame elementen bijdragen aan de effectiviteit van de aanpak
en hoe de samenwerking tussen de jongerenadviseur en de schuldhulpverlener verloopt.
De cijfers en resultaten 2. _Inkomensreparatie- en stabilisatiefase
Van de 188 jongeren die een budgetadvies gesprek
De gemeente Amsterdam heeft zich ten doel gesteld om hebben gehad in het kader van het JSS-traject, zijn
per jaar 150 jongeren te helpen met Jongeren Schuldenvrije er 139 aangemeld voor een inkomensreparatie.
Start. We geven voor alle 4 de trajectfasen de resultaten en Eind februari 2021 zijn 27 van die 139 jongeren
het aantal jongeren dat tot eind februari 2021 al deelneemt doorgestroomd richting de Kredietbank.
of nog wordt toegeleid naar het JSS-traject.
3 De schuldsaneringsfase
1 Intake en inventarisatiefase Eind februari 2021 is van 27 jongeren het
We zien dat jongeren op verschillende schuldendosier aangeboden bij de Kredietbank. Van
manieren worden aangemeld. Dit gebeurt via de 27 dossiers wachten nog 19 op een akkoord van
jongerenadviseurs, schuldhulpverleners of via schuldeisers. Bij 8 jongeren zijn schuldeisers akkoord
intermediairs (zoals Permens/ Streetcornerwork) die gegaan en is de JSS-schuldregeling toegekend.
jongeren al begeleiden bij het op orde krijgen van hun
leven. Het kan ook dat jongeren zichzelf aanmelden. Tot nog toe zijn alle JSS-aanvragen toegewezen
Ook aan de hand van signalen zoals beslag op en zien we dus een slagingspercentage van 100%.
de uitkering, de boeteregeling bij het CAK en de Omdat het nog om een klein aantal gaat, durft de
aanpakken vroegsignalering (inclusief Geregelde Kredietbank nog geen conclusies te trekken over
betaling) worden jongeren actief benaderd op basis de mate waarin JSS-schuldregeling bijdraagt aan
van signalen van betalingsachterstanden in de vaste een hogere slagingskans op de toewijzing van de
lasten. schuldsanering. De meeste aanvragen zijn nog in
behandeling bij de Kredietbank. In een volgende
Vanaf januari 2020 is in Amsterdam voor 1118 evaluatie verwachten we hier meer over te kunnen
jongeren met financiële problemen een dossier melden.
geopend bij de schuldhulpverlening. Dat zijn
225 dossiers meer dan in 2019. De voornaamste Schuldeisers die de Kredietbank bij deze jongeren
toestroom heeft plaatsgevonden in Nieuw-West. We tegenkomt zijn vooral verzendhuiskredieten
vermoeden dat de extra instroom te maken heeft met (Wehkamp), zorgverzekering, kinderopvang, toeslagen
corona en de extra aandacht in de media voor het Belastingdienst, postorder (H&M), telecom en
tijdig melden bij schuldenproblematiek. Afterpay. We zien dat jongeren vaker schuldeisers
In de periode vanaf januari 2020 hebben 696 jongeren hebben waar geen samenwerkingsafpraken mee
via het Jongerenpunt een budgetadviesgesprek zijn gemaakt. Dit heeft een negatieve invloed op de
gehad. Van de 696 jongeren die bij de doorlooptijd. De doorlooptijd bij de Kredietbank,
Jongerenpunten een budgetadviesgesprek hebben van het moment van aanvragen tot akkoord van
gehad zijn 188 jongeren gesproken in het kader van schuldeisers, is gemiddeld 12 weken.
het JSS-traject. De overige 508 stromen door in het
reguliere schuldhulpaanbod. Daarvan was voor 275 We zien dat schuldhulpverleners relatief nog vaker
jongeren een budgetadviesgesprek voldoende, zijn er gebruikmaken van een reguliere schuldsanering dan
147 jongeren aangemeld voor een inkomensreparatie van een JSS-schuldregeling. Wanneer we het eerste
en 86 jongeren zijn aangemeld voor een regulier half jaar van de aanpak vergelijken met de daarop
schuldhulptraject.) volgende 6 maanden, zien we dat de verhouding
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 13
mmm
tussen reguliere aanvragen en JSS-aanvragen bijstand vanuit stadsdeel Zuidoost en Oost. Er zijn geen
verschuift. De aanvragen voor een JSS-traject nemen jongeren aangemeld met een ander inkomen vanuit
per periode toe van 1 naar 26 en de aanvragen voor staddeel Noord, West en Zuid. In deze teams bij WPI
een regulier traject nemen van 96 naar 88 iets af. en de buurtteams kijken we of er extra aandacht nodig
is voor het JSS-traject. Absoluut opvallend is dat de
Er zijn nog geen opmerkelijke verschillen te zien in meeste (13) jongeren worden begeleid door het Dak- en
de hoogte van de gesaneerde schuld van jongeren Thuislozenteam omdat zij dakloos zijn of een instabiele
wanneer we de JSS-schuldregeling vergelijken woonsituatie hebben. We zien dat het versterken van
met reguliere saneringen. We willen dit wel blijven kennis over JSS en het verbeteren van de verbinding tussen
monitoren om uitspraken op termijn te kunnen doen. niet op locatie werkende professionals van WPI en de
buurtteams aandacht behoeft.
4 Het perspectieftraject
In deze fase werkt een jongere aan het behalen van
zijn zelf opgestelde mijlpalen. In deze fase is het van De werkzame elementen van de aanpak
belang dat de financiële situatie stabiel blijft en dat
de vaste lasten en de maandelijkse aflossing aan de Met de nieuwe aanpak Jongeren Schuldenvrije Start (JSS)
Kredietbank wordt betaald. Eind februari zijn van 4 beoogt de gemeente Amsterdam een aantal effecten:
van de 8 jongeren gestart met het realiseren van de - jongeren zijn sneller schuldenvrij;
eerste mijlpaal. Er zijn nog geen jongeren die een -_ jongeren motiveren door hen te laten werken aan hun
mijlpaal hebben bereikt, de verwachting is dat de eigen doelen voor de toekomst;
eerste mijlpalen half april 2021 worden behaald. -_ jongeren ervaren minder stress van schulden en kunnen
daardoor werken aan hun toekomst;
Bij het opstellen van hun doelen worden jongeren - meer jongeren komen in aanmerking voor een
begeleid door de jongerenadviseur. Jongeren die al een schuldoplossing;
hulpverlenerstraject volgen, kunnen de doelen van deze Voor deze tussenevaluatie zijn jongeren en professionals
begeleiding in zetten voor hun perspectieftraject. Enkele geinterviewd. Onderstaand geven we de belangrijkste
voorbeelden zijn: starten met de rij-instructeur opleiding, bevindingen uit deze interviews weer.
medische zorg inzetten, deelnemen aan trainingen en
certificaat halen voor ervaringsdeskundige en het vinden Sneller schulden vrij motiveert
van deeltijdwerk Zo snel mogelijk je schulden kunnen oplossen is voor
jongeren het meest belangrijk. Het belonen van de
mijlpalen waardoor je eerder schuldenvrij bent ervaren
De kenmerken van de jongeren jongeren dus als een grote motivator. Jongeren geven
in het JSS-traject als reden dat ze pas verder kunnen met hun leven als hun
schulden zijn opgelost. Tot die tijd staat hun leven ‘op de
Van de 27 jongeren hebben 19 jongeren een rem’. In ogen van jongeren zijn schulden pas opgelost als ze
bijstandsuitkering en 8 jongeren een ander inkomen. helemaal afgelost zijn. ‘Als ik mijn schulden niet aflos, heb
De meeste jongeren zijn 25 en 26 jaar (resp. 6 en 8). De ik geen toekomst’. Ze willen dit hoofdstuk dan ook zo snel
verdeling man/ vrouw is 11/ 16. Vrouwelijke deelnemers mogelijk afsluiten en ze ervaren dat dit mogelijk is met het
hebben vaker een ander inkomen dan bijstand. JSS-traject.
Van de 19 deelnemers met een bijstandsuitkering zijn 16 Ook schuldhulpverleners ervaren dat jongeren zo snel
jongeren alleenstaand, 2 jongeren zijn alleenstaand met mogelijk van hun schulden af willen en dat versneld klaar
2 kinderen en 1 is samenwonend met partner en kind. zijn met je schulden stimuleert. De jongerenadviseurs zien
Het opleidingsniveau van deze jongeren loopt uiteen van ook dat de mijlpalen jongeren vooral motiveren om eerder
geen opleiding (1), vmbo (14) tot mbo (4). Deze jongeren van hun schulden af te zijn. “Voor jongeren kan het niet snel
zijn door de jongerenadviseur ingedeeld in begeleiding genoeg gaan om van hun schulden af te komen”.
naar zorg (3), participatie (5), werk en re-integratie (8) en
begeleiding naar werk (3). Voor jongeren is het niet vanzelfsprekend om hulp te
Van de 8 deelnemers met een ander inkomen volgen 7 zoeken bij het oplossen van schulden. Jongeren weten
een opleiding op het vmbo (1) of mbo (6) en ontvangt 1 niet altijd dat er hulp beschikbaar is. Ze hebben vaak lang
deelnemer een ziektewetuitkering. Geen van deze jongeren gedacht dat ze het allemaal zelf moesten doen. Anderen
heeft een inkomen boven 120% van het sociaal minimum. wilden in eerste instantie geen hulp omdat ze het zelf
wilden oplossen en/of er bestaat een negatief beeld over
De jongeren zijn afkomstig of verblijven in stadsdelen schuldhulpverlening. Ze vragen geen hulp uit angst voor
Nieuw-West (10), West (7), Noord (2), Zuidoost (3), Oost het verlies van autonomie en regie. Ze zijn bang dat als je
(2) en Zuid (1). Een aantal zaken valt op. Er zijn geen eenmaal in de hulpverlening zit je ‘niets meer over jezelf te
aanmeldingen gedaan van jongeren met inkomen uit zeggen hebt’ of dat je ‘de verkeerde dingen zegt waardoor
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 14
jongeren jaar
voor 27 jongeren is meeste jongeren - 19 bijstandsuitkering
een JSS sanering zijn 25 en 26 jaar - 8 ander
aangevraagd bij de - inkomen onder
Kredietbank 120% wsm
e »® v ©
9
Kr Gezinssamenstelling
- man 11 - 16 alleenstaand
- vrouw 16 - 2 alleenstaande ouder
- 1 samenwonend met
partner en kind
zr . Ne
A s
Í
Opleidingsniveau Begeleid richting Woon- of verblijf
- 1 geen opleiding - 3 zorg 10 Nieuw-West
- 14 vmbo -5 participatie 7 West, 2 Noord, 3
- 4 mbo - 8 werk en re-integratie Zuidoost, 2 Oost en
- 3 naar werk 1 Zuid
Gm
je juist geen hulp meer krijgt.” Een schuldhulpverlener uit me.’ ‘Het is fijn dat iemand je motiveert en helpt
meent dat de framing van de JSS-aanpak werken aan je realistische doelen te stellen. Ik heb faalangst en ben erg
toekomst en aan je schulden- een positievere associatie perfectionistisch. In mijn hoofd moet ik alles in 1 keer goed
geeft aan deze vorm van schuldhulpverlening. De media- kunnen, anders voel ik me niet goed over mezelf.’
aandacht voor het JSS-traject leidde tot meer directe
aanmeldingen van jongeren en ook tot meer aanmeldingen De motivatie van een jongere is een belangrijke voorwaarde
via hulpverleners. voor deelname aan het JSS-traject. Schuldhulpverleners
en jongerenadviseurs zien een aantal factoren die een
Het angstbeeld van sommigen over schuldhulpverlening negatieve invloed hebben op de motivatie van jongeren. In
bleek achteraf onterecht volgens de geïnterviewde het proces zit dat voornamelijk in fase 2 en 3, de toeleiding
jongeren. Nu ze eenmaal de drempel over zijn en hulp naar een sanering en het wachten op het akkoord op de
hebben geaccepteerd, zeggen jongeren anderen zeker aan sanering:
te raden om hulp te zoeken bij schuldhulpverlening of een
andere instantie. Reacties zijn: ‘had ik maar eerder om hulp Lang tijdspad vereist geduld
gevraagd’, ‘ik krijg weer adem’ en ‘bij mij is er last van mijn De toeleiding naar de schuldregeling duurt lang
schouders afgevallen’. ‘Het is moeilijk om een eerste stap en vraagt veel geduld van jongeren. Gemiddeld
te nemen, maar als je gaat, komt het echt goed’. duurt deze fase van het traject zo'n 11 maanden. Er
moet veel geregeld worden en de reactietermijnen
Jongeren motiveren voor het traject is in een zekere van instanties zijn vaak lang, bijvoorbeeld van de
mate ook afhankelijk van de bekendheid met en belastingdienst (6 tot 8 weken). Voor jongeren
het enthousiasme voor het JSS-traject van de betekent deze fase ‘veel gedoe met instanties’ en er
schuldhulpverlener. Schuldhulpverleners laten jongeren moeten ‘heel veel formulieren ingevuld’ worden, met
zelf kiezen tussen JSS-schuldregeling of een regulier soms ‘dubbelingen’ in vragen. Daarnaast hebben veel
traject. De schuldhulpverleners die we spraken vinden de jongeren (nog) geen stabiel inkomen waardoor snel
JSS-schuldregeling voor jongeren een financieel betere nieuwe schulden of betalingsachterstanden ontstaan.
oplossing én daarbij vinden ze het belangrijk dat jongeren Of ze hebben een instabiele woonsituatie waardoor
werken aan hun toekomst. Zij proberen daarom jongeren er continu dingen spelen die zorgen dat de focus blijft
actief te motiveren voor deelname aan het JSS-traject. hangen op de korte termijn.
Niet iedere schuldhulpverlener is even bekend met de
aanpak. Dat betekent dat de JSS-aanpak niet altijd wordt Extra begeleiding is mogelijk een drempel
voorgesteld aan een jongere. Om de JSS-aanpak aan meer Schuldhulpverleners signaleren dat jongeren die
jongeren te kunnen aan te bieden, investeren we in de al in begeleiding zijn bij een buurtteam een extra
bekendheid van het JSS-traject onder schuldhulpverleners. begeleider (de jongerenadviseur) als drempel ervaren
om mee te doen aan het JSS-traject. Het komt voor
Jongeren erbij houden: motiveren, stimuleren en dat een jongere dan bewust kiest voor een reguliere
communiceren schuldsanering omdat hij geen verdere bemoeienis wil
Om de stap naar schuldhulp echt te nemen is de van de gemeente. “Als een jongere ervan af ziet door
vertrouwensrelatie met de hulpverleners belangrijk. Het psychische problemen, de bandbreedte niet heeft of
is voor jongeren moeilijk om hun verhaal te durven doen. extra prestatiedruk ervaart, respecteer ik dat.”
Een ‘klik hebben’ met begeleiders lijkt belangrijk, jongeren Dit signaal is een aandachtspunt. Het hoeft namelijk
ervaren de begeleiding van de jongerenadviseur en niet dat bij jongeren die al in begeleiding zijn (bij
schuldhulpverlener tijdens het traject als een belangrijke een buurtteam en of ander hulpverlening), de
steun. Dat blijkt ook uit reacties van jongeren: 'Ik ben jongerenadviseur als extra begeleider in beeld komt.
echt blij met de begeleiding van de jongerenadviseur, zij Deze kan ook een regierol op afstand vervullen
overlegt regelmatig met andere begeleiders, houdt me op terwijl de andere hulpverleners de begeleiding
de hoogte, doet niets zonder mijn toestemming, je wil niet invullen tijdens het JSS-traject. De hulpverleners en
weten waar ik zou zijn zonder haar hulp. She is watching my schuldhulpverlener communiceren over de voortgang
back’. ‘De begeleiding is echt perfect, ik mag niet klagen. met de jongerenadviseur. Er is dan geen sprake van
Ik zit in een groepsapp met mijn begeleiders van Dynamo, extra begeleiding die als een mogelijke drempel kan
MEE, Madizo, The Great Escape en WPI, ik word altijd worden ervaren om mee te doen aan het JSS-traject.
geholpen’.
Een andere jongere vertelt dat de begeleiding voor haar Duidelijkheid en heldere verwachtingen
ook belangrijk is op momenten als ze iets niet durft of Jongeren geven aan dat ze het belangrijk vinden om
iets niet wil of als ze een slechte dag heeft. ‘Ze denken te weten waar ze aan toe zijn. Ze hebben behoefte
met je mee, geven je de ruimte als het even niet gaat. aan duidelijkheid gedurende het gehele traject
Ze geven me niet teveel ruimte en zorgen dat ik mijn vanuit alle betrokkenen. Zowel jongerenadviseurs
aandacht erbij houd. Ik heb nu ook echt geluk met de als schuldhulpverleners zien dat de verwachtingen
mensen (begeleiders) om me heen. Ze halen echt 100% van jongeren niet altijd overeenkomen komen met
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 16
mmm
de realiteit. Het helpt dan de stappen van het traject het behalen van de mijlpaal door de coronamaatregelen
nog een keer uit te leggen. Ook de media-aandacht onrealistisch. Zij was blij dat de mijlpaal aangepast kon
voor de aanpak JSS en de positieve framing dat worden.
jongeren eerder van hun schulden af zijn, zorgt ervoor
dat schuldhulpverleners vaak de verwachtingen van Jongeren ervaren minder stress van schulden en
jongeren moeten bijstellen. 'De weg naar een stabiele kunnen daardoor werken aan hun toekomst
situatie is nog steeds hetzelfde’. Een van de jongeren Als er wordt gewerkt aan de schulden ‘komt het perspectief
gaf aan meer behoefte te hebben aan communicatie uiteindelijk steeds meer voorop te staan’, bemerkt een
van haar jongerenadviseur. Er is wel afgesproken schuldhulpverlener. Ze ziet dat de focus van jongeren
dat ze aan de slag zouden gaan met het vinden van zich verbreed en jongeren willen gaan werken aan hun
werk en een woning, maar ze heeft al een tijd niets toekomst. Een jongere zegt weer ‘rust’ in haar hoofd te
gehoord. ‘Ik zit nu in een soort wak’. hebben en daardoor weer aan andere dingen te kunnen
denken.
Het wachten op het akkoord van de Kredietbank duurt
lang voor jongeren. 'Dit geeft veel onzekerheid’. Een Een jongerenadviseur ziet dat het wel nodig is regelmatig
jongere merkt op dat ze communicatie over hettraject gesprekken te voeren om ervoor te zorgen dat jongeren
bij de Kredietbank mist. Ze heeft geen terugkoppeling de mijlpalen behalen en dat jongeren in beeld blijven. Ze
gehad en al maanden niets gehoord. spreekt de jongere elke zes weken om te horen hoe het
gaat en om te kijken waar de ondersteuningsbehoefte
Verschillende jongeren spreken over meerdere bijna- ligt. Jongerenadviseurs en schuldhulpverleners zien de
afhaakmomenten. (Geen van de jongeren die we spraken is begeleiding op de mijlpalen als een vorm van intensievere
ook echt afgehaakt.) Op dit soort momenten was de steun nazorg? dan het reguliere traject.
van de begeleiders de bepalende factor om door te zetten.
Zowel jongerenadviseurs als schuldhulpverleners herkennen Jongerenadviseurs werken vaker met doelgroepen die
dat de motivatie van jongeren op de proef wordt gesteld. een langere nazorgbegeleiding ontvangen. De tweejarige
Beide geven aan jongeren vaak te moeten motiveren voor begeleiding is volgens hen te vergelijken met begeleiding
het oplossen van hun schulden. met nazorg van doelgroepen zoals statushouders en
leerlingen van het praktijkonderwijs of het voortgezet
Het werken aan eigen doelen voor de speciaal onderwijs. De jongerenadviseurs verwachten dat
toekomst motiveert door de begeleidingsduur van twee jaar er mogelijk wel
Jongeren vinden het fijn om gericht aan hun toekomst te meer druk op hun caseload komt te staan.
werken, aan doelen waar ze zelf achter staan. Ze vinden
het prettig dat zij worden gemotiveerd en geholpen bij het De schuldhulpverleners verwachten dat het makkelijker
opstellen van realistische doelen. De jongerenadviseurs wordt om aandacht te houden voor de stabiliteit op
zien dat jongeren worden aangesproken op hun intrinsieke de financiën zolang de jongere begeleid wordt door
motivatie. 'Ze zitten zelf achter het stuur’. ‘Voor het werken de jongerenadviseur. Zij zien daarom voordelen in de
aan hun eigen doelen krijgen ze ook nog een beloning, tweejarige begeleiding van de jongerenadviseur na de
dat motiveert’. ‘De mijlpalen geven jongeren richting en sanering. Zij verwachten dat jongeren goed bereikbaar
motivatie om met hun toekomst aan de slag te gaan, terwijl blijven. ‘Het lijkt in die zin een duurzamer traject.’ Een
ze soms ook nog niet weten wat ze willen’. ‘Gericht met iets eventuele instabiele financiële situatie kan opgevangen
bezig zijn en daarvoor beloond worden, maakt dat jongeren worden door voor deze jongeren budgetbeheer onderdeel
zich gezien voelen. Ze zijn meer dan iemand met een te maken van het traject. Schuldhulpverleners vinden het
schuld’. ‘Het mooiste van JSS is dat er iets positiefs te halen echter ook belangrijk dat jongeren de keuzevrijheid hebben
is. Als je een doel behaalt, word je daarvoor beloond’. en zelf ervaren of het beheren van hun budget lukt. ‘De
jongere krijgt ruimte om te ervaren hoe het gaat met zijn
Jongerenadviseurs zijn gewend om jongeren te begeleiden financiële zaken. Hij kan dan zelf een keuze maken over hij
met begeleidingsplannen met doelen in het kader van de hulp nodig heeft’.
Participatiewet. Volgens de jongerenadviseurs helpen de
JSS-werkinstructies om concrete en haalbare doelen op Meer jongeren komen in aanmerking voor een
te stellen voor de mijlpalen waar de jongeren aan gaan schuldoplossing
werken. Ze evalueren en stellen de doelen zo nodig bij. De gemeente Amsterdam beoogt met de aanpak JSS dat
‘Wat ik mooi aan vind aan de mijlpalen, is de richting die je meer jongeren in aanmerking komen voor een oplossing
een jongere kan geven. Er zit flexibiliteit in en dat wordt als van hun schulden. Schuldhulpverleners verwachten door
prettig ervaren. In plaats van '3 maanden stilzitten’ kan de de extra inzet van 750 euro en de maandelijks iets hogere
mijlpaal aangepast worden. ‘Jongeren willen niet stil zitten, aflossing dat schuldeisers vaker bereid zijn om mee te
ze willen graag bezig zijn met iets.” Voor een jongere werd werken aan een sanering van de schuld. Tot nog toe ervaart
2. Nazorg is de laatste fase van een schuldhulpverleningstraject wanneer een schuldsanering door
de Kredietbank is afgerond.
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 17
mmm
de Kredietbank dat schuldeisers positief reageren. Tot nog goed te realiseren dat wanneer niet voldaan wordt aan de
toe is op alle saneringsvoorstellen voor JSS een akkoord aflossingsverplichting, een jongere direct herinneringen of
gegeven. ‘Schuldeisers gaan niet per se sneller maar wel aanmaningen ontvangt zonder dat zij daarvan op de hoogte
vaker akkoord’. De eerste ervaringen van de Kredietbank worden gesteld. Zij kunnen dan ook niet ingrijpen of extra
zijn tot nog toe positief. Schuldeisers zijn direct akkoord begeleiden.
gegaan met de JSS-saneringsvoorstellen.
De Kredietbankmedewerker geeft als aandachtspunt
mee dat een stabiele financiële situatie echt belangrijk
De samenwerking tussen is. Een instabiele situatie kan tot gevolg hebben dat een
schuldhulpverleners, jongerenadviseurs schuldeiser zijn akkoord wil terugtrekken en niet meer mee
en de Kredietbank wil werken. Er zijn (nog) geen problemen met het aflossen
geconstateerd bij de jongeren aan wie JSS-sanering is
De jongerenadviseurs zijn zeer te spreken over de toegekend.
aanwezigheid van de schuldhulpverleners bij de
Jongerenpunten en het Dak- en Thuislozenteam. De Een ander aandachtspunt dat de Kredietbank meegeeft,
schuldhulpverlening neemt de uitzichtloosheid van jongeren is dat de toelichting die schuldhulpverleners leveren bij
weg. ‘Met schulden krijgen jongeren stress, zonder aanvraag meeweegt in de reacties van schuldeisers. In
schuldhulpverlening is er dan ook niet veel te beginnen’. deze toelichting wordt opgenomen hoe de schulden
zijn ontstaan, wat het toekomstperspectief is en welke
Schuldhulpverleners zien de samenwerking met de stappen worden genomen om naar een doel toe te
jongerenadviseur als een meerwaarde door wat ze samen werken. Een goede toelichting van de schuldhulpverlener is
kunnen doen voor jongeren. Vooral wanneer intensieve ondersteunend aan de brief die de Kredietbank meestuurt
financiële nazorg nodig is, is de samenwerking met de aan schuldeisers.
jongerenadviseur belangrijk. Zij zien ook dat andere
hulpverleners geschikte begeleiding zouden kunnen geven
bij het JSS-traject, zoals PerMens (Streetcornerwork),
een jobhunter of jongerenwerker. Schuldhulpverleners
vermoeden dat jongerenadviseurs op termijn te weinig tijd
hebben voor een langdurige begeleiding gezien de omvang
van hun caseload.
Uit meerdere interviews blijkt dat de schuldhulpverleners
die werken op locatie van de buurtteams en niet op
locatie bij WPI, meer moeten worden meegenomen in
de werkwijze van het JSS-traject. De schuldhulpverleners
hebben vaak geen vaste samenwerkingspartner op het
Jongerenpunt. Zij hebben nog onvoldoende beeld over
hoe de jongerenadviseur de begeleiding invult en hoe
vaak deze begeleidingscontact met de jongere heeft. Wie
is de regiehouder en initiatiefnemer voor bijvoorbeeld het
organiseren van de driegesprekken rondom de intake en
het akkoord van de Kredietbank? En waar in het proces
starten jongerenadviseurs de eerste gesprekken met
jongeren om zich te oriënteren op de doelen en mijlpalen
van het traject? Zij hebben behoefte aan een duidelijker
beeld van de rolverdeling tussen jongerenadviseur en
schuldhulpverlener.
De begeleiding voor de financiële nazorg gebeurt door de
schuldhulpverlening. Schuldhulpverleners hebben inzicht
in het digitale Schulddossier van de Kredietbank, maar
de jongerenadviseur heeft dat niet. Een jongerenadviseur
zegt graag inzicht te willen hebben in de voortgang van
de aanvraag bij de Kredietbank. Het is dus van belang dat
beiden contact blijven onderhouden tot het einde van de
JSS-trajectbegeleiding en onderling blijven afstemmen over
de voortgang op de mijlpalen en de financiën.
Voor schuldhulpverleners en jongerenadviseurs is het
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 18
Lm
Hoofdstuk 3
Doorontwikkeling van de aanpak
De bevindingen van de tussenevaluatie worden gebruikt waren, voldoende kennis hebben over JSS. Ook
voor het verfijnen en doorontwikkelen van de aanpak. stimuleren we dat zij de samenwerking met het
We hebben hierbij aandacht voor een aantal zaken: Jongerenpunt en andere ketenpartners goed kunnen
e Onderzoeken hoe we de impact van de factoren vormgeven.
met een negatieve invloed op de motivatie kunnen
verkleinen:
-_ Jongeren erbij houden door te motiveren,
stimuleren en communiceren. Jongeren hebben
er behoefte aan te weten waar ze aan toe zijn.
Een proactieve benadering richting jongeren is
wenselijk;
- De fases 2 en 3 van het JSS-traject duren lang
voor jongeren. We onderzoeken met de betrokken
jongeren en professionals wat sneller kan en wat
daarvoor nodig is. We verkennen de inzet van
buddy's of maatjes die kunnen ondersteunen in
het voortraject naar de sanering (fase 2). We kijken
daarbij ook naar de bestaande vertrouwensrelatie
die jongeren al hebben met professionals en wat
zij kunnen bijdragen aan de begeleiding in het
voortraject van het JSS (fase 2). Daarnaast kijken
we naar bruikbare uitkomsten van de experimenten
van de gemeente Utrecht om de periode van
voorbereiding op de sanering te verkorten (fase
2). De Kredietbank zet in op het versnellen van de
schuldsanering en kijkt of er afspraken gemaakt
moeten worden met specifieke schuldeisers die
vaak voorkomen bij jongeren (fase3).
e Over het algemeen is er enthousiasme onder
professionals over JSS. Op een aantal plekken in de
stad blijkt echter dat de inzet van JSS achterblijft.
We hebben aandacht voor het versterken van kennis
over JSS en het verbeteren van de verbinding tussen
niet op locatie werkende professionals van WPI en de
buurtteams. Elk buurtteam heeft sinds januari 2021
een jongerenschuldhulpverlener die ambassadeur is
van JSS. Die adviseert collega's op het instrument en
stimuleert de inzet van JSS;
e In de aanloop naar januari 2022 zorgen we ervoor
dat de buurtteams met MaDi's waar voorheen geen
specialistische jongerenschuldhulpverleners aanwezig
Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 19
Lln : - Ï = ke IRS d F u
En m-— We d
de fag he, bn
Wbs Db we
À s } Í À\ mn LN Í ee p ê
Nu 1e rd UE IN k En Ër al =
ad HR AE 0 me nn: oen:
| f 4 e ë È id à ä a _ a ler. ï mn ar Ge a : me
4 Ld amie hs mÀ: Ik: Nt |
ri a E: É N A A ir Ì ( L £ d ER 4 pe
f ee, | he fd zi Ln Eed pr Kee TEN ne P, *
| si ep TA Ö ef nd Ei Da
, Eek drh | Be ‚
BR 1 PE Ue | e= nec
s e= gf on es
en 3 \ eN 4 E
5 AN rank De |
Rn, kp ” ; A r Ër s an Tj
dk Ke En | ed 1 rd en hk 4
de. Ë = & 5 ke) geen BEF : li E me RP d \ en egel
ì al en TAP DAN |
) : emee dee gm ij
TN 1 NON Va ZN
1 oP A UP 0
: A | en Í 4 È Le IA
nn Alen Sad | ; bp ie } ’ Te jE
it ' Zn É f hj ee b
ze ” K ACSI
ee di: ei | ijk i lá 4 5 he rn di KR
‚a aa Ld 5 È 5 Ei Ë al ve ° en in sl Pi Fi Le t
_ ziek | Ai ri ì Í AS AN 4 j A
EE Ln df | ct oe de
nn \ a - Ml | d Dt ; kk dh k -
en = \ “ De a ef | | Dd Ì - Ì r E R:
ee, ze r N pe Tal e
mt B | 2
EE Te Je st
ee EE :
E Ze ee En Be Ben ee ree.
| Onderzoeksrapport | 20 | train |
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord
sessie
sessie
21.30 uur) een sessie over de gebiedsgerichte uitwerkingen (GGU) .
25 mei 2022 [4% vergadering |- Vaststellen advies stedelijk beleidskader horeca en terrassen (stond
30 maart 2022 ter kennisname op agenda)
- gebiedscyclus: Kennisnemen van gebiedsanalyses Oud Noord, Noord
West en Noord Oost
Inwerkprogramma:
- Presentatie Aanpak Noord
- Presentatie Veiligheid in stadsdeel Noord
sessie
- Bespreken opgave en vierjarendoelstellingen gebiedsgericht werken
sessie
sessie
sessie
ES ERS
sessie
EN
DE
2022
A
2022
A
2022
Nn
EE
oktober 2022
DEE
EER
2022
EP
2022
A
2022
EE
2022
BRE [OS |
2022 t/m 6
januari 2022
29 maart; 11, 21 april; 2, 9, 19, 23 mei, 2, 9, 16,20 juni & 4 juli
| Agenda | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 714
Publicatiedatum 28 juli 2017
Ingekomen op 6 juli 2017
Ingekomen in raadscommissie JC
Behandeld op 20 juli 2017
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Duijndam inzake de Voorjaarsnota 2017 (museumbezoek jongeren).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446).
Constaterende dat:
— vanaf 2014 het aantal bezoeken in schoolverband een stijgende lijn laat zien;
— jongeren ondervertegenwoordigd zijn in het bezoek van museumkaarthouders;
— een aantal musea kinderen in verschillende leeftijdsgroepen gratis entree biedt,
te weten het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum (tot 18 jaar), het van Gogh
Museum tot 17 jaar, het Stadsarchief (tot 12 jaar), de Hermitage en Eye (tot
11 jaar);
— de overige musea voor jongeren vanaf 4, 5, 6 of 9 jaar half geld rekenen.
Overwegende dat:
— jongeren na een bezoek in schoolverband in de gelegenheid gesteld moeten
worden nogmaals een museum of meerdere musea te bezoeken.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
In gesprek te gaan met musea om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om
het museumbezoek voor jongeren tot 18 jaar gratis te maken.
Het lid van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
1
| Motie | 1 | discard |
3022653 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ
mine
Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken,
% Amsterdam $ $
Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Raadsaangelegenheden
Agendapunt 5
Datum besluit presidium, 16 oktober 2023
Onderwerp
Vaststellen van de Wijzigingsverordening voor de Verordening op de fractieondersteuning 2009
De commissie wordt gevraagd
de raad te adviseren om de Wijzigingsverordening voor de Verordening op de fractieondersteuning
2009 vast te stellen.
Wettelijke grondslag
Artikelen 33 en 149 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
In de praktijk is gebleken dat de verordening enige aanpassingen behoeft. De wijzigingen van
art 3 en van de toelichting betekenen een verduidelijking van toegestane en niet-toegestane
bestedingen, zoals welke activiteiten gerekend moeten worden tot campagneactiviteiten.
Voorts is in de huidige verordening niet duidelijk wat er met de basisbijdrage en de egalisatiereserve
gebeurt als bij een splitsing tijdens een zittingsperiode de oorspronkelijke fractie ophoudt te
bestaan. De wijziging voorziet er in dat In dat geval het basisbedrag en de egalisatiereserve toe
vallen aan de raadsfractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger van de oorspronkelijke
fractie wordt beschouwd.
Ten slotte is een bepaling opgenomen over de periode en termijn waarbinnen een fractie die
ophoudt te bestaan verantwoording moet afleggen over de gedane uitgaven.
Reden bespreking
zie raadsvoordracht
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.8 1
VN2023-022653 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Griffie % Amsterdam ‚ ‚ ‚
% Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken,
Raadsaangelegenheden
Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023
Ter advisering aan de raad
nvt
Welke stukken treft v aan?
Bekendmakingsbesluit Wijzigingsverordening Verordening op de
AD2023-078330 ‚ ‚
fractieondersteuning 2009. docx (msw22)
AD2023-078072 Commissie AZ Voordracht (pdf)
AD2023-078329 Gemeenteraad Voordracht.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Jolien Houtman, raadsgriffier
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 370
Datum indiening 20 januari 2020
Datum akkoord 31 maart 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake de risicolocaties van
geldautomaten.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
De burgemeester heeft bekendgemaakt dat er een aantal geldautomaten gesloten
zullen worden, na een reeks van plofkraken in 2019. Door de toename van de
explosiekracht richten de plofkraken meer schade aan en is de veiligheid van de
omwonenden in gevaar.
Volgens het college behoren geldautomaten die gevestigd zijn in gevels met
bewoning direct daarboven, naast of dicht tegenover onder de risicolocaties voor
geldautomaten. In oktober 2019 vond een plofkraak plaats op het Hoofddorpplein.
Door de kracht van de ontploffingen zijn de ramen van de nabije huizen gesprongen
en door rondvliegend glas is een buurtbewoner gewond geraakt. Volgens het college
zou deze geldautomaat vallen onder een risicolocatie en met deze afbakening is de
fractie van de VVD het eens. Door de stijgende ‘populariteit’ van plofkraken hebben
omwonenden een verhoogd risico op lichamelijke, emotionele en materiële schade.
Dit risico moet zo veel mogelijk worden ingeperkt.
De fractie van de VVD krijgt veel vragen van ongeruste Amsterdammers die boven
geldautomaten wonen (recentelijk nog van bewoners op de Albert Cuyp) en vraagt
zich af hoe deze risicolocaties door het college in kaart worden gebracht en wat de
aanpak is ten opzichte van deze locaties.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is ereen lijst met risicolocaties? Zo ja, hoe is deze tot stand gekomen, hoe wordt
deze lijst up-to-date gehouden en kan deze (kabinet) gedeeld worden met
de gemeenteraad?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij de beantwoording (Dagmail 16/12/2019, nr. 2064) van
schriftelijke vragen van lid Poot inzake het tijdelijk sluiten van pinautomaten,
beschouwt het college locaties met bewoning boven, naast of dicht tegenover als
risicovol. Geldautomaatlocaties — voor zover bekend via open bronnen - zijn er
recentelijk op gescoord of deze in de gevel zitten met of zonder bewoning. Het
bijwerken van het bestand verloopt onder andere via het monitoren van de
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng 10 Gemeenteblad
Datum 31 maart 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020
omgevingsvergunningen. Deze moeten namelijk worden aangevraagd voor
geldautomaten in de gevel. Deze lijst is dan ook, vanwege de wijzigingen in de
Geldmaattransitie, een momentopname en steeds aan aanpassing onderhevig.
Het college acht het zinvoller om op kaart een beeld te verstrekken met daarop de
geldautomaten en ATM's die in of dicht tegenover woongevels zitten. Dat beeld
ontvangt de raad in het tweede kwartaal van 2020 bij het toezenden van de
tussenrapportage van de Taskforce Geweld en Intimidatie tegen Ondernemers.
2. Kunnen bewoners een locatie melden? Zo ja, waar kunnen bewoners dit doen en
hoe wordt deze melding behandeld? Zo nee, is het college van plan om een loket
hiervoor te openen?
Antwoord:
Vanwege bovengenoemde inventarisatie acht het college het instellen van een
meldpunt niet nodig.
3. Wat gebeurt er met de risicolocaties? Worden deze locaties direct gesloten?
Zo ja, wat zijn de criteria om de geldautomaten te sluiten? Zo nee, hoe wordt
de veiligheid van de buurtbewoners gegarandeerd?
Antwoord:
Geldmaat en gemeente Amsterdam hebben in november 2019 afgesproken
zoveel mogelijk alternatieve locaties te zoeken voor risicolocaties. In januari 2020
hebben de banken, Geldmaat, politie, ministerie J&V en DNB ook op landelijk
niveau aangegeven geldautomaten met risico’s voor omwonenden, rekening
houdend met voldoende beschikbaarheid van cash, zoveel mogelijk te gaan
verplaatsen naar (voor omwonenden) veiligere locaties. Dit is een tijdrovend
proces en kan mogelijk enkele jaren in beslag nemen. Indien direct overgegaan
zou worden tot het tegelijkertijd sluiten van al deze locaties, wordt de
beschikbaarheid van cash geld te veel belemmerd.
ABN AMRO heeft in december 2019 verder een groot deel van hun locaties op
eigen initiatief tijdelijk ontmanteld en ontwaard. De overige banken vingen dat met
hun locaties op. Op de ABN-locaties stond een automaattype waar regelmatig
plofkraken op plaatsvonden. Wel of geen bewoning speelde daarbij geen rol. De
banken en Geldmaat bekijken per locatie of zij deze definitief ontmantelen en een
andere locatie in gebruik nemen of een ander automaattype terugplaatsen.
Naast de genoemde maatregelen in de beantwoording (Dagmail 16/12/2019,
nr. 2064) van schriftelijke vragen van lid Poot inzake het tijdelijk sluiten van
pinautomaten, blijven de banken de nachtelijke sluiting van geldautomaten
voorlopig continueren als veiligheidsmaatregel. Daarnaast werken politie, banken,
Geldmaat, TNO en het ministerie aan een maatregel die geld onomkeerbaar
onbruikbaar moet maken, zodra een plofkraak plaatsvindt. Dat zou de motivatie
om een plofkraak te plegen weg moeten nemen.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng 10 Gemeenteblad R
Datum 31 maart 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020
4. Naast Geldmaat zijn er meerdere bedrijven die geldautomaten plaatsen en
beheren, zoals Euronet. Zijn de automaten van deze bedrijven in beeld en is het
college in contact met deze bedrijven over de risico's?
Antwoord:
De geldautomaten van Euronet, In2Retail en GWK zijn eveneens opgenomen in
de inventarisatie. Er is gesproken met de directie van Euronet en van In2Retail.
In die gesprekken is aangegeven dat het college geldautomaten onder, naast of
dicht tegenover bewoning onwenselijk vindt en hen vraagt zoveel mogelijk op
zoek te gaan naar alternatieve locaties. De bedrijven zijn zich bewust van de
risico’s en nemen naar eigen zeggen diverse beveiligingsmaatregelen in de
automaat. Hoewel deze bedrijven minder gevellocaties hebben dan de banken,
zijn er verschillende Amsterdamse locaties waar de banken uit
veiligheidsoverwegingen vertrokken uit een pand, bijvoorbeeld vanwege
bovenbewoning, en waar deze niet-bancaire ATM-bedrijven diezelfde locatie
innamen.
5. Is het college op de hoogte van plaatsing van nieuwe geldautomaten? Is hiervoor
een meldplicht of een vergunningsplicht? Kan het college plaatsing voorkomen of
kan het college, bijvoorbeeld op basis van het bestemmingsplan of op basis van
openbare orde en veiligheid, plaatsing van geldautomaten voorkomen?
Antwoord:
Voor geldautomaten in de gevel is een omgevingsvergunning vereist. Daarmee is
het college op de hoogte van een nieuwe plaatsing.
Het is mogelijk om plaatsing van geldautomaten te voorkomen op basis van het
bestemmingsplan. Dit wordt met het bestemmingsplan ‘Winkeldiversiteit Centrum’
ook toegepast in postcodegebied 1012 plus circa 40 straten in Centrum. Het doel
is echter een divers en aantrekkelijk winkelaanbod. Omdat een bestemmingsplan
beoogt een goede ruimtelijke ordening te realiseren, mogen overwegingen vanuit
het oogpunt van openbare orde spelen daarin geen rol spelen. In het
bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum’ moet het gaan om een
geldautomaat van niet-bancaire ATM-bedrijven. Hun verdienmodel is namelijk
grotendeels gebaseerd op geldopname met buitenlandse passen vanwege het
toepassen van het Dynamic Currency Converter-systeem (vaststellen van
wisselkoersen) en het rekenen van een provisie.
Het instellen van een vergunningplicht voor geldautomaten via de
aanwijzingsbevoegdheid van de burgemeester in de APV (vanuit openbare orde
overwegingen) is mogelijk een optie maar nog niet getoetst op juridische
haalbaarheid. Het college wil eerst de samenwerking met de aanbieders van
geldautomaten afwachten om te zien of dat leidt tot alternatieve locaties voor
geldautomaten. Een van de ATM-aanbieders heeft daarbij aangegeven vanuit
concurrentieoverwegingen regelgeving zelfs te prefereren.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer art 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020
6. Het college geeft aan om met de grote banken behorende bij het initiatief van
Geldmaat te kijken naar alternatieve locaties. Is het college van plan om ook met
andere aanbieders te gaan kijken naar alternatieve locaties?
Antwoord:
Ook met de andere aanbieders zijn gesprekken gevoerd en zijn zij gevraagd om
te kijken naar alternatieve locaties. Het initiatief om binnen de kaders concrete
alternatieve locaties aan te dragen ligt bij Geldmaat of een andere ATM-
aanbieder. Gebiedsteams of winkelstraatmanagers zijn beschikbaar om
suggesties aan te dragen of hulp te bieden in het contact met ondernemers of
pandeigenaren. Ook is er hulp om concrete initiatieven door de gemeentelijke
organisatie te geleiden. Verder is het aannemelijker om eventueel geschikte
gemeentelijke gebouwen eerder als alternatieve locatie beschikbaar te stellen
voor Geldmaat dan ATM-aanbieders gelet op het verdienmodel van niet-bancaire
ATM-aanbieders.
7. Sinds december 2019 worden, als tijdelijke maatregel, geldautomaten ’s nachts
gesloten. De fractie van de VVD krijgt signalen dat niet alle automaten onder
woningen ’s nachts gesloten zijn. Geldt deze sluiting voor alle geldautomaten van
alle bedrijven/banken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Deze sluiting (23:00 — 07:00) geldt alleen voor de ING, ABN AMRO, Rabobank,
Geldmaat en Volksbank. Dat komt omdat deze partijen samen met de ministeries
van J&V en Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB), de politie en het
Openbaar Ministerie daarover afspraken hebben gemaakt. Zij werken onder een
convenant reeds jaren samen in de strijd tegen plofkraken. Dit convenant regelt
zaken zoals informatie-uitwisseling en het delen van relevante expertise over de
ontwikkelingen zoals modus operandi. De ATM-bedrijven zijn niet betrokken
geweest bij deze afspraken en zijn ook niet bij het convenant aangesloten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 2128
Ingekomen onder BA
Ingekomen op donderdag 19 december 2019
Behandeld op donderdag 19 december 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Van Dantzig en De Jong inzake de Agenda Sporten en Bewegen
2019-2022 (Sporten in de openbare ruimte)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 2039).
Constaterende dat:
— De openbare ruimte de grootste sportgelegenheid van de stad is waar iedereen
gratis kan sporten.
— Sporters in de openbare ruimte zichtbaar zijn voor alle Amsterdammers, en zo
ook andere mensen aanzet tot sporten en bewegen.
— Overal in de stad populaire routes en plaatsen voor zowel duur- als krachttraining
zijn, waar Amsterdammers die sporten in de openbare ruimte zich concentreren.
Overwegende dat:
— Door op populaire sportplekken in de stad het sporten uitdagender en
aangenamer te maken de meeste sporters worden bediend.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Voor het huisvestingsplan sporten in de openbare ruimte samen met de
stadsdelen veelgebruikte sportroutes en sportplekken in de openbare ruimte in
kaart brengen.
2. Op die routes en plekken in de openbare ruimte met sporttoestellen en
hulpmiddelen het sporten uitdagender en aangenamer te maken.
De leden van de gemeenteraad
R.H. van Dantzig
D.S. de Jong
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 794
Publicatiedatum 16 oktober 2013
Ingekomen onder P
Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013
Behandeld op woensdag 2 oktober 2013
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de evaluatie Amsterdamse
maatregelen luchtkwaliteit (onderzoek PM2.5 beleid en het nemen van bijbehorende
maatregelen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 27 augustus 2013 inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen
luchtkwaliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 748);
Overwegende dat:
— de luchtkwaliteit in de gemeente Amsterdam van onvoldoende kwaliteit is;
— de gemeente Amsterdam maatregelen moet treffen om de Europese normen
voor luchtkwaliteit te halen;
— _PM 2.5 schadelijk is voor de gezondheid van de mens en er in Richtlijn
2008/50/EG en in de Wet milieubeheer grenswaarden voor PM2,5 zijn
vastgesteld, met peildatum 2015;
Constaterende dat:
— in de Evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit beleid en metingen
omtrent PM2.5 ontbreken,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
onderzoek te verrichten naar het voeren van een gemeentelijk PM2,5 beleid en het
nemen van passende maatregelen ter reductie van PM2,5 emissies.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Wenns N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
erk, Participatie " : : …
en Inkomen % Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening
Agendapunt 20
Datum besluit NVT.
Onderwerp
Brede monitor armoederegelingen en stopzetten Stadspas voor AOWfers die niet tot de minima
behoren.
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de Brede monitor armoederegelingen
2022 en het stopzetten van de Stadspas voor AOW'ers die niet tot de minima behoren inclusief
bijbehorende bijlagen.
Jaarlijks stelt Onderzoek en Statistiek (O&S) de Armoedemonitor op, die inzicht biedt in de
Amsterdamse minimapopvulatie en het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen. Tweemaal
per jaar stellen we daarnaast de Brede monitor armoederegelingen samen met daarin het bereik in
absolute aantallen. Hiermee geven we opvolging aan de aanbeveling van de Rekenkamer om het
overzicht te bewaken over de diverse armoedevoorzieningen die door de verschillende afdelingen
van de gemeente worden uitgevoerd. Tevens geven we hiermee uitvoering aan de toezegging die is
gedaan in de commissievergadering van 5 september 2018 om te rapporteren over een groter aantal
armoederegelingen.
Bijgevoegde raadsinformatiebrief gaat nader in op de voornaamste bevindingen uit de Brede
monitor armoederegelingen 2022, de vitvoeringscapaciteit bij de afdeling Armoedevoorzieningen
en op een recent gepubliceerd onderzoek naar verborgen armoede. Daarnaast informeren we u
in deze brief over het stopzetten van de Stadspas voor AOWfers die niet tot de minima behoren
(Stadspas blauwe ruit).
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169: actieve informatieplicht college naar de gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
NVT.
Reden bespreking
O.v.v. het lid Yemane (GL)
Uitkomsten extern advies
NVT.
Geheimhouding
NVT.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.3 1
VN2023-015958 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZÄ
Werk, Participatie _%$ Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoed
en Inkomen % aatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
N.V.T.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
N.V.T.
Welke stukken treft v aan?
o. Raadsinformatiebrief Brede monitor armoede en stadspas niet-
AD2023-051843
minima.pdf (pdf)
AD2023-051845 Bijlage 1. Brede monitor armoederegelingen 2022.pdf (pdf)
AD2023-051844 Bijlage 2. Verborgen-armoede-in-Nederland_2023.pdf (pdf)
AD2023-051846 Bijlage 3. Factsheet verborgen armoede in Amsterdam.pdf (pdf)
AD2023-051847 Commissie OZA (1) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Werk, Participatie en Inkomen, Fleur Sikkema, [email protected]
Gegenereerd: vl.3 2
| Voordracht | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 639
Publicatiedatum 17 juni 2016
Ingekomen op 16 juni 2016
Ingekomen in raadscommissie Fin
Te behandelen op 13/14 juli 2016
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de Voorjaarsnota 2016 (indicatoren
vergroening).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449).
Overwegende dat:
— het college aangeeft de openbare ruimte sterk te vergroenen en hierdoor de stad
aantrekkelijker maken om in te wonen, werken en verblijven.
— onduidelijk blijft wat sterk vergroenen precies inhoudt; met andere woorden
hoeveel groene openbare ruimte er daadwerkelijk bij zal komen;
— doelen en indicatoren beleid controleerbaar maken.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in de Begroting 2017 de sterke vergroening inzichtelijker te maken door indicatoren
op te nemen zoals het totaal aantal vierkante meters groene openbare ruimte en het
gemiddeld aantal vierkante meters groene openbare ruimte per huishouden, en deze
te voorzien van een peilwaarde en streefwaarden.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres
2 Gemeente Bezoele
Am ste rda m 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
2x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Bewonersvereniging 36
pati | wer 215
Ons kenmerk _ 159 - sug
Behandeld door Peter Witte, Projectmanagentbureau, o6 5185 4512, [email protected]
Dafne Struijk, Ruimte & Duurzaamheid, 06 8364 3302, [email protected]
Bijlage Besluit AB inzake vestiging moskee El Aryan op de Parnassialocatie in de |
Waterlandpleinbuurt (zaaknummer: Z14-65080)
Onderwerp Plaatsing Marokkaanse Moskee op locatie Parnassia, Amsterdam Noord
Op 23 april 2015 hebt u via internet een brief gestuurd over de plaatsing van een Marokkaanse
moskee op locatie Parnassia in Amsterdam Noord. In vw brief geeft v aan dat de aanleiding om |
deze brief te schrijven is gelegen in de voorgenomen plannen tot het bouwen van een moskee op
de locatie Parnassia (hoek Markengouw/Dijkmanshuizenstraat) en het niet serieus genomen
worden vanuit de Deelraad Amsterdam Noord welke hebben geleid tot ongerustheid bij de directe
bewoners. Daarbij verzoekt u mij om deze situatie heel goed te onderzoeken alvorens te komen
tot een (definitief) besluit.
In navolging van uw verzoek om deze situatie te onderzoeken, heb ik zelf informatie opgevraagd
bij stadsdeel Noord en gesprekken gevoerd met medewerkers van stadsdeel Noord. Op basis van
de verzamelde informatie heb ik inmiddels een beeld gekregen. Hierbij heb ik geconstateerd, dat
het voornemen om een moskee op de locatie Parnassia in de Waterlandbuurt te vestigen, dateert
uit 2010. Daarnaast constateer ik dat zowel medewerkers als bestuurders van het stadsdeel Noord
gesprekken met v hebben gevoerd en dat er ook diverse informatiebijeenkomsten zijn
georganiseerd. Ik betreur het dan ook dat deze gesprekken, bijeenkomsten maar ook brieven die
zijn gestuurd, v geen duidelijkheid hebben gegeven en/of vw ongerustheid hieromtrent niet weg
hebben kunnen nemen. Echter op basis van de informatie die ik heb verzameld, heb ik niet de
indruk dat stadsdeel Noord u niet serieus neemt.
Het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Noord (AB) heeft op 4 februari
2015 besloten haar eerder vitgesproken voorkeur van een vestiging van een moskee op de locatie
Parnassia te herbevestigen. Tevens heeft zij besloten een Stedenbouwkundig Plan en een |
bestemmingsplan (uitwerkingsplan) voor te bereiden. Bij deze besluitvorming heeft zij expliciet
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. |
Î
Gemeente Amsterdam Pagina 2 van 2
aangegeven aandacht te schenken aan participatie door inspraak te willen verlenen bij het
Stedenbouwkundig Plan. Alle inspraakreacties worden bij de besluitvorming betrokken. Ook kent
de procedure van het wijzigen van het bestemmingsplan (uitwerkingsplan) gelegenheid tot het
indienen van zienswijzen, welke betrokken moeten worden bij de besluitvorming.
Aangezien de daadwerkelijke plannen nog niet concreet zijn uitgewerkt, kan ik — maar ook
stadsdeel Noord — op dit moment geen mening hebben over de inhoudelijke bezwaren die u in uw
brief aanvoert. Dit wil niet zeggen dat ik (of stadsdeel Noord) vw inhoudelijke bezwaren niet
serieus neem. Het is goed dat v uw bezwaren kenbaar heeft gemaakt. Bij de uitwerking van de
plannen zal in ieder geval aandacht geschonken moeten worden aan parkeren en verkeer en de
diverse omgevingsaspecten zoals geluid. Hierbij merk ik op dat het AB in haar besluit van 4
februari 2015 juist hieraan expliciet aandacht heeft geschonken. Ik heb het voornoemde besluit
van het AB als bijlage bij deze brief gevoegd, zodat u hiervan kennis kunt nemen. Op basis hiervan
heb ik eveneens niet de indruk dat vw bezwaren niet serieus worden genomen.
Ik heb van stadsdeel Noord begrepen, dat zij verwacht eind 2% kwartaal of in het 3°° kwartaal van |
2015 een besluit te kunnen nemen over het vrijgeven voor inspraak en/of terinzagelegging van een
bestemmingsplan, dit betreft een uitwerkingsplan. De bekendmaking ervan vindt in de
gebruikelijke media plaats. Daarom zou ik u willen adviseren om deze in de gaten te houden en
gebruik te maken van de geboden gelegenheid om een inspraakreactie en/of zienswijze in te
dienen. Al deze ingediende reacties zullen dan bij de verdere besluitvorming betrokken worden.
In vw brief verzoekt vu mij om een (definitief) besluit te nemen alvorens ik de situatie heb
onderzocht. Mij is niet duidelijk wat voor besluit v in gedachten heeft, maar los daarvan is dit
geheel niet aan de orde omdat met het instellen van bestuurscommissies er ook afspraken zijn
gemaakt over de bevoegdheden. Met andere woorden, wie beslist waarover. Met betrekking tot
de bevoegdheid tot de vaststelling van een vitwerkingsplan, kan ik u meegeven dat is afgesproken
dat de bestuurscommissie deze voorbereidt (opstelt en in procedure brengt) maar dat de vrijgave
van het ontwerp als ook de vaststelling plaatsvindt door mijzelf dan wel het college van
burgemeester en wethouders.
Ik ga ervan uit v op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd. Volledigheidshalve geef ik u
mee, dat ik een afschrift van deze brief aan het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie van
stadsdeel Noord stuur.
Met vriendelijke groet,
/ Pp:
C men jl
#
Eric van der Bufg |
Wethougef ruimtelijke ordening
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 1juni2022
Ingekomen onder nummer 228
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van het lid Koyuncu inzake het coalitieakkoord 2022-2026
Onderwerp
Schrappen parkeervrij maken van de grachten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende(n) hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord”
Constaterende dat:
-_ Hieruit blijkt dat de vergroening van de binnenstad wordt afgewenteld op autobezitters in
het algemeen, maar vooral autobezitters buiten de ring gezien de samenhangende uit-
breiding van parkeerbelasting;
-_Hetschrappen van parkeerplaatsen in de binnenstad de facto betekent dat de tekorten
moeten worden betaald door autobezitters in het algemeen en in het bijzonder de auto-
bezitters buiten de ring.
Overwegende dat:
-__ De huidige economische situatie van de stad zich niet leent om parkeerplaatsen te schrap-
pen;
-_Amsterdamse autobezitters als toeristen worden behandeld in hun eigen stad.
Besluit:
In hoofdstuk 3 “Verantwoorde groei” onder de paragraaf “Verkeer en vervoer” op pagina 60 de ali-
nea
“We zetten de Agenda Autoluw door met het zwaartepunt in de historische binnenstad. We
spreken af dat we ons inzetten om een gracht volledig parkeervrij te maken en te vergroenen.
Verder gaan we in het kader van het ontlasten van kades en bruggen onderzoeken of we alleen
nog vergunningshouders — bewoners en ondernemers — kunnen laten parkeren in de binnenstad.”
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Volledig te schrappen.
Indiener(s),
S. Koyuncu (DENK)
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 930
Publicatiedatum 29 juli 2016
Ingekomen op 13 juli 2016
Ingekomen onder Z
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Shahsavari-Jansen en Groot Wassink inzake de Voorjaarsnota
2016 (digitiale buurtgids).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449).
Overwegende dat:
— online wijk- of buurtplatformen nieuwe mogelijkheden bieden om mensen bij
elkaar te brengen en om informatie, ideeën en diensten uit te wisselen;
— een dergelijke digitale wijkgids de lokale economie stimuleert, o.a. omdat
ondernemers/organisaties zo makkelijk te vinden en te benaderen zijn;
— dat ook kansen biedt voor de participatie en het versterken van lokale
maatschappelijke initiatieven en de communicatie tussen bewoners, organisaties,
(sociale) ondernemingen en ook de gemeentelijke overheid;
— ereen grote diversiteit aan online (deel)initiatieven bestaat in Amsterdam;
— juist deze versnippering en diversiteit ook de behoefte schept aan een en
eenduidige digitale omgeving waar overheid, inwoners, lokale (sociale) bedrijven
en initiatieven op aan kunnen sluiten en elkaar kunnen vinden;
— een eenduidige digitale buurtgids die tevens verschillende andere online
initiatieven kan verbinden, voorkomt dat de gemeente, organisaties en inwoners
zich op tal van verschillende platformen moeten inschrijven, en kan daarmee een
sterke impuls geven aan de effectiviteit van digitale platformen;
— een dergelijke digitale buurtgids nu wordt ontwikkeld door de sociale coöperatie
‘LeeftSamen', waarbij 20 gemeenten bijdragen aan de ontwikkeling maar
ondernemers zelf de exploitatie voor rekening nemen;
— inkomsten (reclame of transacties) daarbij ten goede komen aan de wijk zelf;
— Amsterdam is uitgeroepen tot iCapital 2016 en voorop wil blijven lopen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— te onderzoeken hoe de gemeente het beste kan bijdragen aan de totstandkoming
van een eenduidige digitale buurtgids in Amsterdam;
— daarbij aansluiting te zoeken bij het initiatief van de sociale coöperatie
‘LeeftSamen' en daarover nog in 2016 terug te rapporteren aan de raad.
1
De leden van de gemeenteraad
M.D. Shahsavari-Jansen
B.R. Groot Wassink
2
| Motie | 2 | discard |
rn _ ROnemie
EINAN CE
WOZ-erfpachtcorrectie bij
commercieel vastgoed EE.
7
{ i
Onderzoek in opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam u
Marc Francke k
Maarten van 't Hek
| |
12 maart 2020 Ee | Lita ) ns
eta ZEN Ter ALT ed
NS A mn |
mank: Iv IE en
ED re ln | | ì
Ben en Me
We eN
En ee Un Pe 5 , wr T + bin AEN AE
en SEN 4
di | A == e= d If a | in MA 7
Î ED El Baia NUE
Mt Ann: | bte ik : isd
e re di kl Ú | 5 : he ih: RA, ME
. eas pe i ij 8 OC AND |
ar ele Ku Ee rl Den E | Di Ë p ï
Ne a. | ij
PSE Eee FS
IAS dE! EEEN of T rp Vejen ss
Öx i— ee „sú re ge Mei ien etn fi
PS rn el
Inhoud
Verantwoording …..…...nnnnnennenansernnenrsernn essen sneren essen anere seer aars aeron | Ì
OET
2. Erfpacht in Amsterdam …. nnen snares ernaar erneer erneer eers senneernenenenn |D
21. _ Erfpachtrechten ….......nnennnnenennneneennrneennorsan sneren sneren sena oeeeen oaeen rseenn sena oeren |
22. Financiële verplichtingen … nnen enaar eenn eenen |Ó
3. Courante niet-woningen ….....nn nnen saannsern aansneed serene anneer anneer annen verrees |Ô
4. _Waarderingsmethoden voor commercieel vastgoed …..….nnnnnnnennanseranrsernsseranersan sneren esseennssernenr
41. Marktwaarde en WOZ-waarde nnee serveer seesernvnenn sereen sersereneeneeeeerevennne
42. _Waarderingsmethoden marktwaarde … nnn nnnnannenaansenaanseenaanersenananseersaanseersaenseer anneer anneer ÒÎ
43. Methode van huurwaardekapitalisatie voor de WOZ-waarde … nnen 23
5. Theoretische erfpachtcorrecti® ….…...nnnnnnanenananeensnanseenanansensenseensaen erna erna eenen DD
51. Contante waarde betalingsverplichtingen …........nnnnnnnnnunennennenernnerrnnn eneen sneren ereen DD
52. _Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak nnen. 26
6. Correctie voor erfpacht op de waarde van volle eigendom … nnee eneen ennen erneer 2 Ó
61. _Marktwaarde erfpachtcorrecti@ nnee rsern rss serera sneren seerd serers seer 2 Ò
62. WOZ-erfpachtcorrectie door Belastingen Gemeente Amsterdam nnee 30
63. _Concluderende opmerkingen … nnee sneren rneennrseenrsenseeren erneer nen SÒ
7. Methodologie onderzoek en interviews nn nnee seen aaanseer anneer annen serre serren sere 33
71. _Semi-gestructureerde expertintervleWS nnen eers eerneenn serres IÔ
72. Vooronderzoek …..….....nnnnnnennnneernnsennserennenn reren reren en eeer eenen seer vennen eere eenen eereereenne ee 3
73. Vragenlijst … nanne ananas aanne eneannentaaenseanaansenneannserneanen ensen ae er annervanree 3
74. Steekproef... nnee serre ear aaneen sean aanrander serres 3
7.5. _Afnemen van de interviews nnee vereer eevearenaennaerseenvnenn ereen JD
76. Wijze van verwerken … nnee eee 3D
77. _ Kwaliteit van de verzamelde data … nnee eren eenennen serres ser verevnenneeeereveenne JD
8. Analyse interviews … nnee errans eree DÛ
81. _Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en de WOZ-waarde … nnen 37
82. Onderscheid tussen verschillende soorten commercieel vastgoed … nn nnen 37
83. Waarderingsmethoden …......…...nnnnnnnrnnnsnsanensansensanenaanreneernsnensernsanneernenenernnnnen ernaar sanne vannesa ST
84. _Disconteringsvoet … nnee ensen seneenn ensen sneren raare oaren oaeen rneeen sneer eenen 3Ó
85. Indexatie canonbetalingen … nnn sean rnernnrseenn ee sneran renners oaeen seer ZÓ
86. _Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak … nnn 39
87. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde@e … nnen renner 3Ó
88. Onderhandelingsruimt@ … nnen ernaar enen eere eerreenneerrenerrnennen Ì
EAO EE 4
9. Vergelijking WOZ-erfpachtcorrectie met de interviews nnen senen 3
10. Conclusies en aanbevelingen … nnn seersaanseen aaan serr aaan senennnserr anneer servnn serre HT
10.1. Conclusies neren ennen sereen serveren ereen ereen eerseervenenn arseen rsr enseer eneen verver erveervennn ÁT
10.2. Aanbevelingen nnee serres snersne sneren seneenn sneren erneer rvan rrernn ereen
Pagina 2 van 74
Figuren
Figuur 1: Contant maken van erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom. nnen 27
Figuur 2: afgekochte erfpachtcontracten naar expiratiejaar …...nnnnnnnnunnsnnnennrneenrennn serene [3
Figuur 3: canon-betalende erfpachtcontracten naar expiratiejaar.… nnee [3
Tabellen
Tabel 1: Algemene bepalingen voor erfpacht voor niet-woningen In Amsterdam. nnee 15
Tabel 2: WOZ-objecten per objecttype en eigendom … nnee sneren snee rseennrreennrrenn ennen |Ô
Tabel 3: WOZ-objecten per wijk en eigendom. … nnn serres errans À Ì
Tabel 4 Erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling. … nnen Ì Ì
Tabel 5: Erfpachtrechten per wijk en betalingsregime@. nnen sernsnnnsernsennsennnnnnsnnnnn | Ò
Tabel 6: Erfpachtrechten per algemene bepaling en betalingsregime@. nennen | Ò
Tabel 7: Erfpachtrechten per objecttype en algemene bepaling, … nnen | Ò
Pagina 3 van 74
Pagina 4 van 74
Managementsamenvatting
De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dat houdt in dat de erfpachter
eigenaar van de opstal is, maar dat de gemeente bloot eigenaar van de grond is en blijft. De
erfpachter betaalt de gemeente voor het genot van de grond een vergoeding, een zogeheten canon.
Erfpacht is een sinds eeuwen bekend zakelijk recht, een vorm van pacht, waarbij de pacht niet
eindigt als de verpachter sterft of de pacht opzegt.
Sinds 1994, het jaar waarin de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) werd ingevoerd, zijn
enkele kwesties aangaande de erfpacht actueel geworden. De wet schrijft namelijk voor dat de WOZ-
waarde van een onroerende zaak bepaald moet worden onder de vooronderstelling dat de
belastingplichtige de volle en onbezwaarde eigendom van zijn vastgoed (dus grond plus opstal) zou
kunnen overdragen aan een ander. En dus worden onroerende zaken gewaardeerd alsof ze op eigen
grond staan. Verkoopcijfers op erfpachtgrond representeren echter niet de waarde van volle eigen-
dom, maar die van ‘recht van erfpacht’ plus opstallen en zijn daarom niet zonder meer bruikbaar als
basis voor de WOZ-waarde. De grond is Immers niet van de belastingplichtige, maar van de
gemeente. Vandaar dat een ‘erfpachtverkoopcijfer’ moet worden gecorrigeerd voor de waarde die
aan de blote eigendom van de grond kan worden toegekend. Dit noemen we de WOZ-erfpacht-
correctie, of kortweg de erfpachtcorrectie.
Doel en aanleiding van het onderzoek
Op 13 augustus 2019 gaf de afdeling Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) aan Ortec Finance de
opdracht om te onderzoeken in hoeverre de berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie voor
commercieel vastgoed diende te worden geactualiseerd of te worden herijkt en op welke onderdelen
dat opportuun zou zijn. Ortec Finance heeft In 2019 een onderzoek naar de WOZ-erfpachtcorrectie
voor woningen uitgevoerd. In vervolg op dat onderzoek vroeg BGA ons ook om de WOZ-
erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed (zoals kantoren, bedrijfsgebouwen en winkels) te
onderzoeken. Dit is mede ingegeven door het feit dat sinds 2016 de rechtsfiguur van eeuwigdurende
erfpacht is geïntroduceerd, welke inhoudt dat de canon in êên keer kan worden afgekocht. En dat
geldt ook voor commercieel vastgoed. De huidige WOZ-erfpachtcorrectie moest wel worden
aangepast om rekening te houden met deze nieuwe vorm van erfpacht.
Methodologie
In dit onderzoek hebben wij geanalyseerd hoe marktpartijen zoals taxateurs en vastgoedbeleggers,
de marktwaarde van commercieel vastgoed op erfpachtgrond vaststellen. Bij de marktwaardering
wordt uitgegaan van de feitelijke en de juridische situatie van het vastgoed, bijvoorbeeld met
betrekking tot de eigendomssituatie van de grond en de van toepassing zijnde huurcontracten. Dit is
in tegenstelling tot de WOZ-waarde, waarbij wettelijk verondersteld wordt dat de volle en
onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen.
Wij hebben in dit onderzoek zeven interviews gehouden met erkend ter zake deskundige taxateurs
en professionele beleggers! Deze partijen kunnen bogen op een lange praktijkervaring en kennen de
vastgoedmarkt In Amsterdam als geen ander. Uit deze gesprekken konden wij desgevraagd opmaken
hoe de ondervraagden rekening houden met de aanwezigheid van erfpacht in de waardebepaling
van het vastgoed in kwestie.
Nu kan worden opgemerkt dat In gesprekken met deskundigen een subjectieve component
verscholen ligt. Maar dat geldt in principe en per definitie voor elke waardebepaling; dus ook voor
die welke BGA uitvoert.
1 De interviews vonden plaats op kantoor van de geïnterviewden, in een afgesloten vergaderruimte en duurden niet langer
dan één uur. Bij drie van deze interviews is, naast degene die is uitgenodigd, nog een collega aangeschoven. Geïnterviewde
taxateurs: (1) Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT van Cushman & Wakefield; (2) Rob van
Trappen RMT RT van AMEG; (3) Drs. Arnold de Bue MRE MRICS RT en Kjell van den Heuvel MRICS RT HypZert (MLV) van JLL; (4)
Drs. Hero Knol MSc RE MRICS RT en drs. Willem Rodermond MRE MRICS HypZert (MLV) RT van CBRE; (5) Dr. Paul Nelisse van
Colliers. Geïnterviewde investeerders: (6) Geoff de Booij LLM MSc van Deka Immobilien en (7) ir. Crispijn Stulp van AXA IM.
Pagina 5 van 74
Daar komt bij dat de waardering van commercieel vastgoed zich niet zo goed laat vergelijken met die
van woningen. Er bestaat meer verschil tussen objecten dan bij woningen. Bovendien zijn er minder
verkoopcijfers van commercieel vastgoed beschikbaar. Daarom is het niet mogelijk een kwantitatieve
analyse uit te voeren, zoals die voor woningen in het eerdere onderzoek naar de WOZ-
erfpachtcorrectie is uitgevoerd?
Huidige methode WOZ-erfpachtcorrectie bij commercieel vastgoed
BGA berekent de erfpachtcorrectie door de financiële verplichtingen te beoordelen die voor de
erfpachter uit het erfpachtrecht voortvloeien. De afdeling baseert deze correctie thans op de
verschuldigde canonbetalingen gedurende een periode van 50 jaar vanaf de verkoopdatum.
Dit klinkt echter eenvoudiger dan het is. Ten eerste zijn de toekomstige canonbetalingen onbekend,
in het bijzonder de betalingen in het opvolgende tijdvak. De canon in het nieuwe tijdvak hangt af van
de onbekende erfpachtgrondwaarde aan het begin van het nieuwe tijdvak. Daarnaast is het de vraag
in welke mate kopers en verkopers bij de totstandkoming van de verkoopprijs rekening houden met
de canonbetalingen.
De huidige correctie kan worden samengevat als de contante waarde van toekomstige
erfpachtbetalingen. De contante waarde Is de som van toekomstige en onzekere erfpachtbetalingen.
Deze betalingen zijn verdisconteerd om rekening te houden met de onzekerheid van toekomstige
betalingen. En daarvoor moeten vooronderstellingen aangenomen worden.
De toekomstige betalingen in de eerste periode (het huidige tijdvak) worden in het eerste jaar na
verkoopdatum met 1% geïndexeerd. De erfpachtbetalingen in de tweede periode (na de
canonherziening aan het einde van het tijdvak) zijn gebaseerd op de canon aan het begin van het
huidige tijdvak, die wordt geïndexeerd met een percentage van 2,75 per jaar.
Wij concluderen als onderzoekers dat de contante waarde methode kan worden gebruikt voor de
berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed. Wel achten wij het als
onderzoekers en opstellers van dit rapport aan te bevelen enkele vooronderstellingen In de
berekening van de contante waarde te herzien. Deze zijn hierna onder de conclusies en
aanbevelingen opgenomen.
Conclusies en aanbevelingen
Een vergelijking van de huidige WOZ-erfpachtcorrectie zoals deze door BGA wordt vormgegeven, met
de uitkomsten uit de interviews leidt tot de volgende conclusies:
1. Bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond wordt doorgaans eerst de
marktwaarde bepaald alsof het object op eigen grond zou staan, waarna vervolgens
gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Conceptueel is de erfpachtcorrectie In de
bepaling van de marktwaarde gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers.
Dit betekent dat de resultaten van de interviews relevant zijn voor de implementatie van de
WOZ-erfpachtcorrectie.
2. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken verschillende methoden (BAR/NAR en DCF) voor het
berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ-
erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode.
3. Hetis volgens geïnterviewden niet nodig om In de uitwerking van de methode van WOZ-
erfpachtcorrectie onderscheid te maken in soorten commercieel vastgoed. Eên methode
volstaat.
4. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken een object-specifieke disconteringsvoet. BGA hanteert
een generieke voet die varieert per jaar.
5. De geïnterviewde marktpartijen volgen het van toepassing zijnde betalingsresime in de
berekening van de erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon in
het huidige tijdvak.
? Francke, M.K. en M. van der Schans, 2019, Erfpachtcorrectie van verkoopcijfers in Amsterdam in het kader van de Wet WOZ,
onderzoeksrapport door Ortec Finance in opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam, 19 september 2019,
Pagina 6 van 74
6. Voor de inflatieverwachting sluiten geïnterviewde marktpartijen aan bij de prognoses van het
Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de langetermijndoelstelling voor inflatie van de
Europese Centrale Bank. BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie. De eenmalige correctie
bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van het
tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de verkoopdatum.
7. Een belangrijk verschil betreft de bepaling van de grondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak. Geïnterviewde marktpartijen passen de residuelewaardemethode toe en
BGA een indexmethode.
8. Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde
grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. BGA hanteert
daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de canonbetalingen in
het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen In het huidige tijdvak.
9. De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak contant. BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen tot een periode tot 50
jaar na waardepeildatum.
10. Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin “de
markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het
huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de
berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende
tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. BGA past geen looptijd afhankelijke correctie toe.
Wij doen op basis van een theoretische verkenning en de uitkomsten van de interviews de volgende
aanbevelingen:
1. Gebruik één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie
Onderlinge consistentie is in de Wet WOZ van wezenlijk belang. Het verdient daarom
aanbeveling om slechts één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie toe te passen, de DCF-
methode. Geïnterviewde marktpartijen en BGA berekenen, bij gebrek aan goed vergelijkbare
verkopen, erfpachtcorrecties op basis van zelf gekozen uitgangspunten. Geen van de partijen
kan claimen de waarheid te verkondigen. BGA zou jaarlijks een Praktijkhandreiking Berekening
WOZ-erfpachtcorrectie niet-woningen kunnen publiceren en daaraan een voorlichtingssessie
voor grote taxatiekantoren kunnen verbinden, waarin ze aan de hand van recente inzichten
uitleggen hoe ze WOZ-erfpachtcorrectie berekenen.
2. Pas een generieke disconteringsvoet toe die jaarlijks varieert
Er is weinig onzekerheid over de hoogte van de canonbetalingen in het huidige tijdvak en deze
onzekerheid verschilt ook niet tussen objecten. Het verdient daarom aanbeveling om In de
WOZ-erfpachtcorrectie êên generieke disconteringsvoet te hanteren, en deze jaarlijks aan te
passen. Het college van B&W stelt jaarlijks ten behoeve van de afkoop-instructie een
disconteringsvoet vast (in 2019 gelijk aan 4,5%). Het liet voor de hand om dit percentage te
gebruiken.
Er is echter wel veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrondwaarde en de daarvan
afgeleide canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Echter, geen van de geïnterviewde
marktpartijen hanteert hiervoor een hogere disconteringsvoet. De grotere onzekerheid zou
vertaald kunnen worden In een opslag op de disconteringsvoet In het opvolgende tijdvak. De
vraag hoe hoog dit percentage moet zijn, valt binnen het kader van dit onderzoek niet te
beantwoorden.
3. Ga inde berekeningen uit van het van toepassing zijnde betalingsregime
Het verdient aanbeveling om bij de berekening van de contante waarde van de canonbetalingen
in het huidige tijdvak uit te gaan van het van toepassing zijnde betalingsregime.
4, Gebruik inflatieverwachtingen van het NRVT of de lange termijn inflatiedoelstelling van de ECB
Het is aan te bevelen om bij canonindexatie aan te sluiten bij de inflatieverwachting uit de
prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de lange termijn inflatiedoel-
stelling van de Europese Centrale Bank.
Pagina 7 van 74
5. Gebruik de residuelewaardemethode
Geïnterviewde marktpartijen passen voor het bepalen van de erfpachtgrondwaarde de
residuelewaardemethode toe en BGA een Iindexmethode op basis van de grondwaarde aan het
begin van het tijdvak. De eerste methode houdt rekening met de kenmerken van het te
waarderen object en de marktomstandigheden op waardepeildatum. De tweede methode doet
dit juist niet, maar is daarentegen eenvoudig om uit te voeren. (Wel dient de huidige
implementatie door BGA te worden aangepast: niet de canon aan het begin van het tijdvak,
maar de grondwaarde, moet over de lengte van het huidige tijdvak worden geïndexeerd. Bij het
indexeren van de canon wordt ten onrechte verondersteld dat de canonpercentages aan het
begin en einde van het tijdvak aan elkaar gelijk zijn).
De vraag dient zich op of een eenvoudige indexering — 2,75% per jaar — afdoende is om een
betrouwbare indicatie te geven van de erfpachtgrondwaarde. In vergelijking met koopwoningen
is commercieel vastgoed veel heterogener en zijn marktontwikkelingen veel beweeglijker. Het
toepassen van de residuelewaardemethode ligt daarom vanuit een taxatie perspectief bi
commercieel vastgoed meer voor de hand en wel volgens de variant onbebouwd, zoals
beschreven in paragraaf 5.2.1: (1) Bepaal de residuele grondwaarde van onbebouwde grond op
de waardepeildatum; (2) indexeer de grondwaarde naar de begindatum van het opvolgende
tijdvak met een prudent percentage, gelijk aan die bij de canonindexatie.
De keuze tussen het toepassen van de indexmethode en de residuelewaardemethode is dus
een afweging tussen eenvoud van methode en uitvoering enerzijds en betrouwbaarheid van de
uitkomst anderzijds. Het is aan te bevelen om — eventueel geleidelijk — over te stappen op de
residuelewaardemethode. Een reden om deze overstap geleidelijk te doen Is dat de residuele-
waardemethode een verandering van werkwijze vereist, waarbij bouwkosten en grondprijzen
systematisch verzameld en geanalyseerd moeten worden. Er zou begonnen kunnen worden met
een onderzoek waarbij voor een deel van de verkopen de residueel bepaalde erfpachtgrond-
waarde wordt vergeleken met de geïndexeerde erfpachtgrondwaarde.
6. Gebruik een depreciatiefactor van 10%
Het is aan te bevelen om bij de bepaling van de depreciatiefactor aan te sluiten bij het beleid
van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. De depreciatiefactor bedraagt 10%
voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. Als er in de residuele
berekening bij de bouwkosten geen rekening Is gehouden met sloopkosten, bedraagt de
depreciatiefactor 25%.
7. Maak de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant
De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak contant, BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen.
BGA maakt canonbetalingen contant over een periode van 50 jaar. Wij adviseren een oneindige
horizon. Dit sluit aan bij de verplichting tot het voor altijd afkopen van toekomstige
canonbetalingen In het stelsel van eeuwigdurende erfpacht.
De eenvoudigste manier waarop met een oneindige horizon wordt gerekend is door het contant
maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Dit heeft als
voordeel dat het eenvoudig is en er geen aanname over een toekomstig canonpercentage
gemaakt moet worden.
Het contant maken van canonbetalingen is vooral relevant In het geval men rekening wenst te
houden met het feit dat deskundigen veelal een lager canonpercentage vaststellen dan het
college van B&W. De vraag wat in de verre toekomst de verhouding is tussen de canon van de
deskundigen en het college van B&W is echter moeilijk In te schatten.
Als echter op waardepeildatum een vervroegde canonherziening einde tijdvak aangevraagd mag
worden (paragraaf 2.2.1), zou met een canonpercentage gerekend kunnen worden zoals
deskundigen dit doorgaans vaststellen.
Merk op dat bij de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen in het opvolgende
tijdvak moet ook de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het opvolgende tijdvak contant
worden gemaakt, zie hiervoor paragraaf 5.2.2.
Pagina 8 van 74
8. Pas geen correctie toe op de contante waarde van canonbetalingen in het huidige tijdvak
BGA houdt in de WOZ-erfpachtcorrectie rekening met 60% van de contante waarde van de
canonbetalingen in het huidige tijdvak. De motivatie voor deze 60% is dat er sprake is van een
voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van bouwrijpe grond. Deze
motivatie is echter alleen van toepassing op de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Ook
bij de geïnterviewde marktpartijen wordt er geen correctie toegepast op de canonbetalingen In
het huidige tijdvak. De aanbeveling is dan ook om deze correctie voor de canonbetalingen in het
huidige tijdvak achterwege te laten.
9. Communiceer helder de keuze t.a.v. het correctiepercentage in het opvolgende tijdvak
Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin ‘de
markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het
huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de
berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende
tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. Er bestaat geen ‘best practice! dat door BGA overgenomen
kan worden.
BGA ontkomt er echter niet aan om een keuze te maken ten aanzien van een (resterende
Looptijd) afhankelijk correctiepercentage (dit kan gelijk zijn aan nul procent). Het verdient
aanbeveling om deze keuze periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, helder met marktpartijen te
communiceren (zie ook aanbeveling 1), en zo mogelijk na raadpleging van marktpartijen vast te
stellen.
Het gerechtshof Amsterdam geeft in de uitspraak van 9 mei 2019 belangrijke overwegingen voor
deze keuze: "De gemeente is niet verplicht om uit een brede waaier aan mogelijke schattingen
van de erfpachtcorrectie de meest waarschijnlijke of de beste te kiezen. Voldoende is dat de
gemeente op zorgvuldige wijze, reêle, goed verdedigbare keuzes maakt.” En: “Van belang acht
het Hof ook dat de heffingsambtenaar bij het waarderen van factoren met een grote
onzekerheidsmarge In een aantal gevallen de voor belanghebbende meest gunstige oplossing
gekozen heeft.”
10. Reken met bekende erfpachtgrondwaarde en canon(percentage) in het opvolgende tijdvak
Tenslotte, als op de waardepeildatum de erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en de
canonbetalingen in het opvolgende tijdvak bekend zijn — omdat de uitkomst van de
canonherziening al bekend is — gebruik dan de bekende waarden, en niet de zelf geschatte
waarden.
Pagina 9 van 74
Pagina 10 van 74
Verantwoording
Dit onderzoek is uitgevoerd door Ortec Finance onder leiding van prof. dr. Marc Francke In opdracht
van Belastingen Gemeente Amsterdam. Het onderzoek betreft een commerciële opdracht van Ortec
Finance en geen wetenschappelijke onderzoeksopdracht vanuit de Universiteit van Amsterdam. De
door Belastingen Gemeente Amsterdam opgestelde opdrachtformulering is te vinden in appendix B.
Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek naar erfpacht bij woningen (Francke en van der
Schans, 2019).
Conform de opdrachtbeschrijving heeft Ortec Finance een externe klankbordgroep gevormd
bestaande uit de hoogleraren
e prof. dr. Tom Berkhout MRE MRICS (Nyenrode Business Universiteit) als voorzitter,
e prof. dr. Dirk Brounen (Universiteit van Tilburg),
e prof. dr. Piet Eichholtz (Maastricht University),
e prof. mr. dr. Jan Monsma (Erasmus Universiteit Rotterdam).
De klankbordgroep is betrokken bij de voortgang, uitvoering en rapportage van het onderzoek en
heeft bovendien de theoretische en praktische aspecten van het onderzoek besproken.
Voor het kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van de expertise van prof. dr. Edward Groenland
(Nyenrode Business Universiteit). Professor Groenland heeft geadviseerd in de onderzoeksopzet, de
vragenlijst en de analyse van de interviews. Daarnaast zijn de onderzoekers door hem getraind in het
afnemen van de Interviews.
De verantwoordelijkheid voor dit onafhankelijke onderzoek ligt geheel bij Ortec Finance.
Het project is gestart met een expertmeeting, gehouden op woensdag 28 augustus 2019, met
presentaties door Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT van
Cushman & Wakefield, drs. Elof Nieuwenhuis van Grond en Ontwikkeling van de gemeente
Amsterdam en prof. dr. Peter van Gool FRICS van de Universiteit van Amsterdam.
Pagina 11 van 74
Pagina 12 van 74
1. Inleiding
De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dit betekent dat het grootste deel
van de objecten die vanaf 1900 zijn gebouwd op erfpachtgrond staan. De gemeente is bloot eigenaar
van de grond. De erfpachter is eigenaar van de opstal. De erfpachter betaalt de gemeente als
vergoeding voor ‘het genot van de grond’ een canon.
Wij richten ons in dit onderzoek op de invloed van erfpacht op de marktwaarde van courante niet-
woningen, ook wel commercieel vastgoed (onroerende zaken en de daarop betrekking hebbende
zakelijke rechten) genoemd, zoals kantoren, winkels, bedrijven en logistiek. Het gaat hierbij
uitsluitend om objecten die huur (zouden kunnen) genereren.
De marktwaarde wordt in de internationale taxatiestandaarden (IVS, EVS, RICS) gedefinieerd als: “Het
geschatte bedrag waartegen een object of recht c.q. verplichting zou worden overgedragen op de
waardepeildatum tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper in een zakelijke
transactie, na behoorlijke marketing en waarbij de partijen zouden hebben gehandeld met kennis
van zaken, prudent en niet onder dwang.”
Het doel van het onderzoek is inzichtelijk te maken op welke wijze rekening wordt gehouden met
toekomstige erfpachtverplichtingen bij het bepalen van de marktwaarde. Bovendien proberen wij te
achterhalen wat het verschil in marktwaarde zou zijn als het object op eigen grond zou staan.
In het eerder uitgevoerde onderzoek naar de invloed van erfpacht op verkoopprijzen van woningen
is gebruik gemaakt van statistische modellen (Francke en van der Schans, 2019). Bij commercieel
vastgoed is deze kwantitatieve aanpak niet goed mogelijk. Door het relatief kleine aantal verkopen In
combinatie met een grote mate van heterogeniteit van commercieel vastgoed is het niet mogelijk om
statistisch betrouwbaar de invloed van erfpacht vast te stellen. Om toch te achterhalen op welke
wijze erfpacht in (de bepaling van) de marktwaarde een rol speelt, is gekozen voor kwalitatief
onderzoek door middel van interviews met taxateurs en beleggers.
De resultaten uit deze analyse worden vervolgens gebruikt voor het reflecteren op de door
Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) gehanteerde wijze van het toepassen van de zogenoemde
‘WOZ-erfpachtcorrectie' voor courante niet-woningen. De WOZ-erfpachtcorrectie is een correctie van
een verkoopprijs voor erfpacht. Een verkoopprijs van een object op erfpachtgrond representeert niet
de waarde van volle eigendom van grond plus opstallen, maar die van ‘recht van erfpacht’ plus
opstallen. Echter, de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) schrijft voor dat de WOZ-waarde
van een onroerende zaak bepaald moet worden onder de veronderstelling van vol en onbezwaard
eigendom (Artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ). Verkoopcijfers van objecten op erfpachtgrond zijn
daarom niet zonder meer bruikbaar als basis voor de WOZ-waarde. Een ‘erfpachtverkoopcijfer! moet
daarom gecorrigeerd worden voor de aan het niet-meeverkochte blooteigendomsrecht toe te
kennen waarde, zodat de gecorrigeerde prijs de situatie van volle eigendom zo goed mogelijk
representeert. De correctie op het verkoopcijfer noemen we de WOZ-erfpachtcorrectie, of kortweg
erfpachtcorrectie. Het aangepaste verkoopcijfer wordt daarmee bruikbaar als basis voor de WOZ-
waarde.
De opbouw van dit rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft een korte beschrijving van erfpacht in
Amsterdam. Hoofdstuk 3 beschrijft in detail op welke WOZ-objecten dit onderzoek betrekking heeft.
Hoofdstuk 4 bespreekt de waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde (zonder
ficties, in verhuurde staat) en de WOZ-waarde (met ficties) in het geval er sprake is van volle
eigendom. Hoofdstuk 5 geeft een theoretische benadering van de erfpachtcorrectie. Hoofdstuk 6
beschrijft hoe de waarderingsmethoden aangepast kunnen worden Indien er sprake is van erfpacht
in plaats van volle eigendom. Tevens beschrijft dit hoofdstuk hoe BGA de WOZ-erfpachtcorrectie voor
commercieel vastgoed vormgeeft. Hoofstuk 7 geeft een verantwoording van de onderzoeksmethode,
het houden van semi-gestructureerde interviews. Hoofdstuk 8 geeft de resultaten van de Interviews.
In hoofdstuk 9 worden de uitkomsten van de Interviews vergeleken met de huidige implementatie
van de WOZ-erfpachtcorrectie van BGA. Hoofdstuk 10 sluit af met conclusies en aanbevelingen.
Pagina 13 van 74
Pagina 14 van 74
2. Erfpacht in Amsterdam
2.1. Erfpachtrechten
De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dit betekent dat vrijwel alle objecten
die vanaf 1900 zijn gebouwd op erfpachtgrond staan. De gemeente is dan bloot eigenaar van de
erfpachtgrond. Zij bepaalt bij uitgifte in erfpacht de (erfpacht)grondwaarde en hiervan wordt de
canon afgeleid die de erfpachter (half)jaarlijks als vergoeding aan de erfverpachter, de gemeente,
moet betalen voor wat men juridisch noemt ‘het genot van de grond’. De canon bij uitgifte Is de
erfpachtegrondwaarde bij uitgifte maal het canonpercentage bij uitgifte. Het canonpercentage wordt
door het college van B&W vastgesteld.
De erfpachter betaalt de erfverpachter, de gemeente, als vergoeding (half)jaarlijks een canon.
Algemene erfpachtvoorwaarden zijn opgenomen in algemene bepalingen. Er zijn in de loop van de
jaren verschillende algemene bepalingen toegepast. Een belangrijk onderscheid tussen algemene
bepalingen betreft de tijdvakken: voortdurend of eeuwigdurend.
Tot juli 2016 hanteerde de gemeente Amsterdam een stelsel van voortdurende erfpacht, waarbij een
recht met een onbepaalde looptijd wordt opgedeeld In tijdvakken van 50 of 75 jaar. Binnen een
tijdvak zijn de canonbetalingen bekend, afgezien van een eventueel van toepassing zijnde correctie
voor prijsinflatie. Het is — afhankelijk van de algemene bepalingen — mogelijk om de canonbetalingen
binnen een tijdvak af te kopen. De spreiding van de betalingen binnen een tijdvak is vastgelegd In
het betalingsregime (vast, indexeren en afkopen). Bij ieder volgend tijdvak wordt de erfpacht-
grondwaarde opnieuw bepaald en op basis daarvan de nieuwe canon.
Vanaf juli 2016 zijn voor nieuwe erfpachtuitgiftes de algemene bepalingen voor eeuwigdurende
erfpacht van toepassing. Bij eeuwigdurende erfpacht is geen sprake van tijdvakken, of anders gezegd,
er is sprake van êén tijdvak met een oneindige looptijd. Bij niet-woningen is er op dit moment bij
uitgifte de verplichting om de canonbetalingen voor altijd af te kopen (eeuwigdurende afkoop) en is
er geen overstapregeling van voortdurende naar eeuwigdurende erfpacht.
Tabel 1 geeft een overzicht van algemene bepalingen en betalingsregimes zoals deze van toepassing
zijn voor niet-woningen. Een uitgebreidere beschrijving van algemene bepalingen en
betalingsregimes is te vinden in hoofdstuk 2 van Francke en van der Schans (2019).
Tijdvak in jaren Afkoop indexering aanpassing Grondwaarde
AB Eerste Volgende Mogelijk Verlenging vast 1-jrs S-jrs 10-jrs 25-jrs einde tijdvak
Voortdurend
AB1915 75 50 nee nee ja nee nee nee nee 3D
AB1934 75 50 nee nee ja nee nee nee nee 3D
AB1937 75 50 ja nee ja nee nee nee nee 3D
AB1955 75 50 ja nee ja nee nee nee nee 3D
AB1966 50 50 ja max 50 ja nee CPI nee nee G, 3D
AB1994 50 50 ja max 50 ja nee CPI nee nee G, 3D
AB2000 50 50 ja nee nee CPI-1% nee ja ja G, 3D
Eeuwigdurend
AB2016 oneindig ja n.v.t. nee nee nee nee nee n.v.t.
* AB1998 is alléén van toepassing op woningcorporaties.
* Bij voortdurende erfpacht wordt onderscheid gemaakt in de lengte van het eerste en de volgende tijdvakken.
* Het is niet bij iedere AB mogelijk af te kopen. Bij AB1966 (tot het jaar 2000) en AB1994 is het mogelijk voor maximaal 100 jaar (twee
tijdvakken) af te kopen.
* Bij AB1915, 1934, 1937 en 1955 wordt de canon niet aangepast voor prijsinflatie. Bij AB1966 en 1994 bestaat de mogelijkheid
canonindexering uit te sluiten. De indexering is gebaseerd op het consumentenprijsindexcijfer (CPI) ‘Alle huishoudens’.
* AB2000 geeft de mogelijkheid tot vaste canonbetalingen gedurende 10 of 25 jaar. De aanpassing van de canon is dan niet op basis van
prijsinflatie, maar op basis van het canonpercentage.
* De laatste kolom in Tabel 2.1 geeft aan wat de procedure is voor de vaststelling van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het
tijdvak. 3D: De vaststelling van de waarde wordt door drie deskundigen gedaan. G, 3D: De gemeente doet een aanbieding en bij verwerping
wordt de waarde door drie deskundigen bepaald.
Tabel 1: Algemene bepalingen voor erfpacht voor niet-woningen in Amsterdam.
Pagina 15 van 74
2.2. Financiële verplichtingen
De eigendom van een object op erfpachtgrond leidt ten opzichte van een object in volle eigendom
tot extra exploitatielasten, namelijk huidige en toekomstige betalingen die voortvloeien uit het
erfpachtcontract. Hierbij maken we onderscheid tussen voortdurende en eeuwigdurende erfpacht.
2.2.1. Voortdurende erfpacht
Bij voortdurende erfpacht moet (half)jaarlijks de canon betaald worden tot aan de einddatum van
het huidige tijdvak en aan het begin van het opvolgende tijdvak de erfpachtgrondwaarde op dat
moment. We noemen de bekende huidige canon Co. De toekomstige (door indexatie) onbekende
canonbetalingen tot aan het einde van het tijdvak geven we aan met EC, EoC2, … Eo Cn, Waarbij n
de begindatum van het opvolgende tijdvak is. Het symbool E‚ geeft aan dat het om een verwachting
gaat, in dit geval van een onbekende canon, op dit moment. De onbekende erfpachtgrondwaarde op
de begindatum van het opvolgende tijdvak geven we aan met E,WEG,.
De financiële verplichtingen vanaf de huidige datum zijn dus Co, EC, EoCo, … Eo Cn, EoWEG).
Canonbetalingen binnen het huidige tijdvak
Ten aanzien van de canonbetalingen binnen het huidige tijdvak onderscheiden we drie situaties:
1. Eris sprake van indexering van canonbetalingen. Canonbetalingen worden geïndexeerd aan de
hand van de prijsinflatie (consumentenprijsindexcijfer). De huidige canon is dus bekend,
toekomstige canonbetalingen hangen af van de prijsinflatie.
2. Eris sprake van een vaste canon of uitsluiting van canonindexering. De toekomstige canon-
betalingen binnen het huidige tijdvak zijn daarmee bekend en gelijk aan Co, oftewel er geldt dat
E‚C, = EC, =*= EoCn-1 = Co
3. De canonbetalingen binnen het huidige erfpachttijdvak zijn afgekocht, oftewel er geldt dat
Co = EC, = EC} == EoCh-1 = 0.
Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak
Drie tot vier jaar voor de einddatum van het huidige tijdvak wordt de procedure tot canonherziening
einde tijdvak (CHET) gestart. De gemeente doet de erfpachter een aanbieding betreffende de
erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en daarmee de canon (=canonpercentage maal
erfpachtgrondwaarde). Zolang er nog geen aanbieding is gedaan, is de toekomstige erfpacht-
grondwaarde dus onbekend.
In het vervolg van deze paragraaf bespreken we nog een tweetal specifieke punten, namelijk de
canonbepaling door deskundigen en de mogelijkheid tot vervroegde canonherziening einde tijdvak.
A. Canonbepaling door deskundigen na afwijzing gemeentelijke aanbieding
Als een erfpachter bij canonherziening niet akkoord gaat met de canon zoals voorgesteld door de
gemeente, wordt door drie deskundigen de erfpachtgrondwaarde en het canonpercentage
vastgesteld, en daarmee de canon (zie bijvoorbeeld Berkhout e.a, 2015). De deskundigen komen
veelal uit op een veel lager canonpercentage dan de gemeente (op dit moment 3% voor commercieel
vastgoed), gebruikmakend van de methode van Uittenbogaard & Traudes (2003).
B. Mogelijkheid tot vervroegde canonherziening einde tijdvak
De erfpachter heeft de optie tot vervroegde canonherziening in de periode vanaf het 12e jaar tot en
met het 4e jaar voor het einde van het tijdvak (aanvraag vanaf het 13e jaar tot en met het 5e jaar
voor het einde van het huidige tijdvak), zie Gemeente Amsterdam (2018a).
Als wordt verondersteld dat de markt op een dieptepunt is, zou dat een reden kunnen zijn tot
vervroegde canonherziening; de erfpachtgrondwaarde en de bijbehorende canon zijn dan relatief
laag. Een andere reden is een lage rentestand en daarmee een laag canonpercentage, en de
verwachting dat deze in de toekomst zal stijgen. Zeker als de huidige canon gebaseerd is op een
hoog canonpercentage, kan een vervroegde canonherziening aantrekkelijk zijn. Als van de optie tot
vervroegde canonherziening gebruik wordt gemaakt, dan gaat het opvolgende tijdvak eerder in.
Pagina 16 van 74
2.2.2. Eeuwigdurende erfpacht
Bij eeuwigdurende erfpacht is de situatie eenvoudiger dan bij voortdurende erfpacht. Er is geen
sprake van tijdvakken en er hoeft dus geen schatting gemaakt te worden van een toekomstige
erfpachtgrondwaarde. Bij niet-woningen is er bij eeuwigdurende erfpacht de verplichting tot
eeuwigdurende afkoop. Er zijn dus geen toekomstige betalingsverplichtingen, oftewel Co = EC =
EC, == 0.
Pagina 17 van 74
Pagina 18 van 74
3. Courante niet-woningen
Dit hoofdstuk beschrijft op welke WOZ-objecten dit onderzoek betrekking heeft. Dit onderzoek richt
zich op courante niet-woningen, ook wel commercieel vastgoed genoemd, zoals kantoren, winkels,
bedrijfspanden en logistiek. Het gaat hierbij om WOZ-objecten die huur (zouden kunnen) genereren
en die voor de Wet WOZ in de regel met de methode van huurwaarde kapitalisatie (HWK)
gewaardeerd worden?
De volgende niet-woningen worden In dit onderzoek niet meegenomen:
1. Objecten die In het kader van de Wet WOZ met de gecorrigeerde vervangingswaarde-
methode, de vergelijkingsmethode, of de discounted cash flow-methode worden
gewaardeerd. Van deze objecten zijn onvoldoende data voorhanden.
2. Objecten die in het bezit zijn van corporaties. Deze objecten hebben specifieke bepalingen
die alleen voor corporaties gelden.
Ook erfpachtcontracten In de Port of Amsterdam worden In dit onderzoek niet meegenomen.
In totaal zijn er in Amsterdam 36.100 WOZ-objecten die per 1 januari 2019 voldoen aan bovenstaande
criteria. Bij 19.907 van de 36.100 WOZ-objecten is er sprake van erfpacht, oftewel bij 55 procent.
Tabel 2 geeft een telling van de WOZ-objecten naar objecttype. De grootste categorieen zijn
kantoren, winkels en bedrijven. Merk op dat de categorie ‘eigen grond’ objecten ook objecten kan
bevatten met andere dan gemeentelijke erfpacht, zoals erfpacht in de Port of Amsterdam.
WOZ-objecten per objecttype en eigendom
Eigen grond Erfpacht Totaal
Bedrijf 2.882 4.312 7.194
Kantoor 3.942 4,689 8.631
Winkel 4.765 3.588 8.353
Parkeren 712 1.406 2.178
Garage 408 4205 4,613
Restaurant/café 2.414 1.230 3.644
Overig HWK 1.010 477 1.487
Totaal 16.193 19.907 36.100
Tabel 2: WOZ-objecten per objecttype en eigendom.
Een verdere beschrijving van de erfpachtcontracten voor courante niet-woningen is te vinden in
bijlage G. Het aantal erfpachtcontracten behorende bij de 19.907 WOZ-objecten bedraagt 35.876,
gemiddeld bijna twee erfpachtrechten bij Één WOZ-object. Voor dit onderzoek zijn de volgende
observaties relevant:
= Bij het grootste deel van de erfpachtcontracten zijn de canonbetalingen In het huidige tijdvak
afgekocht: bij 23.695 van de 35.876 rechten, oftewel 66 procent.
= Het aantal rechten dat vóór 2030 expireert is laag (met een kleine piek in 2027).
= Bij afgekochte rechten ligt de piek van de expiratiedatum In de periode 2050 — 2060,
corresponderend met rechten die in de periode 2000 — 2010 zijn ingegaan.
= __ Bij canon-betalende erfpachtrechten is de verdeling van de expiratiejaren gelijkmatiger.
> Waarderingsinstructie: Pag. 64, 65: “De Wet WOZ schrijft voor dat van niet-woningen de marktwaarde wordt bepaald, tenzij de
gecorrigeerde vervangingswaarde hoger is. In de Uitvoeringregeling instructie waardebepaling Wet WOZ is bepaald dat de
waarde wordt bepaald door gebruik te maken van een methode van systematische vergelijking, de huurwaarde-kapitalisatie-
methode, de discounted-cashflow-methode of met de gecorrigeerde vervangingswaarde-methodiek. Afhankelijk van het (type)
object en de waarderingsgrondslag wordt een andere waarderingsmethodiek toegepast. Voor objecten waarvoor voldoende
marktinformatie beschikbaar is, zoals kantoren of winkels wordt doorgaans de marktwaarde bepaald. Dit gebeurt met behulp
van de huurwaardekapitalisatiemethode of, in voorkomende gevallen met behulp van de vergelijkingsmethode.” Merk op dat
bij de waardering van niet-woningen de vergelijkingsmethode zelden wordt toegepast.
Pagina 19 van 74
Pagina 20 van 74
4, Waarderingsmethoden voor commercieel vastgoed
Dit hoofdstuk beschrijft waarderingsmethoden voor huurinkomsten genererend commercieel
vastgoed. Allereerst geeft paragraaf 41 definities van de marktwaarde en de WOZ-waarde. Paragraaf
42 geeft een overzicht van waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde. Tenslotte
beschrijft paragraaf 4.3 de huurwaardekapitalisatie-methode voor de bepaling van de WOZ-waarde.
In de uitleg van de waarderingsmethoden wordt uitgegaan van de situatie van volle eigendom. De
invloed van erfpacht wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
4.1. Marktwaarde en WOZ-waarde
De definitie van marktwaarde Is:
Marktwaarde is het geschatte bedrag waartegen een actief of passief zou worden overgedragen
op de waardepeildatum tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper in een
zakelijke transactie, na behoorlijke marketing en waarbij de partijen zouden hebben gehandeld
met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang. (VSC, 2018, par. 30 op pagina 16).
De marktwaarde is bijvoorbeeld van belang voor een aan- of verkoopbeslissing of voor een
financieringsvoorstel. Bij de marktwaardering wordt uitgegaan van de feitelijke en de juridische
situatie van het actief (de zaak, het vastgoedobject), bijvoorbeeld met betrekking tot de
eigendomssituatie van de grond en de van toepassing zijnde huurcontracten.
Dit is in tegenstelling tot de WOZ-waarde, waarbij wettelijk verondersteld wordt dat de volle en
onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen (overdrachtsfictie) en de verkrijger de
zaak In de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen
nemen (verkrijgingsfictie), zie het tweede lid van artikel 17 van de Wet WOZ.
De verkrijgingsfictie heeft onder andere tot gevolg dat in de bepaling van de WOZ-waarde niet wordt
uitgegaan van de feitelijke situatie met betrekking tot de huurder, de huurprijs en voorwaarden In
het huurcontract. In plaats daarvan wordt uitgegaan van een verhuring op marktconforme voor-
waarden die zou kunnen worden gerealiseerd onmiddellijk na de transactie.
Voor dit onderzoek Is vooral de overdrachtsfictie relevant. In het geval van erfpacht wordt door de
ficties afgeweken van de juridische toestand van het object. De WOZ-waarde is gebaseerd op de
situatie van volle eigendom, ook al staat het vastgoedobject op erfpachtgrond.
4.2. Waarderingsmethoden marktwaarde
De meest gebruikte methoden voor het bepalen van de marktwaarde van (huur)inkomsten
genererend commercieel vastgoed zijn eenvoudige kapitalisatiemethoden (bruto- en netto-
aanvangsrendement methoden; in het vervolg BAR- en NAR-methode) en de discounted cash flow-
methode (DCF-methode).*
De eenvoudige kapitalisatiemethoden zijn op marktbewijs van vergelijkbare objecten gebaseerd. Dit
geldt in het bijzonder voor de BAR-methode. De DCF-methode is daarentegen meer gebaseerd op
aannames ten aanzien van toekomstige kasstromen.
Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van de methoden op hoofdlijnen. Een uitgebreide
beschrijving is te vinden in bijvoorbeeld Van Arnhem e.a. [hoofdstuk 8] (2013) en Van Gool e.a.
[hoofdstuk 10.71 (2013).
Naast de inkomensmethoden zou ook de methode van directe vergelijking worden toegepast, mits er
voldoende verkopen van vergelijkbare objecten beschikbaar zouden zijn. We bespreken deze
methode niet, aangezien er onvoldoende verkopen beschikbaar zijn om de methode toe te passen.
* Merk op dat we in het onderzoek objecten die in het kader van de Wet WOZ met de DCF-methode worden gewaardeerd,
hebben buitengesloten. Echter, deze objecten kunnen in een marktwaardering nog steeds met behulp van de DCF-methode
worden gewaardeerd.
Pagina 21 van 74
4.2.1. Bruto-aanvangsrendement methode
Het bruto-aanvangsrendement (BAR) is de bruto-markthuur in het eerste jaar als percentage van de
investering. Bij de BAR-methode wordt de bruto-markthuur van het te waarderen object in het eerste
jaar gedeeld door het markt-BAR van vergelijkbare objecten.
Indien van toepassing vinden er correcties op de waarde plaats, bijvoorbeeld voor leegstand, onder-
of overhuur en achterstallig onderhoud. Deze correcties worden berekend door het verdisconteren
van de inschattingen van de corresponderende toekomstige kasstromen.”
Ten slotte wordt er rekening gehouden met transactiekosten.
4.2.2. Netto-aanvangsrendement methode
Het netto-aanvangsrendement (NAR) is de netto-markthuur in het eerste jaar als percentage van de
investering. De netto-markthuur is de bruto-markthuur gecorrigeerd voor exploitatielasten. Bij de
NAR-methode wordt de netto-markthuur van het te waarderen object In het eerste jaar gedeeld door
het markt-NAR van vergelijkbare objecten.
In vergelijking met de BAR-methode is er voor het NAR meestal geen direct marktbewijs beschikbaar,
omdat exploitatielasten van vergelijkbare objecten veelal niet bekend zijn en hierover aannames
gemaakt moeten worden.
Indien van toepassing vinden er correcties op de waarde plaats, zoals In de BAR-methode. Ten slotte
wordt er rekening gehouden met transactiekosten.
4.2.3. Discounted cash flow-methode
In de discounted cash flow-methode (DCF-methode) worden de netto-huuropbrengsten over een
bepaalde periode en de restwaarde aan het einde van deze periode contant gemaakt. De DCF-
methode kent vaak een beschouwperiode van 10 of 15 jaar.
De DCF-waarde is te schrijven als:
NHO, NHO, RW,
DCP) =d den 41
0 A+do) (AL +do)" A +do)” (1)
waarbij
s _hettijdstip 0 gelijk is aan de waardepeildatum;
= __NHO, toten met NHO, de netto-huuropbrengsten zijn In de jaren 1 tot en met n;
s __RW, de restwaarde is In jaar n;
= do de disconteringsvoet Is zoals deze geldt op de waardepeildatum.
De DCF-methode vereist dus inschattingen van toekomstige netto-huuropbrengsten, dus van bruto-
huuropbrengsten, eventuele leegstand en exploitatiekosten. Voor de resterende duur van het
huurcontract kan worden uitgegaan van de feitelijke huur tot aan het einde van de huurperiode,
rekening houdend met afgesproken huurverhogingen. Voor de opvolgende periode moet een
inschatting worden gemaakt van de markthuur en leegstand.
De restwaarde wordt doorgaans bepaald als de netto-huuropbrengst (bruto-huuropbrengst) in jaar
n +1 gedeeld door het exit-NAR (BAR).
De uiteindelijk verkregen DCF-waarde wordt gecorrigeerd voor transactiekosten.
> Disconteren: berekenen van de huidige geldwaarde van toekomstige kasstromen rekening houdend met de risico’s
(onzekerheden) van deze kasstromen.
Pagina 22 van 74
4.3. Methode van huurwaardekapitalisatie voor de WOZ-waarde
De methode voor het bepalen van de WOZ-waarde van (huur)inkomsten genererend commercieel
vastgoed is de methode van huurwaardekapitalisatie (HWK-methode). De methode wordt toegepast
op niet-woningen waarvoor voldoende huurprijzen beschikbaar zijn en in geringere mate verkoop-
prijzen. Het gaat hierbij om verhuurde of verhuurbare objecten. De HWK-methode kan worden
samengevat als:
WOZ-waarde = Bruto-markthuur (jaar) x Kapitalisatiefactor
De methode van huurwaardekapitalisatie in het kader van de Wet WOZ wordt uitgebreid beschreven
in de Taxatiewijzer en kengetallen, Deel 24, Huurwaardekapitalisatie, Waardepeildatum 1 januari 2019
(in het vervolg: Taxatiewijzer HWK), zie VNG (2019).
4.3.1. Bruto-markthuur
De HWK-methode is gebaseerd op de markthuur, niet op de feitelijke huurprijs van het te waarderen
object. En het gaat om de bruto-markthuur, dus er wordt niet gecorrigeerd voor uitgaven voor
bijvoorbeeld onderhoud en exploitatie. De markthuur wordt afgeleid uit huurprijzen van
vergelijkbare objecten met behulp van de vergelijkingsmethode. De huurprijzen zijn — Indien van
toepassing — gecorrigeerd voor incentives, zoals huurvrije perioden, huurdersinvesteringen en
huurkortingen.
4.3.2. Kapitalisatiefactor
De kapitalisatiefactor (KF) is het getal waarmee de bruto-markthuur (BMH) vermenigvuldigd moet
worden om tot de WOZ-waarde te komen. In plaats van kapitalisatiefactor wordt ook gesproken van
het bruto-aanvangsrendement. Het bruto-aanvangsrendement (BAR) is gelijk aan de reciproke van
de KF. De BAR wordt afgeleid uit markthuren en verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten. De BAR
wordt berekend als de ratio van de bruto-markthuur en een gecorrigeerde verkoopprijs.
Verkopen van verhuurde objecten voldoen niet aan de verkrijgingsfictie en verkopen van objecten op
in erfpacht uitgegeven grond voldoen niet aan de overdrachtsfictie, en moeten daarom gecorrigeerd
worden, zodat de gecorrigeerde prijs de ficties zo goed mogelijk representeert. De Taxatiewijzer HWK
geeft in Bijlage 9 de verschillende correcties aan. Erfpacht is een van deze correcties. In hoofdstuk 5
wordt besproken hoe BGA deze WOZ-erfpachtcorrectie vorm geeft.
$ Een uitgebreide beschrijving is te vinden in Bijlage 9 - Rekenblad verkooptransactie en de bijbehorende Excelsheet van de
Taxatiewijzer HWK.
Pagina 23 van 74
Pagina 24 van 74
5. Theoretische erfpachtcorrectie
Dit hoofdstuk geeft een theoretische benadering van de correctie voor erfpacht. Daarna volgt een
beschrijving van hoe de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak bepaald kan
worden.
5.1. Contante waarde betalingsverplichtingen
Het verschil in marktwaarde tussen een object in volle eigendom en een object op erfpachtgrond
bestaat uit de contante waarde die marktpartijen aan deze betalingsverplichtingen toekennen.”
In paragraaf 2.2 zijn de verschillende componenten van de financiële verplichtingen bij voortdurende
erfpacht besproken, namelijk huidige en verwachte toekomstige canonbetalingen binnen het huidige
tijdvak en de verwachte erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak? De
contante waarde van deze financiele verplichtingen kan theoretisch geschreven worden als
CW) = [Co + 8 E,C, + OEQC) + + Ön EoCn-il + ÔnEoWEG,.. (5.1)
Hierbij zijn 8,, 8,, … disconteringsfactoren zoals die gelden op de waardepeildatum (tijdstip 0) voor
kasstromen over respectievelijk 1 jaar, 2 jaar, enz. Als bijvoorbeeld zou gelden dat geen rekening
wordt gehouden met betalingen na 10 jaar, dan zou gelden dat 6, = 6, == 0, In het algemeen
wordt in een DCF-berekening een vaste voet gehanteerd, 6, = 1/(1 + do)!, waarbij de gelijk is aan de
disconteringsvoet. Hierbij tellen alle betalingen mee in de berekening van de contante waarde, maar
het gewicht van de betaling neemt af naarmate het verder In de toekomst ligt.
Merk op dat de onzekerheid over de canon in het huidige tijdvak relatief klein Is. De onzekerheid
betreft alleen de toekomstige consumentenprijsindex. Dit rechtvaardigt een lage risico-opslag In de
disconteringsvoet d,. Er is echter relatief veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrond-
waarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Deze onzekerheid geeft aanleiding tot een hogere
risico-opslag In de disconteringsvoet voor de toekomstige erfpachtgrondwaarde. Deze redenering
leidt tot twee verschillende disconteringsvoeten, namelijk een voor het huidige tijdvak, namelijk
(6, = 1/(1 + do)! voor t = 1, ….n — 1, en een voor het opvolgende tijdvak, ô, = 1/(1 + dd)”, waarbij
Voor het berekenen van de contante waarde moeten dus aannames gemaakt worden van toekomsti-
ge canonbetalingen, erfpachtgrondwaarde en disconteringsfactoren. Het is niet mogelijk te toetsen
hoe marktpartijen deze aannames maken. We kunnen namelijk niet zien hoe zij bij individuele
objecten hun afwegingen maken ten aanzien van de afzonderlijke onderdelen van de berekeningen.
Het is bij commercieel vastgoed ook niet mogelijk om de erfpachtcorrectie uit marktgegevens af te
leiden, zoals in het onderzoek naar erfpacht bij woningen (Francke en van der Schans, 2019). Het
verschil in verkoopprijs tussen een object op eigen grond en een identiek (of goed vergelijkbaar
gemaakt) object op erfpachtgrond is gelijk aan de contante waarde van de financiële erfpacht-
verplichtingen. Als er voldoende paren van goed vergelijkbare objecten beschikbaar zouden zijn, dan
zou (gedeeltelijk) achterhaald kunnen worden welke aannames marktpartijen ten aanzien van de
elementen in formule (5.1) gehanteerd hebben. Echter, commercieel vastgoed is te heterogeen en
het aantal verkopen is te beperkt om zo'n analyse statistisch betrouwbaar te kunnen doen.
De erfpachtcorrectie op basis van formule (5.1) en bijbehorende aannames is daarmee in de praktijk
niet falsifieerbaar en verifieerbaar. Wat overblijft, is het goed onderbouwen van de gehanteerde
aannames,
! De vraag is of — afgezien van een correctie voor canonbetalingen — de marktwaarde van een object op erfpachtgrond
gecorrigeerd moet worden voor de waarde van bezwarende bepalingen; erfpacht is immers een beperkter recht dan volle
eigendom (van Arnhem e.a. 2013, hoofdstuk 12.4).
8 Merk op dat bij eeuwigdurende erfpacht er altijd sprake is van eeuwigdurende afkoop en dus niet gecorrigeerd hoeft te
worden voor toekomstige financiële verplichtingen.
Pagina 25 van 74
5.2. Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak
Een belangrijk element in de erfpachtcorrectie bij voortdurende erfpacht is de inschatting van de
erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Uiteindelijk wordt deze door Grond
en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (G&O) of door deskundigen vastgesteld. Op het
moment van waardering is deze echter nog onbekend en moet deze worden ingeschat.
5.2.1. Contante waarde op waardepeildatum
Als verondersteld wordt dat de erfpachtgrondwaarde jaarlijks met een bepaalde groeivoet stijgt, kan
op de waardepeildatum (in veel toepassingen gelijk aan de verkoopdatum) de contante waarde van
de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak, 6,E,WEG, in formule (5.1), als
volgt worden berekend:
1. Bepaal de waarde van bebouwde erfpachtgrond op waardepeildatum (nu of t = 0), WEGs;
2, Maak een veronderstelling over de gemiddelde jaarlijkse stijging go van de erfpachtgrondwaarde
tussen de waardepeildatum en de begindatum van het opvolgende tijdvak;
3. Disconteer de erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak naar de
waardepeildatum met een jaarlijkse disconteringsvoet do.
De contante waarde van de erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak is
dan de contante waarde van de geïndexeerde huidige (op waardepeildatum) erfpachtgrondwaarde’,
te schrijven als
ECW (WEG,) = WEG X G EN
CW (WEG) = WEG “(rrg,) -
De berekening vereist dus de waardering van de bebouwde erfpachtgrond op waardepeildatum en
veronderstellingen betreffende de jaarlijkse groeivoet van de grondwaarde en de disconteringsvoet.
Om de erfpachtgrondwaarde op waardepeildatum, WEG, te bepalen, wordt allereerst de waarde van
bebouwde grond onder de veronderstelling van volle eigendom bepaald. Vervolgens wordt op deze
waarde een correctie toegepast.
Bebouwde grond kan niet afzonderlijk van de opstal worden verhandeld. Er zijn dus geen markt-
cijfers van bebouwde grond. De waarde moet op een Indirecte wijze worden afgeleid. We bespreken
drie methoden: de vergelijkingsmethode en twee varianten van de residuelewaardemethode.
= __Vergelijkingsmethode
Hierbij wordt verondersteld dat de waarde van bebouwde grond gelijk Is aan die van
onbebouwde grond minus sloopkosten. De waarde van onbebouwde grond wordt gebaseerd op:
o Grondprijsnota's van de gemeente Amsterdam met daarin bandbreedtes van
grondprijzen per locatie en vastgoedtype;
o Grondprijzen bij recente uitgiftes in erfpacht van vergelijkbare objecten (waarbij deze
recente uitgiftes gebaseerd kunnen zijn op de residuelewaardemethode voor
onbebouwde grond, zie hieronder).
= __Residuelewaardemethode
We onderscheiden hierin twee varianten, namelijk voor:
a) Onbebouwde grond (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 8.6 in Van Arnhem e.a. 2013)
Hiertoe wordt allereerst de marktwaarde van het object (grond en opstal) bepaald alsof
dit nieuw zou zijn, onder de aanname van meest doelmatig en meest doeltreffend
gebruik en onder de aanname van volle eigendom. Vervolgens worden hiervan de
bouwkosten, exclusief grond en inclusief een ontwikkelaarsvergoeding, afgetrokken.
Het verschil tussen beide waarden geeft de waarde van onbebouwde grond. Deze
waarde wordt gecorrigeerd voor sloopkosten van het bestaande object. Dit geeft de
waarde van bebouwde grond. G&O gebruikt deze methode voor het bepalen van de
grondwaarde (genormeerde residuele benadering; Gemeente Amsterdam, 2018b).
° Deze methode van grondwaardeberekening wordt ook wel de makelaarsmethode genoemd (Van Gool e.a, hoofdstuk 10.12,
2013).
Pagina 26 van 74
b) Bebouwde grond (zie bijvoorbeeld Van Veen (2014)
Hiertoe wordt allereerst de marktwaarde van het object (grond en opstal) zelf bepaald
onder de ficties van de Wet WOZ. Vervolgens worden de reproductiekosten van de
opstal zelf als was die nieuw bepaald (exclusief grond en inclusief een ontwikkelaars-
vergoeding) en worden de reproductiekosten gecorrigeerd voor de geaccumuleerde
waardevermindering van de opstal. De waarde die aan de bebouwde grond wordt
toegeschreven, is de marktwaarde van het object minus de gecorrigeerde reproductie-
kosten minus de sloopkosten van het object zelf (als hiermee in de reproductiekosten
geen rekening is gehouden).
De waarde van bebouwde erfpachtgrond wordt vervolgens bepaald door een depreciatiefactor toe te
passen. Deze depreciatiefactor corrigeert voor het feit dat er sprake is van een bestaande contract-
relatie.
5.2.2. Erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom
In formule (5.1) wordt de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant
gemaakt. Echter, in de berekening van de erfpachtcorrectie zou er ook gekozen kunnen worden voor
het contant maken van de afkoopsom of de canonbetalingen vanaf dat moment en de erfpacht-
grondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak. Figuur 1 geeft een schematisch
overzicht van de drie mogelijkheden. In alle drie gevallen worden de canonbetalingen tot aan de
einddatum van het huidige tijdvak op dezelfde manier contant gemaakt (voor zover deze niet zijn
afgekocht). Het verschil betreft hoe met de verplichtingen in het opvolgende tijdvak wordt
omgegaan:
C WEG,
AAAAAAAAÁ
61
C c WEG+50
AAAAAAAAA
(5.2)
0 n n+50
C AKS,, WEG 450
AAAAAAAAA
(5.3)
Huidig tijdvak Opvolgend tijdvak
Figuur 1: Contant maken van erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom.
1. In de bovenste grafiek wordt de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak
contant gemaakt. Dit correspondeert met formule (5.1), waarbij we voor de eenvoud een vaste
disconteringsvoet d, hanteren, oftewel 8, = 1/(1 + d)*,
= Gpr | WE *
CW, = Co + Eo Es Heek al + wen 61)
Pagina 27 van 74
2. In de middelste grafiek worden de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak (C*) en de
erfpachtgrondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak (WEG„450) contant
gemaakt,
_ C1 mn Cn Ch …. Ch+a9 WEGn+5o
CW, = Co + Eo Es Heek el + ir Heek mel + | (52)
3. In de onderste figuur worden de afkoopsom voor het opvolgende tijdvak (AKS,,) en de erfpacht-
grondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak contant gemaakt,
_ Ca a Cri AK Sn WEG.+s0
CW, = Co + Eo En Heek al + (A-tdo)” + | G3)
Deze verschillende manieren voor het berekenen van de contante waarde leiden alleen In specifieke
gevallen tot vrijwel dezelfde uitkomst, namelijk als
1. de disconteringsvoet die door marktpartijen wordt gehanteerd dezelfde Is als die door G&O0
wordt gebruikt en
2. het canonpercentage (voor de bepaling van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak) gelijk
is aan de door G&O gehanteerde disconteringsvoet minus het verwachte canonindexatie
percentage.
Echter, in veel gevallen stellen deskundigen (zie paragraaf 2.2.1) het canonpercentage substantieel
lager vast dan de gemeente voorstelt. En hiermee wordt niet voldaan aan bovenstaande tweede
voorwaarde, zodat er een verschil ontstaat tussen de berekende contante waarden.
We illustreren het voorafgaande met een voorbeeld.
Stel dat deskundigen de erfpachtgrondwaarde hebben vastgesteld op €100.000 met een
canonpercentage van 1,2% (de gemeente hanteert op dit moment voor niet-woningen 3%), oftewel
een canon die gelijk is aan €1.200. De marktpartij hanteert voor de erfpachtcorrectie een
disconteringsvoet van 5%!
De contante waarde (CW) op de begindatum van het tijdvak (de waardepeildatum is tijdstip n) is
gelijk aan:
1. Huidige erfpachtgrondwaarde: €100.000
2. Contant maken van (halfjaarlijkse) canonbetalingen en erfpachtgrondwaarde aan het einde van
het tijdvak
o De CW van de canonbetalingen is gelijk aan €26.689 en
o De CW van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak bedraagt €23.472.
o In totaal bedraagt de CW €50.160, grofweg 50% van de huidige erfpachtgrondwaarde.
3. De afkoopsom en erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak
o De afkoopsom bedraagt €28.986 en
o De CW van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak bedraagt €23.472.
o In totaal bedraagt de CW €52458, grofweg 52% van de huidige erfpachtgrondwaarde.
Het bovenstaande voorbeeld illustreert dat als marktpartijen erop zouden anticiperen dat
deskundigen aan het begin van het opvolgende tijdvak het canonpercentage lager zullen vaststellen
dan de gemeente Amsterdam, dit leidt tot een lagere erfpachtcorrectie. Bij de huidige verschillen in
canonpercentage tussen deskundigen en gemeente Amsterdam, 1,2% versus 3%, leidt dit tot een
halvering van de erfpachtcorrectie betreffende de periode vanaf de begindatum van het opvolgende
tijdvak.
0 Er wordt uitgegaan van halfjaarlijkse canonbetalingen. De canon wordt jaarlijks geïndexeerd met een verwachte inflatie (van
2%) minus 1%. De groeivoet van de erfpachtgrondwaarde is gelijkgesteld aan de verwachte inflatie van 2%. Voor de bepaling
van de afkoopsom is gebruik gemaakt van de afkoopinstructie (Gemeente Amsterdam, 2017), waarbij de actuele
disconteringsvoet van 4,5% is gehanteerd.
Pagina 28 van 74
6. Correctie voor erfpacht op de waarde van volle eigendom
Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 6.1 hoe er in de verschillende waarderingsmethoden voor de
bepaling van de marktwaarde rekening gehouden kan worden met erfpacht. De waarderings-
methoden zijn eerder beschreven in hoofdstuk 4. Dit hoofdstuk laat In paragraaf 6.2 verder zien hoe
Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers vormgeeft.
Tenslotte wordt in paragraaf 6.3 afgesloten met een conclusie.
6.1. Marktwaarde erfpachtcorrectie
Deze paragraaf geeft aan hoe in de diverse waarderingsmethoden voor de bepaling van de
marktwaarde (en dus niet de WOZ-waarde) met erfpacht rekening kan worden gehouden.
6.1.1. Bruto-aanvangsrendement methode
Hoe kan binnen de BAR-methode rekening worden gehouden met erfpacht?
We onderscheiden twee verschillende situaties:
Het markt-BAR heeft betrekking op vergelijkingsobjecten met vergelijkbare erfpacht in termen van
algemene bepalingen, betalingsregimes en canonpercentage.
1. De invloed van erfpacht is dan al in het markt-BAR opgenomen, een correctie voor erfpacht is
dan overbodig.
Het markt-BAR heeft betrekking op vergelijkingsobjecten in volle eigendom.
1. De bruto-markthuur in het eerste jaar minus de canon wordt gedeeld door het markt-BAR. Deze
methode is alleen goed toepasbaar als de einddatum van het huidige tijdvak ver in de toekomst
gt. Als de canonbetalingen in het huidige tijdvak zijn afgekocht en de einddatum van het
huidige tijdvak ver in de toekomst ligt, dan vindt er geen correctie voor erfpacht plaats.
o De correctie voor erfpacht is de canon op waardepeildatum gedeeld door het markt-
BAR.
2. De bruto-markthuur In het eerste jaar minus de marktcanon wordt gedeeld door het markt-BAR.
Hiertoe moet de marktcanon worden afgeleid door zowel de erfpachtgrondwaarde als het
canonpercentage op waardepeildatum te bepalen (zie paragraaf 5.2). Vervolgens vindt er een
correctie plaats voor het verschil in marktcanon en feitelijke canon over de resterende looptijd
van het tijdvak.
o De correctie voor erfpacht is de marktcanon gedeeld door het markt-BAR minus de
contante waarde van het verschil tussen markt- en feitelijke canon over de resterende
looptijd van het tijdvak.
3. De bruto-markthuur In het eerste jaar wordt gedeeld door het markt-BAR en vervolgens vindt er
een correctie plaats voor erfpacht, net zoals voor bijvoorbeeld onder- of overhuur.
o De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1).
6.1.2. Netto-aanvangsrendement methode
Hoe kan binnen de NAR-methode rekening worden gehouden met erfpacht?
1. De netto-markthuur is gelijk aan de bruto-markthuur minus de exploitatielasten, inclusief de
canon voor erfpacht. De netto-markthuur in het eerste jaar minus de canon wordt gedeeld door
het markt-NAR. Deze methode is alleen goed toepasbaar als de einddatum van het huidige
tijdvak ver In de toekomst Liet. Als de canonbetalingen in het huidige tijdvak zijn afgekocht en de
einddatum van het huidige tijdvak ver In de toekomst ligt, dan vindt er geen correctie voor
erfpacht plaats.
o De correctie voor erfpacht is de canon op waardepeildatum gedeeld door het markt-
NAR.
Pagina 29 van 74
2. In de berekening van de netto-markthuur wordt gebruik gemaakt van een marktcanon (zie
paragraaf 6.1.1). Vervolgens vindt er een correctie plaats voor het verschil in marktcanon en
feitelijke canon over de resterende looptijd van het tijdvak.
o De correctie voor erfpacht is de marktcanon gedeeld door het markt-NAR minus de
contante waarde van het verschil tussen markt- en feitelijke canon over de resterende
looptijd van het tijdvak.
3. Inde berekening van de netto-markthuur wordt geen rekening gehouden met de erfpachtcanon.
De netto-markthuur in het eerste jaar wordt gedeeld door het markt-NAR. Vervolgens vindt er
een correctie plaats voor erfpacht, net zoals voor bijvoorbeeld onder- of overhuur.
o De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1).
6.1.3. Discounted cash flow-methode
Hoe kan binnen de DCF-methode rekening worden gehouden met erfpacht?
We onderscheiden twee verschillende situaties.
De erfpachtbetalingen worden als exploitatielasten in de berekening van de netto-huuropbrengsten
meegenomen.
1. De canonherziening einde tijdvak ligt binnen de beschouwperiode.
Er wordt een schatting gemaakt van de hoogte van de canon bij herziening. Tot aan de
einddatum van het huidige tijdvak wordt gerekend met de feitelijke canon. Voor de periode
vanaf de canonherziening zijn er twee mogelijkheden:
a) De erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak wordt contant
gemaakt. In de restwaarde hoeft dan geen rekening gehouden te worden met erfpacht.
b) De canonbetalingen (op basis van de erfpachtgrondwaarde en het canonpercentage)
vanaf de begindatum van het opvolgende tijdvak tot het einde van de beschouwperiode
worden contant gemaakt. In de berekening van de restwaarde wordt rekening gehouden
met de canonherziening.
2. De canonherziening einde tijdvak ligt buiten de beschouwperiode.
Over de gehele beschouwperiode wordt gerekend met de feitelijke canon. Bij de berekening van
de restwaarde moet met de toekomstige canonherziening rekening worden gehouden. Dit
gebeurt op dezelfde wijze als bij de methoden van directe kapitalisatie (zie de paragrafen 6.1.1
en 6.1.2).
De erfpachtbetalingen worden niet als exploitatielasten in de berekening van de netto-huur-
opbrengsten meegenomen.
3. De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1).
Een vraag is of voor erfpacht dezelfde disconteringsvoet wordt gehanteerd als voor alle overige
kasstromen.
6.2. WOZ-erfpachtcorrectie door Belastingen Gemeente Amsterdam
Het gerealiseerd bruto-aanvangsrendement is de bruto-markthuur gedeeld door de gecorrigeerde
verkoopprijs (zie paragraaf 4.3). Een van de correcties is die voor erfpacht. Een ‘erfpachtverkoopcijfer'
moet gecorrigeerd worden voor de aan het niet-meeverkochte blooteigendomsrecht toe te kennen
waarde, zodat de gecorrigeerde prijs de situatie van volle eigendom zo goed mogelijk representeert.
De correctie op het verkoopcijfer noemen we de WOZ-erfpachtcorrectie, of kortweg erfpachtcorrectie.
Het aangepaste verkoopcijfer wordt daarmee bruikbaar als basis voor de berekening van het
gerealiseerd bruto-aanvangsrendement.
De Taxatiewijzer HWK (VNG, 2019) geeft in Bijlage 9 aan: “Er is een veld om een eventuele correctie toe
te passen indien de transactie bestaat uit de overdracht van een erfpachtrecht. De correctie voor
erfpacht ís altijd een positieve correctie, aangezien de WOZ-ficties uitgaan van verkrijging van de
volle en onbezwaarde eigendom en dat is in een erfpachttransactie niet het geval geweest.” Er wordt
in de Taxatiewijzer HWK dus niet aangeven op welke wijze deze erfpachtcorrectie zou moeten
plaatsvinden.
Pagina 30 van 74
Deze paragraaf beschrijft hoe Belastingen Gemeente Amsterdam op dit moment de WOZ-erfpacht-
correctie voor niet-woningen vormgeeft. Deze komt grotendeels overeen met die voor woningen, die
in detail is beschreven in Francke en Van der Schans (2019).
Canonbetalingen worden over een periode van 50 jaar vanaf de verkoopdatum contant gemaakt”:
EC, EoCn-r EC EoC4o
CW =P) XC tte + te
vr | tara taal aar tT)
periode 1 periode 2
Er geldt:
= __0is de verkoopdatum;
=d is de disconteringsvoet zoals die geldt op verkoopdatum;
=__nisde begindatum van het opvolgende tijdvak;
B Cois de canon zoals die geldt op de verkoopdatum;
" __E‚C,… EoC4o zijn de verwachtingen (E‚) van de onbekende toekomstige canonbetalingen tot 50
jaar na de verkoopdatum.
= De eerste term tussen vierkante haken bevat canonbetalingen in het huidige tijdvak (periode 1),
de tweede term tussen vierkante haken canonbetalingen in het opvolgende tijdvak tot 50 jaar
na verkoopdatum (periode 2);
=__F iseen correctiefactor die gelijk is aan 40%. De factor is een correctie voor het feit dat er
sprake Is van een voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van
bouwrijpe grond.
Periode 1
De berekening van de contante waarde in de eerste periode houdt rekening met twee verschillende
betalingsregimes: canon betalend en afgekocht. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een
vaste canon of een geïndexeerde canon.
a. Canon betalend
De verwachte canonbetalingen E,C,, … EoCn-, worden verondersteld gelijk te zijn aan 1,01
maal de huidige canon Co.
b. Afgekocht
Bij afgekochte canonbetalingen is de contante waarde in de eerste periode gelijk aan O0.
Periode 2
De berekening van de contante waarde In de tweede periode is gebaseerd op een schatting van een
vaste canon aan het begin van het opvolgende tijdvak, C,. Deze vaste canon wordt gehanteerd vanaf
de begindatum van het nieuwe tijdvak tot 50 jaar na verkoopdatum. De schatting van deze canon
hangt niet af van de vraag of er in het huidige tijdvak geïndexeerd wordt.
De vaste canon aan het begin van het nieuwe tijdvak wordt als volgt vastgesteld:
Ch = 1,25 X Cher X (1 + 0,0275)7.
De canon aan het begin van het nieuwe tijdvak C,, is 1,25 maal’? de canon bij uitgifte C‚_r die
gedurende de lengte van het lopende erfpachttijdvak T wordt geïndexeerd met een inschatting van
de groei van de (onbebouwde) erfpachtgrondwaarde tussen uitgiftedatum en einddatum. De
jaarlijkse groeivoet bedraagt 2,75%.
Disconteringsvoet
De disconteringsvoet voor de jaren tot en met 2016 is gelijk aan 7%. Voor de jaren 2017 en 2018 zijn
percentages van respectievelijk 6% en 5% gehanteerd.
Y Hoewel de canon halfjaarlijks wordt betaald wordt voor de eenvoud uitgegaan van een jaarlijkse betaling.
P De toeslag van 25% is voor de uitsluiting van de canon-indexering.
Pagina 31 van 74
6.3. Concluderende opmerkingen
We sluiten dit hoofdstuk af met de belangrijkste aannames die In de marktwaardering een rol spelen
en dan met name de aannames die betrekking hebben op de correctie voor erfpacht. Deze
aannames zullen aan de orde komen in de semi-gestructureerde Interviews, zie de hoofdstukken 7
en 8.
1. _Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en WOZ-erfpachtcorrectie
Uit paragraaf 6.1 blijkt dat bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond
vrijwel altijd eerst de marktwaarde wordt bepaald alsof het object op eigen grond zou staan,
waarna vervolgens gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Deze erfpachtcorrectie in
de bepaling van de marktwaarde is in theorie precies hetzelfde als de WOZ-erfpachtcorrectie
van verkoopcijfers. Dit impliceert dat ‘best practices’ van erfpachtcorrecties bij
marktwaarderingen vergeleken kunnen worden met de huidige implementatie van de WOZ-
erfpachtcorrectie door BGA.
De vraag is of marktpartijen onderschrijven dat de erfpachtcorrectie in de bepaling van de
marktwaarde hetzelfde is als de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers.
2. Onderscheid tussen soorten commercieel vastgoed
In de theoretische behandeling van de erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde is
geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten commercieel vastgoed, zoals winkels,
kantoren en bedrijfsruimten. De vraag is of marktpartijen in de praktijk wel onderscheid maken.
3. Waarderingsmethoden
De vraag is welke waarderingsmethode(n) marktpartijen in de praktijk toepassen bij het bepalen
van de marktwaarde en of de keuze afhangt van de aanwezigheid van erfpacht.
4. _Disconteringsvoet
De vraag is hoe marktpartijen de disconteringsvoet bepalen, zowel In de DCF-methode als in de
BAR/NAR-methoden.
5. Indexatie canonbetalingen
De vraag is welke aannames marktpartijen hanteren voor de indexatie van toekomstige
canonbetalingen gedurende het huidige tijdvak.
6. Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak
De vraag is of een verhuurder een canonherziening einde tijdvak geheel of gedeeltelijk
doorberekend in de huurprijs.
7. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde
De vraag is (1) op welke wijze marktpartijen de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak vaststellen, (2) of marktpartijen de erfpachtgrondwaarde, de daarvan
afgeleide canonbedragen of de afkoopsom contant maken naar de waardepeildatum en (3) of
de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak afhankelijk is
van de resterende looptijd van het huidige tijdvak.
8. Onderhandelingsruimte
De vraag is of marktpartijen onderhandelingsruimte ervaren bij een canonherziening einde
tijdvak of bij een tussentijdse wijziging van het erfpachtcontract als gevolg van een wijziging van
gebouw of bestemming.
Pagina 32 van 74
7. Methodologie onderzoek en interviews
Het is niet mogelijk om een kwantitatieve analyse uit te voeren die de Invloed van erfpacht op
verkoopprijzen van commercieel vastgoed statistisch betrouwbaar vaststelt. Enerzijds is het aantal
verkopen hiervoor te klein en anderzijds de heterogeniteit van commercieel vastgoed te groot. Om
toch te achterhalen op welke wijze erfpacht in (de bepaling van) de marktwaarde een rol speelt, is
gekozen voor kwalitatief onderzoek door middel van semi-gestructureerde interviews met taxateurs,
beleggers en experts op het gebied van erfpacht?
Voor het kiezen van deze onderzoeksmethode Is een stappenplan gevolgd dat uit vijf stappen
bestaat. Dit is gebaseerd op Kallio et al. [zie hun Figuur 2] (2016):
» _ Beoordelen van voorwaarden voor gebruik van semi-gestructureerde interviews (paragraaf 7.1);
» _ Vooronderzoek (paragraaf Vooronderzoek 7.2);
» Opstellen van de conceptvragenlijst (paragraaf 7.3)
» _Pilotfase van de vragenlijst (paragraaf 7.3);
» Gebruik van de uiteindelijke vragenlijst (paragraaf 7.3).
Deze stappen worden hieronder nader beschreven. Daarna wordt in paragraaf 7.4 ingegaan op de
keuze voor de personen die geïnterviewd zijn en In paragraaf 7.5 op de wijze waarop de interviews
zijn afgenomen. Paragraaf 7.6 bevat een beschrijving van de wijze waarop de gehouden interviews
zijn verwerkt. Tot besluit bevat paragraaf 7.7 een reflectie op de kwaliteit van de verzamelde data.
7.1. Semi-gestructureerde expertinterviews
Het afnemen van semi-gestructureerde interviews is in kwalitatief onderzoek (Sofaer, 2002) een veel
gebruikte manier van dataverzameling. De interviews worden geleid door een vragenlijst. Doel van
het gesprek is een verdieping van het onderzoeksgebied door met ledere deelnemer te spreken over
dezelfde onderwerpen. De interviewer leidt het gesprek op een natuurlijke wijze langs alle
onderwerpen. Het is wenselijk, maar niet nodig dat het gesprek altijd precies volgens de structuur
verloopt. Het is mogelijk de volgorde van de onderwerpen gedurende het gesprek te veranderen en
onderwerpen kunnen geheel of gedeeltelijk worden overgeslagen. De interviews bieden de
interviewer de mogelijkheid om verdiepende vragen te stellen, om zo een beter begrip te krijgen van
gebruiken en werkwijzen binnen de beroepsgroep.
Kallio et al. (2016) definiëren een aantal voorwaarden voor het gebruik van semi-gestructureerde
interviews. Eén van de voorwaarden is dat er enige voorkennis beschikbaar moet zijn. Het is een
methode die onder meer geschikt is wanneer er complexe materie bestudeerd dient te worden.
Semi-gestructureerde interviews bieden de mogelijkheid verschillende werkwijzen of benaderingen
binnen êên onderwerp uit te diepen.
Het onderzoek naar de erfpachtcorrectie bij commercieel vastgoed richt zich op een kwalitatieve
analyse van de manier waarop binnen complexe waarderingsmodellen het effect van erfpacht
binnen de gemeente Amsterdam in de waarde wordt verwerkt. Semi-gestructureerde interviews
bieden de mogelijkheid om te vragen of dat gebeurt, hoe dat gebeurt en waarom geïnterviewden
hebben gekozen voor hun oplossing/benadering{/wijze van verwerken
B Voor het kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van de expertise van prof. dr. Edward Groenland (Nyenrode Business
Universiteit). Professor Groenland heeft geadviseerd in de onderzoeksopzet, de vragenlijst en de analyse van de interviews.
Daarnaast zijn de onderzoekers door hem getraind in het afnemen van de interviews.
Pagina 33 van 74
7.2. Vooronderzoek
Voordat een vragenlijst opgesteld kan worden dient het onderzoeksveld te worden verkend. Hiertoe
is in een vooronderzoek een literatuurstudie verricht en zijn experts benaderd. Het project Is gestart
met een expertmeeting, gehouden op woensdag 28 augustus 2019, met presentaties door Jacques
Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT, beiden van Cushman & Wakefield,
drs. Elof Nieuwenhuis van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam en prof. dr. Peter van
Gool FRICS van de Universiteit van Amsterdam. De uitkomsten van de Literatuurstudie zijn In
voorgaande hoofdstukken opgenomen. Een belangrijk deel van deze studie Is uitgevoerd in het kader
van het onderzoek naar de erfpachtcorrectie voor woningen (Francke en van der Schans, 2019).
7.3. Vragenlijst
De vragenlijst is opgesteld op basis van het vooronderzoek. De basis voor de vragenlijst wordt
gevormd door de vragen die opgenomen zijn in de conclusie van hoofdstuk 6. Kallio e.a. (2016)
noemen twee stappen voordat een vragenlijst definitief wordt: het formuleren van een voorlopige
vragenlijst en het testen en verbeteren van de voorlopige vragenlijst tot een definitieve vragenlijst.
Zoals gebruikelijk is bij semi-gestructureerde interviews, zijn alle vragen en deelvragen op meerdere
manieren geformuleerd en uitgewerkt. De uiteindelijke tekst kan — In spreektaal — vloeiend
uitgesproken worden, alsof het een onderdeel is van een normaal gesprek. Daar hoort bij dat de
afzonderlijke onderdelen van het gesprek worden ingeleid en uitgeleid. De tekst Is ook nog voorzien
van een aantal minuten per onderdeel en de totale tijd die een onderdeel In beslag zou moeten
nemen.
Vervolgens Is de eerste versie van de vragenlijst getest, op een collega en onder begeleiding van een
expert. De vragenlijst is doorgenomen met de klankbordgroep en verbeterd tot de uiteindelijke
definitieve vragenlijst. Deze is opgenomen in bijlage E.
7.4. Steekproef
Een tiental experts is door Ortec Finance voor een interview uitgenodigd. De personen zijn
geselecteerd op basis van hun kennis van en ervaring in de commerciële vastgoedmarkt In
Amsterdam en erfpacht in het bijzonder. De expertstatus Is bepaald op basis van zaken zoals
reputatie van de persoon en/of het bedrijf, het marktaandeel van het bedrijf en de positie van een
persoon binnen het bedrijf waarin deze werkzaam is. Met twee personen lukte het niet om
gedurende de onderzoeksperiode een afspraak te maken vanwege volle agenda's en éên persoon
had geen belangstelling.
Procedure
Na het accepteren van de uitnodiging is aan alle geïnterviewden een brief toegestuurd, met als
bijlagen een lijst met praktische aanwijzingen en een instemmingsverklaring voor het gebruik van
het interview In dit onderzoek. Alle geïnterviewden hebben deze instemmingsverklaring getekend.
Deze is opgenomen in bijlage D.
Uiteindelijk zijn zeven Interviews afgenomen. Bij drie van deze interviews Is, naast degene die is
uitgenodigd, nog een collega aangeschoven. Zo zijn uiteindelijk tien experts, makelaars en
vastgoedbeleggers geïnterviewd over de invloed van erfpacht in Amsterdam op de marktwaarde.
