text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
VN2023-023828 Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en Stadswerken % Gemeente Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn DC % Amsterdam ' Voordracht voor de Commissie DC van 16 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Afval en Reiniging Agendapunt 9 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Afdoening motie 264 Amsterdam Cleanup Day De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over afdoening motie 264 ‘Amsterdam Cleanup Day’ Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Artikel 79 en 80 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de gemeenteraad van 19 en 20 juli 2023 heeft vw raad bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2023 de motie 264 aangenomen van het lid Krom (PvdD) waarin het college gevraagd wordt om: Jaarlijks World Cleanup Day te vieren in Amsterdam door: — Via de stadsdelen contact te leggen met lokale vrijwilligersgroepen in alle buurten, zoals SchoonWest en Vuilnisoproer, en in gezamenlijkheid opruimactiviteiten op te zetten voor World Cleanup Day; — Via gemeentelijke communicatiemiddelen World Clean Up Day (en mogelijkheden om deel te nemen) zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen bij Amsterdammers. Reden bespreking De PvdD wil een aantal vragen stellen aan de wethouder over de afdoening van de twee punten vit het dictum van motie Amsterdam Cleanup Day. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.5 1 VN2023-023828 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en Stadswerken % Amsterdam ‚ „ % Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn Voordracht voor de Commissie DC van 16 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Ja. Motie 264 (TAO 2023-000874) Welke stukken treft v aan? AD2023-082406 264.23 Motie Krom Amsterdam Cleanup Day.docx (msw12) AD2023-082408 Commissie DC (2) Voordracht (pdf) AD2023-082407 raadsinformatiebrief afdoening motie 264.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Stadswerken, Hugo Lases, [email protected] Gegenereerd: vl.5 2
Voordracht
2
train
VN2021-009622 N% Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, W B Ate id % Amsterdam Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter kennisneming Portefeuille Openbare Ruimte en Groen Agendapunt 5 Datum besluit College B&W 20 april 2021 Onderwerp Kennisnemen van de reactie op motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van Pijpen, Rooderkerk inzake de Groenvisie 2020-2050 — Red de bij! De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de schriftelijke reactie van het college met betrekking tot de afhandeling van motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van Pijpen, Rooderkerk inzake Groenvisie 2020-2050 getiteld Red de bij met als punt: e Huidig beleid en uitvoering intensiveren, waarmee bewustwording van Amsterdammers vergroot en de leefomstandigheden van de wilde bij verbeteren. Wettelijke grondslag Reglement van Orde voor de raad van Amsterdam, artikel 80: Afhandeling motie. Gemeentewet artikel 169. Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3). Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de gemeenteraad van 16/17 december 2020 heeft uw raad bij de behandeling van agendapunt 36 ‘Vaststellen Groenvisie 2020-2050” de motie 1669 van de leden N.T. Bakker, Van Pijpen, Rooderkerk inzake de Groenvisie — Red de bij! (TA2020-001347) aangenomen. Het college van burgemeester en wethouders wordt verzocht om de volgende 2 punten vit te voeren: 1. Ruimte te bieden aan initiatieven die binnen de stad plek bieden aan de wilde bij, en tegelijkertijd als instrumenten kunnen dienen om hierbij bewoners te betrekken, zoals bijenhotels en dergelijke, en dit mogelijk te maken binnen gemeentelijke richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte; 2. Binnen de vitwerkingsplannen voor de Groenvisie ook aandacht te besteden aan het verbeteren van de leefsituatie van de wilde bij. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.l 1 VN2021-009622 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Ruimte en % Amsterdam Di Iziin. Openbare Rui G Reiniai duurzaamheid % ierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter kennisneming n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. Naam AD2021-043714 | 1. Motie 1669.20 N_T_Bakkerc_s_ Groenvisie (Red de bijl). pdf (pdf) AD2021-043715 2. Raadsinformatiebrief_-_afdoening_Mot.pdf (pdf) AD2021-035317 Commissie WB Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte en Duurzaamheid, Marije Schuurman, 06 30 52 44 13, Marije. [email protected] Gegenereerd: vl.l 2
Voordracht
2
train
VN2021-021434 X Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D Ate id Amsterdam Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk D Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en % Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021 Ter kennisneming Portefeuille Ruimtelijke Ordening Agendapunt 18 Datum besluit College van B&W 6 juli 2021 Onderwerp Kennisnemen van het collegebesluit inzake de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld in Amsterdam Noord De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het collegebesluit om in te stemmen met de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld in Amsterdam-Noord Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet. Lid 1: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Lid 3: Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Bestuurlijke achtergrond Op 20 oktober 2020 heeft het college ingestemd met het vitwerken van een voorstel voor tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld. Het voorliggende besluit betreft deze uitwerking. Coalitieakkoord: In het coalitieakkoord is de volgende tekst opgenomen: “Amsterdam is uniek vanwege haar lange traditie van tegencultuur. De stad ontwikkelt zich en daardoor komt deze cultuur onder druk te staan. Daarom beschermen we rafelranden.” Expeditie Vrije Ruimte 2020-2021: Op 29 september 2020-2021 heeft het college van B&W ingestemd met de Expeditie Vrije Ruimte 2020-2021. Reden bespreking Nvt. Uitkomsten extern advies Juridisch advies: Op verzoek van de raad is de gemeenteadvocaat gevraagd om een juridisch advies over mogelijke precedentwerking van de gedoogverklaring. De conclusie van het advies is dat zij geen risico zien dat derden daaraan de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen dat andere locaties ten noorden van de ring Azo in Amsterdam voor woningbouw zullen worden bestemd. Het advies is als bijlage meegestuurd. Participatie: In december 2020 en februari 2021 zijn twee digitale bewonersavonden georganiseerd, waarvoor bewoners van Elzenhagen-Noord, Jeugdland en Buikslotermeerdijk zijn vitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomsten zijn ideeën over de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld met elkaar gedeeld. Ook zijn deze bewonersavonden het startpunt geweest voor buurtbewoners en De Verademing om gezamenlijk concreet aan de slag te gaan in het gebied. De komende periode zullen Gegenereerd: vl.3 1 VN2021-021434 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Ruimte en % Amsterdam ‚ ee On ‚ „ : Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk duurzaamheid % Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van o1 september 2021 Ter kennisneming de kwartiermakers van de Verademing samen met de gemeente weer een moment organiseren waarbij er met de buurt verder gesproken kan worden over de tijdelijke invulling van ‘t Groene Veld. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies TKN cie RO Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? AD2021-079815 1. Verslag Bewonersbijeenkomst Groene Veld 17 dec 2020. pdf (pdf) AD2021-079813 | 2. Verslag Bewonersbijeenkomst Groene Veld 24 feb 2021. pdf (pdf) AD2021-079814 3. Plan 3 Zomers.pdf (pdf) AD2021-079816 4. Second opinion gedoogverklaring Pels Rijcken. pdf (pdf) AD2021-079811 | 5. Gedoogverklaring t Groene Veld.pdf (pdf) 6. Raadsinformatiebrief collegebesluit tijdelijke invulling 't Groene Veld.pdf AD2021-079812 (pdf) AD2021-079817 Commissie KDD Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte & Duurzaamheid, Eline Splinter, o6 20 97 88 32, [email protected] Gegenereerd: vl.3 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 745 Datum indiening 11 juli 2018 Datum akkoord 12 september 2018 Publicatiedatum 13 september 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake buurtveiligheidsteams. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: In verschillende stadsdelen zijn buurtveiligheidsteams actief, alsmede toezichtteams vanuit bijvoorbeeld ROC-opleidingen. Onder andere in stadsdeel Nieuw-West dragen zij bij aan de veiligheid en het voorkomen van overvallen. Bijvoorbeeld juwelier Nusselein, gevestigd op de Burgemeester de Vlugtlaan en verschillende malen helaas overvallen, geeft aan veel baat te hebben bij de buurtveiligheidsteams. De fractie van de VVD begrijpt echter dat deze buurtveiligheidsteams in Nieuw-West per 1 juli zouden zijn opgeheven. Dat is een zorgelijke ontwikkeling die mogelijk averechtse gevolgen heeft voor de veiligheid in het stadsdeel. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In welke stadsdelen zijn op dit moment buurtveiligheidsteams of toezichthouders actief”? Antwoord: Op dit moment zijn er alleen in stadsdeel Noord (4) BVT’s actief. 2. In welke stadsdelen zijn in het verleden buurtveiligheidsteams of toezichthouders actief geweest? Met welke redenen zijn deze toentertijd weer opgeheven? Antwoord: In Zuid, Nieuw-West en Oost zijn BVT’s actief geweest. In Zuid is een BVT actief geweest in de Hoofddorppleinbuurt tussen 2013 en 2017. Die is beëindigd in 2017 nadat de overlast daar was afgenomen. In de Dapperbuurt in Oost is het BVT voor met name de aanpak van drugsoverlast geen goed instrument gebleken en werd de samenwerking na beëindiging juist geïntensiveerd, onder andere door inzet van recherche en plaatsing van een camera. De BVT’s in Nieuw-West zijn in 2015 stopgezet. Kort samengevat betrof het hier een intensieve samenwerking tussen politie, woningcorporaties, toezichthouders van Implacement en stadsdeel (handhaving en veiligheid) om de leefbaarheid en veiligheid in een aantal gebieden te verbeteren. De samenwerking leverde onvoldoende zichtbaar resultaat op. Het stopzetten van de BVT's is destijds 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Ies Gemeenteblad Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018 uitgebreid gecommuniceerd met alle in- en externe partners, waaronder ook de politie. Na het stopzetten van de BVT's in 2015 bleef het stadsdeel een bijdrage leveren aan Implacement. Gemiddeld ging het om ruim 400.000 euro per (school)jaar. Implacement werkte voornamelijk met ROC-leerlingen uit Schagen, Almere en stadsdeel Zuidoost. Het is hen de afgelopen jaren niet gelukt jongeren uit (Nieuw) West te verbinden aan dit toezichtproject. Implacement verrichte hand- en spandiensten voor politie en handhaving. Jongeren werden bijvoorbeeld ingezet als verkeersregelaar of moesten bewoners aanspreken op (overlastgevend) gedrag. Met name dat laatste bleek lastig. Daarbij ontbrak het aan een adequate terugkoppeling van signalen richting stadsdeel. Een en ander is regelmatig met Implacement besproken maar leidde niet tot verbeteringen. Daarom is het contract met Implacement per 30 juni 2018 stopgezet. In lijn met het coalitieakkoord onderzoekt het stadsdeel momenteel of en hoe jongeren uit de eigen buurt opgeleid kunnen worden tot bijvoorbeeld buurthandhaver en daarmee rolmodel. Om zo een concrete bijdrage te leveren aan het terugdringen van de overlast in de openbare ruimte in de eigen buurt, wijk cq stadsdeel. 3. In hoeverre wordt het succes en de opbrengsten van buurtveiligheidsteams gemeten? Zijn bewoners en ondernemers tevreden met de verschillende teams? Antwoord: De opbrengsten worden gemeten door te kijken naar de veiligheidsindex en veiligheidsmonitor en door rapportages en verslagen die de BVT's zelf opstellen. Bewoners en ondernemers waarderen de BVT'’s over het algemeen als positief. Echter, een BVT lijkt een groter effect te hebben op de subjectieve veiligheid dan op de objectieve veiligheid. In ‘Frontlijnwerk met potentie’ meldt onderzoeker Van Stokkom (2013): “Alle partijen, ook bewoners, zien nut en noodzaak van een BVT-aanpak. De BVT-formule lijkt een adequate strategie om het veiligheidsgevoel van bewoners te vergroten. Deze conclusie wordt gestaafd door het onderzoek dat Nieuw-West in 2015 heeft gedaan naar de effecten van de BVT’s in het stadsdeel”. In Oost doet de rekenkamer momenteel onderzoek naar het voormalige BVT in de Dapperbuurt. Dit onderzoek zal in het najaar verschijnen. 4. Klopt het dat het buurtveiligheidsteam in Nieuw-West is gestopt? Zo ja, welke redenen liggen hieraan ten grondslag? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 2. 5. Zijn bewoners en ondernemers betrokken bij het eventuele besluit om het buurtveiligheidsteam in Nieuw-West op te heffen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Eris in 2015 uitgebreid gecommuniceerd over de opheffing van het BVT met bewoners, ondernemers en samenwerkingspartners. Blijkbaar is de inzet van jongeren door Implacement in de volksmond BVT blijven heten. Bewoners en ondernemers zijn niet betrokken bij het besluit om het contract met Implacement op te heffen. Zie beantwoording vraag 2 voor de reden voor opheffing van het ' https:/www.boeken.com#rontlijnwerk-met-potentie-415761/ 2 https://www.rigo.nl/wp-content/uploads/2015/05/MKBA-Buurtveiligheidsteams-Amsterdam-NieuwWest1.pdf 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng Ies Gemeenteblad R Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018 contract. Het stadsdeel is wel voornemens hier een goed alternatief voor aan te bieden. Zie ook het antwoord op vraag 2. 6. Is het college het met de VVD eens dat de buurtveiligheidsteams in Nieuw-West een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld bij het bewaken van de veiligheid aldaar? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De BVT’s worden ingezet met een specifieke opdracht op basis van de informatie van de bewoners en ondernemers uit de wijk. Deze informatie is subjectief. Om de veiligheid meetbaar te verbeteren handhaaft de gemeente met name informatiegestuurd, waarbij uit diverse bronnen data gekoppeld wordt. Onderzoek wijst uit dat BVT’s met name invloed hebben op de subjectieve veiligheid. Het is tevens lastig te bepalen hoe groot de rol van één instrument zoals het BVT speelt bij het verbeteren van de veiligheid. De inzet in een gebied of op een probleem kent vrijwel altijd meerder invalshoeken of aanpakken, zoals groepsaanpakken op overlastgevende jeugd of (recherche-)inzet door politie op criminele activiteiten (zoals inbraken). Na het stopzetten van de BVT’s in Nieuw-West bleven de cijfers van de veiligheidsindex doorgaan in een dalende (positieve) lijn. 7. Welke kosten gaan er gepaard met buurtveiligheidsteams in verschillende stadsdelen? Antwoord: Kosten voor een BVT betreffen met name reguliere inzet van politie en stadsdeel. Het valt onder de dagelijkse taak, die alleen anders wordt georganiseerd. Daarnaast wordt er incidenteel als er geen reguliere capaciteit bij handhaving beschikbaar is, er voldoende budget en urgentie is tijdelijk extern ingehuurd en zijn er soms extra kosten voor aparte activiteiten. Voorwaarde voor een BVT is dat er voldoende handhavers beschikbaar zijn, die niet informatiegestuurd op geconstateerde problematiek worden ingezet. Gezien de beperkte handhavingscapaciteit in de stadsdelen is het oprichten van een BVT formatief lastig. In Nieuw West is er indertijd voor gekozen de BVT’s uit te breiden met jongeren die via Implacement werden ingezet. Deze kosten bedroegen € 4 ton per jaar. 8. In hoeverre is het college bereid een rol te spelen in de (her)activatie van buurtveiligheidsteams in verschillende stadsdelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier kan het college hieraan invulling geven? Antwoord: Zoals gezegd in antwoord op vraag 3 lijken BVT's een groter effect te hebben op de subjectieve veiligheidsgevoelens dan op het verbeteren van de objectieve veiligheid. Het is aan de stadsdelen een afweging te maken in overleg met betrokkenen welk instrument wordt ingezet. Er kan in zijn algemeenheid niet worden gesteld dat de inzet van een BVT in alle gevallen de voorkeur verdiend boven andere manieren van samenwerking op het gebied van toezicht en handhaving. Zo kiest o.a. stadsdeel Centrum voor integrale handhavingsacties en de inzet van hosts om de overlast te beperken, kiest Oost voor gebiedsgerichte teams, Noord voor BVT’s, Zuid voor een pool van bewoners die regelmatig worden bevraagd, 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing Ies Gemeenteblad Datum 13 september 201g Schriftelijke vragen, woensdag 11 juli 2018 West voor Buurt Praktijk Teams® en kijkt Nieuw West naar de mogelijkheid voor een nieuw samenwerkingsverband in de Wildemanbuurt. 9. Waarom is het relevant dat de jongeren die als toezichthouder actief zijn in Nieuw-West “binding met de buurt” moeten hebben? Indien binding naar het oordeel van het college relevant is, is het college dan eveneens van mening dat iemand uit bijvoorbeeld stadsdeel Zuidoost geen stage op veiligheidsgebied kan lopen in Nieuw-West of vice versa? Is het college het met de VVD eens dat een toezichthouder actief in een stadsdeel niet woonachtig hoeft te zijn in dat stadsdeel, of zelfs die gemeente? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het doel van stadsdeel Nieuw-West is jongeren meer te betrekken bij en te activeren tot het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in eigen wijk en buurt. Het lopen van stage op veiligheidsgebied betreft een andere activiteit. De THOR i.o. realiseert momenteel een uitgebreider handhavingspalet waarbij onder andere mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt uit Amsterdam worden opgeleid tot toezichthouder. Uiteraard hoeven deze mensen niet woonachtig te zijn in een bepaald stadsdeel. Bij vrijstaande vacatures voor toezichthouders, BOA's en dergelijke is het wonen in Amsterdam geen voorwaarde. Wel wordt meestal kennis van en binding met de stad gevraagd. 10. In hoeverre speelde in het besluit om te stoppen met Implacement mee dat de toezichthouders afkomstig waren van een ROC in Schagen? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 2. 11. Is het college bereid, bij eventuele heractivatie van buurtveiligheid- of toezichtsteams te selecteren op kwaliteit en niet op woonplaats? Is het college het met de VVD eens dat indien woonplaats relevant is hiermee onderscheid wordt gemaakt op factoren die niet perse van belang zijn voor de te verrichten werkzaamheden? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie het antwoord op vraag 9. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3 n deze teams werken bewoners, stadsdeel en andere partners intensief samen aan verbetering van de leefbaarheid. Doel is overlast aan te pakken en zo de sociale cohesie te versterken en de buurtbewoners het vertrouwen terug te geven en te activeren in hun eigen wijk. 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 253 Publicatiedatum 10 april 2015 Ingekomen onder F Ingekomen op 1 april 2015 Behandeld op 1 april 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015’ (). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de rapportage ‘Herijking deelnemingen 2015' (Gemeenteblad afd. 1, nr. 219); Constaterende dat: — de criteria zich beperken tot de aanwezigheid van publiek belang en de noodzakelijkheid van gemeentelijk aandeelhouderschap, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente uit de duurzaamheidsagenda en werkgelegenheid mee te nemen als afwegingskader in de herijking. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x Gemeenteblad x Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 693 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen op 1 juli 2015 Ingekomen onder AA Behandeld op 2 juli 2015 Uitslag verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Groen inzake de Voorjaarsnota 2015 (Het Goede Voorbeeld doelstelling CO2 gemeentelijke organisatie). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Overwegende dat: — er een rechterlijke uitspraak ligt in de zaak van Urgenda dat de uitstoot van CO2 in Nederland met 25% moet zijn teruggedrongen in 2020. De rechter deze norm van 25% daarbij ook nog als ‘terughoudend’ kenschetste; — de gemeente Amsterdam een evenredige of zelfs grotere inspanning zou moeten leveren om aan deze doelstelling bij te dragen; — dan ten minste de uitstoot in de gemeentelijke organisatie met 25% gereduceerd zou moeten zijn in 2020; — de gemeente het goede voorbeeld moet geven en niet meer kan vragen van Amsterdammers dan de gemeente zelf doet. Besluit: — bij de doelstellingen en indicatoren voor de gemeentelijke organisatie een extra doel en indicator op te nemen; — doel: de uitstoot van CO2 door de gemeentelijke organisatie is in 2020 met 25% teruggebracht ten opzichte van 1990; — met bijpassende indicatoren en streefwaarden per jaar. Het lid van de gemeenteraad, RJ. Groen 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 207 Publicatiedatum 22 februari 2019 Ingekomen onder BC Ingekomen op donderdag 14 februari 2019 Behandeld op donderdag 14 februari 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het bestemmingsplan Woonboten Baaibuurten Zeeburgereiland (riolering niet lozen in oppervlaktewater) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Woonboten Baaibuurten Zeeburgereiland (Gemeenteblad afd. 1, nr. 118). Constaterende dat: — erdoor de woonboten gedurende 1,5 jaar op het oppervlaktewater kan worden geloosd; — er sinds 1 januari 2009 een lozingsverbod voor de pleziervaart geldt; — hetlozen van riolering op het oppervlaktewater nadelige ecologische gevolgen heeft en hierdoor onwenselijk is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: het lozen van riolering in oppervlaktewater bij de woonboten niet toe te staan. Het lid van de gemeenteraad J.F. Bloemberg-lssa 1
Motie
1
train
Termijnagenda commissie OR Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken commissie feuille- wijze houder 04-okt-11 Inventarisatie historische schepen en subsidie voor behoud en herstel N.a.v. motie 29-1-2009 04-okt-11 Brief van Gemeentelijke Ombudsman over parkeerplaatsen gehandicapten PNX Bespreken Brief ingekomen in de raad van 26-4-2011, gepiept door D66 04-okt-11 Concept-antw op raadsadres over toename fietspontons Ingediend in de raad van 27/9/2011 04-okt-11 Subsidieverstrekking voor Artis t.b.v. dierenwelzijn PNX PIK || Ook A1 _ [Rapport Ombudsman over parkeerboete DM 04-okt-11 Rapport Ombudsman over onjuiste informatie parkeerautomaat PNX PIK || 04-okt-11 Tijdelijke afsluiting en verhuizing taxistandplaats Kleine-Gartmanplantsoen PN 04-okt-11 Concept-brief aan gemeenteraad over grensverlegging Singelgrachtgarage Marnix PN 08-nov-11 Raadsvoordracht Ontwerp Rode Loper + Concept-antw 2 raadsadressen over PNX Adviseren Inspraak is 1/2/2011 gestart discussie over de meerijvariant op het Damrak en de plannen over het Stationseiland 08-nov-11 Raadsvoordracht Bomenbeleidsplan en bomenverordening Is per 3-2-2011 de inspraakprocedure in gegaan 08-nov-11 Concept-antw op raadsadres over opheffen parkeerplaatsen Roetersstraat PNX Bespreken Ingediend in de raad van 28-6-2011, concept- antwbespreken op verzoek VVD 08-nov-11 Voorstel db tot behandeling aanbevelingen Ombudsman n.a.v. rapport Vergunning [PNX Bespreken N.a.v. discussie cie OR 8-3-2011 nodig voor eigen parkeergarage’ + Rapport Ombudsman over 'Ongeoorloofde druk bij aanvraag garagevergunning’ 08-nov-11 Raadsadressen afsluiting Herenstraat op zaterdagavonden Op verzoek van PvdA 08-nov-11 Reactie van db op petitie over fietstaxi's Leidseplein Petitie ingediend in de commissie AZ van juni- 2011 08-nov-11 Masterplan "Appeltjes van de markt" (lange termijn) Masterplan stond 7-12-2010 TK op agenda cie OR 08-nov-11 Profielwijziging Jodenbreestraat, St. Antoniesbreestraat en Houtkoperdwarsstraat Inspraak eindigt per 2/9/2011 00-11 [Notte mancenng parkeergarages CN EC 08-nov-11 Aangepaste notitie “Naar een autoluwere binnenstad” PNX Bespreken het db heeft per brief (6-10-2009) gerapporteerd aan de cie over de voortgang van dit onderwerp. 08-nov-11 Concept-antwoord op raadsadres over zwerflawaai Nieuwe Herengracht Ingediend in de raad van 27/9/2011 Versie: 21-9-2011 Termijnagenda commissie OR Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken a houder [oe-nov-11__[Nota verkeerscirculatie-onderzoek VCO) RL o8-nov-11_|Kwalteïtsonderzoek O+S over Openbare Rumte INR Dn Prinsengracht Amsterdammertjes o6-deo11 [Pan van aanpak fietsparkeren_____ [PNX __ |Advsera || oo-dec11__|Masterplan Leidsebuurt fase 34 eee Lj 06-dec-11__|Meerjarenprogramma Openbare Ruimte 2012e\___——————________ MR [10-jan-12___ [Raadsvoordracht Vaststeling Welstandregels voor water Westerdok [PNX __ |Advseren_ || OE oeren erpen 00 “hoogs konkeeken PX PP | toezegging 29/1/2009 informatiebijeenkomst gehouden. 10-jan-12__ [Nota van Uitgangspunten Eilandenboulevard_________ JPNX [bespreken | __T Versie: 21-9-2011 Termijnagenda commissie OR Datum Onderwerp Porte- Behandel- Stand van zaken commissie feuille- wijze houder 10-jan-12 DB-besluit inzake Bootrichtlijnen voor water van het Westerdok PNX PIK || 10 jan 12_[emnrenung (Neuwe) oostenburgerdwarsstract A 10-jan-12 Profielwijziging Prinsengracht (even zijde), tussen Westerstraat en PX Egelantiersgracht 10-jan-12 Profielwijziging en vernieuwing walmuur Brouwersgracht (even zijde), tussen PN Singel en Herenmarkt, renovatie brug 16 roer 12 _[Prelwizging Haarlemmerplein A 10-jan-12 Vernieuwen walmuur Prinsengracht (even zijde), tussen Leliestraat en Bloemgracht PN bespreken bespreken 07-feb-12 Preadvies op raadsvoorstel GL over fietsreling Voorstel ingediend op 27/9/2011 07-feb-12 herinrichting Plantage Middenlaan, tussen Hortusbrug en Plantage Parklaan PNX Bespreken | 07-feb-12 Verkeersproblemen kruispunt Marnixstraat-Rozengracht N.a.v. commissiebehandeling juni-2011 07-feb-12 Beleidsnota Kade- en Oevergebruik De startnotitie is besproken op 8-3-2011 06-mrt-12 Beleid historische boten In okt-2011 is de inventarisatie besproken 03-apr-12_[ernrichtng Oudekerksplein en aanliggende stegen NX [gesoreen |_ G5-apr12_[Nata Bereikbaarheid NS [pespreen | 03-apr-12 Profielwijziging en vernieuwing walmuur Singel (oneven zijde) tussen PN Lijnbaanssteeg en Stromarkt 08-mei-12 2e Vervolg Parkeerbalans Het 1e vervolg is besproken op 8-3-2011 2014, begin [Fietsroute Leliegracht Bespreken of [N.a.v. toezegging pfh op 18-12-2008 TK 2014, begin [3e vervolg Parkeerbalans PX Kf Algemene discussie over parkeerbeleid Op verzoek van D66 Versie: 21-9-2011
Agenda
3
train
x Gemeente Amsterdam W E % Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen % Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Tijd 13:30 tot 17:00 uur (portefeuilles wethouder Ollongren) en 19:30 tot 22:30 uur (portefeuilles wethouder Vliegenthart). Locatie De Rooszaal MIDDAGDEEL 13:30 TOT 17:00 UUR ALLEEN DE PORTEFEUILLES VAN WETHOUDER OLLONGREN Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergaderingen van de Raadscommissie WE d.d. 11 november 2015. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWE @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Lucht- en Zeehaven 11 Presentatie Lucht Verkeersleiding Nederland Nr. BD2015-017162 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door de heer Jasper Daams, General manager strategy & performance van de Lucht verkeersleiding Nederland. 12 Beantwoording vragen Schipholtunnel, transformatie, overlast en hinder Nr. BD2015-015393 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden De Heer (PvdA) en Vink (D66). 13 Oplevering onderzoek Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu over ultrafijnstof in de omgeving van Schiphol. Nr. BD2015-015394 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Bakker (PvdD). Deelnemingen 14 Bespreken jaarverslag en jaarrekening 2014 Havenbedrijf Amsterdam Nr. BD2015-015847 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 15 Onderzoek van de rekenkamer naar verzelfstandiging en privatisering van parkeerbeheer Nr. BD2015-015689 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). Economie 16 Initiatiefvoorstel D66 en VVD Flexibele openingstijden winkels. Nr. BD2015- 015388 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Ruigrok (VVD) en Paternotte (D66). e _ Gevoegd behandelen met agendapunt 17. 2 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 17 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel flexibele openingstijden voor winkels Nr. BD2015-017159 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Gevoegd behandelen met agendapunt 16. 18 Instemmen met plan pilot Freezone Haven Nr. BD2015-015115 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 19 Aanwijzen van pilotgebieden freezone winkelstraten en horeca Nr. BD2015- 017105 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 20 Vaststellen Amsterdams Ondernemers Programma ‘Ruimte voor ondernemers!’ 2015-2018 Nr. BD2015-01/7158 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 21 Vaststellen van de verordeningen voor 10 nieuw in te stellen bedrijveninvesteringszones (BIZ), door middel van het vaststellen van acht nieuwe BIZ-verordeningen en het aanpassen van 2 bestaande BIZ- verordeningen en intrekking van 7 BIZ-verordeningen. Nr. BD2015-016388 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 22 Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van voorgenomen oprichting Stichting Science & Business Amsterdam Science Park Nr. BD2015-014651 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 23 Kennisnemen van de Eindrapportage verkenningsfase Bestuursopdracht belastingen Nr. BD2015-017111 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). e _De commissie FIN is hierbij uitgenodigd. 3 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 24 Intrekken van de Verordeningen op de heffing en invordering van de precariobelasting en vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2016 Nr. BD2015-017119 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd. 25 Intrekking van de Verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting Amsterdam 2005 Nr. BD2015-01/7127 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd. 26 Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering hondenbelasting 2004 en wijzigen van de Algemene Plaatselijke verordening 2008 Nr. BD2015-017122 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). e De commissie FIN is hierbij uitgenodigd. 27 Raadsbrief inzake Actieplan kansen voor en door vluchtelingen. Nr. BD2015- 016480 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Poot (VVD) en Verheul (D66). 28 Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor, gegevens 2012-2014, Metropoolregio Amsterdam (MRA) Nr. BD2015-017048 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD). e Was TKN 5 in de vergadering van 11.11.2015. 4 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 AVONDDEEL 19:30 TOT 22:30 UUR ALLEEN DE PORTEFEUILLES VAN WETHOUDER VLIEGENTHART Algemeen 29 Mededelingen 30 Vaststellen agenda 31 Conceptverslag 32 Termijnagenda, per portefeuille 33 TKN-lijst 34 Opening inhoudelijk gedeelte 35 Inspreekhalfuur publiek 36 Actualiteiten en mededelingen 3/7 Rondvraag Werk, Inkomen en Participatie 38 Initiatiefvoorstel van Van der Pligt (SP) getiteld; Naar een betere klachtafhandeling bij de sociale werkvoorziening Amsterdam. Nr. BD2015- 015924 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Gevoegd behandelen met agendapunt 39, 39 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel 'Naar een betere klachtafhandeling bij de Sociale Werkvoorziening’ Nr. BD2015-005001 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Gevoegd behandelen met agendapunt 38. 40 Vaststellen Verordening op de Participatieraad, wijzigen Verordening op de Wet sociale werkvoorziening en intrekken Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2015-010937 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 5 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 41 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE Participatie Nr. BD2015-017061 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 42 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE Inkomen Nr. BD2015-01 7055 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 43 Kwartaalrapportages Gemeentelijke Ombudsman nrs. 1-3 2015 inzake RvE Werk Nr. BD2015-01 7049 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 44 Voortgangsrapportage Werk, Participatie en Inkomen augustus 2015 - verdieping op resultaten Nr. BD2015-01 7079 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 45 Samenwerking met uitzendbureaus op flexibele arbeid Nr. BD2015-015314 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Groot Wassink (GL). 46 Kennisnemen van Voortgangsrapportage Aanpak Jeugdwerkloosheid najaar 2015 Nr. BD2015-013358 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissie JC is hierbij uitgenodigd. 47 Uitvoering motie 768 (aanpak barrières flexibele en tijdelijke arbeid), motie 453 (samenwerking met uitzendbureaus op flexibele arbeid) en motie 672 (inspanningsperiode in relatie tot flexwerk) in het kader van flexibele en tijdelijke arbeid Nr. BD2015-015540 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 48 Voorstel kindpakket 2015 Nr. BD2015-017078 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 49 Instemmen met brief aan gemeenteraad over het Koersbesluit Re-integratie en de uitkomsten van een maatschappelijke kostenbatenanalyse voor de trajecten van Werk en Re-integratie Nr. BD2015-014552 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 6 Gemeente Amsterdam W E Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen Gewijzigde agenda, woensdag 2 december 2015 50 Taaleis Participatiewet Nr. BD2015-016982 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De commissie JC is hierbij uitgenodigd. 3 Decentralisaties 51 Wijze van uitvoering motie Innovatie Sociaal Domein (809) Nr. BD2015-016663 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. TOEGEVOEGD AGENDAPUNT MIDDAGDEEL Deelnemingen 52 Onderzoek van de rekenkamer naar Afval Energiebedrijf Amsterdam (AEB) Nr. BD2015-016945 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 16.12.2015). 7
Agenda
7
train
me dg ddin/d-OJ- OF | Rapd= Beh. amb/aid: Sectantorfd Dd RAADSADRES Noordermarkt sta terras Kopie aan: DQ Amsterdam 12 september 2009 3 fo Aan de leden van de Commissie Algemene Zaken van de Deelraad Centru â | archelcode- 97-35 S-p Ik heb begrepen dat in de commissie vergadering van aanstaande woensdag s0f. | petitie van AilAmsterdam en de reactie van mevrouw Iping daarop besproken zal worden. Graag wil ik mede namens velen van mijn buren (QBen: WO en rond de Noordermarkt mijn zorg uitspreken over de huidige ontwikkelingen omtrent het toestaan van sta-terrassen. De afgelopen jaren hebben wij op de Noordermarkt goed kunnen zien waar een sta-terras toe leidt: het leidt tot uitwaaiering, herrie, verloedering en vervuiling. Dat alles veroorzaakt overlast, niet alleen voor bewoners maar cok voor passanten die gewoon op de stoep willen lopen. De hele discussie gaat niet over staan OP een terras (dat kan niet omdat het terrasmeubilair daar staat), het gaat om staan NAAST een terras (zie bijgaande foto). Slechts een paar jaar terug heeft het Stadsdeel Centrum een nieuwe horeca nota vastgesteld, met instemming van alle partijen. Eén van de speerpunten in de nota was de eis dat de horecaondernemer mede verantwoordelijk was voor de handhaving en het voorkomen van overlast. Dat alles om wonen, werken en recreëren in de binnenstad in balans te houden. Als bewoners hebben wij sterk het gevoel dat dit grondig mislukt is, De horeca ondernemers op de Noordermarkt en het stadsdeel centrum hebben de sta-terrassen 's avonds laat jarenlang laten ontstaan zonder in te grijpen. Als bewoners zijn wij zeker niet tegen terrassen, sterker nog wij vinden ze juist een aanwinst voor de buurt. Waar het mis gaat is dat er excessen onstaan en het tijdstip waarop deze ontstaan. Als voorbeeld neem ik café Finch en Café Proust die naast elkaar gevestigd zijn aan de noordzijde van de Noordermarkt. Beide café's hebben een klein terras met 2 tot 3 tafels waar met een optimale bezetting misschien 20 mensen kunnen zitten. Kleinschalig en ons inzien goed passend qua maatvoering in de buurt. Maar laten wij de situatie op de foto nu eens goed bekijken: daar tel ik 18 mensen zittend aan de tafels en ruim 49 mensen staand met een pilsje in hun hand. Deze foto is genomen rond een uur of 5 's middags. 's Avonds vanaf een uur of 11 nemen deze aantallen nog fors toe waardoor er geregeld (iedere vrijdagavond en soms ook op de donderdag en de zaterdag avond) ruim 100 personen staan NAASTde vergunde terrassen. En dat veroorzaakt voor veel omwonenden overlast. Overlast in de vorm van herrie (mensen die een slok op hebben praten hard), troep (peuken, gebroken glas, kots etc.) en irritatie (belletje trekken bij "de klagende buren"). In een dergelijke situatie raakt de balans verstoord: de uitgaansfunctie overheerst en dat is ons ineens niet afgesproken. Wij willen niet ieder weekeind moeten vluchten voor de overlast! Derhalve verzoeken wij u om NIET toe te geven aan de eis van Ai!Amsterdam om nn ee de ee Í $ À | sta-terrassen toe te staan. | Bovendien verzoeken wij u de handhaving door de dienst Stadstoezicht te i hervatten. | Tot slot zou het in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen volgende Í jaar goed zijn als de partijen zich sterk maken voor een inzet op kwaliteit in plaats van het verkwanselen van de stad aan de hoogste bieder. Amsterdam is juist door zijn mix een prachtige stad, laten we daar met z'n allen zuinig op zijn. | | | J 1 | Í } $ | l | \ | í i | | Ì à $ ï Í d Ea ot ES E, > DE ï f Ka ad ri à ' ; \ a 4 hts hk ‘ î ï 5 k 3 Kk :, » -ò je | 7 ki El \ i b % 'e rf zer! be W À 3 4 ; p A 8 ki } pe ä OD en pa jn Y ï SE R À t En „ol vh A | 3 _$ Et (A Ek ' ZR yy) ENNE Pe ì ” k En) ik Ì 3 H \ 5 É | p | k: Da 4 Ed | En \ \ S Rm js fi k 8 IJ A À s A A , Nas Tk Nn RAR % F á Fi Á Ei kV 6 é En A 3 ki 4 . d | HI 8 n | dl ° | ' : is en \ k $ AO ek 0 ER | \ EE 8 \ / zi} 8 Ì a sn 4 Ll Ä } á € : je \ ï KS É | ee Wid K n 8 id he Iek ï | 8 K D aad id ne È A LE Wi ES KA ha ki u Bezoekadres x Gemeente Amsterdam Amstel 1 1011 PN Amsterdam Stadsdeel Centrum Postbus 202 2x Sector Bouwen en Wonen 1000 AE Amsterdam Afdeling Ruimtelijk Beleid Telefoon 14 020 € Fax 020 552 4433 waw centrum amsterdam nl C Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 14 Nov. 2008 Ons kenmerk 09-123/6 (23 -€3e / 5) Uw kenmerk Behandeld door Luuk Appelman Rechtstreekse nummer 020 552 4465 Faxnummer 020 552 4227 Bijtage Onderwerp Beantwoording raadsadres terrassenbeleid Noordermarkt Geachte ia … ee In uw raadsadres van 12 september 2009 verzoekt u stadsdeel Centrum om geen gehoor te geven aan de oproep om sta-terrassen toe te staan. Allereerst willen wij u laten weten dat we het heel belangrijk vinden dat u, als bewoner, zich mengt in de discussie over terrassen die afgelopen Zomer is ontstaan. Voor een evenwichtige debat daarover is het van belang dat verschillende groepen met verschillende belangen zich in deze discussie laten horen. Het beleid van het stadsdeel is gebaseerd op de visie dat de balans tussen wonen, werken en uitgaan naast elkaar moeten kunnen bestaan. Hoewel dat op sommige plekken spanningen met zich meebrengt is functiemenging in het algemeen zeer gewenst en vormt het de kracht van de binnenstad. In 2008 zijn zowel de Terrassennota als het Horecabeleidsplan vastgesteld. Ook daarbij is het uitgangspunt geweest dat recht wordt gedaan aan de verschillende belangen, zonder dat één daarvan de overhand krijgt. Het tegengaan van overlast speelt in beide beleidsnotities een grote rol. Het verbod op staterrassen staat in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Sinds de invoering van het rookverbod per 4 juli 2008, nemen rokende horecabezoekers steeds vaker hun toevlucht tot het terras, zeker als in de horecagelegenheid geen rookruimte ís gecreëerd. Dit leidt tot meer staande bezoekers op het terras, al dan niet rokend en/of drinkend, hetgeen substantieel meer overlast voor de buurt kan veroorzaken, Het is de 8 Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 54, 53 en 54 halte Waterlooplein. 17 november 2009 Gemeente Amsterdam 09-12376 Stadsdeel Gentrum Pagina 2 van 2 vraag of het aanpassen of schrappen van het betreffende APV-artikel, recht doet aan deze situatie. De vraag om de APV aan te passen is in behandeling bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het college acht het vinden van een juiste balans tussen wonen, werken en uitgaan in de stad, evenals stadsdeel Centrum, van groot belang en wil daar zorgvuldig mee omgaan. Het college is van mening dat een brede discussie noodzakelijk is om antwoord te kunnen geven op de vraag of het verbod op staterassen wel of niet geschrapt dient te worden. In de Raadscommissie Algemene Zaken van de gemeente Amsterdam van 27 augustus 2009 heeft het college toegezegd dat het college in het voorjaar met een notitie komt. Hierin zullen bovenstaande aspecten in beeld worden gebracht en wordt een indruk gegeven hoe in andere steden omgegaan wordt met staand drinken op terrassen. De notitie dient als uitgangspunt voor een debat in de Gemeenteraad, waarbij u ook wordt uitgenodigd om een bijdrage te leveren. Zodra duidelijk is wanneer dit punt op de agenda staat, zult u hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld door de Raadsgriffie van de Gemeente Amsterdam. Momenteel vindt een buurtonderzoek plaats naar het terrassenbeleid in de Jordaan. Naar aanleiding daarvan zal het gebiedsgerichte terrassenbeleid voor de Jordaan geëvaluaeerd worden, Uw raadsadres zal deel uitmaken van deze evaluatie. Overigens wordt tegen staand of zittend drinken buiten het vergunde terras door het stadsdeel handhavend opgetreden. Als u vragen heeft naar aanleiding van deze brief, kunt u contact opnemen met dhr. L. | Appelman, beleidsadviseur horeca bij stadsdeel Centrum, bereikbaar van maandag tot en met vrijdag via lappelman@centrum amsterdam.nl. Met vriendelijke groeten, het dagelijks bestuur, we / | : EN | jd Û 4 d ä & 4 d Anneke Eurelings EIS onl Stadsdeelsecretaris stâdsdeelvoórzitter \ 4 2
Raadsadres
5
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1393 Publicatiedatum 28 december 2018 Ingekomen onder Ingekomen op woensdag 19 december 2018 Behandeld op woensdag 19 december 2018 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Schijndel inzake het behoud van zorgboerderij de Boterbloem (onderzoek juridische houdbaarheid samenwerkingsovereenkomst Lutkemeerpolder) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de bestuurlijke reactie op motie nr. 2018-316 van de voormalige raadsleden Nuijens en Geenen inzake het uitwerken van meerdere scenario’s voor het behoud van (zoveel mogelijk van) de functie van zorgboerderij de Boterbloem (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1330). Constaterende dat: — het college voornemens is in de Lutkemeerpolder te starten met de ontwikkeling van het Business Park Amsterdam Osdorp (BPAO); — voor de ontwikkeling van het BPAO in 2009 een samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen de gemeente Amsterdam, SADC en SEKU B.V (ontwikkelaar); — het college voornemens is Reserveringsovereenkomsten te sluiten; — het Gerechtshof Amsterdam omkoping door een van de betrokkenen bij de samenwerkingsovereenkomst heeft vastgesteld. Overwegende dat: — door de vastgestelde omkoping de samenwerkingsovereenkomst mogelijk juridisch onhoudbaar is; — als consequentie het college moet onderzoeken of de gesignaleerde gebreken in de constructie van SADG, GEM Lutkemeer en Seku BV kunnen worden gerepareerd; — het in dat kader niet in de rede ligt reeds in de eerste helft van 2019 te starten met het sluiten van Reserveringsovereenkomsten voor kavels in de Lutkemeerpolder. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken: 1) hoe Seku BV zo snel mogelijk uit de constructie kan worden verwijderd, 2) of de gemeente en haar partners met de SADC/GEM Lutkemeer-constructie willen doorgaan, of aan een eenvoudiger constructie de voorkeur geven. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1387 Motie Datum 28 december 2018 En daarover binnen een half jaar aan de Raad te rapporteren. Het lid van de gemeenteraad A.H.J.W. van Schijndel 2
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 27 mei 2021 Ingekomen onder nummer 370 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Khan en Van Soest inzake de Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid (Uitwerking draagvlak) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het vaststellen van de Regionale Energiestrategie Noord-Holland Zuid, Overwegende dat: — _ Draagvlak essentieel is voor het slagen van de energietransitie; — _ Draagvlak in Amsterdam gedefinieerd moet worden op het niveau van de zoekgebieden; — De Raad van State heeft bepaald dat inwoners binnen 1500 meter van een windturbine overlast kunnen ervaren en dus belanghebbende zijn; — _Waardedaling van woningen significant is tot zeker 2 km en een aantasting van de leefbaarheid en het woongenot weerspiegelt, en daarmee dient te worden aangemerkt als zaak van ‘goede ruimtelijke ordening! in de Wro; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Voordat toestemming wordt gegeven tot het plaatsen van een windturbine het draagvlak ervoor te meten en aan dat draagvlak de volgende voorwaarden te verbinden: 1. binnen een afstand van 750 meter van een windturbine is minimaal 75 procent van de bewoners voorstander van de plaatsing van de windturbine; 2. binnen een afstand van 750 tot 1500 meter is minimaal 5o procent voorstander; 3. dit draagvlak wordt gemeten middels een enquête; 4. de vraagstelling vindt plaats nadat het project tot in meetbare details is vastgesteld, waarbij een informatiefolder wordt verspreid onder inwoners met een neutrale weergave van zowel de voordelen als de nadelen, die wordt geformuleerd in samenspraak tussen voor en tegenstanders; 5. indien uit de Health Impact Assessment blijkt dat er ernstige overlast te verwachten is, en daarmee ook het risico van gezondheidsschade, gaat dat boven eventueel positief draagvlak. Gemeente Amsterdam Status _ Pagina 2 van 2 Indieners D.T. Boomsma K.M. Kreuger S.Y. Khan W. van Soest
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 500 Publicatiedatum 6 juni 2018 Ingekomen onder u Ingekomen op woensdag 30 mei 2018 Behandeld op woensdag 30 mei 2018 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake het coalitieakkoord 2018 2022 “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (monitor en voorkom zoekverkeer). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2018-2022, getiteld: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456). Overwegende dat: — het coalitieakkoord het doel en voornemen bevat om onderzoek te doen naar het opheffen van 7 tot 10.000 parkeerplaatsen in het kader van de ‘Agenda Amsterdam Autoluw’ — het opheffen van parkeerplaatsen zeker in wijken met een hoge parkeerdruk, leidt tot extra zoekverkeer naar vrije parkeerplaatsen; — zoekverkeer leidt tot grote frustratie door de zoekende automobilist, maar ook tot extra verkeersbewegingen en extra luchtvervuiling. Spreekt uit: Dat maatregelen in het kader van de 'Agenda Amsterdam Autoluw’ niet mogen leiden tot een (significante) toename van het zoekverkeer. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in het onderzoek in het kader van de Agenda Amsterdam Autoluw naar de haalbaarheid van het verwijderen van parkeerplaatsen in ieder geval ook te het risico dat als gevolg daarvan de parkeerdruk en het 'zoekverkeer' toeneemt te betrekken, alsmede maatregelen om dat te voorkomen. Het lid van de gemeenteraad, D.T. Boomsma 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1654 Ingekomen op 16 oktober 2019 Ingekomen in raadscommissie WB Te behandelen op 6/7 november 2019 Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Naoum Néhmé inzake de Begroting 2020 (Aanscherping mitigerende maatregelen woningbouw) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2020. Constaterende dat: — op pagina 219 van de Begroting 2020 staat dat ‘de regels voor nieuwbouw zoals de 40/40/20, het beleid voor middeldure huurwoningen en een verhuurverbod/woonplicht' mogelijk de animo om die woningen te realiseren doet verminderen; — als maatregelen hiertegen ‘actief monitoren’ en een 'marktconsultatie' worden voorgesteld. Overwegende dat: — de beschreven risico's reëel zijn en zich zeer waarschijnlijk in de praktijk zal voordoen, aangezien streefcijfers voor middenhuur worden niet gehaald worden en beleggers hebben aangegeven Amsterdam minder interessant te vinden voor woningbouwprojecten; — _nog meer monitoren en consulteren geen zin heeft, omdat de gemeente dit reeds lange tijd doet en deze voorgenomen maatregelen te vaag en te vrijblijvend zijn; — deze mitigerende maatregelen daarom nader omschreven zouden moeten worden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. De impact van verschillende beleidsvoorschriften (waaronder de duurzaamheidseisen, het grondprijzenbeleid, 40/40/20 en het antispeculatiebeleid) op de woningbouw in Amsterdam door te rekenen; 2. Deze doorrekening te formuleren in termen van het te verwachten aantal in aanbouw genomen woningen; 3. De raad te informeren over de resultaten van dit onderzoek. De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma H. Naoum Néhmé 4
Motie
1
discard
N Gemeente Amsterdam Gemeenteraad x Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 584 Ingekomen op 19 mei 2020 Behandeld op 20 mei 2020 Status verworpen Onderwerp Motie van de leden Nanninga, Kreuger en Poot inzake de actualiteit corona (geen invoering reclamebelasting 2021) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit corona, Overwegende dat: -__ allerlei sectoren vanwege de lockdown en de bijbehorende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen hun activiteiten tijdelijk hebben moeten staken dan wel hun zaken tijdelijk hebben moeten sluiten; -__ veel branches vanwege de lockdown in financieel zwaar weer verkeren, en het gemeentebestuur deze zoveel mogelijk moet helpen er weer bovenop te komen; - het college heeft besloten de reclamebelasting pas op 1 januari 2021 in te laten gaan, zodat er in 2020 geen reclamebelasting geheven wordt; -__ ondernemers en zeker kleine ondernemers er financieel nog meer bij gebaat zijn als de reclamebelasting helemaal afgeschaft wordt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: De reclamebelasting voor ondernemers helemaal af te schaffen (en dus niet in te voeren per 2021). De leden van de gemeenteraad Nanninga Kreuger Poot 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1544 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 9 november 2016 Ingekomen onder BH Behandeld op 10 november 2016 Uitslag Ingetrokken en vervangen door BH’ Onderwerp Motie van de leden Groot Wassink, Boomsma en Moorman inzake de Begroting 2017 (red Het Landje). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Overwegende dat: — Het voortbestaan van het zogenoemde Het Landje onder druk staat door de vastgoedtaakstelling. — Het Landje een onmisbare voorziening voor de stad is. — Het stadsbestuur in overleg is met de bestuurscommissie Nieuw-West om te bezien of Het Landje behouden kan worden. — Deze onduidelijkheid ongewenst is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: het aangepaste bezuinigingsvoorstel van de bestuurscommissie Nieuw-West, zoals vastgesteld op 5 oktober 2016 over te nemen en hiertoe een begrotingswijziging aan de raad voor te leggen opdat Het Landje behouden blijft. De leden van de gemeenteraad B.R. Groot Wassink D.T., Boomsma M. Moorman 4
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 675 Publicatiedatum 28 augustus 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer A.H. van Drooge van 24 april 2013 inzake de onder druk staande maatschappelijke acceptatie van het erfpachtstelsel en de gevolgen daarvan. Amsterdam, 23 augustus 2013 Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: In de jaarrekening 2012 van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA) is op de bladzijde 99 het volgende te lezen: “Mede door een aantal erfpachtkwesties die negatief in de publiciteit zijn gekomen staat de maatschappelijke acceptatie van het erfpachtstelsel als geheel onder druk. Erfpachters zijn daardoor steeds vaker geneigd in verweer te komen bij canonherzieningen, bestemmingswijzigingen en andere contractveranderingen die tot aanpassing van canonbetalingen of afkoopsommen leiden. Beroepsprocedures, invorderingsprocedures, acceptatietermijnen en rechtszaken nemen toe. Opbrengsten komen onder druk te staan” En op bladzijde 98: “De gemeente wordt geconfronteerd met een toenemend aantal rechtszaken (met name over hoogte erfpachtcanons en afkoopsommen). Daarnaast neemt de lengte en de complexiteit van de juridische procedures toe. Een aantal rechtszaken kan bovendien fundamentele consequenties voor het erfpachtstelsel hebben. De precedentwerking van bepaalde rechterlijke uitspraken is een reëel risico.” Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 24 april 2013, namens de fractie van de CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing Os Gemeenteblad Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 1. Hoeveel beroepsprocedures, invorderingsprocedures, acceptatietermijnen en rechtszaken met betrekking tot erfpacht heeft de gemeente de afgelopen vijf jaar gevoerd? In hoeverre is daar sprake van een toename? Kan het college dat middels een overzicht inzichtelijk maken? Antwoord: De tekst waarover de vragen worden gesteld, betreft de zogenoemde risicoparagraaf. Deze risicoparagraaf is bedoeld om mogelijke toekomstige risico’s te beschrijven en beoogt om beter inzichtelijk te maken waarom bepaalde kosten in de komende jaren mogelijkerwijs zullen toenemen. De cijfers uit de jaarrekening 2012 en de toelichting in de risicoparagraaf maken duidelijk dat er steeds meer en steeds intensiever een beroep wordt gedaan op de capaciteit van Bureau Erfpacht en dat de kans bestaat dat dit de komende jaren zal toenemen. De externe juridische kosten liggen de afgelopen jaren min of meer op hetzelfde niveau. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat deze kosten de komende jaren hoger zullen zijn dan voorgaande jaren. Wel wordt de verwachting uitgesproken dat het aantal wanbetalers zal toenemen. Rechtszaken Hieronder vindt u een overzicht van het aantal rechtszaken dat is opgestart in de periode 2008-2012. Onder rechtszaken wordt hier verstaan de procedure vanaf de eerste aanleg bij de Rechtbank, de eventuele hoger beroepsprocedure en een eventuele cassatieprocedure. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in rechtszaken die zijn aangespannen door de erfpachter dan wel door de gemeente. In onderstaand overzicht wordt uiteengezet hoeveel rechtszaken per jaar zijn gestart. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het aantal gestarte rechtszaken nauwelijks is toegenomen in de periode 2008-2012. Desalniettemin is het aantal lopende rechtszaken wel toegenomen, hetgeen samenhangt met het gegeven dat procedures die bijvoorbeeld in 2008 zijn gestart in 2012 nog kunnen lopen. In 2008 waren er 8 rechtszaken inzake erfpacht aanhangig bij de Rechtbank, het Hof en de Hoge Raad. In 2012 was dit aantal toegenomen tot 13. Eén van deze 13 rechtszaken betreft een in 2010 opgestarte, zeer omvangrijke procedure waarbij circa 600 erfpachters zich hebben aangesloten (de zgn. SEBA-zaak). De bij deze rechtszaak aangesloten erfpachters zijn vanzelfsprekend niet individueel in een juridische procedure betrokken. Daarnaast zijn enkele reeds opgestarte juridische procedures in verband met deze omvangrijke juridische procedure aangehouden. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing Os Gemeenteblad Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 Op 5 juni 2013 heeft de Rechtbank in deze procedure een uitspraak gedaan. Aangezien voor beide partijen nog de mogelijkheid bestaat om hoger beroep aan te tekenen tegen dit vonnis, kan het college nu nog geen uitspraken doen over wat dit betekent voor de aangesloten erfpachters. Aantal incassoprocedures Het aantal incassoprocedures over de periode 2008-2012 laat het volgende beeld zien. In 2011 is het aantal incassoprocedures ten opzichte van 2010 meer dan verdubbeld. Hier zijn de effecten van de economische crisis voor zowel de particuliere als de bedrijfsmatige erfpachters te zien. Dat daarna in 2012 een afname van het aantal incassoprocedures waarneembaar is, heeft mede te maken met het feit dat meer incassoprocedures zijn opgezet waarvoor verhoudingsgewijs meer uitzoekwerk nodig was voordat de vorderingen naar het incassobureau verzonden kon worden. 2. Kan het college daarbij eveneens inzichtelijk maken met welke kostenstijging voor de gemeente dat gepaard is gegaan? Kan het college daarbij ingaan op welke extra kosten gemaakt zijn en welke inkomsten er niet of met vertraging binnen komen? Antwoord: Het debiteurenrisico op bedrijfsmatige erfpachtrechten is groter dan bij erfpachtrechten met de bestemming wonen omdat: = het bij bedrijfsmatige erfpachtrechten vaak om grotere bedragen gaat; =de uiteindelijke waarborg (namelijk veiling van het structureel wanbetalende erfpachtrecht) voor een (doorgaans courante) woning tot een zekerder uitkomst leidt dan voor minder courante failliete objecten (voor unieke, grote objecten bestaat veel minder markt). Op basis van een totaalbestand van uitstaande vorderingen wordt op basis van de leeftijd van de oninbare vordering en specifieke kennis van bepaalde dossiers een schatting gemaakt of vorderingen oninbaar zijn of niet. Als de kans groter is, dat een vordering niet binnen komt, wordt een groter percentage van de openstaande vordering afgeboekt naar de voorziening ‘dubieuze debiteuren’. De gemeente heeft de laatste 5 jaar op basis van deze inschatting de volgende bedragen afgeboekt, omdat (vooral) erfpachters op bedrijfsmatige erfpachtrechten in een aantal gevallen hun vorderingen niet meer kunnen voldoen: 3 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 26 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 Oninbare vorderingen (“min) 2 Deze afboeking geeft de beste indicatie van welke inkomsten er niet of met vertraging binnen komen. Vanwege het faillissement van één projectontwikkelaar met één grote canonschuld, was het bedrag aan oninbare vorderingen in 2009 heel hoog. Met uitzondering van 2009, waren de oninbare vorderingen tot en met 2010 relatief laag. In 2011 had de financiële crisis ook effect op de erfpachters met bedrijfsmatige erfpachtrechten en nam het bedrag aan oninbare vorderingen toe. Vanaf 2013 is gezien de ontwikkeling van de laatste jaren en de negatieve ontwikkeling bij een aantal bedrijfsmatige erfpachtrechten daarom in de jaarlijkse begroting een structureel bedrag van € 1,5 miljoen opgenomen in verband met niet-betalende debiteuren. Dit bedrag is gelijk aan 0,75% van de omzet. Daarnaast heeft de gemeente de volgende externe juridische kosten wegens procesvertegenwoordiging gemaakt vanwege de diverse rechtszaken die tegen de gemeente vanwege erfpacht worden gevoerd: Juridische kosten procesvertegenwoordiging (*mIn) Hier is te zien dat de kosten de afgelopen jaren min of meer op hetzelfde niveau liggen. 3. Huurders worden middels gemeentelijke subsidies aan verschillende organisaties gesteund bij eventuele conflicten met verhuurders. In hoeverre geldt dit ook voor erfpachters en huiseigenaren bij een eventueel conflict met de erfverpachter, de gemeente? En wanneer daar een verschil tussen blijkt te zijn: waarom worden erfpachters niet op dezelfde wijze ondersteund door de gemeente als huurders? Antwoord: De gemeente kent geen subsidieregeling voor de ondersteuning van erfpachters. In het geval van erfpacht is de gemeente de wederpartij en wordt de erfpachter ‘beschermd’ door de objectieve waarborgen van (de beginselen van) behoorlijk bestuur en de daarbij behorende mogelijkheden, zoals het indienen van een klacht bij de Ombudsman. 4 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing Os Gemeenteblad Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 Voorts is een erfpachtovereenkomst een privaatrechtelijke overeenkomst en de gemeente verricht derhalve een privaatrechtelijke rechtshandeling. Tevens zal vrijwel altijd een recht van hypotheek gevestigd moeten worden bij de aankoop van een woning op erfpacht. Hierbij zullen door een tussenpersoon dan wel door de hypotheekverstrekker de voorwaarden van het erfpachtrecht worden beoordeeld om te bepalen of de canon tussentijds significant zal stijgen. De tussenpersoon/hypotheekverstrekker is hierbij op basis van de Wet op het financieel toezicht gehouden om de erfpachter te wijzen op mogelijke financiële consequenties. Ook de bij de overdracht betrokken makelaars en de notaris zijn verplicht om de erfpachter te informeren over eventuele toekomstige wijzigingen van de canon en andere voor de erfpachter van belang zijnde zaken. Ons College ziet daarom geen aanleiding tot aanvullende ondersteuning middels een subsidie. 4. Welke rechtszaken worden er thans gevoerd die mogelijk fundamentele consequenties hebben voor het erfpachtstelsel? Welke precedentwerking vreest het college? Graag een toelichting. Antwoord: Op dit moment is er een omvangrijke juridische procedure aanhangig die mogelijk gevolgen kan hebben voor het erfpachtstelsel (SEBA). Een aantal grondslagen van het huidige erfpachtstelsel worden in deze zaak ter discussie gesteld, waaronder de bevoegdheid van de gemeente om de algemene bepalingen en de canon aan het einde van het tijdvak te herzien op de wijze zoals zij dat nu doet. Daarnaast wordt vernietiging gevorderd van vier taxatierapporten, wegens schending van het motiveringsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor. De Rechtbank heeft in deze zaak op 5 juni 2013 een uitspraak gedaan. De Rechtbank oordeelt onder andere dat de Gemeente de bevoegdheid toekomt om de algemene bepalingen en de canon (op basis van de actuele grondwaarde) te herzien aan het einde van het tijdvak, en vernietigt daarnaast de vier in het geding zijnde taxatierapporten wegens een gebrek aan motivering en een gebrek aan hoor- en wederhoor. Op basis van de rechtbankuitspraak verwacht het college niet dat deze procedure fundamentele consequenties zal hebben voor het erfpachtstelsel. Het vernietigen van de vier in het geding zijnde taxatierapporten zou mogelijk precedentwerking kunnen hebben voor erfpachters die in het verleden niet akkoord zijn gegaan met het taxatierapport en daarom de akte canonherziening niet hebben gepasseerd. Omdat dit vonnis van zeer recente datum is, kan het college hier nu nog geen finale uitspraak over doen. Aangezien voor beide partijen beroepsmogelijkheden open staan tot 5 september 2013, bestaat de mogelijkheid dat een uitspraak in finale instantie nog enige tijd op zich zal laten wachten. Afgezien van zuivere incassozaken, kunnen alle andere juridische procedures die op dit moment aanhangig zijn in potentie invloed hebben op het erfpachtstelsel. Het is mogelijk dat in deze procedures uitspraken worden gedaan die voor het functioneren van het stelsel van belang kunnen zijn. Ook hierover kan het college zich echter nog geen oordeel vormen. 5 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing Os Gemeenteblad Datum 28 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 5. In welke mate hebben de afgelopen vijf jaar beroepsprocedures en rechtszaken van erfpachters tegen de erfverpachter, de gemeente, positief uitgepakt voor de erfpachter, in de zin dat er bijvoorbeeld een lagere erfpachtcanon is vastgesteld? Welke bijstelling van de verwachte erfpachtopbrengsten heeft het OGA als gevolg daarvan moeten maken”? Antwoord: In de periode 2010-2012 hebben 6 rechtszaken geleid tot een lagere vaststelling van de erfpachtcanon of een lagere vaststelling van de openstaande rente. Aantal rechtszaken waarbij de canon of rente lager is vastgesteld 3 1 2 Lager vastgestelde canon of rente (*€ 1.000 11 17 450 Bij één rechtszaak die eindigde in 2012 waren de financiële belangen groot en ging het geschil over de rente die verschuldigd is bij de project- ontwikkelaarsregeling. Hierbij werd uiteindelijk € 170.000 aan rente ontvangen terwijl € 619.000 was geëist (€ 619.000 -/- € 169.M0= € 450.000). Op dit moment zijn de financiële consequenties zo gering op het totaal bedrag aan erfpachtopbrengsten, of hebben ze betrekking op een zeer specifiek geval (namelijk de renteopbrengsten bij de projectontwikkelaarregeling), dat de verwachte erfpachtopbrengsten voor de komende jaren vanwege juridische uitspraken niet naar beneden zijn bijgesteld. 6. Het college meldt dat er afnemend maatschappelijk draagvlak is voor erfpacht. Welke conclusies verbindt het college daaraan? Is het college met de CDA-fractie van mening dat het aantal toegenomen beroepsprocedures en rechtszaken van erfpachters tegen de gemeente inherent is aan de keuze voor het behouden van het onrechtvaardige stelsel van de gedwongen voortdurende erfpacht? En dat de aangekondigde ‘modernisering’ van het erfpachtstelsel derhalve geen soelaas zal bieden, en dat dus de oplossing ligt in een hervorming naar eeuwigdurende erfpacht met afkoop- mogelijkheid en de keuzevrijheid om de grond eventueel te kopen? Antwoord: Het erfpachtstelsel in zijn huidige vorm wordt door veel partijen, onder andere door erfpachters en banken, ervaren als complex, onduidelijk en risicovol. De canon maakt vaak aan het einde van een tijdvak een enorme sprong omhoog. Deze canonherziening leidt dan tot een aanzienlijke stijging van de woonlasten. Voor de meeste betrokkenen is de canonberekening bij het eind van een tijdvak onduidelijk. De dreiging van een canonsprong en de onduidelijkheden rond de canonherziening kunnen er voor zorgen dat banken terughoudend zijn bij financiering van woningen op erfpachtgrond. Het komt voor dat kopers daardoor moeilijker de financiering van hun nieuwe huis rond krijgen, waardoor eigenaren moeilijker hun huis kunnen verkopen. Dit alles zorgt voor een afnemend draagvlak voor het erfpachtstelsel in zijn huidige vorm. 6 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum 26 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 24 april 2013 Het besluit tot modernisering van het erfpachtstelsel is de conclusie die het college heeft verbonden aan dit afnemend maatschappelijk draagvlak. De principes van het erfpachtstelsel staan niet ter discussie. In maart 2012 zijn de principes van het erfpachtstelsel herbevestigd door de gemeenteraad. Het college ziet dan ook geen reden om aan deze principes van het erfpachtstelsel te tornen. Het college deelt niet de mening van het CDA dat het aantal toegenomen procedures tegen de gemeente inherent is aan de keuze voor dit erfpachtstelsel. Wel ziet het college mogelijkheden voor verbetering en verwacht dat de voorgestelde maatregelen in het kader van de modernisering ervoor zorgen dat het draagvlak voor het erfpachtstelsel zal toenemen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 7
Schriftelijke Vraag
7
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 868 Publicatiedatum 11 oktober 2013 Ingekomen op 9 oktober 2013 Ingekomen in raadscommissie VVL Te behandelen op 6/7 november 2013 Onderwerp Motie van het raadslid de heer Manuel inzake de begroting voor 2014 (minder fijnstof in de stad). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2014; Overwegende dat: — het verbeteren van de luchtkwaliteit van groot belang is voor het milieu in de stad en de gezondheid van Amsterdammers; — Amsterdam op de goede weg is om de Europese normen voor luchtkwaliteit te halen; — desondanks op een aantal locaties (de Prins Hendrikkade, de Valkenburgerstraat en de Stadhouderskade) de normen waarschijnlijk niet zullen worden gehaald; — _ het college diverse extra maatregelen heeft aangekondigd die bijdragen aan een betere luchtkwaliteit; — Indien deze extra maatregelen niet genoeg blijken te zijn om ook op de drie problematische locaties de luchtkwaliteit voldoende te verbeteren er andere aanvullende maatregelen moeten worden getroffen; — daarbij kan worden gedacht aan overslagstations aan de randen van de stad waarvandaan goederen en personen met schone (elektrische) vervoersmiddelen de stad in rijden. En aan technologisch innovatieve oplossingen. Bijvoorbeeld (mobiele) fijnstoffilters zoals die in de industrie zijn ontwikkeld, of een elektrostatisch veld boven de weg dat fijnstof opvangt, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te onderzoeken welke technologisch innovatieve methoden kunnen worden ingezet op specifieke locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden; — hierover te rapporteren aan de raad; — ditte betrekken bij de Evaluatie luchtkwaliteit van eind 2013 die in de begroting wordt genoemd. Het lid van de gemeenteraad, LR. Manuel 1
Motie
1
discard
Gemee nte Bezoekadres A d Amstel 1 mste raam 1011 PN Amsterdam > < Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 22 juli 2020 Ons kenmerk Onderwerp Verkamering Vrijheidslaan e.o. Geachte , Op 18 juni 2020 ontvingen wij uw raadsadres inzake de verkamering op en rond de Vrijheidslaan. De gemeenteraad heeft mij op 1 juli 2020 gevraagd uw raadsadres te beantwoorden. Dit doe ik in deze brief. In de eerste plaats hartelijk dank voor het signaal over de verkamering in uw buurt, ik hoor graag wat er in de buurten speelt. Ik begrijp vw zorgen over de toenemende verkamering. Deze zorgen leefden ook bij de gemeenteraad. Daarom zijn per 1 april 2020 quota ingesteld voor kamerverhuur. Het aantal vergunningen per pand en per wijk is hiermee gemaximeerd. In uw wijk was het maximaal aantal vergunningen op 1 april 2020 al bereikt. Dit betekent dat vergunningaanvragen die na 1 april 2020 zijn ingediend, niet verleend zullen worden. Ik hoop dat dit v enigszins geruststelt. De gemeenteraad heeft er voor gekozen de quota in te voeren per 1 april 2020 om zo bestaande kamerverhuursituaties de kans te geven een vergunning aan te vragen. Hiermee wilde de gemeenteraad voorkomen dat er kamerbewoners van onvergunde kamerverhuur, als gevolg van de quota, op straat zouden komen te staan. Om eventvele overlast van vergunde kamerverhuur zoveel mogelijk te voorkomen zijn er daarnaast verschillende voorwaarden aan de vergunning verbonden. Zoals de eisen aan de geluidsisolatie bij verhuur van vier of meer kamers, het maximum van een bewoner per kamer en de verplichte aanwezigheid van een woonkamer{/keuken. Met de regels voor kamerverhuur wil de gemeenteraad enerzijds woonruimte realiseren voor een grote groep woningzoekenden die anders moeilijk woonruimte kan vinden. Tegelijkertijd is het Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 22 juli 2020 Pagina 2 van 2 doel een overmaat aan kamerverhuur te voorkomen en eventuele negatieve effecten van kamerverhuur tegen te gaan. Ik begrijp dat u bij het stadsdeel bezwaar heeft ingediend tegen een aantal van de verleende vergunningen. Dit is de juiste manier om bezwaar aan te tekenen, omdat de stadsdelen de vergunningen verlenen. Het stadsdeel zal dan ook uw bezwaren beoordelen. Ik hoop dat u in de toekomst geen overlast zal ervaren, maar mocht dit wel zo zijn dan kunt u dit aangeven via het Meldpunt Zoeklicht. Dan kan worden gecontroleerd of ook na het afgeven van de vergunning de verhuur voldoet aan de voorwaarden. Hopelijk zijn hiermee uw vragen voldoende beantwoord, Met vriendelijke groet, Laurens Ivens Wethouder Bouwen en Wonen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Raadsadres
2
train
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Oost Commissie Openbare Ruimte en Financiën Agenda datum 12 september 2011 aanvang 20:00 uur plaats raadzaal, stadsdeelhuis Oranje-Vrijstaatplein 2 voorzitter Tiers Bakker (SP) griffier Liesbeth Schreiner 1. Opening / vaststelling agenda 2. Insprekers (zonder geagendeerd onderwerp) 3. Concept-commissieweergave 16 juni 2011 4. Bestuurlijke jaar-/termijnagenda | Ter advies aan de raad 5. BURAP 2011 (25 min) 6. Intrekking PRT plus wijziging tarieventabel bij legesverordening 2011 (20 min) Il Bespreekpunten 7. Fietsagenda Oost (25 min) 8. Vernieuwing Beukenplein (25 min) 9. Actualiteiten 10. Sluiting commissie Openbare Ruimte & Financiën 12 september 2011
Agenda
1
train
Ee 2923023775 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ ersoneel en et Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken Organisatie ' ' ' ' x Amsterdam Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Algemene Zaken Agendapunt 9 Datum besluit 31-10-2023 Onderwerp Voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente/vertrouwen De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente. Wettelijke grondslag * Artikel 160, eerste lid, sub a van de Gemeentewet (voeren van het dagelijks bestuur van de gemeente); * Artikel 169 van de Gemeentewet (informatieplicht van het college van B en W aan de gemeenteraad). Bestuurlijke achtergrond In de raadsinformatiebrief van 25 oktober 2022 is het vertrouwen tussen burger en overheid door het college aan de orde gesteld en is beschreven wat ons gezamenlijk te doen staat, met daarbij een rol voor de gemeenteraad, het college en de organisatie. Dit is de toegezegde voortgangsbrief. Reden bespreking nvt Uitkomsten extern advies nvt Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Ja Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.13 1 VN2023-023775 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ Personeel en % Amsterdam Oe ‚ ‚ In et Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Organisatie % Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 23 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming 20231031 voortgangsbrief betrouwbare en rechtvaardige gemeente AD2023-082171 nn definitief.pdf (pdf) AD2023-082159 Commissie AZ Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Hanneke Eijlders, h.eijlders® amsterdam.nl, 06 53369050 Gegenereerd: vl.13 2
Voordracht
2
train
4 Gemeente Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 29 juni 2021 Portefeuille(s) Economische Zaken Portefeuillehouder(s): Victor Everhardt Behandeld door Economische Zaken + [email protected] Onderwerp Afdoening motie 154.21 van de van de leden A.L. Bakker, Nadif, Kilic, Martens, Flentge, Kat, Mbarki, Veldhuyzen, Ceder en Van Soest Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 10 maart 2021 heeft uw raad bij de behandeling van het Economisch herstel- en investeringsplan en bijbehorende raadsbrief motie 154 van de leden A.L. Bakker, Nadif, Kili, Martens, Flentge, Kat, Mbarki, Veldhuyzen, Ceder en Van Soest aangenomen. In deze motie wordt het college gevraagd om bij de uitvoering van het Economisch herstel- en investeringsplan nadrukkelijk in te zetten op het stimuleren van de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden binnen de LSH-sector om zo als gemeente de uitfasering van dierproeven actief te bewerkstelligen. Het College geeft als volgt vitvoering aan de motie. De tweede pijler van het Herstel en Investeringsplan 2021-2024 is gericht op het aanjagen van vernieuwing in duurzame groeisectoren waaronder gezondheid. Voor deze sector bestaat reeds het actieprogramma Life Sciences & Health (Smart Health Amsterdam) dat in april 2019 door uw raad is aangenomen. Binnen dit Smart Health Amsterdam programma wordt er volop op ingezet om Amsterdam het centrum van gezondheid te maken in combinatie met kunstmatige intelligentie (Al) en data sciences. Door de inzet van datawetenschappen en Al bij nieuwe medicijnontwikkeling ontstaan steeds betere modellen en nieuwe diervervangende testmethoden. Een voorbeeld hiervan is een test van Sanquin gebaseerd op afweercellen vit donorbloed. Dankzij deze test kunnen bepaalde medicijnen voortaan, zonder de inzet van proefdieren, op veiligheid worden getest. Deze en andere alternatieve innovatieve testmethodes promoten we graag en doen we ons best voor om verder te brengen. Ook op rijksniveau, waar de bevoegdheid ligt voor regelgeving rondom proefdieren, wordt gewerkt aan het stimuleren van proefdiervrije innovatie. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 29 juni 2021 Pagina 2 van 3 In volgende voortgangsrapportages van het programma Smart Health Amsterdam zal het college uw raad op deze punten nader informeren. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Victor Everhardt Wethouder Economische Zaken Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 29 juni 2021 Pagina 3 van 3 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
3
discard
Bezoekadres x Gemeente Bah Ám ste rd am 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 414 020 x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum 26 september 2018 Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Hiske de Ridder, [email protected] Kopie aan Bijlage Onderwerp __Uw raadsadres dd. 20 juni 2018 over ‘Alternatief voor campagne | live here’ Geachte Op 20 juni 2018 stuurde v een brief aan de raad met als titel ‘Alternatief voor campagne | live here’. U geeft hierin aan dat de campagne *| live here’ een paar weken na de voorzichtige start al mislukt lijkt, omdat bewoners niet bereid zijn om een poster met hun gezicht op de voordeur te plakken en de attentiewaarde van die deurposters vooral in de drukke straten nihil is. U geeft in overweging om in de buurt op strategische plaatsen spandoeken te hangen om de toeristen erop te attenderen dat ze te gast zijn in een woonwijk en dat het in de buurt verboden is om alcohol op straat te nuttigen. Namens de raad beantwoord ik vw brief graag. Medewerking van bewoners U stelt dat de campagne | live here een paar weken na de voorzichtige start al lijkt te zijn mislukt, onder meer omdat bewoners niet bereid zijn een poster met hun gezicht op de voordeur te plakken. Tegelijk hebben we verschillende reacties ontvangen van bewoners die dat juist wel willen of hun deur of raam ter beschikking stellen. Nadat de gemeente begin juni een informatiebrief over de campagne had verstuurd, meldden circa 40 bewoners zich aan om ook op de foto te gaan en zo actief mee te doen. Deze aanvullende foto’s zijn de afgelopen weken gemaakt en in de buurt opgehangen, in samenwerking met bewoners en NV Zeedijk, 1012Inc. en De Key. | In het informatiecentrum | Live Here op de Lange Niezel 27 hangt een expositie van bewonersportretten. Ook voor dit informatiecentrum hebben zich vrijwilligers aangemeld. De campagne is vanaf het eerste moment in nauwe samenwerking met bewoners ontwikkeld en | wordt aan het einde van 2018 geëvalveerd onder bewoners en ondernemers. Overigens hebben | Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 26 september 2018 | Kenmerk Pagina 2 van 2 ook bewoners uit de Leidsebuurt en de directe omgeving van het Rembrandtplein interesse getoond. Spandoeken Met u zijn wij van mening dat de attentiewaarde van de posters groter kan. In de overvloed van borden, lichtjes en reclame-uitingen blijft het lastig om op een gepaste manier de aandacht te trekken. Datzelfde geldt ook voor vw alternatief, spandoeken. Bovendien leiden nog meer | objecten in de openbare ruimte tot nog meer druktebeleving. Terwijl de gemeente zich juist | inspant om het straatbeeld rustiger te krijgen. Alleen bij hoge uitzondering maken we daarom | gebruik van spandoeken. Over het handhaven van het alcoholverbod stuurde u de raad ook een brief, op 3 juni 2018. U ontving hierover een reactie van de waarnemend burgemeester op aa juli, waarin het voornemen staat voor speciale maatregelen op de Wallen, die bijdragen aan vermindering van de overlast in het gebied. In dat kader heeft u wellicht notie genomen van de extra maatregelen die burgemeester Halsema begin augustus heeft aangekondigd, zoals de extra schoonmaak, meer inzet op crrowdmanagement en het uitrusten van handhavers met een mobiel pinapparaat om buitenlandse bezoekers hun boete direct te laten afrekenen. Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, U. Koc bee We er Economische Zaken
Raadsadres
2
train
> Gemeente Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 1juni2022 Ingekomen onder nummer 221 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Koyuncu inzake het Coalitieakkoord 2022-2026 Onderwerp Geen touringcars in woonwijken Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord” Constaterende dat: -__ Touringcars niet alleen in het centrum van de stad, maar ook in woonwijken in andere de- len van de stad overlast veroorzaken; -_ Touringcars in woonwijken bijdragen aan extra verkeerdrukte, overlast en toegenomen verkeersgevaar. Overwegende dat: -__Ook woonwijken in andere delen van de stad recht hebben op bescherming tegen overlast van touringcars. Besluit: In hoofdstuk 3 “Verantwoorde groei” onder de paragraaf “Openbare ruimte, reiniging en leefbaar- heid” op pagina 59 de alinea “We gaan door met het weren van touringcars in het centrum.” Te vervangen door: “We gaan door met het weren van touringcars in het centrum en woonwijken in andere delen van de stad.” Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Indiener S. Koyuncu (DENK)
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 99 Publicatiedatum 27 februari 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.M. van der Pligt van 23 januari 2013 inzake zogenaamde spookwerklozen in Amsterdam. ASN 25 REET ZOE Aan de gemeenteraad inleiding. In De Telegraaf van 23 januari 2013 staat dat Amsterdam met zogenaamde spookwerklozen kampt en daardoor niet precies kan zeggen hoeveel werklozen er werkelijk zijn. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 23 januari 2013, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. In het bericht staat dat de Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) de door het UWV aangeleverde cijfers niet langer betrouwbaar genoeg acht om daaruit cijfers over het aantal werklozen in Amsterdam te destilleren. Betekent dit dat het gemeentebestuur van Amsterdam op dit moment geen antwoord kan geven op de vraag: hoeveel werklozen zijn er in Amsterdam. Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: De gemeente Amsterdam weet hoeveel werklozen er zijn op basis van landelijke statistieken die vertaald zijn naar gemeenteniveau. Voor het verzamelen van gegevens omtrent werkloosheid maakt Bureau O+S gebruik van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor het arbeidsmarktbeleid van de gemeente Amsterdam voldoen deze CBS-cijfers. Volgens de CBS benadering is de werkloosheid het verschil tussen het aantal leden van de beroepsbevolking en het aantal werkende leden van de beroepsbevolking, ongeacht of men zich bij het UWV als werkzoekende heeft ingeschreven of een uitkering ontvangt. Daarnaast heeft de gemeente inzicht in het aantal werkloze Amsterdammers met een werkloosheid- of bijstandsuitkering. Deze cijfers worden gebruikt om de specifieke gemeentelijke taak gericht op de doelgroep van de Wet Werk en Bijstand (WWB) uit te voeren. Deze wet bepaalt aan wie onder welke voorwaarden algemene bijstand wordt verleend en een arbeidsverplichting wordt opgelegd. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 27 februari 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 23 januari 2013 Tot slot vormen de UWV-cijfers over niet-werkende werkzoekenden (NWW) een indicator van de werkloosheid. Deze cijfers zijn gebaseerd op bij het UWV ingeschreven werkzoekenden. Bureau O+S heeft besloten de cijfers over niet- werkende werkzoekenden niet meer te gebruiken omdat deze door gemeen- telijke beleidswijzigingen t.a.v. de verplichting tot inschrijving bij het UWV van de doelgroep inburgeraars en jongeren niet meer betrouwbaar zijn en daardoor als indicator niet meer stabiel is. Zie hiervoor ook de beantwoording van de schrriftelijke vragen van de heer Olgun van 27 november 2012 (Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 27, publicatiedatum 23 januari 2013). 2. Hoe lang is bij de gemeente al bekend dat de cijfers die het UWV met betrekking tot het aantal werklozen aanlevert, eigenlijk niet voldoen, ofwel: hoe betrouwbaar zijn de gegevens van de factsheets van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van het laatste half jaar van 2012 hierover? Antwoord: In kwartaalrapportages communiceert DWI over het klantenbestand van werkzoekenden met een WWB-uitkering. Het klantenbestand vormt een betrouwbare bron. Het gaat hierbij om burgers die zich bij DWI hebben gemeld voor een uitkering en geregistreerd staan als werkloos. Dit geeft overigens een beperkt beeld van de werkloosheid, omdat niet alle werkzoekenden zich melden voor een uitkering of recht hebben op een uitkering. Incidenteel vinden in de kwartaalrapportages verwijzingen plaats naar CBS- of UWV-cijfers. Dat de cijfers van het UWV niet langer voldoen is bekend sinds 2012, toen Bureau O+S besloot de cijfers over niet-werkende werkzoekenden niet meer op te nemen in het Jaarboek Amsterdam in Cijfers 2012. 3. Geldt dit alleen voor Amsterdam, of kunnen ook andere grote steden niet op de cijfers van het UWV met betrekking tot het aantal werklozen afgaan? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Voor alle gemeenten in Nederland geldt dat de indicator NWW aan zeggings- kracht heeft ingeboet en niet meer stabiel is. Daarom onderzoekt Bureau O+S samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de mogelijkheden om tot een nieuwe indicator voor werkloosheid te komen, die beter inzicht biedt in de lokale situatie. 4. Volgens het bericht zou Amsterdam om het aantal werklozen in de stad precies te weten zelf enquêtes moeten houden en zou dat duur zijn. Klopt dat? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: O+S heeft altijd al, op dezelfde wijze als het CBS, aanvullend geënquêteerd om een nauwkeuriger beeld voor de stad en stadsdelen te kunnen geven, vooral ook voor specifieke subgroepen, zoals jongeren en Amsterdammers van niet- westerse afkomst. Het voornemen van Bureau O+S is deze enquête te intensiveren. In de periode januari - april 2013 loopt een test. Daarna wordt de enquête mogelijk continu in plaats van tweejaarlijks. Dit geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld drie of vier keer per jaar nieuwe cijfers te presenteren. Het uitvoeren 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 5 februari 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 23 januari 2013 van enquêteonderzoek is duurder dan een analyse op basis van cijfers die door derden beschikbaar worden gesteld. 5. Volgens het bericht zou Amsterdam om die reden al enige tijd naar andere mogelijkheden op zoek zijn, om achter het juiste aantal te komen. Hoe ver is Amsterdam met dit onderzoek? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Bureau O+S onderzoekt samen met de VNG en het CBS in hoeverre de landelijke cijfers van het CBS in combinatie met WW- en WWB-gegevens tot een nieuwe indicator van werkloosheid kunnen leiden. Het streven is om na de zomer van 2013 met nieuwe cijfers te komen. 6. Kan het college uitleggen wat een en ander (= het precieze aantal werklozen niet weten) betekent voor het Amsterdamse beleid met betrekking tot werklozen? Antwoord: Het heeft geen direct effect op het Amsterdamse beleid. De CBS-cijfers voldoen voor het arbeidsmarktbeleid en het economisch beleid van de gemeente Amsterdam. Wel is nauwkeuriger inzicht in de positie van specifieke doelgroepen gewenst om ontwikkelingen en trends nauwkeuriger te kunnen volgen. Het College wacht de resultaten van de test van Bureau O+S af en is benieuwd naar een voorstel voor een nieuwe indicator. Het gemeentelijk beleid op het vlak van Werk en Inkomen vindt zijn grondslag in de WWB en richt zich, naast het verstrekken van uitkeringen voor levens- onderhoud op de uitstroom van uitkeringsgerechtigden naar werk. Ook voor de uitvoering van die taken beschikt het College over voldoende informatie. 7. Wanneer denkt het college de cijfers wel op orde te hebben? Kan de fractie van de SP ervan uitgaan dat rond de Kaderbrief 2014 de werkelijke aantallen bekend zijn? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: De indicatoren voor beleid in de kadernota en begroting zijn voornamelijk gebaseerd op het klantenbestand met een WWB-uitkering. Voor de ontwikkeling van de aantallen mensen die instromen in de WWB zijn verder vooral de cijfers over het aantal WW uitkeringen van belang. De gegevens over de WW zijn op maandbasis beschikbaar en vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Formulier raadsadres Uw bericht Na vele jaren geterroriseerd te worden door geluidsoverlast van Amsterdam Open Air, is het me nu duidelijk geworden wat een bizarre redenering de gemeente erop nahoudt bij het controleren van de geluidsnorm. De gemeente volgt het draaiboek Evenementen. Daarin wordt beschreven dat het geluid gemeten wordt op een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld. Hier gaat het dus al meteen mis. Een meting op die hoogte is namelijk volkomen zinloos in een wijk als Nellestein, waar vrijwel niemand woont op die hoogte. Althans, ik neem niet aan dat er veel mensen in de bergingen wonen. Of in de ruimtes waar de afvalcontainers staan. Of in de brievenbussen. Of op de trap naar de eerste verdieping. En juist Nellestein is de wijk die het dichtst bij de locatie van AOA ligt. Dan kan je wel als gemeente roepen dat er echt gehandeld is conform de regels, maar de regels zijn in dit geval volstrekt onzinnig. | Bovendien wordt er alleen gemeten bij de bel. Vele woningen in Nellestein hebben aan die kant geen ramen. Een geluidsmeting bij de bel geeft dus op geen enkele wijze informatie over de overlast die AOA bij de omwonenden teweeg brengt. Welke gemeenteambtenaar krijgt dat eindelijk eens in de gaten? | En dan hebben we het nog niet eens over wát er gemeten wordt. In Nellestein, waar de appartementen een meanderende bouw kennen, komt het geluid soms door de weerkaatsing uit minstens twee richtingen binnen. Ook dat wordt dus niet gemeten. Het lijkt er sterk op dat de opzet van de geluidsmetingen er zó op gericht is, dat klachten over geluidsoverlast überhaupt niet naar voren kúnnen komen. Want een wetenschappelijke, objectieve basis ontbreekt ten enen male. Worden het gezond verstand en een heldere kijk op de materie door de diverse | gemeentelijke instanties soms vertroebeld door eurotekens? Ik ben bang dat deze vraag met een volmondig “ja” beantwoord moet worden. |
Raadsadres
2
train
nm Tj Nederlands Centrum Ti J Jeug d gezonc heid Datum 29-01-2019 Onderwerp landelijke Alliantie Kinderarmoede Bijlagen Pledgetekst + Toelichting op de Alliantie Kinderarmoede Geachte heer, mevrouw/ beste gemeente, Eén op de negen kinderen in Nederland leeft onder de armoedegrens. Kinderen die opgroeien in armoede lopen hogere gezondheidsrisico’s en worden belemmerd in hun (talentjontwikkeling. Een gegeven dat niet past bij een welvarend land als Nederland, maar tegelijkertijd wel de dagelijkse werkelijkheid is. Is kinderarmoede ook een onderwerp binnen uw gemeente? Heeft u al gehoord van de landelijke Alliantie Kinderarmoede? Wij nodigen u van harte uit partner te worden van de Alliantie Kinderarmoede en onze pledge (zie bijlagen) op dinsdag 26 maart in Den Haag te ondertekenen. Prinses Laurentien gaat die ochtend in gesprek met jongeren, de Kinderombudsman komt spreken, toekomstige partners en ervaringsdeskundigen zijn ook aanwezig. U ook? Wie zijn wij? Alles is Gezondheid, Missing Chapter Foundation en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid hebben de handen ineen geslagen en een landelijke Alliantie Kinderarmoede opgericht. We willen samen met verschillende partners (publiek en privaat) armoede onder kinderen uitbannen en stellen daarbij stevige doelstellingen: In 2030 zijn kinderen niet meer de dupe van armoede en zijn er geen nieuwe gezinnen meer die in armoede vervallen. Met de Alliantie Kinderarmoede brengen we organisaties uit alle hoeken van de samenleving bij elkaar om samen (nieuwe) creatieve en slimme oplossingen te bedenken voor de aanpak van kinderarmoede. Er is ruimte voor zowel nieuwe als reeds bestaande initiatieven. Het hoofduitgangspunt is dat wij in alles wat we doen altijd luisteren naar de wensen van de kinderen en de gezinnen. We zetten ons als alliantie in voor de volgende drie activiteiten: © wijsignaleren armoede, maken dit bespreekbaar en weten welke andere organisaties betrokken kunnen worden bij de oplossing ervan. © wij doen wat in onze mogelijkheid ligt om de gevolgen van armoede binnen gezinnen op te lossen. e wij werken actief samen en laten zien wat werkt. Op dinsdagochtend 26 maart wordt onze pledge door zo’n 60 verschillende partijen (publiek en privaat, lokaal en landelijk) ondertekend in Den Haag. Afgelopen week hebben deze 60 organisaties een format ontvangen waarin zij hun inzet gaan beschrijven, zodat voor iedereen helder is welke activiteiten uitgevoerd gaan worden. Enkele collega-gemeenten hebben toegezegd ook partner te worden van de Alliantie Kinderarmoede. Doet u ook mee? Voor aanmelding of meer informatie over deze Alliantie Kinderarmoede kunt u contact opnemen met Tessa van Velzen (e-mailadres: tessa.van.velzen @allesisgezondheid.nl) Met vriendelijke groet, mede namens Missing Chapter Foundation en Alles is Gezondheid, Igor lvakic directeur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid
Raadsadres
2
train
Aal tres, ref U An al Ánan Hoed lef, DD En Aid | | Jara oven Cn flis el. Aosfven, Mars dool Zu Jem 9 | Pen dln bang Ölarsers braaf ror AE Plenrigan a baat, Art ey. | Dol Da por bras farmer aan pens sjed ode ACL Aret B er Als eon oema Afd WS a va BEE Jie tie Koe hik, | nd oú 4 oe Aa 7 Za allang , of igerGavjdhe 4, | be d e ber, . ij | “Ze hopla Zn 2 ng 1D rm bug -Marurmathaat Ot an Za sE ; | Sar gone leur Poss Jaren, mel nebe doen, earn Leen. | | men etban al Hars oleamen, Aan wad of tool mebredas, Je nm Ze/o e@ Dog ge omele ' bemvenen Abba, meets ol Olli | Pm oondl Doe el praag Ld, Mel wa -L23n LL ed o/aland | | Bp Zoe Á Eran) Erdn en, eit aula di Aefe 227 | vel dal, hel on Peen f tmam Erin Moer, 27 aol) Ary nm Aber ana md Ao Lay/d mijn ambaelt Laros eenma rd | | Lel oa aan maj meel pealeelif | | bomen a Hu anal Lems ceert Á genen, A am Brgremas Las tr | | Led jaa Á behoord wad vuole me Lr wankaaf | | 7 7 lat ‚Pe cle pen yn Mien Gr LL el Plarrgemaen Lr Lan | 2 eed) Es 24 AAA hofje. | |
Raadsadres
1
train
> Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Zuid Z Agenda van de openbare Commissie Ruimte & Wonen van 7 september 2011 Vergaderdatum woensdag 7 september 2011 Tijd 20:00 -23.00 uur Locatie Raadzaal te President Kennedylaan 923 Voorzitter Dhr. P. Guldemond Griffier Mw. F. Alkan 1. Opening en vaststellen agenda 2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB 3. Vaststellen verslag van de vergadering van 8 juni 2011 4. Toezeggingen en termijnagenda 5. Beleid ‘omgevingsvergunning A3’ raadsbesluit 6. Omgevingsvergunning met afwijkingsbesluit A3 voor wijziging tuingebruik ten behoeve van kinderdagverblijf 7. Omgevingsvergunning met afwijkingsbesluit A3 voor wijziging leegstaand kantoor naar gebruik ten behoeve van hotel Zwaansvliet 20 8. Bestuursopdracht en nieuwe opzet De Mirandastrook 9. Uitgangspuntennotitie en bestuursopdracht De Klencke 10. Van Leijenberghlaan 11-13 11. Vaststellen nadere subsidieregeling stedelijke vernieuwing stadsdeel Zuid 2011 12. Sluiting 1 Commissie Ruimte & Wonen - woensdag 7 september 2011 Ter kennisname stukken - Beleidsregels afwijkingsbesluiten Wabo - Ontwerp besluit Maranathakerk - Ter visie legging ontwerp-bestemmingsplan en zes ontwerp-besluiten Schoolwerktuincomplex Kalfjeslaan Bijlage 2e ligt ter inzage bij de griffie en is te vinden op het raadsinforma- tiesysteem, www.zuid.amsterdam.nl. - Bestuursrapportage 2011 - Evaluatie splitsen gemeente Amsterdam - Evaluatie Selectie Marktpartijen - Verbetering handhaving Dienst WSZ 2
Agenda
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1462 Datum indiening 15 juli 2019 Datum akkoord 19 september 2019 Publicatiedatum 20 september 2019 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van de leden Boutkan en Ernsting inzake het Parool-artikel Noord/Zuidlijn is verslechtering voor inwoners Nieuw-West en Noord’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: Het Parool schreef 15 juli 2019 over een onderzoek van Motivaction. Uit het rapport blijkt dat de opening van de Noord/Zuidlijn voor inwoners van Noord en Nieuw-West een verslechtering en verschraling betekent voor het overige Openbaar Vervoer (OV). In het artikel wordt verder gesproken over lange reistijden voor inwoners uit Noord en duurdere ritten en er wordt geklaagd over slechte aansluitingen. Van de bewoners uit Noord vindt 39% dat de situatie is verslechterd, dat is drie keer zoveel als in overig Amsterdam. Verder vindt de helft van de Noord bewoners de Noord/Zuidlijn een aanvulling voor het OV, maar een verslechtering voor hun persoonlijke reissituatie. Vervoerdeskundige Van der Bijl spreekt in het artikel zelfs over het ontstaan van sociale tweedeling. Na de komst van de Noord/Zuidlijn heeft Amsterdam weliswaar al eerder nieuwe afspraken gemaakt met het GVB voor aanpassingen op het netwerk op (o.a. buslijn 36 in Noord, frequentie buslijn 21) maar op basis van dit rapport zijn blijkbaar nog niet alle negatieve reiservaringen weggenomen. Gezien het vorenstaande hebben de leden Boutkan en Ernsting, respectievelijk namens de fracties van de PvdA en GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker, namens de fractie van de SP (nr. 1461) — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college op basis van de onderzoeksresultaten in gesprek gaan met het GVB — of via de Regioraad als officiële concessiehouder van het GVB — over de conclusies van het onderzoek? Indien nee, waarom niet? Antwoord: Helaas zijn de onderzoeksresultaten niet verifieerbaar omdat er door het marketingonderzoeksbureau Motivaction alleen een persbericht’ is verstrekt. Een 1 https://www.motivaction.nl/kennisplatform/nieuws-en-persberichten/veel- amsterdammers-zijn-blij-met-de-noord-zuidlijn-maar-vooral-in-noord-klinkt-gemor 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng lez Gemeenteblad R Datum 20 september 2019 Schriftelijke vragen, maandag 15 juli 2019 bijbehorend onderzoeksrapport met onderbouwing van de onderzoeksopzet ontbreekt. Ook wil Motivaction helaas geen nadere inzage geven in de achterliggende data. Het college neemt de signalen die uit het onderzoek zijn af te leiden serieus, maar ziet vanwege bovenstaande geen aanleiding om een afzonderlijk gesprek met GVB en Regioraad aan te gaan over dit onderzoek. 2. Welke verbeteringen in het OV-netwerk en dan met name in Noord en Nieuw-West heeft het college voor ogen? Antwoord: Het college gaat niet over de lijnvoering van het OV-netwerk. Hierover worden afspraken gemaakt tussen de concessieverlener (Vervoerregio) en GVB. {n Noord en Nieuw-West is recentelijk bijgestuurd in het vervoeraanbod. Er zijn ritten toegevoegd op lijn 36 in Noord in de avonduren, en op lijn 21 vanuit Nieuw- West. Daarnaast is er een andere materieelinzet op lijn 35 om reizigers in de spits meer comfortabel te kunnen vervoeren. Ook is de frequentie van de metro op de westtak (tussen station Zuid en Sloterdijk) vanaf maart dit jaar bijna verdubbeld naar in de spits 15x per uur een rit, tegenover 8x per uur voorheen. Dit komt door het toevoegen van lijn 51 op dit traject. Voor het Vervoerplan 2020 worden opnieuw enkele verfijningen van het OV aanbod voorzien, inspelend op de toenemende vervoervraag. In het najaar wordt het Vervoerplan 2020 ter goedkeuring aangeboden aan het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio. 3. Hoe kijkt het college aan tegen de ‘kans op sociale tweedeling’ door de verschraling van het OV en de hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen? Antwoord: Wanneer er een sociale tweedeling zou ontstaan door verschraling van het OV en hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen, vindt het college dat ongewenst. Op basis van het onderzoek van Motivaction kunnen echter geen conclusies getrokken worden over een eventuele sociale tweedeling. Ook een eventuele verschraling van het OV-aanbod en hoge prijzen voor bepaalde doelgroepen zijn niet door Motivaction onderzocht. 4. Op welke manier wordt het rapport van Motivaction gebruikt voor de evaluatie van het lijnennet dat later in 2019 beschikbaar komt? Antwoord: Het rapport van Motivaction kan niet worden gebruikt, omdat het onderliggende onderzoek niet met de gemeente Amsterdam wordt gedeeld. Wel wordt het signaal door de Vervoerregio meegenomen ín de evaluatie van het lijnennet. De Vervoerregio werkt aan een netwerk-brede evaluatie van het nieuwe lijnennet, inclusief dat van de streekconcessies AML, Zaanstreek en Waterland. Deze evaluatie wordt in 2020 aangeboden aan de Regioraad. 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R weing lez Gemeenteblad Datum 20 september 2019 Schriftelijke vragen, maandag 15 juli 2019 5. Gaat het college de conclusies van het onderzoek betrekken bij de eerdere motie die is ingediend door fracties van de PvdA en GroenLinks, om onderzoek te doen naar onder andere de kosten van het OV? Antwoord: Nee, het onderzoek biedt daar geen aanknopingspunten voor. Er is namelijk niet onderzocht hoe de kosten van het OV zich ontwikkeld hebben als gevolg van de Noord/Zuidlijn. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 744 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen onder Bl Ingekomen op donderdag 2 juli 2015 Behandeld op donderdag 2 juli 2015 Status ingetrokken Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (overal betaalbaar). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644); Constaterende dat: — inde aanbiedingsafspraken (1.1, p. 7) is afgesproken dat ten minste 75% wordt aangeboden onder de hoge en lage aftoppingsgrens (resp. € 576,87 en € 618,24 prijspeil 2014); — tevens wordt vermeld dat spreiding van de aanbiedingen over de stad van belang is en daarom ook wordt onderzocht hoe er ook in gebieden met een hoge druk, zoals Centrum, Zuid en delen van West, voldoende woningen onder de aftoppingsgrens worden aangeboden; Van mening zijnde dat: — voor een ongedeelde stad het noodzakelijk is dat betaalbare woningen ook in gebieden met een hoge druk, in voldoende mate beschikbaar zijn onder de aftoppingsgrens; — de 75%-regel derhalve niet als gemiddelde zou moeten gelden voor de gehele stad, maar voor elk van de 22 gebieden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in de nadere uitwerking met de corporaties over de samenwerkingsafspraken als inzet vanuit de gemeente in te zetten op het aanbieden van 75% van de beschikbare woningen onder de aftoppingsgrens in elk van de 22 gebieden. Het lid van de gemeenteraad M. Moorman 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1033 Datum indiening 10 juli 2020 Datum akkoord 10 september 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake geluidsoverlast door verkeer over de Cornelis Douwesweg Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Bewonersgroep ‘Samen tegen het Verkeerslawaaï’ in Noord heeft zich verenigd om de geluidsoverlast aan te kaarten die ze ervaren van verkeer over de Cornelis Douwesweg in stadsdeel Noord. Zowel overdag als in de avond en nacht ervaren zij overlast. De bewonersgroep heeft in juli 2019 ingesproken bij de stadsdeelcommissie waarna snelheidsmetingen zijn gedaan door het stadsdeel. Het stadsdeel geeft aan dat een verhoogde snelheid ook voor een verhoogde geluidsproductie zorgt. Op de 50km/u- weg bleek regelmatig te hard gereden te worden, met uitschieters waarvan minstens één tot meer dan 150km/u. Het is niet bekend of dit om hulpdiensten gaat. Bewoners hebben vermoedens dat het om straatraces zou kunnen gaan. Het is niet bekend hoe vaak deze hoge overtredingen gemeten zijn door het stadsdeel. In het kader van verkeersveiligheid, luchtkwaliteit en overlast voor omwonenden vindt de fractie van de PvdA dat wegen waar structureel snelheidsovertredingen gemaakt worden, vragen om passende maatregelen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Uit metingen blijkt dat over de Cornelis Douwesweg flinke snelheidsovertredingen worden geconstateerd. Signalen van enkele bewoners zijn dat dit mogelijk gaat om illegale straatraces. Zijn er signalen van straatraces bekend bij het college? Antwoord: Ja, bij het college zijn signalen bekend van illegale straatraces. 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer 10 september 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 10 juli 2020 2. Het stadsdeelbestuur geeft zelf aan dat er bij vermoeden van illegale straatraces melding bij de politie gedaan moet worden. Wat is hierover bekend bij het stadsdeel? Zijn er meldingen gedaan en zo ja hoeveel in welke periode? Antwoord: Bij het stadsdeel zijn in het jaar 2020 vijf officiële meldingen bekend. In het hele jaar 2019 gaat het om negen officiële meldingen. Daarnaast zijn in dezelfde periode ongeveer eenzelfde aantal meldingen binnen gekomen bij de gebiedsmakelaar van het stadsdeel. 3. Het stadsdeel heeft zelf metingen gedaan en meet uitschieters tussen de 129 en 152 km p/u. Kan nagegaan worden of dit gaat om hulpdiensten? En indien nee, waarom niet? Antwoord: Het is onwaarschijnlijk dat deze uitschieters hulpdiensten betreffen. Brandweer en ambulance rijden deze snelheden niet binnen de bebouwde kom. Volgens de brancherichtlijnen van de politie mag een rijbaan binnen de bebouwde kom bereden worden met een snelheid van maximaal 40 km/u boven ter plaatse gelende maximumsnelheid. Ter plaatse geldt dus een maximum van 90 km/u in noodhulp situaties. Een hogere overschrijding is onwaarschijnlijk. 4. Uit metingen blijkt dat de gemiddelde snelheid op de Cornelis Douwesweg fors is. In een paar dagen waar de meting plaatsvond reed 15% van de mensen harder dan 57 km/u (stad in) en 64 km/u (stad uit). Wat is de analyse van het college over deze snelheidsovertredingen? Is het mogelijk structurele snelheidscontrole toe te passen door het plaatsen van flitspalen? Antwoord: Vanwege het feit dat de inrichting van de weg niet overeenkomt met de maximale snelheid en er geen actueel veiligheidsknelpunt aanwezig is, heeft handhaving niet de voorkeur van handhavingsdiensten. Zo staat in het beleidskader flitspalen van het OM: “Flitspalen moeten worden geplaatst op basis van vooraf geformuleerde criteria voor verkeersonveiligheid.” en “Handhaving is in principe sluitstuk. Dat betekent dat eerst ingezet wordt op het beïnvloeden van gedrag en het aanbrengen van een passende infrastructuur. Hierdoor is een verkeersdeelnemer minder snel geneigd of in staat tot overtreding van de verkeersregels. Pas als is vastgesteld dat handhaving de meest geëigende of enige aanpak is bij het bestrijden van een verkeersonveilige situatie, wordt de vraag relevant welke vorm van handhaving nodig is.” Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
x Gemeente Amsterdam AZ % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, x Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugdcriminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Tijd 13:30 tot 17:00 uur en eventueel van 19:30 tot 22:30 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ d.d. 06.09.2018. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _Tkn-lijst 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018 Vluchtelingen en ongeducumenteerden 11 Nadere uitwerking coalitie akkoord met betrekking tot ongedocumenteerden Nr. BD2018-010985 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. _ Geagendeerd op verzoek van het lid Kilig. e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018. Algemene Zaken 12 Onderzoek van de rekenkamer naar Project 1012 Nr. BD2018-010976 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.10.2018). e _ Uitgesteld in de vergadering van 05.07.2018 en 06.09.2018. 13 Uitvoering collegeopdracht tot het opstellen van een juridisch kader voor het stelsel van basisinformatie Nr. BD2018-009463 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.10.2018). e _ Uitgesteld in de vergadering van 05.07.2018 en 06.09.2018. 14 Raadsbrief Vierde Tussenrapportage Binnenstad Offensief Nr. BD2018-010974 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Ernsting (GL). e Was TKN 1 in de vergadering van 06.09.2018. e _ Hierbij te betrekken agendapunt 15. Openbare Orde en Veiligheid 15 Kennisnemen van de reactie op een raadsadres over handhaving alcoholverbod wallen Nr. BD2018-010980 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA). e Was TKN 14 in de vergadering van 06.09.2018. e _ Hierbij te betrekken agendapunt 14. 16 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van raadsleden Poot (VVD) en Boomsma (CDA), getiteld: ‘Einde aan evenementen op gekraakt terrein’ Nr. BD2018-010983 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018. 2 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018 17 Schriftelijke vragen van de leden Poot en Boomsma over bedreigde christenen met een islamitische achtergrond. Nr. BD2018-010984 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Poot (VVD) en Boomsma (CDA). e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018. 18 Aanbieding overdrachtsdocument project 1012. Nr. BD2018-010986 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018. 19 Kennisneming brief inzake geweld op mannenontmoetingsplaatsen en acties voor de veiligheid van LHBTIQ+ Amsterdammers Nr. BD2018-010975 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD). e Was TKN 7 in de vergadering van 06.09.2018. 20 Kennisnemen van de brief van de burgemeester over de incidenten Johan Huizingalaan Nr. BD2018-010979 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD). e Was TKN 13 in de vergadering van 06.09.2018. 21 Evaluatie Stedelijk Handhavingsprogramma 2017 Nr. BD2018-010982 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD). e Was TKN 18 in de vergadering van 06.09.2018. 22 Initiatiefvoorstel van het lid Torn, getiteld; “Laat bewoners en handhavers samen overlast te lijf gaan”. Nr. BD2018-009477 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Communicatie 23 Brief benodigde structurele middelen voor de uitvoering van het (nieuwe) evenementenbeleid Nr. BD2018-010987 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de vergadering van 06.09.2018. 3 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Gewijzigde agenda, donderdag 27 september 2018 TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN Vluchtelingen en Ongedocumenteerden 24 NGO monitor ongedocumenteerden. Nr. BD2018-011619 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van de leden Roosma (GL) en Veldhuyzen (Bij 1). Openbare Orde en Veiligheid 25 Gelijke behandeling door de politie Nr. BD2018-011608 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Simons (Bij 1). 26 Schriftelijke vragen van het lid Poot inzake explosie bij winkelcentrum Kameleon in ZuidOost Nr. BD2018-011609 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD). 27 Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Poot inzake overtredingen tijdens de viering van een wedstrijd van het Marokkaanse elftal op het Mercatorplein. Nr. BD2018-011612 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid poot (VVD). 4
Agenda
4
