text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 373 Datum akkoord 9 mei 2014 Publicatiedatum 14 mei 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer L.G.F. Ivens van 10 april 2014 inzake de gemeente Amsterdam en Windows XP. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: AT5 en de Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD) meldden op hun website dat de gemeente Amsterdam één van de deelnemers is aan een collectief dat aanvullende ondersteuning bij Microsoft heeft ingekocht om Windows XP te beveiligen. Dit collectief bestaat uit een aantal grote gemeenten, de IBD en de VNG. Zoals al langere tijd geleden werd aangekondigd, is Microsoft op 8 april 2014 gestopt met het ondersteunen van Windows XP. Dit maakt computers van particulieren, organisaties, bedrijven en overheden die na die datum nog met Windows XP werken, kwetsbaar voor (internet)criminelen. Om de risico's daarop te verminderen heeft de gemeente Amsterdam genoemde aanvullende beveiliging ingekocht bij Microsoft. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 10 april 2014, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Voor welke periode heeft de gemeente Amsterdam aanvullende ondersteuning en beveiliging bij Microsoft ingekocht? Antwoord: De ondersteuning van Microsoft geldt voor één jaar, ingaande op 8 april 2014. 2. Wat zijn de kosten hiervan? Antwoord: Voor de overeenkomst is door de VNG een maximaal bedrag gereserveerd van € 1,1 miljoen. Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven staan samen garant voor dit bedrag. Het bedrag wat de gemeente Amsterdam zal betalen hangt af van het aantal gemeenten, provincies en waterschappen dat zich aanmeldt om deel te nemen aan deze ondersteuningsovereenkomst. Eind mei is bekend wat het totale bedrag wordt, dit wordt opgenomen in de achtmaandsrapportage. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Ia Gemeenteblad Datum 414 mei 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 10 april 2014 3. Op hoeveel computers (absoluut en procentueel) van de gemeente Amsterdam wordt nog met Windows XP gewerkt? Bij welke onderdelen (diensten, stadsdelen, deelnemingen enz.) bevinden deze computers zich? Antwoord: Op dit moment draait Windows XP op 6400 van de circa 15.000 computers in de stad. Deze computers bevinden zich met name bij de Bestuursdienst, de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (DIVV), de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), de Dienst Basisinformatie (DBI), het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA), Dienstverlening en Facilitair Management (DFM), stadsdeel Zuid en de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven (WZS). 4. Waarom is gekozen voor het inkopen van aanvullende ondersteuning en beveiliging voor Windows XP in plaats van tijdig over te stappen op een nieuw systeem? Antwoord: Naar aanleiding van de ICT-crisis in 2011 heeft de focus de afgelopen jaren gelegen op het realiseren van een stabiele ICT-infrastructuur. Het centralisatieprogramma ICT Centraal is in 2013 gestart waarmee diensten en stadsdelen in tranches aangesloten worden op de nieuwe Amsterdamse Digitale Werkplek (ADW). De resterende diensten zullen voor het aflopen van de verlengde supportovereenkomst gemigreerd zijn. 5. Waarom is er een aparte deal van Microsoft met de rijksoverheid enerzijds en een deal met Amsterdam/IBG/VNG anderzijds? Betekent dit dubbel werk en hogere kosten? Antwoord: Bij de onderhandelingen tussen Rijk en Microsoft zijn de gemeenten niet betrokken, omdat het Rijk een ander contract heeft en daardoor een eigen Custom Support Agreement diende af te sluiten. De G5 hebben samen met de VNG en de IBD, met Microsoft de onderhandelingen gevoerd waarmee een grote korting is verkregen. Resultaat is het eerste gezamenlijke contract voor alle gemeenten via de VNG. Ten opzichte van reguliere contractonderhandelingen is dit een grote stap vooruit. Door gesprekken niet langer per gemeente maar collectief op VNG-niveau te voeren is bespaard op werk en kosten. 6. Hoe ziet de toekomst eruit wat betreft de gemeentelijke ICT? Wanneer zal de gemeente Amsterdam volledig zijn overgegaan op een nieuw besturingssysteem®? Kan het college de lengte van dit tijdpad onderbouwen? Wat is, mede in het licht van het vorenstaande, de stand van zaken met betrekking tot het (overwegen tot) overgaan op open source software? Antwoord: Alle XP-werkplekken zullen voor het aflopen van de supportovereenkomst gemigreerd zijn. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Ia Gemeenteblad ummer = - . Datum 414 mei 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 10 april 2014 Open Source is één van de alternatieven wanneer er nieuwe of vervangende software nodig is. Het telefonienetwerk van de Gemeente draait bijvoorbeeld voor een groot deel op open source software en op de nieuwe digitale werkplek is naast Microsoft Office ook Open Office te verkrijgen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
val
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer SV 4 Datum indiening 20 mei 2020 Datum akkoord 5 januari 2021 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Ceder inzake een mishandeling met dodelijke afloop in de opvanglocatie aan de Poeldijkstraat Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: In de nacht van donderdag 30 april op vrijdag 1 mei 2020 heeft in de opvanglocatie van HVO- Querido aan de Poeldijkstraat een mishandeling plaatsgevonden. Het slachtoffer is enkele vren later aan zijn verwondingen overleden. De fractie van de ChristenUnie is geschrokken van het bericht en wil vanwege de ernst van de situatie een aantal verduidelijkende vragen stellen over de veiligheid in opvanglocaties. Gezien het vorenstaande heeft het lid Ceder, namens de fractie van de ChristenUnie, op grond van toenmalig artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het onderzoek naar dit incident inmiddels afgerond? Antwoord Ja, het onderzoek is inmiddels afgerond. Vanwege de corona-uitbraak heeft dit proces echter langer geduurd dan normaal gesproken. 2. Inde berichtgeving over het incident werd vermeld dat over de aanleiding destijds nog niets bekend was. Is er inmiddels meer bekend over de aanleiding en wat er precies gebeurd is? Antwoord Op 1 mei 2020 heeft op de locatie een geweldsincident plaatsgevonden op locatie De Veste van HVO-Qverido. Hierbij waren 3 bewoners betrokken. Het incident deed zich voor op de kamer van een van de cliënten. De Veste is een locatie van HVO-Qverido waar mensen beschermd kunnen wonen die kampen met psychiatrische kwetsbaarheid en verslavingsproblematiek. De verstandhouding tussen de twee betrokken bewoners was niet goed, en ontaardde in ruzie op de bewuste avond. Deze onenigheid in combinatie met de specifieke problematiek van deze cliënten is waarschijnlijk de oorzaak van het geweld. De derde betrokken cliënt was niet in staat in te grijpen. 1 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam Afdeling 1 Gemeenteblad R A mmer SV 4 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 atum 5 januari 2021 3. Hoekaner een situatie ontstaan in een opvanglocatie waarbij er een dergelijk heftige mishandeling plaatsvindt? Antwoord De oorzaak van het incident ligt in de interpersoonlijke sfeer, zoals hierboven vermeld. De verstandhouding tussen de twee betrokken bewoners was niet goed, en ontaardde in ruzie op de bewuste avond. Het incident vond plaats tijdens de eerste coronagolf. HVO- Querido heeft in die periode de zorg moeten afschalen om het risico op besmetting zoveel mogelijk te verkleinen. Dit hield in dat een deel van de begeleiders — zowel die van HVO-Qverido als hun collega's van forensische behandelorganisaties - minder face-to-face contact hadden met bewoners dan normaal. Er was altijd wel een bezetting aanwezig geweest op de locatie, maar die was kleiner dan gewoonlijk. Daarnaast was het aanbod aan dagbesteding voor cliënten stopgezet, net als alle andere dagbesteding in de stad. Met name het stopzetten van dagbesteding heeft ertoe geleid dat structuur en ritme wegvielen. Dat had een negatieve invloed op de bewoners van De Veste. Er waren tijdens deze eerste golf ook geen fysieke bijeenkomsten voor de reguliere casuïstiek- of actualiteitenbesprekingen. Ook dit vond plaats via telefoon of videobellen. We moeten constateren dat hierdoor de risico-inschatting onvoldoende was en het actie- en crisisplan zijn niet tijdig is bijgesteld. Alle factoren tezamen hebben bijgedragen aan de omstandigheden dat het drama heeft kunnen plaatsgevonden. 4. Welkeregels en protocollen bestaan er om een dergelijke situatie te voorkomen? Antwoord Maatregelen en protocollen die incidenten moeten voorkomen zijn: -__HVO- Querido werkt met begeleidingsplannen waar een actuele risico-inschatting onderdeel van vitmaakt; -__ Veiligheid is een vast thema binnen de overdracht - ook naar de beveiliging - en in teamoverleggen (casuïstiek- of actualiteitenoverleg); -_ Samenwerkingsafspraken tussen HVO-Qverido en forensische zorg; -__ Alle medewerkers volgen een training in het omgaan met agressie. Enkele medewerkers tevens in vroegsignalering van agressie bij specifieke doelgroepen. -__De Veste kent specifiek huisregels voor deze locatie, afgeleid van organisatiebrede huisregels. Bewoners van De Veste ondertekenen de regels die voor deze woonvorm van kracht zijn. Protocollen die na het incident zijn gevolgd zijn: -_HVO-Qverido heeft conform het Calamiteitendraaiboek Wmo en de interne protocollen Calamiteiten en crisis en Afhandelen van calamiteiten gehandeld en een PRISMA- onderzoek uitgevoerd. Het Calamiteitendraaiboek Wmo vraagt om een melding binnen drie werkdagen. In de interne protocollen van HVO-Qverido wordt vitgewerkt dat onderzoek moet plaatsvinden en hoe dat moet gebeuren. 2 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam Afdeling 1 Gemeenteblad R A mmer SV 4 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 atum 5 januari 2021 5. Zijn deze regels en protocollen in de locatie van het genoemde incident goed opgevolgd en uitgevoerd? Antwoord Ja. 6. Heeft dit incident (en mogelijke andere incidenten vit de beantwoording van vraag 7) aanleiding gegeven om hierna regels en protocollen aan te scherpen? Antwoord HVO-Qverido ziet een calamiteit als deze als een zeer ongewenste gebeurtenis die helaas en ondanks alle voorzorg soms toch plaatsvindt. De organisatie neemt maatregelen om de kans erop zo klein mogelijk te maken. In het PRISMA-onderzoek dat naar aanleiding van het incident is gedaan, zijn de oorzaken van het incident in kaart gebracht. Zoals het een combinatie van factoren is die leidt tot een calamiteit, zo is het ook de combinatie van meerdere maatregelen die moet leiden tot terugdringen van het risico. Het PRISMA-rapport vermeldt daarom een pakket aan maatregelen die tegelijkertijd opgepakt worden met een eindverantwoordelijke en een realisatietermijn. Belangrijkste onderdelen van dit pakket aan maatregelen zijn: e _Teambrede evaluatie van de effecten van de coronamaatregelen op cliënten(groepen). Als dat nodig is past HVO-Querido haar beleid hierop aan e Het gebruik van nieuwe begeleidingsplannen stevig voort te zetten, inclusief het actueel houden van de risico's Eind 2019 vernieuwde HVO-Qverido deze begeleidingsplannen. Krachten, risico's, acties en de evaluatie worden erin in één plan samengebracht. Groot voordeel hiervan is de meer integrale benadering van cliënten. Helaas stagneerde de invoering van deze vernieuwde begeleidingsplannen vanwege het afschalen van de zorg. Hierdoor ontbrak een actueel begeleidingsplan ten tijde van het incident e _Samenwerkingsafspraken aanscherpen tussen HVO-Querido en forensische zorg e Doorzetten van extra scholing rond risico-inschatting waarbij medewerkers vroegtijdig signalen van risicogedrag nog beter leren herkennen GGD Toezicht heeft n.a.v. het onderzoek van HVO-Qveriodo aangegeven de bevindingen en de genomen maatregelen te delen. Op het punt van het uitlezen van camerabeelden heeft de GGD een extra aanbeveling gegeven. HVO-Quverido heeft naar aanleiding hiervan een verbetermaatregel ingesteld. De accountmanager HVO-Querido van de gemeente gaat conform het “Werkproces na ontvangst rapportage GGD Toezicht” in gesprek met HVO Querido over het rapport en de genomen maatregelen. De gemeente monitort of de genomen maatregelen worden uitgevoerd. 3 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam Afdeling 1 Gemeenteblad R A mmer SV 4 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 atum 5 januari 2021 7. Hoevaak hebben er in de afgelopen twee jaar geweldsincidenten plaatsgevonden in opvanglocaties in Amsterdam? Hoeveel daarvan met dodelijke afloop? En hoeveel daarvan hebben geleidt tot een aangifte/ arrestatie? Antwoord De zorgaanbieders zijn conform het Calamiteitendraaiboek Wmo verplicht calamiteiten te melden en te onderzoeken. Uit cijfers van GGD Toezicht blijkt dat: -__In 2018 intotaal 18 calamiteiten geweest (waarvan 8 geweldsincidenten) zijn. -___In 2019 intotaal 22 calamiteiten geweest (waarvan 11 geweldsincidenten) zijn. -__In 2020 (totnutoe) 10 calamiteiten geweest (waarvan 5 geweldsincidenten) zijn. Het is niet bekend hoeveel hiervan een dodelijke afloop hadden en hoe vaak dit heeft geleid tot aangifte/arrestatie. Dit houdt GGD Toezicht niet apart bij. 8. Hetislogischom aan te nemen dat in dergelijke opvanglocaties mensen opgevangen moeten worden waarbij sprake is van meervoudige problematiek en geweldsgebruik sneller zal optreden dan normaliter het geval. Wordt er voor opvangplaatsen specialistisch personeel aangetrokken die ook in staat van onveilige situaties in staat is om goed te handelen? Zo ja, wat is de verloop van dit specialistisch personeel in het personeelsbestand van de opvanglocaties? Antwoord Ten aanzien van het inhuren van gespecialiseerde medewerkers: teams en medewerkers worden geschoold in onder andere omgaan met agressie en forensische problematiek. Binnen De Veste worden medewerkers getraind in een methode voor vroegsignalering (vroege herkenning van waarschuwingssignalen van agressie). Veiligheid heeft voortdurend de aandacht van het gehele team. Tijdens elke overdracht komen eventuele veiligheidsissves aan de orde. Veiligheid is een vast onderwerp in de teamvergaderingen en het thema veiligheid komt wekelijks terug in een regulier overleg als een casus daarom vraagt. Het team krijgt - zoals alle teams van HVO-Qverido - jaarlijks een veiligheidstraining-op-maat aangeboden van specialistische veiligheidstrainers. Alle nieuwe medewerkers krijgen een training in het omgaan met agressie en grensoverschrijdend gedrag. Tot slot: De Veste heeft drie zogenaamde aandachtsfunctionarissen Veiligheid, die het thema extra op de agenda zetten en houden. Per 1 september van dit jaar kiest De Veste ervoor 's nachts zorgprofessionals in te zetten in plaats van beveiligers. De bewonerscommissie heeft de eerste twee maanden als zeer positief beoordeeld. Ook het team is enthousiast over deze aanvulling van de zorgverlening 's nachts. Naast deze trainingen is er veel aandacht voor zorgvuldige opvang en nazorg voor cliënten en medewerkers. Na een ingrijpend incident vindt debriefing plaats. Voor opvang & nazorg werkt HVO-Quverido samen met het Instituut voor Psychotrauma (IVP). Ze bieden jaarlijks training aan alle teammanagers en aandachtsfunctionarissen. Bovendien verwijst HVO- Qverido medewerkers door naar het IVP voor individuele gesprekken als daar aanleiding voor is. 4 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad A mmer SV 4 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 atum 5 januari 2021 Het personeelsverloop bij de locatie De Veste varieert. Het team telt 25 medewerkers, waarvan er doorgaans jaarlijks een á twee voor een andere functie kiezen. In het jaar voorafgaand aan het incident was het verloop 3 medewerkers (met een aanstelling van 24 uur per week of meer). g. Welke eisen stellen de gemeente en de vitvoerder aan het personeel om op dergelijke opvanglocaties te mogen werken? Zijn deze eisen volgens het college afdoende of ziet het college aanleiding om de personeelseisen aan te passen, dan wel personeel extra op te leiden om dergelijke situaties te kunnen voorkomen? Antwoord Vanuit de inkoop vanuit de gemeente zijn er voorwaarden gesteld in de opdracht, maar ook in de eisen. Aanbieders moeten geschoold personeel in huis hebben behorend bij de doelgroep. In de huidige inkoopeisen staat dat personeel opgeleid moet zijn op minimaal MBO-4 niveau, HVO-Qverido voldoet daaraan. Het college ziet geen aanleiding om de personeelseisen aan te passen. Bij vraag g is beschreven hoe HVO-Querido zorgdraagt voor goed toegeruste medewerkers. Daarnaast gebruikt de organisatie een meldsysteem voor incidenten (Triasweb) en bij calamiteiten doet HVO- Querido onderzoek met behulp van de PRISMA-methodiek. De meldingen in Triasweb en de calamiteitenonderzoeken doet HVO-Qverido omdat het een lerende organisatie wil zijn. De aanbestedingseisen vragen daar ook om. HVO-Qverido wil naast dat het inzet op preventie zoals uiteengezet in het antwoord bij vraag 8, leren van zaken die niet op de gewenste wijze verlopen en werkt eraan deze in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. In dat kader heeft op 5 oktober jl. een overleg plaatsgevonden met de GGD Toezichthouders over de vraag hoe bevindingen uit de calamiteitenonderzoeken (die altijd op locatieniveau zijn) breder kunnen worden ingezet dan alleen op het niveau van het team waar een incident heeft plaatsgevonden. Een voorbeeld van een overstijgende verbetermaatregel die op dit moment ingezet wordt, is het versterken van de risicotaxatie die HVO-Overido doet op het niveau van individuele cliënten. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
> Gemeente Amsterdam Datum raadsvergadering 16 juni 2021 Ingekomen onder nummer 485 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Van Pijpen inzake het Jaarverslag 2020 (Uitgaven en Resultaten Schoon Amsterdam) Aan de gemeenteraad, Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het Jaarverslag 2020, Overwegende dat, -__Het schoon, netjes en verzorgd houden van de openbare ruimte een van de kerntaken is van de gemeentelijke overheid, en bovendien een onderwerp van veel politieke en maat- schappelijke aandacht en zorg; -_In de rapportage met behulp van de Duisenberg methode en opgesteld door de rappor- teurs uit de Raad, blijkt dat: -_ Het jaarverslag geen eenduidig en volledig beeld geeft van welke middelen daar aan wor- den vitgegeven en de inzet verdeeld is over meerdere programma’s, en verschillende plannen en prioriteiten, waardoor het niet goed mogelijk is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en/of om bij te sturen en daarmee de controlerende rol van de raad goed te kunnen invullen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders De aanbevelingen van de rapporteurs methode Duisenberg over het onderwerp Schone Stad over te nemen door: -__ De uitgaven aan de activiteiten voor het schoonhouden van de stad overzichtelijk en inzichte- lijk te rapporteren waarbij tevens een zo goed mogelijk beeld gegeven wordt over de voort- gang van het beleid en de geboekte resultaten. -__ De inhoud en onderwerpen van deze rapportage betreffen in ieder geval: 1. Uitgaven uitgesplitst naar diverse onderdelen 2. de resultaten van de CROW-meting op diverse niveaus waaronder stadsdeelniveau en waar mogelijk voor prioritaire gebieden; 3. resultaten op basis van nader te bepalen indicatoren; -__De Commissie Bouwen en Wonen te betrekken bij de vormgeving van deze rapportage en ge- bruik van de beschikbare informatie -__De uitkomst van het voorgaande voor te leggen aan de Raad voor 1 januari 2022 Indieners, D.T. Boomsma Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 J.F. van Pijpen
Motie
2
discard
> Gemeente peroerades Amste rdam 1011 PN Amsterdam > < Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 17 november 2020 Ons kenmerk Behandeld door Jalal Loutfi, [email protected], 06 4823 7379 Bijlage Onderwerp Afhandeling motie 1575.19 van raadsleden M. Taimounti (DENK), Ceder (CU) en Kreuger (FvD) inzake ‘Naar een sterke buurteconomie! uitbreiding van freezones naar uitstervende winkelgebieden (TA2019-001322) en motie 1576.19 inzake bieden van mogelijkheden voor pop-up stores tegen de leegstand in winkelgebieden.(TA2019001323) Geachte raadsleden, In de vergadering van de gemeenteraad van og oktober 2019 heeft uw raad bij de behandeling van het Amsterdam Ondernemers Programma (AOP) 2019-2022 motie 1575.19 van raadsleden M. Taimounti (DENK), Ceder (CU) en Kreuger (FvD) inzake ‘Naar een sterke buurteconomie! uitbreiding van freezones naar vitstervende winkelgebieden aangenomen, waarin het college gevraagd wordt: “Om te onderzoeken hoe freezones optimaal actief ingezet kunnen worden in winkelgebieden die te kampen hebben met leegstand, zoals die in de omgeving van het Osdorpplein, Plein ‘40-45, Boven ‘t Y en Amsterdamse Poort en dit zo spoedig mogelijk terug te rapporteren aan de raad.” Tevens is motie 1576.19 van raadsleden M. Taimounti (DENK), Ceder (CU) en Kreuger (FvD) inzake bieden van mogelijkheden voor pop-up stores tegen de leegstand in winkelgebieden aangenomen, waarin het college gevraagd wordt: “Om te onderzoeken hoe pop-up stores gebruikt kunnen worden om leegstand in uitstervende winkelgebieden te verminderen met de inzet van vastgoed in beheer van de gemeente en wooncorporaties (ter aanvulling op het bestaande aanbod) en dit zo spoedig mogelijk terug te rapporteren aan de raad.” Motie 1575.19 uitbreiding van freezones naar uitstervende winkelgebieden Tussen 2016 en 2018 experimenteerden ondernemers en gemeente in drie Amsterdamse winkelstraten met soepelere regels in de pilot Freezones. Ondernemers in de Jan Evertsenstraat, de Rijnstraat en op het Osdorpplein kregen de ruimte nieuwe dingen te proberen. De pilot Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 17 november 2020 Kenmerk Pagina 2 van 2 Freezone is geëvalveerd en de bevindingen zijn 7 mei 2019 met de raad gedeeld. De conclusies zijn: -_het loslaten van regels leidt niet direct tot meer initiatieven; -_ vanuit de ondernemers en andere belanghebbenden is er behoefte aan een toetsingskader, criteria en zekerheid; -__commvunicatie en samenwerking met en tussen de belanghebbenden is belangrijk; -_ binnen de bestaande kaders en regelgeving hebben de dagelijks besturen van de stadsdelen meer ruimte voor lokaal ‘freezone’ maatwerk dan bij aanvang van de pilot werd gedacht. De dagelijks besturen kennen de winkelgebieden in hun stadsdeel goed. Voor de meeste regels en verplichtingen ligt de bevoegdheid om ze (tijdelijk) buitenwerking te stellen of te verruimen bij dit bestuursorgaan. Daarmee heeft een DB de mogelijkheid om in overleg met ondernemers (collectieven) en bewoners lokaal freezone! maatwerk te leveren. De kracht van de DB's bij het leveren van lokaal maatwerk is ook in de periode van coronabeperkende maatregelen gebleken. Motie 1576.19 bieden van mogelijkheden voor pop-up stores tegen de leegstand in winkelgebieden Het staat de eigenaren van retailvastgoed vrij om invulling te geven aan hun panden binnen de bestemming van de locatie. Dat kan ook in de vorm van een pop-up store. De overheid gaat niet over de huurrelatie tussen een huurder en verhuurder en de precieze invulling van de panden. Ook vastgoedeigenaren herkennen de toegevoegde waarde van het verhuren van winkelpanden voor pop-ups als een manier om winkelgebieden levendig te houden. Voor retailers is het soms een vorm van experimentele marketing en een manier om nieuwe ideeën en locaties te testen. Pop-up stores worden ook door corporaties ingezet om winkelgebieden de levendigheid te bevorderen. Het college voert de motie vit door in het overleg met de woningcorporaties, over de rol van het commerciële vastgoed dat bij hen in bezit is, dit punt onder de aandacht gebracht te brengen. Hiertoe is in de afgelopen periode het contact met de afdelingen van de corporaties die commercieel vastgoed verhuren geïntensiveerd. Daarbij is door de gemeente aangedrongen op tijdelijke invulling met functies die aanvullend zijn op het bestaande aanbod en de buurtfunctie versterken. De gemeente zal dit op de agenda houden bij de gesprekken met de corporaties. Het college beschouwt de moties hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, -L PA Victor Everhardt Wethouder Economische Zaken
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 969 Publicatiedatum 5 augustus 2016 Ingekomen op 14 juli 2016 Ingekomen onder AW Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden N.T. Bakker, Nuijens en De Heer inzake het bestemmingsplan Stadswerf Oostenburg. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Stadswerf Oostenbrug (Gemeenteblad afd. 1, nr. 830). Constaterende dat: — bij afspraken over aandeel sociale corporatiewoningen per buurt tegenwoordig wordt gemeten per gebied (22 stuks in totaal) en niet per buurtcombinatie; — in het gebied Centrum-Oost momenteel 28% van de woningen een sociale corporatiewoning is, 32,5% van de woningen is een sociale huurwoning; — in het bestemmingsplan Stadswerf Oostenburg wordt voorgesteld om het oorspronkelijk voorgestelde minimum van 20% van het bruto vloeroppervlak voor sociale huurwoningen te verlagen naar 14% (.29% van het aantal woningen) en de resterende 6% te bestemmen voor middeldure huur; — hierdoor de afstand tot de ondergrens van 35% sociale corporatiewoning in dit gebied nog verder wordt vergroot. Besluit: Beslispunt 4, luidende: “De gemeenteraad besluit het bestemmingsplan Stadswerf Oostenburg bestaande uit de verbeelding, regels en vergezeld van een toelichting, met identificatienummer NLIMRO.0363.A1404BPSTD-VG01 in elektronische en analoge vorm gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zoals dit ter inzage heeft gelegen, vast te stellen overeenkomstig de van dit besluit onderdeel uitmakende Nota van wijzigingen bestemmingsplan Stadswerf Oostenburg (hierna: Nota van wijzigingen), waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik gemaakt is van een ondergrond die is ontleend aan de Grootschalige Basiskaart Amsterdam, versie 1 januari 2015”, te wijzigen in: “De gemeenteraad besluit het bestemmingsplan Stadswerf Oostenburg bestaande uit de verbeelding, regels en vergezeld van een toelichting, met identificatienummer.” 1 De leden van de gemeenteraad N.T. Bakker J.W. Nuijens A.C. de Heer 2
Motie
2
train
Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1064 Datum indiening 12 juli 2018 Datum akkoord 17 oktober 2018 Publicatiedatum 18 oktober 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Ceder inzake de stijging van de huizenprijzen met twintig procent per jaar. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 12 juli 2018 kopte Het Parool’ ‘Huizenprijzen Amsterdam in een jaar ruim 20 procent gestegen’. Verschillende kenners en wetenschappers geven aan dat de enorme stijging alarmerend is en een ongezonde situatie weerspreekt. De oververhitte woningmarkt is niet bij te benen aangezien volgens de cijfers uit het artikel de waarde van huizen in een jaar tijd is toegenomen met een riant gezinsinkomen van tweeverdieners. Woningen in Amsterdam worden onbetaalbaar omdat de stijging van lonen een dergelijk grote prijsstijging van woningen onmogelijk kan bijhouden. Expats kunnen de huizen in Amsterdam echter nog wel nog relatief makkelijk betalen en komen dan ook in grote getale deze kant op. Amsterdam is in absolute cijfers een stuk goedkoper dan bijvoorbeeld Londen waardoor het voor expats ook nu relatief goedkoop is om in Amsterdam te wonen, terwijl voor Amsterdammers en mensen uit andere delen van het land de stad langzamerhand onbetaalbaar is geworden. De fractie van de ChristenUnie vindt de beschreven situatie en ontwikkelingen zeer zorgelijk, vooral omdat het internationale prijzzenverschil maakt dat expats Amsterdam aantrekkelijker vinden en hierdoor de afgesproken maatregelen om prijsstijgingen tegen te gaan enigszins teniet lijken te doen, omdat bij lagere Amsterdamse woningprijzen de vraag van expats lijkt toe te nemen. Dit resulteert vervolgens weer in hogere Amsterdamse woningprijzen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Ceder, namens de fractie van de ChristenUnie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Deelt het college de mening van de ChristenUnie dat de relatief lage woningprijzen in Amsterdam ten opzichte van omliggende wereldsteden meer expats naar Amsterdam toe trekken? Antwoord Het is niet waarschijnlijk dat alleen de woningprijzen meer expats naar Amsterdam trekken. In het verleden waren de Amsterdamse woningprijzen ten opzichte van Londen en Parijs veel lager dan nu en dat leidde niet tot een groei aan expats. Dat er meer expats naar Amsterdam (en de regio) komen is veel 1 https://www.parool.nl/amsterdam/huizenprijzen-amsterdam-in-een-jaar-ruim-20-procent- estegen—a4601316/ Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng loe4 Gemeenteblad Datum 18 oktober 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 12 juli 2018 meer het gevolg van de groei en de internationalisering van de arbeidsmarkt in Amsterdam, de regio en de Randstad. 2. Deelt het college de mening van de ChristenUnie dat het om die reden voor de hand ligt dat de college maatregelen die genomen zullen om de woningprijzen in Amsterdam te laten dalen, ook zeer waarschijnlijk een toename van expats die een woning in Amsterdam willen kopen zal betekenen? Antwoord Zie het antwoord op vraag 1. 3. De stijging van de huizenprijzen is de afgelopen periode met een enorme snelheid gegaan: twaalf procent in een kwartaal. Op welke termijn verwacht het college resultaat van de in het coalitieakkoord beschreven ambities om ruimte te creëren op de overspannen woningmarkt? Antwoord Wereldwijd stijgen de huizenprijzen in steden. Dit gebeurt ook in meerdere Nederlandse steden, in Den Haag bijvoorbeeld met 25%. Het college spant zich in om de Amsterdamse woningmarkt betaalbaar en toegankelijk te houden. Het belangrijkste instrument hierbij is de bouw van meer sociale en middeldure huurwoningen. Anders dan via het nieuwbouwaanbod heeft het college geen directe invloed op de prijsvorming van koopwoningen en vrije sector huurwoningen in de bestaande voorraad. De afgelopen twee jaar zijn er bijna 13.000 woningen in aanbouw genomen. Deze worden de komende periode opgeleverd en bieden veel huishoudens een kans om een nieuwe woning te bemachtigen. 4. Hoe ziet het college kans om zolang deze college maatregelen nog geen effect hebben de procentuele stijging van de woningprijzen de komende periode enigszins te beteugelen? Antwoord Naast het bouwen van extra woningen, zet het college ook in op betaalbaarheid van de bestaande woningvoorraad. Zo trekt het college extra geld uit voor de bestrijding van woonfraude, om daarmee het prijsopdrijvende effect van bijvoorbeeld illegale hotels tegen te gaan. Ook onderzoekt het college of er een zelfwoonplicht kan komen waardoor er minder ruimte komt voor beleggers die huizen opkopen, en daarmee prijsopdrijving in de hand werken. 5. Voorziet het college een extreme toename van de vraag naar Amsterdamse woningen als gevolg van het EMA dat zich in Amsterdam vestigt en expats die als gevolg daarvan een woning in Amsterdam zullen willen kopen? Zo ja, is het college van plan om anticiperend hierop maatregelen te nemen om te voorkomen dat rond deze periode opnieuw een forse procentuele prijsstijging van de Amsterdamse woningprijzen zal plaatsvinden? Zo ja, welke maatregelen? Antwoord Nee, een extreme toename verwacht het college niet. Daarvoor is het aantal huishoudens dat naar Amsterdam gaat verhuizen te gering. Zo'n 30 procent van de circa negenhonderd medewerkers verhuist waarschijnlijk niet mee vanuit 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing loe4 Gemeenteblad ummer - …. Lr Datum 18 oktober 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 12 juli 2018 Londen. Van de vijftig tot zestig huishoudens die tot nu toe zijn verhuisd, hoofdzakelijk gezinnen — kiest het merendeel voor een woonplek in het groen of dicht bij de Europese Scholen in Bergen en Den Haag en niet voor Amsterdam. 6. Hoe zit het college in het vervolg haar rol bij het voorkomen van prijsstijgingen als gevolg van verhuizingen van grote organisaties naar Amsterdam en de verwachting dat de verhuizing veel expats met zich mee zal brengen die op zoek zullen gaan naar een Amsterdamse woning? Antwoord Er zijn veel factoren die leiden tot hogere huizenprijzen in Amsterdam. De huizenprijzen stijgen als gevolg van de toenemende populariteit van de stad, de groeiende economie en de lage rentestand. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 359 Datum akkoord college van b&w van 12 april 2016 m.i.v. wijzigingen Publicatiedatum 20 april 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van 5 maart 2015 inzake de komst van filmmaker Roger Ross Williams en zijn documentaire ‘schokkend feest met zwarte pieten’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De documentairemaker noemde het feest onlangs Nederlands “Dirty Little Secret’ en zei dat zijn documentaire de Nederlandse economie zal beschadigen en het toerisme naar Nederland een flinke deuk zal oplopen De voortdurende negatieve benadering van ons folkloristische Sinterklaasfeest met zijn Zwarte Piet begint groteske vormen aan te nemen. De partij van de ouderen maakt zich grote zorgen over de agressie waarmee dit onderwerp ook vanuit het buitenland wordt benaderd. Nederland heeft zijn eigen “Dirty Little Secret * Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest op 5 maart 2015, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht in Het Parool van 23 februari 2015, getiteld: ‘Amerikaan maakt documentaire over ‘schokkend feest’ met zwarte pieten’? De Amerikaanse filmmaker noemt het Sinterklaasfeest Nederlands “Dirty Little Secret”. Antwoord: Ja, het college heeft kennisgenomen van het artikel en biedt zijn excuses aan voor de late beantwoording. 2. Hoe kijkt het college aan tegen dit statement en is het college voornemens om onder druk van een kleine groep haters van zwarte piet het Sinterklaasfeest (verder) te veranderen, waarmee het dan geweld doet aan een oer-Hollands kinderfeest? 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 20 april 2016 Schriftelijke vragen, donderdag 5 maart 2015 De Amerikaanse filmmaker stelt dat Nederland en daarmee Amsterdam , waar hij zijn productiemaatschappij wil vestigen, wat zal merken van zijn film. Áls de wereld deze praktijken ziet, kan dat grote gevolgen hebben voor toerisme en dus ook voor de Amsterdamse economie’. Antwoord: Sinds 2012 voert de burgemeester gesprekken met tegenstanders van de figuur Zwarte Piet, de NTR en het intochtcomité van Amsterdam over stapsgewijze verandering van de figuur van Zwarte Piet naar een karakter dat minder knecht en minder zwart is, maar omdat sommige mensen aanstoot nemen aan de figuur Zwarte Piet. Dit overleg is vruchtbaar geweest en heeft er in de afgelopen jaren toe geleid dat het Sinterklaasfeest in Amsterdam is veranderd van een feest waar nagenoeg alleen volledig geschminkte Zwarte Pieten aanwezig waren, naar een feest waar meer en meer pieten ontdaan zijn van karikaturale trekken (zoals veel rode lippenstift, grote oorbellen en kroeshaar) en waarbij een steeds groter deel van de pieten met roetvegen geschminkt wordt. Tijdens de intocht van 2014 werden de eerste roetveegpieten goed ontvangen door het publiek. Tegelijkertijd was er voldoende ruimte voor demonstranten om hun bezwaren kenbaar te maken. Het intochtcomité is voornemens om steeds meer roetveegpieten bij de intocht te hebben. Zo was afgelopen jaar de helft van de pieten geschminkt met roetvegen. Het college van B en W juicht deze ontwikkelingen toe en verwacht dat Sinterklaas binnen een paar jaar tijd weer een feest kan zijn voor iedereen. 3. Is het college bereid, deze filmmaker, die erop uit is om zowel zwarte piet als de Nederlandse/Amsterdamse economie te beschadigen , op geen enkele wijze te faciliteren en om niet mee te werken aan het gewenste interview dat de filmmaker wil arrangeren met de burgemeester van Amsterdam, de heer E.E. van der Laan? Zo neen, waarom niet? Antwoord: De burgemeester is bereid om met iedere journalist te spreken als dat in het belang is voor de stad en als zijn agenda dat toelaat. Ook als het gaat om journalisten die kritische vragen hebben over de stad en die willen weten hoe wij onze zaken regelen. De documentairemaker Roger Ross Williams, een regisseur en documentaire- maker die internationale prijzen won met zijn werk, heeft om een gesprek verzocht. Helaas liet de agenda van de burgemeester het niet toe om tijd vrij te maken voor een interview; het onderwerp van de documentaire of de kritische opstelling van Williams hebben bij die overweging geen rol gespeeld. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum 20 apri 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 5 maart 2015 4. Is het college bereid, zich voor de volle 100% achter zwarte piet te scharen en niet meer in discussie te gaan met groeperingen, zoals de actiegroep Kick Out zwarte piet, die onze tradities willen ontmantelen? Zo neen, waarom niet? Antwoord: De burgemeester is van alle Amsterdammers en hij acht het zijn verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk in gesprek te blijven gaan met alle groepen in de stad die hem daarom vragen. Als hij daarvoor gevraagd wordt, zal hij ook bereid zijn om verder te bemiddelen tussen het Intochtcomité en de tegenstanders van Zwarte Piet. Intussen gaat de geleidelijke invoering van de roetveeg Piet — zoals met het Sinterklaascomité is afgesproken — in vier jaar door. Komende viering zal driekwart van de Pieten roetvegen hebben. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 822 Datum indiening 31 augustus 2018 Datum akkoord college van b&w van 2 oktober 2018 Publicatiedatum 4 oktober 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake de Week van de Alfabetisering. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Van 3 tot 9 september 2018 hebben wij hier de Week van de Alfabetisering georganiseerd, waarbij aandacht werd gevraagd voor laaggeletterdheid. Binnen deze week viel ook de International Literacy Day van de UNESCO. Amsterdam telt binnen haar categorie Beroepsbevolking ongeveer 100.000 laaggeletterden. Vooral in Nieuw- West, Noord en Zuidoost komt dat voor: 1 op de 3 inwoners in deze stadsdelen is laaggeletterd. Het is een erkend groot maatschappelijk probleem met grote gevolgen op het gebied van geld, werk, gezondheid en gezinsleven. Dit leidt volgens onderzoeken tot een groeiende kloof tussen de mensen die wel en die niet mee kunnen komen in de samenleving. Laaggeletterden hebben vaker schulden, vinden moeilijker een baan en leven vaak ongezond. Veel kinderen groeien daardoor op in armoede. In de vorige collegeperiode is er een Convenant Amsterdams Taalakkoord gesloten. Een gezamenlijk initiatief van bedrijven uit de regio Groot Amsterdam, uitvoeringsorganisaties en de gemeente Amsterdam. Een eerste stap. Er is nu een nieuwe impuls nodig waarbij de gemeente niet alleen aandacht maar ook richting moet geven. Gezien het vorenstaande heeft het lid La Rose, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. De gemeente Amsterdam heeft zich bij de ondertekening van het convenant met de overige samenwerkingspartners sterk gemaakt om binnen een half jaar na ondertekening een plan van aanpak op te stellen. Kan het college aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot dit plan van aanpak? Antwoord: Het college kan melden dat de gemeente vergevorderd is met het ontwikkelen van activiteiten in het kader van het Amsterdamse Taalakkoord. Op alle drie pijlers van het akkoord zijn binnen de organisatie vervolgacties in gang gezet. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng 152 Gemeenteblad Datum 4 oktober 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 31 augustus 2018 De pijlers zijn: (l}) Meer kennis en bewustwording creëren binnen de eigen organisatie; (Il) Communicatie-uitingen toegankelijker maken; (III) Opleiden van eigen medewerkers. 1 Op de eerste pijler zet de gemeente in door medewerkers met direct klantcontact te trainen in het herkennen van laaggeletterdheid. Het gaat hierbij onder andere om klantmanagers van de activeringsteams en Werk & Re-integratie en medewerkers van de sociale loketten. 1 Op de tweede pijler zet de gemeente in door te experimenteren met het programma Taal voor Allemaal. Dit programma wordt gecoördineerd vanuit Dienstverlening en is gebaseerd op een methodiek die leert om toegankelijker te communiceren voor mensen met een lage taalvaardigheid (o.a. mensen met een licht verstandelijke beperking).Daarnaast zullen enkele brieven en andere communicatie-materialen worden voorgelegd aan een panel van ervaringsdeskundigen om advies te krijgen op de toegankelijkheid ervan. 1 Op de derde pijler zet de gemeente onder andere in door in oktober te starten met een traject Taal op de Werkvloer voor schoonmakers (ca. 18). Bij een succesvol traject zal het aanbod worden opgeschaald. 2. Kan het college aangeven welke concrete en aantoonbare voortgang op dit dossier is geboekt”? Antwoord: Ten eerste is het netwerk van het Amsterdamse Taalakkoord de afgelopen maanden uitgebreid. Op 7 september 2018 hebben 23 nieuwe werkgevers het Taalakkoord ondertekend. Daarmee zijn er inmiddels 47 organisaties die het convenant ondertekend hebben. Daarnaast zijn met de 24 organisaties die het Amsterdamse Taalakkoord op 29 januari 2018 hebben ondertekend in de opvolgende maanden afspraken gemaakt over vervolgacties. Vrijwel al die acties vallen onder de drie pijlers van het Taalakkoord: 1. Meer kennis en bewustwording creëren over de problematiek van laaggeletterdheid binnen de eigen organisatie Taalpartners doen dit onder andere door hun medewerkers te trainen in het herkennen van laaggeletterdheid en de doorverwijsmogelijkheden naar passend taalaanbod in Amsterdam. Voorbeeld: = _Taalpartner Amstelring wil meer zicht op de mate waarin laaggeletterdheid speelt onder een groep van 800 medewerkers. Daarom zijn teamleiders van Amstelring getraind door Stichting Lezen & Schrijven over hoe ze laaggeletterdheid kunnen herkennen en hoe ze screeningsinstrumenten kunnen inzetten. 2. Communicatie-uitingen toegankelijker maken Taalpartners zetten in op deze pijler door dan wel hun interne- (gericht op eigen medewerkers), dan wel hun externe communicatie-uitingen (gericht op burgers/cliënten) aan te passen. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng 152 Gemeenteblad R Datum 4 oktober 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 31 augustus 2018 Voorbeeld: = _Taalpartner GVB heeft bevestigd het panel van ervaringsdeskundigen in te zetten om communicatie-uitingen over de nieuwe dienstregeling te testen. Het panel zal zich buigen over de toegankelijkheid van de reizigerscommunicatie. Naar verwachting zal het panel eind oktober tijdens een sessie met communicatie-materialen aan de slag gaan en een advies uitbrengen. 3. Opleiden van eigen medewerkers Taalpartners zetten in op deze pijler door hun eigen personeel te scholen op het gebied van taal, rekenen of digitale vaardigheden. Voorbeeld: " _Taalpartner VUmc start in oktober met een traject Taal op de Werkvloer voor medewerkers van het facilitair bureau (ca. 12). Deze taalcursus wordt verzorgd door een door de gemeente gecontracteerde taalaanbieder (TopTaal, tevens partner van het Taalakkoord) en is inhoudelijk afgestemd op de werkpraktijk van de medewerkers. Tot slot is het relevant om te vermelden dat er voortgang wordt geboekt rondom de netwerkvorming. Taalpartners weten elkaar steeds beter te vinden, onder andere doordat er na de ondertekening van het Taalakkoord (29 januari 2018) verschillende bijeenkomsten hebben plaatsgevonden. Er is bijvoorbeeld met communicatieadviseurs van verschillende Taalpartners (ca. 10) een bijeenkomst geweest om mogelijkheden tot samenwerking en kennisdeling te bespreken. Er is toen een concrete behoefte uitgesproken om een platform te organiseren waarmee meer kennis kan worden gedeeld. Dat zal in de komende periode verder uitgewerkt worden. 3. Deelt het college de mening dat in de uitvoering van convenant de volgende concrete punten dienen te worden opgenomen: e dat grote nadruk wordt gelegd op de preventie, wat betekent dat meer jongeren hun school afmaken; en dat daarbij hoge prioriteit wordt gegeven aan de taalbeheersing; e dat op alle gemeentelijke communicatie een “laaggeletterdheid scan of toets” wordt toegepast dat per stadsdeel wordt uitgewerkt; e dat met name ook het taboe op laaggeletterdheid wordt weggenomen, aangezien dit taboe ertoe leidt dat mensen zich hiervoor schamen en niet om hulp bij hun laaggeletterdheid durven te vragen. Antwoord: Het college deelt de mening dat alle genoemde punten in de uitvoering van het convenant aan bod komen. Hieronder volgt per punt een toelichting. 1 Inzetten op preventie van problemen is een speerpunt van het college. Juist omdat een achterstand op het gebied van basisvaardigheden zoals taal, rekenen of digitale vaardigheden vaak leidt tot problemen op andere terreinen zoals werk, financiën en gezondheid. Ook zorgt het voor kansenongelijkheid, doordat mensen niet in staat zijn alle mogelijkheden die ze hebben te benutten. Het Taalakkoord is een instrument om meer Amsterdammers 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam Neng 152 Gemeenteblad R Datum 4 oktober 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 31 augustus 2018 kansen te bieden om beter mee te kunnen doen in de maatschappij. Daarmee worden ook problemen op andere terreinen voorkomen. Taalbeheersing onder jongeren vergroten is geen uitgesproken doel van het Taalakkoord. De directe doelgroep van het Taalakkoord bestaat uit werkende Amsterdammers. Wel is het zo dat er een relatie is tussen het taalniveau van de ouders en de taalontwikkeling van hun kinderen. Bijkomstig effect van meer inzet op taalvaardig maken van volwassenen (waaronder ouders) is daarom dat ook jongeren zich beter kunnen ontwikkelen op dit terrein. = Bij dit punt is het noodzakelijk om op voorhand een kanttekening te plaatsen. Namelijk dat de gemeente vanuit meerdere afdelingen met Amsterdammers communiceert en dat deze communicatie-uitingen aan verschillende wetten en regelgeving gebonden zijn. Een voorbeeld is dat sommige brieven vanuit G4-verband worden verstuurd en daarmee ook aan een specifieke schrijfstijl moeten voldoen. Daarom is de gemeente niet vrij om alle gemeentelijke communicatie op eigen initiatief aan te passen. Desondanks wordt, onder andere in het kader van het Taalakkoord, wel actief ingezet op een toegankelijkere communicatie naar de Amsterdammer. Zo maakt de gemeente gebruik van een panel van ervaringsdeskundigen (onderdeel van Stichting ABC, tevens partner van het Taalakkoord) om brieven en folders te checken op toegankelijkheid en wordt geëxperimenteerd met het programma Taal voor Allemaal, zoals eerder omschreven. 1 Het college is zich ervan bewust dat schaamte een belangrijke rol speelt rond de problematiek van laaggeletterdheid. Een belangrijk doel van het Amsterdamse Taalakkoord is om taboes rond het onderwerp te doorbreken en het ook op de werkvloer bespreekbaar te maken. Door de partners van het Amsterdamse Taalakkoord te stimuleren om actief over de problematiek en hun inzet daaromtrent te communiceren is het de bedoeling om het taboe rond de problematiek te doorbreken. Daarnaast werkt het college op dit moment een beleidskader uit, waarin het toelicht dat het de komende periode wil inzetten op een Taaloffensief. In dit document komt ook aan bod dat schaamte een rol speelt rond de problematiek en dat een er actief wordt ingezet op een breder bereik onder groepen die tot op heden onvoldoende van aanbod gebruik maken. 4. Is het college van mening dat bij de uitvoering van het plan van aanpak de stadsdeelorganisaties nadrukkelijk actief worden betrokken en, zo ja, hoe moet die betrokkenheid er dan uit zien? Antwoord: Het college deelt de mening dat het van meerwaarde is om bij de uitvoering van activiteiten in relatie tot het Amsterdamse Taalakkoord de stadsdeelorganisaties actief te betrekken. Afstemming heeft plaatsgevonden met de stadsdelen (o.a. met programmamanagers Sociaal en tijdens het Stedelijk Participatie Overleg). 4 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing 152 Gemeenteblad mmer = =. … Datum 4 oktober 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 31 augustus 2018 Er is afgestemd over welke organisaties die op stadsdeelniveau actief zijn betrokken kunnen worden bij het netwerk van het Taalakkoord. Inmiddels zijn daaropvolgend verschillende organisaties bij het Taalakkoord aangesloten. Voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke dienstverleners, waarvan drie het Taalakkoord al hebben ondertekenend en ook de andere die in Amsterdam actief zijn hebben aangegeven ervoor open te staan. Daarnaast is ook voor het opstellen van het hiervoren genoemde beleidskader actief afstemming gezocht met de stadsdeelorganisaties. In het beleidskader zelf wordt benadrukt dat een gebiedsgerichte en integrale aanpak ten aanzien van taal een speerpunt is voor de komende periode. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
train
> Gemeente Amsterdam D Amendement Datum raadsvergadering 20 september 2023 Ingekomen onder nummer 525 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Veldhuyzen, Von Gerhardt en Khan inzake Beleidskader Woonwagens en staanplaatsen Onderwerp Gemeente spant zich in om meer woonwagenlocaties op korte termijn te realiseren. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Beleidskader Woonwagens en staanplaatsen, constaterende dat e De afgelopen jaren het aantal woonwagens en staanplaatsen gedaald is van 269 naar 221; e er nauwelijks mogelijkheden zijn om nieuwe woonwagenlocaties te realiseren, zeker op korte termijn (tussen 2023 en 2025); Overwegende dat Er onvoldoende harde toezeggingen in het beleidskader staan waar de woonwagenbewoners op kunnen rekenen Besluit: In de Raadsvoordracht onder punt 2.1 de zin toe te voegen: 2.2 De gemeente zal zich inspannen om op locaties die ondanks de beperkingen de moeite waard zijn om voor de korte termijn te onderzoeken in totaal minimaal 25 plekken te creëren in uiterlijk 2025 En de overige nummering hiermee in overeenstemming te brengen. en In het beleidskader de volgende passage op pagina 15 aan te passen: Oud: Voor de enkele locaties die ondanks beperkingen de moeite waard zijn om toch nader te onderzoeken, wordt een startnotitie opgesteld. Hieruit zal moeten blijken of ze inderdaad potentieel geschikt zijn voor een woonwagenlocatie of kermisexploitantenterrein. Kortom de haalbaarheid hiervan is op dit moment nog onzeker. Het kan noodzakelijk zijn om af te wijken van vastgesteld gemeentelijk of provinciaal beleid en regelgeving. Gezien de schaarste van ruimte in Amsterdam zal hierbij ook altijd een afweging gemaakt moet worden tussen verschillende functies Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 die ruimte nodig hebben (niet alleen woningbouw of bedrijfsruimten maar ook bijvoorbeeld sportvoorzieningen en groen). Nieuw: Voor de enkele locaties die ondanks beperkingen de moeite waard zijn om toch nader te onderzoeken, wordt een startnotitie opgesteld. Hieruit zal moeten blijken of ze inderdaad potentieel geschikt zijn voor een woonwagenlocatie of kermisexploitantenterrein. Kortom de haalbaarheid hiervan is op dit moment nog onzeker. De gemeente zal zich inspannen om op deze locaties in totaal minimaal 25 plekken te creëren in uiterlijk 2025, waarbij het af wijken van vastgesteld gemeentelijk of provinciaal beleid mogelijk is en, indien nodig, onderzocht wordt op welke wijze er uitzonderingen op gemeentelijk, provinciaal of landelijke regelgeving gemaakt kan worden om in deze locaties te voorzien. Gezien de schaarste van ruimte in Amsterdam zal hierbij ook altijd een afweging gemaakt moet worden tussen verschillende functies die ruimte nodig hebben (niet alleen woningbouw of bedrijfsruimten maar ook bijvoorbeeld sportvoorzieningen en groen). Indiener(s), J.A. Veldhuyzen M.S. von Gerhardt S.Y. Khan
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1594 Publicatiedatum 16 oktober 2019 Ingekomen onder Z Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019 Behandeld op woensdag 9 oktober 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Simons inzake de Nota Regenboogbeleid (naming en shaming van bedrijven die discrimineren tegen LHBTIQ+ personen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nota Regenboogbeleid 2019-2022. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1425). Constaterende dat: — De nota Regenboogbeleid een beginnend mooi plan is, echter nog concrete uitwerkingen mist; — Concrete uitgangspunten en indicatoren een belangrijk ijkpunt zijn voor evaluatie en om beleid beter te controleren; Overwegende dat: — Discriminatie op de arbeidsmarkt nog altijd een realiteit is voor LHBTIQG+ personen, met name voor trans personen, mensen met een beperking en mensen van kleur; — In het antidiscriminatiebeleid van wethouder Groot Wassink staat dat het college naming en shaming van bedrijven en organisaties die discrimineren niet te schuwen; — Zowel uit het antidiscriminatiebeleid als Nota Regenboogbeleid het niet duidelijk is of ook discriminatie tegen LHBTIQ+ personen hierin wordt meegenomen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Om bij bedrijven die discrimineren tegen LHBTIQ+ personen gebruik te maken van naming en shaming en dit op te nemen in het beleid (Antidiscriminatie en/of Nota Regenboogbeleid) Het lid van de gemeenteraad 4 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1594 Moti Datum _ 16oktober2019 oe S. Simons 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1470 Publicatiedatum 23 november 2016 Ingekomen onder AP Ingekomen op woensdag 9 november 2016 Behandeld op woensdag 9 november 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Nuijens inzake de Leegstandsverordening Amsterdam 2016 (wet kraken en leegstand en volstrekte ontoereikendheid van het gemeentelijk instrumentarium). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het intrekken van de Leegstandsverordening 2011 en het vaststellen van de Leegstandsverordening Amsterdam 2016. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1410). Constaterende dat: — Amsterdam een uitzonderlijke woning- en kantorenmarkt kent; — de enorme woningschaarste en de gelijktijdige leegstand van rond de 7000 woningen en 1 miljoen vierkante meter kantoorruimte onacceptabel is; — de instrumenten in de wet Kraken en Leegstand, de Huisvestingswet en nu de Leegstandswet volstrekt onvoldoende zijn, zeker in een overspannen markt als Amsterdam, waar speculatie met leegstand loont; — de maximale hoogte van boetes en dwangsommen in veel gevallen niet toereikend zullen zijn; — de lange doorlooptijden die het rijk voorschrijft de kans nog eens vergroten dat boetes en dwangsommen zonder veel moeite terug zouden kunnen worden verdiend. Overwegende dat: — de meeste transformatie van kantoorruimte geschiedt naar hotelkamers, terwijl Amsterdam aan woningen een tekort heeft; — dit gevolg is van het feit dat hotelkamers een hogere (boek)waarde hebben en voor speculanten dus minder afwaardering tot gevolg hebben; — de transformatie van kantoorruimte naar woningen preferabel is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — vanwege de uitzonderlijke situatie op de Amsterdamse woningmarkt schriftelijk bij het rijk aan te dringen op de mogelijkheid om in Amsterdam hogere boetes en dwangsommen op te leggen en kortere aanschrijvingstermijnen en doorlooptijden te mogen hanteren; 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1470 Moti Datum 23 november 2016 olie — het recht te bepleiten voor de gemeente om eigenaren desnoods te mogen dwingen tot functiewijziging (van kantoren naar woningen); — de raad in kennis te stellen van de brief van het college en van de reactie van het Kabinet. Het lid van de gemeenteraad J.W. Nuijens 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 898 Publicatiedatum 28 juli 2017 Ingekomen op 19 juli 2017 Ingekomen onder 555’ Behandeld op 20 juli 2017 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Bouchibti inzake de Voorjaarsnota 2017 (Age Friendly Amsterdam). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446). Constaterende dat: — Het aantal ouderen in Amsterdam groeit; — De gemeente met het programma Age Friendly Amsterdam werkt aan een stad — waarin bewoners prettig oud kunnen worden en zijn; — Uit onderzoek van het Nationaal Ouderenfonds blijkt dat veel homo- of biseksuele ouderen zich eenzaam voelen. Overwegende dat: — De gemeente momenteel kijkt hoe het programma Age Friendly Amsterdam kan worden verbeterd; — Het Nationaal Ouderenfonds werkt aan de acceptatie van seksuele diversiteit in de ouderen zorg. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Aandacht te besteden aan LHBTI-ouderen in het programma Age Friendly, eventueel in samenspraak met het Nationaal Ouderenfonds. Het lid van de gemeenteraad S. Bouchibti 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 949 Publicatiedatum 29 juli 2016 Ingekomen op 13 juli 2016 Ingekomen onder AC Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Soest inzake de Voorjaarsnota 2016 (resultaten Amsterdams maatwerk aanpakken ouderenwerkloosheid). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449). Constaterende dat: — het college stelt dat het een pakket aan maatregelen inzet om werkloosheid onder ouderen aan te pakken en het zich klaarblijkelijk niet herkent in onderzoeken waaruit naar voren komt dat ouderen nauwelijks aan het werk komen. — Overwegende dat: — _… halverwege de termijn van dit college de resultaten van dat pakket aan maatregelen wel eens belicht mogen worden Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Het volgende inzichtelijke te maken: 1. Het aantal werkloze Amsterdamse 50-plussers met daaraan gekoppeld het aantal dat door uw pakket van maatregelen aan een baan is geholpen; 2. Dit overzicht graag in jaarstaten over 2014 en 2015. Het lid van de gemeenteraad W. van Soest 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1037 Publicatiedatum 28 juni 2019 Ingekomen onder P Ingekomen op donderdag 20 juni 2019 Behandeld op donderdag 20 juni 2019 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Marttin inzake de centrale loting en matching 2019 voor het voortgezet onderwijs in Amsterdam (formuleer concrete doelen voor verbetering) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de uitslag van de centrale loting en matching 2019 voor het voortgezet onderwijs in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 973). Overwegende dat: — de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor het onderwijsaanbod in Amsterdam; — de uitslagen van het systeem van de afgelopen jaren laten zien dat een kleine groep van vooral leerlingen met vwo-advies structureel gedupeerd wordt door op een school van buiten hun top-5 te worden geplaatst; — het veel van leerlingen vraagt om tot 12 voorkeurscholen in te vullen; — Artikel 118a. van de wet op het voortgezet onderwijs voorschrijft dat de gemeente met de bevoegde gezagsorganen overleg dient te voeren over de inschrijvings- en toelatingsprocedures en dat men daarbij tot afspraken komt voor meetbare doelstellingen, — veel hogere garanties wellicht ingewikkeld zijn omdat voorkeuren niet volledig van te voren te voorspellen zijn, maar het wel belangrijk is om concretere doelstellingen te formuleren en evalueren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — Indien het systeem de komende tijd wordt voortgezet, als doelstelling voor de centrale loting en matching 2019 te formuleren dat alle leerlingen in de top-5 van hun voorkeurslijst worden geplaatst. — Indien het systeem voor langere tijd wordt vastgesteld en een dergelijke doelstelling voor het eerste jaar niet haalbaar wordt geacht, om dan in overleg met de OSVO een tijdpad voor te stellen waarin het elk jaar een stap vooruitgaat: bijvoorbeeld top 10 in 2020, top 7 in 2021 enzovoort. De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1037 Motie Datum <datum onbekend= A.A.M. Marttin 2
Motie
2
discard
Rn OP Zi ki | ! NN nb DE U l 4 | Wd : ON vi iN | En id | dE Ie Ees Ik | f Pi h\ l p Is | | te Al DF Hin ' £ 4 LE 5 Á | PLL HANNE Ì Ei. pn 3 _ r EF ei Î ai pen 1 e_& | à | _ 7 DS if Pl | 1] d Mad In el ” D_ nd m b Gr dla” lina le U 5 Pp d 1 5 JEN tense Ee Is De ; # e ee NI add midd mi en Ì U / 4 ä (NE neus 5 aai Er RCN he cd 7 N } í 7 P Er / Ie À ne zen me > “ _ 7 „ik Kr | 0 = x nT, EN ee } Dv ef ä EN + nn. ann. PD Ee. id ds RE. En = ain r _ FP P ER je d q En % PF Pe Ke y Î 2 es s T 5 AN In 9 Pr En 7 Foto: Jeffrey Koper BRANDWEER Amsterdam-Amstelland Revisiehistorie Versie Datum Omschrijving 0.1 07-02-2023 Initiële conceptversie 0.2 15-02-2023 Conceptversie t‚b.v. MT VrAA 0.3 28-02-2023 Conceptversie t‚b.v. MT VrAA 1.0 06-03-2023 Eindversie Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 1. Managementsamenvatting 5 2. Algemeen 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Onderzoeksvragen 7 2.3 Andere onderzoeken 8 2.4 Methode 8 2.5 Leeswijzer 9 3. Wooncomplex Riekerhaven 10 3.1 Ligging en omgeving 10 3.2 De bewoners 12 3.3 Waterwinning en bereikbaarheid 12 3.4 Constructie en brandveiligheidsvoorzieningen 14 34.1 Constructie 14 34.2 Brandveiligheidsvoorzieningen 15 4, De inzet op wooncomplex Riekerhaven 16 4.1 De melding 16 4.2 Eerst aankomende politie-eenheden 16 4,3 Ervaring buren van het brandadres 17 44 Eerst aankomende autospuit (Pieter 9233) 18 4,5 Tweede aankomende autospuit (Teunis 2431) 20 4,6 Derde aankomende autospuit (Osdorp 2531) 21 4,7 Vervolg inzet na 09.00 uur 23 4,8 Samenvatting gebeurtenissen eerste halfuur na brandmelding 27 5, Het brandverloop en rookverspreiding 29 5.1 Hypotheses brandverloop 29 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 3 5.2 Toetsing van de hypotheses 29 521 Begrippen ‘waarschijnlijk en ‘mogelijk’ 29 5.3 De rookverspreiding 35 6. Ontruiming van de bewoners 36 7. Onderzoeksvragen 37 7.1 Onderzoeksvraag Il: Kwaliteit van het repressief optreden 37 7.2 Onderzoeksvraag Il: Hoe kon de brand zo uitbreiden 37 7.3 Opvallende zaken 38 8. Riekerhaven en risicobeheersing 39 8.1 Wet- en regelgeving 39 8.2 Vluchtveiligheid 40 9, Bevindingen en aanbevelingen 42 9.1 Bevindingen 42 9.2 Aanbevelingen 43 10. Bijlage 1: Tijdlijn 45 11. Bijlage 2: Detailtekeningen 65 12. Bijlage 3: Bron afbeeldingen 69 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 4 1. Managementsamenvatting Aanleiding Op zondagochtend 13 november 2022 rond 08.30 uur vindt er een brand plaats in een woonunit aan de Voetbalstraat no. 87 op het wooncomplex Riekerhaven. Het betreft een tijdelijk woonvoorziening voor starters, studenten en statushouders tot 28 jaar. Het complex Riekerhaven is in beheer bij woningcorporatie Lieven de Key. Ondanks een snelle alarmering en optreden van de brandweer is uiteindelijk het gehele drie bouwlagen tellende woonblok, bestaande uit 75 eenpersoons woonunits, door brand verwoest. Gelukkig konden alle bewoners tijdig het woonblok verlaten en zijn er geen gewonden gevallen. Een brand van deze omvang is uitzonderlijk. Daarom is door Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland (VRAA) besloten tot een onderzoek naar de brandontwikkeling, de rookverspreiding, de ontruiming, de bluswerkzaamheden gedurende het eerste halfuur na melding en de mogelijkheden dergelijke branden in vergelijkbare panden te voorkomen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het team evaluatie, team brandonderzoek en de afdeling Risicobeheersing van de VrAA. Conclusies De opvolging na brandmelding, waaronder de bluspoging en de alarmering van de brandweer, was nagenoeg direct. Ook de actieve start van de ontruiming van het bouwwerk tot en met de eerste blusinzet verliepen snel. Ondanks die snelheid wisten alsnog niet alle bewoners zichzelf tijdig in veiligheid te brengen. De rookontwikkeling was fors en de rookverspreiding vrijwel direct. De veiligheid van de bewoners heeft in beperkte mate afgehangen van het bouwwerk en de aanwezige voorzieningen, maar in grote mate van de snelle inzet van hulpdiensten. Het risico op slachtoffers was groot als de brand was ontstaan op een ander tijdstip of als de hulpdiensten minder snel ter plekke waren geweest. Maatregelen die worden voorgeschreven door de huidige wet- en regelgeving voorkomen een dergelijke brand niet. Als het bouwwerk was uitgevoerd conform de aanwijzingen uit de ‘Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw 2007’ was het bouwblok niet verloren gegaan. Tijdelijkheid en de bijbehorende beperkte voorschriften zijn gerelateerd aan de gebruiksperiode op een specifieke locatie, niet aan de gebruiksperiode van een bouwwerk zelf. De verplaatsing van het bouwwerk van de Houthavens naar de Riekerhaven is de reden geweest dat er geen opwaardering in brandveiligheidsniveau vereist was, maar wederom een nieuwe periode van tijdelijkheid startte. Het bouwwerk mocht dus zonder noemenswaardige aanpassingen opnieuw in gebruik worden genomen. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 5 Aanbevelingen Op basis van het onderzoek komt VrAA tot de volgende aanbevelingen: e Schil(dak)constructies niet toepassen of aanvullende maatregelen treffen. Wij onderschrijven alle maatregelen conform de ‘Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw 2007. Een alternatieve gelijkwaardige maatregel is het aanbrengen van een (woning) sprinklerinstallatie in iedere woonunit. e Rookmelders in de leefruimte van de woonunit plaatsen en niet nabij de badkamer of keuken. Dat voorkomt loze meldingen door stoom en rook. Men kan ook kiezen voor multisensor-rookmelders. e Vluchtroutes vrijhouden van spullen en opslag van goederen. e Woningtoegangsdeuren voorzien van (vrijloop)drangers om brand- en rookverspreiding tegen te gaan. Wij adviseren om deurdrangers aan de gangzijde te monteren, zodat ze te allen tijde onderhouden kunnen worden, ook als bewoners niet thuis zijn. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 6 2. Algemeen 2.1 Inleiding Op zondagochtend 13 november 2022 rond 08.30 uur vindt er een brand plaats in een woonunit aan de Voetbalstraat no. 87 op het wooncomplex Riekerhaven. Het betreft een tijdelijk woonvoorziening voor starters, studenten en statushouders tot 28 jaar. Het complex Riekerhaven is in beheer bij woningcorporatie Lieven de Key. Ondanks een snelle alarmering en optreden van de brandweer is uiteindelijk het gehele bouwblok, bestaande uit 75 woonunits, door brand verwoest. Gelukkig konden alle bewoners tijdig het woonblok verlaten en zijn er geen gewonden gevallen. Een brand van deze omvang is uitzonderlijk. De commandant van dienst heeft daarom het team evaluatie en team brandonderzoek gevraagd de brand nader te onderzoeken. Daarnaast heeft de commandant aan de afdeling Risicobeheersing gevraagd te rapporteren over de vergunningssituatie en het voldoen aan de preventieve regelgeving. Dit laatste heeft geresulteerd in de initiële memo opgesteld door de afdeling Risicobeheersing. Daarin wordt geconcludeerd dat uit de documenten behorende bij de vergunning blijkt dat het brandveiligheidsniveau voldoet aan wet- en regelgeving, maar dat er toch sprake is van een brandonveilige situatie. De brandweer adviseert het bevoegd gezag om de eigenaar Lieven de Key maatregelen te laten nemen die een veilig verblijf mogelijk maken. Uit de memo? opgesteld door team evaluatie blijkt dat de brand om 08.30 uur is gemeld en dat de brandweer om 08.34 uur ter plaatse was. De brandweer was verder bekend met de situatie, heeft de blussing en vervolgens de ontruiming gelijk ter hand genomen en heeft meteen opgeschaald. Uit beide memo's blijkt dus dat het gebouw voldoet aan de voorschriften, dat de brandweer snel ter plaatse was en adequaat heeft opgetreden. Toch zijn 75 woonunits verloren gegaan en konden de bewoners zich ternauwernood tijdig in veiligheid stellen. Zestig woonunits van het aanpalende bouwblok moesten eveneens ontruimd worden. 2.2 Onderzoeksvragen Deze rapportage gaat nader in op het brandverloop om daarmee inzicht te krijgen in waarom de brand zo heeft kunnen escaleren. Als onderzoeksvragen zijn geformuleerd: Onderzoeksvragen 1. Verifieer de voorlopige conclusie uit het feitenrelaas inzet Voetbalstraat 13 november jl. voor wat betreft de kwaliteit van repressief optreden tot het moment dat het pand werd opgegeven. 2. Onderzoek hoe de brand zo snel kon uitbreiden over het gehele bouwblok en doe op basis daarvan voorstellen over te nemen maatregelen voor vergelijkbare panden. 1_Rapport brandveiligheid unitbouw in de Voetbalstraat te Amsterdam d.d. 18 november 2022 2 Eerste deel feitenrelaas inzet Voetbalstraat d.d. 13 november 2022 van 18 november 2022 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 7 De brand van 13 november 2022 heeft tot op landelijk niveau aandacht getrokken bij de pers en bestuur en heeft onder andere geleid tot vragen in de Tweede Kamer? Veiligheid van unitbouw is interessant, omdat unitbouw door sommigen gezien wordt als (deel)oplossing van de opgave die het bestuur heeft om voldoende woningen te bouwen. Unitbouw is relatief snel te realiseren. Aandacht voor brandveiligheid van dit type bouw is dus juist nu op zijn plaats. Daarnaast heeft brand in unitbouw mogelijk raakvlakken met de brand in het als unitbouw uitgevoerde cellencomplex van Schiphol Oost. Bij deze brand kwamen op 26 oktober 2005 11 personen in vreemdelingendetentie om het leven. Uit het daarop volgende onderzoek kwam naar voren dat “unitbouw-complexen kwetsbaar kunnen zijn voor branduitbreiding en rookverspreiding als er gesloten holle ruimte tussen en/of rond de units zijn.” In de vraagstelling naar de branduitbreiding zal bekeken worden of en in hoeverre de lessen van de Schipholbrand voor brand in Riekerhaven relevant zijn. Op basis van de antwoorden op de twee onderzoeksvragen komt VrAA met aanbevelingen, in afstemming met twee andere onderzoeken naar de brand in Riekerhaven. Het gaat dan om de onderzoeken van Crisislab en Expertise Team Brandveiligheid (ETB) van de gemeente Amsterdam. 2.3 Andere onderzoeken Woningcorporatie Lieven de Key heeft Crisislab gevraagd om een analyse van de brandontwikkeling in het complex Riekerhaven en de betekenis ervan voor de brandveiligheidsbeoordeling van andere soortgelijke complexen in bezit van de corporatie. Inmiddels is deel 1 van dit onderzoek afgerond.” Het gemeentebestuur en de stadsdeeldirecteur van stadsdeel Centrum hebben het Expertise Team Brandveiligheid (ETB) van de gemeente opdracht geven tot een inventarisatie van de brandveiligheid van tijdelijke unitbouw met een woonfunctie in Amsterdam. Inmiddels heeft ETB een onderzoeksrapport uitgebracht. 2.4 Methode De onderzoeksvragen worden in deze rapportage beantwoord door het opstellen van een feitenrelaas. Het feitenrelaas bestaat uit een tijdlijn, waarbij gebruik gemaakt van het GMK-berichtenverkeer, droneopnames, logings, verzameld foto- en videomateriaal en interviews met betrokkenen en ooggetuigen. Aan de hand van dit bronmateriaal beschrijft de rapportage de brand- en rookontwikkeling, de brandbestrijding en de ontruiming van de bewoners. 3 Brief kenmerk 2022724339 “Vraagtekens over brandveiligheid Riekerhaven” *_Blz. 3: Wegwijzer brandveiligheid unitbouw versie bestaande bouw februari 2007. >Een analyse van de brandveiligheidssituatie in wooncomplex Riekerhaven, deel 1 vluchtveiligheid van wooncomplex Riekerhaven, december 2022 $__Rapportage onderzoek brandveiligheid tijdelijke unitbouw woonfunctie d.d. 17 januari 2023. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 8 2.5 Leeswijzer In hoofdstuk 3 staat een beschrijving van het wooncomplex Riekerhaven. De beschrijving maakt gebruik van het kenmerkenschema. Daarin komen aan de orde de onderdelen gebouw, omgeving en mens. De melding en de inzet van de eerste eenheden staan beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 gaat in op de vraag hoe de brand en rook zich zo snel hebben kunnen uitbreiden. Hoofdstuk 6 beschrijft wat dit betekende voor de ontruiming. Hoofdstuk 7 beantwoordt de beide onderzoeksvragen. Hoofdstuk 8 belicht de preventieve zaken met betrekking tot het incident. De rapportage sluit af met de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 9. Bijlage 1 is een tijdlijn van de brand- en rookontwikkeling, de inzet en de ontruiming. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 9 3. Wooncomplex Riekerhaven 3.1 Ligging en omgeving De brand heeft plaatsgevonden in blok 6 van het uit negen blokken bestaande wooncomplex Riekerhaven (afbeelding 3.1 en 3.2). Het wooncomplex Riekerhaven ligt ingeklemd tussen de A10 (Ringweg West), de A4 (Nieuwe Haagseweg), het taludlichaam van de metro en de Overschiestraat, met iets ten noorden het taludlichaam van de Henk Sneevlietweg. De blokken zijn gesitueerd tussen de straten Voetbalstraat, Handbalstraat, Korfbalstraat en de Sportparklaan. Het complex is in beheer bij woningcorporatie Lieven de Key. Ber Dt Ef E: os Tete es 0 ,_@ es … ® EI WE nn Nn a SIR 2 6 | | IE | | En | | ___Afbeelding 3.1 B eeen a Woonbloknummering _@ pn e Riekerhaven ee Mn Ll Ps EN | rn | ej L/ r | x en Afbeelding 3.2 ee kr Satellietopname wooncomplex Riekerhaven (Cirkel blok 6) Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 10 ih IN man De Ee Afbeelding 3.3 Het binnenterrein, mmm rechts blok 5 en 6 an 4 in Ì nn hr Í Et Afbeelding 3.4 Inpandige gang met à toegangsdeuren naar de woonunits | : . nr Td se 4 Afbeelding 3.5 Plattegrond woonunit Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 11 EEE ECE | = _ Late 7 ij nd N A Pan td =| | nn Ed —! mie TT Afbeelding 36 | } q \ | Es E Î : Î Î Sj u ! Doorsnede blok 6 Standaardunits worden gestapeld en gecombineerd tot woonblokken. De woonblokken zijn in eerste instantie in 2004 als tijdelijke bouw geplaatst aan de Gevleweg in de Houthavens en in 2015 verplaatst van de Houthavens naar de Riekerhaven. ete Henna Aeeldne37 AE EAA AAE CLE AREA AALEE Voetbalstraat 87 op de FERT- EUUUUEUON ZERUUUURBULEUEREN | EEL EEEEEEROD! PPPPEEOPPPRPTDDL peesrono van de eere Tiiddeeeddedededeededededdeddededededendended iii verdieping van bouwblok 6 wet == en = (en blok 5) 3.2 De bewoners Het complex wordt bewoond door in totaal ca. 1000 personen. Blok 6 bestaat uit 7/5 eenpersoons units. De woonunits zijn beschikbaar voor studenten, statushouders en woningstarters tot 28 jaar. Het betreft een sociaal woonproject. Op internet profileert Riekerhaven zich als “Building a future together, samenwonen in een community met allemaal jonge mensen met verschillende achtergronden en hetzelfde doel: een goede start in Amsterdam voor maximaal 5 jaar”. De bewoners zijn zelfredzaam. 3.3 Waterwinning en bereikbaarheid De dichtstbijzijnde kazerne, kazerne Pieter, bevindt zich op 1,3 kilometer afstand (3 minuten), kazerne Teunis (Vredenhofweg) op 6,5 kilometer. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 12 er u F pee. 1 Ë ER | ee es | u Î MUGELLEK MW AATIEE \ ij, MIELEMGPARE we CUD-zUI0 weeg Poeldijkstraat ee Dil Mel} cn í fr: ed f n Ea af. Ei) per ! Ne BA. | AMSTERDAMEZUID -/ Voetbalstraat@l STATICH:ZUIG ï ü U Es | ft WIC man En ne Arnsterdant UMC) A ZUID : Park de en Eu MC 5 L Nnje w, Nera seden À Q unversieit ne Ee di ke Amsterdam & En Afbeelding 3.8 ROES Tse gam eelding 3. ô Ei == mmm Route van kazerne BUITENVELDE ven | N rd ln naar brandadres De route van kazerne Pieter aan de Poeldijkstraat naar het brandadres de Voetbalstraat is 1,3 kilometer (afbeelding 3.8). De brandweerlieden van kazerne Pieter zijn goed bekend met de situatie ter plaatse. Op het complex zijn eerder meldingen en incidenten geweest. EN ven t RS ki | zl Bruntra, 1J058 ER De - : | H A „ Í Ü ä ere A aaan esn | nl Ì EE Sm Pre reto A E I E aang ene Es ij Ex IE „nm Afbeelding 3.9 AL „| | Es ERS 5 se Ondergrondse A AAN Ô VEER brandkranen op het Af) vain ND MAIS. « “complex Riekerhaven Aan de kopse kant van blok 6 aan de Voetbalstraat en aan de Sportparklaan ter hoogte van de scheiding tussen blok 5 en 6 zijn ondergrondse brandkranen beschikbaar (afbeelding 3.9). Aan de achterzijde van het complex is (beperkt) open water beschikbaar, Een secundaire watervoorziening is beschikbaar aan de Riekerhaven op 500 meter. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 13 3.4 Constructie en brandveiligheidsvoorzieningen 3.4.1 Constructie Blok 6 bestaat uit een constructie van elementen van houtskelet, de zogenaamd ‘Ursem’- units, Deze units zijn onderling aan de vloeren gekoppeld met een stalen strip en gestapeld op losse funderingsbalken. ledere modulaire eenheid bestaat uit twee elementen die in elkaar geschoven zijn en ‘aan kunnen klikken’ op andere elementen. In totaal bestaat het woonblok uit drie bouwlagen. Wanden: De scheidingswanden zijn opgebouwd met 12,5 mm glasvezelversterkende gipskartonplaat, 9, 5mm OSB/3-plaat, dubbel hout met daartussen minerale wol, 40 mm luchtspouw, dubbel hout met daartussen minerale wol, 9,5 mm OSB/3-plaat, en 12,5 mm glasvezelversterkende gipskartonplaat. Vloeren & plafonds: De vloeren en plafonds zijn uitgevoerd met 22 mm spaanplaat, minerale wol, 12 cm luchtspouw, 9 mm Russisch grenen, 3 cm luchtspouw, minerale wol, 12 mm gipskartonplaat. Gevel: De gevel van blok 6 is opgebouwd met 12,5 mm glasvezelversterkende gipskartonplaat, 9,5 mm OSB/3-plaat, houten stijl- en regelwerk met vulling van minerale wol, dampwerende bouwfolie en lichtmetalen gevelbekleding. Dakconstructie: De dakconstructie is opgebouwd met 9,5 mm OSB/3-plaat, een laag EPS (geëxpandeerd polystyreen, ook wel bekend als piepschuim) als isolatie met daar bovenop bitumen dakbedekking. Schildakconstructie: De schildakconstructie bestaat uit een stalendakconstructie met daarop lichtmetalen platen, rustend op verzinkte stalen kolommen (afbeelding 3.10 en 3.11) Gn ge , U EK il Ù Er Î 1x edn al ne | ä Afbeelding 3.10 bns e Schildakconstructie Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 14 Ee tt U __ = zm) a me rs ed, hs Afbeelding 3.11 Loze ruimte tussen dakconstructie woonunits en schildakconstructie 3.4.2 Brandveiligheidsvoorzieningen De woonunits worden per bouwlaag ontsloten via een verkeersruimte (afbeelding 3.4). In de woonunits zijn niet-gekoppelde rookmelders geplaatst, in de verkeersruimte zijn deze niet aanwezig. In de gang hangen kleine draagbare blusmiddelen. Halverwege de verkeersruimte bevindt zich een rookscheiding met zelfsluitende dubbele klapdeuren. De toegangsdeuren van de units zijn niet voorzien van een dranger. De voorzieningen zijn overeenkomstig de brandpreventieve regelgeving. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 15 4. De inzet op wooncomplex Riekerhaven 4.1 De melding Op zondagochtend 13 november 2022 om 08.21 uur komt bij de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam-Amstelland een melding binnen van overlast op het complex Riekerhaven. De beller meldt lawaai en gebonk. Ook zou iets naar buiten gegooid zijn. Het lawaai komt uit de woning onder die van de melder. De centralist kwalificeert het als overlast en stuurt politie-eenheden om polshoogte te nemen. 4.2 Eerst aankomende politie-eenheden Om 08.24 uur zijn de politieauto's AD4301 en de AD3135 naar de Riekerhaven gestuurd. De AD 4301 was ter plaatse om 08.27 uur, de AD3135 twee minuten later. De politiemensen gingen naar binnen via het trappenhuis naar de eerste verdieping. Op de eerste verdieping aangekomen namen zij op de gang geen rook of brandlucht waar. Bij de desbetreffende woonunit (Voetbalstraat no. 87) aangekomen klopten zij op de deur. Toen de deur opengedaan werd, zag een van de agenten een voorwerp - waarschijnlijk een deken - liggend op een bank in brand staan. De vlammen waren toen nog beperkt van omvang, 20 tot 30 centimeter hoog. Deze bank stond voor een openstaand raam. Zij haalden de vermoedelijk verdachte uit de unit. De rechterbroekspijp van de verdachte stond in brand. De collega's van de AD3135 stonden op dat moment achter hen in de gang. Tijdens de aanhouding van de verdachte heeft een van de politieagenten (AD3135) geprobeerd om met een daar aanwezig klein blusmiddel de brand nog te blussen. Dat is niet gelukt, omdat de vlammen al te hoog stonden, volgens de politieagent ongeveer 2 meter. De politie-eenheid (AD3135) heeft om 08:30’ uur aan de meldkamer doorgegeven dat de brandweer met spoed moest komen. De politie-eenheden hebben daarna bij de overige bewoners van de eerste verdieping op de deur gebonkt om te ontruimen. Om 08.32 uur meldde een van de agenten van de politie-eenheid (AD3135) aan de meldkamer dat zij naar buiten gingen voor hun eigen veiligheid, omdat de brand zich snel ontwikkelde en de rook de gang vulde. De politie- eenheid denkt dat de brand- en rookontwikkeling zo snel is gegaan, omdat het raam en de unittoegangsdeur beide open stonden. De politie-eenheid gaf aan dat binnen ongeveer 30 seconden tot een minuut de gehele gang en unit zwart van de rook stond. Ze moesten bukken om uit de rook te blijven. 1 Het tijdstip 08.30 uur wordt aangehouden als eerste brandmelding en wordt als referentietijd gebruikt (T=0 minuten) Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 16 is Ie 1 N= ey Dn has Afbeelding 4.1 Tijdstip 08.33 uur (T=3 min): uitslaande brand, politie op het binnenterrein 4.3 Ervaring buren van het brandadres De overbuurman op no. 81 gaf aan dat de vermoedelijke verdachte in het verleden regelmatig overlast heeft veroorzaakt en ook al eens een raam van zijn woning heeft ingeslagen. De bewoner van no. 81 is door de politie uit zijn woning gehaald. Hij heeft zijn telefoon nog mee kunnen nemen. De bewoonster op no. 85 woonde naast het brandadres op de hoek. Ze werd wakker doordat de politie op de deur bonkte. Ze heeft een trui en slippers aangetrokken en heeft sleutels en de mobiele telefoon meegenomen. Ze heeft haar raam gesloten en haar voordeur dichtgetrokken. Daarna is ze meteen naar rechts gevlucht, naar de deur die naar de corridor in de buitenlucht leidde. Op de gang was toen al stevige rookontwikkeling. De bewoner op no. 89 verklaarde dat de politie op de deur bonkte om aan te geven dat er brand was. De bewoner heeft de voordeur opengedaan en liep daarna naar het raam om vanuit daar een vluchtpoging te doen. Hij heeft toen het raam geopend. De politie heeft aangegeven dat hij over de gang moest vluchten. De bewoner is zonder spullen te pakken naar buiten gegaan en links door de gang gevlucht. Hij heeft de voordeur open gelaten. Er stond al veel rook op de gang. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 17 4.4 Eerst aankomende autospuit (Pieter 9233) De bevelvoerder gaf aan dat hij na de alarmering (08.31 uur, T=1 minuut), toen hij in de Overschiestraat reed en zicht had op de unitwoningen, de woningen herkende. In het verleden is deze kazerne vaker naar incidenten op dit complex uitgerukt, onder andere voor reanimatie, wateroverlast, kleine branden en het wegwaaien van een gedeelte van het schildak. Ook heeft de brandweer hier ‘brandveilig leven’-controles (BVL-controles) uitgevoerd. De bevelvoerder dacht echter dat alle blokken uit zeecontainers bestonden en niet voor een deel uit houtskeletunits. Beide soorten bebouwing staan op dit complex. Hij zag rook boven het dak uitkomen van blok 6. De autospuit reed door tot het binnenterrein aan de achterzijde van blok 6, waar goed zicht was op de uitslaande brand. Daar heeft de bevelvoerder de autospuit laten stoppen. De brand was toen al fel en volledig ontwikkeld, uitslaand op de eerste verdieping. Er was sprake van zware rookontwikkeling en vlammen sloegen uit de woonunit tot aan de overkapping van het schildak. De wind stond niet op de desbetreffende gevel. De bevelvoerder heeft direct opgeschaald naar grote brand bij ter plaatse melding (08.34 uur, T=4 min.) (afbeelding 4.2). E —_—. ad - ' i » | pr : Er | me Afbeelding 4.2 een se Tijdstip 08.34 uur (T=4 E se min.): uitslaande brand > k | ke en rookverspreiding onder het schildak De bevelvoerder heeft direct besloten om een offensieve buiteninzet? te doen. Rond 08.37 uur (T=/min.) (afbeelding 4.3) legde een deel van de ploeg een 38 mm-straal af om een ‘transitional attack’ (TA)’ uit te voeren op de uitslaande brand via het raam van woonunit no. 87. Hijzelf en de rest van zijn ploeg hebben een snelle aanvalsstraal afgelegd en zijn via de zij-ingang en het trappenhuis naar de eerste verdieping gegaan om van binnenuit uitbreiding van de brand te voorkomen (offensieve binneninzet). In de tussentijd heeft de bevelvoerder de tweede autospuit opdracht gegeven om de tweede verdieping te ontruimen en te verkennen op een eventuele doorslag of overslag. 8 _Offensieve buiten-/ binneninzet overeenkomstig de basisprincipes van brandbestrijding. *_Het doel van de transitional attack’ is om de brand te onderdrukken/vertragen voorafgaand aan het binnentreden. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 18 l 3 Ee pee de ae ad ad mE _ Afbeelding 4.3 Tijdstip 08.37 uur (T=7 min): de rook verspreidt zich onder het schildak over het volledige blok 6 U ij n um | N 8 ne ie Ï el es r ì Ek 5 z Afbeelding 4.4 Tijdstip 08.38 uur (T=8 min.) de TA is door autospuit Pieter uitgevoerd Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 19 Op de eerste verdieping was de rook aanzienlijk (wel wat zicht, maar niet veel). Nadat de aanvalsploeg van Pieter met de straal heeft voortbewogen, kwamen zij bij de unit aan waar de brand was begonnen (no. 8/7). Daar constateerden ze dat de brand in unit no. 8/7 uit was, op een paar smeulresten na. De ‘transitional attack’ was effectief geweest (afbeelding 4.4). In de unit zelf zag de aanvalsploeg dat de gipsplaten van het plafond op de grond lagen en tevens zagen zij dat de vloer van de unit was ingebrand, zodanig dat zij het plafond van de unit eronder konden zien. Vlak voordat ze naar beneden wilden gaan om sloopgereedschap te halen om de brandende delen in de vloer/plafond af te blussen en te slopen, waarschuwde de bevelvoerder van de tweede autospuit (Teunis) de bemanning van autospuit Pieter. De brand zat al bovendaks en de ploeg van Teunis moest het gebouw verlaten. Buiten aangekomen zagen zij al flinke rookontwikkeling onder het schildak vandaan komen aan beide zijden van het blok. In hun beleving was dat in een tijdbestek van misschien tien minuten vanaf dat zij ter plaatse waren gekomen. De OvDN (9091) was op dat moment aangekomen. Er werd verder opgeschaald naar zeer grote brand om 08.45 uur. Autospuit Pieter en Teunis kregen de opdracht om straatwaterkanonnen te plaatsen in de onderdoorgang van blok 5 en blok 6 om te zorgen dat de brand zich niet verder uitbreidde via de dakconstructie van blok 6 naar blok 5 (stoplijn). 4.5 Tweede aankomende autospuit (Teunis 2431) Autospuit Teunis arriveerde om 08.35 uur en kreeg de opdracht naar de tweede verdieping van blok 6 te gaan. De opdracht, in overleg met de eerste autospuit Pieter, was ontruimen en verkennen op eventuele branddoorslag en/of brandoverslag. De nummers 1 en 2 gingen via de trap aan de Voetbalstraat naar boven, later gevolgd door de nummers 3 en 4en de bevelvoerder. Op de tweede verdieping was de ontruiming al aan de gang. Bewoners verlieten hun woningen. De brandweerlieden klopten op de deuren die nog niet open waren. Bij geen antwoord braken zij de deur open en controleerden of er nog iemand in de woningunit aanwezig was. Toen de bevelvoerder boven kwam, was er sprake van een behoorlijke rookontwikkeling. De rook werd dichter naarmate men meer het einde van de gang naderde, de overgang naar blok 5. Uiteindelijk resteerde een meter of vijf zicht. In de gang werden geen vuurverschijnselen waargenomen. Ook was hier geen toename in warmte of hitte. Alle woonunits werden gecontroleerd op aanwezigheid van bewoners. Aan het einde van de gang kwam de brandweer bij de buitendeur van blok 6; daar waar de oversteek gesitueerd is tussen blok 5 en blok 6. Deze oversteek bevindt zich in de buitenlucht. Staande op de oversteek kreeg de bevelvoerder van Teunis druppels gesmolten kunststof op zijn helm en uitrukjas. Naar boven kijkend zag de bevelvoerder een enorme zware rookontwikkeling tegen het lichtmetalen schildak aan. De druppels waren mogelijk afkomstig van door de hitte vloeibaar geworden EPS-isolatieplaten, die onder de bitumen dakbedekking zijn aangebracht. De bevelvoerder besloot om naar beneden te gaan. Aangekomen aan de buitenzijde van blok 6 (zijde Sportparklaan) zag de bevelvoerder van Teunis dat de brand al was uitgebreid over een groot gedeelte van het dak. Dat was het moment dat hij de bevelvoerder van Pieter waarschuwde om het gebouw te verlaten. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 20 Vervolgens zette hij zich in om een stoplijn tussen blok 5 en blok 6 te creëren na overleg met de inmiddels ter plaatse gekomen OvD-Noord 9091 (om 08.45 uur). In eerste instantie moest de brandweer voorkomen dat de brand zich uit zou breiden naar blok 5. Tegelijkertijd breidde de brand in blok 6 zich verder uit richting de kopse kant. Eerst via de dakrand, later ook via de tweede bouwlaag. Rook perste via de roosters uit de ramen, gevolgd door vlamverschijnselen achter de ramen. 4.6 Derde aankomende autospuit (Osdorp 2531) Om 08.41 uur (T=11min.) kwam de derde autospuit ter plaatse. De eerste bevelvoerder (Pieter) gaf de opdracht om de begane grond te verkennen en te ontruimen, en daarnaast om op de eerste verdieping (brandverdieping) de units te controleren en eventueel te ontruimen. Op het moment dat de nummers 3 en 4 in de gang liepen van de begane grond was er lichte rook. Nummers 3 en 4 zijn begonnen met ontruimen. Van de begane grond hebben zij zes bewoners naar buiten gebracht. Nummers 1, 2 en de bevelvoerder zijn naar de eerste verdieping gegaan en hebben daar alle units ontruimd. Omdat de brand in de unit no. 87 zo goed als uit was, was er nog wel wat zicht door de rook heen. Zij hebben alle deuren geopend op de eerste verdieping. Bij de deur tegenover de unit waar brand was geweest, haalden zij nog een persoon eruit met de combitox (afbeelding 4.9). De deur van die unit had aan de buitenzijde lichte brandschade. Op het moment dat alle units gecontroleerd waren op achterblijvers/ bewoners kreeg de bevelvoerder het bericht om het woonblok direct te verlaten. Buiten aangekomen zag de ploeg dat de brand doorliep over het dak en dat de rook uit de kozijnen werd geperst. UT Fi en ien WET mi Afbeelding 4.5 Tijdstip 08.57 uur (T=27 min): rookontwikkeling van onder het schildak Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 21 | Afbeelding 4.6 Tijdstip 08.59 uur (T=29min.): dakrand binnenterrein SSA Kd 1 u 7 f- \ Afbeelding 4.7 ij mn Ke ecn NN Dn n J Tijdstip 09.00 uur (T=30min.): B ol ee D ‘rechts de unit waar de brand EME Linn mm ' is begonnen Ien 8 = tj 7 TT B | | if Ik Í iÍ | | ij ee Afbeelding 4.8 | Hf Tijdstip 09.00 uur (T=30 min): | | | ij iN vlammen onder schildak bij n DE doorgang blok 6 naar blok 5 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven 22 Ee ij f Ì ' | / ITN el fl NN | | f BK ik EE. Afbeelding 4.9 df ij/ Ï IJ Nil bij A Tijdstip 09.04 uur (T=34 min}: U Nl dh rook onder schildak van blok 6 KENT TFT TT > I Fm N I IN mmm) | || : Afbeelding 4.10 h emel| ak en Tijdstip 09.09 uur (T=39 min): | rookontwikkeling uit woonunit at TE "=op de tweede verdieping 4.7 Vervolg inzet na 09.00 uur Vanaf circa 09.00 uur heeft de brandweer blok 6 ontruimd en alle 75 woonunits nagelopen en gecontroleerd op bewoners. De inzet concentreerde zich vervolgens op het voorkomen van branduitbreiding naar blok 5. De brandweer begon tevens met een offensieve buiteninzet door in te zetten met handstralen tussen de schildakconstructie en het platte dak van de woonunits om zo de vlammen op het platte dak te bestrijden (afbeeldingen 4.11, 4.12, 4.14). Ondanks deze offensieve buiteninzet breidde de brand uit onder het schildak over het gehele blok. Later is daar de inzet van waterkannonen en het schuimblusvoertuig aan toegevoegd. Om 09,54 uur kwam de eerste melding dat er afstand genomen moest worden van het pand in verband met instortingsgevaar. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 23 Om 10.32 uur meldde de OVDZ (9093) dat het pand begon in te zakken en te bewegen en dat scherp moest worden aangehouden op de valschaduw. Om 10.36 uur stortte het dak in. De inzet voorkwam branduitbreiding naar blok 5 (60 woonunits), dat wel preventief werd ontruimd. Vanwege de rookontwikkeling werden ook de blokken 1 (72 woonunits), 2 (72 woonunits) en 3 (31 woonunits) ontruimd. De Leider COPI meldde om 10.16 uur dat er 400 mensen ontruimd waren, 100 mensen opgevangen en dat voor 100 personen vervangende woonruimte moest worden gezocht. De rookontwikkeling leidde tot overlast in de omgeving, onder andere bij de Polderbaan van Schiphol (afbeelding 4.15 en 4.16). Meetploegen hielden de situatie in de gaten. In het tweede COPl-overleg om 10.45 uur werd besloten dat een NL-alert niet nodig was, de snelweg open kon blijven en dat het openbaar vervoer (trein en metro) doorgang kon blijven vinden. Om 12.43 uur gaf de Taak Commandant Brandweer (9096) het sein ‘brand meester’, om 16.26 uur werd afgeschaald naar Grip 0. Pr mn pn | je ge 14 | pn Al EE ae IN WARS IE 0 AS e Afbeelding 4.11 Tijdstip 09.16 uur (T= 46 min): inzet met handstralen tussen het schildak vanuit het binnenterrein Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 24 Eer i | I 5 EN | HNT k Ml RS pe ” - 5 MM, rd ll HEEN IE ak IE Ï | En IT Mike nT | a en en me dr KE Afbeelding 4.12 bebe ete eed rr BE Tijdstip 09:27 uur (T= 67 anr, ha min): inzet met handstralen Er mr tussen het schildak vanaf de Sportparklaan ET ri 1d | ne MO Tis | ie Fe | WE Û nn an \ A TFTP oe ä „ Afbeelding 4.13 / | | | lk Ii mn | e= _— Tijdstip 09.26 uur (T=56 min): _ | | ze | lk Li LEE KI rookverspreiding tweede | ME mad verdieping zijde Sportparklaan 4 5 Ne B | \ Ed 0 | 4! ï een A Sl jk he | Ì if Me EE Hij } mn. Md A Er ie Ka Ee IEF 5, Afbeelding 4.14 TN Mn eed | rijdstip 09.32 uur (T=62 min}: Enk EE inzet met handstralen tussen i | het schildak vanuit het binnenterrein Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 25 a i B ed ME dg = he : ee Nr Afbeelding 4.15 Je a | Tijdstip 09.30 uur (T=60 min): ae: he dronebeelden dakbrand a i B ed ME dg = Wie L = nt En: Afbeelding 4.16 De ken Tijdstip 10.09 uur (T=99 ei Nr min): rookontwikkeling Je a | uit de woonunits aan de : bl Sportparklaan Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 26 4.8 Samenvatting gebeurtenissen eerste halfuur na brandmelding T= Tijd/ Uur 08.27 Politie betreedt binnengang eerste verdieping, geen rook te bespeuren 08.28 Bewoner doet deur no. 87 open en politie ziet brand in een deken op een bank voor het open/kapotte raam 09.29 Politie doet bluspoging en neemt bewoner in hechtenis TO 08.30 Bluspoging faalt, politie verzoekt de brandweer TO 08.30 Politie ziet vlammen van ongeveer 2 meter hoog T1 08.31 Aanvang ontruiming eerste verdieping door politie T2 08.32 Politie trekt zich terug van eerste verdieping T3 08.33 Brand is uitslaand (afbeelding 4. 1) T4 08.34 Rook verspreidt zich onder het schildak over de totale lengte van blok 6 (afbeelding 4.2) T4 08.34 Eerste autospuit (Pieter) ter plaatse T5 08.35 Tweede autospuit (Teunis ) ter plaatse T6 08.36 Aanvang ontruiming tweede verdieping door leden bezetting autospuit Teunis (met ademlucht) T6 08.36 Vlammen verschijnen op het dak (afbeelding 5. 1) T7 08.37 Autospuit Pieter voert transitional attack uit via het open raam T8 08.38 Effectieve transitional attack vlammen no.87 (afbeelding 4.4) T10 08.40 Bezetting autospuit Pieter constateert ernstige inbrandingen in de vloer van unit no. 87 T11 08.41 Derde TS (Osdorp) ter plaatse T13 08.43 Aanvang ontruiming begane grond door bezetting autospuit Osdorp, lichte rook waargenomen Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 27 4.8 Samenvatting gebeurtenissen eerste halfuur na brandmelding T= Tijd/ Uur T14 08.44 Verkenning tweede verdieping afgerond door autospuit Teunis, nog 5 meter zicht in de inpandige gang tweede verdieping. T15 08.45 Brand van het bitumen dak onder het schildak en gesmolten kunststofdruppels waargenomen ter hoogte van de bordesovergang naar blok 5. T20 08.50 Zes bewoners van de begane grond naar buiten gestuurd door bezetting Osdorp T28 08.58 Door bezetting Osdorp een bewoner van de eerste verdieping met combitox naar buiten gebracht (afbeelding 5.9) T29 08.59 Dakrandbrand ter hoogte van binnenterrein (afbeelding 4.6) T30 09.00 Rook perst uit kozijnen/roosters woningunits derde verdieping T39 09.09 naar buiten Rook vanuit units derde verdieping (afbeelding 4.10) Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 28 5. Het brandverloop en rookverspreiding 5.1 Hypotheses brandverloop Aangezien het brandadres met alle belendende units vernietigd is, geeft deze rapportage een aantal hypotheses over het brandverloop op basis van het beschikbare foto- en videomateriaal, de verklaringen van de eerste hulpverleners ter plaatse en verklaringen van bewoners. De hypotheses kunnen naast elkaar een bijdrage hebben geleverd aan het brandverloop. Daarnaast kunnen ze elkaar beïnvloed hebben. 1. Eerste hypothese: de vlammen sloegen via het open raam naar buiten. Hierdoor kon de brand zich langs de gevel uitbreiden naar de dakconstructie onder schildak. Door hittevorming onder het schildak kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie (ook wel bekend als tempex, Airpop of piepschuim) onder de bitumendakbedekking verder verspreiden over het dak. 2. Tweede hypothese: de brandvoortplanting heeft plaatsgevonden via brandbare onderdelen van het gevelsysteem. De (damp-open) bouwfolie en de houtconstructie achter de metalen gevelbeplating zijn gaan branden. Toen het vuur de dakconstructie bereikte, kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie onder de bitumendakbedekking verder ontwikkelen. 3. Derde hypothese: in de houtskeletbouwconstructie bevinden zich loze ruimten tussen vloeren, plafonds en schachten (met ventilatiebuizen en rioolleidingen voor badkamer en keuken). Doordat onder andere de houten vloer was ingebrand, kon de brand zich via deze loze ruimten verder ontwikkelen. 5.2 Toetsing van de hypotheses 5.2.1 Begrippen ‘waarschijnlijk’ en ‘mogelijk’ Met het omschrijven van de mate van zekerheid omtrent de hypothese van het initiële brandverloop beschrijft deze rapportage hoe sterk de conclusie is en of deze stand houdt. Twee veelgebruikte niveaus van zekerheid in brandonderzoek zijn ‘waarschijnlijk’ en ‘mogelijk’! Waarschijnlijk: de kans dat de hypothese juist is, is groter dan 50 procent. Alleen met het niveau ‘waarschijnlijk’ geldt dat een conclusie met redelijke mate van zekerheid standhoudt. Mogelijk: de hypothese is aangetoond haalbaar, maar kan niet met de zekerheid van ‘waarschijnlijk worden aangegeven. 10 Syllabus Methodiek brandonderzoek in de praktijk hoofdstuk “Methodiek brandonderzoek in uitvoering” NIPV 2016 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 29 Paragraaf 5.1 beschrijft de hypotheses over het brandverloop. Hieronder staan de hypotheses uitgewerkt op basis van het feitenrelaas. De eerste hypothese is aan te wijzen als ‘waarschijnlijk en de meest dominante. 1. Eerste hypothese: de vlammen sloegen via het open raam naar buiten. Hierdoor kon de brand zich langs de gevel uitbreiden naar de dakconstructie onder het schildak. Door hittevorming onder het schildak kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie onder de bitumendakbedekking verder verspreiden over het dak. Het schildak heeft als een ‘paraplu’ gewerkt. Onder deze ‘paraplu’, in de holle ruimte tussen het schildak en het platte dak van de woonunits, heeft de hete rook zich kunnen verzamelen. Door de hitte van de rookgassen is de dakconstructie gaan branden en heeft het vuur zich makkelijk over het hele complex verspreid. De brand is begonnen in unit no. 87 op de eerste verdieping. De bewoner heeft in een eerder stadium een deur door het raam gegooid. Onder het openstaande raam stond een bank waarop de politie de eerste vlamverschijnselen heef waargenomen. Doordat de politie de bewoner uit de woning heeft gehaald, waarbij de voordeur geopend werd en bleef, is er een ventilatiepatroon op gang gekomen. Daardoor is de brand uitslaand geworden. De brand heeft zich hierdoor volledig kunnen ontwikkelen. Op foto- en videobeelden is te zien (afbeelding 5.1) dat zes minuten na de brandmelding vlamverschijnselen zijn waar te nemen aan de rand van het dak. Door hittevorming van de vlammen en warmtestraling van het heet geworden metalen schildak kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie onder de bitumendakbedekking verder verspreiden over het dak (afbeelding 5.2). Afbeelding 5.1 Rs Tijdstip 08.36 uur (T=6 min): vlamverschijnselen op het dak Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 30 eg Afbeelding 5.2 Tijdstip 08.37 uur (T=7min.): de brand verspreidt zich over het dak. De tweede hypothese wordt als ‘waarschijnlijk’ bestempeld, maar heeft in mindere mate bijgedragen aan de initiële brandverspreiding. In het latere brandverloop heeft het een bijdrage geleverd. 2. Tweede hypothese: de brandvoortplanting heeft plaatsgevonden via brandbare onderdelen van het gevelsysteem, doordat bouwfolie en de houtconstructie achter de metalen gevelbeplating zijn gaan branden. Toen het vuur de dakconstructie bereikte, kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie onder de bitumendakbedekking verder ontwikkelen. Het team brandonderzoek heeft geconstateerd dat er enige opening/ ruimte zit tussen de gevelbeplating en het kunststofraamkozijnen (Afbeelding 5.3 en 5.4). Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 31 n pl Je d 1 lk ik ed L 7 : EE Od | EE pe | heek: ” Es 5 E nm; V JR DD Ee | haa | = | Wi | a | Ä Kh, Ì E | u ze wt & | k a’ rd in) j Afbeelding 5.3 \ Aansluiting gevelbeplating Et ô EE en kunststof raamkozijn Afbeelding 5.4 Aansluiting tussen dakrand en gevel Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 32 Via deze openingen/ruimten heeft de brandvoortplanting verder plaatsgevonden, door de brandbare onderdelen van het gevelsysteem: bouwfolie (afbeelding 5.5 en 5.7) en de houtconstructie van de gevelbeplating (afbeelding 5.6). Toen het vuur de dakconstructie bereikte, kon de brand zich via de houten dakrand, bitumen dakbedekking en de EPS-isolatie onder de bitumendakbedekking verder ontwikkelen. RS 7 nep, : eg „ Ee Ne. 8 Eee Zo Je : i \ ‚ > p BR En J B; ii dek i A ur. ' h Di 1d 0 | Be FL 8 le Ji pi EN ze) Ae bd End y pn 2 tel LIE MEA ei BE EE a en het Ee A \ EO Np. d f ded in ee Afbeelding 5.5 Pd 7 À 4 ie Brandproef dampdoorlatende A folie ke Oue sEES Ee Re i Afbeelding 5.6 a Gevelopbouw: metalen gevelbeplating, folie, minerale wol en twee lagen houten plaatmateriaal Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 33 De derde hypothese: in de houtskeletbouwconstructie bevinden zich loze ruimten tussen vloeren, plafonds'! en schachten (met ventilatiebuizen en rioolleidingen voor badkamer en keuken). Doordat onder andere de houten vloer was doorgebrand, kon de brand zich via deze loze ruimten verder uitbreiden. Deze hypothese is op basis van het foto- en filmmateriaal in de initiële fase lastig aan te wijzen als ‘waarschijnlijk’. Daarvoor zouden uitgebreide brandproeven uitgevoerd moeten worden. De derde hypothese wordt daarom als ‘mogelijk’ gekwalificeerd en heeft in een later stadium een bijdrage geleverd aan het brandverloop (afbeelding 5.8). er zer ad | ge TIIIÀ Afbeelding 5.7 pe LS Er Tijdstip 09.43 uur (T= 73 min}; IL Be ed || TTI | Pri | vlammen op het plat dak, rook | ed ba LEL | ||| | perst uit de unit op de tweede | LS, a verdieping, hitteverkleuring van din PME Es Lat a AA Ei US evelplaten eerste verdiepin E ol AAE (rr gevelp ping, i Lat | blie tt ITT | ee zijde Sportparklaan. one” ze d EI pr ait 4 MD A dd B ak dd Ms Js | Isl , ze Î P a | iN | ij Ik | IES d { | ZL EN IE 7 4 Ee é Lit (ip 4 | Li Ä Afbeelding 5.8 Ai LE KA | IN Tijdstip 09.43 uur (T= 73 min): ANIAR | il IN II en ek Ake k vlammen op het plat dak, rook 7 id „| EN IN | Il perst uitde unit op de tweede F nj hili LE Ï FE ri! Fn IN verdieping, hitteverkleuring van EE. dt athedn dk kl HIN | IN Ws f gevelplaten eerste verdieping, ET er: waa zijde Sportparklaan. Besluit omgevingsvergunning olo 1970403 sectie F nummer 2685, verplaatsen van 578 wooncontainers Riekerhaven onder Bijlage 50. olo 1970403 Details.pdf. Bijlage 3 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 34 5.3 De rookverspreiding Bij aankomst van de eerste politie-eenheden was nog geen rook waarneembaar op de binnengang. Toen de voordeur van woonunit 87 om ca. 08.28 uur geopend werd, zagen de agenten een beginnende brand op een voor het raam staande bank. In een eerder stadium heeft de bewoner van no. 87 zijn raam vernield door een deur door het raam te gooien. Om ca. 08.30 uur heeft de politie haar bluspoging gestaakt. De brand werd vervolgens uitslaand door het raam. Door de openstaande voordeur verspreidde de rook zich naar de gang van de eerste verdieping. De rookproductie van de bank was aanzienlijk. De hoeveelheid rook die door de openstaande voordeur de gang in stroomde, was dermate heftig dat de aanwezige agenten zich twee minuten later (08.32 uur) uit de gang moesten terugtrekken. Gemeld werd: “Wij gaan naar buiten, brand met rook. We hebben geprobeerd de verdieping leeg te halen, maar voor onze eigen veiligheid naar buiten”. Halverwege de gang was een rookwerende scheiding aangebracht in de vorm van een paar klapdeuren. Over de effectiviteit daarvan is niets opgemerkt. Toen de bevelvoerder van Teunis van de tweede autospuit om ca. 08.38 uur op de tweede verdieping kwam, nam hij rook waar. Tijdens de verkenning en ontruiming nam de rook in de binnengang toe. Het zicht was volgens de bevelvoerder ongeveer vijf meter. Ook bezetting Osdorp, de derde autospuit, gaf aan dat toen zij de begane grond ontruimden (ca. 08.44 uur) er sprake was van (lichte) rook op de gang van de begane grond. Een grote hoeveelheid rook verzamelde zich in de ruimte onder de schildakconstructie. Daar kon de rook mogelijk via installatiesystemen verder in het gebouw worden verspreid. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 35 6. Ontruiming van de bewoners Bij aankomst van de politie werd de toegangsdeur van unit no. 87 geopend. De politie nam op dat moment een beginnende brand waar achter in de woonunit. Tijdens de aanhouding van de bewoner bleef de toegangsdeur geopend. Hierdoor stroomde de rook de inpandige gang (verkeersruimte) op. Daarop besloot de politie direct de woonunits van de eerste verdieping te ontruimen. De politie moest zich na twee minuten terugtrekken vanwege de toename van de rook, de ontruiming van de eerste verdieping was toen nog niet voltooid. De eerste TS zette in op de bestrijding van de brand op de eerste verdieping. De tweede TS richtte zich op de ontruiming van de tweede verdieping. De derde eenheid ter plaatse ontruimde eerst de begane grond en deed vervolgens de controle op de eerste verdieping. Bij de ontruiming gingen zij per unit na of er nog mensen in de woning aanwezig waren. De grote meerderheid van de bewoners heeft blok 6 tijdig zelfstandig kunnen verlaten, soms aangemaand en ondersteund door de brandweer. Bewoners zijn in een aantal gevallen in grote haast vertrokken, in sommige gevallen met achterlating van hun huisdieren. 28 minuten na de brandmelding zijn alle bewoners van blok 6 ontruimd en zijn de 75 woonunits door de brandweer op de aanwezigheid van personen gecontroleerd. ml Lel | | ke Í ï ! DR re . | Kel Kr. Ô hae EL HEEE oe En , PDE EEE 1 Ô ee Js En E ij , ll A B 2 Ne ne 55 | B NN nn nbr den nn tE ke ing 5. AN E- ev ai en ee Afbeelding 5.9 O7 N gj AN ' el me Tijdstip 08.58 uur (T=28 Lin k Dld NZA IE a ee fan min): man met combitox Nl ABAS NT ese. uit Blok 6 gehaald Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 36 7. Onderzoeksvragen 7.1 Onderzoeksvraag |I: Kwaliteit van het repressief optreden Verifieer de voorlopige conclusie uit feitenrelaas inzet Voetbalstraat 13 november jl. voor wat betreft de kwaliteit van repressief optreden tot het moment dat het pand werd opgegeven. De repressieve inzet in de onderzochte tijdsperiode is goed en voorspoedig verlopen. Het beschikbare potentieel is snel ingezet. De keuze voor de ‘transitional attack’ is overeenkomstig de (landelijke) basisprincipes brandbestrijding en het risico gericht afleggen (RGA)? De brandbestrijding in woonunit no. 8/7 is daarmee binnen zeven minuten na alarmering ingezet. Gezien de mate van inbranding van de vloer van woonunit no. 87 heeft deze aanpak de uitbreiding naar de andere woonunits ten minste vertraagd. De constructie en de gebruikte materialen van het pand maken dat een uitslaande brand op de tweede bouwlaag binnen zes minuten na de melding tot een onbeheersbare brand leidde waarvoor geen repressieve oplossingen meer mogelijk waren anders dan ontruimen en uitbreiding voorkomen door een stoplijn richting bouwblok 5 te creëren. Deze problematiek is snel onderkend. De brandweer heeft opgeschaald en het aanvullend potentieel ingezet op de noodzakelijke ontruiming van blok 6. Samen met de al aanwezige politie-eenheden zijn in 28 minuten na eerste alarmering 75 woonunits ontruimd en gecontroleerd. Vervolgens heeft de prioriteit gelegen op het voorkomen van branduitbreiding naar het aanpalende bouwblok 5. Dit bleek effectief; het blok is behouden. De pogingen om vervolgens de branduitbreiding binnen bouwblok 6 te beperken bleken tevergeefs. Effectief blussen onder het schildak bleek niet mogelijk. Bouwblok 6 met 75 woonunits is in zijn geheel verloren gegaan. 7.2 Onderzoeksvraag Il: Hoe kon de brand zo uitbreiden Onderzoek hoe de brand zo snel kon uitbreiden over het gehele bouwblok en doe op basis daarvan voorstellen over te nemen maatregelen voor vergelijkbare panden. Uit de beschrijving in hoofdstuk 5 blijkt dat de brand zich via het raam van woonunit nummer 87 binnen zes minuten uitbreidde tot onder het schildak. De brandbaarheid van de dakmaterialen zorgde ervoor dat de brand zich vervolgens in korte tijd verspreidde over vrijwel het gehele bouwblok 6 (20 x 50 meter). Het schildak speelde in eerste instantie een rol in het opvangen van de hitte en rook die uit het raam van de lager gelegen verdieping vrijkwamen en in de brandverspreiding over het dak. Vervolgens benam het dak het zicht op de brand, tot slot bemoeilijkte het dak een effectieve blussing. 