Onze indruk is dat we hiermee een goede afspiegeling hebben van deskundigen op het gebied van
erfpacht bij commercieel vastgoed in Amsterdam. Een overzicht van alle geïnterviewden is te vinden
in appendix F.
Alle geïnterviewden hebben na ons verzoek op vrijwillige basis en zonder vergoeding meegewerkt
aan de interviews.
Pagina 34 van 74
7.5. Afnemen van de interviews
De wijze waarop de Interviews afgenomen worden kan de kwaliteit van de uitkomsten en de
resultaten beïnvloeden (Kallio e.a, 2016). Van tevoren is aan alle geïnterviewden een lijst
toegestuurd met een aantal praktische wenken voor de Interviews, om te zorgen dat alle interviews
zoveel als mogelijk op vergelijkbare wijze worden afgenomen.
Voor alle interviews geldt het volgende:
= _ De interviews vonden plaats op kantoor van de geïnterviewde persoon;
=De interviews duurden niet langer dan êên uur;
= Zij vonden plaats In een afgesloten vergaderruimte;
= Zonder verstoring van buitenaf, dus telefoons en e-mail stonden uit;
= De interviews zijn opgenomen en later op kantoor van Ortec Finance uitgeschreven.
De interviews zijn begonnen met een korte opening en voorstelronde. Vervolgens is het onderwerp
geïntroduceerd. Onderzoekers hebben kort verteld hoe het interview zou gaan verlopen en
vervolgens is het interview afgenomen.
7.6. Wijze van verwerken
Met de interviews is kwalitatieve empirische data verzameld. Om deze te kunnen verwerken Is het
nodig om de data uit de interviews te structuren. De gestructureerde data kan dan worden gebruikt
voor een analyse naar de wijze waarop erfpacht in de waarde van commercieel vastgoed wordt
verdisconteerd.
Voor het verwerken van de interviews zijn alle interviews volledig uitgeschreven. Vervolgens zijn de
interviews verwerkt met de Matrix-methode (Groenland, 2018). Daarbij worden alle vragen onder
elkaar geschreven en de antwoorden van de geïnterviewden wordt voor alle vragen naast elkaar
gezet. Zo ontstaat een matrix van vragen en antwoorden per geïnterviewde. Voor iedere vraag
ontstaat zo een beeld van alle antwoorden die door geïnterviewden zijn gegeven.
Voor het onderzoek is kwalitatieve data verzameld. Verwerking van deze data gebeurt daarom niet
getalsmatig (bijvoorbeeld: 2 van de 7 geïnterviewden gebruiken de NAR-methode), maar kwalitatief
(bijvoorbeeld: de NAR-methode wordt niet algemeen gebruikt). Per onderdeel van de vragenlijst
worden de antwoorden van de geïnterviewden verzameld en besproken. Dit wordt verder beschreven
in hoofdstuk 80.
7.7. Kwaliteit van de verzamelde data
De interviews zijn bedoeld om data te verzamelen over de werkwijze en ervaring van geïnterviewden
met betrekking tot de Invloed van erfpacht op de marktwaarde van commercieel vastgoed. Is dat op
deze manier gelukt?
Naar de indruk van onderzoekers waren alle geïnterviewden deskundig, gemotiveerd, open en
volledig in hun beantwoording van de vragen. Het is niet gebleken dat geïnterviewden informatie
hebben achtergehouden. In ieder Interview zijn alle vragen, voor zover deze van toepassing waren op
de werkwijze en/of ervaring van de geïnterviewden uitputtend besproken. Er is niets onbesproken
gebleven. Het waren prettige gesprekken met inhoudelijk betrokken experts.
Naar de indruk van onderzoekers geven deze zeven interviews een goed beeld van de manier waarop
marktpartijen In de praktijk rekening houden met erfpacht. Dit betekent dat de toegevoegde waarde
van een extra interview beperkt zou zijn geweest.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de verzamelde gegevens een goede basis vormen voor
het beantwoorden van de vraag hoe het effect van erfpacht in Amsterdam verdisconteerd wordt in
de marktwaarde van commercieel vastgoed.
Pagina 35 van 74
Pagina 36 van 74
8. Analyse interviews
Dit hoofdstuk presenteert de uitkomsten van de interviews. Als basis voor de bespreking dienen de
concluderende vragen uit paragraaf 6.3. De complete vragenlijst is opgenomen in bijlage E.
8.1. Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en de WOZ-waarde
Onderschrijven marktpartijen dat de erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde hetzelfde
is als de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers? Deze aanname ligt aan de basis van dit
onderzoek. (interview vraag 1)
De geïnterviewden zijn hierover eensgezind. De methodiek van erfpachtcorrectie in de bepaling van
de marktwaarde is gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Geen van de
geïnterviewden ziet redenen om aan te nemen dat dit niet zo zou zijn. Dit betekent dat de wijze
waarop beleggers en taxateurs in de bepaling van de marktwaarde rekening houden met erfpacht,
relevant is voor de WOZ-erfpachtcorrectie. Dit impliceert ook dat de uitkomsten van de Interviews
bruikbaar zijn voor de WOZ-erfpachtcorrectie.
8.2. Onderscheid tussen verschillende soorten commercieel vastgoed
Is de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde afhankelijk van het soort
commercieel vastgoed? (interview vraag 2)
Uit de interviews Is niet gebleken dat de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de
marktwaarde afhangt van het soort commercieel vastgoed, zoals winkels, kantoren en bedrijfs-
ruimten. De erfpachtcorrectie wordt op gelijke wijze berekend, ongeacht het soort commercieel
vastgoed. Dit betekent dat er in de WOZ-erfpachtcorrectie geen onderscheid hoeft te worden
gemaakt tussen verschillende typen commercieel vastgoed.
8.3. Waarderingsmethoden
Welke waarderingsmethoden passen marktpartijen in de praktijk toe? (interviewvragen 3 en 4)
In de praktijk worden zowel de directe kapitalisatie-methode (BAR en NAR) als de DCF-methode
gebruikt. Meerdere geïnterviewden geven aan dat ze beide methoden, directe kapitalisatie en DCF,
toepassen, in lijn met de aanbeveling van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). De
geïnterviewden geven vrijwel zonder uitzondering aan dat men ‘op straat’ ‘denkt’ In 'BAR-ren', maar
dat deze waardering later ‘op kantoor’ geverifieerd of onderbouwd wordt met de DCF-methode. De
meeste geïnterviewde taxateurs geven aan dat de (uitkomsten van de) BAR en NAR-berekeningen
sterk met elkaar samenhangen.
De directe vergelijkingsmethode, op basis van verkoopprijzen per vierkante meter, is een enkele keer
genoemd als aanvullende methode, ter controle van de met andere methoden berekende waarde.
Hierbij werd opgemerkt dat de vierkante meterprijzen van objecten op eigen grond niet zonder meer
vergelijkbaar zijn met die op erfpachtgrond.
Hangt de keuze voor een bepaalde waarderingsmethode af van de aanwezigheid van erfpacht?
(interviewvraag 5)
Voor de meerderheid van de geïnterviewden hangt de keuze voor een bepaalde waarderings-
methode niet af van de aanwezigheid van erfpacht. Merk op dat de meeste geïnterviewden zowel de
directe kapitalisatie-methoden als de DCF-methode toepassen. Enkele geïnterviewden geven aan dat
de BAR-methode minder bruikbaar is wanneer er sprake is van erfpacht, met name wanneer de
resterende looptijd van het huidige tijdvak relatief kort is (zeg tien jaar).
Pagina 37 van 74
Welke beschouwperiode (investeringshorizon) wordt er gehanteerd in de BAR/NAR en DCF-methode?
(interviewvraag 6)
Vrijwel alle geïnterviewden geven aan dat deze periode 10 tot 15 jaar is. De correcties (voor erfpacht)
in de BAR/NAR-methoden kunnen een langere periode betreffen.
Op welke wijze wordt binnen een waarderingsmethode met erfpacht rekening gehouden?
(interviewvraag 7)
We maken bij het beantwoorden van deze vraag onderscheid tussen de BAR-methode, de NAR-
methode en de DCF-methode.
BAR-methode (interviewvragen 21 en 22)
Het overgrote deel van de geïnterviewden deelt de bruto-huuropbrengst door een op volle eigendom
gebaseerde markt-BAR en past vervolgens een erfpachtcorrectie toe (zie paragraaf 6.1.1, optie 3). De
bruto-huuropbrengst wordt dan niet gecorrigeerd voor een erfpachtcanon. De separate erfpacht-
correctie is conform formule 5.1. De invulling van de onderdelen van deze formule wordt in het
vervolg van dit hoofdstuk nog verder besproken.
Een klein deel van de geïnterviewden geeft (als alternatief) aan dat de bruto-huuropbrengst
gecorrigeerd wordt voor de feitelijke canon of marktcanon (zie paragraaf 6.11, opties 1 en 2). De voor
de canon gecorrigeerde bruto-huuropbrengst wordt gedeeld door een op volle eigendom
gebaseerde markt-BAR. De keuze voor de feitelijke of marktcanon hangt af van de resterende
looptijd van het huidige tijdvak; als dit lang is, dan wordt de bruto-huuropbrengst verminderd met
de feitelijke canon (optie 1), anders met de marktcanon (optie 2). Bij optie 2 vindt er vervolgens een
correctie plaats voor het verschil tussen de marktcanon en de feitelijke canon tot aan het einde van
het huidige tijdvak.
NAR-methode (interviewvragen 20 en 22)
Alle geïnterviewden nemen in de berekening van de netto-huuropbrengsten de canon als extra
exploitatielast mee. De netto-huuropbrengst wordt gedeeld door een op volle eigendom gebaseerde
markt-NAR. De keuze voor het gebruik van de feitelijke of marktcanon is vergelijkbaar met de BAR-
methode.
DCF-methode (interviewvragen 25, 26, 30 — 33)
Alle geïnterviewden behandelen erfpachtbetalingen als reguliere kasstromen In de DCF-berekening.
Het grootste deel van de geïnterviewden houdt in de berekening van de restwaarde (zie formule 4.1)
rekening met erfpacht, maar de manier waarop verschilt. Het merendeel gebruikt daarvoor netto-
huuropbrengsten en een netto exit-yield, een kleiner deel bruto-huuropbrengsten en een bruto exit-
yield. Een klein deel van de geïnterviewden houdt in de berekening van de restwaarde geen rekening
met erfpacht, maar doet wel een separate berekening waarin de contante waarde van de
erfpachtbetalingen vanaf het einde van de beschouwperiode wordt bepaald.
Geïnterviewden gaan verschillend om met een canonherziening einde tijdvak die buiten de DCF-
periode ligt. Een klein deel maakt een aparte berekening van de contante waarde van de
erfpachtbetalingen vanaf het einde van de beschouwperiode met een expliciete inschatting van de
erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak. Anderen passen een correctie
toe op de netto of bruto exit-yield. Een ander deel maakt de aanname dat de huidige canon-
betalingen In het opvolgende tijdvak worden gecontinueerd.
Pagina 38 van 74
8.4. Disconteringsvoet
Hoe bepalen partijen de disconteringsvoet? Deze vraag geldt zowel bij de DCF-methode als bij
correcties in de BAR/NAR-methoden. (interviewvragen 8, 9 en 10)
De meeste geïnterviewden gebruiken in de BAR/NAR-methoden voor de erfpachtcorrectie een
disconteringsvoet die wordt berekend als het aanvangsrendement vermeerderd met de lange
termijn groeivoet van de bruto/netto-huuropbrengst. Enkelen gebruiken het vereist rendement als
disconteringsvoet.
Het is in het verleden gebruikelijk geweest om voor correcties in de BAR/NAR-methoden een
disconteringsvoet van 7% te hanteren, ongeacht locatie, type of gebouw. Alle partijen geven aan dat
zij dit gebruik kennen maar dat het niveau van de disconteringsvoet niet meer marktconform is.
Het grootste deel van de geïnterviewden geeft aan dat In de DCF-methode een marktconforme
disconteringsvoet (NAR + groeivoet netto-huuropbrengsten) wordt gebruikt, en dat voor erfpacht-
betalingen dezelfde voet wordt gehanteerd als voor andere kasstromen.
8.5. Indexatie canonbetalingen
Welke aannames hanteren marktpartijen voor de indexatie van toekomstige canonbetalingen
gedurende het huidige tijdvak? (interviewvragen 11 en 12)
Het grootste deel van de geïnterviewden baseert de indexatie van toekomstige canonbetalingen
(afhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsregime) op inflatie schattingen van het Nationaal
Register Vastgoed Taxateurs (NRVT), aansluitend bij korte termijn prognoses van het Centraal
Planbureau, De Nederlandsche Bank en de lange termijn doelstelling van de Europese Centrale Bank,
op dit moment gelijk aan 2%.* Een deel van de geïnterviewde taxateurs geeft aan dat zij geen
gebruik maakt van een ingroeipad, maar in plaats daarvan voor alle jaren de lange termijn
verwachting hanteert.
8.6. Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak
Komt het in de praktijk voor dat een canonherziening einde tijdvak geheel of gedeeltelijk wordt
doorbelast in de huurprijs? (interviewvragen 13, 14)
Alle geïnterviewden beantwoorden deze vraag ontkennend. Bij grote uitzondering komt het voor bij
een bestemmingswijziging, een uitbreiding van het object en een sale en lease back constructie.
8.7. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde
Op welke wijze stellen marktpartijen de erfpachtgrondwaarde vast aan het begin van het opvolgende
tijdvak? Wordt de erfpachtgrondwaarde, de daarvan afgeleide canonbedragen of de afkoopsom
contant gemaakt. Is de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak
afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak?
Paragraaf 8.7.1 bespreekt de bepaling van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak. Paragraaf 8.7.2 gaat in op het verschil tussen het contant maken van de
toekomstige grondwaarde, canonbetalingen en afkoopsom, zie de formules 5.1 — 5.3 in paragraaf 5.2.2.
Tenslotte gaat paragraaf 8.7.3 In op de vraag of de mate waarin rekening wordt gehouden met de
canonherziening einde tijdvak al dan niet afhankelijk is van de resterende looptijd van het huidige
tijdvak.
% Zie hiervoor bijvoorbeeld NRVT (2019). “Voor de eerste twee jaar sluit het scenario aan bij de meest recente prognose van
het Centraal Planbureau. Voor 2021 volgt het de geraamde HICP-inflatie van De Nederlandsche Bank (juni 2019). De rest van de
prognoseperiode is gebaseerd op de lange-termijnverwachting, conform het maximale streven van de Europese Centrale Bank
(ECB).”
Pagina 39 van 74
8.7.1. Bepaling toekomstige erfpachtgrondwaarde
Op welke wijze stellen marktpartijen de erfpachtgrondwaarde vast aan het begin van het opvolgende
tijdvak? (interviewvragen 15 — 19)
De geïnterviewde taxateurs bepalen zelf de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende
tijdvak. De geïnterviewde beleggers laten dit door taxateurs doen.
Alle geïnterviewde taxateurs berekenen de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende
tijdvak in drie stappen (zie ook paragraaf 5.2.1}:
1. Bepaal de grondwaarde op de waardepeildatum;
2, Pas een depreciatiefactor toe om de erfpachtgrondwaarde te verkrijgen;
3. Indexeer de erfpachtgrondwaarde naar het begin van het opvolgende tijdvak.
Alle geïnterviewde taxateurs bepalen de grondwaarde volgens de residuelewaardemethode. Het
grootste deel gebruikt de residuelewaardemethode voor onbebouwde bouwrijpe grond en een deel
de residuelewaardemethode voor bebouwde grond (gecorrigeerde vervangingswaarde), zie paragraaf
52.1 voor een uitleg van de methoden.
Alle geïnterviewde taxateurs toetsen de residuele grondwaarde aan de hand van referenties. Deze
referenties hebben betrekking op vergelijkbare objecten en bestaan uit uitgifteprijzen van onbe-
bouwde grond, aanbiedingen in geval bij een canonherziening einde tijdvak en Intern berekende
grondwaarden.
Alle geïnterviewde taxateurs passen een correctie toe op de grondwaarde, van 10% of 25%. Het
verschil is afhankelijk van de vraag of bij de hoogte van de bouwkosten rekening is gehouden met
sloopkosten. Dit is conform de werkwijze van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam
(G&O).
Alle geïnterviewde taxateurs berekenen de toekomstige erfpachtgrondwaarde door de erfpacht-
grondwaarde op waardepeildatum te indexeren. De meeste geïnterviewden gebruiken hiervoor de
lange termijn verwachting voor de inflatie, zie ook paragraaf 8.5. Een klein deel van de
geïnterviewden gebruikt op zeer courante locaties als indexatie de markthuurstijging.
8.7.2. Gebruik van canonbetalingen of afkoopsom
Wordt de erfpachtgrondwaarde, de daarvan afgeleide canonbedragen of de afkoopsom contant
gemaakt. (interviewvragen 23, 24, 28, 29 en 31)
De vraag is of (1) de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak, of (2) de
daarvan afgeleide canonbetalingen of (3) afkoopsom contant wordt gemaakt (zie paragraaf 5.2.2 voor
een nadere uitleg).
De grootste groep van de geïnterviewden gebruikt de erfpachtgrondwaarde, een iets kleinere groep
de daarvan afgeleide canonbetalingen. De afkoopsom Is niet als optie genoemd.
Een klein deel van de geïnterviewden kiest voor het contant maken van de canonbetalingen.
Hiervoor worden twee redenen gegeven:
1. In het huidige tijdvak zijn er ook canonbetalingen. Het is een voortzetting van het huidige
betalingsregime.
2. Als met een canonpercentage wordt gerekend dat lager is dan dat door G&O wordt gehanteerd,
is dit de meest voordelige keuze (zie ook het voorbeeld in paragraaf 5.2.2).
Als reden voor het kiezen van het contant maken van de erfpachtgrondwaarde geven geïnterviewden
aan dat er geen aannames gemaakt hoeven te worden over de hoogte van het canonpercentage en
de afkoopsom. Bij de keuze voor het contant maken van de canon gebruikt het merendeel van de
geïnterviewden het canonpercentage dat de gemeente op waarde peildatum hanteert.
Pagina 40 van 74
8.7.3. De invloed van de resterende looptijd
Is de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak afhankelijk van
de resterende looptijd van het huidige tijdvak? (interviewvraag 27)
In paragraaf 8.4 is besproken hoe de disconteringsvoet door geïnterviewden wordt bepaald. Hiermee
worden canonbetalingen In het huidige tijdvak en de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak contant gemaakt?
De vraag is of de contante waarde van deze toekomstige erfpachtgrondwaarde vervolgens nog wordt
gecorrigeerd. Ongeveer de helft van de geïnterviewden past nog een correctie toe op de berekende
waarde.
Als een correctie wordt toegepast, is deze afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige
tijdvak. Hoe langer de resterende looptijd is, hoe groter het correctiepercentage op de berekende
contante waarde is. Als voorbeeld, bij een resterende looptijd van 15 (30) jaar wordt de berekende
contante waarde met 100% (0%) vermenigvuldigd.
Geïnterviewden benoemen dat er geen ‘wiskundige’ vergelijking is waarmee kan worden bepaald met
welk percentage de berekende contante waarde van de toekomstige erfpachtgrondwaarde moet
worden vermenigvuldigd. De percentages zijn afhankelijk van de marktsituatie (kopers- of verkopers-
markt) en worden afgeleid uit de analyse van vergelijkbare verkopen.
De conclusie kan worden getrokken dat een deel van de geïnterviewden een in de tijd varierende
disconteringsvoet gebruikt. Tot ongeveer 15 jaar, afhankelijk van de marktomstandigheden, wordt
een vaste disconteringsvoet d, gebruikt, met disconteringsfactoren 8, = 1/(1 + do)! voor t= 1,15
in formule 5.1. Na het 15° jaar neemt de disconteringsvoet toe, zodat de disconteringsfactoren kleiner
worden, 8, < 1/(1 + do)! voor t = 16, …
8.8. Onderhandelingsruimte
Is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente
Amsterdam bij een canonherziening (interviewvragen 34 en 35)
De meeste geïnterviewden geven aan dat er in het kader van een canonherziening einde tijdvak geen
sprake is van onderhandeling met de gemeente. Impliciet is er wel sprake van een vorm van
onderhandeling als het aanbod van de gemeente niet wordt geaccepteerd en drie deskundigen een
bindende uitspraak doen (zie ook paragraaf 2.2.1).
Een enkele geïnterviewde geeft aan dat er in uitzonderlijke gevallen bij een bestemmingswijziging
sprake kan zijn van een ‘package deal’.
De geïnterviewden geven te kennen dat de vraag hoe groot de onderhandelingsruimte is, niet in het
algemeen te beantwoorden is.
8.9. Overige zaken
Het interview is afgerond met de mogelijkheid voor geïnterviewden om nog relevante zaken te
benoemen die niet aan de orde zijn geweest. (interviewvragen 36 en 37)
Genoemde onderwerpen zijn: de invloed van erfpacht op de hoogte van de overdrachtsbelasting, en
de rol van BTW bij nieuwe uitgiften en bestemmingsherzieningen op de waarde In het economische
verkeer. Deze onderwerpen vallen buiten de scope van dit onderzoek.
5 We zien hierbij af van het onderscheid tussen het contant maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak, daarvan afgeleide canonbetalingen en afkoopsom. Zie hiervoor de paragrafen 5.2.2 en 8.7.2.
Pagina 41 van 74
Pagina 42 van 74
9. Vergelijking WOZ-erfpachtcorrectie met de interviews
In dit hoofdstuk wordt de werkwijze van Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) voor de bepaling
van de WOZ-erfpachtcorrectie vergeleken met de uitkomsten van de interviews. Het is belangrijk om
op te merken dat conceptueel de erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde gelijk is aan
die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Deze conclusie uit hoofdstuk 6 is bevestigd
door de interviews. We bespreken in dit hoofdstuk een aantal belangrijke verschillen en
overeenkomsten. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. Eén methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie;
2. Geen onderscheid naar soorten commercieel vastgoed;
3. Generieke of object-specifieke disconteringsvoet;
4. Huidige betalingsregime of vaste canon;
5. Inflatieverwachting voor canonindexatie in het huidig tijdvak;
6. Bepaling van de grondwaarde aan het einde van het tijdvak volgens de residuele-
waardemethode of indexmethode:
7. Depreciatiefactor van 10% of 40%;
8. Contant maken van toekomstige erfpachtgrondwaarde of canonbetalingen;
9. Correctie op basis van resterende looptijd van het huidige contract.
1. Eên methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie
Geïnterviewde marktpartijen hanteren verschillende waarderingsmethoden (BAR/NAR en DCF) voor
de bepaling van de marktwaarde en daarmee verschillende methoden voor de bepaling van de
invloed van erfpacht op de marktwaarde (zie de hoofdstukken 6 en 8). Ook de invulling binnen een
methode kan verschillen, tussen taxatiebureaus of zelfs tussen taxateurs binnen een taxatiebureau.
BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode.
Voor de Wet WOZ is — nog meer dan bij taxatiebureaus — onderlinge consistentie in de bepaling van
de erfpachtcorrecties van belang.
2. Geen onderscheid naar soorten commercieel vastgoed
De methode van erfpachtcorrectie is niet afhankelijk van het soort commercieel vastgoed, zoals
kantoren, winkels en bedrijfsruimten. Dit geldt zowel bij de geïnterviewde marktpartijen als bij BGA.
3. Generieke of object-specifieke disconteringsvoet
Geïnterviewde marktpartijen hanteren een disconteringsvoet die afhankelijk is van het te waarderen
object. De hoogte van de disconteringsvoet Is onder meer afhankelijk van de marktomstandigheden
(waardepeildatum), locatie, het soort commercieel vastgoed en de kwaliteit van het fysieke object.
Gemeente Amsterdam hanteert voor het contant maken van de canonbetalingen een generieke
disconteringsvoet die eventueel jaarlijks aangepast wordt (2017: 7%, 2018: 6% en 2019: 5%).
4, Huidig betalingsregime of vaste canon.
De geïnterviewde marktpartijen volgen het huidige betalingsregime in de berekening van de
erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon In het huidige tijdvak,
onafhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsregime, zie ook het volgende punt.
5. Inflatieverwachting voor canonindexatie in het huidig tijdvak
Afhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsresime wordt een canon periodiek geïndexeerd.
De indexatie is gebaseerd op de consumentenprijsindex in het voorafgaande jaar.® De meeste
geïnterviewde marktpartijen sluiten voor toekomstige inflatieverwachtingen aan bij de prognoses
van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.”
® De details kunnen per contract (algemene bepalingen) verschillen.
Y Deze zijn gebaseerd op prognoses van het CPB, DNB en de lange termijn inflatie doelstelling van de ECB. Sommige
marktpartijen gebruiken alleen de laatste. Dit heeft echter een klein effect op de berekende erfpachtcorrectie.
Pagina 43 van 74
BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie en doet dit onafhankelijk van het van toepassing zijnde
betalingsregime, dus ook bij contracten waarbij de canonindexering Is uitgesloten. De eenmalige
correctie bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van
het tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de waardepeildatum. Deze keuze is
opmerkelijk.
6. Bepaling van de grondwaarde aan het einde van het tijdvak volgens de residuelewaardemethode
of indexmethode
Een belangrijk verschil betreft de manier waarop geïnterviewde marktpartijen en BGA de
grondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak bepalen.
Geïnterviewde marktpartijen gebruiken hiervoor de residuelewaardemethode, zie paragraaf 8.7.
BGA gebruikt een indexmethode, waarbij de grondwaarde aan het begin van het huidige tijdvak met
een vast jaarlijks percentage van 2,75% geindexeerd wordt naar de begindatum van het opvolgende
tijdvak."
De toekomstige erfpachtgrondwaarde wordt daarmee op een grove manier bepaald: bij een 50-jarige
tijdvak is de nieuwe! grondwaarde gelijk aan 1,0275°® = 3,88 maal de ‘oude’ grondwaarde en bij een
75-jarig tijdvak 1,0275” = 7,65 keer. Deze factoren zijn onafhankelijk van de beschouwde periode
(begin- en einddatum van het huidige tijdvak en de waardepeildatum), de locatie en het soort
commercieel vastgoed en daarmee voor alle objecten gelijk.
De geïnterviewde marktpartijen bepalen daarentegen de erfpachtgrondwaarde per individueel
object.
7. Depreciatiefactor van 10% of 40%
Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde
grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie.® Dit is conform het
beleid van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam.
BGA hanteert daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de
canonbetalingen in het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen in het huidige tijdvak.
8. Contant maken van toekomstige erfpachtgrondwaarde of canonbetalingen
De erfpachtverplichtingen in het opvolgende tijdvak kunnen op verschillende manieren worden
vastgesteld, namelijk door (zie paragraaf 5.2.2)
1. de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak;
2. de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak?
3. de afkoopsom van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak?®.
De meeste geïnterviewde marktpartijen berekenen de contante waarde van de erfpachtgrondwaarde
aan het begin van het opvolgende tijdvak. Merk op dat er dan geen veronderstelling hoeft te worden
gemaakt over de hoogte van het dan geldende canonpercentage. Dit is een voordeel ten opzichte
van de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak.
BGA berekent daarentegen de contante waarde van de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak
tot 50 jaar na de waardepeildatum. Impliciet veronderstelt BGA In haar werkwijze dat het
canonpercentage aan het begin van het huidige tijdvak gelijk is aan die aan het begin van het
opvolgende tijdvak, oftewel 50 of 75 jaar later. Het canonpercentage hangt in belangrijke mate af van
de lange termijn risicovrije rente. De aanname dat deze in 50 of 75 jaar gelijk Is gebleven, is
discutabel, zeker gezien de huidige lage rentestanden.
® preciezer geformuleerd: de canon aan het begin van het huidige tijdvak wordt met 2,75% per jaar geïndexeerd naar de
begindatum van het opvolgende tijdvak.
® Het depreciatiepercentage bedraagt 25% als bij de bouwkosten geen rekening is gehouden met sloopkosten.
2 plus de erfpachtgrondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak.
Pagina 44 van 74
BGA houdt in de erfpachtcorrectie geen rekening met financiële verplichtingen vanaf 50 jaar na de
waardepeildatum. Bij een disconteringsvoet van 4,5% kan dit leiden tot een substantieel lagere (34%)
erfpachtcorrectie, zie het voorbeeld in paragraaf 2.4 van Francke en van der Schans (2019).
Een argument voor de keuze van het contant maken van canonbetalingen in het opvolgende tijdvak
is dat deskundigen in een procedure een lager canonpercentage hanteren dan het percentage dat
het college van B&W van de gemeente Amsterdam vaststelt. In dat geval is de contante waarde van
de canonbetalingen lager dan die van de erfpachtgrondwaarde, zie paragraaf 5.2.2 voor een
voorbeeld. Het ligt dan voor de hand om de voor de erfpachter meest gunstige optie te klezen, zeker
vanaf het eerste moment dat van de mogelijkheid tot vervroegde canonherziening gebruik gemaakt
kan worden (zie paragraaf 2.2.1).
9. Correctie op basis van resterende looptijd van het huidige contract
Geïnterviewde marktpartijen verminderen de marktwaarde in volle eigendom niet altijd met de
volledige 100% van de berekende contante waarde van de erfpachtverplichtingen. Naarmate de
einddatum van het huidige tijdvak verder In de toekomst ligt, wordt met een kleiner deel van de
contante waarde rekening gehouden, met name met dat gedeelte van de contante waarde dat
betrekking heeft op de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Met welk
percentage wordt gecorrigeerd is afhankelijk van ‘de markt’.
BGA past geen resterende looptijd afhankelijke correctie toe op de berekende contante waarde.
Pagina 45 van 74
Pagina 46 van 74
10. Conclusies en aanbevelingen
Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 10.1 de belangrijkste conclusies uit dit rapport en doet in paragraaf
10.2 een aantal aanbevelingen.
10.1. Conclusies
Hieronder volgen de belangrijkste conclusies uit het rapport.
1. Bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond wordt doorgaans eerst de
marktwaarde bepaald alsof het object op eigen grond zou staan, waarna vervolgens
gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Conceptueel is de erfpachtcorrectie In de
bepaling van de marktwaarde gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers.
Dit betekent dat de resultaten van de interviews relevant zijn voor de implementatie van de
WOZ-erfpachtcorrectie.
2. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken verschillende methoden (BAR/NAR en DCF) voor het
berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ-
erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode.
3. Hetis volgens geïnterviewden niet nodig om In de uitwerking van de methode van WOZ-
erfpachtcorrectie onderscheid te maken in soorten commercieel vastgoed. Eên methode
volstaat.
4. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken een object-specifieke disconteringsvoet. BGA hanteert
een generieke voet die varieert per jaar.
5. De geïnterviewde marktpartijen volgen het van toepassing zijnde betalingsregime in de
berekening van de erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon in
het huidige tijdvak.
6. Voor de inflatieverwachting sluiten geïnterviewde marktpartijen aan bij de prognoses van het
Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de langetermijndoelstelling voor inflatie van de
Europese Centrale Bank. BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie. De eenmalige correctie
bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van het
tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de waardepeildatum.
7. Een belangrijk verschil betreft de bepaling van de grondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak. Geïnterviewde marktpartijen passen de residuelewaardemethode toe en
BGA een indexmethode.
8. Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde
grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. BGA hanteert
daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de canonbetalingen in
het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen In het huidige tijdvak.
9. De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak contant. BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen tot een periode tot 50
jaar na waardepeildatum.
10. Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin “de
markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het
huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de
berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende
tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. BGA past geen looptijd afhankelijke correctie toe.
Pagina 47 van 74
10.2. Aanbevelingen
Deze paragraaf geeft een aantal aanbevelingen ten aanzien van de WOZ-erfpachtcorrectie op basis
van de theoretische verkenning (de hoofdstukken 4, 5 en 6) en de resultaten uit de interviews (de
hoofdstukken 8 en 9) de volgende aanbevelingen:
1. Gebruik één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie
Geïnterviewde marktpartijen hanteren verschillende waarderingsmethoden (BAR/NAR en DCF)
voor het berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen éên methode voor de
WOZ-erfpachtcorrectie, namelijk de DCF-methode. Onderlinge consistentie is in de Wet WOZ van
wezenlijk belang. Het verdient daarom aanbeveling om slechts één methode voor de WOZ-
erfpachtcorrectie toe te passen.
Geïnterviewde marktpartijen en BGA berekenen, bij gebrek aan goed vergelijkbare verkopen,
erfpachtcorrecties op basis van zelf gekozen uitgangspunten. Geen van de partijen kan claimen
de waarheid te verkondigen. BGA zou jaarlijks een Praktijkhandreiking Berekening WOZ-
erfpachtcorrectie niet-woningen kunnen publiceren en daaraan een voorlichtingssessie voor
grote taxatiekantoren kunnen verbinden, waarin ze aan de hand van recente inzichten uitleggen
hoe ze de WOZ-erfpachtcorrectie berekenen.
2. Pas een generieke disconteringsvoet toe die jaarlijks varieert
Er is weinig onzekerheid over de hoogte van de canonbetalingen in het huidige tijdvak en deze
onzekerheid verschilt ook niet tussen objecten. Het verdient daarom aanbeveling om in de
WOZ-erfpachtcorrectie êên generieke disconteringsvoet te hanteren, en deze jaarlijks aan te
passen. Het college van B&W stelt jaarlijks ten behoeve van de afkoop-instructie een
disconteringsvoet vast (in 2019 gelijk aan 4,5%). Het liet voor de hand om dit percentage te
gebruiken.
Er is echter wel veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrondwaarde en de daarvan
afgeleide canonbetalingen in het opvolgende tijdvak. Echter, geen van de geïnterviewde
marktpartijen hanteert hiervoor een hogere disconteringsvoet. De grotere onzekerheid zou
vertaald kunnen worden In een opslag op de disconteringsvoet in het opvolgende tijdvak. De
vraag hoe hoog dit percentage moet zijn, valt binnen het kader van dit onderzoek niet te
beantwoorden.
3. Gain de berekeningen uit van het van toepassing zijnde betalingsregime
Het verdient aanbeveling om bij de berekening van de contante waarde van de canonbetalingen
in het huidige tijdvak uit te gaan van het van toepassing zijnde betalingsregime.
4. Gebruik inflatieverwachtingen van het NRVT of de lange termijn inflatiedoelstelling van de ECB
Het is aan te bevelen om bij canonindexatie aan te sluiten bij de inflatieverwachting uit de
prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de lange termijn inflatiedoel-
stelling van de Europese Centrale Bank.
5. Gebruik de residuelewaardemethode
Geïnterviewde marktpartijen passen voor het bepalen van de erfpachtgrondwaarde de
residuelewaardemethode toe en BGA een Iindexmethode op basis van de grondwaarde aan het
begin van het tijdvak. De eerste methode houdt rekening met de kenmerken van het te
waarderen object en de marktomstandigheden op waardepeildatum. De tweede methode doet
dit juist niet, maar is daarentegen eenvoudig om uit te voeren. (Wel dient de huidige
implementatie door BGA te worden aangepast: niet de canon aan het begin van het tijdvak,
maar de grondwaarde, moet over de lengte van het huidige tijdvak worden geïndexeerd. Bij het
indexeren van de canon wordt ten onrechte verondersteld dat de canonpercentages aan het
begin en einde van het tijdvak aan elkaar gelijk zijn).
De vraag dient zich op of een eenvoudige indexering — 2,75% per jaar — afdoende is om een
betrouwbare indicatie te geven van de erfpachtgrondwaarde. In vergelijking met koopwoningen
is commercieel vastgoed veel heterogener en zijn marktontwikkelingen veel beweeglijker. Het
toepassen van de residuelewaardemethode ligt daarom vanuit een taxatie perspectief bi
Pagina 48 van 74
commercieel vastgoed meer voor de hand en wel volgens de variant onbebouwd, zoals
beschreven in paragraaf 5.2.1: (1) Bepaal de residuele grondwaarde van onbebouwde grond op
de waardepeildatum; (2) indexeer de grondwaarde naar de begindatum van het opvolgende
tijdvak met een prudent percentage, gelijk aan die bij de canonindexatie.
De keuze tussen het toepassen van de indexmethode en de residuelewaardemethode is dus
een afweging tussen eenvoud van methode en uitvoering enerzijds en betrouwbaarheid van de
uitkomst anderzijds. Het is aan te bevelen om — eventueel geleidelijk — over te stappen op de
residuelewaardemethode. Een reden om deze overstap geleidelijk te doen Is dat de residuele-
waardemethode een verandering van werkwijze vereist, waarbij bouwkosten en grondprijzen
systematisch verzameld en geanalyseerd moeten worden. Er zou begonnen kunnen worden met
een onderzoek waarbij voor een deel van de verkopen de residueel bepaalde erfpachtgrond-
waarde wordt vergeleken met de geïndexeerde erfpachtgrondwaarde.
6. Gebruik een depreciatiefactor van 10%
Het is aan te bevelen om bij de bepaling van de depreciatiefactor aan te sluiten bij het beleid
van Grond en Ontwikkeling van Gemeente Amsterdam. De depreciatiefactor bedraagt 10% voor
het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. Als er in de residuele berekening bij
de bouwkosten geen rekening is gehouden met sloopkosten, bedraagt de depreciatiefactor 25%.
7. Maak de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant
De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak contant, BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen. BGA maakt canon-
betalingen contant over een periode van 50 jaar. Wij adviseren een oneindige horizon. Dit sluit
aan bij de verplichting tot het voor altijd afkopen van toekomstige canonbetalingen in het
stelsel van eeuwigdurende erfpacht.
De eenvoudigste manier waarop met een oneindige horizon wordt gerekend is door het contant
maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Dit heeft als
voordeel dat het eenvoudig is en er geen aanname over een toekomstig canonpercentage
gemaakt moet worden.
Het contant maken van canonbetalingen is vooral relevant In het geval men rekening wenst te
houden met het feit dat deskundigen veelal een lager canonpercentage vaststellen dan het
college van B&W. De vraag wat in de verre toekomst de verhouding is tussen de canon van de
deskundigen en het college van B&W is echter moeilijk In te schatten.
Als echter op waardepeildatum een vervroegde canonherziening einde tijdvak aangevraagd mag
worden (paragraaf 2.2.1), zou met een canonpercentage gerekend kunnen worden zoals
deskundigen dit doorgaans vaststellen.
Merk op dat bij de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen In het opvolgende
tijdvak ook de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het opvolgende tijdvak contant gemaakt
moet worden, zie hiervoor paragraaf 5.2.2.
8. Pas geen correctie toe op de contante waarde van canonbetalingen in het huidige tijdvak
BGA houdt in de WOZ-erfpachtcorrectie rekening met 60% van de contante waarde van de
canonbetalingen in het huidige tijdvak. De motivatie voor deze 60% is dat er sprake is van een
voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van bouwrijpe grond. Deze
motivatie is echter alleen van toepassing op de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Ook
bij de geïnterviewde marktpartijen wordt er geen correctie toegepast op de canonbetalingen In
het huidige tijdvak. De aanbeveling is dan ook om deze correctie voor de canonbetalingen in het
huidige tijdvak achterwege te laten.
Pagina 49 van 74
9. Communiceer helder de keuze t.a.v. het correctiepercentage in het opvolgende tijdvak
Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin ‘de
markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het
huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de
berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende
tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. Er bestaat geen ‘best practice! dat door BGA overgenomen
kan worden.
BGA ontkomt er echter niet aan om een keuze te maken ten aanzien van een (resterende
Looptijd) afhankelijk correctiepercentage (dit kan gelijk zijn aan nul procent). Het verdient
aanbeveling om deze keuze periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, helder met marktpartijen te
communiceren (zie ook aanbeveling 1), en zo mogelijk na raadpleging van marktpartijen vast te
stellen.
Het gerechtshof Amsterdam geeft in de uitspraak van 9 mei 2019 belangrijke overwegingen voor
deze keuze:? "De gemeente is niet verplicht om uit een brede waaier aan mogelijke schattingen
van de erfpachtcorrectie de meest waarschijnlijke of de beste te kiezen. Voldoende is dat de
gemeente op zorgvuldige wijze, reêle, goed verdedigbare keuzes maakt.” En: “Van belang acht
het Hof ook dat de heffingsambtenaar bij het waarderen van factoren met een grote
onzekerheidsmarge In een aantal gevallen de voor belanghebbende meest gunstige oplossing
gekozen heeft.”
10. Reken met bekende erfpachtgrondwaarde en canon(percentage) in het opvolgende tijdvak
Tenslotte, als op de waardepeildatum de erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en de
canonbetalingen in het opvolgende tijdvak bekend zijn — omdat de uitkomst van de
canonherziening al bekend is — gebruik dan de bekende waarden, en niet de zelf geschatte
waarden.
21 Het zaaknummer is 19/00071, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHAMS:2019:1609. Deze zaak betreft woningen op
erfpachtgrond.
Pagina 50 van 74
A. Begrippen
BAR Bruto aanvangsrendement
BGA Belastingen Gemeente Amsterdam
CHET Canonherziening einde tijdvak
DCF Discounted cash flow
ECB Europese Centrale Bank
EPC Erfpachtcorrectie
G&O Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam
HWK Huurwaardekapitalisatiemethode
VSC International Valuation Standards Council
KF Kapitalisatiefactor
MVA Makelaarsvereniging Amsterdam
NAR Netto aanvangsrendement
NRVT Nederlands Register Vastgoed Taxateurs
Wet WOZ Wet waardering onroerende zaken
Pagina 51 van 74
Pagina 52 van 74
B. Referenties
Van Arnhem, P.C, T.M. Berkhout en G.G.M. ten Have (2013), Taxatieleer vastgoed 1, zesde druk,
Groningen/Houten, Noordhoff Uitgevers.
Berkhout, T. M., D. Brounen en P. A. Eichholtz (2015), Schoon schip. Advies van de
grondwaardecommissie eeuwigdurende erfpacht. Amsterdam, 18 juni 2015,
Grondwaardecommissie eeuwigdurende erfpacht.
Francke, M.K. en E. Wilders (1996), Erfpacht, Een onderzoek naar de invloed van erfpacht op
verkoopcijfers in het kader van de Wet WOZ, Technisch rapport Belastingen Gemeente
Amsterdam.
Francke, M.K. en M. van der Schans (2019), Erfpachtcorrectie van verkoopcijfers in Amsterdam in het
kader van de Wet WOZ, onderzoeksrapport door Ortec Finance In opdracht van Belastingen
Gemeente Amsterdam.
Gemeente Amsterdam (2017). Raadsbesluit 684K.17. Bijlage 11. Afkoopinstructie. Documenten horend
bij het raadsbesluit van 28 juni 2017, gemeente Amsterdam.
Gemeente Amsterdam (2018a), Beleid vervroegde canonherziening bij voortdurende erfpacht, januari
2018.
Gemeente Amsterdam (2018b), De grondwaardebepaling voor bestaande erfpachtrechten.
Vastgesteld in College van B&W van 9 mei 2017. Behandeld in gemeenteraad op 28 juni 2017.
Gewijzigd naar aanleiding van collegebesluit van 31 oktober 2017 Gewijzigd naar aanleiding van
collegebesluit van 6 februari 2018. Gewijzigd naar aanleiding van collegebesluit van 11
december 2018.
Van Gool, P., P. Jager, MAJ. Theebe en RM. Weisz (2013), Onroerend goed als belegging, vijfde druk,
Groningen/Houten, Noordhoff Uitgevers.
Groenland, EA.G. (2014). The problem analysis for empirical studies. International Journal of Business
and Globalisation, 12(3), 249-263.
Groenland, EA.G. (2018). Employing the matrix method as a tool for the analysis of qualitative
research data in the business domain. International Journal of Business and Globalisation, Vol.
2101), 119-134.
IVSC (2018), International Valuation Standards. Nederlandse vertaling, International Valuation
Standards Council en Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.
Kallio, H.‚ A. Pietila, M. Johnson & M. Kangasniemi (2016), Systematic methodological review:
developing a framework for a qualitative semi-structured Interview guide, Journal of Advanced
Nursing, 72(12), 2954-2972, doi: 10.1111/jan.13031.
Nationaal Register Vastgoed Taxateurs (2019), Inflatiescenario Vastgoedindex — versie September
2019, bezocht op 11 december 2019 van de NRVT-website: https:/ /www.nrvt.nl/wp-
content/uploads/2019/10/Inflatiescenario-Vastgoedindex-september-2019.pdf.
Uittenbogaard, LB. & J.P. Traudes (2003), Canonpercenatges, het vaststellen van canonpercentages
bij de herziening van erfpachtcontracten, Amsterdam: SBV School of Real Estate
Sofaer, S. (2002), Qualitative Research Methods, International Journal for Quality in Health Care, 14(4),
329-336.
Veen, | (2004), De waarde van een erfpachtrecht in het Amsterdamse stelsel in het bijzonder van
voortdurende rechten bij canonherziening einde tijdvak, Scriptie Amsterdam School of Real
Estate.
VNG (2019), Taxatiewijzer en kengetallen, Deel 24, Huurwaardekapitalisatie, Waardepeildatum 1
januari 2019, rapport Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Pagina 53 van 74
Pagina 54 van 74
C. Bijlage opdrachtformulering WOZ-erfpachtcorrectie bij
niet-woningen
Naam opdracht
Onderzoek actualisering WOZ-erfpachtcorrectie bij niet-woningen
Opdrachtgever
Belastingen Gemeente Amsterdam, mr. drs. Jan Geert Bakker.
Opdrachtnemer
Ortec Finance B.V.
Aanleiding
In december 2018 ontving de gemeente Amsterdam een aantal uitspraken van de rechtbank en het
hof Amsterdam in WOZ-procedures, waarbij de berekende erfpacht-correctie voor woningen primair
onderwerp van geschil was. De uitspraken hebben geleid tot een onderzoeksrapport waarin de vraag
centraal staat in hoeverre bij woningen de berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie dient te worden
geactualiseerd of te worden herijkt en op welke onderdelen dat opportuun zou zijn. Hoewel de
rechterlijke uitspraken vooralsnog alleen betrekking hebben op woningen, ligt het voor de hand dat
op termijn ook de correctie bij de niet-woningen moet worden bijgesteld.
Projectdoel
Opdrachtnemer voert onderzoek uit naar de actualisering van de door opdrachtgever gehanteerde
methodiek van de WOZ-erfpachtcorrectie voor niet-woningen op in erfpacht uitgegeven grond In
Amsterdam. Het onderzoek richt zich uitsluitend op niet-woningen die worden gewaardeerd met de
huurwaardekapitalisatie-methode. Objecten met erfpachtcontracten in de Port of Amsterdam vallen
buiten dit onderzoek. Opdrachtnemer geeft een beschrijving van de huidige WOZ-erfpachtcorrectie
zoals deze wordt toegepast door Belastingen Gemeente Amsterdam en een overzicht van relevante
algemene bepalingen en betalingsregimes (tellingen per sector, te weten kantoren, winkels en
bedrijven, voor het totale areaal en voor verkopen in de periode 2010 tot en met 2018).
Opdrachtnemer interviewt relevante vastgoedpartijen, te weten taxatiebureaus en investeerders, die
opereren in de gemeente Amsterdam. De opdrachtgever wil van de vastgoedpartijen weten op welke
wijze zij de invloed van erfpacht op de aankoopprijs of taxatiewaarde van commercieel vastgoed
bepalen. Vragen waar opdrachtnemer aan kan denken zijn:
= Op welke wijze wordt rekening gehouden met de invloed van erfpacht bij het aankopen of
taxeren van commercieel vastgoed? Welke methode wordt hiervoor gehanteerd?
= Als de DCF-methode wordt toegepast, hoe wordt de disconteringsvoet bepaald waarmee de
contante waarde van de canonbedragen wordt berekend?
= Hoe wordt omgegaan met onzekere toekomstige canonbetalingen (bijvoorbeeld wanneer het
huidige tijdvak bijna ten einde loopt)? Wordt van deze onzekere canonbedragen expliciet een
schatting gemaakt? En speelt erfpacht een rol in de berekening van de eindwaarde (in het geval
van het toepassen van de DCF-methode)?
= Hoe groot is In de praktijk de correctie voor erfpacht als percentage van de aankoopprijs?
= Hoe zou een vastgoedpartij de berekening maken van de situatie erfpacht naar de situatie volle
eigendom (eigen grond), of anders gesteld: wat zou een koper van commercieel vastgoed meer
over hebben voor eenzelfde gebouw, op dezelfde locatie op eigen grond staan In plaats van op
Pagina 55 van 74
in erfpacht uitgegeven grond. Concreet: hoe corrigeer je een koopsom van een gebouw op
erfpacht naar eigen grond?
= In hoeverre is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de
gemeente Amsterdam bij bijvoorbeeld aankoop, grootschalige renovaties en transformaties?
Het primaire doel van de interviews is om inzichtelijk te maken wat het verschil is bij verkopen van
objecten op eigen grond en objecten op in erfpacht uitgegeven grond. Het resultaat van dit
onderzoek wordt vervolgens gebruikt voor een reflectie op de huidige methode van de WOZ-
erfpachtcorrectie.
Bezetting extern onderzoeksteam, klankbordgroep en projectbezetting gemeente Amsterdam
Het onderzoek zal worden uitgevoerd door Ortec Finance onder leiding van prof. dr. Marc Francke.
Belastingen Gemeente Amsterdam geeft Ortec Finance de opdracht een externe klankbordgroep te
vormen, bestaande uit prof. dr. Tom Berkhout MRE MRICS (voorzitter), prof. dr. Dirk Brounen, prof. dr.
Piet Eichholtz en prof. dr. Jan Monsma. Vanuit Belastingen Gemeente Amsterdam wordt een
projectteam opgericht ter ondersteuning van het onderzoek.
Resultaten
Het onderzoek leidt tot een rapport waarin een beeld wordt geschetst hoe relevante
vastgoedpartijen bij hun waarderingen van commercieel vastgoed met erfpacht omgaan.
Tijdpad
Het onderzoek vindt plaats in de periode augustus 2019 tot en met december 2019. Eind augustus
wordt een kick-off bijeenkomst gehouden. Het doel van deze bijeenkomst is het inventariseren van
de vragen voor de interviews. De interviews vinden naar verwachting plaats In september en oktober.
Het onderzoeksrapport wordt uiterlijk 31 december opgeleverd. Gedurende het onderzoek vindt
maandelijks afstemming plaats met de opdrachtgever.
Dataset
Uiterlijk 23 augustus 2019 levert Belastingen Gemeente Amsterdam een dataset welke als basis dient
voor het onderzoek en uit te voeren data analyse. De dataset bestaat uit een dump van de OrtaX
database met betrekking tot de relevante niet-woningen (met als situatiedatum 1/1/2019), met
uitzondering van eigenaren- en gebruikersgegevens. De data bevat in ieder geval ook de
contractgegevens van de niet-woningen op in erfpacht uitgegeven grond afkomstig van de afdeling
Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam.
Randvoorwaarden
Voor het (tijdig) kunnen uitbrengen van het onderzoeksrapport moet aan een aantal
randvoorwaarden worden voldaan. Hiervoor kan worden gedacht aan:
= _ Beschikbaarheid van capaciteit van zowel opdrachtnemer als van Belastingen Gemeente
Amsterdam;
= De bereidheid tot het meewerken van vastgoedpartijen aan het onderzoek;
= Start van het onderzoek op uiterlijk 23 augustus 2019.
Pagina 56 van 74
D. Instemmingsverklaring
OT mm
Instemmingsverklaring
Allereerst willen wij u bedanken voor het feit dat u mee wilt werken aan het onderzoek naar de
erfpachtcorrectie voor courante niet-woningen (commercieel vastgoed). Wij voeren dit onderzoek uit
namens Belastingen Gemeente Amsterdam (hierna: DBGA).
In opdracht van DBGA onderzoeken wij de wijze waarop bij de bepaling van de marktwaarde van
courante niet-woningen rekening wordt gehouden met erfpacht en de wijze waarop in het kader van de
Wet waardering onroerende zaken verkooptransacties voor erfpacht gecorrigeerd moeten worden bij
het toepassen van de huurwaardekapitalisatiemethode.
Wij zullen u in het kader van dit onderzoek een aantal vragen stellen. Aangezien wij transparantie en een
goede samenwerking op prijs stellen willen wij u om uw toestemming vragen om uw antwoorden en uw
naam te gebruiken in ons onderzoek.
Door deze verklaring te ondertekenen geef ik Ortec Finance hierbij mijn toestemming om mijn
antwoorden en naam te gebruiken in schriftelijke rapportages inzake van het onderzoek naar de
Erfpachtcorrectie voor niet-woningen en gerelateerde publicaties.
Handtekening:
Naam: me
Datum:
Plaats:
Pagina 57 van 74
Pagina 58 van 74
E‚ Interviewmodel
Vereisten
= _ Afgesloten ruimte, zonder prikkels van buiten (telefoon uit, deur blijft dicht)
== __Opnameapparaat
=__Klok / manier van bijhouden tijd (uit het zicht, anders leidt het af).
Opening + start interview [3 minuten]
= __ Welkom
=__Dit interview is input voor een onderzoek dat in opdracht van de Dienst Belastingen Gemeente
Amsterdam (BGA) wordt uitgevoerd, naar het effect van erfpacht op verkoopprijzen van
commercieel vastgoed. Dit is nodig om voor een goede WOZ-waardering van commercieel
vastgoed.
mn Om die vraag te beantwoorden kijken we naar het effect dat erfpacht heeft op de marktwaarde
van vastgoed dat huurinkomen genereert, zoals kantoren, winkels, horeca en bedrijfsruimten.
== We willen het weten zoals het in uw hoofd zit. Alle antwoorden zijn goed. De ideale
geïnterviewde geeft kort en bondig antwoord op basis van zijn eigen kennis, mening of ervaring,
zonder te zeer uit te wijden. Als het antwoord meer toelichting nodig heeft, is zal ik u zeker
vragen om die toelichting.
= _ Wanneer het lastig is om een antwoord te geven, dan kan u de vraag beantwoorden vanuit het
perspectief van een <sfunctieomschrijving geïnterviewde>.
= Soms kan het zo zijn dat vragen wat abstract zijn. Om snel duidelijk te maken waar wij naar op
zoek zijn hebben we bij een aantal vragen kaartjes gemaakt waarop grafisch weergegeven Is
waar we naar op zoek zijn. Dit helpt ons om snel een aantal vrij specifieke vragen te kunnen
stellen en kunnen we beter van de tijd gebruik maken!
= Het kan straks voorkomen dat ik doorvraag terwijl dat soms vreemd of onnodig lijkt. Dat kan
nodig zijn voor het onderzoek, omdat we de antwoorden uit uw mond moeten horen. Het kan
ook zijn dat ik u afkap: omdat we maar beperkt de tijd hebben moeten we de vaart erin houden.
= Zullen we het zo afspreken? Dan spreken we dat zo af.
= Het interview begint met een aantal algemene vragen en gaat daarna meer specifiek in op
verschillende waarderingsmethodes.
Anonimiteit
Deze interviews worden uitgeschreven en verwerkt. Gezamenlijk moeten ze een beeld schetsen van
de manier waarop in de praktijk wordt omgegaan met het waarde-effect van erfpacht voor
commercieel vastgoed. Wanneer respondenten op punten van mening verschillen, dan telt voor ons
het feit dat men in de praktijk op punten niet eenduidig is in de aanpak. De individuele antwoorden
van geïnterviewden hebben niet onze focus. U wordt dus niet geciteerd.
De namen worden wel opgenomen in een bijlage van het rapport, ter verantwoording van het
onderzoek.
Pagina 59 van 74
Start interview / waarderingsmethode [6 minuten]
We beginnen het interview met een algemeen deel, over de waarderingsmethoden die u gebruikt
voor commercieel vastgoed.
1. Is de erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed conceptueel gelijk aan de WOZ-
erfpachtcorrectie?
2. Is de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde afhankelijk van het
soort commercieel vastgoed?
3. Welke waarderingsmethode past u In de praktijk het meest toe of ziet u het vaakst gebruikt
worden?
Kunt u de methoden ordenen naar de mate van gebruik: BAR / NAR / DCF / anders?
[geïnterviewden krijgen kaartjes met daarop de vier mogelijkheden, die zij kunnen rangschikken]
4. Kunt u aangeven waarom u welke methode toepast?
5. Speelt de aanwezigheid van erfpacht een rol bij deze keuze, en waarom wel/niet? Op welke
manier?
6. In de BAR en NAR methode wordt er over een exploitatie termijn of investeringshorizon
gecorrigeerd voor bijvoorbeeld onder- of overhuur. Ook in de DCF-methode wordt een bepaalde
investeringshorizon / exploitatietermijn gehanteerd.
Welke investeringshorizon hanteert u bij de volgende waarderingsbegrippen:
6.1. BAR
6.2. NAR
6.3. DCF
7. Op welke wijze houdt u rekening met erfpachtverplichtingen die buiten deze periode vallen?
Anders geformuleerd, hoe houdt u rekening met canonbetalingen of een buiten canonherziening
einde tijdvak de investeringshorizon? Als het nodig is kunt u onderscheid maken tussen de BAR /
NAR / DCF methode.
Dank voor deze antwoorden, een mooi begin van het interview!
Disconteringsvoet [4 minuten, door na 10 minuten]
Het tweede onderwerp betreft de disconteringsvoet. De disconteringsvoet wordt in de DCF-methode
gebruikt om kasstromen contant te maken. En ook in de BAR / NAR methode wordt een
disconteringsvoet gebruikt om te corrigeren voor onder- of overhuur of erfpacht. Allereerst wil Ik u
een tweetal vragen stellen met betrekking tot de correcties in de BAR / NAR-methode en vervolgens
een vraag met betrekking tot de DCF-methode.
8. In de BAR / NAR methode, waarop baseert u de disconteringsvoet voor canonbetalingen?
9. Herkent u het beeld dat de meeste taxatieverslagen voor deze correcties een disconteringsvoet
van 7% hanteren?
10. DCF: hanteert u voor erfpacht dezelfde disconteringsvoet als die voor de andere kasstromen
(huur, beheer, onderhoud, etc.)?
Dank voor de antwoorden.
Pagina 60 van 74
Canonbetalingen binnen het huidige tijdvak [4 minuten, door na 14 minuten]
Dan gaan we door naar de canonbetalingen binnen het huidige tijdvak. Die lopen tot aan de
canonherziening aan het eind van het tijdvak. Ik heb twee vragen die gaan over hoe u omgaat met de
inflatieverhoging van canonbetalingen. In sommige erfpachtcontracten worden canonbetalingen
periodiek geïndexeerd met de consumenten prijsindex (dit kan jaarlijks, vijfjaarlijks maar ook een
andere periode zijn). Op kaartje 1 ziet u dit geïllustreerd. Omdat toekomstige inflatie onbekend is,
moet daarvoor een aanname worden gedaan.
1. Welke percentage gebruikt u voor de indexering van de canonbetalingen?
12. Waarop baseert u de inflatieverwachting?
Dank voor deze antwoorden.
Canonherziening einde tijdvak (CHET) [2 minuten, door na 16 minuten]
Na het huidige tijdvak kan de canon veranderen bij een nieuw tijdvak. Daarover êên kleine vraag. In
principe spreek je een huurcontract af voor 5 of 10 jaar, met daarna een herziening.
13. Komt het In de praktijk voor dat een verhoging van de canon bij CHET geheel of gedeeltelijk
wordt doorbelast in de huurprijs van het huidige huurcontract?
14. [indien erfpacht gedeeltelijk, maar niet geheel of helemaal niet kan worden doorbelast] Hoe gaat
u om met gedeeltelijke doorbelasting van aanpassing van erfpacht bij CHET In de waardering?
Dank voor het antwoord.
Methodologie erfpachtgrondwaarde [7 minuten, door na 23 minuten]
Vervolgens willen we graag weten hoe u de toekomstige erfpachtgrondwaarde bepaalt. Die is van
belang wanneer een nieuw tijdvak aanvangt. Op kaartje nummer 2 ziet u grafisch weergegeven waar
we ons op focussen. Wanneer een erfpachttijdvak afloopt, moet een nieuwe erfpachtgrondwaarde
worden bepaald voor het opvolgende tijdvak. Ik wil wat dieper ingaan op die waardebepaling.
15. Hoe bepaalt u de erfpachtgrondwaarde op de waardepeildatum, met andere woorden, de
huidige erfpachtgrondwaarde?
16. Drukt u die erfpachtgrondwaarde standaard uitgedrukt in prijzen per m? bruto vloeroppervlak?
17. In het verleden publiceerde de Gemeente Amsterdam grondprijsbrieven, maar zij is daarmee
opgehouden. Welke marktinformatie of afgeleide bronnen gebruikt u nu bij de bepaling van de
erfpachtgrondwaarde?
18. Hanteert u een depreciatiefactor voor het waardeverschil tussen bouwrijpe en bebouwde grond,
en als u dat doet, hoe hoog is deze?
19. Welke aannames maakt u bij het bepalen van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
opvolgende tijdvak. M.a.w., welke aannames hanteert u voor de verwachte grondwaardestijging?
Dank voor deze antwoorden.
Pagina 61 van 74
BAR / NAR methode [12 minuten, door na 35 minuten]
De BAR- en de NAR-methode lijken erg op elkaar. Daarom behandelen we ze zoveel als mogelijk
gezamenlijk, maar her en der focussen we op êéên van beiden. Dat zullen we dan duidelijk aangeven.
Bij de volgende vragen hanteren we de volgende uitgangspunten die ook op kaartje nummer 3
weergegeven zijn.
Bij deze vragen hanteren we de volgende uitgangspunten:
o hette waarderen object staat op erfpachtgrond;
o de gehanteerde BAR / NAR is gebaseerd op transacties van objecten op eigen grond (of op
erfpachtgrond met andere erfpachtcontracten).
20. Deze vraag is specifiek voor de NAR-methode
Corrigeert u de netto-huuropbrengsten in het eerste jaar in de NAR-methode voor de
canonbetaling in het eerste jaar?
lindien dit niet zo is]
Voert u een afzonderlijke contante waarde berekening uit voor erfpacht?
[indien dit niet zo is]
hoe neemt u de kosten voor erfpacht mee in de waardebepaling?
21. Deze vraag is specifiek voor de BAR-methode
In de BAR-methode, voert u een afzonderlijke contante waarde berekening voor erfpacht uit?
22. Een canonherziening einde tijdvak (CHET) kan ver in de toekomst liggen of zeer nabij zijn. Is het
aantal jaar tot CHET voor u van invloed om al dan niet rekening te houden met een
canonherziening? En zo ja, op welke wijze?
Laten we nu uitgaan van dit uitgangspunt: een CHET vindt binnen de exploitatietermijn/
investeringshorizon plaats:
[geïnterviewde krijgt kaartje 4 uitgereikt]
23. Hoe word in beide methoden omgegaan met een canonherziening aan het einde van een
tijdvak? Er wordt dan opnieuw gekeken naar de grondwaarde en een erfpachter heeft de keuze
de erfpacht af te kopen of canon te gaan betalen. Hoe wordt de CHET in de waarde
meegenomen?
231. Hoe neemt u de canonherziening aan het einde van het tijdvak mee in de waardering?
2311. Door de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant te maken;
231.2.Door de herziene canonbetalingen tot aan het einde van de exploitatietermijn contant
te maken;
2313. Anders, namelijk: …
232. Als u de canonbetalingen contant maakt, welk percentage hanteert u voor de verwachte
canonbetalingen?
23.3. Is uw keuze voor contant maken van canonbetalingen of erfpachtgrondwaarde afhankelijk
van het feit of in het huidige tijdvak de canon is afgekocht of niet? Hoe is uw keuze daarvan
afhankelijk?
234. Als u de CHET geheel of gedeeltelijk corrigeert in de huurprijs, hoe gaat u dan om met de
CHET in de rendementseis van de BAR of NAR?
We veranderen het uitgangspunt een beetje: een CHET vindt nu niet binnen, maar buiten de
exploitatietermijn{/investeringshorizon plaats:
[geïnterviewde krijgt kaartje 5 uitgereikt]
24. Hoe wordt door u omgegaan met de canonbetalingen inclusief herzieningen buiten de
exploitatietermijn/investeringshorizon?
241. Maakt u de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant of de herziene canonbetalingen over
een eindige perlode?
Pagina 62 van 74
242. Is de correctie afhankelijk van het feit of in het huidige tijdvak de canon is afgekocht of
niet? En zo ja, op welke wijze?
DCF methode [I.V.T. 5 minuten, door na 40 minuten]
Het einde is In zicht. Ik wil u nog wat vragen stellen over de DCF-methode en daarna wil ik naar een
afronding gaan. Dan gaan we nu door naar de DCF-methode.
25. behandelt u erfpachtkasstromen (canon of afkoop) als ‘reguliere’ kasstromen en meegenomen in
de contante waarde berekening?
26. Als dat niet zo is; hoe behandelt u deze dan?
Laten we nog eens dieper Ingaan op de CHET.
27. Ook in een DCF kan CHET ver in de toekomst liggen of zeer nabij zijn. Is het aantal jaar tot CHET
voor u van invloed om al dan niet rekening te houden met een CHET? En zo ja, op welke wijze?
Stel, er vindt een CHET vindt binnen de investeringshorizon plaats:
[geïnterviewde krijgt kaartje 6 aangereikt]
28. Maakt u de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant of de herziene canonbetalingen tot aan
het einde van de beschouwingsperiode?
29. In het laatste geval, welk canonpercentage hanteert u? Is dit gelijk aan het canonpercentage op
waardepeildatum?
30. Hoe houdt u in de restwaarde / exit yield rekening met erfpacht?
31. Is dit voor u afhankelijk van het feit of In het huidige tijdvak de canon is afgekocht of niet? En zo
ja, op welke wijze?
32. Baseert u de restwaarde op de exit yield en huur, of exit yield en de netto kasstroom?
Laten we het uitgangspunt (weer) veranderen. De CHET vindt nu plaats buiten de exploitatietermijn /
investeringshorizon.
[geïnterviewde krijgt kaartje 7 aangereikt]
33. Hoe gaat u hiermee om in de berekende van de restwaarde?
Dank voor de antwoorden. We zijn bijna door de vragen heen en hebben nog êên inhoudelijk
onderwerp
Onderhandelingsruimte met gemeente [3 minuten, door naar afronding]
De erfpachtgrondwaarde en canonpercentages bij herziening of aanpassing van het erfpachtcontract,
worden vastgesteld door de dienst Grond en Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam.
34. In hoeverre is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de
gemeente Amsterdam bij bijvoorbeeld aankoop, grootschalige renovaties en transformaties?
35. Als u de berekende grondwaarde als basis neemt, hoe groot is de bandbreedte bij deze
onderhandelingen?
Afronding interview [3 minuten]
We hebben het gehad over de correctie voor erfpacht. Uw antwoorden zijn zeer verhelderend
geweest voor ons. Tot besluit hebben we nog één vraag:
36. Zou u in één zin (of enkele) voor mij nog eens kunnen samenvatten hoe u deze correctie zou
bepalen binnen elk van de drie methoden (BAR, NAR of DCF)?
37. Zijn er nog zaken niet aan de orde gekomen waarover we het nog moeten hebben?
Pagina 63 van 74
Dank voor dit gesprek, het was zeer nuttig en zeer informatief!
Het rapport wordt naar verwachting eind januari gepubliceerd door de Gemeente. Wanneer de
Gemeente het onderzoek publiceert zullen wij dit naar u toesturen.
Als dank voor uw medewerking hebben wij voor u nog een klein aardigheidje meegenomen [de
Erfpachters van John Grisham]
INTERN indien van toepassing, zijn er nog opmerkingen over:
-__Houding/openhartigheid;
- Begrip van materie;
-__ Compleetheid van beantwoorden;
-__ Diepgang van beantwoording;
-__ Vreemde reacties of andere opmerkingen;
-__ Zaken die bij het naar buiten lopen nog zijn besproken.
Kaartjes bij vragenlijst
1. Inflatieverwachting
canonbetalingen
Voorbeeld jaarlijkse aanpassing van de canonbetaling
pj
hd 1 Î
wt
? ;
“
Pagina 64 van 74
2. Erfpachtgrondwaarde
Ontwikkeling grondwaarde
Grondwaarde in de toekomst
#
l
I
Grandwaarde nu
Ps
D I
ì |
|
. I
mm
Lasptijderfpachttijdvak
3. BAR en NAR methode
Uitgangspunten
= Het object dat wordt gewaardeerd staat op
erfpachtgrond
= Referentieverkopen staan:
“ Op eigen grond, of;
= Operfpachtgrond met niet-vergelijkbare
erfpachtcontracten.
Pagina 65 van 74
4. Canon herziening
binnen horizon
Explaitatietermijn
5. Canon herziening
buiten horizon
Explaitatietermijn
Pagina 66 van 74
6. Canon bij DCF —
herziening binnen tijdvak
Looptijd erfpachttijdvak
A. Afkoop Ineens |
B. Cananbetaling j | î | j
| | | vrt tt
Explaitatietermijn Restwaarde
7. Canon bij DCF —
herziening buiten tijdvak
Looptijd erfpachttijdvak
eneen Meg
A. Afkoop Ineens I
v
EAA DORDRLL ARANDA RSE TA AED DT DAE Le EE ge
B. Canonbetaling î | j
vet
Explaitatietermijn Restwaarde
Pagina 67 van 74
Pagina 68 van 74
F. Lijst met geïnterviewde personen
De volgende personen zijn geïnterviewd.
Organisatie Persoon Rol Datum
1 Cushman & Wakefield Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT & Taxateur
Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT 16-10
2 AMEO Rob van Trappen RMT RT Taxateur 22-10
3 _JLL Drs. Arnold de Bue MRE MRICS RT & Taxateur
Kjell van den Heuvel MRICS RT HypZert (MLV) 30-10
4 Deka Immobilien Geoff de Booij LLM MSc Investeerder 31-10
5 CBRE Drs. Hero Knol MSc RE MRICS RT & Taxateur
Drs. Willem Rodermond MRE MRICS HypZert (MLV) RT 8-11
6 _ Colliers Dr. Paul Nelisse Taxateur 8-11
7__ AXA IM Ir. Crispijn Stulp Investeerder 15-11
Pagina 69 van 74
Pagina 70 van 74
G. Tellingen WOZ-objecten
Het WOZ-objectenbestand van courante niet-woningen is op basis van het kadastraal perceel
gekoppeld aan het erfpachtbestand afkomstig van Grond en Ontwikkeling van gemeente Amsterdam
(per situatiedatum 1 januari 2019). Wij merken op dat een WOZ-object kan bestaan uit één of meer
kadastrale percelen en dat een erfpachtrecht eveneens betrekking kan hebben op een of meer
kadastrale percelen. Per erfpachtrecht is een aantal gegevens beschikbaar, zoals de begindatum van
het recht, de begin- en einddatum van het tijdvak, de van toepassing zijnde algemene bepalingen,
het betalingsregime, de canon, de afkoopsom en de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het
tijdvak (bij uitgifte of herziening).
De WOZ-objecten die eigendom zijn van corporaties en/of erfpachtrechten die enkel voor
corporaties dienen (AB1998), zijn niet in de tellingen meegenomen.
= Het bestand bevat 36.100 verschillende WOZ-objecten, waarvan 19.907 (gedeeltelijk) op
erfpachtgrond.
sn 1.507 erfpachtenrechten betreffen meer dan 1 WOZ-object. In totaal zijn dit 8.588 verschillende
WOZ-objecten.
= Bij 904 erfpachtrechten zijn geen contractgegevens bekend.
Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal WOZ-objecten per wijk, uitgesplitst naar eigen grond en
erfpacht. Merk op dat de categorie ‘eigen grond’ objecten ook objecten kan bevatten met andere dan
gemeentelijke erfpacht, zoals erfpacht in de Port of Amsterdam. Bij 55 procent van de WOZ-objecten
is er sprake van erfpacht. Tabel 3 geeft per wijk een overzicht van het aantal WOZ-objecten op
erfpachtgrond en eigen grond. In het centrum komt relatief weinig erfpacht voor en in Noord, Nieuw-
West en Zuidoost relatief veel.
Tabel 4 geeft een overzicht van erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling. De meeste
erfpachtrechten hebben AB2000, gevolgd door AB1994 en AB1966.
Wijk Eigen grond Erfpacht (WOZ-objecten) Totaal
A Centrum 8.025 1.268 9293
B Westelijk- Havengebied 449 626 1.075
E West 2.014 2.281 4.295
F Nieuw-West 543 3.986 4,529
K Zuid 2944 4.709 7.653
M Oost 1405 2.241 3.646
N Noord 464 2.748 3.212
T Zuidoost 349 2.048 2.397
Totaal 16.193 19.907 36.100
Tabel 3: WOZ-objecten per wijk en eigendom.
Merk op dat vanaf tabel 4 de tellingen betrekking hebben op de combinatie van WOZ-objecten en
erfpachtrechten.
wijk AB1915 AB1937 AB1955 AB1966 AB1994 AB2000 _Overig/onbekend Totaal
A Centrum 9 0 hb 572 342 1243 99 2.309
B Westelijk- Havengebied 0 0 0 0 0 0 693 693
E West 137 26 6 241 1.049 2.847 172 4,478
F Nieuw-West 0 319 961 901 1376 3.604 138 7.299
K Zuid 261 167 1.057 561 1777 2454 117 6.394
M Oost 10 24 30 377 1229 4.970 62 6.702
N Noord 25 3 368 685 562 2.279 64 3.986
T Zuidoost 0 0 0 1313 1.322 1.364 16 4,015
Totaal 442 539 2466 4650 7.657 _ 18761 1.361 35.876
Tabel 4: Erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling.
