text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 16 december 2022 Portefeuille(s) Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden, Vluchtelingen) Portefeuillehouder(s): Wethouder Rutger Groot Wassink Behandeld door Stedelijk coördinatieteam asielzoekers en vluchtelingen, [email protected] Onderwerp Stand van zaken tijdelijke noodvoorziening aan het Westerhoofd en de humanitaire toets Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college v over het volgende. In de commissievergadering Sociaal, Economische Zaken en Democratisering van 7 september 2022 heeft het college toegezegd u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de tijdelijke noodvoorziening aan het Westerhoofd op het schip MS Galaxy en de humanitaire toets. In deze brief nemen we u mee in de algemene ontwikkelingen op het schip sinds begin oktober, de stand van zaken met betrekking tot de opvang en voorzieningen voor de mensen die opgevangen worden en informeren wij v over het proces rondom de humanitaire toets en mogelijke verlenging van het schip als noodopvangvoorziening in de westelijke haven. Algemeen Het schip is op 25 september 2022 aangemeerd aan de kade Westerhoofd 21 in Amsterdam. Het COA is verantwoordelijk voor de exploitatie, beheer en zorg voor de vluchtelingen. Op 4 oktober zijn de eerste bewoners aan boord gekomen, vanaf de opvanglocatie aan De Boelelaan waar zij tijdelijk verbleven. De instroom naar de capaciteit van 1000 mensen is gefaseerd in drie weken tijd opgebouwd. De eerste maand heeft in het teken gestaan van ‘landen’, zowel voor de bewoners als voor het COA. De bewoners zijn vit verschillende locaties vanuit heel Nederland met bussen naar het schip gebracht en hebben tijd nodig gehad om hun draai vinden op een nieuwe locatie, in een nieuwe omgeving, op een schip en met nieuwe medebewoners. Die gefaseerde opbouw stelde het COA in de gelegenheid om qua personeel mee te groeien. De werving van personeel voor deze locatie was nog niet afgerond. Bij de inzet en werving van personeel is eerst ingezet op voldoende woonbegeleiders om de dagelijkse gang van zaken op het schip te begeleiden. Daarna zijn casemanagers en programmabegeleiders aangenomen. De tweede maand is gebruikt om het wonen en werken op het schip ‘in te regelen’. De bewoners kennen inmiddels het schip, weten de voorzieningen te vinden en beginnen hun eigen routines op te pakken. Het COA is qua capaciteit met 35 fte volledig op sterkte en pakt in samenwerking met de gemeente de voorbereiding van de dagbesteding, sport en scholing op. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 2 van7 Stand van zaken Op 14 december verblijven er 951 mensen op het schip, waaronder 121 kinderen, 162 vrouwen en 668 mannen. Onder hen zijn: e _311statushouders waarvan 63 minderjarig ® 14 statushouders gekoppeld aan Amsterdam e 3 'veiligelanders’ e _en72gezinnen De groep mensen die op het schip verblijft kent enig verloop vanwege medische redenen, incidenten, humaan verzoek in verband met familie en plaatsing van statushouders aan een gekoppelde gemeente. Door dit verloop kan de bezettingsgraad per dag verschillen, maar streven is om de capaciteit van 1000 zo veel mogelijk te benutten. Dagbesteding Op het schip is een aparte ruimte afgezet en ingericht als activiteitenruimte voor de jeugd. Vanaf 21 november wordt hier dagelijks door vrijwilligers en West Beweegt een programma voor de jeugd georganiseerd van 10:00 — 14:00 uur. Als de kinderen naar school gaan, zal dit tijdstip aangepast worden naar een tijdsstip buiten schooluren. Voor de oudere kinderen staan er twee tafelvoetbaltafels en een tafeltennistafel. En op de kade is veel ruimte om te voetballen. In december wordt het autodek van het schip aangepast, zodat er een binnenruimte gecreëerd wordt voor sport en spel met een gym en buitenspel materiaal. Vanaf 5 december is de welzijnsorganisatie Dock aan boord om contact met de bewoners te maken en samen met hen, vraaggericht, en werkenderwijs een aanbod op te zetten. Het COA heeft ook hulp van ervaren externe vrijwilligersorganisaties gevraagd, waaronder KLABU. Het COA kan op dit moment nog hulp gebruiken van vrijwilligersorganisaties die helpen bij het regelen van winterkleding, schoenen en muziekinstrumenten voor de bewoners. Voor hulp en ideeën hierover kunt v mailen naar [email protected]. Voor vrouwen is een aparte ruimte gecreëerd waar sinds 13 december activiteiten plaatsvinden. Het programma is met behulp van de sportcoördinator van de gemeente opgezet. Het COA heeft ook twee extra COA-medewerkers die hier ervaring mee hebben naar het schip gehaald. Veertien van de 311 statushouders op de boot zijn gekoppeld aan Amsterdam. Dat betekent dat zij via de taakstelling huisvesting statushouders in Amsterdam gehuisvest moeten worden. Er is met het COA afgesproken dat zij op korte termijn de namen van deze statushouders met ons delen, zodat er snel gestart kan worden met de inburgering. En er wordt op korte termijn een afspraak tussen COA en FlXbrigade gemaakt om de mogelijkheden voor een samenwerking te verkennen. De FlXbrigade voert kleine bespaarmaatregelen uit bij Amsterdammers die in energiearmoede leven. De FlXbrigade zoekt leerlingen die opgeleid kunnen worden om woningen aan te passen. Samen met het COA zal gekeken worden of er een match te maken is met bewoners op het schip. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 3 van 7 Onderwijs Vanaf 10 december starten 15 kinderen in de leeftijd van 2 — 4 jaar op de voorscholen in West. De kinderen van 5 tot 11 jaar oud zijn op 12 december met onderwijs gestart in een tussenvoorziening. Nieuwkomers gaan zo veel mogelijk naar regulier nieuwkomersonderwijs, maar gezien de huidige wachtlijsten moeten kinderen te lang op een plek wachten. De tussenvoorzieningen bieden een tijdelijk onderwijsaanbod zolang kinderen op de wachtlijst voor het nieuwkomersonderwijs staan. De kinderen in de kleuterleeftijd beginnen na de kerstvakantie in een kleuterklas. Waar dat niet mogelijk is wordt een tussenvoorziening georganiseerd. Dat betekent dat deze kinderen na ongeveer 3 maanden na aankomst op het schip onderwijs krijgen. De jongeren vanaf 12 jaar worden volgens de gebruikelijke procedure aangemeld bij een van de scholen waar ISK-onderwijs (Internationale Schakelklas) wordt aangeboden. In het geval van de jongeren die op de MS Galaxy wonen is dit het Mundus college. Door de verhoogde instroom in het afgelopen jaar is op deze school een wachtlijst ontstaan. De jongeren op het schip zijn eind november door het COA bij het Mundus college ingeschreven en staan nog op de wachtlijst. Relatie met de omgeving Voor de omliggende bedrijven, de naaste buren, zijn inmiddels drie bijeenkomsten georganiseerd, namelijk op 26 september, 18 oktober en 15 november. Tijdens de eerste bijeenkomst heeft de wethouder het besluit van het college toegelicht. De laatste bijeenkomst is minimaal bezocht en in overleg met de bedrijven hebben we daarom besloten om het eerstvolgende overleg pas weer in januari 2023 in te plannen. Daar waar de bedrijven in de eerste bijeenkomst vragen hadden over het besluit en de veiligheid, was in het laatste overleg de gedeelde conclusie dat er geen overlast is en de aanwezigheid van de opvang niet merkbaar is. In november is er bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied een bezwaar tegen de omgevingsvergunning ingediend. Bezwaarmaker heeft verzocht om het bezwaar aan te houden. Relatie met de Spaarndammerbuurt Op 11 december 2022 heeft het buurtwerk samen met buurtbewoners in de Spaarndammerbuurt een warm welkom georganiseerd in het huis van de wijk de Horizon (in de Spaarndammerbuurt) voor de asielzoekers die worden opgevangen in een schip in de Westpoort. West. Het Amsterdams Andalusisch Orkest heeft tijdens dit welkom een optreden verzorgd. Hier is enthousiast door de bewoners van het schip op gereageerd. Ongeveer 100 mensen zijn op de uitnodiging ingegaan. Het COA heeft de pendelbus ingezet voor vervoer naar het huis van de wijk. Eten Er wordt driemaal per dag in blokken van 2 vur een maaltijd geserveerd in het restaurant. De lunch en het diner bevatten altijd een warm gerecht. Alle maaltijden zijn halal (gecertificeerd) en er is altijd een vegetarische optie. Als bewoners aangeven specifieke wensen te hebben vanuit religie, gezondheid of overtuiging wordt hier aan voldaan. Zij mogen zo vaak en zo veel eten als ze willen. GZA heeft gekeken naar de voedingswaarde en die is ruim voldoende. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 4 van 7 Bewonersraad Begin november is een bewonersraad opgericht. De aanleiding was de gebrekkige kwaliteit van de wifi en het eten en de tijd die nodig was om beide problemen op te lossen. Bij de start van de opvang was de wifi erg goed, maar die kwaliteit ging snel achteruit. De oorzaak bleek een technisch probleem dat pas na anderhalve maand door de experts is gevonden. En met betrekking tot het eten was de kritiek het gebrek aan afwisseling, de kwaliteit van het eten zelf en het feit dat het niet warm was. COA heeft hier prioriteit aangegeven en inmiddels worden bewoners ook betrokken bij het opstellen van de menu's en het gebruik van kruiden in het eten. Vervoer Meer dan 300 bewoners hebben zelf een fiets geregeld. Het COA heeft op 23 november aan de gemeente Amsterdam gevraagd om te helpen bij het faciliteren van meer fietsen. Vanuit het fietsdepot van de gemeente Amsterdam worden op 16 december 40 fietsen gedoneerd en er zijn ook al 20 fietsen geschonken door betrokken Amsterdammers. We kijken de aankomende tijd samen met het COA of dit voldoende is en of er wellicht behoefte is aan bijvoorbeeld fietslessen. Sinds 15 oktober rijdt er 5 x per dag, 7 dagen per week, een bus naar de Spaarndammerbuurt. De bus rijdt om 20, 12, 14, 16 en 18 vur en halteert bij het Westerpark. Gezondheidszorg Het schip beschikt over een ziekenboeg met een ingerichte onderzoeksruimte. De huisarts (GZA) is vanaf 4 oktober dagelijks aanwezig. Bewoners kunnen gebruikmaken van het spreekuur of een aparte afspraak maken. De jeugdgezondheidszorg (GGD) is op 7 november gestart met 1-2 spreekuren per week. En vanaf 21 november is de dienstverlening uitgebreid naar dagelijkse spreekuren. In de eerste 2 weken was er geen opkomst, vanwege problemen met de uitnodigingen. Inmiddels is dit opgelost en komen de gezinnen op consult. De deskundigen op het gebied van infectiepreventie vanuit het Team Hygiëne en Inspectie zijn ook bij de COA-noodopvanglocatie op de MS Galaxy betrokken. Vanwege het aantal kwetsbare bewoners, de bijzondere locatie en de expertise m.b.t. tot inspectie van schepen is vanuit dit team besloten om vaker betrokken te zijn bij deze locatie dan de reguliere (contractjafspraken tussen COA en GGD-GHOR Nederland bij andere COA-locaties. In totaal heeft het team 4 inspecties uitgevoerd. Aandachtspunten die uit de inspectie naar voren komen, zijn: — De noodzaak voor een duidelijke taakverdeling tussen het COA, de crew{/bemanning, de rederij Slaapschepen, GZA, JGZ. Dan gaat het om de inrichting, het gebruik en de schoonmaak van bepaalde ruimten op het schip, zoals de GZA ruimtes, de kinderspeelrvimtes en de plek waar babyvoeding wordt opgewarmd. — De aanwezigheid van kinderen op het schip. Het is geen ideale locatie om kinderen te huisvesten. Door de vele smalle ruimtes, lange gangen en trappen, kunnen kinderen (zonder toezicht) gaan ronddwalen. Het plaatsen van bijvoorbeeld traphekjes in de lobby is geen optie. Er zijn wel maatregelen genomen. De waterkant is afgezet met hekken en de buitendekken zijn afgezet met linten. En voor de kinderruimtes zijn afspraken gemaakt Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 5 van7 over extra hygiënemaatregelen, de reiniging van de verschoonkussens, het afval en het speelgoed. — De inrichting en hygiëne van bepaalde ruimten, zoals de aanwezigheid van desinfectiemiddel voor oppervlakken in de onderzoeksruimte van GZA, het gebruik van medische mondneusmasker en de aanwezigheid van papieren handdoekjes. — _Hetschip de Galaxy voert de Zweedse vlag. De analyse van het drinkwater uit de leidingen moet volgens internationale standaarden geanalyseerd worden. De frequentie van deze analyse is afhankelijk van de vlag van het schip. In dit geval komt het overeen met de Nederlandse wetgeving en past bij het COA-beleid. Veiligheid Vanaf 20 september 2022 is er tweewekelijks een veiligheidsoverleg met: politie, COA, de kapitein, Slaapschepen (een rederij die ingehuurd is door het COA), Trigion (de beveiliging die door het COA is ingehuurd) en de gemeente Amsterdam. In dit overleg worden incidenten en de opvolging en reactie op het gedrag besproken. In de eerste maand zijn naar aanleiding van incidenten een aantal afspraken aangescherpt, zoals wanneer bel je de politie, wanneer bel je de gemeentelijke piketlijn, hoe informeren we elkaar, maar ook hoe de verhouding tussen de verschillende lagen van beveiliging is als bijvoorbeeld de politie aan boord komt. Overzicht van de incidenten: e Erzijn twee aangiftes gedaan voor bedreiging tegen de beveiliging. e _Vijfmaalis er een overplaatsing naar een andere locatie van het COA geweest in verband met openlijk en bewust roken in de kamer en vitschakelen rookmelder. e Driemaal een overplaatsing in verband met een dreigende houding naar medewerkers crew en COA-personeel. e Viermaal een overplaatsing vanwege onderling handgemeen. e Overige (kleinere) incidenten die individueel gedrag van bewoners betreffen, zoals het niet opvolgen van de huisregels (drankgebruik en vernieling klein materiaal). Als sanctie houdt het COA (zoals ze dat op alle locaties doet) dan een deel van het leefgeld in. Humanitaire toets De afspraken tussen het rijk en gemeente Amsterdam zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst inzake de vestiging van de noodopvanglocatie Cruiseschip MS Galaxy Amsterdam, dd. 29 september 2022. In artikel 11 van deze bestuursovereenkomst wordt beschreven dat het COA een humanitaire toets uitwerkt en uiterlijk zes weken na de datum van ingebruikname (4 oktober 2022) van de opvanglocatie voorlegt aan het college van burgemeester en wethouders. De humanitaire toets is onderdeel van het evalvatiekader zoals in artikel 12 van de bestuursovereenkomst wordt beschreven. De evaluatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel heeft doorlopend in de eerste twee maanden plaatsgevonden En het tweede deel vindt in de vijfde maand plaats. Het COA heeft vooralsnog geen humanitaire toets opgesteld. Om toch de situatie op het schip te kunnen beoordelen en evalueren heeft de gemeente Amsterdam in overleg met het COA bijgaand toetsingskader ontwikkeld en op 6 december vastgesteld als alternatief voor de humanitaire toets. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 6 van 7 Het toetsingskader is speciaal ontwikkeld door de gemeente Amsterdam om de evaluatie en kwaliteitstoets van de opvanglocatie Westerhoofd conform planning uit te kunnen voeren. Het toetsingskader is een praktische uitwerking van Europese richtlijnen (richtlijn 2013/33/EU, beter bekend als de Opvangrichtlijn), nationale regeling (Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005), een recente uitspraak van de voorzieningenrechter en zorgen van de Kinderombudsman. Het kader bestaat uit vijf thema’s met indicatoren die gebaseerd zijn op bovenstaande vijf bronnen. Per indicator is aangegeven op basis van welke informatie de toetsing plaatsvindt. De vijf thema's zijn: 1. Fysieke locatie en voorzieningen 2. Veiligheid 3. Gezondheidszorg b. Werk en dagbesteding 5. Dagelijks leven Vervolg In de raadsbrief van 30 augustus bent u geïnformeerd over wat de gemeente Amsterdam doet om bij te dragen aan het oplossen van de vluchtelingencrisis en het besluit van het college op 30 augustus om in te stemmen met het realiseren van een tijdelijke noodvoorziening aan het Westerhoofd. In de raadscommissie SED bent v de afgelopen 2 maanden regelmatig mondeling geïnformeerd door de wethouder over zaken die deze opvang betreffen, zoals het vervoer, de dagbesteding en onderwijs. In janvari 2023 zal op basis van het toetsingskader de evaluatie plaatsvinden, zodat het college in februari een besluit kan nemen over al dan niet verlengen van de opvang op deze locatie. Deze evaluatie gebeurt in gezamenlijkheid met het COA. Als besloten wordt tot verlenging zal ook een besluit genomen worden over het al dan niet ophogen van het aantal mensen dat opgevangen wordt. En ook over de periode van de verlenging zal een besluit genomen worden. Vanwege praktische redenen zoals de verlenging van contracten en vergunningen lijkt hierbij eerder gedacht te moeten worden aan een periode van 6 in plaats van 3 maanden zoals eerder door het COA verzocht was. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022 Pagina 7 van7 Middels deze raadsbrief vertrouw ik er op vu voldoende geïnformeerd te hebben over de stand van zaken op schip MS Galaxy, met name op de punten die ook onderdeel zijn van het toetsingskader en voor het college onderdeel zijn van de weging om wel/niet te verlengen. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, 2 2 8 : / IT ETT A /f ps AN en - B Nx \ 4 a et en Rutger Groot Wassink Wethouder Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden, Vluchtelingen) Bijlage 1. Toetsingskader Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
7
train
2x Gemeente Amsterdam D West 2 Agenda Stadsdeelcommissie West Vergaderdatum Dinsdag 15 juni 2021 19.45 - 23.10uur Locatie MS - Teams Telefoonnummer Bestuursondersteuning 06-51250957 E-mail [email protected] Internet Wwww.amsterdam.nl/west voor actuele informatie (agenda kan gewijzigd worden). Daar staan de bij deze onderwerpen behorende stukken, evenals op het raadsinformatiesysteem: https://west.notudoc.nl Voorzitter Ruud van Buren Onderwerp BIJEENKOMST STADSDEELCOMMISSIE 15 juni 2021 Bij de agendapunten wordt vermeld door wie het onderwerp is voorgedragen 1. 19,45 - 20.00u Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten Ruimte voor inbreng van actualiteiten!, 2. 20.00 - 20.30u Bewoners aan het woord - Bewoner Melchior Kemperstraat - ‘Electrische Oplaadpunten’ = Lia Beetstra - ‘Bibliotheek Spaandammerbuurt’ Ruimte voor inspraak van bewoners over niet geagendeerde onderwerpen? OORDEELSVORMEND 3. 20.30 - 21.00u Dagelijks Bestuur: Oranje Loper Portefeuille: Carolien de Heer OORDEELSVORMEND 4, 21.00 - 21.30u Dagelijks Bestuur: Eerste voortgangsrapportage gebiedsplannen 2021 Portefeuille: Carolien de Heer OORDEELSVORMEND 5. 21.30 - 22.00u Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag op de wijzigingsvoorstellen Huisvestingsverordening per 1 jan 2022 Portefeuille: Melanie van der Horst Deadline 9 juli 2021 OORDEELSVORMEND 6. 22.00 - 22.20u Stadsdeelcommissie: Advies rookvrije plekken stadsdeel West Geagendeerd Hans Mol/D66/Oud West de Baarsjes 1 De agendacommissie beslist voorafgaand aan de bijeenkomst of iets een actualiteit is. 2 Als u wilt inspreken dan kan dat. Graag ontvangen wij uiterlijk 24 uur voor aanvang van de bijeenkomst uw aanmelding via [email protected]. Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam West BESLUITVORMEND 7. 22.20 - 22.35u Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag Integraal Raamwerk Haven-Stad Portefeuille: Melanie van der Horst Deadline 16 juni 2021 BESLUITVORMEND 8. 22.35 - 22.50u Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag Mobiliteitsplan Amsterdam Haven-Stad Zuidflank en Sloterdijk II Portefeuille: Carolien de Heer Deadline 16 juni 2021 BESLUITVORMEND 9. 22.50 - 23.05u Dagelijks Bestuur: Advies Uitvoeringskader bruggen en kademuren Portefeuille: Carolien de Heer Deadline 15 juni 2021 (Schriftelijke afhandeling) Rondvraag 2
Agenda
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 029 Behandeld op 10 februari 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 februari 2021 Onderwerp Motie van het lid Kreuger (JA21) inzake reactienota Regionale Energiestrategie Noord-Holland Zuid: Geen windturbines in zoekgebied Gaasperplas en Diemerscheg (zoekgebied 5). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Reactienota Regionale Energiestrategie. Constaterende dat: - Het college in het kader van de Regionale Energiestrategie (RES) het gebied rond de Gaasperplas en Diemerscheg als zoekgebied voor windturbines heeft aangewezen; Overwegende dat: -__ Windturbines slecht inpasbaar zijn binnen dit zoekgebied; -_ Eronder bewoners van het zoekgebied geen draagvlak is voor de bouw van windturbines binnen dit zoekgebied; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Geen windturbines te plaatsen in het zoekgebied Gaasperplas en Diemerscheg (zoekgebied 5). Het lid van de gemeenteraad K.M. Kreuger 1
Motie
1
train
X Gemeente Amsterdam FI N % Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie % Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Rooszaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de commissie Financiën (FIN) van 25.02.2016. e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieFIN @raadsgriffie.amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en mededelingen 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam FI N Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016 Waterbeheer 11 Wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010 Nr. BD2016-001336 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 30.03.2016). Financiën 12 Stand van zaken ontwikkeling ramingfunctie Nr. BD2016-003177 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid De Heer (PvdA). e Was TKN 1 in de vergadering van 25.02.2016. Personeel en Organisatie 13 Initiatiefvoorstel van Torn (VVD) getiteld “Voor de Amsterdammer: Ambtenaren niet langer verplicht vrij op 1 mei” Nr. BD2016-003669 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD). e De initiatiefnemer heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een bestuurlijke reactie. TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN Financiën 14 Actieplan Betalingen Nr. BD2016-004307 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 15 Wijzigen Begroting 2016 als gevolg van de organisatieverandering (deel 4) Nr. BD2016-003396 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 30.03.2016). 2 Gemeente Amsterdam FI N Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016 16 Beantwoording nadere schriftelijke vragen van de leden Torn en Van der Ree van 3 februari 2016 op hun schriftelijke vragen van 24 november 2015 inzake subsidieverstrekking aan huurdersverenigingen. Nr. BD2016-004262 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD). 17 Rapport Rekenkamer Subsidies - Diversiteit Nr. BD2016-004275 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD). BESLOTEN DEEL 3
Agenda
3
train
024509 X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en en oon M OW % Amsterdam ' Voordracht voor de Commissie MOW van o7 december 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Openbare Ruimte en Groen Agendapunt 13 Datum besluit Nvt. Onderwerp Toekomst van het Martin Luther Kingpark De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van de Agenda Martin Luther Kingpark en omgeving 2023-2027 Wettelijke grondslag Art. 26 lid 3 RvO Bestuurlijke achtergrond Nvt. Reden bespreking Geagendeerd o.v.v. het lid De Vos (PvdD) - De Partij voor de Dieren heeft het toekomstplan gezien voor het Martin Luther Kingpark voor de komende jaren (zie bijlage). Dit plan bestaat uit allerlei deelopgaven en een hoop betrokken partijen. Er zijn meerdere redenen waarom de indiener dit plan wil bespreken met de commissie en de wethouder: om de groene ambities in de plannen toe te juichen; om te overleggen hoe dit park beter bereikbaar kan worden met het openbaar vervoer en om de plannen voor het Fordgebouw te laten heroverwegen. De indiener heeft aanvullende wensen voor het ontwerp van dit gebouw en doet graag een alternatief voorstel voor de invulling van de plint, in plaats van de voorgestelde horeca en winkels. Uitkomsten extern advies Nvt. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.9 1 VN2023-024569 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare Griffie % Amsterdam ‚ % Ruimte en Groen, Water Voordracht voor de Commissie MOW van o7 december 2023 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-085784 Bijlage - Agenda Martin Luther Kingpark (oktober 2023). pdf (pdf) AD2023-085780 Commissie MOW Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Nadere informatie bij lid De Vos (PvdD) Gegenereerd: vl.9 2
Voordracht
2
train
Bk: E VERG advocaten PER FALKKOERIER Stadsdeelraad Amsterdam Centrum T.a.v. de Raadsgriffie Postbus 202 1000 AE Amsterdam Tevens per email: raadsgriffie @centrum.amsterdam.nl Amsterdam, 20 september 2013 RAADSADRES Onderwerp : Ih, Broodje Bert/advies terras Onze referentie : 20120697 Uw referentie : 51080 Geachte leden van de stadsdeelraad Amsterdam Centrum, Namens cliënten, de heren 4 ; . “beiden wonende te Amsterdam, h.o.d.n. Broodje Bert, alsmede de buurtbewoners die de lijst hebben ondertekend die als bijlage 1 aan dit raadsadres is gehecht, wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. | Cliënten exploiteren een alcoholvrij horecabedrijf aan de Singel 321 te Amsterdam. Zij hebben al meer dan 12 jaar ook een terras op de brugvleugel. De vergunning om een terras te voeren is al 16 jaar oud en is desijds door de vorige eigenaar van de zaak aan cliënten met goodwill verkocht. De opbrengst van het terras vormt het leeuwendeel van de jaaromzet van cliënten. Bij besluit van 20 augustus 2012 is de aanvraag voor de verlenging van de exploitatievergunning inclusief terras op de brugvleugel voor de periode 2012 -2015 verleend, met dien te verstande dat niet langer een terras op de brugvleugel (4,00 m x 2,00 m) tegenover het pand van cliënten mogelijk is. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 20 februari 2013 ongegrond verklaard. De besluiten van 20 augustus 2012, de beslissing op bezwaar d.d. 20 februari 2013, alsmede het besluit van 5 december 2011 (waarbij vergunning wordt verleend tot 1 januari 2012) zijn bijgaand als bijage 2 sophialaan 33 1075 bl amsterdam tel. +31 (0)20 676 25 00 fax +31 (0)20 471 44 43 ke ET it ' Ds [email protected] www.dkva.nl [U u ik H stichting beheer derdengelden ing-bank 14 69 910 abn-amro 52 91 78 583 En VER B toegevoegd. De reden dat niet langer een vergunning wordt verleend voor het terras op de brugvleugel, is dat dit op grond van het thans vigerende Terrassenbeleid 2011, niet langer is toegestaan. De oorspronkelijke functie van de brugvleugel en de reden waarom deze zo royaal is aangelegd, zou daarmee volgens het beleid verloren gaan. Voetgangers moeten niet door een terras gedwongen worden om van de rijweg gebruik te maken en het oversteken moet gewaarborgd blijven. Dit is dan ook het uitgangspunt van het Terassenbeleid. { In bezwaar is een beroep gedaan op het toepassen van de maatwerkprocedure van paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid. Aan de toepassing van de maatwerkprocedure is in de beslissing op bezwaar d.d. 20 februari 2013 geen gevolg gegeven, nu volgens de gemeente geen sprake is van een uitzonderlijke situatie. Een toetsing aan de criteria voor maatwerk is daardoor ten onrechte achterwege gebleven. Uit het handelen van de gemeente na de beslissing op bezwaar d.d. 20 februari 2013, kan echter worden afgeleid dat de gemeente kennelijk wel van mening is dat sprake is van een uitzonderlijke situatie. In maart 2013 heeft de heer Akalei van het Stadsdeel te kennen gegeven dat er wellicht mogelijkheden aanwezig zijn voor de toepassing van maatwerk, zodat vervolgens een voorstel voor een beperkt terras is overgelegd. Dit voorstel en de bijbehorende tekening is bijgaand toegevoegd als bijlage 3 (op de tekening is ook de oude situatie naast de voorgestelde situatie zichtbaar). Het voorstel is vervolgens door de gemeente, blijkens de email van 19 april 2013 van de heer Akalei, inhoudelijke getoetst aan de criteria voor maatwerk en helaas afgewezen. Hierdoor is door de gemeente dus wel toepassing gegeven aan | de maatwerkprocedure. De email d.d. 19 april 2013 zend ik bijgaand mee als bijlage 4. Cliënten en buurtbewoners benadrukken, evenals kennelijk de gemeente, dat wel sprake is van een uitzonderlijke situatie. Zoals blijkt uit de bijgevoegde tekening, heeft de brugvleugel dusdanige ruime afmetingen dat het algemene uitgangspunt voor doorloopruimte bij terassen van 1,50 m reeds ruimschoots is gegarandeerd met het oude terras op de brugvleugel. De afstand van de brug tot en met de stoeprand is minimaal 4,10 meter, zodat de doorloopruimte die in de oude situatie voor voetgangers overblijft 2,20 meter is. Dit is 0,70 meter meer dan de door het terrassenbeleid voorgeschreven 1,50 meter doorloopruimte. Daarnaast gaat de brugvleugel over in parkeervakken waardoor er geen directe looproute is naar en langs de gracht, zodat het terras „De Ms D niet in de weg staat van een eventuele looproute. Hierdoor hebben voetgangers vanuit de brug op iedere wijze ruimvoldoende gelegenheid om te lopen en over te steken. In overeenstemming met het uitgangspunt uit het Terrassenbeleid inzake brugvleugels (paragraaf 3.1.2), is hierdoor te allen tijde gewaarborgd dat voetgangers ongehinderd kunnen oversteken, zodat sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid. De ratio van het terrassenverbod op brugvleugels wordt namelijk door het terras niet doorkruist, zodat toepassing dient te worden gegeven aan de criteria voor maatwerk (verkeersveiligheid; toezicht op het terras vanuit de horecazaak; woon- en leefklimaat en het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte). Verkeersveiligheid In het bijgevoegde voorstel van cliënten is een beperkter terras op de brugvleugel voorgesteld (terras A), hetgeen eigenlijk overbodig is, omdat er reeds in de oude situatie meer ruimte voor voetgangers overblijft dan is vereist. In het voorstel wordt het terras iets meer naar de grachtzijde verplaatst, zodat er nog meer ruimte overblijft voor voetgangers die van de brug komen en zij nog royaler dan voorheen, ongehinderd rechtdoor over de brugvleugel kunnen lopen om over te steken. Daarnaast is voorgesteld terras A te verkleinen van 4,00 x 2,00 m naar 4,00 x 1,30 m. Hierdoor wordt de doorloopruimte bijna 3 meter in de bocht en langs het voorgestelde terras. Dit is dus bijna de dubbele minimale afstand aan doorloopruimte die blijkens het Terrassenbeleid 2011 voor voetgangers geldt. Dit bewerkstelligt dat voetgangers ook na de bocht, ongehinderd kunnen oversteken. De ratio achter het terrassenverbod op brugvleugels wordt hierdoor niet doorkruist, maar juist extra gewaarborgd. Bovendien zijn er in al die jaren dat het terras (met haar | oude afmetingen) op de brugvleugel bestaat, geen ongelukken en/of klachten gebeurd dan wel gekomen, hetgeen bevestigd is door de gebiedsbeheerder. Ook het voorgestelde terras C van 3,50 x 1,00 m voor de gevel van het pand van NH City Centre Amsterdam aan de Singel 323 (met toestemming van NH City Centre), is de verkeersveiligheid niet in het geding, nu dit terras dezelfde afmetingen heeft als het reeds bestaande en wederom vergunde terras voor de gevel van cliënten en de doorloopruimte van 1,50 m gewaarborgd is. Toezicht op het terras vanuit de horecazaak Terras A op de brugvleugel is vanuit de horecazaak goed te overzien, nu deze recht tegenover -3- VERGOUWENadvocaten de horecazaak van cliënten is gelegen. Vanuit de horecazaak is bovendien zijdelings zicht op het voorgestelde terras C mogelijk. Bovendien lopen er tijdens de terrasmaanden altijd meerdere personeelsleden op het terras, die controle op het terras uitvoeren en indien nodig gasten binnen de terrasgrenzen houden. Het woon- en leefklimaat Door de voorgestelde terrassen wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefklimaat. Er wordt geen overlast vanuit de horecazaak veroorzaakt, waardoor het woon- en leefklimaat zou kunnen worden aangetast en er zijn voorts geen noemenswaardige overtredingen te noemen. Sterker nog, de buurtbewoners zijn juist groot voorstander voor behoud van het terras of zelfs uitbreiding van de terrassen van cliënten. Dit blijkt alleen al uit het feit dat dit raadadres mede namens hen wordt ingediend en zij over een groot aantal handtekeningen voor de voorgestelde terrassen beschikken. Buurtbewoners zien het terras als hun ‘balkon’, derhalve als een mogelijkheid om dicht bij huis buiten te zitten onder het genot van een versnapering en/of drankje. Buurtbewoners in dit oude deel van Amsterdam hebben namelijk geen balkon, terras of tuin. Het terras van de broodjeszaak, waar geen alcohol wordt geschonken, heeft daarmee een unieke sociale functie en draagt bij aan de cohesie in de buurt. De genoemde handtekeningen van buurtbewoners zijn meegezonden als bijlage 1. Het woon- en leefklimaat wordt ook niet aangetast door plaatsing van terras C voor de blinde muur van NH City Centre. De gemeente is van mening dat een dergelijke plaatsing in strijd is met het uitgangspunt uit het Terrassenbeleid (paragraaf 3.1.2.) dat een terras uitsluitend voor de gevel van het horecabedrijf mag worden ingericht. De ratio achter deze bepaling is dat hinder voor derden/omwonenden moet worden voorkomen. Dat is hier niet aan de orde nu NH City Centre toestemming heeft verleend en hiermee eveneens het steeds terugkerende graffitiprobleem wordt opgelost, hetgeen een doorn in het oog is van buurtbewoners. Meest doelmatige gebruik openbare ruimte Door het beperkte terras op de brugvleugel is de doorloopruimte van voetgangers en daarmee hun veiligheid ruimschoots gewaarborgd evenals dat zij ongehinderd vanaf de brug de straat kunnen oversteken. De doorloopruimte is ook gewaarborgd bij terras C en tegelijk wordt het graffitiprobleem opgelost. Daarnaast wordt op deze manier tegemoet gekomen aan de -A- BE VER Al (financiële) belangen van cliënten, alsmede wordt er geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefklimaat. Al met al zijn de terrassen een verrijking voor de stad en vormen voor niemand een belemmering. Het meest doelmatige gebruik van het stuk grond waarop de terrassen liggen, is dan ook het gebruik als terras. Met de weigering van de terrasvergunning op de brugvleugel wordt ten onrechte geen rekening gehouden met het belang van cliënten bij behoud van dit terras, noch met de belangen van de buurt. De belangenafweging slaat ten onrechte door naar het belang van de gemeente bij strikte handhaving van het Terrassenbeleid, hetgeen ook in strijd is met het programma-akkoord (vide punt 24) van het Stadsdeel. Indien het daadwerkelijk zo is dat ook via toepassing van de maatwerkprocedure, het niet mogelijk is om een terras op de brugvleugel mogelijk te maken, zelfs als aan alle bovengenoemde criteria voor maatwerk is voldaan, dient het beleid op dit punt gewijzigd te worden. Cliënten en de buurtbewoners onderschrijven het doel van het terrassenverbod op brugvleugels, te weten dat voetgangers niet door een terras op de brugvleugel gedwongen moeten worden van de rijbaan gebruik te maken en het oversteken via de brugvleugel daardoor niet gewaarborgd is. Benadrukt wordt echter dat bedoelde brugvleugel breed/groot genoeg is voor zowel het waarborgen van de minimale doorloopruimte van 1,50 m, als de plaatsing van een terras daarop. Het Terrassenbeleid dient zodanig gewijzigd te worden dat in dat geval, een terras op de brugvleugel is toegestaan. De consequentie van het onverkort doorvoeren van het huidige beleid is dat een goedlopende zaak, waar twee gezinnen van leven, zal moeten sluiten omdat de omzet uit het terras wegvalt, en dat de buurtbewoners “hun tuin” verliezen, terwijl de doelstellingen van het terrassenbeleid ook worden gehaald bij het in stand houden van het terras. Dit kan niet de bedoeling zijn van het terrassenbeleid. Hierbij wordt opgemerkt dat Broodje Bert ook al een slecht seizoen draait vanwege de herstelwerkzaamheden aan Brug 5. Broodje Bert wordt onevenredig hard geraakt. ' Namens de heren. en de buurtbewoners, \ Rr | ashyap -5-
Raadsadres
5
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1217 Publicatiedatum 13 november 2015 Ingekomen onder AJ Ingekomen op donderdag 5 november 2015 Behandeld op donderdag 5 novemberr 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Blom inzake de Bestuurlijke Transformatieagenda Zorg voor de Jeugd 2015-2018. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Bestuurlijke Transformatieagenda Zorg voor de Jeugd 2015-2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1154); Overwegende dat: — Uitde begroting 2016 blijkt dat Amsterdam in de jeugdzorg de komende jaren met bezuinigingen van het rijk blijft kampen; — Transformatie een belangrijk doel is van de transitie jeugdzorg; — Er voorafgaand aan de transitie veel ruimte en budget was voor experimenteerruimte, proeftuinen en pilots. Tevens overwegende dat: — Door de bezuinigingen veel organisaties worden opgeslokt door de realiteit van alledag: zorg verlenen, wachtlijsten terugdringen en reorganiseren; — Het college experimenteerruimte wil inbouwen in de inkoop voor 2017; — Met deze inkoop opnieuw een bezuiniging gemoeid is en het de vraag is of inkoop het beste instrument is om innovatie en transformatie te bewerkstelligen; — Juist nu in deze fase kunnen experimenteren en transformeren cruciaal is. Vezoekt het college van burgemeester en wethouders: — niette wachten tot 2017 maar in 2016 al een fonds ‘Transformatie Jeugdzorg’ in te zetten voor innovatie, doorontwikkeling en experimenteerruimte; — hiervoor 1 miljoen euro te bestemmen en dat te dekken uit het Fonds Jeugd, Zorg en Werk. Het lid van de gemeenteraad S.R.H. Blom 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1217 Moti Datum <datum otie onbekend> 2
Motie
2
discard
17 maart 2022 Marcella Blok [email protected] 0031629053559 Aan de gemeenteraad! In het raadsadres referentienummer 4505-8996, ingediend door Gerrit de Jager, heeft de kenniskring Zorg en Wonen van de samenwerkende Amsterdamse stadsdorpen gepleit voor een integraal ouderenbeleid, d.w.z. een verbinding tussen wonen, zorg en ontmoeting in de buurt. Wij, de werkgroep Wonen van Stadsdorp VondelHelmers onderschrijven hun pleidooi geheel. Als stadsdorp zijn wij er altijd op uit om te zien wat we zelf kunnen doen, ook op het gebied van wonen en zorg en ontmoeting van ouderen in onze buurt. De werkgroep Wonen is daar al anderhalf jaar mee bezig en we zoeken daarbij contact en overleg met alle belanghebbenden, d.w.z. alle bewoners (niet alleen stadsdorpdeelnemers), huiseigenaren, wooncorporaties, gemeente Amsterdam, private verhuurders, buurtteam etc. Het eerste resultaat treft u aan in de bijlage: Wonen in stadsdorp VondelHelmers, nu en later. Dit onderzoek laat duidelijk zien hoe groot de nood is van alle groepen ouderen is de komende jaren, en hoe sterk de wens om in de eigen buurt te blijven. De realisatie daarvan is het doel van onze werkgroep. De eerstvolgende stap is dan een inspiratie conferentie aan het eind van dit jaar, waarin we alle partijen met elkaar willen laten nadenken hoe we onze buurt levensloopbestendig kunnen maken, zowel wat betreft de woningen als wat betreft de zorg. Inmiddels hebben we al medewerking toegezegd gekregen van Woonzorg Nederland, Stadgenoot, Woon, enkele ambtenaren van de gemeente, enkele makelaars, een thuiszorgorganisatie, een architecte en uiteraard bewoners. Zoals in het pleidooi van de Kenniskring (zie boven) al staat, zijn de regelgeving en de “schotten” tussen de verschillende beleidsgebieden (inclusief de financiën) vaak een belemmering om tot creatieve en nieuwe oplossingen te komen. Tevens maakt de Kenniskring duidelijk, dat te weinig wordt gedaan voor oudere bewoners die eigenaar zijn van hun woonhuis. Wij verzoeken u ons de status van “pilot” te geven, waarbij we van de gemeente toestemming krijgen om ook over de “schotten en regelgeving” heen voorstellen te ontwikkelen. Onze buurt is kenmerkend voor veel meer buurten in Amsterdam, waar eigenaren en (sociale) huurders met elkaar naar oplossingen willen zoeken. Als met uw medewerking de pilot een succes wordt, kan dit een voorbeeld zijn voor vergelijkbare buurten in Amsterdam en ook daarbuiten. Wij verzoeken u deze brief (1) onder de aandacht te brengen van degenen die zich bezig houden met de voorbereiding van het nieuwe coalitieakkoord (zowel binnen de fracties als ambtelijk); en (2) ons zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 juni 2022 te antwoorden op ons verzoek. Indien het nieuwe college snel gevormd wordt, dan verzoeken wij u (3) dit bij het nieuwe college onder de aandacht te brengen. Met vriendelijke groet, Marcella Blok namens Werkgroep Wonen van stadsdorp VondelHelmers www.stadsdorpvondelhelmers.nl Bijlage: notitie “Wonen in stadsdorp VondelHelmers, nu en later”
Raadsadres
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 527 Datum akkoord 12 augustus 2014 Publicatiedatum 13 augustus 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Moorman van 15 juli 2014 inzake het rapport van de Onderwijsinspectie over El Amien Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster. In het Parool van 15 juli 2014 werd bericht over ‘wanbeleid en angst’ bij de scholen El Amien 1 en 2, dit naar aanleiding van een rapport van de Onderwijsinspectie. Er zou sprake zijn van onverklaarbare uitgaven aan reisjes en betalingen aan familieleden. Kritische ouders en medewerkers durven niet te spreken. Ook werd geschreven dat de Cito-scores in 2013 onverklaarbaar hoog zouden zijn geweest, waardoor de Onderwijsinspectie deze niet heeft willen betrekken bij haar beoordeling. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 15 juli 2014, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Heeft het college kennisgenomen van het rapport van de Onderwijsinspectie? Van welke datum is dit rapport? Is het college bereid het rapport te delen met de gemeenteraad en op welke termijn? Antwoord: Het college heeft kennisgenomen van het rapport van de Inspectie van het Onderwijs. Het gaat om het rapport van bevindingen “Onderzoek naar bestuurlijk handelen bij Stichting Nederlandse Islamistische Scholen (SNIS)” met datum vaststelling 10 juni 2014. Het rapport is inmiddels openbaar en staat op de site van de Onderwijsinspectie. Het college heeft het rapport als bijlage toegevoegd bij de beantwoording van deze vragen. 2. Wat zijn de ‘grote zorgen’ die het college heeft over de leerlingenzorg op El Amien 1 volgens het artikel in het Parool? 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing ln Gemeenteblad Datum 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 juli 2014 Antwoord: Het artikel in het Parool verwijst hier naar de conclusies van de Onderwijs- inspectie. Zoals uit de beantwoording van de volgende vragen blijkt deelt het college de zorgen van de onderwijsinspectie ten aanzien van het bestuur van de El Amien scholen (SNIS). 3. Sinds wanneer is het college op de hoogte van de problemen bij El Amien en wat heeft hij tot nu toe gedaan? Antwoord: In 2011 zijn de El Amienscholen in de verbeteraanpak ingestroomd. Mede op basis van de achterblijvende resultaten van de school. Beide El Amien scholen werden in 2011 door de onderwijsinspectie als ‘zwak’ beoordeeld. De Verbeteraanpak is onderdeel van het programma Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA). De verbeteraanpak richt zich specifiek op het pedagogisch-didactisch handelen in de klas. Er is een driejarig intensief traject ingezet om de kwaliteit van het onderwijs in de klas te verbeteren. De uitvoering van de verbeteraanpak op de El Amien scholen bevindt zich op dit moment in een afrondende fase. De scholen hebben sinds 2013 een basisarrangement van de onderwijsinspectie. Waarbij bij El Amien | een voorbehoud is gemaakt. Vanuit de verbeteraanpak is geconstateerd dat op El Amien Il goede resultaten zijn geboekt, over El Amien | bestaat meer zorg. Voornamelijk door ontbrekende continuiteit zowel door wisselingen schooldirecteur en daarbij grote afstand van het schoolbestuur. Deze zorgen zijn gedeeld met het schoolbestuur. Ook hebben er gesprekken met de onderwijsinspectie plaatsgevonden. Het college deelt de zorg van de onderwijsinspectie dat de verbeteringen die op El Amien len Il hebben plaats gevonden kwetsbaar zijn zo lang er geen continuïteit is in de aansturing en er onvoldoende onderwijskundige kennis aanwezig is bij het schoolbestuur. 4. Welke stappen neemt het college om de situatie op de El Amien te verbeteren”? Antwoord: Via het KBA is reeds een traject ingezet om de kwaliteit van het onderwijs op de El Amien scholen te verbeteren. Binnen het kwaliteitstraject wordt er intensief samengewerkt met de beide scholen en met de schoolleiding. Door dat de continuïteit in de aansturing van de school heeft ontbroken is het borgen van de resultaten van de aanpak kwetsbaar. Het College blijft de resultaten van de beide El Amien scholen en de verder bevindingen van de Inspectie monitoren. De onderwijsinspectie voert in het vierde kwartaal van dit jaar een onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen ten aanzien van het bestuurlijk handelen zijn opgeheven. Ook zal de onderwijsinspectie het vierde kwartaal een extra bezoek brengen aan de scholen om de ontwikkelingen van de onderwijskwaliteit nauw te volgen. Het college gaat er vanuit dat het bestuur komende maanden alles op alles zal zetten om aan de voorwaarden van de onderwijsinspectie te voldoen. Mocht de onderwijsinspectie onvoldoende voortgang zien dan zal het college de minister steunen bij strenge vervolgstappen. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 juli 2014 5. Hoe oordeelt het college over de aantekening dat de inspectie geen gebruik heeft gemaakt van de Cito-scores van 2013 omdat deze ‘onverklaarbaar hoog’ waren? Antwoord: Het College vertrouwt op de bevindingen van de Inspectie. De Inspectie constateerde dat de school op onderdelen afweek van de afnamevoorschriften uit de handleiding bij de Eindtoets maar dat de leerlingen hierdoor niet bevoordeeld werden. Een aantal zaken zijn direct aangepast en de Inspectie heeft op 11 februari 2014 een controle uitgevoerd op de afnameprocedures bij de Eindtoets. 6. Hoe oordeelt het college in algemene zin over de onderwijskwaliteit van de scholen El Amien 1 en El Amien 2? Antwoord: Het college heeft middels de KBA de school handvatten aangeboden om de onderwijskwaliteit verder te ontwikkelen. De El Amienscholen hebben na dat dit traject is ingezet van de onderwijsinspectie een voldoende op onderwijskwaliteit gekregen. Het college deelt de zorgen van de onderwijsinspectie over de stand van zaken rond het schoolbestuur 7. Heeft het college een onderzoek ingesteld naar de Cito-resultaten 2013? Zo ja, wat is de uitkomst? Zo nee, waarom niet en is het college hier alsnog toe bereid? Antwoord: Het college staat achter de conclusie van de onderwijsinspectie en acht geen verder onderzoek noodzakelijk. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3 ea Inspectie van het Onderwijs FAA Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR BESTUURLIJK HANDELEN BIJ STICHTING NEDERLANDSE ISLAMITISCHE SCHOLEN (SNIS) Plaats : Amsterdam Bestuursnummer : 40294 Datum onderzoek : november 2013 - februari 2014 Datum vaststelling : 10-06-2014 VASTSTELLING RAPPORT Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen bij de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen dat de inspectie uitvoerde in de periode november 2013 - februari 2014. Het rapport is vastgesteld door de Hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra dr. A. Jonk te Utrecht op 10 juni 2014. INHOUD 1. Inleiding 5 2. Bevindingen 11 3. Conclusie en vervolgen van het toezicht 19 4, Zienswijze bestuur 21 Bijlage I - Overzicht geraadpleegde documenten 25 Bijlage II - Gedetailleerd verslag financieel onderzoek 26 Bijlage III — Tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften 30 1. Inleiding De Inspectie van het Onderwijs heeft in de periode november 2013 — februari 2014 een specifiek onderzoek op grond van artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) uitgevoerd naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen van de SNIS. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit enkele (met elkaar verband houdende) ontwikkelingen. 1. De beide scholen — El Amien Ien II - vallen pas sinds 2013, respectievelijk 2012 onder basistoezicht. Wel zijn op beide scholen nog diverse tekortkomingen in het onderwijsleerproces en de leerlingenzorg geconstateerd (zie rapporten van bevindingen van respectievelijk 28 oktober 2013 en 8 juni 2012). Op El Amien I is bij het toekennen van het basisarrangement bovendien een voorbehoud gemaakt. 2. Het bestuur staat al enkele jaren onder geïntensiveerd toezicht vanwege tekortkomingen in het bestuurlijk handelen. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het bestuurlijk functioneren niet optimaal is en dat de nodige deskundigheid ontbreekt. Zie hiervoor het inspectierapport van bevindingen vastgesteld op 5 februari 2014. 3. Al geruime tijd ontvangt de inspectie signalen over het (dis)functioneren van het bestuur en de medezeggenschap. Ook na toekenning van het basisarrangement aan beide scholen bleven deze signalen aanhouden. 4. Deze signalen hebben ook betrekking op de rechtmatigheid van onderdelen van het financiële beleid. Toelichting Ad 1 Onder het bestuur van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen ressorteren twee scholen: IBS El Amien I en IBS El Amien IL. Het gekozen bestuursmodel kan aangeduid worden als het ‘Raad van beheer model’. Dit is een éénlaags model waarin de functies van dagelijks bestuur en intern toezicht zijn ondergebracht in één bestuursorgaan. Het bestuur bestaat uit een algemeen bestuur en een eenhoofdig dagelijks bestuur (de directeur-bestuurder). In de statuten is bepaald dat het algemeen bestuur toeziet op de naleving door het dagelijks bestuur van de wettelijke verplichtingen, alsmede de naleving van de code voor goed bestuur en afwijkingen van die code. De recente toezichthistorie van beide scholen kan als volgt worden samengevat: In 2006 heeft de inspectie El Amien I en II bezocht voor een periodiek kwaliteitsonderzoek. Op beide scholen luidde de conclusie dat de kwaliteit van het onderwijs op de meeste onderdelen van voldoende niveau was, maar op enkele onderdelen ook nog te verbeteren viel. De inspectie sprak haar vertrouwen uit in het vervolg van het verbetertraject. In 2008 heeft de inspectie een landelijk onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van onregelmatigheden die de inspectie en auditdienst in 2006 en 2007 hebben Pagina 5 van 30 geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische schoolbesturen. Ook bij de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen (zie rapport van een incidenteel onderzoek naar bestuurlijke praktijken van 26 september 2008) is dit onderzoek uitgevoerd. De conclusie was dat er sprake was van niet- toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders, alsmede van onrechtmatigheid bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers. Ook werd vastgesteld dat er sprake was van onderwijsbekostiging die niet werd ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden. Het ging om het besteden van rijksmiddelen voor het leerlingenvervoer en voor een buitenlandse excursie. In de tweede helft van 2010 ontving de inspectie diverse signalen over El Amien Ien II, die op dat moment beide onder basistoezicht vielen. Het betrof onder meer klachten over het schoolklimaat, het functioneren van de medezeggenschap, het bovenschools management, de locatiedirecteuren en de klachtenprocedure. Na gesprekken hierover met het bovenschools management in juli en (na hernieuwde signalen) in november 2010 heeft de inspectie besloten een kwaliteitsonderzoek uit te voeren op beide scholen. Deze onderzoeken vonden plaats in maart 2011. De inspectie constateerde belangrijke tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijsleerproces en beoordeelde beide scholen als zwak. De tekortkomingen hadden vooral betrekking op het leerstofaanbod, het didactisch handelen en de leerlingenzorg. Ook het aspect kwaliteitszorg kende meerdere onvoldoende onderdelen. Na een periode van geïntensiveerd toezicht heeft de inspectie in 2012 een onderzoek gedaan naar de kwaliteitsverbetering bij El Amien II en in 2013 bij El Amien I. Aan beide scholen werd na deze onderzoeken het basisarrangement toegekend. Wel werden op beide scholen nog diverse tekortkomingen in het onderwijsleerproces en de leerlingenzorg geconstateerd. In de conclusie in het rapport van bevindingen van het onderzoek op El Amien [is bovendien het volgende voorbehoud gemaakt: ‘Het vertrouwen dat de inspectie uitspreekt in de school is niet onvoorwaardelijk. De inspectie heeft de eindopbrengsten niet beoordeeld en verwacht dat de school aanpassingen doet in de wijze waarop met toetsing wordt om gegaan. De inspectie volgt de ontwikkelingen op dit punt en zal indien en wanneer nodig, opnieuw een kwaliteitsonderzoek uitvoeren. Een tweede punt van zorg is het feit dat de school nu geleid wordt door een tijdelijke schoolleiding en dat er nog geen uitzicht is op de aanstelling van een nieuwe directeur, die over de nodige expertise en ervaring beschikt. De inspectie houdt via toezicht op het bestuurlijk handelen een vinger aan de pols waar het de kwaliteit van de schoolleiding betreft en in het verlengde daarvan de kwaliteit van het onderwijs en meer specifiek de (voorwaarden voor) kwaliteitszorg.’ Ad 2 In juni 2011 heeft de inspectie met het bestuur een gesprek gevoerd waarin zij de bevindingen van de kwaliteitsonderzoeken in maart 2011 op de scholen El Amien I en El Amien II heeft toegelicht. In dit gesprek is ook het bestuurlijk functioneren aan de orde gesteld. De inspectie stelde na dit gesprek vast dat de regelgeving op het terrein van de medezeggenschap op een aantal punten niet afdoende nageleefd werd, de klachtenregeling niet goed functioneerde en dat het bestuurlijk functioneren niet transparant was. De inspectie heeft hierover vervolgens verbeterafspraken gemaakt en de voortgang van de verbetering gemonitord in meerdere voortgangsgesprekken. In het najaar van 2013 is de inspectie in een afsluitend onderzoek nagegaan of en in hoeverre aan de gemaakte afspraken was voldaan. De conclusie van dit onderzoek luidde — samengevat — dat de bestuursstructuur formeel voldoet aan de wettelijke bepaling op het gebied van scheiding van bestuur en intern toezicht (artikel 17b, eerste lid, van de WPO) en dat de hierbij behorende documenten (statuten en reglementen) op orde zijn. De kwaliteit van het feitelijk bestuurlijk handelen werd echter als niet optimaal Pagina 6 van 30 beoordeeld: ‘Het bestuur werkt sinds het voorjaar van 2013 in de nieuwe structuur en de bestuursleden dienen nog in hun verschillende rollen te groeien en daarin rolvast en transparant te worden. Daarnaast is versterking dan wel uitbreiding van het bestuur noodzakelijk met een of meer bestuursleden met specifieke en volgens het bestuur vooral financiële deskundigheid’, Ad 3 Sinds 2010 komen er met tussenpozen signalen bij de inspectie binnen die duiden op mogelijk onvoldoende functioneren van het bestuur, van het management van de school, alsook van de medezeggenschap. De signalen hebben eveneens betrekking op mogelijke onrechtmatige bestedingen van overheidssubsidie (zie punt 4). Ook na toekenning van het basisarrangement aan beide scholen bleven deze signalen aanhouden. In het najaar van 2012 heeft de inspectie, naar aanleiding van deze signalen, een onaangekondigd onderzoek uitgevoerd naar het schoolklimaat op El Amien len II, en meer in het bijzonder naar de veiligheidsbeleving van het personeel. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het merendeel van het personeel zich veilig voelde. Een minderheid voelde zich in onvoldoende mate veilig. De inspectie heeft toen met het bestuur afgesproken dat het bestuur de inspectie informeert hoe zij de sociale veiligheid en het welbevinden van de leraren/personeel en een positief klimaat garandeert. Aan deze afspraak is voldaan (zie rapport van bevindingen van 5 februari 2014). Ad 4 De Stichting Nederlandse Islamitische Scholen heeft gedurende meerdere jaren in strijd met de WPO kosten en uitgaven van leerlingenvervoer ten laste van de rijksbekostiging gebracht. In het kader van het onderzoek naar bestuurlijke praktijken van 2008 en daarna heeft de inspectie het bestuur hierop aangesproken en is een traject van terugvordering in gang gezet. Het bestuur heeft haar werkwijze ten aanzien van het leerlingenvervoer in 2013 beëindigd. In de loop van 2013 ontving de inspectie diverse signalen omtrent de rechtmatigheid van andere onderdelen van het financiële beleid van het bestuur. Doel en onderzoeksvragen Omdat de signalen over het bestuurlijk functioneren voortduren, én omdat beide scholen nog maar relatief kort onder basistoezicht vallen en de onderwijskwaliteit op onderdelen nog tekortkomingen vertoont, onderzoekt de inspectie opnieuw of het bestuurlijk handelen in de praktijk van voldoende kwaliteit is om de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs op de beide scholen El Amien 1 en El Amien II duurzaam te waarborgen en te verbeteren. De hoofdvraag van het onderzoek is: Is het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen van voldoende kwaliteit om de onderwijskwaliteit op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te waarborgen en te verbeteren? De deelvragen luiden: Zijn de voorwaarden voor bestuurlijk handelen in voldoende mate aanwezig? e Beschikt het bevoegd gezag in zowel de bestuurs- als toezichtfuncties over voldoende specifieke deskundigheid? e _Functioneert het intern toezicht naar behoren? * _Functioneert de medezeggenschap naar behoren? Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit van voldoende kwaliteit? Pagina 7 van 30 e Heeft het bestuur voldoende zicht op de kwaliteit van de scholen en evalueert zij deze regelmatig”? e Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de scholen? Borgt het bestuur de kwaliteit van de scholen? Borgt het bestuur een veilig werkklimaat? Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende kwaliteit? e Iser sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden? e Iser voldoende toezicht op het financiële beleid? e Is de stichting financieel gezond? Onderzoeksopzet Het onderzoek naar de voorwaarden voor bestuurlijk handelen en het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit bestond uit de volgende activiteiten: . Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de scholen die bij de inspectie aanwezig zijn. . Onderzoek en analyse van documenten en gegevens met betrekking tot de inrichting van het bestuur, het bestuurlijk handelen en de medezeggenschap. . Een bezoek aan het bestuurskantoor waarbij documenten zijn bestudeerd. . Gesprekken met de (waarnemend) directeur-bestuurder* en het toezichthoudend bestuur. . Gesprekken met de personeelsgeledingen en de oudergeledingen van de medezeggenschapsraden van beide scholen en van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. . Gesprekken met de schooldirecteur van El Amien II (tevens waarnemend directeur van El Amien I) en een willekeurige selectie van leraren van beide scholen. . Gesprekken met voormalig werknemers van de school en met een aantal (voormalig) externe adviseurs en betrokkenen. De gesprekken kenden alle op uitdrukkelijke wens van de meeste gesprekspartners een vertrouwelijk karakter. Het onderzoek naar het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën bestond uit de volgende activiteiten: e (Administratief) onderzoek van de formatieoverzichten 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013. e Administratief onderzoek naar de geldstromen van de stichting en de scholen, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van de stichting en toegespitst op de jaren 2010 tot en met 2013 (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor). * _Documentenonderzoek en bevraging van bestuurders en directie binnen de scholen, gericht op het vaststellen van naleving van regelgeving op het gebied van de medezeggenschap door het bevoegd gezag. Het onderzoek richt zich op de actuele situatie (schooljaar 2013/2014), in voorkomende gevallen uit te breiden tot de laatste twee schooljaren. Een bezoek aan het administratiekantoor (OOG) waar de Stichting NIS haar administratie heeft ondergebracht. , Een gesprek in december 2013 met de directeur-bestuurder van de stichting. Daarnaast zijn op diverse momenten het bestuur nog vragen 1 Er is geen gesprek gevoerd met de directeur-bestuurder. Hij was met ziekteverlof gedurende de periode van het onderzoek. De directeur-bestuurder is wel uitgenodigd voor een gesprek maar heeft aangegeven daar vanaf te zien. Pagina 8 van 30 voorgelegd met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden. Toezichtkader en wettelijk kader De bevoegdheid tot het doen van dit onderzoek is te vinden in artikel 3, tweede lid, onder b en onder d, van de WOT. De inspectie baseert zich bij haar onderzoek naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen op de toezichtmodule Kwaliteit Bestuurlijk Handelen. De wettelijke basis voor het toezicht op het bestuurlijk handelen is ten eerste te vinden in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), waarin de principes van de Wet goed onderwijs, goed bestuur (Stb. 2010, 80) zijn vastgelegd. Hierbij gaat het onder meer om de zorgplicht van het bestuur voor de kwaliteit van het onderwijs en de daarmee samenhangende kwaliteit van het bestuur, de verplichte scheiding tussen bestuur en intern toezicht, de verplichting om een code ‘goed bestuur’ te hanteren en zich hierover te verantwoorden, de noodzaak van horizontale verantwoording en de mogelijkheden van de minister om bij langdurig tekortschieten van de kwaliteit de bekostiging van een school te beëindigen. Ten tweede is de wettelijke grondslag te vinden in artikel 4, derde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT), waarin wordt bepaald dat de professionaliteit van het bestuur en de financiële situatie van het bestuur (naast de kwaliteit van het onderwijs en de naleving van wet- en regelgeving) als een criterium kan gelden voor de mate van intensiteit van het toezicht. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar onderzoek bij SNIS naar voren zijn gekomen. De onderzoeksvragen worden in dit hoofdstuk beantwoord. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de wijze waarop de inspectie het vervolg van het toezicht op SNIS zal inrichten. Bijlage I bevat een overzicht van geraadpleegde documenten. Bijlage II bevat het gedetailleerde verslag van het onderzoek naar het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën. Bijlage III bevat een overzicht van de tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften. Pagina 9 van 30 Pagina 10 van 30 2. Bevindingen Hoofdvraag: 2.1 Is het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen van voldoende kwaliteit om de onderwijskwaliteit op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te waarborgen en te verbeteren? Oordeel: onvoldoende Op de meeste deelvragen van het onderzoek is, zoals in de volgende paragrafen wordt toegelicht, het antwoord negatief. De conclusie van het onderzoek kan dan ook niet anders luiden dan dat het bestuurlijk handelen van de stichting van onvoldoende kwaliteit is om de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs op de beide scholen duurzaam te waarborgen en te verbeteren. Een van de belangrijkste tekortkomingen betreft het gebrek aan toezicht door het algemeen bestuur. Dit tekort wordt in de eerste plaats veroorzaakt door een gebrek aan voldoende onderwijskundige, financiële en bestuurlijke deskundigheid bij het algemeen bestuur en in de tweede plaats door de weinig kritische, maar eerder volgzame houding van de leden van het algemeen bestuur. De medezeggenschapsraden laten dezelfde houding zien en ook zij bieden weinig tegenwicht aan het bestuur. Het gevolg van het gebrek aan intern toezicht is dat de directeur-bestuurder zonder overleg vooraf en zonder verantwoording achteraf beslissingen kan nemen. Dit brengt onderwijskundige en financiële risico’s met zich mee. Bovendien leidt het optreden van de directeur-bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin een belangrijk deel van het personeel zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit te komen. De onderwijskundige kwaliteit op El Amien Len II is momenteel voldoende, dat wil zeggen dat aan beide scholen recent een basisarrangement is toegekend. De kwaliteitsontwikkeling lijkt echter stil te staan en de scholen kennen nog steeds enkele belangrijke tekortkomingen. De onderwijskundige aansturing was tot voor kort afhankelijk van één persoon, de schoolleider van El Amien IL, Naar het oordeel van de inspectie is er sprake is van een kwetsbare situatie. De huidige onderwijskundige kwaliteit vraagt verdere ontwikkeling. Bovendien stelt het gegeven dat de leerlingenpopulatie van beide scholen voor een groot deel bestaat uit leerlingen die meer dan gemiddeld risico’s lopen op onderwijsachterstanden extra hoge eisen aan het onderwijs en dus aan alle betrokkenen. Wat betreft het financiële beleid concludeert de inspectie dat er op onderdelen sprake is van onrechtmatige bestedingen en dat het beleid vaak weinig transparant is voor de toezichthouders en de medezeggenschapsraden. De veelal informele cultuur waarin het niet de gewoonte is alles goed schriftelijk vast te leggen en hierover transparant te zijn, speelt hierbij een belemmerende rol. Financieel is de stichting gezond, in die zin dat ze beschikt over voldoende vermogen om ook in de komende jaren aan haar financiële verplichtingen te kunnen blijven voldoen en om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Bij ongewijzigd beleid loopt de stichting echter risico’s. Bestuur en scholen zijn de afgelopen jaren sterk afhankelijk geweest van externe adviseurs en van interim- personeel. Uit oogpunt van structurele borging van de onderwijskwaliteit en Pagina 11 van 30 bestuurlijke kwaliteit is het onwenselijk dat dit voortduurt. Ook financieel kan dit beleid niet langer worden voortgezet aangezien subsidies de komende jaren afnemen. Deelvragen: 2.2 Zijn de voorwaarden voor bestuurlijk handelen in voldoende mate aanwezig? Oordeel: onvoldoende 2.2.1 Beschikt het bevoegd gezag in zowel de bestuurs- als toezichtfuncties over voldoende specifieke deskundigheid? De bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder is geregeld in een managementstatuut. Daarin staat de structuur van de huidige organisatie beschreven en zijn de taken en bevoegdheden van de directeur- bestuurder, de controller en de schooldirecteuren beschreven. In het najaar van 2013 (zie rapport van bevindingen van 5 februari 2014) constateerde de inspectie dat de in het managementstatuut beoogde werkwijze in de praktijk nog onvoldoende wordt gerealiseerd. De directeur-bestuurder heeft in 1990 de school (El Amien I) opgericht en was toen enkele jaren leraar. In 2002 werd hij, na de stichting van El Amien II, samen met een collega, algemeen directeur met als portefeuilles huisvesting en financiën. De andere algemeen directeur beheerde de portefeuilles onderwijs en personeel. Deze is in 2011 (na een intern conflict) vertrokken. Daarna werd de huidige directeur- bestuurder integraal algemeen directeur, en in 2013 directeur-bestuurder. Deze directeur-bestuurder is ten tijde van het onderzoek ziek en wordt thans voor onbepaalde tijd vervangen door een waarnemend directeur-bestuurder. De waarnemend directeur-bestuurder was tot aan zijn benoeming als zodanig de controller van het bestuur. Zowel de directeur-bestuurder als zijn vervanger mist voldoende specifieke onderwijskundige deskundigheid om de schoolleider op onderwijskundig gebied te kunnen aansturen. De vier leden van het algemeen bestuur beschikken gezamenlijk over weinig specifieke deskundigheid op de terreinen die nodig zijn om hun rol als toezichthouders goed te kunnen vervullen. De inspectie is van oordeel dat vooral actuele onderwijskundige en bestuurlijke expertise en ervaring gemist wordt. Men is op dit terrein sterk afhankelijk van externe adviseurs. Enkele bestuursleden hebben een verleden als (OALT) leraar, maar deze ervaring is niet van recente datum. Het bestuur erkent het gebrek aan deskundigheid en ervaring ten dele en is daarom al geruime tijd op zoek naar uitbreiding met een bestuurslid met deskundigheid op financieel terrein, maar is er ondanks het belang van spoedige versterking tot nu toe niet in geslaagd hierin te voorzien. Scholing van bestuursleden, maar ook van de medezeggenschapsraden, komt moeizaam van de grond. Er zijn in het (recente) verleden meerdere aanbieders van scholing actief geweest, maar vaak is er sprake van uitstel en soms van afstel. Doordat de samenstelling van bestuur en raden nogal eens wisselt, zijn de effecten van scholing tot dusver gering. Leden van het algemeen bestuur en leden van de medezeggenschapsraden geven in de gesprekken met de inspectie steeds aan dat ze nog veel moeten (en willen) leren. Ook de meeste recente scholing van het bestuur komt maar moeizaam op gang. In juli 2013 heeft het bestuur na een conflict besloten de samenwerking met het adviesbureau, dat sinds begin schooljaar 2012/2013 het bestuur begeleidde bij het bestuurlijk verbetertraject, op te zeggen Pagina 12 van 30 en in zee te gaan met een ander adviesbureau. Pas in februari 2014 heeft de eerste scholingsactiviteit plaatsgevonden. In het verslag van deze scholingsdag staat dat de extern adviseur bezorgd is over de ‘duurzame borging van de onderwijskwaliteit op beide scholen, en in het verlengde daarvan, over de continuïteit van kwalitatief goed bestuur en directievoering bij de stichting’. De extern adviseur is van opvatting dat ‘er sprake is van een urgente situatie en geeft het algemeen bestuur het dringende advies mee hiernaar te handelen’. Het bestuur heeft de samenwerking met de betreffende externe adviseur overigens ook beëindigd en heeft voor het vervolg van de scholing weer een andere adviseur in de arm genomen. 