2 Aflegsysteem brandweer Amsterdam-Amstelland Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 37 Ook heeft de brandvoortplanting plaatsgevonden via brandbare onderdelen van het gevelsysteem (dampwerende bouwfolie en de houtconstructie van de gevelbeplating). Op de gevaren van een schildak en schilconstructie van unitbouw is eerder gewezen naar aanleiding van de brand in cellencomplex van Schiphol Oost van 26 oktober 2005 (Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw Nieuwbouw 2007” en de “Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw Bestaande bouw 2007). De voorstellen over te nemen maatregelen voor vergelijkbare panden worden in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt. 7.3 Opvallende zaken De situatie dat een melding zich na ca. zes minuten tot een onbeheersbare brand kan ontwikkelen en die daardoor een bedreiging vormt voor de bewoners is naar oordeel van de brandweer ongewenst en potentieel gevaarlijk. Op 13 november jl. zijn er bij deze brand gelukkig geen slachtoffers gevallen (anders dan zeven huisdieren). Daarbij speelde een aantal aspecten een rol: e Snelle ontdekking en alarmering door aanwezige politie e Daardoor ook een snelle aanvang van de ontruiming e Korte aanrijdtijd brandweer (eerste eenheid met drie minuten, tweede eenheid met vier minuten, derde eenheid met elf minuten na alarmering ter plaatse) e Zelfredzame bewoners Door het gebrek aan kwaliteit van de aanwezige rookwerende voorzieningen heeft de rook zich in korte tijd over alle verdiepingen van blok 6 kunnen verspreiden. In de praktijk wordt de brandweer vaker geconfronteerd met niet-effectieve rookwerende voorzieningen die een grootschaliger ontruiming noodzakelijk maken. Dit speelt vooral bij woongebouwen met inpandige gangen’. Rookwerende scheidingen doen niet altijd waarvoor ze ontworpen zijn; de uitvoering pakt anders uit; sommige kunststoffen produceren aanzienlijk meer en sneller rook dan het meer traditionele meubilair. De bouwwijze van Riekerhaven is erg kwetsbaar voor het scenario van een uitslaande brand op de bovenste of een daaronder gelegen verdieping. Nadat de brand uitslaand was geworden, breidde het vuur zich binnen enkele minuten uit naar de dakrand en vervolgens naar het bitumen dak onder het schildak. Onder het schildak kon de brand niet effectief worden bestreden, waardoor het gehele bouwblok verloren is gegaan. B Onderzoek “Rookverspreiding in woongebouwen hoofdrapport” van het NIPV, Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 38 8. Riekerhaven en risicobeheersing 8.1 Wet- en regelgeving De ‘tijdelijke’ woonblokken zijn oorspronkelijk in 2004 geplaatst aan de Gevleweg in de Houthavens. In 2004 (Bouwbesluit 2003) was de instandhoudingstermijn voor een tijdelijk bouwwerk vijf jaar. De woonblokken zijn in 2015 zonder noemenswaardige aanpassingen verplaatst van de Houthavens naar de Riekerhaven en de instandhoudingstermijn is naar 15 jaar gegaan (Bouwbesluit 2012). Tijdelijkheid geldt voor een locatie, niet voor het bouwwerk. Op een bestaand tijdelijk bouwwerk, dat in ongewijzigde samenstelling wordt verplaatst en opnieuw wordt aangemerkt als tijdelijk bouwwerk, is het rechtens verkregen niveau van toepassing. Dat betekent dat het brandveiligheidsniveau van destijds (Bouwbesluit 2003), inclusief natuurlijk verval van materialen, van toepassing was toen de vergunning voor de nieuwe locatie Riekerhaven in 2015 werd verstrekt. In Amsterdam is een groeiende behoefte aan woonruimte. De bouwblokken aan de Riekerhaven worden daarom in de praktijk langer gebruikt dan de oorspronkelijke tijdelijke termijn. Dat geldt mogelijk ook voor andere tijdelijke unitbouw. De stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen en de financiële herplaatsingsgarantie zou die behoefte aan langer gebruik kunnen versterken. Het is mogelijk om unitbouw keer op keer te (her)plaatsen, waarbij het oorspronkelijke brandveiligheidsniveau blijft gelden. Hoewel het Bouwbesluit 2012 prescriptief van aard is en daardoor geen expliciete doelen kent, geeft de Nota van Toelichting aan dat de eisen in het Bouwbesluit slechts twee doelen dienen. Namelijk het voorkomen van slachtoffers en het voorkomen dat een brand zich uitbreidt naar een ander perceel, Het behouden van het bouwwerk en het voorkomen van schade aan het milieu, monumenten of maatschappelijke voorzieningen of belangen zijn geen doelen van het Bouwbesluit. Bij de brand in Riekerhaven zijn 75 aaneengeschakelde zelfstandige wooneenheden verwoest, gelegen binnen één bouwwerk. Uit deze evaluatie blijkt dat de brandweer niet veel méér heeft kunnen doen om de branduitbreiding verder te beperken. Als schadebeperking wél een doelstelling is, dan zullen dus aanvullende bouwkundige en installatietechnische maatregelen getroffen moeten worden. Brandveiligheid Louter voldoen aan wetgeving voorkomt dus niet de brandontwikkeling zoals bij de Riekerhaven; daarvoor zijn aanvullende maatregelen nodig. Dat is eerder al gebleken uit ander onderzoek. Na de brand van 26 oktober 2005 in het cellencomplex Schiphol-Oost is er 4 wetten.nl- Regeling - Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen - BWBRO047455 (overheid.nl) Kamerbrief Financiële herplaatsingsgarantie voor versnelling van tijdelijke huisvesting van 06 december 2022 Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 39 onderzoek uitgevoerd naar de brandveiligheid van unitbouwcomplexen. Daaruit is gebleken dat unitbouw kwetsbaar is voor rook en brandverspreiding als er aaneengesloten holle ruimten tussen de units of achter de schilconstructie zijn. Het complex in de Riekerhaven had een schilconstructie uitgevoerd als ‘tropendak’, wat de voornaamste reden is voor de snelle branduitbreiding op het dak. Naar aanleiding van bovengenoemd onderzoek heeft de VROM-inspectie in 2007 de ‘Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw Nieuwbouw 2007 en de ‘Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw Bestaande bouw 2007’ gepubliceerd om ontwerpers, bouwers, eigenaren en gebruikers te informeren over aandachtspunten bij brandveiligheid. Enkele maatregelen uit de wegwijzer zijn: e Extra aandacht voor doorvoeringen en ventilatiekanalen; e Gebruik van niet-brandbare dakbedekkingsmaterialen; ° Compartimentering of opvulling met onbrandbaar materiaal van holle ruimten tussen de gestapelde units en de schilconstructie. Dit zijn stuk voor stuk aanbevelingen die tezamen de snelle branduitbreiding naar en via het dak aan de Riekerhaven hadden voorkomen. Een gelijkwaardig alternatief van deze maatregelen is het aanbrengen van sprinklers in alle woonunits. 8.2 Vluchtveiligheid Uiteraard is het belangrijk dat er een van brand en rook gevrijwaarde vluchtroute aanwezig is, Maar ook de alarmering door rookmelders (zeker in een nachtsituatie) of door aanwezige personen en het menselijk gedrag spelen een cruciale rol, We kunnen geen feitelijke vaststelling geven over hoe de brand en rook zich op welk moment hebben verspreid binnen het bouwwerk, Ook weten we niet zeker hoeveel bewoners zich op welk moment waar in het gebouw bevonden. Toch kunnen we uit interviews en onderzoek een aantal voor vluchtveiligheid relevante constateringen doen: e Rook heeft zich vrijwel direct en naar meerdere verdiepingen verspreid. e Na ongeveer tien minuten waren er twijfels over de integriteit van een vloerconstructie. e Rookmelders hebben niet overal goed gefunctioneerd. e Er waren bewoners aanwezig die door inzet van de brandweer in veiligheid zijn gebracht. e Er was sprake van een onmiddellijke en actieve ontruiming door professionele hulpverleners. e Zes personen zijn door ambulancemedewerkers gecontroleerd vanwege rookinhalatie. In unitbouw-woningen, zoals ook bij Riekerhaven, wonen veel mensen dicht op elkaar. Dat maakt de mate van zelfredzaamheid nog belangrijker, want hulpdiensten kunnen onmogelijk alle woningen (individueel) gaan ontruimen. Bewoners moeten zelf de kans hebben om een bouwwerk veilig te verlaten en niet afhankelijk zijn van de inzet van hulpdiensten. Bewoners moeten er op kunnen vertrouwen dat ze snel worden gealarmeerd bij brand en dat de vluchtroute geschikt is en vrij blijft. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 40 Een snelle alarmering is van levensbelang, rookmelders moeten daarom goed functioneren. Omstandigheden die ertoe leiden dat rookmelders onklaar worden gemaakt, moeten worden vermeden. Onechte en loze meldingen worden onder andere voorkomen door een goede positionering. Als een tijdelijk bouwwerk overgaat naar permanent gebruik, dan gelden nieuwbouweisen met andere maatregelen. De voorgeschreven eisen van dat niveau, zoals de inmiddels gangbare deurdrangers voor woningtoegangsdeuren en de hogere eisen aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag, helpen met het beperken van uitbreiding van brand en rook. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 41 9. Bevindingen en aanbevelingen 9.1 Bevindingen Brandverloop, ontvluchting en inzet hulpdiensten 1. Om 08.30 uur werd de brandweer gealarmeerd voor een woningbrand. Om 08.34 uur was de eerste brandweereenheid ter plaatse. Om 08.36 uur bleek dat er sprake is van een onbeheersbare brand. Er was voor de brandweer geen andere mogelijkheid dan inzetten op het ontruimen van het gebouw (bouwblok 6) en het voorkomen van uitbreiding naar het aanpalende gebouw (bouwblok 5). Bouwblok 6 met 7/5 woonunits is verloren gegaan. Bouwblok 5 is behouden gebleven. 2. Deze brand heeft - afgezien van zeven huisdieren - geen slachtoffers veroorzaakt. Een aantal factoren heeft daaraan bijgedragen: a. Snelle ontdekking van de brand en alarmering door de op locatie aanwezige politie; b. De hierop volgende snelle ontruiming van het gebouw; c. De korte aanrijtijd van de brandweer na alarmering en de snelle inzet van de brandweer op ontruiming; d. De hoge mate van zelfredzaamheid van de bewoners bij het ontvluchten van het gebouw; e. Het tijdstip van de brand: de meeste bewoners waren op het tijdstip van de brand wakker en in staat om snel te reageren. Het is voorstelbaar dat de kans op slachtoffers groot was als de brand was ontstaan op een ander tijdstip, de brand minder snel was gedetecteerd of wanneer hulpdiensten minder snel aanwezig waren geweest. 3. De situatie waarin een brand zich zo snel tot een onbeheersbare brand kan ontwikkelen, waardoor deze een bedreiging vormt voor bewoners, is ongewenst en gevaarlijk. Door het gebrek aan kwaliteit van rookwerende voorzieningen heeft de rook zich in korte tijd over alle verdiepingen kunnen verspreiden. Daarnaast is het gebouw door de bouwwijze erg kwetsbaar voor het scenario van een uitslaande brand op de bovenste of een daaronder gelegen verdieping. Toen de brand uitslaand werd, breidde het vuur zich binnen enkele minuten uit naar de dakrand en vervolgens onder het dak. Effectief blussen bleek niet mogelijk. 4. De kwaliteit van het bouwwerk en de aanwezige voorzieningen heeft in beperkte mate bijgedragen aan de veilige ontvluchting van de bewoners. De snelle inzet van hulpdiensten is hierin doorslaggevend geweest. Brandveiligheid 5. Het gebouw voldeed aan de voor dit gebouw geldende wet- en regelgeving. Daarbij moet opgemerkt worden dat het rechtens verkregen niveau (brandveiligheidsniveau Bouwbesluit 2003) op dit gebouw van toepassing was, ondanks dat dit gebouw in 2015 op de huidige locatie is geplaatst. Dat komt omdat hier sprake is van een bestaand tijdelijk bouwwerk, dat in ongewijzigde samenstelling is verplaatst. Bij tijdelijke bouwwerken Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 42 is de gebruiksperiode op een locatie doorslaggevend, niet de gebruiksperiode van het bouwwerk zelf, De verplaatsing van het gebouw van de Houthavens naar de Riekerhaven zorgde daarom dat er een nieuwe periode van tijdelijkheid startte. Het bouwwerk mocht zonder noemenswaardige aanpassingen opnieuw in gebruik worden genomen. Het is de vraag of het wenselijk is om unitbouw (keer op keer) te herplaatsen waarbij het oorspronkelijke niveau van brandveiligheid blijft gelden. 6. Hoewel het gebouw aan wet- en regelgeving voldeed, betekent dat niet dat er sprake was van een brandveilige situatie. Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost (2005) is onderzoek gedaan naar brandveiligheid van unitbouwcomplexen. Daaruit blijkt dat unitbouw kwetsbaar is voor rook en brandverspreiding als er aaneengesloten holle ruimten tussen de units of achter de schilconstructie zijn. In 2007 constateerde de VROM-Inspectie dat extra aandacht nodig is voor de “naleving van de brandveiligheidseisen in verband met de waarborging van de brandveiligheid. Het gaat om unitbouwcomplexen die bestaan uit gestapelde units of uit units die zijn omsloten met een schilconstructie.” Het complex in Riekerhaven had zo'n schilconstructie. 7. Naar aanleiding van de onderzoeken na de brand in Schiphol-Oost heeft de toenmalige VROM-inspectie in 2007 de ‘Wegwijzer brandveiligheid unitbouw nieuwbouw 2007’ en de ‘Wegwijzer brandveiligheid unitbouw bestaande bouw 2007’ gepubliceerd. De in die wegwijzer opgenomen maatregelen zijn niet toegepast op het complex in Riekerhaven. 8. Unitbouw met een woonbestemming en een schil(dak)constructie is toegestaan, zowel bij tijdelijke als permanente unitbouw. De mate van brandveiligheid hangt sterk af van de getroffen maatregelen. Als het bouwwerk was uitgevoerd conform de aanwijzingen uit de hiervoor genoemde wegwijzers, dan was het bouwblok niet verloren gegaan. De branduitbreiding naar het dak had dan immers niet plaats kunnen vinden. 9. Het wettelijk minimumniveau, de eisen conform bestaande bouw in het Bouwbesluit, zijn gericht op het voorkomen van slachtoffers en het voorkomen dat een brand zich uitbreidt naar een ander perceel. Gelet op de grote kans op slachtoffers en de haast onvermijdelijke schade, is het de vraag of deze minimale eisen voldoende borgen wat ze beogen. 9.2 Aanbevelingen Om een toekomstige vergelijkbare branduitbreiding in unitbouw met een woonbestemming, uitgevoerd met een schil(dak)constructie, te voorkomen adviseren wij om: 1. Schil(dak)constructies niet toe te passen of aanvullende maatregelen te treffen. a. Die maatregelen volgen uit de ‘Wegwijzer Brandveiligheid Unitbouw 2007. Het betreft dan maatregelen als een brandveilige afdichting van kabel- en leidingdoorvoeringen, aanwezigheid van brandkleppen in ventilatiekanalen en compartimentering of opvulling met onbrandbaar materiaal van de holle (loze) ruimten tussen de gestapelde units en tussen de units en de schilconstructie. b. Een alternatieve gelijkwaardige maatregel is het aanbrengen van een (woning) sprinklerinstallatie in iedere woonunit. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 43 2. Aanvullend is het voor alle unitbouw met een woonbestemming, ongeacht de uitvoeringsvorm, sterk aan te bevelen om: a. Rookmelders in de leefruimte van de woonunit te plaatsen en niet nabij de badkamer of keuken. Dat voorkomt loze meldingen door stoom en rook. Men kan ook kiezen voor multisensor rookmelders. b. Vluchtroutes vrij te (blijven) houden van spullen en opslag van goederen. c. Woningtoegangsdeuren in een corridor te voorzien van (vrijloop)drangers om brand- en rookverspreiding tegen te gaan. Wij adviseren om deurdrangers aan de gangzijde te monteren, zodat ze te allen tijde onderhouden kunnen worden, ook als bewoners niet thuis zijn. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 44 ee ee ee 10. Bijlage 1: Tijdlijn Tijdslijn Brand Voetbalstraat 87 13 november 2022 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:21:35 Oproep aangenomen 08:21:35 Eerste melding vanuit Voetbalstraat 141 bovenste verdieping. Geluidsoverlast bij de benedenburen op de eerste verdieping. “Er is een deur gevlogen door het raam.” Meldster weea niet het exacte adres van de benedenburen. “Deur is op de grond gebotst”, “ligt buiten op de grond”, “er is glasgerinkel gehoord”, “het geluid is nu gestopt”. 08:24:07 Politie-eenheid 4301 wordt uitgestuurd, daarna 3135 wordt meegestuurd vanaf de andere kant. 08:24:26 Politie-eenheid AD4301 alarmering 08:24:29 Politie-eenheid AD4301 uitgerukt 08:24:51 Politie-eenheid AD3135 alarmering 08:25:00 Politie-eenheid AD3135 uitgerukt 08:27:11 Politie-eenheid AD4301 ter plaatse 08:29:33 Politie-eenheid AD3135 ter plaatse 08:30:37 “Brandweer spoed brand in de woning Voetbalstraat 87”, “ontruimen” (3135) 08:30:54 Meldingsclassificatie: 01 woning/woongebouw 08:31:01 Alarmering 132431 AS Teunis en de 139252 AL Pieter 139233 AS Pieter 08:31:47 GMK: “Hoeveel staat er in brand en zijn er nog mensen in de woning.” 4301: “op de verdieping van de brand hebben we aangedrukt op de deuren, boven zijn we nog niet geweest.” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 45 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video Geluidsopname ontruiming kamers door politie 08:32:14 3135: “Wij gaan naar buiten, brand met rook. We hebben geprobeerd de verdieping leeg te halen, maar voor onze eigen veiligheid naar buiten. Tweede verdieping zijn we niet geweest, verder.” 08:32:14 132431 (AS Teunis) uit gestatust 08:32:12 3135: “Brand is uitslaand nu, ze zijn bezig met ontruimen.” (aantal andere politie-eenheden onderweg) 08:32:27 139233 (AS Pieter vervangend voertuig) uit gestatust 08:32:31 “Teunis uit” 08:32:50 139252 AL Pieter uit gestatust 08:32:55 ASP 9233 (vervangende AS): “Wat rijdt er met me mee en rijdt er ook politie?” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 46 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:33 EUT, elke Besl 1 e Politie is bezig met ontruimen en loopt voor de gebouwen langs. 08:33:10 GMK: “Tweede melder die vanuit de Handbalstraat kijkt, zegt dat er vlammen aan de achterkant van de woning uit de ramen slaan.” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 47 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:34 BRANDWEER art p ed IN | Dd de oi Panday VI vanverbe DOT gem 3d ae Uitslaande brand en rook komt uit het raam van naastliggend compartiment. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 48 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video ma e f Ps 4 k Ee Bewerken 08:34:17 GMK: “Maakt MB in verband met meerdere personen binnen en uitslaande brand.” 08:34:18 139091 OvBN gealarmeerd 08:34:20 ASP: “Wij zijn ter plaatse en grote brand over” 08:34:31 132451 AL Teunis gealarmeerd 08:34:31 132531 AS Osdorp gealarmeerd 08:34:45 Centralist noteert 9233: tp, grote brand 08:34:49 139233 AS Teunis ter plaatse Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 49 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video ee er PN eeen mm t de L d £ le OP 4 @ Ù Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:35 ELINT minre p zal an in a pn Eper id ee 08:35:51 132531 AS Osdorp uitgerukt Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 50 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:36 BRANDWEER me me ai - _ e inne B pn 7 Bik Brand op brandadres Voetbalstraat 87 uitslaand, Ook vlammen op het dak waarneembaar. 08:36:52 139091 OvBN uitgerukt Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 51 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:37 LTN Ted EE a 4 d ef … ceed EE : Ee DN ide El Aankomst AL Pieter aan de achterzijde 08:37:21 132451 AL Teunis uitgerukt Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video KE Ed } El = î ri | | Begin ‘transitional attack’. Vlammen op het dak over enkele meters zichtbaar Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 52 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:38 BRANDWEER 5 í at …n Inzet ‘transitional attack’ Pieter, vlammen op dak zichtbaar. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 53 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:38 ELINT | Ta = Ie =: | Ee Bee wi TS In | ee e ‘Transitional attack’ door ASP, opstellen AL Pieter. Brand op Voetbalstraat 87 nagenoeg uit. 08:38:32 ASP en AST zijn ter plaatse en zien elkaar en gaan met elkaar overleggen. 08:40:21 AST vraagt aan ASP: “Wil je een autospuit aan de achterzijde hebben?” 08:40:50 BVP naar BVT: “Jullie mogen naar de achterzijde… De ladder opstellen…” BVT: “Sorry, je bent niet te verstaan.” 08:41:02 BVP: “Ik kom naar buiten.” 08:41:05 ASO komt op, GB is onderweg. Vraagt aan ASP en AST: “Heb je voor mij een opstelplaats?” 08:41:43 ASO ter plaatse en stelt zich op de kruising bij ASP Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 54 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:41:45 132531 AS Osdorp ter plaatse 08:43 08:45:42 OvDB: “Zeer grote brand GRIP1” 08:46:16 133331 AS Hendrik gealarmeerd 08:46:16 139181 HA-DPH en de 139961 DPH-SL gealarmeerd 08:46:44 OvDB bestelt groot watertransport en een derde ladder 08:47:12 133351 AL Hendrik gealarmeerd 08:48:26 133351 AL Hendrik uitgerukt 08:48:47 133331 AS Hendrik uitgerukt 08:49:04 BVP (geen ademlucht op) geeft door BVT (ademlucht op): Voor jouw beeld: op de tweede verdieping is hij ook uitslaand, de ladder is daar ook met een straal daar bezig, Geef even aan als je het brandadres ingaat.” 08:49:27 OvDB: “Ik wil nog twee AS met prio 1 ter plaatse.” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 55 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:49:45 OvDB vraagt AGS ter plaatse: “Stevige rookontwikkeling benedenwindsgebied, weet niet over er geplot moet worden.” 08:49:46 133231 AS Dirk en 133531 AS Willem gealarmeerd 08:51:10 133231 AS Dirk uitgerukt 08:51:25 OvDN naar GMK SITRAP: “Stevige rookontwikkeling zit in het dak, brand zit in het dak.” 08:51:40 BVT naar OvDN: “Waar je nu staat, daar was ik net boven, Daar denk ik dat een kanon neergezet moet worden.” OvDN: “Dat lijkt me een goed plan, daar wil ik de derde ladder in.” 08:51:45 133531 AS Willem uitgerukt 08:53:45 139181 HA-DPH uitgerukt 08:53:51 139091 OvBN ter plaatse 08:54:08 9194 PClog is uit 08:54:49 OvDN: “Schuimblusvoertuig voor waterwinning en BBC beide prio 1 ter plaatse” 08:55:01 BVP naar BVT: “Ik weet niet hoever jij het pand in bent, de brand loopt richting de ingang over in het dak.” 08:55:08 BVT: “Wij staan er nu precies tussen in. Daar gaan we een kanon afleggen, dat het niet meer naar de andere kant doorloopt. En de ladder staat op de hoek opgesteld, maar we hebben geen water, dus ik kan niets doen op dit moment” 08:55:21 BVP: “Je hebt geen water, ga ik voor je regelen.” BVT: “Ik wil afleggen op de brandkraan, maar er is gewoon geen water.” 08:55:06 PC log logistiek is opgestart Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 56 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:57 BRANDWEER te a kid r ed & Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 57 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video ee. . rs el 08:55:42 08:58 | iN DIAL neen IE if NE 4 pn E == i ' E oh L 5 : Bt e dn ä sn È k mn / Ù Ee S 3 ie ke ie rg k 5 ek e= > mn td GA S AN) yo KE nd r Kat 4 s ASO komt naar buiten met een persoon die mogelijk rook geïnhaleerd heeft (herkend door bewoner als vader van medebewoner die aan het klussen was). 08:57 E der El it rl geen mf … ie Kl 1 SE Ee in af 0 P: ì Are ee, RN , == h zkr Li nk al eik ded ai aid, SE nan 08:57:30 133331 AS Hendrik ter plaatse 08:58:17 133231 AS Dirk ter plaatse 08:58:26 9233 AST: “HVT ter plaatse voor redzaag.” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 58 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 08:59:09 133351 AL Hendrik ter plaatse 009:02:08 MCU krijgt opstelplaats van GMK 09:02:55 SO naar ASP: “Wij kunnen eventueel een straatwaterkanon achter inzetten, wij hebben water in de pomp achter vijver aan de Handbalstraat/ Korfbalstraat.” 09:03:06 139181 ter plaatse 09:03:23 9181 ter plaatse DPU Duivendrecht (17 minuten na bestellen door OvDB aan GMK) 09:06:51 4262 (waterwagen hoofddorp) onderweg, moet gepatched worden??? 09:07 He si Ël rh Brand op brandadres Voetbalstraat 87 uit. Vlammen uit het dak waarneembaar 09:07:08 OvDN geeft DPU Duivendrecht opdracht om waterwinning in de buurt op te zoeken. 09:07:31 4362 van buiten de regio onderweg, neem contact op met OvDB 09:07:47 SB van AV2: “Probleem met het voertuig, we gaan kijken...” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 59 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video be OH le n EL sk T EP se 5 Pr EM re mi J…. u ' iel opte tone 1 Pre | B Ei He Ù ë 2 El ven 09:08:14 GMK naar OvDN: “Drie waterwagens vanuit Kennermerland onderweg, luisteren mee op inc nr 2, Heeft u een opstellocatie?” 09:08:53 3162 (Waterwagen post) VRK uitgerukt 09:09:37 9080 (ASV1) 9966 (BBC) onderweg 09:09:53 BVT: "Hier de AS. Ik voel irritatie… dit is een kanaal voor de bevelvoerders” 09:10:32 5132 (ASV2) BBC en SB meldt zich, vraagt om opstelplaats. 09:10:34 DPU naar OvDN: “We zijn ter plaatse, we hebben een waterwinning (Luchtvaartstraat/ Riekerhaven) aan de andere kant van de A10 waar we nu de zeug hebben.” 09:11:03 BVT naar OvDN: “Is er al bekend over het water, want we hebben echt met spoed water nodig, we hebben heel veel water nodig.” OvDB: “Voor water twee dingen. Drie waterwagens uit Kennemerland komen SB en grootschalig WTS wordt nu uitgereden.” 09:11:40 OvDN gaat met de BV Ddrecht een watertransportplan maken, zodat het water op de juiste plek komt. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 60 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 09:13:03 BVO vraagt: “Waar kunnen wij waterwinning vandaan halen zo dadelijk voor de achterzijde?” “Daar heb ik nog geen beeld over, ga ik zo even ondersteund door ASV1 dat die actief water voor jou gaat zoeken.” 09:13:33 AVDB maakt afspraak over voorzijde en achterzijde in verband met plek waterwinning. 09:15:46 BVO geeft aan dat er een slootje aan de binnenplaats voor ASV2 aan de OVBN. OVDN: “De bevelvoerder staat nu naast mij en die gaat nu de waterwinning voor jou regelen.” 09:19:02 132431 ASTeunis en 139252 ALP door de GMK ter plaatse gestatust (aanname) 09:19:12 13251 ALTeunis door de GMK ter plaatse gestatust (aanname) 09:20:27 OvDB naar GMK: “Waar blijven die waterwagens van Kennemerland?” GML: “Die zijn onderweg met prio 1 en u hebt contact op incidentnet 02.” 09:21:05 AGS vraagt voor de waterwagen Kennermerland aan OvDN: “Heb je een opstelplaats voor hun over?” 09:21:14 OvDN: “Zij worden nu direct gekoppeld aan de bevelvoerder van Amstelveen. Om het voeden van de ALP.” 09:22:45 Ter plaatse 124262 (waterwagen Kennermerland) 09:22:57 BVO zegt dat ASV2 niet aan de achterzijde kan komen omdat toegangswegen zijn geblokkeerd. “Wij wachten hier op grootwatertransport, ik wil graag een indicatie waar en wanneer het komt.” DPU antwoordt: “We zijn nu bij jouw ladder, we gaan nu terugwerken naar het begin snoer vanaf daar gaan we water leveren.” 09:23:51 133531 AS Willem door de GMK ter plaatse gestatust Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 61 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 09:24:32 DPU: “We hebben momenteel opgebouwd tot onder de A10 en gaan nu naar de andere kant om op te bouwen naar de zeug.” 09:27:17 TCB verzoekt graag een extra OvD, water mogelijk vanuit Kennemerland. 09:28:44. GMK: “Er komt een extra OvD naar jullie toe vanuit Kennemerland, meldt zich in via de patch incident 02.” 09:29:27 GMK naar TCB: “Dan wordt het denk ik een beetje een rommeltje, of ik kan het laatste bijstandgroep, dat is dan de enige die ik dan nog heb. Patchen met de OvDnet, dan zal ik vragen om een porto bij wil schakelen.” TCB naar GMK: “Dat is wat mij betreft de 300.” Leider COPI naar TCB: “De waterwagen staat hier, die vraagt om een opdracht.” 09:31:29 TCB: “Wil graag de COH ter plaatse” 09:32:36 (Aalsmeer) inc 11: “We willen graag water op de zeug.” 222: “Water op de zeug komt eraan.” 09:34:24 9083 (Bron 1) gaat met de PCU naar de brand. 09:36:52 1293: “OvD zuid Kennemerland voor aansturing waterwagens.” GMK: “Uw functie wordt OvD water. Het verzoek om een portofoon bij te schakelen op bijstand 1226. Deze staat in de patch naar onze OvDnet, daarmee heeft u contact met de officieren ter plaatse.” 09:37:26 1226 OvD: “Water onderweg, alle zitten op gespreksgroep inc 02.” 09:37:37 Aflossing 4331 (Driemond) aflossing naar Osdorp 09:38:11 Chef DPU voor BV Aalsmeer: “Heeft u al water aan die kant?” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven € 62 Ad Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 09:37:58 OvDN URGENT voor DPU Duivendrecht: “Water even stoppen, zeug wordt verplaatst…” 09:38:46 “Duivendrecht, u mag weer water” 09:38:58 “300 hier alfa” TCB praat de 300 bij over de situatie: “Ze zijn aan het pendelen met drie waterwagens en met grootschalig watertransport bezig… Coördinatie daarop.” “Voor waterwagens ook voor aansturing waterpeloton, over?” TCB: “Ja hoor, je bent de 300 voor het water, over.” OvD water: “Is het groot watertransport al gealarmeerd?” TCB: “Ja de 6-duimer komt nu druk op.” 09:42:57 CVE en VE wind richting is oost en meerdere CVE-activiteiten doorgenomen 09:43:19 Alfa gaat richting COPI voor de 100, 200, 300 09:46:18 GMK: “Van 02 loskoppelen portofoon pakken om te schakelen naar 801 waterwinning, allemaal naar 801,” 09:51:23 OvD water Kennemerland ter plaatse 09:53:30 5232 Aalsmeer 2: “Wil met spoed de DPU Aalsmeer ter plaatse.” 09:54:19 OvDZ 9093 geeft aan BVO: “Afstand houden met handstralen in verband met staalconstructie en valschaduw.” 10:01:07 COH bijna ter plaatse 10:02:50 9183 (DPU Aalsmeer) zijn uit. Nog geen opstelplaats wordt gezocht 10:12:33 12-1293 OvD water: "Ik verzoek een tweede dompelpomp en een tweede TS... Herstel: ik wil een derde dompelpomp.” Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 63 Tijden Tijden Tijden Geschatte Omschrijving Kladblok Geluidsbanden Metadata tijden GMK EVA recorder Foto en GMK video 10:17:15 9096 (TCB): “Peloton brandweer voor aflossing en twee ladders voor aflossing” 10:21:54 BVT vraagt of er nog geblust wordt aan de achterzijde. Dit is het geval 10:24:19 TCB: “Plaatje rondmaken in de COH met 100, 200, 300, daarna om 10:45 in copi.” 10:25:50 DPU vraagt om een opstelplaats aan OvD water 10:29:34 OvDZ vraagt aflossing voor ladder Pieter 10:32:06 OVDZ: “ASO, het pand begint in te zakken en te bewegen hou scherp aan op de valschaduw.” 10:33:28 OvDN: “Een van de bevelvoerders geeft aan dat de tweede dompelpomp een storing heeft en dat er nog een vervangende dompelpomp moet worden aangevraagd, heb ik nog niet gedaan. Of jij die wilt uitzetten.” OvD water?: “Maar dat betekent dat de tweede dompelpomp niet operationeel wordt nu?” OvDB: “Dat klopt, die staat nu in storing.” 10:35:33 DPU Aalsmeer aan OvD water: “Tweede lijn DPU Aalsmeer is ingezet. Water zit bijna bij de zeug.” OvD water: “De tweede DPU is operationeel?” DPU Aalsmeer: “Ja, dat is de tweede DPU die er nu al staat.” 10:35:36 DPU ZAWA meldt zich in bij OvD water 10:42:10 OvDR gaat naar de opstelplaats voor vorming peloton brandweer voor aflossing Overschiestraat Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 64 ee. e ® 11. Bijlage 2: Detailtekeningen * ee = B mann an al me - or ee IN Vn EEE nel „ae akte del be Bt Eee sle En he bie dn 8 liae h BE ann B ae zl ak: hd MA Ld ES. HEN NL. Ben ze Mr eit . ae ie elek IE IE CRE ENC EE sE. ä Jr U nin Hud EN 7 L AE 5 KS in NE Ko, _ Med ' EEEN MES A ee: ET: hiet EE knee + ba nale Selin: 5 Ren En En LE: eenn dE ce: 0 gt erde EE En uE: Alf: neen. et Ee nT Ne EE ï n 1 if EE a | Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven € 65 w Ein Ee) IES ee SN |: r IS RA MR 1: N (\ 6 as be RSS (N AA ON SS | AANLEHNT | FUNPERINGS EMK ma td 31293 || blader jrg ed dela DOT) Meruen eever BEfLATING sd ® Se se | | | ï . rik a en | Eed Oi detail DO2 ' : NE ï er Sm | = rt | | dl | kunstrrer TH - kozgwei 7 pp KS _ N ” Ee 5 METALEN tete dert detall D03 L GEVEL Beplarind mate nne n | werkomachriing ere | 31293 baadomschpng Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 66 METALE GEVELBEPLAT lij 6 LE (4 EST IRA PSA NY) BANS Jel PSN Bm AES PINS en el ES LE T Bed ì 5 Le IE Gej en HE hid IE . Ld | &- fj ed Mi PSÀ Le Hi be 24 ij bed I EE dee: tan Ee _ Mandwoel ern bep 2E verte ad en Pig ten werkemachtijveg ar Qubic Houthavens Amsterdam 312893 Biadorschrijving blad vooRGEVEL | LANGSGEVEL Trevi FO OOPS zi deden Kd PS kopsever ge ri 5 oere) |R Ì IS IN <1} . en 1 u 140 maj Í 7 SOTO staal ha i la: Wamrcarend dempdootend buneetote: — Vrmadearend darmpdoortferst ë el tn: 1aamm awe: 10mm | id , Recowoel 120mm type 201 vase botste — _ Rachwool 20mm type 201 vare | [innargiaat: Rfglos 12,5 bmmangtat: Rien 12mm | werkomschrijving wrerknummer | Qubic Houthavens Amsterdam 31293 |, ladamschrtving brad | details slem | Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven € 67 id k IJt ingenieursbureau boorsma Dv met Mi mi Bas HiFi DER Eik oan 13 F 24 - mes It RRRS | RS || ER j Eil S- 5 | kias Tete ma | ef Re Ee ETT : EE) | 1 — en x Ee NNI on able Gh OON Nees ET ann OL IIS noorscueacven ee ‚| fobo von ton An é E j ei | en | ij | B II ej 15 HI pd | ) \ etn egen er nnn. Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 68 12. Bijlage 3: Bron afbeeldingen Afbeelding Bron 3.1 Archined 3.2 Google maps 3.3 Co-lab-research 3.4 Lieven de Key 3.5 Besluit omgevingsvergunning olo 1970403 sectie F nummer 2685, (ver)plaatsen van 578 wooncontainers Riekerhaven 3.6 Besluit omgevingsvergunning olo 1970403 sectie F nummer 2685, (ver)plaatsen van 578 wooncontainers Riekerhaven 3.7 Besluit omgevingsvergunning olo 1970403 sectie F nummer 2685, (ver)plaatsen van 578 wooncontainers Riekerhaven 3.8 Google Maps 3.9 Waternet 3.10 Team Brandonderzoek 3.11 Team Brandonderzoek 41 Bewoner Riekerhaven 4,2 Bewoner Riekerhaven 4,3 Bewoner Riekerhaven 4,4 Bewoner Riekerhaven 4,6 Fotograaf brandweer BAA 4,7 Fotograaf brandweer BAA 4,8 Fotograaf brandweer BAA 4,9 Fotograaf brandweer BAA 4,10 Fotograaf brandweer BAA 4,11 Fotograaf brandweer BAA 4,12 Fotograaf brandweer BAA 4,13 Fotograaf brandweer BAA 4,14 Fotograaf brandweer BAA 4,15 Drone politie Amsterdam Amstelland 4,16 Drone politie Amsterdam Amstelland 5.1 Bewoner Riekerhaven 5.2 Bewoner Riekerhaven 5.3 Team Brandonderzoek 5.4 Team Brandonderzoek 5.5 Team Brandonderzoek 5.6 Team Brandonderzoek 5.7 Fotograaf brandweer BAA 5.8 Fotograaf brandweer BAA 5.9 Fotograaf brandweer BAA Brandontwikkeling wooncomplex Riekerhaven $ 69
Onderzoeksrapport
69
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 991 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen onder BS Ingekomen op donderdag 1 oktober 2015 Behandeld op donderdag 1 oktober 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Roosma en Saadi inzake de herstructurering van de financiering van het Afval Energie Bedrijf (naar een duurzaam grondstoffenbedrijf). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de herstructurering van de financiering van het Afval Energie Bedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 906); Overwegende dat: — het AEB het overgrote deel van haar omzet haalt uit de verbranding van afval, wat voor een belangrijk deel geïmporteerd wordt uit het Verenigd Koninkrijk; — de afvalmarkt in het algemeen een risicovolle markt is; — afval uit het Verenigd Koninkrijk voor de middellange termijn gegarandeerd lijkt, maar het waarschijnlijk is dat het Verenigd Koninkrijk op termijn zelf afvalverbrandingscentrales zal bouwen en de hoeveelheid te importeren afval afneemt; — in het algemeen waarschijnlijk is dat steeds meer ingezet zal worden op het recyclen van afval in plaats van het verbranden van afval; — het bij de verzelfstandiging de wens van de raad was het AEB op termijn om te vormen naar een duurzaam grondstoffen bedrijf; — de transitieprojecten richting een duurzaam grondstoffen bedrijf nog niet soepel verlopen en dat kennis en expertise mbt recycling en duurzame technieken beperkt aanwezig is binnen het AEB; — het wenselijk is dat de gemeente als enige aandeelhouder stuurt op de middellange termijn doelstellingen van het bedrijf. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — tegelijk met de herijking van het AEB, aan de raad een toekomstvisie voor te leggen waar wordt ingegaan op hoe het AEB er in de periode 2020-2025 voor staat in haar transitie naar een duurzaam grondstoffenbedrijf en waaruit zij haar omzet haalt (grofweg welk deel verbranding en energie, welk deel recycling) gegeven de verwachte marktomstandigheden; 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 991 Moti Datum 9 oktober 2015 otie — het AEB een plan te laten opstellen met welke stappen genomen moeten worden om op die termijn dat duurzaam grondstoffenbedrijf te realiseren; — ten slotte aan te geven hoe de gemeente daar als aandeelhouder op gaat sturen. De leden van de gemeenteraad F. Roosma |, Saadi 2
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 135 Datum indiening 12 december 2018 Datum akkoord 7 februari 2019 Publicatiedatum 8 februari 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Taimounti en Ceder inzake etnisch profileren en de recent uitgezonden documentaire ‘Verdacht’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: Op 10 december 2018, op de Internationale Dag van de Mensenrechten, werd de documentaire ‘Verdacht’ vertoond op NPO 2 (2DOC). De documentaire legt op een pijnlijke en confronterende manier de vinger op de zere plek. In deze documentaire vertellen mensen van uiteenlopende beroepen en achtergronden hun verhaal. Eén vraag staat centraal in de documentaire: wat is de impact van etnisch profileren op deze burgers? Een brede groep van advocaten, jongerenwerkers en zelfs agenten delen hun verhalen over etnisch profileren door de politie. De politie vervult een belangrijke taak en zijn van grote waarde voor de veiligheid van de stad. Zowel de fractie van DENK als de fractie van de ChristenUnie zijn echter van mening dat het tegengaan van racisme en etnisch profileren essentieel zijn om gezag en draagvlak te behouden onder alle Amsterdammers. Ook is het belangrijk dat het personeelsbestand binnen de politieorganisatie divers is. Een divers personeelsbestand zou, in combinatie met diversiteitsbeleid, kunnen bijdragen aan het verminderen van etnisch profileren. Gezien het vorenstaande hebben de leden Taimounti en Ceder, respectievelijk namens de fracties van DENK en de Christeni/nie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Heeft het college kennisgenomen van de documentaire Verdacht? Welke indruk heeft deze documentaire achtergelaten bij het college? En vindt het college het belangrijk dat deze documentaire wellicht een vervolg moet krijgen bij de gemeente, bijvoorbeeld als onderdeel van bewustwordingscampagnes of voorlichting? Zo ja, hoe ziet het college dat voor zich? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het college heeft kennisgenomen van de documentaire. De documentaire geeft volgens het college duidelijk aan dat etnisch profileren een onderwerp is dat blijvende aandacht behoeft. De documentaire is voorafgaand aan de televisie- uitzending twee keer binnen de gemeente vertoond, met betrokkenheid van Control Alt Delete en de politie (in één geval). De eerste keer was dit in het kader van een door de gemeente georganiseerde activiteit in het kader van de Week van Respect. De andere keer was dit voor de directie Openbare Orde en 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng las Gemeenteblad R Datum 8 februari 2019 Schriftelijke vragen, woensdag 12 december 2018 Veiligheid. Beide bijeenkomsten waren gericht op het meer bewust worden van het onderwerp. Ook binnen de politie is de documentaire binnen vrijwel alle basisteams laten zien. Hoewel de problematiek door de politie wordt (h)erkend gaven verschillende agenten aan wel moeite te hebben met het feit dat de politie in de documentaire niet gevraagd is hun kant van het verhaal te vertellen of kon reageren op de casuistiek. 2. Juli 2018 moesten alle agenten onderwezen zijn in het nieuwe handelingskader proactief controleren, waarvan één van de doelen is om etnisch profileren terug te dringen. a. Kan het college bevestigen dat per 1 juli 2018 inderdaad alle agenten onderwezen waren in het handelingskader? b. Hoe wordt verder gemonitord of het handelingskader ‘werkt’? c. Worden de ervaringen van de politieagenten met het handelingskader ook geëvalueerd? Zo ja, wanneer vindt dat plaats? Zo nee, hoe worden dan de ervaringen van de politieagenten gemeten? Antwoord: Het 'Handelingskader proactief controleren’ behandelt een ingewikkeld onderwerp en wordt daarom op zorgvuldige wijze ingevoerd. Het handelingskader is in alle basisteams onder de aandacht gebracht van de agenten die op straat werken en die als onderdeel van het dagelijkse werk proactieve controles uitvoeren. Het handelingskader is daarnaast via het intranet van de politie onder de aandacht gebracht. Ten slotte wordt het handelingskader gebruikt in verschillende trainings- en interventiemethoden: samen met de ambassadeurs op de basisteams worden de vier principes uit het handelingskader eigen gemaakt. Hierin wordt maatwerk geleverd en wordt gebruik gemaakt van diverse voorbeelden die aansluiten bij de praktijksituaties van agenten. Hierdoor is de kans op blijvende gedragsverandering het grootst. Zoals eerder aan de gemeenteraad aangegeven heeft de driehoek een Adviescommissie etnisch profileren ingesteld. Deze adviescommissie zal in februari 2019 in haar eindadvies ingaan op de vraag naar indicatoren die voor de driehoek in de toekomst bruikbaar zijn als meetinstrument voor voortgang op het dossier. Binnen het onderzoek van de adviescommissie worden ook de bekendheid en ervaringen met het handelingskader meegenomen. 3. Wordt er bijgehouden hoeveel klachten van etnisch profileren door de politie er jaarlijks binnenkomen bij de politie? a. Hoe wordt dit geregistreerd”? b. Kunnen deze cijfers van het afgelopen jaar gedeeld worden? c. Welke gevolgen zijn er hieraan verbonden? Antwoord: Ja, de politie houdt bij hoeveel klachten van etnisch profileren door de politie jaarlijks via de klachtenapp van de politie binnenkomen en registreert deze klachten in een intern registratiesysteem. Bij de politie-eenheid Amsterdam zijn in 2018 10 klachten over etnisch profileren binnengekomen. De bij de politie ontvangen klachten gaan, na een toets op ontvankelijkheid, de klachtenprocedure in. Bij de behandeling van de klachten wordt beoordeeld of er daadwerkelijk sprake was van etnisch profileren. 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer EP pruar 2019 Schriftelijke vragen, woensdag 12 december 2018 Het doel van de klachtbehandeling is: — herstel van vertrouwen; — lerend vermogen van de politie versterken; — het imago verbeteren. Voor de politiemedewerker is een klacht in eerste instantie een reflectie op zijn/haar optreden en om van te leren. Een klacht wordt niet opgenomen in het personeelsdossier. Mocht een politiemedewerker meerdere klachten over hetzelfde onderwerp tegen zich gericht krijgen, wordt een extra signaal aan de leidinggevende afgegeven. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in bijscholing of een functioneringstraject. 4. Welke bijdrage en middelen zet het college in om ervoor te zorgen dat etnisch profileren in Amsterdam in de nabije toekomst niet meer voorkomt? Antwoord: De politie zet zich in om etnisch profileren tegen te gaan en te voorkomen. Daarover is de gemeenteraad/commissie Algemene Zaken in de afgelopen jaren geregeld geïnformeerd. Zoals daar ook is aangegeven, is er op verzoek van de driehoek een adviescommissie etnisch profileren ingesteld. De bevindingen van deze commissie worden in februari van dit jaar verwacht en in de driehoek besproken. Vervolgens zal de raad daarover — met een bestuurlijk reactie — worden geïnformeerd. 5. Wat wordt er gedaan om etnisch profileren te monitoren en te voorkomen onder buitengewoon opsporingsambtenaren? Indien er nog geen (voldoende) beleid is, ziet het college dan mogelijkheden om etnisch profileren onder boa's wel te registeren en te minderen? Antwoord: Het college van B&W heeft in 2015 een stedelijke klachtenregeling vastgesteld. Deze regeling is ook van toepassing op de gemeentelijke boa's. Klachten over etnisch profileren of discriminatie kunnen door burgers bij het college worden ingediend. Daarnaast dienen incidenten met boa's door de gemeente te worden gemeld bij de politie die belast is met het toezicht op de boa's. Op dit moment zijn geen klachten over gemeentelijke handhavers in relatie tot etnisch profileren bekend. Mochten signalen en klachten daartoe aanleiding geven zal het College zo nodig extra maatregelen treffen. In de verplichte opleidingen voor boa's wordt veel aandacht besteed aan het professioneel en eenduidig optreden en de wijze van bejegening van burgers. Om de handhavers te wijzen om mogelijke onbedoelde en onbewuste vooroordelen, is in de module integriteit van de Amsterdamse leergang HOR voor alle nieuwe handhavers het onderdeel etnisch profileren opgenomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
039 X Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO Duurzaamheid N Amsterdam Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Ruimtelijke Ordening Agendapunt 1/7 Datum besluit Nvt. Onderwerp Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de Startnotitie en het participatietraject Ontwikkelstrategie 2035 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de Raadsinformatiebrief waarin v wordt geïnformeerd over: a. het stedelijk participatietraject van de Ontwikkelstrategie; b. het advies dat is vitgebracht door het panel Verantwoorde Groei, op basis van de publieksbijeenkomsten Ontwikkelstrategie; c. de Startnotitie Ontwikkelstrategie 2035 en de daarin geschetste opgave en overwegingen. Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Lid a: Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raadverantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Lid 2: Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft. Bestuurlijke achtergrond In het Coalitieakkoord is een Ontwikkelstrategie aangekondigd om de ambitie, om jaarlijks 7500 woningen in de stad te bouwen, mogelijk te maken. In de dagmail van 29 juni 2023 is de gemeenteraad uitgenodigd voor de afsluitende bijeenkomst van het participatietraject voor dit product. De bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 6 juli 2023. Naar verwachting geeft het college eind december het Concept Ontwikkelstrategie2035 2035 vrij voor consultatie. Deze start naar verwachting in janvari 2024. Reden bespreking Voorafgaand aan de bespreking vindt een korte presentatie plaats. Het lid Tasliyurt (D66) : Goed om als commissie zoveel en goed mogelijk informatie te krijgen zodat de commissieleden goed kunnen meedenken en voortijdig worden betrokken Het lid Van Renssen (GL): Bespreken van de stand van zaken van de Ontwikkelstrategie tot nu toe en de te gemaakte afspraken daarin. Uitkomsten extern advies In het kader van de Ontwikkelstrategie 2035 is een participatietraject georganiseerd met als belangrijkste onderdelen vier publieksbijeenkomsten, negen straatgesprekken, vier gesprekken op Gegenereerd: vl.5 1 VN2023-021239 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling Ruimte en % Amsterdam R Duurzaamheid % Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter bespreking en ter kennisneming basisscholen en de mogelijkheid om online te reageren. De resultaten daarvan zijn gebundeld in de bijlage “Meedenken over de Ontwikkelstrategie 2035”. Belangrijke inzichten hieruit zijn: e Brede onderkenning van de behoefte aan woonruimte in de stad en de noodzaak om bij te bouwen * Aandacht voor de kwaliteit van te ontwikkelen locaties, met name voor groen en nabijheid van voorzieningen * Aandacht voor het behoud van de ziel van de stad als deze groeit en verandert. Dit zit hem in de samenstelling van buurten, de fysieke inrichting, architectuur en wordt onder andere beïnvloed door de betaalbaarheid van wonen, ondernemen en leven in de stad. e Aandacht voor het schaalniveau van de buurt en aanwezigheid van voorzieningen en sociale netwerken op buurtniveau. Het wordt belangrijk gevonden dat de woningbouwopgave bijdraagt aan de verbetering van bestaande buurten en de directe leefomgeving van Amsterdammers waaronder ruimte voorontmoeting en sociale voorzieningen. e Aandacht voor de ambitie tot samen stadmaken vit de Omgevingsvisie, zowel bij de totstandkoming van gemeentelijk beleid zoals de Ontwikkelstrategie als in de gebiedsontwikkeling Op basis van de publieksbijeenkomsten is door een panel van externe experts een advies uitgebracht voor de op te stellen Ontwikkelstrategie. Dit advies is als bijlage bijgevoegd en wordt betrokken bij het opstellen van de Ontwikkelstrategie. Daarbij zal expliciet worden aangegeven hoe het advies een plek heeft gekregen binnen de Ontwikkelstrategie 2035. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.5 2 VN2023-021239 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling Ruimte en % Amsterdam Duurzaamheid % Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-072741 1. verslag_meedenken_over_de_ontwikkelstrategie_2035.pdf (pdf) AD2023-072740 2. adviespanel_verantwoord_groeien.pdf (pdf) AD2023-072742 3. adviespanel_verantwoord_groeien_samenvatting. pdf (pdf) AD2023-072743 4. startnotitie_ontwikkelstrategie_2035_.pdf (pdf) AD2023-072744 5. startnotitie_ontwikkelstrategie_2035._ samenvatting.pdf (pdf) 6. RIB Startnotitie en meedenktraject Ontwikkelstrategie AD2023-072745 2035_27sep23 va.pdf (pdf) AD2023-072746 Commissie RO (a) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte en Duurzaamheid, Rick Vermeulen, rvermeulen@&amsterdam.nl Gegenereerd: vl.5 3
Voordracht
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 701 Publicatiedatum 11 september 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Alberts van 18 juli 2013 inzake digitalisering van (handhaving van) parkeren in Amsterdam Amsterdam, 6 september 2013 Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster: Minister Opstelten (VVD) wil dat vanaf 2016 de meest voorkomende boetes alleen nog maar digitaal ingevoerd worden in een handcomputer, in plaats van het uitschrijven van een papieren bon. De Raad van State is hier, volgens zijn advies W03.13.0105/11 en een artikel in De Telegraaf van 18 juli 2013, zeer kritisch over, omdat mensen zich dan niet meer zo goed kunnen verweren tegen een boete! Een papieren parkeerkaartje kan als bewijsstuk dienen bij de vraag of een parkeerboete terecht of ten onrechte is uitgeschreven. Als er straks geen papieren bon meer onder de ruitenwisser zit, zullen veel mensen hun papieren parkeerkaartje (voor zover zij niet reeds digitaal parkeren) al hebben weggegooid als pas een paar weken later de “digitale bon” in de brievenbus zit. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 18 juli 2013, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Deelt het college het oordeel van de Raad van State omtrent de hiervoren aangehaalde problematiek? Graag toelichten. Antwoord: Het college mengt zich niet in de discussie tussen de nationale wetgever en zijn belangrijke adviesorgaan. De wetswijziging waarop de Raad van State heeft geadviseerd, betreft de mogelijkheid om parkeerboetes (foutparkeren) uitsluitend na te zenden, zonder een kopie op het voertuig achter te laten. De wetswijziging betreft niet de fiscale naheffingsaanslagen bij onvoldoende betalen voor parkeren. Voor naheffings- aanslagen bij fiscaal betaald parkeren bestaat deze mogelijkheid namelijk al. De kritiek wordt voor wat betreft fiscaal betaald parkeren ondervangen doordat een betaalbewijs kan worden verstrekt. De naheffingsaanslagen worden in 1 http://www.raadvanstate.nl/adviezen/zoeken-in-adviezen/tekst-advies.html2id=10857 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Neeing Jon Gemeenteblad Datum 11 september 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 18 juli 2013 de regel binnen 2 dagen verzonden. Er zijn geen concrete plannen om ook de handhaving op foutparkeren, incl. boetes, te integreren in de digitalisering van de fiscale parkeerketen. Op termijn is wel beoogd om tot die integratie te komen. 2. Hoe vaak worden in Amsterdam ten onrechte parkeerboetes uitgeschreven, dan wel is er sprake van het betwisten van de vraag of een parkeerboete terecht is uitgeschreven? Antwoord: In Amsterdam zijn in 2011 37.847 parkeerboetes wegens foutparkeren uitgeschreven door buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente. Parkeerboetes worden daarnaast ook door de politie uitgeschreven. Bezwaarschriften hiertegen worden ingediend bij, en geadministreerd door het Centraal Justitieel Incassoburo (CJIB). Informatie over het aantal parkeerboetes en bezwaarzaken in het jaar 2012 wordt momenteel opgevraagd bij het CJIB en na ontvangst aan u gemeld. 3. Hoe vaak komt het voor dat mensen in die gevallen geen parkeerkaartje kunnen tonen? Antwoord: Bij foutparkeren is een parkeerkaartje niet van belang. Er wordt geen parkeerbelasting geheven voor parkeren op plaatsen waar dat niet mag. Bij fiscaal parkeren wordt niet separaat geregistreerd of mensen in de bezwaarfase wel of geen parkeerkaartje kunnen tonen. Wel volgt een indicatie uit de gegrondverklaringen van bezwaarschriften op basis van de uitspraak van de Hoge Raad: bezwaren worden gegrond verklaard als personen (achteraf) een geldig parkeerkaartje kunnen tonen voor de tijd en plaats van de naheffingsaanslag. Dit betrof in 2012 ca. 1.700 gevallen. In de overige bezwaarzaken (31.300 stuks) beschikte de parkeerder dus klaarblijkelijk niet over een geldig parkeerkaartje. 4. Verwacht het college dat deze problematiek toeneemt als gevolg van de digitalisering? Graag toelichten. Antwoord: De digitalisering in Amsterdam betreft alleen het betalen van parkeerbelasting en niet de parkeerboetes, waar het wetsvoorstel over gaat. Een toename wordt echter niet verwacht. In 2012 is in 1.700 gevallen achteraf een geldig parkeerkaartje getoond. Die mogelijkheid blijft bestaan doordat het geprinte betaalbewijs ook informatie bevat over datum, tijd, locatie, bedrag en voertuigkenteken. Het kwam (tot 1 juli 2013) echter ook voor dat een achteraf getoond parkeerkaartje niet door de parkeerder zelf was gekocht, maar door een andere parkeerder, met ander voertuigkenteken. Nu Amsterdam is overgegaan op verplichte kentekeninvoer kan niet langer het betalingsbewijs van iemand anders gebruikt worden. Verder verwachten we dat 100% digitalisering bijdraagt aan het beter monitoren van mogelijke fouten, waardoor het aantal bezwaren terug kan teruglopen. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer A september 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 18 juli 2013 5. Is het college bereid er voor te zorgen dat de parkeerboete binnen een week bij de overtreder in de brievenbus ligt? Graag toelichten. Antwoord: Het college kan daar niet voor zorgen. De parkeerboetes voor foutparkeren worden door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB, uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Veiligheid en Justitie) verzonden en niet door de gemeente. De naheffingsaanslagen voor fiscaal betaald parkeren worden wel binnen één week verzonden. Dit najaar realiseert parkeerdienstverlener Cition dat de naheffingsaanslag verzonden wordt binnen 48 uur na oplegging. Na een weekend en/of na feestdagen dient de naheffingsaanslag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag om 12.00 uur verzonden te worden. De parkeerder ontvangt ook dan dus (ruim) binnen een week de naheffingsaanslag in de brievenbus. 6. Is het college bereid er voor te zorgen dat papieren parkeerkaartjes voorzien worden van een tekst met het advies het parkeerkaartje minstens vier weken te bewaren? Graag toelichten. Antwoord: Wie parkeert op een parkeerplaats buiten fiscaal betaald parkeren, koopt (dus) ook geen parkeerkaartje. Ook bij foutparkeren wordt geen parkeerkaartje gekocht. Er wordt immers geen parkeerbelasting geheven voor parkeren op plaatsen waar niet geparkeerd mag worden. Bij betaald parkeren worden geen parkeerkaartjes meer geprint. Wel biedt de parkeerautomaat de keuze een betaalbewijs te printen. Dit betaalbewijs toont datum, tijd, locatie, bedrag en kenteken. Op deze kwitantie kan inderdaad een tekst afgedrukt worden met een suggestie ‘betaalbewijs, voor uw eigen administratie’, waartoe wij de parkeerdienstverlener opdracht zullen geven. Nogmaals: de parkeerder kan ook kiezen geen kwitantie te laten afdrukken, waarmee ook de suggestie over het bewaren vervalt. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1687 Publicatiedatum 29 december 2017 Ingekomen onder BC Ingekomen op donderdag 21 december 2017 Behandeld op donderdag 21 december 2017 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Ernsting inzake het afgeven van een ontwerpverklaring van geen bedenkingen ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning voor het project aan de TT Vasumweg (verbinden met Noord). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het afgeven van een ontwerpverklaring van geen bedenkingen ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning voor het project aan de TT Vasumweg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1584). Overwegende dat: — In het plan sprake is van een breed en tamelijk massief gebouw met een aantal hoogteaccenten die het hoogbouwkader overschrijden — Dit wordt gemotiveerd met het argument dat hierdoor meer woningen gebouwd kunnen worden — Ook in de NDSM werf-west en in de noordkant van Haven-Stad in grote dichtheden gebouwd gaat worden de komende twintig jaar, met bijbehorende hoogteaccenten — Deze nieuwbouw zich naar het IJ lijkt te richten, zoals ook voorspeld in de structuurvisie — Hetrisico bestaat dat deze nieuwe delen van de stad dus met 'de rug’ naar het al bestaande Amsterdam Noord gaat staan en er geen verbinding mee vormt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij de verdere ontwikkeling van NDSM-werf en het deel Haven-Stad aan de Noordoever van het IJ, uit te gaan van het realiseren van fysieke en sociaal- maatschappelijke verbindingen met de al bestaande delen van Amsterdam-Noord aan de andere kant van de Klaprozenweg en de Cornelis Douwesweg, zodat het nieuwe deel van de stad niet met 'de rug’ naar het bestaande Noord gaat staan maar er een logisch en integraal onderdeel van vormt. Het lid van de gemeenteraad Z.D. Ernsting 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Schriftelijke vragen Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer SV 27 Datum indiening 29 december 2020 Datum akkoord college van b&w van 2 februari 2021 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kreuger inzake de toeslagenaffaire en de gemeente Amsterdam Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Onlangs verscheen het rapport ‘Ongekend Onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag over de fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslag. Ook in Amsterdam wonen er naar het schijnt 1700 mensen die in deze affaire zwaar zijn geraakt door het handelen van de overheid. Gezien het vorenstaande heeft het lid Kreuger, namens de fractie van JA22, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt het bericht dat er ongeveer 1700 slachtoffers van de toeslagenaffaire in Amsterdam wonen? Antwoord: Ja, dit is het aantal Amsterdamse gedupeerden waarvan de Belastingdienst bekend heeft gemaakt dat zij waarschijnlijk tot de groep gedupeerde ouders behoren. Om in aanmerking te komen voor herbeoordeling door de Belastingdienst, moeten ouders zich melden bij de Belastingdienst. De Belastingdienst publiceert het aantal ouders dat zich per gemeente heeft gemeld op hun website*. Het meest recente bekend gemaakt aantal Amsterdamse ouders dat zich gemeld heeft, is 1.383 (aantal per 26 januari 20212). 2. Eerderis door ambtenaren verklaard dat bij de opsporing van fraude bij uitkeringen (onder andere) gewerkt wordt met signalen van de Belastingdienst, klopt het dat de Belastingdienst signalen over mogelijke fraude deelt met de gemeente Amsterdam? Antwoord: Nee. De Belastingdienst deelt door middel van een koppeling met het zogenaamde Inlichtingenbureau met gemeenten alleen informatie die gemeenten nodig hebben voor de uitkeringsadministratie in het kader van bijstandsverlening, zoals het vermogen waar iemand over beschikt. * https:/fover-ons.belastingdienst.nl/dossier-herstel-kinderopvangtoeslag/samen-werken-aan- herstel-kinderopvangtoeslag/ ? Dit nieuwe aantal heeft de Belastingdienst/Toeslagen bekend gemaakt op 27 januari. Daarvoor was het laatst bekende aantal 711 Amsterdamse ouders, dat was het aantal ouders dat zich t/m 31 oktober 2020 gemeld had. 1 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam Aeg Sva Gemeenteraad R Datum 5 fever 2021 Schriftelijke vragen, dinsdag 29 december 2020 3. Heeft de Belastingdienst signalen doorgegeven aan, en/of informatie gedeeld met, de gemeente Amsterdam, over de groep Amsterdamse slachtoffers van de toeslagenaffaire? Antwoord: Als het gaat om het delen van informatie in het verleden, over mensen met het stempel fraudeur, dan is het antwoord nee. De Belastingdienst heeft, bijvoorbeeld in het kader van bijstandsverlening geen informatie gedeeld over de groep die als slachtoffer van de toeslagaffaire is benadeeld. Ook richting schuldhulpverlening gaf de Belastingdienst geen signalen door over deze groep. Wel is het zo dat als Amsterdammers zich bij de schuldhulpverlening melden, de schuldhulpverlener kan zien dat fraudeschulden deel vitmaken van het schuldenpakket. Vanuit het Amsterdams beleid voor schuldhulpverlening kunnen burgers met fraudeschulden bij de schuldhulpverlening terecht. Minnelijke saneringen van toeslagenfraudes waren nooit mogelijk, omdat de Belastingdienst/Toeslagen hier bij mensen met een fraudestempel niet aan meewerkte. De schuldhulpverlening hielp Amsterdammers wel in het stabiliseren van schulden of het toeleiden naar de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen). Amsterdam heeft de afgelopen jaren op landelijk niveau steeds aandacht gevraagd voor knellende regelgeving rondom het moeilijk kunnen saneren van fraudeschulden, ook wanneer de verwijtbaarheid discutabel was. Als het gaat om het delen van informatie vanaf de start van de hersteloperatie, met als doel om Amsterdamse slachtoffers van de toeslagenaffaire te ondersteunen, dan heeft de Belastingdienst dit niet gedaan, ondanks herhaald aandringen van het college en VNG. Vanaf het begin van de hersteloperatie geeft het college aan dat de gemeente moet weten om welke gezinnen het gaat, zodat wij gedupeerden actief kunnen benaderen met ondersteuning. In de brief aan de Tweede Kamer van 18 januari 20213 heeft de staatssecretaris aangegeven dat zij een machtigingsbesluit aan gemeentes heeft gestuurd om dit te regelen. Het college heeft op 2 februari 2021 ingestemd met deze machtiging en de maatschappelijke dienstverlening in elk stadsdeel gemachtigd om toegang te krijgen tot deze gegevens zodat zij contact op kunnen nemen met gedupeerde Amsterdamse ouders. Zij gaan hier op korte termijn mee van start. h. Zojais de groep Amsterdamse slachtoffers daardoor benadeeld, of zelfs als fraudeur behandeld bij gemeentelijke dienstverlening, bijvoorbeeld bij de aanvraag van een uitkering? Antwoord: Amsterdamse slachtoffers hebben in de behandeling bij gemeentelijke dienstverlening geen nadeel ondervonden van het stempel fraudeur dat de Belastingdienst/Toeslagen hen oplegde. Wel zijn Amsterdamse slachtoffers natuurlijk benadeeld. Vooral ook door de schulden bij Belastingdienst/Toelagen en het harde invorderingsbeleid van de Belastingdienst/Toeslagen, waardoor ze op meer plekken betalingsproblemen kregen, bijvoorbeeld ook bij het betalen van gemeentelijke belastingen. 3 https://www.rijksoverheid.nl{regering/bewindspersonen/alexandra-van- huffelen/documenten/kamerstukken/2021/01/18/kamerbrief-over-hersteloperatie- kinderopvangtoeslag-t.b.v.-debat-19-janvari 2 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad emmer ar 2021 Schriftelijke vragen, dinsdag 29 december 2020 5. Als de gemeente hier geen zicht op heeft, is de gemeente dan bereid om dit te onderzoeken? Antwoord: Het college heeft hier zicht op en het is niet het geval. 6. Welke rol heeft de gemeente gespeeld in de toeslagenaffaire, en kan het college op de deze eventuele rol reflecteren? Antwoord: Het college heeft geen rol gespeeld in de toeslagenaffaire. De toeslagenaffaire speelde binnen de Belastingdienst/Toeslagen op landelijk niveau. De gemeente had hier geen bemoeienis mee. Amsterdammers met een fraudestempel ondervonden geen nadeel in de behandeling bij gemeentelijke dienstverlening en konden bij de schuldhulpverlening terecht. De gemeente heeft in de hersteloperatie wel actief een rol gezocht, vanuit onze zorgen voor alle gezinnen die in de problemen zijn geraakt. Via afspraken tussen de VNG en Belastingdienst hebben de gemeentes een actieve rol gekregen in de hersteloperatie. Dit betekent dat de gemeente ouders ondersteuning aanbiedt bij de brede hulpvraag op vijf leefgebieden (schuldhulpverlening, wonen, zorg, gezin en werk). Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Bezoekadres Stadhuis, Amstel 1 Amsterdam vox PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14020 x www.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de gemeenteraad van Amsterdam Datum 29 mei 2018 Ons kenmerk Behandeld door Aukje Teppema, 06 5344 9456, [email protected] Dafne Struijk, 06 8364 3302, [email protected] Onderwerp Reactie op motie 586 van raadsleden De Heer (PvdA) en Nuijens (Groenlinks) Zeer geachte raadsleden, In de vergadering van de gemeenteraad van 7 juni 2017 heeft vw raad bij de behandeling van het jaarverslag van de Stadsloods, motie 586 van de raadsleden De Heer (PvdA) en Nuijens (Groenlinks) aangenomen. Met deze motie wordt het college gevraagd om in overleg met de stadsdelen maatregelen op een rij te zetten waarmee maatschappelijk vastgoed kan worden behouden of verkregen, waaronder het opkopen van panden of het betalen van planschade en de daarmee gepaarde kosten weer te geven. Het college geeft vitvoering aan motie 586 door aan een drietal aandacht te besteden, namelijk: a. de bevoegdheidsverdeling en de rol van stedelijke kaders hierin, b. de aspecten (plan)schade en kosten bij (ruimtelijke) besluitvorming betrekken; c. overleg en afstemming over het voorgaande met de stadsdelen. Ad a— Bevoegdheidsverdeling en de rol van stedelijke kaders hierin Dit aspect kwam ook naar voren bij de behandeling van het jaarverslag in de raadscommissie, maar kwam onzes inziens niet goed tot zijn recht. De gemeenteraad is als enige bestuursorgaan bevoegd tot het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit is echter niet het enige instrument waarmee een juridisch planologisch regime gewijzigd kan worden. Dit is ook mogelijk met het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van een bestemmingsplan. De bevoegdheden hieromtrent zijn met de inwerkingtreding van het Nieuw Bestuurlijk Stelsel 2018 door het college opgedragen (oftewel gemandateerd) aan het Dagelijks Bestuur van alle stadsdelen of de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied wanneer het college heeft bepaald dat zij hiertoe bevoegd zijn. Nu het helder is wie in deze stad bevoegdheden bezit, is het goed om te vermelden dat een ieder deze bevoegdheden enkel mag uitoefenen binnen de geldende stedelijke kaders, verordeningen en nota's etc. Zodoende komt het werken als 2Amsterdam — ook in de uitoefening van bevoegdheden —tot uitdrukking. In dit licht zijn de afspraken zoals die gemaakt zijn in de Stedelijke Vastgoedstrategie (vastgesteld door het college op 25 janvari 2014) inzake het behoud van gemeentelijk maatschappelijk vastgoed van Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 29 mei 2018 Pagina 2 van 2 toepassing bij de uitoefening van bevoegdheden ook al zijn deze door het college gemandateerd aan het Dagelijks Bestuur of de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Dit houdt concreet in dat hoewel het college de bevoegdheden niet zelf vitoefent, het Dagelijks Bestuur of Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied evengoed zich moeten houden aan de stedelijke kaders bij het uitoefenen van de toegekende bevoegdheden. Wanneer blijkt dat de uitvoering van bevoegdheden knelt met de stedelijke kaders of politiek gevoelig is, dan dient er afstemming plaats te vinden met het college wat begint bij de verantwoordelijke wethouder. Kortom aan een ieder aan wie bevoegdheden is toegekend zal wanneer dit aan de orde is een (belangen)afweging moeten maken over onder meer nut en noodzaak van het behoud van maatschappelijk vastgoed. Deze afweging vindt plaats in overleg met alle stadsdelen. Uitgangspunt is om terughoudend om te gaan met afwijkingsverzoeken voor het wijzigen van een maatschappelijke bestemming. Tevens kan Gemeentelijk Vastgoed ten behoeve van beleidsdoelen maatschappelijk vastgoed aankopen. Ad b- Aspecten (plan)schade en kosten bij (ruimtelijke) besluitvorming betrekken De aspecten (plan)schade en kosten hebben de aandacht van het college en het Dagelijks Bestuur van de stadsdelen en in het verlengde daarvan delen van specifieke kennis met betrekking tot bijvoorbeeld het aankopen van vastgoed. Mocht bij een voorgenomen ruimtelijk besluit het risico op (plan)schade aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het besluiten op een aanvraag omgevingsvergunning, dan wordt dit expliciet bij de besluitvorming betrokken om zodoende de (economische) uitvoerbaarheid van het betreffende besluit te borgen. Ad c— Overleg en afstemming over het voorgaande met stadsdelen De motie als ook het voorgaande waaronder het stedelijke kader c.q. vastgestelde afspraken zijn gedeeld met de stadsdelen door deze te agenderen voor het Bestuurlijk Overleg Stad Stadsdelen (BOSS). Bespreking heeft op 16 november 2017 plaatsgevonden. Daarbij is in algemene zin naar voren gekomen dat samenwerken, het delen van kennis en informatie onontbeerlijk is om taken en bevoegdheden naar behoren te kunnen uitoefenen. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met de meeste hoogachting, Jor ese vamburgemkester en wethouders van Amsterdam MN Q Hi Á ) 14 Í has HAR WS zn || | J.J. van Aartsen / nn wagmemgid Rergemester gemeentesecretaris Á h_f Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Motie
2
discard
OMster Nene end" WNW MULT-CRANE con eh dam ne Re " nn F0 hk % IN IR men ANN Te ie A P DE, : ek ' h \ Kk NN IR IN o Is Ü rd n Jk AE NNU, 3 h É nes t NN SA ® ® © ® januari - juni 2022 me am KH PAI RE de ME ST > Ä ì A à ee En Ee F4 $ | Ô i ad SR SE ir ll Aje” B EPN VN. Zlk WA fl Ee 4 Eb IN Ae Ne GR rt al ad 4 se ln, te k ee zal ij EN. â ie. Eer Ann fijn k Ee q r | ' k N= 5. In : ed Nik 2 \ at ef De ir p / ik EE hen Nam Edd Ede EE. 6 p ES RN ie ON Res dn A8 : KE 4 EN 5 TEC EI A , k n | \ Ee RER ES Î earlier || kif Ef Ì | Î En etn Er $ id é A al Li | | | à ree EN | Ô 5 : IE, E Ì EAF Te AE Lat CT RE fi A L Ô B. ' | Kn | Vie U Dl ; | e. SEN ET Ja en EEA le MA En apr BR El od : D dl hel ted | ie … EEN Kant A AE 1 rn ENG Nh ele) ETT | Ees dl s eek heils LJ Ea ame de “lll Ied | Ee bies] |I p | IJ \ ee pe B id B hr ni el el On es s Ee Sd B a A ek Tel | " ‚ I koe kj Pr ‚ pr ER Mr. | ON 5 Se 0 PER I A DD A AAS 4 RÀ | hel Phi ee NE 4 ä Î Î Ì A2 di 4 en. P an. ve Ni ET et he TN Aa ele) ie A HIE | | | ä Ì aas Á Hej nen S À ze Re Re EEP | la ë Í úi ed ken EE E HE ede da ol dij Hem En à EB eh, ore BR ijd Ant || il je A me En elk, RME AEL bl Ld Kal 5 pe ge EIN Ì 15 f nf 6 ee Ei ä it ‚ | hal Ä like N LR Bir ne ONE EEE el Lt DENON b\ dE „8 dd EE. al he gn de hel p É er Se Ammi EE IES | | | En | | Î Fins VE ie ue Erk Ee 4 CEN rije la FST - | | a Sefa le CEL | REEL Ll Á | ae FAN bed NE UE eed | ni ke Je Ae TE Ape EA en VE OO E ed Bd df AR ae VE Be Î 8 ET EEK wers 4 Ni Re Ee re Ë el a eed ee de Een ms bm De B PA Merah ea | len | ns EE ” en nne EL: j é Á ' Us En ET TIO re Pi ii | Veit : 8 S Se = Á ! Td AAE aart amen KA Re en Ro un: de : en af f OE: eter zet en Ei é gn i, , Oe Jd ER ee Ee Nete nn ì | pe 1 B « en Nes : : vi Af À hoef ef | | Le : Te Nn en = ol Elks 5 EE F - : ID ien nt ei ie ij te je De jee ee en , . « e Nl Ee | | en €. s el A len Ee ed fi , 1 te ve Ne 7 pe) , PE Ee pe î E EAN nl Rh Ee, EER ER: Ee EN AAT GEen Se EE lr EEn " B IE ee EN rt en he AN TR Eee De Lr ht je EN EL Eee A ee ne SaR Vee gen 5 Ne DE Ren AE En Oene In Pan EN ER Tete Or Ee EE Ë he NN EE gt EER gp in A eek SE ARO ERST er eeN Cee md Bit, DRT ORN r - : rk eeN Me SE Slee eg en, Vin Ld he ee dl TER MIA eijk & EEN : 7 5 zn mail. EL Na Rad marne Ï ‚ Baan tee Mert A ite í ; a ee si nn Jk Te ik NE: , j N mali EN Í E 4 / | AN ED E | Ì SK f Û Vl A IJ A N ved Ì 3 ess nT R if N \ if Mh an d kr KY han + A ir ES hk: ee: 1. INLEIDING n= ni Y vj in: NN en EO Ne AN ; De doorontwikkeling van Zuidas ging in de eerste helft van 2022 in volle vaart door. De ambitie is ij F4 een gemengde stadswijk waar het aangenaam wonen, werken en leven is voor alle Amsterdammers. TIN hs Daarbij gelden voor woningbouw dezelfde uitgangspunten als overal in de stad: 40% sociale Í N huur, 40% middensegment en 20% vrijesector. Deze ambitie uit zich ook in het nog te realiseren ak k | programma in Zuidas. Dat is onderverdeeld in 64% wonen, 23% kantoren en 13% voorzieningen. ij NS Á N | In de eerste helft van 2022 werd onder meer gewerkt aan woningen bij het Beatrixpark, in de U Fred. Roeskestraat en in Tripolis 100. In deelgebied Ravel (net onder de velden van AFC) komt een k NN buurt met ongeveer 1.300 voornamelijk gezinswoningen. In het Kenniskwartier, waar uiteindelijk En ì zo’n 2.700 woningen komen, zijn The Pulse en Stepstone in aanbouw. In Kop Zuidas ontstaat een JN de J spannende woonbuurt. Crossover, met een mix van woningen voor starters en statushouders, en Ä N The Newton zijn inmiddels in aanbouw. hr Er zijn ook zorgen. Extreme prijsstijgingen hebben effect op de gronduitgiften. Dit was in het eerste É | halfjaar reden voor de Hogeschool van Amsterdam om een streep te zetten door de vestiging van Ds een dependance van het conservatorium in het gemeentelijk monument Kapel & Convict. Voor de | B ‚8 en middellange termijn is het de vraag of de prijsstijgingen en andere economische ontwikkelingen de RE ’ grondopbrengsten gaan raken (zie ook pagina 16 van deze rapportage). Ook de ontwikkeling van " de rente is een bron van zorg voor commercieel vastgoed. main d pn Uiteraard zijn onzekerheden bij grote, lange termijnontwikkelingen pn Á DN KE 8 hs onvermijdelijk. De geschiedenis leert dat Zuidas veerkrachtig is. î - / 4 t De aantrekkingskracht van het gebied blijft groot, mede dankzij een | on / eej Fen uitstekende bereikbaarheid en de samenwerking met sterke partners als | En / e= de VU, het Amsterdam UMC en RAI. EDEN. Ik RE nt fl | Ik zie de toekomst met vertrouwen tegemoet. f ee y A Reinier van Dantzig, Ta : , Wethouder Zuidas | d { n A | ‘ REE le - Valley bij avond j > ir Foto: Marcel } Ì Steinbach | ü |= den / >, EN - ij pn EE Pt ij kin ae 8 4 a 5 ERA | | fl, f ij y # ba Î T eran 1 ) / / pe Ra Heh 3 | de 3 d EN / jk 7 LM N ii il / en ae | dl B Ni /Ì et Rol mid E | | hf li 8 el Bane Ì Í /| 4 rn W EP [ Í / j | ö he e. an, | | 1 ‚© Ee Tl | í ij eid ; I hr El EE | | S Lt es pr Ee Ï Í " ] mmm d | ebk EEEN 8 Î | Li | Laet had y ij ret k en gel if F kad | Ù | \ | | HeT TT WTI" í f Ö / / Í | / | sl | SJ | KK 4 k | « Ä Ö \ F ' ij Jk i ks Ee Í AV ) À € E Id r ö Î ir in PN 7 d A \ il 4 P AK \N LN ar ke MEA * Á | É el re JAN ON A , ’ 4 eN b vl W / ' 0 oe WK Ne v kN Vn) | dk H \ k, LA. k Ad CS AW ASA là fe é 4 é kh \ Ee md Ô El in 0 EN N EN " he Ma iN, / | | 4 | A P/ F Á ì 4 n | El a Kk PA LA LO ij r ij Ee Er a Ks : k he B il 5 Be Ie At Tt es | EP 4 RS | U A AE ne nd BA Ag et ä 1 A A as i 7) é 3 \ NN Ed gm eg 3 5 A 8 te re El se : 8 ak TEN: ek ED BEE Pi) A OE. BE L en Len ar | EN É A: Pe in E dl 3 ee À;: ee EA Er # i rs en 3 je EE ANP 3 Leeswijzer UE | AT u ï > Sp p EAV | IJ zi “ 4 Pp ntt MENEN er 1 tes AE ' , , e- in fi et atis bees Met de halfjaarrapportage Zuidas 2022 a RS iN RE — \ legt de Directie Zuidas verantwoording Uk ent es BET ; ek TI & af over de belangrijkste (financiële) E ah: | ia | ontwikkelingen in het gebied Zuidas B, |= ws le Z | _gedurende het eerste halfjaar van 2022. an | EE PO Naast de bestuurlijke besluitvorming Ae vd \ , (hoofdstuk 2) beschrijft de rapportage asl | Pp ‚ | EN de ontwikkelingen rond projecten = Rr 5 in uitvoering (hoofdstuk 3) en rond B Dm \ zi thematische programma’s (hoofdstuk 4). z WP AS Tot slot geeft de rapportage inzicht in F0 p a de realisatie van het beoogde kantoor-, Pk Ad e. | ë _ 8 : r han kn Me ES, | dl woon- en voorzieningenprogramma nand TS : Mrs Oe MAL ek 7e | tot en met juni 2022 en een financieel A dhenhene Î KM RA AREN overzicht (hoofdstuk 5). N Ed u iN Ä | | A A 8 je Í \ | NB: De programmaorganisatie Zuidasdok : EEN ' s heeft een eigen verantwoordings- : Pe) eN k / cyclus, los van deze — , if rapportage. \ ER Ei \ AC EEN = BNN Ant A ies \ Dm ar el ea \ NN iN N \ \ \ \ KA \ Í «| | n \ Ll ik en oh KEM N roemt | nm KS Tr COEN EN -E n \ he . p on E ij sh Le 1 zi DA) En eige | ' 4 zr er pee e Mel er = En Td ba ol ak en AAN ee nde ve et a Ee ‚ hin te ij dal: Sen if Wij RS 3, ie et k np he eN % pra Peer 0E 2 me ke oi 1 Ain sd be es Sap é : Kf ae d ij EE ALP L 8 ‚ 7 e DEN , fe me ge 4 | NOR Oe en Bn PS On par et € AN De f Ee kg OERS DA ad Fre ; ET lg OS Fi mt U at FS a wl ne kf 0 RT B î Ed pr Ee TE nf En Em Ü / 8 zg et : a Á É ik 2 TN gn nl * g ld : 5 A per: == P.A Ne P E Ne en / tk Zine ar A iT d BANT  Bb did À ê B 5 le f d 1 0 gen bl , BOOEU0 aan ESE if dd Aeiik Dl B d: zl | AN ee -Á Oe” u ha Ne Maaren ENE ICT TCE re Een dT RE bf m kt TA A OA A DE tide nn AE eren Mal | LE Ned nd ei P 4 E == e TE re En En zals & (a VN 7 Tal ward fj ff EET 7 a BE ER ec A an, oe wu Ne (77 est En (Ek PE ari prm Be ee TR WE eene, FE MN Moes mk SE EE et dt — Ham À er Anse OO eig ej Rn En raand | Kure Len peer Ee EEE RE j # S el i eit en J EE ar Oe 5 El} p Le Le Te en U ie sk gern ZN ECN nnn EN _K zc Ë , ENE MOOY MER 75 ei U eN sd EE p HRE uk Î | ONT ede re Aan Er - RRD EJ . Ee 5 E „e td fl kle in id E TE er 5 id Ja | U Pe be lk ‚8 a ee tri aie Ee 3 Sh, A ” DN aerial E At | Vi À SE EN 3 SA Pe iS Pe En. ik ik ee, Ek # EE PE Al 4 rin ME OC 4 Ee en PA nn O£ F) rn Bea er Dr A nd on 4 „4 tmf | ded A ed dl aa ce At ie B 4 ie 4 hek / a Es ENE SS Bn LN. ee: A ll Ered ER OO PR dice reed & # si | 4 a ed a a) EE TE ON f ad ET EN Of fi nn A AE EE Ve Sne ee RE rt hie | is Û ) de dj Nl ij Es re é EE 5 a hen Ë & Ë F en ’ ie ANA Er, Ji Ef een ‚ NN OO Pik : , à En Els Em S ; 8 f : Eed A zi eN P _ 5 Et r Ei em 2 bt den Á De OE Ef EN? hd a ke B. NA 4 f Se E a ET ve MS hak, ne E: AA de bs a WE Be Kn ì Sn ‚2 e A Es Millor B asen e ", k ON nT EE Sd . ne Sd: a ar ii en B PE viend | e En Er Ë 7 En en Er ' Ee li ad Me aj CUT mn at Ne if me EE 5 in Sn En Er en, he on DOLE, Me NS en ee Oi Ee en ECCE en E Ae Tan de jen. D, fe n Re, NE —e/ Je fe il x ie er oe Tr zl Le lbf 7 SN,  44 eva RR / Á |, El Ee An Ea ae B / ee) Ë rn N ad i Le Ë Bee AM Wd zn Á a ES Be 4 (len ef Ied p B Alf é PF ai dl Fe Vak: E 7 a ’ ge uit Ht ef 4008 ij / 4 EN dea Hi e De raad is begin dit jaar akkoord gegaan met de bestemmingsplanherziening van Kop Zuidas. Hiertegen is beroep ingesteld. We zijn in afwachting van een zittingsdatum bij de Raad van State. e In februari gaf het college van B&W de omgevingsvergunning en het ontwerpbestemmingsplan voor het Museum of Contemporary Art in de monumentale rechtbank vrij voor tervisielegging. e In het in mei gepresenteerde nieuwe coalitieakkoord besloot het nieuwe college om OBA Next te verplaatsen van Zuidas naar stadsdeel Zuidoost. * Het college heeft besloten de kavel achter de nieuwe rechtbank (kavel F) beschikbaar te stellen voor een tijdelijke sporthal ten behoeve van bewegingsonderwijs. En De lege en eeen kavel F, achter Sm SS En 5 nn _— eee - demieuwe Sommer A We tr rechtbank en IN Ka ee nn Mn krijgt tijdelijk Te An | PES re A ee een sport- es ‚u mn) en Wi \ e= ee met en en r bestemming el Lil) EN AN MN NT TE nn Foto: UN en AR a ene kj Siebe Swart il En = mre en Dor Edi dn AN NN EN: À Ts mm mm) IG gant ARRA ARRA REN Î rf Rit Hi El \ u manis A DK: oe : eN me aa ge Í | E KS ken: A it i Auame 5 Ven \ À E td ST DE Es EN ei ok LEENT | ANN verm : MA ie @ Bnn En ON An > eastern As snikte ! li A | EN È h % DR Ae nsnnn eezinn ten AE Rr A AB ULV NEGEN en b ens is | lb k A rndelekegld e IN A k é Jed il 5 | E É KORTEN 5 al EN IE hen EN RE ze [Nt D KN ether ’ _ 5 tn 2: EI Ket Ld B NE dali í ed \ k BAT he b Dn Sj EN ú î - Mil hk 5 h ej 8 Kal ' je Mirc tie ETE Ek a | ÀS, Ke NB EEN, À NE 1 je ET les EE me TE ei 5 5 Anr ie k ME EE OO TEE Zan te Dn bn 5 À Pel HE hens En EE nn rt Se nen NEEN NEN SE ” h - B ï a Pe \ d dn f IN \ . pr en an el b rt se 3 el 4 eten em 0 ENE en \ \ EE, ha EEN ded Sn 5 Det nn ee 7 tn en: en ei iik : Le ie k 5 U hai | Nn A nn TL Ne DP ne 5 Ee SE Hd ET et k : í En Ze —_ A Ee Se eN oe menen EK a en, is Es en RE en aan TEN en BT Sanna ese. mn OS zgneennanpaanneng,_ Wii 5 RS Ts > Lr Tg EN MN IT mn, … cme a Ps | BEEN 4 [ hi TS tj lege rn PEN hel! Le TEL Dn. nnn h ge. Rn y ee 5 (nl B Ee. hi 5 jemen gar |! 3 lg en, eet Va OS OTM TTT: Ris: he NN emd MS = EE ze Penn jk! LJ iel hl ee) IS an Ve le: ° DA biete sl oe e ns eN { el ii Ini nn x Deme ike rd ni . | Ti SR Heren: nn AN INN —f ln | pn SE ERN 2 Id Ze E } En 5 ans 8 bn HIN fi | | | | | IN | if LE £ en el he re Se ME bei. | 5 KO es Rn sel hin TT] | Oil AN me vl Kaan en on e KN azen & Nt En ie 7 Ri hk: B | | | | lj ELLEN Sl Bm Ot nn En A Pl | HN nn mf ie En zie G * | en Ss En EN: Ni 5 Lr oi Ek ae KE È à En N f in 0 | jj zn, el in En B EE Ï il | NS ï De 7 k ele A \ | de ri is X bd ä ae Es Nn | hmnee el De n hel 8 Ss tk Ih l innemen: id 2 Re | \ EL. RE e U nn = - Zh HIS = r SRR ' BEEN Sel Sen oe En Lis! ni [KaaamEnnnl 8 BN ES mA DE Eem A EEn: SE (ejehe En est a Gl e | RR en il EEE lee KE j’ NO | : Nh Kn L 5 ï kh es ; Dn k eN Í rn PRN | Ek sens lt En nn En 1} R Ms En bo IN A nm == ) Drek Emck SER \ | LE id dM EE | Eda GE id EsnËn ER | SÀ K 5 Es \ zh IT Ll. A E As 4 El zeke ir e ALE ke GE E BA sl He a Ta ; fi Fn nd ne 208) mr Rees SPE A BE dias k Geek ga IN: RER Ek 8 a Ws a de} SA == R Bak : mk et Rak an Nee Aen on Jl En ï En , ib - NL ik B eM ie NN lt ee weit ee 3 var Ue Bet Er Nim 5 3 JN ak ll ee ae. a A \ Nh gie ij Î En Fl EE Ì 4 Ll ns D E UN EN B se! | B dj } hik \ ï s ús ERE, af Deel it 4 RE. L= kh: d E- tn Ee \ in Tt. vm à h Ee IA Foto: Tas 7 Siebe Swart ij rt perl Ni RE Te ‚ | F zee 0 Ë n jn Ù mn pees La mj | ik a TL ged U Den ri el Li ä. lij me K Ë Li] in H KEN al | KEEK Ù Di B 8 Pr UN jen HO in E } [1 mr q £ kh bi A OEE IE) 4 Ki \ ssl RENT TER Nl i heden ni AAN E | ENEN ORN nn \ E ia ij lee We AN B Ô RAG REEL | em: En En NME ONDENE Lam Shh Emm re PR eed ll keet jn | T ken it KR | N Vp en BE Bandt 1d ei ek ide Ju U me eN : EEE on Ben eren Pd | Ni 3 ì mar! EE EELT EE DERDEN ER eee mm if PN RTT ED hk: RL ep EE B UN ARE ORNE ch KLE RE PRK , Ee nn hehe ee VBL Ee een, ren: 8 REE f ran” ve EN mj mn 6 Se ERN Ki Een aiinien gel IN EE AME KE ann fi AIN ET bn AO INNEN A7 he el Ee Ä | n HN k Hi (if ee tal hl ij a’ & 6 hi Et 6 zE } 6 4 vn) zijn ENEN... 4 footed) kj u NN ES Aid Rl — en - — mn em nn Ee ZA ES En De monumentale | en eneen en . Sen ns Steinbach 5 * In Beethoven strandde de ontwikkeling van Kapel en Convict door de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten tot conservatorium. Dit vanwege financiële onhaalbaarheid door ontwikkelingen in de bouwsector en van de grondstofprijzen. We bekijken opnieuw hoe en wanneer er een nieuwe invulling kan worden gezocht voor de panden. Het Definitief Ontwerp voor de kavels 687 is gereed en de aanvraag voor de omgevings- vergunning bouw is in procedure bij de Omgevingsdienst. In deze gebouwen komen (middel) dure huurwoningen en koopwoningen. De bouw start na verwachting in het komende najaar. De tender voor kavel 2 is gestart. Eind 2022 selecteren we een partij die deze kavel mag ontwerpen en ontwikkelen. * In Mahler werkten we aan een voorlopig ontwerp voor The Cubehouse op de Boogkavel, de enige kavel die nog niet is ontwikkeld in dit deelgebied, Naar verwachting ligt er in Q4 2022 een definitief ontwerp voor het gebouw. De planontwikkeling voor de transformatie van het hoofdkantoor van ABN AMRO is gestart. Samen met G&S en Victory Group wordt gewerkt aan de transformatie van deze locatie naar ER en Ee Be KZ eN De En Beethoven: bi wr a B eenn en ore id ied 2 f Kapel en an E Ee re = et eee je Ee EA é Convict in het 4 ie pi 3 is í Beatrixpark ENA kt Ed : Rd al A Ee E wacht op een Sn hen SR. 5 hl 4 nieuwe Blin hg a Li h AFS ida invulling 3 Pe 1 An Lr ; E Foto: Marcel a ie En EE A ae ì î ke hr Steinbach 4 Er Ô a el ne ee En ln > on Beethoven: ce B k Ee AEN i 5 Kok Rn EL Op kavel 6-7 tende ed: ne A : „Eat bij het Beat- Er a en pek RE rixpark komen N ee k ste led zh re appartementen 3 en f ee Bia Dig AE ne zl Tr pe eg EE nk Ged er mn & rl es B, sn nn. ee en pr En È 8 NE * s s B ren ag jag Ti red ep. he IJ lr 5 4 B, k ge AAT K ia in N A mT | en ef Ei ä eN | ee TE | lk e Ee 5 £ EE | } HIA uE En ie pr Re Li EE Pe kt en, er Ed) HN 1] ER : ; lá en : 4 ek) A VA zl ed IE Ml Eee de E 5 ni Ì e je, OA 5 inh Á A, Pr k 4 PZ, alte 4 aj Peen ele Ade) VE W3 ol nr _ en ete lg E 5 en . Wee : 5 ae Kr ze HOES Es nn EN nenmnand: emme neg ik REL nr = E Te n en en nee Fn! k El tn a net me Mineral hg mmm ES ammel Mie 3 en ke ER er TA ah kade mn Hd zate e lj el hs ke B on ad kh 5 - Nee EE | KEEN H- Ô == OEREN DRE mm ld leed ee SI EEDSEE Janunan U hs De aj NR dm DE | Etsen ieraens Ame ges ens LN me id Ik II | ' 8 zl hl ef fj zen Ben (rnnEnEn EE \ En at hi } Bonsen VE A NE IEEE Ens rieten ef el MN ME ie KE o munnnaloanannnf| Cm El en TT RA A Ee | Ht ER \ VENEN A IEEE A ì S, d ESE, nd Ed El Ne a iP Eem n an 7 | A A EE Rn ne ISTNKARAL | sn EN UN rennanntnnnanken | RO EE ‚ ef a nr z KE DPS mn EN ies HU ARDEN ES ra: Be STN e BES 22 me: LEN SN blie FRE eee“ ie EN MT Ds: e se Ee . benden En man mn j RER RE eh en it TE Zn Ee sa En mn EI Ka Ee) e NR 5 - - ep ij Dn ee : ar ate nn ie R ed mm ENT 7 LS = Eee | eden 8 BEE En A ed Fen hmm en en maa mnl EN gal B HSE ee ZE ES: mn eee Û Ë | En en Ee ER TSS ee ie fam ND TRS me Sn De ik hi "an, u ú Ns Ar Ge ln ir me k ä di ET EA ne dl mamas mm | NN B en eeN ae == zj TT Zijn ke Min meine aan iid U | Fes GREEN | U nT Eee en LR 5 rl Et 8 DO EE td El maan iS e AE Ee NEN DO eN IN Ks Eni al Eel Dal EEN) En ü ra BUNDE! 071 Ô 5 ï Ï ' Vrt enke ark AR Eer Ee e sek || me De CH 7 Oni aan ha lk "EE EE LA mn Eh gern EAR CE EA mn EEn in maer Ee Mahler: de boogkavel waarop CubeHouse komt Foto: Siebe Swart Mahler: het kantoor van ABN AMRO De 6 wordt herontwikkeld Foto: Jan Vonk CET i _R EE | EREN een gemengd hoogstedelijk gebied met kantoren, voorzieningen en woningen. De herontwikkeling en transformatie zal gefaseerd plaatsvinden. De nadruk voor dit jaar ligt enerzijds op het opstellen en ondertekenen van een intentieovereenkomst tussen de gemeente, G&S en de Victory Group en anderzijds op een nadere uitwerking van de stedenbouwkundige en programmatische uitgangspunten voor de (her)ontwikkeling. * In Roeske werd de sloop van de voormalige British School of Amsterdam afgerond. Er komen sociale huurwoningen op de kavel. Tot de start van het bouwrijp maken krijgt de kavel een buurtfunctie. Het werk aan de uitbreiding en renovatie van Edge Stadium (Fred. Roeskestraat 100) verliep voorspoedig. Oplevering wordt eind 2022 verwacht. * In Parnas vond de gecoördineerde terinzagelegging plaats van de omgevingsvergunning en het ontwerpbestemmingsplan voor het Museum of Contemporary Art in de (deels) monumentale rechtbank. We werken aan de nota van beantwoording voor de ingediende zienswijzen. Najaar 2022 bieden we het bestemmingsplan ter vaststelling aan de raad aan. OT UUR TE Eik es Edine Ei Ì ks P, Nh ONIN Sl PEN “ de) Nl | ed SN ENV | W [Ln er Pe ANG de 0E INN ANITA Dr EE INN SRI SS EK et | IN PETN dB N 4 Fi B > A dn é b BR \ Ah AI \ INN AEN ZN p/ RT ea A AN II fl [ ï | IN ee He NN NVE Kal nn 4 il IN Ï | REN [ROA Ì UB ed! Hi : Kil Í ER Arie de Ee Pe = nn inn. UN ef | MD BR ee ie Í | HNE ee Lj Il Dennen Î | | 8 5 BF ade | | Ë pe a Ì ta sijn , ü IN | | | 5 NN . Nemen: nj | RR EE: | f Ì 3 _n r Er 4 eenn EE ee EL kn en Í 7 EE EE EE er PK zee ENA mn EE ER ede" md N 35 ee = Te id 40 5 EE Ene en ’ Ee : pe 5 f De Bir E ee nn ee 7 a st € - DE en a mn ee ï Me E : mm : 5 DE ns Pt Gn eee al 2 el POE ON A aa NE anstormatie ff INT nd. 5 NN ek NEL k Ee Ek Stadium bevindt | dad at | , ER 5 PS de MN \ is Ln N zich in een f | EEE re En EH Ef EPR eh S IN vergevorderd | b| ET Elie e a A Hi, Nd 4 he etl | stadium AS pd | NR er ie Rn. RoT Ben Ô N Foto: Marcel : AE H EE od HO eli DS As, | steinbach El ! BEE es | ee N| £ à pe ij Eri : Ei Ni 3 | Nen Á $ en ze , es Roeske: de nn | k | ien el | ij Lo a sloop van de sin ET Î If Hi EL Lel î mad Ss British School ú | è ä | | | | pf Ee | J En 1 in de Fred. a el - a td ze en B Roeskestraat ER Dd ai: Ee Ee B me nj B kas ek / — Cen) Ee 5 B werd afgerond del ' Hogs LAN Bn | te glenn Foto: Marcel n E Sleen EER U p EE! dE -… ie k.- « F ‚ GEE 5 Steinbach Ô REN - e A \ Va Be AR | ii | da 1 Ee ml | Eje at en Wel oe, e d Hr 8 RE CE Be: a, Pnt - En ne Er Pe RLN U eN ij IE EEE he er Là ERA Mas ZN ln EE | WB RK Em be 4E En es | | | BN] a B An N= dl ede mA Ee, es RAN Nn 3 ne Ee Á Parnas: de monumentale rechtbank waarin het Museum of Contemporary Art komt Á Parnas: demontage van de tijdelijke rechtbank, de kavel is nu vrij Foto: Jan Vonk Foto: Marcel Steinbach 7 en ml Á 1 Telling ê 7 il ij ed Een P/M AN = a En en s | TE ) meren NG heman e dn \ Re LE rr 7 Kenniskwartier: = A ra JERS en 5 nn ; bouwen aan ER} | ES ni a er zie P The Pulse of De ! re - A Amsterdam bh, les Pp” Á, à , EE Ee f Ee 4 B VA Je Foto: Marcel 5 Dee Ee 4 ir Steinbach - (LE EN De & 2 Án É a _ PI — 8 an en PEI Á en : Ean Nn hl __K ' Ke ij All, Kenniskwartier: À ein : | Ki LE nd Ì ld Ef het Onder- ke A == À aL OPEENS Ob ns zoeksgebouw ee A n a En van de VU in : 3 NE Mn es xe Ë Ef k RARE Ed | Ee kt aanbouw 7 EF LE BREI | ak BE (em lk AN Foto: Marcel 7 he ame rn " En | ee EE ii B Ze = P fe : Lijk PE Sl rr FA sl Kek | ad HN tl = Ee 4 he Reel OO - - re ien NEEN I fi: Ì ie ë ' É ik nt 5 ie ii ol ORTE EE DR Bul HM E ; Ad 7 0 dane = ik dM Ce 5 5 ee ile Be - B. AEN te ng end EE bide: Be e n mi ze me TAOTE: k Sr se IE | ‘ha „ma en | EE rn me ale SE } TE plead ed Á Es ei en) En sj Eh Ï Ë 8 Ì Á Ee pangmtalienmenmeante Ie le TT Se Hi: A AAF AL ZAL Je DEE OS me Ë Ee: ME ARAP PN B Ln 4 EE Cee il voer ri G S= ASR A ” hef Eel Re Ra: Emis id Je a A la TIG 5 Ge Y RN an (Bad B a en en es ms Dd OEE kij! En 7 ZN Vande | REE Tren gf nn Kit E. FE 4 vw OP OM Jee ae re, A ef El HEEE Pi, hilfe nn —— ane MN he Ë mij Ee en, SP GS En NEN TEE ig A ied 4 Ep (PN A ed Sn En Td $ d SE Mijl jen RE en EMS SL EE Baaba dn fj LPP A) “5E ek Gn Ee OO 5 ee btje nen MA TIE: 2 Sh MN an A NS eG Sf Ean e Uri! EA » 1 JR WAL | ES Z EL) sk A pn Ter SAE Dl aen (DS | d NN ee: kh eN a Eek ol # 3 Ì Er AE Duijn a Î | IRAN | Á er Ae ENEN en er EI Ld we Ì À en | [2 Eg EEE “ann L 1 | aj nd he Hd TD PP yy Hi En L [ir UE ien N | TC mieke | SAE DI BS # RE Re ER tard ze OEREN EE (A Re TE PIL Bird Bik 7 - EN Ee ME Eetemel nds id ht Ai ie IJ . 4 EIN 20 NS ND PRE OO Sd Dienen Hann EZ te oe REEN TND IN SNEL OOH A MRE, EN B Be Arre k Hille Hi di ke En WE Een / EN en AN | re Mi ë He Se PR d Ak DS 4 EA # PE 2 le oJ Ies TED OWA OL mr Tree MO. | / K dE AAN NBE S re Sj df P RC Er 5 ns D | s | | PS 2 f rk oe IE À RS EA PKe Kg A, & ApS ess en PS | TE 4 hl NA EE ARS We Ee RE ia Et Be ee en ee A dE a) 41/0 DRREK. nn en Se 5 En Fe ee Od ú ng SDL TNI) ER me Et Een Me pe A RD NLH SW OOI irr ie NE DE MDS E de ORTE EEAAME è de af A TTL Kenniskwartier: Ee De gunning door het Rijksvastgoedbedrijf voor de kavels C2/C3 (waar de tijdelijke rechtbank Be stond) heeft niet plaatsgevonden. Het Rijksvastgoedbedrijf is nu voornemens eerst een io Marcel bestemmingswijziging te bewerkstelligen. Voor het ernaast gelegen kavel F heeft het college besloten in te zetten op een tijdelijke sporthal ten behoeve van bewegingsonderwijs. Kop Zuidas: . . . . . De kavel waar- * In Kenniskwartier ging de bouw door van The Pulse of Amsterdam, een multifunctioneel op The Newton . . . … . in Kop Zuidas complex met kantoren, woningen (151 middensegmentwoningen en 36 vrije sector), retail, verrijst . Foto: Marcel horeca en een bioscoop. einDaci In april 2022 is door Lieven de Key het gebouw Stepstone met 216 sociale starterswoningen in aanbouw genomen. Met DUWO startten we voor kavel 2B de ontwerpfase ten behoeve van een ontwikkeling van ca 125 studentenwoningen. Naar aanleiding van het coalitiebesluit tot het intrekken van het Kredietbesluit voor het deelproject kavel 2i met OBA Next en kantoren is gewerkt aan overdracht naar Zuidoost. Het Onderzoeksgebouw van VU bereikte zijn hoogste punt. Oplevering wordt eind 2023 verwacht. * In Kop Zuidas is de aanbesteding voor ontwerp en realisatie van het Hogelandplein afgerond. Met de geselecteerde partij wordt het ontwerp van het waterwerk vervolmaakt en de realisatie voorbereid. De bouw van Crossover en The Newton verliep volgens planning. 8 EEE IN erf Pien e pe : LE k Ein re rr iië E BS eer tn A B EE Kn. Ì mt rue e TET AE ERE B A A ae UN AD a EE en ek | Hi Hit Erg my CNC Se ee bk OO | en TE U i TE ö : | UN Brann iig epengpen (NTU NS be | E, zes 5 5 Reel re E ii Î | 2 | | ; a pe zi ee á ì 4 Ô ie ee EET 8, AS Né 4 F % , Tin a N Ee ke ‚ 9 A - ' enal nt ik Eg | Rl id AE: alt PS È NE RS ë # Men haet Cr RATE aal / re Ba Sr 24 ek 1 f | kette era N De = nn hid mn B f Te pe al pe Pe B rn 8 Lenn ' . ei BE REE Le terigid mgee: EPT ITE EI ï 8 & 8 BELLE EREN EELECELE ENE TD CHER EU WE REL PERLEBE Ld 4 and ee 3 et BE Zan ed Bd ES Ei Kien pr r N nr en Mk nds n Le | (en : -  nail a 8 Son ok " en, Ee 5 > En Es 4 a re In Ts Lt jn À Kop Zuidas: ' pe Pp er BD is wil Ee md r Ei elke] Hu t The 7 EE ir Le el ad f aan leden Pe ee lt int a Eet met B eenden > RE ene n DD - d _& Ì LL hel Field je, i re ma io … H Ee ADA Foto: Jan Vonk > Sea is nk ee En > = ad Din En REE Ide ETT IT nd MAAT LEET EF Ee eenn. nn Ef ket E f nn Te Dn dj EEEN Br Hi ee Li tn bide in a et TEESE DELE RAL: schets van | U es [ me et ie NEGEN gl d) ND Cl 3 : = Fm dl i Ik il ennen ATTOTDIDIDIETTOTOLDTD Tee Oost B: beh, Da à se / En Ravel: ei kn ed n be Sportpark - pe ref! Ka mn k Goed Genoeg, ns ee - de thuisbasis & Dn E van AFC, is a Pl opgeleverd e= EE e Foto: Marcel Pi n Steinbach . 4 : NL en Ravel: contouren van sl de Maurice Ravellaan Foto: Marcel Steinbach * In RAI verliep de oplevering van Europaplein Oost (project uit het Plan voor een Groene Zuidas), gepland in mei 2022, vertraging op. Dit als gevolg van extra werk aan kabels en leidingen, complexiteiten rondom de inpassing van de waterberging onder het plein en de constatering van veel grotere boomwortels onder de verharding dan aangenomen. De vertraging bedraagt 18 weken, waardoor het plein nu in oktober 2022 gereed is. De vondst van grotere boomwortels heeft impact gehad op de uitvoering van de parkeerplekken: 9 extra parkeerplekken die zijn toegezegd in het Definitief Ontwerp kunnen niet worden teruggebracht. De Groenstrook aan de zijde Wielingenstraat is in juni 2022 in uitvoering gegaan in plaats van begin 2022 vanwege een grote vertraging in de levering van het benodigde natuursteen. e In Ravel rondden we het werk aan Sportpark Goed Genoeg af. Het maaiveld rond Valley kwam grotendeels gereed, na grote vertraging in de levering van natuursteen. De bestekken voor woonrijp maken Ravellaan en Ravelgracht en het bouwrijp maken van de westelijke helft van woonbuurt Ravel zijn op de markt gebracht. Ook het voorlopig ontwerp voor de openbare ruimte in dit deel van de buurt kwam nagenoeg gereed. We werkten aan het ontwerp van de kavels A, B1 en B2, waarbij kavel B1 (IKC Kindercampus Zuidas) reeds haar definitief ontwerp heeft ingediend ter toetsing. * In Strawinsky is conform de planning gestart met het woonrijp maken en inrichten van de openbare ruimte rond Tower Ten. Ook de sloop van Prinses Irenestraat 59 ging van start (voorheen de Amsterdam International Community School), ten behoeve van het project PI59. We werkten aan een ontwerp voor de Prinses Irenestraat. Op verzoek van het programma parkeren is het aantal parkeerplaatsen in ons plan teruggebracht. Hier is ook draagvlak voor in de aanliggende Prinses Irenebuurt. * In Verdi verliep de herontwikkeling van Tripolis 200/300 (Het Venster) volgens planning, met oplevering in de zomer van 2022. Wij werkten verder aan de planvorming en uitvoering van Deelplan 1 & 2. Verdi Deelplan 1 betreft de herontwikkeling en transformatie van Tripolis, Noordzone IJsbaanpad en de ontwikkeling van de kavel naast het huidige kantoorpand Infinity. _ | RE MA _Mf Strawinksy: En 3 De voormalige ï È ie Keer s en emi | EN ) Te en mt EN OE vee Ì 3 mn EN oto: Marce El : slslaksk Ie elf Vann - Seale jaan eN El Benten 8 ik ) 8 En en Ee: àl & | | Lil EEn em Eel ee, 45 Ri HEREN EDE Ee EE mg ET $ oto: Marce zl MN i 5 HERA \ en Ig eN en a d Ed en en nge ' jn | MEE, B d Ni 4 5 W | k I | L El De Rk SEREN zon ihr | kn ei aj EE B jn me” B a nad br a zi À FCT Ë TIR a zl LK IL P, ej 8 Ee Een eed A arne OOIT - Nr Eede ile MENEREN a NELE mm md hed epe eN ODE Ami ardea ed LE Ì i ij wk ea ne U | Ez let \ Hi hj ij on Î Di ij li Í rt EK IE HE 1 | i zn | EE MI el LOI EN U AL À sh aagneg MOEI HD Ee inge AH diie 25 = 5 ne © tn ee en En ate re : at 5 ir ART rn se peen N 4 NDS Kl AN HINKE 47 eN ij W Á Kl N hers ij EN | JL We Ne, Nn / | \ | \ ! RIN | s. | it ne Fr ken Ei KNN I n En if ij at csi es Ee m ' e | : AAN i ES A ite Rn hae De ; ERE: il 1 B IN \ ENEN f a EE eZ NN NIN Cn Ns nn ID ai VBN \ NANIN n gk EEE NN LM) ne en ee | kh EEL ID EEN È } Bell! Í) Á mee nn en en EE INLOPEN FEL bk i [ / 5 : En et Be 7 Ed Ke ze ee 5 eng Ko | E EE 4 en en ë, ed ie \ \ - EN ' / Edmee, ze N hd DA E , vj nn aks en | co (Ns ETTEN N- er PE | A SD 5 7 EN reet ' PG 5 sf Oe In. lg ik ! 10 \ rd Zl fl Ì a | if v Voor de transformatie van Tripolis 100 is het voorlopig ontwerp goedgekeurd en de huidige erfpachter heeft overeenstemming bereikt met Rochdale ten behoeve van de overdracht van dit gebouw, waarin 124 sociale huurwoningen worden gerealiseerd. De planvorming voor kavel 1 en kavel 2 Noordzone IJsbaanpad is gestart. e In Vivaldi is de voorbereiding van het grotendeel houten kantoorgebouw Well House verder vormgegeven. In verband met beperkte capaciteit is de publicatie van de tender voor kavel 13 uitgesteld naar Q3 2022. De ontwikkeling van de Breevast-kavel (bedoeld voor een woontoren) heeft tijdelijk stilgelegen door heroverwegingen aan de zijde van de ontwikkelaar. Inmiddels is een nieuw ontwerp gedeeld en wordt het gesprek over afronding afsprakenbrief en voorbereidingen bouwrijp maken weer opgestart. ne Ee” rn Ne nee A en RE de Sinn Ted E ar Re es ke Mi Am ie af ee et En es, NG £ fj nn es A WO aA Rl We A ed Re 2E. HE ag nne ss Ei ii / Se Ee ONE Nerem nt Gan eid nn nch à 4 a Aen ond nn ne a en Te kg EN er EP en Rd p an fl We en En en en S Ie he Kd B 7 r; Li Bran EL an pe == 7 el ’ , ag Ln ïì En Al, , Se ed nne mn a Ben er id Aln 8 ed En Ad Vans en Sa ge DNI Zj SS \ Ú Ï u Ge An ct an Tl E ras SS ke, à 4 Mi: 2 id ee Fi pl 47 À ek hi etten LT nne. ee a ne ss UE HE "4 ee Ne EE Rn mn À Ii 0 nnn NE Os : EN ke Pi nl ES demi 40 ME EC Eh KRS tn Td at ren Ka AE 4 vz Á RN Nn er ne Jet ie SS TP ade AN MA ef Es vi En Vn s 2 iP asl 9 DN Ee Ö zh End AAE Ee eh ER Ri Be Er = 3 Pr ne LAER RR Pe DE Weis TEN EE, rn rr ) rh: Dak EE MK Et PRA es Baken ne  DAP CC "B. hts Se NOD ED | Ad Verdi: de kavel voor Infitiny wordt ” twikkeld Pe E gravie Ze Siebe Swart en _ Verdi: | linksboven m 5 Tripolis 100, ke E rechtsboven Kl ET het Burger- ie i weeshuis Foto: Marcel — Steinbach LE Ter E rt Ee EE mm he Nt PET ese TEEN | ” ec Je B arkel ANN A | mA \ nà iN k Ì Mn ej Ei : shal Ben | ES vr: Eg | nil al ae z Jai N | | / En TSN de ak 0E TR mk WS, als ld ji _ | | Ri Kir Keij El afte : ‚ = RH 7 Ton EE en el Ed il : “ee Rh Ü fn [ nz =d u EE a — u. fijn Ö et / hi bn Tr Ef = ee Ù Ml kl Ì Ley | penn! ct Kn Ee mei S E a hs vl - N je if ee BZ AE ee te 0 JK 3 je a PE is BE, IE ARE En Ee AN ie en eN A Ne 4 En: ‚Ik Lj id kr za : 0e en WED) LE sm p=) NS Vivaldi: de A ed It A PELL eek a mA Meen « en en Ed ss om ks _Breevast-kavel 8 lm EE _ TR = Ee imm Gd in Vivaldi RE — _ & _ — mer EDE nnee Foto: Jan Vonk u zi ET ed OD …e Pe geent DT PS TT mr ‚n 0 LINDE on Ue N PEA s\n Whe LES ISEEN ORD an mn an S Nd k rvd 4 k ä f | Ni Bi | | r nn Î 7 RN Wy Ä = if : dE 4 Í I = B bd - >} | E Ee Î henk de Eitstan 5 si el, ante = B SNE u Bnn ITS p ii Ei Ee — ä TA mp zen EBEN E 4 1 EL EE It Hi Ï NAV asmanansaan vann A ú IJ J= B: ER Bnn Hi EE Li a EES BER Eer er | ama ll er me EN LR NE renee ti Ï 8 EN 1 ae ia Ad AN Ide 5 RN EE Ree eere a ha IM Wer. Et ta AD SB re NN EEEN 5 ze De ul ij ilk U | 5 | | | | ni Ee En Es cen DONNE AE sh Dn aje) bn p Dr PE | | Î ARS ii Í | ii EEn mp EENS EK 55 mr ' zl te EA Mo EERE EF Pool Ee Ë h 5 ee ne 5 p 5 r En ; ss - df rid nen À £ a rie d is . 2e ei Ì en OR Eed Es en nn RE LA ET RNN dn eh si en Be de En Gens Et: RE , fed EE, En AAE Ì SE P E aA S ê 8 pep Mn Et vnd Rn KEREL EAA, ERR RR BAART A nm Ee RO ET AN OR Wen lat RAE PE ge eh REG Ke OOR NE NEN den Een aen ets dr dd BE ee 4 En ge Ea Dr ne Rn LN ERROR RE en PA Re Eens ER ee et ende, Rn Se HEB en DA et oe RSE Re Re zt Tee nd et AP hee hal sa EEE ae al Ni A ME Gen RE OTR Kn Daktuin van Cirel, aan het Mahlerplein Duurzaamheid, groen en water Foto: Jan Vonk Binnen het thema groen werkten we door aan uitvoering van het Plan voor een Groene Zuidas, met daarin specifieke aandacht voor het vergroten van de biodiversiteit en de groenmaatregelen. Er is verder gewerkt aan de herinrichting van het Europaplein-Oost, met vergroening in combinatie met waterberging. Het vergroenen van Zuidas is daarmee nog altijd in volle gang . De cijfers over 2021 geven aan dat ruim 4.000m? aan groen is aangelegd. Er zijn in dat jaar 474 bomen gekapt en er werden er 312 aangeplant. Binnen het thema duurzaamheid lag de focus op energie (de uitvoering van de warmtestrategie, Zuidas aardgasvrij en energieneutraal), circulariteit en afval. Er werd een bijeenkomst voorbereid met gebouweigenaren en gebruikers, waaronder horecapartijen, om te verkennen hoe zij versneld van het aardgas af kunnen. Vanuit het thema water besteedden we onder meer aandacht aan het inrichten van een klimaat- bestendig watersysteem. Samen met Waternet is een koepelvergunning voorbereid, voor een groot deel van de watervergunningen die we aanvragen voor de uitvoering. Met de koepelvergunning kunnen Zuidas en Waternet efficiënter werken. De koepelvergunning biedt ruimte aan de ambities van beide partijen en flexibiliteit voor de ontwikkeling zonder dat dit risico’s voor het watersysteem oplevert. De Waterstrategie Zuidas biedt het kader van waaruit we samen met Waternet werken aan water en klimaatadaptatie. en EE le Í / 4 Á A ze kiten het U 1 Rts, Een En in f fi 5 en 8 Ef Ln W ok a ' ae Ee En EELT FP 7 A art mT TE =| ze 5 Dn _ - il —_ NP TA ve MGP En En id Kn ze ERN Ee OR. dl Zar ie ie | Eg ger 74 ee Ed si S \ , : E , en \ \ ENE ie Oe Ee 3 Pe ee edn rs Ye Û Rb er ; 3 : | En Ma 7, Re Pe Sea ee Do — eenen RE eerd Sien pe jd ee Fndlre e el En Bazel A AB Ji E en f en 4 Te jet ene te EL et EN EP Tren 5 i ais e ne GN Ed Nehm mennen ee ed EE mr En ee tr . Pd PE ols hen a Gli zei kN | Den ee en ld EE ae ES } Ta <5 NEL Ter” f 5 es ee Td on 3 | EE EN Ee EEEN TE MEA Ea pe Groen op het dak van Terrace Tower Foto: Jan Vonk Claude Debussylaan Foto: Jan Vonk hen Á Een À EA er } ak en Er KL ER B. RE NE ae Ee Un nites Ee ET A 3 | vi je ee WE RN OA nne Ee gote A EER PO nd ‚Et Ss Pee Rin aop Se B RT de | Ee | ES bera ee Ae ii EN ve ANG en Ee TN ae Ne Si ib | Et dion é À iss jep Fa pg ik Eel er! KR ci Kle AN Ei, hd ea AT k ae 7 BREN t, ede oe AN rf ham WR 4 Er di ki B 4 A Tei äs | En (1 rt Je IK ef NE li dl ef Mk Fra il : 2 ak d %/ ne ( U. Ô 2 . | ERE il iik EN IEI en SMA Wer NN E ij EAN IT DN TE IENS nt hete II EA Wm Ten den He ld E (A A a, BIN BO fh eV TAD An AA B RE Neh ee en MESSE Ie ad EN ENOS ERA Sne le Me ALNO DIANE cd pee RE wr 4 EPEN Er oe Rf pe ME hen va Je PNM BON RL Ne Ee U CO aaah Le Mr RE de Ee enen AE ne NA } ie) ab Arad sE À ad pl : ed Re ie Ere k Be sh te en A TG ze Le ed B En 5 ï d A Ae Le RADA AL A HE RR EME ee EEN Res Eede Kok hl Wales jef KELE nde led AEO PAAR de ne Eed WE RR Ee. En RE RPR. Se Nl Aces Ste Nese nel AL GSM Meal ee Deh Aer) Ak 0 x AN OE NE ee BEEN AIEE REM 2 Ek he EEN or Bt hef B pg eN REE NEEN NC WE es ER 4 E EBA NE Ko Vc be, EA aren Ni velden ER Een AN Eer MEER nT AE EA AL arj BENT ER ater A EE AN Ee KE Ae RTE it RR nl REE : ORE AEN CEE UAE EINE oel cd OENE ORE COT A EE et A Fietspad langs ere . . . het nhow Mobiliteit en bereikbaarheid Amsterdam ote Het bereikbaarheidsprogramma bestaat in 2022 uit drie pijlers. ke * _Zuidflank Duurzaam Bereikbaar. Het concept mobiliteitsplan Zuidflank is inhoudelijk afgerond. De grote lijnen en dilema’s zijn besproken met bestuurlijke opdrachtgevers. * _Hoofdinfrastructuur. Voor het fietspad RAI zijn gesprekken gevoerd met stakeholders over mogelijke verbeteringen en is gestart met het maken van een schetsontwerp. e Mobiliteit. We lanceerden de Zuidas Mobility Experience, een onderzoek naar hoe met een MaaS-dienst (Mobility as a Service) flexibeler en duurzamer reisgedrag kan worden gestimuleerd. Het aantal beoogde deelnemers is niet gehaald; een kleine 100 deelnemers in plaats van het beoogde aantal van 500. Vanwege het beperkte aantal deelnemers voeren we een kwalitatief onderzoek uit en geen kwantitatief onderzoek. Doel is inzichtelijk te maken hoe een MaaS-dienst bijdraagt aan de gewenste gedragsverandering. Kunst en cultuur De oude rechtbank is — tot de ingebruikname door het Museum of Contemporary Art — beschikbaar gesteld voor verhuur aan kunstenaars en creatieve ondernemers. Hiermee hebben tientallen kunstenaars een tijdelijke werkplek in Zuidas gekregen. Ook zijn er ruimtes in de oude rechtbank gereserveerd voor culturele activiteiten. Er hebben al diverse tentoonstellingen plaatsgevonden, waaronder de eindexamenexpositie van het Sandberg Instituut. entanstwerk Ic! unstwerl Met een aantal locaties in Zuidas waar kunst wordt geëxposeerd (Circl, AkzoNobel en Vrije in de Cellnex Universiteit) is in mei en juni een speciaal programma georganiseerd en een campagne gevoerd om wanstormetor meer bezoekers te trekken: Kunstproeven op de Zuidas! er: Om meer bekendheid te geven aan de kunst in de openbare ruimte in Zuidas, is het Ommetje Kunst ve . . De kunst- gelanceerd, een audiotour langs veertien kunstwerken. oee AkzoNobel Foto: Jan Vonk A Er Tan s TE, Kd „ ë s En L_a TR Een ma Ares wer à - Ex rm ) <} AD i | | Í Cad Kad €. 7 î i: vd k | se - Ta Ge MATE | | ge E DP or Re SS " en mmm: f ad E E „ ji EN 7 E en s An Al ii al ze / L pf Á nl 13 4 ON rd eld PE ETAT A EE PD OOM | 1 ek Te ka Gi) / r U Gn PP an h Dn Wonen, kantoren en voorzieningen De grootste aandacht van het team ging uit naar het adviseren van de deelgebieden. Verder is er gewerkt aan de sportlocaties. Het strategische vraagstuk rond kantoorontwikkelingen (hoe veel, wat en waar) is er als urgent thema bijgekomen. Ook is meegewerkt aan een herziene, gestandaardiseerde programmamonitor. Tot slot heeft de stedelijke zoektocht naar een locatie voor het Erotisch Centrum aandacht gevraagd vanuit planologie. Beheer en uitvoering De volle aandacht ging naar het up to date houden van data van de assets openbare ruimte. Nu de basis op orde wordt gehouden, komt de focus te liggen op het verwerken van deze gegevens en het gebruik ervan in de keten te koppelen, zodat eenmalige opslag meervoudig gebruik oplevert en het up-to-date houden van gegevens een cyclisch proces wordt. Daarnaast zijn de eerste stappen gezet om een pilot te starten met het in één keer overdragen van een project aan de beheerorganisatie. Omgevingsmanagement De aandacht van het Omgevingsmanagement ging uit naar de belangrijkste ontwikkelingen in de deelgebieden RAL, Strawinsky, Parnas en Verdi, omdat bij deze ontwikkelingen veel omwonenden (bewoners, bedrijven, organisaties) zijn betrokken. Voorts werd extra aandacht besteed aan de aanpassingen van de openbare ruimte, met name rond de Valley, de De Boelelaan Midden en de Wielingenstraat. Ps, - Re ber iT » » Faa i | en CM bm a _—__ _ airs ' i - — En kaf ' È « sig, d pn, INE WEE Le en - « Li | „sn PE” li! A pe RD EK E a& Sal lins tie _ Bet KE Da é ú an Ì me n we \ MTN 3 p LN kj en | IT é il ii tn ed k. E : ND de Dn a 3 ij : U of A Ë: se B: AN mk | 4 Cane SR / If — MES / D. ' E RE en LEN \ N Me | A vS k ef nd Ve ke Álle 5 SS NE TT SAREN ES OMO MLA En — = : BS E El Ps | LN E Up of a 4 ES > te \ af ' |, Ee EN Ne N4 ' RO r n BR * OEE ne k | PE & RAVA E Ber A k | k } AO FE | EE : Re À Rr = RN OE RE OO BS ci Á Dag van de Bouw in Zuidas Foto: Jan Vonk 14 Communicatie Er zijn evenementen georganiseerd en mijlpalen gepromoot, waarmee we brede doelgroepen hebben weten te interesseren en te verrassen. We deden onder meer mee met Open Toren Dag, de uitreiking van de Duurzaamheidsprijs Zuidas en de campagne ‘Zuidas doet het licht uit. We organiseerden aanvullende activiteiten tijdens de Dag van de Bouw, met 1800 bezoekers uit het hele land. En tijdens de grootschalige zomerwerkzaamheden van Zuidasdok (afsluiting A10 Zuid) profileerden we ons met Zuidas- en Zuidasdok-informatie in een pop-up informatiecentrum op het Mahlerplein, onder de naam Zuidas Zomer Keet. De vernieuwing van de grote Zuidas-maquette in het Amsterdam Zuidas Informatiecentrum trok veel bezoekers. We trokken de vernieuwing door met als doel meer interactieve en middelen toe te voegen, die de dynamiek van het gebied weerspiegelen en de bezoeker informatie op maat geven. We besteedden via onze website en social mediakanalen onder meer aandacht aan de start bouw van Stepstone, met het grootste aantal sociale huurwoningen in Zuidas tot dusverre, het storten van circulair beton voor gebouw The Newton en de opvang van vluchtelingen in het gebied. Kunst en cultuur is een van de communicatiespeerpunten voor dit jaar. In dat kader schonken we aandacht aan de definitieve komst van Sapiens naar Valley, het Museum of Contemporary Art dat in de oude rechtbank komt, het Ommetje Kunst en Kunstproeven op de Zuidas. Grote activiteiten rond de komst van OBA Next en het Conservatorium van Amsterdam moesten worden geannuleerd vanwege het afblazen van beide ontwikkelingen. r& NF UE a RE _K RET NE | ze TR nd hi xd seri 8 B / | ie Âjf le = en 5 ee IE: of han ie A | Wat: | ien ee E } 1 ï Ge en E: he Er, |; nn iS mn . ge) En ERN, men AR TEE Wet Ee ge ï K en, = le el ea A - ene é mm NS a ie JA il En Si SS Ee Ù= en Ee ES an Aj ed Peen rn kn S TENTEN 8 Rs GE Ä FN Oe Ra nt En ak. Ene En ee Dn a gn dn era rdf k 54 Elst == 5 Nn m de” Tm. : 1 £ # il | N | _ 5 SN S St : ie: 3 zei 7 Ee in b & N Í ; == : . Ed Pe == \ Ì 5 5 E | LE „ET ed PF en ef EAN arn vs Î en #8 = II “ > e 8 8 k à AN Ki ù # # Ë T , , cr it, 4 NEN AN ON | En \ ® «. eds Nn, d k ilk Ei (ö en LN ik 6 ‚N ï à A De maquette in het Amsterdam Zuidas Informatiecentrum Foto: Jan Vonk 15 Van het totale programma van 2.120.000 m? bvo is per 31 december 2021 ruim 1.392.000 m° bvo in erfpacht uitgegeven. Het resterende programma is nog 728.000 m? bvo, onder te verdelen in 64% wonen, 23% kantoren en 13% voorzieningen. In 2022 betreft de totale uitgiftevolume circa 62.000 m? bvo. Financiën In 2022 betreft het totale uitgiftevolume circa 62.000 m? bruto vloeroppervlak (BVO). Tot nu toe is hiervan 18.000 m? uitgegeven in het eerste halfjaar. De uitgiften in dit jaar hebben betrekking op de NSI kavel in Vivaldi, kavels 6+7 in Beethoven, Stepstone in Kenniskwartier en PI59 in Strawinsky. Stepstone is reeds uitgegeven. Financieel overzicht De gerealiseerde opbrengsten en kosten in het eerste halfjaar worden afgezet tegen de begroting uit de voorjaarsnota. Daarnaast worden er prognoses afgegeven richting einde van het jaar. Opbrengsten In het eerste halfjaar is er voor € 3 miljoen aan opbrengsten uit gebiedsontwikkeling gerealiseerd. Het overige deel van de opbrengsten zal in de tweede helft van het jaar plaatsvinden, waarbij de ate en 1 n _ hd Í EL am 7 Ee ' 6 ET Kn Eeen == Ri OEE eN a ef ee EE, Ee ee rj Î eet EE CR ane kn ee, RE pd er zate IANA AEEAE Banca et Varen nn EE EA ee keld d, dek: 0 7 ien ida) EE se HcsdEk MEET ETET EAA n | Ì [ee | 5 dh bel 3 F Pe Ted | Ke hek : AGE AK et Bn il sl AEL î a ie Tern ee ie Eds der | ie ee L in ek ans ren EE (oke PON ted HEEE al adel ne ee en [| i Ti | : | 5 En E__à Ee TN er A p Ee en 4 - KH OEE beate TEER Hi | KE | bee ER en " ne U Hihi MEE | A i zie dt ki ED Ee - Ee id : Li LS Rs Ik Î 1 Hield ib Es ki IE ze Zuidas, gezien vanaf Tripolis Foto: Marcel Steinbach verwachting is dat dit oploopt tot € 81 miljoen. Deze verwachting is gebaseerd op gegevens tot 1 juli. Sindsdien zijn de marktomstandigheden sneller verslechterd dan verwacht. Het inzicht nu is dat de opbrengsten einde jaar een stuk lager zullen zijn dan op 1 juli verwacht. Kosten In het eerste halfjaar is er voor € 15 miljoen aan proces- en uitvoeringskosten gerealiseerd. We verwachten voor 2022 dat de kosten uitkomen op € 43 miljoen. De prognose voor de totale kosten is circa € 6 miljoen lager dan begroot, omdat verschillende uitvoeringsactiviteiten zijn doorgeschoven naar volgend jaar. Saldo De activiteiten binnen Zuidas resulteren in een positieve kastroom (saldo opbrengsten minus kosten) voor 2022 van € 38 miljoen. Dit is € 14 miljoen hoger dan begroot. Dit heeft geen effect voor de algemene middelen; deze inkomsten en uitgaven worden verrekend binnen de reserve Zuidas. Zuidasdok Ook dit jaar zal er een bijdrage aan Zuidasdok plaatsvinden. Dit bedrag is geïndexeerd en zal iets hoger uitvallen dan begroot, namelijk € 20 miljoen in plaats van € 19,3 miljoen. re le: an el er TE Hf F WE BEN ed it haat Ennn 4 E vz ee ee if: pe Ts iN A Tr a Oe a ter © dk ET 5. in Ee im mam, tuit nl EEE, Em rad sled sds of en ag emee 5 EN on FO ON 28e | ene Hip REE Cn A re meen gi mi a nn td ze Dees: vn a Ki ng ee ke WERL wan Í En mn he Es ORK RP re En | EM ES EE zi eld \ nn dl ANR Ava rn OI (NE ke td mn EEN AL; ij Be zh ij : ‚5 AN dn SE een TR n | eN Mm: UE À HE Ke f EE ae ( dj ne 5 EN RE En Ee ee Ll E ESS En 2 : ek zen reel | T kee TNS Nn os ® FE eN: Se en En hee alla d rije earl en ee NE a nn et nn: En LEN Nl naa ed Gn Ee ON 5 Se Re RN dk en nd Re; == mn el ey Ik al | Î ES N Ie NE 5 DN 5 EN 8 En S Sn ee De \ 5 | n E R | En | Sn el NS N EN Em. \S ' NN Sn SN 8 mn ed Í= fi ne ü AG Kk „7 } EE x _ ï ‘ ï \ Ki ' ì ü \ ij AES aars ê k 8 „slagen 2 Th { 1 \ ee il \ t Î d - Nese lida 1 \ E Ë Ü ! î ae ME , dl) ‚# ej ==: 1 eenn 2 le nn en î Û 1 EKE def Rm d enn . Teln. 2 ee ; | Tt ad = Le | „ CW pear dr IJ iT Zo een ee gn = r t i mt Í n ql \ | : t | De N Haf 1 Ë + on \ B p= 4 ì 5 Eede mmm EK = ke 1 d E Peene hm 1 panel di re ì d 1 RE ge, 8 ineens \\, vssasssaeg | % jn # En eeen Ba - rn IIe el í 8 „ee _ EER U d Ez d EES | WE ie Kik: Ee | wone f Pe el ete gn’ ee == annen Ee: rn - en STEE al 1 en enne : man Tomes ne en 5 : ee “ 1 nnee men a = Re ne memmen b En fez ar 3 \ he cs Ne en en md LI | E geeneen ul ES: | id ì h dd mm TTT enen Td El l ige Sm re erhree in ; et TP Û EE En Er Î L Ln siz BIC bat GENE u . ei al; Hr ' tú = L he K lm A Ì Ô ï ï E e-A: 1% Sr f Ö e ja En ‚ suk vir Dn edt : de 4 Mein MEET N EN, ngen ' Ee, To 5 Ee à Ï \ E ' s a ü ä 8 A ij ü [Ì 5 | — Í { Î Ï : a à t mn el Tei „2 » ' m4 ke l GEE EE Ë pr Û ol TL B sk 8 % ; 2 EE k i ! 5 Í ‘ 1 Ei I Ed ; 8 en Eesenen ht Ie en IJ | 0 À rn es Ek Nd se ere ' ln nanantand mmm D hi … \ Le ___ Infrastructuur in uitvoering - 2022 a. Amstelveenseweg, vervangen tramrails (GVB): 2022 q1. Ravel, functievrij- en bouwrijpmaken ontwikkelveld 2 kavels A/B1/B2/C: al. Amstelveenseweg (station), poortjes en maaiveldinrichting (GVB): 2022 - 2023 2022 r. Ravellaan, aanleg ondergrondse infrastructuur: 2021 - 2022 b. _ Beethoven, aanpassen Kruispunt Beethovenstraat - Christiaan rl. _ Ravellaan, maaiveldinrichting en gracht: 2022 Neefestraat: 2022 s. Roeskestraat, bouwrijpmaken kavel British School: 2022 - 2023 bi. Beethovenstraat (zuidoost), omleggen K&L: 2022 t. Strawinsky, sloop AICS-kavel: 2022 c. Boerenwetering, herinrichting: 2022 t1 Strawinsky, maaiveldinrichting rondom Strawinskyhuis en nabij d. Buitenveldertselaan, groot onderhoud (V&OR}: 2022 Thomaskerk: 2022 - 2023 e. De Boelegracht, aanlanding kunstbrug: 2022 t2. _ Strawinsky, maaiveldinrichting rondom WTC Tower Ten: 2022 f. De Boelelaan - Amstelveenseweg, Kruising: 2022 u. _ Tripolis, tijdelijke maaiveldinrichting: 2022 fl. _ De Boelelaan - Parnassusweg, Kruising: 2022 ul. Verdi, aanbrengen WKO: 2022 g. Europaplein Oost, uitvoering: 2022 Vv. Vivaldi, bouwrijpmaken Breevast-kavel: 2022 - 2023 h. Kenniskwartier, bouwrijpmaken kavel 2d: 2022 w. _ Wielingenstraat - Diepenbrockstraat, groot onderhoud (V&OR): 2022 Î. Kop Zuidas, Hogelandplein, voorbelasten en inrichten: 2021 - 2022 X. AJ. Ernststraat, herprofilering (Stadsdeel Zuid): 2022 j Kop Zuidas, sloop Old School: 2022 - 2023 y. Strawinsky, verlagen en tijdelijke maaiveldinrichting bij m. _ Mahler, bouwrijpmaken kavel De Boog: 2022 E. van Beinumstraat: 2022 n. Parnas, kavel C2/C3, demonteren tijdelijke Rechtbank: 2021 - 2022 z. Zuidasdok, bouw- en werkterreinen: 2022 - 2036 o. _ Parnassusweg, aanleg oversteek t.p.v. Gustav Mahlerlaan: 2022 zl. _Zuidasdok, tijdelijk bedienhuis Schinkelbruggen, aanleg kabels naar p. Ravel, AFC, aanleg kademuur en veld 5: 2021 - 2022 Schinkelbruggen en werkzaamheden aan de bruggen: 2022 - 2023 pi. Ravel, AFC, sloop en verwijderen veld D: 2022 z2. Zuidasdok, tijdelijke openbare ruimte E. van Beinumstraat: 2022 - 2027 q. _ Ravel, maaiveldinrichting rondom Valley: 2021 - 2022 z3. Zuidasdok, werkterrein Brittenpassage (OVT): 2022 - 2027 z4. Zuidasdok, verleggen perrons Noord/Zuidlijn naar het oosten: 2022 4 3 . \ d i rl me le; UL af OO mk s 8 | En Î | EEN | | Í EN OS mek | me | ú, IN EE | iS | B BN A k ke IE ee À ik Ee | ME Ù : En | .* E Nen: OO MG Ne À IN zin == He lt Eben a! IN ED ari Ee Û | E 5 gd De baarn N 4 \ ij n= en Í bm, | d. JE l_ Sr, — J KZ . EN DE mn ral ET IE __ 5E RR on == | Hf NE: > EEE nn E ll | JE A IE ' ene bh arn en En | leen: t zap Il nn SS Ee El LA: nn HT ee nnn ï be en J ge = A mn en en il Î ml es 3 Eme Es nn, - en Me heer # _ Teen n= ks, ek dt a hndin a n = an en Ee kn Se | eme Tm E L mgee | mn he Tin Dn 4 Ï 1 eef: zE Te AE ei | Le, er 5 Ee > 3 en Ke f ke Temensn =d | 5 tf À ee” Lel nn, mi {n_ aL haniksdsi Ke En ds en d de b Ain | Ear |I le A | on, Gi JOE pl tb Re NE dais 8 U RE SS mn en , Ne kn Em Ne SNS S, 1% Í Dn Re X E mm En In x Nie É RAS RE Kas Ne en Rr” der at AR En, N f 4 vn ee! hen SQ » 1 E É SN N% q in, x KS B Ne ure . “ ER Vastgoed in uitvoering - 2022 VERDI: KENNISKWARTIER: 1. _Tripolis-Park, herontwikkeling gebouw 200-300 en nieuwbouw 10. Kavel 2a, gebouw De Puls incl. parkeergarage (VORM): Het Venster, incl. parkeergarage (Flow): 2020 - 2022 2021 - 2024 1. Kavel 2d, woongebouw Stepstone (De Key): 2022 - 2024 FRED. ROESKESTRAAT 12. Amsterdam UMC, (interne) verbouwing brug Polikliniek en 2. EDGE Stadium (vml. Forum-gebouw), verbouwing (EDGE): diverse interne verbouwingen: 2021 - 2023 2020 - 2022 13. VU, Onderzoeksgebouw: 2020 - 2023 14. Amsterdam UMC, Research en Diagnostiek Centrum (RDC) STRAWINSKY: en Atrium: 2022 - 2024 3. _PI59 (AICS-kavel), verbouwing (G&S/Nuveen): 2022 - 2023 4. _Strawinskyhuis, interne verbouwing (Flow): 2021 - 2023 MAHLER: 5. WTC Tower Ten, uitbreiding toren D incl. kelder (CBRE): 2018 - 2022 15. De Boog, kantoor (G&S): 2022 - 2024 BEETHOVEN: VIVALDI: 6. Convict en Kapel, verbouwing (AHK): 2022 - 2023 16. _NSl-kavel, deelproject 1 (NSI): 2022 - 2024 7. Kavel 6/7, woningbouw incl. parkeergarage (Breevast): 2022 - 2025 KOP ZUIDAS: 8. Kavel J, gebouw CROSSOVER (AM): 2021 - 2023 9. Kavel 1, woningen The Newton (COD): 2021 - 2024 U - ; PD KS PJ _ on hi idd p ee pm Ei df 2 u r = r / nm Ï EV On “ N Ö | 8 en | 5 i r MA 8 . pr E Ee FAN 4 \ E FP KR WOO ee ì en We N/A e 1 d kj E & — d an: S \ » | r k | X Vin | aal De nn / $ re 5 Í _ ‚N - | á k , ke = Ke Amsterdam Zuidas Informatiecentrum ’ î \ WTC, Centrale Hal \ Z Strawinskylaan 59 1077 XW Amsterdam B Telefoon: 0800 5065 E-mail: [email protected] mmm, Www.zuidas.nl PENN LS —_— _S