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 62 Publicatiedatum 15 februari 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van 15 januari 2013 inzake capaciteitsprobleem binnen het Amsterdamse basisonderwijs. TTE Aan de gemeenteraad inleiding van vragensteller. ‘Meer dan 500 kleuters uitgeloot’, kopte Het Parool zaterdag 12 januari 2013. In alle stadsdelen behalve Zuidoost overschrijdt het aantal inschrijvingen de beschikbare plaatsen op Amsterdamse basisscholen. Naar schatting ligt het percentage kinderen dat wordt uitgeloot tussen de 10 en 20 procent. In stadsdeel West ligt dit percentage op 18 procent. In stadsdeel Zuid worden tijdelijke lokalen ingericht en op de lange termijn staan nieuwbouw en een dependance gepland. Roeland Rengelink, portefeuillehouder Onderwijs in stadsdeel Centrum, verklaarde verrast te zijn door de veel hogere aanmelding van kleuters. Momenteel werkt een aantal stadsdelen met centrale registratie en plaatsing van leerlingen; in het schooljaar 2014-2015 zal de stad Amsterdam starten met centrale registratie en plaatsing. VVD Amsterdam is een groot voorstander van vrije schoolkeuze en voldoende capaciteit is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Daarom heeft de fractie van de VVD via het initiatiefvoorstel “Amsterdam is toe aan één toelatingsbeleid in het basisonderwijs” expliciet gepleit voor een zekere overmaat (zeg 10%) en voor het toestaan van uitbreiden van scholen waar meer vraag is dan aanbod. De recente berichtgeving over dit onderwerp in onder andere Het Parool en de berichten die hierover bij de fractie van de VVD binnenkomen maken dat wij naast het initiatiefvoorstel onderstaande schriftelijke vragen stellen. De fractie van de VVD verzoekt het college om gezien de urgentie van dit onderwerp enige spoed te betrachten bij de beantwoorden van deze vragen, zodat bij de komende bespreking in de raadscommissie voor Jeugdzaken, ICT, Educatie en Financiën van bovengenoemd initiatiefvoorstel deze informatie beschikbaar is. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 15 januari 2013, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 45 februari 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 januari 2013 1. Is het college op de hoogte van de capaciteitsproblemen binnen het primair onderwijs waarbij ouders worden belemmerd om hun kind naar de school van hun voorkeur te laten gaan én waarbij in sommige buurten het totale aantal kindplaatsen in absolute zin te klein is? Antwoord: Het College is op de hoogte van het tekort aan capaciteit voor kleuters in het basisonderwijs in bepaalde buurten in Centrum en Zuid. 2. Is het college in overleg met de stadsdelen over het capaciteitsprobleem van het Amsterdamse basisonderwijs? Wat zijn de — voorlopige — uitkomsten van dit overleg? Antwoord: Het College heeft met de stadsdelen Centrum en Zuid gesproken over praktische oplossingen voor dit probleem. Daarnaast heeft het College aangedrongen op heldere en duidelijke communicatie naar ouders. Beide stadsdelen pakken dit serieus op. Zuid heeft samen met de schoolbesturen een informatie avond voor de uitgelote ouders georganiseerd waarin hen is toegezegd dat er met ingang van het nieuwe schooljaar vijf extra kleutergroepen bij komen in de Pijp en de Rivierenbuurt. Deze capaciteit zou voldoende moeten zijn om alle uitgelote kleuters te plaatsen. Ook stadsdeel Centrum heeft toegezegd extra klassen te realiseren. Centrum is in overleg met de besturen en het oudernetwerk ‘Geen basisschool Amsterdam’ op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden. Dat is geen gemakkelijke opgave. Ruimte is schaars (rondom de Jordaan) en noodlokalen plaatsen is geen eenvoudige en voor de hand liggende optie. De inspanningen zijn erop gericht om ook deze ouders op korte termijn tijdens een informatie avond duidelijkheid te bieden. 3. Welk deel van de scholen die kampen met overinschrijving heeft een voorschool? Hoeveel van desbetreffende kinderen heeft een VVE-indicatie? Antwoord: Van de 10 scholen in de Pijp en de Rivierenbuurt hebben 5 scholen kinderen uitgeloot, waarvan er 4 VVE hebben (een vroegschool als vervolg op de voorschool). Alle kinderen met een VVE-indicatie zijn geplaatst omdat de scholen het als een voorrangscriterium hanteren. De scholen in Centrum die kinderen hebben uitgeloot hebben geen van allen een VVE. 4. Hoe verklaart het college in het kader van de instroomprognoses en geboortecijfers dat een stadsdeel totaal verrast kan zijn door de hogere aanmelding van kleuters op de basisscholen? Antwoord: De praktijk leert dat zonder regie op aanmelding en plaatsing het niet eenvoudig is tijdig te anticiperen op een groeiende belangstelling van ouders voor specifieke scholen. Zowel Zuid als Centrum hebben vanaf 2009 fors geïnvesteerd in uitbreiding met in totaal 21 klassen, terwijl we weten dat er tegelijkertijd basisscholen zijn waar nog capaciteit beschikbaar is. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neng í Gemeenteblad Datum de februari 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 januari 2013 Beide stadsdelen zien het directe effect van de toenemende aantrekkingskracht van de binnenstad voor jonge gezinnen. Daarnaast worden gezinnen groter en zijn er meer broertjes en zusjes te plaatsen. Met name Centrum pleit ervoor de demografische modellen en ramingen die we nu gebruiken nog eens kritisch te bekijken op houdbaarheid en voorspellende waarde. 5. Wat zijn volgens het college zowel korte- als lange-termijnoplossingen voor het capaciteitsprobleem van het Amsterdamse basisonderwijs? En hoe past uitbreiding van bestaande populaire scholen hierbinnen ? Gaarne een motivering. Antwoord: De meest voor de handliggende korte termijn oplossing is uitbreiding. Daar waar een aantoonbaar tekort is aan plekken voor kleuters is het legitiem om extra capaciteit te creëren. Het structureel oplossen van het capaciteitsprobleem en het loting vraagstuk vraagt om meer regie op aanmelding en plaatsing en een grondige analyse van de redenen waarom vraag en aanbod in het basisonderwijs niet op elkaar aansluiten. De spanning tussen vraag en aanbod kan niet worden opgelost zonder een verbinding te leggen met kwaliteit en het streven naar gemengde scholen. Samen met de schoolbesturen werken we aan een RPO voor het basisonderwijs waarin we afgewogen en integrale keuzes moeten gaan maken over uitbreiding en sluiting. De ambitie is dit RPO beschikbaar te hebben op 1 januari 2014 als de verantwoordelijkheid en het budget voor onderwijshuisvesting overgaat van de stadsdelen naar de centrale stad. 6. Kan de wethouder aangeven welke criteria bij de geplande centrale inschrijving voor het Amsterdamse basisonderwijs zullen worden gebruikt? In hoeverre zullen deze verschillen van de criteria die momenteel door de stadsdelen worden gehanteerd? Antwoord: De wethouder kan nog niet vooruitlopen op de concrete uitwerking. Daarover zal hij eerst gesprekken voeren met het onderwijsveld, ouders en andere deskundigen. Wel zullen we de lessen uit de huidige praktijk van het buurtschoolbeleid in West, Zuid en Oost meenemen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1442 Publicatiedatum 24 december 2015 Ingekomen onder Y Ingekomen op donderdag 17 december 2015 Behandeld op donderdag 17 december 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Moorman, Roosma, Shahsavari-Jansen, Van Soest en Van Lammeren inzake de Begroting 2015 en Begroting 2016-2019 als gevolg van de organisatieverandering. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2015 en Begroting 2016-2019 als gevolg van de organisatieverandering (deel _3) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1396). Overwegende dat: — het college de gemeenteraad meerdere malen heeft geïnformeerd over de ontvlechting van de financiële administratie; — het college hierbij herhaaldelijk de complexiteit van de ontvlechtingsoperatie heeft geschetst; — de raad geïnformeerd is over een restant van € 55 min. over 2015 en € 51 min. nog te ontvlechten budgetten; — de raad ook is geïnformeerd over een eerdere ambtelijke ‘versleuteling! van € 19 min. die door het ‘clearing team’ is uitgevoerd en gevolgen heeft gehad voor de budgetten van de RvE's en de stadsdelen en mogelijk ook op de begroting of programma(delen) daarin. Verzoekt de Rekenkamer Amsterdam: een verkenning te doen naar de wijze waarop de ontvlechtingsprocedure het laatste jaar heeft plaatsgevonden en of nader onderzoek nodig is. De leden van de gemeenteraad M. Moorman F. Roosma M.D. Shahsavari-Jansen W. van Soest J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 357 Datum akkoord 19 april 2016 Publicatiedatum 20 april 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest (Partij van de Ouderen) van 25 maart 2016 inzake het omdopen van de Amsterdam ArenA tot Johan Cruijff Stadion. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De fractie de Partij van de Ouderen wil dat er niet getreuzeld wordt bij het omdopen van de Amsterdam Arena tot Johan Cruijff Stadion. Johan Cruijff is van onschatbare waarde geweest voor het Nederlandse voetbal in het algemeen en voor Ajax in het bijzonder. Daar de gemeente Amsterdam onderdeel uitmaakt van de Vereniging van Eigenaars Amsterdam ArenA, moet het snel tegemoet komen aan al die Ajax-supporters die willen dat het stadion de naam krijgt van hun held: Johan Cruijff. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Deelt het college de mening dat Johan Cruijff van onschatbare waarde is geweest voor het Nederlandse voetbal in het algemeen, maar voor ons Ajax in het bijzonder? Antwoord (afgestemd met wethouder Van der Burg): De voetbalsport bestaat in Nederland al meer dan honderd jaar. In deze eeuw heeft deze sport zeer vele prominenten voortgebracht die elk in hun eigen tijd een positieve inbreng voor deze tak van sport hebben gehad. Wanneer we kijken naar de waarde die Johan Cruijff heeft gehad dan constateren we dat zijn inbreng vele malen groter is geweest dan menig andere voetballer. Hij heeft niet alleen een zeer grote waarde gehad voor de clubs waarvoor hij heeft gespeeld maar ook voor de totale Nederlandse voetbalsport. Zijn wijze van benaderen en uitvoeren van dit populaire spel heeft bij velen enthousiasmerend gewerkt. Hij schuwde het niet om de confrontatie met velen aan te gaan om het door hem voorgestane voetbaldoel te bereiken. De tijdens zijn voetbalcarrière behaalde resultaten bij Ajax en het Nederlandse zijn het bewijs van zijn voetbalvisie. 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 0 apri 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 25 maart 2016 De hele wereld heeft daarbij tijdens zijn actieve voetballoopbaan kennisgenomen van zijn specifieke spel. Als oprichter van onder andere de Cruijff-academie en de Cruijff-foundation heeft hij na zijn actieve periode de sport — overal in de wereld — gediend. Zijn specifieke inzet voor de gehandicaptensport willen wij hier ook zeker melden. 2. Is het college op de hoogte van de vurige wens van de supporters van Ajax om de naam van het stadion te veranderen van Amsterdam ArenA in Johan Cruijff Stadion? Antwoord (afgestemd met wethouder Van der Burg): Ja. 3. Heeft het college, als participant in de Vereniging van Eigenaars Amsterdam ArenA, de bereidheid om alles in het werk te stellen om de naamswijziging naar het Johan Cruijff Stadion zo snel mogelijk gerealiseerd te krijgen? Kan het college in het antwoord graag duiden welke stappen het college hierbij gaat ondernemen? Antwoord (afgestemd met wethouder Ollongren): De gemeente heeft contact gehad met de directie van het stadion over een eventuele naamswijziging, maar de gemeente heeft geen doorslaggevende stem in deze beslissing. Het is aan het bestuur van het stadion om dit in eerste instantie met de familie Cruijff af te stemmen als de tijd daar rijp voor is. Momenteel hebben de nabestaanden nog behoefte aan rust. Daarnaast speelt intellectueel eigendom/ merkrecht van Cruijff, diens familie of bedrijven waarin die rechten zijn ondergebracht ook een rol in een dergelijke naamswijziging. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
ANNE « NIN ee nf ie Es AN B B Ì SRK RR de Ea ANNEE PE en a ISLE TC OETTN En E aá 8 ê ne n__n en Ee ü Pp 2% [ | en DD dd lj nn al PP Í | | _— | Û [it Ì 5 Il Í al pn | | ham | | re | Ee el el FL F N Pe | x, | | j Ey; 6 k | , 4 IN | K 14/1 di ie | Be Á à eN ms Ì d Á \ he ‚ Kn 7 Onderzoek, Informatie en Statistiek De Te B ne Sr 5 RE a ei Er = etn B a nn B | Ee en ss B ae Eels Es E gr p= ele ee Pe m6 tsss st EE - eet e Er aen neee eee eee EN nen: San Be ee RES SS A EN LE Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, WPI Projectnummer: 15178 Nina Holaind Clemens Wenneker Laure Michon Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0402 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Www.ois.amsterdam.nl [email protected] Amsterdam, juli 2016 Foto voorzijde: fotograaf Nienke Laan (2014) 2 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Inhoud Inleiding 4 1 Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam 5 1.1 Methode 5 1.2 Kwart AOW-ontvangende huishoudens wordt gekort 5 1.3 Huishoudens met gekorte AOW en AIO vooral in Zuidoost, Oost en West, en vaak alleenstaand 6 1.4 Jong gepensioneerden en niet-westerse Amsterdammers ontvangen vaak AlO 7 1.5 Twee derde rechthebbenden ontvangen AlO 8 1.6 Bereik relatief laag onder meerpersoonshuishoudens 8 1.7 Hoger bereik bij hogere korting op AOW 9 2 Redenen voor niet-gebruik 11 2.1 Methode 11 2.1.1 Enquête 12 2.1.2 Interviews 12 2.2 Kenmerken respondenten 13 2.3 Een op vijf bekend met AIO 14 2.4 SVB belangrijkste informatiebron 14 2.5 Onbekendheid en onduidelijkheid redenen voor niet-aanvraag 15 2.6 Interviews wijzen op onbekendheid en soms wantrouwen 16 Conclusies 19 Bijlage Vragenlijst enquête 20 3 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Inleiding Van alle Amsterdammers van 65 jaar en ouder leefde 28% in 2012" in een huishouden met een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM). Zij moesten rondkomen van een laag inkomen. Voor ouderen betekent 120% van het WSM net iets meer dan een AOW-uitkering. Sommige ouderen moeten het echter met minder doen. Een AOW-uitkering wordt in 50 jaar opgebouwd. ledereen die in die 50 jaar direct voorafgaand aan de AOW-leeftijd in Nederland heeft gewoond, ontvangt een volledige AOW-uitkering. Mensen die in het buitenland hebben gewoond of gewerkt ontvangen daarom geen volledige AOW-uitkering. Zij kunnen hun inkomen aanvullen met een aanvullend pensioen dat via het werk is opgebouwd, of met vermogen. Maar sommigen moeten rondkomen van alleen een gekorte AOW-uitkering. Zij kunnen in dat geval een aanvulling op hun inkomen ontvangen om de misgelopen inkomsten te compenseren: de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). De AIO vult de gekorte AOW-uitkering aan tot het bijstandsniveau. Eerder onderzoek in 2013 heeft aangetoond dat een derde van de gekorte AOW'ers in Amsterdam geen gebruik maakte van de AlO.° Het huidig onderzoek vormt een update met het gebruik van een nieuwe bron (CBS-gegevens). Verder was er bij de gemeente behoefte om meer inzicht te krijgen in de redenen voor niet gebruik. De gemeente Amsterdam vindt het van belang dat ouderen met een laag inkomen optimaal worden ondersteund. Daar hoort bij dat zij optimaal gebruik maken van alle regelingen waar zij recht op hebben. Twee onderzoeksvragen hebben daarom geleid tot dit nieuwe onderzoek: 1. Hoe groot is het bereik van de AIO en wat zijn de kenmerken van niet-gebruikers? 2. Waarom vragen rechthebbenden de AIO niet aan? Dit onderzoek heeft OIS uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam, en in samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB verstrekt zowel de AOW als de AlO, maar heeft geen gegevens over een eventueel aanvullend inkomen of over vermogen. Om de AlO onder de aandacht te brengen, maakt de SVB klanten met een gekorte AOW erop attent dat zij mogelijk recht hebben op de AIO. Om een antwoord te formuleren op de twee onderzoeksvragen zijn verschillende methodes gebruikt. Aan de hand van bestandsanalyses op CBS-gegevens, waaronder inkomens- en vermogensgegevens en verstrekkingen van de AIO, is het bereik van de AIO in Amsterdam en de kenmerken van niet-gebruikers in kaart gebracht. Om de tweede vraag te beantwoorden heeft OIS een enquête uitgezet onder ouderen met een onvolledige AOW. In aanvulling op deze enquête zijn een aantal kwalitatieve gesprekken gevoerd. ! OIS, 2015, Armoedemonitor, 2014: lage inkomens in Amsterdam. 2 OIS, 2013, Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AlO. 4 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 1 Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht hoeveel Amsterdamse huishoudens en personen worden gekort op hun AOW, wie van hen recht hebben op de AIO en hoeveel huishoudens en personen de AlO daadwerkelijk ontvangen. Niet iedereen met een onvolledige AOW heeft een laag inkomen: als men een aanvullend pensioen en/of vermogen heeft komt men niet in aanmerking voor de AIO. De focus zal verder liggen op de doelgroep van de AIO. Rechthebbenden maken niet altijd gebruik van de AIO. In dit hoofdstuk schetsen wij het profiel van rechthebbende niet-gebruikers. Daarbij wordt gekeken naar kenmerken op huishoudniveau (stadsdeel en gezinssamenstelling), maar ook op persoonsniveau (leeftijd, geslacht en herkomst). 1.1 Methode Het gebruik en het bereik van de AlO zijn onderzocht met behulp van CBS-gegevens. Hiervoor zijn de volgende bestanden gebruikt: = Regionaal Inkomensonderzoek (RIO), waarin inkomensgegevens zijn opgenomen; = Vermogensbestand; "_AOW-uitkeringen, waarin de hoogte van AOW-uitkeringen per huishouden zijn opgenomen; = _Bijstandsuitkeringen, waaronder de AlO-uitkeringen vallen. Deze bestanden zijn aan elkaar gekoppeld om op huishoudniveau informatie te kunnen hebben over het inkomen, het vermogen en uitkeringen. Omdat gebruik wordt gemaakt van belastinggegevens in RIO, zijn de meest recente beschikbare gegevens van het jaar 2013. Om na te gaan welke huishoudens en personen recht hebben op de AIO, zijn uit de aan elkaar gekoppelde bestanden de huishoudens geselecteerd met minimaal één gekorte AOW-uitkering. De inwonende kinderen zijn uit het bestand verwijderd, omdat hun eventuele inkomen geen invloed heeft op het recht op AIO. Ook zijn alleen gekorte AOW'ers geselecteerd die gedurende heel 2013 recht hadden op AOW en waarvan de huishoudenssituatie niet is gewijzigd, omdat het anders lastig is vast te stellen of men recht heeft op AIO. 1.2 Kwart AOW-ontvangende huishoudens wordt gekort Eind 2013 telde Amsterdam 77.816 huishoudens met minimaal één AOW-uitkering, tezamen 94.308 personen (tabel 1.1). Ruim een kwart (28%) van de AOW-ontvangende huishoudens in Amsterdam wordt gekort op één of meer AOW-uitkeringen. 5 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Tabel 1.1. Uitsplitsing AOW-ontvangers en huishoudens naar volledige en onvolledige AOW, 2013 alleen volledige AOW 56.216 72 alleen onvolledige AOW 20.144 26 zowel volledige als onvolledige AOW 1.456 2 Totaal 77.816 100 volledige AOW 69.710 74 onvolledige AOW 24.598 26 totaal 94.308 100 bron: CBS/ bewerking OIS Ouderen met een gekorte AOW-uitkering kunnen onder voorwaarden een aanvulling op hun inkomen ontvangen. De Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) vult de gekorte AOW- uitkering aan tot een vastgesteld minimuminkomen (bijstandsniveau). Het huishoudinkomen en huishoudvermogen zijn bepalend voor het recht op AIO. Van alle Amsterdammers met een onvolledige AOW ontvangt een kwart (25%) AIO, dit zijn 6.228 personen in 6.207 huishoudens in 2013. De overige 75% ontving dus geen AIO, een deel had daar wel recht op. 1.3 Huishoudens met gekorte AOW en AIO vooral in Zuidoost, Oost en West, en vaak alleenstaand In Zuidoost (44%), Oost (36%) en West (35%) is het aandeel huishoudens met een gekorte AOW het grootst. In dezelfde stadsdelen bevinden zich de meeste AlO-ontvangende huishoudens. De verschillen tussen de stadsdelen zijn echter groter voor huishoudens die AIO ontvangen, dan voor huishoudens met een onvolledige AOW. De reden hiervoor is dat een onvolledige AOW niet automatisch betekent dat er ook sprake is van een laag inkomen. Tabel 1.2. Uitsplitsing AOW-huishoudens met en zonder AIO naar stadsdelen (procenten) volledige AOW onvolledige AOW wel AIO geen AlO N (100%) Centrum 71 4 20 9.170 West 65 11 24 10.035 Nieuw-West 73 8 19 14.545 Zuid 71 4 18 16.883 Oost 64 12 24 8.964 Noord 82 5 13 11.007 Zuidoost 56 18 26 7.189 totaal 72 8 20 77.816 Noot. een aantal huishoudens kan niet worden toegewezen aan een stadsdeel of wonen in Westpoort bron: CBS/ bewerking OIS Kijken we naar huishoudsamenstelling dan valt op dat de helft van de huishoudens met een korting op de AOW alleenstaand is en 29% een paar zonder kinderen. Voor huishoudens die AIO ontvangen is het aandeel alleenstaande huishoudens 60%. 6 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Tabel 1.3 Huishoudsamenstelling van huishoudens met onvolledige AOW en AlO AOW-uitkering(en)* abs. 4 abs. 4 alleenstaande 3.741 60 10.549 49 paar zonder kinderen 1.255 20 6.229 29 paar met kinderen** 653 11 2.692 12 eenoudergezin** 487 8 1.311 6 overig 71 1 819 4 totaal 6.207 100 21.600 100 * De groep AlO-ontvangende huishoudens is onderdeel van het aantal bron: CBS/ bewerking OIS huishoudens met een onvolledige AOW ** Het gaat hierbij om thuiswonende kinderen, ongeacht leeftijd 1.4 Jong gepensioneerden en niet-westerse Amsterdammers ontvangen vaak AlO Kijken we naar personen in huishoudens die worden gekort op AOW, en de AlO ontvangen, dan kan informatie worden gegeven over geslacht, leeftijd en herkomst. Hoewel er ongeveer evenveel mannen als vrouwen worden gekort op de AOW, zijn er iets meer AlO-ontvangende vrouwen dan mannen. De grootste groep van zowel gekorte AOW'ers als AlO-ontvangers is 65-74 jaar, oftewel recent gepensioneerd. Er zijn weinig ouderen van 85 jaar en ouder die de AIO ontvangen. Verder valt op dat Suriname, Marokko en overige niet-westerse landen zijn oververtegenwoordigd onder AlO- ontvangers, vergeleken met het totaal gekorte AOW'ers. Tabel 1.4 Persoonskenmerken van AlO-ontvangers en gekorte AOW'ers abs. 4 abs. 4 man 2.890 46 12.384 50 vrouw 3.323 53 12.124 49 onbekend 15 0 90 0 De 65-74 3.956 64 17.161 70 75-84 1.928 31 6.309 26 85+ 344 6 1.128 5 De autochtonen 246 4 4.017 16 Marokkanen 1.452 23 4.032 16 Turken 471 8 2.072 8 Surinamers 1.916 31 5.546 23 Antillianen/ Arubanen 244 4 732 3 overige niet-westerse allochtonen 1.213 19 2.573 10 westerse allochtonen 665 11 5.536 23 onbekend 15 0 90 0 totaal 6.228 100 24.598 100 bron: CBS/ bewerking OIS 7 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 1.5 Twee derde rechthebbenden ontvangen AlO Van alle gekorte AOW-huishoudens hadden er 6.542 recht op AIO. Van hen ontving 66% de AIO®. Dat betekent dat een derde (34%) van de huishoudens die recht hadden op AIO, geen gebruik maakte van de regeling. Het bereik in Amsterdam is daarmee lager dan op landelijk niveau: in heel Nederland ontving 76% van de rechthebbenden de AIO in 2011. Het is lastig om in te schatten hoe het bereik zich tussen 2013 en 2015 heeft ontwikkeld. Op basis van de ontwikkeling van het aantal toekenningen tussen 2013 en 2015 en de geschatte ontwikkeling van de doelgroep zouden er aanwijzingen zijn dat het bereik is gedaald. De SVB heeft namelijk aan minder huishoudens de AlO verstrekt, terwijl het aantal ouderen, en meer in het bijzonder ouderen die in een niet-westers land zijn geboren is gestegen. Het is echter niet mogelijk om de doelgroep in kaart te brengen in 2015. Dat heeft te maken met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, en met de introductie van de kostendelersnorm.” 1.6 Bereik relatief laag onder meerpersoonshuishoudens Van alle rechthebbenden is de grootste groep alleenstaand. Onder deze groep is het bereik ook het hoogst, met 75%. Maar ondanks het grote bereik onder deze groep bestaat de groep rechthebbende niet-gebruikers nog wel voor het grootste deel vit alleenstaanden. Bij de huishoudsamenstellingen waar de kinderen inwonend zijn (paar met kinderen of eenoudergezinnen) is het bereik het kleinst. Tabel 1.5 Uitsplitsing rechthebbende huishoudens naar gebruik AIO en huishoudsamenstelling (procenten) alleenstaande 25 75 4.075 paar zonder kinderen 39 61 1.124 paar met kinderen 54 46 656 eenoudergezin 46 54 508 overig 93 7 179 totaal 34 66 6.542 bron: CBS/ bewerking OIS Het bereik is het hoogst in Zuidoost, met 88% van de rechthebbende huishoudens die een AIO ontvangen. In stadsdeel Centrum en Zuid is het aandeel rechthebbende niet-gebruikers het grootst, maar kijken we naar absolute aantallen dan wonen de meeste rechthebbende niet- gebruikers in West. 3 Een deel van de AIO ontvangende huishoudens (15%) had volgens de gegevens van de belastingdienst geen recht op AlO, omdat zij een te hoog inkomen of vermogen hadden. Dit betekent niet dat er sprake is van onrechtmatige uitkeringen. De vermogens van huishoudens worden voor een deel onjuist geschat. Dit wordt mede veroorzaakt door schulden die niet volledig worden waargenomen. 4 Zie: Olieman, R. (2014), SVB realiseert lager niet-gebruik, SVB. 9 pe kostendelersnorm houdt in als een bijstandsgerechtigde een woning deelt met meer volwassenen, de uitkering(en), waaronder de AIO, wordt verlaagd. 8 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam Tabel 1.6 Bereik AIO naar stadsdeel (procenten) Centrum 45 55 420 West en Westpoort 37 63 1.277 Nieuw-West 35 65 1.170 Zuid 42 58 820 Oost 34 66 1.122 Noord 34 66 562 Zuidoost 19 81 1.171 totaal 34 66 6.542 bron: CBS/ bewerking OIS Wijken met het laagste en het hoogste bereik onder de rechthebbenden staan in tabel 1.7. Naast buurten in Centrum en Zuid, zijn er ook twee buurten in West met een relatief laag bereik. Er zijn ook een aantal buurten waar in absolute zin veel rechthebbende niet-gebruikers woonachtig zijn, maar waar het bereik niet heel laag is. Landlust is daar een voorbeeld van: 93 van de 211 rechthebbenden ontvangen de AIO niet (56% bereik). Het geldt ook voor de Indische Buurt West, met 72 van de 215 rechthebbende niet-gebruikers (67% bereik). Tabel 1.7 Wijken* met relatief het laagste en hoogste bereik (procenten) Weesperbuurt/Plantage 38 Bijlmer-Oost (E, G, K} 83 Buitenveldert-Oost 39 Bijlmer-Centrum (D, F, H} 82 Jordaan 47 Holendrecht/Reigersbos 79 Frederik Hendrikbuurt 53 Gein 78 Rijnbuurt 53 Oosterparkbuurt 74 * wijken met minimaal 50 rechthebbende huishoudens bron: CBS/ bewerking OIS 1.7 Hoger bereik bij hogere korting op AOW In deze paragraaf wordt gekeken naar het bereik van de AlO naar gelang de hoogte van de uitkering. Te zien in tabel 1.8 is dat naarmate de korting op de AOW hoger wordt, het gebruik van AlO toeneemt. Tabel 1.8 Uitsplitsing rechthebbende huishoudens naar gebruik AIO en korting op AOW (procenten) 1-10 84 16 487 11-20 55 45 1.202 21-30 38 62 1.493 31-40 23 77 1.327 41-50 18 82 599 51-60 15 85 463 61-70 12 38 476 71-80 9 91 267 81-100 8 92 228 totaal 34 66 6.542 bron: CBS/ bewerking OIS 9 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Opvallend is dat het bereik op huishoudniveau hoger is dan op persoonsniveau (66% tegenover 55%). De reden hiervoor is dat huishoudens met meerdere personen een kleiner bereik kennen dan alleenstaande huishoudens. Kijken we naar de persoonskenmerken dan zien we dat mannen minder vaak gebruikmaken van de AIO dan vrouwen (49% tegenover 41%). De leeftijdsgroep 65-74 jaar kent een hoger niet- gebruik dan andere leeftijdsgroepen. De verschillen zijn het grootst voor de herkomstgroepen. Het bereik onder Amsterdammers van Turkse, Nederlandse of Marokkaanse afkomst is het kleinst (respectievelijk 68%, 67% en 54% maakt geen gebruik van de regeling). Amsterdammers van Marokkaanse afkomst vormen de grootste groep onder de niet-gebruikers en Amsterdammers van Surinaamse afkomst lijken de weg naar de AIO het beste te kunnen vinden. Er kunnen op basis van deze gegevens geen uitspraken worden gedaan over welke factoren zwaarder meewegen in het niet-gebruik. Daarvoor zijn aanvullende analyses nodig. Dit soort analyses zijn opgenomen in het rapport van de SVB°. Tabel 1.9 Uitsplitsing rechthebbende (niet-)gebruikers naar persoonskenmerken (procenten) geen AIO wel AIO N (100%) man 49 51 3.565 vrouw 41 59 4.366 65-74 49 51 5.058 75-84 38 62 2.485 85+ 31 69 388 Autochtoon 67 33 541 Marokko 54 46 2.132 Turkije 29 71 886 Suriname 68 32 2.093 Nederlandse Antillen en Aruba 32 68 269 overige niet-westerse landen 27 73 1.097 overige westerse landen 47 53 913 JN bron: CBS/ bewerking OIS 8 Olieman, R. (2014), SVB realiseert lager niet-gebruik, SVB. 10 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 2 Redenen voor niet-gebruik Uit de gegevens die in het eerste hoofdstuk zijn gepresenteerd is duidelijk dat niet alle rechthebbenden de AIO ontvangen. De vraag is waarom. Daar is een antwoord op gezocht met een enquête en interviews. Het gaat in dit hoofdstuk om de redenen waarom rechthebbenden de AIO niet ontvangen. Eerst wordt de methode toegelicht. 2.1 Methode Om na te gaan waarom mensen de AlO niet ontvangen terwijl zij er recht op hebben, is een enquête uitgezet, aangevuld met interviews. De onderzoeksmethode is schematisch weergegeven in figuur 2.1. Rechthebbende niet-gebruikers zijn echter niet als zodanig te bereiken. OIS heeft daarom een enquête uitgezet onder een groep oudere Amsterdammers, waaronder de verwachting was dat de doelgroep van de AIO gevonden kon worden. Daartoe heeft de SVB een steekproef verstrekt van 5.000 Amsterdammers die een onvolledige AOW en géén AIO ontvangen. Het bestand bevatte naam, volledig adres, leeftijd percentage korting op de AOW van deze personen. Ook zijn alleen personen tot en met 85 jaar meegenomen in de steekproef, omdat daarboven het risico groter wordt dat mensen zijn opgenomen in een ziekenhuis of instituut of dat het lastig is om met hen een gesprek te voeren. Op basis van de bestandsanalyse is besloten om in de steekproef alleen Amsterdammers op te nemen die in het buitenland zijn geboren. Ook is rekening gehouden met de hoogte van de korting op de AOW omdat uit de bestandsanalyse blijkt dat vooral bij een lage korting het bereik klein is. In de steekproef zaten 3.000 personen met een korting tot 25%, 1.500 personen met een korting tussen 26 en 50% en 500 personen met een korting van meer dan 50%. Figuur 2.1 Onderzoeksopzet redenen voor niet-gebruik AIO =| ] Ml î û | fa Gad Steekproef- Telefonische Face-to-face EELT fe trekking en enquête enquête interviews verrijking *n=5.000 °n=304 en=152 hak} 11 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 2.1.1 Enquête De steekproef is verrijkt met telefoonnummers op basis van naam en adres. Dit heeft 1.265 nummers opgeleverd. Deze zijn gebeld tussen 5 en 12 april met de vraag om mee te doen aan de enquête. Dat heeft 304 geslaagde interviews opgeleverd, een netto respons van 49% (rekening houdend met niet-bereikbare nummers; zie tabel 2.2). Daarnaast is een selectie gemaakt van 535 adressen in verschillende delen van de stad waar enquêteurs van OIS aan de deur zijn gegaan om de enquête af te nemen tussen 6 en 13 april. Zij hebben met 152 personen de enquête afgenomen, een respons van 28%. De vragenlijst die bij de telefonische en de face-to-face enquête is gebruikt is in de bijlage te vinden. Tabel 2.2 Responsoverzicht bruto steekproef 1.265 3.735 5.000 netto steekproef 617 535 1.152 respons 304 152 456 responspercentage 49% 28% 40% 2.1.2 Interviews In de enquête was het verzoek opgenomen om mee te werken aan een langer gesprek. Van de respondenten die potentieel tot de doelgroep van de AIO behoren waren 47 daartoe bereid. Zij hebben een telefoonnummer gegeven waarop ze gebeld konden worden. Op basis van de antwoorden in de enquête en de achtergrondkenmerken zijn tien personen gebeld. Met twee mensen kon er geen gesprek plaatsvinden: één kon steeds niet worden bereikt, bij de ander nam een dochter de telefoon op en vertelde dat haar ouders er niets van snapten en dat zij slecht Nederlands konden praten. Van de acht respondenten met wie telefonisch contact is geweest gingen er zes meteen in gesprek, ook als hen de optie werd geboden om een afspraak te maken aan huis (waar één respondent voor heeft gekozen), of een latere telefonische afspraak (met twee respondenten). Zeven gesprekken zijn telefonisch gevoerd, en één aan huis. Eén telefonisch gesprek werd gevoerd met de zoon van de persoon die gebeld werd, en een ander met de partner van degenen van wie de SVB-gegevens verstrekt waren, die zelf ook wordt gekort op de AOW. De gesprekken duurden tussen 15 en 30 minuten. Er is gesproken met vier mannen en vier vrouwen. De geïnterviewden zijn tussen 69 en 77 jaar. Twee leven alleen, de andere hebben een partner. Vier respondenten zijn van Surinaamse herkomst, twee van Marokkaanse herkomst, een van Antilliaanse herkomst en een van Kroatisch herkomst. De korting op de AOW lag tussen 16% en 68%. De groep geïnterviewden is daarmee divers. 12 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 2.2 Kenmerken respondenten Met de enquête zijn iets meer mannen dan vrouwen bereikt onder de 456 respondenten. Verder waren alleenstaanden met 53% in de meerderheid. Een ruime meerderheid, 71%, is van niet- westerse herkomst. De grootste groep bestaat uit mensen afkomstig vit Suriname. Een kwart van de respondenten heeft een westerse migratie-achtergrond en 6% is van Nederlandse herkomst. Ook is bijna de helft van de respondenten tussen 65 en 69 jaar, en kwart is tussen 70 en 74 jaar en nog eens een kwart is 75 jaar of ouder. Figuur 2.3 Belangrijkste achtergrondkenmerken respondentengroep (n=456) geslacht MO man Vrouw onbekend alleenstaand paar overig Pe autochtonen 80-85 jaar 6% 10% westerse allocht 75-79 jaar 23% mers 16% % jaar % ov. niet-westerse en allochtonen Antillianen 70-74 jaar 14% Marokkanen _ Turken 6% 27% 5% 6% percentage korting op AOW potentiële doelgroep AIO t/m 20% jm 10% [| 1 laag inkomen en inkomen en 67 meer dan 50% [| 14 weinig vermogen % % 9 10 20 39 40 50 o 20 40 60 80 100 De grootste groep respondenten heeft t/m 25% korting op de AOW, in totaal 53%. Het gaat hierbij wel vooral om een korting van meer dan 10%. Slechts een kleine groep, 14% ontvangt de helft van de AOW of minder. De achtergrondkenmerken van de respondenten komen grotendeels overeen met de achtergrondkenmerken van de gekorte AOW'ers zoals beschreven 13 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam in het eerste hoofdstuk. Wel hebben lets meer Surinamers en iets minder vrouwen de enquête ingevuld vergeleken met de totale populatie die gekort wordt op de AOW. In de vragenlijst zijn vragen gesteld over de hoogte van het inkomen, de gezinssamenstelling en het vermogen. Van de respondenten hebben 152 personen van de 456 een laag inkomen, weinig vermogen en géén huis in het buitenland. Oftewel: een derde behoort potentieel tot de doelgroep van de AIO. Het is niet mogelijk om daar met grote zekerheid uitspraken over te doen, want het blijven zelf-gerapporteerde antwoorden in een enquête. 2.3 Een op vijf bekend met AIO Van de ondervraagde personen heeft 22% wel eens gehoord van de AlO. Van degenen die tot de 22% potentiële doelgroep van de AIO behoren is dit aandeel met 21% niet significant verschillend. De doelgroep is met andere woorden niet vaker bekend met de AIO dan ouderen die in principe niet tot de doelgroep behoren. Ouderen van 75 jaar en ouder hebben relatief minder vaak gehoord van de AIO. Ouderen die voor meer dan 50% worden gekort hebben juist vaker gehoord van deze voorziening. Ouderen van niet-westerse herkomst hebben vaker kennis van de AlO dan ouderen met een westerse migratie-achtergrond. Figuur 2.4 Bekendheid met AIO, naar achtergrondkenmerken (procenten) 65t/m6g jaar nn 2: zo t/m74 jaar 75 Um 85 jaar t/m 25% korting op AOW mn 26 t/m 50% korting op AOW nn meer dan 50% korting op AOW niet-westerse allochtonen N= westerse allochtonen GN potentiële doelgroep nn i nn gemiddeld 22 % o 10 20 30 40 50 2.4 SVB belangrijkste informatiebron Ouderen die bekend zijn met de AIO hebben in de helft van de gevallen informatie ontvangen over deze voorziening. En de helft van hen noemt hierbij de SVB als informatieverstrekker. Dat is in overeenstemming met de communicatie-strategie van de SVB. De SVB benaderd alle gekorte AOW'ers twee maanden voor de pensionleeftijd. Zij ontvangen een bericht waarin afhankelijk van de leefvorm (gehuwd/samenwonend of ongehuwd) staat wat de AIO inhoudt, hoe zij kunnen 14 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam nagaan of zij recht hebben op de AlO en hoe zij een aanvraag kunnen indienen. Verder geven respondent ook aan dat familie en vrienden hen wel eens informatie geven over de AIO. Een kwart van de ouderen die bekend is met de AIO heeft zelf wel eens informatie gezocht over de AIO. Van hen zegt een vijfde deze informatie bij de SVB hebben in gewonnen, en eveneens een vijfde bij familie of vrienden. De manier waarop informatie is verkregen en gezocht is schematisch weergegeven in figuur 2.5. Figuur 2.5 Informatiekanalen voor ouderen die bekend zijn met de AIO (n=106) 51% heeft informatie ontvangen (n=55) 24% heeft informatie gezocht (n=27) waarvan: waarvan: - de helft van de SVB - een vijfde bij SVB 2.5 Onbekendheid en onduidelijkheid redenen voor niet-aanvraag Uit het voorgaande is duidelijk dat een grote groep ouderen onbekend is met de AIO. Van degenen die wel eens hebben gehoord van deze voorziening heeft een kleine groep het ooit aangevraagd. Een deel van hen heeft het ooit ontvangen, waarbij het bij sommigen weer is stopgezet. Bij drie type situaties hebben wij vragen gesteld over redenen en afwegingen voor het niet-ontvangen van de AIO. Dat is schematisch weergegeven in figuur 2.6. De ouderen die AIO hebben aangevraagd behoren allen tot de potentiële doelgroep. Figuur 2.6 Schema van type ervaringen met de AIO van respondenten, en vragen hierbij niet aangevraagd hmm 9 Kl alki (87) an = À stopgezet 5 md \Vaarem: 5 SEL niet ontvangen ed alki er) De overgrote meerderheid van de groep die wel bekend is met de AIO, maar deze niet heeft aangevraagd behoort niet tot de potentiële doelgroep van de regeling. Een derde van de groep 15 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam die de AIO niet heeft aangevraagd geeft dan ook aan dat zij niet in aanmerking komen voor deze regeling. Van de 87 personen die die AIO niet hebben aangevraagd zijn er vijf personen die volgens de informatie vit de enquête een laag inkomen en weinig vermogen hebben. Daarbij geven ze als reden aan: ‘ik heb er geen recht op’ of ‘ik weet niet zeker of iker recht op heb’. Eris hierbij geen sprake van een weloverwogen keuze, zoals bij de antwoordopties ‘ik vind de voorwaarden te streng’ (daarbij worden vakanties vooral genoemd) of ‘ik heb het niet nodig’. Figuur 2.7 Redenen om de AIO niet aan te vragen, meerdere antwoorden mogelijk (procenten; n=87) ik weet niet zeker of ik er recht op heb nn 27 ik vind de voorwaarden te streng | 15 ik weet niet hoe ik het moet aanvragen | 11 het is te ingewikkeld om aan te vragen EN 11 ik heb het niet nodig | 6 ik wist er niet van En 5 anders Nn 8 weet niet/geen antwoord | 7 % o 10 20 30 40 50 De groep die de AIO (ooit) heeft aangevraagd bestaat vit mensen die volgens de informatie in de enquête tot de potentiële doelgroep behoren. Het aantal respondenten is echter te klein om conclusies te kunnen trekken. Van de 12 personen die hebben aangegeven dat zij de AIO hebben aangevraagd maar niet ontvangen zeggen er zes dat hun inkomen te hoog was, drie dat ze te veel vermogen hadden en een dat een gevraagd document niet overhandigd kon worden. Van de zes personen die een AIO hebben ontvangen die vervolgens is stopgezet legt er een uit dat het inkomen was gestegen en een ander kreeg een inwonend kind. De rest geeft geen uitleg. Hiermee is er te weinig informatie om tot inzichten te komen. 2.6 Interviews wijzen op onbekendheid en soms wantrouwen In de interviews kwamen zeer uiteenlopende situaties naar voren. Sommigen hadden nog nooit van de AlO gehoord en overigens ook niet van andere regelingen voor hulp bij laag inkomen. Anderen ontvingen verschillende regelingen. Sommigen hadden de AIO ooit ontvangen. Anderen weten of denken dat ze er niet voor in aanmerking komen. Van de acht geïnterviewden zijn er twee redelijk goed op de hoogte van alle regelingen waarvoor zij in aanmerking komen. Een respondent wordt hierbij geholpen door zijn zoon die bij de gemeente heeft gewerkt. De ander was van beroep schuldhulpverlener. Hij had wel eens gehoord van de AIO, maar er nooit aan gedacht om deze aan te vragen. 16 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Een aantal respondenten komt moeilijk rond, maar weet niet waar zij moeten aankloppen voor hulp. Een van hen zegt: ‘Ik heb het nooit geprobeerd. Ik denk: dat is alles wat ik krijg.” Sommigen hebben wel eens regelingen aangevraagd, ook de AIO maar ook het gratis OV voor oudere minima, maar hebben het niet ontvangen omdat zij te veel inkomen of vermogen zouden hebben. In hun beleving kunnen ze echter niet rondkomen met hun inkomen. Zo beschrijft een respondente haar situatie: Bij een meerderheid van de respondenten met wie een gesprek is gevoerd leeft er veel wantrouwen ten aanzien van de overheid. Mensen zijn bang om iets aan te vragen dat zij vervolgens moeten terugbetalen. Een vrouw vertelt dat ze daarom afziet van alle hulp, ook al wordt het huishouden met 52% gekort op de AOW. Het gaat haar hierbij om de verhouding tussen de moeite en de opbrengst: Het gezin bij wie het enige huisbezoek is gedaan vertelt na afloop dat zij het bezoek van tevoren niet vertrouwden. Mevrouw dacht dat de onderzoeker een oplichtster was. Ze zei: ‘Ik kon niet geloven dat de gemeente niet weet wat het inkomen is. En de SVB, ze weten alles!" Toen mevrouw nog werkte moest ze elke zes maanden haar loonstrookjes doorgeven en werd de partnertoeslag van de AOW opnieuw berekend. Zij kan daarom niet begrijpen dat de SVB niet zou weten wie recht heeft op de AIO en wie niet. Een andere respondent ontving de AlO, maar die is stopgezet toen de SVB een onderzoek deed en er gevraagd werd naar ‘allemaal dingen, en — vertelt de zoon — ‘hij kreeg er weinig voor’. Vooral het halveren van het aantal weken vakantie zit meneer, en ook zijn zoon, dwars. De zoon legt vit: ‘Mijn vader heeft eindelijk AOW, hij heeft altijd hard gewerkt, maar omdat hij net iets meer ondersteuning ontvangt worden strengere eisen gesteld. Maar vakantie is heilig!”. Deze persoon heeft de afweging gemaakt om de eerdere AlO-compensatie aan zijn zoons te vragen. 17 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Ook anderen worden door familie geholpen. Een mevrouw vertelt dat ze in financiële problemen kwam toen ze trouwde: Verder valt in de acht gesprekken op dat deze mensen weinig op de hoogte waren van gemeentelijke communicatiekanalen. De krant ‘Amsterdam’ wordt nauwelijks gelezen. Informatie moet hen direct bereiken. Op een vitzondering na zijn de respondenten goed op de hoogte van de post die zij krijgen en regelen zij zelf hun financiële administratie. Maar ze weten niet of zij recht hebben op hulp bij laag inkomen, en ook al komen ze moeilijk rond, ze weten niet waar ze moeten aankloppen voor hulp. 18 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam Conclusies Een kwart van de Amsterdamse ouderen wordt gekort op de AOW. De meerderheid van hen heeft daarnaast een aanvullend inkomen en/of vermogen, waardoor zij niet in aanmerking komen voor de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Ongeveer 6.200 Amsterdamse huishoudens ontvingen in 2013 de ALO om hun inkomen aan te vullen tot het bijstandsniveau. Dat is twee derde van de groep die recht heeft op deze regeling. Daarmee valt het bereik van de AlO in Amsterdam lager vit dan het landelijk gemiddelde. Dit blijkt vit bestandsanalyses op CBS-gegevens. Uit deze analyses blijkt verder dat het vooral meerpersoonshuishoudens zijn die relatief minder worden bereikt, en ook huishoudens met een relatief lage AOW-korting. Het bereik verschil sterk per stadsdeel en per wijk in de stad. Deze uitkomsten over het gebruik en het bereik van de AlO in Amsterdam zijn aangevuld met een enquête onder Amsterdamse ouderen die gekort worden op de AOW en geen AlO ontvangen. Met deze enquête, die in samenwerking met de SVB is opgezet, zijn 456 ouderen bereikt, zowel telefonisch als aan huis. Een derde van de respondenten behoort potentieel tot de doelgroep van de AIO. De enquête toont aan dat de onbekendheid met de AIO groot is: 78% van de respondenten heeft nooit gehoord van deze regeling. Onder de potentiële doelgroep is de bekendheid met de AlO even beperkt. Degenen die er wel van hebben gehoord hebben meestal informatie ontvangen van de SVB. Een kleine groep heeft zelf informatie gezocht, meestal ook bij de SVB. Verder zijn familie en vrienden vaak een informatiebron. In de enquête is gevraagd naar redenen om de AIO niet aan te vragen. De grootste groep denkt niet in aanmerking te komen voor de AIO, terwijl zij wel tot de potentiële doelgroep lijken te behoren. Verder weet een aantal personen niet zeker of zij er recht op hebben en/of hoe zij het moeten aanvragen. Onduidelijkheid over voorwaarden en aanvraagprocedures lijken dan ook een barriêre voor een optimaal bereik. De aanvullende kwalitatieve gesprekken die met acht respondenten zijn gevoerd geven hier voorbeelden van. Ook blijkt dat mensen vanwege die onduidelijkheid maar soms ook vit wantrouwen beslissen om geen hulp te vragen. Zij zien dit als een manier om zichzelf te beschermen, ook al komen ze moeilijk rond. Uit de grote mate van onbekendheid met de AIO en met de voorwaarden blijkt dat de bestaande communicatiestrategieën niet geheel effectief zijn onder Amsterdamse ouderen, ook al ontvangen alle gekorte AOW'ers hierover informatie van de SVB. De enquête en de interviews maken duidelijk dat ouderen grote behoefte hebben aan een persoonlijke benadering, waarbij het belangrijk is om wantrouwen jegens de overheid weg te nemen. Gelet op de verwachte groei van de doelgroep in de komende jaren lijkt herziening van de communicatiestrategieën nuttig, zo niet nodig. 19 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam nn nn A Bijlage Vragenlijst enquête De gemeente Amsterdam doet in samenwerking met de SVB onderzoek naar het gebruik van inkomensondersteuning aan ouderen. Wij zouden u graag een paar vragen stellen over dit onderwerp. Het invullen duurt ongeveer 10 minuten. 1. [check of met juiste persoon wordt gesproken] 2. Heeft u wel eens gehoord van de AlO? -_Ja -_Nee (uitleg geven, daarna naar v.13) AIO staat voor ‘aanvullende inkomensvoorziening ouderen’. Dit werd in het verleden ook bijstand voor 65-plussers genoemd. De AIO vult het inkomen van pensioengerechtigden aan tot het minimuminkomen. Het is bedoeld voor personen met de AOW-leeftijd, een onvolledig AOW-pensioen, weinig ander inkomen en weinig vermogen. 3. Heeft u wel eens informatie gekregen over de AIO? -_Ja -_ Nee (naar v.5) 4. Van wie heeft v informatie gekregen over de AlO? -__ Kennissen, familie - De SVB -__Een maatschappelijke organisatie -_ Anders, namelijk. 5. Heeft u weleens zelf informatie opgezocht over de AlO? -_Ja -__Nee (naar v./) 6. Waar heeft u informatie opgezocht over de AIO? Meerdere antwoorden mogelijk -_ Bij familie of kennissen -__ Bij de gemeente -__Bijde SVB -_ Bij een andere instantie, namelijk… -_ Anders, namelijk. - Weet niet/geen antwoord 7. Heeftu de AlO ooit aangevraagd? -_Ja -__Nee (naar vraag 12) 20 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 8. Heeftu de AIO toen gekregen? - Ja (naar v.10) - Nee 9. Om welke reden kreeg u het niet? Meerdere antwoorden mogelijk -__ Te hoog inkomen -__ Te hoog vermogen -_een huis in het buitenland -_niet alle gevraagde informatie gegeven -_ Anders, namelijk. - Weet niet/geen antwoord 10. Ontvangt v de AIO op dit moment? - Ja (naar v.13) - Nee 11. Waarom is de AIO inmiddels beëindigd? Meerdere antwoorden mogelijk -_Ikkreeg een hoger inkomen en kwam daarmee boven de grens -__Mijn vermogen werd te hoog -_ Verandering in gezinssituatie -_ Het iste veel moeite voor te weinig geld -_Ikheb een huis in het buitenland -_ Anders, namelijk… - Weet niet/geen antwoord (vervolgens naar v.13) 12. Waarom heeft u de AIO niet aangevraagd? Meerdere antwoorden mogelijk -_ Ikweet niet zeker of ik er recht op heb -_Ikweet niet hoe ik het moet aanvragen -__Hetiste ingewikkeld om aan te vragen -_ Het iste veel moeite voor te weinig geld -_ Ik heb het niet nodig -_ Ik vind de voorwaarden te streng -_ Ik heb een huis in het buitenland -_ Anders, namelijk. - Weet niet/geen antwoord 13. Woont u alleen? - Ja (naar v.16) - Nee 14. Heeft u een partner? - Ja (naar v.16) - Nee 21 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AlO in Amsterdam 15. Wat is uw netto inkomen per maand? Daarmee wordt bedoeld: het inkomen na aftrek van belastingen, dat besteed kan worden aan lasten, consumptie en eventueel sparen. Is dat: -___Lagerdan € 1.100 - Hoger dan £ 1.100 - Weet niet (vervolgens naar v. 18) 16. Wat is de leeftijd van uw partner? __ —_ jaar 17. Wat is het netto maandinkomen van v en uw partner? Daarmee wordt bedoeld: het inkomen na aftrek van belastingen, dat besteed kan worden aan lasten, consumptie en eventueel sparen. Is dat: -___Lagerdan € 1.500 - Hoger dan £ 1.500 - Weet niet 18. Heeft u (eventueel samen met uw partner) een eigen huis, in Nederland en/of in het buitenland? Meerdere antwoorden mogelijk - Ja, in Nederland - Ja, in het buitenland - nee 19. [als vl4=nee] Heeft u bezit, in de vorm van spaargeld, aandelen, een auto, sieraden of andere goederen van meer dan £ 6.000? - ja - nee - weetniet (vervolgens naar v.21) 20. [als vl4=jal Heeft v bezit, in de vorm van spaargeld, aandelen, een auto, sieraden of andere goederen van meer dan € 12.000? - ja - nee - weetniet 22 Gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam 21. Wat is vw geboorteland en dat van vw ouders? EO uw geboorteland geboorteland moeder geboorteland vader Europa (inclusief voormalige Sovjet- Republieken) VS, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, overig 7 7 07 Oceanië, Japan, Indonesië, Nederlands Indië overig Azië, overig Midden- en Zuid-Amerika, overig Afrika onbekend geen antwoord eee en [v22 alleen stellen als persoon behoort tot doelgroep en niet eerder AIO ontvangen] 22. In het kader van dit onderzoek willen wij een aantal mensen verder spreken over deze onderwerpen. Mogen wij contact met uv opnemen voor een vervolggesprek van ongeveer een uur? -_Ja - Nee 23. Op welk telefoonnummer kunnen wij u het beste bereiken? Dat waren onze vragen. Dank voor vw medewerking! 23 Bezoekadres: & Ld Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek il Il Postbus 658 LTN Verne eu) wwwois.amsterdam.nl
Onderzoeksrapport
24
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 311 Publicatiedatum 11 april 2014 Ingekomen onder AX Ingekomen op donderdag 13 maart 2014 Behandeld op donderdag 13 maart 2014 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Drooge, de heer Capel, de heer Van Lammeren en de heer Evans-Knaup inzake het voorgenomen besluit tot het aangaan van het Final Contract met Amsterdam Metropolitan Solutions (financiering uit de algemene reserve). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014 inzake het voorgenomen besluit tot het aangaan van het Final Contract met Amsterdam Metropolitan Solutions voor een periode van 10 jaar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 225); Overwegende dat de raad de burgemeester met een volledig financieel mandaat op pad wil sturen naar Boston om het Amsterdam Metropolitan Solutions (AMS) tot stand te brengen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — het bedrag van 34 miljoen euro, nodig om het Amsterdam Metropolitan Solutions (AMS) te kunnen realiseren, te financieren uit de algemene reserve; — bij de bestemmingsvoorstellen van de jaarrekening 2013 met een voorstel te komen om de algemene reserve weer aan te vullen. De leden van de gemeenteraad, Â.H. van Drooge S.T. Capel J.F.W. van Lammeren LR. Evans-Knaup 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Raadsagenda supplement 4 woensdag 24 en donderdag 25 januari 2018 Datum en tijd woensdag 24 januari 2018 13.00 uur en 19.30 uur donderdag 25 januari 2018 13.00 uur en 19.30 uur Locatie Raadzaal TOEGEVOEGD: Economie 26A Actualiteit van de leden N.T. Bakker, Moorman en Nuijens inzake posters in Londen om expats naar Amsterdam te trekken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 42) AFGEVOERD: Economie BA Interpellatie van de leden N.T. Bakker, Moorman en Nuijens inzake posters in Londen om expats naar Amsterdam te trekken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 42) 1
Actualiteit
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1444 Publicatiedatum 28 december 2018 Ingekomen onder BF Ingekomen op donderdag 20 december 2018 Behandeld op donderdag 20 december 2018 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de overheveling van de coalitieakkoord- middelen en de doelenboom (inzichtelijk maken van uw ambities) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de overheveling van de coalitieakkoordmiddelen en de doelenboom (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1346). Constaterende dat: — de doelenboom bestaat uit indicator-activiteiten:; — de concrete waarde in ongeveer 50% niet is ingevuld; — hetcollege wel het budget aan de gemeenteraad vraagt, maar niet haar ambitie weergeeft. Overwegende dat: — zonder duidelijk doel, het onduidelijk is wanneer we een bepaald doel hebben bereikt; — de middelen wel ter beschikking zijn en worden gesteld in de begroting en de nog vast te stellen begrotingen; — bij het niet formuleren van duidelijke doelen, het kan zijn dat het geld uitgeven een doel op zich kan worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. voor elke indicator-activiteit waar de prognoses nog niet zijn ingevuld voor de jaren 2020, 2021 en 2022, aan te geven wanneer het college deze wel gaat aanleveren; 2. dit overzicht aan de gemeenteraad te geven voor eind januari 2019. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 15 september 2021 Ingekomen onder nummer 647 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid A.L. Bakker inzake het Kader Hondenlosloopgebieden (ecologische adviezen) Onderwerp Inzake het Kader Hondenlosloopgebieden (ecologische adviezen) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het Kader Hondenlosloopgebieden (VN2021-020967) Overwegende dat transparantie van besluitvorming belangrijk is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders er zorg voor te dragen dat er altijd openbaarheid wordt gegeven van de adviezen van de be- trokken stadsecoloog bij het aanwijzen of evalveren van een hondenlosloopgebied. Indiener A.L. Bakker
Motie
1
discard
dn Ü Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad Inleiding 3 1 Gebiedsgerichte aanpak 7 2 Ontwerpen 17 3 Functies 49 4 Tijdelijk / definitief? 69 Colofon 73 2 Vanuit de Agenda Amsterdam Autoluw maken we ruimte voor een leefbare en toegankelijke stad. Dat is een stad waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Waar bewoners het naar hun zin hebben, werkers graag aan de slag gaan en recreanten fijn verblijven. Een stad op menselijke maat die goed toegankelijk is en waar de openbare ruimte er aantrekkelijk uitziet. In dit boekje zijn de gebiedsgerichte inrichtingsprincipes opgenomen voor de openbare ruimte die horen bij een autoluwe stad. Elk gebied in onze stad is uniek. Of het nu gaat om het stadshart of de hoofdroutes, stadsstraten of (gemengde) woonbuurten en de nieuwe stad of de eeuwenoude grachtengordel. De manier waarop we de ruimte invullen, verschilt daarom per gebiedstype. mn 3 Dit boekje focust op de herverdeling van de ruimte; minder ruimte voor autoverkeer en parkeren, méér ruimte voor groen, fietsers, voetgangers, spelende kinderen en ontmoetingen op straat. Deze inrichtingsprincipes helpen projecten om samen met bewoners en ondernemers invulling te geven aan de ambities voor een leefbare en toegankelijke stad. De inrichtingsprincipes zijn richtinggevend. Ze schrijven niet precies voor hoe een straat ingericht moet worden, maar schetsen een palet aan mogelijkheden. De verschillende ‘knoppen’ waarmee de stad het ruimtebeslag van autoverkeer en geparkeerde auto’s verminderd, zijn uitgewerkt in de Agenda Amsterdam Autoluw. Precieze inrichtingsdetails, materiaalgebruik en maatvoering zijn opgenomen in de Standaard voor het Amsterdamse Straatbeeld (Puccinimethode) en de Leidraad van de Centrale Verkeerscommissie (CVC). TT / N n= dà d Wv nd ev BE GN | 8 7 DN / N: Óf EN PJ EN Di On an VR \ | n EL HN / A ip: \ 4 / N x ee mmm y 4 pe é Lr OS an aa * Pd ne Zò (\ DT , el ï en Sf B — kra ss det Wi Ee < 5 5 ME A nrs DA | \ Ô Ge ae Ee J l N x ® ZA NN S 9 / ‘ s gn l 5 ’ _ \ P | kn ed Tg AAN 4 en RO NÀ 1d (NN _ a ee KC 4 Le \ S ae } pe Gebiedsindeling Agenda Autoluw ' buurten routes (% \ BE stadshart Oude Zijde EE ontwikkelgebied —”_ stadstraat Eem stadshart Nieuwe Zijde Ees werkgebied „ee _ potentiële stadstraat __) N BE grachtengordel Ees groengebied —-_ hoofdroute autoverkeer AS (gemengde) woonbuurt N 4 oe | ED AGN Werd ii mn À Hi MED ENDAINE z_ Adin A Be l | EEn edi Ae hs : AR zl WN ee EN ki | ge AN d VE Al Prei A ele | | SO Eel Ee eta ln Hit A0: es r Ld ZN EU eren ne B - ‘= | 7 la 1 DE: \ 8 Ee ) 5 E OEE PEA 5 1 | z A EE: z EET ore Pe Zn Lj rn re : E NTR PA 8 Ï | ie Tk 5 ft en PE a ä. | t k Ns | mk de! Pi. À oe He Jel lin £ | ES 8 | d F q | í Í 1 kn drh Ke: 8 ä ae 5 En | n kn le £ rf ZEN As | Ni | W En k | Î zi Hi | ki Sien 5-5 Ee ee | Et LEN EE Bam Tl a se R 5 (Et B PS EE | meen. al SU | | IE! ied Ee A 1 EE a ER EI $ A ; nn en en. HH | KE | Ds | Enk OR fn Ets nn | | | | | il el Ee bean 4 rn en LU Tuk | mi w | r | k | . Ì si | | EN ar : Li ! F pe kn | Í AS u | en l = er | : ks an AN glt Tr | LAP me Ä | # al Es if 5 Ls A il a st ES EN | ie RE l Ie cf ci Ri els … en B hep k OAT i 5 De RE a he. Ee IF Ee ee „is d eN ij _ pr g- ar Veil E. ST sas: es TE Ole ON ee nds &, Î Î - ans a en m an En TK en en EI ER == nn en is Een han ae nn nn KE Tae „ en ee RR | % DD ene is: Es. ran kan af men et : mn mm en ‘ EN eed ev en - pn Den en REL En = amer =n emi a mm _ N NS vanni hs hRE Dn WEE br ed Ee bs mm Arse, - B ( lk Ke EN is @ rl pie Pan KS ie \ 3 E Á h en ï £5 ee b On Sn, , , e 5 ê NJ 6 Gebiedsgerichte aanpak voor een autoluwe stad E 5 | | ° . Gebiedsgerichte aanpak: Stadshart Het stadshart oude zijde omvat onder meer het Centraal Station, de Nes, de Burgwallen Oost, de Nieuwmarktbuurt en de Lastage. In dit gebied ligt een opgave om de leefbaarheid en de toegankelijkheid te verbeteren en meer ruimte te maken voor de voetganger in de smalle straten. Geparkeerde auto's moeten ruimte inleveren om de leefbaarheid en toegankelijkheid van het gebied te kunnen verbeteren. Circulatiemaatregelen en intelligente toegang worden ingezet om autoverkeer dat niet noodzakelijk in het gebied hoeft te zijn, te weren. We willen hier ook voldoende flexibele vakken aanleggen voor laden/lossen, fietsparkeren, scooterparkeren en parkeren voor kleine elektrische voertuigen. Daarmee houden we de stoepen vrij, zodat daar voldoende loopruimte is. Het stadshart nieuwe zijde omvat onder meer de Munt, de Prins Hendrikkade en de Paleisstraat, waar afgelopen jaren met knips in het autonetwerk al grote stappen gezet zijn om de toegankelijkheid, leefbaarheid en verblijfskwaliteit in het gebied te verbeteren. We werken conform de ‘Programmatische Visie Nieuwe Zijde’ aan de opwaardering van het gebied: van een ietwat vergeten, vooral dienstbaar deel van de binnenstad, naar een aangenaam en eigen stadsgebied. De nieuwe zijde is extreem veelzijdig en gevarieerd: qua bebouwing, functies en sferen. Nu gaan we de ruimte die we gecreëerd hebben verzilveren door straten opnieuw in te richten, waaronder de Spuistraat en de Raadhuisstraat. De vrijgekomen verkeersruimte wordt gebruikt voor extra loop- en verblijfsruimte voor voetgangers en meer ruimte voor fietsers (in de Spuistraat, de Nieuwezijds Voorburgwal en op het Singel, tussen Munt en Koningsplein). De nieuwe zijde is doorregen met een ‘gordel van pleinen en pleinruimtes’: van de Stromarkt tot de Munt. We maken hiervan échte pleinen met aangename, groene verblijfsruimte. Uitgangspunten Dit doen we door … m De rijdende en geparkeerde auto’s maken m Gefaseerd het parkeren op straat op te heffen. ruimte voor voetgangers, fietsers en In het stadshart is de ambitie om straten waar verblijven. mogelijk parkeervrij te maken. m De doorstroming van het OV blijft geborgd m Straten her in te richten met klimaatbestendige en wordt waar mogelijk verbeterd. oplossingen, hoogwaardige materialen en meer m Er komt meer ruimte voor laden/lossen groen, waarbij de pleinen verbijzonderd worden en parkeren van fietsen, scooters, kleine en een eigen karakter krijgen. elektrische voertuigen en deelmobiliteit. m Doorgaand autoverkeer te weren met Hiermee verbetert te toegankelijkheid van circulatiemaatregelen, intelligente toegang trottoirs. en/of autovrije deelgebieden. en 8 5 Rl DE| E TTR Er ee en Ee nt EL TRR en Se Ek print deer PE — AH ki | Sad ik LIEN SPADE ak BET TE LN En, bed rh 17: Eet EA | ete df Le wa EI bn Wte Se de 5 ‚ edn ' vel | AE Es in RE PRAS Sn A mn Jd SALE ee ais Mas S | ge ER di B R cn N= a 5 | 1 5 en : F. r en Sep en en 4 ed Ne. | Al k à meet Br kl N cr 8 FE en Zh | za U rl ra5 rn ER on WR B ij 3 Pe PE ek Be End an Wi ed . et En Ear: : nd Ld a Me ie E Ea) E EE, Hrs! ei EME En 1E Cie - Ee a kk: | À fa ee EE \ EEE | de ie UR bee IND mk (ib 8 i Miet ge mnd elf 1 | gl” Ab 4 Á hd \ K os 5 ú dn { | if: Â | j E N oe: Ee eN ZN | |: t ee RO Ee 9 ° . gm Gebiedsgerichte aanpak: Grachtengordel De grachtengordel is UNESCO wereld erfgoed. Daar gaan we zorgvuldig mee om. Door de footprint van de auto te beperken, verbeteren we de toegankelijkheid en de leefbaarheid van het gebied: meer ruimte voor fietsparkeren, bredere stoepen om de toegankelijkheid te verbeteren. Maar ook meer ruimte voor nutsvoorzieningen, zoals het verbeteren van de afvalinzameling. De uiteindelijke ambities is om de kades niet van water tot gevel opnieuw te vullen, maar juist ook ruimte leeg te laten. Ruimte om het water te ervaren, om te flaneren, om te ontsnappen aan de drukte van het stadscentrum. Echter, op de korte termijn zal dat op grote delen van de grachtengordel niet haalbaar zijn. Enerzijds omdat we ervoor kiezen om met prioriteit ook parkeerplaatsen op te heffen langs de radialen zoals de Raadhuisstraat, waar de gebruiksdruk hoger is. Anderzijds omdat het omzetten van schuinparkeren naar langsparkeren, in combinatie met verspreid plekken opheffen, de komende jaren een grotere meerwaarde heeft dan het volledig ‘leegvegen’ van een beperkt aantal rakken. Soms zal het echter wel noodzakelijk zijn om een rak (tijdelijk) volledig parkeervrij te maken, om zwakke kades te behouden of te herstellen. Uitgangspunten Dat doen we door… m De grachten dienen goed en comfortabel m Instandhouding van de kades; we voeren toegankelijk te zijn, ook voor mindervaliden herstelwerkzaamheden uit en verminderen en ouders met kinderwagens. Daarom waar nodig tijdelijk de belasting van de krijgt voldoende, veilige en obstakelvrije kades. Kadeherstel en herinrichting van de voetgangersruimte prioriteit. openbare ruimte gaan hand in hand. m Er komt meer ruimte om laden en lossen en m Het omzetten van schuin- naar het parkeren van fietsen, scooters en kleine langsparkeren, gecombineerd met het elektrische voertuigen beter te faciliteren. gespreid opheffen van parkeervakken. m Deelmobiliteit wordt een aantrekkelijk m Doorgaand autoverkeer te weren, met alternatief voor autobezit. circulatie ingrepen of intelligente toegang. m De ruimtelijke kwaliteit van de grachten m Het toevoegen van fietsparkeerplekken, verbeteren we, door het zicht op het water deelmobiliteit en nutsvoorzieningen, te herstellen en waar mogelijk de ruimte zoals oplaadpunten of voorzieningen voor langs het water ook ‘leeg’ te laten. afvalinzameling. m Zeer smalle kades (indicatie: <7 meter) waar mogelijk parkeervrij te maken bij herprofileringen. m Op de middellange termijn een aantal rakken langs hoofdgrachten volledig parkeervrij te maken. m Als er op termijn meer (parkeer)ruimte vrijkomt, ook ruimte langs het water leeg te laten. m Daarmee wordt de connectie met het water teruggebracht en de verblijfskwaliteit vergroot. en 10 . . Gebiedsgerichte aanpak: (Gemengde) woonbuurten Gemengde woonbuurten Deze buurten rondom het centrum hebben zich de afgelopen 15 jaar gekenmerkt door een sterke toestroom van gemiddeld hoogopgeleide bevolking met een stedelijke en uithuizige levensstijl. Dit gaat gepaard met de komst van nieuwe detailhandel en horeca in bestaande stadsstraten, maar ook steeds vaker in woonbuurten zoals de Pijp, de Jordaan, de Indische Buurt en Oud-West. De prettige afwisseling tussen rust en reuring staat soms onder druk door de vestiging van publieksfuncties in woonstraten. Conform de Visie Openbare Ruimte (2017) ligt de focus in deze buurten op meer ruimte voor verblijf, voetgangers en fietsers en het verbeteren van buurtgroen. Door intensief samen te werken met bewoners en ondernemers zoeken we naar balans in de gemengde woonbuurten. Daarbij moeten we altijd keuzes maken: óók met minder auto’s zal de druk op de ruimte in gemengde woonbuurten zeer hoog blijven. Mede omdat een deel van de statische functies (deelmobiliteit, oplaadvoorzieningen, fietsparkeren, etc.) van de stadsstraten naar de (gemengde) woonbuurten verplaatst wordt. Op de stadsstraten is deze ruimte noodzakelijk om daar de toenemende verkeers- en verblijfsdruk op te vangen en flexibele functies te faciliteren, zoals kortstondig fietsparkeren bij winkels en laden en lossen. Woonbuurten In de woonbuurten ligt de focus conform de Visie Openbare Ruimte (2017) op de woonfunctie en alles wat daarbij hoort, zoals spelen, voldoende groen en ruimte om elkaar te ontmoeten op straat. Bij een leefbare woonbuurt horen ook voldoende voorzieningen. Fietsparkeerplaatsen, oplaadpunten voor elektrische voertuigen, gescheiden huisvuilinzameling, etc. Daar waar we de aanwezigheid van de auto verminderen — zowel rijdend als geparkeerd- ontstaat ruimte om deze functies een plek te geven in de straat. Dat is geen gemakkelijke puzzel, zelden zal er zomaar ruimte ‘over’ blijven. Samen met de bewoners maken we keuzes, maar we kijken daarbij altijd verder dan één straat; kosten en baten worden op buurtniveau gewogen. Ook in woonbuurten zal de ruimtelijke druk in eerste instantie toenemen, omdat statische functies (deelmobiliteit, oplaadvoorzieningen, fietsparkeren, etc.) gedeeltelijk vanuit de stadsstraten naar de buurten verplaatst worden. Op de stadsstraten is deze ruimte het hardst nodig om daar de toenemende verkeers- en verblijfsdruk op te vangen. Zodra het effect van autoluwmaatregelen zichtbaar wordt en de vraag naar parkeerplaatsen verder afneemt, kunnen we op grote schaal aanpassingen doen in het profiel van woonstraten. De ambitie voor gemengde woonbuurten en meer ‘monofunctionele’ woonbuurten is vrijwel gelijk. De uiteindelijke maatregelen, inrichting van vrijgekomen ruimte en de snelheid waarmee veranderingen worden doorgevoerd zullen echter sterk verschillen. De druk is bij gemengde woonbuurten groter, waardoor hier de noodzaak voor meer ruimte voor voetgangers, fietsers en verblijven zich eerder en sterker zal manifesteren. Ook vraagt functiemenging om een andere indeling van de openbare ruimte, bijvoorbeeld om terrassen te faciliteren en meer ruimte te maken voor logistiek. ant EIL 10 me = F | Ù _ ij En De | Ld in Nn Pr f ‚| iÁ rad De ee rn a | Ì Í, ir B 4 ls ds É Ì en \ k | Be F ETE Oke Ani ZE (. B Id ; [risso HH NN EEE Ed SHEN a E kr | Î EC e L Î | == En : Kn Îe | î 1 Î RT fi e Rt Lj’ Ì 4 = EN a | ï | U Ne nl Heat - EEN |W : ee: abai” Bt WE IE WEN | CN CN - j „r en kds == TE Ml YS … Ee hl ke f ee — | Je NY eik Zl _ TEM, VAN Ae p Pe Helen Kn d egen ef ee rek gE 7 rs i pe NT | ‘aff Hd D ee Te Tt bi ne a 1 iS il EP ee : EE sd . nn | A Dm 1 Ge Uitgangspunten Dat doen we door. m Voetgangers, fietsers en de woon- en m Met tijdelijke inrichtingsvormen verblijfsfunctie staan in woonbuurten parkeerplekken op te heffen, vooruitlopend centraal. op een toekomstige herinrichting. m Wie bij zijn voordeur móet zijn met de auto, m Parkeerplaatsen verspreid op te heffen voor kan er bij (AOV, mindervalide bewoners, containers, fietsparkeren en laden/lossen, etc.). waardoor er meer vrije ruimte op de stoep m Er komen bredere stoepen, met ruimte om ontstaat. te verblijven en elkaar te ontmoeten. m Waar mogelijk geconcentreerd =m Meer ruimte voor laden/lossen en parkeren parkeerplaatsen op te heffen en daarmee van fietsen, scooters, kleine elektrische meer ruimte te maken voor voetgangers, voertuigen draagt bij aan de bereikbaarheid spelen en groen. van de woonbuurten en verbetert de m De snelheid voor (auto)verkeer in toegankelijkheid. woonbuurten te beperken tot maximaal 30 m In woonbuurten moet deelmobiliteit volop km/uur. beschikbaar zijn, als alternatief voor (auto) m Waar mogelijk en gewenst straten parkeer- bezit. of autovrij maken. Delen van de buurt m We maken ruimte voor sport- en kunnen worden omgevormd tot fiets/ speelvoorzieningen met meerwaarde op voetgangersgebied of voetgangersgebied. buurtniveau, afwisselend en uitdagend. = Op buurtniveau de prioriteiten goed naast m We maken ruimte voor ‘goed groen’; groen elkaar te leggen, zodat aanpassingen in dat voldoende maat heeft, goed ingepast de straat ook op buurtniveau meerwaarde wordt en bijdraagt aan de leefbaarheid, hebben. We maken én vullen de ruimte klimaatbestendigheid en biodiversiteit. samen met de bewoners en ondernemers. m Het verminderen van het aantal m Hubs voor deelmobiliteit te realiseren, zodat autoparkeerplaatsen biedt ruimte bewoners kunnen overstappen van (auto) voor betere nutsvoorzieningen zoals bezit naar gebruik. afvalcontainers, schakelkasten en m Het aantal parkeervergunningen te verdeelstations. Deze zijn onmisbaar voor de verminderen en autoparkeren op afstand te leefbaarheid in de wijken. stimuleren, bijvoorbeeld in parkeergarages m Statische functies, zoals fietsparkeren voor of op een P+R. omwonenden, worden vanuit de stadsstraten opvangen in de woonbuurten. Bij voorkeur op de koppen van de straten. [4 A] be 7 hed ke 3 7 ir END I g E a} En Í Rd h d ( Re ei | BE) Ri en be ie fh, „6 fi | ï IE mas ij Ï EN NE ij £ el EN E) AN ie Ere en EE LO leem F u Ii ì il A | ee if es | | gan men de EREN Ì ANS ata’ js \ ; Ne WE Ed | ETT 2 H ij í Ee 5 En de (If gen i di Ì e ij A f aid ha Î JÌ re en Ü el MI gee wies fak EEN ® ed Es heks eg PO É mi’ Ë A E en 8 re hr Ea el re e Ne. el EE If ae, ek ER | En k P LIE ST es LN Bal e Er 5 Die ie Er n. EE Nl Ee ; Bee. Ti Pen Mb LS zn : BE. a EEN | Í l ke IJ 4 TJ IR p « rc | Ì As E re al e ] 3 NR pe. 7 B DN El | E 4 EN: n F Z KA a: a 5 a ne N 8 ij Uien 1 rt : EN ' e Í | Ee :5 EL ï E F k. a | | k | = EN Et À Ì 12 e . Gebiedsgerichte aanpak: Stadsstraten In lijn met het Onderzoeksrapport Stadsstraten (2017) definiëren we een stadsstraat als “een straat met een belangrijke verblijfs- en economisch- maatschappelijke functie op verschillende schaalniveaus met daarnaast een belangrijke verkeersfunctie”. Stadsstraten liggen altijd in intensief bebouwd gebied. Vanwege de stevige verkeersfunctie(s) zijn het belangrijke schakels in het netwerk. In de plinten van een stadsstraat tref je tal van voorzieningen en op straat is het relatief druk. Het zijn doorgaans brede(re) en lange(re) straten, zoals de Kinkerstraat (in West), de Linnaeusstraat (in Oost), de Ferdinand Bolstraat (in Zuid) en de Nieuwezijds Voorburgwal (in Centrum). In de stadsstraten maken we ruimte voor voetgangers, fietsers en OV, zonder al het rijdende autoverkeer te weren. Om die ruimte te maken, moeten statische functies zo veel mogelijk wijken. Autoparkeren, oplaadvoorzieningen en deelmobiliteit verplaatsen we waar mogelijk naar de koppen van de zijstraten of de achterliggende buurten. De beschikbare ruimte in stadsstraten wordt het liefst dubbel gebruikt; bijvoorbeeld door fietsparkeervakken voor winkelend publiek in te zetten voor laden en lossen tijdens venstertijden. Bij voldoende lage auto- intensiteiten is het ook mogelijk om het rijdende verkeer te mengen, bijvoorbeeld auto’s en fietsers (30 km/ uur) of auto’s en openbaar vervoer. Door de stadsstraten hoogwaardig in te richten verbeteren we ook de verblijfskwaliteit. Waar mogelijk voegen we groen toe, te beginnen met het herstellen van ontbrekende schakels in de hoofdbomenstructuur. Daarmee versterken we de groenstructuur van Amsterdam. Uitgangspunten Dat doen we door… m Prioriteit voor voetgangers, fietsers, m Stadsstraten (op termijn) parkeervrij te openbaar vervoer en verblijven. maken bij herinrichtingen, als die ruimte m Autoverkeer blijft welkom. We onderzoeken nodig is voor andere functies (fiets, per situatie of vermindering van autoverkeer voetganger, groen, verblijfsruimte, etc.). meerwaarde heeft, bijvoorbeeld om m Statische functies zoveel mogelijk te modaliteiten te mengen en zo ruimte vrij te verplaatsen naar de koppen van de zijstraten spelen in het profiel. of de achterliggende buurten. m Ruimte voor laden/lossen en fietsparkeren m Logistiek beter te faciliteren, met goede wordt bij voorkeur gefaciliteerd in flexibele laad/losvoorzieningen. vakken. m Waar mogelijk de snelheid te verlagen (30 m Zo min mogelijk statische functies zoals km/uur) en modaliteiten te mengen (fiets/ afvalcontainers in smalle stadsstraten. auto of auto/tram). m Zo min mogelijk deelconcepten en m De beschikbare ruimte flexibel in te richten oplaadpunten voor voertuigen langs (bijvoorbeeld de combinatie fietsparkeren/ stadsstraten. laden en lossen). m Stadsstraten functioneren als minihub voor m Bij herinrichtingen meer obstakelvrije ruimte aanliggende buurten; pakketjes worden hier te maken voor voetgangers. bezorgd en door bewoners afgehaald. m Mooie materialen te gebruiken en groen toe m Bij stadsstraten die tevens hoofdroute te voegen, wat de verblijfskwaliteit verhoogt. zijn (plusnet auto of S-route, zie volgende pagina), is voorlopig de functie voor het autoverkeer zwaarwegend. nn 13 e . gm Gebiedsgerichte aanpak: Hoofdroutes auto Autoluw is niet simpelweg al het autoverkeer uit de stad weren. Het verminderen van het autoverkeer doen we zorgvuldig, stapsgewijs en gericht om de bereikbaarheid van de stad te borgen. In eerste instantie weren we doorgaand verkeer zoveel mogelijk van de kleinere wegen. Dit betekent dat we het verkeer meer concentreren op de hoofdwegen (plusnet auto en S-routes). Hier willen we zorgen voor een goede doorstroming van het verkeer. Deze aanpak, die in 2018 werd vastgelegd in het Beleidskader Verkeersnetten, zetten we voort. Het gaat hierbij niet alleen om een goede doorstroming overdag of in de reguliere spitsperioden, maar ook om een acceptabele doorstroming in situaties waarbij delen van het autonetwerk niet beschikbaar zijn of wanneer er extra verkeer is door evenementen op evenementenlocaties als de RAI en in Zuidoost. Het beschikbare autonetwerk wordt steeds beter benut door de inzet van (regionaal) verkeersmanagement. Langs hoofdroutes kunnen parkeerplaatsen worden opgeheven om de doorstroming te verbeteren of voorzieningen in te passen. Bijvoorbeeld halteplaatsen voor touringcars, die daarmee niet meer de woonbuurten in hoeven, of snellaadpunten voor elektrische auto’s. In een later stadium kijken we of we met gerichte maatregelen het autoverkeer kunnen verminderen of zelfs helemaal kunnen omleiden. Dit kan lokaal leiden tot een stevige verbetering van de leefbaarheid en oversteekbaarheid, wat ook de mogelijkheden vergroot van deze straten meer verblijfsgebieden te maken. Mooie voorbeelden hiervan zijn de Weesperstraat bij het Mr. Visserplein en de Stadhouderskade ter hoogte van het Vondelpark. Uitgangspunten Dat doen we door…. m Voorlopig wordt de huidige kwaliteit en =m Op korte termijn de capaciteit en capaciteit van de hoofdroutes minimaal doorstroming van bestemmingsverkeer per behouden. auto via deze hoofdroutes te borgen. m Waar nodig - en mogelijk- verhogen we bij m Waar mogelijk en waar nodig kruispunten de capaciteit, om autoverkeer parkeerplaatsen weg te halen, om uit de wijken en van de stadsstraten te de doorstroming te verbeteren of kunnen verplaatsen naar de hoofdroutes. voorzieningen in te passen (snellaadpunten, m We nemen mitigerende maatregelen touringcarhaltes, etc.). om te borgen dat het verplaatsen van m De luchtkwaliteit te verbeteren, zie Actieplan autoverkeer naar de hoofdroutes geen Schone Lucht (2019). verslechtering oplevert voor de leefbaarheid m Het beperken van de barrièrewerking van de en toegankelijkheid rond deze routes (o.a. hoofdroutes. luchtkwaliteit, oversteekbaarheid). m Te onderzoeken of de A10 (een deel van) de =m Op termijn komt op hoofdroutes meer functie van de stedelijke hoofdroutes over ruimte voor fietsers, voetgangers, kan nemen. verblijfskwaliteit en logistiek. m Bij hoofdroutes die tevens stadsstraat zijn (zie vorige pagina), is voorlopig de functie als hoofdroute voor het autoverkeer zwaarwegend. en 14 . . . Gebiedsgerichte aanpak: Werkgebieden Amsterdam kent binnen en buiten de ring A10 verschillende bedrijven- en kantorenterreinen. Hier is niet alleen de bedrijfsmatige/logistieke functie relevant, maar ook de pendel van personen die er werken. In de monofunctionele en vaak arbeidsextensieve gebieden ligt de nadruk op de autobereikbaarheid. Toegankelijkheid per (vrachtjauto is daar essentieel voor het functioneren van de bedrijven. De druk op de openbare ruimte en het ruimtegebruik van de auto zijn in werkgebieden een minder urgent probleem dan in gemengdere gebieden, door de veelal ruime opzet van bedrijventerreinen en de grote hoeveelheid parkeren op eigen terrein Maar, ook in de werkgebieden zien we meerwaarde in het creëren van betere en sociaal veilige fiets- en openbaarvervoerverbindingen, voor werknemers en bezoekers. Zeker ook omdat we zien dat in toenemende mate monofunctionele werkgebieden transformeren naar gemengde woon- en werkgebieden. Bij het herinrichten van bedrijventerreinen zijn vergroening en het verhogen van de klimaatbestendigheid belangrijke aandachtspunten. Waar mogelijk zijn het verbeteren van de natuurlijke afwatering, het vergroenen van straat en gevels en het verminderen van het verhard oppervlak van grote meerwaarde. Hiermee ontstaat een prettigere werkomgeving en wordt lopen en fietsen in het gebied aantrekkelijker. Uitgangspunten Dat doen we door… m Werkgebieden zijn onmisbaar voor de m De autobereikbaarheid van werkgebieden economie van de stad en moeten per borgen, zodat bedrijven goed kunnen blijven (vracht) auto goed bereikbaar blijven. functioneren. m Werkenden en bezoekers moeten voldoende m Te investeren in de kwaliteit van doorgaande alternatieven voor de auto hebben om het fietsverbindingen, zodat bezoekers en werkterrein te bereiken, zoals regionale werknemers sneller de fiets pakken. fietsroutes en goed OV. m Te investeren in last mile oplossingen, m Een aantal bedrijventerreinen transformeren zoals deelfietsen bij metrostations om op termijn naar gemengde woon/werk werkgebieden beter te ontsluiten. gebieden, de inrichting van de openbare m Bij herinrichtingen te vergroenen, ruimte en de bereikbaarheid moeten daarop om de kwaliteit, biodiversiteit en aansluiten. klimaatbestendigheid van werkgebieden te verbeteren. End d Ï f ; ee rn E En} zm d EN Á Si | Ee . - ka, df ikt ih" „Ì k Ï se a men) BEK Ld | qr PJ 5 Aut A Vrachtwrager |: Eel je In | NT in ik e de enlsookeri EEN Ve ECE NEMEM hg d ef EPA = e= hob ied En gal Pe zl | 1 e Ps Í E EE en EEn PP 15 . …. ® . De nieuwe stad (stedelijke ontwikkelgebieden) In de nieuwe stad staat de menselijke maat centraal. De nieuwe bewoners kiezen hier bewust voor een autoluwe wijk. Met stedelijke ontwikkelgebieden zoals Havenstad en IJburg-2 wordt een nieuw type stad toegevoegd, gericht op actieve verplaatsingen. Op straat is nauwelijks een geparkeerde auto zichtbaar. De openbare ruimte biedt veel ruimte voor lopen en fietsen, veel groen en ruimte voor ontmoeten, spelen en ontspannen. Op verschillende hubs is er een interessant aanbod aan gedeelde mobiliteit beschikbaar. In de nieuwe stad is er verder goed openbaar vervoer beschikbaar dat aansluit op de belangrijke bestemmingen en overstappunten in de stad. De ruimte voor privé auto’s is hier zeer schaars. Parkeren op afstand in P+R's is voor bewoners daarom een logische keuze. Uitgangspunten Dat doen we door… m Hoge dichtheden met in de groene m Een inrichting te realiseren die groen en openbare ruimte prioriteit voor actieve klimaatbestendig is, gericht op bewegen, verplaatsingen (voetgangers en fietsers), verblijven en ontmoeten. openbaar vervoer en verblijven. m Parkeren niet meer op straat te realiseren, maar inpandig of op afstand, zodat het straatbeeld zo veel mogelijk parkeervrij is. m Alternatieven voor autoverkeer optimaal te faciliteren middels hoogwaardig OV, aantrekkelijke fietsroutes en ruimte voor de voetganger. m Alternatieven aan te bieden voor autobezit, zoals de realisatie van hubs met deelmobiliteit. EE EERE IDE EE USL 7 a } et a Ke ze A E À k: Na en | Kel ON ie Te 8 4 en it RS E df n | nd EE | En Ae pr's ME Ee Ln ee en DO CN ee 3 dd EN ENNE | RR: Eu OE ie an Ik ere CV Pradie) n à 4 ee: de ve RE Vet. SEE Pall | | 5 % RR NEE A u. In nn mmm | FE É rd Nd Gee. ig E | L í à si 8 Ë E E it mn Hr En mf dl “ D ad SRE Ten Hi ure Hk TOO bre EE re SA AE TIEN EET KIN Ef AUDIS ne MAR en, | Í tr e rik ee HE le Ae EEn ok 4 LHE x Den: RN aM e NS ii sd An Ee MD ij A5 HEE Nt | 4) di Hs rr EA Ber EO sin dE if RN Sed NR En NA EE Pe ER San Es SNE me KK UE Bman Li MEK DE En fe hi hank: Ni } : n f me FS = en Dn | / _ he] ha IN | 5 Ï Re L Rn. Je en / 5 je = 5 ni die rn SR Kk N en GEN ERR B be Dd DR : reen En En Nie be, 1 Kd re En tb al. F 5 Eer E EE EN 3 ) } PL il 5 7 f nn en En En = | l li u | |t EEN EE … à Daken 150 ER d é Í U if Can ä Ke Ü “ Kn Aen k a e pri nk al À s ì ce Rek A Se ist en Sd ee, Rm Nn mn ee ten nn 16 Ontwerpen Veloldl=\=\n autoluwe stad In de Agenda Amsterdam Autoluw zijn de gebiedsgerichte ambities en uitgangspunten voor een autoluw Amsterdam vastgesteld. In dit hoofdstuk wordt dit vertaald naar inrichtingsprincipes en ontwerpopties die inzichtelijk maken hoe een autoluwe straat of buurt eruit kan komen te zien. Per gebiedstype hebben we een ambitie vastgelegd voor de lange termijn (zie de tabel op pagina 20). De tabel is een menukaart waaruit per project een keuze gemaakt wordt. Dat kan variëren van een straat met minder parkeervakken tot een autovrij voetgangersgebied. We bekijken per project wat passend is. Autoluw of autovrij zijn geen doel, maar het middel om bepaalde wensbeelden te realiseren. De verschillende ontwerpopties per gebiedstype stellen de kaders waarbinnen het ontwerp- en participatieproces plaatsvindt. Ontwerpopties, buurten: Ontwerpopties, routes: 0. Straat met langsparkeren beide zijden 0. Straat met langsparkeren beide zijden 1. Verspreid parkeerplaatsen opheffen 1. Verspreid parkeerplaatsen opheffen 2. Eén kant van de straat parkeervrij 2. Eén kant van de straat parkeervrij 3. Haaksparkeren omzetten naar langsparkeren 3. Parkeervrije straat 4. Erf/shared space 4. Fietsstrook in plaats van fietspad 5. Parkeervrije straat 5. Mengen auto en tram 6. Autovrije straat 6. Mengen auto en fiets Binnen al deze ontwerpopties blijft het streven om een herkenbare, eenduidige, Amsterdamse openbare ruimte te maken. In de bestaande stad is dat bij voorkeur een ‘gewone! straat met aan beide zijden een trottoir, doorlopende bomenrijen en doorgaande bandenlijnen. Het opheffen van parkeerplaatsen biedt dan ruimte voor bredere stoepen met plek om te spelen, te verblijven, voor groen, voor fietsparkeren, voor nutsvoorzieningen, etc. Zie optie 2, 3 en 5 voor buurten en opties 1 t/m 6 voor routes. In de bestaande wijken past een patroon van heldere, doorlopende straten vaak het best bij de gebouwde omgeving: de bouwblokken zijn gepositioneerd langs doorlopende lijnen, de inrichting van de openbare ruimte moet daarbij aansluiten. Het uitgangspunt is dat we per straat één dwarsprofiel hanteren. Uitzonderingen daarop zijn wel mogelijk, bijvoorbeeld als de straat ‘geknipt’ wordt en deels autovrij gemaakt wordt. Maar, ook dan streven we er naar om lijnen, zoals banden en bomenrijen, zo veel mogelijk te laten doorlopen. Onnodige slingers of verspringingen in het profiel willen we voorkomen. Alleen wanneer de hoeveelheid (auto)verkeer in een straat heel beperkt is of zelfs afwezig, kan een stoep achterwege blijven. Dan kan de hele openbare ruimte primair voor verblijven gebruikt worden door een erf, shared space, plein of voetgangersgebied te maken (opties 4 en 6 voor buurten). Het komend jaar zullen dergelijke profielen nader worden uitgewerkt, zodat ze kunnen worden toegevoegd aan de ‘Amsterdamse standaard voor het straatbeeld’ (Puccinimethode). Bij de realisatie van erven, shared spaces of autovrije pleinen wordt altijd op buurtniveau gekeken welke straten zich het best lenen voor dit type inrichting. Vaak zijn dat de kortere dwarsstraatjes, waar het doorgaand verkeer (zowel fiets als auto) kan worden omgeleid. Dan ontstaat daar ruimte voor veel groen, uitdagende speelplekken en rustige verblijfsruimten. Deze voorzieningen moeten een meerwaarde bieden voor de hele buurt. Bij het participatieproces worden daarom ook bewoners uit omliggende straten betrokken. nn 18 KC ABTT g | { | Ö Í i ed d | WW NE mit Tuik Ke le ! 5 == r EST | 3 Á E welk k A s Set | ij Ei ed ld A NN Fe ER | |K el i mi == EE Ed NS | En eK / We ge 5 Á RN 0 IN Nes - hd d in DE Engl Pm, he 19 Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad CNI Ambitie tot 2040 Buurten Stadshart 4, 5. 6. 1 J el. | sE ee ij L it í dl ", “Grachtengordel en 1. 3. 5. 6. Û » s | K Kl Kl | “woorbuut en 1. 2. 3. 4. 5. 6. d k 8 | HER Hi Ei NB: ERE ns E 5 ot | EL “Gemengde woonbuurt 4 B st | ki IE Ë n LH EL Fr EE Ï Et Ts, Routes Stadstraten 3. 4 6. |8 RER} 8 AR BEL Iik 3. 4, 5. 6. Ek Hi Ti HIN: Hoofdroutes auto 7 2. 3 î EK Lt À HE | ï | Ea LEL I Li Û B Í ij 1. 2. 3. . 1 kl 5 IJ. , i : LF Ln 20 Ld Kd Ld Ruimteregie: maatregelen worden in samenhang bekeken. We streven naar een stad die leefbaar en Projecten die uitvoering geven aan toegankelijk is. Om dat te bereiken worden autoluwambities worden ter advies parkeervakken omgevormd naar groen, voorgelegd aan team ruimteregie. Het speelruimte of fietsparkeren. Ook worden gaan dan om (beoogde) ingrepen in de circulatiemaatregelen doorgevoerd om rijdend circulatie van autoverkeer, op buurtniveau of verkeer te verminderen of te verplaatsen; buurt overstijgend. En om voornemens om denk aan éénrichtingsverkeer, intelligente parkeervakken op te heffen, daar waar de toegangssystemen of het gedeeltelijk autovrij parkeerdruk momenteel hoger is dan 90%. maken van straten. Het project levert zo veel mogelijk informatie Die ruimte ontstaat doordat we flankerende aan over de situatie en de inrichting die ze voor maatregelen uitvoeren om de vraag naar ogen hebben. Vanuit ruimteregie wordt de parkeerplekken en de hoeveelheid rijdend haalbaarheid en de wenselijkheid beoordeeld, autoverkeer terug te dringen. De maatregelen kijkend naar de stadsbrede autoluwambities. Het staan beschreven in de Agenda Amsterdam advies dat daaruit volgt is gericht aan het project Autoluw. Op basis van deze agenda wordt en wordt indien nodig meegegeven aan het bewaakt dat deze maatregelen met elkaar in bestuur. Voor het inwinnen van advies kunnen balans blijven en dat keuzes op projectniveau projecten mailen naar niet conflicteren met andere belangen in een [email protected] gebied. Dat noemen we ‘ruimteregie’. Ontwerpopties voor buurten: Stadshart, grachtengordel en (gemengde) woonbuurt wed Stilstaande auto’s vrint Veel parkeren Beperkt aantal plaatsen E Geen parkeerplaatsen (niet of beperkt opheffen _: (ca. 50% opheffen reguliere « (100% opheffen reguliere mn reguliere parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen) fo 5 H 9 : Ì df Relatief drukke straat 0. Geen verandering 11. Verpsreid parkeerplekken }_ 5, Parkeervrije straat (Geen reductie) 1. Verspreid parkeerplekken :___opheffen : D,) opheffen \_2. Eén kant straat parkeervrij i Ne) :_3. Haaksparkeren omzetten naar _; ruf] ì__langsp. i id Relatief rustige straat 0. Geen verandering E 1. Verpsreid parkeerplekken 4. Erf / shared space U (reductie) 1. Verspreid parkeerplekken :_opheffen :_5. Parkeervrije straat Ke opheffen \_2. Eén kant straat parkeervrij : S : 3. Haaksparkeren omzetten naar i 0 : langsp. : Ke) ì 4. Erf / shared space i ad Autovrij n.v.t. í nvt. : 6. Autovrije straat: voetgangersgebied/fietspad/ : : plein/ groen/ speeltuin Re ; ; Ss : : 5 Ë f 0. 1. 2. 3. 4, 5. 6. L n zn „EL 5 zel LEL ei A OE NE tk st MN: | “fin en Nd EN nn 21 CNI Ontwerp: Verspreid parkeerplekken opheffen | 1. B B E X v Xx v Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Het verspreid opheffen van (fiscale) parkeerplaatsen is een relatief eenvoudige ingreep, waarvoor niet per se een herprofilering nodig is. Het schept bijvoorbeeld ruimte voor bomenrijen, fietsparkeren, nutsvoorzieningen, deelmobiliteit en laad- en losvakken. Maar ook sportparcoursjes of calisthenicsroutes kunnen worden ingepast door parkeerplaatsen strategisch en verspreid door een buurt op te heffen. In woonbuurten levert het verspreid opheffen van parkeerplaatsen vaak een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid. Het verspreid opheffen van parkeerplaatsen biedt meestal onvoldoende ruimte om speelplaatsen of groenvakken te realiseren. Om ‘goed groen’ te maken, of uitdagende speelplekken, is veelal het gebundeld opheffen van meerdere plaatsen nodig. Of bijvoorbeeld het parkeervrij maken van één kant van de straat. Goed ontwerp moet voorkomen dat groenvakken of speelplekjes zó klein worden, dat ze hun toegevoegde waarde verliezen. In tijdelijke situaties kan een los parkeervak wel worden omgevormd tot groen of een spelaanleiding. Zie voor de spelregels het laatste hoofdstuk van dit boekje. Het verspreid opheffen van parkeerplaatsen levert dus slechts beperkt ruimte op voor andere functies. Daarom hebben we voor het stadshart en gemengde woonbuurten met veel functiemenging een hogere ambitie; we kijken daar naar andere inrichtingsvormen, zoals het eenzijdig opheffen van al het parkeren of parkeervrije straten. In de 17e-eeuwse grachtengordel kunnen parkeerplekken verspreid worden opgeheven in combinatie met het omzetten van schuinparkeren naar langsparkeren (optie 3). IF 5 ee À ie En BE % i Zj A 5 Ï Ö Ì PF i | ij Ee Ha Eer Nete | ip P' | neee A Pr ee | El f | ee en ‚Ì rt p je 1 pr Î3 nier Fi ï F a | | En Ee _ ef REE ek wen ae De, me 1 Jel r | hi! SN EK Dn F r eN Pal | nn vete ar en 5 E ì Es, 2 en Er hin ed | B pe Ee jn = Wez | EE ie == si ee Dj Es Gn ie e= Me Ta ee : al nn oe En Jd Ag PN Ee EE LE FE n aika Et eee 22 In de uitgangssituatie (linksboven) zien we een staat met aan beide zijden parkeren, zonder bomen. Er is ook geen ruimte om je fiets te parkeren of voor andere nutsvoorzieningen. Dit profiel komt nu nog voor in krappe wijken, maar 5 = het past niet in de ambities voor een autoluwe . stad. Deze impressies laten zien hoe verspreid : Se 1e parkeervakken opheffen hier meerwaarde kan 13 ke rif bieden en ruimte geeft voor andere functies, zoals hs k. bomen, fietsparkeren of afvalcontainers. en - pe" n= > BEREN jn nd : Bf ee Je : 5 we’ 8 Ed, ze ‚ d B ee ei 5 8 Rr L ES nr en: Pe 3 Ee \ Ei B Ke nn Ee eh 3 “ - nd, Pad di | ie, b > | - ij ES 2 * Pe \ er N ie “ Ne as „5 Ka nn 23 CNI Ontwerp: Eén kant van de straat parkeervrij | 2. Moeilijkheidsgraad EE Yv Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Door één kant van de straat parkeervrij te maken ontstaat zo'n 2 tot 5 meter vrije ruimte in het profiel, afhankelijk van de uitgangssituatie (langsparkeren of schuin/haaksparkeren). Vaak biedt het simpelweg verbreden van de stoep een grote meerwaarde. Zo maken we ruimte om te wandelen, te spelen en te verblijven. Bij voldoende breedte kunnen ook fietsparkeren of laad/losvakken worden ingepast op de stoep. Meer groen kan worden toegevoegd met geveltuinen, waterpasserende groenstroken of bomenrijen. en Kee m EW IE [ È jag ee | ä | ° Î } B ee barf Í Ù bak ln te NN ij St AED EN Hent ' an RI | Í at B HAC mk ELS Vies 7 \ Rr A k mar IRE Ë nn rif en EE EE en B nT #i Nes eo F ng nf ei wer me E a Then Re S RO ne Tr EE A E , eld EN AN ie me C, gee n Bnn EE en = is ke 4 NEER TONE Den in ante RA ef ee oM, ne al: RT Lone \ | Ee ae Hs KE kn ee en edi ze d nn Ì ze AA ze re Ë pr HN 8 N Ee P in 4 En = nn E ik d are Er et an er BetaPd a PE ERE F ese EE, FE en CREE ent nn et; NE ir L kh TET Nn Eee Eeen. = - zen \ Reet Be Lt een PF ik LE 7 Ln LE is ee A en rn ú 6 eee, en nd nt | nT a Se aan EE hehe ee en re en | RE et et ME: ee ant EI Me EMI SAN ie EN en ee Mgt eu At 5 en mn! … En À A Bit, a Ek POE en, P Fi En Ri en E Ren Ne PE dee Me BR Ee ee Fi ad ee Ee eng | E Ld hek En ee kk en mrd en de won Ne Tk en Pe ais Pe == EN | Te a _ en EE _ Psi _ he ad nn mn in es hm en 3 24 Deze impressies laten de meerwaarde zien van het eenzijdig opheffen van parkeerplaatsen in een straat. Het startpunt is een straat zonder bomen, met tweezijdig parkeren. Door aan één kant de 5 = parkeerplekken op te heffen ontstaat ruimte . voor een mooie, brede stoep. Daarop kunnen : S ij bijvoorbeeld groenvakken, fietsparkeerplaatsen en 1% Ra rid nieuwe bomenrijen worden ingepast. as & en Je Ee NE. RE k 5 , pl ke, K: ä KE, 7 Re u Ee kn : = 1 en 1 Ene É \ ef P > 1 eN OK a Ee jaN _ Eë 4 ie NS 4 5 E e Sn F - 5 ES nn. os 3, ad dl Ö E Pad N ï 8 - nn 25 CNI Ontwerp: Haaksparkeren omzetten naar langsparkeren | 3. | | Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Het omzetten van schuin- of haaksparkeren naar langsparkeren levert ongeveer 2 meter extra ruimte op in de breedte van het profiel. In woonbuurten kan deze ruimte bijvoorbeeld ten goede komen aan een breder trottoir met bomenrijen of groene geveltuinen. Op zo'n trottoir kan een voorzieningenstrook aangelegd worden om fietsparkeren, afvalcontainers en andere nutsvoorzieningen te plaatsen. Dit levert mooie, rustige straten op waar ruimte is om elkaar te ontmoeten en buiten te spelen. In gemengde woonbuurten, waar veel winkels en horeca in de plinten zitten, kan de ruimte die vrijkomt gebruikt worden om de gemengde functie van het gebied te ondersteunen; meer ruimte voor de voetganger of meer fietsparkeerplekken bijvoorbeeld. In de 17e -eeuwse grachtengordel is het omzetten van haaks/schuinsparkeren naar langsparkeren een basismaatregel; als we een rak herprofileren is ons uitgangspunt dat het haaks/schuinparkeren verdwijnt. Dit in navolging van motie ‘geen schuinparkeren langs grachten’ (57.18). De ruimte die vrijkomt in het profiel wordt in eerste instantie toebedeeld aan de breedte van het trottoir, om de toegankelijkheid van de grachten te verbeteren. We streven naar minimaal 1,80m vrije doorloopruimte, op drukke routes is meer ruimte nodig. Afhankelijk van de parkeerdruk kan dit gecombineerd worden met het verspreid opheffen van parkeerplaatsen langs het water, ten behoeven van nutsvoorzieningen en fietsparkeerplaatsen. Of het volledig parkeervrij maken van een rak om het zicht op het water terug te brengen. Op kades buiten de 17e-eeuwse grachtengordel kan het omzetten van haaks- of schuinparkeren ook toegepast worden, maar is het geen basismaatregel. We zetten schuin- of haaksparkeren om naar langsparkeren indien daarmee de meeste meerwaarde behaald wordt per opgeheven parkeerplaats. Echter: soms kan het behouden van (een beperkt aantal) gestoken parkeervakken langs het water juist zorgen dat delen van de straat volledig parkeervrij gemaakt kunnen worden, of de parkeerstrook aan de huizenzijde kan worden opgeheven. Die afweging wordt op projectniveau gemaakt. E is : ‚. ER Ô E l LEip TE bie „ns ze ht Hi Pd 1 nd 5 ) i | Ë oe BE / ij Pi ij - ded NE he mi Ì 4 ede, Es del ARS Id ik ij ok k En Af NE Af en Fil Pe At F5 | Ï Ó H nl te er ib ln, É 3 H | Ln hed stk HIE ef eed in, Ee ee Wi Ps re OR 7 rak „7 _ Fi ee ed PL ED RE pe oel Deir Ll Hij an \ N —E 5 i : kek pes A , Fi A 7 ï L : F ij 4 ZN Gem : d 26 Deze impressie laat de basismaatregel zien voor de grachten in de 17e-eeuwse grachtengordel: het omzetten van schuinparkeren naar langsparkeren. oe De vrijgekomen ruimte komt vooral ten goede E Kk aan een breder trottoir. We combineren dit | waar mogelijk met het verspreid opheffen f î van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld daar waar 8 FP he ruimte nodig is voor bomen, fietsparkeren of el a he He A nutsvoorzieningen. Op termijn zal er steeds meer Th ee ruimte komen om ook delen langs het water leeg te e | he ek laten. Zo herstellen we het contact met het water. a. Ak he : j 8 N Le eN Er E 8 wan rl Ee tn, , , E DE ú: A} EE: Pee - 13 Ee | eN m4 rs EE _ Ee er PS se . En nj Kn o - Re q res ; We k m nn 5 Pis En jd dr en ' Ee ZR ij he 8 el k 1] Á Ene 5 en . ; Er In Ee ed k " ee Á È. 27 CNI Ontwerp: Erf/shared space 4, n B Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Erfinrichtingen en shared spaces zijn toepasbaar in het stadshart en in (gemengde) woonbuurten. Maar, hier gaan we terughoudend mee om. ‘Gewone’, symmetrische straten met doorgaande bandenlijn passen vaak beter bij de stedenbouwkundige opzet van (bestaande) stadsbuurten. Straten met brede trottoirs, goede bomenrijen, groene borders en voldoende ruimte voor voorzieningen (containers, fietsenrekken, etc.) verdienen in veel situaties daarom de voorkeur. Ook met het oog op toegankelijkheid zijn er voordelen aan zo'n ‘gewone straat’: slechtzienden kunnen eenvoudig navigeren en kwetsbare verkeersdeelnemers hebben een veilige en comfortabele plaats op de stoep. Het risico op conflicten tussen voetgangers en andere verkeersdeelnemers is minimaal. Bij twijfel over een erfinrichting kan mogelijk beter gekozen worden voor een gewone erftoegangsweg met minimaal hoogteverschil tussen trottoir en rijbaan. Een erfinrichting of shared space kan alleen worden toegepast als de verblijfsfunctie van het gebied (lopen, spelen, ontmoeten, etc.) prioriteit heeft boven de verkeersfunctie van de weg. De kern is dat fietsers, voetgangers en autoverkeer de ruimte delen. Voetgangers mogen de volledige breedte van het profiel gebruiken. De auto én de fiets zijn te gast. Randvoorwaarde bij een inrichting als erf is dat de straat niet gebruikt wordt door doorgaand verkeer, alléén door verkeer dat een bestemming heeft in de straat of buurt. Dat geldt ook voor fietsers: drukke fietsroutes, zoals het plusnet fiets, zijn meestal niet geschikt voor erfachtige inrichtingen. Dit maakt dat op buurtniveau goed gekeken moet worden naar de hiërarchie van het weggennet en de effecten op de circulatie. Vaak zijn de kortere dwarsstraatjes het meest geschikt voor omvorming tot erf of shared space, als het doorgaand verkeer (zowel fiets als auto) kan worden omgeleid. Dan ontstaat ruimte voor stevige vergroening en spelen op straat. In het oude stadshart kan een shared space bijvoorbeeld worden toegepast op plekken waar alleen laad/losverkeer komt of op zeer smalle kades met weinig verkeer, als een profiel zonder trottoirband beter aansluit op de krappe ruimte. Parkeerplaatsen zijn in een erf of shared space wel inpasbaar, maar bij voorkeur alleen voor mindervalide parkeren als dat qua afstand tot de woning noodzakelijk is. Het parkeren voor bewoners én bezoekers is dan op afstand; op andere locaties in de buurt, in een garage of op een P+R terrein. Veilige ruimte voor halteren, laden en lossen is essentieel, om de toegankelijkheid en leefbaarheid te borgen. Er zijn diverse profielen mogelijk, het ontwerp dient altijd afgestemd te worden op de stedenbouwkundige structuur van een gebied. Een erfinrichting moet niet leiden tot een fragmentatie van groen en obstakels om de (verkeerskundige) richtlijnen te halen. De materialisering en detaillering wordt, net als bij ‘gewone straten’, uitgevoerd conform Amsterdamse standaard voor het straatbeeld (Puccinimethode). De Centrale Verkeerscommissie toetst de verkeersveiligheid en de toegankelijkheid. nn 28 Deze impressies laten zien hoe een straat, met parkeren langs beide zijden, omgevormd kan worden tot een erfinrichting of shared space. Het biedt ruimte voor groen, om buiten te spelen . Ee en elkaar te ontmoeten. De verkeersfunctie van Ee . de straat is ingeruild voor een verblijfsfunctie. s ee r 4 Er zijn veel varianten op dit type profiel 13 ke rif mogelijk, afhankelijk van de verkeerssituatie, de he ki stedenbouwkundige structuur en de wensen van de oeh buurt. Dit is slechts één voorbeeld. - De = T° ' Gil E bed fi ‘ et EE b en 4 : ld er EN: ie 3 it … Th Me rees e s ij A 1 Ed anr i Ee: ee RE 4 ER, Fi ul Ef Fi De. i heit Pe 7 a : ze nt en Je pt 5 ee nn Td ler en A On EE ee Nl 5 fe î ee | ij | 2 E mi en : ie ie , ee U EE nn 29 CNI Ontwerp: Parkeervrije straat | 5. Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Een parkeervrije straat is een straat zoals we die overal in Amsterdam kennen — met stoepen, trottoirbanden en een rijbaan- maar zonder parkeervakken. Langs de Amstel en in de Jordaan zijn hiervan al goede voorbeelden te zien. In alle delen van de stad is een dergelijk profiel toepasbaar. Het is een zeer prettig profiel met het oog op toegankelijkheid: straten zonder (langs)parkeren zijn eenvoudiger oversteekbaar, iedere weggebruiker heeft een heldere plaats in het profiel en de doorlopende bandenlijnen bieden houvast voor blinden en slechtzienden. De brede(re) stoepen bieden comfortabele ruimte voor de voetganger. In voorzieningenstroken worden fietsparkeren en nutsvoorzieningen ingepast. Vergroening realiseren we met stevige bomenrijen en geveltuinen. Waar de ruimte dat toelaat, kunnen plantvakken of wadi's toegevoegd worden. Indien ruimte voor laden en lossen noodzakelijk is, wordt dit bij voorkeur op trottoirniveau ingepast, niet met laad- en loshavens. Ì AE an EE: Ii 4 EN Oe Pz vl De Fi Je Vd ER IN k £ Wien kle de, Gn Ks Ek 5 ei Nen SEI En | Rekrk: Dd KE PB 1% 8 kj a ; ht; k Î ar en " k ER EF el ba Did, | Ein | ì KN ed it RE ten re ie! Ï | RE IN Û eg Ne Rnd Á jk | et ET Te l el n MEREN E00 ET : | 5 AR De | mi EE EE ke iel en ee Si en E: } ee R ee NK nde n L in Eel ss d En 30 Deze impressie laat de transformatie zien van een straat met tweezijdig langsparkeren, naar een parkeervrije straat. De brede stoepen zijn flexibel in te richten. Ze bieden ruimte aan groenvakken, 5 == wadi's, fietsparkeren, bomenrijen, laad- en e . losplekken of afvalcontainers. En door de stoep op Se r 4 delen leeg te laten, ontstaat een veilige plek voor 1% Ra rid kinderen om voor de deur te spelen. he ken en 4 Er TS RE ellen ARE ka ie * A Rie Bie ln Zea EN ie % BE 1e < el MA tj me) 3 el d sE ä ï DA zien E En Er. ed Een B d he: À re EN È E EN ki De. S Ee ” E E Es % E ne Ran OS Nr sd ll Km pe hiii Pl AN a | ë : 3 - 5 ; ee a es ee 3 z 2 ; En pe, sf 8 f Ee . À je, ï á nn 31 CNI Ontwerp: Autovrije straat: voetgangersgebied/ fietspad/plein/groen/speeltuin | 6. Ei 4 skin dt Sl | aL Li voerelkegrees RR _ Past in de ambitie voor.. Stadshart Grachten Gemengde Woonbuurt Gordel woonbuurt Een (gedeeltelijk) autovrije straat kent veel verschijningsvormen. Het kan een fietspad zijn door een plantsoen, een kade om te verblijven, of een speelplein van gevel tot gevel. Het biedt ruimte voor ‘goed groen’, met voldoende massa om bij te dragen aan de biodiversiteit en de klimaatbestendigheid van een gebied. Een straatontwerp zonder autoverkeer is altijd maatwerk, in samenwerking met bewoners en ondernemers. Extra aandacht dient besteed te worden aan de afstand vanaf de voordeur tot laden en lossen en parkeerplaatsen voor mindervaliden. Het moet voor aanvullend openbaar vervoer en leveranciers van zware goederen fysiek mogelijk blijven alle adressen te bereiken met een auto of vrachtauto. Een straat kan ook gedeeltelijk autovrij worden gemaakt, waarbij de doorgaande straat veranderd in een doodlopende straat en ruimte ontstaat voor een plein of plantsoen. Desgewenst kan een fietspad doorlopen, zodat de straat doodloopt voor auto’s maar de fietsverbinding in stand blijft. Het autovrij maken van een straat is geen eenvoudige ingreep. De circulatie effecten op buurt- en wijkniveau moeten goed in beeld gebracht worden. De keuze wélke straat autovrij kan worden, wordt daarom altijd op buurtniveau gemaakt. De ‘baten’ moeten ook van meerwaarde zijn voor bewoners van omliggende straten. Denk aan speelruimte voor alle kinderen die in de buurt wonen of een postzegelpark als groen middelpunt van een buurt. n 5 rt : 5 | - …n pn _ ä mk: bk dr We Rein ì 44 je uk | Ì EP tekende Lal |L et Ha RARA Lr per Ee Ë pn ji al 3 B Er TN ek | Esen 4 „ikl Ehr dee ELEN 5 L. ne : | Pin ne Ti En 1 : 4 1 ri ae TA en f | | DE HER ï L Ji All an rr — Rak Br f : ME K | HI ij | | Be EE i = Dn ee, bain: ER id er de MR ted eo. il Pa ed ee - HE! en AEN behe dens: an En id dl 5 ij Ú tj EN k Tr jud En el, Tee À F fi - 2 fi k Li 7 ha: EK j nk dr Ser TN = . = Í Ee A on pi mn ee p onm rn Ee pe ON Ee | dk en En BEN, KN th Lj 32 Deze impressies laten een straat zien die (gedeeltelijk) autovrij gemaakt is. Dat kan in de vorm . = van een plein of voetgangersgebied, maar ook door Ee . een rijweg over te laten gaan in een fietspad. In dat : el r 4 laatste geval blijft de doorgaande functie voor het 13 ke re fietsverkeer behouden. Er komt ruimte om te spelen he ki in het groen, te verblijven en elkaar te ontmoeten. oeh De impressies geven voorbeelden, maar uiteraard is 5 a as er met de creativiteit van de buurt en de ontwerper van alles mogelijk. Arieie LE 5 à ê 4 + Es, Fr Ek hi ed i K et. ij ni Ee 8 Ek 1 AE k pe ee Ë RES Ee © is rn 5 ei tn Re E : Ene í : Parte: kh wl we, Een, fú N ER: ks s 7 È ijt \ En. en hl DE Ee Jrg kr zl IE zin EE ee ' ae, zi £ 4 GH „al j Ep oe PE eld EE. EE nn A ij We Î KE ie \ en De ze À Ke NI Mn ë ik il 5, an \ B £ ef Pik zi Ld : A L . Ì d je K & i 1] d d VENS nn 33 Ï ï il E ee MN | | &: IK | „RM Kk Ne | É " hat derden ei k de Sd : nn / Fi; ; Et Î en a EL. Ke E E nn ee j dl ai A y ir) Rn ied ä Re EE É Ee - er 5 : jd Mee Ms Pe Ag ne a oe Ol Ee | ze F nn u Ep en =| ì Br f P „ zt pe mn Rr n pT ke ea | B f apel Or pe im: ‚ Eed : | de Í fe) Eter vr re | Pi A l Ì e, Ce zn A et Á | nn u A 1 N Î s „er gmt IE : Ps pe me n e ke, ee A — PE Ree il mm: / 4 a | ma. | IE er made á Agf / We GE 4e 7 | 1 - È N Ko EN ee Ee 4 4 , . mm Á hen je A RIS CRL NE Si f zi / À LE gj Gi "an mr | Ts OE Ds | Pp EI bl Á Pien nj «} Ki Pi ek HE — JA is Pin Î Ë 4 E, 1 ï en, rale 4 al „me Pp: | en P , Nl : El ig ene jd rd pe ni Í ee - k Ai A Ì d p : i Ë f Ì | NS zi ij | N il mn nr a EO ! Ë nT 5 RR blies: E ik Die m. T4 an gei 25 à EK 4 - De Eru / MA / me jd Ì : En mm A ke oe ; ï vj en d P b Kel ek Mr … stile PEREN es oe SER get tE en ien. ET OO, meet ek EE E … tE td: 8 Adage, Î kn wa ee 5 k idee egen Ld Pe eeen. WAR ni rn Beijen A RE ae le nlamlen = „ TE TE ted jR. E : E EEE re be zr ne ttr ed Kem: CE Wan ee EDE J a eN Et Ep ee TE 7 E we EN Pd ee Re Ee er te ee in ae vend EE Meiene Le ENNE eer Ae nn en ed MeeR Ee nn NE Rd ete Kran: he EE en es CE Mere zen ld pe] eel en Ed ee egen te ron Tg ee EE Le En ie Eerde rlr PGE eee en Ae Ee RWE ge de ee re LE EE EN on NE neemen a TE Nin ales Ee rt DN re Beni ek TE ne, an nn 5 EN 6 Ee Cn oe mjn î a at me) in EN Nh ik ke ne URE: En, ad, he EE Ed _ Er EEN he Ni en le teen et: ik ee 5 te eed dl ee he nk EN eh SE OS SEEN Ie ONE | Nn | en Kk k K Wen, EE, \ na Be EN le Mn AE ij k à 1 Nak eN 4 N he e, Te ek N En ES AN > 5 is Te TN | Là , X —, 5 k, ke k EN ad - 4 = 34 . e ® Ontwerpopties voor routes Stilstaande auto’s Aes weinig Veel parkeren Beperkt aantal plaatsen Geen parkeerplaatsen (niet of beperkt opheffen : (ca. 50% opheffen reguliere : (100% opheffen reguliere reguliere parkeerplaatsen) : parkeerplaatsen) | parkeerplaatsen) E 50 km/uur 0. Geen verandering 1. Verpsreid parkeerplekken 3. Parkeervrije straat ed Gebiedsontsluitingsweg 1. Verspreid parkeerplekken opheffen 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad Relatief drukke straat opheffen :_2. Eén kant straat parkeervrij : , : 4. Fetsstrook i.p.v. fietspad : (Geen reductie) : : Nn oo Ed Pe) ; í on 2 30 km/uur 1. Verspreid parkeerplekken 1. Verspreid parkeerplekken 3. Parkeervrije straat Fr Erftoegangsweg opheffen ì___opheffen 1 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad D (of rustige 4, Fietsstrook i.p.v. fietspad : 2. Eén kant straat parkeervrij 1 5. Mengen auto en tram/bus em ebiedsontsluitingsweg) 5. Mengen auto en tram/bus : 4. Fetsstrook i.p.v. fietspad \_6. Mengen auto en fiets Cx 9 7 . 9 9 6. Mengen auto en fiets :_5, Mengen auto en tram/bus ; Relatief rustige straat 5 &M , Ô : 6. Mengen auto en fiets : (Reductie) ; : D : 5 ce : : KE : : 2 Zonder tram/bus-baan 0. 1. 2. 3. 4, 5. 6. | | 1E { | I ij B H Kn zal” ee E se À WE dik B DE Hi nvt „ts E [ El | Em Ei 5 5 ee 3 2 EE ä Ù Erk Of "LE Re Ei | n | Ti | | Met tram/bus-baan 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. nl H $ 2 7 | : R „R. | fe, B A | |E ä lk En ANNE: 5 Ne eee! 35 CNI Ontwerp: Verspreid parkeerplekken opheffen L | | | ‘A RS | EE 1e L8 HE 1. NER Ö k Ë voerelkegrees ___ Past in de ambitie voor. Xx w Stadsstraten Hoofdroutes De insteek is dat langs de stadsstraten het parkeren zo veel mogelijk wordt weggehaald, om ruimte te maken voor stromen en verblijven. Dat geldt niet alleen voor de reguliere, fiscale autoparkeerplaatsen maar óók voor hubs voor deelmobiliteit en oplaadpunten voor elektrische voertuigen. Die statische functies worden waar mogelijk verplaatst naar de achterliggende buurten, bij voorkeur op de koppen van de straat. De lange termijn ambitie voor een stadsstraat is zo veel mogelijk parkeervrij (opties 3, 4, 5 en 6). Het verspreid opheffen van enkele parkeerplaatsen is daarom geen wenselijke, definitieve inrichtingsvorm voor een stadsstraat. In een tijdelijke situatie kan het verspreid opheffen van plekken wél toegepast worden, bijvoorbeeld om tijdelijk meer ruimte te bieden voor verblijven of fietsparkeren. Op de hoofroutes voor het autoverkeer is parkeervrij niet perse het einddoel. Hier kan het verspreid opheffen van parkeerplaatsen wel een grote meerwaarde hebben, ook in definitieve situaties. Bijvoorbeeld om een halteplaats voor touringcars te realiseren of een extra voorsorteer vak bij een kruispunt. Dat laatste draagt bij aan een betere doorstroming voor het autoverkeer op de hoofdroutes. — INTER TRS an ee: TIE aster’ HEP TEE , SE it ä dt wd ENEN u ‘ a emmen | eN | L S : kf Ee en AE k. r £ nie de E r ee mer Ei} d, We BERET Me a iN en __ 2 n mend : ih DE ki: Tu 3 Ee fe ri mn 5 xe ef eer Ue Ley HE EN ad beden i 7 Je KE han É EE in Ki] lins E „ WS n | ed = hs Sn . <n 5 SIND) pn ria en, Ee. RN ee _ Ì EN Eee rf MN ee RU 36 Deze impressie laat zien wat er mogelijk is op routes door verspreid parkeerplaatsen op te heffen. De uitgangssituatie die hier geschetst is : -een straat met langsparkeren, smalle stoepen en k í zonder bomen- past niet bij een autoluwe stad. Ee i Door verspreid parkeerplaatsen op te heffen ” et en rf ontstaat bijvoorbeeld ruimte voor laden en lossen, % kn. b fietsparkeervakken, halteplaatsen voor touringcars Li Dn, r 4 Se of om bomenrijen in te voegen. ê En. ‘ 3 & laid 4 3 d k Ji ie. Fi] ik 3 Ne ' je, E je PF: en . À he ie „ he ú Ni : ie he „R MEE Ne sl ie nm en k ee 5 Ee he B he Vn ie E À * 4 Es n 3 ee, û A ka Es a 5 AE . ú nn 37 CNI Ontwerp: Eén kant van de straat parkeervrij | 2. Tl. Ee L zee Ti Ee el | Le 1 1 in 2. voerelkegrees mn Past in de ambitie voor. Xx w Stadsstraten Hoofdroutes Door één kant van de straat parkeervrij te maken, ontstaat ruimte voor bredere stoepen, bomen of extra voorsorteervakken. Op hoofdroutes kan deze variant ruimte maken om de doorstroming van fietsers, OV of autoverkeer te verbeteren. Voor stadsstraten past het éénzijdig opheffen van langsparkeren niet in het beoogde eindbeeld. Op de stadsstraten is de gebruiksdruk zeer hoog en willen we dus meer ruimte maken. We geven de stadsstraten prioriteiten en heffen het parkeren aan beide zijden op als die ruimte beter voor andere functies gebruikt kan worden (groen, verblijven, logistiek, etc.) AES OT 4E Te 4 LN nf e En ma fe 1 ä de ; kr Ehh À m dd | | A je if ren nl het, El : ' Orel Lt en : EEE OT hr ef z E h hie ij A, ir ï nj {if ú | | Vp Oe Dit, Ni 4 (DDI ale EA OA en [ AEN Rs | EEN Alle } TL 2 4 4 ht Te and f Eren il Kn machi gi B ei ú 4 rs Ee p DR Bern EE . ee mnd d zr en Nef En On . ams _ kN a ke F 38 Deze impressie laat zien wat er mogelijk is langs routes door één zijde van de straat parkeervrij te maken. De uitgangssituatie die hier geschetst is k — een straat met langsparkeren, smalle stoepen en 8 { zonder bomen — past niet bij een autoluwe stad. En i Eenzijdig parkeren opheffen biedt bijvoorbeeld > Ee 5 if ruimte om bomen toe te voegen of voetgangers % he b en fietsers meer ruimte te geven. De asymmetrie r …« Kn die hiermee ontstaat blijft echter een lastig Be es gegeven; het is een ontwerpopgave om tot een : B. pe prettig en passend profiel te komen. Voor de 2 pn stadsstraten waarin veel functies samenkomen E streven we er daarom naar om (op termijn) beide r zijden grotendeels parkeervrij te maken. Ì Br $ lek 3e B ê ci ee PEPE, ' a k ' NE KE, " h' EN lee P a Dn, ie. ‘ EE, < a nn 39 e Ad Ontwerp: Parkeervrije straat | 3. [ Le UB: ig Lek LER. LER: ij EL ed EL NN à 3. voerelkegrees ____ Past in de ambitie voor. vw w Stadsstraten Hoofdroutes Bij het opheffen van parkeerplaatsen hebben de stadsstraten prioriteit. De stadsstraten hebben zowel een belangrijke verkeersfunctie, als een belangrijke verblijfsfunctie en economische waarde. Daarom heffen we daar zo veel mogelijk reguliere parkeerplaatsen op om ruimte te maken voor stromen en verblijven. We zorgen ook dat hubs voor deelmobiliteit en oplaadvoorzieningen voor elektrische voertuigen elders een plaats krijgen, zodat de stadsstraten zo veel mogelijk vrij blijven van statische functies. Flexibel laden en lossen, met vakken op trottoirniveau en venstertijden voor zwaar verkeer, past wél bij het ritme van een stadsstraat. Daar moet dus ruimte voor gemaakt worden waar parkeerplaatsen worden opgeheven. De hoofdroutes verbinden en ontsluiten de stad. Ook daar kan een parkeervrije straat van grote meerwaarde zijn, maar dit heeft niet de hoogste prioriteit. Het verspreid opheffen van plekken of het éénzijdig parkeervrij maken kan hier ook volstaan. Als op termijn ook langs hoofdroutes meer parkeren wordt opgeheven, ontstaat meer ruimte voor bomen, verblijfsruimte en om de doorstroming van fietsverkeer, OV en auto te verbeteren. Een goed voorbeeld is de Wibautas. (t 5 RK | n En KAK p : T kkn EN ik: AR, e AT Eat m4 A ee RE BEN Et Miao BN SR ETD EE ZENNE BAN ER De zien re si GC Mn A kik zen Fk. err 7 NR i H en Fed „Be 4 | | he 4 Ad > Ere E: e Ú Es 4 nj JAR ak s 4 n : fi se: Ô L KO, he er # ei RT Ä LE oe A | In ee d A De, El bt a TA an NE Ll Wi GE js If} ee: Tj Neer ene LN EN oak » ik Fr TT a | : heid a EE eeen ER Een mmm En ee ef Et MRS ns egen en RE Sed ee 4 Ee en mig 5 40 Deze impressies laten zien hoe veel ruimte er langs routes ontstaat wanneer tweezijdig langsparkeren wordt opgeheven. Door stadsstraten parkeervrij k te maken ontstaat ruimte voor de doorstroming k í van fietsers en voetgangers, maar ook voor En i bomenrijen, groenvakken, verblijfsplekken en ; rr if flexibele vakken (laad-los0/ fietsparkeren). Op î 8 b de hoofdroutes voor het autoverkeer kan een r …« Kn parkeervrije straat vooral ruimte bieden om de he Te doorstroming van fiets, OV of auto te verbeteren. ‘ & pe ! KE 3 d Ee E e: teid à da, e N Ni od jn on E d \ ) a * h „ ne 6 Pe L s E en 4 TM en Bf: ‘ p Ee on n : 8 ar Ne, CR ô kt TE & B a CNI Ontwerp: Fietsstrook i.p.v. fietspad L 3 1 ir od EE | 4. Eik ' Ì | e 5 voerelkegrees En Past in de ambitie voor. vw Xx Stadsstraten Hoofdroutes De huidige beleidskaders, waaronder de Beleidskader Verkeersnetten (2017) en het Beleidskader Puccinimethode (2018) kennen een paar standaardprincipes ten aanzien van fietsinfrastructuur. In principe passen we bij 50 km/uur straten vrijliggende fietspaden toe. Op 30 km/uur straten realiseren we juist geen fietsstroken of fietspaden. Met de omslag naar een autoluwe stad kan het wenselijk zijn om van dit beleid af te wijken op de stadsstraten. Voor de hoofdroutes van het autoverkeer geldt dat niet, daar behouden we de scheiding van stromen. In stadsstraten met een 50 km/uur regime die geherprofileerd worden, heffen we bij voorkeur het langsparkeren op. Dan kán het een optie zijn om het vrijliggend fietspad te vervangen door een ruime fietsstrook (minimaal 2 meter). Dit biedt flexibiliteit in het profiel om -wanneer de hoeveelheid autoverkeer op termijn verder wordt teruggebracht- de snelheid af te waarderen naar 30 km/uur en auto en fiets te mengen. Daar is dan geen volledige herprofilering meer voor nodig. Het voordeel van een dergelijk profiel is dat er ruimte komt voor bredere trottoirs. Bij 30 km/uur straten kan bij uitzondering ook een fietsstrook worden toegepast, als vanwege de verkeersveiligheid of het fietscomfort een afgebakende ruimte voor de fiets náást de auto wenselijk is. Zie bijvoorbeeld de Maasstraat. Deze principes zijn nader uitgewerkt in het afwegingskader ‘Fietsstraten, Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw gevoegd is. nn 42 Deze impressie laat zien wat er mogelijk is in een profiel door langsparkeren op te heffen en fietspaden te vervangen door fietsstroken. Er ontstaat ruimte voor bredere trottoirs die " bijvoorbeeld ingevuld kunnen worden met bomen, pe p 4 laad- en losvakken of groene verblijfsruimte. a ie “ Dn ü il Ee Lj 1 Ô Er is EE ä Ei on a RE A rf mf EED u EP , E en ME a Li Ln en 2E EE e 5 Ne, 4 EL Nl ME . kn in, : : p Jt ee S SE … EN ú en ke é kh a Ir z “ î 43 Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad CNI Ontwerp: Mengen auto en tram/bus | 5. nvt 5. IN „B Í Ì se EN IN ANA a | voerelkegrees Eken Past in de ambitie voor. vw Xx Stadsstraten Hoofdroutes Het mengen van auto en tram/bus kan een optie zijn in stadsstraten, om ruimte te creëren voor fietsers, voetgangers en verblijven. Het niet aanleggen van een vrije baan voor het openbaar vervoer levert veel ruimte op, maar kan ook voor problemen voor het openbaar vervoer zorgen. De doorstroming van het openbaar vervoer moet gewaarborgd blijven. Mengen kan dus alleen bij een beperkte hoeveelheid autoverkeer en met doorstromingsmaatregelen bij de kruispunten. Bijvoorbeeld een stukje vrije baan bij het kruispunt en/of prioriteit voor het OV bij verkeerslichten. Op hoofdroutes van het autoverkeer is het mengen van auto's en bussen of trams niet gewenst. Ook op het plusnet OV is mengen in principe niet wenselijk. Daar wordt zoveel mogelijk een vrije baan voor het OV aangelegd. b E hi Ws Er - h È MR E kat, Ë ns Ee ij ij ï Pod B re 4 N= df A NM ; ee De, B el Oe, De de / De | gn Ea VES k - B ! a kk AN nl ek En Ali AEN 8 4 EE dt Le Er Pr Ì TFT Ä — af De kt RF Mi Di, Ik i AN eneen Mrt er pes ; L 6 L 0E | | LE En A B OO Aad jk, A OM Mm An 8 À - ET EN rf cen iN Nr TD Weer —M } deni! Hf el lt | IE Ne : mr af 3 il | ae PT AN TEL, 5 E: de Î El, et Lod 5 8 | sil ml fi ij : = Es ii ==, E | 4) KN 5 oe ji ri mm R ï E fs Î me eE Nee f: —_ en: | | Kee 4 De = in mn Kor 44 Deze impressie laat zien welke ruimte er ontstaat wanneer de auto en het openbaar vervoer het wegvak delen. Uitgangspunt is een situatie met een vrijliggende trambaan en langsparkeren. In " het voorbeeld wordt dit omgevormd naar een Ì pn k 4 parkeervrije straat waar auto en tram samen ° e oprijden, gecombineerd met fietsstroken. ' ESS 5 Er komt ruimte voor brede trottoirs die gevuld er nn kunnen worden met bomenrijen, laad/losvakken, he NT fietsparkeervakken, groen, bankjes, etc. ‘ ee ü NE EE. k bi di ek vi nn GEE , = _k -: er et ' R ke id rl iT MEE en É á nt } a ie el ik x ä - KE e es Th B, L Eg Es : ' à oa ie B ä 5 ú Ke E 5 Ve Def t 8 ë hi aat S Ee kn gE ES Cr e et nn 45 CNI Ontwerp: Mengen auto en fiets | 6. L ee el B Ei | 6. voerelkegrees ___ Past in de ambitie voor. vw Xx Stadsstraten Hoofdroutes Wanneer op stadsstraten de hoeveelheid autoverkeer wordt teruggebracht en een maximumsnelheid van 30 km/uur wordt ingevoerd, kunnen auto- en fietsverkeer gemengd worden. Dat kan in een ‘gewoon’ erftoegangswegprofiel (klinkerverharding), of in een fietsstraatprofiel (rood asfalt, auto te gast). De keuze voor een fietsstraat of ‘gewone’ erftoegangsweg is nader uitgewerkt in het afwegingskader ‘Fietsstraten, Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw gevoegd is. Op hoofdroutes voor het autoverkeer is het mengen van auto- en fietsverkeer niet gewenst. Ts, | | Za À ge : ì | 1 El El me A IEL Ï we md ed ik oa me „e EN On ME NL Die 6 Ee ijn | ied A am, Et bien “al hi hee OE Sl 6 Lel Fn Kral Rie . n re, € oeh bs SN LN SN a 3 Ö A 1 he ET NN ot MR RE NSE di EN Ai wd f Ps ki 5 be, 7 7 ki EE je Í a rn Ì Zi n le af | Ll Pr pi Slauto te gast E If d In ! Li eN a en Eeden: mn | ear tf i EA ni _— NEER ik rn aks Nl Neb bele Je bs oren EN vin B BE RR a ha, Pan } fj pain sr E î | en Er H \ St eze € en re 4 ' b m5 r Á d - N Ei On J | N , (lj Foe) | F4 =d rd P | ENNE DS me Pd ä Ge Ge / P 1 46 Deze impressie laat zien welke ruimte er ontstaat wanneer de auto en de fiets op de rijbaan gemengd worden. Uitgangspunt is een situatie : met langsparkeren, die in het eerste voorbeeld Een. wordt omgevormd naar een fietsstraat zoals de ES ls En arphatistraat. Het tweede voorbeeld -zonder Sale en Sarphatistraat. Het tweed beeld -zond . 