2.2.2 Functioneert het intern toezicht naar behoren? Het bestuur kent sinds juni 2013 formeel een scheiding tussen bestuur en toezicht waarbij het algemeen bestuur toezicht houdt op het bestuurlijk functioneren van de directeur-bestuurder. In de praktijk komt hiervan nog weinig terecht. De directeur- bestuurder levert geen schriftelijke rapportages aan bij het algemeen bestuur, de informatievoorziening verloopt mondeling en informeel. Het algemeen bestuur vergaart niet of nauwelijks informatie op eigen initiatief en zelden of nooit onafhankelijk van de directeur-bestuurder. Met de directeur-bestuurder is tot dusver nooit een functioneringsgesprek en/of beoordelingsgesprek gevoerd. Het algemeen bestuur beschikt ook nog niet over een vastgesteld toezichtkader waarin is vastgelegd waar het intern toezicht betrekking op heeft. Het algemeen bestuur heeft daardoor onvoldoende zicht op de kwaliteit van het bestuur en de organisatie en ook niet op de onderwijskwaliteit (zie ook paragraaf 2.3.1). Het algemeen bestuur heeft in het jaarverslag geen verantwoording afgelegd over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden. Het eigen functioneren is ook nog niet geëvalueerd. Door het ontbreken van bedoelde verantwoording in het jaarverslag voldoet het algemeen bestuur niet aan artikel 17c, eerste lid, onder e, van de WPO. Ook uit notulen van bestuursvergaderingen blijkt nauwelijks dat het algemeen bestuur haar controlerende taak in voldoende mate uitoefent. De notulen bevatten in het algemeen slechts mededelingen van de directeur-bestuurder en goedkeurende besluiten (begroting, jaarverslag, beleidsplannen e.d.). Het algemeen bestuur vergadert altijd in aanwezigheid van de directeur-bestuurder. Desgevraagd geeft het algemeen bestuur aan dat er wel kritische vragen gesteld worden en dat er discussie plaatsvindt, maar dat het niet de gewoonte is dit in de notulen vast te leggen. Niet alles wordt ook in vergaderingen besproken. Er vindt geregeld bilateraal en informeel overleg plaats tussen de voorzitter van het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder. De leden van het algemeen bestuur wijzen erop dat ze nog maar kort als zodanig in functie zijn en moeten wennen aan hun nieuwe rol op afstand van het dagelijks bestuur. Naast gebrek aan specifieke deskundigheid is een verklaring voor het tekort aan intern toezicht dat het algemeen bestuur een vooral volgzame, weinig onafhankelijke en kritische houding ten opzichte van de directeur-bestuurder tentoonspreidt. Meerdere gebeurtenissen onderstrepen het belang van een actieve invulling van het bestuurlijk toezicht, maar de inspectie heeft niet kunnen vaststellen dat en hoe dit heeft plaatsgevonden. Enkele voorbeelden: e De handelwijze van de directeur-bestuurder ten aanzien van personele aangelegenheden heeft de afgelopen jaren meerdere keren voor onrust gezorgd en leidt al geruime tijd tot signalen over een onveilig werkklimaat op de school. Zo werd de interim-directeur van El Amien I vlak voor de zomervakantie van 2013 te verstaan gegeven dat hij per direct niet meer welkom was op de school, wat tot onrust en onbegrip bij het team leidde. Het jaar daarvoor was er onrust Pagina 13 van 30 vanwege het gedwongen vertrek van de schoolleider van El Amien Ien het voorgenomen besluit een intern begeleider van haar taken te ontheffen. Alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties zijn in 2013 conform de nieuw opgestelde bestuursstatuten volledig gemandateerd aan de directeur-bestuurder, wat in strijd is met het eigen treasurystatuut en met alle regels over functiescheiding (zie ook paragraaf 2.4.2 en bijlage II). , De afgelopen jaren is de directeur-bestuurder meermaals vervangen door interim-bestuurders die alle na korte tijd en na onenigheid met de directeur- bestuurder weer vertrokken. Dit brengt hoge kosten met zich mee en leidt tot discontinuïteit in de bestuurlijke aansturing van de scholen. 2.2.3 Functioneert de medezeggenschap naar behoren? Evenals het algemeen bestuur biedt ook de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) geen tegenwicht aan het bestuur en het toezicht. De leden stellen zich in het algemeen volgzaam op en zeggen tegen de inspectie dat zij erop vertrouwen dat zij door de directeur-bestuurder correct en volledig worden geïnformeerd. Ze betrekken geen informatie uit andere bronnen. Uit de notulen van vergaderingen rijst dan ook het beeld op dat er zonder veel vragen of discussie wordt ingestemd met, dan wel positief geadviseerd over alle aan hen voorgelegde documenten en bestuursbesluiten (zie ook paragraaf 2.4.2 en bijlage II). De GMR kenmerkt zich voorts door een afwachtende en weinig kritische houding. Er is geen actuele jaaragenda en/of een jaarplan. Ook een jaarverslag waarin verantwoording wordt afgelegd aan de stakeholders ontbreekt. Zelfevaluatie vindt in de medezeggenschapsraden niet structureel plaats. Onlangs is in een van de medezeggenschapsraden besloten tot een meer kritische houding ten opzichte van de schoolleiding (zo wil men ook vergaderen zonder dat de schoolleider er bij is) en het bestuur, maar dit voornemen is niet in de notulen vastgelegd. De GMR vergadert niet met alleen het algemeen bestuur, maar zegt dit wel van plan te zijn. De GMR en de medezeggenschapsraden van beide scholen hebben al diverse scholingen/cursussen achter de rug en een nieuwe scholing staat op stapel. Het betreft in de praktijk vaak korte scholingen die zich beperken tot basale kennis over medezeggenschap. Het resultaat van deze scholingen is beperkt omdat de raden regelmatig van samenstelling veranderen. Het is voor de raden moeilijk om (geschikte) leden te vinden. De animo onder het personeel en de ouders is al jaren zeer gering, waardoor verkiezingen zelden plaatsvinden. Kandidaten die zich spontaan melden of benaderd worden, worden benoemd. Een reden voor de gebrekkige belangstelling die meermaals genoemd wordt, is dat de medezeggenschap op de scholen weinig voorstelt en dat er voor kritiek geen ruimte is. Een illustratie daarvan is een klacht van een ouder en voormalig lid van de medezeggenschapsraad, over zijn verwijdering daaruit door de medezeggenschapsraad vanwege een kritische e-mail over het bestuur. Uit ontevredenheid over de behandeling van deze klacht door de directeur-bestuurder, heeft deze ouder de klacht ingediend bij de landelijke geschillencommissie (LKC), die deze gegrond verklaarde. Het bestuur heeft onlangs in reactie op de uitspraak aangegeven zich in het oordeel van de LKC te kunnen vinden en de procedures met betrekking tot e-mailverkeer en klachtbehandeling aan te passen. Pagina 14 van 30 2.3 Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit van voldoende kwaliteit? Oordeel: onvoldoende 2.3.1 Heeft het bestuur voldoende zicht op de kwaliteit van de scholen en evalueert zij deze regelmatig? In een tijdsbestek van enkele jaren zijn meerdere kwaliteitszorgsystemen die zelfevaluaties bevatten ingevoerd, maar ook het laatste systeem levert nog geen systematische informatie op voor het bestuur. Voor de evaluatie is het bestuur tot dusver sterk afhankelijk van inspectierapporten en KBA- en KVVE-rapportages. Er zijn recent enkele tevredenheidsenquêtes gehouden onder leerlingen en personeel, maar verder spoort het bestuur niet actief eventuele risico’s op. Een enquête onder ouders is al geruime tijd niet gehouden, hoewel in het schoolplan is opgenomen dat dit jaarlijks gebeurt. Tot dusver is er, eind 2013, door de schoolleider één managementrapportage aangeleverd aan het bestuur met daarin enkele relevante kengetallen. Dit krijgt dan echter geen follow-up. De directeur-bestuurder is weinig op de scholen aanwezig en heeft daardoor weinig zicht op de schoolpraktijk. Tussen de directeur-bestuurder en de schoolleiding vindt onvoldoende systematisch overleg plaats. De informatievoorziening aan het algemeen bestuur schiet tekort. Daardoor hebben ook de toezichthouders te weinig zicht op de onderwijskwaliteit. Zoals in paragraaf 2.2.2 staat vermeld, levert de directeur-bestuurder geen schriftelijke rapportages aan bij het algemeen bestuur en vergaart het algemeen bestuur niet of nauwelijks informatie op eigen initiatief en zelden of nooit onafhankelijk van de directeur- bestuurder. Omdat het bestuur maar beperkt zicht heeft op de onderwijskwaliteit vinden systematische evaluaties op bestuursniveau niet plaats. 2.3.2 Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de scholen? Het bestuur beschikt over een concept strategisch beleidsplan, dat ongeveer een jaar geleden is opgesteld door de toenmalige interim-directeur-bestuurder, die de zieke directeur-bestuurder verving. Dit plan bevat echter nauwelijks een sterkte/zwakte analyse van de onderwijskwaliteit en van de financiële en personele randvoorwaarden. Het plan is naar het oordeel van de inspectie meer een blauwdruk van de gewenste organisatie dan een op de behoeften van de scholen afgestemd beleidsplan met concrete activiteiten, prioriteiten, een tijdpad en geplande evaluaties. De onderwijskundige beleidsvoornemens in het schoolplan (2011-2015) zijn volgens de toelichtende teksten wel gebaseerd op een externe en interne analyse. De externe analyse komt neer op een uitvoerige opsomming van externe ontwikkelingen (passend onderwijs, brede school, handelingsgericht werken, etc.). Het is echter onduidelijk hoe deze ontwikkelingen vertaald zijn in beleid. Het schoolplan bevat een matrix met beleidsvoornemens voor vier jaar, maar hierin zijn niet of nauwelijks prioriteiten aangegeven. Voor de interne analyse is gebruikgemaakt van het destijds gehanteerde instrument voor kwaliteitszorg, van inspectiebeoordelingen en van een kwaliteitsonderzoek door het KBA (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam). Op grond van deze analyse is in 2011 door externe adviseurs (KBA) een integraal verbeterplan opgesteld (op Pagina 15 van 30 beide scholen was de onderwijskwaliteit destijds ‘zwak’). Dit verbeterplan wordt regelmatig geëvalueerd door de schoolleiding en het KBA. Uit de notulen van bestuursvergaderingen kan niet opgemaakt worden of en in hoeverre het bestuur het verbeterplan monitort. Het verbeterplan is in die zin succesvol geweest dat het heeft geleid tot het toekennen van het basisarrangement aan beide scholen. De meest recente audits van KBA laten echter zien dat meerdere, tijdens de inspectiebezoeken van 2012 (El Amien II) en 2013 (El Amien 1°) geconstateerde tekortkomingen nog niet op orde zijn. Een relatief zwak onderdeel van het onderwijs op de scholen is de leerlingenzorg zo blijkt ook uit de meest recente KBA-rapporten. Na de inspectierapporten van 2012 (El Amien II) en 2013 (El Amien I) zijn er veranderingen aangebracht in het zorgteam. De wijze waarop het bestuur in 2012 personele wisselingen in gang zette, heeft tot spanningen en emoties geleid en heeft effectief ingrijpen tot op heden belemmerd. De externe adviseur van de intern begeleiders op El Amien I is onlangs vertrokken en laat een zeker vacuüm achter. De intern begeleider van El Amien II is sinds kort bovenschools zorgcoördinator maar het zorgteam van de scholen dat zij aanstuurt, mist voldoende expertise en ervaring. Het KBA geeft in haar laatste auditrapportage aan dat ze zich grote zorgen maakt over de kwaliteit en effectiviteit van de leerlingenzorg op El Amien I. Het KBA raadt directie en bestuur dringend aan snel in gesprek te gaan over de stagnatie op het gebied van leerlingenzorg. 2.3.3 Borgt het bestuur de kwaliteit van de scholen? Zoals eerder gememoreerd is er sprake van discontinuïteit in het dagelijks bestuur. Dit geldt ten dele ook voor de schoolleiding en de interne begeleiding. Eind 2011/2012 heeft het bestuur de toenmalige schoolleider van El Amien I uit haar functie ontheven. Sindsdien heeft El Amien I geen vaste schoolleider meer. In 2012/2013 werd de school geleid door een interim-schoolleider, die vlak voor de zomervakantie van 2013 moest vertrekken (zie ook paragraaf 2.2.1). Tot voor kort werden beide scholen geleid door de schoolleider van El Amien II. Ondanks de kwaliteiten van deze schoolleider en het vertrouwen dat zij heeft van het personeel, was dit verre van een ideale situatie. De lopende verbetertrajecten (KBA), de omvang van de scholen en de vele lopende (personele) zaken vormden voor één schoolleider een te groot takenpakket. De nog noodzakelijke begeleiding van leraren bij het primaire proces stond daardoor onder druk. Recent is voorzien in de vacature voor schoolleider op El Amien II. Deze nieuwe schoolleider voldoet echter op een belangrijk onderdeel niet aan het door het bestuur opgestelde profiel. Anders dan gevraagd heeft de nieuwe schoolleider weliswaar enige ervaring in het onderwijs, 2 Op El Amien I zijn bij het onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van 2013 de eindresultaten niet beoordeeld omdat de inspectie de scores van groep 8 op de Eindtoets Basisonderwijs van 2013 niet bruikbaar achtte. De scores waren in vergelijking met eerdere groepen 8, maar ook in vergelijking met eerdere prestaties van hetzelfde cohort leerlingen, zeer hoog en de school kon de inspectie daarvoor geen overtuigende verklaring geven. De inspectie heeft het bestuur opdracht gegeven aanpassingen aan te brengen in de wijze waarop de school met toetsing omgaat. De schoolleider heeft de inspectie in november 2013 geïnformeerd over de genomen stappen hierbij. De school had de afnameprocedures bij de Eindtoets verder uitgewerkt en men had aanvullende afspraken gemaakt over de uitvoering daarvan. Daarnaast was men gestopt met het toetsgerichte onderwijs zoals dat in groep 8 gebruikelijk was. De inspectie heeft op 11 februari 2014 een controle uitgevoerd op de afnameprocedures bij de Eindtoets. De inspectie constateerde dat de school op onderdelen afweek van de afnamevoorschriften uit de handleiding bij de Eindtoets maar dat de leerlingen hierdoor niet bevoordeeld werden. Pagina 16 van 30 maar geen ervaring als onderwijskundig leider. Daarmee is aan een belangrijke randvoorwaarde voor borging en verdere kwaliteitsverbetering niet voldaan. Ondanks het opstellen van een functieboek bewaakt het bestuur de ontwikkeling van het personeel onvoldoende systematisch. De schoolleider heeft sinds kort wel een systeem ingevoerd voor het voeren van functioneringsgesprekken. Het bestuur heeft met de schoolleider zelf al geruime tijd (ongeveer twee jaar) geen functioneringsgesprek gevoerd, en ook niet met bovenschools opererende personeelsleden, zoals de godsdienstleraren, die niet onder de verantwoordelijkheid van de schoolleider vallen. De personeelsdossiers bevatten geen gespreksverslagen en beoordelingen, en bieden geen inzicht in de professionele ontwikkeling van de personeelsleden. De personeelsleden hebben wel een ‘pop’ ingevuld maar bewijzen van scholing of kennisborging ontbreken. De leraren hebben geen bekwaamheidsdossiers, zoals vereist op grond van artikel 32b van de WPO. Het gebrek aan dossiervorming is problematisch gebleken bij meerdere personele besluiten, zoals functieverandering en ontslag. 2.3.4 Borgt het bestuur een veilig werkklimaat? Zoals vermeld in de ‘aanleiding’ tot dit onderzoek ontvangt de inspectie met enige regelmaat signalen die erop wijzen dat personeelsleden niet openlijk voor hun mening zouden durven uitkomen, vanwege mogelijke gevolgen daarvan voor hun positie. Naar aanleiding daarvan heeft de inspectie gesprekken gevoerd met een willekeurige selectie van personeelsleden, de schoolleiding, de leden van de medezeggenschapsraden, het bestuur en met (voormalig) externe adviseurs. Op basis daarvan constateert de inspectie dat op El Amien I een belangrijk deel van de personeelsleden zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit te komen of met kritiek naar voren te komen, zodat er onvoldoende ruimte is voor onderwijskundige en professionele discussie en groei. Dit gevoel van onveiligheid wordt, zo geven de gesprekspartners van de inspectie aan, veroorzaakt door mogelijke maatregelen van het bestuur i.c. de directeur-bestuurder in reactie op niet wenselijke meningen, en vanwege personeelsleden die de directeur-bestuurder informeren over gebeurtenissen op school en uitingen van andere personeelsleden. Ook de wijze waarop personeelsleden in de afgelopen jaren zijn vertrokken en overgeplaatst, draagt hieraan bij. De tevredenheidsenquête uit 2013 laat echter een positief beeld zien van het welbevinden onder het personeel. Het bestuur zegt niet zoveel signalen te ontvangen. De wel bekende signalen worden niet herkend of toegeschreven aan eerdere situaties en voormalige personeelsleden. Het bestuur maakt geen aanstalten om de signalen te onderzoeken en aan deze situatie een einde te maken, zodat de oorzaak van (potentiële) gevoelens van onveiligheid en onrust als gevolg daarvan niet wordt weggenomen . 2.4 Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende kwaliteit? * Oordeel: onvoldoende 2.4.1 Is er sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden? In een aantal gevallen is er sprake (geweest) van onrechtmatige bestedingen. Het betreft het bekostigen van het leerlingenvervoer uit de lumpsum, buitenlandse 3 Voor een meer gedetailleerd beeld van het financiële beleid, zie bijlage II. Pagina 17 van 30 reizen waarvan het belang voor het onderwijs onduidelijk is en een niet-subsidiabele cursus die uit de lumpsum is betaald. Naast deze onrechtmatige bestedingen constateerde de inspectie nog enkele tekortkomingen in het financiële beleid. Het gaat onder meer om de zeer beperkte invulling die het bestuur geeft aan de zogenoemde ‘versterking van de functiemix’, waarvoor de doelstellingen ook bij benadering niet worden gehaald. De inspectie is kritisch over het weinig transparante proces rondom de inning van de vrijwillige ouderbijdrage. Bedragen worden contant geïnd, geregistreerd op school en vervolgens contant opgeslagen in een kluis in het bestuursbureau. 2.4.2 Is er voldoende toezicht op het financiële beleid? Van toezicht door het algemeen bestuur en van controle door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is lang niet altijd sprake. Zo zijn alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties in 2013 conform de nieuw opgestelde bestuursstatuten en met instemming van het algemeen bestuur volledig gemandateerd aan de directeur-bestuurder, wat in strijd is met het eigen treasurystatuut en de regels betreffende functiescheiding. Immers, de beherende en beschikkende functie liggen in één hand, terwijl de controlerende functie ontbreekt. Inmiddels is door het indienen van een nieuw procuratieschema de tekenbevoegdheid weer in overeenstemming gebracht met het treasurystatuut. De inspectie constateert dat de instelling hier gedurende een periode van een kleine drie maanden een onaanvaardbaar financieel risico heeft gelopen. Bij het doen van bestellingen en het aangaan van overeenkomsten blijkt meestal niet duidelijk wie de opdracht verstrekt. In enkele gevallen (zoals bij de buitenlandse reizen, zie bijlage II) is de opdrachtverlening mondeling tot stand gekomen, met verwijzing naar een overeenkomst die de destijds in dienst zijnde interim-directeur-bestuurder alle vrijheid voor bestedingen gaf. Bij de buitenlandse reizen heeft de inspectie ook niet kunnen vaststellen of er instemming is verkregen van het algemeen bestuur. Tijdens de gesprekken van de inspectie met medezeggenschapsraden (MR) en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) is niet gebleken dat deze geledingen inzage en inspraak hadden in de voorgenomen bestedingen conform de bepalingen zoals die in de WMS zijn geregeld. Datzelfde geldt voor het algemeen bestuur: uit de vergaderverslagen blijkt onvoldoende dat er sprake is van een controlerende en kritische houding ten aanzien van de beslissingen tot investeringen zoals die door de directeur-bestuurder zijn genomen. Al met al is er sprake van weinig transparant beleid. 2.4.3 Is de stichting financieel gezond? Het bestuur heeft in de afgelopen jaren veel vermogen opgebouwd doordat ontvangen subsidies en middelen voor versterking van de functiemix niet volledig zijn besteed. In 2012 heeft de inspectie onderzoek uitgevoerd naar schoolbesturen die mogelijk beschikten over middelen die nog niet waren ingezet voor het onderwijs. De conclusie voor de stichting was dat dit het geval was. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt om tot meer inzet van middelen te komen. Uit de financiële kengetallen blijkt dat de uitgaven sindsdien zijn toegenomen. De stichting is financieel gezond maar moet wel rekening houden met teruglopende subsidies in de toekomst. Pagina 18 van 30 3. Conclusie en vervolg van het toezicht 3.1 Kwaliteit De conclusie luidt dat het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen van onvoldoende kwaliteit is om de onderwijskwaliteit op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te waarborgen en te verbeteren. Het bevoegd gezag beschikt in zowel de bestuurs- als toezichtfuncties over onvoldoende specifieke deskundigheid, het intern toezicht functioneert niet naar behoren en het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit en de financiën vertoont tekortkomingen. Evenals het algemeen bestuur bieden ook de medezeggenschapsraden weinig tegenwicht aan de directeur- bestuurder. ‘Checks and balances’ zijn onvoldoende aanwezig en dit maakt de organisatie kwetsbaar. De inspectie is van oordeel dat het onvoldoende functioneren van het bestuur leidt tot risico’s voor de borging en verbetering van de onderwijskwaliteit op beide scholen en het financiële beleid. Bovendien leidt het optreden van de directeur- bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin een deel van het personeel zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit te komen, zodat er onvoldoende ruimte is voor onderwijskundige en professionele discussie en groei. De inspectie draagt het bestuur op deze situatie op zo kort mogelijk termijn te verbeteren en de inspectie schriftelijk te informeren over de wijze waarop het verbetertraject wordt aangepakt. Hiertoe stelt het bestuur een integraal verbeterplan op waaruit duidelijk blijkt welke doelen worden nagestreefd, hoe en wanneer deze doelen bereikt zullen worden en wie voor welke acties verantwoordelijk zijn. In dit verbeterplan dienen ten minste verbeteracties te worden opgenomen ten aanzien van: e de voorwaarden voor bestuurlijk handelen o _deskundigheidsbevordering o versterking van het intern toezicht o versterking van de medezeggenschap e het bestuurlijke handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit o zicht verkrijgen op de onderwijskwaliteit o planmatig werken aan borging en verbetering van het onderwijs o borging van een veilig werkklimaat * het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën o zorg dragen voor rechtmatig en transparant financieel beleid Het bestuur staat al geruime tijd onder geïntensiveerd toezicht van de inspectie. Er is echter geen sprake van structurele vooruitgang in het bestuurlijk functioneren. Dit brengt risico’s met zich mee voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie voert in het vierde kwartaal van 2014 een onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen ten aanzien van het bestuurlijk handelen zijn opgeheven. Indien de bestuurlijke kwaliteit niet verbetert, kan dit tot gevolg hebben dat de inspectie het vertrouwen in het bestuur opzegt en de minister hierover informeert. Vanwege de kwetsbare situatie volgt de inspectie de kwaliteit van het onderwijs op de scholen nauwgezet. In 2014 zal hiertoe de reguliere jaarlijkse risicoanalyse worden uitgebreid met een bezoek aan de scholen. Pagina 19 van 30 3.2 Naleving Er zijn tekortkomingen geconstateerd in de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gecontroleerd. In bijlage III staat hiervan een overzicht. Over de elementen van de wet- en regelgeving die niet worden nageleefd maakt de inspectie afzonderlijke afspraken met het bestuur. Indien het bestuur de tekortkomingen niet conform de afspraken opheft, kan worden overgegaan tot opschorting en vervolgens inhouding van de bekostiging, conform de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen. 3.3 Financiën Er is sprake van onrechtmatige bestedingen van rijksgelden. Over de eventuele terugvordering van de onrechtmatig bestede rijksbekostiging zal door de Hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra een besluit worden genomen. Wat betreft het leerlingenvervoer draagt de inspectie het bestuur op ervoor te zorgen dat het leerlingenvervoer (door inzet van middelen, personeel of vergoedingen) niet ten laste van de lumpsum bekostiging wordt gebracht en hierin transparant te zijn. De inspectie zal blijven toezien op de wijze waarop met leerlingenvervoer wordt omgegaan. Pagina 20 van 30 4. Zienswijze bestuur Naar aanleiding van uw brief van 10 juni 2014 alsmede het definitieve rapport met de bevindingen van het onderzoek naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen dat de inspectie in het kader van het Traject Intensief Toezicht heeft uitgevoerd bij het bestuur van ‘Stichting Nederlandse Islamitische Scholen’ in de periode november 2013 tot en met februari 2014, dient het bestuur van voormelde stichting, de volgende zienswijze daartegen in: Onder verwijzing naar 2.1, alinea 1: ‘Gebrek aan voldoende onderwijskundige, financiële en bestuurlijke deskundigheid binnen het algemeen bestuur’ Hierover merkt het bestuur op: de sollicitatiefase in verband met het aantrekken van een bestuurslid voor het algemeen bestuur (AB) was al bezig in de onderzoeksperiode. Het bestuur stelt dat dit reden is om dit op te nemen in het rapport omdat dit de stelling van de onderwijsinspectie enigszins nuanceert op dit onderdeel. Het is immers niet zo, dat het bestuur het gebrek aan deskundigheid niet onderkende, en/of daarin geen actie ondernam. Dit geldt temeer nu deze sollicitatieprocedure heeft geleid tot aanstelling van twee nieuwe bestuursleden met respectievelijk financiële en onderwijskundige ervaring. Tevens merkt de onderwijsinspectie op, dat het van belang is dat het algemeen bestuur wordt getraind in het toezicht houden. Deze training liep reeds ten tijde van het onderzoek door de inspectie (een extern adviseur is reeds vanaf april 2013 aan de slag met het plan van aanpak aangaande bestuurskracht Stichting Nederlandse Islamitische Scholen, en vanaf september 2013 worden over de uitvoering hiervan, gesprekken tussen de extern adviseur en het AB alsmede de directeur-bestuurder gevoerd, hetgeen naast de scholing in februari jl. ook heeft geleid tot diverse documenten waarmee het bestuur zich verder kon ontwikkelen. Het contract liep in februari 2014 af. Vanaf maart 2014 geschiedt de begeleiding door een ander docent). De resultaten van de trainingen en observatie van het algemeen bestuur hebben geleid tot een versterkt intern toezicht. Nu deze training het toezicht houden betreft, wordt daarmee ook een meer onafhankelijke houding ten opzichte van het dagelijks bestuur (DB) getraind. Onder verwijzing naar alinea 2: “Het gevolg van het gebrek aan intern toezicht is dat de directeur-bestuurder zonder overleg vooraf en zonder verantwoording achteraf beslissingen kan nemen. Dit brengt onderwijskundige en financiële risico's met zich mee." Het bestuur nuanceert deze stelling, omdat een gebrek aan intern toezicht onderwijskundige en financiële risico's met zich mee kan brengen. Deze nuance is van belang omdat het wederzijds vertrouwen van AB en DB ervoor zorgt/heeft gezorgd, dat de kans dat die risico's daadwerkelijk plaatsvinden, zeer gering is. Dit neemt niet weg dat het AB bovengenoemde inhaalslag aan het maken is aangaande het verbeteren van haar toezichthoudende kwaliteiten. Vervolgens stelt de onderwijsinspectie in dezelfde alinea: “Bovendien leidt het optreden van de directeur-bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin een belangrijk deel van het personeel zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit te komen”, In reactie hierop: Onderzoek door de Stichting heeft uitgewezen dat er personeelsleden zijn die problemen hebben dan wel hadden, met de directeur-bestuurder (welke directeur- bestuurder wegens ziekte vervangen is door een interim directeur-bestuurder), omdat sprake was van niet gelijklopende belangen. Dit is blijkbaar vertaald naar “het zich niet veilig voelen”. Daarnaast is voor de stichting onduidelijk en niet transparant wat de vraagstelling Pagina 21 van 30 aan het personeel is geweest aangaande dit onderwerp, en welk deel van het personeel, procentueel gezien, zich niet veilig voelt. Evenmin is duidelijk waarom dit alleen op El Amien I gebeurt terwijl het de directeur-bestuurder (die nu ziek is) betrof die derhalve overkoepelend directeur is van beide locaties. Dan zou eenzelfde klimaat toch op El Amien II aangetroffen moeten zijn. Het is juist van belang om hierover (al dan niet geanonimiseerde) informatie te ontvangen om daarmee zo nodig aan de slag te kunnen. Onder verwijzing naar de vierde alinea: De onderwijsinspectie concludeert: "De veelal informele cultuur waarin het niet de gewoonte ís alles goed vast te leggen en hierover transparant te zijn, speelt hierbij een belemmerende rol”. Die conclusie is in ieder geval onvoldoende onderbouwd. Immers een Informele cultuur zonder goede schriftelijke vastlegging hoeft transparantie niet in de weg te staan. Het AB beseft zich wel dat schriftelijke vastlegging nog meer duidelijkheid schept en is op dat onderdeel bezig met een cultuuromslag. Dit moge blijken uit de gevolgde trainingen. 2.2.1. : alinea 2: “de andere algemeen directeur beheerde de portefeuilles onderwijs en personeel. Deze is in 2011 (na een intern conflict) vertrokken.” De hier genoemde algemeen directeur is na malversaties vertrokken. alinea 4: “scholing van bestuursleden maar ook van de medezeggenschapsraden *. Over scholing van bestuursleden is hiervoor onder verwijzing naar het bij 2.1. opgemerkte reeds een en ander vermeld. De GMR alsmede de MR volgen jaarlijks een (opfris) cursus via het AOB. In die zin is de opmerking dat scholing moeizaam van de grond komt, zowel ten aanzien van het bestuur als de (G)MR, niet op zijn plaats. Er is immers sprake van jaarlijkse scholing van de (G)MR. Evenmin is, zoals hieruit blijkt, sprake van uitstel/afstel. 2.2.2. : ‘Functioneert het intern toezicht naar behoren’, Reeds is gemotiveerd (bij onderdeel 2.1., opgemerkte), dat hieraan wordt gewerkt, alsmede dat dit al sedert april 2013, toen een plan van aanpak is gemaakt, gebeurt. Derhalve nuanceert dit de stelling dat van het naar behoren functioneren geen sprake is. Ook maakt voorgaande duidelijk dat het bestuur haar taken serieus neemt, en zich graag wil ontwikkelen en professionaliseren. 2.2.3. £ “Functioneert de medezeggenschap naar behoren?” onder verwijzing naar alinea 1: gesteld word dat de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) geen tegenwicht biedt aan het AB en het DB. De reeds eerder gememoreerde notulen van 28 januari 2014 tonen het tegendeel aan. Dit betekent dat gesteld kan worden dat de G(MR) op de goede weg is en daarin ook wordt ondersteund. Daarnaast is van belang dat in de laatste fase van het onderzoek zoals dat door de Onderwijsinspectie is verricht, aangetoond is dat GMR wel zonder het AB vergadert en dit ook zal blijven doen. Tweede alinea halverwege: “Een reden voor de gebrekkige belangstelling die meermaals genoemd wordt, is dat de medezeggenschap op de scholen weinig voorstelt en dat er voor kritiek geen ruimte is”, De onderwijsinspectie illustreert dit met één klacht, waar het bestuur overigens ook mee aan de slag is gegaan. Die ene klacht kan niet representatief zijn. Onduidelijk is waarmee de Inspectie haar conclusie verder onderbouwt, nu de stichting zich In het geschetste beeld niet herkent. De vraag is bijvoorbeeld of de Inspectie met (potentiële) MR kandidaten heeft gesproken, en/of met ouders, Dan is tevens van belang welke soort vraagstelling is gehanteerd. Daarnaast kan het zo zijn dat de reden voor gebrekkige belangstelling cultuurgebonden is. 2.3.1. : derde alinea: “De directeur-bestuurder is weinig op de scholen aanwezig en heeft daardoor weinig zicht op de schoolpraktijk”. De waarnemend directeur-bestuurder is wel regelmatig op de scholen aanwezig, Pagina 22 van 30 vanaf januari 2014. Nu dit derhalve reeds ten tijde van het onderzoek is veranderd, acht het bestuur het van belang, dit ook zo te vermelden. Ook systematisch overleg tussen DB en schoolleiding vindt plaats. 2.3.2. 7 ' Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de scholen’. Hiervan is sprake. In het verleden, tijdens de onderzoeksperiode door de inspectie, is hier aantoonbaar aan gewerkt, bijvoorbeeld middels KBA. Niet voor niets concludeert de inspectie dat het verbeterplan tot resultaat heeft geleid. Dan kan daaruit niet anders worden geconcludeerd dan dat planmatig aan de verbetering is gewerkt. Dit blijkt ook uit het hierover reeds opgemerkte in het rapport van de onderwijsinspectie. Op het gebied van zorg voor de leerlingen, houdt het bestuur de ontwikkelingen in de gaten en monitort zij het zorgteam. Tevens zorgt zij dat de deskundigheid van het zorgteam wordt bevorderd. Veiligheid op de scholen is en blijft tevens een speerpunt. Hiervoor is opgemerkt dat onderzoek hiernaar niet altijd iets hoeft op te leveren. Uit de resultaten welke het bestuur zelf heeft ontvangen, blijkt dat zij én zelf wel onderzoek doet naar veiligheid, én tracht door inventarisatie een beeld te krijgen en hierin de hand te houden. Gezien de door de onderwijsinspectie ervaren onveiligheid, heeft het bestuur gemeend er goed aan te doen, duidelijkheid te vragen aan de inspectie over de wijze waarop het onderzoek is verricht. Dat kan van belang zijn om een helder beeld te krijgen, temeer nu de in 2013 gehouden 'tevredenheidsenquête' een positief beeld laat zien van het welbevinden van het personeel. 2.4.1 “Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de financiën van voldoende kwaliteit?” De cultuur bepaalde vertrouwensrelatie brengt met zich mee dat de kans op misbruik klein is. Ook de financiële waarborgen (controle- functie van en goedkeuring door het AB) zijn aanwezig om misbruik tegen te gaan. Onduidelijk is hoe de onderwijsinspectie tot het oordeel komt, dat meestal niet duidelijk is wie de opdracht verstrekt bij het aangaan van overeenkomsten. Hierover dient de onderwijsinspectie duidelijkheid te verschaffen. 2.4.2.: tweede alinea: met betrekking tot de buitenlandse reizen. Het bestuur geeft aan dat de instemming van het AB wel aanwezig was. Onduidelijk voor de stichting is en blijft waarom de inspectie niet kon vaststellen of er instemming is verkregen. Het bestuur erkent dat de procedure niet zorgvuldig is uitgevoerd. 3d e alinea: het niet vergoeden door Loyalis van de hier genoemde kosten, was niet te voorzien, gezien de toezeggingen door Reventacare, de organisatie die cursussen geeft, dat de cursussen door Loyalis vergoed zouden worden. In eerste instantie mocht het bestuur er dan ook van uit gaan, dat vergoeding wel zou plaatsvinden. Pas in een zeer laat stadium is duidelijk geworden dat de vergoeding niet zou plaatsvinden. Het bestuur stelt dan ook dat zo zorgvuldig mogelijk heeft gehandeld. Het bestuur stelt dat op grond van deze zienswijze blijkt dat de bevindingen en conclusies van de rapportage niet zonder aanvulling middels deze zienswijze in stand kunnen blijven. Pagina 23 van 30 Pagina 24 van 30 Bijlage I - Overzicht geraadpleegde documenten Onderzoek naar voorwaarden voor bestuurlijk handelen en naar het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit: e _Bestuursstatuten _Bestuurs- en toezichtreglement e __Managementstatuut * Concept strategisch beleidsplan * Concept meerjarenbeleidsplan * Concept toezichtkader bestuur (intern toezicht) e Verzuimreglement e Representatieve selectie van personeelsdossiers e _Functieboek e Website scholen * _Schoolplannen El Amien I en II e _Schoolgidsen El Amien I en II e Klachtenregeling * Jaarplanning directieberaad (2013-2014) e Notulen directieberaad e _Managementrapportages e _MR-reglement e _MR-statuten e Notulen o Bestuur o _MR-en o GMR , Jaarverslagen bestuur e _Zelfevaluaties schoolklimaat/veiligheid _KBA-rapportages (audits) e Eindevaluatie Spijtenburg e Verslag scholingsdag BMC Onderzoek naar bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën: e de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens, het jaarverslag e het managementstatuut * het medezeggenschapsstatuut e het medezeggenschapsreglement het treasurystatuut e de bankrekeningen opgenomen in de (financiële) administratie van de stichting: e de financiële administratie (grootboek, bankrekeningen en facturen) over 2010 tot en met 2013, (het laatste jaar voor zover mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor) e de formatieoverzichten 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013, en de relevante personeelsdossiers aanwezig op het administratiekantoor. Pagina 25 van 30 Bijlage II - Gedetailleerd verslag financieel onderzoek Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende kwaliteit? 1. Iser sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden? 2. Is er voldoende toezicht op het financiële beleid? 3. Is de stichting financieel gezond? Ad 1 Er is in een aantal gevallen sprake van onrechtmatige bestedingen: Leerlingenvervoer In de periode april 2011 tot en met april 2012 is er door de inspectie een onderzoek uitgevoerd naar de bekostiging van het leerlingenvervoer uit de lumpsum. Omdat dit in strijd is met de artikelen 4 en 148 van de WPO, heeft door de inspectie over de periode tot en met 2010 een terugvordering plaatsgevonden van €99,334. Desondanks is het bestuur doorgegaan met het bekostigen van leerlingenvervoer uit de lumpsum tot augustus 2013. Dit is, gelet op artikel 4 van de WPO, in strijd met artikel 184, eerste lid, van de WPO. De kosten die over 2011 tot en met en 2013 zijn gemaakt, zijn berekend op €91.984,65. De motivatie van het bestuur om hiermee door te gaan was dat het tijd kostte om het vervoer af te bouwen. Tijdens de laatste schoolbezoeken heeft de inspectie geconstateerd dat er nog steeds sprake is van leerlingenvervoer. Dit leerlingenvervoer wordt nu verzorgd door ouders en komt dus niet direct ten laste van OCW of de gemeente. De inspectie zal blijven toezien op de wijze waarop met leerlingenvervoer wordt omgegaan. Studie- en teambuildingsreizen In 2012 is er door het bestuur een studiereis naar Marokko ondernomen. De totale kosten voor deze reis waren € 12.651, Het bevoegd gezag (zo bleek tijdens een gesprek met de directeur-bestuurder) kan de beoogde en bereikte bijdrage van deze reis aan de kwaliteit van het onderwijs niet verantwoorden of aannemelijk maken. De inspectie is van oordeel dat deze kosten ten onrechte ten laste van de rijksbekostiging zijn gebracht. Daarbij speelt tevens een rol dat de eigenaar van het reisbureau dat de reis organiseerde destijds structurele taken vervulde ten behoeve van het management van de scholen en in een bepaalde gezagsverhouding stond tot het bestuur. Voorts was er geen sprake van aantoonbaar toezicht door het bestuur en van vergelijkende offertes. In 2013 vond een teambuildingsreis naar Parijs plaats. Het totaal aan declaraties hiervoor is € 4.5/2,/73. De beide hiervoor genoemde tekorten zijn ook hier van toepassing, zodat de inspectie van oordeel is dat deze kosten ten onrechte van de rijksbekostiging zijn gebracht; de bestedingen zijn in strijd met artikel 148, eerste lid en artikel 182 van de WPO. Cursus In 2012 hebben veertien personeelsleden een cursus ademhalingstechnieken gevolgd. De totale kosten hiervoor bedroegen € 35.700. Hoewel het bestuur van mening was dat de kosten door de verzekeringsmaatschappij zouden worden vergoed, is de factuur niet naar de maatschappij verstuurd. De betreffende maatschappij geeft aan dat de factuur ook niet voor vergoeding in aanmerking zou komen. De kosten voor deze cursus zijn derhalve uit de lumpsum betaald. Deze uitgaven vallen niet onder de definitie personeelskosten zoals bedoeld in artikel 148 Pagina 26 van 30 van de WPO en zijn daarom ook niet subsidiabel, zodat de besteding in strijd is met artikel 148 en artikel 182 van de WPO. Daarnaast trof de inspectie een tweetal tekortkomingen aan in het financiële beleid: Functiemix De ‘functiemix’ is de verdeling van leraren (fte) over de salarisschalen. Schoolbesturen krijgen extra geld van het ministerie van OCW om leraren promotie te kunnen geven naar hogere leraarsfuncties, met bijbehorende beloning. Deze maatregel leidt ertoe dat meer leraren in hogere salarisschalen kunnen komen. De afspraken over de versterking van de functiemix worden gerealiseerd via de lumpsum en gaan uit van besteding conform de doelen van de maatregel. Hoewel de middelen niet geoormerkt zijn, leidt onvoldoende inzet van deze middelen niet tot versterking van de functiemix. Als niet aan de doelstellingen wordt voldaan, kunnen de middelen voor de functiemix uiteindelijk worden bevroren en wordt de aanvullende bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde functiemix op bestuursniveau. Alle schoolbesturen moeten toewerken naar het behalen van een absolute doelstelling, zoals afgesproken in het Convenant Leerkracht. De doelstelling in het convenant was voor 2013 benoeming van 32 procent van de leraren in de LB- schaal en 1 procent in de LC-schaal. Van alle leraren op EAI (26) en EAII (21) waren er ultimo 2013 op beide scholen 1 benoemd in schaal LC en (op EAII) 2 in LB. De overige leraren (25 respectievelijk 18) in LA. Het vereiste percentage leraren in de LB-schaal wordt ook bij benadering dus niet gehaald. De inspectie stelt vast dat er onvoldoende beleid is geweest om tot realisering van de in het convenant gemaakte afspraken te komen. Weliswaar heeft het bestuur een ‘Notitie invoering functiemix 2013-2014’ opgesteld, maar afspraken over de invoering daarvan zijn niet gemaakt en de invoering is stil komen te liggen. Vrijwillige ouderbijdrage Het proces rondom de inning van de vrijwillige ouderbijdragen is ondoorzichtig. Bedragen worden contant geïnd, geregistreerd op school en vervolgens contant opgeslagen in een kluis in het bestuursbureau. Enige jaren geleden werden deze bijdragen nog via de bank geïnd. Vaak worden de ouderbijdragen door de ouders gebracht, maar regelmatig komt het voor dat ook kinderen met contant geld over straat gaan, wat een onveilige situatie is. Ad 2 Van toezicht door het algemeen bestuur en van controle door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is lang niet altijd sprake. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek op dit punt betreffen: Tekenbevoegdheid Alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties zijn in 2013 conform de nieuw opgestelde bestuursstatuten volledig gemandateerd aan de directeur-bestuurder. De nieuwe bestuursstatuten zijn opgesteld om aan de Code Goed Bestuur te kunnen voldoen. Toch is dit in strijd is met het eigen treasurystatuut en ook met alle regels betreffende functiescheiding. Immers, de beherende en beschikkende functie liggen in één hand, terwijl de controlerende functie ontbreekt. Het treasurystatuut geeft de grenzen aan van de bedragen tot waar de tekenbevoegdheden lopen. In alle gevallen moet de penningmeester tekenen met een van de bestuursleden. Genoemde situatie was hiermee in strijd. Inmiddels is door een nieuw procuratieschema de tekenbevoegdheid weer conform het treasurystatuut. De inspectie constateert dat de instelling hier gedurende een periode van een kleine drie maanden een onaanvaardbaar financieel risico heeft gelopen. De directeur-bestuurder had gedurende die periode de volledige Pagina 27 van 30 bevoegdheid tot het doen van ongelimiteerde financiële transacties. Dat het algemeen bestuur met deze ongewenste situatie heeft ingestemd en daaraan goedkeuring gegeven, illustreert de constatering dat sprake is van een onvoldoende kritische houding ten aanzien van de directeur-bestuurder. Verwacht mocht worden dat het algemeen bestuur de verantwoording die zij krachtens hun functie hebben, zouden hebben waargemaakt. Een en ander is in strijd met artikel 17c, eerste lid, onder c, van de WPO. Opdrachtverlening In de praktijk blijkt meestal niet duidelijk wie de opdracht heeft verleend tot het doen van bestellingen en het aangaan van overeenkomsten. Niet alleen is de totstandkoming van de opdrachtverlening niet altijd transparant, ook is vaak onduidelijk wat daarvan de motivatie was. Daarbij kan niet inzichtelijk worden gemaakt dat wordt ingekocht of aanbesteed op basis van de meest gunstige voorwaarden: e Een voormalig interim-directeur-bestuurder heeft via het reisbureau waarvan jij eigenaar was teambuildingsreizen naar Marokko en Frankrijk georganiseerd. Hoe de opdrachtverlening hierbij tot stand is gekomen, kon niet duidelijk worden gemaakt. * Aanschaf van computerapparatuur is gedaan bij het bedrijf van een familielid van een van de personeelsleden. Wie de opdracht heeft verstrekt, wat de motivatie was en of de opdracht tegen gunstige tarieven is verleend, kon niet duidelijk worden gemaakt. In beide gevallen is de opdrachtverlening mondeling tot stand gekomen met verwijzing naar een overeenkomst. Deze overeenkomst met het nummer 01092012/2/SNIS geeft de interim-directeur-bestuurder zeer veel vrijheid in de besteding: ‘het uitvoeren van overige, nader overeen te komen werkzaamheden’. Dit wordt verder versterkt door de regelmatige (ook langere) afwezigheid van de directeur-bestuurder. Ook heeft de inspectie niet kunnen vaststellen of er in voornoemde gevallen instemming is verkregen van het algemeen bestuur. Inmiddels is de betreffende interim-directeur-bestuurder niet meer verbonden aan het bestuur. Controle (G)MR en intern toezicht Tijdens de gesprekken van de inspectie met medezeggenschapsraden (MR) en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) is op geen enkele wijze gebleken dat deze geledingen inzage en inspraak hadden in de voorgenomen bestedingen zoals die in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) zijn geregeld. De controlerende functie die de raden hebben, komt daarom ook niet tot uitdrukking in de diverse beleidsbeslissingen die leiden tot investeringen. Datzelfde geldt voor het algemeen bestuur: uit de vergaderverslagen blijkt onvoldoende dat er sprake is van een kritische houding ten aanzien van de beslissingen tot investeringen zoals die door de directeur-bestuurder zijn genomen, terwijl dit wel is geregeld in de bestuursstatuten. Uit gesprekken met de leden van MR en GMR blijkt verder geen enkele betrokkenheid bij de besteding van de ouderbijdragen, terwijl men volgens de WMS hiervoor instemmingsrecht heeft (artikel 13, eerste lid, onder c, van de WMS). De inspectie constateert dat beide scholen duidelijke innings- en bestedingsprocedures dienen op te stellen, de MR hierbij dienen te betrekken en de contante geldstromen tot een minimum dienen te beperken. Ad 3 Op 15 juni 2012 is door de afdeling Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs een rapport uitgebracht over de financiële positie van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen (SNIS), als gevolg van aanbevelingen van de Commissie Pagina 28 van 30 Vermogensinstellingen Onderwijs. Het onderzoek richtte zich op schoolbesturen die mogelijk beschikten over middelen die nog niet waren ingezet voor het onderwijs. De conclusie voor de SNIS was dat de kengetallen in alle gevallen ruim boven de signaleringswaarden uitkwamen. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt om tot meer inzet van middelen te komen. De conclusies uit genoemd rapport zijn gebaseerd op de jaarrekening van 2010. Als onderdeel van het thans uitgevoerde onderzoek is hieronder het verloop van de belangrijkste kengetallen sinds 2010 weergegeven. Financiële kengetallen SNIS iel zon 2012 | Liguiditeit | 579} 666| _ 5,39 Uit dit overzicht blijkt dat de uitgaven sinds 2010 zijn toegenomen. Daarmee wordt invulling gegeven aan de afspraak om tot verdere inzet van middelen te komen. Het bestuur heeft in de afgelopen jaren veel vermogen opgebouwd. Vanaf 2009 tot en met 2013 werd bovenop de reguliere rijksbekostiging jaarlijks ongeveer €650.000 ontvangen van het ministerie van OCW in het kader van het achterstandenbeleid. Daarnaast ontvangt het bestuur jaarlijks van de gemeente Amsterdam diverse specifieke subsidies tot een bedrag van ongeveer € 80.000. De scholen beschikken bovendien over een hoog percentage ‘gewichtenleerlingen’, wat eveneens extra bekostiging genereert. Door niet alle gelden te besteden, was sprake van een sterke vermogensgroei. Zoals weergegeven onder Ad 1. voldoet het bestuur evenmin aan de sinds 2008 verplichte functiemix waardoor vrijwel het gehele personeel op dit moment nog in de laagste salarisschaal (LA) zit. Ook dit leidt tot lagere bestedingen. Pagina 29 van 30 Bijlage III - Tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften Artikel | Tekortkoming | WPO algemeen Bestuur (toezichthouders). bekwaamheidsdossiers van leraren. samenhang met art. 4 WPO WMS uitgaven. en besteding lumpsum vragen. WMS hoogte en bestemming ouderbijdrage vragen. WPO en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de lumpsum. materiële instandhouding en de personeelskosten. Pagina 30 van 30
Schriftelijke Vraag
33
val
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 66 Datum akkoord college van b&w van 10 februari 2015 Publicatiedatum 13 februari 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer B.L. Vink van 18 december 2014 inzake het beheer van leegstaand gemeentelijk vastgoed. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In de afgelopen jaren hebben verschillende leegstaande panden een tijdelijke functie gekregen, bijvoorbeeld als creatieve broedplaats. Daarmee is ruimte gegeven aan vele startups, innovatieve ondernemers en maatschappelijke initiatieven. Gebouwen die voorheen gebruikt werden door de Volkskrant, ACTA en NDSM en vele andere gaven en geven daaraan ruimte. Ook diverse panden die in gemeentelijk bezit zijn, vervullen die functie. ‘Old School’ in Zuid is daarvan een voorbeeld. De diverse tijdelijke gebruikers hebben bijgedragen aan de aantrekkelijkheid en kracht van Amsterdam als culturele hoofdstad en economische motor van Nederland. Daarnaast heeft het bijgedragen aan de leefbaarheid van verschillende buurten. Het tijdelijke gebruik betekent ook veel voor de innovatiekracht en werkgelegenheid van Amsterdam. De stad bruist mede door deze tijdelijke gebruikers. Afgelopen week opende de broedplaats 'Lola' in het voormalige Westburg college. Dit gebouw stond eerst leeg en is nu als pilot voor tijdelijke maatschappelijke invulling een broedplaats geworden die ruimte biedt aan verschillende nieuwe ondernemers. De bruisende opening liet zien hoeveel energie deze ondernemers hebben. In de voormalige school brengen zij hun business een stap verder en versterken ze de Amsterdamse maakindustrie en de economie in brede zin. In het coalitieakkoord is de ambitie verwoord gemeentebezit af te stoten om daarmee de stadsschuld te verlagen en de financiële risico's te verkleinen. Verkoop van gemeentebezit moet actief worden opgepakt waar dat kan. Tegelijkertijd is er een groot aantal tijdelijk of permanent leegstaande panden en zijn er vaak lange leegstandsperioden na het beëindigen van het oorspronkelijke gebruik voordat er een nieuwe (permanente) gebruiker gevonden is. Het coalitieakkoord spreekt de ambitie uit ruimte te blijven investeren in broedplaatsen voor kunstenaars en startende cultureel ondernemers. Door het bieden van aantrekkelijke en betaalbare werkplekken behouden we cultureel talent voor de stad. Hetzelfde geldt voor andere ondernemende talenten. Met een actief leegstandsbeheer kan zowel ons bezit actief te gelde worden gemaakt als — daar waar dat niet of niet op korte termijn een reëel perspectief is — ruimte worden gemaakt voor gebruik van het leegstaande gemeentebezit door creatieve en andere (startende) ondernemers. 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing de Gemeenteblad Datum 13 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014 Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 18 december 2014, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Daar waar het kan, staat verkoop van gemeentebezit voorop: voor welk type gemeentepanden (en voor welk type locaties) ziet het college kansen om deze financieel te gelde te maken? Komt er ook een afwegingskader voor panden met een maatschappelijke functie die voor verkoop in aanmerking komen? Antwoord: In principe komt elk type gemeentepand in elk gebied in aanmerking voor verkoop. Op het moment dat een pand leeg komt wordt bij alle beleids-rve's en de bestuurscommissies navraag gedaan of het pand nog nodig is voor een beleidsdoel. Als het gebouw niet meer nodig is voor de realisatie van de vastgestelde beleidsdoelen, zal het worden verkocht. Ja, er komt een afwegingskader dat ook van toepassing kan zijn op panden met een maatschappelijke functie. Het college ontwikkelt momenteel een vastgoedstrategie. Per gebouw zal een taxatie van de marktwaarde worden gemaakt rekening houdend met staat van onderhoud, oppervlakte, locatie en bestemming. Welke gebouwen uiteindelijk verkocht worden en met welke verkoopstrategie zal worden vastgesteld door het college. Ook panden met een maatschappelijke functie worden hierin meegenomen. 2. Daar waar verkoop op korte termijn geen reëel perspectief is, kan gebruik door startende ondernemers en andere maatschappelijke initiatieven, een impuls geven aan economie en leefbaarheid van Amsterdam. Voor welk type gemeentepanden (en welk type locaties) ziet het college kansen om deze (tijdelijk) te gebruiken voor startende creatieve en andere ondernemers? Antwoord: Op dit moment beschikt het college nog niet over een lijst met gemeentepanden die hiervoor in aanmerking komen. Het college wil eerst de vastgoedstrategie en de bijbehorende uitgangspunten door de Raad laten vaststellen. Op dit moment geldt dat als verkoop op korte termijn geen reëel perspectief is, eerst zal worden gekeken of reguliere verhuur een mogelijkheid is. Als dat niet het geval is, zal worden gekeken naar een tijdelijke invulling. Bij tijdelijke verhuur zal de invulling van het pand en de te betalen huurprijs of vergoeding bij leegstandbeheer altijd maatwerk zijn. Startende ondernemers en andere maatschappelijke initiatieven zijn daarbij een mogelijkheid. Omdat het doorgaans maatwerk is, kan niet vooraf worden gesteld welk type gebouw en welk type locatie geschikt of ongeschikt zou zijn. Dat moet dus per geval worden bekeken. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 28 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014 3. Aan welke maatschappelijke initiatieven wil het college primair ruimte geven wanneer een gebouw leegstaat en er op korte termijn geen reëel perspectief is het pand te verkopen? Antwoord: Het college kiest voor maatwerk. De keuze wordt per pand bepaald, gerelateerd aan de specifieke situatie. 4. Kan het college aangeven welke criteria het wil hanteren bij de keuze om leegstaande gemeentepanden aan leegstandsbeheerders zoals Zwerfkei te geven of wanneer deze ter beschikking kunnen worden gesteld aan startups, maatschappelijke initiatieven of broedplaatsen”? Antwoord: Het college wil eerst de vastgoedstrategie laten vaststellen. Het is prematuur om nu al uitspraken te doen over specifieke organisaties, zoals Zwerfkel. 5. Anti-kraak voorkomt weliswaar kraken van leegstaande panden, maar draagt meestal niet bij aan de het bruisende karakter of de leefbaarheid van de buurt. Treedt het college actief in overleg met leegstandsbeheerders om anti-kraak zo beperkt mogelijk in te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, tot welke afspraken leidt dit? Antwoord: Hoe het college om wil gaan met leegstandsbeheer zal onderdeel zijn van het beleidskader leegstandsbeheer als uitwerking van de vastgoedstrategie. Zowel bij tijdelijke verhuur als bij leegstandsbeheer wordt overigens altijd minimaal de 28 dagen termijn gehanteerd. Tijdelijke huurders en leegstandsbeheerders krijgen in alle redelijkheid de tijd om een pand te verlaten. 6. Recent is het initiatief 'Leegstandsoplossers Amsterdam’ (‘Lola’) genomen. Hierin werkt een groot aantal partijen (w.o. Urban Resort, Lokale Lente, Culturele Stelling, Vrije Ruimte, Stipo) samen met als oogmerk om gemeentepanden tijdelijk in te vullen met maatschappelijke initiatieven, startups en broedplaatsen. Samenwerking met zowel de meer ‘traditionele’ leegstandsbeheerders, maar zeker ook met dit nieuwe Lola-initiatief, biedt kansen. Treedt het college in overleg met deze partijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het college de raad daarover informeren? Antwoord: Ja, het college is in gesprek met meerdere partijen. Ja, het college zal de raad daarover informeren, in ieder geval bij het vaststellen van de vastgoedstrategie. 3 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neng Î Gemeenteblad Datum 28 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014 7. Is het college van plan een beleidskader en/of actieplan leegstandsbeheer op te stellen? Zo ja, wanneer kan de raad dat tegemoet zien? Antwoord: Ja, het college is inderdaad van plan een beleidskader leegstandsbeheer op te stellen, dit als uitwerking op de vastgoedstrategie. De verwachting is dat dit beleidskader wordt vastgesteld in de raad van mei 2015. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
vereer oofsdd N% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Openbare Ruimte N Amsterdam Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Openbare Ruimte en Groen Agendapunt 29 Datum besluit 21 december, College van B&W Onderwerp Actualisatie van het Handboek Groen van de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode) De commissie wordt gevraagd 1. Kennis te nemen van raadsinformatiebrief over de actualisatie van het Handboek Groen van de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode). Voor een nadere toelichting, zie bijgevoegde raadsinformatiebrief. 2. Kennis te nemen van bijgevoegde notitie ‘Herijking van het Beleidskader Puccinimethode’ waarin de wijzigingen met betrekking tot groen op kades en oevers worden toegelicht. De notitie heeft tevens betrekking op het Handboek Rood, dat via een separate voordacht met u gedeeld wordt. Wettelijke grondslag Artikel 169 lid 2 Gemeentewet Het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft Bestuurlijke achtergrond Sinds begin jaren 2000 wordt er onder de noemer ‘de Puccinimethode! vanuit diverse expertises en disciplines gewerkt aan een eenduidige manier van werken in de Amsterdamse openbare ruimte. In janvari 2018 is het ‘Beleidskader Puccinimethode, standaard voor het Amsterdamse Straatbeeld’ vastgesteld door de gemeenteraad. Het beleidskader is technisch uitgewerkt in twee handboeken: Handboek Rood (vastgesteld 2018, geactvaliseerd 2019, ligt nv opnieuw voor ter actualisatie) en Handboek Groen (vastgesteld 2020, ligt nu opnieuw voor ter actualisatie). De volledige actualisatie van het Beleidskader Puccinimethode staat gepland voor 2022-2023. Het beleidskader wordt na het doorlopen van inspraak opnieuw ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. De handboeken worden daar dan vanzelfsprekend op aangepast. In de stukken wordt verwezen naar de Commissie Puccinimethode. Deze commissie adviseert over afwijkingen van de standaard op projectniveau, zoals dat is vastgelegd in het Beleidskader Puccinimethode (2018). Inmiddels is er het voornemen om deze commissie, samen met de Centrale Verkeerscommissie, om te vormen tot één integrale commissie die projecten beoordeelt. Dit zal naar verwachting in 2022 gebeuren, v wordt hierover separaat geïnformeerd. Vanaf dat moment gaat de functie van de Commissie Puccinimethode één op één over naar de nieuwe, integrale commissie. Voor het beleid en de borging daarvan zal dit geen consequenties hebben. Reden bespreking o.v.v. het lid Van Renssen (GL) Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.10 1 VN2022-008598 9% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie Verkeer en % Amsterdam Jeen 9 TAR Openbare Ruimte Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter bespreking en ter kennisneming Op de belangrijkste wijziging, het verruimen van de mogelijkheden voor groentoepassing op kades in lijn met de huidige praktijk, heeft afstemming plaatsgevonden met Erfgoedvereniging Heemschut en de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB). Zij benadrukten beide het belang van de cultuurhistorische waarde van de Amsterdamse kades, waaronder het UNESCO werelderfgoed, van waarvit met name de toepassing van plantvakken langs grachten, rivieren en kanalen met harde kades hun inziens niet wenselijk is. VVAB en Heemschut staan daarmee beiden positief tegenover hetgeen nu geformuleerd is in het Handboek Groen, waarin wel ruimte geboden wordt te vergroenen via (extra) bomen, aangeplante boomspiegels, geveltuinen en bloempotten, maar plantvakken vooralsnog niet zijn opgenomen als standaard inrichtingselement voor kades. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? nvt. Welke stukken treft v aan? AD2022-029753 1.0 raadsinformatiebrief_handboeken_rood_groen.pdf (pdf) AD2022-029751 | 2.0 Handboek Groen 2021.pdf (pdf) | AD2022-029752 3.0 Notitie herijking beleidskader Puccinimethode. pdf (pdf) AD2022-029754 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) A.J.L. Oudshoorn, V&OR, 06 — 23 82 14 46, a.oudshoorn@&amsterdam.nl Gegenereerd: vl.10 2
Voordracht
2
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1069 Publicatiedatum 4 december 2013 Ingekomen onder A Ingekomen op woensdag 27 november 2013 Behandeld op woensdag 27 november 2013 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Ivens inzake de notitie, getiteld: ‘Regionale Hotelstrategie 2016-2022’. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013 inzake de notitie, getiteld: ‘Regionale Hotelstrategie 2016-2022’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1039); Overwegende dat: — heteen voorwaarde is voor goede hotelinitiatieven dat er sprake is van draagvlak in de buurt; — dit kan worden vastgesteld met een buurtraadpleging; — het goed zou zijn als een dergelijke meting aan de hotellader toegevoegd wordt, Besluit: in ontwerpbesluit nr. 1039 van 2013, onder beslispunt 3, aan lid a, toe te voegen een sublid iv, luidende: ‘iv. een buurtraadpleging om het draagvlak in de buurt te toetsen;’. Het lid van de gemeenteraad, L.G.F. Ivens 1
Motie
1
discard