Onderzoeksrapport
20
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 795 Publicatiedatum 7 juli 2017 Ingekomen onder E Ingekomen op woensdag 28 juni 2017 Behandeld op woensdag 28 juni 2017 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Van Lammeren, De Heer en Van Soest inzake de interpellatie de uitspraak van de Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten die zijn gemaakt bij de gewogen toetreding (wethouder onder curatele). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de interpellatie van de leden De Heer, Groen, Boomsma, Van Soest, Van Lammeren, Glaubitz, Duijndam en Poot inzake de uitspraak van de Raad van State over vergunningen en de rondvaart en de fouten die zijn gemaakt bij de gewogen toetreding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 754). Constaterende dat: — de gemeenteraad het beleid heeft bepaald voor het uitgeven van vergunningen; — de wethouder verantwoordelijk is voor het (laten) uitvoeren dat dit beleid; — de gemeenteraad een controlerende taak heeft op het uitvoeren van het beleid; — de wethouder door de Raad van State is teruggefloten op de wijze van uitvoeren. Overwegende dat: — het onduidelijk is welk financieel risico de gemeente nu loopt in dit dossier; — het onduidelijk is of/wanneer er een nieuw plan komt voor vergunningverlening; — het van groot belang is dat op dit gebied niet nog meer fouten gemaakt worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: De wethouder driewekelijks een uitgebreide update over het dossier nota Varen naar de gemeenteraad te laten sturen. De leden van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren A.C. de Heer W. van Soest 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 193 Datum indiening 12 december 2019 Datum akkoord 12 februari 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Groen inzake de mogelijke toepassing van Olivijn in Amsterdam. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Klimaatorganisatie Urgenda heeft een lijst opgesteld van 40 aanbevelingen voor (lokale) overheden om CO2 te reduceren. Aanbeveling nummer 38 betreft het toepassen van Olivijn, wat potentieel 0,1 Mton reductie zou kunnen bijdragen. De organisatie schrijft er over: “Olivijn ruimt CO2 op via de natuurlijke verwering, waarin het reageert met CO2 en de koolstof voor zeer lange tijd wordt vastgelegd. Olivijn is een mineraal dat veel voorkomt op de wereld (zeker een kwart van de aardkorst). Door het te vermalen tot zand wordt de natuurlijke verweringsreactie versneld. Taylor et al. (2016) schatten dat deze methode de CO2-concentratie in potentie met 30 tot wel 300 ppm kan verminderen (de huidige concentratie CO2 is ongeveer 415 ppm). In het onderzoek Drawdown (Paul Hawken, 2018) wordt olivijn genoemd als veelbelovende klimaatoplossing.” Deltares verrichtte in 2012 een uitgebreide studie naar de toepassingsmogelijkheden in Rotterdam en concludeerde dat toepassing van olivijn in onder andere strooizout, in substraten en als bouwstof kansrijk zijn. Gezien het vorenstaande heeft het lid Groen, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Heeft het college kennisgenomen van de aanbevelingen van Urgenda en van de studie van Deltares. Zo nee, is het college bereid daar alsnog kennis van te nemen? Antwoord Ja, het college heeft kennis genomen van de genoemde studies. 2. Ziet het college mogelijkheid om ook in Amsterdam Olivijn toe te passen, bijvoorbeeld ín strooizout, in substraten of als bouwstof? 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng los Gemeenteblad Datum 12 februari 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 12 december 2019 Antwoord Het college constateert dat het toepassen van Olivijn op grond van de huidige wet- en regelgeving niet overal mogelijk is. De reden hiervoor is dat Olivijn geen 100% zuiver mineraal is maar nikkel en nog een aantal andere metalen bevat waarvoor maximale waarden in de bodem zijn toegestaan. Of Olivijn gebruikt mag worden hangt af van de toepassing. Bijvoorbeeld als bouwstof (dus vastgelegd in bouwmaterialen) is het toegestaan, maar het gebruik als meststof uitgestrooid op de bodem is niet overal zonder meer mogelijk. Of Olivijn kan worden toegepast en op welke wijze is daarom niet zonder nader onderzoek aan te geven (zie ook beantwoording vraag 3). 3. Wat zou de potentiele CO2-reductie in Amsterdam zijn als de gemeente Amsterdam er voor zou kiezen om Olivijn toe te passen, overal waar dat juridisch, technisch en logistiek mogelijk is? Antwoord Het college kan deze vraag op dit moment niet beantwoorden omdat er weinig ervaring met de toepassing van Olivijn is in Nederland. Begin 2020 start Deltares een onderzoek naar de verwering door contact met water en CO2 van het Olivijn in de tijd, hoeveel de CO2-opname is en of er schadelijke effecten zijn voor het milieu. Het onderzoek is bedoeld om een rekenmodel dat hetzelfde beoogt en door het Europese innovatieprogramma Climate Kic is ontwikkeld te valideren. Voor dit onderzoek trekt Deltares twee jaar uit. 4. Wat zouden de financiële kosten in Amsterdam zijn als de gemeente Amsterdam er voor zou kiezen om Olivijn toe te passen, overal waar dat juridisch, technisch en logistiek mogelijk is? Antwoord Het college heeft dat inzicht niet. Het hierboven bij vraag 3 genoemd rekenmodel kan na validatie bijvoorbeeld gebruikt worden voor bouwprojecten, aanleg van parken of parkeerterreinen om te bepalen hoeveel CO2 er wordt afgevangen zonder schade (bodemverontreiniging) voor het milieu. Naar verwachting maakt dit model het tevens mogelijk om in de toekomst de kosten en baten af te wegen van toepassing van Olivijn. 5. Ís het college bereid om Olivijn toe te passen bij ten minste een aantal projecten die zich daarvoor lenen, om ervaring op te doen met de toepassing van dit materiaal? Antwoord Op dit moment acht het college het daarvoor nog te vroeg. Het college volgt met belangstelling het verloop van het onderzoek door Deltares en de conclusies die te zijner tijd daaruit worden getrokken. Daarnaast heeft het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der zee (NIOZ) ook aangekondigd dit jaar een proef te 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng los Gemeenteblad ummer - =. Datum 12 februari 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 12 december 2019 doen met Olivijn. Op basis van de resultaten van genoemde onderzoeken kan op termijn de afweging gemaakt worden of Olivijn interessant is om ook in Amsterdam toe te passen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 204 Publicatiedatum 21 februari 2018 Ingekomen onder AZ Ingekomen op donderdag 15 februari 2018 Behandeld op donderdag 15 februari 2018 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Dijk en Hammelburg inzake het rapport van de rekenkamer “Evenwichtig woningaanbod”. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het rapport van de rekenkamer “Evenwichtig woningaanbod” en het college verzoeken de aanbevelingen uit te voeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 22). Overwegende dat: — Het rapport ‘Evenwichtig woningaanbod" keuzemogelijkheden voorlegt aan een nieuw college ten aanzien van de woningmarkt; — Het college alle aanbevelingen van de rekenkamer overneemt, inclusief politiek gevoelige keuzes waaronder het uitbreiden van het woningaanbod in de gereguleerde sector; — Het college desalniettemin aangeeft politieke keuzes aan een nieuwe gemeenteraad en college over te laten, te installeren na 21 maart 2018, maar volstrekte helderheid op dit punt geboden is. Besluit: — Beslispunt Il te wijzigen in: De aanbeveling uit het rapport over te nemen, behoudens de aanbeveling "Breid het aanbod in de gereguleerde voorraad verder uit"! — Beslispunt Ill te wijzigen in: ‘Het college van burgemeester en wethouders te vragen om de overige aanbevelingen uit te voeren en daarbij politieke keuzes over te laten aan een nieuw college geïnstalleerd na de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen.…' De leden van de gemeenteraad, T.W. Dijk A.R. Hammelburg 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Zuid Z Agenda van de openbare Commissie Leefomgeving van 8 november 2011 Vergaderdatum dinsdag 8 november 2011 Tijd 20:00 -23.00 uur Locatie Raadzaal te President Kennedylaan 923 Voorzitter Mw. R. van Dolder Griffier Mw. F. Alkan Technische vragen Programmabegroting 19.30 -20.00 uur. Voorafgaand aan de commissievergadering is er gelegenheid tot het stellen van technische vragen in de raadszaal. 1. Opening en vaststellen agenda 2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB 3. Vaststellen verslag van de vergadering van 11 oktober 2011 is verscho- ven naar 14 december. 4. Toezeggingen en termijnagenda 5. Programmabegroting 2012 Programma 3, 9 en 10 (De programma’s worden geïntegreerd behandeld) 6. Nota Dierenbeleid Zuid 7. Actieplan Verkeersveiligheid 8. Sluiting Ter kennisname stukken - Definitief Ontwerp cluster Rietwijkerstraat eo - Aanpassing fietspad Hercules Seghersstraat - Definitief Ontwerp Hillegomstraat - Parkeerdrukmeting Zuid 2010 1 Commissie Leefomgeving - dinsdag 8 november 2011 - Amstelveenlijn, Eindrapportage en Projectupdate - Peter van Anrooystraat e.o. definitief ontwerp - Afmeerbeleid stadsdeel Zuid vrijgave 2011 - Definitief ontwerp Europaplein Oost groot onderhoud - Ruimte voor nieuwe parkeergarages 2
Agenda
2
train
Stadsdeelcommissie Agenda Datum 06-10-2020 Aanvang 20:00 Locatie online via MSTeams 1. Opening, vaststellen besluitenlijst * Vaststelling concept-besluitenlijst van 22 september jl. 2. Het woord aan bewoners en ondernemers * Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda. 3. Afdoening ingekomen stukken * Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda 4. Mededelingen dagelijks bestuur 5. Adviesaanvraag ontwerp Weteringschans West Doel bespreking: ter advisering aan het DB 6. Brief aan stadsdeelcommissie over lepen Doel bespreking: deze brief stond op 22 september jl. als ingekomen stuk op de agenda. De agendacommissie heeft besloten het punt te agenderen. Mogelijk leidt de brief tot een advies aan het DB.' 7. Afvalinzamelingvoorzieningen Plantagebuurt Doel bespreking: ter advisering aan het DB 8. Advies sociaal domein Oostelijke Eilanden Doel bespreking: ter advisering aan het DB 9. Tijdelijke verkeersmaatregelen ivm corona Doel bespreking: ter advisering aan het DB 10. Advies meldpunt tegen eenzaamheid Doel bespreking: ter advisering aan het DB 11. Corona Update Doel bespreking: Bijgepraat worden 12, Rondvraag en sluiting INGEKOMEN STUKKEN À. Termijnagenda B. Adviesaanvraag aanscherping milieuzones vrachtauto's en autobussen per 1 januari 2022 INFORMATIE Locatie en beeldopnamen De stadsdeelcommissie vergadert via livestream met beeld, via MS teams. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Van de vergaderingen worden beeldopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Aanmelden om in te spreken De stadsdeelcommissie vergadert via livestream met beeld, via MS teams. De stadsdeelcommissie wilt insprekers de kans geven om in te spreken. Als u wilt inspreken dan ontvangt u uiterlijk dinsdag 6 oktober de link om deel te nemen aan de livestream vergadering met beeld. Voor diegene die schriftelijk willen inspreken: U kunt een inspreektekst mailen. Uw tekst wordt geanonimiseerd bij de vergaderstukken gevoegd; U kunt zich aanmelden om in te spreken of uw tekst sturen naar: [email protected] Ook is het verstandig uw telefoonnummer aan ons door te geven. De commissieleden kunnen u dan voorafgaand aan de vergadering telefonisch benaderen. Denkt u er aan om de aanmelding of uw schriftelijke tekst en telefoonnummer zo ruim mogelijk voor de vergadering te sturen.
Agenda
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1210 Publicatiedatum 15 november 2017 Ingekomen op 20 oktober 2017 Behandeld op 9 november 2017 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Boldewijn inzake de Begroting 2018 (stimulering deelauto’s). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2018. Overwegende dat: — Volgens M26 van de UAM het potentieel van autodelen in Amsterdam nog niet volledig wordt benut; — Autodelen een belangrijke kans biedt voor het efficiënt gebruiken van de schaarse ruimte in de drukste gebieden van de stad; — Een divers aanbod van deelauto's kan leiden tot een afname van het aantal auto's in de stad; — Hiermee meer ruimte op straat komt voor voetgangers en/of fietsers; — Amsterdam autodeelconcepten wil blijven faciliteren en specifieke privileges wil ontwikkelen voor schone autodeel-concepten; — Hierdoor de uitlaatgassen in de Amsterdam gereduceerd kunnen worden. Constaterende dat: — Erin de begroting geen concrete maatregelen zijn aangekondigd om de deelauto's te stimuleren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Vóór 1 januari 2018 een plan van de aanpak “stimulering deelauto's' te presenteren aan de raad en daarin aan te geven welke stimuleringsmaatregelen zullen worden genomen zoals bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen voor deelauto's, lagere parkeertarieven en kortere wachttijden voor een vergunning. Het lid van de gemeenteraad H.B. Boldewijn 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 966 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen onder AS Ingekomen op woensdag 30 september 2015 Behandeld op woensdag 30 september 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (stimuleren van autodelen en buiten de stad parkeren integreren). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 812); Constaterende dat: — inde Uitvoeringsagenda Mobiliteit staat dat het college autodelen en het parkeren van weinig gebruikte auto's aan de rand van de stad wil stimuleren; Overwegende dat: — deze maatregelen, in tegenstelling tot de zeer concrete plannen voor garages bij maatregelen voor knelpunten (zoals maatregelen 11, 12 en 13), slechts losstaande maatregelen zijn in de agenda en niet worden geïntegreerd als (deel van de) oplossing bij knelpunten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — onderzoek te doen naar de potentiële winst die te behalen valt met de benoemde maatregelen, uitgedrukt in het aantal auto's dat minder zal hoeven te parkeren in de stad; — deze cijfers te integreren bij de concrete maatregelen bij de knelpunten en dientengevolge het heroverwegen van het aantal nieuw aan te leggen parkeerplaatsen. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
VN2021-011196 issi í Wonen x% Gemeente vaadscommse voor oe et Or, W B lerenwelzijn, enbare KUIMtTe en aroen, KEInigin % Amsterdam ht 979 Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Bouwen en Wonen Agendapunt 10 Datum besluit 30 maart 2021 Onderwerp Rapportage toeristische verhuur van woningen 2020 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de rapportage toeristische verhuur van woonruimte 2021, waarvan de belangrijkste onderdelen zijn: e Meldingen vakantieverhuur en recensies vakantieverhuur en B&B * Aanbod woonruimte voor toeristische verhuur * Vergunningen vakantieverhuur en B&B Wettelijke grondslag Gemeentewet, artikel 169, lid 1: het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan deraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur, lid 2: zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor deuitoefening van zijn taak nodig heeft. Bestuurlijke achtergrond Sinds 2017 informeert het college de gemeenteraad jaarlijks over de toeristische verhuur van woonruimteuit. Deze rapportage gaat over de periode 1 janvari 2020 tot 31 december 2020. Reden bespreking O.v.v. het lid Naoum Néhmé (VVD) Uitkomsten extern advies Nvt. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.l 1 VN2021-011196 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Wonen % Amsterdam ‚ _ ‚ Oe % Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Voordracht voor de Commissie WB van 19 mei 2021 Ter bespreking en ter kennisneming AD2021-04,0641 Bijlage 1_Rapportage toeristische verhuur van woonruimte 2020.pdf (pdf) AD2021-04,0643 Commissie WB (1) Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief rapportage toeristische verhuur 2020_3omrt2021.pdf AD2021-040642 (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Directie Wonen, [email protected], 06-30646738 Gegenereerd: vl.l 2
Voordracht
2
train
> Gemeente Amsterdam D Motie Datum raadsvergadering 25 januari 2023 Ingekomen onder nummer 055 Status ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Von Gerhardt, Broersen, Bloemberg-Issa, Koyuncu en Nanninga inzake de Spijtoptantenregeling (stuur aangetekende brief als termijn dreigt te verlopen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Spijtoptantenregeling, Overwegende dat, -__erfpachters in de overstapprocedure via e-mails worden geïnformeerd over het verlopen van fatale termijnen, maar bij het versturen van die mails veel fout kan gaan omdat/waaronder e-mails in de spambox terecht kunnen komen; -__erfpachters zich niet altijd realiseren dat niet reageren op een e-mail kan leiden tot stopzetten van het overstapproces annex zeer hoge meerkosten; -__de desbetreffende e-mails automatisch gegenereerd worden door het portal zonder (menselijke) tussenkomst van de verantwoordelijke afdeling Erfpacht -__ Het portal derhalve zodanig heringericht moet worden dat, ruim voor het versturen van de laatste ‘automatische’ waarschuwing, de afdeling Erfpacht moet weten dat er een aangetekende brief verstuurd moet worden -__de ‘ontvangsttheorie’ voorschrijft dat de bewijslast voor ontvangst van correspondentie bij de verzender ligt; -__de gemeentelijke werkinstructie voor canonherziening het sturen van een aangetekende brief voorschrijft als erfpachters niet reageren op correspondentie; -__bij overstap het om substantiële bedragen kan gaan; -__de gemeente een informatieplicht heeft, Verzoekt het College: - Er bij de Spijtoptantenregeling en de Overstapregeling voor te zorgen dat erfpachters een aangetekende brief krijgt kort voor het verlopen van een fatale termijn opdat zij het overstapproces indien gewenst nog kunnen voortzetten. Indiener(s), D. T. Boomsma M. von Gerhardt J. Broersen J. Bloemberg-Issa Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 S. Koyüncu A. Nanninga
Motie
2
discard
X Gemeente Amsterdam F EZ % Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven % Agenda, donderdag 7 februari 2019 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie FEZ d.d. 17 januari 2019 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieFEZ@raadsgriffie. amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam F FE Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Agenda, donderdag 7 februari 2019 Economische Zaken 11 Resultaat tussentijdse draagvlakmeting voor de bedrijveninvesteringszone Albert Cuyp en intrekken van de verordening. Nr. BD2019-000204 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 13.02.2019). 12 Uitvoering van motie 665.18 ‘verlagen huurprijzen voor zelfstandige winkels’ van raadsleden Taimounti (DENK) en Ceder (CU) d.d. 19 juli 2018 Nr. BD2019- 000660 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 13 Beantwoording raadsadres over de kiosk op het ‘s Gravesandeplein Nr. BD2019- 000662 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). e _Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 0278. © _WasTKN 5 inde vergadering van 17-01-2019, 14 Brief inzake gevolgen Brexit voor Amsterdam Nr. BD2019-000699 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Medegeagendeerd op verzoek van het lid Bakker (SP). Deelnemingen 15 AEB Holding B.V: Brief over tegenvallende prestaties AEB Nr. BD2019-000663 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD). e _WasTKN6 inde vergadering van 17-01-2019. e _ Inclusief beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot (VD) zoals besproken in de commissie FEZ van 17-01-2019. Financiën 16 Kennisnemen van overwegingen van het college bij de portefeuille van de wethouder Financiën Nr. BD2019-000661 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Poot (VVD). e _WasTKN1 inde vergadering van 17-01-2019, 17 Wijziging oordeel Waarderingskamer Nr. BD2019-000525 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 2 Gemeente Amsterdam F EF Z Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, Lucht- en Zeehaven Agenda, donderdag 7 februari 2019 3
Agenda
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1455 Publicatiedatum 24 december 2015 Ingekomen onder AK Ingekomen op donderdag 17 december 2015 Behandeld op donderdag 17 december 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Blom inzake de Uitvoering Roze Agenda (steunpunt LBHTI- organisaties en individuen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Uitvoering Roze Agenda (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1405). Constaterende dat: — bepaalde groepen binnen de LHBTI-gemeenschap kwetsbaarder en minder zichbaar zijn dan andere groepen, zoals ook benoemd in de uitvoeringsagenda; — deze groepen baat hebben bij het versterken en faciliteren van de eigen kracht; — er verschillende organisaties gericht op deze groepen actief zijn in de stad; — deze groepen elkaar niet altijd kennen, en niet altijd optimaal samenwerken; — kwetsbare LHBTlI-ers niet altijd de juiste hulp weten te vinden; — zij hebben behoeften aan praktische ondersteuning door een onafhankelijk, stedelijk steunpunt. Overwegende dat: — er ruimte voor verbetering is in de samenwerking tussen verschillende LHBT|- organisaties; — een centraal steunpunt voor organisaties en individuen de samenwerking kan bevorderen tussen organisaties en de weerbaarheid kan vergroten; — zo'n steunpunt ook kan bijdragen aan de informatievoorziening aan inidviduen; — participatie draagt bij aan de emanciaptie, leidt tot zelfontplooiing en versterkt het gevoel van eigenwaarde en weerbaarheid. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. een steunpunt op te richten voor LHBTI-organisaties en individuen voor het aanjagen en stimuleren van de netwerkvorming, het vergroten en professionaliseren van de organisatiegraad ten einde positieverbetering en weerbaarheid van de doelgroep te bewerkstelligen, met specifieke aandacht voor transgender- en lesbische vrouwen, LHBTI-ers met een migrantenachtergrond en LHBTI-vluchtelingen; 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1455 Moti Datum 24 december 2015 otie 2. het bijhouden en digitaal presenteren van een roze sociale netwerkkaart. Het lid van de gemeenteraad S.R.H. Blom 2
Motie
2
val
> < Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum x Publicaties Stadsdeelbestuur 2014 stadsdeelraad 2x Besluiten 18 februari 2014-18 Besluit over Opheffing geheimhouding stukken Toelichting te vinden in Publicaties Stadsdeelbestuur 2014, Bestuurskalender, Vergadering 18 februari ín raadsvoorstel bij agendapunt 18 De raad heeft op 18 februari 2014 het volgende besluit genomen: De stadsdeelraad, Besluit: In te stemmen met de opheffing van de geheimhouding van de volgende stukken: 1. Huisvesting De Kleine Reus: e Verslag commissievergadering Welzijn & Onderwijs d.d. 6 september 2006. 2. Basisscholen Burghtschool, De Parel en De Kleine Reus: e Verslag commissievergadering Welzijn & Onderwijs d.d. 12 juni 2007. 3. 14° Montessorischool De Jordaan: e Verslag commissievergadering Bouwen & Wonen d.d. 6 november 2007. e Verslag commissievergadering Welzijn & Onderwijs d.d. 13 november 2007. e Verslag commissievergadering Welzijn & Onderwijs d.d. 11 november 2008. e Raadsvoordracht d.d. 27 november 2008. e Besluit raad d.d. 27 november 2008. e Verslag raadsvergadering d.d. 27 november 2008. e Raadsvoordracht d.d. 22 januari 2009. e Verslag raadsvergadering (besloten gedeelte) d.d. 22 januari 2009. 4. Grondexploitatie (GREX) projecten Elandsstraat 44 en 101: e Verslag raadsvergadering (besloten gedeelte) d.d. 28 januari 2010. Rietje Dujardin-van Hove Griffier Yellie Alkema Voorzitter van de stadsdeelraad Verschenen op 21 februari 2014 1
Besluit
1
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 750 Publicatiedatum 1 juli 2016 Ingekomen onder AQ Ingekomen op woensdag 22 juni 2016 Behandeld op woensdag 22 juni 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Duijndam, Glaubitz, Poot, Groen, Shahsavari-Jansen en Van Soest inzake de verdeling van de exploitatievergunningen voor de passagiersvaart 2020-2030 in het segment Bemand Groot (rondvaart) (criterium uniciteit). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de verdeling van de exploitatievergunningen voor de passagiersvaart 2020-2030 in het segment Bemand Groot (rondvaart) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 684). Constaterende dat: — unieke vaartuigen zich onderscheiden in vormgeving, gebruik en uitstraling ten opzichte van andere vaartuigen; — uniciteit op dit moment niet als subcriterium binnen het criterium Beeldkwaliteit is opgenomen. Overwegende dat: — het wenselijk is dat deze uniciteit wordt gewaarborgd bij de verdeling van de exploitatievergunningen passagiersvaart 2020-2030; — dit begrip een nadere invulling behoeft zodat het voor de beoordelingscommissie een werkbaar criterium wordt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te onderzoeken hoe het criterium uniciteit tot een voor de beoordelingscommissie werkbaar subcriterium binnen de categorie vaartuigen met een gezichts- bepalende uitstraling kan worden geformuleerd; — tevens te onderzoeken in hoeverre het criterium uniciteit een rol kan spelen bij de beoordeling van aanvragen binnen de categorie rondvaartuigen:; — over de resultaten van beide onderzoeken te rapporteren aan de gemeenteraad. 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 750 Motie Datum 1 juli 2016 De leden van de gemeenteraad P.J.M. Duijndam B. Glaubitz M.C.G. Poot R.J. Groen M.D. Shahsavari-Jansen W. van Soest 2
Motie
2
discard
VN2022-027554 De raadscommissie voor Financiën, Lucht en Zeehaven, Bedrijfsvoering, Economische Zaken x Gemeente : . . . | k FKD Amsterdam Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Deelnemingen, Lokale Media, % ICT en Digitale Stad, Kunst en Cultuur, Evenementen, Diversiteit en % Antidiscriminatiebeleid Voordracht voor de Commissie FKD van 08 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Lucht-en Zeehaven Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit (32) Agendapunt 1 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Raadsinformatiebrief over rapport gezondheidsrisico’s ultrafijn stof rond Schiphol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief met informatie over het rapport gezondheidsrisico's ultrafijn stof rond Schiphol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de reactie van het Rijk en de inzet van Amsterdam. Wettelijke grondslag artikel 169, lid 2 van de Gemeentewet (actieve informatieplicht) Bestuurlijke achtergrond Amsterdam heeft in 2015 gevraagd om aan te dringen bij de staatssecretaris belast met de portefeuille Luchtvaart om onderzoek te laten doen naar de gezondheidseffecten van ultrafijn stof afkomstig van vliegtvigbewegingen. De rapportage van de derde en laatste deelstudie naar de lange termijn gezondheidseffecten is gelijktijdig met de integrale eindrapportage opgeleverd op 21 juni 2022. Op 22 juni heeft het college U via de dagmail daarover geïnformeerd en aangekondigd dat een raadsinformatiebrief met reactie zou volgen. De raadscommissie MOW ontvangt deze brief ook. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.22 1 VN2022-027554 % Gemeente De raadscommissie voor Financiën, Lucht en Zeehaven, Bedrijfsvoering, Economische Zaken 9 Amsterdam en: . . . % Personeel en Organisatie, Dienstverlening, Deelnemingen, Lokale Media, ICT en Digitale Stad, Kunst en Cultuur, Evenementen, Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid Voordracht voor de Commissie FKD van 08 september 2022 Ter kennisneming je, via de dagmail van 22 juni 2022 Welke stukken treft v aan? AD2022-078846 Commissie FKD Voordracht (pdf) AD2022-078862 Raadsinformatiebrief onderzoek ultrafijnstof Schiphol incl Bijlage.pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Anjo Reussink, [email protected] Gegenereerd: vl.22 2
Voordracht
2
train
A00 X Gemeente De raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en S EF D nderwijs, Jeugd en . . ‚ " Recreatie, Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Zorg % Amsterdam Pe EE Vastgoed, Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 07 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Onderwijs MBO en Toeleiding Arbeidsmarkt (25) Agendapunt 7 Datum besluit n.v.t. Onderwerp Kennisnemen van het Jaarverslag Leerplicht schooljaar 2020-2021 De commissie wordt gevraagd Kennisnemen van bijgaande raadsbrief Jaarverslag Leerplicht schooljaar 2020-2021 van Wethouders Moorman en Mbarki en het Jaarverslag Leerplicht 2020-2021. Wettelijke grondslag art. 25 van de Leerplichtwet: Jaarverslag uitbrengen aan de raad art 169 Gemeentewet: informatieplicht Bestuurlijke achtergrond Met deze brief worden de commissies OZA en SED geïnformeerd over: - Het Jaarverslag Leerplicht schooljaar 2020-2021. - De inzet van Leerplicht in schooljaar 2020-2021. Reden bespreking n.v.t. Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? n.v.t. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.7 1 VN2022-027549 % Gemeente De raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam ‚ ‚ . - Zorg % Recreatie, Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van o7 september 2022 Ter kennisneming AD2022-078833 Commissie SED Voordracht (pdf) AD2022-078831 Jaarverslag-Leerplicht-2020-2021-WCAG.pdf (pdf) AD2022-078832 WH brief bij Jaarverslag Leerplicht 2020-2021. pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) OJZD, afdeling Onderwijs, Merel van de Water, merel.hanna.water@®amsterdam.nl, 0628022164 Gegenereerd: vl.7 2
Voordracht
2
discard
Kr 5020880 N% Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO Duurzaamheid X Amsterdam Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter advisering aan de raad Portefeuille Ruimtelijke Ordening Agendapunt 15 Datum besluit 19 september 2023 College van B&W. Onderwerp Vaststellen van het bestemmingsplan Partiële technische herziening Havenstraatterrein. De commissie wordt gevraagd 1. De raad te adviseren in te stemmen met de Raadsvoordracht “Vaststellen van het bestemmingsplan Partiële technische herziening Havenstraatterrein” inclusief bijlagen. Wettelijke grondslag Wet ruimtelijke ordening (Wro), artikel 3.2, eerste lid: De gemeenteraad is bevoegd om een bestemmingsplan vast te stellen. Hoofdstuk 7 Wet milieubeheer, in het bijzonder artikel 7.17 van de Wet milieubeheer: Het bevoegd gezag moet beslissen of een milieveffectrapportage moet worden opgesteld. Deze beslissing vindt plaats op basis van een m.e.r. beoordeling. Gemeentewet, artikel 169 Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Crisis- en herstelwet, artikel 1.1 eerste lid jo bijlage 1, categorie 3.1 jo, artikel 2.2 en 2.4 Het project Havenstraatterrein is op 1 september 2015 aangewezen als ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 2.2 van de Crisis- en herstelwet. Hierdoor zijn onder andere enkele procedurele versnellingen van toepassing zijn. Zo duurt de behandeling van een beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een half jaar in plaats van de normale termijn van een jaar. Bestuurlijke achtergrond Aanleiding en doel Dit bestemmingsplan voorziet in reparatie van abusievelijk opgenomen functieaanduidingen op vier plekken op de verbeelding van het bestemmingsplan Havenstraatterrein. Hierdoor wordt de gehele, beoogde transformatie van het plangebied Havenstraatterrein, waarbij de nadruk op wonen ligt, planologisch mogelijk gemaakt. Samen met het bestemmingsplan Havenstraatterrein heeft deze partiële herziening tot doel om te dienen als actueel toetsingskader om omgevingsvergunningen te verlenen. Eerdere besluitvorming De raad heeft het bestemmingsplan Havenstraatterrein op 23 december 2021 vastgesteld. Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2023 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Voor deze partiële herziening heeft geen wettelijk Gegenereerd: vl.13 1 VN2023-020880 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling Ruimte en % Amsterdam Duurzaamheid % Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter advisering aan de raad vooroverleg en advies plaatsgevonden omdat het om een juridisch-technische herziening gaat, waarbij geen beleidsinhoudelijke keuzes aan de orde zijn. Er is afgezien van participatie/inspraak omdat de wettelijke procedure voor een bestemmingsplan voorziet in het ter inzage leggen van een ontwerpbesluit voor eenieder. Reden bespreking Voor de nadere onderbouwing wordt verwezen naar de Raadsvoordracht. Uitkomsten extern advies Participatie Aangezien het plan een juridisch-technische herziening betreft, heeft hierover geen participatie plaatsgevonden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Havenstraatterrein is al een participatieproces doorlopen. Voor dit bestemmingsplan is de procedure ex afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht doorlopen. Inspraak is op grond van artikel 3 onder a van de gemeentelijke inspraakverordening daarom niet nodig. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.13 2 VN2023-020880 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling Ruimte en % Amsterdam Duurzaamheid % Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023 Ter advisering aan de raad 1. Verbeelding bestemmingsplan Partiële technische herziening AD2023-071449 ‚ Havenstraatterrein.pdf (pdf) AD2023-071451 2. Partiële technische herziening Havenstraatterrein_Regels.pdf (pdf) AD2023-071450 3. Partiële technische herziening Havenstraatterrein_Toelichting.pdf (pdf) h. 20230524-04,86082-Havenstraatterrein-stikstofonderzoek-revor_va.pdf AD2023-071452 (pdf) 5. Nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan part tech herz AD2023-071453 ‚ ‚ Havenstraatterrein Anoniem.pdf (pdf) AD2023-071471 6. Gemeenteraad Voordracht ‚pdf (pdf) AD2023-071442 Commissie RO Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte en Duurzaamheid, Peter Schravendijk, 06 1253 5198, p.schravendijk@&amsterdam.nl Grond en Ontwikkeling, Onno Terpstra, 06 1930 2561, [email protected] Gegenereerd: vl.13 3
Voordracht
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 332 Datum indiening 8 maart Datum akkoord 21 maart 2018 Publicatiedatum 22 maart 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Torn inzake het in kaart brengen en bestrijden van afvaltoerisme. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De term afvaltoerisme duidt op het dumpen van (bedrijfs}afval om betaling te ontlopen. In de verordening Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (Bboor) staat dat het “anderen dan gebruikers van percelen binnen de grenzen van een stadsdeel als bedoeld in de Verordening op de stadsdelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden binnen die grenzen”! Op een overtreding staat een boetebedrag van € 95,00 voor personen vanaf 16 jaar. Voor bedrijven loopt dit bedrag op tot € 475,00. Inde beantwoording van de schriftelijke vragen van vragensteller van 12 december 2017 over het dalende aantal uitgeschreven afvalboetes heeft het college aangegeven dat er in 2017 in totaal 52 boetes zijn uitgeschreven voor afvaltoerisme (zie nr. 44 van 2018)” In het Aanvalsplan Schoon wordt afvaltoerisme genoemd als een van de redenen dat er op verschillende locaties in de stad structureel (zwerf)afval wordt aangetroffen, de zogeheten afvalhotspots.°® Een locatie die specifiek wordt genoemd als het gaat om afvaltoerisme zijn de Oeverlanden in Nieuw-West. Dit afgelegen recreatie- en natuurgebied lijkt te worden gebruikt als dumpplaats voor (bedrijfs)afval en vraagt daarom blijvend aandacht, aldus het Handhaving Uitvoeringsplan Nieuw-West 2018.° De fractie van de VVD wil van het college weten of het voldoende zicht heeft op de omvang van afvaltoerisme. Ook wil de fractie van de VVD weten of het college voldoende grip heeft op het bestrijden van hiervan. Gezien het vorenstaande heeft het lid Torn, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: ' Boetebedragen 2018 Verordening Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte 2 http://www.amsterdam.nl/publish/pages/862893/44 18 schriftelijke vragen torn dalende aantal ui tgeschreven boetes voor verkeerd aangeboden huisvui.pdf $ https://www.amsterdam.nl/publish/pages/863261/aanvalsplan schoon amsterdam 2017.pdf t https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/6217957/1#search=%22afvaltoerisme%22 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Jaz Gemeenteblad Datum 22 maart 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 8 maart 2018 1. Hoe verhoudt het aantal boetes dat in 2017 is uitgeschreven voor afvaltoerisme zich ten opzichte van voorgaande jaren? Hoeveel boetes zijn er dit jaar reeds uitgeschreven? Is er sprake van een stijgende, dalende of gelijke trend? En hoe verklaart het college deze trend? Graag een toelichting a.u.b. Antwoord: In de afgelopen jaren is het volgende aantal boetes geschreven voor afvaltoerisme: — 2014: 116 — 2015: 106 — 2016: 46 — 2017: 52. Er is sprake van een dalende trend. Daarvoor is geen eenduidige verklaring te geven. Het op heterdaad betrappen van afval gerelateerde overtredingen is lastig en we zien dat in steeds meer gevallen er geen gegevens in het afval aanwezig zijn om de herkomst van de overtreder te kunnen achterhalen. In 2018 zijn er t/m 13 maart 17 boetes uitgeschreven voor afvaltoerisme. 2. In het Stedelijk Handhavingsprogramma wordt aangegeven dat afvaltoerisme het dumpen van afval in natuurgebieden betreft. Hanteert het college uitsluitend deze definitie? Of worden er ook boetes uitgeschreven voor het aanbieden of dumpen van afval in stadsdelen door personen die daar niet wonen? Antwoord: Het college hanteert de volgende definitie van afvaltoerisme: aanbieden of dumpen van afvalstoffen door niet bewoners van een stadsdeel c.q. de gemeente, met als doel betaling van afvalstoffenheffing te voorkomen. Het verbod afvaltoerisme is opgenomen in de Afvalstoffenverordening 2009 Amsterdam, omdat het niet de bedoeling is dat bewoners van naburige gemeenten of andere stadsdelen zich buiten hun woongebied van afval (huishoudelijk afval of grof huishoudelijk afval) ontdoen. De reden hiervoor is dat zij buiten hun woongebied geen afvalstoffenheffing betalen. Bij afvaltoerisme gaat het zowel om neerzetten van afval bij of gooien in ondergrondse containers door bewoners van buiten het stadsdeel/ gemeente als om dumpingen van afval in (natuur)gebieden. Bij het opleggen van boetes wordt daar geen onderscheid in gemaakt. Bij een eerstvolgende herziening van de Afvalstoffenverordening, naar verwachting eind 2018, zal het onderscheid tussen de stadsdelen worden afgeschaft. De tarieven zijn inmiddels in de hele stad gelijk en de afvalketen zal één organisatie worden zoals staat beschreven in het Uitvoeringsplan Afval (13 juli 2016). 3. Wordt er bij het dumpen van afval in natuurgebieden naast een boete voor afvaltoerisme ook een boete uitgeschreven voor het veroorzaken van milieuverontreiniging (€ 380,00 voor personen en €1.900,00 voor bedrijven)? Zo ja, hoeveel boetes zijn er hiervoor uitgeschreven (graag een uitsplitsing van het aantal boetes voor personen en voor bedrijven). Zo nee, waarom niet? Antwoord: Uit de registraties is de koppeling afvaltoerisme en veroorzaken milieuverontreiniging niet te maken. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Jaz Gemeenteblad Datum 22 maart 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 8 maart 2018 In de afgelopen jaren is het volgende aantal boetes geschreven voor het veroorzaken van milieuverontreiniging (geen onderscheid burgers-bedrijven): — 2014:3 — 2015:3 — 2016: 3 — 2017:19. 4. In welke andere (natuur)gebieden, naast de Oeverlanden, is er volgens het college sprake van afvaltoerisme? Wordt er hier (extra) gehandhaafd en hoeveel boetes zijn hier uitgeschreven? Antwoord: Afvaltoerisme kan in de hele stad voorkomen. Echte probleemlocaties zijn op grond van de kleine aantallen niet te onderscheiden. Als naar een groter gebied wordt gekeken (op wijkniveau) is het beeld van de top 5 als volgt (2014 t/m 2017): 1. Bijlmer Centrum (50) 2. Bijlmer Oost (41) 3. Volewijck (19) 4, Holendrecht Reigersbos (16) 5. Sloter/Riekerpolder (16). In de gebieden in Zuidoost wordt door het stadsdeel extra gehandhaafd. Vanaf 1 november 2017 is er naast de hotspot-aanpak extra inzet vanuit Schoon & Heel met een combiteam van handhavers en inzamelaars. Vanaf week 11 zal er worden gestart met controles in burger op overlastlocaties door dumping. 5. Het hanteren van een gedifferentieerd afvaltarief (het in rekening brengen van een afvalstoffenheffing op basis van de geregistreerde hoeveelheid afval per huishouden of bedrijf, ook wel diftar genoemd) in omliggende gemeenten kan voor bewoners van deze gemeenten een reden zijn om hun afval in (of naast) Amsterdamse afvalcontainers te dumpen. Welke omliggende gemeenten hanteren een gedifferentieerd afvaltarief? Is er volgens het college sprake van meer afvaltoerisme in de gebieden van stadsdelen die grenzen aan deze gemeenten? Antwoord: Aangrenzende gemeenten hanteren geen gedifferentieerd afvaltarief. Er is wat het college betreft geen aanleiding om te veronderstellen dat om die reden er sprake zou zijn van afvaltoerisme. 6. Is het college van oordeel dat er meer gehandhaafd moet worden op afvaltoerisme? Zo ja, welke mogelijkheden ziet het college om met de bestaande handhavingscapaciteit extra op te treden tegen afvaltoerisme? Is er meer capaciteit nodig? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De omvang van het probleem is niet precies bekend. Als niet-bewoners in een onbewaakt moment hun afval in de ondergrondse container in een stadsdeel gooien, is er sprake van een overtreding van het verbod op afvaltoerisme. 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing Jaz Gemeenteblad ummer = en Datum 22 maart 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 8 maart 2018 Die overtreding is echter niet te constateren. Zoals eerder opgemerkt zal het onderscheid tussen stadsdelen in de Afvalstoffenverordening worden geschrapt en zal er binnen Amsterdam geen sprake meer zijn van afvaltoerisme. Dat maakt een eventueel probleem alleen maar kleiner. Vooralsnog zal daarom de problematiek van afvaltoerisme in de bestaande capaciteit van afvalhandhaving worden meegenomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 425 Publicatiedatum 29 april 2016 Ingekomen onder BC Ingekomen op donderdag 21 april 2016 Behandeld op donderdag 21 april 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de Agenda Dieren (gedragscode gebruik dieren in de media en kunst). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Dieren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 261). Constaterende dat: — dieren ook gebruikt worden in media en kunst, voor bijvoorbeeld reclamedoeleinden en promotie-activiteiten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: een gedragscode en voorwaarden op te stellen ten aanzien van het gebruik van dieren voor media en kunst in Amsterdam. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
train
N NOORD EE D REGIO Z mei 2023 Noord-Holland Zuid Uitgangs- bh puntennotitie D Herijking e Inleiding Aanleiding en doel van een Herijking RES In een Regionale Energiestrategie (RES) De Regionale Energie Strategie Noord-Holland De in de RES 1.0 vastgestelde ambitie voor beschrijven provincie, gemeenten en Zuid (RES NHZ) is een dynamisch document. 2050 voor Noord-Holland Zuid, te weten waterschappen samen met de netbeheerders, Dit betekent dat wijzigingen in het document 2,/ TWh, ligt wel vast. De Herijking dient het bedrijfsleven, maatschappelijke en op de kaart met zoekgebieden mogelijk meerdere doelen: het is voor de partners organisaties en inwoners samen hoe en waar moeten zijn. in de RES (gemeenten, waterschappen, hernieuwbare elektriciteit met zonne- en provincie) van belang om hun ambitie in de windenergie kan worden opgewekt. In de In het najaar van 2022 is de Monitor RES zoekgebieden tijdig te kunnen realiseren, voor regio Noord-Holland Zuid is in juli 2021 de NHZ (Q4 2022) gepubliceerd en in januari de netbeheerders dient de geactualiseerde en ® In Noord-Holland & Behalve Gemeente RES 1.0 vastgesteld door alle gemeenten*, de 2023 de Voortgangsrapportage RES NHZ. opnieuw vastgestelde kaart als uitgangspunt rde DE en provincie en de waterschappen. In deze RES In de Voortgangsrapportage RES NHZ is om uitbreiding van het netwerk op te plannen ogen eds deet, 1.0 zijn zoekgebieden in kaart gebracht waar geconcludeerd dat: ‘In 2025 ligt de aandacht en het schept duidelijkheid voor stakeholders Oe aan het RES proces, onderzocht wordt onder welke voorwaarden op het continueren en versnellen van (inwoners, ontwikkelaars, belanghebbenden, gebieden RES 1.0 door en in welk deel van het zoekgebied de uitvoering. De huidige kaders uit de etc.). Oer zonnepanelen of windturbines het beste RES 1.0 bieden daarvoor voldoende ruimte. NZ a oden geplaatst kunnen worden. De voorkeur gaat De verschillende ontwikkelingen in de - Extra zoekgebieden daarbij uit naar zoveel mogelijk zonnepanelen zoekgebieden geven aanleiding om dit jaar zonde op grote daken en boven parkeerterreinen. te starten met de voorbereiding van het one De in de RES 1.0 vastgestelde ambitie voor proces van de Herijking RES (2.0). Er wordt oiieocli maken Noord-Holland Zuid in 2050 is 2,7 TWh. gekoerst op vaststelling van de Herijking van repowering RES (2.0) in 2024*.’ Sokoebeden vind Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 2 e Uitgangspunten In verschillende RES overleggen (werkgroep, e Milieu effect rapportage (m.e.r.): hoewel stuurgroep, Bestuurlijk Overleg Energieregio de RES mogelijk mer plichtig is, wordt XL NHZ) is overeenstemming over de volgende ervoor gekozen om alleen de Provinciale uitgangspunten voor de Herijking van de RES: omgevingsverordening te bemerren. e Huidige kaders RES 1.0 bieden voldoende Deze keuze wordt verderop in deze notitie ruimte om ambitie te behalen uiteengezet. Voor nieuwe zoekgebieden e ‘Lean’ proces Herijking RES (want: focus ‘wind’ en ‘wind+zon’ moet de Provinciale op de uitvoering!) Omgevingsverordening worden aangepast. o alleen over wijzigingen op de kaart Hiervoor zal de provincie opnieuw een met zoekgebieden Addendum opstellen. Het plan-MER uit o niet over wijzigen van de ambitie of 2014 en het Addendum 2021 zijn hiervoor het document RES de basis. e Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toevoegen/wijzigingen zoekgebieden op hun grondgebied. Zij doen dit waar nodig in afstemming met buurgemeenten, deelregio en provincie e Toevoegen en wijzigingen van zoekgebieden kan tot december 2025, zodat gekoerst kan worden op besluitvorming in Q2 van 2024. e Vaststelling Herijking RES (2.0) gebeurt door de gemeenteraden, Provinciale Staten en de AB's van de waterschappen Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 3 Het proces voor de Herijking van de RES kent vier stappen: Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Besluitvorming over Zoekgebieden O7 o53 Ia KEN Besluitvorming uitgangspunten aanpassen, bespreken herijkte Herijking proces Herijking schrappen of kaart met RES NHZ toevoegen zoekgebieden OYA0rk) tot dec. 2025 Q1/Q2 2024 Q2/Q53 2024 Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 4 e Stap 1: Stap 2: Besluitvorming over Wijzigen kaart zoekgebieden Uitgangspunten voor de (t/m Q3 2025) Herijking RES (Q2 20253) Colleges van alle gemeenten van NHZ, Gemeenten zijn aan zet waar het gaat om informeren. Zodat zij — als de besluitvorming Gedeputeerde Staten en de Dagelijks toevoegen, concretisering of aanpassing van de Herijking RES (2.0) voorligt — goed Besturen van de waterschappen besluiten (vergroten, verkleinen, schrappen) van geïnformeerd zijn en hun rol en invloed goed over deze Vitgangspuntennotitie Herijking zoekgebieden. Naast eigen initiatief van en tijdig hebben kunnen inzetten. RES. De Herijking geeft uitvoering aan de gemeenten kunnen initiatieven voor de bestaande afspraken van de RES. Anders concretisering of aanpassing van zoekgebieden Voor zowel het wijzigen als toevoegen van gesteld: de kaders van de RES worden ook worden aangedragen door bijvoorbeeld zoekgebieden geldt dat waar nodig wordt niet gewijzigd, daarom hoeft er over de ontwikkelaars, energiecoöperaties, inwoners afgestemd met buurgemeenten, deelregio of Uitgangspuntennotitie geen besluit te en bedrijven maar ook door de waterschappen provincie. De provincie is bevoegd gezag voor & Ministeries en worden genomen door gemeenteraden, of Rijkswaterstaat (vanuit een OER traject*). windenergieprojecten tussen de 5 en 100 MW. Eend Provinciale Staten en de Algemeen Besturen Voor alle initiatieven geldt dat de gemeente Daarom geldt bij initiatieven voor wind dat dende van de waterschappen. Zij worden over de uiteindelijke afweging maakt of deze gemeenten en provincie samen optrekken en mogelijkheden voor de de start en het verdere verloop van het initiatieven worden toegevoegd op de kaart dat voor het toevoegen van windzoekgebieden aaide Oi scheurt Herijkingsproces van de RES geïnformeerd van zoekgebieden. zowel het college van de gemeente als Oee deo middels een informatiebrief en een (digitale) Gedeputeerde Staten hierover besluiten. Rijksvastgoed (OER), informatieavond. Om een bestaand zoekgebied aan te passen Bij windenergieprojecten boven 100 MW is of nieuwe zoekgebieden toe te voegen is het Rijk bevoegd gezag. allereerst besluitvorming nodig in het college (besluitvorming in de raden, Staten en Voor ieder nieuw zoekgebied geldt dat er Algemeen Besturen komt bij vaststelling van de voorafgaand aan besluitvorming in de colleges Herijking RES). Het is de verantwoordelijkheid een integrale afweging moet worden gemaakt van resp. gemeenten en provincie om en dat de omgeving en belanghebbenden daarbij ook de gemeenteraden en Staten te hierbij moeten worden betrokken. Het is ook Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 5 e Stap 5: Stap 4: Opstellen en bespreken Besluitvorming in gewijzigde kaart zoekgebieden gemeenteraden, Provinciale Q1 2024 Staten en AB's waterschappen Q2/Q5 2024 wenselijk om de milieubelangen op een goede Het programmabureau RES NHZ zorgt voor Na besluitvorming zorgen gemeenten dat en zichtbare manier in beeld te brengen het opstellen van de gewijzigde kaart en de de nieuwe zoekgebieden worden geborgd en mee te laten wegen. De voortgang in herberekening van de opbrengst uitgedrukt in het omgevingsbeleid. De provincie past de zoekgebieden en de wijzigingen op de in TWh. Deze herijkte kaart wordt besproken de Provinciale Omgevingsverordening aan; kaart worden besproken in ieder Bestuurlijk in werkgroep RES, (proces)Stuurgroep RES en nieuwe zoekgebieden wind en wind+zon ® Ten behoeve van het Overleg XL van de Energieregio NHZ*. In dit het Bestuurlijk Overleg Energieregio XL NHZ. worden daarin opgenomen zodat gemeenten Ee overleg zitten alle portefeuillehouders RES van Voor gemeenteraden, Provinciale Staten en in die gebieden wind mogelijk kunnen maken. een gemeenten, waterschappen en Provincie. AB-leden van de waterschappen wordt een aanwoordekon De deadline voor wijzigingen op de kaart voor (digitale) informatieavond georganiseerd en van zoekgebieden de Herijking RES (2.0) is december 2025. een informatiebrief opgesteld. het zogenaamde eert Indien in het Bestuurlijke Overleg Energieregio wordt publiek ontsloten XL NHZ overeenstemming wordt bereikt over Dese viewer toon de nieuwe kaart met zoekgebieden, wordt deze eeen voorbereid voor integrale besluitvorming in alle egesvateg en KD raden, Staten en AB's*. Zo besluit iedereen over ® voor dat deel dat ziet en Noord-Holland Zuid hun eigen deel maar wordt dat deel wel in het ope, ed grotere geheel geplaatst zodat de samenhang orgaan vurmieljd belend in het gebied ook helder is. Indien er nog aanpassingen aan de kaart moeten worden gedaan en opnieuw besprekingen moeten plaatsvinden, dan verschuift de besluitvorming in alle waarschijnlijkheid naar Q5 2024. Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 6 e Milieu effect MER bij Herijking rapportage bij RES (2.0) RES 1.0 In hoeverre bestaat er op basis van nationale Na het vaststellen van de RES 1.0 heeft de Voor wijziging van zoekgebieden ‘wind’ en en/of Europese regelgeving een plicht om provincie echter de zoekgebieden ‘wind’ en ‘wind+zon’ moet de Provinciale Omgevings- een milieueffectrapportrapportage (MER) uit ‘wind+zon’ opgenomen in de Provinciale verordening Noord-Holland 2022 (OVNH 2022) te voeren bij de Regionale Energiestrategie? Omgevingsverordening en daarbij een opnieuw worden aangepast. Hiervoor zal een Een werkgroep met juristen en beleidsexperts Addendum op het plan-MER ‘wind-op- Addendum worden opgesteld. Het planMER uit van Rijk, provincies, gemeenten, NP RES, land’ uit 2014 laten opstellen met als doel 2014 en het Addendum 2021 zijn hiervoor de netbeheerders en de Commissie m.e.r. bracht de milieugevolgen van de aanpassing van basis. De procedure is op hoofdlijnen als volgt: in maart 2022 advies uit over die vraag. Kern het windbeleid inzichtelijk te maken. Alle 1. Openbare kennisgeving van het voornemen van het advies is dat voor het tot stand komen zoekgebieden ‘wind’ en ‘wind+zon’ uit de RES tot het opstellen van het addendum van de RES 1.0 een plan-MER niet verplicht van NHN en NHZ zijn daarin meegenomen. plan-MER voor nieuwe zoekgebieden was. De regio NHZ heeft mee gedaan aan Als daarnaast elk uitvoeringsbesluit een wind en wind+zon een pilot vanuit het Nationaal Programma eigenstandige en locatie-specifieke 2. Opstellen Addendum MER plus ontwerp- RES. Omdat de RES onder de omgevingswet onderbouwing van de relevante milieuaspecten herziening Provinciale OV NH 2022 -die naar verwachting ingaat op 1 januari bevat zal het procesrisico nauwelijks meer 5. Publicatie ontwerp-herziening 2024- mogelijk wel MER-plichtig is kan dit een aanwezig zijn. Denk hierbij aan een plan-mer Provinciale Omgevingsverordening plus procesrisico opleveren bij de uitvoering van de voor alle windzoekgebieden of een mer- ontwerp addendum MER inclusief bijlagen RES zoekgebieden. Om dit procesrisico geheel beoordeling voor ieder windpark. gevolgd door zienswijzenperiode en te voorkomen dient zowel de RES 1.0 als de RES voorleggen aan Commissie mer. 2.0 te worden bemerd. 4. Verwerking zienswijzen en advies Commissie m.e.r. In herziening OVNH 5. Aanpassen werkingsgebied wind door opnemen wijziging zoekgebieden wind en wind+zon in OVNH 2022 en vaststellen herziening OVNH2022 Uitgangspuntennotitie Herijking RES (2.0) Noord-Holland Zuid 7
Onderzoeksrapport
7
train
Bijlage o - actualiteit over de inhuur van een parttime programmadirecteur Toezeggingen gedaan door de burgemeester (en de gemeentesecretaris) bij de behandeling van de actualiteit over de inhuur van een parttime programmadirecteur 1. Profielschets programmadirecteur was niet openbaar, maar kan wel met de commissie worden gedeeld (BM). Opgenomen in bijlage 1 — Profielschets programmadirecteur. 2. De namen van de twee mogelijke kandidaten waar de burgemeester uitvoeriger mee heeft gesproken, kunnen vertrouwelijk met de commissie worden gedeeld (BM) 3. De commissie wordt geïnformeerd over welke stappen er nu gezet worden in het kader van de Europese aanbesteding voor het aantrekken van een nieuwe programmadirecteur (BM o.v.v. Roosma) 4. De commissie ontvangt alle facturen (4,8 maanden) die Booij heeft gestuurd (BM o.v.v. Van Lammeren). Opgenomen ín bijlage 4 — Facturen. 5. Uitgezocht wordt bij hoeveel van de 1000 tot 1500 vergelijkbare contracten er geen drie offertes zijn uitgevraagd (BM o.v.v. Hofland). 6. Verzocht is om de vrenverantwoording van Booij beschikbaar te stellen. De commissie heeft gevraagd wat Booij heeft gedaan in de contracturen. Toegezegd is om te onderzoeken of die aanwezig zijn. De beschikbare maandverantwoording door Booij wordt aan de commissie gegeven (BM o.v.v. meerdere leden). Opgenomen in bijlage 5 — verantwoording prestaties 7. Naar aanleiding van de fouten die zijn gemaakt bij P&O en in het financiele systeem onderzocht welke “gaten” er zijn. De commissie wordt hierover geïnformeerd, daarbij wordt getracht om ook een plan van aanpak bij te voegen (BM) 8. Gevraagd is om een overzicht van contracten met een vurtarief van meer dan 100 euro waarbij geen vrenverantwoording is (BM o.v.v. Boomsma). g. De commissie ontvangt zo spoedig mogelijk een brief met aanvullende informatie ter voorbereiding op het debat in de raad van 16 februari 2022 (BM). 10. Een juridische second opinion wordt gevraagd op de contracten die met Booij zijn afgesloten in relatie tot het al dan niet in strijd zijn met gemeentelijke - en/of Europese aanbestedingsregels. De second opinion moet niet worden gevraagd aan de gemeenteadvocaat (BM o.v.v. meerdere raadsleden). Opgenomen in bijlage 2 — Second opinion 11. De twee bijlagen (o.a. de offerteaanvraag) die in contract met Booij wel worden genoemd maar die niet zijn bijgevoegd bij de op grond van het WOB verzoek beschikbaar gestelde documenten worden aan de commissie gegeven (BM o.v.v. Van Lammeren). Opgenomen in bijlage 3b — Bijlagen bij contract 12. Boomsma heeft gevraagd om de communicatie die is geweest tussen P&O en de binnen de gemeente voor Booij verantwoordelijke directeur over het “piepen” dat het 9 maanden contract afliep. Opgenomen in bijlage 3a — Communicatie over “piepen” 13. Nadere informatie over de keuze van het reclamebureau voor Amsterdam 750 is toegezegd door gemeentesecretaris. 14. Voortaan dergelijke vacatures openbare procedure 15. Ook vren laten verantwoorden ZZP-ers boven een bepaald tarief bij een factuur
Actualiteit
1
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1385 Publicatiedatum 28 december 2018 Ingekomen onder A Ingekomen op woensdag 19 december 2018 Behandeld op woensdag 19 december 2018 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid De Fockert inzake het beleidskader Taaloffensief 2019-2022 (versterken van het non-formele taalcircuit) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het beleidskader Taaloffensief 2019-2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1279). Constaterende dat: — Circa 150.000 inwoners van Amsterdam laaggeletterd zijn. Dit is 18% van de Amsterdammers; — Dit ruim boven het landelijk gemiddelde van 12% ligt; — In sommige stadsdelen dat percentage zelfs meer dan twee keer zo hoog is, zoals in Zuidoost (32%) en Noord (28%); — Het college zich committeert aan “een Taaloffensief met als doel de zelfredzaamheid en kansengelijkheid van Amsterdammers te bevorderen en de digitale kloof te verkleinen": — Het non-formele taalcircuit in het beleidskader Taaloffensief 2019-2022 gezien wordt als een belangrijke partner in het behalen van deze ambitie. Overwegende dat: — Welzijns- en vrijwilligersorganisaties een spilfunctie hebben bij het signaleren van laaggeletterdheid en bereiken van laaggeletterden; — Het non-formele taalaanbod van welzijns- en vrijwilligersorganisaties voor moeilijk te bereiken laaggeletterden een laagdrempelige opstap kan zijn naar professioneel taalonderwijs. Tevens overwegende dat: — Onderzoek van de HvA uit 2017° uitwijst dat de kwaliteit van onderwijs en organisatie binnen dit non-formele taalcircuit per stadsdeel enorm fluctueert. 1 Beleidskader Taaloffensief 2019-2022, pag. 12 2 Onderzoek non-formeel taalaanbod Amsterdam, HVA — Lectoraat Management van Cultuurverandering, 2017 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1385 Motie Datum 28 december 2018 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Te onderzoeken wat aanbieders in het non-formele taalcircuit nodig hebben om hun spilfunctie in het signaleren en bereiken van laaggeletterdheid goed uit te kunnen voeren; 2. Te onderzoeken welke ondersteuning welzijns- en vrijwilligersorganisaties nodig hebben om de continuïteit en de kwaliteit van hun taalactiviteiten te bestendigen en zo hun rol in het bestrijden van laaggeletterdheid goed uit kunnen blijven voeren; 3. Hiertoe een plan te ontwikkelen als onderdeel van het beleidskader Taaloffensief 2019-2022. Het lid van de gemeenteraad T.C. de Fockert 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 634 Datum indiening 8 juni 218 Datum akkoord 10 juli 2018 Publicatiedatum 11 juli 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake de kraak op de Brachthuijzerstraat in het (voormalig) consulaat van Indonesië. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Volgens berichtgeving van AT5 is het (voormalig) consulaat van de Republiek Indonesië op 7 juni 2018. tijdelijk gekraakt geweest! De krakers zouden onder begeleiding van de politie in de nacht van 8 juni 2018 het pand hebben verlaten.” In een video van AT5 is te zien dat de krakers de Indonesische vlag met daarop een krakerssymbool uitgehangen, hetgeen zorgde voor onbegrip en woede bij Indonesische diplomaten en ambassadepersoneel, die benadrukten dat het pand waarin het consulaat gevestigd zat niet leeg stond. Ook is te zien dat de krakers het pand bevoorraden met chips en bier, onder toeziend oog van de politie. Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Volgens de eigenaar stond het pand niet leeg. Is er volgens het college sprake van een inbraak of van een kraak? Graag een toelichting. Antwoord: Deze beoordeling is aan het Openbaar Ministerie en niet aan het college. 2. Watis er bekend over de personen die dit pand hebben gekraakt? Antwoord: De politie geeft aan geen informatie te hebben over de betrokken personen. De eigenaar heeft geen aangifte gedaan. ! https://www.at5.nl/artikelen/18301 3/indonesirs-ontstemd-over-kraak-voormalig-consulaat-het- gebouw-was-niet-leeg 2 http://www.at5.nl/artikelen/1 83021/krakers-weer-weg-uit-voormalig-consulaat-indonesi 3 https://www.at5.nl/artikelen/18301 3/indonesirs-ontstemd-over-kraak-voormalig-consulaat-het- gebouw-was-niet-leeg 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing 4 Gemeenteblad Datum 11 juli 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 juni 2018 3. Is ereen relatie tussen deze kraak en (de kraken van) de We Are Here-groep? Antwoord: De politie geeft aan niet over informatie te beschikken die duidt op een relatie met (de kraken van) de We Are Here-groep. 4. Zijn er personen onder deze groep die ook bij de We Are Here-groep betrokken zijn? Antwoord: De politie geeft aan niet over informatie te beschikken die duidt op betrokkenheid van de We Are Here-groep. 5. Worden deze personen verdacht van huisvredebreuk of inbraak”? Antwoord: Of en zo ja waarvan personen verdacht worden is aan het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie geeft aan dat de eigenaar geen aangifte heeft gedaan en er in deze zaak geen personen als verdachte zijn aangemerkt. 6. Heeft de eigenaar van het pand aangifte gedaan? Zo ja, wanneer? Antwoord: Nee, de eigenaar heeft geen aangifte gedaan. 7. Wanneer was de politie ter plaatse? Was dit voor, tijdens of nadat de krakers hun intrek hadden genomen in het pand? Indien dit het geval was voor of tijdens de kraak: heeft de politie toen ingegrepen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De politie is ter plaatse gekomen nadat er mensen in het pand getrokken waren. De politie heeft daarop conform het reguliere kraak- en ontruimingsbeleid vastgelegd dat het om een leegstaand pand ging, contact gezocht met de eigenaar en op het hart gedrukt aangifte te doen. De krakers waren zich niet bewust van het feit dat zij intrek hadden genomen in een voormalig consulaat. Om escalatie te voorkomen, heeft de politie de krakers in overweging gegeven het pand vrijwillig te verlaten. Hier is rond 1.00 uur gehoor aan gegeven. 8. Wanneer wist de politie dat het pand niet meer als consulaat werd gebruikt? Is er toen direct ingegrepen? Antwoord: De politie is om 22.15 uur geïnformeerd door de Officier van Justitie dat het pand, in de visie van de directie Buitenlandse Zaken, geen diplomatieke status meer heeft. Conform het reguliere kraak- en ontruimingsbeleid wordt er in principe niet direct opgetreden. Als de politie een kraakactie constateert, zal er in de regel een verdenking zijn ten aanzien van het overtreden van artikel 138 of 138a wetboek van Strafrecht. Een aangifte is van belang om te bepalen wat de feitelijke situatie is: is het pand juridisch in gebruik of is er sprake van leegstand? 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R weing 4 Gemeenteblad mmer - -. … on: Datum 11 juli 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 juni 2018 Op basis daarvan kan de prioriteit van de kraakzaak bepaald worden. Gelet op de risico’s die verbonden zijn aan direct optreden, zoals het ontruimen voor leegstand, het risico op herkraak en escalatie, is het van belang om telkens goed onderbouwd en met een zorgvuldige toepassing van de juridische kaders en het ontruimingsbeleid op te treden. 9. Is het college naar aanleiding van deze kraak bereid om in overleg te treden met de politie en het Openbaar Ministerie en om met hen het beleid en de protocollen rondom aanhouding en vervolging van kraken en pogingen tot kraken te evalueren en eventueel aan te scherpen? Antwoord: Het al dan niet aanscherpen en/of evalueren van beleid en protocollen rondom aanhouding en vervolging is aan het Openbaar Ministerie, zoals ook tijdens de raad van 6 juni 2018 door de loco burgemeester is aangegeven in reactie op de door u en raadslid Boomsma ingediende (en niet aangenomen) motie 522. Burgemeester en wethouders van Amsterdam W.G.H.M. Rutten, wnd. secretaris J.J. van Aartsen, wnd. burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
> < Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum x Publicaties Stadsdeelbestuur 2014 Algemeen bestuur van de bestuurscommissie Vergaderstukken/voordrachten ( 1 juli 2014-10 Voordracht over Meerjarenprogramma Projecten Openbare Ruimte 2015 - 2018 Van Het dagelijks bestuur Aan Het algemeen bestuur Wij stellen u voor om het volgende besluit te nemen: Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie, Gelet op de hiernavolgende toelichting, Besluit: Het Meerjarenprogramma Projecten Openbare Ruimte 2015 — 2018 vast te stellen. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum Suze Duinkerke Boudewijn Oranje secretaris voorzitter Toelichting Bij de vaststelling van de begroting 2014 is aangekondigd dat de bestuurscommissie een nieuw Meerjarenprogramma projecten openbare ruimte 2015-2018 (kortweg MJP 15-18) zal opstellen. Bij het opstellen van het MJP 15-18 is nadrukkelijk gezocht naar een combinatie van de technische staat van de straat en de gebiedsopgave. Om keuzes tussen projecten te objectiveren is een afwegingskader opgesteld. De projectenlijst die daaruit volgde is voorgelegd aan het algemeen bestuur voor een meningsvormende bespreking op 20 mei en 3 juni 2014. Om de meningsvorming binnen het algemeen bestuur te ondersteunen zijn verschillende scenario's uitgewerkt die afhankelijk van de politieke belangenafweging meer of minder belangrijk wordt gevonden. De uitgewerkte scenario's gaan over: - Verbeteren van fietsroutes; - Verbeteren openbare ruimte in de omgeving van toekomstige parkeergarages; - Wegwerken van achterstallig onderhoud in woonstraten; - Opknappen van de openbare ruimte op A-locaties. Commissiebreed werd gekozen voor meer accent op fietsroutes en achterstallig onderhoud, maar ook woonstraten en herprofileringen vanwege de twee grote toekomstige ondergrondse parkeergarages kregen aandacht. Los van de vier scenario’s legden alle fracties in het algemeen bestuur prioriteit bij verkeersveiligheid. Verkeersveiligheid is een aspect dat in veel projecten sowieso een rol speelt, met name Verschenen op 26 juni 2014 1 Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum waar fietsroutes verbeterd worden. Maar daarnaast is nu in het MJP nu geld vrij gemaakt voor de zogeheten (bijna-)Black Spots (gevaarlijke kruisingen) en Redroutes (gevaarlijke fietsroutes). Hoewel recente ongevallencijfers ontbreken, is een aantal gevaarlijke punten en routes bekend bij het stadsdeel en verkeerspolitie. De aanpak per black spot of red route is nog niet altijd duidelijk waardoor de opgenomen budgetten nog nadrukkelijk indicaties zijn en geen projectramingen. Vanuit de uitkomsten van de bestuurlijke bespreking en de schriftelijke reactie van de fractie van D66, is het nu voorliggende MJP opgesteld en ter besluitvorming voorgelegd. In de projectenschema’s in hoofdstuk 5 is per (wegen)project aangegeven welke bestuurlijke prioritering er aan is gekoppeld en welke score het project vanuit het afwegingskader had gekregen. Projecten die relatief laag scoren vanuit het afwegingskader maar toch in het MJP een plek hebben gekregen, zijn dus in het MJP gekomen als gevolg van bestuurlijke prioritering. De volgende projecten, die in de voorlopige projectenlijst nog niet voorkwamen, zijn in het MJP opgenomen als gevolg van de bestuurlijke bespreking: - _ Kerkstraat tussen Spiegelstraat en Vijzelstraat (fietsroute en parkeergarages) - Kerkstraat tussen Vijzelstraat en Reguliersgracht (fietsroute en parkeergarages) - Nieuwe Kerkstraat tussen Amstel en Weesperstraat (fietsroute) - Blackspot Weteringschans-Westeinde (verkeersveiligheid) - Blackspot Marnixstraat-Elandsgracht, aanpassingen (verkeerveiligheid) - _‘Redroute' fietsroute Nieuwezijds Voorburgwal achter het paleis, aanpassingen (verkeersveiligheid) - _‘Redroute' fietsroute Rozengracht-Raadhuisstraat, aanpassingen (verkeerveiligheid) - __Museumbrug e.o. (verkeersveiligheid, fietsroute) - Plantage Kerklaan, voorbereiden (verkeersveiligheid) - Westerstraat, voorbereiden (parkeergarages, verkeersveiligheid) - _Langsstraten Jordaan, voorbereiden (parkeergarages) - Fokke Simonszstraat (parkeergarages) - Amstel, tussen Munt en Blauwbrug, voorbereiden (fietsroute, verkeersveiligheid). - Afhankelijk van de keuze voor de herinrichting van de Munt kunnen mogelijk ook andere aanliggende routes voor herinrichting in aanmerking komen (bijv. Singel tussen Koningsplein en Munt). Dit is echter nog niet aan de orde omdat de planvorming over de Munt nog gaande is. Er zijn vooral projecten toegevoegd. Financieel was dit mogelijk omdat het algemeen bestuur instemde met een overprogrammering van 20%, zoals in het verleden ook gebeurde. Het dagelijks bestuur meent dat met dit programma een evenwichtig MJP is opgesteld dat recht doet aan de gestelde bestuurlijke prioriteiten van het algemeen bestuur. In het kader van de begroting wordt formeel besloten over de besteding van gelden. Jaarlijks en tussentijds wordt gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering en over eventuele bijstellingen van het MJP. 2
Voordracht
2
train
VN2021-036914 Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Grifie % Gemeente comme voor KUn en on ee KDD Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk % Amsterdam ij Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en % Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van 12 januari 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid Agendapunt 8 Datum besluit Nvt. Onderwerp Bespreken vitkomsten WOB-verzoek inzake laat gepubliceerd rapport anti-homogeweld De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van berichtgeving van de Telegraaf over de uitkomsten van een WOB-verzoek inzake het laat gepubliceerde rapport over de aard van anti-homogeweld: https: //www.telegraaf.nlf nieuws/1146815720/amsterdamse-wethouder-heeft-geen-boodschap-aan-pers-zeg-maar-dat-ik-op- vakantie-ben Wettelijke grondslag Art. 26 lid 3 RvO Bestuurlijke achtergrond Nvt. Reden bespreking Uit een WOB-verzoek van de Telegraaf blijkt dat wethouder Groot-Wassink afgelopen zomer bewust niet heeft willen reageren op meerdere verzoeken uit de pers om te reageren op het rapport over de aard van anti-homogeweld in de stad. Wethouder Groot-Wassink heeft de raad altijd voorgehouden dat het rapport, dat in februari al gereed was, pas in het zomerreces naar de raad ging omdat hij dit gebundeld met andere rapporten wilde delen. Het WOB-verzoek bevestigt de indruk dat er is gewacht tot in het zomerreces om zo geen inhoudelijke reactie te hoeven geven. Anti-homogeweld is vreselijk en druist in tegen alle waarden van de vrije stad die Amsterdam hoort te zijn. De VVD vindt het absoluut niet kunnen dat zo’n belangrijk rapport over dit geweld zo lang stil heeft kunnen liggen en dat de uitleg van de wethouder hierover nu ook onjuist blijkt te zijn. Geagendeerd o.v.v. het lid Martens (VVD). Uitkomsten extern advies Nvt. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.6 1 VN2021-036914 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, Griffie % Amsterdam ‚ On ‚ ‚ … % Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop Voordracht voor de Commissie KDD van 12 januari 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Nvt. Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. Naam AD2021-140259 | Commissie KDD Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Nadere informatie bij lid Martens (VVD). Gegenereerd: vl.6 2
Voordracht
2
val
x Ke é ps | led / wen mh GT | [1 LPS | / TS mé Ni ld se nb4 ed, NA k pe d uE | dh ke De EE Bi ES hd Le U ere ER Od \ | | | Kr A Factsheet Welke Buurten, Welke Opgaven? Stadsdeel Oost — Mei 2022 % x x = In deze factsheet wordt ingezoomd op stadsdeel Oost. Daarbij staat de vraag centraal: welke opgaven spelen er in de buurten in Oost? = De factsheet is verdeeld in 2 hoofdopgaven: “Veerkracht Bewoners” & “Wonen en Leefbaarheid”. De hoofdopgaven zijn verdeeld in subthema's met onderliggende indicatoren, zie voor een compleet overzicht van de indicatoren de bijlagen. m De factsheet is input voor het voeren van het gesprek. Zie de toelichting hieronder voor aanvullende informatie. m De factsheet is gebaseerd op het dashboard “Welke buurten, welke opgaven?” Beide producten zijn ontwikkeld door team iGGW. Ze geven in één oogopslag inzicht in de relatieve problematiek van buurten en geven een rangschikking van buurten op basis van de opgaven. Het dashboard geeft een overkoepelend beeld op het lage schaalniveau van de buurten: waar in de stad gaat het goed en waar is ruimte voor verbetering. Het dashboard vormt de basis van factsheets voor de 7 stadsdelen en zijn daarmee een aanvulling op de gebiedsanalyses en de website Gebied in Beeld. Toelichting: = __De opgaven geven een actueel beeld van de situatie in buurten. =De gebruikte kleuren in de factsheet geven aan in hoeverre de achterliggende cijfers afwijken van het Amsterdamse gemiddelde. Ze geven niet aan of een cijfer goed of slecht is. In de kaartjes worden gemiddelde scores gebruikt en komen daarom niet altijd overeen met afzonderlijke kleuren van de subthema's in de tabellen. = __Elk(sub})thematelt even zwaar mee voor het bepalen van de opgave. Elke ‘indicator’ telt even zwaar mee voor het bepalen van een ‘subthema’. = __WVeerkracht Bewoners” is gebaseerd op buurtpercentages (niet op absolute aantallen). "Wonen & Leefbaarheid” is voor een groot deel gebaseerd op rapportcijfers van bewoners. =__ Gebruikte indicatoren kunnen beperkingen hebben. "__ Omdat er over enkele buurten te weinig data beschikbaar is, zijn deze niet opgenomen in deze factsheet. Dit verklaart dan ook de lege en/of missende buurten in de kaarten en tabellen. "Erwordt nog geen gebruik gemaakt van de gebiedsindeling van 2022, omdat daar nog onvoldoende data voor beschikbaar zijn. % An arta 4 [ Dn. REN N EEn A En JÁ : dg m BMA, | | Ars Vé ore De © EN Ae : X EE ee U miek © E_ iS a Oh Veerkracht Bewoners x x x Veerkracht Bewoners » Veerkracht Bewoners bestaat uit 5 subthema's: Werk en Inkomen, Gezondheid en Welbevinden, Jongeren, Ouderen en Kwetsbaarheid. » 36 buurten in stadsdeel Oost scoren op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners boven of op het stedelijk gemiddelde. À = 20 buurten in stadsdeel Oost scoren op de hoofdopgave Veerkracht ef \ Bewoners onder het stedelijk gemiddelde. On ) d … DD LN | -_In onderstaande tabel staan de vijf buurten met de laagste score op de / Nl - . j N hoofdopgave Veerkracht Bewoners. Tuindorp Amstelstation kent de / Ì laagste score in stadsdeel Oost op deze hoofdopgave. J Tabel 1. Top 5 laagst scorende buurten stadsdeel Oost op hoofdopgave Veerkracht Bewoners. Aantal Aantala- 25 A. Gezondheid en Code Gebiednaam 8 mia Î tale Aantal 66+ A. Werk en inkomen welbevinden A. Jeugd (0-26 jaar) A. Ouderen (66+ jaar) A Meest kwetsbaar mwoners Jaar (volwassenen) vmma on nn Boven Amsterdamse Ú…_ mn Onder Amsterdamse gemiddelde gemiddelde x x x Veerkracht Bewoners — IJburg, Zeeburgereiland Er is één buurt op IJburg, Zeeburgereiland die onder het Amsterdamse gemiddelde scoort op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners, namelijk Haveneiland Noord. Het zwaartepunt van de opgave in deze buurt ligt bij de subthema's Gezondheid en welbevinden en Ouderen. Verder valt op \ dat in het merendeel van de buurten in dit gebied relatief veel volwassenen met overgewicht wonen. -_In de buurt Zeeburgereiland Zuidoost kampen relatief veel volwassenen met psychische klachten. Sl Tabel 2. Buurten in IJburg, Zeeburgereiland die op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners onder het stedelijk gemiddelde scoren. Aantal Aantala-25 A. Gezondheid en Code Gebiednaam 8 nia _ malo Aantal 66+ A. Werk en inkomen welbevinden A. Jeugd (o-26 jaar) A. Ouderen (66+ jaar) A. Meest kwetsbaar inwoners jaar (volwassenen) Boven Amsterdamse | Onder Amsterdamse gemiddelde gemiddelde x% x % -_In Oud-Oost scoren 6 buurten onder het Amsterdamse gemiddelde op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners. De Parooldriehoek en Oosterpark staan niet in dit rijtje, maar scoren wel op een aantal indicatoren (ver) 4 | onder gemiddeld, zoals het aandeel langdurig minimahuishoudens, _ k psychische klachten en eenzaamheid. TS N Jongeren (18-26 jaar) hebben in de Parooldriehoek en in Oostpoort he relatief erg vaak een lage SES. Bovendien wonen in de Parooldriehoek ad relatief erg veel eenoudergezinnen en verlaten jongeren in Oostpoort al school erg vaak als laagopgeleid (LSV). DP Tabel 3. Buurten in Oud-Oost die op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners onder het stedelijk gemiddelde scoren. Aantal Aantalo-26 A Gezondheid en Code _ Gebiednaam inwaners _ jaar Aantal 66+ A. Werk en inkomen eenden A. Jeugd (0-26 jaar) A. Ouderen (66+ jaar) A. Meest kwetsbaar EN mn OD ace NE 007 x % x Veerkracht Bewoners — Indische buurt, Oostelijk Havengebied -_6 buurten in Indische buurt, Oostelijk Havengebied scoren op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners onder het Amsterdamse gemiddelde. De opgave concentreert zich vooral in de Indische Buurt. Deze buurten scoren op bijna alle indicatoren (ver) onder gemiddeld. Behalve de twee buurten in het Noordwestkwadrant die scoren op de meeste thema’s rond het Amsterdams gemiddelde. Tabel 4. Buurten in de Indische buurt, Oostelijk Havengebied die op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners onder het stedelijk gemiddelde scoren. A. Gezondheid en Code Gebiednaam Aantal Aantalo-26 Aantal 66+ A. Werk en inkomen welbevinden A. Jeugd (o-26 jaar) A. Ouderen (66+ jaar) A. Meest kwetsbaar mwoners Jaar (volwassenen) EEEN EEN === vpn vtm sn en nn Mzza Maordwestkwadrant Indische Buurt 3.938 2128 267 | nn sn | Boven Amsterdamse Ú…_ mn Onder Amsterdamse gemiddelde gemiddelde x x x -_7 buurten in de Watergraafsmeer scoren op de hoofdopgave Veerkracht Oe Bewoners onder het Amsterdamse gemiddelde. Opvallend is wel het » relatief hoge aantal donkerrode vlakken, dat betekent dat deze buurten á y op verschillende indicatoren ver onder gemiddeld scoren. Vooral Tuindorp dd r Amstelstation scoort op veel indicatoren veel slechter dan het stedelijk ) gemiddelde. J - Behalve in de Eenhoorn is de geregistreerde werkloosheid in alle ‘ onderstaande buurten bovengemiddeld hoog. à -_In Science Park Zuid en Sportpark Middenmeer Noord zijn bij de thema's % nn Werk en Inkomen, Gezondheid en welbevinden en Meest kwetsbaar niet alle indicatoren gevuld vanwege het lage aantal inwoners. Tabel 5. Buurten in Watergraafsmeer die op de hoofdopgave Veerkracht Bewoners onder het stedelijk gemiddelde scoren. Aantal Aantalo- 26 A. Gezondheid en Code _ Gebiednaam inwoners _ jaar Aantal 66+ A. Werk en inkomen oemden A. Jeugd (0-26 jaar) A. Ouderen (66+ jaar) A. Meest kwetsbaar an mre ne nn rn %* D % Aa. enten % Á De LE der Sl A pe ZK! RK Afl ot v 4 | B 1e | En Wonen & Leefbaarheid KB 4 x x x » Wonen en Leefbaarheid bestaat uit 7 subthema's: Buurttevredenheid, Ervaren sociale samenhang, Levensloopbestendigheid buurt, Waardering (> Schoon, heel, prettig & veilig, Beeldkwaliteit schoon, Tevredenheid woningen en Toekomstbestendige woningen. - 30 buurten in stadsdeel Oost scoren op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid boven of op het stedelijk gemiddelde. = 14 buurten in stadsdeel Oost scoren op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid onder het stedelijk gemiddelde. -_In onderstaande tabel staan de vijf buurten met de laagste score op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. De Transvaalbuurt West kent de laagste score in stadsdeel Oost op deze hoofdopgave. =De volgende buurten zijn niet meegenomen in de analyse, omdat er te weinig data beschikbaar was: Van der Kunbuurt, Tuindorp Amstelstation, Parooldriehoek, Bedrijvengebied Zeeburgerkade, Oosterpark, Sportpark Middenmeer Noord, Bedrijvengebied Cruquiusweg, Zeeburgereiland Zuidwest, Science Park Zuid, Zeeburgeiland Zuidoost, Sportpark Middenmeer Zuid, Zeeburgerdijk Oosten Rieteiland Oost. Tabel 6. Top 5 laagst scorende buurten stadsdeel Oost op hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. code Getiecnaam A 5 ae emee we =S ee ee . En an omm | nn Boven Amsterdamse Onder Amsterdamse gemd EN ON x x x -_Geen één buurt in IJburg, Zeeburgereiland scoort onder het Amsterdamse gemiddelde op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. -_ Wel zijn bewoners van Haveneiland Noordoost relatief ontevreden over de eigen buurt en de buurtontwikkeling en ervaart men hier relatief vaak overlast van andere personen. -_Op het RI Oost terrein scoort de ervaren levensloopbestendigheid van de buurt relatief slecht. De volgende indicatoren scoren hier onder gemiddeld: buurt voor ouderen, het aanbod van boodschappenwinkels, aanbod OV, aanbod zorgvoorzieningen, aanbod buurt/wijkcentra en het aanbod groen. -_Alle buurten in het gebied scoren relatief laag op het gebied van Buurt/wijkcentra. -__Relatief veel overlast van criminaliteit wordt ervaren op Haveneiland Noordoost, -Noord en Oost. …_In de buurt Zeeburgereiland Zuidwest is het aandeel krappe woningen relatief erg hoog. x x x Wonen en Leefbaarheid — Oud-Oost =_7 buurten in Oud-Oost scoren onder het Amsterdamse gemiddelde op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. Het meest opvallend zijn de lage scores op de indicatoren onder het subthema Beeldkwaliteit schoon. Er ligt in verhouding meer fijn en grof zwerfafval dan gemiddeld in deze buurten. *_ Onder het subthema Waardering schoon, heel, prettig en veilig scoren vooral de Dapperbuurt Noord en Oosterparkbuurt Zuidwest op veel indicatoren onder gemiddeld. -__ Verder hebben bewoners van de Dapperbuurt Noord, Oosterparkbuurt Zuidwest en Transvaalbuurt West relatief vaak overlast van andere personen. Tabel 7. Buurten in Oud-Oost die op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid onder het stedelijk gemiddelde scoren. - Aantal Aantal Aandeel Eoenser Aandeel B. Buurttevredenheid B. Ervaren sociale B. Ervaren B. Waardering schoon, _ B. Beeldkwaliteit B. Tevredenheid B ‚ Code Gebiedneam ee vanen | algemeen samenhang \*venscopbestende pee prewig & veilig schoon woningen ee Mzgb Dapperbuurt Zuid 3.803 2.103 56,2 21,2 22,6 | Mza8c Oosterparkbuurt Zuidoost 3.817 2.039 Bb 22,6 27 | | Boven Amsterdamse Onder Amsterdamse gemiddelde Dn mn gemiddelde x% x % Wonen en Leefbaarheid — Indische buurt, Oostelijk Havengebied -_5 buurten in de Indische buurt, Oostelijk Havengebied scoren onder het Amsterdamse gemiddelde op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. | Ook hier scoort het subthema Beeldkwaliteit schoon relatief slecht in EN onderstaande buurten. Er ligt in verhouding meer fijn en grof zwerfafval 8 dan gemiddeld. . De Oostelijke Handelskade scoort onder gemiddeld op het subthema Ervaren levensloopbestendigheid buurt. Men is hier zeer ontevreden over het aanbod van speelvoorzieningen, zorgvoorzieningen en groen. Ook over het onderhoud van speelplaatsen zijn bewoners erg ontevreden. j Ook op Borneo en de Architectenbuurt is men opvallend ontevreden over J het groen aanbod. % SJ Tabel 8. Buurten in de Indische buurt, Oostelijk Havengebied die op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid onder het stedelijk gemiddelde scoren. Aantal Aantal Aandeel Eeen Aandeel B. Buurttevredenheid _ B. Ervaren sociale B. Ervaren B. Waardering schoon, _ B. Beeldkwaliteit B. Tevredenheid B Code Gebiechaam gaon wonnen copmade bewonen paruiee | algemeen samenhang vensoonestendg ree,premigavelig schoon woningen eer emmen ge nn nn M32a Moordaastkwadrant Indische Buurt 5.846 3.035 68,7 28,6 22,7 EN vmeer dea en | Mzza Moordwestkwadrant Indische Buurt Noord 3.438 2.32 43,8 32,1 24,1 | | | Boven Amsterdamse _____ R_| Onder Amsterdamse gemiddelde gemiddelde x x x -_2 buurten in de Watergraafsmeer scoren onder het Amsterdamse gemiddelde op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid. Amstelkwartier West scoort op Ervaren levensloopbestendigheid buurt ver onder het gemiddelde. De indicatoren sociale cohesie en mensen die elkaar helpen worden er laag beoordeeld en de overlast van buren is er bovengemiddeld hoog. -_Ook in De Eenhoorn en de Van der Kunbuurt wordt de sociale cohesie relatief zeer slecht beoordeeld. - Daarnaast scoren verschillende buurten zeer slecht op verschillende indicatoren onder het subthema Ervaren levensloopbestendigheid buurt. Vooral de zeer slechte beoordeling van het aanbod van boodschappen- winkels in de buurten Amstelkwartier Noord, Betondorp, De Omval, De Wetbuurt, Julianapark, Park de Meer en Weespertrekvaart valt op. -_De woningen in Middenmeer Zuid en — Noord en in Tuindorp Amstelstation hebben relatief lage energielabels. -_In het Amstelkwartier West, Sportpark Middenmeer Noord, Van der Kunbuurt en in Tuindorp Amstelstation zijn woningen relatief erg krap. Tabel g. Buurten in Watergraafsmeer die op de hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid onder het stedelijk gemiddelde scoren. coc cenremaam sl Al Mandel eer Aarde Iooumeredemed BEmaenscse EET Bwandermostoon, Btedduaet STeredented artan (zaza) (zaza) verhuur (9%) Pi verhuur (9%) algemeen samenhang heid buurt heel, prettig & veilig schoon waningen woningen Boven Amsterdamse Onder Amsterdamse grids NN % > Xx MER HTS Tar À B MD Kn Overzicht & definities indicatoren KB 4 % % % Indicatoren hoofdopgave Veerkracht Bewoners Subthema Indicatoren PS Eenheid Jaartal Aandeel 15 tot en met 65-jarigen dat een arbeidsongeschiktheiduitkering ontvangt in december van het peiljaar. Voor de jaren 2010-2016 is gedeeld op het aantal 15 tot en met A O-uitkering (%) 64-jarigen. Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 uitkeringen. Het aantal uitkeringen op basis waarvan het percentage is uitgerekend is afgerond op percentage 2021 tientallen. Aandeel Amsterdammers van 19 jaar en ouder dat (zeer) ernstig eenzaam is volgens de eenzaamheidsschaal De Jong-Gierveld. Er wordt gevraagd naar 11 items met betrekking zijn schattingen van het RIVM. Deze cijfers kunnen afwijken van door de GGD gepubliceerde cijfers, omdat ze op een andere manier zijn berekend. paraman Eigenaren Oesters dn de genie mt ecg entente sbo peemge foe | Lichamelijke beperking (%) . D n . n a percentage 2020 schattingen van het RIVM. Deze cijfers kunnen afwijken van door de GGD gepubliceerde cijfers, omdat ze op een andere manier zijn berekend. - : L er percentage 2020 (volwassenen) olwassenen) kunnen afwijken van door de GGD gepubliceerde cijfers, omdat ze op een andere manier zijn berekend. Aandeel Amsterdammers van 18 jaar en ouder met ernstige psychische klachten (hoog risico op angststoornis of depressie) volgens de K1o screeningslijst die bestaat vit 10 Psychische klachten (%) vragen over de gemoedstoestand in de afgelopen vier weken. De cijfers op wijk- en buurtniveau zijn schattingen van het RIVM. Deze cijfers kunnen afwijken van doorde GGD [percentage 2020 gepubliceerde cijfers, omdat ze op een andere manier zijn berekend. Aandeel Amsterdammers van 18 jaar en ouder met weinig regie over het eigen leven. Deze indicator is gebaseerd op de volgende zeven stellingen. elk heb weinig controle over de dingen die me overkomen; Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen; eEr is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen; De . elk voel me vaak hopeloos bij het omgaan met de problemen van het leven; Weinig regie (%) . . percentage 2020 eSoms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben; eWat er in de toekomst met me gebeurt hangt voor het grootste deel van mezelf af; elk kan ongeveer alles als ik mijn zinnen er op heb gezet. De cijfers op wijk- en buurtniveau zijn schattingen van het RIVM. Deze cijfers kunnen afwijken van door de GGD gepubliceerde cijfers, omdat ze op een andere manier zijn berekend. svenn) Fromm no dhg Eder dean gsgenngepmared en gleden aardr tedegegn pee Poe | LSV (%18-22) 1 7 7 7 dee: percentage 2020 is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger. Er worden alleen gegevens gepresenteerd over gebieden met meer dan 15 bovenleerplichtigen. Peren ma dete V aond adenp ejen a mmarn Nlanggmersengide nadagen TS pe Poe | Peuters met VVE indicatie (%) - 7 percentage 2020 2014 bestond de doelgroep uit 30 tot en met 48 maanden. Alleen gegevens van gebieden met meer dan 15 peuters worden weergegeven. A. Jeugd (0-26 jaar) Aandeel jongeren tot en met 17 jaar met een lage Sociaaleconomische Score (SES) van 2 tot en met 4. De SES is een inschatting van iemands positie op de maatschappelijke ladder op basis van het inkomens- en opleidingsniveau. De SES heeft een waarde tussen 2 en 10. Elke ISES laag (% 0-17) inwoner krijgt 1 tot 5 punten voor het opleidingsniveau en eveneens 1 tot 5 punten voor het gestandaardiseerde huishoudinkomen. percentage 2019 “Kinderen tot en met 17 jaar krijgen de score van de hoogst opgeleide ouder. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal zo inwoners en minimaal 10 personen met een lage SES. Aandeel inwoners van 18 tot en met 26 jaar met een lage Sociaaleconomische Score (SES) van 2 tot en met 4. De SES is een inschatting van iemands positie op de maatschappelijke ladder op basis van het inkomens- en opleidingsniveau. De SES heeft een waarde tussen 2 en 10. Elke inwoner krijgt 1 tot 5 punten voor het opleidingsniveau eveneens 1 tot 5 punten voor het gestandaardiseerde huishoudinkomen. ISES laag (% 18-26) *18 tot 30-jarigen die een opleiding volgen die tot hun startkwalificatie moet leiden, krijgen de score van de hoogst opgeleide ouder. percentage 2019 “Bij 18 t/m 27-jarigen die staan ingeschreven bij een vervolgopleiding wordt het inkomensniveau buiten beschouwing gelaten en telt het niveau van de opleiding die men volgt zwaarder mee. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal 50 inwoners en minimaal 10 personen met een lage SES. Het aandeel meest kwetsbare bewoners op de bevolking op basis van de kwetsbaarheidsscore. De Kwetsbaarheidsscore heeft een waarde tussen o en 4 en geeft aan op hoeveel hulpbronnen iemand kwetsbaar is (werk, opleiding, inkomen en/of gezondheid). Personen met een score van 3 of 4, worden tot de meest kwetsbaren gerekend. Zij scoren laag op minstens drie van de volgende hulpbronnen: *gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen in de laagste 20% NL. a. Meest kwetsbaar Meest kwetsbaar (%) “hogere ziektekosten dan gemiddelde Amsterdammer of uitkering WLZ of niet-zelfstandig wonend in een instituut. percentage zo19 “laag opleidingsniveau of opleiding volgend die niet tot startkwalificatie leidt. *0-17 jaar: ouders kwetsbaar op werk, opleiding en/of gezondheid. *18-65 jaar: geen werk en geen opleiding volgend. “66+: alleenwonend met kwetsbare gezondheid, of partner met kwetsbare gezondheid. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal zo bewoners en minimaal 10 bewoners met de score ‘meest kwetsbaar’. % % % n Indicatoren hoofdopgave Veerkracht Bewoners Subthema Indicatoren Pi SES Eenheid Jaartal Aandeel Amsterdammers van 65 jaar en ouder dat de eigen ervaren gezondheid omschrijft als (zeer) goed. (zeer) gezond 65+ (%) De cijfers op wijk- en buurtniveau zijn schattingen van het RIVM. Deze cijfers kunnen afwijken van door de ggd gepubliceerde cijfers, omdat ze op een percentage 2020 andere manier zijn berekend. Aandeel Amsterdammers van 65 jaar en ouder dat (zeer) ernstig eenzaam is volgens de eenzaamheidsschaal De Jong-Gierveld. Er wordt gevraagd naar Eenzaamheid 65+ (%) 11 items met betrekking op emotionele en sociale eenzaamheid. Wanneer op 3 of meer items ‘min of meer’ of ‘ja’ is geantwoord wordt men als eenzaam |percentage 2020 beschouwd. Het aandeel meest kwetsbaren op de bevolking van 66 jaar en ouder op basis van de kwetsbaarheidsscore. De Kwetsbaarheidsscore heeft een waarde tussen o en 4 en geeft aan op hoeveel hulpbronnen iemand kwetsbaar is (werk, opleiding, inkomen enfof A. Ouderen (66+ jaar) gezondheid). Personen met een score van 3 of 4 worden tot de meest kwetsbaren gerekend. Ouderen van 66 jaar en ouder krijgen 1 punt voor ieder van de volgende kenmerken: Meest kwetsbaar (% 66+) *gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen in laagste 20% NL. percentage 2019 “laag opgeleid “hogere ziektekosten dan gemiddelde Amsterdammer of uitkering WLZ of niet-zelfstandig wonend in een instituut. *alleenwonend en kwetsbaar op gezondheid, of samenwonend met een partner die kwetsbaar is op gezondheid. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal 5o bewoners en minimaal 10 bewoners met de score ‘meest kwetsbaar’. Aandeel Amsterdammers van 65 jaar en ouder met weinig regie over het eigen leven. Deze indicator is gebaseerd op de volgende zeven stellingen. elk heb weinig controle over de dingen die me overkomen; Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen; weinig regie (% 65+) "Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen; percentage 3020 elk voel me vaak hopeloos bij het omgaan met de problemen van het leven; eSoms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben; eWat er in de toekomst met me gebeurt hangt voor het grootste deel van mezelf af; elk kan ongeveer alles als ik mijn zinnen er op heb gezet. Aandeel huishoudens met drie jaar of langer een inkomen van maximaal 120% van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM) en een vermogen onder de vermogenstoets voor de bijstand. Deze huishoudens, de zogenaamde minimahuishoudens, komen in aanmerking voor de larmoedebestrijdingsregelingen van de gemeente Amsterdam. % Minimahuishoudens langdurig Het betreft alleen huishoudens met een heel jaar inkomen. Studenten en bewoners van instituten zijn buiten beschouwing gelaten. Erisafgerondop1 [percentage 2019 decimaal voor de stad, stadsdelen, 22 gebieden en 27 gebieden. Voor de overige gebiedsindelingen is afgerond op o decimalen. Er worden alleen gegevens gepresenteerd voor gebieden waarbij geen gegevenste herleiden zijn tot minder dan 10 huishoudens. Eventuele percentages boven de 90% zijn op 90% gezet. De geregistreerde werkloosheid is het aandeel 15 tot en met 65-jarigen dat gebruikt maakt van een van de volgende regelingen: - Bijstand (wwb levensonderhoud, wwb bbz, oiaw ioaz) - Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (<80%) Ô : - Ww A. Werk en inkomen Geregistreerde werkloosheid (%) Tot en met 2017 gaat het om het aandeel 15 tot en met 64-jarigen. In verband met het opschuiven van de WAO-leeftijd wordt vanaf 1-1-2018 gedeeld op percentage 2020 het aantal 15 en 65-jarigen. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal 25 geregistreerde werklozen. Het aantal gebruikers van AO en WW is afgerond op tientallen. Aandeel inwoners met een lage Sociaaleconomische Score (SES) van 2 tot en met 4. De SES is een inschatting van iemands positie op de maatschappelijke ladder op basis van het inkomens- en opleidingsniveau. De SES heeft een waarde tussen 2 en 10. Elke inwoner krijgt 1 tot 5 punten voor het opleidingsniveau eveneens 1 tot 5 punten voor het gestandaardiseerde huishoudinkomen. SES laag (%) “Kinderen t/m 17 jaar en 18 tot 30-jarigen die een opleiding volgen die tot hun startkwalificatie moet leiden, krijgen de score van de hoogst opgeleide percentage 2019 ouder. *Bij inwoners tussen 18 en 30 jaar die staan ingeschreven bij een vervolgopleiding wordt het inkomensniveau buiten beschouwing gelaten en telt het niveau van de opleiding die men volgt zwaarder mee. Er worden alleen cijfers gepresenteerd over gebieden met minimaal zo inwoners en minimaal 10 personen met een lage SES. Aandeel Amsterdammers van 18 jaar of ouder dat is aangemeld bij Vroeg er op af met een betalingsachterstand bij een woningcorporatie, Agis, Dienst Vroeg er op af (%) Belastingen Gemeente Amsterdam en/of een energieleverancier. percentage 2019 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 10 cliënten. Indicatoren hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid Subthema Indicatoren PS Eenheid Jaartal Het aandeel plekken waar op basis van tellingen minstens de score B is gegeven voor de aanwezigheid van fijn zwerfvuil. In vakken van 100 bij 100 meter Zwerfvuil fijn is steeds gezocht naar de slechtste plek. Deze plek krijgt een score van A+, A, B, Cof D, waarbij A+ het beste resultaat is (geen vuil aanwezig) en D het percentage 2020 B. Beeldkwaliteit schoon slechtste (veel vuil aanwezig). Het aandeel plekken waar op basis van tellingen minstens de score B is gegeven voor de aanwezigheid van grof zwerfvuil. In vakken van 100 bij 100 Zwerfvuil grof meter is steeds gezocht naar de slechtste plek. Deze plek krijgt een score van A+, A, B, Cof D, waarbij A+ het beste resultaat is (geen vuil aanwezig)en D [percentage 2020 het slechtste (veel vuil aanwezig). Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe denkt u dat de buurt waar u woont zich de komende jaren zal ontwikkelen? Buurtontwikkeling (1-10) (1=zeer negatief, 10 =zeer positief). rapportcijfer 2021 B. Buurttevredenheid algemeen Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe tevreden bent v met uw buurt? (totaaloordeel) (1=zeer ontevreden, 10=zeer Tevredenheid eigen buurt (1-10) tevreden). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Wat vindt u van het aanbod van groenvoorzieningen in uw buurt? (z=rvim Aanbod groen (1-10) onvoldoende, 10= ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Wat vindt u van het aanbod van openbaar vervoer in uw buurt? (z=ruim Aanbod OV (1-10) onvoldoende, 10= ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Boodschappen (1-10) Wat vindt u van het aanbod van winkels voor dagelijkse boodschappen in uw buurt? (z=ruim onvoldoende, 10= ruim voldoende) rapportcijfer 2021 B. Ervaren levensloopbestendig- Tot en met 2015 werd gevraagd naar het aanbod van winkelvoorzieningen. heid buurt Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Buurt voor ouderen (1-10) In welke mate vindt u vw huidige buurt geschikt om oud in te worden? (1=helemaal niet geschikt en 10=zeer geschikt). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Buurt/wijkcentra (1-10) Wat vindt u van het aanbod van buurthuizen/wijkcentra in vw buurt? (z=ruim onvoldoende, 10= ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 5o respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Kindvriendelijk (1-10) In welke mate vindt u uw huidige buurt geschikt om kinderen in opte laten groeien? (1=helemaal niet geschikt en 1o=zeer geschikt). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Wat vindt u van het aanbod van speelvoorzieningen in uw buurt? (1=ruim Speelvoorzieningen (1-10) onvoldoende, 10= ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Zorgvoorzieningen (1-10) Wat vindt u van het aanbod van zorgvoorzieningen (zoals huisarts) in uw buurt? (z=ruim onvoldoende, 10= ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 5o respondenten. , . Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van uw woning? " Onderhoud eigen woning (1-10) : : rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. B. Tevredenheid woningen Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van de woningen in de buurt? (a= ruim Onderhoud woningen buurt (1-10) onvoldoende, 10 = ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. En . Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Wilt u aangeven in welke mate u tevreden bent over uw woning? (totaaloordeel). n Tevredenheid eigen woning (1-10) : : rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. n D Indicatoren hoofdopgave Wonen en Leefbaarheid Subthema Indicatoren PS Eenheid Jaartal Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Mensen helpen elkaar (1-10) Helpen mensen elkaar in vw buurt? (z=nooit en zo=heel vaak). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Kunt u met een rapportcijfer 1 t/m 10 aangeven in welke mate u overlast ondervindt van andere personen (dan buren)? (1= ernstige overlast, 10 =geen overlast). - Overlast andere personen (1-10) rapportcijfer 2021 Tot en met 2017 werd gevraagd naar overlast van andere groepen mensen (dan buren). Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. B. Ervaren sociale samenhang Kunt u met een rapportcijfer van 1 t/m 10 aangeven in welke mate u overlast ondervindt van buren? (1= ernstige overlast, 10 =geen overlast). n Overlast buren (1-10) . , rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Sociale cohesie is berekend op basis van de volgende stellingen: *De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks *De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om *Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is Sociale cohesie (1-10) “Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. rapportcijfer 2020 De antwoorden worden omgescoord naar rapportcijfers, waarbij een 1 staat voor een zeer negatief en een 10 voor een zeer positief oordeel. Sociale cohesie is het gemiddelde van de rapportcijfers van de vier uitspraken. Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 5o respondenten. Uitzondering zijn de cijfers op buurtniveau: dit iseen driejaarsgemiddelde Jop basis van minstens 30 respondenten. B. Toekomstbestendige Energielabel E t/m G (%) Aandeel woningen met een energielabel van E‚ F of G. woningen Krappe woningen (%) Aandeel van de bewoonde woningen waarvan de oppervlakte minder dan 2omz2 per bewoner beslaat. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van de speelvoorzieningen in uw Onderhoud speelplaatsen (1-10) buurt? (1= ruim onvoldoende, 10 = ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe beoordeelt u de staat van onderhoud van de straten en stoepen in uw buurt? Onderhoud straat (1-10) (1= ruim onvoldoende, 10 = ruim voldoende). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. ‚ overl iminalitei Kunt u met een rapportcijfer 1 t/m 10 aangeven in welke mate u overlast ondervindt van criminaliteit? (1= ernstige overlast, 10 =geen overlast). if B. Waardering schoon, heel, verlast criminaliteit 2-20) Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. rapportcijfer oet prettig & veilig Kunt u met een rapportcijfer van 1 t/m 10 aangeven in welke mate u overlast ondervindt van horeca? (1= ernstige overlast, 10 =geen overlast). n Overlast horeca (1-10) . , rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: In welke mate ondervindt u overlast van verkeersdrukte? (1= ernstige overlast, 10 Overlast verkeersdrukte (1-10) =geen overlast). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: In welke mate ondervindt u overlast van vervuiling? (1= ernstige overlast, 10 Overlast vervuiling (1-10) =geen overlast). rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Wat vindt u van het aanbod aan fietsparkeervoorzieningen in uw buurt (1=ruim Parkeren fietsen (1-10) onvoldoende, 10 = ruim voldoende) rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. Gemiddeld rapportcijfer dat bewoners geven als antwoord op de vraag: Hoe veilig voelt u zich 's avonds in uw buurt? (1=zeer onveilig, 1o=zeer veilig). Veiligheidsgevoel avond (1-10) pporte) 9 . P 9 9 { bal 9) rapportcijfer 2021 Er wordt alleen gerapporteerd over gebieden met minstens 20 respondenten. TN A U = | Rs k | . e= e EK. : ze Ll À mms 5 } Ll B 4 | | EN Dek Ya Ie | 2 AS De ii \ Ae zn en Ke 4 rr ris mn T ed PI « a es —_ BEN het gh bald | ir L en Nn dn NW / _ 5 , à = - SN ge li n 5 it rn D { . \ aen Deze factsheet is een product van team iGGW (informatiegestuurd GebiedsGericht Werken). Lotte Bloemendaal - Daniëlle de Boer - Tessa de Kruijk - Roland Oude Ophuis - Hans Schoemaker Vragen? Stuur een mailtje naar iggw@ amsterdam.nl.