8 ed p- tram- is het omvormen naar een gewone zr De nn erftoegangsweg. In beide gevallen ontstaat ruimte \ " Ne voor bredere en groenere trottoirs met voldoende kh RS ruimte om te verblijven. ü \ 8 i en, he Dn he - es k | | Ek, e } En } Nn Kd „ he £ Se Í ee À ek we B 5 & en en 8 eN EN B | ‚ Ze at . 4 > En Pd ® zi { $ En if ê Nn 1 ca a en ie : # î | % î e n ee " É PS i ò ® O4 nn 47 IR | del Ph Na EA) WEE a Pa Een 25 8 WEr Fn en En B: ER en Ken, NEER Ee Ered DEE B Ee Be E ” en 5 gk Ze Í hik nn | TZ ME. me B ig me = Ra or Ag ‚Jh Ï ta me rd er En ee ke We 5 k ll EE rn EEE en ER de Eend EE ë f \ n dn af |= Sier ns J B Ren pe ri Len We 2 U a | 2d as AT | = = we Bd Lt ee Er 4 rn en B En | Er 5 WE ie NR le a dee RN mn Ee zl EE Zi & El dE IK INE EG KT == 5 Bart ej ee ti 5 En En ae EL ate, he n er J > Ez d pe 5 ni nn ak 5 EL eed En ne ze ar he dt Er Bar Pri zn il a Be z Ee _ mn En # ee E et en 5 , 4) Pi en EN on A Ì ET me nae EN Ln ESS En, B tt WE, EAD vei SET, et E rn EE Dm Se a Cdn El ie df mes fi f A ijt par _ Rn): en md enn Re Ed fe Ei at EN en SIEN rek en rf Sr Zl PE EE 5 Û ear. Ee ë Ge en Lr En de ai 4 ad t B Fi LS 7 Fr = Eil Ee er ra he En Tan Ë nn Er ZE 7 in eed pe FA ed S É „. PT E& Le in En Rt | Oek ii VEE B ij de 4 he er er te ee Se Een ee TE ed 5 SET B lon Ë ie ad et 5 4 Ee | 2d a ì ie ik Len EAN rd | e : sd Reen nd Ed En a = RE dE Ie ik lt, 5 Te ea en ei ek Ee Pe, eed he z s EE ne bl Ll Eis 4 lS dl ee iet rn lr: ee od nà ee 4 EP mat beamen Re Te E | ie Je Bende 7 Af eis x En Een B ke dert ant ae Mgt ad Td en el ed Sk En En] ERLE | re En RE En TEC B | Bel Da nm dis NE el ee hd EE Et Paans EE RE el ae : ) - ee u ne ee re en | WN a Pei ee En nt en IN ESE are] Baj ed Ë nd rn id pi Fai RE | =S EE | BE er er am Ë | Ze B EE EE fr {Tr ee (RIE a ARE ad ne |T — u \ 4 dE ES En Zl E ij | tee | 5 20 \ | il i ET en D ES ee en ei B EE 8 | | Ï Í I Ee À d | ain 7 Er me E Ams Ea h ike Ned — } [ 3 | 4 5 Ë : | 2 er es rme ; ES | Es Hi | B rl E JF 4 Ee ed ie EN _ E MEV a ne EP gr} ol meden za IT daar oe ze — ES eed ra wnd Ee” Li, il ge ï HL ' P 5 \ á Ely ji Er LN Sn 5 5 PS ë Bs E SEE Nae nn me me Ga, re EN Ee f wl - mm | * E he kn _—_ EN d De - fi _ ed 5 = = RTS BEN me Pe Ee } e ge 5 mT. a E E Ve B Ee = == en Sn nn 5 Es pn Ne ne 3 ; ho En à , Gn El re en ee == (RE _ _ ee 5 a a WE ER _ a TB, ee er 4e me TT 48 raf Sje nn en Dn er HE gn 5 Ei ae Ee > en E am . Ee nd = ae Te PF NE Lef _N en ie Wp ne En E da zi fs _ 5 FS == Tn Ef En rn : ae el Sin EN, j _ == 3 an en ie n E = 48 Ì Functies In een autoluwe stad We werken aan een leefbare en toegankelijke stad. Om dat te bereiken moet de auto ruimte maken voor de fiets, het OV en de voetganger. We maken brede stoepen, waar we elkaar ontmoeten en waar kinderen veilig kunnen buitenspelen. En meer groen, op het niveau van de straat, de buurt en de stad. We maken ook ruimte voor betere laad- en losvoorzieningen, elektrische oplaadpunten, een goede afvalinzameling en de energietransitie. Al deze functies dragen bij aan een stad die prettig is om in te leven en om te bezoeken. Een stad waar iedereen zich comfortabel en veilig kan verplaatsen. In dit hoofdstuk lichten we toe hoe verschillende functies en voorzieningen hun plek krijgen in de autoluwe stad. De stad heeft naast de autoluw-ambities ook ambities op het gebied van klimaatbestendigheid, duurzaamheid, circulariteit, biodiversiteit en energietransitie. Op veel van deze onderwerpen wordt nog gestudeerd vanuit verschillende beleidsvelden. Ruimteclaims die hier (mogelijk) uit voortvloeien zijn daarom niet allemaal afzonderlijk meegenomen in de hier beschreven inrichtingsprincipes. Het ruimte maken voor andere functies ten koste van de ruimte voor de auto past echter goed bij deze toekomstige ruimteclaims. In de praktijk zal het ook veelal om slimme combinaties van verschillende functies gaan. EP Lt \ DS K Groen Verblijfsruimte Spelen Sport £ © ® am am Nutsvoorzieningen Deelmobiliteit Fietsparkeren Logistiek Gl) e O0 G d ELS E OV: doorstroming & Ruimte voor Doorstroming auto Brede stoepen toegankelijkheid fietsers nn 50 [ EA ES et: CART TE) AE TE re rug WREE | A Wi Se SN Pm led RE é en we : Pet B. ij btn en Tr PN Folk en Be kf We Bee En PR El e k Ee ie Ee nd en ee | SN» ER PF ne ri Mk ik Ie pr ms ki e 1 E Pi rl it F 1 Le . 5 r kk zal a 7E SVP ARR Ne OO, effe EN el ha ir f Pr ORE Bree Re Er ee es ap ke | | ad î Me Od hak h ; 8 & FT 3 k Ä r Pae nd Ee FOR Dr 4 A La Ee er el je ij ï i E er a n rv k : j. pn Em 6 Fn tE pen Ml hei heee | KE; Perre} Pd Li u Ee DE PE En El E Lee Hi pn di TEE ke 4 Lr ij AP EN f : 5E REP is EAS ELN 7D Ef a ie AAE SRE NNT 8 VS le ke id Eer n= Í Dn es EEL a Nd hi 4 k ji EE e on je ce en” he Ee À Rd je ee el TERENDE u AN if Sl de oi Pa, an nt eg BEL Er Re AR el UPE ee OT UR nsi AHEN el md, OA ekke io RR PE ee Te PE ke d 4 i ne ed EET a 5 ie zl RR Ek a e alr. i oi Ee pre de Ke bn, We HI Emek KA MNN WE Te A ek k 5 AE ze HE ek. J- AET Bie. perd Bies betr En Ze Ne a En ln AN | 11 a ek 1 re Kn de OREN 5 kre À TN li ie Rc - ENEN nn Es eht 44 4 Ke Ee E TE kee 7 &, Li ne ä En oe | EEE ETD oP Ee gE h BM Te Bm bend ne Ee EA Am A, mn |E aan Een Er zn gn ik k ed 2d been \ we Fran je It 4 eet Pi EMBEE se, BEEN ee sens = EE en ne Eet a: ned ES . | Ke =| hi TET En, en Al We Bn Ë : De Kai | En AR: NE hin iS er Arts e he Î 5 en a zinns ; B kie Ri Bedank RM 4 ERN | IE à age ede Ad nf hr En TN Ed jj: ij E kas Rs B dE Nik ee he ne. a í Ee, sit. Md Dee Er ag! ken tdk de te EE eN e | | EE ed dd ro le EE ne KP Een ee Ren Ä Pre ne Eid Ke Et WE de a oe BN Se tn Re rt eN rid Ee ak EE rn HE n Ba rie B ad Te KS it: « d he et -, ed * j ee enn rh EE he k Li : En |: , En ef | | F k ERS: d end pe if \ En | = eee nk; nen B „ etl Tr le ri — En E En EE en gn en = - E ns a te _ a : - TE in — en 7 ge = ms _ Ne : ne ed : E _ 3 mn mn 5 51 Ì Kd Functie: Groen Meer groen draagt bij aan de leefbaarheid, de gezondheid, de biodiversiteit en de klimaatbestendigheid van de stad. Daarom maken we in een autoluw Amsterdam meer ruimte voor groen. Daarbij zetten we in op twee sporen: m Het vergroenen van de woonomgeving, samen met Amsterdammers. m Het versterken van de groenstructuren in de stad. In onderstaande paragrafen worden beide sporen nader toegelicht. Het vergroenen van de woonomgeving, samen met Amsterdammers Veel mensen vinden het prettig om te wonen in een groene omgeving. We nodigen Amsterdammers uit om bij te dragen aan de vergroening van hun eigen buurt. Vanuit de regeling ‘groen in de buurt’! hebben we de afgelopen jaren succesvolle voorbeelden gezien van vergroening. Deze regeling is gericht op kleinschalige bewonersinitiatieven en wordt eind 2019 geëvalueerd. Op basis daarvan bekijken we hoe het subsidiëren van groene bewonersinitiatieven de komende jaren het best kan worden voortgezet. Kleinschalig groen, voor en door bewoners Het type groen dat zich goed leent voor een invulling en beheer door bewoners is kleinschalig en flexibel, zoals tuintjes in boomspiegels. Ook dit kleinschalige groen moet goed ingepast worden. In straten waar de ruimte beperkt is, zijn geveltuinen? vaak heel geschikt. De bewoners of pandeigenaren beheren de eigen geveltuin, of partijen doen dat gezamenlijk, bijvoorbeeld via een BIZ. Geveltuinen kunnen ook eenvoudig gecombineerd worden met groene gevels of groenslingers boven de straat, wat bijdraagt aan het verminderen van hittestress. Bijkomend voordeel is dat geveltuinen geen barrière vormen in het straatprofiel. en ij Ji ze SE EREN 8 zr) fj B ee MEE Et U ahd Eh Te NK AN et 7 ä d } Il vld Ee Ai in E Hi À er Ad En mn | ‚8 U, k PP Ree ph ks Fill n EL El ’ da Lr IE rs | ú 2 he p DL Î mL 4 an EN E | ô $ oe ej BE / 4 Trel e oe RE ij : en Fi Fe E oi Ô ï a | J l f ki el ies ea mn HK | head | Ô Ek jn HIK 5 Aal | ij DE REN FT man a NN en | lk ' Ï e. |} 8 u í NEL LN Ms jn E Fi ee Lin et ï en pe ee, 8 È pr De Ik ik EE r : a GO a aards: ER 4 an ak Mn et WT in geen me ate ee 7 OE Des hi edn - ke = L - rds dl p el ea N Ea A el a er a = Ene b en er ej Es, le …_ e TE BEE nd , t en me e In Amsterdam zijn ook prachtige voorbeelden waarbij bewoners openbare moestuintjes en kruidentuinen aanleggen en verzorgen. Ook daarvoor komt meer ruimte, daar waar we parkeervakken opheffen. In een beheerplan worden de afspraken over het beheer vastgelegd. Als het beheer na verloop van tijd niet meer door bewoners kan worden verzorgd, wordt het overgenomen door de gemeente of omgevormd tot andere functies die van meerwaarde zijn voor de buurt (stoep, fietsparkeren, speelruimte, etc). 1 Voor ‘Groen in de Buurt’, zie: www.amsterdam.nl/veelgevraagd 2 Voor informatie over het aanvragen van geveltuinen door bewoners, zie http://www.amsterdam.nl/veelgevraagd nn 52 Ruimte voor goed buurtgroen bij herinrichtingen Als een straat volledig heringericht wordt, ontstaat ruimte voor nieuw groen met een grotere schaal en volume. Groen dat een meerwaarde heeft op buurtniveau. In straten zonder bomen kijken we in eerste instantie of bomenrijen kunnen worden toegevoegd, bij voorkeur met een vaste ritmiek en aan beide zijden van de straat. Bomen dragen bij aan de hittebestendigheid van de stad en de biodiversiteit. In woonbuurten kun je ook denken aan postzegelparkjes, groene pleinen, natuurspeeltuintjes of watervertragende groenstroken. We maken liever één goede groene plek in de buurt, dan een paar (te) kleine plantvakjes. In algemene zin geldt dat we planten bij voorkeur in de volle grond plaatsen, niet in (bloem)bakken of potten. Beplanting in bakken en potten is beheerintensief, verdroogt snel en verliest vaak zijn uitstraling door vervuiling of vandalisme. Dit zijn ontwerpgaven waarbij altijd een landschapsarchitect aan het roer staat. Samen met bewoners stelt de architect een plan op voor ‘goed groen’. Groen dat niet alleen mooi oogt bij aanleg, maar zich ook duurzaam ontwikkelt en een bijdrage levert aan de klimaatbestendigheid en de biodiversiteit. We leggen geen snippergroen aan dat snel verrommelt, beschadigt en lastig te beheren is. Bij nieuw groen wordt altijd een beheertoets uitgevoerd. De financiële consequenties voor het beheer en onderhoud (areaaluitbreiding) dienen bij besluitvorming geborgd te worden. Het versterken van groenstructuren Aaneengesloten groenstructuren zijn essentieel voor de biodiversiteit in de stad. Het zijn ook groene routes waarlangs het prettig lopen en fietsen is. Daarom willen we deze structuren versterken, daar waar het ruimtebeslag van de auto afneemt. We sluiten aan op bestaande structuren zoals de Hoofdgroenstructuur, de Ecologische Hoofdstructuur, de Hoofdbomenstructuur en het Groennet. De radialen die vanuit de groene scheggen de stad in komen, bieden kansen om groengebieden met elkaar te verbinden. Dat geldt ook voor de dwarsverbindingen tussen het Rembrandtpark, Vondelpark, Sarphatipark en Oosterpark. Op veel plekken vallen deze potentiële groene verbindingen samen met de stadsstraten. In de stadsstraten heeft ruimte voor bomen prioriteit, waar mogelijk gecombineerd met andere vormen van groen. In brede stadsstraten zoals de Wibautstraat, de Postjesweg en de Jan Evertsenstraat (westelijk deel) liggen kansen voor stevige vergroening, bijvoorbeeld met postzegelparkjes. In krappe stadsstraten zijn de mogelijkheden beperkter. De Groenvisie die momenteel wordt opgesteld zal nader invulling geven aan de visie op de groenstructuur van de stad. 1 Eer IE Fed en ej _ il Ì det a, EN Tien Br Rn AET M il Tr of … EED Ae js \ NL ad eri | LRE k ze ' ENE ij IN en nn nike k „ Ü FEET be Pe LN Ee E fe ak Ee Ü í f oe Vire ABS N É an Ken Dee sn On Detd ap NE er Í tech bi: ar FP = ze = Ie & bet En he wit. ii Nel Ee gen At EEN Wee OT 53 ep) Wat doen we wel? Wat doen we niet? m We versterken bestaande groenstructuren en m We plaatsen bij voorkeur geen beplanting verbeteren de groene verbindingen tussen in bloembakken of potten. Deze verdrogen scheggen en stadsparken. snel en zijn gevoelig voor vandalisme en m We realiseren kleinschalig groen binnen vervuiling, met name in drukke gebieden. bestaande straatprofielen, samen met Uitzondering hierop zijn zelfbeheer en bewoners. Permanent maar ook tijdelijk. tijdelijke situaties (<5 jaar). Denk aan geveltuinen, moestuintjes, m We planten geen kwetsbare soorten aan plantvakken, etc. die gevoelig zijn voor ziekten, plagen en m In straten zonder bomen onderzoeken we periodes van droogte. Dit wordt nader altijd of bij herinrichting bomenrijen geplant uitgewerkt in de Standaard voor het kunnen worden, daar waar autoparkeren Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode). wordt verminderd. m Als we een straat of buurt volledig m Bij integrale herinrichtingen maken we ‘goed herinrichten, plaatsen we niet zomaar vaste groen’. Liever één goede groene plek zoals planten in (voormalige) parkeervakken. een postzegelparkje, dan meerdere te kleine We kijken éérst we of we bomen kunnen groenvakjes. toevoegen en daarna welk groen de m We zorgen dat we het groen kunnen meeste meerwaarde biedt op buurtniveau. beheren, waar mogelijk samen met Er wordt altijd een landschapsarchitect bewoners. Bij de besluitvorming worden betrokken. de eventuele meerkosten voor beheer m We realiseren geen gemeentelijk groen inzichtelijk gemaakt. Het beheerbudget op plekken die lastig bereikbaar zijn voor wordt bijgesteld in de P&C cyclus aan de onderhoudsmaterieel. hand van de normkosten en het totaal te beheren areaal (minder ‘grijs’, meer ‘groen’). LEN d / iS ee Md barf Se Eet j De Te a & f el / As et en Ef 8 , EN EN EPS eN e î 5 a Hi Ei HRN e J / : dege 4 5 \ - a En " À LT. ï EEn / dare NS ROOIE erde ksk ra ee $ Te ET ee mett 3 Kidd k omge luik mer à el d eb _ HE AEN em en Grete Kpn Rae Sc \ ee iN en Foil. ” Ee ed Ee Pam al LEE taeafen Me EE ien Bone ln AN de ee Tel F hej ‘ Kn LN ren, de al zel PE : E El z . Renet eN Jd lr | Ln , mA EE Tr en Wake ri Re a Aln EN re meehad! E s zen hef EE ie, / . 9 AAR hanen er NE, Ne En an taat sE a f Eg = ns : | E hd n Á x We he OE Mi 5 dn = „dé RAS eran ë fans = eet Rel E a ed ë = Alie RE man N B e antie N \ Eeen Te \ ° ' - ae Ee. er han Ee ke. 7 af 4 er En __ n Pr) ps ï nn eN pee: oe ZZ N \ sÀ de en le D X En wees - nde k Lin an DE “ \ RE : ‚. 5 me K en 5 \ it \ re n à Tee ne NeR. men mn a Wree Een GIS analyse; zichtbaar zijn de parkeervakken in straten op het groennet en de hoofdbomenstructuur waar bomren ontbreken, plus parkeervakken in andere straten met zeer weining bomen. Bij het opheffen van parkeren heeft het toevoegen van bomen hier prioriteit. en 24 . Functie: Brede stoepen ledereen is een voetganger. Of je nu lopend onderweg bent naar je school of werk, slentert door een winkelstraat, een sprintje trekt om de trein te halen of vanuit de parkeergarage naar je bestemming wandelt. De voetganger is de toerist met een rolkoffer, maar ook de Amsterdammer in een rolstoel of de bezoeker met z'n kinderwagen. Al die voetgangers moeten zich comfortabel en veilig kunnen verplaatsen door onze stad. Door de footprint van de auto te verkleinen, geven we meer ruimte aan de voetganger. Om te bepalen hoeveel ruimte een voetganger in het straatprofiel nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen, wordt in 2019 het beleidskader ‘Ruimte voor de voetganger’ opgesteld. In al onze straten streven we naar minimaal 1,80m vrije doorloopruimte. Op drukke routes is meer ruimte nodig. Als er onvoldoende ruimte is voor de voetganger, kijken we éérst of de obstakels op het trottoir kunnen worden verminderd of verplaatst. Denk aan uitstallingen van ondernemers, onhandig geplaatste schakelkasten of verkeerd geparkeerde fietsen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert, kijken we bij herprofilering of de ruimte in het profiel anders verdeeld kan worden. Bijvoorbeeld door stromen te mengen, zoals in een fietsstraat. Natuurlijk is er op de stoep ook ruimte nodig om te verblijven. Brede stoepen bieden veilige ruimte om te spelen, om elkaar te ontmoeten, om te ontspannen. Door onze stoepen te verbreden bieden we ruimte aan het stedelijk leven. We maken de stad leefbaarder en beter toegankelijk. Alleen wanneer de hoeveelheid autoverkeer in een straat heel beperkt is (of zelfs afwezig) kan een stoep achterwege blijven, doordat de hele openbare ruimte voor verblijven gebruikt kan worden (erf, plein of voetgangersgebied). Ed Ô Eat je agt EE „ a MEE Ae NL RTG, PN Mar Ef EN, NS L É Li e men fh an en 1 1 Pa en, ke == dl Ts ' 2 in dd aal on DE En nen n ï ijs mer B 7 Zn te Se En Ì Hr f TT lk de à Fe gien rr p= ER ee Ä ä | Ee u den gi Aka B TAX £ ie 4 É | L af n EE: EL kel | ie bd B ni Fi e EN hi EEE nh PT en nn gg a me en en Eert sede Ln rete Ki E ie pmen E. eej me TK Ee ke z = _ en Eef AC nn ee ee en \ en = amen es e Ren Ea - eN en ee Wat doen we wel? Wat doen we niet? m We stellen een beleidskader ‘Ruimte voor de m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer voetganger’ op en gebruiken dit als basis bij fietsparkeren of meer containers niet ten aanpassing van de inrichting. kosten gaan van de minimaal noodzakelijke m In tijdelijke situaties verplaatsen we objecten voetgangersruimte. (fietsenrekken, containers, etc.) waar m Daar waar we ruimte maken op het mogelijk naar (voormalige) parkeervakken, trottoir, geven we die niet direct weg aan om ruimte te maken op de stoep. commerciële functies. Daarom stellen m Bij herinrichtingen maken we scherpe we nieuwe regels op voor terrassen en keuzes: daar waar de voetgangersruimte winkeluitstallingen. onder druk staat moeten andere modaliteiten soms mengen of wijken. nn 55 ° er « ep) Functie: Verblijfsruimte Aantrekkelijke openbare ruimten zijn schoon, heel en veilig. Daarnaast zijn ze mooi, aantrekkelijk en bruikbaar ingericht. Een goede openbare ruimte stimuleert mensen om elkaar te ontmoeten en is essentieel voor de economie van de stad. Straten, pleinen en parken moeten uitnodigen tot verblijven. In lijn met de Visie Openbare Ruimte (2017) focussen we op het verbeteren van de verblijfskwaliteit, daar waar de footprint van de auto afneemt. Dat doen we enerzijds door meer vrije ruimte te maken, anderzijds door ruimte mooi en prettig in te richten. Verblijven in de openbare ruimte kent vele vormen; uitrusten op een bankje op een druk plein, genieten van het groen, bijpraten met de buren voor de deur. Het kan druk en massaal zijn, of juist rustig en stil. Verblijfsruimte moet zo veel mogelijk écht openbaar zijn; voor iedereen toegankelijk, een plaats om bekenden en onbekenden te ontmoeten. De ruimte die we vrijmaken geven we niet zomaar weg aan commerciële functies, zoals terrassen. Om dat te borgen worden in 2020 nieuwe regels voor terrassen en winkeluitstallingen opgesteld. Een ‘terrassenplan’, vast te stellen door het stadsdeelbestuur, is bij integrale herinrichtingen een goed middel om terrassen op passende wijze een plaats te geven en daarnaast voldoende vrije voetgangers- en verblijfsruimte in de straat te borgen. Succesvolle projecten waar we een voorbeeld aan nemen zijn de rode loper, het dynamische Artisplein en de levendige van der Pekbuurt. wa he En Ad k E 5 Dr es ed d 3 ee A AME IP ARD u m_ P_ cm F ke} ri Fr 2 iS Ear PR zn E _ ne EE, A 5 Ee h 2 Dl Li TN mdr” rem. k en AKATESHiop ne re in ni | | | - _ E Ke jp maer EE A er en. ss ad es | EE Ee Ee celen } î BN = Ee k nt ME Bai 5 n= en ES Wat doen we wel? Wat doen we niet? m We maken openbare ruimte prettig om te m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer verblijven, door deze mooi in te richten. fietsparkeren of meer containers niet ten Daarbij gebruiken we de ‘Standaard voor het kosten gaan van de minimaal noodzakelijke Amsterdamse straatbeeld’ (Puccinimethode). voetgangersruimte. Daarbinnen kunnen buurtpleinen m Daar waar we ruimte maken op het ‘verbijzonderd’ worden met een speciaal trottoir, geven we die niet direct weg aan palet aan materialen. commerciële functies. Daarom stellen m We vergroenen de stad om de we nieuwe regels op voor terrassen en hittebestendigheid te vergroten: winkeluitstallingen. schaduwrijke, koele plekken zijn ook in de zomer aangenaam om te verblijven. m We houden rekening met mogelijke overlast bij de aanleg van verblijfsplekken. Bewoners worden geconsulteerd voordat we bankjes of picknicktafels plaatsen. m We vullen niet alle ruimte op, maar laten ook ruimte leeg. Prettig verblijven kan óók op een brede stoep of ruime kade. en 56 Functie: Voldoende parkeergelegenheid voor fietsen en scooters is een randvoorwaarde voor een leefbare en toegankelijke stad. Dit draagt bij aan het comfort voor de fietsers, A maar ook aan de toegankelijkheid van de trottoirs voor voetgangers. Met voldoende fietsparkeervoorzieningen voorkomen we dat fietsen de doorloop op het trottoir versperren. Bij nieuwbouw en transformatie worden conform de ‘Nota parkeernormen fiets en scooter’ (2018) inpandige fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. In bestaande wijken kunnen buurstallingen of garages uitkomst bieden, maar vaak moet het fietsparkeren deels ook in de openbare ruimte opgelost worden. Conform het Kader Fietsparkeren (2015) is de streefwaarde voor fietsparkeren in de openbare ruimte een bezettingsgraad van (maximaal) 85% per locatie. Dat betekent dat op het drukste moment (minimaal) 15% van de stallingsplekken leeg is, zodat er altijd voldoende plek is om je fiets netjes en comfortabel te stallen. Komend jaar (2019/2020) wordt het Kader Fietsparkeren geactualiseerd, waarbij de normen mogelijk worden aangescherpt. Voordat we fietsvoorzieningen bijplaatsen -tijdelijk of permanent- kijken we altijd of regulering, handhaving, betere communicatie of het wegknippen van weesfietsen een oplossing biedt voor het tekort. In het Kader Fietsparkeren (2015) is een stappenplan te vinden. Om de fietsparkeerdruk te beoordelen kan gebruik gemaakt worden van de ‘stedelijke monitor fietsparkeren’. In 2018 zijn alle geparkeerde fietsen en fietsparkeervoorzieningen in heel Amsterdam geteld, deze cijfers kunnen gebruikt worden bij herinrichtingsprojecten. In tijdelijke situaties (<5 jaar) kan soms extra fietsparkeerruimte gevonden worden door autoparkeerplaatsen om te vormen naar fietsparkeerplaatsen. In 30 km/uur straten kan dat door fietsvakken, nietjes of rekken in het (voormalig) autoparkeervak te plaatsen. Voor 50 km/uur straten kunnen fietsvlonders in tijdelijke situaties uitkomst bieden. en WE rf lt de 2 ls E E A ; | Ê Bi | ta hein 5 N 8 = zi EN Tee es Ea bl - Me ann E d N N hi re | ar Ee En > 1 a ER Es El ge a de ee En HE en ee te EAR ie Ee ZZ a ns > 5 Kk Br A Jt : A Sn É 5 Se EENS EN REEN N En nn EN df EERENS nn Sn Een Hz Det 8 en San En eN | he NÀ k 5 Kee : ME En en Eed A EA EN ai an | Mr And een eN AE Ne NE er een Et zi et TN Ee di” EER ee ek an ze IE Ban ie en er Ee zie en AEN mn en a En in ed vj OE _ a Ni rn : er EN ee 7 TE nn ee ee Pd EN: EE neen gn ee dn En EEE RS TE En A es PT ee PN VKK FEIN 3 ne ' e Er ad Sad AP ee Es A df | nd 4 a an == lr ARENDA SE Emer di Re Pand rmatt iid k | | ij n Er ET in en 5 1 A AS rar { î mn KE Elke | m 3 f | Fe N ve Ë et 4 | kt ae ú \ nn E re | EN Nn m === T. e= : | rn vam ee mede ek AE = En ee Rel Te „5 pn an . en 1e f mn ee en =d. en Î pn rr ef Bn rd pe 5 en rr f ash ES E . En \ : 57 ep) Voor definitieve situaties zijn bovenstaande oplossingen niet geschikt. Bij herinrichtingen passen we fietsparkeren in conform de ‘Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld’ (Puccinimethode). Dat kan met behulp van fietsenrekken, fietsvakken of fietsnietjes. | Langs stadsstraten zijn fietsvakken vaak het meest geschikt voor bezoekersparkeren. Vakken faciliteren kortdurend fietsparkeren bij winkels en kunnen bovendien flexibel ingezet worden, bijvoorbeeld voor laden en lossen binnen venstertijden. Om de hoeveelheid te parkeren fietsen op de lange termijn inpasbaar te houden in de groeiende stad, voeren we op kleine schaal experimenten uit met deelfietsen en andere vormen van deelmobiliteit. We monitoren het effect hiervan op het bezit van voertuigen en de druk op de openbare ruimte. Lak ds JE, ie 7 Ee = , ' RE KI AC en N it or IE 5 N jn A | Td en /l Re, EE Wi: sl PAREN ELTA | i Î ef, Se, | | A WAN AN | Ì EN A eN me | Ne oe (ie \ BS zn at en | ba _q Van A) he E 8 sl NEE | An iK zi | Si | tm ES Ne / | % 'ú =S Ik Ed b f E ; =d Ä Lee rd | _ | f Pl ei | | Es Pi nd Fl | x mmm EN Ë ii kN AR sd) B # PN —_N Ae Sm an, EN k K Leda af Í_ mn men 7 nk eis: k rama ie EN Wat doen we wel? Wat doen we niet? m In gebieden waar de fietsparkeerdruk het m We bouwen niet zomaar hoogst is, realiseren we inpandige stallingen. fietsparkeervoorzieningen bij, maar gaan m We realiseren meer voorzieningen op zorgvuldig om met schaarse openbare straat, maar zetten ook in op regulering, ruimte. We kijken eerst of regulering, communicatie en handhaving. handhaving, betere communicatie of het m In tijdelijke situaties kan een extreem hoge wegknippen van weesfietsen een tekort kan fietsparkeerdruk soms opgevangen worden verhelpen. door autoparkeervakken om te vormen naar fietsparkeren. m Bij herinrichtingen is de hoeveelheid fietsvoorzieningen onderdeel van de integrale afweging voor de toebedeling van de ruimte, samen met bewoners. m We voeren kleinschalige pilots uit met deelmobiliteit en monitoren het effect op voertuigbezit en de druk op de openbare ruimte. en 58 . Functie: Sport > . - - 4 Een autoluwe stad is een actieve en sportieve stad. Het omlaag brengen van de Is snelheid van gemotoriseerd verkeer draagt bij aan een sportievere openbare ruimte. Ruimte waar wandelen, fietsen en buitenspelen veiliger en aangenamer is. Ruimte waar jong en oud in beweging kunnen komen. Naast fietsen en lopen, als vervangers van automobiliteit, maken we ruimte voor sporters. In nieuwe gebieden hanteren we daarbij de Amsterdamse Referentienorm Maatschappelijke voorzieningen (2018). De referentienorm voor sport in de openbare ruimte 1m2 per nieuwe woning. Die ruimte is flexibel in te vullen voor allerlei sporten, van hardlopen en fitness tot freerunning en 3x3 basketbal. In de bestaande stad komt meer plek voor sportvoorzieningen in de openbare ruimte als woonstraten, pleinen of plantsoenen autovrij gemaakt worden. Ook het verspreid opheffen van parkeerplaatsen in een straat of buurt biedt kansen voor een sportieve inrichting, bijvoorbeeld met een uitdagend sportparcours of een calisthenicsroute. Ni d n en if > 5 (ue Ns E di , " E pe | | ek a 3 Emis ES VEE gE Fi 4 nn pe a d Ee Dad Rl m3 dE Er en k EN ed er ts L EE A at res os tn Bme Et Á es Pen En a Lien FE an Ne Ee Od MN OO RE, ere me Pte es „an EN NIN ER Te RE a ST - aard ed nia Mee LA \ dr KE, vel in ammel gE nn Ee r - ams LL _ nn zn ne nn ns: En pn en Ae RE 4 EE TN 5 ri 3 re Te … 3 ER Lees A ’ LE Ei NE re 4 fd NE | IN a „ ant Ee Ki Pa ME Kf ik nbr en hen PS op PA je dee teen Ei d Dd d 1 | | : | | fi [ is IJ Fi ef | ien J EN | AN AE eeN 0 ee ek | MS EB Pael) Wer: vr SRD | tn ee ARS rr ; Ed Ed il ” em Wz É ki EN Ì et - | a bri | Fo } iN Ee rT Ld mma jj el aa e AR ET IE Ee Mr Ee /. | df | a) ne p ESE | Wat doen we wel? Wat doen we niet? m We maken ruimte in de stad om te fietsen, te m We maken geen voetbalkooien of lopen en te joggen. basketbalveldjes op plekken waar ze overlast m We maken ruimte voor urban sports. Zowel kunnen veroorzaken. Smalle buurtstraatjes kleinschalig (fitness toestellen, sportroutes, waarin geluid resoneert zijn niet geschikt calisthenics) als grootschalig (voetbalkooien, voor dit soort voorzieningen. basketbalveldjes, skatebanen). m Bij herinrichting van buurten kijken we samen met bewoners of er behoefte is aan meer sportvoorzieningen, daar waar de auto plaats maakt voor andere functies. 59 e ep) Functie: Spelen Buitenspelen is essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Om te kunnen spelen moet je je veilig voelen, heb je ruimte nodig en moet de omgeving prikkelen. Naast voldoende ruimte is ook de kwaliteit van de openbare ruimte van cruciaal belang. Die moet schoon, heel en veilig zijn. Als aanvulling op de standaard ‘speeltuintjes’ kunnen groene plekken een fantastische speelomgeving bieden. Een klein aantal kleine, spannende speelplekken per buurt in combinatie met een echte (grote) speeltuin voor verschillende leeftijdsgroepen lijkt het best te werken (zie ook www.amsterdam.nl/bewegendestad). Met name in de dicht bebouwde (gemengde) woonwijken binnen de ring zijn ook veilige, brede stoepen van groot belang om kinderen te laten spelen. Het verminderen van het aantal autoparkeerplaatsen biedt ruimte om de stoep te verbreden. Daar is plek voor ‘informeel spelen’, om zelf een spel te verzinnen. Met stoepkrijt en een springtouw, of met spannende elementen die op straat voorhanden zijn. Kleine spelaanleidingen vlak bij huis kunnen kinderen stimuleren om te spelen. Denk aan stapstenen, kunstwerken, een hinkelbaan of een knikkerput. Ook rainproof oplossingen, zoals wadi's en watergeleidende tegels, zijn voor kinderen fantastische speelplekjes. Het inspiratieboek ‘Spelen in de stad’ (Gemeente Amsterdam, 2019) biedt volop voorbeelden. DOE | en tg Peen. IH É 7 EN Pa n tf : | ni rid afl IDE EE hg en EI Hil Mae de wi GR vn L INN Ii B | A 8 lk de EN bit TANN al / Nn (la TNA Û | EN. | Re Zit IN HL Je 5 Te TR Pe ne EN rs 3 oe NR pe nen ne EN Es ze mr EE 7 IN al BEEN id El N hd UI A | AT = dekt En: Ee ee ae an ded ML A2 5 a, De: Er EK de ies $ A\ ie Wat doen we wel? Wat doen we niet? m In de (gemengde) woonbuurten maken we m We laten ambities t.a.v. meer groen, meer meer ruimte om buiten te spelen. fietsparkeren of meer containers niet ten m We verbeteren de ‘informele’ speelruimte, kosten gaan van de minimaal noodzakelijke met ruimte op de stoep en meer groen. voetgangersruimte. m Bij het ontwerpen van speelruimte worden m Daar waar we ruimte maken op het kinderen uit de buurt actief betrokken. trottoir, geven we die niet direct weg aan m Een herinrichting van de buurt is een commerciële functies. Daarom stellen goede aanleiding om de ‘formele’ we nieuwe regels op voor terrassen en speelplaatsen opnieuw te bekijken; we winkeluitstallingen. streven naar een goede balans tussen kleine speelvoorzieningen, dicht bij huis, voor de kleinste kinderen en grotere, uitdagende speeltuinen met verblijfskwaliteit voor de hele buurt. nn 60 ° ° e Functie: Nutsvoorzieningen A0 Amsterdam groeit en wordt steeds dichter bebouwd en bewoond. Om de stad leefbaar te houden hebben we goede infrastructuur en voorzieningen nodig. Conform de Visie Openbare Ruimte (2017) streeft de gemeente naar zo min mogelijk statische objecten en obstakels in de openbare ruimte. De ruimte is immers schaars, daardoor moeten we scherpe keuzes maken. Dat betekent dat functies die inpandig gerealiseerd kúnnen worden, waar mogelijk ook inpandig gerealiseerd moeten worden. Hoewel er vanuit allerlei belangen de behoefte bestaat steeds méér zaken in de openbare ruimte op te lossen — zoals afhaalpunten voor pakketten en pinautomaten — zijn we daar terughoudend in. Zo houden we de openbare ruimte vrij voor verkeer, voor groen, om te verblijven, buiten te spelen en elkaar te ontmoeten. Toch moet ook op straatniveau ruimte gemaakt worden voor voorzieningen die niet (volledig) inpandig of ondergronds gebracht kunnen worden. De autoluwe stad biedt daar ruimte voor. De toenemende vraag naar elektriciteit en de overstap van aardgas op andere warmtebronnen vragen bijvoorbeeld om extra ruimte voor bovengrondse en ondergrondse voorzieningen. Denk aan verdeelstations, transformatorhuisjes, etc. Ook de huisvuilinzameling is een belangrijk aandachtspunt. In gebieden waar we nu te weinig ruimte hebben voor gescheiden afvalinzamelingssystemen, maken we ruimte door parkeerplaatsen op te heffen. We plaatsen deze voorzieningen conform het Stedelijk Kader Locatiekeuze Inzamelvoorzieningen (2017). Door de huisvuilzakken van straat te halen waar dat kan, nemen we een grote bron van ergernis en vervuiling weg. Bij een leefbare stad hoort ook schone lucht. We zetten in op meer elektrisch vervoer en elektrische deelmobiliteit, conform het Actieplan Schone Lucht (2019). Dat vraagt om meer oplaadpunten die ingepast moeten worden in de schaarse ruimte. Om te zorgen dat de oplaadpunten toekomstbestendig zijn en op korte termijn niet verplaatst hoeven te worden, hanteren we de volgende uitgangspunten: m Oplaadpunten realiseren we niet in stadsstraten, aangezien de prioriteit hier ligt bij het opheffen van parkeerplaatsen. m Snellaadvoorzieningen plaatsen we bij voorkeur bij hoofdroutes voor autoverkeer en niet in de woonbuurten, om overlast van af- en aanrijden te voorkomen. =m Oplaadpunten (uitgezonderd snelladers) clusteren we bij de ingangen van woonbuurten. Dat wil zeggen: in de dwarsstraten die direct grenzen aan een hoofdroute voor het autoverkeer of stadsstraat. =m Oplaadpunten (uitgezonderd snelladers) realiseren bij voorkeur aan het begin van de straat. De eerste parkeerplekken bij buurtentrees houden we echter vrij, zodat we ze kunnen omvormen tot fietsparkeren, containers en laden en lossen. In straten met langsparkeren worden oplaadpalen daarom pas geplaatst vanaf de vierde parkeerplaats, geteld vanaf de hoek. In straten met haaks- of schuinparkeren kunnen oplaadpalen geplaats worden vanaf de zevende parkeerplaats. m Oplaadpunten realiseren we waar mogelijk aan één kant van de straat. Zo blijft er ruimte om — op termijn — de andere zijde van de straat parkeervrij te maken. en B ld B LE uk B en sE IEN í | X ne ke LA rdam _n. er A \ ) | En Lg Ei r zò e/ hpi SS Nn ei es ER bd med Í Ln Jm = ï as a / L ee Ei EE in A SK md \ mer er : en a De ‚Gm | EK end ve | ï Éen Ed = Ei 1e E 61 Wat doen we wel? Wat doen we niet? m In (gemengde) woonbuurten geven we m In straten waar het parkeren van privéauto's bij de herverdeling van ruimte prioriteit opheffen, maken we óók geen oplaadpunten aan nutsvoorzieningen. Dit is nodig om de voor private elektrische auto's. Elektrische leefbaarheid en toekomstbestendigheid te deelmobiliteit kan wel ingepast worden. borgen. m Langs stadsstraten realiseren we zo min =m Nutsvoorzieningen passen we op duurzame mogelijk statische functies. Dus geen wijze in: we plaatsen ze zo dat ze niet binnen oplaadvoorzieningen, afvalcontainers en enkele jaren verplaatst hoeven te worden hubs voor deelmobiliteit. Deze worden vanwege herprofileringen. Oplaadpunten bij voorkeur ingepast bij de ingangen van plaatsen we dus niet bij parkeerplekken die woonbuurten. we op korte termijn gaan opheffen. m We maken werk met werk; opgaven als autoluw, energietransitie en klimaatbestendigheid versterken elkaar. 5 ì ghPET H JE TEN | î et dh ret TL Lide han = | NL LE er odedekd pf ik; am dl ei Ada 8 e= 1 TL 3 ik Î F Te EA k K et ATL : men EAT, Á 5 a E. Ten re k he nn _— nn 5 ek 8 be 5 p ber 5, E OR Add Een : | D ES de il L F k zel Ln i Dn el | PT) 5 ' ä 7 nd Ë k Ea (> f * ë ' : fi pin Lt IJ | 7 EE rn f nn EER ms | Pk Zl > : EEEN if EEH | " dl denn f Enne GE dean he edel | 3 Kit dr 4 Î te zt AL i Te Dems } Ak slide f, Pr e= _ ams Ï EE Md ï er 3 ' Ei ee -e Ee. n En 1e) rn KT arl Ef ke L E 5 Er | F: ee | E si a} BR etvo| en Sem 3 = Ei en Ï k L en fi =E | ed Ee a! Fi Ei - 7 t lj 5 eb } ; 1 men . 5 5 ne _ DE 4 Ees IE A ee 7 KE € Bnn | d N é Ee S El fn 1 - Er 5 —k = ar ik AL EEE Me BEL RE 2 Ee & 8 5 Pe Rp KAR Ë Be E | ne De U ag Ame, DN NG Dd ES 62 ° epe e Functie: Deelmobiliteit © ® Deelmobiliteit is een belangrijk instrument om de schaarse ruimte in de drukke stad efficiënt te benutten. Het biedt een alternatief voor het eigen autobezit. De gemeente stimuleert de uitbreiding van het aantal deelauto's in de stad, experimenteert met deelvervoersmiddelen zoals de elektrische deelbromfiets en deelfiets en wil meer inzicht krijgen in de effecten van deelmobiliteit voor de stad. Begin 2019 is de basis gelegd voor het aanbieden van deelmobiliteit in de openbare ruimte met de Agenda Autodelen en de Nota Deelmobiliteit, voor deelvoertuigen anders dan de deelauto. In de Agenda Amsterdam Autoluw en het nieuwe actieprogramma smart mobility worden meer voorstellen gedaan om deelmobiliteit te stimuleren. Autodelen Uitbreiden van het aantal deelauto’s in de stad maakt het mogelijk het eigen autobezit te verminderen. Dit alternatief moet voor iedereen bereikbaar (meer aanbod in de stad), betaalbaar (financiële drempel is nu nog te hoog) en beschikbaar ( <200 meter loopafstand) zijn. Deelauto's maken voornamelijk gebruik van openbare parkeerplaatsen. Free floating deelauto’s (car2go, Fetch) en peer2peer (SnappCar) hebben geen vaste plek. Alleen de klassieke deelauto's maken gebruik van een vaste parkeerplaats (met markering en verkeersbord). Deelmobiliteit, anders dan de auto Met de vaststelling van het deelmobiliteitsbeleid en een aanpassing in de APV wordt het mogelijk om de komende jaren met deelvoertuigen anders dan de auto te experimenteren. Er worden bijvoorbeeld twee schaarse vergunningen verleend aan aanbieders van elektrische deelbromfietsen. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om kleinschalige en lokale experimenten te doen met andere schone deelvoertuigen zoals elektrische deel(bak)fietsen. Vanuit Mobility as a Service (MaaS) zijn er al diverse experimenten met buurthubs in voorbereiding. za mn : ze EEEN VI ' út EL alata ke al lele a jn A & arr EN zi Vie, Nen il ki JETTE , Ne amd | U hee Ui le Tieke. wal UD ENNN: > etend EE LL mri il ta a Gl er Î Ì aj er ES | VE ea | + | : Fi rk PEA UN ned nde jn | 1 UE en bk Ik Ber Ster EN in fr 7 EN Te LE) Le Pie rt! GR ME me en N slecricdriee IJ, er SDP ps Ae EN 5 ei, 7 B , je _ b d a En, : pe DGLA, ne nd Wat doen we wel? Wat doen we niet? m Fiscale parkeerplekken omzetten in m We heffen géén vaste parkeerplaatsen op parkeerplaatsen voor deelauto's. voor klassieke deelauto's. Bij herinrichting m De ambitie is om alle (klassieke) deelauto's moeten deze parkeerplaatsen worden uiterlijk 2025 uitstootvrij te laten zijn. We teruggebracht (binnen of buiten het faciliteren dit door meer oplaadpunten te project) en wordt gekeken naar mogelijke realiseren. uitbreiding. m Het aanbieden van deelauto's in gebieden zoals Noord, Zuidoost en Nieuw-West, waar het aanbod nu nog (te) beperkt is. m We onderzoeken de mogelijkheden om op strategische plekken in de buurt parkeerclusters inclusief laadvoorzieningen te realiseren. 63 ep) Functie: Ruimte voor fietsers ® We willen meer ruimte voor schone en actieve verplaatsingen. Langs de meeste van onze gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur) liggen al fietspaden of fietsstroken. Echter, door de groei van het aantal fietsers is de beschikbare ruimte op steeds meer plekken onvoldoende. Royalere routes voor fietsers zijn een basisvoorwaarde voor de verdere groei van de stad. Ruimte die vrijkomt door het reduceren van het autoverkeer (geparkeerd en rijdend) kan ten goede komen aan ruimte voor de rijdende fiets. Met bredere fietspaden en fietsstroken, of door het mengen van auto’s en fietsers zodat de fietsers de hele rijbaan tot hun beschikking krijgen. Een voorbeeld hiervan is de route Sarphatistraat — Weteringschans. Onder bepaalde voorwaarden is ook voor andere routes op het plusnet fiets een inrichting als fietsstraat mogelijk. De precieze afwegingen en voorwaarden zijn opgenomen in het afwegingskader ‘Fietsstraten, Fietspaden, Fietsstroken’ dat als bijlage bij de Agenda Amsterdam Autoluw gevoegd is. ins BM ma kr OM ill 5 MN Ce 5 if El ; ar td a a rad | | EN BAD ten AL RE TEE | | ND Ar kt hen ö bns EE th el | Ed | en IT: Ne ic Î Ì ge enoma a k bel - fis Le ) me HI / . Ik ZT } eN En Me " Er TN Ee Sd Zj Wat doen we wel? Wat doen we niet? m Bij 30 km/uur straten worden fietsers en m We mengen fietsers niet met autoverkeer auto’s in principe gemengd op de rijbaan. wanneer de auto-intensiteiten (nog) te Dat kan in een fietsstraat of in een ‘gewone! hoog zijn. Voor de hoofdroutes van het 30 km/uur straat (erftoegangsweg). autoverkeer geldt dus dat mengen niet m Bij integrale herinrichtingen van 50 km/ gewenst is. uur straten leggen we voldoende brede fietspaden/-stroken aan. m Waar mogelijk (o.a. bij beperkte auto- intensiteiten) wordt de maximum snelheid op stadsstraten verlaagd van 50 naar 30 km/uur, zodat fietsers gemengd kunnen worden met autoverkeer. Zo krijgt de fiets meer ruimte. en 64 Functie: OV: doorstroming & toegankelijkheid Het Openbaar vervoer is een ruimte-efficiënte en schone vorm van vervoer voor grote stromen mensen in de stad. Op het plusnet openbaar vervoer, waar de drukste ann lijnen met de hoogste frequentie rijden, ligt het accent op een goede doorstroming 89 Ee en een grote mate van betrouwbaarheid. Daardoor heeft de reiziger een korte NY en voorspelbare reistijd. Op het hoofdnet openbaar vervoer ligt het accent meer Ü op de betrouwbaarheid. Alle haltes moeten goed toegankelijk zijn. Het opheffen van autoparkeerplaatsen kan ruimte bieden om de toegankelijkheid van haltes te verbeteren. Bee nT ZEER | . 1 | | | rel 8 ny mm | A Ë EN | En | [ ! hm nne nf KE aid | | | ij iK ' f | ke | Te IE hi kl „a | rl En ‘ hj Er D ANA Ier «ee, dj pe en r RE : | | E Ì / 5 L Û md ie en 43 RE Ô Ei 7 rn p= q s a AEN 4 SE Hd) ie ae Et 7 BENE CU A kT Ee Os WEN 3 PINE Lees Mm ame Mi Oe Ans el heinen (7D es EA H ee Spek He [el Biel. | ze hate: BE ES i za Î | R- AN bied! | 8 | al U ad Jm kze ak — } F Ne E | an |, al k J > EEn nn Wat doen we wel? Wat doen we niet? = Op het plusnet OV wordt zoveel mogelijk m In smalle straten leggen we géén zodanig een vrije baan voor het OV aangelegd. brede haltes aan dat de ruimte voor =m Op het hoofdnet OV is menging met het de voetganger op het trottoir te smal autoverkeer mogelijk, waarbij onderlinge wordt. We zoeken naar balans tussen de hinder vlak voor de kruispunten zoveel toegankelijkheid van halte en trottoir. mogelijk vermeden wordt. m Waar een duidelijke scheiding tussen de OV-baan en de rest van de straat aanwezig is of gemaakt kan worden, kan een gemengd snelheidsregime worden toegepast (respectievelijk 50 km/uur en 30 km/uur). m Bij herinrichtingen worden haltes toegankelijk gemaakt volgens de wettelijke normen, waarbij het soms noodzakelijk is om de halte te verplaatsen. 65 e e ep) Functie: Doorstroming autoverkeer De ambitie is om ruimte voor andere functies te winnen door het verminderen van de ruimte voor de auto (rijdend en/of geparkeerd). De ruimte voor autoverkeer kan niet overal tegelijk gereduceerd worden, daarom is de aanpak stapsgewijs. De ambitie is dat alle wegen die voor de auto géén plusnet status hebben en die géén verbindende functie hebben (S-weg), worden afgewaardeerd naar 30 km/uur. Een dergelijke snelheid biedt de mogelijkheid verkeerssoorten te mengen. Hiervoor moet de hoeveelheid autoverkeer wel laag genoeg zijn (in ieder geval minder dan 8.000 motovoertuigen per etmaal, liefst < 6.000 motorvoertuigen per etmaal). De verwachting is dat een deel van het autoverkeer van deze afgewaardeerde straten zich verplaatst naar de plusnet auto en/of S-weg routes waardoor het daar (tijdelijk) drukker wordt. Daarom zijn met name op deze routes maatregelen nodig om de doorstroming van het autoverkeer te verbeteren. We gaan hierbij niet uit van grote ingrijpende maatregelen ten behoeve van het autoverkeer, maar relatief kleine maatregelen om specifieke knelpunten op te heffen. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld het toevoegen van een opstelvak voor afslaand verkeer of het verlengen van bestaande opstelvakken bij kruispunten met verkeerslichten. er a à 5 pe B id pe ne hj N 48 er 5 ge De INN em == Ì Emm E EE : ' | Í arke ne zi = $ an EE 5 . ne Li EE 4 LE nn ee == al En Bi mn _ 5 B. hae B : Pa à î Le Bi oe _— 5 Ds 8 ke ia. FP \ ee Ne, Wat doen we wel? Wat doen we niet? m Doorstroming voor autoverkeer waar nodig m Uitbreiden ruimte voor autoverkeer ten verbeteren op plusnet auto en S-weg koste van voldoende ruimte voor routes; pas op lange(re) termijn verminderen voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. we mogelijk ook de capaciteit op deze m Vergroten capaciteit voor autoverkeer op hoofdroutes. niet-plusnet auto / niet-S-wegen. m Capaciteitsvergrotende maatregelen uitvoeren, zoals het verlengen van opstelvakken. Bij voorkeur ten koste van geparkeerde auto's. m Straten buiten het plusnet auto en de S-wegen op termijn afwaarderen van 50 naar 30 km/uur. nn 66 e ee Functie: Logistiek am Logistiek is de bloedsomloop van de stad. Juist in een autoluwe stad moet dit goed ia gefaciliteerd worden. Om de leefbaarheid en de toegankelijkheid van de stad te Oo © borgen en te verbeteren, is meer ruimte voor logistiek noodzakelijk. Bij de inrichting van de openbare ruimte houden we daar rekening mee. In stadsstraten zorgen we dat er voldoende vakken zijn om te laden en te lossen. Niet alleen voor bevoorrading van winkels en voorzieningen, ook voor particulieren die goederen willen inladen bij een winkel. Voor zwaar verkeer kunnen venstertijden ingevoerd worden, dat draagt bij aan de leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Ook in (gemengde) woonbuurten en in de grachtengordel is extra ruimte nodig voor logistiek. Dat kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door bestaande parkeervakken om te zetten naar laad/losvakken, zodat bestelverkeer niet meer op de rijbaan hoeft te halteren. Uiteraard kunnen ook kleine, schone bevoorradingsvoertuigen gebruik maken van deze laad/losvakken. Ook in volledig parkeervrije straten moeten laad/losvoorzieningen worden ingepast, om de toegankelijkheid te borgen en overlast te voorkomen. Voor autovrije gebieden geldt dat het voor vervoerders van zware goederen en verhuizers altijd fysiek mogelijk moet zijn om een woning, bedrijf of voorziening met een (vracht)auto te bereiken. Dat is uiteraard ook noodzakelijk voor aanvullend openbaar vervoer en nood- en hulpdiensten. fh - dd | Ë 5 N l. 5 el ' En En EN LE dk if a dik aÂs RS NL d 8 ij | me Î rr ä pr A ee dh L F Ei Wat doen we wel? Wat doen we niet? m Langs stadsstraten heffen we waar mogelijk m We maken géén straten of pleinen waarin reguliere parkeerplaatsen op, maar het fysiek onmogelijk wordt voor vervoerders verbeteren we de ruimte voor laden en van zware goederen, verhuiswagens of lossen (zowel bedrijfsmatig als particulier). nood- en hulpdiensten om een adres te m In (gemengde) woonbuurten en in de bereiken met een (vracht)auto. Wie ergens grachtengordel zorgen we dat laden en móet zijn, moet er (vlak bij) kunnen komen. lossen goed ingepast wordt, zodat er minder Intelligente toegangssystemen kunnen gehalteerd wordt op de rijbaan. worden ingezet om dit te faciliteren. m We garanderen dat ook in autovrije (deel) gebieden adressen fysiek bereikbaar blijven met een (vracht)auto, bijvoorbeeld voor het leveren van zware goederen. 67 1 rh Br take 4 char Balt TE Te et er Vn ln On Rn > t En A ran ne er BE ii mr EE EE Dn end ie i E ie | js Ee RE a sk ee ir | EF D Fe. en Pe ps : - nr ar if 1” Ee PN à an 8 ed re ho : hj eN jk. dr E ik Ee KAL ed 1 ET an fte ie ee ph A Aelen mr EE dr à Í | ef el tn en f een: et En et af Be he Ee Be or gt te aj ne tn mi rekt Eh en We en ele EE el pt 5 Em in E. u ei jk Th Es r. En Ì en Ebi en ri ek IJ Ns Ús —_—— Pel eaf’ ye tl Ee de vend EE Bi aj ed - al een d 2 erin ed N , Ea E EN | Fr _ e Ee Le re AE nr re - Pl K ji.» EA ij m en 1 í Dt f En EE he 8 hear Ee Je Ei Bee ; Dt Oak A € ek Eee ikt on il a tn k Ef et { Ge ae eej ei de E A me ek nik. has 2 r me 8 5 5 : Demen an 7 Ù ie en f ae ik B 7 | dq rl DO: Ke vak adt q de + x ee Pon} E LE Ô | it 5 / = F n__n F eN 1 n | : „ ï Ü arr p= g Er RS 5 i | WT - 1m mi Î 5 i ER ke ahd, 47 Es. pn k È me . ik A d Á N mn. 5 rj rm EPAR | en 8 KN - - = el = Eend == en ek _ Á Bd , Vn ze io Û TE 4 Ken f ER OT 5 Se ck zer Fi : mn AR HE mn , mn EN __n en te t ae ee nl En E in es ur. he! „ en a Ld " ee nn za IE ne F | ei, Erk 3 nn E Ln E " he derd has ER k | kj == WE pk El | | ve | een tt Nn H my : : es ir AEN Ì DE Ol Es Pred \ k ee ' oe EEE He pen Î am E sr |, B ä | nn F> ri a AE pe Ee ke Br a Ed ein er RET Te Pelik En De ey ze …— Á Nd kj Ki \ Gr zen De a” URS k i _r 5 = Ke Ket het er ee K Je RT Ps | - : L u É a he er E , - N Es == Ì nn. mn - an 5 Ez ke oi. ee 68 Autoluwe ingrepen: tijdelijk of definitief? Tijdelijk of definitief? ak dE De stad is continu in beweging en de inrichting moet daarop worden aangepast. Daar waar we straten opnieuw inrichten, passen we het ontwerp aan op de principes van de autoluwe stad. Soms duurt het echter nog jaren voordat een straat volledig heringericht kan worden. Dan kan het wenselijk zijn om tijdelijke maatregelen te nemen die de leefbaarheid en toegankelijkheid verbeteren. Tijdelijkheid vraagt om flexibiliteit, maar ook tijdelijke maatregelen moeten voldoende kwaliteit bieden. Ze moeten beheerbaar zijn, robuust en goed inpasbaar in het straatbeeld. Afhankelijk van de duur van de tijdelijkheid, stellen we verschillende eisen. We maken onderscheid tussen: m Experimenten & pilots (< 2 jaar) m Tijdelijke situaties (<5 jaar) m Semi permanente situaties (>5 jaar) e e e Experimenten & pilots (< 2 jaar) Experimenten en pilots zijn bedoeld om nieuwe ontwerpoplossingen en inrichtingsvormen te testen. Ze bieden de benodigde flexibiliteit om aan te blijven sluiten op ontwikkelingen in de stad en buiten de gebaande paden te treden. Een voorbeeld van een succesvolle pilot uit het verleden is de fietsstraat op de Sarphatistraat. Na de evaluatie van deze pilot werd de fietsstraat uitgebreid over het hele tracé van de binnenring. Experimenten en pilots wijken meestal af van het staande beleid. Ze moeten daarbij wel altijd aan de volgende voorwaarden voldoen: m Een experiment kent een duidelijke eigenaar die verantwoordelijk is voor het hele proces, van afstemming en aanleg tot monitoring en het eventueel herstellen van de oorspronkelijke situatie. m Een experiment of pilot kent een helder begin en een einddatum. m Bewoners en ondernemers in de directe omgeving zijn betrokken bij de voorbereiding van een experiment of pilot. m Materialen en inrichtingsprincipes dienen voldoende slijtvast en robuust te zijn om de looptijd van de pilot te doorstaan. m Indien er materialen of principes worden toegepast die afwijken van de Amsterdamse standaard, wordt een verzoek tot afwijking ingediend bij de Commissie Puccinimethode. Deze commissie beoordeelt tevens of de pilot -bij positieve uitkomsten- in de standaard opgenomen zou kunnen worden. m Indien er een (mogelijk) effect is op de verkeersveiligheid is een advies van de Centrale Verkeerscommissie (CVC) vereist. m Ten aanzien van beheerbaarheid is een advies van de beheerder (zowel vanuit V&OR als via de gebiedsbeheerder bij Stadswerken) vereist. m Tijdens de doorlooptijd wordt intensief gemonitord, achteraf vindt een evaluatie plaats. m Eris capaciteit en budget gereserveerd om de oorspronkelijke situatie te herstellen, indien de pilot of het experiment niet het gewenste resultaat bereikt. en 70 Een tijdelijke situatie ontstaat wanneer een straat op korte termijn (<5 jaar) op de planning staat voor groot onderhoud of herinrichting, maar in de tussentijd al aanpassingen wenselijk zijn. Dit soort tijdelijke situaties vragen om tijdelijke inrichtingsoplossingen. Denk bijvoorbeeld aan parklets, fietsvlonders, bovengrondse afvalcontainers of moestuinbakken op parkeerplaatsen. Omdat de situatie tijdelijk is en de mogelijkheden en financiële middelen beperkt, zal de inrichtingskwaliteit niet altijd optimaal zijn. Vaak zal afwijking van de beleidsmatige standaarden in tijdelijke situaties noodzakelijk zijn. Dat hoort bij een stad in beweging. Voor tijdelijke situaties (<5 jaar) gelden de volgende randvoorwaarden: nm Tijdelijke aanpassingen in de inrichting worden toegepast als er een acuut probleem is — zoals een ernstig tekort aan fietsparkeervoorzieningen- of op initiatief van bewoners en ondernemers. m Bewoners en ondernemers krijgen veel vrijheid om creatieve, tijdelijke oplossingen voor te dragen. =m Gebruikte materialen en ontwerpoplossingen dienen voldoende slijtvast en robuust te zijn om jaren mee te gaan. We plaatsen géén (tuin)meubilair of speelobjecten die niet gemaakt zijn om in de openbare ruimte te plaatsen. m Tijdelijke groenvoorzieningen — zoals moestuinbakken of groene parkeervakken- worden waar mogelijk beheerd door de bewoners. De gemeente kan hen hierin ondersteunen en adviseren. m Indien er risico’s bestaan t.a.v. de verkeersveiligheid is een advies van de Centrale Verkeerscommissie (CVC) vereist. m Ten aanzien van beheerbaarheid is een advies van de beheerder (zowel vanuit V&OR als via de gebiedsbeheerder bij Stadswerken) vereist. m De tijdelijke inrichting is géén blauwdruk voor een definitieve inrichting. Bij het ontwerp van de definitieve situatie wordt opnieuw een integrale afweging gemaakt. a AES ed A ® |. k Ô MA lok EE Fa el din Pa kl Wer OE ah} * ê at he Ten i me En MN Á 5 ur . Li l Te À mn rd, DN Ta Fi ee = ir | p TH Al Amri d neem En Ni rn hr : 4 fi AN Li N 4 E he LB: EL % TA : oe E : me | E eren ge gf EE de #5 zhe Den Ene Ri 7 m Ee en je en Be a 2 a ki ad | EE Ee in - Er MEA A : A, Ee JR tl En Ie _ LER Pe n EE he. J ee Ld d ie : bi pk Ù ah Gabrijk 7 | | e 5 Bs el ed - | KA tm ti , Ten 5 Ri dk ke ete BE Hi is ns 1 | Ln ru k Le pel | lk ie d 8 | e Ti e, ne d Mai WT E 8 F Ln RJK : GI zakt an ein 71 Inrichtingsprincipes voor een autoluwe stad Tr Semi permanente situaties (>5 jaar) Als de inrichting van een straat moet worden aangepast, maar grootonderhoud of herprofilering niet binnen vijf jaar gepland staan, ontstaat een semi permanente situatie; een aangepaste inrichting die langer dan vijf jaar blijft liggen. Deze inrichtingen moeten robuust, functioneel en van een hoge kwaliteit zijn. De vastgestelde beleidskaders — waaronder de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode)- zijn van toepassing. Het ontwerp wordt altijd gemaakt door een maaiveldontwerper in samenwerking met een verkeersontwerper en/of landschapsarchitect. Uiteraard wordt daarbij samengewerkt met ondernemers en bewoners. Net als bij integrale herinrichtingen van de openbare ruimte, is een advies van de Centrale Verkeerscommissie (CVC) en een beheertoets vanuit Stadswerken en V&OR vereist. We passen in semi permanentte situaties géén materialen toe die snel hun kwaliteit verliezen, zoals markeringen met wegenwerf. Als er straatmeubilair geplaatst wordt, is dat in principe ons standaard Amsterdamse straatmeubilair. Bij aanpassingen in het profiel -zoals het omvormen van autoparkeerhavens naar fietsparkeervakken- wordt de bandenlijn netjes aangepast, met gebruik van standaard Amsterdamse verhardingsmaterialen. Tot slot moet de semi permante inrichting helder en leesbaar zijn, zodat het gebruik van paaltjes, (verbods)borden en symbooltegels tot een minimum beperkt wordt. n met circulatiemaatregelen, intelligente toegang en/of autovrije deelgebieden. ST u } Te Pe} on Ì |W di Rs ee | hee se er Nd ner Ë Ï Í E a | Fe TE A KMR PE Ee fr Re MANE IO "ER SC f je mn Le | En dE e Ka À EON er” A 4 af \ me Ait TE iT gn ah mmm d 5. Oa Ì À == E IE nd tg EL PE ns Ein En d — fw E dE re rene Te if | Ì % Ì ne hae Th ik rif Ke te # EEE, zi mn hen Ï Dn aldaer, he m pe a \ ii % he Be ne em | : Es LR eee Pr =. : WE | ei Ì KL ri l hr Kk ak BE el 2 v4 bä kN ï - En A ef LN E = Í d Î f en Ee É / : À A eh, ef B : Ke Nd, Oet. Winn ad hen hi > A! % PP, k Ee Ee, * = À a rde id 72 Tijdelijk/Definitief 5 4 en ne Ait A hi Je = NR EE. Ee IE AE 5 RS or == IN En EE: : é 5 Ke # Ri Ke e 8 B ok AR Ee a El MN _s e eN RE Ke El EE FE Tm A REE EE > B ed NE En | Eg EN FE is j el B ie Ee ö wa k He ; É ae E An er EE rn :. 4 Nn KE! ri ps Es hein Ù _Ä EK 7 ki a ee 7 í larcor ch Ea I ï EEn se ei en Fai En EEN ge ies | | ri É Î li Ep s DE ] En : $ é it Ki el / et VE gen eN Eem Er an Wi, RE OO Bane UN AW 5 kj Ee | walt ED EN | ee = hi BRS 8 EE n Fia ns es Pe len nr oe En : * eren A Een Ji : a E Ten ER EE 5 Te rn Jed | ri \ N SE tn Î de 5 id , d Ne - : en en aen Ë Ee F4 E ” E he 5 eer EE Dd _ (PE 5 N De EE gn SE FE \ „ A ne DE, ne 4 NA Ze sn SE ES en an i
Agenda
74
train
TMA EVA REE A dn ind ze he ad Ee iem: zen ff hs EA Gen Ee ge dr se „Gemeente Bi eN b ij et ien r NL aan i LE mt Aries al ZA À ew Ed PE CAR el Cs es EE nt te a eo EE E ate EE rn f Î 5 8 k En e= M sk ri SAmsterdam ws Te et We en u Za dn bj Er in Ze Le — a krt ketter herte le AA N ln 5 El u ed A ek Pr U 3 B OE oe Nn N Ne ERR ee oe on el REEN Ne A een = dl SEE il ihe Ei } sk gan 5 de Ee RRS ef ie Ee. 0e k ‘ ween A Ar KDR oe EE Te eee Eenden ahhh En À BEN Weld Bte a et À À Nn - e e anr BEEP LE SE EAN Pet EP Praf di a PE 8 ä EEE hen ke FLR REN Zele, ON Tai RA DI A : GEE: DEE B REE den Pd 4 Deere KEN Cs Ln E pk el ze m3 hed kr, AR EN bd te en R iej ee EN ghs En kh. re] EN en k ed En f ls en ee Ee N ai je k ej ek % En oM RRA Me vd Sa MEL s EA is En EE h LEN ea & Si KA bard SEA NE eene td ee ER SAR DAS Ae hg BN ATA Er REE Rt OE Ee Se e en ah HA ETT EEE Gp le A ; kin rr egen Ek bs EE dee ks H EN EN LA hdd rt en „ rl ei £ ee EEEN Rak: é ef ; Ne tE PE Torten el ER Rn nd ae AN TEE TEE Es. JE EE Pe sie, Tse hs nrg Erne ne ER ea de EL de, HE EN EE AEN ER BREE E 5 ad Ee î 4 heel ze beek Eert RR jd ee Rd rd Ee Dell hee En 8 tg a ze fa As en zn eî PS o hs el n Kn Dj ee En e E a 2 Ì A ki - aj Fe ARP. » ef Pig Le " | à al ID 1e 8 n e, 4 7 E ms ; D # ej ant sed u an ke EN ir pek " \ zi N . 5 . ) | N KA ie s k i Je3 cd X Ee eh kN ij ff e an ef 4 re mj _ Ean f : 1: : EF n g En her en. nr a L a E L a L B Ë N Ee 5 r J ad he == 8 : NE et S mn OW N Ì Dh en he UE Ô Ï tn _ men _ : Ee — E elf zi EVER OO nk bmm AET ein | er sn iz a A B aten en en fen er Ed nn ENE A april 2021 Ef B ú : le U Î betas brik bei keikbachs ek t Ê ï ie in E En ie } :e id . ' nn E u am aj = ' me mera ee À „ menemen E | 3 k d 1 ln i ä He E L e - h pen Ege U Oe E p ab je _ E Ken En af he , _ F3 E mee È K ke d k Wen om pn Ee « pe - ‘ Ee ke „ j E ' a “seer _—_—_—_ … $ Te nd = | —— At en , be Mm à e va GE P] r 5 ki ad a .V en, & ne Fi _ == er EE s Ir E r ij „ mn B. P 1 Í 4 em” ai u en 1 . Ï ; ì ni ii sl . Ke ie : li == end er B TES … | Ó N BE, EN 2 | Nn EE an —T en f f > dl .: Ne es me er en En: Ee ge De pn En ern 3 ame nd ne er in ee PS en Ze a = en hen: ”: n= ek ae ze: _ _3 ns ze En ri he : nn ma [= re Ee Ee nr Ems TI ei ” Pe _ BE P_\ td f IE n nn nn Ennens i nnn atake nn ee eg ed _— Eeen EEE mn ze Ee : Ee Sn En nne Tt en egg NT Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 6 Hoofdstuk 1 De aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 9 Hoofdstuk 2 Bevindingen van de nieuwe aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 13 Hoofdstuk 3 Doorontwikkeling van de aanpak 19 Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 3 mmm Samenvatting De resultaten concrete en haalbare doelen. Ze ervaren het als motiverend De gemeente Amsterdam heeft zich ten doel gesteld om dat met het behalen van de mijlpalen een deel van de per jaar 150 jongeren te helpen met de aanpak Jongeren afbetaling wordt kwijtgescholden. De bekendheid van de Schuldenvrije Start (JSS). Jongeren worden op verschillende schuldhulpverlener met de mogelijkheden van het JSS- manieren aangemeld, bijvoorbeeld via jongerenadviseurs, traject speelt ook een rol in het motiveren voor deelname schuldhulpverleners en intermediairs. Jongeren melden aan het JSS-traject. ook zichzelf aan. Sinds de start in februari 2020 is voor 188 potentiéle deelnemers begeleiding richting het JSS-traject Minder stress van schulden en meer ruimte om te ingezet, 139 daarvan zitten in het voortraject naar de werken aan de toekomst sanering. Inmiddels is van 27 jongeren het schuldendossier Als er wordt gewerkt aan de schulden komt er meer focus aangeboden bij de Kredietbank Amsterdam, waarvan aan op het werken aan een eigen toekomst. Een jongere zegt 8 jongeren een JSS-schuldregeling is toegekend. Voor 19 weer ‘rust’ in haar hoofd te hebben en daardoor weer aan dossiers wacht de Kredietbank op akkoord van schuldeisers. andere dingen te kunnen denken. De schuldhulpverleners 4 Jongeren zijn inmiddels gestart met verwezenlijken van zien grote voordelen van de begeleiding door de hun eerste mijlpaal uit hun JSS-begeleidingsplan. Deze jongerenadviseur na de schuldsanering. Zij verwachten dat tussenevaluatie gaat over de periode februari 2020 (de jongeren goed bereikbaar blijven voor financiële nazorg. start) tot eind februari 2021. Schuldeisers werken goed mee aan JSS- Van de 27 jongeren hebben 19 jongeren een schuldsanering bijstandsuitkering, 7 volgen een opleiding en 1 ontvangt Tot nu toe zijn schuldeisers met alle JSS- een ziektewetuitkering. Geen van deze jongeren heeft een saneringsvoorstellen akkoord gegaan. De extra inzet inkomen boven 120% van het sociaal minimum. De meeste van 750 euro voor schuldeisers lijkt bij te dragen aan de jongeren zijn 25 en 26 jaar (resp. 6 en 8). We zien minder doelstelling dat schuldeisers vaker akkoord gaan dan we aanmeldingen bij 18 t/m 24 jarigen. De verdeling man/ bij een reguliere sanering zien. Gezien het beperkte aantal vrouw is 11/16. Vrouwelijke deelnemers hebben vaker een dossiers is dit nog wel een voorzichtige conclusie. Wat ander inkomen dan bijstand. Opvallend is dat de meeste opvalt is dat we bij jongeren vaker schuldeisers zien waar (13 van de 27) jongeren worden begeleid door het Dak- en geen samenwerkingsafspraken mee zijn gemaakt. Dit heeft Thuislozenteam. Er zijn ook teams waar nog geen JSS- een negatieve invloed op de doorlooptijd. De doorlooptijd aanmeldingen zijn gedaan. Hier hebben we extra aandacht is gemiddeld 12 weken. voor. Aandachtspunt: motivatie behouden om Werkzame elementen van de aanpak mee te (blijven) doen Sneller schuldenvrij motiveert De vertrouwensrelatie met de hulpverleners is belangrijk Voor jongeren blijkt het zo snel mogelijk van je schulden af voor de jongeren om hun verhaal te durven doen. zijn in eerste instantie de belangrijkste drijfveer om mee te Na kennismaking met de schuldhulpverlening zien zij doen aan het JSS-traject. De reden die zij daarvoor geven dat de angst voor het verlies van autonomie en regie is dat ze pas verder kunnen met hun leven als hun schulden onterecht is. De begeleiding van de jongerenadviseur en zijn opgelost. Dat ze eerder van hun schulden af komen schuldhulpverlener tijdens het traject is voor jongeren een zorgt ervoor dat de jongeren die deelnemen kiezen voor belangrijke steun. De steun op moeilijke momenten wordt het JSS-traject in plaats van het reguliere traject. gewaardeerd. Jongeren noemen verschillende onderdelen waarbij de hulpverlener hen goed geholpen heeft. Zij Het werken aan eigen doelen voor de noemen: het bijstellen van mijlpalen als omstandigheden toekomst motiveert veranderen (bv. door corona), aandacht voor faalangst, Jongeren vinden het fijn om gericht aan hun toekomst te ruimte geven (maar niet teveel) en zorgen dat de aandacht werken. Het motiveert hen te werken aan doelen waar ze erbij gehouden wordt. zelf achter staan, ze worden daardoor aangesproken op hun intrinsieke motivatie. De mijlpalen helpen jongeren richting Een aantal factoren heeft een negatieve invloed op te geven. Jongeren worden begeleid in het formuleren van de motivatie van jongeren en zorgt voor meerdere Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 4 (bijna-)afhaakmomenten. Zowel jongerenadviseurs als jongerenadviseur heeft dat niet. Het is dus van belang zij schuldhulpverleners herkennen dat de motivatie van contact blijven onderhouden tot het einde van de JSS- jongeren op de proef wordt gesteld tijdens de toeleiding trajectbegeleiding. Ook is het belangrijk dat zij blijven naar en het wachten op de sanering van de schulden. Dit afstemmen over de voortgang op de mijlpalen en de komt doordat: financiën. e De toeleiding naar de schuldregeling gemiddeld 11 maanden duurt en veel geduld vraagt van jongeren; e Jongeren geven aan dat ze het belangrijk vinden om te weten waar ze aan toe zijn. Ze hebben behoefte aan duidelijkheid en communicatie. Wachten is lastig, ze willen graag iets doen. Een proactieve benadering is wenselijk; e Zowel jongerenadviseurs als schuldhulpverleners moeten verwachtingen van jongeren bijstellen. Stappen regelmatig uitleggen helpt; e _Schuldhulpverleners signaleren dat wanneer een jongere al in begeleiding is van een hulpverlener naast de schuldhulpverlener, de extra begeleiding van de jongerenadviseur als een mogelijke drempel kan worden ervaren om mee te doen aan het JSS-traject; e Het wachten op het akkoord van de Kredietbank duurt lang voor jongeren. Een jongere zou graag geïnformeerd willen worden over de stand van zaken van de aanvraag bij de Kredietbank. De samenwerking De jongerenadviseurs vinden de aanwezigheid van de schuldhulpverleners bij de Jongerenpunten en het Dak- en Thuislozenteam van belang om de uitzichtloosheid van jongeren weg te nemen. ‘Met schulden krijgen jongeren stress. Zonder schuldhulpverlening is er dan ook niet veel te beginnen’. Schuldhulpverleners zien de samenwerking met de jongerenadviseur als een meerwaarde door wat ze samen kunnen doen voor jongeren. Vooral de begeleiding van de jongerenadviseur biedt kansen om de financiële stabiliteit van jongeren te bewaken als nazorg op de sanering. Zij zien ook mogelijkheden om de begeleiding bij het JSS- traject te beleggen bij een medewerker van PerMens (Streetcornerwork), een jobhunter of jongerenwerker. De schuldhulpverleners die alleen werkzaam zijn op locatie van de buurtteam hebben niet direct een logische samenwerkingspartner bij het Jongerenpunt. Zij hebben ook behoefte aan meer duidelijkheid over de rolverdeling tussen jongerenadviseur en schuldhulpverlener tijdens de begeleiding. Schuldhulpverleners hebben inzicht in het digitale Schulddossier van de Kredietbank, maar de Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 5 mmm Inleiding Sinds februari 2020 is in Amsterdam de aanpak Jongeren schuldeisers bij jongeren minder snel akkoord. Schuldeisers Schuldenvrije Start (JSS) gestart, een nieuwe manier om verwachten namelijk dat de afloscapaciteit van jongeren schulden van jongeren op te lossen en tegelijk hen te laten nog zal toenemen wanneer ze (meer) gaan werken en hun werken aan hun toekomst. Direct na de introductie van de inkomen stijgt. nieuwe werkwijze benadrukte de komst van corona nog maar eens de kwetsbare positie van jongeren als het gaat om bestaanszekerheid. Het aantal jongeren (18 t/m 26 Doelstelling en beoogde effecten van jaar) in loondienst daalde in de periode februari-juni 2020 de aanpak JSS met 5.790 (van 76.260 naar 70.470) en daardoor steeg het Met de aanpak Jongeren Schuldenvrije Start willen we aantal jongeren in de WW en de bijstand. Onregelmatige bewerkstelligen dat jongeren vaker in aanmerking komen of onzekere inkomsten maken jongeren extra kwetsbaar als voor het oplossen van hun schulden. Het doel van het het gaat om schulden. Jongeren Schuldenvrije Start traject (JSS-traject) is om meer jongeren te helpen bij het sneller aflossen van hun schulden Uit cijfers van Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) en hen tegelijkertijd in staat te stellen om aan hun toekomst blijkt dat maar liefst 34% van de Amsterdamse jongeren te bouwen. Dat doen we door de schuldenlast van jongeren tussen de 18 en 34 jaar aangeeft schulden te hebben. Stress opnieuw te financieren door de Kredietbank. Met deze rondom schuldenproblematiek belemmert jongeren om te herfinanciering houden de jongeren één schuldeiser over en werken aan hun toekomst, omdat ze eerder uitvallen van dat schept rust en daarmee ruimte om te werken aan een opleiding of werk. Financiële zorgen werken schoolverzuim, betere toekomst. dakloosheid en gezondheidsproblemen in de hand. Zolang Aan het schuldhulptraject is een perspectieftraject voor jongeren nog geen schuldregeling is getroffen worden verbonden, gericht op opleiding, werk en/ of participatie. zij eigenlijk gedwongen om te stoppen met opleiding In eerste instantie is ervoor gekozen de begeleiding van of studie omdat ze moéten werken om hun schulden af dit traject bij de jongerenadviseurs van het Jongerenpunt te kunnen lossen. Terwijl werken zonder diploma voor van Werk Participatie Inkomen (WPI) van de gemeente jongeren geen duurzame oplossing is. Amsterdam te beleggen. Jongeren worden beloond als zij werken aan mijlpalen, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk Jongeren met beginnende schulden worden geholpen bij of het afronden van een opleiding. Als beloning scheldt de het maken van betaalafspraken met schuldeisers. Zij kunnen Kredietbank een deel van de schuld kwijt (maximaal 12 van daarvoor terecht bij de buurtteamen de jongeren financieel de 36 maanden). We verwachten dat deze gecombineerde cafés in de stad. Hier zijn gratis spreekuren waar jongeren aanpak de motivatie van jongeren verhoogt om te werken op een laagdrempelige manier ondersteuning krijgen bij aan hun schulden en hun toekomst. geldzaken. Jongeren met enkelvoudige financiële problemen krijgen reguliere schuldhulp aangeboden. Budgetcoaches van Verschillen tussen het saneringskrediet en de School en Schuld bieden vergelijkbare hulp op alle mbo- aanpak Jongeren Schuldenvrije Start scholen in Amsterdam. Jongeren met complexere of Zowel bij een saneringskrediet (SK) als bij de aanpak multi-problematiek worden door de Intensieve Jongeren Jongeren Schuldenvrije Start (JSS) onderhandelt de schuldhulpverlening (IJSHV) geholpen. Kredietbank met de schuldeisers over de afkoop van de schulden. Een jongere heeft bij beide trajecten na Het komen tot een schuldsanering en het succesvol de afkoop van de schulden alleen nog een schuld bij de doorlopen van een traject blijkt moeilijk voor jongeren. Kredietbank ter hoogte van het afkoopbedrag. Dat ligt Er zijn vele factoren die meespelen. De (inkomens)situatie veel lager dan de initiële schuld. Het type krediet wat van jongeren is vaak niet stabiel, waardoor aflossen niet door de Kredietbank wordt verstrekt om de schulden af altijd lukt of waardoor er helemaal geen saneringstraject te kopen verschilt op een aantal punten. Ten eerste is kan worden opgestart. De lange duur van een voortraject JSS geen saneringskrediet, maar een sociale lening. Voor (inventarisatie en stabilisatie) zorgt er ook voor dat veel de jongere heeft dit als voordeel deze een minder zware jongeren afhaken. Wanneer het in een schuldhulptraject registratie heeft bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). dan wel lukt om tot een saneringsvoorstel te komen, gaan Bij saneringskrediet is er een BKR-registratie van acht jaar. 1. OIS, De staat van de Stad X. Het gaat hier voor een deel ook om lopende en opgebouwde studieschulden. Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 6 Dit kan belemmerend zijn voor jongeren omdat banken minder geneigd kunnen zijn om leningen, bijvoorbeeld een hypotheek, te verstrekken. Ten tweede is de afloscapaciteit bij een sociale lening hoger dan bij een saneringskrediet vanwege een gunstiger rentepercentage dat mag worden doorberekend. Ten slotte biedt de gemeente bij JSS schuldeisers € 750 per perspectieftraject om hen te bewegen mee te werken. Schuldeisers gaan door dit verbeterde afkoopvoorstel mogelijk eerder akkoord met de Kredietbank. Zij werken dan mee aan een oplossing. Voor de jongere is het grote verschil dat hij zijn aflosperiode kan verkorten van drie naar twee jaar door zich in te zetten voor de mijlpalen uit zijn begeleidingsplan. Doel van de evaluatie De evaluatie onderzoekt of de resultaten, het proces en de inrichting van de organisatie voldoende bijdragen aan de beoogde effecten van de aanpak, te weten: e jongeren zijn sneller schuldenvrij; e jongeren motiveren door hen te laten werken aan hun eigen doelen voor de toekomst; e jongeren ervaren minder stress van schulden en kunnen daardoor werken aan hun toekomst; e meer jongeren komen in aanmerking voor een schuldoplossing. Tevens is gekeken naar hoeveel jongeren tot nu toe in begeleiding zijn, hoe het proces en de samenwerking tussen de betrokken partijen verloopt en hoe deze wordt ervaren. De informatie (data) voor deze evaluatie is afkomstig uit de klantvolgsystemen van WPI, de buurtteams en de Kredietbank. Daarnaast zijn interviews afgenomen bij 4 jongeren die deelnemen aan JSS, 4 jongerenadviseurs, 3 schuldhulpverleners en 1 medewerker van de Kredietbank. De bevindingen van de evaluatie worden gebruikt voor het verfijnen en doorontwikkelen van de aanpak. Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 7 | a 2 ad FP Gr EE | Ti n „8 ® e N, | A Rr NA) PS / 5 f p S hj í | E hi $ ú me \ fs dE , Á ar | el Ì E f 7 In L, Ke Ed | ks af Ei À Ï : PD DD 71 CRN E NRN 7 IE ar d - n Sd PER a Amf ai Ni | En a _ TEAN LR R zi p gs Pr Ï jm "3 P P } Ll á “ ” Kein , ' ; ë zj kf Î Ì de à 5 ER ee ke A r De Nl % ne en ä 8 î MR KE é id ik li DE, \ De & er pe Em DE Ee Kk Ae Ae ae : mn Er es PR / ZR | iss be hi ak N Ne r 9 E, am ; gn 5 di 5 À ä f AN P À in / dee dq / Ee ej \ pe k 8 | / | \ p L Gm Hoofdstuk 1 De aanpak Jongeren Schuldenvrije Start Doelgroep Jongeren Schuldenvrije Start JSS. Wanneer alle schulden in kaart zijn gebracht, doet de schuldhulpverlener een aanvraag bij de Kredietbank voor de De aanpak JSS is bedoeld voor jongeren van 18 tot sociale lening. en met 26 jaar die in Amsterdam wonen, verblijven Vanaf de toekenning van de sociale lening lost de jongere of een postadres hebben. Het gaat om jongeren met de lening in 36 maandelijkse termijnen af. Bij het behalen een problematische schuld van minimaal 3000 euro. van mijlpalen kunnen aflossingen van in totaal maximaal 12 Het reguliere aanbod van schuldhulpverlening biedt maanden worden kwijtgescholden. onvoldoende oplossing of er is sprake van een risico op vroegtijdige uitval bij een schuldhulpverleningstraject. De aflossing van de sociale lening is naar draagkracht. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met dreigende Jongeren met bijstand vanaf 21 jaar betalen in principe 64 uitval van werk of opleiding omdat een jongere nog bezig euro per maand. Jongeren van 18, 19 en 20 jaar komen is met het behalen van een startkwalificatie of vanwege vaak uit op een lagere afloscapaciteit, de aflossingsruimte dakloosheid. We willen dat deze regeling juist toegankelijk wordt bij hen op 40 euro per maand gezet. Bij een is voor jongeren met gebrek aan perspectief, dus voor afloscapaciteit van 64 euro per maand wordt dus maximaal jongeren die niet erg succesvol zijn in onderwijs en/of 12 maanden keer 64 euro kwijtgescholden (768 euro). op de arbeidsmarkt en problemen hebben op meerdere De hoogte van de afloscapaciteit bepaalt de hoogte van leefgebieden. de kwijtschelding. Bij een afloscapaciteit van 100 euro Jongeren met een laag inkomen (max 120% van het per maand zou het dan gaan om maximaal 1200 euro wettelijk sociaal minimum) komen in aanmerking. Jongeren kwijtschelding. Het maximale bedrag dat kan worden met een hoger inkomen worden in principe geholpen met kwijtgescholden is 1500 euro. Dit is om te voorkomen een regulier aanbod, maar deelname is niet uitgesloten dat jongeren met een hogere afloscapaciteit onevenredig wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een schrijnende gebruik maken van de armoedemiddelen. situatie. Haalt een jongere de mijlpalen niet, dan vindt er geen Een jongere moet gemotiveerd zijn om mee te werken (verdere) kwijtschelding plaats van de aflosbedragen in het aan het oplossen van de schulden en meewerken aan zijn derde jaar. De jongere kan wel gebruik blijven maken van persoonlijk opgestelde perspectieftraject op het gebied van de sociale lening. Wanneer blijkt dat een jongere structureel werk en/of opleiding en/of zorg. niet in staat is om de financiële verplichtingen na te komen, kan budgetbeheer worden ingezet. Indien dit tijdens het voortraject (de stabilisatiefase) al blijkt, kan budgetbeheer Het Jongeren Schuldenvrije Start-traject; als voorwaarde voor deelname worden ingesteld. twee onderdelen b. Het JSS-begeleidingsplan a. De JSS-schuldregeling De jongere stelt onder begeleiding van de jongerenadviseur Vanaf het moment dat de schuldhulpverlener vaststelt dat acties op voor het begeleidingsplan. Dit noemen we de de jongere schulden heeft, worden de schulden in kaart mijlpalen. De mijlpalen hebben betrekking op opleiding, gebracht. Deze helpt de jongere bij het op orde krijgen werk of hulpverlening of op verbetering van situaties op van de administratie en werkt met de jongere aan het verschillende leefgebieden. Het kan dan gaan om omgaan stabiliseren van de financiële situatie. Op basis van de met financiën, het vinden van een geschikte woonruimte, schuldensituatie en persoonlijke omstandigheden worden het opstarten van een bepaalde zorg of therapie, het oplossingen besproken. Indien een jongere meer starten met een opleiding, het vinden van een baan of dan 3000 euro schuld heeft, komt hij in aanmerking voor het zelfstandig in staat zijn een budget te beheren. Het Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 9 el Het proces Jongere maakt kennis met de - Jongere maakt kennis met jongerenadviseur. Dit is de de schuldhulpverlener. Die trajectbegeleider tijdens het traject begeleidt de jongere met het en op het perspectiefplan. schuldhulptraject. - Jongere krijgt een budget adviesgesprek. De schuldhulpverlener begeleidt Er wordt een plan van aanpak De jongeren stelt zelf doelen op bij het op orde brengen van de gemaakt voor het oplossen van voor het perspectiefplan. Doelen administratie, inkomen en het de schulden. Gekeken wordt sluiten aan op zijn persoonlijke maken van een overzicht van de of JSS het meest passende situatie. De jongerenadviseur schulden. aanbod is. ondersteunt daarbij. Wanneer het schuldenoverzicht Als schuldeisers akkoord zijn Gedurende twee jaar werkt een compleet is, meldt de blijft een lening over bij de jongeren 4 keer 6 maanden schuldhulpverlener de aanvraag Kredietbank. Die betaalt een aan een doel. Per behaald doel voor sanering aan bij de jongere in 2 tot 3 jaar terug. verdient hij een kwijtschelding Kredietbank. De Kredietbank doet van 3 maanden. Dan is hij na 2 een voorstel bij schuldeisers. jaar schuldenvrij! Lm vaststellen van de mijlpalen doet de jongere samen met voor schuldsanering gedaan bij de Kredietbank door de jongerenadviseur. Het formuleren van de mijlpalen is de schuldhulpverlener. De Kredietbank legt een maatwerk. saneringsvoorstel voor aan de schuldeisers met de extra Bij het beoordelen of een jongere in aanmerking komt inzet van 750 euro. De schuldeisers gaan wel of niet voor kwijtschelding, staat de inzet voor het behalen van de akkoord met een schuldsanering. De restschuld wordt mijlpalen centraal. Als het doel niet helemaal behaald is, omgezet in een sociale lening. Vanaf dit moment is de maar er is voldoende inzet gepleegd, kan een jongere toch jongere definitief deelnemer aan het JSS-traject. zijn mijlpaal behalen en de kwijtschelding verdienen. 4. In de laatste fase start het perspectieftraject en werken Als een jongere een mijlpaal behaalt, wordt 3 maanden jongeren onder begeleiding van de jongerenadviseur aflossing van de resterende schuld (van de schuldregeling) aan het behalen van hun mijlpalen. Bij het behalen een kwijtgescholden. Het kan dus voorkomen dat jongeren die mijlpaal schrijft de Kredietbank 3 maanden aflossing af, onvoldoende meewerken of onvoldoende inzet tonen, geen tot een maximum van 12 maanden. Een jongere is dan mijlpaal behalen en dus geen kwijtscheldingen krijgen. na 2 jaar aflossen schuldenvrij. Het proces Er zijn vier fases: 1. In de intake- en inventarisatiefase meldt een jongere zich bij het Jongerenpunt en spreekt eerst met een jongerenadviseur en aansluitend met een schuldhulpverlener. Wanneer de jongere zich meldt bij een van de buurtteams, spreekt de jongere eerst de schuldhulpverlener en wordt vervolgens gekoppeld aan een jongerenadviseur van het Jongerenpunt. De schuldhulpverlener voert een budgetadviesgesprek met de jongere en inventariseert of een vervolgaanbod of —inkomensreparatie nodig is. Voor een deel van de jongeren volstaat het budgetadviesgesprek omdat een kleine interventie voldoende blijkt. Indien er sprake is van een dermate instabiele financiële situatie, wordt jongeren inkomensreparatie aangeboden. 2. In de inkomensreparatie- en stabilisatiefase wordt de financiële situatie van de jongere gestabiliseerd en het schulddossier klaargemaakt voor een saneringsaanvraag. Er vindt een check plaats op het inkomen en of er recht is op aanvullingen en toeslagen en dergelijke. is. Voor de aanmelding bij de Kredietbank moet nog een keer het actuele schuldensaldo worden opgevraagd bij de schuldeisers. Deze fase duurt gemiddeld 11 maanden. 3. In de schuldsaneringsfase wordt de aanmelding Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 11 6 G 6 jongeren gesproken via het Jongerenpunt sinds de start @ | a Jongeren Schuldenvrije start Jongeren ee a in toeleiding ae naar JSS jongeren jongeren ® S & fi  mid Intake- en Inkomensreparatie inventarisatie en stabilisatie 8i . 27 19 ht ……-> mijlpaal 1: jongeren onageren wachten 4 . akkoorrd Jong op akkoord 7 4 Jongeren Kredietbank © van schuld- ; eisers " Aangemeld bij Realisatie mijlpalen de Kredietbank in plaats van JSS traject mmm Hoofdstuk 2 Bevindingen van de nieuwe aanpak Jongeren Schuldenvrije Start In deze eerste tussenevaluatie zetten we de eerste resultaten van de aanpak op een rij. Op basis van de data geven we een beeld van de voortgang van de 4 fasen van het traject en beschrijven we de kenmerken van de deelnemers. Aan de hand van de interviews die met de jongeren en uitvoerend professionals zijn gehouden, beschrijven we in welke mate de werkzame elementen bijdragen aan de effectiviteit van de aanpak en hoe de samenwerking tussen de jongerenadviseur en de schuldhulpverlener verloopt. De cijfers en resultaten 2. _Inkomensreparatie- en stabilisatiefase Van de 188 jongeren die een budgetadvies gesprek De gemeente Amsterdam heeft zich ten doel gesteld om hebben gehad in het kader van het JSS-traject, zijn per jaar 150 jongeren te helpen met Jongeren Schuldenvrije er 139 aangemeld voor een inkomensreparatie. Start. We geven voor alle 4 de trajectfasen de resultaten en Eind februari 2021 zijn 27 van die 139 jongeren het aantal jongeren dat tot eind februari 2021 al deelneemt doorgestroomd richting de Kredietbank. of nog wordt toegeleid naar het JSS-traject. 3 De schuldsaneringsfase 1 Intake en inventarisatiefase Eind februari 2021 is van 27 jongeren het We zien dat jongeren op verschillende schuldendosier aangeboden bij de Kredietbank. Van manieren worden aangemeld. Dit gebeurt via de 27 dossiers wachten nog 19 op een akkoord van jongerenadviseurs, schuldhulpverleners of via schuldeisers. Bij 8 jongeren zijn schuldeisers akkoord intermediairs (zoals Permens/ Streetcornerwork) die gegaan en is de JSS-schuldregeling toegekend. jongeren al begeleiden bij het op orde krijgen van hun leven. Het kan ook dat jongeren zichzelf aanmelden. Tot nog toe zijn alle JSS-aanvragen toegewezen Ook aan de hand van signalen zoals beslag op en zien we dus een slagingspercentage van 100%. de uitkering, de boeteregeling bij het CAK en de Omdat het nog om een klein aantal gaat, durft de aanpakken vroegsignalering (inclusief Geregelde Kredietbank nog geen conclusies te trekken over betaling) worden jongeren actief benaderd op basis de mate waarin JSS-schuldregeling bijdraagt aan van signalen van betalingsachterstanden in de vaste een hogere slagingskans op de toewijzing van de lasten. schuldsanering. De meeste aanvragen zijn nog in behandeling bij de Kredietbank. In een volgende Vanaf januari 2020 is in Amsterdam voor 1118 evaluatie verwachten we hier meer over te kunnen jongeren met financiële problemen een dossier melden. geopend bij de schuldhulpverlening. Dat zijn 225 dossiers meer dan in 2019. De voornaamste Schuldeisers die de Kredietbank bij deze jongeren toestroom heeft plaatsgevonden in Nieuw-West. We tegenkomt zijn vooral verzendhuiskredieten vermoeden dat de extra instroom te maken heeft met (Wehkamp), zorgverzekering, kinderopvang, toeslagen corona en de extra aandacht in de media voor het Belastingdienst, postorder (H&M), telecom en tijdig melden bij schuldenproblematiek. Afterpay. We zien dat jongeren vaker schuldeisers In de periode vanaf januari 2020 hebben 696 jongeren hebben waar geen samenwerkingsafpraken mee via het Jongerenpunt een budgetadviesgesprek zijn gemaakt. Dit heeft een negatieve invloed op de gehad. Van de 696 jongeren die bij de doorlooptijd. De doorlooptijd bij de Kredietbank, Jongerenpunten een budgetadviesgesprek hebben van het moment van aanvragen tot akkoord van gehad zijn 188 jongeren gesproken in het kader van schuldeisers, is gemiddeld 12 weken. het JSS-traject. De overige 508 stromen door in het reguliere schuldhulpaanbod. Daarvan was voor 275 We zien dat schuldhulpverleners relatief nog vaker jongeren een budgetadviesgesprek voldoende, zijn er gebruikmaken van een reguliere schuldsanering dan 147 jongeren aangemeld voor een inkomensreparatie van een JSS-schuldregeling. Wanneer we het eerste en 86 jongeren zijn aangemeld voor een regulier half jaar van de aanpak vergelijken met de daarop schuldhulptraject.) volgende 6 maanden, zien we dat de verhouding Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 13 mmm tussen reguliere aanvragen en JSS-aanvragen bijstand vanuit stadsdeel Zuidoost en Oost. Er zijn geen verschuift. De aanvragen voor een JSS-traject nemen jongeren aangemeld met een ander inkomen vanuit per periode toe van 1 naar 26 en de aanvragen voor staddeel Noord, West en Zuid. In deze teams bij WPI een regulier traject nemen van 96 naar 88 iets af. en de buurtteams kijken we of er extra aandacht nodig is voor het JSS-traject. Absoluut opvallend is dat de Er zijn nog geen opmerkelijke verschillen te zien in meeste (13) jongeren worden begeleid door het Dak- en de hoogte van de gesaneerde schuld van jongeren Thuislozenteam omdat zij dakloos zijn of een instabiele wanneer we de JSS-schuldregeling vergelijken woonsituatie hebben. We zien dat het versterken van met reguliere saneringen. We willen dit wel blijven kennis over JSS en het verbeteren van de verbinding tussen monitoren om uitspraken op termijn te kunnen doen. niet op locatie werkende professionals van WPI en de buurtteams aandacht behoeft. 4 Het perspectieftraject In deze fase werkt een jongere aan het behalen van zijn zelf opgestelde mijlpalen. In deze fase is het van De werkzame elementen van de aanpak belang dat de financiële situatie stabiel blijft en dat de vaste lasten en de maandelijkse aflossing aan de Met de nieuwe aanpak Jongeren Schuldenvrije Start (JSS) Kredietbank wordt betaald. Eind februari zijn van 4 beoogt de gemeente Amsterdam een aantal effecten: van de 8 jongeren gestart met het realiseren van de - jongeren zijn sneller schuldenvrij; eerste mijlpaal. Er zijn nog geen jongeren die een -_ jongeren motiveren door hen te laten werken aan hun mijlpaal hebben bereikt, de verwachting is dat de eigen doelen voor de toekomst; eerste mijlpalen half april 2021 worden behaald. -_ jongeren ervaren minder stress van schulden en kunnen daardoor werken aan hun toekomst; Bij het opstellen van hun doelen worden jongeren - meer jongeren komen in aanmerking voor een begeleid door de jongerenadviseur. Jongeren die al een schuldoplossing; hulpverlenerstraject volgen, kunnen de doelen van deze Voor deze tussenevaluatie zijn jongeren en professionals begeleiding in zetten voor hun perspectieftraject. Enkele geinterviewd. Onderstaand geven we de belangrijkste voorbeelden zijn: starten met de rij-instructeur opleiding, bevindingen uit deze interviews weer. medische zorg inzetten, deelnemen aan trainingen en certificaat halen voor ervaringsdeskundige en het vinden Sneller schulden vrij motiveert van deeltijdwerk Zo snel mogelijk je schulden kunnen oplossen is voor jongeren het meest belangrijk. Het belonen van de mijlpalen waardoor je eerder schuldenvrij bent ervaren De kenmerken van de jongeren jongeren dus als een grote motivator. Jongeren geven in het JSS-traject als reden dat ze pas verder kunnen met hun leven als hun schulden zijn opgelost. Tot die tijd staat hun leven ‘op de Van de 27 jongeren hebben 19 jongeren een rem’. In ogen van jongeren zijn schulden pas opgelost als ze bijstandsuitkering en 8 jongeren een ander inkomen. helemaal afgelost zijn. ‘Als ik mijn schulden niet aflos, heb De meeste jongeren zijn 25 en 26 jaar (resp. 6 en 8). De ik geen toekomst’. Ze willen dit hoofdstuk dan ook zo snel verdeling man/ vrouw is 11/ 16. Vrouwelijke deelnemers mogelijk afsluiten en ze ervaren dat dit mogelijk is met het hebben vaker een ander inkomen dan bijstand. JSS-traject. Van de 19 deelnemers met een bijstandsuitkering zijn 16 Ook schuldhulpverleners ervaren dat jongeren zo snel jongeren alleenstaand, 2 jongeren zijn alleenstaand met mogelijk van hun schulden af willen en dat versneld klaar 2 kinderen en 1 is samenwonend met partner en kind. zijn met je schulden stimuleert. De jongerenadviseurs zien Het opleidingsniveau van deze jongeren loopt uiteen van ook dat de mijlpalen jongeren vooral motiveren om eerder geen opleiding (1), vmbo (14) tot mbo (4). Deze jongeren van hun schulden af te zijn. “Voor jongeren kan het niet snel zijn door de jongerenadviseur ingedeeld in begeleiding genoeg gaan om van hun schulden af te komen”. naar zorg (3), participatie (5), werk en re-integratie (8) en begeleiding naar werk (3). Voor jongeren is het niet vanzelfsprekend om hulp te Van de 8 deelnemers met een ander inkomen volgen 7 zoeken bij het oplossen van schulden. Jongeren weten een opleiding op het vmbo (1) of mbo (6) en ontvangt 1 niet altijd dat er hulp beschikbaar is. Ze hebben vaak lang deelnemer een ziektewetuitkering. Geen van deze jongeren gedacht dat ze het allemaal zelf moesten doen. Anderen heeft een inkomen boven 120% van het sociaal minimum. wilden in eerste instantie geen hulp omdat ze het zelf wilden oplossen en/of er bestaat een negatief beeld over De jongeren zijn afkomstig of verblijven in stadsdelen schuldhulpverlening. Ze vragen geen hulp uit angst voor Nieuw-West (10), West (7), Noord (2), Zuidoost (3), Oost het verlies van autonomie en regie. Ze zijn bang dat als je (2) en Zuid (1). Een aantal zaken valt op. Er zijn geen eenmaal in de hulpverlening zit je ‘niets meer over jezelf te aanmeldingen gedaan van jongeren met inkomen uit zeggen hebt’ of dat je ‘de verkeerde dingen zegt waardoor Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 14 jongeren jaar voor 27 jongeren is meeste jongeren - 19 bijstandsuitkering een JSS sanering zijn 25 en 26 jaar - 8 ander aangevraagd bij de - inkomen onder Kredietbank 120% wsm e »® v © 9 Kr Gezinssamenstelling - man 11 - 16 alleenstaand - vrouw 16 - 2 alleenstaande ouder - 1 samenwonend met partner en kind zr . Ne A s Í Opleidingsniveau Begeleid richting Woon- of verblijf - 1 geen opleiding - 3 zorg 10 Nieuw-West - 14 vmbo -5 participatie 7 West, 2 Noord, 3 - 4 mbo - 8 werk en re-integratie Zuidoost, 2 Oost en - 3 naar werk 1 Zuid Gm je juist geen hulp meer krijgt.” Een schuldhulpverlener uit me.’ ‘Het is fijn dat iemand je motiveert en helpt meent dat de framing van de JSS-aanpak werken aan je realistische doelen te stellen. Ik heb faalangst en ben erg toekomst en aan je schulden- een positievere associatie perfectionistisch. In mijn hoofd moet ik alles in 1 keer goed geeft aan deze vorm van schuldhulpverlening. De media- kunnen, anders voel ik me niet goed over mezelf.’ aandacht voor het JSS-traject leidde tot meer directe aanmeldingen van jongeren en ook tot meer aanmeldingen De motivatie van een jongere is een belangrijke voorwaarde via hulpverleners. voor deelname aan het JSS-traject. Schuldhulpverleners en jongerenadviseurs zien een aantal factoren die een Het angstbeeld van sommigen over schuldhulpverlening negatieve invloed hebben op de motivatie van jongeren. In bleek achteraf onterecht volgens de geïnterviewde het proces zit dat voornamelijk in fase 2 en 3, de toeleiding jongeren. Nu ze eenmaal de drempel over zijn en hulp naar een sanering en het wachten op het akkoord op de hebben geaccepteerd, zeggen jongeren anderen zeker aan sanering: te raden om hulp te zoeken bij schuldhulpverlening of een andere instantie. Reacties zijn: ‘had ik maar eerder om hulp Lang tijdspad vereist geduld gevraagd’, ‘ik krijg weer adem’ en ‘bij mij is er last van mijn De toeleiding naar de schuldregeling duurt lang schouders afgevallen’. ‘Het is moeilijk om een eerste stap en vraagt veel geduld van jongeren. Gemiddeld te nemen, maar als je gaat, komt het echt goed’. duurt deze fase van het traject zo'n 11 maanden. Er moet veel geregeld worden en de reactietermijnen Jongeren motiveren voor het traject is in een zekere van instanties zijn vaak lang, bijvoorbeeld van de mate ook afhankelijk van de bekendheid met en belastingdienst (6 tot 8 weken). Voor jongeren het enthousiasme voor het JSS-traject van de betekent deze fase ‘veel gedoe met instanties’ en er schuldhulpverlener. Schuldhulpverleners laten jongeren moeten ‘heel veel formulieren ingevuld’ worden, met zelf kiezen tussen JSS-schuldregeling of een regulier soms ‘dubbelingen’ in vragen. Daarnaast hebben veel traject. De schuldhulpverleners die we spraken vinden de jongeren (nog) geen stabiel inkomen waardoor snel JSS-schuldregeling voor jongeren een financieel betere nieuwe schulden of betalingsachterstanden ontstaan. oplossing én daarbij vinden ze het belangrijk dat jongeren Of ze hebben een instabiele woonsituatie waardoor werken aan hun toekomst. Zij proberen daarom jongeren er continu dingen spelen die zorgen dat de focus blijft actief te motiveren voor deelname aan het JSS-traject. hangen op de korte termijn. Niet iedere schuldhulpverlener is even bekend met de aanpak. Dat betekent dat de JSS-aanpak niet altijd wordt Extra begeleiding is mogelijk een drempel voorgesteld aan een jongere. Om de JSS-aanpak aan meer Schuldhulpverleners signaleren dat jongeren die jongeren te kunnen aan te bieden, investeren we in de al in begeleiding zijn bij een buurtteam een extra bekendheid van het JSS-traject onder schuldhulpverleners. begeleider (de jongerenadviseur) als drempel ervaren om mee te doen aan het JSS-traject. Het komt voor Jongeren erbij houden: motiveren, stimuleren en dat een jongere dan bewust kiest voor een reguliere communiceren schuldsanering omdat hij geen verdere bemoeienis wil Om de stap naar schuldhulp echt te nemen is de van de gemeente. “Als een jongere ervan af ziet door vertrouwensrelatie met de hulpverleners belangrijk. Het psychische problemen, de bandbreedte niet heeft of is voor jongeren moeilijk om hun verhaal te durven doen. extra prestatiedruk ervaart, respecteer ik dat.” Een ‘klik hebben’ met begeleiders lijkt belangrijk, jongeren Dit signaal is een aandachtspunt. Het hoeft namelijk ervaren de begeleiding van de jongerenadviseur en niet dat bij jongeren die al in begeleiding zijn (bij schuldhulpverlener tijdens het traject als een belangrijke een buurtteam en of ander hulpverlening), de steun. Dat blijkt ook uit reacties van jongeren: 'Ik ben jongerenadviseur als extra begeleider in beeld komt. echt blij met de begeleiding van de jongerenadviseur, zij Deze kan ook een regierol op afstand vervullen overlegt regelmatig met andere begeleiders, houdt me op terwijl de andere hulpverleners de begeleiding de hoogte, doet niets zonder mijn toestemming, je wil niet invullen tijdens het JSS-traject. De hulpverleners en weten waar ik zou zijn zonder haar hulp. She is watching my schuldhulpverlener communiceren over de voortgang back’. ‘De begeleiding is echt perfect, ik mag niet klagen. met de jongerenadviseur. Er is dan geen sprake van Ik zit in een groepsapp met mijn begeleiders van Dynamo, extra begeleiding die als een mogelijke drempel kan MEE, Madizo, The Great Escape en WPI, ik word altijd worden ervaren om mee te doen aan het JSS-traject. geholpen’. Een andere jongere vertelt dat de begeleiding voor haar Duidelijkheid en heldere verwachtingen ook belangrijk is op momenten als ze iets niet durft of Jongeren geven aan dat ze het belangrijk vinden om iets niet wil of als ze een slechte dag heeft. ‘Ze denken te weten waar ze aan toe zijn. Ze hebben behoefte met je mee, geven je de ruimte als het even niet gaat. aan duidelijkheid gedurende het gehele traject Ze geven me niet teveel ruimte en zorgen dat ik mijn vanuit alle betrokkenen. Zowel jongerenadviseurs aandacht erbij houd. Ik heb nu ook echt geluk met de als schuldhulpverleners zien dat de verwachtingen mensen (begeleiders) om me heen. Ze halen echt 100% van jongeren niet altijd overeenkomen komen met Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 16 mmm de realiteit. Het helpt dan de stappen van het traject het behalen van de mijlpaal door de coronamaatregelen nog een keer uit te leggen. Ook de media-aandacht onrealistisch. Zij was blij dat de mijlpaal aangepast kon voor de aanpak JSS en de positieve framing dat worden. jongeren eerder van hun schulden af zijn, zorgt ervoor dat schuldhulpverleners vaak de verwachtingen van Jongeren ervaren minder stress van schulden en jongeren moeten bijstellen. 'De weg naar een stabiele kunnen daardoor werken aan hun toekomst situatie is nog steeds hetzelfde’. Een van de jongeren Als er wordt gewerkt aan de schulden ‘komt het perspectief gaf aan meer behoefte te hebben aan communicatie uiteindelijk steeds meer voorop te staan’, bemerkt een van haar jongerenadviseur. Er is wel afgesproken schuldhulpverlener. Ze ziet dat de focus van jongeren dat ze aan de slag zouden gaan met het vinden van zich verbreed en jongeren willen gaan werken aan hun werk en een woning, maar ze heeft al een tijd niets toekomst. Een jongere zegt weer ‘rust’ in haar hoofd te gehoord. ‘Ik zit nu in een soort wak’. hebben en daardoor weer aan andere dingen te kunnen denken. Het wachten op het akkoord van de Kredietbank duurt lang voor jongeren. 'Dit geeft veel onzekerheid’. Een Een jongerenadviseur ziet dat het wel nodig is regelmatig jongere merkt op dat ze communicatie over hettraject gesprekken te voeren om ervoor te zorgen dat jongeren bij de Kredietbank mist. Ze heeft geen terugkoppeling de mijlpalen behalen en dat jongeren in beeld blijven. Ze gehad en al maanden niets gehoord. spreekt de jongere elke zes weken om te horen hoe het gaat en om te kijken waar de ondersteuningsbehoefte Verschillende jongeren spreken over meerdere bijna- ligt. Jongerenadviseurs en schuldhulpverleners zien de afhaakmomenten. (Geen van de jongeren die we spraken is begeleiding op de mijlpalen als een vorm van intensievere ook echt afgehaakt.) Op dit soort momenten was de steun nazorg? dan het reguliere traject. van de begeleiders de bepalende factor om door te zetten. Zowel jongerenadviseurs als schuldhulpverleners herkennen Jongerenadviseurs werken vaker met doelgroepen die dat de motivatie van jongeren op de proef wordt gesteld. een langere nazorgbegeleiding ontvangen. De tweejarige Beide geven aan jongeren vaak te moeten motiveren voor begeleiding is volgens hen te vergelijken met begeleiding het oplossen van hun schulden. met nazorg van doelgroepen zoals statushouders en leerlingen van het praktijkonderwijs of het voortgezet Het werken aan eigen doelen voor de speciaal onderwijs. De jongerenadviseurs verwachten dat toekomst motiveert door de begeleidingsduur van twee jaar er mogelijk wel Jongeren vinden het fijn om gericht aan hun toekomst te meer druk op hun caseload komt te staan. werken, aan doelen waar ze zelf achter staan. Ze vinden het prettig dat zij worden gemotiveerd en geholpen bij het De schuldhulpverleners verwachten dat het makkelijker opstellen van realistische doelen. De jongerenadviseurs wordt om aandacht te houden voor de stabiliteit op zien dat jongeren worden aangesproken op hun intrinsieke de financiën zolang de jongere begeleid wordt door motivatie. 'Ze zitten zelf achter het stuur’. ‘Voor het werken de jongerenadviseur. Zij zien daarom voordelen in de aan hun eigen doelen krijgen ze ook nog een beloning, tweejarige begeleiding van de jongerenadviseur na de dat motiveert’. ‘De mijlpalen geven jongeren richting en sanering. Zij verwachten dat jongeren goed bereikbaar motivatie om met hun toekomst aan de slag te gaan, terwijl blijven. ‘Het lijkt in die zin een duurzamer traject.’ Een ze soms ook nog niet weten wat ze willen’. ‘Gericht met iets eventuele instabiele financiële situatie kan opgevangen bezig zijn en daarvoor beloond worden, maakt dat jongeren worden door voor deze jongeren budgetbeheer onderdeel zich gezien voelen. Ze zijn meer dan iemand met een te maken van het traject. Schuldhulpverleners vinden het schuld’. ‘Het mooiste van JSS is dat er iets positiefs te halen echter ook belangrijk dat jongeren de keuzevrijheid hebben is. Als je een doel behaalt, word je daarvoor beloond’. en zelf ervaren of het beheren van hun budget lukt. ‘De jongere krijgt ruimte om te ervaren hoe het gaat met zijn Jongerenadviseurs zijn gewend om jongeren te begeleiden financiële zaken. Hij kan dan zelf een keuze maken over hij met begeleidingsplannen met doelen in het kader van de hulp nodig heeft’. Participatiewet. Volgens de jongerenadviseurs helpen de JSS-werkinstructies om concrete en haalbare doelen op Meer jongeren komen in aanmerking voor een te stellen voor de mijlpalen waar de jongeren aan gaan schuldoplossing werken. Ze evalueren en stellen de doelen zo nodig bij. De gemeente Amsterdam beoogt met de aanpak JSS dat ‘Wat ik mooi aan vind aan de mijlpalen, is de richting die je meer jongeren in aanmerking komen voor een oplossing een jongere kan geven. Er zit flexibiliteit in en dat wordt als van hun schulden. Schuldhulpverleners verwachten door prettig ervaren. In plaats van '3 maanden stilzitten’ kan de de extra inzet van 750 euro en de maandelijks iets hogere mijlpaal aangepast worden. ‘Jongeren willen niet stil zitten, aflossing dat schuldeisers vaker bereid zijn om mee te ze willen graag bezig zijn met iets.” Voor een jongere werd werken aan een sanering van de schuld. Tot nog toe ervaart 2. Nazorg is de laatste fase van een schuldhulpverleningstraject wanneer een schuldsanering door de Kredietbank is afgerond. Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 17 mmm de Kredietbank dat schuldeisers positief reageren. Tot nog goed te realiseren dat wanneer niet voldaan wordt aan de toe is op alle saneringsvoorstellen voor JSS een akkoord aflossingsverplichting, een jongere direct herinneringen of gegeven. ‘Schuldeisers gaan niet per se sneller maar wel aanmaningen ontvangt zonder dat zij daarvan op de hoogte vaker akkoord’. De eerste ervaringen van de Kredietbank worden gesteld. Zij kunnen dan ook niet ingrijpen of extra zijn tot nog toe positief. Schuldeisers zijn direct akkoord begeleiden. gegaan met de JSS-saneringsvoorstellen. De Kredietbankmedewerker geeft als aandachtspunt mee dat een stabiele financiële situatie echt belangrijk De samenwerking tussen is. Een instabiele situatie kan tot gevolg hebben dat een schuldhulpverleners, jongerenadviseurs schuldeiser zijn akkoord wil terugtrekken en niet meer mee en de Kredietbank wil werken. Er zijn (nog) geen problemen met het aflossen geconstateerd bij de jongeren aan wie JSS-sanering is De jongerenadviseurs zijn zeer te spreken over de toegekend. aanwezigheid van de schuldhulpverleners bij de Jongerenpunten en het Dak- en Thuislozenteam. De Een ander aandachtspunt dat de Kredietbank meegeeft, schuldhulpverlening neemt de uitzichtloosheid van jongeren is dat de toelichting die schuldhulpverleners leveren bij weg. ‘Met schulden krijgen jongeren stress, zonder aanvraag meeweegt in de reacties van schuldeisers. In schuldhulpverlening is er dan ook niet veel te beginnen’. deze toelichting wordt opgenomen hoe de schulden zijn ontstaan, wat het toekomstperspectief is en welke Schuldhulpverleners zien de samenwerking met de stappen worden genomen om naar een doel toe te jongerenadviseur als een meerwaarde door wat ze samen werken. Een goede toelichting van de schuldhulpverlener is kunnen doen voor jongeren. Vooral wanneer intensieve ondersteunend aan de brief die de Kredietbank meestuurt financiële nazorg nodig is, is de samenwerking met de aan schuldeisers. jongerenadviseur belangrijk. Zij zien ook dat andere hulpverleners geschikte begeleiding zouden kunnen geven bij het JSS-traject, zoals PerMens (Streetcornerwork), een jobhunter of jongerenwerker. Schuldhulpverleners vermoeden dat jongerenadviseurs op termijn te weinig tijd hebben voor een langdurige begeleiding gezien de omvang van hun caseload. Uit meerdere interviews blijkt dat de schuldhulpverleners die werken op locatie van de buurtteams en niet op locatie bij WPI, meer moeten worden meegenomen in de werkwijze van het JSS-traject. De schuldhulpverleners hebben vaak geen vaste samenwerkingspartner op het Jongerenpunt. Zij hebben nog onvoldoende beeld over hoe de jongerenadviseur de begeleiding invult en hoe vaak deze begeleidingscontact met de jongere heeft. Wie is de regiehouder en initiatiefnemer voor bijvoorbeeld het organiseren van de driegesprekken rondom de intake en het akkoord van de Kredietbank? En waar in het proces starten jongerenadviseurs de eerste gesprekken met jongeren om zich te oriënteren op de doelen en mijlpalen van het traject? Zij hebben behoefte aan een duidelijker beeld van de rolverdeling tussen jongerenadviseur en schuldhulpverlener. De begeleiding voor de financiële nazorg gebeurt door de schuldhulpverlening. Schuldhulpverleners hebben inzicht in het digitale Schulddossier van de Kredietbank, maar de jongerenadviseur heeft dat niet. Een jongerenadviseur zegt graag inzicht te willen hebben in de voortgang van de aanvraag bij de Kredietbank. Het is dus van belang dat beiden contact blijven onderhouden tot het einde van de JSS-trajectbegeleiding en onderling blijven afstemmen over de voortgang op de mijlpalen en de financiën. Voor schuldhulpverleners en jongerenadviseurs is het Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 18 Lm Hoofdstuk 3 Doorontwikkeling van de aanpak De bevindingen van de tussenevaluatie worden gebruikt waren, voldoende kennis hebben over JSS. Ook voor het verfijnen en doorontwikkelen van de aanpak. stimuleren we dat zij de samenwerking met het We hebben hierbij aandacht voor een aantal zaken: Jongerenpunt en andere ketenpartners goed kunnen e Onderzoeken hoe we de impact van de factoren vormgeven. met een negatieve invloed op de motivatie kunnen verkleinen: -_ Jongeren erbij houden door te motiveren, stimuleren en communiceren. Jongeren hebben er behoefte aan te weten waar ze aan toe zijn. Een proactieve benadering richting jongeren is wenselijk; - De fases 2 en 3 van het JSS-traject duren lang voor jongeren. We onderzoeken met de betrokken jongeren en professionals wat sneller kan en wat daarvoor nodig is. We verkennen de inzet van buddy's of maatjes die kunnen ondersteunen in het voortraject naar de sanering (fase 2). We kijken daarbij ook naar de bestaande vertrouwensrelatie die jongeren al hebben met professionals en wat zij kunnen bijdragen aan de begeleiding in het voortraject van het JSS (fase 2). Daarnaast kijken we naar bruikbare uitkomsten van de experimenten van de gemeente Utrecht om de periode van voorbereiding op de sanering te verkorten (fase 2). De Kredietbank zet in op het versnellen van de schuldsanering en kijkt of er afspraken gemaakt moeten worden met specifieke schuldeisers die vaak voorkomen bij jongeren (fase3). e Over het algemeen is er enthousiasme onder professionals over JSS. Op een aantal plekken in de stad blijkt echter dat de inzet van JSS achterblijft. We hebben aandacht voor het versterken van kennis over JSS en het verbeteren van de verbinding tussen niet op locatie werkende professionals van WPI en de buurtteams. Elk buurtteam heeft sinds januari 2021 een jongerenschuldhulpverlener die ambassadeur is van JSS. Die adviseert collega's op het instrument en stimuleert de inzet van JSS; e In de aanloop naar januari 2022 zorgen we ervoor dat de buurtteams met MaDi's waar voorheen geen specialistische jongerenschuldhulpverleners aanwezig Tussenevaluatie aanpak Jongeren Schuldenvrije Start 19 Lln : - Ï = ke IRS d F u En m-— We d de fag he, bn Wbs Db we À s } Í À\ mn LN Í ee p ê Nu 1e rd UE IN k En Ër al = ad HR AE 0 me nn: oen: | f 4 e ë È id à ä a _ a ler. ï mn ar Ge a : me 4 Ld amie hs mÀ: Ik: Nt | ri a E: É N A A ir Ì ( L £ d ER 4 pe f ee, | he fd zi Ln Eed pr Kee TEN ne P, * | si ep TA Ö ef nd Ei Da , Eek drh | Be ‚ BR 1 PE Ue | e= nec s e= gf on es en 3 \ eN 4 E 5 AN rank De | Rn, kp ” ; A r Ër s an Tj dk Ke En | ed 1 rd en hk 4 de. Ë = & 5 ke) geen BEF : li E me RP d \ en egel ì al en TAP DAN | ) : emee dee gm ij TN 1 NON Va ZN 1 oP A UP 0 : A | en Í 4 È Le IA nn Alen Sad | ; bp ie } ’ Te jE it ' Zn É f hj ee b ze ” K ACSI ee di: ei | ijk i lá 4 5 he rn di KR ‚a aa Ld 5 È 5 Ei Ë al ve ° en in sl Pi Fi Le t _ ziek | Ai ri ì Í AS AN 4 j A EE Ln df | ct oe de nn \ a - Ml | d Dt ; kk dh k - en = \ “ De a ef | | Dd Ì - Ì r E R: ee, ze r N pe Tal e mt B | 2 EE Te Je st ee EE : E Ze ee En Be Ben ee ree.