eee Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam I, Schoonbeek AEL Re EST 4 Kla Lal Brever _—_ jp ONDERZOEK & | NTRAVAL | —=l EEE Vn ADVIES NE nn, enn | | B, | pn | | _… _ n | EN meermannen en Ô ff ' PN Ve OENE 1 Te Í V/ BE OU ì \ Ef FTR NA KIANA ee H % | | YY Mmm EN _ | DO | [ L d_ | er Er TT Ë | | | \ Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam September 2023 Brever ONDERZOEK & | NTRAVAL © © ® Colofon O@©Breuer&Intraval September 2023 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever Tekst: I. Schoonbeek, E. van der Lee, R. Mennes Opmaak: M. Haaijer Opdrachtgever: Gemeente Amsterdam eee INHOUDSOPGAVE Pagina 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Probleemstelling 1 1.3 Onderzoeksopzet 1 1.4 Leeswijzer 3 2 Coffeeshop en bezoekers 4 2.1 Coffeeshop 4 2.2 Bezoekers 4 2.3 Redenen van coffeeshopbezoek 8 3 Observaties 11 3.1 Observatiegebied 11 3.2 Voorbijgangers en rondhangende personen 11 3.3 Potentieel overlastgevend gedrag 12 4 Omwerkenden 14 4,1 Attitude coffeeshops, softdrugs en gebruikers 14 4.2 Overlast 15 4.3 Onveiligheid en slachtofferschap 18 4.4 Politiecijfers 19 5 Samenvatting en conclusies 20 5.1 Coffeeshop en bezoekers 20 5.2 Overlast en onveiligheid 21 5.3 Ten slotte 22 © © ® 1. INLEIDING In dit rapport bespreken we de resultaten van de monitor van de vijfde coffeeshop die in het kader van de ‘pilot verplaatsing coffeeshops’ is verplaatst naar een nieuwe locatie in Amsterdam. In totaal zijn in het kader van de pilot vijf coffeeshops op een nieuwe locatie geopend. 1.1 Achtergrond Zoals gezegd, voert de gemeente Amsterdam momenteel de pilot verplaatsing coffeeshops uit. In dit experiment wordt enkele coffeeshops de mogelijkheid geboden zich te vestigen op een nieuwe locatie in de stad. Door het uitvoeren en monitoren van de pilot wil de gemeente Amsterdam inzicht krijgen in de overlast van en de beeldvorming over de coffeeshops. Verder wordt inzicht verkregen in de voorwaarden die aan de coffeeshop en de locatie kunnen worden gesteld om bij te dragen aan een kleinschalige, transparante en beheersbare branche, die verantwoordelijkheid neemt voor de omgeving en de risico’s van cannabisgebruik. Op basis van de monitor wordt nagegaan wat de gevolgen van de vestiging op de nieuwe locatie zijn. De gemeente Amsterdam heeft onderzoeks- en adviesbureau Breuer&intraval opdracht gegeven de lokale (neven)jeffecten van het experiment te monitoren. 1.2 Probleemstelling Het vestigen van een coffeeshop heeft mogelijk gevolgen voor bezoekers, omwonenden en medewerkers van de bedrijven (omwerkenden) op de nieuwe locatie. Deze monitor heeft als doel inzicht te geven in deze gevolgen. De onderzoeksvraag luidt: Wat zijn de gevolgen van de vestiging van de coffeeshop op de nieuwe locatie? Deze hoofdvraag valt uiteen in een drietal deelvragen: 1. Wat zijn de kenmerken van de bezoekers van de nieuwe shop? 2a. In welke mate ervaren de omwerkenden rond de nieuwe locatie overlast en in welke mate voelen zij zich (on)veilig? 2b. Wat is de aard van de overlast die door omwerkenden wordt ervaren en in hoeverre speelt de coffeeshop daarbij een rol? 1.3 Onderzoeksopzet Voorafgaand aan de opening is in april 2017 een nulmeting (O-meting) verricht. Op dat moment is de coffeeshop nog niet op de nieuwe locatie gevestigd. Het toekomstige pand is dan nog niet in aanbouw en ook is nog niet bekend dat er plannen zijn om in dit gebied een coffeeshop te vestigen. In november 2021 wordt de coffeeshop verplaatst van een locatie in het centrum naar de nieuwe locatie in Amsterdam Zuidoost. In juni 2022 - een Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 1 © © ® half jaar na de opening - heeft de eerste vervolgmeting (1-meting) plaatsgevonden. Een jaar later is in dezelfde periode van het jaar — juni 2023 — de tweede vervolgmeting (2- meting) uitgevoerd. Onderzoeksactiviteiten Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen in de bezoekersstromen, de ervaren overlast en de onveiligheidsgevoelens zijn in totaal drie metingen uitgevoerd. Hiervoor hebben we verschillende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: e In alle drie metingen is bij bedrijven die rondom de coffeeshop zijn gevestigd een enquête afgenomen bij een leidinggevende of medewerker die regelmatig op de locatie in de directe omgeving van de coffeeshop werkt. Het gaat in de drie metingen om respectievelijk 15, 10 en 11 enquêtes. e Tevens zijn in de achtereenvolgende drie metingen op verschillende dagen (zowel weekdagen als weekenddagen) en tijdstippen (van ochtend tot en met avond) tijdens elke meting ten minste 30 observaties uitgevoerd. e In de eerste en tweede vervolgmeting hebben we ook enquêtes afgenomen onder bezoekers van de coffeeshop. In de eerste vervolgmeting nemen 91 coffeeshopbezoekers deel aan het onderzoek, terwijl in de tweede vervolgmeting 87 bezoekers zijn geïnterviewd. e Ook zijn politiecijfers (geregistreerde meldingen en incidenten) over de omgeving van de coffeeshop op de oude en de nieuwe locatie opgevraagd en geanalyseerd. e Tenslotte hebben de onderzoekers die het veldwerk hebben uitgevoerd een verslag geschreven van hun ervaringen en bevindingen tijdens het veldwerk. Op deze wijze kunnen de verzamelde kwantitatieve gegevens beter in context worden geplaatst. In het kader van de pilot zijn nog vier coffeeshops verplaatst, deze zijn ook gemonitord. Waar mogelijk en relevant vergelijken we de bevindingen van de vijfde verplaatsing met de bevindingen van voorgaande verplaatsingen. Samengevat In tabel 1.1 worden de onderzoeksactiviteiten per meting weergegeven. Tabel 1.1 Onderzoeksactiviteiten per meting Nulmeting - Observaties (30) (O-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (15) - Politiecijfers - Veldwerkverslagen Eerste vervolgmeting - Observaties (30) (1-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (10) - Enquêtes onder bezoekers (91) - Politiecijfers - Veldwerkverslagen Tweede vervolgmeting - Observaties (30) (2-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (11) - Enquêtes onder bezoekers (87) - Politiecijfers - Veldwerkverslagen Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 2 ee Significantie In dit rapport wordt in de tekst en de figuren steeds aangegeven of een verschil significant is. Significant is een term uit de waarschijnlijkheidsleer waarmee wordt aangegeven of een waargenomen verschil (niet) door toeval is ontstaan. De standaardregel bij toetsing van significantie is het 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit betekent dat wanneer we met 95% zekerheid kunnen zeggen dat een verschil niet ontstaan is door toeval, we mogen aannemen dat het verschil werkelijk bestaat. We staan dus 5% kans op toeval toe. In de praktijk houdt dit in dat er een betrouwbaarheidsinterval wordt berekend rond een gevonden percentage. Wanneer de betrouwbaarheidsintervallen van twee gemeten percentages (bijvoorbeeld het percentage omwerkenden dat hinder ondervindt in de nulmeting en het percentage dat hinder ondervindt in de eerste vervolgmeting) elkaar niet overlappen spreken we van een significant verschil. We zijn er dan 95% zeker van dat het verschil tussen beide metingen een correcte weergave is van de werkelijkheid. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk twee schetsen we een beeld van de coffeeshop en haar bezoekers. In hoofdstuk drie gaan we in op de resultaten van de observaties. Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk vier de ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens van omwerkenden in de omgeving van de coffeeshop. In het laatste hoofdstuk presenteren we, aan de hand van de onderzoeksvragen, puntsgewijs de conclusie van deze monitor. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 3 © © ® 2. COFFEESHOP EN BEZOEKERS In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de coffeeshop en haar bezoekers. We beginnen met een korte omschrijving van de coffeeshop. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken van de bezoekers en de redenen waarom zij deze coffeeshop bezoeken. Omdat de nulmeting voor de opening van de coffeeshop heeft plaatsgevonden, zijn tijdens deze meting geen coffeeshopbezoekers geënquêteerd. In dit hoofdstuk bespreken we daarom alleen de resultaten van de eerste vervolgmeting en de tweede vervolgmeting. Deze hebben respectievelijk in juni 2022 en juni 2023 plaatsgevonden. 2.1 Coffeeshop Het gaat om een coffeeshop die is verplaatst van een locatie in het centrum van Amsterdam naar een locatie in het stadsdeel Zuidoost. De nieuwe shop is gevestigd op een bedrijventerrein. De shop heeft een ruime parkeerplaats die uitsluitend door bezoekers van de coffeeshop gebruikt mag worden en de parkeerplaats is omgeven met een hek. Op deze parkeerplaats kunnen ook motoren en fietsen worden geparkeerd. Voor deze shop geldt dat er uitsluitend een koopgedeelte is en geen zitgedeelte. Cannabisproducten kunnen dus alleen worden afgehaald. Deze coffeeshop is de enige shop die in het kader van de pilot verplaatst is die op de nieuwe locatie uitsluitend een afhaalfunctie mag hebben. Tijdens de openingstijden van de shop zijn er in de directe omgeving namens de shop één of meerdere gasth(e)er(en) aanwezig. De gastheer spreekt bezoekers aan in het geval van overlastgevend gedrag en ruimt eventuele rommel op straat op. Ook zorgt hij ervoor dat alleen bezoekers van de coffeeshop gebruik maken van de parkeerplaats. Tijdens de eerste vervolgmeting werden in de directe omgeving van de coffeeshop bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Tijdens de tweede vervolgmeting zijn de bouwwerkzaamheden geïntensiveerd. In verband met de werkzaamheden is gedurende de tweede vervolgmeting een weg in de directe omgeving van de coffeeshop afgesloten, waardoor meer auto’s de shop passeren. 2.2 Bezoekers De coffeeshopbezoekers die we spreken zijn voornamelijk mannen (84% in de 1-meting en 90% in de 2-meting). De gemiddelde leeftijd ligt tijdens de eerste vervolgmeting op 33 jaar, bij de tweede vervolgmeting op 32 jaar. In beide vervolgmetingen is de jongste bezoeker 19 jaar. In de eerste vervolgmeting is de oudste bezoeker 65 jaar, terwijl in de tweede vervolgmeting de oudste bezoeker 60 jaar is. Van de bezoekers heeft ongeveer tweederde minimaal een MBO-opleiding afgerond (het betreft in de eerste vervolgmeting 62% van de bezoekers en in de tweede vervolgmeting 66% van de bezoekers). In beide Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 4 © © ® vervolgmetingen geldt dat een meerderheid van de bezoekers een betaalde baan heeft (respectievelijk /9% in de eerste vervolgmeting en 84% in de tweede vervolgmeting) terwijl ongeveer een tiende van de bezoekers scholier of student is (14% in de eerste vervolgmeting en 13% in de tweede vervolgmeting). Het beeld dat naar voren komt van de bezoekers van deze coffeeshop is vergelijkbaar met het beeld dat naar voren komen van coffeeshopbezoekers in andere onderzoeken. De meeste bezoekers hebben (ook) de Nederlandse nationaliteit, hoewel dit aandeel in de tweede vervolgmeting (82%) significant lager ligt dan in de eerste vervolgmeting (96%). In de tweede vervolgmeting gaven acht van de 87 respondenten (9%) aan een Oost- Europese nationaliteit te hebben, in de eerste vervolgmeting interviewden wij geen bezoekers met een Oost-Europese nationaliteit. In de veldwerkverslagen van de tweede vervolgmeting merken de onderzoekers op dat een deel van de bouwvakkers die in de directe omgeving van de coffeeshop aan het werk zijn ook de coffeeshop bezoeken. Mogelijk hebben zij een Oost-Europese achtergrond, hetgeen de toename van het aantal Oost-Europese bezoekers zou kunnen verklaren. Bezoekersaantal Tijdens de eerste vervolgmeting worden gemiddeld zes (betrouwbaarheidsinterval 1=0,05: 5.3 — 6,/) coffeeshopbezoekers per observatie (van vijf minuten) waargenomen. Het minimum aantal bezoekers is nul, terwijl het maximum 15 bezoekers per vijf minuten bedraagt. In de tweede vervolgmeting ligt het aantal bezoekers op gemiddeld 5,8 (betrouwbaarheidsinterval 4=0,05: 5,2 — 6,5) per observatie, met een minimum van één bezoeker en een maximum van 13 bezoekers per vijf minuten. Op basis van een extrapolatie van het gemiddelde aantal bezoekers per dag — waarbij we rekening houden met de openingstijden van de shop — schatten we het aantal bezoekers in de eerste en tweede vervolgmeting op respectievelijk 1.080 (betrouwbaarheidsinterval a=0,05: 956 — 1.204) en 1.044 (betrouwbaarheidsinterval a=0,05: 935 — 1.164) bezoekers per dag. Daarmee is het aantal bezoekers per dag tijdens beide vervolgmetingen nagenoeg gelijk. De medewerkers van de coffeeshop hebben echter de indruk dat het aantal bezoekers in het afgelopen jaar met zo’n 20% is toegenomen. Op zo’n vijf minuten lopen van de coffeeshop is in een stationsgebied (ook in stadsdeel Zuidoost) een andere coffeeshop gevestigd. Deze coffeeshop is de derde coffeeshop die in het kader van de pilot is geopend op een nieuwe locatie.” Deze coffeeshop is in de zomer van 2017 geopend. Uit de onderzoeksactiviteiten die in het kader van de monitor bij deze coffeeshop zijn uitgevoerd blijkt dat deze shop, zowel een half jaar als anderhalf jaar na opening, ongeveer het dubbele aantal bezoekers trekt (zowel in de 1-meting als in de 2- meting zo’n 2.000 bezoekers per dag). Wel dient te worden opgemerkt, dat deze coffeeshop ten tijde van de metingen de enige shop in Amsterdam Zuidoost was. t Zie: Mennes, R., 1. Schoonbeek & B. Bieleman (2019). Monitor derde verplaatsing coffeeshops Amsterdam. Breuer&intraval, Groningen. 2 Het betreft hier geen verplaatsing van een bestaande coffeeshop, maar de opening van een nieuwe coffeeshop. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 5 © © ® Woonplaats De coffeeshop bedient voornamelijk de lokale markt, een meerderheid van de bezoekers komt uit Amsterdam. Het gaat om 76% in de eerste en 70% in de tweede vervolgmeting (figuur 2.1). De meeste andere bezoekers van de coffeeshop komen uit een andere stad of dorp in de provincie Noord-Holland (respectievelijk 10% en 20% in beide metingen) of elders uit Nederland (respectievelijk 14% en 9% in beide metingen). De coffeeshop trekt niet of nauwelijks buitenlandse toeristen. Ook bij andere Amsterdamse coffeeshops die niet in het centrum gevestigd zijn, zien we dat het aantal buitenlandse bezoekers beperkt is. onur 2.1 Woonplaats van coffeeshopbezoekers per meting in % 90 B1-meting (N=91) 80 78 7 : 70 02-meting (N=87) 60 50 40 20 10 14 9 0 nn me _____ me _____ Nn Amsterdam Stad/dorp in Noord- Elders in Nederland Buitenland Holland Geen significante verschillen (p > 0,05). De andere coffeeshop in Amsterdam Zuidoost (de derde coffeeshop die in het kader van de pilot is geopend op een nieuwe locatie) bedient ook voornamelijk de lokale markt, tijdens de eerste en tweede vervolgmeting was respectievelijk /2% en 78% van de bezoekers afkomstig uit Amsterdam.® De nieuwe locatie van de shop lijkt op de locatie van de vierde shop die in het kader van de pilot verplaatst is (van een locatie in het centrum van Amsterdam naar het stadsdeel Sloterdijk). Ook deze shop is gevestigd op een bedrijventerrein aan een drukke, doorgaande weg en heeft veel parkeerruimte voor bezoekers. Voor deze coffeeshop in Sloterdijk geldt dat ongeveer de helft van de bezoekers afkomstig is uit de regio (een plaats in Noord-Holland, maar niet Amsterdam). Het gaat om respectievelijk 45% in de eerste vervolgmeting en 57% in de tweede vervolgmeting). De overige bezoekers komen voornamelijk uit Amsterdam (43% in de 1-meting en 27% in de 2-meting).* Oude locatie bezocht De meeste bezoekers hebben de coffeeshop op de oude locatie (waarschijnlijk) nooit bezocht (figuur 2.2) Het aandeel van de huidige bezoekers van de coffeeshop die de shop op de oude locatie wel heeft bezocht neemt af. Tijdens de eerste vervolgmeting had een derde (33%) van de bezoekers de coffeeshop op de oude locatie (vaak) bezocht, terwijl 3 Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019). 4 Schoonbeek, I., R. Pieper & R. Mennes (2020). Monitor vierde verplaatsing coffeeshops Amsterdam. Breuer&Intraval, Groningen. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 6 © © ® het tijdens de tweede vervolgmeting nog om een zevende (14%) van de huidige bezoekers gaat. Voor beide metingen geldt dat vrijwel alle bezoekers naast deze coffeeshop ook andere coffeeshops bezoeken of hebben bezocht. In beide metingen gaf één bezoeker aan nooit een andere coffeeshop te hebben bezocht. Een meerderheid van de bezoekers is een ‘nieuwe klant’, zij hebben wel eerder een coffeeshop bezocht, maar niet deze shop op de oude locatie. Het betreft 66% van de bezoekers in de 1-meting en 85% van de bezoekers in de 2-meting. Figuur 2.2 Respondenten die (ook) de coffeeshop op de oude locatie hebben bezocht, per meting in % 100 @1-meting (N=91) 90 85 02-meting (N=87) 80 70 60 60 50 40 33 30 10 6 mn __ 0 |; Ll en Oude locatie (waarschijnlijk) Oude locatie (vaak) bezocht Weet niet nooit bezocht 2 Significant verschil tussen de metingen (p < 0,05). Bereikbaarheid coffeeshop De resultaten van de enquête onder de coffeeshopbezoekers laten zien dat de meeste bezoekers met de auto of de motor naar de shop komen (69% in de eerste vervolgmeting en 6/% in de tweede vervolgmeting) (figuur 2.3). Dit heeft voornamelijk te maken met de goede parkeermogelijkheden bij de coffeeshop en de goede bereikbaarheid vanaf de snelweg. Bijna een vijfde van de respondenten komt op de fiets, scooter of brommer naar de shop (18% in de eerste vervolgmeting en 17% in de tweede vervolgmeting). Overigens komt een meerderheid van de bezoekers alleen (niet met anderen) naar de coffeeshop (87% in de eerste vervolgmeting en 94% in de tweede vervolgmeting). Dit is — met name bij coffeeshops met alleen een afhaalfunctie — gebruikelijk. Waar we overeenkomsten zien tussen deze shop en de andere shop die in Amsterdam Zuidoost is gevestigd met betrekking tot herkomst van de bezoekers, zien we een verschil in de wijze waarop bezoekers naar de shop komen. Zoals gezegd komt een merendeel van de bezoekers naar deze shop met de auto/motor. De bezoekers van de andere shop in het stadsdeel komen voornamelijk te voet naar de coffeeshop (respectievelijk 48% in de eerste vervolgmeting en 29% in de tweede vervolgmeting) of met het openbaar vervoer (respectievelijk 29% en 40%).° Dit verschil is te verklaren doordat deze andere coffeeshop in het stationsgebied is gevestigd waar beperkte mogelijkheden zijn om de auto (tijdelijk) > Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 7 © © ® te parkeren. Bij de coffeeshop die is verplaatst naar stadsdeel Amsterdam Sloterdijk — en die qua locatie vergelijkbaar is met deze coffeeshop — zien we dat het merendeel van de bezoekers met de auto komt (69% in de 1-meting en 66% in de 2-meting). Figuur 2.3 Wijze waarop respondenten meestal naar coffeeshop komen, per meting in % 100 90 @1-meting (N=91) 80 1 2-meting (N=87) 69 70 67 60 50 40 30 20 18 17 15 10 k 4 4 0 Auto/motor Fiets, brommer, scooter Voet Openbaar vervoer Geen significante verschillen (p > 0,05). Bezoekfrequentie De frequentie waarmee klanten de coffeeshop bezoeken is tussen de eerste en de tweede vervolgmeting niet veranderd. De meeste bezoekers komen twee á drie keer per week (in beide metingen 29%), of één keer per week (in beide metingen 25%) (figuur 2.4). Figuur 2.4 Frequentie waarmee respondenten de coffeeshop bezoeken, per meting in % 100 90 m1-meting (N=91) 80 D2-meting (N=87) 70 60 50 40 29 2 30 > 2 25 25 20 20 13 5 10 9 10 10 6 85 3 0 Dagelijks 4á5keerper 2á3keerper 1keerper 2á3keerper 1 keer per Dit is de week week week maand maand eerste keer Geen significante verschillen (p > 0,05). 2.3 Redenen van coffeeshopbezoek Aan de coffeeshopbezoekers is gevraagd waarom zij specifiek deze coffeeshop bezoeken en hier hun hasj en/of wiet kopen. Er zijn geen antwoordcategorieën voorgelegd aan de Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 8 © © ® respondenten; zij hebben spontaan een antwoord op de vraag gegeven. De redenen die zij voor hun bezoek geven zijn door de onderzoekers in categorieën ondergebracht. Sommige bezoekers noemen meerdere redenen waarom zij deze shop bezoeken. Uit de resultaten blijkt dat de locatie van de shop en de kwaliteit van het product de belangrijkste redenen zijn om specifiek deze shop te bezoeken (figuur 2.5). In de eerste vervolgmeting zei de helft (50%) van de bezoekers deze shop te bezoeken vanwege de hoge kwaliteit van het product (hasj/wiet), in de tweede vervolgmeting was dit ruim tweevijfde (44%) van de bezoekers. Wat betreft de locatie van de coffeeshop zei in de eerste vervolgmeting tweevijfde (39%) van de bezoekers deze shop te bezoeken omdat het dichtbij hun huis/hotel is, terwijl een vijfde (21%) deze shop bezocht omdat het op de route van werk/huis/school ligt. In de tweede vervolgmeting betrof dit respectievelijk 46% en 26% van de bezoekers. Als we de bezoekredenen vergelijken met de redenen om de andere shop in stadsdeel Zuidoost te bezoeken dan valt op dat de locatie daar ook een belangrijke reden is om de shop te bezoeken. Respondenten zeggen die shop te bezoeken omdat deze dichtbij huis/hotel of werk ligt (76% in de 1-meting en 69% in de 2-meting) en/of omdat de shop op de route van/naar huis/werk/school ligt (33% in de 1-meting en 25% in de 2-meting).® Bij de shop die naar het stadsdeel Sloterdijk is verplaatst — en op een locatie ligt die vergelijkbaar is met die van de vijfde coffeeshop die verplaatst is -, is juist de kwaliteit van het product de belangrijkste reden voor bezoekers om de shop te bezoeken. Tweederde (66% in de 1-meting en 64% in de 2-meting) van de bezoekers zei deze shop te bezoeken vanwege de ‘goede wiet’. De locatie is bij deze shop beduidend minder van belang.” Figuur 2.5 Redenen van het bezoek aan deze specifieke coffeeshop, per meting in % (meerdere antwoorden mogelijk) A Dichtbij huishotel nn, Vriendelijk personeel mmm 26 Op route van werk/huis/school mmm Goed bereikbaar auto 12 Constante betrouwbare kwaliteit B 11 Parkeergelegenheid 1, Goede sf 7 oade Eer 5 B 1-meting (N=91) Goedkope hasj/wiet Bm 7 02 meting (N=87) Vrienden/bekenden ontmoeten El 3 0 10 20 30 _ 40 50 60 70 _ 80 90 _ 100 Geen significante verschillen (p > 0,05). 6 Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019). 7 Schoonbeek, I., R. Pieper & R. Mennes (2020). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 9 © © ® Voorkeur afhalen of zitgelegenheid De coffeeshopbezoekers is tevens gevraagd of zij de voorkeur geven aan een shop met uitsluitend een afhaalfunctie (zoals deze shop), een shop met een zitgedeelte of een combinatie van beide. In beide metingen geeft ongeveer een kwart van de bezoekers aan de voorkeur te geven aan een shop waar (ook) een zitgelegenheid is ((10%+19%=) 29% in de eerste vervolgmeting en (8%+18%=) 26% in de tweede vervolgmeting) (figuur 2.6). De meeste bezoekers zeggen de voorkeur te geven aan een shop met alleen een afhaalfunctie (46% in de eerste vervolgmeting en 62% in de tweede vervolgmeting), hetgeen bij deze coffeeshop het geval is. Figuur 2.6 Voorkeur van coffeeshopbezoekers voor een coffeeshop met alleen een afhaalfunctie, alleen zitgelegenheid of een combinatie van beiden, per meting in % 100 90 @1-meting (N=91) 80 a2-meting (N=87) 70 62 60 50 46 40 30 25 19 20 18 10 12 8 10 0 Afhaalfunctie Zitgelegenheid Combinatie Geen voorkeur Geen significante verschillen (p 20,05). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 10 © © ® 3. OBSERVATIES Op verschillende dagen (zowel weekdagen als weekenddagen) en tijdstippen (van ochtend tot en met avond) hebben we rondom de locatie van de coffeeshop genoteerd wat er zich gedurende vijf minuten afspeelt. Tijdens deze observaties hebben we in een vooraf afgebakend observatiegebied voorbijgangers geteld en het aantal rondhangende personen genoteerd. Daarnaast is gelet op verschillende vormen van potentieel overlastgevend gedrag die in het observatiegebied voorkomen. In dit hoofdstuk beschrijven we eerst het observatiegebied, alvorens de resultaten van de observaties in de directe omgeving van de coffeeshop te behandelen. 3.1 Observatiegebied Zoals gezegd is de coffeeshop gevestigd op een bedrijventerrein in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost. Voor de shop is een parkeerterrein waar uitsluitend coffeeshopbezoekers mogen parkeren. Voor fietsen, scooters en motoren zijn aparte locaties op het parkeerterrein gereserveerd waar deze geplaatst kunnen worden. Het terrein heeft één ingang, hier loopt een weg voorlangs. Tegenover de coffeeshop aan de overkant van de weg bevinden zich verschillende blokken met kantoorgebouwen. Aan de achterkant van de coffeeshop loopt een doorgaande weg. Ten tijde van de eerste vervolgmeting worden enkele bouwwerkzaamheden uitgevoerd in de omgeving van de coffeeshop. Ten tijde van de tweede vervolgmeting blijken deze bouwwerkzaamheden te zijn geïntensiveerd. In verband met de bouwwerkzaamheden is tijdens de tweede vervolgmeting de weg die voor de coffeeshop langsloopt in één richting afgesloten. Hierdoor kan het verkeer dat vanaf de kantoorpanden kwam alleen langs de coffeeshop richting de doorgaande weg, de verkeerssituatie rond de coffeeshop was in de tweede vervolgmeting dus anders dan tijdens de nul- en eerste vervolgmeting. 3.2 Voorbijgangers en rondhangende personen Allereerst is het aantal voorbijgangers geteld, om de algehele drukte in het observatiegebied vast te stellen. Het gemiddelde ligt in de nulmeting op 0,8 voorbijgangers per observatie van vijf minuten (figuur 3.1). Bij de eerste en tweede vervolgmeting bedraagt het gemiddelde respectievelijk 1,/ en 2,2. In de tweede vervolgmeting zijn er dus meer voorbijgangers waargenomen dan in de nulmeting en eerste vervolgmeting. In de tweede vervolgmeting zijn net als in de O- en 1-meting de voorbijgangers vaak omwerkenden die een rondje lopen. In de 2-meting worden ook veel bouwvakkers waargenomen die in hun werkkleding vanaf het bouwterrein naar hun geparkeerde auto net voorbij de coffeeshop lopen. Verder is specifiek gekeken naar het aantal rondhangende personen in het observatiegebied. Tijdens de nulmeting en de eerste vervolgmeting is slechts in één van de observaties een rondhangend persoon waargenomen. In de tweede vervolgmeting is Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 11 © © ® op vier observatiemomenten één rondhangend persoon waargenomen. Het gaat hier voornamelijk om klanten van de coffeeshop die even rondhangen voor het terrein van de coffeeshop voordat ze naar binnen gaan of vertrekken. Vaak gaat het om personen die op een vriend of bekende staan te wachten die (nog) in de shop is. Ook bij de overige vier coffeeshops die in het kader van de pilot op een nieuwe locatie zijn geopend is het aantal rondhangende personen in de omgeving van de coffeeshop beperkt. Ook bij deze coffeeshops zijn de rondhangende personen die worden waargenomen voornamelijk medewerkers of bezoekers van de coffeeshop dan wel medewerkers van omliggende bedrijven? Figuur 3.1 Aantal waargenomen voorbijgangers per observatie per meting 10,0 9,0 8,0 7,0 20 mO-meting 5,0 . DO 1-meting 4,0 . 0 2-meting 3,0 2,17 20 1,68 1,0 0,80 0,0 Voorbijgangers Geen significante verschillen (p > 0,05). Noemenswaardig is dat er in de O- en 1-meting in 87% van de observaties niet of nauwelijks afval in het observatiegebied is waargenomen. In de 2-meting wordt tijdens alle observaties niet of nauwelijks afval waargenomen. Hierbij spelen de gastheren een belangrijke rol. De onderzoekers namen tijdens hun aanwezigheid meerdere keren waar dat de gastheren rommel op het terrein van de coffeeshop of in de omgeving van de coffeeshop opruimen (ongeacht of dit veroorzaakt is door de coffeeshop en/of haar bezoekers) en/of personen die rommel veroorzaken hierop aanspreken. 3.3 Potentieel overlastgevend gedrag Tijdens de observaties is gekeken of er gedragingen voorkomen in de omgeving van de coffeeshop waar mensen mogelijk overlast van zouden kunnen ervaren: potentieel overlastgevend gedrag. Tijdens de nulmeting is tweemaal een foutgeparkeerde auto 8 Bieleman, B., R. Mennes, J. Snippe (2015). Monitor eerste verplaatsing coffeeshops Amsterdam. Intraval, Groningen-Rotterdam; Mennes, R., E. Cankor, B. Bieleman (2017). Monitor tweede verplaatsing coffeeshops Amsterdam. Intraval, Groningen-Rotterdam; Mennes, R., I. Schoonbeek, B. Bieleman (2019); Schoonbeek I., R. Pieper, R. Mennes (2020). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 12 © © © waargenomen, terwijl tijdens de eerste vervolgmeting geen enkele keer potentieel overlastgevend gedrag is waargenomen. Tijdens de tweede vervolgmeting zijn de volgende vormen van potentieel overlastgevend gedrag waargenomen: twee keer een stilstaande auto; één keer een heen en weer lopend persoon; één keer een persoon die hasj of wiet rookte; en één keer een schreeuwend persoon. Ook bij de andere vier shops die in het kader van de pilot op een nieuwe locatie zijn geopend is weinig potentieel overlastgevend gedrag waargenomen.” Over het algemeen lijkt er niet of nauwelijks sprake te zijn van potentieel overlastgevend gedrag dat gerelateerd kan worden aan de coffeeshop en/of haar bezoekers. De bouwwerkzaamheden in de omgeving van de coffeeshop en de daarvoor genomen maatregelen (zoals het afsluiten van een weg) kunnen wel voor overlast zorgen in het gebied. Zo hebben meerdere onderzoekers in de veldwerkverslagen genoteerd dat de bouwwerkzaamheden met veel geluid gepaard gaan en dat er veel bouwverkeer in het gebied aanwezig is, hetgeen kan leiden tot verkeersopstoppingen. ° Bieleman, B., R. Mennes, J. Snippe (2015); Mennes, R., E. Cankor, B. Bieleman (2017); Mennes, R., I. Schoonbeek, B. Bieleman (2019); Schoonbeek I., R. Pieper., R. Mennes (2020). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 13 © © ® 4. OMWERKENDEN In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de enquête onder de omwerkenden in de directe omgeving van de coffeeshop. In de buurt van de coffeeshop staan maar een beperkt aantal kantoorpanden. Tijdens de eerste en tweede vervolgmeting zijn er minder kantoorpanden (in gebruik) dan tijdens de nulmeting omdat een aantal panden leegstaan of gesloopt zijn. In totaal zijn in de verschillende metingen respectievelijk 15 (O-meting), 10 (1-meting) en 11 (2-meting) omwerkenden geënquêteerd. Omdat het een klein aantal respondenten betreft worden in dit hoofdstuk niet de percentages, maar de absolute aantallen gepresenteerd. 4.1 Attitude coffeeshops, softdrugs en gebruikers Aan omwerkenden is gevraagd hoe zij tegenover coffeeshops, softdrugs en het gebruik ervan staan. De resultaten zijn weergegeven in figuur 4.1. De bevindingen zijn als volgt: e Coffeeshops (algemeen): de omwerkenden van de coffeeshop zijn in het algemeen positief over coffeeshops. Zij geven respectievelijk een 6,3, 7,1 en 7,3 in de drie achtereenvolgende metingen. e Het gebruik van softdrugs: de omwerkenden scoren het gebruik van softdrugs (hasj en wiet) in de nulmeting een 5,7. Het rapportcijfer bedraagt in de eerste en tweede vervolgmeting respectievelijk een 7,0 en een 6,5. e Cannabisgebruikers: Het rapportcijfer over de houding ten opzichte van de gebruikers van cannabis is redelijk positief (respectievelijk 5,6, 6,9 en 6,6). e Effect softdrugs op gezondheid: In de nulmeting zijn de omwerkenden over het algemeen van mening dat het gebruik van hasj en wiet slecht is voor de gezondheid. Op een schaal van 1 (zeer slecht voor de gezondheid) tot 10 (zeer goed voor de gezondheid) beoordelen zij het gebruik van hasj en wiet in de nulmeting met een 3,7. In de eerste vervolgmeting beoordelen zij het een stuk minder ongezond met een 5,7 en in de 2-meting met een 4,8. De houding ten opzichte van coffeeshops, softdrugs en gebruikers zijn in de verschillende metingen niet statistisch significant. Hierbij dient opgemerkt te worden dat door het lage aantal respondenten, een verschil minder snel als significant kan worden aangemerkt. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 14 ee Figuur 4.1 Mening omwerkenden over coffeeshops, gebruik softdrugs, cannabisgebruikers en gebruik softdrugs en gezondheid, op een schaal van 1 (negatief) tot 10 (positief) 10,0 9,0 8,0 7 71 73 7,0 69 66 7,0 6,3 6,5 ’ 6,0 5,6 5,6 5,7 4,8 5,0 4,0 3,7 3,0 2,0 1,0 0,0 Coffeeshops algemeen Het gebruik van softdrugs Cannabisgebruikers Effect softdrugs op gezondheid BO-meting O1-meting O2-meting Geen significante verschillen (p > 0,05). 4.2 Overlast Aan de omwerkenden is gevraagd of zij in de afgelopen zes maanden weleens overlast hebben ervaren in de directe omgeving van het bedrijf waar zij werken. In de nulmeting geven 10 omwerkenden (6/%) aan dat dit het geval is (figuur 4.2). In de eerste vervolgmeting waren dit nog 3 omwerkenden (30%), en in de tweede vervolgmeting vijf (45%). De verschillen tussen de metingen zijn niet significant. Figuur 4.2 Aantal omwerkenden dat in de afgelopen zes maanden overlast heeft ervaren in de werkomgeving, per meting in absolute aantallen 12 10 10 8 Wm O-meting (N=15) ° 5 m@ 1-meting (N=10) 4 0 2-meting (N=11) 3 2 0 Ervaart overlast Geen significante verschillen (p > 0,05). Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 15 © © ® Aard van de overlast (spontaan genoemd) Aan de omwerkenden die aangeven overlast te hebben ervaren is vervolgens gevraagd wat de aard van deze overlast is. Bij deze vraag zijn hun antwoorden letterlijk genoteerd en vervolgens door de onderzoekers in categorieën verdeeld. De bevindingen op basis van de spontaan gegeven antwoorden zijn als volgt: e Overlast door meeuwen: In alle drie de metingen geven omwerkenden aan dat meeuwen in de buurt zorgen voor overlast. Deze overlast bestaat uit geluidsoverlast, meeuwen die zich agressief gedragen (voornamelijk als zij jongen hebben) en het laten vallen van stenen van de daken. e Drukte rondom evenementen: Er wordt in de nulmeting en eerste vervolgmeting opgemerkt dat er in het gebied soms drukte is door evenementen in de Ziggo Dome of de Johan Cruijff ArenA. Er wordt dan gebruik gemaakt van parkeervelden in de buurt, wat soms zorgt voor overlast bij de omwerkenden. Dit wordt in de nulmeting door twee respondenten genoemd. In de eerste vervolgmeting wordt de drukte in het gebied bij voetbalwedstrijden in de Johan Cruijff ArenA door één respondent genoemd. e Overlast bouwwerkzaamheden: In de nulmeting wordt geen overlast ervaren door bouwwerkzaamheden; er vinden dan namelijk geen bouwwerkzaamheden plaats. Tijdens de eerste vervolgmeting is sprake van bouwwerkzaamheden naast de kantoorpanden waar omwerkenden zijn bevraagd. Twee van hen geven dan aan hier overlast van te ondervinden. De overlast van de bouwwerkzaamheden bestaat voornamelijk uit geluidsoverlast en de drukte van het bouwverkeer in het gebied. Tijdens de tweede vervolgmeting wordt door twee omwerkenden de wegafsluiting die met de bouwwerkzaamheden te maken heeft en de (onoverzichtelijke) verkeersituatie in buurt de coffeeshop als punt genoemd waarvan zij overlast ervaren. Ook geeft één omwerkende aan van de bouwwerkzaamheden in het algemeen overlast te ervaren. e Rondhangende personen: In de nulmeting zei één omwerkende overlast te ervaren van rondhangende asielzoekers. In de eerste vervolgmeting gaf één respondent aan overlast van rondhangende jongeren te ervaren. In de tweede vervolgmeting wordt door twee omwerkenden overlast ervaren van rondhangende personen, in één geval ging het om een rondhangend persoon die agressief bedelde. De andere ondervraagde zei overlast te ervaren van ‘een zwerver’ die volgens de respondent regelmatig fietsen in de omgeving steelt. De ervaren overlast van deze gevallen lijken geen direct verband met de coffeeshop te hebben. Specifieke vormen van overlast (voorgelegd) Naast het spontaan laten noemen van vormen van overlast hebben we ook enkele specifieke overlastvormen aan de omwerkenden voorgelegd met de vraag of deze in de directe werkomgeving voorkomen. De belangrijkste resultaten zijn weergegeven in figuur 4.3. De bevindingen voor de meest relevante vormen zijn als volgt: e Foutparkeren: Het aantal omwerkenden dat overlast ervaart door foutparkeren is sterk afgenomen. Tijdens de nulmeting ging dit om 12 respondenten in de eerste vervolgmeting was dit significant minder met nog maar om twee omwerkenden die daar overlast van ervaarden en in de tweede vervolgmeting is dit verder gedaald en ging het om één respondent. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 16 © © ® e Verkeersoverlast: De verkeersoverlast (drukte, files) is in de eerste en tweede vervolgmeting afgenomen ten opzichte van de nulmeting. Voor de opening van de coffeeshop gaven vijf omwerkenden aan verkeersoverlast te ervaren. In de eerste vervolgmeting was dit één van de ondervraagden. In de tweede vervolg meting geeft geen van de omwerkenden aan verkeersoverlast te ervaren dit is een significante daling ten opzichte van de nulmeting. Wel wordt in de tweede vervolgmeting door drie omwerkenden aangegeven dat er te hard/roekeloos wordt gereden (verkeersonveilig gedrag). Dit is een significante stijging ten opzichte van de nulmeting, toen gaf geen van de respondenten dit aan. In de eerste vervolgmeting ging dit om één van de ondervraagden. In de nulmeting werd door geen van de omwerkenden aan overlast van lawaai van of uit auto’s te ervaren. In de eerste vervolgmeting gaven twee respondenten) dit aan en in de tweede vervolgmeting één. e Samenscholing: Een klein deel van de ondervraagden geeft aan dat zij overlast ervaren van samenscholing van groepen op straat. In de nulmeting werd dit door één omwerkende aangegeven, in de eerste vervolgmeting door twee en in de tweede vervolgmeting gaf één van de ondervraagden aan last te hebben van de samenscholing. e Handel en gebruik softdrugs op straat: Voor de opening van de shop gaf geen van de omwerkenden aan overlast te ervaren van handel en gebruik van softdrugs op straat. In de eerste vervolgmeting gaf één van de ondervraagden dit aan. In de tweede vervolgmeting heeft net als in de nulmeting geen van de ondervraagden hiervan overlast ervaren. e Ruzie makende/ schreeuwende personen: In de nulmeting gaf één omwerkende aan overlast van ruzie makende of schreeuwende personen te ervaren. In de eerste vervolgmeting werd dit door geen van de omwerkenden aangegeven en in de tweede vervolgmeting door één respondent. e Hinderlijk aangesproken: In de nulmeting gaf één van de omwerkenden aan overlast te ervaren van personen die hen hinderlijk aanspraken, in de eerste vervolgmeting gaf geen van de omwerkenden dit aan en in de tweede vervolgmeting twee respondenten. e Bedreiging of intimidatie: In de tweede vervolgmeting wordt door twee omwerkenden aangegeven dat ze te maken hebben gehad met bedreiging of intimidatie. In de nulmeting en eerste vervolgmeting gaf geen van de omwerkenden dit aan. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 17 © © ® Figuur 4.3 Aantal omwerkenden dat aangeeft overlast te ervaren van verschillende voorgelegde vormen, per meting in absolute aantallen Fout- of dubbelparkeren 7 12 1î Verkeersoverlast 1 5 0 Vervuiling 2 3 2 1 Samenscholing 2 1 Lawaai van of uit auto's - 2 mO-meting (N=15) 0 DO 1-meting (N=10 Verkeersonveilig rijgedrag 1 3e 8 { ) 0 2-meting (N=11) Overlast handel of gebruik softdrugs 5 1 Ruzie makende/ schreeuwende personen 1 Hinderlijk aangesproken 1 2 0 Bedreiging of intimidatie door personen |Ô 2 0 2 4 6 8 10 12 14 2 Significant verschil met de nulmeting (p < 0,05). 4.3 Onveiligheid en slachtofferschap Tevens is aan omwerkenden gevraagd of zij zich in de afgelopen zes maanden weleens onveilig hebben gevoeld in hun directe werkomgeving. Dit geldt - in alle drie metingen - voor een minderheid van de ondervraagde omwerkenden. In de nulmeting gaf één respondent aan zich in de afgelopen zes maanden onveilig gevoeld te hebben en in de eerste vervolgmeting twee respondenten. In de tweede vervolgmeting gaven vijf ondervraagden aan zich in de afgelopen zes maanden weleens onveilig gevoeld te hebben. Van deze vijf personen gaven drie personen aan dat dit zelden is geweest, één persoon soms en één persoon altijd. De onveiligheidsgevoelens hadden volgens de respondenten geen verband met de coffeeshop. Als redenen van gevoelens van onveiligheid werden onder andere het ‘s avonds laat in het donker over straat gaan en de onveilige verkeersituatie genoemd. Aan omwerkenden is ook de vraag gesteld of ze in de afgelopen zes maanden in de directe werkomgeving slachtoffer zijn geweest van diefstal, inbraak, vernieling of een geweldsmisdrijf. Tijdens de nulmeting geeft geen van de omwerkenden aan slachtoffer te zijn geweest van criminaliteit. Zowel in de eerste als in de tweede vervolgmetingmeting zei één omwerkende slachtoffer te zijn geworden van inbraak bij het bedrijf. Ook wordt er in de 2-meting door meerdere omwerkenden gesproken over fietsendiefstallen in de buurt van bijvoorbeeld collega’s, de respondenten gaven aan hier zelf geen slachtoffer van te zijn. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 18 © © ® 4.4 Politiecijfers Naast de enquête onder mensen die in de buurt werken zijn bij de politie gegevens opgevraagd over het aantal geregistreerde meldingen en incidenten rond de oude en de nieuwe locatie van de coffeeshop. bi? Hierbij is zowel gekeken naar de aantallen voor als na de verplaatsing van de coffeeshop in november 2021 (vierde kwartaal van 2021). De resultaten worden weergegeven in de figuren 4.4a en 4.4b. Figuur 4.4a Aantal bij de politie geregistreerde meldingen op de nieuwe en de oude locatie van de coffeeshop, per kwartaal in absolute aantallen 10 8 Opening nieuwe locatie } 4 2 0OL0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0= - le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 2019 2019 2019 2019 2020 2020 2020 2020 2021 2021 2021 2021 2022 2022 2022 2022 2023 2023 — — Meldingen nieuwe locatie Meldingen oude locatie Figuur 4.4b Aantal bij de politie geregistreerde incidenten op de nieuwe en de oude locatie van de coffeeshop, per kwartaal in absolute aantallen 10 8 Opening nieuwe locatie ° | 4 2 0-00-0000 -0-0-0-00- 0000000 le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 2019 2019 2019 2019 2020 2020 2020 2020 2021 2021 2021 2021 2022 2022 2022 2022 2023 2023 — == Incidenten nieuwe locatie Incidenten oude locatie Uit de registratiegegevens blijkt dat er in de onderzoeksperiode geen meldingen zijn gedaan of incidenten zijn geregistreerd op de nieuwe locatie van de coffeeshop, niet voor de opening van de shop en ook niet daarna. Voor de oude locatie geldt dat er geen trendbreuk is te zien in het aantal geregistreerde meldingen of incidenten. Voor een centrumlocatie in Amsterdam is het aantal geregistreerde meldingen en incidenten relatief laag. 0 Er zijn geen gegevens beschikbaar van voor 2019. Nl Het is mogelijk dat één voorval geregistreerd is als melding én als incident. In hoeverre dit het geval is, is niet te herleiden uit de gegevens. De gegevens dienen met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd aangezien er vanaf het eerste kwartaal van 2020 sprake was van een Coronapandemie met daarbij behorende maatregelen. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 19 © © ® 5. SAMENVATTING EN CONCLUSIES De gemeente Amsterdam heeft onderzoeks- en adviesbureau Breuer&iIntraval opdracht gegeven voor het monitoren van de lokale (neven)effecten van het verplaatsen van een coffeeshop van het centrum van Amsterdam naar een nieuwe locatie in het stadsdeel Zuidoost. Het betreft de vijfde (van vijf) coffeeshops die in het kader van de ‘pilot verplaatsing coffeeshops’ zijn en worden geopend. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen puntsgewijs besproken. We gaan eerst in op de deelvragen die betrekking hebben op de bezoekers van de coffeeshop en op de ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens van de omwerkenden. Ten slotte behandelen we de hoofdvraag naar de gevolgen van de opening van de shop op deze locatie. 5.1 Coffeeshop en bezoekers e De shop wordt dagelijks bezocht door ruim 1.000 bezoekers. De gemiddelde coffeeshopbezoeker is een man van ruim 30 jaar, met een betaalde baan en (ook) de Nederlandse nationaliteit. De coffeeshop trekt op de nieuwe locatie vooral nieuwe klanten. De meeste bezoekers zeggen de coffeeshop op de oude locatie (waarschijnlijk) nooit te hebben bezocht. e De shop bedient voornamelijk de lokale markt, de bezoekers zijn met name afkomstig uit Amsterdam. Er komen niet of nauwelijks buitenlandse toeristen naar de coffeeshop. De klantenkring die deze shop bedient is vergelijkbaar met de klantenkring van de andere coffeeshop in Amsterdam Zuidoost. Ook deze coffeeshop bedient met name de lokale markt. e De klantenkring van een coffeeshop lijkt sterk samen te hangen met de locatie waar de coffeeshop gevestigd is. De coffeeshop die in het kader van de pilot in het centrum van Amsterdam is geopend, bedient voornamelijk buitenlandse toeristen, terwijl de andere coffeeshops — die zijn verplaatst naar een locatie buiten het centrum — meer lokale of regionale bezoekers trekken. e De coffeeshop heeft een afhaalfunctie, er is geen zitgelegenheid. De bezoekers van de coffeeshop vinden dit over het algemeen prima. Slechts een beperkt deel van de bezoekers geeft de voorkeur aan een shop waar (ook) een zitgedeelte is. e Bezoekers komen voornamelijk met de auto naar de coffeeshop. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ligging van de shop (aan de snelweg) en de goede parkeermogelijkheden. e Uit antwoorden van de bezoekers blijkt dat de coffeeshop vooral bezocht wordt om de locatie van de shop en de (hoge) kwaliteit van de producten die verkocht worden. Ook bij de meeste andere shops die in het kader van de pilot geopend zijn is de locatie en bereikbaarheid van de shop een belangrijke reden om de coffeeshop te bezoeken. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 20 © © ® 5.2 Overlast en onveiligheid Observaties e In de tweede vervolgmeting is het aantal voorbijgangers hoger dan in de O- en 1- meting. In de O- en 1-meting zijn vrijwel uitsluitend mensen in het gebied aanwezig die in de kantoren in de buurt werken en daarom de coffeeshop passeren. In de 2-meting zijn veel personen in het gebied aanwezig die op het bouwterrein werken en die van het bouwterrein naar hun geparkeerde auto in de buurt van de coffeeshop lopen. Bovendien is door bouwwerkzaamheden de verkeerssituatie gewijzigd waardoor meer verkeer de coffeeshop passeert. e Het aantal rondhangende personen is in alle drie de metingen erg laag, als er wel personen rondhangen gaat het vaak om coffeeshopbezoekers die op vrienden of bekenden wachten die (nog) in de shop zijn. e In alle drie de metingen is er niet of nauwelijks afval aanwezig in de omgeving van de coffeeshop. In de eerste en tweede vervolgmeting spelen de gastheren van de coffeeshop hierin een rol door afval op te ruimen en personen die afval achterlaten hierop aan te spreken. e Er is niet of nauwelijks sprake van potentieel overlastgevend gedrag dat gerelateerd kan worden aan de coffeeshop. Aard en omvang overlast e De mate waarin omwerkenden overlast ervaren in het gebied is niet veranderd door de komst van de coffeeshop. e In alle drie de metingen geven omwerkenden aan overlast te ervaren van (agressieve) meeuwen, voornamelijk wanneer deze jongen hebben. e In de eerste en tweede vervolgmeting waren er bouwwerkzaamheden in de omgeving van de coffeeshops. De bouwwerkzaamheden zorgen onder andere voor verkeershinder en geluidsoverlast. Tijdens de tweede vervolgmeting is de verkeersituatie door bouwwerkzaamheden (tijdelijk) gewijzigd, enkele omwerkenden ervaren hier overlast van en vinden de ontstane verkeerssituatie onveilig. e Andere omwerkenden ervaren overlast door evenementen in de buurt. Bij deze evenementen wordt gebruik gemaakt van parkeervelden in de buurt, dit kan dan zorgen voor verkeersdrukte op het bedrijventerrein. e Het aantal omwerkenden dat overlast ervaart van foutparkeerders is ten opzichte van de O-meting sterk afgenomen. Het is mogelijk dat de coffeeshop met de aanwezige gastheren hierin een rol speelt. De gastheren zien er namelijk ook op toe dat er in de directe nabijheid van de coffeeshop niet foutgeparkeerd wordt. e Over het algemeen voelen omwerkenden zich veilig in de buurt. Omwerkenden die zich wel eens onveilig hebben gevoeld, relateren de oorzaak van dit gevoel niet aan de coffeeshop. e Uit registratiegegevens van de politie blijkt dat er op de nieuwe locatie van de coffeeshop sinds 2019 geen meldingen van overlast zijn gedaan of incidenten door de politie zijn geregistreerd. Op de oude locatie van de coffeeshop is sinds de sluiting van de coffeeshop geen significante afname van meldingen of incidenten te zien. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 21 © © ® 5.3 Ten slotte e Deze locatie lijkt een geschikte locatie voor een coffeeshop. Zo heeft de opening van de coffeeshop niet geleid tot een toename in overlast bij medewerkers van bedrijven in de directe omgeving. e Het feit dat de shop uitsluitend een afhaalfunctie heeft, lijkt in de omgeving van de coffeeshop niet tot problemen te leiden die vaak met een afhaalcoffeeshop geassocieerd worden, zoals rondhangende personen of het gebruik van of handel in softdrugs op straat. Dit komt mede doordat de omgeving van de coffeeshop, een bedrijventerrein, niet uitnodigt tot rondhangen. Uit de enquête onder mensen die in de omgeving van de coffeeshop werken blijkt dat er niet of nauwelijks sprake is van rondhangende personen in de omgeving. Rondhangende personen die wel aanwezig zijn, worden door omwerkenden niet gerelateerd aan de coffeeshop. Uit de enquête blijkt verder dat in de eerste vervolgmeting één omwerkende overlast ondervond van handel en gebruik van softdrugs op straat, terwijl in de tweede vervolgmeting geen van de respondenten hier overlast van ondervond. e In elke meting voelt een minderheid van de omwerkenden zich weleens onveilig in de directe omgeving van het bedrijf waarvoor zij werken. De gevoelens van onveiligheid die er zijn hebben volgens ondervraagden geen direct verband met de vestiging van de coffeeshop. e De gastheren lijken een belangrijke rol te spelen in het voorkomen en/of beheersen van (potentiële) overlast in de directe omgeving van de coffeeshops. Zij begroeten elke bezoeker en spreken hen zo nodig aan op hun gedrag. Tevens letten zij op foutparkeerders en ruimen zij afval op. Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 22
Onderzoeksrapport
30
train
2x Gemeente % Amsterdam (eN 4 7 0 pn 0 B le a 1D 5 A Eil 8 Î pe 5 | Be E gen NE we di of ei end De _ ke, : E ES | p ANS nd - 4: ee E | ä ' ke, | E 5, En Wi Ë | Td - (nn EE DP NN 7 Lm VNG Pl mn en PE | DE :: ' | b, en E L en Ee Sm RN re SN NN EE ENE 3 OE GE pk ON AN bn b fe HE bi: EA A En É 8 OE | ik Nn ie | ed Ni Ee ved fe JD 4 | k PF me ie ar : ( ZN \ SS IN, Et ee ee | ES AE Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam Í \ open over dichte tunnels NT: IJ a Te EE d d ‚Á | m Pr: Er en Nn el | Rn En LI El TEN E Kel ame : 7 er Hi Tm rd ge TE Ik en sik ee Nr | Ei | ni li H TE | is . er ze ar () 8 teen tE me TT = A gm rd gammele IE re | tf d ie TEK EC: 8 . ed 4 L i A Een Olden er / A Et El mn em ES | en SS En _ Jk een S ns a | Verkeerscentrale Amsterdam Piet Heintunnel LEE Tat Michiel de Ruijtertunnel 1 Managementsamenvatting Q2 2022 ee 3 2 Voortgang. 2.1 Bijdrage aan de stad. … ee 3 2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten. … …… ………. 9 2.3 Samenwerking met strategische partners. … … 10 2.4 Tegenspraak ee 12 3 Programmabeheersing. … 14 3.1 Programmascope 14 3.2 Masterplanning …… … … 14 3.3 Financiële stand van zaken 15 3.4 Risicomanagement. … 18 Bijlage 1. Afkortingen en definities. 23 Bijlage 2. Factsheets per project. … eee 24 Factsheet project Vernieuwing Verkeerscentrale … 25 Factsheet project Renovatie Piet Heintunnel 29 Factsheet project Renovatie Amsterdam Arenatunnel …………………………… … 32 Factsheet project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel ………………………… 33 HOOFDSTUK 1 Managementsamenvatting Q2 2022 De rapportage over het tweede kwartaal 2022 van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam geeft de gemeenteraad, het gemeentebestuur, de gemeentelijke directies en de strategische partners inzicht in de voortgang van de programmadoelstellingen. Tevens is de rapportage een bron van informatie voor inwoners van Amsterdam en andere belangstellenden. Scope In het tweede kwartaal van 2022 is bij het vaststellen door het college van B&W van O1 2022 @ het geactualiseerde programmaplan versie 2.0 de scope van het project Renovatie O2 2022 ® Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de voorbereidings-werkzaamheden. Begin derde kwartaal dit jaar wordt het dossier van dit project overgedragen aan de tunnelbeheerder voor een later vervolg. Planning In mei 2022 is de masterplanning versie 5.0 vastgesteld door het College van B&W. O1 2022 © Om die reden springt dit stoplicht dit kwartaal op groen. Q22022 ® | Eind juni 2022 zijn de volgende planningen actueel: m Beoogde openstellingsdatum Piet Heintunnel is 2 december 2022. Ondanks leveringsproblemen en onzekerheden die kunnen optreden in het proces van testen en acceptatie is de verwachting nu dat deze datum nog steeds gehaald gaat worden. m De software-aanpassingen voor de bediening en bewaking van de Michiel de Ruijtertunnel zullen worden uitgevoerd in de periode tot medio 2023. m De oplevering van de vernieuwde verkeerscentrale blijft gepland op eind 2025. m De uitvoeringsplanning van de Renovatie Amsterdam Arenatunnel is vervallen vanwege het uit de scope halen van de uitvoering van dit project. Financiën In totaal is op dit moment voor circa € 246,3 miljoen aan kredieten beschikbaar gesteld Q1 2022 © | voor het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Dit is inclusief de twee 022022 © | indexeringskredieten van € 3,6 miljoen (nacalculatie 2020) en € 6,8 miljoen (nacalculatie 2021) die in juni 2022 beschikbaar zijn gesteld. In totaal is voor een bedrag van € 188 miljoen aan verplichtingen aangegaan en is inmiddels € 150,2 miljoen betaald. Bij de begroting worden jaarlijkse aanvragen gedaan voor de indexering van de beschikbare middelen. Bij deze aanvragen is tot nu toe steeds de zogenaamde IBOI- index (index van de bruto overheidsinvesteringen) gehanteerd. Inmiddels is gebleken dat deze index niet toereikend is om de werkelijke prijsstijgingen te compenseren. Gezien de extreem hoge prijsstijgingen over 2021 wordt bij de Begroting 2023, ter compensatie daarvan, een extra bedrag van € 3,6 miljoen aangevraagd. Indien dit bedrag beschikbaar wordt gesteld, zijn de prijsstijgingen tot en met 2021 gedekt. Voor prijsstijgingen die optreden in 2022 zal conform de gebruikelijke systematiek een aanvraag worden gedaan bij de Voorjaarsnota 2023 (zie onder Risico's). Definitie stoplichten scope, planning, financiën, risico's, kwaliteit en organisatie: ® Buiten de vastgestelde programmakaders, niet beheersbaar door programmateam, escalatie naar het bestuur ® Buiten de vastgestelde programmakaders, beheersbaar door programmateam. ® Binnen de vastgestelde programmakaders. HOOFDSTUK 1 Managementsamenvatting Q2 2022 Risico's Overeenkomstig eerdere afspraken wordt een risicobudget op programmaniveau Q1 2022 ® \ aangehouden, bedoeld voor onvoorziene uitgaven aan het programma en de 022022 © | verschillende projecten. Twee ontwikkelingen in het programma vormen een ernstige bedreiging voor dit budget, te weten de extreme prijsstijgingen in de fysieke sector waarvoor vooralsnog geen volledige dekking is verkregen, en de ontwikkelingen in de raming voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam waar de projectvoorbereiding meer tijd kost en de functionele systemen nog worden doorontwikkeld. Het gelijktijdig optreden van deze ontwikkelingen kan niet worden opgevangen in het beschikbare risicobudget. Het vraagstuk omtrent indexatie en daadwerkelijke prijsstijgingen binnen de fysieke sector speelt binnen de gehele gemeente en daarover buigt het college zich bij de Begroting 2023. Kwaliteit Diverse externe audits zijn uitgevoerd of in uitvoering. De resultaten dragen bij aan Organisatie kwalitatief betere producten en een grotere zekerheid op het behalen van de O1 2022 © programmadoelen. 022022 © Uit de audit van het kwaliteitsmanagementsysteem van programma AWA komt naar voren dat goed wordt gehandeld volgens het vooraf beschreven proces. Aandacht wordt gevraagd voor tijdige naleving van verbetermaatregelen en voor een actualisatie van het plan met betrekking tot interne kwaliteitsborging. Met het Commissariaat Civiele Constructies is gesproken over de actuele voortgang van het vastgestelde spoorboek naar openstelling Piet Heintunnel. Definitie stoplichten scope, planning, financiën, risico's, kwaliteit en organisatie: ® Buiten de vastgestelde programmakaders, niet beheersbaar door programmateam, escalatie naar het bestuur ® Buiten de vastgestelde programmakaders, beheersbaar door programmateam. ® Binnen de vastgestelde programmakaders. an ee = 5 ì " ‚ sf d € de pe 8 ö z kt D ra - Ks PJ / 9, z d SL, EL Ke Is Ì a Wp — À 5 È — hd ú _ er LE ee { zen zi rn Ee 4e es A Se met ne ie 3 - : Sg Ee zé ien ee ES Af on Dn EN ) : nn gg id Ti Ee nk bt apneen He Er she ? hans nS E z - en cl a Tr haeke. 1 Eh ch dba: E A zE = . nn EE sE ee : P a A LE Beinn = ES Ee hs en E Ì re ke 4 en, x — za Pen ud iel fl f 8 ú e A 7 5 k EN EL Pe E, B) ; Ek î pi Ä d Ei F4 f be Ei y 2 7 % / LK reld hi; ES ie hf ie: 3 ve gl ' ' Ps pr … Verbonden Amsterdam. pn ad "ds 3 ä aar/vebr de toekomst.” Dit hoofdstuk beschrijft de voortgang van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam in het tweede kwartaal van 2022. Paragraaf 2.1 relateert deze voortgang aan de programmadoelstellingen. Paragraaf 2.2 beschrijft de voortgang van de vier projecten, inclusief de impact die de projecten hebben op mobiliteit in de stad en op de omgevingspartijen. Paragraaf 2.3 licht de samenwerking met onze partners toe. En in paragraaf 2.4 staat centraal welke tegenspraak is georganiseerd om het resultaat van het programma te borgen. 2.1 Bijdrage aan de stad Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) zorgt ervoor dat de Amsterdamse wegtunnels en de Verkeerscentrale Amsterdam (VCA) klaar zijn voor de toekomst: veilig te gebruiken, eenvoudig te bedienen en gemakkelijk te onderhouden. Het programma heeft twee hoofddoelstellingen: 1. Het realiseren van veilige en beschikbare wegtunnels die voldoen aan de huidige wetgeving; en 2. Zorgen voor een uniforme bediening, bewaking en een functioneel uniforme, toekomstbestendige tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid van de tunnels. Zodat ook in de toekomst de bereikbaarheid van de stad is geborgd. Het programma bestaat uit vier projecten: m de aanpassing van de Michiel de Ruijtertunnel (uitvoering in de tunnel gereed; testen van software-aanpassingen tot 31 juli 2023); m de renovatie van de Piet Heintunnel (uitvoering juni 2021 t/m 2 december 2022); m de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoering van de nieuwe centrale is voorzien vierde kwartaal 2023 t/m eind 2025 en de realisatie van de uitwijkcentrale eind 2026); en m de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel (alleen de projectvoorbereiding, deze is afgerond in het tweede kwartaal 2022, decharge is voorzien in het derde kwartaal 2022). Hieronder beschrijven we wat we in het tweede kwartaal van 2022 hebben gedaan om deze opgave te realiseren. 21.1 Overkoepelend Doordat de uitvoering van de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel uit de scope is gehaald, eindigt het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam eind 2023 in plaats van eind 2025. Immers, na 2023 resteert dan alleen nog de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam binnen de scope van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Zoals op 31 mei 2022 per brief aan de raad is kenbaar gemaakt, rechtvaardigt dit project alleen geen organisatie zoals nu voor het volledige programma. De tunnelbeheerorganisatie zal vanaf begin 2024 het opdrachtgeverschap van de vernieuwing van de verkeerscentrale overnemen. De versnelde afbouw van de programmaorganisatie heeft twee belangrijke gevolgen. Ten eerste moet de opgebouwde kennis en kunde in het programma versneld worden overgedragen aan de tunnelbeheerorganisatie. Gezamenlijk doen we substantieel extra inspanningen om de opbrengsten van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam goed te borgen. Voor de tunnelbeheerorganisatie betekent dit een versnelling van de al in gang gezette versterkingsopgave, die als doel heeft het tunnelbeheer op een hoger niveau te brengen. Ten tweede moet het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam, met het oog op de einddatum, een start maken met het opmaken van de financiële en maatschappelijke balans: wat was bij aanvang in 2018 de beoogde meerwaarde van het programma en wat is de gerealiseerde meerwaarde? Op voorhand kan worden vastgesteld dat de potentiële meerwaarde is afgenomen ten opzichte van de situatie bij aanvang. Immers, de kracht van het programma is efficiencyvoordelen behalen door zo veel mogelijk tunnels te uniformeren. Nu de Amsterdam Arenatunnel niet meer tot de scope van het programma behoort en het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel niet aan de scope is toegevoegd, daalt die meerwaarde. De tunnelbeheerorganisatie kan zorgen dat die meerwaarde alsnog wordt behaald door bij de herstart van de projecten voor de IJ-tunnel en de Amsterdam Arenatunnel voort te gaan op de door programma AWA ingeslagen weg van uniformiteit. Het eerder al in het eerste kwartaal gerapporteerde risico van onvoldoende compensatie voor de zeer hoge prijsstijgingen in met name 2022 is en wordt opgepakt door het college. Onzekerheid over dekking van daadwerkelijke prijsstijgingen binnen de fysieke sector die niet kunnen worden opgevangen binnen de geldende afspraken over indexatie speelt binnen de gehele gemeente. De ontwikkelingen zullen in kaart worden gebracht en bij de actualisatie van de investeringen bij de Begroting 2023 worden besproken. In het tweede kwartaal van 2022: m ishet programmaplan en daarmee tevens de nieuwe einddatum van het programma vastgesteld; m is een implementatieplan voor de versterking van de tunnelbeheerorganisatie vastgesteld door het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam en de tunnelbeheerorganisatie. Dit implementatieplan bestaat uit vijf werkpakketten: professioneel opdrachtgeverschap, veiligheid en cybersecurity, governance, programmering van het onderhoud en de projecten, en informatievoorziening. Het plan geeft tot eind 2023 vorm aan de overdracht van kennis en kunde vanuit het programma (onderdeel van de directie Bijzondere Projecten) naar de tunnelbeheerorganisatie (onderdeel van de directie Verkeer en Openbare Ruimte); m zijn vanuit de tunnelbeheerorganisatie “trekkers” en vanuit het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam “duwers” benoemd voor de uitvoering van het implementatieplan; m is de aanpak en de inhoudsopgave vastgesteld van het aantoningsdocument, dat gaat beschrijven hoe is voldaan aan de doelstellingen van het programma; m is de aanpak en de inhoudsopgave vastgesteld van het dechargedocument voor het college, op basis waarvan de programmaorganisatie AWA eind 2023 zal worden opgeheven en hoe de nalatenschap van het programma wordt overgedragen aan de tunnelbeheerorganisatie; en m is de voorbereidingsfase van de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel afgerond. Na decharge begin derde kwartaal is de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel geen project meer van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Het dossier wordt overgedragen aan de tunnelbeheerorganisatie, die verantwoordelijk is voor een vervolg. 2.1.2 Veilig te gebruiken Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam zorgt voor een veilige, uniforme uitrusting voor de tunnels binnen zijn scope en werkt aan veilige technieken, procedures en handelingsprocessen. In het testcentrum kunnen we nieuwe systemen en installaties als Proof of Concept uitproberen, voordat we ze implementeren in de tunnels en in de vernieuwde verkeerscentrale. Ook kunnen we verkeersleiders opleiden, trainen en oefenen met behulp van de systemen in dit testcentrum. In het tweede kwartaal van 2022: =m hebben we gewerkt aan cybersecurity, in het licht van de in het eerste kwartaal gerapporteerde audit door Horvat & Partners, waarin geconcludeerd werd dat enkele aanvullende acties noodzakelijk waren. Deze acties raken zowel het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam als de tunnelbeheerorganisatie. In het programma is cybersecurity onderdeel van de aanpak. In het tweede kwartaal van 2022 zijn stappen gezet om ze te verankeren in de object type library (een bibliotheek met standaarden die nodig is om tot een functioneel uniforme tunneluitrusting te komen). We voerden met de tunnelbeheerorganisatie gesprekken over de compleetheid van de eisen ten aanzien van cybersecurity en over de beste manier om dit thema mee te nemen in onze projecten. Doel is onze aanpak reproduceerbaar te maken voor andere tunnels en daarmee cybersecurity een plek te geven in de standaardaanpak van wegtunnels in Amsterdam. m bereidden we een veiligheidscampagne voor, waarna we in het derde kwartaal getoetst kunnen worden op trede 3 (en op onderdelen trede 4) van de veiligheidsladder. Dit raakt alle medewerkers van het programma; m voerden we de laatste tijdelijke en definitieve veiligheidsmaatregelen uit op de Zeeburgerdijk; en =m kwam het veiligheidsbeheerplan voor de Piet Heintunnel gereed. Dit plan beschrijft wat de tunnelbeheerorganisatie doet om de veiligheid van de tunnel te garanderen tijdens de exploitatie. Het gaat daarbij onder meer om onderhoud, procedures en het opleiden van verkeersleiders. 21.3 Eenvoudig te bedienen Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam uniformeert systemen en procedures, waardoor de complexiteit vermindert, de kans op menselijke fouten afneemt en de inzetbaarheid van tunnel- verkeersleiders verbetert. In het tweede kwartaal van 2022: m voerden we gebruikerstesten uit in het kader van validatie. Door verkeersleiders in het Testcentrum met de Digitale Tunnel Tweeling (DTT) reële operationele scenario's te laten uitvoeren, wordt duidelijk in hoeverre het bedieningssysteem dat de leverancier heeft bedacht en gerealiseerd aansluit op de verwachtingen van de verkeersleiding. Zo komen bevindingen aan het licht waarover de betrokken partijen op gestructureerde wijze besluiten om hetzij het systeem, hetzij de werkwijze van de verkeersleiding aan te passen; en m gaven we in het kader van Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) de module e-learning vrij en trainden we de verkeersleiders in de procedures en protocollen van de Piet Heintunnel (module 2). Daarnaast bereidden we de derde en laatste module van het opleidingsprogramma voor, waarbij verkeersleiders plaatsnemen achter een replica van de bediendesk en oefenen met het afhandelen van verkeersscenario’s met een Digitale Tunnel Tweeling (DTT). De realisatie van een DTT en trainingsscenario’s die realistisch en betrouwbaar genoeg zijn om verkeersleiders te certificeren, is uitdagend en vergt veel inzet en tijd van de betrokken organisaties. 