Factsheet
20
train
VN2023-022176 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en AZ oere Openbare Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, rde en Veiligheid X Amsterdam Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Openbare Orde en Veiligheid Agendapunt 9 Datum besluit 18 september 2023 Onderwerp Afdoening toezegging Hofland over TOOI De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsbrief ter afdoening van de toezegging aan lid Hofland om de raad te informeren over het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOON). Wettelijke grondslag Artikel 169 Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond In de commissie Algemene Zaken van woensdag 5 juli is aan het lid Hofland toegezegd uw raad nader te informeren over het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) van de politie. Via deze brief wordt voldaan aan deze toezegging. Reden bespreking N.v.t. Uitkomsten extern advies N.v.t. Geheimhouding N.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies N.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Ja. Hiermee wordt de toezegging aan lid Hofland d.d. 5 juli 2023 afgedaan. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.3 1 VN2023-022176 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Z Directie Openbare 3 Amsterdam Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken Ordeen Veiligheid eignerd, Handhaving En TOEZIET, LOMMU ' : Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van o2 november 2023 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-076224 Commissie AZ (2) Voordracht (pdf) AD2023-076223 Raadsinformatiebrief afdoening toezegging Hofland TOOL. pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) OOV, adviseur regioburgemeester, G.J. Pronk, g.pronk@®amsterdam.nl Gegenereerd: vl.3 2
Voordracht
2
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1479 Publicatiedatum 23 november 2016 Ingekomen onder AY Ingekomen op woensdag 9 november 2016 Behandeld op woensdag 9 november 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Moorman, Nuijens, Flentge en Van Lammeren inzake de brief over de handhaving van illegale toeristische verhuur (maximeren vakantieverhuur 30 dagen als doel). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie inzake de brief over de handhaving van illegale toeristische verhuur (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1412). Constaterende dat: — vakantieverhuur explosief is gegroeid in Amsterdam; — Amsterdammers in toenemende mate overlast ervaren van particuliere vakantieverhuur en de bijdrage daaraan aan geconcentreerde toeristische drukte, voornamelijk in de binnenstad; — toename van vakantieverhuur negatieve effecten heeft op de leefbaarheid en sociale cohesie in verschillende buurten; — hetcollege de norm van zestig dagen hanteert als indicatie voor bedrijfsmatigheid maar deze norm geen grondslag kent in de woningwet. Overwegende dat: — vakantieverhuur, gezien het niet bedrijfsmatige karakter, altijd bedoeld is geweest als verhuur van één enkele eigen woning, voor een beperkt aantal dagen, wanneer de bewoners zelf op vakantie zijn; — hetcollege zelf heeft gezegd het wenselijk te vinden het aantal dagen te verminderen, indien juridisch mogelijk; — hetgemiddelde aantal vakantiedagen in Nederland 25,6 dagen is. Spreekt uit: — het maximaal aantal dagen vakantieverhuur te willen verminderen tot maximaal 30 dagen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: alle mogelijkheden en juridische middelen te verkennen om dit zo snel mogelijk te realiseren. 4 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1479 Motie Datum 23 november 2016 De leden van de gemeenteraad M. Moorman J.W. Nuijens E.A. Flentge J.F.W. van Lammeren 2
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 306 Datum akkoord college van b&w van 4 april 2017 Publicatiedatum 20 april 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Torn van 28 februari 2017 inzake de procedure voor het vaststellen van subsidies. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Subsidies worden binnen de gemeente Amsterdam verstrekt aan onder meer organisaties en verenigingen ter versterking van gemeentelijke doelen. Voor het aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidies hanteert de gemeente procedures. Hier ligt de Visie op Subsidies aan ten grondslag. Het Toetsingskader Subsidies maakt integraal onderdeel uit van de procedure. Een subsidie kan niet worden verleend indien deze strijdig is met één van de punten uit het Toetsingskader Subsidies. De fractie van de VVD wil graag meer inzicht in de wijze waarop subsidies in Amsterdam worden aangevraagd, verleend en vastgesteld. Gezien het vorenstaande heeft het lid Torn, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college op detailniveau de verschillende stappen aangeven voor zowel het aanvragen, verlenen en vaststellen van een subsidie? Antwoord: Het proces van subsidieverstrekking is in de volgende stappen verdeeld: 1. Informeren (over mogelijkheid indienen aanvraag (brief, website). 2. Verlenen (aanvragen, beoordelen, verlenen). a. Ontvangen en registreren aanvraag. b. Check op tijd c. Check volledigheid (vereiste documenten). d. Bericht in behandeling nemen. e. Monitoren ontvangen ontbrekende stukken. f. Doorzetten aanvraag naar desbetreffende inhoudelijke rve. g. Financieel advies (inclusief staatssteuntoets). h. Inhoudelijke beoordeling (incl. check budgetruimte en evt. juridisch advies). i, Eventueel opvragen aanvullende informatie. j. Opstellen beschikking. k. Juridische toets. | __kwaliteitscontrole beschikking. m. Accorderen beschikking en betaalopdracht. n. Verzenden beschikking. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Jos Gemeenteblad Datum 20 april 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 28 februari 2017 3. Uitvoeren, monitoren en tussentijdse verantwoording. 4. Vaststellen (verantwoorden, beoordelen, vaststellen). a. Sturen herinnering indienen verantwoording. b. Monitoren ontvangst, rappelleren indien nodig. c. Ontvangen en registreren verantwoording. d. Check volledigheid. e. Versturen bericht in behandeling nemen of ontbrekende stukken. f. Financieel advies over de verantwoording. g. Inhoudelijke beoordeling. h. Eventueel opvragen aanvullende informatie. i Opstellen beschikking en eventueel betaal- of factureeropdracht (bij terugvordering). j. Juridische toets indien niet conform verlening. k. Klaarmaken beschikking incl. kwaliteitscontrole. L Accorderen beschikking en evt. betaal- of factureeropdracht. m. Verzenden beschikking. 5. Evalueren en bijsturen (van beleid). 2. Kan het college per stap aangeven op welke manier het Toetsingskader Subsidies hierin is verwerkt? Antwoord: In de tabel die als bijlage bij deze beantwoording is gevoegd, zijn de stappen nogmaals weergegeven en is toegevoegd wie deze uitvoert en hoe het toetsingskader hierin is verwerkt. Op hoofdlijnen zijn er twee processtappen die voor het beantwoorden van de vragen in het toetsingskader het belangrijkst zijn: de inhoudelijke beoordeling (2h en 4g) en de financiële toets (2g en 4f). 3. Hoe wordt gehandeld wanneer een subsidieaanvraag niet aan één of meerdere van de vereisten van het Toetsingskader Subsidies voldoet? Antwoord: Conform de Visie op subsidies, die is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juli 2015, dient een aanvraag te worden geweigerd als op een van de eerste vier onderwerpen uit het toetsingskader! “nee” wordt geantwoord. De inhoudelijke rve toets de subsidieaanvraag en beslist daarover. De vragen uit het toetsingskader die als weigeringsgrond kunnen gelden, zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam (ASA). De beoordeling door de rve die de subsidie verstrekt, is een inhoudelijke afweging. Bij deze inhoudelijke toetsing wordt per aanvraag maatwerk geleverd. 1 Het toetsingskader is opgebouwd uit vijf hoofdonderwerpen, met ieder meerdere toetsvragen. De eerste vier onderwerpen luiden: doel en activiteiten, noodzaak subsidie, aanvrager/aanvraag, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 20 apri 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 28 februari 2017 4. Kan er een overzicht worden gegeven van subsidies die, ondanks strijdigheid met één of meerdere vereisten uit het Toetsingskader Subsidies, alsnog zijn verleend? Zo ja, graag met motivering waarom van het Toetsingskader is afgeweken. Antwoord: Het grootste deel van de vragen uit het toetsingskader is kwalitatief van aard. Bovendien worden er jaarlijks circa 5.000 subsidies aangevraagd. Dat betekent dat alle 5.000 aanvragen inhoudelijke bestudeerd zouden moeten worden om het door u gevraagde overzicht te leveren. Om deze vraag toch te kunnen beantwoorden wordt ACAM gevraagd een audit uit te voeren. Deze audit zal voorzien in een steekproef om de (kwalitatieve) uitvoering en werking van het toetsingskader te beoordelen. De audit zal deel uit maken van de algemene evaluatie van de implementatie van de Visie op Subsidies, die ook op de termijnagenda van de commissie Financiën staat. Dit wordt na het zomerreces 2017 ter agendering aan de commissie Financiën aangeboden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
Gemeente Amsterdam Armoede in beeld o Stadsdeelfactsheet Zuid y % Inhoudsopgave > < Inhoud Pagina Inleiding Toelichting 3 Met het verschijnen van de Armoedemonitor 2021 en de daarbij behorende tabellenrapportage voor Deel 2: Minimahuishoudens 1 de stadsdelen an Onderzoek en Statistiek (O&S), kan er weer een nieuwe stand van zaken gegeven Definities 5 worden van de omvang van de armoede en het bereik van de armoedevoorzieningen. Minimahuishoudens per stadsdeel, gebied, wijk en buurt 6 Team Onderzoek Stadsdelen heeft voor alle Langdurige minima 9 stadsdelen en stadsgebied Weesp een analyse mn gemaakt van de gegevens uit de Minimahuishoudens naar inkomstenbron 10 tabellenrapportage. Hiermee wordt voorzien in de En . . behoefte binnen de stadsdelen om een beeld te Minimahuishoudens naar huishoudtype 11 krij rijgen van de armoedeproblematiek in de Minima naar leeftijdsgroep 12 gebieden, wijken en buurten van een stadsdeel. Minimajongeren 13 Deze factsheet bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over de minima. Hoe groot is die groep Deel 2: Bereik armoedevoorzieningen 14 en wat zijn de kenmerken van deze groep? Toelichting armoedevoorzieningen 15 Deel twee gaat over het bereik van de armoedevoorzieningen. Welke voorzieningen Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel, wijk en buurt 16 zijn er voor de minima en hoe is het bereik . . daarvan? Methode om minima te bereiken per voorziening 19 % Toelichting Alle cijfers over armoede in dit document zijn afkomstig van de Armoedemonitor van Amsterdam 2021*. > < De Armoedemonitor is gebaseerd op het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het CBS. De cijfers van de Armoedemonitor gaan over het jaar 2020. Dat is het meest recente jaar dat het CBS levert. De bereikcijfers van de armoedevoorzieningen gaan over 2021 en zijn afkomstig van het WPI. In de Armoedemonitor wordt gekeken naar de huishoudens met een laag inkomen. Een huishouden is een minimahuishouden wanneer er naast een laag inkomen ook weinig vermogen is. Door de energiecrisis zullen er ook huishoudens zijn die niet onder de doelgroep van de minima vallen, maar toch in de problemen komen door te hoge energielasten. Omdat de cijfers vit 2020 komen, is deze groep (nog) niet zichtbaar in deze cijfers. Doelpopulatie Armoedemonitor De gegevens in de Armoedemonitor gaan over Amsterdamse huishoudens van wie het inkomen over het betreffende jaar bekend is. Huishoudens die exclusief uit studenten of institvutbewoners bestaan worden buiten beschouwing gelaten. Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met weinig minima niet alle gegevens beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10 huishoudens of personen. Weesp is meegenomen in de cijfers over 2020, behalve in de bereikcijfers. Per 1 janvari 2022 is de (registratie van) toekenning van voorzieningen aan Weespers volledig samengevoegd met die aan Amsterdammers. Vanaf de Armoedemonitor 2022 (verwacht in 2023) zal worden gerapporteerd over het voorzieningenbereik inclusief Weesp. NB: In de Armoedemonitor 2021 zijn de cijfers nog gepubliceerd in de oude gebiedsindeling van 2015. *Het rapport is te vinden via https://onderzoek.amsterdam.nl/publicatie/armoedemonitor-2022 Gemeente Amsterdam | Minimahuishoudens Armoedegrens = 120% van het wettelijk minimum loon en weinig vermogen* Normbedragen belastbaar jaarloon 2020 van de lage inkomensgrens Tot de grens voor de bijstand. gemeente Amsterdam, naar leeftijd en type huishouden, voor recht op minimaregelingen in 2021 (€) Op 1 janvari 2021 is het maximaal toegestane vermogen € 6.295 voor een a \eenstaance en € 12.550 voor paren gezin (met of zonder kinderen) 26.128 26.481 en alleenstaande ouders. eenoudergezin 25.688 24.311 Daarnaast mag de overwaarde van een eigen woning EE maximaal € 53.100 zijn. bron: WPI * Definities komen vit de Amsterdamse Armoedemonitor 2021: https://onderzoek.amsterdam.nl/publicatiefarmoedemonitor-2022 > < % minimahuishoudens (2020) \ A Van alle stadsdelen heeft Zuidoost het grootste aandeel 18, En . > < Pan an minimahuishoudens van de stad, gevolgd door Noord en Dl Nieuw-West. In aantallen gezien hebben de stadsdelen West en L Nieuw-West de meeste minimahuishoudens. \ L, NN In Zuid behoort 11% van alle huishoudens tot de minima. NN Dit ligt onder het Amsterdamse gemiddelde van 16%. Ne In totaal gaat het om 8.531 huishoudens, een absoluut Alt aantal vergelijkbaar met dat van stadsdeel Noord. Vanaf ad 2013 is het aantal minimahuishoudens in Zuid elk jaar oe zr licht gedaald. bron: CBS/ bewerking O&S 4 hel Aantal minimahuishoudens 2011-2020) 16.000 14.000 12.299 12.000 12.171 gn === 10.015 10.000 9.375 8.531 8.000 mmm 8.359 6.000 TT 5.630 4,000 2.000 727 0 ee 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 —m=Centrum West Nieuw-West —==Zyid =m=Oost =mNoord mmeZuidoost Weesp p í Minimahuishoudens per gebied 2% % minimahuishoudens per gebied (2020) Van de drie gebieden in Zuid heeft De Pijp/Rivierenbuurt het grootste aandeel (14,2%) en aantal minimahuishoudens (5.118). Het aantal minimahuishoudens is in De Pijp/Rivierenbuurt en Oud-Zuid licht gedaald t.o.v. 2018 en 2019. In Buitenveldert/Zuidas is het aantal minimahuishoudens erg stabiel. bron: CBS/ bewerking O&S Aantal minimahuishoudens 2018-2020 1.107 Buitenveldert/Zuidas 1.107 1.124 5.293 5.118 2.356 A 2.289 2018 m2019 m2020 > < Aandeel minimahuishoudens per wijk en buurt > < % minimahuishoudens wijken (2020) Op wijkniveau valt vooral de Zuid Pijp op: hier > < is 24% van de huishoudens een (\ minimahuishouden. De Rijnbuurt en de - Stadionbuurt volgen als tweede en derde buurt \ met beide een aandeel van 15%. Op buurtniveau zijn het de Rijnbuurt-West (31%) en Marathonbuurt-West (26%) die opvallen door het hoge aandeel 9 minimahuishoudens. Daarnaast hebben alle buurten in de Zuid Pijp een relatief hoog bron: CBS/ bewerking 085 aandeel minimahuishoudens, wat daarmee ook het hoge aandeel op wijkniveau verklaart. % minimahuishoudens buurten (2020) In Buitenveldert valt op dat er op buurtniveau 5 significante verschillen zijn die op wijkniveau ed wegvallen. De buurten Vivaldi en ec Ie Buitenveldert-Zuidoost hebben een relatief df hoog percentage minimahuishoudens. Voor LZ Vivaldi gaat het om een klein aantal Jt huishoudens. Aantal langdurige minima in leeftijdsgroepen (2020) Het aantal personen in een minimahuishouden dat > < langer dan 3 jaar tot de minima behoort is langdurig 3.353 minima. 3.164 2.819 Doe EN Van de stadsdelen heeft Nieuw-West de meeste nn 205 personen die langdurig minima zijn (in totaal 14.092). 4.141 1.395 In Zuid gaat het om 7.588 personen. a OPE OPEN OPE PE EEN el 50 Di N & of £ # ® £ £ Van de gebieden in Zuid heeft de Pijp/Rivierenbuurt se 5 $ £ “ het grootste aandeel en aantal langdurige minima. Ss HO-17 Wm18-65 66+ % langdurige minima per gebied (2020) Aantal personen dat langdurig minima is per gebied (2020) € Minimahuishoud inkomstenb > < 6.000 Aantal minimahuishoudens naar inkomstenbron per gebied (2020) Het aantal minimahuishoudens met pensioen 5.000 als inkomstenbron is in alle drie de gebieden in ‘ | Zuid het grootst. Daarna volgt de groep 4.000 minimahuishoudens in de bijstand. Dit is 1.809 opvallend, omdat gemiddeld in Amsterdam 3.000 juist de groep minimahuishoudens met E loondienst … . . 2,000 bijstand het grootst is (37% ten opzichte van Rt) 180 eigen bedrijf . . B 133 697 bistand 29% gemiddeld in Amsterdam met pensioen nn 7 | Ijstan . . 1.000 En we vensioen als inkomstenbron). Dit strookt wel met het 886 - 173 415 beeld dat er in Zuid relatief veel ouderen 0 B anders Buitenveldert/Zuidas De Pijp/Rivierenbuurt Oud-Zuid wonen. bron: CB5/ bewerking O&S In aandeel is de groep met pensioen als inkomstenbron het hoogst in de wijk % verdeling minimahuishoudens naar inkomstenbron, per wijk (2020) Buitenveldert-West en Willemspark Daar 100% . - 0 0 mn a B behoort respectievelijk 44% en 37% van de ze minima tot de groep gepensioneerden 80% . ks (Amsterdam gemiddeld 29%). 37 34 26 id Oz 22 NE 2 28 37 39 39 37 2 zo In de wijken met relatief veel minimahuishoudens (Zuid-Pijp, Rijnbuurt en 40% EL rv . . . REE MK 7 ed MN PS Sn 9 de Stadionbuurt) is de verdeling van ES, minimahuishoudens meer in 20% EE] . . overeenstemming met die van Amsterdam PN OPE BA BA BA Ke MN EA KA EE EE B 18 iddeld oe gemiddeld. DE OER ES 8 8 & Eb EEE ES < DT EP PD Es ASP Rea ee n KE NS Ö E So E ee Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met 9 © SON < 5 P & $ > x & Oe . . “ se SS £ A) Ki s ks weinig minima niet alle gegevens beschikbaar. Het gaat & e Rt . . <t s dan om minder dan 10 huishoudens of personen. Deze Banders Mpensioen = bijstand meigen bedrijf m loondienst staven tellen dan ook niet op tot 100. 26 Minimahuishoud huishoudt Aantal minimahuishoudens naar huishoudtype per gebied (2020) En . … 6.000 De meeste minimahuishoudens zijn alleenstaanden. In de verdeling van 5.000 En . de minimahuishoudens naar 4.000 huishoudtype op wijkniveau valt Buitenveldert-Oost op met een 3.960 m . 2000 alleenstaande relatief groot aandeel 000 m paar zonder kinderen minimahuishoudens dat aar met kinderen in i En p eenoudergezin is. 1.000 EN 82 OM 170 m eenoudergezin 0 en 102 51 mt mi overig In de wijken met relatief veel Buitenveldert/Zuidas De Pijp/ Oud-Zuid minimahuishoudens (Zuid-Pijp, Rivierenbuurt bron: CBS/ bewerking O&S Rijnbvurt en de Stadionbuurt) is de verdeling van minimahuishoudens % verdeling minimahuishoudens naar huishoudtype, per wijk (2020) meer in overeenstemming met die 100% van Amsterdam gemiddeld. 80% EE 70 60% 80 vi) ks vi: 79 ” 76 EN 77 77 EN) Ep] 76 78 40% 7 20% 8 7 E] 8 8 - U 8 5 F3 7 4 7 8 7 Jaan EE a ú 0% E E Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en & & £ SS Ea SS Ri & SS SS SS SS Ss É of Ka wijken met weinig minima niet alle gegevens % ò & 5 5 > & ES °o © > 5 5 & & . . o Ni Ps S £ Pe ò Ss & Noa 2 Rl beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10 ES £ RE ae Ef Ë & <t Es huishoudens of personen. Deze staven tellen ® Red & ° dan ook niet op tot 100. EH overig Meenoudergezin paar met kinderen _m paar zonder kinderen MH alleenstaande 2% Aantal en aandeel minima* naar leeftijdsgroep | | Aantal minima naar leeftijdsgroep per gebied (2020) Van de gebieden heeft De Pijp/ Rivierenbuurt in aantal de meeste : 293 Oe . „ Buitenveldert/ 874 minima in elke leeftijdsgroep. Zuidas er De Pijp/ 1.014 waa In de verdeling van de minima naar Rivierenbuurt 1747 leeftijd op wijkniveau valt op dat in 157 bijna alle wijken het aandeel 66+ hoger Oud-Zuid 1.859 is dan in Amsterdam gemiddeld (20%). 787 Dit betekent dat Zuid een relatief hoog ini nt van 66+ of r bron: CBS/ bewerking O&S 0-17 mig6s wm66t aandeel minima kent va of oude Het aandeel minima dat 66+ is % verdeling minima naar leeftijdsgroep, per wijk (2020) opvallend hoog in Buitenveldert-West or (34%) en de Scheldebuurt (30%). In hl 21 pl) . a KE A en EA ER OE A OE a Buitenveldert-Oost (24%) is er een 80% groter aandeel 0-17 jarigen onder de 50% minima dan gemiddeld in Amsterdam EE 54 EE (22%). Eh 62 zo A el FE EN zi 20% 24 2 u ® u u # s VP u 3 15 15 14 22 0% - On . . … « « R N N « Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en 5 <2 Rr sr & 5 À ‚& 5 $ & & 5 Ö SS se PB KN . a Ss & & S SS SS s ‚ & dS 5 £ wijken met weinig minima niet alle gegevens „5 2 NS NE NS 5 IN Ö 5 9 s x & NS & S ve e 9 S P Di & beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10 AS 5 sg 9 9 E & S * 5 NS huishoudens of personen. Deze staven tellen dan & . 0-17jaar Wm18-65jaar m66jaarof ouder ook niet op tot 100. * Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens. x% Minimajongeren > < Aantal minimajongeren naar huishouden per gebied Kinderen in eenoudergezinnen behoren in Amsterdam bijna (2020) vier keer zo vaak (37%) tot de minima dan kinderen die in een > < 800 tweeoudergezin of anders (overig) opgroeien. De wijken Zuid 600 Pijp (45%), Rijnbuurt (39%) en Buitenveldert Oost (39%) liggen daar nog boven. 400 365 In aantallen heeft het gebied De Pijp/ Rivierenbuurt de 200 meeste minimajongeren, waarbij de kinderen die opgroeien in 130 159 0 een eenoudergezin groter is. Ook in de twee andere gebieden Buitenveldert/ De Pijp/ Oud-Zuid is het aantal minimajongeren vit eenoudergezin groter dan Zuidas Rivierenbuurt het aantal jongeren uit in een tweeoudergezin of overige m eenoudergezin overig gezinssituatie. % minimajongeren in eenoudergezin per wijk (2020) % minimajongeren in overig huishoudtype per wijk (2020) bron: CBS/ bewerking O&S Gemeente Amsterdam alg armoedevoorzieningen > < Toelichting armoedevoorzieningen Stadspas Collectieve zorgverzekering Gratis OV rn Ta (ed TAOV Totaalbereik* Scholierenvergoeding Nt esb “Aandeel doelgroephuishoudens met één of meer van de volgende minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering, Verzamelbereik kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor kindvoorzieningen minima mantelzorgers (TOVM). Het bereik van de armoedevoorzieningen wordt berekend door het aantal huishoudens dat een voorziening kreeg toegekend, te delen door het aantal rechthebbende huishoudens (de minima). De Stadspas is voor alle Amsterdamse minima. Sinds 2020 wordt het Kindtegoed op de Stadspas gezet voor kinderen van 0-14 jaar. Hiermee kunnen ouders o.a. kleding, schoenen, een tas en schoolspullen kopen voor hun kind. De Collectieve zorgverzekering is voor alle Amsterdamse minima vanaf 18 jaar. De Scholierenvergoeding is voor alle Amsterdamse minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 18 jaar. Gratis OV en/of Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer (TAOV) is voor Amsterdamse minima met de AOW- gerechtigde leeftijd. Voor TAOV is er een pas voor aanvullend vervoer nodig. In het Verzamelbereik kindvoorzieningen zit het aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met één of meer van de volgende kindregelingen: Stadspas, Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling. Over de Tegemoetkoming OV voor minima mantelzorgers zijn geen cijfers opgenomen in de stadsdeelrapportage van de Armoedemonitor. Meer informatie over wat de gemeente doet om de minima te bereiken met de voorzieningen is te vinden op pagina 19 van deze factsheet. % Bereik d Leni tadsdel % totaalbereik armoedevoorzieningen per stadsdeel (2021) > < 77 In de stadsdelen Noord (77%), Zuidoost, West en Oost (alle drie Pe 76%) worden de minimahuishoudens het best bereikt. pe In onderstaande tabel zijn de percentages blauw gearceerd fi als het bereik lager is dan het Amsterdamse gemiddelde. ( Stadsdeel Centrum heeft het laagste bereik van de EN armoedevoorzieningen onder de minimahuishoudens (63%). In 5 Nik Zuid is het bereik met 71% iets lager dan gemiddeld in Amsterdam. N eN . . . Gekeken per type voorziening zien we dat Zuid op alle type adel significant lager scoort qua bereik van de doelgroep. Vooral de % . . . . Lits scholiervergoeding (-7% punt) en het Collectieve Zorgverzekering -5% punt) is het bereik laag. bron: CBS, WPI/ bewerking O&S Ts Be C5%p ) 9 % bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per stadsdeel (2021) Stadspas Collectieve Gratis OV65+ Scholierenvergoeding (basis- Verzamelbereik Totaalbereik** Zorgverzekering en/of TOAV en middelbare school) kindvoorzieningen* Centrum West 74 55 74 89 76 Nieuw-West 74 55 74 89 75 Zuid Oost 74 55 76 90 76 Noord 75 55 81 92 77 Zuidoost 75 53 75 79 92 76 Amsterdam 73 53 72 76 89 74 *Aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met met een of meer van de volgende kindregelingen: Stadspas, Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling. **Aandeel doelgroephuishoudens met een of meer van de volgende minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering, kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor minima mantelzorgers (TOVM). % Bereik armoedevoorzieningen wijken > < % bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per wijk (2021) Zuidas 15 15 Oude Pijp 69 47 72 76 89 70 Nieuwe Pijp 71 49 69 62 75 72 Zuid-Pijp 80 57 76 78 93 81 Hoofddorppleinbuurt 63 43 60 66 63 Schinkelbuurt 69 49 65 55 66 70 Willemspark 57 37 57 59 Museumkwartier 43 28 48 43 Stadionbuurt 75 52 71 73 88 76 Apollobuurt 27 17 47 27 Scheldebuurt 65 47 68 69 67 IJsel buurt 74 51 73 73 75 Rijnbuurt 73 50 71 71 88 74 Buitenveldert-West 66 44 67 71 Buitenveldert-Oost 74 52 59 76 68 Amsterdam 73 53 72 76 89 75 De tabel laat zien dat in veel wijken het bereik lager is dan gemiddeld in Amsterdam (blauw gearceerd). De Schinkelbuurt en Nieuwe Pijp hebben op alle armoedevoorzieningen een lager bereik dan gemiddeld. In de wijken met relatief veel minimahuishoudens (Zuid-Pijp, Rijnbuurt en de Stadionbuurt) is alleen het bereik in de Zuid-Pijp gelijk of bovengemiddeld. Voor de Rijnbuurt en Stadionbuurt is het bereik op veel armoedevoorzieningen onder het Amsterdams gemiddelde. % Bereik armoedevoorzieningen buurten % totaalbereik armoedevoorzieningen per buurt (2021) Het totaalbereik van de voorzieningen op ad de buurtniveau laat zien dat de wijken waar veel Ee minima wonen het bereikpercentage ook En meestal relatief hoog is. Dit betekent dat de groep minimahuishoudens in wijken met minder armoede minder goed bereikt wordt in vergelijking met minimahuishoudens in wijken waar armoede n zich concentreert. EA aA x% Methode om minima te bereiken per voorziening % Methode om minima te bereiken De Stadspas wordt jaarlijks automatisch verstrekt aan alle bij WPI bekende minimahuishoudens (inkomen bekend bij WPI). Huidige Stadspashouders van wie het inkomen niet bij WPI bekend is kunnen de Stadspas jaarlijks opnieuw Stadspas aanvragen. Zij krijgen een verkort aanvraagformulier toegestuurd dat ze kunnen ondertekenen en kosteloos naar de gemeente terugsturen. Nieuwe gebruikers kunnen de Stadspas aanvragen via een online formulier of papieren aanvraagformulier. Advertenties voor de Stadspas worden onder andere geplaatst in lokale kranten, de krant van Amsterdam, ATs5 en sociale media om zo de bekendheid te vergroten. Collectieve zorgverzekering Mailing naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende minimahuishoudens. Daarnaast worden in een jaarlijkse campagne nieuwe klanten geworven. Gratis OV 65+ en/of TAOV Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen. Voor TAOV voert WPI een ambtshalve toekenningsronde vit onder rechthebbenden die bij de gemeente bekend zijn. Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen via een papieren of online aanvraagformulier. Scholierenvergoeding Rechthebbenden die bij WPI bekend zijn ontvangen automatisch bericht van Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen. bron: Armoedemonitor 2021 NEN En Se Ei ER Ee Re MAER LEONE EE er ie
Factsheet
20
test
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1399 Publicatiedatum 28 december 2019 Ingekomen onder Z Ingekomen op woensdag 19 december 2018 Behandeld op woensdag 19 december 2018 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Yilmaz en Kreuger inzake het wijzigen van de Parkeerverordening 2013 Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het wijzigen van de Parkeerverordening 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1338). Besluit: In de voorgestelde wijziging van de parkeerverordening 2013 staat het volgende: In artikel 24, derde lid, staat het volgende: 3. De bezoekersvergunning geeft een bewoner recht om diens bezoek een door het college vastgesteld aantal uur per maand tegen een gereduceerd tarief van 50% te laten parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder. Dit te wijzigen naar: 3. De bezoekersvergunning geeft een bewoner recht om diens bezoek een door het college vastgesteld aantal uur per maand tegen een gereduceerd tarief van 100% te laten parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder. De leden van de gemeenteraad N. Yilmaz K.M. Kreuger 1
Motie
1
discard
VN2023-007526 N% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C Sums An Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn vurzaamheid N Amsterdam Voordracht voor de Commissie DC van 23 maart 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Dierenwelzijn Agendapunt A Datum besluit n.v.t. Onderwerp Afhandeling van de toezegging inzake de zoete inval van honingbijen De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief betreffende de afhandeling van de toezegging n.a.v. schriftelijke vragen inzake de zoete inval van honingbijen en in de bijlage het eerdere advies van EIS Kenniscentrum insecten. Wettelijke grondslag Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet en artikel 84, Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam. Bestuurlijke achtergrond Op 14 juli 2021 heeft de Partij voor de Dieren schriftelijke vragen gesteld inzake de zoete inval voor honingbijen in Amsterdam. Daarop heeft het college op 7 september 2021 geantwoord, waarbij voor één van de vragen is aangegeven dat hiervoor nader advies wordt ingewonnen (bij EIS Kenniscentrum insecten). Op 16 mei 2022 heeft het college het advies van EIS Kenniscentrum insecten toegestuurd naar de gemeenteraad, met de toezegging dat het met een plan zal komen om de honingbijen in Amsterdam te matigen. In de raadsinformatiebrief wordt deze toezegging nagekomen en geeft het college een overzicht van de te nemen maatregelen. Reden bespreking Motivatie: De Partij voor de Dieren wil graag verder in gesprek over de aanbevelingen zoals gedaan door EIS en hoe het college hiermee om wil gaan. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.3 1 VN2023-007526 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn Voordracht voor de Commissie DC van 23 maart 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Toezegging gedaan in de beantwoording schriftelijke vragen d.d. 16 mei 2022. Welke stukken treft v aan? AD2023-018903 1. RIB toezegging onderzoek matigen honingbijen AANGEPAST. pdf (pdf) Bijlage 1 Advies voedselconcurrentie honingbijen en wilde bijen in AD2023-018904 Amsterdam_2022_EIS.pdf (pdf) AD2023-018905 Commissie DC (1) Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ruimte en Duurzaamheid, F. Nieuwenhuis, [email protected] Gegenereerd: vl.3 2
Voordracht
2
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 566 Publicatiedatum 29 juli 2016 Ingekomen op 8 juni 2016 Ingekomen in raadscommissie WE Behandeld op 14 juli 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Poot en Ruigrok inzake de Voorjaarsnota 2016 (uitbreiding Vroeg Eropaf-aanpak naar zzp'ers). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449); Overwegende dat: — de Vroeg Eropaf-aanpak, waarbij vroegtijdig wordt ingegrepen voordat onbeheersbare schulden een probleem worden, succesvol is; — Amsterdam steeds meer zzp'ers kent, waarvan een deel te maken heeft met een laag inkomen, waardoor risico op schulden ontstaat; — zzp'ers te maken kunnen hebben met andere schuldeisers dan mensen in loondienst of met een uitkering, zoals arbeidsongeschiktheidsverzekeraars. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te onderzoeken op welke manier de Vroeg Eropaf-aanpak kan worden uitgebreid specifiek gericht op schuldenproblematiek van zzp'ers; — daartoe onder meer in overleg te treden met crediteuren waarmee zzp'ers veel te maken hebben; — over de uitkomst van dit onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. De leden van de gemeenteraad M.C.G. Poot M.H. Ruigrok 1
Motie
1
discard
Oktober 2016 — oktober 2017 Evaluatie van 1 jaar Werkbrigade f rd el ear EN es hs ha he | 7 / Oktober 2017 Programma Werkbrigade Samenvatting Er is een jaarervaring opgedaan met de Werkbrigade. In deze evaluatie wordt verslag gedaan van die ervaringen. Hieronder in het kort de samenvatting daarvan In de besluiten die aan de instelling van de Werkbrigade vooraf gingen is een aantal kaders meegegeven: e Erwordt uitgegaan van maximaal 5oo kandidaten, die twee jaar lang tegen wettelijk minimumloon aan het werk zijn in de openbare ruimte. e _Ermag geen sprake zijn van verdringing in de zin van werk dat ook voor de doelgroep van Pantar geschikt is dan wel werk wat in 2016 nog door anderen werd uitgevoerd. e Inde gemeentebegroting wordt € 10 miljoen beschikbaar gesteld als bijdrage aan de kosten van de Werkbrigade; de overige dekking moet uit cofinanciering komen. e Pantar vervult het werkgeverschap en krijgt daarvoor een vergoeding. Na één jaar Werkbrigade zijn er zoo gemotiveerde mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk in de openbare ruimte. Het merendeel oudere mannen, die ook relevante opleidingen krijgen om straks een betere positie op de arbeidsmarkt te hebben. De werkzaamheden in de openbare ruimte blijken minder aantrekkelijk voor vrouwen; de focus voor het vervolg ligt op andersoortig werk, waar meer belangstelling van vrouwen voor wordt verwacht (zoals gastvrouwschap). We bieden de kandidaten concreet perspectief op betaald werk, het voortraject (leerstage) is daar ook op ingericht. De uitval na de leerstage van de Werkbrigade is 20%; bij andere trajecten van W&R is dat percentage hoger. Dat de brigadisten direct na de leerstage een arbeidscontract krijgen is daar waarschijnlijk debet aan. Van verdringing, zoals geformuleerd in de besluitvorming, is geen sprake geweest. Met de Werkbrigade krijgt een groep mensen die anders niet meer aan het werk komt een extra kans, we verkleinen hiermee de kloof die er is met andere groepen werklozen die makkelijker aan werk kunnen komen. Het beschikbaar krijgen van voldoende werk en cofinanciering vit additionele middelen/ programma's is bij de start te optimistisch ingeschat: dit is trager op gang gekomen dan verwacht. Deels komt dit door latere besluitvorming over de additionele programma's, deels doordat werkzaamheden niet aansluiten bij de kennis en kunde van de werkbrigadisten. Eris overigens geen sprake geweest van leegloop: ofwel brigadisten volgen een opleiding, ofwel worden als extra handen ingezet bij al verleende opdrachten van de Werkbrigade en Pantar. Er zijn extra middelen nodig om de groei naar 5oo brigadisten te financieren, vit de gemeentebegroting en uit cofinanciering. Er is sprake van een goede samenwerking tussen gemeente en Pantar, waarbij een warme overdracht plaatsvindt van voortraject naar betaald werk en de gemeente de kandidaten ook dan blijft volgen. Een soepel werkend treintje: instroom-voortraject-werk-doorbemiddeling. Pantar verzorgt de match tussen kandidaat en werk, levert de begeleiding op het werk en regelt de opleidingen. Voor Pantar is de Werkbrigade een versterking van de eigen organisatie en bedrijfsvoering, er kan menging plaatsvinden tussen brigadisten en de eigen doelgroep. Dit past ook in de visie op het sociaal werk. Deze resultaten van één jaar Werkbrigade geven voldoende houvast om door te groeien naar 500 brigadisten en mogelijk ook voor het structureel inbedden van een Werkbrigade in de toekomst. Dit zal bij de vitwerking van de plannen voor het sociaal werk in Amsterdam worden betrokken. 2 Inhoudsopgave 1 De in- en doorstroom van kandidaten.… nanne ennen eenen enen verevenen eenen Áj 2 De opdrachten, cofinanciering en overige financiële gegevens …… nnn ennen. 8 3 De rol van Pantar en de dienstverleningsovereenkomst … nn snsssnsn en eeereneenenenen Ld 4 Verdringing en additioneel werk ……… ……….….………sssssnnrsennnenerseenersenneneneneeerenvennsnenrnenen 15 5 Kennis & kunde van de werkbrigadisten … …………nnssessorsennen senen eers ernnnnerrrsveneervvenerens 17 6 Het imago van de Werkbrigade.…… … … …… ………..nusssunnorrrsersenennenenrrereneensennsnenrenervvennenn 19 7 Communicatie, informatie en publicaties … usus vers senen sn eennenerrenenneersvenennnnen 22 8 MKBA’s en de persoonlijke verhalen... onsssorssnnnnenerreenensennnnenenrenren vennen 2d g Lessons learned en acties 2018/2019 ………… ann ennn eenn eennenenenenen eenen eerenereneren ennn eenn 26 10 Doorkijk naar de toekomst … nuur snnnnnenenerseneenenennenenenenersenennsnenrenernnenennnnnn 30 3 1 De in- en doorstroom van kandidaten De instroom Met het collegebesluit van 20 september 2016 werd de officiële start van de Werkbrigade een feit en op 1 oktober dat jaar kregen de eerste 13 kandidaten hun dienstverband bij Pantar. Tot eind september 2017 hebben zich ruim zoo kandidaten van WPI vrijwillig aangemeld voor de Werkbrigade. Dit is een hoger aantal dan vooraf werd aangenomen. Inmiddels hebben per 1 oktober 2017 300 werkbrigadisten een contract. Dit is beduidend hoger dan de inschatting bij de start van het project. Niet iedereen die zich aanmeldt gaat ook verder de procedure in, ongeveer 60% gaat niet door. Met name bij de intake valt een groep af, en dan vooral jongeren en deelnemers vanuit Activering. Voor hen is het geboden werk niet interessant genoeg, te zwaar of we komen tot de conclusie dat iemand toch niet geschikt is om deel te nemen aan de Werkbrigade. Wie na het intakegesprek bij WPI besluit om door te gaan start met een leerstage bij Amsterdam Werkt!, waar weer routine wordt opgebouwd, geleerd wordt in een team te werken, veel buiten wordt gewerkt en vaardigheden worden aangeleerd. De uitval tijdens de leerstage is ongeveer 20%. Na 6 weken tot 3 maanden (de periode is afhankelijk van het tempo waarin de kandidaat weer geschikt is om te gaan werken) komt de kandidaat bij Pantar in dienst. Eerst met een contract voor 6 maanden en bij gebleken geschiktheid wordt dit verlengd met nog een keer 6 maanden, en dan 12 maanden. De totale arbeidsduur is dan 24 maanden. Het proces van begin tot eind in een processchema: Informatiemarkt/ Start leerstage 6 Na 4 weken leerstage Na 6 weken leerstage voorlichtingen Intakegesprek weken bij arbeidsvoorwaarden- ondertekenen klantenteams AmsterdamWerkt! gesprek arbeidsovereenkomst Contract: 6 maanden 6 maanden Start dienstverband 12 maanden Na 12 maanden plan hbk balk ads opstellen naar werk na de Werkbrigade, uitvoeren plan Werkbrigade 5 5 en na 128 maanden tevens inzet jobhunters Simultaan ontwikkelen, stimuleren en ondersteunen (inclusief trainingen, opleidingen en detachering) naar vervolgwerk buiten de Werkbrigade Doorstroom naar regulier werk en start Nazorg Einde dienstverband Werkbrigade na 24 maanden en geen doorstroom, aanvragen WW, uitbetalen transitievergoeding, tijdens WW- periode blijft actieve bemiddeling naar werk doorlopen 4 Deelname aan de Werkbrigade is vrijwillig: kandidaten van WPI kunnen hun belangstelling kenbaar maken en na een succesvol verlopen intakegesprek kunnen zij zich aanmelden voor de leerstage, en indien dit goed gaat in dienst komen bij Pantar. De vrijwilligheid, dus het feit dat mensen een keuze hebben, lijkt een belangrijke factor bij het bestaan van animo om mee te gaan doen. Daarmee sluiten we aan bij de autonomie van de kandidaat. Daarnaast krijgt de kandidaat er snel iets voor terug: na een relatief korte leerstage krijgen ze een baan met een hoger salaris dan de uitkering; er is variatie mogelijk in het werk; er is een opleidingsprogramma en er wordt het laatste jaar goed gekeken naar de capaciteiten en wat iemand verder wil, zodat actief bemiddelen naar ander werk een grotere kans van slagen heeft. Tot 1 oktober 2017 zijn er 300 kandidaten van WPI ingestroomd bij de Werkbrigade. De opbouw van de instroom vanaf de start van de Werkbrigade ziet er als volgt uit: Aantal nieuwe werknemers Werkbrigade per maand 40 35 35 30 29 30 P] 28 28 25 25 20 20 20 17 18 15 14 10 9 Li 0 201610 201611 201612 20171 20172 201-3 20174 20175 20176 20177 20178 20179 201740 De verdeling over duur werkloosheid, leeftijd, geslacht en herkomst binnen WPI van de werkbrigadisten zijn hieronder weergeven. Duur werkloosheid Leeftijdscategorie werkbrigadisten werkbrigadisten N=300 H<6 N=300 15 maanden u mi <27 jaar 13 m6-12 maanden / m27-36 M1-2jaar 57 jaar m3/-46 Aj jaar 155 2-4 jaar u 47 - 56 . jaar 24 jaar 57-66 jaar 5 Geslacht werkbrigadisten Toeleider werkbrigade Intake N=300 N=300 H Activering Ml Werk en Opleiding Jongeren m Werk en Re- integratie Ml Budget- Inkomensbehe er bijz. doelgrp M Koers naar B Man Vrouw werk Het merendeel van de werkbrigadisten is ouder (boven de 46 jaar), bij de overige kandidaten van WPlI is dit een derde. Een groot deel (33%) heeft een erg grote afstand tot de arbeidsmarkt, dit zijn de kandidaten die via Activering binnen komen (trede 2 in de re-integratieladder van WPI). Ruim de helft is meer dan vier jaar zonder werk en ruim een kwart is tussen de twee en vier jaar werkloos (gemiddelde werkloosheidsduur: 63 maanden). Er zijn relatief weinig vrouwen en jongeren in dienst gekomen. Er zijn 13 statushouders ingestroomd in de Werkbrigade. Zowel jongeren als vrouwen zijn in de minderheid in de Werkbrigade. Er is in de afgelopen maanden extra ingezet op het laten instromen van vrouwen. De oorzaak voor het achterblijven van vrouwen in de Werkbrigade is met name gelegen in de uitte voeren werkzaamheden: vooral in het groen (snoeien, schoffelen, plantvakken leeghalen en weer vullen) en in het schoonhouden van de openbare ruimte. Dit is overigens een normale afspiegeling van de situatie in de branche waar de werkbrigadisten op dit moment werkzaam zijn. Vrouwen geven aan dat dit werk hen minder ligt. Voor jongeren lijkt hetzelfde te gelden: zij geven aan liever niet buiten te willen werken en lijken meer te voelen voor werk met een andere uitstraling. De grote opdracht om gastvrouwen/heren te werven zal wellicht vrouwen en jongeren meer aanspreken. We brengen de vacatures voor gastvrouw/gastheer tijdens de werving bij deze groepen extra onder de aandacht. Er is bij de werkbrigadisten sprake van een grote motivatie om van het werk een succes te maken. Er is sprake van bijzonder weinig uitval (stoppen met het werk) en het ziekteverzuimpercentage ligt iets onder het gemiddelde van het werken in de openbare ruimte. De doorstroom Er is nog gering sprake van uitstroom. Vier mensen hebben een andere baan gevonden, en de andere uitstroom komt als gevolg van verhuizing (2), ziekte (3) en overlijden (2). Voor de doorstroom naar een andere baan wordt bij W&R een programma opgezet. De kern daarvan is maatwerk voor de brigadist, de behoefte die hij of zij heeft in combinatie met wat de arbeidsmarkt te bieden heeft. Er worden in september en oktober 2017 door WPI panelbijeenkomsten georganiseerd waarin ook werkbrigadisten zitten zodat door input van de kandidaten zelf het doorstroomproces zo goed mogelijk kan verlopen. In die panels kan ook worden aangegeven welke instrumenten de gemeente en Pantar in kunnen zetten om doorstroom te bevorderen. 6 Het traject ziet er dan als volgt uit. Na 1 jaar werkverband, met het zwaartepunt in het laatste half jaar, wordt actief toegewerkt naar een andere baan: er wordt met de kandidaat een plan gemaakt voor de toekomst na de Werkbrigade en daar worden concrete acties op ingezet. Werkgevers worden benaderd om kennis te maken met de werkbrigadist(en) en er wordt bekeken of werkbrigadisten tijdens hun Pantar- dienstverband gedetacheerd kunnen worden bij werkgevers om de drempel van de overstap te verlagen. Vanuit WPI wordt ondersteuning geboden in de vorm van bv sollicitatietraining, maar ook het jobcenter en het Werkgeversservicepunt die helpen bij het zoeken naar een andere baan en het zicht krijgen op wat de arbeidsmarkt te bieden heeft. Waar het kan krijgen de werkbrigadisten gericht scholing in dit tweede jaar. In de laatste 6 maanden van het contract worden werkgeversmarkten georganiseerd en kunnen de werkbrigadisten gebruik maken van jobhunting. Deze mogelijkheid bestaat ook nog na afloop van het dienstverband in de drie maanden dat de kandidaat recht heeft op een WW-uitkering. Met het UWV zijn hierover afspraken gemaakt. Eén van de naar een andere baan vitgestroomde brigadisten: Uberto Jeroe (30 jaar): Ik werk nu voor de reiniging in de gemeente Amsterdam. ledere dag zorg ik ervoor dat de wijk waar ik in werk schoon wordt. Ik werk op de veegwagen. Het is echt heel leuk en ik ben blij dat ik de overstap gemaakt heb! Tot december dit jaar zit ik in een vaste wijk. In december worden de wijken weer verdeeld en mogelijk krijg ik dan een vast contract. Ja, december gaat een spannende maand worden voor mij. Hopelijk krijg ik nog meer vastigheid. De Werkbrigade geeft je meer stabiliteit en zekerheid dan een uitkering. En je leert weer een beetje het vak. Er mag wel wat meer variatie in de werkzaamheden komen, het waren veel groen werkzaamheden die ik gedaan heb. Het negatieve vond ik het feit dat er geen pensioen opbouw was en dat ik mijn kleren na afloop moest inleveren. Dat laatste geeft mij een soort ‘tweedehands’ gevoel. Het gaat goed met me. Ik ben blij! M'n werk is leuk, ik verdien ruim 300 euro meer per maand en als ik avonddiensten draai verdien ik nog meer. Ook heb ik nu een pensioenopbouw. Dat geeft een goed gevoel. De Werkbrigade is zeker een goede opstap geweest! ENE | ij Ta hd REEN et | EA Ih ie de RSI Û Ul ì | Nl il end BE ii Bi he ee Í af RE d P | Ef Tm 4; it ee e: A | Kk | ei zel it À es A NE p ien Het zal waarschijnlijk onvermijdelijk zijn dat voor sommige werkbrigadisten doorstroom naar een andere baan niet lukt, het zal niet voor iedereen zijn weggelegd om na 24 maanden elders in dienst te komen. Wel hebben deze mensen in de twee jaar Werkbrigade een waardevolle aanvulling op hun cv gekregen in de vorm van ervaring en behaalde certificaten/opleidingen. 7 2 De opdrachten, cofinanciering en overige financiële gegevens Bij het besluit tot oprichting van de Werkbrigade is aangegeven dat het werk voor de werkbrigadisten met name gevonden kan worden in het werkveld ‘schoon en heel’. Dan gaat het specifiek over het wegwerken van het achterstallig onderhoud (het programma DORA), inclusief extra investeringen in gedefinieerde wijken in stadsdelen buiten de ring Azo waar sprake is van verminderde leefbaarheid (de Ontwikkelwijken). Daarnaast werd gedacht aan het Aanvalsplan Schoon mogelijkheden en de investeringen in sportaccommodaties/velden. Inmiddels is sprake van een uitbreiding van de werkzaamheden naar het werkveld ‘veilig’ door in te zetten op gastvrouw- en heerschap. DORA (Deltaplan Openbare Ruimte Amsterdam) In eerste instantie is ervan uitgegaan dat veel werkzaamheden in het wegwerken van het achterstallig onderhoud van DORA geschikt zouden zijn voor werkbrigadisten. In de praktijk blijkt echter dat voor het overgrote deel van de opdrachten binnen DORA gewerkt wordt met machines, waarvoor de brigadisten niet zijn opgeleid. Daardoor blijft het werk beperkt tot voornamelijk groenwerkzaamheden (snoeien, plantvakken opruimen en weer beplanten, etc). Er zijn hiertoe extra mogelijkheden gekomen door vrijval binnen DORA als gevolg van vertraging in de uitvoering van een aantal projecten. Door de mogelijke inzet van de Werkbrigade zwaar te laten wegen bij de herverdeling van de vrijgevallen middelen wordt de oorspronkelijk gedachte inzet van ruim € 2 miljoen voor 2017/2018 gehaald. Kn , ' : hd ge gn ES 4 > Je weta iS . \ Ae : ein un N : é Us “ EN B - rr DE ct en A Ke & Jee SS be WAN Ontwikkelwijken Bij de start van de Werkbrigade zijn afspraken gemaakt over de inzet in de Ontwikkelwijken (kwetsbare buurten in de stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost). Op basis van door de stadsdelen opgestelde vitvoeringsplannen, waarvoor de RvE Wonen kaders heeft aangegeven, zijn er 75 werkbrigadisten in deze stadsdelen aan het werk in de openbare ruimte. Ook hier betreft het met name snoeiwerk, kleinere reparaties, schoonhouden, etc. Een deel van deze 75 mensen wordt ingezet als gastheer. Aanvalsplan Schoon Een onderdeel van het Aanvalsplan Schoon betreft het zgn. ‘hotspot rijden’: langs een route van vuilcontainers rijden om de daar op en rond slingerende rommel weg te halen. Dit wordt gedaan door de werkbrigadisten; inmiddels zijn daar ruim 5o mensen aan het werk. Het betreft vooralsnog 8 een pilot, waarbij wordt bezien hoe vaak het hotspot rijden noodzakelijk is; de vitkomsten van deze pilot zullen leiden tot een aanpak voor de gehele stad. Sport De Werkbrigade is ingeschakeld om de kunstgraskorrels, die vanaf de sportvelden de openbare ruimte in worden gelopen op te ruimen. Daarnaast zal de Werkbrigade vanaf 2018 worden ingeschakeld voor de niet-chemische onkruidverwijdering rond de sportvelden. Veilig Hieronder vallen de gastvrouwen en -heren, voor het grootste deel krijgen deze vanaf 2018 opdrachten vanuit OOV/Handhaving en Toezicht, maar ook binnen de aanpak voor de kwetsbare wijken worden reeds 7 werkbrigadisten als gastheer ingezet. Er zijn diverse functie gedefinieerd bij het toezichthouden en handhaven; oplopend in mate van zelfstandigheid, risicoprofiel en taken/bevoegdheden. In het overzicht hieronder wordt dit aangegeven. ee Risicoprofiel nn Impact ee Zelfstandigheid Toezichthouder f foudo Gastheer/-vrouw aankomend straatcoach School conciërge | Openbare BOA zonder _ |(SAOA) germ or Ruimte strafrechtelijke bevoegdheden Signaleren ; . Signaleren Controleren Signaleren Controleren . Constateren Grenzen stellen Signaleren Grenzen stellen Waarschuwen | Aanspreken Attenderen . Aanspreken Aanspreken Corrigeren . Informeren Corrigeren Informeren Informeren Informeren Hulpverlenen De gastvrouw en —heer openbare ruimte heeft als taken signaleren, attenderen en informeren. Aanspreken, corrigeren etc. hoort daar niet bij. Eris ten behoeve van de werving in samenwerking met de RvE Handhaving en Toezicht een functieprofiel opgesteld. Talentvol gebleken gastheren/- vrouwen kunnen wellicht ingezet worden op taken uit het werkveld van de naastgelegen nieuwe functie van schoolconciërge. Ook voor deze functie is een functieprofiel opgesteld. Er is in eerste instantie gepeild binnen de al bestaande groep werkbrigadisten wie er belangstelling voor deze functie heeft. Daar zijn 29 geïnteresseerden op af gekomen. De volgende stap is het werven van kandidaten van WPI die nog geen onderdeel vitmaken van de Werkbrigade. De voor deze taken geschikt bevonden kandidaten worden in een voorschakeltraject van ca. 6 weken tot 3 maanden voorbereid op hun toezichthoudende en/of signalerende taken op straat. 9 In dit traject krijgen de kandidaten training in gespreks- en benaderingstechniek, verslaglegging en rapporteren, en samenwerken in een team. Ook wordt de mogelijkheid onderzocht de kandidaten een opleiding tot verkeersregelaar te laten volgen. Een mentor van Handhaving en Toezicht legt in deze fase contact met de kandidaten en bereidt hen voor op hun taak op straat, het bedienen van de PDA en het maken van de rapportages. De begeleiding van de gastvrouwen en —heren zal door de RvE Handhaving en Toezicht worden verzorgd. | rt L a" | kb an es ee JES ke he ERN dd WM We NO, / & { k Kansen voor vrouwen De gemeenteraad heeft besloten dat er meer voor vrouwen geschikt werk binnen het pakket van de Werkbrigade moet komen. Het reeds ingezette gastvrouwschap is daar een goed voorbeeld van. Maar er zijn ook contacten met AHTI (Amsterdam Health and Technology Institute), dat in samenwerking met de gemeente een healthtech park vestigt in stadsdeel Zuidoost. Daarbij zijn afspraken gemaakt over zoveel mogelijk werkgelegenheid binnen de healthtech voor werkzoekenden uit Zuidoost. Voor laaggeschoolden gaat het dan om beveiliging, catering, groenvoorziening etc. Mogelijk een kans voor de Werkbrigade en vrouwen daarbinnen, maar misschien ook de mogelijkheid om kandidaten van Pantar en van de Werkbrigade met elkaar te laten samenwerken in opdrachten. Totale kosten en opbrengsten De werkbrigade heeft een duur van een aantal jaren; het programma heeft aanlooptijd nodig gehad om tot volle bloei te komen. Zoals wel vaker is ook hier de kost voor een deel voor de baat uitgegaan: wel instroom van brigadisten maar nog onvoldoende opdrachten. ledereen is altijd aan het werk, maar soms werken er meer mensen aan een opdracht van ofwel de Werkbrigade zelf of Pantar dan geoffreerd. Dit heet ‘verdunning’. Eris nog steeds sprake van een kloof tussen instroom en werk, maar deze is veel kleiner dan in het eerste half jaar en zal dit najaar nagenoeg verdwenen zijn als er een grote opdracht komt vanuit DORA in Buitenveldert. In april 2017 was er werk voor ongeveer 85 brigadisten; in september voor 265, de opdrachtenportefeuille vult zich gestaag. 10 Op de grote opdrachten is ultimo september 2017 de inzet van de brigadisten als volgt: de Ontwikkelwijken 75; aanvalsplan Schoon 86 en DORA 55 brigadisten. Overige opdrachten geven aan circa 5o brigadisten werk. Een deel van de financiering van de Werkbrigade vindt plaats vit middelen die in de begrotingen 2016 tot en met 2019 beschikbaar worden gesteld; deze bedragen zijn echter onvoldoende om de kosten van het programma met een vitbouw naar 5oo werkbrigadisten te dekken. Vandaar de noodzaak tot cofinanciering uit de opdrachten die door de Werkbrigade worden uitgevoerd. Onderstaande tabel geeft het verloop van de totale kosten en opbrengsten weer over de jaren dat het programma Werkbrigade duurt en met een groei naar 5oo werkbrigadisten. 2017 2018 2019 2020 Totaal middelen gemeentebegroting € 5.000.000 € 6.700.000 € 3.000.000 € - € 15. 700.000 prognose opdrachten € 2.429.600 € 5.471.678 € 4.014.895 € 1.127.227 £€13.228.400 kosten € 7.186.000 € 14.008.000 € 8.979.000 € 1.585.000 £€32.136.000 Totaal € 243.600 € -1.836.322 € -1.964,105 € -457.773 € -3.207.600 saldo vorig boekjaar € 807.000 € 1.050.600 € -785.722 €-2.749.827 € - Totaal Werkbrigade € 1.050.600 € -785.722 € -2.749.827 €-3.207.600 € - Beeld van de cofinanciering Hieronder wordt het beeld gegeven van de cofinanciering uit de opdrachten: welk werkveld, welk bedrag en in welk jaar. Dit zijn zowel ramingen (bv Aanvalsplan Schoon) als vastgestelde bedragen in de begrotingen (bv OOV, kwetsbare wijken en Sport). € 3.500.000 m Opdrachten Zuidoost € 3.000.000 B Kwetsbare wijken € 2.500.000 =DORA € 2.000.000 m Schoon en heel € 1.500.000 = Pantar € 1.000.000 = Sportaccomodaties/velden € 500.000 OOV €- == 2016 2017 2018 2019 2020 11 In exacte bedragen ziet het er als volgt uit: Opdrachtgever 2017 Pal ES rik) PANPAIj KOE) kwetsbare wijken €£1.002900 € 1.197.100 € a € hd € 2.200.000 Schoon en heel € 500.000 € 750.000 € 250.000 € = € 1.500.000 sportaccomadaties/velden € 45.000 € 300.000 € 300.000 € - € 645.000 Met de opdrachten waarop uitzicht bestaat en de voorstellen voor de begroting 2018 en 2019 — de genoemde inzet vanuit OOV en € 5,7 miljoen aan extra gemeentelijke middelen - ontstaat ruimte voor een uitbreiding van de Werkbrigade. Bij een bedrag van € 3,2 miljoen aan inkomsten uit aanvullende opdrachten is volledig voorzien in de uitgaven voor de Werkbrigade met een omvang tot maximaal 5oo werknemers; bij het verder uitblijven van opdrachten zijn de mogelijkheden om werk aan te bieden begrensd tot circa 450 werkzoekenden. De kosten van een jaar Werkbrigade Het grootste deel van de kosten van de Werkbrigade is uiteraard de post salarissen en werkgeverslasten van de brigadisten. Daarnaast krijgt Pantar een vergoeding voor de verrichte werkzaamheden en is er sprake van organisatiekosten (de programmaorganisatie, inclusief projectleiders bij WPI en communicatie). De directe kosten zijn de kosten van voorlieden, keten, vervoer en brandstof, deze worden in rekening gebracht bij de opdrachtgever. 4 B personeel B WG-lasten B opslag Pantar B organisatiekosten = directe kosten In bedragen: personeel € 2.731.398 WG-lasten € 906.961 opslag Pantar € 727.672 arganisatiekosten € 298.746 directe kosten € 397.930, 12 De totale kosten over de periode 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017 bedragen ruim € 5 miljoen. De cofinanciering over deze periode bedraagt circa € 1,5 miljoen. Per saldo bedragen de kosten in dit eerste jaar circa € 3,5 miljoen; dekking hiervoor is geregeld in de begroting 2016 en 2017 (uit de € 10 miljoen). NB: een groot deel van de opdrachten DORA (en dus de cofinanciering) wordt pas dit najaar uitgevoerd; daarom blijft het beeld van de cofinanciering tot en met 30 september wat achter bij het beeld over heel 2017. Omdat kandidaten van WPI aan het werk gaan is sprake van besparingen op de uitkeringen. Op basis van de aannames met betrekking tot de populatie (bv samenstelling van het huishouden) is berekend dat er circa € 2 miljoen bespaard is over het eerste jaar van de Werkbrigade. Indien de besparingen op de uitkeringen worden meegenomen in het totale plaatje, dan heeft de Werkbrigade in het eerste jaar per saldo ongeveer € 1,5 miljoen gekost. 13 3 De rol van Pantar en de dienstverleningsovereenkomst Pantar vervult de rol van werkgever voor de werkbrigadisten. Hiervoor is een dienstverleningsovereenkomst tussen gemeente en Pantar vastgesteld. Na succesvol doorlopen van de leerstage bij Amsterdam Werkt! komen de brigadisten bij Pantar in dienst en krijgen een contract voor 6 maanden. Bij gebleken geschiktheid van de brigadist kan de arbeidsovereenkomst maximaal twee keer worden verlengd tot in totaal 24 maanden. Uit de dienstverleningsovereenkomst die de gemeente en Pantar hebben gesloten: “Pantar zet zich in om brigadisten na indiensttreding aan het werk te houden en draagt daarom zorg voor goed werkgeverschap en goede werkomstandigheden, waaronder aansturing en begeleiding. Indien gewenst zet Pantar daarvoor ook trainingen voor brigadisten in. De trainingen worden door de Gemeente bekostigd met uitzondering van training on the job ten behoeve van overbrengen van specifieke vaardigheden noodzakelijk voor uitvoering van de werkzaamheden.” Pantar is ook de partij die voor opdrachten aan de Werkbrigade de offertes uitbrengt, dit op basis van afspraken die door het programma Werkbrigade zijn gemaakt met opdrachtgevers. Pantar plant de werkzaamheden in en zorgt voor de begeleiding en materialen. Zeker bij aanvang van de Werkbrigade is er door het nog ontbreken van voldoende opdrachten veel sprake van ‘verdunning’ geweest. Werkbrigadisten zijn extra ingezet op al bestaande opdrachten van Pantar en er zijn meer mensen ingezet op klussen van de werkbrigade zelf. Dit heeft geresulteerd in het op een hogere kwaliteit opleveren van werken dan afgesproken. Om in de voor de openbare ruimte gehanteerde kwaliteitstermen te spreken: op A niveau (hoog) leveren, terwijl B (sober) niveau is gevraagd. Ook is deze periode aangegrepen om mensen op te leiden in groen werkzaamheden. Medewerkers werden bijvoorbeeld “on the job” getraind in veilig werken langs de weg en het gebruik van machines zoals bosmaaiers. Daarnaast zijn mensen op VCA training gegaan (Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers). Uit de dienstverleningsovereenkomst: “Pantar is verantwoordelijk voor het inplannen van werk en personeel en de uitvoering van het werk. Voorkomen moet worden dat brigadisten zonder werk thuis zitten. Hierbij kan zo nodig sprake zijn van verdunning: meer mensen inzetten op werk, dan strikt genomen nodig is — waarbij Pantar bewaakt dat werknemers wel zinvol bezig zijn.” In het algemeen is de ervaring dat de samenwerking tussen Pantar en de gemeente voor de Werkbrigade steeds beter gaat. Er is veelvuldig contact tussen de teamleiders en de personeelsadviseur van Pantar en de projectleiders van WPI. De werkbrigadisten voelen zich goed bij Pantar als organisatie. Ook de opdrachtgevers zijn tevreden over de begeleiding van de werkbrigadisten door Pantar. 14 4 Verdringing en additioneel werk Verdringing moet worden ondervangen door de werkbrigades in te zetten voor klussen waar de hele stad van profiteert. Dan gaat het vitdrukkelijk om werk dat nu blijft liggen. ‘Denk aan het aanleggen van extra groenstroken, een extra veegbeurt van een straat of het regelen van het verkeer bij het wegwerken van achterstallig onderhoud van een straat.’ (interview met wethouder Vliegenthart, Parool, september 2016) Uitdrukkelijke voorwaarde bij de start van de Werkbrigade is dat er geen verdringing mag plaatsvinden, met name ook niet ten koste van werk voor de Wsw-doelgroep. De werkzaamheden die door de Werkbrigade worden uitgevoerd dienen additioneel te zijn aan de reguliere vitvoering. Dit geldt ook voor taken waarop eerder is bezuinigd: als dit kort voor de start van de Werkbrigade is gebeurd kan dit niet door de Werkbrigade worden opgepakt. In de praktijk komt dit neer op het zoeken van mogelijkheden binnen additionele programma's en budgetten, zoals het aanvalsplan Schoon, extra investeringen stadsparken, sportparken en sportaccommodaties of het wegwerken achterstallig onderhoud openbare ruimte. En daarnaast biedt het uitbreiden van het gastvrouw/heerschap in de steeds drukker wordende stad mogelijkheden. es It nn ú RE, an de us el RE Ig Uit het B&W-besluit van 20 september 2016: Vermijden verdringing: de werkbrigade doet werk in de openbare ruimte ten behoeve van de leefbaarheid in de stad in aanvulling op werkzaamheden die regulier plaatsvinden; er wordt gewaakt voor het verdringen van regulier personeel of mensen in de sociale werkvoorziening. Tot nu toe is geen sprake geweest van verdringing zoals die is gedefinieerd bij het besluit over de Werkbrigade. Dus noch van het werk voor de Wsw-doelgroep noch van taken die eerder zijn wegbezuinigd noch van werk dat in 2016 door andere marktpartijen werd vitgevoerd. Er is ingezet op werkzaamheden uit de additionele programma's en Pantar heeft, als werkgever en opdrachtnemer, goed kunnen beoordelen of het aangeboden werk additioneel is en niet ten koste gaat van uitvoering door Wsw-werknemers. Vanuit de afdelingen Schoon en Heel van de stadsdelen is een enkele keer het commentaar geweest dat er sprake zou zijn van werkzaamheden die door de reguliere werknemers ook zouden kunnen worden uitgevoerd. Waar dit idee leefde is 15 de programmaorganisatie in gesprek gegaan met de bewuste afdelingen, bleek in het algemeen dat er geen sprake was van verdringing en zijn werkbare afspraken gemaakt teneinde mogelijke verdringing van het eigen werk te voorkomen. De voorwaarde van additionaliteit en ‘geen verdringing’ kan op gespannen voet komen te staan met ambities voor de nabije toekomst. Er moet, om 5oo werkbrigadisten aan het werk te krijgen, nog voor ruim € 3 miljoen aan cofinanciering uit opdrachten worden verkregen. Het kan moeilijk worden om die te vinden bij additionele programma's en middelen. 16 5 Kennis & kunde van de werkbrigadisten Kandidaten van WPI melden zich vrijwillig aan voor de Werkbrigade. Na een intakegesprek en een goed doorlopen leerstage bij Amsterdam Werkt! komt de kandidaat in dienst bij Pantar. Dan zal ook een persoonlijke match gemaakt worden tussen de beschikbare werkzaamheden en de werkbrigadist. Omdat de werkzaamheden beperkt zijn tot schoon, veilig en een klein deel heel is de benodigde kennis en kunde ook op met name de openbare ruimte gericht. Werkbrigadisten hebben lang niet altijd de relevante diploma's en certificaten in hun bezit. Het gaat dan met name om het VCA (Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers), bosmaaicertificaat. Daarnaast is voor gastvrouw/heer een verklaring omtrent gedrag op diensten en gegevensinvoer nodig. Wil een werkbrigadist een grotere kans hebben op uitstroom naar ‘regulier’ werk, dan loont het om vanuit het programma Werkbrigade te investeren in opleidingen en trainingen. De meeste daarvan worden verzorgd door Pantar: VCA, basisopleiding verkeersregelaar, bosmaaien, veegmachine. Tevens wordt er door Pantar een aangepaste voormannen-opleiding ontwikkeld waar vooralsnog 10 medewerkers aan gaan deelnemen. In overleg met het Wellantcollege is gekeken of het werken voor de Werkbrigade gecombineerd kan worden met de BBL (beroepsbegeleidende leerweg op MBO-niveau) met name in het groen, waar het zwaartepunt van het werk tot nu toe ligt. Direct al hebben zich zoo brigadisten aangemeld, waarvan er, zoals het zich nu laat aanzien 60 ook daadwerkelijk gaan starten. Na de aanmelding volgt een intakegesprek waarbij het niveau van de kandidaat wordt bepaald, de motivatie wordt getoetst en de kandidaat zelf kan beslissen of het volgen van de opleiding past binnen de mogelijkheden (o.a. het tijdsaspect speelt dan een rol). Niet iedereen kan daarna verder; dit verklaart het verschil in het aantal aanmeldingen en het aantal dat daadwerkelijk start. B el - 0 Ell Ee | se TAS el ke AN H zi de Eej Ne k : E he als et Aja en H kn 4 Nan ke le” ve ge he oe RNN e=: = sd ln JR ren Ee me heg Mg ek pmen — an : ei b e nn ae DA Aar ; z SO R Voor verkeersregelaars is veel werk, met name door het inhalen van het achterstallig onderhoud in de openbare ruimte. Zoveel mogelijk brigadisten worden daarvoor opgeleid; bottleneck is echter de beschikbaarheid van de juiste kruispunten voor training en examen en de beschikbaarheid van politie voor het afnemen van de examens. De instroom van gecertificeerde verkeersregelaars loopt daarom helaas trager dan we zouden willen; daar is echter op dit moment weinig aan te doen. 17 Het verzorgen van opleidingen die toegepast worden in het werk binnen de werkbrigade vergroot ook de kansen voor de werkbrigadisten om na hun contract bij de werkbrigade aan het werk te blijven. Zeker omdat het hier vaak kan gaan om Amsterdammers die weinig opleiding hebben. In onderstaande tabel worden de opleidingsgegevens tot oktober 2017 weergegeven. Opleiding Aangemeld Aantal geslaagd Nog in opleiding VA 0564 Verkeersregelaar | Bosmaaicertificaat 6 6 | BBL Groen, mbo* Ravo cursus (veegmachine)_ | __ 4 | 4 | Opleiding Voorman B Rijvaardigheid (spiegels) | etat ____ L86 | za | *Van de aanmeldingen hebben zich 40 kandidaten teruggetrokken dan wel bleken zij over onvoldoende kwalificaties te beschikken om de MBO-opleiding te volgen. zn lk 8 Ee ne Fa hs NVA wl , hek ke MG 17 . a ’ et) EO NK ne EEE gf BEE eK Eee EN EE ' 6 h Ë ES 1 ° Fr Lb Í - te pe, kaf R: ia Ne: öe . ET Ef: jb Ket le Fer Ne > ) - t if Tons Rane Pl Ek Ed SN he eit OS RAET SE dt den 2 tE Reel | RE NIA 8 N- EEEN ad AE Ze ANT RN Ha rd em AE det 07 zj $ dS gen, ) gat 8 mee magere PS En 6 AR: Eide A Pe, ' ee mr 5 4 en DE Near De nn î N eN zn pn E eet en Enge ' 7 LJ zr p AS er 5 DS Ê - ” iN a za et 9 Á ME lr 4 % RS \ of ET nt 0 ATA NS PL AO rd ARDEN 18 6 Het imago van de Werkbrigade De eerste periode van de Werkbrigade bleek dat onbekend ook onbemind maakt. Waar het voor de trekkers van verschillende programma's (DORA, Ontwikkelbuurten, Schoon en Afval) helder was dat de Werkbrigade ingezet zou worden werd het in de lagen daaronder soms een ingewikkelder verhaal. In de sectoren waar de brigadisten aan het werk zouden moeten gaan werd soms in eerste instantie terughoudend gereageerd. Dit was niet alleen een kwestie van onbekend maakt onbemind. De Werkbrigade werd en wordt ook ervaren als verdringing van het eigen werk, met name bij schoon en heel in de stadsdelen. Het feit dat daar ook een reorganisatie gaande is met een bezuinigingstaakstelling helpt dan niet. Het vergt dus goed overleg met betrokken afdelingen bij de stadsdelen, die immers ook de regisseur zijn van het dagelijks onderhoudswerk in de openbare ruimte en verantwoordelijk voor de technische en beeldkwaliteit van daarvan. In een enkel geval is men het met het fenomeen Werkbrigade op zich niet eens, omdat de mensen na twee jaar geen garantie hebben op een andere baan en dan hun hele perspectief weg zou zijn. Het eerste half jaar van 2017 is dan ook nodig geweest om het collegebesluit vit te dragen en commitment te krijgen. Vaak maakte het feit dat werk niet alleen werk en een inkomen betekent, maar ook een verbetering van het gehele welzijn van de kandidaat, de gezinssituatie, de toekomst van de kinderen, etc. dan het meeste indruk. Maar als eenmaal duidelijk is dat de Werkbrigade voor bepaalde werkzaamheden aan de lat staat is er nog kans op koudwatervrees bij de opdrachtgevers. Men denkt soms dat het ingewikkeld is, want “hoe is de werkbrigade te combineren met het werk van de aannemer”, “kost het niet veel meer tijd om het werk door de werkbrigade te laten doen”, “het zal vast wel duurder uitvallen” en “kunnen ze het eigenlijk wel?”. Het feit dat Pantar de werkzaamheden van de Werkbrigade begeleidt geeft overigens wel weer vertrouwen. Hier geldt dat hoe meer ervaring we hebben met de Werkbrigade, hoe beter we kunnen onderbouwen wat de kwaliteit van het opgeleverde werk is en dat het de opdrachtgever niet méér kost dan wanneer anderen het werk uitgevoerd zouden hebben. \ } 6 dà mf il / Ö / y | \ h EE A E Á Lj ee r Ee k er ek k vern 7 t er me mn AN m, AR Se gen . Brat ie ne 19 Enkele reacties van opdrachtgevers: Er wordt snel ingespeeld op de vraag, het werk is kwalitatief goed en te zien in de wijk, die is schoner. We kunnen op de werkbrigade vertrouwen. Na een goede instructie heb je er geen omkijken meer naar: ze leveren goed werk, krijgen goede begeleiding, er is minder uitval dan bij vitzendbureaus. Ben vanmiddag langs de DORA-vakken gefietst. Mijn complimenten aan Pantar en de Werkbrigade! Het ligt er heel mooi bij. Ook nergens onkruid te zien dus jullie zitten er blijkbaar bovenop. De werkbrigade in eerste instantie met twijfel ingezet, maar ze blijken geweldig werk te leveren. We hebben een samenwerking opgebouwd waar we zelfs fijner mee samenwerken dan met komende en gaande aannemers. Fijne ploeg, hechte samenwerking en prachtig resultaat. Wij gaan de brigade zeker voor meer klussen inzetten. Mijn ervaring en de ervaring van mijn collega’s zijn dat het gemotiveerde mensen zijn die de opdrachten goed uitvoeren. En een aannemer: Dura Vermeer heeft vier mensen uit de Werkbrigade in de eigen organisatie (gedetacheerd) opgenomen, opgeleid en begeleid. Naar we hopen leidt dit uiteindelijk tot doorstroom van bewuste werkbrigadisten naar Dura. In elk geval zegt Dura Vermeer het volgende over de werkbrigadisten: De inzet van de werkbrigade is zeer positief! Goed dat deze mannen de kans krijgen en wellicht door kunnen/willen leren. Mannen tonen initiatief en naderhand denken ze verder vooruit. Positieve ontwikkelingen! Hoge kwaliteit heeft voor een aantal mensen ook een ongewenst effect: Alles zou op kwaliteit niveau B moeten worden beheerd maar de werkbrigade doet dit op kwaliteit niveau A en soms wel op A+ niveau. Waar de werkbrigade bezig is laten we de burgers een upgrade van hun gebied zien, naar het A of A+ niveau, die wij als gemeente uiteindelijk niet waar kunnen maken. Momenteel is de publieke opinie erg positief in deze gebieden, maar als het project straks stopt en de financiën er niet zijn om dit niveau te continveren, zullen we waarschijnlijk slachtoffer worden van het huidige succes van de werkbrigade. Het aandeel vrouwen in de Werkbrigade is nog gering (bijna 5%). Er is daarmee sprake van een onbalans tussen mannen en vrouwen. De aard van de werkzaamheden is daarvan met name de oorzaak. Als we de verhouding mannen-vrouwen in de Werkbrigade afzetten tegen die in de sector (schoon en heel) dan is er niet veel verschil. Bij Pantar bijvoorbeeld is het aandeel vrouwen dat werkzaam is in de openbare ruimte 3%. 20 Niet alle vrouwen vinden het werk aan de openbare ruimte minder aantrekkelijk, zo blijkt uit onderstaand interview met twee vrouwelijke werkbrigadisten. Wij zijn vriendinnen, we zitten ook in hetzelfde team, dat is wel prettig. Waarom we ooit bij de Werkbrigade zijn begonnen? Waarom niet? Ik zag het als een kans, het werk is leuk en met name werken in de buitenlucht vind ik prettig. Daarnaast ben ik een perfectionist, ik hou ervan om alles goed te doen en het beste uit mezelf te haten. Trouwens de buurtbewoners zien dat ook, er is nog geen dag voorbij gegaan dat we geen compliment uit de buurt gehad hebben. We krijgen verschillende cursussen aangeboden vanuit Pantar. Dat is prettig want het helpt je toch een beetje verder. Vandaag hebben we cursus bladblazen. Het werk is trouwens niet zo zwaar als je je eerst voor stelt. Je bent de hele dag lekker in beweging wat natuurlijk ook weer goed is voor je conditie. Of ik nog andere tips heb voor vrouwen om bij de Werkbrigade te komen? Ja, je moet het gewoon doen! Gewoon gaan doen en dan zie je gaandeweg wel of het wat voor je is. Mannen een probleem? Nee joh, al die mannen hier weten dat ze met mij niet moeten fokken. Ik ben gewoon heel duidelijk tegen ze en geef goed mijn grenzen aan. Dan is er niets aan de hand en kun je rustig samenwerken met elkaar. Am AAL Ih ENG sereen NE zE \ O 6 UR : MOT VANCE O0 VANKEE HON Tr il Ie EEn ee = Es ú | En k Dor eam ir In Ein Op” „DEN dk ba vS 5 Ee 5 5 N « Bm ink! en 4 = ne. re rake ie mn p me Me EE : Dr) Het hotspot-rijden voldoet hier aan een behoefte! 21 7 Communicatie, informatie en publicaties De grotere informatiemarkten van W&R voor de werving zijn succesvol. Deze zijn gericht op werkzoekenden die zijn ingedeeld op trede 2 en 3 van de zogenoemde re-integratieladder die WPI hanteert. Deze trede staat voor een aanzienlijke maar naar verwachting overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt. Soms is een andere aanpak effectiever: gesprekken met de klantmanager, kleinschalige informatiebijeenkomsten (deze laatste waren met name effectief). Er zijn drie flyers gemaakt voor de werving, waarvan één speciaal gericht op jongeren en één in het Engels voor anderstaligen, zoals statushouders. Er zijn gedurende het eerste jaar diverse filmpjes gemaakt van de werkbrigadisten, deze worden gebruikt bij de informatiemarkten en werving en als het nuttig is bij potentiele opdrachtgevers. Daarnaast zijn ze informatief voor het bestuur. De Werkbrigade heeft niet te klagen over belangstelling. Meerdere artikelen in Het Parool, het Haarlems Dagblad, het Algemeen Dagblad, Trouw, NRC, Telegraaf, Mug en uiteraard het gemeentelijk intranet. Uit alles blijkt het enthousiasme van de mensen zelf, hoop voor de toekomst, motivatie om het werk goed te doen. Enkele citaten uit Het Parool (20 juni 2017): Benito (45 jaar): gn Het ergste was het opstaan ‘s ochtends, opnieuw een dag zonder werk, zonder duidelijke invulling. Ik heb een lbo-opleiding en dan is het moeilijk weer 5 aan werk te komen. Met de ervaring die ik nu opdoe moet het makkelijker zijn iets te vinden. Ik ben heel optimistisch. Gs Alami (47 jaar): Ee k In Marokko was ik monteur. In Nederland vinden werkgevers mij te oud en e mijn diploma’s waren hier niet geldig. Vier jaar heb ik thuis gezeten, ik kreeg Ee depressies. Nu heb ik weer contact met mensen, ik ben buiten, ik help de ze stratenmakers en onderhoud het groen. Ik ben weer optimistisch. si B AA N: Hassan (40 jaar): AN Telkens als ik solliciteerde hoorde ik dat ik twee jaar ervaring moest hebben. En Of ze vonden dat ik de taal niet goed spreek. Ik ben blij dat ik nu weer aan de ô slag ben, lekker buiten. Ik hou niet van thuiszitten. Op deze manier doe ik 3 ervaring op. Ik wil nooit meer terug in de uitkering. de k Enkele citaten uit het FNV-magazine van janvari 2017: Collins (49): Ik ben hier heel blij mee. Ik zat bijna een jaar zonder werk. Dat vind ik heel lang. Paul (62): Ik ben bijna 42 jaar postbode geweest en zat al vier jaar thuis. Daar stompte ik af. Nu kom ik weer onder de mensen, ik maak weer wat mee. 22 Hendrik (58): Ik ben opgeleid als elektricien, maar ik werk graag in het groen. Ik ben blij dat ik voor twee jaar vit de uitkering ben. Die zekerheid is fijn. De 300 gehaald. Per 1 oktober waren er exact 300 werkbrigadisten in dienst; dit was een ware mijlpaal: in op de kop af één jaar hebben 300 mensen werk gekregen. AT5 en de Telegraaf besteedden hier aandacht aan. Uit de Telegraaf van 3 oktober 2017: Het project van werkbrigadiers verloopt succesvol. De driehonderdste is aan het werk gezet. Het project loopt een jaar en naar volle tevredenheid. Vliegenthart: „Een coördinator in Nieuw-West gaf ons een fantastisch compliment: dit project levert de meeste lachende gezichten op. Je ziet mensen inderdaad veranderen. Ze hebben ineens een volle agenda en verdienen hun eigen geld. Goed voor hun en door het werk dat ze doen, goed voor de stad. Want er zijn ineens heel veel handjes, die helpen bij al het onderhoud- en opruimwerk.” ee | ke ET le X ú B IDL Jb Pe ik | NR ú Pr \ ij fi = td Ld mr d 2 P en a ’ Á nE- | In deze rapportage wordt niet alleen op cijfers verantwoord, ook de zachtere aspecten van de Werkbrigade zijn belangrijk (zie hiervoor ook de paragraaf MKBA). Wat doet het werken met het leven van de werkbrigadist en zijn of haar gezin? Dat aspect heeft een langere tijd nodig om zichtbaar te worden. Daarom wordt gedurende de looptijd van de Werkbrigade een aantal brigadisten gevolgd: om de twee a drie maanden een kort interview over voortgang, wat bevalt wel en niet, welke ontwikkeling is er bij de brigadist zelf, hoe reageert het gezinfde omgeving. 23 8 MKBA's en de persoonlijke verhalen Er zijn diverse maatschappelijke kosten/baten analyses gemaakt voor het sociaal domein: in het kader van de drie decentralisaties* (zorg aan thuiswonende volwassenen, jeugdzorg en werk), voor de Perspectiefbanen? en voor Pantar*. In november 2017 wordt een MKBA uitgevoerd voor de Werkbrigade. Zonder gebruik te kunnen maken van een MKBA specifiek voor de Werkbrigade kunnen uit de wel beschikbare MKBA's relevante gegevens worden gehaald. En dan niet zozeer uitgedrukt in euro's, maar in mogelijke maatschappelijke effecten. Wat in MKBA’s naar voren komt is dat bezuinigen op de component ‘werk’ waar dit leidt tot vermindering van een vorm van dagbesteding (betaald of gesubsidieerd werk maar ook vrijwilligerswerk), grote impact heeft op met name gezinnen. Burgers die hun dagbesteding kwijt raken kunnen daardoor verliezen op kwaliteit van leven. Er is een verhoogd risico op schulden, schooluitval van de kinderen, gezondheidsproblemen, criminaliteit. Er is meer kans op escalaties, met name in het domein jeugd en men doet mogelijk een groter beroep op maatschappelijke voorzieningen. Het omgekeerde is ook waar: weer aan het werk gaan heeft in het algemeen een positief effect op de kwaliteit van leven, van zowel de werkende als zijn of haar omgeving. De financiële situatie verbetert, minder zorgkosten, minder oplopende incassokosten, betere schoolprestaties, etc. Een citaat uit de MKBA sociaal domein Amsterdam 2013 (pag. 16): Werk leidt ook tot een betere (ervaren) fysieke en psychische gezondheid, meer sociale contacten en een beter gevoel van eigenwaarde. Dit alles leidt tot een stabielere situatie, een stijging van de kwaliteit van leven en een mogelijke daling van overige maatschappelijke kosten, zoals zorg, jeugdzorg en politie en justitie. En een citaat uit de MKBA Perspectiefbanen (pag. 39) Personen die onvrijwillig werkloos zijn hebben een slechtere (gepercipieerde) mentale en fysieke gezondheid en verkeren in een slechtere financiële situatie. Wanneer ouders te kampen hebben met depressiviteit of geldproblemen kan dit een negatieve uitwerking hebben op de gezondheid en welzijn van partner of kinderen ín het gezin. Ouders kunnen niet meer het voorbeeld zijn dat zij hadden kunnen zijn in een situatie zonder werkloosheid. Wanneer kinderen te lang in een dergelijke situatie verkeren kan dit negatieve effecten hebben op de eigen kansen tot ontwikkeling en voor de toekomst (intergenerationele werkloosheid en armoede). En tenslotte een citaat uit de MKBA Pantar (pag. 17; over mensen met een arbeidsbeperking): De meeste studies laten zien dat mensen die werken gelukkiger zijn dan mensen die niet werken. Degenen die een reguliere baan hebben scoren daarbij nog wat hoger dan degenen in een beschutte werkplek. (…) voelen mensen in een reguliere baan zich meer gewaardeerd en beter opgenomen in de maatschappij dan degenen in een beschutte werkplek. “Herinrichting Sociaal Domein Amsterdam, LPBL, juli 2013 en maart 2015. Betreft onderzoek naar de effecten van maatregelen i.h.k.v. de drie decentralisaties en de daarmee gemoeide bezuinigingen * Perspectiefbanen, Maatschappelijke kosten en baten, Ecorys, augustus 2015 3 Maatschappelijke kosten en baten Pantar, seo economisch onderzoek, augustus 2016 24 De hierboven weergegeven citaten komen van onderzoeksinstituten en zijn gegenereerd door middel van het koppelen en analyseren van cijfers en verwachtingen. We hebben deelnemers aan de Werkbrigade gevraagd hun ervaringen te vertellen, om zo een meer persoonlijke kant te horen naast de ‘harde’ cijfers, die daardoor meer gaan leven. Een paar citaten: Patrick (21 jaar): Een paar maanden geleden kwam ik bij het Stadsloket van de gemeente > Amsterdam, toen kon ik een uitkering aanvragen maar dat wilde ik niet. Ik wil gewoon mijn eigen geld verdienen. Zodoende kwam ik bij de Werkbrigade terecht. m F Ì Mijn ouders zijn trots op me dat ik ga werken. Bovendien hoef ik nu minder te doen op het erf omdat ik werk. Het leukste aan de leerstage zijn mijn collega’s, we lachen veel en maken harde grappen, dat is mooi! Ze noemen mij ‘opa’ omdat ik geen smartphone wil, dat kan me niets schelen want een smartphone vind ik onzin. Mario (53 jaar): x Amsterdam is mijn stad, die ik wil schoonhouden. Via de Werkbrigade krijg ik die iT, 4 kans. We zijn heel herkenbaar op straat, ik kreeg zelfs een berichtje op Facebook en van een kennis dat hij mij gezien had, dat is super! Het werk is ook lekker actief, BE dat is perfect voor mij. Sa WE il Le mn en. Revelino (24 jaar): Vorig jaar woonde ik nog in Suriname, maar ben ik terug verhuisd naar EE nn Nederland. De reden? Ik heb een dochtertje van drie jaar. De opleidingskansen Waat ik ie Mr van mijn dochtertje zijn in Nederland beter. Ik ben dus van nul weer begonnen 5=& es u Su hier in Nederland, ik had niks toen ik hier terugkwam. Het mooiste aan het werk, 4 SF & en dim vind ik de kansen die ik krijg om mijzelf te ontwikkelen. Ik heb onlangs een ‚Rat gp cursus verkeersregelaar gedaan en die heb ik gehaald. Het geeft mij het gevoel 7 EL meer zekerheid te creëren voor mijn toekomst. En daarmee ook voor de GN ek wga toekomst van mijn dochtertje. Mijn vriendin stimuleert mij om alle kansen te SRE Se pakken die er zijn op het gebied van cursussen en opleidingen. Wendell (43 jaar): TET: 7 Voordat ik bij de Werkbrigade in dienst kwam heb ik twee jaar lang een uitkering he Rt gehad. Deze periode was echt bikkelen voor mij. Ik kwam in de A ÍN schuldhulpverlening terecht en moest van afspraak naar afspraak rennen, heel / vermoeiend. Ook volgde ik er een re-integratietraject naast. be Hoewel ik het werk in het re-integratietraject erg leuk vond was het moeilijk om met de onzekerheid om te gaan of ik ooit wel weer een betaalde baan zou kunnen a | krijgen. Dit frustreerde mij. Ik heb een goed gesprek gehad bij Amsterdam Werkt! over de Werkbrigade. Zij lieten mij inzien dat dit een mooie kans is en die heb ik gepakt. Ik voel me trots als ik in mijn werkkleding door mijn wijk heen loop. Mensen vit mijn wijk vragen mij ook vaak of ze ook mee kunnen doen aan de Werkbrigade. 25 g Lessons learned en acties 2018/2019 ‘Onorthodox is het/ erkent Vliegenthart. 'Of het gaat lukken is nu nog niet te zeggen. Pionieren heeft voor- en nadelen! Hij wil leren van de praktijk. (Parool, september 2016) De Werkbrigade biedt niet alleen kansen aan een groep mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt maar draagt ook bij aan een schone, hele en veilige stad. Eris een jaar lang gepionierd, en daardoor is er de mogelijkheid om de ervaringen om te zetten in een aantal lessons learned. Lessons learned De instroom van kandidaten De instroom van kandidaten ging voorspoediger dan van te voren gedacht. Maar het aandeel vrouwen en jongeren blijft achter. Waarom? e Hetfeit dat de kandidaat een eigen keuze heeft en dus niet door de gemeente gestuurd wordt, maakt het aantrekkelijker om in te stappen. e Men krijgt na de leerstage direct een contract van zes maanden, met de mogelijkheid van verleningen tot 24 maanden. Voor mensen die of geen baan of steeds sprokkelbaantjes hebben gehad is dit heel aantrekkelijk. e _Erworden opleidingen aangeboden. e Veel buiten zijn blijkt voor het grootste deel van deze groep mensen prettig. Vrouwen hebben meer behoefte aan fysiek minder zwaar werk. ® Jongeren hebben waarschijnlijk behoefte aan werk dat iets meer uitstraling heeft (bv straatcoaches) en blijken liever binnen te werken. De rol van Pantar Pantar vervult de rol van werkgever van de brigadisten goed. Pantar houdt ook de voorwaarde m.b.t. additionaliteit en verdringing goed in de gaten. © Inde praktijk blijken Werkbrigade en Pantar elkaar te kunnen versterken: Pantar in de rol van werkgever en de Werkbrigade door een aanvulling op de doelgroep van Pantar. e De wijze waarop de menging van Werkbrigade en doelgroep van Pantar in een enkel geval heeft plaatsgevonden is een voorbeeld van hoe de gemeente de toekomst van het sociaal werk ziet. De kennis&kunde van kandidaten en dus hun mogelijkheden In het algemeen zijn de werkbrigadisten laag opgeleid of voldoet hun in het buitenland behaalde diploma in Nederland niet. Wat doen we daarmee? e Werkgerelateerde opleidingen aanbieden, die ook meer kansen geven op de arbeidsmarkt. e In overleg met werkgevers waar mogelijk maatwerk-opleidingen verzorgen in het tweede jaar, gericht op doorstroom naar ander werk. Het verwerven van opdrachten en cofinanciering Beschikbaarheid van opdrachten loopt achter bij de instroom van brigadisten. Wat is de analyse? 26 e _Werkaanbod en kennis & kunde van de werkbrigadisten sluiten (nog) niet altijd op elkaar aan. Er is bv vraag naar verkeersregelaars, er zijn (nog) onvoldoende brigadisten daarvoor opgeleid. e Beperking in de mogelijkheden door de eis van additionaliteit; d.w.z. dat niet alle opdrachten aangenomen kunnen worden. e _Terughoudendheid bij opdrachtgevers: onbekend maakt onbemind; te weinig financiële middelen; weinig neiging ‘out of the box’ te denken en mogelijkheden te zoeken e Heeft de Werkbrigade eenmaal een opdracht gedaan, dan volgen er meestal meer: de opdrachtgevers zijn tevreden. De rol van het bestuur en ambtelijke organisatie Bestuur heeft in eerste instantie een stimulerende rol: besluitvorming over instellen Werkbrigade, middelen beschikbaar stellen en sturen op het gunnen van opdrachten aan de Werkbrigade. Vervolgens is de ambtelijke organisatie aan zet om het besluit van het college uit te voeren. ® Zonder de stimulerende rol van het bestuur en het financiële commitment is een Werkbrigade als nieuw traject lastiger te realiseren. e Erzijn wel meer middelen nodig dan van te voren gedacht; goed monitoren en tussentijds (financieel) bijsturen is nodig. Besluitvorming moet beter financieel onderbouwd plaatsvinden (opgave voor de ambtelijke organisatie). e De ambtelijke organisatie heeft in de aanloop meer moeite gehad met het omarmen van de Werkbrigade. Het is niet zozeer onwil, maar meer angst voor verdringing van het eigen werk, onbekendheid met de capaciteiten van de werkbrigadisten, vrees voor onvoldoende financiële middelen, etc. Indien de Werkbrigade doorgezet zou worden dient de opdrachtverlening in de ‘reguliere’ processen te worden ingebed. Effect van kaders en randvoorwaarden (additioneel, schoon-heel-veilig) De voorwaarde dat het moet gaan om additioneel werk beperkt (zie hiervoor) maar ook de focus op schoon en heel. e Meer diversiteit aan werkzaamheden maakt het bereik voor de doelgroep groter; gastvrouwen/heren, ondersteuning bij bv scholen, kinderdagverblijven, sportvelden, zwembaden etc. Verdringing Door werkzaamheden te reserveren voor een bepaalde groep kandidaten is dit werk niet beschikbaar voor andere werkzoekenden. Het werk dat door de Werkbrigade wordt uitgevoerd is echt werk, en voor een groot deel werk wat ook zonder de Werkbrigade uitgevoerd kan en zou worden (bv achterstallig onderhoud, investeren in Ontwikkelwijken, extra inzet op een schone stad). Dus in dat opzicht zou je kunnen spreken van verdringing: ‘de markt’ krijgt geen kans deze opdrachten uit te voeren. Eris echter een sterke legitimatie voor de Werkbrigade-aanpak: de kandidaten voor de Werkbrigade hebben een grote achterstand op de arbeidsmarkt en daarom is het te billijken dat er iets extra's wordt gedaan dat deze mensen in een positie brengt om de kloof te overbruggen. Zeker geldt dit voor de groep ouderen, die qua uitstroom naar werk in de andere trajecten van WPI ondervertegenwoordigd zijn en in de Werkbrigade juist de meerderheid vormen. Ook in een periode van economische vooruitgang moeten deze mensen kunnen profiteren en daar is hulp bij nodig. Tegenover het nadelige economische effect voor de markt staan naar verwachting hogere maatschappelijke baten. We geloven dit, maar weten het pas zeker als blijkt dat er sprake is van een duurzaam effect voor de brigadisten. En dat is naast twee jaar werken en volgen van 27 opleidingen (wat een waarde in zichzelf heeft) ook zoveel mogelijk doorstroom naar een andere baan. Dan heeft de investering die de gemeente doet een maatschappelijk rendement dat deze investering nog meer rechtvaardigt. Overigens is doorstroom naar ander werk geen expliciet doel geweest bij de start van de Werkbrigade. De risico’s en beheersmaatregelen. Er is van te voren rekening gehouden met een aantal risico's; de belangrijkste, zoals aangegeven in de Tussenrapportage van juni 2017, zijn: Onvoldoende werk voor de werknemers In de bestaande praktijk: van de werkbrigade, waardoor zij in e Geleidelijke opbouw van de Werkbrigade mindere mate dan mogelijk kunnen e Samenwerking met Pantar voor wat betreft bijdragen aan verbeteringen in de werkgeverschap en benutten infrastructuur openbare ruimte (overloop van opdrachten en mensen) * Contact met stakeholders, m.n. gemeente- onderdelen en corporaties, over mogelijke inzet werkbrigade Onvoldoende financiële middelen om twee | © Maximale inspanning om vanuit verschillende jaar lang aan 300 mensen werk te bieden portefeuilles betaalde opdrachten voor de werkbrigade te zoeken e Vanaf enig moment: - geen kandidaten meer in dienst nemen, - werknemers geen verlenging aanbieden - eerder inzetten op uitstroom naar ander werk * Zo nodig aanvullende besluitvorming bij de nota Begrotingsruimte 2018 Het heeft inspanning gevergd om daadwerkelijk te komen tot concrete opdrachten en cofinanciering. Vaak was de vertaling van globale overeenstemming over de inzet van de Werkbrigade naar concrete offertes en ‘aan het werk’ een forse hobbel. Goede bedoelingen concretiseren blijkt lastiger dan gedacht. De programmaorganisatie en Pantar zijn hierin steeds meer samen opgetrokken teneinde sneller resultaten te boeken. De hierboven geschetste risico’s zijn er dus wel degelijk, maar de beheersmaatregelen werken goed en ingrijpen in de zin van bijvoorbeeld stoppen met de instroom is niet nodig geweest. Sterker nog: de vooruitzichten zijn qua potentiele opdrachten en financiering gunstig en de doelstelling is nog steeds om te komen tot een Werkbrigade van 5oo mensen. De extra middelen in de begroting 2018/19 helpen natuurlijk ook. Welke acties zijn nodig in 2018 en 2019? Financiering en opdrachten: a. Eris nogeen tekort van € 3,2 miljoen om het aantal van 5oo brigadisten te realiseren. Dit tekort staat gelijk met 5o brigadisten; hiervoor moet dus werk gevonden worden. Overzicht van potentiële opdrachten laat zien dat dit kan, mits opdrachtgevers in de stad hierin mee gaan. Het gaat dan met name om schoon en heel en daar creatief zoeken naar mogelijkheden, maar ook om ondersteuning in de meer sociale kant (scholen, sportvelden etc). De programmaorganisatie is hier aan zet, en zal escaleren naar GMT en wethouder Sociale Zaken indien nodig. b. Hettekort van € 3,2 miljoen kan voor een deel gedekt worden door opdrachten die via Pantar lopen en waar Pantar niet de juiste expertise of niet voldoende capaciteit voor heeft (en 28 daarom wellicht niet had kunnen aannemen). Onderzoeken in hoeverre we meer van dit soort opdrachten samen kunnen doen (win-win voor beiden). c. De ambtelijke organisatie en externe partijen krijgen meer ‘voeling’ met de Werkbrigade; het is zaak nu door te pakken daar waar we mogelijkheden voor de Werkbrigade zien. Samenwerking en informatievoorziening verder verstevigen. instroom: d. Om meer vrouwen en jongeren in de Werkbrigade te laten werken zal vooralsnog het zwaartepunt van de opdrachten moeten verschuiven van schoon en heel naar veilig en meer servicegerichte werkzaamheden. e. Groot deel van de instroom zal richting gastvrouw/heerschap gaan. Hierbij ook kijken in hoeverre doorstroom naar de volgende functie mogelijk is. Overleg met o.a. SAOA en Handhaving en Toezicht. Opleidingen/ervaring/doorstroom: f. Doorgaan met het aanbieden van werkgerelateerde opleidingen waarmee de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot. Hierbij zoveel mogelijk aansluiten bij krapteberoepen. g. Aandacht voor meer diversiteit in opdrachten, zodat een bredere ervaring wordt opgedaan. h. Verbinding leggen met werkgevers/WSP om mogelijkheden voor doorstroom naar ander werk te vergroten. Pantar: i_Erzijn mogelijkheden opdrachten samen met Pantar uit te voeren; dit versterkt zowel Pantar als de Werkbrigade. j. Werkbrigade en Pantar blijken elkaar te kunnen versterken. Voorkomen moet worden dat de nu lopende discussies over de toekomst van het sociaal werk en van Pantar de Werkbrigade negatief beïnvloeden. k. Bij een eventueel besluit om een vast deel van het werk voor de gemeente aan Pantar te gunnen kan de Werkbrigade de mogelijke capaciteitstekorten bij Pantar opvangen. Het gaat dan bv om al het groenonderhoud, verkeersregelaars, catering etc. Zie ook scenario 3 in paragraaf 10. Berekening maatschappelijke effecten: | __MKBA laten uitvoeren voor de Werkbrigade, mede ter onderbouwing van mogelijke verlenging van de Werkbrigade na 2020. 29 10 Doorkijk naar de toekomst Eris een jaar aan de Werkbrigade gewerkt, met succes. Je zou kunnen zeggen dat de Werkbrigade laat zien dat, ook al is het op relatief kleine schaal, een inclusieve stad mogelijk is: iedereen kan meedoen. En we krijgen er een aantrekkelijker stad voor terug . Kandidaten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn aan het werk en onderhouden de stad, dragen bij aan het vergroten van de leefbaarheid. Dit heeft een duurzaam resultaat en een wisselwerking op elkaar. Welzijn en welbevinden van zowel de kandidaten als de omgeving van de Amsterdammers nemen toe. Pantar is een goede partner gebleken in het realiseren van de doelstellingen van de Werkbrigade: de goede begeleiding, het verzorgen van opleidingen en het juist matchen van brigadisten met de werkzaamheden heeft er mede toe geleid dat de Werkbrigade een krachtig instrument is gebleken. Deze conclusie noopt tot nadenken over de toekomst van de Werkbrigade. Gaan we door of sluiten we dit pionieren af in 2020? De evaluatie van één jaar Werkbrigade kan helpen bij deze keuze. Hieronder wordt een drietal scenario's voor de toekomst geschetst. Scenario 1 - afbouw tot einde werkzaamheden: Dit betekent instroom van kandidaten tot de 5oo, deze zijn aan het werk in de openbare ruimte (schoon en heel) en als gastvrouw en —heer. De laatste instroom zal ongeveer medio 2018 zijn, hetgeen betekent dat vanaf oktober 2018 (als de eerste groep de Werkbrigade verlaat) stapsgewijs wordt afgebouwd tot ongeveer medio 2020 als de laatste werkbrigadisten hun twee jarig contract erop hebben zitten. Extra kosten t.o.v. de huidige begroting: geen. Scenario 2 - afbouw schoon en heel in combinatie met structureel gastvrouw/heerschap: De huidige werkbrigade voor het deel schoon en heel duurt zolang als de nu geformuleerde opdrachten duren, dus tot circa medio 2019. Het onderdeel gastvrouw/heerschap blijft bestaan en kan een structurele pool worden bij bv handhaving en toezicht of een andere organisatie (bv Pantar) als de werkzaamheden worden uitgebreid naar sportvelden, onderwijs, kinderopvang. Extra kosten t.o.v. de huidige begroting: kosten voor 100 gastvrouwen/heren circa €3,5 miljoen per jaar, waartegenover een besparing op de uitkeringen staat van circa € 1,4 miljoen per jaar. Per saldo dus € 2,1 miljoen per jaar. Scenario 3 — doorontwikkeling van de Werkbrigade tot een structurele voorziening: Drie werksoorten lenen zich bij uitstek voor een soort flex-pool vorming: 1. Pool voor schoon en heel, om daar in te springen waar de stad behoefte heeft aan extra schoonmaak, inzameling, hotspot-rijden, uitvoeren extra onderhoud, etc. 2. Pool van verkeersregelaars: deze zijn steeds meer nodig. 3. Pool van gastvrouwen/{heren, conciërges, coaches etc. Nog te weinig concreet, maar wellicht een kans is het inrichten van een klussenteam voor het sociaal domein (ondersteuning bij scholen, kinderdagverblijven, zorginstellingen). Kenmerken van deze pools: Instroom vanuit de bijstand (W&R, Activering), een arbeidscontract voor twee jaar, volgen van relevante opleidingen. Na twee jaar stroomt men uit (ofwel naar andere baan ofwel weer terug de uitkering in). En deze plaats wordt dan ingenomen door een nieuwe kandidaat uit de 30 bijstand, weer voor twee jaar. En zo verder. Er is ook een variant denkbaar waarbij een deel in vast dienst komt en een deel uitstroomt. De Werkbrigade wordt dan een structurele voorziening om de gevolgen van de drukte in de stad terug te dringen. Hiermee wordt inhoud gegeven aan zowel de inclusieve stad als de noodzaak om de stad leefbaar te houden. Extra kosten t.o.v. de huidige begroting: per 100 brigadisten circa € 3,2 tot € 3,5 miljoen per jaar (gastvrouw/heer is iets duurder wegens toeslagen voor werk buiten gewone uren), waartegenover een besparing op de uitkeringen staat van circa € 1,4 miljoen. Per saldo circa € 1,8 tot € 2,1 miljoen per jaar. Kansen voor Pantar Een doorontwikkeling van de Werkbrigade tot een meer structurele vorm van re-integratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (scenario 3) biedt ook een kans voor Pantar om een steviger toekomst te bereiken indien deze pools (gedeeltelijk) bij Pantar worden ondergebracht. Meer ‘body’ voor bedrijfsvoering en exploitatie, menging van sociaal werk met brigadistenwerk, meer mogelijkheden voor Pantar om opdrachten aan te nemen waarbinnen niveauverschil van kennis en kunde zit en die anders niet zouden worden aangenomen. Vervolg Met name voor scenario 3 zal verkend moeten worden wat de mogelijkheden zijn. Het gaat dan om een structureel aanbod van werkzaamheden, de organisatorische inbedding alsmede structurele financiering. Gezien de positieve effecten van de inzet van de Werkbrigade op de drukte in en leefbaarheid van de stad zou bijvoorbeeld naar (een deel van) de extra opbrengst van verhoogde toeristenbelasting kunnen worden gekeken. De verkenning naar een meer structurele vorm van de Werkbrigade zal worden meegenomen in het kader van de uitwerking van het sociaal werk in Amsterdam. EE ee Ee 6 EO TE ee | 0 : = m 5 Dr n mn bel k IN Lif Vanaf woensdag 6 september kijkt een aantal mensen stilletjes toe vanaf een lege muur op het Marnixplein als v afval weggooit. 31