Onderzoeksrapport
20
train
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord sessie sessie 21.30 uur) een sessie over de gebiedsgerichte uitwerkingen (GGU) . 25 mei 2022 [4% vergadering |- Vaststellen advies stedelijk beleidskader horeca en terrassen (stond 30 maart 2022 ter kennisname op agenda) - gebiedscyclus: Kennisnemen van gebiedsanalyses Oud Noord, Noord West en Noord Oost Inwerkprogramma: - Presentatie Aanpak Noord - Presentatie Veiligheid in stadsdeel Noord sessie - Bespreken opgave en vierjarendoelstellingen gebiedsgericht werken sessie sessie sessie ES ERS sessie EN DE 2022 A 2022 A 2022 Nn EE oktober 2022 DEE EER 2022 EP 2022 A 2022 EE 2022 BRE [OS | 2022 t/m 6 januari 2022 29 maart; 11, 21 april; 2, 9, 19, 23 mei, 2, 9, 16,20 juni & 4 juli
Agenda
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 714 Publicatiedatum 28 juli 2017 Ingekomen op 6 juli 2017 Ingekomen in raadscommissie JC Behandeld op 20 juli 2017 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Duijndam inzake de Voorjaarsnota 2017 (museumbezoek jongeren). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446). Constaterende dat: — vanaf 2014 het aantal bezoeken in schoolverband een stijgende lijn laat zien; — jongeren ondervertegenwoordigd zijn in het bezoek van museumkaarthouders; — een aantal musea kinderen in verschillende leeftijdsgroepen gratis entree biedt, te weten het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum (tot 18 jaar), het van Gogh Museum tot 17 jaar, het Stadsarchief (tot 12 jaar), de Hermitage en Eye (tot 11 jaar); — de overige musea voor jongeren vanaf 4, 5, 6 of 9 jaar half geld rekenen. Overwegende dat: — jongeren na een bezoek in schoolverband in de gelegenheid gesteld moeten worden nogmaals een museum of meerdere musea te bezoeken. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In gesprek te gaan met musea om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het museumbezoek voor jongeren tot 18 jaar gratis te maken. Het lid van de gemeenteraad P.J.M. Duijndam 1
Motie
1
discard
3022653 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ mine Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, % Amsterdam $ $ Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023 Ter advisering aan de raad Portefeuille Raadsaangelegenheden Agendapunt 5 Datum besluit presidium, 16 oktober 2023 Onderwerp Vaststellen van de Wijzigingsverordening voor de Verordening op de fractieondersteuning 2009 De commissie wordt gevraagd de raad te adviseren om de Wijzigingsverordening voor de Verordening op de fractieondersteuning 2009 vast te stellen. Wettelijke grondslag Artikelen 33 en 149 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond In de praktijk is gebleken dat de verordening enige aanpassingen behoeft. De wijzigingen van art 3 en van de toelichting betekenen een verduidelijking van toegestane en niet-toegestane bestedingen, zoals welke activiteiten gerekend moeten worden tot campagneactiviteiten. Voorts is in de huidige verordening niet duidelijk wat er met de basisbijdrage en de egalisatiereserve gebeurt als bij een splitsing tijdens een zittingsperiode de oorspronkelijke fractie ophoudt te bestaan. De wijziging voorziet er in dat In dat geval het basisbedrag en de egalisatiereserve toe vallen aan de raadsfractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger van de oorspronkelijke fractie wordt beschouwd. Ten slotte is een bepaling opgenomen over de periode en termijn waarbinnen een fractie die ophoudt te bestaan verantwoording moet afleggen over de gedane uitgaven. Reden bespreking zie raadsvoordracht Uitkomsten extern advies nvt Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.8 1 VN2023-022653 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Griffie % Amsterdam ‚ ‚ ‚ % Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023 Ter advisering aan de raad nvt Welke stukken treft v aan? Bekendmakingsbesluit Wijzigingsverordening Verordening op de AD2023-078330 ‚ ‚ fractieondersteuning 2009. docx (msw22) AD2023-078072 Commissie AZ Voordracht (pdf) AD2023-078329 Gemeenteraad Voordracht.pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Jolien Houtman, raadsgriffier Gegenereerd: vl.8 2
Voordracht
2
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 370 Datum indiening 20 januari 2020 Datum akkoord 31 maart 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake de risicolocaties van geldautomaten. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De burgemeester heeft bekendgemaakt dat er een aantal geldautomaten gesloten zullen worden, na een reeks van plofkraken in 2019. Door de toename van de explosiekracht richten de plofkraken meer schade aan en is de veiligheid van de omwonenden in gevaar. Volgens het college behoren geldautomaten die gevestigd zijn in gevels met bewoning direct daarboven, naast of dicht tegenover onder de risicolocaties voor geldautomaten. In oktober 2019 vond een plofkraak plaats op het Hoofddorpplein. Door de kracht van de ontploffingen zijn de ramen van de nabije huizen gesprongen en door rondvliegend glas is een buurtbewoner gewond geraakt. Volgens het college zou deze geldautomaat vallen onder een risicolocatie en met deze afbakening is de fractie van de VVD het eens. Door de stijgende ‘populariteit’ van plofkraken hebben omwonenden een verhoogd risico op lichamelijke, emotionele en materiële schade. Dit risico moet zo veel mogelijk worden ingeperkt. De fractie van de VVD krijgt veel vragen van ongeruste Amsterdammers die boven geldautomaten wonen (recentelijk nog van bewoners op de Albert Cuyp) en vraagt zich af hoe deze risicolocaties door het college in kaart worden gebracht en wat de aanpak is ten opzichte van deze locaties. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is ereen lijst met risicolocaties? Zo ja, hoe is deze tot stand gekomen, hoe wordt deze lijst up-to-date gehouden en kan deze (kabinet) gedeeld worden met de gemeenteraad? Antwoord: Zoals aangegeven bij de beantwoording (Dagmail 16/12/2019, nr. 2064) van schriftelijke vragen van lid Poot inzake het tijdelijk sluiten van pinautomaten, beschouwt het college locaties met bewoning boven, naast of dicht tegenover als risicovol. Geldautomaatlocaties — voor zover bekend via open bronnen - zijn er recentelijk op gescoord of deze in de gevel zitten met of zonder bewoning. Het bijwerken van het bestand verloopt onder andere via het monitoren van de 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng 10 Gemeenteblad Datum 31 maart 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020 omgevingsvergunningen. Deze moeten namelijk worden aangevraagd voor geldautomaten in de gevel. Deze lijst is dan ook, vanwege de wijzigingen in de Geldmaattransitie, een momentopname en steeds aan aanpassing onderhevig. Het college acht het zinvoller om op kaart een beeld te verstrekken met daarop de geldautomaten en ATM's die in of dicht tegenover woongevels zitten. Dat beeld ontvangt de raad in het tweede kwartaal van 2020 bij het toezenden van de tussenrapportage van de Taskforce Geweld en Intimidatie tegen Ondernemers. 2. Kunnen bewoners een locatie melden? Zo ja, waar kunnen bewoners dit doen en hoe wordt deze melding behandeld? Zo nee, is het college van plan om een loket hiervoor te openen? Antwoord: Vanwege bovengenoemde inventarisatie acht het college het instellen van een meldpunt niet nodig. 3. Wat gebeurt er met de risicolocaties? Worden deze locaties direct gesloten? Zo ja, wat zijn de criteria om de geldautomaten te sluiten? Zo nee, hoe wordt de veiligheid van de buurtbewoners gegarandeerd? Antwoord: Geldmaat en gemeente Amsterdam hebben in november 2019 afgesproken zoveel mogelijk alternatieve locaties te zoeken voor risicolocaties. In januari 2020 hebben de banken, Geldmaat, politie, ministerie J&V en DNB ook op landelijk niveau aangegeven geldautomaten met risico’s voor omwonenden, rekening houdend met voldoende beschikbaarheid van cash, zoveel mogelijk te gaan verplaatsen naar (voor omwonenden) veiligere locaties. Dit is een tijdrovend proces en kan mogelijk enkele jaren in beslag nemen. Indien direct overgegaan zou worden tot het tegelijkertijd sluiten van al deze locaties, wordt de beschikbaarheid van cash geld te veel belemmerd. ABN AMRO heeft in december 2019 verder een groot deel van hun locaties op eigen initiatief tijdelijk ontmanteld en ontwaard. De overige banken vingen dat met hun locaties op. Op de ABN-locaties stond een automaattype waar regelmatig plofkraken op plaatsvonden. Wel of geen bewoning speelde daarbij geen rol. De banken en Geldmaat bekijken per locatie of zij deze definitief ontmantelen en een andere locatie in gebruik nemen of een ander automaattype terugplaatsen. Naast de genoemde maatregelen in de beantwoording (Dagmail 16/12/2019, nr. 2064) van schriftelijke vragen van lid Poot inzake het tijdelijk sluiten van pinautomaten, blijven de banken de nachtelijke sluiting van geldautomaten voorlopig continueren als veiligheidsmaatregel. Daarnaast werken politie, banken, Geldmaat, TNO en het ministerie aan een maatregel die geld onomkeerbaar onbruikbaar moet maken, zodra een plofkraak plaatsvindt. Dat zou de motivatie om een plofkraak te plegen weg moeten nemen. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng 10 Gemeenteblad R Datum 31 maart 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020 4. Naast Geldmaat zijn er meerdere bedrijven die geldautomaten plaatsen en beheren, zoals Euronet. Zijn de automaten van deze bedrijven in beeld en is het college in contact met deze bedrijven over de risico's? Antwoord: De geldautomaten van Euronet, In2Retail en GWK zijn eveneens opgenomen in de inventarisatie. Er is gesproken met de directie van Euronet en van In2Retail. In die gesprekken is aangegeven dat het college geldautomaten onder, naast of dicht tegenover bewoning onwenselijk vindt en hen vraagt zoveel mogelijk op zoek te gaan naar alternatieve locaties. De bedrijven zijn zich bewust van de risico’s en nemen naar eigen zeggen diverse beveiligingsmaatregelen in de automaat. Hoewel deze bedrijven minder gevellocaties hebben dan de banken, zijn er verschillende Amsterdamse locaties waar de banken uit veiligheidsoverwegingen vertrokken uit een pand, bijvoorbeeld vanwege bovenbewoning, en waar deze niet-bancaire ATM-bedrijven diezelfde locatie innamen. 5. Is het college op de hoogte van plaatsing van nieuwe geldautomaten? Is hiervoor een meldplicht of een vergunningsplicht? Kan het college plaatsing voorkomen of kan het college, bijvoorbeeld op basis van het bestemmingsplan of op basis van openbare orde en veiligheid, plaatsing van geldautomaten voorkomen? Antwoord: Voor geldautomaten in de gevel is een omgevingsvergunning vereist. Daarmee is het college op de hoogte van een nieuwe plaatsing. Het is mogelijk om plaatsing van geldautomaten te voorkomen op basis van het bestemmingsplan. Dit wordt met het bestemmingsplan ‘Winkeldiversiteit Centrum’ ook toegepast in postcodegebied 1012 plus circa 40 straten in Centrum. Het doel is echter een divers en aantrekkelijk winkelaanbod. Omdat een bestemmingsplan beoogt een goede ruimtelijke ordening te realiseren, mogen overwegingen vanuit het oogpunt van openbare orde spelen daarin geen rol spelen. In het bestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum’ moet het gaan om een geldautomaat van niet-bancaire ATM-bedrijven. Hun verdienmodel is namelijk grotendeels gebaseerd op geldopname met buitenlandse passen vanwege het toepassen van het Dynamic Currency Converter-systeem (vaststellen van wisselkoersen) en het rekenen van een provisie. Het instellen van een vergunningplicht voor geldautomaten via de aanwijzingsbevoegdheid van de burgemeester in de APV (vanuit openbare orde overwegingen) is mogelijk een optie maar nog niet getoetst op juridische haalbaarheid. Het college wil eerst de samenwerking met de aanbieders van geldautomaten afwachten om te zien of dat leidt tot alternatieve locaties voor geldautomaten. Een van de ATM-aanbieders heeft daarbij aangegeven vanuit concurrentieoverwegingen regelgeving zelfs te prefereren. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer art 2020 Schriftelijke vragen, maandag 20 januari 2020 6. Het college geeft aan om met de grote banken behorende bij het initiatief van Geldmaat te kijken naar alternatieve locaties. Is het college van plan om ook met andere aanbieders te gaan kijken naar alternatieve locaties? Antwoord: Ook met de andere aanbieders zijn gesprekken gevoerd en zijn zij gevraagd om te kijken naar alternatieve locaties. Het initiatief om binnen de kaders concrete alternatieve locaties aan te dragen ligt bij Geldmaat of een andere ATM- aanbieder. Gebiedsteams of winkelstraatmanagers zijn beschikbaar om suggesties aan te dragen of hulp te bieden in het contact met ondernemers of pandeigenaren. Ook is er hulp om concrete initiatieven door de gemeentelijke organisatie te geleiden. Verder is het aannemelijker om eventueel geschikte gemeentelijke gebouwen eerder als alternatieve locatie beschikbaar te stellen voor Geldmaat dan ATM-aanbieders gelet op het verdienmodel van niet-bancaire ATM-aanbieders. 7. Sinds december 2019 worden, als tijdelijke maatregel, geldautomaten ’s nachts gesloten. De fractie van de VVD krijgt signalen dat niet alle automaten onder woningen ’s nachts gesloten zijn. Geldt deze sluiting voor alle geldautomaten van alle bedrijven/banken? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Deze sluiting (23:00 — 07:00) geldt alleen voor de ING, ABN AMRO, Rabobank, Geldmaat en Volksbank. Dat komt omdat deze partijen samen met de ministeries van J&V en Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB), de politie en het Openbaar Ministerie daarover afspraken hebben gemaakt. Zij werken onder een convenant reeds jaren samen in de strijd tegen plofkraken. Dit convenant regelt zaken zoals informatie-uitwisseling en het delen van relevante expertise over de ontwikkelingen zoals modus operandi. De ATM-bedrijven zijn niet betrokken geweest bij deze afspraken en zijn ook niet bij het convenant aangesloten. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 4
Schriftelijke Vraag
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 2128 Ingekomen onder BA Ingekomen op donderdag 19 december 2019 Behandeld op donderdag 19 december 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van Dantzig en De Jong inzake de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022 (Sporten in de openbare ruimte) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 2039). Constaterende dat: — De openbare ruimte de grootste sportgelegenheid van de stad is waar iedereen gratis kan sporten. — Sporters in de openbare ruimte zichtbaar zijn voor alle Amsterdammers, en zo ook andere mensen aanzet tot sporten en bewegen. — Overal in de stad populaire routes en plaatsen voor zowel duur- als krachttraining zijn, waar Amsterdammers die sporten in de openbare ruimte zich concentreren. Overwegende dat: — Door op populaire sportplekken in de stad het sporten uitdagender en aangenamer te maken de meeste sporters worden bediend. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Voor het huisvestingsplan sporten in de openbare ruimte samen met de stadsdelen veelgebruikte sportroutes en sportplekken in de openbare ruimte in kaart brengen. 2. Op die routes en plekken in de openbare ruimte met sporttoestellen en hulpmiddelen het sporten uitdagender en aangenamer te maken. De leden van de gemeenteraad R.H. van Dantzig D.S. de Jong 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 794 Publicatiedatum 16 oktober 2013 Ingekomen onder P Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013 Behandeld op woensdag 2 oktober 2013 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (onderzoek PM2.5 beleid en het nemen van bijbehorende maatregelen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013 inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 748); Overwegende dat: — de luchtkwaliteit in de gemeente Amsterdam van onvoldoende kwaliteit is; — de gemeente Amsterdam maatregelen moet treffen om de Europese normen voor luchtkwaliteit te halen; — _PM 2.5 schadelijk is voor de gezondheid van de mens en er in Richtlijn 2008/50/EG en in de Wet milieubeheer grenswaarden voor PM2,5 zijn vastgesteld, met peildatum 2015; Constaterende dat: — in de Evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit beleid en metingen omtrent PM2.5 ontbreken, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: onderzoek te verrichten naar het voeren van een gemeentelijk PM2,5 beleid en het nemen van passende maatregelen ter reductie van PM2,5 emissies. Het lid van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Wenns N% Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA erk, Participatie " : : … en Inkomen % Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening Agendapunt 20 Datum besluit NVT. Onderwerp Brede monitor armoederegelingen en stopzetten Stadspas voor AOWfers die niet tot de minima behoren. De commissie wordt gevraagd 1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de Brede monitor armoederegelingen 2022 en het stopzetten van de Stadspas voor AOW'ers die niet tot de minima behoren inclusief bijbehorende bijlagen. Jaarlijks stelt Onderzoek en Statistiek (O&S) de Armoedemonitor op, die inzicht biedt in de Amsterdamse minimapopvulatie en het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen. Tweemaal per jaar stellen we daarnaast de Brede monitor armoederegelingen samen met daarin het bereik in absolute aantallen. Hiermee geven we opvolging aan de aanbeveling van de Rekenkamer om het overzicht te bewaken over de diverse armoedevoorzieningen die door de verschillende afdelingen van de gemeente worden uitgevoerd. Tevens geven we hiermee uitvoering aan de toezegging die is gedaan in de commissievergadering van 5 september 2018 om te rapporteren over een groter aantal armoederegelingen. Bijgevoegde raadsinformatiebrief gaat nader in op de voornaamste bevindingen uit de Brede monitor armoederegelingen 2022, de vitvoeringscapaciteit bij de afdeling Armoedevoorzieningen en op een recent gepubliceerd onderzoek naar verborgen armoede. Daarnaast informeren we u in deze brief over het stopzetten van de Stadspas voor AOWfers die niet tot de minima behoren (Stadspas blauwe ruit). Wettelijke grondslag Gemeentewet Artikel 169: actieve informatieplicht college naar de gemeenteraad. Bestuurlijke achtergrond NVT. Reden bespreking O.v.v. het lid Yemane (GL) Uitkomsten extern advies NVT. Geheimhouding NVT. Uitgenodigde andere raadscommissies Gegenereerd: vl.3 1 VN2023-015958 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ZÄ Werk, Participatie _%$ Amsterdam Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoed en Inkomen % aatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 12 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming N.V.T. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? N.V.T. Welke stukken treft v aan? o. Raadsinformatiebrief Brede monitor armoede en stadspas niet- AD2023-051843 minima.pdf (pdf) AD2023-051845 Bijlage 1. Brede monitor armoederegelingen 2022.pdf (pdf) AD2023-051844 Bijlage 2. Verborgen-armoede-in-Nederland_2023.pdf (pdf) AD2023-051846 Bijlage 3. Factsheet verborgen armoede in Amsterdam.pdf (pdf) AD2023-051847 Commissie OZA (1) Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Werk, Participatie en Inkomen, Fleur Sikkema, [email protected] Gegenereerd: vl.3 2
Voordracht
2
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 639 Publicatiedatum 17 juni 2016 Ingekomen op 16 juni 2016 Ingekomen in raadscommissie Fin Te behandelen op 13/14 juli 2016 Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de Voorjaarsnota 2016 (indicatoren vergroening). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449). Overwegende dat: — het college aangeeft de openbare ruimte sterk te vergroenen en hierdoor de stad aantrekkelijker maken om in te wonen, werken en verblijven. — onduidelijk blijft wat sterk vergroenen precies inhoudt; met andere woorden hoeveel groene openbare ruimte er daadwerkelijk bij zal komen; — doelen en indicatoren beleid controleerbaar maken. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in de Begroting 2017 de sterke vergroening inzichtelijker te maken door indicatoren op te nemen zoals het totaal aantal vierkante meters groene openbare ruimte en het gemiddeld aantal vierkante meters groene openbare ruimte per huishouden, en deze te voorzien van een peilwaarde en streefwaarden. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren
Motie
1
discard
Bezoekadres 2 Gemeente Bezoele Am ste rda m 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 2x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Bewonersvereniging 36 pati | wer 215 Ons kenmerk _ 159 - sug Behandeld door Peter Witte, Projectmanagentbureau, o6 5185 4512, [email protected] Dafne Struijk, Ruimte & Duurzaamheid, 06 8364 3302, [email protected] Bijlage Besluit AB inzake vestiging moskee El Aryan op de Parnassialocatie in de | Waterlandpleinbuurt (zaaknummer: Z14-65080) Onderwerp Plaatsing Marokkaanse Moskee op locatie Parnassia, Amsterdam Noord Op 23 april 2015 hebt u via internet een brief gestuurd over de plaatsing van een Marokkaanse moskee op locatie Parnassia in Amsterdam Noord. In vw brief geeft v aan dat de aanleiding om | deze brief te schrijven is gelegen in de voorgenomen plannen tot het bouwen van een moskee op de locatie Parnassia (hoek Markengouw/Dijkmanshuizenstraat) en het niet serieus genomen worden vanuit de Deelraad Amsterdam Noord welke hebben geleid tot ongerustheid bij de directe bewoners. Daarbij verzoekt u mij om deze situatie heel goed te onderzoeken alvorens te komen tot een (definitief) besluit. In navolging van uw verzoek om deze situatie te onderzoeken, heb ik zelf informatie opgevraagd bij stadsdeel Noord en gesprekken gevoerd met medewerkers van stadsdeel Noord. Op basis van de verzamelde informatie heb ik inmiddels een beeld gekregen. Hierbij heb ik geconstateerd, dat het voornemen om een moskee op de locatie Parnassia in de Waterlandbuurt te vestigen, dateert uit 2010. Daarnaast constateer ik dat zowel medewerkers als bestuurders van het stadsdeel Noord gesprekken met v hebben gevoerd en dat er ook diverse informatiebijeenkomsten zijn georganiseerd. Ik betreur het dan ook dat deze gesprekken, bijeenkomsten maar ook brieven die zijn gestuurd, v geen duidelijkheid hebben gegeven en/of vw ongerustheid hieromtrent niet weg hebben kunnen nemen. Echter op basis van de informatie die ik heb verzameld, heb ik niet de indruk dat stadsdeel Noord u niet serieus neemt. Het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Noord (AB) heeft op 4 februari 2015 besloten haar eerder vitgesproken voorkeur van een vestiging van een moskee op de locatie Parnassia te herbevestigen. Tevens heeft zij besloten een Stedenbouwkundig Plan en een | bestemmingsplan (uitwerkingsplan) voor te bereiden. Bij deze besluitvorming heeft zij expliciet Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. | Î Gemeente Amsterdam Pagina 2 van 2 aangegeven aandacht te schenken aan participatie door inspraak te willen verlenen bij het Stedenbouwkundig Plan. Alle inspraakreacties worden bij de besluitvorming betrokken. Ook kent de procedure van het wijzigen van het bestemmingsplan (uitwerkingsplan) gelegenheid tot het indienen van zienswijzen, welke betrokken moeten worden bij de besluitvorming. Aangezien de daadwerkelijke plannen nog niet concreet zijn uitgewerkt, kan ik — maar ook stadsdeel Noord — op dit moment geen mening hebben over de inhoudelijke bezwaren die u in uw brief aanvoert. Dit wil niet zeggen dat ik (of stadsdeel Noord) vw inhoudelijke bezwaren niet serieus neem. Het is goed dat v uw bezwaren kenbaar heeft gemaakt. Bij de uitwerking van de plannen zal in ieder geval aandacht geschonken moeten worden aan parkeren en verkeer en de diverse omgevingsaspecten zoals geluid. Hierbij merk ik op dat het AB in haar besluit van 4 februari 2015 juist hieraan expliciet aandacht heeft geschonken. Ik heb het voornoemde besluit van het AB als bijlage bij deze brief gevoegd, zodat u hiervan kennis kunt nemen. Op basis hiervan heb ik eveneens niet de indruk dat vw bezwaren niet serieus worden genomen. Ik heb van stadsdeel Noord begrepen, dat zij verwacht eind 2% kwartaal of in het 3°° kwartaal van | 2015 een besluit te kunnen nemen over het vrijgeven voor inspraak en/of terinzagelegging van een bestemmingsplan, dit betreft een uitwerkingsplan. De bekendmaking ervan vindt in de gebruikelijke media plaats. Daarom zou ik u willen adviseren om deze in de gaten te houden en gebruik te maken van de geboden gelegenheid om een inspraakreactie en/of zienswijze in te dienen. Al deze ingediende reacties zullen dan bij de verdere besluitvorming betrokken worden. In vw brief verzoekt vu mij om een (definitief) besluit te nemen alvorens ik de situatie heb onderzocht. Mij is niet duidelijk wat voor besluit v in gedachten heeft, maar los daarvan is dit geheel niet aan de orde omdat met het instellen van bestuurscommissies er ook afspraken zijn gemaakt over de bevoegdheden. Met andere woorden, wie beslist waarover. Met betrekking tot de bevoegdheid tot de vaststelling van een vitwerkingsplan, kan ik u meegeven dat is afgesproken dat de bestuurscommissie deze voorbereidt (opstelt en in procedure brengt) maar dat de vrijgave van het ontwerp als ook de vaststelling plaatsvindt door mijzelf dan wel het college van burgemeester en wethouders. Ik ga ervan uit v op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd. Volledigheidshalve geef ik u mee, dat ik een afschrift van deze brief aan het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Noord stuur. Met vriendelijke groet, / Pp: C men jl # Eric van der Bufg | Wethougef ruimtelijke ordening
Raadsadres
2
train
> Gemeente Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 1juni2022 Ingekomen onder nummer 228 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Koyuncu inzake het coalitieakkoord 2022-2026 Onderwerp Schrappen parkeervrij maken van de grachten Aan de gemeenteraad Ondergetekende(n) hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord” Constaterende dat: -_ Hieruit blijkt dat de vergroening van de binnenstad wordt afgewenteld op autobezitters in het algemeen, maar vooral autobezitters buiten de ring gezien de samenhangende uit- breiding van parkeerbelasting; -_Hetschrappen van parkeerplaatsen in de binnenstad de facto betekent dat de tekorten moeten worden betaald door autobezitters in het algemeen en in het bijzonder de auto- bezitters buiten de ring. Overwegende dat: -__ De huidige economische situatie van de stad zich niet leent om parkeerplaatsen te schrap- pen; -_Amsterdamse autobezitters als toeristen worden behandeld in hun eigen stad. Besluit: In hoofdstuk 3 “Verantwoorde groei” onder de paragraaf “Verkeer en vervoer” op pagina 60 de ali- nea “We zetten de Agenda Autoluw door met het zwaartepunt in de historische binnenstad. We spreken af dat we ons inzetten om een gracht volledig parkeervrij te maken en te vergroenen. Verder gaan we in het kader van het ontlasten van kades en bruggen onderzoeken of we alleen nog vergunningshouders — bewoners en ondernemers — kunnen laten parkeren in de binnenstad.” Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Volledig te schrappen. Indiener(s), S. Koyuncu (DENK)
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 930 Publicatiedatum 29 juli 2016 Ingekomen op 13 juli 2016 Ingekomen onder Z Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Shahsavari-Jansen en Groot Wassink inzake de Voorjaarsnota 2016 (digitiale buurtgids). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449). Overwegende dat: — online wijk- of buurtplatformen nieuwe mogelijkheden bieden om mensen bij elkaar te brengen en om informatie, ideeën en diensten uit te wisselen; — een dergelijke digitale wijkgids de lokale economie stimuleert, o.a. omdat ondernemers/organisaties zo makkelijk te vinden en te benaderen zijn; — dat ook kansen biedt voor de participatie en het versterken van lokale maatschappelijke initiatieven en de communicatie tussen bewoners, organisaties, (sociale) ondernemingen en ook de gemeentelijke overheid; — ereen grote diversiteit aan online (deel)initiatieven bestaat in Amsterdam; — juist deze versnippering en diversiteit ook de behoefte schept aan een en eenduidige digitale omgeving waar overheid, inwoners, lokale (sociale) bedrijven en initiatieven op aan kunnen sluiten en elkaar kunnen vinden; — een eenduidige digitale buurtgids die tevens verschillende andere online initiatieven kan verbinden, voorkomt dat de gemeente, organisaties en inwoners zich op tal van verschillende platformen moeten inschrijven, en kan daarmee een sterke impuls geven aan de effectiviteit van digitale platformen; — een dergelijke digitale buurtgids nu wordt ontwikkeld door de sociale coöperatie ‘LeeftSamen', waarbij 20 gemeenten bijdragen aan de ontwikkeling maar ondernemers zelf de exploitatie voor rekening nemen; — inkomsten (reclame of transacties) daarbij ten goede komen aan de wijk zelf; — Amsterdam is uitgeroepen tot iCapital 2016 en voorop wil blijven lopen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te onderzoeken hoe de gemeente het beste kan bijdragen aan de totstandkoming van een eenduidige digitale buurtgids in Amsterdam; — daarbij aansluiting te zoeken bij het initiatief van de sociale coöperatie ‘LeeftSamen' en daarover nog in 2016 terug te rapporteren aan de raad. 1 De leden van de gemeenteraad M.D. Shahsavari-Jansen B.R. Groot Wassink 2
Motie
2
discard
rn _ ROnemie EINAN CE WOZ-erfpachtcorrectie bij commercieel vastgoed EE. 7 { i Onderzoek in opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam u Marc Francke k Maarten van 't Hek | | 12 maart 2020 Ee | Lita ) ns eta ZEN Ter ALT ed NS A mn | mank: Iv IE en ED re ln | | ì Ben en Me We eN En ee Un Pe 5 , wr T + bin AEN AE en SEN 4 di | A == e= d If a | in MA 7 Î ED El Baia NUE Mt Ann: | bte ik : isd e re di kl Ú | 5 : he ih: RA, ME . eas pe i ij 8 OC AND | ar ele Ku Ee rl Den E | Di Ë p ï Ne a. | ij PSE Eee FS IAS dE! EEEN of T rp Vejen ss Öx i— ee „sú re ge Mei ien etn fi PS rn el Inhoud Verantwoording …..…...nnnnnennenansernnenrsernn essen sneren essen anere seer aars aeron | Ì OET 2. Erfpacht in Amsterdam …. nnen snares ernaar erneer erneer eers senneernenenenn |D 21. _ Erfpachtrechten ….......nnennnnenennneneennrneennorsan sneren sneren sena oeeeen oaeen rseenn sena oeren | 22. Financiële verplichtingen … nnen enaar eenn eenen |Ó 3. Courante niet-woningen ….....nn nnen saannsern aansneed serene anneer anneer annen verrees |Ô 4. _Waarderingsmethoden voor commercieel vastgoed …..….nnnnnnnennanseranrsernsseranersan sneren esseennssernenr 41. Marktwaarde en WOZ-waarde nnee serveer seesernvnenn sereen sersereneeneeeeerevennne 42. _Waarderingsmethoden marktwaarde … nnn nnnnannenaansenaanseenaanersenananseersaanseersaenseer anneer anneer ÒÎ 43. Methode van huurwaardekapitalisatie voor de WOZ-waarde … nnen 23 5. Theoretische erfpachtcorrecti® ….…...nnnnnnanenananeensnanseenanansensenseensaen erna erna eenen DD 51. Contante waarde betalingsverplichtingen …........nnnnnnnnnunennennenernnerrnnn eneen sneren ereen DD 52. _Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak nnen. 26 6. Correctie voor erfpacht op de waarde van volle eigendom … nnee eneen ennen erneer 2 Ó 61. _Marktwaarde erfpachtcorrecti@ nnee rsern rss serera sneren seerd serers seer 2 Ò 62. WOZ-erfpachtcorrectie door Belastingen Gemeente Amsterdam nnee 30 63. _Concluderende opmerkingen … nnee sneren rneennrseenrsenseeren erneer nen SÒ 7. Methodologie onderzoek en interviews nn nnee seen aaanseer anneer annen serre serren sere 33 71. _Semi-gestructureerde expertintervleWS nnen eers eerneenn serres IÔ 72. Vooronderzoek …..….....nnnnnnennnneernnsennserennenn reren reren en eeer eenen seer vennen eere eenen eereereenne ee 3 73. Vragenlijst … nanne ananas aanne eneannentaaenseanaansenneannserneanen ensen ae er annervanree 3 74. Steekproef... nnee serre ear aaneen sean aanrander serres 3 7.5. _Afnemen van de interviews nnee vereer eevearenaennaerseenvnenn ereen JD 76. Wijze van verwerken … nnee eee 3D 77. _ Kwaliteit van de verzamelde data … nnee eren eenennen serres ser verevnenneeeereveenne JD 8. Analyse interviews … nnee errans eree DÛ 81. _Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en de WOZ-waarde … nnen 37 82. Onderscheid tussen verschillende soorten commercieel vastgoed … nn nnen 37 83. Waarderingsmethoden …......…...nnnnnnnrnnnsnsanensansensanenaanreneernsnensernsanneernenenernnnnen ernaar sanne vannesa ST 84. _Disconteringsvoet … nnee ensen seneenn ensen sneren raare oaren oaeen rneeen sneer eenen 3Ó 85. Indexatie canonbetalingen … nnn sean rnernnrseenn ee sneran renners oaeen seer ZÓ 86. _Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak … nnn 39 87. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde@e … nnen renner 3Ó 88. Onderhandelingsruimt@ … nnen ernaar enen eere eerreenneerrenerrnennen Ì EAO EE 4 9. Vergelijking WOZ-erfpachtcorrectie met de interviews nnen senen 3 10. Conclusies en aanbevelingen … nnn seersaanseen aaan serr aaan senennnserr anneer servnn serre HT 10.1. Conclusies neren ennen sereen serveren ereen ereen eerseervenenn arseen rsr enseer eneen verver erveervennn ÁT 10.2. Aanbevelingen nnee serres snersne sneren seneenn sneren erneer rvan rrernn ereen Pagina 2 van 74 Figuren Figuur 1: Contant maken van erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom. nnen 27 Figuur 2: afgekochte erfpachtcontracten naar expiratiejaar …...nnnnnnnnunnsnnnennrneenrennn serene [3 Figuur 3: canon-betalende erfpachtcontracten naar expiratiejaar.… nnee [3 Tabellen Tabel 1: Algemene bepalingen voor erfpacht voor niet-woningen In Amsterdam. nnee 15 Tabel 2: WOZ-objecten per objecttype en eigendom … nnee sneren snee rseennrreennrrenn ennen |Ô Tabel 3: WOZ-objecten per wijk en eigendom. … nnn serres errans À Ì Tabel 4 Erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling. … nnen Ì Ì Tabel 5: Erfpachtrechten per wijk en betalingsregime@. nnen sernsnnnsernsennsennnnnnsnnnnn | Ò Tabel 6: Erfpachtrechten per algemene bepaling en betalingsregime@. nennen | Ò Tabel 7: Erfpachtrechten per objecttype en algemene bepaling, … nnen | Ò Pagina 3 van 74 Pagina 4 van 74 Managementsamenvatting De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dat houdt in dat de erfpachter eigenaar van de opstal is, maar dat de gemeente bloot eigenaar van de grond is en blijft. De erfpachter betaalt de gemeente voor het genot van de grond een vergoeding, een zogeheten canon. Erfpacht is een sinds eeuwen bekend zakelijk recht, een vorm van pacht, waarbij de pacht niet eindigt als de verpachter sterft of de pacht opzegt. Sinds 1994, het jaar waarin de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) werd ingevoerd, zijn enkele kwesties aangaande de erfpacht actueel geworden. De wet schrijft namelijk voor dat de WOZ- waarde van een onroerende zaak bepaald moet worden onder de vooronderstelling dat de belastingplichtige de volle en onbezwaarde eigendom van zijn vastgoed (dus grond plus opstal) zou kunnen overdragen aan een ander. En dus worden onroerende zaken gewaardeerd alsof ze op eigen grond staan. Verkoopcijfers op erfpachtgrond representeren echter niet de waarde van volle eigen- dom, maar die van ‘recht van erfpacht’ plus opstallen en zijn daarom niet zonder meer bruikbaar als basis voor de WOZ-waarde. De grond is Immers niet van de belastingplichtige, maar van de gemeente. Vandaar dat een ‘erfpachtverkoopcijfer’ moet worden gecorrigeerd voor de waarde die aan de blote eigendom van de grond kan worden toegekend. Dit noemen we de WOZ-erfpacht- correctie, of kortweg de erfpachtcorrectie. Doel en aanleiding van het onderzoek Op 13 augustus 2019 gaf de afdeling Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) aan Ortec Finance de opdracht om te onderzoeken in hoeverre de berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed diende te worden geactualiseerd of te worden herijkt en op welke onderdelen dat opportuun zou zijn. Ortec Finance heeft In 2019 een onderzoek naar de WOZ-erfpachtcorrectie voor woningen uitgevoerd. In vervolg op dat onderzoek vroeg BGA ons ook om de WOZ- erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed (zoals kantoren, bedrijfsgebouwen en winkels) te onderzoeken. Dit is mede ingegeven door het feit dat sinds 2016 de rechtsfiguur van eeuwigdurende erfpacht is geïntroduceerd, welke inhoudt dat de canon in êên keer kan worden afgekocht. En dat geldt ook voor commercieel vastgoed. De huidige WOZ-erfpachtcorrectie moest wel worden aangepast om rekening te houden met deze nieuwe vorm van erfpacht. Methodologie In dit onderzoek hebben wij geanalyseerd hoe marktpartijen zoals taxateurs en vastgoedbeleggers, de marktwaarde van commercieel vastgoed op erfpachtgrond vaststellen. Bij de marktwaardering wordt uitgegaan van de feitelijke en de juridische situatie van het vastgoed, bijvoorbeeld met betrekking tot de eigendomssituatie van de grond en de van toepassing zijnde huurcontracten. Dit is in tegenstelling tot de WOZ-waarde, waarbij wettelijk verondersteld wordt dat de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen. Wij hebben in dit onderzoek zeven interviews gehouden met erkend ter zake deskundige taxateurs en professionele beleggers! Deze partijen kunnen bogen op een lange praktijkervaring en kennen de vastgoedmarkt In Amsterdam als geen ander. Uit deze gesprekken konden wij desgevraagd opmaken hoe de ondervraagden rekening houden met de aanwezigheid van erfpacht in de waardebepaling van het vastgoed in kwestie. Nu kan worden opgemerkt dat In gesprekken met deskundigen een subjectieve component verscholen ligt. Maar dat geldt in principe en per definitie voor elke waardebepaling; dus ook voor die welke BGA uitvoert. 1 De interviews vonden plaats op kantoor van de geïnterviewden, in een afgesloten vergaderruimte en duurden niet langer dan één uur. Bij drie van deze interviews is, naast degene die is uitgenodigd, nog een collega aangeschoven. Geïnterviewde taxateurs: (1) Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT van Cushman & Wakefield; (2) Rob van Trappen RMT RT van AMEG; (3) Drs. Arnold de Bue MRE MRICS RT en Kjell van den Heuvel MRICS RT HypZert (MLV) van JLL; (4) Drs. Hero Knol MSc RE MRICS RT en drs. Willem Rodermond MRE MRICS HypZert (MLV) RT van CBRE; (5) Dr. Paul Nelisse van Colliers. Geïnterviewde investeerders: (6) Geoff de Booij LLM MSc van Deka Immobilien en (7) ir. Crispijn Stulp van AXA IM. Pagina 5 van 74 Daar komt bij dat de waardering van commercieel vastgoed zich niet zo goed laat vergelijken met die van woningen. Er bestaat meer verschil tussen objecten dan bij woningen. Bovendien zijn er minder verkoopcijfers van commercieel vastgoed beschikbaar. Daarom is het niet mogelijk een kwantitatieve analyse uit te voeren, zoals die voor woningen in het eerdere onderzoek naar de WOZ- erfpachtcorrectie is uitgevoerd? Huidige methode WOZ-erfpachtcorrectie bij commercieel vastgoed BGA berekent de erfpachtcorrectie door de financiële verplichtingen te beoordelen die voor de erfpachter uit het erfpachtrecht voortvloeien. De afdeling baseert deze correctie thans op de verschuldigde canonbetalingen gedurende een periode van 50 jaar vanaf de verkoopdatum. Dit klinkt echter eenvoudiger dan het is. Ten eerste zijn de toekomstige canonbetalingen onbekend, in het bijzonder de betalingen in het opvolgende tijdvak. De canon in het nieuwe tijdvak hangt af van de onbekende erfpachtgrondwaarde aan het begin van het nieuwe tijdvak. Daarnaast is het de vraag in welke mate kopers en verkopers bij de totstandkoming van de verkoopprijs rekening houden met de canonbetalingen. De huidige correctie kan worden samengevat als de contante waarde van toekomstige erfpachtbetalingen. De contante waarde Is de som van toekomstige en onzekere erfpachtbetalingen. Deze betalingen zijn verdisconteerd om rekening te houden met de onzekerheid van toekomstige betalingen. En daarvoor moeten vooronderstellingen aangenomen worden. De toekomstige betalingen in de eerste periode (het huidige tijdvak) worden in het eerste jaar na verkoopdatum met 1% geïndexeerd. De erfpachtbetalingen in de tweede periode (na de canonherziening aan het einde van het tijdvak) zijn gebaseerd op de canon aan het begin van het huidige tijdvak, die wordt geïndexeerd met een percentage van 2,75 per jaar. Wij concluderen als onderzoekers dat de contante waarde methode kan worden gebruikt voor de berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed. Wel achten wij het als onderzoekers en opstellers van dit rapport aan te bevelen enkele vooronderstellingen In de berekening van de contante waarde te herzien. Deze zijn hierna onder de conclusies en aanbevelingen opgenomen. Conclusies en aanbevelingen Een vergelijking van de huidige WOZ-erfpachtcorrectie zoals deze door BGA wordt vormgegeven, met de uitkomsten uit de interviews leidt tot de volgende conclusies: 1. Bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond wordt doorgaans eerst de marktwaarde bepaald alsof het object op eigen grond zou staan, waarna vervolgens gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Conceptueel is de erfpachtcorrectie In de bepaling van de marktwaarde gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Dit betekent dat de resultaten van de interviews relevant zijn voor de implementatie van de WOZ-erfpachtcorrectie. 2. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken verschillende methoden (BAR/NAR en DCF) voor het berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ- erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode. 3. Hetis volgens geïnterviewden niet nodig om In de uitwerking van de methode van WOZ- erfpachtcorrectie onderscheid te maken in soorten commercieel vastgoed. Eên methode volstaat. 4. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken een object-specifieke disconteringsvoet. BGA hanteert een generieke voet die varieert per jaar. 5. De geïnterviewde marktpartijen volgen het van toepassing zijnde betalingsresime in de berekening van de erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon in het huidige tijdvak. ? Francke, M.K. en M. van der Schans, 2019, Erfpachtcorrectie van verkoopcijfers in Amsterdam in het kader van de Wet WOZ, onderzoeksrapport door Ortec Finance in opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam, 19 september 2019, Pagina 6 van 74 6. Voor de inflatieverwachting sluiten geïnterviewde marktpartijen aan bij de prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de langetermijndoelstelling voor inflatie van de Europese Centrale Bank. BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie. De eenmalige correctie bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van het tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de verkoopdatum. 7. Een belangrijk verschil betreft de bepaling van de grondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Geïnterviewde marktpartijen passen de residuelewaardemethode toe en BGA een indexmethode. 8. Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. BGA hanteert daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen In het huidige tijdvak. 9. De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant. BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen tot een periode tot 50 jaar na waardepeildatum. 10. Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin “de markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. BGA past geen looptijd afhankelijke correctie toe. Wij doen op basis van een theoretische verkenning en de uitkomsten van de interviews de volgende aanbevelingen: 1. Gebruik één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie Onderlinge consistentie is in de Wet WOZ van wezenlijk belang. Het verdient daarom aanbeveling om slechts één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie toe te passen, de DCF- methode. Geïnterviewde marktpartijen en BGA berekenen, bij gebrek aan goed vergelijkbare verkopen, erfpachtcorrecties op basis van zelf gekozen uitgangspunten. Geen van de partijen kan claimen de waarheid te verkondigen. BGA zou jaarlijks een Praktijkhandreiking Berekening WOZ-erfpachtcorrectie niet-woningen kunnen publiceren en daaraan een voorlichtingssessie voor grote taxatiekantoren kunnen verbinden, waarin ze aan de hand van recente inzichten uitleggen hoe ze WOZ-erfpachtcorrectie berekenen. 2. Pas een generieke disconteringsvoet toe die jaarlijks varieert Er is weinig onzekerheid over de hoogte van de canonbetalingen in het huidige tijdvak en deze onzekerheid verschilt ook niet tussen objecten. Het verdient daarom aanbeveling om In de WOZ-erfpachtcorrectie êên generieke disconteringsvoet te hanteren, en deze jaarlijks aan te passen. Het college van B&W stelt jaarlijks ten behoeve van de afkoop-instructie een disconteringsvoet vast (in 2019 gelijk aan 4,5%). Het liet voor de hand om dit percentage te gebruiken. Er is echter wel veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrondwaarde en de daarvan afgeleide canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Echter, geen van de geïnterviewde marktpartijen hanteert hiervoor een hogere disconteringsvoet. De grotere onzekerheid zou vertaald kunnen worden In een opslag op de disconteringsvoet In het opvolgende tijdvak. De vraag hoe hoog dit percentage moet zijn, valt binnen het kader van dit onderzoek niet te beantwoorden. 3. Ga inde berekeningen uit van het van toepassing zijnde betalingsregime Het verdient aanbeveling om bij de berekening van de contante waarde van de canonbetalingen in het huidige tijdvak uit te gaan van het van toepassing zijnde betalingsregime. 4, Gebruik inflatieverwachtingen van het NRVT of de lange termijn inflatiedoelstelling van de ECB Het is aan te bevelen om bij canonindexatie aan te sluiten bij de inflatieverwachting uit de prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de lange termijn inflatiedoel- stelling van de Europese Centrale Bank. Pagina 7 van 74 5. Gebruik de residuelewaardemethode Geïnterviewde marktpartijen passen voor het bepalen van de erfpachtgrondwaarde de residuelewaardemethode toe en BGA een Iindexmethode op basis van de grondwaarde aan het begin van het tijdvak. De eerste methode houdt rekening met de kenmerken van het te waarderen object en de marktomstandigheden op waardepeildatum. De tweede methode doet dit juist niet, maar is daarentegen eenvoudig om uit te voeren. (Wel dient de huidige implementatie door BGA te worden aangepast: niet de canon aan het begin van het tijdvak, maar de grondwaarde, moet over de lengte van het huidige tijdvak worden geïndexeerd. Bij het indexeren van de canon wordt ten onrechte verondersteld dat de canonpercentages aan het begin en einde van het tijdvak aan elkaar gelijk zijn). De vraag dient zich op of een eenvoudige indexering — 2,75% per jaar — afdoende is om een betrouwbare indicatie te geven van de erfpachtgrondwaarde. In vergelijking met koopwoningen is commercieel vastgoed veel heterogener en zijn marktontwikkelingen veel beweeglijker. Het toepassen van de residuelewaardemethode ligt daarom vanuit een taxatie perspectief bi commercieel vastgoed meer voor de hand en wel volgens de variant onbebouwd, zoals beschreven in paragraaf 5.2.1: (1) Bepaal de residuele grondwaarde van onbebouwde grond op de waardepeildatum; (2) indexeer de grondwaarde naar de begindatum van het opvolgende tijdvak met een prudent percentage, gelijk aan die bij de canonindexatie. De keuze tussen het toepassen van de indexmethode en de residuelewaardemethode is dus een afweging tussen eenvoud van methode en uitvoering enerzijds en betrouwbaarheid van de uitkomst anderzijds. Het is aan te bevelen om — eventueel geleidelijk — over te stappen op de residuelewaardemethode. Een reden om deze overstap geleidelijk te doen Is dat de residuele- waardemethode een verandering van werkwijze vereist, waarbij bouwkosten en grondprijzen systematisch verzameld en geanalyseerd moeten worden. Er zou begonnen kunnen worden met een onderzoek waarbij voor een deel van de verkopen de residueel bepaalde erfpachtgrond- waarde wordt vergeleken met de geïndexeerde erfpachtgrondwaarde. 6. Gebruik een depreciatiefactor van 10% Het is aan te bevelen om bij de bepaling van de depreciatiefactor aan te sluiten bij het beleid van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. De depreciatiefactor bedraagt 10% voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. Als er in de residuele berekening bij de bouwkosten geen rekening Is gehouden met sloopkosten, bedraagt de depreciatiefactor 25%. 7. Maak de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant, BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen. BGA maakt canonbetalingen contant over een periode van 50 jaar. Wij adviseren een oneindige horizon. Dit sluit aan bij de verplichting tot het voor altijd afkopen van toekomstige canonbetalingen In het stelsel van eeuwigdurende erfpacht. De eenvoudigste manier waarop met een oneindige horizon wordt gerekend is door het contant maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Dit heeft als voordeel dat het eenvoudig is en er geen aanname over een toekomstig canonpercentage gemaakt moet worden. Het contant maken van canonbetalingen is vooral relevant In het geval men rekening wenst te houden met het feit dat deskundigen veelal een lager canonpercentage vaststellen dan het college van B&W. De vraag wat in de verre toekomst de verhouding is tussen de canon van de deskundigen en het college van B&W is echter moeilijk In te schatten. Als echter op waardepeildatum een vervroegde canonherziening einde tijdvak aangevraagd mag worden (paragraaf 2.2.1), zou met een canonpercentage gerekend kunnen worden zoals deskundigen dit doorgaans vaststellen. Merk op dat bij de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak moet ook de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het opvolgende tijdvak contant worden gemaakt, zie hiervoor paragraaf 5.2.2. Pagina 8 van 74 8. Pas geen correctie toe op de contante waarde van canonbetalingen in het huidige tijdvak BGA houdt in de WOZ-erfpachtcorrectie rekening met 60% van de contante waarde van de canonbetalingen in het huidige tijdvak. De motivatie voor deze 60% is dat er sprake is van een voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van bouwrijpe grond. Deze motivatie is echter alleen van toepassing op de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Ook bij de geïnterviewde marktpartijen wordt er geen correctie toegepast op de canonbetalingen In het huidige tijdvak. De aanbeveling is dan ook om deze correctie voor de canonbetalingen in het huidige tijdvak achterwege te laten. 9. Communiceer helder de keuze t.a.v. het correctiepercentage in het opvolgende tijdvak Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin ‘de markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. Er bestaat geen ‘best practice! dat door BGA overgenomen kan worden. BGA ontkomt er echter niet aan om een keuze te maken ten aanzien van een (resterende Looptijd) afhankelijk correctiepercentage (dit kan gelijk zijn aan nul procent). Het verdient aanbeveling om deze keuze periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, helder met marktpartijen te communiceren (zie ook aanbeveling 1), en zo mogelijk na raadpleging van marktpartijen vast te stellen. Het gerechtshof Amsterdam geeft in de uitspraak van 9 mei 2019 belangrijke overwegingen voor deze keuze: "De gemeente is niet verplicht om uit een brede waaier aan mogelijke schattingen van de erfpachtcorrectie de meest waarschijnlijke of de beste te kiezen. Voldoende is dat de gemeente op zorgvuldige wijze, reêle, goed verdedigbare keuzes maakt.” En: “Van belang acht het Hof ook dat de heffingsambtenaar bij het waarderen van factoren met een grote onzekerheidsmarge In een aantal gevallen de voor belanghebbende meest gunstige oplossing gekozen heeft.” 10. Reken met bekende erfpachtgrondwaarde en canon(percentage) in het opvolgende tijdvak Tenslotte, als op de waardepeildatum de erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak bekend zijn — omdat de uitkomst van de canonherziening al bekend is — gebruik dan de bekende waarden, en niet de zelf geschatte waarden. Pagina 9 van 74 Pagina 10 van 74 Verantwoording Dit onderzoek is uitgevoerd door Ortec Finance onder leiding van prof. dr. Marc Francke In opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam. Het onderzoek betreft een commerciële opdracht van Ortec Finance en geen wetenschappelijke onderzoeksopdracht vanuit de Universiteit van Amsterdam. De door Belastingen Gemeente Amsterdam opgestelde opdrachtformulering is te vinden in appendix B. Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek naar erfpacht bij woningen (Francke en van der Schans, 2019). Conform de opdrachtbeschrijving heeft Ortec Finance een externe klankbordgroep gevormd bestaande uit de hoogleraren e prof. dr. Tom Berkhout MRE MRICS (Nyenrode Business Universiteit) als voorzitter, e prof. dr. Dirk Brounen (Universiteit van Tilburg), e prof. dr. Piet Eichholtz (Maastricht University), e prof. mr. dr. Jan Monsma (Erasmus Universiteit Rotterdam). De klankbordgroep is betrokken bij de voortgang, uitvoering en rapportage van het onderzoek en heeft bovendien de theoretische en praktische aspecten van het onderzoek besproken. Voor het kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van de expertise van prof. dr. Edward Groenland (Nyenrode Business Universiteit). Professor Groenland heeft geadviseerd in de onderzoeksopzet, de vragenlijst en de analyse van de interviews. Daarnaast zijn de onderzoekers door hem getraind in het afnemen van de Interviews. De verantwoordelijkheid voor dit onafhankelijke onderzoek ligt geheel bij Ortec Finance. Het project is gestart met een expertmeeting, gehouden op woensdag 28 augustus 2019, met presentaties door Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT van Cushman & Wakefield, drs. Elof Nieuwenhuis van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam en prof. dr. Peter van Gool FRICS van de Universiteit van Amsterdam. Pagina 11 van 74 Pagina 12 van 74 1. Inleiding De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dit betekent dat het grootste deel van de objecten die vanaf 1900 zijn gebouwd op erfpachtgrond staan. De gemeente is bloot eigenaar van de grond. De erfpachter is eigenaar van de opstal. De erfpachter betaalt de gemeente als vergoeding voor ‘het genot van de grond’ een canon. Wij richten ons in dit onderzoek op de invloed van erfpacht op de marktwaarde van courante niet- woningen, ook wel commercieel vastgoed (onroerende zaken en de daarop betrekking hebbende zakelijke rechten) genoemd, zoals kantoren, winkels, bedrijven en logistiek. Het gaat hierbij uitsluitend om objecten die huur (zouden kunnen) genereren. De marktwaarde wordt in de internationale taxatiestandaarden (IVS, EVS, RICS) gedefinieerd als: “Het geschatte bedrag waartegen een object of recht c.q. verplichting zou worden overgedragen op de waardepeildatum tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper in een zakelijke transactie, na behoorlijke marketing en waarbij de partijen zouden hebben gehandeld met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang.” Het doel van het onderzoek is inzichtelijk te maken op welke wijze rekening wordt gehouden met toekomstige erfpachtverplichtingen bij het bepalen van de marktwaarde. Bovendien proberen wij te achterhalen wat het verschil in marktwaarde zou zijn als het object op eigen grond zou staan. In het eerder uitgevoerde onderzoek naar de invloed van erfpacht op verkoopprijzen van woningen is gebruik gemaakt van statistische modellen (Francke en van der Schans, 2019). Bij commercieel vastgoed is deze kwantitatieve aanpak niet goed mogelijk. Door het relatief kleine aantal verkopen In combinatie met een grote mate van heterogeniteit van commercieel vastgoed is het niet mogelijk om statistisch betrouwbaar de invloed van erfpacht vast te stellen. Om toch te achterhalen op welke wijze erfpacht in (de bepaling van) de marktwaarde een rol speelt, is gekozen voor kwalitatief onderzoek door middel van interviews met taxateurs en beleggers. De resultaten uit deze analyse worden vervolgens gebruikt voor het reflecteren op de door Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) gehanteerde wijze van het toepassen van de zogenoemde ‘WOZ-erfpachtcorrectie' voor courante niet-woningen. De WOZ-erfpachtcorrectie is een correctie van een verkoopprijs voor erfpacht. Een verkoopprijs van een object op erfpachtgrond representeert niet de waarde van volle eigendom van grond plus opstallen, maar die van ‘recht van erfpacht’ plus opstallen. Echter, de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) schrijft voor dat de WOZ-waarde van een onroerende zaak bepaald moet worden onder de veronderstelling van vol en onbezwaard eigendom (Artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ). Verkoopcijfers van objecten op erfpachtgrond zijn daarom niet zonder meer bruikbaar als basis voor de WOZ-waarde. Een ‘erfpachtverkoopcijfer! moet daarom gecorrigeerd worden voor de aan het niet-meeverkochte blooteigendomsrecht toe te kennen waarde, zodat de gecorrigeerde prijs de situatie van volle eigendom zo goed mogelijk representeert. De correctie op het verkoopcijfer noemen we de WOZ-erfpachtcorrectie, of kortweg erfpachtcorrectie. Het aangepaste verkoopcijfer wordt daarmee bruikbaar als basis voor de WOZ- waarde. De opbouw van dit rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft een korte beschrijving van erfpacht in Amsterdam. Hoofdstuk 3 beschrijft in detail op welke WOZ-objecten dit onderzoek betrekking heeft. Hoofdstuk 4 bespreekt de waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde (zonder ficties, in verhuurde staat) en de WOZ-waarde (met ficties) in het geval er sprake is van volle eigendom. Hoofdstuk 5 geeft een theoretische benadering van de erfpachtcorrectie. Hoofdstuk 6 beschrijft hoe de waarderingsmethoden aangepast kunnen worden Indien er sprake is van erfpacht in plaats van volle eigendom. Tevens beschrijft dit hoofdstuk hoe BGA de WOZ-erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed vormgeeft. Hoofstuk 7 geeft een verantwoording van de onderzoeksmethode, het houden van semi-gestructureerde interviews. Hoofdstuk 8 geeft de resultaten van de Interviews. In hoofdstuk 9 worden de uitkomsten van de Interviews vergeleken met de huidige implementatie van de WOZ-erfpachtcorrectie van BGA. Hoofdstuk 10 sluit af met conclusies en aanbevelingen. Pagina 13 van 74 Pagina 14 van 74 2. Erfpacht in Amsterdam 2.1. Erfpachtrechten De gemeente Amsterdam geeft sinds 1896 grond in erfpacht uit. Dit betekent dat vrijwel alle objecten die vanaf 1900 zijn gebouwd op erfpachtgrond staan. De gemeente is dan bloot eigenaar van de erfpachtgrond. Zij bepaalt bij uitgifte in erfpacht de (erfpacht)grondwaarde en hiervan wordt de canon afgeleid die de erfpachter (half)jaarlijks als vergoeding aan de erfverpachter, de gemeente, moet betalen voor wat men juridisch noemt ‘het genot van de grond’. De canon bij uitgifte Is de erfpachtegrondwaarde bij uitgifte maal het canonpercentage bij uitgifte. Het canonpercentage wordt door het college van B&W vastgesteld. De erfpachter betaalt de erfverpachter, de gemeente, als vergoeding (half)jaarlijks een canon. Algemene erfpachtvoorwaarden zijn opgenomen in algemene bepalingen. Er zijn in de loop van de jaren verschillende algemene bepalingen toegepast. Een belangrijk onderscheid tussen algemene bepalingen betreft de tijdvakken: voortdurend of eeuwigdurend. Tot juli 2016 hanteerde de gemeente Amsterdam een stelsel van voortdurende erfpacht, waarbij een recht met een onbepaalde looptijd wordt opgedeeld In tijdvakken van 50 of 75 jaar. Binnen een tijdvak zijn de canonbetalingen bekend, afgezien van een eventueel van toepassing zijnde correctie voor prijsinflatie. Het is — afhankelijk van de algemene bepalingen — mogelijk om de canonbetalingen binnen een tijdvak af te kopen. De spreiding van de betalingen binnen een tijdvak is vastgelegd In het betalingsregime (vast, indexeren en afkopen). Bij ieder volgend tijdvak wordt de erfpacht- grondwaarde opnieuw bepaald en op basis daarvan de nieuwe canon. Vanaf juli 2016 zijn voor nieuwe erfpachtuitgiftes de algemene bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht van toepassing. Bij eeuwigdurende erfpacht is geen sprake van tijdvakken, of anders gezegd, er is sprake van êén tijdvak met een oneindige looptijd. Bij niet-woningen is er op dit moment bij uitgifte de verplichting om de canonbetalingen voor altijd af te kopen (eeuwigdurende afkoop) en is er geen overstapregeling van voortdurende naar eeuwigdurende erfpacht. Tabel 1 geeft een overzicht van algemene bepalingen en betalingsregimes zoals deze van toepassing zijn voor niet-woningen. Een uitgebreidere beschrijving van algemene bepalingen en betalingsregimes is te vinden in hoofdstuk 2 van Francke en van der Schans (2019). Tijdvak in jaren Afkoop indexering aanpassing Grondwaarde AB Eerste Volgende Mogelijk Verlenging vast 1-jrs S-jrs 10-jrs 25-jrs einde tijdvak Voortdurend AB1915 75 50 nee nee ja nee nee nee nee 3D AB1934 75 50 nee nee ja nee nee nee nee 3D AB1937 75 50 ja nee ja nee nee nee nee 3D AB1955 75 50 ja nee ja nee nee nee nee 3D AB1966 50 50 ja max 50 ja nee CPI nee nee G, 3D AB1994 50 50 ja max 50 ja nee CPI nee nee G, 3D AB2000 50 50 ja nee nee CPI-1% nee ja ja G, 3D Eeuwigdurend AB2016 oneindig ja n.v.t. nee nee nee nee nee n.v.t. * AB1998 is alléén van toepassing op woningcorporaties. * Bij voortdurende erfpacht wordt onderscheid gemaakt in de lengte van het eerste en de volgende tijdvakken. * Het is niet bij iedere AB mogelijk af te kopen. Bij AB1966 (tot het jaar 2000) en AB1994 is het mogelijk voor maximaal 100 jaar (twee tijdvakken) af te kopen. * Bij AB1915, 1934, 1937 en 1955 wordt de canon niet aangepast voor prijsinflatie. Bij AB1966 en 1994 bestaat de mogelijkheid canonindexering uit te sluiten. De indexering is gebaseerd op het consumentenprijsindexcijfer (CPI) ‘Alle huishoudens’. * AB2000 geeft de mogelijkheid tot vaste canonbetalingen gedurende 10 of 25 jaar. De aanpassing van de canon is dan niet op basis van prijsinflatie, maar op basis van het canonpercentage. * De laatste kolom in Tabel 2.1 geeft aan wat de procedure is voor de vaststelling van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak. 3D: De vaststelling van de waarde wordt door drie deskundigen gedaan. G, 3D: De gemeente doet een aanbieding en bij verwerping wordt de waarde door drie deskundigen bepaald. Tabel 1: Algemene bepalingen voor erfpacht voor niet-woningen in Amsterdam. Pagina 15 van 74 2.2. Financiële verplichtingen De eigendom van een object op erfpachtgrond leidt ten opzichte van een object in volle eigendom tot extra exploitatielasten, namelijk huidige en toekomstige betalingen die voortvloeien uit het erfpachtcontract. Hierbij maken we onderscheid tussen voortdurende en eeuwigdurende erfpacht. 2.2.1. Voortdurende erfpacht Bij voortdurende erfpacht moet (half)jaarlijks de canon betaald worden tot aan de einddatum van het huidige tijdvak en aan het begin van het opvolgende tijdvak de erfpachtgrondwaarde op dat moment. We noemen de bekende huidige canon Co. De toekomstige (door indexatie) onbekende canonbetalingen tot aan het einde van het tijdvak geven we aan met EC, EoC2, … Eo Cn, Waarbij n de begindatum van het opvolgende tijdvak is. Het symbool E‚ geeft aan dat het om een verwachting gaat, in dit geval van een onbekende canon, op dit moment. De onbekende erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak geven we aan met E,WEG,. De financiële verplichtingen vanaf de huidige datum zijn dus Co, EC, EoCo, … Eo Cn, EoWEG). Canonbetalingen binnen het huidige tijdvak Ten aanzien van de canonbetalingen binnen het huidige tijdvak onderscheiden we drie situaties: 1. Eris sprake van indexering van canonbetalingen. Canonbetalingen worden geïndexeerd aan de hand van de prijsinflatie (consumentenprijsindexcijfer). De huidige canon is dus bekend, toekomstige canonbetalingen hangen af van de prijsinflatie. 2. Eris sprake van een vaste canon of uitsluiting van canonindexering. De toekomstige canon- betalingen binnen het huidige tijdvak zijn daarmee bekend en gelijk aan Co, oftewel er geldt dat E‚C, = EC, =*= EoCn-1 = Co 3. De canonbetalingen binnen het huidige erfpachttijdvak zijn afgekocht, oftewel er geldt dat Co = EC, = EC} == EoCh-1 = 0. Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak Drie tot vier jaar voor de einddatum van het huidige tijdvak wordt de procedure tot canonherziening einde tijdvak (CHET) gestart. De gemeente doet de erfpachter een aanbieding betreffende de erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en daarmee de canon (=canonpercentage maal erfpachtgrondwaarde). Zolang er nog geen aanbieding is gedaan, is de toekomstige erfpacht- grondwaarde dus onbekend. In het vervolg van deze paragraaf bespreken we nog een tweetal specifieke punten, namelijk de canonbepaling door deskundigen en de mogelijkheid tot vervroegde canonherziening einde tijdvak. A. Canonbepaling door deskundigen na afwijzing gemeentelijke aanbieding Als een erfpachter bij canonherziening niet akkoord gaat met de canon zoals voorgesteld door de gemeente, wordt door drie deskundigen de erfpachtgrondwaarde en het canonpercentage vastgesteld, en daarmee de canon (zie bijvoorbeeld Berkhout e.a, 2015). De deskundigen komen veelal uit op een veel lager canonpercentage dan de gemeente (op dit moment 3% voor commercieel vastgoed), gebruikmakend van de methode van Uittenbogaard & Traudes (2003). B. Mogelijkheid tot vervroegde canonherziening einde tijdvak De erfpachter heeft de optie tot vervroegde canonherziening in de periode vanaf het 12e jaar tot en met het 4e jaar voor het einde van het tijdvak (aanvraag vanaf het 13e jaar tot en met het 5e jaar voor het einde van het huidige tijdvak), zie Gemeente Amsterdam (2018a). Als wordt verondersteld dat de markt op een dieptepunt is, zou dat een reden kunnen zijn tot vervroegde canonherziening; de erfpachtgrondwaarde en de bijbehorende canon zijn dan relatief laag. Een andere reden is een lage rentestand en daarmee een laag canonpercentage, en de verwachting dat deze in de toekomst zal stijgen. Zeker als de huidige canon gebaseerd is op een hoog canonpercentage, kan een vervroegde canonherziening aantrekkelijk zijn. Als van de optie tot vervroegde canonherziening gebruik wordt gemaakt, dan gaat het opvolgende tijdvak eerder in. Pagina 16 van 74 2.2.2. Eeuwigdurende erfpacht Bij eeuwigdurende erfpacht is de situatie eenvoudiger dan bij voortdurende erfpacht. Er is geen sprake van tijdvakken en er hoeft dus geen schatting gemaakt te worden van een toekomstige erfpachtgrondwaarde. Bij niet-woningen is er bij eeuwigdurende erfpacht de verplichting tot eeuwigdurende afkoop. Er zijn dus geen toekomstige betalingsverplichtingen, oftewel Co = EC = EC, == 0. Pagina 17 van 74 Pagina 18 van 74 3. Courante niet-woningen Dit hoofdstuk beschrijft op welke WOZ-objecten dit onderzoek betrekking heeft. Dit onderzoek richt zich op courante niet-woningen, ook wel commercieel vastgoed genoemd, zoals kantoren, winkels, bedrijfspanden en logistiek. Het gaat hierbij om WOZ-objecten die huur (zouden kunnen) genereren en die voor de Wet WOZ in de regel met de methode van huurwaarde kapitalisatie (HWK) gewaardeerd worden? De volgende niet-woningen worden In dit onderzoek niet meegenomen: 1. Objecten die In het kader van de Wet WOZ met de gecorrigeerde vervangingswaarde- methode, de vergelijkingsmethode, of de discounted cash flow-methode worden gewaardeerd. Van deze objecten zijn onvoldoende data voorhanden. 2. Objecten die in het bezit zijn van corporaties. Deze objecten hebben specifieke bepalingen die alleen voor corporaties gelden. Ook erfpachtcontracten In de Port of Amsterdam worden In dit onderzoek niet meegenomen. In totaal zijn er in Amsterdam 36.100 WOZ-objecten die per 1 januari 2019 voldoen aan bovenstaande criteria. Bij 19.907 van de 36.100 WOZ-objecten is er sprake van erfpacht, oftewel bij 55 procent. Tabel 2 geeft een telling van de WOZ-objecten naar objecttype. De grootste categorieen zijn kantoren, winkels en bedrijven. Merk op dat de categorie ‘eigen grond’ objecten ook objecten kan bevatten met andere dan gemeentelijke erfpacht, zoals erfpacht in de Port of Amsterdam. WOZ-objecten per objecttype en eigendom Eigen grond Erfpacht Totaal Bedrijf 2.882 4.312 7.194 Kantoor 3.942 4,689 8.631 Winkel 4.765 3.588 8.353 Parkeren 712 1.406 2.178 Garage 408 4205 4,613 Restaurant/café 2.414 1.230 3.644 Overig HWK 1.010 477 1.487 Totaal 16.193 19.907 36.100 Tabel 2: WOZ-objecten per objecttype en eigendom. Een verdere beschrijving van de erfpachtcontracten voor courante niet-woningen is te vinden in bijlage G. Het aantal erfpachtcontracten behorende bij de 19.907 WOZ-objecten bedraagt 35.876, gemiddeld bijna twee erfpachtrechten bij Één WOZ-object. Voor dit onderzoek zijn de volgende observaties relevant: = Bij het grootste deel van de erfpachtcontracten zijn de canonbetalingen In het huidige tijdvak afgekocht: bij 23.695 van de 35.876 rechten, oftewel 66 procent. = Het aantal rechten dat vóór 2030 expireert is laag (met een kleine piek in 2027). = Bij afgekochte rechten ligt de piek van de expiratiedatum In de periode 2050 — 2060, corresponderend met rechten die in de periode 2000 — 2010 zijn ingegaan. = __ Bij canon-betalende erfpachtrechten is de verdeling van de expiratiejaren gelijkmatiger. > Waarderingsinstructie: Pag. 64, 65: “De Wet WOZ schrijft voor dat van niet-woningen de marktwaarde wordt bepaald, tenzij de gecorrigeerde vervangingswaarde hoger is. In de Uitvoeringregeling instructie waardebepaling Wet WOZ is bepaald dat de waarde wordt bepaald door gebruik te maken van een methode van systematische vergelijking, de huurwaarde-kapitalisatie- methode, de discounted-cashflow-methode of met de gecorrigeerde vervangingswaarde-methodiek. Afhankelijk van het (type) object en de waarderingsgrondslag wordt een andere waarderingsmethodiek toegepast. Voor objecten waarvoor voldoende marktinformatie beschikbaar is, zoals kantoren of winkels wordt doorgaans de marktwaarde bepaald. Dit gebeurt met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode of, in voorkomende gevallen met behulp van de vergelijkingsmethode.” Merk op dat bij de waardering van niet-woningen de vergelijkingsmethode zelden wordt toegepast. Pagina 19 van 74 Pagina 20 van 74 4, Waarderingsmethoden voor commercieel vastgoed Dit hoofdstuk beschrijft waarderingsmethoden voor huurinkomsten genererend commercieel vastgoed. Allereerst geeft paragraaf 41 definities van de marktwaarde en de WOZ-waarde. Paragraaf 42 geeft een overzicht van waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde. Tenslotte beschrijft paragraaf 4.3 de huurwaardekapitalisatie-methode voor de bepaling van de WOZ-waarde. In de uitleg van de waarderingsmethoden wordt uitgegaan van de situatie van volle eigendom. De invloed van erfpacht wordt in het volgende hoofdstuk besproken. 4.1. Marktwaarde en WOZ-waarde De definitie van marktwaarde Is: Marktwaarde is het geschatte bedrag waartegen een actief of passief zou worden overgedragen op de waardepeildatum tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper in een zakelijke transactie, na behoorlijke marketing en waarbij de partijen zouden hebben gehandeld met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang. (VSC, 2018, par. 30 op pagina 16). De marktwaarde is bijvoorbeeld van belang voor een aan- of verkoopbeslissing of voor een financieringsvoorstel. Bij de marktwaardering wordt uitgegaan van de feitelijke en de juridische situatie van het actief (de zaak, het vastgoedobject), bijvoorbeeld met betrekking tot de eigendomssituatie van de grond en de van toepassing zijnde huurcontracten. Dit is in tegenstelling tot de WOZ-waarde, waarbij wettelijk verondersteld wordt dat de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen (overdrachtsfictie) en de verkrijger de zaak In de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen (verkrijgingsfictie), zie het tweede lid van artikel 17 van de Wet WOZ. De verkrijgingsfictie heeft onder andere tot gevolg dat in de bepaling van de WOZ-waarde niet wordt uitgegaan van de feitelijke situatie met betrekking tot de huurder, de huurprijs en voorwaarden In het huurcontract. In plaats daarvan wordt uitgegaan van een verhuring op marktconforme voor- waarden die zou kunnen worden gerealiseerd onmiddellijk na de transactie. Voor dit onderzoek Is vooral de overdrachtsfictie relevant. In het geval van erfpacht wordt door de ficties afgeweken van de juridische toestand van het object. De WOZ-waarde is gebaseerd op de situatie van volle eigendom, ook al staat het vastgoedobject op erfpachtgrond. 4.2. Waarderingsmethoden marktwaarde De meest gebruikte methoden voor het bepalen van de marktwaarde van (huur)inkomsten genererend commercieel vastgoed zijn eenvoudige kapitalisatiemethoden (bruto- en netto- aanvangsrendement methoden; in het vervolg BAR- en NAR-methode) en de discounted cash flow- methode (DCF-methode).* De eenvoudige kapitalisatiemethoden zijn op marktbewijs van vergelijkbare objecten gebaseerd. Dit geldt in het bijzonder voor de BAR-methode. De DCF-methode is daarentegen meer gebaseerd op aannames ten aanzien van toekomstige kasstromen. Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van de methoden op hoofdlijnen. Een uitgebreide beschrijving is te vinden in bijvoorbeeld Van Arnhem e.a. [hoofdstuk 8] (2013) en Van Gool e.a. [hoofdstuk 10.71 (2013). Naast de inkomensmethoden zou ook de methode van directe vergelijking worden toegepast, mits er voldoende verkopen van vergelijkbare objecten beschikbaar zouden zijn. We bespreken deze methode niet, aangezien er onvoldoende verkopen beschikbaar zijn om de methode toe te passen. * Merk op dat we in het onderzoek objecten die in het kader van de Wet WOZ met de DCF-methode worden gewaardeerd, hebben buitengesloten. Echter, deze objecten kunnen in een marktwaardering nog steeds met behulp van de DCF-methode worden gewaardeerd. Pagina 21 van 74 4.2.1. Bruto-aanvangsrendement methode Het bruto-aanvangsrendement (BAR) is de bruto-markthuur in het eerste jaar als percentage van de investering. Bij de BAR-methode wordt de bruto-markthuur van het te waarderen object in het eerste jaar gedeeld door het markt-BAR van vergelijkbare objecten. Indien van toepassing vinden er correcties op de waarde plaats, bijvoorbeeld voor leegstand, onder- of overhuur en achterstallig onderhoud. Deze correcties worden berekend door het verdisconteren van de inschattingen van de corresponderende toekomstige kasstromen.” Ten slotte wordt er rekening gehouden met transactiekosten. 4.2.2. Netto-aanvangsrendement methode Het netto-aanvangsrendement (NAR) is de netto-markthuur in het eerste jaar als percentage van de investering. De netto-markthuur is de bruto-markthuur gecorrigeerd voor exploitatielasten. Bij de NAR-methode wordt de netto-markthuur van het te waarderen object In het eerste jaar gedeeld door het markt-NAR van vergelijkbare objecten. In vergelijking met de BAR-methode is er voor het NAR meestal geen direct marktbewijs beschikbaar, omdat exploitatielasten van vergelijkbare objecten veelal niet bekend zijn en hierover aannames gemaakt moeten worden. Indien van toepassing vinden er correcties op de waarde plaats, zoals In de BAR-methode. Ten slotte wordt er rekening gehouden met transactiekosten. 4.2.3. Discounted cash flow-methode In de discounted cash flow-methode (DCF-methode) worden de netto-huuropbrengsten over een bepaalde periode en de restwaarde aan het einde van deze periode contant gemaakt. De DCF- methode kent vaak een beschouwperiode van 10 of 15 jaar. De DCF-waarde is te schrijven als: NHO, NHO, RW, DCP) =d den 41 0 A+do) (AL +do)" A +do)” (1) waarbij s _hettijdstip 0 gelijk is aan de waardepeildatum; = __NHO, toten met NHO, de netto-huuropbrengsten zijn In de jaren 1 tot en met n; s __RW, de restwaarde is In jaar n; = do de disconteringsvoet Is zoals deze geldt op de waardepeildatum. De DCF-methode vereist dus inschattingen van toekomstige netto-huuropbrengsten, dus van bruto- huuropbrengsten, eventuele leegstand en exploitatiekosten. Voor de resterende duur van het huurcontract kan worden uitgegaan van de feitelijke huur tot aan het einde van de huurperiode, rekening houdend met afgesproken huurverhogingen. Voor de opvolgende periode moet een inschatting worden gemaakt van de markthuur en leegstand. De restwaarde wordt doorgaans bepaald als de netto-huuropbrengst (bruto-huuropbrengst) in jaar n +1 gedeeld door het exit-NAR (BAR). De uiteindelijk verkregen DCF-waarde wordt gecorrigeerd voor transactiekosten. > Disconteren: berekenen van de huidige geldwaarde van toekomstige kasstromen rekening houdend met de risico’s (onzekerheden) van deze kasstromen. Pagina 22 van 74 4.3. Methode van huurwaardekapitalisatie voor de WOZ-waarde De methode voor het bepalen van de WOZ-waarde van (huur)inkomsten genererend commercieel vastgoed is de methode van huurwaardekapitalisatie (HWK-methode). De methode wordt toegepast op niet-woningen waarvoor voldoende huurprijzen beschikbaar zijn en in geringere mate verkoop- prijzen. Het gaat hierbij om verhuurde of verhuurbare objecten. De HWK-methode kan worden samengevat als: WOZ-waarde = Bruto-markthuur (jaar) x Kapitalisatiefactor De methode van huurwaardekapitalisatie in het kader van de Wet WOZ wordt uitgebreid beschreven in de Taxatiewijzer en kengetallen, Deel 24, Huurwaardekapitalisatie, Waardepeildatum 1 januari 2019 (in het vervolg: Taxatiewijzer HWK), zie VNG (2019). 4.3.1. Bruto-markthuur De HWK-methode is gebaseerd op de markthuur, niet op de feitelijke huurprijs van het te waarderen object. En het gaat om de bruto-markthuur, dus er wordt niet gecorrigeerd voor uitgaven voor bijvoorbeeld onderhoud en exploitatie. De markthuur wordt afgeleid uit huurprijzen van vergelijkbare objecten met behulp van de vergelijkingsmethode. De huurprijzen zijn — Indien van toepassing — gecorrigeerd voor incentives, zoals huurvrije perioden, huurdersinvesteringen en huurkortingen. 4.3.2. Kapitalisatiefactor De kapitalisatiefactor (KF) is het getal waarmee de bruto-markthuur (BMH) vermenigvuldigd moet worden om tot de WOZ-waarde te komen. In plaats van kapitalisatiefactor wordt ook gesproken van het bruto-aanvangsrendement. Het bruto-aanvangsrendement (BAR) is gelijk aan de reciproke van de KF. De BAR wordt afgeleid uit markthuren en verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten. De BAR wordt berekend als de ratio van de bruto-markthuur en een gecorrigeerde verkoopprijs. Verkopen van verhuurde objecten voldoen niet aan de verkrijgingsfictie en verkopen van objecten op in erfpacht uitgegeven grond voldoen niet aan de overdrachtsfictie, en moeten daarom gecorrigeerd worden, zodat de gecorrigeerde prijs de ficties zo goed mogelijk representeert. De Taxatiewijzer HWK geeft in Bijlage 9 de verschillende correcties aan. Erfpacht is een van deze correcties. In hoofdstuk 5 wordt besproken hoe BGA deze WOZ-erfpachtcorrectie vorm geeft. $ Een uitgebreide beschrijving is te vinden in Bijlage 9 - Rekenblad verkooptransactie en de bijbehorende Excelsheet van de Taxatiewijzer HWK. Pagina 23 van 74 Pagina 24 van 74 5. Theoretische erfpachtcorrectie Dit hoofdstuk geeft een theoretische benadering van de correctie voor erfpacht. Daarna volgt een beschrijving van hoe de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak bepaald kan worden. 5.1. Contante waarde betalingsverplichtingen Het verschil in marktwaarde tussen een object in volle eigendom en een object op erfpachtgrond bestaat uit de contante waarde die marktpartijen aan deze betalingsverplichtingen toekennen.” In paragraaf 2.2 zijn de verschillende componenten van de financiële verplichtingen bij voortdurende erfpacht besproken, namelijk huidige en verwachte toekomstige canonbetalingen binnen het huidige tijdvak en de verwachte erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak? De contante waarde van deze financiele verplichtingen kan theoretisch geschreven worden als CW) = [Co + 8 E,C, + OEQC) + + Ön EoCn-il + ÔnEoWEG,.. (5.1) Hierbij zijn 8,, 8,, … disconteringsfactoren zoals die gelden op de waardepeildatum (tijdstip 0) voor kasstromen over respectievelijk 1 jaar, 2 jaar, enz. Als bijvoorbeeld zou gelden dat geen rekening wordt gehouden met betalingen na 10 jaar, dan zou gelden dat 6, = 6, == 0, In het algemeen wordt in een DCF-berekening een vaste voet gehanteerd, 6, = 1/(1 + do)!, waarbij de gelijk is aan de disconteringsvoet. Hierbij tellen alle betalingen mee in de berekening van de contante waarde, maar het gewicht van de betaling neemt af naarmate het verder In de toekomst ligt. Merk op dat de onzekerheid over de canon in het huidige tijdvak relatief klein Is. De onzekerheid betreft alleen de toekomstige consumentenprijsindex. Dit rechtvaardigt een lage risico-opslag In de disconteringsvoet d,. Er is echter relatief veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrond- waarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Deze onzekerheid geeft aanleiding tot een hogere risico-opslag In de disconteringsvoet voor de toekomstige erfpachtgrondwaarde. Deze redenering leidt tot twee verschillende disconteringsvoeten, namelijk een voor het huidige tijdvak, namelijk (6, = 1/(1 + do)! voor t = 1, ….n — 1, en een voor het opvolgende tijdvak, ô, = 1/(1 + dd)”, waarbij Voor het berekenen van de contante waarde moeten dus aannames gemaakt worden van toekomsti- ge canonbetalingen, erfpachtgrondwaarde en disconteringsfactoren. Het is niet mogelijk te toetsen hoe marktpartijen deze aannames maken. We kunnen namelijk niet zien hoe zij bij individuele objecten hun afwegingen maken ten aanzien van de afzonderlijke onderdelen van de berekeningen. Het is bij commercieel vastgoed ook niet mogelijk om de erfpachtcorrectie uit marktgegevens af te leiden, zoals in het onderzoek naar erfpacht bij woningen (Francke en van der Schans, 2019). Het verschil in verkoopprijs tussen een object op eigen grond en een identiek (of goed vergelijkbaar gemaakt) object op erfpachtgrond is gelijk aan de contante waarde van de financiële erfpacht- verplichtingen. Als er voldoende paren van goed vergelijkbare objecten beschikbaar zouden zijn, dan zou (gedeeltelijk) achterhaald kunnen worden welke aannames marktpartijen ten aanzien van de elementen in formule (5.1) gehanteerd hebben. Echter, commercieel vastgoed is te heterogeen en het aantal verkopen is te beperkt om zo'n analyse statistisch betrouwbaar te kunnen doen. De erfpachtcorrectie op basis van formule (5.1) en bijbehorende aannames is daarmee in de praktijk niet falsifieerbaar en verifieerbaar. Wat overblijft, is het goed onderbouwen van de gehanteerde aannames, ! De vraag is of — afgezien van een correctie voor canonbetalingen — de marktwaarde van een object op erfpachtgrond gecorrigeerd moet worden voor de waarde van bezwarende bepalingen; erfpacht is immers een beperkter recht dan volle eigendom (van Arnhem e.a. 2013, hoofdstuk 12.4). 8 Merk op dat bij eeuwigdurende erfpacht er altijd sprake is van eeuwigdurende afkoop en dus niet gecorrigeerd hoeft te worden voor toekomstige financiële verplichtingen. Pagina 25 van 74 5.2. Erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak Een belangrijk element in de erfpachtcorrectie bij voortdurende erfpacht is de inschatting van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Uiteindelijk wordt deze door Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (G&O) of door deskundigen vastgesteld. Op het moment van waardering is deze echter nog onbekend en moet deze worden ingeschat. 5.2.1. Contante waarde op waardepeildatum Als verondersteld wordt dat de erfpachtgrondwaarde jaarlijks met een bepaalde groeivoet stijgt, kan op de waardepeildatum (in veel toepassingen gelijk aan de verkoopdatum) de contante waarde van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak, 6,E,WEG, in formule (5.1), als volgt worden berekend: 1. Bepaal de waarde van bebouwde erfpachtgrond op waardepeildatum (nu of t = 0), WEGs; 2, Maak een veronderstelling over de gemiddelde jaarlijkse stijging go van de erfpachtgrondwaarde tussen de waardepeildatum en de begindatum van het opvolgende tijdvak; 3. Disconteer de erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak naar de waardepeildatum met een jaarlijkse disconteringsvoet do. De contante waarde van de erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak is dan de contante waarde van de geïndexeerde huidige (op waardepeildatum) erfpachtgrondwaarde’, te schrijven als ECW (WEG,) = WEG X G EN CW (WEG) = WEG “(rrg,) - De berekening vereist dus de waardering van de bebouwde erfpachtgrond op waardepeildatum en veronderstellingen betreffende de jaarlijkse groeivoet van de grondwaarde en de disconteringsvoet. Om de erfpachtgrondwaarde op waardepeildatum, WEG, te bepalen, wordt allereerst de waarde van bebouwde grond onder de veronderstelling van volle eigendom bepaald. Vervolgens wordt op deze waarde een correctie toegepast. Bebouwde grond kan niet afzonderlijk van de opstal worden verhandeld. Er zijn dus geen markt- cijfers van bebouwde grond. De waarde moet op een Indirecte wijze worden afgeleid. We bespreken drie methoden: de vergelijkingsmethode en twee varianten van de residuelewaardemethode. = __Vergelijkingsmethode Hierbij wordt verondersteld dat de waarde van bebouwde grond gelijk Is aan die van onbebouwde grond minus sloopkosten. De waarde van onbebouwde grond wordt gebaseerd op: o Grondprijsnota's van de gemeente Amsterdam met daarin bandbreedtes van grondprijzen per locatie en vastgoedtype; o Grondprijzen bij recente uitgiftes in erfpacht van vergelijkbare objecten (waarbij deze recente uitgiftes gebaseerd kunnen zijn op de residuelewaardemethode voor onbebouwde grond, zie hieronder). = __Residuelewaardemethode We onderscheiden hierin twee varianten, namelijk voor: a) Onbebouwde grond (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 8.6 in Van Arnhem e.a. 2013) Hiertoe wordt allereerst de marktwaarde van het object (grond en opstal) bepaald alsof dit nieuw zou zijn, onder de aanname van meest doelmatig en meest doeltreffend gebruik en onder de aanname van volle eigendom. Vervolgens worden hiervan de bouwkosten, exclusief grond en inclusief een ontwikkelaarsvergoeding, afgetrokken. Het verschil tussen beide waarden geeft de waarde van onbebouwde grond. Deze waarde wordt gecorrigeerd voor sloopkosten van het bestaande object. Dit geeft de waarde van bebouwde grond. G&O gebruikt deze methode voor het bepalen van de grondwaarde (genormeerde residuele benadering; Gemeente Amsterdam, 2018b). ° Deze methode van grondwaardeberekening wordt ook wel de makelaarsmethode genoemd (Van Gool e.a, hoofdstuk 10.12, 2013). Pagina 26 van 74 b) Bebouwde grond (zie bijvoorbeeld Van Veen (2014) Hiertoe wordt allereerst de marktwaarde van het object (grond en opstal) zelf bepaald onder de ficties van de Wet WOZ. Vervolgens worden de reproductiekosten van de opstal zelf als was die nieuw bepaald (exclusief grond en inclusief een ontwikkelaars- vergoeding) en worden de reproductiekosten gecorrigeerd voor de geaccumuleerde waardevermindering van de opstal. De waarde die aan de bebouwde grond wordt toegeschreven, is de marktwaarde van het object minus de gecorrigeerde reproductie- kosten minus de sloopkosten van het object zelf (als hiermee in de reproductiekosten geen rekening is gehouden). De waarde van bebouwde erfpachtgrond wordt vervolgens bepaald door een depreciatiefactor toe te passen. Deze depreciatiefactor corrigeert voor het feit dat er sprake is van een bestaande contract- relatie. 5.2.2. Erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom In formule (5.1) wordt de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant gemaakt. Echter, in de berekening van de erfpachtcorrectie zou er ook gekozen kunnen worden voor het contant maken van de afkoopsom of de canonbetalingen vanaf dat moment en de erfpacht- grondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak. Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de drie mogelijkheden. In alle drie gevallen worden de canonbetalingen tot aan de einddatum van het huidige tijdvak op dezelfde manier contant gemaakt (voor zover deze niet zijn afgekocht). Het verschil betreft hoe met de verplichtingen in het opvolgende tijdvak wordt omgegaan: C WEG, AAAAAAAAÁ 61 C c WEG+50 AAAAAAAAA (5.2) 0 n n+50 C AKS,, WEG 450 AAAAAAAAA (5.3) Huidig tijdvak Opvolgend tijdvak Figuur 1: Contant maken van erfpachtgrondwaarde, canonbetalingen of afkoopsom. 1. In de bovenste grafiek wordt de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant gemaakt. Dit correspondeert met formule (5.1), waarbij we voor de eenvoud een vaste disconteringsvoet d, hanteren, oftewel 8, = 1/(1 + d)*, = Gpr | WE * CW, = Co + Eo Es Heek al + wen 61) Pagina 27 van 74 2. In de middelste grafiek worden de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak (C*) en de erfpachtgrondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak (WEG„450) contant gemaakt, _ C1 mn Cn Ch …. Ch+a9 WEGn+5o CW, = Co + Eo Es Heek el + ir Heek mel + | (52) 3. In de onderste figuur worden de afkoopsom voor het opvolgende tijdvak (AKS,,) en de erfpacht- grondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak contant gemaakt, _ Ca a Cri AK Sn WEG.+s0 CW, = Co + Eo En Heek al + (A-tdo)” + | G3) Deze verschillende manieren voor het berekenen van de contante waarde leiden alleen In specifieke gevallen tot vrijwel dezelfde uitkomst, namelijk als 1. de disconteringsvoet die door marktpartijen wordt gehanteerd dezelfde Is als die door G&O0 wordt gebruikt en 2. het canonpercentage (voor de bepaling van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak) gelijk is aan de door G&O gehanteerde disconteringsvoet minus het verwachte canonindexatie percentage. Echter, in veel gevallen stellen deskundigen (zie paragraaf 2.2.1) het canonpercentage substantieel lager vast dan de gemeente voorstelt. En hiermee wordt niet voldaan aan bovenstaande tweede voorwaarde, zodat er een verschil ontstaat tussen de berekende contante waarden. We illustreren het voorafgaande met een voorbeeld. Stel dat deskundigen de erfpachtgrondwaarde hebben vastgesteld op €100.000 met een canonpercentage van 1,2% (de gemeente hanteert op dit moment voor niet-woningen 3%), oftewel een canon die gelijk is aan €1.200. De marktpartij hanteert voor de erfpachtcorrectie een disconteringsvoet van 5%! De contante waarde (CW) op de begindatum van het tijdvak (de waardepeildatum is tijdstip n) is gelijk aan: 1. Huidige erfpachtgrondwaarde: €100.000 2. Contant maken van (halfjaarlijkse) canonbetalingen en erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak o De CW van de canonbetalingen is gelijk aan €26.689 en o De CW van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak bedraagt €23.472. o In totaal bedraagt de CW €50.160, grofweg 50% van de huidige erfpachtgrondwaarde. 3. De afkoopsom en erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak o De afkoopsom bedraagt €28.986 en o De CW van de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het tijdvak bedraagt €23.472. o In totaal bedraagt de CW €52458, grofweg 52% van de huidige erfpachtgrondwaarde. Het bovenstaande voorbeeld illustreert dat als marktpartijen erop zouden anticiperen dat deskundigen aan het begin van het opvolgende tijdvak het canonpercentage lager zullen vaststellen dan de gemeente Amsterdam, dit leidt tot een lagere erfpachtcorrectie. Bij de huidige verschillen in canonpercentage tussen deskundigen en gemeente Amsterdam, 1,2% versus 3%, leidt dit tot een halvering van de erfpachtcorrectie betreffende de periode vanaf de begindatum van het opvolgende tijdvak. 0 Er wordt uitgegaan van halfjaarlijkse canonbetalingen. De canon wordt jaarlijks geïndexeerd met een verwachte inflatie (van 2%) minus 1%. De groeivoet van de erfpachtgrondwaarde is gelijkgesteld aan de verwachte inflatie van 2%. Voor de bepaling van de afkoopsom is gebruik gemaakt van de afkoopinstructie (Gemeente Amsterdam, 2017), waarbij de actuele disconteringsvoet van 4,5% is gehanteerd. Pagina 28 van 74 6. Correctie voor erfpacht op de waarde van volle eigendom Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 6.1 hoe er in de verschillende waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde rekening gehouden kan worden met erfpacht. De waarderings- methoden zijn eerder beschreven in hoofdstuk 4. Dit hoofdstuk laat In paragraaf 6.2 verder zien hoe Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers vormgeeft. Tenslotte wordt in paragraaf 6.3 afgesloten met een conclusie. 6.1. Marktwaarde erfpachtcorrectie Deze paragraaf geeft aan hoe in de diverse waarderingsmethoden voor de bepaling van de marktwaarde (en dus niet de WOZ-waarde) met erfpacht rekening kan worden gehouden. 6.1.1. Bruto-aanvangsrendement methode Hoe kan binnen de BAR-methode rekening worden gehouden met erfpacht? We onderscheiden twee verschillende situaties: Het markt-BAR heeft betrekking op vergelijkingsobjecten met vergelijkbare erfpacht in termen van algemene bepalingen, betalingsregimes en canonpercentage. 1. De invloed van erfpacht is dan al in het markt-BAR opgenomen, een correctie voor erfpacht is dan overbodig. Het markt-BAR heeft betrekking op vergelijkingsobjecten in volle eigendom. 1. De bruto-markthuur in het eerste jaar minus de canon wordt gedeeld door het markt-BAR. Deze methode is alleen goed toepasbaar als de einddatum van het huidige tijdvak ver in de toekomst gt. Als de canonbetalingen in het huidige tijdvak zijn afgekocht en de einddatum van het huidige tijdvak ver in de toekomst ligt, dan vindt er geen correctie voor erfpacht plaats. o De correctie voor erfpacht is de canon op waardepeildatum gedeeld door het markt- BAR. 2. De bruto-markthuur In het eerste jaar minus de marktcanon wordt gedeeld door het markt-BAR. Hiertoe moet de marktcanon worden afgeleid door zowel de erfpachtgrondwaarde als het canonpercentage op waardepeildatum te bepalen (zie paragraaf 5.2). Vervolgens vindt er een correctie plaats voor het verschil in marktcanon en feitelijke canon over de resterende looptijd van het tijdvak. o De correctie voor erfpacht is de marktcanon gedeeld door het markt-BAR minus de contante waarde van het verschil tussen markt- en feitelijke canon over de resterende looptijd van het tijdvak. 3. De bruto-markthuur In het eerste jaar wordt gedeeld door het markt-BAR en vervolgens vindt er een correctie plaats voor erfpacht, net zoals voor bijvoorbeeld onder- of overhuur. o De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1). 6.1.2. Netto-aanvangsrendement methode Hoe kan binnen de NAR-methode rekening worden gehouden met erfpacht? 1. De netto-markthuur is gelijk aan de bruto-markthuur minus de exploitatielasten, inclusief de canon voor erfpacht. De netto-markthuur in het eerste jaar minus de canon wordt gedeeld door het markt-NAR. Deze methode is alleen goed toepasbaar als de einddatum van het huidige tijdvak ver In de toekomst Liet. Als de canonbetalingen in het huidige tijdvak zijn afgekocht en de einddatum van het huidige tijdvak ver In de toekomst ligt, dan vindt er geen correctie voor erfpacht plaats. o De correctie voor erfpacht is de canon op waardepeildatum gedeeld door het markt- NAR. Pagina 29 van 74 2. In de berekening van de netto-markthuur wordt gebruik gemaakt van een marktcanon (zie paragraaf 6.1.1). Vervolgens vindt er een correctie plaats voor het verschil in marktcanon en feitelijke canon over de resterende looptijd van het tijdvak. o De correctie voor erfpacht is de marktcanon gedeeld door het markt-NAR minus de contante waarde van het verschil tussen markt- en feitelijke canon over de resterende looptijd van het tijdvak. 3. Inde berekening van de netto-markthuur wordt geen rekening gehouden met de erfpachtcanon. De netto-markthuur in het eerste jaar wordt gedeeld door het markt-NAR. Vervolgens vindt er een correctie plaats voor erfpacht, net zoals voor bijvoorbeeld onder- of overhuur. o De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1). 6.1.3. Discounted cash flow-methode Hoe kan binnen de DCF-methode rekening worden gehouden met erfpacht? We onderscheiden twee verschillende situaties. De erfpachtbetalingen worden als exploitatielasten in de berekening van de netto-huuropbrengsten meegenomen. 1. De canonherziening einde tijdvak ligt binnen de beschouwperiode. Er wordt een schatting gemaakt van de hoogte van de canon bij herziening. Tot aan de einddatum van het huidige tijdvak wordt gerekend met de feitelijke canon. Voor de periode vanaf de canonherziening zijn er twee mogelijkheden: a) De erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak wordt contant gemaakt. In de restwaarde hoeft dan geen rekening gehouden te worden met erfpacht. b) De canonbetalingen (op basis van de erfpachtgrondwaarde en het canonpercentage) vanaf de begindatum van het opvolgende tijdvak tot het einde van de beschouwperiode worden contant gemaakt. In de berekening van de restwaarde wordt rekening gehouden met de canonherziening. 2. De canonherziening einde tijdvak ligt buiten de beschouwperiode. Over de gehele beschouwperiode wordt gerekend met de feitelijke canon. Bij de berekening van de restwaarde moet met de toekomstige canonherziening rekening worden gehouden. Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij de methoden van directe kapitalisatie (zie de paragrafen 6.1.1 en 6.1.2). De erfpachtbetalingen worden niet als exploitatielasten in de berekening van de netto-huur- opbrengsten meegenomen. 3. De correctie voor erfpacht gaat volgens formule (5.1). Een vraag is of voor erfpacht dezelfde disconteringsvoet wordt gehanteerd als voor alle overige kasstromen. 6.2. WOZ-erfpachtcorrectie door Belastingen Gemeente Amsterdam Het gerealiseerd bruto-aanvangsrendement is de bruto-markthuur gedeeld door de gecorrigeerde verkoopprijs (zie paragraaf 4.3). Een van de correcties is die voor erfpacht. Een ‘erfpachtverkoopcijfer' moet gecorrigeerd worden voor de aan het niet-meeverkochte blooteigendomsrecht toe te kennen waarde, zodat de gecorrigeerde prijs de situatie van volle eigendom zo goed mogelijk representeert. De correctie op het verkoopcijfer noemen we de WOZ-erfpachtcorrectie, of kortweg erfpachtcorrectie. Het aangepaste verkoopcijfer wordt daarmee bruikbaar als basis voor de berekening van het gerealiseerd bruto-aanvangsrendement. De Taxatiewijzer HWK (VNG, 2019) geeft in Bijlage 9 aan: “Er is een veld om een eventuele correctie toe te passen indien de transactie bestaat uit de overdracht van een erfpachtrecht. De correctie voor erfpacht ís altijd een positieve correctie, aangezien de WOZ-ficties uitgaan van verkrijging van de volle en onbezwaarde eigendom en dat is in een erfpachttransactie niet het geval geweest.” Er wordt in de Taxatiewijzer HWK dus niet aangeven op welke wijze deze erfpachtcorrectie zou moeten plaatsvinden. Pagina 30 van 74 Deze paragraaf beschrijft hoe Belastingen Gemeente Amsterdam op dit moment de WOZ-erfpacht- correctie voor niet-woningen vormgeeft. Deze komt grotendeels overeen met die voor woningen, die in detail is beschreven in Francke en Van der Schans (2019). Canonbetalingen worden over een periode van 50 jaar vanaf de verkoopdatum contant gemaakt”: EC, EoCn-r EC EoC4o CW =P) XC tte + te vr | tara taal aar tT) periode 1 periode 2 Er geldt: = __0is de verkoopdatum; =d is de disconteringsvoet zoals die geldt op verkoopdatum; =__nisde begindatum van het opvolgende tijdvak; B Cois de canon zoals die geldt op de verkoopdatum; " __E‚C,… EoC4o zijn de verwachtingen (E‚) van de onbekende toekomstige canonbetalingen tot 50 jaar na de verkoopdatum. = De eerste term tussen vierkante haken bevat canonbetalingen in het huidige tijdvak (periode 1), de tweede term tussen vierkante haken canonbetalingen in het opvolgende tijdvak tot 50 jaar na verkoopdatum (periode 2); =__F iseen correctiefactor die gelijk is aan 40%. De factor is een correctie voor het feit dat er sprake Is van een voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van bouwrijpe grond. Periode 1 De berekening van de contante waarde in de eerste periode houdt rekening met twee verschillende betalingsregimes: canon betalend en afgekocht. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een vaste canon of een geïndexeerde canon. a. Canon betalend De verwachte canonbetalingen E,C,, … EoCn-, worden verondersteld gelijk te zijn aan 1,01 maal de huidige canon Co. b. Afgekocht Bij afgekochte canonbetalingen is de contante waarde in de eerste periode gelijk aan O0. Periode 2 De berekening van de contante waarde In de tweede periode is gebaseerd op een schatting van een vaste canon aan het begin van het opvolgende tijdvak, C,. Deze vaste canon wordt gehanteerd vanaf de begindatum van het nieuwe tijdvak tot 50 jaar na verkoopdatum. De schatting van deze canon hangt niet af van de vraag of er in het huidige tijdvak geïndexeerd wordt. De vaste canon aan het begin van het nieuwe tijdvak wordt als volgt vastgesteld: Ch = 1,25 X Cher X (1 + 0,0275)7. De canon aan het begin van het nieuwe tijdvak C,, is 1,25 maal’? de canon bij uitgifte C‚_r die gedurende de lengte van het lopende erfpachttijdvak T wordt geïndexeerd met een inschatting van de groei van de (onbebouwde) erfpachtgrondwaarde tussen uitgiftedatum en einddatum. De jaarlijkse groeivoet bedraagt 2,75%. Disconteringsvoet De disconteringsvoet voor de jaren tot en met 2016 is gelijk aan 7%. Voor de jaren 2017 en 2018 zijn percentages van respectievelijk 6% en 5% gehanteerd. Y Hoewel de canon halfjaarlijks wordt betaald wordt voor de eenvoud uitgegaan van een jaarlijkse betaling. P De toeslag van 25% is voor de uitsluiting van de canon-indexering. Pagina 31 van 74 6.3. Concluderende opmerkingen We sluiten dit hoofdstuk af met de belangrijkste aannames die In de marktwaardering een rol spelen en dan met name de aannames die betrekking hebben op de correctie voor erfpacht. Deze aannames zullen aan de orde komen in de semi-gestructureerde Interviews, zie de hoofdstukken 7 en 8. 1. _Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en WOZ-erfpachtcorrectie Uit paragraaf 6.1 blijkt dat bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond vrijwel altijd eerst de marktwaarde wordt bepaald alsof het object op eigen grond zou staan, waarna vervolgens gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Deze erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde is in theorie precies hetzelfde als de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Dit impliceert dat ‘best practices’ van erfpachtcorrecties bij marktwaarderingen vergeleken kunnen worden met de huidige implementatie van de WOZ- erfpachtcorrectie door BGA. De vraag is of marktpartijen onderschrijven dat de erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde hetzelfde is als de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. 2. Onderscheid tussen soorten commercieel vastgoed In de theoretische behandeling van de erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde is geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten commercieel vastgoed, zoals winkels, kantoren en bedrijfsruimten. De vraag is of marktpartijen in de praktijk wel onderscheid maken. 3. Waarderingsmethoden De vraag is welke waarderingsmethode(n) marktpartijen in de praktijk toepassen bij het bepalen van de marktwaarde en of de keuze afhangt van de aanwezigheid van erfpacht. 4. _Disconteringsvoet De vraag is hoe marktpartijen de disconteringsvoet bepalen, zowel In de DCF-methode als in de BAR/NAR-methoden. 5. Indexatie canonbetalingen De vraag is welke aannames marktpartijen hanteren voor de indexatie van toekomstige canonbetalingen gedurende het huidige tijdvak. 6. Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak De vraag is of een verhuurder een canonherziening einde tijdvak geheel of gedeeltelijk doorberekend in de huurprijs. 7. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde De vraag is (1) op welke wijze marktpartijen de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak vaststellen, (2) of marktpartijen de erfpachtgrondwaarde, de daarvan afgeleide canonbedragen of de afkoopsom contant maken naar de waardepeildatum en (3) of de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak afhankelijk is van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. 