2.1.4 Makkelijk te onderhouden Functioneel uniforme tunnels dragen bij aan eenvoudiger en daarmee efficiënter onderhoud. De tunnels geven straks real time informatie over de staat waarin installaties zich bevinden, zodat onderhoud adequaat kan worden gepland en uitgevoerd. De voorspelbaarheid van het onderhoud wordt vergroot. Dit maakt het beheer van tunnels efficiënter en heeft een positief effect op de beschikbaarheid van de tunnels zelf. In het tweede kwartaal van 2022: =m hebben we uniformiteit in de object type library aangetoond. We hebben hardware en software in de Piet Heintunnel optimaal hergebruikt in het ontwerp van de Amsterdam Arenatunnel. Daar waar we dat niet hebben gedaan, komt dat doordat de tunnels verschillend zijn. Uniformiteit en standaardisering dragen bij aan makkelijk te onderhouden Amsterdamse wegtunnels; m hebben we het in de Piet Heintunnel technisch mogelijk gemaakt dat bij onderhoud één tunnelbuis kan openblijven. Dit maakt onderhoud gemakkelijker. Wel moet deze stap nog door een gebruikerstest worden aangetoond; m hoeft het onderhoud van het merendeel van de installaties in een tunnelbuis niet meer tijdens een nachtelijke sluiting te worden uitgevoerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor installaties die vanuit de dienstgang onderhouden worden en voor intercom- en omroepinstallaties die dubbel zijn uitgevoerd, zodat bij onderhoud van een onderdeel het andere onderdeel dit overneemt en de tunnel niet afgesloten hoeft te zijn. Het testen hiervan is in het tweede kwartaal begonnen; en m zijn met de aannemerscombinatie afspraken gemaakt over de mogelijkheid in het contract om ook het dagelijks onderhoud na openstelling van de Piet Heintunnel uit te voeren. 2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten 2.2.1 Voortgang projecten Deze paragraaf geeft beknopt de voortgang weer op de vier projecten. Een uitgebreidere beschrijving is te vinden in de factsheets per project (bijlage 2). Project Renovatie Piet Heintunnel In de huidige fase van het project richting de openstelling van de tunnel komen de laatste werkzaamheden in de uitvoering, het testen van hardware / software en het opleiden samen. Uit de testen komen bevindingen naar voren die impact (kunnen) hebben op de uitvoering en/of het opleiden. Bij meerdere sporen volgens het Spoorboek Openstelling PHT staan werkzaamheden onder tijdsdruk, zoals latere leveranties, de afhandeling van bevindingen op testen van de software en een verlate start van de opleidingsmodule bedienen. Desondanks is de verwachting dat de openstelling op 2 december 2022 nog steeds gehaald gaat worden. De voorbereidingen voor aanvaarding (door programma AWA) en overdracht (naar de tunnelbeheerorganisatie) zijn in volle gang. Nu we richting het eind van het project gaan, zullen we in de komende kwartaalrapportages een verdere duiding geven van de totale kosten en totale doorlooptijd van het project. Project Vernieuwing Verkeerscentrale (VCA) In het eerste kwartaal heeft het project de focus gelegd op het inrichten en structureren van het doorontwikkelingstraject voor de functionele systemen die nodig zijn om vanuit de verkeerscentrale de verschillende objecten te beheren, bedienen en bewaken. In het tweede kwartaal stond het project gesteld om deze doorontwikkeling verder vorm te geven. Het project ligt op schema om de systeemontwerp- en systeemdetfinitiefase eind derde kwartaal 2022 af te ronden. Parallel hieraan is gewerkt aan de definitieve scopeafbakening van het project, om daarmee een solide basis te creëren voor een beheerste uitvoering. Er bestaat nu — bij het projectteam en V&OR (tunnelbeheerorganisatie en afdeling Verkeersmanagement) — een gezamenlijk beeld over de definitieve scopeafbakening. Op basis van de bijbehorende nieuwe set uitgangspunten kunnen de functionele systemen worden doorontwikkeld, kan het definitief ontwerp van het gebouw worden afgerond en kunnen onderzoeken aan de tunnels die moeten worden gekoppeld aan de nieuwe verkeerscentrale worden doorgezet. Hiermee kan het project nu gericht verder werken om te komen tot een uitvoeringsbesluit (en uitvoeringskrediet) dat volgens planning aan de raad wordt voorgelegd eind 2022. Parallel aan de ontwerpwerkzaamheden wordt gewerkt aan onder meer de raming (inclusief second opinion) en de voorbereiding van de inkoop dat na dit uitvoeringsbesluit kan starten. Project Renovatie Amsterdam Arenatunnel Zoals bij vaststelling van de Begroting 2022 is besloten, wordt het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel afgesloten na de voorbereidingsfase (vanwege het ontbreken van financiering voor de uitvoering). Eind tweede kwartaal is het definitief ontwerp afgerond na review. Het project is volledig afgerond en gereed voor aanbesteding. Met de inhoudelijke afronding van het project in het tweede kwartaal kan begin derde kwartaal de overdracht naar de tunnelbeheerorganisatie en de formele decharge worden afgerond. Project Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel Het project Michiel de Ruijtertunnel is grotendeels afgerond. Voor de beperkte resterende werkzaamheden aan de besturing van de tunnel is eind 2021 een realisatiecontract getekend met opdrachtnemer Equans. In het tweede kwartaal heeft het project een Project Follow Up (PFU) georganiseerd die in het teken heeft gestaan van samenwerken met Equans en extra aandacht heeft gegeven aan het tijdig meenemen van stakeholders. Dit heeft geresulteerd in de verdieping en aanscherping van de samenwerking. Daarnaast is in het project volop gewerkt aan het opstellen en reviewen van de verschillende deelontwerpen. Ook is in het tweede kwartaal extra aandacht geweest voor inkoop van een Multi Aanraak Paneel (MAP). Dit proces loopt volgens planning, waarbij extra aandacht bestaat voor de nauwe samenhang tussen de verschillende werkzaamheden. 2.2.2 Bereikbaarheid De afsluiting van de Piet Heintunnel heeft grote impact op de bereikbaarheid in de stad. Daarom wordt ingezet op stakeholdermanagement, verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement en communicatie. Het verkeersbeeld sinds de afsluiting blijft ook dit tweede kwartaal rustig. Er is wel degelijk een toename van het verkeer op de omleidingsroutes en vooral op de Zeeburgerdijk (20% toename vergeleken met de situatie tijdens de coronapandemie vóór tunnelsluiting). Dit heeft over het algemeen niet tot serieuze verkeersproblemen geleid. De verkeerssituatie wordt nog steeds dagelijks gemonitord. Op de Zeeburgerdijk zijn in overleg met stadsdeel Oost permanente maatregelen uitgevoerd die de veiligheid voor voetgangers en fietsers verbetert (het aanbrengen van markeringen voor fietsoversteken en het aanpassen van wegmarkeringen). Dit is ook teruggekoppeld aan de bewoners en aan de mensen die hier een melding over hebben gedaan. Aan de directe omgeving van de Zeeburgerdijk is een kleine attentie gestuurd om de bewoners te bedanken voor hun geduld, input en het meedenken over oplossingen om de hinder te verminderen. Naast de genoemde maatregelen is ook geotargeting gestart op de Zeeburgerdijk (het gericht plaatsen van online advertenties op basis van de geografische locatie van de automobilist) en appnotificaties via de navigatie-apps Flitsmeister en Waze. Via Amsterdam Bereikbaar wordt de kennis van de omgeving Zeeburgerdijk gedeeld met twee andere projecten, Middenweg en Berlagebrug, die op dezelfde plek mogelijk eveneens hinder gaan veroorzaken. 22.3 Tevreden omgeving Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de bouwlocaties worden proactief Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de bouwlocaties worden proactief betrokken, zodat vooraf duidelijk is wanneer eventuele hinder te verwachten is, wat de omleidingsroutes zijn en welke mobiliteitsalternatieven er zijn. We meten de tevredenheid regelmatig en voeren suggesties door voor verbetering. In het tweede kwartaal zijn voorbereidingen getroffen voor een tevredenheidsmeting voor de Piet Heintunnel, die aan het begin van het derde kwartaal wordt uitgevoerd. Er is contact geweest met de omgeving via de klankbordgroep Zeeburgerdijk, waarin samen met stadsdeel Oost gewerkt wordt aan het oplossen van de vragen en zorgen die de omgeving heeft. Dit heeft geresulteerd in negen uitgevoerde verkeersmaatregelen om de veiligheid van fietsers en voetgangers te verbeteren. Er zal na de zomer nog een bijeenkomst van de klankbordgroep zijn. Er is ook nog een oproep gedaan voor een digitale bijeenkomst, waarvoor 30.000 uitnodigingen zijn verstuurd. Er zijn echter geen bewoners verschenen. Ditzelfde patroon zagen we ook al bij eerdere bijeenkomsten. Het digitale spreekuur is gestopt, bij gebrek aan belangstelling vanuit de omgeving. De rondleidingen door de Piet Heintunnel zijn gestart met bewoners, bedrijven en de professionele markt en daar komen zeer enthousiaste reacties op. Op 18 juni is tijdens de Dag van de Bouw de Piet Heintunnel opengesteld voor het publiek en daar zijn 1762 bezoekers op afgekomen. De algehele tendens blijft rustig in de omgeving. 2.3 Samenwerking met de strategische partners Meerdere stakeholders hebben vanuit hun formele positie een directe verantwoordelijkheid voor of een direct belang bij een betrouwbare beschikbaarheid van de wegtunnels in Amsterdam. In het program- maplan zijn deze stakeholders benoemd als onze strategische partners: 1. de tunnelbeheerder (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels); 2. de veiligheidsbeambte (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels); 3. de tunnelbeheerorganisatie en de afdeling Verkeersmanagement van de directie Verkeer & Openbare Ruimte A. de stadsregisseur; en 5. de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Tunnelbeheerder, veiligheidsbeambte en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied De samenwerking met zowel de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied als met de tunnelbeheerder is constructief. Dit geldt ook voor de samenwerking met de veiligheidsbeambte. In het afgelopen kwartaal is de veiligheidsbeambte regelmatig geïnformeerd over de veiligheidsdocumentatie die gedurende het tweede kwartaal is opgesteld. Door het vroegtijdig ‘meenemen’ van de veiligheidsbeambte, kan deze eventuele specifieke aandachtspunten meegeven die in de veiligheids- documentatie kunnen worden verwerkt. Uiteraard zal de veiligheidsbeambte een onafhankelijk advies aan de tunnelbeheerder geven. Met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn afspraken gemaakt over de planning en worden momenteel de vooroverleggen gevoerd ten behoeve van de aanvraag van de openstellingsvergunning voor de Piet Heintunnel. De openstellingsvergunning zal door de tunnelbeheerder worden aangevraagd, die daarbij in de voorbereiding wordt ondersteund door de programmaorganisatie AWA, aangezien het programmateam een groot deel van de daarvoor benodigde documentatie en informatie levert. Tunnelbeheerorganisatie De samenwerking tussen het programma AWA en de tunnelbeheerorganisatie (TBO) heeft een extra impuls gekregen door het intensiveren van de samenwerking in de versterkingsopgave van de TBO, waarbij ingezet wordt op het overdragen van kennis en kunde vanuit het programma AWA. Doel hiervan is het verder professionaliseren van de kerntaak van de tunnelbeheerorganisatie en van alle betrokken afdelingen, medewerkers en assets. Op deze manier kan worden gezorgd dat met de extra expertise vanuit het programma AWA de Amsterdamse wegtunnels op een uniforme wijze worden uitgerust, bewaakt en bediend, wat zowel positieve financiële als positieve maatschappelijke effecten heeft. In het tweede kwartaal is de intensivering tot uitdrukking gekomen door het vaststellen van een implementatieplan. In dit implementatieplan is uitgewerkt hoe de versterkingsopgave uitgevoerd zal worden en welke fasering daarbij toegepast wordt. Ook de verdeling van inzet tussen AWA en TBO is hierin beschreven. De versterking is verdeeld in vijf werkpakketten die ieder een specifiek thema omvatten. Zo is er een werkpakket Veiligheid & Cybersecurity maar ook een werkpakket Professioneel Opdrachtgeverschap waarin gekeken wordt in hoeverre toegepaste werkwijzen en processen vanuit het programma AWA inzetbaar zijn binnen TBO voor toekomstig onderhoud en renovatie. Met de verantwoordelijken van ieder werkpakket is een kick-off gehouden waarin de inhoud van het pakket is besproken en zijn vervolgstappen gedefinieerd. Contractering onderhoud Piet Heintunnel Bij de aanbesteding van de renovatie Piet Heintunnel is het onderhoud van de tunnel na oplevering als optie opgenomen. De tunnelbeheerorganisatie heeft gekozen om deze optie te gebruiken, het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is gevraagd te helpen bij de inkoop van het meerjarig onderhoud. In het eerste kwartaal is een team samengesteld om de contractering van het onderhoud van de Piet Heintunnel voor te bereiden, het tweede kwartaal heeft vooral in het teken gestaan van voorbereiden. De contractstukken voor het onderhoud Piet Heintunnel zijn gefinaliseerd en er is een aanbieding ontvangen. Het contract zal begin derde kwartaal worden gesloten. Voorafgaand aan de openstelling van de Piet Heintunnel zijn reservedelen noodzakelijk. Er is een overeenkomst afgesloten met Yunex-Heijmans om reservedelen tijdig beschikbaar te hebben. Aanbesteding Raamovereenkomst technische adviesdiensten wegtunnels Het programmateam AWA en de tunnelbeheerorganisatie hebben begin dit jaar besloten om gezamenlijk een aanbesteding te doorlopen voor een raamovereenkomst Technische Adviesdiensten Wegtunnels. Met deze raamovereenkomst kan dan zowel het programmateam AWA als de tunnelbeheerorganisatie tunneltechnische vraagstukken opdragen aan een gezamenlijke samenwerkingspartner. Afgelopen kwartaal is de aanbesteding verder voorbereid. De aanbesteding start begin juli met het publiceren van de aankondiging. Afdeling Verkeersmanagement In het tweede kwartaal zijn gesprekken in het kader van het project Verkeerscentrale gevoerd met de afdeling Verkeersmanagement van de directie Verkeer en Openbare Ruimte over de doorontwikkeling van verkeersmanagement ten behoeve van de nieuwe verkeerscentrale. Deze gesprekken krijgen opvolging in het derde kwartaal. Stadsregisseur De afstemming met de Stadsregisseur is goed. Er is contact over de nachtelijke sluitingen in het eerste kwartaal 2023, over het verduurzamen van de mobilteitsmaatregelen bij de Piet Heintunnel voor de stad en over de openstellingsdatum van de Piet Heintunnel. Het contact is prettig en laagdrempelig. 2.4 Tegenspraak Bij complexe projecten is het organiseren van tegenspraak heel belangrijk, hiermee wordt tunnel- visie voorkomen. In de Regeling Risicovolle Projecten, waaronder het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam valt, is dit een van de vereisten. Dit kwartaal is er tegenspraak geweest van de Adviesraad Wegtunnels, van het Commissariaat Civiele Constructies, van de Tenderboard Fysiek en door het doen van audits door onze auditor Horvat & Partners. 24.1 Adviesraad Wegtunnels In zijn vergadering van april 2022 heeft de Adviesraad Wegtunnels (die zowel het programma AWA als de tunnelbeheerorganisatie adviseert) adviezen gegeven over cybersecurity, ontwikkelingen bij de verkeerscentrale en over de versterkingsopgave van de tunnelbeheerorganisatie. Naast de vergaderingen (ieder kwartaal) geven adviesraadleden daar tussendoor een-op-een-advies aan de programmaorganisatie AWA en de tunnelbeheerorganisatie. 24.2 Commissariaat Civiele Constructies Tijdens een regulier overleg met het Commissariaat Civiele Constructies (CCC) op 11 mei 2022 is actuele voortgang van het vastgestelde spoorboek naar openstelling Piet Heintunnel besproken. De voornaamste punten die aan de orde zijn gekomen, betroffen langere levertijden van verschillende materialen (installatie kasten, architectonische stempelbekleding), start van de testfase in de tunnelsecties en nog te contracteren onderhoud vanaf openstelling. Verder is een toelichting gegeven op de voorbereidingen die gestart zijn voor het proces van aanvaarding werk en overdracht naar de tunnelbeheerorganisatie. MT NN 2.4.3 Advies van Tenderboard Fysiek Î Ï Ter afronding van de voorbereiding van de aanbesteding Technische Adviesdiensten Wegtunnels zijn het inkoopplan en de selectieleidraad voorgelegd aan de Tenderboard Fysiek. Op 13 juni 2022 heeft de Tenderboard een positief advies gegeven op het inkoopplan en op 23 juni 2022 heeft de Tenderboard positief advies gegeven op de selectieleidraad. De adviezen van de Tenderboard zijn verwerkt in de definitieve versie van beide documenten. De Tenderboard wordt later in 2022 ook geconsulteerd voor het contractdossier van het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam. 24.4 Uitvoeren van audits Naast de eerstelijns kwaliteitsborging door de opdrachtnemers zelf en de tweedelijns toetsing van de werkzaamheden en resultaten van de opdrachtnemers door de projectteams, vinden in het programma AWA ook zogenaamde derdelijns audits plaats. Hiertoe heeft het programmateam AWA een raamover- eenkomst gesloten met Horvat & Partners, als onafhankelijke en deskundige partij voor het verrichten van auditdiensten. De audits hebben tot doel het aantoonbaar borgen van de kwaliteit in het programma. Elk jaar wordt een auditplanning opgesteld waarbij aandacht wordt besteed aan de voor dat jaar relevan- te onderwerpen. In het afgelopen kwartaal zijn door Horvat & Partners de volgende audit uit het auditplan 2022 uitgevoerd: m Toets 15: Audit Opzet, bestaan en werking Kwaliteitsmanagementsysteem Deze toets is door Horvat & Partners afgerond. De doelstelling van de audit was het toetsen van de opzet en het bestaan van het opvolgproces binnen het Kwaliteitsmanagementsysteem van program- ma AWA. De audit heeft zich geconcentreerd op het proces van opvolging van de in 2021 opgele- verde toetsen. Uit deze audit kan geconcludeerd worden dat de medewerkers over het algemeen handelen in lijn met het beschreven proces. Wel is op een aantal punten verbetering nodig, zoals in de tijdige opvolging van de verbetermaatregelen, een actualisatie van het Plan Interne Kwaliteitsborging en een aanpassing van het format van de managementreactie dat een uniformer en voldoende diep uitwerkingsniveau borgt. Hieronder een volledig overzicht van de auditplanning 2022. NR | ONDERWERP SOORT PLANNING STATUS 15 | Opzet, bestaan en werking Audit mrt-22 Afgerond Kwaliteitsmanagementsysteem 16 | Opzet, bestaan en werking Audit mrt-22 In uitvoering Verificatie- & Validatieproces 17 | Werking Kwaliteitsborging binnen Audit mei-22 In opstart de matrix 18 | Opzet, bestaan en werking Audit april-22 In uitvoering Systems Engineering 19 | Cybersecurity juli-22 20 | Prognose Eindstand VCA juli-22 21 | Implementatie Versterkingsopgave Audit sept-22 TBO 22 | Aantoonbaarheid programma- Review nov-22 doelstellingen 23 | Leerervaringen Alliantiecontracten HOOFDSTUK 3 Programmabeheersing Op 31 mei 2022 is het geactualiseerde programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) versie 2.0 vastgesteld door het College van B&W. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van versie 1.0 zijn: m het beperken van de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel tot de voorberei dingswerkzaamheden. Als gevolg van het in portefeuille houden van dit project bij de Begroting 2022 zijn geen financiële middelen voor de uitvoeringswerkzaamheden beschikbaar gesteld. Het programmaplan AWA is aangepast voor wat betreft de scope, planning, financiën en risico’s voor dit project; m de geactualiseerde masterplanning versie 5.0 (de belangrijkste wijzigingen zijn vermeld in paragraaf 3.1 en de raadsinformatiebrief d.d. 31 mei 2022); en m het voornemen tot verdergaande intensivering van de samenwerking tussen de programma- organisatie AWA en de tunnelbeheerorganisatie. Het doel is dat de tunnelbeheerorganisatie ondersteund wordt in haar versterkingsopgave en opgebouwde kennis en kunde na afronding van het programma AWA binnen de gemeente behouden blijven. Aan het eind van 2023 is, binnen de scope van het programma, alleen het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam over. De toegevoegde waarde van een programmaorganisatie weegt op dat moment niet op tegen de hierbij behorende kosten. De tunnelbeheerorganisatie kan eind 2023, na afronding van de samenwerking betreffende de versterkingsopgave, het project Vernieuwing Verkeerscentrale verder zelfstandig begeleiden. Op basis van het geactualiseerde programmaplan wordt per kwartaal gerapporteerd over de voortgang van het programma. 3.1 Programmascope De scope van het gehele programma is gedefinieerd in het programmaplan. Dit geeft de mogelijkheid om op basis van de VTW-procedure (Verzoek Tot Wijziging) formeel wijzigingen van de programma- scope vast te stellen. In het tweede kwartaal van dit jaar is bij het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan versie 2.0 de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de voorbereidingswerkzaamheden. 3.2 Masterplanning De masterplanning omvat de planning van de vier uitvoeringsprojecten en de planning van de Opera- tional Concept Description (OCD). De vigerende masterplanning is versie 5.0. Deze planning is door het College van B&W vastgesteld op 31 mei 2022 (samen met de actualisatie van het programmaplan), waarover de raad middels een Raadsinformatiebrief d.d. 31 mei 2022 is geïnformeerd. De belangrijkste wijzigingen in de masterplanning versie 5.0 ten opzichte van versie 4.0 zijn: m de uitvoeringsfase van de renovatie van de Piet Heintunnel is verlengd tot 2 december 2022; m de software-aanpassingen voor de bediening en bewaking van de Michiel de Ruijtertunnel zijn als ”® activiteit opgenomen in de masterplanning AWA; deze aanpassingen zullen worden uitgevoerd tot ir medio 2023. m de voorbereiding van de vernieuwing van de verkeerscentrale kost meer tijd dan was gepland. Deze extra tijd is het gevolg van de doorontwikkeling van de functionele systemen. Hierdoor is het uitvoeringsbesluit ruim een jaar later. De ingebruikname van de vernieuwde centrale is circa 10,5 maanden later dan was gepland; m de uitvoeringswerkzaamheden voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel zijn uit de masterplanning weggelaten vanwege het uit de scope halen van de uitvoering van dit project. Voor elk project zijn dit kwartaal probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen van risico’s op de planning zichtbaar worden gemaakt. In onderstaande tabel zijn de mijlpalen voor start en einde van de uitvoering opgenomen. Per mijlpaal staat een haalbaarheid als percentage vermeld. Dit percentage geeft een beeld van de kans dat deze mijlpalen tijdig worden bereikt. In de factsheets (bijlage 2) is per project een meer gedetailleerde planning opgenomen. UITVOERINGSPROJECTEN START | HAALBAARHEID EINDE | HAALBAARHEID UITVOERING START |__ UITVOERING EINDE Vernieuwing Verkeerscentrale 1-10-2024 31-12-2025 98% Renovatie Piet Heintunnel 25-6-2021 100% 2-12-2022 95% Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel 3B 17-12-2021 100% | 31-7-2023 76% 3.3 Financiële stand van zaken In totaal is op dit moment voor circa € 246,3 miljoen aan kredieten beschikbaar gesteld voor het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Dit is inclusief de twee indexeringskredieten van € 3,6 miljoen (nacalculatie 2020) en € 6,8 miljoen (nacalculatie 2021) die in juni 2022 beschikbaar zijn gesteld. In de gemeentebegroting 2022 is in totaal € 285,8 miljoen opgenomen. Het verschil met het totale kredietbedrag van € 246,3 miljoen betreft het nog aan te vragen krediet van € 39,5 mio voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoeringsbesluit en kredietaanvraag zijn naar verwachting eind van dit jaar). In totaal is voor een bedrag van € 188,0 miljoen aan verplichtingen aangegaan en is inmiddels € 150,2 miljoen betaald. Dit is 53,4% van de prognose einde werk over het gehele programma. Aanpak Wegtunnels Amsterdam - Prognose Einde Werk HUIDIGE VERSLAGPERIODE VORIGE PERIODE Q2-2022 Initiële Gemeent. «Actueel Verplicht « Betaald Nog PEW Saldo PEW PEW STAVAZA 30-06-2022 Raming Begroting « Krediet / te ver- 022022 tov. Q1-2022 Mutaties prijspeil budget 01-01-2022 Expl. plichten Raming DEELPROJECT 1 2 3 4 5 6 7=4+6 B=1-7 9 10=7-9 Programma 38,2 38,2 38,2 26,1 21,3 12,1 38,2 0,0 42,4 -4,2 Piet Heintunnel 89,9 117,6 117,6 117,3 100,0 -1,8 115,5 -25,6 117,6 -2,1 Michiel de Ruijtertunnel 14,6 16,4 16,4 13,6 11,6 4,2 17,8 -3,3 16,4 1,4 Arenatunnel 13,1 13,1 13,1 11 7,2 0,8 8,5 4,6 34,7 -26,2 Verkeerscentrale 59,1 59,1 27,3 22,3 9,0 48,3 70,6 -11,5 70,6 0,0 Risico voorzieningen + indexering 71,0 41,4 33,7 1,1 1,0 29,5 30,6 40,4 18,9 11,7 Totaal AWA 285,8 285,8 246,3 188,0 150,2 93,2 281,2 4,6 300,6 -19,4 -: overschrijding en + : onderschrijding Toelichting: 1. De eerste kolom (initiële raming) laat de oorspronkelijke SSK-ramingen zien (van de scope op het moment van de rapportage), waarbij de risicovoorzieningen van de projecten (deels) zijn gealloceerd op het niveau van het overkoepelende programma. 2. De aanwending van de risicovoorzieningen met betrekking tot de projecten vindt plaats op basis van neutrale kredietoverhevelingen naar de betreffende projecten. De besluitvorming hierover vindt plaats bij de kwartaalrapportages. 3. De voor indexering toegekende kredieten (die nog niet aan projecten zijn toegekend) worden vanaf nu opgenomen onder de laatste regel van de tabel samen met de risicovoorzieningen. 4. Voor de begroting 2023 zijn in verband met de hoge prijsstijgingen aanvullende middelen aangevraagd voor indexering (nacalculatie t/m 2021). Deze zijn nog niet in de tabel opgenomen. Zie verder de toelichting onder het kopje “Indexering”. Mutaties Prognoses Einde Werk (PEW): In het tweede kwartaal 2022 hebben de volgende mutaties plaatsgevonden ten opzichte van het eerste kwartaal 2022: AWA Programma De prognose einde werk (PEW) voor het programma is verlaagd met € 4,2 miljoen. Dit betreft een verschuiving van de indexeringskredieten, die vanaf nu op de laatste regel van de financiële tabel worden opgenomen samen met de risicovoorzieningen. Renovatie Piet Heintunnel De prognose einde werk (PEW) voor de renovatie van de Piet Heintunnel is verlaagd door het geprognosticeerde resultaat van de Alliantie Piet Heintunnel en het resultaat van het project Piet Heintunnel. Het saldo van deze twee posten bedraagt € 2,1 miljoen. Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel Door de nadere analyse en voortschrijdend inzicht inzake de raming om het huidige 3B-systeem van de Michiel de Ruijtertunnel te upgraden is de prognose gestegen met € 1,4 miljoen. Renovatie Amsterdam Arenatunnel De prognose einde werk (PEW) was in de vorige rapportage nog gebaseerd op de volledige scope inclusief de uitvoering. Met het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam 2.0 is dit niet meer nodig. Uitgegaan wordt van een prognose einde werk van € 8,5 miljoen. Ten opzichte van de reeds beschikbaar gestelde kredieten blijft naar verwachting dan € 4,6 miljoen over. Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam De prognose einde werk voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is ten opzichte van de vorige rapportage gelijk gebleven op € 79,5 miljoen. Het uitvoeringsbesluit en de kredietaanvraag worden naar verwachting eind van dit jaar aan het bestuur voorgelegd. Op dit moment worden de ontwerpen uitgewerkt en nader gedetailleerd en de ramingen geactualiseerd. Indexering: In het afgelopen jaar hebben de projecten binnen het programma te maken gehad van extreme prijsstijgingen van materialen, zoals staal, hout en kunststoffen. Ook is schaarste op de markt van edelmetalen zichtbaar. Dit heeft prijsstijgingen op het gebied van hardware tot gevolg gehad. Daarnaast versterkt de oorlog in Oekraïne de prijsstijgingen van brandstof en materialen. Door deze ontwikkelingen staan de beschikbaarheid en de levertijden van diverse materialen onder druk. Uit analyse is gebleken dat de prijsstijgingen op de projecten aanzienlijk zijn en naar verwachting de komende tijd blijven stijgen. Het vraagstuk rond prijsstijgingen binnen de fysieke sector speelt binnen de gehele gemeente. De ontwikkelingen worden in kaart gebracht en bij de actualisatie van de investeringen bij de Begroting 2023 besproken. Bij de begroting worden jaarlijks aanvragen gedaan voor de indexering van de beschikbare middelen. Bij deze aanvragen is tot nu toe steeds de binnen de gemeente Amsterdam gebruikte IBOl-index (index van de bruto overheidsinvesteringen) gehanteerd. Inmiddels is gebleken dat deze index niet toereikend is om de werkelijke prijsstijgingen te compenseren. Bij de centraalstedelijke viermaandsrapportage 2022 is een indexeringskrediet van € 6,8 miljoen beschikbaar gesteld (inzake nacalculatie tot en met 2021). Dit bedrag is echter nog gebaseerd op de IBOl-index en is recent geactualiseerd tot € 10,4 miljoen, rekening houdend met de feitelijke situatie en afspraken voor indexering van onderliggende contracten. Voor het verschil van € 6,8 miljoen naar € 10,4 miljoen (= € 3,6 miljoen) is een aanvraag ingediend voor de Begroting 2023. Werken derden: Bij het uitvoeren van de renovatie aan de Piet Heintunnel is vanwege een aantal belangrijke raakvlakken met andere projecten om praktische redenen gekozen om bepaalde werkzaamheden onder te brengen bij de Alliantie Piet Heintunnel. Dit heeft geen financiële consequenties voor programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. De kosten worden doorbelast aan de betreffende projecten. Dit betreft een drietal onderwerpen: m Toevoegen twee duikers project Sluisbuurt, in opdracht van de afdeling Grond en Ontwikkeling (€ 2,8 miljoen). m Gedeeltelijke ontvlechting installaties wegtunnel en tramtunnel, in opdracht van voormalige directie Metro en Tram (€ 1,5 miljoen). m Onderhoud bestaande systemen tijdens renovatie Piet Heintunnel, in opdracht van tunnelbeheerorganisatie (€ 225.000). Daarnaast zijn op 28 april 2022 de voorbereidingen voor het kunnen inhuizen van het datacenter/ser- verruimte VRI-VIS (Verkeersregelinstallatie-Verkeersinformatisystemen) in de nieuwe Verkeerscentrale toegevoegd aan de scope van het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam. De kosten voor de voorbereidingen van de inhuizing van de VRI-VIS-systemen zelf, worden door de directie V&OR Verkeersmanagement) gedragen. Deze werken derden zijn niet opgenomen in de eerder gepresenteerde tabel met cijfers van deze rapportage, aangezien daar gerapporteerd wordt over de kredieten en verplichtingen van het programma zelf. Neutrale kredietwijzigingen: Gekozen is om een deel van de risicovoorzieningen van de projecten onder te brengen bij het overkoepelende programma. Op deze wijze worden deze voorzieningen op programmaniveau beheerst. Als de risicovoorzieningen op programmaniveau voor een project worden ingezet, wordt een neutrale kredietwijziging voor besluitvorming aan de raad voorgelegd. In het tweede kwartaal 2022 zijn er geen neutrale kredietwijzigingen. 3.4 Risicomanagement De voortgang van de beheersing van de toprisico's op programmaniveau is per risico opgenomen in onderstaande risicobeschrijvingen. De belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot de toprisico's in het tweede kwartaal 2022 zijn: m Het risico met betrekking tot het ontbreken van uniformiteit tussen de tunnels, en daarmee onvoldoende voldoen aan de doelstelling van het programma, is geen toprisico meer. De afgeronde ontwerpen van de projecten Renovatie Piet Heintunnel en Renovatie Amsterdam Arenatunnel voldoen in grote mate aan de beschrijvingen in de object type library - Standaard Tunnelareaal Amsterdam (OTL-STA) waarmee is aangetoond dat de uniformiteit in de ontwerpen is geborgd. m De toprisico's met betrekking tot de integraliteit en de effecten als gevolg van de raakvlakken op de planning zijn vanwege de gelijke beheersstrategie samengevoegd. m Hetrisico dat de beoogde meerwaarde van de publieke businesscase van het programma AWA niet blijvend wordt gerealiseerd, is toegevoegd aan de rapportage. m Een nieuw toprisico is “Er is onvoldoende dekking binnen het programma om het verschil in de indexcorrectie die wordt toegepast op de uitgaven (projecten) en de budgetten (programma) op te vangen”. Het verschil tussen deze correcties kan in bijzondere situaties hard oplopen. Toprisico’s programma AWA: De verschillende tunnels en de verkeerscentrale Amsterdam dienen als een integraal systeem te functioneren. Indien dit niet het geval is, kunnen de tunnels niet (goed) bediend worden en kan de veiligheid in het geding komen. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022 OORZAKEN: Op basis van de analyse 1. Op programmaniveau bestaan onvoldoende duidelijke afspraken | van de aanpakken over hoe en wanneer de integraliteit tussen de projecten ‘keuren en inspecties’ en aangetoond wordt. Hier moeten de aanpakken die binnen de "testen en beproeven’ verschillende taakvelden zijn opgesteld op elkaar afgestemd (beheersmaatregel 1) is worden. besloten om deze aanpakken 2. De raakvlakken tussen de verschillende projecten worden niet niet samen te voegen maar de expliciet genoeg benoemd en beheerst. aanpak ‘testen en beproeven’ aan te passen zodat het weer BEHEERSMAATREGELEN: een sluitend en integraal 1. De taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commissioning ‚ verhaal is. komen met een analyse. Hieruit moet blijken in hoeverre de aanpakken nader op elkaar afgestemd moeten worden, zodat Het proces voor de de aantoonbaarheid van de werking van het systeem geborgd technische raakvlakken loopt. wordt. Afstemming en beheersing 2. Opstellen en implementeren van expliciet raakvlakmanagement | vindt plaats door de binnen en tussen de projecten. Door het taakveld ontwerpleiders. Systeemintegratie en Techniek worden de technische raakvlakken in beeld gebracht; door het taakveld Beheersing en Control De planningsraakvlakken zijn worden de projecten ondersteund met het beheersen van de opgenomen in de planningen planningsraakvlakken. van de projecten en worden daar beheerst. Afstemming Wanneer aangetoond is dat de Piet Heintunnel door de tussen de projectmanagers verkeersleiders weer bediend kan worden vanuit Dijksgracht 1, is de | onderling moet een nog integraliteit van de bedienketen aangetoond en wordt dit risico niet | procesmatiger karakter krijgen meer als toprisico geclassificeerd. zodat de beheersing van de projecten beter op elkaar afgestemd wordt. RISICO 2: HET IS NIET MOGELIJK OM AAN TE TONEN DAT VOLDAAN IS AAN DE PROGRAMMA- DOELSTELLINGEN Na afronding van het programma blijkt het niet mogelijk om aan te tonen dat voldaan is aan de programmadoelstellingen (met name wat betreft uniforme bediening, bewaking en een functioneel uniforme, toekomstbestendige tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid van de tunnels). OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022 OORZAKEN: De contouren van het 1. Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam bestaat “Programma Decharge uit verschillende projecten. Het is niet vanzelfsprekend Document” en het “aantoon- dat de individuele projecten samen invulling geven aan de baarheidsstatement” zijn programmadoelstellingen wanneer ze gereed zijn. Dit geldt vastgesteld. Daarnaast is er nu vooral voor doelstelling 2 van het programma (zie paragraaf 2.1). |een concrete planning waarin 2. Als er onvoldoende rekening gehouden is met beleidskaders staat welke inhoud wanneer komt dit in de aantoonbaarheid van de projecten en het gereed moet zijn om de programma naar boven. Daarnaast is het mogelijk dat er programmadoelstellingen te beleidskaders gewijzigd zijn tijdens de looptijd van het kunnen aantonen. programma, zodat formeel wel aan de bij aanvang gestelde eisen wordt voldaan, maar de beheerder van de beleidskaders toch Naast deze documenten niet tevreden zal zijn. wordt middels een barometer 3. In het geval er wel voldaan is aan de doelstellingen kan dit nog een vinger aan de pols steeds moeilijk aantoonbaar zijn als bijvoorbeeld de benodigde gehouden. Dit stelt het bewijsstukken ontbreken, of als de doelstellingen niet SMART programma in staat om snel in (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) zijn | te grijpen met verbeteracties. geformuleerd. Er vindt een analyse plaats BEHEERSMAATREGELEN: van de mate waarin het 1. Binnen het programma wordt extra aandacht besteed aan het programma voldoet aan alle thema aantoonbaarheid. Het onderwerp is een vast onderdeel relevante beleidskaders. van werkoverleggen en rapportages. In overleg met de Uitkomst van deze analyse tunnelbeheerder wordt concreet afgesproken hoe, door wie en en eventuele acties indien er wanneer de borging van dit onderwerp plaatsvindt. niet of onvoldoende wordt 2. Wijzigingen in de toegepaste beleidskaders worden gemonitord. | voldaan, zijn gepland voor het 3. Voor verkeersleiders uit te voeren testen meewegen bij het derde kwartaal 2022. bepalen van aantoonbaarheid. Het testprogramma stelt de tunnelbeheerorganisatie in de gelegenheid om integratietesten en bedieningstesten bij te wonen. Dit draagt bij aan de validatie van de doelstellingen “eenvoudig te bedienen” en “makkelijk te onderhouden”. RISICO 3: DE BEOOGDE MEERWAARDE VAN DE PUBLIEKE BUSINESSCASE VAN HET PROGRAMMA AWA WORDT NIET BLIJVEND GEREALISEERD. De publieke businesscase voor het programma AWA, die in 2021 is uitgevoerd, laat zien dat het financiële effect van de genomen maatregelen aan de tunnels positiever wordt naarmate het (toekomstig) vervangingsonderhoud van de overige Amsterdamse wegtunnels op gelijke wijze wordt aangepakt (met uniforme en uitwisselbare bediening, toekomstvaste huisvesting, duurzaamheid en de toepassing van digitale vernieuwing). Ook zal er sprake zijn van besparingen op onderhoudskosten en van minder verkeershinder en minder reistijdverlies en daardoor minder milieuschade. Door de uniforme uitrusting en bediening zullen in de toekomst kortere tunnelsluitingen nodig zijn. In het kader van de fysieke opgave van het programma AWA zijn werkwijzen en producten ontwikkeld, die een vervolg moeten krijgen in de versterkingsopgave van de tunnelbeheerorganisatie (TBO) om zo bij te dragen aan het behalen van de in de businesscase geformuleerde meerwaarde. Aangezien het programma AWA een vervroegde einddatum kent, zal ook de versterkingsopgave versneld moeten worden om een ‘warme! overdracht te kunnen bewerkstelligen. Zonder een succesvol en tijdig doorlopen versterkingsopgave krijgen de werkwijzen en producten van het programma AWA geen vervolg en kunnen deze niet worden toegepast. Dit heeft een negatieve impact op de publieke businesscase van het programma AWA, maar ook op de meerwaarde die de uniforme tunnelprojecten hebben voor de hele gemeente Amsterdam. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022 OORZAKEN: Beide organisaties zien in de 1. Het programma AWA moet aantoonbaar haar bijdrage aan de samenwerking een uitgelezen versterkingsopgave realiseren, zodat de TBO deze kan dooront- | kans om de komende wikkelen. periode een krachtige extra 2. Het ontbreekt de TBO aan personeel om invulling te geven aan impuls te geven aan het de ontwikkeling van de beheeropgave. verder professionaliseren 3. Niet alle projecten uit het programma zullen volledig afgerond van het tunnelbeheer met zijn bij overdracht aan de TBO. Met name de vernieuwing van de | de kennis en kunde van Verkeerscentrale Amsterdam zal onder opdrachtgeverschap van | de programmaorganisatie, de TBO gerealiseerd worden. waarbij de opbrengsten 4. De opgave ‘beheer op orde! van de TBO moet gelijktijdig met van het programma Aanpak het einde van het programma (vierde kwartaal 2023) gereed zijn. | Wegtunnels Amsterdam worden beoordeeld vanuit BEHEERSMAATREGELEN: beheerperspectief en al dan 1. Het programma AWA en de TBO zijn een aanpak van duwers niet aangepast verankerd (AWA) en trekkers (TBO) overeengekomen om te zorgen dat de worden in de nieuwe kennis van het programma AWA ‘warm! wordt overgedragen aan | middelen en methodieken die de TBO. Dit is beschreven in het implementatieplan ‘Versterkings- | de versterkingsopgave voor opgave tunnelbeheerorganisatie’. de tunnelbeheerorganisatie 2. In september 2022 vindt een interne tussentijdse meting plaats met zich meebrengt. om de voortgang van de ‘Versterkingsopgave TBO’ te toetsen. Daarnaast zal Horvat aan het einde van 2022 een audit uitvoeren op de voortgang van de versterkingsopgave. Overeenkomstig eerdere afspraken wordt een risicobudget op programmaniveau aangehouden, bedoeld voor onvoorziene uitgaven aan het programma en de verschillende projecten. Twee ontwikkelingen in het programma vormen een ernstige bedreiging voor dit budget, te weten de extreme prijsstijgingen in de sector waarvoor vooralsnog geen volledige dekking is verkregen, en de ontwikkelingen in de raming voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam waar de projectvoorbereiding meer tijd kost en de functionele systemen nog worden doorontwikkeld. Het gelijktijdig optreden van deze ontwikkelingen kan niet worden opgevangen in het beschikbare risicobudget. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022 OORZAKEN: Nieuw toprisico. 1. In de contracten met de aannemers en andere opdrachtnemers zijn verschillende indexeringen van toepassing (CBS GWW Het berekende tekort aan 4213 Bruggen en tunnels, CBS CAO-lonen per uur 24-30, 33 middelen voor de dekking Metalelektro, CBS CPA M71.12 Ingenieurs en aanverwant). van de verschillende Voor de indexering van de budgetten die wij als programma indexeringen over de ontvangen van de Gemeente wordt de IBOI gebruikt als periode 2022 en verder is in indexeringsstandaard. leder jaar worden deze indexeringen het tweede kwartaal 2022 individueel vastgesteld en is het mogelijk dat hier in bijzondere vastgesteld op (een tekort situaties grote verschillen ontstaan. van) € 7,3 miljoen. Voor 2. Door ontwikkelingen in de SO/SD-fase van de functionele een deel hiervan zijn reeds systemen van de verkeerscentrale neemt de kans toe dat verplichtingen aangegaan met de projectraming hoger wordt dan thans opgenomen in de opdrachtnemers. gemeentelijke begroting. 3. De extra tijd die nodig is in de voorbereiding van het project VCA brengt kosten met zich mee die oorspronkelijk niet zijn begroot. BEHEERSMAATREGELEN: 1. Het programma brengt ieder kwartaal het effect van de indexeringen in beeld. Effectieve beheersing door het programma op dit exogene risico is niet mogelijk. 2. Het vraagstuk omtrent indexatie en daadwerkelijke prijsstijgingen binnen de fysieke sector speelt binnen de gehele gemeente en daarover buigt het college zich. De ontwikkelingen zullen in kaart worden gebracht en bij de actualisatie van de investeringen bij de Begroting 2023 worden besproken. 3. De mogelijke tekorten (met name de prijsstijgingen en de raming VCA) worden integraal vanuit het programma beschouwd. 4. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet VCA in het vierde kwartaal zal een dekkingsvoorstel worden gedaan waarvoor zo nodig aanvullende middelen bij Begroting 2023 worden gevraagd. 5. Voor de tekorten als gevolgen van de prijsstijgingen 2021 wordt bij de begroting 2023 aanvullende dekking aangevraagd ter grootte van € 3,6 miljoen. BIJLAGE 1 Afkortingen en definities je definit AAT Amsterdam Arenatunnel ATS Amsterdamse Tunnel Standaard AWA Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam 3B Besturing, Bediening en Bewaking CCC Commissariaat Civiele Constructies COB Centrum Ondergronds Bouwen DBP Directie Bijzondere Projecten DMC Directie Middelen en Control EVD Eindverantwoordingsdocument IBA Directie Ingenieursbureau Amsterdam KES Klant Eis Specificatie MRT Michiel de Ruijtertunnel NMA Netwerk Metropool Amsterdam OCD Operational Concept Description OD NZKG Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied OTL Object Type Library OTO Opleiden, Trainen en Oefenen PHT Piet Heintunnel SDT Spaarndammertunnel SSK Standaardsystematiek voor Kostenraming TBO Tunnelbeheerorganisatie UKVCA Uniform Koppelvlak Verkeerscentrale Amsterdam V&OR Directie Verkeer en Openbare Ruimte VCA Verkeerscentrale Amsterdam VTW Verzoek tot Wijziging VRI Verkeersregelinstallatie Warvw Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels IT IJ-tunnel e © if 23 Voor de vier projecten binnen het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is in de bijlage een factsheet toegevoegd. B: k De en An Á 7 „ll a ee EE , ee: Ee on Ù me ne | EE Ad zg ggn F zn : in ; NR Belk CE EAN A IE B ORE SE = en 0 NE A \ nn Tm RN ef B /_ a EE Re brl ee ia BN Ta ER ee IE A met el nl eeN À | j de : al ! e= „dl de zi L ' 4 s | ds rs E sa : en ie 48 =| Em ts Ed el 3 en | ne re sh: Verkeerscentrale Amsterdam 8 bd A Ne nr AN ha: ET) ee ds nn á wns art re g De \ { ‚n { j 5 > ==} E il | mn Á Jl hij Vil ee es AN 22 {LE Ô rai en Eef Na Nn En u El 8 et e  en oe) EE r ee Lee Al Te HEK KE p 8, En Ì | al nd En Rd Bel E 8 F Ea ee | en k 8 en ij SS p " | E E PE _ f Amsterdam Arenatunnel he LIS id zl Ei ON un | en die ie © ep 4 tf NA erk | ee ee 5 pe, sen: EE IR En ij ‘ | ei es B 5 j : | ik mn ei A pee rd 7 mn ME IA Feet Le UE in lede ld ER EN Al | Pik: ak et 00 sss EN EE EEE i ï i seen DD Vernieuwing Verkeerscentrale Toelichting Management In het tweede kwartaal heeft het project een herijking doorgevoerd, waarbij op basis van een vernieuwd projectplan het traject tot het verkrijgen van het uitvoeringsbesluit (de voorbereidingsfase) opnieuw is ingericht. Binnen deze voorbereidingsfase ligt de focus op: =m het doorontwikkelen van de functionele systemen voor de nieuwe verkeerscentrale en het afronden van de bijbehorende systeemontwerp- en systeemdefinitiefase; = het afronden van het onderzoek naar de tunnels en het opstellen van bijbehorende ontwerpoplossingen ten behoeve van het kunnen koppelen aan de nieuwe verkeerscentrale; = het afronden van de migratiestrategie waarin wordt beschreven op welke wijze eventuele tunnelaanpassingen en koppelingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd en hoe deze in de tijd moeten worden gepositioneerd; =m het afronden van het aanbestedingsdossier voor de realisatie van nieuwe huisvesting, inclusief het doorlopen van de procedure voor het verkrijgen van de bouwgrond; = het faciliteren van de inpassing van de bedienketen in Dijksgracht 1 ten behoeve van tijdige openstelling van de Piet Heintunnel; m het voorbereiden van graafwerkzaamheden om de Spaarndammertunnel, IJ-tunnel en Michiel de Ruijtertunnel redundant te kunnen aansluiten op het datatransmissienetwerk. In het eerste kwartaal heeft het project de focus gelegd op het inrichten en structureren van het doorontwikkelingstraject voor de functionele systemen die nodig zijn om vanuit de verkeerscentrale de verschillende objecten te beheren, bedienen en bewaken. In het tweede kwartaal staat het project gesteld om deze doorontwikkeling verder vorm te geven. Het project ligt daarmee op schema om de systeemontwerp- en systeemdetfinitiefase eind derde kwartaal 2022 af te ronden. Parallel hieraan is gewerkt aan de definitieve scopeafbakening van het project om daarmee een solide basis te krijgen voor een beheerste uitvoering. Er waren verschillende verwachtingen tussen Verkeer & Openbare Ruimte en AWA over het toekomstbeeld van de nieuwe verkeerscentrale en welk onderdeel van het bijbehorende ontwikkelingstraject onderdeel moet zijn van het project VCA. Belangrijk onderdeel hiervan waren de eisen aan de uitwisselbaarheid van tunnelbediening en verkeersmanagement die technisch complex bleken in combinatie met een toekomstbeeld dat nog in ontwikkeling is. In het tweede kwartaal is overeenstemming bereikt en er bestaat nu een gezamenlijk beeld over de definitieve scopeafbakening. Op basis van de bijbehorende nieuwe set uitgangspunten kunnen de functionele systemen worden doorontwikkeld, kan het definitief ontwerp van het gebouw worden afgerond en kunnen onderzoeken aan de tunnels die moeten worden gekoppeld aan de ® ® a: nieuwe verkeerscentrale worden doorgezet. HI | Met deze scopeafbakening kan het project nu gericht verder werken aan het traject om te komen tot een uitvoeringsbesluit eind 2022. Het project werkt aan het verkrijgen van de bouwgrond op het Logistiek Centrum Metro aan de Verlengde Van Marwijk Kooystraat dat is verpacht aan het GVB. In goede samenwerking wordt toegewerkt aan een voorgenomen besluit van GVB in het derde kwartaal om de erfpachtsplitsing in gang te zetten. Het project werkt aan de inpassing van de integrale bedienketen in de bestaande verkeerscentrale in Dijksgracht 1. Deze bedienketen wordt geleverd door het project Piet Heintunnel en wordt door het project VCA ingepast in de bestaande operationele situatie. Vanwege de samenhang met de openstelling van de Piet Heintunnel is een succesvolle inpassing een belangrijke voorwaarde om de planning te halen. Scope Het project heeft gewerkt aan een definitieve scopeafbakening om een beheersbare en realiseerbare scope te verkrijgen. Hierbij wordt de huidige projectscope gehandhaafd, wordt geen integratie tussen de bediening van de tunnels en verkeersmanagement gerealiseerd en vindt voor de bediendesk van verkeersmanagement vooralsnog geen doorontwikkeling plaats. Tijd DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH paal paal MP5.0 SMP vorige heid huidige Q | huidige nr. Omschrijving StandQ2 | (wk) StandO1 \O(wk) Toelichting | tov MP5.0 VERKEERSCENTRALE AMSTERDAM Isen 1100 zap ol mw Aged 2 \Projectbesuit __ 722020 722000 0\ 722020 0 Afgerond | 2b \Noorkeursbestit © 27-2020 27-200 0O| 27-2020\ mt Afgerond | | 3 | Uitvoeringsbesluit 60% | 22-12-2022 | 16-2-2023 & | conractering ox 1482023) 65202 5 \StartUivoering © 110204 711203 47 9112023 0 optarget 98% 21122023) 21-2204 dn en vernieuwde VCA novatie Dijksgracht En overdracht 9 |endeprojet 306207 122027 21| 642027| 9 optarget 9% 181207 142027 Geld Voor project Vernieuwing Verkeerscentrale is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan middelen beVoor project Vernieuwing Verkeerscentrale is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het testcentrum PoC-VCA en voor de voorbereidingen van het project. Een aanvullende kredietaanvraag voor de realisatie van het gehele project zal later dit jaar samen met het uitvoeringsbesluit worden ingediend. Hiervoor is een budget ter grootte van € 39,5 miljoen opgenomen in de Begroting 2022, waarmee in totaal voor circa € 71,3 miljoen aan middelen beschikbaar is. Op basis van een geactualiseerde (maar nog niet definitieve) raming is de prognose einde werk voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam momenteel € 79,5 miljoen. Het verschil van € 8,2 mil- joen is in deze kwartaalrapportage vooralsnog (als prognose) ten laste gebracht van de risicovoorzienin- gen van het overkoepelende programma. Bij de kredietaanvraag die behoort bij het uitvoeringsbesluit zal de dan actuele kostenraming worden toegelicht en worden voorzien van een specifiek dekkingsvoorstel. Samenwerking De wil om samen te werken met onze programmapartners (voor VCA in deze fase vooral onze collega’s van Verkeer & Openbare Ruimte, de partners in de Alliantie PHT te weten Yunex en Heijmans en TEC) is breed aanwezig. Inzicht in de gebruiker en haar bedrijfsprocessen (nu en in de toekomst) is cruciaal voor het realiseren van een passende verkeerscentrale. Hierover is reeds intensief overleg dat de komende periode verder wordt gestructureerd. Voor de doorontwikkeling van de functionele systemen wordt in het project nauw samengewerkt met Yunex, Heijmans en TEC. Belangrijkste risico's Belangrijkste wapenfeit in de beheersing van de risico’s Verkeerscentrale Amsterdam is het besluit om de ontwikkeling van verkeersmanagement en de tunnelbediening en -bewaking los van elkaar te beschouwen. Hiermee is een duidelijke verbetering in de stabiliteit van de scope van het project gerealiseerd en kan het risico dat de scope omvangrijker blijkt dan verwacht verwijderd worden als toprisico. NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1 |De uitgewerkte De scope van het project VCA | Raakvlakmanagement, scopeonderdelen vormen | is opgeknipt in veel kleinere issuemanagement en geen integraal geheel. projecten die niet allemaal in | systeemdecompositie worden samen dezelfde projectfase zitten. met de aanpak systeemontwikkeling geïntegreerd in een integraal Daarnaast heeft het project ontwerpplan door de ontwerpleider. veel raakvlakken met andere projecten in het programma, waarbij zelfs een gedeelte van de scope wordt gerealiseerd door het project Renovatie Piet Heintunnel. 2 |Het koppelen van Uitgangspunt voor het project | De technische mogelijkheden de tunnels die niet is dat het gaat lukken om de | worden nu verder onderzocht, maar gerenoveerd worden genoemde tunnels, zonder deze zullen niet compleet zijn voor (Spaarndammertunnel, _ ingrijpende maatregelen in het opstellen van de stukken voor IJ-tunnel en Amsterdam | de tunnels zelf, te koppelen het uitvoeringsbesluit. Arenatunnel) is niet aan de VCA middels het zonder meer mogelijk UKVCA. Indien dit niet binnen de huidige mogelijk blijkt, zullen keuzes scope van het project gemaakt moeten worden over VCA. bijvoorbeeld het (tijdelijk) verplaatsen van de huidige bedienmiddelen naar de nieuwe VCA. 3 |Het uitvoeringsbesluit | Voor de onderdelen ‘Uitwijk- | Het vaststellen van de wordt niet tijdig voorziening’ en ‘UKVCA' is uitgangspunten is een genomen. een aantal uitgangspunten beheersmaatregel om nog op vastgesteld om de stukken tijd te zijn. Maar hiermee is het (SSK en inkoopplan) die nodig | risico nog niet volledig beheerst. zijn voor het uitvoeringsbesluit | De uitgangspunten moeten nog te kunnen opstellen. Voor het « bevestigd worden vlak voor het indienen van deze stukken indienen van de stukken. moeten deze uitgangspunten gehard worden. Hierbij kan het voorkomen dat herwerk nodig is. Daarnaast is de doorlooptijd voor het opstellen van deze stukken zeer beperkt. A | De doorontwikkeling van |De doorontwikkeling was Voor het gedeelte ‘doorontwikkeling de functionele systemen, | niet voorzien en mogelijk functionele systemen’ gaat het het ontwerp en de valt dit buiten het huidige lukken om dit door dezelfde realisatie, wordt niet opdrachtplafond. In dit geval | opdrachtnemer uit te laten voeren. uitgevoerd door dezelfde | zal de opdracht via een De kans is echter zeer groot dat opdrachtnemer als de openbare aanbesteding in de | voor het gedeelte 'UKVCA', het functionele systemen van markt gezet worden. koppelen van de tunnels aan de de Piet Heintunnel. VCA, vanaf het Voorlopig Ontwerp een aanbesteding gedaan moet worden die nu niet in de planning is opgenomen. d M AN gf li 5 pr gn ot 5 - | Mi m L Sn ER: - “ ” E | 5 4d Pd es En. mn mr a De Ë 5 , R ni BES ed & ú ri Nr Nm z NT 5 VAL A ER. [4 ME pr ie NI MR a gn EN. - h Ke: B U Ey | EE ee Ee ne ik be LN N F A ne” A EIK ee Iik rf Á AN TR - DA RN MOC (a EN a eers 6 tE | zE au En ee zi : ee In de huidige fase van het project richting de openstelling van de tunnel komen de laatste werkzaamheden in de uitvoering, het testen van hardware / software en het opleiden samen. Uit de testen komen bevindingen naar voren die impact (kunnen) hebben op de uitvoering en/of het opleiden. Het is van cruciaal belang dat de werkzaamheden van de betrokken partijen op elkaar afgestemd blijven richting openstelling van de tunnel. Bij meerdere sporen volgens het Spoorboek Openstelling PHT staan werkzaamheden onder tijdsdruk, zoals latere leveranties, bevindingen software, verlate start opleiding module bedienen, installeren bedienplek Dijksgracht, advies door veiligheidsbeambte en daarmee tijdig indienen van de aanvraag openstellingsvergunning, opleidingsbehoefte beheer- en onderhoudsorganisatie tunnelbeheerorganisatie. Desondanks is de verwachting dat de openstelling op 2 december 2022 nog steeds gehaald gaat worden. De voorbereidingen voor aanvaarding (door programma AWA) en overdracht (naar de tunnelbeheerorganisatie) zijn in volle gang. De contractuele scope is stabiel. De scopewijziging betreffende het raakvlak tussen het centrale transmissienetwerk en het netwerk binnen de Piet Heintunnel is eind eerste kwartaal 2022 in uitvoering genomen en contractueel nagenoeg afgerond. Deze scopewijziging is noodzakelijk voor openstelling van de tunnel. De uitvoeringsfase van de Piet Heintunnel is opgedeeld in de overdekte tunnelsecties, het buitenge- bied en de dienstgebouwen. De uitvoering van de overdekte tunnelsecties is nagenoeg afgerond en de testfase van de tunnelsecties is in volle gang. In het buitengebied zijn bij de ingang van de tunnel de nieuwe constructieve stempelconstructies aangebracht en voorzien van brandwerende bekleding. Het ontwerp van de architectonische stempelbekleding is afgerond en bestellingen hebben plaatsge- vonden. In de huidige markt staan levertijden onder tijdsdruk en dat geldt ook voor de architectonische stempelbekleding. De uitvoering van de dienstgebouwen bevindt zich in een afrondende fase. In het testcentrum is de digitale tunneltweeling gerealiseerd en in gebruik voor diverse testen van de Piet Heintunnel. Tevens is in het testcentrum de opstelling van de nieuwe bediening van de Piet Hein- tunnel in de huidige verkeerscentrale Dijksgracht nagebouwd en worden meerdere testen uitgevoerd. Na de nodige aanpassingen in de verkeerscentrale Dijksgracht door projectteam Verkeerscentrale Amsterdam zal de opstelling in het testcentrum voor de bediening van de Piet Heintunnel verplaatst en geïmplementeerd worden. De opleiding van de verkeersleiders geschiedt in drie modules. De eerste Í twee modules zijn gestart, de derde en laatste module start begin derde kwartaal. DETERMINISTISCH || PROBABILISTISCH paal mijlpaal SMP vorige haal- |huidige Q | huidige Ò nr. Omschrijving MP5.0 Stand Q2 (wk) StandQ1 Q (wk) | Toelich- baar- ting heid PIET HEINTUNNEL 1 StartPigect 27-2018 27-2018 0 272018 0 Afgerond + 2 Projecbesut 2892018 2892018 0 2892018 0 Afgerond 3 2-11-2019 0 Afgerond 4 Contractering 3132020 63200 4 632020 0 Afgerond + 5 \StartUivoering 2562021 2562021 0 2562021 0 Afgerond + 6 24-11-2022 overdracht 8 11-4-2023 3 | op target 95% | 23-5-2023 | 29-5-2023 Geld Het geprognosticeerde resultaat van project Renovatie Piet Heintunnel, inclusief de Alliantie, wordt ingeschat op € 2,1 miljoen. In dit resultaat is rekening gehouden met de “winstdelingsconstructie” van de Alliantie, waarbij zowel de Private als de Publieke Partner 50% van het resultaat krijgt uitgekeerd. Met de alliantie PHT is een onderhandelingsresultaat bereikt over de indexering van het Alliantiebudget naar prijspeil 2022. De volgende afspraken zijn hierbij gemaakt: = De indexering is vastgesteld op € 3,5 miljoen. = De Alliantie zal, additioneel op haar scope, een aantal werkzaamheden verrichten. Dit heeft onder andere betrekking op asfaltering (onder andere het verhelpen van diverse schades), aanpak lekkages toerit, diverse werkzaamheden aan beide dienstgebouwen, en vernieuwen valbeveiliging westzijde. In de verslagperiode is, rekening houdend met de laatste ontwikkelingen in het kader van nog te verrichten werkzaamheden, een hernieuwde inschatting gemaakt van de inzet van het projectteam. De verwachting is, dat meerdere functies langer en/of intensiever benodigd zijn. Samenwerking De samenwerking met de stakeholders is goed, met een kritische houding in de huidige fase van testen. Tijdens de testfase komen bevindingen naar voren, die getoetst worden aan de eisen. Het spoorboek Openstelling Piet Heintunnel wordt met betrokken partijen stelselmatig gemonitord en gezamenlijk gestuurd op de vastgestelde openstellingsdatum van 2 december 2022. Belangrijkste risico’s NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1 Uitloop werkzaamheden \m Veel gelijktijdige 1. Met Alliantie om tafel om proces in de uitvoering op het werkzaamheden in en voortgang werkzaamheden, kritieke pad zodanig dat planning richting leveringen en testen af te deadline openstelling vakantieperiode. stemmen i.v.m. gelijkschakeling tunnel op 2-12-2022 m Testfase onder druk i.v.m. beelden en vertrouwen. overschreden wordt. discussie met TBO over 2. Programma en TBO versneld invulling programmakaders met elkaar om tafel om discussie e= Weinig ruimte in planning programmakaders te beslechten. voor hertesten. m Extra werkzaamheden asfalt leggen druk op planning. = Problemen levering bekleding stempelramen. 2 _ Aanpassingen aan m Aanpassingen van pro 1. Met Alliantie en TBO om projectscope na grammakaders blijken tafel om blocking issues voor afstemming AWA- vanuit veiligheid openstelling z.s.m. te bespreken TBO (issue gelijktijdige noodzakelijk en vragen om en afspraken te maken. bediening). aanpassingen software. 3 Werkzaamheden = Levering betonnen 1. Frequent overleg over voort- Duikers Sluisbuurt niet duiker te laat. gang, kansen en risico's, sturing op tijd gereed. m Te weinig capaciteit bij op integrale detailplanning. onderaannemer. AL EN SEN BN nne nr | Á . EE STIIT EE" | LU ms E | IS | ST I= Pa 5 =H torger nn E Pe | pm nn | = li eN: eff a Er 5 zi ki n n = Kl = ar KT F A - _ Û = Re EE en ete ê A Nr nl | Et Kan il jl Âë | # n En, 5 Te 7 ar mn ae [ | AT ne ET tjes mjm A DE cl A P_n NK Ë er - nme En RR rel dien e CT AMEN En | in —l ä ee MT = |E n : 5 Ne Dd ar | Es | us mn EF . Renovatie Amsterdam Arenatunnel Toelichting Management Afgelopen kwartaal is met de partners Yunex en TEC in het project hard gewerkt aan een afronding van het definitief ontwerp inclusief review. De overige onderdelen van het aanbestedingsdossier waren reeds afgerond en getoetst. Het contract voor de realisatie van de besturing, bediening en bewaking is in goede samenspraak met Yunex ‘bevroren’ totdat de renovatie weer wordt opgepakt. Scope In het tweede kwartaal van dit jaar is bij het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan versie 2.0 de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de voorbereidingswerkzaamheden. Tijd Het project heeft haar inhoudelijke werkzaamheden conform planning eind tweede kwartaal 2022 afgerond. Met overdrachtsprotocol D en het eindverantwoordingsdocument wordt het project formeel afgerond begin derde kwartaal 2022. Geld Voor project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is tot nu toe door de raad € 21,5 miljoen aan krediet beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van het project en de realisatie van de systemen voor de bediening, besturing en bewaking. Hiervan betreft € 8,4 miljoen risicovoorzieningen, die gealloceerd zijn op het niveau van het overkoepelende programma. Dit project is in portefeuille gehouden en er wordt momenteel toegewerkt naar een gecontroleerde afsluiting van het project. De prognose einde werk voor het aanbestedingsgereed ‘op de plank’ leggen is € 8,5 miljoen. Deze uitgaven komen ten laste van het in totaal ‘op projectniveau’ beschikbaar gestelde krediet van € 13,1 miljoen. Zie ook de financiële tabel van paragraaf 3.3. Samenwerking Er zijn geen bijzonderheden in de samenwerking met de tunnelbeheerorganisatie of de partners TEC en Yunex. De resterende werkzaamheden zijn in goede samenwerking afgerond. Belangrijkste risico's Gezien de fase van het project zijn er geen specifieke risico's meer. rr 32 Te: J ef bus ú | d Mi dere et Ie 4 AF nT Ei et D =, B EE : zn re RTE OS nee EG EE AE ek ne E mal Sper NE Ee PE en En ee n T == IT 4 irt LN je Î Beet ne pede En el rd wm ik En Î ir elf ER: g . = —_ == a iede EEn A EE en ln aan rl B 7 EE _ f a En ". a | en po EM d k en San d ij 4 NP A pe Ee hal (ee ë 5 Het tweede kwartaal heeft in het teken gestaan van het opstellen en reviewen van het uitvoeringsontwerp. Daarnaast is voor de bediening van de tunnel ook een Multi Aanraak Paneel (MAP) voorzien (uniform aan die van de Piet Heintunnel). Deze wordt apart ingekocht. Hiervoor zijn het ontwerp en de contractstukken gereed en lopen de gesprekken om te komen tot een aanbieding. Er is daarbij bijzondere aandacht voor de verwevenheid en inpassing van de verschillende werkzaamheden. De software van het huidige 3B-systeem van de Michiel de Ruijtertunnel is verouderd en dient een upgrade te krijgen. In overleg met de tunnelbeheerorganisatie is besloten dat deze upgrade door het project Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel wordt uitgevoerd. De scope is middels een wijziging (VTW) toegevoegd aan het project en is direct meegenomen in het contract met Equans. Verder zijn er geen scopewijzigingen. DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH Mijl- Stuurmijl- A met A met P50 P85 paal paal MP5.0 SMP vorige haal- huidige Q | huidige Q nr. Omschrijving StandQ2 (wk) \StandO@1 |Q (wk) | Toelich- baar- ting heid Start Project 7-2-2019 | _ 7-2-2019 O| 7-2-2019 0 | Afgerond 8 8 Projectbesluit 29-3-2019 | 29-3-2019 0 | 29-3-2019 0 Afgerond - - Uitvoeringsbesluit 28-11-2019 | 28-11-2019 0 | 28-11-2019 0 Afgerond - - Contractering 31-3-2020 | 31-3-2020 0 31-3-2020 0 Afgerond Start Uitvoering 30-11-2020 | 30-11-2020 0 | 30-11-2020 0 | Afgerond Volledige vrijgave hitte- | 30-8-2021 | 17-6-2021 -11 | 17-6-2021 0 Afgerond werende bekleding Volledige vrijgave 31-7-2023 | 30-6-2023 -4\ 8-5-2023 8\ optarget| 76% 10-7-2023 | 11-8-2023 inclusief 3B Acceptatie en over- 15-9-2023 | 31-7-2023 -/\ 19-6-2023 6\ optarget| 85% | 14-8-2023 | 15-9-2023 dracht Einde project 16-12-2023 | 31-10-2023 -7\ 9-10-2023 3| optarget| 85% | 11-11-2023 | 16-12-2023 Geld Voor het project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel is in totaal circa € 20,2 miljoen aan middelen beschikbaar. Circa € 5,6 miljoen hiervan is gealloceerd als risicovoorzieningen op het niveau van het overkoepelende programma. Inmiddels is voor € 1,9 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen gemaakt. Samenwerking De samenwerking binnen het project verloopt goed. Er is een samenwerkingsdag geïntroduceerd, waar- bij Equans alsook de tunnelbeheerorganisatie aansluiten. Op 7 april heeft een teamdag plaatsgevonden met het projectteam, Equans en de tunnelbeheerorganisatie. Dit is als zeer prettig ervaren. De teamdag stond in het teken van “samenwerken” en het tijdig meenemen van stakeholders. Het eerste gesprek met de stadsregisseur voor het inplannen van de onderhoudsnachten heeft plaatsgevonden. Hierin is toegelicht welke nachtelijke werkzaamheden op de planning staan. De stadsregisseur heeft het als prettig ervaren dat deze vroegtijdig is meegenomen in de planning. Belangrijkste risico's NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1 Inkoop MAP vertraagt | 1. Geen (tijdige) 1. In gesprek over raming waardoor uitvoering overeenstemming leveranciers inkoop MAP i.s.m. niet efficiënt kan over de prijs en/of de kosten-deskundigen. worden meegenomen contractvoorwaarden. 2. In gesprek met zowel Equans in uitvoeringstraject 3B. (3B-aanpassingen) als beoogde leverancier MAP over integrale planning. 2 \ Aanbestedingsresultaat | 1. Recente extreme 1. In gesprek over raming MAP (aanvullende prijsstijgingen leveranciers inkoop MAP i.s.m. werkzaamheden Equans | 2. Andere inschattingen t.a.v. kostendeskundigen + aanbieding inkoop inzet projectmanagement | 2. Analyse eigen SSK en verschillen MAP) hoger dan (uren) inzichtelijk maken. geraamd 3. Offerte Equans z.s.m. verkrijgen en beoordelen. 3 | Tunnel kan na een Er komen tijdens terugzetten |1. Fall-back scenario’s uitwerken in migratienacht niet tijdig | upgrade naar oude situatie migratieplan (preventief). open. veel kleine technische 2. Oplossing uitwerken en problemen aan het licht, oude toepassen (correctief). systeem gaat niet meer goed aan nadat dit is uitgezet.