Factsheet
31
train
RAADSADRES 10 MEI 2011 Geachte leden van de stadsdeelraad Amsterdam Centrum, Hierbij wil ik u het volgende voorleggen in de vorm van een raadsadres, en u verzoeken mij hierop te antwoorden, nadat u het heeft besproken. ONDERWERP is de nota Vastgoedbeleid 2009. Hierin is o.m. een huurprijsbeleid vastgesteld voor diverse categorieen huurders van het vastgoed in eigendom van het stadsdeel. SITUATIE: Mijn bedrijf is zo'n huurder, en ik wordt geconfronteerd met een huurprijsverandering van 260 %. Dit is een nauwelijks te behappen stijging, zeker nu dit land sinds medio 2009 te maken heeft met een economische crisis zwaarder dan de historisch beruchte crisis van de jaren 30, een kredietcrisis sinds 2010, en de bezuinigingen op de orkesten en ensembles treffen mij daar indirect ook nog bij. ANALYSE: De nota is opgesteld in de jaren dat het in Nederland economisch niet op kon (2004-2008). Hoogconjunctuur, en geen wolkje aan de horizon. De vastgestelde tarieven voor gehuurd oppervlak lijken in het licht van de hausse van de pre-crisis tijd dan ook niet disproportioneel. Thans evenwel kunnen kleine ambachtelijke bedrijven dergelijke bedragen niet zomaar opbrengen, laat staan dat ze komend van een bescheiden m2 bedrag, in relatief korte tijd de "marktconforme" bedragen moeten gaan neertellen. OPLOSSING: De nota zelf biedt in de bijlage al een oplossing middels punt 4 van Bijlage 1: “Wanneer de huurprijs correctie behoeft qua kostendekkendheid of prijsontwikkelingen, dan dient ze ook gecorrigeerd te worden.” Destijds mogelijk opgenomen om de droom van nog verdere stijging van waarde van het vastgoed niet onverzilverbaar te laten, mag ze anno 2012 zonder aanpassing gelezen worden als hét instrument voor -desnoods tijdelijke- aanpassing in neerwaartse zin van huren voor ambachtelijke bedrijven. MIJN VERZOEK AAN DE RAAD: De raad wordt verzocht om ambtelijke ruimte te scheppen, waardoor op verzoek van de raad, danwel van huurders van onroerend goed beheerd door het stadsdeel Centrum, voorzien kan worden in een -desnoods tijdelijke- verlaging van de m? prijs. Criterium hierbij: geen enkel duurzaam bestaand bedrijf mag in zijn levensvatbaarheid bedreigd worden door de huurprijsstijgingen veroorzaakt door de besluiten uit de nota Vastgoedbeleid 2009. Verificatie bijvoorbeeld op basis van de jaarcijfers die de ondernemer op verzoek aan de controlerende instantie (DWI, of afd. Zelfstandigen van de Sociale Dienst) overlegt. Ik verzoek u dit adres te bespreken in de deelraadvergadering, bij voorkeur vóór het zomerreces, en mij te informeren over uw besluit. Met waardering voor uw aandacht, en hoogachting, Bezoekadres > < Gemeente Amsterdam Anne Frankstraat 121 DTE desierdarr Stadsdeel Centrum Postbus 202 2% Sector Bouwen en Wonen 1000 AE Amsterdam Afdeling Vastgoed Telefoon 14 020 2x Fax 020 552 4130 NPN: ( Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Cremonese vioolbouw de heer R. de Jongh Lauriergracht 6 1016 RL Amsterdam Datum 2 5 JUNI 2012 Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door W. Verhoeven Rechtstreekse nummer 020-552.4529 Faxnummer Bijlage Onderwerp Uw brief aan de stadsdeelraad Geachte heer De Jongh, Uw brief aan de stadsdeelraad hebben wij in goede orde ontvangen. De deelraad heeft in haar vergadering van 29 mei jl. besloten de beantwoording van uw brief in handen te stellen van het dagelijks bestuur. Conform de wens van de deelraad zal een afschrift van deze brief ter kennisneming aan de commissie Bouwen en Wonen worden gestuurd. In uw brief verzoekt u om een neerwaartse bijstelling van de huurprijs voor de bedrijfsruimte die u van het stadsdeel huurt. U zet uw verzoek kracht bij door aan te geven dat u geconfronteerd bent met een huurprijsverandering van 260%. Zoals u schrijft is in het Vastgoedbeleid 2009 e.v. vastgesteld dat het stadsdeel door middel van een huur lager dan marktconform, het voor bepaalde groepen huurders mogelijk wil maken zich te vestigen in de binnenstad. Deze vooraf gedefinieerde groepen noemen we doelgroepen. Ook ambachtelijke bedrijven zijn tot de doelgroepen gerekend. Dit betekent dat ook u in aanmerking komt voor een niet-marktconforme huurprijs. Deze huurprijs is anno 2012 vastgesteld op € 114,39 per m° per jaar (ex BTW). Tot voor kort huurde u een ruimte van het stadsdeel op de begane grond van Lauriergracht 6. Voor deze ruimte betaalde u een huurprijs die minder is dan € 50 per m? per jaar. Vanwege een noodzakelijke verbouwing bent u echter verhuisd naar de eerste verdieping. Portefeuillehouder Boudewijn Oranje heeft u hiervoor een tegemoetkoming van € 1.000,- toegezegd. U heeft op 13 december 2011 een huuraanbod ontvangen voor de ruimte op de eerste verdieping. Dit huuraanbod voor de ruimte waar u nu al uw bedrijf uitoefent, heeft u 3 Ons kantoor is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 halte Mr. Visserplein (circa 10 minuten lopen) of bus 3 lijnen 22, 42 en 43 halte Kadijksplein (circa 5 minuten lopen). Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum Pagina 2 van 2 echter nog niet geaccepteerd. Dit aanbod gaat uit van het gedurende de contractstermijn in 5 stappen groeien naar de huurprijs behorende bij ambachtelijke bedrijven. Pas in 2016 hebt u dat huurprijsniveau bereikt, te weten € 124,30 per m? per jaar (prijspeil 2016). Deze systematiek (stapsgewijs groeien naar huur voor de doelgroep ‘ambachtelijke bedrijven’) is in het Vastgoedbeleid opgenomen vanuit de overtuiging dat dit huurniveau voor elke doelgroep op te brengen is, ook als het vertrekpunt een (extreem) lage huur is. De huurprijsverandering waar u aan refereert, is procentueel gezien weliswaar fors, maar is in het licht van bovenstaande ons inziens niet onoverkomelijk. Het dagelijks bestuur heeft begrip voor het feit dat het in de huidige economische situatie niet eenvoudig zal zijn om aan de huurverplichting te voldoen; toch acht het dagelijks bestuur het u gedane huuraanbod redelijk en passend in de huidige laagconjunctuur. Wij verzoeken u dan ook met klem om het huurcontract voor Lauriergracht 6 te ondertekenen. indien ondertekening uitblijft, overwegen wij op korte termijn juridische stappen te zetten. Wij hopen echter dat het niet zo ver hoeft te komen. Met vriendelijke groeten, het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum, Anneke Eurelings | a” secretaris voorzitter 2
Raadsadres
3
train
Leden van de Raad Gemeente Amsterdam Amstel 1 te Dezent Amsterdam, 24 oktober 2021 Onderwerp: Arbeidsomstandighedenbeleid Waterloopleinmarkt geachte Leden van de Raad, Middels dit Raadadres vraag ik uw dringende aandacht voor de slechte arbeidsomstandigheden voor de kooplieden en andere werkenden op de Waterloopleinmarkt, waarvoor u als Gemeente Amsterdam verantwoordelijk bent. Momenteel wordt het Waterlooplplein omgebouwd en wordt een nieuwe verharde vloer voor de markt gelegd, bestrating. Nieuwe boxen zijn geplaatst en bomen zijn verdwenen. Op grond van de Arbeidsomstandigheden wet bent u als Gemeente Amsterdam aansprakelijk en verantwoordelijk voor het arbeidsomstandighedenbeleid van de de Gemeente ten aanzien van personen wie werken in het marktwezen, hier specifiek de marktkooplieden en anderen op de Waterloopleinmarkt. Op de thans aangelegde voorzieningen voor de marktkooplieden valt vanuit ARBO perspectief alles aan te merken. Om maar enige voorbeelden te noemen: + ondergrondse electra aansluitingen bij de boxen lopen vol hemel- en grondwater waardoor de kooplieden de aansluitingen niet kunnen gebruiken en levensgevaarlijke situaties ontstaan bij herhaling, bij iedere regenbui. + de geplaatste boxen hebben ieder een naar boven opslaande klep, welke als afdak geldt waaronder men de waren uit dient te stallen. De beweegpunten tussen de klep en het dak van de box is volkomen lek. Kooplieden moeten met zeiltjes en touwtjes de boel afdichten om zichzelf en hun waren droog te kunnen houden. Deze situatie is niet louter een slechte arbeidsomstandigheid maar ook 1 strijd met de belofte van de Gemeente Amsterdam om deugdelijke boxen te zullen plaatsen met voldoende beschutting voor kooplieden en hun waren. + De opklapbare wanden, welke tevens als afdak van de boxen gelden, sluiten erg vaak in het geheel niet. Dit betekent dat marktkooplieden bij hun boxen moeten wachten op technische steun vanuit de Gemeente Amsterdam om de boxen weer sluitend te krijgen. Het gevolg hiervan is dat de kooplieden langer dan wettelijk wenselijk is, op het werk door moeten brengen. Geheel in strijd met de Rust en Werktijdenwet worden kooplieden gedwongen uren langer per dag op de markt, na de afbouw, door te brengen dan wenselijk, waardoor zij onvoldoende na gedane arbeid kunnen rusten en kostbare tijd met hun partners en of gezinnen tekort wordt gedaan. Een aantasting van de persoonlijke levenssfeer. De Gemeente Amsterdam is gehouden om degelijke boxen ter beschikking te stellen in het kader van een wettelijk verplicht ARBO beleid, maar schiet hier te kort. + Lekkages in de boxen leveren waterschade op aan handelswaren in de boxen. Wie voor de vergoeding van de schade verantwoordelijk is, is onduidelijk. Via de hydraulische systemen van de boxen loopt het hemelwater de boxen binnen. Het water loopt langs de plafonds de boxen in. Dit hydraulisch systeem is ondeugdelijk en ongeschikt voor het Nederlandse weer. Deze systemen dienen aangepast te worden, dusdanig dat er geen water meer de boxen in loopt. + De marktlieden betalen pacht aan de Gemeente Amsterdam voor het gebruik van de grond onder de opengeslagen kleppen in de boxen, wanneer het daar te vochtig is, kan de ondergrond niet gebruikt worden om de waren uit te stallen. Hoewel de boxen duidelijk niet gebruiksklaar zijn opgeleverd, brengt de Gemeente Amsterdam toch de volle pacht bij de kooplieden in rekening. Deze pacht dient minimaal gehalveerd te worden zolang de boxen niet eenvoudig gebruiksklaar worden gemaakt. De Gemeente heeft de plicht de kooplieden bij geleden schade tegemoet te komen en schade te vergoeden. + Nog altijd heeft de Gemeente Amsterdam geen toiletruimtes gerealiseerd voor de mobiele kooplieden. Het is een onhoudbare situatie, dat kooplieden niet ordentelijk een openbaar toilet kunnen bezoeken. + Los van het bovenstaande dient de anciënniteit bij een volledige herindeling toegepast te worden binnen de groep grondplaatsen en of stalplaatsen. Gaarne verzoek ik u het daarheen te willen leiden dat de marktkooplieden in hun wensen worden tegemoet gekomen, op korte termijn. Met een vriendelijke groet,
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 230 Publicatiedatum 16 maart 2016 Ingekomen onder AH Ingekomen op 9 maart 2016 Behandeld op 9 maart 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van Dantzig, Paternotte, Poorter en Nuijens inzake de voortgang van de huisvesting van erkende vluchtelingen (elke statushouder een Amsterdamse buurman). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voortgang van de huisvesting van erkende vluchtelingen (statushouders) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 187). Constaterende dat: — Amsterdam in 2016 2400 statushouders moet huisvesten en in de jaren daarna tot en met 2018 gemiddeld 2000 per jaar; — dit betekent dat een groot aantal sociale huurwoningen ter beschikking moeten worden gesteld aan statushouders (in 2016 ongeveer 950). Overwegende dat: — de instroom van vluchtelingen in potentie een grote uitdaging vormt op het gebeid van integratie en op het gebied van draagvlak bij Amsterdammers; — _statushouders zo snel mogelijk moeten integreren in de Amsterdamse samenleving en het daarvoor noodzakelijk is zo snel mogelijk de taal te leren, een baan te vinden en in contact te komen met andere Amsterdammers; — om dit te bevorderen het van belang is dat de huisvesting van statushouders gebeurt op de kleinst mogelijke schaal en gespreid over de stad zodat elke statushouder een Amsterdamse buurman heeft. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: teneinde de integratie te bevorderen en het draagvlak te behouden, bij de huisvesting van statushouders in bestaande sociale voorraad en tijdelijke bouwprojecten er zorg voor te dragen dat: — de huisvesting bij voorkeur op kleine schaal gebeurt gemengd met andere Amsterdammers en gespreid over de stad op buurtniveau; 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 230 Moti Datum _ 16 maart 2016 otie — grootschalige huisvesting van statushouders op één plek wordt voorkomen. De leden van de gemeenteraad R.H. van Dantzig J.M. Paternotte M.F. Poorter J.W. Nuijens 2
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Zuid Z Agenda van de openbare vergadering Algemeen Bestuur van 24 september 2015 Vergaderdatum donderdag 24 september 2015 Tijd 20:00 Locatie President Kennedylaan 923 Voorzitter Dhr. S. Capel Secretaris Mw. Y.N. Jakobs Bestuursondersteuning Mw. A. van Driel 1. Opening en vaststellen agenda 2. Mededelingen 3. Spreekrecht belangstellenden 4. Vaststellen concept-verslagen van de vergadering 5. Lijst ingekomen stukken 6. Mondelinge vragen 7. Uitvoeringsplan diversiteit 2015-2018 8. Motie vreemd aan de orde van de dag 9. Sluiting Aansluitend aan de vergadering van het algemeen bestuur vindt de trai- ning integriteit plaats 1
Agenda
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1091 Datum akkoord 14 september 2016 Publicatiedatum 15 september 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius inzake de zaak van de Amsterdamse agent Anis Raiss. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Op 28 juli 2016 publiceerde NRC het verhaal van de Amsterdamse agent Anis Raiss, onder de kop ‘Jij ziet er helemaal niet uit als een politieman!’ Hij werd opgepakt in een bureau in Enschede, nadat hij zijn familie wilde helpen bij het doen van een aangifte, wat door de politie daar werd geweigerd. Anis vertelde dat hij zelf politieagent is, waarop met ongeloof werd gereageerd. Volgens Anis zijn vooroordelen binnen de politie nog teveel aanwezig. De politie is van enorme waarde voor de Nederlandse en Amsterdamse samenleving. Zij verdienen de grootst mogelijke steun. Juist daarom zijn vooroordelen bij politieagenten, of deze nu intern of extern gericht zijn, niet acceptabel. Gezien het vorenstaande heeft het lid Yesilgöz-Zegerius, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht ‘Jij ziet er helemaal niet uit als een politieman! op de website nrc.nl van 28 juli 2016? Antwoord: Ja, het college is bekend met het bericht. 2. Hoe beoordeelt het college dit bericht? Antwoord: De kwestie wordt serieus genomen. Na het incident is de politie een onderzoek gestart naar alle aspecten van deze zaak. Het onderzoek is nog in volle gang en om deze reden kan de politie nu niet nader ingaan op de kwestie. 1 http://www.nrc.nl/nieuws/2016/07/27/jij-ziet-er-helemaal-niet-uit-als-een-politieman-3422838- a1513613 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum 18 september 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 2 augustus 2016 Toelichting door vragenstelster: De politie oefent het geweldsmonopolie van de staat uit. Agenten lopen daardoor gevaar en daarvoor verdienen zij wat de fractie van de VVD betreft ons respect. Onheuse bejegening, discriminatie en machtsmisbruik van en door politieagenten, zowel extern als intern, moet ten allen tijde aangepakt worden. 3. Welke lessen kunnen er worden getrokken uit deze zaak? Hoe worden deze binnen de Amsterdamse politie opgepakt? 4. Is het college het met de VVD eens dat de Amsterdamse agent Anis Raiss onze steun verdient voor het naar buiten brengen van misstanden binnen de politie? Zo ja, wordt deze steun ook geboden? Antwoord vragen 3 en 4: Pas nadat het onderzoek is afgerond kan worden beoordeeld wat er precies is gebeurd en welke lessen getrokken kunnen worden uit deze zaak. Het college is het in algemene zin met de VVD eens dat onheuse bejegening, discriminatie en machtsmisbruik van en door politieagenten moeten worden aangepakt en dat slachtoffers van dergelijke praktijken steun verdienen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
Gemeente Bezoekadres Amstel 1 Amste rda m 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14020 > < www.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 20 november 2018 Behandeld door Ruimte & Duurzaamheid, Mara van der Kleij, 06 8362 7713, m.van.der.kleij@®amsterdam.nl Onderwerp Reactie op motie 168 d.d. 14 februari 2018 van raadsleden Van Lammeren en | Boutkan inzake Evenementenbeleid, geluidbeleid en locatieprofielen - alleen hardcups Geachte raadsleden, | Inde vergadering 214 februari 2018 heeft uw raad bij de behandeling van het evenementenbeleid, geluidbeleid en locatieprofielen, motie 168 aangenomen van de raadsleden Van Lammeren en Boutkan over ‘alleen hardcups’ (TA2018-000109), waarin het college wordt gevraagd om vanaf 2019 de eiste stellen dat ten minste voor bekers een statiegeldsysteem verplicht is. | In 2020 streeft Amsterdam er naar alleen nog duurzame evenementen te laten plaatsvinden in de stad (vastgelegd in het beleidskader ‘Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid’). Dit betekent dat in 2020 alle grote (meer dan 2000 bezoekers) Amsterdamse evenementen aan door de gemeente Amsterdam gestelde, criteria op het gebied van organisatie, energie, water, afval en mobiliteit moeten voldoen om voor een evenementenvergunning in aanmerking te komen. Deze criteria zijn vorm gegeven in de richtlijn duurzaamheid evenementenvergunning Amsterdam die op 1 maart 2018 in werking is getreden. Met betrekking tot het aspect ‘Afval’ is voor 2019 in deze | richtlijn opgenomen dat eet- en drinkmateriaal (glazen, bekers, bakjes etc.) duurzaam moet zijn | en dat voor bekers een statiegeld systeem verplicht is. Met het voorgaande wordt uitvoering gegeven aan motie 168. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Hoogachtend, | Het coll emeester en wethouders vh Amsterdafn, Èa | | mke Halsêma gl Rutten \ | Burgemeester aarnemend gemeentesecretaris Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West Voorbereidende vergadering Agenda Datum 09-10-2018 Aanvang 19:45 Locatie Maak een keuze Opening, agenda vaststellen, mededelingen Bewoners aan het woord Westerpark in balans Schorsing Adviesaanvraag Wabo vergunningenbeleid Snorfietsers naar de rijbaan - initiatiefadvies Schorsing Vervoerplan GVB Veiligheid in de Baarsjes 1
Agenda
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 353 Datum indiening 5 februari 2020 Datum akkoord 18 maart 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Martens inzake de herinvoering van de inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Op 4 februari 2020 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de inburgering van Turkse nieuwkomers. In zijn brief geeft de minister aan dat na een verkenning met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken de inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers heringevoerd kan worden. Gezien het vorenstaande heeft het lid Martens namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld. 1. Schaart het college zich achter de opvattingen die uiteen worden gezet in genoemde Kamerbrief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? 2. Is het college het met de minister eens dat inburgering ook voor Turkse nieuwkomers een belangrijke en noodzakelijke maatregel is ter bevordering van een geslaagde integratie? Beantwoording vragen 1 en 2: Het college verwacht dat met een goed werkend inburgeringsstelsel, inburgering voor iedereen — nieuwkomers én oudkomers, ongeacht hun nationaliteit — kan bijdragen aan integratie. Een dergelijk stelsel vergoot de kansen op het beheersen van de Nederlandse taal door kwalitatief hoogwaardig onderwijs, het biedt gelijke kansen om naar vermogen te participeren in de Nederlandse samenleving, en zorgt dat mensen zich onderdeel kunnen voelen van de samenleving. Het voldoen aan een plicht — met bijbehorende boetes — zou niet voorop moeten staan bij de inburgering. Maar binnen het huidige en nieuwe inburgeringsstelsel geldt dat de inburgeringsplicht een voorwaarde is voor het krijgen van financiële ondersteuning bij de inburgering. Een inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers zorgt dat zij in gelijke mate gebruik kunnen maken van de 1 https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2020/02/04/inburgering-turkse- nieuwkomers/Kamerbrief+inburgering+voor+Turkse+nieuwkomers.pdf 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng lea Gemeenteblad Datum 18 maart 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 5 februari 2020 inburgeringsvoorzieningen. Het college ziet dit daarom als een positieve ontwikkeling. 3. De inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers gold tot 2011 en is daarna komen te vervallen. Is het college van mening dat de groep Turkse nieuwkomers in Amsterdam van na 2011 voldoende is geïntegreerd in de Nederlandse en Amsterdamse samenleving, of ziet het college ruimte voor betere integratie van deze groep? Wil het college taalvaardigheid en werkgelegenheid / uitkeringsafhankelijkheid betrekken bij de beantwoording? Beantwoording vraag 3: Het college heeft de mate van integratie van deze specifieke groep Turkse nieuwkomers niet onderzocht en daarom niet in beeld. Het college acht de inhoud van deze vraag te complex om zonder gedegen onderzoek te beantwoorden. 4. De inburgeringsplicht wordt niet met terugwerkende kracht ingevoerd voor de groep Turken die zich hier tussen nu en 2011 heeft gevestigd. Zou het college wel willen overwegen om deze groep een vrijwillig inburgeringstraject aan te bieden? Beantwoording vraag 4: Op dit moment begeleiden we ruim 60 Turkse statushouders binnen de Amsterdamse aanpak statushouders. Veel van hen willen graag inburgeren om zo de Nederlandse taal en gewoontes te leren. Sommigen doen dat al op vrijwillige basis. Hiervoor kunnen zij een lening bij DUO afsluiten, maar zij maakten tot voorkort geen aanspraak op de kwijtscheldregeling. Hun lening is daarmee een schuld. Op 12 november 2019 heeft de minister geschreven dat hij Turkse statushouders, die de afgelopen jaren een verblijfsvergunning hebben gekregen, via een vrijwillig opt-insysteem de kans wil geven om alsnog onder het huidige inburgeringsstelsel in te burgeren’. Met dit systeem kunnen Turkse statushouders bij DUO aangeven dat zij inburgeringsplichtig willen worden. Voor hen gelden dan dezelfde rechten en plichten die horen bij de huidige inburgeringsplicht. Via deze regeling kan de huidige groep Turkse statushouders aanspraak maken op inburgeringsvoorzieningen, kunnen gemeenten geld krijgen voor de maatschappelijke begeleiding, en krijgen Turkse statushouders het recht op kwijtschelding van hun DUO-lening. Met de invoering van het opt-insysteem ziet het college op dit moment geen noodzaak om voor Turkse statushouders een vrijwillig inburgeringstraject te organiseren. Turkse gezinsmigranten kunnen ook vrijwillig inburgeren en hun trajecten (indien nodig) bekostigen met een lening van DUO. Deze lening wordt, net als bij andere gezinsmigranten, niet kwijtgescholden als zij hun inburgering behalen. Turkse gezinsmigranten kunnen hiermee al kiezen voor een vrijwillig inburgeringstraject. Zij kunnen daarnaast ook gebruik maken van het aanbod van volwasseneneducatie. Het college ziet daarom geen reden om Turkse gezinsmigranten een vrijwillig inburgeringstraject aan te bieden. ? https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/11/12/kamerbrief-over- inburgering-turkse-asielmigranten 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer art 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 5 februari 2020 5. Heeft het college voldoende capaciteit en middelen om Turkse nieuwkomers per 2021 te laten inburgeren? Ook hier graag een toelichting. Beantwoording vraag 5: De minister schrijft dat hij de extra kosten voor inburgering van Turkse nieuwkomers meeneemt in de financiële uitwerking van het nieuwe inburgeringsstelsel. Wij gaan er daarom vanuit dat er voldoende capaciteit en middelen zijn voor de inburgering van Turkse nieuwkomers per 2021. 6. Kan de groep Turkse nieuwkomers die zich tussen nu en 2011 hier heeft gevestigd er volgens het college voor zorgen dat de integratie van de groep toekomstige nieuwkomers wordt belemmerd? Of juist wordt versneld’? Beantwoording vraag 6: De integratie van toekomstige nieuwkomers is van veel factoren afhankelijk en de Turks-Nederlandse gemeenschap kenmerkt zich door een enorme diversiteit. Het college heeft geen signalen dat deze specifieke groep Turkse nieuwkomers de integratie van toekomstige nieuwkomers zou belemmeren. Er is daarom ook geen aanleiding geweest om dit te onderzoeken. 7. Wil het college deze schriftelijke vragen binnen de gestelde termijn beantwoorden en in het geval van onverhoopte vertraging de raad hier tijdig over informeren? Beantwoording vraag 7: De raad is over de termijn van beantwoording geïnformeerd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x Gemeenteblad % Schriftelijke vragen {Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 734 Datum indiening 12 mei 2020 Datum akkoord 15 juni 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.L. Bakker inzake de nagestuurde plannen van de Amsterdamse Hengelvereniging en de voortdurende problematiek van rondslingerend visdraad, lood en haken waardoor dieren gewond raken, stikken of verdrinken. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De Amsterdamse Hengelvereniging (AHV) heeft het visstandbeheerplan voor Nieuw- West aan de gemeenteraad gestuurd: de eerste van een aantal beheerplannen voor de hele stad voor de periode 2018-2024'. Indiener zou het logisch vinden dat beheerplannen worden opgesteld voor de start, maar het college is er schijnbaar mee akkoord gegaan dat er beheerplannen worden opgesteld als de pachtovereenkomst bijna is afgelopen en de vis reeds is weggehengeld’. Het plan insinueert ook dat de AHV er vanuit kan gaan nog een periode langer de visrechten te zullen krijgen. De warme taal die in het stuk wordt gesproken over natuurbeheer en het rapen van zwerfafval staat in schril contrast met de werkelijkheid. Hengelaars laten regelmatig vistuig achter en dit heeft kwalijke gevolgen voor dieren. Wie de berichten van de Dierenambulance Amsterdam op sociale media volgt, heeft gezien dat dieren regelmatig (dodelijk) verwond raken in vistuig. Zo was het afgelopen weekend weer raak met een meerkoet die verstrikt zat in draad en vishaak. Ook de vogelopvang herkent dit beeld. Gewonde dieren door vistuig kosten dierenopvangorganisaties veel tijd en geld. De toegestuurde stukken roepen bij de fractie van de Partij voor de Dieren meer vragen op als het gaat om het vrijwel onbeperkt toestaan van het meenemen van vissen; de werking van het vissterfteprotocol en de uitgesproken wens van de AHV om waardevolle schuin aflopende taluds (natuurlijke oevers) af te breken om comfortabeler op een visstoeltje op een steiger te kunnen zitten. Gezien het vorenstaande heeft het lid A.L. Bakker, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer de uni 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 mei 2020 1. Waarom heeft het college met de AHV afgesproken dat zij de hele pachtperiode (2018-2024) de tijd hebben om voor alle verpachte wateren een visstandbeheerplan op te stellen, met in de planning zelfs nog een beheerplan voor eens stadsdeel medio 2024? Met de totstandkoming van de Pachtovereenkomst 2018 - 2023, die toen alle bestaande 13 pachtovereenkomsten tussen de AHV en de stadsdelen verving, werd het mogelijk om uniforme afspraken te maken over inhoud en vorm van visstand beheerplannen. Begin 2019 hebben AHV, Waternet en gemeente hiertoe een format ontwikkeld. De visstand beheerplannen worden opgesteld door vrijwilligers van de AHV, die daarvoor ter plekke onderzoek moeten doen. Omdat dit allemaal nog nieuw was, is in 2018 afgesproken dat de vrijwilligers van AHV in 2019 en 2020 ervaring op zouden kunnen doen met deze vorm. Vanaf 2021 kan, met de toegenomen kennis en ervaring, sneller worden gewerkt en kunnen er jaarlijks meerdere visstand beheerplannen door de AHV worden opgeleverd. 2. Hoe beoordeelt het college het ontbreken van visstandbeheerplannen voor alle andere delen van de stad met het oog op de afspraken in de pachtovereenkomst? Er zijn geen afspraken in de pachtovereenkomst die onder spanning komen te staan door de planning van de aanlevering van de visstand beheerplannen. 3. Watis volgens het college de toegevoegde waarde van visstandbeheerplannen? De visstand beheerplannen leveren informatie over de waterstand, de visstand en nakoming aan de kaderrichtlijn water. 4. Hoe beoordeelt het college de waarde van een nieuw beheerplan bij een aflopende pachtovereenkomst? Gezien het antwoord op vraag 3 hebben de visstand beheerplannen ook waarde bij een aflopende pachtovereenkomst. 5. Gaat het college er al vanuit dat de pachtrechten opnieuw aan de AHV zullen worden gegeven na de huidige periode of houdt het college de ruimte open voor een goed politiek debat? Graag een toelichting. Het college zal in 2023, ruim voordat de pachtovereenkomst afloopt (31 juli 2024), een politiek debat met de raad voeren over mogelijke vervolgopties. Infeiding voor vragen over zwerfafval: De AHV schrijft in het beheerplan dat de vereniging zelf zorgt voor controleurs die op de naleving van de regels toezien: vrijwilligers en een eigen buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) die voor 10 uur per week in dienst is bij de AHV. Op pagina 11 van het beheerplan! staat dat er in 2019 diverse waarschuwingen zijn uitgedeeld voor afval. Toch blijft het een vaak voorkomend probleem: dieren raken verstrikt in het snijdende visdraad, slikken lood in en raken verwond, stikken of verdrinken. Uit navraag blijkt dat de AHV zich niet laat informeren door de Dierenambulance als het gaat om het signaleren van gevallen en probleemgebieden. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer de uni 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 mei 2020 6. Onderschrijft het college de zorgen van de fractie van de Partij voor de Dieren over de kwalijke gevolgen van achtergelaten visgerei voor de gezondheid van andere dieren en alle bijkomende kosten van de Dierenambulance en vogelopvang De Toevlucht zoals de ritkosten, dierenartskosten en wekenlange opvangkosten? Ja, het college onderschrijft deze zorgen. 7. Is het college bereid om de AHV te verzoeken schadevergoedingen te betalen aan de betrokken hulporganisaties voor de genoemde kosten die de zorg met zich meebrengt? Indien nee, waarom niet? Dergelijke schadevergoedingen zijn niet kansrijk. Hiervoor is handhaving op heterdaad nodig tegen het individu, en kan de overkoepelende organisatie niet op worden aangepakt. 8. Is het college bereid de AHV aan te sporen zich structureel te laten informeren door de Dierenambulance over de problematiek en de probleemgebieden waar leden zich niet aan de regels lijken te houden? Indien nee: waarom niet? De AHV heeft aangegeven het erg wenselijk te vinden om gecontacteerd te worden door de Dierenambulance om informatie uit te wisselen. De AHV kan dan bijvoorbeeld gebiedsgerichte controle en voorlichting uitvoeren. 9. Wordt er in de praktijk bij het constateren van een overtreding de politie ingeschakeld of blijft het altijd bij een waarschuwing? Buitengewoon Opsporings Ambtenaren (BOA's) zijn bevoegd tot het uitdelen van boetes. Naast de gemeentelijke BOA's en de BOA van de AHV verrichten controleurs en BOA's van sportvisser federaties controles op de naleving van de Visserijwet. Hierom is het niet nodig om de politie in te schakelen. 10. Controleren er ook gemeentelijke (onafhankelijke) BOA's bij hengelaars of zij zich houden aan de regels? Indien nee: waarom niet? De gemeentelijke BOA's beboeten voor zwerfafval. Daarnaast hebben BOA's bevoegdheden op grond van de Visserijwet om vissers te controleren, bijvoorbeeld de juiste papieren (de vispas), het gebruik van levend aas, of het gebruik van niet-toegestaan vistuig. De BOA's controleren incidenteel. infeiding voor vragen over het onttrekken van vis: In artikel 9.2.3 staat dat er geen beperking is op de hoeveelheid vis die mag worden “onttrokken” (gedood). Daarna volgen er toch enkele: van snoekbaarzen mogen alleen exemplaren van 55 tot 70 cm worden meegenomen met een maximum van 2 per dag en karpers en snoeken mogen niet worden meegenomen \. Daarnaast wordt het meeneemverbod van paling genoemd. Een korte zoekactie leert dat andere hengelorganisaties strengere regels hebben over het aantal vissen dat meegenomen mag worden. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer de uni 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 mei 2020 11. Wat is de reden dat er geen limieten gelden voor het vangen en doden van alle overige vissoorten? De bescherming van vissoorten is opgenomen in de Visserijwet en de Wet Natuurbescherming. 12. Hoe beoordeelt het college het dat alle 13.000 leden van de AHV onbeperkt brasem, blankvoorn, ruisvoorn, bittervoorn, zeelt, stekelbaars, giebel, riviergrondel, vetje, zwartbekgrondel, kolblei mogen vangen en doden? Dit is in de landelijke wet zo geregeld. 13. Waarom wordt voor zeelt geen minimummaat genoemd, gezien dit wel wettelijk is vastgelegd in art. 5b van de ‘uitvoeringsregeling visserij"?! Zeelt kent een wettelijke minimummaat van 25 cm, deze geldt dus ook op AHV- wateren. 14. Hoe wordt er gemonitord of een vissoort niet wordt overbevist en wat is de werkwijze wanneer er signalen zijn dat dit het geval is? De visstanden worden gemonitord door middel van visserijkundige onderzoeken. Deze worden deels uitgevoerd door de AHV, en worden deels uitgevoerd door externe deskundigen. Als er signaleren zijn dat er ergens aanzienlijke hoeveelheden vis onttrokken worden, dan wordt dit doorgegeven via de controleurs, de BOA en andere sportvissers. De kans op overbevissing via het visgerei van sportvissers is (zeer) gering. De AHV geeft aan dat die kans eventueel wel aanwezig is bij specifieke soorten zoals de snoekbaars, snoek en karper, waarbij de AHV zegt strengere regels te hanteren dan de landelijke wetgeving. Worden deze regels overtreden, dan kunnen er sancties worden opgelegd: een geldboete van €145, schorsing om te mogen vissen voor een bepaalde tijd of volledige schorsing. Infeiding voor vragen over aalscholvers en oevers: 15. Wat is de status van de “gewenste maatregelen” zoals aangegeven door het AHV om het water beter behengelbaar te maken ten koste van natuurlijke oevers? Het college heeft geen plannen om natuurlijke oevers weg te halen om hier vissteigers te plaatsen. 16. Is er met een akkoord op dit stuk ook akkoord op de gewenste maatregelen of gaat dit via een ander traject? Zo ja, hoe? Nee, hier is geen akkoord op gegeven door het in ontvangst nemen van de visstand beheerplannen. Indien de AHV vissteigers aan wil leggen, moeten zij hiervoor de gepaste procedure volgen. Dit houdt onder andere de aanvraag van een omgevingsvergunning bij het stadsdeel en een watervergunning bij het betreffende waterschap in. 4 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Amer de uni 2020 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 mei 2020 17. Deelt het college de visie van de fractie van de Partij voor de Dieren dat er zoveel mogelijk natuurlijke oevers aangelegd moeten worden en behouden moeten blijven en dat het van de gekke zou zijn om aalscholvers te gaan verjagen ter bevordering van de onderwaterjacht? Zo nee: waarom niet? Ja, het college deelt die visie, Het uitgangspunt van het college met betrekking tot natuurlijke oevers staat in de Agenda Dieren. Ecologische knelpunten dienen te worden opgelost en initiatieven gericht op het opvangen en weghalen van harde beschoeiingen langs waterpartijen, waardoor natuurlijke oevers ontstaan, dienen te worden gestimuleerd. Inleiding voor vragen over het vissterfteprotocol: De AHV schrijft in het visstandbeheerplan: “In de preventieve fase is de AHV ook proactief: daar waar bewoners, vissers dan wel anderen de AHV attenderen dat werkzaamheden plaatsvinden (b.v. droogleggen van sloten) waardoor vissterfte kan plaatsvinden, treedt de AHV in samenwerking met haar ketenpartners actief op.” 18. Is het standaardprotocol om vissen elders onder te brengen voorafgaand aan werkzaamheden waardoor vissterfte kan plaatsvinden? Nee. Vissterfte treedt niet altijd op bij werkzaamheden. Indien het zeker is dat vissterfte op zal treden bij werkzaamheden, wordt hier proactief opgetreden. Er wordt daarbij volgens de Gedragscode Flora en Fauna gewerkt. Eerst wordt er onderzoek gedaan. Als de sloot gedempt wordt, wordt er één richting op gewerkt zodat de vissen kunnen wegzwemmen. Als het een doodlopende sloot is worden de vissen elders ondergebracht, conform de Gedragscode Flora en Fauna. 19. Indien bij vraag 18 ja het antwoord is: hoe verklaart de wethouder het dat de AHV zegt hierop geattendeerd te worden door omwonenden of vissers (niet door de gemeente) en dan pas op te treden? Indien bij vraag 18 nee het antwoord is: kan dit alsnog worden geregeld? Zoals in het antwoord bij vraag 18 aangegeven, wordt bij werkzaamheden altijd een inschatting gemaakt over mogelijke vissterfte. Indien vissterfte tegen de verwachting in toch optreedt, zal dit eerder door omwonenden gesignaleerd worden, dan door de gemeente. Preventief vissen overplaatsen terwijl er geen reden is om aan te nemen dat vissterfte zal optreden, is erg intensief en levert stress op bij de vissen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 5 | Visstandbeheerplan van de AHV voor het stadsdeel Nieuw-West (december 2019): https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/8556365/1/09012f9782e36e9e Ï Brief van wethouder Dierenwelzijn over de verplichtingen van de Amsterdamse Hengelvereniging (27 februari 2020): https://amsterdam.raadsinformatie.nl/vergadering/674199#ai 5226967 Ï Uitvoeringsregeling visserij (geldend van 14-08-2019 t/m heden): https://wetten.overheid.nl/BWBRO024539/2019-08- 14fHoofdstuk4
Schriftelijke Vraag
6
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 743 Publicatiedatum 15 oktober 2014 Ingekomen op 8 oktober 2014 Ingekomen in raadscommissie JC Te behandelen op 5/6 november 2014 Onderwerp Motie van het raadslid de heer Flentge inzake de begroting voor 2015 (convenant vrijwillige ouderbijdrage). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — Uit onderzoek van de SP blijkt dat nog steeds veel scholen hoge ouderbijdragen vragen; — de financiële positie van de ouders of verzorgers geen belemmering mag zijn bij de schoolkeuze, toelating of deelname aan schoolgebonden activiteiten, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in gesprek te gaan met de basisscholen in Amsterdam, verenigd in het Breed Bestuurlijk Overleg of anderszins, om een ‘convenant vrijwillige ouderbijdrage’ op te stellen, waarin staat dat: e de vrijwillige ouderbijdrage in het basisonderwijs wordt gemaximeerd, zowel de ouderbijdrage gevraagd door bevoegd gezag als de bijdrage gevraagd door de ouderraad; e scholen een betalingsregeling aanbieden, indien een ouder/verzorger niet in staat is om de bijdrage in één keer te voldoen; — de gemeenteraad hierover uiterlijk voorjaar 2015 te rapporteren Het lid van de gemeenteraad, E.A. Flentge 1
Motie
1
discard
Gemeente pedir dl Jodenbreestraat 25 Am ste raam 1011 NH Amsterdam Postbus 1840 1000 BV Amsterdam Telefoon 14 020 2x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 1840, 1000 BV Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad Datum 3 september 2019 Behandeld door Hessel Jongsma ([email protected]), Onderwijs, Jeugd en Zorg. Onderwerp Afhandeling motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki nav het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit inzake versterking begeleiding docenten holocausteducatie Geachte leden, Op 13 maart 2019 heeft de gemeenteraad de motie (nr. 176.19) aangenomen van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki bij het agendapunt het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit inzake versterking begeleiding docenten holocausteducatie . De motie verzoekt het college om: 1. Scholen en docenten versterkte ondersteuning te bieden die belemmeringen ervaren bij het bespreken van de holocaust in de klas tijdens de verplichte modvles Holocausteducatie, en ze van informatie te voorzien over reeds bestaande mogelijkheden om een waardevolle bijdrage te leveren aan de kennis van Amsterdamse kinderen over het grote leed van de holocaust. 2. Vande contacten die in dit kader worden onderhouden met de scholen en docenten gebruik te maken om te onderzoeken welke belemmeringen aan het bespreken van de holocaust in de weg staan en deze belemmeringen aan de raad voor te leggen. 3. Hierbij ook goede voorbeelden te betrekken van methodieken die elders worden gebruikt. Het college vindt het heel belangrijk dat Amsterdamse kinderen de geschiedenis kennen, zeker ook waar het gaat over de holocaust. De geschiedenis van de Joodse gemeenschap is een belangrijk en onlosmakelijk onderdeel van de Amsterdamse historie. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 3 september 2019 Kenmerk Pagina 2 van 3 In de bestuurlijke reactie op het door de raadsleden Poot, Ceder, Boomsma en Nanninga ingediende “ Initiatiefvoorstel antisemitisme g punten-plan in de strijd tegen antisemitisme in Amsterdam” is het college in mei 2019 al ingegaan op welke activiteiten op scholen in dit kader door de gemeente actief worden gestimuleerd. In de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ van 9 juli jl. heb ik tevens maatregelen opgenomen die specifiek gericht zijn op ondersteuning van docenten. Het college heeft in de bestuurlijke reactie op het ‘9 punten-plan! verwezen naar het door de gemeente gesubsidieerde project Oorlog in mijn Buurt, een ontmoetings-onderwijsprogramma dat ouderen en kinderen en de buurt dichter bij elkaar brengt rondom persoonlijke buurtverhalen uit de Tweede Wereldoorlog. Ook is gerefereerd aan programma's zoals de Vreedzame School waarbinnen leerlingen worden gestimuleerd te werken aan burgerschapsvaardigheden, verantwoordelijk zijn voor elkaar en voor de gemeenschap en open te staan voor de verschillen tussen mensen. Verder heeft het college aangegeven dat scholen gebruik kunnen maken van middelen vit de VLOA burgerschap om extra projecten in te kopen. Per Amsterdamse leerling is in deze regeling € 21 euro beschikbaar om te besteden aan activiteiten rond burgerschapsontwikkeling. Ook in de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ van g juli jl. heb ik maatregelen opgenomen die specifiek zijn gericht op ondersteuning van docenten bij bespreking van controversiële onderwerpen in de klas zoals de Holocaust. Lesgeven in een diverse stad als Amsterdam vraagt om andere vaardigheden van een leraar, zeker op het gebied van burgerschapsvorming waarbinnen moeilijke onderwerpen als de holocaust behandeld worden. De gemeente ondersteunt de scholen en docenten als volgt: e De gemeente participeert in een onderzoek van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) ‘omgaan met controversiële thema’s in de klas’. Het doel van het project is docenten in staat te stellen om te kunnen omgaan met moeilijke onderwerpen in de klas door hen strategieën en materialen te bieden die hen daarbij het beste kunnen ondersteunen. Het onderzoek levert wetenschappelijke geëvalveerde pedagogisch-didactische strategieën en ondersteunende materialen op, die docenten beter in staat moeten stellen om controversiële onderwerpen in de klas te behandelen en lerarenopleiders kunnen helpen hun studenten op deze zaken voor te bereiden. Het onderzoek heeft inmiddels een ‘strategisch stappenplan’ opgeleverd ter ondersteuning van docenten bij omgaan met controversiele thema’s in de klas. Zie ook e __www.hva.nl/urban-education/gedeelde-content/projecten/urban-education/omgaan-met- controversiele-onderwerpen-in-de-klas. Het volledige onderzoek zal eind dit jaar worden afgerond. e Met de uitvoering van het programma ‘Amsterdams meesterschap’ investeert het college de komende periode fors in kennisuitwisseling. In de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’ vindt v daarover meer informatie. Het programma zet breed in op het versterken van vaardigheden van docenten zowel via de opleidingen, als nascholing als ook via bijeenkomsten in de stad. Het programma schenkt ook aandacht aan Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 3 september 2019 Kenmerk Pagina 3 van 3 Holocausteducatie. Daarbij maakt de gemeente gebruik van experts op de verschillende thema’s, voor omgaan met onderwijs over de holocaust zullen we samenwerking zoeken met organisaties als De Anne Frankstichting en Stichting school en veiligheid. Met de dialooggroep burgerschap kijkt de gemeente of er mogelijkheden zijn om middels een online platform ook meer kennis te delen over burgerschapsonderwijs. e _Methet OSVO start de gemeente een pilot rondom ‘het moeilijke gesprek op school’. In eerste instantie met het eigen lerarenteam een jaar lang in gesprek over de dilemma's die zij in de klas met leerlingen tegen komen. Uiteindelijk wordt iedereen betrokken bij deze gesprekken, dus ook leerlingen, ouders en onderwijsondersteunend personeel. De doelstelling is dat de gesprekken onderdeel worden van het DNA van de scholen. Waarbij het gewoon is dat leraren elkaar vinden voor steun en advies bij lastige situaties in de klas. | Met de bovengenoemde acties en maatregelen biedt de gemeente extra ondersteuning en begeleiding aan docenten bij de holocausteducatie en bij het voeren van gesprekken over moeilijke onderwerpen zoals de holocaust. Het college geeft daarmee uitvoering aan deze motie. Het college zal jaarlijks rapporteren over de voortgang van de beleidsbrief ‘Amsterdammerschap in het onderwijs’. Hiermee beschouw ik de motie als uitgevoerd. Namens het college van burgemeester en wethouder van Amsterdam, Met vriendelijke groet, Arid d_AX Ge Waz LE 7 Marjolein Moorman Wethouder Onderwijs Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Motie
3
discard
eee ORGANISATIEADVIES OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING “Het RIEC dat zijn wij, niet iets dat buiten of naast ons staat’ Citaat opgetekend in meerdere interviews. Bas van Delden, MPA Dr. Marjoka van Doorn Met medewerking van: Drs. Frank Tromp Amsterdam, 14 juli 2020 WagenaarHoes Organisatieadvies RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING, WAGENAARHOES, 2020 eee IRGANISATIEADVIES INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave … nnn ennnenneenneeeenenneeeenennenernenneenneennnnersnennenennennenervennnnvenennnvenvennnnenen 1. Conclusie en aanbevelingen … … nnee eneen eenenenneen eneen eeneeeneer eneen Á 1.1. Ondermijning en netwerken... nnnnnnnnenneneenneerenneen eneen sneren eneen Á 1.2. Historie en momentum ….….…. nnen venne eren ennen erenenereenenveeereenve evene re eneen D 1.3. Lange adem en steun … nnen enneerenennererenenneerenennnneenenveerevenveernvenneeen f 1.4. ‘Orkestreren’ … … nnen nenneererenneerenenneerenenereeeeenvervenenveerenenvervenenven eneen Ö 1.5. De regio Amsterdam-Amstelland … … … nnee neee enne erenenne eenen eenen Ö 1.6. Drugsgebruik en —economie…….....nnnn nnee vennen enne reenenveerenenve ereen neen 1Û 1.7. _ Tactische Stuurgroep en RIEC werkpraktijk; Richten en inrichten … ………….…. 10 1.8. _ Het RIEC-bureau nanne enneeneer sneren serene ennen ÎÎ 1.9. Mensen ….....nnnnnnennneerrenneeernennverenenneerrvenneerervenveeeenenneerevenveerevenveerevenv erven ÎÔ 1.10. Draagvlak, communicatie en verantwoording … … nnn ennenne ennen 13 1.11. _RIECG hoofd … nennen ennennneerenneen ennen ennennneen eneen eneen ennen ÎÀ 2. Aanleiding en inleiding van het onderzoek … nnen eneen enneneenenneeren 19 2.1. _ Aanleiding voor het onderzoek … … nnee eneererenneerenenneerenenneeere venen 1D 2.2. Doelstelling van het onderzoek, onderzoeksvragen en leeswijzer … … 15 2.3. Aanpak... ennnneenenneeeenenneeenennveernennenneenenneeeenennneernennveervennnnenennnennennn ÎF 3. Historische achtergrond en evaluatie … … unne enneerenennverenennveereeveeeeenenen 18 3.1. Oprichting, doelstelling en inrichting van het RIEC Amsterdam-Amstelland …. 18 3.1.1. Opgave, doelstelling en taakstelling … … … nnn nnee eneen eneen 19 3.1.2, Inrichting en aansturing … … nnen vennen en enneerenenervenene ree verve ee eneen 2 3.2. Behaalde resultaten en de waardering daarvan … nnen eneen 22 3.3. Enkele kanttekeningen ten aanzien van de waardering van resultaten … ……… 24 3.4. Landen in Amsterdam-Amstelland: een moeizame start … nne. 25 3.41. Regionale kenmerken: een grote stad met reeds ontwikkelde aanpakken van ondermijning … nnee vennen enneneenenneeervennennevennenervennnneenennenenennennnennnen 2D 3.4.2. Kenmerken van de opgave: het aanpakken van een ‘onzichtbaar’ probleem 26 3.4.3. Politiek-bestuurlijke opvattingen over het probleem … nnen 27 3.4.4. Prioritering … nonnen enneneerenneeernennverenennenerenenneervenveerenenneerrvenveeen nen Èf 3.5. Toenemende onvrede en afnemende investering in het RIEC AA: een neergaande spiraal … nnen neerenneeeenenneeeenenneeervennennnvvenneervenseneevennevernensennneennnen 20 3.6. Conclusie … nnn nnee eenen eneen eneeenneerenneenenneeeneerenernenernneer eneen enneenne ennen OO 4. Samenwerken in netwerkorganisaties: het RIEC AA langs de meetlat … … … … ……. 31 41. Een luchtfoto van het RIEC AA. Beschrijving van de huidige werkelijkheid … … 31 4.2. Recente ontwikkeling in het RIEC AA: vitaliserende krachten … … 31 RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 2 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES 4.3. Acht principes voor slagvaardig samenwerken in netwerkorganisaties … … … … 32 44. Conclusie nanne en ennerneerenneen anneer eneen eneen nnee eneen eneen ennen ÂÖ 5. Sleutels voor succes: inspiratie en ‘best practices’ van andere RIEC's … 48 5.1. Inleiding en samenvatting van de bevindingen … … nnn ennen enne neen 48 5.1.1. Samenwerken in een netwerk is altijd en overal moeilijk … … … … 48 5.1.2. Elk RIEC-bureau heeft moeite om in positie te komen … nn. 48 5.1.3. RIEC-bureaus verschillen in hun aanpak en kiezen een rol die past bij de lokale context … nnen eneen enneerenenneereneneeeeevenverren eneen enen rnenenvere evene ene ne ÂÖ 5.1.4. Een RIEC-hoofd is een schaap met minstens vijf poten … … … 50 5.1.5. Governance, afstemming en samenhang op strategisch niveau … … ……. 50 ZE | Referenties … nnen venneerenenneereneneereneneerevenveerenenvereeenenvervenenveee vennen enen rnennnenn OÔ Bijlage 1. Schematische samenvatting van hoofdstuk 3: RIEC AA langs de meetlat … …. 54 Bijlage 2. Uitwerking van hoofdstuk 5: Sleutels voor succes: inspiratie en ‘best practices’ van andere RIEC'S …………. nnen enneeeenenneeeenenneerenenneeneenenneeernenneeernenneeernennnnvenenn eer OÓ Herkenbare (opstart)problemen: de “RIEC-dynamiek” …… … nnen ennen eren DO Toegevoegde waarde creëren - het RIEC-netwerk draaiend krijgen en houden ………. 57 de randvoorwaarden creëren waaronder partners kunnen excelleren … … … 58 Procesoptimalisatie: de basis op orde … nnn ennenerv eneen eener ennen O2 Het RIEC-bureau: een ontkleurde gesprekspartner en ‘change-agent’ … … 65 Leren en innoveren ….…...….nnnnnnennnneerennnerenennenern erneer ennennenvennenervennevernennnvervennenenennne OD RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 3 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES 1. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 1.1. ONDERMIJNING EN NETWERKEN Ondermijning werkt in fluïde netwerken. De overheid moet daar effectieve en adaptieve netwerken tegenover kunnen zetten. Dat schuurt met de tradities van de overheid van optimalisatie in de eigen kolom: gezamenlijke doelstellingen leveren spanning op met de kpi's in het eigen managementcontract. Waarom is dat dan toch belangrijk en waardevol om te doen? Ondermijning is een breder vraagstuk dan georganiseerde criminaliteit alleen. Ondermijning ontstaat doordat georganiseerde criminaliteit zich manifesteert op verschillende manieren en plekken in de bovenwereld, met een ontwrichtende werking en -indien niet gestopt- met een duurzaam karakter. Dat is zorgelijk enerzijds en biedt kansen om daar gericht tegen op te treden anderzijds. Door verschillende organisaties en op verschillende manieren; repressief en/of door drempels op te werpen. En adaptief, want ondermijning manifesteert zich steeds op de zwakke plek en beweegt steeds mee met de interventies en maatregelen, zoekt de nieuwe zwakke plek. Het is dus zaak om dat snel te detecteren en daartegenop te treden. Samenwerking is daarvoor noodzakelijk; om kennis, informatie, bevoegdheden, handelingsareaal en uitvoeringskracht bij elkaar te brengen en te coördineren, zodat interventies elkaar versterken. Versterken natuurlijk in de eerste plaats, maar in ieder geval niet verzwakken of elkaar doorkruisen, door gebrek aan samenwerking. De gezamenlijke aanpak levert dan meer op dan de som der delen. Belangrijke notie is daarbij ‘samen is niet altijd iedereen’: soms één organisatie alleen, soms met Z'n tweeën en soms met Z'n allen. Maar wel altijd met tenminste kennisgeving vooraf en zoveel mogelijk in onderlinge afstemming, zodat organisaties elkaar nooit voor voldongen feiten of verrassingen plaatsen. Die aanpak(ken) orkestreren is een belangrijke voorwaarde voor succes. Dus naast de inhoudelijke vraagstukken m.b.t. aanpak van ondermijning, speelt de vraag hoe je het RIEC-samenwerkingsverband als een goed en effectief en adaptief netwerk laat functioneren en orkestreert. Welke inzichten, competenties en vaardigheden en procesorganisatie horen daarbij. En hoe krijg je die duurzaam getraind en geïncorporeerd. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 4 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES 1.2. HISTORIE EN MOMENTUM We stellen vast dat het RIEC een moeizame start heeft gehad in de regio Amsterdam- Amstelland, en dat zowel het ontwerp van de RIEC's; de geografische context en verhouding tussen deelnemende gemeenten; als het (politiek-bestuurlijk) krachtenveld, hebben geleid tot het onvoldoende op gang komen van (motivatie tot en investeringen in) integrale samenwerking tussen de partnerorganisaties op een wijze die kon leiden tot tevredenheid over de inspanningen en resultaten van het RIEC AA. Op basis van jaarverslagen kunnen we concluderen dat werkgroepen in het RIEC AA productief zijn geweest, en dat de resultaten feitelijk in lijn zijn met de doelstelling en taakstelling zoals geformuleerd in het Inrichtings- en Beheersplan (Capgemini, 2012). Niettemin is er sprake van onvrede bij de partnerorganisaties over de opbrengsten van samenwerking in het RIEC AA, en over het functioneren van het RIEC-samenwerkingsverband en het RIEC- bureau. Deze onvrede was aanleiding voor dit onderzoek. Veel RIEC's in Nederland hebben een lastige start gehad, een zoektocht naar onder meer rol, positionering en inpassing in de al bestaande structuren, naar toegevoegde waarde, doelen en resultaten. Evenzo kenden zij een periode van spanning rondom verwachte en daadwerkelijk geleverde resultaten. Daaraan gekoppeld was er discussie aangaande het realiteitsgehalte van de verwachte doelen en de mate waarin het RIEC- samenwerkingsverband en -bureau geëquipeerd waren om dat te kunnen leveren. En tenslotte leidde dat eigenlijk steeds tot een confrontatie met die werkelijkheid, binnen het RIEC-verband zelf - onvrede bij opdrachtgevers of een uit onvrede vertrekkende RIEC- manager- of een gebeurtenis in de buitenwereld - bijvoorbeeld de aanslag op het gemeentehuis in Waalre. Waarna de combinatie van zo'n interne en externe crisis het RIEC-verband veelal tot een doorstart brengt. In de regio Amsterdam-Amstelland zien we een vergelijkbaar beeld. We onderscheidden een aantal factoren die gezorgd hebben voor het moeizame landen en op gang komen van het RIEC in de regio Amsterdam-Amstelland. Geografische kenmerken van de regio: een grote stad met reeds ontwikkelde aanpakken van georganiseerde criminaliteit had geen behoefte aan het RIEC AA als coördinator van de integrale aanpak. Twee van de andere partners (OM en politie) keken met argwaan naar de komst van het RIEC als een “parallelle informatie-organisatie”. Dit leidde tot terughoudendheid bij in ieder geval drie van de hoofdrolspelers om te investeren in het RIEC. Verder speelt mee dat ondermijning moeilijk zichtbaar (te maken) is; dat de aard en omvang van ondermijning in de regio Amsterdam-Amstelland maar zeer ten dele in beeld was; dat de drugseconomie niet eenduidig (politiek-bestuurlijk) gedefinieerd was als een urgent probleem; en dat de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit ten tijde van de komst van het RIEC AA minder (bestuurlijke) prioritering had dan de aanpak van ‘high impact crime. MOMENTUM Ontwikkelingen in de context van het RIEC AA hebben bedoeld en onbedoeld bijgedragen aan het ontstaan van ‘momentum’ voor integrale samenwerking. Ondermijning is de laatste jaren sterker op de nationale agenda gekomen, en (daarmee) ook op de regionale en bestuurlijke agenda's van de partners in Amsterdam-Amstelland. Een aantal heftige uitingen van ondermijnende criminaliteit hebben de maatschappelijke urgentie van het probleem pijnlijk zichtbaar gemaakt (vergismoorden, de moord op een familielid van een kroongetuige, de moord op een advocaat, bedreigingen en handgranaten). Een kritisch rapport over de ernst en de aanpak van ondermijnende zware criminaliteit in de regio (Tops & Tromp, 2019), gemaakt in opdracht van de gemeente Amsterdam, had bestuurlijke impact en versterkte de prioritering van het onderwerp door het college en de driehoek van Amsterdam. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 5 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES Het verwerven van versterkingsgelden voor ondermijning door het RIEC AA in 2019 heeft het mogelijk gemaakt het (onderbemande) RIEC-bureau te versterken!, waarmee verbetering van de organisatie en de werkpraktijk van het RIEC AA ter hand is genomen, onder leiding van een interim-kwartiermaker, die eind 2019 het uit onvrede vertrokken hoofd opvolgde. Ontwikkelingen bij partnerorganisaties, zoals de NIBO-RIBO, waarmee de politie nationale en regionale informatiebeelden van ondermijning beschikbaar maakt, geven kansen voor het versterken van de intelligence positie van het RIEC AA. Er zijn op dit moment substantieel goede ontwikkelingen zichtbaar binnen het RIEC- samenwerkingsverband en —-bureau. De regio Amsterdam-Amstelland heeft echter nog niet de extra stap gemaakt die veel andere RIEC's al wel gemaakt hebben. Naar ons oordeel is er nu sprake van een bijzonder momentum. Door de hiervoor geschetste ontwikkelingen te combineren met de voelbare energie en met de recent ingezette impulsen ter versterking en verbetering, is er sprake van een uitgelezen kans. Een kans om de nieuwe vormen van samenwerking die de aanpak van ondermijning vraagt verder te brengen en daarmee het RIEC-samenwerkingsverband en -bureau duurzaam in staat te stellen te doen waar het voor bedoeld is. ONZE CONCLUSIES: e We zien -als gezegd- goede ontwikkelingen. Deze zijn waardevol en veelbelovend, maar ook nog pril en kwetsbaar. Het is belangrijk nu niet te snel tevreden te zijn. Interveniëren en samenwerken in RIEC verband vraagt om standvastig implementeren en borgen enerzijds en om continue aandacht, ondersteuning en ook bescherming anderzijds. e Van de opdrachtgevers, de Regionale Stuurgroep, vraagt dat met name ‘richten’; agenderen, doorgronden en beantwoorden van de vraag ‘waarom doen we dit’ en ‘begrijpen we de complexiteit van dit vraagstuk’, uitdragen van de antwoorden, zorgen voor commitment op de gekozen aanpak; de hoeder en het boegbeeld daarvan zijn en realiseren van de randvoorwaarden. e Vande Tactische Stuurgroep wordt zowel ‘richten’ als ‘inrichten’ gevraagd; inzetten en borgen van (nieuwe) aanpakken en tactieken en bijbehorende werkpraktijk en - processen, operationaliseren van doelen en beoogde resultaten. Om daarmee de RS te faciliteren en in positie te houden én om de werkgroepen en het RIEC-bureau in staat te stellen te excelleren. Voor de operationele medewerkers en managers en hun aanpak geldt vooral ‘verrichten’: maximaal gebruik maken van de nieuwe context, randvoorwaarden en werkprocessen, om in goede onderlinge samenwerking ondermijning en georganiseerde criminaliteit effectief te bestrijden. Leren samenwerken over de grenzen van het eigen domein heen, de taal van de ander leren begrijpen en spreken. En ook de aanpak uitdragen en verspreiden onder collega's die niet in het RIEC deelnemen Van alle leden van TS en RS mag ‘thuisfrontmanagement’ gevraagd worden, dus investeren in en borgen van draagvlak in de eigen organisatie voor het RIEC-samenwerkingsverband, voor de genomen besluiten en het bewaken dat opvolging gegeven wordt. In de volgende paragrafen werken we deze opgaven verder uit, en geven we onze aanbevelingen vanuit strategisch, tactisch en meer operationeel perspectief. 1 Alsmede de capaciteit bij de Amstelland gemeenten uit te breiden RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 6 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES 1.3. LANGE ADEM EN STEUN De aanpak van ondermijning is er een van lange adem en het RIEC- samenwerkingsverband heeft daartoe -als gezegd- langdurige strategische steun en sponsorship nodig van de Regionale Stuurgroep. Daarvoor is belangrijk: e Voldoende gedeelde probleemanalyse, -opvatting en -afbakening van het probleem van ondermijning en een beeld van het beoogde resultaat. Voldoende omdat dit beeld wellicht nooit 100% gedeeld zal zijn, maar de RS moet wel de plek, de gesprekstafel, zijn waar voortdurend organisatie-overstijgende en integrale keuzen gemaakt worden die het RIEC-netwerk in staat stellen haar opgave te kunnen uitvoeren. Stakeholder alignment is hier de sleutel. Daarvoor zal energie nodig zijn en voldoende tijd ingepland moeten worden. e _Urgentiegevoel en commitment; zowel op het fenomeen ondermijning zelf als op de randvoorwaarden om het aan te kunnen pakken. e Reserveren van tijd en energie is ook nodig voor ontdekken en leren. De voorgestane aanpak van ondermijning is een relatief nieuwe manier van samenwerken en vraagt om gezamenlijk ontdekken en leren. Het vraagt om inhoudelijk leren over ondermijning; hoe het werkt (oorzaak, gevolg en symptomen) en hoe de bestrijding ervan werkt (repressief en preventief). Dit aan de hand van overzicht en analyse, zoals bijvoorbeeld ondermijningsbeelden, casuïstiek (inhoud en aanpak) en evaluatie van interventies, eventueel aangevuld met andere vormen van (wetenschappelijk) onderzoek. Maar evenzeer leren over deze vorm van samenwerking in de praktijk; wat werkt wel en wat niet, waar zitten barrières, welke rol speelt de RS daar zelf in en wat staat de RS te doen om zaken vlot te trekken en de gezamenlijkheid steeds te versterken. Beide processen (inhoud en samenwerking) zijn nooit af en vragen voortdurend nieuwsgierigheid, aandacht en steun. e _Relatieopbouw en vertrouwen zijn belangrijk om te kunnen doen wat nodig is, samen te leren en de vraagstukken en dilemma's die op tafel komen, samen aan te kunnen pakken. e _ Vermogen en bereidheid tot schakelen in rollen en vaardigheden van de leden van de RS én van de driehoeksoverleggen in Amsterdam-Amstelland. Ook de driehoeksoverleggen omdat: e _De RS en de regionale driehoeken AA elkaar qua bemensing deels overlappen, maar vooral omdat besluiten van alle driehoeksoverleggen daar waar zij betrekking hebben op prioritering van aandachtsgebieden en de verdeling van schaarse (personele) capaciteit, rechtstreeks impact hebben op de ruimte en inzet vanuit de partnerorganisaties ten bate van het RIEC. Doel is de verschillende aanpakken (RIEC, andere al dan niet ondermijnings-programma’s en meer lokale keuzen) maximaal te verbinden en zo te voorkomen dat driehoeksoverleg- besluiten (onbedoeld) de RIEC AAnpak voor voldongen feiten stelt. Bewust wordt hier het woord ‘verbinden’ gebruikt, zoals hiervoor al werd gezegd, idee is niet om altijd alles samen te moeten doen. Dat zou blokkerend werken; integraal werken is niet altijd met Z'n allen samen acteren. Maar wel in verbinding en afstemming. Belangrijk is dat die driehoeks-besluiten -en m.n. de toewijzing van schaarse capaciteit- steeds goed afgestemd worden met de integrale aanpak van ondermijning, ook als het een beperktere, ogenschijnlijk afgebakende of ‘mono’ keuze lijkt. Dit vraagt van gezagsdragers te kunnen RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 7 VAN 66 WagenaarfHloes eee IRGANISATIEADVIES schakelen tussen enerzijds het gebruiken van hun gezagspositie en anderzijds gelijkwaardig samenwerken met netwerkpartners om de integrale aanpak te ‘sponsoren’ en het gedeelde belang te benadrukken en te dienen. VANUIT DE VOORGAANDE PUNTEN ZIJN ONZE AANBEVELINGEN: e _Expliciet aandacht te geven aan taakverdeling en afstemming tussen RS en driehoeksoverleggen; e _ Vaker dan nu gebruikelijk RS-bijeenkomsten te beleggen en/of e _ondermijningsaandachtspunten te agenderen op de driehoeksoverleggen en/of e _met regelmaat bij de driehoekvergaderingen het hoofd RIEC en andere betrokken RS leden uit te nodigen. DAARNAAST: e _Expliciet aandacht te besteden aan een gezamenlijke opvatting over rol en bijdrage van de RS, evenals aan ‘relatievorming en vertrouwen’, elkaar (beter) leren kennen; en de agendering, gewenste frequentie en beschikbare tijd voor overleg hiermee in overeenstemming te brengen; e _Expliciet aandacht te besteden aan het agenderen van en hoe vorm te geven aan stelselmatig ‘samen ontdekken en leren’ De RS heeft in die zin én een belangrijke rol in het ‘richten’ van het RIEC- samenwerkingsverband én in het nader ‘inrichten’ van eigen rol en team. 1.4. ‘ORKESTREREN De aanpak van ondermijning kent verschillende invalshoeken, vormgegeven in programma’s en samenwerkingsverbanden. Naast de (strafrechtelijke en fiscale) aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, is dat ook het versterken van de bestuurlijke weerbaarheid en het tegengaan van ongewenste sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in de betrokken gemeenten, tot op het niveau van wijken en buurten, bijv. het ‘doorgroeiers’-vraagstuk. In 2018 heeft de regionale stuurgroep besloten meer richting en samenhang aan te brengen in de gezamenlijke aanpak door het benoemen van de ondermijnende effecten van drugshandel als centraal thema. Dit kader heeft een impuls gegeven aan de inhoudelijke richting in het RIEC AA. De hoofddoelstelling is geoperationaliseerd in drie versterkingslijnen (verstoren criminele geldstromen; aanpakken criminele dienstverleners en ondernemers; aanpakken doorgroeiers en recruteringsprocessen). Naast inhoudelijke focus binnen het RIEC AA wordt ook gewerkt aan meer verbinding met hoofdstedelijke programma’s?, diensten (OOV) en andere samenwerkingsverbanden (zoals het AcVZ* dat de versterkingslijn Doorgroeiers vanuit de persoonsgerichte aanpak voor haar rekening neemt). Samenhang en systematische samenwerking tussen het RIEC en programma's en samenwerkingsverbanden die aanverwante thema's bestrijken, is echter nog geen realiteit. Deze situatie vormt een risico. Want hoe mooi of veelbelovend de verschillende aanpakken op zichzelf oprecht ook zijn, om duurzaam resultaat te bereiken hebben ze elkaar nodig. Simpel gezegd, partners hebben elkaars bevoegdheden, competenties of informatie nodig, juist óm die aanpak te doen slagen óf om de aanpak van de ander niet onbedoeld te doorkruisen en ? De Weerbare stad; Weerbare wijken, weerbare mensen. 3 Actiecentrum Veiligheid en Zorg RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 8 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES daarmee te verzwakken. En tenslotte kunnen onbedoelde wrijvingen, veroorzaakt door gebrek aan coördinatie en daardoor niet tijdig geziene raakvlakken of belangentegenstellingen, de beoogde samenwerking(ssfeer) verzieken. Dit gegeven leidt tot een bijzonder punt van aandacht in de strategische sturing van de aanpak van ondermijning, en in het kader van dit onderzoek van het RIEC- samenwerkingsverband in het bijzonder. Namelijk, op welke wijze wordt in de regio AA het totaal van de programma's en samenwerkingsverbanden m.b.t. ondermijning bestuurd en gecoördineerd. Naar ons oordeel is het nodig hier expliciet bij stil te staan. Versterking van samenhang en systematische samenwerking tussen het RIEC AA en programma’s en samenwerkingsverbanden die aanverwante thema’s bestrijken, is nodig. ÓNZE AANBEVELING: e Spreek expliciet af op welke wijze in de regio AA het totaal van de programma’s en samenwerkingsverbanden m.b.t. ondermijning bestuurd en gecoördineerd wordt. Zodanig dat wel de nodige flexibiliteit en ruimte om snel te reageren op ontwikkelingen blijft. In TS en RS zijn alle deelnemende organisaties vertegenwoordigd. Daar ligt een solide basis. Een nieuw gremium instellen en/of een aparte manager aanstellen, zou contraproductief zijn vanwege de extra afstemming en hiërarchie die niet past bij de aard van netwerksamenwerking. Zoek het in de eigen bestaande context. Vul als RS de overall coördinerende rol sterker in, te denken valt bijvoorbeeld aan de variant om één van de leden primus interparis te maken met dit taakaccent. Om namens de RS de genoemde samenhang en samenwerking te stimuleren en faciliteren en anderzijds te markeren en te escaleren als één van de organisaties respectievelijk programma's of verbanden (te veel) de eigen weg gaat. Uiteraard bedoelen wij hier niet dat de RS of primus interparis de taak van de TS of de dagelijkse aansturing overneemt van de verantwoordelijke functionarissen voor de programma’s en samenwerkingsverbanden. Naarmate de overall coördinatie beter loopt en de richting duidelijker is, kunnen TS en genoemde functionarissen met mandaat zelf de goede dingen, goed doen. Alle RIEC’s staan voor deze vraag. Aanbevelenswaardig is om bij andere RIEC's te kijken hoe zij samenhang en afstemming tussen programma's en samenwerkingsverbanden ingevuld hebben, niet om te kopiëren maar om van te leren. Zuid-Nederland bijvoorbeeld kent ‘de Taskforce variant’ en Midden-Nederland ‘de Veiligheidscoalitie’. 1.5. DE REGIO AMSTERDAM-AMSTELLAND De regio Amsterdam-Amstelland en het RIEC-samenwerkingsverband bestaat uit zes gemeenten; één heel grote stad en vijf kleinere, in omvang variërende gemeenten. Gezien die verschillen in omvang en de geografische en bestuurlijke dominantie van de gemeente Amsterdam, moest en moet een modus gevonden worden om een gelijkwaardige relatie en samenwerking te creëren en onderhouden. Uit de interviews komt het beeld naar voren dat dat op het ene moment beter lukt dan op het andere. En tegelijkertijd dat alle betrokkenen zich daar goed van bewust zijn en daar op dit moment gericht aan werken. Alle partners in het RIEC-verband hebben elkaar nodig, even zozeer de deelnemende gemeenten. Ondermijning kan overal de kop opsteken, het is niet voorbehouden aan de (heel) grote stad. Het zoekt gewoon een gelegenheid. Tegelijkertijd kunnen de schaalverschillen tussen de gemeenten onbedoeld of ongemerkt de samenwerking onder druk zetten. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 9 VAN 66 WagenaarfHloes eee IRGANISATIEADVIES ONZE AANBEVELING: e _Bevorder de samenwerking tussen alle partners, maar zeker die tussen de gemeenten, actief en wees voortdurend alert op die onbewuste acties met die onbedoelde belemmerende uitwerking op de samenwerking, en onderzoek met regelmaat expliciet of het nog steeds ‘helemaal samen is’. 1.6. DRUGSGEBRUIK EN —-ECONOMIE Het huidige gebrek aan (politiek-bestuurlijke) consensus over de duiding van drugsgebruik en -handel in Amsterdam-Amstelland belemmert overeenstemming over wat er precies aangepakt moet worden en op welke wijze. De werkelijkheid van de tolerante stad* en (nationale) gedoogbeleid en -cultuur voor drugsgebruik staan op onderdelen op gespannen voet met optreden tegen drugsgebruik. Tegelijk zijn de ondermijnende effecten van drugshandel tastbaar: de verlokkingen van een carrière in de misdaad met name in kwetsbare wijken (doorgroeiers); de verwevenheid met allerlei branches in de bovenwereld (vastgoed, horeca, coffeeshops); en het excessieve geweld. Dit wordt als maatschappelijk en politiek ontoelaatbaar gezien door alle gezaghebbenden in het RIEC AA. Hoe te strijden tegen drugshandel en de drugseconomie en dit tegelijkertijd te rijmen met liberale opvattingen over drugsgebruik, is nog geen uitgemaakte zaak. Hoe dit debat precies doorwerkt in de (organisatie van de) aanpak van ondermijning is voor ons op dit moment een moeilijk te beantwoorden vraag, de geïnterviewden hadden daar verschillende duidingen bij, maar rode draad was wel dat het (zeker ook voor het denken over en richten van de aanpak van ondermijning) een relevant debat is dat verdient ‘afgemaakt te worden’. ONZE AANBEVELING: e _ Zorg voor sterke politiek-bestuurlijke synchronisatie n Amsterdam-Amstelland in opvattingen over en benaderingen van drugshandel en ondermijning enerzijds en drugsgebruik anderzijds. Dit is nodig om het optreden tegen ondermijning in het RIEC-samenwerkingsverband consistenter en daarmee effectiever te maken. 1.7. TACTISCHE STUURGROEP EN RIEC WERKPRAKTIJK; RICHTEN EN INRICHTEN De Tactische Stuurgroep (verder TS) en het RIEC-bureau maken mooie stappen, m.b.t. samenwerken en relatievorming, heldere ideeën en eerste stappen m.b.t. inrichting van een consistente werkpraktijk en ‘productlijn’. Dat resulteert in voor ons waarneembaar meer energie, verbinding en vertrouwen binnen de TS en het RIEC-bureau en evenzo ook tussen TS- en RS-leden binnen de betrokken organisaties. Geïnterviewde RS-leden nemen deze ontwikkelingen ook waar en waarderen dit positief. Geïnterviewde werkgroepvoorzitters zijn (nog) wisselend op de hoogte van de aanstaande hervorming van werkgroepen naar projectgroepen, maar herkennen zeker de recente vitalisering in het RIEC AA, de toegenomen focus, en rapporteren (en waarderen) toenemend contact met RS- en TS-leden in de eigen organisatie. 1 Met name voor de gemeente Amsterdam, in de Amstelland-gemeenten speelt die ‘tolerantie’ minder en zijn ook de problemen rond drugsgebruik anders (bv geen coffeeshops) RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 10 VAN 66 WagenaarHloes eee IRGANISATIEADVIES Belangrijk is nu om door te gaan op de ingeslagen weg en ideeën en voornemens concreet uit te werken en te implementeren, bijvoorbeeld de relatie tussen de TS en de te vormen projectgroepen (voorheen werkgroepen) en de implementatie van het Operationeel Coördinerend Overleg. Maar ook om een heldere mandatering van RS aan de TS af te spreken. Belangrijk is ook om door te gaan met hervormen van de nieuwe werkpraktijk en -processen, en dit daarna goed te borgen. Er is merkbaar behoefte bij de TS om het nu niet meer het over governance en procesinrichting te hebben en vol voor de inhoud van het werk te gaan. Begrijpelijk, maar het nu zorgvuldig en goed implementeren van werkpraktijk en -processen, maakt uiteindelijk ruimte vrij voor doe-kracht op de inhoud, dus doorzetten en afmaken is nu het parool. De werkgroepen hebben de afgelopen jaren veel casussen behandeld en productie geleverd, relaties en vertrouwen opgebouwd en zo een (deels eigen) werkpraktijk opgebouwd. Het gebrek aan afstemming met en sturing op de (opdrachten en doelen van de) werkgroepen van de afgelopen jaren, vraagt nu om richten en inrichten. ‘Richten’ om te komen tot goed afgestemde en gedeelde thema’s, doelen en beoogde resultaten van de werkgroepen. ‘Inrichten’ om te komen tot heldere afstemmingsprocessen en communicatie en een goede flow van informatie tussen werkgroepen onderling, met de TS en met de omgeving. Ook inrichten van een ordelijke rapportage- en verantwoordingslijn horen daarbij. Uitdaging is om dat zo te doen dat de opgebouwde energie, relatie en vertrouwen evenals de nodige regelruimte en autonomie behouden blijft, terwijl de vrijblijvendheid tegelijkertijd afgebouwd wordt. Dit zal wellicht op momenten spanning en weerstand oproepen, maar is naar ons oordeel een noodzakelijke interventie. Een heldere en voorspelbare werkpraktijk met dito opbrengsten en resultaten is nu nodig, vanuit de inhoudelijke opdracht én om na moeilijke achterliggende jaren het vertrouwen in de aanpak terug te winnen en ook te borgen. Dit alles kent een positieve toonzetting en flow. Echter goed om te markeren: het is nog pril en nu ook nog sterk afhankelijk van de inzet van een aantal sleutelpersonen, niet in de laatste plaats het interim RIEC-hoofd. Als gezegd, implementatieproces nu zorgvuldig afmaken en borgen, evenals continuïteit in bemensing van de TS en oprechte belangstelling en steun van de RS zijn belangrijke voorwaarden. ONZE AANBEVELINGEN: e Er worden binnen het RIEC-verband mooie en belangrijke stappen gezet in het inrichten van werkpraktijk en —processen. Belangrijk is nu om door te gaan op de ingeslagen weg en ideeën en voornemens concreet uit te werken, te implementeren en te borgen en dit inrichtingsproces écht af te maken. e Evenzo om te komen tot een heldere sturingsrelatie tussen TS en de projectgroepen (voorheen werkgroepen), resulterend in goed afgestemde en gedeelde thema’s, doelen en beoogde resultaten van de projectgroepen. Uitdaging is om dat zo te doen dat de opgebouwde energie, relatie en vertrouwen evenals de nodige regelruimte en autonomie behouden blijven, terwijl de vrijblijvendheid tegelijkertijd afgebouwd wordt. 1.8. HET RIEC-BUREAU Het RIEC-bureau heeft een centrale en cruciale rol in het RIEC-netwerk: zorgen dat de partners het oog op de bal houden en samen scoren. Het RIEC-bureau heeft bij uitstek de ‘ontkleurde’ positie om de partners te laten excelleren in de integrale samenwerking. Die rol heeft ze tot op heden onvoldoende naar eigen tevredenheid en naar tevredenheid van RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 11 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES de partners/ opdrachtgevers kunnen vervullen. De taken van het RIEC-bureau zijn tweeledig: het opbouwen van ervaring, expertise en intelligence, zowel inhoudelijk (ten aanzien van het probleem van ondermijning) als procesmatig (bevorderen en faciliteren van de integrale samenwerking). En het leveren van concrete producten, die op hun beurt weer bijdragen aan beide taken; de concrete aanpak van ondermijning ondersteunen en faciliteren (bijv. OCO en actuele en toegankelijke ondermijningsbeelden; regionaal en stadsdeel/gemeente) en bevorderen van de samenwerking (denk hierbij aan goed accountmanagement, goede facilitering TS en RS-bijeenkomsten en heldere rol richting stuurgroepen). De in het RIEC voorgestane investeringen in de governance en de werkpraktijk zullen zowel de strategische positionering als de coördinerende functie van het RIEC-bureau ten goede komen. Een strategisch opererend RIEC-hoofd, die het RIEC-bureau op de gekozen koers houdt, helpt daarbij. In het verleden/tot op heden heeft het RIEC-bureau (en daarmee het netwerk) last gehad van onvoldoende helderheid over de doelstelling van het RIEC en de plaats van het RIEC-bureau daarin. Ook bij RIEC’s in andere regio's zagen we dat het tijd kost voor het RIEC-bureau om in positie te komen: verwerven van geleend gezag; het opbouwen van ervaring, expertise en intelligence; het bouwen van vertrouwensrelaties met alle partners: dit alles is essentieel voor het slagen van het RIEC en vraagt om voortdurende inspanning van alle RIEC-bureaus en wilskracht bij de partners. ONZE AANBEVELINGEN: e _ Naarmate de governance en werkpraktijk in het RIEC AA beter op orde zijn, zoals in het RIEC AA op dit moment de volle aandacht heeft, zal het RIEC-bureau zich beter en explicieter kunnen richten op de taken die haar meerwaarde bepalen. Zaak dus om hiermee door te gaan en de basis op orde te krijgen; als de ‘blauwe’ kant van het RIEC-bureau op orde is geeft dit ruimte om het bureau steviger te richten op haar kerntaken. Sterke(re) afbakening en rolneming van het RIEC-bureau is tevens een opdracht voor het RIEC-hoofd; positie en koers kiezen en dat echt langere tijd volhouden. e _Om haar meerwaarde in het netwerk te kunnen verzilveren heeft het RIEC-bureau het ‘geleend gezag’ nodig van de partners. Dit gezag opbouwen is tweerichtingsverkeer: de partners dienen het bureau dit gezag toe te kennen, het RIEC-bureau kan sterker over het voetlicht brengen welke bijdrage ze levert aan de integrale aanpak, en wat dit de partners oplevert. Ervaringen bij RIEC'’s in andere regio’s leveren suggesties hoe het RIEC-bureau dit kan doen: Geef continu zicht op en inzicht in de ontwikkeling van ondermijning; voer steeds het gesprek hierover, met name ook met de gemeenten/ stadsdelen; Kiezen voor en-en benaderingen: een vraaggerichte aanpak (dienstbaarheid aan de partners) in combinatie met het leveren van informatieproducten; in evenwicht en verband brengen van casusaanpak en fenomeenaanpak. Sterke betrokkenheid bij de uitvoering geeft draagvlak bij de partners en verbetert de informatiepositie van het RIEC. Bv werken in integrale analyse- en interventieteams; onderscheiden front- en backoffice functie van het RIEC-bureau. Bijdragen aan leren en innoveren in het netwerk; bewustwordings-sessies, juridisch spreekuur, coaching en advisering van de partners. Goed ophalen wat nodig is en daarop RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 12 VAN 66 WagenaarHloes eee IRGANISATIEADVIES inspelen. Tegelijkertijd tevens een actieve rol nemen, ook voorstellen doen waar iets niet gevraagd wordt, maar wat wel nodig is … ‘luis in de pels zijn op blinde vlekken’. Hou hierbij steeds het hoogste doel van het RIEC-bureau voor ogen; het bevorderen en mogelijk maken van effectief optreden door het samenwerkingsverband. Uitvoerende activiteiten en het opleveren van producten is daarin belangrijk, maar mag niet het zicht op het hogere doel van de samenwerking wegnemen, het moet daar steeds gerelateerd en dienstbaar aan zijn. Hoe goed het RIEC-bureau het wellicht ook kan, blijf kritisch kiezen welke taken je zelf als bureau uitvoert en welke je bewust bij de partners laat; het mag nooit de partners ‘ontslaan’ van hun eigen verantwoordelijkheden. Het RIEC-bureau in Amsterdam-Amstelland vervult veel van de bovenstaande functies op dit moment, met gemotiveerde en gekwalificeerde medewerkers, onder leiding van een kundig interim RIEC-hoofd. De bezetting, kwaliteit en continuïteit van het RIEC-bureau en -hoofd zijn op dit moment wel kwetsbaar. Voor het garanderen van de kwaliteit en continuïteit van het RIEC-bureau op langere termijn zijn investeringen in mensen en systemen noodzakelijk. Op dit moment wordt de communicatie en ICT bij het RIEC- bureau ingericht. ONZE AANBEVELING: e _ Voorzien in vaste aanstellingen, marktconforme salariëring, opleiding en ontwikkeling van medewerkers en een capabel en kundig RIEC-hoofd is een voorwaarde om het RIEC-bureau, en daarmee het netwerk, blijvend te laten excelleren. Onderzoek de beste vorm om langdurige en/of vaste plaatsingen mogelijk te maken; opname bij één van de partners in de vaste formatie of een RIEC-bureau met eigen rechtspersoonlijkheid. Kijk hiervoor bij andere RIEC’s; beide varianten komen voor. Eigen rechtspersoonlijkheid bijvoorbeeld in Zuid -Nederland. 1.9. MENSEN Voor alle verbanden; RS, TS, werkgroepen en RIEC-bureau geldt dat continuïteit van personele bezetting cruciaal is. Team- en relatievorming, ontwikkeling van kennis en handelingsrepertoire en collectief geheugen zijn daarbij sleutels. Alle betrokkenen zijn samen bezig te ontdekken, leren, met vallen en opstaan, en te ontwikkelen. Zowel op de inhoud van ondermijning als hoe nieuwe samenwerkingsverbanden en -vormen werken. Het is belangrijk dat betrokkenen daar langere tijd samen aan kunnen werken, zonder dat er voortdurend wissels zijn. Los nog van relatievorming en vertrouwen, is langer samen optrekken ook een belangrijke randvoorwaarde om samen te kunnen leren, ontwikkelen en echt afmaken van nieuwe interventies en tactieken. Elkaars context leren kennen en taal leren spreken. Dat is waar het nu echt om gaat, een nieuwe werkpraktijk grondvesten en daar mensen goed voor in positie brengen is daar een essentiële sleutel in. ONZE AANBEVELING: e _ Continuïteit van personele bezetting binnen alle onderdelen van het RIEC- samenwerkingsverband bevorderen en mogelijk maken. 1.10. DRAAGVLAK, COMMUNICATIE EN VERANTWOORDING RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 13 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES Ondermijning als geheel is moeilijk zichtbaar te maken, sommige uitingen springen natuurlijk sterk in het oog, met name als het gewelddadige uitingen zijn, maar het gehele patroon zeker niet. Om draagvlak te krijgen en behouden voor de aanpak van ondermijning, geldt dat zowel binnen het RIEC-samenwerkingsverband, als binnen de betrokken organisaties als in de omgeving; bewoners, bedrijven en maatschappelijke instellingen, een realistische informatiepositie en beeldvorming nodig is. Dit zowel over de impact en effecten van ondermijning als over het belang en de aanpak van het bestrijden daarvan, ONZE AANBEVELING: e Een adequate communicatiestrategie ontwikkelen en inzetten; gericht op ‘binnen’ en ‘buiten’. En ook de verantwoordingslijnen zo in te richten en te benutten, dat naast de vereiste kwantitatieve gegevens, de onderliggende doelen en waarden goed over het voetlicht komen; daarvoor is naar ons oordeel de ingezette lijn ‘rijker verantwoorden’ een interessante ontwikkeling om verder uit te werken. 1.11. RIEC HOOFD De functie van Hoofd RIEC is op dit moment tijdelijk ingevuld, de werving voor een vast te plaatsen hoofd zal binnenkort aanvangen. De functie van hoofd RIEC is een bijzondere. Aangezien van het RIEC-verband zowel een sterke inhoudelijke bijdrage verwacht wordt met betrekking tot bestrijding van ondermijning, evenals impulsen voor betere en nieuwe vormen van samenwerking, wordt hier een schaap met vijf poten gezocht. Zeker in de fase waarin het RIEC AA zich nu bevindt en de stappen die nog te zetten zijn. ONZE AANBEVELING: e _Verleen veel zorg aan de werving en selectie van het nieuwe hoofd RIEC. Daarvoor een profiel opstellen met daarin opgenomen zowel het vermogen om bestuurlijk- strategisch te kunnen handelen, netwerken, draagvlakversterking enz. als verstand te hebben van de tactisch-inhoudelijke en innovatieve kant van de aanpak van ondermijning. Als ook verbindend te zijn en in staat het RIEC-bureau tot een hecht en duurzaam team te smeden. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 14 VAN 66 WagenaarfHloes eee IRGANISATIEADVIES 2. AANLEIDING EN INLEIDING VAN HET ONDERZOEK 2.1. AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK Aanleiding voor dit onderzoek was onvrede bij de Regionale en Tactische Stuurgroep van het RIEC Amsterdam-Amstelland over de mate, aard en opbrengsten van de integrale samenwerking, die met het RIEC AA beoogd wordt. Het onderzoek past in een serie van initiatieven die het RIEC AA ondernomen heeft om haar slagkracht te verbeteren. In 2019 werd het uit onvrede vertrokken voormalige RIEC-hoofd opgevolgd door een interim kwartiermaker, die als opdracht kreeg de verworven versterkingsgelden in te zetten ter versterking van het RIEC AA en het RIEC-bureau. Het onderzoek heeft parallel gelopen aan de (aanstaande en huidige) implementatie van initiatieven in het RIEC AA ter versterking van de governance en werkprocessen in het RIEC AA en het RIEC-bureau. In dit rapport doen wij waar relevant melding van reeds ingezette veranderingen en verbeteringen. Het doel van het onderzoek is ook voorzien in informatie op grond waarvan toekomstige beslissingen genomen kunnen worden. Half januari nam WagenaarHoes de opdracht aan dit onderzoek uit te voeren en te voorzien in: a) een (bondige) evaluatie en terugblik op de acht jaar waarin het RIEC AA bestaat; b) een ‘momentopname’ van het functioneren van het huidige RIEC AA, en c) een inventarisatie van de werkwijzen van RIEC'’s in andere regio’s; met als uiteindelijk doel aangrijpingspunten te identificeren waarmee het RIEC AA haar slagkracht de komende jaren (verder) kan verbeteren. 2,2. DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK, ONDERZOEKSVRAGEN EN LEESWIJZER Met dit onderzoek is beoogd een onafhankelijke indruk te verkrijgen van het functioneren van het RIECS in de regio Amsterdam-Amstelland, met als voornaamste partners de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn, Politie-Eenheid Amsterdam, het Parket Amsterdam van het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst, vestiging Amsterdam®. Daarnaast geeft dit rapport een indruk van het functioneren van het RIEC-bureau, als aanjager en coördinator van samenwerking tussen de RIEC-partners. In hoofdstuk 1 vatten we, ten behoeve van de leesbaarheid voorafgaand aan de inhoudelijke hoofdstukken, de conclusies uit het onderzoek op hoofdlijnen samen en formuleren we een aantal aanbevelingen. e Welke kwaliteiten en succesfactoren identificeren we in het huidige RIEC AA en het RIEC-bureau? Welke kwetsbaarheden zien we? e Welke aangrijpingspunten zien we ter versterking of verbetering van de effectiviteit van het RIEC AA samenwerkingsverband en van het RIEC-bureau? 5 Regionaal Informatie en Expertise Centrum, vanaf nu af te korten tot RIEC. ê De overige (landelijk) deelnemende partnerorganisaties van het RIEC AA zijn: Douane, FIOD, Inspectie SZW, Koninklijke Marechaussee, IND en UWV RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 15 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES e _Op welke wijze kan de RIEC AAnpak in de regio Amsterdam-Amstelland verduurzaamd worden, waarbij de specifieke context van de stad Amsterdam en de regio Amstelland in ogenschouw wordt genomen? In hoofdstuk 3 gaan we in op de ontstaansgeschiedenis van het RIEC in de regio Amsterdam-Amstelland, en vormen we een beeld van factoren in de toenmalige context die effect hebben gehad op de manier waarop het RIEC-samenwerkingsverband en RIEC-bureau (vanaf de oprichting in 2013) gewaardeerd zijn door de partners. Concreet beantwoorden we de volgende onderzoeksvragen: e Wat waren de aanvankelijke doelstellingen van het RIEC AA, wat was de geformuleerde opgave en gekozen wijze van organiseren? e In hoeverre en op welke wijze heeft het RIEC AA haar doelstellingen gerealiseerd? Welke zichtbare of meetbare resultaten zijn behaald? e Welke factoren in de context en het krachtenveld waarin het RIEC AA is opgericht zijn aanwijsbaar als oorzaak van de onvrede over de opbrengst en het functioneren van het RIEC AA samenwerkingsverband en het RIEC-bureau, die aanleiding was voor dit onderzoek”? In hoofdstuk 4maken we de balans op van het functioneren van het huidige RIEC AA, bezien door de ogen van huidige betrokkenen (januari-april 2020). Hoe doeltreffend en doelgericht functioneert het netwerk op dit moment, volgens betrokkenen op strategisch, tactisch en operationeel niveau, medewerkers en (interim)hoofd van het huidige RIEC- bureau? We beantwoorden de volgende onderzoeksvragen: e Welke factoren in de huidige constellatie van het RIEC-bureau en het RIEC- samenwerkingsverband dragen bij aan de effectiviteit van de integrale aanpak van ondermijning? e _ Welke factoren hinderen die effectiviteit? Hierbij gaat het om factoren binnen het RIEC-bureau en binnen de partner-organisaties; om factoren die spelen tussen de partnerorganisaties; en factoren die spelen in het bestuurlijk-ambtelijk krachtenveld. Voor het beantwoorden van deze vragen gebruiken we als ordeningskader de 8 principes voor slagvaardige samenwerking in netwerkorganisaties (Boutellier & Broekhuizen, 2016). Bij elk principe formuleren we een kans en een bedreiging voor het effectief functioneren van het huidige RIEC AA. In hoofdstuk 5 rapporteren we de werkbezoeken die we brachten aan RIEC's in andere regio’s van Nederland? en beantwoorden we de volgende onderzoeksvragen: e Welke verschillen en overeenkomsten zien we in de opstartfase en het huidige functioneren van andere RIEC's en het RIEC AA? e _ Wat zijn lessen die het RIEC AA kan trekken uit de aanpak van RIEC's in andere regio's in Nederland, met betrekking tot de governance, inrichting en uitvoering van de integrale aanpak”? e Welke overeenkomsten en verschillen bestaan er tussen het RIEC AA en RIEC's in andere regio’s die in overweging genomen kunnen worden voor het versterken van het RIEC AA? 7 Door de beperkingen tijdens de Corona-crisis zijn de fysieke werkbezoeken uitgesteld, en vervangen door telefonische interviews met de hoofden van RIEC’s in andere regio’s RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 16 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES 2.3. AANPAK Voor dit onderzoek spraken wij tussen 15 februari en 4 mei 2020 in totaal 32 betrokkenen van het RIEC AA. We interviewden vrijwel de voltallige Regionale Stuurgroep®; de Tactische Stuurgroep; het interim-hoofd, analisten, accountmanagers, de informatie- en netwerkbeheerder en beleidsmedewerker van het RIEC-bureau; (voormalig en huidige) werkgroepvoorzitters en werkgroepleden; en twee voormalige hoofden van het RIEC AA. Ten behoeve van hoofdstuk 5 spraken wij met de (in 1 geval plaatsvervangend) hoofden? van RIEC’s in andere regio's. Met elke geïnterviewde spraken wij minstens een uur, maximaal anderhalf uur, aanvankelijk op locatie, en na 15 maart per (beeld)telefoon. De informatie uit de interviews was onze voornaamste bron van informatie, voor de rapportage aangevuld met documentatie die ons door het RIEC AA verstrekt is, openbare rapporten, verslagen en (wetenschappelijke) literatuur. Een conceptversie van het rapport is voorgelegd ter toetsing en validering aan de opdrachtgevers en een aantal van de geïnterviewden. Wij danken alle geïnterviewden voor hun bereidwilligheid en tijd om met ons te spreken, en een aantal van hen voor hun feedback op conceptversies van dit rapport. ê Met uitzondering van Mevrouw Halsema, de burgemeester van Amsterdam en voorzitter van de Regionale Stuurgroep, die vanwege de Corona-crisis de afspraak annuleerde. ° Bij het Taskforce RIEC Brabant-Zeeland interviewden we de regionaal programmaleider Oost-Brabant RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 17 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES 3. HISTORISCHE ACHTERGROND EN EVALUATIE “Een georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit” In dit hoofdstuk gaan we in op de ontstaansgeschiedenis van het RIEC in de regio Amsterdam-Amstelland, en factoren in de toenmalige context die effect hebben gehad op de manier waarop het RIEC-samenwerkingsverband en RIEC-bureau (vanaf de oprichting in 2013 tot op heden) gewaardeerd zijn door de partners. We beschrijven achtereenvolgens de aanvankelijke doelstellingen, opgave en wijze van organiseren van het RIEC AA; de behaalde resultaten en hoe deze resultaten te waarderen; en effecten van de ontstaansgeschiedenis en toenmalige context op het huidige (waarderen van het) functioneren van het RIEC AA en RIEC-bureau. 3.1. OPRICHTING, DOELSTELLING EN INRICHTING VAN HET RIEC AMSTERDAM- AMSTELLAND10 In 2008 startte het landelijke actieprogramma “Bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad” met als doel het voorkomen en bestrijden van georganiseerde misdaad door het openbaar bestuur (Ministerie van Justitie, 2007). In datzelfde jaar begon een pilot met RIEC's (Regionale Informatie- en Expertise Centra) en het LIEC (Landelijke Informatie en Expertise Centrum) ten behoeve van een ‘pragmatische aanpak’ van ondermijning (Ministerie van Justitie, 2007). Per 1 januari 2012 werd de rijksbijdrage aan LIEC en RIEC'’s structureel gemaakt (voor 2012-2013), en begon de ontwikkeling naar een permanente voorziening. Vanaf 2012 werd begonnen met de inrichting van het huidige RIEC Amsterdam- Amstelland!*. Op 1 januari 2013 ondertekende toenmalig burgemeester Van der Laan van Amsterdam het convenant'? waarmee het RIEC AA een feit werd. In de indeling van de RIEC’s werd de indeling van politieregio's en arrondissementen gevolgd. Met de komst van de Nationale Politie ontstonden er zo twee RIEC's uit de eerdere RIEC-knooppunten Amsterdam, Haarlem, Zaanstad en Alkmaar: Noord-Holland en Amsterdam-Amstelland. Vanaf dat moment was het RIEC AA een samenwerkingsverband tussen de Politie Amsterdam-Amstelland, het Parket Amsterdam van het Openbaar Ministerie, de Rijksbelastingdienst vestigingen Amsterdam en Holland-Midden en de gemeenten in de regio: Amsterdam (inclusief de zeven stadsdelen), Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. 