8. Onderhandelingsruimte De vraag is of marktpartijen onderhandelingsruimte ervaren bij een canonherziening einde tijdvak of bij een tussentijdse wijziging van het erfpachtcontract als gevolg van een wijziging van gebouw of bestemming. Pagina 32 van 74 7. Methodologie onderzoek en interviews Het is niet mogelijk om een kwantitatieve analyse uit te voeren die de Invloed van erfpacht op verkoopprijzen van commercieel vastgoed statistisch betrouwbaar vaststelt. Enerzijds is het aantal verkopen hiervoor te klein en anderzijds de heterogeniteit van commercieel vastgoed te groot. Om toch te achterhalen op welke wijze erfpacht in (de bepaling van) de marktwaarde een rol speelt, is gekozen voor kwalitatief onderzoek door middel van semi-gestructureerde interviews met taxateurs, beleggers en experts op het gebied van erfpacht? Voor het kiezen van deze onderzoeksmethode Is een stappenplan gevolgd dat uit vijf stappen bestaat. Dit is gebaseerd op Kallio et al. [zie hun Figuur 2] (2016): » _ Beoordelen van voorwaarden voor gebruik van semi-gestructureerde interviews (paragraaf 7.1); » _ Vooronderzoek (paragraaf Vooronderzoek 7.2); » Opstellen van de conceptvragenlijst (paragraaf 7.3) » _Pilotfase van de vragenlijst (paragraaf 7.3); » Gebruik van de uiteindelijke vragenlijst (paragraaf 7.3). Deze stappen worden hieronder nader beschreven. Daarna wordt in paragraaf 7.4 ingegaan op de keuze voor de personen die geïnterviewd zijn en In paragraaf 7.5 op de wijze waarop de interviews zijn afgenomen. Paragraaf 7.6 bevat een beschrijving van de wijze waarop de gehouden interviews zijn verwerkt. Tot besluit bevat paragraaf 7.7 een reflectie op de kwaliteit van de verzamelde data. 7.1. Semi-gestructureerde expertinterviews Het afnemen van semi-gestructureerde interviews is in kwalitatief onderzoek (Sofaer, 2002) een veel gebruikte manier van dataverzameling. De interviews worden geleid door een vragenlijst. Doel van het gesprek is een verdieping van het onderzoeksgebied door met ledere deelnemer te spreken over dezelfde onderwerpen. De interviewer leidt het gesprek op een natuurlijke wijze langs alle onderwerpen. Het is wenselijk, maar niet nodig dat het gesprek altijd precies volgens de structuur verloopt. Het is mogelijk de volgorde van de onderwerpen gedurende het gesprek te veranderen en onderwerpen kunnen geheel of gedeeltelijk worden overgeslagen. De interviews bieden de interviewer de mogelijkheid om verdiepende vragen te stellen, om zo een beter begrip te krijgen van gebruiken en werkwijzen binnen de beroepsgroep. Kallio et al. (2016) definiëren een aantal voorwaarden voor het gebruik van semi-gestructureerde interviews. Eén van de voorwaarden is dat er enige voorkennis beschikbaar moet zijn. Het is een methode die onder meer geschikt is wanneer er complexe materie bestudeerd dient te worden. Semi-gestructureerde interviews bieden de mogelijkheid verschillende werkwijzen of benaderingen binnen êên onderwerp uit te diepen. Het onderzoek naar de erfpachtcorrectie bij commercieel vastgoed richt zich op een kwalitatieve analyse van de manier waarop binnen complexe waarderingsmodellen het effect van erfpacht binnen de gemeente Amsterdam in de waarde wordt verwerkt. Semi-gestructureerde interviews bieden de mogelijkheid om te vragen of dat gebeurt, hoe dat gebeurt en waarom geïnterviewden hebben gekozen voor hun oplossing/benadering{/wijze van verwerken B Voor het kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van de expertise van prof. dr. Edward Groenland (Nyenrode Business Universiteit). Professor Groenland heeft geadviseerd in de onderzoeksopzet, de vragenlijst en de analyse van de interviews. Daarnaast zijn de onderzoekers door hem getraind in het afnemen van de interviews. Pagina 33 van 74 7.2. Vooronderzoek Voordat een vragenlijst opgesteld kan worden dient het onderzoeksveld te worden verkend. Hiertoe is in een vooronderzoek een literatuurstudie verricht en zijn experts benaderd. Het project Is gestart met een expertmeeting, gehouden op woensdag 28 augustus 2019, met presentaties door Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT en Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT, beiden van Cushman & Wakefield, drs. Elof Nieuwenhuis van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam en prof. dr. Peter van Gool FRICS van de Universiteit van Amsterdam. De uitkomsten van de Literatuurstudie zijn In voorgaande hoofdstukken opgenomen. Een belangrijk deel van deze studie Is uitgevoerd in het kader van het onderzoek naar de erfpachtcorrectie voor woningen (Francke en van der Schans, 2019). 7.3. Vragenlijst De vragenlijst is opgesteld op basis van het vooronderzoek. De basis voor de vragenlijst wordt gevormd door de vragen die opgenomen zijn in de conclusie van hoofdstuk 6. Kallio e.a. (2016) noemen twee stappen voordat een vragenlijst definitief wordt: het formuleren van een voorlopige vragenlijst en het testen en verbeteren van de voorlopige vragenlijst tot een definitieve vragenlijst. Zoals gebruikelijk is bij semi-gestructureerde interviews, zijn alle vragen en deelvragen op meerdere manieren geformuleerd en uitgewerkt. De uiteindelijke tekst kan — In spreektaal — vloeiend uitgesproken worden, alsof het een onderdeel is van een normaal gesprek. Daar hoort bij dat de afzonderlijke onderdelen van het gesprek worden ingeleid en uitgeleid. De tekst Is ook nog voorzien van een aantal minuten per onderdeel en de totale tijd die een onderdeel In beslag zou moeten nemen. Vervolgens Is de eerste versie van de vragenlijst getest, op een collega en onder begeleiding van een expert. De vragenlijst is doorgenomen met de klankbordgroep en verbeterd tot de uiteindelijke definitieve vragenlijst. Deze is opgenomen in bijlage E. 7.4. Steekproef Een tiental experts is door Ortec Finance voor een interview uitgenodigd. De personen zijn geselecteerd op basis van hun kennis van en ervaring in de commerciële vastgoedmarkt In Amsterdam en erfpacht in het bijzonder. De expertstatus Is bepaald op basis van zaken zoals reputatie van de persoon en/of het bedrijf, het marktaandeel van het bedrijf en de positie van een persoon binnen het bedrijf waarin deze werkzaam is. Met twee personen lukte het niet om gedurende de onderzoeksperiode een afspraak te maken vanwege volle agenda's en éên persoon had geen belangstelling. Procedure Na het accepteren van de uitnodiging is aan alle geïnterviewden een brief toegestuurd, met als bijlagen een lijst met praktische aanwijzingen en een instemmingsverklaring voor het gebruik van het interview In dit onderzoek. Alle geïnterviewden hebben deze instemmingsverklaring getekend. Deze is opgenomen in bijlage D. Uiteindelijk zijn zeven Interviews afgenomen. Bij drie van deze interviews Is, naast degene die is uitgenodigd, nog een collega aangeschoven. Zo zijn uiteindelijk tien experts, makelaars en vastgoedbeleggers geïnterviewd over de invloed van erfpacht in Amsterdam op de marktwaarde. Onze indruk is dat we hiermee een goede afspiegeling hebben van deskundigen op het gebied van erfpacht bij commercieel vastgoed in Amsterdam. Een overzicht van alle geïnterviewden is te vinden in appendix F. Alle geïnterviewden hebben na ons verzoek op vrijwillige basis en zonder vergoeding meegewerkt aan de interviews. Pagina 34 van 74 7.5. Afnemen van de interviews De wijze waarop de Interviews afgenomen worden kan de kwaliteit van de uitkomsten en de resultaten beïnvloeden (Kallio e.a, 2016). Van tevoren is aan alle geïnterviewden een lijst toegestuurd met een aantal praktische wenken voor de Interviews, om te zorgen dat alle interviews zoveel als mogelijk op vergelijkbare wijze worden afgenomen. Voor alle interviews geldt het volgende: = _ De interviews vonden plaats op kantoor van de geïnterviewde persoon; =De interviews duurden niet langer dan êên uur; = Zij vonden plaats In een afgesloten vergaderruimte; = Zonder verstoring van buitenaf, dus telefoons en e-mail stonden uit; = De interviews zijn opgenomen en later op kantoor van Ortec Finance uitgeschreven. De interviews zijn begonnen met een korte opening en voorstelronde. Vervolgens is het onderwerp geïntroduceerd. Onderzoekers hebben kort verteld hoe het interview zou gaan verlopen en vervolgens is het interview afgenomen. 7.6. Wijze van verwerken Met de interviews is kwalitatieve empirische data verzameld. Om deze te kunnen verwerken Is het nodig om de data uit de interviews te structuren. De gestructureerde data kan dan worden gebruikt voor een analyse naar de wijze waarop erfpacht in de waarde van commercieel vastgoed wordt verdisconteerd. Voor het verwerken van de interviews zijn alle interviews volledig uitgeschreven. Vervolgens zijn de interviews verwerkt met de Matrix-methode (Groenland, 2018). Daarbij worden alle vragen onder elkaar geschreven en de antwoorden van de geïnterviewden wordt voor alle vragen naast elkaar gezet. Zo ontstaat een matrix van vragen en antwoorden per geïnterviewde. Voor iedere vraag ontstaat zo een beeld van alle antwoorden die door geïnterviewden zijn gegeven. Voor het onderzoek is kwalitatieve data verzameld. Verwerking van deze data gebeurt daarom niet getalsmatig (bijvoorbeeld: 2 van de 7 geïnterviewden gebruiken de NAR-methode), maar kwalitatief (bijvoorbeeld: de NAR-methode wordt niet algemeen gebruikt). Per onderdeel van de vragenlijst worden de antwoorden van de geïnterviewden verzameld en besproken. Dit wordt verder beschreven in hoofdstuk 80. 7.7. Kwaliteit van de verzamelde data De interviews zijn bedoeld om data te verzamelen over de werkwijze en ervaring van geïnterviewden met betrekking tot de Invloed van erfpacht op de marktwaarde van commercieel vastgoed. Is dat op deze manier gelukt? Naar de indruk van onderzoekers waren alle geïnterviewden deskundig, gemotiveerd, open en volledig in hun beantwoording van de vragen. Het is niet gebleken dat geïnterviewden informatie hebben achtergehouden. In ieder Interview zijn alle vragen, voor zover deze van toepassing waren op de werkwijze en/of ervaring van de geïnterviewden uitputtend besproken. Er is niets onbesproken gebleven. Het waren prettige gesprekken met inhoudelijk betrokken experts. Naar de indruk van onderzoekers geven deze zeven interviews een goed beeld van de manier waarop marktpartijen In de praktijk rekening houden met erfpacht. Dit betekent dat de toegevoegde waarde van een extra interview beperkt zou zijn geweest. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de verzamelde gegevens een goede basis vormen voor het beantwoorden van de vraag hoe het effect van erfpacht in Amsterdam verdisconteerd wordt in de marktwaarde van commercieel vastgoed. Pagina 35 van 74 Pagina 36 van 74 8. Analyse interviews Dit hoofdstuk presenteert de uitkomsten van de interviews. Als basis voor de bespreking dienen de concluderende vragen uit paragraaf 6.3. De complete vragenlijst is opgenomen in bijlage E. 8.1. Erfpachtcorrectie in de marktwaarde en de WOZ-waarde Onderschrijven marktpartijen dat de erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde hetzelfde is als de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers? Deze aanname ligt aan de basis van dit onderzoek. (interview vraag 1) De geïnterviewden zijn hierover eensgezind. De methodiek van erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde is gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Geen van de geïnterviewden ziet redenen om aan te nemen dat dit niet zo zou zijn. Dit betekent dat de wijze waarop beleggers en taxateurs in de bepaling van de marktwaarde rekening houden met erfpacht, relevant is voor de WOZ-erfpachtcorrectie. Dit impliceert ook dat de uitkomsten van de Interviews bruikbaar zijn voor de WOZ-erfpachtcorrectie. 8.2. Onderscheid tussen verschillende soorten commercieel vastgoed Is de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde afhankelijk van het soort commercieel vastgoed? (interview vraag 2) Uit de interviews Is niet gebleken dat de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde afhangt van het soort commercieel vastgoed, zoals winkels, kantoren en bedrijfs- ruimten. De erfpachtcorrectie wordt op gelijke wijze berekend, ongeacht het soort commercieel vastgoed. Dit betekent dat er in de WOZ-erfpachtcorrectie geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen verschillende typen commercieel vastgoed. 8.3. Waarderingsmethoden Welke waarderingsmethoden passen marktpartijen in de praktijk toe? (interviewvragen 3 en 4) In de praktijk worden zowel de directe kapitalisatie-methode (BAR en NAR) als de DCF-methode gebruikt. Meerdere geïnterviewden geven aan dat ze beide methoden, directe kapitalisatie en DCF, toepassen, in lijn met de aanbeveling van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). De geïnterviewden geven vrijwel zonder uitzondering aan dat men ‘op straat’ ‘denkt’ In 'BAR-ren', maar dat deze waardering later ‘op kantoor’ geverifieerd of onderbouwd wordt met de DCF-methode. De meeste geïnterviewde taxateurs geven aan dat de (uitkomsten van de) BAR en NAR-berekeningen sterk met elkaar samenhangen. De directe vergelijkingsmethode, op basis van verkoopprijzen per vierkante meter, is een enkele keer genoemd als aanvullende methode, ter controle van de met andere methoden berekende waarde. Hierbij werd opgemerkt dat de vierkante meterprijzen van objecten op eigen grond niet zonder meer vergelijkbaar zijn met die op erfpachtgrond. Hangt de keuze voor een bepaalde waarderingsmethode af van de aanwezigheid van erfpacht? (interviewvraag 5) Voor de meerderheid van de geïnterviewden hangt de keuze voor een bepaalde waarderings- methode niet af van de aanwezigheid van erfpacht. Merk op dat de meeste geïnterviewden zowel de directe kapitalisatie-methoden als de DCF-methode toepassen. Enkele geïnterviewden geven aan dat de BAR-methode minder bruikbaar is wanneer er sprake is van erfpacht, met name wanneer de resterende looptijd van het huidige tijdvak relatief kort is (zeg tien jaar). Pagina 37 van 74 Welke beschouwperiode (investeringshorizon) wordt er gehanteerd in de BAR/NAR en DCF-methode? (interviewvraag 6) Vrijwel alle geïnterviewden geven aan dat deze periode 10 tot 15 jaar is. De correcties (voor erfpacht) in de BAR/NAR-methoden kunnen een langere periode betreffen. Op welke wijze wordt binnen een waarderingsmethode met erfpacht rekening gehouden? (interviewvraag 7) We maken bij het beantwoorden van deze vraag onderscheid tussen de BAR-methode, de NAR- methode en de DCF-methode. BAR-methode (interviewvragen 21 en 22) Het overgrote deel van de geïnterviewden deelt de bruto-huuropbrengst door een op volle eigendom gebaseerde markt-BAR en past vervolgens een erfpachtcorrectie toe (zie paragraaf 6.1.1, optie 3). De bruto-huuropbrengst wordt dan niet gecorrigeerd voor een erfpachtcanon. De separate erfpacht- correctie is conform formule 5.1. De invulling van de onderdelen van deze formule wordt in het vervolg van dit hoofdstuk nog verder besproken. Een klein deel van de geïnterviewden geeft (als alternatief) aan dat de bruto-huuropbrengst gecorrigeerd wordt voor de feitelijke canon of marktcanon (zie paragraaf 6.11, opties 1 en 2). De voor de canon gecorrigeerde bruto-huuropbrengst wordt gedeeld door een op volle eigendom gebaseerde markt-BAR. De keuze voor de feitelijke of marktcanon hangt af van de resterende looptijd van het huidige tijdvak; als dit lang is, dan wordt de bruto-huuropbrengst verminderd met de feitelijke canon (optie 1), anders met de marktcanon (optie 2). Bij optie 2 vindt er vervolgens een correctie plaats voor het verschil tussen de marktcanon en de feitelijke canon tot aan het einde van het huidige tijdvak. NAR-methode (interviewvragen 20 en 22) Alle geïnterviewden nemen in de berekening van de netto-huuropbrengsten de canon als extra exploitatielast mee. De netto-huuropbrengst wordt gedeeld door een op volle eigendom gebaseerde markt-NAR. De keuze voor het gebruik van de feitelijke of marktcanon is vergelijkbaar met de BAR- methode. DCF-methode (interviewvragen 25, 26, 30 — 33) Alle geïnterviewden behandelen erfpachtbetalingen als reguliere kasstromen In de DCF-berekening. Het grootste deel van de geïnterviewden houdt in de berekening van de restwaarde (zie formule 4.1) rekening met erfpacht, maar de manier waarop verschilt. Het merendeel gebruikt daarvoor netto- huuropbrengsten en een netto exit-yield, een kleiner deel bruto-huuropbrengsten en een bruto exit- yield. Een klein deel van de geïnterviewden houdt in de berekening van de restwaarde geen rekening met erfpacht, maar doet wel een separate berekening waarin de contante waarde van de erfpachtbetalingen vanaf het einde van de beschouwperiode wordt bepaald. Geïnterviewden gaan verschillend om met een canonherziening einde tijdvak die buiten de DCF- periode ligt. Een klein deel maakt een aparte berekening van de contante waarde van de erfpachtbetalingen vanaf het einde van de beschouwperiode met een expliciete inschatting van de erfpachtgrondwaarde op de begindatum van het opvolgende tijdvak. Anderen passen een correctie toe op de netto of bruto exit-yield. Een ander deel maakt de aanname dat de huidige canon- betalingen In het opvolgende tijdvak worden gecontinueerd. Pagina 38 van 74 8.4. Disconteringsvoet Hoe bepalen partijen de disconteringsvoet? Deze vraag geldt zowel bij de DCF-methode als bij correcties in de BAR/NAR-methoden. (interviewvragen 8, 9 en 10) De meeste geïnterviewden gebruiken in de BAR/NAR-methoden voor de erfpachtcorrectie een disconteringsvoet die wordt berekend als het aanvangsrendement vermeerderd met de lange termijn groeivoet van de bruto/netto-huuropbrengst. Enkelen gebruiken het vereist rendement als disconteringsvoet. Het is in het verleden gebruikelijk geweest om voor correcties in de BAR/NAR-methoden een disconteringsvoet van 7% te hanteren, ongeacht locatie, type of gebouw. Alle partijen geven aan dat zij dit gebruik kennen maar dat het niveau van de disconteringsvoet niet meer marktconform is. Het grootste deel van de geïnterviewden geeft aan dat In de DCF-methode een marktconforme disconteringsvoet (NAR + groeivoet netto-huuropbrengsten) wordt gebruikt, en dat voor erfpacht- betalingen dezelfde voet wordt gehanteerd als voor andere kasstromen. 8.5. Indexatie canonbetalingen Welke aannames hanteren marktpartijen voor de indexatie van toekomstige canonbetalingen gedurende het huidige tijdvak? (interviewvragen 11 en 12) Het grootste deel van de geïnterviewden baseert de indexatie van toekomstige canonbetalingen (afhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsregime) op inflatie schattingen van het Nationaal Register Vastgoed Taxateurs (NRVT), aansluitend bij korte termijn prognoses van het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank en de lange termijn doelstelling van de Europese Centrale Bank, op dit moment gelijk aan 2%.* Een deel van de geïnterviewde taxateurs geeft aan dat zij geen gebruik maakt van een ingroeipad, maar in plaats daarvan voor alle jaren de lange termijn verwachting hanteert. 8.6. Doorberekening in de huur van de canonherziening einde tijdvak Komt het in de praktijk voor dat een canonherziening einde tijdvak geheel of gedeeltelijk wordt doorbelast in de huurprijs? (interviewvragen 13, 14) Alle geïnterviewden beantwoorden deze vraag ontkennend. Bij grote uitzondering komt het voor bij een bestemmingswijziging, een uitbreiding van het object en een sale en lease back constructie. 8.7. Contante waarde toekomstige erfpachtgrondwaarde Op welke wijze stellen marktpartijen de erfpachtgrondwaarde vast aan het begin van het opvolgende tijdvak? Wordt de erfpachtgrondwaarde, de daarvan afgeleide canonbedragen of de afkoopsom contant gemaakt. Is de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak? Paragraaf 8.7.1 bespreekt de bepaling van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Paragraaf 8.7.2 gaat in op het verschil tussen het contant maken van de toekomstige grondwaarde, canonbetalingen en afkoopsom, zie de formules 5.1 — 5.3 in paragraaf 5.2.2. Tenslotte gaat paragraaf 8.7.3 In op de vraag of de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak al dan niet afhankelijk is van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. % Zie hiervoor bijvoorbeeld NRVT (2019). “Voor de eerste twee jaar sluit het scenario aan bij de meest recente prognose van het Centraal Planbureau. Voor 2021 volgt het de geraamde HICP-inflatie van De Nederlandsche Bank (juni 2019). De rest van de prognoseperiode is gebaseerd op de lange-termijnverwachting, conform het maximale streven van de Europese Centrale Bank (ECB).” Pagina 39 van 74 8.7.1. Bepaling toekomstige erfpachtgrondwaarde Op welke wijze stellen marktpartijen de erfpachtgrondwaarde vast aan het begin van het opvolgende tijdvak? (interviewvragen 15 — 19) De geïnterviewde taxateurs bepalen zelf de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. De geïnterviewde beleggers laten dit door taxateurs doen. Alle geïnterviewde taxateurs berekenen de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak in drie stappen (zie ook paragraaf 5.2.1}: 1. Bepaal de grondwaarde op de waardepeildatum; 2, Pas een depreciatiefactor toe om de erfpachtgrondwaarde te verkrijgen; 3. Indexeer de erfpachtgrondwaarde naar het begin van het opvolgende tijdvak. Alle geïnterviewde taxateurs bepalen de grondwaarde volgens de residuelewaardemethode. Het grootste deel gebruikt de residuelewaardemethode voor onbebouwde bouwrijpe grond en een deel de residuelewaardemethode voor bebouwde grond (gecorrigeerde vervangingswaarde), zie paragraaf 52.1 voor een uitleg van de methoden. Alle geïnterviewde taxateurs toetsen de residuele grondwaarde aan de hand van referenties. Deze referenties hebben betrekking op vergelijkbare objecten en bestaan uit uitgifteprijzen van onbe- bouwde grond, aanbiedingen in geval bij een canonherziening einde tijdvak en Intern berekende grondwaarden. Alle geïnterviewde taxateurs passen een correctie toe op de grondwaarde, van 10% of 25%. Het verschil is afhankelijk van de vraag of bij de hoogte van de bouwkosten rekening is gehouden met sloopkosten. Dit is conform de werkwijze van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (G&O). Alle geïnterviewde taxateurs berekenen de toekomstige erfpachtgrondwaarde door de erfpacht- grondwaarde op waardepeildatum te indexeren. De meeste geïnterviewden gebruiken hiervoor de lange termijn verwachting voor de inflatie, zie ook paragraaf 8.5. Een klein deel van de geïnterviewden gebruikt op zeer courante locaties als indexatie de markthuurstijging. 8.7.2. Gebruik van canonbetalingen of afkoopsom Wordt de erfpachtgrondwaarde, de daarvan afgeleide canonbedragen of de afkoopsom contant gemaakt. (interviewvragen 23, 24, 28, 29 en 31) De vraag is of (1) de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak, of (2) de daarvan afgeleide canonbetalingen of (3) afkoopsom contant wordt gemaakt (zie paragraaf 5.2.2 voor een nadere uitleg). De grootste groep van de geïnterviewden gebruikt de erfpachtgrondwaarde, een iets kleinere groep de daarvan afgeleide canonbetalingen. De afkoopsom Is niet als optie genoemd. Een klein deel van de geïnterviewden kiest voor het contant maken van de canonbetalingen. Hiervoor worden twee redenen gegeven: 1. In het huidige tijdvak zijn er ook canonbetalingen. Het is een voortzetting van het huidige betalingsregime. 2. Als met een canonpercentage wordt gerekend dat lager is dan dat door G&O wordt gehanteerd, is dit de meest voordelige keuze (zie ook het voorbeeld in paragraaf 5.2.2). Als reden voor het kiezen van het contant maken van de erfpachtgrondwaarde geven geïnterviewden aan dat er geen aannames gemaakt hoeven te worden over de hoogte van het canonpercentage en de afkoopsom. Bij de keuze voor het contant maken van de canon gebruikt het merendeel van de geïnterviewden het canonpercentage dat de gemeente op waarde peildatum hanteert. Pagina 40 van 74 8.7.3. De invloed van de resterende looptijd Is de mate waarin rekening wordt gehouden met de canonherziening einde tijdvak afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak? (interviewvraag 27) In paragraaf 8.4 is besproken hoe de disconteringsvoet door geïnterviewden wordt bepaald. Hiermee worden canonbetalingen In het huidige tijdvak en de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant gemaakt? De vraag is of de contante waarde van deze toekomstige erfpachtgrondwaarde vervolgens nog wordt gecorrigeerd. Ongeveer de helft van de geïnterviewden past nog een correctie toe op de berekende waarde. Als een correctie wordt toegepast, is deze afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. Hoe langer de resterende looptijd is, hoe groter het correctiepercentage op de berekende contante waarde is. Als voorbeeld, bij een resterende looptijd van 15 (30) jaar wordt de berekende contante waarde met 100% (0%) vermenigvuldigd. Geïnterviewden benoemen dat er geen ‘wiskundige’ vergelijking is waarmee kan worden bepaald met welk percentage de berekende contante waarde van de toekomstige erfpachtgrondwaarde moet worden vermenigvuldigd. De percentages zijn afhankelijk van de marktsituatie (kopers- of verkopers- markt) en worden afgeleid uit de analyse van vergelijkbare verkopen. De conclusie kan worden getrokken dat een deel van de geïnterviewden een in de tijd varierende disconteringsvoet gebruikt. Tot ongeveer 15 jaar, afhankelijk van de marktomstandigheden, wordt een vaste disconteringsvoet d, gebruikt, met disconteringsfactoren 8, = 1/(1 + do)! voor t= 1,15 in formule 5.1. Na het 15° jaar neemt de disconteringsvoet toe, zodat de disconteringsfactoren kleiner worden, 8, < 1/(1 + do)! voor t = 16, … 8.8. Onderhandelingsruimte Is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam bij een canonherziening (interviewvragen 34 en 35) De meeste geïnterviewden geven aan dat er in het kader van een canonherziening einde tijdvak geen sprake is van onderhandeling met de gemeente. Impliciet is er wel sprake van een vorm van onderhandeling als het aanbod van de gemeente niet wordt geaccepteerd en drie deskundigen een bindende uitspraak doen (zie ook paragraaf 2.2.1). Een enkele geïnterviewde geeft aan dat er in uitzonderlijke gevallen bij een bestemmingswijziging sprake kan zijn van een ‘package deal’. De geïnterviewden geven te kennen dat de vraag hoe groot de onderhandelingsruimte is, niet in het algemeen te beantwoorden is. 8.9. Overige zaken Het interview is afgerond met de mogelijkheid voor geïnterviewden om nog relevante zaken te benoemen die niet aan de orde zijn geweest. (interviewvragen 36 en 37) Genoemde onderwerpen zijn: de invloed van erfpacht op de hoogte van de overdrachtsbelasting, en de rol van BTW bij nieuwe uitgiften en bestemmingsherzieningen op de waarde In het economische verkeer. Deze onderwerpen vallen buiten de scope van dit onderzoek. 5 We zien hierbij af van het onderscheid tussen het contant maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak, daarvan afgeleide canonbetalingen en afkoopsom. Zie hiervoor de paragrafen 5.2.2 en 8.7.2. Pagina 41 van 74 Pagina 42 van 74 9. Vergelijking WOZ-erfpachtcorrectie met de interviews In dit hoofdstuk wordt de werkwijze van Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) voor de bepaling van de WOZ-erfpachtcorrectie vergeleken met de uitkomsten van de interviews. Het is belangrijk om op te merken dat conceptueel de erfpachtcorrectie in de bepaling van de marktwaarde gelijk is aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Deze conclusie uit hoofdstuk 6 is bevestigd door de interviews. We bespreken in dit hoofdstuk een aantal belangrijke verschillen en overeenkomsten. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1. Eén methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie; 2. Geen onderscheid naar soorten commercieel vastgoed; 3. Generieke of object-specifieke disconteringsvoet; 4. Huidige betalingsregime of vaste canon; 5. Inflatieverwachting voor canonindexatie in het huidig tijdvak; 6. Bepaling van de grondwaarde aan het einde van het tijdvak volgens de residuele- waardemethode of indexmethode: 7. Depreciatiefactor van 10% of 40%; 8. Contant maken van toekomstige erfpachtgrondwaarde of canonbetalingen; 9. Correctie op basis van resterende looptijd van het huidige contract. 1. Eên methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie Geïnterviewde marktpartijen hanteren verschillende waarderingsmethoden (BAR/NAR en DCF) voor de bepaling van de marktwaarde en daarmee verschillende methoden voor de bepaling van de invloed van erfpacht op de marktwaarde (zie de hoofdstukken 6 en 8). Ook de invulling binnen een methode kan verschillen, tussen taxatiebureaus of zelfs tussen taxateurs binnen een taxatiebureau. BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode. Voor de Wet WOZ is — nog meer dan bij taxatiebureaus — onderlinge consistentie in de bepaling van de erfpachtcorrecties van belang. 2. Geen onderscheid naar soorten commercieel vastgoed De methode van erfpachtcorrectie is niet afhankelijk van het soort commercieel vastgoed, zoals kantoren, winkels en bedrijfsruimten. Dit geldt zowel bij de geïnterviewde marktpartijen als bij BGA. 3. Generieke of object-specifieke disconteringsvoet Geïnterviewde marktpartijen hanteren een disconteringsvoet die afhankelijk is van het te waarderen object. De hoogte van de disconteringsvoet Is onder meer afhankelijk van de marktomstandigheden (waardepeildatum), locatie, het soort commercieel vastgoed en de kwaliteit van het fysieke object. Gemeente Amsterdam hanteert voor het contant maken van de canonbetalingen een generieke disconteringsvoet die eventueel jaarlijks aangepast wordt (2017: 7%, 2018: 6% en 2019: 5%). 4, Huidig betalingsregime of vaste canon. De geïnterviewde marktpartijen volgen het huidige betalingsregime in de berekening van de erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon In het huidige tijdvak, onafhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsregime, zie ook het volgende punt. 5. Inflatieverwachting voor canonindexatie in het huidig tijdvak Afhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsresime wordt een canon periodiek geïndexeerd. De indexatie is gebaseerd op de consumentenprijsindex in het voorafgaande jaar.® De meeste geïnterviewde marktpartijen sluiten voor toekomstige inflatieverwachtingen aan bij de prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs.” ® De details kunnen per contract (algemene bepalingen) verschillen. Y Deze zijn gebaseerd op prognoses van het CPB, DNB en de lange termijn inflatie doelstelling van de ECB. Sommige marktpartijen gebruiken alleen de laatste. Dit heeft echter een klein effect op de berekende erfpachtcorrectie. Pagina 43 van 74 BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie en doet dit onafhankelijk van het van toepassing zijnde betalingsregime, dus ook bij contracten waarbij de canonindexering Is uitgesloten. De eenmalige correctie bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van het tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de waardepeildatum. Deze keuze is opmerkelijk. 6. Bepaling van de grondwaarde aan het einde van het tijdvak volgens de residuelewaardemethode of indexmethode Een belangrijk verschil betreft de manier waarop geïnterviewde marktpartijen en BGA de grondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak bepalen. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken hiervoor de residuelewaardemethode, zie paragraaf 8.7. BGA gebruikt een indexmethode, waarbij de grondwaarde aan het begin van het huidige tijdvak met een vast jaarlijks percentage van 2,75% geindexeerd wordt naar de begindatum van het opvolgende tijdvak." De toekomstige erfpachtgrondwaarde wordt daarmee op een grove manier bepaald: bij een 50-jarige tijdvak is de nieuwe! grondwaarde gelijk aan 1,0275°® = 3,88 maal de ‘oude’ grondwaarde en bij een 75-jarig tijdvak 1,0275” = 7,65 keer. Deze factoren zijn onafhankelijk van de beschouwde periode (begin- en einddatum van het huidige tijdvak en de waardepeildatum), de locatie en het soort commercieel vastgoed en daarmee voor alle objecten gelijk. De geïnterviewde marktpartijen bepalen daarentegen de erfpachtgrondwaarde per individueel object. 7. Depreciatiefactor van 10% of 40% Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie.® Dit is conform het beleid van Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. BGA hanteert daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen in het huidige tijdvak. 8. Contant maken van toekomstige erfpachtgrondwaarde of canonbetalingen De erfpachtverplichtingen in het opvolgende tijdvak kunnen op verschillende manieren worden vastgesteld, namelijk door (zie paragraaf 5.2.2) 1. de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak; 2. de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak? 3. de afkoopsom van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak?®. De meeste geïnterviewde marktpartijen berekenen de contante waarde van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Merk op dat er dan geen veronderstelling hoeft te worden gemaakt over de hoogte van het dan geldende canonpercentage. Dit is een voordeel ten opzichte van de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak. BGA berekent daarentegen de contante waarde van de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak tot 50 jaar na de waardepeildatum. Impliciet veronderstelt BGA In haar werkwijze dat het canonpercentage aan het begin van het huidige tijdvak gelijk is aan die aan het begin van het opvolgende tijdvak, oftewel 50 of 75 jaar later. Het canonpercentage hangt in belangrijke mate af van de lange termijn risicovrije rente. De aanname dat deze in 50 of 75 jaar gelijk Is gebleven, is discutabel, zeker gezien de huidige lage rentestanden. ® preciezer geformuleerd: de canon aan het begin van het huidige tijdvak wordt met 2,75% per jaar geïndexeerd naar de begindatum van het opvolgende tijdvak. ® Het depreciatiepercentage bedraagt 25% als bij de bouwkosten geen rekening is gehouden met sloopkosten. 2 plus de erfpachtgrondwaarde 50 jaar na de begindatum van het opvolgende tijdvak. Pagina 44 van 74 BGA houdt in de erfpachtcorrectie geen rekening met financiële verplichtingen vanaf 50 jaar na de waardepeildatum. Bij een disconteringsvoet van 4,5% kan dit leiden tot een substantieel lagere (34%) erfpachtcorrectie, zie het voorbeeld in paragraaf 2.4 van Francke en van der Schans (2019). Een argument voor de keuze van het contant maken van canonbetalingen in het opvolgende tijdvak is dat deskundigen in een procedure een lager canonpercentage hanteren dan het percentage dat het college van B&W van de gemeente Amsterdam vaststelt. In dat geval is de contante waarde van de canonbetalingen lager dan die van de erfpachtgrondwaarde, zie paragraaf 5.2.2 voor een voorbeeld. Het ligt dan voor de hand om de voor de erfpachter meest gunstige optie te klezen, zeker vanaf het eerste moment dat van de mogelijkheid tot vervroegde canonherziening gebruik gemaakt kan worden (zie paragraaf 2.2.1). 9. Correctie op basis van resterende looptijd van het huidige contract Geïnterviewde marktpartijen verminderen de marktwaarde in volle eigendom niet altijd met de volledige 100% van de berekende contante waarde van de erfpachtverplichtingen. Naarmate de einddatum van het huidige tijdvak verder In de toekomst ligt, wordt met een kleiner deel van de contante waarde rekening gehouden, met name met dat gedeelte van de contante waarde dat betrekking heeft op de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Met welk percentage wordt gecorrigeerd is afhankelijk van ‘de markt’. BGA past geen resterende looptijd afhankelijke correctie toe op de berekende contante waarde. Pagina 45 van 74 Pagina 46 van 74 10. Conclusies en aanbevelingen Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 10.1 de belangrijkste conclusies uit dit rapport en doet in paragraaf 10.2 een aantal aanbevelingen. 10.1. Conclusies Hieronder volgen de belangrijkste conclusies uit het rapport. 1. Bij de bepaling van de marktwaarde van een object op erfpachtgrond wordt doorgaans eerst de marktwaarde bepaald alsof het object op eigen grond zou staan, waarna vervolgens gecorrigeerd wordt voor de invloed van erfpacht. Conceptueel is de erfpachtcorrectie In de bepaling van de marktwaarde gelijk aan die van de WOZ-erfpachtcorrectie van verkoopcijfers. Dit betekent dat de resultaten van de interviews relevant zijn voor de implementatie van de WOZ-erfpachtcorrectie. 2. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken verschillende methoden (BAR/NAR en DCF) voor het berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen êên methode voor de WOZ- erfpachtcorrectie, namelijk een DCF-methode. 3. Hetis volgens geïnterviewden niet nodig om In de uitwerking van de methode van WOZ- erfpachtcorrectie onderscheid te maken in soorten commercieel vastgoed. Eên methode volstaat. 4. Geïnterviewde marktpartijen gebruiken een object-specifieke disconteringsvoet. BGA hanteert een generieke voet die varieert per jaar. 5. De geïnterviewde marktpartijen volgen het van toepassing zijnde betalingsregime in de berekening van de erfpachtcorrectie in het huidige tijdvak. BGA gaat uit van een vaste canon in het huidige tijdvak. 6. Voor de inflatieverwachting sluiten geïnterviewde marktpartijen aan bij de prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de langetermijndoelstelling voor inflatie van de Europese Centrale Bank. BGA corrigeert slechts eenmalig voor inflatie. De eenmalige correctie bedraagt 1%. Met andere woorden, de canonbedragen in de jaren tot aan de einddatum van het tijdvak zijn allemaal gelijk aan 1,01 maal de canon op de waardepeildatum. 7. Een belangrijk verschil betreft de bepaling van de grondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Geïnterviewde marktpartijen passen de residuelewaardemethode toe en BGA een indexmethode. 8. Geïnterviewde marktpartijen hanteren een depreciatiefactor van 10% op de residueel bepaalde grondwaarde voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. BGA hanteert daarentegen een factor van 40% en past deze factor niet alleen toe op de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak, maar ook voor de canonbetalingen In het huidige tijdvak. 9. De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant. BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen tot een periode tot 50 jaar na waardepeildatum. 10. Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin “de markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. BGA past geen looptijd afhankelijke correctie toe. Pagina 47 van 74 10.2. Aanbevelingen Deze paragraaf geeft een aantal aanbevelingen ten aanzien van de WOZ-erfpachtcorrectie op basis van de theoretische verkenning (de hoofdstukken 4, 5 en 6) en de resultaten uit de interviews (de hoofdstukken 8 en 9) de volgende aanbevelingen: 1. Gebruik één methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie Geïnterviewde marktpartijen hanteren verschillende waarderingsmethoden (BAR/NAR en DCF) voor het berekenen van de erfpachtcorrectie. BGA hanteert daarentegen éên methode voor de WOZ-erfpachtcorrectie, namelijk de DCF-methode. Onderlinge consistentie is in de Wet WOZ van wezenlijk belang. Het verdient daarom aanbeveling om slechts één methode voor de WOZ- erfpachtcorrectie toe te passen. Geïnterviewde marktpartijen en BGA berekenen, bij gebrek aan goed vergelijkbare verkopen, erfpachtcorrecties op basis van zelf gekozen uitgangspunten. Geen van de partijen kan claimen de waarheid te verkondigen. BGA zou jaarlijks een Praktijkhandreiking Berekening WOZ- erfpachtcorrectie niet-woningen kunnen publiceren en daaraan een voorlichtingssessie voor grote taxatiekantoren kunnen verbinden, waarin ze aan de hand van recente inzichten uitleggen hoe ze de WOZ-erfpachtcorrectie berekenen. 2. Pas een generieke disconteringsvoet toe die jaarlijks varieert Er is weinig onzekerheid over de hoogte van de canonbetalingen in het huidige tijdvak en deze onzekerheid verschilt ook niet tussen objecten. Het verdient daarom aanbeveling om in de WOZ-erfpachtcorrectie êên generieke disconteringsvoet te hanteren, en deze jaarlijks aan te passen. Het college van B&W stelt jaarlijks ten behoeve van de afkoop-instructie een disconteringsvoet vast (in 2019 gelijk aan 4,5%). Het liet voor de hand om dit percentage te gebruiken. Er is echter wel veel onzekerheid over de hoogte van de erfpachtgrondwaarde en de daarvan afgeleide canonbetalingen in het opvolgende tijdvak. Echter, geen van de geïnterviewde marktpartijen hanteert hiervoor een hogere disconteringsvoet. De grotere onzekerheid zou vertaald kunnen worden In een opslag op de disconteringsvoet in het opvolgende tijdvak. De vraag hoe hoog dit percentage moet zijn, valt binnen het kader van dit onderzoek niet te beantwoorden. 3. Gain de berekeningen uit van het van toepassing zijnde betalingsregime Het verdient aanbeveling om bij de berekening van de contante waarde van de canonbetalingen in het huidige tijdvak uit te gaan van het van toepassing zijnde betalingsregime. 4. Gebruik inflatieverwachtingen van het NRVT of de lange termijn inflatiedoelstelling van de ECB Het is aan te bevelen om bij canonindexatie aan te sluiten bij de inflatieverwachting uit de prognoses van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs of de lange termijn inflatiedoel- stelling van de Europese Centrale Bank. 5. Gebruik de residuelewaardemethode Geïnterviewde marktpartijen passen voor het bepalen van de erfpachtgrondwaarde de residuelewaardemethode toe en BGA een Iindexmethode op basis van de grondwaarde aan het begin van het tijdvak. De eerste methode houdt rekening met de kenmerken van het te waarderen object en de marktomstandigheden op waardepeildatum. De tweede methode doet dit juist niet, maar is daarentegen eenvoudig om uit te voeren. (Wel dient de huidige implementatie door BGA te worden aangepast: niet de canon aan het begin van het tijdvak, maar de grondwaarde, moet over de lengte van het huidige tijdvak worden geïndexeerd. Bij het indexeren van de canon wordt ten onrechte verondersteld dat de canonpercentages aan het begin en einde van het tijdvak aan elkaar gelijk zijn). De vraag dient zich op of een eenvoudige indexering — 2,75% per jaar — afdoende is om een betrouwbare indicatie te geven van de erfpachtgrondwaarde. In vergelijking met koopwoningen is commercieel vastgoed veel heterogener en zijn marktontwikkelingen veel beweeglijker. Het toepassen van de residuelewaardemethode ligt daarom vanuit een taxatie perspectief bi Pagina 48 van 74 commercieel vastgoed meer voor de hand en wel volgens de variant onbebouwd, zoals beschreven in paragraaf 5.2.1: (1) Bepaal de residuele grondwaarde van onbebouwde grond op de waardepeildatum; (2) indexeer de grondwaarde naar de begindatum van het opvolgende tijdvak met een prudent percentage, gelijk aan die bij de canonindexatie. De keuze tussen het toepassen van de indexmethode en de residuelewaardemethode is dus een afweging tussen eenvoud van methode en uitvoering enerzijds en betrouwbaarheid van de uitkomst anderzijds. Het is aan te bevelen om — eventueel geleidelijk — over te stappen op de residuelewaardemethode. Een reden om deze overstap geleidelijk te doen Is dat de residuele- waardemethode een verandering van werkwijze vereist, waarbij bouwkosten en grondprijzen systematisch verzameld en geanalyseerd moeten worden. Er zou begonnen kunnen worden met een onderzoek waarbij voor een deel van de verkopen de residueel bepaalde erfpachtgrond- waarde wordt vergeleken met de geïndexeerde erfpachtgrondwaarde. 6. Gebruik een depreciatiefactor van 10% Het is aan te bevelen om bij de bepaling van de depreciatiefactor aan te sluiten bij het beleid van Grond en Ontwikkeling van Gemeente Amsterdam. De depreciatiefactor bedraagt 10% voor het feit dat er sprake is van een bestaande contractrelatie. Als er in de residuele berekening bij de bouwkosten geen rekening is gehouden met sloopkosten, bedraagt de depreciatiefactor 25%. 7. Maak de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant De meeste geïnterviewde marktpartijen maken de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak contant, BGA de daarvan afgeleide canonbetalingen. BGA maakt canon- betalingen contant over een periode van 50 jaar. Wij adviseren een oneindige horizon. Dit sluit aan bij de verplichting tot het voor altijd afkopen van toekomstige canonbetalingen in het stelsel van eeuwigdurende erfpacht. De eenvoudigste manier waarop met een oneindige horizon wordt gerekend is door het contant maken van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. Dit heeft als voordeel dat het eenvoudig is en er geen aanname over een toekomstig canonpercentage gemaakt moet worden. Het contant maken van canonbetalingen is vooral relevant In het geval men rekening wenst te houden met het feit dat deskundigen veelal een lager canonpercentage vaststellen dan het college van B&W. De vraag wat in de verre toekomst de verhouding is tussen de canon van de deskundigen en het college van B&W is echter moeilijk In te schatten. Als echter op waardepeildatum een vervroegde canonherziening einde tijdvak aangevraagd mag worden (paragraaf 2.2.1), zou met een canonpercentage gerekend kunnen worden zoals deskundigen dit doorgaans vaststellen. Merk op dat bij de keuze voor het contant maken van de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak ook de erfpachtgrondwaarde aan het einde van het opvolgende tijdvak contant gemaakt moet worden, zie hiervoor paragraaf 5.2.2. 8. Pas geen correctie toe op de contante waarde van canonbetalingen in het huidige tijdvak BGA houdt in de WOZ-erfpachtcorrectie rekening met 60% van de contante waarde van de canonbetalingen in het huidige tijdvak. De motivatie voor deze 60% is dat er sprake is van een voortdurend erfpachtcontract en voor het feit dat er geen sprake is van bouwrijpe grond. Deze motivatie is echter alleen van toepassing op de canonbetalingen In het opvolgende tijdvak. Ook bij de geïnterviewde marktpartijen wordt er geen correctie toegepast op de canonbetalingen In het huidige tijdvak. De aanbeveling is dan ook om deze correctie voor de canonbetalingen in het huidige tijdvak achterwege te laten. Pagina 49 van 74 9. Communiceer helder de keuze t.a.v. het correctiepercentage in het opvolgende tijdvak Geïnterviewde marktpartijen corrigeren de berekende contante waarde voor de mate waarin ‘de markt’ hiermee rekening houdt In verkoopprijzen, afhankelijk van de resterende looptijd van het huidige tijdvak. Het is echter onduidelijk wanneer en hoe geïnterviewde marktpartijen de berekende contante waarde, en wel het gedeelte dat betrekking heeft op het opvolgende tijdvak, corrigeren voor ‘de markt’. Er bestaat geen ‘best practice! dat door BGA overgenomen kan worden. BGA ontkomt er echter niet aan om een keuze te maken ten aanzien van een (resterende Looptijd) afhankelijk correctiepercentage (dit kan gelijk zijn aan nul procent). Het verdient aanbeveling om deze keuze periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, helder met marktpartijen te communiceren (zie ook aanbeveling 1), en zo mogelijk na raadpleging van marktpartijen vast te stellen. Het gerechtshof Amsterdam geeft in de uitspraak van 9 mei 2019 belangrijke overwegingen voor deze keuze:? "De gemeente is niet verplicht om uit een brede waaier aan mogelijke schattingen van de erfpachtcorrectie de meest waarschijnlijke of de beste te kiezen. Voldoende is dat de gemeente op zorgvuldige wijze, reêle, goed verdedigbare keuzes maakt.” En: “Van belang acht het Hof ook dat de heffingsambtenaar bij het waarderen van factoren met een grote onzekerheidsmarge In een aantal gevallen de voor belanghebbende meest gunstige oplossing gekozen heeft.” 10. Reken met bekende erfpachtgrondwaarde en canon(percentage) in het opvolgende tijdvak Tenslotte, als op de waardepeildatum de erfpachtgrondwaarde, het canonpercentage en de canonbetalingen in het opvolgende tijdvak bekend zijn — omdat de uitkomst van de canonherziening al bekend is — gebruik dan de bekende waarden, en niet de zelf geschatte waarden. 21 Het zaaknummer is 19/00071, bekend onder ECLI code ECLI:NL:GHAMS:2019:1609. Deze zaak betreft woningen op erfpachtgrond. Pagina 50 van 74 A. Begrippen BAR Bruto aanvangsrendement BGA Belastingen Gemeente Amsterdam CHET Canonherziening einde tijdvak DCF Discounted cash flow ECB Europese Centrale Bank EPC Erfpachtcorrectie G&O Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam HWK Huurwaardekapitalisatiemethode VSC International Valuation Standards Council KF Kapitalisatiefactor MVA Makelaarsvereniging Amsterdam NAR Netto aanvangsrendement NRVT Nederlands Register Vastgoed Taxateurs Wet WOZ Wet waardering onroerende zaken Pagina 51 van 74 Pagina 52 van 74 B. Referenties Van Arnhem, P.C, T.M. Berkhout en G.G.M. ten Have (2013), Taxatieleer vastgoed 1, zesde druk, Groningen/Houten, Noordhoff Uitgevers. Berkhout, T. M., D. Brounen en P. A. Eichholtz (2015), Schoon schip. Advies van de grondwaardecommissie eeuwigdurende erfpacht. Amsterdam, 18 juni 2015, Grondwaardecommissie eeuwigdurende erfpacht. Francke, M.K. en E. Wilders (1996), Erfpacht, Een onderzoek naar de invloed van erfpacht op verkoopcijfers in het kader van de Wet WOZ, Technisch rapport Belastingen Gemeente Amsterdam. Francke, M.K. en M. van der Schans (2019), Erfpachtcorrectie van verkoopcijfers in Amsterdam in het kader van de Wet WOZ, onderzoeksrapport door Ortec Finance In opdracht van Belastingen Gemeente Amsterdam. Gemeente Amsterdam (2017). Raadsbesluit 684K.17. Bijlage 11. Afkoopinstructie. Documenten horend bij het raadsbesluit van 28 juni 2017, gemeente Amsterdam. Gemeente Amsterdam (2018a), Beleid vervroegde canonherziening bij voortdurende erfpacht, januari 2018. Gemeente Amsterdam (2018b), De grondwaardebepaling voor bestaande erfpachtrechten. Vastgesteld in College van B&W van 9 mei 2017. Behandeld in gemeenteraad op 28 juni 2017. Gewijzigd naar aanleiding van collegebesluit van 31 oktober 2017 Gewijzigd naar aanleiding van collegebesluit van 6 februari 2018. Gewijzigd naar aanleiding van collegebesluit van 11 december 2018. Van Gool, P., P. Jager, MAJ. Theebe en RM. Weisz (2013), Onroerend goed als belegging, vijfde druk, Groningen/Houten, Noordhoff Uitgevers. Groenland, EA.G. (2014). The problem analysis for empirical studies. International Journal of Business and Globalisation, 12(3), 249-263. Groenland, EA.G. (2018). Employing the matrix method as a tool for the analysis of qualitative research data in the business domain. International Journal of Business and Globalisation, Vol. 2101), 119-134. IVSC (2018), International Valuation Standards. Nederlandse vertaling, International Valuation Standards Council en Nederlands Register Vastgoed Taxateurs. Kallio, H.‚ A. Pietila, M. Johnson & M. Kangasniemi (2016), Systematic methodological review: developing a framework for a qualitative semi-structured Interview guide, Journal of Advanced Nursing, 72(12), 2954-2972, doi: 10.1111/jan.13031. Nationaal Register Vastgoed Taxateurs (2019), Inflatiescenario Vastgoedindex — versie September 2019, bezocht op 11 december 2019 van de NRVT-website: https:/ /www.nrvt.nl/wp- content/uploads/2019/10/Inflatiescenario-Vastgoedindex-september-2019.pdf. Uittenbogaard, LB. & J.P. Traudes (2003), Canonpercenatges, het vaststellen van canonpercentages bij de herziening van erfpachtcontracten, Amsterdam: SBV School of Real Estate Sofaer, S. (2002), Qualitative Research Methods, International Journal for Quality in Health Care, 14(4), 329-336. Veen, | (2004), De waarde van een erfpachtrecht in het Amsterdamse stelsel in het bijzonder van voortdurende rechten bij canonherziening einde tijdvak, Scriptie Amsterdam School of Real Estate. VNG (2019), Taxatiewijzer en kengetallen, Deel 24, Huurwaardekapitalisatie, Waardepeildatum 1 januari 2019, rapport Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Pagina 53 van 74 Pagina 54 van 74 C. Bijlage opdrachtformulering WOZ-erfpachtcorrectie bij niet-woningen Naam opdracht Onderzoek actualisering WOZ-erfpachtcorrectie bij niet-woningen Opdrachtgever Belastingen Gemeente Amsterdam, mr. drs. Jan Geert Bakker. Opdrachtnemer Ortec Finance B.V. Aanleiding In december 2018 ontving de gemeente Amsterdam een aantal uitspraken van de rechtbank en het hof Amsterdam in WOZ-procedures, waarbij de berekende erfpacht-correctie voor woningen primair onderwerp van geschil was. De uitspraken hebben geleid tot een onderzoeksrapport waarin de vraag centraal staat in hoeverre bij woningen de berekening van de WOZ-erfpachtcorrectie dient te worden geactualiseerd of te worden herijkt en op welke onderdelen dat opportuun zou zijn. Hoewel de rechterlijke uitspraken vooralsnog alleen betrekking hebben op woningen, ligt het voor de hand dat op termijn ook de correctie bij de niet-woningen moet worden bijgesteld. Projectdoel Opdrachtnemer voert onderzoek uit naar de actualisering van de door opdrachtgever gehanteerde methodiek van de WOZ-erfpachtcorrectie voor niet-woningen op in erfpacht uitgegeven grond In Amsterdam. Het onderzoek richt zich uitsluitend op niet-woningen die worden gewaardeerd met de huurwaardekapitalisatie-methode. Objecten met erfpachtcontracten in de Port of Amsterdam vallen buiten dit onderzoek. Opdrachtnemer geeft een beschrijving van de huidige WOZ-erfpachtcorrectie zoals deze wordt toegepast door Belastingen Gemeente Amsterdam en een overzicht van relevante algemene bepalingen en betalingsregimes (tellingen per sector, te weten kantoren, winkels en bedrijven, voor het totale areaal en voor verkopen in de periode 2010 tot en met 2018). Opdrachtnemer interviewt relevante vastgoedpartijen, te weten taxatiebureaus en investeerders, die opereren in de gemeente Amsterdam. De opdrachtgever wil van de vastgoedpartijen weten op welke wijze zij de invloed van erfpacht op de aankoopprijs of taxatiewaarde van commercieel vastgoed bepalen. Vragen waar opdrachtnemer aan kan denken zijn: = Op welke wijze wordt rekening gehouden met de invloed van erfpacht bij het aankopen of taxeren van commercieel vastgoed? Welke methode wordt hiervoor gehanteerd? = Als de DCF-methode wordt toegepast, hoe wordt de disconteringsvoet bepaald waarmee de contante waarde van de canonbedragen wordt berekend? = Hoe wordt omgegaan met onzekere toekomstige canonbetalingen (bijvoorbeeld wanneer het huidige tijdvak bijna ten einde loopt)? Wordt van deze onzekere canonbedragen expliciet een schatting gemaakt? En speelt erfpacht een rol in de berekening van de eindwaarde (in het geval van het toepassen van de DCF-methode)? = Hoe groot is In de praktijk de correctie voor erfpacht als percentage van de aankoopprijs? = Hoe zou een vastgoedpartij de berekening maken van de situatie erfpacht naar de situatie volle eigendom (eigen grond), of anders gesteld: wat zou een koper van commercieel vastgoed meer over hebben voor eenzelfde gebouw, op dezelfde locatie op eigen grond staan In plaats van op Pagina 55 van 74 in erfpacht uitgegeven grond. Concreet: hoe corrigeer je een koopsom van een gebouw op erfpacht naar eigen grond? = In hoeverre is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam bij bijvoorbeeld aankoop, grootschalige renovaties en transformaties? Het primaire doel van de interviews is om inzichtelijk te maken wat het verschil is bij verkopen van objecten op eigen grond en objecten op in erfpacht uitgegeven grond. Het resultaat van dit onderzoek wordt vervolgens gebruikt voor een reflectie op de huidige methode van de WOZ- erfpachtcorrectie. Bezetting extern onderzoeksteam, klankbordgroep en projectbezetting gemeente Amsterdam Het onderzoek zal worden uitgevoerd door Ortec Finance onder leiding van prof. dr. Marc Francke. Belastingen Gemeente Amsterdam geeft Ortec Finance de opdracht een externe klankbordgroep te vormen, bestaande uit prof. dr. Tom Berkhout MRE MRICS (voorzitter), prof. dr. Dirk Brounen, prof. dr. Piet Eichholtz en prof. dr. Jan Monsma. Vanuit Belastingen Gemeente Amsterdam wordt een projectteam opgericht ter ondersteuning van het onderzoek. Resultaten Het onderzoek leidt tot een rapport waarin een beeld wordt geschetst hoe relevante vastgoedpartijen bij hun waarderingen van commercieel vastgoed met erfpacht omgaan. Tijdpad Het onderzoek vindt plaats in de periode augustus 2019 tot en met december 2019. Eind augustus wordt een kick-off bijeenkomst gehouden. Het doel van deze bijeenkomst is het inventariseren van de vragen voor de interviews. De interviews vinden naar verwachting plaats In september en oktober. Het onderzoeksrapport wordt uiterlijk 31 december opgeleverd. Gedurende het onderzoek vindt maandelijks afstemming plaats met de opdrachtgever. Dataset Uiterlijk 23 augustus 2019 levert Belastingen Gemeente Amsterdam een dataset welke als basis dient voor het onderzoek en uit te voeren data analyse. De dataset bestaat uit een dump van de OrtaX database met betrekking tot de relevante niet-woningen (met als situatiedatum 1/1/2019), met uitzondering van eigenaren- en gebruikersgegevens. De data bevat in ieder geval ook de contractgegevens van de niet-woningen op in erfpacht uitgegeven grond afkomstig van de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. Randvoorwaarden Voor het (tijdig) kunnen uitbrengen van het onderzoeksrapport moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Hiervoor kan worden gedacht aan: = _ Beschikbaarheid van capaciteit van zowel opdrachtnemer als van Belastingen Gemeente Amsterdam; = De bereidheid tot het meewerken van vastgoedpartijen aan het onderzoek; = Start van het onderzoek op uiterlijk 23 augustus 2019. Pagina 56 van 74 D. Instemmingsverklaring OT mm Instemmingsverklaring Allereerst willen wij u bedanken voor het feit dat u mee wilt werken aan het onderzoek naar de erfpachtcorrectie voor courante niet-woningen (commercieel vastgoed). Wij voeren dit onderzoek uit namens Belastingen Gemeente Amsterdam (hierna: DBGA). In opdracht van DBGA onderzoeken wij de wijze waarop bij de bepaling van de marktwaarde van courante niet-woningen rekening wordt gehouden met erfpacht en de wijze waarop in het kader van de Wet waardering onroerende zaken verkooptransacties voor erfpacht gecorrigeerd moeten worden bij het toepassen van de huurwaardekapitalisatiemethode. Wij zullen u in het kader van dit onderzoek een aantal vragen stellen. Aangezien wij transparantie en een goede samenwerking op prijs stellen willen wij u om uw toestemming vragen om uw antwoorden en uw naam te gebruiken in ons onderzoek. Door deze verklaring te ondertekenen geef ik Ortec Finance hierbij mijn toestemming om mijn antwoorden en naam te gebruiken in schriftelijke rapportages inzake van het onderzoek naar de Erfpachtcorrectie voor niet-woningen en gerelateerde publicaties. Handtekening: Naam: me Datum: Plaats: Pagina 57 van 74 Pagina 58 van 74 E‚ Interviewmodel Vereisten = _ Afgesloten ruimte, zonder prikkels van buiten (telefoon uit, deur blijft dicht) == __Opnameapparaat =__Klok / manier van bijhouden tijd (uit het zicht, anders leidt het af). Opening + start interview [3 minuten] = __ Welkom =__Dit interview is input voor een onderzoek dat in opdracht van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (BGA) wordt uitgevoerd, naar het effect van erfpacht op verkoopprijzen van commercieel vastgoed. Dit is nodig om voor een goede WOZ-waardering van commercieel vastgoed. mn Om die vraag te beantwoorden kijken we naar het effect dat erfpacht heeft op de marktwaarde van vastgoed dat huurinkomen genereert, zoals kantoren, winkels, horeca en bedrijfsruimten. == We willen het weten zoals het in uw hoofd zit. Alle antwoorden zijn goed. De ideale geïnterviewde geeft kort en bondig antwoord op basis van zijn eigen kennis, mening of ervaring, zonder te zeer uit te wijden. Als het antwoord meer toelichting nodig heeft, is zal ik u zeker vragen om die toelichting. = _ Wanneer het lastig is om een antwoord te geven, dan kan u de vraag beantwoorden vanuit het perspectief van een <sfunctieomschrijving geïnterviewde>. = Soms kan het zo zijn dat vragen wat abstract zijn. Om snel duidelijk te maken waar wij naar op zoek zijn hebben we bij een aantal vragen kaartjes gemaakt waarop grafisch weergegeven Is waar we naar op zoek zijn. Dit helpt ons om snel een aantal vrij specifieke vragen te kunnen stellen en kunnen we beter van de tijd gebruik maken! = Het kan straks voorkomen dat ik doorvraag terwijl dat soms vreemd of onnodig lijkt. Dat kan nodig zijn voor het onderzoek, omdat we de antwoorden uit uw mond moeten horen. Het kan ook zijn dat ik u afkap: omdat we maar beperkt de tijd hebben moeten we de vaart erin houden. = Zullen we het zo afspreken? Dan spreken we dat zo af. = Het interview begint met een aantal algemene vragen en gaat daarna meer specifiek in op verschillende waarderingsmethodes. Anonimiteit Deze interviews worden uitgeschreven en verwerkt. Gezamenlijk moeten ze een beeld schetsen van de manier waarop in de praktijk wordt omgegaan met het waarde-effect van erfpacht voor commercieel vastgoed. Wanneer respondenten op punten van mening verschillen, dan telt voor ons het feit dat men in de praktijk op punten niet eenduidig is in de aanpak. De individuele antwoorden van geïnterviewden hebben niet onze focus. U wordt dus niet geciteerd. De namen worden wel opgenomen in een bijlage van het rapport, ter verantwoording van het onderzoek. Pagina 59 van 74 Start interview / waarderingsmethode [6 minuten] We beginnen het interview met een algemeen deel, over de waarderingsmethoden die u gebruikt voor commercieel vastgoed. 1. Is de erfpachtcorrectie voor commercieel vastgoed conceptueel gelijk aan de WOZ- erfpachtcorrectie? 2. Is de methode van erfpachtcorrectie bij de bepaling van de marktwaarde afhankelijk van het soort commercieel vastgoed? 3. Welke waarderingsmethode past u In de praktijk het meest toe of ziet u het vaakst gebruikt worden? Kunt u de methoden ordenen naar de mate van gebruik: BAR / NAR / DCF / anders? [geïnterviewden krijgen kaartjes met daarop de vier mogelijkheden, die zij kunnen rangschikken] 4. Kunt u aangeven waarom u welke methode toepast? 5. Speelt de aanwezigheid van erfpacht een rol bij deze keuze, en waarom wel/niet? Op welke manier? 6. In de BAR en NAR methode wordt er over een exploitatie termijn of investeringshorizon gecorrigeerd voor bijvoorbeeld onder- of overhuur. Ook in de DCF-methode wordt een bepaalde investeringshorizon / exploitatietermijn gehanteerd. Welke investeringshorizon hanteert u bij de volgende waarderingsbegrippen: 6.1. BAR 6.2. NAR 6.3. DCF 7. Op welke wijze houdt u rekening met erfpachtverplichtingen die buiten deze periode vallen? Anders geformuleerd, hoe houdt u rekening met canonbetalingen of een buiten canonherziening einde tijdvak de investeringshorizon? Als het nodig is kunt u onderscheid maken tussen de BAR / NAR / DCF methode. Dank voor deze antwoorden, een mooi begin van het interview! Disconteringsvoet [4 minuten, door na 10 minuten] Het tweede onderwerp betreft de disconteringsvoet. De disconteringsvoet wordt in de DCF-methode gebruikt om kasstromen contant te maken. En ook in de BAR / NAR methode wordt een disconteringsvoet gebruikt om te corrigeren voor onder- of overhuur of erfpacht. Allereerst wil Ik u een tweetal vragen stellen met betrekking tot de correcties in de BAR / NAR-methode en vervolgens een vraag met betrekking tot de DCF-methode. 8. In de BAR / NAR methode, waarop baseert u de disconteringsvoet voor canonbetalingen? 9. Herkent u het beeld dat de meeste taxatieverslagen voor deze correcties een disconteringsvoet van 7% hanteren? 10. DCF: hanteert u voor erfpacht dezelfde disconteringsvoet als die voor de andere kasstromen (huur, beheer, onderhoud, etc.)? Dank voor de antwoorden. Pagina 60 van 74 Canonbetalingen binnen het huidige tijdvak [4 minuten, door na 14 minuten] Dan gaan we door naar de canonbetalingen binnen het huidige tijdvak. Die lopen tot aan de canonherziening aan het eind van het tijdvak. Ik heb twee vragen die gaan over hoe u omgaat met de inflatieverhoging van canonbetalingen. In sommige erfpachtcontracten worden canonbetalingen periodiek geïndexeerd met de consumenten prijsindex (dit kan jaarlijks, vijfjaarlijks maar ook een andere periode zijn). Op kaartje 1 ziet u dit geïllustreerd. Omdat toekomstige inflatie onbekend is, moet daarvoor een aanname worden gedaan. 1. Welke percentage gebruikt u voor de indexering van de canonbetalingen? 12. Waarop baseert u de inflatieverwachting? Dank voor deze antwoorden. Canonherziening einde tijdvak (CHET) [2 minuten, door na 16 minuten] Na het huidige tijdvak kan de canon veranderen bij een nieuw tijdvak. Daarover êên kleine vraag. In principe spreek je een huurcontract af voor 5 of 10 jaar, met daarna een herziening. 13. Komt het In de praktijk voor dat een verhoging van de canon bij CHET geheel of gedeeltelijk wordt doorbelast in de huurprijs van het huidige huurcontract? 14. [indien erfpacht gedeeltelijk, maar niet geheel of helemaal niet kan worden doorbelast] Hoe gaat u om met gedeeltelijke doorbelasting van aanpassing van erfpacht bij CHET In de waardering? Dank voor het antwoord. Methodologie erfpachtgrondwaarde [7 minuten, door na 23 minuten] Vervolgens willen we graag weten hoe u de toekomstige erfpachtgrondwaarde bepaalt. Die is van belang wanneer een nieuw tijdvak aanvangt. Op kaartje nummer 2 ziet u grafisch weergegeven waar we ons op focussen. Wanneer een erfpachttijdvak afloopt, moet een nieuwe erfpachtgrondwaarde worden bepaald voor het opvolgende tijdvak. Ik wil wat dieper ingaan op die waardebepaling. 15. Hoe bepaalt u de erfpachtgrondwaarde op de waardepeildatum, met andere woorden, de huidige erfpachtgrondwaarde? 16. Drukt u die erfpachtgrondwaarde standaard uitgedrukt in prijzen per m? bruto vloeroppervlak? 17. In het verleden publiceerde de Gemeente Amsterdam grondprijsbrieven, maar zij is daarmee opgehouden. Welke marktinformatie of afgeleide bronnen gebruikt u nu bij de bepaling van de erfpachtgrondwaarde? 18. Hanteert u een depreciatiefactor voor het waardeverschil tussen bouwrijpe en bebouwde grond, en als u dat doet, hoe hoog is deze? 19. Welke aannames maakt u bij het bepalen van de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het opvolgende tijdvak. M.a.w., welke aannames hanteert u voor de verwachte grondwaardestijging? Dank voor deze antwoorden. Pagina 61 van 74 BAR / NAR methode [12 minuten, door na 35 minuten] De BAR- en de NAR-methode lijken erg op elkaar. Daarom behandelen we ze zoveel als mogelijk gezamenlijk, maar her en der focussen we op êéên van beiden. Dat zullen we dan duidelijk aangeven. Bij de volgende vragen hanteren we de volgende uitgangspunten die ook op kaartje nummer 3 weergegeven zijn. Bij deze vragen hanteren we de volgende uitgangspunten: o hette waarderen object staat op erfpachtgrond; o de gehanteerde BAR / NAR is gebaseerd op transacties van objecten op eigen grond (of op erfpachtgrond met andere erfpachtcontracten). 20. Deze vraag is specifiek voor de NAR-methode Corrigeert u de netto-huuropbrengsten in het eerste jaar in de NAR-methode voor de canonbetaling in het eerste jaar? lindien dit niet zo is] Voert u een afzonderlijke contante waarde berekening uit voor erfpacht? [indien dit niet zo is] hoe neemt u de kosten voor erfpacht mee in de waardebepaling? 21. Deze vraag is specifiek voor de BAR-methode In de BAR-methode, voert u een afzonderlijke contante waarde berekening voor erfpacht uit? 22. Een canonherziening einde tijdvak (CHET) kan ver in de toekomst liggen of zeer nabij zijn. Is het aantal jaar tot CHET voor u van invloed om al dan niet rekening te houden met een canonherziening? En zo ja, op welke wijze? Laten we nu uitgaan van dit uitgangspunt: een CHET vindt binnen de exploitatietermijn/ investeringshorizon plaats: [geïnterviewde krijgt kaartje 4 uitgereikt] 23. Hoe word in beide methoden omgegaan met een canonherziening aan het einde van een tijdvak? Er wordt dan opnieuw gekeken naar de grondwaarde en een erfpachter heeft de keuze de erfpacht af te kopen of canon te gaan betalen. Hoe wordt de CHET in de waarde meegenomen? 231. Hoe neemt u de canonherziening aan het einde van het tijdvak mee in de waardering? 2311. Door de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant te maken; 231.2.Door de herziene canonbetalingen tot aan het einde van de exploitatietermijn contant te maken; 2313. Anders, namelijk: … 232. Als u de canonbetalingen contant maakt, welk percentage hanteert u voor de verwachte canonbetalingen? 23.3. Is uw keuze voor contant maken van canonbetalingen of erfpachtgrondwaarde afhankelijk van het feit of in het huidige tijdvak de canon is afgekocht of niet? Hoe is uw keuze daarvan afhankelijk? 234. Als u de CHET geheel of gedeeltelijk corrigeert in de huurprijs, hoe gaat u dan om met de CHET in de rendementseis van de BAR of NAR? We veranderen het uitgangspunt een beetje: een CHET vindt nu niet binnen, maar buiten de exploitatietermijn{/investeringshorizon plaats: [geïnterviewde krijgt kaartje 5 uitgereikt] 24. Hoe wordt door u omgegaan met de canonbetalingen inclusief herzieningen buiten de exploitatietermijn/investeringshorizon? 241. Maakt u de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant of de herziene canonbetalingen over een eindige perlode? Pagina 62 van 74 242. Is de correctie afhankelijk van het feit of in het huidige tijdvak de canon is afgekocht of niet? En zo ja, op welke wijze? DCF methode [I.V.T. 5 minuten, door na 40 minuten] Het einde is In zicht. Ik wil u nog wat vragen stellen over de DCF-methode en daarna wil ik naar een afronding gaan. Dan gaan we nu door naar de DCF-methode. 25. behandelt u erfpachtkasstromen (canon of afkoop) als ‘reguliere’ kasstromen en meegenomen in de contante waarde berekening? 26. Als dat niet zo is; hoe behandelt u deze dan? Laten we nog eens dieper Ingaan op de CHET. 27. Ook in een DCF kan CHET ver in de toekomst liggen of zeer nabij zijn. Is het aantal jaar tot CHET voor u van invloed om al dan niet rekening te houden met een CHET? En zo ja, op welke wijze? Stel, er vindt een CHET vindt binnen de investeringshorizon plaats: [geïnterviewde krijgt kaartje 6 aangereikt] 28. Maakt u de toekomstige erfpachtgrondwaarde contant of de herziene canonbetalingen tot aan het einde van de beschouwingsperiode? 29. In het laatste geval, welk canonpercentage hanteert u? Is dit gelijk aan het canonpercentage op waardepeildatum? 30. Hoe houdt u in de restwaarde / exit yield rekening met erfpacht? 31. Is dit voor u afhankelijk van het feit of In het huidige tijdvak de canon is afgekocht of niet? En zo ja, op welke wijze? 32. Baseert u de restwaarde op de exit yield en huur, of exit yield en de netto kasstroom? Laten we het uitgangspunt (weer) veranderen. De CHET vindt nu plaats buiten de exploitatietermijn / investeringshorizon. [geïnterviewde krijgt kaartje 7 aangereikt] 33. Hoe gaat u hiermee om in de berekende van de restwaarde? Dank voor de antwoorden. We zijn bijna door de vragen heen en hebben nog êên inhoudelijk onderwerp Onderhandelingsruimte met gemeente [3 minuten, door naar afronding] De erfpachtgrondwaarde en canonpercentages bij herziening of aanpassing van het erfpachtcontract, worden vastgesteld door de dienst Grond en Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam. 34. In hoeverre is er sprake van onderhandelingen met de afdeling Grond en Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam bij bijvoorbeeld aankoop, grootschalige renovaties en transformaties? 35. Als u de berekende grondwaarde als basis neemt, hoe groot is de bandbreedte bij deze onderhandelingen? Afronding interview [3 minuten] We hebben het gehad over de correctie voor erfpacht. Uw antwoorden zijn zeer verhelderend geweest voor ons. Tot besluit hebben we nog één vraag: 36. Zou u in één zin (of enkele) voor mij nog eens kunnen samenvatten hoe u deze correctie zou bepalen binnen elk van de drie methoden (BAR, NAR of DCF)? 37. Zijn er nog zaken niet aan de orde gekomen waarover we het nog moeten hebben? Pagina 63 van 74 Dank voor dit gesprek, het was zeer nuttig en zeer informatief! Het rapport wordt naar verwachting eind januari gepubliceerd door de Gemeente. Wanneer de Gemeente het onderzoek publiceert zullen wij dit naar u toesturen. Als dank voor uw medewerking hebben wij voor u nog een klein aardigheidje meegenomen [de Erfpachters van John Grisham] INTERN indien van toepassing, zijn er nog opmerkingen over: -__Houding/openhartigheid; - Begrip van materie; -__ Compleetheid van beantwoorden; -__ Diepgang van beantwoording; -__ Vreemde reacties of andere opmerkingen; -__ Zaken die bij het naar buiten lopen nog zijn besproken. Kaartjes bij vragenlijst 1. Inflatieverwachting canonbetalingen Voorbeeld jaarlijkse aanpassing van de canonbetaling pj hd 1 Î wt ? ; “ Pagina 64 van 74 2. Erfpachtgrondwaarde Ontwikkeling grondwaarde Grondwaarde in de toekomst # l I Grandwaarde nu Ps D I ì | | . I mm Lasptijderfpachttijdvak 3. BAR en NAR methode Uitgangspunten = Het object dat wordt gewaardeerd staat op erfpachtgrond = Referentieverkopen staan: “ Op eigen grond, of; = Operfpachtgrond met niet-vergelijkbare erfpachtcontracten. Pagina 65 van 74 4. Canon herziening binnen horizon Explaitatietermijn 5. Canon herziening buiten horizon Explaitatietermijn Pagina 66 van 74 6. Canon bij DCF — herziening binnen tijdvak Looptijd erfpachttijdvak A. Afkoop Ineens | B. Cananbetaling j | î | j | | | vrt tt Explaitatietermijn Restwaarde 7. Canon bij DCF — herziening buiten tijdvak Looptijd erfpachttijdvak eneen Meg A. Afkoop Ineens I v EAA DORDRLL ARANDA RSE TA AED DT DAE Le EE ge B. Canonbetaling î | j vet Explaitatietermijn Restwaarde Pagina 67 van 74 Pagina 68 van 74 F. Lijst met geïnterviewde personen De volgende personen zijn geïnterviewd. Organisatie Persoon Rol Datum 1 Cushman & Wakefield Jacques Boeve MSc MRE FRICS RT & Taxateur Mathijs Feringa MSc MRE MRICS RT 16-10 2 AMEO Rob van Trappen RMT RT Taxateur 22-10 3 _JLL Drs. Arnold de Bue MRE MRICS RT & Taxateur Kjell van den Heuvel MRICS RT HypZert (MLV) 30-10 4 Deka Immobilien Geoff de Booij LLM MSc Investeerder 31-10 5 CBRE Drs. Hero Knol MSc RE MRICS RT & Taxateur Drs. Willem Rodermond MRE MRICS HypZert (MLV) RT 8-11 6 _ Colliers Dr. Paul Nelisse Taxateur 8-11 7__ AXA IM Ir. Crispijn Stulp Investeerder 15-11 Pagina 69 van 74 Pagina 70 van 74 G. Tellingen WOZ-objecten Het WOZ-objectenbestand van courante niet-woningen is op basis van het kadastraal perceel gekoppeld aan het erfpachtbestand afkomstig van Grond en Ontwikkeling van gemeente Amsterdam (per situatiedatum 1 januari 2019). Wij merken op dat een WOZ-object kan bestaan uit één of meer kadastrale percelen en dat een erfpachtrecht eveneens betrekking kan hebben op een of meer kadastrale percelen. Per erfpachtrecht is een aantal gegevens beschikbaar, zoals de begindatum van het recht, de begin- en einddatum van het tijdvak, de van toepassing zijnde algemene bepalingen, het betalingsregime, de canon, de afkoopsom en de erfpachtgrondwaarde aan het begin van het tijdvak (bij uitgifte of herziening). De WOZ-objecten die eigendom zijn van corporaties en/of erfpachtrechten die enkel voor corporaties dienen (AB1998), zijn niet in de tellingen meegenomen. = Het bestand bevat 36.100 verschillende WOZ-objecten, waarvan 19.907 (gedeeltelijk) op erfpachtgrond. sn 1.507 erfpachtenrechten betreffen meer dan 1 WOZ-object. In totaal zijn dit 8.588 verschillende WOZ-objecten. = Bij 904 erfpachtrechten zijn geen contractgegevens bekend. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal WOZ-objecten per wijk, uitgesplitst naar eigen grond en erfpacht. Merk op dat de categorie ‘eigen grond’ objecten ook objecten kan bevatten met andere dan gemeentelijke erfpacht, zoals erfpacht in de Port of Amsterdam. Bij 55 procent van de WOZ-objecten is er sprake van erfpacht. Tabel 3 geeft per wijk een overzicht van het aantal WOZ-objecten op erfpachtgrond en eigen grond. In het centrum komt relatief weinig erfpacht voor en in Noord, Nieuw- West en Zuidoost relatief veel. Tabel 4 geeft een overzicht van erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling. De meeste erfpachtrechten hebben AB2000, gevolgd door AB1994 en AB1966. Wijk Eigen grond Erfpacht (WOZ-objecten) Totaal A Centrum 8.025 1.268 9293 B Westelijk- Havengebied 449 626 1.075 E West 2.014 2.281 4.295 F Nieuw-West 543 3.986 4,529 K Zuid 2944 4.709 7.653 M Oost 1405 2.241 3.646 N Noord 464 2.748 3.212 T Zuidoost 349 2.048 2.397 Totaal 16.193 19.907 36.100 Tabel 3: WOZ-objecten per wijk en eigendom. Merk op dat vanaf tabel 4 de tellingen betrekking hebben op de combinatie van WOZ-objecten en erfpachtrechten. wijk AB1915 AB1937 AB1955 AB1966 AB1994 AB2000 _Overig/onbekend Totaal A Centrum 9 0 hb 572 342 1243 99 2.309 B Westelijk- Havengebied 0 0 0 0 0 0 693 693 E West 137 26 6 241 1.049 2.847 172 4,478 F Nieuw-West 0 319 961 901 1376 3.604 138 7.299 K Zuid 261 167 1.057 561 1777 2454 117 6.394 M Oost 10 24 30 377 1229 4.970 62 6.702 N Noord 25 3 368 685 562 2.279 64 3.986 T Zuidoost 0 0 0 1313 1.322 1.364 16 4,015 Totaal 442 539 2466 4650 7.657 _ 18761 1.361 35.876 Tabel 4: Erfpachtrechten per wijk en algemene bepaling. Pagina 71 van 74 Tabel 5 geeft een overzicht van de erfpachtrechten per wijk, uitgesplitst naar afgekocht en canon betalende erfpacht. Bij het grootste deel van de erfpachtcontracten zijn de canon betalingen in het huidige tijdvak afgekocht: 23.695 van de 35.876 rechten, oftewel 68 procent. Dit percentage varieert over de wijken, van 42 procent in het Zuid tot 90 procent in Oost en Zuidoost. Tabel 6 geeft een overzicht van de algemene bepalingen en betalingsregimes. De algemene bepalingen vanaf 1966 hebben relatief veel afgekochte erfpachtrechten, terwijl ‘oude’ algemene bepalingen (tot en met 1955) over het algemeen vaste canons kennen. Tenslotte geeft Tabel 7 een overzicht van erfpachtrechten naar objecttype en algemene bepaling. Wijk Afgekocht Canon-betalend Onbekend Totaal A Centrum 1.800 450 59 2.309 B Westelijk- Havengebied 71 89 527 693 E West 3.196 1251 31 4,478 F Nieuw-West 4224 2.977 98 7.299 K Zuid 2.626 3,683 85 6.394 M Oost 5,972 677 53 6.702 N Noord 2.197 1.746 43 3.986 T Zuidoost 3.603 404 8 4,015 Totaal 23.695 11.277 904 35.876 Tabel 5: Erfpachtrechten per wijk en betalingsregime. Betalingsregime nn Ne ete et reele Vastecanon Afgekocht Onbekend Totaal AB1915 0 1 0 0 0 440 1 0 442 AB1937 0 0 0 0 0 529 10 0 539 AB1955 0 0 0 0 0 2.455 n 0 2.466 AB1966 41.230 1 0 1 70 3.342 2 4.650 AB1994 6 1414 0 0 2 123 6.112 0 7.657 AB2000 3.937 18 165 1 625 15 13.977 23 18.761 Overig/ onbekend 107 71 1 26 1 34 242 879 1.361 Totaal 4054 2734 167 27 629 3.666 23.695 904 35.876 Tabel 6: Erfpachtrechten per algemene bepaling en betatingsregime. Type AB1915 _ AB1937 _AB1955 AB1966 AB1994 AB2000 Overig/onbekend _ Totaal Bedrijf 56 23 56 1231 1265 4971 694 8.296 Kantoor 185 4 273 1295 1333 2432 308 5.867 Winkel 121 21 283 736 963 1893 123 4,140 Parkeren 0 2 15 387 2977 77/46 116 11.243 Garage 0 433 1744 631 662 764 18 4.252 Restaurant/café 54 16 65 246 326 615 48 1.370 Overig HWK 26 3 30 124 131 340 54 708 Totaal 442 539 2.466 4.650 7,657 _ 18761 1.361 35.876 Tabel 7: Erfpachtrechten per objecttype en algemene bepaling. De figuren 1 en 2 laten de verdeling zien van de einddatum van het huidige tijdvak, voor respectievelijk afgekochte en canon betalende erfpachtrechten. Bij afgekochte rechten ligt de piek In de periode 2050 — 2060, corresponderend met rechten die in de periode 2000 — 2010 zijn ingegaan. Het aantal rechten dat vóór 2030 expireert is laag (met een piek in 2027). Bij canon-betalende erfpachtrechten is de verdeling van de expiratiejaren gelijkmatiger. Pagina 72 van 74 Contracten naar expiratie, afgekocht 3,000 2,500 2,000 1,500 1,000 500 ° aah, 2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110 2120 Figuur 2: afgekochte erfpachtcontracten naar expiratiejaar Contracten naar expiratie, canon-betalend 3,000 2,500 2,000 1,500 1,000 500 Ì 0 2020 2030 2040 2050 2060 2070 2080 2090 2100 2110 2120 Figuur 3: canon-betatende erfpachtcontracten naar expiratiejaar. Pagina 73 van 74 Rotterdam Amsterdam London Ortec Finance bv Ortec Finance bv Ortec Finance Ltd. Boompjes 40 Naritaweg 51 Bridge House 3011 XB Rotterdam 1043 BP Amsterdam 181 Queen Victoria Street The Netherlands The Netherlands London, EC4V 4EG Tel. +31 10 700 50 00 Tel. +31 20 700 97 00 United Kingdom Tel. +44 20 3770 5780 Pfâffikon Toronto Hong Kong Ortec Finance AG Ortec Finance Canada Inc. Ortec Finance Asia Ltd. Poststrasse 4 250 University Ave. #200 Unit 211, 2/F, Building 12W 8808 Pfäffikon SZ Toronto, ON MSH 3E5 Phase 3, Hong Kong Science Park Switzerland Canada Shatin, Hong Kong Tel. +41 55 410 38 38 Tel. +1 416 736 4955 Tel. +852 2477 9838 www.ortec-finance.com ORT=C FINANCE Pagina 74 van 74
Schriftelijke Vraag
74
train
E En | T | | den 1 Kk wf | en Sr | ee . Nin Ee : n À IN N IE „L arl | | Í pe hl Ó \ | PA NK VnM | il EN LI Ë. ACER. 5 Onderzoek & Innovatie ON dt - | | | ai A / Ii Wj E an Jaarverslag 2021 | IR | | L Erik a > ms | | =l Á | É ei Ô E Ë ed ee IN OP REEN @) waternet ; 5 ) Js DS 8 R Pe 4 De ä SS K Jm NJ & % | f 8 â a LN A t° Me … RN if Et SN xt , SE, PS ‚ 4 &, ge 5 Bes 5 Kr ; i 1 ke NN \ 4 4 ‚ ef n me b Stad / / an A er d " R Ë DE Ai AN A NN Rik ke \ Á dk vd àl E ne 4 fak ERP bs ke se es 5 VK Alk AE Jif | N Ve wr Pe SE Ikea TIN Ä he jb h ' \ we 1 EN 7 Aj Ô d | ' à de be Í i } d > % id } wb Ge’) En. mee N f d ON N A p LN ek | ik se | 4 wt : tt \ ) s iN 4 Pd hide zoe zl A WOE | han arts ne Vil ‚Fe flats f Sf ae k Í ST (4 ö | ct ee atie Kn Í IN is dt e ' be d P SL, dale 0 i Á Ë tikel kj KANT, et M 1 { Nr ES fe Ri) ee. : a) Re 8 # Ee: rl: it ij d if VA |I | | \ { ° lid Ne, Ì KAK À Kk hs En tt EN BEEN ; keda Za 5 „ie bad | he lRL NA l A Li ke ì | HE jk ib d at Er A pd Ü E in Á Hi EE Ol End ij | | | A f í fl MT, Ë /j f E Ki ï | Ú Khel keld Or PAT Neen nae Arden Kik | PION VOETEN HEZE on A ke uche) Rent HIE NN hen tl Et | ACAP TEN ATEN NC 7 ARE PA Va PEPR: VNO ZONA DP ALLE Bb ONE 007 helde IS ANS JJ GE NEELIE EEE NED Sp lement eh COA HOME 0 (700 ODS NEE DAC td PANEL Ik KIT, | 5 e Ike: UREN et nd A | We d ge eN rrkeN ANK N cn ie | gtt lk, WES, W NF \ | BN BEE A | } fl mn EN, A bh an NE her Ad in E A UG { EEK VEL n° INN, Ln pin Eh e EED A len ii | | U fl p de "| ê mnl B | hj LRT EN Ì jk h ade, | Ne rde ee l he AN \ ik Î bni Li tl L REAL IKOEN NIENKE ROT ATA va IMC De Li EREN AEN it A, 2660 ECE IBIRAPRAS 0 hete KIN VN úi RK CE eb 7 B an RD i | nj | | HA EEE eis MK BLS BED ORN AEC WARE NE SNE N bl Ik: NL A Ô gr | Ë zl A 7 IR Lik Á ZI if Pi HE N ef Dd ee n Í ï | ' | EN: iN | l 4 | 4 5 NN juke 4 I It / af Ik EN 4 , at hi Ke ) bkr Elf DA, VA Md Ld P ‘ Le 1 A E 5 k LE , Re LE ij \ 4 KAREN 12 a. | {7 | dik, 4 FL kl Nt p der k hb ir bi Pd 6 AN ee Je var p Kr tl bert » he \ fl [ nd ' El | Ì vi | d E ki Kbm Ee | | yk ij x | el A (Se } Ë Ei, k bi Î ri | > \ RSE PRD t: il BAR A, Nat Ie) rd 7 ER HU JEN ik il | d ij ik den” sek al EN | I taan IAN: ol KE Pi el N | ‚ IN NN IJ AT LEER PAID IE el AEL ij FUEGO ESE Nv eere kl JANKAAH ERE AERTS eden Ze PENNEN er be mf AM Al EN RNEZBENUN CAI Der Ae ENNE Y Dd EAN PENS TNI heden ji N Ü Wi Ep hi En Ì iú : Vid NEEN ed ú E E] | ik Ë Hi Ee 1 NE A |/ ij | di HE | À f / ih x1 Ë ij Wed E EE # N 4 it de A À D b Koe / ú penn : EN Ih DINE - ) Pe y tE AART HEEN ID en mene IO INN NAE BET OENNEEINDN ZEN Wisan (ITE Seo Mime tebergen AE tenet vo ia) Se oe Ei NA Naf REE lS HNE EARL VAN BE Se nes ld Á d MRSE 2 Ô RB SE AAP ALE DE mh en hac je LE deld! NAIL Dn etl p, AS EEL If he kh Pd Bn r } el ed de 4 . j EN 8 ik à ENT a ER ze send: De pt AEN e | E 4 le he . pi Eid’ ENE el le, ER Ek e 11 if : U EN dp R SI aag el | Kare er PA IIA mn binen Á a alte, Ee IPP ALW N iN Ek il nk 53 BES kh U 4 ee, | IN , Jk, zo ki Sie ui hee / EE Pe be mi zUt ma, | ' WAE Bf Ee | Kin dj a ii EL ER 1 5/ 4 4 fi 4 At ED Fi Bent \ \ iN TEEN : 4 EA ELEN ha Ui or hi Ì K AT elk AREN A ' LN Fia, | dE / VREE rra Hi, SE fe CS ATI ES 5 IHN ELI als Nans Á SANEE We PEEIOTT AG Woe Ad Dn ND B Eibe 4 Bae EIEREN | EAR ABD AND VERT ATEA ZENE | HIESE H U IN AE U | er bra sd at Hont Ae RIN FILA í Ü OEL EEE ALE Ai ID IE A RRE BAE AN eon A (hp De iig A ES (Aak MO 0D Â neen SAL deale 0 Ee alge dl | A BETEN | Id EE cd eff EE 20 bi É (8 Re Ab DE (en EERE TR ei a ACS dB te Np Sake, pen Ee re EN e B REE EATNIË 1 ERN | HE K Me P, PAL Ik d | AN IE Ed Ei el eik p AE i ie B ik / | È k sE il ie KS Ep Ss ED 5 n NES Sk ie E Be ze \ lie NEREDE LON NEET NR AIDE IE CANE TIRED AT TK) GENE ARLU € Wiek Gete EB Le ENEN td SERRA SE PA NL ES k been | oe Ae RAPP AAA EA (AL AEN EEE UPN 4 NL 3 | re: MIP? hr 4 vi HEAK Ee Ee Ee a dr k g SBE ok ER ib te OE Fe ES 6 ik Nm 2 EN DAELE DELE HEE ADIB ISEEN Rd ce ELEN ore abt SOS: MAAN ie Est ERIKS ask, Ö iel, EREN NEde JINN Si | A4 NEEM ARIE be ALs ad al nn Eá en IR in? SNN bed Allen belles ke Bel 5 Tn 4E ep ed BON Aker Ei p an kt ê etl É 5 hai BEA EN 5 Rs Dh e rin EN En ; 5 1 A ir E 1 1 me 3 Arm Pen NE NW IE a) F al } ik: IES 4 De Ù ) ERE Bte | ie ez IBN Aen Ee AVE IEN ANA LS AS EL AD BNI B EN WET el Te Ee ENOR EEL oC rd FE A Be (ale f IS if CUE IE se (BES fn SL ZAL el bas TI EE |E nk IA Re Us 4 Sef | E Neen Weeen IIEP ETA Al AN IE NE NE EN Dd Ve ho EE EEE Jams Ea df Er N Ei UNS) M- JA HE | F, re ’ Í d Polishing pellets Langzame zandfiltratie Faalkansmodel persleidingen Snelle detectie fecale verontreiniging Medicijnresten verwijderen met AdOx (s)Ken je Sloot Onderzoekstraat afvalwater QO Materialenonderzoek TEO-temperatuurmetingen Aly TEO-pilot Sloterplas 2: aj 8 En Robotic Process Automation af Augmented reality Winnovatie en Toekomstbestendige menukaart aat: Integraal modelleren GD Temmen van brakke kwel Natte teelten & RE:PEAT De symbolen van de UN Sustainable Development Goals verwijzen naar een innovatiethema. u Polishing pellets —___________________—_——————— u —_ _— Veilig zwemmen — be door snelle In dit project willen we waterijzer opwaarderen door het te drogen en . eee te granuleren. Om onze waterkwaliteitsdoelstellingen te kunnen halen, detectie fecale verontreiniging willen we het korrelmateriaal kunnen gebruiken voor de verwijdering van arseen en fosfaat uit drink- en oppervlaktewater. De korrels moe- Zwemwaterlocaties willen direct kunnen ingrijpen als ziekteverwekken- ten sterk genoeg voor de toepassing in een filterbed en ze moeten een de micro-organismen in het water aanwezig zijn, of om genomen maat- hoge adsorptiecapaciteit hebben voor arseen en fosfaat. regelen sneller te kunnen opheffen. Deze snelle detectie is mogelijk met een mobiele qPCR-analyse of een BACTcontrol-sensor. In Breda Inmiddels zijn meerdere bindmiddelen getest die een mechanisch en Nijmegen zijn hiermee in 2020 pilotstudies uitgevoerd. De veldana- sterke en stabiele korrel kunnen opleveren. Twee van die bindmiddelen \yses zijn vergeleken met de klassieke MPN-kweekmethode, die twee blijken tevens een hoge adsorptiecapaciteit te bezitten en geven een dagen duurt. Met zowel de qPCR-analyse als de kweekmethode kon de voldoende poreuze korrel die veel fosfor en/of arseen kan adsorberen. aanwezigheid van E. coli-genen in diverse oppervlaktewateren worden De komende periode wordt de mechanische sterkte van de korrels bepaald, maar de concentraties vertoonden geen sterke correlatie. Ook verder verbeterd en de bruikbaarheid in de praktijk getest. Op de locatie de BACTcontrol toonde verhoogde E. coli-gehalten in het veld aan. ‘Zwemlust' zetten we een kolomexperiment op om te onderzoeken of de korrels kunnen worden gebruikt in een grootschalige toepassing. Bij In 2021 hebben we de detectie met qPCR en BACTcontrol verbeterd een positief resultaat kan een grootschalige, duurzame productiemetho- zodat op termijn gegevens direct beschikbaar zijn voor zwemmers. De de worden ontwikkeld. analyses zijn ook getest bij het Marineterrein, het startpunt van de City Swim. Wanneer de methode is geoptimaliseerd kunnen de resultaten worden vergeleken met die van de kweekmethode, zodat alternatieve . . . normen voor de zwemwaterkwaliteit kunnen worden vastgesteld voor u — —__—__—__ Langzame zandfiltratie moderniseren —__—__— deze innovatieve technieken. In de drinkwaterzuivering is langzame zandfiltratie de laatste stap. Hiermee worden mirco-organismen uit het drinkwater verwijderd en het laatste restje organische stof verder verwijderd. De bovenste laag van het langzame zandfilter is de Schmutzdecke, een laag organisch materiaal die daarvoor heel belangrijk is. Na verloop van tijd moet deze laag worden verwijderd en kan dan weer na een half jaar functioneren. In dit project onderzoeken we of we deze inlooptijd kunnen verkorten en of we de oppervlakte en de hoogte van een zandfilter kunnen beperken. Inmiddels hebben we een jaar lang vier filters met verschillende proces- voering gevolgd. Met Next Generation Sequencing-technieken (NGS-tech- nieken), kunnen we álle organismen in een monster op basis van DNA karakteriseren. Daarmee hebben we honderd watersamples en Schmutz- decke-samples genomen. Dat leverde zeer veel data op, die we nu verder moeten onderzoeken. Verder werken we mee aan drie promotieonderzoe- ken omtrent langzame zandfilters, waarvoor we materiaal (zand en water) en onze data beschikbaar stellen. u —_—_____________Faalkansmodel persleidingen —____________________——— u —_ —_ (s)Ken je Sloot —__— We willen de 700 kilometer aan afvalwaterpersleidingen van Amster- Waterplanten zijn belangrijk voor een goede ecologische kwaliteit. dam en AGV risicogestuurd beheren en we willen weten wanneer ze Waternet is voor al het water in haar beheergebied KRW-plichtig, maar moeten worden vervangen. Daarom ontwikkelen we een faalkansmodel beheert daarvan slechts 5-10%. Gemeenten en terreinbeheerders be- dat de conditie van elk leidingsegment kan voorspellen en via GIS kan heren 30-40% en agrariërs 40-50%. Daarom ontstond vijf jaar geleden worden ontsloten. Deze assetmanagementtool moet ook door andere het idee om boeren via een app zélf de watervegetatie in hun sloten te leidingbeheerders kunnen worden gebruikt. In de eerste fase (2019) is laten meten. een eerste versie van het faalkansmodel uitgeprobeerd op tien perslei- dingsegmenten in Nederland. In de tweede fase, die in 2021 is gestart, In de zomer worden de monitoringsgegevens vergaard en aangeleverd. worden ontbrekende faalmechanismen toegevoegd en worden, samen In de maanden juli en augustus gaan de agrariërs met de app en de met RIONED, STOWA en persleidingbeheerders ervaringen met in- ‘handige’ hark het weiland in om hun sloten te scannen. De monitorings- specties opgehaald in Nederland en België. periode is onlangs afgesloten. Deze zomer zijn er 335 sloten gescand door 53 agrariërs. Dit jaar vieren we ons eerste lustrum - (s)Ken je sloot Ook wordt bij Waternet gewerkt aan de verdere uitwerking en imple- bestaat vijf jaar - en hopen we deze aantallen te overtreffen. Ook willen mentatie van risicogestuurd ontwerp en beheer voor afvalwaterpers- we graag weten hoe de onderwaterplanten zich hebben ontwikkeld, nu leidingen. Die aanpak willen we toepassen bij alle grote Waternet- en de zomer lang niet zo droog is geweest als in de drie voorgaande jaren. WRK-leidingen onder druk. Als de derde fase van het faalkansmodel medio 2023 is afgerond, willen we het koppelen aan de bestaande as- setmanagementsystemen. u ——__—____________Medicijnresten verwijderen met AdOX —_——_—————————— Medicijnresten in afvalwater vormen een probleem waarmee veel wa- terschappen te maken hebben. Een nieuwe techniek om deze stoffen te verwijderen is AdOx. Hierbij wordt effluent van een rwzi geleid door een zeolietfilter, dat de medicijnresten adsorbeert. Deze techniek is zeer inno- vatief en in 2021 beloond met de waterinnovatieprijs. Op laboratoriumschaal is aangetoond dat het proces zeer effectief is en dat hiermee meer dan 80% van de medicijnresten uit het afvalwater wordt verwijderd. Door de regeneratie met ozongas wordt de adsorptiecapa- citeit van de zeolietkorrels volledig hersteld. Het mooie van dit proces is dat er geen bromaat wordt gevormd en het oppervlaktewater waarop het effluent wordt geloosd dus niet verontreinigd wordt met deze toxische stof. Op basis van de resultaten op labschaal is een ontwerp gemaakt voor een pilot plant. Deze zal geplaatst worden op de rwzi Leiden-Noord (Rijnland). CI —- Onderzoekstraat —— CI —__—————————______Materialenonderzoek —______________________————— afvalwater In 2030 wil Waternet 50% minder (primaire) grondstoffen gebruiken. We willen de lachgasemissie, het energieverbruik en de slibproductie Om te bepalen welke grondstoffen we allemaal gebruiken, doen we een beperken tegen zo laag mogelijke kosten en binnen de gestelde kwa- nulmeting. Behalve de hoeveelheden worden ook de milieu-impact en liteitsdoelstellingen voor effluent. Daarom is één van de zeven zuive- de sociale impact van de grondstoffen bepaald, door onder andere te ringsstraten van de rwzi Amsterdam West ingericht als onderzoek- kijken naar schaarste, landverbruik, watervervuiling en arbeidsomstan- straat, met extra sensoren en analyzers in het voorbezonken water, in digheden. verschillende compartimenten van de aeratietank, bij het afgassen van de aeratietank, in de nabezinktank en in het (retour)slib. De benodig- Van veel grondstofstromen (zoals energie en chemicaliën) is al bekend de datanetwerkinfrastructuur is uitgebreid en de stroomaansluitingen hoeveel we ervan gebruiken. Om in beeld te krijgen welke materialen zijn aangebracht. Verder is het huidige procesautomatiseringssysteem gebruikt worden in onze assets doen we mee met het in juli 2020 ge- (SCADA) aangepast en wordt binnenkort getest. starte STOWA-onderzoek ‘Circulair assetmanagement waterschappen’. De dataverzameling voor de nulmeting van de assets en de omrekening Voor metingen in het influent van de onderzoekstraat is een ultrafiltratie- naar de milieu-impact en de sociale impact zijn in 2020 gestart. Door membraaninstallatie gemaakt die deeltjes uit het afvalwater verwijdert, een gebrek aan materiaaldata van veel assets zal de nulmeting naar zodat ammonium en fosfaat kunnen worden gemeten. We hebben drie verwachting in voorjaar 2022 gereed zijn. Er zal dan een top tien van modellen ontwikkeld waarmee de Artificial Intelligence (Al)-model- grondstoffen worden opgesteld. Deze top tien zal deel uitmaken van het sturing kan worden gerealiseerd en twee ‘reken’-sensoren (bepaling nieuwe Waternet-programma Circulaire Economie. influentstroom en procesluchtdebiet per zuiveringsstraat). De komende periode worden data verzameld om de ontwikkelde modellen te trainen op de data van de onderzoekstraat. ‘1, . O- —___—__—_—_—_—_—_———_—————_—_— TEO-temperatuurmetingen 4y\N Amsterdam wil in 2040 aardgasvrij zijn. Door de groeiende interesse in de toepassing van thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) ver- wachten wij dat de komende jaren meer TEO-installaties zullen worden gebouwd. Oppervlaktewater warmt ‘s zomers snel op en bevat dan een grote hoeveelheid thermische energie. TEO-installaties onttrekken warm- te aan het water en slaan het op in de bodem om in de winter huizen te kunnen verwarmen. Daarna wordt het koudere water weer geloosd in het watersysteem. Met het project TEO-temperatuurmetingen willen we de effecten van de TEO-winning op het watersysteem inzichtelijk maken. We monitoren de opwarming van het oppervlaktewater na een koudelozing via temperatuur- sensoren in het water. De meetdata gebruiken we ook om onze modellen te kalibreren. We hebben data verzameld op meerdere locaties in de stad en bij verschillende TEO-systemen. De komende tijd gaan we hiermee verder. De data zijn te vinden via de omgevingswarmtekaart van Waternet. \ 1 4, . . O- ———————__________ …_ TEO-pilot Sloterplas EN a — — Augmented reality —— 4y\N In 2022 gaan Waternet en het Waterschap Amstel Gooi en Vecht bij de Augmented reality (AR) wordt in het Nederlands ook wel vertaald als Sloterplas een proefinstallatie bouwen voor de winning van thermische toegevoegde realiteit. Over de werkelijkheid wordt als het ware een energie uit oppervlaktewater (TEO). Ze bestaat uit twee parallel ge- extra laag aan informatie gelegd, die heel handig kan zijn wanneer je in plaatste onderzoeksstraten. Het oppervlaktewater wordt vanuit de Plato- het veld wilt weten waar bijvoorbeeld putten zijn te vinden zijn, of hoe gracht verpompt naar de installatie en over de beide onderzoeksstraten diep bepaalde zaken liggen. Het betreft informatie over zaken die je op verdeeld. Behalve de ecologische effecten van de installatie wordt ook het eerste oog niet ziet, maar die heel handig zijn om te weten. het energierendement van de straten gemonitord. Toezichthouders, werkvoorbereiders, bestuurders en handhavers kun- We werken samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland (Rijnland) nen AR gebruiken om de digitale wereld van Waternet te combineren en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), waarbij met de echte wereld. Met behulp van een iPad met camera wordt een verschillende typen watersysteem worden onderzocht. AGV onderzoekt digitale laag geprojecteerd over het beeld, waardoor een grote hoeveel- de winning vanuit een stadsplas, HHNK die vanuit een poldersloot en heid extra gegevens kan worden opgehaald. Momenteel worden tests Rijnland onderzoekt de winning vanuit een boezemkanaal. HHNK en uitgevoerd om te kijken voor welke toepassingen deze technologie een Rijnland benutten voor dit onderzoek reeds bestaande TEO installaties. grote meerwaarde kan hebben. Monitoring, analyse en rapportage worden in samenwerking uitgevoerd, zodat data en uitkomsten met elkaar vergelijkbaar zijn. De uitkomsten dienen voor het ontwikkelen van een strategie voor de grootschalige toepassing van TEO-systemen. a —_________Robotic Process Automation —_ In de dagelijkse praktijk op kantoor worden veel repeterende handmati- ge bewerkingen gedaan die door Robotic Process Automation-software (RPA) kunnen worden overgenomen. Dit bespaart een aanzienlijke hoe- veelheid tijd. In deze verkenning en Proof-of-Concept (PoC) onderzoekt Waternet de impact van de implementatie en de mogelijke opbrengsten van RPA. Gekozen is een proces dat qua complexiteit beperkt is en dat qua verwachte toegevoegde waarde aanzienlijk is. RPA is daarbij ingezet voor het overnemen van een kleine, maar vaak en handmatig uitgevoerde taak. Gefocust is op toepassingen voor de teams van de Unit Factureren en Heffen en de Unit Betalen. Het is een intern proces en niet een proces waar klanten of derden mee te ma- ken hebben. De Proof-of-Concept bood een goed inzicht in de techni- sche mogelijkheden en een eerste aanzet tot mogelijke toepassingen. Verwacht wordt dat ook meerdere toepassingen mogelijk zijn buiten de eerdergenoemde units. geen @ — Winnovatie — — __&& —— Toekomstbestendige —— SP — Integraal modelleren —— menukaart Waternet heeft zich aangesloten bij het platform Winnovatie, een initia- Met de ontwikkeling van een circulair watersysteem voor 1500 woningen Met hydrologische modellen krijgen we inzicht in het functioneren van tief van het Waterschapshuis. Via Winnovatie kunnen waterorganisaties en 12 hectare businesspark startte in 2017 in Brainport Smart District onze watersystemen. Nieuwe problemen daarbij zijn perioden met op een laagdrempelige manier kennis met elkaar uitwisselen. Verder (BSD, Helmond) een cocreatieproces met ruim dertig medewerkers van extreme neerslag of van langdurige droogte, waarvan de gevolgen voor kan het platform worden gebruikt om (innovatieve) ideeën voor speci- de vijf waterketenpartners in het gebied. Ze hebben intensief samen- de waterkwaliteit inzichtelijk moeten worden gemaakt met modellen. fieke uitdagingen bij elkaar te brengen en te verbeteren. Ook andere gewerkt tijdens de conceptuele ontwerpfase van het circulaire water- Hetzelfde geldt voor nieuwe thema’s, zoals thermische energie. Voor partners uit de watercyclus kunnen zich aansluiten bij Winnovatie. systeem. Dat resulteerde niet in een technisch ontwerp en een uitvoe- het integraal modelleren van die thema's moeten veel data worden ont- ringsprogramma. In plaats daarvan zijn breed gedragen indicatoren en sloten en vaak meerdere softwarepakketten worden gebruikt. Dit project Dit jaar zijn er verschillende Winnovatie-challenges gelanceerd, waar- doelstellingen ontwikkeld, waaraan alle toekomstige oplossingen voor de is gericht op het maken van de juiste keuzes bij de gebruikte (combina- aan ook externen konden meedoen. In opdracht van Amsterdam wijk moeten voldoen. Hiermee kunnen projectontwikkelaars en toekom- ties van) software voor modellen. Rainproof is er een challenge afgerond waarin externen konden mee- stige bewoners zelf innovatieve en passende oplossingen aandragen. denken over oplossingen voor het monitoren van de rainproof-maatre- In de tweede online-bijeenkomst in april 2021 was de stedelijke en lan- gelen. Ook is samen met STOWA een openbare challenge afgerond Om initiatiefnemers (bewoners, ontwikkelaars, bedrijven, overheden delijke hydrologie en hydraulica voor de polder Waardassacker gekop- over mogelijke oplossingen om de warmtewinning uit oppervlaktewater en consortia) te inspireren met mogelijke oplossingen is een uitge- peld. Bij het integrale model in InfoWorks ICM (Integrated Catchment te combineren met fosforverwijdering. Daarnaast waren er meerdere breid overzicht gemaakt met innovatieve maatregelen en technieken, Modelling) waren ééndimensionale waterlopen en rioleringen interne challenges, zoals het circulair renoveren van rioolgemalen, pro- die wordt uitgewerkt in een gebruiksvriendelijke ‘menukaart’. Voor de gekoppeld aan een tweedimensionaal maaiveld. Ook de overstromings- ducttoepassingen van bio-composiet en sociale inclusie. Verder is de waterketen is via een doorrekening van drie scenario's de haalbaarheid berekeningen in Tygron bleken zeer bruikbaar te zijn voor een calami- Linkedin-pagina ‘Waternet Innovatie’ gelanceerd. verkend van de innovatiedoelstellingen voor de wijk. De effecten van de teitenorganisatie. Hiermee bleek dat modellering de juiste inzichten kan drie scenario’s zijn met impactanalyses in beeld gebracht. opleveren om het watersysteem te kunnen optimaliseren. Dan Winncdvatie GP — Temmen van brakke kwel — Ee —_—_— Natteteelten —_— Ee —____—— REPEAT ———— In de diepgelegen Horstermeerpolder komt in het midden brak grond- Met deze pilot onderzoeken we nieuwe landbouwmethoden met de pro- RE:PEAT is een interactief simulatieplatform, waarmee toekomstscena- water naar boven, terwijl aan de randen zoet water omhoog kwelt. ductie van natte gewassen en de bijbehorende verdienmodellen. Sinds rio's in het veenweidegebied kunnen worden verkend in samenhang Doordat die twee kwelstromen zich mengen in de poldersloten bevat 2021 is het ook een officiële meetlocatie voor het Nationaal Onderzoek met de belangen van andere partijen in het landelijke gebied. RE:PEAT het polderwater teveel zout voor landbouw en natuur. Doordat het wordt Broeikasgassen Veenweiden (NOVB). De lisdodden groeien uitstekend, draait op het Tygron Geodesign Platform, waarmee per gebied een uitgemalen op de Vecht zorgt het ook in de omliggende gebieden voor maar veenmos en riet blijven achter. We onderzoeken hoe dat komt. De gedetailleerde 3D-simulatiewereld wordt opgebouwd uit allerlei vrij waterkwaliteitsproblemen. Daarom willen we het brakke grondwater op- eerste lisdoddenoogst in februari 2021 van 15 m? is verkocht aan een beschikbare GIS-data, inclusief onze eigen waterdata. Hiermee kunnen pompen en zuiveren, om te gebruiken we voor de drinkwaterproductie Duits potgrondbedrijf. In de toekomst gaan we ons richten op de ver- we een verkenning uitvoeren met alle thema's die voor onze planvor- van Amsterdam en omgeving. koop aan fabrikanten van isolatieplaten en andere bouwmaterialen. ming belangrijk zijn (bodemdaling, wateroverlast, hittestress, landbouw- opbrengsten, verkeerslawaai, dijkdoorbraken, weidevogelgeschiktheid, Begin 2021 zijn twee boringen gezet tot 225 meter diepte, één voor De proefvelden met riet en lisdodde stoten geen CO, meer uit, maar wél stikstofuitstoot, broeikasgasemissies, waterbeheerkosten) en waarbij de een winput en één voor een monitoringsput. Deze put is via een trans- methaan. Het veenmos stoot geen van beide gassen uit. In mei 2021 is belangen van alle betrokkenen worden meegewogen. portleiding verbonden met een reverse-osmose-installatie op de rwzi een nieuw proefveld met lisdodden aangelegd. De Radboud Universiteit Horstermeer, om proeven te doen met het zuiveren van het brakke heeft in de natte proefvelden peilbuizen met ElliTrack-loggers geplaatst In de nieuwe versie, RE:PEAT 2021.05, kunnen broeikasgasemissies water en verwerken van het concentraat. Op dit moment passen we de om het waterniveau te meten. Eind 2021 installeerden we een elektri- en landbouwschaden nu ook inzichtelijk worden berekend, via kaartla- zuiveringsinstallatie aan om hem geschikt te maken voor dit type water. sche flowmeter en twee meetgoten van Eijkelkamp om te meten hoe- gen. Ook wordt de bodemdaling bij drainage-infiltratiesystemen nauw- Medio 2022 is de zuivering operationeel en kunnen we starten met de veel water in de proefvelden terechtkomt. keuriger berekend. De uitkomsten sluiten dan beter aan bij de meetre- zuiveringsproeven. sultaten van het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide (NOBV). Momenteel maken we RE:PEAT verenigbaar met het emissieregistratiesysteem SOMERS van het NOBV, waarna we de volledige grondwaterdynamiek gedurende elke dag van het jaar kunnen bekijken. Le P Ee Karin E PN | ra en Erni IP Je EE Nd SEEN IENIEE oer, NET EEEN ESE > | erik PSN a LEEG an EDE PRN he rs RRA SE EN SLANG LD EL Ee Wij: SEN E LE Pe e Bs ie GE ee EEEN Ao Ee Kier Ke je Dn en ke } NG = Zn Ne) EN Ht EE d OM Nr it Pm En neve DA Le B AEL 3 Te EMR > berk Lil EE LE EE ee En PRE segt GANS van ; WL de Kite ie IA td ICON Vg Er Ne A AA ee ve ded Dena rijs Hi sh } | Kele Mie EN del Ee Un EL ve ER ei ER lek» “ied Kr VPS EEE De 0n EAN EEEN ERE denten Ee EI F } ROAN, aA OA hae TN EN EA TE Ee nen MAURA 2 NASI RENT Di ICN ren MEE IK tert ee re AIR CME Tnt rd a Sf AT te ld EAN Ds dl Er Le Rd À je To ij SEN NEN Lek EE ú dE he Í En 1e ee Ek E Te ren RI Oe hi A EN he et ERE AD PE ENE BN HN: De eee CBR en) te Te EEK Wie fe nn N A dE BA BED ee, IE mom 5 ee zet Be U De Ml zE se RE EN a En TE re TAS ( TEN nld, en, RN en ht ee ze a E OE ee ee AR FE NA TT A IN A e bid Er rn EN B En Te Eel arie ee B IEEE ed AN Aen Ee Dd ES Er BER Be En a Se een er Et Se vig NR en OI : IE: ERcicEln ke Ben BT En Nee y WE ed SIEN Oz | EE zE Ng Er El iden AR HE Re Per : Epe TN LEL El nd S 5 id e= Eeen NE Tt ht EN ed : Ï Ï EE Nn ALE Te EE Sd De ahl neh ri eN THE TD, Nn Te ze d 10 _ 7] E 5 Ë ER 5 Sj ER neen RR er AR A Shek Ur EN ME A ENE ee MN BEAR Ai EE NE A Nel er et EE ee [mts 0 ie) EA) Ï } a en EE — mmm 5 Er A re A ns Ne E il iv Nn Wi En il E ERE Pe Sr IIS a 1 EH ee E Tk NE ON Mn Ë ee enn A Et Fo ij IJ TAI El Ii , en == =S — “ ; | : = gE TR ns , Nn nr - 8 Er B -j | se 1 Ten | Sn E as ke HI f en TE dl Je ûE d | E [=s zm O— 5 k SEE pp en df P / ES En ES di BEN =est FES A Ee E — IN 5 é Zr 1 | | UE FEL Fie 4 RE ze EE E E Fi EEN == ‚B m3 2 \ t | e= ie, ho . EN A mm N= NEL EES pen ct De Sed Heee Ed Bi PENS = Me EAS ‚han EN de a Kent Es ie La 7 ml NL TR TE eg jet EEE TN Men MN de te in ed een er ede ee iT, nde rede Ee En EE ee El ni : EE ee en en en en Ennn en EEn Et ee EE RS nn en Ee Een eeen EE ee ETE nn es Te Ap ne En erde Re N B en Se ee LER » ee ET me En ei: mi vi bl) B =n Ee 2 ee enne nd Ef, / VE SE Ee nn Dn es ee en St ei nn en ere nes en EE WP en Ere. enn ei E eN \ en RE En en T en Bd ee 7 MR een: Ba ee ne DE 6 ml — aa) nn ze Ee En zi te Ein 2E Ene ne nm nn pe ES in en Es Ee ine nn et ES Ten ne En nr En nen Er , en ns En TT ee en n ee Fe en nn == ee ee Eme ee nt en en en mn zin Ee en Ee En Ees EE Nr 7 en = nen en en tekent En zn EER es en Ee REE - ne ee nn Tr ine, nd nee En Jer’ 3: Ee - Leer ee ne Ee En Dn ne EE TE es Ee Ee! a en ef ee Be me ee Er n el SES NEN tn a, ee EE eee ie ER ee Er in Re ee En SEE TE En ne EE Ee DE k 2 ele me a EE erk ee ik _ d er On _ ge Be ee y 7 il , Re = En EE LR Ce te ee a , Ee en jens timm Ee EE ee ape TEN en hie EE en en EE ee ene Ee aen he ge 5 hen me En di En ET Ee En B es ES En nn ee Ee tE VE ri Er zen Ei er En B - ee Nn Ee en IE Eg : me Heten rel 1 EE en Ee en ne 5 Kl bs 4e Ees a le 7 rn) EEN rs In Ee ir en EE or er Ì he Mete UI Nn A rn Td ES EG n E SE Nr b Í Ee EE De 5 tn En TER IE AEL ITN B AE BA pn en a La EE hk A 1m dan rf en de Eene A BU re = ADA AE Sn Mees hid ee Kir INN DD EE ee | Î iN ï slr | : NN = - En = LAKI DB ti / as Hir Cel ade HES en nt ES > | Aje Á Í 1: | í l EIN Ì sld Ne Ge \ en = n ee. re IE Ebi |, Ee = "ij be 3 = N 5 APR |A Í ij RS U N « | et kene =E SEOEL EKL HEEM HO EEA ES be Si L k Ko ij ii ede Ee TE “ 3 er ATEA E, BIH AI y BIA 5 1 KEEN IAA HO AAR LA Fe \ rn iS hi saldh El 1