Onderzoeksrapport
35
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening toezegging Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 13-03-2023 Portefeuille(s) Afval en Reiniging Portefeuillehouder(s): Zita Pels Behandeld door Afval en Grondstoffen bestuurszaken. [email protected] Onderwerp Afdoening toezegging VN2023-002278 uit de commissievergadering van de commissie Duurzaamheid en Circulaire Economie van 23 februari 2023 Geachte leden van de gemeenteraad, In vw vergadering van 23 februari 2023 heeft wethouder Van der Horst, in mijn afwezigheid, u toegezegd navraag te doen naar: -__de mogelijkheid de aanpassing van de 25-meter-regel te verwerken in de Afvalstoffenverordening; -_hoe de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de Afvalstoffenverordening zichtbaar is gemaakt; -_waarom circulaire initiatieven van ondernemers in Amsterdam Zuid niet zijn meegenomen; -_ hoe de gesprekken met fastfoodketens verlopen; En terug te komen op: -__de vraag over de Amsterdam-app m.b.t. de afvalwijzer per gebied; -__ het capaciteitsprobleem m.b.t. handhaving en afval. De mogelijkheid de aanpassing van de 25-meter-regel te verwerken in de Afvalstoffenverordening Ik sta achter deze aanpassing. Echter is het helaas niet mogelijk deze aanpassing nog voor de raadsbehandeling te verwerken. Middels een amendement kan dit wel. Ik zou u daarom willen verzoeken om een amendement in te dienen om de tekst aan te passen, zoals in de Nota van Beantwoording was toegezegd. De manier waarop de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de Afvalstoffenverordening zichtbaar is gemaakt Voor het aankondigen van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de afvalstoffenverordening zijn de gebruikelijke kanalen gebruikt, te weten: e Gemeentelijke website, stadsdeelpagina's en amsterdam.nl/bekendmakingen e Gemeenteblad e Ophet stadsdeelkantoor liggen de stukken ter inzage De inspraakprocedure voor het uitvoeringsbesluit en de vitwerking in de afvalwijzer vindt plaats in de maanden maart en april. Ook dit zal weer aangekondigd worden via bovengenoemde reguliere kanalen. We zullen hier ook aan de voorkant de containeradoptanten op de hoogte stellen van de Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 maart 2023 Pagina 2 van 3 mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Via dit netwerk gaan we ervan vit dat we een grote groep en belangstellenden bereiken om te laten weten dat de mogelijkheid van inspraak bestaat. Waarom circulaire initiatieven van ondernemers in Amsterdam Zuid niet zijn meegenomen De reden dat het advies van de stadsdeelcommissie Zuid niet specifiek is overgenomen is omdat het praktisch niets veranderd aan de uitwerking van de verordening. Het advies van de stadsdeelcommissie Zuid had te maken met de mogelijkheid te bieden aan ondernemers om een andere inzamelaar te kiezen als deze aansluit bij hun (circulaire) wensen. Dit is al mogelijk. In artikel 2 wordt de mogelijkheid geboden om andere inzamelaars aan te wijzen. In paragraaf 5.1 is aangegeven dat hierin ook ruimte zal worden gegeven aan initiatieven gericht op het vergroten van de circulariteit. Indien naar aanleiding van een idee van initiatiefnemer een inzamelaar wordt aangewezen dan vormt de afvalstoffenverordening geen beletsel meer om circulair te ondernemen. Indien mogelijk zal de ruimte geboden worden om in ieder geval in de vorm van een pilot hiermee aan de gang te gaan en bij succes te overwegen de betreffende organisatie aante wijzen als inzamelaar. Het is wel van belang dat dit gecoördineerd plaatsvindt en dat wordt bereikt door de verplichte aanwijzing. Hoe de gesprekken met fastfoodketens verlopen De fastfoodketens worden in de communicatie met de gemeente gewezen op hun verantwoordelijkheid om de openbare ruimte schoon te maken. In artikel 17 van deze verordening wordt ook nog duidelijk gesteld dat ze verantwoordelijk zijn voor bakken en het schoonhouden van de omgeving. Te zorgen dat dit voor hen duidelijk is heeft blijvend prioriteit voor de gemeente. Zowel de buurtconciërges als onder andere de gebiedsmanagers van de stadsdelen zijn hierover blijvend in gesprek met ondernemers. De gesprekken en de vitwerking hiervan worden als positief ervaren. De vraag over de Amsterdam-app m.b.t. de afvalwijzer per gebied In de afvalstoffenverordening zelf komt de app niet voor. In de nota van beantwoording adviezen stadsdelen staat op pagina 6: Per stadsdeel is er een Afvalwijzer opgesteld die zowel online (via gemeentelijke website en de te lanceren Amsterdam app) als offline (print af te halen bij stadsloket) is raad te plegen. Deze app is nog niet gelanceerd, de verwachting is dat dit ergens zit jaar zal gebeuren. Wanneer de app functionerend is zal de informatie uit de afvalwijzer daarin worden meegenomen. Het capaciteitsprobleem m.b.t. handhaving en afval Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mij en de burgemeester over de mogelijkheid voor meer handhaving op afval. Daar is afgesproken dat met een nieuw boetebeleid (waar nu aan wordt gewerkt) tevens, en dan concreter, de inzet van THOR betrokken zal worden. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 maart 2023 Pagina 3 van 3 Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, OC Zita Pels Wethouder Afval en Reiniging Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
x Gemeente Amsterdam R O W % Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT % Agenda, woensdag 27 mei 2009 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT Tijd 13.30 tot 17.00 uur en vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie Rooszaal 0239 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Inspreekhalfuur publiek 5 Actualiteiten 6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ROW d.d. 6 mei 2009 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieROW @®raadsgriffie. amsterdam.nl 7 _ Openstaande toezeggingen 8 Termijnagenda Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam R OW Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT Agenda, woensdag 27 mei 2009 9 ACAM-rapporten inzake de controle van de jaarrekening 2008 van diensten & bedrijven > Dienst Binnenwaterbeheer > Dienst Milieu en Bouwtoezicht > Dienst Ruimtelijke Ordening > Waternet > _Servicehuis ICT > _Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen , Rapporten gevoegd behandelen met agendapunt 11: Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam De door het college toegezegde bestuurlijke reacties worden na ontvangst bij de raadsgriffie nagezonden 10 Rondvraag/Tkn Financiën 11 Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-002122 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) e _ Jaarrekening gevoegd behandelen met agendapunt 9, ACAM rapporten , De definitieve versie Jaarrekening is reeds aan u toegezonden op 13 mei 2009 e De jaarverslagen van de diensten/ bedrijven liggen ter inzage in de leeskamerraad (voor zover deze zijn aangeleverd bij de raadsgriffie) Grondzaken 12 Twaalfmaandsrapportage 2008 "OGA Financieel Gefundeerd fase 2" Nr. BD2009-003037 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen 13 Woningbouw in tijden van crisis; actieplan 2009-2010 Nr. BD2009-002973 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009 e _Deleden van de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten zijn hierbij uitgenodigd 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT R OW Agenda, woensdag 27 mei 2009 Waterbeheer 14 Aanvulling Tweede IJsnota 1996 Nr. BD2009-003509 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen , Geagendeerd op verzoek van de heer Ng (VVD) e Was Tkn 6 in de raadscommissie van 6 mei 2009 15 Beschikbaar stellen van een krediet t.b.v. de voorbereiding van afstandsbediening van bruggen en sluizen in Amsterdam Nr. BD2009-002273 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) Ruimtelijke Ordening 16 Vaststellen voorbereidingsbesluit Amstel III Nr. BD2009-001670 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) 17 Investeringsbesluit Kop Weespertrekvaart Overamstel Nr. BD2009-001320 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) 18 Vaststelling Stedenbouwkundig Plan Kade Dijksgracht, 2009 Nr. BD2009-002523 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 1 juli 2009) BESLOTEN DEEL 3
Agenda
3
train
xX Gemeente Amsterdam % Actualiteit voor de raadscommissie voor Ruimtelijke ordening, Grondzaken (en Erfpacht) Jaar 2017 Datum indiening 16 oktober 2017 Datum behandeling 18 oktober 2017 Onderwerp Actualiteit van het raadslid Boomsma (CDA) inzake de Overstapregeling op Eeuwigdurende Erfpacht Aan de commissie Inleiding Sinds 1 oktober kunnen erfpachters hun eventuele overstappen op eeuwigdurende erfpacht voorbereiden, en vanaf 1 november kunnen zij in het ‘Overstapportaal’ van de gemeente een definitief aanbod aanvragen. Reden bespreking De CDA-fractie heeft over enkele aspecten van de Overstapregeling nog vragen, en wil deze graag bespreken. Dat betreft in het bijzonder de duur van de geldigheid van het aanbod van de gemeente, en de informatievoorziening aan erfpachters. De CDA-fractie heeft hierover op 15 augustus jongstleden ook schriftelijke vragen gesteld, maar die zijn nog niet beantwoord. Indien mogelijk zou het CDA de beantwoording graag nog voor de behandeling ontvangen. Reden spoedeisendheid Dit is actueel en urgent omdat Amsterdamse erfpachters dus vanaf 1 oktober hun overstap kunnen voorbereiden en vanaf 1 november een definitief aanbod kunnen krijgen. Het lid van de commissie, D. Boomsma (CDA) 1
Actualiteit
1
test
x Gemeente Amsterdam VV % Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten % Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten Tijd 13.00 tot 17.00 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda Dienstverlening 4 Verbeterplan & verdeelsleutel CCA Nr. BD2009-002830 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. , De Burgemeester is hierbij aanwezig Algemeen 5 _Inspreekhalfuur publiek Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam VV Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009 6 Actualiteiten 7 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie VV d.d. 13 mei 2009 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissie VV @raadsgriffie. amsterdam.nl , Verslag wordt nagezonden 8 Openstaande toezeggingen 9 _Rondvraag/ Tkn 10 ACAM - rapporten inzake de controle van de jaarrekening 2008 van diensten & bedrijven > Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer > Dienst Wonen > Parkeergebouwen , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen , Rapporten gevoegd behandelen met agendapunt 11: Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam Financiën 11 Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-002123 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) e _ Jaarrekening gevoegd behandelen met agendapunt 10, ACAM rapporten , De definitieve versie Jaarrekening is reeds aan u toegezonden op 13 mei 2009 e De jaarverslagen van de diensten/ bedrijven liggen ter inzage in de leeskamerraad (voor zover deze zijn aangeleverd bij de raadsgriffie) 2 Gemeente Amsterdam VV Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009 Volkshuisvesting 12 Aanpassing Verordening Vrom Starterslening Nr. BD2009-002367 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd. 13 De Notitie ‘Betaalbaar kopen’ en de aanpassing Regeling sociale grondprijs voor nieuwbouwwoningen in Maatschappelijk Gebonden Eigendom Nr. BD2009- 002373 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009) e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd. 14 kwalitatief onderzoek woonwensen wonen met zorg Nr. BD2009-003468 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Wordt gevoegd behandeld met agendapunt 15 e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd 15 Vertaling onderzoek Laagland Advies. Toekomstige vraag naar wonen met zorg in Amsterdam Nr. BD2009-003768 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Wordt gevoegd behandeld met agendapunt 14 e _ Uitgesteld in de raadscommissie van 13 mei 2009 e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd 16 Speculatie Verkoop Sociale Huurwoningen Nr. BD2009-003764 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was Tkn 10 in de raadscommissie van 13 mei 2009 , Geagendeerd op verzoek van commissielid Hauet (PvdA) 3 Gemeente Amsterdam VV Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009 17 Wijziging Regionale Huisvestingsverordening Nr. BD2009-003680 * _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. AVONDDEEL — VANAF 19.30 UUR Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 18 Plan van aanpak elektrisch vervoer ‘Amsterdam Elektrisch’ en milieuzone personenauto's Nr. BD2009-003739 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad van 1 juli 2009) e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd 19 OV SAAL Nr. BD2009-003683 Hierbij wordt er een presentatie gehouden e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd. 20 Spoorring Amsterdam Demazo Nr. BD2009-003759 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was Tkn 3 in de raadscommissie van 13 mei 2009 , Geagendeerd op verzoek van commissielid Van Pinxteren (GrLi) 21 Autovrije dag 20 september 2009 gezond bewegen in een schone stad Nr. BD2009-003799 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was uitgesteld in de raadscommissie van 13 mei 2009 4 Gemeente Amsterdam VV Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009 22 Petitie Stadhouderskade Hemonystraat Nr. BD2009-003757 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was Tkn 1 in de raadscommissie van 13 mei 2009 , Geagendeerd op verzoek van commissielid Bergervoet (PvdA) 23 Fietsparkeerverbod APV Nr. BD2009-003758 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Was Tkn 2 in de raadscommissie van 13 mei 2009 Geagendeerd op verzoek van commissielid Molenaar (GrLi) 24 Tunnelveiligheid Spaarndammertunnel Nr. BD2009-002572 , _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd. NAGEZONDEN AGENDAPUNTEN 25 Vaststellen extra financiële bijdrage Wibautjaar Nr. BD2009-003952 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad van 10 juni 2009) e _ Dit punt zal in het middagdeel aan de orde komen 5
Agenda
5
val
Bezoekadres x Gemeente de Am ste rd am 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam | Datum 28 maart 2018 | Ons kenmerk Bijlage Onderwerp Uitvoering motie 312 van raadslid Groot Wassink c.s. (inzake omvorming winteropvang tot tijdelijke voorziening) Zeer geachte leden van de gemeenteraad, | In de laatste raadsvergadering d.d. 14 maart 2018 is door uw raad de motie van raadslid Groot Wassink c.s. aangenomen waarin het college wordt gevraagd om, aangezien bij de vorming van een nieuw college mogelijk aanvullende arrangementen voor ongedocumenteerden zullen worden ingericht, de thans bestaande winteropvang om te vormen tot een passende voorziening voor deze doelgroep en deze open te houden tot de vorming van een nieuw gemeentebestuur is afgerond. Overwegingen bij de motie In de overwegingen bij de motie staat gemeld dat op korte termijn verschillende groepen ongedocumenteerden om diverse redenen op straat komen te staan. Dit komt enerzijds door de sluiting van de winteropvang per 3 april aanstaande en anderzijds door verwachte ontruimingen van “We Are Here kraakpanden”. Daarnaast wordt verwacht dat bij de vorming van een nieuw college mogelijk aanvullende arrangementen voor ongedocumenteerden zullen worden ingericht. Het college interpreteert de motie dan ook als een vraag naar een tijdelijke opvangvoorziening voor ongedocumenteerden. Het Amsterdamse vreemdelingenbeleid is gericht op uitgeprocedeerde vreemdelingen die nergens anders opvang kunnen krijgen. Het college benadrukt dat in de winteropvang alleen ongedocumenteerden verblijven die niet tot de doelgroep van het Amsterdamse vreemdelingenbeleid behoren en uit eigen keus hier in Amsterdam verblijven. Een groot deel Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam 28 maart 2018 | Kenmerk | Pagina 2 van4 hiervan is voor de winteropvang naar Amsterdam gekomen en verblijft nog niet lang in de stad. De mensen die eerder in de BBB verbleven en niet tot de doelgroep behoren, hebben een aantal maanden de tijd gehad een andere oplossing voor zichzelf te vinden. Voor het juiste begrip geven wij u hierbij een overzicht. Op 26 maart verbleven 5o ongedocumenteerden in de winteropvang die niet tot de doelgroep behoren, waarvan er 15 eerder in de BBB verbleven: - 23 mensen afkomstig uit een veilig / visumvrij land (8-Marokko, 3-Algerije, 3- Tunesië, 2- India, 2-Ghana, 1- Israël, VS, Venezuela, Brazilië, Georgië). -__22 mensen zijn Dublin claimanten -__5 mensen hebben een inreisverbod van 10 jaar of meer hebben als gevolg van criminele activiteiten. Zoals ook aangegeven in de brief aan uw raad inzake het jaarplan vreemdelingenbeleid dd. 16-02- 2017 (en latere brieven) kunnen deze mensen eenvoudig terugkeren naar hun land of naar een voorliggende rijksvoorziening. Zij kunnen hierbij hulp krijgen van bijvoorbeeld het IOM (Internationale organisatie voor migratie) en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Het is onbekend welke mensen tot de We Are Here groep (WAH) behoren. Het college gaat ervan vit dat een groot deel van de groep ook tot de doelgroep van het Amsterdamse vreemdelingenbeleid behoort. Deze mensen hebben dus dezelfde rechten als andere ongedocumenteerden. Zij kunnen op individuele basis gebruik maken van de beschikbare hulp en opvang (BBB voorziening en het programma vreemdelingen) voor zover er plek is (in de BBB is er op 26 maart nog voor 12 nieuwe mensen plaats). Tot op heden heeft deze groep gemeentelijke opvang in de BBB echter geweigerd, omdat zij enerzijds een protest vormt tegen het landelijke beleid in deze en anderzijds nachtopvang weigert. De maatschappelijke organisaties die in Amsterdam de opvang verzorgen, te weten HVO Overido, het Leger des Heils en de Volksbond, hebben laten weten dat het alléén bieden van opvang zonder voorwaarden in de BBB en de winteropvang indruist tegen hun beleid en hun ethische principes, waardoor zij de grenzen van het draagvlak binnen hun organisatie hebben bereikt. Hun ervaring is dat opvang alleen werkt als mensen verplicht worden mee te werken aan een duurzame oplossing. Opvang dient ook tijdelijk te zijn. Deze regels gelden zoals u wellicht weet, ook voor de opvang van rechthebbende dak- en thuislozen. Voor de tijdelijke opvang waar uw raad om vraagt, stellen de maatschappelijke organisaties als voorwaarde dat zij een pilot starten om mensen te bewegen mee te werken aan een duurzame oplossing. NB. Het Vreemdelingenloket start in samenwerking met HVO Querido en de ketenorganisaties ASKV, Vluchtelingenwerk, Goedwerk Foundation, Bridge tot Better en IOM, na Pasen met begeleidingsgesprekken met alle ongedocumenteerden die in de BBB verblijven, zoals ook aangekondigd in het jaarplan Vreemdelingen dd. 16-02-18 van het college dat na de raadsvergadering van 28-09-18 wordt uitgevoerd. Gemeente Amsterdam 28 maart 2018 Kenmerk Pagina 3 van 4 Uitvoering van de motie Het college geeft op de volgende wijze uitvoering aan de motie: -_ Alle ongedocumenteerden die 31 maart in de winteropvang verblijven, worden daarna | tijdelijk in een nachtopvang opgevangen. We verwachten dat dit maximaal 5o mensen | zijn. | -__Om een aanzuigende werking uit te sluiten, worden nieuwe ongedocumenteerden die niet | tot de doelgroep van het vreemdelingenbeleid behoren, niet toegelaten. | -_ Over de ontruimingen van de WAH kraakpanden heeft uw raad een separate brief ontvangen (uitvoering motie 311). Het op verzoek van de eigenaar aanschrijven van de krakers over het voornemen het pand te ontruimen, is een wettelijke taak van het Openbaar Ministerie. Als de panden worden ontruimd dan kunnen de leden van de WAH groep opvang krijgen in de tijdelijke nachtopvang. We verwachten dat dit in april maximaal 80 mensen zijn. In mei/juni kunnen daar zo'n 120 mensen bij komen, als zij geen andere oplossing vinden. - Eris gekeken welk pand geschikt zou zijn voor de tijdelijke nachtopvang. In de zijbeuk van de Havenstraat is plek voor 150 bedden. De eigenaar van het pand is de British School Amsterdam (BSA) die het pand vanaf 1 september 2018 gaat verbouwen tot school. De BSA is bereid het pand tot 1 september te verhuren aan HVO Querido. -_HVO Qvwerido is bereid de tijdelijke opvang te beheren onder voorwaarde dat zij de middelen krijgen om een pilot starten met als doel opgevangen mensen te stimuleren om mee te werken aan een duurzame oplossing. De pilot zal in afstemming met het Vreemdelingenloket en de ketenorganisaties worden uitgevoerd. -___De uitgaven voor het vreemdelingenbeleid worden verantwoord binnen de begroting Zorg (Programma 6.3). De kosten voor de tijdelijke opvang worden door HVO Querido ingeschat op minimaal € 75.000 voor 5o cliënten oplopend tot € 225.000 voor 150 cliënten per maand, dus voor 5 maanden kunnen de kosten oplopen tot meer dan € 1 miljoen. Deze kosten voor de tijdelijke opvang zijn niet geraamd in de Zorgbegroting, en zullen tezamen met de niet gedekte uitgaven voor de reeds bestaande Bed-bad-brood- voorziening, leiden tot een overschrijding van ruim € 4,2 miljoen van de Zorgbegroting. Gemeente Amsterdam 28 maart 2018 Kenmerk Pagina 4 van 4 Tot slot Het is noodzakelijk dat het nieuwe college na vaststelling van mogelijke aanvullende | arrangementen voor ongedocumenteerden met een passende financiering, ook met spoed een | opdracht vitvaardigt om nieuwe locaties te vinden voor de opvang van ongedocumenteerden. De | tijdelijke locatie zal a september 2018 sluiten. | Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met de meeste hoogachting, et college van byr ren wethouders van Amsterdart Í ‘ A KLA / fl) Johs d Aartsen A.H Jer a L / 5 waäárnemend/burgemeester Re cretaris | | # }
Motie
4
discard
101 gevestigd in het Aalsmeerder Veerhuis Vereniging Sloterkade 21 - 1058 HE Amsterdam . Telefoon 020 - 617 27 35, Fax 020 - 617 73 85 Vrienden van Email [email protected] Website http://www.amsterdamsebinnenstad.nl de Amsterdamse Postbank rek. nr. 1775369 - ABN-AMRO rek. nr. 41.18.45.306 Binnenstad Aan: Deelraad van Stadsdeel Centrum Postbus 202 1000 AE Amsterdam RAADSADRES Betreft: Raadsadres inzake aanvraag behoud van gietijzeren kabelkast/laagspanningskast en plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Amsterdam, 5 september 2011 Geachte raad, Op grond van art. 3 lid 3 van de Monumentenverordening van stadsdeel Centrum verzoeken wij om de historische gietijzeren kabelkast, staand tegen de gevel van het pand Langestraat 45(A), op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen en op korte termijn een quickscan te laten verrichten naar de monumentale waarde van de kast aangezien deze momenteel wordt bedreigd. Deze gietijzeren kabelkast is namelijk uniek. Uit een inventarisatie die de Vereniging in 2004 in samenwerking met Bart Wessels hebben gemaakt, blijkt dat deze kast nog het enige gave en bestaande exemplaar is van dit type. De kabelkast heeft classicistische kenmerken en dateert waarschijnlijk uit circa 1900; zij is dus ouder dan de meer bekendere kasten uit de Amsterdamse Schoolperiode (die overigens ook geen bescherming genieten, maar momenteel nog niet worden bedreigd). De kabelkast draagt het logo van het Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) en is getuige het gietmerk gemaakt door de Amsterdamse IJzergieterij Zimmer, de firma die in 1829 de klokkenfabriek heeft overgenomen, die was opgericht door de beroemde gebroeders Hemony (zie bijlage 3). Dit betekent dat deze kast vermoedelijk het oudst bekende type kabelkast is dat in opdracht van de gemeente is gemaakt en behoort tot het typische Amsterdamse industrieel erfgoed. De bovengenoemde inventarisatie is gemaakt naar aanleiding van het vervangen van een aantal schakelkasten in stadsdeel Centrum door de dienst IVV (zie bijlage 2). Naar aanleiding van deze inventarisatie is het vervangen van schakelkasten in 2004 stopgezet, in afwachting van een onderzoek van de dienst IVV en BMA en van de opname van de resultaten van dit onderzoek in het “beheerplan Openbare Verlichting” (zie bijlage 1). Zo lang dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden resp. afgerond zijn de niet geïnventariseerde kasten vogelvrij. Uw reactie zien wij met belangstelling tegemoet. Hoogachtend, Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. Minne Dijkstra Walther Schoonenberg voorzitter secretaris Bijlagen: 3 Doelstelling: Het bevorderen van een goed woon- en werkklimaat in de gemeente Amsterdam, in het bijzonder in de binnenstad, het ondernemen of stimuleren van activiteiten gericht op behoud en herstel van de historische bebouwing en het stedenbouwkundig karakter alsmede het verbreden van de kennis van Amsterdam. Kabel- en schakelkastjes ° ® Pleidooi voor behoud van == e e e e 4 | Ne Di historisch straatmeubilair sdh : 4 5 Ì = Ia vupe3 f js JN | diepte /oo AP, A pr etiepte ZEe en ï gj peen de an B | \Ü E: iS JES \ TT N = 8 IGE) | n | vd > Û CP d 5 Ee F d $ Á Eet Dr 1ode-eenwse kabelkast Ì O0 o Na EN heeft hij opgemeten, uitgetekend en geloca- SE OQ liseerd. Van sommige schakelkastjes zijn 4e pw nog maar enkele exemplaren in de binnen- la 230 ed ke D stad te vinden en van drie typen kabelkasten uit ca. 1900 bestaat nog maar één exemplaar. Schakelkastje, 1de eeuws en in Amsterdamse-School-stijl. Tek. Bart Wessels In de Jordaan zijn de meeste oude schakel- kastjes inmiddels verdwenen, maar naar aan- Als je het niet weet, zie je ze niet. Ze vallen jaren ’20 van de vorige eeuw door P.L. Mar- leiding van de inventarisatie van Wessels is pas op als ze verdwijnen of worden vervan- nette ontworpen in Amsterdamse-School- het vervangingsproject door de gemneentelij- gen: de ‘electriciteitskastjes’ in de openbare stijl. ke dienst IVV momenteel stilgelegd. In ruimte waarmee onze elektriciteit binnen- Naar aanleiding van het vervangen van de samenwerking met het Bureau Monumen- en buitenshuis wordt geregeld. Op de trot- schakelkastjes in zijn straat heeft Bart Wes- ten en Archeologie wil men nu eerst bekij- toirs staan zogenaamde kabel- en splitskas- sels met steun van onze vereniging een ken welke randapparatuur zoals bijvoorbeeld ten van waaruit de verschillende panden van inventarisatie gemaakt van alle nog aanwezi- _ schakelkasten vanwege hun historische elektriciteit worden voorzien. De veel klei- ge historische elektriciteitsvoorzieningen in karakter en/of vormgeving bescherming ver- nere schakelkastjes zijn in stegen en de binnenstad. Hij vond het zonde dat de dienen. Naast historische lantaarns, zullen zijstraatjes op gevels aangebracht ten behoe- _ fraaie kastjes vervangen werden, ook omdat ook kabel- en schakelkasten worden opgeno- ve van de straatverlichting die aan spandra- de aannemer vertelde dat ze vrijwel allemaal men in het ‘beheerplan openbare verlich- den hangt. nog goed functioneren. Bovendien ergerde ting’. Dat is een mooi resultaat. Het binnenwerk van deze kabel- en schakel- Wessels zich aan het feit dat de leidingen kasten is natuurlijk aangepast aan onze tijd, naar de nieuwe schakelkastjes vaak schotsen __Jwliet Oldenburger maar de buitenkant, de feitelijke kast, is scheef over de monumentale gevels worden vaak veel ouder. De oudste kastjes stammen gemonteerd, terwijl deze in de oude toe- k 9 P. kad uit de 19de eeuw. Een andere groep is in de stand wel zorgvuldig waren aangelegd. Ee Bij de herprofilering van een straat, zoals de Aj Fe LER Spuistraat die vorig jaar opnieuw werd inge- 4 Ma Zere ek r men af ii | | : richt en het gebied rond de kerk De Duif’, UU Aen k Vrh er IW werden tevens de ijzeren kabelkasten die op Dd 7 Nik de trottoirs stonden vervangen door kunst- ie - | Î | n stofkasten. Daarnaast werden in de smalle Dr mn straten van de binnenstad niet alleen de lam- | Dd Hi | ECS _ he … pen die aan spandraden hangen vervangen, ot di L- ná E Er maar tevens de daaraan verbonden schakel- 5 EE D | 1 Ee kastjes. Hoewel deze zware gietijzeren scha- Sn ee \ en kelkastjes onverwoestbaar zijn, wilde men ze NAE vervangen door kleinere en lichtere exempla- e | ren. EA ES Beren X Van de op straat staande kabel- en splitskas- 7 en Ei ú En . gein SN KN ten bestaan nu nog zeven verschillende ben ET bikes typen, vier in Amsterdamse-School-stijl en ee ri je . drie typen die neoclassicistisch vormgegeven 2 Oene zijn, met een basement als voet en als bekro- En Ee S ning een tympaantje. Aan de gevels zijn vier D d verschillende soorten schakelkastjes te \ E î EE onderscheiden. In totaal vond Wessels nog nt A 60 historische kabelkasten, bijna 300 histo- la- 450 —Á 3 PEBE rische schakelkastjes en 500 historische 2ieTU2eER | En p ES ophangpunten voor de straatverlichting die SIET NN met behulp van spandraden aan gevels Kabelkast in Amsterdamse-School-stijl. Kabelkast in Amsterdamse-School-stijl bevestigd is. Al deze verschillende typen Tek. Bart Wessels 76 BINNENSTAD | oktober 2005 Inventarisatie van kabelkasten, schakelkasten en bijzondere ophangingen van lampen uit de Amsterdamse School-periode in de Amsterdamse binnenstad d.d. oktober 2004 Kabelkasten en schakelkastjes Alfabetisch op straatnaam geordend De typen verwijzen naar de genummerde tekeningen van Bart Wessels. A - Amstel 56-58 (zijgevel in Halvemaansteeg) type 2 - Amstel 202 (zijgevel in Amstelstraat) type 2 - Amstelstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ B - Barentzstraat (Westerpark): 10 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Barndesteeg 8-10-12 type 1 - Begijnesteeg 1 type 7 - Berenstraat 6 type Ì - Berenstraat 10 type 1 - Bergstraat 10 type 10 - Bergstraat (adres: Singel 150) type 1 - Bergstraat: lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Bethaniënstraat 4 type 1 - Beulingstraat 17 type 1 - Beurspoortje: bijzonder ophangpunt - Beursplein 5, achtergevel in Warmoesstraat, naast Warmoesstraat nr. 104-106 type 2 - Binnen Bantammerstraat 22 type 2 - Binnen Bantammerstraat: 3 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Binnen Dommerstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’ - Binnen Oranjestraat 2: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’ - Blankenstraat 232-246, zijgevel in Eerste Leeghwaterstraat type 6 - Bloedstraat 25, zijgevel in Monnikendwarsstraat type 4 - Bloemgracht 53 (zijgevel in Eerste Bloemdwarsstraat) type 1 - Bloemgracht 59 type 9 - Bloemgracht 300 (zijgevel op Lijnbaansgracht) type 9 - Bloemstraat 66 type 1 - Bloemstraat 73 type 1 - Bloemstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Boomstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ en één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Buiten Dommerstraat 11-13 type 1 - Buiten Wieringerstraat: twee lampen met “bijzondere ophangpunten’ C - Czaar Peterstraat 108 (zijgevel Eerste Leeghwaterstraat) type 10 - Czaar Peterstraat 205 type 6 D - Dam 2-4: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld) - Dam 6-8: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld) - Damrak 85 (zijgevel in Zoutsteeg) type Ì - Damstraat en de Oude Doelenstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Den Texstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Derde Egelantierdwarsstraat 20 type 1 - Derde Egelantierdwarsstraat 20: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Derde Weteringdwarsstraat 35 type 1 - Derde Weteringdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Driehoekstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’ E - Eerste Bloemdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Eerste Breewersstraat: ‘bijzondere ophanging’ - Eerste Laurierdwarsstraat 17: een lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Eerste Laurierdwarsstraat 35 type 1 - Eerste Leliedwarsstraat: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Eerste Lindendwarsstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’ - Eerste Looiersdwarsstraat: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Eerste Marnixplantsoen t.o. nr. 18, waterkant type 8 - Eerste Passeerdersdwarsstraat 51-65 type 1 - Eerste Passeerdersdwarsstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Eerste Weteringdwarsstraat 34 type Ì - Eerste Weteringdwarsstraat 42 type 1 - Eerste Weteringdwarsstraat 83-105 (links) type 1 - Eerste Weteringdwarsstraat 83-105 (rechts) type 1 - Eerste Weteringdwarsstraat 107 (links) type 1 - Eerste Weteringdwarsstraat 107 (rechts) type 1 - Eerste Weteringdwarsstraat 107: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Egelantierstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Elandsstraat 1 type 1 - Elandsstraat 24-40 type 1 - Elandsstraat 171-173 type 1 - Elandsstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Engelse Steeg: ‘bijzondere ophangpunten’ F - Fokke Simonszstraat 13 type 1 - Fokke Simonszstraat 13: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Fokke Simonszstraat 25 type 1 - Fokke Simonszstraat 25: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Fokke Simonszstraat 36 type 1 - Fokke Simonszstraat 39-41 type 1 - Fokke Simonszstraat 59 type 1 - Fokke Simonszstraat 61: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunt’ - Frederiksplein 42 type 8 - Frederiksplein 51 type 8 G - Gebed Zonder End 3 type 1 - Geldersekade 75 (zijgevel in Geldersesteeg ) type 1 - Geldersekade 95 (zijgevel in zijde Binnen Brouwersstraat) type 2 - Gordijnensteeg 7a type 1 - Goudsbloemstraat 133 type 1 - Goudsbloemstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Groenburgwal 59 (zijgevel in Staalstraat) type 1 - Grote Bickersstraat 27-31, zijgevel in Minnemoersstraat type 6 H - Haarlemmerdijk: 14 lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Haarlemmerdijk 63 (zijgevel in Binnen Oranjestraat - nr. 2) type 2 - Haarlemmerplein: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Haarlemmerstraat 146-148 type 2 - Haarlemmerstraat 146-148: lamp met “bijzondere ophangpunten’ - Haarlemmerstraat, tussen Herengracht en Keizersgracht: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Haarlemmerstraat, tussen Singel en Herengracht: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Haarlemmerstraat, tussen Keizersgracht en Prinsengracht: vier lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Halvemaansteeg 9 type 2 - Halvemaansteeg: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Hartenstraat 12 type 2 - Hartenstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Hazenstraat, tussen Elandsgracht en Lauriergracht: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Heiligeweg 21-25, zijde steeg, rechtermuur (tussen 21-25 en 35) type 1 - Hekelveld: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Herengracht 77 (zijgevel in Korsjespoortsteeg) type 1 - Herengracht 82 (zijgevel in Herenstraat) type 1 - Herengracht 131 (zijgevel in Bergstraat) type 1 - Herengracht 228 type 9 - Herengracht 247 t.o. Gasthuismolensteeg type 1 - Herengracht 277 (zijgevel in Romeinsarmsteeg) type 6 - Herengracht 365 type 8 - Herengracht 403 (zijgevel in Wijde Heisteeg, nr. 9) type 1 - Herengracht 464 (zijgevel in Nieuwe Spiegelstraat nr. 2A —4) type 2 - Herengracht 560 / Utrechtsestraat type 9 - Herengracht 589 / Utrechtsestraat type 9 - Herenstraat 28 type 1 - Herenstraat 29 (“gehouten’, zoals de winkelpui) type 1 - Herenstraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ + twee lampen met “bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Hoogte Kadijk: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld v/d energiecentrale ‘Energetica’) en 11 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ nog functionerend/vastgekoppeld. K - Kalverstraat 39 (zijgevel in Gapersteeg) type 2 - Keizersgracht 232 (zijgevel in Hartenstraat nr. 2) type 2 - Keizersgracht 312 / zijgevel Berenstraat type Ì - Keizersgracht 454 (zijgevel in Molenpad 2) type 1 - Keizersgracht 646-648 type 9 - Keizersgracht 665 type 9 - Keizersgracht 713-715 / Utrechtsestraat type 9 - Keizersgracht 764 / Utrechtsestraat type 9 - Kerkstraat 45-47 type 2 - Kerkstraat 52-54 type 2 - Kerkstraat 60 type 2 - Kerkstraat 66 type 2 - Kerkstraat 67-69 type 2 - Kerkstraat 79 type 2 - Kerkstraat 91 type 2 - Kerkstraat 95 type 2 - Kerkstraat 105 type 2 - Kerkstraat 121-123 type 2 - Kerkstraat 125 type 2 - Kerkstraat 147-149 type 2 - Kerkstraat 135 type 2 - Kerkstraat 149 type 2 - Kerkstraat 163 type 2 - Kerkstraat 221-223 type 2 - Kerkstraat 221-223: lamp met bijzondere ophangpunten - Kerkstraat 249 type 2 - Kerkstraat 261 type 2 - Kerkstraat 277 type 2 - Kerkstraat 299 type 2 - Kerkstraat 322 type 2 - Kerkstraat, tussen Leidsegracht en Leidsestraat: negen lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Kerkstraat, tussen Leidsestraat en Vijzelgracht, op nrs 166, 178, 190 en 204: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Kerkstraat, op nrs 95, 121-123, 147-149, 52-54 en 66: vijf lampen met “bijzondere ophangpunten’, nota bene: op nr. 95 ophangpunten met dubbele katrollen - Kerkstraat, op nrs. 249, 261, 277, 299 en 322: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten - Kerkstraat, tussen Vijzelgracht en Reguliersgracht: op nrs 245 en 300: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Kleine Gartmanplantsoen: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Kloveniersburgwal 30 (zijgevel in Bethaniënstraat) type 1 - Kloveniersburgwal 50 (zijgevel in Spinhuissteeg 17) type 1 - Kloveniersburgwal 125 (zijgevel in Staalstraat) type 1 - Kloveniersburgwal 128-166 type 2 - Kloveniersburgwal 128-166: ‘bijzondere ophangpunten’ - Korte Dijkstraat 2 (zijgevel in Kromboomsloot) type 7 (op voet: vermelding van fabrikant: LOVINK BV TERBORG) - Korte Keizersdwarsstraat 9 type 1 - Korte Keizersstraat 5 (zijgevel in Korte Keizersdwarsstraat) type 1 - Korte Kolksteeg: ‘bijzonder ophangpunt’ - Korte Koningsdwarsstraat 5 type 1 - Korte Koningstraat 21 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat) type Ì - Korte Korsjespoortsteeg: ‘eenvoudig ophangpunt’ - Korte Leidsedwarsstraat 7 type 1 - Korte Leidsedwarsstraat 47 type 1 - Korte Leidsedwarsstraat 52 (links) type 1 - Korte Leidsedwarsstraat 52 (rechts) type 1 - Korte Leidsedwarsstraat 131-135 type 1 - Korte Leidsedwarsstraat 183-185 type 1 - Korte Lepelstraat 92 type 2 - Korte Marnixstraat: “bijzonder ophangpunt’ - Korte Marnixstraat 18 (zijgevel in Korte Marnixkade) type 8 - Korte Regulierstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Korte Stormsteeg: 1 lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Kraijhoffstraat 81-95 (zijgevel in Cruquiusstraat) type 6 - Kromboomsloot 18-20 type 6 - Kromboomsloot 22 type 7 - Kromboomsloot 49 type 1 - Kromboomsloot 69 (zijgevel in Korte Dijkstraat) type 1 in voet vermeld: LOVINK BV TERBORG - Kromboomsloot 22 (zijgevel in Keizersstraat) type 1 - Kromme Palmstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’ - Kromme Waal 33, achterhuis, gevel in Waalsteeg (t.o. Waalsteeg 15-17) type 1 - Kromme Waal 33, achterhuis, gevel in Waalsteeg (t.o. Waalsteeg 15-17): l lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Kuiperssteeg 5 L - Langebrugsteeg 8, zijgevel (bij het water in de steeg) type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 3 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 3a type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 29 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 39 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 42-44 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 74 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 89 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 101 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 120 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 126 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 182 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat 200 type 1 - Lange Leidsedwarsstraat, achtergevel Paleis van Justitie / zijde Leidsegracht type 1 - Langestraat 45a / Korsjespoortsteeg 14 type 5 - Lauriergracht 67-69 type 8 - Lauriergracht 110 (zijgevel in Tweede Laurierdwarsstraat) type 1 - Laurierstraat 76, zijgevel in Eerste Laurierdwarsstraat (17) type 1 - Laurierstraat 101 (zijgevel in Tweede Laurierdwarsstraat) type 1 - Laurierstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Leidsegracht 97 / Korte Leidsedwarsstraat type 1 - Leidsekade 59 type 8 - Leidse Kruisstraat 12-14 type 1 - Leidse Kruisstraat 23 type 1 - Leidseplein 11(zijgevel in Korte Leidsedwarsstraat) type 1 - Leidsestraat 61 (zijgevel in Kerkstraat) type 1 - Leidsestraat, tussen Herengracht en Keizersgracht: vijf losse “bijzondere ophangpunten’, niet meer in gebruik - Leidsestraat, tussen Keizersgracht en Kerkstraat: drie losse ‘bijzondere ophangpunten’, niet meer in gebruik - Lepelstraat: 2 x ‘bijzondere ophangpunten’ - Lijnbaansgracht 41 (zijgevel in Lindengracht) type 2 - Lijnbaansgracht 41 (zijgevel in Lindengracht) : één lamp met “bijzonder ophangpunt’ - Lijnbaansgracht 270 (zijgevel in Korte Leidsedwarsstraat 102) type 1 - Lindengracht 9 type 2 - Lindengracht 10 type 2 - Lindengracht 25 (zijgevel in Tichelstraat) type 1 - Lindengracht 61 type 9 - Lindengracht 93 type 2 - Lindengracht 94-112 type 2 - Lindengracht 150 type 2 - Lindengracht 180 type 2 - Lindengracht 204 type 2 - Lindengracht 218 type 2 - Lindengracht 251 (zijgevel in Lijnbaansgracht) type 6 - Lindengracht 302 type 2 - Lindengracht 302: één lamp met “bijzonder ophangpunt’ - Lindengracht: totaal 15 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’, w.o: - Looiersstraat 93 type 1 - Looiersstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ M - Madelievenstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Marnixstraat 24-26 type 8 - Marnixstraat 72 (zijgevel in Tweede Marnixdwarsstraat) type 6 - Marnixstraat 122 (zijgevel in Nieuwe Tuinstraat) type 6 - Marnixstraat 200 (zijgevel op Groenmarktkade — links) type 7 - Marnixstraat 200 (zijgevel op Groenmarktkade — rechts) type 7 - Marnixstraat 287 type 8 - Marnixstraat 366 type 8 - Marnixstraat, tussen Leidseplein en Passeerdersgracht: twaalf lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Marnixstraat, tussen Rozengracht en politiebureau/parkeergarage: 5 x “bijzondere ophangpunten’ - Martelaarsgracht: twee ‘bijzondere ophangpunten’ - Molsteeg: “eenvoudig ophangpunt’ - Monnikenstraat 10 type Ì - Montelbaanstraat 1 type 1 - Montelbaanstraat 3-5 type 1 - Montelbaanstraat 13-15 type 1 - Montelbaanstraat 17 type 1 - Montelbaanstraat 6 / t‚h.v. de achtergevel via nieuwe Ridderstraat type 1 - Muntplein 2 (rechts v/d gevel) type 3 N - Nes 63 (zijgevel in Sint Barberenstraat - in Frascaticomplex) type 1 - Nicolaas Witsenstraat: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Batavierstraat 2 (zijgevel op Oude Schans) type 7 - Nieuwe Brugsteeg 26-32 type 1 - Nieuwe Brugsteeg: 1 lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Brugsteeg: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Doelenstraat 9 type 2 - Nieuwe Doelenstraat 15 (links) type 2 - Nieuwe Doelenstraat 15 (links): ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Doelenstraat 9: bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Doelenstraat: in totaal vier keer ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Hoogstraat: 2 lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Jonkerstraat 11 type 1 - Nieuwe Jonkerstraat: 1 lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Nieuwe Leliestraat 81 (zijgevel in Tweede Leliedwarsstraat) type 4 - Nieuwe Leliestraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ en twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Nieuwe Looiersdwarsstraat 15-17 (zijgevel in Nieuwe Looiersstraat) type 1 - Nieuwe Looiersdwarsstraat 15-17 (zijgevel in Nieuwe Looiersstraat): één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ en een lamp met hedendaags ophangpunt - Nieuwe Looiersstraat 1 type 1 - Nieuwe Looiersstraat 1: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Looiersstraat 3 type 1 - Nieuwe Looiersstraat 3: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Nieuwe Looiersstraat 62 type 1 - Nieuwe Looiersstraat 100 type 1 - Nieuwe Looiersstraat 100: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Nieuwe Looiersstraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat t.o. nr 3 / zijgevel Nwe Oostenburgerstraat 19 type7 - Nieuwendijk 1 type 2 - Nieuwendijk 1: ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 14 type 2 - Nieuwendijk 14: “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 19-21 type 2 - Nieuwendijk 19-21: ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 32 (zijgevel in Engelse Steeg) type 2 - Nieuwendijk 41-45 type 2 - Nieuwendijk 41-45: “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 105-107: ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 143-145: “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk: behalve op de bovengenoemde adressen nog negen ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwendijk 173 (zijgevel in O.L. Vrouwesteeg) type 1 - Nieuwendijk 180 (zijgevel in St. Nicolaasstraat — nr. 2) type 2 - Nieuwendijk 217a (zijgevel in Zoutsteeg — nr. 25-49) type 2 - Nieuwendijk 217a (zijgevel in Zoutsteeg — nr. 25-49): bijzondere ophangpunt - Nieuwe Nieuwstraat 32 (zijgevel in steeg) type 1 - Nieuwe Passeerdersgracht: twee lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwe Willemstraat 2 type 1 - Nieuwe Willemstraat 2: ‘eenvoudig ophangpunt’ - Nieuwe Spiegelstraat 10 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 22 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 23 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 35-37 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 45A / Kerkstraat type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 51-53 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat 74 type 2 - Nieuwe Spiegelstraat: één lamp met “bijzonder ophangpunten’ - Nieuwe Spiegelstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Nieuwezijds Voorburgwal 105 (zijgevel in Zwarte Handsteeg) type 1 - Nieuwezijds Voorburgwal 262 (zijgevel in Wijde Steeg - nr. 4) type 1 - Nieuwezijds Voorburgwal (Spui tot Raadhuisstraat): elf “bijzondere ophangpunten’ - Nieuwezijds Voorburgwal (Raadhuisstraat tot Martelaarsgracht): 18 “bijzondere ophangpunten’ - Noorderdwarsstraat 9 type 1 - Noorderdwarsstraat, nrs 12 en 15-17: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Noorderdwarsstraat 20 (zijgevel in Noorderstraat) type 1 - Noordermarkt 31 type 1 - Noordermarkt 31: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunt’ - Noorderstraat 2 (hoek Vijzelgracht) type 1 - Noorderstraat 11 type 1 - Noorderstraat 11: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Noorderstraat 29 type 1 - Noorderstraat 29: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Noorderstraat, nrs 23 en 42: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Noorderstraat 76 type 1 - Noorderstraat 76: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Noorderstraat 87 type 1 - Noorderstraat 127-137 type 1 - Noorderstraat 127-137: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ Oo - Onze Lieve Vrouwesteeg type 6 - Onze Lieve Vrouwesteeg 3 type Ì - Oosteinde 1 (zijgevel in Sarphatistraat) type 6 - Oudebrugsteeg 5 type 2 - Oudebrugsteeg 5: “bijzondere ophangpunten’ - Oude Hoogstraat: 1 lamp met “bijzondere ophangpunten’ - Oude Leliestraat 15 type 2 - Oude Leliestraat: 3 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Oude Manhuispoort, bij ingang Kloveniersburgwal type 1 - Oude Manhuispoort, bij ingang Oudezijds Achterburgwal type 1 - Oude Nieuwstraat 23 type 1 - Oude Schans 54 / hoek zijde Korte Keizersstraat type 1 - Oude Schans 118 (zijgevel in Korte Dijkstraat 16) type 1 - Oude Spiegelstraat 4 type 4 - Oudezijds Achterburgwal 28 type 1 - Oudezijds Achterburgwal 69-71 (zijgevel in Bloedstraat - nr. 4) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 119 (zijgevel in Koestraat) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 133 (zijgevel in Bethaniënstraat) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 185 zijgevel (zijgevel in Korte Spinhuissteeg) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 185, achtergevel in Dwars Spinhuissteeg) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 170 (zijgevel in Prinsenhofsteeg) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 185 (zijgevel in Spinhuissteeg) type 1 - Oudezijds Achterburgwal 185 (zijgevel tn Spinhuissteeg): ‘eenvoudige ophangpunten’ - Oudezijds Achterburgwal 195 (zijgevel in Prinsenhofsteeg) type 1 - Oudezijds Voorburgwal 31 type 1 - Oudezijds Voorburgwal 38 (zijgevel in Heintje Hoeksteeg) type 1 - Oudezijds Voorburgwal 135 (zijgevel in Stoofsteeg) type 1 P - Paleisstraat 5: ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld) - Paleisstraat 21 type 3 - Paleisstraat 21: twee keer ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld) - Paleisstraat, overig: twee ‘bijzondere ophangpunten’ (vastgekoppeld) - Palmstraat 22 type 1 - Palmstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’ - Passeerdersstraat 5 (zijgevel) type 1 - Pieter Jacobszdwarsstraat 2-4 type 1 - Plancíusstraat: 9 x “bijzondere ophangingen’ - Plantage Middenlaan, naast de ingang van het Wertheimpark type 6 - Plantage Middenlaan: 16 keer ‘bijzondere ophangpunten’ - Prinsengracht 108 (zijgevel in Egelantiersgracht) type 9 - Prinsengracht 206 (zijgevel in Rozenstraat) type 1 - Prinsengracht 226 (zijgevel in Laurierstraat 2) type 1 - Prinsengracht 226 (zijgevel in Laurierstraat 2): één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Prinsengracht 356 (zijgevel in Passeerdersstraat) type 1 - Prinsengracht 500 (zijgevel in Leidse Kruisstraat) type 1 - Prinsengracht 685 type 8 - Prinsengracht 696 (zijgevel in Noorderstraat) type 1 - Prinsengracht 778 (riolering — werk) type 8 - Prinsengracht 1047 (zijgevel op Reguliersgracht — nr 92) - Prinsenstraat 6 type 1 - Prinsenstraat 13 type 1 - Prinsenstraat 13: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Prinsenstraat 24 type 1 - Prinsenstraat 24: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Prinsenstraat 27 (zijgevel op Prinsengracht) type 1 - Prinsenstraat: in totaal zes lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Prins Hendrikkade 48 (zijgevel in Nieuwe Brugsteeg) type 1 - Prins Hendrikkade 87 (zijgevel in Sint Olofspoort) type 1 R - Raadhuisstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Rapenburg 2-4 type 1 - Rapenburg 10 type 1 - Rapenburg / hoek Peterstraat 21 zijde type 1 - Rapenburg: een lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Reestraat 1 (zijgevel op Keizersgracht) type 2 - Reestraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Rechtboomsloot 8 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat) type 1 - Rechtboomsloot 8 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat): bijzondere ophanging lamp - Reguliersbreestraat 49-51 type 2 - Reguliersdwarsstraat 10 type 2 - Reguliersdwarsstraat: zeven lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Reguliersdwarsstraat 33 (zijgevel in Sint Jorisstraat) type 2 - Reguliersgracht 39, zijgevel in Keizersgracht type 9 - Reguliersgracht 92 / Prinsengracht 1047 type 9 - Reguliersgracht 134 (zijgevel in Fokke Simonszstraat) type 1 - Reguliersgracht 68 (zijgevel in Kerkstraat) type 2 - Reguliersgracht 68 (zijgevel in Kerkstraat): ‘bijzondere ophangpunten’ - Rembrandtplein 3 (zijgevel in Halvernaansteeg) type 2 - Rembrandtplein 4 (zijgevel in Regulierstraat) type 1 - Roeterstraat: 10 x ‘bijzondere ophangpunten’ - Rokin 8 (zijgevel in Kromme Elleboogsteeg) type 1 - Rokin: zes “bijzondere ophangpunten’ - Romeinsarmsteeg 6-8 type 1 - Rozengracht 37 type 8 - Rozengracht 141 (zijgevel in Tweede Rozendwarsstraat) type 1 - Rozengracht 251 (zijgevel op Groenmarktkade) type 7 - Rozengracht, tussen 1°® Rozendwarsstraat en Prinsengracht: zes lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Rozengracht, tussen 1*t® en 2% Rozendwarsstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Rozenstraat: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’ S - Sarphatistraat, tussen Amstel en Wibautstraat: 5 x “bijzondere ophangpunten’ - Sarphatistraat, tussen Wibautstraat en Alexanderplein: 11 x “bijzondere ophangpunten’ - Sarphatistraat 81-83 type 7 in de voet is de naam van de fabrikant vermeld: NV VULCAANSOORD TERBORG - Sarphatistraat 532 (zijgevel in Alexanderstraat) type 7 - Schipperstraat 1 type 6 - Schippersgracht 16 (zijgevel in Foeliedwarsstraat) type 1 - Singel 44 (zijgevel in Roomolenstraat 1-3) type 1 - Singel 80 type 8 - Singel 84 (zijgevel in Korsjespoortsteeg) type 1 - Singel 150 (zijgevel in Bergstraat) type Ì - Singel 182 (zijgevel in Oude Leliestraat) type 2 - Singel 210 (zijgevel in Driekoningenstraat) type Ì - Singel 312 (zijgevel in Romeinsarmsteeg) type 1 - Singel 387 (zijgevel in Heisteeg) type 1 - Singel 418 type 8 - Singel 506 (zijgevel in Sint Jorisstraat) type 1 - Sint Agnietenstraat: drie “bijzondere ophangingen’ - Sint Annendwarsstraat 24 (zijgevel in Bethlehemsteeg) type 1 - Sint Jansstraat 8 (kapot en verzegeld) type 1 - Sint Luciënsteeg 21 type 1 - Sint Nicolaasstraat 14 type 1 - Sint Nicolaasstraat 2: bijzonder ophangpunt’ - Sint Olofspoort 9 (zijgevel in Nieuwe Brugsteeg) type 2 - Sint Olofssteeg 6 type 1 - Sloterdijkstraat: 3 x ‘bijzondere ophanging’ - Spinhuissteeg 1 type 1 - Spinhuissteeg 1: één keer ‘eenvoudige ophangpunten’ - Spinhuissteeg 13-17 type 1 - Spinhuissteeg 13-17: ‘eenvoudige ophangpunten’ - Spinozastraat 17 type 8 - Spui 12 (zijgevel in Rozeboomsteeg) (verzegeld) type 1 - Spuistraat 219 (zijgevel in Wijde Steeg) type 8 - Spuistraat 299 (zijgevel in Roskamsteeg) type 1 - Spuistraat, ter hoogte van de Korte Korsjespoortsteeg (oostgevel van de Dominicuskerk) type 13 - Spuistraat, tussen Raadhuisstraat en Martelaarsgracht: 11 x “bijzondere ophangpunten’ - Spuistraat, tussen Spui en Raadhuisstraat: zeven keer ‘bijzondere ophangpunten’ - Spuistraat: alle type 2-kasten zijn verdwenen door herbestrating etc. 2003-2004. - Staalstraat 7A type 1 - Staalstraat 13 type 1 - Staalstraat 34, hoek Zwanenburgwal type 1 - Stoofsteeg 8 type 1 - Stormsteeg 2 type 1 - Stormsteeg 8 type Ì T - Taksteeg 9 type 1 - Tichelstraat 10 (achtergevel van de Tichelkerk - links) type 1 - Tichelstraat 10 (achtergevel van de Tichelkerk - rechts) type 1 - Tichelstraat 44 type 1 - Tichelstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Tussen Kadijken 3 type 1 - Tweede Bloemdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Tweede Laurierdwarsstraat 42 (zijgevel in Tweede Laurierdwarssteeg _ type 1 - Tweede Weteringdwarsstraat 31, zijgevel type 1 - Tweede Weteringdwarsstraat 72 / Vijzelgracht 14 type 1 - Tweede Weteringplantsoen 5 type 9 (fabrikant: N.V. Vulcaansoord Terborg, vermeld aan vier zijden onderaan de voet) U - Utrechtsestraat 16-18 type 2 - Utrechtsestraat 23 type 2 - Utrechtsestraat 41 type 2 - Utrechtsestraat, op nrs 23, 41, 2, 16-18 en 30A: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ Vv - Van Heemskerckstraat t.o. nr. 2-8, zijde nr 9-15 (Westerpark) type 6 - Van Neckstraat t.o. nr 11-17 / zijgevel Roggeveenstraat 8 (Westerpark) type 6 - Ververstraat 57 type 1 - Vierwindendwarsstraat 27-33 zijgevelzijde (ingang Vierwindenstraat 107-115) type 7 - Vijzelstraat: elf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Vinkenstraat: vijf lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ - Voetboogstraat 4 type 1 - Voetboogstraat 17 type 1 - Vredenbrugsteeg (zijgevel in Korte Niesel) type 1 W - Warmoesstraat 9 (zijgevel in Wijngaardsteegje) type 2 - Warmoesstraat 23 (zijgevel in Oudezijds Armsteeg) type 1 - Warmoesstraat (zijgevel in Guldenhandsteeg) type 7 - Warmoesstraat 33 type 2 - Warmoesstraat 71 type 2 - Warmoesstraat 80 type 2 - Warmoesstraat 95 type 2 - Warmoesstraat 102 (zijgevel in Paternostersteeg) type 2 - Warmoesstraat: tien lampen met eenvoudige ophangpunten’ - Westermarkt, oneven zijde: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Weteringschans 120 (zijgevel in Nicolaas Witsenstraat) type 7 - Weteringschans 157 type 3 - Weteringschans 157: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ - Weteringschans, tussen Utrechtsestraat en Vijzelgracht: dertien lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ - Weteringschans, tussen Vijzelgracht en Leidseplein: tien lampen met “bijzondere ophangpunten’ - Weteringstraat 45 type 1 - Wijde Heisteeg 2 type 1 - Wijde Steeg 20 type 1 - Willemstraat 27 type 1 - Willemstraat 27: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’ - Willemstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’ Z - Zandhoek 8 zijgevel / zijde Taanstraat type 7 - Zandstraat 4 type 1 - Zandstraat t.o. nr. 26-28, geplaatst op de Zuiderkerk, hoek Zuiderkerkhof type 1 - Zandstraat: 1 lamp met een ‘bijzonder’ en 1 lamp met een ‘eenvoudig ophangpunt’ - Zeedijk 33-34 type 1 - Zeedijk 52 type 1 - Zeedijk 55 (zijgevel in Waterpoortsteeg) type 1 - Zeedijk 68 type 1 - Zeedijk 102 type 1 - Zeedijk 121 type 1 - Zeedijk 137-141 (naast nr. 147) type 1 - Zwarte Handsteeg 13 type 1 Totale aantallen: Schakelkastjes type 1: 204 x type 2: 80 x type 3: 3 x type 4: 3 x totaal: 290 x Kabelkasten type 5: lx type 6: 15 x type 7: 14 x type 8: 16 x type 9: 14 x type 10: 1 x type 11: type 12: type 13: 1 x totaal: 60 kabelkasten Ophangingen ‘eenvoudige ophangingen’: 60 x ‘bijzondere ophangingen’: 444 x totaal: 504 historische ophangingen Op de voet van enkele grote schakelkasten (type 7) staat op de voet de naam van de fabrikant vermeld: Lovink BV Terborg of NV Vulcaansoord Terborg. De fabriek in Terborg, in de Achterhoek, was gelegen op de plaats in Nederland waar ijzererts gewonnen werd. Er zijn reeds vele schakelkastjes verdwenen in de Jordaan. Op 10 oktober 2004 waren alle kastjes vervangen in de Anjeliersstraat, 2de Anjeliersstraat, Boomstraat, 2de Boomstraat, Driehoekstraat, 15te Egelantiersdwarsstraat, Goudsbloemstraat, 1“® Goudbloemdwarsstraat, 24° Goudsbloemdwarsstraat, 3de Goudsbloemdwarsstraat, Noorderkerkstraat, Palmstraat en Tuinstraat. Tevens de Binnen Dommerstraat, Binnen Oranjestraat, Langestraat, Lijndenstraat, Korsjespoortsteeg, Roomolenstraat, Vinkenstraat. Alle historische schakelkastjes functioneren momenteel nog. De aannemer, die de kastjes vervangt, vertelde dat ze allemaal nog goed zijn. Enkele schakelkastjes zijn echter verzegeld, omdat het slot verbroken is. Na verwijdering van de oude kastjes is het aanbrengen van de nieuwe kasten slecht uitgevoerd. De buizen zijn onzorgvuldig en scheef gemonteerd, met lelijke bochten, terwijl dit in de oude toestand wel zorgvuldig gedaan was. — bijvoorbeeld in de Langestraat. Bij herprofilering van de straat (of vervanging van de lampen?) worden momenteel tevens de electriciteitsvoorzieningen zoals de technische installaties als kabelkasten vernieuwd. In de Spuistraat zijn onlangs (2003-2004) alle type 2-kabelkasten verdwenen in het kader van de herprofilering van de straat. - Kasper van Ommen, Straatmeubilair Amsterdamse School 1911-1940, Amsterdam 1992. - Archief GEB, dienst IVV, - Verlichtingsmuseum op de Sparklerweg bij het Amstel Station <1 asf} a aan s 516 Lr ee e 28 7 ( EE ll lln BE | ld IE _ EE, ed 5 s Eu || EE ed © En el 5 \ n 5 © | s 8 en | j: TZ , 85 { so Ì 4E Ede EEE, (í EE EE | Ee — | |l mam nn | Ek jm E EN |L jm ee li ( | Ek Ll. LL iN, A adi = d- 77 > Katsyaraovar NALSYA Tas 7 — Te Eren raar Af kn 230 En dAiaple /ho 1 NS T Ge 9 (OV my ì rn sa “ xs NA avan En Od Ie je nf f í |Top 5 | ke d i | () . W | GE ° Ë - Hi F Ô dre /o 2 zE ing! rj ob 5 iK ij Ì A Pd BE n \ | ii ii, $ S Í OVS al e Bo J me) > 5 8 D EO ‚ EE 55 2 Ì ô - rr 5 | — ICN | s ed L Wel eeen) > >: % ": 0 GT = í _d fe 230 wi ECS WS NE 8 Ì en nnn t S $ ; De P. Womer a ‘ — dT Schmal 110 ossl Fe use ΰ5 el Juus van MBENYMO
Raadsadres
17
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 189 Publicatiedatum 20 maart 2015 Ingekomen onder M Ingekomen op 11 maart 2015 Behandeld op 11 maart 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de Leraren- en Scholenbeurs (wie het eerst komt, wie het eerst maalt’). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Amsterdamse Lerarenagenda primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO) en de bijbehorende Voorzieningen Amsterdamse Lerarenbeurs en Scholenbeurs (Gemeenteblad afd. 1, nr. 114); Constaterende dat: — maximaal 10% van de Amsterdamse leraren per jaar een lerarenbeurs kan aanvragen op basis van het ter beschikking gestelde budget; — indien het aantal aanvragen groter is, de toewijzing van de lerarenbeurs baseert op ‘wie eerst komt, eerst maalt’; — de snelheid van aanvraag van lerarenbeurs daarmee beslissend is in de toekenning; Van mening dat: — snelheid van aanvragen geen geschikt objectief criterium is, omdat dit criterium kan samenhangen met de mate waarin het aanvragen van lerarenbeurzen is georganiseerd op de school of met de kwaliteit van de docent die de beurs aanvraagt; — het beter zou zijn om de aanvragen op basis van kwaliteit en/of noodzaak te beoordelen dan op basis het criterium ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’; — indien dit door het college niet mogelijk wordt geacht, volledige willekeur, bijvoorbeeld door middel van loting, dan een eerlijker selectiemethode is dan ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 188 Moti Datum __ 20 maart 2015 otie Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — een eerlijker selectiecriterium te gebruiken dan ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, indien het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs het maximum overschrijft; — bij het zoeken naar dit selectiecriterium in overweging te nemen of dit niet kan geschieden op basis van kwaliteit en/of noodzaak van de aanvraag; — indien kwaliteit en/of noodzaak niet mogelijk of wenselijk worden geacht als selectiecriteria, te zoeken naar een criterium waarbij iedere aanvrager een gelijke kans heeft om de beurs te krijgen. Het lid van de gemeenteraad, M. Moorman 2
Motie
2
discard