Pagina 71 van 74
Tabel 5 geeft een overzicht van de erfpachtrechten per wijk, uitgesplitst naar afgekocht en canon
betalende erfpacht. Bij het grootste deel van de erfpachtcontracten zijn de canon betalingen in het
huidige tijdvak afgekocht: 23.695 van de 35.876 rechten, oftewel 68 procent. Dit percentage varieert
over de wijken, van 42 procent in het Zuid tot 90 procent in Oost en Zuidoost.
Tabel 6 geeft een overzicht van de algemene bepalingen en betalingsregimes. De algemene
bepalingen vanaf 1966 hebben relatief veel afgekochte erfpachtrechten, terwijl ‘oude’ algemene
bepalingen (tot en met 1955) over het algemeen vaste canons kennen. Tenslotte geeft Tabel 7 een
overzicht van erfpachtrechten naar objecttype en algemene bepaling.
Wijk Afgekocht Canon-betalend Onbekend Totaal
A Centrum 1.800 450 59 2.309
B Westelijk- Havengebied 71 89 527 693
E West 3.196 1251 31 4,478
F Nieuw-West 4224 2.977 98 7.299
K Zuid 2.626 3,683 85 6.394
M Oost 5,972 677 53 6.702
N Noord 2.197 1.746 43 3.986
T Zuidoost 3.603 404 8 4,015
Totaal 23.695 11.277 904 35.876
Tabel 5: Erfpachtrechten per wijk en betalingsregime.
Betalingsregime nn Ne ete et reele Vastecanon Afgekocht Onbekend Totaal
AB1915 0 1 0 0 0 440 1 0 442
AB1937 0 0 0 0 0 529 10 0 539
AB1955 0 0 0 0 0 2.455 n 0 2.466
AB1966 41.230 1 0 1 70 3.342 2 4.650
AB1994 6 1414 0 0 2 123 6.112 0 7.657
AB2000 3.937 18 165 1 625 15 13.977 23 18.761
Overig/ onbekend 107 71 1 26 1 34 242 879 1.361
Totaal 4054 2734 167 27 629 3.666 23.695 904 35.876
Tabel 6: Erfpachtrechten per algemene bepaling en betatingsregime.
Type AB1915 _ AB1937 _AB1955 AB1966 AB1994 AB2000 Overig/onbekend _ Totaal
Bedrijf 56 23 56 1231 1265 4971 694 8.296
Kantoor 185 4 273 1295 1333 2432 308 5.867
Winkel 121 21 283 736 963 1893 123 4,140
Parkeren 0 2 15 387 2977 77/46 116 11.243
Garage 0 433 1744 631 662 764 18 4.252
Restaurant/café 54 16 65 246 326 615 48 1.370
Overig HWK 26 3 30 124 131 340 54 708
Totaal 442 539 2.466 4.650 7,657 _ 18761 1.361 35.876
Tabel 7: Erfpachtrechten per objecttype en algemene bepaling.
De figuren 1 en 2 laten de verdeling zien van de einddatum van het huidige tijdvak, voor
respectievelijk afgekochte en canon betalende erfpachtrechten. Bij afgekochte rechten ligt de piek In
de periode 2050 — 2060, corresponderend met rechten die in de periode 2000 — 2010 zijn ingegaan.
Het aantal rechten dat vóór 2030 expireert is laag (met een piek in 2027). Bij canon-betalende
erfpachtrechten is de verdeling van de expiratiejaren gelijkmatiger.
Pagina 72 van 74
Contracten naar expiratie, afgekocht
3,000
2,500
2,000
1,500
1,000
500
° aah,
2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110 2120
Figuur 2: afgekochte erfpachtcontracten naar expiratiejaar
Contracten naar expiratie, canon-betalend
3,000
2,500
2,000
1,500
1,000
500 Ì
0
2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110 2120
Figuur 3: canon-betatende erfpachtcontracten naar expiratiejaar.
Pagina 73 van 74
Rotterdam Amsterdam London
Ortec Finance bv Ortec Finance bv Ortec Finance Ltd.
Boompjes 40 Naritaweg 51 Bridge House
3011 XB Rotterdam 1043 BP Amsterdam 181 Queen Victoria Street
The Netherlands The Netherlands London, EC4V 4EG
Tel. +31 10 700 50 00 Tel. +31 20 700 97 00 United Kingdom
Tel. +44 20 3770 5780
Pfâffikon Toronto Hong Kong
Ortec Finance AG Ortec Finance Canada Inc. Ortec Finance Asia Ltd.
Poststrasse 4 250 University Ave. #200 Unit 211, 2/F, Building 12W
8808 Pfäffikon SZ Toronto, ON MSH 3E5 Phase 3, Hong Kong Science Park
Switzerland Canada Shatin, Hong Kong
Tel. +41 55 410 38 38 Tel. +1 416 736 4955 Tel. +852 2477 9838
www.ortec-finance.com
ORT=C
FINANCE
Pagina 74 van 74
| Schriftelijke Vraag | 74 | train |
E En | T | | den
1 Kk wf | en Sr | ee . Nin Ee : n À IN
N IE „L arl | | Í pe hl Ó \ | PA
NK VnM | il EN LI Ë.
ACER. 5
Onderzoek & Innovatie ON dt
- | | | ai A / Ii Wj E an
Jaarverslag 2021 | IR | | L Erik
a > ms | | =l Á | É ei Ô E Ë ed ee
IN OP REEN
@) waternet ; 5 ) Js DS 8 R Pe 4 De ä SS K
Jm NJ
& % | f
8 â a LN A t°
Me … RN
if Et SN xt , SE, PS ‚ 4 &, ge 5 Bes 5 Kr ; i
1 ke NN \ 4 4 ‚ ef n me b Stad / / an A er d " R
Ë DE Ai AN A NN Rik ke \ Á dk vd àl E ne 4 fak ERP bs ke se es 5
VK Alk AE Jif | N Ve wr Pe SE Ikea TIN
Ä he jb h ' \ we 1 EN 7 Aj Ô d | ' à de be Í i } d > % id } wb Ge’) En. mee N f d ON
N A p LN ek | ik se | 4 wt : tt \ ) s iN 4 Pd hide zoe zl A WOE | han arts ne
Vil ‚Fe flats f Sf ae k Í ST (4 ö | ct ee atie Kn Í IN
is dt e ' be d P SL, dale 0 i Á Ë tikel kj KANT,
et M 1 { Nr ES fe Ri) ee. : a) Re 8 # Ee: rl: it ij d if VA |I | | \ { ° lid Ne, Ì
KAK À Kk hs En tt EN BEEN ; keda Za 5 „ie bad | he lRL NA l
A Li ke ì | HE jk ib d at Er A pd Ü E in Á Hi EE Ol End ij | | | A f í fl MT, Ë /j f E Ki ï | Ú
Khel keld Or PAT Neen nae Arden Kik | PION VOETEN HEZE on A
ke uche) Rent HIE NN hen tl Et | ACAP TEN ATEN NC 7 ARE PA Va PEPR: VNO ZONA DP ALLE Bb ONE 007 helde IS ANS JJ
GE NEELIE EEE NED Sp lement eh COA HOME 0 (700 ODS NEE DAC
td PANEL Ik KIT, | 5 e Ike: UREN et nd A | We d ge eN rrkeN ANK N cn ie | gtt lk, WES,
W NF \ | BN BEE A | } fl mn EN, A bh an NE her Ad in E A UG { EEK VEL n° INN, Ln pin Eh e
EED A len ii | | U fl p de "| ê mnl B | hj LRT EN Ì jk h ade, | Ne rde ee l he AN \ ik Î bni Li tl L
REAL IKOEN NIENKE ROT ATA va IMC De Li EREN AEN it A, 2660 ECE IBIRAPRAS 0
hete KIN VN úi RK CE eb 7 B an RD i | nj | | HA EEE eis MK BLS BED ORN AEC WARE NE SNE N bl Ik: NL A
Ô gr | Ë zl A 7 IR Lik Á ZI if Pi HE N ef Dd ee n Í ï | ' | EN: iN | l 4 | 4 5 NN juke 4 I It / af Ik EN 4 , at hi
Ke ) bkr Elf DA, VA Md Ld P ‘ Le 1 A E 5 k LE , Re LE ij \ 4 KAREN 12 a. | {7 | dik, 4 FL kl Nt p
der k hb ir bi Pd 6 AN ee Je var p Kr tl bert » he \ fl [ nd ' El | Ì vi | d E ki Kbm Ee | | yk ij x | el A (Se } Ë Ei, k bi Î ri | > \
RSE PRD t: il BAR A, Nat Ie) rd 7 ER HU JEN ik il | d ij ik den” sek al EN | I taan IAN: ol KE Pi el N | ‚ IN NN IJ
AT LEER PAID IE el AEL ij FUEGO ESE Nv eere kl JANKAAH ERE AERTS
eden Ze PENNEN er be mf AM Al EN RNEZBENUN CAI Der Ae ENNE Y Dd EAN PENS TNI heden
ji N Ü Wi Ep hi En Ì iú : Vid NEEN ed ú E E] | ik Ë Hi Ee 1 NE A |/ ij | di HE | À f / ih x1 Ë ij Wed E EE # N 4 it de A À D b Koe / ú penn : EN Ih DINE - ) Pe y
tE AART HEEN ID en mene IO INN NAE BET OENNEEINDN ZEN Wisan (ITE Seo Mime tebergen AE tenet vo ia) Se oe Ei NA
Naf REE lS HNE EARL VAN BE Se nes ld Á d MRSE 2 Ô RB SE AAP ALE DE mh en hac je LE deld! NAIL Dn etl p, AS EEL If
he kh Pd Bn r } el ed de 4 . j EN 8 ik à ENT a ER ze send: De pt AEN e | E 4 le he . pi Eid’ ENE el le, ER Ek e 11 if : U EN dp
R SI aag el | Kare er PA IIA mn binen Á a alte, Ee IPP ALW N iN Ek il nk 53 BES kh U 4 ee, |
IN , Jk, zo ki Sie ui hee / EE Pe be mi zUt ma, | ' WAE Bf Ee | Kin dj a ii EL ER 1 5/ 4 4 fi 4 At ED Fi Bent \ \ iN TEEN
: 4 EA ELEN ha Ui or hi Ì K AT elk AREN A ' LN Fia, | dE / VREE rra Hi, SE fe CS ATI ES 5 IHN ELI als
Nans Á SANEE We PEEIOTT AG Woe Ad Dn ND B Eibe 4 Bae EIEREN | EAR ABD AND VERT ATEA ZENE | HIESE H U IN AE U | er
bra sd at Hont Ae RIN FILA í Ü OEL EEE ALE Ai ID IE A RRE BAE AN eon A (hp De iig A ES (Aak MO 0D Â
neen SAL deale 0 Ee alge dl | A BETEN | Id EE cd eff EE 20 bi É (8 Re Ab DE (en EERE TR ei a ACS dB te Np Sake,
pen Ee re EN e B REE EATNIË 1 ERN | HE K Me P, PAL Ik d | AN IE Ed Ei el eik p AE i ie B ik / | È k sE il ie KS Ep Ss ED 5 n NES Sk ie E
Be ze \ lie NEREDE LON NEET NR AIDE IE CANE TIRED AT TK) GENE ARLU € Wiek Gete EB Le ENEN td SERRA SE PA NL ES k been
| oe Ae RAPP AAA EA (AL AEN EEE UPN 4 NL 3 | re: MIP? hr 4 vi HEAK Ee Ee Ee a dr k g SBE ok ER ib te OE Fe ES 6 ik Nm 2
EN DAELE DELE HEE ADIB ISEEN Rd ce ELEN ore abt SOS: MAAN ie
Est ERIKS ask, Ö iel, EREN NEde JINN Si | A4 NEEM ARIE be ALs ad al nn Eá en IR in? SNN bed Allen belles ke
Bel 5 Tn 4E ep ed BON Aker Ei p an kt ê etl É 5 hai BEA EN 5 Rs Dh e rin EN En ; 5 1 A ir E 1 1 me 3 Arm Pen NE NW IE a) F al } ik: IES 4 De Ù )
ERE Bte | ie ez IBN Aen Ee AVE IEN ANA LS AS EL AD BNI B
EN WET el Te Ee ENOR EEL oC rd FE A Be (ale f IS if CUE IE se (BES fn SL ZAL el bas TI
EE |E nk IA Re Us 4 Sef | E Neen Weeen IIEP ETA Al AN IE NE NE EN Dd Ve ho EE EEE Jams
Ea df Er N Ei UNS) M- JA HE | F, re ’ Í d
Polishing pellets
Langzame zandfiltratie
Faalkansmodel persleidingen
Snelle detectie fecale verontreiniging
Medicijnresten verwijderen met AdOx
(s)Ken je Sloot
Onderzoekstraat afvalwater
QO Materialenonderzoek
TEO-temperatuurmetingen
Aly TEO-pilot Sloterplas
2:
aj 8 En
Robotic Process Automation
af Augmented reality
Winnovatie
en Toekomstbestendige menukaart
aat: Integraal modelleren
GD Temmen van brakke kwel
Natte teelten
& RE:PEAT
De symbolen van de UN Sustainable Development Goals verwijzen naar een innovatiethema.
u Polishing pellets —___________________—_——————— u —_ _— Veilig zwemmen —
be door snelle
In dit project willen we waterijzer opwaarderen door het te drogen en . eee
te granuleren. Om onze waterkwaliteitsdoelstellingen te kunnen halen, detectie fecale verontreiniging
willen we het korrelmateriaal kunnen gebruiken voor de verwijdering
van arseen en fosfaat uit drink- en oppervlaktewater. De korrels moe- Zwemwaterlocaties willen direct kunnen ingrijpen als ziekteverwekken-
ten sterk genoeg voor de toepassing in een filterbed en ze moeten een de micro-organismen in het water aanwezig zijn, of om genomen maat-
hoge adsorptiecapaciteit hebben voor arseen en fosfaat. regelen sneller te kunnen opheffen. Deze snelle detectie is mogelijk
met een mobiele qPCR-analyse of een BACTcontrol-sensor. In Breda
Inmiddels zijn meerdere bindmiddelen getest die een mechanisch en Nijmegen zijn hiermee in 2020 pilotstudies uitgevoerd. De veldana-
sterke en stabiele korrel kunnen opleveren. Twee van die bindmiddelen \yses zijn vergeleken met de klassieke MPN-kweekmethode, die twee
blijken tevens een hoge adsorptiecapaciteit te bezitten en geven een dagen duurt. Met zowel de qPCR-analyse als de kweekmethode kon de
voldoende poreuze korrel die veel fosfor en/of arseen kan adsorberen. aanwezigheid van E. coli-genen in diverse oppervlaktewateren worden
De komende periode wordt de mechanische sterkte van de korrels bepaald, maar de concentraties vertoonden geen sterke correlatie. Ook
verder verbeterd en de bruikbaarheid in de praktijk getest. Op de locatie de BACTcontrol toonde verhoogde E. coli-gehalten in het veld aan.
‘Zwemlust' zetten we een kolomexperiment op om te onderzoeken of
de korrels kunnen worden gebruikt in een grootschalige toepassing. Bij In 2021 hebben we de detectie met qPCR en BACTcontrol verbeterd
een positief resultaat kan een grootschalige, duurzame productiemetho- zodat op termijn gegevens direct beschikbaar zijn voor zwemmers. De
de worden ontwikkeld. analyses zijn ook getest bij het Marineterrein, het startpunt van de City
Swim. Wanneer de methode is geoptimaliseerd kunnen de resultaten
worden vergeleken met die van de kweekmethode, zodat alternatieve
. . . normen voor de zwemwaterkwaliteit kunnen worden vastgesteld voor
u — —__—__—__ Langzame zandfiltratie moderniseren —__—__— deze innovatieve technieken.
In de drinkwaterzuivering is langzame zandfiltratie de laatste stap. Hiermee
worden mirco-organismen uit het drinkwater verwijderd en het laatste restje
organische stof verder verwijderd. De bovenste laag van het langzame
zandfilter is de Schmutzdecke, een laag organisch materiaal die daarvoor
heel belangrijk is. Na verloop van tijd moet deze laag worden verwijderd
en kan dan weer na een half jaar functioneren. In dit project onderzoeken
we of we deze inlooptijd kunnen verkorten en of we de oppervlakte en de
hoogte van een zandfilter kunnen beperken.
Inmiddels hebben we een jaar lang vier filters met verschillende proces-
voering gevolgd. Met Next Generation Sequencing-technieken (NGS-tech-
nieken), kunnen we álle organismen in een monster op basis van DNA
karakteriseren. Daarmee hebben we honderd watersamples en Schmutz-
decke-samples genomen. Dat leverde zeer veel data op, die we nu verder
moeten onderzoeken. Verder werken we mee aan drie promotieonderzoe-
ken omtrent langzame zandfilters, waarvoor we materiaal (zand en water)
en onze data beschikbaar stellen.
u —_—_____________Faalkansmodel persleidingen —____________________——— u —_ —_ (s)Ken je Sloot —__—
We willen de 700 kilometer aan afvalwaterpersleidingen van Amster- Waterplanten zijn belangrijk voor een goede ecologische kwaliteit.
dam en AGV risicogestuurd beheren en we willen weten wanneer ze Waternet is voor al het water in haar beheergebied KRW-plichtig, maar
moeten worden vervangen. Daarom ontwikkelen we een faalkansmodel beheert daarvan slechts 5-10%. Gemeenten en terreinbeheerders be-
dat de conditie van elk leidingsegment kan voorspellen en via GIS kan heren 30-40% en agrariërs 40-50%. Daarom ontstond vijf jaar geleden
worden ontsloten. Deze assetmanagementtool moet ook door andere het idee om boeren via een app zélf de watervegetatie in hun sloten te
leidingbeheerders kunnen worden gebruikt. In de eerste fase (2019) is laten meten.
een eerste versie van het faalkansmodel uitgeprobeerd op tien perslei-
dingsegmenten in Nederland. In de tweede fase, die in 2021 is gestart, In de zomer worden de monitoringsgegevens vergaard en aangeleverd.
worden ontbrekende faalmechanismen toegevoegd en worden, samen In de maanden juli en augustus gaan de agrariërs met de app en de
met RIONED, STOWA en persleidingbeheerders ervaringen met in- ‘handige’ hark het weiland in om hun sloten te scannen. De monitorings-
specties opgehaald in Nederland en België. periode is onlangs afgesloten. Deze zomer zijn er 335 sloten gescand
door 53 agrariërs. Dit jaar vieren we ons eerste lustrum - (s)Ken je sloot
Ook wordt bij Waternet gewerkt aan de verdere uitwerking en imple- bestaat vijf jaar - en hopen we deze aantallen te overtreffen. Ook willen
mentatie van risicogestuurd ontwerp en beheer voor afvalwaterpers- we graag weten hoe de onderwaterplanten zich hebben ontwikkeld, nu
leidingen. Die aanpak willen we toepassen bij alle grote Waternet- en de zomer lang niet zo droog is geweest als in de drie voorgaande jaren.
WRK-leidingen onder druk. Als de derde fase van het faalkansmodel
medio 2023 is afgerond, willen we het koppelen aan de bestaande as-
setmanagementsystemen.
u ——__—____________Medicijnresten verwijderen met AdOX —_——_——————————
Medicijnresten in afvalwater vormen een probleem waarmee veel wa-
terschappen te maken hebben. Een nieuwe techniek om deze stoffen te
verwijderen is AdOx. Hierbij wordt effluent van een rwzi geleid door een
zeolietfilter, dat de medicijnresten adsorbeert. Deze techniek is zeer inno-
vatief en in 2021 beloond met de waterinnovatieprijs.
Op laboratoriumschaal is aangetoond dat het proces zeer effectief is en
dat hiermee meer dan 80% van de medicijnresten uit het afvalwater wordt
verwijderd. Door de regeneratie met ozongas wordt de adsorptiecapa-
citeit van de zeolietkorrels volledig hersteld. Het mooie van dit proces is
dat er geen bromaat wordt gevormd en het oppervlaktewater waarop het
effluent wordt geloosd dus niet verontreinigd wordt met deze toxische
stof. Op basis van de resultaten op labschaal is een ontwerp gemaakt
voor een pilot plant. Deze zal geplaatst worden op de rwzi Leiden-Noord
(Rijnland).
CI —- Onderzoekstraat —— CI —__—————————______Materialenonderzoek —______________________—————
afvalwater In 2030 wil Waternet 50% minder (primaire) grondstoffen gebruiken.
We willen de lachgasemissie, het energieverbruik en de slibproductie Om te bepalen welke grondstoffen we allemaal gebruiken, doen we een
beperken tegen zo laag mogelijke kosten en binnen de gestelde kwa- nulmeting. Behalve de hoeveelheden worden ook de milieu-impact en
liteitsdoelstellingen voor effluent. Daarom is één van de zeven zuive- de sociale impact van de grondstoffen bepaald, door onder andere te
ringsstraten van de rwzi Amsterdam West ingericht als onderzoek- kijken naar schaarste, landverbruik, watervervuiling en arbeidsomstan-
straat, met extra sensoren en analyzers in het voorbezonken water, in digheden.
verschillende compartimenten van de aeratietank, bij het afgassen van
de aeratietank, in de nabezinktank en in het (retour)slib. De benodig- Van veel grondstofstromen (zoals energie en chemicaliën) is al bekend
de datanetwerkinfrastructuur is uitgebreid en de stroomaansluitingen hoeveel we ervan gebruiken. Om in beeld te krijgen welke materialen
zijn aangebracht. Verder is het huidige procesautomatiseringssysteem gebruikt worden in onze assets doen we mee met het in juli 2020 ge-
(SCADA) aangepast en wordt binnenkort getest. starte STOWA-onderzoek ‘Circulair assetmanagement waterschappen’.
De dataverzameling voor de nulmeting van de assets en de omrekening
Voor metingen in het influent van de onderzoekstraat is een ultrafiltratie- naar de milieu-impact en de sociale impact zijn in 2020 gestart. Door
membraaninstallatie gemaakt die deeltjes uit het afvalwater verwijdert, een gebrek aan materiaaldata van veel assets zal de nulmeting naar
zodat ammonium en fosfaat kunnen worden gemeten. We hebben drie verwachting in voorjaar 2022 gereed zijn. Er zal dan een top tien van
modellen ontwikkeld waarmee de Artificial Intelligence (Al)-model- grondstoffen worden opgesteld. Deze top tien zal deel uitmaken van het
sturing kan worden gerealiseerd en twee ‘reken’-sensoren (bepaling nieuwe Waternet-programma Circulaire Economie.
influentstroom en procesluchtdebiet per zuiveringsstraat). De komende
periode worden data verzameld om de ontwikkelde modellen te trainen
op de data van de onderzoekstraat. ‘1, .
O- —___—__—_—_—_—_—_———_—————_—_— TEO-temperatuurmetingen
4y\N
Amsterdam wil in 2040 aardgasvrij zijn. Door de groeiende interesse in
de toepassing van thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) ver-
wachten wij dat de komende jaren meer TEO-installaties zullen worden
gebouwd. Oppervlaktewater warmt ‘s zomers snel op en bevat dan een
grote hoeveelheid thermische energie. TEO-installaties onttrekken warm-
te aan het water en slaan het op in de bodem om in de winter huizen te
kunnen verwarmen. Daarna wordt het koudere water weer geloosd in het
watersysteem.
Met het project TEO-temperatuurmetingen willen we de effecten van de
TEO-winning op het watersysteem inzichtelijk maken. We monitoren de
opwarming van het oppervlaktewater na een koudelozing via temperatuur-
sensoren in het water. De meetdata gebruiken we ook om onze modellen
te kalibreren. We hebben data verzameld op meerdere locaties in de stad
en bij verschillende TEO-systemen. De komende tijd gaan we hiermee
verder. De data zijn te vinden via de omgevingswarmtekaart van Waternet.
\ 1 4, . .
O- ———————__________ …_ TEO-pilot Sloterplas EN a — — Augmented reality ——
4y\N
In 2022 gaan Waternet en het Waterschap Amstel Gooi en Vecht bij de Augmented reality (AR) wordt in het Nederlands ook wel vertaald als
Sloterplas een proefinstallatie bouwen voor de winning van thermische toegevoegde realiteit. Over de werkelijkheid wordt als het ware een
energie uit oppervlaktewater (TEO). Ze bestaat uit twee parallel ge- extra laag aan informatie gelegd, die heel handig kan zijn wanneer je in
plaatste onderzoeksstraten. Het oppervlaktewater wordt vanuit de Plato- het veld wilt weten waar bijvoorbeeld putten zijn te vinden zijn, of hoe
gracht verpompt naar de installatie en over de beide onderzoeksstraten diep bepaalde zaken liggen. Het betreft informatie over zaken die je op
verdeeld. Behalve de ecologische effecten van de installatie wordt ook het eerste oog niet ziet, maar die heel handig zijn om te weten.
het energierendement van de straten gemonitord.
Toezichthouders, werkvoorbereiders, bestuurders en handhavers kun-
We werken samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland (Rijnland) nen AR gebruiken om de digitale wereld van Waternet te combineren
en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), waarbij met de echte wereld. Met behulp van een iPad met camera wordt een
verschillende typen watersysteem worden onderzocht. AGV onderzoekt digitale laag geprojecteerd over het beeld, waardoor een grote hoeveel-
de winning vanuit een stadsplas, HHNK die vanuit een poldersloot en heid extra gegevens kan worden opgehaald. Momenteel worden tests
Rijnland onderzoekt de winning vanuit een boezemkanaal. HHNK en uitgevoerd om te kijken voor welke toepassingen deze technologie een
Rijnland benutten voor dit onderzoek reeds bestaande TEO installaties. grote meerwaarde kan hebben.
Monitoring, analyse en rapportage worden in samenwerking uitgevoerd,
zodat data en uitkomsten met elkaar vergelijkbaar zijn. De uitkomsten
dienen voor het ontwikkelen van een strategie voor de grootschalige
toepassing van TEO-systemen.
a —_________Robotic Process Automation —_
In de dagelijkse praktijk op kantoor worden veel repeterende handmati-
ge bewerkingen gedaan die door Robotic Process Automation-software
(RPA) kunnen worden overgenomen. Dit bespaart een aanzienlijke hoe-
veelheid tijd. In deze verkenning en Proof-of-Concept (PoC) onderzoekt
Waternet de impact van de implementatie en de mogelijke opbrengsten
van RPA. Gekozen is een proces dat qua complexiteit beperkt is en dat
qua verwachte toegevoegde waarde aanzienlijk is.
RPA is daarbij ingezet voor het overnemen van een kleine, maar vaak
en handmatig uitgevoerde taak. Gefocust is op toepassingen voor de
teams van de Unit Factureren en Heffen en de Unit Betalen. Het is een
intern proces en niet een proces waar klanten of derden mee te ma-
ken hebben. De Proof-of-Concept bood een goed inzicht in de techni-
sche mogelijkheden en een eerste aanzet tot mogelijke toepassingen.
Verwacht wordt dat ook meerdere toepassingen mogelijk zijn buiten de
eerdergenoemde units. geen
@ — Winnovatie — — __&& —— Toekomstbestendige —— SP — Integraal modelleren ——
menukaart
Waternet heeft zich aangesloten bij het platform Winnovatie, een initia- Met de ontwikkeling van een circulair watersysteem voor 1500 woningen Met hydrologische modellen krijgen we inzicht in het functioneren van
tief van het Waterschapshuis. Via Winnovatie kunnen waterorganisaties en 12 hectare businesspark startte in 2017 in Brainport Smart District onze watersystemen. Nieuwe problemen daarbij zijn perioden met
op een laagdrempelige manier kennis met elkaar uitwisselen. Verder (BSD, Helmond) een cocreatieproces met ruim dertig medewerkers van extreme neerslag of van langdurige droogte, waarvan de gevolgen voor
kan het platform worden gebruikt om (innovatieve) ideeën voor speci- de vijf waterketenpartners in het gebied. Ze hebben intensief samen- de waterkwaliteit inzichtelijk moeten worden gemaakt met modellen.
fieke uitdagingen bij elkaar te brengen en te verbeteren. Ook andere gewerkt tijdens de conceptuele ontwerpfase van het circulaire water- Hetzelfde geldt voor nieuwe thema’s, zoals thermische energie. Voor
partners uit de watercyclus kunnen zich aansluiten bij Winnovatie. systeem. Dat resulteerde niet in een technisch ontwerp en een uitvoe- het integraal modelleren van die thema's moeten veel data worden ont-
ringsprogramma. In plaats daarvan zijn breed gedragen indicatoren en sloten en vaak meerdere softwarepakketten worden gebruikt. Dit project
Dit jaar zijn er verschillende Winnovatie-challenges gelanceerd, waar- doelstellingen ontwikkeld, waaraan alle toekomstige oplossingen voor de is gericht op het maken van de juiste keuzes bij de gebruikte (combina-
aan ook externen konden meedoen. In opdracht van Amsterdam wijk moeten voldoen. Hiermee kunnen projectontwikkelaars en toekom- ties van) software voor modellen.
Rainproof is er een challenge afgerond waarin externen konden mee- stige bewoners zelf innovatieve en passende oplossingen aandragen.
denken over oplossingen voor het monitoren van de rainproof-maatre- In de tweede online-bijeenkomst in april 2021 was de stedelijke en lan-
gelen. Ook is samen met STOWA een openbare challenge afgerond Om initiatiefnemers (bewoners, ontwikkelaars, bedrijven, overheden delijke hydrologie en hydraulica voor de polder Waardassacker gekop-
over mogelijke oplossingen om de warmtewinning uit oppervlaktewater en consortia) te inspireren met mogelijke oplossingen is een uitge- peld. Bij het integrale model in InfoWorks ICM (Integrated Catchment
te combineren met fosforverwijdering. Daarnaast waren er meerdere breid overzicht gemaakt met innovatieve maatregelen en technieken, Modelling) waren ééndimensionale waterlopen en rioleringen
interne challenges, zoals het circulair renoveren van rioolgemalen, pro- die wordt uitgewerkt in een gebruiksvriendelijke ‘menukaart’. Voor de gekoppeld aan een tweedimensionaal maaiveld. Ook de overstromings-
ducttoepassingen van bio-composiet en sociale inclusie. Verder is de waterketen is via een doorrekening van drie scenario's de haalbaarheid berekeningen in Tygron bleken zeer bruikbaar te zijn voor een calami-
Linkedin-pagina ‘Waternet Innovatie’ gelanceerd. verkend van de innovatiedoelstellingen voor de wijk. De effecten van de teitenorganisatie. Hiermee bleek dat modellering de juiste inzichten kan
drie scenario’s zijn met impactanalyses in beeld gebracht. opleveren om het watersysteem te kunnen optimaliseren.
Dan
Winncdvatie
GP — Temmen van brakke kwel — Ee —_—_— Natteteelten —_— Ee —____—— REPEAT ————
In de diepgelegen Horstermeerpolder komt in het midden brak grond- Met deze pilot onderzoeken we nieuwe landbouwmethoden met de pro- RE:PEAT is een interactief simulatieplatform, waarmee toekomstscena-
water naar boven, terwijl aan de randen zoet water omhoog kwelt. ductie van natte gewassen en de bijbehorende verdienmodellen. Sinds rio's in het veenweidegebied kunnen worden verkend in samenhang
Doordat die twee kwelstromen zich mengen in de poldersloten bevat 2021 is het ook een officiële meetlocatie voor het Nationaal Onderzoek met de belangen van andere partijen in het landelijke gebied. RE:PEAT
het polderwater teveel zout voor landbouw en natuur. Doordat het wordt Broeikasgassen Veenweiden (NOVB). De lisdodden groeien uitstekend, draait op het Tygron Geodesign Platform, waarmee per gebied een
uitgemalen op de Vecht zorgt het ook in de omliggende gebieden voor maar veenmos en riet blijven achter. We onderzoeken hoe dat komt. De gedetailleerde 3D-simulatiewereld wordt opgebouwd uit allerlei vrij
waterkwaliteitsproblemen. Daarom willen we het brakke grondwater op- eerste lisdoddenoogst in februari 2021 van 15 m? is verkocht aan een beschikbare GIS-data, inclusief onze eigen waterdata. Hiermee kunnen
pompen en zuiveren, om te gebruiken we voor de drinkwaterproductie Duits potgrondbedrijf. In de toekomst gaan we ons richten op de ver- we een verkenning uitvoeren met alle thema's die voor onze planvor-
van Amsterdam en omgeving. koop aan fabrikanten van isolatieplaten en andere bouwmaterialen. ming belangrijk zijn (bodemdaling, wateroverlast, hittestress, landbouw-
opbrengsten, verkeerslawaai, dijkdoorbraken, weidevogelgeschiktheid,
Begin 2021 zijn twee boringen gezet tot 225 meter diepte, één voor De proefvelden met riet en lisdodde stoten geen CO, meer uit, maar wél stikstofuitstoot, broeikasgasemissies, waterbeheerkosten) en waarbij de
een winput en één voor een monitoringsput. Deze put is via een trans- methaan. Het veenmos stoot geen van beide gassen uit. In mei 2021 is belangen van alle betrokkenen worden meegewogen.
portleiding verbonden met een reverse-osmose-installatie op de rwzi een nieuw proefveld met lisdodden aangelegd. De Radboud Universiteit
Horstermeer, om proeven te doen met het zuiveren van het brakke heeft in de natte proefvelden peilbuizen met ElliTrack-loggers geplaatst In de nieuwe versie, RE:PEAT 2021.05, kunnen broeikasgasemissies
water en verwerken van het concentraat. Op dit moment passen we de om het waterniveau te meten. Eind 2021 installeerden we een elektri- en landbouwschaden nu ook inzichtelijk worden berekend, via kaartla-
zuiveringsinstallatie aan om hem geschikt te maken voor dit type water. sche flowmeter en twee meetgoten van Eijkelkamp om te meten hoe- gen. Ook wordt de bodemdaling bij drainage-infiltratiesystemen nauw-
Medio 2022 is de zuivering operationeel en kunnen we starten met de veel water in de proefvelden terechtkomt. keuriger berekend. De uitkomsten sluiten dan beter aan bij de meetre-
zuiveringsproeven. sultaten van het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen
Veenweide (NOBV). Momenteel maken we RE:PEAT verenigbaar met
het emissieregistratiesysteem SOMERS van het NOBV, waarna we de
volledige grondwaterdynamiek gedurende elke dag van het jaar kunnen
bekijken.
Le P Ee
Karin E PN | ra en Erni IP Je EE
Nd SEEN IENIEE oer, NET EEEN ESE >
| erik PSN a LEEG an EDE PRN he rs
RRA SE EN SLANG LD EL Ee
Wij: SEN E LE Pe e Bs ie GE ee EEEN Ao Ee
Kier Ke je Dn en ke } NG = Zn Ne) EN Ht EE
d OM Nr it Pm En neve DA Le B AEL 3 Te EMR >
berk Lil EE LE EE ee En PRE segt GANS van ; WL de Kite ie
IA td ICON Vg Er Ne A AA ee ve ded Dena rijs Hi sh
} | Kele Mie EN del Ee Un EL ve ER ei ER lek»
“ied Kr VPS EEE De 0n EAN EEEN ERE denten Ee EI
F } ROAN, aA OA hae TN EN EA TE Ee nen
MAURA 2 NASI RENT Di ICN ren MEE IK tert ee re
AIR CME Tnt rd a Sf AT te ld EAN Ds dl Er Le Rd
À je To ij SEN NEN Lek EE ú dE he Í En 1e ee Ek E Te ren RI Oe hi A EN he
et ERE AD PE ENE BN HN: De eee CBR en) te Te EEK Wie fe nn N
A dE BA BED ee, IE mom 5 ee zet Be U De Ml zE se
RE EN a En TE re TAS ( TEN nld,
en, RN en ht ee ze a E OE ee
ee AR FE NA TT A IN A e bid Er rn EN B En Te
Eel arie ee B IEEE ed AN Aen Ee Dd
ES Er BER Be En a Se een er Et Se vig NR en OI :
IE: ERcicEln ke Ben BT En Nee y WE ed SIEN Oz |
EE zE Ng Er El iden AR HE Re Per : Epe TN LEL El nd S 5 id e=
Eeen NE Tt ht EN ed : Ï Ï EE Nn ALE Te EE Sd
De ahl neh ri eN THE TD, Nn Te ze d 10 _ 7] E 5 Ë
ER 5 Sj ER neen RR er AR A Shek Ur EN ME A
ENE ee MN BEAR Ai EE NE A
Nel er et EE ee [mts 0 ie) EA) Ï } a en EE — mmm 5
Er A re A ns Ne E il iv Nn Wi En il E
ERE Pe Sr IIS a 1 EH ee E Tk
NE ON Mn Ë
ee enn A Et Fo ij IJ TAI El Ii , en == =S — “ ; | : =
gE TR ns , Nn nr -
8 Er B -j | se 1 Ten | Sn E
as ke HI f en TE dl Je ûE d | E
[=s zm O— 5 k SEE pp en df P / ES
En ES di BEN =est FES A Ee
E — IN 5 é Zr 1 | | UE FEL Fie 4 RE ze
EE E E Fi EEN == ‚B m3 2 \ t | e= ie, ho .
EN A mm N= NEL EES pen ct De
Sed Heee Ed Bi PENS = Me EAS ‚han EN de a Kent
Es ie La 7 ml NL TR TE eg jet
EEE TN Men MN de te in ed een er ede ee iT,
nde rede Ee En
EE ee El ni : EE ee en en en en
Ennn en EEn Et ee
EE RS nn en
Ee Een eeen
EE ee ETE
nn es Te Ap ne
En erde Re N B en Se ee LER »
ee ET me En ei: mi vi bl) B =n Ee 2
ee enne nd Ef, / VE SE Ee nn
Dn es ee en St ei nn en ere nes
en EE WP en
Ere. enn ei E eN \ en RE
En en T en Bd
ee 7 MR een: Ba
ee ne DE 6 ml — aa) nn ze Ee En zi te Ein 2E
Ene ne nm nn pe ES in en Es
Ee ine nn
et ES Ten ne En nr En nen Er ,
en ns En TT ee en n ee
Fe en nn == ee ee Eme
ee nt en en en mn zin
Ee en Ee En Ees EE Nr 7 en
= nen en en tekent En zn EER es
en Ee REE
- ne ee nn Tr ine, nd nee En Jer’ 3: Ee - Leer
ee ne Ee
En Dn ne
EE TE es Ee Ee! a en
ef ee Be me ee Er n el SES NEN tn a,
ee EE eee ie ER ee Er in Re ee
En SEE TE En ne EE Ee DE k 2 ele
me a EE erk ee ik _ d er On _ ge Be ee y 7 il , Re
= En EE LR Ce te ee a , Ee en jens
timm Ee EE ee ape TEN en
hie EE en en EE ee ene Ee aen he ge 5 hen me
En di En ET Ee En B es ES En nn ee Ee tE
VE ri Er zen Ei er En B - ee
Nn Ee en IE Eg : me
Heten rel 1 EE en Ee en ne 5
Kl bs 4e Ees a le 7 rn) EEN rs In Ee ir en EE or er Ì he
Mete UI Nn A rn Td ES EG n
E SE Nr b Í Ee EE De 5 tn En
TER IE AEL ITN B AE BA pn en a La EE
hk A 1m dan rf en de Eene A BU re =
ADA AE Sn Mees hid ee
Kir INN DD EE ee
| Î iN ï slr | : NN = - En =
LAKI DB ti / as Hir Cel ade HES en nt ES >
| Aje Á Í 1: | í l EIN Ì sld Ne Ge \ en = n ee. re
IE Ebi |, Ee = "ij be 3 = N 5
APR |A Í ij RS U N « | et kene =E
SEOEL EKL HEEM HO EEA ES be Si
L k Ko ij ii ede Ee TE “ 3 er
ATEA E, BIH AI y BIA 5
1 KEEN IAA HO AAR LA Fe
\ rn iS hi saldh El 1
| Onderzoeksrapport | 10 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 4 april 2023
Portefeuille(s) Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Portefeuillehouder(s): Zita Pels
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid (bestuurszaken.RD @amsterdam.nl)
Onderwerp Afdoening motie 355.22 van raadslid Hofland (D66) c.s. inzake een juridische
verkenning naar verplichten van energiebesparende maatregelen
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 5 en 6 oktober 2022 heeft uw raad bij de behandeling
van de begroting 2022 bij agendapunt 216 ‘Kennisnemen van de g° raadsinformatiebrief Voortgang
van de warmtetransitie — Naar en stad zonder aardgas (VN2022-023372)’ motie 355.22 van
raadsleden Hofland (D66) ), Nadif (GroenLinks), Heinhuis (PvdA), Krom (Partij voor de Dieren),
Garmy (Volt) en Ahmadi (BlJ1) aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om:
1. De juridische mogelijkheden te onderzoeken om winkeleigenaren te verplichten hun
deuren dicht te houden wanneer de airconditioning aanstaat;
2. De juridische mogelijkheden te verkennen een minimum- en maximumtemperatuur te
verplichten, waarbuiten ruimtes niet worden gekoeld of verwarmd;
3. Producten en diensten die niet anders dan gekoeld of verwarmd kunnen worden
aangeboden daarbuiten te laten vallen;
4. Een voorstel voor het invoeren van deze verplichting voor de zomer van 2023 aan de raad
voor te leggen.
Het college onderschrijft het belang van energiebesparing om het (tussentijdse) CO2-reductiedoel
van 60% (ten opzichte van 1990) in 2030 te kunnen realiseren. Onderstaand vindt u de bestuurlijke
reactie op de motie.
Huidige juridische mogelijkheden
Wet milieubeheer
Alle bedrijven of instellingen die een inrichting zijn volgens de Wet milieubeheer (Wm-inrichting)
vallen onder het Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer (Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit
verplicht bedrijven en instellingen met een energieverbruik van meer dan 5o.ooo kWh elektriciteit
of 25.000 m3 aardgas op jaarbasis om energiebesparende maatregelen te nemen met een
terugverdientijd van vijf jaar of minder. Detailhandelsbedrijven (winkels) zijn niet direct
aangewezen als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Een winkel kan echter worden
aangemerkt als een inrichting, als er bijvoorbeeld elektromotoren aanwezig zijn met een
opgesteld vermogen van meer dan 1,5 kW of een stookinstallatie met een opgeteld thermisch
vermogen van meer dan 130 kW. In dat geval dient de winkel (als Wm-inrichting) te voldoen aan de
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023
Pagina 2 van 4
energiebesparingsplicht zoals geformuleerd in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit biedt
geen mogelijkheden voor het instellen van een maatregel waarbij winkeliers verplicht worden de
deur te sluiten als de airconditioning aanstaat of de thermostaat op een bepaalde stand te zetten.
Voor zover een winkel niet aangemerkt is als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, is het
Activiteitenbesluit hierop niet van toepassing.
Algemene zorgplicht
In de Wet milieubeheer is een algemene zorgplicht opgenomen. Volgens de algemene zorgplicht
moet iedereen voldoende zorg voor het milieu in acht nemen en voorkomen dat door zijn of haar
handelen nadelige gevolgen optreden voor het milieu. De algemene zorgplicht biedt een basis
voor handhaving. Dit betekent dat de gemeente handhavend kan optreden als iemand zich
schuldig maakt aan een overtreding van de zorgplicht. De gemeente kan bijvoorbeeld
bestuursdwang, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. De reikwijdte van
de algemene zorgplicht moet hierbij in acht worden genomen. Uit de jurisprudentie volgt dat er bij
handhaving sprake moet zijn van een evidente overtreding van de zorgplicht en dat er geen
andere instrumenten zijn die ingezet hadden kunnen worden. De algemene zorgplicht biedt
daarmee een mogelijkheid om op te treden bij een overtreding maar geen handvat om (aan de
voorkant) een verplichting op te leggen.
Gemeentelijke verordening
Voor het opleggen van energiebesparende maatregel zou een gemeentelijke verordening
denkbaar zijn. De verordening mag echter geen onderwerp betreffen waarin door hogere
regelgeving is voorzien. Met het onderwerp wordt het doel van de regelgeving bedoeld. In dit
geval gaat het over het besparen van energie. Betoogd kan worden dat met een
energiebesparingsmaatregel in een gemeentelijke verordening in hetzelfde onderwerp wordt
voorzien als het Activiteitenbesluit en dat er derhalve sprake is van strijd met hogere regelgeving.
Echter, het exploiteren van een winkel valt niet onder de reikwijdte van Activiteitenbesluit. Op
basis hiervan zou betoogd kunnen worden dat er geen strijd is met hoger recht. Hier kan tegenin
worden gebracht dat winkels in een aantal gevallen wel worden aangemerkt als een Wm-inrichting
(zie ook hierboven). Toekomstige jurisprudentie moet uitwijzen of een betreffende regel in strijd is
met het Activiteitenbesluit milieubeheer, of minder voor de hand liggend, in strijd is met de
Dienstentrichtlijn. In de Dienstenrichtlijn wordt de vrijheid van ondernemerschap geborgd, een
fundamenteel recht. De regulering van bijvoorbeeld de binnentemperatuur zou inbreuk kunnen
maken op dit recht. Het is denkbaar dat een besluit op grond van een energiebesparingsmaatregel
in een gemeentelijke verordening in een juridische procedure geen stand houdt. Daarbij zijn er
alternatieven voor handen die ingezet kunnen worden. In de (onderstaande) paragraaf
‘Ondersteuning en samenwerking energiebesparing bedrijfsleven’ wordt dit nader toegelicht.
Het college besluit op basis van deze verkenning om deze (huidige) juridische sporen niet te
volgen, maar in te zetten op samenwerking met en ondersteuning van het (georganiseerde)
bedrijfsleven op het thema energiebesparing.
Toekomstige juridische mogelijkheden
Omgevingswet
De Omgevingswet heeft betrekking op de fysieke leefomgeving en stelt maatschappelijke doelen
met het oog op de duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en het beschermen en
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023
Pagina 3 van 4
verbeteren van het leefmilieu. Hieronder wordt ook het tegengaan van klimaatverandering
verstaan. De Omgevingswet bood aanvankelijk mogelijkheden voor het stellen van lokale
energiebesparingsregels (via het omgevingsplan). In een recente herziening van de Omgevingswet
is deze voorgenomen decentralisatie van energiebesparingsregels teruggedraaid. De gemeente
Amsterdam heeft via de VNG bezwaar gemaakt tegen dit besluit richting stelselverantwoordelijk
minister.
Op het moment van schrijven is er nog geen terugkoppeling geweest over de reacties die zijn
ingediend bij dit ontwerpbesluit. In het geval dit besluit doorgang vindt is er weinig tot geen
ruimte voor het stellen van lokale regels rond energiebesparing.
Samenwerking energiebesparing georganiseerd bedrijfsleven
Het lijkt daarnaast, zeker met het oog op de korte termijn, effectiever om in te zetten op
ondersteuning van en samenwerking met het (georganiseerde) bedrijfsleven op het thema
energiebesparing. Op deze manier kunnen afspraken worden gemaakt over gezamenlijke
doelstellingen en acties.
In de periode van november 2022 tot en met janvari 2023 is vanuit de gemeente Amsterdam in
samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven (o.a. MKB Amsterdam, Koninklijke Horeca
Nederland - Amsterdam, Verenigde BlZ'en en Ondernemersverenigingen Amsterdam, Vereniging
Amsterdam City) een campagne gevoerd gericht op energiebesparing, waarbij ook specifiek
aandacht is geweest voor het sluiten van deuren bij het aanstaan van airco's of verwarming. Als
onderdeel van de campagne heeft de gemeente ondernemers deurbordjes aangeboden met
daarop de boodschap “WELKOM, de deur is dicht om energie te besparen” en “BEDANKT voor het
sluiten van de deur. Energie besparen doen we samen”. Daarbij krijgen de ondernemers een flyer
met uitleg over het belang van energie besparen, het effect van de deur sluiten, een top vijf
energiebesparende maatregelen en informatie hoe de gemeente ondernemers kan helpen met
verduurzamen.
Met de actie informeren we ondernemers over het belang van energie besparen én informeren we
het winkelend publiek dat een gesloten deur niet betekent dat een zaak gesloten is. De
verspreiding van de bordjes en informatie is gegaan via het georganiseerde bedrijfsleven en de
stadsdelen. Ondernemers hebben positief gereageerd op de actie. Tijdens de actieperiode zijn
over de gehele stad ca. 4500 bordjes aangevraagd. In de aanloop naar de zomer toe zal een
vervolgcampagne worden opgezet met ook specifiek aandacht voor het sluiten van deuren bij het
aanstaan van airco's.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023
Pagina 4 van 4
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Tevens wordt hiermee de mondelinge
toezegging (TA2022-000742) aan het raadslid Hofland (D66) over deze juridische verkenning als
afgehandeld beschouwd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
AR
Zita Pels
Wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 4 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 684
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen op 1 juli 2015
Ingekomen onder Q
Behandeld op 2 juli 2015
Uitslag verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid mevrouw De Heer inzake de Voorjaarsnota 2015
(geen bezuiniging op Diversiteit in 2016).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379);
Overwegende dat:
— De voorgenomen bezuinigingen op subsidies niet onderbouwd zijn aan de hand
van het toetsingskader Subsidies;
— De organisaties worden geconfronteerd met grote kortingen in 2016 zonder
argumentatie en met grote gevolgen voor hun voortbestaan en/of effectief
handelen;
— De Raad en de maatschappelijke organisaties eerst inzicht moeten krijgen in de
afwegingen van het college voordat zij eventueel kan instemmen met de
bezuiniging op subsidies;
— Door het ontbreken van een afwegingskader het onbehoorlijk bestuur is om de
subsidies al in 2016 te korten.
Besluit:
1. Uit de Voorjaarsnota 2015 op pagina 72, paragraaf 9.4 Bestuursopdracht
subsidies de tekst:
‘De lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het bedrag en de
fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Deze lijst telt op tot € 25
miljoen in 2018. Bestuurscommissies zullen voor € 7,5 miljoen aan nieuwe
subsidiekortingen doorvoeren. Met het schrappen van € 25 miljoen subsidies is
de oorspronkelijke ingeboekte €30 miljoen grotendeels gehaald.”
Te wijzigen in:
‘Een mogelijke lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het
bedrag en de fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Om een
gedegen afweging te maken zal het college bij de begroting 2016 een definitieve
lijst presenteren, waar een afgewogen oordeel op basis van het toetsingskader
subsidies heeft plaatsgevonden. In 2016 zal niet bezuinigd worden op de
subsidies van organisaties”
1
2. Uit de voorjaarsnota 2015 op pagina 167, Bijlage 5 Subsidies te schrappen:
Subsidie |2016x€1
€30.000
3. Op pagina 79, onder 12.2 Begrotingswijziging Voorjaarsnota 2015, toe te
voegen:
‘Als financiële dekking voor het afzien van de voorgestelde bezuiniging op de
subsidies, heeft de raad besloten de, in de begroting 2015 aangekondigde,
lastenverlichtingen op ondernemers deels terug te draaien (€ 6,42 miljoen).
4. Alle relevante passages en tabellen conform te wijzigen.
Het lid van de gemeenteraad,
A.C. de Heer
2
| Motie | 2 | train |
Stadhuis Amstel 1 pd Gemeente Amsterdam
1011 PN Amsterdam ce:
Postbus 202 4 Raadsgriffie
1000 AE Amsterdam %
TERMIJNAGENDA
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid,
Bestuurlijk Stelsel, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en Communicatie
Agendapunt: A.7 op 7 mei 2009
A
2009 | 2009 | 2009 | 2009
|Algemeen|
| AZ.1. [Evaluatie Wibautleerstoel (2-jaarlijs)_|___ | | | ||
_|Openbare Orde en Veiligheid ____ | | | |||
O1 {C 2000, integratie meldkamers | | ||
Er
rapportage
O4 |C 2000, financiën ||
O5 _|Veilgheidsindex (elke 4 maanden) | Xx | | XX} |
EE
kwartaalverslagen
EN
kwartaalverslagen
"Een |D
brigades wordt voortaan ter bespreking
geagendeerd.
0.9 [evaluatie Koninginnedag (jaarlijks) | | X| | ||
0.10 | Jaarverslag Cie. Poltiecellen_____ | | ||
a
jaarlijks)
Commissie AZ 21-4-2009
Rapportages SAOA A
_{Bestuurlijk Stelsel A
B 1. | Rapport commissie Verbetering Bestuur 7 mei
Amsterdam
_{Juridische Zaken A
Jaarverslag Cie. Poltiektachten DE
Rapportage portefeuillehoudersoverleg
voorzitters stadsdelen en
burgemeester (periodiek)
De ondersteuning van dit overleg wordt
geleverd door de directie JZ.
_\Raadsaangelegenheden A
R.1 | Jaarrekeningen van de raadsgriffie, 9 april
Gemeentelijke Ombudsman en
Rekenkamer
| Agenda | 2 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 111
Datum akkoord 5 februari 2016
Publicatiedatum 10 februari 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kwint van 21 december 2015 inzake
een incident bij een schietvereniging.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
In het weekend van 19/20 december 2015 kwam AT5 met het nieuws dat een vrouw
is overleden na een incident op een schietvereniging.’
Gezien het vorenstaande heeft het het lid Kwint, namens de fractie van de SP,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. AT5 meldt dat het gaat om een zelfmoord. Kunt u dat bevestigen? Werd daarbij
een schietwapen gebruikt?
Antwoord:
De politie heeft bevestigd dat het een zelfdoding betrof. Hierbij is gebruik gemaakt
van een schietwapen.
2. Voldeed de schietvereniging waar het incident plaatsvond aan alle eisen en
regels?
Antwoord:
Ja, de schietvereniging voldeed en voldoet aan de gestelde eisen en regels.
Schietverenigingen worden elk jaar door de politie gecontroleerd.
3. Beschikte degene die tijdens het incident het wapen hanteerde over een juiste
wapenvergunning?
Antwoord:
De persoon die het wapen hanteerde was geen verlofhouder, zij had zich
aangemeld voor een introductieles. Hierbij is door de schietvereniging conform
de daarvoor geldende regels gehandeld. Dit betekent onder andere dat
deze persoon is ingeschreven in het introductieregister en dat er werd geschoten
met wapens die bij een introductieles zijn toegestaan.
1 Vrouw overleden na incident op schietsportvereniging. AT5 19-12-2015
http://www.at5.nl/artikelen/150927/vrouw overleden na incident op schietsportvereniging
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng Î Gemeenteblad
Datum februari 2018 Schriftelijke vragen, maandag 21 december 2015
Toelichting door vragensteller:
In het verleden bleek dat er niet altijd even goed werd gecontroleerd op
wapenvergunningen. Zo werd in 2010 maar 30% van de vergunninghouders
gecontroleerd.” Die controles zijn wel hard nodig, want in het jaar erop toen er wel
veel gecontroleerd werd, bleek dat er 18 wapenvergunningen werden ingetrokken.”
4. Hoe gaat het momenteel met de controles op de wapenvergunningen?
Worden alle vergunninghouders regelmatig gecontroleerd? Wat zijn daarvan
de resultaten?
Antwoord:
Verlofhouders worden in ieder geval één keer in de drie jaar door politie
gecontroleerd. Risicogroepen en personen tot 25 jaar minimaal één keer per jaar.
Bij onregelmatigheden tijdens een controle, wordt door politie een hercontrole
gedaan. In de regel houden de verlofhouders zich aan de voorgeschreven
voorschriften. Indien dat niet gebeurt dan wordt er een schriftelijke waarschuwing
gegeven of overgegaan tot inbewaringneming van wapens en/of innemen verlof.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
? Schriftelijke vragen SP 2011 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cqgi/action=view/id=1 3397 7/type=pdi/785.11.schriftelijke vragen Ivens controle vuurw
apens en schietverenigingen.pdf
Schriftelijke vragen SP 2012 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=141503/type=pdi/53.12.schriftelijke vragen Ivens inzake controle
op_wapenvergunningen.pdf#search="schietverenigingen”
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 254
Publicatiedatum 4 april 2014
Ingekomen onder C
Ingekomen op woensdag 12 maart 2014
Behandeld op woensdag 12 maart 2014
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Shahsavari-Jansen, de heer Paternotte en
de heer Toonk inzake de notitie, getiteld ‘Naar een stedelijk toelatingsbeleid voor
het basisonderwijs in Amsterdam’ (meer keuzevrijheid in het stedelijk
toelatingsbeleid).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 11 februari 2014 inzake de notitie, getiteld ‘Naar een stedelijk
toelatingsbeleid voor het basisonderwijs in Amsterdam’ (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 241);
Overwegende dat:
— de onderwijsvrijneid in ons land inhoudt dat scholen zelf binnen de grenzen van de
wet hun aannamebeleid mogen bepalen, dat ouders zelf mogen bepalen waar zij
hun kinderen aanmelden, en dat zij daarbij de keuze hebben uit openbare scholen
of scholen met een specifieke levensbeschouwelijke denominatie of pedagogisch
concept;
— binnen de zes voorrangsscholen nooit alle soorten conceptscholen en/of scholen
met een religieuze identiteit kunnen vallen;
— dat de keuzevrijheid van ouders derhalve ernstig wordt beperkt als hun kind buiten
de eigen wijk op dergelijke scholen geen voorrang heeft en andere kinderen uit die
buurt wel,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
bij het Stedelijk Toelatingsbeleid de mogelijkheid op te nemen dat ouders ervoor
kunnen kiezen om geen gebruik te maken van de voorrang bij buurtscholen, maar in
plaats daarvan te kiezen voor voorrang bij de dichtstbijzijnde scholen met de
specifieke pedagogische of levensbeschouwelijke denominatie van hun keuze.
De leden van de gemeenteraad,
M.D. Shahsavari-Jansen
J.M. Paternotte
W.L. Toonk
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 26 januari 2022
Ingekomen onder nummer 28
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Ernsting, Boutkan en De Jager inzake aanwijzen ver-
plichte gevallen van participatie
Onderwerp:
Aanwijzingsbevoegdheden raad Omgevingswet - Aanwijzen verplichte gevallen participatie
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de verkenning gebruikmaken aanwijzingsbevoegdheden Omgevings-
wet bij de omgevingsvergunning tot afwijking van het omgevingsplan
Overwegende dat
— Participatie van burgers en maatschappelijke organisaties vooraf, niet alleen bij gemeentelijk
beleid, maar juist ook bij initiatieven van derden, van groot belang is;
— Voor gemeentelijk beleid een inspraak en participatieverordening kan worden opgesteld,
maar dit niet geldt voor omgevingsvergunningaanvragen van derden;
— _Inhetsysteem van de Omgevingswet participatie alleen als ‘indieningsvereiste! is opgenomen
bij omgevingsvergunningen;
— In aanvulling op stimulerend beleid, juist ook de aanwijzing van verplichte gevallen, participa-
tie door initiatiefnemers bevordert;
— De wetgever heeft overwogen dat als de gemeenteraad gevallen aanwijst waarin participatie
verplicht is, “het ook voor de hand ligt dat de raad zich een oordeel vormt over de wijze
waarop die participatiemogelijkheden bij de aangewezen gevallen bij voorkeur zouden moe-
ten plaatsvinden.”*
— De aanwijzing van verplichte gevallen de rechtszekerheid voor inwoners, organisaties en aan-
vragers vergroot;
+ de Minister in de Nadere Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer, november 2019, pagina 20
https://www. rijksoverheid. nl/documenten/kamerstukken/2019/11/29/nadere-memorie-van-antwoord-over-de-invoeringswet-omgevingswet
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
— De raad in ieder geval gevallen wil aanwijzen die een impact hebben op straatniveau en buurt-
niveau
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Verplichte gevallen van participatie, die de raad zal kunnen aanwijzen, verder uit te werken.
Indieners
Z.D. Ernsting
D.F. Boutkan
D.O.C. de Jager
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1739
Publicatiedatum 6 januari 2017
Ingekomen onder AD
Ingekomen op woensdag 21 december 2016
Behandeld op woensdag 21 december 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Groen en Van den Berg inzake de strategie ‘Naar een stad
zonder aardgas’ (inzet richting rijk).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de strategie ‘Naar een stad zonder aardgas’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1668).
Overwegende dat:
— bij deze moeilijke transitie de druk vanuit het rijk op andere partijen hard nodig
is;
— hetcollege aan de warmte-tafel zit;
— hetcollege al een inzet formuleert voor haar lobby richting het rijk, maar
daarbij nog kansen laat liggen;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij het Rijk te pleiten:
— Voor hogere gasprijzen, zodat alternatieven aantrekkelijker worden;
— Voor, in navolging van een verplicht label C voor kantoren ook een verplicht
label voor maatschappelijk vastgoed en overige utiliteitsbouw;
— Voorde huursector snel duidelijkheid geven over per wanneer label C en
slechter moeten zijn uit gefaseerd;
— Om nog ambitieuzere eisen uit het rijk dan label C;
— Ook voor commerciële huurwoningen en koopwoningen verplichtende
maatregelen nemen die verduurzaming versnellen
— Om haast te maken met het afschaffen van de aansluitplicht voor gas en die
te verankeren in de wet.
De leden van de gemeenteraad
RJ. Groen
P.J.M. van den Berg
4
| Motie | 1 | discard |
We nzoadDan N% Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S E D
erk, Participatie : : "
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
en Inkomen X Amsterdam pvang J g
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden en Vluchtelingen)
Agendapunt 4
Datum besluit n.v.t. n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering programmaplan ‘Amsterdamse
inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering programmaplan
‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’
2. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ‘Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering
programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
e Bestuursovereenkomst inzake de vestiging van opvanglocatie Willinklaan nummers 1,3,5,
waarin het COA en de gemeente Amsterdam overeenkomen een opvanglocatie voor
maximaal 7o4 vreemdelingen te realiseren op de Willinklaan in Amsterdam.
e _Programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’ waarin de afspraken
tussen het COA en de gemeente Amsterdam over de Amsterdamse inzet en werkwijze in het
azc Willinklaan zijn vastgelegd, o.a. op de onderwerpen begeleiding naar werk, opleiding en
participatie, het Ouder- en kindteam , het activiteiten- en sportaanbod, voorschoolse educatie
en aandacht voor kwetsbare azc-bewoners. Dit programmaplan is opgesteld naar aanleiding
van een toezegging aan de raad.
Reden bespreking
Geagendeerd o.v.v. het lid Broersen (Volt).
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.7 1
VN2022-044948 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, EF D
Werk, Participatie 9 Amsterdam -
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
en Inkomen %
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Nee
Welke stukken treft v aan?
Bijlage 1. Raadsinformatiebrief voortgangsrapportage 2021
AD2022-122206 nn
programmaplan azc Willinklaan.pdf (pdf)
Bijlage 2. Voortgangsrapportage 2021 uitvoering programmaplan
AD2022-122204 , , n
‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022'. pdf (pdf)
Bijlage 3. Programmaplan Amsterdamse inbreng azc Willinklaan
AD2022-122205
2018-2022.pdf (pdf)
Commissie SED (2) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Stedelijk coördinatieteam asielzoekers en vluchtelingen, Alexine van Olst, [email protected],
06-39279298
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 138
Datum akkoord 11 maart 2015
Publicatiedatum 13 maart 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer D.A. van der Ree van
28 januari 2015 inzake het samenvoegen van woningen.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In Bouwen aan de Stad Il is een eerste stap gezet om het samenvoegen van
woningen te vereenvoudigen. In de overeenkomst is afgesproken om 250
corporatiewoningen samen te voegen zonder dat daarvoor een woningonttrekkings-
bijdrage wordt gevraagd. Daarnaast staat er: “Het meer mogelijk maken van
samenvoegingen in marktgebied 1 en 2 levert voor het middensegment een
belangrijke bijdrage”
In de monitor Bouwen aan de Stad Il uit mei 2013 staat ten aanzien van het
vorenstaande: “Op dit moment (april 2013) zijn er nog geen meldingen binnen
gekomen bij de dienst Wonen, Zorg en Samenleven om woningen voor het
middensegment samen te voegen”?
In 2011 is de notitie Woningmarktpositie Middensegment vastgesteld waarin negen
maatregelen zijn opgenomen om de positie van middeninkomens op de
Amsterdamse woningmarkt te versterken. De tweede maatregel was een tweejarig
experiment waarbij het samenvoegen van woningen tot één woning met een
maximale huur van € 800 vrijgegeven werd?
In 2012 is afgesproken dat maximaal 250 particuliere sociale huurwoningen
samengevoegd mogen worden tot middensegment huurwoningen.
De belangrijkste punten uit het experiment:
— looptijd van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2014;
— maximaal 250 woningen kunnen worden samengevoegd;
— na samenvoeging wordt de nieuwe woning minimaal 15 jaar verhuurd in het
middensegment;
— de nieuwe huurwoning heeft een huur van maximaal € 930;
— de woning dient verhuurd te worden aan een huishouden met een brutoinkomen
van maximaal € 48.750 per jaar;
— de eigenaar betaalt geen woningonttrekkingsvergoeding, maar wel leges.
Bij de presentatie van het rapport Woon Amsterdam 2014 op 27 november 2014 zei
dagvoorzitter en makelaar Pieter Joep van den Brink dat door het samenvoegen van
woningen, bij voorkeur (maar niet uitsluitend) het samenvoegen van begane grond-
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing Tae Gemeenteblad R
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
en eerste etagewoningen tot dubbele benedenhuizen, gezinnen voor de stad
behouden blijven en de doorstroming verbetert.
Daarnaast zijn er grote verschillen in regelgeving tussen de stadsdelen. Zo wordt van
een eigenaar-bewoner in Zuid die twee woningen wil samenvoegen geen
compensatie geëist, terwijl in eenzelfde geval in West of Centrum een forse
woningontrekkingsvergoeding aan de gemeente moet afdragen (6% van de WOZ-
waarde van de kleinste woning) en in sommige gevallen een grote investering (20%
van de WOZ-waarde van de kleinste samen te voegen woning in Centrum) in het
casco van de woning wordt geëist zonder dat daarvoor een bouwkundige aanleiding
hoeft te zijn. De VVD zou graag zien dat voor eigenaar-bewoners deze compensatie-
eis (bijv, in de vorm van de woningontrekkingsvergoeding of casco-investeringseis) in
de hele stad komt te vervallen en tegelijkertijd de mogelijkheden tot samenvoegen
worden verbeterd.
De VVD Amsterdam is van mening dat goede mogelijkheden tot het samenvoegen
van woningen voor zowel corporaties als particulieren zonder financiële en
bureaucratische obstakels een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de
huisvesting van gezinnen in de stad en het laten doorgroeien in hun eigen
woonomgeving. Ook levert het een bijdrage aan het creëren van huurwoningen in het
middensegment en de zo noodzakelijke doorstroming op de woningmarkt. Daarom
zou de VVD graag zien dat het voor eigenaar-bewoners in de hele stad mogelijk
wordt om samen te voegen zonder compensatie (o.a. in de vorm van
woningontrekkingsvergoeding of de eis tot investering in het casco van de woning).
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 28 januari 2015, namens de fractie
van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende vragen tot het college van burgemeester en wethouders
gericht:
Ter beantwoording, vooraf.
Op basis van afspraken in Bouwen aan de Stad 2007-2010 en de Beleids-
overeenkomst Wonen Amsterdam 2007-2010 waren corporaties die door middel van
samenvoegen (van zelfstandige en/of onzelfstandige eenheden) een grote
huurwoning met een huurprijs onder de maximale huurtoeslaggrens realiseren
vrijgesteld van het betalen van financiële compensatie. Deze regeling is voor
corporaties verruimd bij Bouwen aan de Stad Il (hierna: BadS II) en voor particulieren
in de notitie Woningmarktpositie Middensegment. De juridische vertaling en
implementatie van deze verruiming heeft plaatsgevonden in de (Gewijzigde) Centraal
stedelijke beleidsregels woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting.
Op basis van afspraken in BadS Il zijn corporaties die door middel van samenvoegen
(van zelfstandige en/of onzelfstandige eenheden) een grote huurwoning met een
huurprijs onder de € 930,- realiseren vrijgesteld van het betalen van financiële
compensatie. In verband met het level playing field tussen corporaties en particuliere
verhuurders zijn ook particuliere verhuurders vrijgesteld van het betalen van de
financiële compensatie wanneer zij aan dezelfde voorwaarden voldoen. De woningen
zijn bestemd voor huishoudens met een middeninkomen (tot maximaal € 48.750).
Het gaat om maximaal 250 sociale huurwoningen en 250 particuliere huurwoningen
die tot grote huurwoningen voor het middensegment kunnen worden samengevoegd.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing Tae Gemeenteblad R
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
Effectief?
Bij de verruiming van de regeling om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook
voor het middensegment mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële
compensatie de drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke
samenvoegingen. Het wegnemen van deze drempel voor corporaties en particulieren
zou moeten leiden tot een vergroting van de voorraad van grote huurwoningen in het
middensegment. Gezien het beperkte aantal samenvoegingen (zie hierna) is het
wegnemen van de drempel een weinig effectieve maatregel gebleken.
Bestaande regeling voortzetten?
Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014.
Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het
Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe Huisvestingswet
komt onder andere de mogelijkheid van het vragen van financiële compensatie te
vervallen als voorwaarde voor een onttrekkingsvergunning. Voortzetting van de van
de bestaande regelingen is daarmee overbodig geworden.
Over de nieuwe Huisvestingswet is de raad o.a. geïnformeerd per brief d.d. 7 oktober
2014.
Om te voorkomen dat er een juridisch vacuüm ontstaat, moet er uiterlijk 1 januari
2016 een nieuwe verordening in werking zijn getreden. Tot die tijd geldt er een
overgangstermijn waarin het huidige beleid van toepassing is. Deze
overgangstermijn is een half jaar langer dan in de brief d.d. 7 oktober 2014 gemeld.
Beantwoording per vraag:
1. Hoeveel corporatiewoningen zijn er inmiddels samengevoegd onder de regeling
in Bouwen aan de Stad II? Graag krijgen wij een nadere beschouwing over deze
regeling.
Antwoord:
Inmiddels zijn er 4 woningen samengevoegd onder deze regeling. Bij de
verruiming van de regeling om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook voor
het middensegment mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële
compensatie de drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke
samenvoegingen. Het wegnemen van deze drempel voor corporaties en
particulieren zou moeten leiden tot een vergroting van de voorraad van grote
huurwoningen in het middensegment. Gezien het beperkte aantal
samenvoegingen is het wegnemen van de drempel een weinig effectieve
maatregel gebleken.
2. Hoeveel woningen zijn er inmiddels samengevoegd onder de regeling uit notitie
Woningmarktpositie Middensegment? Graag krijgen wij een nadere beschouwing
over deze regeling.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing Tae Gemeenteblad
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
3. Hoeveel woningen zijn er samengevoegd onder de regeling in het experiment
waarbij 250 particuliere huurwoningen samengevoegd mochten worden tot
middensegment huurwoningen. Graag krijgen wij een nadere beschouwing over
deze regeling.
Antwoord:
Het experiment waarover hier gesproken wordt is de feitelijke invulling van de
maatregel zoals die in de notitie Woningmarktpositie Middensegment vastgesteld.
Inmiddels zijn er 12 woningen samengevoegd. Bij de verruiming van de regeling
om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook voor het middensegment
mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële compensatie de
drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke samenvoegingen. Het
wegnemen van deze drempel voor corporaties en particulieren zou moeten leiden
tot een vergroting van de voorraad van grote huurwoningen in het
middensegment. Gezien het beperkte aantal samenvoegingen is het wegnemen
van de drempel een weinig effectieve maatregel gebleken.
4. Is het college bereid bovengenoemd experiment te verlengen of tot beleid te
maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014.
Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het
Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe
Huisvestingswet komt onder andere de mogelijkheid van financiële compensatie
te vervallen als voorwaarde voor de vergunning.
Voortzetting van de van de bestaande regelingen is daarmee overbodig
geworden.
5. Zijn de verschillende regelingen in voldoende mate onder de aandacht gebracht
van de doelgroepen? Op welke wijze?
Antwoord:
Ja. Algemene communicatie heeft plaatsgevonden via de website. Daarnaast is
er in de reguliere overleggen met de particuliere en corporatiesector met enige
regelmaat aandacht gevraagd voor deze mogelijkheid tot samenvoegen.
6. Beaamt het college de uitspraken van de heer Van den Brink dat meer grotere,
samengevoegde woningen goed zijn voor de doorstroming en het voor de stad
behouden van Amsterdamse gezinnen?
Antwoord:
Uit diverse onderzoeken, o.a. WiA en WoON , is gebleken dat de doorstroming in
het algemeen het meest gebaat is bij het toevoegen van kleine woningen. Wel
dragen grotere woningen zoals door de heer van den Brink wordt gesteld bij aan
het behouden van gezinnen die al in Amsterdam wonen. Daarbij zijn zowel
gezinnen met lage inkomens als gezinnen met een midden of hogere inkomens.
4
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing Tae Gemeenteblad
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
7. Wat zijn op dit moment de mogelijkheden, regels en financiële gevolgen
(onttrekkingsvergoeding) voor het samenvoegen van woningen? Wij zien graag in
het antwoord verduidelijkt:
a. de verschillen die bestaan tussen stadsdelen en marktgebieden;
b. de verschillen die bestaan tussen sociale huurwoningen van corporaties,
particuliere sociale huurwoningen, vrije sectorhuurwoningen van beleggers en
woningen van eigenaar-bewoners.
Antwoord:
Op dit moment vormen de (gewijzigde) Centraal stedelijke beleidsregels
woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting het kader. Deze regels zijn eind
2009 vastgesteld en in de tussentijd op een paar punten gewijzigd. Zoals medio
2012, toen de mogelijkheid is toegevoegd om 250 corporatiewoningen en
250 woningen van particuliere verhuurders samen te voegen voor het
middensegment.