Onderzoeksrapport
10
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 4 april 2023 Portefeuille(s) Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie Portefeuillehouder(s): Zita Pels Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid (bestuurszaken.RD @amsterdam.nl) Onderwerp Afdoening motie 355.22 van raadslid Hofland (D66) c.s. inzake een juridische verkenning naar verplichten van energiebesparende maatregelen Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 5 en 6 oktober 2022 heeft uw raad bij de behandeling van de begroting 2022 bij agendapunt 216 ‘Kennisnemen van de g° raadsinformatiebrief Voortgang van de warmtetransitie — Naar en stad zonder aardgas (VN2022-023372)’ motie 355.22 van raadsleden Hofland (D66) ), Nadif (GroenLinks), Heinhuis (PvdA), Krom (Partij voor de Dieren), Garmy (Volt) en Ahmadi (BlJ1) aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om: 1. De juridische mogelijkheden te onderzoeken om winkeleigenaren te verplichten hun deuren dicht te houden wanneer de airconditioning aanstaat; 2. De juridische mogelijkheden te verkennen een minimum- en maximumtemperatuur te verplichten, waarbuiten ruimtes niet worden gekoeld of verwarmd; 3. Producten en diensten die niet anders dan gekoeld of verwarmd kunnen worden aangeboden daarbuiten te laten vallen; 4. Een voorstel voor het invoeren van deze verplichting voor de zomer van 2023 aan de raad voor te leggen. Het college onderschrijft het belang van energiebesparing om het (tussentijdse) CO2-reductiedoel van 60% (ten opzichte van 1990) in 2030 te kunnen realiseren. Onderstaand vindt u de bestuurlijke reactie op de motie. Huidige juridische mogelijkheden Wet milieubeheer Alle bedrijven of instellingen die een inrichting zijn volgens de Wet milieubeheer (Wm-inrichting) vallen onder het Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer (Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit verplicht bedrijven en instellingen met een energieverbruik van meer dan 5o.ooo kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas op jaarbasis om energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Detailhandelsbedrijven (winkels) zijn niet direct aangewezen als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Een winkel kan echter worden aangemerkt als een inrichting, als er bijvoorbeeld elektromotoren aanwezig zijn met een opgesteld vermogen van meer dan 1,5 kW of een stookinstallatie met een opgeteld thermisch vermogen van meer dan 130 kW. In dat geval dient de winkel (als Wm-inrichting) te voldoen aan de Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023 Pagina 2 van 4 energiebesparingsplicht zoals geformuleerd in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit biedt geen mogelijkheden voor het instellen van een maatregel waarbij winkeliers verplicht worden de deur te sluiten als de airconditioning aanstaat of de thermostaat op een bepaalde stand te zetten. Voor zover een winkel niet aangemerkt is als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, is het Activiteitenbesluit hierop niet van toepassing. Algemene zorgplicht In de Wet milieubeheer is een algemene zorgplicht opgenomen. Volgens de algemene zorgplicht moet iedereen voldoende zorg voor het milieu in acht nemen en voorkomen dat door zijn of haar handelen nadelige gevolgen optreden voor het milieu. De algemene zorgplicht biedt een basis voor handhaving. Dit betekent dat de gemeente handhavend kan optreden als iemand zich schuldig maakt aan een overtreding van de zorgplicht. De gemeente kan bijvoorbeeld bestuursdwang, een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. De reikwijdte van de algemene zorgplicht moet hierbij in acht worden genomen. Uit de jurisprudentie volgt dat er bij handhaving sprake moet zijn van een evidente overtreding van de zorgplicht en dat er geen andere instrumenten zijn die ingezet hadden kunnen worden. De algemene zorgplicht biedt daarmee een mogelijkheid om op te treden bij een overtreding maar geen handvat om (aan de voorkant) een verplichting op te leggen. Gemeentelijke verordening Voor het opleggen van energiebesparende maatregel zou een gemeentelijke verordening denkbaar zijn. De verordening mag echter geen onderwerp betreffen waarin door hogere regelgeving is voorzien. Met het onderwerp wordt het doel van de regelgeving bedoeld. In dit geval gaat het over het besparen van energie. Betoogd kan worden dat met een energiebesparingsmaatregel in een gemeentelijke verordening in hetzelfde onderwerp wordt voorzien als het Activiteitenbesluit en dat er derhalve sprake is van strijd met hogere regelgeving. Echter, het exploiteren van een winkel valt niet onder de reikwijdte van Activiteitenbesluit. Op basis hiervan zou betoogd kunnen worden dat er geen strijd is met hoger recht. Hier kan tegenin worden gebracht dat winkels in een aantal gevallen wel worden aangemerkt als een Wm-inrichting (zie ook hierboven). Toekomstige jurisprudentie moet uitwijzen of een betreffende regel in strijd is met het Activiteitenbesluit milieubeheer, of minder voor de hand liggend, in strijd is met de Dienstentrichtlijn. In de Dienstenrichtlijn wordt de vrijheid van ondernemerschap geborgd, een fundamenteel recht. De regulering van bijvoorbeeld de binnentemperatuur zou inbreuk kunnen maken op dit recht. Het is denkbaar dat een besluit op grond van een energiebesparingsmaatregel in een gemeentelijke verordening in een juridische procedure geen stand houdt. Daarbij zijn er alternatieven voor handen die ingezet kunnen worden. In de (onderstaande) paragraaf ‘Ondersteuning en samenwerking energiebesparing bedrijfsleven’ wordt dit nader toegelicht. Het college besluit op basis van deze verkenning om deze (huidige) juridische sporen niet te volgen, maar in te zetten op samenwerking met en ondersteuning van het (georganiseerde) bedrijfsleven op het thema energiebesparing. Toekomstige juridische mogelijkheden Omgevingswet De Omgevingswet heeft betrekking op de fysieke leefomgeving en stelt maatschappelijke doelen met het oog op de duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en het beschermen en Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023 Pagina 3 van 4 verbeteren van het leefmilieu. Hieronder wordt ook het tegengaan van klimaatverandering verstaan. De Omgevingswet bood aanvankelijk mogelijkheden voor het stellen van lokale energiebesparingsregels (via het omgevingsplan). In een recente herziening van de Omgevingswet is deze voorgenomen decentralisatie van energiebesparingsregels teruggedraaid. De gemeente Amsterdam heeft via de VNG bezwaar gemaakt tegen dit besluit richting stelselverantwoordelijk minister. Op het moment van schrijven is er nog geen terugkoppeling geweest over de reacties die zijn ingediend bij dit ontwerpbesluit. In het geval dit besluit doorgang vindt is er weinig tot geen ruimte voor het stellen van lokale regels rond energiebesparing. Samenwerking energiebesparing georganiseerd bedrijfsleven Het lijkt daarnaast, zeker met het oog op de korte termijn, effectiever om in te zetten op ondersteuning van en samenwerking met het (georganiseerde) bedrijfsleven op het thema energiebesparing. Op deze manier kunnen afspraken worden gemaakt over gezamenlijke doelstellingen en acties. In de periode van november 2022 tot en met janvari 2023 is vanuit de gemeente Amsterdam in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven (o.a. MKB Amsterdam, Koninklijke Horeca Nederland - Amsterdam, Verenigde BlZ'en en Ondernemersverenigingen Amsterdam, Vereniging Amsterdam City) een campagne gevoerd gericht op energiebesparing, waarbij ook specifiek aandacht is geweest voor het sluiten van deuren bij het aanstaan van airco's of verwarming. Als onderdeel van de campagne heeft de gemeente ondernemers deurbordjes aangeboden met daarop de boodschap “WELKOM, de deur is dicht om energie te besparen” en “BEDANKT voor het sluiten van de deur. Energie besparen doen we samen”. Daarbij krijgen de ondernemers een flyer met uitleg over het belang van energie besparen, het effect van de deur sluiten, een top vijf energiebesparende maatregelen en informatie hoe de gemeente ondernemers kan helpen met verduurzamen. Met de actie informeren we ondernemers over het belang van energie besparen én informeren we het winkelend publiek dat een gesloten deur niet betekent dat een zaak gesloten is. De verspreiding van de bordjes en informatie is gegaan via het georganiseerde bedrijfsleven en de stadsdelen. Ondernemers hebben positief gereageerd op de actie. Tijdens de actieperiode zijn over de gehele stad ca. 4500 bordjes aangevraagd. In de aanloop naar de zomer toe zal een vervolgcampagne worden opgezet met ook specifiek aandacht voor het sluiten van deuren bij het aanstaan van airco's. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 april 2023 Pagina 4 van 4 Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Tevens wordt hiermee de mondelinge toezegging (TA2022-000742) aan het raadslid Hofland (D66) over deze juridische verkenning als afgehandeld beschouwd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, AR Zita Pels Wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
4
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 684 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen op 1 juli 2015 Ingekomen onder Q Behandeld op 2 juli 2015 Uitslag verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid mevrouw De Heer inzake de Voorjaarsnota 2015 (geen bezuiniging op Diversiteit in 2016). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Overwegende dat: — De voorgenomen bezuinigingen op subsidies niet onderbouwd zijn aan de hand van het toetsingskader Subsidies; — De organisaties worden geconfronteerd met grote kortingen in 2016 zonder argumentatie en met grote gevolgen voor hun voortbestaan en/of effectief handelen; — De Raad en de maatschappelijke organisaties eerst inzicht moeten krijgen in de afwegingen van het college voordat zij eventueel kan instemmen met de bezuiniging op subsidies; — Door het ontbreken van een afwegingskader het onbehoorlijk bestuur is om de subsidies al in 2016 te korten. Besluit: 1. Uit de Voorjaarsnota 2015 op pagina 72, paragraaf 9.4 Bestuursopdracht subsidies de tekst: ‘De lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het bedrag en de fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Deze lijst telt op tot € 25 miljoen in 2018. Bestuurscommissies zullen voor € 7,5 miljoen aan nieuwe subsidiekortingen doorvoeren. Met het schrappen van € 25 miljoen subsidies is de oorspronkelijke ingeboekte €30 miljoen grotendeels gehaald.” Te wijzigen in: ‘Een mogelijke lijst is als bijlage bijgevoegd bij deze voorjaarsnota en bevat het bedrag en de fasering van de voorgenomen subsidievermindering. Om een gedegen afweging te maken zal het college bij de begroting 2016 een definitieve lijst presenteren, waar een afgewogen oordeel op basis van het toetsingskader subsidies heeft plaatsgevonden. In 2016 zal niet bezuinigd worden op de subsidies van organisaties” 1 2. Uit de voorjaarsnota 2015 op pagina 167, Bijlage 5 Subsidies te schrappen: Subsidie |2016x€1 €30.000 3. Op pagina 79, onder 12.2 Begrotingswijziging Voorjaarsnota 2015, toe te voegen: ‘Als financiële dekking voor het afzien van de voorgestelde bezuiniging op de subsidies, heeft de raad besloten de, in de begroting 2015 aangekondigde, lastenverlichtingen op ondernemers deels terug te draaien (€ 6,42 miljoen). 4. Alle relevante passages en tabellen conform te wijzigen. Het lid van de gemeenteraad, A.C. de Heer 2
Motie
2
train
Stadhuis Amstel 1 pd Gemeente Amsterdam 1011 PN Amsterdam ce: Postbus 202 4 Raadsgriffie 1000 AE Amsterdam % TERMIJNAGENDA Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en Communicatie Agendapunt: A.7 op 7 mei 2009 A 2009 | 2009 | 2009 | 2009 |Algemeen| | AZ.1. [Evaluatie Wibautleerstoel (2-jaarlijs)_|___ | | | || _|Openbare Orde en Veiligheid ____ | | | ||| O1 {C 2000, integratie meldkamers | | || Er rapportage O4 |C 2000, financiën || O5 _|Veilgheidsindex (elke 4 maanden) | Xx | | XX} | EE kwartaalverslagen EN kwartaalverslagen "Een |D brigades wordt voortaan ter bespreking geagendeerd. 0.9 [evaluatie Koninginnedag (jaarlijks) | | X| | || 0.10 | Jaarverslag Cie. Poltiecellen_____ | | || a jaarlijks) Commissie AZ 21-4-2009 Rapportages SAOA A _{Bestuurlijk Stelsel A B 1. | Rapport commissie Verbetering Bestuur 7 mei Amsterdam _{Juridische Zaken A Jaarverslag Cie. Poltiektachten DE Rapportage portefeuillehoudersoverleg voorzitters stadsdelen en burgemeester (periodiek) De ondersteuning van dit overleg wordt geleverd door de directie JZ. _\Raadsaangelegenheden A R.1 | Jaarrekeningen van de raadsgriffie, 9 april Gemeentelijke Ombudsman en Rekenkamer
Agenda
2
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 111 Datum akkoord 5 februari 2016 Publicatiedatum 10 februari 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kwint van 21 december 2015 inzake een incident bij een schietvereniging. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: In het weekend van 19/20 december 2015 kwam AT5 met het nieuws dat een vrouw is overleden na een incident op een schietvereniging.’ Gezien het vorenstaande heeft het het lid Kwint, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. AT5 meldt dat het gaat om een zelfmoord. Kunt u dat bevestigen? Werd daarbij een schietwapen gebruikt? Antwoord: De politie heeft bevestigd dat het een zelfdoding betrof. Hierbij is gebruik gemaakt van een schietwapen. 2. Voldeed de schietvereniging waar het incident plaatsvond aan alle eisen en regels? Antwoord: Ja, de schietvereniging voldeed en voldoet aan de gestelde eisen en regels. Schietverenigingen worden elk jaar door de politie gecontroleerd. 3. Beschikte degene die tijdens het incident het wapen hanteerde over een juiste wapenvergunning? Antwoord: De persoon die het wapen hanteerde was geen verlofhouder, zij had zich aangemeld voor een introductieles. Hierbij is door de schietvereniging conform de daarvoor geldende regels gehandeld. Dit betekent onder andere dat deze persoon is ingeschreven in het introductieregister en dat er werd geschoten met wapens die bij een introductieles zijn toegestaan. 1 Vrouw overleden na incident op schietsportvereniging. AT5 19-12-2015 http://www.at5.nl/artikelen/150927/vrouw overleden na incident op schietsportvereniging 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum februari 2018 Schriftelijke vragen, maandag 21 december 2015 Toelichting door vragensteller: In het verleden bleek dat er niet altijd even goed werd gecontroleerd op wapenvergunningen. Zo werd in 2010 maar 30% van de vergunninghouders gecontroleerd.” Die controles zijn wel hard nodig, want in het jaar erop toen er wel veel gecontroleerd werd, bleek dat er 18 wapenvergunningen werden ingetrokken.” 4. Hoe gaat het momenteel met de controles op de wapenvergunningen? Worden alle vergunninghouders regelmatig gecontroleerd? Wat zijn daarvan de resultaten? Antwoord: Verlofhouders worden in ieder geval één keer in de drie jaar door politie gecontroleerd. Risicogroepen en personen tot 25 jaar minimaal één keer per jaar. Bij onregelmatigheden tijdens een controle, wordt door politie een hercontrole gedaan. In de regel houden de verlofhouders zich aan de voorgeschreven voorschriften. Indien dat niet gebeurt dan wordt er een schriftelijke waarschuwing gegeven of overgegaan tot inbewaringneming van wapens en/of innemen verlof. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester ? Schriftelijke vragen SP 2011 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cqgi/action=view/id=1 3397 7/type=pdi/785.11.schriftelijke vragen Ivens controle vuurw apens en schietverenigingen.pdf Schriftelijke vragen SP 2012 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=141503/type=pdi/53.12.schriftelijke vragen Ivens inzake controle op_wapenvergunningen.pdf#search="schietverenigingen” 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 254 Publicatiedatum 4 april 2014 Ingekomen onder C Ingekomen op woensdag 12 maart 2014 Behandeld op woensdag 12 maart 2014 Status Verworpen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Shahsavari-Jansen, de heer Paternotte en de heer Toonk inzake de notitie, getiteld ‘Naar een stedelijk toelatingsbeleid voor het basisonderwijs in Amsterdam’ (meer keuzevrijheid in het stedelijk toelatingsbeleid). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 11 februari 2014 inzake de notitie, getiteld ‘Naar een stedelijk toelatingsbeleid voor het basisonderwijs in Amsterdam’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 241); Overwegende dat: — de onderwijsvrijneid in ons land inhoudt dat scholen zelf binnen de grenzen van de wet hun aannamebeleid mogen bepalen, dat ouders zelf mogen bepalen waar zij hun kinderen aanmelden, en dat zij daarbij de keuze hebben uit openbare scholen of scholen met een specifieke levensbeschouwelijke denominatie of pedagogisch concept; — binnen de zes voorrangsscholen nooit alle soorten conceptscholen en/of scholen met een religieuze identiteit kunnen vallen; — dat de keuzevrijheid van ouders derhalve ernstig wordt beperkt als hun kind buiten de eigen wijk op dergelijke scholen geen voorrang heeft en andere kinderen uit die buurt wel, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: bij het Stedelijk Toelatingsbeleid de mogelijkheid op te nemen dat ouders ervoor kunnen kiezen om geen gebruik te maken van de voorrang bij buurtscholen, maar in plaats daarvan te kiezen voor voorrang bij de dichtstbijzijnde scholen met de specifieke pedagogische of levensbeschouwelijke denominatie van hun keuze. De leden van de gemeenteraad, M.D. Shahsavari-Jansen J.M. Paternotte W.L. Toonk 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 26 januari 2022 Ingekomen onder nummer 28 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Ernsting, Boutkan en De Jager inzake aanwijzen ver- plichte gevallen van participatie Onderwerp: Aanwijzingsbevoegdheden raad Omgevingswet - Aanwijzen verplichte gevallen participatie Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de verkenning gebruikmaken aanwijzingsbevoegdheden Omgevings- wet bij de omgevingsvergunning tot afwijking van het omgevingsplan Overwegende dat — Participatie van burgers en maatschappelijke organisaties vooraf, niet alleen bij gemeentelijk beleid, maar juist ook bij initiatieven van derden, van groot belang is; — Voor gemeentelijk beleid een inspraak en participatieverordening kan worden opgesteld, maar dit niet geldt voor omgevingsvergunningaanvragen van derden; — _Inhetsysteem van de Omgevingswet participatie alleen als ‘indieningsvereiste! is opgenomen bij omgevingsvergunningen; — In aanvulling op stimulerend beleid, juist ook de aanwijzing van verplichte gevallen, participa- tie door initiatiefnemers bevordert; — De wetgever heeft overwogen dat als de gemeenteraad gevallen aanwijst waarin participatie verplicht is, “het ook voor de hand ligt dat de raad zich een oordeel vormt over de wijze waarop die participatiemogelijkheden bij de aangewezen gevallen bij voorkeur zouden moe- ten plaatsvinden.”* — De aanwijzing van verplichte gevallen de rechtszekerheid voor inwoners, organisaties en aan- vragers vergroot; + de Minister in de Nadere Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer, november 2019, pagina 20 https://www. rijksoverheid. nl/documenten/kamerstukken/2019/11/29/nadere-memorie-van-antwoord-over-de-invoeringswet-omgevingswet Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 — De raad in ieder geval gevallen wil aanwijzen die een impact hebben op straatniveau en buurt- niveau Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Verplichte gevallen van participatie, die de raad zal kunnen aanwijzen, verder uit te werken. Indieners Z.D. Ernsting D.F. Boutkan D.O.C. de Jager
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1739 Publicatiedatum 6 januari 2017 Ingekomen onder AD Ingekomen op woensdag 21 december 2016 Behandeld op woensdag 21 december 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Groen en Van den Berg inzake de strategie ‘Naar een stad zonder aardgas’ (inzet richting rijk). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de strategie ‘Naar een stad zonder aardgas’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1668). Overwegende dat: — bij deze moeilijke transitie de druk vanuit het rijk op andere partijen hard nodig is; — hetcollege aan de warmte-tafel zit; — hetcollege al een inzet formuleert voor haar lobby richting het rijk, maar daarbij nog kansen laat liggen; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij het Rijk te pleiten: — Voor hogere gasprijzen, zodat alternatieven aantrekkelijker worden; — Voor, in navolging van een verplicht label C voor kantoren ook een verplicht label voor maatschappelijk vastgoed en overige utiliteitsbouw; — Voorde huursector snel duidelijkheid geven over per wanneer label C en slechter moeten zijn uit gefaseerd; — Om nog ambitieuzere eisen uit het rijk dan label C; — Ook voor commerciële huurwoningen en koopwoningen verplichtende maatregelen nemen die verduurzaming versnellen — Om haast te maken met het afschaffen van de aansluitplicht voor gas en die te verankeren in de wet. De leden van de gemeenteraad RJ. Groen P.J.M. van den Berg 4
Motie
1
discard
We nzoadDan N% Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S E D erk, Participatie : : " Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, en Inkomen X Amsterdam pvang J g Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden en Vluchtelingen) Agendapunt 4 Datum besluit n.v.t. n.v.t. Onderwerp Kennisnemen van de Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’ De commissie wordt gevraagd 1. Kennis te nemen van de Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’ 2. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ‘Voortgangsrapportage 2021: Uitvoering programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’ Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond e Bestuursovereenkomst inzake de vestiging van opvanglocatie Willinklaan nummers 1,3,5, waarin het COA en de gemeente Amsterdam overeenkomen een opvanglocatie voor maximaal 7o4 vreemdelingen te realiseren op de Willinklaan in Amsterdam. e _Programmaplan ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022’ waarin de afspraken tussen het COA en de gemeente Amsterdam over de Amsterdamse inzet en werkwijze in het azc Willinklaan zijn vastgelegd, o.a. op de onderwerpen begeleiding naar werk, opleiding en participatie, het Ouder- en kindteam , het activiteiten- en sportaanbod, voorschoolse educatie en aandacht voor kwetsbare azc-bewoners. Dit programmaplan is opgesteld naar aanleiding van een toezegging aan de raad. Reden bespreking Geagendeerd o.v.v. het lid Broersen (Volt). Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.7 1 VN2022-044948 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, EF D Werk, Participatie 9 Amsterdam - Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, en Inkomen % Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Nee Welke stukken treft v aan? Bijlage 1. Raadsinformatiebrief voortgangsrapportage 2021 AD2022-122206 nn programmaplan azc Willinklaan.pdf (pdf) Bijlage 2. Voortgangsrapportage 2021 uitvoering programmaplan AD2022-122204 , , n ‘Amsterdamse inbreng in azc Willinklaan 2018-2022'. pdf (pdf) Bijlage 3. Programmaplan Amsterdamse inbreng azc Willinklaan AD2022-122205 2018-2022.pdf (pdf) Commissie SED (2) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Stedelijk coördinatieteam asielzoekers en vluchtelingen, Alexine van Olst, [email protected], 06-39279298 Gegenereerd: vl.7 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 138 Datum akkoord 11 maart 2015 Publicatiedatum 13 maart 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer D.A. van der Ree van 28 januari 2015 inzake het samenvoegen van woningen. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In Bouwen aan de Stad Il is een eerste stap gezet om het samenvoegen van woningen te vereenvoudigen. In de overeenkomst is afgesproken om 250 corporatiewoningen samen te voegen zonder dat daarvoor een woningonttrekkings- bijdrage wordt gevraagd. Daarnaast staat er: “Het meer mogelijk maken van samenvoegingen in marktgebied 1 en 2 levert voor het middensegment een belangrijke bijdrage” In de monitor Bouwen aan de Stad Il uit mei 2013 staat ten aanzien van het vorenstaande: “Op dit moment (april 2013) zijn er nog geen meldingen binnen gekomen bij de dienst Wonen, Zorg en Samenleven om woningen voor het middensegment samen te voegen”? In 2011 is de notitie Woningmarktpositie Middensegment vastgesteld waarin negen maatregelen zijn opgenomen om de positie van middeninkomens op de Amsterdamse woningmarkt te versterken. De tweede maatregel was een tweejarig experiment waarbij het samenvoegen van woningen tot één woning met een maximale huur van € 800 vrijgegeven werd? In 2012 is afgesproken dat maximaal 250 particuliere sociale huurwoningen samengevoegd mogen worden tot middensegment huurwoningen. De belangrijkste punten uit het experiment: — looptijd van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2014; — maximaal 250 woningen kunnen worden samengevoegd; — na samenvoeging wordt de nieuwe woning minimaal 15 jaar verhuurd in het middensegment; — de nieuwe huurwoning heeft een huur van maximaal € 930; — de woning dient verhuurd te worden aan een huishouden met een brutoinkomen van maximaal € 48.750 per jaar; — de eigenaar betaalt geen woningonttrekkingsvergoeding, maar wel leges. Bij de presentatie van het rapport Woon Amsterdam 2014 op 27 november 2014 zei dagvoorzitter en makelaar Pieter Joep van den Brink dat door het samenvoegen van woningen, bij voorkeur (maar niet uitsluitend) het samenvoegen van begane grond- 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Tae Gemeenteblad R Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 en eerste etagewoningen tot dubbele benedenhuizen, gezinnen voor de stad behouden blijven en de doorstroming verbetert. Daarnaast zijn er grote verschillen in regelgeving tussen de stadsdelen. Zo wordt van een eigenaar-bewoner in Zuid die twee woningen wil samenvoegen geen compensatie geëist, terwijl in eenzelfde geval in West of Centrum een forse woningontrekkingsvergoeding aan de gemeente moet afdragen (6% van de WOZ- waarde van de kleinste woning) en in sommige gevallen een grote investering (20% van de WOZ-waarde van de kleinste samen te voegen woning in Centrum) in het casco van de woning wordt geëist zonder dat daarvoor een bouwkundige aanleiding hoeft te zijn. De VVD zou graag zien dat voor eigenaar-bewoners deze compensatie- eis (bijv, in de vorm van de woningontrekkingsvergoeding of casco-investeringseis) in de hele stad komt te vervallen en tegelijkertijd de mogelijkheden tot samenvoegen worden verbeterd. De VVD Amsterdam is van mening dat goede mogelijkheden tot het samenvoegen van woningen voor zowel corporaties als particulieren zonder financiële en bureaucratische obstakels een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de huisvesting van gezinnen in de stad en het laten doorgroeien in hun eigen woonomgeving. Ook levert het een bijdrage aan het creëren van huurwoningen in het middensegment en de zo noodzakelijke doorstroming op de woningmarkt. Daarom zou de VVD graag zien dat het voor eigenaar-bewoners in de hele stad mogelijk wordt om samen te voegen zonder compensatie (o.a. in de vorm van woningontrekkingsvergoeding of de eis tot investering in het casco van de woning). Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 28 januari 2015, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: Ter beantwoording, vooraf. Op basis van afspraken in Bouwen aan de Stad 2007-2010 en de Beleids- overeenkomst Wonen Amsterdam 2007-2010 waren corporaties die door middel van samenvoegen (van zelfstandige en/of onzelfstandige eenheden) een grote huurwoning met een huurprijs onder de maximale huurtoeslaggrens realiseren vrijgesteld van het betalen van financiële compensatie. Deze regeling is voor corporaties verruimd bij Bouwen aan de Stad Il (hierna: BadS II) en voor particulieren in de notitie Woningmarktpositie Middensegment. De juridische vertaling en implementatie van deze verruiming heeft plaatsgevonden in de (Gewijzigde) Centraal stedelijke beleidsregels woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting. Op basis van afspraken in BadS Il zijn corporaties die door middel van samenvoegen (van zelfstandige en/of onzelfstandige eenheden) een grote huurwoning met een huurprijs onder de € 930,- realiseren vrijgesteld van het betalen van financiële compensatie. In verband met het level playing field tussen corporaties en particuliere verhuurders zijn ook particuliere verhuurders vrijgesteld van het betalen van de financiële compensatie wanneer zij aan dezelfde voorwaarden voldoen. De woningen zijn bestemd voor huishoudens met een middeninkomen (tot maximaal € 48.750). Het gaat om maximaal 250 sociale huurwoningen en 250 particuliere huurwoningen die tot grote huurwoningen voor het middensegment kunnen worden samengevoegd. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Tae Gemeenteblad R Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 Effectief? Bij de verruiming van de regeling om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook voor het middensegment mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële compensatie de drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke samenvoegingen. Het wegnemen van deze drempel voor corporaties en particulieren zou moeten leiden tot een vergroting van de voorraad van grote huurwoningen in het middensegment. Gezien het beperkte aantal samenvoegingen (zie hierna) is het wegnemen van de drempel een weinig effectieve maatregel gebleken. Bestaande regeling voortzetten? Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014. Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe Huisvestingswet komt onder andere de mogelijkheid van het vragen van financiële compensatie te vervallen als voorwaarde voor een onttrekkingsvergunning. Voortzetting van de van de bestaande regelingen is daarmee overbodig geworden. Over de nieuwe Huisvestingswet is de raad o.a. geïnformeerd per brief d.d. 7 oktober 2014. Om te voorkomen dat er een juridisch vacuüm ontstaat, moet er uiterlijk 1 januari 2016 een nieuwe verordening in werking zijn getreden. Tot die tijd geldt er een overgangstermijn waarin het huidige beleid van toepassing is. Deze overgangstermijn is een half jaar langer dan in de brief d.d. 7 oktober 2014 gemeld. Beantwoording per vraag: 1. Hoeveel corporatiewoningen zijn er inmiddels samengevoegd onder de regeling in Bouwen aan de Stad II? Graag krijgen wij een nadere beschouwing over deze regeling. Antwoord: Inmiddels zijn er 4 woningen samengevoegd onder deze regeling. Bij de verruiming van de regeling om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook voor het middensegment mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële compensatie de drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke samenvoegingen. Het wegnemen van deze drempel voor corporaties en particulieren zou moeten leiden tot een vergroting van de voorraad van grote huurwoningen in het middensegment. Gezien het beperkte aantal samenvoegingen is het wegnemen van de drempel een weinig effectieve maatregel gebleken. 2. Hoeveel woningen zijn er inmiddels samengevoegd onder de regeling uit notitie Woningmarktpositie Middensegment? Graag krijgen wij een nadere beschouwing over deze regeling. Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing Tae Gemeenteblad Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 3. Hoeveel woningen zijn er samengevoegd onder de regeling in het experiment waarbij 250 particuliere huurwoningen samengevoegd mochten worden tot middensegment huurwoningen. Graag krijgen wij een nadere beschouwing over deze regeling. Antwoord: Het experiment waarover hier gesproken wordt is de feitelijke invulling van de maatregel zoals die in de notitie Woningmarktpositie Middensegment vastgesteld. Inmiddels zijn er 12 woningen samengevoegd. Bij de verruiming van de regeling om samenvoegingen tot grote huurwoningen ook voor het middensegment mogelijk te maken is de aanname geweest dat de financiële compensatie de drempel was voor eigenaren om over te gaan tot dergelijke samenvoegingen. Het wegnemen van deze drempel voor corporaties en particulieren zou moeten leiden tot een vergroting van de voorraad van grote huurwoningen in het middensegment. Gezien het beperkte aantal samenvoegingen is het wegnemen van de drempel een weinig effectieve maatregel gebleken. 4. Is het college bereid bovengenoemd experiment te verlengen of tot beleid te maken? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014. Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe Huisvestingswet komt onder andere de mogelijkheid van financiële compensatie te vervallen als voorwaarde voor de vergunning. Voortzetting van de van de bestaande regelingen is daarmee overbodig geworden. 5. Zijn de verschillende regelingen in voldoende mate onder de aandacht gebracht van de doelgroepen? Op welke wijze? Antwoord: Ja. Algemene communicatie heeft plaatsgevonden via de website. Daarnaast is er in de reguliere overleggen met de particuliere en corporatiesector met enige regelmaat aandacht gevraagd voor deze mogelijkheid tot samenvoegen. 6. Beaamt het college de uitspraken van de heer Van den Brink dat meer grotere, samengevoegde woningen goed zijn voor de doorstroming en het voor de stad behouden van Amsterdamse gezinnen? Antwoord: Uit diverse onderzoeken, o.a. WiA en WoON , is gebleken dat de doorstroming in het algemeen het meest gebaat is bij het toevoegen van kleine woningen. Wel dragen grotere woningen zoals door de heer van den Brink wordt gesteld bij aan het behouden van gezinnen die al in Amsterdam wonen. Daarbij zijn zowel gezinnen met lage inkomens als gezinnen met een midden of hogere inkomens. 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing Tae Gemeenteblad Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 7. Wat zijn op dit moment de mogelijkheden, regels en financiële gevolgen (onttrekkingsvergoeding) voor het samenvoegen van woningen? Wij zien graag in het antwoord verduidelijkt: a. de verschillen die bestaan tussen stadsdelen en marktgebieden; b. de verschillen die bestaan tussen sociale huurwoningen van corporaties, particuliere sociale huurwoningen, vrije sectorhuurwoningen van beleggers en woningen van eigenaar-bewoners. Antwoord: Op dit moment vormen de (gewijzigde) Centraal stedelijke beleidsregels woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting het kader. Deze regels zijn eind 2009 vastgesteld en in de tussentijd op een paar punten gewijzigd. Zoals medio 2012, toen de mogelijkheid is toegevoegd om 250 corporatiewoningen en 250 woningen van particuliere verhuurders samen te voegen voor het middensegment. De (huidige) beleidsregels kennen een opbouw waarbij rekening wordt gehouden met drie verschillende marktgebieden. En geeft (voormalige) stadsdelen de mogelijkheid om uitvoeringsrichtlijnen op te stellen, 5 van de 7 stadsdelen hebben dat gedaan. Dit kan inderdaad betekenen dat er verschillen zijn per stadsdeel/ marktgebied en per segment van de woningmarkt. Het college van B&W van Amsterdam heeft bepaald dat in Amsterdam voor de financiële compensatie bij verschillende vormen van woningonttrekking stadsbreed gelijke percentages gelden voor de verschillende vormen . Waarbij op basis van de huisvestingsverordening de financiële compensatie is gesteld op maximaal 12 % van de WOZ-waarde. In deze stedelijke beleidsregels woningonttrekking, -samenvoeging en -omzetting zijn vaste percentages voor de verschillende vormen van woningonttrekking vastgelegd. Als stadsdelen besluiten om financiële compensatie te eisen, dan gelden in de hele stad afhankelijk van de woonruimte die wordt onttrokken, samengevoegd of omgezet de volgende percentages: — bij onttrekking van zelfstandige woonruimte: 12%; — bij omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte: 8%; — bij samenvoeging van zelfstandige woonruimtes: 6%; — bij onttrekking of samenvoeging van onzelfstandige woonruimtes: 4%. 5 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Tae Gemeenteblad R Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 8. Hoeveel woningen zijn er in Amsterdam per stadsdeel en per marktgebied samengevoegd in 2013 en 2014? Antwoord: Er wordt in de stadsdelen niet geregistreerd per marktgebied. Bij navraag in de stadsdelen blijkt dat de meeste vergunningen voor samenvoegen worden aangevraagd door corporaties of door eigenaar/bewoners. Voor 2014 zijn deze cijfers nog niet beschikbaar. Onderstaande cijfers hebben betrekking op alle samenvoegingen, dus ook die waarvoor wel compensatie is gevraagd, of samenvoegingen die in de sociale sector plaatsvinden. __Samenvoegingen perstadsdeel_[_2011| 2012] _ 20] NewWet ee Le En CE KC ra eee | Bron: Jaarboek AFWC (2014) en opgave stadsdelen. 9. Momenteel wordt gewerkt aan de actualisatie van regels inzake woonruimte- verdeling en woonruimtevoorraad. Hoe worden de mogelijkheden van het heffen van een woningonttrekkingsvergoeding bij het samenvoegen van woningen geregeld in de nieuwe Huisvestingswet die op 1 januari 2015 is ingegaan? Antwoord: Op 3 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Huisvestingswet 2014. Deze wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Dit heeft gevolgen voor het Amsterdamse beleid voor de woonruimtevoorraad. Door de nieuwe Huisvestingswet komt onder andere de mogelijkheid van financiële compensatie te vervallen als voorwaarde voor de onttrekkingsvergunning. Voortzetting van de bestaande regelingen is daarmee niet meer mogelijk. Over de nieuwe Huisvestingswet en het vervallen van de mogelijkheid tot het vragen van financiële compensatie bent u geïnformeerd per brief d.d. 7 oktober 2014 Hieronder de betreffende passage: “Financiële compensatie bij woningonttrekking komt te vervallen. Wanneer een eigenaar een woonruimte op dit moment wil onttrekken aan de woonbestemming, deze wil samenvoegen of kamergewijs wil verhuren kan bij de vergunning- aanvraag hiervoor de voorwaarde van financiële compensatie gehanteerd worden. De eigenaar moet dan een bepaald percentage van de WOZ-waarde storten in een gemeentelijk fonds ten behoeve van de volkshuisvesting. De nieuwe wet staat dit niet meer toe, wat betekent dat per 1 juli 2015 er geen financiële compensatie meer gevraagd zal worden in Amsterdam.” 6 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng Tae Gemeenteblad ummer = …. - . Datum 13 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 10. Is het college bereid om samenvoegen zonder compensatie in de hele stad mogelijk te maken voor eigenaar-bewoners zonder daarmee de mogelijkheden tot samenvoegen te beperken, maar juist te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In de nieuwe regels rondom de woonruimtevoorraad zal ook het samenvoegen van woningen aan de orde komen. Dit is onderdeel van het traject van de nieuwe huisvestingsverordening. Het streven is om hierover met u vóór het reces van gedachten te wisselen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester Bronnen: 1) Bouwen aan de Stad Il, p. 10. 2) Monitor Bouwen aan de Stad Il, mei 2013, p. 17. 3) Notitie Woningmarktpositie Middensegment, juli 2011, p. 18-19. 7
Schriftelijke Vraag
7
discard
Stadsdeelraad van Stadsdeel Amsterdam Centrum Raadsgriffie Kamer 4371 7 Postbus 202 1000 AE Amsterdam Amsterdam, 17 december 2009 Betreft: RAADSADRES Geachte raadsleden, Bij deze vraagt de bewonerscommissie Mkade u opheldering over de volgende kwestie. De bewoners van Marnixkade 33 tot en met 38 alsook 1° Marnixplantsoen 3 zijn in september opgeschrikt door de verzakking van de gevel van de panden. Ymere, de corporatie die deze panden bezit, heeft een stutconstructie aangebracht om te voorkomen dat de gevel van de panden afscheurt. Volgens de deskundigen is daarmee voor maximaal een jaar de veiligheid voor de bewoners gegarandeerd. Omdat de constructie na september 2010 niet meer de beoogde veiligheid kan bieden heeft Ymere besloten om de fundering van de panden te gaan herstellen. Zoals gebruikelijk bij corporaties worden de bewoners in zo’n geval uitgeplaatst. Om die reden heeft Ymere het Ontwikkelingsbedrijf Amsterdam (OGA) gevraagd om een peildatum. Dit stelt de bewoners in staat om als stadsvernieuwingsurgenten met voorrang een andere woning van een corporatie in de regio Amsterdam te bemachtigen. Overigens is er geen verplichting om van die regeling gebruik te maken. Men kan ook kiezen voor een wisselwoning. Na de werkzaamheden keert men dan weer terug naar de oorspronkelijke woning. De gebruikelijke procedure bij het aanvragen van een peildatum is dat het OGA aan het betreffende stadsdeel om advies vraagt. Dit advies kan alleen positief zijn als ook gebleken is dat er bij de zittende huurders voldoende draagvlak bestaat voor een renovatieplan. Onder de bewoners van de betreffende panden is door Ymere wel een woonwensenonderzoek gehouden, maar omdat er nog geen uitgewerkte plannen zijn voor de renovatie van de woningen kon er geen draagvlakmeting plaatsvinden. Ondanks dat heeft Ymere een peildatum gekregen, namelijk 1 december 2009. Onze vraag is nu of het stadsdeel Centrum om advies is gevraagd, en zo ja of dat advies positief was. Voorts vragen wij of daarbij de juiste procedure is gevolgd en zo nee, waarom niet. Het belang van onze vraag schuilt in de mogelijkheid van een corporatie om voorafgaand aan het bekendmaken van een renovatieplan de zittende huurders te verleiden om van de voorrangsregeling gebruik te maken. Als erna verloop van tijd nog maar enkele huurders in het complex wonen wordt het voor de corporatie makkelijker om een renovatieplan door te zetten, geheel of gedeeltelijk voorbijgaand aan de wensen van de huurders. Wij willen Ymere er niet van betichten misbruik van de situatie te willen maken, maar achten het in het belang van ieder dat er duidelijke regels zijn en dat die correct worden nageleefd. Hoogachtend, Bezoekadres x Gemeente Amsterdam Amstel 1 kp Stadsdeel Centrum Postbus 202 > Sector Bouwen en Wonen 1000 AE Amsterdam Afdeling Regie en Beleid Telefoon 14 020 € Fax 020 552 4433 vra Gentrain aeraetneae nl C Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam 14 MAART 2010 Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door mevr. H. Rampen Rechtstreekse nummer 0205524748 Faxnummer 0205524595 Bijlage geen Onderwerp Marnixkade 33-38/1e Marnixplantsoen 1-3 Geachte Naar aanleiding van de noodzakelijke renovatie aan de panden Marnixkade 33-38/1° Marnixplantsoen 1-3 heeft u uw zorgen kenbaar gemaakt over de gevoerde procedure inzake de uitplaatsing van de bewoners. Het dagelijks bestuur begrijpt deze zorgen en zal u met deze brief uitleggen hoe de procedure is doorlopen en wat de beweegredenen van het stadsdeel daarbij waren. Het klopt dat het OGA bij aanvraag van een peildatum advies vraagt aan het stadsdeel, Het is gebruikelijk dat het stadsdeel pas een positief advies afgeeft als er bij de zittende huurders draagvlak bestaat voor een renovatieplan. Echter, de huidige situatie is niet als gebruikelijk. Dit heeft te maken met de bouwtechnische staat van de panden. Zoals u ín uw brief reeds aangeeft is de gevel van de panden sterk verzakt en kan de veiligheid van de bewoners voor maximaal een jaar gegarandeerd worden. Dit maakt het zeer moeilijk om de gangbare procedure te doorlopen. Voordat er een uitgewerkt renovatieplan/ socíaalplan is waar de corporatie intern over uit is, en vervolgens draagvlak van de huurders voor heeft, is de periode van een jaar zo goed als voorbij en dan moeten de bewoners nog op zoek naar een (tijdelijke) vervangende woning. Die tijd was er in dit geval niet. Het stadsdeel heeft er daarom voor gekozen om al eerder een positief advies voor de peildatum af te geven zodat bewoners de tijd hebben om naar een (wissel)woning op zoek te gaan. Dit is niet gebruikelijk en alleen met het oog op de belangen van de bewoners gedaan. Uit de inventarisatie van de woonwensen van de bewoners dat door Ymere is uitgevoerd, bleek namelijk dat er bewoners waren die graag weg wilden. Het feit dat er een peildatum is afgegeven, betekent alleen dat zij die graag weg willen, gebruik kunnen maken van de stadsvernieuwingsurgentie. 8 Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein. Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum Pagina 2 van 2 Dit heeft juridisch geen consequenties voor de positie van de huurders. Voor het stadsdeel was daarbij van belang dat Ymere te kennen heeft gegeven dat in dit speciale geval de huurcontracten van degene die terug willen keren in stand blijven (zij maken gebruik van een wisselwoning). Op dit moment wordt gewerkt aan het sociaalplan, en iedereen die twijfelt, kan gebruik maken van een wisselwoning en naar aanleiding van het sociaalplan met Ymere praten over de mogelijkheden van terugkeer. Hiermee zijn naar mening van het stadsdeel de belangen van de bewoners die twijfelen of willen terugkeren voldoende gewaarborgd. Met vriendelijke groeten, t dagelijks veg, | Anneke Eurelings \ lsApin secretaris voorzitt
Raadsadres
3
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 834 Publicatiedatum 7 juli 2017 Ingekomen onder AN Ingekomen op donderdag 29 juni 2017 Behandeld op donderdag 29 juni 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Roosma en Poorter inzake het Vaststellen verordening tot wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (pgb tarieven). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie in de raad; Overwegende dat: - Voor ambulante begeleiding nu een Pgb tarief geldt van 35 euro. - Dit voor reguliere begeleiding een goed tarief is, maar voor gespecialiseerdere vormen van begeleiding dit tarief niet toereikend is; - Dit ontoereikende tarief er toe leidt dat mensen minder uren zorg inkopen, voor een hoger tarief; - Dit onwenselijk is omdat deze mensen feitelijk minder zorg krijgen dan waar zij recht op zouden hebben wanneer zij gebruik zouden (kunnen) maken van zorg in natura; - Andere gemeentes ook voor gespecialiseerde begeleiding hogere Pgb tarieven hanteren; - Ook Pgb tarieven voor dagbesteding in vergelijking met zorg in natura tarieven relatief laag lijken te zijn; Voorts overwegende dat; - Het college momenteel onderzoek laat doen naar de Pgb tarieven voor zorg; - Het college voornemens is op zeer korte termijn een besluit te nemen over de Pgb tarieven; - Het onduidelijk is of het college voornemens is de Pgb tarieven naar boven of beneden bij te stellen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 834 Motie Datum 7 juli 2017 - Naast het huidige Pgb tarief voor begeleiding een hoger tarief voor hooggespecialiseerde begeleiding te introduceren, vergelijkbaar met de hogere tarieven in andere gemeentes die differentiëren in tarieven voor ambulante begeleiding; - Alle pgb tarieven vast te stellen als percentage voor zorg in natura tarieven; - In elk geval pgb tarieven voor begeleiding en dagbesteding naar boven bij te stellen. De leden van de gemeenteraad F. Roosma M.F. Poorter 2
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam Schriftelijke vragen Datum 7 oktober 2021 Volgnummer 312 Onderwerp Schriftelijke vragen van de leden Vink en Rooderkerk en inzake isolatie van Amsterdamse wonin- gen en bedrijven Aan het college van burgemeester en wethouders Toelichting door indieners: Op 6 oktober jl. berichtte de NOS dat er nog altijd honderdduizenden huizen in Nederland gedeel- telijk of geheel enkel glas hebben? In Amsterdam waren dit er eind 2020 nog 100.000 van de circa 450.000. Van de 8 miljoen woningen in Nederland is er een fors percentage dat niet voldoende is geïsoleerd. Met name particuliere huurwoningen blijven met een isolatiegraad van 61% achter? Door de stij- gende energieprijzen betalen de bewoners van deze huizen honderden euro's per jaar extra om hun huis warm te houden. Dit kan voor veel mensen een forse aanslag op hun financiële mogelijk- heden betekenen. Betere isolatie beschermt bewoners niet alleen tegen de stijgende energieprijzen, het is ook een belangrijke maatregel voor de verduurzaming van de stad. Volgens D66 is het daarom belangrijk om vaart te maken met isolatie van woningen en bedrijven. Gezien het vorenstaande stellen de leden Vink en Rooderkerk, namens de fractie van D66, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de vol- gende schriftelijke vragen aan het college: 1. Voordat de energieprijzen zo snel stegen was 11% van de Amsterdamse huishoudens meer dan 10% van hun inkomen kwijt aan de energierekening. Kan het college in beeld brengen in hoeverre dit percentage zal stijgen naar aanleiding van de stijgende energieprijzen? 2. Welke specifieke afspraken maakt het college met commerciële verhuurders zorgen dat be- staande woningen goed geïsoleerd worden? * https://nos.nl/collectie/1388o/artikel/24,00596-honderdduizenden-huurders-met-enkel-glas-zitten-klem-door-hoge-gasprijs 2 https://www.clo.nl{indicatoren/nlo383-isolatiemaatregelen-woningen Gemeente Amsterdam Datun 7 oktober 2021 Pagina 2 van 2 3. Een van de doelen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Stad, Duurzame Banen 2021-2022 is dat eind 2021 een regeling gereed is voor de aanpak en financiering van het isoleren van 10.000 corporatiewoningen. Hoe ver is het college met deze regeling? 4. Is het college het met D66 eens dat de gemeente Amsterdammers bewust moet maken van de isolatiemogelijkheden voor zijn of haar gebouw? 5. Heeft het college in beeld in hoeverre dit probleem ook speelt bij bedrijfshallen en kantoorge- bouwen? 6. Kan ‘werk met werk worden gemaakt’ door regulier onderhoud maar ook noodzakelijke inzet voor geluidsisolatie bij wegen te combineren met warmte-isolatie van woningen? 7. Hoe ver is de gemeente met de isolatie van gemeentelijk vastgoed? 8. Eris vanuit de ECB groeiende druk op banken om hun kredietportefeuilles te verduurzamen. Hoe kunnen wij samen optrekken met banken om Amsterdams vastgoed te verduurzamen? g. Volgens de huidige regelgeving mag enkel glas bij monumentale panden niet worden vervan- gen door dubbelglas. Zijn er nog andere ‘vieze regels’ die isolatie en verduurzaming in de weg staan? Hoe gaat het college hiermee om? Indieners B.L. Vink lì Rooderkerk
Schriftelijke Vraag
2
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 10 mei 2023 Ingekomen onder nummer 205 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake het woningbouwplan 2022-2028- mooi bouwen Onderwerp Mooi bouwen Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het woningbouwplan 2022-2028 Overwegende dat e _Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit geen duidelijk onderdeel is van het wo- ningbouwplan 2022-2028 e De Amsterdamse School in de stad in het verleden de reputatie ‘het Mekka der volkshuis- vesting’ bezorgde, met kwalitatief goede arbeiderspaleizen van bijzondere schoonheid e Mooie gebouwen duurzaam zijn, want vaak worden gekoesterd en behouden; e Mooie gebouwen niet altijd duurdere gebouwen hoeven te zijn Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_Een visie te ontwikkelen op Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit in relatie tot de nieuwbouwopgave en deze visie toe te voegen aan het woningbouwplan 2022-2028 -__Een meetlat op te stellen waarbij in iedere ontwikkeling onder het woningbouwplan 2022- 2028 gescoord wordt op Stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de te bou- wen woningen. Indiener(s), D. T. Boomsma Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 2 Datum akkoord college van b&w van 10 januari 2017 Publicatiedatum 10 januari 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Boomsma en Yesilgöz-Zegerius van 2 november 2016 inzake de ontwikkelingen op het ADM-terrein. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: Alinea 1: De gemeente heeft het ADM-terrein in 1970 verkocht aan de N.V. Amsterdamsche Droogdokmaatschappij (ADM) met een bestemmingsbepaling in de akte van levering in de vorm van een kettingbeding, die inhoudt dat het terrein is bestemd voor het daarop vestigen van een bedrijf dat ten doel heeft het herstellen en bouwen van schepen, machines en werktuigen, exploiteren van droogdokken, scheepswerven en daaraan inherente fabrieken. De eigenaar is door het kettingbeding verplicht de bestemmingsbepaling door te geven bij de verkoop van het terrein. Alinea 2: In 1987 is het terrein ondergebracht in Complex Westhaven B.V, en tien jaar later heeft dat bedrijf het terrein verkocht aan Chidda Vastgoed B.V en Amstellimo B.V. omdat de gemeente, die het eerste recht van terugkoop had, het blijkbaar toen niet zelf wilde terugkopen. In de leveringsakte is toen naar de bestemmingsbepaling uit 1970 verwezen en deze bleef dus van toepassing. De nieuwe eigenaren wilden het verhuren aan twee bedrijven die daar agribulkproducten wilden opslaan, zoals cacao, waartoe een loods zou worden opgericht. De bouw- en milieuvergunningen daartoe zijn toen door de gemeente verleend weliswaar verleend, maar tegelijkertijd vond de gemeente het geplande gebruik in strijd met het kettingbeding, waarna de gemeente een rechtszaak heeft aangespannen en die in cassatie uiteindelijk gewonnen. Alinea 3: Ondertussen was het terrein in 1997 gekraakt. Deze krakers doopten het gebied om tot de “Amsterdamse Doe (het zelf) Maatschappij (ADM). Inmiddels wonen naar schatting meer dan 250 mensen op het terrein, waarvan 114 geregistreerd als ‘lid’ van het ADM terrein, zijn er bedrijfjes en organisaties gevestigd, en worden er evenementen georganiseerd. Deze groep ‘binnenhekkers' is via een hek gescheiden van een andere groep, ‘buitenhekkers’, naar verluid vooral mensen met een Roemeense en Litouwse nationaliteit. Alinea 4: Op 3 juli 2013 is het thans geldende bestemmingsplan ‘Amerikahaven’ vastgesteld, conform welke het ADM-terrein de bestemming havengebonden bedrijven heeft. De eigenaren van het terrein willen het terrein daar ook voor gaan gebruiken. De huidige 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 5 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 gebruikers zouden het terrein daartoe uiteraard moeten verlaten, maar weigeren vooralsnog hier aan mee te werken. Alinea 5: De afgelopen jaren hebben de eigenaren verschillende procedures aangespannen om het weer in bezit te krijgen, maar tot nu toe zonder succes, omdat ze volgens de rechter geen of onvoldoende concrete plannen zouden hebben om het terrein een andere bestemming te geven [1][2]. Inmiddels hebben de eigenaren een huurder gevonden die op een deel van het terrein een scheepswerf wil vestigen, en inmiddels lopen er vergunningaanvragen voor het kappen van bomen op het terrein en de plannen voor de ontwikkeling van het terrein. Gezien het vorenstaande hebben de leden Boomsma en Yesilgöz-Zegerius, respectievelijk namens de fracties van het CDA en de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt de kleine geschiedenis van het ADM-terrein zoals beschreven in deze toelichting? Antwoord: Hierna volgt een korte reactie op elke alinea van de beschrijving. Ten aanzien van alinea 1 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de vragenstellers: De volgende artikelen zijn opgenomen in de Akte van Levering. ARTIKEL 2 Bestemming 1. Het terrein | is bestemd voor het daarop vestigen van een bedrijf, dat ten doel heeft het herstellen en bouwen van schepen, machines en werktuigen met alles wat daartoe behoort, het exploiteren van droogdokken, scheepswerven en de daaraan inherente fabrieken en het verrichten van alle handelingen, welke in de ruimste zin daarmee in verband staan, daaruit voortvloeien of daaraan bevorderlijk kunnen zijn. 2 De koper zal op het terrein | geen woningen bouwen dan die welke noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het in lid 1 bedoelde bedrijf. 3 Met inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde en behoudens de volgens wettelijke voorschriften vereiste vergunningen, heeft de koper overigens het recht op het terrein te bouwen zoals hem wenselijk voorkomt. Meer in het bijzonder is koper bevoegd voor zijn rekening op, casu quo in het terrein |: a. een ophoging aan te brengen; b. twee dokhavens te graven met dokputten tot op het door hem gewenste bodempeil; c. een of meer hellingen of bouwdokken te bouwen; d. een of meer gegraven dokken te bouwen; e. langs het kanaal een kademuur te bouwen mits deze gelegen is op een afstand van tenminste zeventien en een halve meter bezuiden de noordgrens. Een en ander zoals in principe aangegeven op de tekening. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 5. Gedeelten van terrein | mag koper, zolang hij redelijker wijze nog niet in de gelegenheid is deze voor bovengenoemde bestemming te gebruiken, in overleg met de Gemeente tijdelijk voor agrarische doeleinden doen benutten. (…) Artikel 20 Verkoop indien koper tot verkoop van terrein (.…) of een gedeelte daarvan mocht besluiten, is hij verplicht de Gemeente hiervan in kennis te stellen, die alsdan het recht zal hebben en daartoe door koper in de gelegenheid zal worden gesteld als eerste gegadigde het terug te kopen, tegen een prijs, welke alsdan voor vergelijkbare terreinen in de haven zal gelden. Artikel 21 Verplichtingen van opvolgende eigenaren 1. De hiervoor op de koper gelegde verplichtingen en de hem gestelde verbodsbepalingen zullen op alle opvolgende eigenaren, erfpachters, opstalhouders of vruchtgebruikers toepasselijk zijn. 2. Indien koper, danwel een opvolgende eigenaar, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker een of meer der in de artikelen 2, tweede lid, 5, tweede lid, 6, eerste tot en met vijfde lid, 8, eerste en laatste lid, 12, tweede lid, tot en met 19, genoemde verplichtingen niet i s nagekomen, casu quo één of meer der daar gestelde verbodsbepalingen heeft overtreden, zal hij, na uitdrukkelijke ingebrekestelling, door de Gemeente kunnen worden gesommeerd zijn verplichtingen na te komen, respectievelijk hetgeen in strijd met een der desbetreffende bepalingen i s verricht ongedaan te maken, binnen een zodanige termijn, dat hij redelijkerwijze uitvoering kan geven aan het nakomen van zijn verplichtingen, respectievelijk het ongedaan maken van hetgeen in strijd met een der bepalingen is verricht. 3. Indien koper, dan wel een opvolgende eigenaar, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker niet binnen de eerder genoemde termijn aan de sommatie van de Gemeente heeft voldaan, zal hij, ongeacht zijn gehoudenis tot vergoeding van schaden, na uitdrukkelijke ingebrekestelling, telkens voor iedere week, dat hij nalatig blijft een door Burgemeester en Wethouders te bepalen boete van ten hoogste TIENDUIZEND GULDEN (f 10.000,-) verschuldigd zijn, ten bate van de Gemeentekas, te betalen binnen veertien dagen na daartoe strekkende aanmaning van Burgemeester en Wethouders, met dien verstande, dat ieder hunner hoofdelijk met zijn opvolgers in de eigendom, de erfpacht, het opstalrecht of het recht van vruchtgebruik, tot betaling van die boete gehouden zal zijn. (…) Artikel 22 Bepalingen bij verdere overdracht terrein Bij elke verdere overdracht van het terrein of een gedeelte daarvan in eigendom, dan wel uitgifte daarvan in erfpacht, opstal of vruchtgebruik, zullen ten behoeve der Gemeente in elke daartoe op te maken akte (.…) de bepalingen, vervat in de artikelen (….)2, eerste (.…) lid (…) 12, tweede lid, tot en met 21 en in dit artikel (22) worden opgenomen (…….)” 3 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Gemeenteblad Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 Ten aanzien van alinea 2 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de vragenstellers: Het klopt dat de vraag of de bestemming van dit terrein privaatrechtelijk (via de akte van levering) nauwer bepaald kan worden dan in het bestemmingsplan onderwerp van een rechtszaak is geweest. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2004 vloeit voort dat de (toenmalige) WRO er niet aan in de weg staat dat er voorwaarden omtrent grondgebruik in een overeenkomst worden opgenomen, ook niet als die voorwaarden het gebruik dat krachtens het bestemmingsplan mogelijk is, verdergaand beperkt of zelfs geheel verbiedt. De achtergrond daarvan is dat bepalingen in een overeenkomst, zoals het onderhavige kettingbeding, kunnen dienen ter bescherming van verschillende belangen van maatschappelijke aard, waaronder niet alleen planologische belangen, maar ook belangen van financieel- economische aard. De Hoge Raad heeft in deze zaak onderschreven dat de gemeente een financieel-economisch belang heeft om te kunnen bepalen op welke wijze de grond wordt geëxploiteerd en om het financiële rendement op de grond te behouden. De Hoge Raad komt dan ook tot het oordeel dat de gemeente geen misbruik van bevoegdheid maakt, noch het beginsel van fair play heeft geschonden, door de eigenaren aan het kettingbeding te houden. Ten aanzien van alinea 3 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de vragenstellers: Dit klopt, met dien verstande dat binnen het hek zich ongeveer 77 “geregistreerde” krakers bevinden. Waarvan 47 bewoners op het land en ongeveer 30 op het water. Deze 77 zijn degenen die de vaststellingsovereenkomst in 2007 hebben meegetekend. Het aantal bewoners op het terrein fluctueert, waardoor de gemeente niet een vast getal kan bevestigen. Onder voorbehoud wonen er naar schatting in totaal, binnen en buiten de hekken van het ADM-terrein, circa 250 bewoners. Buiten de hekken wonen mensen met diverse nationaliteiten, waarvan de Litouwers er het langst wonen. Ten aanzien van alinea's 4 & 5 van de kleine geschiedenis zoals beschreven door de vragenstellers: Sinds voorjaar 2015 proberen de eigenaren op verschillende manieren hun bezit weer volledig in handen te krijgen. Met een kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam is een civielrechtelijke vordering tot ontruiming ingesteld. Deze vordering is door de voorzieningenrechter op 13 juli 2015 afgewezen omdat de rechter het niet waarschijnlijk achtte dat het terrein op korte termijn in gebruik zou worden genomen. De eigenaren zijn ook een bodemprocedure begonnen bij de rechtbank Amsterdam waarin zij eveneens een vordering tot ontruiming hebben ingesteld. Ook die vordering is bij vonnis van 6 januari 2016 afgewezen. De bodemprocedure loopt nog steeds, naar verwachting zal begin 2017 opnieuw een zitting plaatsvinden. Op 6 juli 2015 hebben de eigenaren aangifte gedaan van kraak van de Hornweg (ADM terrein). Het OM heeft besloten niet tot aanschrijving over te gaan gezien het ontbreken van een concrete ingebruikname na een ontruiming en de uitspraak van de rechter in het civielrechtelijke kort geding. Bovendien liep op dat moment ook al de bodemprocedure. 4 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 Tevens hebben de eigenaren een bestuursrechtelijk verzoek tot handhaving (van het bestemmingsplan) ingediend. Het college heeft op 15 september 2015 besloten om het verzoek tot handhaving af te wijzen, omdat er onvoldoende informatie was over de concrete ingebruikname van het terrein, mede vanuit het beleidsuitgangspunt dat er niet wordt ontruimd voor leegstand. Een daartegen gericht bezwaarschrift is ongegrond verklaard. In de onderbouwing van dit besluit is veel gewicht toegekend aan het feit dat de eigenaar (of huurder) geen aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend. Op dit moment loopt de beroepsprocedure ten aanzien van dit besluit. Naar verwachting zal begin 2017 een zitting plaatsvinden. Aanvraag omgevings- en kapvergunning Op 7 augustus 2016 diende zich een nieuwe ontwikkeling aan. Het bedrijf Koole Maritiem heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een scheepswerf ingediend en een omgevingsvergunning voor het kappen van 2500 bomen. De werkzaamheden die het bedrijf wil uitvoeren zijn het uitvoeren van onderhouds-, reparatie- en revisiewerkzaamheden aan schepen alsmede het slopen van schepen en het demonteren platforms. Het uitvoeren van saneringswerkzaamheden op schepen en platforms, opslaan van scheepsonderdelen en vrijkomend materiaal, stallen van materieel en onderhoud van eigen materieel en overige ondersteunende diensten/werkzaamheden. De aanvraag voor de omgevingsvergunning is inmiddels ontvankelijk en in behandeling. Op 7 augustus 2016 is naast de omgevingsvergunning voor een scheepswerf eveneens een kapvergunning voor 2500 bomen aangevraagd. De kapvergunning is op 10 november jongstleden geweigerd. Aan deze weigering ligt ten grondslag dat de 2500 bomen, waarvoor een kapvergunning is aangevraagd, zijn gelegen tussen de huizen en andere verblijfplaatsen van de gebruikers. Zolang de procedure voor de omgevingsvergunning nog niet is afgerond, is concrete ingebruikname nog niet in zicht. Het verzoek om handhaving van het bestemmingsplan is om die reden ook afgewezen. Hoewel het eindbeeld van het college is dat er op deze plek niet gewoond mag worden, wonen er op dit moment wel mensen. Zolang deze bewoning plaatsvindt, zijn deze direct ín hun woonomgeving staande bomen van waarde voor de leefbaarheid van de bewoners. De waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid is een weigeringsgrond in de Bomenverordening. Zodra ingebruikname is te voorzien (bijvoorbeeld bij een goedgekeurde omgevingsvergunning) doet zich een nieuwe situatie voor die opnieuw beoordeeld zal moeten worden. Door de aard van de inrichting van Koole is de provincie Noord-Holland bevoegd om op de aanvraag om omgevingsvergunning milieu te besluiten. Dit heeft tot gevolg dat vanaf het moment dat de omgevingsvergunning milieu is verleend de bevoegdheid voor alle Wabo-toestemmingen (waaronder een kapvergunning) binnen de grens van de inrichting Koole bij de provincie ligt. 2. Op welke manier heeft de gemeente zich de afgelopen jaren ingespannen om ervoor te zorgen dat het terrein ook daadwerkelijk in gebruik kan worden genomen voor de bestemming die het volgens het bestemmingsplan heeft”? Antwoord: Het is niet primair de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat een terrein in gebruik genomen kan worden voor de bestemming die het terrein op grond van het bestemmingsplan heeft (toelatingsplanologie). Wel geldt er een beginselplicht tot 5 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 handhaving om op te treden tegen strijdig gebruik. Die beginselplicht geldt echter niet onverkort. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, kan het college besluiten om van handhaving af te zien. Dat heeft het college in dit geval gedaan. Zie voor de afwegingen die daarbij zijn gemaakt de beantwoording van vraag 5. Dit dossier en de inzet van de gemeente in dit dossier is sinds 2006 veelvuldig in uw gemeenteraad besproken. In de bijlage bij deze beantwoording vindt u een historisch overzicht van de grootste ontwikkelingen in dit dossier. 3. Welke pogingen heeft de gemeente ondernomen om het terrein zelf in bezit te verwerven en waarom is dat uiteindelijk niet gebeurd of gelukt? Antwoord: De haven heeft als onderdeel van de gemeente meerdere pogingen ondernomen om het terrein in eigendom te verwerven. Dit heeft niet geleid tot een verkoop, omdat er geen overeenstemming is bereikt over de verkoopprijs. De gemeente heeft in 2015 en 2016 verkennende gesprekken gevoerd met de eigenaren over de rol van de gemeente Amsterdam, het Havenbedrijf, de bewoners en de mogelijkheid tot koop van het terrein door de gemeente. Uitkomsten van deze gesprekken is dat verwerving door de gemeente bespreekbaar is voor de eigenaren. Gesprekken over verwerving zijn voor de eigenaren echter pas zinvol bij een bepaalde ondergrens voor verkoop en met de voorwaarde dat het terrein niet leeg opgeleverd zal worden. De gemeente heeft beoordeeld dat er bij deze ondergrens geen sprake is van een markconforme verwerving. Er zijn vervolgens geen gesprekken gevoerd over daadwerkelijke verwerving. 4. Op 26 april 2007 sloot de gemeente Amsterdam een ‘vaststellingsovereenkomst’ met de ‘vereniging Krakend ADM.’ In artikel 3.1 verbindt de gemeente zich tegenover die vereniging en tegenover individuele gebruikers om ‘mede onder toepassing van het gemeentelijk broedplaatsenbeleid’ uit te zien naar een nieuwe locatie voor de groep, die zelfs aan het water zou moeten liggen ‘om ruimte te bieden voor ADM boten’. Artikel 3.5 van die gebruikersovereenkomst stelt dat “de in dit artikel genoemde inspanningsverplichtingen over en weer laten onverlet dat de Individuele gebruikers en de Vereniging uiterlijk op 4 januari 2010 gehouden zijn het ADM- terrein met de hunnen en het hunne te ontruimen en leeg en ontruimd aan de Gemeente over te dragen in de staat waarin deze zich ten tijde van de ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst bevinden, behoudens normale slijtage. Mocht de Gemeente niet voor 1 januari 2009 de feitelijke beschikkingsmacht over het voormalige ADM-terrein hebben gekregen, dan verschuift deze ontruimingsdatum van 4 januari 2010 naar een datum gelegen een jaar nadat de gemeente alsnog de hier bedoelde feitelijke beschikkingsmacht over het terrein heeft verkregen. In dat geval zullen Partijen met elkaar overleg plegen met betrekking tot het voortduren van hun inspanningsverplichtingen over en weer.” a. Hoe kan de gemeente zich beroepen op het broedplaatsenbeleid ten aanzien van een terrein of pand dat niet van de gemeente zelf is? Graag een toelichting. Op welke manier zijn de eigenaren van de grond daar op dat moment bij betrokken”? 6 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 b. Waarom heeft de gemeente zich verplicht tot het leveren van inspanningen om een nieuwe locatie te vinden terwijl het ging om een particulier terrein met een Havenbestemming dat onrechtmatig in gebruik is genomen? c. De gemeente verbindt zich in die overeenkomst tot het vinden van een nieuwe locatie en verklaart niet tot ontruiming over te gaan zolang deze nog niet is gevonden. Waarom heeft de gemeente deze bepaling opgenomen? Hoe kan de gemeente een dergelijke overeenkomst sluiten ten aanzien van een particulier terrein? d. Waarom is een verband gelegd tussen ontruiming van het terrein en het in bezit krijgen ervan door de gemeente? Zou de vraag of ontruimd wordt niet los moeten staan van wie het bezit? e. Is het college van mening dat een dergelijke bepaling en de link die wordt gelegd tussen ontruiming en verwerving door de gemeente zeer nadelig uitpakt voor de particuliere eigenaar? f. Hoe verhoudt een dergelijke bepaling zich tot de huidige wet waarin kraken strafrechtelijk verboden is? g. Welke geldigheid heeft die vaststellingsovereenkomst op dit moment? Kunnen de krakers daar nu nog rechten aan ontlenen? h. Zijn er nog meer van dergelijke overeenkomsten gesloten met groepen krakers, en zo ja, welke en waar? Antwoord: De beantwoording van deze vraag moet worden gezien in het licht van de omstandigheid dat in die periode gesprekken werden gevoerd tussen de gemeente (Haven) en de eigenaren over aankoop van het terrein en dat de eigenaren zich in die periode nauwelijks bemoeiden met de krakers. Daarnaast is het gemeentebestuur van mening dat de overeenkomst is geëxpireerd. a. de gemeente beperkt zich bij de uitvoering van het broedplaatsenbeleid niet tot gemeentelijk vastgoed. De meeste broedplaatsen zijn gevestigd in commercieel en corporatie vastgoed. Een broedplaatsinitiatief (veelal een broedplaatsontwikkelaar of een groep kunstenaars) kan zaken doen met een gebouweigenaar en het gemeentelijk Bureau Broedplaatsen kan hen daarbij terzijde staan met bemiddeling, expertise, advies en subsidie. b. De gemeenteraad heeft in 2006 aandacht gevraagd voor de positie van de bewoners van het ADM-gebied. In de hierop volgende vaststellingsovereenkomst is deze wederzijdse inspanningsverplichting —voor vereniging Krakend ADM en de gemeente- opgenomen als één van de acties voordat de leden van de vereniging vrijwillig het terrein zouden verlaten. c. Zie onder b. De afspraken zijn toen gemaakt in het licht van enerzijds de toen heersende verwachting er met de eigenaren op korte termijn uit te komen wat betreft de verwerving van het terrein en anderzijds de bestuursrechtelijke bevoegdheid tot handhaving (in dit geval in ieder geval van het bestemmingsplan, de havenverordening en de APV). d. De heersende gedachte was toen dat de gemeente het terrein binnen afzienbare tijd zou verwerven in de staat waarin het zich op dat moment bevond. e. Nee. Toelichting: de vaststellingsovereenkomst is geëxpireerd. Verder kunnen de bewoners er geen rechten aan ontlenen jegens de eigenaren. Dit laatste is ook opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. f. De overeenkomst zag op het tijdelijk niet handhavend optreden op grond van het bestuursrecht. Een en ander laat de strafrechtelijke bevoegdheden onverlet. 7 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Gemeenteblad Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 g. Gemeente heeft in 2006 besloten tot handhaving van de havenverordening. Nadat de havenmeester begin 2007 de handhavingsbesluiten aan alle eigenaren / bezitters van de vaartuigen in het ADM-water had verzonden hebben de krakers ingesproken in de raadscommissie. De raad heeft vervolgens de wethouder Haven (uit te voeren door de directeur Havenbedrijf) de opdracht gegeven om te praten met de krakers over het voorstel wat de krakers hebben gedaan om, tot het moment van de definitieve ontruiming, tijdelijk in te dikken. De eigenaren zijn in de gesprekken over de aankoop mondeling op de hoogte gehouden. De vasfstellingsovereenkomst is na ondertekening naar de vertegenwoordiger van de eigenaren gestuurd. De krakers is meegedeeld dat de overeenkomst ís geëxpireerd. h. Nee, het college heeft niet meer van dergelijke overeenkomsten gesloten. 5. In haar brief van 11 oktober aan de commissie Economische Zaken over het ADM dossier schrijft het college dat een bestuursrechtelijk verzoek tot handhaving van het bestemmingsplan is afgewezen “mede vanuit het beleidsuitgangspunt dat er niet wordt ontruimd voor leegstand.” Is het college het met de fracties van het CDA en VVD eens dat wanneer een terrein in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt, de gemeente handhavend dient op te treden, en dat, als dat geldt voor Amsterdammers die wel respect hebben voor andermans eigendom, daarbij geen uitzondering zou moeten worden gemaakt voor krakers? Antwoord: Het college heeft inderdaad op 15 september 2015 besloten om het verzoek tot handhaving af te wijzen. Hoewel het eindbeeld van het college is dat er op dit terrein niet gewoond mag worden, heeft het college zich in dit besluit op het standpunt gesteld dat het ontruimen van het terrein een onevenredig zware maatregel is in verhouding tot het met handhaving te dienen belang, namelijk het beëindigen van het strijdige gebruik van het terrein. In een dergelijk geval kan van de beginselplicht tot handhaving worden afgeweken. Daarbij heeft het college mee laten wegen dat er ten tijde van het indienen van het handhavingsverzoek onvoldoende informatie was over de concrete ingebruikname van het terrein. Er was weliswaar een huurovereenkomst gesloten, maar nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Om die reden ís ook de civiele vordering tot ontruiming afgewezen door de rechtbank Amsterdam. Ook ten tijde van de behandeling van het bezwaarschrift was er nog geen aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en was er nog geen zicht op concrete ingebruikname op korte termijn. Het ontruimen van het terrein zou anderzijds verstrekkende gevolgen hebben voor een grote groep mensen, waaronder ook kinderen, die al jarenlang op het terrein wonen en werken. Het ontruimen van het terrein, zonder dat binnen afzienbare termijn een legaal gebruik is te voorzien, is naar het oordeel van het college niet proportioneel. In deze afweging is niet relevant of de bewoners krakers zijn of niet. De eigenaren hebben beroep ingesteld. De bestuursrechter zal beoordelen of het college een evenredige belangenafweging heeft gemaakt. De belangenafweging in het kader van het bestuursrechtelijk handhavingsverzoek kan anders uitvallen op het moment dat de omgevingsvergunning is verleend. 8 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 6. Bij de verkoop aan de huidige eigenaren in 1997 is het kettingbeding en dus de bestemmingsbepaling meegenomen in de leveringsakte. De eigenaren zijn daarom juridisch verplicht zich aan de bestemmingsbepaling uit 1970 houden. Waarom heeft de gemeente bij de verkoop aan Chidda c.s. in 1997 aan het kettingbeding vastgehouden? In hoeverre is een dergelijke constructie gebruikelijk? In hoeverre is het kettingbeding een obstakel geweest voor een ingebruikneming van het terrein ten behoeve van andere havengerelateerde activiteiten daarmee gefrustreerd? Bedingt de gemeente vaker kettingbedingen bij de verkoop aan privaatrechtelijke partijen? Antwoord: Zoals opgenomen in het door u geschetste historisch overzicht is het terrein in 1970 verkocht door de gemeente. De gemeente heeft indertijd het terrein voor een relatief zeer laag bedrag verkocht, vanwege de privaatrechtelijke bestemming “scheepswerf”. Om speculatie tegen te gaan was het logisch dat die privaatrechtelijke bestemming gehandhaafd zou blijven. De verkoop is een uitvoering van punt 1 van raadsbesluit de dato 28 juni 1967 nummer 518. De gemeente heeft vastgehouden aan dit kettingbeding, omdat de verkoopprijs bepaald is op basis van het door het kettingbeding bepaalde gebruik. Op de vraag of het kettingbeding een obstakel is geweest voor een ingebruikneming van het terrein ten behoeve van andere haven gerelateerde activiteiten: ja zonder meer; een verleende milieuvergunning voor het oprichten van een cacaoloods ter plaatse kon niet worden gebruikt vanwege het kettingbeding. De procedure daarover is uiteindelijk door de Hoge Raad in cassatie beslist in het voordeel van de gemeente (zie ook beantwoording van vraag 1).Bij de koop van dit terrein is het duidelijk geweest dat er een kettingbeding rustte op dit terrein. Er worden vaker kettingbedingen toegepast met verschillende redenen. 7. Is het college het eens met de fracties van het CDA en de VVD dat als een terrein met bijvoorbeeld een industriële, commerciële of havenbestemming onrechtmatig wordt gebruikt of bewoond, het aanzienlijk moeilijker is voor de eigenaren om legitieme huurders of gebruikers te vinden zolang het onrechtmatige gebruik plaatsvindt, en dat de gemeente het voortzetten van onrechtmatig gebruik ook om die reden niet dient te faciliteren, en dat het derhalve ook riskant en onverstandig is om een verzoek tot handhaving van het bestemmingsplan af te wijzen omdat nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd, omdat dit partijen die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de werkgelegenheid en economie juist kan ontmoedigen? Antwoord: Het college is het eens met de constatering dat de kraak van het terrein, een barrière vormt voor de eigenaren. Het is echter niet zo dat de gemeente het onrechtmatig gebruik van het terrein faciliteert. Het betreft hier een kraaksituatie van grond die niet in bezit is van de gemeente. Het is een zaak tussen de eigenaren en de krakers. Er loopt een civiele bodemprocedure. In een eerste vonnis (dd. 6 januari 2016) heeft de rechter aangegeven dat ingebruikname onvoldoende concreet was om tot ontruiming over te gaan en de vordering tot ontruiming afgewezen. Wel hebben de eigenaren, onder voorwaarden, toestemming gekregen om het terrein te betreden ten behoeve 9 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 van voorbereiding tot planvorming. Zie de beantwoording van vraag 5 voor de argumentatie van het college om het verzoek tot handhaving af te wijzen. 8. Is het college het eens met vragenstellers dat het vorengenoemde nog sterker geldt als bij het onrechtmatige gebruik leidt tot schade aan het terrein en een verloederde aanblik? Is het college het eens met vragenstellers dat daar op het ADM-terrein thans sprake van is? Antwoord: Voor kraak geldt dat in bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken van de hoofdregel om te wachten met ontruimen tot een voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Dat betreft onder andere de situatie waarbij sprake is van ernstige vernielingen (zie hiervoor de beleidsbrief van de Procureurs Generaal dd. 1 december 2010). Dergelijke vernielingen zijn niet geconstateerd op het terrein. Een eventueel verloederde aanblik biedt geen grond voor ontruiming. 9. In hoeverre heeft het college zicht op het huidige onrechtmatige gebruik van dit terrein buiten het hek, door de zogenaamde ‘buitenhekkers’? Specifiek: a. Hoeveel mensen verblijven er en hoe wonen zij daar? b. Klopt het dat er ook kinderen wonen op het terrein? c. Welke activiteiten vinden daar plaats? d. Hoe zijn de sanitaire voorzieningen er? Voldoen die aan wettelijke normen? e. Klopt het dat er afvalzakken worden gedumpt? Hoe treedt de gemeente daartegen op? f. Acht het college de omstandigheden daar geschikt om te wonen, of doen zich er ook onveilige en ongezonde situaties voor? g. Klopt het dat er een provisorische rioolgoot is gegraven naar het water? Zo ja, welke wetten en regels worden daarmee overtreden, en waarom treedt de gemeente daar niet tegen op? h. Hoe is de verhouding tussen de ADM gemeenschap en de ‘buitenhekkers’? Antwoord: 9 a. Momenteel wonen er ongeveer 30-35 mensen, vooral in oude caravans en eigen bouwsels. Vanaf de Hornweg gerekend aan de linker kant een stabiele groep van 15 mensen. Voor de rest van het terrein fluctueert het aantal woonachtigen in aantal en verblijfduur. 9 b. Het is niet de bedoeling dat er buiten de hekken kinderen wonen. De situatie ter plaatse wordt als onwenselijk gezien voor kinderen. Indien een kind op het terrein wordt aangetroffen wordt daar actie op ondernomen door de daarvoor bevoegde instanties. 9 c. Er vinden zover bekend geen activiteiten plaats anders dan wonen. 9 d. Sanitaire voorzieningen zijn niet aanwezig. De bewoners maken gedeeltelijk gebruik van de sanitaire voorzieningen van het gekraakte binnenterrein. 9e. Dit is ons niet bekend. In het algemeen geldt dat indien er afval wordt gedumpt in het havengebied het Havenbedrijf dit laat opruimen. 9 f. De omstandigheden ter plaatse zijn zodanig dat er toezicht is vanuit verschillende instanties om zodoende, waar nodig, in te grijpen. 9 g. Rijkswaterstaat heeft geconstateerd dat het Besluit lozing afvalwater huishoudens (BAH) wordt overtreden en heeft de gemeente en het havenbedrijf daarvan in kennis gesteld. De gemeente heeft hierop laten weten dat het eindbeeld is 10 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Gemeenteblad Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 dat er op dit terrein niet gewoond kan en mag worden, maar dat gezien de verschillende procedures het niet duidelijk is wanneer de bewoning wordt beëindigd. 9 h. De verhouding tussen de buitenhekkers en de ADM gemeenschap is afstandelijk. Toiletgebruik wordt getolereerd maar de verhoudingen zijn niet verder gaand dan dat. 10. Er zijn geruchten dat er ergens op het terrein aanzienlijke hoeveelheden wiet zou worden geteeld, meer dan redelijkerwijs voor eigen gebruik bestemd zou kunnen zijn. Hiervan zouden ook beelden zijn. Berusten die geruchten op waarheid? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, hoe is daar tegen opgetreden? Graag een toelichting. Antwoord: {n het verleden zijn er buiten het hek plantages aangetroffen. De politie heeft hiertegen op getreden en het Havenbedrijf heeft de plantages geruimd. Verder is er eens een ondergrondse plantage aangetroffen. Ook deze is verwijderd. Wat de situatie in de woningen is binnen de hekken m.b.t. hennep is niet bekend. 11. Klopt het dat er asbest is gevonden in de oude loods? Is deze op een veilige manier verwijderd? Ligt er nog meer asbest in de loods of op het terrein? Antwoord: De eigenaren hebben een asbestinventarisatie in de gebouwen uitgevoerd. Op basis van een door de gebruikers ingediend asbestbeheersplan zijn maatregelen getroffen om verdere verspreiding van en blootstelling aan asbest te voorkomen van de op dit moment bekende bronnen. 12. Hoe is in bredere zin de veiligheidssituatie op het terrein? Worden daar wetten, milieuregels en andere regels en bepalingen overtreden, bijvoorbeeld het Bouwbesluit en/of de APV, en op welke manier controleert de gemeente of dat het geval is, hoe vaak, en wanneer voor het laatst? Hoe is het gesteld met de brandveiligheid? Antwoord: De politie, van de Landelijke Eenheid domein Water Amsterdam, controleert jaarlijks samen met de BOA's van het Havenbedrijf Amsterdam op de naleving van de toepasselijke regelgeving. De controle wordt uitgevoerd met een politieboot. Tijdens deze controle wordt speciaal gelet op de veiligheid van de woonboten: het afmeren, veilige voorziening om aan boord te komen en uiterlijke staat van de woonboot. Daarnaast wordt gekeken of er geen nieuwe vaartuigen bij zijn gekomen. Het gaat hier om gemeentelijke regelgeving zoals de Verordening op het Binnenwater 2010 (Vob 2010) of de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 (RHN 2012). Op de kade en oever in de ADM haven wordt tevens de naleving van de milieuwetgeving gecontroleerd. Het gaat hier om het aantreffen van autowrakken, oud ijzer en afval. Er wordt speciaal gekeken naar oliedrums en opslagtanks met onduidelijke inhoud met kans op lekkage. Er zijn de laatste jaren geen milieuovertredingen waargenomen. En bij kleine overtredingen wordt eerst gewaarschuwd waarbij een maximale termijn wordt gegeven om de overtreding ongedaan te maken. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat geconstateerd dat het Besluit lozing afvalwater huishoudens (BAH) wordt overtreden. Rijkswaterstaat heeft de gemeente en het 11 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 havenbedrijf daarvan in kennis gesteld. De gemeente heeft hierop laten weten dat het eindbeeld is dat er op dit terrein niet gewoond kan en mag worden, maar dat gezien de verschillende procedures het niet duidelijk is wanneer de bewoning wordt beëindigd. Zie ook beantwoording van vraag 9f. 13. Op het ADM-terrein hebben zich vele bedrijfjes en organisaties gevestigd. Heeft de gemeente zicht op de activiteiten van deze bedrijven? In hoeverre maken deze bedrijven of organisaties winst door onrechtmatig gebruik van het terrein of de daar aanwezige faciliteiten? Kunnen stichtingen en bedrijven zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel met een adres waar zij officieel niet geregistreerd mogen staan? Antwoord: Voor zover de bedrijven staan ingeschreven bij KvK is hier zicht op. Bedrijven kunnen zich op de adressen van het ADM terrein inschrijven (er zijn 3 huisnummers). Via het handelsregister is inzichtelijk hoeveel bedrijven zich op dit adres hebben ingeschreven. Dit zijn enkele tientallen bedrijven. {n hoeverre deze bedrijven of organisaties winst maken door onrechtmatig gebruik van het terrein of de aanwezige faciliteiten kan niet door de gemeente worden beantwoord. De overheid heeft geen zicht in de bedrijfsresultaten van deze bedrijven. Als een onderneming bij de Kamer van Koophandel wordt ingeschreven, worden ook een of meer vestigingen van het bedrijf geregistreerd. Bij een vestiging registreren zij het postadres en het bezoekadres (zaakadres). Een adres kan alleen als bezoekadres worden ingeschreven als zij voldoende kunnen vaststellen dat een vestiging daar echt zit. Als de onderneming geen eigenaar is van het complex of gebouw, stelt de Kamer van Koophandel dit vast via het huurcontract. Blijkt uit het huurcontract dat iemand permanent kantoorruimte of een bureau op het adres huurt, dan mag dit als bezoekadres worden ingeschreven in het Handelsregister. Is dit niet het geval, dan wordt het privéadres geregistreerd. Aangezien er op dit adres geen sprake is van een huurcontract, zijn de ondernemingen op dit adres gebonden aan een privé-adres uit het basisregisterpersonen. De ondernemingen op het ADM terrein zijn dus aangemeld bij het handelsregister via de bewoners van het terrein. 14. Op een deel van het terrein zijn al bomen gekapt. Hoe verliep de kap van de bomen op dat terrein? Klopt het dat er toen conflicten ontstonden tussen de werklieden en krakers? Wat is er toen gebeurd? Antwoord: Het klopt dat er eind augustus, begin september 2015 ruim 400 bomen zijn gekapt ten behoeve van de aanleg van een weg. De gekapte bomen bevonden zich op het ADM terrein buiten de hekken. Bij aanvang van de kapwerkzaamheden is het tot schermutselingen gekomen tussen een aantal krakers en uitvoerders. Drie bewoners hebben aangifte gedaan tegen de uitvoerders. Vanwege de hoogoplopende spanningen bij aanvang van de kapwerkzaamheden en dreigende openbare ordeverstoringen, heeft de burgemeester besloten om de werkzaamheden tijdelijk te bevriezen. Enkele dagen later zijn de werkzaamheden alsnog uitgevoerd, zonder problemen. 12 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 15. Is het college het eens met de fracties van CDA en VVD dat het onwenselijk is als zou worden begonnen met de bomenkap terwijl de krakers zich nog op het terrein bevinden, omdat dit onwenselijke en onveilige situaties zou opleveren? Antwoord: Op 8 november 2016 is door het College besloten de aangevraagde omgevingsvergunning voor de bomenkap te weigeren. De omgevingsvergunning is geweigerd op basis van artikel 5, eerste lid, onder d, van de Bomenverordening, waarbij de aanvraag wordt geweigerd in verband met de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid. De ruim 2500 te kappen bomen zijn gelegen tussen de huizen en andere verblijfplaatsen van de gebruikers van het ADM terrein. Zolang bewoning plaatsvindt, zijn direct in de woonomgeving staande bomen van waarde voor de leefbaarheid van de bewoners. De belangen bij de realisering van het project wegen hierin niet zwaarder dan de belangen bij behoud van de te kappen bomen. Om deze reden is de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd. 16. Op 22 september 2016 verleende de gemeente een vergunning voor een evenement op het ADM-terrein. Op dat moment was al bekend dat de eigenaren concrete plannen hebben voor de ontwikkeling en verhuur ervan. Waarom wordt is hier dan toch een vergunning uitgegeven? Is het college het met de fracties van het CDA en VVD eens dat de gemeente geen vergunningen af moet geven voor evenementen die plaatsvinden op grond die onrechtmatig wordt gebruikt en als dat in strijd is met de wens van de rechtmatige eigenaren? Graag een toelichting. Antwoord: Het evenement vond plaats op het gekraakte gedeelte van het ADM-terrein. De gemeente heeft vaker vergunningen verleend voor evenementen op gekraakt terrein, waaronder het ADM-terrein. Bij het toetsen van een vergunningaanvraag kunnen alleen de in de APV genoemde belangen worden meegewogen. Deze belangen zijn primair gelegen in de bescherming van het woon- en leefklimaat, de openbare orde en de veiligheid. Of er al dan niet privaatrechtelijke toestemming is verleend voor het gebruik van het terrein is geen weigeringsgrond in de APV. Er deden zich geen weigeringsgronden voor en daarom is de evenementenvergunning verleend. De eigenaren hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, die is ingetrokken. Daarnaast hebben de eigenaren middels een civielrechtelijk kort geding getracht het evenement tegen te houden. Deze vordering is door de rechter afgewezen. Daarbij heeft de rechter mee laten wegen dat er al 18 keer een soortgelijk evenement heeft plaatsgevonden en dat de eigenaar zich daartegen niet of nauwelijks heeft verzet. Ook overweegt de rechtbank dat eventuele veiligheidsrisico’s voldoende zijn afgedekt door de toetsing bij het verlenen van de vergunning. De rechter concludeert dan ook dat de eigenaar geen redelijk belang heeft bij het afgelasten van het evenement. 13 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng Gemeenteblad R Datum 10 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 17. In de brief van het college van 10 oktober jl. geeft het college aan te bemiddelen en mee te helpen bij het zoeken naar een alternatieve locatie voor de krakers, maar dat het niet gelukt is een locatie te vinden die aan alle wensen van de ADM-gemeenschap voldoet. De huidige eigenaren hebben tevens het aanbod hebben om een alternatieve locatie te kopen voor de huisvesting van de krakers, omdat zij er veel belang bij hebben dat de nieuwe huurder het snel in gebruik kan nemen. Is het college het eens met de fracties van het CDA en VVD eens dat het onrechtvaardig is als rechtmatige eigenaren gedwongen worden om zelf alternatieve locaties aan te kopen om hun eigen bezit weer in gebruik te kunnen nemen, en dat de gemeente daar geen medewerking aan moet verlenen, en zeker niet als dat zou leiden tot een nieuw gebruik in strijd met het bestemmingsplan? Antwoord: {n de brief van het college van 10 oktober jl. staat dat de gemeente eerder heeft uitgezocht of het mogelijk is om de ADM gemeenschap te huisvesten op een alternatieve locatie. U bent op 16 oktober 2012 per brief geïnformeerd over deze zoektocht. De destijds enig overgebleven locatie aan de Noorder-IJplas is later ook niet mogelijk gebleken. Een alternatieve locatie is redelijkerwijs niet beschikbaar. Het Kopt dat de eigenaren een aanbod hebben gedaan aan de krakers. Het college waardeert het gebaar van de eigenaren, maar van dwang is geen sprake. De gemeente onderhoudt contact met de partijen en bespreekt ook de haalbaarheid van eventuele alternatieve locaties. 18. Sinds de uitspraak van de rechter in hoger beroep van 21 juni 2016 hebben de eigenaren van het ADM-terrein concrete plannen gemaakt, het terrein verhuurd aan een partij die er een scheepswerf wil bouwen en zijn vergunningaanvragen ingediend om te beginnen met de ontwikkeling van de grond. Hoewel het terrein nu wel betreden mag worden kan men echter nog steeds niet aan de slag, terwijl de rechter op 6 januari 2016 heeft beslist dat de bewoning door de krakers onrechtmatig is. Is het college het met de fracties van het CDA en de VVD eens dat deze ondernemers bij de uitvoering van hun activiteiten worden gehinderd en dan dit een onwenselijke situatie is waar zo snel mogelijk een einde aan moet komen? Is het college bereid om het terrein nu zo snel mogelijk te laten ontruimen, en daarbij niet te wachten tot zij Bestuursrechtelijk tot handhaving wordt gedwongen, maar proactief op te treden”? Antwoord: Toen het verzoek om handhaving werd ingediend, waren er nog geen concrete plannen voor ingebruikname. Ook ten tijde van de beslissing op bezwaar lag er nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bij de beantwoording van vraag 5 is uiteengezet waarom het college besloten heeft het handhavingsverzoek af te wijzen. Dit besluit ligt thans ter toetsing bij de bestuursrechter voor. Partijen verschillen niet van mening dat het gebruik van de huidige bewoners onrechtmatig is: de eigenaren hebben daarvoor geen toestemming gegeven en wonen is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Tot nog toe heeft echter ook de rechtbank in de civiele vordering tot ontruiming, zowel in kort geding, als in de bodemprocedure geoordeeld dat de eigenaren een onvoldoende zwaarwegend belang hebben bij ontruiming, zolang de plannen voor ingebruikname niet concreet zijn. Ook het college stelt zich vooralsnog op dit standpunt. 14 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 5 januari 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 2 november 2016 19. In de overeenkomst met de gemeente staat dat de krakers het terrein leeg en ontruimd aan de Gemeente over zouden moeten dragen “in de staat waarin deze zich ten tijde van de ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst bevinden, behoudens normale slijtage.” Geldt dat ook voor overdracht aan de particuliere eigenaren? Met andere woorden, mocht er schade aan het terrein zijn ontstaan, is het College het eens met fracties van CDA en VVD dat de huidige gebruikers die moeten herstellen dan wel de kosten daarvan zouden moeten vergoeden? Antwoord: Het is niet aan het college, maar aan de eigenaren om afspraken te maken over de wijze waarop de grond wordt overgedragen. Zoals eerder aangegeven is de Vaststellingsovereenkomst geëxpireerd. 20. Is het college het voorts eens met de fracties van het CDA en de VVD dat een goede ingebruikname de ontruiming van het volledige ADM-terrein vereist, en niet slechts een deel ervan, zodat de bedrijven daar ongehinderd hun activiteiten kunnen ontplooien? Antwoord: Bij de beantwoording van vraag 5 is uiteengezet waarom het college besloten heeft het handhavingsverzoek af te wijzen. 21. Is het college het eens met de fracties van het CDA en de VVD dat de vestiging van een scheepswerf een fantastische kans is voor de stad die waardevolle economische bedrijvigheid en werkgelegenheid toevoegt, en dat de potentiele huurder van het terrein daarom optimaal door de gemeente gefaciliteerd moet worden om het terrein daartoe in gebruik te nemen? Is het college bereid deze verwelkomende boodschap ook te communiceren met de nieuwe huurder die daar de scheepswerf wil vestigen? Antwoord: Het college staat positief tegenover het — steeds concreter wordende — voornemen van het bedrijf (met activiteiten passend binnen het kettingbeding) om zich te vestigen in het Amsterdamse havengebied. Het college weet dat Havenbedrijf Amsterdam gesprekken voert met de huurder van het terrein om het bedrijf te kunnen vestigen en juicht dat ook toe. Bijlagen: Bijlage 1. Overzicht gebeurtenissen 1970-2015. Bijlage 2. Overzichtskaart 2007 op basis van eigendomskaart Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 15
Schriftelijke Vraag
15
discard