. ps x || “ Ae Tien Ja MK ne 4 Je AJ & | a LP Rd. Ì _— a ms re hd f e) vn ie s, ze ann PEES ‘ LEE Pan u SW | Ae be EN ee =N | ii a AN nâ Ee | bd je Lí eN t Jen je 1 <5 | Ï iet fi ES Nn Ee | Amsterdamse Aanpak . Gezond Gewicht Amsterdam, februari 2017 Psn AE x a gn” vl N EE, S \ je / 5 ne NN Zn zaden \ a EEA KR. EE OA \ ht De EN VE AE A LONEN AUD BR AEN RA EREN BENN AEN PE HE hi De LNE a ARE U WE df 4 ii E De Ee Nen in H - nn A JA rn =S re ES 7 En ENNE K é eN ENEN a A U FP ® PAPE PE EE A ' DE DT ; DAN OE B et AN RD EE IN EE f WL BE nn En, NEE S ap EZ ST 3 Sf | PN / LE 7 A EN fl BE : en pal ZAR ANDS DE E en 5 Ee ZE AN, en ed, Td NOSE NE nd ee ie 7 PL Ae Er AN d Dj Te Ee Te Pd / ln Dern ep EEG A ge ne Te pe Í vn he BP a EL en on En ld | 40: Je DE 4 EE r rn i | kA f AE Bel / / Zet mok FA Pe \/ P, zend EL ee rj 5 nn E nn Er 1 en AN ik / rl di # nj rj 5 Ne St E Ei, 5 f E IE PEI f NS d in ' k a B Elk AR AFW ; PO 5e Ee as > ER Ek B | mf AN prEN IN Pr Te Mk | ks EO OS _ Á í : Serre Á Ss el ijs Ar - en zi di TR Pr 4 ee / we os OW / mn 5 ll E ik d — 0 Tr RI. dn # a EE 5 zel pe | dE, Ep Ä EO el / ú en A AE 4 mr 4 | + ik + BE ZON 3 Bren pe 4, Er fi hk ! E End gn FS Í hj Pl Ke Tl ” Zal BEAR OO Zr s WE uk, / RUN es LET es Di 3 P á 1 Á d TFE Uk BEA Ne pe ps Ì fn TE Eed ri it hi Á ae Eme EA) GE Es e A : kad î \ n PE RE he re ER Ee 5 1 gat me SN ee En Je iN 4 d Poi fe OE NE Nee 4 A Gn r Ä We BAI Hij de Hf re d gd ir ARIE 5 Ei ' Ie | Oa we … De N Î TN el Ee LS 4 7 ' BENN Es kk: , EN 7 dn 6 ABN ; ke EAN | Pl Ei AP ef jn Li ' N LL “ ek ‘ NE AP Rr 6) iN (an 1 Tan Ks Zit ARN NI sd Sl : hf n ! X Ë in |T À VAE Nl De ' ‚ Á Ei RE Ki \ 8 \ KN OM Ee Je ka EPS VW k Û he „8 ï gtr } lij e Ad ii. ï k " fi B f \ AS fl £ \ 4 Et 7 Ì Í 1e In 5 « Ee A j Î En hl edes ZT ae B ren ke BK mn == En en f Tr fÀ at men Zie En K 7 hd Ten er ü |= Od 3 dt = d ! n di 5 A Pe on it E AR BL Ee CT Er Ane ' BE EE. zÒ a ij 4 PI Af , pr 7 tn as k à E OE rr en A has, Î ; tf Ee ie Bk { | Pr Ae kn f EL pe hs ADNR Ps / 1 id Sid mn en Ee mn 4 k IR A = 5 7 a 4 OD WE Ee: / REA En } { jh [ k k ER AIFE : d PTT FR Rrk TR k 4 TEN, S Ki ke den jd TR E- __—_ ks / ee A RENE Tre et IE En beed / 4 8 AN k id k oe li d Mce ee 2 a vi NEN Ne A hek E. lk Ie IN £ ET VE A : RE AT ij Ti b NE TAA ZI ' Erie BEERS Ef et e : z 4 Á il dd | KS f ern he: A el ne ú N ) nZ if 7 Ee ó ik d - Wtf Oe KO, Jk 5 £ Ze Pl d 5 fi é fi { B Ehr Ln Pd 3 = . Pe Rats il \ SP ek > Le É 4 hl | …‚ À 5 hj 5 ie ak e mo: Ke ’ } } = kn fi KA En * 8 Pe: hé e er, 5 RS Ô ‘ He en En In he ET en „ eier EE NE, U pier Ne > me Er _… A tee a Te tE ee REN je \ ER En EO Db | / „ d EE À ; En, B e hek / e: À 4 en i Pe ad Ns me } f - ee aid NDE > 18 ed An ILS 1 IA dl NE me KE ed al e _ k, n En Í | | f INHOUDSOPGAVE Voorwoord 5 Cluster Scholenaanpak 9 Cluster Jongeren 11 Cluster Buurtaanpak 13 Cluster Gezonde Omgeving 15 Cluster Ongezonde Armoede 17 Cluster Kinderen met Overgewicht en Obesitas 19 Cluster Excellente Professionals 25 Cluster Communicatie 27 Jaarverslag 2016 3 4 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht UW AANDACHT? Voor u ligt het jaarverslag 2016 van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. Dit jaarverslag bevat de belangrijkste resultaten van 2016. In het afgelopen jaar heeft u de voortgang van de inspanningen integraal kunnen volgen op www.uitvoeringgezondgewicht.nl. In dit verslag nemen wij u mee langs een aantal hoogtepunten uit de verschillende onderdelen van de aanpak. De financiële verantwoording van de aanpak in 2016 is opgenomen in de Jaarrekening en het jaarverslag van de GGD. De outcomemonitor AAGG, alsook het Uitvoeringsplan 2017 zijn te raadplegen via de website: www.amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond 2016: de gezonde beweging krijgt vaste pen die het moeilijkst bereikbaar zijn, de grond onder de voeten! aandacht voor gezondheid en gezonde leefstijl In 2016 zit de AAGG midden in de uitvoering. In tien toeneemt en daar zien we ook de grootste ver- focusbuurten! is de aanpak op stoom, voor Sloter- anderingen. De daling van het overgewicht en vaart is de buurtaanpak in voorbereiding. De Banne obesitas bij 5-jarigen in (zeer) lage SES?-groepen is de eerste buurt waar het Actieplan Inactieve is daarvan een mooi voorbeeld. Ook de ouder- Jeugd uitgevoerd wordt. De aftrap van dit actie- betrokkenheid binnen de bijvoorbeeld Turkse doel- plan is door beweegprofessor Erik Scherder samen groepen in Noord, groeit. Informatiebijeenkomsten met professionals en ouders gegeven. In Zuidoost over gezonde leefstijl worden daar druk bezocht, heeft de AAGG voor Ghanese Amsterdammers een en het netwerk in Noord kent veel betrokken en gezondheidsweek georganiseerd die zeer positief is enthousiaste vrijwilligers. In de Indische Buurt is ontvangen. een ware havermoutrevolutie gaande. Inmiddels bereiken we in heel Amsterdam zo’n In 2016 zijn belangrijke verbindingen gelegd met 28.000 basisschoolleerlingen op 111 scholen met andere beleidsterreinen, zoals armoedebestrijding. Jump-in. Amsterdam neemt deel aan de landelijke In Geuzenveld is een pilot uitgevoerd waarbij jeugd- proeftuin ketenaanpak van het ministerie van VWS verpleegkundigen en jeugdartsen (problematische) en ook de samenwerking met JOGG wordt verder armoede signaleren en gezinnen ‘warm’ overdragen vormgegeven. Dit zijn slechts een paar van de in- aan andere hulpverleners in het OKT. We zien dat de spanningen die in 2016 uitgevoerd zijn. betrokken professionals door deze pilot ook echt het verschil kunnen maken. Ze weten beter waarop ze Wellicht het belangrijkste resultaat tot nu toe van moeten letten en leren het probleem via meerdere de aanpak is dat zichtbaar wordt - op straat, uit invalshoeken te bekijken. verhalen en uit cijfers - dat juist binnen de doelgroe- 1 Waterlandpleinbuurt, Oud-Noord, Noord-West, Indische Buurt, Oud-Oost, Bijlmer Centrum, Bijlmer Oost, Geuzenveld-Slotermeer, Kolenkit, Osdorp ? SES = sociaaleconomische status Jaarverslag 5 Z blii ee d ee. h k? o blijven wij gezond, Jij toch ook: ij C e 8 & \ Slaap rar er goed ee jan Id 4 Hs | RD S,Eete | Beer Ez gezon Voor een aantal onderdelen is in 2016 de aandacht heid en een gezonde leefstijl en de eigen rol daarin verlegd of verstevigd: de aanpak voor kinderen van dringt steeds meer door tot kinderen, ouders en 12 jaar en ouder is ontwikkeld in samenwerking met professionals, binnen en buiten de gemeente. Dat andere programmaclusters, maar nog belangrijker: gezegd hebbende: we zijn er nog lang niet, de met het veld en de jongeren zelf. Voor de aller- voedsel- en leefomgeving van Amsterdamse jongste kinderen hebben we met de eerste 1000 kinderen (en volwassenen) is nog steeds vooral dagen aanpak (-9 maanden tot 2 jaar) de contouren dikmakend, en ongezonde verleidingen zijn nog neergezet en zijn we gestart met de uitvoering. Voor steeds in grote getale dag in dag uit aanwezig. kinderen op het speciaal onderwijs is het plan van We zien dat bij bezuinigingen of andere vormen aanpak vrijwel gereed. van prioriteitstelling gezondheid en een gezonde leefstijl, soms bijna automatisch, het kind van de Bij de start van de aanpak in 2013 zeiden we dat we rekening is. Binnen de gemeente, maar ook daar- een brede maatschappelijke beweging wilden gaan buiten. En, last but not least, ook al worden het er veroorzaken in Amsterdam waarbij gezond gedrag, substantieel minder, achtieneneenhalve procent van een gezonde leefstijl en een gezonde leefomgeving de kinderen in onze stad zijn te zwaar en er lopen voor kinderen de normaalsituatie is, in plaats van nog steeds te veel kinderen te veel risico op het ongezond gedrag en een obesogene omgeving. ontwikkelen van overgewicht en obesitas. Daarom In 2016 hebben we gezien dat deze beweging zetten we ook in 2017 de aanpak stevig neer en gaande en groeiende is en dat steeds meer mensen zetten we vol in op de uitvoering. in Amsterdam mee doen. Het belang van gezond- 6 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Uitvoering in programmaclusters In onderstaand figuur®, bekend uit het meerjaren- In de uitvoering van de Aanpak Gezond Gewicht, programma, worden de samenhangende inhoude- richten we ons op zowel preventie (voorkomen dat lijke onderdelen van de aanpak en hun verbinding kinderen overgewicht ontwikkelen) als curatie (zorg onderling en met aanpalende beleidsterreinen weer- en ondersteuning bieden aan kinderen die al te gegeven. zwaar zijn) De verschillende onderdelen het programma zijn samengebracht in programma- clusters. Op basis van specifieke inhoudelijke doel- Op de volgende pagina’s leiden wij u via stellingen of geografische samenhang is de indeling de verschillende programmaclusters langs de van in clusters gemaakt. Daarbinnen worden de belangrijkste resultaten uit 2016. g gr inspanningen uitgevoerd. De indeling in clusters verduidelijkt de stuurbaarheid en daarmee de uitvoerbaarheid van het programma. De clusters staan niet op zichzelf, sluiten elkaar niet uit, maar overlappen en zijn complementair. ak Mand Dalian n on EC à Integraa, \ NI Ben A m o df, RN tee Kek os Noad PT KCA KO CN rn Ïf cen 9 5, $ Profas Dg KR Ke 7 Ne sio ENOMNK Ad KO Rs CN Ld 5 ws Kk v 9 Ps H % RN AE hs / GA B SS PS Cs (9) Gee hj ok: Ò d As QG ad RO El Nr Wi ed à % or EN ie ® N Ks kn rj ) RS ús) ENKA DEE PXE g 5 AKC ens 4 @ 8 ep ak ak al AR JR E d fo) 8 Kn Leeftijd, geslacht en E Kef Ei el erfelijke a factoren 3 Gebaseerd op het “Social Model of Health”, Dahlgren & Whitehead, 1991. Jaarverslag 2016 7 DN “\ An eN \ an 8 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Met de scholenaanpak willen we bereiken dat Amsterdamse scholen hun aandeel nemen in het behouden van gezond gewicht van Amsterdamse kinderen en het voorkomen van overgewicht en obesitas. De scholenaanpak is preventief van aard en is gericht op het bevorderen van gezond gedrag op scholen. Met scholen worden afspraken gemaakt binnen de thema’s: opvoeding, eten en drinken en bewegen en sporten. Daarnaast wordt op het basisonderwijs (bo) en het speciaal basisonderwijs (sbo) het Jump-in programma uitgevoerd. Tegelijkertijd wordt de kwaliteit ervan onderzocht en is er continue aandacht voor de verdere verbetering van het programma. Ook vinden er andere inspanningen plaats die gezondheid en gezonde leefstijl bevorderen. Zoals het ontwikkelen van gym+ en pilots op het gebied van bewegen voor, tijdens en na school. Resultaten 2016 Op Jump-in scholen wordt een extra meetmoment Jump-in lengte/gewicht uitgevoerd in groep 4 door Jeugd- Eind 2016 hebben in totaal 111 scholen deelgenomen gezondheidszorg (met uitzondering van de scholen aan de Jump-in aanpak. In de loop van 2016 zijn 21 voor speciaal basisonderwijs). nieuwe scholen gestart met het Jump-in verbeter- traject, 12 scholen hebben het traject in 2016 succes- De resultaten op het gebied van de verschillende vol afgerond. Daarmee komt het aantal scholen dat onderdelen van Jump-in subdoelstellingen worden eind 2016 in het verbetertraject zit op 101. ook bijgehouden In het schooljaar 2015-2016: Gezond “10-uurtje“ Alle scholen die in een verbetertraject zitten, krijgen m 62 scholen zijn overgestapt op uitsluitend melk ondersteuning van een Jump-in adviseur met of water drinken betrekking tot: m 61 scholen zijn overgestapt op uitsluitend m het creëren van draagvlak bij het gehele school- groente of fruit of bruin brood eten team, de ouders en de kinderen, Gezonde lunch =m het implementeren en borgen van gezond eten m op 38 scholen wordt alleen nog water of melk en drinken in alle groepen gedronken. m de PLAYgrounds aanpak gericht op actief buiten- m op 44 scholen wordt alleen nog bruinbrood en spelen voor de hele school groenten en fruit gegeten. =m _oudervoorlichting en betrokkenheid voor alle Gezonde traktaties ouders m 59 scholen hebben hun beleid aangepast en hebben afspraken gemaakt over gezonde De scholen krijgen ondersteuning van een traktaties Sportmakelaar Jump-in voor: Gezond buitenspelen m de organisatie van extra sport- en beweeg- =m Op 22 scholen zijn alle doelen met betrekking aanbod tijdens en na schooltijd tot buitenspelen behaald en is de PLAYgrounds m advies en ondersteuning bij meten motorische aanpak in de school geborgd. vaardigheden en motorische remedial teaching Jaarverslag 9 u 0 Mn AWARE En EE ] BE er 4 B rif GENE, ik, Cn af he) Em \ Î ht. Beten à dh Ee fi zi | | Í | | NN De ee F ON d Be hd El 4 Meer ee Ea nf Ze er En Re an eet ute | fÀ \ De ef 5 Sz _ a ed a 7 ns 8 rj + a TS ï dk Ean, + ARE B ee 5 HA je MD SE ANNET Dn Pd Ee ! À Ee, ln) p= SE Pe 5 Nt ne Je é Ee kes Dd pe d „ ì PS k NN SE B Ps A ETRRIE CL a er KEINE pk di hef” Pe, is Ee ER err «| sl p nl te k hm ÀS Jg UE a A, RTM” ce dae ES BP SN WE ek a at et rr TEEN ZADEN MEN EN Se Er HOj L sd zi B, np À ô ed En. | E Ma KE, Ze GC Zl En Ed oe : T KN mi 5 Tk 8 A  El ] an aaf, id gn haaien Zn } 5 - mr li en. & ‚R BE Via 111 scholen zijn ruim 28.000 Amsterdamse leerlingen bereikt. In totaal wordt op deze scholen dagelijks ruim 250 kilo suiker minder geconsumeerd. Gezond bewegen locaties. Deze kregen o.a. begeleiding gericht op e op 111 scholen zijn promotielessen verzorgd het invoeren van een gezond voedingsbeleid en de tijdens de reguliere gymlessen methode Beweegkriebels. Op basis van de pilot is ® op 111 scholen worden naschoolse activiteiten het Jump-in voorschoolprogramma aangepast en verzorgd. uitgewerkt in een plan van aanpak, dat eind 2016 is * op 65 scholen wordt Gym+ aangeboden, afgerond. Er is een start gemaakt met verdere uitrol speciaal voor inactieve leerlingen. binnen bestaande organisaties. * diverse sportaanbieders worden ondersteund bij de uitvoering van 60 schoolsport- en buurt- Jump-in doorontwikkeling sportverenigingen. Voor de doorontwikkeling van Jump-in zijn in 2016 op basis van een grondige literatuurstudie en Helpdesk en online toolkit focusgroep bijeenkomsten de programmadoelen In 2016 hebben 12 scholen het Jump-in certificaat (gebaseerd op gedrag en determinanten) voor de ontvangen omdat ze alle doelen van Jump-in verbeterde versie van Jump-in voeding bepaald. volledig hebben behaald. Voor alle scholen die de Focus hierbij was om Jump-in voedingsonderdelen aanpak hebben afgerond blijft de Jump-in adviseur te verbreden naar gedrag in de thuissituatie. via de helpdesk beschikbaar. Ook voor scholen die Vervolgens is gekeken naar bestaande effectieve niet in de aanpak geweest zijn, is de helpdesk en strategieën, methoden en technieken. Uit deze de online toolkit beschikbaar. Hier is zowel door exercitie is gebleken dat de huidige onderdelen scholen als andere organisaties binnen en buiten van Jump-in voeding (met een aantal kleine aan- Amsterdam gebruik van gemaakt. passingen) goed passen binnen het ‘ideale plaatje’, maar dat er ook onderdelen zijn waar onvoldoende Jump-in Voorschool zicht op is. Inmiddels is bepaald welke bestaande In 2016 is een pilot uitgevoerd voor Jump-in op interventies die gaten goed kunnen opvullen en de voorschool. Hieraan namen 4 grote welzijns- welke onderdelen nog ontwikkeld moeten worden. organisaties deel met in totaal 18 voorschool- Hier wordt in 2017 verder uitvoering aan gegeven. 10 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht In Amsterdam wonen ruim 50.000 jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Jongeren bevinden zich in een belangrijke overgangsfase tussen kind zijn en volwassen worden. In deze fase ontwikkelen ze hun zelfbeeld, hetgeen van grote invloed is op de keuzes die jongeren maken. Tal van verleidingen en prikkels strijden om hun aandacht: Youtube, Instagram, Snapchat, vlogs, reclames, vrienden, school, etc. Middenin deze turbulente context zijn ze op zoek naar zichzelf: wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Hoe kan ik een leuk leven hebben, me gelukkig voelen, vrienden hebben en er goed uitzien? Dit houdt veel jongeren dagelijks bezig. Veelal zijn het zelfbeeld, zelfvertrouwen en gewicht van jongeren op elkaar van invloed. In Amsterdam heeft ruim één op de vijf jongeren overgewicht of obesitas. Dit brengt grote lichamelijke en psychosociale gezondheidsrisico's met zich mee. Resultaten 2016 Deze inspanningen vormen het beginpunt van een Actieplan jongeren integrale aanpak op het gebied van gezond gewicht. In 2016 zijn we met jongeren en samenwerkings- Met onze partners, waaronder zorg- en welzijns- partners in gesprek gegaan om na te gaan wat er partners, civil society, de GGD (de Gezonde School- nodig is om gezond gewicht te bevorderen bij aanpak), het Ouder- en Kindteam en Sportservice jongeren van 12 jaar en ouder. Al snel werd dui- Amsterdam (Topscore) en scholen, bundelen we delijk dat er een integrale aanpak nodig is waarbij de komende jaren onze krachten om elke jongere zowel de school als ouders en partners uit andere een gezonde jeugd en toekomst te kunnen geven. domeinen hun handen ineen slaan. De afgelopen De basis van de inspanningen hiervoor hebben we jaren zijn reeds diverse inspanningen gepleegd om vastgelegd in het actieplan Jongeren en Gezond een gezonde leefstijl van jongeren te bevorderen. Gewicht. B Î Ie on ‚za ri ae — e JL | _ Ì Er E En ee a” | NE Wed hk En ief Ke te AES ES | == DS) Mm 14 je hi Ee SN 7 2 „ 5 mam) eid er BEEN e a _ En ln Ee n B EN NE id A Ee } x nf N A N aid á ° > En ln pd ë E- . Hess ee Î el ES ei 8 „Pag Cz i pr à - ane SE Pe a 4 ur Ee En e= tn) BRS wor” Jaarverslag 2016 11 op de jongeren. We hebben inmiddels opdracht “Het is gewoon moeilijk. gegeven een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren Tuurlijk kies je ongezond als je kan onder jongens. kiezen tussen gezond en ongezond, ongezond eten is lekkerder, het Co-creatieproces basisboodschap jongeren heeft meer smaak”. Met de basisboodschap voor kinderen onder de 12 jaar en hun ouders als leidraad, zijn we in een co-creatieproces aan de slag gegaan met de kernboodschap en communicatie-uitingen voor jongeren. In een co-creatie sessie met ruim 25 Onderzoek Gezelligheid, Gezondheid en jongeren en 20 intermediairs, zijn we met elkaar op Gewicht zoek gegaan naar antwoorden op vragen als ‘welke We hebben een exploratieve studie laten uitvoeren boodschap communiceren we? Welke deelbood- naar de beleving en dagelijkse realiteit van jonge schappen zijn er? Hoe brengen we die? Hoe moet meiden met (dreigend) overgewicht door het VU de boodschap er uit zien qua stijl, toon en uitstraling Athena Instituut. De uitkomsten hebben ons een en hoe willen jongeren worden aangesproken’. scherp beeld gegeven van hun leefwereld en hoe ze omgaan met gezonde leefstijl. Het laat de voor eene. hen bevorderende en belemmerende factoren ee 5 zien om gezond te leven. De meiden hebben twee NAVY vaa Zl eindproducten gemaakt (magazine en filmpje) over NS PoE R WO hoe ze zelf over het onderwerp denken, wat hen En (95 KS motiveert en wat ze professionals adviseren wel en zz Ae N (Osj —/ niet te doen. De uitkomsten hebben we benut in het (54 IS ) NS Sas | actieplan Jongeren en Gezond Gewicht en benutten Ne E63 ee ESS we om onze inspanningen beter aan te laten sluiten N NS A? ) Ne | {| \ ni N es een Je Cn SE EEN rn ige 5 eN . Samenwerking Uk 8 1/4 TE In het kader van het actieplan Jongeren en Gezond Se Ed Gewicht, is de samenwerking tussen de AAGG, maakt Mad Topscore, Gezonde School afgelopen jaar verder Á Gan versterkt. Gezamenlijke inspanningen zijn vast- _ gesteld. Daarnaast heeft de Gezonde School de advisering aan scholen op het gebied van voeding, bewegen en slaap verder versterkt. 12 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Overgewicht is ongelijk verdeeld over de stad; met name in buurten waar relatief veel mensen met een lage sociaaleconomische status wonen, komt overgewicht vaker voor. Vanuit de aanpak Gezond Gewicht richten we ons vooral op de zwaarste buurten van de stad. Vanuit een gebiedsgerichte insteek leggen de lokale buurtmanagers in deze focus- buurten slimme verbindingen tussen het stedelijke programma en de buurt. Aansluiten bij de energie in de buurt, vooral die van betrokken bewoners, is het belangrijkste ingrediënt van de buurtaanpak. Naast interne samenwerking, betrekken de buurtmanagers daarom vooral de buurt zelf: buurtinstanties, zelforganisaties, sportclubs, scholen, professionals, ondernemers en bewoners. Samen zorgen zij voor gezonder gedrag in een gezondere buurt. Resultaten 2016 EN ) Ee | Uitgelicht: Oost RENE ke eral eN IR je Gezonde ondernemers â 4 ke ok A 2 bs 15 winkeliers, 3 restaurants en 1 snackbar willen hun Me pe k AE 17 AS si klanten helpen de gezonde keuze te maken. Zo wil Nl EL , El he À Hil Albdulkerim van Urfa Sofrasi de gezondste snackbar Kan! ut, Ae BA Ae T- van Amsterdam Oost worden met een gezonder ie Ne le N oak In HN menu. tr ij ä 5 end ä Buurtfestival Gezond Transvaal pd Ee 0 Ruim 70 vrijwilligers en 30 buurtorganisaties en it en, a ondernemers deden mee met dit buurtfestival voor Ë Sn A Da jong en oud, met als thema’s sport, ontspanning en . Te. sE oel Er gezond eten en drinken. Hoogtepunt was een kook- wedstrijd op het plein. Buurtreceptenboek VI En Recepten van buurtorganisaties en bewoners vol . = / Af We, … gezonde inspiratie. 2000 boekjes zijn verspreid en AN) / via buurtwinkelacties en bij bijeenkomsten. Trotse ee et  / bewoners laten met hun recept in het kookboek de Á buurt proeven dat gezond ook lekker kan zijn. mati Def Pe | Ë Jaarverslag 2016 13 Uitgelicht: Geuzenveld/Slotermeer m_ vrijwilligers van studiezalen, en studenten- De aandacht voor een gezonde leefstijl en het belang organisaties die in de buurt actief zijn, hebben dat daar aan gehecht wordt, is duidelijk vergroot. een workshop gevolgd over de AAGG en hoe =m de buurtaanpak in Nieuw West wordt uitgebreid aandacht te besteden aan gezonde leefstijl m door gezamenlijke inspanningen met het m voorbereidende activiteiten zijn gestart voor gebiedsteam is een aantal subsidies die een serie opvoeddebatten met vaders uit specifiek op gezondheid gericht zijn - ondanks Geuzenveld en Slotermeer bezuinigingen - gehonoreerd: m De werkwijze van Sezo in de speel-o-theken, Armoede en gezondheidsambassadeurs waarbij tijdens ouderinloopochtenden aandacht 25 bewoners uit Nieuw West hebben een traject wordt besteed aan gezonde leefstijl en beweeg- gevolgd om voorlichting te kunnen geven over in- kriebels is in 2016 uitgevoerd en ook voor 2017 komensvoorzieningen en hoe die kunnen bijdragen gehonoreerd. aan een gezondere leefstijl. In een aantal gevallen m De welzijnsorganisatie “Eigenwijks” heeft in waren dit gezondheidsambassadeurs die al bekend reguliere subsidieaanvraag gedaan en geho- waren, in een aantal gevallen ‘nieuwe’, noreerd gekregen voor “gezond Nieuw West”. m Spin off: In samenwerking met RIVM, HVA en dat betekent dat activiteiten met bewoners ter welzijnsorganisatie, bewoners en stadsdeel is een bevordering van gezondheid, netwerkversterking gezondheidsapp ontwikkeld voor Slotermeer. van bewoners ingebed is in hun organisatie. =m In samenwerking met de Health Coins en voedsel- m _Subisideaanvraag Zina voor preventieve sessie banken wordt sportaanbod georganiseerd voor voor migrantenvrouwen is gehonoreerd. volwassenen. EU Kd Tn, RL 4 TTR en ee ef TT gen Saks: r she ee, BER î È 1 inie Gt en e ne nk 5 ® te ded bats eN Êi Eh ie 2 nn ej eo heen B bu has fas hete! Pa lie ae En Men : a ks Az E & ves ike af 4 À j tE & oe) kk Ma We nn ne en Kid a r ei rs a Ì k je Len Rad N 4 qd pl oe ) 5 E 5 ' wen ES gn ; Es ‚ NE on B rr \ . 5 BL s Ee D E í 8 : bj N NN d k Tan 5 á ed U . . n ait! Kn | N il El A ‘ È î p 14 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Een grote stad maakt het kinderen niet makkelijk om de gezonde keuze te maken. Ongezonde verleidingen liggen overal op de loer. Op elke straathoek is voor een habbe- krats een lekkere snack te scoren. Aan snoep- en frisdrankautomaten is geen gebrek en in het zwembad is aan een patatje haast niet te ontkomen. Om nog maar te zwijgen over alle kindermarketing die dagelijks op kinderen wordt afgevuurd. Daarom werken we aan het gezonder maken van de voedselomgeving. We nemen als gemeente onze eigen regelingen en beleid onder de loep. Maar ook willen we anderen stimuleren om bij te dragen aan een gezondere omgeving: lokale ondernemers, grote bedrijven en beleidsmakers. Resultaten 2016 goed op en de maatschappelijke discussie wordt Actieplan Inactieve Jeugd succesvol gevoed. In subsidiebeschikkingen van Het actieplan inactieve jeugd is volop in uitvoering. enkele topsportevenementen werd het gezonde In de Banne namen 34 ouders en 40 kinderen deel voedselbeleid en de kindermarketing expliciet aan het succesvol geëvalueerd project ‘heel Banne opgenomen. Fietst’, werden gym plus activiteiten aangeboden voor ongeveer 80 kinderen en wordt het achterstallig Gezond ondernemen onderhoud in de Banne aangepakt. Ongeveer 500 De betrokkenheid van winkeliers en voedsel- leerlingen hebben meegedaan aan de Daily Mile. bedrijven bij de aanpak krijgt steeds meer concrete Er kwamen ruim 100 ouders naar de tweede editie vormen. Zo haalt Albert Heijn halve liter blikken van de roadshow bewegen met o.a. Professor Erik energydrank uit de schappen, voeren ze versneld Scherder en er werden twee netwerkbijeenkomsten een suikerreductieprogramma uit en stoppen ze georganiseerd waarmee gemiddeld 45 professionals met kindermarketing op ongezonde producten. werden bereikt. In Nieuw-West en Zuidoost zijn alle Op lokaal niveau hebben winkeliers en restaurants bestuurlijke voorbereidingen voor de start van het bijgedragen aan een gezonder aankoopgedrag. actieplan afgerond zodat de uitvoering kan beginnen. Hieruit zijn twee best practices en zes inspiratie- verhalen beschreven en gedeeld via de site en social Gezonde voedselomgeving media. Junior reporters bezochten winkeliers om Wat betreft de voedselomgeving hebben we ge- ze te prikkelen om (beter) mee te doen met een zond gewicht voorwaarden opgesteld zodat deze in gezonde voedselomgeving en werd er een social alle relevante subsidieregelingen toegepast kunnen media campagne uitgevoerd met een bereik van worden ruim 24.000 ondernemers. Sportevenementen 58% van de sportevenementen zijn kindermarketing- proof. Samen met de RvE Sport en Bos is beleid op- gesteld om te zorgen dat in 2020 alle Amsterdamse sportevenementen en accommodaties kinder- marketingproof zijn. Het Parool schreef erover op de voorpagina, andere media pikten het nieuws ook Jaarverslag 15 Nn TnT Ar Tk: enn. rr Ng Ean nad A A Vat At Kk) zen - he 5 ei ee / Ea a _… L n tt Bt 1 Te |] en ND d ijn vS _= a sk ile ed ES kt Te lee _ l Dn E Í | Phs Ee \ d / Ll Ù BE [ 2 K rr en Lln | e D ers Ï N Lj \ Ä AE er PN Î Di ; sÁ Ok ME ï kf Een Ân Ld KE a: Nen es E , EE EEE _ Re en Bij ) OR een aen en tte | REN En => _E ie IE EEE Rn …E Herm , JE mn | nr“ = en er Ra Mee de KE WE HE ein dE / | FIN E 4 Es BAE 3 Ie nn || \ rd Tm ° - ED Ï A rt’ || Ge | nT te EN pe B | Lenn jg mn ef IE % rn 4 nn Sn nn ie OOM EE a Het Amsterdamse Voedselnetwerk Bewegen in de openbare ruimte Om al deze initiatieven, kennis en ervaringen te Het programma Gezond Ingerichte Stad is bundelen en beter te benutten is gestart met de volledig ondergebracht in het fysieke domein bij organisatie van een voedselnetwerk. Samen met De Bewegende Stad. AAGG blijft als sleuteloartner AHTI, AH, Ahold en de VU ontwikkelen we een direct betrokken. online en offline platform waardoor steeds meer Drie projecten (ZappYou, Pop-up fitness, Melchiot- voedselbedrijven samenwerken aan een gezonde plein) om de openbare ruimte beweegvriendelijker voedselomgeving. in te richten, zijn in uitvoering of afgerond. 16 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht De uitvoering van het deelprogramma armoedebestrijding en Aanpak Gezond gewicht is in 2016 grotendeels uitgevoerd. Er is gestart met het zoeken en uitwerken van verbindingen tussen instrumenten, vindplaatsen en interventies vanuit armoedebestrijding én die van AAGG. Het doel daarvan is om het bereik van bestaande interventies te vergroten of beter te benutten. In een aantal gevallen leiden deze verbindingen tot aanbod, toegesneden op de doelgroep van de AAGG en armoedebestrijding, in sommige gevallen blijkt onderlinge verbinding (nog) niet geschikt. Resultaten 2016 Gezond kopen Gezond koken Pilot Geuzenveld Er zijn 18 cursussen Gezond Kopen Gezond Koken Er is in Geuzenveld een pilot uitgevoerd met een georganiseerd voor bewoners / bewonersgroepen. interventie gericht op gezondheid en armoede Dit is gedaan in samenwerking met Stadspas. bij kinderen. In Geuzenveld en Slotermeer vraagt de afdeling JGZ extra door, op aan armoede 360 graden onderzoek gerelateerde gezondheidsproblemen: 621 kinderen 360 graden onderzoek naar verhalen over gedrags- (324 gezinnen) zijn gezien, hiervan toonden 188 verandering bij kinderen in en ondanks armoedige kinderen signalen van problematische armoede. context is afgerond, met een diepgaande analyse 46 procent hiervan was nog niet bekend en is ver- van 14 kinderen en hun succesfactoren. volgens doorverwezen naar maatschappelijke dienstverlening/ inkomensvoorzieningen van WP]. u _ | ie DE en Armoedeambassadeurs Ae nf ef Djek = nan 25 bewoners uit Nieuw West zijn opgeleid tot | fl E an ef Ee 4 En armoedeambassadeurs om (mede) buurtbewoners \ p 7 k ef df DS Re Ke en Ì te informeren over inkomensondersteunende es EE Lj & of A regelingen van de gemeente, die kunnen bijdragen EO Bk je 2 A aan een gezonde leefstijl, zoals sport. En End jÀ ni Uitgiftedagen kledingbonnen / hd Ea 4 En, Tijdens de uitgiftedagen waar ouders van minima- & ) Ee dE gezinnen 10.000 kledingbonnen komen halen, ' 5 Sd KI hebben medewerkers AAGG en ambassadeurs E K) tasjes uitgedeeld, gesprekken gevoerd en informatie : | gegeven over een gezonde leefstijl. nn Jaarverslag 2016 17 18 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht In het programmacluster ’ Kinderen met overgewicht en obesitas’ (KmO) zijn alle inspanningen geclusterd die zich specifiek richten op de Amsterdamse kinderen die al ongezond gewicht hebben en hun ouders/opvoeders. Het gaat om één op vijf kinderen, ofwel zo’n 25.000 kinderen; daarvan zijn er naar schatting meer dan 2000 morbide obees. Binnen het cluster zijn de inspanningen gericht op het verbeteren van de ketenaanpak en het verbeteren en versterken van het aanbod voor deze kinderen en hun ouders. Resultaten 2016 Financiering Centrale Zorgverlener Ontwikkeling interventies en instrumenten De Gemeente Amsterdam en Zilveren Kruis hebben =m Ruim 60 interventies hebben plaatsgevonden afspraken gemaakt over de financiering van de waarbij zo'n 750 deelnemers aan een interventie centrale zorgverlener voor kinderen met (morbide) bezig zijn/hebben afgerond. Er dreigden in obesitas. Zij hebben hiertoe samen een beleidsregel het najaar van 2016 wachtlijsten te ontstaan. innovatie ingediend. Deze is door de Nederlandse Deze konden door schuiven binnen de AAGG- Zorgauthoriteit (NZA) goedgekeurd. Naar aanleiding begroting voor inkoop van extra aanbod, van het gezamenlijke persbericht is er in de eerste voorkomen worden. helft van februari veel media-aandacht geweest voor m In 2016 heeft Simpel Fit 17 cursussen uitgevoerd deze in Nederland unieke proef. Voor de declaratie in de focuswijken en er hebben in totaal 256 en vergoeding van de inzet van de centrale zorg- deelnemers deelgenomen. De uitval bij deze verlener door Zilveren Kruis worden wijzigingen in cursussen is zeer laag. Het Fun and Health een registratiesysteem aangebracht. Tevens wordt Summercamp, een twee wekelijks zomerkamp er samen met hen een nieuw declaratiesysteem voor kinderen met obesitas, had in 2016 22 deel- ontwikkeld en ingeregeld. nemers en er waren geen uitvallers. _ m De ‘Gezonde Maatjes’ van stichting Humanitas nn TE en E _— en nk hebben wekelijks contact met een kind tussen de En 6 en 14 jaar. Ze komen bij ‘hun’ kind thuis, gaan B E met hen (en het hele gezin) in gesprek en helpen En anentn eek het kind en het gezin bij moeilijke keuzes of gaan elden hns a5 en bijvoorbeeld mee naar activiteiten. In Oud-Oost en ze en de Indische Buurt waren de Gezonde Maatjes S Ne pads : zo succesvol in 2016 dat we in plaats van 15 maatjes, 2 me E in 5 ee ei OnoB= er 60 aan een gezin ebben kunnen koppelen. NE a m Een groep jeugdverpleegkundigen is nauw en betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Langste : digitaal leef- en actieplan. Dit wordt nu getest. Jaarverslag 19 Samenwerkingsovereenkomsten Pact Gezond m De licentiehouders zijn in 2016 beter betrokken en Gewicht in hun kracht gezet. Zij zijn bereidwillig om hun Met Pact Gezond Gewicht ambiëren wij een rol beter te pakken. Alle behandelprogramma'’s intensivering van de samenwerking tussen (koepel) die in ontwikkeling zijn door uitvoerders, hebben organisaties en beroepsverenigingen vanuit civil hun onderbouwing in concept af. De programma’s society, sport, welzijn en zorg. Deze samenwerking zijn in verschillende stadia van indiening voor op lokaal niveau is erop gericht om voor kinderen erkenning conform de individuele plannings- met ongezond gewicht een sluitende keten te be- afspraken met de uitvoerders. Vijf proces- werkstelligen en om passend aanbod te realiseren. evaluaties van behandelprogramma’s zijn af- Er zijn in 2016 samenwerkingsovereenkomsten gerond. Het kwaliteitskader ten behoeve van ondertekend in Geuzenveld, Osdorp, Oud-Noord de inkoop van ondersteunings- en zorgaanbod en in de Bijlmer. De Baarsjes is aangesloten bij het voor kinderen met overgewicht en obesitas en netwerk in Bos en Lommer. In totaal zijn er nu in hun ouders is opgeleverd. Het grootste deel van negen buurten lokale Pacten Gezond Gewicht. In de de ingekochte interventies zijn reeds beschreven Bijlmer, Geuzenveld en Slotermeer, Oud-Noord zijn en opgenomen in de Jeugdpreventiewijzer, de lokale netwerken overgedragen aan het OKT. de rest volgt begin 2017. Dit is een belangrijke stap in het borgingsproces. m De verbinding met de specialistische jeugd- hulpaanbieders ten behoeve van kinderen met Samenwerken in de keten en de rol van de (morbide) obesitas is versterkt. professionals =m In de Indische Buurt is een pilot gestart, waarbij m De Amsterdamse visie ten aanzien van de Keten- specialistische jeugdhulpaanbieders nauwer met aanpak Overgewicht en Obesitas Jeugd en de het OKT samenwerken. Het basisleertraject voor implementatie daarvan, is door het Ministerie van specialistische jeugdhulpaanbieder (Spirit) is in VWS benoemd als best practice. Op verzoek van voorbereiding. Dit leertraject is gericht op onder VWS hebben het Obesity Lifestyle Centre (OLIC) meer het vergroten van basiskennis gezond van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en AAGG de gewicht, het verbeteren van gesprekstechnieken door hen ontwikkelde visie op de aanpak van en versterken van ketensamenwerking. overgewicht en obesitas uitgewerkt in een basis- m Samenwerking met Novarum is verder versterkt. model. Dit product wordt de komende jaren In 2016 zijn de afspraken voor 2017 voorbereid gebruikt als basis voor het landelijk model voor en deze worden in het fe kwartaal van 2017 de ketenaanpak overgewicht en obesitas voor voortgezet vanuit de Impuls Centrale Zorg- kinderen. verlener, net als de samenwerking en inzet van m Ten aanzien van de implementatie van het de jeugdpsychologen. Stedelijk Verwijsschema JGZ/huisarts/kinderarts constateren we dat het gebruik hiervan door JGZ, kinderartsen en huisartsen achterblijft. “U veroordeelt mij niet. Begin 2017 wordt het gebruik geëvalueerd U laat mij in mijn waarde.” en adviezen ter vergroting van het gebruik Dylan, 16 jaar met morbide obesitas geformuleerd en geïmplementeerd. 20 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Landelijke proeftuinen Fit in de Arena dag =_ In opdracht van het Ministerie van VWS wordt de m De Fit in de Arena dag is door zowel de gezinnen komende jaren in acht proeftuinen gepionierd als de verwijzers en aanbieders heel positief met een sluitende en gefinancierde keten met ervaren (de dag werd beoordeeld met een 8,6). voldoende kwalitatief aanbod voor kinderen De verwijzers gaven aan dat hun aanwezigheid met overgewicht en (morbide) obesitas. Het grote meerwaarde had voor de aanwezige eindproduct van dit traject is een model van gezinnen en voor henzelf wordt verwijzen ketenaanpak voor de implementatie van de naar de interventies makkelijker, door de Zorgstandaard Obesitas en de handreiking van inhoudelijke kennis die zij hebben opgedaan. het Zorginstituut Nederland. AAGG heeft actief Er waren 73 gezinnen met ruim 140 kinderen bijgedragen aan de totstandkoming van het aanwezig. Het grootste deel van de aanwezigen projectplan voor dit traject en participeert als kwam uit Noord en Nieuw-West. één van de proeftuinen. m AAGG is tevens gevraagd om bij te dragen aan Aanpak Morbide Obesitas het landelijk projectteam van het proeftuinen- Meer dan 1.500 kinderen/gezinnen met (morbide) project. De clustermanager KmO is hiertoe obesitas hebben begeleiding van een centrale zorg- gedeeltelijk gedetacheerd als projectmanager verlener, uitgevoerd door de jeugdverpleeg- bij Care for Obesity. Collega's uit cluster KmO kundigen van het OKT. werken tevens als JOGG-expert ‘ketenaanpak’. Onderzoeken iS mX EE Ce s asss m Samen met de G4-collega’s en JOGG is op- bn DARE dracht gegeven voor verschillende onderzoeken: de ij } 7 ” 4 PE een vervolg op het ‘Oudersegmentatie’- ME al Pr , / tn onderzoek, een overzicht van de evidence- en e. u / P @ SN practice-based interventies ten behoeve van de Kk. er & | Te We psychosociale en opvoedondersteuning en een wi Toe # en onderzoek onder de groep kinderen en ouders 4 Oe N © _N Á ye die ‘ja zeggen en nee doen’ (en dus niet starten / | Bors | / aan een ondersteuningstraject). Het onderzoek PA 4 KAn 5 bed \ onder de groep kinderen die ‘ja zeggen en ja ld ji ee ke en pn | doen’ is afgerond. jg Een Ln \ =m Door kwalitatief onderzoek, gesprekken in de ÂN di } N wachtkamer en kleine experimenten is er meer } IJ 4 zicht gekomen op de factoren die een rol p 4 Í spelen in het succesvol laten verlopen van het toeleidingsproces naar een gezonde leefstijl ” | , ‚| POR (interventie) en de bevorderende en J B E 7 er 4 belemmerende factoren hierbij. ek 4 - Jaarverslag 2016 21 1000 dagen aanpak Tijdens en na de zwangerschap maken de Door verschillende onderzoeken is meer inzicht meeste vrouwen gebruik van verschillende gekregen in de aan gezonde leefstijl gerelateerde traditionele gebruiken. Er is cultureel gewenste behoeften van (a.s) ouders met de jongste voeding voor verschillende momenten; om de kinderen. Het G4 -JOGG onderzoek -9 maanden bevalling goed te laten verlopen, om herstel tot 2 jaar, een sociaal marketing onderzoek onder na de bevalling te bevorderen, om de borst- ouders en professionals, is opgeleverd. In Zuidoost voeding op gang te brengen en om het kind te is een exploratieve studie gedaan naar het meer beschermen tegen het kwade oog en te laten benutten van de community ter ondersteuning van aarden op de wereld. Vrouwen maken een zwangere vrouwen en vrouwen met kinderen tot 2 individuele keuze over in hoeverre ze dit soort jaar. Dit werd gedaan door de Vrije Universiteit en gebruiken overnemen in de Nederlandse het Athena instituut. Ook waren er focusgroeps- context. Hierin speelt soms de druk vanuit gesprekken met moeders in Zuidoost. Hieruit is Taal TM a alten Talant en: ata al Va ZE Ne Ta Ce I0P 4e duidelijk naar voren gekomen dat (a.s) ouders, op basis van hun geloof of sentiment rond een maar ook professionals behoefte hebben aan een gebruik. Zoals Esther zegt “Geloven we erin? beter afgestemde informatievoorziening over het Nee, maar we doen het toch. |] je moet ook ontwikkelen en volhouden van een gezonde leefstijl een beetje je cultuur een soort van embracen.” van -9 tot 2 jaar met aandacht voor culturele ver- schillen. Uit het Athena Onderzoek 5 : Ia “a mee ET en 0, à ke li " To Ee k je d Ì. u Î ’ fr hal gm ) ; 1 Ke Pine Jem À, < l £ ef ee KEN ed | Re = AR k. « n \ veh n= h N at ) mas s : „il 1 VA \ # nk bele. 4 vi IJ elk 1 ls ke cn « # 4 : kk " » b , N k Ent N Af / 5 R.\ de «B == } Se, .. 8) Pp e rs d kan ï : Ome Á p \ 6 | Òp et . | gur nà en pe. f Pr P en kei: * P k Ten : ER E _ hs =£ dE mma ee = ® ef el in , ER ee LR _ es k Pp __ < mn Î 1 Be ee pam A eg 22 Deze inzichten zijn meegenomen in het in 2016 In de eerste vijf AAGG-focusbuurten zijn inmiddels opgestelde ‘Actieplan de Eerste 1000 dagen’. Een verloskundigen verbonden aan de lokale Pact- belangrijk onderdeel daarvan is het opstellen van netwerken Gezond Gewicht (voor ketenzorg in de een kernboodschap, inclusief een aanvulling op de wijk rond overgewicht/obesitas). In meerdere risico- vuistregels specifiek voor zwangere vrouwen en wijken worden zwangere vrouwen gestimuleerd ouders met kinderen tot 2 jaar. Daarnaast is een gebruik te maken van het (gratis) aanbod Rondom strategie ten behoeve van bewuste en onbewuste de Geboorte waarbij veel aandacht is voor een ge- gedragsverandering van aanstaande en jonge zonde leefstijl. In 2017 wordt deze inzet t.b.v. meer ouders van belang. Hiertoe worden onder andere ketenzorg voor kinderen van 0-2 met (verhoogd sleutelfiguren uit de wijk geworven. Daarnaast wordt risico op) ongezond gewicht gecontinueerd. ingezet op excellentere uitvoering van de richtlijn overgewicht en de rol van de Centrale Zorgverlener voor 0-2 jarigen binnen de JGZ. Ter voorbereiding hierop zijn de JGZ scholingen geëvalueerd en waar mogelijk aangescherpt in lijn met de Eerste 1000 Dagen. De Voorzorg verpleeg- kundigen hebben een op maat gemaakt trainings- traject doorlopen. “Ik wil mijn kind wel gezond eten geven, maar er is zoveel keuze en er zijn zoveel meningen. Ik vind het heel ingewikkeld.” “Omdat het de eerste was wist ik ook niet wat ik moest vragen op het consultatiebureau.” “Ik weet wel wat ze (de jeugdgezondheidszorg) vinden, maar ik vind het heel moeilijk om tegen mijn moeder in te gaan.” Deelneemsters focusgroepgesprekken Zuidoost 23 ° 7 Nn _ Ps ' t he a d | E » he > _ | Ze 4 Mp DT _ a Ee pg di vn Ie : ' van jb Ì 1 f ' A ‚_ | Î RN = 4 Na _… zaed Nd | A- N pres Î pr, ie. Î ' | \ ACN _ — 4 i _ Ye Ne Ne DS \ et A _ “ | N ON 5 e el B 3 U agf h ú | n adi A ' Bd Ì en L \ he Re » | pl Ni e/ LN Art ki IR ROMS ER P “ « (4 Kon N ER Ld á EA LS ij vA À ns a N Í E OD Sat A À | HE! kr NN kv LAN Il bf aA Á Ë ” 8 Le Ait \ 7, / … Si X js al pa Eén van de uitgangspunten van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht is dat we kinderen en ouders primair bereiken via de inzet van professionals die in de leefomgeving van het kind werkzaam zijn. Professionals vervullen namelijk een belangrijke rol bij het stimuleren van ouder en kind om de gezonde keuze te maken en duurzaam gezond gedrag te vertonen. Om de professionals hier zoveel mogelijk bij te ondersteunen zet de gemeente in op het (bij)scholen van professionals in het veld, via de leerexpeditie Excellente Professionals. De opgave is om de competenties van professionals te versterken en hun lerend vermogen te stimuleren zodat hun inspanningen effectiever worden en ouder en kind meer hun ver- antwoordelijkheid weten te nemen. Dankzij deze leerexpeditie weten professionals wat de gezonde (basis) boodschap is en dragen zij dezelfde boodschap uit. Ze kennen-erkennen- herkennen hun eigen rol in deze, ze geven het goede voorbeeld, en weten wanneer en hoe zij moeten handelen bij het signaleren, doorverwijzen en het eventueel zelf begeleiden van kinderen (en hun ouders) met overgewicht en obesitas. Resultaten 2016 Leerexpedities voor Sport/School Leerexpedities voor OKA en Samen Doen en De volgende professionals van de doelgroep Sport/ Sport/School School hebben de speciaal voor hun op maat ont- m Leerexpedities OKA met BIG: Inmiddels is groep wikkelde leerexpeditie Gezond Gewicht gevolgd 9 gestart met de leerexpeditie. en afgerond: m Leerexpedities Samen DOEN: 12 aandacht m 9 Jump in adviseurs functionarissen Gezond Gewicht hebben een m 8 Gym plus trainers voor hun op maat gemaakte leerexpeditie GG m 21 beweegmanagers (sportmakelaars) gevolgd. Er heeft tevens een terugkomsessie Daarnaast is er voor deze professionals een plaatsgevonden waarbij het thema gespreks- gezamenlijke terugkomsessie georganiseerd. voering centraal stond. m Leerexpeditie voor OKA-professionals (zonder BIG): 2 groepen (24 Ouder en Kind Adviseurs in totaal) hebben de voor hun op maat gemaakte Een professional vertelde tijdens de training leerexpeditie gevolgd en afgerond. Daarnaast dat een moeder elke dag een croissantje kocht zijn afspraken gemaakt om deze leerexpeditie voor haar kind (als ontbijt). De professional vanaf 2017 te borgen binnen het OKT. adviseerde deze moeder om eens brood, boter en kaas te kopen zodat ze zelf het ontbijt kon maken en niet steeds dure croissantjes meer hoefde te kopen. Dit was een eye-opener voor deze moeder, ze was ontzettend blij met dit advies want ze was daar zelf niet oogekomen. Zo eenvoudig kan een advies soms zijn. Jaarverslag 2016 25 Leertrajecten voor overige groepen (zorg) Ontwikkeling e-tool professionals: Verder is er een start gemaakt met het ontwikkelen m 10 medewerkers, betrokken bij de aanpak van een e-tool ten aanzien van gesprekstechnieken van armoede in Zuidoost, hebben een voor hun en zijn samen met de G4, Den Bosch en JOGG op maat gemaakte leerexpeditie gevolgd en voorbereidingen getroffen om een onderzoek afgerond uit te laten voeren naar de haalbaarheid van een m Voor 30 studenten van BOOT, Weekend (landelijke) e-learning gezonde leefstijl. Door deze Academie en Project Vooruit is een bijeenkomst samenwerking hebben we ontdekt dat de inhoud van georganiseerd over de AAGG. Deze studenten het werk van de meeste uitvoerende professionals zijn zeer enthousiast om een bijdrage te leveren per gemeente redelijk overeenkomstig is maar dat aan AAGG de context (Woonomgeving, problematiek bij m Samen met de gespecialiseerde Jeugd- gezinnen, e.d.) per gemeente behoorlijk kan ver- huloverlening Spirit zijn de leerbehoeften ten schillen. Hier zullen we rekening mee moeten aanzien van een training voor Spiritmedewerkers houden bij de ontwikkeling van e-learning willen we verkend. Het plan van aanpak wordt in 2017 deze laten slagen voor alle betrokken professionals. verder vormgegeven. Hiermee hebben we een belangrijk stap gezet in het versterken van de samenwerking. Spirit levert namelijk een belang- rijke bijdrage in de aanpak van overgewicht bij jeugdigen in Amsterdam! 26 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Amsterdam vindt dat iedereen medeverantwoordelijk is voor een gezonde omgeving voor kinderen, waarin de gezonde keuze de makkelijke keuze is. Dat werkt door in de communicatie van het programma. Inzet is om al onze professionele en vrijwillige partners in de stad te ondersteunen, verbinden en inspireren met advies, middelen, boodschappen, verhalen en dialoog. Het team Communicatie verzorgt de programmabrede communicatie en faciliteert de communicatie van de inhoudelijke clusters. Het gebruiken van gedragsinzichten heeft daarbij speciale aandacht. Resultaten 2016 Onbewuste gedragsbeïnvloeding Pers Alle medewerkers van de aanpak hebben een intro- Er zijn in 2016 vijf persberichten uitgestuurd aan ductie in het onderwerp gekregen. Een deel van hen landelijke media. Veel pers haalden de berichten is vervolgens met het Behavioral Insights Team aan over de samenwerking met Zilveren Kruis en het de slag gegaan met het toepassen van de principes nieuwe evenementenbeleid. Eric van der Burg in hun eigen werk. Het team Communicatie heeft heeft — zeer ongebruikelijk voor een wethouder — daarnaast twee eigen experimenten uitgevoerd: gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor m Een gezonder menu in buurthuizen in Zuidoost. Geneeskunde. Mensen wordt de gezonde keuze geboden. Duidelijke effecten bleken lastig te meten Het onderwerp gezond gewicht is vier keer in de wegens onjuiste verkoopcijfers, maar de menu's gemeentekrant aan bod gekomen: in januari een zijn blijvend verbeterd. hele pagina over de aanpak, in juni een artikel over m _3D-schilderingen bij vijf watertappunten door sporten met weinig geld en een artikel over fietsen de hele stad. De effecten waren lastig vast te naar de middelbare school, en in september een stellen vanwege weersomstandigheden in de artikel over openbare watertappunten. Verder zijn testweek en de korte observatieperiode. enkele artikelen in stadsdeeledities verschenen. Kinderen reageerden in ieder geval positief. EEEN OO ‘Een kind met AA of Red Bull? Dat kan echt niet’ KEE Sinds een paarJaartsbasisschaolDe Imme leren dur enskingeoep “Ferm _ nier Ik wou hes wel, maar het mochenden nier peed. De Juffen en meesters op gonnie neen: vn Te Menn schaal’. Dat betekent onder meer dat de leer. bengenhaan heten Werl ook lekker hema gh maken hee in hee keukree je, dus at kan tngeminde chtendpauzealeennogvatae LT Mehmed de” magen drinken. Dus geen pakjes, sapjes of fris. deren hadden AA-drink ofeoli mee Ik hete een dare en Nn: . . pn Me me bie we meme ering en minus genen geschiderd emadaie <an water ' = Zen E rn ne u MAR en PN ra # pi Met pr Ë ES perakjeortikie heerd etende van nmehelen geeen een ze Ei ka N 7 Er, vh en Ei schrikken. Albe warn adincnbronmme Dame ES ANN es e AN Bn eene meed Some opeet wanespamnen doer heel Arne 8 = EN nente tenor ende E. vreden: “Papa deonk im de zomervalanrie Kijk cok op wew.amsterdam.nl allee tenaar cada en Fanta ern warns io Hij mrarteruitdakrman voot omtles eers tijm bearn rapt” weaker uit de Forrtain op het achroelplein| Fata Henk Rosycor Arinka maar hfl eermms water, Datvinddik voor versierd’ water. Jaarverslag 2016 27 “Verhaal aan het einde van jongen die zelf zijn broertje met overgewicht geholpen heeft, ontroerend.” Lobby naar Rijk en voedingsindustrie Inspiratiedag Gezond Gewicht We hebben actief meegewerkt aan acties van de Op 22 september 2016 werd de Inspiratiedag voor Alliantie Stop Kindermarketing, zoals een oproep de tweede keer georganiseerd, deze keer in de aan K3 om geen ongezonde producten meer te Meervaart in de focusbuurt Osdorp. De Inspiratie- promoten. De voedingsindustrie heeft — mede door dag Gezond Gewicht wordt georganiseerd voor het de druk vanuit de Alliantie — toegezegd geen kinder- brede (semi-)professionele netwerk in de stad. De helden meer in te zetten om ongezonde producten dag is gericht op uitwisseling, ontmoeting en onder- te verkopen. Onze eigen actie — het nieuwe linge inspiratie. Het programma wordt gevuld door evenementenbeleid — is door de alliantiepartners onze partners uit het netwerk en bestaat uit lezingen, ondersteund en haalde de voorpagina van het workshops, discussies, buurtsafari, etc. rondom het Parool. thema gezond gewicht/gezonde leefstijl. In 2016 _— waren er 19 workshops en lezingen, met o.a. keynote 5 H ( P Dol we door Erben Wennemars, gastcolleges door onder es HICUE ATOOI meer kinderarts Edgar van Mil en hoogleraar ERE en ie LL gr jl Ek] voedingsleer Martijn Katan. Daarnaast waren er B 4 E wb inspirerende verhalen uit de praktijk, een bijeen- Nr En U 4 Re komst speciaal voor ouders en een side event voor ET EK en REN ere naarFnv Pe . En á ER iC kraamverpleegkundigen. AE Ne eN Kaling Aematerdlam were marketing kij sen Geen snoepreclame Ee Oi S koel in spoetiulen zwembad KS pven bedje eren Ed ee he a HEE ENE ei 239 20% 2300 Live verhalen Met het Kieskompas zijn gesprekken gevoerd om Op de Inspiratiedag vertelden een jongere en een voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017 moeder hun persoonlijk verhaal aan de zeshonderd gezonde leefstijl als onderwerp op te nemen in het aanwezigen. De impact was groot. In de evaluatie Kieskompas voor jongeren. antwoordden deelnemers op de vraag ‘wat vond je het leukst aan de inspiratiedag?’ onder meer: De wethouder is ondersteund met speeches voor congressen en events, waaronder: “De jongeman van 16 jaar die m de opening van de ‘suikerafkickkliniek’ van het aan het eind zijn verhaal vertelde… Diabetesfonds (actie van de Alliantie), enorm inspirerend!” m het Epodecongres van Europese beleidsmakers. 28 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Nieuwe spullen Online aanwezig m Animatie over gezonde leefstijl voor de Website: 22.000 unieke bezoekers doelgroep Twitter: 1.200 volgers. m Infographic zorgmodel KmOO voor Berichtbereik: tussen 100 en 10.000 mensen professionals Facebook: 400 likes. m Waterkaart die kinderen helpt om meer Berichtbereik: tussen de 100 en 1200 mensen water te drinken Nieuwsbrief: tien stuks naar 1.362 abonnees m Buttons met de drie vuistregels m _Glow-in-the-dark sticker over goed slapen X Ge meente > Wonen > Actueel > Contact % A + d 9 Werken > Vaalgevraagd > English msterdam ” n ” > Bestuur en organisatie > Adressengids X > Vrije tijd > Alle onderwerpen > Mieuwsbriet > Buurten Ouder en kind De Eeten LA En. Slaap Been Áe dLÁ ge goed gezond Be wee Zo blijven wij gezond, jij toch ook? Gezonde leefstijl Bekijk de video Zo blijven wij gezond Advies/hulp nodig? Wil je graag meer weten over een el Ar lane ie ea ale gezonde leefstijl voor jouw gezin? jeuydwerpleeykuundige van hel Hier vind je de vuistregels, handige (ele EL links en tips. Ik ben Grace, jar B - - fj k Vuistregel folder dk Jaaa 1 mn dk ier se Al Tien tips voor ouders En EL ie ze Ei den Re di El 4] m Praten over overgewicht werkt tong _ Aj ran = [a2| averechts. Eed u _ _—° } Lees meer sld he 5 5 Drie vuistregels Zie ook Alle vuistregels voor een gezonde ij . 5 . lecfstijl vind je in de "ze blijven wij Gezonde kinderen hebben later minder gezondheidsproblemen, voelen zich ee een Jaarverslag 2016 29 ee ei he Li gn $ 3 Em at Ke é 5 a ii: \ L k a ei F ud « ' En Kn ig re EE NE Fe «ie en t REZ Ea ELN ni 1 Ar, il ee re en = ee Kan am k, Le A Kine EE en eS e, a cc hs At S k es Le Pel a PE B or Kn LN : : an it e bek ANNE Ar VE P, kt - ï Lt L zál f Ha ti bit Ì ed ! _— zE me, Ek B ebt LE pn . Re en : de ’ El mi rn EN A Oe | EK AL nm 1 GN » ee a ere Ee ak ks AE: em } : cn Aa EE een Md ok IN ; En | | - io En RR ze. Et rie Wee ed er pt: E ad 7 = Ì u Aeg id kr het Ps Ô B Ì A En Pt B Rn ere Ei dike ces PRE ER ED LE ee Ö en aar HJ As 4 Ein dn en EL Nl (Ani 5 id # nk , k He k kid ere | Ter Pama nn er " Dis u Ad ze, Ou pt Pe neh 5 EE 5 / el pe ir | T ONE er EE INE VED OAN Ir TEN R 5 : f Î SER a akg an WT A E kast „8 Le, ls SEREN i ke WE We aten | LE ES wd es Fi Fi A, ve Fj u ji gn E =d, re | en Ër jn EN, 4 k 5 f bh | fj LA - er IN En . 3 bands Kd ds Ì : _N Hf he Ki NS Eed Ee NR, | 7 gn k He ORT AI BENEN LN VA e= N EMR ANNM SR > | Ü il ij dl fl ’ FE Cu6s Ke RE EN ern fd ad ï PE d Sun EE k fj Ì é ie í Ne ( e, | AR en nie IN, Pl is ( f Ei Zh Ee Ee ; 7, Lj Ae hl LE en: ï ï « ' | En ï ii fi ih} Vn lf! ij A Ë ri d Ì | Er N n En 3 [ Pr Ï Nn. P] L | 4 Nl kk AR s L dj À F] _ B [ k X hiet De je Eh Ee me A ES | } Rn Oy etl Ee e ik € AE MENO Oe, pa 5 EAA Hmm EE Ld Pr Ä 1d ‘ e Pin. Pp ne Et me nn DE, a No fl Uv { va | AR Y Lj k vn é In Ea a an A { - De h . Ar j a À 3 E - zl ie ke, | Ean \ ; k 1 8 \ Ak } dl E-: EN 7 e g 5 Te NN | n n - pe an Ee Tj d Ë l : Eer ene, pen nn ‘ n | 5 BN en . EM EE ij DA Ak Ei Mg on Ek \ LE Rr EER O0 WGR en n | | An k | à | B Br ij ek La Î Pi * ke Pe, a È Pl. A AP f In . EE  | } Kel vn Á 4 We A. E - | am lj | Ke DN J Ze KL R me. s Î r 5 Bnn E: ER en a ES Er | | al Et EE he Bee el an de a Pk k : an en mend e | eee Re Ze ami GE en mn 7 =, hd PE En nd r Kef kt ò ge Pe, Sd E ee tage en en 8 Ee he pe s Kier ee we _ Zn nd , _… J nn en D ie _ Een mek ek ee ng ì En  oe en , 4 Ps nen EN ee Oee DE se ü À a sr i sl er ke î k E = nn is : / __ di E N en de 4 : Ti À Pd ae | „ \: k k % Ì a ë ie is r \ Ë kh S kh 5 at Dn , N Se EN eN En à Ee oen cen ot er inn hpa a er KD E. ee k DN F bh EN a en - e all b k El ke 6 Ee 2x Ned n eN - : 4 Ee _ id ie 0 ie A ad Pr kh, 1 de mma E ï È 'E a L en ie r 5 mi kW Nn. En N RE a à ihk 4 Nede an et e a eh = ke ek a EF ld # Je \ kin _ hk, he, tal raf der 3 fe rn Td ak 1 ä n F P ei ne Fa ek . Reken Pe ä hi Ei p r AEN ij EA ee a, Mc. € en A ak À a: Ez Vn, Ae 4 ken | Els ep REN 5 ei B pe: | | B ï } Pe ' dk E k, 5 Es - | RS ME ki. Rn LE AP ene Laden ' == ar Sed rk A mf FR ei ne AE PR seek : Kar in ARN EE 7 …… Fersen B (hie a 3 F L B Er 4 Nn ij og en a ee 7 ul ni: tn Rn teke É A OO In | EE Pd ee de Ee EE dr TaaA k Dr . pn p | Î . rh ol ek ee te IAN Et — BRAS rt eN u Ì Ka En ' | he, MEL (di Rade & SI AAT, NEN Ee y Et | El lj . ee Bae L Ears u LE Ô Ï Pe, Part a | F WE B OE Been: WE O0 Ea Ph A. Et ek i ï kj k oe dert rs Be Lj / r A Kn 4 á Ln Pes rr Á ef Deja kek a, be BE en EN lt A eet ï 7 } veg E Í ins ep Hi NS En % É ie d he 4 KE à À Be, , LI d ke a Oe Ei p i | ES Bee wb ef k ee fd : Ì == ik ' KE RN. - NRE Í Er | ai & ij Ml ze 7 dr DE’ Y e ì PS ANN \ N ; À en, Var, EL , ik: Ame he a Ik „5 7 Cs me | | \ En kl per LG hs Pj \ 5 Í ì IN | KJ _ Ean S De d Î RR ket A SRE, dek rr engte: an . p 4 EE LE | er da k Ene 4 5 8 5 Ne ze ed ht ED A Tee Iene en’ he kh aen. Ï à Nd k wen El CEN | | Ee: MN n ke al De / in _ | En í i P ke _ hes : Li Î d Ie ee e al K ie En N Ed Rn a ee " Á EEA , Jel Li Î Ji ". Ek nt eN 1 ike En el ht | p he 4 en Á ee mar Ne el dal Te k Ek 3» h ; 4 LL 4 Jak Pr, WN F re EE RSE TD Ì f _ | bk Fe Le . bn K. AA er LE rn Ki, 7 pd en . EL coen = k km - li É i ‚| 8 Bel k en Ae te ze Tr Li an … 5 ij De Me rr ne # k a hie PI Í ij | en * ar ar lem 5 Mn EN et ent ae zn k -_ ; 5 | ‚s En id EE „ Ei e m Gm ER KLR À kit 3 Pe in dE En EN € de IJ Î \ ; mf Ee Ee Om \ B el. a = Es — - nd í Jr k er ns = = pen | | nie SN mn 8 EO En ee | Me mn eN | ' nn p PE ‚| En nn en ek EN a . nn 5 = nn 5 de ET B S Rs en OO Pis p ï gn BE een Ne en AS Peen en EN = ne RE SE 5 De. Me mmm Ee En en den Ee. HEN In EER _ ä : n en Ef ae a ze En ee ë & 6 Ees zr En en =: kh. En En EK al Fn ES rd En Tse ee - Ee PE ge __ : EE Es ti Ea - an we. en ee En CE . el hr Pp Be 8 in A rn EE mer Te BE es Ee en En k za — nn _ eed Bean e Ea E 8 in nn en 8 : en L . ” gn eee sr een” _n Gant: Ee Den gn RA * t ke er e “ _ rr Nm Den Man k 5 ® TPE OM ne. ' 4 E _ he Ee Er ME = . ek En OP it a _ an a a hs; en N í ee d k W „ ke nà Ee e - em en) gn if De en EEN d IJ = “ eN al el Ë an E ee 5 _ bns en in 3 en Er an a u eu . EG , = Sn : ie ie 5 sr > . . ns er ne - en pn se d en á _ - ul Ln . * ikt ze ‘ es n Ea En _ ij „3 „kn aen Pd pe } mn Ln s nn En N Ee Er ien 4 h Ë hi - _ De mn zege EE EN tt En 7 Ta =, Je arn EK a ed ' k : EE F NA p . 3 Ee bh, nrs 1 : aa À î - Pl e . k F . ! Ln P ke m k - ht En 8 . „_e an a ld ” EEEN ad “ pe { : ie 1 | s ie | ia RE sn nf GP 1 “eg ie extra reisfugd” Ei | OW OE ee eee B Nn 8 5 ' - HES ET KK x 1 kn | |} 2min= 5 (7 | Ns ELN ge 15 IC fe) Ì Se 0 mm 1 / cursussen curatieve simpel fit ° Interventies 26 B J d da r met ‚ . . . met / 5) deelnemers financiert Zilveren Kruis deel de CZV voor de eelnemers . proeftuin ketenaanpak buurten hebben een gezamenlijk g gedragen lokaal 1 0 ©% M n d e r 6 pact GG Oo 5-jarigen hebben ! overgewicht ten is het rapportcijfer opzichte van 2012 dat de fit in de arenadag krijgt van de deelnemers voorscholen deden mee aan de O pilot Jump in In MO kinderen ontvangen leerexpedities begeleiding via de CZV voor ruim 100 professionals . nde sac magazine over gezonde leefstijl . werd gemaakt door en JONGEren voor Jongeren ‘ . scholen hebben werkten in co-creatie afspraken , h samen om een gemaakt over pakkende kernboodschap gezonde traktaties te ontwerpen D % Ó 3 van de Amsterdamse ° sportevenementen was | d d r kindermarketing proof maal was er media aandacht 1 was Felisinio toen hij voor de aanpak zijn broer hielp met het bestrijden van overgewicht en een inspiratie werd voor velen ouders bezochten Jump in scholen de roadshow krijgen Bewegen in de Banne gym+ lessen kinderen deden mee met het project heel banne fietst Jaarverslag 2016 33 effe} ef amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond Tekst Gemeente Amsterdam, Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Fotografie Suzanne Blanchard, Edwin van Eis, Henk Ruigoor, George Maas, Gabriella Magnolfi Vormgeving Gemeente Amsterdam, Het Communicatiebureau
Onderzoeksrapport
34
train
x Gemeente Amsterdam Z S % Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie % Agenda, dinsdag 6 oktober 2015 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie Tijd 19.30 uur tot 22.30 uur Locatie De Rooszaal, 0239 Algemeen 1 __ Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 _Tkn-lijst 5 Opening inhoudelijk gedeelte 6 _Inspreekhalfuur publiek 7 Actualiteiten en mededelingen 8 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam Z S Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie Agenda, dinsdag 6 oktober 2015 Financiën 9 Begroting 2016 Nr. BD2015-013500 Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2015. Portefeuilles Zorg en Welzijn, Ouderen, Sport en Recreatie e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 4 en 5 november 2015). , Tweede termijn wordt besproken in de brede commissie FIN, d.d. 28 oktober 2015. e Indienen van moties en amendementen. _Hetbegrotingsboek 2016 is separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden. e Voorgesteld wordt dit te behandelen met agendapunt 10. 10 Intrekken van de verordening op de heffing en invordering van leges 2015 en het vaststellen van de verordening op de heffing en invordering van leges 2016 Nr. BD2015-013960 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 4 en 5 november 2015). e Voorgesteld wordt dit te behandelen met agendapunt 9. e Op verzoek van het college is de raadsvoordracht gewijzigd. 2
Agenda
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 1455 Datum indiening 29 juni 2018 Datum akkoord 18 september 2019 Publicatiedatum 18 september 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.L. Bakker inzake fijnstoffestivals met foodtrucks. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Van 12 tot en met 16 juli 2018 zal het Amstelpark het decor zijn van een festival met foodtrucks, open houtvuren en versterkte muziek, met de naam TREK. In het Parool van 27 juni 2018 schreven twee Amsterdammers in de rubriek Het Hoogste Woord over hun bezwaren ten aanzien van de fijnstofgevolgen van dieselaggregaten van de trucks en de open houtvuren. Verder hebben zij hun zorgen geuit over onder meer de geluidsoverlast en overlast voor mens en dier door massa's mensen, fietsen en auto’s. Eerder brachten bezorgde omwonenden al de zeer hoge fijnstofgehaltes tijdens het foodtruckfestival Rollende Keukens! onder onze aandacht. De hoeveelheid schadelijke houtrook bij foodtruckfestivals en toenemende fijnstofgehalte in de toch al vuile Amsterdamse lucht is voor de fractie van de Partij voor de Dieren niet te verantwoorden. Gezien het vorenstaande heeft het lid A.L. Bakker, namens de fractie van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met de vergunningverlening voor het evenement TREK en met het genoemde opinieartikel ‘Fijnstoffestival’? Antwoord: Ja. 2. Klopt de bewering dat de foodtrucks draaien op dieselaggregaten en dat er open houtvuren in het park zullen zijn? Antwoord: Nee. TREK gebruikt voor de aggregaten de GTL brandstof; dat is een vloeibare brandstof, gemaakt van aardgas. De GTL brandstof verbrandt vele malen schoner, stoot minder uit (ook niet de zwarte rook) en is vrijwel reukloos ten opzichte van de besproken diesel. Er is geen sprake van open houtvuren in het park. 1 https://www.luchtmeetnet.nl/metingen/locatie/Amsterdam-Haarlemmerweg 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 1 R Nummer 18 september 2019 Schriftelijke vragen, vrijdag 29 juni 2018 3. Kan het college een overzicht geven van foodtruckfestivals in Amsterdam die in 2018 hebben plaatsgevonden of gepland zijn? Antwoord: Stadsdeel Noord: Veggie Festival en The Roast Cookout Stadsdeel West: Rollende Keukens Stadsdeel Zuid: Trek Stadsdeel Oost: Umami, Foodnight 2018, Umami 2 en Umami 3 Stadsdeel Nieuw-West: Smaakboulevard en Kip festival Rembrandtpark In stadsdeel Centrum en stadsdeel Zuid-Oost vinden in 2018 geen foodtruckfestivals plaats. 4. Monitort de gemeente de fijnstofgehaltes rondom de festivalterreinen en wordt dit geëvalueerd? Zo nee, is het college bereid om dit zo snel mogelijk te gaan doen? Antwoord: De gemeente monitort niet de fijnstofgehaltes rondom festivalterreinen. Wel wordt de luchtkwaliteit, inclusief fijn stof, in geen enkele Nederlandse stad zo uitgebreid gemeten als in Amsterdam. Gezien het feit dat festivals doorgaans van korte duur zijn en de gemeente Amsterdam over een uitgebreid meetnet beschikt, is het college niet van plan om meetlocaties toe te voegen op festivalterreinen. 5. Is het college ermee bekend dat houtrook schadelijk is voor de gezondheid en voor de luchtkwaliteit? Hoe beoordeelt het college het houden van open houtvuren bij evenementen? Antwoord: Ja, het college is ermee bekend dat houtrook leidt tot de uitstoot van fijn stof en schadelijk is voor de gezondheid. De GGD adviseert negatief over open vuren bij het beoordelen van een evenementenvergunning. Er is echter geen gemeentelijk beleid dat het houden van open houtvuren tijdens evenementen verbiedt. 6. Is het college bereid om ook een stappenplan uit te werken voor zo min mogelijk fijnstofuitstoot tijdens festivals, waarin aandacht is voor houtrook en dieselaggregaten (ook hybride/biodiesel)? Antwoord: In 2020 streeft Amsterdam er naar alleen nog duurzame evenementen te laten plaatsvinden in de stad. Dit betekent dat in 2020 alle grote (meer dan 2000 bezoekers) Amsterdamse evenementen aan door de gemeente Amsterdam gestelde criteria op het gebied van organisatie, energie, afval en mobiliteit moeten voldoen om voor een evenementenvergunning in aanmerking te komen. De duurzaamheidscriteria worden stapsgewijs aangevuld en aangescherpt. Dit betekent dat evenementen in 2020 voor 100% op groene stroom draaien. De evenementenorganisator gebruikt een maximaal aandeel van de totale stroombehoefte via een netaansluiting met groene stroom. Indien geen netaansluiting voorhanden is dient 100% van de gebruikte stroomopwekking te komen van batterij-opslag (autonoom, net-hybride) of andere groene externe stroomvoorziening. De doelstelling ten behoeve van luchtkwaliteit is vanaf 2020 zero emissie. Parkeerplekken voor bezoekers worden alleen toegestaan als de organisator kan aantonen dat deze noodzakelijk zijn en voor schoon vervoer. Voor leveranciers geldt minimaal zero emissie (bestel) en euro6 (vracht). 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 1 R N 1455 eel: n En Datum 18 september 2019 Schriftelijke vragen, vrijdag 29 juni 2018 7. Is het college het ermee eens dat het evenement valt in de periode van het broedseizoen voor vogels? Hoe beoordeelt het college het houden van een druk evenement in een park in het broedseizoen? Antwoord: Het broedseizoen loopt afhankelijk van de vogelsoort en het weerbeeld van half december t/m eind augustus. Een motie gericht op een generiek verbod op evenementen tijdens het broedseizoen heeft tijdens de bespreking, in februari 2018, van het evenementenbeleid in de raad onvoldoende bijval gekregen. Elke vergunningsaanvraag voor een evenement wordt afzonderlijk getoetst. Het uitgangspunt in het huidige evenementenbeleid is dat evenementen alleen in parken kunnen plaatsvinden indien de organisator alle benodigde maatregelen treft ter bescherming van voorzienbare schade aan flora, fauna en bodem. Op basis hiervan wordt onder meer de afweging gemaakt of een evenement al dan niet tijdens een broedseizoen mogelijk is. 8. Is het college het met de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat drukke evenementen niet thuishoren in een park waar de natuur en rustig recreëren centraal moeten staan? Antwoord: Het evenementenbeleid is eind 2017/begin 2018 geactualiseerd. Dit kader is maatgevend voor de vraag waar welke evenementen kunnen plaatsvinden en met welke regelmaat. Onomkeerbare schade aan het park dient voorkomen te worden en is één van de aspecten bij de afweging wat er aan evenementen vanuit een gebiedsprofiel op een bepaalde locatie toelaatbaar is of niet. In het najaar van 2019 wordt het evenementenbeleid geëvalueerd. De effecten van evenementen voor de locaties worden hierin meegenomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