10 De informatie in dit hoofdstuk over de oprichting en inrichting van het RIEC AA is afkomstig van: Nooteboom, P. & van Bennekom, N. (2012) Beslisdocument Inrichting en Beheer RIEC Amsterdam-Amstelland. Capgemini Consulting 11 Vanaf hier afgekort tot de gangbare benaming RIEC AA. 12 Voluit: Convenant ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordeling. Zie voor de versie van 2014: https://www.riec.nl/documenten/convenanten/2014/09/01/convenant-tbv-bestuurlijke-en-geintegreerde-aanpak- georganiseerde-criminaliteit RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 18 VAN 66 WagenaarHloes eee IRGANISATIEADVIES 3.1.1. OPGAVE, DOELSTELLING EN TAAKSTELLING Het RIEC-convenant dat op 1 januari 2013 ondertekend werd door de partners van het RIEC AA, noemt als bestaansreden voor het RIEC (en landelijk koepel-orgaan LIEC'®) dat voor “een krachtiger aanpak van de georganiseerde criminaliteit een steviger geïntegreerde aanpak van het OM, de politie, het lokaal bestuur, de Belastingdienst en andere betrokken organisaties [….] noodzakelijk is” (Convenant, 2013). Volgens het Beslisdocument Inrichting en Beheer RIEC Amsterdam-Amstelland kent het RIEC AA als opgave “een georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit” realiseren (Capgemini, 2012). Doelstelling van het RIEC AA bij oprichting was, op lokaal niveau invulling geven aan: e Een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit door naast het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele daders en het ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden ook bestuursrechtelijke interventies en fiscale handhaving aan te wenden om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden; e _De identificatie van gelegenheidsstructuren binnen die economische sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor beïnvloeding door de georganiseerde criminaliteit opdat, middels het treffen van maatregelen ter bescherming, wordt voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid en daardoor de democratische rechtstaat wordt ondermijnd. (Capgemini, 2012). De taakstelling van het RIEC AA was bij oprichting tweeledig: 1. Het versterken van de bestuursrechtelijke aanpak; 2. Het faciliteren en ondersteunen van de geïntegreerde aanpak. (Capgemini, 2012) Wat opvalt in de formulering van de taakstelling is dat niet de bestuursrechtelijke aanpak en de geïntegreerde aanpak zelf als taak van het RIEC gegeven worden, maar het versterken, faciliteren en ondersteunen daarvan. Dit taalgebruik suggereert ten eerste afstand tussen activiteiten van het RIEC AA, die gefaciliteerd, versterkt en ondersteund dienen te worden, en de partnerorganisaties zelf. Die afstand bestaat feitelijk niet: de samenwerkingspartners zijn het RIEC AA en zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de geïntegreerde aanpak van ondermijning. Deze ambiguïteit over wat het RIEC AA precies is en beoogt te doen, ligt al in het aanvankelijke inrichtings- en beheerplan besloten en het werpt een schaduw vooruit op een belangrijke constatering in dit rapport: dat samenwerkingspartners het RIEC AA niet altijd beschouwen als iets dat zij samen zijn, maar als iets van buiten, waar zij al dan niet aan deel kunnen nemen, of gebruik van kunnen maken. Een constructie die kritiek op ‘het RIEC’, als vermeende externe partij, bij het niet goed functioneren van integrale samenwerking makkelijker maakt. Ten tweede veronderstelt deze formulering dat de bestuursrechtelijke en geïntegreerde aanpak van ondermijning in de regio al bestond, en ‘slechts’ ondersteunt diende te worden. Betrokkenen benadrukken echter dat van een geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit (het systematisch delen en analyseren van informatie; en in overleg - waar effectief - gezamenlijk interveniëren door de partners van het RIEC) geen staande praktijk was. 13 Landelijk Informatie en Expertise Centrum RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 19 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES Dit gegeven vormt nu juist het bestaansrecht van de RIEC's, maar is in tegenspraak met de vermeende ‘ondersteunende!’ rol die ‘het RIEC' zou moeten spelen. Samenvattend: De wijze waarop de doelstellingen en ambities voor het RIEC AA zijn verwoord, verhullen in zekere zin wie precies verantwoordelijk is voor het slagen van de hoofddoelstelling. De wijze waarop ‘het RIEC’ gepresenteerd wordt verhult de verantwoordelijkheid van de deelnemende partners voor het zijn of worden van “een georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit”. 3.1.2. INRICHTING EN AANSTURING Het RIEC AA is geen rechtspersoon, het is een netwerkorganisatie. Dat wil zeggen dat deelnemende partners “eigen personeel samenbrengen om de samenwerking en de uitvoering van het convenant te ondersteunen” (Nooteboom & van Bennekom, 2012, pp 12-13). De overtuiging dat een netwerkorganisatie de enig denkbare effectieve vorm is waarmee op samenhangende wijze over de grenzen van overheidsorganisaties heen de ondermijnende effecten van georganiseerde criminaliteit kunnen worden aangepakt, ligt ten grondslag aan de vorm die gekozen is voor het stelsel en de organisatie van LIEC en RIEC's (zie: Boutellier et al., 2019; Boutellier & Broekhuizen, 2016; Tops & Schilders, 2016). Deze keus is bepalend voor de organisatorische inrichting van alle RIEC's'4; de gezagsverhoudingen en aansturing; en heeft eveneens consequenties voor de dynamiek van samenwerking tussen partnerorganisaties. Hier gaan we later in dit rapport in meer detail op in. De medewerkers van het programmabureau (RIEC-bureau) en de materiele kosten van het RIEC AA worden gefinancierd uit de rijksbijdrage, cofinanciering (van gelijke omvang) komt uit de partnerorganisaties in de vorm van kapitalisatie van arbeidsuren. De gemeente Amsterdam fungeert als gastheer, verleent de huisvesting en neemt het werkgeverschap van het programmabureau op zich (Capgemini, 2012). Bij de oprichting van het RIEC AA werd gekozen voor de volgende inrichting en aansturing: e Het RIEC AA wordt op hoofdlijnen aangestuurd door een Regionale Stuurgroep, voorgezeten door de burgemeester van Amsterdam, en komt minimaal tweemaal per jaar bijeen; e Een Ambtelijke Tactische Stuurgroep is beslissingsbevoegd over de inzet van capaciteit uit de partnerorganisaties ten behoeve van RIEC-projecten, en het instellen van multidisciplinaire werkgroepen op operationeel niveau, en vergadert eens per zes weken; e In het Informatieoverleg tussen de partners worden opdrachten gegeven voor analyses van criminele fenomenen en de interventievoorstellen voorbereid. Ook bestuurlijke dossiers worden hier ingebracht. In dit Informatieoverleg zouden namens de politie zowel vertegenwoordigers van de informatie- als van de recherchekant 14 [In sommige RIEC's is inmiddels gekozen voor het toevoegen van rechtspersoonlijkheid aan het RIEC, of het tot stichting maken van het RIEC-bureau, waardoor medewerkers van het RIEC-bureau in dienst genomen kunnen worden van ‘het RIEC'. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 20 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES afgevaardigd moeten worden. Hetzelfde geldt voor het OM. Dit Informatieoverleg komt elke vier weken bijeen. e _Om de samenwerking te faciliteren en stimuleren wordt een RIEC-programmabureau opgericht, met een beperkt aantal medewerkers (5 FTE) dat exclusief voor het samenwerkingsverband werkzaam is, en geleid wordt door een programmamanager. Medewerkers van het RIEC-bureau treden niet in dienst van het RIEC, maar krijgen een tijdelijke aanstelling door middel van detachering uit de partnerorganisaties. e Bestaande overleggen en projecten (die op dat moment onder leiding stonden van de gemeente Amsterdam; de politie; of het OM) worden ondergebracht bij het RIEC AA als: informatie/expertise-cluster (voorheen programma Mensenhandel); analyse- en expertise-overleg (Voorheen het Amsterdamse Beroeps Criminelen (ABC-) ketenoverleg); handhavingsknelpunt of operationele werkgroep (o.m. project 1% MC'S; project Ypsilon, witwassen, mensenhandel en fraude; en de stuurgroep Vrijplaatsen die woonfraude bestrijdt), analyse en expertisegroep BIBOB (voorheen Coördinatiebureau BIBOB'S); ofwel als ‘aandachtsgebied’ bij de RIEC-thema's ondergebracht (onder meer Project Emergo, dat tot 2012 de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit in postcodegebied 1012 — stadsdeel Centrum van Amsterdam- tot doel had, ging op in zo'n aandachtsgebied). Belangrijk om hierbij op te merken is dat het RIEC-bureau bij de oprichting voornamelijk een praktische ondersteunende taak zou hebben ten behoeve van “de uitvoering van de werkzaamheden gericht op samenwerking in het RIEC- samenwerkingsverband” (Capgemini, 2012, p. 47). Het RIEC-bureau (onder verantwoordelijkheid van het programmahoofd RIEC), was verder verantwoordelijk voor: sturing en beheersing van het RIEC gericht op realisatie van de missie en doelstellingen; het positioneren van het RIECG in de externe omgeving; het beheren en ontwikkelen van de relaties met de samenwerkingspartners; en het verder ontwikkelen en borgen van kennis, expertise en werkwijzen van het samenwerkingsverband. In het Informatieoverleg en de Analyse- en expertisegroep waarvan in het Beslisdocument sprake is, zouden de adviezen aan de Tactische Stuurgroep voorbereid worden, om te komen tot de integrale aanpak op de door de Regionale Stuurgroep geprioriteerde thema's. De taken van het Informatieoverleg behelsden: het adviseren van een aanpak op tactisch niveau; het formuleren van doestellingen per operationele werkgroep; het formuleren van opdrachten voor de (clusters binnen) de analyse- en expertisegroep; bewaken van informatie-uitwisseling binnen de operationele werkgroepen en de analyse- en expertisegroep; monitoren van de resultaten per thema. Daarmee werden in het inrichtingsplan wezenlijke taken met betrekking tot de operationele aansturing, regie en coördinatie van informatie-deling, en monitoring van resultaten in het RIEC AA in handen gelegd van dit orgaan. De Regionale Stuurgroep is verantwoordelijk voor de aansturing, de Tactische Stuurgroep beslist over de inzet van capaciteit uit de partnerorganisaties ten behoeve van 'RIEC-projecten’. Om de in het RIEC AA behaalde resultaten te kunnen waarderen, is het belangrijk of hetgeen in het inrichtingsplan besloten is, ook daadwerkelijk zo is uitgevoerd. Immers, daar staan de organisatorische randvoorwaarden en de rol- en taakverdeling die het bereiken van de doelstellingen mogelijk zouden moeten maken. Als de realisatie van de geschetste ambities tegenvalt, maar er is niet voldaan aan de organisatorische 18 Coördinatiebureau BIBOB is een nog steeds onder de gemeente Amsterdam vallend bureau, en is (anders dan in het beheersplan vermeld) niet opgegaan in het RIEC AA BIBOB cluster RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 21 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES voorwaarden, vormt dat een eerste oorzaak voor het latere ‘niet voldoen’ aan de verwachtingen. Discrepantie tussen ontwerp en praktijk Een opvallende discrepantie tussen het inrichtingsplan en de praktijk van het RIEC AA is de verschuivende rol en taakstelling van het RIEC-bureau. Volgens het inrichtingsplan uit 2012 was het RIEC-bureau een stafdienst, die voornamelijk administratieve ondersteuning leverde aan de samenwerkende partners, die het eigenlijke RIEC AA vormden. Dat was ook de reden dat er gekozen werd voor een beperkte (5 fte) bemensing van het RIEC-bureau op basis van tijdelijke detacheringen uit de partner-organisaties. Het ‘Informatieoverleg’ zou het kloppend hart van de integrale aanpak vormen: het platform waar informatie gedeeld werd, op integraal niveau beoordeeld, en waar de keuzes ten aanzien van de uitvoering voorbereid zouden worden middels advisering van de tactische stuurgroep. Dit Informatieoverleg werd inderdaad ingericht, en bleef ongeveer een jaar actief. In praktijk werd dit overleg ‘te bureaucratisch’ bevonden; een tussenlaag die de snelheid uit het werkproces haalde (volgens het eerste RIEC AA hoofd). Vanuit de operationele groepen was er behoefte aan (directere) aansturing door de TS. Het informatieoverleg werd opgeheven. Het RIEC-bureau nam vervolgens in praktijk de rol op zich die het Informatieoverleg tot dan toe had: verzamelen van signalen uit de werkgroepen en clusters; bepalen welke signalen door de werkgroep zelf opgepakt konden worden en welke signalen een besluit van de TS vergden; voorstellen doen aan de TS; en achteraf monitoren of de door de werkgroepen verrichte acties effectief waren geweest en geaccordeerd door de TS. Samenvattend: Om de behaalde resultaten in het RIEC AA op waarde te kunnen schatten, is het van belang te constateren dat het Informatieoverleg in praktijk niet voldeed aan de (voor het RIEC AA wezenlijke) functies van integrale informatiedeling en operationele aansturing. Het RIEC-bureau nam deze functies na ongeveer een jaar over, maar was daar - als stafdienst van het RIEC - niet voor opgericht en toegerust. 3.2. BEHAALDE RESULTATEN EN DE WAARDERING DAARVAN Om de door het RIEC AA behaalde resultaten te kunnen waarderen kijken we naar de door het RIEC AA jaarlijks gerapporteerde resultaten. In jaarverslagen van het RIEC AA wordt melding gemaakt van de aantallen door werkgroepen, handhavingsknelpunten en clusters behandelde casussen, met daaruit gelichte voorbeelden van succesvolle interventies en opbrengsten. De hoeveelheid door de belastingdienst geinden beslag op gelegde gelden is de enige in euro's gekwantificeerde jaarlijkse opbrengst van het RIECG AA. Naast de opbrengsten in termen van casuïstiek, is in jaarverslagen te lezen hoe het RIEC AA op andere manieren bijdraagt aan het versterken van de bestuursrechtelijke aanpak van ondermijning; en het faciliteren en ondersteunen van de geïntegreerde aanpak van ondermijning, haar twee hoofdtaken. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het ontwikkelen en delen van kennis en expertise op symposia en conferenties, succesvol preventief optreden door het adviseren tot een beleidswijziging of het voeren van een ‘bewustwordingsgesprek’. Het RIEC-bureau leverde in 2018 ondermijningsbeelden op RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 22 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES voor de Amstellandgemeenten, en een regionaal ondermijningsbeeld. Eind 2019, begin 2020 volgden de ondermijningsbeelden voor de Amsterdamse stadsdelen. In het jaarverslag 2018 wordt voorts genoemd dat doorontwikkeling van de samenwerking in RIEC-verband centraal heeft gestaan, en dat ondermijning landelijk, maar zeker ook in de regio Amsterdam-Amstelland sterker op de agenda is gekomen, wat een impuls heeft gegeven aan het RIEC AA. Het jaarverslag van 2018 vermeldt dat “de Regionale Stuurgroep in mei van dat jaar besloten heeft [….] de ondermijnende effecten van drugshandel als centraal thema [te benoemen]” (Jaarverslag RIEC AA, 2018, p.1). Dit heeft volgens het RIEC-bureau, dat het jaarverslag opstelt, “meer richting en samenhang [gebracht] in de gezamenlijke aanpak”. Ook werd in 2018 de aanvraag voor gelden uit het Ondermijningsfonds voorbereid, een aanvraag die in 2019 gehonoreerd werd. Opbrengsten en resultaten van het RIEC AA worden dus gerapporteerd in termen van behandelde casuïstiek; en daarnaast in termen van ontstane bewustwording, focus, informatie-deling, intelligence- en expertise-ontwikkeling en (hoewel dit minder aan bod komt in de jaarverslagen) de coördinerende en faciliterende rol die het RIEC-bureau daarin gespeeld heeft. Kijkend naar de taakstelling van het RIEC AA zoals in het inrichtingsplan geformuleerd - het versterken van de bestuursrechtelijke aanpak; het faciliteren en ondersteunen van de geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit - kan gezegd worden dat het RIEC AA aan haar beide taakstellingen voldoet. In welke mate de bestuursrechtelijke en geïntegreerde aanpak versterkt, gefaciliteerd en ondersteund zijn ten opzichte van de situatie van voor 2012, door de activiteiten in het RIEC AA onder te brengen, valt niet te achterhalen. In hoeverre georganiseerde criminaliteit is teruggedrongen door de bestuursrechtelijke en geïntegreerde aanpak, valt evenmin te achterhalen. Uit de jaarverslagen valt eveneens op te maken dat het RIEC AA feitelijk voldoet aan de twee in het inrichtingsplan geformuleerde doelstellingen: e Een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit door naast het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele daders en het ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden ook bestuursrechtelijke interventies en fiscale handhaving aan te wenden om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden; e _De identificatie van gelegenheidsstructuren binnen die economische sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor beïnvloeding door de georganiseerde criminaliteit opdat, middels het treffen van maatregelen ter bescherming, wordt voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid en daardoor de democratische rechtstaat wordt ondermijnd. In werkgroepen van het RIEC AA wordt niet alleen strafrechtelijk, maar ook bestuursrechtelijk en fiscaal opgetreden tegen georganiseerde criminaliteit. En met de ondermijningsbeelden uit 2018 is sprake van “identificatie van gelegenheidsstructuren binnen die economische sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor beïnvloeding door de georganiseerde criminaliteit”. Samenvattend: Afgaand op de informatie die in jaarverslagen beschikbaar is, kunnen we vaststellen dat het RIEC AA feitelijk aan haar doelstelling en taakstelling voldoet, zoals geformuleerd in het inrichtings- en beheerplan. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 23 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES 3.3. ENKELE KANTTEKENINGEN TEN AANZIEN VAN DE WAARDERING VAN RESULTATEN Voor het op waarde schatten van (behaalde en toekomstige) resultaten van het RIEC- samenwerkingsverband, is het van belang te realiseren dat effecten van welk samenwerkingsverband dan ook op georganiseerde criminaliteit, moeilijk objectief vast te stellen zijn. Twee kanttekeningen, die ook in evaluaties van vergelijkbare samenwerkingsverbanden gemaakt zijn (zie: Huisman et al., 2005; Project Emergo, 2011). Ten eerste, de preventieve werking van inspanningen ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit is niet vast te stellen, omdat domweg niet gemeten kan worden wat niet gebeurd is. Daarbij komt dat het (voort)bestaan van ernstige vormen van ondermijning in de regio Amsterdam-Amstelland op zich geen reden is om aan te nemen dat wat het RIEC AA hiertegen onderneemt niet effectief zou zijn. Ten tweede, georganiseerde misdaad is een verschijnsel dat pas zichtbaar wordt als je er goed naar kijkt, zo wordt duidelijk uit literatuur over dit onderwerp en dit benadrukken ook alle (voormalig) RIEC-hoofden die we in het kader van dit onderzoek spraken. Bewustwording van de aard en omvang van ondermijning, is dus een eerste stap voor het effectief aanpakken ervan. Het maken van ondermijningsbeelden door het RIEC-bureau heeft ondermijning zichtbaar gemaakt, en de Amsterdamse stadsdelen en Amstelland- gemeenten helpen inzien dat zij te maken hebben met ondermijning. De concrete resultaten van het RIEC AA zijn positief te waarderen als we kijken naar de door werkgroepen behandelde casuïstiek; en de bijdrage van het RIEC(bureau) aan bewustwording van ondermijnende effecten van georganiseerde criminaliteit. Meten van concrete resultaten, is echter iets anders dan het (goed kunnen) waarderen van de inspanningen of opbrengsten ten aanzien van de hoofddoelstelling van het RIEG: “het zijn van een georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit”. Het is voor ons niet mogelijk objectief vast te stellen in hoeverre het RIEC AA daarin slaagt. Feit is dat deze doelstelling volgens de door ons geïnterviewde betrokkenen, onvoldoende realiteit is geworden in de 8 jaar dat het RIEC AA actief is. Samenvattend: In het RIEC AA wordt voornamelijk verantwoording afgelegd over behaalde resultaten in termen van behandelde casuïstiek. De productiviteit van het RIEC AA is daarmee aantoonbaar, maar het is niet te beoordelen in hoeverre het RIEC AA doeltreffend is geweest in termen van het versterken van een bestuursrechtelijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit. Afgaand op de jaarverslagen heeft het RIEC AA feitelijk voldaan aan haar doelstelling en taakstelling, zoals geformuleerd in het inrichtings- en beheersplan uit 2012. Niettemin constateren we dat de geïnterviewde betrokkenen het in grote mate eens zijn in hun oordeel dat het RIEC AA onvoldoende in staat is (geweest) haar hoofddoelstelling te realiseren: het zijn van een “georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit”. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 24 VAN 66 WagenaarHloes eee IRGANISATIEADVIES 3.4. LANDEN IN AMSTERDAM-AMSTELLAND: EEN MOEIZAME START In deze paragraaf bespreken we hoe het RIEC ‘landde’ in de regio Amsterdam- Amstelland, en welke factoren in de toenmalige context en het (met name bestuurlijk) krachtenveld belemmerend zijn geweest voor het tot stand komen en versterken van integrale samenwerking en het in positie komen van het RIEC-bureau als coördinator, aanjager en facilitator van deze samenwerking. We constateren ook dat veel van deze factoren invloed hebben op, en een verklaring vormen voor, de waardering van de opbrengsten van het RIEC AA tot op heden. 3.4.1. REGIONALE KENMERKEN: EEN GROTE STAD MET REEDS ONTWIKKELDE AANPAKKEN VAN ONDERMIJNING Anders dan in een aantal andere regio’s in Nederland, waar het RIEC als (welkome) coördinerende partij tussen een groot aantal kleinere gemeenten kon optreden bestaat de regio Amsterdam-Amstelland uit één stad en een vijftal (in geografische afmeting en qua aantal ambtenaren, kleinere) buurgemeenten. Dit houdt in dat het RIEC AA, met het versterken en coördineren van de bestuurlijke aanpak van ondermijning, in de regio Amsterdam-Amstelland, geen ‘gat in de markt’ vulde. De gemeente Amsterdam had al jaren voor de komst van het RIEC actieve aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, en entameerde al samenwerking met de Belastingdienst, OM en politie in enkele van haar programma's. De gemeente Amsterdam ondersteunde al voor de komst van het RIEC de Amstelland-gemeenten bij uitvoering van de wet BIBOB. We noemen enkele andere door de gemeente Amsterdam geleide programma’s: e Sinds 1997 waren het Wallenproject en het van Traa-team actief in Amsterdam. Beide werden na afloop van de pilot-fase ondergebracht bij de dienst Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente Amsterdam. Het Wallenproject en het van Traa- team hadden tot doel de georganiseerde misdaad in de binnenstad van Amsterdam bestuursrechtelijk te bestrijden (postcodegebied 1012, een latere RIEC-werkgroep); en deden dit in samenwerking met partners die ook in het huidige RIEC deelnemen; e _De bestuurlijke bestrijding van ondermijning via vergunningverlening in het kader van de wet BIBOB werden al rond 2005 verankerd in de reguliere werkprocessen van de gemeente Amsterdam (Huisman et al., 2005); e _ Het project Emergo bracht tussen 2007 en 2011 samen met de politie, het OM en de belastingdienst, georganiseerde misdaad op de wallen in kaart en bestreed ondermijnende criminaliteit in het Amsterdamse centrumgebied. Evaluaties van het Wallenproject en het van Traa-team (Huisman et al, 2005) en van project Emergo (Gemeente Amsterdam, Ministerie van justitie, 2011) roemen deze initiatieven - de eerste in Nederland waarin op deze schaal integraal georganiseerde misdaad werd aangepakt - als ‘best practices’ en voorbeeld voor de rest van Nederland. Een omgeving waarin een grote, en in vergelijking met de Amstelland-gemeenten dominante stad, baanbrekende aanpakken heeft ontwikkeld tegen ondermijning, met evaluaties die aanbevelen deze aanpak te verduurzamen en te verbreden naar gebieden buiten het stadscentrum, kan een gespreid bed vormen voor het RIEC dat immers eenzelfde doelstelling had. Uit onze interviews blijkt echter dat de bestaande teams en programma's van de gemeente Amsterdam, die ondergebracht werden bij het RIEC AA, bang waren aan zeggenschap in te boeten. Ook bij het OM en de politie werd met argusogen gekeken naar de komst van het RIEC, uit vrees voor het ontstaan van een “parallelle informatie- organisatie”. OM en politie, organisaties voor wie het verwerven van een informatiepositie RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 25 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES en het classificeren van informatie een tweede natuur is, en het delen van informatie in de beleving en traditie doorgaans op gespannen voet staat met het slagen van opsporing en vervolging, bekeken het RIEC AA dus ook met reserves. Samenvattend: drie belangrijke deelnemende partners in het RIEC AA zagen eerder concurrentie in het RIEC, dan een kans om (reeds bestaande) samenwerking te intensiveren en consolideren. 3.4.2. KENMERKEN VAN DE OPGAVE: HET AANPAKKEN VAN EEN ‘ONZICHTBAAR’ PROBLEEM Het gezamenlijk (willen) aanpakken van een probleem vraagt allereerst om het opmerken en waarnemen van een verschijnsel als een probleem en vervolgens het verlenen van urgentie en prioriteit aan het aanpakken van dit probleem. Dit was allebei in geringe mate het geval voor ondermijnende criminaliteit in de regio AA in de beginjaren van het RIEC. Hoewel de gemeente Amsterdam de bestuurlijke aanpak van zware criminaliteit in de binnenstad al voor 2012 ter hand had genomen, bestond er geen stadsbreed, laat staan regionaal beeld van de aard en omvang, noch de ernst van de ondermijnende effecten, van georganiseerde criminaliteit (geconstateerd in: Project Emergo, 2011). Ook in de Amstelland-gemeenten bestond geen actueel beeld van, en vond ook geen systematisch onderzoek plaats naar ondermijning. Ondermijning is een probleem dat grotendeels onzichtbaar blijft totdat er gericht naar gekeken wordt, of als de (gewelddadige) uitingen ervan ‘ineens’ aan de oppervlakte komen. De aard en omvang van ondermijning wordt pas zichtbaar als er gericht informatie wordt verzameld uit verschillende kokers door verschillende partijen. Zolang de puzzelstukjes in handen blijven van afzonderlijke overheidsorganisaties, die die informatie niet systematisch delen, wordt het probleem niet inzichtelijk. Ondermijning is wat dat betreft een Cruijffiaans probleem: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt”. Een probleemdefinitie en urgentie het probleem aan te pakken ontstaat dus per definitie (te) laat, als er zich schokkende incidenten voordoen die het bestaan plotsklaps duidelijk maken, of als er systematisch naar gekeken wordt. Dat kijken moet echter aangemoedigd of aangejaagd worden, iets waar het RIEC AA voor in het leven is geroepen. Dus het niet zien en het niet kijken naar ondermijning is een zichzelf versterkende cirkel. Die cirkel doorbreken vergt inzicht en overzicht dat juist door integrale samenwerking tot stand kan komen: dan pas worden de puzzelstukjes bij elkaar gelegd en wordt probleemdefinitie mogelijk. Het RIEC AA stond dus voor de opgave een probleem aan te pakken dat nog niet (voldoende) zichtbaar was, en dus niet alleen voor de aanpak van het probleem, maar ook voor het zichtbaar kunnen maken van het probleem (bestuurlijke) steun te verwerven. In hoofdstuk 4 zien we dat het RIEC AA niet uniek is in het ervaren van problemen bij het realiseren van deze opgave. Samenvattend: De aard van ondermijning maakt het komen tot een eensgezinde en doelmatige aanpak moeilijk. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 26 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES 3.4.3. POLITIEK-BESTUURLIJKE OPVATTINGEN OVER HET PROBLEEM In 2018 werden ‘de ondermijnende effecten van drugshandel’ als centraal thema benoemd door de Regionale Stuurgroep van het RIEC AA. Deze centrale probleemstelling heeft “meer richting en samenhang” gebracht in de gezamenlijke aanpak van ondermijning door het RIEC AA (Jaarverslag RIEC AA, 2018). Toen het RIEC AA van start ging, in 2012-2013, werden drugs echter voornamelijk beschouwd als gezondheids- issue, niet als een probleem van ondermijnende georganiseerde misdaad (Het Parool, november 2019; maar ook zo benoemd in diverse interviews die wij afnamen). Tot op heden spelen (politieke-bestuurlijke) opvattingen over de legalisering van drugs, en de wenselijkheid van het terugdringen van drugsgebruik en -handel, een rol bij de prioritering die in het RIEC AA gegeven wordt aan het aanpakken van drugshandel. Ambivalentie ten aanzien van de (latere) centrale focus van het RIEC AA, speelde ook rond de oprichting van het RIEC AA, en heeft gehinderd bij het tot stand komen van een eenduidige en eensgezinde probleemstelling en navenante sturing op de inhoudelijke doelstelling van het RIEC AA. Samenvattend: Politiek-bestuurlijke opvattingen over het bestrijden van de drugseconomie in de regio Amsterdam-Amstelland hinderden het komen tot - en sturen op - een eenduidige probleemopvatting voor het RIEC AA. 3.4.4. PRIORITERING De door de gemeente Amsterdam ontwikkelde aanpakken van ondermijning in de binnenstad van Amsterdam, ontstonden onder verantwoordelijkheid van burgemeester Cohen (tussen 2001-2010). Onder burgemeester van der Laan (2010-2017) verschoof de prioritering van deze ‘hidden impact crime’ naar ‘high impact crime’. Van der Laan zette zich persoonlijk, met de macht en kracht die hij als burgemeester had, in voor de “Top-600 aanpak” en verwierf de steun en inzet van politie, justitie, zorg, onderwijs, reclassering, waardoor een brede coalitie ontstond zich hard maakte voor de persoonsgerichte aanpak, een combinatie van strafrecht, zorg en hulpverlening waarmee inbraken, straatroven en overvallen teruggedrongen werden. Deze aanpak was succesvol, en vindt nog steeds doorgang, tegenwoordig gecoördineerd door het Actiecentrum Veiligheid en Zorg. Dit laat zien dat het verkrijgen van bestuurlijke prioriteit, en het hebben van een ‘ontkleurd’ boegbeeld van integrale samenwerking op een gedeeld probleem, tot bloei van een aanpak en grotere effectiviteit kan leiden. De keerzijde is, dat een dergelijke prioritering en inzet op het probleem van ‘hidden impact crime’ (die in het RIEC AA ter hand werd genomen) niet is ontstaan, wellicht mede doordat de aanpak van ‘high impact crime’ prioriteit had en zo succesvol was. Samenvattend: De integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit had bij aanvang van het RIEC AA minder (bestuurlijke) prioritering dan de aanpak van ‘high impact crime’. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 27 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES 3.5. TOENEMENDE ONVREDE EN AFNEMENDE INVESTERING IN HET RIEC AA: EEN NEERGAANDE SPIRAAL Na de moeilijke geboorte die het RIEC onzes inziens had in de regio Amsterdam- Amstelland, bleef het RIEC AA moeite houden in positie te komen en de integrale aanpak (voldoende) succesvol te maken in de beleving van de partners. Beide voormalige RIECG AA hoofden die wij spraken doen verslag van toenemende druk van de partners op het behalen van resultaten, druk die vaak neergelegd werd bij het RIEC-hoofd en RIEC- bureau, en toenemende onvrede bij partners over het functioneren van het RIEC AA en de opbrengst van samenwerking in het RIEC. Toenemende onvrede leidde vervolgens tot het verminderen van de motivatie om te investeren in de RIEC-samenwerking en -aanpak bij alle partners en bij de Regionale en Tactische Stuurgroepen. Dit beeld komt naar voren uit de interviews met huidige (en enkele voormalige) leden van de RS en TS, en voormalig RIEC-hoofden. Voor het voorlaatste RIEC-hoofd was de combinatie van toenemende druk op resultaat en onvrede over ‘het RIEC' bij de Regionale Stuurgroep, opgeteld bij het gebrek aan mensen en middelen in het RIEC-bureau en ervaren gebrek aan mandaat van de partners om de RIEC-samenwerking te kunnen faciliteren, aanleiding om te vertrekken, in 2019. Het RIEC-bureau kwam (zeker sinds 2018, maar ook daarvoor al door een toename van in werkgroepen behandelde casuïstiek) van meerdere kanten onder druk te staan: Vanuit de operationele groepen was er behoefte aan (sterkere) aansturing en operationele capaciteit. Het RIEC-bureau werd steeds vaker gevraagd analyse-capaciteit aan werkgroepen te leveren, die ze niet in huis had, en wat ze niet als haar taak zag. Na het opheffen van het Informatieoverleg ontbraken een aantal vitale functies van het RIEC: coördinatie en monitoring van gedeelde informatie, advisering van de TS op grond waarvan besluiten genomen konden worden over de inzet van capaciteit. Het RIEC- bureau trachtte deze taken te vervullen, maar was daarvoor niet opgericht en ook onvoldoende toegerust. Het RIEC-bureau was ingericht als stafdienst, met een beperkte capaciteit van kortdurende detacheringen vanuit de partnerorganisaties. Het RIEC-bureau kon daardoor niet de expertise, ervaring en ‘collectief geheugen’ opbouwen dat het nodig had om (steeds zwaardere) taken van regie en coördinatie in het netwerk naar behoefte te vervullen. Het aantal in het RIEC AA behandelde casussen nam intussen sterk toe, waardoor het moeilijker werd overzicht te houden over de stroom van informatie tussen operationele groepen en de TS, zeker met een weinig geavanceerd en gebruiksonvriendelijk systeem om signalen en casussen te registreren (RIEC-IS). Op strategisch niveau nam de behoefte aan zichtbare resultaten toe, sinds ondermijning in 2018 nationaal en regionaal sterker (bestuurlijk) geagendeerd werd. Dit gold in verhevigde mate voor de gemeente Amsterdam, die geconfronteerd werd met grove geweldsincidenten in de stad. Een door de gemeente Amsterdam gevraagde rapportage over het beeld van en de aanpak van ondermijning in Amsterdam, leverde een zeer kritische evaluatie op (Tops & Tromp, 2019). Door het ontbreken van een eensluidende probleemopvatting en eensgezinde sturing op te behalen operationele doelstellingen, waren de lijnen tussen Regionale Stuurgroep, Tactische Stuurgroep en de operationele groepen intussen zwak. Op grond waarvan werden besluiten genomen? Wie was waarvoor verantwoordelijk? Hoe werd er zicht gehouden op resultaten? De partner-organisaties keken naar het RIEC-hoofd voor beantwoording van deze vragen, en leken ‘het RIEC' intussen als platform van samenwerking meer en meer links te laten liggen (zo werd ons in meerdere interviews RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 28 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES voorgehouden). Afnemende investeringen in het RIEC AA hadden vervolgens een vicieus effect op de tevredenheid over het functioneren van en de opbrengst van samenwerking in het RIEC AA. Het grote verloop in de bezetting van alle RIEC-gremia (zowel in de RS, TS, RIEC-bureau als werkgroepen) kan zowel als oorzaak en als gevolg van afnemende investering en betrokkenheid gezien worden, en kwam de opbouw van goede samenwerkingsrelaties in ieder geval niet ten goede. Samenvattend: Na een moeizame landing kwam het RIEC AA in een neergaande spiraal terecht van toenemende druk op resultaat, afnemende tevredenheid over de opbrengst, en afnemende investeringen in samenwerking in het RIEC AA. 3.6. CONCLUSIE Reeds bij oprichting van het RIEC AA, besloten in de gekozen inrichting en organisatie van alle RIEC’s, ontstond er een spanning tussen verantwoordelijkheid van de deelnemende partners voor het succesvol maken van de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit, en ‘het RIEC' als schijnbaar externe (en door partners als concurrerend ervaren) partij die de integrale aanpak ter hand zou nemen. Deze spanning heeft consequenties voor de rolneming van partners in het RIEC AA, de ontstane samenwerkingsdynamiek (waarover meer in hoofdstuk 3), en de waardering van opbrengsten van het RIEC AA tot op heden. Op basis van jaarverslagen kunnen we concluderen dat werkgroepen in het RIEC AA productief zijn geweest, en dat de resultaten feitelijk in lijn zijn met de doelstelling en taakstelling zoals geformuleerd in het Inrichtings- en Beheersplan (Capgemini, 2012). Niettemin is er sprake van onvrede bij de partnerorganisaties over de opbrengsten van samenwerking in het RIEC AA, en over het functioneren van het RIEC- samenwerkingsverband en het RIEC-bureau. Deze onvrede was aanleiding voor dit onderzoek. We onderscheidden een aantal factoren die gezorgd hebben voor het moeizame landen van het RIEC in de regio Amsterdam-Amstelland. Geografische kenmerken van de regio: een grote stad met reeds ontwikkelde aanpakken van georganiseerde criminaliteit had geen behoefte aan het RIEC AA als coördinator van de integrale aanpak. Twee van de andere partners (OM en politie) hadden ook de nodige reserves bij de komst van het RIEC als een “parallelle informatie-organisatie”. Dit leidde tot terughoudendheid bij in ieder geval drie van de hoofdrolspelers om te investeren in het RIEC. Verder speelt mee dat ondermijning moeilijk zichtbaar (te maken) is; dat de aard en omvang van ondermijning in de regio Amsterdam-Amstelland maar zeer ten dele in beeld was; dat de drugseconomie niet eenduidig (politiek-bestuurlijk) gedefinieerd was als een urgent probleem; en dat de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit ten tijde van de komst van het RIEC AA minder (bestuurlijke) prioritering had dan de aanpak van ‘high impact crime’. Deze contextuele factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van een neergaande spiraal in de afgelopen jaren: toenemende druk op resultaat in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, toenemende onvrede over de opbrengsten van samenwerking in het RIEC AA; afname van motivatie en investering in het RIEC AA door partnerorganisaties, RS en TS. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 29 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES Het RIEC-bureau nam in praktijk al na korte tijd een aantal vitale functies in het RIEC AA op zich, ten aanzien van het verzamelen van informatie, voorzien in integrale analyse en advisering van de Tactische Stuurgroep. Het RIEC-bureau was er echter niet voor opgericht en ook onvoldoende toegerust om die taken op termijn (met toenemende casuïstiek en toenemende druk op resultaat) naar tevredenheid te vervullen. Voormalig RIEC-hoofden lijken er onvoldoende in geslaagd het RIEC-bureau in dit krachtenveld strategisch te positioneren, en een coördinerende en regisserende functie in het RIEC AA en de integrale aanpak te verwerven. Dit is niet slechts een kwestie van ‘niet bij machte’, maar zeker ook van onvoldoende ‘gemachtigd’ zijn. Samenvattend: Met deze terugblik op de oprichting en beginjaren van het RIEC AA stellen we vast dat het RIEC een moeizame start heeft gehad in de regio Amsterdam-Amstelland, en dat zowel het ontwerp van de RIEC's; de geografische context en verhouding tussen deelnemende gemeenten; als het (politiek-bestuurlijk) krachtenveld, hebben geleid tot het onvoldoende op gang komen van (motivatie tot en investeringen in) integrale samenwerking tussen de partnerorganisaties op een wijze die kon leiden tot tevredenheid over de inspanningen en resultaten van het RIEC AA. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 30 VAN 66 WagenaarHloes eee IRGANISATIEADVIES 4, SAMENWERKEN IN NETWERKORGANISATIES: HET RIEC AA LANGS DE MEETLAT 4.1. EEN LUCHTFOTO VAN HET RIEC AA. BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE WERKELIJKHEID In dit hoofdstuk beschrijven we, als ware het een ‘luchtfoto’, de huidige realiteit van het RIEC-samenwerkingsverband, zoals bezien door de samenwerkende partners en het RIEC-bureau. We bespreken de (waargenomen) meerwaarde van ‘het RIEC' en waargenomen kansen en bedreigingen voor de effectiviteit van het RIEC- samenwerkingsverband. Dit doen we aan de hand van acht principes voor slagvaardig samenwerken in netwerkorganisaties (Boutellier, H. & J. Broekhuizen, 2016). In de interviews blikten we met betrokkenen op alle niveaus in het RIEC terug op de afgelopen jaren. We hoorden veel kritische noten en zagen de onvrede over het RIEC die aanleiding was voor dit onderzoek gereflecteerd in de gesprekken. Echter, veel betrokkenen, met name de leden van de Regionale en de Tactische Stuurgroep, zien (recent) een nieuwe energie ontstaan, en een versterkte drive om samen aan de slag te gaan. De noodzaak van een georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit en ondermijning, is voor alle partners evident, en wordt in krachtige bewoordingen gemotiveerd door RS-leden, TS-leden, riec-bureau medewerkers en -hoofd. We observeren sinds de start van het onderzoek (januari 2020) een toegenomen betrokkenheid en sterker vertrouwen in het RIEC AA als platform waarmee dit gerealiseerd kan, en moet, worden. Alvorens we ingaan op de (soms zeer kritische) beoordeling van het functioneren van het RIEC AA door geïnterviewden, willen we dit groeiende commitment expliciet noemen en er ook recht aan doen, het is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van effectieve samenwerking in het RIEC AA. In de conclusie van dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste bedreigingen en kansen voor het RIEC AA samen en constateren we dat het RIEC AA zich, ondanks recente positieve ontwikkelingen nog steeds in een kwetsbare positie bevindt. Forse investeringen zijn en blijven op termijn nodig van alle partners op alle niveaus in het RIEC AA om de integrale aanpak van ondermijning in de regio Amsterdam-Amstelland duurzaam werkend en effectief te maken. 4,2. RECENTE ONTWIKKELING IN HET RIEC AA: VITALISERENDE KRACHTEN Ontwikkelingen in de context van het RIEC AA hebben bedoeld en onbedoeld bijgedragen aan het ontstaan van ‘momentum’ voor integrale samenwerking. Ondermijning is de laatste jaren sterker op de nationale agenda gekomen, en (daarmee) ook op de regionale en bestuurlijke agenda's van de partners in Amsterdam-Amstelland (Jaarverslag RIEC AA, 2018). Een aantal heftige uitingen van ondermijnende criminaliteit hebben de maatschappelijke urgentie van het probleem pijnlijk zichtbaar gemaakt (vergismoorden, de moord op familieleden van criminelen en een advocaat, bedreigingen en handgranaten). Een Kritisch rapport, gemaakt in opdracht van de gemeente Amsterdam, over de ernst en de aanpak van ondermijnende zware criminaliteit in de regio (Tops & Tromp, 2019) had bestuurlijke impact en versterkte de prioritering van het onderwerp door het college en de driehoek van Amsterdam (zie: Bestuurlijke reactie onderzoeksrapport de achterkant van RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 31 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES Amsterdam, College van B&W, 2019). Bij de Amstelland-gemeenten vergrootte het rapport het besef dat ondermijning niet ophoudt bij de gemeentegrenzen van Amsterdam. Het verwerven van versterkingsgelden voor ondermijning door het RIEC AA in 2019 heeft het mogelijk gemaakt het (onderbemande) RIEC-bureau te versterken, waarmee verbetering van de organisatie en de werkpraktijk van het RIEC AA ter hand is genomen, onder leiding van een interim-kwartiermaker, die begin 2019 het uit onvrede vertrokken hoofd opvolgde. Ontwikkelingen bij partnerorganisaties, zoals het NIBO-RIBO'® waarmee de politie nationale en regionale informatiebeelden van ondermijning beschikbaar maakt, geven kansen voor het versterken van de intelligence positie van het RIEC AA. Er zijn in korte tijd een aantal impulsen ter versterking en verbetering van de RIEC- samenwerking en het RIEC-bureau ingezet: e _ Aantrekken van een kwartiermaker met inhoudelijke kennis en een verbindende rol op alle niveaus; e Versterken van het RIEC-bureau te versterken: toevoegen ICT en communicatie; e _ Investeren in de inrichting, rolneming en onderlinge verbinding in de Tactische Stuurgroep; onder meer met een succesvolle tweedaagse in februari; e _ Verbeteren van de governance (inrichting van het Operationeel Coördinatie Overleg, OCO als verkeerstoren/ informatieplein); inhoudelijke focus in de operationele organisatie (zesluik en inrichting projectgroepen); en verbetering van de werkprocessen (waarbij het RIEC-bureau zich concentreert op informatie-coördinatie en advies; dashboard); e In alle RIEC-gremia (Regionale Stuurgroep, Tactische Stuurgroep, werkgroepen) is sprake van toenemend commitment aan samenwerking in het RIEC AA, door het gesprek te (willen) voeren over ambities, rolneming, heldere stuurlijnen en positionering. 4.3. ACHT PRINCIPES VOOR SLAGVAARDIG SAMENWERKEN IN NETWERKORGANISATIES Netwerkorganisaties zoals het RIEC hebben een typerende samenwerkingsvorm: deelnemende organisaties hebben een gelijkwaardige positie, en evenwaardige zeggenschap over doelen, activiteiten en aansturing van het netwerk. Die gelijkwaardigheid is de kracht van netwerkorganisaties: gezamenlijke verantwoordelijkheid en gedeelde invloed en inbreng, komt de betrokkenheid bij en stevigheid van het netwerk ten goede. Er is niemand als vanzelf de baas. Die nevengeschiktheid vormt tegelijk ook de kwetsbaarheid van netwerkorganisaties: als iedereen gelijke inbreng en zeggenschap heeft, is er veel overleg nodig, voor het krijgen van onderling vertrouwen, en het bepalen van een richting waar alle partners zich in kunnen vinden en achter stellen. Dit overleg heeft bovendien geen einde: belangentegenstellingen tussen de partners blijven altijd bestaan, en dienen keer op keer te worden uit-onderhandeld. Vertrouwensrelaties opbouwen kost tijd, en als de spelers in het netwerk wisselen, is er opnieuw tijd nodig voor relatieopbouw. Als partners er niet samen uitkomen, bestaat het risico van terugtrekking, zijsturing, stroperige besluitvorming, al dan niet verhulde machtsstrijd en conflicten. Allemaal gelijke invloed en verantwoordelijkheid kan al te gemakkelijk omslaan in niemand invloed en niemand verantwoordelijk. 18 Nationale en Regionale Inlichtingenbeelden Ondermijning: (dynamische) analyse van gecombineerde intelligence middels de Hyperion methodiek RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 32 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES Dit is geen kenmerk van slecht partnerschap, slecht leiderschap, een gebrek aan wil of daadkracht. Het is eenvoudigweg de dynamiek van netwerkorganisaties, die partners onder ogen moeten zien, waar ze aan moeten wennen (gewend als ze zijn aan hiërarchische aansturing en zeggenschap), die ze moeten leren en waar procesbegeleiding zeer bij gewenst is. Die procesbegeleiding ligt vaak in handen van een RIEC-hoofd. In hoofdstuk 4 zullen we constateren dat effectieve RIEC-hoofden zich zeer bewust zijn van deze taak en hier vaardig in zijn: partners keer op keer betrekken en zoals 1 RIEC-hoofd het uitdrukte “steeds die onderhandelingstafel neerzetten, zorgen dat de partners er samen uitkomen”. Samenwerken in netwerkorganisaties gaat bovendien beter als aan een aantal voorwaarden of principes wordt voldaan. Boutellier en Broekhuizen (2016) onderscheiden in hun studie naar de taskforce Brabant Zeeland, een samenwerkingsverband dat een vergelijkbare opdracht heeft als het RIEC, acht principes voor slagvaardig samenwerken in netwerkorganisaties. Deze acht principes waren bijzonder bruikbaar voor ons om de gegevens die we in de interviews verzamelden te ordenen: de kenmerken en knelpunten van netwerksamenwerking kwamen doorlopend aan de orde. Dit geeft aan dat de moeilijkheid van samenwerken in netwerkorganisaties niet alleen in Amsterdam- Amstelland ervaren wordt, maar in alle RIEC's en in alle samenwerkingsverbanden aan de orde zijn. Naarmate netwerken er beter in slagen deze principes te organiseren en de randvoorwaarden te versterken, worden ze vaardiger in het samenwerken en daarmee slagvaardiger. 1. DRIVE De ervaren urgentie bepaalt in belangrijke mate de wil tot gezamenlijk handelen. Drive en ervaren urgentie hoog De gevoelde noodzaak is een positieve voorwaarde voor slagkracht in netwerkorganisaties voor het aanpakken van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De gevoelde noodzaak is op alle niveaus en bij alle partners in het RIEC AA op dit moment evident. Dit leidt tot drive en wilskracht om ondermijning effectief aan te pakken en vergroot de druk op het RIEC AA (en op het RIEC-bureau) om meetbaar en zichtbaar resultaten te boeken; met name van bestuurlijke zijde in de Gemeente Amsterdam, maar ook in de Amstelland gemeenten. De ondermijningsbeelden hebben laten zien wat er gaande is in de verschillende gebieden, nu is er behoefte om ‘door te pakken’. In de werkgroepen is de gevoelde noodzaak en werkzaamheid van een geïntegreerde aanpak tastbaar, en zijn resultaten (in de vorm van behandelde casuïstiek) zichtbaar: dit versterkt de drive op operationeel niveau. Drive hoog, inhoudelijke richting en overeenstemming over doelen nog in ontwikkeling De drive in het RIEC AA neemt toe, en dat is een positieve ontwikkeling. Drive kan alleen tot de gewenste resultaten leiden als inhoudelijke richting en overeenstemming over doelen geëxpliciteerd worden. Dat is op dit moment in ontwikkeling; zowel in de Regionale als in de Tactische Stuurgroep zien we toenemende inhoudelijke focus en commitment aan de RIEC AAnpak. De energie en commitment die ontstaan door de gevoelde urgentie kan echter ook gauw afnemen als de werkpraktijk niet duidelijk wordt, of (de beoogde) resultaten niet gehaald worden. Punt van zorg is of de drive en momentum die ontstaan voor de integrale aanpak, duurzaam verankerd zullen worden door eensgezinde probleemopvatting en doelstellingen, heldere stuurlijnen, en een goed geoliede werkpraktijk. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 33 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES Drive en behoefte aan resultaat leiden gemakkelijk tot competitie in plaats van coöperatie Het gevolg van uitblijvende sturing en coördinatie in het verleden is dat gemeenten, maar ook politie en OM, in iedere geval tot heel recent andere routes en gremia kozen om op ondermijning te acteren, en het RIEC AA ‘links lieten liggen’. Er zijn de afgelopen jaren bij de gemeente Amsterdam een aantal programma’s gelanceerd om ondermijnende criminaliteit aan te pakken, waar het RIEC AA zijdelings bij betrokken is (o.m. Weerbare stad; Weerbare mensen, weerbare wijken); Amstelland-gemeenten acteren (soms) buiten het RIEC om op ondermijning in hun gebied. Stadsdelen ervaren onvoldoende aansluiting bij het RIEC, en zien door de bomen niet altijd het bos bij de gemeentelijke aanpak ervan. De Belastingdienst heeft sinds de oprichting van het RIEC landelijk gekozen voor het RIEC als exclusief platform voor integrale samenwerking, evenals de Douane. In plaats van coöperatie zien we geregeld competitie tussen netwerkpartners: resultaten komen op het conto van een van de partners, niet op het conto van het RIEG; er is geen centrale afweging voor een mono, duo of integrale aanpak, met het risico van willekeur en niet doeltreffend optreden; belangenstegenstellingen tussen partners worden niet uit- onderhandeld, maar uit de weg gegaan; niet alle partners worden betrokken bij beslissingen die effect hebben voor de inzet op de RIEC AAnpak: bijvoorbeeld de Belastingdienst die niet betrokken is bij besluiten in de gemeentelijke driehoeken. Via “olifantenpaadjes” worden individuele belangen alsnog ondergebracht in het RIEC, zonder afstemming met de partners. Het risico van een gebrek aan (zichtbare) samenhang, overzicht en afbakening tussen het RIEC en initiatieven van de partnerorganisaties is dat de drive om in het RIEC samen te werken afneemt en competitie in plaats van coöperatie tussen partners ontstaat. KANS: DE URGENTIE VAN HET PROBLEEM VAN ONDERMIJNING, EVENALS DE NOODZAAK VAN EEN GEORGANISEERDE OVERHEID VOOR HET EFFECTIEF AANPAKKEN HIERVAN, IS EVIDENT VOOR ALLE PARTNERS OP ELK NIVEAU VAN HET RIEC. DE DRIVE OM ONDERMIJNING AAN TE PAKKEN IS STERK, MAAR LEIDT VOORALSNOG NIET TOT VOLDOENDE EXPLICITERING VAN DE VISIE EN DOELEN. ZOWEL OP STRATEGISCH ALS OP TACTISCH NIVEAU WORDT DE VERBINDING TUSSEN PARTNERORGANISATIES MOMENTEEL STERKER. DIT BIEDT KANSEN VOOR HET BENUTTEN VAN DE DRIVE EN URGENTIE VOOR HET VERSTERKEN VAN GEZAMENLIJKE VISIE EN STURING. BEDREIGING: DE ERVAREN URGENTIE EN DRIVE LEIDEN TOT DRUK OP RESULTAAT, TERWIJL OVEREENSTEMMING OVER DE GEWENSTE DOELEN (NOG) ACHTERBLIJFT. HET AANBRENGEN VAN MEER SAMENHANG TUSSEN INDIVIDUELE INITIATIEVEN VAN DE PARTNERS EN DE RIEC AANPAK IS NOG IN EEN VERKENNEND STADIUM. DIT RESULTEERT ERIN DAT ER GEMAKKELIJK COMPETITIE OPTREEDT TUSSEN PARTNERS, IN PLAATS VAN COÖPERATIE. 2. INHOUDELIJKE RICHTING Er moet overeenstemming zijn over het hoofddoel en de daarvan afgeleide operationele doelen. Kader geformuleerd, afbakening en systematische sturing blijven nog achter In 2018 heeft de regionale stuurgroep besloten ‘meer richting en samenhang aan te brengen in de gezamenlijke aanpak door het benoemen van de ondermijnende effecten van drugshandel als centraal thema” (Jaarverslag RIEC AA, 2018). Dit kader heeft een impuls gegeven aan de inhoudelijke richting in het RIEC AA. De hoofddoelstelling is geoperationaliseerd in drie versterkingslijnen (verstoren criminele geldstromen; aanpakken criminele dienstverleners en ondernemers; aanpakken doorgroeiers en RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 34 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES recruteringsprocessen), en die versterkingslijnen worden in zes in te richten projectgroepen op zes deelonderwerpen uitgevoerd (‘het zesluik’). Dit betreft een ontwerp om de aangebrachte focus door te voeren in de operationele praktijk van het RIEC AA, en staat op aan de vooravond van implementatie. Naast inhoudelijke focus binnen het RIEC AA wordt ook gewerkt aan meer verbinding met hoofdstedelijke programma's, diensten (OOV) en andere samenwerkingsverbanden (zoals het AcVZ!” dat de versterkingslijn Doorgroeiers vanuit de persoonsgerichte aanpak voor haar rekening neemt). Samenhang en systematische samenwerking tussen het RIEG en programma's die aanverwante thema's bestrijken, is echter nog geen realiteit. Van systematische sturing op het hoofdthema drugseconomie!?ë is evenmin sprake. Een aantal spanningsvelden worden door geïnterviewden genoemd als belemmerend voor eenduidige inhoudelijke sturing op het door de RS geformuleerde kader: e Gebrek aan (politiek-bestuurlijke) consensus over de duiding van drugsgebruik en - handel belemmeren overeenstemming over wat er precies aangepakt moet worden en op welke wijze. De werkelijkheid van de tolerante stad'® en (nationale) gedoogbeleid en -cultuur voor drugsgebruik staan op onderdelen op gespannen voet met optreden tegen drugsgebruik. Tegelijk zijn de ondermijnende effecten van drugshandel tastbaar: de verlokkingen van een carrière in de misdaad met name in kwetsbare wijken (doorgroeiers); de verwevenheid met allerlei branches in de bovenwereld (vastgoed, horeca, coffeeshops); en het excessieve geweld. Dit wordt als maatschappelijk en politiek ontoelaatbaar gezien door alle gezaghebbenden in het RIEC AA. Hoe te strijden tegen drugshandel en de drugseconomie en dit tegelijkertijd te rijmen met liberale opvattingen over drugsgebruik, is nog geen uitgemaakte zaak. e _ Thematische sturing en prioritering van de individuele partner-organisaties is niet altijd uitgelijnd met de hoofddoelstelling die in het RIEC AA is geformuleerd. Partnerorganisaties voeren allen op momenten ‘zijsturing’ uit, door het terugtrekken van (schaarse) capaciteit op in het RIEC AA overeengekomen onderwerpen; of juist inzet op casussen die niet in het RIEC AA geaccordeerd zijn. Daarbij wordt mono- optreden op onderwerpen die raken aan RIEC-hoofdthema’s niet consequent ingebracht of afgewogen in RIEC-verband (de Regionale Stuurgroep). e Inde afgelopen jaren heeft er een ‘wildgroei’ aan werkgroepen en handhavingsknelpunten in het RIEC AA plaatsgevonden, bij gebrek aan overeenstemming over de inhoudelijke richting, en als resultaat van ‘zij-sturing’ door partners, waarbij het verband met de huidige versterkingslijnen (nog) niet gelegd is. Door achterblijvende afbakening, sturing en prioritering op één hoofdthema is er een operationele praktijk gegroeid waarin werkgroepen, handhavingsknelpunten en clusters op eigen wijze autonoom werken aan veelal zelfgekozen doelstellingen. Hoewel het werk dat in de werkgroepen gedaan wordt op zichzelf doeltreffend kan zijn, en ook als zodanig gewaardeerd wordt door meerdere (ook tactisch) betrokkenen, is de operationele praktijk niet systematisch aangesloten op het hoofddoel en de daaruit voortvloeiende operationele doelen. Van beiden wordt bovendien gezegd dat deze onvoldoende scherp geformuleerd en afgebakend zijn om systematische sturing mogelijk te maken. Het RIEC-bureau levert analyses die inhoudelijke richting-bepaling kunnen ondersteunen Het RIEC-bureau, en ook de werkgroep IOO (Integraal Overleg Ondermijning), leveren met integrale analyse een belangrijke bijdrage aan de beeldvorming van het probleem en 17 Actiecentrum Veiligheid en Zorg 1ë In 2018 heeft de Regionale Stuurgroep het thema drugseconomie als focus van het RIEC AA benoemd 19 Met name voor de gemeente Amsterdam, in de Amstelland-gemeenten speelt die ‘tolerantie’ minder en zijn ook de problemen rond drugsgebruik anders (bv geen coffeeshops) RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 35 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES kunnen daardoor bijdragen aan een goed geïnformeerde inhoudelijke richting, gebaseerd op intelligence en kennis uit de praktijk. Als RIEC-bureau analisten deel uitmaken van de werkgroepen heeft dit toegevoegde waarde, maar dat is momenteel niet structureel zo ingericht. Naast verscheidenheid in visie op het probleem, ook verscheidenheid ín visie op de integrale aanpak Naast achterblijvende sturing op de inhoudelijke richting, speelt ook dat de partners verschillen in de mate waarop ze sturen op de integrale aanpak. Hoewel mono en duo- optreden naast integraal optreden kan bestaan en effectief kan zijn, wordt deze keuze niet systematisch afgewogen in termen van verwachte effectiviteit. Eerder ontstaat de keuze opportuun en pragmatisch, met het risico van willekeur. De integrale aanpak - door het bij elkaar leggen van puzzelstukjes het grotere geheel en samenhang in criminele netwerken zichtbaar maken en kiezen voor de beste combinatie van strafrechtelijke, fiscale en bestuurlijke interventies — heeft niet de voortdurende prioriteit van alle partners. In de interviews wordt opgemerkt dat een helder afwegingskader en overwogen keuzes nodig zijn, om steeds tot de meest werkzame aanpak te komen, of dat nu mono, multidisciplinair of integraal is. Door het ontbreken van een heldere inhoudelijke richting, navenante prioritering en sturing, steekt het sociale dilemma des te sterker de kop op. Het dilemma dat altijd speelt in samenwerking; kiezen voor het eigenbelang of kiezen voor het gezamenlijke belang, In combinatie met kiezen voor succes op korte termijn of de langere termijn, valt bij gebrek aan een sterke visie op het gedeelde belang, al te snel uit in het voordeel van het eigenbelang op korte termijn. Schaarste in capaciteit is dan een snel gevonden excuus om niet te kiezen voor integrale samenwerking. KANS: MET HET FORMULEREN VAN EEN KADER, HET BESTRIJDEN VAN DE DRUGSECONOMIE, HEEFT DE REGIONALE STUURGROEP IN 2018 FOCUS AANGEBRACHT IN DE INHOUDELIJKE RICHTING VAN HET RIEC AA. DIT BIEDT DE KANS OM HOOFDDOELEN EN DAARVAN AFGELEIDE OPERATIONELE DOELEN SCHERPER TE FORMULEREN; DE ACTIVITEITEN IN HET RIEC AA BETER AF TE BAKENEN; EN INHOUDELIJKE STURING TE VERSTERKEN. DE TS GEEFT AAN DAT DEZE FOCUS IN DOELSTELLINGEN HAAR HELPT EFFECTIEVERE KEUZES TE MAKEN VOOR DE UITVOERING, EN MANDAAT TE VERWERVEN VOOR DE INZET VAN CAPACITEIT VANUIT DE EIGEN ORGANISATIE. HET RIEC-BUREAU LEVERT DOOR INTEGRALE ANALYSE EEN BELANGRIJKE BIJDRAGE AAN DE JUISTE BEELDVORMING, EN KAN ZORGEN VOOR EEN GOED GEÏNFORMEERDE INHOUDELIJKE RICHTING. BEDREIGING: DE MATE VAN OVEREENSTEMMING OVER DE PRECIEZE PROBLEEMDEFINITIE EN GEWENSTE AANPAK VAN DE DRUGSECONOMIE LIJKT NOG ONVOLDOENDE OM DAADWERKELIJK AF TE BAKENEN WAAR OPERATIONELE ACTIVITEIT IN HET RIEC AA OP GERICHT MOET ZIJN. ZO LANG DIE OVEREENSTEMMING OP STRATEGISCH NIVEAU IN HET RIECG AA NIET IN VOLDOENDE MATE TOT STAND KOMT, BLIJFT HET RIEC AA KWETSBAAR VOOR ‘ZIJ-STURING' EN VOOR HET VERWIJT DAT HET NIET DE GEWENSTE RESULTATEN BEHAALT. IMMERS, EEN DUIDELIJKE INHOUDELIJKE RICHTING MAAKT STURING EN VERANTWOORDING VAN RESULTATEN EENVOUDIGER. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 36 VAN 66 WagenaarfHloes eee ORGANISATIEADVIES 3. ACTIEGERICHTHEID Slagvaardige netwerken zijn gericht op daadwerkelijk handelen, en voorkomen dat ze blijven steken ín de overlegmodus Actiegerichtheid is het sterkst op operationeel niveau: in het RIEC AA als geheel wordt de actiegerichtheid als (te) laag waargenomen Op operationeel niveau, in werkgroepen en handhavingsknelpunten, is de actiegerichtheid van het RIEC AA het meest zichtbaar en tastbaar. Werkgroepvoorzitters rapporteren dat ze veel casuïstiek behandelen (zoals ook blijkt uit jaarverslagen van het RIEC AA), en dat de samenwerking tussen partnerorganisaties in de werkgroepen over het algemeen goed verloopt en vruchtbaar is voor het interveniëren op signalen van ondermijnende criminaliteit. Binnen de werkgroepen heerst onderling vertrouwen, wat het delen van informatie en het doen van gerichte interventies, ten goede komt. De gerichtheid op en het behalen van concrete resultaten geeft veel energie en betrokkenheid in de werkgroepen. Toch hoorden we ook uit sommige werkgroepen dat het met name bij het delen van informatie blijft, en onvoldoende komt tot samen interveniëren; ook hier speelt weer de vraag op of wat werkgroepen doen doelmatig en doeltreffend is, in termen van RIEC- doelstellingen. De actiegerichtheid die gerapporteerd wordt op operationeel niveau contrasteert bovendien met de mate van actiegerichtheid zoals die in het gehele netwerk wordt ervaren. ACTIEGERICHTHEID WORDT OP DIT MOMENT BELEMMERD DOOR: Onvoldoende informatie-uitwisseling en vertraagde of uitblijvende feedback tussen TS en werkgroepen Op het moment dat signalen worden doorgegeven in het RIEC (via het RIEC-bureau) is er weinig inzicht in, noch communicatie over, de afwegingen die in de Tactische Stuurgroep gemaakt worden voor de opvolging van signalen. Werkgroepvoorzitters wisselen in hun motivatie om signalen door te geven, door (technische) ingewikkeldheid van de procedure, en het gevoel dat er niet (snel genoeg) gereageerd wordt. De Tactische Stuurgroep heeft (in het verleden) ervaren dat de informatievoorziening vanuit de werkgroepen te beperkt of onvoldoende verrijkt was, om goede beslissingen ten aanzien van de uitvoering te kunnen maken; Een gebrek aan inzicht in de samenhang met signalen die uit andere werkgroepen komen, of casussen die daar behandeld worden, belemmert op dit momenteel naar onze indruk niet de actiegerichtheid van de individuele werkgroepen; zij werken in grote mate autonoom. Belangrijker is de vraag of de ondernomen acties in de werkgroepen ook de juiste zijn, in overeenstemming met de doelen van het RIEC AA. Regie en coördinatie op zowel informatie-deling als operationele doelstellingen wordt gemist door werkgroepvoorzitters. Dit roept bij hen de vraag op of hun actiegerichtheid tactisch en strategisch ondersteund wordt vanuit het RIEC, en door de eigen moederorganisaties. Op termijn (en wellicht ook nu al in werkgroepen waarvan wij geen voorzitters spraken) kan door een gebrek aan inzicht en overzicht de actiegerichtheid afnemen; Een gebrek aan invloed of mandatering van werkgroepleden met betrekking tot inzet van capaciteit vanuit de eigen organisatie belemmert de actiegerichtheid. Bij de gemeente Amsterdam is er veel capaciteit voor de werkgroepen, bij andere partners is de schaarste groter. Werkgroepen met leden die meer zeggenschap hebben over capaciteit, of deze capaciteit zelf leveren, zijn actiegerichter dan werkgroepen die dit niet hebben; Het gevoel dat het RIEC AA weinig meerwaarde heeft, en onduidelijkheid over de opbrengst, leidt tot terughoudendheid bij de partners om capaciteit vrij te maken voor de werkgroepen. Ook speelt hier weer het probleem van conflicterende belangen tussen de RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 37 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES eigen organisatie en de RIEC-groepen, waarbij capaciteit soms ingezet wordt op andere thema's en niet voor de RIEC-werkgroepen; Gebrek aan expertise in de eigen organisatie over hoe signalen op te pakken, en geen expert in huis om structureel contact met het RIEC te onderhouden over het opvolgen van signalen. Dit hoorden we terug bij Amsterdamse stadsdelen, waar naar aanleiding van de ondermijningsbeelden de urgentie hoog is om actie te ondernemen, maar actie uitblijft door een gemis aan kennis en kunde. ACTIEGERICHTHEID WORDT OP DIT MOMENT BEVORDERD DOOR: Contact tussen werkgroepen, TS-lid en RS-lid in de eigen organisatie; dit bevordert de steun voor samenwerking in RIEC-verband en de actiegerichtheid. Bij alle partners wordt de communicatie tussen RS, TS en operationele groepen geïntensiveerd (gemeenten, politie, OM) en bij andere partners is dit contact al structureel georganiseerd (belastingdienst, douane); Werkgroepen werken zeer autonoom, bij gebrek aan systematische sturing, maar ook omdat ze de eigen praktijk meestal het beste kennen. Dit komt de actiegerichtheid ten goede. Echter is er weinig zicht op of de behandelde casussen ook de casussen zijn die door het RIEC AA binnen het gegeven kader geprioriteerd (moeten) zijn; noch in hoeverre de interventies doeltreffendheid zijn in relatie tot de hoofddoelstellingen; De toename van inhoudelijke focus en het herontwerp van de werkpraktijk (met een Coördinerend Operationeel Overleg waar besluiten voor interventies voorbereid worden; en de inrichting van zes projectgroepen volgens de versterkingslijnen) geeft TS-leden en ook het RIEC-bureau vertrouwen dat de actiegerichtheid in het RIEC AA zal toenemen; deze hervormingen staan aan de vooravond van implementatie (in april 2020). KANS: OP OPERATIONEEL NIVEAU IS ER VEEL ACTIEGERICHTHEID, IN WERKGROEPEN EN IN HANDHAVINGSKNELPUNTEN IS EXPERTISE, KENNIS EN KUNDE AANWEZIG OM ACTIE TE KUNNEN ONDERNEMEN. UIT DE JAARVERSLAGEN VAN HET RIEC AA BLIKT DUIDELIJK DAT DE ACTIEGERICHTHEID OP OPERATIONEEL NIVEAU HOOG IS. HET OP DIT MOMENT BESTAANDE (OF TOENEMENDE) CONTACT TUSSEN RS- EN TS-LEDEN EN OPERATIONELE TEAMS IN DE MOEDERORGANISATIES BEVORDERT DE ACTIEGERICHTHEID. DE INGEZETTE HERVORMING VAN DE WERKPRAKTIJK VAN HET RIEC IS VEELBELOVEND OM DE ACTIEGERICHTHEID TE BEVORDEREN, EN OPERATIONELE ACTIE OOK BETER (GEÏNFORMEERD EN AFGESTEMD) TE RICHTEN. BEDREIGING: DE ACTIEGERICHTHEID IN HET GEHELE RIEC AA WORDT MOMENTEEL ALS LAAG GEWAARDEERD. DE VERBINDING TUSSEN STRATEGIE, TACTIEK EN OPERATIES NEEMT TOE, MAAR VINDT NIET BIJ ALLE PARTNERS AL STRUCTUREEL PLAATS. SYSTEMATISCHE AFWEGING VAN EN STURING OP DE (GEWENSTE) ACTIES VINDT NOG NAUWELIJKS PLAATS. DE DOELTREFFENDHEID VAN DE ACTIES IN TERMEN VAN RIEC-DOELSTELLINGEN IS DAARDOOR NIET GOED TE BEOORDELEN. 4. ORGANISATIEMANDAAT De deelnemers aan een netwerkorganisatie moeten een zeker mandaat hebben van hun organisatie teneinde stroperige besluitvorming te voorkomen RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 38 VAN 66 WagenaarfHloes eee ORGANISATIEADVIES Heldere RIEC-doelstellingen: focus bevordert mandaat en commitment aan RIEC- doelstellingen Naarmate de doelstellingen van het RIEC AA helderder zijn, en geaccordeerd van strategisch tot operationeel niveau in RIEC-verband, zijn de partnerorganisaties meer geneigd zich te houden aan de gemaakte keuzes, en capaciteit in te zetten ten behoeve van deze gedeelde doelstellingen. De focus op het bestrijden van de drugseconomie heeft bijgedragen aan de overeenstemming over en commitment aan een gemeenschappelijk belang op strategisch niveau. Dit werkt door op tactisch en operationeel niveau, waar leden meer mandaat krijgen om in lijn met beslissingen binnen het RIEC te handelen en beslissen over capaciteit. Evengoed constateren we dat de focus op drugseconomie als kader voor RIEC- samenwerking nog onvoldoende uitgekristalliseerd is, en nog niet voldoende is doorvertaald in afgebakende operationele doelstellingen. De aanzet tot meer focus is gegeven, met de keuze voor drie versterkingslijnen, maar er bestaat nog een stevige discrepantie tussen papier en praktijk. Concurrerende belangen en tafels Ook wordt duidelijk uit de interviews dat er op veel verschillende tafels besloten wordt over de inzet van (altijd schaarse) capaciteit, en dat het onderwerp ondermijning niet alleen binnen het RIEC AA voor keuzeproblemen en dilemma's zorgt, maar dat het onderwerp ondermijning ook concurreert met andere maatschappelijke problemen die van belang zijn voor een of meer van de partnerorganisaties. Discussie hierover vindt dus niet alleen plaats op de tafel van de Regionale Stuurgroep, maar ook op (concurrerende) tafels, waar niet alle partners aanzitten, en waar het RIEC AA niet (sterk) vertegenwoordigd is, of waar maar een deel van de partners aanzit (bijvoorbeeld de lokale driehoeken, waar de Belastingdienst geen stem heeft). We horen van alle partners dat het geven en terugtrekken van mandaat op de inzet van capaciteit in het RIEC (in ieder geval tot in het recente verleden) geregeld plaatsvindt. Communicatie en verbinding in de moederorganisatie De verbinding en structurele communicatie tussen leden van de stuurgroepen en operationele groepen binnen alle partnerorganisaties is toegenomen. Bij de belastingdienst en douane is er systematisch contact tussen RS, TS en werkgroep-leden. Bij de gemeente Amsterdam gaat dit om zoveel mensen, dat het organiseren van dit contact nog een werkbare vorm moet vinden, maar hier is wel initiatief toe genomen. Bij het OM en de politie krijgen we het beeld dat er bij de teams die zijn ingericht voor RIEC- werk veel commitment en energie is, maar dat de bekendheid met RIEC-samenwerking buiten de directbetrokkenen nog laag is. Dit hindert consequente mandatering van de Tactische Stuurgroep om over de inzet van capaciteit te beslissen. TS-leden hebben een belangrijke rol in het vormen van de verbinding tussen RIEC en de moederorganisatie, bekendheid met het RIEC te bevorderen en steun voor de RIEC AAnpak te verwerven. Bij de TS is dit besef sterk aanwezig, en de toegenomen inhoudelijke focus van het RIEC AA helpt hen ook om in de eigen organisatie steun te mobiliseren en mandaat te verwerven. Kennen van elkaars wereld en werkelijkheid; opbouwen van vertrouwensrelaties Geïnterviewden benadrukken dat het begrijpen wat de realiteit is van de verschillende partnerorganisaties, een voorwaarde is om effectief samen te werken. Met als extra complicatie dat partnerorganisaties in hun eigen kolom verantwoording afleggen over behaalde resultaten, die op gespannen voet kunnen staan met resultaten die in het RIEC beoogd worden. Om te komen tot afgewogen besluiten in het RIEC, bereid zijn te geven en nemen, en samen steeds zoveel mogelijk hetgeen te doen wat beoogd respectievelijk RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 39 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES afgesproken is, is het cruciaal dat deze uiteenlopende belangen en dilemma's van de partners (frequent) op tafel komen. Als dit onderwerp van gesprek is, komen er beter afgewogen en gedragen beslissingen in het RIEC, en is de verleiding tot ‘zij-sturing’ of terugtrekking uit het RIEC, wellicht beter te weerstaan. In de Tactische Stuurgroep is in februari middels een tweedaagse de aanzet gegeven om elkaar beter te leren kennen, en de afwegingen die elke organisatie maakt met elkaar te delen, zodat besluitvorming met wederzijds begrip gaat en de dilemma's daarin doorgewerkt worden. Met name leden van de Regionale Stuurgroep vertellen dat dit gesprek in hun midden tot op heden onvoldoende gevoerd wordt, mede vanwege wisselingen in de RS en verandering van hoofdrolspelers, waardoor vertrouwensrelaties opnieuw opgebouwd moeten worden. Bovendien heeft de RS zeer beperkte vergadertijd, waardoor relatieopbouw moeilijk is. De RS erkent het belang hiervan en heeft de wens en wil om hier de komende periode in te investeren. KANS: EENDUIDIGE FOCUS OP DE DRUGSECONOMIE VERSTERKT DE MANDATERING VAN DE TACTISCHE STUURGROEP VOOR INZET VAN (SCHAARSE) CAPACITEIT IN HET RIEC AA. ZOWEL RS ALS TS ONDERKENNEN HET BELANG VAN RELATIEOPBOUW EN BEGRIP VAN ELKAARS BELANGEN EN DILEMMA'S, EN INVESTEREN HIERIN OF SPREKEN DE WENS HIERTOE UIT. DE TS INVESTEERT IN ‘THUISFRONT'-MANAGEMENT??, WAT STEUN EN MANDATERING VAN RIEC-INZET VANUIT DE EIGEN ORGANISATIE BEVORDERT. BEDREIGING: CONCURRERENDE BELANGEN BINNEN EN TUSSEN PARTNERORGANISATIES, EVENALS CONCURRERENDE TAFELS WAAR BESLOTEN WORDT OVER CAPACITEIT-INZET BUITEN HET RIEC OM, BEDREIGEN DE CONSEQUENTE MANDATERING VAN RIEC- SAMENWERKING. INTENSIEVER EN FREQUENTER CONTACT IN DE RS EN DWARSVERBANDEN TUSSEN RS EN LOKALE DRIEHOEKEN IS NODIG OM DEZE CONCURRERENDE BELANGEN TE EXPLICITEREN EN CENTRALER AF TE WEGEN EN/OF UIT TE ONDERHANDELEN. 5. DOORWERKING VAN AFSPRAKEN In samenhang met het mandaat moeten besluiten zowel van strategisch tot operationeel niveau, maar ook andersom kunnen doorwerken. Door gebrek aan heldere doelstellingen en consequente sturing kan doorwerking van afspraken niet plaatsvinden Doorwerking van de afspraken tussen alle niveaus in het RIEC-verband wordt gehinderd doordat afspraken in feite aan de voorkant niet helder en eenduidig zijn. Doordat de kaders in het RIEC AA niet altijd helder zijn afgebakend en onvoldoende zijn doorvertaald naar operationele doelstellingen, kan er in feite geen systematische doorwerking van afspraken plaatsvinden. Het versterken van de kaders en de aansturing is in de eerste plaats een taak voor de Regionale Stuurgroep. In de RS is het komen tot overeenstemming en eenduidiger sturing op doelstellingen op dit moment onderwerp van gesprek. Ook in de TS worden de banden aangehaald en het onderling contact versterkt ten behoeve van het maken van eenduidige afspraken en daar uitvoering aan geven. 20 Met Thuisfront-management bedoelen we dat leden van de Tactische Stuurgroep goede relaties onderhouden met (gezaghebbenden van) de eigen organisatie, bekendheid en betrokkenheid met het RIEC vergroten, en derhalve hun eigen invloed en mandaat versterken ten behoeve van de RIEC AAnpak. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 40 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES Onvoldoende systematisch contact en weinig georganiseerde informatie-uitwisseling tussen TS en werkgroepen Zoals eerder opgemerkt is er tot op heden weinig structureel contact en geen systematische uitwisseling van informatie tussen de Tactische Stuurgroep en de operationele (werk)groepen. Het instellen van het OCO, Operationeel Coördinerend Overleg, dat op dit moment aan de vooravond van implementatie staat, zou voorzien in deze broodnodige informatie-uitwisseling en coördinatie. Dit zou het doorwerken van afspraken ten goede komen. Geen eenduidig beleid en een haperende aansturing maken dat werkgroepen nu grotendeels autonoom werken, en achteraf verantwoording afleggen over de behandelde casuïstiek. Dat is iets anders dan het maken van en doorwerken van afspraken tussen alle niveaus in het RIEC. Gemis aan goed lopende en heldere werkprocessen en werkpraktijk in RIEC AA en RIEC- bureau Het versterken van de werkpraktijk en stroomlijnen en inslijten van de werkprocessen in het RIEC AA en bij het RIEC-bureau, is recent geaccordeerd door de Regionale Stuurgroep en zit op dit moment in de implementatiefase. Als er vaste processen gerealiseerd zijn voor informatiedeling, besluitvorming, sturing en verantwoording is de basis op orde, die doorwerking van afspraken tussen alle gremia in het RIEC AA faciliteert. KANS: STERKERE ROLNEMING, KADERSTELLING EN AANSTURING OP STRATEGISCH EN TACTISCH NIVEAU HELPT DE DOORWERKING VAN AFSPRAKEN IN HET RIEC. ZOWEL IN DE RS ALS IN DE TS WORDT DE NOODZAAK HIERVOOR GEVOELD, EN WORDT OOK GEÏNVESTEERD IN DE ONDERLINGE BINDING. VERSTERKING VAN HET RIEC-BUREAU, VERBETEREN VAN DE ICT, STROOMLIJNEN VAN DE WERKPROCESSEN, EN EEN OCO ALS VERKEERSTOREN VAN DE INFORMATIEVOORZIENING, ZIJN ESSENTIEEL VOOR BETERE DOORWERKING VAN AFSPRAKEN: DEZE HERVORMINGEN ZIJN OP DIT MOMENT GAANDE, IMPLEMENTATIE IS AANSTAANDE. BEDREIGING: ER IS EEN DUIDELIJK WAARNEEMBARE BEHOEFTE, ENERGIE EN MOTIVATIE TOT HET VERSTERKEN VAN DE KADERS, AANSTURING, EN WERKPRAKTIJK VAN HET RIEC AA, BIJ ALLE BETROKKENEN. DOORVOERING VAN DE VOORGESTELDE HERVORMINGEN EN INVESTEREN IN DE ONDERLINGE RELATIES ZIJN ESSENTIEEL OM TOT EEN DOELGERICHTE EN DOELTREFFENDE UITVOERING TE KOMEN. DUURZAME DOORWERKING VAN AFSPRAKEN VRAAGT EEN LANGE ADEM VAN ALLE BETROKKENEN. ALS BETROKKENEN AFHAKEN, IS HET HUIDIGE RIEC AA KWETSBAAR. 6. CONTROLE EN VERTROUWEN in een netwerkstructuur telt de betrouwbaarheid van knooppunten; deze is gebaseerd op vertrouwen en/of controle. Meestal zijn beide nodig. Vertrouwen hoog of toenemend, controle minder Werkgroepvoorzitters (althans de voorzitters van de goed lopende en actieve werkgroepen die wij spraken) rapporteren een hoge mate van vertrouwen binnen de werkgroepen. Doordat men elkaar kent, frequent contact heeft, en een gedeelde ambitie heeft op het doel van de werkgroep, is het vertrouwen hoog, de bereidheid om informatie te delen hoog, en ook het gevoel ‘er samen wel uit te komen’. Concreet samenwerken in de uitvoering aan een gedeeld onderwerp met eenzelfde ambitie is dus zeer bevorderlijk voor het vertrouwen; het verhoogt ook de controle binnen de werkgroep: men houdt elkaar aan afspraken en wil het vertrouwen niet beschamen. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 41 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES Tussen werkgroepen is er over het algemeen weinig en willekeurig (bv op basis van persoonlijke relaties) contact, wat het onderlinge vertrouwen niet bevordert. Collega's die ‘niet bij het RIEC zitten’ zijn doorgaans niet bekend met het RIEC en hebben daardoor minder vertrouwen en lagere bereidheid om informatie te delen. Dit hindert de effectiviteit van werkgroepen, omdat ze relevante informatie missen. Tussen de verschillende RIEC-gremia (RS, TS en operationele groepen) neemt het vertrouwen onzes inziens toe, evenals binnen de RS en TS. Men begint elkaar en elkaars organisatie beter te kennen, sterkere persoonlijke relaties stimuleren ook het onderlinge vertrouwen. Áls vertrouwen de enige basis is voor het maken van en committeren aan afspraken, is dit echter kwetsbaar. Vertrouwen moet gesteund zijn door controlemechanismen. Dit laatste lijkt zowel binnen als tussen de stuurgroepen nog minder ontwikkeld, met als gevolg een lage doorwerking van afspraken, zoals we in voorgaande paragraaf bespraken. Lage controle en geen systematische doorwerking van afspraken kan het onderlinge vertrouwen gemakkelijk schaden. Verkokering tussen, maar ook binnen organisaties hindert de opbouw van vertrouwen Het hebben van het vertrouwen in de eigen organisatie is net zo belangrijk als het hebben van vertrouwen tussen organisaties. Niet alleen vormen de partnerorganisaties op zichzelf een koker, maar ook binnen organisaties bestaat verkokering: organisatorische verkokering hindert het ontstaan van onderling vertrouwen en regelen van controle binnen het RIEC AA. We zien recent investeringen in het bemensen van de knooppunten, leggen van verbanden, uitwisselen van informatie, delen van kennis en kunde, zorgen voor verbindingen tussen diensten, teams en programma’s van partners, en opbouw van relaties met zowel de partners binnen het RIEC als daarbuiten. Dit is een belangrijke investering in vertrouwen en in controle. Voor een goed werkende integrale aanpak is een blijvende investering in vertrouwensrelaties en het instellen van controlemechanismen nodig. KANS: IN ALLE RIEC-GREMIA IS ER BEWUSTWORDING DAT ONDERLING VERTROUWEN EEN BELANGRIJKE BASIS IS VOOR INTEGRALE SAMENWERKING, EN HIER WORDT IN GEÏNVESTEERD. IN DE TS IS DAAR AL STRUCTUREEL TIJD VOOR GENOMEN, DE RS WIL DE KOMENDE TIJD INVESTEREN IN DE ONDERLINGE RELATIEOPBOUW, WAT ZOWEL VERTROUWEN ALS CONTROLE IN DE RIEC-SAMENWERKING KAN VERGROTEN. IN DE WERKGROEPEN IS HET VERTROUWEN EN DE CONTROLE HOOG, ZEKER WAAR GEDEELDE AMBITIE EN GELIJKWAARDIGE INVESTERING VAN WERKGROEPLEDEN SAMENKOMEN. BEDREIGING: DOOR VERKOKERING BINNEN EN TUSSEN ORGANISATIES IS ONBEKENDHEID MET (DE DOELSTELLINGEN VAN) HET RIEC AA BUITEN DE DIRECT BETROKKENEN GROOT. DIT BELEMMERT HET VERTROUWEN DAT NODIG IS OM SAMENWERKING EN INFORMATIE- UITWISSELING TE BEVORDEREN. HET HINDERT OOK HET ONTSTAAN VAN OVERZICHT EN SAMENHANG BINNEN HET RIEC EN MET RELEVANTE SPELERS BUITEN HET RIEC. GOEDWERKENDE CONTROLEMECHANISMEN VAN HOOG TOT LAAG IN HET RIEC AA ONTBREKEN VOORALSNOG, EN ZIJN NODIG OM OPGEBOUWD VERTROUWEN TE HANDHAVEN. 7. INFORMATIE-UITWISSELING Er moet voldoende legitimiteit zijn, techniek en vooral bereidheid om informatie met netwerkpartners te delen. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 42 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES Informatie-uitwisseling en integrale analyse fundament onder het RIEG; kerntaak van het RIEC-bureau Samenwerking in het RIEC AA drijft op de uitwisseling en het samen benutten van informatie. Het hebben van een gezamenlijke informatiepositie is een fundament onder het RIEC. Het RIEC-convenant voorziet in de wettelijke basis om informatie-uitwisseling tussen RIEC-partners te legitimeren. De kracht van het RIEC-bureau is dat zij voorziet in ondermijningsbeelden en integrale analyse die een cruciale rol hebben in de integrale informatievoorziening. Op grond van deze informatie kunnen goed geïnformeerde strategische en tactische besluiten genomen worden. Het RIEC-bureau heeft daarnaast ook een procesrol bij het delen van informatie. Ze heeft kennis van de wettelijke kaders, is kundig ten aanzien van effectief informatie delen, en vergroot bewustwording bij partners over welke informatie in RIEC-verband bruikbaar en relevant is. De behoefte aan zowel integrale analyse als proces-coördinatie is groot in het RIEC AA. Het RIEC-bureau zou met een ruimere bezetting, langer lopende aanstellingen en opleiding van experts, nog beter kunnen voorzien in deze behoefte. Hoewel alle partners het belang van informatie-uitwisseling begrijpen en erkennen, en ook in principe bereid zijn informatie te delen, zijn er in praktijk een flink aantal (werkelijke, maar ook waargenomen) belemmeringen om informatie te delen: Organisatie-eigen terughoudendheid in het delen van informatie Bij het OM en de politie is geheimhouding van informatie en zeer selectief delen van informatie met anderen (ook met collega’s binnen de eigen organisatie) een onlosmakelijk onderdeel van de werkpraktijk en beroepscode, om meerdere redenen en m.n. om daarmee te voorkomen dat een onderzoek ‘stuk gaat’. Deze terughoudendheid om informatie te delen zorgt er nogal eens voor dat relevante informatie niet in het RIEC gedeeld wordt, en niet wordt meegenomen in een integrale analyse. In de interviews wordt echter geregeld geconstateerd, ook door mensen van politie en OM, dat informatie zonder direct operationeel afbreukrisico ook niet met het RIEC gedeeld wordt. De onbekendheid met het RIEG, of ‘het RIEC' zien als iets van buiten in plaats van als deel van de eigen organisatie, werkt (onterechte) terughoudendheid tot het delen van informatie in het RIEG in de hand. Ook is niet altijd duidelijk wat het RIEC kan met de informatie, of welke informatie van belang is voor de integrale aanpak. Werkgroepvoorzitters zeggen dat het verkrijgen van informatie uit de eigen organisatie soms niet lukt, terwijl ze wel irritatie over zich heen krijgen van collega’s als ze zich ‘in een zaak gemengd’ hebben, terwijl ze niet geïnformeerd waren over een lopend onderzoek dat voor hun eigen casusbehandeling relevant zou zijn. Onbekendheid met de juridische basis voor het delen van informatie Echter ook bij andere partners dan de politie bestaat onbekendheid met of twijfel over de legitimiteit van het delen van informatie, zeker als dit bijvoorbeeld persoonsgegevens betreft. Bij werkgroepvoorzitters bestaat soms twijfel over de juridische basis voor het delen van informatie. Meer kennis hierover en begrip hiervan, goed weten welke informatie je op welke manier mag en kan delen, is wenselijk. Over het algemeen verzekerden RS-leden ons ervan dat er veel meer informatie gedeeld kan worden dan doorgaans gebeurt, dat de wettelijke basis hiervoor in het RIEC- convenant stevig is verankerd. Ook benadrukken zij dat niet zozeer het doorgeven van ‘namen en rugnummers!’ vereist is, maar juist procesinformatie die vrijelijk gedeeld kan worden, voor het RIEC AA bruikbaar is. Daarnaast vertellen meerdere betrokkenen dat de AVG of andere wetgeving ook geregeld als excuus wordt gebruikt door partners om geen RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 43 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES informatie te delen, om niet in actie te hoeven komen of geen capaciteit voor het RIEC AA te hoeven inzetten. Technische belemmeringen Het RIEC-IS systeem dat door het RIEC gebruikt wordt om signalen te delen en analyseren, is gebruiksonvriendelijk en aan herziening toe, volgens de gebruikers. Dit weerhoudt werkgroepen soms van het doorgeven van informatie. RIEC- analisten klagen ook over de technische beperkingen van het systeem. Bereidwilligheid om informatie te delen houdt sterk verband met geloof in de integrale aanpak en het RIEC AA Het RIEC AA staat of valt met informatie-uitwisseling en het verkrijgen van een integrale informatiepositie. Het geloof in de integrale aanpak, het vertrouwen in het RIEC als instrument daartoe, en de wilskracht van partners om die aanpak samen vorm te geven, is de belangrijkste basis voor informatiedeling en werkelijk integrale analyse als basis voor de uitvoeringspraktijk. Veel geïnterviewden zien hierin de grootste kwetsbaarheid voor het RIEC AA. NIBÒ-RIBO ontsluit veel integraal bruikbare informatie van de politie De ontwikkeling van het NIBO-RIBO®! door de politie wordt genoemd als belangrijke bron van informatie voor het RIEC AA, die de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit in het RIEC kan versterken. Puur en alleen het openstellen van deze informatie is echter niet voldoende. Ook hier geldt dat het handen en voeten geven aan informatie-gestuurd beleid en uitvoering een gezamenlijke opgave is, die ook weer afhangt van het hebben van een gedeelde visie en wilskracht bij alle partners. KANS: HET RIEC-BUREAU VOORZIET IN ONDERMIJNINGSBEELDEN EN INTEGRALE ANALYSE WAARMEE ZE EEN CRUCIALE ROL SPEELT IN DE INFORMATIEVOORZIENING. OP GROND VAN DEZE INFORMATIE KUNNEN GOED GEÏNFORMEERDE STRATEGISCHE EN TACTISCHE BESLUITEN GENOMEN WORDEN. HET RIEC-BUREAU HEEFT VOORTS KENNIS VAN DE WETTELIJKE KADERS, IS KUNDIG TEN AANZIEN VAN EFFECTIEF INFORMATIE DELEN, EN VERGROOT DE BEWUSTWORDING BIJ PARTNERS OVER WELKE INFORMATIE IN RIEC-VERBAND BRUIKBAAR EN RELEVANT IS. DIT DOEN ZE AL, MAAR ZIJ ZOUDEN NOG BETER IN DEZE BEHOEFTE BIJ PARTNERS KUNNEN VOORZIEN, ALS ZE DAAR BETER IN GEFACILITEERD WORDEN (VASTE AANSTELLINGEN, OPLEIDING, SALARIËRING). DE ONTWIKKELING VAN HET NIBO-RIBO?2 WORDT GEZIEN ALS EEN KANS VOOR HET RIEC AA. BEDREIGING: HOEWEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN, KENNIS VAN DE JURIDISCHE KADERS, EEN GOED LOPEND WERKPROCES EN BEKENDHEID MET HET RIEC AA ALLEMAAL VAN BELANG ZIJN OM INFORMATIE-UITWISSELING TE FACILITEREN, IS HET VERGROTEN VAN DE GROEP ‘BELIEVERS' IN HET RIEC AA, DIE EEN GEZAMENLIJKE VISIE OP DE INTEGRALE AANPAK HEBBEN, MISSCHIEN WEL DE BELANGRIJKSTE OPGAVE OM INTEGRALE INFORMATIEVOORZIENING TE VERSTERKEN. 21 Nationale en Regionale Inlichtingenbeelden Ondermijning: (dynamische) analyse van gecombineerde intelligence middels de Hyperion methodiek 22 Nationale en Regionale Inlichtingenbeelden Ondermijning: (dynamische) analyse van gecombineerde intelligence middels de Hyperion methodiek RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 44 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES 8. REGIE EN COORDINATIE De kwaliteit van regievoering en coördinatie en de mate van acceptatie daarvan door de partners moeten in orde zijn, alsmede de mate waarin de regievoerder bereid is zich te verbeteren. Een grote behoefte, in ontwikkeling, maar tot nu toe weinig geeffectueerd Regie en coördinatie op informatie-uitwisseling, zowel inhoudelijk (opbouw intelligence) als op proces, is iets dat volgens vrijwel alle geïnterviewden te kort schiet in het RIEC AA. Het regisseren van zowel de inhoudelijke informatie-uitwisseling ten behoeve van het werk in het RIEC AA als het regisseren van het proces van richten, inrichten en verrichten is een complexe taak, temeer daar alle partnerorganisaties gelijkwaardig aan elkaar zijn, en derhalve evenwaardig en gezamenlijk verantwoordelijk voor de noodzakelijke regie en coördinatie. Zowel de kwaliteit van de regievoering, als de acceptatie van regievoering door partners is in het verleden zwak geweest in het RIEC AA. Dat betekent werk aan de winkel, voor het RIEC-bureau, het RIEC-hoofd om noodzakelijke hervormingen door te voeren. En voor alle partners om deze hervormingen actief te steunen en het RIEC-hoofd te mandateren om coördinatie en regie over het netwerk uit te oefenen. De hervormingen die op dit moment de fase van implementatie ingaan zijn de inrichting van een Operationeel Coördinatie Overleg waar tactische beslissingen worden voorbereid op grond van gedeelde en integraal geanalyseerde informatie; het instellen van een dashboard om te voorzien in procesinformatie en managementinformatie ten behoeve van operationele sturing en verantwoording van resultaten; het versterken van het RIEC- bureau en uitbreiden met ICT en communicatie; en de positionering van de analisten, accountmanagers, netwerk en informatie-coördinator en projectleiders van het RIEC- bureau. Het instellen van 6 projectgroepen op de thema's in het zesluik is ook een hervorming die coördinatie en regie vereenvoudigt. Last, but not least, spelt ook hier weer dat heldere governance, kaderstelling en aansturing vanuit de Regionale Stuurgroep het mogelijk maakt betere coördinatie en regie over alle activiteiten in het RIEC AA te bewerkstelligen. Mandatering van de Tactische Stuurgroep stelt de TS in staat de uitvoering van RIEC-samenwerking beter te coördineren en regisseren. En het verlenen van ‘geleend gezag’ aan RIEC-hoofd en RIEC-bureau om regie over de netwerksamenwerking op zich te nemen, draagt bij aan het slagen van de voorgestelde hervormingen. Rol van het RIEC-bureau: tot nu weinig strategisch gepositioneerd In praktijk zijn veel coördinerende taken op dit moment uitbesteed aan het RIEC-bureau dat, zoals we eerder bespraken, hier onvoldoende voor is toegerust. Het tot stand komen van het OCO zal naar verwachting het RIEC-bureau ontlasten en beter in staat stellen zich te concentreren op haar kerntaken, die zowel inhoudelijk als qua proces coördinatie en regie betreffen. Tot op heden is het RIEC-bureau te weinig expliciet strategisch gepositioneerd in het netwerk om deze kerntaken naar behoefte te vervullen. Een RIEC-bureau heeft hiervoor ook de acceptatie van partners nodig. Veel onvrede over het uitblijven van resultaten en samenwerking tussen partners, Is tot voor kort geprojecteerd op het RIEC-bureau. Om haar centrale rol in de regievoering en coördinatie goed te kunnen vervullen, heeft het RIEC-bureau de beschikking nodig over duurzaam inzetbare, goed-opgeleide medewerkers, die het vertrouwen Krijgen van de partners. Dit is tweerichtingsverkeer. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 45 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES Het RIEC-hoofd heeft een belangrijke rol in de regievoering en coördinatie in het netwerk, en moet daartoe het ‘geleend gezag’ krijgen van de partners, om deze rol effectief te kunnen uitoefenen. Het kunnen verwerven van dit geleend gezag, door op strategisch niveau mandaat en (bestuurlijke) rugdekking te verwerven, het vertrouwen te krijgen en ook als het tegenzit gesteund worden, wordt door meerdere geïnterviewden genoemd als onmisbare kwaliteit van een RIEC-hoofd. RIEC-hoofden zijn in het verleden onvoldoende gemachtigd geweest (naar onze indruk meer onvoldoende gemachtigd dan onvoldoende ‘bij machte’) om de regie en coördinatie duurzaam te kunnen voeren, met name omdat ze op bestuurlijk en strategisch niveau onvoldoende positie wisten te Krijgen. De acceptatie van partners van het huidige interim RIEC-hoofd lijkt groot, er is vertrouwen in zijn inhoudelijke kennis en kunde en de voorgestelde hervormingen om regie en coördinatie in het netwerk te verbeteren. KANS: HET RIEC-BUREAU HEEFT IN TOENEMENDE MATE DE VEREISTE BEZETTING, KWALITATIEF GOED OPGELEIDE EN GEMOTIVEERDE MEDEWERKERS, OM REGIE EN COÖRDINATIE IN DE NETWERKSAMENWERKING TE VERSTERKEN. GELEEND GEZAG VAN DE PARTNERS AAN HET RIEC-HOOFD EN RIEC-BUREAU OM DEZE ROL OOK ECHT TE VERVULLEN, IS ONMISBAAR EN BEHOEFT VERSTERKING. ER WORDT GEWERKT AAN EEN WERKPRAKTIJK EN FUNCTIONELE DRAGENDE STRUCTUUR VOOR SAMENWERKEN IN RIEC- VERBAND. HET IS BELANGRIJK DAT DEZE WORDT GEÏMPLEMENTEERD EN GEDRAGEN, WANT TOT DAT MOMENT LEUNT DE EFFECTIVITEIT VAN HET RIEC-VERBAND NOG ONEVENREDIG STERK OP PERSOONLIJKE INZET, BETROKKENHEID EN AANWENDEN VAN HIËRARCHISCH GEZAG TEN BEHOEVE VAN DE INTEGRALE AANPAK, BEDREIGING: DE REGIE EN COÖRDINATIE WORDEN TOT VOOR KORT ALS ONVOLDOENDE BEOORDEELD DOOR VRIJWEL ALLE GEÏNTERVIEWDEN, WAT NEGATIEVE BEELDVORMING VAN ‘HET RIEC' IN DE HAND WERKT. HET RIEC-BUREAU DRAAGT STERK BIJ AAN REGIE EN COÖRDINATIE, MAAR HEEFT STERKERE STRATEGISCHE POSITIONERING, EN VOLDOENDE MIDDELEN, NODIG OM DEZE ROL GOED TE KUNNEN VERVULLEN. MET WISSELINGEN IN DE BEZETTING (DIE VEEL PLAATS VINDEN, IN ALLE GREMIA VAN HET RIEC) IS ER TOT NU TOE GEEN STRUCTUUR EN WERKPRAKTIJK WAAROP TERUGGEVALLEN KAN WORDEN, EN LIJKT ELKE ZOVEEL TIJD HET WIEL OPNIEUW UITGEVONDEN TE MOETEN WORDEN. 4.4. CONCLUSIE In dit hoofdstuk hielden we het RIEC AA tegen de meetlat van acht principes voor slagvaardig samenwerken. Hoe meer in netwerkorganisaties aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, hoe effectiever en productiever samenwerking zal zijn. Vooropgesteld, we zien sinds de start van dit onderzoek in januari toenemende energie en commitment in het RIEC AA. In alle RIEC-gremia (RS, TS, RIEC-bureau en operationele teams) wordt geïnvesteerd in het aanhalen van de onderlinge banden, wordt nagedacht over rolneming, richting en positionering, en worden concrete stappen gezet op weg naar een meer systematisch en goed georganiseerde werkpraktijk. De drive en urgentie om als overheid slagvaardig en samen op te treden tegen ondermijning zijn onmiskenbaar aanwezig. Dit is van wezenlijk belang voor het slagen van de integrale aanpak, en biedt kansen om integrale samenwerking te consolideren, intensiveren en verduurzamen. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 46 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES Tegelijkertijd zien we dat aan een aantal randvoorwaarden op dit moment onvoldoende wordt voldaan. De meest in het oog springende is de inhoudelijke richting van het RIEC AA, die niet voldoende geëxpliciteerd is en niet consequent vertaald in hoofddoelen en operationele doelstellingen. Zonder heldere keuzes blijft het bewaken van de richting, voortvarende besluitvorming (scherper kiezen, wat doen we wel en wat doen we niet in het RIEC) en samenhangende aansturing van operationele activiteiten moeilijk. Uit de interviews werd ons duidelijk dat het hele RIEC AA hieronder lijdt. Het heeft gevolgen voor de actiegerichtheid (doen we het juiste, en doen we het juist?); het verkrijgen en waarborgen van organisatiemandaat (maken we scherpe keuzes en houden we ons daar ook aan?); de doorwerking van afspraken (houden we ons van strategisch tot operationeel aan gemaakte afspraken?); vertrouwen en controle (kunnen we op elkaar rekenen, en worden we daar ook op afgerekend?); en de mate en kwaliteit van informatiedeling (delen we bruikbare informatie en gebruiken we die goed?). Kortom, scherpere formulering en handhaving van de inhoudelijke richting, kan de samenwerking over de hele linie versterken. Tot slot vragen we speciale aandacht voor de regie en coördinatie in het RIEC AA. Netwerksamenwerking gaat niet zonder regie. Juist in een samenwerkingsverband waarin partners nevengeschikt, dat wil zeggen gelijkwaardig en zonder hiërarchisch gezag over elkaar, samenwerken, is deze functie van cruciaal belang. Die functie wordt in het RIEC belegd bij het RIEC-hoofd en het RIEC-bureau. Partners zullen het RIEC-hoofd en - bureau in staat moeten stellen deze rol te spelen; daarvoor is mandaat, vertrouwen en steun nodig, maar ook een investering in kwaliteit en continuïteit. Beide zaken zijn de laatste jaren achtergebleven bij de ambities en gewenste opbrengst van het RIEC AA. Het huidige interim RIEC-hoofd heeft zichtbaar het vertrouwen van de RIEC-partners. Vertrouwen, actieve steun en investering van de partners in het (toekomstige) RIEC-hoofd en het RIEC-bureau, blijven nodig om de noodzakelijke coördinatie en regie in het netwerk te waarborgen. Op dit moment is dat nog een kwetsbaar punt. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 47 VAN 66 eee IRGANISATIEADVIES . 6 5. SLEUTELS VOOR SUCCES: INSPIRATIE EN ‘BEST 3 3 PRACTICES' VAN ANDERE RIEC'’s 5.1. INLEIDING EN SAMENVATTING VAN DE BEVINDINGEN Ter inventarisatie van ‘best practices’ elders in Nederland, legden we ‘werkbezoeken’ af bij RIEC’s in andere regio's. Een fysiek bezoek werd door de Corona-maatregelen onmogelijk. In plaats daarvan interviewden we vier RIEC-hoofden?, die ons telefonisch deelgenoot maakten van de wereld van ondermijning in hun regio, de dilemma's die spelen bij het effectueren van RIEC-samenwerking, de organisatie van het RIEC in de lokale context, en hoe zij als RIEC-hoofd opereren in het complexe speelveld van integrale samenwerking. In dit hoofdstuk doen we daarvan verslag, met een nadruk op de ‘sleutels tot succes’ die zij aanreikten. Opvallend was de gelijkenis tussen de interviews: in heel verschillende contexten zien we een vergelijkbare samenwerkings-dynamiek en issues rond governance en organisatie- inrichting. In alle regio’s investeren RIEC-hoofden (vaak enige jaren) in het verkrijgen van gezag en verlenen van toegevoegde waarde, om “op het RIEC-platform de deelnemende partners te laten excelleren”, zoals een van de hoofden het uitdrukte. We vatten onze bevindingen hieronder samen, en in de conclusieparagraaf van dit hoofdstuk sommen we concrete aanbevelingen op, die RIEC-hoofden deden. In bijlage 2 van dit rapport leest u een uitgewerkte versie van onze bevindingen, ondersteund met citaten uit de interviews. 5.1.1. SAMENWERKEN IN EEN NETWERK IS ALTIJD EN OVERAL MOEILIJK Het vergt duurzaam inzet, urgentiegevoel en commitment aan een integrale aanpak in het hele systeem. Het gaat om samen bouwen aan een integrale aanpak, in plaats van afschuiven van verantwoordelijkheden naar ‘het RIEC'. Dit besef van collectieve verantwoordelijkheid duurzaam bevorderen - met geleend gezag - wordt door elk RIEC- hoofd als cruciale opgave gezien. Ook wordt duidelijk dat juist deze functie van ‘buitenboordmotor’ van het RIEC-platform niet is uit te besteden aan het netwerk zelf: coördinatie en regievoering blijft nodig, ook na jarenlange inspanning en succesvolle samenwerking in het netwerk. 5.1.2. ELK RIEC-BUREAU HEEFT MOEITE OM IN POSITIE TE KOMEN Het verwerven van geleend gezag; het opbouwen van ervaring, expertise en intelligence; het bouwen van vertrouwensrelaties met alle partners: dit alles is essentieel voor slagen van het RIEC en vraagt om een lange adem en voortdurende inspanning van alle RIEC- bureaus. Bij alle RIEC-bureaus wordt gestreden voor duurzame plaatsing, al dan niet middels vaste aanstellingen, betere inschaling, opleiding en investering in mensen en systemen, om deze taak (beter en duurzaam) te kunnen vervullen. 