Beleidsnota Zeecruise in het Noordzeekanaalgebied RR OS Opgesteld in opdracht van het Bestuursplatform NZKG Onder regie van het Projectbureau NZKG met input van Gemeenten Amsterdam en Velsen, overige NZKG-gemeenten, Provincie Noord-Holland, Port of Amsterdam, Zeehaven IJmuiden, Passenger Terminal Amsterdam, KVSA, Rijkswaterstaat, Omgevingsdiensten NZKG en IJmond INI IG, noordzeekanaalgebied oo @ AOT ia 14 september 2021 INHOUD 1. Inleiding …… oaeen ennen en venen neen eren neren veren veneneeen neren veren veren Á 2. Samenvatting .…...…...nns ener venen enseeeneevenenennerenve ensen ennen D 3. Toerisme …..…....nannsen vennen ensen enen enneen vennen vennen sneren neren 1 4, Milieu en Duurzaamheid … an oenenerennenen enen 5. Economie en Markt … naan evenaren eneen en veren veren vennen veren JD 6. Ruimte naven eren nen ennen en evene ernn neren veren veren eenn neren venen venen d 7. Bijlagen... ennen ennen nennen venne ennen nnen nnen nnn 40 1. INLEIDING Er zijn diverse visies op ontwikkelingen binnen de Metropool Regio Amsterdam (MRA) en het Noordzeekanaalgebied (NZKG). Ook zijn er verschillende, al dan niet haven-gerelateerde (beleids-)nota’s waarin aspecten als economie, werkgelegenheid, natte en droge infrastruc- tuur, milieu- en duurzaamheid aan de orde zijn. Ten aanzien van de zeecruise is echter tot op heden voor de regio geen specifiek beleid opgetekend. Het is evident dat de zeecruise waarde vertegenwoordigt en bijdraagt aan de lokale en regionale economie en werkgelegenheid. Tegelijk is duidelijk dat de zeecruise naast de fysieke ruimte die het vraagt op water en land, ook bijdraagt aan de toeristische drukte en zowel varend als afgemeerd schadelijke emissies in het milieu veroorzaakt. Er is maatschappelijk en politiek discussie over het leefmilieu in Amsterdam en de IJmond. Ook is het puzzelen hoe de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het is logisch dat een zo zichtbare en tot de verbeelding sprekende sector als de zeecruise niet aan de discussie over wenselijkheid en betekenis ontkomt. Het Bestuursplatform NZKG heeft daarom in november 2018 opdracht gegeven een beleidsnota zeecruise op te stellen. De directe aanleiding voor het schrijven van de ‘Beleidsnota Zeecruise NZKG' was de zoektocht naar een nieuwe locatie voor de Passengers Terminal Amsterdam (PTA). Verplaatsing hiervan kwam in 2015 aan de orde door de maatschappelijke en bestuurlijke wens om de drukte van toerisme in het centrum van Amsterdam in te dammen én vanwege het plan om de Javabrug over het IJ te bouwen. Eind 2016 werd door het Amsterdamse gemeentebestuur de Coenhaven aangewezen als voorlopige voorkeurslocatie voor de vestiging van een nieuwe PTA. In het coalitieakkoord 2018-2022 werd dit herroepen en ingezet op een alternatief voor de PTA buiten Amsterdam. In overleg met de partners in het NZKG is vervolgens een traject gestart om gezamenlijk de betekenis van de zeecruise voor de stad en regio te onderzoeken en parallel daaraan onderzoek te doen naar vestigingsmogelijkheden voor de te verplaatsen PTA. Het Bestuursplatform NZKG onder voorzitterschap van de Gedeputeerde en waarin vertegenwoordigers van alle betrokken gemeenten, de havendirecties van Amsterdam en IJmuiden, Rijkswaterstaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 1 heeft hiertoe op 15 november 2018 de bestuursopdracht voor een beleidsnota ‘Zeecruise in het NZKG' vastgesteld. Onder auspiciën van het Projectbureau NZKG is een projectgroep ingesteld met daaraan gekoppeld een viertal werkgroepen rond de thema's: Toerisme, Milieu & Duurzaamheid, Economie & Markt en Ruimte. In 2019 zijn diverse in- en externe onderzoeken uitgevoerd naar verschillende aspecten. Op basis daarvan zijn deelconclusies getrokken. Gelet op de verscheidenheid aan partijen en belangen in het proces heeft dit geleid tot ‘een synchronisatie van beelden op basis van data en interpretatie van feiten’. Op 15 november 2019 zijn de conclusies van de onderzoeken gepresenteerd aan het BPF. : _\ ETL Be | | \ | ij | Î | | _ | a | \ | =| | | B | == Ì. } zt ma de zc af Et Oh Ando id kk SS Ow 6 en mn Figuur 1: Projectgroep Zeecruise NZKG Besloten werd tot een ‘pas op de plaats’ in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van Adviescommissie D'Hooghe naar de oeververbindingen over het IJ. Dit in opdracht van het Rijk en de gemeente Amsterdam uit te brengen gekwalificeerd advies zou immers van grote invloed zijn op de bestaansmogelijkheid van zeecruise in Amsterdam. Het onderzoek naar alternatieve locaties voor de PTA liet zien dat er binnen het NZKG, op basis van vele 2 criteria, slechts één potentiële locatie voorhanden is: de Coenhaven in Amsterdam. Door een Amsterdamse werkgroep werd, parallel aan het werk van de Commissie D'Hooghe, een verkenning gedaan naar de haalbaarheid van verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven. Het resultaat hiervan werd in juni 2020, gelijktijdig met het advies inzake de IJ-oeververbindingen, aan het Amsterdamse gemeentebestuur gepresenteerd. Het advies D'Hooghe bevat, weliswaar ongevraagd, de aanbeveling om de zeecruise als waardevolle havenactiviteit naar de Coenhaven te verplaatsen als de huidige PTA onbereikbaar wordt voor cruiseschepen als gevolg van de aanleg van nieuwe IJ- oeververbindingen. Op 16 februari 2021 heeft het College van B&W besloten om de Coenhaven wederom aan te wijzen als voorlopige voorkeurslocatie voor de te zijner tijd te verplaatsen PTA. Belangrijk gegeven hierbij is dat in de Coenhaven vooralsnog niet meer dan één ligplaats is te realiseren. Hetgeen ongeveer een halvering van de capaciteit van de PTA impliceert. Met dit besluit is duidelijkheid ontstaan over de thans en in de toekomst minimaal beschikbare terminalcapaciteit in het NZKG. Op basis hiervan besloot het Bestuursplatform in haar vergadering van 12 mei 2021 om de Beleidsnota Zeecruise NZKG af te ronden. Tijdslijn: Regionale beleidsvisie zeecruise in het NZKG d 5 Ps se” El e AE Ee 5 ò & 5 Fi e Je e £ f 5 ES PA ee Er HF EF Ef e dr … 8 £ £ SELS £ se Fn # sE sz Ka Pa s 5 it zr e zò JE LS ZE Ea sd Een „5 sE Ek a f E d se A ee EE Oe „‚E Es & 8 gr ML £ F e E os H 5 Ë s E & zE À df & E E À Ps „5 OP £ & ‚ HE É ë 2 zE eaf Ee Pil Et haa ze sf Fai s_ # En SS & d © & 7 Se cj Ë Optioneel: en _— Vaststellen beleidsnota door gemeenteraden {per gemeente afzonderlijk te bepalen) 15 november 15 november 12 mei 2021 Augustus 2022 zg september 2018 2015 2021 3 De zeecruise in het NZKG raakt verschillende beleidsonderwerpen op provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Naast publieke belangen betreft het ook private belangen. Deze belangen lopen niet altijd parallel en dat geldt ook voor zowel de publieke als private belangen onderling. Daarom is de beleidsnota in brede samenwerking tussen de direct betrokken instanties opgesteld: de vijf gemeenten aan het Noordzeekanaal (Velsen, Beverwijk, Haarlemmermeer, Zaanstad en Amsterdam), Port of Amsterdam, Zeehaven IJmuiden, de zeecruise terminals PTA en KVSA, Provincie Noord-Holland, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat. De beleidsnota is opgebouwd rond de vier thema's: Toerisme, Milieu en Duurzaamheid, Economie en Markt, en Ruimte. Per thema worden conclusies getrokken en beleidsuitgangspunten gesteld. Coronacrisis De mondiale Coronacrisis heeft de zeecruisesector in 2020 en het eerste halfjaar van 2021 vrijwel tot stilstand gebracht. De verwach- ting is dat de sector zich vanaf 2022 zal herstellen. De trends en ontwikkelingen zoals benoemd in deze nota zijn gebaseerd op pre- corona gegevens en onderzoeken. Uitgangspunt is dat de conclusies uit de oorspronkelijke analyses ook post-corona overeind blijven waarbij de havenbedrijven en terminals gezamenlijk een verwachting hebben uitgesproken t.a.v. het hersteltempo van de zeecruise in de komende jaren. Daarmee is het nu vaststellen van een regionaal beleid juist zinvol om mede richting te geven aan de post-corona ontwikkeling van zeecruise in het NZKG. 4 2. SAMENVATTING BELEIDSUITGANGSPUNTEN PER THEMA Toerisme De zeecruise lijkt soms symbool te staan voor de toenemende toeristische drukte en de problemen die daarmee gepaard gaan. De opvallende verschijning van de enorme cruiseschepen met hun grote aantallen passagiers is daar debet aan. Kijkend naar de cijfers valt op dat het aandeel van de zeecruise in het toeristisch bezoek een gering percentage betreft. Van het totaal aantal bezoekers, zowel verblijfsbezoekers als dagbezoekers, aan Amsterdam was in 2018 ca. 2% een zeecruisepassagier. Op het totaal aantal buitenlandse bezoekers was dat aandeel 3%. In MRA verband liggen deze percentages nog lager. nd Eee vens nnn nanne: EE RENRRRAnRKE=rE | nn Ae Tin E Je Been ina Ea WE wl een ane 4 en Figuur 2: Zeecruiseschip in Noordersluis, IJmuiden Het NZKG biedt accommodatie aan twee soorten cruise: transit en turnaround. Beide typen cruise hebben een eigen dynamiek en daarmee een verschillend effect op de toeristische drukte. De transit cruise kenmerkt zich door het geconcentreerd walbezoek van cruisepassagiers gedurende de korte periode dat het cruiseschip in de haven is afgemeerd. Bij de turnaround cruise betreft het de start of einde van een cruise waarbij de passagiers vooraf of na afloop van de cruise veelal een korte periode in de stad of regio verblijven en 5 individueel toeristische attracties bezoeken. Naast dat dit meer spreiding geeft is het economisch lucratiever. Een transit toerist geeft gemiddeld € 76,-- uit, een turnaround toerist € 375,--. Vanwege het gemiddeld hoog besteedbaar budget en het feit dat de veelal wat oudere zeecruise toerist geen bijzondere overlast veroorzaakt, wordt deze wel als “kwaliteitstoerist” gezien. Hoewel zeecruise cijfermatig geen hoofdrol speelt in het toeristisch bezoek kan wel een bijdrage geleverd worden in de beperking hiervan door niet langer de marktgroei te volgen maar het jaarlijks aantal bezoekende cruiseschepen in het NZKG te begrenzen. Door voorrang te geven aan turnaround cruise boven transit cruise wordt bijgedragen aan de gewenste betere spreiding van het (zeecruise)- toerisme. Overige, niet specifiek zeecruise gerelateerde maatregelen om spreiding te bewerkstelligen worden uitgewerkt in de nieuwe Strategische Agenda Toerisme van de MRA. Milieu en duurzaamheid Het uitgangspunt is een verdere verduurzaming van de cruise, d.w.z. reductie van emissies. Door TNO is onderzoek gedaan naar de milieueffecten van de zeecruise in het NZKG. Hieruit blijkt dat de zeecruiseschepen voldoen aan internationale milieueisen (IMO) en de emissies niet leiden tot overschrijding van de wettelijke grenswaarden! Beleidsmatig is de ambitie van de havens in het NZKG hoger dan het voldoen aan de wettelijke norm. Er kunnen beleidsmatig maat- regelen worden ingezet voor het voeren van een toelatingsbeleid, waarbij wordt ingezet op: o het faciliteren van een duurzame haven (treffen van voor- zieningen, zoals walstroom of het voorzien in mogelijkheden voor LNG bunkering o Stimuleren van havenbedrijven/terminals/rederijen om meer en sneller te verduurzamen o Beloningsbeleid met bonus en malusstelsel en uiteindelijk reguleren in een toelatingsbeleid door met havenbedrijven/ l Dit geldt ook bij de veronderstelde groei in 2030 met toepassing van de huidige techniek en energiebronnen. 6 terminals afspraken maken over selectief beleid t.a.v. acceptatie verzoeken van rederijen: schone schepen voorrang en vuile schepen (op termijn) weigeren (Bestuurlijke keuze) Passenger Terminal Amsterdam streeft er naar de meest duurzame zeecruiseterminal van Noordwest Europa te worden. Dit wil zij bereiken door 1) via prijsbeleid schonere schepen te belonen en 2) door het nu al aanbieden van LNG-bunkering, 3) vanaf ca. 2025 walstroom aan te bieden en dan alleen nog schonere schepen te ontvangen. Vanaf 2030 is het de ambitie om alleen nog schepen te ontvangen die emissieloos kunnen verblijven in de Amsterdamse haven, op zowel de bestaande als de mogelijk nieuwe terminallocatie. Ook in IJmuiden wordt groot belang gehecht aan schone scheepvaart. Zeehaven IJmuiden en terminalexploitant KVSA volgen op dit thema de landelijke en Europese beleidslijnen, die onder meer vertaald zijn in het Schone Lucht Akkoord en de Green Deal Scheepvaart. In IJmuiden wordt ook ingezet op LNG bunkering. Er zijn op dit thema accentverschillen tussen Amsterdam en Velsen/IJmuiden t.a.v. het ambitieniveau en de termijn waarop deze te realiseren. Dit is vanwege het verschil in marktsegment dat beide terminals bedienen, de strategische positionering van zowel de havens als de terminals, en ook de precieze locatie van de terminals ten opzichte van de stedelijke bebouwing. Daardoor is er voor haven- en terminalbedrijven ruimte voor eigen keuzes en tempo van de te nemen maatregelen inzake duurzame zeecruise in het NZKG. Economie en Markt In opdracht van het projectbureau NZKG is door Deloitte onderzoek gedaan naar de economische waarde en marktpotentie van de zeecruise in het NZKG. De conclusie uit de onderzoeken is, dat de zeecruise waarde heeft voor het NZKG. Het grootste deel van de toegevoegde? waarde (48%) slaat neer in Amsterdam, met respectievelijk een besteding van € 104 miljoen en € 34 miljoen aan directe toegevoegde waarde (respectievelijk € 245,-- en € 80,-- pp). Ongeveer één derde van de 2 Uitleg over het begrip (directe en indirecte) toegevoegde waarde : zie bijlage 2. 7 toegevoegde waarde (32%) slaat neer in ‘overig MRA’ en de reste- rende 20% van de toegevoegde waarde in de rest van Nederland. In 2018 genereerde de zeecruise in Nederland in totaal een toe- gevoegde waarde van € 156 mlin./jr. en 2.429 fulltime employees (fte) aan werkgelegenheid. Daarvan kwam € 118 mln. en 1.892 fte voort uit de zeecruise in het NZKG. Van de 61.000 directe banen in de toeristische sector in Amsterdam (SEO 2017), waren er volgens berekeningen van Deloitte 567 direct aan zeecruise te relateren. De activiteiten die het meest baat hebben bij zeecruise zijn de oliehandel/bunkering. Dit was in 2018 ca. 39 % van de door de zee- cruise gegenereerde directe toegevoegde waarde in Nederland. De hotelsector en luchtvaart waren in 2018 respectievelijk goed voor ca. 25 en 27% van de directe bestedingen van zeecruise passagiers en crew, voorafgaand of na afloop van hun cruise. Zeecruise is mondiaal een groeimarkt, en ook het aantal aanlopen (calls) in het NZKG is sterk gestegen. Tussen 2007 en 2018 groeide het aantal calls 8,5% per jaar en het aantal passagiers met 10% per jaar. Pre-Corona was de verwachting dat die trend zich voort zou zetten, van 180 gerealiseerde calls in 2018 tot een aantal van ca. 250 aanlopen in 2030 in Amsterdam. In IJmuiden groeide het aantal calls naar gemiddeld 50 per jaar met een verwachte doorgroei naar 70, in totaal dus 320 calls voor het NZKG. Door de coronacrisis is de zeecruise in het NZKG in 2020 en 2021 nagenoeg stilgevallen. De verwachting is dat in 2022 de zeecruise is hersteld naar het niveau van 2019. (177 calls) en dat na herstel van het internationale vliegverkeer in 2025 er weer doorgroei kan zijn van 4,2% per jaar. Lange tijd was de inzet van Port of Amsterdam en de PTA om de groei van de markt te faciliteren, en dus zo nodig de terminal-capaciteit uit te breiden. Recentelijk, tijdens het opstellen van deze beleidsnota, is deze ambitie is losgelaten. De inzet is nu om het aantal calls te maximeren op 190 per jaar. Tezamen met het maximum van 70 calls in IJmuiden ligt het huidige maximum voor het NZKG dan op 260 calls. Er van uit gaande dat de marktvraag in Amsterdam groter zal zijn dan de beschikbare kade en terminal capaciteit, ontstaat hierdoor schaarste en daarmee een sterke positie om selectief om te gaan met de aanvragen van calls door de cruiserederijen. Door een selectief 8 acceptatiebeleid kunnen de terminals zich primair richten op de turn- around cruise die ten opzichte van de transit cruise een hogere toe- gevoegde waarde heeft. Daarnaast kan nadrukkelijk worden geselecteerd op milieu-en duurzaamheidsaspecten van de bezoe- kende schepen. De havens van Amsterdam en IJmuiden verschillen echter aan- zienlijk. Op basis van de verschillen is het reëel ervan uit te gaan dat beide gemeenten en havenbedrijven/terminalexploitanten hun eigen keuzes maken in de te treffen maatregelen en het tempo waarin deze worden ingevoerd. Van belang daarbij is dat daarbij onderling goed wordt afgestemd waarbij de gezamenlijke ambitie op NZKG-niveau de leidraad blijft. Ruimte Binnen de MRA is het een complex vraagstuk hoe de schaarse fysieke ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. De ruimte voor de zeecruise is beperkt. De bestaande kadecapaciteit in IJmuiden (70) en PTA Amsterdam (190) bedraagt in totaal 260 calls per jaar. De behoefte aan nautische ruimte en terminalcapaciteit hangt samen met de ambitie die er in het NZKG is ten aanzien van de zeecruise. Port of Amsterdam heeft onlangs aangegeven niet langer de marktgroei te volgen en de ambitie bij te stellen van 250 naar maximaal 190 calls per jaar. Dit komt overeen met de bestaande capaciteit van de PTA. Als gevolg van de voorgenomen aanleg van één of meerdere vaste IJ-oeververbindingen zal de bestaande PTA op termijn niet meer bereikbaar zijn voor cruiseschepen en verplaatst moeten worden. Uit onderzoek is gebleken dat de Coenhaven hiervoor de enige optie is om vooralsnog één vervangende ligplaats voor 100 calls per jaar. te realiseren. Zij het dat dit gepaard gaat met een aanzienlijke en (deels) mogelijk onrendabele investering. Vervolgonderzoek is nog nodig om de verplaatsing in alle opzichten zeker te stellen. Verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven leidt tot een verlies van ca. 90 calls per jaar in Amsterdam. In IJmuiden is met extra investeringen uitbreiding van de bestaande capaciteit mogelijk met 20 calls per jaar. Waarmee de totale capaciteit in het NZKG op 190 calls per jaar uitkomt. Een reductie van 70 calls per jaar ten opzichte van de huidige capaciteit. 9 3. TOERISME Conclusies > De zeecruise is een bijzondere nautische- en toeristische acti- viteit, draagt bij aan de zichtbaarheid en beleving van de zee- havens in het NZKG en de toeristische dynamiek in de MRA. > Het zeecruisetoerisme heeft cijfermatig een beperkt aandeel in de toeristische drukte in Amsterdam en de regio. > De zeecruisepassagier is doorgaans een “kwaliteitstoerist” en levert over het algemeen geen bijzondere overlast op. > Eris behoefte aan meer inzicht in de wensen en behoeften van de cruisetoerist, in het bijzonder van de turnaround passagier. Beleid 1. De zeecruise blijft een welkome havenactiviteit in het NZKG en de toeristische sector in de MRA. Er wordt ingezet op het goed faciliteren en benutten van kansen voor de regio van de zeecruise markt. 2. Om de toenemende toeristische drukte te beteugelen is een begrenzing van het aantal calls gewenst en zal de verwachte marktgroei niet 1:1 worden gevolgd. 3. De beschikbare kade- en terminalcapaciteit wordt bij voorkeur aangewend voor turnaround cruises. 4. Voor de spreiding van de zeecruisetoerist wordt ingezet op stimulerende- en faciliterende maatregelen. Deze worden vertaald in de nieuwe Strategische Agenda Toerisme MRA en in samenwerking met Amsterdam Cruise Port uitgewerkt en uitgevoerd. 10 Beleving Sinds de opening van het Noordzeekanaal in 1876 is IJmuiden vanaf de Noordzee de poort naar de Amsterdamse haven en maken vele schepen gebruik van deze bijzondere vaarweg door Holland op z'n smalst. Zo ook passagiersschepen. Aanvankelijk vooral om land- verhuizers te vervoeren naar hun nieuwe wereld. Vanaf de jaren '60 kwam het toerisme in ontwikkeling en daarmee ook de internationale cruisevaart. Talrijke cruiseschepen met toeristen doorkruizen jaarlijks het Noord-Hollands landschap op weg naar Amsterdam of IJmuiden. Zowel voor de toerist aan boord van het schip als voor de toeschouwer vanaf het land een indrukwekkende belevenis. rn 5 bb rn Er El $ id k: ik rich gps lekt, 5 re Teen ee ME han Eme ds. Pe En ne Narren EEE eere eh eddie Er AES EEE TE RENE 4 in ee ee EAN 5 kb Ee as A : Pe Dennen tree ee ee % ze Figuur 3: Zeecruise op het Noordzeekanaal (Foto: Machiel Kraaij) Vanwege de ligging van de PTA in het centrum van de Amsterdam passeren de imposante ‘zeekastelen’ het nauwe gedeelte van het IJ achter het Centraal Station. Naast de vijfjaarlijkse SAIL en een enkel marineschip, is de zeecruise de enige grote zeevaart die tot in het hart van Amsterdam laat zien dat de historische havenstad Amsterdam nog steeds verbonden is met de zee. 11 Tg ER B ie dt ea er Ed ee lade reren ng Need 5 à Eren a il ral, Ea sl ER in Ee Per Fr 3 Nn. ze Eef EE. 7 if ef, 1 d r ee md | er nt Ee s Er ank Ren e ò == ze, Ee Figuur 4: Zeecruise in het centrum van Amsterdam (Foto: Francisco Martinez) Amsterdam en Velsen hebben beiden een terminal voor de zeecruise maar de economische betekenis van de zeecruise slaat neer in alle gemeenten binnen het NZKG. Mede door de letterlijk opvallende en grootschalige verschijning van de cruiseschepen, is het zeecruise toerisme ook prominent in beeld bij het maatschappelijk- en politiek debat dat de laatste jaren in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) wordt gevoerd over de toenemen- de toeristische drukte en het effect daarvan op de leefbaarheid op bepaalde plekken in de regio. Ontwikkeling toerisme en aandeel zeecruise Het toerisme is wereldwijd een forse groeimarkt. De ontwikkeling van het toerisme in Nederland en de Metropool Regio Amsterdam (MRA) maakt daarop geen uitzondering. Het aantal bezoekers? aan de MRA bleef de jaren voorafgaand aan de Coronacrisis fors stijgen. In 2019, het laatste jaar voor de Coronacrisis, waren er bijna 30 miljoen overnachtingen in de MRA. Amsterdam was met zo'n 20 miljoen 3 Met bezoeker wordt bedoeld het aantal dag —en verblijfbezoekers (verblijft 1 of meerdere dagen in de stad) 12 bezoekers goed voor ongeveer twee derde hiervan. Bijna de helft van de bezoekers komt uit Nederland. Het NZKG is aantrekkelijk als tussenstop of uitvalsbasis voor zeecruiseschepen in Noordwest-Europa. Dit vanwege de gunstige geografische ligging, de aantrekkingskracht van Amsterdam, de nabijheid van Schiphol en de goede nautische infrastructuur en havenfaciliteiten. Onderzocht is welk aandeel de zeecruise heeft in het toeristisch bezoek en hoe zich dit kenmerkt. Aandeel zeecruise op totaal aantal bezoekers Het aantal cruisepassagiers is de afgelopen jaren gestaag gestegen (rond de 10%). Het aandeel zeecruise toeristen op het totaal aantal bezoekers, zowel verblijfsbezoekers als dag bezoekers, aan Amsterdam is de afgelopen jaren rond de 2% (tabel 1). Wanneer hier de zeecruise toeristen aan worden toegevoegd die vanuit IJmuiden Amsterdam bezoeken, leidt dit niet tot een substantiële verhoging. NE Nederlands | 7.324.000 42% | 8.094.300 41% | 8.510.600 42% 10.193.500 58% | 11.565.900 59% | 11.803.000 58% 17.517.500 100% | 19.660.200 100% | 20.313.600 100% transit 166.168 1% 158.798 1% 184.843 1% turnaround | 168.320 1% 212.651 1% 240.843 1% Passagiers 334.488 2% 371.449 2% 425.686 2% totaal Tabel 1: Aandeel zeecruise toeristen op totaal aantal bezoekers Amsterdam* (Bron: Amsterdam & Partners) Het aandeel van de zeecruise toerist in de bezoekersstroom binnen de gehele MRA is vanzelfsprekend nog lager dan 2%. 4 Bron: Amsterdam & Partners, berekeningen bezoekers Amsterdam op basis van gegevens CBS, NBTC data en BOMA gegevens. 13 Aandeel zeecruise op totaal aantal buitenlandse bezoekers Het aandeel zeecruisecruisetoeristen op het totaal aantal buiten- landse bezoekers is de afgelopen jaren (2016 t/m 2018) constant gebleven op 3%. tant | 01 em | 5 me tmsrond | 0 Im | Me Passagiers 334.488 3,3% 371.449 3% 425.686 4% totaal Tabel 2: Aandeel zeecruise passagiers op aantal buitenlandse bezoekers? (Bron: ACP) Zeecruise en de toeristische drukte Puur cijfermatig is het aandeel van de zeecruisetoerist in het totale toeristisch bezoek en de daarmee gepaard gaande drukte relatief gering. De perceptie is echter anders. De zichtbaarheid en het beeld van de qua maat en schaal imposante cruiseschepen, bewerkstelligt dat de zeecruise soms bijna symbool lijkt te staan voor de toeristische drukte en de problemen die dat plaatselijk met zich meebrengt. Voor een goed begrip van de bijdrage van de zeecruisetoerist aan de toeristische drukte is het relevant twee soorten cruise die het NZKG aandoen te onderscheiden: transit en turnaround. Transit cruises Een transit cruise bezoekt IJmuiden of Amsterdam als tussenstop in een cruisetraject. Bij deze cruisevorm arriveert het schip veelal vroeg in de ochtend om ‘s avonds alweer te vertrekken naar de volgende bestemming. Tijdens het korte bezoek blijft gemiddeld 20% van de passagiers aan boord en gaat gemiddeld 80% van boord om de stad en of regio te bezoeken. Ongeveer één derde deel van de passagiers gaat op vooraf geboekte (dag)trips in touringcars naar bijvoorbeeld de Zaanse Schans, de Keukenhof en andere soortgelijke beziens- waardigheden in de omgeving van Amsterdam. Uiteraard is met name de binnenstad van Amsterdam ook een veel bezochte bestem- ming. Door de ligging van de PTA nabij het centrum wordt dit bezoek > Hierbij is het aantal cruisepassagiers gecorrigeerd naar aantal buitenlandse passagiers te weten 93%. Bron: cruise statistics 2017, ACP. 14 veelal lopend gedaan. Vanuit IJmuiden wordt ook hiervoor gebruik gemaakt van touringcars. nn r a | | Î ee ee ig | en E 5 LU B nn e= aen nn =S d ee | OT a EN ee en Le Ere Í Figuur 5: Felison Terminal IJmuiden Omdat vertrek en aankomst in een kort tijdsbestek en grotendeels in georganiseerd verband plaatsvindt ontstaat bij de terminals veel drukte met touringcars. Dit geldt ook, zij het in mindere mate voor de te bezoeken locaties in stad en regio. Een transit passagier geeft gemiddeld € 76,-- uit tijdens zijn bezoek. Turnaround cruises Een turnaround cruise heeft IJmuiden of Amsterdam als vertrek- en of eindpunt van de cruise. Dit levert een geheel andere logistiek op dan de transit cruise. Van de turnaround passagiers verblijft ca. 60% voorafgaand aan of na afloop van de cruise in de regio (gemiddeld ruim 2 dagen) en bezoekt’ in die tijd zelfstandig de stad en of regio. Door deze spreiding levert dat in vergelijking met de transit passagier een minder geconcentreerde bijdrage aan de toeristische drukte. Ook het vervoer naar en vanaf de terminal wordt particulier, veelal met taxi's, geregeld. Een turnaround passagier geeft gemiddeld € 375,-- uit tijdens zijn bezoek. 6 Bron: ACP, Sea cruise passenger and crew survey Amsterdam region, update 2016. 7 Op basis hiervan heeft PTA aangegeven de gebruikte cijfers voor het aandeel cruisepassagiers op het aandeel bezoekers te hoog te vinden en de conclusie wat betreft Toerisme niet te delen. 15 À k — a ei Hi ú - rrcel Ne hens EEn Rrk | Ne vR P Wm Nr | En | HEEE { rn : 7 EN. n BEENIE Î he Á Tr | ng te EEEN nk Ee, VA [ EE En JO Nl AT NU | % ie Lj jan HED Ko REE Ï LA et be Ë 4 : E Len É Rr DES B ii _k Á nan Ll wed Pee Ten an ben Heskes ea an Wibe de Di nj DA. TE ee NE ale DIN ee Nr Ee De nd Re Die AR Rn ie fi, D, Ip 6 dat S | =f kr en 1m é ME eh E il fl Í / |A in î ma In Ni ii EF on is n ld 4 en L 5 dp | | | Er en Cin: De Ee ee | | Figuur 6: Afhandeling bagage turnaround cruise bij PTA Zeecruise in verhouding tot riviercruise Hoewel de zeecruise vanwege haar maat en schaal meer in het oog springt heeft de riviercruise een minstens zo groot aandeel in het aantal bezoekers dan de zeecruisevaart. Onderstaande tabel laat zien dat in 2019 circa 480.000 riviercruise passagiers de MRA bezochten en circa 440.000 zeecruise passagiers. NB: De sterke reductie van de zeecruise in Amsterdam in 2019 is veroorzaakt door de plotselinge invoering van extra toeristen- belasting waardoor een aantal reders (tijdelijk) is uitgeweken naar Rotterdam en IJmuiden. 16 Aantal _—_ Amsterdam Amsterdam* IJmuiden Zaanstad 2000 | 104 | 100624 | 470 61.817 10 42157 | N.B. N.B. 2001 | 107 96.101 622 78.905 19 69.280 | N.B. N.B. 2002 | 70 76.384 709 90.599 5 45.035 | N.B. N.B. 2003 | 87 96.113 641 81.935 18 38413 | N.B. N.B. 2004 | 1 101.261 698 131.264 12 3.690 N.B. N.B. 2005 | 88 122.105 840 166.320 12 3.609 N.B. N.B. 2006 | 75 135.548 968 191.664 16 12.546 N.B. N.B. 2007 | 80 161.380 | 1.022 | 202.356 21 21.258 N.B. N.B. 2008 | 117 227.591 998 233.532 14 7.026 N.B. N.B. 2009 | 95 181.548 gag 233.766 10 5.615 N.B. N.B. 2010 | 91 198.530 | 1.195 | 264.540 1 4.125 N.B. N.B. 2011 | 91 274.149 | 1.327 | 294.589 55 24.629 81 N.B. 2012 | 144 289.757 | 1.382 | 321.782 43 65.517 80 N.B. 2013 | 137 275.390 | 1.483 | 355.687 39 63.927 101 N.B. 2014 | 126 253.092 | 1.685 | 420.822 56 84.405 17 N.B. 2015 | 134 280.169 | 1.769 | 447.420 44 58.998 38 N.B. 2016 | 121 281.907 | 1.876 | 480.525 32 52.581 66 6.938 2017 | 134 332.999 | 1.946 | 406.949 23 38.450 61 6.412 2018 | 181 426.316 | 2.007 | 419.705 29 51.632 147 15.452 2019 | 118 289.953 | 1.913 | 459.073 62 151.433 213 19.105 Tabel 3: Aantallen zee- en riviercruiseschepen en -passagiers NZKG 2000-2019 (Bron: ACP) nn En EN : dan 2 FEEN TETE Figuur 7: Riviercruise en zeecruise op Het IJ 17 Ambitie toerisme en zeecruise In de Metropool Regio Amsterdam (MRA) is het denken over toerisme de afgelopen jaren veranderd. In de Strategische agenda Toerisme 2025 van de MRA (2015) was de inzet om toeristisch bezoek aan stad en regio vooral te stimuleren en te faciliteren. Zee- en riviercruise is in die strategie opgenomen als interessante groeimarkt: “De komende jaren blijven we inzetten op groei van de zee- en riviercruise markt”. In de jaren voorafgaand aan, maar zeker ook na het verschijnen van de eerste Strategische agenda Toerisme in 2015, is het toeristisch bezoek in de MRA sterk toegenomen. Vooral Amsterdam heeft hier mee te maken maar ook in andere steden en dorpen binnen de MRA, onder andere in Haarlem, Zaanstad en Marken/Volendam is dit in toenemende mate het geval. De toename van het aantal bezoekers heeft ertoe geleid dat op bepaalde plekken, met name in binnensteden en dorpskernen, bewoners het als (veel) te druk ervaren. De intensiteit van het toeristisch bezoek veroorzaakt in toenemende mate hinder en overlast. Dit heeft geleid tot maatschappelijke en bestuurlijke discussies over de voor- en nadelen van toerisme en hoe de nadelige effecten te bestrijden. Aangezien een kwantitatieve begrenzing van het toerisme lastig zo niet onmogelijk is, wordt vooral gezocht naar en ingezet op middelen en maatregelen die een betere spreiding over stad en regio bewerkstelligen. Daarmee wordt getracht de druk op de hotspots, en in het bijzonder de Amsterdamse binnenstad te verminderen. In MRA verband wordt in 2021 gewerkt aan een nieuwe Strategische agenda Toerisme, waarin de nadruk meer op balans en spreiding, draagvlak bij inwoners en duurzaamheid zal komen te liggen. In dit kader zal ook worden onderzocht of er met betrekking tot de zee- en riviercruise specifieke maatregelen toepasbaar zijn om de spreiding van deze cruisetoeristen over de regio verder te stimuleren. Amsterdam en Velsen hebben binnen het NZKG als gemeenten met een cruiseterminal in het bijzonder een positie en belang met betrekking tot de zeecruise. Amsterdam heeft in verband met de toenemende overlast als gevolg van de toeristische drukte, de afgelopen jaren beleid ontwikkeld die de balans tussen leefbaarheid voor bewoners en gastvrijheid voor 18 bezoekers moet herstellen. Ten aanzien van de zeecruise is de centrale locatie van de huidige PTA ter discussie gesteld. Het coalitieakkoord 2018-2022 opteert om de zeecruise geheel uit de stad te bannen. Toeristische drukte en gewenste spreiding over de regio is daarbij één van de argumenten. Interessant in de discussie over verplaatsing van de PTA is het onderscheid dat wordt gemaakt in de verschillende typen toeristen en de introductie van het begrip “kwaliteitstoerist”. Hoewel van dit begrip niet een duidelijke definiëring bestaat, is wel duidelijk dit een toerist is die geen overlast veroorzaakt, zich verantwoordelijk voelt voor zijn gedrag, milieubewust is, bij voorkeur duurzame keuzes maakt, respect heeft voor mens en omgeving waar hij te gast is en zijn reisbudget uitgeeft in stad en regio. De zeecruisepassagier voldoet aan dit profiel. Deze meestal wat oudere toerist (50+) heeft gemiddeld een hoog inkomen en een navenant besteedbaar budget. Bovendien veroorzaakt hij over het algemeen geen bijzondere overlast. Al met al een toerist die past in het profiel van de welkome toerist. In tegenstelling tot Amsterdam is er in de gemeente Velsen geen discussie over de wenselijkheid van de zeecruise en het toeristisch bezoek dat daarmee samenhangt. De gemeente zet in op het stimuleren en faciliteren van de cruisevaart, mede om het toerisme te bevorderen. Velsen heeft nauwelijks te maken met overlast van toerisme en ziet de zeecruise als kans om IJmuiden (Amsterdam Beach) en andere toeristische spots binnen haar gemeente en directe omgeving in de IJmond en Haarlem op de toeristische kaart te zetten. In dit verband acht Velsen het belangrijk om de cruisetoerist én bemanningsleden van de schepen die van de terminal in IJmuiden gebruik maken, goed te informeren over de toeristische mogelijk- heden in de directe omgeving. Anders dan in Amsterdam wordt IJmuiden nu nog overwegend bezocht door transit cruise. Beide terminals willen, om zowel een betere spreiding van toeristen over de regio te realiseren als ook vanwege de hogere economische waarde van de turnaround- t.o.v. transitpassagier, zich in ttenemen- de mate richten op de turnaroundcalls. Om gerichter te kunnen sturen in de spreiding van de zeecruise toerist is meer inzicht nodig in de wensen en interesses van de passagiers en bemanningsleden. Vanwege het lage aandeel van de zeecruisetoerist op het totale toeristisch bezoek is het, zakelijk gezien niet aannemelijk dat specifiek voor de cruisetoerist een aanbod 19 gecreëerd kan worden. Wél is het de moeite waard om met de sector die bestaan uitrederijen, reisagenten, Amsterdam Cruise Port te onderzoeken of meer gebruik gemaakt kan worden van minder bekende maar bijzondere attracties op lokaal niveau. Als deze inzet (deels) lukt snijdt het mes aan twee kanten: het bevordert én de spreiding én de omzet van lokale evenementen, attracties en ondernemers. Maatregelen De Werkgroep Toerisme Zeecruise NZKG heeft onderzocht of er met betrekking tot de zeecruise specifieke maatregelen getroffen kunnen worden om het toeristisch walbezoek van de cruisepassagier beter te kunnen ‘sturen’. En daarmee vanuit de zeecruise bij te dragen aan het terugdringen van de toeristische drukte en overlast op bepaalde plekken in stad en regio. Er blijkt echter dat het aandeel zeecruisepassagiers een gering aandeel is in het toeristische bezoek. Daarom is het advies om voor het stimuleren van spreiding de samenwerking te zoeken in de MRA verband. Dit kan verder uitgewerkt worden in de nieuwe strategische agenda toerisme MRA. Ook wordt samenwerking gezocht met Amsterdam Cruise Port. Overige maatregelen om drukte tegen te gaan en spreiding te bevorderen zijn niet afwijkend van maatregelen die ook voor andere vormen van toeristisch bezoek gelden. In 2021 wordt in MRA verband gewerkt aan een update van de Strategische Agenda Toerisme. Daarin is een betere spreiding van het toerisme over de regio min of meer het leidmotief. Vanuit de zeecruise wordt hiervoor de volgende input geleverd: — Zet in het kader van spreiding in op destinatieontwikkeling van plekken in de regio waar het cruiseschip aanmeert. — Zet in op het aanbieden van andere interessante attracties in de regio naast de reguliere top attracties/highlights. — Zet in op marketing en promotie en de ontwikkeling van excursies met de sector naar de regio. — Focus op een mix van typen maatregelen. En richt daarbij in beginsel op het nemen van stimulerende en faciliterende maatregelen i.p.v. regulerende/beperkende maatregelen. — Let bij het nemen van maatregelen en het ontwikkelen van tools op welk type toerist wordt gericht. 20 — Monitor de maatregelen die genomen worden en zet data in om nieuwe maatregelen te ontwikkelen. — Betrek Amsterdam Cruise Port nadrukkelijk bij het opstellen van de strategische agenda. Specifiek voor de zeecruise worden twee mogelijke uitgangspunten voorgesteld: - De zeecruise blijft een welkome activiteit in het NZKG maar de markgroei wordt daar niet 1 op 1 in gevolgd, het moet passend zijn in de beperkte fysieke kadecapaciteit. - _Turnaround cruises zorgen voor een grotere economische spin off. Deze hebben de voorkeur ten opzichte van transit cruise. Transit cruises blijven echter ook welkom in het NZKG. Hoe e.e.a. gestimuleerd kan worden is nog niet uitgewerkt. 21 4. MILIEU EN DUURZAAMHEID Conclusies > Ten aanzien van de huidige terminals geldt dat de emissies van stikstof?, zwavel en fijnstof door zeecruise blijven onder de wettelijke grenswaarden zowel in 2018, als in de verschil- lende scenario’s in 2030. Zowel wat betreft jaargemiddelden als piekwaarden®. > De CO» uitstoot bedroeg in 2018 0,1% van de totale emissie in het NZKG. Hierbij wordt opgemerkt dat het grootste deel van de CO2 wordt uitgestoten op de open zee, en niet in de havens (verhouding 85% versus 15%). > Havens en de sector kunnen zelf bovenwettelijke maatregelen treffen om de bijdrage aan lokale luchtkwaliteit en klimaatgassen, te verminderen. Beleid 1. Het NZKG wil een duurzame cruiseport zijn en daartoe de verduurzaming van de bezoekende cruiseschepen en de reductie van emissies stimuleren. 2. De ambitie is om het emissie niveau in het NZKG terug te dringen tot onder het wettelijk niveau. 3. De toe te passen (bovenwettelijke) maatregelen en het tempo waarin deze worden geoperationaliseerd, kunnen in Amsterdam en Velsen/IJmuiden verschillen. 4. Amsterdam streeft ernaar de meest duurzame terminal van Noordwest Europa te worden. 8 Bij eventuele nieuwbouw- c.q. uitbreidingsplannen moet voor zowel de Coenhaven als de IJmondhaven onderzocht worden wat de gevolgen voor de stikstofdepositie (ten gevolge van de extra NOx emissie) in nabijgelegen natuurgebieden zijn. Ook moeten de effecten van geluid op de ontwikkeling van woningbouw (Haven-Stad) en externe veiligheid van milieubelastende bedrijvigheid in de omgeving nader worden onderzocht. 9 Concentratiebijdrage ten aanzien van luchtkwaliteit is op grondniveau berekend, conform de voorschriften. Op verblijfplaatsen op zeer korte afstand tot én op hoogtes vergelijkbaar met de schoorsteenhoogte van het cruiseschip kunnen mogelijk hoge concentraties worden gemeten. 22 Zeecruise en milieu De cruiseschepen veroorzaken milieubelastende emissies van stoffen, die de lokale luchtkwaliteit beïnvloeden. De belangrijkste daarvan zijn fijnstof (dat sterk afhankelijk is van het soort brandstof en het type motor), roet (als gevolg van onvolledige verbranding), zwavel (vooral afhankelijk van type brandstof!®), en stikstof (afhan- kelijk van het type en leeftijd van de aanwezige motoren). Daarnaast zorgt de cruisesector voor de uitstoot van CO», die bijdraagt aan klimaatverandering. Tenslotte maken cruiseschepen geluid en produ- ceren de uitlaatgassen van de schepen geur. f =S err Ogni EA mn nen a k ep Û Ì k TN _ E IE | i If ie EO TEL En en 7 gn nnn en fm a vl a BER 5 een Apereeerenseenedrda eeen ineneennannen vans ELKE EEEN 5 zer ie = en ne wr af orde Figuur 8: Zeecruiseschip van rederij AIDA 10 De Noordzee en de Oostzee zijn internationaal aangewezen als Emission Control Area (ECA) voor zwaveloxide (SO). Dat betekent dat sinds 2015 al een aangescherpte norm voor soziuitstoot geldt, namelijk de emissie SO: door gebruik van brandstof, die maximaal 0,1% zwavel bevat of via vergelijkbare technieken wordt bereikt, zoals gaswassers (scrubbers). Tot op heden geldt buiten de ECA gebieden een norm, die 35 maal hoger ligt; per 01.01.2020 wordt deze norm met een factor 7 verlaagd (0,5% zwavel). Per 2021 wordt dit ECA gebied ook aangewezen als Emission Control Area voor stikstof (NO), hetgeen betekent dat deze norm voor de motoren van nieuwbouwschepen dan met 80 % aangescherpt wordt ten opzichte van schepen gebouwd tussen 2000 en 2010. 23 Wet- en regelgeving Omdat de zeevaart een mondiaal opererende sector is, zijn de eisen ten aanzien van de luchtemissies vastgelegd via een mondiaal gel- dend verdrag van een VN-orgaan, de International Maritime Organization (IMO). Deze milieueisen ten aanzien van de zee- schepen, inclusief zeecruise, uit het MARPOL-verdrag worden onge- wijzigd door de lidstaten omgezet in nationale regelgeving en zijn van toepassing op alle zeeschepen; in Nederland is dit de Wet Voor- koming Verontreiniging door Schepen (WvvS). Op het vlak van geur en geluid zijn nog géén internationale eisen via de IMO (of EU) vastgelegd. Ook nationale en lokale regelgeving voor geluid en geur van schepen ontbreekt of is zeer minimaal. Onderzoek In opdracht van het projectbureau NZKG is door TNO onderzoek gedaan naar de invloed van zeecruiseschepen op de luchtkwaliteit in het NZKG!E, Het onderzoek is gedaan voor de huidige locaties van de PTA Amsterdam, de IJmondhaven en de toekomstige locatie in de Coenhaven. Volgens de berekeningen van cijfers afkomstig van Starcrest Consulting Group LLC, zijn de daadwerkelijke emissies (peildatum 2018) en de verwachte emissies (2030) getoetst aan de wettelijke grenswaarden zoals die gelden in Nederland. De grens van het onderzoeksgebied is gelijk aan de grenzen van de gemeenten die onderdeel zijn van het NZKG. Voor 2030 is de relatieve bijdrage berekend met de conservatieve aanname dat hetzelfde type schepen en motoren gebruikt zullen worden. In de berekeningen is zowel de uitstoot tijdens het varende deel over het kanaal (inclusief ll De Noordzee en de Oostzee zijn internationaal aangewezen als Emission Control Area (ECA) voor zwaveloxide (SO). Dat betekent dat sinds 2015 al een aangescherpte norm voor soziuitstoot geldt, namelijk de emissie SO: door gebruik van brandstof, die maximaal 0,1% zwavel bevat of via vergelijkbare technieken wordt bereikt, zoals gaswassers (scrubbers). Tot op heden geldt buiten de ECA gebieden een norm, die 35 maal hoger ligt; per 01.01.2020 wordt deze norm met een factor 7 verlaagd (0,5% zwavel). Per 2021 wordt dit ECA gebied ook aangewezen als Emission Control Area voor stikstof (NO), hetgeen betekent dat deze norm voor de motoren van nieuwbouwschepen dan met 80 % aangescherpt wordt ten opzichte van schepen gebouwd tussen 2000 en 2010. 24 manoeuvreren), als tijdens het afgemeerde deel meegenomen. Berekeningen zijn gemaakt in jaargemiddelden, maar, vanwege het piekseizoen van de cruise in de zomermaanden, ook in 24-uurs- gemiddelden. Conclusie toets wettelijke grenswaarden: De berekeningen van TNO laten zien dat de maximale concentratie- bijdrage van fijnstof, stikstof en zwavel door cruiseschepen op zichzelf zowel niet in 2018, als ook in geen enkel scenario van 2030 de wettelijke grenswaarden overschrijdt. TNO heeft hierbij opge- merkt dat de concentratiebijdrage van bronnen, zoals gebruikelijk is, op grondniveau is berekend. Op verblijfplaatsen op zeer korte afstand tot én op hoogtes vergelijkbaar met de schoorsteenhoogte van het cruiseschip kunnen mogelijk hoge concentraties worden verwacht. Dit kan voor een nieuw te realiseren terminal of uitbreidingslocatie, effect hebben voor woningbouwplannen. De huidige PTA is een reeds vergunde situatie waarvoor zover bekend geen issues zijn als gevolg hiervan. TNO is ook gevraagd de relatieve bijdrage in beeld te brengen, in 2018 en in 2030, van de uitstoot van cruiseschepen ten opzichte van andere bronnen in het NZKG, zoals verkeer en vervoer, landbouw en industrie. De uitvraag over klimaatgassen is beperkt tot de in dit gebied uitgestoten CO2-emissies door de zeecruise, omdat daar de (beperkte) invloedsfeer ligt qua maatregelen en onze maatschap- pelijke verantwoordelijkheid in de keten. Een onderzoek naar de wereldwijde uitstoot van CO2 door de cruisetoerist in vergelijking met andere toeristensectoren is niet uitgevoerd, omdat_de mondiale CO2- uitstoot van deze sector zich niet lokaal in onze regio laat oplossen. 25 Conclusie van vergelijk met andere emissiebronnen: Berekening van relatieve bijdragen ten opzichte van andere bronnen in het NZKG laat zien dat de huidige emissies van cruiseschepen in het NZKG een bescheiden aandeel van de totale emissies In het gebied betreft. De bijdrage van stikstofoxiden is hierbij het grootste, met 1,7% van de totale uitstoot in het gebied. Zeecruise schepen hebben voor wat betreft zwavel en fijnstof een relatieve bijdrage van respectievelijk 0.3% en 0.3-0.4%. 100,0% 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0% Koolstofdoxide Stikstofoxiden Fijnstof (PM10) Finstof (PM25) Zwaveloxiden (als NO) (als 502} m Over ge bronnen m Verkeer en vervoer zonder scheepvaart B Scheepvaart zonder cruiseschepen EB Cruiseschepen Figuur 9: Procentuele bijdrage van cruiseschepen aan totale emissies van gemeenten in NZKG CO2 Berekening door TNO van de relatieve bijdrage van CO» in het varende en aangemeerde deel in het NZKG heeft laten zien dat cruiseschepen 0,1 % bijdragen aan de totale uitstoot van CO2 in het gebied. Ter vergelijking, de totale lokale bijdrage van de scheepvaart zonder cruiseschepen is 1% en de totale bijdrage van alle verkeer en vervoer zonder scheepvaart in het gebied is 11,2%. 26 Stikstof TNO heeft in haar onderzoek niet gekeken naar de gevolgen van de stikstofdeposities. In het onderzoek dat de Anteagroup heeft uit- gevoerd naar de haalbaarheid van een PTA in de Coenhaven is vast- gesteld dat nader natuuronderzoek of een m.e.r. nodig is voor het bepalen van het stikstofeffect in nabijgelegen natuurgebieden. Bij de nieuwbouw- c.q. uitbreidingsplannen voor zowel de Coenhaven als de IJmondhaven zullen de gevolgen van de stikstofdepositie nader moeten worden onderzocht. Geluid Er gelden geen IMO-normen voor geluidsemissies door de zeevaart. In het haalbaarheidsonderzoek is voor de akoestische aspecten van de planologische inpassing door de Anteagroup een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het geluid van het schip (nestgeluid) en het geluid van de walactiviteiten zijn daarbij onderzocht. Hierbij is geconcludeerd dat de impact van de PTA vooral van betekenis kan zijn voor de ontwikkeling van woningbouw in Haven-Stad. Een dergelijk onderzoek zal ook voor een uitbreiding van het aantal calls in de IJmondhaven moeten worden uitgevoerd. Geur Een cruiseschip is geen geurgevoelig object en behoeft, wettelijk gezien, dus niet beschermd te worden tegen geurhinder van omlig- gende bronnen. Zeecruiseschepen zelf zijn geen geurbron, omdat de emissie op grote hoogte (schoorsteen) plaatsvindt waardoor de effecten in de omgeving verwaarloosbaar zijn. Uit onderzoek van Royal Haskoning DHV blijkt dat een nieuw te bouwen terminalgebouw wél een geurgevoelig object is (door permanent gebruik mensen) en beschermd moeten worden tegen geurhinder van omliggende bronnen. De terminal zal zelf geen nadelig effect hebben op bestaande bedrijven en de geurcontour van deze bedrijven nadelig beïnvloeden. 27 Fijnstof en roet Uit onderzoek van de Anteagroup blijkt er geen belangrijke nadelige gevolgen zijn, omdat de uitstoot binnen de wettelijke grenswaarden blijft. Roetuitstoot vindt plaats bij een wisselende belasting of een te lage belasting van oudere motoren. Overmatige overlast hierdoor is in de nieuwe havenverordening per 1 januari 2020 als overtreding opge- nomen. Voorlichting en aanpak op zowel technisch vlak als operatio- neel vlak (gedrag) zijn daarnaast maatregelen die ingezet kunnen worden om deze overlast te beperken. Focus op luchtkwaliteit Voor het opstellen van de beleidsnota ‘Zeecruise in het NZKG' is er gekozen te focussen op de invloed van zeecruise op de lokale luchtkwaliteit en de productie van broeikasgassen. De gemeenten en havens in het NZKG kunnen hierop, door bijvoorbeeld stimulering, facilitering en toelatingsbeleid via bovenwettelijke beleidsmaat- regelen dan wel infrastructurele maatregelen, de meeste invloed uitoefenen. Dit is een verandering die al in gang gezet is, bijvoorbeeld met de ‘Visie op Schone Scheepvaart 2030’ van Havenbedrijf Amsterdam, waarin de ambitie voor een emissiereductie van 50% voor de zeecruise in Amsterdam is opgenomen. Het minder uitstoten van broeikasgassen (waaronder CO») door de scheepvaart zal voornamelijk moeten gebeuren door de rederijen zelf op de reizen van haven A naar haven B, omdat juist het varen de meeste COz-uitstoot veroorzaakt. De ligplaatsvoorziener in de haven kan dus vooral faciliteren in een verbetering van de lokale lucht- kwaliteit, waarbij sommige maatregelen zoals groene walstroom en prijsdifferentiatie voor energiezuinige schepen, ook een bijdrage leveren aan de CO2-reductie. 28 $ Va WET AN \ Teli, S | Í E 5 0e ! In Figuur 10: Walstroomvoorziening in Kiel De al ingezette koers van een schonere scheepvaart ziet navolging van initiatieven van de cruisesector zelf, omdat het in zowel het belang van de cruisesector als de havens is om een positieve bijdrage te leveren aan het imago en de daadwerkelijke verbetering van de milieuprestaties. Maatregelen Ondanks het feit dat de toets aan wet- en regelgeving géén directe aanleiding tot verdere maatregelen lijkt te geven, is de conclusie van de werkgroep dat de ingezette koers van een schonere scheepvaart door zowel havens als scheepvaart zelf gecontinueerd dan wel uitgebreid dient te worden. De rol van de havens is die van een schakel in de maritieme keten in een mondiaal speelveld en dat vraagt om een verregaande duurzaamheidsambitie van de haven/NZKG binnen de mogelijkheden die hiervoor zijn. Duurzame zeecruise wordt bereikt door (nieuwe) technologieën toe te passen op de cruiseschepen door de sector zelf. En kan worden gestimuleerd door maatregelen die de haven neemt. De duurzaamheidsambities en initiatieven van Port of Amsterdam zijn vastgelegd in het duurzaamheidsprogramma ‘De duurzame Haven’ (2015) en de Visie op Schone Scheepvaart (2017). Port of Amsterdam kent instrumenten die een meer duurzame cruisehaven beogen. Er zijn incentives (bijvoorbeeld via korting op het havengeld) voor zeeschepen die bovenwettelijk presteren qua emissies. Ook ont- 29 vangt een zeeschip een korting indien LNG als brandstof wordt toe- gepast en geldt vanaf 2022 specifiek voor de zeecruise het principe; hoe schoner de motor, hoe minder zeehavengeld. fi El ns a K si BK: Er, Es E _E B b. " 4 ï JI pn AEN DN \ SCHENK) = ERE Neen hid En EE Pr gn Mn Î EET S| 55 fj tel Í A i d 8 VN ee } e4 Là and un mr Ehr nen ike rs A f En BA EEN pe | keta Genee eert ann EL es bee ne EE í | Re PE Ne ze | Figuur 11: LNG-bunkering vanaf de kade in Hamburg Port of Amsterdam zoekt naar mogelijke aanvullende maatregelen om de haven verder te verduurzamen. Een selectief toelatingsbeleid via bijvoorbeeld de havenverordening is een mogelijkheid, waarbij alleen schonere schepen een ligplaats krijgen. Er wordt gezocht naar de mogelijkheden om walstroom toe te passen. Daarnaast is een verplichting tot rapportage van emissies een mogelijkheid; een incentive zou niet alleen financieel voordeel, maar ook een gunstiger planning of ligplaats kunnen betekenen. 30 nn  En Ak | kh ne mn E | a fs El ar” u : nu VER E ET hi Wda st We Rel 5 « nain ee Ad nn ee es LT == Bekke he me : med nT 7 At) eN. lesen: k ï En Vn nd ea : ler” u [mr zen E ij ze en ij: aaaaaad + aaaanauw EE, gr en Hidaaanaanannna Ln BEEERE AAR En Ener pe | Ks 2 EE Figuur 12: LNG-bunkering per schip in Zuid-Europa KVSA en Zeehaven IJmuiden N.V. hanteren maatregelen voor duurzaamheidsdoelstellingen volgens nationale en internationale wet- en regelgeving. Ze steunen het Schone Lucht Akkoord en de Green Deal havens en internationale maatregelen om de sector nog schoner te maken. Er wordt ook in het algemeen naar duurzame scheepvaart gekeken en niet specifiek alleen naar de zeecruise- schepen. De sterkste drive om te verduurzamen blijkt in de maritieme industrie, waar de zeecruisevaart onderdeel van is, namelijk steeds de meest actuele internationale wet- en regelgeving te zijn. KVSA en Zeehaven IJmuiden ondersteunen en leveren een bijdrage aan de nationale en internationale regelgeving vanuit de overtuiging dat via deze platformen verdere verduurzaming van de zeecruise-industrie kan worden bereikt. Daarnaast zet Zeehaven IJmuiden vooral in op het stimuleren van schone brandstof (daar is immers de meeste milieuwinst mee te behalen), LNG bunkeren en in de toekomst het aanbieden van waterstof. 31 Havens Amsterdam en Velsen/IJmuiden De twee havenbedrijven, de terminalexploitanten en de sector, hebben ieder hun eigen visie op het maatregelenpakket ten aanzien van het verduurzamen van de zeecruise. Het NZKG is gebaat bij een integraal en consistent zeecruisebeleid, waarbij doelstellingen en ambities voor alle havens gelijk zijn. == i En je EN ne EE a rg EN en EE: Ean em GR Ren Ee pn En En as Emine Teen le Te ee ER en ee 5. A B Tele el Ke en 87 el EO en UE see en NE pee Ee 6 zen a ‚ RE 5 > s e ee oee Figuur 13: IJmuiden: Multifunctionele IJmondhaven en Felisonterminal 5 nd nd ES en Eke mn FIE : Er nlt k an == EN en Soie N 5 = = We p ese A eN u Bg een nt nn id ar ken 5 - f B: Ti head k b E en. 5 2 zi EE E Ee: Figuur 14: IJmuiden: Felisonterminal 32 LE —_ Nn „es dl ln RE Betil #7 icf e nee ij Rn en a” HO} Rl ON rm P nat 4 Rn zl ER GN gaen Figuur 15: IJmuiden: IJmondhaven De havens van Amsterdam en IJmuiden verschillen echter aan- zienlijk. Qua geografische ligging ten opzichte van het stedelijk gebied, qua omvang en activiteiten, maar ook qua bedrijfsvoering en governance. Ook de gemeenten Amsterdam en Velsen verschillen voor wat betreft het politiek- en bestuurlijk sentiment ten opzichte van de zeecruise activiteit binnen hun gemeentegrens. Op basis van deze logische en verklaarbare verschillen is het reëel ervan uit te gaan dat beide gemeenten en havenbedrijven/terminalexploitanten hun eigen keuzes maken in de te treffen maatregelen en het tempo waarin deze worden ingevoerd. Van belang daarbij is dat daarbij onderling goed wordt afgestemd waarbij de gezamenlijke ambitie op NZKG-niveau de leidraad blijft. mg tie ie en en eed hee a ! Term a ET = ik J ian zr 8 Figuur 16: Amsterdam: IJhaven met Passenger Terminal Amsterdam 33 E - EEn er ee , 2 Ee je es _ er _ E ne 8 . tn en nl ei Slad << E DE e sl h En Een nen. sd ze Re Ee on ile EE — & a: met Ti ee et 5 B et en rn En nn 5 rg a Ee Dt EN en re Ben EE en en Nr ln dd EE En En, mn EG Bnn ENNE NN ee PN Figuur 17: Amsterdam: Passenger Terminal Amsterdam En: Zi e Ei erik in 5 a LE h KAR BE hs 5 Et zen ba dl BI 5 5 eN sk 15 ej HEL on BEE inie ii E EE: TR Et ET Ë GE tn si teel Elf Ri EEE rf Ai Hi ienie Ei Í sE ISES. : HE ER 5 dl - Ee Ar h IEEE F : i B Pe Nn. U ___- ú eeh, - Ee L WE mmm À mmm en AE, ks Ei were Ë en me. TTE EL re jn rn 5 4 1 3 rn S= zE \ En ‘5 En \_IJ EE Lm Figuur 18: Passenger Terminal Amsterdam 34 5. ECONOMIE EN MARKT Conclusies > Zeecruise is een groeimarkt > De zeecruise heeft economische waarde voor het NZKG. > Beperking van de ontvangstcapaciteit voor zeecruise in het NZKG heeft een verschuiving van marktaandeel naar Rotterdam tot gevolg en leidt in het NZKG tot afname van de door deze branche gegenereerde economische activiteit- en waarde. > Bijna de helft van de directe- en indirecte toegevoegde waarde slaat neer in Amsterdam, ongeveer één derde in overig MRA en de rest in overig Nederland. Beleid 1. Niet langer de autonome marktgroei faciliteren maar het aantal calls in het NZKG beperken en selectief beleid toepassen Ontwikkeling zeecruise Nederland heeft in totaal drie zeecruiseterminals in Amsterdam, Rotterdam en IJmuiden. In 2018 ontvingen deze terminals tezamen 291 cruiseschepen (calls) waarvan 181 in Amsterdam (62%), 80 in Rotterdam (27%) en 30 in IJmuiden (10%). Het NZKG had in dat jaar een marktaandeel van bijna driekwart van het totaal aantal zeecruisecalls in Nederland. De groei van het aantal calls in Nederland bedroeg over de periode 2007-2018 gemiddeld 8,5% per jaar. Het aantal passagiers steeg in die jaren percentueel nog meer (10%) dan het aantal calls. Dit komt door de schaalvergroting van de cruisevloot waardoor er gemiddeld meer opvarenden oftewel passagiers en bemanningsleden, per cruiseschip zijn. Het aantal passagiers steeg in 2018 naar 426.000 35 in Amsterdam en 52.000 in IJmuiden. Het NZKG ontving in 2018 bij benadering dus een half miljoen zeecruisetoeristen. Bij een gelijkblijvende groei van 8,5% zou dit, zonder de Coronacrisis, hebben geleid tot een voor Nederland theoretische marktpotentie van 770 calls in 2030. Een gemiddeld lagere groei van 5% per jaar wordt door de havenbedrijven en terminalexploitanten in het NZKG echter realistischer geacht. Dit zou voor Nederland tot 525 calls in 2030 hebben geleid. Voor het volgen van de marktgroei en het accommoderen van het regionaal marktaandeel van 320 calls in het NZKG hadden de terminals in Amsterdam (PTA) en IJmuiden (KVSA) hun eigen marktaandeel voor 2030 ingeschat op respectievelijk 250 en 70 calls. Door de Coronacrisis is in 2020 het zeecruisetoerisme grotendeels stilgevallen. Er zijn als gevolg van de crisis rederijen failliet gegaan en orders voor nieuwe zeecruiseschepen zijn soms vertraagd. Voor 2022 wordt een bescheiden herstel van de markt verwacht. Voor 2023 wordt voor het NZKG een herstel naar het niveau van 2019 (177 calls) verwacht en in 2025 wordt voorzien dat een volledig herstel richting het niveau van 2018 (210 calls) is bereikt. 36 | Nulmeting 2018 Feitelijke situatie bij de drie Nederlandse zeecruiseterminals PTA, IJmuiden en CTR. 626 i : T d Aanlopen m Turnaround Passagiers ('000) (afstappend) 181 426 m Turnaraound mn (opstappend) T it 0 a m 149 Transit 30 52 mn PTA IJmuiden CTR Nederland PTA IJmuiden CTR Nederland Economische waarde 2018 MRA EN EEN EN EN EN ENE PTA TW £34m E13m EOm EZ&m €73m €32m €105m FTE 567 278 0 31 876 842 1.718 IJmuiden TW €EZm €Jm Elm €Am Em €Am €13m FTE 37 26 10 5 78 6 174 + Subtotaal TW €36m €16m EOm €30m €82m €36m €118m NEKG FTE 604 304 10 36 954 938 1.592 CTR TW Eam Elm €10m Elim €27m €11lm €3&m FTE 84 13 140 14 251 286 537 + Totaal TW €40m €17m €10m £42m €109m €47m €156m Nederland FTE 688 317 150 50 1.205 1.224 2.429 Tabel 4: Economische waarde nulmeting 2018 (bron: Deloitte) Economische betekenis zeecruise. In opdracht van het projectbureau NZKG is door Deloitte in 2019, dus nog vóór de Coronacrisis, onderzoek gedaan naar de economische waarde en marktpotentie van de zeecruise in het NZKG. Op hoofdlijnen is inzicht gegeven in de marktdynamiek van rederijen, terminals en havenbedrijven. Aangegeven is op basis van welke fac- toren de cruiserederijen hun aanlooplocaties selecteren. Deze loca- ties en omgeving profiteren van de bestedingen door rederijen, crew en passagiers en de werkgelegenheid die daaruit volgt. De waarde is berekend door middel van een economische effectanalyse conform de Havenmonitor in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het jaar 2018 is in het onderzoek als referentie (nulmeting) gehanteerd. Dit omdat in 2019 door de gemeente Amsterdam de heffing van toeristenbelasting voor de zeecruise passagier ingevoerd 37 is. Dit had annuleringen en een overloop van calls naar IJmuiden en Rotterdam tot gevolg waardoor de situatie van 2019 niet representatief is. In 2018 genereerde de zeecruise in Nederland met 291 calls en 626.000 passagiers een toegevoegde waarde van € 156 miljoen (waarvan € 109 mln. direct en € 47 mln. indirect) en 2.429 fte aan werkgelegenheid (waarvan 1.205 direct en 1.224 indirect). Daarvan had de zeecruise in het NZKG met 211 calls en 478.000 passagiers een toegevoegde waarde van € 118 miljoen (waarvan € 82 min. direct en € 36 mln. indirect) en 1.892 fte aan werkgelegenheid (waarvan 954 direct en 938 indirect). De activiteiten die het meest baat hebben bij zeecruise zijn: e oliehandel/bunkering: in 2018 ca. 39 % van de door de zeecruise gegenereerde directe toegevoegde waarde in Nederland; e hotelsector en luchtvaart: respectievelijk goed voor ca. 25 en 27% van de directe bestedingen van zeecruise passagiers en crew. ' \ E > È | Eh | a oa kn a Ee ke —_W \ | Û k bs : NEET en n pe IS j Á\ h ENE Den PE AN \ nt g wij | Pr tn pn a ter W Er hl \ RE Eee BE E ij \ Tu jd (B ig 4 AR a Re ms \ 3 df gl Ed Fn et Core SE If Ë En P k EL Ee Zef- ri Ee en Et À FE, 3 = nl ES OM en Figuur 19: Bunkering in Amsterdam 38 De directe effecten slaan overwegend neer in de MRA, de indirecte effecten in heel Nederland. Van de directe toegevoegde waarde (NL, excl. bunkering) slaat ca. 50% neer in Amsterdam, 31% in de rest van de MRA en 19% in de rest van Nederland. Van de directe werkgelegenheid (NL, excl. bunkering) slaat ca. 54% neer in Amsterdam, 28% in de MRA en 18% in de rest van Nederland. De zeecruise bracht Amsterdam in 2018 ca. 427.000 passagiers met een totale besteding van ruim € 104 miljoen en € 34 miljoen aan directe toegevoegde waarde. Dat komt neer op een besteding van € 245 en een toegevoegde waarde van € 80 per passagier. Het relatieve belang van zeecruise is vooral voor Amsterdam niet substantieel. In 2016 waren er in Amsterdam ruim 61.000 directe banen in de toeristische sector (SEO 2017). Deloitte heeft het aantal direct aan de zeecruise te relateren fte's in 2018 voor Amsterdam berekend op 567. De publieke investeringskosten om de groeiende bezoeker stromen af te wikkelen en negatieve maatschappelijke neveneffecten van die groei maken geen onderdeel uit van deze analyse. Bijstelling kwantitatieve ambitie Port of Amsterdam Lange tijd was de inzet van Port of Amsterdam en de PTA om de groei van de markt te faciliteren, en dus zo nodig de terminal-capaciteit uit te breiden. Inmiddels is deze ambitie bijgesteld en is een plafond aangegeven, waarbij de bestaande maximale capaciteit van 190 calls richtinggevend is. De inzet is nu om het aantal calls te maximeren op 190. Tezamen met het maximum van 70 calls in IJmuiden ligt het maximum voor het NZKG dan op ca. 260 calls. Selectief beleid Er van uit gaande dat de marktvraag in Amsterdam groter zal zijn dan de beschikbare kade en terminal capaciteit, ontstaat schaarste en daarmee een sterke positie om selectief om te gaan met aanvragen van calls door de cruiserederijen. Door een selectief acceptatie beleid kan de PTA zich primair richten op de turnaround cruise die ten opzichte van de transitcruise meer toegevoegde waarde heeft. Er wordt ingezet op een verhouding turnaround/transit van 39 60/40%. Daarnaast kan nadrukkelijk worden geselecteerd op milieu- en duurzaamheidsaspecten van de bezoekende schepen. Port of Amsterdam/PTA en de gemeente Amsterdam hebben een hoge ambitie wat betreft het terugdringen van de milieuemissie van de cruiseschepen. In het kader van een consistent beleid binnen het NZKG ten aanzien van de zeecruisesector, is het wenselijk dat Amsterdam en Velsen/IJmuiden samenwerken in de uitvoering van het selectief beleid. Het NZKG gebied is voor cruisereders één markt met als bestemming Amsterdam die gezamenlijk benaderd wordt. Vanuit die optiek is het logisch en wenselijk om als havens en terminals in het NZKG een consistent en afgestemd (toelatings)beleid te hanteren. De governance in Amsterdam wijkt overigens nogal af van die in Velsen. In Amsterdam is Port of Amsterdam weliswaar zelfstandig maar heeft de gemeente Amsterdam als enig aandeelhouder. Daarmee is de gemeente 100% eigenaar van Port of Amsterdam. Aangezien Port of Amsterdam 100% eigenaar is van de PTA kan de gemeente via haar aandeelhouderschap onder bepaalde voorwaarden invloed uitoefenen op het reilen en zeilen van de PTA. De gemeente Velsen heeft met 16,8% een gedeeld aandeel- houderschap in Zeehaven IJmuiden N.V. De IJmondhaven is eigen- dom van Zeehaven IJmuiden en de terminal is in eigendom van KVSA met 100% aandeelhouderschap van particuliere ondernemingen. 40 Marktpotentie 2030 Door Deloitte is ook onderzocht wat de marktpotentie is voor zeecruise in 2030. Marktpotentie 2030 Mogelijke omvang van de markt voor zeecruises in 2030 bij de PTA, IJmuiden en CTR. Aanlopen 270 Passagiers ('"000) 1408 Turnaround Turnaround Gfstappend) 250 Ai6 Turnaround 150 428 (opstappend) 70 En Transit | 200 | En mn | mn Transit PTA IJmuiden CTR Nederland PTA IJmuiden CTR Nederland Economische waarde 2030 . n le MRA NL (excl. _ Ln Kn KN PTA TW €75m €37m EOm 45m €157m €7 1m €228m FTE _ 1.147 672 o 43 1.862 1.555 3.417 IJmuiden TW €10m E16m Em €13m €42m €18m €60m FTE 226 151 73 12 462 400 862 + Subtotaal TW E85m €53m E3m €58m €199m €89m €288m NZKG FTE _ 1.373 823 73 55 2.324 1.955 4.279 CTR TW E1&m Elim 36m €27 m €90m €41m €131m FTE 357 59 526 26 1.008 871 1.879 + Totaal TW __ €10im E64m 39m 85m €2859m _ €130m | €419m Nederland Fre 1.740 912 509 81 3.331 2.526 6.157 Tabel 5: Economische waarde marktpotentie 2030 (bron: Deloitte) De bijgestelde ambitie van Port of Amsterdam voor 2030 (190 i.p.v. 250 calls) leidt tot een vermindering van de potentiële toegevoegde waarde in zowel euro's als FTE's van ca. 25%. 41 6. RUIMTE Conclusies > Door het loslaten van het volgen van de marktgroei is de bestaande capaciteit (190 calls Amsterdam, 70 calls IJmuiden) voldoende om de bijgestelde ambitie te faciliteren. > Opheffen van de huidige PTA (-190 calls) leidt tot een tekort aan capaciteit om de bijgestelde ambitie te faciliteren. > Erzijn twee opties voor vervanging/uitbreiding van de capaciteit: i. Coenhaven Amsterdam (+100 calls) ii. IJmondhaven IJmuiden (+20 calls). > Opheffen van de huidige PTA kan niet volledig binnen het NZKG worden gecompenseerd. > Vervolgonderzoek is nodig om de toekomstige verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven zeker te stellen. Beleid 1. Er wordt afgezien van het volgen van de marktgroei van zeecruise en ingezet op het behouden van de huidige capaciteit in het NZKG (260 calls); 2. Er wordt ingezet op vervanging van de PTA met vooralsnog één ligplaats in de Coenhaven vanaf het moment dat deze niet op de huidige locatie kan voortbestaan; 3. Indien de PTA niet volledig in de Coenhaven kan worden gecompenseerd, wordt ingezet op uitbreiding van de capaciteit in de IJmondhaven. 42 Ruimtevraag en aanbod Binnen de MRA ligt een complex vraagstuk hoe de schaarse ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. De verstedelijking (grote behoefte aan nieuwe woon-/werkmilieus) en energietransitie vragen om extra ruimte en lijken zich bovendien in versneld tempo te moeten voltrekken. Amsterdam ontwikkelt zich van stad áán het IJ naar stad rónd het IJ en daarvoor is aanvullende infrastructuur nodig in de vorm van nieuwe vaste IJ-oeververbindingen. Ondertussen staat de leefbaarheid in de stedelijke gebieden binnen de MRA staat onder druk. Door de drukte als gevolg van de hoge concentratie van werken, wonen en infrastructuur, de hoeveelheid evenementen en het alsmaar toenemend toerisme. In dit krachten- veld is er dan ook nog de vraag naar ruimte om in het NZKG de zeecruise sector te kunnen faciliteren. De behoefte aan kaderuimte en terminalcapaciteit hangt uiteraard samen met de ambitie die de regio heeft ten aanzien van de zeecruise. De bestaande kadecapaciteit in IJmuiden en Amsterdam bedraagt in totaal 260 calls/jr. (70 in IJmuiden en 190 in Amsterdam) en is onvoldoende om de aanvankelijk beoogde marktgroei (320 calls) te kunnen accommoderen. Wel is onderzocht is waar in het NZKG additionele capaciteit gerealiseerd zou kunnen worden om aan die beoogde marktvraag te kunnen voldoen. Dit onderzoek, uitgevoerd door vertegenwoordigers van de NZKG gemeenten en de haven- en terminal bedrijven van Amsterdam en IJmuiden, heeft in eerste instantie 24 potentiële locaties in het NZKG opgeleverd. Op basis van diverse criteria, waaronder nautische eisen, ruimtelijke inpassing, logistieke- en milieuaspecten en (tijdige) beschikbaarheid, zijn de potentiële locaties beoordeeld op geschikt- heid en haalbaarheid. Uiteindelijk resteerden slechts twee reële opties: 1. uitbreiding van de capaciteit in de IJmondhaven in IJmuiden met maximaal 20 calls en; 2. een nieuwe terminal in de Coenhaven in Amsterdam met (vooralsnog) één ligplaats, goed voor 100 calls per jaar. Gecombineerd met de bestaande capaciteit in IJmuiden en Amsterdam (260 calls) leidt dit tot een potentiële kade/terminal capaciteit in het NZKG van 380 calls per jaar. Het benutten van deze 43 opties zou dus ruim voldoende capaciteit bieden om het verwachte marktaandeel van 320 calls in 2030 te kunnen accommoderen. Als gevolg van de stedenbouwkundige ontwikkeling van Amsterdam ontstaat de noodzaak van nieuwe vaste IJ-oeververbindingen. Omdat de PTA ten oosten van één of meerdere vaste verbindingen komt liggen zal deze op termijn niet meer bereikbaar zijn voor cruiseschepen. In februari 2021 heeft B&W van Amsterdam, op basis van een verkennend onderzoek naar de haalbaarheid en het advies van de Commissie D'Hooghe, de Coenhaven aangewezen als voorkeurslocatie voor de te verplaatsen PTA en is hiertoe een ruimtelijke reservering opgenomen in het Ruimtelijk Raamwerk Haven-Stad. In de Coenhaven is aan het Westerhoofd fysiek ruimte voor twee ligplaatsen maar kan in verband met de belangen van aanwezige bedrijven vooralsnog niet meer dan één ligplaats worden gerealiseerd. Dat impliceert per saldo een verlies voor de PTA van 90 calls per jaar. Omdat de Coenhaven niet als uitbreiding maar als vervanging van de bestaande kadecapaciteit wordt benut resulteert dit binnen het NZKG in een potentiële kade- en terminal capaciteit van 190 calls per jaar (90 IJmuiden en 100 Amsterdam). Daarmee blijft de capaciteit in de regio NZKG ruim achter bij het marktaandeel en de verwachte marktvraag in 2030 van 320 calls per jaar. Bij het opstellen van deze beleidsnota heeft Port of Amsterdam aangegeven haar ambitie met betrekking tot de zeecruise aan te passen. In die zin dat niet langer wordt gestreefd naar het volgen van de marktvraag in 2030 van 250 calls maar in plaats daarvan het aantal calls in Amsterdam te willen maximeren op 190 calls per jaar. Dat komt overeen met de capaciteit van de huidige PTA. Zolang deze beschikbaar blijft sluit de kade- en terminalcapaciteit dus aan op de ambitie. Bij verplaatsing naar de Coenhaven ontstaat een ‘gat’ tussen ambitie en capaciteit van 90 calls. Omdat ervan uit wordt gegaan dat de bestaande capaciteit in IJmuiden (70 calls/jr.) uiteindelijk gevuld wordt met het ‘eigen’ marktaandeel is hier geen overloop vanuit Amsterdam mogelijk en zal overloop naar Rotterdam plaatsvinden. Een investering in IJmuiden maakt daar wel 20 extra calls per jaar mogelijk. Dit zou het verlies van capaciteit in het NZKG dus in geringe mate kunnen compenseren. De locatie Coenhaven ligt in het transformatiegebied Haven-Stad. Dit is mede reden geweest waarom in het coalitieakkoord 2018-2022 van Amsterdam is opgenomen dat verplaatsing van de PTA naar de hb Coenhaven niet langer als gewenst wordt gezien. Nadat uit het regionaal onderzoek bleek dat binnen het NZKG geen alternatieven gevonden kunnen worden is een verkenning naar de haalbaarheid van verplaatsing PTA naar de Coenhaven uitgevoerd. Met als conclusie dat dit voor één ligplaats nautisch-, (milieu-)technisch en planologisch haalbaar lijkt. Zij het dat het gepaard gaat met een aanzienlijke en (deels) mogelijk onrendabele investering. Vervolgonderzoek is nodig om de verplaatsing van de PTA naar de Coenhaven in alle opzichten zeker te stellen. min n Î als l En Ears DNR 3 A AA iP En Figuur 20: Zeegaande cruiseschepen 45 7. BIJLAGEN 1. Bestuursopdracht (Bestuursplatform NZKG, 18-11-2018) 2. Economische waarde en marktpotentie zeecruise NZKG, hoofdrapport en bijlagen boek (Deloitte 27-09-2019) 3. Amsterdam Area Cruise Ship Emission Inventory (Starcrest Consulting Group LCC, sept. 2019); 4. Actuele en toekomstige bijdrage van zeecruiseschepen aan de luchtkwaliteit en emissies in het Noordzeekanaalgebied (TNO, 25-10-2019) 5. Haalbaarheidsonderzoeken Anteagroup over toekomstige PTA in de Coenhaven (Antea 9-6-2020) 6. Verkenning haalbaarheid PTA naar de Coenhaven (Gemeente Amsterdam/Port of Amsterdam, 01-07-2020, hfd 8 en bijlage 8 gewijzigd op 6-11-2020) 7. Emissiereductie bij zeecruiseschepen (CE Delft, juni 2020) 8. ‘Herstel vraag naar Zeecruise na Covid-19’ (Port of Amsterdam in overleg met Zeehaven IJmuiden en PTA, 29 april 2021) 46
Onderzoeksrapport
48
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 19 juli 2023 Ingekomen onder nummer 493 Status Status Onderwerp Motie van de leden Nanninga, Boomsma en Von Gerhardt inzake alle mogelijke oplossingen voor het woningtekort voor leerkrachten inzetten. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het lerarentekort Constaterende: -__datereen groot tekort aan leraren is in de gemeente Amsterdam; -__datereen groot tekort aan woningen is in de gemeente Amsterdam; -__dat volgens de rapportage lerarentekort amsterdam het niet kunnen vinden van een geschikte woning een van de belangrijkste redenen is voor leerkrachten om een baan buiten Amsterdam te zoeken; -__de gemeente Amsterdam voorrangsbeleid voert, waarbij leerkrachten met urgentie een huurwoning kunnen krijgen in de sociale- dan wel middenhuur; -_dat vanwege de oplopende lerarentekorten, er ondertussen ook particuliere initiatieven van de grond komen om leraren aan te trekken door betaalbare woonruimte aante bieden; Overwegende: -_dat bestuurlijke rigiditeit in de praktijk zelden tot oplossingen leidt; -__dat de overheid zich betrokken burgers beter aan de boezem drukt, dan zwart maakt; -___dat particulier initiatief de belastingbetaler niets kost; Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 1 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -__al dan niet samen met betrokken burgers alles in het werk te stellen om de tekortschietende Amsterdamse woningmarkt geen belemmering te laten zijn voor het aantrekken van voldoende leerkrachten; -_ouders en/of scholen die zelf creatieve oplossingen bedenken om het lerarentekort te bestrijden en daartoe leraren al dan niet van hun eigen school te helpen om een woning te kunnen betrekken, niets in de weg te leggen, daar nooit voor te benadelen, en deze zeker niet vit te sluiten van andere vormen van steun vanuit de gemeente en daar ook niet mee te dreigen, maar juist te prijzen en waarderen. Indiener(s), A. Nanninga D.T. Boomsma M.S. Von Gerhardt
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 209 Behandeld op 31 maart/1 april 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 6 april 2021 Onderwerp Motie van de leden Naoum Nehmé, Martens en Boomsma inzake het behouden van de maakindustrie binnen Amsterdam. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Kennisnemen en bespreken van het collegebesluit over de ontwerp-Omgevingsvisie Amsterdam 2050 en het bijbehorend ontwerp-Omgevingseffectrapport Overwegende dat: -— De omgevingsvisie een allesomvattend document moet zijn met aandacht voor wonen, werken, recreëren en mobiliteit; -— In het huidige ontwerp-omgevingsvisie er weinig tot geen aandacht is voor werkgelegenheid; -— Voldoende werkgelegenheid belangrijk is om de welvaart van de stad en zijn inwoners te behouden; - Volgends de plannen in de ontwerp-omgevingsvisie meer dan 450 hectare aan bedrijventerreinen getransformeerd worden tot woningbouw met als gevolg dat 150 hectare aan bedrijvigheid moet wijken naar andere gemeenten; — Dit vooral ten koste gaat van de maakindustrie die op dit moment belangrijk is voor de stad; — Het verdwijnen van deze bedrijven grote gevolgen heeft voor alle Amsterdammers die werkzaam zijn in de maakindustrie. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Binnen de Omgevingsvisie ervoor te zorgen dat de 150 hectare aan industrie die nu moet verdwijnen in de stad kan blijven zodat deze belangrijke sector voor de stad behouden blijft. De leden van de gemeenteraad H. Naoum Néhmé C. Martens D.T. Boomsma 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 86 Publicatiedatum 20 februari 2015 Ingekomen onder N’ Ingekomen op 11 februari 2015 Behandeld op 11 februari 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Roosma en mevrouw De Heer inzake de Nadere regels en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (maatschappelijke opvang — motivatie cliënt). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Nadere regels en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 51); Overwegende dat: — paragraaf 4.6.2 stelt dat de regio waar iemand toegang krijgt tot de maatschappelijke opvang wordt bepaald op basis van een beoordeling waar diegene de meeste kans heeft op een succesvol traject; — succesvol traject wordt gedefinieerd met binding, waarbij drie aspecten evenredig worden meegewogen: sociale netwerk, zorgkader en regiobinding; — in de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van de raadsleden mevrouw Roosma en de heer Groot Wassink, getiteld: ‘Een toegankelijke opvang voor dak- en thuislozen II’, het college stelt: “ín de beoordeling of sprake is van binding is er gelegenheid voor de cliënt om zijn wensen voor opvang in een bepaalde gemeente of regio kenbaar te maken en te motiveren. Die motivatie is een van de aspecten die betrokken wordt bij het bepalen van de gemeente waar de kans op een succesvol traject het grootst is” — de gemotiveerde wensen van de cliënt nu niet worden genoemd in de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning, terwijl zij volgens het college wel deel uit maken van de beoordeling waar de kans op succesvol traject het grootst is; — het wenselijk is dit alsnog in de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2015 op te nemen, 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 86 Moti Datum _ 20februari2015 “ete Draagt het college van burgemeester en wethouders op: aan de Nadere Regels Maatschappelijke Ondersteuning 2015 paragraaf 4.6.2 een aspect toe te voegen op basis waarvan succesvolle uitstroom wordt vastgesteld, namelijk de gemotiveerde wensen van de cliënt voor opvang in een bepaalde gemeente of regio. De leden van de gemeenteraad, F. Roosma A.C. de Heer 2
Motie
2
discard
Eino N% Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW uimte en ‚ Duurzaamheid % Amsterdam Ruimte en Groen, Water Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Water Deelnemingen (51) Agendapunt 8 Datum besluit College van B&W 12 juli 2022 Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief “voortgang van het principebesluit inzake de herijking van de governance van de stichting waternet” De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over “voortgang van het principebesluit inzake de herijking van de governance van de stichting waternet” Wettelijke grondslag Artikel 169 gemeentewet Bestuurlijke achtergrond Met de raadsinformatiebrief wordt de voortgang beschreven van de onderzoeksfase van de herijking van de governance van Waternet. Het gaat onder meer over een nadere vitwerking van Stichting B en de ontwikkelingen rond de uitwerking van een NV Drinkwater. Daarnaast beschrijft het de vervolgstappen om een Strategische Unit Watertaken Amsterdam (SUWA) te vormen en om de bestuurlijke samenwerking op de water- en watergelieerde taken met waterschap AGV en in de regio te intensiveren en verbreden. Het waterschap AGV en de gemeente Amsterdam hebben hun samenwerking op de uitvoering van hun watertaken op dit moment georganiseerd via de stichting Waternet. Waternet voert in opdracht van de gemeente en het waterschap verschillende watertaken uit. Voor de governance van de samenwerking is bewust gekozen voor een stichting, waarbij de bedrijfsvoeringsaspecten door het Stichtingsbestuur (bestaande uit de Dijkgraaf van AGV en de wethouder Water namens het College van B&W en een onafhankelijke voorzitter) worden bestuurd en de (beleids)inhoudelijke sturing (inclusief de daarvoor noodzakelijke financiële middelen) de volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtgevers is. Door diverse maatschappelijke ontwikkelingen en gewijzigde (maatschappelijke) opvattingen over governance en openbaar bestuur veranderden de beelden over de besturing van de stichting. Het feit dat de wethouder beleidsverantwoordelijk is voor een deel van de taken van de stichting en tegelijkertijd lid is van het stichtingsbestuur wordt in toenemende mate als knelpunt ervaren. Daarnaast hebben de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) en de Rekenkamer Metropool Amsterdam (RMA) onafhankelijk van elkaar begin 2021 geconstateerd dat de governance van stichting Waternet door de gemeente Amsterdam en het waterschap AGV versterkt kan worden. Waternet kampte daarnaast met problemen op het vlak van cybersecurity en is door de ILT onder verscherpt toezicht geplaatst. Er loopt een verbetertraject waarbij ILT nauw betrokken is. Op basis van de verbeterpunten vit de onderzoeksrapporten van ILT en de RMA is geconstateerd dat de governance van Waternet herijkt en verbeterd dient te worden en nader onderzoek moet worden verricht naar de wijze waarop aan de fiscale vereisten voor instandhouding van de btw- koepelvrijstelling van stichting Waternet kan worden voldaan. Gegenereerd: vl.7 1 VN2022-022213 % Gemeente De raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW Ruimte en ‚ % Amsterdam Ruimte en Groen, Water Duurzaamheid % Voordracht voor de Commissie MOW van o1 september 2022 Ter kennisneming In juli 2021 is het herijkingstraject gestart met een gezamenlijke bestuursopdracht, die eind 2021 tot een principebesluit heeft geleid, in lijn met de door v vastgestelde Nota Beleidskader Verbonden Partijen 2021. Het principebesluit, tevens de afronding van de denkfase van de bestuursopdracht, is vastgelegd in het collegebesluit van 2 november 2021 (VN2021-028762). Het principebesluit vormde het startpunt van de onderzoeksfase. De raadsinformatiebrief geeft de voortgang daarvan weer en schetst de vervolgstappen die moeten leiden tot definitieve besluitvorming. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? nvt. Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. Naam AD2022-071369 | 1. Raadsinformatiebrief herijking governance Waternet.pdf (pdf) | AD2022-068422 Commissie MOW Voordracht (pdf) Ter Inzage | Registratienr. Naam | Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte en Duurzaamheid, Dries van der Eerden, d.van.de.eerden® amsterdam.nl Gegenereerd: vl.7 2
Voordracht
2
train
Gemeente Amsterdam Bestuurscommissie Oost Voordracht en besluit D B = AB Registratienummer Z-17-34755 / INT-18-13595 Afdeling BOR Schoon Onderwerp Nieuwe locatie voor huishoudelijke afvalinzamelvoorzieningen aan de Tuinbouwstraat in Betondorp Portefeuille Afval DB lid Rick Vermin Gebied Betondorp (Watergraafsmeer) Datum DB 30 janvari 2018 Datum AB voorbereidend _- Datum AB besluitvormend 6 februari 2018 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) C.N. van Bergen Henegouw 06 3149 4605 [email protected] *ZOO41F79AADE Pagina van 5 Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: 1. het ABte verzoeken een nieuwe locatie (Tuinbouwstraat (nabij nr. 87) voor het inzamelen van huishoudelijk afval voor een ondergrondse container voor restafval, een voor papier en een voor kunststof definitief vast te stellen. Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. de nieuwe locatie aan de Tuinbouwstraat (nabij nr. 87) voor het inzamelen van huishoudelijk afval voor een ondergrondse container voor restafval, een voor papier en een voor kunststof vast te stellen. Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, Sjoukje Alta, Ivar Manuel, secretaris voorzitter Pagina 2 van 5 Bevoegdheid Wie is bevoegd te besluiten? Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam, kan het college van burgemeester en wethouders een locatie aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt. Ingevolge artikel 24, tweede lid van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 van de gemeente Amsterdam, juncto onderdeel D.3 van bijlage 3 bij die verordening, is de in artikel 4, vierde lid van de Afvalstoffenverordening bedoelde bevoegdheid door het college gedelegeerd aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost. Op grond van het Mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur Stadsdeel Oost is deze bevoegdheid uitgesloten van mandaat. Wie is bevoegd regels te stellen? Ingevolge artikel 8, vierde lid van de Afvalstoffen verordening 2009 kan het college regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moet worden aangeboden. Ingevolge artikel 24, tweede lid van de Verordening op de bestuurscommissies 2013 van de gemeente Amsterdam, juncto onderdeel D.5 van bijlage 3 bij die verordening, is de in artikel 8, vierde lid van de Afvalstoffenverordening bedoelde bevoegdheid door het college gedelegeerd aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Oost. Op grond van het Mandaatbesluit algemeen bestuur aan dagelijks bestuur Stadsdeel Oost is deze bevoegdheid uitgesloten van mandaat. In artikel 38 van de Verordening op de bestuurscommissies is — kort gezegd — bepaald dat alle geldende verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften die door de deelgemeenten zijn vastgesteld twee jaar na de inwerkingtreding van de Wet tot Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, vervallen. Deze wet trad op 19 maart 2014 in werking, hetgeen betekent dat op dit moment de voorheen in Oost geldende criteria die golden voor het bepalen van een locatie voor een ondergrondse afvalcontainer zijn vervallen. Echter, bij de keuze van een locatie zoals hier bedoeld komt het algemeen bestuur beleidsvrijheid toe. Bestuurlijke achtergrond In het kader van het uit te voeren groot onderhoud aan het wegennet van Betondorp en de optimalisatie van de inzamelvoorzieningen voor huishoudelijke afvalstoffen, werd voorgesteld om op drie nieuwe locatie in Betondorp (zie onder) ondergrondse inzamelvoorzieningen te realiseren. De oude locaties voor de inzamelvoorzieningen vervielen door de inpassing van een waterberging (Brink) en het creëren van een Water afvoer door infiltratie (WADI) (Tuinbouwstraat). Bij de keuze van de nieuwe locaties is gekeken naar 1) voor de bewoners en inzamelorganisatie goed bereikbare locaties in de direct omgeving van de oude locaties, 2) locaties die zo min mogelijk overlast geven, en 3) locaties die geen afbreuk doen aan de verkeersveiligheid ter plaatse tijdens het gebruik en met het legen van de inzamelvoorzieningen. Alle drie de locaties voldoen aan deze criteria. Dit achterliggende documenten zijn de volgende: Het AB-besluit van 5 september 2017 om de drie nieuwe locaties voor inzamelvoorzieningen conform de inspraakverordening van de gemeente Amsterdam van 29 maart 2016 aan inwoners en andere belanghebbenden voor te leggen om zienswijzen te ontvangen (Z-17-34755/INT-17-11693) Pagina 3 van 5 e De startnotitie Groot Onderhoud Betondorp, van 12 november 2012 e _Hetbesluit voor Groot Onderhoud Betondorp — Fase 1, van 3 maart 2015 e Het besluit voor Groot Onderhoud Betondorp — Fase 2 en 3, van 28 juni 2016 e _De Memo Optimalisatie containernet huishoudelijk afval, van 31 januari2013 e Het Plan van Aanpak Optimalisatie en Uitbreiding OAIS, van 17 mei 2016 Uitvoeringsplan afval 2016, van juni 2016 Onderbouwing besluit Beoogd effect Een goede inpassing van de nieuwe locatie voor afvalinzameling in een volledig nieuwe maaiveldinrichting. Argumenten Het AB heeft bewoners de mogelijkheid gegeven invloed uit te oefenen op de inrichting van hun directe omgeving. Hieruit is gebleken dat de voorgestelde locatie nabij Tuinbouwstraat 87 een locatie is, waar de bewoners zich in kunnen vinden. Kanttekeningen Wanneer een bewoner kan aantonen dat hij/zij niet in de gelegenheid is geweest een zienswijze in te dienen in de daarvoor opengestelde periode, dan kan hij/zij dat alsnog doen. In een dergelijke situatie zal het definitieve besluit worden opgeschort. Risico's / Neveneffecten Geen. Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau Advies verwerkt in de tekst. Financiën De realisatie van de nieuwe locatie wordt financieel gedekt door het project Groot Onderhoud Betondorp fase 2 en 3 (projectnr. 79003043, projectmanager Mark Brattinga). Communicatie Advies verwerkt in de tekst. Overige N.v.t. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Ja Indien ja, structureel (hieronder nader specificeren) Indien ja, dekking aanwezig? Ja Indien nee, hieronder dekking aangeven Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting De realisatie van de nieuwe locatie wordt financieel gedekt door het project Groot Onderhoud Betondorp fase 2 en 3 (projectnr. 79003043, projectmanager Mark Brattinga). Voorlichting en communicatie Het besluit wordt gepubliceerd bij de Bekendmakingen op de website van de gemeente Amsterdam. Voor de plaatsing van de containers op de nieuwe locaties worden direct omwonenden en overige gebruikers van de containers via een bewonersbrief tijdig op de hoogte gebracht van de werkzaamheden en het moment waarop de containers in gebruik kunnen worden genomen. Waar mogelijk wordt deze informatie meegenomen bij de communicatie over het groot onderhoud van de openbare ruimte in Betondorp. Uitkomsten inspraak Er zijn geen zienswijzen binnengekomen ten tijde van de inspraakperiode. Pagina4 van 5 Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) Nvt. Geheimhouding N.v.t. Einde geheimhouding Stukken Meegestuurd Plattegrond Tuinbouwstraat, tekening BD23-1ac, van 20 april 2017 Definitief locatiebesluit 1097XT87 (nabij Tuinbouwstraat 87), van 6 februari 2018 Ter inzage gelegd N.v.t. Parafen Manager Portefeuillehouder Ronald Boekhout van Solinge Rick Vermin Besluit dagelijks bestuur Conform. Pagina 5 van 5
Besluit
5
train
Gemeente Amsterdam Bestuurscommissie Oost Initiatiefvoorstel en besluit AB Registratienummer Z-16-31442 / INT-16-10401 Afdeling Bestuur en Organisatie Onderwerp Initiatiefvoorstel Leefstraat Portefeuille Openbare Ruimte DB lid Ivar Manuel Gebied Heel Oost Datum DB n.v.t. Datum AB voorbereidend 6 december 2016 Datum AB besluitvormend 20 december 2016 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Joep Timmermans i.o.m. Rick Vermin 020 253 BOOG [email protected] *ZO0OO0O311744 5D « Pagina a vans Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. indegebiedsplannen de mogelijkheid te creëren om op breed gedragen voorstel van een groep bewoners een (deel van een) straat gedurende de zomer van 2017 in te richten als zogenaamde Samenleefstraat; 2. bewonersgroepen daarbij actief te ondersteunen. Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, Sjoukje Alta, Ivar Manuel, secretaris voorzitter Pagina 2 van 5 Bevoegdheid Initiatiefvoorstel Leefstraat 1. Samenvatting Met dit initiatiefvoorstel introduceren de fracties van GroenLinks (…) het concept Samenleefstraat in stadsdeel Oost. In navolging van West krijgt Oost vanaf de zomer van 2017 elk jaar één of meerdere Samenleefstraten: straten kunnen een maand worden afgesloten zodat bewoners er kunnen leven, conform de motie Shahsavari-Jansen/Ernsting die is aangenomen in de gemeenteraad van Amsterdam. Hierbij worden bewoners betrokken, wordt goed gemonitord wat de effecten zijn en wordt de mening van bewoners en bezoekers gebruikt om de Leefstraten verder te ontwikkelen. Met dit initiatiefvoorstel Leefstraat wordt ruimte gegeven aan nieuwe manieren om de openbare ruimte in Oost en de sociale cohesie verder te verbeteren. De manier van werken past in de MobiliteitsAanpak Amsterdam 2030 en de ambities voor een leefbaar stadsdeel met ruimte om elkaar te ontmoeten in de openbare ruimte. 2. Amsterdam, stad om in te leven. Bewoners van Amsterdam wonen in onze stad om te leven. Niet alleen in huis, maar ook juist buitenshuis. Helaas hebben veel Amsterdammers weinig tot geen eigen buitenruimte of tuin en wordt op dit moment veel van de openbare ruimte in beslag genomen door auto's. Openbare ruimte die ook, tijdelijk, gebruikt kan worden voor spelen, recreëren, lezen, wandelen. Ook de bewoners van Oost hebben hier wellicht behoefte aan. In Amsterdam is in juni 2015 de motie van Shahsavari-Jansen/Ernsting (507) over 'Pilot Leefstraten! aangenomen. De motie roept op om straten een maand in de zomer autovrij te maken, zodat daar andere activiteiten kunnen plaatsvinden. En zodat mensen daar kunnen leven: spelen, wandelen, lezen, barbecueën, sporten, gezellig zitten et cetera. Met name in de zomer is het fijn om buiten te leven en buurten. Het college van B&W heeft het voorstel voor pilots Leefstraten met enthousiasme ontvangen. Het College heeft aangegeven dat de bestuurscommissies hierbij leidend zijn en dat bewoners het initiatief moeten nemen. Wel heeft het College in reactie op de motie enkele kaders meegegeven, en is in de motie al aangegeven daarbij rekening moet worden gehouden met de parkeerdruk in omliggende straten en dat de pilots niet tot bovenmatige overlast daar moet leiden, maar dat de parkeerdruk in de zomer in delen van de stad mogelijk lager is omdat relatief veel mensen op vakantie zijn. De verdere vormgeving ligt bij de bestuurscommissies. Afgelopen jaar is in Amsterdam-West is een proef uitgevoerd met de zogenaamde Leefstraten!, waarbij gedurende een maand van het jaar auto’s de straat uit gingen. De vrijgekomen ruimte wordt gebruikt voor en door bewoners en voorbijgangers te voet en te fiets voor andere activiteiten. In West gaan ze binnenkort evalueren, de lessen die getrokken worden, zullen meegenomen worden in het toepassen van de leefstraten in Oost. Ook in Gent en Haarlem is al geëxperimenteerd met leefstraten. In beide steden worden de straten als een groot succes gezien. In Gent leidde de straat tot een groter wij-gevoel en werd het gezien als een plek om samen tot rust te komen. In Haarlem hebben buurtbewoners elkaar door de activiteiten in de Leefstraat beter leren kennen, is de sociale Pagina 3 van 5 controle toegenomen en kunnen hulpbehoevende buurtbewoners nu op meer hulp van buren rekenen. Wij vragen het Dagelijks Bestuur om in de zomer van 2017 leefstraten in Oost mogelijk te maken. Onze ambitie is dat er ten minste in één van de gebieden van stadsdeel Oost deze zomer een Leefstraat is. Het precieze aantal leefstraten dat gerealiseerd wordt, laten we afhangen van het aantal haalbare plannen die worden ingediend door bewoners. 3. Proces Vanzelfsprekend zijn onze bewoners aan zet. Uit ervaring met de Leefstraat in Haarlem is gebleken dat bewoners het beste zelf draagvlak voor de Leefstraat kunnen creëren en organiseren. In navolging van West zal via Facebook reclame worden gemaakt en een formulier worden gedeeld waarop bewoners zich kunnen aanmelden. De gebiedsteams worden ingezet om ook bewoners zonder Facebook te bereiken. Om bekendheid te geven en om straten te vinden waar animo is, wordt door de gebiedsteams rondgevraagd onder bewoners. De bewoners geven aan in welke straat zij het willen en hoe zij de uitvoering voor zich zien. Hierbij zullen bewoners er rekening mee moeten houden dat ook de anderen in hun straat achter het besluit staan om van hun straat een Leefstraat te maken. Bewoners kunnen tot en met (…) een straat aandragen en uitwerken hoe zij hun Leefstraat vorm zouden willen geven. Vervolgens worden de plannen getoetst aan de kaders die de centrale stad heeft vastgesteld voor de bestuurscommissies. Bewoners die een Samenleefstraat willen, dienen aan te tonen dat er draagvlak is in de straat/buurt bijvoorbeeld door een bewonersavond te organiseren. Het stadsdeel faciliteert bewoners waar nodig, zoals bij de uitwerking en het organiseren van bijeenkomsten. Er moet grote mate van consensus zijn onder bewoners dat er Leefstraat komt, welk deel van de straat het betreft en wat voor afspraken er worden gemaakt. Het Dagelijks Bestuur stuurt een overzicht van de voorgedragen straten en het draagvlak per straat aan het Algemeen Bestuur en doet een voorstel (op basis van de criteria) welke straten in 2017 leefstraten worden. Deze straten worden dan in principe vier weken in de zomer van 2017 een Samenleefstraat. De exacte periode wordt waar nodig afgestemd met andere stadsdelen, als ook in andere stadsdelen leefstraten gecreëerd worden. Na de zomer wordt geëvalveerd wat bewoners er van vonden en wordt deze evaluatie voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Aan de hand van deze evaluatie wordt gekeken of en hoe we de komende jaren nog meer en betere leefstraten kunnen invoeren. 4. Tot slot Het benutten van openbare ruimte met inachtneming van alle gebruikers, past naadloos in de MobiliteitsAanpak Amsterdam 2030. We werken hard aan de leefbaarheid in stadsdeel Oost. We creëren ruimte voor fietsers en voetgangers zoals op de Weesperzijde, vergroenen het stadsdeel met onder meer de verdubbeling van het Oosterpark en werken aan verkeersveiligheid en doorstroming en het verminderen van COz uitstoot en fijnstof. Vrije openbare ruimte is echter schaars in ons stadsdeel. We moeten daarvoor zoeken naar creatieve oplossingen. Dit initiatiefvoorstel moet daaraan bijdragen, zodat Amsterdam prettig, toegankelijk en leefbaar is voor alle bewoners en bezoekers. Pagina4 van 5 Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau n.v.t. Financiën n.v.t. Communicatie n.v.t. Overige n.v.t. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Ja Indien ja, incidenteel (hieronder nader specificeren) Indien ja, dekking aanwezig? 2 Indien nee, hieronder dekking aangeven Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting <invullen indien van toepassing> Voorlichting en communicatie Breed bekend maken via diverse (social) media Uitkomsten inspraak N.v.t. Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) N.v.t. Geheimhouding N.v.t. Einde geheimhouding N.v.t. Stukken Meegestuurd Motie Shahsavari-Jansen/Ernsting Bestuurlijke reactie (B&W) op de motie Ter inzage gelegd -- Parafen Rick Vermin Pagina 5 van 5
Besluit
5
train
> < gemeente Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 11 januari 2022 Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, Bestuurszaken.RD @amsterdam.nl Onderwerp Afdoening motie Bloemberg-Issa, Partij voor de Dieren, nr 559.21, 8 juli 2021 Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 8 juli 2021 heeft vw raad de motie Bloemberg-Issa, Partij voor de Dieren, nr 559.21, aangenomen, met daarbij twee vragen: e _ te onderzoeken wat de verschillende klimaatscenario’s van het IPCC zouden betekenen voor de Omgevingsvisie Amsterdam 2050; © _de uitkomsten van dit onderzoek te betrekken bij de tweejaarlijkse monitoring en herijking van de Omgevingsvisie. Hieronder vindt u de beantwoording. Beantwoording Het meest recente IPCC-rapport uit augustus 2021 schetst zeer zorgwekkende mondiale ontwikkelingen*. Het klimaatbeleid van de gemeente Amsterdam is al gebaseerd op de doelstellingen van het akkoord van Parijs (getekend 2016). De hierbij behorende maatregelen zijn opgenomen in de ‘Routekaart Amsterdam klimaatneutraal 2050’. Tegelijkertijd moeten we de stad ook voorbereiden op de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering die nu al zicht- en merkbaar zijn. Daarom is het aanpassen van de stad aan het veranderende klimaat onontkoombaar. In de onderhavige motie wordt gesteld dat ‘toenemende klimaatontwrichting vraagt om een klimaatrobuuste ruimtelijke inrichting met aandacht voor de gevolgen van (extreme) regenval aan de ene kant en (extreme) hitte en droogte aan de andere kant.’ Het college herkent deze opgave en heeft, in samenwerking met de drie waterschappen Amstel, Gooi en Vecht, Hollands Noorderkwartier en Rijnland, een koers uitgezet met de Strategie klimaatadaptatie uit 2020 en de Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie vit 2021. De paragraaf ‘Klimaatbestendig’ in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 maakt onderdeel uit van die koers. Er is veel in gang gezet, maar er moet ook nog veel gebeuren om Amsterdam te wapenen tegen klimaatverandering. De doelstelling vit de Strategie klimaatadaptatie is om in 2050 zo goed mogelijk voorbereid te zijn op het veranderende klimaat. Hierbij wordt een flexibele aanpak *https:/fwww.ipcc.chfreport/ar6/wgaf Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 2 van 3 gehanteerd, zodat nieuwe informatie over het veranderende klimaat tot aanpassingen van de aanpak kan leiden. De nieuwste scenario’s van het IPCC rechtvaardigen het verzoek van de raadsleden om in het kader van de Omgevingsvisie te onderzoeken wat de verschillende IPCC-scenario’s voor Amsterdam betekenen. Dit past ook in de gekozen flexibele aanpak als het gaat om het klimaatbestendiger maken van de stad. Omdat de vertaling van de IPCC-scenario’s naar de Nederlandse situatie door het KNMI naar verwachting pas in 2023 gereed is, stelt het college voor om de komende tijd in het kader van het vormgeven van de uitvoeringsagenda Omgevingsvisie het Klimaatsignaal’21 van het KNMI van oktober jl. mee te nemen. Hierover wordt de gemeenteraad in de tweede helft van 2022 geïnformeerd in de jaarlijkse voortgangsrapportage van de Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie. In 2023 volgt vervolgens de doorwerking van de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s in het kader van de tweejaarlijkse monitoring en herijking van de Omgevingsvisie. De eventuele uitvoering van maatregelen op het gebied van het klimaatbestendiger maken van de stad is afhankelijk van de beschikbare financiële middelen. Hiermee beschouw ik de motie als afgehandeld, Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, CP _/ Oe Marieke van Doorninck Wethouder Ruimtelijke ontwikkeling en Duurzaamheid Bijlage: nadere toelichting IPCC en KNMI Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 3 van 3 Nadere toelichting IPCC en KNMI Internationaal en nationaal Het IPCC (International Panel on Climate Change) is een onderdeel van de UN (United Nations). Het panel geeft om de vijf à zes jaar een overzicht van alle wetenschappelijke kennis over het klimaat in zogenaamde Assessments Reports (AR's). Het panel doet zelf geen onderzoek. Het eerste assessment report (ARa) is gepubliceerd in 1990, het zesde (AR6) in augustus 2021. Het KNMI heeft op dat laatste report recentelijk gereageerd met het ‘Klimaatsignaal 2021’ (oktober 2021) dat een eerste vertaling voor Nederland bevat, en zal dat nogmaals uitgebreid in 2023 doen met de ‘KNMI'23-klimaatscenario’s. Deze zullen dan de vigerende 'KNMI'14-scenario's zullen vervangen. Het IPCC maakt gebruikt van scenario's, de zogenaamde SSP’s (Shared Economic Pathways). Deze geven mogelijke toekomstbeelden met uiteenlopende sociaaleconomische, technologische en demografische ontwikkelingen, en de invloed daarvan op het klimaat. De SSP’s zijn genummerd van 1 t/m 5, waarbij bij nummer 1 het meest duurzaam is met een maximale temperatuurstijging van 1,5 graad; nummer 5 is de meest onduurzame ontwikkeling met circa 4 à 5 graden temperatuurstijging in 2100. De rapporten van het IPCC veranderen in de loop der tijd van toon en inhoud. Een aantal sprekende voorbeelden: e _HetlPCC is veel uitgesprokener geworden. Het IPCC stelt in 1996 nog dat “… the balance of evidence suggests a discernable influence of the human behavior on the climate”, terwijl de cruciale zinsnede vit het AR6 report in 2021 luidt: “It is unequivocal that human influence has warmed the atmosphere, ocean and land”; e _ Het IPCC benadrukt in het AR6 rapport veel meer dan voorheen het belang van een maximum stijging van 1,5 graad. De effecten op het ecosysteem van de aarde zijn bij een verhoging van 1,5 graad nog beheersbaar, terwijl de effecten bij twee graden uit de hand dreigen te lopen. Tegelijkertijd constateert het IPCC dat in alle emissiescenario's de 1,5°C-grens over circa tien jaar is bereikt, een decennium eerder dan verwacht. Het is zeker dat weersextremen (droogte, hitte, wateroverlast) zullen toenemen. e _ De zeespiegelstijging versnelt. Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd een zeespiegelstijging van 1 mm per jaar gemeten (= 10 cm per eeuw), inmiddels is de gemeten stijging opgelopen naar 4 mm per jaar (= 40 cm per eeuw). Wetenschappers maken zich niet alleen zorgen over deze absolute stijging, maar vooral over de versnelling van de stijging. In het SSPs5 scenario uit het meest recente IPCC-rapport is gerekend met een stijging van 10 mm per jaar (= 1 meter per eeuw) in 2050 en 15 mm per jaar in 2100 (=1,5 meter per eeuw). Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
3