AGENDA (concept) Raadscommissie RUIMTELIJKE ONTWIKKELING Datum: Woensdag 11 september 2013 Aanvang: 20.00 uur Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel Nr. [Onderwerp ________________________\Nadereinfo Opening/Mededelingen DO Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslagen 5 en 6 juni 2013 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen 5 en 6 juni 2013 6. _ [Mededelingen portefeuillehouder(s Blok B Bespreking beleidsonderwerpen Nr. [Onderwerp ________________________\Nadereinfo |Regnr. 7. _|DB-besluit over de 1° voortgangsrapportage 2013 Ter bespreking grote projecten Amsterdam Noord. 8_[Presentatie Sportparkmanagement [Ter infomatie Ld Blok C Algemeen Nr. Onderwerp 9. [Rondvraag Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-2529924 of raadsgriffie @noord.amsterdam.nl. De raads- en commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen. www.noord.amsterdam.nl/deelraad
Agenda
1
train
Nummer BD2014-001728 Ae x Gemeente AB Amsterdam % Zuid Voordracht voor de Bestuurscommissie Datum: 22 oktober 2014 Publicatiedatum 15 oktober 2014 | Programma 10 Milieu en water | Agendapunt 5 Datum besluit DB 19- 08- 2014 | Te publiceren tekst Onderwerp Aanpassing uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Met deze voordracht stelt het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie voor het volgende besluit te nemen: | Te publiceren tekst De bestuurscommissie van Stadsdeel Zuid besluit | Artikel 7 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Zuid 2013 te wijzigen in: “Uitzondering op artikel 7 lid 1 is het marktgedeelfe van de Albert Cuypmarkt. Bewoners van de Albert Cuypstraat tussen de Van Woustraat en de Ferdinand Bolstraat kunnen hun restafval maandag tot en met zaterdag fussen 17.30 uur en 20.00 uur aanbieden. Bewoners van de Eerste Sweelinckstraat, tussen Gerard Doustraat en de Govert Flinckstraat, kunnen hun restafval aanbieden: zm __op maandag en donderdag tussen 6.00 uur en 8.00 uur op de aangegeven plekken op de hoek met de Eerste Jan Steenstraat, op de hoek met de Govert Flinckstraat en op | de hoek met de Gerard Doustraat. | "op maandag fot en met zaterdag tussen 17.30 uur en 20.00 uur voor de deur. | | Bewoners van de Eerste van de Helststraat (tussen Gerard Doustraat en de Govert | Flinckstraat) kunnen hun restafval aanbieden: = _op maandag en donderdag tussen 6.00 uur en 8.00 uur op de aangegeven plekken op de hoek met de Eerste Jan Steenstraat, op de hoek met de Govert Flinckstraat en op de hoek met de Gerard Doustraat. 1" op maandag tot en met zaterdag tussen 17.30 uur en 20.00 uur voor de deur.” Alsmede deze wijziging te publiceren in de Echo. Wettelijke grondslag Op grond van artikel D6. van hoofdstuk 3 van het Bevoegdhedenregister Bestuurscommissies is het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie gedelegeerd om de dagen en tijden vast te stellen waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling mogen worden aangeboden. Bestuurlijke achtergrond 1 Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid Agendapunt 5 Bestuurscommissie AB Aleid Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014 NN In juli 2013 heeft het toenmalige DB besloten om een pilot in te voeren waarbij bewoners aan en rondom de Albert Cuypstraat ruimere mogelijkheden krijgen om hun huishoudelijk afval aan te bieden (DB besluit 2 juli 2013). Deze pilotfase is op 31 maart 2014 afgelopen en is erg succesvol gebleken. Om die reden wordt voorgesteld de pilot om te zetten in een definitief besluit. je Resultaat commissiebehandeling Vast te stellen in het AB vergadering van 22 oktober 2014. ge, Korte toelichting op het gevraagde besluit Momenteel geldt artikel 7 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Zuid 2013: = bewoners van de Albert Cuypstraat kunnen maandag tot en met zaterdag vanaf 17.30 uur restafval aanbieden tot het moment van inzamelen; = bewoners van de zijstraten kunnen hun huishoudelijk restafval op maandagochtend en donderdagochtend aanbieden. In 2013 is het project ‘Aanpak van zwerfafval Albert Cuypmarkt’ gestart in de strijd tegen zwerfafval op de Albert Cuyp en omgeving. In dit kader zijn diverse maatregelen genomen om het zwerfafval op de Albert Cuyp en omgeving te verminderen. Een van de meest succesvolle maatregelen is de pilotmaatregel met betrekking tot de aanbiedtijden van het huisvuil van de bewoners. Er zijn twee veranderingen doorgevoerd: =__bewoners van de Albert Cuypstraat kunnen hun restafval maandag tot en met zaterdag van 17.30 uur tot 20.00 uur aanbieden. " Bewoners van de zijstraten kunnen hun afval aanbieden op maandagochtend en donderdag ochtend tussen 6.00 uur en 8.00 uur alsmede dagelijks aanbieden tussen 17:30 een 20:00 uur. Beide maatregelen (eindtijd op de Albert Cuypstraat en dagelijkse inzameling in de zijstraten) is een succes gebleken. De dienst Afvalinzameling kan hierdoor het marktgebied daadwerkelijk schoon achterlaten zonder dat er vervolgens zakken huisvuil worden bijgeplaatst. Dit heeft positieve gevolgen voor de markt, zowel voor het kramen zetten als voor de schoonheidsgraad van de straat gedurende de marktdag. Van de bewoners zijn geen klachten geregistreerd. De voorgestelde wijziging in aanbiedtijden van afval maakt het voor de afdeling Handhaving ook mogelijk om te handhaven op fout aangeboden afval. De voornoemde maatregelen in de pilotperiode waren succesvol, mede dankzij de actieve inzet van de afdeling handhaving. Er is gehandhaafd op de nieuwe aanbiedregels en het foutief aanbieden van afval. Er zijn doorlopend handhavingsacties, de afdeling handhaving heeft zich ertoe verplicht ca. drie maal per week aanwezig te zijn op de Albert Cuyp om specifiek naar overtreding met betrekking tot afval te kijken. Daarnaast heeft de uitwisseling van contactgegevens met de voorzitters van ondernemersverenigingen en bij de hotspost, het mogelijk gemaakt om meer directe constateringen te doen. Kanttekeningen en risico’s Geen. mmm Gevolgen 2 Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B Rn 5 Bestuurscommissie eng Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014 Nn Belanghebbenden s Overkoepelend doel van het project is een aantrekkelijke, schone markt met meer bezoekersaantallen. Deze actie draagt bij aan dit grotere doel. Zowel stadsdeel als bewoners en marktkooplui zijn hier belanghebbende. n= __ Bewoners en (horeca)ondernemers van de zijstraten hebben eveneens belang bij een schonere straat. Stadsdeelorganisatie Een hogere schoonheidsgraad. Een efficiëntere afvalinzameling en beheer. ee Uitkomsten extern advies n.v.t. mmm Uitkomsten inspraak en/of maatschappelijk overleg n.v.t. nn Datum van besluitvorming in gemeenteraad dd - mm - jij nn Financiële paragraaf ee eee Lasten €18.000 € € € ten laste van: kostenplaats 86713073 Waarvan € € € € kapitaallasten *) Dekking") € € € € ten laste van: kostenplaats 86713073 Regeling Risicovolle Projecten van toepassing: *) Indien er sprake is van een krediet, dan ook onderstaande tabel invullen. ") Maak duidelijk waar dekking vandaan komt: compensatie uit ander budget, inkomsten derden, onttrekking aan reserves/voorzieningen e.d. Financiële toelichting: Voor het opnemen van de zijstraten in het reinigingsregime van de markt is vanuit Beheer Openbare Ruimte €18.000 beschikbaar (kostenplaats 86713073). Zijn er financiële risico'sen Nee. zo ja, hoe worden deze beheerst? reen NNURIEL Er eneen Geheimhouding Nvt. 3 Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B be 5 Bestuurscommissie Ardeling Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014 Gm Publicatie/communicatie Het besluit wordt gepubliceerd in het GVOP, de Echo en het regelgevingsregister. Bovendien wordt een bewonersbrief gestuurd. mmm Op de website (www. zuid.amsterdam.nl/bestuur en organisatie/bestuurscommissie/vergaderkalender) treft u de volgende stukken aan. Meegezonden Bijlage 1. Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening stadsdeel Zuid 2013 (gewijzigd per 22 oktober 2014). De bijlagen behorende bij het Uitvoeringsbesluit blijven ongewijzigd. Ter inzage gelegd n.v.t. mm Beslissing van de bestuurscommissie Akkoord. Fe f ldus besloten, , | 4 j L S.T. Capel Y‚N. Jakobs voorzitter secretaris 4 |
Besluit
4
train
Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw- DS Gemeente West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord S ®, % Amsterdam Agenda, 27 september 2023 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de raadscommissie Stadsontwikkeling Tijd: 19:30 tot 23:00 vur Locatie: Willem Kraanzaal 1 _Algemeendeel a Opening procedureel gedeelte b Mededelingen C Vaststellen agenda d Conceptverslag van de openbare e Tekstuele wijzigingen kunt u vergadering van de raadscommissie voor de vergadering aan de SO d.d. 5 juli 2023 commissiegriffier doorgeven via [email protected]. e Termijnagenda, per portefeuille f___TKN-lijst g Ingekomen stukken stadsdeelcommissies 2 _ Inhoudelijk deel a Opening inhoudelijk gedeelte b Inspreekmoment Publiek C Actualiteiten d Rondvraag 2023-09-25 14:47:11 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak S O0 Noord Agenda 27 september 2023 Bespreekpunten Masterplan Zuidoost 3 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan e Terbespreking en voor kennisgeving Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen. Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de Nr. VN2023-018039 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin (FVD). e WasTKN1 inde vergadering van 5 juli 2023. * Stadsdeelcommissie Zuidoost is hierbij vitgenodigd. Masterplan Nieuw-West 4 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan * Terbespreking en voor kennisgeving Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen. Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de Nr. VN2023-018040 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin (FVD). e WasTKN1 inde vergadering van 5 juli 2023. e Stadsdeelcommissie Nieuw-West is hierbij vitgenodigd. Aanpak Noord 5 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan * Terbespreking en voor kennisgeving Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen. Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de Nr. VN2023-018041 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin (FVD). e WasTKN 1 inde vergadering van 5 juli 2023. e _Stadsdeelcommissie Noord is hierbij uitgenodigd. e Het lid Belkasmi (PvdA) stelt voor dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 6. 6 Raadsinformatiebrief Aanpak Noord met e Terbespreking en voor kennisgeving inhoudelijke update en voortgang aannemen. Nr. VN2023-017213 * Geagendeerd op verzoek van het lid Belkasmi (PvdA). e WasTKN 2 inde vergadering van 5 juli 2023. e _Stadsdeelcommissie Noord is hierbij uitgenodigd. e Het lid Belkasmi (PvdA) stelt voor dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 5. 2023-09-25 14:47:11 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak S O0 Noord Agenda 27 september 2023 Aanpak Binnenstad 7 Kennis te nemen van de beantwoording e Terbespreking en voor kennisgeving schriftelijke vragen van de leden aannemen. Rooderkerk en Schmit inzake * Geagendeerd op verzoek van het lid vergunningsplicht ondernemers Schmit (D66). binnenstad Nr. VN2023-017277 2023-09-25 14:47:11 3
Agenda
3
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 194 Publicatiedatum 21 februari 2018 Ingekomen onder AO Ingekomen op woensdag 14 februari 2018 Behandeld op woensdag 14 februari 2018 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Boomsma en Van Lammeren inzake het geluidbeleid Evenementen en de locatieprofielen (zet in op verlaging van het risico op gehoorschade). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de beleidsregel “Geluid bij evenementen in Amsterdam”, de locatieprofielen voor evenementenlocaties en de richtlijn “Duurzaamheid Evenementen” in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 130). Constaterende dat: — Gehoorschade een veelvoorkomend probleem is onder Amsterdammers; — De GGD adviseert om een maximaal geluidsniveau te handteren van 92 dB(A) in plaats van de maximale 100 dB(A) FoH die bestaat in het evenementenbeleid; — Blootstelling aan te hard geluid kan leiden tot permanente gehoorschade; — Het draagvlak momenteel laag is om onmiddellijk over te schakelen naar de 92 dB(A) norm. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Er in overleg met de sector op aan te sturen om de maximaal te vergunnen geluidsnorm de komende jaren elke twee jaar naar beneden bij te stellen met 2 dB(A) per jaar, tot deze is teruggebracht naar het advies van GGD Nederland, te weten 92 dB(A). De leden van de gemeenteraad D.T. Boomsma J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 838 Publicatiedatum 7 juli 2017 Ingekomen onder AR Ingekomen op donderdag 29 juni 2017 Behandeld op donderdag 29 juni 2017 Status Aangenomen Onderwerp Motie van het de leden Vink en De Heer inzake de beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol (Gemeenteblad afd. 1, nr. 681). Overwegende dat: — Er metde 20 Ke-contour voor nu helderheid is betreffende de bouwbeperkingen rondom Schiphol; — Deze contour voor de bouwbeperkingen niet één op één correspondeert met de feitelijke vliegroutes en de bijbehorende hinder; — In de toekomst vliegroutes zouden kunnen veranderen, waarmee de contour nog minder zou corresponderen met de praktijk. Constaterende dat: — De bouwbeperkingen in de contour niet gaan over veiligheid, en daarmee veel verder gaan dan bouwbeperkingen vanuit het Rijk die betrekking hebben op gevaarlijke inrichtingen; — Het Rijk met betrekking tot Schiphol veel meer stuurt dan wat Amsterdam als gemeente normaal in het ruimtelijk beleid doet; — De Raad van Leefomgeving en Infrastructuur in het rapport “Governance in de Metropolitane Regio Schiphol/Amsterdam" in 2013 geadviseerd heeft om de ruimtelijke planning en ruimtelijke afwegingen decentraal — bij gemeente en provincie — neer te leggen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: In lijn met het algehele ruimtelijke c.q. omgevingsbeleid het rijk op te roepen bij de eerstvolgende aanpassing van het beleid rond Schiphol dat beleid — voor zover het niet de veiligheid op de grond dan wel in de lucht betreft — te decentraliseren naar provincie en gemeenten. De leden van de gemeenteraad B.L. Vink A.C. de Heer 1
Motie
1
train
X GGD X Amsterdam 2x Meetresultaten luchtkwaliteit Amsterdam 2020 Inhoud Hoofdpunten nnn ann anneenneneneenen vennen enenenenenenenneenneennevenneenneennennnereneneneeenseeen 3 Benzeen en Zwaveldioxide (SO.)-concentratieS nennen enne. 26 Samenvatting … … nnen eenen eneen enen enseenseennevenseenneenseenserenerenveenveeen 3 Methode … nonnen venvenneennenneenenenvenvenneenvenvennvenvenneenveneenvenenenvenen 27 Overzicht per luchtverontreinigende component … eenen Ö Wettelijk kader … nonnen envenveneeeneeneenneeneeeneenveneeenvenveneenen 27 NOs-concentraties … nennen nn nnneevenvene nennen reneneneneeenenenenverveeveveenveveve ee 1 Toetsen aan WHO (luchtkwaliteit en Gezondheid) … nnee 27 NO, buisjes metingen in Amsterdam nennen ennen eeneeneeneeneenee 12 Meetlocaties … nnen eenen eenennenenvenveneenvenvenenenenenvenvenseenveneenen. 27 Roet-concentraties … nnen nennen en enneenenservenenenserevenvereenveenseeee 1 Trendanalys@ … nnen eeen eeen eneneneneneneeeneneneerenvenvennvenneeeneeeneeenenr 28 PMz1o-concentratieS … nnen nennen eneen ennn enneenneenenvennvenneennenee 1 Bijlage nnen en eenenneneneenneenvennenne eene envenvenneenvenvenvenvenvenevenveenen ZO PM25-concentraties … nn. anneenereneerenenseerenenseenerenneerenenseeevenenseeeeeensenr 10 Toelichting componenten … nnen enen ennvenen ener ennvenvensvenseerneeneneenenr 30 UFP-concentraties … nennen nennen eneene neen enenenennnneneneneevenrenenne eere 20 Accreditatie nnen nonnen ennen ennerennenenneenennenrennenseneneneenennerennenenneenennn 32 Ozon-concentraties … eneen enneereeenneenerenneeeerenneerenenneerverenneeeenennene 22 Meetmethoden ……. nnn annen enn eennnenenneenennereeneeennsenenennvenerennenenneerennen: 32 CO-concentraties … nennen eenen eneen enneenensereenenenvenneenereenveenneene Dl Meetnauwkeurigheid en toegepaste apparatuur … nnee 33 2 Hoofdpunten e De luchtkwaliteit in 2020 is sterk verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. De fijn stof, roet en stikstofdioxide (NO) concentraties zijn lager dan in 2019 en daarvoor. e De grootste daling is zichtbaar bij luchtverontreinigende componenten die sterk aan de uitstoot van het verkeer zijn gerelateerd, zoals NO2 en roet. e De gezondheidskundige advieswaarde voor de jaargemiddelde PMao concentratie werd voor het eerst op alle meetstations behaald. e De gezondheidskundige advieswaarde voor de jaargemiddelde PM2.5 concentratie werd op 4 van de 5 meetstations behaald. e _Hetisde eerste keer dat er geen jaargemiddelde NO; concentraties boven de gezondheidskundige advieswaarde van 40 Hq/m? zijn gemeten. In 2019 gebeurde dit nog op 14 meetpunten (10% van het totaal). e _Ultrafijnstof (UFP) afkomstig van Schiphol is in 2020 sterk gedaald ten opzichte van 2019. e De maatregelen rondom het coronavirus en de daarmee samenhangende afname van economische activiteit in binnen- en buitenland en met name de afname van het verkeer hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit in 2020. Samenvatting Het Amsterdamse luchtmeetnet en gezondheid Gezondheidsschade door luchtverontreiniging Deze rapportage beschrijft de meetresultaten over het jaar 2020 van het Blootstelling aan luchtverontreiniging is verantwoordelijk voor 3,5% van de Amsterdamse luchtmeetnet. Het Amsterdamse luchtmeetnet is primair totale ziektelast in Nederland en op een hoog belaste plek als Amsterdam gericht op het meten van componenten die voor de gezondheid belangrijk ligt dit percentage nog iets hoger**. Dat is minder dan de ziektelast door zijn. Daarom wordt fijn stof vitgebreid gemeten. Hoe kleiner de diameter roken (9,4%), vergelijkbaar met de ziektelast door overgewicht (3,7%) en van het stof hoe dieper het in de longen terechtkomt en hoe meer schade meer dan de ziektelast die het gevolg is van te weinig bewegen (2,3%) en het kan aanrichten. Fijn stof wordt op vier manieren gemeten: als PM20 overmatig alcoholgebruik (1,5%). De ziektelast die door luchtvervuiling (deeltjes met een diameter < 10 micrometer), als PM2.5 (deeltjes met een wordt veroorzaakt laat zien dat wettelijke grenswaarden niet beschermen diameter < 2,5 micrometer), als ultrafijn stof (UFP, deeltjes met een diameter tegen het optreden van schade aan de gezondheid. Daarom is het belangrijk <o.1 micrometer) en als roet (Black Carbon). Roetdeeltjes zitten voor het dat de luchtkwaliteit verder blijft verbeteren, ook onder de grenswaarden. grootste deel in de ultrafijne fractie van het fijn stof (< 0,1 micrometer). Metingen van gasvormige verbindingen, waaronder stikstofdioxide (NO), Het Amsterdamse luchtmeetnet - meetpunten geven inzicht in de bijdrage van lokale bronnen zoals wegverkeer. Het Amsterdamse luchtmeetnet (www.luchtmeetnet.nl) bestond in 2020 uit 11 automatische meetstations waar diverse stofvormige en gasvormige componenten op vurgemiddelde basis worden gemeten. Daarnaast zijn er + https://www.vtv2018.nl/leefstijl-en-omgeving 2 Gezonde Leefomgeving, gezonde mensen. RIVM briefrapport 2016-0172 3 twee meetstations in het Westelijk Havengebied. Van de 11 Amsterdamse Invloed van het weer en coronamaatregelen meetstations zijn er 4 gelegen langs drukke binnenstedelijke wegen, 1 langs Werd J J ; Jen, 3 Het weer heeft een grote invloed op de luchtkwaliteit. Als het waait en de A10-West en 6 op relatief rustige locaties op afstand van lokale bronnen _ . ‚ . : . regent, wordt de lucht schoner. Is het langere tijd droog en windstil weer, (zogenaamde achtergrondstations). In aanvulling op de automatische . DD : . : . . . . En dan wordt de lucht viezer. Windrichting, windsnelheid, hoeveelheid neerslag meetstations wordt verspreid over de stad de jaargemiddelde stikstofdioxide . 1 5 ; : : en zonuren bepalen in hoge mate de aanvoer, verspreiding, depositie (NO) concentratie gemeten met een eenvoudige, passieve meetmethode. . a . rn . … Ee neerslaan!) en de vorming en afbraak van verontreinigende stoffen in de Dit zogenaamde Palmes meetnet geeft meer inzicht in de ruimtelijke variatie . n ì : : lucht. De weersomstandigheden variëren van jaar tot jaar en dit heeft in de NO, concentratie (www.maps.amsterdam.nl/no2). In totaal werd de NO, . 5 : : ; invloed op de luchtkwaliteit. concentratie gemeten op 137 locaties, waaronder 80 straatlocaties, 46 achtergrondlocaties, 5 snelweglocaties, 2 industriele locaties en 4 locaties In vergelijking met het voorgaande jaar was 2020 iets warmer en was er langs vaarwegen. meer zonneschijn. In 2020 viel iets meer regen vergeleken met 2019. Er : ; waren geen opvallende verschillen in windrichting en —snelheid tussen 2019 Metingen versus berekeningen … . . . . en 20203. Al met al lijken de weersomstandigheden in 2020 iets gunstiger De door de GGD gemeten NO, concentraties worden regelmatig vergeleken voor de luchtkwaliteit vergeleken met 2019, maar de verschillen zijn klein. met de NO, concentraties zoals die met de Monitoringstool berekend . . ti Voor een goed inzicht in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit is een worden. Deze meet-rekenvergelijking wordt in opdracht van de gemeente An . langjarige meetreeks nodig. Met zo’n reeks kan trendanalyse worden Amsterdam uitgevoerd (niet door de GGD) en valt buiten het bestek van . Ô _ . _ . deze rapportage uitgevoerd. Om de trend in NO, en fijn stof concentraties te beschrijven is een trendanalyse uitgevoerd over een periode van 10 jaar (2011-2020). Roet Vergelijking met gezondheidskundige advieswaarden wordt gemeten vanaf 2012 en beslaat daarom een iets kortere periode. UFP . ‚ wordt sinds 2018 gemeten. Deze periode is te kort om een trendanalyse op De in 2020 gemeten concentraties fijn stof en gasvormige verbindingen . . ‚ . uit te voeren. Daarnaast zijn trends berekend voor koolmonoxide, ozon, worden vergeleken met de gezondheidskundige advieswaarden zoals die EN . _ ‚ zwaveldioxide en benzeen. door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn vastgesteld. Dit sluit aan bij het advies van de Gezondheidsraad, die in janvari 2018 adviseerde om de Naast het weer is in 2020 de Corona-pandemie en de lockdown van invloed gezondheidskundige advieswaarden van de WHO — of lagere niveaus - na te geweest op de luchtkwaliteit. Algemeen kan worden gesteld dat de streven. Daarbij moet worden opgemerkt dat de gezondheidskundige luchtkwaliteit tijdens de lockdown aanzienlijk is verbeterd. Dit komt door de advieswaarden voor fijn stof, met name voor PM2.5, een stuk strenger zijn afname van economische activiteit in binnen-en buitenland en met name dan de wettelijke grenswaarden. door een afname van het verkeer. Voor de meeste componenten is de daling in gemeten concetraties dan ook groter dan op basis van de trend van de afgelopen jaren werd voorspeld. 3 Gebaseerd om metingen van KNMI meetstation Schiphol 4 Accreditatie per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,59 Hq/m? per jaar op plekken . . . . met weinig verkeer. Het automatisch luchtmeetnet voldoet aan alle eisen die vanuit de EU worden gesteld en is geaccrediteerd volgens NEN EN ISO/IEC 17025:2005 De PM2.5 concentratie was in 2020 gemiddeld 9,5 Hq/m? op meetpunten (scope L4,26). Deze accreditatie geldt uitsluitend voor het tot stand komen met veel verkeer en 9,6 uq/m? op locaties met weinig verkeer. Over de van het cijfermateriaal. Trendberekeningen en (gezondheidskundige) afgelopen 10 jaar dalen de PM2.5 concentraties met gemiddeld 0,93 Hg/m? interpretaties vallen niet binnen de scope van deze accreditatie. per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,66 Hq/m? per jaar op plekken met weinig verkeer. Meetresultaten 2020 NO: (Stikstofdioxide) Voor PM2.5 valt het op dat de gemiddelde concentraties op meetpunten met weinig verkeer ongeveer gelijk is aan de gemiddelde concentratie op plekken De NO, concentraties waren in 2020 een stuk lager dan in het voorgaande met veel verkeer. De meetpunten op de A1o-West en Stadhouderskade jaar. NO; is een belangrijke indicator van uitstoot van luchtvervuiling door hebben een iets lagere PM2.5 concentratie vergeleken met het Vondelpark wegverkeer. De NO» concentratie op plekken met veel verkeer en Westerpark. Dit is niet logisch en de verklaring moet gezocht worden in (straatlocaties) was gemiddeld 26,4 Hg/m3; in 2019 was dat nog 34,3 Hq/m3- de grenzen van de meetapparatuur. In het Landelijk Meetnet Dit is een daling van 23%. Zo'n grote daling is nog niet eerder voorgekomen. Luchtverontreiniging (LML), waar het Amsterdamse Luchtmeetnet Op plekken met weinig verkeer (achtergrondlocaties) werd in 2020 een onderdeel van vitmaakt, wordt fijn stof gemeten met apparatuur die is gemiddelde NO, concentratie van 18,7 uq/m? gemeten; in 2018 was dat 23,8 afgestemd op het nauwkeurig meten van concentraties rondom de po/m?. wettelijke grenswaarden van 4o microgram/m? als jaargemiddelde voor PMzo en 25 microgram{m? als jaargemiddelde voor PM2.5. De wettelijke Over de afgelopen 20 jaar dalen de NO, concentraties met gemiddeld 1,55 grenswaarden zijn hoger dan de huidige in de buitenlucht voorkomende Hg/m? per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,94 Hgq/m> per jaar op concentraties. Dat betekent dat PM2.5 in Amsterdam (en de rest van plekken met weinig verkeer. De vitzonderlijk lage NO, concentraties in 2020 Nederland) wordt gemeten met apparatuur, die minder accuraat meet bij beinvloeden deze trendberekening en geven een positiever beeld in de concentraties rond de 10 ug/m?. Bij deze concentraties treedt er een grotere ontwikkeling van de NO, concentratie over de afgelopen 10 jaar dan er zou meetfout op. De GGD onderzoekt op dit moment in de meetstations of er zijn geweest als 2020 een ‘regulier’ jaar was geweest. met andere meetapparatuur betrouwbaar bij lagere concentraties gemeten Fijn stof (PM10 en PMz2.5) kan worden. De PMzo en PM2.5 concentraties waren in 2020 fors lager dan in 2019. De Roet (Black Carbon) en Uitrafijn stof (UFP) PMao concentratie was in 2020 gemiddeld 17,7 ug/m? op meetpunten met De roet (Black Carbon) concentraties waren in 2020 flink lager dan in het veel verkeer en 16,3 Hg/m? op locaties met weinig verkeer. Over de voorgaande jaar. De roet concentratie op plekken met veel verkeer was afgelopen 10 jaar dalen de PMzo concentraties met gemiddeld 1,00 g/m? gemiddeld 0.95 ug/m?; in 2019 was dat nog 1,27 Hg/m3. Dit is een daling van 25%. Zo'n grote daling is nog niet eerder voorgekomen. Op plekken met 5 weinig verkeer werd in 2020 een gemiddelde roet concentratie van 0,61 Hg/m?). Het aantal 8-uvurwaarden overschrijdingen is ten opzichte van 2019 pg/m? gemeten; in 2019 was dat 0,73 Hqg/m3. toegenomen. Vanaf 2012 wordt de roet concentratie in het Amsterdamse meetnet Lokale ozonconcentraties zijn niet en op landelijke schaal nauwelijks te gemeten als “Black Carbon”. Uit de trendanalyse blijkt dat de roet beïnvloeden: de ozonconcentraties worden bepaald door grootschalige concentraties gemiddeld met o,14 g/m? per jaar afnemen op plekken met processen (aanvoer luchtverontreinigende stoffen vanuit Europa en veel verkeer en met 0,05 Hg/m? per jaar op plekken met weinig verkeer. mondiaal). Het meetstation Ookmeer is het enige meetstation in Nederland waar Meetresultaten en gezondheidskundige advieswaarden ultrafijn stof (sinds 2018) continu wordt gemeten. Het meetstation ligt nabij D Id dheid isatie (WHO) heeft NO fi EPM Schiphol en bij een Zuid-ZuidWestenwind wind waait de lucht vanaf Schiphol DM gezon ee ) de voor id voe Ie stof ( 10 richting het meetstation. De UFP-concentratie was in 2020 lager dan in 2019. en 2.5) gezoneheldskun ige a vieswaar e opgesteld voor ange termijn f blootstelling. Deze waardes zijn voor fijn stof lager dan de wettelijke De UFP-concentratie was gemiddeld 12.716 deeltjes/cm3, in 2019 waren dit den. Voor fi zit k dheidskundiae advi d 15.264 deeltjes {cm3. Met name de piekbelasting bij Zuid-ZuidWestenwind grenswaarden. Foor nn sto Zin &r OOK GEZONCMEIESKONEIJE ACMIESWAArd en voor korte termijn blootstelling. was in 2020 een stuk lager dan in 2019 (2020: 420.000 deeltjes/cm?, 2019: +30.000 deeltjes/cm?). De gezondheidskundige advieswaarde voor NO, is voor lange termijn Ozon (O3) blootstelling „o g/m? als jaargemiddelde. In 2020 werd voor het eerst op geen enkel meetpunt de WHO-advieswaarde van 40 ug/m? als De meeste mensen kennen ozon vooral van de ozonlaag, op grote hoogte jaargemiddelde NO2 concentratie overschreden. In 2019 gebeurde dit nog van het aardoppervlak. Maar ozon komt ook dichtbij het aardoppervlak voor op 14 locaties (10% van het aantal meetpunten). en daar is het ongezond. Ozon wordt niet rechtstreeks uitgestoten maar . . . . _ : : : : : : De gezondheidskundige advieswaarden voor PMzo is voor lange termijn ontstaat in de atmosfeer uit reacties tussen stikstofoxides en vluchtige bi Ii s als | iddelde. D d d organische componenten. De weersomstandigheden hebben een d oere ing 20 Hg/m? a beden eee b orde dit c Werd op geen van belangrijke invloed op de ozon (O3) concentratie. Ozon wordt gevormd e meetpunten overschreden. n 2019 ge eur il it nog op 3 meetpunten. : ; ; Het is ook voor het eerst dat de gezondheidskundige advieswaarde voor onder invloed van zonlicht. De hoogste ozonconcentraties komen voor op _ an ‚ ‚ : : : . korte termijn blootstelling (íe. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde warme en zonnige dagen. Daarnaast is onder andere de hoeveelheid NO, in ‚ . PM1o concentratie hoger dan 5o g/m?) op geen van de meetstations werd de lucht van belang. overschreden. Op het meetpunt met veel verkeer was de ozonconcentraties in 2020 (45.3 . . . . _ ; ; „5 De gezondheidskundige advieswaarden voor PM2.5 is voor lange termijn g/m?) een stuk hoger dan in 2019 (34.8 Hq/m?). Dit kan voor een belangrijk bi Ii 3 als | iddelde. D d d d deel worden verklaard doordat de NO; concentratie een stuk lager was. . hi ng ot Hm a eetred \ 4 eze and e wer op ad vande Onder invloed van NO, wordt ozon namelijk afgebroken. Op de locaties met nota > Mee Pon en Overse reden. made voorgaan e Jaren wer e IN Ne : gezondheidskundige advieswaarde voor lange termijn blootstelling op alle weinig verkeer was er weinig verschil tussen 2020 (49.0 Hq/m?) en 2019 (48.3 - meetpunten overschreden. Aan de gezondheidskundige advieswaarden voor 6 korte termijn blootstelling (i.e. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde jaargemiddelde) op slechts één meetstation overschreden, terwijl dit in PM2.5 concentratie hoger dan 25 uHg/m?) werd op geen van de meetstations voorgaande jaren op alle meetstations het geval was. Aan de voldaan. Dat betekent dat er bij kortdurende verhogingen van de PM2.5 gezondheidskundige advieswaarde voor het korte termijn gemiddelde van concentratie gezondheidsklachten, zoals bijvoorbeeld PM2.5 werd op geen van de meetstations voldaan. Ook voor NO, was er luchtwegaandoeningen kunnen optreden bij een deel van de bevolking. geen enkele overschrijding van de gezondheidskundige advieswaarde. In Voor roet (Black Carbon) heeft de WHO geen gezondheidskundige 2019 gebeurde dit nog op 10% van de meetlocaties. advieswaarden opgesteld. De reden is dat verschillende meetmethoden De coronacrisis heeft een grote invloed gehad op de luchtkwaliteit in 2020. gebruikt worden om roet te meten die niet exact met elkaar vergelijkbaar Het is afwachten in welke mate de economische activiteiten en het verkeer zijn. De WHO heeft wel een uitgebreide beschrijving gegeven van de in 2021 weer aantrekken en welke invloed dat gaat hebben op de gezondheidseffecten van roet en geeft aan dat het belangrijk is om de luchtkwaliteit. Voor de gezondheid blijft het belangrijk om door te gaan met blootstelling aan roet zoveel mogelijk terug te dringen (WHO, 2012). Ook de maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in Amsterdam. In het voor UFP is er nog geen gezondheidskundige advieswaade. Actieplan Schone Lucht is voor de gezondheid belangrijke ambitie gesteld in . 2030 overal in Amsterdam te voldoen aan de WHO gezondheidskundige Conclusie advieswaardes. De lucht is in de afgelopen decennia steeds schoner geworden. In deze ontwikkeling is het jaar 2020 een positieve uitschieter. De luchtkwaliteit in Amsterdam is in 2020 sterk verbeterd ten opzichte van de voorgaande jaren. De maatregelen rondom het coronavirus en de daarmee samenhangende afname van economische activiteit in binnen- en buitenland en met name de afname van het verkeer hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen. Gemiddeld over een langere periode is er sprake van een statistisch significante afname in de NO, fijn stof en roet concentraties in Amsterdam. NO, laat sinds 2018 weer een duidelijke daling in concentraties zien. Het is het tweede jaar op rij dat de fijn stof (PMz1o en PM2.5) concentraties dalen. In de periode 2015-2018 waren deze concentraties niet of nauwelijks gedaald. De roetconcentratie is door de jaren heen wel blijven dalen, met name op straatstations. Het is voor het eerst dat op alle meetstations werd voldaan aan de lange en korte termijn gezondheidskundige advieswaarde van de WHO voor PMio. Voor PM2.5 werd de gezondheidskundige advieswaarde (voor het 7 Overzicht per luchtverontreinigende component NO» Roet PM10 PM2.5 UFP Ozon CO Benzeen SO, 8 2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m?) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>40 ug/m*) AlO0-West 33.8 AO (ares) Haarlemmerweg 30.9 Jan van Galenstraat 28.1 Van Diemenstraat 26.9 Palmes: veel verkeer 26.2 ZA nee) Stadhouderskade 24.5 Oudeschans 19.9 Palmes: weinig verkeer 18.9 14 (10%) Vondelpark 17.1 Nieuwendammerdijk 16.7 Sportpark Ookmeer 15.3 porp O rosa Kantershof 15.1 2017 2018 2019 2020 Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar BOL Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten daling NO, 2020? 2020 - concentratie! Ê HO eeen meenen WHO advieswaarde Veel verkeer -1,55 (+ 0,32) 0,001 32,2 26,5 he) nnn 2 A10-West -2,13 (+ 0,25) <0,001 37,7 33,8 _ Haarlemmerweg -3,16 (+ 0,30) <0,001 34,2 30,9 2 30 Geeneen eenennnnneneneneeeeeeeeeeeeeeneeevennnennenenneonveeeneeveeveervervenn nennen Neen Jan van Galenstraat -1,71 (+ 0,33) 0,001 34,2 28,1 5 Veel verkeer Van Diemenstraat -1,19 (+ 0,27) 0,002 31,4 26,9 É Stadhouderskade 1,63 (+ 0,21) <0,001 28,6 24,5 PO NS weinig verkeer Weinig verkeer -0,94 (+ 0,18) 0,001 22,1 18,8 0 Nieuwendammerdijk -0,71 (+ 0,21) 0,01 19,1 16,7 8 Vondelpark -0,89 (+ 0,19) 0,002 20,2 17,1 gw ZE Oudeschans -0,95 (+ 0,23) 0,004 24,2 19,9 Kantershof -0,67 (+ 0,18) 0,007 17,9 15,1 Sportpark Ookmeer -0,75 (+ 0,15) 0,001 17,9 15,3 Jon 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 t: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), % o.b.v. trend 2011-2020 9 NOs-concentraties weersomstandigheden die van jaar tot jaar grote invloed hebben op de De eerste grafiek toont de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentraties zoals jaargemiddelde concentraties, dat is de reden waarom alleen over langere die zijn gemeten op de vaste meetlocaties van het Amsterdamse meetnet perioden, bijvoorbeeld 10 jaar trends kunnen worden vastgesteld. Toch blijft luchtkwaliteit. Locaties met veel verkeer zijn roze gekleurd, met weinig of de daling ten opzichte van 2019 opmerkelijk, en zoals eerder gesteld, zonder geen verkeer blauw. Stikstofdioxide wordt ook nog eens op 137 locaties met twijfel veroorzaakt door de afname in het verkeer als gevolg van de covid-19 een eenvoudige techniek gemeten. De gemiddelden daarvan zijn ook maatregelen. verdeeld in locaties met veel en weinig verkeer en In de grafiek weergegeven De laatste tabel toont dat op ieder station de trend dalende is, een negatieve als gearceerde kolommen. Voor net eerst aar in alle jaargemiddelden waarde duidt op een afname in concentratie. De p-waarde helpt om de onder de grenswaarde van 40 Hg/m: gebleven, zel > op de drukste plekken. betekenis van de resultaten te bepalen, zodra deze onder de o,o5 ligt, is de Hoe zich dit verder zal ontwikkelen is echter onduidelijk, de scherpe daling in trend statistisch significant. Dit betekent dat het voor 95% zeker dat ook vergeliing met 2019 van de En stikstofdioxide hangt vrijwel werkelijk een dalende trend is waargenomen. De een na laatste kolom toont zonder twijfel samen met de effecten van de covid-19 maatregelen. een voorspelde waarde voor 2020 op basis van de trend over 10 jaar Omdat de WHO-advieswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide- daarvoor. Duidelijk is dat de werkelijk gemeten concentraties overal flink concentratie eveneens 40 Hg/m? bedraagt, vinden we in 2020 dus ook geen lager liggen, dit kan niet worden verklaard uit alleen maar de overschrijdingen van de WHO advieswaarden, dit was in 2019 nog op 14 weersinvloeden en moet samenhangen met de covid-19 beperkingen. plaatsen het geval. */In de tabel is te zien dat het gemiddelde van ‘veel verkeer’ iets afwijkt van Stikstofdioxideconcentraties tonen over de jaren heen al langer een gestage “Palmes: veel verkeer” in de gearceerde kolom van de grafiek met daling, zowel op locaties met veel verkeer, als op de lokaties met minder of jaargemiddelde concentratie’s 2020. Hetzelfde geldt voor “Palmes: weinig geen verkeer. Deze daling over langere tijd is terug te voeren op strengere verkeer”. Dit komt omdat in de beoordeling van de trends alleen de locaties zijn milieuwetten, zowel voor de uitstoot van auto’s als voor de (Europese) betrokken waarvan minstens 10 jaar gegevens beschikbaar zijn. In de tabel zit industrie. In de stad zijn milieuzones ingesteld en daarbij wordt ook steeds in het gemiddelde ook de resultaten van de meetstations verwerkt. schoner gereden, het wagenpark vernieuwd zich, het aantal elektrische voertuigen neemt toe. Dwars door deze dalende trend lopen de 10 NO» metingen in Amsterdam en omgeving Hoogste en laagste buisjes metingen in 2020 Ne end INS N | De re e kanaals ld ï ie DE r L 3 A 5 / Ne iddenwed 35.0 k MO L / Top 3 laagst gemeten NO, SLI ME Ne A 32.5| | in 2020 concentratie DEN ed er „je Count Basiestraat Nieuw-West 16,0 De AN SNR A6 30.0| | oe EA E Ten d EN van Beuningenplein West 16,0 PET ER en : De | 27.5 Kortvoort Zuidoost 14,8 ID Er NE ET | 25.0) | ___ _ & be BS SE er cet 4 Top 3 hoogst gemeten NO, LEN an | AN ee De ee 22.5| | in2020 concentratie _ 5 PE Fr ek no EON fe KORN Prins Hendrikkade 150 _ Centrum 36,7 An Dd eid A RN De \ Dn f >» Diemen ie Se an ne 4 fs AS i TNS 20.0 A10 Zuid Zuid 35,8 B Gr We re: EN Rens Jan van Galenstraat West 33,0 ee | rd, See SN 17.5 | | NS Pi i an | p S Ke < \ EERE Se | De vS 15.0 Palmes buisjes metingen in 2020 Type Aantal Gemiddelde Laagste 25- 50- 75- Hoogste meetpunt meet- concentratie waarde percentiel percentiel percentiel waarde punten (£ SD) Straat 80 25,1 (3,9) 16,9 22,6 24,7 27,6 36,7 Achtergrond 46 18,9 (2,0) 14,8 17,5 18,7 20,2 24,5 Snelweg 5 27,2 (5,3) 22,0 23,7 26,7 27,8 35,8 Waterweg 4 22,5 (1,3) 20,8 22,0 22,9 23,4 23,5 Industrie 2 26,0 (3,1) 23,8 28,2 Totaal 137 11 NO» buisjes metingen in Amsterdam door slimme vergelijking met de dure vaste meetstations, nauwkeurig Het meten van stikstofdioxide vindt in het Amsterdamse meetnet op twee genoeg om probleemplekken in de stad aan te wijzen en lokaal beter inzicht manieren plaats. Op vaste meetlocaties gaat dit met behulp van continue te krijgen hoe de luchtkwaliteit zich ontwikkeld. analyse van de buitenlucht, waarbij doorlopend een kleine hoeveelheid NO.- buisjes metingen in 2020 buitenlucht naar een analyse-apparaat wordt gepompt. Op 10 vaste plekken wordt met deze zogenaamde referentiemethode op lokaties met, en zonder In de tabel staat een overzicht van de buisjes metingen in 2020. Per type verkeer het gehalte stikstofdioxide bepaald. De meetmethode wordt iedere meetpunt staat een beschrijving van het aantal meetpunten, de gemiddelde tweede dag gecontroleerd met een zogenaamd kaibratiegas, waarvan concentratie, de hoogste en laagste gemeten waarden en de percentielen. Er precies bekend is hoeveel stikstofdioxide daarin aanwezig is. Afwijkingen in zijn meetpunten langs de straat (relatief veel verkeer) en snelweg, de apparatuur kunnen zo worden opgespoord en eventueel worden achtergrond (weinig of geen verkeer), waterwegen en in een industriele gecorrigeerd. De apparatuur is kostbaar, gevoelig voor omgeving. In een aparte tabel staan de 3 hoogste en laagste metingen in de omgevingsomstandigheden en daarom ondergebracht in een stad. geconditioneerde meetstations. Soms ontstaat discussie over de juiste meetplaats, echter het hoofddoel van deze metingen is vaststellen of de lucht in de stad beter wordt, dus het vaststellen van trends. Het verplaatsen van stations, ook al zou een betere plek beschikbaar komen, verstoort het vastleggen van trends. Ook overgaan op een andere, betere of juist goedkopere meetmethode, zou hierop invloed kunnen hebben. We doen daarom zoveel mogelijk op dezelfde plekken al jaren exact hetzelfde. Om toch flexibel te kunnen zijn, en bijvoorbeeld enkele jaren op een bepaalde plek stikstofdioxide te kunen meten, wordt een tweede methode gehanteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zogenaamde Palmes diffusiebuisjes. Deze metingen zijn te bekijken op WWw.maps.amsterdam.nl/no2. Buisjes, iets kleiner dan een aspirinekokertje die speciaal zijn geprepareerd om stikstofdioxide te adsorberen worden op 137 plekken in de stad iedere vier weken gewisseld en daarna geanalyseerd. Op basis daarvan kunnen relatief goedkoop op veel meer plaatsen in de stad stikstofdioxide concentraties worden bepaald. Weliswaar iets minder nauwkeurig, maar 12 2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3) e 9 Ee Jan van Galenstraat 1.06 ng hd af Es Fr \, in - À | Stadhouderskade 0.90 | Ne eN 8 a ij Van Diemenstraat 0.85 Dn Kn 5 In PN | Nieuwendammerdijk 0.62 } Vondelpark 0.60 Foto beeldbank: Edwin van Eis Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 9 jaar 2.5 a Gemiddelde (+ SE) p-waarde Voorspeld Gemeten £20 daling roet 2020? 2020 9 concentratie! % Veel verkeer -0,14 (+ 0,02) <0,001 1,1 1 p 15 A10-West -0,20 (+ 0,02) <0,001 1,2 1 5 Van Diemenstraat -0,12 (+ 0,01) <0,001 1 0,8 6 Stadhouderskade -0,11 (+ 0,02) 0,002 1 0,9 910 Veel verkeer Jan van Galenstraat -0,21 (+ 0,02) 0,001 11 11 8 Weinig verkeer -0,05 (+ 0,01) <0,001 0,7 0,6 5 Weinig verkeer Vondelpark -0,05 (+ 0,01) <0,001 0,7 0,6 9 0.5 Nieuwendammerdijk -0,05 (# 0,01) <0,001 0,7 0,6 1: Gemiddelde per jaar (periode 2012-2020), ?: o.b.v. trend 2012-2020 0.0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 13 Roet-concentraties gewicht. Niet ieder meettoestel doet dat op dezelfde manier, er is daarom ledereen weet wat roet is, een kaars die brandt met te weinig luchttoevoer, voorzichtigheid geboden als je wilt vergelijken met wat in andere steden een oude dieselauto of boot, waarbij de zwarting van de rookpluim wordt buiten Nederland wordt gemeten. Hoe zwaar die deeltjes roet echt zijn is dus veroorzaakt door roetdeeltjes. In het Engels wordt roet vaak Black-Carbon niet zo duidelijk. Alhoewel er ook geen wettelijke grenswaarde voor roet genoemd. Toch zijn er heel veel soorten roet met, afhankelijk van de bron, bestaat, stelt de WHO zich op het standpunt, hoe lager hoe beter omdat aan verschillende eigenschappen. Op dit terrein wordt nu veel onderzocht, roet heel veel schadelijke verbindingen geadsorbeerd kunnen zijn. bijvoorbeeld om roet afkomstig van houtkachels te onderscheiden van roet De grafiek toont, net als bij stikstofdioxide een dalende trend, vooral op de afkomstig van dieselverkeer. Het dieselverkeer heeft de laatste decennia ook door het verkeer beïnvloede locaties. En er is een extra daling zichtbaar ten grote ontwikkeling doorgemaakt, het roetfilter en het aanleggen van steeds opzichte van 2019. Dit laatste wordt voor een groot deel aan de covid-19 strengere Euro-normen voor vrachtverkeer zijn daar voorbeelden van. Het maatregelen toegeschreven. Uit de laatste tabel blijkt opnieuw dat alle gehalte roet wordt vitgedrukt in pg/m?, dat is eigenlijk wel een beetje dalingen statistisch significant zijn en dat over 2020 een extra daling is vreemd, omdat de meettechniek alleen naar kleuring kijkt, namelijk de ingetreden. zwarting op een (wit) filter. Die zwarting wordt dan omgerekend naar een 14 2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>20 ug/m3) . 6 Van Diemenstraat 18.7 5 5 Jan van Galenstraat 17.3 T 5 CT 5 Stadhouderskade 17.2 IS Ee 3 u 5 AlO-West 17.2 To id T o <t Westerpark 16.9 Vondelpark 15.6 o 2017 2018 2019 2020 Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar 5 OM OO ____Gemiddelde(+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten 5 daling PM10 20202 2020 BBS concentratie! 9 Veel verkeer -1,00 (+ 0,16) <0,001 18,5 17,7 Openen geenen genegen Eene En WHO advieswaarde A10-West -1,14 (+ 0,16) <0,001 18,5 17,2 8 Veel verkeer Van Diemenstraat -0,92 (£ 0,14) <0,001 19,7 18,7 Weinig verkeer O5 Stadhouderskade -1,19 (#0,18) <0,001 17,2 17,2 5 Jan van Galenstraat -0,77 (+ 0,27) 0,022 18,6 17,9 ° 10 Weinig verkeer -0,59 (+ 0,20) 0,018 17,3 16,3 dl Vondelpark -0,78 (£ 0,19) 0,003 15,7 15,6 Bs Westerpark -0,40 (+ 0,25) 0,152 18,9 16,9 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), °: o.b.v. trend 2011-2020 Son 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 15 PM10-concentraties Voor het eerst liggen alle gemeten jaargemiddelden ook onder de WHO Bij PMao (fijnstof deeltjes met een diameter van 10 um of kleiner) zien we dat advieswaarde van 20 ug/m?. Het is ook voor het eerst dat de het verschil tussen locaties met veel verkeer (roze), en achtergrondlocaties gezondheidskundige advieswaarde voor korte termijn blootstelling (je. met weinig of geen verkeer (blauw) relatief klein is. Het verschil is door de maximaal 3 dagen met een daggemiddelde PMz0 concentratie hoger dan 50 jaren heen steeds kleiner geworden en bedraagt nu nog maar enkele ug/m?) op geen van de meetstations werd overschreden. Wat de invloed van microgrammen. De bijdrage van het verkeer aan PMao is dus vrij beperkt. de covid-19 maatregelen hierop is geweest is niet precies duidelijk. Ook andere bronnen, waaronder natuurlijke bronnen, beïnvloeden de Vanaf 2011 tot 2020 is de trend dalende, zowel op stations met veel verkeer hoogte van de PMao concentratie. Overigens is de meetapparatuur bij deze als op de stations met weinig of geen verkeer. Ook lijkt het verschil tussen de lage jaargemiddelden veel minder nauwkeurig. blauwe en roze lijn de laatste drie jaar min of meer hetzelfde, waaruit kan In het Landelijk Meetnet Luchtverontreiniging (LML), waar het worden afgeleid dat de bijdrage aan PM2o door het verkeer niet verder Amsterdamse Luchtmeetnet onderdeel van vitmaakt, wordt fijn stof afneemt. Enige voorzichtigheid met conclusies is wel geboden, de gemeten met apparatuur die is afgestemd op het nauwkeurig meten van apparatuur waarmee PM10 wordt gemeten, is bij deze lage concentraties concentraties rondom de wettelijke grenswaarden van ,o microgram/m? als minder nauwkeurig. jaargemiddelde voor PMzo en 25 microgram{m? als jaargemiddelde voor PM2.5. De wettelijke grenswaarden zijn veel hoger dan de huidige in de buitenlucht voorkomende concentraties. In 2021 wordt daarom nieuwe apparatuur getest om deze lage concentraties goed te kunnen meten. 16 2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>10 ug/m3) 5 5 5 5 Van Diemenstraat 10.5 Westerpark 9.6 5 et T 5 Do Jt vondelpark 9.6 = 5 ‘0 dd Stadhouderskade 9.4 5 LT 1 AlO-West 8.7 2017 2018 2019 2020 Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar E De Gemiddelde (£SE) p-waarde Voorspeld Gemeten 5 daling PM2.5 2020? 2020 i concentratie! 2 15 N On Veel verkeer -0,93 (+ 0,10) <0,001 10,4 9,5 5 A10-West -1,06 (+ 0,15) <0,001 9,4 8,7 É . Van Diemenstraat -0,8 (£ 0,11) <0,001 11,7 10,5 8 10 ennen Dn WHO adyieswaarde Stadhouderskade -0,92 (+ 0,11) <0,001 9,9 9,4 6 Weinig verkeer Weinig verkeer -0,66 (+ 0,12) <0,001 10,2 9,6 in Vondelpark -0,83 (£ 0,11) <0,001 8,9 9,6 N Bi Westerpark -0,5 (* 0,20) 0,037 11,5 9,6 2 1; Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), % o.b.v. trend 2011-2020 Jon 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 17 PM25-concentraties PM2.5 zijn fijnstof deeltjes met een diameter van 2.5 um of kleiner. Wat nog meer voor PM2.5 metingen dan voor PMao metingen geldt, is dat deze, vaak nog lagere concentraties, nog moeilijker gemeten kunnen worden met de huidige apparatuur. Zo werd in 2019 het jaargemiddelde van locaties met weinig verkeer zelfs ogenschijnlijk iets hoger ten opzichte van de locaties met veel verkeer. Alhoewel de achtergrondlocatie Westerpark afwijkend hoog is voor een achtergrond en de verkeersbijdrage aan fijn stof beperkt is, speelt hier de meetonnauwkeurigheid zeker een rol. Zoals eerder aangegeven zijn nauwkeuriger meetmethoden in 2021 in de testfase. Overschrijding van de WHO advieswaarde wordt alleen nog op de Van Diemenstraat gemeten, terwijl in voorgaande jaren dit op alle meetstations het geval was. Aan de gezondheidskundige advieswaarden voor korte termijn blootstelling (fe. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde PM2.5 concentratie hoger dan 25 ug/m?) werd op geen van de meetstations voldaan. Dat betekent dat er bij kortdurende verhogingen van de PM2.5 concentratie gezondheidsklachten, zoals bijvoorbeeld luchtwegaandoeningen kunnen optreden bij een deel van de bevolking. De dalende trend is overal statistisch significant en alle gemeten waarden zijn lager ten opzichte van de voorspelde waarden, dit wordt net als bij andere componenten vooralsnog als het effect van covid-19 maatregelen gezien. 18 Meetstation t.o.v. Schiphol Windroos UFP Meetstation UFP 0000 a £ el) 2500080 é weil Zi En 2000 ox S7 is AT HED 15000 Ë SS ze 7 opde se Be asen 1 500 & Ss ä Ô > w e w 7 o E boren Mee ” ‘ SZ & { dd 4 ä Ï # > Schiphol ‚ / ad : . Pj & Jo 7 dn = GI o Ne Wil o —-—- 2019 Á EE ef —- 2020 ke E 2 Z Trend jaargemiddelde concentratie 7 £ 8 2 5 v Ee] Ë 8 10000 9 8 Ë ü 5000 eneen eneen eenen vennen eene ennen vennen eneen eeneeeeenen ennen venen eeneee eenen eener eenen venen eeneereenen eenen eener vereen eenen d v Ë Ö eneen eeen eneen eneen eenen eenen eenen eeen eene eenen eneen eeen eneen en eneen eenen eenen eenen U â le 0 > _ 2018 2019 2020 | Ed Blaas 19 UFP-concentraties Het is nog te vroeg om een echte trend te laten zien omdat er slechts drie De eerste kaart toont de ligging van het meetpunt Ookmeerweg, het enige jaar continue metingen hebben plaatsgevonden. Afhankelijk van het RIVM meetpunt waar ultra fijne stofdeeltjes (UFP) worden gemeten en de onderzoek over de schadelijkheid van deze deeltjes zal later worden besloten windhoek waar vanuit invloed van Schiphol meetbaar is. De in het tweede of deze metingen worden gecontinueerd of niet. Het RIVM gaat ervan uit in plaatje getoonde windroos laat de gemiddelde concentratie UFP zien uit 2021 hierover te rapporteren. verschillende windrichtingen, van 2019 en van 2020. Duidelijk is zichtbaar dat vanuit de richting van Schiphol meer UFP komt dan vit andere windrichtingen, daarbij toont het plaatje een zichtbare afname uit de richting van Schiphol in 2020. 20 2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m3) Aantal dagen overschrijding 8-uurs gem. (>100 ug/m3) 47 Vondelpark 49.9 39 28 Nieuwendammerdijk 48.1 21 Van Diemenstraat 45.3 2017 2018 2019 2020 Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar … 50 eenen eenen eneen en eenen eee eenen eene eenen eneen eenen en vereen eneen eenen eee eneen eneen eenen eneen eeen eenen eene Weinig verkeer n Veel verkeer Ë ed Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten ) stijging Ozon 2020? 2020 5 » concentratie! 8 SENS en 0,81 (+ 0,25) 0,015 43,3 45,3 Ee Diemenstraat) Bol Weinig verkeer 1,17 (£ 0,23) 0,001 49,1 49,0 9 Vondelpark 1,29 (+ 0,22) <0,001 49,8 49,9 e Nieuwendammerdijk 1,06 (+ 0,27) 0,005 48,5 48,1 9 Oe 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), ° o.b.v. trend 2011-2020 Ö Boii 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 21 Ozon-concentraties Het aantal overschrijdingen van 8 uurs gemiddelden hoger dan 100 uqg/m? is De meeste mensen kennen ozon vooral van de ozonlaag, op grote hoogte in 2020 gestegen ten opzichte van 2019. De WHO stelt verder geen van het aardoppervlak. Ozon is een product van chemische reacties met beperking aan het aantal keren dat dit jaarlijks mag voorkomen. zuurstof die vooral onder invloed van zonlicht in de atmosfeer plaatshebben. Lokale ozonconcentraties zijn niet en op landelijke schaal nauwelijks te In de allerhoogste luchtlagen (stratosfeer) is veel ozon aanwezig die het beïnvloeden. Vorming (en afbraak) van ozon hangt van veel factoren af, de leven op aarde beschermd door de schadelijke straling van de zon deels aanwezigheid van stikstofmonoxide is daar een illustratie van. Ook tegen te houden. Ozon in de lagere luchtlagen (troposfeer), de lucht die wij atmosferische omstandigheden, aanwezigheid van koolwaterstoffen, dagelijks inademen, is echter schadelijk. stikstofdioxide, stikstofmonoxide, en de hoeveelheid zonlicht spelen een De eerste grafiek toont dat door de jaren heen de ozonconcentratie zowel op ingewikkeld spel van allerlei chemische (evenwichts)reacties. plekken met weinig verkeer als op één meetplek (Van Diemenstraat) met veel verkeer stijgt. In 2019 was er veel missing data in de Van Diemenstraat. Dit meetpunt is daarom uit de grafiek en trendanalyse weggelaten. Los van deze afwijking, zien we gemiddeld over meerdere jaren ook op de Van Diemenstraat een stijging. De gemeten concentraties op deze plek zijn ieder jaar lager dan die van de locaties met weinig verkeer. Dit wordt veroorzaakt door de uitstoot van stikstofmonoxide (NO) van het wegverkeer dat deels wordt omgezet in stikstofdioxide door de aanwezige ozon. 22 2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m3) | ke BAE d ze An N NN 5 ae -! u et Le rn 7 df ed AlO-West 12 Uit N ze EN Wy eam Lr Er kk 2 Ne: KA Sen Ö den B Nl \ an AT ek f EE ze ds EE en INE NE En Hee ae ol TER E Ne Ek MEN ik Van Diemenstraat 343 rd 7 den y= k È Ri REN Ì 3 Kor: : Í bgn hd x DE ZE a mk DE KD nz ed om de Î ze 3 h jr en p S ak Ae RR Vondelpark 296 — re 4 ne S Ri ss Foto beeldbafksSander Foederer Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar 450 „400 Veel verkeer Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten £ daling CO 2020? 2020 < 350 . 5 concentratie 300 Weinig verkeer Veel verkeer -4,31 (+ 3,39) 0,24 355,3 377,5 2 A10-West -3,8 (+ 4,94) 0,464 358,1 412,3 8 250 Van Fr , -4,81 (£ 3,08) 0,157 352,4 342,7 5 200 Diemenstraat U Weinig verkeer _ 6 150 (Vondelpark) 2,89 (+ 4) 0,49 279,9 296,1 u 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), ? o.b.v. trend 2011-2020 © 100 VW 50 Bor 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 23 CO-concentraties Wel toont de laatste tabel lagere gemeten waarden over 2020 dan voorspeld De jaargemiddelde concentratie koolmonoxide is al jaren op locaties met op basis van de afgelopen 10 jaar. Mogelijk hangt dit effect samen met de veel verkeer hoger dan op locaties met weinig verkeer. Gemotoriseerd covid-19 maatregelen, en daardoor een afname in het verkeer. Inde verkeer is een bron van koolmonoxide. Het streven naar steeds efficiëntere stedelijk gebied zijn meer koolmonoxide bronnen aan te wijzen, vooral de motoren (het ontstaan van koolmonoxide hangt samen met onvolledige opmars van particuliere houtstook lijkt van invloed te zijn. Samen met RIVM, verbranding en daarmee met het verlies van rendement) lijkt de laatste jaren IRAS en TNO worden de effecten van houtrook nader onderzocht. niet duidelijk tot lagere concentraties in de stad. Eris een daling over de laatste 10 jaar, maar gezien de hoge p-waarden (zie de laatste tabel) niet statistisch significant. 24 2020 Jaargemiddelde concentraties (Hg/m3) Benzeen (Stadhouderskade) 0.68 4 ï EE Binn 5 den mn 5 ak nn Bhar Eet ai Dei Beuk er 4 Zi we M 11 A AAE a dj dl me Ee , Et en E we SO (Westerpark) 0.28 En : Zn EE me a tenen == me ee ES, nc 2 EN me EO Foto beeldbank: Edwin van Eis Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar â £ 2.00 ò Ä175 9 ETE EEE # 1.50 Gemiddelde (£SE) p-waarde Voorspeld Gemeten 5 daling SO», 2020? 2020 £ 125 NOS benzeen d Do E concentratie 6 1.00 SO2 (Westerpark) -0,18 (* 0,02) <0.001 0,3 0,3 q Benzeen 5 -0,02 (+ 0,02) 0,4 0,8 0,7 $ 0.75 Benzeen (Stadhouderskade) _Stadhouderskade) N 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), 2% o.b.v. trend 2011-2020 5 0.50 à 50: (West k) 4 0.25 2 esterpar! Ô 0.00 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 25 Benzeen en Zwaveldioxide (SO2)-concentraties Belangrijker is dat voor het kankerverwekkende benzeen geen duidelijk Zwaveldioxide is in de stad al jaren zeer laag, aanzienlijk lager dan de afnemende trend wordt waargenomen. De jaargemiddelde Europese grenswaarde en ook ruim onder de gezondheidskundige benzeenconcentratie op de Stadhouderskade is hoger dan het door de WHO advieswaarde van 20 ug/m?. Op meetlocatie Westerpark wordt al jaren een vastgestelde ‘verwaarloosbaar risiconiveau’ van 0,17 Hg/m?. significante dalende trend waargenomen.Voor de zeevaart geldt al enkele jaren dat eenmaal binnengaats overgeschakeld moet worden op zwavelarme brandstof. Daarbij neemt de toepassing van schonere brandstoffen voor het vliegverkeer toe. 26 Methode Wettelijk kader Meetlocaties Wettelijke toetsing van de luchtkwaliteit in Nederland, dus ook in Amsterdam, vindt Het automatisch Luchtmeetnet Amsterdam bestaat momenteel vit 11 meetstations, plaats op basis van modelberekeningen. Deze berekeningen worden jaarlijks door waarvan 6 stadsachtergrondstations en 5 straatstations. Stadsachtergrondstations het RIVM uitgevoerd, op basis van input over o.a. de verkeersintensiteit die door de geven de achtergrondgehaltes in Amsterdam weer zoals deze zich in rustige wijken, diverse overheden worden aangeleverd. Meetgegevens van de GGD Amsterdam (en parken en achtertuinen voordoen. De achtergrondstations zijn ingericht op een de meetnetten van het RIVM en DCMR) leveren input voor deze modelberekeningen. afstand van tenminste enkele tientallen meters van een drukke straat. De In de wetgeving is vastgelegd dat de luchtkwaliteit wordt berekend op wettelijke meetstations Nieuwendammerdijk, Kantershof, Sportpark Ookmeer, Oudeschans, toetspunten, in de praktijk is dit aan de gevel van woningen of andere gebouwen Vondelpark en Westerpark zijn typische achtergrondlocaties. waar mensen langdurig verblijven. Deze wettelijke toetsing met behulp van de Monitoringstool wordt aan het einde van elk iaar uitgevoerd voor het voorgaande Straatstations geven een beeld van de gehaltes zoals die worden gemeten in drukke g J g g N Os Nn N kalenderiaar. en is dus noa niet beschikbaar voor het jaar 2010. Uitgebreide straten. Van de vijf straatstations in Amsterdam ligt er één langs een rijksweg (Ax0- Jaar, g J g. UITY f N informatie over de Monitoringstool is te vinden op http://www.nsl-monitoring.nl. West) en 4 langs drukke binnenstedelijke wegen. De Stadhouderskade en ‚ Haarlemmerweg zijn beide eenzijdig bebouwde straten, waarbij het meetstation op Toetsen aan WHO (luchtkwaliteit en Gezondheid) de Stadhouderskade aan de onbebouwde kant is gelegen bij een kruispunt Hoewel vrijwel overal in Nederland ook in Amsterdam — aan de wettelijke (verkeerslicht) en het meetstation op de Haarlemmerweg aan de bebouwde kant. De grenswaarden wordt voldaan, is blootstelling aan luchtverontreiniging meetstations Van Diemenstraat en Jan van Galenstraat liggen aan een tweezijdig verantwoordelijk voor 3,5% van de totale ziektelast in Nederland door risicofactoren. bebouwde weg met aan beide zijden een fietspad en een trottoir. De van Op een hoog belaste plek als Amsterdam ligt dit percentage nog iets hoger. Dat is Diemenstraat kan worden gekarakteriseerd als een ‘street canyon’ waar de emissies minder dan de ziektelast door roken (9,4%), vergelijkbaar met de ziektelast door van het wegverkeer relatief lang blijven hangen. overgewicht (3,7% ) en meer dan de ziektelast die het gevolg is van te weinig De meetstations Haarlemmerweg (002), Nieuwendammerdijk (003), van bewegen (2,3%) en overmatig alcoholgebruik (1,5%). De wettelijke grenswaarden Diemenstraat (o12), Vondelpark (o14), A1o-West (007) en Stadhouderskade (017) zijn beschermen dus niet tegen het optreden van schade aan de gezondheid. Daarom is al tientallen jaren in bedrijf, Westerpark (016) is eind jaren ‘go toegevoegd. In 2005 het belangrijk dat de luchtkwaliteit verder verbetert, ook onder de wettelijke zijn de meetstations Oudeschans (019), Kantershof (021) en Ookmeerweg (022) grenswaarden. In dit rapport worden de gemeten concentraties vergeleken met de toegevoegd om een beter beeld te krijgen van de luchtkwaliteit op gezondheidskundige advieswaarden zoals die door de Wereldgezondheids- achtergrondlocaties, ook buiten de ring. Ook is straatstation Jan van Galenstraat is in organisatie (WHO) zijn opgesteld. Uitgebreide informatie over de relatie tussen 2005 aan het automatisch meetnet toegevoegd. luchtkwaliteit en gezondheid is te vinden op de website van de GGD Amsterdam (http://www.ggd.amsterdam.nl/gezond-wonen/milieu-buitenshuis/luchtkwaliteit/ ). 