2 In een regio betrof dit het plaatsvervangend hoofd RIEC; in de regio Brabant-Zeeland de regionaal programmaleider Oost-Brabant. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 48 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES 5.1.3. RIEC-BUREAUS VERSCHILLEN IN HUN AANPAK EN KIEZEN EEN ROL DIE PAST BIJ DE LOKALE CONTEXT Elk RIEC-bureau zoekt haar meerwaarde passend bij de geografische context en praktijk. Die meerwaarde is veelvormig maar kent globaal drie kerntaken: coördinerende taken, c.q. procesbegeleiding en ondersteuning (zoals het organiseren van het proces van informatie-uitwisseling, maken van jaarverslagen, genereren van management- informatie), inhoudelijke taken m.b.t. integrale analyse (zoals het maken van ondermijningsbeelden, branchegerichte en gebiedsgerichte analyses, maar ook bieden van kennis en expertise aan gemeenten); en een regietaak: het bevorderen van samenwerking, lerend vermogen en innovatie in het netwerk. De volgorde zegt niets over het belang van de taken: ze zijn alle drie wezenlijk voor het goed functioneren van de samenwerking. We zien een paar trends in de succesvolle rolneming van RIEC-hoofden en RIEC- bureaus: Constant onderhouden van de integrale analyses, ondermijningsbeelden maken en updaten Als meerwaarde van RIEC-bureaus wordt door de hoofden die wij spraken genoemd dat ze in beeld brengen hoe ondermijnende criminaliteit speelt in specifieke gebieden of branches. Ondermijningsbeelden zijn van grote waarde om zicht te krijgen op de aard, ernst en samenhang van ondermijnende criminaliteit, en spelen een belangrijke rol bij de (bestuurlijke) beeld- en bewustwording van het probleem; en goed geïnformeerde besluitvorming in de RIEC's. Bovendien worden ondermijningsbeelden vaak genoemd als de opening van het gesprek met bestuurders. Het blijven onderhouden en up-to-date houden van deze beelden is daarom heel belangrijk, en vormt een motor voor RIEC-activiteit. Soms maken RIEC-bureaus op basis van openbaar beschikbaar informatie integrale analyses, die de gezamenlijke aanpak voeden. Sterke betrokkenheid in de uitvoering, dienstbaarheid aan de uitvoering is een manier die veel RIEC-bureaus en RIEC-hoofden kiezen om meerwaarde te bieden aan en een positie te verwerven in het netwerk. Deze betrokkenheid bij de uitvoering vinden de RIEC- hoofden die wij spraken essentieel. Sommige RIEC's richten er een front- en backoffice van het RIEC-bureau voor in, of lokale analyse- en interventieteams waar bureaumedewerkers standaard deel van uitmaken. Dienstbaarheid aan de uitvoering (vragen welke analyse behulpzaam is in plaats van het ‘aanbieden’ van producten aan de operationele teams) helpt om draagvlak te krijgen en meerwaarde te tonen aan partners. En-en benadering. De RIEC-bureaus van wie wij het hoofd spraken kiezen voor een mix van een casusgerichte aanpak en een fenomeengerichte aanpak, met ‘couleur locale’. RIEC-hoofden benadrukken dat de signalen uit de praktijk de informatie vormen waarmee een fenomeen-aanpak gerealiseerd kan worden, en dat het belangrijk is om samenhang aan te brengen tussen casus-analyses en fenomeen-analyses. Daarnaast biedt zo'n ‘en- en’ benadering de mogelijkheid om concrete resultaten op korte termijn te boeken, waarmee het draagvlak bij de partners voor de integrale aanpak versterkt wordt. De ‘basis op orde’ (een goed geoliede werkpraktijk en werkprocessen) is een noodzakelijke voorwaarde om als RIEC-bureau vitale functies in het netwerk te vervullen en duurzaam draagvlak voor RIEC-samenwerking te houden. Investeren in mensen en systemen noemen de RIEC-hoofden als voorwaarde voor het kunnen bieden van kwaliteit en continuïteit. Organisatieadvies, coaching, leren en innoveren Alle RIEC-hoofden benadrukken dat integraal samenwerken iets is dat overheidsorganisaties moeten leren, en waar ze niet van oudsher of vanzelfsprekend goed in zijn. RIEC-hoofden en bureaus nemen geregeld RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 49 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES de rol van adviseur, coach of trainer van de netwerkpartners op zich. Bekwaamheid en vaardigheid van het RIEC-bureau en -hoofd in die rollen bevordert integrale samenwerking. 5.1.4. EEN RIEC-HOOFD IS EEN SCHAAP MET MINSTENS VIJF POTEN Het creëren van bewustwording en verkrijgen van mandaat (op directieniveau) bij de partners, burgemeesters en driehoeken wordt door de RIEC-hoofden gezien als voorwaarde om strategisch effectief te zijn. De positie van een RIEC-hoofd is kwetsbaar, het afbreukrisico is groot. Creëren van steun en ‘rugdekking’ van de partners, ook als het tegenzit, is daarom van groot belang. Ten tweede is het RIEC-hoofd bij uitstek in de positie om de ‘tafel’ neer te zetten en het gesprek te faciliteren tussen partners over belangentegenstellingen en dilemma's in de opdrachtformulering en besluitvorming van het RIEC. Het bevorderen van onderhandeling tussen partners en zorgen dat ze ‘er samen uitkomen’ wordt genoemd als voornaamste taak van een RIEC-hoofd. Ten derde zien de RIEC-hoofden zorg voor concreet resultaat (casuïstiek) als sleutel tot succes en het duurzaam krijgen van (bestuurlijke) steun en mandaat. Het behalen van concreet resultaat wordt door de RIEC's gecombineerd met (het door ontwikkelen van) de fenomeenaanpak. Zorgen voor leren en innoveren in en met het netwerk wordt ook vaak genoemd als taak van het RIEC-bureau en RIEC-hoofd. RIEC-hoofden nemen afwisselend de rol van expert, organisatieadviseur, trainer of coach op zich, of zorgen dat hierin wordt voorzien, om partners te begeleiden bij het leren (integraal) samenwerken. Tenslotte hebben de RIEC-hoofden (ook) verstand van het tactische werk; een geloofwaardig RIEC-hoofd met gezag bij partners kent de inhoud van het werk op haar of zijn duimpje.” 5.1.5. GOVERNANCE, AFSTEMMING EN SAMENHANG OP STRATEGISCH NIVEAU Alle RIEC’s worden effectiever naarmate er een sterkere governance is. Een stevige strategische positionering van het RIEC in het specifieke krachtenveld van de regio, gedragen en actief gesteund door alle partners, lijkt een primaire voorwaarde voor alle RIEC’s om effectief te worden. Zoals gezegd investeren RIEC-hoofden hier allemaal stevig in, en is het in veel regio's een kwestie van jarenlange inspanning om dit draaiend te krijgen, zo niet ‘going concern’, waarbij het RIEC-hoofd luis in de pels, ongevraagde adviseur en beïnvloeder zonder macht is. Hoe meer de partners het RIEC benutten als platform voor integrale samenwerking, hoe effectiever het RIEC-hoofd deze rol kan vervullen, en vice versa: in die zin is er een wisselwerking en onderlinge afhankelijkheid tussen de effectiviteit van partners en die van het RIEC-hoofd en -bureau. Bij een aantal RIEC’s zien we een beweging naar nauwe samenwerking in een bredere regionale ‘veiligheidscoalitie’, waarbij strategische afstemming tussen RIEC-doelstellingen en aanpalende thema's zoals zorg en veiligheid, geoptimaliseerd en georganiseerd wordt. Ook wordt in sommige regio’s overwogen op termijn een gezamenlijke bovenbouw onder centrale leiding te realiseren. Welke optie de moeite van overwegen waard is, kent ook contextuele verschillen (bv is er een spanningsveld tussen geografisch grote gemeenten en kleinere gemeenten, waarbij centrale regievoering de gelijkwaardigheid van de samenwerking in gevaar brengt). 24 Waarvoor niet noodzakelijk is dat het hoofd dit werk zelf lang gedaan heeft RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 50 VAN 66 WagenaarHoes eee IRGANISATIEADVIES 5.2. CONCLUSIE Dit hoofdstuk vormde als het ware een ‘benchmark’ voor het RIEC AA in vergelijking met andere RIEC's. Wat kan het RIEC in de regio Amsterdam-Amstelland leren van andere regio's? Welke kwesties spelen er, en welke keuzes zijn er gemaakt, met welk effect? Allereerst zagen we dat in alle regio’s een vergelijkbare samenwerkingsdynamiek bestaat, en dat het RIEC in alle regio's moeite heeft (gehad) om in positie te komen. Samenwerken in netwerken is moeilijk, overheidsorganisaties zijn het van nature niet gewend, er niet in bekwaamd en niet op ingericht, het probleem van ondermijning staat lang niet altijd op de kaart of hoog op de prioriteitenlijst van gemeenten, partners zijn niet vanzelf geneigd informatie met elkaar te delen en samen op te trekken in de aanpak van ondermijning. Tot zover het ‘slechte nieuws’: hoewel we dit eerder willen duiden als inherente en universeel aanwezige knelpunten bij integraal samenwerken in een netwerkorganisatie aan een complex probleem. Amsterdam-Amstelland is daar niet uniek in. Dan het goede nieuws: de RIEC's die wij spraken hebben zonder uitzondering een moeilijke start doorgemaakt. Het verwerven van ‘geleend gezag’ en mandaat van de partners, het tonen van meerwaarde aan de partners en boeken van zichtbare resultaten, in combinatie met het uitdragen van de integrale aanpak, en vormgeven van een goede werkpraktijk waarin partners kunnen excelleren is een proces van lange adem. RIEC- hoofden zien het als een centrale taak van RIEC-hoofd en RIEC-bureau om samenwerking tussen de partners te bevorderen en faciliteren en “de partners te laten excelleren”: zij doen dat met succes. Hoe doen ze dat? We sommen de sleutels voor succes op die we aangereikt kregen van vier RIEC-hoofden: e Realiseer je dat samenwerken altijd moeilijk is, en investeer in een RIEC-hoofd en RIEC-bureau die uitermate bekwaam zijn in het faciliteren, aanjagen en ondersteunen van integrale samenwerking. e Daar is optimalisatie van de werkpraktijk en werkprocessen een basisvoorwaarde bij. Evenals investeren in de kwaliteit en continuïteit van het RIEC-bureau, om het weglekken van kennis, kunde en collectief geheugen tegen te gaan. e Goede strategische positionering van RIEC-hoofd en RIEC-bureau zijn nodig om de functie van ‘buitenboordmotor’ van de integrale aanpak te kunnen vervullen. e __ Commitment van partners aan het RIEC is onontbeerlijk, mandatering van de aanpak is essentieel. Partners moeten de integrale aanpak (en het RIEC-hoofd) onvoorwaardelijk, actief en openlijk steunen en de integrale aanpak verdedigen en uitdragen, ook als het tegenzit. Het RIEC-hoofd biedt het comfort, de kennis en kunde om partners dit vertrouwen ook te geven. Effectieve RIEC-hoofden bedienen de partners met kennis en kunde, maar beïnvloeden, adviseren en coachen hen ook. e Het RIEC is van de partners, en moet dat ook zijn. RIEC-hoofden zorgen voor de agendering van RIEC-thema's op alle gremia waar beslissingen worden genomen die effect hebben op de RIEC AAnpak en inzet van capaciteit, en zorgen dat partners doorlopend in gesprek blijven over (diversiteit) van belangen en doelstellingen en er samen uit komen. Een van de hoofden noemde dat beeldend “de onderhandelingstafel neerzetten” waar partners er samen uit moeten komen. e Erzijn ‘believers’ nodig om het RIEC te laten slagen: zowel bij de partners als bij het RIEC-bureau. Believers hebben een lange adem, en kiezen keer op keer, ook tegen RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 51 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES de stroom in (waan van de dag, focus op snel resultaat, eigenbelang van de partners) voor de gezamenlijke aanpak. e _ Coalitievorming en afstemming op strategisch niveau over thema’s die samenhangen en overlappen met ondermijning bevordert betrokkenheid bij het RIEC en bevordert inhoudelijke richting en afbakening van de RIEC AAnpak. Dit zorgt ook dat het RIEC niet ‘overbelast’ raakt, zich met te veel of de verkeerde dingen bezighoudt, of bureaucratisch wordt, terwijl een hybride, adaptieve en wendbare aanpak nodig is. e _ Leren en innoveren zijn wezenlijke onderdelen in het verbeteren en versterken van de RIEC AAnpak; RIEC's zijn gebaat bij een coachende en lerende houding in het netwerk en bevorderen dit ook. Naarmate de andere randvoorwaarden beter op orde zijn, komen het RIEC-hoofd en RIEC-bureau meer toe aan het ondersteunen van deze functie in het netwerk. Hoewel de geografische context van Amsterdam-Amstelland uniek is, en de verhoudingen tussen de partners en de verhouding tot het RIEC uniek is voor deze regio, zien we dat de hier genoemde sleutels voor succes ook onderkend worden door de geïnterviewden in Amsterdam-Amstelland. Bovendien zien we in Amsterdam-Amstelland (aanstaande en huidige) investeringen en hervormingen in het RIEC die overeenkomen met succesfactoren in andere regio's. Het gegeven dat veel van de opstartproblemen en groeipijnen in andere RIEC's overwonnen zijn, stemt hoopvol dat de huidige onvrede ook zal leiden tot structurele en duurzame verbetering van de integrale aanpak in Amsterdam- Amstelland. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 52 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES REFERENTIES Bestuurlijke reactie onderzoeksrapport de achterkant van Amsterdam, College van B&W. Amsterdam, 2019 Boutellier, H.‚, Hermans, C., & van de Plas, F. (2019) Ontsporende vrijheid. Over de maatschappelijke betekenis van ondermijning en het belang van een onorthodoxe aanpak daarvan. Boombestuurskunde, Den Haag. Boutellier, H., Broekhuizen, J. (2016) Impulsen tegen ondermijning. De taskforce Brabant- Zeeland wetenschappelijk tegen het licht gehouden. Strategisch advies. Verwey-Jonker Instituut, Utrecht. Capgemini Consulting (2012) Beslisdocument Inrichting en Beheer RIEC Amsterdam- Amstelland. RIEC Amsterdam-Amstelland. Convenant ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordeling (overeengekomen op 1 januari 2013, te Amsterdam) Het Parool (15 november, 2019) De strijd tegen drugs: van betutteling tot politieke topprioriteit. Via: https://www.parool.nl/amsterdam/de-strijd-tegen-drugs-van-betutteling- tot-politieke-topprioriteit—-b6a0a2ed/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F Huisman, W, Huikeshoven, M., Nelen, H., van de Bunt, H., & Struiksma, J. (2005). Het van Traa project. Vrije Universiteit, Amsterdam. Via: https://ateno.nl/wp- content/uploads/2016/09/VU-Rapport-Het-Van-Traa-project-December-2005-1.pdf Ministerie van Justitie (2007) Programma Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Misdaad. Via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-11-b1.pdf Projectgroep Emergo (2011) De gezamenlijke aanpak van de zware (georganiseerde) misdaad in het hart van Amsterdam. Boom, Amsterdam. Via: https://zoek. officielebekendmakingen.nl/blg-135298.pdf RONT Management Consultants/Joost Vos (jaartal onbekend). Rijker verantwoorden voor effectief (samen)werken. Via: https://rontmanagementconsultants.nl/rijker-verantwoorden/ Tops, P., Tromp, J. (2019) De achterkant van Amsterdam. Een verkenning van drugsgerelateerde criminaliteit. Binnenlands Bestuur. Via: https://www.binnenlandsbestuur.nl/Uploads/2019/8/onderzoeksrapport-de-achterkant-van- amsterdam.pdf RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 53 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES BIJLAGE 1. SCHEMATISCHE SAMENVATTING VAN HOOFDSTUK 3: RIEC AA LANGS DE MEETLAT 1 DS Drive en ervaren urgentie Behoefte aan resultaat Drive en urgentie kunnen Het aanbrengen van meer hoog, noodzaak gevoeld leidt potentieel tot benut worden voor het samenhang tussen om door te pakken competitie en versterken van gedeelde initiatieven/doelstellingen van verminderde afstemming _ visie; expliciteren RIEC- de partners en de RIEC tussen partners doelstellingen; en gerichtere __AAnpak is nog niet geborgd sturing door RS INHOUDELIJKE Meer focus door kiezen Onvoldoende Het RIEC-bureau levert Zolang overeenstemming over RICHTING voor centraal thema (bestuurlijke) consensus __ondermijningsbeelden en strategische doelstellingen drugseconomie over duiding van integrale analyse die uitblijft, blijft het RIEC AA drugsgebruik en - inhoudelijke richting en kwetsbaar voor ‘zijsturing’ en handel, thematische keuzes kunnen informeren. het (terechte of onterechte) sturing en prioritering Focus geeft kans om verwijt dat gewenste resultaten door partnerorganisaties doelstellingen aan te niet worden behaald niet steeds uitgelijnd met scherpen en RIEC AAnpak RIEC-doelstellingen sterker af te bakenen jrondizlejsdiei, hist al) Actiegerichtheid op Onvoldoende De (gaande zijnde) De doeltreffendheid van acties operationeel niveau hoog. feedback/informatie- hervorming van de is moeilijk te beoordelen door Toenemend contact tussen __ uitwisseling tussen werkpraktijk van het RIEC weinig systematische afweging RS, TS en werkgroepen in operationeel en tactisch (bureau) en inrichten OCO __en sturing van acties in de partnerorganisaties niveau; gebrek aan zijn veelbelovend om de overeenstemming met RIEC- geeft zicht op samenhang inzicht in samenhang doelmatigheid van acties te doelstellingen en beter afgestemde acties tussen bevorderen werkgroepen/casussen; OAN EN dl ENDS Sterkere focus helpt bij het Concurrerende Het belang van kennen van Beslissingen over (schaarse) AAT krijgen van mandaat voor belangen en beslistafels elkaar en elkaars wereld capaciteit worden ook buiten tactische beslissingen leiden tot geven en wordt onderkend door RS en __RIEC om genomen (bv in terugtrekken van TS, en hier wordt in driehoeken); gebrek aan mandaat op RIEC- geïnvesteerd. TS heeft afstemming daartussen besluiten (toenemend) invloed op bedreigt mandatering van mandatering door eigen RIEC-beslissingen moederorganisaties, en investeert hierin DOOWERKING VAN De noodzaak tot sterkere Rolneming, kaderstelling De versterking van het Implementatie van de AFSPRAKEN doorwerking van afspraken __en aansturing op RIEC-bureau en de hervormingen en continuïteit in wordt gevoeld door alle strategisch en tactisch werkpraktijk in het RIEC de bezetting van het RIEC en partners niveau van dien aard dat (verbeteren ICT, inrichten RIEC-bureau, is (nu nog) niet operationalisatie van OCO) zal maken en geborgd doelstellingen uitblijft doorwerken van heldere afspraken vergemakkelijken CONTROLE EN In de werkgroepen is het Verkokering tussen en Het belang van opbouwen Goedwerkende VERTROUWEN onderling vertrouwen hoog binnen organisaties van onderling vertrouwen is __controlemechanismen hindert opbouw van bij iedereen duidelijk. ontbreken vooralsnog, en zijn vertrouwen. Vertrouwen is hoog (binnen nodig om opgebouwd Samenwerken gaat op werkgroepen), wordt vertrouwen in het hele RIEC dit moment meer op toenemend in geïnvesteerd AA en met partijen buiten het basis van vertrouwen RIEC te handhaven 2 OCO= Operationeel Coördinerend Overleg RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 54 VAN 66 eee ORGANISATIEADVIES dT dan op basis van (TS), of hier wordt de wens controle toe uitgesproken (RS). INFORMATIE- Het RIEC(-bureau) maakt Informatie-deling in het Op grond van de RIEC-bureau tot voor kort UITWISSELING ondermijningsbeelden en RIEC is niet altijd goed beschikbare informatie, uit onvoldoende toegerust integrale analyses waar het gestroomlijnd; proces ondermijningsbeelden en (bemensing, vaste RIEC AA op kan varen. van informatie-deling integrale analyse, kunnen aanstellingen, opleiding) en NIBO-RIBO ontsluit loopt niet altijd goed; goed geïnformeerde strategisch gepositioneerd voor integrale informatie voor het niet de juiste informatie beslissingen worden coördineren en regisseren van RIEC, op de juiste plek. genomen informatie-uitwisseling Terughoudendheid tot delen van informatie ie | Er wordt gewerkt aan een Partners zullen sterker Ontstane momentum biedt Totdat werkpraktijk en - COORDINATIE betere werkpraktijk en ‘geleend gezag’ moeten _de kans om regie en processen daadwerkelijk functioneel dragende verlenen aan RIEC- coördinatie in gehele RIEC hervormd zijn, leunt het RIEC structuur in het RIEC hoofd en -bureau om AA goed in te richten (te) sterk op persoonlijke inzet regie en coördinatie te en betrokkenheid. Dit maakt effectueren. Door veel regie en coördinatie kwetsbaar wisselingen in de bezetting van het RIEC en RIEC-bureau wordt het wiel steeds opnieuw uitgevonden RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 55 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES BIJLAGE 2. UITWERKING VAN HOOFDSTUK 5: SLEUTELS VOOR SUCCES: INSPIRATIE EN ‘BEST PRACTICES' VAN ANDERE RIEC'S HERKENBARE (OPSTART)PROBLEMEN: DE “RIEC-DYNAMIEK” De RIEC-hoofden die wij spraken waren van mening dat de RIEC'’s in hun regio goed draaien, effectief zijn en grote meerwaarde hebben voor het realiseren van de integrale aanpak van ondermijning. Dat is bij geen van de RIEC'’s vanzelf tot stand gekomen. De RIEC's kennen dezelfde opstartproblemen en ervaren dezelfde knelpunten in het realiseren van een integrale aanpak. De RIEC-hoofden kennen dezelfde uitdaging om meerwaarde te creëren en het RIEC zo te organiseren en in te richten dat die meerwaarde door alle betrokkenen waargenomen en waargemaakt wordt. We bespreken een aantal opstartproblemen en knelpunten, die we ook in de interviews met het RIEC AA terugzagen. We hoorden zoveel gelijkenissen, dat we voorzichtig durven te spreken van herkenbare “RIEC-dynamiek”. GEVOEL VAN CONCURRENTIE OF ‘ANDERMANS ZORG’ dat we zagen bij het opstarten van het RIEC in de regio AA, hoorden we ook terug bij de andere RIEC's: “Gemeentes hadden het gevoel, daar hebben we de politie toch voor? En de politie zei: een expertisecentrum? Maar dat zijn wij toch al.” Dus het krijgen van positie als RIEC, aantonen van de noodzaak en de meerwaarde van netwerksamenwerking, en partners verleiden hierin te investeren, is in alle regio's een opgave en zorgt voor opstartproblemen. Net als in regio AA zagen we bij de ander regio's de ambivalentie tussen het RIEC als ‘ongenode gast’ en het RIEC als gezamenlijk platform waarop integrale samenwerking gerealiseerd wordt door de partners. Het besef, zoals dat vaak benoemd werd, “het RIEC, dat zijn wij” groeit langzaam en vergt een lange adem, bij alle partnerorganisaties, op alle RIEC-gremia, en van RIEC-hoofden en RIEC-bureaus. ONVREDE OVER HET RIEC, IMAGOPROBLEMEN worden ook in alle interviews genoemd. Een RIEC-hoofd zegt ronduit: “Partners vonden een excuus in een niet-functionerend RIEC, om te negeren dat zij zelf tekortschoten en niet in samenhang acteerden.”. Onvrede bij de partners over hoe het RIEC functioneert of wat er bereikt wordt, en “imagoproblemen’ van het RIEC zagen we ook in Amsterdam-Amstelland, en waren mede aanleiding voor het huidige onderzoek. RIEC-hoofden vertellen dat het creëren van een platform waarop de partners kunnen excelleren, bij alle RIEC's een voortdurende investering vraagt van alle partners, met een aanjagende rol voor het RIEC-hoofd. Naarmate de werkpraktijk beter op orde is, het RIEC-bureau beter georganiseerd en geoutilleerd is, en concrete resultaten die door RIEC-samenwerking behaald worden, beter over het voetlicht worden gebracht, wordt de meerwaarde van het RIEC voor partners zichtbaarder. Dit vergroot de betrokkenheid van de partners en het nemen van (bestuurlijke) verantwoordelijkheid voor RIEC-samenwerking. Deze toename van betrokkenheid wordt door alle RIEC-hoofden gerapporteerd, en kost vaak enkele jaren. ONDERMIJNING BESTRIJDEN IS EEN COMPLEXE OPGAVE Ondermijning is een groot probleem en een complex probleem. Het aanpakken van ondermijning is een grote en even complexe opgave. Het behoeft een lange adem, permanente aandacht en agendering. Juist het feit dat ondermijning een sluipend probleem is, waarvan de negatieve effecten niet altijd direct tastbaar of zichtbaar zijn, of moeilijk in een samenhangend verband met elkaar te brengen zijn, maakt dat het probleem leidt tot handelingsverlegenheid bij betrokkenen. Het gevoel dat het probleem zo veelomvattend RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 56 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES en complex is, roept ook een gevoel van machteloosheid op bij overheden, en de neiging het probleem te omzeilen of anderen voor de aanpak verantwoordelijk te houden. Dit is elders treffend beschreven door auteurs die de RIEC AAnpak van binnenuit kennen en bestuderen (zie: Boutellier, Hermans, van de Plas, 2019), en komt ook aan de orde in de interviews die wij hadden met RIEC-hoofden. Het ondersteunen van bestuurders, om (politiek) risico te kunnen nemen, en laten zien dat je iets te bieden hebt als RIEC(hoofd) — zowel expertise als resultaten— is een manier waarop RIEC-hoofden bewustwording en draagvlak bevorderen in het netwerk. We zijn vaak op zoek naar korte termijn score, maar dit gaat over veel meer, generatie overdracht, school, taaie problemen, heel complex, vraagt dus generaties lang aandacht. Dat vergt de RIEC aanpak.” DE INTEGRALE AANPAK IS IETS DAT JE MOET LEREN Een tweede complexiteit van ondermijning wordt vaak genoemd in de interviews: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt”. Ondermijning bestrijden vergt kennis van wat ondermijning ís, en zicht op hoe ondermijning ingrijpt in de samenleving. Netwerkpartners zien per definitie slechts een selectie van die uitingsvormen, interpreteren die vanuit hun eigen organisatie-perspectief, en kiezen voor hun eigen instrumentarium om dat deel van wat ze zien aan te pakken: strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaal. Zolang ze de puzzelstukjes aan informatie en interventies niet delen met elkaar, wordt niet inzichtelijk dat er een grotere puzzel is, die ondermijnende patronen, structuren en netwerken in de samenleving toont. De grotere puzzels kunnen pas gelegd worden, als op zichzelf staande, schijnbaar betekenisloze puzzelstukjes bij elkaar komen. Ziehier de kip- en ei-complexiteit van integrale samenwerking rond ondermijning. Integrale samenwerking is samenwerken aan een probleem dat pas zichtbaar en begrijpelijk wordt als je gaat samenwerken. Het maken van ondermijningsbeelden heeft in veel regio’s bijgedragen aan de bewustwording en urgentie. In verschillende regio’s gaf een crisis in het RIEC (vastlopen van de organisatie, hoogoplopende onvrede) of een incident in de buitenwereld (zoals de aanslag op het gemeentehuis in Waalre) een sterke impuls aan de integrale samenwerking. We vergeten wel eens hoe ontzettend moeilijk samenwerken is.” “Het is een heel moeilijk vak, je bent er niet zo snel goed in. Het is ook heel lang geen deel geweest van ons werk. De politie vangt boeven. Dit is heel wat anders.” Integrale samenwerking is geen eenvoudige opgave. Dat erkennen de RIEC-hoofden en ze zien het allemaal als een hoofdtaak en hoofdzaak om partners te faciliteren om een integrale aanpak te omarmen en het te gaan doen met elkaar. TOEGEVOEGDE WAARDE CREËREN - HET RIEC-NETWERK DRAAIEND KRIJGEN EN HOUDEN “Het RIEC is van de partners, en moet dat ook zijn”. Dat is een uitspraak die bijna elk RIEC-hoofd deed: het geeft gelijk aan dat dit besef niet vanzelfsprekend is, en niet vanzelf ontstaat. Het is wel het leidende principe om de integrale aanpak tot een succes te maken. RIEC-hoofden kunnen door hun rolopvatting en wijze van beïnvloeden en opereren in het netwerk bijdragen aan dit besef, en partners helpen zich de RIEC AAnpak eigen te maken. Een RIEC-hoofd omschreef het zo: “zorgen dat de partners kunnen excelleren op het RIEC-platform”. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 57 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES “Het moet dus niet zijn: hoe draag jij [RIEC-hoofd] bij aan het oplossen van ondermijning? Maar, hoe ondersteunt en stimuleert het RIEC de partners om (op een andere manier) productief te worden? Dit zou de KPI van het RIEC moeten zijn, partners aanzetten tot een andere vorm van productiviteit.” Ook als de samenwerking in het RIEC goed loopt en de integrale aanpak met gewenst resultaat in praktijk gebracht wordt, blijft ‘het RIEC' (lees: het RIEC-convenant als verbindend element, het RIEC-hoofd als regisseur, het RIEC-bureau als leverancier van kennis en ondersteuning) nodig als ‘buitenboordmotor’ van de integrale aanpak. RIEC- hoofden zijn nodig om op strategisch niveau de RIEC AAnpak te agenderen, mandaat en steun te verwerven. Het RIEC-hoofd voert (soms lastige) gesprekken met partners om duurzaam commitment te houden; en zorgt ervoor dat partners onderlinge belangentegenstellingen (die altijd bestaan) uitonderhandelen, zodat ‘het RIEC' (lees: de integrale aanpak) van de partners blijft. Commitment en gezamenlijke richting houden is iets dat niet vanzelf gaat, maar aanmoediging, regie en coördinatie behoeft. Het RIEC-hoofd en het RIEC-bureau leveren daar ieder een eigen en wezenlijke bijdrage aan. DE RANDVOORWAARDEN CREËREN WAARONDER PARTNERS KUNNEN EXCELLEREN PROBLEEMBESEF OF BEWUSTWORDING CREËREN wordt door de RIEC-hoofden genoemd als essentiële stap voor het tot stand komen van urgentiegevoel en ambitie om de aanpak van ondermijning te effectueren en verbeteren. De RIEC-hoofden investeren in deze bewustwording om commitment op de integrale aanpak te verwerven. In sommige regio’s zorgt een schokkend incident voor plotsklaps probleembesef, zoals de aanslag op het gemeentehuis in Waalre deed in de regio Brabant. Zo'n ‘wake-up-call’ helpt mee om als RIEC de wind in de zeilen te krijgen. De ‘vraag’ naar het RIEC-‘aanbod’, ontstaat als (met name gemeenten) urgentie ervaren. Vaak gaat dit gepaard met het besef dat ‘de overheid’ tot op heden tekortschiet. Dat maakt dat er naast probleembesef ook gewerkt moet worden (door RIEC-hoofden) aan het bieden van steun en zichtbare resultaten aan partners om (reële) afbreukrisico’s te verkleinen. “Zorgen dat het RIEC van de partners wordt, in plaats van dat het RIEC als ‘excuustruus’ dient voor niet goed acterende partners, dat is de uitdaging in alle regio’s. Daar zit per definitie ook een politiek risico aan, dus je moet ook laten zien dat je wat te bieden hebt en ondersteunt.” “Awareness is bij ons wel gecreëerd. Geen enkele burgemeester zegt hier: ondermijning speelt niet bij ons. Dat was een aantal jaar geleden wel anders.” In regio's waar een ‘wake-up-call’ uitblijft, hebben RIEC-hoofden vaak moeite om het schijnbaar onzichtbare probleem van ondermijning onder de aandacht te brengen bij bestuurders. Cijfers en verhalen helpen; het maken van ondermijningsbeelden helpt om als RIEC-bureau een ‘voet tussen de deur’ te krijgen op bestuurlijk niveau. Het helpt als met name verantwoordelijke bestuurders begrijpen hoe ondermijning werkt, hoe het eruit ziet en wat voor benadering het vraagt, zo stellen de geïnterviewde RIEC-hoofden. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 58 VAN 66 WagenaarfHloes eee ORGANISATIEADVIES “Bestuurlijk en ambtelijk bestond aanvankelijk veel onwetendheid over de problematiek. Ten tweede is het ook een politiek risico om ermee aan de slag te gaan. Lokale ondermijningsbeelden hielpen om gemeenten uit de ontkenning te halen, en om een aanzet te geven ze te helpen hiermee om te gaan.” Het lijkt er ook op dat soms juist het vastlopen van de RIEC-samenwerking, of het ontstaan van urgentie in combinatie met toenemende ontevredenheid over behaalde resultaten, leidt tot een doorbraak voor het RIEC. Soms kan zo’n ‘crisis’ in het RIEC, die beschreven werd door een deel van de RIEC-hoofden, vruchtbare bodem zijn om te gaan doen wat hard nodig is: ondermijning aanpakken op het daarvoor beschikbare podium van het RIEC. “De problematiek is gigantisch. Wat wij daar als overheid tegenover stellen, stelt echt niks voor. De integrale aanpak staat in de kinderschoenen.” “Eigenlijk is iedereen het erover eens dat wat de overheid nu doet tekortschiet, een louter strafrechtelijke aanpak gaat niet helpen. Maar tegelijkertijd zit iedereen er heel erg in vast. Maar zo’n crisis geeft ook vruchtbare bodem: iedereen snakt ernaar!” FRAMING EN PRIORITERING VAN DE PROBLEMATIEK Het in het RIEC komen tot een gedeelde probleemopvatting en prioritering was (en is), net als in de regio Amsterdam- Amstelland, in meerdere regio's een uitdaging. Dat ligt ook aan (politieke, of organisatie- typische) opvattingen over het probleem. In Midden-Nederland is drugs als speerpunt van het RIEC gekozen, maar werd drugsproblematiek aanvankelijk niet geframed als een probleem van georganiseerde criminaliteit. Ditzelfde hoorden we ook in de regio Amsterdam-Amstelland. Het komen tot een probleemopvatting waar alle partners achter staan, en waarvan partners inzien dat de eigen organisatie er verantwoordelijkheid voor heeft, is iets waar RIEC-hoofden een bijdrage aan leveren. Daarvoor hebben RIEC- hoofden nodig dat zij aangesloten zijn en invloed hebben in de gremia waar beslissingen over inzet van capaciteit genomen worden (lokale driehoeken, programma's en teams van de partners die zich — zijdelings met ondermijning bezighouden en concurreren om dezelfde capaciteit). “In Midden-Nederland werd eerst ook met name de gezondheidsproblematiek rond de drugseconomie belicht. Nu hebben we veel meer oog voor het enorme maatschappelijke en sociale probleem. De jonge jongens die als koerier beginnen, uit zogenaamd kansarme gezinnen. Die jongens hebben geen idee waar ze instappen. En de keiharde verwoestende georganiseerde drugseconomie die erachter zit. Door hen wordt het maatschappelijk leven in hele wijken gekaapt.” MANDAAT EN ‘GELEEND GEZAG’: DE REGIE KRIJGEN Mandaat verwerven bij de partners noemen alle RIEC-hoofden essentieel om als ‘regisseur’ van integrale samenwerking op te kunnen treden. Om dat mandaat te verwerven schaken RIEC-hoofden op meerdere RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 59 VAN 66 WagenaarHloes eee ORGANISATIEADVIES borden: het mandaat van een Regionale Stuurgroep is essentieel, maar ook bij individuele burgemeesters, de lokale driehoeken, en programmaleiders van aanverwante programma's of samenwerkingsverbanden is het belangrijk dat ‘het RIEC'’ op de agenda's staat en steeds meegenomen wordt bij afwegingen over prioritering en de inzet van capaciteit. Het risico op ‘zij-sturing’ waarvan we in de regio Amsterdam-Amstelland hoorden, bestaat ook in de andere RIEC's. “Strategisch mandaat vanuit de driehoek is heel belangrijk. Ik heb meteen in het begin gevraagd: Delen jullie mijn analyse? Steunen jullie mijn aanpak? Ook als het tegenzit?” “Zorgen dat je aan tafel zit bij de driehoek, sterk opereren op het strategische vlak, aanzitten bij de burgemeester. De driehoek is ons adviescollege, daar moet je mandaat vragen en krijgen.” “Zorg voor commitment, zorg voor je rugdekking. Heel belangrijk. Een strategische stuurploeg of driehoek, een duidelijke opdrachtgever die ook commitment geeft als het spannend of lastig wordt.” HET SMEDEN VAN EEN BREDERE COALITIE: POSITIONERING VAN HET RIEC IN EEN OVERKOEPELENDE ‘BOVENBOUW’ wordt door sommige RIEC-hoofden als weg genoemd om draagvlak en prioritering te krijgen voor de RIEC AAnpak. Ook wordt door RIEC's samenwerking gezocht met andere programma’s en samenwerkingsverbanden die het gebied van ondermijning bestrijken of raken. Door deze samenwerking te zoeken wordt bevorderd dat ondermijning een gelijkwaardig aandeel heeft in de prioritering van bestuurders naast aanverwante thema's (zoals bv cybercrime, zorg, veiligheid). In Midden-Nederland is het RIEC onderdeel van de Veiligheidscoalitie, waar alle partners als vanzelfsprekend deel van uitmaken. Zo zorgt een ‘bovenbouw’ boven het RIEC voor samenhang tussen aanverwante thema's en het bundelen van kracht, kennis en kunde. “Wij hebben het niet meer over het RIEC-samenwerkingsverband, of een RIEC-casus, maar over de veiligheidscoalitie Midden-Nederland en een integrale casus. [….] Dat is taal, maar het is meer dan taal. Zowel daarin, als in de hele governance, zijn het de partners die het volledig doen, het RIEC ondersteunt. Vandaar dat ik termen als RIEC- casus en RIEC-samenwerkingsverband niet gebruik.” HeT RIEC VAN DE PARTNERS LATEN ZIJN zien alle geïnterviewde RIEC-hoofden als voorwaarde voor goede RIEC-samenwerking. Voor het slagen van integrale samenwerking is het essentieel dat de partners zich eraan committeren, en het RIEC- hoofd het mandaat geven om de integrale aanpak te coördineren. RIEC-hoofden hebben geen hiërarchisch gezag, en zijn dus afhankelijk van ‘geleend gezag’ van de partners. Het verkrijgen van mandaat op strategisch niveau is een voorwaarde om als RIEC-hoofd, maar ook als partners in gelijkwaardige samenwerking, effectief te worden. Als partners inzien dat zij zelf het RIEGC zijn en tot een succes moeten maken, en dat het RIEC niet een partij is die de aanpak voor ondermijning ‘uitvoert’ voor de partners, ontstaat de basis voor het aangaan van gelijkwaardige samenwerking. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 60 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES “We moeten het probleem weer het probleem van de partners laten zijn: het RIEC is een platform waarop de partners kunnen excelleren, het RIEC voert niet de aanpak voor ondermijning uit.” “Het is een platte, non-hiërarchische organisatie: dat vergt onderhandeling. Het RIEC zet de onderhandelingstafel neer en zorgt dat dat spel gespeeld wordt door de partners. Beïnvloeden beïnvloeden, beïnvloeden, niet op inhoud, maar op proces.” “Het oplossen van het probleem centraal stellen, niet de organisatie. Daar is het RIEC bij nodig, dat kunnen de organisaties niet zelf.” “Je hebt een club mensen nodig die iets te zeggen heeft in de eigen organisatie, heel veel bij elkaar komt, elke maand met de taskforce. Daarmee willen we elke keer als we tegen problemen aanlopen, dat dat niet een probleem van het RIEC is, maar dat we dat daar agenderen. Politie wil dit, gemeente wil dat, en dat ze dat daar met elkaar bespreken [..]. Dat hebben we georganiseerd.” AANSLUITEN BIJ DE LOKALE CONTEXT EN MEERWAARDE TONEN MET CONCREET RESULTAAT Partners committeren zich aan de RIEC AAnpak als het helpt om de problemen die voor henzelf urgent zijn aan te pakken. Alle RIEC-hoofden kiezen ervoor om aan te sluiten bij de problemen en de praktijk van de gemeenten die het RIEC in de betreffende regio dient. Als een RIEC-hoofd kan laten zien dat samenwerken resultaten oplevert, is dat voor (bestuurlijke) partners een stimulans om ermee door te gaan. Ondermijningsbeelden zijn in veel regio’s de ‘voet tussen de deur’ geweest voor RIEC-hoofden in om gesprek te komen met bestuurders. De RIEC-hoofden die wij spraken, kiezen voor een combinatie van korte termijn resultaat (casus-gericht) en lange termijn analyse (fenomeen-gericht). Met een casusgerichte aanpak wordt concreet en tastbaar resultaat behaald, met de fenomeenaanpak wordt het steeds beter mogelijk de overkoepelende en organisatie-overstijgende doelstelling van het RIEC te behalen; het bestrijden van de infrastructuur van ondermijning. Door aan bestuurders te laten zien welke uitingen van ondermijning in hun gebied of regio doeltreffend aangepakt worden, wordt de meerwaarde van integrale samenwerking evident. Als die integrale samenwerking en de casusaanpak goed gaan lopen, bevordert dit eveneens het behalen van resultaten op langere termijn, omdat dan de grotere puzzels gelegd kunnen worden, de samenhang tussen casussen en de patronen duidelijker worden. Door het combineren van gebiedsgerichte en casusgerichte aanpakken met integrale informatieverzameling en (fenomeen)analyse, gaat het RIEC-vliegwiel van integrale samenwerking draaien. HET BELANG VAN HET GOED OVER HET VOETLICHT BRENGEN VAN SUCCESSEN In meerdere RIEC's hoorden we dat resultaten die behaald zijn, vaak onvoldoende belicht worden. Een goede mediastrategie en communicatie over behaalde resultaten, bijvoorbeeld door middel van ‘rijker verantwoorden’ (een methode ontwikkeld door Ront management consultants: https://rontmanagementconsultants.nl/rijker-verantwoorden/), zoals bij verschillende RIEC's gedaan wordt (ook in ontwikkeling bij Amsterdam- Amstelland), helpt om de meerwaarde van het RIEC in- en extern zichtbaar te maken. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 61 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES PROCESOPTIMALISATIE: DE BASIS OP ORDE Voor het goed functioneren van het RIEC als platform voor integrale samenwerking is het nodig dat elk gremium in het RIEC de rol vervult (en kan vervullen) die het moet vervullen; dat er samenhang bestaat tussen strategie, tactiek en operaties; en dat de integrale aanpak optimaal ondersteund wordt door het RIEC-bureau. TACTISCHE AFWEGING EN BESLUITVORMING In alle RIEC's is een tactische stuurgroep verantwoordelijk voor de afweging en besluitvorming voor de operationele praktijk. Vaak is die besluitvorming lokaal belegd in meerdere district-gebonden stuurgroepen, of bij integrale analyse- en uitvoeringsteams. Korte lijnen tussen tactisch en operationeel niveau bevorderen gedragen besluitvorming, de snelheid van het werkproces en goede informatie-uitwisseling. Een aantal RIEC-bureaus heeft gekozen voor gemengde analyse- en interventieteams, die gebiedsgericht, branchegericht en themagericht werken. Het dicht bij de uitvoering beslissen, en het RIEC-bureau (of een zogenaamd front-office van het RIEC-bureau) inzetten in de uitvoering, draagt bij aan een goede informatiepositie, en helpt de tactische platforms om goed geïnformeerde beslissingen te nemen. Bij alle RIEC's zien we een beweging naar ‘dienstbaarheid aan de uitvoering’. Dat betekent dat RIEC-bureaus vraaggestuurd werken, op verzoek van de uitvoerende teams, of in nauwe samenwerking met uitvoerende teams, in plaats van dat ze producten ‘aanbieden’ aan de operationele teams (zoals ondermijningsbeelden) waarna gevraagd wordt om actie. Door vraaggericht te werken wordt er beter gebruik gemaakt van de kennis en kunde van de operationele groepen, en het zorgt tevens voor draagvlak op strategisch niveau, waar gezien wordt dat urgente problemen aangepakt worden. “Wij hebben een front-office en een back-office. Het actiecentrum is een ontmoetingsplek voor het netwerk. Wij moeten geen zaken gaan institutionaliseren, wij moeten ín en met dat netwerk het verschil kunnen maken. Wij hebben het daarom gebiedsgericht georganiseerd.” “Wij zijn niet meer alleen een expertise- en informatiecentrum. Wij zijn veel meer opgeschoven richting ondersteunen bij de uitvoering. Gemeenten ondersteunen ín hun aanpak; met uitvoerders in gesprek gaan, wat heb je nodig om je werk goed te kunnen doen? Wel expertise geven, maar zo min mogelijk informatieproducten maken. Alleen van signaal naar interventie, als iemand een signaal heeft en dat opgewerkt wil krijgen, dat doen we wel.” “Wijkagenten zijn nooit als partner gezien, nu pas, maar als laatste persoon ín de schakel. […] terwijl ondermijning zit juist in de haarvaten van de wijk.” in de integrale analyse zit de meerwaarde van het RIEC, Het maken en up-to-date houden van ondermijningsbeelden en leveren van integrale informatie ten behoeve van goed geïnformeerde besluitvorming in het RIEC, blijft een centrale taak voor de RIEC- bureaus. In alle regio's wordt meerwaarde gezien in parallel casusgericht werken, met zichtbare korte termijn resultaten, en fenomeengericht, met langere termijn resultaten. Fenomeenanalyses helpen ook om bewustwording te bewerkstelligen en de RIEC AAnpak actueel te houden op nieuwe terreinen, bijvoorbeeld om bepaalde branches of RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 62 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES gebieden te agenderen in een regio. Er zijn accentverschillen, maar de meeste RIEC’s kiezen voor een ‘en-en’ benadering, een combinatie van vraaggericht (op aanvraag van operationele teams) en aanbodgericht (eigen beelden en analyses samenstellen, informatie naar eigen inzicht opwerken) werken. VERBINDING HOUDEN TUSSEN STRATEGISCH, TACTISCH EN OPERATIONEEL Mandatering van de tactische groepen is bij alle RIEC’s, net als in de regio Amsterdam- Amstelland, een punt van aandacht. Dit is tweerichtingsverkeer: heldere kaderstelling en prioritering op strategisch niveau, helpt tactische groepen gerichter besluiten te nemen, die ondersteund worden door de strategische stuurgroep en door de ‘moederorganisaties’ die zich in het RIEC gecommitteerd hebben aan de kaders. Voor het vergroten van commitment aan RIEC-besluiten helpt het als de lijnen kort zijn, tussen tactisch en operationeel niveau, maar ook tussen strategisch en tactisch niveau. “De regie is bij ons lokaal belegd, ieder basisteam is een lokale stuurgroep ondermijning en daarin wordt gekeken: welke signalen pakken wij op? Dat wordt op die tafel beslist. Bestuurders voelen dan ook die urgentie.” Het doorwerken van afspraken tussen strategisch, tactisch en operationeel niveau gaat beter als beslissingen over inzet van capaciteit gezamenlijk en in gelijkwaardigheid worden genomen. Gezamenlijk in de zin dat alle partners erbij betrokken worden (dus voorkomen dat bv in een driehoek zonder de belastingdienst beslissingen worden genomen). En gelijkwaardig in de zin dat niet een partner meer zeggenschap heeft dan andere partners. “Het moet geen gemeente of politiefeestje worden, je moet die werelden bij elkaar brengen.” “En committeren aan de keuzes die je maakt! Dan heb je minder te kiezen als individuele partner, want de keuze is al gemaakt aan de integrale tafel. Dus dat mandaat door vertalen naar je eigen organisatie.” RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 63 VAN 66 WagenaarfHloes eee ORGANISATIEADVIES PRIORITEREN IS OOK KIEZEN: VOORKOMEN VAN BUREAUCRATISERING Om het RIEC slagvaardig te houden en te voorkomen dat er onnodige ‘bureaucratisering’ ontstaat, wat we ook als kwetsbaarheid in de regio Amsterdam-Amstelland zagen, geven RIEC-hoofden aan dat er keuzes gemaakt moeten worden wat wel en niet in het RIEG plaatsvindt. RIEC-hoofden hebben een rol in het bewaken van de keuzes, en zorgen ervoor dat het RIEC niet overbelast raakt met casussen die niet in de RIEC-lijn thuishoren. De RIEC-lijn wordt dan gereserveerd voor grote en complexe zaken, die de lange adem van het RIEC vragen. Dit goed bewaken van de RIEC-lijn vraagt uiteraard om overeenstemming op strategisch niveau over wat de RIEC-lijn ís. Van ieder signaal dat bij ons besproken wordt, wordt goed gekeken door de programmaleider, moet dit wel naar het RIEC? De RIEC-lijn is heel effectief voor grotere en complexe casuïstiek, maar alles waar je morgen op kunt acteren, dat kan gewoon in de multidisciplinaire samenwerking.” “Als iets wel een RIEC-casus wordt, dat is een heel werkproces, met formulieren en alles, maar dat haalt de snelheid eruit. Dat moet je dus alleen voor geschikte casussen doen.” GOED INGEREGELDE WERKPROCESSEN EN WERKPRAKTIJK Als de werkprocessen in het RIEC, ten behoeve van informatiedeling en besluitvorming, goed geregeld zijn, kunnen de partners zich concentreren op de hoofdtaak en hoofdzaak: het vormen van een goed georganiseerde overheid tegen georganiseerde criminaliteit. Het goed ingeregeld krijgen van die basisprocessen is een voorwaarde om het RIEC goed te laten draaien. In de RIEC's waar deze basis op orde is, lijkt er meer ruimte en aandacht te zijn voor effectief samenwerken, leren en innoveren, vooruitkijken en actualiseren van de aanpak. “Er zit ook een hele blauwe kant aan het RIEC, info delen, politieke gevoeligheden, dat moet je goed regelen maar je hebt ook wendbaarheid en snelheid nodig. Er zijn een aantal onderdelen die goed moeten zijn (bv het RIEC-bureau goed georganiseerd) maar in het netwerk wil je ruimte geven.” “Wij hebben een dashboard in de RIEC omgeving, daar kunnen we zien waar de casuïstiek zit, daar hebben we goed zicht op. Hoeveel casussen, onderwerpen, wat er gebeurt in die casussen. Trends en ontwikkelingen komen ook op de agenda. Zien we vanuit een partner nieuwe dingen gebeuren, dan organiseren we bijvoorbeeld een shisha-avond, een kiem-avond. Ja, wij hebben redelijk goed overzicht.” De basis op orde betekent in praktische zin een vastomlijnd meldproces voor het melden van signalen t.b.v. de casus-aanpak, het hebben van een informatieplein waar signalen worden gewogen en de keuze wordt gemaakt welke signalen opgewerkt worden tot interventievoorstel; en het hebben van een escalatiemodel. In praktijk horen we dat als de governance goed geregeld is, en de basis op orde is, escalatie (naar strategische of regionale groepen of naar het RIEC-hoofd als programmaleider) minder nodig blijkt. RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 64 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES HET RIEC-BUREAU: EEN ONTKLEURDE GESPREKSPARTNER EN ‘CHANGE-AGENT' RIEC-bureaus hebben een breed palet aan taken, en vervullen daarmee zeer uiteenlopende vitale functies in de RIEC-netwerken. Dat palet loopt van het ontwikkelen en delen van inhoudelijke kennis en expertise van ondermijning, via procesbeheersing, coördinatie- en regietaken, tot het leveren van de integrale analyses waar de RIEC AAnpak op berust. Om het RIEC-bureau te laten excelleren is een zekere continuïteit nodig. De RIEC- hoofden die wij spraken hebben allemaal gestreden voor het aantrekken van goede medewerkers (met een vaste aanstelling en marktconform salaris); het investeren in kennis en kunde van medewerkers (opleiding, expertise ontwikkeling); en goede technische voorzieningen en systemen, communicatie, back-office. In Oost-Brabant zijn RIEC-bureau medewerkers in dienst van een stichting van de gemeenten, waardoor ze een vaste aanstelling Krijgen. Dit draagt sterk bij aan de continuïteit en kwaliteit. RIEC-bureaumedewerkers hebben vaak goed overzicht over het netwerk, kennen de praktijk en zien wat er nodig is om de integrale aanpak te laten werken. Als ze de kans krijgen om langer bij het RIEC te werken, worden ze in een aantal jaar tijd experts met inhoudelijk gezag in het netwerk en drijvende krachten onder de integrale aanpak. Het RIEC-bureau is dan de ‘ontkleurde’ gesprekspartner en ‘veranderaar’ die nodig is om het RIEC-netwerk en de integrale aanpak op koers te houden en zichzelf steeds te laten verbeteren. “Binnen een RIEC-bureau heb je wel een stukje continuïteit nodig, daar moet je de believers hebben, die tegen de stroom in - dat moet vaak - toch zaken op de agenda krijgen. Die stroom is soms korte termijn successen halen, lastige casussen uit de weg gaan, niet willen, niet kunnen, daar zitten belangen onder. Onze rol is om dat toch op de agenda te krijgen, hoe kunnen we dat toch samen aanpakken.” LEREN EN INNOVEREN SAMENWERKEN IN EEN NETWERK VRAAGT OM SPECIFIEKE COMPETENTIES: HET RIEC ALS LERENDE OMGEVING Samenwerken in een netwerkorganisatie vraagt van alle partners iets nieuws. Overheidsorganisaties zijn ingericht en afgestemd op hun eigen doelstellingen, verkokerd georganiseerd (zowel intern als ten opzichte van partnerorganisaties), en kennen hiërarchische gezagslijnen. Voor het effectief bestrijden van ondermijning is een integrale aanpak nodig: het ontstijgen van verkokering en aanleggen van nieuwe dwarsverbanden in een adaptief, wendbaar netwerk. In zo'n netwerk wordt op basis van nevengeschiktheid samengewerkt, niemand is de baas. Dit vraagt om andersoortig leiderschap, en andere vaardigheden voor besluitvorming. Overleg en onderhandeling leiden tot besluitvorming, niet hiërarchisch gezag. Het RIEC-hoofd en RIEC-bureau kunnen partners ondersteunen bij het ontwikkelen van dergelijke vaardigheden. RIEC-hoofden stellen vast dat het helpt als de spelers hier competent in zijn, en kunnen schakelen tussen de rollen en positie die ze hebben in een netwerk en in de eigen organisatie. “Dit is voor iedereen moeilijk en spannend en nieuw, en daar hoort een lerende houding en een coachende rol bij, een houding van ‘het gaat steeds beter” RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 65 VAN 66 WagenaarHoes eee ORGANISATIEADVIES Het sociale dilemma in gelijkwaardige samenwerking, de spanning tussen eigenbelang op korte termijn en collectief belang op langer termijn, moet keer op keer geadresseerd worden. De belangen van het netwerk zijn niet steeds gelijk aan die van de individuele partnerorganisaties: sturen in het RIEC vraagt dus steeds om het zoeken en vinden van de balans tussen eigen en gemeenschappelijk belang. RIEC-hoofden benadrukken dat beiden belangrijk zijn: werken aan gemeenschappelijke doelen, maar ook differentiatie in doelen en acties die op verschillende momenten voor verschillende partners belangrijk zijn. Het omgaan met belangentegenstellingen, nevengeschiktheid en leiderschap in gelijkwaardige samenwerking vraagt kwaliteiten en competenties van gezaghebbenden in een netwerk die in traditionele overheidsorganisaties niet altijd aangesproken worden. Het RIEC kan bijdragen aan het versterken van deze kwaliteiten, door een lerende omgeving te zijn. “Je hebt ronde denkers nodig, niet lineair en top-down en ik bepaal, maar juist begrijpen wat er gebeurt in het systeem, hoe kan ik dat slim beïnvloeden, hoe gaan we dat samen doen, creëren van draagvlak, dat samen kunnen is enorm belangrijk.” RIEC-hoofden onderstrepen tot slot het belang van leren en innoveren, ruimte voor verbetering en oefening, om vaardiger en effectiever te worden in netwerksamenwerking, en de kennis over ondermijning te delen en verder te brengen. Zoals een RIEC-hoofd het uitdrukte: “dat vraagt om een coachende houding, en een mentaliteit van “we zijn er nog niet, maar we worden steeds beter”. Het lijkt erop dat in regio’s waar ‘de basis op orde! is, en het netwerk goed draait, ruimte komt voor RIEC-bureaus om nadrukkelijker bij te dragen aan leren en innoveren. In het actiecentrum in Oost-Brabant wordt bijvoorbeeld gewerkt met een strippenkaart voor een advocaat bij wie kleinere gemeenten juridisch advies kunnen inwinnen. Ook is er een inloopspreekuur met een gedragswetenschapper, die coacht en adviseert over onder andere effectieve beïnvloeding. “We hebben ruimte nodig om te blijven pionieren. En mensen nodig die die ruimte afdwingen/[…]. Dat is permanent aandachtspunt in elk samenwerkingsverband.” “Je hebt een buitenboordmotor nodig om dat aan te jagen, het kritische gesprek voeren, nieuwe ideeën op tafel, energie losmaken, als dat lukte in alle organisaties hadden we geen samenwerkingsverband nodig.” “Je hebt believers nodig, die hieraan blijven trekken en werken en dat voortdurend op de agenda weten te krijgen. Dit gaan we niet redden met protocollen en vinkjes, dit hangt op de energie van mensen. Dat maakt het ook kwetsbaar.” RIEC AMSTERDAM-AMSTELLAND OP WEG NAAR SLAGVAARDIGE SAMENWERKING PAGINA 66 VAN 66
Onderzoeksrapport
66
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 16 november 2021 Portefeuille(s) Dierenwelzijn Portefeuillehouder(s): Jakob Wedemeijer Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid: [email protected] Onderwerp Evaluatie Agenda Dieren Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college u over het volgende. De Agenda Dieren 2015-2018 en de bijbehorende ambities vit het coalitieakkoord 2018-2022 worden bijna afgerond. Het is tijd voor een terugblik; over wat is behaald en waar nog kansen liggen. Om die reden presenteer ik u de resultaten, conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie Agenda Dieren. In deze brief vindt u de voornaamste bevindingen en een doorkijk naar toekomstige mogelijkheden. Daarnaast wordt in deze brief en in het evaluatierapport ingezoomd op de uitkomsten uit de evaluatie van het Bijtprotocol, met u is bij vaststelling van het Bijtprotocol afgesproken dat deze twee jaar na vaststelling wordt geëvalueerd. Om het overzicht te bewaken is ervoor gekozen om de terugkoppeling daarvan te borgen binnen de algemene evaluatie. Belang van een lokaal dierenwelzijnsbeleid Amsterdam staat voor een diervriendelijke stad. Dieren zijn onderdeel van ons leven, zowel in de openbare ruimte als bij ons thuis. Door de aanwezigheid van dieren kunnen we groen en gezond leven en ervaren we welzijn en steun. Naast deze inhoudelijke waarde hebben dieren ook hun eigen intrinsieke waarde. Juist daarom verdienen zij onze aandacht en zorg. Bestuurlijk kader Sinds 1990 voert Amsterdam haar dierenwelzijnsbeleid. De huidige Agenda Dieren is een uitwerking van de ambities vit het Coalitieakkoord 2014-2018 ‘Amsterdam is van iedereen’. Dit akkoord stelde dat Amsterdam een diervriendelijke stad is en dat meer aandacht voor dierenwelzijn moet zijn. Hierbij is uitgebreid gekeken naar thema’s zoals evenementen met dieren, kwaliteitseisen voor de opvangketen, vrijlevende dieren, diervriendelijke beheersing van dierenoverlast en het oplossen van ecologische knelpunten. Met de komst van het huidige coalitieakkoord 2018-2022 ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ zijn zes aanvullende ambities opgenomen. Hierdoor is ook aandacht gekomen voor de verkoop van bont, kreeften en krabben op markten en zijn middelen beschikbaar gekomen om de juridische maatregelen te onderzoeken voor het tegengaan van jacht. Mede dankzij deze intensieve inzet is Amsterdam in 2019 door de dierenwelzijnsketen benoemd als gemeentelijke koploper op dit gebied. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021 Pagina 2 van6 Resultaten Evaluatie Agenda Dieren Om tot dit product te komen, is binnen de gemeentelijke organisatie input opgehaald en ook bij de partners waaronder de adviesraad Dierenwelzijn, subsidierelaties en Raad voor Dierenaangelegenheden. In Hoofdstuk 3 van de Evaluatie Agenda Dieren wordt ingezoomd op de resultaten ten aanzien van cijfers, voortgang acties, samenwerking, communicatie en impact. De voornaamste bevindingen zijn: e De acties vit de agenda zijn nagenoeg volledig uitgevoerd Nagenoeg alle acties vit de agenda (46 van 52) zijn vitgevoerd of een doorlopende actie geworden (bijlage 3). Deze voltooide of doorlopende acties richten zich op gezelschapsdieren, vrijlevende dieren en dieren in relatie tot sport ontspanning en recreatie. We hebben onder andere de volgende resultaten behaald: o de ADAM regeling is opgezet en verloopt succesvol o evenementen met dieren worden zoveel mogelijk voorkomen, om hiertoe te komen zijn evenementen met dieren vergunningsplichtig gesteld o de fysieke inrichting van kinderboerderijen is diervriendelijker o tegen gaan van zwerfdieren, onder andere door chipacties o het redden van dieren bij rampen en crisis is als opgenomen binnen planvorming vande Veiligheidsregio Amsterdam o 169 van de 180 vastgestelde knelpunten in de ecologische groenstructuur zijn opgelost. Van de resterende 11 knelpunten is het streven om 5 in 2021 op te lossen en 6 in 2022. o _natuurinclusief bouwen stimuleren door onder andere uitbrengen van het Handbouw Natuurinclusief Bouwen o een vissterfteprotocol opgesteld o een bijtprotocol opgesteld o data over de beschermde vogelsoorten gierzwaluw, vleermuis en huismus verzameld. Deze data wordt gebruikt bij ecologische quickscans en is ondersteunend bedoeld voor het vergunningsproces o verbod op het oplaten (wens)ballonen o behoud van een vitale vervoer- en opvangketen o een aanpak ontwikkeld om dieren die overlastgevend gedrag vertonen diervriendelijk te beheersen De zes acties die niet zijn voltooid, staan voornamelijk in relatie tot voorwaarden voor verantwoord houderschap van (landbouw)dieren. Deze acties zijn niet gelukt omdat de lokale bevoegdheid op dierenwelzijn ontbrak. In 2020 heeft Amsterdam in samenwerking met de VNG de minister verzocht (brief met VNG kenmerk: TLE/U202000615) om lokale bevoegdheden te verkrijgen ten aanzien van sneller en effectiever te kunnen optreden om dierenleed te voorkomen (denk aan voorwaarden scheppen en handhavingsbevoegdheden). Dit verzoek heeft niet tot het gewenste effect geleid. Wel heeft de minister de Raad voor Dierenaangelegenheden verzocht om te komen tot een zienswijze over het dier in de verschillende overheidslagen waaronder een verkenning op de nodige bevoegdheden. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021 Pagina 3 van 6 e _Hetsamenwerkingsnetwerk is verstevigd Dat de afronding van acties vit de Agenda Dieren merendeels is behaald, is te danken aan de goede samenwerkingen. De afgelopen jaren is met name de externe samenwerking uitgebreid en versterkt. Specifiek voor de interne samenwerking is er ook veel bereikt, maar het kan beter. Voor de komst van de Agenda Dieren was er echter beperkte samenwerking. e Een sterker bewustwording is aanwezig en dierenwelzijnsbelang wordt vaker meegenomen Met name partners zien dat inwoners, ondernemers en organisaties steeds vaker over dierenwelzijn praten, dierenwelzijn belangrijk vinden en zelf meer bijdragen aan een verbeterd welzijn. Een mooi gegeven voorbeeld van de Dierenambulance is dat Amsterdammers steeds meer betrokken lijken bij de dieren waarvoor ze een melding doen. Denk aan concreter uitvragen over het vervolg of hoe het dier is geholpen. e Eriseensterke verbinding met onder andere groen, natuurinclusiviteit en biodiversiteit Doordat het steeds evidenter wordt dat inzet op dierenwelzijn nodig is om een gezonde en groene stad te realiseren, wordt ook intern het belang van dierenwelzijn vaker meegenomen. Denk aan het faciliteren van vrijlevende dieren als natuurlijke predator voor overlastgevende dieren of de uitbreiding van het aantal fauna-uittreedplaatsen bij gebiedsontwikkelingen. e De voortgang op de volgende doelen zijn zichtbaar: verbeterde natuurlijke leefomgeving van vrijlevende dieren, eigenaren helpen hun huisdier en overlast gevende dieren worden diervriendelijk bestreden Met name partners merken de voortgang op deze drie doelen. Zij zien dat eigenaren hun huisdieren nog beter zijn gaan helpen, zo komen dieren bijvoorbeeld eerder in beeld bij dierenartsen en worden minder dieren afgestaan aan het asiel. De komst van covid-19 heeft de voortgang op dit doel wel beïnvloed. Verder is de natuurlijke leefomgeving van vrijlevende dieren verbeterd door natuurinclusief bouwen, het opheffen van de ecologische knelpunten en wordt dierenoverlast zo diervriendelijk mogelijk tegen gegaan door gif actief afte raden en de verandering in mensgedrag te vinden. e _Ernieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen zijn waarvan het wenselijk is dat de Agenda Dieren daarop aansluit De maatschappij is continu in ontwikkeling en dat geldt ook voor de natuur en het klimaat, en daarmee dus voor alle dieren. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals klimaatverandering, covid-19, de verdichtende stad en de trend om gestylde (doorgefokte) huisdieren aan te schaffen, hebben invloed op hoe wij samenleven en de openbare ruimte met dieren delen. Indien tot een nieuw dierenwelzijnskader wordt gekomen, is het wenselijk om te verkennen wat de ontwikkelingen in hoofdstuk 7 betekenen voor lokaal beleid en samenwerkingen. Denk aan het verbreden van de beleidsfocus naar nieuwe diersoorten; (onder)waterdieren, bestuivingsdieren en bodemdieren. Of aan het vormen van een visie op juridische en ecologische vraagstukken rondom invasieve exoten. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021 Pagina 4 van 6 e _Erkansen liggen om preventie sterker te organiseren Eén van de uitgangspunten van de huidige agenda is dat dreiging en leed vroegtijdig wordt gesignaleerd. Echter is dit binnen de gemeentelijke organisatie onvoldoende op gang gekomen. De verklaring daarvan wordt gezien bij de grote druk op capaciteit bij veiligheids-, handhavende en welzijns instanties op andere thema’s. Als het aankomt op het borgen van de vastgestelde ambitie over vroegtijdig signalering (van dieren in nood), zijn deze samenwerkingen wel nodig. Denk bijvoorbeeld aan inzet voor dierenwelzijn vanuit huiselijk geweld, het signaleren van APV- en vergunningsovertredingen en het vroegtijdig signaleren van bijvoorbeeld afglijden, isolatie, vervuild wonen. Resultaten Evaluatie Bijtprotocol 2019 Het bijtprotocol is ingericht om bijtincidenten tegen te gaan en daarmee mens en dier te beschermen tegen honden met agressief gedrag. Het protocol vormt beleid over hoe met honden dient te worden om gegaan nadat een incident heeft plaatsgevonden. De mogelijkheden richten zich op bestuurlijke maatregelen (handhavingskader) waarvoor de politie namens het college is gemandateerd. Voor de uitvoering van dit protocol is in afstemming met partners een werkproces uitgewerkt. Dit proces bestaat uit de volgende vijf fases: registratie meldingen en incidenten; waarschuwingen; opleggen van een gebod; opleggen van een last onder dwangsom en inbeslagname. De samenwerking rondom dit kader en de vijf fases is in juli 2021 met politie, handhaving en dierenwelzijn geëvalueerd, zie p.13. Doordat er nog geen overtredingen zijn geconstateerd, zijn fase vier (last onder dwangsom) en vijf (inbeslagname) nog niet toegepast. De voornaamste resultaten zijn dat: e De partners bekend zijn met de vitgangspunten van het bijtprotocol e Er noggeen reductie in het aantal geboden zichtbaar is (protocol mogelijk nog te pril) e _Inretrospect het idee leeft dat soms te lang is gewacht met het opleggen van een gebod (voorheen was er geen eenduidige registratiewijze). Door meer eenduidige dossiervorming wordt verwacht dat de juiste interpretatie van signalen sneller wordt herkend waardoor tijdige opvolging mogelijk is e De samenwerking rondom de informatiedeling bij bezwaar/beroep een aandachtspunt is. Procesinformatie wordt vaak last-minute gedeeld. We zijn met betrokkenen in gesprek om die processen te verbeteren en als aparte fase op te nemen in het werkproces. e Erbehoefte is aan een intergemeentelijke samenwerking bij grensoverschrijdende casuïstiek binnen politie Eenheid Amsterdam. Samen met de politie en omliggende gemeenten verkennen we wat er voor nodig is om hiertoe te komen. e We van ver komen. Eris betere en meer eenduidige dossiervorming voor zowel het opleggen van een maatregel als voor bezwaarf/beroepprocedures. Ook is toegewerkt naar informatiedeling tussen politie en handhaving over het aantal opgelegde geboden, hierdoor heeft handhaving altijd de actuele informatie bij de hand. Naar verwachting dragen beide investering bij aan tijdige maatregelen en een afname in het aantal geboden. Aandachtspunt hierbij is dat handhaving geen prioriteit heeft op de uitvoering van bijtprotocol. Dit betekent dat er geen proactieve acties worden gehouden, maar dat de handhaving zich beperkt tot toevallige constateringen. e Zicht op de voortgang beperkt is wegens gebrek aan cijfers (aard en omvang incidenten) en beperkte periodieke afstemming. Beperkte capaciteit en/of verschillende perspectieven op prioriteitstelling lijken hier bepalend in. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021 Pagina 5 van 6 o Gebrek aan inventarisatie aard en omvang: Momenteel is niet in beeld hoe veel (dreigende) incidenten er zijn geweest en wat de zwaarte hier van was. Het is belangrijk dat dit inzichtelijk wordt ten behoeve van beleidsvorming. Met de politie zijn we in gesprek over welke informatie periodiek kan worden aangeleverd. o Beperkte periodieke afstemming: Gezien de impact van bijtincidenten op de veiligheid en ervaren leefbaarheid, is afgesproken om periodiek af te stemmen over lopende zaken en ontwikkelingen. Sinds de komst van het bijtprotocol heeft deze afstemming incidenteel plaatsgevonden. Met de politie zijn we in overleg wat nodig is om de voortgang alsnog periodiek met elkaar te delen. Conclusie Amsterdam heeft veel bereikt in de samenwerkingen, in de afronding van acties, de gemaakte impact op de maatschappij en verbetering van de natuurlijke leefomgeving van vrijlevende dieren. Inwoners herkennen de relevantie achter de gemeentelijke inzet op dierenwelzijn en zowel intern als in de samenleving wordt het belang van dierenwelzijn vaker afgewogen. Dat zijn belangrijke stappen om te komen tot een steeds meer vanzelfsprekend belang van dierenwelzijn. De inzet op dierenwelzijn loont, met name omdat een goed lokaal dierenwelzijn de maatschappij gezonder, veiliger en leefbaarder maakt. Door te blijven pionieren kunnen nieuwe trends, zoals de invloed van covid-19 op huisdierbezit en de invloed van klimaatverandering op aanwezigheid van overlast gevende dieren, tijdig worden doorbroken. Aanbevelingen We hebben veel bereikt de afgelopen jaren maar we zien ook dat er nog steeds ruimte is voor verbetering. De evaluatie van de agenda dierenwelzijn leidt tot de volgende suggesties (p.30) om mee te nemen naar het moment waarop de inzet voor de volgende bestuursperiode zal worden vastgesteld. 1. Dierenwelzijn heeft zin. Continveer het dierenwelzijnsbeleid. 2. Speel in op maatschappelijke ontwikkelingen en benadruk als gemeente dat de dieren hierbij vanzelfsprekend worden meegenomen. 3. Maak dierenwelzijn beter meetbaar. 4. Benut de inzet op dierenwelzijn slimmer. Verken een goede plek voor dierenwelzijn in andere domeinen zoals veiligheid, sociaal domein, welzijn, wonen en handhaving. 5. Verbind subsidies op een strategische wijze aan ambities; stuur op gezamenlijk eigenaarschap van de beleidsambities en op monitoring van impact. 6. Borg passende budgetten voor het waarmaken van de ambities. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021 Pagina 6 van 6 Vervolg Voor de continvering van het huidige beleid en/of uitbreiding van de activiteiten tijdens de volgende bestuursperiode zijn middelen nodig. De incidentele middelen voor de uitvoering van de doorlopende dossiers zoals van kinderboerderijen, stimuleren alternatieven op jacht, hondenlosloopgebieden, gierzwaluwonderzoek en communicatie houden vanaf 2023 op. Hiervoor wordt een raming opgesteld die wordt aangeboden via de dossiers voor de coalitieonderhandelingen. Ik hoop u hiermee voldoende en naar tevredenheid geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Jakob Wedemeijer, Wethouder Dierenwelzijn Bijlagen 1. Evalvatie Agenda Dieren Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
6
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 21 januari 2015 13.00 uur en, zo nodig, 19.30 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Notulen van de raadsvergadering op 17 en 18 december 2014. 3 Vaststelling van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 Onderzoek van de ingezonden bescheiden en installatie van het kandidaat- duoraadslid de heer P.C. Eenhoorn (VVD). 6 Mondelingevragenuur. Benoemingen 7 Benoeming van: — het duoraadslid de heer Eenhoorn in de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT, in de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn en in de raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie; — het raadslid de heer Torn in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht). Ruimtelijke Ordening 8 Vaststellen van het gewijzigde bestemmingsplan Wildeman- en Blomwijckerbuurt. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 5) 9 Vaststellen van het bestemmingsplan Academisch Medisch Centrum. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 6) 10 Vaststellen van het bestemmingsplan Olympisch Stadion en omgeving. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 7) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 Grondzaken 11 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘IJburg op de kaart’ van het lid mevrouw Moorman. (Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 1184) Verkeer en Vervoer 12 Beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet voor de ontbrekende schakel van de snelfietsroute Zaandam-Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 8) Bouwen en Wonen 13 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘De lat blijft hoog: een nieuw ambitieus streefcijfer voor studenten- en jongerenwoningen’ van de leden de heren Van der Ree, Van Dantzig en Flentge. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 9) 14 Kennisnemen van het rapport van de rekenkamer ‘Amsterdams klimaatbeleid’, overnemen van de aanbevelingen uit het rapport en het college van burgemeester en wethouders vragen deze aanbevelingen uit te voeren. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 10) 15 Uiten van wensen en bedenkingen terzake van het voorgenomen besluit van het college van burgemeester en wethouders inzake de achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw 2015. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 11) Werk, Inkomen en Participatie 16 Instemmen met het gewijzigd initiatiefvoorstel ‘Kiezen voor techniek werkt’ van de leden mevrouw Ruigrok en mevrouw Poot. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 12) 17 Kennisnemen van het rapport van de rekenkamer ‘Lastige zaken?’, overnemen van de aanbevelingen uit het rapport en het college van burgemeester en wethouders vragen deze aanbevelingen uit te voeren. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 13) Economie 18 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Freezone, haven van de toekomst en innovatieve, regelluwe proeftuin’ van de leden mevrouw Ruigrok en de heren Â.J.M. Bakker en N.T. Bakker. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 14) 19 Instemmen met het initiatiefvoorstel: ‘Vrij ondernemen in freezone horeca’ van het lid mevrouw Ruigrok. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 15) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 20 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Meer ruimte voor vrij ondernemen in winkelstraten’ van het lid mevrouw Ruigrok. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 16) 21 Instemmen met het bevorderen van het vestigingsklimaat voor internationaal talent. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 17) Bestuurlijk Stelsel 22 Intrekken van de Verordening voorzieningen bestuurscommissieleden 2014 en vaststellen van de Verordening voorzieningen bestuurscommissieleden. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 19) 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 Ingekomen stukken 1 Brief van mevrouw M.H. Ruigrok, fractievoorzitter van de VVD, van 6 januari 2015 inzake de afmelding van de heer T.W. Dijk als duoraadslid en het voordragen van de heer P.C. Eenhoorn als duoraadslid. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 5, Onderzoek van de ingezonden bescheiden en installatie van het kandidaat- duoraadslid de heer P.C. Eenhoorn (VVD). 2 Brief van mevrouw M.H. Ruigrok, fractievoorzitter van de VVD, van 6 januari 2015 inzake het voordragen van de heer P.C. Eenhoorn en de heer R.K. Torn tot benoeming als lid van diverse raadscommissies en het afmelden van de heer T.W. Dijk en de heer W.L. Toonk uit diverse raadscommissies. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 7, Benoemingen. 3 Brief van mevrouw M. Moorman, fractievoorzitter van de PvdA, van 12 januari 2015 inzake de mededeling dat het initiatiefvoorstel van het voormalig raadslid de heer Mulder, getiteld: ‘IJburg op de kaart’, zal worden verdedigd door het raadslid mevrouw Moorman. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 11, nr. 1184, het initiatiefvoorstel getiteld: IJburg op de kaart. 4 Brief van de heer A. Choho, wethouder Duurzaamheid, van 18 december 2014 inzake de bestuurlijke reactie op motie nr. 952 van 7 november 2013 van de voormalige raadsleden de heer De Goede en mevrouw Van der Heijden en het raadslid mevrouw Ruigrok over de uitvoering van de Wet milieubeheer. Voorgesteld wordt, de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT kennis te laten nemen van de uitvoering van deze motie en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen. 5 Brief van de heer A. Choho, wethouder Duurzaamheid, van 22 december 2014 inzake de planning voor de afdoening van de moties betreffende duurzaamheid. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van de Agenda Duurzaamheid in de vergadering van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT op 28 januari en in de raadsvergadering van 11 februari 2015. 4 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 6 Brief van de heer L.G.F. vens, wethouder Wonen, en de heer U. Kock, wethouder Financiën, van 17 december 2014 inzake de samenwerking tussen de gemeente Amsterdam en Airbnb. Voorgesteld wordt, deze brief door te sturen naar de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn van 4 februari 2015 ter bespreking, onder uitnodiging van de leden van de raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen, en van de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Bedrijfsvoering, Personeel en Organisatie en Inkoop. 7 Brief van de heer A. Choho, wethouder Duurzaamheid, van 10 december 2014 inzake de regeling voor zonnepanelen voor ambtenaren. Voorgesteld wordt, deze brief door te sturen naar de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT ter kennisneming. 8 Raadsadres van een burger van 17 december 2014 inzake de verhoging van het havengeld voor de pleziervaart 2015. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 9 Circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 december 2014 inzake de samenloop van vergoedingen voor raadsleden met een uitkering. Voorgesteld wordt, deze circulaire voor kennisgeving aan te nemen. 10 Raadsadres van de Huurdersvereniging Centrum van 12 december 2014 inzake de vervanging van woonduur door inschrijfduur. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn. 11 Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 17 december 2014 inzake de aanbieding van het Onderzoeksprogramma 2015. Voorgesteld wordt, dit onderzoeksprogramma voor kennisgeving aan te nemen. 5 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 12 Raadsadres van Lominck Systemen van 17 december 2014 inzake een alternatief plan voor een tijdelijke fietsparkeeroplossing voor het Leidseplein door het plaatsen van een modulaire fietstoren bij Paradiso. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT. 13 Raadsadres van de Bewonersraden Nieuwmarkt en Groot Waterloo van 4 december 2014 inzake het bezwaar tegen de wijziging van het bestemmings- plan op het binnenterrein “Blom” in de Nieuwe Jonkerstraat 15 van een bedrijfsruimte groter dan 1000 m2 naar woningen. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht). 14 Brieven van een burger van 18 december 2014 tot en met 12 januari 2015 inzake de zaak rondom de bouw van de Amsterdam ArenA. Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen onder verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273. 15 Raadsadres van COMO G4 van 22 december 2014, gericht aan het college van burgemeester en wethouders, inzake het verzoek tot uitbreiding van de nachtopvang voor dak- en thuislozen in de gemeenten Rotterdam en Utrecht. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 16 Raadsadres van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis Amsterdam van 16 december 2014 inzake de herbestemming van De Wittenberg aan de Nieuwe Keizersgracht 570. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn. 17 Raadsadres van de Verkeersgroepen Amsterdam van 22 december 2014 inzake de regels voor het schoonmaken van rondvaartboten. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Bedrijfsvoering, P&O en Inkoop. 6 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 18 Raadsadres van Milieudefensie van 22 december 2014 inzake de luchtvervuiling afkomstig van Schiphol. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Werk en Inkomen, Participatie, Armoede, Economie, Zeehaven en Luchthaven en Gemeentelijke Deelnemingen en aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT. 19 Raadsadres van een burger van 16 december 2014 inzake de herinrichting van de Munt en de Amstel. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en ICT. 20 Raadsadres van de Postmoderne Devotiebeweging van 6 januari 2015 inzake de Moderne Devotie in Noord-Holland. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden. 21 Raadsadres van (Water)Sipper van 6 januari 2015 inzake een flexibele oplossing voor het drinkwaterprobleem op evenementen en festivals. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden. 22 Brief van de heer E. van der Burg, wethouder Zorg en Welzijn, van 17 december 2014 inzake de communicatie aan de Amsterdammers over de decentralisatie van de zorg naar de gemeente. Voorgesteld wordt, deze brief door te sturen naar de vergadering van de raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie ter kennisneming. 7 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 21 januari 2015 23 Raadsadres van de Faunarecherche van de Stichting Ganzenbescherming Nederland van 8 januari 2015 inzake het beheer van de populatieomvang van de damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen met ingang van 2016. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te zenden aan de leden van de raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Bedrijfsvoering, Personeel en Organisatie en Inkoop. 24 Brief van de heer A. Choho, wethouder Bestuurlijk Stelsel van 9 januari 2015 inzake het voorstel voor vergoedingen aan de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 22, nr. 19, Intrekken van de Verordening voorzieningen bestuurscommissieleden 2014 en vaststellen Verordening voorzieningen bestuurscommissieleden. 8
Agenda
8
train
Bezoekadres > < Gemeente Bezoele Amste rd 5 m 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > 4 amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad Datum 16 januari 2018 Behandeld door W Hakkenberg, Onderwijs, Jeugd en Zorg Onderwerp 275-17.Motie G' van de leden Roosma, Duijndam, Poorter en Van Soest inzake de aanpassing op het beleid Hulp bij het huishouden (signalering) en toezegging T- zorg (TA2017-000426) Geachte leden, Op 5 april 2017 heeft de gemeenteraad naar aanleiding van de discussie over de aanpassing op het beleid Hulp bij huishouden (Hbh) de motie nr. 275.17 van de leden Roosma, Duijndam, Poorter en Van Soest aangenomen inzake de aanpassing op het beleid Hulp bij het huishouden (signalering). Met deze motie verzoekt de raad het college: 1. aanbieders van Hulp bij huishouden er aan te houden dat zij huidige en nieuwe medewerkers betalen in minimaal functiewaarderingsgroep 15, conform de CAO zorg en welzijn; 2. geen nieuwe contracten aan te gaan met aanbieders die de gemaakte afspraken op dit punt niet nakomen. De raad overwoog hierbij dat: — inhet aangepaste beleid voor hulp bij het huishouden expliciet als taak is opgenomen: “Signaleren van veranderingen in de persoonlijke situatie”; — signalering was al opgenomen als eis aan de aan bieder in het Inkoopdocument; — _ voor signalering bij hulp bij het huishouden, in de CAO zorg en welzijn, een functiewaarderingsgroep (FWG) 15 hoort; — aanbieders in Amsterdam nog steeds medewerkers betalen in FWG 20; — dat in strijd is met zowel de CAO als met de afspraken die de gemeente met deze aanbieders gemaakt heeft, als met het nieuwe beleid voor Hulp bij huishouden. Beantwoording De gecontracteerde aanbieders dienen zich conform de inkoopafspraken te houden aan de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (vvt). De medewerker hulp bij het huishouden (Hbh) wordt overeenkomstig met de bij deze functie behorende kernelementen ingeschaald in FWG 10 | of 15. Een medewerker Hbh kan dus in een van deze schalen worden gewaardeerd. Gemeente Amsterdam Datum 26 januari 2018 Pagina 2 van 2 In het beleid is signalering van veranderingen in de persoonlijke situatie van een cliënt onderdeel van de Hbh. De aanbieder maakt de afweging op welke wijze deze signalering plaatsvindt. Signalering hoeft niet persé door de medewerker Hbh te worden vitgevoerd. Als een cliënt naast Hbh ook ambulante ondersteuning van dezelfde aanbieder krijgt, dan kan de signalering ook via de ambulant begeleider worden geboden. Via de intake en later ook bij de evaluatie, wordt bepaald of iemand zelf kan signaleren of dat dat door een professional moet gebeuren. Is de signalering voldoende geborgd, dan kan een Hbh medewerker met een Fwg 20 volstaan. Wordt de signalering door de Hbh professional gedaan dan is deze in Fwgq 15 gewaardeerd. T-zorg (TA2017-000426) Over de naleving van de cao is onder andere met Tzorg gesproken mede naar aanleiding van mijn toezegging aan mevrouw Roosma in de commissie Zorg & Sport. Tzorg heeft daarbij nadrukkelijk aangegeven de geldende cao te volgen. HH loonschaal In juli 2017 hebben de sociale partners afspraken gemaakt over de invoering van een nieuwe loonschaal voor huishoudelijke hulpen. Deze HH loonschaal wordt naar verwachting per 1 april 2018 ingevoerd. De schaal is een voortvloeisel van de AMvB reële prijs Wmo. Met de invoering van de HH loonschaal komt een einde aan het onderscheid van de functie waarderen van medewerkers Hbh in Fwg 10 en 15. De gecontracteerde Hbh aanbieders volgen de cao en zullen derhalve de schaal ook gebruiken voor hun Hbh-medewerkers. De gemeente zal ook in de toekomst de navolging van de cao eisen. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groët, Ericvan d Wetho
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 500 Publicatiedatum 17 mei 2019 Ingekomen onder AH Ingekomen op donderdag 9 mei 2019 Behandeld op donderdag 9 mei 2019 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake de Nota Varen deel 1 (ontheffing op Koningsdag) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Nota Varen deel 1 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 447). Overwegende dat: — Overlast op het water effectief kan worden aangepakt door het varen met meer dan 12 opvarenden te verbieden — De gemeente voornemens is deze maatregel vanaf het komend vaarseizoen in te voeren — Deze maatregel er in potentie echter toe zou kunnen leiden dat ook op Koningsdag geen boot in Amsterdam mag rondvaren met meer dan 12 mensen aan boord; — Het denkbaar is dat er ontheffingen worden verleend voor deze regel bij speciale evenementen Constaterende dat: — Koningsdag van oudsher een dag is waarbij de hele stad feest viert, er vrijmarkten gehouden worden, de kades vol staan met kraampjes en de grachten vol liggen met boten, kortom een dag waarop het argument van het tegengaan van overlast niet op gaat — Een ontheffing van de 12 personen regel op Koningsdag zou aansluiten bij de praktijk en de traditie in Amsterdam. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Op Koningsdag de beperkende maatregel van maximaal 12 personen op een boot los te laten. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1
Motie
1
discard
€ Gemeente % Amsterdam IN en, h b al \ Ne | D TEE ad \ eN cl Ee SE | Mete ANNIS rl JS SR: EG tr je N Ken DT NK IN NYE \ EN \ N A HN EN \ A Ns Le NE BE NS | \ Hor INS 4 ZE Ü EE Sf ro N° N | SE Ne EE \\ SEK IN > LGE ee {| N \ N \ | NN Seb OND U EN NN N es NT RS | ET (| \ NN EERE AN Ouderen wonen in de stad Introductie In deze brochure, bedoeld voor ontwerpers, ontwikkelaars, pro- jectmanagers, bouwers en bewoners, worden aandachtspunten benoemd voor het ontwerp in de ouderenhuisvesting op drie verschillende schaalniveaus. Een goede inrichting van woning, gebouw en woonomgeving creëert belangrijke voorwaarden voor zelfredzaamheid en sociale interactie, waardoor ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Tot 2030 stijgt het De stijging van het aantal 65-plussers in / O % sandeel allochtone 6 O0 % 1 2 % Á B % Amsterdam met ouderen in Amster- van de ouderen in dam in 2030 is van de ouderen in van de ouderen in van de ouderen in Ö amsterdam is Amsterdam heeft Amsterdam voelt Amsterdam vindt 4 Á % niet de eigenaar van O 0 een inkomen onder zich ernstig eenzaam zijn/haar woning zijn / haar woning o de € 35 000,- ongeschikt om oud in te worden Vergrijzing Sociaal Betaalbaar Het aantal ouderen stijgt en de schei- Ook sociale aspecten zijn belangrijk Het merendeel van de ouderen in ding tussen wonen en zorg drukt een voor zelfstandig wonende ouderen. Amsterdam behoort tot de lagere stempel op de woningmarkt. Het Zijn ouderen voldoende zelfredzaam? inkomensklassen (tot € 35.000). Wel is klassieke verzorgingshuis verdwijnt, Hebben ze een netwerk om op terug een duidelijke groei in middeninkomens ouderen blijven tot op hoge leeftijd te vallen? Voelen ze zich veilig in hun bij de jonge ouderen. Hierdoor is er een zelfstandig wonen. De gemeente woonomgeving? De mobiliteit en de ac- grote behoefte aan woningen in het Amsterdam speelt hierop in en heeft tieradius nemen af bij mensen die ouder sociale- en middensegment. als centrale doelstelling dat de stad in zijn dan 75 jaar. Bij deze groep neemt 2030 beschikt over voldoende geschikte het risico op vereenzaming toe. Een ouderenhuisvesting. goede inrichting van woning, gebouw Age Friendly City en woonomgeving kan voorwaarden In Amsterdam moet 90% van de sociale scheppen voor sociale interactie waar- nieuwbouw voldoen aan de richtlijn Diversiteit door de zelf (en samen) redzaamheid ‘Aanpasbaar bouwen 2017’. Op die In Amsterdam is de diversiteit onder wordt vergroot. Het is belangrijk de manier werkt de stad aan een woning- ouderen groot. Daardoor zijn er ook toekomstige bewoners bij de planont- voorraad die geschikt is voor mensen veel verschillende woonwensen. De wikkeling te betrekken en rekening te met een fysieke beperking. In deze economische situatie, de sociaal cultu- houden met hun specifieke wensen. regelgeving ligt de nadruk op fysieke rele achtergrond en de zorgbehoefte aspecten. Kan een minder mobiele verschilt per bewoner. Vitale ouderen oudere goed alle ruimtes in de woning voelen zich niet oud, hebben meestal Zorg bereiken en gebruiken? Deze brochure nog geen zorgvraag, maar bereiden zich Door de scheiding van wonen en zorg toont aandachtspunten voor de vorm- wel al voor op een toekomst waarin ze is er een behoefte ontstaan aan nieuwe geving van deze fysieke aspecten. ouder worden. De behoeften, wensen woonvormen voor ouderen. Ouderen Daarnaast ontwikkelt de gemeente en mogelijkheden in wonen en zorg willen zelfstandig wonen, maar wel richtlijnen voor een levensloopbesten- lopen uiteen en vragen om een diversi- in nabijheid van zorg en goede voor- dige inrichting van de buitenruimte. Zo teit aan woonvormen waar ook zorg op zieningen. Dit vraagt om een goede wordt Amsterdam daadwerkelijk een maat geleverd kan worden. samenwerking tussen de eigenaren en Age Friendly City. verhuurders van woningen, de zorgaan- bieders en de gemeente. Nieuwbouw en transformatie Colofon Veel ouderen zijn gehecht aan hun Gemeente Amsterdam woning en buurt en zouden het liefst in Oud = iedereen RvE Wonen hun vertouwde omgeving blijven wo- Veel van de in deze brochure genoem- Programma Ouderenhuisvesting nen. Er is daarom een grote opgave om de aandachtspunten zijn niet alleen voor Jodenbreestraat 25 bestaande woningen geschikt te maken ouderen van belang, maar maken ook Postbus 1900 voor ouderen. In de nieuwbouw kunnen voor andere doelgroepen het wonen 1000 BX Amsterdam de kansen benut worden om ouderen aangenamer. Een stad die geschikt is goed te laten wonen. voor ouderen is geschikt voor iedereen. Tekst, illustraties en vormgeving: ANA Architecten November 2017 Woni Belangrijke aandachtspunten in de woning zijn het slim omgaan u met compacte ruimte, flexibel gebruik van ruimtes, opbergen Ss gn ve . … BE ie van spullen en de mogelijkheid om te kunnen blijven bewegen een 8 door de woning. iK A RS ier 8 an 17 se Lt Ne AE Sm ZE Kl EE Ì N Al DJ Extra kamer NE 5 Dt d f Dn Veel ouderen willen graag, als het kan, | ES NU J0 een extra kamer; bijvoorbeeld voor S \ | an logees, een mantelzorger, hobby's, f Le e ( opslag van spullen of om soms apart IS 7 „LA \ i te kunnen slapen. Een ‘logeerkamer’ in re: N \\ se het woongebouw of een gezamenlijk f\ 5 : —Ô atelier of werkplaats kan dan ook een Ruimte voor spullen Nr Ee mogelijkheid zijn. Hoe ouder je wordt hoe meer spullen je ij Ns - Le verzamelt; fotoboeken, dat oude kastje, y speelgoed van de kinderen dat nu h wordt gebruikt door de kleinkinderen, gn Ö enzovoort. Spullen zijn in feite herinne: Flexibiliteit 1 flo \ ringen en hebben een plek nodig. Dat Kinderen zijn het huis uit. Daardoor is 4 Sl, vraagt wel om voldoende bergruimte in er in principe minder ruimte nodig. Veel Hi Ne de woning. ouderen zijn alleenstaand, hierdoor zal 3 Â) Ö es gemiddeld de woning minder groot NN FP I\ 7 hoeven te zijn. Ouderen brengen ech- | | Buitenruimte ter ook meer tijd door in hun woning Ouderen willen net als de meeste an- omdat zij niet meer werken. Dan is wat ‚ dere bewoners graag een buitenruimte meer ruimte juist weer fijn. Uitzicht Privé - collectief bij de woning, een balkon of terras. op buitenruimte of ruimtelijkheid Hoe groot een woning moet zijn, is Ondanks dat veel ouderen tuinonder- in de woning geeft ook een gevoel ook afhankelijk van de beschikbaarheid houd een grote last vinden, zijn er ook van ruimte. Daarnaast helpen slimme van gemeenschappelijke ruimtes. Er ouderen die wel graag een kleine tuin schakelingen en dubbel gebruik van moet sprake zijn van een balans tussen willen. Er kan ook gedacht worden aan ruimtes bij het beter benutten van een ruimte in de woning en ruimte die ge- een gezamenlijke tuin of dakterras. Of compacte woning. deeld wordt met medebewoners. Er is aan een brede galerij die buitenruimte, behoefte aan verschillende oplossingen woningontsluiting en ontmoetingsplek met meer en minder gemeenschap- tegelijk is. pelijke ruimte. Een kleine woning in combinatie met een grote gemeen- schappelijk ruimte stimuleert ontmoe- ting en helpt mee om eenzaamheid te e voorkomen. B _N Re al B gE . TT 8 Al < An NS EN \ nn MEE Zi ASEAN RS tt Aiel 3 VS At Û IN ' Een goede vormgeving van gebouw of woningcluster kan de Ea EN . El EST randvoorwaarden scheppen voor ongedwongen ontmoeting met D zi DN En ON Ne medebewoners. ar Ih he Td E | 8 | En IN _}® Ie Clustering en woonvorm > NTS | he Amsterdamse ouderen hebben uiteen- xs En Ai == lopende wensen ten aanzien van de ze EN \ | woonvorm. Deze wensen varieren van Tie Ln - 1 . „oe . . “ GRS Ds / Shen een individuele geschikte woning, ge- Or EA woon tussen andere huishoudens, tot Apes E geclusterde meer beschutte woonvor- | ERE | men met alleen ouderen. | SN | Ruimtes delen Er zijn ook ouderen die meer gemeen- € RK Ns Wanneer er in de woningen onvoldoen- schappelijkheid prettig vinden in de D AS Te, Ër de ruimte is, kan een extra slaapplek vorm van groepswonen; zelfstandige \ Ss 8 voor logees of werkplek ook worden woningen, geclusterd of gespikkeld GE en GE gedeeld met andere bewoners van in een complex, waarvan de bewoners 5 EE - het gebouw in een of meer logeer- op basis van gelijkgestemdheid een IS | Ee d kamers, gemeenschappelijk ateliers bepaalde mate van gemeenschappelijk- ' SA „Td ú (#7. of werkplaatsen. Deze oplossingen heid nastreven. Deze gemeenschappe- Ds 4 CD) 5 kunnen zowel in nieuwe als in bestaan- lijkheid kan op verschillende manieren , de complexen worden gerealiseerd. worden vormgegeven in het gebouw: AS: Logeerkamers en werkruimtes kunnen een keuken om samen te eten, een ge- NS: att ook worden verhuurd aan buurtbewo- meenschappelijke (dak)tuin of bijvoor- ners met kleine woningen. beeld een multifunctionele brede gang. Voor ouderen met een geïndiceerde zorgvraag is het woon-zorgcomplex Ontmoeten Vormgeven overgangen een aantrekkelijke optie. Wonen en ese on . an Door afnemende mobiliteit zijn ouderen Het samen in een complex wonen zorg zijn in deze woonvorm gekoppeld. . . : 5 steeds meer gebonden aan huis. Om verdient een goed vormgegeven over- Ook binnen deze categorie zijn vele - . … … ‚ prettig zelfstandig te kunnen blijven gang tussen gemeenschappelijke en varianten denkbaar. … . . . , wonen zijn ongedwongen sociale con- private ruimtes. Zo'n overgang daagt tacten van groot belang. Het ontwerp uit tot contact, maar respecteert ook van gemeenschappelijke (verkeers) de privacy van individuele bewoners. Toegankelijkheid ruimtes kan spontane ontmoetingen Een goed ontwerp creëert geleidelijke Om op een prettige manier de eigen in de directe omgeving stimuleren en overgangen tussen privé en collectief. voordeur te kunnen bereiken zijn meer georganiseerde ontmoetingen toegankelijkheid en sociale veiligheid mogelijk maken. Een gemeenschappe- belangrijk. Bij afnemende mobiliteit lijke (dak) tuin, een brede galerij die gaan ouderen meer gebruik maken naast verkeersruimte ook als buitenver- van rollator, scootmobiel en/of rolstoel. blijf dienst kan doen, of een collectieve Dit vraagt ruimte om te bewegen, te wasruimte zijn mogelijke oplossingen. stallen en op te laden. Een ruime entree die ook gebruikt kan Een lift en drempelloze, voldoende worden voor bijeenkomsten heeft door 27 brede verkeersruimtes maken het voor de laagdrempeligheid de voorkeur minder mobiele ouderen mogelijk om boven een afsluitbare aparte ruimte = 2 5 actief te blijven. voor gemeenschappelijk gebruik. | ê ZI i E û Ad oee { , ge ( a A A me Ch A AN | SND ME Nin Wk Sd U Ei ei O | Om ouderen de mogelijkheid te bieden actief en gezond te mre. ve « . TE > Ue en: blijven, is het van belang dat de omgeving goed toegankelijk is ws nis . . m5 y 4 25 en aansluit bij de behoeften van ouderen. EEEN EE Re 4 EE Herkenbaarheid Wes Le pe Dementie zal steeds meer voorkomen ET ee ol LANE 5 KS onder de steeds ouder wordende rap Te Port ge 2E NN stadsbewoners. Ouderen met begin- / if OC 7 Dn nende dementie zullen steeds langer G ‚ } SSN Sp . . se , | KN NN thuis wonen en gebruik blijven maken IJ AN ge ANS NU van hun omgeving. Voor deze groep (ij ZA B El N . . z | Hi ‚ EN YS 7 on dT is herkenbaarheid een belangrijke 1 jh a Nera factor voor orientatie en een gevoel Nú NNetZS id. Di i Hittebestendi PTS DAS de 9 van zekerheid. Die herkenbaarheid kan ittebestendig PE | [A 9D 1 | zowel in de openbare ruimte als in de Het is wenselijk om voldoende scha- A \ HS IN SN * vormgeving van gebouwen tot stand duwplekken te maken in de openbare A | ij EN a gebracht worden. Kunstwerken in de ruimte. Ouderen zijn namelijk veel ge- df \ Co /}) Ja openbare ruimte dragen hier ook aan voeliger voor hitte. De aanwezigheid BAS Â 5 bij. van schaduw zorgt ervoor dat ouderen AN ook bij heel warm weer toch de deur uit kunnen. Voorzieningen in de buurt en: Tot op hoge leeftijd zelfstandig bood- Binding met de buurt . schappen doen blijft mogelijk als er Beloopbare omgeving Ouderen blijven het liefst in hun hui- … ‚ . ‚ dagelijkse voorzieningen op loop- Ouderen fietsen minder en lopen dige buurt wonen, in contact met hun . … . 2 afstand van de woning zijn. De vitale meer. Voor langere afstanden wordt netwerk en hun historie. De drempel - sE - - . . ‚ oudere wil en kan actief bijdragen aan vaker een scootmobiel gebruikt. Om om buiten de eigen buurt te verhuizen tsch liik En . d d liikheid te bied ‚ faciliteiten maatschappelijke voorzieningen in ouderen de mogelijkheid te bieden Is lager wanneer er goede ach , de buurt zoals buurthuis en sportver- actief en gezond te blijven is het van in de buurt van de nieuwe woning zijn, st £ - - : Zn _ eniging of speeltuin en zo actief deel belang dat er levensloopbestendige of wanneer familie dichtbij woont. - se blijven nemen aan de maatschappij. routes in de omgeving zijn en dat Ook de aanwezigheid van zorgvoor- voorzieningen en bus/tramhaltes o g g g p zieningen (huisarts, dienstencentrum) loopafstand zijn. Bankjes zijn prettig Vervoer is voor de meer zorgbehoevende om langere loopafstanden te on- Veel actieve ouderen maken gebruik ouderen een belangrijke voorwaarde derbreken, even uit te rusten en als van de voorzieningen van de stad. De om zelfstandig te kunnen wonen. aanleiding tot ontmoeten. maximale loopafstand tot OV haltes in Amsterdam is nu 800m. Dat is voor il veel ouderen (te) veen AS oe op en 5 î Rollatorradius voor ouderen acceptabele \oopatstan 1 Naarmate men ouder wordt neemt de toegang is tot openbaar vervoer, NON . actieradius af. Actieve ouderen berei- blijven musea, bibliotheek of bio- ‘ < , - NN EN zen nog de hele stad, maar oudere, scoop goed te bereizen. Bij beperkte ti rn . . An , TN ‘9 minder mobiele ouderen bewegen toegankelijkheid met OV is het aan | RN 5 ich all dom h - . dn rd | zich alleen rondom hun woning. te raden alternatieve vervoersvormen ll Een rollatorradius van ca. 250 - 500m zoals deelauto’s of taxidiensten te 7 . de leidraad de | : ART is een goede leidraad voor de loop- organiseren. ype afstand voor ouderen die nog wel 5 zelfstandig de deur uit gaan. e Le / í EN KE „5 Oe EE Nr Till en G p En 7 OOS 5 il Set BAAN nn À js pe SO Rn Sj Ö Ö) Op verschillende plekken in Amsterdam is de afgelopen tijd een aantal bijzondere voorbeelden van huisvesting voor ouderen ge- realiseerd in nieuwbouw en transformatie. Bestaande bouw En nn i i ä | | | DN te „EEE Te al , Mr nl Et mept | | k Hee - Û Rr 1 e __… vl ee PE eel kJ MRE Oer hd. D E E ï L k Hú EL! Le E ins EE an £ en, en ee RS nl hed Biel ECE es é dE 5 ar tr KE NN, L if han Le ee rr En MN eier de ne B Mr | lm Augustanakerk Kraaipanschool Amstelhuis De Diaconie Ymere ontwikkeling Cocon Vastgoed Zorg PonecdeWinter Architectenbureau Hoogeveen bv Architectenbureau Dik Smeeding Stadsdeel West Stadsdeel Oost Stadsdeel Zuid Fotografie: Luuk Kramer Fotografie: Huub van Deursen In deze voormalige kerk zijn woningen Combinatie van zelfstandige woningen In dit voormalige verzorgingshuis zijn klei- gerealiseerd waar ouderen zelfstandig voor ouderen met kleinschalig wonen ne zelfstandige woningen gerealiseerd wonen met een sociaal vangnet. Ze met zorg voor dementerende ouderen. die voldoen aan de eisen van aanpasbaar kunnen jongeren vragen een keer bood- In de bestaande bouw is een buurtsteun- bouwen. Op de begane grond zijn ver- schappen te doen, maar als ze echt zorg punt met buurtrestaurant gerealiseerd. schillende gemeenschappelijke ruimtes nodig hebben dan zal dat professioneel en voorzieningen te vinden. worden geregeld. Nieuwbouw - i E, E ME re r a E d Es de a: EE ge „} Ei. NS ke , dt 5 . Li od en en de E Ë pl Zak * n= Ti > 7 d en ad El el | i Akropolis De Flinck Jeruzalem Blok M De Alliantie Ymere Rochdale / Habion studioninedots Architecten HP Architecten studioninedots Architecten Stadsdeel Oost Stadsdeel Zuid Stadsdeel Oost Fotografie: Peter Cuypers Fotografie: Meindert Koelink Toekomstbestendige woningen voor In dit project met ouderenwoningen in Dit project wordt gekenmerkt door de 55-plussers met in een deel van het de Pijp is een ruimte voor ontmoeting brede ‘leef’ galerijen waar zich tevens de gebouw een humanistische woonge- gerealiseerd als annex bij de entreehal. buitenruimte van de bewoners bevindt. meenschap. De bewoners steunen elkaar Deze oplossing leent zich heel goed voor Deze oplossing maakt terloops contact bij het ouder worden en zijn medever- ongedwongen ontmoeting, omdat de mogelijk tussen bewoners. antwoordelijk voor het beheer van het drempel om erheen te gaan heel laag is. gebouw. mn: 1e m SPELT Eh 9 8 [ / / np d SS | n je x “Ben houdt enorm van tuinie- AEN LI /Ù et \ “Ri : Ee j AÀ PES N | ' ren, maar heeft zijn volkstuin d \a woont al heel haar leven in Sar har - / 2 AE LA Ò el \ nu opgezegd. Hij kweekt nu leze wijk. Zij leunt op haar so- & W, Ö % ) MS pd N ln fi, SU \S RK: < tomaatjes op zijn balkon.” ciale netwerk dat zij in de loop rf Dn bf „8 % SN 9 AAS \N IN & st TE NN] LT Ï van de tijd heeft opgebouwd” \ | mer ee > yy MTN) NN hr | an | Ei e LU 5 LE EE 5 LTE ET N \ El BAS WK - ‚y EEEN DA DN ID ci fe EAN | en | Ì TT EE Ì REE | Sn f > t ES be DIN < PN 2e Det So 8 EE en | SARS ee 4 id Eel > a en ) LI \ _ ie 1 | A Ù ee re “Gerda woont in LI [ u u | Á db) es as, ri een woongroep voor ri ek Ee: wesen FT] [D Kes eN B dag samen in de en er Pa binnengang.” [ Extra kamer Woonvorm D sss Binding met de buurt “Marjan heeft een Ì ET \ “Aisha en Mina koken elke rn kamer waar zij Ì Te ® dinsdag als vrijwilliger in het ha Hen haar boek | ET 2 eN reuen 7 En ik Ne TE , Ne as Iers ID NE NA Ns eN re N \G ee NES EX ENSS ee E Í I\s @ | EE T (D u N goest NAS Ey Ontmoeten A hes me r] \ es | Dt “Lieke en Wendelien organise- Kon Se KS eri ren deze maand de buurtborrel. ke: N DS & Ze nodigen ook altijd rs ES uit de buurt Uit Zn Et Er ; nij Es Logeerkamer es IN EON “De kinderen van Ming kunnen ee DN VB Nn. ive in de | _ N= Ten Ten jn 2% zh ASN er Von het complex gele ef N oe en rsi Nt e ST toegankelijkheid “Masha loopt 5 elke week tj | SS Ne KIR 3 | | A, 9 Irhan zit in een rolstoel. Sinds naar de doktor om een prik SAN k BNS | LS EN er een lift is gebouwd in zijn halen * NN Ei NN & A MME 7 a Á T en eef da Cd el ee De IENS eN E Ed ne N) = SS B, ON Flexibiliteit in Aid ee ee gezamenlijk werkplaats SS È ee 5 EN | de woning AN Ei \ EI fantastisch. hij doet hier SS Ps | EN 5 EN eN “Frida heeft een annex NGE i SN ie boren usjes voor zijn Te ES ST I= ee aan de woonkamer TEN lt SHE es EN N bh Se EN 5 Pa, Rd deze kan afsluiten SE En 8 NE T d Sel EELS vi ee. Le EN ik IES IN als haar zoon komt ba kee Re 5 P an Ptn B ESE SS EN || pen Dan < Jes ARES Ot in YE SS BN Nabiih ri SN | En IN EF ST Se EN Ie Ps \ SS ES, id AN N ZN “Henk en Gerard pakken “Clarence drinkt vaak even een N Kleine srudio. Hij is dan \ : ‚ : ‚ ‘ A EM ES! : | EE Ek NS EEN SS MS | ed elke zondag de bus naar het espressootje in de ontmoetings- ml de collecti : Kn DN TT ee se IN en 5 NS ES SS DN ee Í il MN: TIL concertgebouw” eN ruimte naast de entreehal als Y - TE vee Dee / IE ES SS EN RT Ps N EN | eN À S | Ï Ì NN NN N hij de krant uit de brievenbus EN Se re 5 me - vi 1 SEN 5 2, 5 NEEN ri \ À \ haal” g á 8 EN É rr EE SS SINAN | Ne ie | bert Se EEE À EEn SEAL IS u AAR De Eil ee | ENIISEANNT DAT Ne RET TA yy jn Sr ST Sg EE RK / IEA SS | “Pe galerij van Frida | Ne NN Er vB NE) lj , WT ET EN) en Irhan is gelijk hun Nn N ed Ba Beruids H EN ú) / ad EE Ò ES] buitenruimte. Een paar | SN ra , 7 zj ‚4 jee LRT ELN O VOA E ) Sk k kome NS | \ CET ORE, ON É / a RRD AT ESE | Ne # NE Sr U OREL) NRE) EE | drinken zij iets.” Ke EN PA ers Sj | VC A , LAS Á/ HE IN rinken zij iets. n ee eN MA 5 LES / \ / OREN 0 ISEEN | IN Il Te Ee DM han =S \ gt ER EER Ì TE VCS |P REVENEN AANEEN N DIN ps) ommetje. Dit is in de zomer ook eer fj ERNA IG I IENS off IJ rose doorde ze à == REAL EE SES re À ee RK) mogelijk doordat ze uit kannen 7 IJ) Wy AP Rs RI) Ip 5 z IN | OPE eere Ee 5 Ù Ne omgeving lj j 7 ge schede fy vk eg pe AO 7 5 Sl | ii Niese ‚ 1] ag N NS “Richard opt het liefst. De Dh) EN ae BEEN Ô TS > Ne SN route naar inkel i d OE 7 A jj / AK e, 1 ‚ Is | dj 7 \ \\ Nt doen omdat ze. onderweg even E\ ZE / 5 Ak sj Ip Nil Acht \ | Ne “| kan uitrusten op een bankje.” E en AE 2 of PE IE NEZ On HE, 14/8 ” st, IL) OI mmh DEAR A Ds N\ 4 eee PL OVO Af AN, RA Di