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1000 Behandeld op 10 september 2020 Status verworpen Onderwerp Motie van de leden Naoum Néhmé, Boomsma, Ceder, Kreuger en Van Soest inzake verhoog doelstellingen middenhuur en rapporteer over beschikbare woningen voor middeninkomens Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Kennisnemen van het onderzoek van de rekenkamer naar De gemengde stad en de aanbevelingen overnemen. Overwegende dat: — In het onderzoek van de Rekenkamer 'De gemengde stad; wensen, feiten en beleving’ (d.d. 11 juni 2020) 62% van de ondervraagde Amsterdammers aangeeft (p. 118) dat het aandeel middenhuur hoger moet zijn dan in het coalitieakkoord 2018-2022 is opgenomen, te weten 10%; — De Rekenkamer stelt dat belangrijke kengetallen in het Amsterdamse woonbeleid niet zijn onderbouwd (zie bv p. 51); — Demografische ontwikkelingen zoals door de gemeente zijn geschetst in de meest recente rapportage ‘Wonen in Amsterdam’ (januari 2020) beschrijven dat het aandeel middeninkomens in Amsterdam momenteel op 18% uitkomt; — De Rekenkamer constateert dat de voorraad woningen voor middeninkomens weliswaar groeit maar nog steeds niet aan de vraag voldoet (p. 20); — Het van groot belang is om een echte gemengde stad te zijn en de middeninkomens meer kansrijk te maken op de Amsterdamse woningmarkt; — Het momenteel voor de raad ontbreekt aan rapportages waarin per buurt het aantal woningen in het middensegment wordt gerapporteerd. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — Een rapportage op te stellen waarop op buurtniveau wordt gerapporteerd over het aantal woningen dat beschikbaar is voor middeninkomens en de eerste rapportage uiterlijk Q1 2021 naar de gemeenteraad te sturen; — In lijn met het panel van de Rekenkamer en de geuite wensen van 62% van de geïnterviewden het streefgetal uit het coalitieakkoord (10% middenhuur per buurt) te verhogen naar tenminste 18% (huidige aantal middeninkomens Amsterdam). 1 De leden van de gemeenteraad H. Naoum Néhmé D.T. Boomsma D.G.M. Ceder K.M. Kreuger W. van Soest 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1252 Publicatiedatum 15 november 2017 Ingekomen op 8 november 2017 Ingekomen onder 1186’ Behandeld op 9 november 2017 Uitslag Ingetrokken en vervangen door 1186’ Onderwerp Motie van het lid Flentge inzake de Begroting 2018 (Een vervanging voor ziekmakende woningen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2018. Overwegende dat: — achterstallig woningonderhoud nog steeds een veel voorkomend probleem is in Amsterdam; — huizen soms zo slecht onderhouden zijn dat bewoners er ziek van worden, en er een doktersadvies is om te verhuizen; — de gezondheid van bewoners niet te leiden zou mogen hebben onder weigerachtige verhuurders die hun zaakjes niet op orde hebben. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij aankomende herziening van urgentieregelingen mee te nemen dat er een noodoplossing komt voor mensen die wonen in een huis dat door achterstallig onderhoud onveilig en/of ongezond is omdat het onderhoud niet op orde is; — met corporaties in gesprek te gaan en erop in te zetten dat de 5% huizen die corporaties jaarlijks vrij kunnen toewijzen ook worden ingezet voor mensen die niet meer veilig en gezond in hun huis kunnen wonen omdat het onderhoud niet op orde is. Het lid van de gemeenteraad E.A. Flentge 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1126 Publicatiedatum 4 oktober 2017 Ingekomen onder AW Ingekomen op woensdag 27 september 2017 Behandeld op woensdag 27 september 2017 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Vink, Boomsma, N.T. Bakker en Dijk inzake de Investeringsnota Sluisbuurt (ruimte voor middeninkomens). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1047). Overwegende dat: — Eríinde Sluisbuurt geprogrammeerd is dat 1100 woningen (40% van het in totaal geplande aantal van 5500) in het middensegment worden gebouwd; — De helft daarvan een grootte van 70 m2 zal hebben en de andere helft kleiner dan 50 m2 zal zijn; — Deze omvang zo klein is dat gezinsvorming daar amper mogelijk is. Constaterende dat: — Woningen in het middensegment met ruimte voor gezinnen (bestaande uit meer deze gezinsleden) zeer schaars zijn in Amsterdam; — De Sluisbuurt bij uitstek kans biedt om juist (jonge) gezinnen ruimte te bieden; — Het de toekomstige wijk ten goede zou komen als mensen die zich er gaan vestigen er langere tijd blijven; — Dit voor deze kleine middensegment-woningen onwaarschijnlijk is aangezien deze bij gezinsuitbreiding snel te klein zullen zijn; — Het daarom wenselijk is een beduidend groter aantal woningen in het middensegment daarvoor qua omvang geschikt te maken. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. dat het middensegment ongeveer gelijke delen huur- en koopwoningen zal betreffen en dat voor ten minste 75% van de middeldure huurwoningen uitgegaan wordt van woningen van minimaal 70 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs; 2. de verhouding sociaal—-middensegment—duur in de Sluisbuurt te stellen op 40-35-25, waarbij het middensegment bestaat uit 15% middeldure huur en 20% middeldure koop en het hoogste segment voor 12%% uit huur en 12% % uit koop; 3. uit te gaan van ten minste 45 m2 voor de sociale huurwoningen. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1126 Moti Datum 4 oktober 2017 otie De leden van de gemeenteraad B.L. Vink D.T. Boomsma N.T. Bakker T.W. Dijk 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Amendement Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 403 Publicatiedatum 29 april 2016 Ingekomen onder AN Ingekomen op donderdag 21 april 2016 Behandeld op donderdag 21 april 2016 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Van Lammeren inzake de Agenda Dieren (verbod levende vissen, kreeften en krabben op markten). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Dieren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 261). Overwegende dat: — de Nota Dierenwelzijn van 2006 het beleid vastgesteld heeft dat er geen levende — vissen, schaal- en schelpdieren verkocht mogen worden op markten; — de Agenda Dieren dit weer toe wil staan; — eral in verschillende onderzoeken is aangetoond dat vissen, kreeften en krabben — pijn voelen en angst ervaren. Besluit: op pagina 21 de tekst "Vooralsnog is er onvoldoende maatschappelijk draagvlak om ook de verkoop voor consumptie van (nog) levende koudbloedige dieren (vis, schaal- en schelpdieren) op de markt te verbieden" te schrappen; de voorlaatste zin onder het kopje 2.2.3 te wijzigen van: “In de nadere regels van de Verordening op de Markten (2016) wil het college van B&W regelen dat levende warmbloedige dieren niet op markten verhandeld mogen worden”, naar: “In de nadere regels van de Verordening op de Markten (2016) wil het college van B&W regelen dat levende warmbloedige dieren, vissen, kreeften en krabben niet op markten verhandeld mogen worden.” De tekst in het groene tekstvlak te wijzigen van: “In diervriendelijk Amsterdam worden geen levende warmbloedige dieren op markten verhandeld”, naar: "In diervriendelijk Amsterdam worden geen levende warmbloedige dieren, vissen, kreeften en krabben op markten verhandeld.” 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 403 A d é Datum _ 29 april 2016 mendemen De tekst in de tabel te wijzigen van: Beperkingen Op markten Wethouder Wethouder opleggen aan het worden geen Economie Dierenwelzijn aantal levende levende (markten) diersoorten datop warmbloedige markten verkocht _ dieren verkocht. mag worden. Doorvoering bij vernieuwing marktverordening. naar: Beperkingen Op markten Wethouder Wethouder opleggen aan het worden geen Economie Dierenwelzijn aantal levende levende (markten) diersoorten dat op warmbloedige markten verkocht _ dieren, vissen, mag worden. kreeften en krabben verkocht. Doorvoering bij vernieuwing marktverordening. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 2
Motie
2
discard
> < gemeente Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 12 april 2022 Portefeuille(s) Dierenwelzijn Portefeuillehouder(s): Jakob Wedemeijer Behandeld door Ruimte & Duurzaamheid, [email protected] Onderwerp Afdoening motie 58 van de leden A.L. Bakker van de Partij voor de Dieren, J.F. van Pijpen van GroenLinks en T. Kuiper van de ChristenUnie Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 26 januari 2022 heeft vw raad bij de behandeling van ‘Kennisnemen van de Evaluatie Agenda Dieren 2015-2021’ motie 58 van de leden A.L. Bakker van de Partij voor de Dieren, J.F. van Pijpen van GroenLinks en T. Kuiper van de ChristenUnie aangenomen waarin het college gevraagd wordt om: 1. te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om, naar voorbeeld van de bierfiets, een gebiedsverbod in te stellen voor paardenkoetsen in het centrum Hiervoor is onderzocht welke gronden er juridisch kunnen zijn om een dergelijk gebiedsverbod in te stellen. Een belangrijke voorwaarde voor een dergelijk gebiedsverbod is dat er daadwerkelijk sprake is van het gebruik van paardenkoetsen en overlast en/of hinder als gevolg daarvan wordt ervaren. Sinds april 2020 is in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opgenomen dat het verboden is om op of aan de weg met een voertuig tegen betaling alternatief personenvervoer aan te bieden’. De paardenkoets is een voertuig waarvoor dit verbod van toepassing is. Klanten mogen nu alleen nog via een vooraf afgesproken bestelling op een vooraf afgesproken plaats worden opgehaald. Het onderweg halteren en oppikken van klanten is niet meer toegestaan. Sinds deze wijziging van de APV lijkt de aanwezigheid van dit soort voertuigen sterk verminderd te zijn in de stad. Dit kan echter niet los worden gezien van de COVID-19 pandemie en de gepaarde sterke vermindering van het aantal toeristen in de stad en vooral het centrum. Hierdoor is nog niet duidelijk wat de effecten zijn geweest van het afschaffen van de vergunningen voor alternatief personenvervoer. Het besluit om in de APV een bepaling (artikel 2.17A) op te nemen waarmee het mogelijk is gemaakt om een gebiedsverbod in te stellen voor groepsfietsen, zoals bierfietsen, is gemotiveerd op basis van de vele meldingen van overlast en duidelijke verkeershinder die op dat moment ervaren werd van de groepsfietsen in het centrum van Amsterdam. -Https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8230619/1/o9012f9782c2doo8 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 12 april 2022 Pagina 2 van 2 Het besluit om een gebiedsverbod voor bepaalde voertuigen in de APV op te nemen moet gemotiveerd worden op basis van concrete overlast en/of hinder. De gemeente dient daarbij een zorgvuldige afweging te maken of voor het tegengaan van deze overlast en/of hinder een gebiedsverbod proportioneel en noodzakelijk is. Dit zal door de rechter getoetst kunnen worden. Wanneer er niet of nauwelijks paardenkoetsen in het centrum van Amsterdam rondrijden en het onduidelijk is welke overlast en/of hinder zij veroorzaken, is er onvoldoende feitelijke basis voor een gebiedsverbod. Bestuurders van paardenkoetsen moeten zich viteraard houden aan relevante regelgeving zoals de Wegenverkeerswet, de Wet dieren en bijbehorende regelingen. De Wegenverkeerswet en de Wet dieren betreffen hogere (landelijke) wetgeving, waardoor lokaal geen strengere uitgangspunten kunnen worden gehanteerd. Specifiek voor knelpunten rondom dierenwelzijn is dierenwelzijn geen weigeringsrond. Beperkingen van dierenwelzijn zou in theorie aanleiding kunnen zijn voor verstoring van openbare orde, overlast en hinder. Hiertoe lijkt momenteel lokaal geen aanleiding toe aangezien er geen diergerelateerde signalen of meldingen binnen komen. Afsluitend, momenteel is het onduidelijk of er overlast en/of hinder wordt ervaren om een gebiedsverbod in te stellen voor paardenkoetsen in het centrum. Overlast en hinder zijn namelijk de enige weigeringsgronden voor een verbod op alternatief personenvervoer in een gebied. Wegens de COVID-19 pandemie en gepaarde verminderde aantallen toeristen in de stad is monitoring naar alternatief personenvervoer uitgesteld. Dit zal nu pas plaats vinden in Q3 van dit jaar. Op basis van de resultaten kan mogelijk beoordeeld worden hoe de situatie omtrent paardenkoetsen zich ontwikkeld heeft en of vervolgstappen wenselijk en mogelijk zijn. Deze resultaten zullen in Q4 2022 worden teruggekoppeld aan de raad. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Jakob Wedemeijer Wethouder Dierenwelzijn Bijlagen 1. Motie 58 inzake paardenkoetsen als toeristisch vervoer verder terugdringen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 010 Behandeld op 20 januari 2021 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021 Onderwerp Motie van de leden Blom en Veldhuyzen inzake Kansenongelijkheid (Effectiviteit van het onderwijskansenbeleid) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het agendapunt ‘Kennisnemen van de voortgangsbrief Tegengaan Kansenongelijkheid’. Constaterende dat: -— Een kwart van de Amsterdamse peuters een toekomstig risico heeft op onderwijsachterstanden; - Vierendertig procent van de Amsterdamse leerlingen risico op onderwijsachterstanden heeft; - De gemeente Amsterdam ruim dertien miljoen jaarlijks beschikbaar stelt aan scholen in de strijd tegen onderwijsongelijkheid en onderwijsachterstanden; - Amsterdam voorop loopt in het bestrijden van kansenongelijkheid in het onderwijs; - De Staat van het Amsterdamse primair onderwijs (2020) laat zien dat er grote verschillen zijn tussen scholen in de mate waarin de inzet effectiviteit laat zien; — Er weinig informatie is over de specifieke aanpakken die scholen voor doelgroepleerlingen hanteren en over het rendement daarvan in verhouding tot de niet-doelgroepleerlingen. Overwegende dat: - Bovenstaande ons dwingt benodigde systeemaanpassingen te verrichten om de kansenongelijkheid weg te nemen; - De effectiviteit van de inzet beter vast te stellen is door in onderzoek specifieker en gerichter onderscheid te maken tussen doelgroepleerlingen en niet-doelgroepleerlingen:; -__Het uitgangspunt nog steeds voorop staat dat de rijks- én stedelijke middelen, naast de beleidsmatige inzet en aandacht tot resultaat moeten hebben de ongelijkheid en achterstanden terug te dringen; - Amsterdamse ouders recht hebben op informatie over de specifieke aanpakken die scholen voor doelgroepleerlingen inzetten en over de effectiviteit daarvan; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Te onderzoeken op welke wijze de effectiviteit van het gemeentelijk 1 beleid gelijke kansen onderwijs nog beter in beeld kan worden gebracht, op basis van analyses van relevante data door gecertificeerde onderzoeksinstellingen:; 2. Te onderzoeken op welke wijze deze analyse een nog meer structurele plek kan krijgen in de cycli van beleidsevaluaties, richting de raad en in de gesprekken van de gemeente met het onderwijsveld; 3. Te onderzoeken of en zo ja op welke wijze de informatie toegankelijk kan worden gemaakt voor ouders. De leden van de gemeenteraad S.R.H. Blom JA. Veldhuyzen 2
Motie
2
train
X Gemeente Amsterdam F E Z % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven % Agenda, donderdag 4 juli 2019 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Raadzaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare en besloten vergadering van de Raadscommissie FEZ d.d. 13 juni 2019 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie amsterdam.nl e _ Hetbesloten verslag kan uitsluitend door de commissieteden persoonlijk worden opgehaald bij de Raadsgriffie, kamer 0278. 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Agenda, donderdag 4 juli 2019 Financiën 11 De Voorjaarsnota 2019 Nr. BD2019-005427 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.07.2019). e Betreft behandeling in tweede termijn. 12 Aanbesteding Betalingsverkeer Nr. BD2019-005412 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. Economische Zaken 13 Resultaat draagvlakmetingen bedrijveninvesteringszones 2019 en het intrekken van 3 verordeningen met onvoldoende draagvlak onder de ondernemers Nr. BD2019-004863 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.07.2019). 14 Wijziging markttarieven 2019 Nr. BD2019-005254 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.07.2019). 15 Kennisnemen van de eindrapportage van het programma Amsterdam Impact 2015-2018 en instemmen met het nieuwe actieprogramma Amsterdam Impact 2019-2022 Nr. BD2019-005406 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. (Gemeenteraad d.d. 10.07.2019). 16 Discussienota ‘Naar een economie die werkt voor iedereen’ Nr. BD2019-005085 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Biemond (PvdA). 17 Afdoening toezeggingen met betrekking tot de jaarlijkse evaluatie Freezones (TA2015-001551) en verruimen van regels in de Freezones (TA2016-000717) Nr. BD2019-004874 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ De commissie AZ is hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Agenda, donderdag 4 juli 2019 Deelnemingen 18 Jaarverslag 2018 van Port of Amsterdam Nr. BD2019-005189 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Kat (D66). 3
Agenda
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad x Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1265 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake realisatie van bufferplekken in het Centrum om rondrijdende chauffeurs en onnodige luchtvervuiling te voorkomen Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Vaststellen van de Agenda Taxi 2020-2025. Constaterende dat: — Momenteel veel taxi's rondrijden in Amsterdam in afwachting van een opdracht; — Het rondrijden van lege taxi's een inefficiënt gebruik is van de schaarse openbare ruimte in onze binnenstad; — De realisatie van bufferplekken een goede uitkomst kan bieden voor dit probleem op de korte termijn; — Conform de Agenda Taxi 2020-2025 bufferplekken pas ‘straks’ of ‘later’ zullen worden gerealiseerd. Overwegende dat: — De lege taxi's rondrijden omdat zij geen plek hebben om tijdelijk te parkeren zonder dat hier hoge kosten aan verbonden zijn; — Het rondrijden van lege taxi's slecht is voor de luchtkwaliteit in de stad en op gespannen voet staat met de ambitie om een autoluwe stad te bewerkstelligen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Realiseer onmiddellijk bufferplekken in het Centrum bij de uitvoering van Agenda Taxi 2020-2025 om rondrijdende chauffeurs en onnodige luchtvervuiling te voorkomen. Het lid van de gemeenteraad N. Yilmaz
Motie
1
train
x Gemeente Gemeente Amsterdam Amsterdam Bestuurscommissie West 2x West BESPREEKFLAP AB Reqistratienummer INT-17-03552 Afdeling Gebiedsteams Onderwerp Gebiedsplannen 2018 Portefeuille Gebiedsgericht werken DB lid Jeroen van Berkel Gebied Alle gebieden Vergaderdatum AB 28-11-2017 Oordeelvormend 12-12-2017 Besluitvormend Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Femke Straatsma namens de gebiedsmanagers 06-10431822 [email protected] Planning van de bespreking e Beeldvorming 28-11-2017 e _Besluitvormend 12-12-2017 Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West bespreekt: Wat er nodig is voor de stad Amsterdam, bepaalt de gemeente samen met bewoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. Om dit zo goed mogelijk te kunnen doen, is de stad opgedeeld in 22 gebieden. De gemeente werkt gebiedsgericht om maatwerk te kunnen leveren. Een hulpmiddel hierbij is de gebiedscyclus. De gebiedsplannen maken hier onderdeel van vit. De gebiedsplannen zijn jaarlijkse werkplannen en bevatten activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de gebiedsagenda die eens in de 4 jaar wordt vastgesteld. Voor de drie gebieden in West is een apart gebiedsplan opgesteld. In de gebiedsplannen staat omschreven wat er in 2018 meer, minder of anders aan inzet wordt gepleegd naast het bestaande (reguliere) aan inzet. Voorgeschiedenis: Bestuurlijke achtergrond (aanleiding en context) De gebiedsplannen die voorliggen zijn een weergave van de opgave van het gebied en de wensen van bewoners. Deze zijn bepaald op basis van de contacten die de gebiedsteams Pagina 1 van 3 gedurende het hele jaar hebben met bewoners, ondernemers en partners. In mei zijn er intern themasessies georganiseerd op basis waarvan de gebiedsplannen zijn geactualiseerd en aangevuld voor 2018. Een overzicht van alle activiteiten is begin september vastgesteld in het db. Tijdens buurtpicknicks op 16 september zijn de plannen vervolgens voorgelegd aan buurtbewoners en konden bewoners nieuwe ideeën aanreiken voor de gebiedsplannen. De gebiedsplannen worden na vaststelling door het Algemeen Bestuur van West aangeboden aan de centraal stedelijk gebiedswethouder West, de heer U. Kock, die de gebiedsplannen ter kennisname zal aanbieden aan het College van B&W. Reden van bespreking De gebiedsplannen West 2018 vormen de actieplannen voor onze drie gebieden. In de gebiedsplannen staat omschreven wat er in 2018 meer, minder of anders aan inzet wordt gepleegd naast het bestaande (reguliere) aan inzet. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Ja Indien ja, incidenteel Indien ja, dekking ja (gebiedsbudget) aanwezig? Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting Met het vaststellen van de gebiedsplannen en het bijbehorend financieel overzicht wordt ingestemd met de besteding van het gebiedsbudget à €3.502.958. In het bijgevoegde financieel overzicht is aangegeven welk bedrag voor welke activiteiten is gereserveerd uit het gebiedsbudget. Indien er geen bedragen vermeld staan wordt de activiteit uit andere budgetten. Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau - Financiën - Communicatie - Overige AB (buurtadoptanten) en DB zijn vitgenodigd om deel te nemen tijdens de buurtpicknick op 16 september. Verder heeft er tussentijds afstemming plaatsgevonden met het dagelijks bestuur tijdens de integrale tafels en er is een ambtelijk-bestuurlijke sessie georganiseerd op 7 november met het DB en de gebiedsteams. Ambtelijk is er afstemming geweest met de gebiedsteammedewerkers, gebiedsmanagers, gebied coördinatoren, strategisch adviseurs, ambtelijk opdrachtgevers, afdelingsmanagers en budgethouders, implementatiemanager excellente uitvoering, communicatieadviseurs, financieel adviseurs en de procesregisseur P&C. Voorlichting en communicatie WAT: Het algemeen bestuur heeft op 28 november 2017 gesproken over de gebiedsplannen 2018. Op 12 december vindt besluitvorming plaats. Registratienummer <invullen> Pagina 2 van 3 HOE: De gebiedsplannen 2018 worden stedelijk gepubliceerd eind januari 2018. Uitkomsten inspraak en maatschappelijk overleg (participatie) Om zoveel mogelijk mensen te bereiken zijn er op 16 september 2017 in het hele stadsdeel picknicks georganiseerd, waar werd gediscussieerd over de vraag: wat mag er meer, minder of misschien wel anders in 2018? Aan de hand van stellingen konden de bezoekers hun mening geven over de plannen voor 2018. De Bos en Lommerpicknick vond plaats bij het Wachterliedplantsoen in de Erasmusparkbuurt. De Westerparkpicknick vond (vanwege de regen) plaats in het buurtrestaurant van verpleeghuis De Poort. In aanvulling hierop is er in enkele buurten van Westerpark een burenborrel gehouden om wensen van bewoners te horen. De Oud-Westpicknick vond plaats op het Nicolaas Beetsplantsoen, de Baarsjespicknick op het Mercatorplein. Stukken Meegestuurd 1. Gebiedsplan Bos en Lommer 2018 2. Gebiedsplan Oud-West/De Baarsjes 2018 3. Gebiedsplan Westerpark 2018 4. Financieel overzicht besteding gebiedsbudget Ter inzage gelegd Registratienummer <invullen> Pagina 3 van 3
Besluit
3
train
Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 Ne mn EE Sc 77 4 Inleiding Mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen of niet kunnen omgaan met de computer hebben meer problemen en minder kansen. Zij vinden moeilijker hun weg in de snel veranderende samenleving die steeds meer van ons vraagt. Om mee te komen zijn voldoende basisvaardigheden nodig. Mensen die over onvoldoende taal-, reken- of digitale vaardigheden beschikken noemen we laaggeletterd. Het college wil ook in de komende periode taal inzetten als middel om de kansen van mensen te vergroten. Dat doen we vanuit een breed perspectief, omdat laaggeletterdheid samenhangt met tal van problemen op andere leefgebieden: schulden, werkloosheid, sociaal isolement en aansluitingsproblematiek onderwijs. We verzorgen praktische cursussen die ingaan op belangrijke vragen waar mensen mee zitten: ‘Wat staat er in mijn werkinstructie?’ of ‘Hoe krijg ik overzicht over mijn financiën?’ Maar we bieden ook cursussen aan die opleiden tot het niveau geletterd en eraan bijdragen dat mensen een beroepsopleiding kunnen volgen. Het Taaloffensief voorziet zodoende in een divers aanbod voor alle Amsterdammers die bepaalde basisvaardigheden missen én voor midden- en hoger opgeleiden die zich Nederlands als tweede taal eigen moeten maken. Omdat laaggeletterdheid raakt aan verschillende leefgebieden kiest het college voor een integrale aanpak waarbij de verbinding wordt gelegd met de portefeuilles Onderwijs, Armoedebestrijding, Schuldhulpverlening, Activering, Werk, Gezondheid en Inburgering. Samen met Onderwijs vergroten we bijvoorbeeld kansen voor ouders en kinderen met een taalachterstand via het aanbod Taal en Ouderbetrokkenheid. Met Armoedebestrijding is de aanpak Armoede, Taal en Laaggeletterdheid ontwikkeld. Via het Amsterdamse Taalakkoord werken we samen met ongeveer zestig werkgevers, om werkende laaggeletterden te bereiken. En samen met stadsdelen versterken we de aanwezige taalnetwerken, Dat doen we door de werving en verwijzing te verbeteren, van vooral de moeilijker bereikbare groepen. Ook het voorkomen van laaggeletterdheid in het funderende onderwijs krijgt onze aandacht. Steeds meer jongeren verlaten al dan niet gediplomeerd, laaggeletterd het onderwijs. Dat geldt vooral voor studenten van opleidingen Middelbaar Beroepsonderwijs op niveau 1 en 2. In Amsterdam gaan we een alliantie aan met onderwijs om gezamenlijk te onderzoeken hoe we deze ontwikkeling kunnen keren. Daarbij betrekken we ook het primair onderwijs en leggen we de link naar het beleid Voortijdig Schoolverlaten en de agenda Middelbaar Beroepsonderwijs. Alleen met deze integrale benadering krijgen we grip op de groei van het aantal laaggeletterden en voorkomen we dat kansenongelijkheid onder jongeren groeit als gevolg van laaggeletterdheid. Hiermee geven we gevolg aan het advies zoals dit is opgenomen in het adviesrapport op het gebied van laaggeletterdheid (d.d. 12 april 2019) van de Sociaal Economische Raad en het rapport de Staat van het Onderwijs 2019 van de Onderwijsinspectie waarin aandacht wordt gevraagd voor deze problematiek. Tot slot is het belangrijk te melden dat de regiogemeenten van de arbeidsmarktregio Amsterdam zich aansluiten bij het Taaloffensief. Dat is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een meerjarige aanpak van laaggeletterdheid voor de gehele arbeidsmarktregio Amsterdam. Deze ontwikkeling is onderdeel van de vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2023. Doelstelling De groep laaggeletterde volwassenen is groot en divers. Voor deze mensen, vaak met een lage sociaal economische status, is het door beperkte leerbaarheid niet altijd haalbaar om een achterstand in te lopen. De ontwikkeling naar het niveau geletterd voor alle Amsterdammers is daarom voor het college geen doel op zich. Het college ziet het vooral als taak om mensen kansen te bieden om meer te kunnen met taal. Dat kan leiden tot vooruitgang op verschillende leefgebieden. Het taalaanbod is gericht op de ontwikkeling van competenties die voor verschillende Amsterdammers belangrijk zijn, en het wordt verzorgd op taalniveaus die passen bij hun mogelijkheden. Zodoende sluiten we met het Taaloffensief aan bij wat mensen kunnen én wat ze willen met taal. Er is aanbod voor de ‘snel lerenden’, maar ook voor groepen die moeilijker de stap naar school of andere vormen van educatie zetten. De grootste ambitie van het Taaloffensief is voorzien in aanbod dat aansluit bij de mogelijkheden en behoeften van Amsterdammers die we tot nu toe moeilijk bereikten. Daarnaast is in de Doelenboom afgesproken dat we meten wat het percentage deelnemers is dat een traject op het niveau geletterd verlaat (13%) en wat het aantal deelnemers is dat we jaarlijks bereiken (5000). Leeswijzer In het voorliggende uitvoeringsplan is uitgewerkt hoe het aanbod om taal-, reken- en digitale vaardigheden te vergroten inspeelt op het vergroten van mogelijkheden voor alle Amsterdammers. Allereerst is dit schematisch in beeld gebracht. Vervolgens wordt het schema inhoudelijk onderbouwd. Voor verschillende leefgebieden lichten we toe wat voor formeel aanbod er is om kansen voor Amsterdammers op het betreffende gebied te vergroten. Het gaat daarbij om de volgende leefgebieden: - Meer kans op werk, -___Meer kans op meedoen, -__ Meer kans op een gezondere levensstijl, -__ Meer kans op meer betrokkenheid bij school, -__ Meer kans op een opleiding, - Meer kans op beter inzicht in geldzaken. 1 Kamerbrief van 18 maart 2019 ‘Samen aan de slag voor een vaardig Nederland — vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2023 (Wet Educatie Beroepsonderwijs) 2 Ook wordt toegelicht dat aanvullend op alle formele cursussen een module digitale vaardigheden wordt aangeboden aan de mensen die dat nodig hebben. Daarnaast is er aanbod voor Amsterdammers met het Nederlands als moedertaal, wat bij het onderwerp ‘lezen en schrijven’ verder wordt uitgewerkt. Vervolgens wordt de inrichting van het informele aanbod uiteengezet. Daarbij gaan we in op de rol van taalcoaches en de manier waarop we taalnetwerken willen versterken. In die taalnetwerken hebben de stadsdelen, taalconsulenten Volwasseneneducatie en Leef en Leer een belangrijke rol. Daaropvolgend lichten we drie overige aandachtspunten van het Taaloffensief toe: de manier waarop we inzetten op toegankelijke communicatie, de relatie met ontwikkelingen rond inburgering en de manier waarop we de kwaliteit van het taalaanbod borgen. Daarna volgt een financiële onderbouwing en een prognose van het aantal cursussen die we met het Taaloffensief organiseren. Tot slot zetten we aan het eind van het uitvoeringsplan uiteen op welke manier we met het plan invulling geven aan vier ingediende moties. Bij onderdelen in het plan die betrekking hebben op die moties is dat in de tekst aangegeven. 3 % Uitvoeringsplan Taaloffensief Met voldoende basisvaardigheden meer kans op: e= Eed GS LHN Cg Werk Meedoen Een gezondere Meer betrokken- Een opleiding Beter inzicht in levensstijl heid bij school geldzaken - - Formeel aanbod - - > Taal en werk > Taal in de buurt > Taal in de buurt > Taal en ouder- > Taalroute naar » Taal en financiële > Taal op de n werkvloer mmm enen > Digitale vaardigheden > Rekenvaardigheden > Lezen en Schrijven rn nn Informeel aanbod > Taalcoaches > Sociale Basis te Sterkere taalnetwerken voor een groter bereik > Stadsdelen zorgen voor betere samenwerking tussen taalaanbieders (formeel/informeel) en toeleiders (onder wie taalconsulenten volwasseneneducatie). > Taalconsulenten adviseren en informeren professionals en nieuwe deelnemers. De ontwikkelbuurten krijgen daarbij speciale aandacht. > Programma Leef en Leer biedt stadsbreed ondersteuning aan informele aanbieders basisvaardigheden. Legenda Blauw kader: Oranje kader: Paars kader: nd mm mmm Aanbesteding professioneel aanbod Taaloffensief Separaat ingekocht aanbod Taaloffensief Gesubsidieerde activiteit 4 Formeel aanbod Via professioneel aanbod door gecertificeerde docenten maakt het college het mogelijk voor Amsterdammers om diverse cursussen te volgen waarmee ze hun basisvaardigheden verbeteren. Het college vergroot daarmee de kansen van Amsterdammers op verschillende leefgebieden. Meer kans op werk Het spreken van de Nederlandse taal is vaak een vereiste om in aanmerking te komen voor een baan. Een taalachterstand zorgt voor minder kansen op de arbeidsmarkt en het belemmert mensen om door te groeien. Met cursussen die ingaan op het thema werk bieden we meer Amsterdammers de kans om een baan te vinden of hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. We bieden met Taal op de werkvloereen cursus op maat, waarbij werknemers taalles direct na of tijdens werk volgen. Deze cursus vindt plaats op de werklocatie en het leren van de (vak)taal is gekoppeld aan activiteiten die in het kader van het werk worden uitgevoerd. Om Taal op de werkvloer te organiseren is samenwerking met werkgevers nodig. Via het Amsterdamse Taalakkoordis een netwerk van organisaties tot stand gebracht, waarbij alle deelnemers zich inzetten om de problematiek van laaggeletterdheid aan te pakken. Voor meer succesvolle acties blijkt meer eigenaarschap van werkgevers nodig. Daar zet het college deze periode op in. Daarmee geven we invulling aan motie 910: Toegankelijkheid voorzieningen laaggeletterdheid verbeteren voor doelgroep: te onderzoeken hoe meer partners vanuit een integrale aanpak kunnen aansluiten bij het Amsterdams Taalakkoord (El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder). House of Skills bouwt aan een coalitie van partners die zich committeren aan een arbeidsmarkt die op skills is gericht. Om zogenaamde 21st century skills en vakgerichte competenties te kunnen verwerven zijn basisvaardigheden een voorwaarde. In afstemming met House of Skills bieden we trajecten aan die het ontwikkelen van basisvaardigheden stimuleren, zodat kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot. Van Taaleis naar taalkans Naar schatting 25% van de uitkeringsgerechtigden beheerst de Nederlandse taal onvoldoende. De wet Taaleis (onderdeel van de Participatiewet) verplicht mensen met een uitkering die een taalachterstand hebben om beter Nederlands te leren. Deze mensen willen we actief een kans bieden om een taaltraject te volgen. Dat doen we door aan te sluiten bij de beleidsbrief Meer kans op werk? Daarin is aangekondigd dat alle 40.000 uitkeringsgerechtigde Amsterdammers een gesprek krijgen om de mogelijkheden op werk te bespreken. De mensen waarbij Nederlandse taalvaardigheid een belemmering is, worden bemiddeld naar een taalcursus op maat. Daarmee geven we invulling aan motie 905: Maak werk van de Taaleis (Boomsma, 17 oktober 2018). 2 Beleidsbrief van wethouder Groot Wassink (d.d. 16 mei 2019) aan de leden van de raadscommissie Werk, Inkomen en Onderwijs. 5 Uitvoering: Inkoop 200 trajecten Taal op de werkvloer; Inkoop 600 trajecten Taal en werk. Nieuw: Meer betrokkenheid van werkgevers bij het Amsterdamse Taalakkoord en sturing op concrete resultaten; Verdubbeling aantal trajecten Taal op de werkvloer: Klantmanagers bemiddelen actief naar het aanbod Taaloffensief. Kwalitatieve impuls: We sturen op aanbod waarbij taalontwikkeling meer aandacht krijgt op de werkvloer. Dat doen we door aanbieders een actieve coachingsrol op te laten pakken, waarbij ze leidinggevenden en andere medewerkers van organisaties begeleiden bij het ondersteunen van collega's die een taaltraject volgen. Meer kans op meedoen Te weinig mensen maken gebruik van voorzieningen en activiteiten in de buurt en lopen het risico (verder) geïsoleerd te raken. Een gebrek aan basisvaardigheden vormt een belemmering om te participeren. Het college wil expertise en middelen inzetten voor mensen die dit het meest nodig hebben. Om deze mensen te bereiken bieden we praktische taalcursussen aan die aansluiten bij het dagelijks leven en georiënteerd zijn op activiteiten in de buurt. Voor wie dit nodig is zetten we in op alfabetisering. Na deze eerste stap kan doorgestroomd worden naar vervolgaanbod. Uitvoering: Inkoop 900 trajecten Taal in de buurt. Nieuw: Nabijheid en zichtbaarheid door aantal leslocaties uit te breiden Toename met 400 trajecten voor mensen met geen of heel weinig schoolervaring Meer aanbod op maat, bv. een extensieve variant van één dagdeel per week. Kwalitatieve impuls: We sturen op flexibel aanbod zonder vast curriculum waarbij de vragen van deelnemers leidend zijn en waarin praktijkopdrachten die aansluiten bij die vragen veel aandacht krijgen. Meer kans op een gezondere levensstijl Gezondheidsproblemen zijn niet gelijk verspreid over de stad. Zo hebben ouderen, inwoners met een laag opleidingsniveau en inwoners van niet-westerse herkomst vaker een slechtere gezondheid. Ook scoren bepaalde stadsdelen op meerdere gezondheidsaspecten ongunstig? De mate van gezondheid hangt nauw samen met lees-, schrijf-, reken — en digitale vaardigheden. In verschillende onderdelen van dit uitvoeringsplan is daarom aandacht voor het aanleren van een gezondere levensstijl en het zelfstandig de weg vinden naar gezondheidszorg. 3 Gezondheid in beeld, resultaten Amsterdamse gezondheidsmonitor 2016. 6 Uitvoering: Het onderwerp gezondheid krijgt aandacht bij: Taal in de buurt, Taal en Ouderbetrokkenheid, en Route naar B1/2F Nieuw: Het is mogelijk om vraaggestuurde taalondersteuning te organiseren, op verzoek van wijkteams of andere zorgpartners (bijvoorbeeld de GGD) Kwalitatieve impuls: We sturen op aanbod waarbij het onderwerp gezondheid meer aandacht krijgt door het bij meer deelnemers in de competentielijst op te nemen. Meer kans op meer betrokkenheid bij school Uit recent onderzoek van de gemeente Amsterdam? onder succesvolle basisscholen blijkt dat juist ouderbetrokkenheid een belangrijke factor is voor het succes van het kind. Veel basisschoolleerlingen hebben een taalachterstand. Deze achterstand is vaak gerelateerd aan onvoldoende taalvaardigheden van de ouders, zowel in het Nederlands als in andere talen. Wanneer ouders zich ontwikkelen, nemen de kansen van hun kinderen toe. Daarom is het van belang om juist ouders op scholen met een hoog aantal achterstandsleerlingen te helpen. De afgelopen jaren zijn we gestart met de cursussen Taal en Ouderbetrokkenheid. Het bieden van deze cursus op de school van de kinderen is een belangrijke succesfactor gebleken. De taalaanbieder staat in contact met de school zodat deze in de les aandacht kan besteden aan actuele vraagstukken die op school spelen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van sociale media in het leven van kinderen en andere actuele thema's zoals omgaan met geld en gezondheid Uitvoering: Inkoop 1000 trajecten Taal en Ouderbetrokkenheid op 65 scholen. Nieuw: Toename van 250 trajecten op 15 extra scholen; Wekelijks Taalspreekuur voor verwijzing naar taalaanbod (pilot op 5 scholen). Kwalitatieve impuls: We sluiten aan bij de Kansenaanpak en focussen op scholen met een hoog aantal achterstandsleerlingen. Daarnaast krijgen aanvullend op het lesprogramma ook digitale vaardigheden in pilots op B scholen aandacht. Meer kans op een opleiding Een startkwalificatie is een voorwaarde om een serieuze kans op werk te maken. Om toegelaten te worden tot een MBO-opleiding is taalniveau B1 (staatsexamen |) of taalniveau 2F (MBO-toets) een vereiste. Veel mensen beschikken niet over dit niveau terwijl zij de potentie en ambitie hebben een beroepsopleiding te volgen. Op basis van het beleidskader Taaloffensief ontwikkelen we de volgende trajecten om deze aansluiting mogelijk te maken: Voor anderstaligen die voldoende studievaardig zijn: Route naar B1- Midden en hoger opgeleiden kunnen een traject tot B1 volgen en daarmee toegang krijgen tot het reguliere onderwijs. 1 Amsterdam juni 2018 ‘Succesvolle basisscholen aan het woord! 1 Taal en MBO - Op de huidige arbeidsmarkt is er in een aantal branches een tekort aan gekwalificeerd personeel. Wij bieden geïntegreerde trajecten Taal en MBO waarbij het verhogen van de taalvaardigheid gecombineerd wordt met vakgerichte competenties. Voor Nederlandstaligen: Route naar 2F - Een deel van de Amsterdamse laaggeletterden spreekt goed Nederlands. Door een gebrek aan schriftelijke vaardigheden worden zij niet toegelaten tot het regulier onderwijs. Hiervoor bieden we een cursus lezen, schrijven en digitale vaardigheden. Onlangs kwam aan het licht dat een groot aantal jongeren dat het MBO met een taalachterstand verlaat. Dit is een probleem waar ook de Sociaal Economische Raad in het advies Samenwerken aan taal” aandacht voor vraagt. Het college maakt zich hier zorgen over. In Amsterdam hebben we eerste stappen om dit probleem aan te pakken gezet. Als onderdeel van het beleid Voortijdig schoolverlatersé en de MBO-agenda’ leren jongerenteams en leerplichtambtenaren een taalachterstand herkennen bij jongeren waar zij contact mee hebben. Dit moet resulteren in meer aanmeldingen van vroegtijdig schoolverlaters. De werkwijze en het aanbod maken we in de komende periode definitief een onderdeel van het Regionaal plan Voortijdig Schoolverlaten en we verkennen ook de mogelijkheid om het aanbod op te nemen in de MBO-agenda. Uitvoering: Inkoop 1250 trajecten Route naar B1 en Route naar 2F; Inkoop 50 geïntegreerde trajecten Taal en MBO. Nieuw: Meer variatie in de duur en intensiteit van Route naar B1/2F; Verschuiving in aantallen van NT2 naar NTI. Kwalitatieve impuls: We sturen op aanbod waarbij deelnemers tegelijk aan taal en aan vakgerichte competenties werken. Zodoende boeken ze sneller vooruitgang en kunnen ze eerder op een passende beroepsopleiding terecht. Meer kans op beter inzicht in geldzaken Ongeveer 80.000 Amsterdamse huishoudens lopen het risico op het krijgen van problematische schulden en ongeveer 38.000 huishoudens hebben er daadwerkelijk mee te maken?. Bij deze Amsterdammers zijn aanmaningen en incasso's dagelijks aan de orde. Dit zorgt voor stress, wat vaak psychische en sociale problemen tot gevolg heeft. Binnen deze groep Amsterdammers zijn relatief veel mensen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Laaggeletterden hebben een grotere kans op schulden doordat ze vaak te weinig kennis en begrip van regelgeving hebben en moeilijker de weg naar een ondersteunend netwerk weten te vinden. De cursus Taal en financiële zelfredzaamheid biedt deelnemers de mogelijkheid om financiële vaardigheden te vergroten in combinatie met het leren van de taal. Daarnaast zetten we succesvolle activiteiten van de aanpak Armoede, Taal en Laaggeletterdheid voort. Speerpunt is dat we zorgen dat meer professionals en vrijwilligers getraind worden in het herkennen van laaggeletterdheid en armoedeproblematiek. > Adviesrapport (d.d. 12 april 2019) waarin de SER het kabinet en het parlement adviseert over het beleid op het gebied van laaggeletterdheid. 6 Gemeentelijke richtlijnen (d.d. december 2018) voor de uitvoering van wet- en regelgeving voor scholen rond leerplicht en voortijdig schoolverlaten. 1 Agenda (d.d. februari 2019) waarin is uitgewerkt hoe Amsterdamse instellingen en de gemeente inzetten op aantrekkelijk, vernieuwend en toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs. 8 Problematische schulden kunnen met het beschikbare inkomen niet in 36 maanden afgelost worden. 8 Uitvoering: Inkoop 600 trajecten Taal en financiële zelfredzaamheid. Nieuw: Vervolginzet op succesfactoren van de aanpak Armoede, Taal en Laaggeletterdheid; Aandacht voor schulden op de werkvloer bij partners van het Amsterdamse Taalakkoord. Kwalitatieve impuls: We sturen op aanbod dat een sterkere verbinding heeft met Armoede en Schuldhulpverlening. Dat doen we door structurele voorlichting van professionals en ervaringsdeskundigen te organiseren. Digitale vaardigheden, Rekenvaardigheden en Lezen & Schrijven: aanvullend op formeel aanbod Een essentieel onderdeel van het Taaloffensief is dat digitale vaardigheden, rekenvaardigheden en aanbod specifiek voor de zogenaamde NT1-doelgroep een prominente plek hebben. Bij alle formele cursussen is het een optie om aanvullende modules gericht op digitale vaardigheden, rekenvaardigheden of het beter leren lezen en schrijven te volgen. Hieronder volgt een toelichting op die onderdelen. Digitale vaardigheden Technologische ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Dat heeft de manier waarop de samenleving is georganiseerd de afgelopen jaren sterk beïnvloed. Om mee te komen in de gedigitaliseerde maatschappij wordt verondersteld dat mensen hun weg kunnen vinden in de onlinewereld. Digitale geletterdheid is noodzakelijk geworden. Met investeringen die de digitale inclusie van alle Amsterdammers vergroten krijgen meer mensen de kans om zich te ontwikkelen tot digitaal redzame burgers. De afgelopen jaren is vooral vanuit Armoedebestrijding ingezet op het verkleinen van de digitale kloof. Op basis van aanbevelingen van de Armoederegisseur zijn hiervoor diverse pilots georganiseerd. In 2019 krijgen de meest succesvolle daarvan vanuit Volwasseneneducatie een vervolg. We focussen hierbij op de pilots met een educatieve invalshoek: -__ Via Digimaatje krijgen oudere Amsterdammers (55+) persoonlijke begeleiding van een maatje, dat ze helpt om digitale vaardigheden te vergroten. Wegens aantoonbaar succes in de afgelopen jaren bieden we het programma vanaf 2019 in alle stadsdelen aan. Met de uitvoering en opschaling van het project Digimaatje geven we invulling aan motie 904: Hulp aan ouderen die toeslagen mislopen door o.a. een gebrek aan digitale vaardigheden (Boomsma, 8 november 2018). -__ We verkennen verder hoe digitale vaardigheden effectief kunnen aansluiten op taalcursussen. Dat doen we door op 5 scholen waar we Taal en Ouderbetrokkenheid organiseren ook een aanvullende cursus digitale vaardigheden aan te bieden. De geleerde lessen verwerken we in een module die we aanvullend op alle formele taalcursussen aanbieden. Tot slot krijgt het thema digitale inclusie ook op andere beleidsterreinen meer aandacht. Het is bijvoorbeeld een kernambitie in de Agenda Digitale Stad? In de komende periode zullen we met deze andere afdelingen samenwerken rond het thema. Daarmee zorgen we ook voor activiteiten die voor alle Amsterdammers de toegang tot een goed werkende digitale infrastructuur vergroten. 9 Inhet startdocument ‘Een Digitale Stad voor én van iedereen’ (d.d 1 maart 2019)staan de plannen van de gemeente Amsterdam voor de komende 4 jaar om de kansen van digitalisering te benutten voor alle Amsterdammers. 9 Uitvoering: Inkoop 100 modules Digitale vaardigheden. Nieuw: Toename van 100 deelnemers aan Digimaatje door een stadsbrede uitrol; Module digitale vaardigheden aanvullend op professioneel taalaanbod; Aanvullende cursus digitale vaardigheden (pilot op 5 scholen); Samenwerking met andere afdelingen ten behoeve van digitale inclusie (o.a. Armoedebestrijding en Agenda Digitale Stad). Kwalitatieve impuls: De module Digitale vaardigheden geeft een kwalitatieve impuls aan andere formele taalcursussen. Rekenvaardigheden Om mee te komen in de samenleving en problemen zoals schulden te voorkomen is het belangrijk om rekeningen te begrijpen en verantwoord bankzaken te doen. Daarvoor is het noodzakelijk om te kunnen rekenen. Pas als mensen dit voldoende kunnen zijn ze in staat om zelf regie te houden over hun geldzaken en financiële administratie. Door te investeren in aanbod dat Amsterdammers helpt om hun rekenvaardigheden te verbeteren krijgen meer mensen de kans om hun financiën onder controle te houden en hun zelfredzaamheid te vergroten. Uitvoering: Inkoop 100 modules Rekenen. Nieuw: Module Rekenen aanvullend op professioneel taalaanbod. Kwalitatieve impuls: De module Rekenen geeft een kwalitatieve impuls aan andere formele taalcursussen. Lezen & Schrijven Ook Amsterdammers met Nederlands als moedertaal hebben soms moeite om mee te komen in de maatschappij. Deze zogenaamde NTT'ers vormen bij uitstek een groep waarbij verschillende drempels de toeleiding naar aanbod belemmeren. Onder de doelgroep zelf speelt schaamte vaak een rol. Tegelijkertijd hebben professionals doorgaans moeite om een taalachterstand te herkennen. Ook voor de groep NT Y'ers zet het college zich in. Dat doet het door alle vormen van formeel aanbod specifiek voor deze doelgroep beschikbaar te stellen. De onderdelen lezen en schrijven krijgen in deze cursussen extra aandacht. Uitvoering: Inkoop 400 trajecten voor Nederlandssprekenden (NT 1). Nieuw: In samenwerking met partners extra inzet om de NT1-doelgroep te bereiken; Toename van 150 trajecten voor Nederlandssprekenden (NT 1). Kwalitatieve impuls: De extra aandacht voor NTT’ers is een kwalitatieve impuls van het Taaloffensief. 10 De inkoop van de hierboven genoemde cursussen wordt geregeld in de aanbesteding Taaloffensief, die na de zomer start en naar verwachting voor het eind 2019 wordt afgerond. Informeel aanbod Naast het professionele aanbod wil het college met het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 ook informeel leren stimuleren en de taalketen in stadsdelen versterken. Deze interventies worden hieronder verder uitgewerkt. Taalcoaches en Sociale Basis Het leren van basisvaardigheden door deze in de praktijk te oefenen met een taalvrijwilliger is een vorm van informeel leren. Voor mensen die (nog) niet naar school kunnen of willen is dit een goed alternatief. Het mooiste is als deze vorm van leren een opstap is naar een formele cursus. Zowel op lokaal niveau (stadsdelen) als vanuit de centrale stad (directie Participatie) organiseren we informeel aanbod. Bij de stadsdelen is dit onderdeel van de activiteiten Sociale Basis. Bij de directie Participatie gebeurt dit via de subsidieregeling Taalcoaches, welke in overleg met stadsdelen stadsbreed wordt uitgerold om in een uitgebalanceerd aanbod te voorzien. Uitvoering: Subsidieverstrekking voor 560 begeleidingstrajecten door taalcoaches. Nieuw: Met stadsdelen wordt vastgesteld waar de grootste vraag is naar deze vorm van begeleiding. Kwalitatieve impuls: Met de subsidieregeling Taalcoaches zetten we in op een divers aanbod dat bij leerbehoeften van verschillende doelgroepen aansluit. Versterken Taalnetwerken Een grote groep laaggeletterden wordt onvoldoende bereikt langs de nu beschikbare kanalen. Het gaat om een groep voor wie meedoen niet vanzelf gaat en die ondersteuning nodig heeft. Op dit moment zijn taalnetwerken op verschillende plekken in de stad onvolledig en onvoldoende zichtbaar. Een gemiste kans, omdat juist via samenwerking tussen formele aanbieders, informele aanbieders en ‘toeleiders' deelnemers kunnen worden gestimuleerd om hun basisvaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast helpen functionerende netwerken om de onderlinge doorverwijzing te stimuleren, waardoor doorlopende, elkaar aanvullende leerwegen kunnen worden georganiseerd. Een belangrijke rol in de lokale netwerken is weggelegd voor taalconsulenten Volwasseneneducatie. Zij informeren nieuwe deelnemers en spelen een belangrijke rol bij de toeleiding. Ook professionals zoals klantmanagers, schuldhulpverleners en medewerkers van sociale wijkteams kunnen een dergelijke rol meer oppakken. In overleg met onder andere de stadsdelen zetten we daar op een passende manier op in, bijvoorbeeld door hen te betrekken bij de taalnetwerken. Het college zet via het Taaloffensief in op het versterken van de taalnetwerken in de stadsdelen. Daarvoor wordt geïnvesteerd in de netwerken die actief zijn in de wijken en buurten waar het percentage laaggeletterdheid het grootst is. Vaak bestaan er al netwerken in verschillende gradaties, Daarom wordt met de stadsdelen bepaald hoe een versterking het beste vorm kan krijgen. 1 Leef en Leer Het programma Leef en Leer wordt uitgevoerd door de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Het geïntensiveerde programma biedt in samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven een stadsbreed ondersteuningsaanbod voor informele aanbieders. Dit aanbod bestaat uit trainingen voor vrijwilligers en oefenmateriaal dat vrijwilligers kunnen gebruiken tijdens het begeleidingstraject. Het geeft het informele aanbod een kwaliteitsimpuls. Daarnaast stelt de bibliotheek haar vestigingen open voor taalspreekuren en mensen die hun digitale vaardigheden willen verbeteren. Leef en Leer vervult een belangrijke rol in de taalnetwerken door bijeenkomsten te bezoeken en daar ondersteuningsvragen op te halen. De activiteiten van Leef en Leer zijn aanvullend op de educatieve activiteiten die de bibliotheek al verzorgt op het gebied van leesbevordering en digitale vaardigheden. Dat biedt ook nieuwe kansen. Bijvoorbeeld door in bibliotheken cursussen digitale vaardigheden voor ouders te organiseren, gelijktijdig met bestaande huiswerklessen voor kinderen. Met de intensivering van het programma Leef en Leer en de versterking van de lokale taalnetwerken geven we invulling aan motie 1385: Versterken non-formele taalcircuit (De Fockert, 19 december 2018). Uitvoering: Subsidieverstrekking aan Leef en Leer; boo vrijwilligers getraind vanuit Leef en Leer; 90 vrijwilligersorganisaties in een stadsbreed netwerk; 5 Leef en Leerpunten!® op OBA-locaties gestart. Nieuw: Extra ondersteuning taalnetwerken; Trainingen digitale vaardigheden voor vrijwilligers; Doorontwikkeling Leef en leerpunten; Wervingscampagne vrijwilligers. Kwalitatieve impuls: Het versterken van taalnetwerken is een kwalitatieve impuls van het Taaloffensief. 10 Op Leef en Leerpunten kunnen Amsterdammers informatie inwinnen over het aanleren van basisvaardigheden en hier ook direct mee aan de slag. Het zijn laagdrempelige locaties met persoonlijke hulp en aandacht. 12 Overige aandachtspunten Toegankelijke communicatie Met de implementatie van het beleidskader Taaloffensief richt het college zich meer dan voorheen op kwetsbare Amsterdammers die door een gebrek aan basisvaardigheden het meest moeite hebben om mee te komen. Om goed aan te sluiten bij behoeften van verschillende groepen werken we samen met zogenaamde taalambassadeurs. Dat zijn ervaringsdeskundigen die helpen om bewustwording over de problematiek van laaggeletterdheid op een effectieve manier te vergroten en om te toetsen of de communicatie over het gemeentelijk aanbod goed is afgestemd op de doelgroep. Ook vragen we onze partners van het Taalakkoord de taalambassadeurs in te zetten. Tot slot zetten we in op toegankelijke communicatie door de lessen van het programma Taal voor Allemaal! verder te implementeren. Daarmee geven we invulling aan motie 910: Toegankelijkheid voorzieningen laaggeletterdheid verbeteren voor doelgroep (El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder, 8 november 2018). Relatie inburgering Het Taaloffensief richt zich niet op inburgeraars. Zij kunnen gebruik maken van ander aanbod. Het cursusaanbod van het Taaloffensief is bedoeld voor Amsterdammers die aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan of zijn ontheven van hun plicht. Op specifieke trajecten zoals Taal op de werkvloer en Taal en Ouderbetrokkenheid is het wel mogelijk voor inburgeraars om deel te nemen. Dit om een ongewenst onderscheid op de werkvloer of op school te voorkomen. Met de voorgenomen wijziging van de Wet inburgering krijgen gemeenten in 2021 weer de regie over de uitvoering van inburgering. In de toekomst zullen we daarom verschillende instrumenten ontwikkelen om de uitvoering van de wet invulling te geven. Kennis en expertise die bij activiteiten in het kader van het Taaloffensief zijn opgedaan kunnen daarvoor input leveren. Anderzijds kunnen ervaringen vanuit pilots rond inburgering meegenomen worden bij de verdere ontwikkeling van het Taaloffensief. Te denken valt aan wederzijdse versterking op thema's zoals: portfoliomethodiek, duaal leren, (verlengde) intake, toetsing en kwaliteitscontroles en de inzet van taalvrijwilligers. Kwaliteit KET-KIT De kwaliteit van het formele aanbod Taaloffensief is geborgd in het bestek door de opgenomen eisen en gunningscriteria. Eén van die eisen is het gebruik van de KET-KIT?. Dit is een kwaliteitsinstrument waarbij zelfevaluatie en klassenbezoeken gecombineerd worden. In de KET-KIT is ook een klanttevredenheidsonderzoek opgenomen. Voortgangsmeting Aan het begin van iedere cursus wordt een nulmeting gedaan wat betreft taalniveau en competenties gerelateerd aan het specifieke leefgebied. De competenties worden gemeten op een vijfpuntschaal. Als eindmeting wordt het taalniveau getoetst en de voortgang op de competenties gemeten (portfolio). Tl Het programma Taal voor Allemaal wordt gecoördineerd vanuit de directie Dienstverlening en richt zich op het helder informeren van Amsterdammers (taalniveau A2). 12 De Kwaliteitsgroep Educatie Taal (KET), bestaande uit de VU, ITTA/UVA en de Radbouduniversiteit, heeft dit Kwaliteitsinstrument Taalonderwijs (KIT) in opdracht van de gemeente Amsterdam ontwikkeld. Een light versie wordt het instrument gebruikt door Blik op Werk. In de kamerbrief “Samen aan de slag’ wordt de KET KIT als voorbeeld genoemd om de kwaliteit van NT1 en NT2 trajecten te verhogen. 13 Controles Kwaliteitsmedewerkers vormen de ogen en oren van de gemeente en bezoeken de taalaanbieders op locatie, aangekondigd en onaangekondigd om te controleren of aanbieders aan de contractuele uitvoeringseisen voldoen. Effectmeting (sociale inclusie) Om het effect van het aanbod te meten wordt de taalverhoging per deelnemer in beeld gebracht. Daarnaast wordt in opdracht van de gemeente voor de gehele doelgroep onderzocht of betere taalbeheersing ook bijdraagt aan sociale inclusie. 14 Financiering uitvoeringsplan en prognose aantal cursussen Taaloffensief Voor de uitvoering van het Taaloffensief zijn middelen beschikbaar vanuit de structurele rijksuitkering Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), een structurele bijdrage vanuit Armoede, een incidentele bijdrage vanuit Onderwijs in 2019 en de structurele coalitiemiddelen voor Volwasseneneducatie. In onderstaand overzicht zijn de lasten van het uitvoeringsplan Taaloffensief opgenomen. Formeel cursusaanbod Taaloffensief Informeel aanbod en ondersteuning 08 | 08 | 08 | 08 | Verstreken netwerken Digitale inclusie Taalakkoord 2.0 Regionale samenwerking WEB Prognose taalcursussen 2019-2022 In onderstaande tabellen is per educatieve activiteit een prognose opgenomen voor de aantallen in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022. Formeel cursusaanbod Taaloffensief 2019 2020 2021 2022 Cursussen voor Nederlandssprekenden (NT1) Taal in de buurt _ 700 | 90 | 900 | 0 Taal en financiële zelfstandigheid |_600 | 600 | 600 | 600 | Taalenwerk_______________} 600 | 600 | 600 | 600 Route naar B1 1950 1250 1250 1250 Taal en Ouderbetrokkenheid 1000 1000 1000 Taal en MBO Taal op de werkvloer Facultatief reken- of digitale vaardigheden + 200 Prognose informeel aanbod 2019-2022 Begeleidingstrajecten door taalvrijwilligers 15 Ingediende moties en amendement over het beleidskader Taaloffensief De urgentie van de problematiek van laaggeletterdheid leeft binnen de raad. Er zijn sinds het coalitieakkoord en het vaststellen van het beleidskader Taaloffensief 2019-2022 een amendement en diverse moties aangenomen om de aanpak van laaggeletterdheid nog meer kracht bij te zetten. De moties en het amendement sluiten aan bij de ambities en activiteiten uit het beleidskader. Met het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 wordt daarom een concrete invulling gegeven aan de moties en het amendement. De moties worden op basis van het plan afgedaan. De raad wordt hierover tevens geïnformeerd volgens het daarvoor vastgestelde protocol. Het amendement en de moties krijgen als volgt invulling: Amendement van de leden Boomsma en Ceder inzake het coalitieakkoord 2018 2022 “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (verbeter het taalaanbod, 30 mei 2018). Dit amendement betreft de volgende aanvulling op de tekst van het coalitieakkoord: inspannen om het gemeentelijk aanbod van taaltrajecten (in Nederlandse taal) te verbeteren en indien mogelijk uit te breiden, teneinde taalachterstanden te bestrijden. Dit amendement krijgt in verschillende onderdelen van het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 een gevolg. In algemene zin geeft het college invulling aan het amendement door in te zetten op meer maatwerk in het cursusaanbod en op meer samenwerking tussen formeel- en informeel aanbod. Daarnaast is een kwantitatief onderzoek naar de leerresultaten en monitoring van de uitvoering van cursussen ook onderdeel van het uitvoeringsplan, waarmee het amendement invulling krijgt. Motie 904 (8 november 2018) van raadslid Boomsma inzake Hulp aan ouderen die toeslagen mislopen door o.a. een gebrek aan digitale vaardigheden. In deze motie staat het verzoek om met een voorstel te komen om ouderen in onze stad die moeite hebben met digitalisering en/of toeslagen mislopen omdat ze niet weten dat ze er recht op hebben te ondersteunen. Het college geeft invulling aan deze motie door voor te stellen om het project Digimaatje verder uit te rollen. Via Digimaatje wordt ondersteuning geboden aan ouderen op het gebied van digitale vaardigheden. Aandacht voor het aanvragen van voorzieningen is onderdeel van het project. Het college ziet Digimaatje als effectieve manier om ouderen die moeite hebben met digitalisering te ondersteunen. Daarom stelt het voor om het programma vanaf 2019 in alle stadsdelen aan te bieden. Motie 905 (8 november 2018) van raadslid Boomsma inzake Maak werk van de Taaleis. In deze motie staat het voorstel om als onderdeel van de (nieuwe) werkwijze van klantmanagers voor mensen met (nog) weinig perspectief op betaald werk en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal een persoonlijk plan te maken met afspraken om te werken aan het verbeteren van die taalbeheersing. Het college geeft invulling aan deze motie door alle 40.000 Amsterdamse uitkeringsgerechtigden de kans te bieden om een taaltraject te volgen. Dat doet het college door verbinding te leggen met de beleidsbrief ‘Meer kans op werk’ (16 mei 2019). Daarin is aangekondigd dat alle uitkeringsgerechtigde Amsterdammers een gesprek krijgen om de mogelijkheden op werk te bespreken. De mensen waarbij Nederlandse taalvaardigheid een belemmering is, worden actief bemiddeld naar een taalcursus op maat. Deze cursus is onderdeel van het persoonlijke plan van aanpak waarin wordt beschreven hoe de aansluiting naar werk wordt gemaakt. 16 Motie 910 (8 november 2018) van de raadsleden El Ksaihi, La Rose, De Fockert en Ceder inzake Laaggeletterdheid toegankelijkheid voorzieningen verbeteren voor doelgroep. In deze motie staat de vraag om te onderzoeken hoe meer partners vanuit een integrale aanpak kunnen aansluiten bij het Amsterdamse Taalakkoord. Het Taalakkoord is sinds het indienen van de motie (november 2018) uitgebreid met meer dan 10 partners uit verschillende branches. In het Uitvoeringsplan Taaloffensief 2019-2022 heeft het college gekozen om bij de samenwerking met de inmiddels bijna 60 partners nadruk te leggen op het organiseren van kwalitatief hoogwaardige activiteiten door meer eigenaarschap en verantwoordelijkheid bij werkgevers te beleggen. Er wordt actief geacquireerd in sectoren waaruit nog geen organisaties zijn aangesloten. In de motie wordt het college ook verzocht om inzichtelijk te maken hoe ervaringsdeskundigen worden ingezet en hoe publieke voorzieningen toegankelijk worden gemaakt. Het college geeft invulling aan dit onderdeel van de motie door Taalambassadeurs en taalpanels als ervaringsdeskundigen op verschillende manieren in te zetten. Ze worden onder andere gevraagd om te adviseren over het toegankelijk maken van gemeentelijke communicatie, het toegankelijk maken van publieke voorzieningen en hoe kwetsbare doelgroepen effectief te werven. Motie 1385 (19 december 2018) van raadslid De Fockert inzake Versterken van het non-formele taalcircuit. In deze motie staat het verzoek om binnen het Taaloffensief een plan op te stellen om de behoeften van partners binnen het informele taalcircuit te onderzoeken en hen meer ondersteuning te bieden. Het college geeft invulling aan deze motie door te investeren in taalnetwerken in de stadsdelen en door het programma Leef en Leer uit te breiden. Leef en Leer biedt ondersteuning aan het informele taalcircuit door te voorzien in trainingsaanbod en door behoeften van vrijwilligers(organisaties) en welzijnsorganisaties uit het circuit op te halen. Het evaluatie-instrument dat is ontwikkeld door de Hogeschool van Amsterdam is daarbij een hulpmiddel, 13 Het evaluatie-instrument is een onderdeel van het rapport ‘Onderzoek non-formeel taalaanbod Amsterdam’ (d.d. november 2017) van de Hogeschool van Amsterdam. 17
Onderzoeksrapport
17
train
VN2021-011198 issi i Wonen > 4 Gemeente vaadscommse voor oe et Or, W B lerenwelzijn, enbare KUIMtTe en aroen, KEInigin % Amsterdam Jp di Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Ontwikkelbuurten Agendapunt 5 Datum besluit College van B&W 23 maart 2021 Onderwerp Raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het collegebesluit op 23 maart inzake de raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020. Wettelijke grondslag * Gemeentewet, artikel 160, lid 1, sub a. Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. * Gemeentewet, artikel 169, lid 1 en lid 2. Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur en geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van het college van B&W van 14 maart 2017 is de bestuursopdracht Ontwikkelbuurten, Strategische Buurtontwikkeling vastgesteld. Op 5 februari 2019 is de actualisatie van de Bestuursopdracht Ontwikkelbuurten 2019-2022 vastgesteld. Met deze actualisatie benadrukt het college dat de problemen in de ontwikkelbuurten alleen duurzaam zijn op te lossen met een meerjarige focus en vasthoudendheid en door het zoeken naar kansen en synergie met reguliere beleidsdomeinen en andere collegeprioriteiten — zoals bijvoorbeeld armoede, onderwijs, terugdringen van laaggeletterdheid, gezondheid, sport, jongeren, veiligheid, kunst en cultuur zoals broedplaatsen en ateliers, buurteconomie, beheer openbare ruimte, groen, duurzaamheid en democratisering — die een positieve impuls geven aan de ontwikkelbuurten en aan het leven van de mensen die in deze buurten wonen. Reden bespreking O.v.v. het lid Leenders (PvdA) en de fractie van GL. Uitkomsten extern advies De aanpak ontwikkelbuurten wordt samen met bewoners en maatschappelijk partners vormgegeven en uitgevoerd. De rapportage is met input van de samenwerkingspartners (de Amsterdamse Federatie van Woningbouwcorporaties, stichting WOON, de Hogeschool van Amsterdam) tot stand gekomen. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Gegenereerd: vl.l 1 VN2021-011198 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Wonen % Amsterdam ‚ _ ‚ Oe % Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter bespreking en ter kennisneming n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Welke stukken treft v aan? AD2021-04,0650 1. Raadsrapportage Ontwikkelbuurten 2020. pdf (pdf) AD2021-04,0649 2. Raadsinformatiebrief Rapportage Ontwikkelbuurten 2020.pdf (pdf) AD2021-04,0651 Commissie WB (1) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie Wonen — Tymen Peverelli, t. peverelli®amsterdam.nl, 06-39279297 Gegenereerd: vl.l 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1205 Datum akkoord 5 november 2015 Publicatiedatum 6 november 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw |. Saadi van 14 september 2015 inzake de binnenstad in transitie. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. Op 9 september 2015 verscheen het rapport “Binnenstadbuurt in transitie. Het perspectief van bewoners van ‘grachten&straatjes’ op de groei van het toerisme in hun buurt” naar aanleiding van het onderzoek verricht door mevrouw Carla Hoffschulte dat is uitgevoerd in het kader van de masteropleiding Urban Management bij de Hogeschool van Amsterdam. In dit rapport zijn de resultaten van bewonersonderzoek beschreven over de vraag hoe de bewoners van Amsterdam de toenemende drukte in de stad ervaren. De toenemende bezoekersstromen naar Amsterdam vinden de bewoners niet noodzakelijkerwijs negatief. Wel lijkt de teneur van de gesprekken met de bewoners te zijn dat de drukte ongecontroleerd toeneemt en te snel verloopt. De sociale cohesie en leefbaarheid in hun buurt staat naar hun mening onder druk en bewoners ervaren de toenemende stroom van toeristen als hoofdoorzaak van de toenemende monocultuur van het winkelaanbod. Eveneens vinden bewoners dat zij graag beter geïnformeerd willen worden door de gemeente. PvdA Amsterdam deelt de zorgen van de bewoners die bij het onderzoek zijn betrokken en wil daarom de volgende vragen aan het college stellen. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 14 september 2015, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Is het college bekend met dit onderzoeksrapport? Zo ja, hoe beoordeelt het college de resultaten van dit bewonersonderzoek? Zo nee, is het college bereid de resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de uitvoering van “Stad in Balans”? Antwoord: Ja, het college kent het onderzoeksrapport. In het kader van Stad in Balans is er reeds contact met de onderzoekster mevrouw Hoffschulte. Deze onderzoeksresultaten worden net als andere onderzoeksresultaten betrokken bij de uitvoering van Stad in Balans. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing doos Gemeenteblad Datum 6 november 2015 Schriftelijke vragen, maandag 14 september 2015 2. Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de bewoners van de negen straatjes beter geïnformeerd worden over de toeristen alle andere kwesties waardoor hun straten veranderen? Antwoord: Een stad is niet aantrekkelijk als de bewoners zich er niet thuis zouden voelen. Stad in Balans gaat over het in goede banen leiden van groei voor een aantrekkelijke stad, nu en in de toekomst, voor bewoners en andere gebruikers. Voor een nauw contact met de stad worden diverse onderzoeken uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in feiten (onder andere aantallen bezoekers en verkeersstromen) en de beleving van de stad. Daarnaast worden diverse gesprekken in de stad georganiseerd, rondom diverse beleidsagenda's, de experimenten en op verschillende plekken om inzicht te krijgen in de beleving van bewoners, ondernemers en bezoekers en de oplossingsrichtingen mee te nemen in bestuurlijke keuzes. 3. Is het college bereid de bewoners een serieuze stem te geven bij de experimenten die het uitvoert in de stad en nog verder zal uitvoeren in het kader van “Stad in Balans”? Zo ja, op welke manier wil het college deze serieuze stem van bewoners betrekken bij de uitvoering van “Stad in Balans’? Zo nee, waarom niet? Antwoord: In het kader van Stad in Balans zijn deze zomer diverse experimenten uitgevoerd. Sommige zijn afgerond, andere lopen nog. Om te achterhalen of de experimenten succesvol zijn geweest en mogelijk herhaalbaar en opschaalbaar, wordt er gemonitord. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn, worden deze besproken met de stad tijdens uiteenlopende bijeenkomsten. Stad in Balans haakt waar mogelijk aan op bestaande platforms in de buurten en organiseert zelf ontmoetingen. Inzet is om helder te krijgen hoe bewoners de experimenten hebben ervaren en in welke mate de bevindingen kunnen bijdragen aan nieuwe experimenten en aan het maken van beleidskeuzes voor de middellange en lange termijn. De gesprekken zijn tevens bedoeld om zicht te krijgen op eigen handelingsperspectief voor bewoners en ondernemers en om met elkaar tot nieuwe ideeën te komen die bijdragen aan een aantrekkelijke stad voor iedereen. Dit brengen we bijvoorbeeld in de praktijk in de huidige pilot vanuit de Uitvoeringsagenda Mobiliteit in de 9 Straatjes. De pilot heeft als doel om de verkeersveiligheid voor voetgangers en fietsers te verbeteren door meer ruimte te maken voor voetgangers en fietsers. Begonnen is met het autovrij maken van de straatjes gedurende de weekenden. De bewoners en ondernemers in dit gebied zijn op verschillende manieren betrokken en geïnformeerd bij de pilot. Er is voor aanvang van de pilot een bijeenkomst met bewoners en ondernemers geweest. En gedurende de pilot hebben we via enquêtes en verschillende digitale media de mening en suggesties van ondernemers en bewoners gevraagd. Eind september eindigt de pilot. Op 6 oktober wordt met bewoners en ondernemers van de 9 Straatjes gesproken over de ervaring tot nu toe en of er aanvullende maatregelen nodig zijn om het gevoel van verkeersveiligheid te vergroten. Over de uitkomsten van deze pilot wordt u begin november per brief nader geïnformeerd. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer EE ember 2015 Schriftelijke vragen, maandag 14 september 2015 4. Is het college bereid de aangekondigde experimenten aan een klankbordgroep bestaande uit bewoners die in de druktegebieden woonachtig zijn voor te leggen? Zo ja, wanneer en hoe kunnen we de klankbordgroepen tegemoet zien? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zie de beantwoording van vraag 3. Toelichting vragenstelster: Naar de mening van de PvdA Amsterdam slaat de visie van het college op de balans tussen bewoners, bezoekers en bedrijven door richting economische baten in “Stad in Balans". De maatschappelijke kosten van de toenemende bezoekersstromen worden naar de mening van de PvdA Amsterdam onvoldoende belicht. 5. Is het college het met de PvdA Amsterdam eens dat de maatschappelijke kosten van de toenemende bezoekersstromen in kaart moeten worden gebracht zodat een goede kosten-batenanalyse kan worden gemaakt met betrekking tot toerisme? Zo ja, op welke manier zou het college dat willen vormgeven? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Momenteel loopt een onderzoek naar toeristenbelasting. In dit onderzoek wordt gekeken naar de hoogte en wijze van innen van toeristenbelasting. Ook wordt onderzocht of er een relatie is tussen de belastingopbrengst van specifieke bezoekersgroepen en de door hen gegeneerde kosten/opbrengsten voor de stad. Wat betreft de maatschappelijke impact wordt onderzoek gedaan naar enerzijds feiten en anderzijds naar de beleving rond de thema's verplaatsen, verblijven en recreëren (conform het startdocument Stad in Balans). Deze informatie wordt vanaf het voorjaar onder de naam Stand van de Balans periodiek gedeeld met het college en de raadscommissie Werk en Economie. Er wordt breder gekeken dan alleen bezoekersstromen. De doelgroepen bewoners en bedrijven zullen hierin worden meegenomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 663 Datum akkoord college van b&w van 30 september 2014 Publicatiedatum 3 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer N.T. Bakker van 1 september 2014 inzake ICT bij de gemeente Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In de week van 25 augustus 2014 werd bekend dat de gemeente Amsterdam kampt met flinke problemen op het gebied van de waardebepaling van onroerende zaken (WOZ). De wethouder Financiën noemde de verouderde ICT één van de aanleidingen is van de huidige problemen. Het gebruikte computersysteem zou al achttien jaar oud zijn, waardoor de manier van werken erg foutgevoelig is. Voor de vorenstaande problemen is een verbeterplan opgesteld, daarover zal de raadscommissie voor Financiën c.a. binnenkort in debat gaan. Echter, de berichten over de verouderde ICT zijn voor de fractie van de SP een reden tot zorg. De ICT van de gemeente Amsterdam hoort bij de tijd te zijn, betrouwbaar, veilig en efficiënt. Een goede ICT is van groot belang voor goed functionerende overheid. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 1 september 2014, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. In het plan ICT Centraal! is afgesproken dat de gemeentelijke Dienst ICT verantwoordelijk is voor de infrastructuur en werkplekken voor ambtenaren, en dat de diensten en stadsdelen verantwoordelijk zijn voor ICT-applicaties die zij gebruiken. Op welke manier wordt er op toegezien dat deze ICT-toepassingen van diensten en stadsdelen voldoen aan de visie van de gemeente op de ICT?, dat wil zeggen, dat de ICT betrouwbaar is, bij de tijd en doelmatig is? Antwoord: Binnen Amsterdam worden de automatiseringsfuncties (techniek, budget en personeel) van alle diensten en stadsdelen gecentraliseerd bij de Dienst ICT. Dit betreft de functies die zich bezig houden met infrastructuur, netwerk, telefonie, datacenters en de werkplekken voor de ambtenaren. ' http://zoeken .amsterdam.raadsinformatie.nl/cqi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=160820/type=pdi/Programmaplan ICT Centraal - 1100A.12.Bijlage 1 programmaplan ICT Centraal.pdf 2 http://www.amsterdam.nl/publish/pages/10638/concept ict visie 2020 1 1 def.pdf 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing es Gemeenteblad Datum 3 oktober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 1 september 2014 De medewerkers die werken in de Informatievoorziening (IV) worden in het kader van de gemeentelijke reorganisatie gecentraliseerd in Informatievoorzieningseenheden (IVE'’s) die per cluster ingericht worden. Dit betreft de functies rondom gebruikers en eigenaarsaspecten van applicaties, zoals het functioneel beheer, het informatiemanagement om aansluiting op de primaire processen zeker te stellen etc. Door de bundeling van deze taken in de vijf IVE's ontstaan grootschaligere en professionelere afdelingen met meer focus op hergebruik van mogelijkheden en bredere inzet van dezelfde toepassingen voor meerdere organisatieonderdelen. Alle nieuwe ICT-projecten binnen de gemeente lopen via het PPM (Project Portfolio Management) Proces. In dit proces wordt elk IV- en ICT-project eerst getoetst door het eigen cluster en daarna door een team van het CIO-Office en DMC dat kijkt of het project in lijn is met de standaarden en richtlijnen die gelden voor ICT en IV. Voor het toetsen wordt onder andere gebruik gemaakt van de stedelijke IV- Kaders en richtlijnen van Prince 2, de concernsystematiek voor businesscases. Daarbij wordt gekeken of er financiële dekking is, of het project bijdraagt aan de gemeentelijke doelstellingen en of het past binnen de ICT visie. Een positief advies is noodzakelijk om een project te kunnen uitvoeren. Op deze manier wordt voorkomen dat er applicaties worden aangetrokken die niet passen binnen de bedrijfsdoelstellingen, architectuur en/of kaders van de gemeente. In het verleden is dit niet altijd gebeurd en is er in de stad lokaal software ontwikkeld. In de brief waarin vragen van de heer De Goede over Softwareontwikkeling worden beantwoord (verstuurd naar de commissie ID van 22 oktober) is aangegeven dat Amsterdam deze software uitfaseert. Eén van de taken voor de IVE's wordt het inrichten van “applicatie portfolio management”, waarbij op gestructureerde wijze voor alle applicaties die in gebruik zijn onderhoud en vervanging wordt beoordeeld, ingepland en aangepakt. 2. Acht het college de vereisten die geformuleerd zijn in de bovengenoemde visie op de ICT voldoende concreet en toetsbaar? Bieden deze voldoende garantie dat de ICT bij de gemeente in orde is? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: De ICT-visie alleen is hier niet afdoende voor. Het PPM-proces toetst daarom breder, zoals in de beantwoording bij vraag 1 al aangegeven is. 3. Zijn er meer voorbeelden zoals dat bij de afdeling WOZ-bepaling, waar er wordt gewerkt met verouderde ICT of ICT die niet aan de vorengenoemde vereisten voldoet zoals betrouwbaarheid en efficiëntie? Zo ja, kan het college hiervan een overzicht geven en toelichten hoe dergelijke achterstanden hebben kunnen ontstaan”? Antwoord: Door de historische decentrale autonomie in Amsterdam van diensten en stadsdelen om hun eigen ICT in te richten is het onvermijdelijk dat er in het verleden achterstanden ontstaan zijn. Door de huidige centralisatieslag van ICT 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer sober 2014 Schriftelijke vragen, maandag 1 september 2014 Centraal, de ontwikkeling van IVE's en het programma van applicatierationalisatie worden deze achterstanden geleidelijk weggewerkt. Voor prioritering wordt de nadruk gelegd op het verbeteren van de IV die primaire processen ondersteunt. Grote zorgvuldigheid is hierbij noodzakelijk omdat aanpassingen vaak direct gevolgen hebben voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven. 4. Indien het college vraag 3 bevestigend antwoordt: acht het college de capaciteiten bij de verantwoordelijke diensten en stadsdelen voldoende om dergelijke ICT bij te werken naar de vereisten van de gemeente? Antwoord: In de nieuwe gemeentelijke organisatie worden de IV-medewerkers die nu nog versnipperd zitten in de circa 36 I&A afdelingen van diensten en stadsdelen, samengevoegd zodat er per cluster één IV-eenheid ontstaat. Binnen deze IVE's wordt capaciteit en kennis gebundeld. Onderling is er overleg tussen de IVE's om ervoor te zorgen dat de verdere inrichting van de IVE's uniform verloopt en dat de best practices worden gedeeld. Ik verwacht dat deze IVE's toekomstbestendig zijn. Naast deze organisatorische aanpassing zullen er vanzelfsprekend vanuit de CIO-verantwoordelijkheid controles en toetsingen plaats blijven vinden op het applicatielandschap en het functioneren van de IV-organisatie. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
> Gemeente Amsterdam Commissieactualitert voor de Commissie FED van 1 juli 2021 Portefeuille Everhardt Agendapunt 2C Onderwerp Salaris Carré top Aan de commissie Na de toezegging van de Carré directie om de salarissen alsnog openbaar te maken heeft de raad in april dit jaar ingestemd met het verlenen van noodsteun aan Carré. Inmiddels is duidelijk geworden dat het jaarsalaris van de Carré directrice met 199.837 euro maar net onder de toegestane norm zit van de Wet Normering Topinkomens en daarmee ligt het salaris ruim boven de wethoudersnorm die Amsterdam zelf hanteert. De fracties van de SP en de Partij voor de Dieren vragen zich af waarom de directrice van het theater zo'n fors salaris moet opstrijken van bijna twee ton. Aangezien Amsterdam in dit geval honderd procent aandeelhouder is van het theater gaan de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren graag het gesprek aan met de wethouder Financiën over deze kwestie. Reden van spoedeisendheid Dit is de laatste commissie FED voor het zomerreces waarin de kwestie nog besproken kan worden. De leden van de commissie E.A. Flentge J.F.W. van Lammeren
Actualiteit
1
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 580 Publicatiedatum 19 juni 2015 Ingekomen onder AU Ingekomen op donderdag 11 juni 2015 Behandeld op donderdag 11 juni 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van het raadslid de heer Boutkan inzake de nadere regels bij de Re-integratie- verordening Participatiewet (instellen interventieteams). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 296); Constaterende dat: — het aanbod van werk kleiner is, dan de vraag naar werk — Amsterdam een grote werkloosheid kent onder laagopgeleide mensen Overwegende dat: — het verdringen van bestaand betaald werk door onbetaald werk schadelijk is voor de arbeidsmarkt in Amsterdam; — Amsterdamse werkgevers te maken krijgen met oneerlijke concurrentie als leerstages ingezet worden als regulier werk; — bijstandsgerechtigden een betere arbeidsmarktpositie krijgen als zij aantoonbaar echt kennis en vaardigheden hebben geleerd in de leerstage; — een jaarlijkse evaluatie onvoldoende is om verkeerd gebruik van leerstages snel te signaleren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in plaats van een adviescommissie een actief tripartite interterventieteam in te stellen waaraan de vakbond FNV deelneemt. Dit interventieteam heeft toegang tot de werkvloer en kan direct gevraagd en ongevraagd adviseren als leerstages niet worden gebruikt om te leren, maar misbruikt worden door onbetaald productief werk te verrichten waarbij betaalde werkzaamheden worden verdrongen. Het lid van de gemeenteraad D.F. Boutkan 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Raadsactualiteit Jaar 2018 Vergaderdatum 18 en 19 juli 2018 Afdeling 1 Agendapunt 19A Nummer 638 Publicatiedatum 13 juli 2018 Onderwerp Actualiteit van de leden Poot, Roosma, Vroege, Mbarki, Temmink en Nanninga inzake de Conference on Tolerance. Aan de gemeenteraad Op 28 maart 2018 hield het voormalig raadslid Dijk zijn afscheidsspeech van de gemeenteraad waarin hij opriep tot een internationale Conference on Tolerance. Zodat Amsterdam die tolerante stad blijft waar je jezelf kunt zijn. Reden van spoedeisendheid Wethouder Groot Wassink gaf in de vergadering van de raadscommissie Algemene Zaken aan bij een raadsuitspraak voortvarend met de organisatie van de Conference on Tolerance aan de slag te zullen gaan. Indieners wensen daarom middels deze actualiteit de spoedige organisatie mogelijk te maken. De leden van de gemeenteraad M.C.G. Poot F. Roosma J.S.A. Vroege S. Mbarki N.G.J. Temmink A. Nanninga 1
Actualiteit
1
train
VN2023-025152 Gemeenteraad Directie Middelen x Gemeente RAAD en Control N Amsterdam Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023 Portefeuille Financiën Agendapunt o Datum besluit 21 november 2023 Onderwerp Vaststellen Najaarsnota 2023 Gemeente Amsterdam De gemeenteraad van Amsterdam besluit 1) Vast te stellen de Najaarsnota 2023 van de gemeente Amsterdam (bijlage 1) met daarin: 1. Hoofdstuk 1 — Financiële hoofdlijnen 2. Hoofdstuk 2 — Programma's 3. Hoofdstuk 3 — Personeel en organisatie 4. Hoofdstuk 4 — Investeringen 5. Hoofdstuk 5 — Financiële overzichten 5.1 Verloopstaat reserves 5.2 Verloopstaat voorzieningen 2) De instellingsduur van een viertal reserves te verlengen waarbij het doel van de reserves in stand blijft. Verlenging voorkomt vrijval van de middelen die nog wel nodig zijn vanwege vertraging in de uitvoering en besteding. Het gaat om het verlengen van de instellingsduur van: e De reserve Amsterdam Metropolitan Solutions tot en met 2025 e De reserve Amsterdams Promotiefonds voor cultuur en stadsinitiatieven tot en met 2027 e De reserve streeklaboratoria tot en met 2025 e De reserve reguliere vervanging IJveren tot en met 2024 3) De instellingsduur van de reserve IJ-oeververbinding te verlengen tot en met 2025 en het doel van de reserve aan te passen naar “Overkoepelend programmamanagement Sprong over 't IJ”. 4) Reserves op te heffen wegens een begroot eindsaldo van € o en het verstrijken van de instellingsduur. Het gaat om de volgende reserves: e Stedelijke reserve Wonen boven winkels en bedrijven * Reserve Incidentele Coalitiemiddelen * Reserve monumenten Weesp 5) Kennis te nemen van het instellen van de voorziening Toelage Overgangsrecht voor het compenseren van de toelage overgangsrecht voor een maximale periode van 3 jaar. 6) Kennis te nemen van twee aanvullende kredieten. Wettelijke grondslag De financiële verordening van de gemeente Amsterdam op grond van artikel 212 van de Gemeentewet met inbegrip van de daarop gebaseerde beleidsnota's. De gemeenteraad stelt de begroting en de wijzigingen daarin vast, besluit over instelling, handhaving en mutaties in reserves en besluit over de inhoud van de beleidsnota's. Gegenereerd: vl.6 1 VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad Directie Middelen 9 Amsterdam RAAD en Control % Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023 De najaarsnota zelf is geen wettelijk verplichte rapportage. Opstellen en aanbieding ervan is wel opgenomen in de Financiële verordening 2023 Gemeente Amsterdam. Bestuurlijke achtergrond Met voorliggende Najaarsnota 2023 informeert het college de gemeenteraad over de financiële stand van zaken van het lopende begrotingsjaar. Volgens de Financiële verordening 2023 Gemeente Amsterdam rapporteert het college in de najaarsnota over afwijkingen van de begroting en doet het college voorstellen aan de raad als de uitvoering van de begroting, de investeringsruimte van een portfolio of de investeringskredieten die de raad heeft vastgesteld in het gedrang komen. Onderbouwing besluit Ad. 1 De laatst vastgestelde begroting is de stand 2023 vit de Begroting 2024, die sloot op € 98,9 miljoen positief. In deze najaarsnota verbetert het saldo voor 2023 verder met € 19,3 miljoen. Hiermee komen we uit op een verwacht rekeningresultaat van € 118,2 miljoen. De opbouw van het resultaat is toegelicht in hoofdstuk 1, Financiële hoofdlijnen van de najaarsnota. Ad. 2 Reserve Amsterdam Metropolitan Solutions Bij de Begroting 2014 is een reserve gevormd voor het realiseren van Amsterdam Metropolitan Solutions; een wetenschappelijk opleidings- en onderzoeksinstituut door kennisinstellingen en bedrijven op gebied van toegepaste technologie. De reserve loopt af in 2023. Het final contract loopt af op 1 april 2024 en wordt in 2025 afgewikkeld. Gevraagd wordt de reserve te verlengen tot en met 2025. Reserve Amsterdams Promotiefonds voor cultuur en stadsinitiatieven De reserve Amsterdams Promotiefonds is gevormd in samenspraak met Holland Casino om projecten te realiseren die bijdragen aan zowel doelen van Holland Casino als doelen van de gemeente. De reserve wordt gevoed vanuit een bezoekersafdracht. De reserve loopt automatisch af eind 2023 conform gemeentelijk beleid. De afspraken met Holland Casino zijn ongewijzigd en projecten ten laste van de bezoekersbijdrage worden nog steeds gerealiseerd. Gevraagd wordt de reserve met de standaard 4 jaar te verlengen tot en met 2027. Reserve streeklaboratoria Het doel van de reserve is het uitvoeren van vervolgonderzoek naar de effecten van de coronapandemie en het voorbereiden van het Streeklaboratorium en de andere laboratoria in Amsterdam op een eventuele volgende gezondheidscrisis. De reserve streeklaboratoria is in 2021 gevormd en zou in 2023 aflopen. De verwachting was dat we de uitvoering van de doelen zouden kunnen realiseren in 2022 en 2023. De coronapandemie heeft echter langer geduurd, waardoor de activiteiten niet volledig gestart en vitgevoerd konden worden. Gevraagd wordt de reserve te verlengen met 2 jaar tot en met 2025. Reguliere vervanging IJveren Het doel van de reserve is incidentele vervangingsinvesteringen in de veerverbindingen over het IJ te bekostigen. Gegenereerd: vl.6 2 VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad Directie Middelen 9 Amsterdam RAAD en Control % Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023 Bij de aanbesteding voor de aanschaf van vier veerponten voldeed geen van de door de scheepswerven ingediende inschrijvingen aan de voorwaarden. Hierdoor kon niet overgegaan worden tot gunning. De besteding is daarmee vertraagd. De reserve is naar verwachting eind 2024 volledig besteed. Gevraagd wordt de reserve te verlengen tot en met 2024, Ad. 3 In het raadsbesluit van februari 2022 over het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet voor één van de drie onderdelen van Sprong over het IJ, de Oostbrug, is aangegeven dat het restant van de reserve IJ-oeverbinding wordt ingezet voor het “initiëren, aansturen, bewaken en coördineren van alle producten, projecten rond de IJ-oeververbindingen”, waarvoor een programmateam nodig is. Gevraagd wordt in te stemmen met de verlenging van de reserve IJ-oeververbinding tot en met 2025 en de reserve in te zetten voor het overkoepelend programmamanagement Sprong over het IJ, conform het raadsbesluit Voorkeursbesluit Sprong over het IJ van februari 2022. De doelaanpassing is opgenomen in het gewijzigde paspoort van de reserve (zie bijlage 2). Ad. 4 Reserves op te heffen wegens een begroot eindsaldo van € o en het verstrijken van de instellingsduur. Het gaat om de volgende reserves: e Reserve monumenten Weesp e Reserve Incidentele Coalitiemiddelen e Stedelijke reserve Wonen boven winkels en bedrijven Eventuele restsaldi op deze reserves vallen vrij. Ad. 5 Kennis te nemen van het instellen van de voorziening Toelage Overgangsrecht: In onderhandelingen voor de Amsterdamse CAO wordt gesproken over een afkoop van de Toelage Overgangsrecht (TOR) voor alle medewerkers die deze in 2023 ontvangen. De TOR komt voort uit de wijziging van de arbeidsvoorwaarden in 2016, waarbij de TOR een compensatie is voor een achteruitgang in beloning. De voorziening heeft als doel de met de Ondernemingsraad overeengekomen uitgaven voor de toelage overgangsrecht voor maximaal 3 jaar te compenseren. Het paspoort van de voorziening is opgenomen in bijlage 2. Ad. 6 Kennis te nemen van twee aanvullende kredieten: Voor investeringen in de vervanging van afvalcontainers en van hardware ICT zijn aanvullende kredieten van € 5,7 miljoen en € 3,2 miljoen nodig. De oorspronkelijke investeringen bedroegen € 15,4 miljoen en € 3,2 miljoen Deze noodzakelijke vitgaven worden opgevangen binnen de bestaande investeringsruimte van de domeinen Openbare Ruimte en Mobiliteit en Bestuur en Organisatie en Overig. Financiële onderbouwing Overige toelichting De Najaarsnota 2023 bevat wijzigingen op de begrotingsstand 2023 zoals die is opgenomen in de Begroting 2024. De in de najaarsnota opgenomen begrotingswijzigingen van € 19,3 miljoen leiden in de begroting tot een positief saldo van € 118,2 miljoen Conclusie Gegenereerd: vl.6 3 VN2023-025152 % Gemeente Gemeenteraad Directie Middelen _ 9 Amsterdam RAAD en Control % Voordracht voor de raadsvergadering van 20 december 2023 De genoemde beslispunten in de voordracht hebben geen financiële consequenties. Geheimhouding Niet van toepassing Welke stukken treft v aan [AD2023-088422 | Bijlage 1 - Najaarsnota 2023.pdf (pdf) [AD2023-088422 | Bijlage 2 - Paspoort reserve en paspoort voorziening.docx (msw22) AD2023-088413 Gemeenteraad Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Pernille Stomp, [email protected], 06 — 28 5o 41 29 Soufyan Akoudad, [email protected], 06 — 39 27 05 79 Gegenereerd: vl.6 4
Voordracht
4
discard
en, X Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA nderwijs, Jeugd en „ . . " Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd{zorg), Onderwijs en Armoede en Zorg % Amsterdam PRE 9, „eugdkzorg) | ° Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van o1 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Onderwijs Agendapunt 8 Datum besluit 18 juli 2023 Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief ‘Evaluatie en vervolg High Dosage Tutoring' en het onderzoeksrapport Reken op Zuidoost. De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van het door de Universiteit van Amsterdam opgestelde onderzoeksrapport over de resultaten van drie jaar High Dosage Tutoring in het Amsterdams primair onderwijs, en de bijbehorende raadsinformatiebrief Wettelijke grondslag - Gemeentewet Artikel 160 lid 1 van de Gemeentewet (college voert het dagelijks bestuur) - Gemeentewet 169 lid 2 van de Gemeentewet (actieve informatieplicht) Bestuurlijke achtergrond De raadsinformatiebrief en het onderzoeksrapport zijn op 24 juli 2023 ook via de dagmail verspreid. Reden bespreking O.v.v. de leden Yemane (GL) en Hakiki (DENK) De fractie van Groenlinks wil deze stukken graag in de commissie bespreken omdat zij in gesprek willen over de evaluatie en continvering van de High Dosage Tutoring” . De fractie van DENK wil de bevindingen bespreken. Uitkomsten extern advies Nvt Geheimhouding Nvt Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.2 1 VN2023-022939 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA ij msterdam Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van o1 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Nvt Welke stukken treft v aan? AD2023-078925 Commissie OZA (2) Voordracht (pdf) AD2023-078923 GETEKENDE VERSIE +DATUM Raadsinformatiebrief.pdf (pdf) AD2023-078924 HDT onderzoeksrapport (Reken op Zuidoost)23012023. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) OJZD, Hasna Joutay, [email protected], 06-83634235 Gegenereerd: vl.2 2
Voordracht
2
train
> < Gemeente Amsterdam Schriftelijke vragen Datum indiening: 4 oktober 2021 Volgnummer: 310 Onderwerp Schriftelijke vragen van het lid Mbarki inzake het leegkomende hoofdkantoor van ABN AMRO Aan het college van burgemeester en wethouders Toelichting door indiener: ABN AMRO maakte eind 2020 bekend zijn hoofdkantoor aan de Amsterdamse Zuidas te verko- pen. Het kantoor bestaat uit 75.000 meter verhuurbaar oppervlak. De verwachting is dat de ver- koop dit jaar nog wordt afgerond.” Gezien het grote woningtekort en de afnemende behoefte aan vierkante meters kantooroppervlak in Amsterdam als gevolge van het ‘nieuwe’ thuiswerken, vindt de fractie van de PvdA dat het gemeentebestuur elke kans moet aangrijpen om kantoren te trans- formeren naar huizen en hiermee het woningtekort aan te pakken. De fractie van de PvdA ziet de verkoop van het kantoor van ABN AMRO als een mogelijkheid om meer woningen beschikbaar te maken in Amsterdam. Gezien het vorenstaande stelt het lid Mbarkí, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen: 1. Zijn de berichten juist dat ABN AMRO overweegt haar hoofdkantoor aan de Zuidas te verlaten en dat zij naar kandidaten voor een nieuwe invulling zoekt? 2. Is het juist dat de behoefte aan het aantal vierkante meters kantooroppervlak in Amsterdam af- neemt als gevolge van de nieuwe ‘thuiswerkcultuur’ die ontstaan is door het verplicht thuiswer- ken gedurende de coronapandemie? 3. Is het college het met de fractie van de PvdA eens dat als de behoefte aan kantooroppervlak in de stad afneemt, dit een kans is voor de stad om iets aan het woningtekort te doen? 4. Hoeveel vierkante meter kantoor- en ander commercieel oppervlak (zoals hotels en winkels) in Amsterdam is er sinds de uitbraak van de coronapandemie omgezet in woonoppervlak (of staat in de planning om dat te gaan doen)? 5. Zien het college en de eigenaar van het gebouw, evenals de fractie van de PvdA, de invulling van het ABN AMRO-gebouw als een vnieke kans om deze ontwikkeling kracht bij te zetten? 1 https://fd.nl/ondernemen/1410176/hoofdkantoor-van-abn-amro-te-koop-wie-biedt Gemeente Amsterdam Datum 4 oktober 2021 Pagina 2 van 2 6. Is het college bereid in gesprek te gaan met ABN AMRO en de eigenaar van het gebouw en de transformatie van het gebouw naar woningen als optie op tafel te leggen? 7. Indien een deel van het gebouw al verkocht is/gesprekken in een vergevorderd stadium zijn, is het college bereid het gesprek aan te gaan en de optie van een woon-werk-concept op tafel te leggen? 8, Is het college bereid om (een deel van) de bestemming van het gebouw te veranderen van een kantoorbestemming in een benodigde bestemming voor wonen en werken? Indiener S. Mbarki
Schriftelijke Vraag
2
train
> Gemeente Amsterdam Amendement Datum raadsvergadering 1juni 2022 Ingekomen onder nummer 233 Status Ingetrokken Onderwerp Amendement van het lid Khan inzake het coalitieakkoord 2022-2026 Onderwerp Regelingen uitbreiden voor werkende armen boven 120% van het sociaal wettelijk minimum Aan de gemeenteraad Ondergetekende(n) hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord” Constaterende dat -__ Werkende armen die net iets meer verdienen dan 120% van het sociaal wettelijk minimum buiten de boot vallen, niet in aanmerking komen voor deze regelingen maar wel te weinig inkomen hebben om te kunnen rondkomen. Besluit: Bepaalde regelingen uitbreiden voor werkende armen Om in hoofdstuk “Solidaire stad met kansen voor iedereen” onder paragraaf “Armoedebestrijding en schuldhulpverlening” de oorspronkelijke tekst “We zetten in op het vergroten van het bereik van de minimaregelingen, met name onder werkende armen, onder andere door toegang tot de regelingen te vereenvoudigen en regelingen samen te voegen.” Te vervangen door “We zetten in op het vergroten van het bereik van de minimaregelingen, met name onder werkende armen, onder andere door toegang tot de regelingen te vereenvoudigen, regelingen samen te voegen en beschikbaar te stellen voor werkende armen die meer verdienen dan 120% van het wettelijk sociaal minimum.” Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 4 Indiener(s), S.Y. Khan (DENK) … (……)
Motie
2
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1035 Publicatiedatum 8 oktober 2015 Ingekomen op 9 oktober 2015 Ingekomen in raadscommissie AZ/FIN Te behandelen op 4/5 november 2015 Onderwerp Motie van het lid Duijndam inzake de Begroting 2016 (behoud maritiem erfgoed). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Overwegende dat: — inde Watervisie nauwelijks aandacht besteed wordt aan het maritiem erfgoed van Amsterdam; — er geen visie is om het maritiem erfgoed van Amsterdam te beschermen; — stadsdeel Centrum eind 2014 een overdrachtsdocument heeft gestuurd naar het college met daarin een voorstel voor een concept historisch botenbeleid. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: een visie te ontwikkelen om het maritiem erfgoed in Amsterdam te beschermen. Het lid van de gemeenteraad P.J.M. Duijndam 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1045 Datum indiening 3 december 2019 Datum akkoord 17 september 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Poot en Marttin inzake seksuele intimidatie in de taxibranche Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelsters: Uit de Taximonitor 2016 en de 1° helft van 2017 bleek dat er in deze periode er een aantal ernstige gevallen van seksuele intimidatie plaatsvonden in de taxibranche… In de meest recente Taximonitor (2018) komen deze misstanden echter niet meer expliciet aan de orde.? Wel wordt er gesproken over klachten met betrekking tot onheuse bejegening van chauffeurs jegens klanten en mensen op straat, maar het de fractie van de VVD niet duidelijk of, en zo ja in hoeverre het hier seksuele intimidatie betreft. Ook in de Agenda Taxi 2020-2025, die momenteel ter inspraak voorligt en daarna in de gemeenteraad zal worden behandeld, wordt dit onderwerp niet specifiek besproken.” De fractie van de VVD is met het oog op de vaststelling van de Taxi Agenda 2020- 2025 benieuwd of het aantal incidenten met betrekking tot seksuele intimidatie in deze branche is afgenomen of dat deze problematiek zich mogelijk (meer) onder de radar afspeelt. Gezien het vorenstaande hebben de leden Poot en Marttin, beiden namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Zijn na de constatering van incidenten met betrekking tot seksuele intimidatie in de taxibranche maatregelen genomen die zich specifiek richten op het aanpakken van deze misstanden? Zo ja, welke maatregelen en door wie zijn deze genomen? Antwoord: De raadsbrief inzake de taximonitor 2016/eerste helft 2017 spreekt van een aantal ernstige incidenten zoals seksuele intimidatie. De bedoeling was aan te geven om wat voor soort incidenten het kan gaan, niet dat deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. In de gegevens is niet terug te vinden, dat seksuele intimidatie zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. De aanpak van seksuele 1 https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/5938422/1/09012f97821f1b7e 2 hitps:/www.amsterdam.nl/publish/pages/925184/taximonitor_2018_-def.pdf 3 hitps://www.amsterdam.nl/publish/pages/925184/agenda_taxi 2020-2025 _inspraakversie.pdf 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng 045 Gemeenteblad R Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019 intimidatie door wie dan ook, dus ook taxichauffeurs, heeft de volle aandacht van het college. Het college heeft in 2019 een intentieverklaring Discriminatievrije Taximarkt 2019 afgesloten met de branche en het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam, MDRA. De aanpak van seksuele intimidatie maakt hier onderdeel van uit. 2. Hebben er zich na de constateringen van september 2017 nieuwe gevallen van seksuele intimidatie in de taxibranche voorgedaan? Zo ja, wanneer en hoe vaak? Antwoord: De gemeente heeft na september 2017 geen klachten ontvangen van seksuele intimidatie door taxichauffeurs. Ook zijn er geen meldingen ontvangen van straatintimidatie door taxichauffeurs. Seksuele intimidatie is een breed begrip dat gaat van nafluiten op straat tot verkrachting en mishandeling. Ernstige incidenten worden eerder bij de politie gemeld dan bij de gemeente. Er zijn over 2018 en 2019 in totaal 23 meldingen c.q. aangiftes gedaan in het politie registratiesysteem BVH van aanranding/verkrachting door taxichauffeurs: 7 aangiftes en 16 meldingen. De zedenpolitie heeft deze zaken opgepakt en in opsporingsonderzoeken is verder onderzoek gedaan. Daarna is er overleg geweest met het OM over de mogelijke strafvervolging in deze zaken. Het is nu niet bekend tot hoeveel daadwerkelijke vervolgingen dit heeft geleid. 3. Iser bij het opstellen van de Taximonitor 2018 gericht onderzoek gedaan naar deze misstanden? Zo ja, hoe is dit onderzoek uitgevoerd en wat waren de uitkomsten? Zo nee, is het college bereid om hier alsnog extra onderzoek naar te verrichten? Antwoord: Nee, aangezien er geen meldingen zijn ontvangen bij de gemeente. Zie antwoord op vraag 1 en 2. Het RIEC Amsterdam (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) doet momenteel onderzoek naar aard en omvang van taxi-gerelateerde criminaliteit. Hierin wordt ook gekeken naar strafbare feiten als aanranding/verkrachting. De uitkomsten van dit onderzoek worden in het najaar verwacht. De stuurgroep van het RIEC Amsterdam bepaalt of het onderzoek of delen daarvan openbaar kunnen worden gemaakt. De aanbevelingen uit het onderzoek worden — waar mogelijk — verwerkt in de aanpak de Weerbare Stad (onderdeel taxi) en in de Agenda Taxi 2020-2025 (doelstelling bonafide), die in november wordt voorgelegd aan de Raad. In het kader van het programma seksuele intimidatie en geweld wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de meldingsbereidheid. 4. Iser voldoende data beschikbaar om vast te stellen of er verschillen zijn tussen de bel- en opstapmarkt in de mate waarin seksuele intimidatie voorkomt? Antwoord: er zijn geen meldingen van seksuele intimidatie door taxichauffeurs bekend bij de gemeente. De politie registreert niet op welke markt de taxichauffeur zich ten tijde van de aangifte bevond. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng 045 Gemeenteblad R Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019 B. Zijn het alleen TTO's die handhaven op verbaal correcte houding door chauffeurs/ chauffeuses tijdens de uitoefening van hun functie, of handhaaft de gemeente hier ook op? Zo ja, gebeurt dit ook met de inzet van mystery guests? En hoe zit dit bij de bestel/bel-markt? Antwoord: indien een gemeentelijke handhaver openbare ruimte of de politie, constateert dat een TTO-chauffeur een incorrecte houding heeft, wordt een Rapport van Bevindingen (RvB) geschreven en ligt de sanctionering bij de TTO. Ook bij constateringen middels Mystery Guest ritten wordt door de TTO gesanctioneerd. De gemeente ziet erop toe dat de TTO sanctioneert conform het maatregelenprotocol. Bij de bestel-/belmarkt is handhaving op verbaal incorrect gedrag niet mogelijk op basis van de Amsterdamse taxiverordening, aangezien deze niet op hen van toepassing is. Wel kan een handhaver aangifte doen bij de politie tegen de chauffeur/chauffeuse op basis van artikel 266 WvS (belediging). Indien de overtreding wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening kunnen de straffen met een derde worden verhoogd (artikel 267 WvS). 6. Heeft de gemeente op regelmatige basis contact met de taxibranche over dit thema? Antwoord: Ja, in kader van het convenant met het MDRA. Zie vraag 1 7. Weet het college welke maatregelen taxi-aanbieders zelf nemen of hebben genomen om seksuele intimidatie te voorkomen en te bestraffen? Zou het college kunnen ondersteunen bij de uitvoering of naleving van deze maatregelen? Antwoord: Zie antwoord op vraag 1: seksuele intimidatie wordt verbonden aan de intentieverklaring Discriminatievrije Taximarkt 2019. Het college ondersteunt samen met het MDRA de betrokken taxi-organisaties waar mogelijk bij de realisatie van de te treffen maatregelen. 8. Op 8 november 2018 heeft de raad tijdens de behandeling van de Begroting 2019 een motie van het lid Vroege van de fractie van D66 over controlesysteem tegen misdragende taxichauffeurs aangenomen (nr. 988.18). Zou het college bij de uitvoering van deze motie het aspect seksuele intimidatie nadrukkelijk willen betrekken in de geplande gesprekken met vertegenwoordigers uit de taxibranche? En wil het college de raad informeren of, en zo ja hoe deze vorm van misdraging door chauffeurs gestalte krijgt in de mogelijke uitwerking van het door de raad gewenste controlesysteem? Antwoord: De motie wordt afgedaan middels de Agenda Taxi 2020-2025, die in november wordt voorgelegd aan de Raad. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Ndeing 045 Gemeenteblad ummer - =. . Datum 17 september 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 december 2019 9. Wil het college deze vragen binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij de vaststelling van de Agenda Taxi? Antwoord: De vragen zijn voor vaststelling van de taxi-agenda door de Raad beantwoord. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris A
Schriftelijke Vraag
4
train