De (huidige) beleidsregels kennen een opbouw waarbij rekening wordt gehouden
met drie verschillende marktgebieden. En geeft (voormalige) stadsdelen de
mogelijkheid om uitvoeringsrichtlijnen op te stellen, 5 van de 7 stadsdelen hebben
dat gedaan. Dit kan inderdaad betekenen dat er verschillen zijn per stadsdeel/
marktgebied en per segment van de woningmarkt.
Het college van B&W van Amsterdam heeft bepaald dat in Amsterdam voor de
financiële compensatie bij verschillende vormen van woningonttrekking
stadsbreed gelijke percentages gelden voor de verschillende vormen . Waarbij op
basis van de huisvestingsverordening de financiële compensatie is gesteld op
maximaal 12 % van de WOZ-waarde. In deze stedelijke beleidsregels
woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting zijn vaste percentages voor de
verschillende vormen van woningonttrekking vastgelegd. Als stadsdelen besluiten
om financiële compensatie te eisen, dan gelden in de hele stad afhankelijk van de
woonruimte die wordt onttrokken, samengevoegd of omgezet de volgende
percentages:
— bij onttrekking van zelfstandige woonruimte: 12%;
— bij omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte: 8%;
— bij samenvoeging van zelfstandige woonruimtes: 6%;
— bij onttrekking of samenvoeging van onzelfstandige woonruimtes: 4%.
5
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing Tae Gemeenteblad R
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
8. Hoeveel woningen zijn er in Amsterdam per stadsdeel en per marktgebied
samengevoegd in 2013 en 2014?
Antwoord:
Er wordt in de stadsdelen niet geregistreerd per marktgebied. Bij navraag in de
stadsdelen blijkt dat de meeste vergunningen voor samenvoegen worden
aangevraagd door corporaties of door eigenaar/bewoners. Voor 2014 zijn deze
cijfers nog niet beschikbaar. Onderstaande cijfers hebben betrekking op alle
samenvoegingen, dus ook die waarvoor wel compensatie is gevraagd, of
samenvoegingen die in de sociale sector plaatsvinden.
__Samenvoegingen perstadsdeel_[_2011| 2012] _ 20]
NewWet ee Le
En CE KC
ra eee |
Bron: Jaarboek AFWC (2014) en opgave stadsdelen.
9. Momenteel wordt gewerkt aan de actualisatie van regels inzake woonruimte-
verdeling en woonruimtevoorraad. Hoe worden de mogelijkheden van het heffen
van een woningonttrekkingsvergoeding bij het samenvoegen van woningen
geregeld in de nieuwe Huisvestingswet die op 1 januari 2015 is ingegaan?
Antwoord:
Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014.
Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het
Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe
Huisvestingswet komt onder andere de mogelijkheid van financiële compensatie
te vervallen als voorwaarde voor de onttrekkingsvergunning. Voortzetting van de
bestaande regelingen is daarmee niet meer mogelijk.
Over de nieuwe Huisvestingswet en het vervallen van de mogelijkheid tot het
vragen van financiële compensatie bent u geïnformeerd per brief d.d. 7 oktober
2014 Hieronder de betreffende passage:
“Financiële compensatie bij woningonttrekking komt te vervallen. Wanneer een
eigenaar een woonruimte op dit moment wil onttrekken aan de woonbestemming,
deze wil samenvoegen of kamergewijs wil verhuren kan bij de vergunning-
aanvraag hiervoor de voorwaarde van financiële compensatie gehanteerd
worden. De eigenaar moet dan een bepaald percentage van de WOZ-waarde
storten in een gemeentelijk fonds ten behoeve van de volkshuisvesting.
De nieuwe wet staat dit niet meer toe, wat betekent dat per 1 juli 2015 er geen
financiële compensatie meer gevraagd zal worden in Amsterdam.”
6
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng Tae Gemeenteblad
ummer = …. - .
Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
10. Is het college bereid om samenvoegen zonder compensatie in de hele stad
mogelijk te maken voor eigenaar-bewoners zonder daarmee de mogelijkheden
tot samenvoegen te beperken, maar juist te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In de nieuwe regels rondom de woonruimtevoorraad zal ook het samenvoegen
van woningen aan de orde komen. Dit is onderdeel van het traject van de nieuwe
huisvestingsverordening. Het streven is om hierover met u vóór het reces van
gedachten te wisselen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
Bronnen:
1) Bouwen aan de Stad Il, p. 10.
2) Monitor Bouwen aan de Stad Il, mei 2013, p. 17.
3) Notitie Woningmarktpositie Middensegment, juli 2011, p. 18-19.
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | discard |
Stadsdeelraad van Stadsdeel Amsterdam Centrum
Raadsgriffie
Kamer 4371 7
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Amsterdam, 17 december 2009
Betreft: RAADSADRES
Geachte raadsleden,
Bij deze vraagt de bewonerscommissie Mkade u opheldering over de volgende kwestie.
De bewoners van Marnixkade 33 tot en met 38 alsook 1° Marnixplantsoen 3 zijn in september
opgeschrikt door de verzakking van de gevel van de panden. Ymere, de corporatie die deze
panden bezit, heeft een stutconstructie aangebracht om te voorkomen dat de gevel van de
panden afscheurt. Volgens de deskundigen is daarmee voor maximaal een jaar de veiligheid
voor de bewoners gegarandeerd.
Omdat de constructie na september 2010 niet meer de beoogde veiligheid kan bieden heeft
Ymere besloten om de fundering van de panden te gaan herstellen. Zoals gebruikelijk bij
corporaties worden de bewoners in zo’n geval uitgeplaatst. Om die reden heeft Ymere het
Ontwikkelingsbedrijf Amsterdam (OGA) gevraagd om een peildatum. Dit stelt de bewoners
in staat om als stadsvernieuwingsurgenten met voorrang een andere woning van een
corporatie in de regio Amsterdam te bemachtigen.
Overigens is er geen verplichting om van die regeling gebruik te maken. Men kan ook kiezen
voor een wisselwoning. Na de werkzaamheden keert men dan weer terug naar de
oorspronkelijke woning.
De gebruikelijke procedure bij het aanvragen van een peildatum is dat het OGA aan het
betreffende stadsdeel om advies vraagt. Dit advies kan alleen positief zijn als ook gebleken is
dat er bij de zittende huurders voldoende draagvlak bestaat voor een renovatieplan.
Onder de bewoners van de betreffende panden is door Ymere wel een woonwensenonderzoek
gehouden, maar omdat er nog geen uitgewerkte plannen zijn voor de renovatie van de
woningen kon er geen draagvlakmeting plaatsvinden. Ondanks dat heeft Ymere een peildatum
gekregen, namelijk 1 december 2009.
Onze vraag is nu of het stadsdeel Centrum om advies is gevraagd, en zo ja of dat advies
positief was. Voorts vragen wij of daarbij de juiste procedure is gevolgd en zo nee, waarom
niet.
Het belang van onze vraag schuilt in de mogelijkheid van een corporatie om voorafgaand aan
het bekendmaken van een renovatieplan de zittende huurders te verleiden om van de
voorrangsregeling gebruik te maken. Als erna verloop van tijd nog maar enkele huurders in
het complex wonen wordt het voor de corporatie makkelijker om een renovatieplan door te
zetten, geheel of gedeeltelijk voorbijgaand aan de wensen van de huurders. Wij willen Ymere
er niet van betichten misbruik van de situatie te willen maken, maar achten het in het belang
van ieder dat er duidelijke regels zijn en dat die correct worden nageleefd.
Hoogachtend,
Bezoekadres x Gemeente Amsterdam
Amstel 1
kp Stadsdeel Centrum
Postbus 202 > Sector Bouwen en Wonen
1000 AE Amsterdam Afdeling Regie en Beleid
Telefoon 14 020 €
Fax 020 552 4433
vra Gentrain aeraetneae nl C Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
14 MAART 2010
Datum
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door mevr. H. Rampen
Rechtstreekse nummer 0205524748
Faxnummer 0205524595
Bijlage geen
Onderwerp Marnixkade 33-38/1e Marnixplantsoen 1-3
Geachte
Naar aanleiding van de noodzakelijke renovatie aan de panden Marnixkade 33-38/1°
Marnixplantsoen 1-3 heeft u uw zorgen kenbaar gemaakt over de gevoerde procedure
inzake de uitplaatsing van de bewoners. Het dagelijks bestuur begrijpt deze zorgen en zal
u met deze brief uitleggen hoe de procedure is doorlopen en wat de beweegredenen van
het stadsdeel daarbij waren.
Het klopt dat het OGA bij aanvraag van een peildatum advies vraagt aan het stadsdeel,
Het is gebruikelijk dat het stadsdeel pas een positief advies afgeeft als er bij de zittende
huurders draagvlak bestaat voor een renovatieplan. Echter, de huidige situatie is niet als
gebruikelijk. Dit heeft te maken met de bouwtechnische staat van de panden. Zoals u ín
uw brief reeds aangeeft is de gevel van de panden sterk verzakt en kan de veiligheid van
de bewoners voor maximaal een jaar gegarandeerd worden. Dit maakt het zeer moeilijk
om de gangbare procedure te doorlopen. Voordat er een uitgewerkt renovatieplan/
socíaalplan is waar de corporatie intern over uit is, en vervolgens draagvlak van de
huurders voor heeft, is de periode van een jaar zo goed als voorbij en dan moeten de
bewoners nog op zoek naar een (tijdelijke) vervangende woning. Die tijd was er in dit
geval niet. Het stadsdeel heeft er daarom voor gekozen om al eerder een positief advies
voor de peildatum af te geven zodat bewoners de tijd hebben om naar een (wissel)woning
op zoek te gaan. Dit is niet gebruikelijk en alleen met het oog op de belangen van de
bewoners gedaan. Uit de inventarisatie van de woonwensen van de bewoners dat door
Ymere is uitgevoerd, bleek namelijk dat er bewoners waren die graag weg wilden. Het feit
dat er een peildatum is afgegeven, betekent alleen dat zij die graag weg willen, gebruik
kunnen maken van de stadsvernieuwingsurgentie.
8 Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
Dit heeft juridisch geen consequenties voor de positie van de huurders. Voor het
stadsdeel was daarbij van belang dat Ymere te kennen heeft gegeven dat in dit speciale
geval de huurcontracten van degene die terug willen keren in stand blijven (zij maken
gebruik van een wisselwoning). Op dit moment wordt gewerkt aan het sociaalplan, en
iedereen die twijfelt, kan gebruik maken van een wisselwoning en naar aanleiding van het
sociaalplan met Ymere praten over de mogelijkheden van terugkeer. Hiermee zijn naar
mening van het stadsdeel de belangen van de bewoners die twijfelen of willen terugkeren
voldoende gewaarborgd.
Met vriendelijke groeten,
t dagelijks veg,
|
Anneke Eurelings \ lsApin
secretaris voorzitt
| Raadsadres | 3 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 834
Publicatiedatum 7 juli 2017
Ingekomen onder AN
Ingekomen op donderdag 29 juni 2017
Behandeld op donderdag 29 juni 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Roosma en Poorter inzake het Vaststellen verordening tot
wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (pgb
tarieven).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie in de raad;
Overwegende dat:
- Voor ambulante begeleiding nu een Pgb tarief geldt van 35 euro.
- Dit voor reguliere begeleiding een goed tarief is, maar voor gespecialiseerdere
vormen van begeleiding dit tarief niet toereikend is;
- Dit ontoereikende tarief er toe leidt dat mensen minder uren zorg inkopen, voor een
hoger tarief;
- Dit onwenselijk is omdat deze mensen feitelijk minder zorg krijgen dan waar zij recht
op zouden hebben wanneer zij gebruik zouden (kunnen) maken van zorg in natura;
- Andere gemeentes ook voor gespecialiseerde begeleiding hogere Pgb tarieven
hanteren;
- Ook Pgb tarieven voor dagbesteding in vergelijking met zorg in natura tarieven
relatief laag lijken te zijn;
Voorts overwegende dat;
- Het college momenteel onderzoek laat doen naar de Pgb tarieven voor zorg;
- Het college voornemens is op zeer korte termijn een besluit te nemen over de Pgb
tarieven;
- Het onduidelijk is of het college voornemens is de Pgb tarieven naar boven of
beneden bij te stellen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 834 Motie
Datum 7 juli 2017
- Naast het huidige Pgb tarief voor begeleiding een hoger tarief voor
hooggespecialiseerde begeleiding te introduceren, vergelijkbaar met de hogere
tarieven in andere gemeentes die differentiëren in tarieven voor ambulante
begeleiding;
- Alle pgb tarieven vast te stellen als percentage voor zorg in natura tarieven;
- In elk geval pgb tarieven voor begeleiding en dagbesteding naar boven bij te stellen.
De leden van de gemeenteraad
F. Roosma
M.F. Poorter
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Schriftelijke vragen
Datum 7 oktober 2021
Volgnummer 312
Onderwerp
Schriftelijke vragen van de leden Vink en Rooderkerk en inzake isolatie van Amsterdamse wonin-
gen en bedrijven
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door indieners:
Op 6 oktober jl. berichtte de NOS dat er nog altijd honderdduizenden huizen in Nederland gedeel-
telijk of geheel enkel glas hebben? In Amsterdam waren dit er eind 2020 nog 100.000 van de circa
450.000.
Van de 8 miljoen woningen in Nederland is er een fors percentage dat niet voldoende is geïsoleerd.
Met name particuliere huurwoningen blijven met een isolatiegraad van 61% achter? Door de stij-
gende energieprijzen betalen de bewoners van deze huizen honderden euro's per jaar extra om
hun huis warm te houden. Dit kan voor veel mensen een forse aanslag op hun financiële mogelijk-
heden betekenen.
Betere isolatie beschermt bewoners niet alleen tegen de stijgende energieprijzen, het is ook een
belangrijke maatregel voor de verduurzaming van de stad. Volgens D66 is het daarom belangrijk
om vaart te maken met isolatie van woningen en bedrijven.
Gezien het vorenstaande stellen de leden Vink en Rooderkerk, namens de fractie van D66, op grond
van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de vol-
gende schriftelijke vragen aan het college:
1. Voordat de energieprijzen zo snel stegen was 11% van de Amsterdamse huishoudens meer
dan 10% van hun inkomen kwijt aan de energierekening. Kan het college in beeld brengen in
hoeverre dit percentage zal stijgen naar aanleiding van de stijgende energieprijzen?
2. Welke specifieke afspraken maakt het college met commerciële verhuurders zorgen dat be-
staande woningen goed geïsoleerd worden?
* https://nos.nl/collectie/1388o/artikel/24,00596-honderdduizenden-huurders-met-enkel-glas-zitten-klem-door-hoge-gasprijs
2 https://www.clo.nl{indicatoren/nlo383-isolatiemaatregelen-woningen
Gemeente Amsterdam Datun 7 oktober 2021
Pagina 2 van 2
3. Een van de doelen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Stad, Duurzame Banen 2021-2022 is
dat eind 2021 een regeling gereed is voor de aanpak en financiering van het isoleren van 10.000
corporatiewoningen. Hoe ver is het college met deze regeling?
4. Is het college het met D66 eens dat de gemeente Amsterdammers bewust moet maken van de
isolatiemogelijkheden voor zijn of haar gebouw?
5. Heeft het college in beeld in hoeverre dit probleem ook speelt bij bedrijfshallen en kantoorge-
bouwen?
6. Kan ‘werk met werk worden gemaakt’ door regulier onderhoud maar ook noodzakelijke inzet
voor geluidsisolatie bij wegen te combineren met warmte-isolatie van woningen?
7. Hoe ver is de gemeente met de isolatie van gemeentelijk vastgoed?
8. Eris vanuit de ECB groeiende druk op banken om hun kredietportefeuilles te verduurzamen.
Hoe kunnen wij samen optrekken met banken om Amsterdams vastgoed te verduurzamen?
g. Volgens de huidige regelgeving mag enkel glas bij monumentale panden niet worden vervan-
gen door dubbelglas. Zijn er nog andere ‘vieze regels’ die isolatie en verduurzaming in de weg
staan? Hoe gaat het college hiermee om?
Indieners
B.L. Vink
lì Rooderkerk
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 10 mei 2023
Ingekomen onder nummer 205
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake het woningbouwplan 2022-2028- mooi
bouwen
Onderwerp
Mooi bouwen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het woningbouwplan 2022-2028
Overwegende dat
e _Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit geen duidelijk onderdeel is van het wo-
ningbouwplan 2022-2028
e De Amsterdamse School in de stad in het verleden de reputatie ‘het Mekka der volkshuis-
vesting’ bezorgde, met kwalitatief goede arbeiderspaleizen van bijzondere schoonheid
e Mooie gebouwen duurzaam zijn, want vaak worden gekoesterd en behouden;
e Mooie gebouwen niet altijd duurdere gebouwen hoeven te zijn
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_Een visie te ontwikkelen op Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit in relatie
tot de nieuwbouwopgave en deze visie toe te voegen aan het woningbouwplan 2022-2028
-__Een meetlat op te stellen waarbij in iedere ontwikkeling onder het woningbouwplan 2022-
2028 gescoord wordt op Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de te bou-
wen woningen.
Indiener(s),
D. T. Boomsma
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 2
Datum akkoord college van b&w van 10 januari 2017
Publicatiedatum 10 januari 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Boomsma en Yesilgöz-Zegerius
van 2 november 2016 inzake de ontwikkelingen op het ADM-terrein.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Alinea 1:
De gemeente heeft het ADM-terrein in 1970 verkocht aan de N.V. Amsterdamsche
Droogdokmaatschappij (ADM) met een bestemmingsbepaling in de akte van levering
in de vorm van een kettingbeding, die inhoudt dat het terrein is bestemd voor het
daarop vestigen van een bedrijf dat ten doel heeft het herstellen en bouwen van
schepen, machines en werktuigen, exploiteren van droogdokken, scheepswerven en
daaraan inherente fabrieken. De eigenaar is door het kettingbeding verplicht de
bestemmingsbepaling door te geven bij de verkoop van het terrein.
Alinea 2:
In 1987 is het terrein ondergebracht in Complex Westhaven B.V, en tien jaar later
heeft dat bedrijf het terrein verkocht aan Chidda Vastgoed B.V en Amstellimo B.V.
omdat de gemeente, die het eerste recht van terugkoop had, het blijkbaar toen niet
zelf wilde terugkopen. In de leveringsakte is toen naar de bestemmingsbepaling uit
1970 verwezen en deze bleef dus van toepassing. De nieuwe eigenaren wilden het
verhuren aan twee bedrijven die daar agribulkproducten wilden opslaan, zoals cacao,
waartoe een loods zou worden opgericht. De bouw- en milieuvergunningen daartoe
zijn toen door de gemeente verleend weliswaar verleend, maar tegelijkertijd vond de
gemeente het geplande gebruik in strijd met het kettingbeding, waarna de gemeente
een rechtszaak heeft aangespannen en die in cassatie uiteindelijk gewonnen.
Alinea 3:
Ondertussen was het terrein in 1997 gekraakt. Deze krakers doopten het gebied om
tot de “Amsterdamse Doe (het zelf) Maatschappij (ADM). Inmiddels wonen naar
schatting meer dan 250 mensen op het terrein, waarvan 114 geregistreerd als ‘lid’
van het ADM terrein, zijn er bedrijfjes en organisaties gevestigd, en worden er
evenementen georganiseerd. Deze groep ‘binnenhekkers' is via een hek gescheiden
van een andere groep, ‘buitenhekkers’, naar verluid vooral mensen met een
Roemeense en Litouwse nationaliteit.
Alinea 4:
Op 3 juli 2013 is het thans geldende bestemmingsplan ‘Amerikahaven’ vastgesteld,
conform welke het ADM-terrein de bestemming havengebonden bedrijven heeft. De
eigenaren van het terrein willen het terrein daar ook voor gaan gebruiken. De huidige
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 5 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
gebruikers zouden het terrein daartoe uiteraard moeten verlaten, maar weigeren
vooralsnog hier aan mee te werken.
Alinea 5:
De afgelopen jaren hebben de eigenaren verschillende procedures aangespannen
om het weer in bezit te krijgen, maar tot nu toe zonder succes, omdat ze volgens de
rechter geen of onvoldoende concrete plannen zouden hebben om het terrein een
andere bestemming te geven [1][2]. Inmiddels hebben de eigenaren een huurder
gevonden die op een deel van het terrein een scheepswerf wil vestigen, en inmiddels
lopen er vergunningaanvragen voor het kappen van bomen op het terrein en de
plannen voor de ontwikkeling van het terrein.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Boomsma en Yesilgöz-Zegerius,
respectievelijk namens de fracties van het CDA en de VVD, op grond van artikel 45
van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke
vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Klopt de kleine geschiedenis van het ADM-terrein zoals beschreven in deze
toelichting?
Antwoord:
Hierna volgt een korte reactie op elke alinea van de beschrijving.
Ten aanzien van alinea 1 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de
vragenstellers:
De volgende artikelen zijn opgenomen in de Akte van Levering.
ARTIKEL 2
Bestemming
1. Het terrein | is bestemd voor het daarop vestigen van een bedrijf, dat ten doel
heeft het herstellen en bouwen van schepen, machines en werktuigen met alles wat
daartoe behoort, het exploiteren van droogdokken, scheepswerven en de daaraan
inherente fabrieken en het verrichten van alle handelingen, welke in de ruimste zin
daarmee in verband staan, daaruit voortvloeien of daaraan bevorderlijk kunnen zijn.
2 De koper zal op het terrein | geen woningen bouwen dan die welke noodzakelijk zijn
voor de uitoefening van het in lid 1 bedoelde bedrijf.
3 Met inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde en behoudens de
volgens wettelijke voorschriften vereiste vergunningen, heeft de koper overigens het
recht op het terrein te bouwen zoals hem wenselijk voorkomt.
Meer in het bijzonder is koper bevoegd voor zijn rekening op, casu quo in het terrein |:
a. een ophoging aan te brengen;
b. twee dokhavens te graven met dokputten tot op het door hem gewenste
bodempeil;
c. een of meer hellingen of bouwdokken te bouwen;
d. een of meer gegraven dokken te bouwen;
e. langs het kanaal een kademuur te bouwen mits deze gelegen is op een afstand
van tenminste zeventien en een halve meter bezuiden de noordgrens. Een en ander
zoals in principe aangegeven op de tekening.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
5. Gedeelten van terrein | mag koper, zolang hij redelijker wijze nog niet in de
gelegenheid is deze voor bovengenoemde bestemming te gebruiken, in overleg met
de Gemeente tijdelijk voor agrarische doeleinden doen benutten.
(…)
Artikel 20
Verkoop
indien koper tot verkoop van terrein (.…) of een gedeelte daarvan mocht besluiten, is
hij verplicht de Gemeente hiervan in kennis te stellen, die alsdan het recht zal hebben
en daartoe door koper in de gelegenheid zal worden gesteld als eerste gegadigde het
terug te kopen, tegen een prijs, welke alsdan voor vergelijkbare terreinen in de haven
zal gelden.
Artikel 21
Verplichtingen van opvolgende eigenaren
1. De hiervoor op de koper gelegde verplichtingen en de hem gestelde
verbodsbepalingen zullen op alle opvolgende eigenaren, erfpachters, opstalhouders
of vruchtgebruikers toepasselijk zijn.
2. Indien koper, danwel een opvolgende eigenaar, erfpachter, opstalhouder of
vruchtgebruiker een of meer der in de artikelen 2, tweede lid, 5, tweede lid, 6, eerste
tot en met vijfde lid, 8, eerste en laatste lid, 12, tweede lid, tot en met 19, genoemde
verplichtingen niet i s nagekomen, casu quo één of meer der daar gestelde
verbodsbepalingen heeft overtreden, zal hij, na uitdrukkelijke ingebrekestelling, door
de Gemeente kunnen worden gesommeerd zijn verplichtingen na te komen,
respectievelijk hetgeen in strijd met een der desbetreffende bepalingen i s verricht
ongedaan te maken, binnen een zodanige termijn, dat hij redelijkerwijze uitvoering
kan geven aan het nakomen van zijn verplichtingen, respectievelijk het ongedaan
maken van hetgeen in strijd met een der bepalingen is verricht.
3. Indien koper, dan wel een opvolgende eigenaar, erfpachter, opstalhouder of
vruchtgebruiker niet binnen de eerder genoemde termijn aan de sommatie van de
Gemeente heeft voldaan, zal hij, ongeacht zijn gehoudenis tot vergoeding van
schaden, na uitdrukkelijke ingebrekestelling, telkens voor iedere week, dat hij nalatig
blijft een door Burgemeester en Wethouders te bepalen boete van ten hoogste
TIENDUIZEND GULDEN (f 10.000,-) verschuldigd zijn, ten bate van de
Gemeentekas, te betalen binnen veertien dagen na daartoe strekkende aanmaning
van Burgemeester en Wethouders, met dien verstande, dat ieder hunner hoofdelijk
met zijn opvolgers in de eigendom, de erfpacht, het opstalrecht of het recht van
vruchtgebruik, tot betaling van die boete gehouden zal zijn.
(…)
Artikel 22
Bepalingen bij verdere overdracht terrein
Bij elke verdere overdracht van het terrein of een gedeelte daarvan in eigendom, dan
wel uitgifte daarvan in erfpacht, opstal of vruchtgebruik, zullen ten behoeve der
Gemeente in elke daartoe op te maken akte (.…) de bepalingen, vervat in de artikelen
(….)2, eerste (.…) lid (…) 12, tweede lid, tot en met 21 en in dit artikel (22) worden
opgenomen (…….)”
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Gemeenteblad
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
Ten aanzien van alinea 2 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de
vragenstellers:
Het klopt dat de vraag of de bestemming van dit terrein privaatrechtelijk (via de akte
van levering) nauwer bepaald kan worden dan in het bestemmingsplan onderwerp
van een rechtszaak is geweest. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 december
2004 vloeit voort dat de (toenmalige) WRO er niet aan in de weg staat dat er
voorwaarden omtrent grondgebruik in een overeenkomst worden opgenomen, ook
niet als die voorwaarden het gebruik dat krachtens het bestemmingsplan mogelijk is,
verdergaand beperkt of zelfs geheel verbiedt. De achtergrond daarvan is dat
bepalingen in een overeenkomst, zoals het onderhavige kettingbeding, kunnen
dienen ter bescherming van verschillende belangen van maatschappelijke aard,
waaronder niet alleen planologische belangen, maar ook belangen van financieel-
economische aard. De Hoge Raad heeft in deze zaak onderschreven dat de
gemeente een financieel-economisch belang heeft om te kunnen bepalen op welke
wijze de grond wordt geëxploiteerd en om het financiële rendement op de grond te
behouden. De Hoge Raad komt dan ook tot het oordeel dat de gemeente geen
misbruik van bevoegdheid maakt, noch het beginsel van fair play heeft geschonden,
door de eigenaren aan het kettingbeding te houden.
Ten aanzien van alinea 3 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de
vragenstellers:
Dit klopt, met dien verstande dat binnen het hek zich ongeveer 77 “geregistreerde”
krakers bevinden. Waarvan 47 bewoners op het land en ongeveer 30 op het water.
Deze 77 zijn degenen die de vaststellingsovereenkomst in 2007 hebben
meegetekend. Het aantal bewoners op het terrein fluctueert, waardoor de gemeente
niet een vast getal kan bevestigen. Onder voorbehoud wonen er naar schatting in
totaal, binnen en buiten de hekken van het ADM-terrein, circa 250 bewoners. Buiten
de hekken wonen mensen met diverse nationaliteiten, waarvan de Litouwers er het
langst wonen.
Ten aanzien van alinea's 4 & 5 van de kleine geschiedenis zoals beschreven
door de vragenstellers:
Sinds voorjaar 2015 proberen de eigenaren op verschillende manieren hun bezit weer
volledig in handen te krijgen. Met een kort geding bij de voorzieningenrechter van de
rechtbank Amsterdam is een civielrechtelijke vordering tot ontruiming ingesteld. Deze
vordering is door de voorzieningenrechter op 13 juli 2015 afgewezen omdat de
rechter het niet waarschijnlijk achtte dat het terrein op korte termijn in gebruik zou
worden genomen.
De eigenaren zijn ook een bodemprocedure begonnen bij de rechtbank Amsterdam
waarin zij eveneens een vordering tot ontruiming hebben ingesteld. Ook die vordering
is bij vonnis van 6 januari 2016 afgewezen. De bodemprocedure loopt nog steeds,
naar verwachting zal begin 2017 opnieuw een zitting plaatsvinden.
Op 6 juli 2015 hebben de eigenaren aangifte gedaan van kraak van de Hornweg
(ADM terrein). Het OM heeft besloten niet tot aanschrijving over te gaan gezien het
ontbreken van een concrete ingebruikname na een ontruiming en de uitspraak van de
rechter in het civielrechtelijke kort geding. Bovendien liep op dat moment ook al de
bodemprocedure.
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
Tevens hebben de eigenaren een bestuursrechtelijk verzoek tot handhaving (van het
bestemmingsplan) ingediend. Het college heeft op 15 september 2015 besloten om
het verzoek tot handhaving af te wijzen, omdat er onvoldoende informatie was over
de concrete ingebruikname van het terrein, mede vanuit het beleidsuitgangspunt dat
er niet wordt ontruimd voor leegstand. Een daartegen gericht bezwaarschrift is
ongegrond verklaard. In de onderbouwing van dit besluit is veel gewicht toegekend
aan het feit dat de eigenaar (of huurder) geen aanvraag voor een
omgevingsvergunning had ingediend. Op dit moment loopt de beroepsprocedure ten
aanzien van dit besluit. Naar verwachting zal begin 2017 een zitting plaatsvinden.
Aanvraag omgevings- en kapvergunning
Op 7 augustus 2016 diende zich een nieuwe ontwikkeling aan. Het bedrijf Koole
Maritiem heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een scheepswerf
ingediend en een omgevingsvergunning voor het kappen van 2500 bomen. De
werkzaamheden die het bedrijf wil uitvoeren zijn het uitvoeren van onderhouds-,
reparatie- en revisiewerkzaamheden aan schepen alsmede het slopen van schepen
en het demonteren platforms. Het uitvoeren van saneringswerkzaamheden op
schepen en platforms, opslaan van scheepsonderdelen en vrijkomend materiaal,
stallen van materieel en onderhoud van eigen materieel en overige ondersteunende
diensten/werkzaamheden. De aanvraag voor de omgevingsvergunning is inmiddels
ontvankelijk en in behandeling.
Op 7 augustus 2016 is naast de omgevingsvergunning voor een scheepswerf
eveneens een kapvergunning voor 2500 bomen aangevraagd. De kapvergunning is
op 10 november jongstleden geweigerd. Aan deze weigering ligt ten grondslag dat de
2500 bomen, waarvoor een kapvergunning is aangevraagd, zijn gelegen tussen de
huizen en andere verblijfplaatsen van de gebruikers. Zolang de procedure voor de
omgevingsvergunning nog niet is afgerond, is concrete ingebruikname nog niet in
zicht. Het verzoek om handhaving van het bestemmingsplan is om die reden ook
afgewezen. Hoewel het eindbeeld van het college is dat er op deze plek niet gewoond
mag worden, wonen er op dit moment wel mensen. Zolang deze bewoning
plaatsvindt, zijn deze direct ín hun woonomgeving staande bomen van waarde voor
de leefbaarheid van de bewoners. De waarde van de houtopstand voor de
leefbaarheid is een weigeringsgrond in de Bomenverordening. Zodra ingebruikname
is te voorzien (bijvoorbeeld bij een goedgekeurde omgevingsvergunning) doet zich
een nieuwe situatie voor die opnieuw beoordeeld zal moeten worden.
Door de aard van de inrichting van Koole is de provincie Noord-Holland bevoegd om
op de aanvraag om omgevingsvergunning milieu te besluiten. Dit heeft tot gevolg dat
vanaf het moment dat de omgevingsvergunning milieu is verleend de bevoegdheid
voor alle Wabo-toestemmingen (waaronder een kapvergunning) binnen de grens van
de inrichting Koole bij de provincie ligt.
2. Op welke manier heeft de gemeente zich de afgelopen jaren ingespannen om
ervoor te zorgen dat het terrein ook daadwerkelijk in gebruik kan worden
genomen voor de bestemming die het volgens het bestemmingsplan heeft”?
Antwoord:
Het is niet primair de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat een terrein in
gebruik genomen kan worden voor de bestemming die het terrein op grond van het
bestemmingsplan heeft (toelatingsplanologie). Wel geldt er een beginselplicht tot
5
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
handhaving om op te treden tegen strijdig gebruik. Die beginselplicht geldt echter niet
onverkort. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, kan het college besluiten om
van handhaving af te zien. Dat heeft het college in dit geval gedaan. Zie voor de
afwegingen die daarbij zijn gemaakt de beantwoording van vraag 5. Dit dossier en de
inzet van de gemeente in dit dossier is sinds 2006 veelvuldig in uw gemeenteraad
besproken. In de bijlage bij deze beantwoording vindt u een historisch overzicht van
de grootste ontwikkelingen in dit dossier.
3. Welke pogingen heeft de gemeente ondernomen om het terrein zelf in bezit te
verwerven en waarom is dat uiteindelijk niet gebeurd of gelukt?
Antwoord:
De haven heeft als onderdeel van de gemeente meerdere pogingen ondernomen om
het terrein in eigendom te verwerven. Dit heeft niet geleid tot een verkoop, omdat er
geen overeenstemming is bereikt over de verkoopprijs.
De gemeente heeft in 2015 en 2016 verkennende gesprekken gevoerd met de
eigenaren over de rol van de gemeente Amsterdam, het Havenbedrijf, de bewoners
en de mogelijkheid tot koop van het terrein door de gemeente. Uitkomsten van deze
gesprekken is dat verwerving door de gemeente bespreekbaar is voor de eigenaren.
Gesprekken over verwerving zijn voor de eigenaren echter pas zinvol bij een
bepaalde ondergrens voor verkoop en met de voorwaarde dat het terrein niet leeg
opgeleverd zal worden. De gemeente heeft beoordeeld dat er bij deze ondergrens
geen sprake is van een markconforme verwerving. Er zijn vervolgens geen
gesprekken gevoerd over daadwerkelijke verwerving.
4. Op 26 april 2007 sloot de gemeente Amsterdam een
‘vaststellingsovereenkomst’ met de ‘vereniging Krakend ADM.’ In artikel 3.1
verbindt de gemeente zich tegenover die vereniging en tegenover individuele
gebruikers om ‘mede onder toepassing van het gemeentelijk
broedplaatsenbeleid’ uit te zien naar een nieuwe locatie voor de groep, die zelfs
aan het water zou moeten liggen ‘om ruimte te bieden voor ADM boten’. Artikel
3.5 van die gebruikersovereenkomst stelt dat “de in dit artikel genoemde
inspanningsverplichtingen over en weer laten onverlet dat de Individuele
gebruikers en de Vereniging uiterlijk op 4 januari 2010 gehouden zijn het ADM-
terrein met de hunnen en het hunne te ontruimen en leeg en ontruimd aan de
Gemeente over te dragen in de staat waarin deze zich ten tijde van de
ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst bevinden, behoudens
normale slijtage. Mocht de Gemeente niet voor 1 januari 2009 de feitelijke
beschikkingsmacht over het voormalige ADM-terrein hebben gekregen, dan
verschuift deze ontruimingsdatum van 4 januari 2010 naar een datum gelegen
een jaar nadat de gemeente alsnog de hier bedoelde feitelijke
beschikkingsmacht over het terrein heeft verkregen. In dat geval zullen Partijen
met elkaar overleg plegen met betrekking tot het voortduren van hun
inspanningsverplichtingen over en weer.”
a. Hoe kan de gemeente zich beroepen op het broedplaatsenbeleid ten aanzien
van een terrein of pand dat niet van de gemeente zelf is? Graag een
toelichting. Op welke manier zijn de eigenaren van de grond daar op dat
moment bij betrokken”?
6
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
b. Waarom heeft de gemeente zich verplicht tot het leveren van inspanningen
om een nieuwe locatie te vinden terwijl het ging om een particulier terrein
met een Havenbestemming dat onrechtmatig in gebruik is genomen?
c. De gemeente verbindt zich in die overeenkomst tot het vinden van een
nieuwe locatie en verklaart niet tot ontruiming over te gaan zolang deze nog
niet is gevonden. Waarom heeft de gemeente deze bepaling opgenomen?
Hoe kan de gemeente een dergelijke overeenkomst sluiten ten aanzien van
een particulier terrein?
d. Waarom is een verband gelegd tussen ontruiming van het terrein en het in
bezit krijgen ervan door de gemeente? Zou de vraag of ontruimd wordt niet
los moeten staan van wie het bezit?
e. Is het college van mening dat een dergelijke bepaling en de link die wordt
gelegd tussen ontruiming en verwerving door de gemeente zeer nadelig
uitpakt voor de particuliere eigenaar?
f. Hoe verhoudt een dergelijke bepaling zich tot de huidige wet waarin kraken
strafrechtelijk verboden is?
g. Welke geldigheid heeft die vaststellingsovereenkomst op dit moment?
Kunnen de krakers daar nu nog rechten aan ontlenen?
h. Zijn er nog meer van dergelijke overeenkomsten gesloten met groepen
krakers, en zo ja, welke en waar?
Antwoord:
De beantwoording van deze vraag moet worden gezien in het licht van de
omstandigheid dat in die periode gesprekken werden gevoerd tussen de gemeente
(Haven) en de eigenaren over aankoop van het terrein en dat de eigenaren zich in die
periode nauwelijks bemoeiden met de krakers. Daarnaast is het gemeentebestuur
van mening dat de overeenkomst is geëxpireerd.
a. de gemeente beperkt zich bij de uitvoering van het broedplaatsenbeleid niet tot
gemeentelijk vastgoed. De meeste broedplaatsen zijn gevestigd in commercieel
en corporatie vastgoed. Een broedplaatsinitiatief (veelal een
broedplaatsontwikkelaar of een groep kunstenaars) kan zaken doen met een
gebouweigenaar en het gemeentelijk Bureau Broedplaatsen kan hen daarbij
terzijde staan met bemiddeling, expertise, advies en subsidie.
b. De gemeenteraad heeft in 2006 aandacht gevraagd voor de positie van de
bewoners van het ADM-gebied. In de hierop volgende vaststellingsovereenkomst
is deze wederzijdse inspanningsverplichting —voor vereniging Krakend ADM en
de gemeente- opgenomen als één van de acties voordat de leden van de
vereniging vrijwillig het terrein zouden verlaten.
c. Zie onder b. De afspraken zijn toen gemaakt in het licht van enerzijds de toen
heersende verwachting er met de eigenaren op korte termijn uit te komen wat
betreft de verwerving van het terrein en anderzijds de bestuursrechtelijke
bevoegdheid tot handhaving (in dit geval in ieder geval van het bestemmingsplan,
de havenverordening en de APV).
d. De heersende gedachte was toen dat de gemeente het terrein binnen afzienbare
tijd zou verwerven in de staat waarin het zich op dat moment bevond.
e. Nee. Toelichting: de vaststellingsovereenkomst is geëxpireerd. Verder kunnen de
bewoners er geen rechten aan ontlenen jegens de eigenaren. Dit laatste is ook
opgenomen in de vaststellingsovereenkomst.
f. De overeenkomst zag op het tijdelijk niet handhavend optreden op grond van het
bestuursrecht. Een en ander laat de strafrechtelijke bevoegdheden onverlet.
7
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Gemeenteblad
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
g. Gemeente heeft in 2006 besloten tot handhaving van de havenverordening.
Nadat de havenmeester begin 2007 de handhavingsbesluiten aan alle eigenaren /
bezitters van de vaartuigen in het ADM-water had verzonden hebben de krakers
ingesproken in de raadscommissie. De raad heeft vervolgens de wethouder
Haven (uit te voeren door de directeur Havenbedrijf) de opdracht gegeven om te
praten met de krakers over het voorstel wat de krakers hebben gedaan om, tot
het moment van de definitieve ontruiming, tijdelijk in te dikken. De eigenaren zijn
in de gesprekken over de aankoop mondeling op de hoogte gehouden. De
vasfstellingsovereenkomst is na ondertekening naar de vertegenwoordiger van de
eigenaren gestuurd. De krakers is meegedeeld dat de overeenkomst ís
geëxpireerd.
h. Nee, het college heeft niet meer van dergelijke overeenkomsten gesloten.
5. In haar brief van 11 oktober aan de commissie Economische Zaken over het
ADM dossier schrijft het college dat een bestuursrechtelijk verzoek tot
handhaving van het bestemmingsplan is afgewezen “mede vanuit het
beleidsuitgangspunt dat er niet wordt ontruimd voor leegstand.” Is het college
het met de fracties van het CDA en VVD eens dat wanneer een terrein in strijd
met het bestemmingsplan wordt gebruikt, de gemeente handhavend dient op te
treden, en dat, als dat geldt voor Amsterdammers die wel respect hebben voor
andermans eigendom, daarbij geen uitzondering zou moeten worden gemaakt
voor krakers?
Antwoord:
Het college heeft inderdaad op 15 september 2015 besloten om het verzoek tot
handhaving af te wijzen. Hoewel het eindbeeld van het college is dat er op dit terrein
niet gewoond mag worden, heeft het college zich in dit besluit op het standpunt
gesteld dat het ontruimen van het terrein een onevenredig zware maatregel is in
verhouding tot het met handhaving te dienen belang, namelijk het beëindigen van het
strijdige gebruik van het terrein. In een dergelijk geval kan van de beginselplicht tot
handhaving worden afgeweken. Daarbij heeft het college mee laten wegen dat er ten
tijde van het indienen van het handhavingsverzoek onvoldoende informatie was over
de concrete ingebruikname van het terrein. Er was weliswaar een huurovereenkomst
gesloten, maar nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Om
die reden ís ook de civiele vordering tot ontruiming afgewezen door de rechtbank
Amsterdam. Ook ten tijde van de behandeling van het bezwaarschrift was er nog
geen aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en was er nog geen zicht op
concrete ingebruikname op korte termijn. Het ontruimen van het terrein zou
anderzijds verstrekkende gevolgen hebben voor een grote groep mensen, waaronder
ook kinderen, die al jarenlang op het terrein wonen en werken. Het ontruimen van het
terrein, zonder dat binnen afzienbare termijn een legaal gebruik is te voorzien, is naar
het oordeel van het college niet proportioneel. In deze afweging is niet relevant of de
bewoners krakers zijn of niet. De eigenaren hebben beroep ingesteld. De
bestuursrechter zal beoordelen of het college een evenredige belangenafweging
heeft gemaakt. De belangenafweging in het kader van het bestuursrechtelijk
handhavingsverzoek kan anders uitvallen op het moment dat de
omgevingsvergunning is verleend.
8
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
6. Bij de verkoop aan de huidige eigenaren in 1997 is het kettingbeding en dus
de bestemmingsbepaling meegenomen in de leveringsakte. De eigenaren zijn
daarom juridisch verplicht zich aan de bestemmingsbepaling uit 1970 houden.
Waarom heeft de gemeente bij de verkoop aan Chidda c.s. in 1997 aan het
kettingbeding vastgehouden? In hoeverre is een dergelijke constructie
gebruikelijk? In hoeverre is het kettingbeding een obstakel geweest voor een
ingebruikneming van het terrein ten behoeve van andere havengerelateerde
activiteiten daarmee gefrustreerd? Bedingt de gemeente vaker kettingbedingen
bij de verkoop aan privaatrechtelijke partijen?
Antwoord:
Zoals opgenomen in het door u geschetste historisch overzicht is het terrein in 1970
verkocht door de gemeente. De gemeente heeft indertijd het terrein voor een relatief
zeer laag bedrag verkocht, vanwege de privaatrechtelijke bestemming “scheepswerf”.
Om speculatie tegen te gaan was het logisch dat die privaatrechtelijke bestemming
gehandhaafd zou blijven.
De verkoop is een uitvoering van punt 1 van raadsbesluit de dato 28 juni 1967
nummer 518. De gemeente heeft vastgehouden aan dit kettingbeding, omdat de
verkoopprijs bepaald is op basis van het door het kettingbeding bepaalde gebruik.
Op de vraag of het kettingbeding een obstakel is geweest voor een ingebruikneming
van het terrein ten behoeve van andere haven gerelateerde activiteiten: ja zonder
meer; een verleende milieuvergunning voor het oprichten van een cacaoloods ter
plaatse kon niet worden gebruikt vanwege het kettingbeding. De procedure daarover
is uiteindelijk door de Hoge Raad in cassatie beslist in het voordeel van de gemeente
(zie ook beantwoording van vraag 1).Bij de koop van dit terrein is het duidelijk
geweest dat er een kettingbeding rustte op dit terrein.
Er worden vaker kettingbedingen toegepast met verschillende redenen.
7. Is het college het eens met de fracties van het CDA en de VVD dat als een
terrein met bijvoorbeeld een industriële, commerciële of havenbestemming
onrechtmatig wordt gebruikt of bewoond, het aanzienlijk moeilijker is voor de
eigenaren om legitieme huurders of gebruikers te vinden zolang het
onrechtmatige gebruik plaatsvindt, en dat de gemeente het voortzetten van
onrechtmatig gebruik ook om die reden niet dient te faciliteren, en dat het
derhalve ook riskant en onverstandig is om een verzoek tot handhaving van het
bestemmingsplan af te wijzen omdat nog geen omgevingsvergunning is
aangevraagd, omdat dit partijen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren
aan de werkgelegenheid en economie juist kan ontmoedigen?
Antwoord:
Het college is het eens met de constatering dat de kraak van het terrein, een barrière
vormt voor de eigenaren. Het is echter niet zo dat de gemeente het onrechtmatig
gebruik van het terrein faciliteert. Het betreft hier een kraaksituatie van grond die niet
in bezit is van de gemeente. Het is een zaak tussen de eigenaren en de krakers. Er
loopt een civiele bodemprocedure. In een eerste vonnis (dd. 6 januari 2016) heeft de
rechter aangegeven dat ingebruikname onvoldoende concreet was om tot ontruiming
over te gaan en de vordering tot ontruiming afgewezen. Wel hebben de eigenaren,
onder voorwaarden, toestemming gekregen om het terrein te betreden ten behoeve
9
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
van voorbereiding tot planvorming. Zie de beantwoording van vraag 5 voor de
argumentatie van het college om het verzoek tot handhaving af te wijzen.
8. Is het college het eens met vragenstellers dat het vorengenoemde nog
sterker geldt als bij het onrechtmatige gebruik leidt tot schade aan het terrein
en een verloederde aanblik? Is het college het eens met vragenstellers dat daar
op het ADM-terrein thans sprake van is?
Antwoord:
Voor kraak geldt dat in bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken van de
hoofdregel om te wachten met ontruimen tot een voorzieningenrechter in eerste
aanleg uitspraak heeft gedaan. Dat betreft onder andere de situatie waarbij sprake is
van ernstige vernielingen (zie hiervoor de beleidsbrief van de Procureurs Generaal
dd. 1 december 2010). Dergelijke vernielingen zijn niet geconstateerd op het terrein.
Een eventueel verloederde aanblik biedt geen grond voor ontruiming.
9. In hoeverre heeft het college zicht op het huidige onrechtmatige gebruik van
dit terrein buiten het hek, door de zogenaamde ‘buitenhekkers’? Specifiek:
a. Hoeveel mensen verblijven er en hoe wonen zij daar?
b. Klopt het dat er ook kinderen wonen op het terrein?
c. Welke activiteiten vinden daar plaats?
d. Hoe zijn de sanitaire voorzieningen er? Voldoen die aan wettelijke normen?
e. Klopt het dat er afvalzakken worden gedumpt? Hoe treedt de gemeente
daartegen op?
f. Acht het college de omstandigheden daar geschikt om te wonen, of doen zich
er ook onveilige en ongezonde situaties voor?
g. Klopt het dat er een provisorische rioolgoot is gegraven naar het water?
Zo ja, welke wetten en regels worden daarmee overtreden, en waarom treedt de
gemeente daar niet tegen op?
h. Hoe is de verhouding tussen de ADM gemeenschap en de ‘buitenhekkers’?
Antwoord:
9 a. Momenteel wonen er ongeveer 30-35 mensen, vooral in oude caravans en eigen
bouwsels. Vanaf de Hornweg gerekend aan de linker kant een stabiele groep van 15
mensen. Voor de rest van het terrein fluctueert het aantal woonachtigen in aantal en
verblijfduur.
9 b. Het is niet de bedoeling dat er buiten de hekken kinderen wonen. De situatie ter
plaatse wordt als onwenselijk gezien voor kinderen. Indien een kind op het terrein
wordt aangetroffen wordt daar actie op ondernomen door de daarvoor bevoegde
instanties.
9 c. Er vinden zover bekend geen activiteiten plaats anders dan wonen.
9 d. Sanitaire voorzieningen zijn niet aanwezig. De bewoners maken gedeeltelijk
gebruik van de sanitaire voorzieningen van het gekraakte binnenterrein.
9e. Dit is ons niet bekend. In het algemeen geldt dat indien er afval wordt gedumpt in
het havengebied het Havenbedrijf dit laat opruimen.
9 f. De omstandigheden ter plaatse zijn zodanig dat er toezicht is vanuit verschillende
instanties om zodoende, waar nodig, in te grijpen.
9 g. Rijkswaterstaat heeft geconstateerd dat het Besluit lozing afvalwater
huishoudens (BAH) wordt overtreden en heeft de gemeente en het havenbedrijf
daarvan in kennis gesteld. De gemeente heeft hierop laten weten dat het eindbeeld is
10
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Gemeenteblad
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
dat er op dit terrein niet gewoond kan en mag worden, maar dat gezien de
verschillende procedures het niet duidelijk is wanneer de bewoning wordt beëindigd.
9 h. De verhouding tussen de buitenhekkers en de ADM gemeenschap is afstandelijk.
Toiletgebruik wordt getolereerd maar de verhoudingen zijn niet verder gaand dan dat.
10. Er zijn geruchten dat er ergens op het terrein aanzienlijke hoeveelheden
wiet zou worden geteeld, meer dan redelijkerwijs voor eigen gebruik bestemd
zou kunnen zijn. Hiervan zouden ook beelden zijn. Berusten die geruchten op
waarheid? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, hoe is daar tegen
opgetreden? Graag een toelichting.
Antwoord:
{n het verleden zijn er buiten het hek plantages aangetroffen. De politie heeft
hiertegen op getreden en het Havenbedrijf heeft de plantages geruimd. Verder is er
eens een ondergrondse plantage aangetroffen. Ook deze is verwijderd. Wat de
situatie in de woningen is binnen de hekken m.b.t. hennep is niet bekend.
11. Klopt het dat er asbest is gevonden in de oude loods? Is deze op een veilige
manier verwijderd? Ligt er nog meer asbest in de loods of op het terrein?
Antwoord:
De eigenaren hebben een asbestinventarisatie in de gebouwen uitgevoerd. Op basis
van een door de gebruikers ingediend asbestbeheersplan zijn maatregelen getroffen
om verdere verspreiding van en blootstelling aan asbest te voorkomen van de op dit
moment bekende bronnen.
12. Hoe is in bredere zin de veiligheidssituatie op het terrein? Worden daar
wetten, milieuregels en andere regels en bepalingen overtreden, bijvoorbeeld
het Bouwbesluit en/of de APV, en op welke manier controleert de gemeente of
dat het geval is, hoe vaak, en wanneer voor het laatst? Hoe is het gesteld met
de brandveiligheid?
Antwoord:
De politie, van de Landelijke Eenheid domein Water Amsterdam, controleert jaarlijks
samen met de BOA's van het Havenbedrijf Amsterdam op de naleving van de
toepasselijke regelgeving. De controle wordt uitgevoerd met een politieboot. Tijdens
deze controle wordt speciaal gelet op de veiligheid van de woonboten: het afmeren,
veilige voorziening om aan boord te komen en uiterlijke staat van de woonboot.
Daarnaast wordt gekeken of er geen nieuwe vaartuigen bij zijn gekomen. Het gaat
hier om gemeentelijke regelgeving zoals de Verordening op het Binnenwater 2010
(Vob 2010) of de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 (RHN
2012). Op de kade en oever in de ADM haven wordt tevens de naleving van de
milieuwetgeving gecontroleerd. Het gaat hier om het aantreffen van autowrakken, oud
ijzer en afval. Er wordt speciaal gekeken naar oliedrums en opslagtanks met
onduidelijke inhoud met kans op lekkage. Er zijn de laatste jaren geen
milieuovertredingen waargenomen. En bij kleine overtredingen wordt eerst
gewaarschuwd waarbij een maximale termijn wordt gegeven om de overtreding
ongedaan te maken.
Daarnaast heeft Rijkswaterstaat geconstateerd dat het Besluit lozing afvalwater
huishoudens (BAH) wordt overtreden. Rijkswaterstaat heeft de gemeente en het
11
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
havenbedrijf daarvan in kennis gesteld. De gemeente heeft hierop laten weten dat het
eindbeeld is dat er op dit terrein niet gewoond kan en mag worden, maar dat gezien
de verschillende procedures het niet duidelijk is wanneer de bewoning wordt
beëindigd. Zie ook beantwoording van vraag 9f.
13. Op het ADM-terrein hebben zich vele bedrijfjes en organisaties gevestigd.
Heeft de gemeente zicht op de activiteiten van deze bedrijven? In hoeverre
maken deze bedrijven of organisaties winst door onrechtmatig gebruik van het
terrein of de daar aanwezige faciliteiten? Kunnen stichtingen en bedrijven zich
inschrijven bij de Kamer van Koophandel met een adres waar zij officieel niet
geregistreerd mogen staan?
Antwoord:
Voor zover de bedrijven staan ingeschreven bij KvK is hier zicht op. Bedrijven kunnen
zich op de adressen van het ADM terrein inschrijven (er zijn 3 huisnummers). Via het
handelsregister is inzichtelijk hoeveel bedrijven zich op dit adres hebben
ingeschreven. Dit zijn enkele tientallen bedrijven.
{n hoeverre deze bedrijven of organisaties winst maken door onrechtmatig gebruik
van het terrein of de aanwezige faciliteiten kan niet door de gemeente worden
beantwoord. De overheid heeft geen zicht in de bedrijfsresultaten van deze bedrijven.
Als een onderneming bij de Kamer van Koophandel wordt ingeschreven, worden ook
een of meer vestigingen van het bedrijf geregistreerd. Bij een vestiging registreren zij
het postadres en het bezoekadres (zaakadres). Een adres kan alleen als
bezoekadres worden ingeschreven als zij voldoende kunnen vaststellen dat een
vestiging daar echt zit. Als de onderneming geen eigenaar is van het complex of
gebouw, stelt de Kamer van Koophandel dit vast via het huurcontract. Blijkt uit het
huurcontract dat iemand permanent kantoorruimte of een bureau op het adres huurt,
dan mag dit als bezoekadres worden ingeschreven in het Handelsregister. Is dit niet
het geval, dan wordt het privéadres geregistreerd. Aangezien er op dit adres geen
sprake is van een huurcontract, zijn de ondernemingen op dit adres gebonden aan
een privé-adres uit het basisregisterpersonen. De ondernemingen op het ADM terrein
zijn dus aangemeld bij het handelsregister via de bewoners van het terrein.
14. Op een deel van het terrein zijn al bomen gekapt. Hoe verliep de kap van de
bomen op dat terrein? Klopt het dat er toen conflicten ontstonden tussen de
werklieden en krakers? Wat is er toen gebeurd?
Antwoord:
Het klopt dat er eind augustus, begin september 2015 ruim 400 bomen zijn gekapt ten
behoeve van de aanleg van een weg. De gekapte bomen bevonden zich op het ADM
terrein buiten de hekken. Bij aanvang van de kapwerkzaamheden is het tot
schermutselingen gekomen tussen een aantal krakers en uitvoerders. Drie bewoners
hebben aangifte gedaan tegen de uitvoerders. Vanwege de hoogoplopende
spanningen bij aanvang van de kapwerkzaamheden en dreigende openbare
ordeverstoringen, heeft de burgemeester besloten om de werkzaamheden tijdelijk te
bevriezen. Enkele dagen later zijn de werkzaamheden alsnog uitgevoerd, zonder
problemen.
12
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
15. Is het college het eens met de fracties van CDA en VVD dat het onwenselijk
is als zou worden begonnen met de bomenkap terwijl de krakers zich nog op
het terrein bevinden, omdat dit onwenselijke en onveilige situaties zou
opleveren?
Antwoord:
Op 8 november 2016 is door het College besloten de aangevraagde
omgevingsvergunning voor de bomenkap te weigeren. De omgevingsvergunning is
geweigerd op basis van artikel 5, eerste lid, onder d, van de Bomenverordening,
waarbij de aanvraag wordt geweigerd in verband met de waarde van de houtopstand
voor de leefbaarheid. De ruim 2500 te kappen bomen zijn gelegen tussen de huizen
en andere verblijfplaatsen van de gebruikers van het ADM terrein. Zolang bewoning
plaatsvindt, zijn direct in de woonomgeving staande bomen van waarde voor de
leefbaarheid van de bewoners. De belangen bij de realisering van het project wegen
hierin niet zwaarder dan de belangen bij behoud van de te kappen bomen. Om deze
reden is de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
16. Op 22 september 2016 verleende de gemeente een vergunning voor een
evenement op het ADM-terrein. Op dat moment was al bekend dat de eigenaren
concrete plannen hebben voor de ontwikkeling en verhuur ervan. Waarom
wordt is hier dan toch een vergunning uitgegeven? Is het college het met de
fracties van het CDA en VVD eens dat de gemeente geen vergunningen af moet
geven voor evenementen die plaatsvinden op grond die onrechtmatig wordt
gebruikt en als dat in strijd is met de wens van de rechtmatige eigenaren?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Het evenement vond plaats op het gekraakte gedeelte van het ADM-terrein. De
gemeente heeft vaker vergunningen verleend voor evenementen op gekraakt terrein,
waaronder het ADM-terrein. Bij het toetsen van een vergunningaanvraag kunnen
alleen de in de APV genoemde belangen worden meegewogen. Deze belangen zijn
primair gelegen in de bescherming van het woon- en leefklimaat, de openbare orde
en de veiligheid. Of er al dan niet privaatrechtelijke toestemming is verleend voor het
gebruik van het terrein is geen weigeringsgrond in de APV. Er deden zich geen
weigeringsgronden voor en daarom is de evenementenvergunning verleend. De
eigenaren hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, die is
ingetrokken. Daarnaast hebben de eigenaren middels een civielrechtelijk kort geding
getracht het evenement tegen te houden. Deze vordering is door de rechter
afgewezen. Daarbij heeft de rechter mee laten wegen dat er al 18 keer een soortgelijk
evenement heeft plaatsgevonden en dat de eigenaar zich daartegen niet of
nauwelijks heeft verzet. Ook overweegt de rechtbank dat eventuele veiligheidsrisico’s
voldoende zijn afgedekt door de toetsing bij het verlenen van de vergunning. De
rechter concludeert dan ook dat de eigenaar geen redelijk belang heeft bij het
afgelasten van het evenement.
13
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Gemeenteblad R
Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
17. In de brief van het college van 10 oktober jl. geeft het college aan te
bemiddelen en mee te helpen bij het zoeken naar een alternatieve locatie voor
de krakers, maar dat het niet gelukt is een locatie te vinden die aan alle wensen
van de ADM-gemeenschap voldoet. De huidige eigenaren hebben tevens het
aanbod hebben om een alternatieve locatie te kopen voor de huisvesting van de
krakers, omdat zij er veel belang bij hebben dat de nieuwe huurder het snel in
gebruik kan nemen. Is het college het eens met de fracties van het CDA en VVD
eens dat het onrechtvaardig is als rechtmatige eigenaren gedwongen worden
om zelf alternatieve locaties aan te kopen om hun eigen bezit weer in gebruik te
kunnen nemen, en dat de gemeente daar geen medewerking aan moet verlenen,
en zeker niet als dat zou leiden tot een nieuw gebruik in strijd met het
bestemmingsplan?
Antwoord:
{n de brief van het college van 10 oktober jl. staat dat de gemeente eerder heeft
uitgezocht of het mogelijk is om de ADM gemeenschap te huisvesten op een
alternatieve locatie. U bent op 16 oktober 2012 per brief geïnformeerd over deze
zoektocht. De destijds enig overgebleven locatie aan de Noorder-IJplas is later ook
niet mogelijk gebleken. Een alternatieve locatie is redelijkerwijs niet beschikbaar. Het
Kopt dat de eigenaren een aanbod hebben gedaan aan de krakers. Het college
waardeert het gebaar van de eigenaren, maar van dwang is geen sprake. De
gemeente onderhoudt contact met de partijen en bespreekt ook de haalbaarheid van
eventuele alternatieve locaties.
18. Sinds de uitspraak van de rechter in hoger beroep van 21 juni 2016 hebben
de eigenaren van het ADM-terrein concrete plannen gemaakt, het terrein
verhuurd aan een partij die er een scheepswerf wil bouwen en zijn
vergunningaanvragen ingediend om te beginnen met de ontwikkeling van de
grond. Hoewel het terrein nu wel betreden mag worden kan men echter nog
steeds niet aan de slag, terwijl de rechter op 6 januari 2016 heeft beslist dat de
bewoning door de krakers onrechtmatig is. Is het college het met de fracties
van het CDA en de VVD eens dat deze ondernemers bij de uitvoering van hun
activiteiten worden gehinderd en dan dit een onwenselijke situatie is waar zo
snel mogelijk een einde aan moet komen? Is het college bereid om het terrein
nu zo snel mogelijk te laten ontruimen, en daarbij niet te wachten tot zij
Bestuursrechtelijk tot handhaving wordt gedwongen, maar proactief op te
treden”?
Antwoord:
Toen het verzoek om handhaving werd ingediend, waren er nog geen concrete
plannen voor ingebruikname. Ook ten tijde van de beslissing op bezwaar lag er nog
geen aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bij de beantwoording van vraag 5 is
uiteengezet waarom het college besloten heeft het handhavingsverzoek af te wijzen.
Dit besluit ligt thans ter toetsing bij de bestuursrechter voor. Partijen verschillen niet
van mening dat het gebruik van de huidige bewoners onrechtmatig is: de eigenaren
hebben daarvoor geen toestemming gegeven en wonen is op grond van het
bestemmingsplan niet toegestaan. Tot nog toe heeft echter ook de rechtbank in de
civiele vordering tot ontruiming, zowel in kort geding, als in de bodemprocedure
geoordeeld dat de eigenaren een onvoldoende zwaarwegend belang hebben bij
ontruiming, zolang de plannen voor ingebruikname niet concreet zijn. Ook het college
stelt zich vooralsnog op dit standpunt.
14
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 5 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016
19. In de overeenkomst met de gemeente staat dat de krakers het terrein leeg
en ontruimd aan de Gemeente over zouden moeten dragen “in de staat waarin
deze zich ten tijde van de ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst
bevinden, behoudens normale slijtage.” Geldt dat ook voor overdracht aan de
particuliere eigenaren? Met andere woorden, mocht er schade aan het terrein
zijn ontstaan, is het College het eens met fracties van CDA en VVD dat de
huidige gebruikers die moeten herstellen dan wel de kosten daarvan zouden
moeten vergoeden?
Antwoord:
Het is niet aan het college, maar aan de eigenaren om afspraken te maken over de
wijze waarop de grond wordt overgedragen. Zoals eerder aangegeven is de
Vaststellingsovereenkomst geëxpireerd.
20. Is het college het voorts eens met de fracties van het CDA en de VVD dat
een goede ingebruikname de ontruiming van het volledige ADM-terrein vereist,
en niet slechts een deel ervan, zodat de bedrijven daar ongehinderd hun
activiteiten kunnen ontplooien?
Antwoord:
Bij de beantwoording van vraag 5 is uiteengezet waarom het college besloten heeft
het handhavingsverzoek af te wijzen.
21. Is het college het eens met de fracties van het CDA en de VVD dat de
vestiging van een scheepswerf een fantastische kans is voor de stad die
waardevolle economische bedrijvigheid en werkgelegenheid toevoegt, en dat
de potentiele huurder van het terrein daarom optimaal door de gemeente
gefaciliteerd moet worden om het terrein daartoe in gebruik te nemen? Is het
college bereid deze verwelkomende boodschap ook te communiceren met de
nieuwe huurder die daar de scheepswerf wil vestigen?
Antwoord:
Het college staat positief tegenover het — steeds concreter wordende — voornemen
van het bedrijf (met activiteiten passend binnen het kettingbeding) om zich te vestigen
in het Amsterdamse havengebied. Het college weet dat Havenbedrijf Amsterdam
gesprekken voert met de huurder van het terrein om het bedrijf te kunnen vestigen en
juicht dat ook toe.
Bijlagen:
Bijlage 1. Overzicht gebeurtenissen 1970-2015.
Bijlage 2. Overzichtskaart 2007 op basis van eigendomskaart
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
15
| Schriftelijke Vraag | 15 | discard |
Beleidsnota Zeecruise in het Noordzeekanaalgebied
RR OS
Opgesteld in opdracht van het Bestuursplatform NZKG
Onder regie van het Projectbureau NZKG
met input van
Gemeenten Amsterdam en Velsen, overige NZKG-gemeenten,
Provincie Noord-Holland, Port of Amsterdam, Zeehaven IJmuiden,
Passenger Terminal Amsterdam, KVSA, Rijkswaterstaat,
Omgevingsdiensten NZKG en IJmond
INI IG,
noordzeekanaalgebied
oo
@ AOT ia
14 september 2021
INHOUD
1. Inleiding …… oaeen ennen en venen neen eren neren veren veneneeen neren veren veren Á
2. Samenvatting .…...…...nns ener venen enseeeneevenenennerenve ensen ennen D
3. Toerisme …..…....nannsen vennen ensen enen enneen vennen vennen sneren neren 1
4, Milieu en Duurzaamheid … an oenenerennenen enen
5. Economie en Markt … naan evenaren eneen en veren veren vennen veren JD
6. Ruimte naven eren nen ennen en evene ernn neren veren veren eenn neren venen venen d
7. Bijlagen... ennen ennen nennen venne ennen nnen nnen nnn 40
1. INLEIDING
Er zijn diverse visies op ontwikkelingen binnen de Metropool Regio
Amsterdam (MRA) en het Noordzeekanaalgebied (NZKG). Ook zijn er
verschillende, al dan niet haven-gerelateerde (beleids-)nota’s waarin
aspecten als economie, werkgelegenheid, natte en droge infrastruc-
tuur, milieu- en duurzaamheid aan de orde zijn.
Ten aanzien van de zeecruise is echter tot op heden voor de regio
geen specifiek beleid opgetekend. Het is evident dat de zeecruise
waarde vertegenwoordigt en bijdraagt aan de lokale en regionale
economie en werkgelegenheid. Tegelijk is duidelijk dat de zeecruise
naast de fysieke ruimte die het vraagt op water en land, ook bijdraagt
aan de toeristische drukte en zowel varend als afgemeerd schadelijke
emissies in het milieu veroorzaakt. Er is maatschappelijk en politiek
discussie over het leefmilieu in Amsterdam en de IJmond. Ook is het
puzzelen hoe de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
Het is logisch dat een zo zichtbare en tot de verbeelding sprekende
sector als de zeecruise niet aan de discussie over wenselijkheid en
betekenis ontkomt. Het Bestuursplatform NZKG heeft daarom in
november 2018 opdracht gegeven een beleidsnota zeecruise op te
stellen.
De directe aanleiding voor het schrijven van de ‘Beleidsnota
Zeecruise NZKG' was de zoektocht naar een nieuwe locatie voor de
Passengers Terminal Amsterdam (PTA). Verplaatsing hiervan kwam
in 2015 aan de orde door de maatschappelijke en bestuurlijke wens
om de drukte van toerisme in het centrum van Amsterdam in te
dammen én vanwege het plan om de Javabrug over het IJ te bouwen.
Eind 2016 werd door het Amsterdamse gemeentebestuur de
Coenhaven aangewezen als voorlopige voorkeurslocatie voor de
vestiging van een nieuwe PTA. In het coalitieakkoord 2018-2022
werd dit herroepen en ingezet op een alternatief voor de PTA buiten
Amsterdam. In overleg met de partners in het NZKG is vervolgens
een traject gestart om gezamenlijk de betekenis van de zeecruise
voor de stad en regio te onderzoeken en parallel daaraan onderzoek
te doen naar vestigingsmogelijkheden voor de te verplaatsen PTA.
Het Bestuursplatform NZKG onder voorzitterschap van de
Gedeputeerde en waarin vertegenwoordigers van alle betrokken
gemeenten, de havendirecties van Amsterdam en IJmuiden,
Rijkswaterstaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
1
heeft hiertoe op 15 november 2018 de bestuursopdracht voor een
beleidsnota ‘Zeecruise in het NZKG' vastgesteld.
Onder auspiciën van het Projectbureau NZKG is een projectgroep
ingesteld met daaraan gekoppeld een viertal werkgroepen rond de
thema's: Toerisme, Milieu & Duurzaamheid, Economie & Markt en
Ruimte. In 2019 zijn diverse in- en externe onderzoeken uitgevoerd
naar verschillende aspecten. Op basis daarvan zijn deelconclusies
getrokken. Gelet op de verscheidenheid aan partijen en belangen in
het proces heeft dit geleid tot ‘een synchronisatie van beelden op
basis van data en interpretatie van feiten’. Op 15 november 2019 zijn
de conclusies van de onderzoeken gepresenteerd aan het BPF.
: _\ ETL Be
| | \ | ij | Î |
| _ | a | \ | =| | | B | == Ì. } zt ma de zc
af Et Oh Ando id kk
SS Ow 6 en mn
Figuur 1: Projectgroep Zeecruise NZKG
Besloten werd tot een ‘pas op de plaats’ in afwachting van de
uitkomsten van het onderzoek van Adviescommissie D'Hooghe naar
de oeververbindingen over het IJ. Dit in opdracht van het Rijk en de
gemeente Amsterdam uit te brengen gekwalificeerd advies zou
immers van grote invloed zijn op de bestaansmogelijkheid van
zeecruise in Amsterdam. Het onderzoek naar alternatieve locaties
voor de PTA liet zien dat er binnen het NZKG, op basis van vele
2
criteria, slechts één potentiële locatie voorhanden is: de Coenhaven
in Amsterdam.
Door een Amsterdamse werkgroep werd, parallel aan het werk van
de Commissie D'Hooghe, een verkenning gedaan naar de
haalbaarheid van verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven. Het
resultaat hiervan werd in juni 2020, gelijktijdig met het advies inzake
de IJ-oeververbindingen, aan het Amsterdamse gemeentebestuur
gepresenteerd. Het advies D'Hooghe bevat, weliswaar ongevraagd,
de aanbeveling om de zeecruise als waardevolle havenactiviteit naar
de Coenhaven te verplaatsen als de huidige PTA onbereikbaar wordt
voor cruiseschepen als gevolg van de aanleg van nieuwe IJ-
oeververbindingen.
Op 16 februari 2021 heeft het College van B&W besloten om de
Coenhaven wederom aan te wijzen als voorlopige voorkeurslocatie
voor de te zijner tijd te verplaatsen PTA. Belangrijk gegeven hierbij
is dat in de Coenhaven vooralsnog niet meer dan één ligplaats is te
realiseren. Hetgeen ongeveer een halvering van de capaciteit van de
PTA impliceert. Met dit besluit is duidelijkheid ontstaan over de thans
en in de toekomst minimaal beschikbare terminalcapaciteit in het
NZKG. Op basis hiervan besloot het Bestuursplatform in haar
vergadering van 12 mei 2021 om de Beleidsnota Zeecruise NZKG af
te ronden.
Tijdslijn: Regionale beleidsvisie zeecruise in het NZKG
d
5
Ps se” El e
AE Ee 5
ò & 5 Fi e Je e £ f 5
ES PA
ee Er HF EF Ef e dr …
8 £ £ SELS £ se
Fn # sE sz Ka Pa s 5 it zr e zò JE
LS ZE Ea sd Een „5 sE
Ek a f E d se A
ee EE Oe „‚E Es & 8 gr ML
£ F e E os H 5 Ë s E & zE À df
& E E À Ps „5 OP £ & ‚ HE É
ë 2 zE eaf Ee Pil Et haa ze
sf Fai s_Â # En SS & d
© & 7 Se cj Ë Optioneel:
en _— Vaststellen beleidsnota door gemeenteraden
{per gemeente afzonderlijk te bepalen)
15 november 15 november 12 mei 2021 Augustus 2022 zg september
2018 2015 2021
3
De zeecruise in het NZKG raakt verschillende beleidsonderwerpen op
provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Naast publieke belangen
betreft het ook private belangen. Deze belangen lopen niet altijd
parallel en dat geldt ook voor zowel de publieke als private belangen
onderling. Daarom is de beleidsnota in brede samenwerking tussen
de direct betrokken instanties opgesteld: de vijf gemeenten aan het
Noordzeekanaal (Velsen, Beverwijk, Haarlemmermeer, Zaanstad en
Amsterdam), Port of Amsterdam, Zeehaven IJmuiden, de zeecruise
terminals PTA en KVSA, Provincie Noord-Holland, Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat.
De beleidsnota is opgebouwd rond de vier thema's: Toerisme, Milieu
en Duurzaamheid, Economie en Markt, en Ruimte. Per thema worden
conclusies getrokken en beleidsuitgangspunten gesteld.