Onderzoeksrapport
7
train
€ Gemeente Amsterdam Centrum Peblicaties Stadsdeelbestuur 2015 Algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum Besluiten > 4 17 november 2015 - 7 Besluit over Terinzagelegging van het ontwerpbesluit betreffende de volledige onttrekking aan het openbaar verkeer van de Oosterdoksdam Toelichting te vinden in Publicaties Stadsdeelbestuur 2015: Bestuurskalender, AB-vergadering 17 november 2015, in de stukken bij agendapunt 7 De bestuurscommissie Centrum heeft het volgende besluit genomen: De bestuurscommissie, Besluit: Om de gehele Oosterdoksdam aan het openbaar verkeer te onttrekken. Suze Duinkerke secretaris Boudewijn Oranje voorzitter Verschenen op 20 november 2015
Besluit
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 317 Ingekomen onder M Ingekomen op woensdag 11 maart 2020 Behandeld op woensdag 11 maart 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Naoum Néhmé, Poot, Boomsma, Bloemberg-lssa, Van Renssen, Van Dantzig, Ceder, Van Schijndel, Van Soest, en Kilig inzake sportfaciliteit APGS voor Amstelkwartier fase II Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Amstelkwartier fase III (Gemeenteblad afd. 1, nr. 268). Overwegende dat: — Het voorliggende investeringsbesluit Amstelkwartier Se fase enkel woningen en niet-woningen bevat en onder die laatste categorie geen enkele ruimte is gereserveerd voor veldsport; — Stadsdeel Oost aangegeven heeft zorgen te hebben over de niet-geplande ruimte voor veldsport; — De Amsterdamse sportraad in haar advies aan de gemeenteraad (oktober 2019) heeft gewezen op een tekort van 36.000 m2 in het hele gebied Overamstel, hetgeen neerkomt op een tekort ter grootte van circa 5 voetbalvelden; — De Amsterdamse sportraad heeft onderstreept dat sportpark Drieburg dat door het college als oplossing wordt gezien de gewenste overloopfunctie slechts ten dele kan vervullen omdat het al intensief bespeeld wordt en omdat het van oudsher al een groot deel van de sportieve behoefte in Centrum en Oost faciliteert; — In het strategische huisvestingsplan Sport (p. 31) enkel wordt opgemerkt dat het college de “optimalisering en herinrichting van sportpark Drieburg om toenemende druk op te vangen nader zal verkennen”. Maar daarbij niet concreet wordt hoe, wat en wanneer; — In de raadscommissie Ruimtelijke ordening van 5 maart 2020 de VVD-fractie heeft gevraagd naar de plannen van het college en daaruit gebleken is dat een onderzoek naar evt. Intensivering van sportpark Drieburg op zijn vroegst in 2023 gereed zal zijn; — In de raadscommissie Ruimtelijke ordening van 5 maart 2020 de VVD-fractie vernomen heeft dat het college in de Voorjaarsnota van 2021 reserveringen en investeringen zal plannen voor extra sport. Onduidelijk is voor welke extra sport. 1 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In gesprek te gaan met de Nationale Politie en zich daarbij in te zetten voor openstelling van de politie-sportfaciliteit APGS (Amsterdamse Politie Gymnastiek & Sportvereniging) in het weekend voor alle Amsterdammers dus ook voor niet-leden van de Nationale Politie. De leden van de gemeenteraad H. Naoum Néhmé M.C.G. Poot D.T. Boomsma J.F. Bloemberg-lssa N.A. van Renssen RH. van Dantzig D.G.M. Ceder Â.H.J.W. van Schijndel W. van Soest À. Kilig 2
Motie
2
discard
Onstuimig Noord | Ns, zen | .n 4 . Led „aFeiten-en cijfers woningbouw Î on pe HE 1 Te PR me mn 2 à E - HAT meen bevolkingsgroei NE BE ES Et En PSD en, DES ne | alata Eh Ee Ln En 7 S Eg ne , be | „ Ens En … X Planaanbod Noord neemt tussen 5 oktober 2016 en februari 20217 licht toe Planaanbod Noord en GGW-gebieden, startbouw 2017-2040 Vergelijking stand oktober 2016 en februari 2017 17.636 mokt-2016 as mífeb-2017 12.634 RM 3.816 3.855 (AKO 1.147 Noord West Noord Oost Oud Noord Noord % Meeste woningbouw aan westkant X Noordelijke IJ-oevers, planaanbod X% oostkant opgehoogd naar 4.500 woningen Planaanbod Noord per wijk, startbouw 2017-2040, stand februari 2017 Noordelijke IJ-oevers West 3.997 3.901 ils Noordelijke IJ-oevers Oost 1.080 3.420 Elzenhagen 997 880 Buikslotermeer 1.557 Tuindorp Oostzaan ERM Waterlandpleinbuurt PeX Banne Buiksloot Kl) 2017-2010 Kadoelen 87 m 2020-2024 Oostzanerwerf 44 m 2025-2040 0 1.000 2.000 3.000 4,000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 n 2% Startbouw van record aantal woningen E % in 2017 en 2018 Planaanbod Noord op basis van datum startbouw 1-1-2017 en verder, stand februari 2017 3.649 3.656 2.797 AKN 1.790 (to) 818 eN Et 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025-2040 u u X Veel opleveringen van woningen E 2% in 2019 en 2020 Planaanbod Noord op basis van datum opleveringen 1-1-2017 en verder, stand februari 2017 4.726 3.289 3.062 VRC YA0 1.439 1.318 (alors, 652 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025-2041 % Opleveri tartbouw i 6 Oplevering van 1.095 Startbouw van 979 woningen in 2016 woningen in 2016 sociale LEL Le vl sociale aeg LE * sociale sociale huur Leg studenten studenten PI 380 “kk dure huur dure huur 225 487 * Deze studiowoningen in het Hamerkwartier komen in het segment dure huur op de markt. ** In 2016 zijn in Noord geen middeldure huurwoningen in aanbouw genomen of opgeleverd. % Geplande woningbouw In komende drie % jaar haar segmenten Planaanbod Noord naar segment, startbouw 2017 t/m 2019, stand per februari 2017 2.313 2017-2019 27% m koopwoningen m vrije sector huurwoningen” m sociale huurwoningen A m studenten/jongerenwoningen 7% (Nn onbekend 20% 1.786 AN) * Het segment vrije sectorhuurwoningen bestaat uit middeldure en dure huur % Ontwikkeli land ingb | | Cumulatief planaanbod Noord naar segment, vanaf datum startbouw 2017 t/m 2025, stand februari 2017 16.000 mmm koopwoningen s 14.450 mm vrije sector huurwoningen 13.980 14.000 mmm sociale huurwoningen 13.310 mm studenten/jongerenwoningen 12.590 onbekend 11.772 12.000 _—_ {Otaal 9.982 10.000 7.851 8.000 6.446 6.000 4.000 2.797 2.000 0 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 * Het segment vrije sectorhuurwoningen bestaat uit middeldure en dure huur % Groei bevolking Noord krijgt steed 2x Ontwikkeling van de bevolking en woningvoorraad van Noord in de periode 1 januari 2000-2017 96.000 42.500 mmm Aantal inwoners 94.766 —ÁÄantal woningen 41.878 42.000 94.000 92.000 41.000 ad | Ì | 40.500 90.000 88.000 an Ne Ì | 39.500 86.000 Ì Ì 39.000 84.000 | | In 82.000 37.500 > TT NN Cn st le) ® Ds oo le) oo hun ON (sg) st LO 0 ms oo oo [e, oo [e, [e,) oo oo oo oo == =— — — — — — — (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) (e) ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON E un E % Bevolking Noord blijft komende jaren E E u u x% groeien: FUIM 100.000 INWoners IN 2020 Prognoses van de verwachte ontwikkeling van de bevolking van Noord KKT (VAA 0 KRK 101.200 KOOR: on et 94.766 Stand 2017 Prognose OIS Prognose Prognose Prognose OIS Prognose bij Prognose bij 2020 2020, 2020, 2040 realisatie 60% realisatie realisatie 60% realisatie totale 100% totale planaanbod 100% planaanbod _planaanbod planaanbod
Factsheet
10
test
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 15 september 2021 Ingekomen onder nummer 663 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Martens en Kreuger inzake geen besparing maar investering in volwasseneducatie Onderwerp Een investering in volwasseneducatie is een investering in Amsterdammers Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de jaarrapportage Taaloffensief 2020. Constaterende dat: — 16% van de Amsterdammers laaggeletterd is*; — er met het huidige budget slechts 5ooo Amsterdammers per jaar kunnen instromen. Overwegende dat: — _ taalonderwijs zorgt meer sociale participatie en een betere mentale en fysieke gezondheid van kwetsbare Amsterdammers; — investeringen in taalonderwijs zeer kosteneffectief zijn: iedere geïnvesteerde euro levert door een hogere arbeidsproductiviteit en een lagere afhankelijkheid van uitkeringen en medische zorg gemiddeld 2,50 euro op?; — extra investeringen nodig zijn om de kansengelijkheid voor deze groep te vergroten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders 1. Voorde komende jaren niet te bezuinigen op volwasseneducatie, maar de investeringen juist structureel met 1 miljoen euro per jaar te verhogen. 2. Bij de begrotingsbehandeling 2022 hiervoor een dekkingsvoorstel te doen. + Rapportage Taaloffensief 2020: Volwasseneneducatie. 2 Analyse MBKA taaltrajecten, LPBL, 2017. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Indieners C. Martens K.M. Kreuger
Motie
2
train
Bijlage 1: brief prioriteiten OKT 2023 Inleiding Het OKT biedt jeugdgezondheidszorg, preventie, jeugdhulp, (opvoed en opgroeiondersteuning en (nieuwe) Jeugd ggz) voegt expertise toe vanuit de specialistische jeugdhulpen het buurteam en werkt samen met partijen in de wijk en scholen rondom jeugdige en gezinnen (zoals volwassen GGZ). Signaleert, normaliseert, leidt toe, werkt samen en haalt zo nodig expertise erbij. Hierbij is aandacht voor diversiteit, outreachend werken en de sociale veiligheid rondom scholen, op straat en online. Hierbij wordt het meeste ingezet op de meest kwetsbare wijken. De komende jaren staan grote veranderingen in het jeugdstelsel op de planning zowel naar aanleiding van de hervormingsagenda, de ontwikkelingen in het kader van de nieuwe APOO' en ESJH?, binnen de jeugdveiligheidsketen als binnen de Ontwikkelagenda Jeugd Amsterdam waar het OKT onderdeel van is. Dit heeft impact op het OKT en de werkzaamheden van het OKT. 2023 is een belangrijk overgangsjaar waarin wordt gebouwd aan de toekomst. Toekomstbeeld: -__ Bouwen aan het OKT als stevig lokaal team en bestendige spil binnen het sociaal domein in stevig partnerschap met gemeente en partners. -_Professionele basis; investeren in de kwaliteit en continuïteit van het personeel is de basis van een stevig en goed functionerend OKT. -_ Ontwikkelagenda / hervormingsagenda Jeugd als leidraad voor de ontwikkelingen komende jaren. -_ Gezamenlijk traject monitoring 2.0 in 2023 om samen beter zicht te hebben op ondersteunende en helpende indicatoren in combinatie met duidende verhalen. 1. Preventie: -__De stichting OKT werkt aan de doelstelling dat tenminste 30% van de tijd in de teams besteed wordt aan preventie. - De JGZ biedt jeugdgezondheidszorg aan alle kinderen en jongeren in Amsterdam waarbij meer aandacht wordt besteed aan die kinderen en gezinnen die ondersteuning en zorg nodig hebben en minder waar dat kan. -__ De JGZ blijft zich inzetten op het verhogen van de vaccinatiegraden en de Kansrijke Start. -__ De JGZ blijft zich in 2023 inspannen om ook jeugdgezondheidzorg te bieden aan vluchtelingen en nieuwkomers in Amsterdam. -__JGZ zet meer in op collectieve preventie. -__ Het OKT werkt in samenwerking met gemeente, aanbieders vanuit het preventieve aanbod en de stadsdelen (sociale basis) aan een implementatieplan voor 2024 voor een verdergaande samenwerking op preventie. 2. Samenwerking onderwijs (inclusief VVE/kinderopvang): -__ We vragen het OKT de vroegtijdige samenwerking met scholen verder te ontwikkelen, waarbij op basis van een gezamenlijke analyse van de ondersteuningsvraag passende aanvullende expertise erbij gehaald wordt indien nodig vanuit het kader passend onderwijs en jeugdhulp. De focus ligt hierbij op BEN scholen en scholen met veel doelgroep leerlingen. -__ We vragen het OKT mee te werken aan een gezamenlijke werkagenda Onderwijs — Jeugd en het benutten van de opgedane kennis van de pilots BEN in de wijk en NPO pilots. * Aanvullend Preventieve Opgroei- en Opvoedondersteuning, nu nog bekend als Flexibel Preventief Aanbod Jeugd (FPAJ). 2 Enkelvoudige Specialistische Jeugdhulp. mn 1 -_ We vragen het OKT om bij jonge kinderen en ouders met een hulpvraag vroegtijdig samen te werken met de voorschool/VVE en kinderdagverblijven. -_Het OKT werkt samen met partners aan het versterken van de mentale gezondheid van leerlingen. 3. Veiligheid -__ De stichting OKT werkt mee aan de versnelling van de implementatie van het Toekomstscenario samen met en in hetzelfde tempo als Blijvend Veilig. -__ De stichting OKT zet de pilots IVH voort in 2 stadsdelen en werkt mee aan een evaluatie, verbeterpunten en verdere uitrol, meelopend in het tempo van de uitbreiding Blijvend Veilig. -__ De stichting OKT zet stappen om het kwaliteitskader ‘Werken aan veiligheid voor lokale teams’ (update maart 2023) te kunnen hanteren met ingang van het Toekomstscenario per 2026. -_Het OKT zet in op verdere professionalisering en het versterken van het vakmanschap op het signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld en middels de Top3 methode. 4. Samenwerking buurtteams Het OKT en buurtteam versterken komend jaar de samenwerking en gezamenlijke werkwijze met als doel om tot een effectieve integrale ondersteuning aan gezinnen te komen. In januari 2023 vragen we het OKT om samen met het BT en de gemeente te kijken hoe deze aanpak een versnelling kan krijgen. We maken afspraken over de beoogde resultaten voor 2023. Daarnaast zijn zij gezamenlijk verantwoordelijk voor een soepele overgang van de ondersteuning van jongvolwassenen met als doel continuïteit van zorg ook na de 18° verjaardag van jongvolwassenen. Wij vragen het OKT om uitvoering te geven aan de ontwikkelagenda BT & OKT: -_Met daarbinnen de specifieke opgave voor het OKT om breed te kijken, alert te zijn op bestaanszekerheidsproblematiek en het BT of WPI of Wonen daar waar nodig bij te halen. -_ Uitwerking DUO-schap bij gezinnen met Multi problematiek -_ Samenwerking jongvolwassenen (18- 18+) -_ Samenwerking op het gebied van veiligheid in gezinnen (ook met GI). -_ OKT werkt mee met de buurtteams aan het formuleren van een visie en strategie in het kader van samenwerken rondom bestaanszekerheid en (nieuwe) armoede. -_ Opzetten gezamenlijke monitoring van de samenwerkingsafspraken. Tevens wordt in het bredere traject rondom betekenisvolle indicatoren, dit deelgebied meegenomen ter bespreking en overweging. 5. Weesp We vragen de stichting OKT mee te werken aan de overgang van het sociaal wijkteam (SWT) Weesp naar de Amsterdamse structuur, door een nieuw te vormen OKT en buurtteam, zo mogelijk per 1-1-2024. In aanloop naar deze transitie is het verzoek om met het oog op zorgcontinuiteit en een geleidelijke invlechting mee te werken aan onderzoeken van de mogelijkheden tot een versnelling van deze gewenste situatie, bijvoorbeeld door in 2023 aleen OKA en een jeugdpsycholoog starten in Weesp}. Binnen deze koers zal in overleg met OKT en Buurtteam (BT) worden gestreefd naar gezamenlijke huisvesting van het OKT (incl. JGZ) en het BT. Er wordt gestreefd naar een gezamenlijke frontoffice, met als doel optimale werkomstandigheden te creëren voor integraal werken en laagdrempelige dienstverlening voor de inwoner. Uitgangspunt in de transitie is dat het SWT 3 Voor de overgangsperiode tot er een OKT team is zal de Gemeente de tijdelijke kosten van de OKA en jeugdpsycholoog op zich nemen buiten de lumpsum, daarna zullen de kosten toegevoegd worden aan de lumpsum. nn 2 Weesp verantwoordelijk blijft voor de regie op het inzetten van zorg tot het moment van overdracht aan het OKT. Zorgcontinuïteit tijdens de transitie is een belangrijk aandachtspunt. Het OKT en het SWT stemmen knelpunten met elkaar af en werken samen naar oplossingen. 6. Voorbereiding impact nieuwe inkoop ESJH. Met ingang van januari 2024 worden nieuwe contracten afgesloten voor de enkelvoudig specialistische jeugdhulp waarbij huidig aanbod wordt beperkt tot enkelvoudige trajecten voor gezinnen waar opvoed vragen zijn en sprake is van problemen in het psychosociaal functioneren van kinderen. Ook zal de omvang van het aanbod worden beperkt. Naar verwachting heeft dit invloed op het OKT. Het OKT wordt gevraagd zich samen met de gemeente en andere relevante partijen voor te bereiden op de mogelijke impact van deze nieuwe inkoop in samenhang met de hervormingsagenda Jeugd en de reikwijdte van de Jeugdwet door: -__ Deelte nemen aan de werkgroep die zich hiermee bezig zal houden onder begeleiding van de gemeente. -__Het maken van een impactanalyse. -_ Indien er vit de impactanalyse blijkt dat er een bepaalde doelgroep bij het OKT terecht zal komen, samen met de gemeente voorwaarden opstellen waaronder het OKT de impact op zou kunnen vangen. nn 3
Onderzoeksrapport
3
train
VN2022-020644 De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Bureau Integriteit % Gemeente Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicati voridische Zaken AZ % Amsterdam gren $ Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming Portefeuille Algemene Zaken Agendapunt 2 Datum besluit Onderwerp Risicoanalysegesprekken nieuwe kandidaat-wethouders in het kader van integriteit De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van * de risicoanalyse integriteit die is vitgevoerd voorafgaand aan de installatie van het nieuwe college; e de brief van de burgemeester van 21 juni 2022 waarin de Raad hierover geïnformeerd is. Wettelijke grondslag Artikel 170, tweede lid van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond De burgemeester heeft de taak vanuit de Gemeentewet om de bestuurlijke integriteit te bevorderen. In dat kader heeft zij invulling gegeven aan deze rol door het uitvoeren van een risicoanalyse met betrekking tot de nieuwe kandidaat-wethouders. De risicoanalyse dient ertoe zoveel mogelijk transparantie te scheppen over de positie van de nieuwe wethouder door te analyseren of er kwetsbaarheden en risico’s voor de bestuurlijke integriteit zijn en vervolgens eventuele beheersmaatregelen te treffen. De risicoanalyse is geen onderdeel van de selectieprocedure, deze is voorbehouden aan de politieke partijen die de wethouders voordragen. Reden bespreking De brief is al verzonden via de Dagmail van 21 juni jl. Afgesproken is dat de brief toegevoegd wordt aan de TKN lijst van de eerst mogelijke reguliere commissievergadering. Uitkomsten extern advies In de brief van 21 juni jl. is aangegeven dat beheersmaatregelen m.b.t. wethouder Van Dantzig getoetst worden door een onafhankelijk deskundige. Hierover wordt u op een later tijdstip geïnformeerd. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Gegenereerd: vl.17 1 VN2022-020644 __ $ Gemeente De raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en BureauIntegriteit 9 Amsterdam ee jn % Veiligheid, Handhaving en Toezicht, Communicatie, Juridische Zaken, Raadsaangelegenheden Voordracht voor de Commissie AZ van 08 september 2022 Ter kennisneming Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? n.v.t. Welke stukken treft v aan? 220318 Brief Rijk, bestuurlijke integriteit, rol burgemeester bij screening AD2022-077953 ‚ kandidaat-wethouders. pdf (pdf) AD2022-064405 220621RaadsbriefBMrisicoanalyse. pdf (pdf) AD2022-064381 | Commissie AZ Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Bureau Integriteit, Jeanine Kooistra, j.kooistra@ amsterdam.nl, o20 552 2421 Gegenereerd: vl.17 2
Voordracht
2
test
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 22 september 2023 Portefeuille(s) Kunst en Cultuur Portefeuillehouder(s): _ Touria Meliani Behandeld door Kunst & Cultuur; [email protected] Onderwerp Stand van zaken Stichting Bijlmer Parktheater Geachte leden van de gemeenteraad, Op 10 mei 2022 heeft v een brief ontvangen over het haalbaarheidsonderzoek naar de uitbreiding van Stichting Bijlmer Parktheater. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek waren de noodzaak om op de langere termijn een groter gebouw en op de korte termijn een tijdelijke extra plek te realiseren. Dit lost de huidige knelpunten op en maakt de verdere ontwikkeling van het Bijlmer Parktheater mogelijk. Met deze brief informeer ik u over het besluit van het college om een incidentele subsidie aan Stichting Bijlmer Parktheater te verlenen voor de tijdelijke huur en programmering van een extra locatie in de Amsterdamse Poort. Bijlmer Parktheater Stichting Bijlmer Parktheater is het enige theater gevestigd in Zuidoost. Het theater kenmerkt zich door een breed palet aan activiteiten, van cultuureducatie, talentontwikkeling tot producties en richt zich in het bijzonder op het bieden van meer kansen en ruimte voor jonge makers. Ook biedt het huisvesting aan vier partnerorganisaties* die een sterke band hebben met de bewoners uit de buurt. Zowel de activiteiten van het theater zelf, als de activiteiten van de vier partnerorganisaties die het gebouw gebruiken, zijn de afgelopen jaren enorm gegroeid. Het Bijlmer Parktheater wordt nu al overvraagd qua boekingen. Het theatergebouw is op dit moment te klein om aan al deze activiteiten onderdak te bieden. Daardoor is er een dringende behoefte om zowel op de korte als op de lange termijn een oplossing te vinden voor het ontstane ruimtegebrek. Kunstenplan In zowel de Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2021-2024 (Kunstenplan) als het Strategisch Huisvestingsplan 2020-2025 ‘Ruimte voor Kunst en Cultuur’, is de ambitie vastgelegd om meer plekken voor kunst en cultuur te realiseren in o.a. Zuidoost. Hier is de culturele infrastructuur nog onvoldoende aanwezig en daarom is een noodzakelijke inhaalslag nodig. In de Contouren voor het aankomende Kunstenplan 2025-2029 wordt deze inhaalslag verder doorgezet. Ook wordt hierin aandacht geschonken aan (nieuw) talent, dat de stempel drukt op de stad van morgen. De Amsterdamse Kunstraad heeft recentelijk in zijn advies? voor de periode 2025-2028 ook het belang van het Bijlmer Parktheater geduid. 1 Untold, We Are On The Move, Jeugdtheaterschool Zuidoost en de Jonge Reporters. 2 Voor de Kunsten voor de stad; advies over de culturele infrastructuur van Amsterdam, Kunstenplan 2025-2028 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 september 2023 Pagina 2 van 2 Tijdelijke extra locatie Het college heeft daarom besloten een incidentele subsidie van €62.030 te verlenen aan het Bijlmer Parktheater voor het huren van een tijdelijke extra locatie in Amsterdam Zuidoost. Het theater gaat deze plek de komende tien maanden gebruiken voor performances, programmering van partners en repetities van talentvolle jonge makers. Op deze manier kan het Bijlmer Parktheater op korte termijn voldoen aan de grote vraag naar ruimte. Opstap naar een grotere investering Naast het verlenen van deze eenmalige subsidie doet het college in de komende kunstenplanperiode een grote investering met betrekking tot de renovatie en verduurzaming van het huidige gebouw. De faciliteiten van dit pand zijn namelijk verouderd en aan vervanging toe. Tevens is er besloten een structurele oplossing te creëren voor het grote ruimtegebrek in Zuidoost door een extra theaterzaal voor podiumkunsten en repetities te realiseren (conform de Voorjaarsnota 2023). Het uitwerken van zowel de renovatieplannen als de scenario's voor een extra theaterzaal vragen echter de nodige tijd. Al deze ontwikkelingen worden in nauwe samenwerking met het Bijlmer Parktheater opgepakt. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Touria Meliani Wethouder Kunst en Cultuur Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
train
4 Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Nummer 154 Behandeld op 10 maart 2021 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021 “Onderwerp Motie van de leden A.L. Bakker, Nadif, Kili, Martens, Flentge, Kat, Mbarki, Veldhuyzen, Ceder en Van Soest inzake het Economisch herstel- en investeringsplan (ontwikkeling proefdiervrije onderzoeksmethoden stimuleren) “Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Economisch herstel- en investeringsplan en bijbehorende raadsbrief. Constaterende dat: - de Nederlandse regering in 2015 de ambitie heeft uitgesproken om in 2025 wereldwijd koploper te zijn in proefdiervrije innovatie; — ondanks inspanningen van het Rijk via het TPI samenwerkingscollectief het aantal dierproeven nog niet is gereduceerd, grotendeels vanwege een gebrek aan beschikbare alternatieve proefdiervrije onderzoeksmethoden; — bij de bespreking van de discussienota ‘Proefdieren in Amsterdam’ in februari jl. onder de woordvoerders Dierenwelzijn een brede wens bleek te bestaan om dierproeven zoveel mogelijk te reduceren en daartoe als gemeente waar mogelijk proefdiervrije innovatie te stimuleren. Overwegende dat: -— Amsterdam met het versterken van o.a. de Life Sciences & Health (LSH) sector inzet op het versnellen van innovaties en het faciliteren en ondersteunen van verschillende ecosystemen die zich richten op het oplossen van maatschappelijke uitdagingen; - dierproeven niet alleen door de maatschappij als onwenselijk worden gezien, maar ook een lage toepasbaarheid kennen binnen de LSH- sector; - in de wetenschap de overtuiging is gegroeid dat juist zonder dierproeven effectiever onderzoek kan worden gedaan naar met name de veiligheid en het in kaart brengen van risico's van bijv. geneesmiddelen; — op gemeentelijk niveau, binnen het Economisch herstel- en investeringsplan, kansen kunnen worden aangegrepen om de ontwikkeling van proefdiervrije innovatie te bevorderen. “Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij de uitvoering van het Economisch herstel- en investeringsplan nadrukkelijk in te zetten op het stimuleren van de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden binnen de LSH-sector om zo als gemeente de uitfasering van dierproeven actief te bewerkstelligen. De leden van de gemeenteraad A.L. Bakker |. Nadif A. Krlic C. Martens E.A. Flentge H. Kat S. Mbarki JA. Veldhuyzen D.G.M. Ceder W. van Soest 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer TTT Datum akkoord 17 augustus 2015 Publicatiedatum 19 augustus 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer RK. Torn van 22 mei 2015 inzake de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. De primaire taak van bibliotheken is het uitlenen van boeken. In Amsterdam exploiteert de Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam (hierna: OBA) in dit verband maar liefst 23 bibliotheken. Daarnaast zijn er nog OBA-vestigingen in Diemen, Duivendrecht en Ouderkerk aan de Amstel. Voor het in stand houden van de bibliotheekvoorziening, ontvangt de OBA een subsidie van de gemeente Amsterdam. Voor deze subsidie was in de begroting voor 2015 een bedrag van 26.608.405 euro gereserveerd. Kosten per uitlening zijn hoog. Tot 2013 ontving de OBA via de stadsdelen subsidie voor de filialen in die betreffende stadsdelen. Uit de notitie ‘Realisatie bezuiniging bibliotheekwerk’ van het voormalig stadsdeel Oost blijkt dat de OBA voor het in stand houden van de toenmalige vestiging Watergraafsmeer in 2012 een subsidie ontving van 393.450 euro. In genoemde vestiging bedroeg het aantal uitleningen in 2012 34.786. Dit betekent dat de subsidie per uitlening 11,31 euro bedroeg. Afstand tussen OBA-vestigingen is klein. Met 23 bibliotheken is het vestigingennetwerk van de OBA in Amsterdam met recht fijnmazig te noemen. Sommige filialen zijn op nog geen steenworp afstand van elkaar gelegen. De afstand tussen OBA-vestigingen Linnaeusstraat en Javaplein bedraagt te voet bijvoorbeeld 1,2 km. Van OBA-filiaal Bos en Lommer naar OBA-vestiging Mercatorplein is het slechts 1 km lopen. Sterker nog, GVB-bus 15 brengt je in twee (|) minuten van het ene filiaal naar het andere; de bushalte bevindt zich bij beide vestigingen praktisch voor de deur. Digitalisering en de opkomst van het E-book. Door de steeds verdergaande digitalisering is ook de wijze waarop informatie wordt ontsloten sterk veranderd. Waar men vroeger voor het opzoeken daarvan vaak naar de bibliotheek ging, raadpleegt men nu digitale bronnen. Ook de toegang tot literatuur is sterk veranderd. Het E-book is aan een sterke opmars bezig. Net als bij muziek (Spotify) en films (Netflix) ontstaan er op het terrein van E-books initiatieven om deze voor een vast laag bedrag per maand aan abonnees aan te bieden. Lezen hoeft met andere woorden dus niet duur meer te zijn. Met ingang van 1 januari 2015 is daarnaast ook de nieuwe Bibliotheekwet in werking getreden met als gevolg dat 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing Dn Gemeenteblad Datum 19 augustus 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 mei 2015 jaarlijks geld beschikbaar wordt gesteld voor een landelijke digitale bibliotheek die bereikbaar is via internet. Leden van alle openbare bibliotheken in Nederland kunnen via: http://www.bibliotheek.nl/ebooks digitale boeken lenen. Voor OBA-leden zijn geen verdere kosten verbonden aan deze service. Tevens biedt OBA gratis (ook voor niet- leden) rechtenvrije, digitale boeken aan via haar eigen website. Goedkoop tweedehands boeken lezen via Marktplaats. Ook voor de liefhebber van het klassieke papieren boek, is de wereld sinds de opkomst van het internet sterk veranderd. Via websites als Marktplaats is immers de gehele Wereldbibliotheek voor een paar euro's per titel te koop: van Grunberg tot Tolstoj en van W.F. Hermans tot Homerus. Na lezing kan het tweedehands aangeschafte boek via dezelfde website overigens simpel weer worden verkocht, zodat de totale kosten in de praktijk nihil bedragen. Anno 2015 kan iedereen die dat wil dus gratis mooie boeken lezen. Rotterdam brengt aantal bibliotheken terug. In Rotterdam is men in 2012 naar aanleiding van teruglopende gebruikscijfers, toenemende concurrentie van het internet, wensen van klanten wat betreft service en openingstijden alsmede bezuinigingen begonnen met een grootschalige herstructurering van de openbare bibliotheek. Als alles volgens plan loopt, telt Rotterdam in 2020 zes (inclusief de hoofdvestiging) voor elke Rotterdammer centraal gelegen bibliotheken met ruime openingstijden. Dit ter vervanging van de ruim 20 wijkvestigingen die de Bibliotheek Rotterdam in 2010 nog telde. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 22 mei 2015, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Kan het college per Amsterdamse OBA-vestiging aangeven (i) hoeveel subsidie voor dit filiaal beschikbaar is gesteld en (ii) hoeveel uitleningen er per jaar in dit filiaal plaatsvinden (bij voorkeur cijfers over 2014)? Graag ontvangt de fractie van de VVD deze gegevens. Antwoord: Bijgevoegd ontvangt u een overzicht van het aantal uitleningen per vestiging in 2014 en een overzicht van de subsidie per vestiging in 2014. De verschillen in subsidie worden grotendeels veroorzaakt door verschillen in huisvestingslasten, openingsuren en de omvang van het verzorgingsgebied van een vestiging. Vanaf 2014 is de verantwoordelijkheid voor de OBA met al haar vestigingen belegd bij de centrale stad. De OBA zal op het niveau van de afzonderlijke vestigingen informatie blijven verstrekken over al haar activiteiten. De subsidie per vestiging wordt door de OBA niet meer op deze wijze verantwoord. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing Dn Gemeenteblad R Datum 19 augustus 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 mei 2015 2. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat bibliotheken in 2015 een andere functie hebben dan pakweg 30 jaar geleden? Zo ja, wat is er de afgelopen jaren gebeurd om de bibliotheek te moderniseren? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ja, het college is het met de fractie van de VVD eens dat de functie van de bibliotheek is veranderd en zich heeft verbreed. Landelijk is in januari 2015 de nieuwe Wet stelsel openbare bibliotheken (Wsob) ingevoerd. Daarin zijn vijf functies van de bibliotheek vastgelegd die deze verandering weerspiegelen: (1) het aanbieden van kennis en informatie via de uitleenfunctie; (2) het bieden van mogelijkheden voor ontwikkeling en educatie; (3) het bevorderen van het lezen en het laten kennismaken met literatuur; (4) het laten kennismaken met kunst en cultuur; (5) de bibliotheek als plaats voor ontmoeting en debat. De eerste drie functies (lezen, leren en informeren) vallen samen met de ‘klassieke’ bibliotheekfunctie. Het is nog steeds de kern van het bibliotheekwerk, maar met de komst van internet is de wijze waarop bibliotheken deze functies uitoefenen ingrijpend veranderd. De informatiefunctie van de bibliotheek wordt veel meer door mensen zelf gedaan, vanuit huis. De OBA heeft zich van deze ontwikkeling rekenschap gegeven door te investeren in de digitale infrastructuur (online platform), in ICT en scholing van personeel. De uitlening is volledig geautomatiseerd en veel service aan klanten wordt digitaal verleend: de klant kan van huis uit zoeken in het (lokale en landelijke) aanbod, verlengen, lid worden etc. De fysieke collectie neemt af en de OBA leent steeds meer e-books uit. Op landelijk niveau wordt samengewerkt om het aanbod verder te ontwikkelen. Dit neemt niet weg dat literatuur en jeugdboeken in fysieke vorm nog steeds bij een breed publiek geliefd zijn. Uiteindelijk is de daadwerkelijke vraag in de vestiging bepalend voor de aard van collectie en media-aanschaf en dit verschilt per vestiging. De expertise die binnen het online platform in de centrale vestiging wordt opgedaan, wordt verankerd in de gehele organisatie. Laten kennismaken met e-books en e-readers, tablets en internet hoort tot de taken van de OBÀ in alle vestigingen. Programma's om laaggeletterdheid te bestrijden zijn tevens een investeringen in ‘digitale geletterdheid’. De OBA biedt verschillende vormen van ondersteuning in taal- en mediavaardigheden aan. De beheersing hiervan wordt een steeds belangrijker voorwaarde om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Tot slot neemt voor de OBA de functie van de bibliotheek als knooppunt voor kennis, contact en cultuur in belang toe. Dit geldt niet alleen voor de centrale vestiging maar ook voor de vestigingen in de verschillende gebieden. De bibliotheek is een ‘verblijfsplek’ waar volop wordt gewerkt, gelezen, gestudeerd en geleerd. De faciliteiten op het gebied van computerwerkplekken, wifi en hulp en advies maken dat iedereen hier gebruik van kan maken. Kortom, de moderne bibliotheek stimuleert en faciliteert life long learning. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing Dn Gemeenteblad Datum 19 augustus 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 mei 2015 3. Op basis van welke gegevens wordt door de OBA bepaald waar er precies OBA- vestigingen komen? Waarom is er gekozen voor 23 Amsterdamse OBA- vestigingen in plaats van bijvoorbeeld zeven (in ieder stadsdeel één vestiging)? Wat is met andere woorden het beleid om op een bepaalde plek al dan niet een OBA-vestiging te openen? Antwoord: Het vestigingennetwerk in Amsterdam, Diemen, Duivendrecht en Ouderkerk is historisch gegroeid. Binnen het beleid van de stadsdelen werd veel belang gehecht aan de bereikbaarheid voor ouderen, jeugd, scholen en andere doelgroepen die weinig mobiel zijn. De norm voor de OBA was een gemiddeld verzorgingsgebied 25.000 inwoners en een maximale afstand tot een vestiging van 3 km. Gezien de nieuwe gemeentelijke indeling in 22 gebieden zal opnieuw gekeken worden of het huidige vestigingsbeleid hier goed bij aansluit. De OBA werkt toe naar stevige locaties in die 22 gebieden met, indien mogelijk, ruimere en meer uniforme openingstijden (door de voordeur met andere organisaties te delen), lokale profilering en aandachtspunten die aansluiten bij de gebiedsagenda's. 4. Welk gemeentelijk beleidsdoel (of welke beleidsdoelen) wordt met de subsidie aan de OBA precies nagestreefd? Hoe wordt gemeten of dit beleidsdoel daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Wat gebeurt er als blijkt dat het beleidsdoel onvoldoende wordt bereikt? Antwoord: In het Meerjarenbeleidsplan 2015-2018 Samen voor heel Amsterdam richt de OBA zich op de zelfontplooiing van elke Amsterdammer, van jong tot oud. Naast de brede beleidsdoelen rond educatie, informatie en participatie levert de OBA met specifieke programma's een bijdrage aan de uitvoering van het coalitie- akkoord 2014-2018 Amsterdam is van iedereen op het terrein van: — Onderwijs en Jeugd: programma's voor taal- en leesbevordering (o.a. met een doorlopende leerlijn taal- , leesvaardigheid en mediawijsheid); — Zorg: publieksinformatie, ondersteunen van sociale netwerken, eenzaamheidsbestrijding door de ontmoetingsfunctie; — Participatie: programma's Leef en Leer!, gericht op inburgeraars, bestrijding laaggeletterdheid, ontwikkeling taal- en digitale vaardigheden; — Kunsten Cultuur: toegang tot laagdrempelige cultuurparticipatie en cultuureducatie, ontmoeting en debat. De OBA levert kengetallen over zaken die met deze beleidsdoelen samenhangen zoals: leden, bezoekers, uitleningen, internetgebruiken, oefen pc-gebruiken, culturele en educatieve activiteiten. Met ingang van 2016 zal de OBA met een productbegroting werken die betere sturing op beleidsdoelen mogelijk maakt. Zie verder de beantwoording van vraag 5. 4 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 9 augustus 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 22 mei 2015 5. In het verlengde van vraag 4: hoe meet het college de effectiviteit van iedere aan de OBA uitgegeven subsidie-euro? Antwoord: De kengetallen waarover de OBA verantwoording aflegt in 2014 en 2015 zijn: de omvang van de collectie en het aantal leden, bezoekers, uitleningen, inlichtingen, internetgebruiken, oefen pc-gebruiken, culturele en educatieve activiteiten. Naar aanleiding van het beleidsplan 2015-2018 is met de OBA afgesproken dat op basis van een nieuwe productbegroting voor 2016, in overleg met de openbare bibliotheken in de G4, kritische prestatie-indicatoren worden geformuleerd. Deze sluiten aan bij de drie nieuwe productlijnen van de OBA: Ontwikkeling en educatie, Bibliotheek- en informatiediensten, Activiteiten, ontmoeting en debat. Dit is een belangrijke stap om de bijdrage aan de verschillende gemeentelijke beleidsdoelen (educatie, informatie en participatie) inzichtelijk te maken en beter op de inzet van de subsidie te kunnen sturen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 256 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Rooderkerk en Schmit inzake Genderbudgettering Onderwerp Genderbudgettering Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Voorjaarsnota 2023 Constaterende dat: e De verschillende verantwoordelijkheden en kansen van vrouwen en mannen leiden tot verschillende behoeften en prioriteiten, e Overheidsbeleid en -begrotingen die de verschillende behoeften en prioriteiten niet ade- quaat erkennen en aanpakken, bestaande ongelijkheden kunnen verergeren. Overwegende dat: e _Genderbudgettering gaat over het blootleggen van de effecten van overheidsuitgaven- en inkomsten op vrouwen en mannen, e _Overheidsfinanciën moeten worden doorgelicht om er voor te zorgen dat de verdeling van financiële middelen bijdraagt aan het bevorderen van gelijkheid in plaats van bestaande ongelijkheden te versterken, e _Genderbudgettering bijdraagt aan het duurzaam en structureel tegengaan van ongelijk- heid tussen mannen en vrouwen in de samenleving. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders e Te bepalen of een genderperspectief relevant is voor het in te dienen budgettaire voorstel, e Een genderanalyse uit te voeren op alle toekomstige budgetten, e Rekening te houden met de impact van het budgettaire voorstel op gendergelijkheid, e De voortgang van genderbudgettering bij te houden en over te rapporteren. Indiener(s), |. Rooderkerk E.W. Schmit
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 152 Publicatiedatum 17 februari 2016 Ingekomen onder AE Ingekomen op woensdag 10 februari 2016 Behandeld op woensdag 10 februari 2016 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Ernsting en Vink inzake het variantenonderzoek met betrekking tot de uitbreiding van het Amsterdams metronetwerk (doelstellingen uitbreiding metrosysteem). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het variantenonderzoek met betrekking tot de uitbreiding van het Amsterdams metronetwerk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 7). Overwegende dat: — het Amsterdamse metrosysteem onderdeel uitmaakt van een breder vervoerssysteem, dat bestaat uit meerdere vormen van openbaar vervoer; — de Amsterdamse bereikbaarheid bediend wordt door een grote verscheidenheid aan ‘modaliteiten’, waaronder, openbaar vervoer, auto, fiets en voet; — de modaliteit '‘auto' veel kosten, vervuiling en ruimtegebruik met zich meebrengt; — het algemeen belang (gezondheid, bereikbaarheid) er mee gediend is als meer mensen de auto laten staan; — het algemeen belang er niet mee is gediend als de metro gaat concurreren met de fiets of ander openbaar vervoer. Spreekt uit dat: de doelstelling van een uitbreiding van het metrosysteem óók moet zijn dat meer mensen het openbaar vervoer verkiezen boven de auto en dus tot een meetbare verschuiving in de modal split leidt en verzoekt het college deze doelstelling mee te nemen in vervolgonderzoeken naar uitbreiding. De leden van de gemeenteraad Z.D. Ernsting B.L. Vink 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 948 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen onder AA Ingekomen op woensdag 30 september 2015 Behandeld op woensdag 30 september 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Groen inzake de Agenda Groen (festivalbranche draagt financieel bij aan de kwaliteit van het groen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Groen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806); Constaterende dat: — parken toplocaties in de stad zijn, die in stand worden gehouden met publieke middelen; — de druk op stadsparken in toeneemt, en veel parken niet berekend zijn op het intensievere gebruik dat daar het gevolg van is; — evenementen in parken een plek kunnen krijgen, leuk zijn voor de bezoeker en profijtelijk voor de organisator; — evenementen echter ook bijdragen aan de druk op parken, schade opleveren, troep veroorzaken, last veroorzaken en ander gebruik van het park gedurende periodes van het jaar onmogelijk maken; — de wethouder in de commissie aangekondigd heeft een convenant te zullen sluiten met de festivalbranche ten aanzien van de parken; Overwegende dat organisatoren en festivalbezoekers best een tegenprestatie kunnen leveren voor hun gebruik van de toplocatie die een park is. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: bij het opstellen van het convenant met de festivalbranche de volgende twee uitgangspunten in te brengen: — de vervuiler betaalt; de kosten voor herstel van schade aan het park ten gevolge van een evenement of festival worden betaald door de organisatie; — wederkerigheid; een festivalorganisator die een festival organiseert in een park geeft een financiële bijdrage, die op basis van co-financiering en in overleg met bestuurscommissie en buurtbewoners gebruikt kan worden voor groen- investeringen in het park. Dit bedrag is gerelateerd aan het bezoekersaantal van het festival. Het lid van de gemeenteraad RJ. Groen 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 926 Moti Datum <datum otie onbekend> 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Volgnummer 356 Datum indiening 7 oktober 2020 Onderwerp Aanvullende schriftelijke van het lid Taimounti inzake het wapenbezit onder Amsterdamse jongeren Aan het college van burgemeester en wethouders Toelichting door vragensteller: De antwoorden van het college op de schriftelijke vragen van de leden Timman en Bosman over het wapenbezit onder Amsterdamse jongeren zijn enigszins onduidelijk over de gepresenteerde cijfers (1093.20). Zo lijkt het dat de cijfers waar niets wordt aangetroffen op één hoop worden gegooid met daadwerkelijke overtredingen. Daarnaast is het onduidelijk wat de cijfers representeren en ontbreken er cijfers van enkele stadsdelen. Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van DENK, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van de leden Timman en Bosman van 9 januari 2020 (nr. 1093.20) — aan het college van burgemeester en wethouders: 1. In de beantwoording van vraag 2 wordt vermeld dat de cijfers een stijging van het aantal meldingen en het aangetroffen wapenbezit laten zien. Uit de gepresenteerde cijfers is een dergelijke onderverdeling echter niet af te lezen. Hoe dient men deze tabel nu te interpreteren? 2. In het verlengde van hierboven: vertegenwoordigen de cijfers uit vraag 2 het aantal in beslag genomen wapens, het aantal personen bij wie wapens in beslag genomen zijn of ook het aantal meldingen van wapenbezit (zoals in de beantwoording van vraag 2 wordt gesuggereerd)? 3. Kan het college bij de eerste tabel een uitsplitsing maken per categorie wapen (vuurwapens, steekwapens, knuppels, etc.)? Zo nee, waarom niet? Waarom ontbreken in de beantwoording in vraag 4 de overige gebieden? Kan het overzicht worden aangevuld met de ontbrekende gebieden en kan ook hier worden uitgesplitst naar categorie wapen? 4. Iser een specifieke reden om 2016 als referentiejaar te hanteren? Kan het college een overzicht van de cijfers geven vanaf 2010, zodat de lange termijnontwikkeling wordt getoond in het afgelopen decennium? En kan deze ook worden uitgesplitst naar categorie per wapen? Kunnen de cijfers eveneens worden uitgesplitst per gebied en categorie wapen? 1 5. Waarom verschillen de cijfers van het college met de cijfers die door Control-Alt- Delete! en de NOS* zijn verzameld en gepresenteerd in hun artikelen? 6. Hoe wordt een steekincident geteld? Is dit per gebeurtenis, per dader of per slachtoffer? Hebben de cijfers wel of niet betrekking op incidenten waarbij een wapen ook daadwerkelijk is gebruikt en/of aangetroffen? 7. Kan het college aangeven in hoeveel gevallen er een recidivist betrokken was bij een steekincident? Zo ja, om hoeveel recidive daders schat men in dat het gaat? Kan het college de cijfers ook uitsplitsen naar unieke verdachten? 8. Welk beleid inzake wapenbezit onder jongeren voert de politie in de wijken met het grootste aantal wapen gerelateerde incidenten met betrekking tot de volgende punten: a. burgers te betrekken bij het beleid b. transparant te zijn c. draagvlak te creëren voor het beleid. En hoe werden bovenstaande drie punten tot uitvoering gebracht sinds 2017? Het lid van de gemeenteraad, M. Taimounti t httos://controlealtdelete.nl/blog/geweldsincidenten-zetten-preventief-fouilleren-weer-op- de-agenda ? https://nos.nl/artikel/2326792-steekincidenten-onder-minderjarigen-in-rotterdam- verdubbeld.html 2
Schriftelijke Vraag
2
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 28 juni 2023 Ingekomen onder nummer 382 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Koyuncu, Boomsma en Kabamba inzake de Weesperknip Onderwerp Beëindig per direct de Weesperknip Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Weesperknip Constaterende dat: -__Erextreme verkeersoverlast is op o.a. de Kattenburgerstraat; -__De bewoners van de Kattenburgerstraat precies het tegengestelde ervaren van een auto- luwe stad; -_Het ontbreken van een uitzondering voor het aanvullend openbaar vervoer (AOV) bij de "knip" in de Weesperstraat, de toegankelijkheid voor ouderen en mensen met een beper- king ernstig heeft belemmert; -_De impact hiervan op hun mobiliteit en hun vermogen om basisdiensten te bereiken, in strijd is met onze principes van inclusiviteit en zorg voor de meest kwetsbare leden van onze gemeenschap; -__ Bus 43 door de drukte dat is ontstaan vanwege de knip een aangepaste route rijdt, waar- door de bewoners van de buurt — met name de bewoners van de Kattenburgerstraat — niet meer gebruik kunnen maken van enkele haltes, een langere afstand moeten afleggen tot de haltes met alle gevolgen van dien, en dit een ongewenst gevolg is. Overwegende dat: - De coalitiepartijen hebben aangegeven het belangrijk te vinden dat iedereen mee kan doen en van A naar B moet kunnen komen; -__ Ook de coalitiepartijen hun zorgen hebben geuit over het uitvallen van AOV, OV en ver- voer van schoolkinderen; Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 -__ De coalitiepartijen ook hebben aangegeven dat het nooit de bedoeling kan zijn dat het OV, dat al onder druk staat, lijdt onder deze knip en dat bewoners (van onder meer de Kattenburgerstraat) meer hinder ervaren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Per direct de knip op de Weesperstraat te beëindigen. Indiener(s), S. Koyuncu D.T. Boomsma C.K.E. Kabamba
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 218 Ingekomen onder T Ingekomen op woensdag 12 februari 2020 Behandeld op donderdag 13 februari 2020 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van N.T. Bakker, Van Renssen, De Heer, Bloemberg-lssa inzake Kennisnemen van de conceptvisie Spaarnwoude Park 2040 en de uitvoeringparagraaf en instemmen met het indienen van de zienswijze namens de gemeente Amsterdam op deze conceptvisie (commercie Spaarnwoude) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de conceptvisie Spaarnwoude Park 2040 en de uitvoeringsparagraaf en instemmen met het indienen van de zienswijze namens de gemeente Amsterdam op deze conceptvisie. Overwegende dat: - Erin toenemende mate zorgen zijn over de vercommercialisering van recreatieschappen vanwege de impact die het heeft op de aanwezige flora en fauna. Spreekt uit dat: -__ Exploitatie van recreatieschappen niet afhankelijk moet zijn van grootschalige commerciële inkomsten Bericht: Op pagina 2 van de zienswijze aan het eerste bulletpoint toe te voegen: Amsterdam vraagt het recreatieschap te onderzoeken of het op korte termijn mogelijk is om het recreatieschap Spaarnwoude minder afhankelijk te maken van inkomsten uit grootschalige commerciële evenementen. De leden van de gemeenteraad, N.T. Bakker N.A van Renssen A.C. de Heer J.F. Bloemberg-lssa 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Oost Commissie Wonen Agenda datum 1 november 2010 aanvang 21.00 uur plaats stadsdeelkantoor Oranje-Vrijstaatplein 2, raadzaal voorzitter Ardine Nicolaï ( GroenLinks) griffier Cindy Heusingveld 1. Opening / vaststelling agenda 2. Insprekers 3. Commissieweergave 27-09-2010 4, Bestuurlijke jaar-termijnagenda | Ter advies aan de raad 5. Bestemmingsplan Tuindorp Frankendael (45 min) 6. Exploitatieplan Kraaipanschool (5 min) 7. Thema’s straatnamen IJburg en Zeeburgereiland (10 min) 8. Actualiteit: Percentage Sociale Huurwoningen in Nieuwbouwplannen (NIEUW) 9. Sluiting Commissie Wonen versie 08-09-2010
Agenda
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 492 Publicatiedatum 6 juni 2018 Ingekomen onder M Ingekomen op woensdag 30 mei 2018 Behandeld op woensdag 30 mei 2018 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de leden Taimounti en Simons inzake het coalitieakkoord 2018 2022 “Een nieuwe lente en een nieuw geluid”. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2018-2022, getiteld: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456). Overwegende dat: — Het coalitieakkoord op blz. 24 spreekt van ‘streefcijfers’ terwijl GroenLinks, de grote winnaar van de verkiezingen, vóór het invoeren van quota, tijdens de campagne en in haar verkiezingsprogramma, beargumenteerde. Besluit: In het coalitieakkoord 2018-2022: Op pagina blz. 24 onder de kop ‘Bedrijven, organisaties en de politie! het volgende staat: — Hetis belangrijk dat de gemeentelijke overheid, de politie en het onderwijs een afspiegeling van de Amsterdamse diversiteit zijn. Samen met partners verbeteren we de afspiegeling en stellen we streefcijfers in. Dit moet gewijzigd worden in: — Het is belangrijk dat de gemeentelijke overheid, de politie en het onderwijs een afspiegeling van de Amsterdamse diversiteit zijn. Samen met partners verbeteren we de afspiegeling en stellen we quota in. Op pagina 78 onder de kop ‘personeel en organisatie’ staat het volgende: — Amsterdam stelt het streefcijfer voor het aannemen van mensen met een arbeids- of functiebeperking naar boven bij. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 492 A dement Datum _ 6 juni 2018 men Dit moet gewijzigd worden in: — Amsterdam stelt een quotum in voor het aannemen van mensen met een arbeids- of functiebeperking. De leden van de gemeenteraad, M. Taimounti S.H. Simons 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam Bestuurscommissie Oost Voordracht en besluit AB Registratienummer Z-17-38646 / INT-18-14019 Afdeling Bestuur en Organisatie Onderwerp Stand van zaken Winkelcentrum Brazilië en omgeving (voorheen Waterhart IJhaven) Portefeuille N.v.t., wordt ingebracht door het Kernteam uit het AB DB lid N.v.t. Gebied Oostelijk Havengebied Datum DB =- Datum AB voorbereidend _-- Datum AB besluitvormend 6 maart 2018 Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Anita Mol 06 5106 1563 [email protected] *ZOO0O44A42B5 0x Pagina1 vans Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. kennis te nemen van het proces dat in het kader van het experiment participatieve democratie ten aanzien van het buurtinitiatief Waterhart IJhaven is doorlopen; 2. inte stemmen met de uitgangspunten en maatregelen die in het proces van bewonersparticipatie zijn opgehaald en door de bewonerswerkgroep van 15 februari 2018 worden voorgedragen; 3. inte stemmen met de zes opdrachten aan de ambtelijke organisatie die door de bewonerswerkgroep van 15 februari 2018 zijn geformuleerd en waarmee het vervolg van dit initiatief naar de buurt in het nieuwe bestuurlijk stelsel gewaarborgd wordt. Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost, Sjoukje Alta, Ivar Manuel, secretaris voorzitter Pagina 2 van 5 Bevoegdheid Autonome adviesbevoegdheid Bestuurlijke achtergrond Het buurtinitiatief Waterhart IJhaven is in december 2016 door het AB benoemd als experiment participatieve democratie en met mandaat belegd bij het AB-kernteam bestaande uit Gery de Boer, Marie-France van Oorsouw, Marcel Mokveld, Rick Vermin en Thom van Woerkom. Onderbouwing besluit Beoogd effect Het buurtinitiatief Waterhart IJhaven is door het AB benoemd tot experiment participatieve democratie. Na de aanstaande verkiezingen treedt een nieuw bestuurlijk stelsel in werking. De bestuurlijke continuïteit van het buurtinitiatief Waterhart IJhaven dient naar de buurt te worden gewaarborgd. Tegelijkertijd is de balans gezocht met ruimte laten aan het nieuwe bestuur hoe om te gaan met nieuwe bevoegdheden tussen bestuurscommissie en stadsdeelcommissie in het experiment participatieve democratie. Argumenten Ad besluit 2. Kennis te nemen van het proces dat in het kader van het experiment participatieve democratie ten aanzien van het buurtinitiatief Waterhart IJhaven is doorlopen. Het experiment is vol op stoom gekomen in het afgelopen jaar. Een buurtbrede harmonie heeft geen stand gehouden. Dit vroeg om tussentijdse bijsturing. Het proces van participatieve democratie is er procesmatig één geweest van al doende leren. Het proces heeft ook meer tijd gekost, dan gedacht. Dat mag ook bij een experiment. AB-leden moesten zich bewust worden van hun procesrol. Dat betekent op je handen zitten wanneer het om inhoudelijke keuzes gaat. Zie bijgaand memo voor een beschrijving van het proces dat met de buurt is doorlopen. Ad besluit 2. In te stemmen met de vitgangspunten en maatregelen die in het proces van bewonersparticipatie zijn opgehaald en door de bewonerswerkgroep van 15 februari 2018 worden voorgedragen. De inhoudelijke opbrengsten zowel wat betreft vitgangspunten als maatregelen vanuit de buurt zijn niet gering. Men weet elkaar in de werkgroep te vinden in de waardering die men heeft voor het Oostelijk Havengebied en de beheersing van de toenemende drukte. Absoluut niet onvermeld mag blijven de gedeelde inzet die men heeft ten aanzien van de Oostelijke Handelskade. Hier moet de fietser centraal staan met de auto te gast. Dat is nog eens agenderen van een vraagstuk met oplossing door bewoners! Toch is er niet over alle maatregelen brede bewonersconsensus. Sterker nog er zijn ook maatregelen geconstateerd waarover de consensus verdeeld of onduidelijk is. Het doel is in dit stadium echter vooral om volledig te zijn in de geluiden van de buurt. Om alle maatregelen mee te nemen in de uitwerking van scenario's waarover de buurt vervolgens geraadpleegd wordt. Zie bijgaand memo voor het complete overzicht van uitgangspunten en maatregelen. Ad besluit 3. In te stemmen met de zes opdrachten aan de ambtelijke organisatie die door de bewonerswerkgroep van 15 februari 2018 zijn geformuleerd en waarmee het vervolg van dit initiatief naar de buurt in het nieuwe bestuurlijk stelsel gewaarborgd wordt. In de opdrachten aan de ambtelijke organisatie worden per deelgebied scenario’s onderscheiden samenhangend met de mate van bewonersconsensus. Juist met de bekrachtiging van deze zes opdrachten aan de ambtelijke organisatie kan het huidige AB de bestuurlijke continuïteit van het initiatief waarborgen Pagina 3 van 5 De zes opdrachten aan de ambtelijke organisatie luiden: 1. Quick wins Onderzoek de maatregelen met brede bewonersconsensus en bepaal de mogelijke quick wins aan de hand van de volgende criteria: haalbaar, middelen beschikbaar, onafhankelijk van andere opdrachten realiseerbaar. Geef aan hoe snel de quick wins te realiseren zijn. 2. Oostelijke Handelskade Onderzoek voor de Oostelijke Handelskade het scenario van een fietsstraat waarbij de auto te gast is. Pas de maatregelen in. Toets dit scenario aan de uitgangspunten en op haalbaarheid en werk het scenario uit in enkele varianten met ruimtelijke schetsen. 3. Pleinen Onderzoek voor de pleinen het scenario van verblijfsgebied. Pas de maatregelen in. Toets dit scenario aan de uitgangspunten en op haalbaarheid en werk het scenario uit in enkele varianten met ruimtelijke schetsen. 4. Veemkade Ontwikkel en onderzoek meerdere scenario’s voor het gebruik van de Veemkade op grond van de maatregelen met brede bewonersconsensus zowel als maatregelen met verdeelde en niet heldere consensus. Maak een duidelijk onderscheid in de scenario’s. Toets de scenario’s aan de uitgangspunten en op haalbaarheid. Werk de scenario’s uit in ruimtelijke schetsen. 5. IJhaven Onderzoek vier scenario’s voor het gebruik van het water van de IJhaven. Deze vier scenario's zijn: behoud en versterken historisch karakter, boardwalkscenario, scenario met als referentiebeeld Levantkade, grootschalig scenario. Toets de scenario’s aan de uitgangspunten. Doel van dit onderzoek is eerst te bepalen welke scenario's verder moeten worden uitgezocht. 6. Winkelcentrum Brazilië Onderzoek de maatregelen met brede bewonersconsensus voor winkelcentrum Brazilië. Toets deze maatregelen op hun haalbaarheid. Bij het vaststellen van de haalbaarheid gaat het in eerste instantie om de gemeentelijk bestuurlijke inzet, de inzet van de eigenaar van het winkelcentrum, de benodigde financiële middelen en het draagvlak onder de huurders. Werk de maatregelen vit tot een ruimtelijke schets. Hiermee geeft het huidige AB geen richting aan de bevoegdhedenverdeling tussen bestuurscommissie (DB) en gebiedscommissie in het nieuwe bestuurlijk stelsel ten aanzien van het experiment participatieve democratie. Deze keuze laat het AB nadrukkelijk aan de opvolgers. Kanttekeningen N.v.t. Risico's / Neveneffecten N.v.t. Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau N.v.t. Financiën Nvt. Communicatie N.v.t. Overige N.v.t. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? nee Indien ja, dekking aanwezig? n.v.t. Pagina 4 van 5 Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting Nvt. Voorlichting en communicatie N.v.t. Uitkomsten inspraak N.v.t. Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) Zie bijgaand memo voor de uitgangspunten, maatregelen en opdrachten aan de ambtelijke organisatie die vit de bewonersparticipatie zijn gekomen. Geheimhouding N.v.t. Einde geheimhouding Stukken Meegestuurd Memo “Winkelcentrum Brazilië en omgeving” Ter inzage gelegd N.v.t. Parafen Manager Portefeuillehouder Marije Bierlaagh Gery de Boer Besluit dagelijks bestuur N.v.t. Pagina 5 van 5
Besluit
5
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1436 Datum indiening 7 juli 2017 Datum akkoord 16 november 2017 Publicatiedatum 16 november 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Peters van 7 juli 2017 inzake het stoppen van de vernieuwing van de Basisregistratie voor Personen. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 5 juli 2017 werd bekend dat minister Plasterk stopt met de vernieuwing van de Basisregistratie voor Personen (BRP), het voormalige bevolkingsregister. De grote vertraging en de fors opgelopen kosten zijn de reden voor de minister om dit besluit te nemen. Ook de gemeente Amsterdam heeft reeds geld begroot voor dit project. In de begroting van 2016 is ruim € 9 miljoen gereserveerd voor dit project, dit is in bij de begroting van 2017 aangevuld met € 3,25 miljoen wegens oplopende kosten. Gezien het vorenstaande heeft het lid Peters, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Welke gevolgen heeft het stoppen van de vernieuwing van de BRP voor het project in Amsterdam? Antwoord vraag 1: In de periode 2017-2021 wordt de persoonsinformatievoorziening binnen de gemeente Amsterdam gewijzigd. Dit had twee redenen: 1) Het landelijke programma Operatie BRP. Met dit programma beoogt het rijk de modernisering van de landelijke persoonsinformatievoorziening (GBA- Verstrekkingen), die nog gebaseerd is op de technologie van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De belangrijkste wijziging ten opzichte van de huidige werkwijze is centrale landelijke opslag van de persoonsgegevens. Het programma maakte het noodzakelijk dat elke gemeente nieuwe software (de zogenaamde burgerzakenmodules) moet implementeren om de burgerzakentaken te blijven verrichten. Ook zou elke gemeente als gevolg van Operatie BRP de aansluiting voor binnengemeentelijke levering van persoonsgegevens opnieuw moeten inrichten. ! http://nos.nl/artikel/2181664-plasterk-stopt-met-geldverslindende-vernieuwing-bevolkingsregister.html 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng Loze Gemeenteblad Datum 16 november 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 7 juli 2017 2) Een contractuele noodzaak om zowel het Amsterdamse burgerzakensysteem Key2Burgerzaken als het datadistributiesysteem CiVision Makelaar suite te vervangen. Het onderhoudscontract voor het burgerzakensysteem Key2Burgerzaken verloopt per oktober 2018. De looptijd van het onderhoudscontract van CiVision Makelaar suite is feitelijk al verlopen, maar wordt jaarlijks nog verlengd tot er een andere voorziening is. Door de samenloop van de vervangingsopgave en Operatie BRP, in tijd, was het voornemen om de systemen te vervangen en gelijk gebruik te maken van de nieuwe landelijke voorziening (Centrale database BRP). Nu Operatie BRP gestopt is, moeten het burgerzakensysteem en het datadistributiesysteem om contractuele redenen nog steeds worden vervangen. Beiden blijven gebruik maken van een decentrale database met persoonsgegevens. Volgens planning zal de voorbereiding van het nieuwe datadistributiesysteem, de Generieke Ontsluiting Basisgegevens (GOB), starten in september 2017. Naar verwachting zal begin 2018 de voorbereiding van de verwerving van een nieuw burgerzakensysteem starten. 2. Welke gevolgen heeft het stoppen van het project voor het dagelijkse gebruik/beheer van de basisadministratie en andere digitaliseringsopgaves binnen de gemeente? Antwoord vraag 2: Het stopzetten van het landelijke project betekent dat gemeenten in de nabije toekomst blijven werken met een decentrale persoonsinformatievoorziening, waaruit de gegevens dagelijks worden overgezet naar het landelijk systeem GBA-verstrekkingen (GBA-v) die de levering aan landelijke afnemers verzorgt. Binnen de gemeente blijft de levering van persoonsgegevens plaatsvinden op de huidige wijze met behulp een lokale gegevensdistributievoorziening, straks de GOB. De gemeente heeft een digitaliseringsopgave die voortkomt uit het rijks programma Digitaal 2017°. Deze digitaliseringsopgave heeft tot doel de gemeente in staat stellen om de dienstverlening te verbeteren en informatie makkelijker, sneller en beter toegankelijk te maken. En de mogelijkheid voor burgers om zelf digitaal hun zaken te regelen met de gemeente. Het bestaande burgerzakensysteem (K2B) ondersteunt dat maar in beperkte mate. De voorgenomen vervanging van het burgerzakensysteem biedt hiertoe nieuwe mogelijkheden. Dit is zowel het geval bij een burgerzakensysteem op basis van de GBA-technologie als een systeem zoals beoogd werd met Operatie BRP. Ten aanzien van het beter toegankelijk maken van informatie voor de uitvoering van de gemeentelijke werkprocessen wordt samengewerkt met OIS (City data) bij de ontwikkeling van de GOB. 2 https:/www.digitaleoverheid.nl/beleid/ 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1 ember 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 7 juli 2017 3. Welke kosten heeft Amsterdam reeds gemaakt voor dit project? Waar is dit geld aan besteed? Welke resultaten zijn hiervoor behaald? Welke van deze resultaten zijn na stopzetten van het project nog bruikbaar op andere gebieden? 4. Kunnen de door de gemeente gemaakte kosten worden verhaald op betrokken partners in dit project? Antwoord vragen 3 en 4: De gemeente Amsterdam heeft geen voorzieningen aangeschaft ten behoeve van Operatie BRP. Wel heeft de gemeente de ontwikkelingen gevolgd en zijn er incidentele uitgaven geweest voor de inhuur van specifieke expertise om te komen tot een verantwoorde inkoopstrategie en samenwerking met G4. De uitgaven inhuur bedroegen totaal £ 43.832, De gemaakte kosten zijn van geringe aard. Het verhalen van deze inhuur kosten op betrokken partners is niet aan de orde omdat de uitkomst van deze onderzoeken alsnog bruikbaar is voor de vervanging van het burgerzakensysteem en de invoering van het datadistributiesysteem. 5. Wat gebeurt er met het restant van het gereserveerde gemeentelijke budget voor dit project? Antwoord vraag 5: Deze gereserveerde middelen blijven middels investeringskredieten onverminderd nodig voor de vervanging van het burgerzakensysteem (€ 9.100.000). In oktober 2018 verloopt het contract van het nu in gebruik zijnde burgerzaken systeem. Ook blijven deze middelen onverminderd nodig voor de vervanging van het datadistributiesysteem (£ 3.250.000,-). Bij besluit van 10 oktober 2017, besluitnummer ZD2017-005605 heeft het college ingestemd met het beschikbaar stellen van deze middelen voor de ontwikkeling van de GOB. Zoals u heeft aangegeven in uw vraag heeft de gemeenteraad hiervoor in de gecombineerde begrotingen 2016-2017 in totaal een investeringsbedrag van £ 12.350.000,- gereserveerd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 9 november 2022 Ingekomen onder nummer 416accent Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden IJmker en Schmit inzake Begroting 2023 Onderwerp Steun winkelstraten, haal je pakketje op Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Begroting 2023 Constaterende dat -__ Het bestelgedrag van consumenten door coronacrisis is toegenomen - Bestelauto's daardoor steeds dominanter worden in het Amsterdamse straatbeeld -_Lokale ondernemers lijden onder oneerlijke concurrentie met (internationale) e-commer- cebedrijven Overwegende dat -_ Het toenemende bestelgedrag betekent dat Amsterdammers minder naar winkelstraten gaan, wat een negatief effect heeft op fysieke winkels -_Het laten thuisbezorgen van pakketjes door bestelauto's ook leidt tot verstopte wegen en slechtere bereikbaarheid, verkeersveiligheid en luchtkwaliteit in de stad -_Het dus wenselijker is dat bewoners hun pakketjes ophalen bij afhaalpunten in de buurt -__ Bezorgen aan huis tegelijkertijd een vitkomst kan zijn voor mensen die niet zelfstandig de deur vit kunnen -_ Het wenselijker is dat voor noodzakelijke thuisbezorging gebruik wordt gemaakt van de fiets Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_In het vitvoeringsprogramma van de Hubsvisie Amsterdam te onderzoeken hoe het ge- bruik van afhaalpunten gestimuleerd kan worden, met daarbij tenminste aandacht voor het creëren van voldoende, aantrekkelijke afhaalpunten (buurthubs) bij of in winkelstraten -_ Hierbij actief samen te werken met ondernemersverenigingen en MKB Amsterdam Indiener(s), E.C. IJmker E.W. Schmit
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1517 Publicatiedatum 18 november 2016 Ingekomen op 9 november 2016 Ingekomen onder A Behandeld op 10 november 2016 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Ünver, Kwint en Roosma inzake de Begroting 2017 (bestrijding gevolgen armoede onder kinderen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2017. Constaterende dat: — Het Rijk 100 miljoen euro structureel beschikbaar heeft gesteld om armoede bij kinderen te bestrijden; — In Amsterdam er nog altijd een op de vier kinderen opgroeit in armoede. Overwegende dat: — Kinderen die opgroeien in armoede geen optimale omgeving hebben om het maximale uit zichzelf te halen. Zij wonen vaak in buurten met een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling. Ze zitten vaak op de zwakkere scholen en hebben minder toegang tot sport en cultuur. Dit manifesteert zich in lagere schooladviezen, hogere schooluitval, gezondheidsklachten en contact met de jeugdzorg. Ook hebben deze kinderen grotere kans om op jongere leeftijd vaker in contact te komen met de politie. — Deze kinderen vaak niet kunnen ontsnappen aan het vicieuze cirkel van armoede, omdat armoede vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven. — Armoede kan worden doorbroken door goed onderwijs en structuur in de opvoeding. Een beperkt perspectief vermindert de motivatie en kansen op succes, terwijl een breder perspectief de kansen vergroot om talenten optimaal te benutten. Dit moet leiden tot economische onafhankelijkheid door volwaardige participatie op de arbeidsmarkt. — De gemeente op verschillende terreinen beleid ontwikkelt om armoede onder kinderen tegen te gaan of te voorkomen dat kinderen in minima gezinnen worden uitgesloten van activiteiten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — hetdeel van de 100 miljoen extra armoedegelden voor Amsterdam volledig in te zetten voor het bestrijden van de gevolgen van armoede onder kinderen; — na overleg met de bestuurscommissies, in aanloop naar de Voorjaarsnota 2017 een bestedingsplan voor te leggen aan de raad. 1 De leden van de gemeenteraad E. Ünver J.P. Kwint F. Roosma 2
Motie
2
discard
% Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 226 Datum indiening 12 februari 2019 Datum akkoord 26 februari 2019 Publicatiedatum 26 februari 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Taimounti inzake het bericht ‘Volgens de Bijstandsbond helpt bijverdienen in de bijstand niks’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De voorzitter van de Bijstandsbond, Piet van der Lende, heeft in Het Parool kritiek geuit op het Amsterdamse experiment met de bijstand’. Bijstandsgerechtigden mogen — in het kader van het Amsterdamse experiment — de helft houden van wat ze in een deeltijdfunctie bijverdienen — met een maximum van 200 euro per maand. Dit botst echter met andere regels van de gemeente, waardoor, volgens van der Lende, bijstandsontvangers soms “weinig tot niets” overhouden. Zo komen bijstandsgerechtigden in sommige gevallen niet meer in aanmerking voor een kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen, waardoor ze honderden euro's aan afvalstofheffingen en waterschapsbelastingen moeten betalen. De gemeente houdt weliswaar wel rekening met het hogere inkomen als gevolg van hun deelname aan het Amsterdamse experiment, maar er zijn ook deelnemers die hun inkomsten van zes maanden in een keer op hun rekening gestort hebben gekregen. Hierdoor zou er teveel op korte termijn op hun bankrekening hebben gestaan om in aanmerking te komen voor voorgenoemde kwijtscheldingen. Wat de fractie van DENK betreft kan dit niet de bedoeling zijn van het experiment en vragen wij het college om deze signalen serieus te nemen en eventueel recht te zetten. Gezien het vorenstaande heeft het lid Taimounti, namens de fractie van DENK, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: ! https://www.parool.nl/binnenland/volgens-de-bijstandsbond-helpt-bijverdienen-in-bijstand- niks-a4622837/ 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Neng a Gemeenteblad Datum 26 februari 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 februari 2019 1. In hoeverre kloppen bovengenoemde signalen van de voorzitter van de Bijstandsbond dat deelnemers aan de bijverdienproef niet meer in aanmerking komen voor allerlei kwijtscheldingen vanwege het in één maal ontvangen van hun verdiensten? Heeft het college deze signalen ook ontvangen en daar zicht op? Antwoord 1 De voorwaarden en normbedragen die gelden voor het beoordelen van kwijtscheldingsverzoeken zijn vastgelegd in de Invorderingswet. Het vertrekpunt van de landelijke kwijtscheldingsregeling is dat enig aanwezig vermogen moet worden aangewend om de belastingschuld te betalen. Daaruit volgt dat Amsterdammers die op het moment van het indienen van een kwijtscheldingsverzoek een bedrag op hun bankrekening hebben staan dat meer is dan de kosten voor levensonderhoud voor één maand verhoogd met meerkosten voor huur en zorgverzekering, niet in aanmerking komen voor kwijtschelding. Dit verschilt per situatie, omdat iedereen niet gelijke huur- of zorgverzekeringskosten heeft. Deze systematiek geldt voor alle Amsterdammers en daarmee ook voor de deelnemers aan het Amsterdamse experiment. Het college vindt de vermogenstoets te streng. Graag zou het college een hogere vermogensgrens hanteren, zodat Amsterdammers met een laag inkomen die sparen voor tegenvallers, daardoor niet benadeeld worden. Het college heeft daarom samen met de colleges van de andere G4-steden, het Stedennetwerk G40 en de Ombudsman Metropool Amsterdam, bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eind vorige maand opnieuw gepleit voor een discretionaire bevoegdheid van gemeenten bij het bepalen van een vermogensgrens voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Bij het college zijn geen signalen bekend dat de uitbetaling van de premie deeltijdwerk in het kader van het Amsterdams experiment, heeft geleid tot een afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. 2. Deelt het college de mening dat het onwenselijk is dat bijstandsontvangers niet meer in aanmerking komen voor kwijtscheldingen omdat het loon over een aantal maanden in één keer wordt overgemaakt? a. Is het college bereid om alle deelnemers van het experiment te benaderen die hierdoor geraakt zijn en hen erop te wijzen dat zij alsnog aanspraak kunnen maken op kwijtschelding? b. Welke maatregelen gaat het college nemen om dit in het vervolg te voorkomen? Antwoord 2 Door de formulering van de vraag kan het beeld ontstaan dat de deelnemers van het experiment (een deel van) hun loon nabetaald krijgen. Om een onjuiste beeldvorming te voorkomen, wil het college eerst een en ander verduidelijken, voordat antwoord wordt gegeven op de vragen. Deelnemers aan het experiment die in deeltijd werken, ontvangen een premie, waarvan de hoogte afhankelijk is van het verdiende loon. Dit is een stimuleringspremie of een premie in het kader van arbeidsinschakeling en daarmee onbelast. Hierdoor wordt de premie niet tot het (fiscaal) inkomen van de deelnemer gerekend en heeft de premie geen nadelige gevolgen voor de 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng a Gemeenteblad R Datum 26 februari 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 februari 2019 aanspraak op toeslagen, zoals de huur- en zorgtoeslag. Ook binnen de regels voor kwijtschelding wordt de premie niet als inkomen meegerekend. Een belangrijke voorwaarde dat de premie als onbelaste betaling wordt beschouwd, is dat een stimuleringspremie maximaal twee keer per jaar wordt uitbetaald. Dit is ook de reden dat deelnemers twee keer per jaar de premie krijgen uitbetaald, wanneer zij in deeltijd werken. Het college zet zoveel mogelijk in op ambtshalve kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen voor alle Amsterdamse bijstandsgerechtigden, door middel van een automatische gegevensvergelijking. De hoogte van het inkomen van deze groep is bekend; de hoogte van het vermogen niet. Via een vergelijking worden de gegevens van bijstandsgerechtigden getoetst met de gegevens van de rijksbelastingdienst op de aanwezigheid van vermogen. Deze gegevens hebben doorgaans betrekking op het verleden. Als uit de gegevensvergelijking blijkt dat er sprake is van een hoger vermogen, dan wordt bij de bijstandsgerechtigde het actuele vermogen getoetst. Deze vergelijking vindt plaats voor alle Amsterdamse bijstandsgerechtigden en daarmee dan ook de deelnemers aan het experiment. Zoals bij antwoord 1 aangegeven, pleit het college bij het rijk voor beleidsvrijheid om een minder strenge vermogenstoets te hanteren, zodat Amsterdammers met een laag inkomen die geld sparen daar geen nadeel van ondervinden. 3. De voorzitter van de Bijstandsbond kaart daarnaast een ander belangrijk punt aan: werkgevers vragen van bijstandsgerechtigden om de hele week beschikbaar zijn terwijl ze in deeltijd werken. Hierdoor kunnen ze geen andere deeltijdbanen aannemen. a. Welke oplossingen ziet het college voor dit probleem? b. Is het college bereid om dit soort effecten op de arbeidsmarkt (zoals aanbevolen door dhr. Van der Lende) op te nemen bij de evaluatie van de bijverdienproef”? Antwoord 3 Het college is zich ervan bewust dat dergelijke problematische situaties op de arbeidsmarkt voorkomen. Tegelijkertijd ziet het college geen generieke oplossingen, binnen haar vermogen om het combineren van verschillende deeltijdbanen mogelijk te maken. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de werknemer en werkgevers om afspraken te maken over de beschikbaarheid. Eén van de te onderzoeken effecten binnen het experiment is of de deelnemers algemeen geaccepteerde arbeid vinden — in deeltijd of in voltijd — bij verschillende vormen van begeleiding. Daarbij zal ook moeten blijken in hoeverre ontwikkelingen op de arbeidsmarkt hier van invloed zijn op het vinden van werk of uitbreiding van uren. 3 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer oe ebruar 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 12 februari 2019 4. De voormalige wethouder van Sociale Zaken, Arjan Vliegenthart, had verwacht dat “1 op de 3 deelnemers aan de proef straks een fulltimebaan vindt of in deeltijd zoveel verdient dat men geen uitkering meer nodig heeft”. a. In 2018 zijn ongeveer 1500 bijstandsgerechtigden gestart met het experiment. Hoeveel van deze eerste groep van 1500 heeft inmiddels een fulltimebaan gevonden en/of verdient voldoende (sociaal minimum) met een deeltijdfunctie? b. Wat is de verwachting van de huidige wethouder voor de groep die dit jaar start? Antwoord 4 Voor de volledigheid merkt het college op dat in 2018 er ruim 3.000 Amsterdamse bijstandsgerechtigden zijn, die hebben aangegeven mee te willen doen aan het experiment. De helft daarvan heeft het afgelopen jaar op enig moment in deeltijd gewerkt en daarom een premie ontvangen. De eerste resultaten van het experiment zullen in 2021 bekend worden. Met de wetenschappers is afgesproken dat terughoudend wordt omgegaan met het presenteren van tussentijdse resultaten, omdat dit het verloop van het onderzoek en daarmee de uitkomsten kan beïnvloeden. Omdat het college grote waarde hecht aan dit experiment en de wetenschappelijk verantwoorde uitkomsten van het onderzoek, zal het college daarom steeds in overleg met de onderzoekers, bekijken welke tussentijdse resultaten gepresenteerd kunnen worden, Het college verwacht voor het zomerreces, na overleg met de onderzoekers, de eerste tussenresultaten aan de raad te kunnen presenteren. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris ? https://www.parool.nl/amsterdam/duizenden-mogen-bijverdienen-naast- uitkering-a4533708/ 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1514 Publicatiedatum 6 december 2017 Ingekomen onder L Ingekomen op woensdag 29 november 2017 Behandeld op woensdag 29 november 2017 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Geenen, Van Osselaer en Ernsting inzake de kantorenstrategie 2017. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Kantorenstrategie in het algemeen en het percentage van leegstand dat leidend is voor nieuwe ontwikkeling van kantoren na 2020 in het bijzonder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1474). Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Voor de planvorming van nieuwe kantoren niet meer een algemeen geldend percentage voor de hele stad te nemen als criterium; 2. In plaats daarvan een fijnmaziger instrument te ontwikkelen dat meer recht doet aan de kwalitatieve mismatch die is tussen vraag en aanbod van kantoren en het belang van spreiding van kantoren op verschillende plekken in stad. De leden van de gemeenteraad, T.A.J. Geenen J.P.D. van Osselaer Z.D. Ernsting 1
Motie
1
discard
4 Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 2 juni 2023 Portefeuille(s) Onderwijs, Jeugd, Kunst & Cultuur, Sport Portefeuillehouder(s): Marjolein Moorman, Touria Meliani, en Sofyan Mbarki Behandeld door Directie OJZD ([email protected]) Onderwerp Evaluatie MidzomerMokum 2022 en vooruitblik MidzomerMokum 2023-2026 Geachte leden van de gemeenteraad, In de zomer van 2022 hebben Amsterdamse kinderen en jongeren wederom kunnen deelnemen aan het activiteitenprogramma MídzomerMokum. Na een paar jaar met veel beperkende maatregelen door corona was 2022 het jaar waarin steeds meer mogelijk werd. Ook in 2022 werd een uitgebreid activiteitenprogramma aangeboden voor alle Amsterdamse kinderen en jongeren, bestaande uit inspirerende, leerzame en sportieve activiteiten. Ook in de herfst- en wintervakantie zijn er (op kleinere schaal) extra activiteiten geprogrammeerd. Gezien het succes van de afgelopen en de vorige edities en de grote groep terugkomende deelnemers, gaat het college ook de periode 2023 — 2026 door met het aanbieden van zomeractiviteiten voor kinderen en jongeren die daar behoefte aan hebben gedurende de zomer. In deze brief treft u de evaluatie aan van deze derde editie van MidzomerMokum (zie ook bijlage 1) en gaan we in op de toekomstplannen voor dit gezamenlijke zomerprogramma. |. Evaluatie MidzomerMokum 2022 positief In samenwerking met vele partners in de stad is een uitgebreid zomerprogramma tot stand gekomen. Voorafgaand aan MidzomerMokum 2022 heeft het college de gemeenteraad geïnformeerd over de hoofdlijnen van de programmering. * Er waren sportieve activiteiten, muzikale bijeenkomsten, creatieve cursussen en nog veel meer. Naar schatting namen 7.200 kinderen deel aan de activiteiten van MidzomerMokum 2022. Ook hebben ruim 1500 Amsterdamse leerlingen van primair onderwijs een driewekelijkse zomerschool gevolgd. Daarnaast hebben in totaal een kleine 1200 leerlingen in het voortgezet onderwijs deelgenomen. Zowel leerlingen in het vmbo, het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, en de Internationale Schakelklassen (ISK) hebben gebruik gemaakt van de zomerscholen. Veel kinderen in Amsterdam hebben dankzij Midzomermokum veel leuke en leerzame activiteiten kunnen doen in de zomer van 2022. Deelnemers en aanbieders tevreden In bijgevoegde eindevaluatie is met input van betrokkenen teruggeblikt op het proces en de belangrijkste resultaten. Deze evaluatie is gebaseerd op een vragenlijst die is vitgezet onder aanbieders. Ook zijn door een extern onderzoeksbureau interviews afgenomen onder deelnemers. 1 Raadsbrief ‘Derde editie MidzomerMokum 16 juli t/m 28 augustus’, (dd. 18-06-2021) Derde editie MidzomerMokum 16 juli t/m 28 augustus 2022 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 juni 2023 Pagina 2 van 3 Uit de evaluatie komt het beeld naar voren dat de extra (zomer)activiteiten positief zijn ontvangen. Van alle deelnemers aan MíidzomerMokum 2022 deed bijna de helft voor het eerst mee. Weer de helft van deze groep kent MidzomerMokum vooral vit hun eigen ‘netwerk’. De kinderen en jongeren voor wie MidzomerMokum niet nieuw was, blijken vaak ook al mee te doen met het reguliere aanbod van de organisaties. De zomerscholen zetten onder andere in op basisvaardigheden als taal en rekenen, talentontwikkeling d.m.v. sport en cultuur, en het versterken van zelfvertrouwen. Ouders en leerlingen waren positief over de zomerscholen. Van de aanbieders is 90% in het algemeen tevreden tot zeer tevreden over MíidzomerMokum. 73% van de aanbieders is (zeer) tevreden over de samenwerking met andere organisaties en 85% van de aanbieders wil bij een vervolg weer meedoen aan MidzomerMokum. Aandachtspunten voor vervolg Het belangrijkste aandachtspunt dat uit de evaluatie naar voren komt is het feit dat veel kinderen gedurende de zomer weer op vakantie konden. Op zich is dit een positieve ontwikkeling, alleen zagen we wel dat daardoor het aantal deelnemers een stuk lager was dan de afgelopen jaren en de activiteiten (vooral midden in de zomer) minder drukbezocht werden. Daarnaast is een belangrijk vraagstuk hoe we de kinderen en jongeren die het meeste baat hebben bij MidzomerMokum zo goed mogelijk bereiken, en blijven we hierin gaandeweg leren en verbeteren. Kortom, de stadsdelen hebben in samenwerking met aanbieders in de stad een prachtig programma opgezet, bouwend op de ervaring van voorgaande jaren. De evaluatie laat zien dat ook voor de periode 2023 — 2026 MidzomerMokum behouden moet blijven voor de stad. Juist voor kinderen en jongeren die in de zomerperiode minder ruimte hebben om zelfactiviteiten te doen, is MidzomerMokum van grote meerwaarde. IL. Amsterdam geeft vervolg aan MidzomerMokum MidzomerMokum begon met het doel om een positief tegenwicht te bieden aan de negatieve gevolgen van corona op de ontwikkeling van (een deel van) de kinderen en jongeren. Nu corona het dagelijks leven minder beïnvloedt en de kinderen en jongeren weer naar school en op vakantie gaat, lijkt het niet meer noodzakelijk om grootschalige extra investeringen te doen in extra zomeractiviteiten. Tegelijkertijd weten wij dat er een groep kinderen en jongeren blijft die behoefte heeft aan activiteiten en zomerscholen in de zomervakantie. Ook zien we dat de naam MidzomerMokum veel bekendheid heeft verworven onder inwoners en maatschappelijke partners. Als stad willen we daarom een gezamenlijk programma uiteen blijven zetten (2 Amsterdam), waarbij het geheel elkaar aanvult. We blijven de naam MidzomerMokum inzetten als zomerprogramma, waarbinnen plaats is voor een laagdrempelig en gevarieerd aanbod voor kennismaking en ontmoeting en als manier om kinderen en jongeren in Amsterdam ook in de zomer de ruimte te geven zich te ontwikkelen. We zetten daarbij in op stedelijke regie en communicatie voor een integraal en eenduidig zichtbaar zomerprogramma voor de komende jaren (2023 t/m 2026). Waar mogelijk sluiten we aan bij andere initiatieven die plaatsvinden in en rondom de zomer, zoals de zomerscholen. De vitvoering en organisatie van de lokale programma's ligt bij de stadsdelen en stadsgebied Weesp, zij weten ook het best de groepen de bereiken voor wie Midzomermokum bedoelt is. De omvang van Midzomermokum wordt terug gebracht en passend gemaakt aan wat post corona nodig is om de kinderen en jongeren te bereiken die dit het hardste nodig hebben. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 juni 2023 Pagina 3 van 3 We gaan ervan uit dat we gebruikmakend van de kennis en ervaring die is opgedaan, en met de inzet van partners en gemeentelijke collega’s, dit project op een meer structurele wijze in kunnen bedden in Amsterdam. In 2026 vindt een evalvatie van de organisatie van MidzomerMokum plaats, met een advies over het vervolg van MidzomerMokum na de huidige coalitieperiode. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, LA AÊ SAF Touria Meliani \ ' IJ B U Sofyani \barki V Bijlagen Evaluatie MidzomerMokum 2022 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
Inhoudsopgave Agenda … ee Pe 2 Gemeente Amsterdam STADSDEELZUIDOOST RAADSGRIFFIE Anton de Komplein 150 1102 CW Amsterdam Postbus 12491 1100 AL Amsterdam RAADSCOMMISSIE WELZIJN / ZORG / ONDERWIJS / SPORT & RECREATIE / KUNST EN CULTUUR / COORDINATIE INVOERING WMO / MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Voorzitter : mw. M. Dalgliesh Commissiegriffier ‘mw. À. Jhinkoe-Rai Telefoon : 020-252.5025 AGENDA van de openbare vergadering van de raadscommissie Welzijn op dinsdag 12 februari 2008 van 20:00 — 22:30 uur in de raadzaal van het stadsdeelkantoor Zuidoost. Punt Onderwerp Tijdschema Á. ALGEMEEN 20:00 uur 1. Opening en vaststelling agenda 2. Mededelingen 3. Vragenhalfuurtje 4. a. Conceptverslag commissievergadering Welzijn d.d. 11 december 2007 (bijgaand) b. Actielijst (bijgaand) 5. Raadsadressen a. Raadsadres jongeren Zuidoost d.d. 6 december 2007, DIV.nr. 2007006760 inzake de Bezuiniging op jongerencentra in het stadsdeel Zuidoost (bijgaand) b. Raadsadres mw. G. Ruiijfrok d.d. 7/1/2008, Div.Nr. 2008001056, inzake het Activiteitencentrum Gein (bijgaand) c. Preadvies (bijgaand). B. BESPREEKPUNTEN B1. Uitwerking gezamenlijke huisvesting Activiteiten- en 20:30 - 21:15 uur Jongerencentrum Gein (op verzoek van OZO) B2. Raadsvoordracht Meerjarenbeleidsplan Kunst in de 21:15 - 22:00 uur openbare ruimten 2008-2012 (bijgaand) B3. Stand van zaken MOEMK (op verzoek van GL) 22:00 — 22:20 uur (nazending) Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden 1 bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-2525021 of per e-mail naar tjonh@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Vervolg agenda commissie Welzijn d.d. 12 februari 2008 C. PUNTEN VOOR EEN VOLGENDE VERGADERING 1. Termijnagenda 22:20 — 22:25 uur D. RONDVRAAG 22:25 — 22:30 uur E. SLUITING 22:30UUR TER KENNISNEMING MEEGEZONDEN: 1. Beantwoording raadsadres Stichting Dorpsraad Driemond inzake bouw SAC en behoud bibliotheekvoorziening 2. Beantwoording schriftelijke vragen SP-fractie over de verantwoording subsidiegegevens Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot op de dag vóór de vergadering aanmelden 2 bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-2525021 of per e-mail naar tjonh@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
Agenda
3
train
AGENDA (concept) Raadscommissie SOCIALE ZAKEN Datum: Dinsdag 6 november 2012 Aanvang: 20:00 uur Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel Nr. |Onderwerp ___________________________\Nadereinfo Opening/Mededelingen DO Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 2 oktober 2012 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen 6. _| Mededelingen portefeuillehouder(s Blok B Bespreking beleidsonderwerpen Nr. |Onderwerp ____________________\Nadereinfo _______|Regnr. 7À. |Programmabegroting 2013 Ter advisering 5551 Programma 4. Werk, Inkomen en Economie, onderdeel inkomen Programma 5. Onderwijs en Jeugd Programma 6. Welzijn en Zorg 7B. |Najaarsrapportage 2012 Ter bespreking bij 5551 7C. | Monitor bezuinigingen 2012-2014 Ter bespreking bij 5551 8. _|Burgerinitiatieven in de wijkaanpak Ter bespreking | Blok C Algemeen Nr. |Onderwerp 9. [Rondvraag Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924.
Agenda
1
discard
> < Gemeente Amsterdam > 4 Oost Agenda Aan de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost Vergadering dinsdag 23 februari 2016 20.30-23.00 UUr Stadsdeelhuis, Oranje-Vrijstaatplein 2, Raadzaal Voorzitter Ivar Manvel Secretaris Liane Pielanen Onderwerp Voorbereidend AB Tijden bij benadering Algemeen 1. Opening 20.30 2. Mededelingen 3. Vaststellen van de agenda Inhoudelijk gedeelte: bespreekpunten 4. Voorjaarsnota 2016 20.35 5. Adviesaanvraag Koers 2025 / Sprong over het IJ 21.05 6. Handhavingsuitvoeringsplan 2016 21.50 7. Evaluatie Oostpoort 22.15 8. Herbevestiging Beleidsregels buitenplanse afwijkingen 22.45 omgevingsvergunningen g. Vragenronde 10. Kijk op de Wijk 11. Sluiting 23.00
Agenda
1
discard