Coronacrisis
De mondiale Coronacrisis heeft de zeecruisesector in 2020 en het
eerste halfjaar van 2021 vrijwel tot stilstand gebracht. De verwach-
ting is dat de sector zich vanaf 2022 zal herstellen. De trends en
ontwikkelingen zoals benoemd in deze nota zijn gebaseerd op pre-
corona gegevens en onderzoeken. Uitgangspunt is dat de conclusies
uit de oorspronkelijke analyses ook post-corona overeind blijven
waarbij de havenbedrijven en terminals gezamenlijk een verwachting
hebben uitgesproken t.a.v. het hersteltempo van de zeecruise in de
komende jaren. Daarmee is het nu vaststellen van een regionaal
beleid juist zinvol om mede richting te geven aan de post-corona
ontwikkeling van zeecruise in het NZKG.
4
2. SAMENVATTING BELEIDSUITGANGSPUNTEN PER THEMA
Toerisme
De zeecruise lijkt soms symbool te staan voor de toenemende
toeristische drukte en de problemen die daarmee gepaard gaan. De
opvallende verschijning van de enorme cruiseschepen met hun grote
aantallen passagiers is daar debet aan. Kijkend naar de cijfers valt
op dat het aandeel van de zeecruise in het toeristisch bezoek een
gering percentage betreft. Van het totaal aantal bezoekers, zowel
verblijfsbezoekers als dagbezoekers, aan Amsterdam was in 2018 ca.
2% een zeecruisepassagier. Op het totaal aantal buitenlandse
bezoekers was dat aandeel 3%. In MRA verband liggen deze
percentages nog lager.
nd
Eee
vens nnn nanne: EE RENRRRAnRKE=rE |
nn Ae Tin E
Je Been ina Ea WE wl
een ane 4 en
Figuur 2: Zeecruiseschip in Noordersluis, IJmuiden
Het NZKG biedt accommodatie aan twee soorten cruise: transit en
turnaround. Beide typen cruise hebben een eigen dynamiek en
daarmee een verschillend effect op de toeristische drukte. De transit
cruise kenmerkt zich door het geconcentreerd walbezoek van
cruisepassagiers gedurende de korte periode dat het cruiseschip in
de haven is afgemeerd. Bij de turnaround cruise betreft het de start
of einde van een cruise waarbij de passagiers vooraf of na afloop van
de cruise veelal een korte periode in de stad of regio verblijven en
5
individueel toeristische attracties bezoeken. Naast dat dit meer
spreiding geeft is het economisch lucratiever. Een transit toerist geeft
gemiddeld € 76,-- uit, een turnaround toerist € 375,--. Vanwege het
gemiddeld hoog besteedbaar budget en het feit dat de veelal wat
oudere zeecruise toerist geen bijzondere overlast veroorzaakt, wordt
deze wel als “kwaliteitstoerist” gezien.
Hoewel zeecruise cijfermatig geen hoofdrol speelt in het toeristisch
bezoek kan wel een bijdrage geleverd worden in de beperking hiervan
door niet langer de marktgroei te volgen maar het jaarlijks aantal
bezoekende cruiseschepen in het NZKG te begrenzen. Door voorrang
te geven aan turnaround cruise boven transit cruise wordt
bijgedragen aan de gewenste betere spreiding van het (zeecruise)-
toerisme. Overige, niet specifiek zeecruise gerelateerde maatregelen
om spreiding te bewerkstelligen worden uitgewerkt in de nieuwe
Strategische Agenda Toerisme van de MRA.
Milieu en duurzaamheid
Het uitgangspunt is een verdere verduurzaming van de cruise, d.w.z.
reductie van emissies.
Door TNO is onderzoek gedaan naar de milieueffecten van de
zeecruise in het NZKG. Hieruit blijkt dat de zeecruiseschepen voldoen
aan internationale milieueisen (IMO) en de emissies niet leiden tot
overschrijding van de wettelijke grenswaarden!
Beleidsmatig is de ambitie van de havens in het NZKG hoger dan
het voldoen aan de wettelijke norm. Er kunnen beleidsmatig maat-
regelen worden ingezet voor het voeren van een toelatingsbeleid,
waarbij wordt ingezet op:
o het faciliteren van een duurzame haven (treffen van voor-
zieningen, zoals walstroom of het voorzien in mogelijkheden
voor LNG bunkering
o Stimuleren van havenbedrijven/terminals/rederijen om
meer en sneller te verduurzamen
o Beloningsbeleid met bonus en malusstelsel en uiteindelijk
reguleren in een toelatingsbeleid door met havenbedrijven/
l Dit geldt ook bij de veronderstelde groei in 2030 met toepassing van de huidige techniek
en energiebronnen.
6
terminals afspraken maken over selectief beleid t.a.v.
acceptatie verzoeken van rederijen: schone schepen
voorrang en vuile schepen (op termijn) weigeren
(Bestuurlijke keuze)
Passenger Terminal Amsterdam streeft er naar de meest duurzame
zeecruiseterminal van Noordwest Europa te worden. Dit wil zij
bereiken door 1) via prijsbeleid schonere schepen te belonen en 2)
door het nu al aanbieden van LNG-bunkering, 3) vanaf ca. 2025
walstroom aan te bieden en dan alleen nog schonere schepen te
ontvangen. Vanaf 2030 is het de ambitie om alleen nog schepen te
ontvangen die emissieloos kunnen verblijven in de Amsterdamse
haven, op zowel de bestaande als de mogelijk nieuwe terminallocatie.
Ook in IJmuiden wordt groot belang gehecht aan schone scheepvaart.
Zeehaven IJmuiden en terminalexploitant KVSA volgen op dit thema
de landelijke en Europese beleidslijnen, die onder meer vertaald zijn
in het Schone Lucht Akkoord en de Green Deal Scheepvaart. In
IJmuiden wordt ook ingezet op LNG bunkering.
Er zijn op dit thema accentverschillen tussen Amsterdam en
Velsen/IJmuiden t.a.v. het ambitieniveau en de termijn waarop deze
te realiseren. Dit is vanwege het verschil in marktsegment dat beide
terminals bedienen, de strategische positionering van zowel de
havens als de terminals, en ook de precieze locatie van de terminals
ten opzichte van de stedelijke bebouwing. Daardoor is er voor haven-
en terminalbedrijven ruimte voor eigen keuzes en tempo van de te
nemen maatregelen inzake duurzame zeecruise in het NZKG.
Economie en Markt
In opdracht van het projectbureau NZKG is door Deloitte onderzoek
gedaan naar de economische waarde en marktpotentie van de
zeecruise in het NZKG.
De conclusie uit de onderzoeken is, dat de zeecruise waarde heeft
voor het NZKG. Het grootste deel van de toegevoegde? waarde (48%)
slaat neer in Amsterdam, met respectievelijk een besteding van €
104 miljoen en € 34 miljoen aan directe toegevoegde waarde
(respectievelijk € 245,-- en € 80,-- pp). Ongeveer één derde van de
2 Uitleg over het begrip (directe en indirecte) toegevoegde waarde : zie bijlage 2.
7
toegevoegde waarde (32%) slaat neer in ‘overig MRA’ en de reste-
rende 20% van de toegevoegde waarde in de rest van Nederland. In
2018 genereerde de zeecruise in Nederland in totaal een toe-
gevoegde waarde van € 156 mlin./jr. en 2.429 fulltime employees
(fte) aan werkgelegenheid. Daarvan kwam € 118 mln. en 1.892 fte
voort uit de zeecruise in het NZKG.
Van de 61.000 directe banen in de toeristische sector in Amsterdam
(SEO 2017), waren er volgens berekeningen van Deloitte 567 direct
aan zeecruise te relateren.
De activiteiten die het meest baat hebben bij zeecruise zijn de
oliehandel/bunkering. Dit was in 2018 ca. 39 % van de door de zee-
cruise gegenereerde directe toegevoegde waarde in Nederland. De
hotelsector en luchtvaart waren in 2018 respectievelijk goed voor ca.
25 en 27% van de directe bestedingen van zeecruise passagiers en
crew, voorafgaand of na afloop van hun cruise.
Zeecruise is mondiaal een groeimarkt, en ook het aantal aanlopen
(calls) in het NZKG is sterk gestegen. Tussen 2007 en 2018 groeide
het aantal calls 8,5% per jaar en het aantal passagiers met 10% per
jaar. Pre-Corona was de verwachting dat die trend zich voort zou
zetten, van 180 gerealiseerde calls in 2018 tot een aantal van ca. 250
aanlopen in 2030 in Amsterdam. In IJmuiden groeide het aantal calls
naar gemiddeld 50 per jaar met een verwachte doorgroei naar 70, in
totaal dus 320 calls voor het NZKG.
Door de coronacrisis is de zeecruise in het NZKG in 2020 en 2021
nagenoeg stilgevallen. De verwachting is dat in 2022 de zeecruise is
hersteld naar het niveau van 2019. (177 calls) en dat na herstel van
het internationale vliegverkeer in 2025 er weer doorgroei kan zijn
van 4,2% per jaar.
Lange tijd was de inzet van Port of Amsterdam en de PTA om de groei
van de markt te faciliteren, en dus zo nodig de terminal-capaciteit uit
te breiden. Recentelijk, tijdens het opstellen van deze beleidsnota, is
deze ambitie is losgelaten. De inzet is nu om het aantal calls te
maximeren op 190 per jaar. Tezamen met het maximum van 70 calls
in IJmuiden ligt het huidige maximum voor het NZKG dan op 260
calls. Er van uit gaande dat de marktvraag in Amsterdam groter zal
zijn dan de beschikbare kade en terminal capaciteit, ontstaat hierdoor
schaarste en daarmee een sterke positie om selectief om te gaan met
de aanvragen van calls door de cruiserederijen. Door een selectief
8
acceptatiebeleid kunnen de terminals zich primair richten op de turn-
around cruise die ten opzichte van de transit cruise een hogere toe-
gevoegde waarde heeft. Daarnaast kan nadrukkelijk worden
geselecteerd op milieu-en duurzaamheidsaspecten van de bezoe-
kende schepen.
De havens van Amsterdam en IJmuiden verschillen echter aan-
zienlijk. Op basis van de verschillen is het reëel ervan uit te gaan dat
beide gemeenten en havenbedrijven/terminalexploitanten hun eigen
keuzes maken in de te treffen maatregelen en het tempo waarin deze
worden ingevoerd. Van belang daarbij is dat daarbij onderling goed
wordt afgestemd waarbij de gezamenlijke ambitie op NZKG-niveau
de leidraad blijft.
Ruimte
Binnen de MRA is het een complex vraagstuk hoe de schaarse fysieke
ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. De ruimte voor de zeecruise
is beperkt. De bestaande kadecapaciteit in IJmuiden (70) en PTA
Amsterdam (190) bedraagt in totaal 260 calls per jaar. De behoefte
aan nautische ruimte en terminalcapaciteit hangt samen met de
ambitie die er in het NZKG is ten aanzien van de zeecruise. Port of
Amsterdam heeft onlangs aangegeven niet langer de marktgroei te
volgen en de ambitie bij te stellen van 250 naar maximaal 190 calls
per jaar. Dit komt overeen met de bestaande capaciteit van de PTA.
Als gevolg van de voorgenomen aanleg van één of meerdere vaste
IJ-oeververbindingen zal de bestaande PTA op termijn niet meer
bereikbaar zijn voor cruiseschepen en verplaatst moeten worden. Uit
onderzoek is gebleken dat de Coenhaven hiervoor de enige optie is
om vooralsnog één vervangende ligplaats voor 100 calls per jaar. te
realiseren. Zij het dat dit gepaard gaat met een aanzienlijke en
(deels) mogelijk onrendabele investering. Vervolgonderzoek is nog
nodig om de verplaatsing in alle opzichten zeker te stellen.
Verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven leidt tot een verlies van
ca. 90 calls per jaar in Amsterdam. In IJmuiden is met extra
investeringen uitbreiding van de bestaande capaciteit mogelijk met
20 calls per jaar. Waarmee de totale capaciteit in het NZKG op 190
calls per jaar uitkomt. Een reductie van 70 calls per jaar ten opzichte
van de huidige capaciteit.
9
3. TOERISME
Conclusies
> De zeecruise is een bijzondere nautische- en toeristische acti-
viteit, draagt bij aan de zichtbaarheid en beleving van de zee-
havens in het NZKG en de toeristische dynamiek in de MRA.
> Het zeecruisetoerisme heeft cijfermatig een beperkt aandeel
in de toeristische drukte in Amsterdam en de regio.
> De zeecruisepassagier is doorgaans een “kwaliteitstoerist” en
levert over het algemeen geen bijzondere overlast op.
> Eris behoefte aan meer inzicht in de wensen en behoeften
van de cruisetoerist, in het bijzonder van de turnaround
passagier.
Beleid
1. De zeecruise blijft een welkome havenactiviteit in het NZKG
en de toeristische sector in de MRA. Er wordt ingezet op het
goed faciliteren en benutten van kansen voor de regio van
de zeecruise markt.
2. Om de toenemende toeristische drukte te beteugelen is een
begrenzing van het aantal calls gewenst en zal de verwachte
marktgroei niet 1:1 worden gevolgd.
3. De beschikbare kade- en terminalcapaciteit wordt bij
voorkeur aangewend voor turnaround cruises.
4. Voor de spreiding van de zeecruisetoerist wordt ingezet op
stimulerende- en faciliterende maatregelen. Deze worden
vertaald in de nieuwe Strategische Agenda Toerisme MRA en
in samenwerking met Amsterdam Cruise Port uitgewerkt en
uitgevoerd.
10
Beleving
Sinds de opening van het Noordzeekanaal in 1876 is IJmuiden vanaf
de Noordzee de poort naar de Amsterdamse haven en maken vele
schepen gebruik van deze bijzondere vaarweg door Holland op z'n
smalst. Zo ook passagiersschepen. Aanvankelijk vooral om land-
verhuizers te vervoeren naar hun nieuwe wereld. Vanaf de jaren '60
kwam het toerisme in ontwikkeling en daarmee ook de internationale
cruisevaart. Talrijke cruiseschepen met toeristen doorkruizen
jaarlijks het Noord-Hollands landschap op weg naar Amsterdam of
IJmuiden. Zowel voor de toerist aan boord van het schip als voor de
toeschouwer vanaf het land een indrukwekkende belevenis.
rn 5 bb
rn Er El $ id k: ik rich gps lekt,
5 re Teen ee ME han Eme ds.
Pe En ne Narren EEE eere eh eddie Er AES EEE TE RENE 4 in
ee ee EAN
5 kb Ee as A : Pe Dennen tree ee ee % ze
Figuur 3: Zeecruise op het Noordzeekanaal (Foto: Machiel Kraaij)
Vanwege de ligging van de PTA in het centrum van de Amsterdam
passeren de imposante ‘zeekastelen’ het nauwe gedeelte van het IJ
achter het Centraal Station. Naast de vijfjaarlijkse SAIL en een enkel
marineschip, is de zeecruise de enige grote zeevaart die tot in het
hart van Amsterdam laat zien dat de historische havenstad
Amsterdam nog steeds verbonden is met de zee.
11
Tg ER
B ie dt ea er
Ed ee lade
reren ng Need
5 à Eren a il ral, Ea sl ER in Ee Per Fr 3 Nn. ze Eef EE. 7 if ef, 1 d
r ee md | er nt Ee
s Er ank Ren e ò == ze, Ee
Figuur 4: Zeecruise in het centrum van Amsterdam (Foto: Francisco Martinez)
Amsterdam en Velsen hebben beiden een terminal voor de zeecruise
maar de economische betekenis van de zeecruise slaat neer in alle
gemeenten binnen het NZKG.
Mede door de letterlijk opvallende en grootschalige verschijning van
de cruiseschepen, is het zeecruise toerisme ook prominent in beeld
bij het maatschappelijk- en politiek debat dat de laatste jaren in de
Metropoolregio Amsterdam (MRA) wordt gevoerd over de toenemen-
de toeristische drukte en het effect daarvan op de leefbaarheid op
bepaalde plekken in de regio.
Ontwikkeling toerisme en aandeel zeecruise
Het toerisme is wereldwijd een forse groeimarkt. De ontwikkeling van
het toerisme in Nederland en de Metropool Regio Amsterdam (MRA)
maakt daarop geen uitzondering. Het aantal bezoekers? aan de MRA
bleef de jaren voorafgaand aan de Coronacrisis fors stijgen. In 2019,
het laatste jaar voor de Coronacrisis, waren er bijna 30 miljoen
overnachtingen in de MRA. Amsterdam was met zo'n 20 miljoen
3 Met bezoeker wordt bedoeld het aantal dag —en verblijfbezoekers (verblijft 1 of meerdere
dagen in de stad)
12
bezoekers goed voor ongeveer twee derde hiervan. Bijna de helft van
de bezoekers komt uit Nederland.
Het NZKG is aantrekkelijk als tussenstop of uitvalsbasis voor
zeecruiseschepen in Noordwest-Europa. Dit vanwege de gunstige
geografische ligging, de aantrekkingskracht van Amsterdam, de
nabijheid van Schiphol en de goede nautische infrastructuur en
havenfaciliteiten.
Onderzocht is welk aandeel de zeecruise heeft in het toeristisch
bezoek en hoe zich dit kenmerkt.
Aandeel zeecruise op totaal aantal bezoekers
Het aantal cruisepassagiers is de afgelopen jaren gestaag gestegen
(rond de 10%).
Het aandeel zeecruise toeristen op het totaal aantal bezoekers, zowel
verblijfsbezoekers als dag bezoekers, aan Amsterdam is de afgelopen
jaren rond de 2% (tabel 1). Wanneer hier de zeecruise toeristen aan
worden toegevoegd die vanuit IJmuiden Amsterdam bezoeken, leidt
dit niet tot een substantiële verhoging.
NE
Nederlands | 7.324.000 42% | 8.094.300 41% | 8.510.600 42%
10.193.500 58% | 11.565.900 59% | 11.803.000 58%
17.517.500 100% | 19.660.200 100% | 20.313.600 100%
transit 166.168 1% 158.798 1% 184.843 1%
turnaround | 168.320 1% 212.651 1% 240.843 1%
Passagiers 334.488 2% 371.449 2% 425.686 2%
totaal
Tabel 1: Aandeel zeecruise toeristen op totaal aantal bezoekers Amsterdam*
(Bron: Amsterdam & Partners)
Het aandeel van de zeecruise toerist in de bezoekersstroom binnen
de gehele MRA is vanzelfsprekend nog lager dan 2%.
4 Bron: Amsterdam & Partners, berekeningen bezoekers Amsterdam op basis van
gegevens CBS, NBTC data en BOMA gegevens.
13
Aandeel zeecruise op totaal aantal buitenlandse bezoekers
Het aandeel zeecruisecruisetoeristen op het totaal aantal buiten-
landse bezoekers is de afgelopen jaren (2016 t/m 2018) constant
gebleven op 3%.
tant | 01 em | 5 me
tmsrond | 0 Im | Me
Passagiers 334.488 3,3% 371.449 3% 425.686 4%
totaal
Tabel 2: Aandeel zeecruise passagiers op aantal buitenlandse bezoekers? (Bron: ACP)
Zeecruise en de toeristische drukte
Puur cijfermatig is het aandeel van de zeecruisetoerist in het totale
toeristisch bezoek en de daarmee gepaard gaande drukte relatief
gering. De perceptie is echter anders. De zichtbaarheid en het beeld
van de qua maat en schaal imposante cruiseschepen, bewerkstelligt
dat de zeecruise soms bijna symbool lijkt te staan voor de toeristische
drukte en de problemen die dat plaatselijk met zich meebrengt.
Voor een goed begrip van de bijdrage van de zeecruisetoerist aan de
toeristische drukte is het relevant twee soorten cruise die het NZKG
aandoen te onderscheiden: transit en turnaround.
Transit cruises
Een transit cruise bezoekt IJmuiden of Amsterdam als tussenstop in
een cruisetraject. Bij deze cruisevorm arriveert het schip veelal vroeg
in de ochtend om ‘s avonds alweer te vertrekken naar de volgende
bestemming. Tijdens het korte bezoek blijft gemiddeld 20% van de
passagiers aan boord en gaat gemiddeld 80% van boord om de stad
en of regio te bezoeken. Ongeveer één derde deel van de passagiers
gaat op vooraf geboekte (dag)trips in touringcars naar bijvoorbeeld
de Zaanse Schans, de Keukenhof en andere soortgelijke beziens-
waardigheden in de omgeving van Amsterdam. Uiteraard is met
name de binnenstad van Amsterdam ook een veel bezochte bestem-
ming. Door de ligging van de PTA nabij het centrum wordt dit bezoek
> Hierbij is het aantal cruisepassagiers gecorrigeerd naar aantal buitenlandse passagiers te
weten 93%. Bron: cruise statistics 2017, ACP.
14
veelal lopend gedaan. Vanuit IJmuiden wordt ook hiervoor gebruik
gemaakt van touringcars.
nn r a | | Î ee ee ig |
en E 5 LU B nn e= aen nn
=S d ee | OT a
EN ee en Le Ere
Í
Figuur 5: Felison Terminal IJmuiden
Omdat vertrek en aankomst in een kort tijdsbestek en grotendeels in
georganiseerd verband plaatsvindt ontstaat bij de terminals veel
drukte met touringcars. Dit geldt ook, zij het in mindere mate voor
de te bezoeken locaties in stad en regio. Een transit passagier geeft
gemiddeld € 76,-- uit tijdens zijn bezoek.
Turnaround cruises
Een turnaround cruise heeft IJmuiden of Amsterdam als vertrek- en
of eindpunt van de cruise. Dit levert een geheel andere logistiek op
dan de transit cruise. Van de turnaround passagiers verblijft ca.
60% voorafgaand aan of na afloop van de cruise in de regio
(gemiddeld ruim 2 dagen) en bezoekt’ in die tijd zelfstandig de stad
en of regio. Door deze spreiding levert dat in vergelijking met de
transit passagier een minder geconcentreerde bijdrage aan de
toeristische drukte. Ook het vervoer naar en vanaf de terminal wordt
particulier, veelal met taxi's, geregeld. Een turnaround passagier
geeft gemiddeld € 375,-- uit tijdens zijn bezoek.
6 Bron: ACP, Sea cruise passenger and crew survey Amsterdam region, update 2016.
7 Op basis hiervan heeft PTA aangegeven de gebruikte cijfers voor het aandeel
cruisepassagiers op het aandeel bezoekers te hoog te vinden en de conclusie wat betreft
Toerisme niet te delen.
15
À k
— a ei Hi ú - rrcel
Ne hens EEn
Rrk | Ne vR
P Wm Nr | En | HEEE
{ rn : 7 EN. n BEENIE
Î he Á Tr | ng te EEEN nk Ee, VA [ EE En
JO Nl AT NU | % ie Lj jan HED Ko REE
Ï LA et be Ë 4 : E Len É Rr DES B ii _k Á nan
Ll wed Pee Ten an ben Heskes
ea an Wibe de Di nj DA.
TE ee NE ale DIN ee Nr
Ee De nd Re Die AR Rn
ie fi, D, Ip 6 dat S | =f kr en 1m é ME eh E il fl
Í / |A in î ma In Ni ii
EF on is n ld 4 en L
5 dp | |
| Er en
Cin: De Ee ee
|
|
Figuur 6: Afhandeling bagage turnaround cruise bij PTA
Zeecruise in verhouding tot riviercruise
Hoewel de zeecruise vanwege haar maat en schaal meer in het oog
springt heeft de riviercruise een minstens zo groot aandeel in het
aantal bezoekers dan de zeecruisevaart. Onderstaande tabel laat zien
dat in 2019 circa 480.000 riviercruise passagiers de MRA bezochten
en circa 440.000 zeecruise passagiers.
NB: De sterke reductie van de zeecruise in Amsterdam in 2019 is
veroorzaakt door de plotselinge invoering van extra toeristen-
belasting waardoor een aantal reders (tijdelijk) is uitgeweken naar
Rotterdam en IJmuiden.
16
Aantal
_—_ Amsterdam Amsterdam* IJmuiden Zaanstad
2000 | 104 | 100624 | 470 61.817 10 42157 | N.B. N.B.
2001 | 107 96.101 622 78.905 19 69.280 | N.B. N.B.
2002 | 70 76.384 709 90.599 5 45.035 | N.B. N.B.
2003 | 87 96.113 641 81.935 18 38413 | N.B. N.B.
2004 | 1 101.261 698 131.264 12 3.690 N.B. N.B.
2005 | 88 122.105 840 166.320 12 3.609 N.B. N.B.
2006 | 75 135.548 968 191.664 16 12.546 N.B. N.B.
2007 | 80 161.380 | 1.022 | 202.356 21 21.258 N.B. N.B.
2008 | 117 227.591 998 233.532 14 7.026 N.B. N.B.
2009 | 95 181.548 gag 233.766 10 5.615 N.B. N.B.
2010 | 91 198.530 | 1.195 | 264.540 1 4.125 N.B. N.B.
2011 | 91 274.149 | 1.327 | 294.589 55 24.629 81 N.B.
2012 | 144 289.757 | 1.382 | 321.782 43 65.517 80 N.B.
2013 | 137 275.390 | 1.483 | 355.687 39 63.927 101 N.B.
2014 | 126 253.092 | 1.685 | 420.822 56 84.405 17 N.B.
2015 | 134 280.169 | 1.769 | 447.420 44 58.998 38 N.B.
2016 | 121 281.907 | 1.876 | 480.525 32 52.581 66 6.938
2017 | 134 332.999 | 1.946 | 406.949 23 38.450 61 6.412
2018 | 181 426.316 | 2.007 | 419.705 29 51.632 147 15.452
2019 | 118 289.953 | 1.913 | 459.073 62 151.433 213 19.105
Tabel 3: Aantallen zee- en riviercruiseschepen en -passagiers NZKG 2000-2019 (Bron: ACP)
nn En EN
: dan 2 FEEN TETE
Figuur 7: Riviercruise en zeecruise op Het IJ
17
Ambitie toerisme en zeecruise
In de Metropool Regio Amsterdam (MRA) is het denken over toerisme
de afgelopen jaren veranderd. In de Strategische agenda Toerisme
2025 van de MRA (2015) was de inzet om toeristisch bezoek aan stad
en regio vooral te stimuleren en te faciliteren. Zee- en riviercruise is
in die strategie opgenomen als interessante groeimarkt: “De
komende jaren blijven we inzetten op groei van de zee- en
riviercruise markt”.
In de jaren voorafgaand aan, maar zeker ook na het verschijnen van
de eerste Strategische agenda Toerisme in 2015, is het toeristisch
bezoek in de MRA sterk toegenomen. Vooral Amsterdam heeft hier
mee te maken maar ook in andere steden en dorpen binnen de MRA,
onder andere in Haarlem, Zaanstad en Marken/Volendam is dit in
toenemende mate het geval.
De toename van het aantal bezoekers heeft ertoe geleid dat op
bepaalde plekken, met name in binnensteden en dorpskernen,
bewoners het als (veel) te druk ervaren. De intensiteit van het
toeristisch bezoek veroorzaakt in toenemende mate hinder en
overlast. Dit heeft geleid tot maatschappelijke en bestuurlijke
discussies over de voor- en nadelen van toerisme en hoe de nadelige
effecten te bestrijden. Aangezien een kwantitatieve begrenzing van
het toerisme lastig zo niet onmogelijk is, wordt vooral gezocht naar
en ingezet op middelen en maatregelen die een betere spreiding over
stad en regio bewerkstelligen. Daarmee wordt getracht de druk op
de hotspots, en in het bijzonder de Amsterdamse binnenstad te
verminderen.
In MRA verband wordt in 2021 gewerkt aan een nieuwe Strategische
agenda Toerisme, waarin de nadruk meer op balans en spreiding,
draagvlak bij inwoners en duurzaamheid zal komen te liggen. In dit
kader zal ook worden onderzocht of er met betrekking tot de zee- en
riviercruise specifieke maatregelen toepasbaar zijn om de spreiding
van deze cruisetoeristen over de regio verder te stimuleren.
Amsterdam en Velsen hebben binnen het NZKG als gemeenten met
een cruiseterminal in het bijzonder een positie en belang met
betrekking tot de zeecruise.
Amsterdam heeft in verband met de toenemende overlast als gevolg
van de toeristische drukte, de afgelopen jaren beleid ontwikkeld die
de balans tussen leefbaarheid voor bewoners en gastvrijheid voor
18
bezoekers moet herstellen. Ten aanzien van de zeecruise is de
centrale locatie van de huidige PTA ter discussie gesteld. Het
coalitieakkoord 2018-2022 opteert om de zeecruise geheel uit de stad
te bannen. Toeristische drukte en gewenste spreiding over de regio
is daarbij één van de argumenten. Interessant in de discussie over
verplaatsing van de PTA is het onderscheid dat wordt gemaakt in de
verschillende typen toeristen en de introductie van het begrip
“kwaliteitstoerist”. Hoewel van dit begrip niet een duidelijke
definiëring bestaat, is wel duidelijk dit een toerist is die geen overlast
veroorzaakt, zich verantwoordelijk voelt voor zijn gedrag,
milieubewust is, bij voorkeur duurzame keuzes maakt, respect heeft
voor mens en omgeving waar hij te gast is en zijn reisbudget uitgeeft
in stad en regio. De zeecruisepassagier voldoet aan dit profiel. Deze
meestal wat oudere toerist (50+) heeft gemiddeld een hoog inkomen
en een navenant besteedbaar budget. Bovendien veroorzaakt hij over
het algemeen geen bijzondere overlast. Al met al een toerist die past
in het profiel van de welkome toerist.
In tegenstelling tot Amsterdam is er in de gemeente Velsen geen
discussie over de wenselijkheid van de zeecruise en het toeristisch
bezoek dat daarmee samenhangt. De gemeente zet in op het
stimuleren en faciliteren van de cruisevaart, mede om het toerisme
te bevorderen. Velsen heeft nauwelijks te maken met overlast van
toerisme en ziet de zeecruise als kans om IJmuiden (Amsterdam
Beach) en andere toeristische spots binnen haar gemeente en directe
omgeving in de IJmond en Haarlem op de toeristische kaart te zetten.
In dit verband acht Velsen het belangrijk om de cruisetoerist én
bemanningsleden van de schepen die van de terminal in IJmuiden
gebruik maken, goed te informeren over de toeristische mogelijk-
heden in de directe omgeving. Anders dan in Amsterdam wordt
IJmuiden nu nog overwegend bezocht door transit cruise.
Beide terminals willen, om zowel een betere spreiding van toeristen
over de regio te realiseren als ook vanwege de hogere economische
waarde van de turnaround- t.o.v. transitpassagier, zich in ttenemen-
de mate richten op de turnaroundcalls.
Om gerichter te kunnen sturen in de spreiding van de zeecruise
toerist is meer inzicht nodig in de wensen en interesses van de
passagiers en bemanningsleden. Vanwege het lage aandeel van de
zeecruisetoerist op het totale toeristisch bezoek is het, zakelijk gezien
niet aannemelijk dat specifiek voor de cruisetoerist een aanbod
19
gecreëerd kan worden. Wél is het de moeite waard om met de sector
die bestaan uitrederijen, reisagenten, Amsterdam Cruise Port te
onderzoeken of meer gebruik gemaakt kan worden van minder
bekende maar bijzondere attracties op lokaal niveau. Als deze inzet
(deels) lukt snijdt het mes aan twee kanten: het bevordert én de
spreiding én de omzet van lokale evenementen, attracties en
ondernemers.
Maatregelen
De Werkgroep Toerisme Zeecruise NZKG heeft onderzocht of er met
betrekking tot de zeecruise specifieke maatregelen getroffen kunnen
worden om het toeristisch walbezoek van de cruisepassagier beter te
kunnen ‘sturen’. En daarmee vanuit de zeecruise bij te dragen aan
het terugdringen van de toeristische drukte en overlast op bepaalde
plekken in stad en regio. Er blijkt echter dat het aandeel
zeecruisepassagiers een gering aandeel is in het toeristische bezoek.
Daarom is het advies om voor het stimuleren van spreiding de
samenwerking te zoeken in de MRA verband. Dit kan verder
uitgewerkt worden in de nieuwe strategische agenda toerisme MRA.
Ook wordt samenwerking gezocht met Amsterdam Cruise Port.
Overige maatregelen om drukte tegen te gaan en spreiding te
bevorderen zijn niet afwijkend van maatregelen die ook voor andere
vormen van toeristisch bezoek gelden. In 2021 wordt in MRA verband
gewerkt aan een update van de Strategische Agenda Toerisme.
Daarin is een betere spreiding van het toerisme over de regio min of
meer het leidmotief. Vanuit de zeecruise wordt hiervoor de volgende
input geleverd:
— Zet in het kader van spreiding in op destinatieontwikkeling van
plekken in de regio waar het cruiseschip aanmeert.
— Zet in op het aanbieden van andere interessante attracties in de
regio naast de reguliere top attracties/highlights.
— Zet in op marketing en promotie en de ontwikkeling van excursies
met de sector naar de regio.
— Focus op een mix van typen maatregelen. En richt daarbij in
beginsel op het nemen van stimulerende en faciliterende
maatregelen i.p.v. regulerende/beperkende maatregelen.
— Let bij het nemen van maatregelen en het ontwikkelen van tools
op welk type toerist wordt gericht.
20
— Monitor de maatregelen die genomen worden en zet data in om
nieuwe maatregelen te ontwikkelen.
— Betrek Amsterdam Cruise Port nadrukkelijk bij het opstellen van
de strategische agenda.
Specifiek voor de zeecruise worden twee mogelijke uitgangspunten
voorgesteld:
- De zeecruise blijft een welkome activiteit in het NZKG maar de
markgroei wordt daar niet 1 op 1 in gevolgd, het moet passend
zijn in de beperkte fysieke kadecapaciteit.
- _Turnaround cruises zorgen voor een grotere economische spin off.
Deze hebben de voorkeur ten opzichte van transit cruise. Transit
cruises blijven echter ook welkom in het NZKG. Hoe e.e.a.
gestimuleerd kan worden is nog niet uitgewerkt.
21
4. MILIEU EN DUURZAAMHEID
Conclusies
> Ten aanzien van de huidige terminals geldt dat de emissies
van stikstof?, zwavel en fijnstof door zeecruise blijven onder
de wettelijke grenswaarden zowel in 2018, als in de verschil-
lende scenario’s in 2030. Zowel wat betreft jaargemiddelden
als piekwaarden®.
> De CO» uitstoot bedroeg in 2018 0,1% van de totale emissie
in het NZKG. Hierbij wordt opgemerkt dat het grootste deel
van de CO2 wordt uitgestoten op de open zee, en niet in de
havens (verhouding 85% versus 15%).
> Havens en de sector kunnen zelf bovenwettelijke maatregelen
treffen om de bijdrage aan lokale luchtkwaliteit en
klimaatgassen, te verminderen.
Beleid
1. Het NZKG wil een duurzame cruiseport zijn en daartoe de
verduurzaming van de bezoekende cruiseschepen en de
reductie van emissies stimuleren.
2. De ambitie is om het emissie niveau in het NZKG terug te
dringen tot onder het wettelijk niveau.
3. De toe te passen (bovenwettelijke) maatregelen en het tempo
waarin deze worden geoperationaliseerd, kunnen in
Amsterdam en Velsen/IJmuiden verschillen.
4. Amsterdam streeft ernaar de meest duurzame terminal van
Noordwest Europa te worden.
8 Bij eventuele nieuwbouw- c.q. uitbreidingsplannen moet voor zowel de Coenhaven als de
IJmondhaven onderzocht worden wat de gevolgen voor de stikstofdepositie (ten gevolge
van de extra NOx emissie) in nabijgelegen natuurgebieden zijn. Ook moeten de effecten
van geluid op de ontwikkeling van woningbouw (Haven-Stad) en externe veiligheid van
milieubelastende bedrijvigheid in de omgeving nader worden onderzocht.
9 Concentratiebijdrage ten aanzien van luchtkwaliteit is op grondniveau berekend, conform
de voorschriften. Op verblijfplaatsen op zeer korte afstand tot én op hoogtes vergelijkbaar
met de schoorsteenhoogte van het cruiseschip kunnen mogelijk hoge concentraties worden
gemeten.
22
Zeecruise en milieu
De cruiseschepen veroorzaken milieubelastende emissies van
stoffen, die de lokale luchtkwaliteit beïnvloeden. De belangrijkste
daarvan zijn fijnstof (dat sterk afhankelijk is van het soort brandstof
en het type motor), roet (als gevolg van onvolledige verbranding),
zwavel (vooral afhankelijk van type brandstof!®), en stikstof (afhan-
kelijk van het type en leeftijd van de aanwezige motoren). Daarnaast
zorgt de cruisesector voor de uitstoot van CO», die bijdraagt aan
klimaatverandering. Tenslotte maken cruiseschepen geluid en produ-
ceren de uitlaatgassen van de schepen geur.
f =S err Ogni EA
mn nen
a k ep Û Ì k
TN _
E IE | i If ie
EO TEL En en 7 gn nnn en
fm a vl a BER 5 een
Apereeerenseenedrda eeen ineneennannen vans ELKE EEEN 5 zer ie
= en ne wr af orde
Figuur 8: Zeecruiseschip van rederij AIDA
10 De Noordzee en de Oostzee zijn internationaal aangewezen als Emission Control Area
(ECA) voor zwaveloxide (SO). Dat betekent dat sinds 2015 al een aangescherpte norm
voor soziuitstoot geldt, namelijk de emissie SO: door gebruik van brandstof, die maximaal
0,1% zwavel bevat of via vergelijkbare technieken wordt bereikt, zoals gaswassers
(scrubbers). Tot op heden geldt buiten de ECA gebieden een norm, die 35 maal hoger ligt;
per 01.01.2020 wordt deze norm met een factor 7 verlaagd (0,5% zwavel). Per 2021
wordt dit ECA gebied ook aangewezen als Emission Control Area voor stikstof (NO),
hetgeen betekent dat deze norm voor de motoren van nieuwbouwschepen dan met 80 %
aangescherpt wordt ten opzichte van schepen gebouwd tussen 2000 en 2010.
23
Wet- en regelgeving
Omdat de zeevaart een mondiaal opererende sector is, zijn de eisen
ten aanzien van de luchtemissies vastgelegd via een mondiaal gel-
dend verdrag van een VN-orgaan, de International Maritime
Organization (IMO). Deze milieueisen ten aanzien van de zee-
schepen, inclusief zeecruise, uit het MARPOL-verdrag worden onge-
wijzigd door de lidstaten omgezet in nationale regelgeving en zijn van
toepassing op alle zeeschepen; in Nederland is dit de Wet Voor-
koming Verontreiniging door Schepen (WvvS).
Op het vlak van geur en geluid zijn nog géén internationale eisen via
de IMO (of EU) vastgelegd. Ook nationale en lokale regelgeving voor
geluid en geur van schepen ontbreekt of is zeer minimaal.
Onderzoek
In opdracht van het projectbureau NZKG is door TNO onderzoek
gedaan naar de invloed van zeecruiseschepen op de luchtkwaliteit in
het NZKG!E,
Het onderzoek is gedaan voor de huidige locaties van de PTA
Amsterdam, de IJmondhaven en de toekomstige locatie in de
Coenhaven. Volgens de berekeningen van cijfers afkomstig van
Starcrest Consulting Group LLC, zijn de daadwerkelijke emissies
(peildatum 2018) en de verwachte emissies (2030) getoetst aan de
wettelijke grenswaarden zoals die gelden in Nederland. De grens van
het onderzoeksgebied is gelijk aan de grenzen van de gemeenten die
onderdeel zijn van het NZKG. Voor 2030 is de relatieve bijdrage
berekend met de conservatieve aanname dat hetzelfde type schepen
en motoren gebruikt zullen worden. In de berekeningen is zowel de
uitstoot tijdens het varende deel over het kanaal (inclusief
ll De Noordzee en de Oostzee zijn internationaal aangewezen als Emission Control Area
(ECA) voor zwaveloxide (SO). Dat betekent dat sinds 2015 al een aangescherpte norm
voor soziuitstoot geldt, namelijk de emissie SO: door gebruik van brandstof, die maximaal
0,1% zwavel bevat of via vergelijkbare technieken wordt bereikt, zoals gaswassers
(scrubbers). Tot op heden geldt buiten de ECA gebieden een norm, die 35 maal hoger ligt;
per 01.01.2020 wordt deze norm met een factor 7 verlaagd (0,5% zwavel). Per 2021
wordt dit ECA gebied ook aangewezen als Emission Control Area voor stikstof (NO),
hetgeen betekent dat deze norm voor de motoren van nieuwbouwschepen dan met 80 %
aangescherpt wordt ten opzichte van schepen gebouwd tussen 2000 en 2010.
24
manoeuvreren), als tijdens het afgemeerde deel meegenomen.
Berekeningen zijn gemaakt in jaargemiddelden, maar, vanwege het
piekseizoen van de cruise in de zomermaanden, ook in 24-uurs-
gemiddelden.
Conclusie toets wettelijke grenswaarden:
De berekeningen van TNO laten zien dat de maximale concentratie-
bijdrage van fijnstof, stikstof en zwavel door cruiseschepen op
zichzelf zowel niet in 2018, als ook in geen enkel scenario van 2030
de wettelijke grenswaarden overschrijdt. TNO heeft hierbij opge-
merkt dat de concentratiebijdrage van bronnen, zoals gebruikelijk is,
op grondniveau is berekend. Op verblijfplaatsen op zeer korte afstand
tot én op hoogtes vergelijkbaar met de schoorsteenhoogte van het
cruiseschip kunnen mogelijk hoge concentraties worden verwacht.
Dit kan voor een nieuw te realiseren terminal of uitbreidingslocatie,
effect hebben voor woningbouwplannen. De huidige PTA is een reeds
vergunde situatie waarvoor zover bekend geen issues zijn als gevolg
hiervan.
TNO is ook gevraagd de relatieve bijdrage in beeld te brengen, in
2018 en in 2030, van de uitstoot van cruiseschepen ten opzichte van
andere bronnen in het NZKG, zoals verkeer en vervoer, landbouw en
industrie. De uitvraag over klimaatgassen is beperkt tot de in dit
gebied uitgestoten CO2-emissies door de zeecruise, omdat daar de
(beperkte) invloedsfeer ligt qua maatregelen en onze maatschap-
pelijke verantwoordelijkheid in de keten. Een onderzoek naar de
wereldwijde uitstoot van CO2 door de cruisetoerist in vergelijking met
andere toeristensectoren is niet uitgevoerd, omdat_de mondiale CO2-
uitstoot van deze sector zich niet lokaal in onze regio laat oplossen.
25
Conclusie van vergelijk met andere emissiebronnen:
Berekening van relatieve bijdragen ten opzichte van andere bronnen
in het NZKG laat zien dat de huidige emissies van cruiseschepen in
het NZKG een bescheiden aandeel van de totale emissies In het
gebied betreft. De bijdrage van stikstofoxiden is hierbij het grootste,
met 1,7% van de totale uitstoot in het gebied. Zeecruise schepen
hebben voor wat betreft zwavel en fijnstof een relatieve bijdrage van
respectievelijk 0.3% en 0.3-0.4%.
100,0%
90,0%
80,0%
70,0%
60,0%
50,0%
40,0%
30,0%
20,0%
10,0%
0,0%
Koolstofdoxide Stikstofoxiden Fijnstof (PM10) Finstof (PM25) Zwaveloxiden
(als NO) (als 502}
m Over ge bronnen m Verkeer en vervoer zonder scheepvaart
B Scheepvaart zonder cruiseschepen EB Cruiseschepen
Figuur 9: Procentuele bijdrage van cruiseschepen aan totale emissies van gemeenten in
NZKG
CO2
Berekening door TNO van de relatieve bijdrage van CO» in het
varende en aangemeerde deel in het NZKG heeft laten zien dat
cruiseschepen 0,1 % bijdragen aan de totale uitstoot van CO2 in het
gebied. Ter vergelijking, de totale lokale bijdrage van de scheepvaart
zonder cruiseschepen is 1% en de totale bijdrage van alle verkeer en
vervoer zonder scheepvaart in het gebied is 11,2%.
26
Stikstof
TNO heeft in haar onderzoek niet gekeken naar de gevolgen van de
stikstofdeposities. In het onderzoek dat de Anteagroup heeft uit-
gevoerd naar de haalbaarheid van een PTA in de Coenhaven is vast-
gesteld dat nader natuuronderzoek of een m.e.r. nodig is voor het
bepalen van het stikstofeffect in nabijgelegen natuurgebieden. Bij de
nieuwbouw- c.q. uitbreidingsplannen voor zowel de Coenhaven als de
IJmondhaven zullen de gevolgen van de stikstofdepositie nader
moeten worden onderzocht.
Geluid
Er gelden geen IMO-normen voor geluidsemissies door de zeevaart.
In het haalbaarheidsonderzoek is voor de akoestische aspecten van
de planologische inpassing door de Anteagroup een akoestisch
onderzoek uitgevoerd. Het geluid van het schip (nestgeluid) en het
geluid van de walactiviteiten zijn daarbij onderzocht. Hierbij is
geconcludeerd dat de impact van de PTA vooral van betekenis kan
zijn voor de ontwikkeling van woningbouw in Haven-Stad. Een
dergelijk onderzoek zal ook voor een uitbreiding van het aantal calls
in de IJmondhaven moeten worden uitgevoerd.
Geur
Een cruiseschip is geen geurgevoelig object en behoeft, wettelijk
gezien, dus niet beschermd te worden tegen geurhinder van omlig-
gende bronnen. Zeecruiseschepen zelf zijn geen geurbron, omdat de
emissie op grote hoogte (schoorsteen) plaatsvindt waardoor de
effecten in de omgeving verwaarloosbaar zijn. Uit onderzoek van
Royal Haskoning DHV blijkt dat een nieuw te bouwen terminalgebouw
wél een geurgevoelig object is (door permanent gebruik mensen) en
beschermd moeten worden tegen geurhinder van omliggende
bronnen. De terminal zal zelf geen nadelig effect hebben op
bestaande bedrijven en de geurcontour van deze bedrijven nadelig
beïnvloeden.
27
Fijnstof en roet
Uit onderzoek van de Anteagroup blijkt er geen belangrijke nadelige
gevolgen zijn, omdat de uitstoot binnen de wettelijke grenswaarden
blijft.
Roetuitstoot vindt plaats bij een wisselende belasting of een te lage
belasting van oudere motoren. Overmatige overlast hierdoor is in de
nieuwe havenverordening per 1 januari 2020 als overtreding opge-
nomen. Voorlichting en aanpak op zowel technisch vlak als operatio-
neel vlak (gedrag) zijn daarnaast maatregelen die ingezet kunnen
worden om deze overlast te beperken.
Focus op luchtkwaliteit
Voor het opstellen van de beleidsnota ‘Zeecruise in het NZKG' is er
gekozen te focussen op de invloed van zeecruise op de lokale
luchtkwaliteit en de productie van broeikasgassen. De gemeenten en
havens in het NZKG kunnen hierop, door bijvoorbeeld stimulering,
facilitering en toelatingsbeleid via bovenwettelijke beleidsmaat-
regelen dan wel infrastructurele maatregelen, de meeste invloed
uitoefenen. Dit is een verandering die al in gang gezet is, bijvoorbeeld
met de ‘Visie op Schone Scheepvaart 2030’ van Havenbedrijf
Amsterdam, waarin de ambitie voor een emissiereductie van 50%
voor de zeecruise in Amsterdam is opgenomen.
Het minder uitstoten van broeikasgassen (waaronder CO») door de
scheepvaart zal voornamelijk moeten gebeuren door de rederijen zelf
op de reizen van haven A naar haven B, omdat juist het varen de
meeste COz-uitstoot veroorzaakt. De ligplaatsvoorziener in de haven
kan dus vooral faciliteren in een verbetering van de lokale lucht-
kwaliteit, waarbij sommige maatregelen zoals groene walstroom en
prijsdifferentiatie voor energiezuinige schepen, ook een bijdrage
leveren aan de CO2-reductie.
28
$ Va WET
AN \ Teli, S
| Í E 5 0e ! In
Figuur 10: Walstroomvoorziening in Kiel
De al ingezette koers van een schonere scheepvaart ziet navolging
van initiatieven van de cruisesector zelf, omdat het in zowel het
belang van de cruisesector als de havens is om een positieve bijdrage
te leveren aan het imago en de daadwerkelijke verbetering van de
milieuprestaties.
Maatregelen
Ondanks het feit dat de toets aan wet- en regelgeving géén directe
aanleiding tot verdere maatregelen lijkt te geven, is de conclusie van
de werkgroep dat de ingezette koers van een schonere scheepvaart
door zowel havens als scheepvaart zelf gecontinueerd dan wel
uitgebreid dient te worden. De rol van de havens is die van een
schakel in de maritieme keten in een mondiaal speelveld en dat
vraagt om een verregaande duurzaamheidsambitie van de
haven/NZKG binnen de mogelijkheden die hiervoor zijn. Duurzame
zeecruise wordt bereikt door (nieuwe) technologieën toe te passen
op de cruiseschepen door de sector zelf. En kan worden gestimuleerd
door maatregelen die de haven neemt.
De duurzaamheidsambities en initiatieven van Port of Amsterdam zijn
vastgelegd in het duurzaamheidsprogramma ‘De duurzame Haven’
(2015) en de Visie op Schone Scheepvaart (2017). Port of
Amsterdam kent instrumenten die een meer duurzame cruisehaven
beogen. Er zijn incentives (bijvoorbeeld via korting op het havengeld)
voor zeeschepen die bovenwettelijk presteren qua emissies. Ook ont-
29
vangt een zeeschip een korting indien LNG als brandstof wordt toe-
gepast en geldt vanaf 2022 specifiek voor de zeecruise het principe;
hoe schoner de motor, hoe minder zeehavengeld.
fi El ns a K si BK: Er,
Es E _E B b. " 4 ï JI pn
AEN DN \ SCHENK) =
ERE Neen hid En EE Pr gn
Mn Î EET S| 55 fj tel
Í A i d 8 VN ee } e4 Là and un mr
Ehr nen ike rs A f En BA EEN
pe | keta Genee eert
ann EL es bee ne EE
í | Re PE Ne ze |
Figuur 11: LNG-bunkering vanaf de kade in Hamburg
Port of Amsterdam zoekt naar mogelijke aanvullende maatregelen
om de haven verder te verduurzamen. Een selectief toelatingsbeleid
via bijvoorbeeld de havenverordening is een mogelijkheid, waarbij
alleen schonere schepen een ligplaats krijgen. Er wordt gezocht naar
de mogelijkheden om walstroom toe te passen. Daarnaast is een
verplichting tot rapportage van emissies een mogelijkheid; een
incentive zou niet alleen financieel voordeel, maar ook een gunstiger
planning of ligplaats kunnen betekenen.
30
nn Â
En Ak | kh ne
mn E |
a fs El
ar” u : nu VER E ET hi
Wda st We Rel 5
« nain ee Ad nn ee es
LT == Bekke he me : med nT
7 At) eN. lesen: k ï En Vn nd
ea : ler” u [mr zen E ij ze en ij:
aaaaaad + aaaanauw EE, gr en
Hidaaanaanannna Ln
BEEERE AAR En Ener pe | Ks 2
EE
Figuur 12: LNG-bunkering per schip in Zuid-Europa
KVSA en Zeehaven IJmuiden N.V. hanteren maatregelen voor
duurzaamheidsdoelstellingen volgens nationale en internationale
wet- en regelgeving. Ze steunen het Schone Lucht Akkoord en de
Green Deal havens en internationale maatregelen om de sector nog
schoner te maken. Er wordt ook in het algemeen naar duurzame
scheepvaart gekeken en niet specifiek alleen naar de zeecruise-
schepen. De sterkste drive om te verduurzamen blijkt in de maritieme
industrie, waar de zeecruisevaart onderdeel van is, namelijk steeds
de meest actuele internationale wet- en regelgeving te zijn. KVSA en
Zeehaven IJmuiden ondersteunen en leveren een bijdrage aan de
nationale en internationale regelgeving vanuit de overtuiging dat via
deze platformen verdere verduurzaming van de zeecruise-industrie
kan worden bereikt. Daarnaast zet Zeehaven IJmuiden vooral in op
het stimuleren van schone brandstof (daar is immers de meeste
milieuwinst mee te behalen), LNG bunkeren en in de toekomst het
aanbieden van waterstof.
31
Havens Amsterdam en Velsen/IJmuiden
De twee havenbedrijven, de terminalexploitanten en de sector,
hebben ieder hun eigen visie op het maatregelenpakket ten aanzien
van het verduurzamen van de zeecruise. Het NZKG is gebaat bij een
integraal en consistent zeecruisebeleid, waarbij doelstellingen en
ambities voor alle havens gelijk zijn.
== i En je EN ne EE a rg
EN en
EE: Ean em GR Ren Ee
pn En En as Emine Teen le Te ee
ER en
ee 5. A B Tele el
Ke en 87 el EO
en UE see en NE pee Ee
6 zen a ‚ RE 5 > s
e ee oee
Figuur 13: IJmuiden: Multifunctionele IJmondhaven en Felisonterminal
5 nd nd ES
en Eke mn
FIE : Er nlt k an == EN
en Soie N 5 = = We p
ese A eN u Bg een nt nn
id ar ken 5 - f B: Ti head k b E en. 5 2 zi EE E Ee:
Figuur 14: IJmuiden: Felisonterminal
32
LE —_ Nn „es dl ln RE Betil #7 icf e nee ij Rn
en a” HO} Rl ON
rm P nat 4 Rn zl ER
GN gaen
Figuur 15: IJmuiden: IJmondhaven
De havens van Amsterdam en IJmuiden verschillen echter aan-
zienlijk. Qua geografische ligging ten opzichte van het stedelijk
gebied, qua omvang en activiteiten, maar ook qua bedrijfsvoering en
governance. Ook de gemeenten Amsterdam en Velsen verschillen
voor wat betreft het politiek- en bestuurlijk sentiment ten opzichte
van de zeecruise activiteit binnen hun gemeentegrens. Op basis van
deze logische en verklaarbare verschillen is het reëel ervan uit te
gaan dat beide gemeenten en havenbedrijven/terminalexploitanten
hun eigen keuzes maken in de te treffen maatregelen en het tempo
waarin deze worden ingevoerd. Van belang daarbij is dat daarbij
onderling goed wordt afgestemd waarbij de gezamenlijke ambitie op
NZKG-niveau de leidraad blijft.
mg tie ie en en eed
hee a ! Term
a ET = ik J ian zr 8
Figuur 16: Amsterdam: IJhaven met Passenger Terminal Amsterdam
33
E - EEn er ee , 2 Ee je
es _ er _ E ne 8 . tn en nl ei Slad
<< E DE e sl h En Een nen. sd ze Re
Ee on ile EE —
& a: met Ti ee et
5 B et en rn En nn 5 rg a Ee
Dt EN en re Ben EE
en en Nr ln dd EE En En,
mn EG Bnn
ENNE
NN ee PN
Figuur 17: Amsterdam: Passenger Terminal Amsterdam
En: Zi e Ei erik
in 5 a LE h KAR BE hs
5 Et zen ba dl BI 5
5 eN
sk 15 ej HEL on
BEE inie ii E EE:
TR Et ET Ë GE tn si teel Elf Ri
EEE rf Ai Hi ienie Ei Í
sE ISES. : HE ER 5 dl
- Ee Ar h IEEE F : i B Pe
Nn. U ___- ú
eeh,
- Ee L WE mmm À mmm en AE, ks Ei were Ë en
me. TTE EL re jn rn 5 4
1 3
rn S= zE \
En ‘5
En \_IJ
EE Lm
Figuur 18: Passenger Terminal Amsterdam
34
5. ECONOMIE EN MARKT
Conclusies
> Zeecruise is een groeimarkt
> De zeecruise heeft economische waarde voor het NZKG.
> Beperking van de ontvangstcapaciteit voor zeecruise in het
NZKG heeft een verschuiving van marktaandeel naar
Rotterdam tot gevolg en leidt in het NZKG tot afname van de
door deze branche gegenereerde economische activiteit- en
waarde.
> Bijna de helft van de directe- en indirecte toegevoegde
waarde slaat neer in Amsterdam, ongeveer één derde in
overig MRA en de rest in overig Nederland.
Beleid
1. Niet langer de autonome marktgroei faciliteren maar het
aantal calls in het NZKG beperken en selectief beleid
toepassen
Ontwikkeling zeecruise
Nederland heeft in totaal drie zeecruiseterminals in Amsterdam,
Rotterdam en IJmuiden. In 2018 ontvingen deze terminals tezamen
291 cruiseschepen (calls) waarvan 181 in Amsterdam (62%), 80 in
Rotterdam (27%) en 30 in IJmuiden (10%). Het NZKG had in dat jaar
een marktaandeel van bijna driekwart van het totaal aantal
zeecruisecalls in Nederland.
De groei van het aantal calls in Nederland bedroeg over de periode
2007-2018 gemiddeld 8,5% per jaar. Het aantal passagiers steeg in
die jaren percentueel nog meer (10%) dan het aantal calls. Dit komt
door de schaalvergroting van de cruisevloot waardoor er gemiddeld
meer opvarenden oftewel passagiers en bemanningsleden, per
cruiseschip zijn. Het aantal passagiers steeg in 2018 naar 426.000
35
in Amsterdam en 52.000 in IJmuiden. Het NZKG ontving in 2018 bij
benadering dus een half miljoen zeecruisetoeristen.
Bij een gelijkblijvende groei van 8,5% zou dit, zonder de
Coronacrisis, hebben geleid tot een voor Nederland theoretische
marktpotentie van 770 calls in 2030. Een gemiddeld lagere groei van
5% per jaar wordt door de havenbedrijven en terminalexploitanten
in het NZKG echter realistischer geacht. Dit zou voor Nederland tot
525 calls in 2030 hebben geleid.
Voor het volgen van de marktgroei en het accommoderen van het
regionaal marktaandeel van 320 calls in het NZKG hadden de
terminals in Amsterdam (PTA) en IJmuiden (KVSA) hun eigen
marktaandeel voor 2030 ingeschat op respectievelijk 250 en 70 calls.
Door de Coronacrisis is in 2020 het zeecruisetoerisme grotendeels
stilgevallen. Er zijn als gevolg van de crisis rederijen failliet gegaan
en orders voor nieuwe zeecruiseschepen zijn soms vertraagd. Voor
2022 wordt een bescheiden herstel van de markt verwacht. Voor
2023 wordt voor het NZKG een herstel naar het niveau van 2019
(177 calls) verwacht en in 2025 wordt voorzien dat een volledig
herstel richting het niveau van 2018 (210 calls) is bereikt.
36
|
Nulmeting 2018
Feitelijke situatie bij de drie Nederlandse zeecruiseterminals PTA, IJmuiden en CTR. 626
i : T d
Aanlopen m Turnaround Passagiers ('000) (afstappend)
181 426 m Turnaraound
mn (opstappend)
T it
0 a m 149 Transit
30 52 mn
PTA IJmuiden CTR Nederland PTA IJmuiden CTR Nederland
Economische waarde 2018
MRA
EN EEN EN EN EN ENE
PTA TW £34m E13m EOm EZ&m €73m €32m €105m
FTE 567 278 0 31 876 842 1.718
IJmuiden TW €EZm €Jm Elm €Am Em €Am €13m
FTE 37 26 10 5 78 6 174 +
Subtotaal TW €36m €16m EOm €30m €82m €36m €118m
NEKG FTE 604 304 10 36 954 938 1.592
CTR TW Eam Elm €10m Elim €27m €11lm €3&m
FTE 84 13 140 14 251 286 537 +
Totaal TW €40m €17m €10m £42m €109m €47m €156m
Nederland FTE 688 317 150 50 1.205 1.224 2.429
Tabel 4: Economische waarde nulmeting 2018 (bron: Deloitte)
Economische betekenis zeecruise.
In opdracht van het projectbureau NZKG is door Deloitte in 2019, dus
nog vóór de Coronacrisis, onderzoek gedaan naar de economische
waarde en marktpotentie van de zeecruise in het NZKG. Op
hoofdlijnen is inzicht gegeven in de marktdynamiek van rederijen,
terminals en havenbedrijven. Aangegeven is op basis van welke fac-
toren de cruiserederijen hun aanlooplocaties selecteren. Deze loca-
ties en omgeving profiteren van de bestedingen door rederijen, crew
en passagiers en de werkgelegenheid die daaruit volgt. De waarde is
berekend door middel van een economische effectanalyse conform
de Havenmonitor in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat.
Het jaar 2018 is in het onderzoek als referentie (nulmeting)
gehanteerd. Dit omdat in 2019 door de gemeente Amsterdam de
heffing van toeristenbelasting voor de zeecruise passagier ingevoerd
37
is. Dit had annuleringen en een overloop van calls naar IJmuiden en
Rotterdam tot gevolg waardoor de situatie van 2019 niet
representatief is.
In 2018 genereerde de zeecruise in Nederland met 291 calls en
626.000 passagiers een toegevoegde waarde van € 156 miljoen
(waarvan € 109 mln. direct en € 47 mln. indirect) en 2.429 fte aan
werkgelegenheid (waarvan 1.205 direct en 1.224 indirect). Daarvan
had de zeecruise in het NZKG met 211 calls en 478.000 passagiers
een toegevoegde waarde van € 118 miljoen (waarvan € 82 min.
direct en € 36 mln. indirect) en 1.892 fte aan werkgelegenheid
(waarvan 954 direct en 938 indirect).
De activiteiten die het meest baat hebben bij zeecruise zijn:
e oliehandel/bunkering: in 2018 ca. 39 % van de door de
zeecruise gegenereerde directe toegevoegde waarde in
Nederland;
e hotelsector en luchtvaart: respectievelijk goed voor ca. 25 en
27% van de directe bestedingen van zeecruise passagiers en
crew.
' \ E > È | Eh |
a oa kn a Ee ke —_W \ | Û k bs :
NEET en n pe IS j Á\ h
ENE Den PE AN \
nt g wij | Pr
tn pn a
ter W Er hl \
RE Eee BE E ij \ Tu jd (B
ig 4 AR
a Re ms \ 3 df gl Ed Fn
et Core SE If Ë En P k
EL Ee Zef- ri
Ee en Et À FE, 3 = nl
ES OM en
Figuur 19: Bunkering in Amsterdam
38
De directe effecten slaan overwegend neer in de MRA, de indirecte
effecten in heel Nederland. Van de directe toegevoegde waarde (NL,
excl. bunkering) slaat ca. 50% neer in Amsterdam, 31% in de rest
van de MRA en 19% in de rest van Nederland.
Van de directe werkgelegenheid (NL, excl. bunkering) slaat ca. 54%
neer in Amsterdam, 28% in de MRA en 18% in de rest van Nederland.
De zeecruise bracht Amsterdam in 2018 ca. 427.000 passagiers met
een totale besteding van ruim € 104 miljoen en € 34 miljoen aan
directe toegevoegde waarde. Dat komt neer op een besteding van €
245 en een toegevoegde waarde van € 80 per passagier.
Het relatieve belang van zeecruise is vooral voor Amsterdam niet
substantieel. In 2016 waren er in Amsterdam ruim 61.000 directe
banen in de toeristische sector (SEO 2017). Deloitte heeft het aantal
direct aan de zeecruise te relateren fte's in 2018 voor Amsterdam
berekend op 567.
De publieke investeringskosten om de groeiende bezoeker stromen
af te wikkelen en negatieve maatschappelijke neveneffecten van die
groei maken geen onderdeel uit van deze analyse.
Bijstelling kwantitatieve ambitie Port of Amsterdam
Lange tijd was de inzet van Port of Amsterdam en de PTA om de groei
van de markt te faciliteren, en dus zo nodig de terminal-capaciteit uit
te breiden. Inmiddels is deze ambitie bijgesteld en is een plafond
aangegeven, waarbij de bestaande maximale capaciteit van 190 calls
richtinggevend is. De inzet is nu om het aantal calls te maximeren op
190. Tezamen met het maximum van 70 calls in IJmuiden ligt het
maximum voor het NZKG dan op ca. 260 calls.
Selectief beleid
Er van uit gaande dat de marktvraag in Amsterdam groter zal zijn
dan de beschikbare kade en terminal capaciteit, ontstaat schaarste
en daarmee een sterke positie om selectief om te gaan met
aanvragen van calls door de cruiserederijen. Door een selectief
acceptatie beleid kan de PTA zich primair richten op de turnaround
cruise die ten opzichte van de transitcruise meer toegevoegde waarde
heeft. Er wordt ingezet op een verhouding turnaround/transit van
39
60/40%. Daarnaast kan nadrukkelijk worden geselecteerd op milieu-
en duurzaamheidsaspecten van de bezoekende schepen.
Port of Amsterdam/PTA en de gemeente Amsterdam hebben een
hoge ambitie wat betreft het terugdringen van de milieuemissie van
de cruiseschepen. In het kader van een consistent beleid binnen het
NZKG ten aanzien van de zeecruisesector, is het wenselijk dat
Amsterdam en Velsen/IJmuiden samenwerken in de uitvoering van
het selectief beleid. Het NZKG gebied is voor cruisereders één markt
met als bestemming Amsterdam die gezamenlijk benaderd wordt.
Vanuit die optiek is het logisch en wenselijk om als havens en
terminals in het NZKG een consistent en afgestemd (toelatings)beleid
te hanteren.
De governance in Amsterdam wijkt overigens nogal af van die in
Velsen. In Amsterdam is Port of Amsterdam weliswaar zelfstandig
maar heeft de gemeente Amsterdam als enig aandeelhouder.
Daarmee is de gemeente 100% eigenaar van Port of Amsterdam.
Aangezien Port of Amsterdam 100% eigenaar is van de PTA kan de
gemeente via haar aandeelhouderschap onder bepaalde voorwaarden
invloed uitoefenen op het reilen en zeilen van de PTA.
De gemeente Velsen heeft met 16,8% een gedeeld aandeel-
houderschap in Zeehaven IJmuiden N.V. De IJmondhaven is eigen-
dom van Zeehaven IJmuiden en de terminal is in eigendom van KVSA
met 100% aandeelhouderschap van particuliere ondernemingen.
40
Marktpotentie 2030
Door Deloitte is ook onderzocht wat de marktpotentie is voor
zeecruise in 2030.
Marktpotentie 2030
Mogelijke omvang van de markt voor zeecruises in 2030 bij de PTA, IJmuiden en CTR.
Aanlopen 270 Passagiers ('"000) 1408
Turnaround
Turnaround Gfstappend)
250 Ai6
Turnaround
150 428 (opstappend)
70 En Transit | 200
| En mn | mn Transit
PTA IJmuiden CTR Nederland PTA IJmuiden CTR Nederland
Economische waarde 2030
. n le
MRA
NL (excl. _ Ln
Kn KN
PTA TW €75m €37m EOm 45m €157m €7 1m €228m
FTE _ 1.147 672 o 43 1.862 1.555 3.417
IJmuiden TW €10m E16m Em €13m €42m €18m €60m
FTE 226 151 73 12 462 400 862 +
Subtotaal TW E85m €53m E3m €58m €199m €89m €288m
NZKG
FTE _ 1.373 823 73 55 2.324 1.955 4.279
CTR TW E1&m Elim 36m €27 m €90m €41m €131m
FTE 357 59 526 26 1.008 871 1.879 +
Totaal TW __ €10im E64m 39m 85m €2859m _ €130m | €419m
Nederland Fre 1.740 912 509 81 3.331 2.526 6.157
Tabel 5: Economische waarde marktpotentie 2030 (bron: Deloitte)
De bijgestelde ambitie van Port of Amsterdam voor 2030 (190 i.p.v.
250 calls) leidt tot een vermindering van de potentiële toegevoegde
waarde in zowel euro's als FTE's van ca. 25%.
41
6. RUIMTE
Conclusies
> Door het loslaten van het volgen van de marktgroei is de
bestaande capaciteit (190 calls Amsterdam, 70 calls
IJmuiden) voldoende om de bijgestelde ambitie te faciliteren.
> Opheffen van de huidige PTA (-190 calls) leidt tot een tekort
aan capaciteit om de bijgestelde ambitie te faciliteren.
> Erzijn twee opties voor vervanging/uitbreiding van de
capaciteit:
i. Coenhaven Amsterdam (+100 calls)
ii. IJmondhaven IJmuiden (+20 calls).
> Opheffen van de huidige PTA kan niet volledig binnen het
NZKG worden gecompenseerd.
> Vervolgonderzoek is nodig om de toekomstige verplaatsing
van de PTA naar de Coenhaven zeker te stellen.
Beleid
1. Er wordt afgezien van het volgen van de marktgroei van
zeecruise en ingezet op het behouden van de huidige
capaciteit in het NZKG (260 calls);
2. Er wordt ingezet op vervanging van de PTA met vooralsnog
één ligplaats in de Coenhaven vanaf het moment dat deze
niet op de huidige locatie kan voortbestaan;
3. Indien de PTA niet volledig in de Coenhaven kan worden
gecompenseerd, wordt ingezet op uitbreiding van de
capaciteit in de IJmondhaven.
42
Ruimtevraag en aanbod
Binnen de MRA ligt een complex vraagstuk hoe de schaarse ruimte
zo optimaal mogelijk te benutten. De verstedelijking (grote behoefte
aan nieuwe woon-/werkmilieus) en energietransitie vragen om extra
ruimte en lijken zich bovendien in versneld tempo te moeten
voltrekken. Amsterdam ontwikkelt zich van stad áán het IJ naar stad
rónd het IJ en daarvoor is aanvullende infrastructuur nodig in de vorm
van nieuwe vaste IJ-oeververbindingen.
Ondertussen staat de leefbaarheid in de stedelijke gebieden binnen
de MRA staat onder druk. Door de drukte als gevolg van de hoge
concentratie van werken, wonen en infrastructuur, de hoeveelheid
evenementen en het alsmaar toenemend toerisme. In dit krachten-
veld is er dan ook nog de vraag naar ruimte om in het NZKG de
zeecruise sector te kunnen faciliteren.
De behoefte aan kaderuimte en terminalcapaciteit hangt uiteraard
samen met de ambitie die de regio heeft ten aanzien van de
zeecruise. De bestaande kadecapaciteit in IJmuiden en Amsterdam
bedraagt in totaal 260 calls/jr. (70 in IJmuiden en 190 in Amsterdam)
en is onvoldoende om de aanvankelijk beoogde marktgroei (320
calls) te kunnen accommoderen. Wel is onderzocht is waar in het
NZKG additionele capaciteit gerealiseerd zou kunnen worden om aan
die beoogde marktvraag te kunnen voldoen.
Dit onderzoek, uitgevoerd door vertegenwoordigers van de NZKG
gemeenten en de haven- en terminal bedrijven van Amsterdam en
IJmuiden, heeft in eerste instantie 24 potentiële locaties in het NZKG
opgeleverd. Op basis van diverse criteria, waaronder nautische eisen,
ruimtelijke inpassing, logistieke- en milieuaspecten en (tijdige)
beschikbaarheid, zijn de potentiële locaties beoordeeld op geschikt-
heid en haalbaarheid. Uiteindelijk resteerden slechts twee reële
opties:
1. uitbreiding van de capaciteit in de IJmondhaven in IJmuiden
met maximaal 20 calls en;
2. een nieuwe terminal in de Coenhaven in Amsterdam met
(vooralsnog) één ligplaats, goed voor 100 calls per jaar.
Gecombineerd met de bestaande capaciteit in IJmuiden en
Amsterdam (260 calls) leidt dit tot een potentiële kade/terminal
capaciteit in het NZKG van 380 calls per jaar. Het benutten van deze
43
opties zou dus ruim voldoende capaciteit bieden om het verwachte
marktaandeel van 320 calls in 2030 te kunnen accommoderen.
Als gevolg van de stedenbouwkundige ontwikkeling van Amsterdam
ontstaat de noodzaak van nieuwe vaste IJ-oeververbindingen. Omdat
de PTA ten oosten van één of meerdere vaste verbindingen komt
liggen zal deze op termijn niet meer bereikbaar zijn voor
cruiseschepen. In februari 2021 heeft B&W van Amsterdam, op basis
van een verkennend onderzoek naar de haalbaarheid en het advies
van de Commissie D'Hooghe, de Coenhaven aangewezen als
voorkeurslocatie voor de te verplaatsen PTA en is hiertoe een
ruimtelijke reservering opgenomen in het Ruimtelijk Raamwerk
Haven-Stad. In de Coenhaven is aan het Westerhoofd fysiek ruimte
voor twee ligplaatsen maar kan in verband met de belangen van
aanwezige bedrijven vooralsnog niet meer dan één ligplaats worden
gerealiseerd. Dat impliceert per saldo een verlies voor de PTA van 90
calls per jaar. Omdat de Coenhaven niet als uitbreiding maar als
vervanging van de bestaande kadecapaciteit wordt benut resulteert
dit binnen het NZKG in een potentiële kade- en terminal capaciteit
van 190 calls per jaar (90 IJmuiden en 100 Amsterdam). Daarmee
blijft de capaciteit in de regio NZKG ruim achter bij het marktaandeel
en de verwachte marktvraag in 2030 van 320 calls per jaar.
Bij het opstellen van deze beleidsnota heeft Port of Amsterdam
aangegeven haar ambitie met betrekking tot de zeecruise aan te
passen. In die zin dat niet langer wordt gestreefd naar het volgen van
de marktvraag in 2030 van 250 calls maar in plaats daarvan het
aantal calls in Amsterdam te willen maximeren op 190 calls per jaar.
Dat komt overeen met de capaciteit van de huidige PTA. Zolang deze
beschikbaar blijft sluit de kade- en terminalcapaciteit dus aan op de
ambitie. Bij verplaatsing naar de Coenhaven ontstaat een ‘gat’ tussen
ambitie en capaciteit van 90 calls. Omdat ervan uit wordt gegaan dat
de bestaande capaciteit in IJmuiden (70 calls/jr.) uiteindelijk gevuld
wordt met het ‘eigen’ marktaandeel is hier geen overloop vanuit
Amsterdam mogelijk en zal overloop naar Rotterdam plaatsvinden.
Een investering in IJmuiden maakt daar wel 20 extra calls per jaar
mogelijk. Dit zou het verlies van capaciteit in het NZKG dus in geringe
mate kunnen compenseren.
De locatie Coenhaven ligt in het transformatiegebied Haven-Stad. Dit
is mede reden geweest waarom in het coalitieakkoord 2018-2022 van
Amsterdam is opgenomen dat verplaatsing van de PTA naar de
hb
Coenhaven niet langer als gewenst wordt gezien. Nadat uit het
regionaal onderzoek bleek dat binnen het NZKG geen alternatieven
gevonden kunnen worden is een verkenning naar de haalbaarheid
van verplaatsing PTA naar de Coenhaven uitgevoerd. Met als
conclusie dat dit voor één ligplaats nautisch-, (milieu-)technisch en
planologisch haalbaar lijkt. Zij het dat het gepaard gaat met een
aanzienlijke en (deels) mogelijk onrendabele investering.
Vervolgonderzoek is nodig om de verplaatsing van de PTA naar de
Coenhaven in alle opzichten zeker te stellen.
min n Î als l
En Ears
DNR 3 A AA
iP En
Figuur 20: Zeegaande cruiseschepen
45
7. BIJLAGEN
1. Bestuursopdracht (Bestuursplatform NZKG, 18-11-2018)
2. Economische waarde en marktpotentie zeecruise NZKG,
hoofdrapport en bijlagen boek (Deloitte 27-09-2019)
3. Amsterdam Area Cruise Ship Emission Inventory
(Starcrest Consulting Group LCC, sept. 2019);
4. Actuele en toekomstige bijdrage van zeecruiseschepen aan de
luchtkwaliteit en emissies in het Noordzeekanaalgebied
(TNO, 25-10-2019)
5. Haalbaarheidsonderzoeken Anteagroup over toekomstige PTA
in de Coenhaven (Antea 9-6-2020)
6. Verkenning haalbaarheid PTA naar de Coenhaven
(Gemeente Amsterdam/Port of Amsterdam, 01-07-2020,
hfd 8 en bijlage 8 gewijzigd op 6-11-2020)
7. Emissiereductie bij zeecruiseschepen (CE Delft, juni 2020)
8. ‘Herstel vraag naar Zeecruise na Covid-19’
(Port of Amsterdam in overleg met Zeehaven IJmuiden en
PTA, 29 april 2021)
46
| Onderzoeksrapport | 48 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 19 juli 2023
Ingekomen onder nummer 493
Status Status
Onderwerp Motie van de leden Nanninga, Boomsma en Von Gerhardt inzake alle
mogelijke oplossingen voor het woningtekort voor leerkrachten inzetten.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het lerarentekort
Constaterende:
-__datereen groot tekort aan leraren is in de gemeente Amsterdam;
-__datereen groot tekort aan woningen is in de gemeente Amsterdam;
-__dat volgens de rapportage lerarentekort amsterdam het niet kunnen vinden van een
geschikte woning een van de belangrijkste redenen is voor leerkrachten om een baan
buiten Amsterdam te zoeken;
-__de gemeente Amsterdam voorrangsbeleid voert, waarbij leerkrachten met urgentie een
huurwoning kunnen krijgen in de sociale- dan wel middenhuur;
-_dat vanwege de oplopende lerarentekorten, er ondertussen ook particuliere initiatieven
van de grond komen om leraren aan te trekken door betaalbare woonruimte aante
bieden;
Overwegende:
-_dat bestuurlijke rigiditeit in de praktijk zelden tot oplossingen leidt;
-__dat de overheid zich betrokken burgers beter aan de boezem drukt, dan zwart maakt;
-___dat particulier initiatief de belastingbetaler niets kost;
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 1
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__al dan niet samen met betrokken burgers alles in het werk te stellen om de
tekortschietende Amsterdamse woningmarkt geen belemmering te laten zijn voor het
aantrekken van voldoende leerkrachten;
-_ouders en/of scholen die zelf creatieve oplossingen bedenken om het lerarentekort te
bestrijden en daartoe leraren al dan niet van hun eigen school te helpen om een woning te
kunnen betrekken, niets in de weg te leggen, daar nooit voor te benadelen, en deze zeker
niet vit te sluiten van andere vormen van steun vanuit de gemeente en daar ook niet mee
te dreigen, maar juist te prijzen en waarderen.
Indiener(s),
A. Nanninga
D.T. Boomsma
M.S. Von Gerhardt
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 209
Behandeld op 31 maart/1 april 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 6 april 2021
Onderwerp
Motie van de leden Naoum Nehmé, Martens en Boomsma inzake het
behouden van de maakindustrie binnen Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Kennisnemen en bespreken van het
collegebesluit over de ontwerp-Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en het
bijbehorend ontwerp-Omgevingseffectrapport
Overwegende dat:
-— De omgevingsvisie een allesomvattend document moet zijn met
aandacht voor wonen, werken, recreëren en mobiliteit;
-— In het huidige ontwerp-omgevingsvisie er weinig tot geen aandacht is
voor werkgelegenheid;
-— Voldoende werkgelegenheid belangrijk is om de welvaart van de stad
en zijn inwoners te behouden;
- Volgends de plannen in de ontwerp-omgevingsvisie meer dan 450
hectare aan bedrijventerreinen getransformeerd worden tot
woningbouw met als gevolg dat 150 hectare aan bedrijvigheid moet
wijken naar andere gemeenten;
— Dit vooral ten koste gaat van de maakindustrie die op dit moment
belangrijk is voor de stad;
— Het verdwijnen van deze bedrijven grote gevolgen heeft voor alle
Amsterdammers die werkzaam zijn in de maakindustrie.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Binnen de Omgevingsvisie ervoor te zorgen dat de 150 hectare aan
industrie die nu moet verdwijnen in de stad kan blijven zodat deze
belangrijke sector voor de stad behouden blijft.
De leden van de gemeenteraad
H. Naoum Néhmé
C. Martens
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 86
Publicatiedatum 20 februari 2015
Ingekomen onder N’
Ingekomen op 11 februari 2015
Behandeld op 11 februari 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Roosma en mevrouw De Heer inzake de Nadere
regels en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2015
(maatschappelijke opvang — motivatie cliënt).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nadere regels en het Financieel besluit
maatschappelijke ondersteuning 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 51);
Overwegende dat:
— paragraaf 4.6.2 stelt dat de regio waar iemand toegang krijgt tot de
maatschappelijke opvang wordt bepaald op basis van een beoordeling waar
diegene de meeste kans heeft op een succesvol traject;
— succesvol traject wordt gedefinieerd met binding, waarbij drie aspecten evenredig
worden meegewogen: sociale netwerk, zorgkader en regiobinding;
— in de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van de raadsleden mevrouw
Roosma en de heer Groot Wassink, getiteld: ‘Een toegankelijke opvang voor dak-
en thuislozen II’, het college stelt: “ín de beoordeling of sprake is van binding is er
gelegenheid voor de cliënt om zijn wensen voor opvang in een bepaalde
gemeente of regio kenbaar te maken en te motiveren. Die motivatie is een van de
aspecten die betrokken wordt bij het bepalen van de gemeente waar de kans op
een succesvol traject het grootst is”
— de gemotiveerde wensen van de cliënt nu niet worden genoemd in de Nadere
regels maatschappelijke ondersteuning, terwijl zij volgens het college wel deel uit
maken van de beoordeling waar de kans op succesvol traject het grootst is;
— het wenselijk is dit alsnog in de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning
2015 op te nemen,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 86 Moti
Datum _ 20februari2015 “ete
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
aan de Nadere Regels Maatschappelijke Ondersteuning 2015 paragraaf 4.6.2
een aspect toe te voegen op basis waarvan succesvolle uitstroom wordt vastgesteld,
namelijk de gemotiveerde wensen van de cliënt voor opvang in een bepaalde
gemeente of regio.
De leden van de gemeenteraad,
F. Roosma
A.C. de Heer
2
| Motie | 2 | discard |
Eino N% Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW
uimte en ‚
Duurzaamheid % Amsterdam Ruimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Water
Deelnemingen (51)
Agendapunt 8
Datum besluit College van B&W 12 juli 2022
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief “voortgang van het principebesluit inzake de herijking van
de governance van de stichting waternet”
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over “voortgang van het principebesluit inzake de
herijking van de governance van de stichting waternet”
Wettelijke grondslag
Artikel 169 gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Met de raadsinformatiebrief wordt de voortgang beschreven van de onderzoeksfase van de herijking
van de governance van Waternet. Het gaat onder meer over een nadere vitwerking van Stichting
B en de ontwikkelingen rond de uitwerking van een NV Drinkwater. Daarnaast beschrijft het de
vervolgstappen om een Strategische Unit Watertaken Amsterdam (SUWA) te vormen en om de
bestuurlijke samenwerking op de water- en watergelieerde taken met waterschap AGV en in de
regio te intensiveren en verbreden.
Het waterschap AGV en de gemeente Amsterdam hebben hun samenwerking op de uitvoering van
hun watertaken op dit moment georganiseerd via de stichting Waternet.
Waternet voert in opdracht van de gemeente en het waterschap verschillende watertaken uit.
Voor de governance van de samenwerking is bewust gekozen voor een stichting, waarbij de
bedrijfsvoeringsaspecten door het Stichtingsbestuur (bestaande uit de Dijkgraaf van AGV en de
wethouder Water namens het College van B&W en een onafhankelijke voorzitter) worden bestuurd
en de (beleids)inhoudelijke sturing (inclusief de daarvoor noodzakelijke financiële middelen)
de volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtgevers is. Door diverse maatschappelijke
ontwikkelingen en gewijzigde (maatschappelijke) opvattingen over governance en openbaar
bestuur veranderden de beelden over de besturing van de stichting. Het feit dat de wethouder
beleidsverantwoordelijk is voor een deel van de taken van de stichting en tegelijkertijd lid is van het
stichtingsbestuur wordt in toenemende mate als knelpunt ervaren.
Daarnaast hebben de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) en de Rekenkamer
Metropool Amsterdam (RMA) onafhankelijk van elkaar begin 2021 geconstateerd dat de governance
van stichting Waternet door de gemeente Amsterdam en het waterschap AGV versterkt kan
worden. Waternet kampte daarnaast met problemen op het vlak van cybersecurity en is door de ILT
onder verscherpt toezicht geplaatst. Er loopt een verbetertraject waarbij ILT nauw betrokken is.
Op basis van de verbeterpunten vit de onderzoeksrapporten van ILT en de RMA is geconstateerd
dat de governance van Waternet herijkt en verbeterd dient te worden en nader onderzoek moet
worden verricht naar de wijze waarop aan de fiscale vereisten voor instandhouding van de btw-
koepelvrijstelling van stichting Waternet kan worden voldaan.
Gegenereerd: vl.7 1
VN2022-022213 % Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW
Ruimte en ‚ % Amsterdam Ruimte en Groen, Water
Duurzaamheid %
Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022
Ter kennisneming
In juli 2021 is het herijkingstraject gestart met een gezamenlijke bestuursopdracht, die eind 2021 tot
een principebesluit heeft geleid, in lijn met de door v vastgestelde Nota Beleidskader Verbonden
Partijen 2021. Het principebesluit, tevens de afronding van de denkfase van de bestuursopdracht, is
vastgelegd in het collegebesluit van 2 november 2021 (VN2021-028762).
Het principebesluit vormde het startpunt van de onderzoeksfase. De raadsinformatiebrief geeft
de voortgang daarvan weer en schetst de vervolgstappen die moeten leiden tot definitieve
besluitvorming.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nvt.
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
AD2022-071369 | 1. Raadsinformatiebrief herijking governance Waternet.pdf (pdf) |
AD2022-068422 Commissie MOW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam |
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Dries van der Eerden, d.van.de.eerden® amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
Bestuurscommissie Oost
Voordracht en besluit D B = AB
Registratienummer Z-17-34755 / INT-18-13595
Afdeling BOR Schoon
Onderwerp
Nieuwe locatie voor huishoudelijke afvalinzamelvoorzieningen aan de Tuinbouwstraat in
Betondorp
Portefeuille Afval
DB lid Rick Vermin
Gebied Betondorp (Watergraafsmeer)
Datum DB 30 janvari 2018
Datum AB voorbereidend _-
Datum AB besluitvormend 6 februari 2018
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
C.N. van Bergen Henegouw
06 3149 4605
[email protected]
*ZOO41F79AADE Pagina van 5
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
1. het ABte verzoeken een nieuwe locatie (Tuinbouwstraat (nabij nr. 87) voor het
inzamelen van huishoudelijk afval voor een ondergrondse container voor restafval,
een voor papier en een voor kunststof definitief vast te stellen.
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd
1. de nieuwe locatie aan de Tuinbouwstraat (nabij nr. 87) voor het inzamelen van
huishoudelijk afval voor een ondergrondse container voor restafval, een voor papier
en een voor kunststof vast te stellen.
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost,
Sjoukje Alta, Ivar Manuel,
secretaris voorzitter
Pagina 2 van 5
Bevoegdheid
Wie is bevoegd te besluiten?
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente
Amsterdam, kan het college van burgemeester en wethouders een locatie aanwijzen met
behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van
welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke
afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 24, tweede lid van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 van de
gemeente Amsterdam, juncto onderdeel D.3 van bijlage 3 bij die verordening, is de in
artikel 4, vierde lid van de Afvalstoffenverordening bedoelde bevoegdheid door het college
gedelegeerd aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost.
Op grond van het Mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur Stadsdeel Oost is
deze bevoegdheid uitgesloten van mandaat.
Wie is bevoegd regels te stellen?
Ingevolge artikel 8, vierde lid van de Afvalstoffen verordening 2009 kan het college regels
stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moet worden
aangeboden.
Ingevolge artikel 24, tweede lid van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 van de
gemeente Amsterdam, juncto onderdeel D.5 van bijlage 3 bij die verordening, is de in artikel
8, vierde lid van de Afvalstoffenverordening bedoelde bevoegdheid door het college
gedelegeerd aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost.
Op grond van het Mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur Stadsdeel Oost is
deze bevoegdheid uitgesloten van mandaat.
In artikel 38 van de Verordening op de bestuurscommissies is — kort gezegd — bepaald dat
alle geldende verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften die door de
deelgemeenten zijn vastgesteld twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet tot Wijziging
van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de
bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, vervallen. Deze wet
trad op 19 maart 2014 in werking, hetgeen betekent dat op dit moment de voorheen in Oost
geldende criteria die golden voor het bepalen van een locatie voor een ondergrondse
afvalcontainer zijn vervallen. Echter, bij de keuze van een locatie zoals hier bedoeld komt
het algemeen bestuur beleidsvrijheid toe.
Bestuurlijke achtergrond
In het kader van het uit te voeren groot onderhoud aan het wegennet van Betondorp en de
optimalisatie van de inzamelvoorzieningen voor huishoudelijke afvalstoffen, werd
voorgesteld om op drie nieuwe locatie in Betondorp (zie onder) ondergrondse
inzamelvoorzieningen te realiseren.
De oude locaties voor de inzamelvoorzieningen vervielen door de inpassing van een
waterberging (Brink) en het creëren van een Water afvoer door infiltratie (WADI)
(Tuinbouwstraat). Bij de keuze van de nieuwe locaties is gekeken naar 1) voor de bewoners
en inzamelorganisatie goed bereikbare locaties in de direct omgeving van de oude locaties,
2) locaties die zo min mogelijk overlast geven, en 3) locaties die geen afbreuk doen aan de
verkeersveiligheid ter plaatse tijdens het gebruik en met het legen van de
inzamelvoorzieningen. Alle drie de locaties voldoen aan deze criteria.
Dit achterliggende documenten zijn de volgende:
Het AB-besluit van 5 september 2017 om de drie nieuwe locaties voor
inzamelvoorzieningen conform de inspraakverordening van de gemeente
Amsterdam van 29 maart 2016 aan inwoners en andere belanghebbenden voor te
leggen om zienswijzen te ontvangen (Z-17-34755/INT-17-11693)
Pagina 3 van 5
e De startnotitie Groot Onderhoud Betondorp, van 12 november 2012
e _Hetbesluit voor Groot Onderhoud Betondorp — Fase 1, van 3 maart 2015
e Het besluit voor Groot Onderhoud Betondorp — Fase 2 en 3, van 28 juni 2016
e _De Memo Optimalisatie containernet huishoudelijk afval, van 31 januari2013
e Het Plan van Aanpak Optimalisatie en Uitbreiding OAIS, van 17 mei 2016
Uitvoeringsplan afval 2016, van juni 2016
Onderbouwing besluit
Beoogd effect
Een goede inpassing van de nieuwe locatie voor afvalinzameling in een volledig nieuwe
maaiveldinrichting.
Argumenten
Het AB heeft bewoners de mogelijkheid gegeven invloed uit te oefenen op de inrichting van
hun directe omgeving. Hieruit is gebleken dat de voorgestelde locatie nabij Tuinbouwstraat
87 een locatie is, waar de bewoners zich in kunnen vinden.
Kanttekeningen
Wanneer een bewoner kan aantonen dat hij/zij niet in de gelegenheid is geweest een
zienswijze in te dienen in de daarvoor opengestelde periode, dan kan hij/zij dat alsnog doen.
In een dergelijke situatie zal het definitieve besluit worden opgeschort.
Risico's / Neveneffecten
Geen.
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau Advies verwerkt in de tekst.
Financiën De realisatie van de nieuwe locatie wordt financieel gedekt door het project Groot
Onderhoud Betondorp fase 2 en 3 (projectnr. 79003043, projectmanager Mark Brattinga).
Communicatie Advies verwerkt in de tekst.
Overige N.v.t.
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Ja Indien ja, structureel (hieronder nader specificeren)
Indien ja, dekking aanwezig? Ja Indien nee, hieronder dekking aangeven
Indien ja, welke kostenplaats?
Toelichting De realisatie van de nieuwe locatie wordt financieel gedekt door het project Groot
Onderhoud Betondorp fase 2 en 3 (projectnr. 79003043, projectmanager Mark Brattinga).
Voorlichting en communicatie
Het besluit wordt gepubliceerd bij de Bekendmakingen op de website van de gemeente
Amsterdam.
Voor de plaatsing van de containers op de nieuwe locaties worden direct omwonenden en
overige gebruikers van de containers via een bewonersbrief tijdig op de hoogte gebracht
van de werkzaamheden en het moment waarop de containers in gebruik kunnen worden
genomen. Waar mogelijk wordt deze informatie meegenomen bij de communicatie over
het groot onderhoud van de openbare ruimte in Betondorp.
Uitkomsten inspraak
Er zijn geen zienswijzen binnengekomen ten tijde van de inspraakperiode.
Pagina4 van 5
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
Nvt.
Geheimhouding
N.v.t.
Einde geheimhouding
Stukken
Meegestuurd Plattegrond Tuinbouwstraat, tekening BD23-1ac, van 20 april 2017
Definitief locatiebesluit 1097XT87 (nabij Tuinbouwstraat 87), van 6 februari 2018
Ter inzage gelegd N.v.t.
Parafen
Manager Portefeuillehouder
Ronald Boekhout van Solinge Rick Vermin
Besluit dagelijks bestuur
Conform.
Pagina 5 van 5
| Besluit | 5 | train |
Gemeente Amsterdam
Bestuurscommissie Oost
Initiatiefvoorstel en besluit AB
Registratienummer Z-16-31442 / INT-16-10401
Afdeling Bestuur en Organisatie
Onderwerp
Initiatiefvoorstel Leefstraat
Portefeuille Openbare Ruimte
DB lid Ivar Manuel
Gebied Heel Oost
Datum DB n.v.t.
Datum AB voorbereidend 6 december 2016
Datum AB besluitvormend 20 december 2016
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Joep Timmermans i.o.m. Rick Vermin
020 253 BOOG
[email protected]
*ZO0OO0O311744 5D « Pagina a vans
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd
1. indegebiedsplannen de mogelijkheid te creëren om op breed gedragen voorstel
van een groep bewoners een (deel van een) straat gedurende de zomer van 2017 in
te richten als zogenaamde Samenleefstraat;
2. bewonersgroepen daarbij actief te ondersteunen.
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost,
Sjoukje Alta, Ivar Manuel,
secretaris voorzitter
Pagina 2 van 5
Bevoegdheid
Initiatiefvoorstel Leefstraat
1. Samenvatting
Met dit initiatiefvoorstel introduceren de fracties van GroenLinks (…) het concept
Samenleefstraat in stadsdeel Oost. In navolging van West krijgt Oost vanaf de zomer van
2017 elk jaar één of meerdere Samenleefstraten: straten kunnen een maand worden
afgesloten zodat bewoners er kunnen leven, conform de motie Shahsavari-Jansen/Ernsting
die is aangenomen in de gemeenteraad van Amsterdam.
Hierbij worden bewoners betrokken, wordt goed gemonitord wat de effecten zijn en wordt
de mening van bewoners en bezoekers gebruikt om de Leefstraten verder te ontwikkelen.
Met dit initiatiefvoorstel Leefstraat wordt ruimte gegeven aan nieuwe manieren om de
openbare ruimte in Oost en de sociale cohesie verder te verbeteren. De manier van werken
past in de MobiliteitsAanpak Amsterdam 2030 en de ambities voor een leefbaar stadsdeel
met ruimte om elkaar te ontmoeten in de openbare ruimte.
2. Amsterdam, stad om in te leven.
Bewoners van Amsterdam wonen in onze stad om te leven. Niet alleen in huis, maar ook
juist buitenshuis. Helaas hebben veel Amsterdammers weinig tot geen eigen buitenruimte
of tuin en wordt op dit moment veel van de openbare ruimte in beslag genomen door
auto's. Openbare ruimte die ook, tijdelijk, gebruikt kan worden voor spelen, recreëren,
lezen, wandelen. Ook de bewoners van Oost hebben hier wellicht behoefte aan.
In Amsterdam is in juni 2015 de motie van Shahsavari-Jansen/Ernsting (507) over 'Pilot
Leefstraten! aangenomen. De motie roept op om straten een maand in de zomer autovrij
te maken, zodat daar andere activiteiten kunnen plaatsvinden. En zodat mensen daar
kunnen leven: spelen, wandelen, lezen, barbecueën, sporten, gezellig zitten et cetera. Met
name in de zomer is het fijn om buiten te leven en buurten.
Het college van B&W heeft het voorstel voor pilots Leefstraten met enthousiasme
ontvangen. Het College heeft aangegeven dat de bestuurscommissies hierbij leidend zijn
en dat bewoners het initiatief moeten nemen. Wel heeft het College in reactie op de motie
enkele kaders meegegeven, en is in de motie al aangegeven daarbij rekening moet worden
gehouden met de parkeerdruk in omliggende straten en dat de pilots niet tot bovenmatige
overlast daar moet leiden, maar dat de parkeerdruk in de zomer in delen van de stad
mogelijk lager is omdat relatief veel mensen op vakantie zijn. De verdere vormgeving ligt
bij de bestuurscommissies.
Afgelopen jaar is in Amsterdam-West is een proef uitgevoerd met de zogenaamde
Leefstraten!, waarbij gedurende een maand van het jaar auto’s de straat uit gingen. De
vrijgekomen ruimte wordt gebruikt voor en door bewoners en voorbijgangers te voet en te
fiets voor andere activiteiten. In West gaan ze binnenkort evalueren, de lessen die
getrokken worden, zullen meegenomen worden in het toepassen van de leefstraten in
Oost.
Ook in Gent en Haarlem is al geëxperimenteerd met leefstraten. In beide steden worden de
straten als een groot succes gezien. In Gent leidde de straat tot een groter wij-gevoel en
werd het gezien als een plek om samen tot rust te komen. In Haarlem hebben
buurtbewoners elkaar door de activiteiten in de Leefstraat beter leren kennen, is de sociale
Pagina 3 van 5
controle toegenomen en kunnen hulpbehoevende buurtbewoners nu op meer hulp van
buren rekenen.
Wij vragen het Dagelijks Bestuur om in de zomer van 2017 leefstraten in Oost mogelijk te
maken. Onze ambitie is dat er ten minste in één van de gebieden van stadsdeel Oost deze
zomer een Leefstraat is. Het precieze aantal leefstraten dat gerealiseerd wordt, laten we
afhangen van het aantal haalbare plannen die worden ingediend door bewoners.
3. Proces
Vanzelfsprekend zijn onze bewoners aan zet. Uit ervaring met de Leefstraat in Haarlem is
gebleken dat bewoners het beste zelf draagvlak voor de Leefstraat kunnen creëren en
organiseren. In navolging van West zal via Facebook reclame worden gemaakt en een
formulier worden gedeeld waarop bewoners zich kunnen aanmelden. De gebiedsteams
worden ingezet om ook bewoners zonder Facebook te bereiken. Om bekendheid te geven
en om straten te vinden waar animo is, wordt door de gebiedsteams rondgevraagd onder
bewoners.
De bewoners geven aan in welke straat zij het willen en hoe zij de uitvoering voor zich zien.
Hierbij zullen bewoners er rekening mee moeten houden dat ook de anderen in hun straat
achter het besluit staan om van hun straat een Leefstraat te maken. Bewoners kunnen tot
en met (…) een straat aandragen en uitwerken hoe zij hun Leefstraat vorm zouden willen
geven. Vervolgens worden de plannen getoetst aan de kaders die de centrale stad heeft
vastgesteld voor de bestuurscommissies.
Bewoners die een Samenleefstraat willen, dienen aan te tonen dat er draagvlak is in de
straat/buurt bijvoorbeeld door een bewonersavond te organiseren. Het stadsdeel faciliteert
bewoners waar nodig, zoals bij de uitwerking en het organiseren van bijeenkomsten. Er
moet grote mate van consensus zijn onder bewoners dat er Leefstraat komt, welk deel van
de straat het betreft en wat voor afspraken er worden gemaakt. Het Dagelijks Bestuur
stuurt een overzicht van de voorgedragen straten en het draagvlak per straat aan het
Algemeen Bestuur en doet een voorstel (op basis van de criteria) welke straten in 2017
leefstraten worden.
Deze straten worden dan in principe vier weken in de zomer van 2017 een Samenleefstraat.
De exacte periode wordt waar nodig afgestemd met andere stadsdelen, als ook in andere
stadsdelen leefstraten gecreëerd worden.
Na de zomer wordt geëvalveerd wat bewoners er van vonden en wordt deze evaluatie
voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Aan de hand van deze evaluatie wordt gekeken of
en hoe we de komende jaren nog meer en betere leefstraten kunnen invoeren.
4. Tot slot
Het benutten van openbare ruimte met inachtneming van alle gebruikers, past naadloos in
de MobiliteitsAanpak Amsterdam 2030. We werken hard aan de leefbaarheid in stadsdeel
Oost. We creëren ruimte voor fietsers en voetgangers zoals op de Weesperzijde,
vergroenen het stadsdeel met onder meer de verdubbeling van het Oosterpark en werken
aan verkeersveiligheid en doorstroming en het verminderen van COz uitstoot en fijnstof.
Vrije openbare ruimte is echter schaars in ons stadsdeel.
We moeten daarvoor zoeken naar creatieve oplossingen. Dit
initiatiefvoorstel moet daaraan bijdragen, zodat Amsterdam prettig, toegankelijk en
leefbaar is voor alle bewoners en bezoekers.
Pagina4 van 5
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau n.v.t.
Financiën n.v.t.
Communicatie n.v.t.
Overige n.v.t.
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Ja Indien ja, incidenteel (hieronder nader specificeren)
Indien ja, dekking aanwezig? 2 Indien nee, hieronder dekking aangeven
Indien ja, welke kostenplaats?
Toelichting <invullen indien van toepassing>
Voorlichting en communicatie
Breed bekend maken via diverse (social) media
Uitkomsten inspraak
N.v.t.
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
N.v.t.
Geheimhouding
N.v.t.
Einde geheimhouding N.v.t.
Stukken
Meegestuurd Motie Shahsavari-Jansen/Ernsting
Bestuurlijke reactie (B&W) op de motie
Ter inzage gelegd --
Parafen
Rick Vermin
Pagina 5 van 5
| Besluit | 5 | train |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 11 januari 2022
Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, Bestuurszaken.RD @amsterdam.nl
Onderwerp Afdoening motie Bloemberg-Issa, Partij voor de Dieren, nr 559.21, 8 juli 2021
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 8 juli 2021 heeft vw raad de motie Bloemberg-Issa,
Partij voor de Dieren, nr 559.21, aangenomen, met daarbij twee vragen:
e _ te onderzoeken wat de verschillende klimaatscenario’s van het IPCC zouden betekenen voor
de Omgevingsvisie Amsterdam 2050;
© _de uitkomsten van dit onderzoek te betrekken bij de tweejaarlijkse monitoring en herijking
van de Omgevingsvisie.
Hieronder vindt u de beantwoording.
Beantwoording
Het meest recente IPCC-rapport uit augustus 2021 schetst zeer zorgwekkende mondiale
ontwikkelingen*. Het klimaatbeleid van de gemeente Amsterdam is al gebaseerd op de
doelstellingen van het akkoord van Parijs (getekend 2016). De hierbij behorende maatregelen zijn
opgenomen in de ‘Routekaart Amsterdam klimaatneutraal 2050’. Tegelijkertijd moeten we de
stad ook voorbereiden op de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering die nu al zicht- en
merkbaar zijn. Daarom is het aanpassen van de stad aan het veranderende klimaat
onontkoombaar.
In de onderhavige motie wordt gesteld dat ‘toenemende klimaatontwrichting vraagt om een
klimaatrobuuste ruimtelijke inrichting met aandacht voor de gevolgen van (extreme) regenval aan
de ene kant en (extreme) hitte en droogte aan de andere kant.’ Het college herkent deze opgave
en heeft, in samenwerking met de drie waterschappen Amstel, Gooi en Vecht, Hollands
Noorderkwartier en Rijnland, een koers uitgezet met de Strategie klimaatadaptatie uit 2020 en de
Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie vit 2021. De paragraaf ‘Klimaatbestendig’ in de
Omgevingsvisie Amsterdam 2050 maakt onderdeel uit van die koers.
Er is veel in gang gezet, maar er moet ook nog veel gebeuren om Amsterdam te wapenen tegen
klimaatverandering. De doelstelling vit de Strategie klimaatadaptatie is om in 2050 zo goed
mogelijk voorbereid te zijn op het veranderende klimaat. Hierbij wordt een flexibele aanpak
*https:/fwww.ipcc.chfreport/ar6/wgaf
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 2 van 3
gehanteerd, zodat nieuwe informatie over het veranderende klimaat tot aanpassingen van de
aanpak kan leiden.
De nieuwste scenario’s van het IPCC rechtvaardigen het verzoek van de raadsleden om in het
kader van de Omgevingsvisie te onderzoeken wat de verschillende IPCC-scenario’s voor
Amsterdam betekenen. Dit past ook in de gekozen flexibele aanpak als het gaat om het
klimaatbestendiger maken van de stad. Omdat de vertaling van de IPCC-scenario’s naar de
Nederlandse situatie door het KNMI naar verwachting pas in 2023 gereed is, stelt het college voor
om de komende tijd in het kader van het vormgeven van de uitvoeringsagenda Omgevingsvisie
het Klimaatsignaal’21 van het KNMI van oktober jl. mee te nemen. Hierover wordt de
gemeenteraad in de tweede helft van 2022 geïnformeerd in de jaarlijkse voortgangsrapportage
van de Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie. In 2023 volgt vervolgens de doorwerking van de
nieuwe KNMI-klimaatscenario’s in het kader van de tweejaarlijkse monitoring en herijking van de
Omgevingsvisie. De eventuele uitvoering van maatregelen op het gebied van het
klimaatbestendiger maken van de stad is afhankelijk van de beschikbare financiële middelen.
Hiermee beschouw ik de motie als afgehandeld,
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
CP
_/ Oe
Marieke van Doorninck
Wethouder Ruimtelijke ontwikkeling en Duurzaamheid
Bijlage: nadere toelichting IPCC en KNMI
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 3 van 3
Nadere toelichting IPCC en KNMI
Internationaal en nationaal
Het IPCC (International Panel on Climate Change) is een onderdeel van de UN (United Nations).
Het panel geeft om de vijf à zes jaar een overzicht van alle wetenschappelijke kennis over het
klimaat in zogenaamde Assessments Reports (AR's). Het panel doet zelf geen onderzoek. Het
eerste assessment report (ARa) is gepubliceerd in 1990, het zesde (AR6) in augustus 2021. Het
KNMI heeft op dat laatste report recentelijk gereageerd met het ‘Klimaatsignaal 2021’ (oktober
2021) dat een eerste vertaling voor Nederland bevat, en zal dat nogmaals uitgebreid in 2023 doen
met de ‘KNMI'23-klimaatscenario’s. Deze zullen dan de vigerende 'KNMI'14-scenario's zullen
vervangen.
Het IPCC maakt gebruikt van scenario's, de zogenaamde SSP’s (Shared Economic Pathways).
Deze geven mogelijke toekomstbeelden met uiteenlopende sociaaleconomische, technologische
en demografische ontwikkelingen, en de invloed daarvan op het klimaat. De SSP’s zijn
genummerd van 1 t/m 5, waarbij bij nummer 1 het meest duurzaam is met een maximale
temperatuurstijging van 1,5 graad; nummer 5 is de meest onduurzame ontwikkeling met circa 4 à
5 graden temperatuurstijging in 2100.
De rapporten van het IPCC veranderen in de loop der tijd van toon en inhoud. Een aantal
sprekende voorbeelden:
e _HetlPCC is veel uitgesprokener geworden. Het IPCC stelt in 1996 nog dat “… the balance of
evidence suggests a discernable influence of the human behavior on the climate”, terwijl de
cruciale zinsnede vit het AR6 report in 2021 luidt: “It is unequivocal that human influence has
warmed the atmosphere, ocean and land”;
e _ Het IPCC benadrukt in het AR6 rapport veel meer dan voorheen het belang van een maximum
stijging van 1,5 graad. De effecten op het ecosysteem van de aarde zijn bij een verhoging van
1,5 graad nog beheersbaar, terwijl de effecten bij twee graden uit de hand dreigen te lopen.
Tegelijkertijd constateert het IPCC dat in alle emissiescenario's de 1,5°C-grens over circa tien
jaar is bereikt, een decennium eerder dan verwacht. Het is zeker dat weersextremen
(droogte, hitte, wateroverlast) zullen toenemen.
e _ De zeespiegelstijging versnelt. Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd een
zeespiegelstijging van 1 mm per jaar gemeten (= 10 cm per eeuw), inmiddels is de gemeten
stijging opgelopen naar 4 mm per jaar (= 40 cm per eeuw). Wetenschappers maken zich niet
alleen zorgen over deze absolute stijging, maar vooral over de versnelling van de stijging. In
het SSPs5 scenario uit het meest recente IPCC-rapport is gerekend met een stijging van 10
mm per jaar (= 1 meter per eeuw) in 2050 en 15 mm per jaar in 2100 (=1,5 meter per eeuw).
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1000
Behandeld op 10 september 2020
Status verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Naoum Néhmé, Boomsma, Ceder, Kreuger en Van Soest inzake
verhoog doelstellingen middenhuur en rapporteer over beschikbare woningen voor
middeninkomens
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Kennisnemen van het onderzoek van de rekenkamer naar
De gemengde stad en de aanbevelingen overnemen.
Overwegende dat:
— In het onderzoek van de Rekenkamer 'De gemengde stad; wensen, feiten en
beleving’ (d.d. 11 juni 2020) 62% van de ondervraagde Amsterdammers
aangeeft (p. 118) dat het aandeel middenhuur hoger moet zijn dan in het
coalitieakkoord 2018-2022 is opgenomen, te weten 10%;
— De Rekenkamer stelt dat belangrijke kengetallen in het Amsterdamse
woonbeleid niet zijn onderbouwd (zie bv p. 51);
— Demografische ontwikkelingen zoals door de gemeente zijn geschetst in de
meest recente rapportage ‘Wonen in Amsterdam’ (januari 2020) beschrijven
dat het aandeel middeninkomens in Amsterdam momenteel op 18% uitkomt;
— De Rekenkamer constateert dat de voorraad woningen voor middeninkomens
weliswaar groeit maar nog steeds niet aan de vraag voldoet (p. 20);
— Het van groot belang is om een echte gemengde stad te zijn en de
middeninkomens meer kansrijk te maken op de Amsterdamse woningmarkt;
— Het momenteel voor de raad ontbreekt aan rapportages waarin per buurt het
aantal woningen in het middensegment wordt gerapporteerd.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Een rapportage op te stellen waarop op buurtniveau wordt gerapporteerd over het
aantal woningen dat beschikbaar is voor middeninkomens en de eerste
rapportage uiterlijk Q1 2021 naar de gemeenteraad te sturen;
— In lijn met het panel van de Rekenkamer en de geuite wensen van 62% van de
geïnterviewden het streefgetal uit het coalitieakkoord (10% middenhuur per buurt)
te verhogen naar tenminste 18% (huidige aantal middeninkomens Amsterdam).
1
De leden van de gemeenteraad
H. Naoum Néhmé
D.T. Boomsma
D.G.M. Ceder
K.M. Kreuger
W. van Soest
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1252
Publicatiedatum 15 november 2017
Ingekomen op 8 november 2017
Ingekomen onder 1186’
Behandeld op 9 november 2017
Uitslag Ingetrokken en vervangen door 1186’
Onderwerp
Motie van het lid Flentge inzake de Begroting 2018 (Een vervanging voor
ziekmakende woningen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2018.
Overwegende dat:
— achterstallig woningonderhoud nog steeds een veel voorkomend probleem is in
Amsterdam;
— huizen soms zo slecht onderhouden zijn dat bewoners er ziek van worden, en er
een doktersadvies is om te verhuizen;
— de gezondheid van bewoners niet te leiden zou mogen hebben onder
weigerachtige verhuurders die hun zaakjes niet op orde hebben.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— bij aankomende herziening van urgentieregelingen mee te nemen dat er een
noodoplossing komt voor mensen die wonen in een huis dat door achterstallig
onderhoud onveilig en/of ongezond is omdat het onderhoud niet op orde is;
— met corporaties in gesprek te gaan en erop in te zetten dat de 5% huizen die
corporaties jaarlijks vrij kunnen toewijzen ook worden ingezet voor mensen die
niet meer veilig en gezond in hun huis kunnen wonen omdat het onderhoud niet
op orde is.
Het lid van de gemeenteraad
E.A. Flentge
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1126
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder AW
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Vink, Boomsma, N.T. Bakker en Dijk inzake de Investeringsnota
Sluisbuurt (ruimte voor middeninkomens).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1047).
Overwegende dat:
— Eríinde Sluisbuurt geprogrammeerd is dat 1100 woningen (40% van het in totaal
geplande aantal van 5500) in het middensegment worden gebouwd;
— De helft daarvan een grootte van 70 m2 zal hebben en de andere helft kleiner dan
50 m2 zal zijn;
— Deze omvang zo klein is dat gezinsvorming daar amper mogelijk is.
Constaterende dat:
— Woningen in het middensegment met ruimte voor gezinnen (bestaande uit meer
deze gezinsleden) zeer schaars zijn in Amsterdam;
— De Sluisbuurt bij uitstek kans biedt om juist (jonge) gezinnen ruimte te bieden;
— Het de toekomstige wijk ten goede zou komen als mensen die zich er gaan
vestigen er langere tijd blijven;
— Dit voor deze kleine middensegment-woningen onwaarschijnlijk is aangezien
deze bij gezinsuitbreiding snel te klein zullen zijn;
— Het daarom wenselijk is een beduidend groter aantal woningen in het
middensegment daarvoor qua omvang geschikt te maken.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. dat het middensegment ongeveer gelijke delen huur- en koopwoningen zal
betreffen en dat voor ten minste 75% van de middeldure huurwoningen uitgegaan
wordt van woningen van minimaal 70 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs;
2. de verhouding sociaal—-middensegment—duur in de Sluisbuurt te stellen op
40-35-25, waarbij het middensegment bestaat uit 15% middeldure huur en 20%
middeldure koop en het hoogste segment voor 12%% uit huur en 12% % uit koop;
3. uit te gaan van ten minste 45 m2 voor de sociale huurwoningen.
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1126 Moti
Datum 4 oktober 2017 otie
De leden van de gemeenteraad
B.L. Vink
D.T. Boomsma
N.T. Bakker
T.W. Dijk
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 403
Publicatiedatum 29 april 2016
Ingekomen onder AN
Ingekomen op donderdag 21 april 2016
Behandeld op donderdag 21 april 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Agenda Dieren (verbod levende
vissen, kreeften en krabben op markten).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Dieren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 261).
Overwegende dat:
— de Nota Dierenwelzijn van 2006 het beleid vastgesteld heeft dat er geen levende
— vissen, schaal- en schelpdieren verkocht mogen worden op markten;
— de Agenda Dieren dit weer toe wil staan;
— eral in verschillende onderzoeken is aangetoond dat vissen, kreeften en krabben
— pijn voelen en angst ervaren.
Besluit:
op pagina 21 de tekst "Vooralsnog is er onvoldoende maatschappelijk draagvlak om
ook de verkoop voor consumptie van (nog) levende koudbloedige dieren (vis, schaal-
en schelpdieren) op de markt te verbieden" te schrappen;
de voorlaatste zin onder het kopje 2.2.3 te wijzigen van:
“In de nadere regels van de Verordening op de Markten (2016) wil het college van
B&W regelen dat levende warmbloedige dieren niet op markten verhandeld mogen
worden”,
naar:
“In de nadere regels van de Verordening op de Markten (2016) wil het college van
B&W regelen dat levende warmbloedige dieren, vissen, kreeften en krabben niet op
markten verhandeld mogen worden.”
De tekst in het groene tekstvlak te wijzigen van:
“In diervriendelijk Amsterdam worden geen levende warmbloedige dieren op markten
verhandeld”,
naar:
"In diervriendelijk Amsterdam worden geen levende warmbloedige dieren, vissen,
kreeften en krabben op markten verhandeld.”
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 403 A d é
Datum _ 29 april 2016 mendemen
De tekst in de tabel te wijzigen van:
Beperkingen Op markten Wethouder Wethouder
opleggen aan het worden geen Economie Dierenwelzijn
aantal levende levende (markten)
diersoorten datop warmbloedige
markten verkocht _ dieren verkocht.
mag worden. Doorvoering bij
vernieuwing
marktverordening.
naar:
Beperkingen Op markten Wethouder Wethouder
opleggen aan het worden geen Economie Dierenwelzijn
aantal levende levende (markten)
diersoorten dat op warmbloedige
markten verkocht _ dieren, vissen,
mag worden. kreeften en
krabben verkocht.
Doorvoering bij
vernieuwing
marktverordening.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
2
| Motie | 2 | discard |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 12 april 2022
Portefeuille(s) Dierenwelzijn
Portefeuillehouder(s): Jakob Wedemeijer
Behandeld door Ruimte & Duurzaamheid, [email protected]
Onderwerp Afdoening motie 58 van de leden A.L. Bakker van de Partij voor de Dieren, J.F.
van Pijpen van GroenLinks en T. Kuiper van de ChristenUnie
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 26 januari 2022 heeft vw raad bij de behandeling van
‘Kennisnemen van de Evaluatie Agenda Dieren 2015-2021’ motie 58 van de leden A.L. Bakker van
de Partij voor de Dieren, J.F. van Pijpen van GroenLinks en T. Kuiper van de ChristenUnie
aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
1. te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om, naar voorbeeld van de bierfiets, een
gebiedsverbod in te stellen voor paardenkoetsen in het centrum
Hiervoor is onderzocht welke gronden er juridisch kunnen zijn om een dergelijk gebiedsverbod in
te stellen. Een belangrijke voorwaarde voor een dergelijk gebiedsverbod is dat er daadwerkelijk
sprake is van het gebruik van paardenkoetsen en overlast en/of hinder als gevolg daarvan wordt
ervaren.
Sinds april 2020 is in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opgenomen dat het verboden is
om op of aan de weg met een voertuig tegen betaling alternatief personenvervoer aan te bieden’.
De paardenkoets is een voertuig waarvoor dit verbod van toepassing is. Klanten mogen nu alleen
nog via een vooraf afgesproken bestelling op een vooraf afgesproken plaats worden opgehaald.
Het onderweg halteren en oppikken van klanten is niet meer toegestaan.
Sinds deze wijziging van de APV lijkt de aanwezigheid van dit soort voertuigen sterk verminderd te
zijn in de stad. Dit kan echter niet los worden gezien van de COVID-19 pandemie en de gepaarde
sterke vermindering van het aantal toeristen in de stad en vooral het centrum. Hierdoor is nog niet
duidelijk wat de effecten zijn geweest van het afschaffen van de vergunningen voor alternatief
personenvervoer.
Het besluit om in de APV een bepaling (artikel 2.17A) op te nemen waarmee het mogelijk is
gemaakt om een gebiedsverbod in te stellen voor groepsfietsen, zoals bierfietsen, is gemotiveerd
op basis van de vele meldingen van overlast en duidelijke verkeershinder die op dat moment
ervaren werd van de groepsfietsen in het centrum van Amsterdam.
-Https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8230619/1/o9012f9782c2doo8
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 12 april 2022
Pagina 2 van 2
Het besluit om een gebiedsverbod voor bepaalde voertuigen in de APV op te nemen moet
gemotiveerd worden op basis van concrete overlast en/of hinder. De gemeente dient daarbij een
zorgvuldige afweging te maken of voor het tegengaan van deze overlast en/of hinder een
gebiedsverbod proportioneel en noodzakelijk is. Dit zal door de rechter getoetst kunnen worden.
Wanneer er niet of nauwelijks paardenkoetsen in het centrum van Amsterdam rondrijden en het
onduidelijk is welke overlast en/of hinder zij veroorzaken, is er onvoldoende feitelijke basis voor
een gebiedsverbod.
Bestuurders van paardenkoetsen moeten zich viteraard houden aan relevante regelgeving zoals
de Wegenverkeerswet, de Wet dieren en bijbehorende regelingen. De Wegenverkeerswet en de
Wet dieren betreffen hogere (landelijke) wetgeving, waardoor lokaal geen strengere
uitgangspunten kunnen worden gehanteerd. Specifiek voor knelpunten rondom dierenwelzijn is
dierenwelzijn geen weigeringsrond. Beperkingen van dierenwelzijn zou in theorie aanleiding
kunnen zijn voor verstoring van openbare orde, overlast en hinder. Hiertoe lijkt momenteel lokaal
geen aanleiding toe aangezien er geen diergerelateerde signalen of meldingen binnen komen.
Afsluitend, momenteel is het onduidelijk of er overlast en/of hinder wordt ervaren om een
gebiedsverbod in te stellen voor paardenkoetsen in het centrum. Overlast en hinder zijn namelijk
de enige weigeringsgronden voor een verbod op alternatief personenvervoer in een gebied.
Wegens de COVID-19 pandemie en gepaarde verminderde aantallen toeristen in de stad is
monitoring naar alternatief personenvervoer uitgesteld. Dit zal nu pas plaats vinden in Q3 van dit
jaar. Op basis van de resultaten kan mogelijk beoordeeld worden hoe de situatie omtrent
paardenkoetsen zich ontwikkeld heeft en of vervolgstappen wenselijk en mogelijk zijn. Deze
resultaten zullen in Q4 2022 worden teruggekoppeld aan de raad.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Jakob Wedemeijer
Wethouder Dierenwelzijn
Bijlagen
1. Motie 58 inzake paardenkoetsen als toeristisch vervoer verder terugdringen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 010
Behandeld op 20 januari 2021
Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021
Onderwerp
Motie van de leden Blom en Veldhuyzen inzake Kansenongelijkheid
(Effectiviteit van het onderwijskansenbeleid)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het agendapunt ‘Kennisnemen van de
voortgangsbrief Tegengaan Kansenongelijkheid’.
Constaterende dat:
-— Een kwart van de Amsterdamse peuters een toekomstig risico heeft
op onderwijsachterstanden;
- Vierendertig procent van de Amsterdamse leerlingen risico op
onderwijsachterstanden heeft;
- De gemeente Amsterdam ruim dertien miljoen jaarlijks beschikbaar
stelt aan scholen in de strijd tegen onderwijsongelijkheid en
onderwijsachterstanden;
- Amsterdam voorop loopt in het bestrijden van kansenongelijkheid in
het onderwijs;
- De Staat van het Amsterdamse primair onderwijs (2020) laat zien dat
er grote verschillen zijn tussen scholen in de mate waarin de inzet
effectiviteit laat zien;
— Er weinig informatie is over de specifieke aanpakken die scholen
voor doelgroepleerlingen hanteren en over het rendement daarvan
in verhouding tot de niet-doelgroepleerlingen.
Overwegende dat:
- Bovenstaande ons dwingt benodigde systeemaanpassingen te
verrichten om de kansenongelijkheid weg te nemen;
- De effectiviteit van de inzet beter vast te stellen is door in onderzoek
specifieker en gerichter onderscheid te maken tussen
doelgroepleerlingen en niet-doelgroepleerlingen:;
-__Het uitgangspunt nog steeds voorop staat dat de rijks- én stedelijke
middelen, naast de beleidsmatige inzet en aandacht tot resultaat
moeten hebben de ongelijkheid en achterstanden terug te dringen;
- Amsterdamse ouders recht hebben op informatie over de specifieke
aanpakken die scholen voor doelgroepleerlingen inzetten en over de
effectiviteit daarvan;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Te onderzoeken op welke wijze de effectiviteit van het gemeentelijk
1
beleid gelijke kansen onderwijs nog beter in beeld kan worden gebracht,
op basis van analyses van relevante data door gecertificeerde
onderzoeksinstellingen:;
2. Te onderzoeken op welke wijze deze analyse een nog meer structurele
plek kan krijgen in de cycli van beleidsevaluaties, richting de raad en in
de gesprekken van de gemeente met het onderwijsveld;
3. Te onderzoeken of en zo ja op welke wijze de informatie toegankelijk
kan worden gemaakt voor ouders.
De leden van de gemeenteraad
S.R.H. Blom
JA. Veldhuyzen
2
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam F E Z
% Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en
Zeehaven
% Agenda, donderdag 4 juli 2019
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Raadzaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare en besloten vergadering van de
Raadscommissie FEZ d.d. 13 juni 2019
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie amsterdam.nl
e _ Hetbesloten verslag kan uitsluitend door de commissieteden persoonlijk worden opgehaald bij
de Raadsgriffie, kamer 0278.
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam F FE Z
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven
Agenda, donderdag 4 juli 2019
Financiën
11 De Voorjaarsnota 2019 Nr. BD2019-005427
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d.
10.07.2019).
e Betreft behandeling in tweede termijn.
12 Aanbesteding Betalingsverkeer Nr. BD2019-005412
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
Economische Zaken
13 Resultaat draagvlakmetingen bedrijveninvesteringszones 2019 en het intrekken
van 3 verordeningen met onvoldoende draagvlak onder de ondernemers Nr.
BD2019-004863
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d.
10.07.2019).
14 Wijziging markttarieven 2019 Nr. BD2019-005254
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d.
10.07.2019).
15 Kennisnemen van de eindrapportage van het programma Amsterdam Impact
2015-2018 en instemmen met het nieuwe actieprogramma Amsterdam Impact
2019-2022 Nr. BD2019-005406
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d.
10.07.2019).
16 Discussienota ‘Naar een economie die werkt voor iedereen’ Nr. BD2019-005085
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Biemond (PvdA).
17 Afdoening toezeggingen met betrekking tot de jaarlijkse evaluatie Freezones
(TA2015-001551) en verruimen van regels in de Freezones (TA2016-000717) Nr.
BD2019-004874
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ De commissie AZ is hierbij uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam F FE Z
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven
Agenda, donderdag 4 juli 2019
Deelnemingen
18 Jaarverslag 2018 van Port of Amsterdam Nr. BD2019-005189
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Kat (D66).
3
| Agenda | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1265
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Yilmaz inzake realisatie van bufferplekken in het Centrum om
rondrijdende chauffeurs en onnodige luchtvervuiling te voorkomen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Vaststellen van de Agenda Taxi 2020-2025.
Constaterende dat:
— Momenteel veel taxi's rondrijden in Amsterdam in afwachting van een opdracht;
— Het rondrijden van lege taxi's een inefficiënt gebruik is van de schaarse openbare
ruimte in onze binnenstad;
— De realisatie van bufferplekken een goede uitkomst kan bieden voor dit probleem
op de korte termijn;
— Conform de Agenda Taxi 2020-2025 bufferplekken pas ‘straks’ of ‘later’ zullen
worden gerealiseerd.
Overwegende dat:
— De lege taxi's rondrijden omdat zij geen plek hebben om tijdelijk te parkeren
zonder dat hier hoge kosten aan verbonden zijn;
— Het rondrijden van lege taxi's slecht is voor de luchtkwaliteit in de stad en op
gespannen voet staat met de ambitie om een autoluwe stad te bewerkstelligen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Realiseer onmiddellijk bufferplekken in het Centrum bij de uitvoering van Agenda Taxi
2020-2025 om rondrijdende chauffeurs en onnodige luchtvervuiling te voorkomen.
Het lid van de gemeenteraad
N. Yilmaz
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Gemeente Amsterdam
Amsterdam Bestuurscommissie West
2x West
BESPREEKFLAP AB
Reqistratienummer INT-17-03552
Afdeling Gebiedsteams
Onderwerp
Gebiedsplannen 2018
Portefeuille Gebiedsgericht werken
DB lid Jeroen van Berkel
Gebied Alle gebieden
Vergaderdatum AB 28-11-2017 Oordeelvormend
12-12-2017 Besluitvormend
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Femke Straatsma namens de gebiedsmanagers
06-10431822
[email protected]
Planning van de bespreking
e Beeldvorming 28-11-2017
e _Besluitvormend 12-12-2017
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West bespreekt:
Wat er nodig is voor de stad Amsterdam, bepaalt de gemeente samen met bewoners,
ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. Om dit zo goed mogelijk te kunnen doen,
is de stad opgedeeld in 22 gebieden. De gemeente werkt gebiedsgericht om maatwerk te
kunnen leveren. Een hulpmiddel hierbij is de gebiedscyclus. De gebiedsplannen maken hier
onderdeel van vit. De gebiedsplannen zijn jaarlijkse werkplannen en bevatten activiteiten
die bijdragen aan het realiseren van de gebiedsagenda die eens in de 4 jaar wordt
vastgesteld. Voor de drie gebieden in West is een apart gebiedsplan opgesteld.
In de gebiedsplannen staat omschreven wat er in 2018 meer, minder of anders aan inzet
wordt gepleegd naast het bestaande (reguliere) aan inzet.
Voorgeschiedenis:
Bestuurlijke achtergrond (aanleiding en context)
De gebiedsplannen die voorliggen zijn een weergave van de opgave van het gebied en de
wensen van bewoners. Deze zijn bepaald op basis van de contacten die de gebiedsteams
Pagina 1 van 3
gedurende het hele jaar hebben met bewoners, ondernemers en partners. In mei zijn er
intern themasessies georganiseerd op basis waarvan de gebiedsplannen zijn geactualiseerd
en aangevuld voor 2018. Een overzicht van alle activiteiten is begin september vastgesteld in
het db. Tijdens buurtpicknicks op 16 september zijn de plannen vervolgens voorgelegd aan
buurtbewoners en konden bewoners nieuwe ideeën aanreiken voor de gebiedsplannen.
De gebiedsplannen worden na vaststelling door het Algemeen Bestuur van West
aangeboden aan de centraal stedelijk gebiedswethouder West, de heer U. Kock, die de
gebiedsplannen ter kennisname zal aanbieden aan het College van B&W.
Reden van bespreking
De gebiedsplannen West 2018 vormen de actieplannen voor onze drie gebieden. In de
gebiedsplannen staat omschreven wat er in 2018 meer, minder of anders aan inzet wordt
gepleegd naast het bestaande (reguliere) aan inzet.
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Ja Indien ja, incidenteel
Indien ja, dekking ja (gebiedsbudget)
aanwezig?
Indien ja, welke
kostenplaats?
Toelichting Met het vaststellen van de gebiedsplannen en het bijbehorend financieel overzicht wordt
ingestemd met de besteding van het gebiedsbudget à €3.502.958. In het bijgevoegde
financieel overzicht is aangegeven welk bedrag voor welke activiteiten is gereserveerd uit
het gebiedsbudget. Indien er geen bedragen vermeld staan wordt de activiteit uit andere
budgetten.
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau -
Financiën -
Communicatie -
Overige AB (buurtadoptanten) en DB zijn vitgenodigd om deel te nemen tijdens de buurtpicknick op
16 september. Verder heeft er tussentijds afstemming plaatsgevonden met het dagelijks
bestuur tijdens de integrale tafels en er is een ambtelijk-bestuurlijke sessie georganiseerd
op 7 november met het DB en de gebiedsteams. Ambtelijk is er afstemming geweest met
de gebiedsteammedewerkers, gebiedsmanagers, gebied coördinatoren, strategisch
adviseurs, ambtelijk opdrachtgevers, afdelingsmanagers en budgethouders,
implementatiemanager excellente uitvoering, communicatieadviseurs, financieel adviseurs
en de procesregisseur P&C.
Voorlichting en communicatie
WAT: Het algemeen bestuur heeft op 28 november 2017 gesproken over de gebiedsplannen
2018. Op 12 december vindt besluitvorming plaats.
Registratienummer <invullen>
Pagina 2 van 3
HOE: De gebiedsplannen 2018 worden stedelijk gepubliceerd eind januari 2018.
Uitkomsten inspraak en maatschappelijk overleg (participatie)
Om zoveel mogelijk mensen te bereiken zijn er op 16 september 2017 in het hele stadsdeel
picknicks georganiseerd, waar werd gediscussieerd over de vraag: wat mag er meer, minder
of misschien wel anders in 2018? Aan de hand van stellingen konden de bezoekers hun
mening geven over de plannen voor 2018. De Bos en Lommerpicknick vond plaats bij het
Wachterliedplantsoen in de Erasmusparkbuurt.
De Westerparkpicknick vond (vanwege de regen) plaats in het buurtrestaurant van
verpleeghuis De Poort. In aanvulling hierop is er in enkele buurten van Westerpark een
burenborrel gehouden om wensen van bewoners te horen. De Oud-Westpicknick vond
plaats op het Nicolaas Beetsplantsoen, de Baarsjespicknick op het Mercatorplein.
Stukken
Meegestuurd 1. Gebiedsplan Bos en Lommer 2018
2. Gebiedsplan Oud-West/De Baarsjes 2018
3. Gebiedsplan Westerpark 2018
4. Financieel overzicht besteding gebiedsbudget
Ter inzage gelegd
Registratienummer <invullen>
Pagina 3 van 3
| Besluit | 3 | train |
Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022
Ne
mn EE Sc
77 4
Inleiding
Mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen of niet kunnen omgaan met de computer
hebben meer problemen en minder kansen. Zij vinden moeilijker hun weg in de snel veranderende
samenleving die steeds meer van ons vraagt. Om mee te komen zijn voldoende basisvaardigheden
nodig. Mensen die over onvoldoende taal-, reken- of digitale vaardigheden beschikken noemen
we laaggeletterd. Het college wil ook in de komende periode taal inzetten als middel om de
kansen van mensen te vergroten. Dat doen we vanuit een breed perspectief, omdat
laaggeletterdheid samenhangt met tal van problemen op andere leefgebieden: schulden,
werkloosheid, sociaal isolement en aansluitingsproblematiek onderwijs. We verzorgen praktische
cursussen die ingaan op belangrijke vragen waar mensen mee zitten: ‘Wat staat er in mijn
werkinstructie?’ of ‘Hoe krijg ik overzicht over mijn financiën?’ Maar we bieden ook cursussen aan
die opleiden tot het niveau geletterd en eraan bijdragen dat mensen een beroepsopleiding kunnen
volgen. Het Taaloffensief voorziet zodoende in een divers aanbod voor alle Amsterdammers die
bepaalde basisvaardigheden missen én voor midden- en hoger opgeleiden die zich Nederlands als
tweede taal eigen moeten maken.
Omdat laaggeletterdheid raakt aan verschillende leefgebieden kiest het college voor een integrale
aanpak waarbij de verbinding wordt gelegd met de portefeuilles Onderwijs, Armoedebestrijding,
Schuldhulpverlening, Activering, Werk, Gezondheid en Inburgering.
Samen met Onderwijs vergroten we bijvoorbeeld kansen voor ouders en kinderen met een
taalachterstand via het aanbod Taal en Ouderbetrokkenheid. Met Armoedebestrijding is de aanpak
Armoede, Taal en Laaggeletterdheid ontwikkeld. Via het Amsterdamse Taalakkoord werken we
samen met ongeveer zestig werkgevers, om werkende laaggeletterden te bereiken. En samen met
stadsdelen versterken we de aanwezige taalnetwerken, Dat doen we door de werving en
verwijzing te verbeteren, van vooral de moeilijker bereikbare groepen.
Ook het voorkomen van laaggeletterdheid in het funderende onderwijs krijgt onze aandacht.
Steeds meer jongeren verlaten al dan niet gediplomeerd, laaggeletterd het onderwijs. Dat geldt
vooral voor studenten van opleidingen Middelbaar Beroepsonderwijs op niveau 1 en 2. In
Amsterdam gaan we een alliantie aan met onderwijs om gezamenlijk te onderzoeken hoe we deze
ontwikkeling kunnen keren. Daarbij betrekken we ook het primair onderwijs en leggen we de link
naar het beleid Voortijdig Schoolverlaten en de agenda Middelbaar Beroepsonderwijs. Alleen met
deze integrale benadering krijgen we grip op de groei van het aantal laaggeletterden en
voorkomen we dat kansenongelijkheid onder jongeren groeit als gevolg van laaggeletterdheid.
Hiermee geven we gevolg aan het advies zoals dit is opgenomen in het adviesrapport op het
gebied van laaggeletterdheid (d.d. 12 april 2019) van de Sociaal Economische Raad en het rapport
de Staat van het Onderwijs 2019 van de Onderwijsinspectie waarin aandacht wordt gevraagd voor
deze problematiek.
Tot slot is het belangrijk te melden dat de regiogemeenten van de arbeidsmarktregio Amsterdam
zich aansluiten bij het Taaloffensief. Dat is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een
meerjarige aanpak van laaggeletterdheid voor de gehele arbeidsmarktregio Amsterdam. Deze
ontwikkeling is onderdeel van de vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2023.
Doelstelling
De groep laaggeletterde volwassenen is groot en divers. Voor deze mensen, vaak met een lage
sociaal economische status, is het door beperkte leerbaarheid niet altijd haalbaar om een
achterstand in te lopen. De ontwikkeling naar het niveau geletterd voor alle Amsterdammers is
daarom voor het college geen doel op zich. Het college ziet het vooral als taak om mensen kansen
te bieden om meer te kunnen met taal. Dat kan leiden tot vooruitgang op verschillende
leefgebieden. Het taalaanbod is gericht op de ontwikkeling van competenties die voor
verschillende Amsterdammers belangrijk zijn, en het wordt verzorgd op taalniveaus die passen bij
hun mogelijkheden.
Zodoende sluiten we met het Taaloffensief aan bij wat mensen kunnen én wat ze willen met taal.
Er is aanbod voor de ‘snel lerenden’, maar ook voor groepen die moeilijker de stap naar school of
andere vormen van educatie zetten. De grootste ambitie van het Taaloffensief is voorzien in
aanbod dat aansluit bij de mogelijkheden en behoeften van Amsterdammers die we tot nu toe
moeilijk bereikten.
Daarnaast is in de Doelenboom afgesproken dat we meten wat het percentage deelnemers is dat
een traject op het niveau geletterd verlaat (13%) en wat het aantal deelnemers is dat we jaarlijks
bereiken (5000).
Leeswijzer
In het voorliggende uitvoeringsplan is uitgewerkt hoe het aanbod om taal-, reken- en digitale
vaardigheden te vergroten inspeelt op het vergroten van mogelijkheden voor alle
Amsterdammers. Allereerst is dit schematisch in beeld gebracht. Vervolgens wordt het schema
inhoudelijk onderbouwd. Voor verschillende leefgebieden lichten we toe wat voor formeel aanbod
er is om kansen voor Amsterdammers op het betreffende gebied te vergroten. Het gaat daarbij
om de volgende leefgebieden:
- Meer kans op werk,
-___Meer kans op meedoen,
-__ Meer kans op een gezondere levensstijl,
-__ Meer kans op meer betrokkenheid bij school,
-__ Meer kans op een opleiding,
- Meer kans op beter inzicht in geldzaken.
1 Kamerbrief van 18 maart 2019 ‘Samen aan de slag voor een vaardig Nederland — vervolgaanpak laaggeletterdheid
2020-2023 (Wet Educatie Beroepsonderwijs)
2
Ook wordt toegelicht dat aanvullend op alle formele cursussen een module digitale vaardigheden
wordt aangeboden aan de mensen die dat nodig hebben. Daarnaast is er aanbod voor
Amsterdammers met het Nederlands als moedertaal, wat bij het onderwerp ‘lezen en schrijven’
verder wordt uitgewerkt.
Vervolgens wordt de inrichting van het informele aanbod uiteengezet. Daarbij gaan we in op de rol
van taalcoaches en de manier waarop we taalnetwerken willen versterken. In die taalnetwerken
hebben de stadsdelen, taalconsulenten Volwasseneneducatie en Leef en Leer een belangrijke rol.
Daaropvolgend lichten we drie overige aandachtspunten van het Taaloffensief toe: de manier
waarop we inzetten op toegankelijke communicatie, de relatie met ontwikkelingen rond
inburgering en de manier waarop we de kwaliteit van het taalaanbod borgen. Daarna volgt een
financiële onderbouwing en een prognose van het aantal cursussen die we met het Taaloffensief
organiseren. Tot slot zetten we aan het eind van het uitvoeringsplan uiteen op welke manier we
met het plan invulling geven aan vier ingediende moties. Bij onderdelen in het plan die betrekking
hebben op die moties is dat in de tekst aangegeven.
3
% Uitvoeringsplan Taaloffensief
Met voldoende basisvaardigheden meer kans op:
e=
Eed GS LHN Cg
Werk Meedoen Een gezondere Meer betrokken- Een opleiding Beter inzicht in
levensstijl heid bij school geldzaken
- - Formeel aanbod - -
> Taal en werk > Taal in de buurt > Taal in de buurt > Taal en ouder- > Taalroute naar » Taal en financiële
> Taal op de n
werkvloer mmm
enen
> Digitale vaardigheden
> Rekenvaardigheden
> Lezen en Schrijven
rn nn
Informeel aanbod
> Taalcoaches
> Sociale Basis
te
Sterkere taalnetwerken voor een groter bereik
> Stadsdelen zorgen voor betere samenwerking tussen taalaanbieders (formeel/informeel) en toeleiders
(onder wie taalconsulenten volwasseneneducatie).
> Taalconsulenten adviseren en informeren professionals en nieuwe deelnemers.
De ontwikkelbuurten krijgen daarbij speciale aandacht.
> Programma Leef en Leer biedt stadsbreed ondersteuning aan informele aanbieders basisvaardigheden.
Legenda
Blauw kader: Oranje kader: Paars kader:
nd mm mmm
Aanbesteding professioneel aanbod Taaloffensief Separaat ingekocht aanbod Taaloffensief Gesubsidieerde activiteit
4
Formeel aanbod
Via professioneel aanbod door gecertificeerde docenten maakt het college het mogelijk voor
Amsterdammers om diverse cursussen te volgen waarmee ze hun basisvaardigheden verbeteren.
Het college vergroot daarmee de kansen van Amsterdammers op verschillende leefgebieden.
Meer kans op werk
Het spreken van de Nederlandse taal is vaak een vereiste om in aanmerking te komen voor een
baan. Een taalachterstand zorgt voor minder kansen op de arbeidsmarkt en het belemmert
mensen om door te groeien. Met cursussen die ingaan op het thema werk bieden we meer
Amsterdammers de kans om een baan te vinden of hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.
We bieden met Taal op de werkvloereen cursus op maat, waarbij werknemers taalles direct na of
tijdens werk volgen. Deze cursus vindt plaats op de werklocatie en het leren van de (vak)taal is
gekoppeld aan activiteiten die in het kader van het werk worden uitgevoerd.
Om Taal op de werkvloer te organiseren is samenwerking met werkgevers nodig. Via het
Amsterdamse Taalakkoordis een netwerk van organisaties tot stand gebracht, waarbij alle
deelnemers zich inzetten om de problematiek van laaggeletterdheid aan te pakken. Voor meer
succesvolle acties blijkt meer eigenaarschap van werkgevers nodig. Daar zet het college deze
periode op in.
Daarmee geven we invulling aan motie 910: Toegankelijkheid voorzieningen laaggeletterdheid
verbeteren voor doelgroep: te onderzoeken hoe meer partners vanuit een integrale aanpak kunnen
aansluiten bij het Amsterdams Taalakkoord (El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder).
House of Skills bouwt aan een coalitie van partners die zich committeren aan een arbeidsmarkt die
op skills is gericht. Om zogenaamde 21st century skills en vakgerichte competenties te kunnen
verwerven zijn basisvaardigheden een voorwaarde. In afstemming met House of Skills bieden we
trajecten aan die het ontwikkelen van basisvaardigheden stimuleren, zodat kansen op de
arbeidsmarkt worden vergroot.
Van Taaleis naar taalkans
Naar schatting 25% van de uitkeringsgerechtigden beheerst de Nederlandse taal onvoldoende. De
wet Taaleis (onderdeel van de Participatiewet) verplicht mensen met een uitkering die een
taalachterstand hebben om beter Nederlands te leren. Deze mensen willen we actief een kans
bieden om een taaltraject te volgen. Dat doen we door aan te sluiten bij de beleidsbrief Meer kans
op werk? Daarin is aangekondigd dat alle 40.000 uitkeringsgerechtigde Amsterdammers een
gesprek krijgen om de mogelijkheden op werk te bespreken. De mensen waarbij Nederlandse
taalvaardigheid een belemmering is, worden bemiddeld naar een taalcursus op maat. Daarmee
geven we invulling aan motie 905: Maak werk van de Taaleis (Boomsma, 17 oktober 2018).
2 Beleidsbrief van wethouder Groot Wassink (d.d. 16 mei 2019) aan de leden van de raadscommissie
Werk, Inkomen en Onderwijs.
5
Uitvoering: Inkoop 200 trajecten Taal op de werkvloer;
Inkoop 600 trajecten Taal en werk.
Nieuw: Meer betrokkenheid van werkgevers bij het Amsterdamse Taalakkoord en sturing
op concrete resultaten;
Verdubbeling aantal trajecten Taal op de werkvloer:
Klantmanagers bemiddelen actief naar het aanbod Taaloffensief.
Kwalitatieve impuls:
We sturen op aanbod waarbij taalontwikkeling meer aandacht krijgt op de werkvloer. Dat doen we
door aanbieders een actieve coachingsrol op te laten pakken, waarbij ze leidinggevenden en
andere medewerkers van organisaties begeleiden bij het ondersteunen van collega's die een
taaltraject volgen.
Meer kans op meedoen
Te weinig mensen maken gebruik van voorzieningen en activiteiten in de buurt en lopen het risico
(verder) geïsoleerd te raken. Een gebrek aan basisvaardigheden vormt een belemmering om te
participeren. Het college wil expertise en middelen inzetten voor mensen die dit het meest nodig
hebben. Om deze mensen te bereiken bieden we praktische taalcursussen aan die aansluiten bij
het dagelijks leven en georiënteerd zijn op activiteiten in de buurt. Voor wie dit nodig is zetten we
in op alfabetisering. Na deze eerste stap kan doorgestroomd worden naar vervolgaanbod.
Uitvoering: Inkoop 900 trajecten Taal in de buurt.
Nieuw: Nabijheid en zichtbaarheid door aantal leslocaties uit te breiden
Toename met 400 trajecten voor mensen met geen of heel weinig schoolervaring
Meer aanbod op maat, bv. een extensieve variant van één dagdeel per week.
Kwalitatieve impuls:
We sturen op flexibel aanbod zonder vast curriculum waarbij de vragen van deelnemers leidend
zijn en waarin praktijkopdrachten die aansluiten bij die vragen veel aandacht krijgen.
Meer kans op een gezondere levensstijl
Gezondheidsproblemen zijn niet gelijk verspreid over de stad. Zo hebben ouderen, inwoners met
een laag opleidingsniveau en inwoners van niet-westerse herkomst vaker een slechtere
gezondheid. Ook scoren bepaalde stadsdelen op meerdere gezondheidsaspecten ongunstig?
De mate van gezondheid hangt nauw samen met lees-, schrijf-, reken — en digitale vaardigheden.
In verschillende onderdelen van dit uitvoeringsplan is daarom aandacht voor het aanleren van een
gezondere levensstijl en het zelfstandig de weg vinden naar gezondheidszorg.
3 Gezondheid in beeld, resultaten Amsterdamse gezondheidsmonitor 2016.
6
Uitvoering: Het onderwerp gezondheid krijgt aandacht bij: Taal in de buurt, Taal en
Ouderbetrokkenheid, en Route naar B1/2F
Nieuw: Het is mogelijk om vraaggestuurde taalondersteuning te organiseren, op verzoek
van wijkteams of andere zorgpartners (bijvoorbeeld de GGD)
Kwalitatieve impuls:
We sturen op aanbod waarbij het onderwerp gezondheid meer aandacht krijgt door het bij meer
deelnemers in de competentielijst op te nemen.
Meer kans op meer betrokkenheid bij school
Uit recent onderzoek van de gemeente Amsterdam? onder succesvolle basisscholen blijkt dat juist
ouderbetrokkenheid een belangrijke factor is voor het succes van het kind. Veel
basisschoolleerlingen hebben een taalachterstand. Deze achterstand is vaak gerelateerd aan
onvoldoende taalvaardigheden van de ouders, zowel in het Nederlands als in andere talen.
Wanneer ouders zich ontwikkelen, nemen de kansen van hun kinderen toe.
Daarom is het van belang om juist ouders op scholen met een hoog aantal achterstandsleerlingen
te helpen. De afgelopen jaren zijn we gestart met de cursussen Taal en Ouderbetrokkenheid.
Het bieden van deze cursus op de school van de kinderen is een belangrijke succesfactor gebleken.
De taalaanbieder staat in contact met de school zodat deze in de les aandacht kan besteden aan
actuele vraagstukken die op school spelen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van sociale media in het
leven van kinderen en andere actuele thema's zoals omgaan met geld en gezondheid
Uitvoering: Inkoop 1000 trajecten Taal en Ouderbetrokkenheid op 65 scholen.
Nieuw: Toename van 250 trajecten op 15 extra scholen;
Wekelijks Taalspreekuur voor verwijzing naar taalaanbod (pilot op 5 scholen).
Kwalitatieve impuls:
We sluiten aan bij de Kansenaanpak en focussen op scholen met een hoog aantal
achterstandsleerlingen. Daarnaast krijgen aanvullend op het lesprogramma ook digitale
vaardigheden in pilots op B scholen aandacht.
Meer kans op een opleiding
Een startkwalificatie is een voorwaarde om een serieuze kans op werk te maken. Om toegelaten te
worden tot een MBO-opleiding is taalniveau B1 (staatsexamen |) of taalniveau 2F (MBO-toets) een
vereiste. Veel mensen beschikken niet over dit niveau terwijl zij de potentie en ambitie hebben een
beroepsopleiding te volgen. Op basis van het beleidskader Taaloffensief ontwikkelen we de
volgende trajecten om deze aansluiting mogelijk te maken:
Voor anderstaligen die voldoende studievaardig zijn:
Route naar B1- Midden en hoger opgeleiden kunnen een traject tot B1 volgen en daarmee
toegang krijgen tot het reguliere onderwijs.
1 Amsterdam juni 2018 ‘Succesvolle basisscholen aan het woord!
1
Taal en MBO - Op de huidige arbeidsmarkt is er in een aantal branches een tekort aan
gekwalificeerd personeel. Wij bieden geïntegreerde trajecten Taal en MBO waarbij het verhogen
van de taalvaardigheid gecombineerd wordt met vakgerichte competenties.
Voor Nederlandstaligen:
Route naar 2F - Een deel van de Amsterdamse laaggeletterden spreekt goed Nederlands. Door een
gebrek aan schriftelijke vaardigheden worden zij niet toegelaten tot het regulier onderwijs.
Hiervoor bieden we een cursus lezen, schrijven en digitale vaardigheden.
Onlangs kwam aan het licht dat een groot aantal jongeren dat het MBO met een taalachterstand
verlaat. Dit is een probleem waar ook de Sociaal Economische Raad in het advies Samenwerken
aan taal” aandacht voor vraagt. Het college maakt zich hier zorgen over. In Amsterdam hebben we
eerste stappen om dit probleem aan te pakken gezet. Als onderdeel van het beleid Voortijdig
schoolverlatersé en de MBO-agenda’ leren jongerenteams en leerplichtambtenaren een
taalachterstand herkennen bij jongeren waar zij contact mee hebben. Dit moet resulteren in meer
aanmeldingen van vroegtijdig schoolverlaters. De werkwijze en het aanbod maken we in de
komende periode definitief een onderdeel van het Regionaal plan Voortijdig Schoolverlaten en we
verkennen ook de mogelijkheid om het aanbod op te nemen in de MBO-agenda.
Uitvoering: Inkoop 1250 trajecten Route naar B1 en Route naar 2F;
Inkoop 50 geïntegreerde trajecten Taal en MBO.
Nieuw: Meer variatie in de duur en intensiteit van Route naar B1/2F;
Verschuiving in aantallen van NT2 naar NTI.
Kwalitatieve impuls:
We sturen op aanbod waarbij deelnemers tegelijk aan taal en aan vakgerichte competenties
werken. Zodoende boeken ze sneller vooruitgang en kunnen ze eerder op een passende
beroepsopleiding terecht.
Meer kans op beter inzicht in geldzaken
Ongeveer 80.000 Amsterdamse huishoudens lopen het risico op het krijgen van problematische
schulden en ongeveer 38.000 huishoudens hebben er daadwerkelijk mee te maken?. Bij deze
Amsterdammers zijn aanmaningen en incasso's dagelijks aan de orde. Dit zorgt voor stress, wat
vaak psychische en sociale problemen tot gevolg heeft. Binnen deze groep Amsterdammers zijn
relatief veel mensen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Laaggeletterden hebben
een grotere kans op schulden doordat ze vaak te weinig kennis en begrip van regelgeving hebben
en moeilijker de weg naar een ondersteunend netwerk weten te vinden.
De cursus Taal en financiële zelfredzaamheid biedt deelnemers de mogelijkheid om financiële
vaardigheden te vergroten in combinatie met het leren van de taal. Daarnaast zetten we
succesvolle activiteiten van de aanpak Armoede, Taal en Laaggeletterdheid voort. Speerpunt is dat
we zorgen dat meer professionals en vrijwilligers getraind worden in het herkennen van
laaggeletterdheid en armoedeproblematiek.
> Adviesrapport (d.d. 12 april 2019) waarin de SER het kabinet en het parlement adviseert over het beleid op het gebied
van laaggeletterdheid.
6 Gemeentelijke richtlijnen (d.d. december 2018) voor de uitvoering van wet- en regelgeving voor scholen rond
leerplicht en voortijdig schoolverlaten.
1 Agenda (d.d. februari 2019) waarin is uitgewerkt hoe Amsterdamse instellingen en de gemeente inzetten op
aantrekkelijk, vernieuwend en toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs.
8 Problematische schulden kunnen met het beschikbare inkomen niet in 36 maanden afgelost worden.
8
Uitvoering: Inkoop 600 trajecten Taal en financiële zelfredzaamheid.
Nieuw: Vervolginzet op succesfactoren van de aanpak Armoede, Taal en
Laaggeletterdheid;
Aandacht voor schulden op de werkvloer bij partners van het Amsterdamse
Taalakkoord.
Kwalitatieve impuls:
We sturen op aanbod dat een sterkere verbinding heeft met Armoede en Schuldhulpverlening. Dat
doen we door structurele voorlichting van professionals en ervaringsdeskundigen te organiseren.
Digitale vaardigheden, Rekenvaardigheden en Lezen & Schrijven: aanvullend op formeel
aanbod
Een essentieel onderdeel van het Taaloffensief is dat digitale vaardigheden, rekenvaardigheden en
aanbod specifiek voor de zogenaamde NT1-doelgroep een prominente plek hebben. Bij alle
formele cursussen is het een optie om aanvullende modules gericht op digitale vaardigheden,
rekenvaardigheden of het beter leren lezen en schrijven te volgen. Hieronder volgt een toelichting
op die onderdelen.
Digitale vaardigheden
Technologische ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Dat heeft de manier waarop de
samenleving is georganiseerd de afgelopen jaren sterk beïnvloed. Om mee te komen in de
gedigitaliseerde maatschappij wordt verondersteld dat mensen hun weg kunnen vinden in de
onlinewereld. Digitale geletterdheid is noodzakelijk geworden. Met investeringen die de digitale
inclusie van alle Amsterdammers vergroten krijgen meer mensen de kans om zich te ontwikkelen
tot digitaal redzame burgers.
De afgelopen jaren is vooral vanuit Armoedebestrijding ingezet op het verkleinen van de digitale
kloof. Op basis van aanbevelingen van de Armoederegisseur zijn hiervoor diverse pilots
georganiseerd. In 2019 krijgen de meest succesvolle daarvan vanuit Volwasseneneducatie een
vervolg. We focussen hierbij op de pilots met een educatieve invalshoek:
-__ Via Digimaatje krijgen oudere Amsterdammers (55+) persoonlijke begeleiding van een maatje,
dat ze helpt om digitale vaardigheden te vergroten. Wegens aantoonbaar succes in de
afgelopen jaren bieden we het programma vanaf 2019 in alle stadsdelen aan.
Met de uitvoering en opschaling van het project Digimaatje geven we invulling aan motie 904:
Hulp aan ouderen die toeslagen mislopen door o.a. een gebrek aan digitale vaardigheden
(Boomsma, 8 november 2018).
-__ We verkennen verder hoe digitale vaardigheden effectief kunnen aansluiten op taalcursussen.
Dat doen we door op 5 scholen waar we Taal en Ouderbetrokkenheid organiseren ook een
aanvullende cursus digitale vaardigheden aan te bieden. De geleerde lessen verwerken we in
een module die we aanvullend op alle formele taalcursussen aanbieden.
Tot slot krijgt het thema digitale inclusie ook op andere beleidsterreinen meer aandacht. Het is
bijvoorbeeld een kernambitie in de Agenda Digitale Stad? In de komende periode zullen we met
deze andere afdelingen samenwerken rond het thema. Daarmee zorgen we ook voor activiteiten
die voor alle Amsterdammers de toegang tot een goed werkende digitale infrastructuur vergroten.
9 Inhet startdocument ‘Een Digitale Stad voor én van iedereen’ (d.d 1 maart 2019)staan de plannen van de gemeente
Amsterdam voor de komende 4 jaar om de kansen van digitalisering te benutten voor alle Amsterdammers.
9
Uitvoering: Inkoop 100 modules Digitale vaardigheden.
Nieuw: Toename van 100 deelnemers aan Digimaatje door een stadsbrede uitrol;
Module digitale vaardigheden aanvullend op professioneel taalaanbod;
Aanvullende cursus digitale vaardigheden (pilot op 5 scholen);
Samenwerking met andere afdelingen ten behoeve van digitale inclusie (o.a.
Armoedebestrijding en Agenda Digitale Stad).
Kwalitatieve impuls:
De module Digitale vaardigheden geeft een kwalitatieve impuls aan andere formele taalcursussen.
Rekenvaardigheden
Om mee te komen in de samenleving en problemen zoals schulden te voorkomen is het belangrijk
om rekeningen te begrijpen en verantwoord bankzaken te doen. Daarvoor is het noodzakelijk om
te kunnen rekenen. Pas als mensen dit voldoende kunnen zijn ze in staat om zelf regie te houden
over hun geldzaken en financiële administratie. Door te investeren in aanbod dat Amsterdammers
helpt om hun rekenvaardigheden te verbeteren krijgen meer mensen de kans om hun financiën
onder controle te houden en hun zelfredzaamheid te vergroten.
Uitvoering: Inkoop 100 modules Rekenen.
Nieuw: Module Rekenen aanvullend op professioneel taalaanbod.
Kwalitatieve impuls:
De module Rekenen geeft een kwalitatieve impuls aan andere formele taalcursussen.
Lezen & Schrijven
Ook Amsterdammers met Nederlands als moedertaal hebben soms moeite om mee te komen in
de maatschappij. Deze zogenaamde NTT'ers vormen bij uitstek een groep waarbij verschillende
drempels de toeleiding naar aanbod belemmeren. Onder de doelgroep zelf speelt schaamte vaak
een rol. Tegelijkertijd hebben professionals doorgaans moeite om een taalachterstand te
herkennen. Ook voor de groep NT Y'ers zet het college zich in. Dat doet het door alle vormen van
formeel aanbod specifiek voor deze doelgroep beschikbaar te stellen. De onderdelen lezen en
schrijven krijgen in deze cursussen extra aandacht.
Uitvoering: Inkoop 400 trajecten voor Nederlandssprekenden (NT 1).
Nieuw: In samenwerking met partners extra inzet om de NT1-doelgroep te bereiken;
Toename van 150 trajecten voor Nederlandssprekenden (NT 1).
Kwalitatieve impuls:
De extra aandacht voor NTT’ers is een kwalitatieve impuls van het Taaloffensief.
10
De inkoop van de hierboven genoemde cursussen wordt geregeld in de aanbesteding
Taaloffensief, die na de zomer start en naar verwachting voor het eind 2019 wordt afgerond.
Informeel aanbod
Naast het professionele aanbod wil het college met het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022
ook informeel leren stimuleren en de taalketen in stadsdelen versterken. Deze interventies worden
hieronder verder uitgewerkt.
Taalcoaches en Sociale Basis
Het leren van basisvaardigheden door deze in de praktijk te oefenen met een taalvrijwilliger is een
vorm van informeel leren. Voor mensen die (nog) niet naar school kunnen of willen is dit een goed
alternatief. Het mooiste is als deze vorm van leren een opstap is naar een formele cursus. Zowel op
lokaal niveau (stadsdelen) als vanuit de centrale stad (directie Participatie) organiseren we
informeel aanbod. Bij de stadsdelen is dit onderdeel van de activiteiten Sociale Basis. Bij de
directie Participatie gebeurt dit via de subsidieregeling Taalcoaches, welke in overleg met
stadsdelen stadsbreed wordt uitgerold om in een uitgebalanceerd aanbod te voorzien.
Uitvoering: Subsidieverstrekking voor 560 begeleidingstrajecten door taalcoaches.
Nieuw: Met stadsdelen wordt vastgesteld waar de grootste vraag is naar deze vorm van
begeleiding.
Kwalitatieve impuls:
Met de subsidieregeling Taalcoaches zetten we in op een divers aanbod dat bij leerbehoeften van
verschillende doelgroepen aansluit.
Versterken Taalnetwerken
Een grote groep laaggeletterden wordt onvoldoende bereikt langs de nu beschikbare kanalen. Het
gaat om een groep voor wie meedoen niet vanzelf gaat en die ondersteuning nodig heeft. Op dit
moment zijn taalnetwerken op verschillende plekken in de stad onvolledig en onvoldoende
zichtbaar. Een gemiste kans, omdat juist via samenwerking tussen formele aanbieders, informele
aanbieders en ‘toeleiders' deelnemers kunnen worden gestimuleerd om hun basisvaardigheden te
ontwikkelen. Daarnaast helpen functionerende netwerken om de onderlinge doorverwijzing te
stimuleren, waardoor doorlopende, elkaar aanvullende leerwegen kunnen worden georganiseerd.
Een belangrijke rol in de lokale netwerken is weggelegd voor taalconsulenten
Volwasseneneducatie. Zij informeren nieuwe deelnemers en spelen een belangrijke rol bij de
toeleiding. Ook professionals zoals klantmanagers, schuldhulpverleners en medewerkers van
sociale wijkteams kunnen een dergelijke rol meer oppakken. In overleg met onder andere de
stadsdelen zetten we daar op een passende manier op in, bijvoorbeeld door hen te betrekken bij
de taalnetwerken.
Het college zet via het Taaloffensief in op het versterken van de taalnetwerken in de stadsdelen.
Daarvoor wordt geïnvesteerd in de netwerken die actief zijn in de wijken en buurten waar het
percentage laaggeletterdheid het grootst is. Vaak bestaan er al netwerken in verschillende
gradaties, Daarom wordt met de stadsdelen bepaald hoe een versterking het beste vorm kan
krijgen.
1
Leef en Leer
Het programma Leef en Leer wordt uitgevoerd door de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Het
geïntensiveerde programma biedt in samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven een
stadsbreed ondersteuningsaanbod voor informele aanbieders. Dit aanbod bestaat uit trainingen
voor vrijwilligers en oefenmateriaal dat vrijwilligers kunnen gebruiken tijdens het
begeleidingstraject. Het geeft het informele aanbod een kwaliteitsimpuls.
Daarnaast stelt de bibliotheek haar vestigingen open voor taalspreekuren en mensen die hun
digitale vaardigheden willen verbeteren. Leef en Leer vervult een belangrijke rol in de
taalnetwerken door bijeenkomsten te bezoeken en daar ondersteuningsvragen op te halen. De
activiteiten van Leef en Leer zijn aanvullend op de educatieve activiteiten die de bibliotheek al
verzorgt op het gebied van leesbevordering en digitale vaardigheden. Dat biedt ook nieuwe
kansen. Bijvoorbeeld door in bibliotheken cursussen digitale vaardigheden voor ouders te
organiseren, gelijktijdig met bestaande huiswerklessen voor kinderen.
Met de intensivering van het programma Leef en Leer en de versterking van de lokale
taalnetwerken geven we invulling aan motie 1385: Versterken non-formele taalcircuit (De Fockert,
19 december 2018).
Uitvoering: Subsidieverstrekking aan Leef en Leer;
boo vrijwilligers getraind vanuit Leef en Leer;
90 vrijwilligersorganisaties in een stadsbreed netwerk;
5 Leef en Leerpunten!® op OBA-locaties gestart.
Nieuw: Extra ondersteuning taalnetwerken;
Trainingen digitale vaardigheden voor vrijwilligers;
Doorontwikkeling Leef en leerpunten;
Wervingscampagne vrijwilligers.
Kwalitatieve impuls:
Het versterken van taalnetwerken is een kwalitatieve impuls van het Taaloffensief.
10 Op Leef en Leerpunten kunnen Amsterdammers informatie inwinnen over het aanleren van basisvaardigheden
en hier ook direct mee aan de slag. Het zijn laagdrempelige locaties met persoonlijke hulp en aandacht.
12
Overige aandachtspunten
Toegankelijke communicatie
Met de implementatie van het beleidskader Taaloffensief richt het college zich meer dan voorheen
op kwetsbare Amsterdammers die door een gebrek aan basisvaardigheden het meest moeite
hebben om mee te komen. Om goed aan te sluiten bij behoeften van verschillende groepen
werken we samen met zogenaamde taalambassadeurs. Dat zijn ervaringsdeskundigen die helpen
om bewustwording over de problematiek van laaggeletterdheid op een effectieve manier te
vergroten en om te toetsen of de communicatie over het gemeentelijk aanbod goed is afgestemd
op de doelgroep. Ook vragen we onze partners van het Taalakkoord de taalambassadeurs in te
zetten. Tot slot zetten we in op toegankelijke communicatie door de lessen van het programma
Taal voor Allemaal! verder te implementeren.
Daarmee geven we invulling aan motie 910: Toegankelijkheid voorzieningen laaggeletterdheid
verbeteren voor doelgroep (El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder, 8 november 2018).
Relatie inburgering
Het Taaloffensief richt zich niet op inburgeraars. Zij kunnen gebruik maken van ander aanbod. Het
cursusaanbod van het Taaloffensief is bedoeld voor Amsterdammers die aan hun
inburgeringsplicht hebben voldaan of zijn ontheven van hun plicht. Op specifieke trajecten zoals
Taal op de werkvloer en Taal en Ouderbetrokkenheid is het wel mogelijk voor inburgeraars om
deel te nemen. Dit om een ongewenst onderscheid op de werkvloer of op school te voorkomen.
Met de voorgenomen wijziging van de Wet inburgering krijgen gemeenten in 2021 weer de regie
over de uitvoering van inburgering. In de toekomst zullen we daarom verschillende instrumenten
ontwikkelen om de uitvoering van de wet invulling te geven. Kennis en expertise die bij activiteiten
in het kader van het Taaloffensief zijn opgedaan kunnen daarvoor input leveren. Anderzijds
kunnen ervaringen vanuit pilots rond inburgering meegenomen worden bij de verdere
ontwikkeling van het Taaloffensief. Te denken valt aan wederzijdse versterking op thema's zoals:
portfoliomethodiek, duaal leren, (verlengde) intake, toetsing en kwaliteitscontroles en de inzet
van taalvrijwilligers.
Kwaliteit
KET-KIT
De kwaliteit van het formele aanbod Taaloffensief is geborgd in het bestek door de opgenomen
eisen en gunningscriteria. Eén van die eisen is het gebruik van de KET-KIT?.
Dit is een kwaliteitsinstrument waarbij zelfevaluatie en klassenbezoeken gecombineerd worden.
In de KET-KIT is ook een klanttevredenheidsonderzoek opgenomen.
Voortgangsmeting
Aan het begin van iedere cursus wordt een nulmeting gedaan wat betreft taalniveau en
competenties gerelateerd aan het specifieke leefgebied. De competenties worden gemeten op
een vijfpuntschaal. Als eindmeting wordt het taalniveau getoetst en de voortgang op de
competenties gemeten (portfolio).
Tl Het programma Taal voor Allemaal wordt gecoördineerd vanuit de directie Dienstverlening en richt zich op het
helder informeren van Amsterdammers (taalniveau A2).
12 De Kwaliteitsgroep Educatie Taal (KET), bestaande uit de VU, ITTA/UVA en de Radbouduniversiteit, heeft dit
Kwaliteitsinstrument Taalonderwijs (KIT) in opdracht van de gemeente Amsterdam ontwikkeld. Een light versie
wordt het instrument gebruikt door Blik op Werk. In de kamerbrief “Samen aan de slag’ wordt de KET KIT als
voorbeeld genoemd om de kwaliteit van NT1 en NT2 trajecten te verhogen.
13
Controles
Kwaliteitsmedewerkers vormen de ogen en oren van de gemeente en bezoeken de taalaanbieders
op locatie, aangekondigd en onaangekondigd om te controleren of aanbieders aan de
contractuele uitvoeringseisen voldoen.
Effectmeting (sociale inclusie)
Om het effect van het aanbod te meten wordt de taalverhoging per deelnemer in beeld gebracht.
Daarnaast wordt in opdracht van de gemeente voor de gehele doelgroep onderzocht of betere
taalbeheersing ook bijdraagt aan sociale inclusie.
14
Financiering uitvoeringsplan en prognose aantal cursussen Taaloffensief
Voor de uitvoering van het Taaloffensief zijn middelen beschikbaar vanuit de structurele
rijksuitkering Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), een structurele bijdrage vanuit Armoede,
een incidentele bijdrage vanuit Onderwijs in 2019 en de structurele coalitiemiddelen voor
Volwasseneneducatie.
In onderstaand overzicht zijn de lasten van het uitvoeringsplan Taaloffensief opgenomen.
Formeel cursusaanbod Taaloffensief
Informeel aanbod en ondersteuning 08 | 08 | 08 | 08 |
Verstreken netwerken
Digitale inclusie
Taalakkoord 2.0
Regionale samenwerking WEB
Prognose taalcursussen 2019-2022
In onderstaande tabellen is per educatieve activiteit een prognose opgenomen voor de aantallen
in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022.
Formeel cursusaanbod Taaloffensief 2019 2020 2021 2022
Cursussen voor Nederlandssprekenden (NT1)
Taal in de buurt _ 700 | 90 | 900 | 0
Taal en financiële zelfstandigheid |_600 | 600 | 600 | 600 |
Taalenwerk_______________} 600 | 600 | 600 | 600
Route naar B1 1950 1250 1250 1250
Taal en Ouderbetrokkenheid 1000 1000 1000
Taal en MBO
Taal op de werkvloer
Facultatief reken- of digitale vaardigheden
+ 200
Prognose informeel aanbod 2019-2022
Begeleidingstrajecten door taalvrijwilligers
15
Ingediende moties en amendement over het beleidskader Taaloffensief
De urgentie van de problematiek van laaggeletterdheid leeft binnen de raad. Er zijn sinds het
coalitieakkoord en het vaststellen van het beleidskader Taaloffensief 2019-2022 een amendement
en diverse moties aangenomen om de aanpak van laaggeletterdheid nog meer kracht bij te zetten.
De moties en het amendement sluiten aan bij de ambities en activiteiten uit het beleidskader. Met
het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 wordt daarom een concrete invulling gegeven aan de
moties en het amendement. De moties worden op basis van het plan afgedaan. De raad wordt
hierover tevens geïnformeerd volgens het daarvoor vastgestelde protocol. Het amendement en de
moties krijgen als volgt invulling:
Amendement van de leden Boomsma en Ceder inzake het coalitieakkoord 2018
2022 “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (verbeter het taalaanbod, 30 mei 2018).
Dit amendement betreft de volgende aanvulling op de tekst van het coalitieakkoord: inspannen
om het gemeentelijk aanbod van taaltrajecten (in Nederlandse taal) te verbeteren en indien
mogelijk uit te breiden, teneinde taalachterstanden te bestrijden. Dit amendement krijgt in
verschillende onderdelen van het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 een gevolg. In
algemene zin geeft het college invulling aan het amendement door in te zetten op meer maatwerk
in het cursusaanbod en op meer samenwerking tussen formeel- en informeel aanbod. Daarnaast is
een kwantitatief onderzoek naar de leerresultaten en monitoring van de uitvoering van cursussen
ook onderdeel van het uitvoeringsplan, waarmee het amendement invulling krijgt.
Motie 904 (8 november 2018) van raadslid Boomsma inzake Hulp aan ouderen die toeslagen mislopen
door o.a. een gebrek aan digitale vaardigheden.
In deze motie staat het verzoek om met een voorstel te komen om ouderen in onze stad die
moeite hebben met digitalisering en/of toeslagen mislopen omdat ze niet weten dat ze er recht op
hebben te ondersteunen. Het college geeft invulling aan deze motie door voor te stellen om het
project Digimaatje verder uit te rollen. Via Digimaatje wordt ondersteuning geboden aan ouderen
op het gebied van digitale vaardigheden. Aandacht voor het aanvragen van voorzieningen is
onderdeel van het project. Het college ziet Digimaatje als effectieve manier om ouderen die
moeite hebben met digitalisering te ondersteunen. Daarom stelt het voor om het programma
vanaf 2019 in alle stadsdelen aan te bieden.
Motie 905 (8 november 2018) van raadslid Boomsma inzake Maak werk van de Taaleis.
In deze motie staat het voorstel om als onderdeel van de (nieuwe) werkwijze van klantmanagers
voor mensen met (nog) weinig perspectief op betaald werk en onvoldoende beheersing van de
Nederlandse taal een persoonlijk plan te maken met afspraken om te werken aan het verbeteren
van die taalbeheersing. Het college geeft invulling aan deze motie door alle 40.000 Amsterdamse
uitkeringsgerechtigden de kans te bieden om een taaltraject te volgen. Dat doet het college door
verbinding te leggen met de beleidsbrief ‘Meer kans op werk’ (16 mei 2019). Daarin is
aangekondigd dat alle uitkeringsgerechtigde Amsterdammers een gesprek krijgen om de
mogelijkheden op werk te bespreken. De mensen waarbij Nederlandse taalvaardigheid een
belemmering is, worden actief bemiddeld naar een taalcursus op maat. Deze cursus is onderdeel
van het persoonlijke plan van aanpak waarin wordt beschreven hoe de aansluiting naar werk wordt
gemaakt.
16
Motie 910 (8 november 2018) van de raadsleden El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder inzake
Laaggeletterdheid toegankelijkheid voorzieningen verbeteren voor doelgroep.
In deze motie staat de vraag om te onderzoeken hoe meer partners vanuit een integrale aanpak
kunnen aansluiten bij het Amsterdamse Taalakkoord. Het Taalakkoord is sinds het indienen van de
motie (november 2018) uitgebreid met meer dan 10 partners uit verschillende branches. In het
Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 heeft het college gekozen om bij de samenwerking met
de inmiddels bijna 60 partners nadruk te leggen op het organiseren van kwalitatief hoogwaardige
activiteiten door meer eigenaarschap en verantwoordelijkheid bij werkgevers te beleggen. Er
wordt actief geacquireerd in sectoren waaruit nog geen organisaties zijn aangesloten.
In de motie wordt het college ook verzocht om inzichtelijk te maken hoe ervaringsdeskundigen
worden ingezet en hoe publieke voorzieningen toegankelijk worden gemaakt. Het college geeft
invulling aan dit onderdeel van de motie door Taalambassadeurs en taalpanels als
ervaringsdeskundigen op verschillende manieren in te zetten. Ze worden onder andere gevraagd
om te adviseren over het toegankelijk maken van gemeentelijke communicatie, het toegankelijk
maken van publieke voorzieningen en hoe kwetsbare doelgroepen effectief te werven.
Motie 1385 (19 december 2018) van raadslid De Fockert inzake Versterken van het non-formele
taalcircuit.
In deze motie staat het verzoek om binnen het Taaloffensief een plan op te stellen om de
behoeften van partners binnen het informele taalcircuit te onderzoeken en hen meer
ondersteuning te bieden. Het college geeft invulling aan deze motie door te investeren in
taalnetwerken in de stadsdelen en door het programma Leef en Leer uit te breiden. Leef en Leer
biedt ondersteuning aan het informele taalcircuit door te voorzien in trainingsaanbod en door
behoeften van vrijwilligers(organisaties) en welzijnsorganisaties uit het circuit op te halen. Het
evaluatie-instrument dat is ontwikkeld door de Hogeschool van Amsterdam is daarbij een
hulpmiddel,
13 Het evaluatie-instrument is een onderdeel van het rapport ‘Onderzoek non-formeel taalaanbod Amsterdam’
(d.d. november 2017) van de Hogeschool van Amsterdam.
17
| Onderzoeksrapport | 17 | train |
VN2021-011198 issi i
Wonen > 4 Gemeente vaadscommse voor oe et Or, W B
lerenwelzijn, enbare KUIMtTe en aroen, KEInigin
% Amsterdam Jp di
Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Ontwikkelbuurten
Agendapunt 5
Datum besluit College van B&W 23 maart 2021
Onderwerp
Raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het collegebesluit op 23 maart inzake de
raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020.
Wettelijke grondslag
* Gemeentewet, artikel 160, lid 1, sub a. Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de
gemeente te voeren.
* Gemeentewet, artikel 169, lid 1 en lid 2. Het college van burgemeester en wethouders en elk
van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college
gevoerde bestuur en geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn
taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van het college van B&W van 14 maart 2017 is de bestuursopdracht
Ontwikkelbuurten, Strategische Buurtontwikkeling vastgesteld.
Op 5 februari 2019 is de actualisatie van de Bestuursopdracht Ontwikkelbuurten 2019-2022
vastgesteld. Met deze actualisatie benadrukt het college dat de problemen in de ontwikkelbuurten
alleen duurzaam zijn op te lossen met een meerjarige focus en vasthoudendheid en door het
zoeken naar kansen en synergie met reguliere beleidsdomeinen en andere collegeprioriteiten —
zoals bijvoorbeeld armoede, onderwijs, terugdringen van laaggeletterdheid, gezondheid, sport,
jongeren, veiligheid, kunst en cultuur zoals broedplaatsen en ateliers, buurteconomie, beheer
openbare ruimte, groen, duurzaamheid en democratisering — die een positieve impuls geven aan de
ontwikkelbuurten en aan het leven van de mensen die in deze buurten wonen.
Reden bespreking
O.v.v. het lid Leenders (PvdA) en de fractie van GL.
Uitkomsten extern advies
De aanpak ontwikkelbuurten wordt samen met bewoners en maatschappelijk partners
vormgegeven en uitgevoerd. De rapportage is met input van de samenwerkingspartners (de
Amsterdamse Federatie van Woningbouwcorporaties, stichting WOON, de Hogeschool van
Amsterdam) tot stand gekomen.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.l 1
VN2021-011198 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
Wonen % Amsterdam ‚ _ ‚ Oe
% Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
AD2021-04,0650 1. Raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020. pdf (pdf)
AD2021-04,0649 2. Raadsinformatiebrief Rapportage Ontwikkelbuurten 2020.pdf (pdf)
AD2021-04,0651 Commissie WB (1) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Wonen — Tymen Peverelli, t. peverelli®amsterdam.nl, 06-39279297
Gegenereerd: vl.l 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1205
Datum akkoord 5 november 2015
Publicatiedatum 6 november 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw |. Saadi van
14 september 2015 inzake de binnenstad in transitie.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
Op 9 september 2015 verscheen het rapport “Binnenstadbuurt in transitie.
Het perspectief van bewoners van ‘grachten&straatjes’ op de groei van het toerisme
in hun buurt” naar aanleiding van het onderzoek verricht door mevrouw Carla
Hoffschulte dat is uitgevoerd in het kader van de masteropleiding Urban Management
bij de Hogeschool van Amsterdam. In dit rapport zijn de resultaten van
bewonersonderzoek beschreven over de vraag hoe de bewoners van Amsterdam de
toenemende drukte in de stad ervaren. De toenemende bezoekersstromen naar
Amsterdam vinden de bewoners niet noodzakelijkerwijs negatief. Wel lijkt de teneur
van de gesprekken met de bewoners te zijn dat de drukte ongecontroleerd toeneemt
en te snel verloopt. De sociale cohesie en leefbaarheid in hun buurt staat naar hun
mening onder druk en bewoners ervaren de toenemende stroom van toeristen als
hoofdoorzaak van de toenemende monocultuur van het winkelaanbod. Eveneens
vinden bewoners dat zij graag beter geïnformeerd willen worden door de gemeente.
PvdA Amsterdam deelt de zorgen van de bewoners die bij het onderzoek zijn
betrokken en wil daarom de volgende vragen aan het college stellen.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 14 september 2015, namens
de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Is het college bekend met dit onderzoeksrapport? Zo ja, hoe beoordeelt het
college de resultaten van dit bewonersonderzoek? Zo nee, is het college bereid
de resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de uitvoering van “Stad in
Balans”?
Antwoord:
Ja, het college kent het onderzoeksrapport. In het kader van Stad in Balans is er
reeds contact met de onderzoekster mevrouw Hoffschulte. Deze
onderzoeksresultaten worden net als andere onderzoeksresultaten betrokken bij
de uitvoering van Stad in Balans.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing doos Gemeenteblad
Datum 6 november 2015 Schriftelijke vragen, maandag 14 september 2015
2. Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de bewoners van de negen straatjes beter
geïnformeerd worden over de toeristen alle andere kwesties waardoor hun straten
veranderen?
Antwoord:
Een stad is niet aantrekkelijk als de bewoners zich er niet thuis zouden voelen.
Stad in Balans gaat over het in goede banen leiden van groei voor een
aantrekkelijke stad, nu en in de toekomst, voor bewoners en andere gebruikers.
Voor een nauw contact met de stad worden diverse onderzoeken uitgevoerd om
meer inzicht te krijgen in feiten (onder andere aantallen bezoekers en
verkeersstromen) en de beleving van de stad. Daarnaast worden diverse
gesprekken in de stad georganiseerd, rondom diverse beleidsagenda's, de
experimenten en op verschillende plekken om inzicht te krijgen in de beleving van
bewoners, ondernemers en bezoekers en de oplossingsrichtingen mee te nemen
in bestuurlijke keuzes.
3. Is het college bereid de bewoners een serieuze stem te geven bij de
experimenten die het uitvoert in de stad en nog verder zal uitvoeren in het kader
van “Stad in Balans”? Zo ja, op welke manier wil het college deze serieuze stem
van bewoners betrekken bij de uitvoering van “Stad in Balans’? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
In het kader van Stad in Balans zijn deze zomer diverse experimenten uitgevoerd.
Sommige zijn afgerond, andere lopen nog. Om te achterhalen of de experimenten
succesvol zijn geweest en mogelijk herhaalbaar en opschaalbaar, wordt er
gemonitord. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn, worden deze besproken
met de stad tijdens uiteenlopende bijeenkomsten. Stad in Balans haakt waar
mogelijk aan op bestaande platforms in de buurten en organiseert zelf
ontmoetingen. Inzet is om helder te krijgen hoe bewoners de experimenten
hebben ervaren en in welke mate de bevindingen kunnen bijdragen aan nieuwe
experimenten en aan het maken van beleidskeuzes voor de middellange en lange
termijn. De gesprekken zijn tevens bedoeld om zicht te krijgen op eigen
handelingsperspectief voor bewoners en ondernemers en om met elkaar tot
nieuwe ideeën te komen die bijdragen aan een aantrekkelijke stad voor iedereen.
Dit brengen we bijvoorbeeld in de praktijk in de huidige pilot vanuit de
Uitvoeringsagenda Mobiliteit in de 9 Straatjes. De pilot heeft als doel om de
verkeersveiligheid voor voetgangers en fietsers te verbeteren door meer ruimte te
maken voor voetgangers en fietsers. Begonnen is met het autovrij maken van de
straatjes gedurende de weekenden. De bewoners en ondernemers in dit gebied
zijn op verschillende manieren betrokken en geïnformeerd bij de pilot. Er is voor
aanvang van de pilot een bijeenkomst met bewoners en ondernemers geweest.
En gedurende de pilot hebben we via enquêtes en verschillende digitale media
de mening en suggesties van ondernemers en bewoners gevraagd. Eind
september eindigt de pilot. Op 6 oktober wordt met bewoners en ondernemers
van de 9 Straatjes gesproken over de ervaring tot nu toe en of er aanvullende
maatregelen nodig zijn om het gevoel van verkeersveiligheid te vergroten. Over
de uitkomsten van deze pilot wordt u begin november per brief nader
geïnformeerd.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer EE ember 2015 Schriftelijke vragen, maandag 14 september 2015
4. Is het college bereid de aangekondigde experimenten aan een klankbordgroep
bestaande uit bewoners die in de druktegebieden woonachtig zijn voor te leggen?
Zo ja, wanneer en hoe kunnen we de klankbordgroepen tegemoet zien? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Zie de beantwoording van vraag 3.
Toelichting vragenstelster:
Naar de mening van de PvdA Amsterdam slaat de visie van het college op de balans
tussen bewoners, bezoekers en bedrijven door richting economische baten in “Stad in
Balans". De maatschappelijke kosten van de toenemende bezoekersstromen worden
naar de mening van de PvdA Amsterdam onvoldoende belicht.
5. Is het college het met de PvdA Amsterdam eens dat de maatschappelijke kosten
van de toenemende bezoekersstromen in kaart moeten worden gebracht zodat
een goede kosten-batenanalyse kan worden gemaakt met betrekking tot
toerisme? Zo ja, op welke manier zou het college dat willen vormgeven? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Momenteel loopt een onderzoek naar toeristenbelasting. In dit onderzoek wordt
gekeken naar de hoogte en wijze van innen van toeristenbelasting. Ook wordt
onderzocht of er een relatie is tussen de belastingopbrengst van specifieke
bezoekersgroepen en de door hen gegeneerde kosten/opbrengsten voor de stad.
Wat betreft de maatschappelijke impact wordt onderzoek gedaan naar enerzijds
feiten en anderzijds naar de beleving rond de thema's verplaatsen, verblijven en
recreëren (conform het startdocument Stad in Balans). Deze informatie wordt
vanaf het voorjaar onder de naam Stand van de Balans periodiek gedeeld met
het college en de raadscommissie Werk en Economie. Er wordt breder gekeken
dan alleen bezoekersstromen. De doelgroepen bewoners en bedrijven zullen
hierin worden meegenomen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 663
Datum akkoord college van b&w van 30 september 2014
Publicatiedatum 3 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer N.T. Bakker van
1 september 2014 inzake ICT bij de gemeente Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In de week van 25 augustus 2014 werd bekend dat de gemeente Amsterdam kampt
met flinke problemen op het gebied van de waardebepaling van onroerende zaken
(WOZ). De wethouder Financiën noemde de verouderde ICT één van de
aanleidingen is van de huidige problemen. Het gebruikte computersysteem zou al
achttien jaar oud zijn, waardoor de manier van werken erg foutgevoelig is.
Voor de vorenstaande problemen is een verbeterplan opgesteld, daarover zal de
raadscommissie voor Financiën c.a. binnenkort in debat gaan. Echter, de berichten
over de verouderde ICT zijn voor de fractie van de SP een reden tot zorg. De ICT van
de gemeente Amsterdam hoort bij de tijd te zijn, betrouwbaar, veilig en efficiënt.
Een goede ICT is van groot belang voor goed functionerende overheid.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 1 september 2014, namens de fractie
van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. In het plan ICT Centraal! is afgesproken dat de gemeentelijke Dienst ICT
verantwoordelijk is voor de infrastructuur en werkplekken voor ambtenaren, en
dat de diensten en stadsdelen verantwoordelijk zijn voor ICT-applicaties die zij
gebruiken. Op welke manier wordt er op toegezien dat deze ICT-toepassingen
van diensten en stadsdelen voldoen aan de visie van de gemeente op de ICT?,
dat wil zeggen, dat de ICT betrouwbaar is, bij de tijd en doelmatig is?
Antwoord:
Binnen Amsterdam worden de automatiseringsfuncties (techniek, budget en
personeel) van alle diensten en stadsdelen gecentraliseerd bij de Dienst ICT. Dit
betreft de functies die zich bezig houden met infrastructuur, netwerk, telefonie,
datacenters en de werkplekken voor de ambtenaren.
' http://zoeken .amsterdam.raadsinformatie.nl/cqi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=160820/type=pdi/Programmaplan ICT Centraal -
1100A.12.Bijlage 1 programmaplan ICT Centraal.pdf
2 http://www.amsterdam.nl/publish/pages/10638/concept ict visie 2020 1 1 def.pdf
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing es Gemeenteblad
Datum 3 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 1 september 2014
De medewerkers die werken in de Informatievoorziening (IV) worden in het kader
van de gemeentelijke reorganisatie gecentraliseerd in
Informatievoorzieningseenheden (IVE'’s) die per cluster ingericht worden. Dit
betreft de functies rondom gebruikers en eigenaarsaspecten van applicaties,
zoals het functioneel beheer, het informatiemanagement om aansluiting op de
primaire processen zeker te stellen etc. Door de bundeling van deze taken in de
vijf IVE's ontstaan grootschaligere en professionelere afdelingen met meer focus
op hergebruik van mogelijkheden en bredere inzet van dezelfde toepassingen
voor meerdere organisatieonderdelen.
Alle nieuwe ICT-projecten binnen de gemeente lopen via het PPM (Project
Portfolio Management) Proces. In dit proces wordt elk IV- en ICT-project eerst
getoetst door het eigen cluster en daarna door een team van het CIO-Office en
DMC dat kijkt of het project in lijn is met de standaarden en richtlijnen die gelden
voor ICT en IV.
Voor het toetsen wordt onder andere gebruik gemaakt van de stedelijke IV-
Kaders en richtlijnen van Prince 2, de concernsystematiek voor businesscases.
Daarbij wordt gekeken of er financiële dekking is, of het project bijdraagt aan de
gemeentelijke doelstellingen en of het past binnen de ICT visie. Een positief
advies is noodzakelijk om een project te kunnen uitvoeren.
Op deze manier wordt voorkomen dat er applicaties worden aangetrokken die niet
passen binnen de bedrijfsdoelstellingen, architectuur en/of kaders van de
gemeente.
In het verleden is dit niet altijd gebeurd en is er in de stad lokaal software
ontwikkeld. In de brief waarin vragen van de heer De Goede over
Softwareontwikkeling worden beantwoord (verstuurd naar de commissie ID van
22 oktober) is aangegeven dat Amsterdam deze software uitfaseert.
Eén van de taken voor de IVE's wordt het inrichten van “applicatie portfolio
management”, waarbij op gestructureerde wijze voor alle applicaties die in
gebruik zijn onderhoud en vervanging wordt beoordeeld, ingepland en aangepakt.
2. Acht het college de vereisten die geformuleerd zijn in de bovengenoemde visie op
de ICT voldoende concreet en toetsbaar? Bieden deze voldoende garantie dat de
ICT bij de gemeente in orde is? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
De ICT-visie alleen is hier niet afdoende voor. Het PPM-proces toetst daarom
breder, zoals in de beantwoording bij vraag 1 al aangegeven is.
3. Zijn er meer voorbeelden zoals dat bij de afdeling WOZ-bepaling, waar er wordt
gewerkt met verouderde ICT of ICT die niet aan de vorengenoemde vereisten
voldoet zoals betrouwbaarheid en efficiëntie? Zo ja, kan het college hiervan een
overzicht geven en toelichten hoe dergelijke achterstanden hebben kunnen
ontstaan”?
Antwoord:
Door de historische decentrale autonomie in Amsterdam van diensten en
stadsdelen om hun eigen ICT in te richten is het onvermijdelijk dat er in het
verleden achterstanden ontstaan zijn. Door de huidige centralisatieslag van ICT
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer sober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 1 september 2014
Centraal, de ontwikkeling van IVE's en het programma van applicatierationalisatie
worden deze achterstanden geleidelijk weggewerkt. Voor prioritering wordt de
nadruk gelegd op het verbeteren van de IV die primaire processen ondersteunt.
Grote zorgvuldigheid is hierbij noodzakelijk omdat aanpassingen vaak direct
gevolgen hebben voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven.
4. Indien het college vraag 3 bevestigend antwoordt: acht het college
de capaciteiten bij de verantwoordelijke diensten en stadsdelen voldoende om
dergelijke ICT bij te werken naar de vereisten van de gemeente?
Antwoord:
In de nieuwe gemeentelijke organisatie worden de IV-medewerkers die nu nog
versnipperd zitten in de circa 36 I&A afdelingen van diensten en stadsdelen,
samengevoegd zodat er per cluster één IV-eenheid ontstaat. Binnen deze IVE's
wordt capaciteit en kennis gebundeld. Onderling is er overleg tussen de IVE's om
ervoor te zorgen dat de verdere inrichting van de IVE's uniform verloopt en dat de
best practices worden gedeeld. Ik verwacht dat deze IVE's toekomstbestendig
zijn. Naast deze organisatorische aanpassing zullen er vanzelfsprekend vanuit de
CIO-verantwoordelijkheid controles en toetsingen plaats blijven vinden op het
applicatielandschap en het functioneren van de IV-organisatie.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Commissieactualitert voor de Commissie FED
van 1 juli 2021
Portefeuille Everhardt
Agendapunt 2C
Onderwerp
Salaris Carré top
Aan de commissie
Na de toezegging van de Carré directie om de salarissen alsnog openbaar te maken heeft de raad
in april dit jaar ingestemd met het verlenen van noodsteun aan Carré. Inmiddels is duidelijk
geworden dat het jaarsalaris van de Carré directrice met 199.837 euro maar net onder de
toegestane norm zit van de Wet Normering Topinkomens en daarmee ligt het salaris ruim boven
de wethoudersnorm die Amsterdam zelf hanteert.
De fracties van de SP en de Partij voor de Dieren vragen zich af waarom de directrice van het
theater zo'n fors salaris moet opstrijken van bijna twee ton. Aangezien Amsterdam in dit geval
honderd procent aandeelhouder is van het theater gaan de fracties van de SP en de Partij voor de
Dieren graag het gesprek aan met de wethouder Financiën over deze kwestie.
Reden van spoedeisendheid
Dit is de laatste commissie FED voor het zomerreces waarin de kwestie nog besproken kan
worden.
De leden van de commissie
E.A. Flentge
J.F.W. van Lammeren
| Actualiteit | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 580
Publicatiedatum 19 juni 2015
Ingekomen onder AU
Ingekomen op donderdag 11 juni 2015
Behandeld op donderdag 11 juni 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Boutkan inzake de nadere regels bij de Re-integratie-
verordening Participatiewet (instellen interventieteams).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nadere regels bij de Re-integratieverordening
Participatiewet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 296);
Constaterende dat:
— het aanbod van werk kleiner is, dan de vraag naar werk
— Amsterdam een grote werkloosheid kent onder laagopgeleide mensen
Overwegende dat:
— het verdringen van bestaand betaald werk door onbetaald werk schadelijk is voor
de arbeidsmarkt in Amsterdam;
— Amsterdamse werkgevers te maken krijgen met oneerlijke concurrentie als
leerstages ingezet worden als regulier werk;
— bijstandsgerechtigden een betere arbeidsmarktpositie krijgen als zij aantoonbaar
echt kennis en vaardigheden hebben geleerd in de leerstage;
— een jaarlijkse evaluatie onvoldoende is om verkeerd gebruik van leerstages snel te
signaleren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in plaats van een adviescommissie een actief tripartite interterventieteam in te stellen
waaraan de vakbond FNV deelneemt. Dit interventieteam heeft toegang tot de
werkvloer en kan direct gevraagd en ongevraagd adviseren als leerstages niet
worden gebruikt om te leren, maar misbruikt worden door onbetaald productief werk
te verrichten waarbij betaalde werkzaamheden worden verdrongen.
Het lid van de gemeenteraad
D.F. Boutkan
1
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit
Jaar 2018 Vergaderdatum 18 en 19 juli 2018
Afdeling 1 Agendapunt 19A
Nummer 638
Publicatiedatum 13 juli 2018
Onderwerp
Actualiteit van de leden Poot, Roosma, Vroege, Mbarki, Temmink en Nanninga
inzake de Conference on Tolerance.
Aan de gemeenteraad
Op 28 maart 2018 hield het voormalig raadslid Dijk zijn afscheidsspeech van de
gemeenteraad waarin hij opriep tot een internationale Conference on Tolerance.
Zodat Amsterdam die tolerante stad blijft waar je jezelf kunt zijn.
Reden van spoedeisendheid
Wethouder Groot Wassink gaf in de vergadering van de raadscommissie
Algemene Zaken aan bij een raadsuitspraak voortvarend met de organisatie van
de Conference on Tolerance aan de slag te zullen gaan. Indieners wensen
daarom middels deze actualiteit de spoedige organisatie mogelijk te maken.
De leden van de gemeenteraad
M.C.G. Poot
F. Roosma
J.S.A. Vroege
S. Mbarki
N.G.J. Temmink
A. Nanninga
1
| Actualiteit | 1 | train |
VN2023-025152 Gemeenteraad
Directie Middelen x Gemeente RAAD
en Control N Amsterdam
Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023
Portefeuille Financiën
Agendapunt o
Datum besluit 21 november 2023
Onderwerp
Vaststellen Najaarsnota 2023 Gemeente Amsterdam
De gemeenteraad van Amsterdam besluit
1) Vast te stellen de Najaarsnota 2023 van de gemeente Amsterdam (bijlage 1) met daarin:
1. Hoofdstuk 1 — Financiële hoofdlijnen
2. Hoofdstuk 2 — Programma's
3. Hoofdstuk 3 — Personeel en organisatie
4. Hoofdstuk 4 — Investeringen
5. Hoofdstuk 5 — Financiële overzichten
5.1 Verloopstaat reserves
5.2 Verloopstaat voorzieningen
2) De instellingsduur van een viertal reserves te verlengen waarbij het doel van de reserves in stand
blijft. Verlenging voorkomt vrijval van de middelen die nog wel nodig zijn vanwege vertraging in de
uitvoering en besteding. Het gaat om het verlengen van de instellingsduur van:
e De reserve Amsterdam Metropolitan Solutions tot en met 2025
e De reserve Amsterdams Promotiefonds voor cultuur en stadsinitiatieven tot en met 2027
e De reserve streeklaboratoria tot en met 2025
e De reserve reguliere vervanging IJveren tot en met 2024
3) De instellingsduur van de reserve IJ-oeververbinding te verlengen tot en met 2025 en het doel van
de reserve aan te passen naar “Overkoepelend programmamanagement Sprong over 't IJ”.
4) Reserves op te heffen wegens een begroot eindsaldo van € o en het verstrijken van de
instellingsduur. Het gaat om de volgende reserves:
e Stedelijke reserve Wonen boven winkels en bedrijven
* Reserve Incidentele Coalitiemiddelen
* Reserve monumenten Weesp
5) Kennis te nemen van het instellen van de voorziening Toelage Overgangsrecht voor het
compenseren van de toelage overgangsrecht voor een maximale periode van 3 jaar.
6) Kennis te nemen van twee aanvullende kredieten.
Wettelijke grondslag
De financiële verordening van de gemeente Amsterdam op grond van artikel 212 van de
Gemeentewet met inbegrip van de daarop gebaseerde beleidsnota's. De gemeenteraad stelt de
begroting en de wijzigingen daarin vast, besluit over instelling, handhaving en mutaties in reserves
en besluit over de inhoud van de beleidsnota's.
Gegenereerd: vl.6 1
VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad
Directie Middelen 9 Amsterdam RAAD
en Control %
Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023
De najaarsnota zelf is geen wettelijk verplichte rapportage. Opstellen en aanbieding ervan is wel
opgenomen in de Financiële verordening 2023 Gemeente Amsterdam.
Bestuurlijke achtergrond
Met voorliggende Najaarsnota 2023 informeert het college de gemeenteraad over de financiële
stand van zaken van het lopende begrotingsjaar.
Volgens de Financiële verordening 2023 Gemeente Amsterdam rapporteert het college in de
najaarsnota over afwijkingen van de begroting en doet het college voorstellen aan de raad als de
uitvoering van de begroting, de investeringsruimte van een portfolio of de investeringskredieten die
de raad heeft vastgesteld in het gedrang komen.
Onderbouwing besluit
Ad. 1
De laatst vastgestelde begroting is de stand 2023 vit de Begroting 2024, die sloot op € 98,9 miljoen
positief. In deze najaarsnota verbetert het saldo voor 2023 verder met € 19,3 miljoen. Hiermee
komen we uit op een verwacht rekeningresultaat van € 118,2 miljoen. De opbouw van het resultaat is
toegelicht in hoofdstuk 1, Financiële hoofdlijnen van de najaarsnota.
Ad. 2
Reserve Amsterdam Metropolitan Solutions
Bij de Begroting 2014 is een reserve gevormd voor het realiseren van Amsterdam Metropolitan
Solutions; een wetenschappelijk opleidings- en onderzoeksinstituut door kennisinstellingen en
bedrijven op gebied van toegepaste technologie.
De reserve loopt af in 2023. Het final contract loopt af op 1 april 2024 en wordt in 2025 afgewikkeld.
Gevraagd wordt de reserve te verlengen tot en met 2025.
Reserve Amsterdams Promotiefonds voor cultuur en stadsinitiatieven
De reserve Amsterdams Promotiefonds is gevormd in samenspraak met Holland Casino om
projecten te realiseren die bijdragen aan zowel doelen van Holland Casino als doelen van de
gemeente. De reserve wordt gevoed vanuit een bezoekersafdracht.
De reserve loopt automatisch af eind 2023 conform gemeentelijk beleid. De afspraken met Holland
Casino zijn ongewijzigd en projecten ten laste van de bezoekersbijdrage worden nog steeds
gerealiseerd.
Gevraagd wordt de reserve met de standaard 4 jaar te verlengen tot en met 2027.
Reserve streeklaboratoria
Het doel van de reserve is het uitvoeren van vervolgonderzoek naar de effecten van de
coronapandemie en het voorbereiden van het Streeklaboratorium en de andere laboratoria in
Amsterdam op een eventuele volgende gezondheidscrisis.
De reserve streeklaboratoria is in 2021 gevormd en zou in 2023 aflopen. De verwachting was dat we
de uitvoering van de doelen zouden kunnen realiseren in 2022 en 2023. De coronapandemie heeft
echter langer geduurd, waardoor de activiteiten niet volledig gestart en vitgevoerd konden worden.
Gevraagd wordt de reserve te verlengen met 2 jaar tot en met 2025.
Reguliere vervanging IJveren
Het doel van de reserve is incidentele vervangingsinvesteringen in de veerverbindingen over het IJ te
bekostigen.
Gegenereerd: vl.6 2
VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad
Directie Middelen 9 Amsterdam RAAD
en Control %
Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023
Bij de aanbesteding voor de aanschaf van vier veerponten voldeed geen van de door de
scheepswerven ingediende inschrijvingen aan de voorwaarden. Hierdoor kon niet overgegaan
worden tot gunning. De besteding is daarmee vertraagd. De reserve is naar verwachting eind 2024
volledig besteed. Gevraagd wordt de reserve te verlengen tot en met 2024,
Ad. 3
In het raadsbesluit van februari 2022 over het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet
voor één van de drie onderdelen van Sprong over het IJ, de Oostbrug, is aangegeven dat het
restant van de reserve IJ-oeverbinding wordt ingezet voor het “initiëren, aansturen, bewaken
en coördineren van alle producten, projecten rond de IJ-oeververbindingen”, waarvoor een
programmateam nodig is.
Gevraagd wordt in te stemmen met de verlenging van de reserve IJ-oeververbinding tot en met
2025 en de reserve in te zetten voor het overkoepelend programmamanagement Sprong over het IJ,
conform het raadsbesluit Voorkeursbesluit Sprong over het IJ van februari 2022.
De doelaanpassing is opgenomen in het gewijzigde paspoort van de reserve (zie bijlage 2).
Ad. 4
Reserves op te heffen wegens een begroot eindsaldo van € o en het verstrijken van de
instellingsduur. Het gaat om de volgende reserves:
e Reserve monumenten Weesp
e Reserve Incidentele Coalitiemiddelen
e Stedelijke reserve Wonen boven winkels en bedrijven
Eventuele restsaldi op deze reserves vallen vrij.
Ad. 5
Kennis te nemen van het instellen van de voorziening Toelage Overgangsrecht:
In onderhandelingen voor de Amsterdamse CAO wordt gesproken over een afkoop van de Toelage
Overgangsrecht (TOR) voor alle medewerkers die deze in 2023 ontvangen. De TOR komt voort
uit de wijziging van de arbeidsvoorwaarden in 2016, waarbij de TOR een compensatie is voor
een achteruitgang in beloning. De voorziening heeft als doel de met de Ondernemingsraad
overeengekomen uitgaven voor de toelage overgangsrecht voor maximaal 3 jaar te compenseren.
Het paspoort van de voorziening is opgenomen in bijlage 2.
Ad. 6
Kennis te nemen van twee aanvullende kredieten:
Voor investeringen in de vervanging van afvalcontainers en van hardware ICT zijn aanvullende
kredieten van € 5,7 miljoen en € 3,2 miljoen nodig. De oorspronkelijke investeringen bedroegen €
15,4 miljoen en € 3,2 miljoen Deze noodzakelijke vitgaven worden opgevangen binnen de bestaande
investeringsruimte van de domeinen Openbare Ruimte en Mobiliteit en Bestuur en Organisatie en
Overig.
Financiële onderbouwing
Overige toelichting
De Najaarsnota 2023 bevat wijzigingen op de begrotingsstand 2023 zoals die is opgenomen in de
Begroting 2024. De in de najaarsnota opgenomen begrotingswijzigingen van € 19,3 miljoen leiden
in de begroting tot een positief saldo van € 118,2 miljoen
Conclusie
Gegenereerd: vl.6 3
VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad
Directie Middelen _ 9 Amsterdam RAAD
en Control %
Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023
De genoemde beslispunten in de voordracht hebben geen financiële consequenties.
Geheimhouding
Niet van toepassing
Welke stukken treft v aan
[AD2023-088422 | Bijlage 1 - Najaarsnota 2023.pdf (pdf)
[AD2023-088422 | Bijlage 2 - Paspoort reserve en paspoort voorziening.docx (msw22)
AD2023-088413 Gemeenteraad Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Pernille Stomp, [email protected], 06 — 28 5o 41 29 Soufyan Akoudad,
[email protected], 06 — 39 27 05 79
Gegenereerd: vl.6 4
| Voordracht | 4 | discard |
en, X Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
nderwijs, Jeugd en „ . . "
Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd{zorg), Onderwijs en Armoede en
Zorg % Amsterdam PRE 9, „eugdkzorg) | °
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van o1 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Onderwijs
Agendapunt 8
Datum besluit 18 juli 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief ‘Evaluatie en vervolg High Dosage Tutoring' en het
onderzoeksrapport Reken op Zuidoost.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het door de Universiteit van Amsterdam opgestelde onderzoeksrapport
over de resultaten van drie jaar High Dosage Tutoring in het Amsterdams primair onderwijs, en de
bijbehorende raadsinformatiebrief
Wettelijke grondslag
- Gemeentewet Artikel 160 lid 1 van de Gemeentewet (college voert het dagelijks bestuur)
- Gemeentewet 169 lid 2 van de Gemeentewet (actieve informatieplicht)
Bestuurlijke achtergrond
De raadsinformatiebrief en het onderzoeksrapport zijn op 24 juli 2023 ook via de dagmail verspreid.
Reden bespreking
O.v.v. de leden Yemane (GL) en Hakiki (DENK)
De fractie van Groenlinks wil deze stukken graag in de commissie bespreken omdat zij in gesprek
willen over de evaluatie en continvering van de High Dosage Tutoring” .
De fractie van DENK wil de bevindingen bespreken.
Uitkomsten extern advies
Nvt
Geheimhouding
Nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.2 1
VN2023-022939 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van o1 november 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Nvt
Welke stukken treft v aan?
AD2023-078925 Commissie OZA (2) Voordracht (pdf)
AD2023-078923 GETEKENDE VERSIE +DATUM Raadsinformatiebrief.pdf (pdf)
AD2023-078924 HDT onderzoeksrapport (Reken op Zuidoost)23012023. pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZD, Hasna Joutay, [email protected], 06-83634235
Gegenereerd: vl.2 2
| Voordracht | 2 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
Schriftelijke vragen
Datum indiening: 4 oktober 2021
Volgnummer: 310
Onderwerp
Schriftelijke vragen van het lid Mbarki inzake het leegkomende hoofdkantoor van ABN AMRO
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door indiener:
ABN AMRO maakte eind 2020 bekend zijn hoofdkantoor aan de Amsterdamse Zuidas te verko-
pen. Het kantoor bestaat uit 75.000 meter verhuurbaar oppervlak. De verwachting is dat de ver-
koop dit jaar nog wordt afgerond.” Gezien het grote woningtekort en de afnemende behoefte aan
vierkante meters kantooroppervlak in Amsterdam als gevolge van het ‘nieuwe’ thuiswerken, vindt
de fractie van de PvdA dat het gemeentebestuur elke kans moet aangrijpen om kantoren te trans-
formeren naar huizen en hiermee het woningtekort aan te pakken. De fractie van de PvdA ziet de
verkoop van het kantoor van ABN AMRO als een mogelijkheid om meer woningen beschikbaar te
maken in Amsterdam.
Gezien het vorenstaande stelt het lid Mbarkí, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 84
van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke
vragen:
1. Zijn de berichten juist dat ABN AMRO overweegt haar hoofdkantoor aan de Zuidas te verlaten
en dat zij naar kandidaten voor een nieuwe invulling zoekt?
2. Is het juist dat de behoefte aan het aantal vierkante meters kantooroppervlak in Amsterdam af-
neemt als gevolge van de nieuwe ‘thuiswerkcultuur’ die ontstaan is door het verplicht thuiswer-
ken gedurende de coronapandemie?
3. Is het college het met de fractie van de PvdA eens dat als de behoefte aan kantooroppervlak in
de stad afneemt, dit een kans is voor de stad om iets aan het woningtekort te doen?
4. Hoeveel vierkante meter kantoor- en ander commercieel oppervlak (zoals hotels en winkels) in
Amsterdam is er sinds de uitbraak van de coronapandemie omgezet in woonoppervlak (of staat
in de planning om dat te gaan doen)?
5. Zien het college en de eigenaar van het gebouw, evenals de fractie van de PvdA, de invulling
van het ABN AMRO-gebouw als een vnieke kans om deze ontwikkeling kracht bij te zetten?
1 https://fd.nl/ondernemen/1410176/hoofdkantoor-van-abn-amro-te-koop-wie-biedt
Gemeente Amsterdam
Datum 4 oktober 2021
Pagina 2 van 2
6. Is het college bereid in gesprek te gaan met ABN AMRO en de eigenaar van het gebouw en de
transformatie van het gebouw naar woningen als optie op tafel te leggen?
7. Indien een deel van het gebouw al verkocht is/gesprekken in een vergevorderd stadium zijn, is
het college bereid het gesprek aan te gaan en de optie van een woon-werk-concept op tafel te
leggen?
8, Is het college bereid om (een deel van) de bestemming van het gebouw te veranderen van een
kantoorbestemming in een benodigde bestemming voor wonen en werken?
Indiener
S. Mbarki
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 1juni 2022
Ingekomen onder nummer 233
Status Ingetrokken
Onderwerp Amendement van het lid Khan inzake het coalitieakkoord 2022-2026
Onderwerp
Regelingen uitbreiden voor werkende armen boven 120% van het sociaal wettelijk minimum
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende(n) hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord”
Constaterende dat
-__ Werkende armen die net iets meer verdienen dan 120% van het sociaal wettelijk minimum
buiten de boot vallen, niet in aanmerking komen voor deze regelingen maar wel te weinig
inkomen hebben om te kunnen rondkomen.
Besluit:
Bepaalde regelingen uitbreiden voor werkende armen
Om in hoofdstuk “Solidaire stad met kansen voor iedereen” onder paragraaf “Armoedebestrijding
en schuldhulpverlening” de oorspronkelijke tekst
“We zetten in op het vergroten van het bereik van de minimaregelingen, met name onder
werkende armen, onder andere door toegang tot de regelingen te vereenvoudigen en regelingen
samen te voegen.”
Te vervangen door
“We zetten in op het vergroten van het bereik van de minimaregelingen, met name onder
werkende armen, onder andere door toegang tot de regelingen te vereenvoudigen, regelingen
samen te voegen en beschikbaar te stellen voor werkende armen die meer verdienen dan 120%
van het wettelijk sociaal minimum.”
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 4
Indiener(s),
S.Y. Khan (DENK)
… (……)
| Motie | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1035
Publicatiedatum 8 oktober 2015
Ingekomen op 9 oktober 2015
Ingekomen in raadscommissie AZ/FIN
Te behandelen op 4/5 november 2015
Onderwerp
Motie van het lid Duijndam inzake de Begroting 2016 (behoud maritiem erfgoed).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— inde Watervisie nauwelijks aandacht besteed wordt aan het maritiem erfgoed van
Amsterdam;
— er geen visie is om het maritiem erfgoed van Amsterdam te beschermen;
— stadsdeel Centrum eind 2014 een overdrachtsdocument heeft gestuurd naar het
college met daarin een voorstel voor een concept historisch botenbeleid.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
een visie te ontwikkelen om het maritiem erfgoed in Amsterdam te beschermen.
Het lid van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1045
Datum indiening 3 december 2019
Datum akkoord 17 september 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Poot en Marttin inzake seksuele
intimidatie in de taxibranche
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelsters:
Uit de Taximonitor 2016 en de 1° helft van 2017 bleek dat er in deze periode er een
aantal ernstige gevallen van seksuele intimidatie plaatsvonden in de taxibranche…
In de meest recente Taximonitor (2018) komen deze misstanden echter niet meer
expliciet aan de orde.? Wel wordt er gesproken over klachten met betrekking tot
onheuse bejegening van chauffeurs jegens klanten en mensen op straat, maar het
de fractie van de VVD niet duidelijk of, en zo ja in hoeverre het hier seksuele
intimidatie betreft. Ook in de Agenda Taxi 2020-2025, die momenteel ter inspraak
voorligt en daarna in de gemeenteraad zal worden behandeld, wordt dit onderwerp
niet specifiek besproken.”
De fractie van de VVD is met het oog op de vaststelling van de Taxi Agenda 2020-
2025 benieuwd of het aantal incidenten met betrekking tot seksuele intimidatie in
deze branche is afgenomen of dat deze problematiek zich mogelijk (meer) onder de
radar afspeelt.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Poot en Marttin, beiden namens de fractie
van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Zijn na de constatering van incidenten met betrekking tot seksuele intimidatie in
de taxibranche maatregelen genomen die zich specifiek richten op het aanpakken
van deze misstanden? Zo ja, welke maatregelen en door wie zijn deze genomen?
Antwoord:
De raadsbrief inzake de taximonitor 2016/eerste helft 2017 spreekt van een
aantal ernstige incidenten zoals seksuele intimidatie. De bedoeling was aan te
geven om wat voor soort incidenten het kan gaan, niet dat deze daadwerkelijk
hebben plaatsgevonden. In de gegevens is niet terug te vinden, dat seksuele
intimidatie zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. De aanpak van seksuele
1 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/5938422/1/09012f97821f1b7e
2 hitps:/www.amsterdam.nl/publish/pages/925184/taximonitor_2018_-def.pdf
3 hitps://www.amsterdam.nl/publish/pages/925184/agenda_taxi 2020-2025 _inspraakversie.pdf
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng 045 Gemeenteblad R
Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019
intimidatie door wie dan ook, dus ook taxichauffeurs, heeft de volle aandacht van
het college.
Het college heeft in 2019 een intentieverklaring Discriminatievrije Taximarkt 2019
afgesloten met de branche en het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam,
MDRA. De aanpak van seksuele intimidatie maakt hier onderdeel van uit.
2. Hebben er zich na de constateringen van september 2017 nieuwe gevallen van
seksuele intimidatie in de taxibranche voorgedaan? Zo ja, wanneer en hoe vaak?
Antwoord: De gemeente heeft na september 2017 geen klachten ontvangen van
seksuele intimidatie door taxichauffeurs. Ook zijn er geen meldingen ontvangen
van straatintimidatie door taxichauffeurs. Seksuele intimidatie is een breed begrip
dat gaat van nafluiten op straat tot verkrachting en mishandeling. Ernstige
incidenten worden eerder bij de politie gemeld dan bij de gemeente.
Er zijn over 2018 en 2019 in totaal 23 meldingen c.q. aangiftes gedaan in het
politie registratiesysteem BVH van aanranding/verkrachting door taxichauffeurs:
7 aangiftes en 16 meldingen. De zedenpolitie heeft deze zaken opgepakt en in
opsporingsonderzoeken is verder onderzoek gedaan. Daarna is er overleg
geweest met het OM over de mogelijke strafvervolging in deze zaken. Het is nu
niet bekend tot hoeveel daadwerkelijke vervolgingen dit heeft geleid.
3. Iser bij het opstellen van de Taximonitor 2018 gericht onderzoek gedaan naar
deze misstanden? Zo ja, hoe is dit onderzoek uitgevoerd en wat waren de
uitkomsten? Zo nee, is het college bereid om hier alsnog extra onderzoek naar te
verrichten?
Antwoord: Nee, aangezien er geen meldingen zijn ontvangen bij de gemeente.
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Het RIEC Amsterdam (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) doet
momenteel onderzoek naar aard en omvang van taxi-gerelateerde criminaliteit.
Hierin wordt ook gekeken naar strafbare feiten als aanranding/verkrachting. De
uitkomsten van dit onderzoek worden in het najaar verwacht. De stuurgroep van
het RIEC Amsterdam bepaalt of het onderzoek of delen daarvan openbaar
kunnen worden gemaakt. De aanbevelingen uit het onderzoek worden — waar
mogelijk — verwerkt in de aanpak de Weerbare Stad (onderdeel taxi) en in de
Agenda Taxi 2020-2025 (doelstelling bonafide), die in november wordt
voorgelegd aan de Raad.
In het kader van het programma seksuele intimidatie en geweld wordt onder
andere ingezet op het verbeteren van de meldingsbereidheid.
4. Iser voldoende data beschikbaar om vast te stellen of er verschillen zijn tussen
de bel- en opstapmarkt in de mate waarin seksuele intimidatie voorkomt?
Antwoord: er zijn geen meldingen van seksuele intimidatie door taxichauffeurs
bekend bij de gemeente.
De politie registreert niet op welke markt de taxichauffeur zich ten tijde van de
aangifte bevond.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng 045 Gemeenteblad R
Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019
B. Zijn het alleen TTO's die handhaven op verbaal correcte houding door chauffeurs/
chauffeuses tijdens de uitoefening van hun functie, of handhaaft de gemeente
hier ook op? Zo ja, gebeurt dit ook met de inzet van mystery guests? En hoe zit
dit bij de bestel/bel-markt?
Antwoord: indien een gemeentelijke handhaver openbare ruimte of de politie,
constateert dat een TTO-chauffeur een incorrecte houding heeft, wordt een
Rapport van Bevindingen (RvB) geschreven en ligt de sanctionering bij de TTO.
Ook bij constateringen middels Mystery Guest ritten wordt door de TTO
gesanctioneerd. De gemeente ziet erop toe dat de TTO sanctioneert conform het
maatregelenprotocol.
Bij de bestel-/belmarkt is handhaving op verbaal incorrect gedrag niet mogelijk op
basis van de Amsterdamse taxiverordening, aangezien deze niet op hen van
toepassing is. Wel kan een handhaver aangifte doen bij de politie tegen de
chauffeur/chauffeuse op basis van artikel 266 WvS (belediging). Indien de
overtreding wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening kunnen de straffen met een derde
worden verhoogd (artikel 267 WvS).
6. Heeft de gemeente op regelmatige basis contact met de taxibranche over dit
thema?
Antwoord: Ja, in kader van het convenant met het MDRA. Zie vraag 1
7. Weet het college welke maatregelen taxi-aanbieders zelf nemen of hebben
genomen om seksuele intimidatie te voorkomen en te bestraffen? Zou het college
kunnen ondersteunen bij de uitvoering of naleving van deze maatregelen?
Antwoord: Zie antwoord op vraag 1: seksuele intimidatie wordt verbonden aan de
intentieverklaring Discriminatievrije Taximarkt 2019. Het college ondersteunt
samen met het MDRA de betrokken taxi-organisaties waar mogelijk bij de
realisatie van de te treffen maatregelen.
8. Op 8 november 2018 heeft de raad tijdens de behandeling van de Begroting 2019
een motie van het lid Vroege van de fractie van D66 over controlesysteem tegen
misdragende taxichauffeurs aangenomen (nr. 988.18). Zou het college bij de
uitvoering van deze motie het aspect seksuele intimidatie nadrukkelijk willen
betrekken in de geplande gesprekken met vertegenwoordigers uit de
taxibranche? En wil het college de raad informeren of, en zo ja hoe deze vorm
van misdraging door chauffeurs gestalte krijgt in de mogelijke uitwerking van het
door de raad gewenste controlesysteem?
Antwoord: De motie wordt afgedaan middels de Agenda Taxi 2020-2025, die in
november wordt voorgelegd aan de Raad.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Ndeing 045 Gemeenteblad
ummer - =. .
Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019
9. Wil het college deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden,
zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij de vaststelling van de Agenda
Taxi?
Antwoord: De vragen zijn voor vaststelling van de taxi-agenda door de Raad
beantwoord.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
A
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.