27 Gemeten componenten per station Naam station Type station NO NO, CO O0, SO, PM1o PM2,5 Black Benzeen _ UFP Locaties meetstations Automatisch Luchtmeetnet Amsterdam carbon EENES ONT NEAEE NA ECNEK EET 2 H ENA en NN aarlemmerweg Straat ei ER En EN es Ne / es AS gE Ae sar Ep PPE Nn Ee en Nieuwendammerdijk Stadsachtergrond el ne ek NE EN | Oe te 3 IJ g A ri TT ed Bt id Re B En En Jem WL el Nee RON Os 7 _ Einsteinweg A10 Straat / Rijksweg GN me U | Ee ger en Bak EN zl Ee Tr | Ke he EN AED west wennen Ar, ne 5 Fe Tas AN B PE Tr SE 12 Van Diemenstraat Straat en nen an We (EDEN en ee Te Ed ij Ë Me rek hlapg au ROA EN 14 Vondelpark Stadsachtergrond EE a Al ae Rss he He en) RS el RE JL Be et Ein NS DR IR ed Pe A EER 16 Westerpark Stadsachtergrond | $ ien gn Eek id en Ae En Zer u ae se aoe 17 Stadhouderskade Straat EA EE de Ee EN Wd BPA ERS Ef Als BN nn eene N ee EE EN en 19 Oudeschans Stadsachtergrond Ann Me Bean ln he ee a VE NN ed hin Se 20 Janvan Galenstraat Straat % En ie AN ee 21 Kantershof Stadsachtergrond ANV ie ee mi Le s A KRG A (EE Bn oee en ED ER CDE TN 22 Sportpark Ookmeer _Stadsachtergrond COD en den ole eg ef Rn en ie lin PS ee en EA er U et ek AEN Ref Neal A, Opgenomen in meetnet: De met “Q” gemarkeerde verrichtingen voldoen aan de criteria van de 5 Ki IN eN dE Ee W. gene ET ENE nn en Se NEN EN ISO/IEC 17025:2005 (RVA, scope L426) Rene eb EEn ej in herr 1 mn Ve Nn ne nn br KE te OENE DS iT ee ft EN @ B Data by OpenStreetMap.org contributors under CC BY-SA 2.0 license. Trendanalyse Voor een trendanalyse is een langjarige meetreeks nodig, omdat de luchtkwaliteit van jaar tot jaar fluctueert als gevolg van variatie in weersomstandigheden. Een te lange meetreeks heeft echter als nadeel dat het toevoegen van nieuwe jaargemiddelden de (lineaire) trend nog maar weinig beïnvloedt. Zo zal een trendanalyse vanaf begin jaren ‘zo altijd een (fors) dalende trend laten zien, ongeacht de concentraties in de afgelopen jaren. Voor de prognoses in de nabije toekomst is echter vooral de trend in het recente verleden relevant. 28 In deze rapportage berekenen we trendanalyse voor de afgelopen 20 jaar. Voor een de start van de analyse de onafhankelijke variabele. De resulterende analyse van andere periodes daarvoor verwijzen we naar eerdere jaarrapportages. regressiecoëfficiënt geeft de verandering in concentratie per jaar. Bij de berekening Met behulp van lineaire regressieanalyse is de trend in de tijd berekend waarbij de van de trend voor NO, worden metingen meegenomen waarvan tenminste 20 jaar jaargemiddelde concentratie de afhankelijke variabele was en het aantal jaren sinds gegevens aanwezig zijn. 29 Bijl Fijn stof is voor het grootste deel afkomstig van menselijke activiteiten zoals Ilage verkeer en industrie, maar kan ook een natuurlijke oorsprong hebben (bodemstof, zeezout). Voor een deel worden fijn stof deeltjes rechtstreeks . . uitgestoten (primair fijn stof), voor een deel worden ze in de atmosfeer Toelichting componenten . . oo . ‚ - stikstofoxid gevormd door chemische reacties van gasvormige verbindingen (secundair De volgende gasvormige componenten worden gemeten: stikstofoxiden fijn stof). De fijn stof deeltjes kunnen over een grote afstand, tot wel (NO en NO»), koolmonoxide (CO), ozon (O3), zwaveldioxide (SO) en duizenden kilometers, getransporteerd worden. vluchtige koolwaterstoffen (benzeen, tolueen en xyleen). Daarnaast wordt fijn stof gemeten als PMao (deeltjes met een diameter kleiner dan 10 In het algemeen geldt dat fijn stof dat als gevolg van verbrandingsprocessen micrometer) en PM2.5 (deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 wordt uitgestoten een (veel) kleinere diameter heeft dan stofdeeltjes die als micrometer). Daarnaast wordt de concentratie Black Carbon (roet) gemeten. gevolg van mechanische processen (slijtage, verwaaiing) in de lucht komen. De roetdeeltjes die door het wegverkeer (vooral dieselverkeer) worden Dit heeft tot gevolg dat het bronaandeel van verbrandingsprocessen in de uitgestoten bevinden zich voor een groot deel in de ultrafijne (<o,1 PM2.5 fractie groter is dan in de PMzao fractie. micrometer) fractie en zijn vanuit gezondheidskundig oogpunt relevant. En . . … ) | 3 3 909P De PMzo en PM2.5 concentratie wordt uitgedrukt als het gewicht van de Ultra fijn stof (UFP) wordt gemeten. . . . deeltjes per kubieke meter (microgram/m?). Hieronder volgt een nadere beschrijving van de componenten. . . _ _ . 3 Ming P Uit onderzoek is bekend dat fijn stof ook bij hele lage concentraties Fijn stof (PM10 en PM2.5) schadelijk is voor de gezondheid. Tot op heden is het niet mogelijk gebleken _ . . tot zich om een ‘veilige grenswaarde! vast te stellen waar beneden er geen schade Fijn stof is een verzamelnaam voor kleine, met het blote eYoje) niet zic tbare, optreedt aan de gezondheid. deeltjes die in de lucht zweven. Bijvoorbeeld roetdeeltjes of kleine stukjes autoband (slijtage). Deze deeltjes verschillen in oorsprong, grootte en Roet samenstelling. Fijn stof is het onderdeel van luchtverontreiniging dat voor de . . 3 . . 3 J . Roetdeeltjes komen vooral vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen meeste gezondheidseffecten zorgt. Hoe kleiner de deeltjes zijn hoe dieper ze . en maken deel vit van het PM2o en PM2.5 stof. Het wegverkeer (met name in de longen terecht komen en hoe meer schade ze kunnen aanrichten. . . _ . … dieselmotoren) is een belangrijke bron van roet. Uit onderzoek blijkt dat met Fijn stof kan gedefinieerd worden als: name dit dieselroet schadelijke effecten op de gezondheid heeft. Mede on . . . hierom is in het luchtkwaliteitsbeleid van de gemeente Amsterdam sterk - PMao : Dit zijn deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer (o,01 ingezet op het terugdringen van de uitstoot van dieselmotoren. millimeter) on . . . Roetdeeltjes hebben een kern van koolstof en zitten voor het grootste deel -PMz.s: Dit zijn deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. PM in de ultrafijne fractie van het fijn stof (kleiner dan o,1 micrometer), Na staat voor Particulate Matter. inademing kunnen deze deeltjes in de longblaasjes (alveoli) terecht komen 30 en uiteindelijk ook in de bloedbaan waarna ze in het hele lichaam schade een korte levensduur en wordt snel omgezet in NO. Overigens is NO in kunnen aanrichten. tegenstelling tot NO, niet schadelijk voor de gezondheid. Roet is een algemene term, het gehalte roet kan op verschillende manieren Het verkeer is de belangrijkste bron van NO.. NO, is schadelijk voor de worden vastgesteld. De GGD Amsterdam meet het roetgehalte sinds 2012 gezondheid, maar omdat NO, in de buitenlucht altijd voorkomt in als ‘Black Carbon’ in navolging van de DCMR. Inmiddels is ook het RIVM combinatie met andere door het verkeer uitgestoten componenten, is niet overgegaan op het meten van roet als Black Carbon in het landelijk meetnet. goed duidelijk of dit aan het NO, zelf ligt of dat NO, vooral een ‘indicator’ is … voor het hele mengsel van schadelijke stoffen. Ultrafijn stof _ _ . Ozon (O3) Ultrafijn stof deeltjes (UFP) komen vrij als gevolg van verbrandingsprocessen en zijn zo klein (kleiner dan o,1 micrometer) dat ze nauwelijks bijdragen aan Ozon (O3) wordt niet rechtstreeks door bronnen vitgestoten maar wordt in de massaconcentratie fijn stof. UFP wordt daarom uitgedrukt als het aantal de atmosfeer gevormd onder invloed van zonlicht, door reacties van deeltjes per kubieke centimeter (cm?). Belangrijke bronnen van UFP zijn stikstofoxiden en vluchtige koolwaterstoffen. Vanwege de invloed van vliegverkeer en wegverkeer. In de buurt van drukke wegen hangt het UFP zonlicht zijn de ozonconcentraties in de winter veel lager dan in de zomer. gehalte sterk samen met het roetgehalte (zie ‘roet’ hierboven). In de buurt Tijdens smogepisoden in de zomer kunnen kortdurende perioden met hoge van de luchthaven is dat niet het geval: ultrafijn stof dat door het ozonconcentraties optreden. In Amsterdam komt dat relatief weinig voor, vliegverkeer wordt uitgestoten bevat vooral zwavel. dit heeft paradoxaal genoeg te maken met de intensiteit van het > . . wegverkeer. Tijdens smogepisoden wordt het reeds gevormde ozon, dat van Het meten van ultrafijn stof is technisch lastig vitvoerbaar en \ , : : on . ‚ . grote afstand wordt aangevoerd, ‘opgegeten’ door stikstofmonoxide. arbeidsintensief en maakte t/m 2018 geen deel vit van het automatisch meetnet van de GGD Amsterdam. In het kader van een onderzoek naar Koolmonoxide (CO) ultrafijn stof afkomstig van vliegverkeer heeft de GGD Amsterdam in 2018 . en . . . : : : Koolmonoxide (CO) komt vrij bij onvolledige verbranding van fossiele ultrafijn stof gemeten op 1 meetstation (sportpark Ookmeer in Osdorp) in 7 a : . ; : brandstoffen. Het verkeer vormt de belangrijkste bron van CO emissie. In de opdracht van het RIVM. De UFP metingen op dit meetstation worden in de : ‚ „ ‚ . ; atmosfeer oxideert CO tot CO, maar dit proces verloopt vrij langzaam. CO is periode 2019 t/m 2022 in opdracht van de gemeente Amsterdam voortgezet. ‚ ‚ . ‚ 7 7 f bij concentraties zoals deze in de buitenlucht voorkomen niet schadelijk, De UFP metingen vallen niet onder scope van de NEN EN ISO/IEC 17025 . De . accreditatie maar is een goede en stabiele indicator voor de uitstoot van het wegverkeer. Benzinemotoren hebben een hogere CO emissie dan dieselmotoren, terwijl Stikstofoxiden (NO en NO») dieselmotoren juist meer fijn stof en NO„emitteren. Stikstofoxiden (NO en NO) komen vrij bij verbrandingsprocessen en Zwaveldioxide (SO) ontstaan door oxidatie van stikstof uit de lucht. Het grootste deel van de 7 Idioxide (50) komt vrii bii d brandí Ihoudend stikstofoxiden komt vrij als stikstofmonoxide (NO) maar dit molecuul heeft waveldioxide (S0») komt vrij ij e ver : randmg van Zwave op ende brandstoffen. De SO; concentraties zijn in de afgelopen decennia sterk 31 gedaald. Dat was in eerste instantie te danken aan de overschakeling van De gerapporteerde gegevens over ultrafijne stofdeeltjes, verdere duiding fossiele brandstoffen op aardgas en vervolgens aan de toepassing van van de meetresultaten waaronder de trendanalyses en de interpretaties emissiebeperkende maatregelen in de industrie en scheepvaart. op basis van Palmes diffusiebuizen, vallen niet onder de accreditatie van de afdeling Leefomgeving. Benzeen Benzeen is een bestanddeel van benzine. Ook de benzeenconcentraties zijn Meetmethoden _ in de afgelopen decennia sterk gedaald, als gevolg van de invoering van de Alle meetresultaten zijn tot stand gekomen onder de scope van de (L426 geregelde driewegkatalysator in begin van de jaren negentig, technische EN/ISO 17025) accreditatie van de GGD Amsterdam. Deze accreditatie 5 verbeteringen aan personenwagens en de verlaging van het benzeengehalte afgegeven door de Raad voor Accreditatie. Voor de metingen in deze in benzine. Benzeen is echter een kankerverwekkende stof, waarvoor geen rapportage zijn de verrichtingen 13,48,9 en 10 van toepassing. De ‚ weilige' grenswaarde bestaat. trendanalyse, (verschil)windrozen, bijdrage-, GEN- en klachtenanalyse zijn geen onderdeel van deze accreditatie. Accreditatie 8 De automatische PM, en PM,.s met de Met-one BAM 1020a monitoren zijn Op 25 augustus 2005 heeft de Raad voor Accreditatie vastgesteld dat de : : ; ; : : op basis van referentiemetingen gecorrigeerd en getoetst op equivalentie toenmalige afdeling luchtonderzoek van de GGD Amsterdam voldoet aan : . : AT, . ” met de referentiemethode (zie GGD rapport 20-1161). Net als in voorgaande accreditatiecriteria voor testlaboratoria zoals vastgelegd in NEN EN ISO/IEC … En In jaren is er voor 2019 gezamenlijk met (o.a.) het RIVM voor de Met-one Bam 17025:2005. De accreditatie omvat het kwaliteitssysteem van het ieb Id : . laboratorium evenals de specifieke verrichtingen en onderzoeksgebieden 10203 een correctie bepaald. In 2020 is voor PM gecorrigeerd met een p 9 9 ’ formule 1,01*BAM en voor PMa,5 1,05*BAM, de factoren zijn ten opzichte De actuele scope is in te zien via www.RvA.nl onder certificaatnummer Lu 26. van 2019 niet gewijzigd. Op alle locaties wordt er vanaf januari 2015 gebruik gemaakt van een EU PM. afscheider. Naast het de resultaten van het geautomatiseerde luchtmeetnet zijn in deze rapportage de resultaten opgenomen van 137 locaties waarop met behulp Alle hier genoemde verrichtingen worden conform de aangegeven van Palmes diffusiebuizen de stikstofdioxideconcentratie wordt gemeten. normvoorschriften vitgevoerd. Als nauwkeurigheidseisen zijn de geldende Europese criteria overgenomen, alleen voor de meting van zwaveldioxide Deze meetresultaten vallen vanaf 2017 ook onder de accreditatie van de kon hieraan niet worden voldaan. De hoogte van de gemeten concentraties afdeling Leefomgeving van de GGD Amsterdam (uitvoering van de zwaveldioxide liggen echter ver onder de geldende grenswaarden, waarmee bemonstering en correcties op basis van vergelijking met de referentiemethode). de grotere meetfout (>15% van de meetwaarde uitgedrukt als 95%BI) voor De preparatie en analyse van de Palmes diffusiebuizen is uitgevoerd door de toetsing aan normen geen specifiek probleem levert. Buro Blauw in Wageningen. De accreditatie van deze organisatie is te vinden op www.RvA.nl onder certificaatnummer L4oo. Nadere informatie over de meetonzekerheid van de verrichtingen die onder accreditatie zijn gebracht kan op verzoek worden verkregen bij GGD Amsterdam, Cluster leefomgeving, afdeling luchtkwaliteit. 32 In rapport 21-1112, “Prestatiekenmerken Palmes diffusiebuizen meetjaar Meetnauwkeurigheid en toegepaste apparatuur 2020” is vastgesteld dat de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie component apparatuur Meetprincipe Meetfrequentie nauwkeurigheid GGD gemeten In 2020 met een enkelvoudige Palmes diffusiebuis ter hoogte van bijde jaarlimiet Document de limietwaarde behept is met een meetfout van +11,4 % (als 95BIJ). (95%BIJ) PM; Metone BAM Beta verzwakking uurlijks + 14,8% 20-1161 1020 Controle met gravimetrie PMo Metone BAM Beta verzwakking uurlijks + 8,7% 20-1161 1020 Controle met gravimetrie Benzeen, Syntec 955 Gas Chromatografie 20 minuten 13% 17-1135 Tolveen en Xyleen BC MAAP transmissie 10 seconden +12 % 15-1156 NO/NO, Thermo 42i Chemiluminescentie 10 seconden + 8,3% 18-1159 API 200° * 11,1% Envea AS32 e * 9,3% SO, Thermo 43 U.V-fluorescentie 10 seconden 21,4% 15-1143 * Voor SO2 is niet voldaan aan de Europese eis van 15%, echter, dit is met het oog op de doorgaans zeer lage jaargemiddelde concentraties zwaveldioxide niet relevant. 33
Onderzoeksrapport
33
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 189 Datum indiening 16 december 2019 Datum akkoord 11 februari 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake harde aanpak van babbeltrucs. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Maar liefst een kwart van de senioren blijkt te zijn lastiggevallen door oplichters met babbeltrucs. Dat meldt het AD 16 december op de voorpagina. Uit schaamte doen slachtoffers nauwelijks aangifte. Seniorenorganisatie KBO-PCOB pleit voor betere maatregelen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Wat vindt het college van de schrikbarende mediaberichten omtrent ouderen die last ondervinden van oplichters met babbeltrucs?’ antwoord: Het college is bekend met de schrikbarende mediaberichten en betreurt dat ouderen slachtoffer zijn van de babbeltrucs. 2. Slechts 15% van de senioren die geconfronteerd zijn met babbeltrucs zegt aangifte te hebben gedaan. Dat zegt Manon Van der Kaa, directeur van KBOPCOB in het artikel van het AD. Hoe zit het met de aangiftebereidheid van ouderen in Amsterdam en hoe wordt de aangiftebereidheid vergroot? antwoord: De aangiftebereidheid van ouderen in Amsterdam is onbekend. Babbeltrucs worden bij een aangifte geclassificeerd als ‘oplichting’ en daar valt meer onder dan alleen de babbeltrucs. Hierdoor worden het aantal aangiftes met als modus operandi babbeltrucs niet in kaart gebracht. Daarnaast registreert politie niet de aangiftebereidheid onder ouderen. De weerbaarheid en aangiftebereidheid onder ouderen kan worden vergroot door middel van voorlichtingen over o.a. preventie en aangifte doen. 1 https://www.ad.nl/binnenland/babbeltruc-plaag-voor-55-plussers—aa588444/ 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer LS bran 2020 Schriftelijke vragen, maandag 16 december 2019 3. Hoe staat het college tegenover het zichtbaarder zijn van wijkagenten en in contact staan met de ouderen, zodat de ouderen zich veiliger voelen? antwoord: Het college is het eens dat de zichtbaarheid van wijkagenten en in contact staan met ouderen de subjectieve veiligheid van de ouderen kan vergroten. Op 26 november 2019 heb ik de leden van de gemeenteraad geïnformeerd over de korte termijn maatregelen m.b.t. politiecapaciteit. De korte termijn maatregelen hebben als doel om de basiszorgpolitie binnen de districten op niveau (terug) te brengen en de basisbezetting in de wijken op orde te krijgen, waardoor de politie zichtbaar aanwezig is op straat. De korte termijn maatregelen zullen uiteindelijk bijdragen aan de zichtbaarheid van de wijkagenten en hen meer ruimte geven om meer in contact staan met de buurt en dus ook met de ouderen. 4. Wat doen zorginstellingen momenteel om mensen te beschermen tegen babbeltrucs? antwoord: Verschillende zorginstellingen zetten in om de senioren te beschermen tegen de babbeltrucs. Zij nodigen wijkagenten uit om bij de dagbesteding preventie-informatie te delen met de senioren om zo hun bewustwording en weerbaarheid te vergroten. Ook zit het in de werkwijze van de wijkverpleegkundigen om alert te zijn op babbeltrucs en hier voorlichting in te geven. Daarbij worden er in verschillende zorginstellingen in samenwerking met verschillende initiatieven weerbaarheidstrainingen en voorlichtingen gegeven aan senioren. Voorbeelden hiervan zijn de weerbaarheidstrainingen en voorlichtingen voor senioren die door het ANBO (Algemene Nationale Bond voor Ouderen) worden aangeboden in zorginstellingen. Ook Dynamo, een stichting die bewoners stimuleert en ondersteunt om actief deel te nemen aan de samenleving, geeft weerbaarheidstraining voor senioren genaamd ‘Ouwer met Power’. 5. Deelt het college de mening van de fractie van de Partij van de Ouderen dat er zo snel mogelijk ingezet moet worden op preventie? Zo ja, wat is de aanpak. Zo nee, waarom niet? antwoord: Het college blijft de preventie van de babbeltrucs stimuleren. Momenteel wordt er door zorginstellingen, politie en gemeente samengewerkt in de preventieve aanpak van babbeltrucs. Er wordt in zorginstellingen en tijdens evenementen waar senioren op afkomen, gewerkt aan de bewustwording van senioren omtrent hun veiligheid door middel van het geven van voorlichtingen en het versterken van de weerbaarheid van senioren. Tijdens bijeenkomsten die voor ouderen worden georganiseerd worden naast de andere situaties waar de senioren kwetsbaar voor zijn de babbeltrucs onder de aandacht gebracht. In samenwerking met het CCV wordt er training gegeven waarbij Virtual Reality-brillen worden gebruikt. De Virtual Reality-bril is een middel waarbij de kijker zich verplaatst bij het slachtoffer én de dader in dezelfde virtuele ruimte. Deze training biedt handelingsperspectieven, waardoor de senioren kan zien hoe zij de situatie meester kunnen worden. Naast de trainingen met de Virtual Reality-brillen worden er ook sketches opgevoerd waarbij een situatie wordt nagespeeld en de ouderen kunnen zien op welk moment er anders gehandeld kan worden. De trainingen zijn vaak onderdeel van een bijeenkomst in de verzorgingstehuizen, buurthuizen en Huizen van de Wijk. In april 2019 hebben het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het ANBO een veiligheid 10-daagse voor senioren georganiseerd. Deze 10-daagse is georganiseerd om de senioren weerbaarder te maken. De slotbijeenkomst vond 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng dao Gemeenteblad ummer - en Datum 11 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 16 december 2019 plaats bij Google in Amsterdam. Hier zijn ongeveer 100 senioren op afgekomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad x Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1114 Publicatiedatum 23 september 2016 Ingekomen onder T Ingekomen op 14 september 2016 Behandeld op 14 september 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake Koers 2025 (compenseren voor groenverlies). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Koers 2025, een ruimtelijke ontwikkelstrategie van Amsterdam 2016-2025 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 838). Constaterende dat: — door Koers 2025 het groen in de stad verder onder druk komt te staan; — groen in de stad als zeer belangrijk wordt ervaren; — groen in de stad als zeer belangrijk is, zoals onderzoek na onderzoek aantoont (KPMG 2012; Groen, Gezond en Productief, Alterra Wageningen 2015; Meer groen, minder ADHD). Overwegende dat: — groen kwalitatief en kwantitatief versterkt dient te worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: elke vierkante meter groen die verdwijnt, te compenseren met een stuk groen dat minimaal twee keer zo groot is of een twee keer zo hoge natuurwaarde (gemeten naar ecologie, biodiversiteit en uitstraling) heeft. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West Bestuurscommissie West Agenda Datum 14-02-2017 Aanvang 19:30 Voorbereidende vergadering 19:30 Grote zaal - =—-Plenair---- - Ruimte voor inspraak van burgers - aanmelden noodzakelijk - Ruimte voor mondelinge vragen - Kijk op de Wijk - =-Oordeelvormende sessies 20:00 Voortgang Actieplan fietsparkeren 20:45 Stadsstraten (incl. snorfiets op de rijbaan) Besluitvormende vergadering 21:30 Grote zaal 21:30 Agendavaststelling en mededelingen - Ruimte voor debat 1 X Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West Voorbereidende vergadering Agenda Datum 14-02-2017 Aanvang 19:30 Locatie Grote zaal =—=-Plenair---- Ruimte voor inspraak van burgers - aanmelden noodzakelijk Voorzitter Pieter Rietman Uiterlijk maandag 5 februari via [email protected] Ruimte voor mondelinge vragen Kijk op de Wijk =-Oordeelvormende sessies--- Voorzitter Pieter Rietman Voortgang Actieplan fietsparkeren Portefeuillehouder Fenna Ulichki Stadsstraten (incl. snorfiets op de rijbaan) Portefeuillehouder Fenna Ulichki 2 x Gemeente Amsterdam % Stadsdeel West Besluitvormende vergadering Agenda Datum 14-02-2017 Aanvang 21:30 Locatie Grote zaal Agendavaststelling en mededelingen Ruimte voor debat 3
Agenda
3
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 327 Datum akkoord 20 maart 2014 Publicatiedatum 21 maart 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari- Jansen van 29 januari 2014 inzake het tekort aan woningen voor ouderen en gehandicapten. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster: De komende acht jaar is er een tekort van 40.000 tot 80.000 geschikte woningen te verwachten voor de ouderen, gehandicapten en psychiatrisch patiënten die door rijksbezuinigingen niet in een instelling opgenomen kunnen worden, maar ondanks hun beperkingen, zelfstandig moeten blijven wonen. Uit een advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur dat deze week verscheen blijkt echter, dat er te weinig geschikte huizen zijn. De komende vijf jaar krijgen jaarlijks meer dan 10.000 ouderen, 1300 gehandicapten en 800 psychiatrisch patiënten geen toegang meer tot een instelling zoals een verpleeghuis of psychiatrische instelling. Dat zijn mensen met een zogenaamde ‘lichte’ beperking. Van deze groep zal naar schatting tachtig procent het eigen (huur)huis wel moeten laten aanpassen, dan wel moeten verhuizen naar een geschikte alternatieve woning. Maar daarvan zijn er dus te weinig, volgens de RLI. Deze doet verder nog een aantal aanbevelingen. “Om de gewenste kansen op het gebied van wonen, zorg en welzijn te realiseren, ligt er een complexe investeringsopgave: — het renoveren van zorgvastgoed en het nieuwe bestemmingen geven; — het geschikt maken van bestaande woningen voor mensen met beperkingen; — het ontwikkelen van nieuwe woon-zorgconcepten; — het beter benutten van de mogelijkheden van technologie voor langer zelfstandig wonen; — _hetop peil houden of toevoegen van voorzieningen in de buurt voor behoud of — vergroting van de woonkwaliteit; — het innoveren van bestaande zorgprocessen om meer (zwaardere) zorg op maat aan huis mogelijk te maken. Voorts adviseert de raad onder andere: — partijen meer ruimte te bieden om verbindingen tussen de domeinen aan te gaan, onder andere door samenwerking tussen partijen in het woon-, zorg en welzijnsdomein als deel van ieders kerntaak te beschouwen, door een verdere financiële scheiding van woon- en zorgkosten te realiseren en voor een goede verbinding tussen het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) te zorgen; 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng 1 Gemeenteblad Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 — _investeringsprikkels te creëren, onder andere door partijen te stimuleren te investeren in de gezamenlijke opgave, ‘split incentives’ op te lossen en mensen te prikkelen tijdig na te denken over hun wens zelfstandig te (blijven) wonen; — meer tijd en flexibiliteit te creëren voor de transformatie van het zorgvastgoed, onder andere door de mogelijkheid van een transitieplan van vastgoedeigenaren met oog voor de sociaalruimtelijke context en aandacht voor kwetsbare groepen. De fractie van het CDA heeft al eerder aandacht gevraagd voor dit grote en belangrijke vraagstuk met het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de Buurt’, dat inmiddels is aangenomen. Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 29 januari 2014, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. De cijfers in het rapport zijn landelijke cijfers. Wat zijn de cijfers voor Amsterdam? Kan het college aangeven hoe groot het verwachte tekort aan geschikte woningen voor deze drie groepen in Amsterdam is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe groot is dat tekort in Amsterdam voor elk van deze groepen? Antwoord: In de Nota Met Zorg Wonen die op 8 januari 2014 is besproken in de commissie BWK en na enige aanpassingen naar aanleiding van deze bespreking ter kennisname is gestuurd aan de commissie BWK van 19 februari j.l. is voor Amsterdam een schatting gemaakt van de toename van de behoefte van de drie groepen. Het gaat om de groepen Verpleging en Verzorging (VV), Verstandelijk gehandicapten (VG) en de Geestelijke Gezondheidzorg (GGZ) Op pagina 31 (figuur 11.12) in de Nota wordt voor Amsterdam becijferd hoeveel cliënten met een lichter zorgzwaartepakket (VV 1 t/m 3 en 50% van VV 4 Verpleging en Verzorging, VG1, VG2 en 50% VG3, en GGZ1 en GGZ 2) geen toegang meer krijgen tot een intramuraal verblijf. Deze mensen blijven in de huidige woning of gaan naar een andere woonvorm die meer aansluit bij de zorgvraag. De zorg die men nodig heeft wordt thuis geleverd. Voor de periode 2015-2020 gaat het om de volgende toename: Sector VV: 2.800 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Sector VG: 650 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Sector GGZ: 300 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Totaal toename: 3.750 cliënten die niet meer intramuraal maar extramuraal wonen. Het effect van dit extramuraliseringsbeleid werkt een aantal jaren door maar zwakt op de langere termijn (2020-2030) af; Sector VV: 3.850 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Sector VG: 850 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Sector GGZ: 350 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen Totaal toename: 5.050 cliënten die niet meer intramuraal maar extramuraal wonen. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neng 1 Gemeenteblad R Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 Vervolgens is in de Nota Met Zorg Wonen de behoefte van mensen met een beperking naar de verschillende woonvormen in 2015 en 2030 afgezet tegen het aanbod aan deze woonvormen. De indeling naar woonvormen die de Nota hanteert wijkt iets af van de indeling die het rapport van de Raad van de Leefomgeving hanteert. De Raad gaat uit van Verzorgd wonen, Wonen met diensten, overige ouderenwoningen en nultreden woningen. In de Nota met Zorg Wonen worden onderscheiden: — geclusterd onzelfstandige woonvormen (groepswonen met zorg); — geclusterd zelfstandige woonvormen (zoals wibo's en seniorencomplexen); — aanpasbaar/aangepaste gebouwde woningen; — nultredenwoningen; — rolstoelgeschikte woningen. In feite is bij geclusterde onzelfstandige en de zelfstandige woonvormen sprake van de nabijheid van een zorg steunpunt en/ of diensten en een ontmoetingsruimte zoals dat geldt bij ‘verzorgd wonen’ en voor wonen met diensten in het rapport van de Raad voor Leefomgeving Voor de andere typen geldt dat altijd zorg op afspraak kan worden geleverd. lemon le la ma | woonvorm 2015 2030 aanbod |_\Totaalzelfst. won. 24m 4 _|81700 _ |96400 [106900 *_schatting op basis van Nota Met Zorg Wonen 2009 **__Bron: Nota met Zorg Wonen 2009 ***_Bron: projectenboeken woningouwlocaties 1994-2012 “et Bron: Wonen in Amsterdam 2011 De behoefte aan geclusterde onzelfstandige woonvormen groeit van 1.000 in 2015 naar 2.700 in 2030. Dat betekent dat er t.o.v. het huidig aanbod van ong. 750 woningen bijna 2.000 van deze woningen bij moeten komen. De behoefte aan geclusterde zelfstandige woningen groeit van 6.300 in 2015 naar 10.900 in 2030. De opgave is om op de juiste plekken zo’n 4000 woningen van dit type toe te voegen. Voor beide geclusterde woonvormen geldt dat mensen uit alle drie de groepen die een geclusterde woonvorm zoeken daarin terecht kunnen De behoefte aan aanpasbare woningen groeit van 5.200 in 2015 naar 6.400 in 2030. Het streven in Amsterdam is dat in de toekomst zoveel mogelijk mensen in een aanpasbare woning wonen. Door de aanpasbaarheid kan de woning zonder al te hoge kosten geschikt worden gemaakt wanneer de bewoner met fysieke beperkingen te maken krijgt. Een aanpasbare woning is niet gebouwd voor een specifieke doelgroep. ledereen kan er terecht. Ook voor mensen die een nultredenwoning zoeken voldoet de aanpasbare woning prima. En als aanpasbare woningen in een geclusterde vorm zijn gebouwd kunnen ze ook geschikt zijn of geschikt worden gemaakt voor de categorie geclusterd zelfstandig. Rolstoelwoningen zijn zeer geschikt voor mensen die rolstoelafhankelijk zijn. 3 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng 1 Gemeenteblad Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 2. Welke acties heeft het college tot nu toe ondernomen om dit verwachte tekort op te vangen en welke acties gaat het college verder ondernemen? Antwoord: In de Nota Met Zorg Wonen zijn de acties geformuleerd die zijn en worden opgepakt in 2014: 1. Bestaande voorraad: doorgaan met geschikt en toegankelijk maken e Blijvende inspanning van corporaties en stadsdelen om de bestaande woningvoorraad aan te passen voor mensen met een beperking. Waar knelpunten in regelgeving optreden bemiddelt de centrale stad en zoekt naar wegen om de oplossing te versnellen. e Corporaties zullen aangesproken worden op de gemaakte afspraken in Bouwen aan de Stad 2 op dit punt. De komende maanden worden gebruikt om met genoemde partijen te inventariseren op welke onderdelen aanvullende afspraken mogelijk zijn zodat er tot een versnelling van de aanpak kan worden gekomen. Afspraken hierover worden in een volgend convenant Bouwen aan de Stad opgenomen, dat in december 2014 gereed zal zijn. e In samenwerking met de AFWC loopt een onderzoek naar de mogelijkheden om door middel van het bijplaatsen van liften in panden woningen beter geschikt te maken voor mensen met een fysieke beperking. Dit onderzoek wordt voor de zomer 2014 afgerond, zodat de uitkomsten van dit onderzoek deel uit kunnen maken van Bouwen aan de Stad 2014. Stadsdelen binnen de Ring is gevraagd om een inventarisatie van kansrijke panden te maken. e Inde nadere afspraken Bouwen aan de Stad 2 zijn inmiddels al afgesproken dat een huursprong bij van ‘Groot naar beter’ en ‘Van hoog naar laag’ niet plaatsvindt. In Bouwen aan de Stad 3 wordt hierop voortgebouwd. e Met corporaties wordt bezien of meer complexen van woningen zijn te labellen als ‘seniorenwoning’ (geclusterd zelfstandig). 2. Nieuwbouw: doorgaan met aanpasbaar bouwen, doseren specifieke woonvormen e Bijhet bouwen van nieuwe woningen blijven inzetten op aanpasbaar bouwen, zodat deze woningen geschikt (te maken) zijn voor mensen met een beperking. Momenteel wordt 88% van de nieuw gebouwde eenlaagse woningen op begane grond of toegankelijk met lift door corporaties aanpasbaar gebouwd. Bij onderhandelingen over Bouwen aan de Stad 2014 — 2018 zal het de inzet van de gemeente zijn om dit tempo vast te houden. e Scherper dan voorheen onderzoeken of er in de betreffende buurt/wijk behoefte is of zal ontstaan aan specifieke woonvormen (bijvoorbeeld rolstoelgeschikt, geclusterd onzelfstandig of zelfstandig wonen). Per locatie zal in overleg met de betrokken ontwikkelende partijen worden ingezet op het gericht bijbouwen van dit soort woningen. Met name binnen de Ring zal hierop het accent worden gelegd. Bij de planvorming wordt het bieden van beschermde woonmilieus betrokken. e Stadsdelen ( Bestuurscommissies) wordt gevraagd om locaties aan te wijzen voor onderzoek naar de mogelijkheden om door nieuwbouw of transformatie rolstoelwoningen en seniorenwoningen toe te voegen. 4 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neng 1 Gemeenteblad R Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 e Inhet Stimuleringsfonds is 4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de ombouw van leeg komend zorgvastgoed naar seniorenhuisvesting. Onderzocht wordt of er voldoende concrete plannen zijn. Concrete voorstellen (ook groepsinitiatieven) kunnen worden voorgelegd aan de Commissie Stimuleringsfonds. Indien mogelijk wordt prioriteit gegeven aan projecten binnen de Ring. 3. Heeft het college kennis genomen van dit rapport, en wat is de reactie van het college op de aanbevelingen die daarin in worden gedaan om het dreigende tekort aan ouderenwoningen zoveel mogelijk te voorkomen? Antwoord: Ja, ons College heeft kennisgenomen van dit rapport. De Raad voor de leefomgeving signaleert terecht dat er een complexe investeringsopgave ligt waarop partijen van het wonen, de zorg en het welzijn elkaar moeten vinden. De Raad constateert dat voor een succesvolle transformatie van oude naar nieuwe arrangementen ruimte nodig is voor samenwerking, prikkels voor betrokken partijen om te investeren en tijd en flexibliteit voor de transitie. De gemeente moet daarin de rol van regie, markt-meester en facilitator pakken. Ons College vindt deze adviezen uitermate zinvol. De komende jaren worden op basis van het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de buurt’ en de Nota met Zorg Wonen deze investeringsopgaven met betrokken partijen opgepakt. 4. Kan het college een tussenstand geven van de uitvoering van het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de Buurt. Welke voorstellen zijn al in uitvoering genomen en welke nog niet en waarom niet? Antwoord: Het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de buurt’ dd. 18 maart 2013, onze bestuurlijke reactie dd. 23 mei op het initiatiefvoorstel, en het gewijzigde initiatiefvoorstel dd. 2 oktober 2013 zijn uitgangspunt geweest voor de acties die onze Nota met Zorg Wonen zijn geformuleerd. Deze acties worden in 2014 uitgevoerd. Op de uitvoering van een aantal van deze acties is al ingegaan bij vraag 2. Voorts kan ten aanzien van de andere acties het volgende worden gemeld: e Stand uitvoering ‘Collectieve woonzorginitiatieven beter accomoderen’ : Er is met een aantal initiatiefgroepen uit de stad en het ASW in februari een gesprek geweest over alle vragen, knelpunten en ideeën van de initiatiefgroepen over de gemeentelijke rol. Deze opbrengst wordt vertaald naar een plan van aanpak om initiatieven binnen de gemeente een forum te bieden. Daarmee gaat dWZS eind april opnieuw met deze groepen om tafel. Ook de stadsdelen zijn aangehaakt. Ondertussen pakken dWZS en stadsdelen concrete initiatieven die zich melden op en bekijken of en hoe deze initiatieven verder geloodst kunnen worden. De ervaringen die we opdoen met deze initiatieven en bevindingen uit de gesprekken krijgen een plaats in het 2014 op te richten Transformatieteam. 5 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng 1 Gemeenteblad Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 e Stand uitvoering ‘Transformatie zorgvastgoed en ander vastgoed”: Voor de ombouw van zorgvastgoed (in eigendom van corporaties) naar zelfstandige ouderen-huisvesting is in het stifo € 4 min gereserveerd. Er is de afgelopen weken door de gemeente en Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties een uitvraag gedaan bij corporaties om panden met plannen voor ombouw te melden. Dat heeft tot nu toe nog niet tot concrete plannen geleid. De dienst WZS zal in de komende tijd bij corporaties actief gaan verkennen waar de knelpunten bij corporaties liggen en bij welke panden kansen liggen tot ombouw tot seniorenhuisvesting en/of zwaardere zorg. e Stand uitvoering ‘informatievoorziening aan ouderen over woonmogelijkheden’: Dienst WZS is met enkele stadsdelen bezig met een plan van aanpak dat erop gericht is ouderen bewust en alert te maken voor het ‘wonen nu en later’. Het gaat breder dan informatie over woningnet, want goed wonen heeft met veel meer te maken dan alleen een geschikte woning. In stadsdeel Zuid wordt een aansprekende aanpak in de praktijk beproefd. Hierop wordt door de stad samen met andere stadsdelen op voortgeborduurd. Later worden ouderenorganisaties en corporaties aangehaakt. Voor de zomer zal over de tussenstand worden gerapporteerd. e Stand uitvoering ‘aandacht voor mantelzorgers en wonen”: In de monitor Bouwen aan de Stad wordt voor de 5% vrije beleidsruimte een aparte uitsplitsing gemaakt voor toewijzingen in verband met mantelzorg. De corporaties moeten deze gegevens aanleveren. Hierover wordt een afspraak gemaakt met de AFWC om gegevens van aantal toewijzingen in verband met mantelzorg te verzamelen. e Onderzoek ontwikkelen alternatieve financieringsmodellen voor wonen met zorg: De Raad voor de leefomgeving signaleert dat de betrokken partijen uitgaan van de eigen financiële belangen. De uitdaging ligt volgens de Raad in het identificeren van ‘split incentives’ waarbij investeringen van de ene partij zorgen voor minder kosten bij een andere partij. Dat is niet motiverend en belemmert oplossingen. In het onderzoek naar alternatieve financieringsmodellen zal worden verkend welke oplossingen voor deze ‘split incentives’ in Amsterdam denkbaar zijn. De eerste bevindingen van deze verkennende actie zijn gereed najaar 2014. 5. Is het college met de fractie van het CDA van mening dat de middelen binnen het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting geherprioriteerd zouden moeten worden met als doel meer geschikte woningen te realiseren voor ouderen, gehandicapten en psychiatrisch patiënten? Zo ja, welke middelen wil het college herprioriteren? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Nee. Het bedrag van 4 miljoen dat binnen de middelen van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting beschikbaar is gesteld zien wij voor nu als een voldoende prikkel voor de corporaties die zorgvastgoed in eigendom hebben. Zoals in het antwoord onder vraag 4 geconstateerd zijn er tot nu toe maar weinig panden aangemeld voor het beschikbaar gestelde bedrag van 4 miljoen euro. 6 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Ommen 3 aart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014 De grootste belemmering bij het herbestemmen van leeg komend zorgvastgoed ligt in de financiële onzekerheden- en risico’s voor de zorginstellingen en corporaties. Dat resulteert in afwachtendheid bij de zorginstellingen waardoor de corporaties geen duidelijkheid hebben over welk zorgvastgoed in aanmerking kan komen voor mogelijke herbestemming. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Â.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 7
Schriftelijke Vraag
7
discard
Datum 18 april 2017 Versie Grachtenmonitor & waternet Korte Ouderkerkerdijk 7 Postbus 94370 T 0900 93 94 waternet.nl waterschap amstel gooi en vecht Amsterdam 1090 GJ Amsterdam KvK 41216593 gemeente amsterdam Inhoud Inhoud 3 Samenvatting 5 Kijk op de gracht 7 1 Ordening passagiers- en recreatievloot 9 1.1 Vergunningverlening passagiersvervoer 9 1.2 Ligplaatsen en opstapplaatsen passagiersvaart 11 1.3 _ Binnenhavengeld pleziervaart 13 1.4 _ Conclusies hoofdstuk 1: ordening passagiers- en recreatievloot 15 2 Ordening verkeersbewegingen 16 21 Drukte op de grachten 16 2.2 _Verkeersmaatregelen 18 2.3 Conclusies hoofdstuk 2: ordening verkeersbewegingen 19 3 Toezicht en handhaving 20 3.1 Beleid en handhavingsinstrumenten 20 3.2 Handhavingsresultaten 22 32.1 Illegaal passagiersvervoer 22 3.2.2 Handhaving op overlast van snelheid en geluid 23 3.2.3 Binnenhavengeld en correct gebruik milieuvignet 27 3.2.4 Preventie 28 3.3 Conclusies hoofdstuk 3: toezicht en handhaving 30 Bijlage 1. Vergunningengebied 1: Amsterdam inclusief de centrum-zone 31 Bijlage 2. Vaarregels in Amsterdam 32 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 3/32 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 4/32 Samenvatting Ordening passagiers- en recreatievloot -__In juni 2016 heeft de gemeenteraad besloten tot een herverdeling van exploitatievergunningen voor passagiersvaartuigen groter dan 14 meter voor de periode 2020-2030 in vergunningsgebied 1. Onder de naam ‘Gewogen toetreding’ is in 2016 een inschrijvingsronde gehouden voor de beschikbare vergunningen. De uitslag wordt in het voorjaar van 2017 verwacht. -__ Het college van B&W heeft besloten om het aantal vergunningen passagiersvervoer voor vaartuigen onder de 14 meter per 1 februari 2017 vrij te geven. Hiermee wordt voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn. -__In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe exploitatievergunningen zijn verleend. -__ Het aantal in gebruik genomen exploitatievergunningen (uitgegeven voor 2016) is licht toegenomen met 27 vergunningen, van de 63 nog niet in gebruik genomen exploitatievergunningen die zijn uitgegeven voor 2016. -__ Een welstandsbeleid gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet in het historische beeld van het Amsterdamse binnenwater passen, is door de gemeenteraad vastgesteld. -__In 2016 is het aantal ligplaatsen toegenomen met de vaststelling van een paraplubestemmingsplan (juni 2016) dat het gebruik van 290 ligplaatsen in 7 jachthavens mogelijk maakt. - De betalingsgraad voor afdracht van het binnenhavengeld is gestegen van 93% in 2015 naar 98% in 2016. - Het aantal vaartuigen met een onjuist BHV-vignet is gedaald van 7% in 2015 naar 2,3% in 2016. - __ Het college van B&W heeft besloten tot een verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren per 1 januari 2017. - Per 1 januari 2017 is de maximumsnelheid op de grachten verlaagd van 7,5 naar 6 km per uur. Ordening verkeersbewegingen -__ Op basis van modelering en meetgegevens zijn drukte en vaarbewegingen op de grachten in 2016 vergelijkbaar met de situatie in 2015. -__In 2016 zijn diverse verkeersmaatregelen voorbereid ter behoud en verbetering van de vlotte en veilige doorvaarten en vermindering van de beleefde overlast. Deze maatregelen zullen in 2017 ingaan. Toezicht en handhaving -___Naar aanleiding van een Quick Scan naar de toekomstige inrichting van toezicht en handhaving op het binnenwater is een Business case opgestart over het onderbrengen van deze taken bij de afdeling handhaving van gemeente Amsterdam. -__Door minder budget vanuit Bestuurscommissie Centrum is het aantal FTE voor handhaving met 2 personen vanaf 1 juli afgenomen. - __ Aantal (10) gezamenlijke acties met Handhaving en toezicht Openbare Ruimte (HOR), politie en Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) hebben 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 5/32 plaatsgevonden. Naast controles op snelheid en geluid zijn o.a. controles op brandveiligheid uitgevoerd gedurende het Light Festival. -__ De handhaving op illegale passagiersvaart lijkt te werken, het aanbod daarvan op internet lijkt verder af te nemen. -__ Het aantal meldingen van overlast (geluid en snelheid, inclusief vaargedrag) neemt nog steeds toe. Door deze meldingen en de handhavingsinspanningen neemt ook het aantal processen-verbaal (boetes) toe, met name in de categorie geluid. - De speciale aandacht voor het correct gebruik van het milieuvignet was eveneens succesvol. Waar in 2015 bij 22% van de gevallen sprake was van onjuist gebruik, is dat nu 8,3%. -__In 2016 is ingezet op preventieve activiteiten zoals brandveiligheid en informatieverstrekking over de maatregelen per 1 januari 2017 (verlaging maximum vaarsnelheid en verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren). 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 6/32 Kijk op de gracht Het college streeft naar een evenwichtiger gebruik van het binnenwater, met kleinere en schonere vaartuigen, een betere spreiding van het vaarverkeer, met slimme verkeerregelingen en dienstverlening waarmee alle soorten vaarweggebruikers ook op de drukste momenten vlot en veilig kunnen varen, zonder overlast voor derden. Het college beoogt hiermee een betere benutting, een eerlijker beprijzing en duurzamer gebruik van het water. In de nota ‘Varen in Amsterdam’ (2013), waarin dit beleid is gepresenteerd, geeft het college aan dat het jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van dit beleid zal rapporteren. De jaarlijkse Grachtenmonitor, waarvan dit de derde jaargang is, geeft een feitelijk overzicht van de beleidsresultaten ten aanzien van vergunningen, drukte op de grachten en handhaving van het grachtenbeleid. Daarmee vormt het een handvat om het gebruik van de grachten en de voorwaarden voor de pleziervaart bij te sturen. Daarnaast wordt deze informatie gebruikt om toezicht en handhaving te optimaliseren. De Grachtenmonitor geeft geen beleidsaanbevelingen. De Grachtenmonitor 2016 bestaat analoog aan de Grachtenmonitor 2015 uit drie hoofdstukken waarbij in elk hoofdstuk het beleid, de maatregelen en de resultaten daarvan worden weergegeven. Hoofdstuk 1, Ordening Passagiers- en recreatievloot, geeft een overzicht van het aantal vergunningen voor vaartuigen en ligplaatsen. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontvangen binnenhavengelden en de resultaten van maatregelen om de vergroening te stimuleren. Hoofdstuk 2, Ordening verkeersbewegingen, gaat in op de drukte op de Amsterdamse grachten. Op basis van meetgegevens op bekende drukke plaatsen wordt inzicht gegeven in de feitelijke drukte per periode en tijdstip. Tevens wordt ingegaan op de diverse verkeersmaatregelen. Hoofdstuk 3, Toezicht en handhaving, gaat tot slot in op de resultaten van toezicht en handhaving. Dit betreft onder meer de aanpak van illegale passagiersvaart, de overlast van snelheid en geluid en de handhaving op de afdracht van binnenhavengeld. Tevens wordt een overzicht gegeven van de genomen preventieve handhavingsmaatregelen. Schoonheidsgraad De schoonheidsgraad van de grachten van Amsterdam in 2016 komt uit op 7,6 en valt daarmee ruim binnen de afgesproken norm. De norm is 7,0. Tabel 1. Schoonheidsgraad grachten Amsterdam 2016 2016 1° kwartaal 2° kwartaal 3° kwartaal 4° kwartaal In 2016 heeft Waternet het convenant ‘Amsterdam schone stad’ mede ondertekend. Hiermee verplicht Waternet zich om samen met andere partijen en de gemeente de 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 7/32 bewustwording over zwerfafval te vergroten. Verder worden nieuwe methoden van vuil verzamelen ontwikkeld, naast de huidige methoden. Feitelijke resultaten De Grachtenmonitor geeft de feitelijke resultaten tot en met december 2016. De opgenomen cijfers betreffen uitsluitend de cijfers zoals deze bij Waternet bekend zijn. Waternet heeft naast haar centrale taakstelling twee separate contracten afgesloten met de stadsdelen Centrum en West. De cijfers vertegenwoordigen dus alleen de behaalde resultaten op de centrale taakstelling en die van de separate contracten. De resultaten in stadsdelen waar Waternet geen contract mee heeft, komt dan ook niet terug in deze rapportage. In stadsdeel Centrum vindt overigens ook het overgrote deel van het verkeer op de grachten plaats. Voor ligplaatsen is een stadsbrede inventarisatie gemaakt, die in hoofdstuk 1.2 is opgenomen. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 8/32 1 Ordening passagiers- en recreatievloot 1.1 Vergunningverlening passagiersvervoer Het college van B&W zag zich in 2016 door onder meer een uitspraak van de Raad van State gedwongen het vrijgeven van vergunningen voor passagiersvaartuigen kleiner dan 14 meter versneld in te voeren. Het voornemen om dit in 2020 te laten gebeuren, was hiermee van de baan. Het college heeft besloten het nieuwe beleid te implementeren met ingang van 1 februari 2017. Onder de naam ‘Gewogen toetreding’ is dit jaar gestart met het herverdelen van de vergunningen voor vaartuigen groter dan 14 meter. Het aantal vergunningen in dit segment blijft gelijk. De vergunningen worden uitgegeven voor de periode 2020- 2030. De inschrijving vond plaats aan het einde van 2016. In het voorjaar van 2017 wordt duidelijk welke vaartuigen een vergunning krijgen. Voor vergunningengebied 2, het gebied buiten het centrum, wordt zowel het volumebeleid als de segmentering losgelaten. Hierdoor kunnen ook rondvaartboten groter dan 14 meter een vergunning voor vergunningengebied 2 aanvragen. Tabel 2. Segmenten Passagiersvaart Bemand groot >14x4,25 m met name de grote (rondvaart)boten Bemand gesloten <14 x3,75 m salonboten en kleinere rondvaartboten <10x3,15 m sloepen met schipper < 5,50 X 2 m verhuurbootjes zonder schipper Waterfietsen __|<385x155m | | Vergunningengebieden - gebied 1: Amsterdam inclusief de centrum-zone (al het binnenwater van Amsterdam; voor het havenwater gelden andere regels). Zie bijlage 1. - gebied 2: Amsterdam exclusief de centrum-zone. De buitengrens is de gemeentegrens. Nieuwe vergunningen In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe exploitatievergunningen zijn verleend. In onderstaande tabel staat in de meest linkse kolom het totaal aantal uitgegeven vergunningen in 2015. In 2016 zijn er geen nieuwe vergunningen verleend. Wel zijn eerder verleende vergunningen in gebruik genomen. Hierdoor is het totaal in gebruik genomen vergunningen licht gestegen. Het totaal aantal uitgegeven vergunningen blijft bijna gelijk. Er is in 2016 1 vergunning ingetrokken voor het segment onbemand. Een vergunning kan worden verleend aan 1 (on)bemande of meerdere onbemande vaartuigen. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 9/32 Tabel 3. Aantal uitgegeven exploitatievergunningen voor vergunningengebied 1 I ruik Verleend in genomen in Totaal in 201 ruik in 2016 016 2016 geb oer Bemand gesloten oe |t Waterfietsen EC or [25 *) In totaal zijn er 11 historische salonboten die een vergunning voor onbepaalde tijd behouden en het schip van de Zonnebloem dat is vrijgesteld van vergunningsplicht. Verder zijn er 135 vaartuigen vergund in de categorie bemand groot. **) In het segment onbemand zijn 170 vaartuigen vergund, 15 setjes van 10 vergunningen en 1 vergunning voor 20 vaartuigen. mee) In 2013 is 1 vergunning verleend voor 100 waterfietsen. mert) In 2016 is 1 vergunning ingetrokken. In tabel 4 staat in de meest linkse kolom het totaal aantal uitgegeven vergunningen in 2015. In 2016 zijn er geen nieuwe vergunningen verleend. Wel zijn eerder verleende vergunningen in gebruik genomen. Hierdoor is het totaal in gebruik genomen vergunningen in 2016 licht gestegen. Het totaal aantal uitgegeven vergunningen is licht verminderd omdat 7 vergunningen zijn ingetrokken. Tabel 4. Aantal uitgegeven exploitatievergunningen voor vergunningengebied 2 I ik Totaal in Verleend in n gebrui . ° aar” . 2016 genomen in gebruik in 2016 2016 oe oh | gesloten ob oe Waterfietsen oe ek BB * In vergunningengebied 2 zijn in 2016 7 vergunningen ingetrokken. In gebruik genomen vergunningen In 2016 zijn van de 301 uitgegeven vergunningen 27 vergunningen in gebruik genomen in vergunningengebied 1. Van de uitgegeven vergunningen zijn er 36 nog ! De aantallen in deze kolom zijn tot stand gekomen na een administratieve correctie. Deze aantallen kunnen afwijken in verhouding tot eerdere publicaties. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 10/32 niet in gebruik genomen. Voor gebied 2 ligt dit aantal een stuk lager. Van de 56 uitgegeven vergunningen zijn er in 2016 8 in gebruik genomen. Dit geeft aan dat reders vergunningengebied 2 waarschijnlijk veel minder interessant vinden dan gebied 1. Een voorwaarde voor het in gebruik nemen van een exploitatievergunning is het bezit van een ligplaatsvergunning. Omdat ligplaatsen schaars zijn, is de termijn voor in gebruik name van de exploitatievergunningen op verzoek van de raad dit jaar opnieuw verlengd tot 1 juli 2017. Hierna worden de vergunningen die om deze reden nog niet in gebruik genomen zijn ingetrokken. De vergunninghouders zijn zelf verantwoordelijk voor het vinden van een ligplaats. Wijzigen vergunning In totaal zijn er 34 vaartuigen van eigenaar of van naam veranderd in 2016. Het betreft 10 vaartuigen in bemand groot, 16 in bemand gesloten, 6 in bemand open en 2 in het segment onbemand. In de vergunningen uit de uitgifteronden 2014 was een voorschrift opgenomen dat deze niet binnen 2 jaar na uitgifte verkocht mochten worden. In 2016 verliep deze termijn voor veel vergunningen. Welstand Passagiersvaart In september 2016 heeft het college de bestuursopdracht ‘Welstand Passagiersvaart’ vastgesteld. Belangrijkste doel was het formuleren van een welstandsbeleid en criteria gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet passen bij de historische achtergrond van de grachtengordel. Aangezien een belangrijk deel van de vaarbewegingen in het meest waardevolle gebied (UNESCO werelderfgoed, beschermd stadsgezicht) plaatsvinden, is gekozen voor één set criteria voor het gehele Amsterdamse binnenwater. De gehanteerde criteria zijn gebaseerd op de algemene principes van welstand, die ook gebruikt worden bij gebouwen en woonboten. De criteria vormen ook het uitgangspunt van de gemeentelijke welstandsnota ‘De schoonheid van Amsterdam’ en het rapport ‘Criteria Beeldkwaliteit Passagiersvaartuigen’ in het kader van de vergunningsverlening voor beeldbepalende vaartuigen in het segment ‘Bemand groot’ (Gewogen toetreding). Het beleid is in december 2016 ter inzage en inspraak aangeboden. Dit is in 2017 inmiddels vastgesteld. Na vaststelling vormen het beleid en de criteria onderdeel van de toetsing bij de aanvraag van een exploitatievergunning. 1.2 Ligplaatsen en opstapplaatsen passagiersvaart Een ligplaatsvergunning is een vereiste voor het in gebruik nemen van een exploitatievergunning. Vergunninghouders voor de passagiersvaart zijn zelf verantwoordelijk voor het vinden van een ligplaats. De termijn voor ingebruikname van de exploitatievergunningen is verlengd tot 1 juli 2017 ten einde de vergunningshouders de gelegenheid te geven deze ligplaats te vinden. Zie ook hoofdstuk 1.1 bij ‘In gebruik genomen vergunningen’. Nog niet alle vergunninghouders hebben echter zicht op een ligplaats in openbaar (gemeentelijk) vaarwater. Ten opzichte van 2015 is het aantal verstrekte 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 11/32 ligplaatsvergunningen toegenomen met 145 voor bemande vaartuigen en 20 voor onbemande vaartuigen. Tabel 5. Aantal vaartuigen met (g)een ligplaatsvergunning per december 2016 ligplaatsvergunning ligplaatsvergunning waterfietsen Op 2 juni 2016 heeft de gemeenteraad het ‘Paraplubestemmingsplan Ligplaatsen passagiersvaartuigen’ vastgesteld. Met het vastgestelde bestemmingsplan wordt voorzien in ruim 290 (mogelijke) ligplaatsen voor passagiersvaartuigen in 7 jachthavens. In totaal liggen nu 128 passagiersvaartuigen in deze 7 havens. Op basis van het paraplubestemmingsplan zouden er nog ca. 162 vaartuigen in deze jachthavens een ligplaats mogen innemen (afhankelijk van de beschikbaarheid). Er wordt gewerkt aan een tweede paraplubestemmingsplan jacht voor ca. 25 andere jachthavens, waardoor er juridisch en planologisch nog eens 140 tot 150 potentiële ligplaatsen bijkomen. Naast een ligplaats in (de geselecteerde) jachthavens bestaat ook de mogelijkheid om een ligplaats in te nemen buiten Amsterdam, op de wal of in openbaar water. Voor het innemen van een ligplaats in openbaar water in Amsterdam is een ligplaatsvergunning vereist. Deze vergunning wordt uitgegeven door de stadsdelen. Het blijft lastig om in openbaar water een geschikte locatie voor passagiersvaartuigen te vinden. Stadsdeel Centrum staat uitbreiding van het aantal ligplaatsen niet toe, overeenkomstig het collegebesluit uit 1996. De stadsdelen Oost, West en Zuid geven aan terughoudend te zijn in het verstrekken van ligplaatsvergunningen, met overwegingen van verschillende aard. Andere factoren die een belemmerende rol spelen bij het vinden van een geschikte ligplaats zijn: e _ het bestemmingsplan staat ligplaatsen voor passagiersvaartuigen niet toe; e aanpassen van bestaande bestemmingsplannen kost veel tijd; e kades zijn soms uitgegeven in erfpacht, daardoor is er geen vrije toegang tot de ligplaatsen. Het programma Varen-Passagiersvaart werkt aan de herprofilering van Dijksgracht Oost ten behoeve van nieuwe ligplaatsen voor passagiersvaartuigen uit het segment ‘Bemand groot’. Deze ligplaatsen komen als alternatief voor de grote hoeveelheid rondvaartboten die nu nog een ligplaats hebben in gebieden van het Stationseiland, Damrak, Rokin en in een aantal locaties op de Singelgracht. Tevens kan een ondernemer zich wenden tot een faciliterend team dat de ondernemers en stadsdelen begeleidt om te kijken of beoogde locaties kansrijk zijn als ligplaatsen. De vergunninghouder blijft wel zelf verantwoordelijk voor de ligplaatsen. Openbare steigers en op- en afstapplaatsen Het programma Varen-Passagiersvaart heeft samen met de reders en stadsdelen een overzicht samengesteld van de beschikbare openbare steigers en op- en afstaplocaties in de hele stad. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 12/32 De kaart is te vinden onder ‘Verkeer in de Open Datakaart van de gemeente Amsterdam, https://kaart.amsterdam.nl/opendata#!/ . 1.3 Binnenhavengeld pleziervaart Na de wijziging van de tariefstructuur in 2015 is het jaar 2016 rustig verlopen. Het aantal vignetten is met 6% licht gedaald naar 8.293 vignetten. Het aandeel milieuvignetten is met 1344 vaartuigen met schone motor in 2016 ten opzichte van 2015 gedaald met 8%. Dat heeft wellicht te maken met de aankondiging van, en de verscherpte controle op, het milieutarief door de afdeling Handhaving. In 2016 zijn 1326 milieucontroles uitgevoerd. Zie ook het onderdeel ‘Vergroening’. Verder is dit jaar gebruikt om het belastingsysteem voor binnenhavengeld te vervangen. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de wens van de gemeenteraad om gespreid betalen van binnenhavengeld (BHG) mogelijk te maken per 1 januari 2017. Tabel 6. Aantal uitgegeven BHG-vignetten per categorie Soort 2012 2013 2014 2015 2016 9.478 [7.994 [7651 [6.788 _|6.455 Milieu“* 850 1.281 1.486 1.439 1.344 % van totaal 7,5% 12,9% 15,4% 16,5% 16,3% [Totaal _____|11.290 |9.943 |o648 [8741 |8.293 *) Vaartuigen van buiten Amsterdam en in jachthavens, niet ‘s nachts in de gracht Afmeren. **) Tarieven voor milieuvriendelijke vaartuigen. Figuur 1. Ontwikkeling van het aantal BHG-vignetten per categorie 12.000 10.000 8.000 = Milieu 6.000 = abonnement = Normaal 4.000 2.000 0 2012 2013 2014 2015 2016 In totaal werden 57.448 vaartuigen automatisch gescand in 2016. Gemiddeld werden de vaartuigen dus 8 keer gescand. Het aantal aangetroffen vaartuigen zonder vignet (197 stuks) is in 2016 gedaald naar 2,3% ten opzichte van 7% in 2015. De 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 13/32 betalingsgraad (aantal verkochte vignetten + aangetroffen zonder vignet / verkochte vignetten) bedraagt 98%. In 2015 bedroeg dit 93%. Tabel 7. Tarieven en jaarlijkse opbrengsten binnenhavengeld en opbrengsten pleziervaart 2011 — 2016 OO Tarieven binnenhavengeld in euro's * end gelden Prem [omen Mer |__ 2011 28,50 15,20 € 1.539.965 2012 29,35 15,65 € 1.462.413 2013 58,00 31,50 20,00 € 2.388.450 2014 58,00 31,50 20,00 € 2.350.000 2015**** Gedifferentieerd tarief naar omvang en aard |€ 2.428.000 2016**** Gedifferentieerd tarief naar omvang en aard [€ 2.171.427 ed) Tarieven per strekkende meter vaartuig. id) Vaartuigen van buiten Amsterdam en in jachthavens, niet 's nachts in de gracht afmeren. me) Tarieven voor milieuvriendelijke vaartuigen. ment) Per 2015 zijn de tarieven BHG niet meer per strekkende meter, maar per vierkante meter en in 6 categorieën. Zie hiervoor https://www.waternet.nl/service-en-contact/vaarzaken/kosten- binnenhavengeld/ Figuur 2. Ontwikkeling van de opbrengsten aan binnenhavengeld Inkomsten BHG 3.000.000 2.500.000 2.000.000 _Á 1.500.000 — Inkomsten BHG 1.000.000 500.000 Ö 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Vergroening Een aanzienlijk deel van de boten vraagt een vignet aan voor de categorie Milieu. Dat wil zeggen dat zij elektrisch, met windkracht of op menselijke kracht worden voortbewogen. Tussen 2011 en 2014 verdubbelde het aantal milieuvignetten nog, maar in 2015 zette een lichte daling in die zich in 2016 heeft voortgezet (-6,5%). Het aandeel milieuvignetten als percentage van het geheel is met 16,3% nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2015. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 14/32 Er zijn 1326 (van de 1344) vaartuigen met een Milieuvignet gecontroleerd in 2016 (99%). Er bleken 110 vaartuigen (8,3% van het totaal) voorzien te zijn van een verkeerd vignet. De eigenaren van deze vaartuigen kregen in eerste instantie een waarschuwing. Uiteindelijk kregen 40 (eigenaren van) vaartuigen een naheffing opgelegd. In 2015 was dit 22%. Verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren In het kader van de verbetering van de luchtkwaliteit is in 2016 een verbod op de meest vervuilende 2-takt buitenboordmotoren op het Amsterdamse binnenwater voorbereid en gecommuniceerd. Concreet zal het verbod van toepassing zijn voor pleziervaartuigen die worden aangedreven door een tweetaktbuitenboordmotor die niet voldoen aan de Europese norm 2003/44/EC (of schoner) en gelden op alle binnenwateren van Amsterdam met uitzondering van de hoofddoorvaartroutes (de Amstelroute en de Kostverlorenvaartroute). Dit verbod was al aangekondigd per 1 januari 2017 in de Nota ‘Varen in Amsterdam’ en zal dan ook per deze datum ingaan. 1.4 Conclusies hoofdstuk 1: ordening passagiers- en recreatievloot Op basis van de gegevens in dit hoofdstuk zijn de volgende feitelijke conclusies te trekken: -__In juni 2016 heeft de gemeenteraad besloten tot een herverdeling van exploitatievergunningen voor passagiersvaartuigen groter dan 14 meter voor de periode 2020-2030 in vergunningsgebied 1. Onder de naam ‘Gewogen toetreding’ is in 2016 een inschrijvingsronde gehouden voor de beschikbare vergunningen. De uitslag wordt in het voorjaar van 2017 verwacht. -__ Het college van B&W heeft besloten om het aantal vergunningen passagiersvervoer voor vaartuigen onder de 14 meter per 1 februari 2017 vrij te geven. Hiermee wordt voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn. -__In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe exploitatievergunningen zijn verleend. -__ Het aantal in gebruik genomen exploitatievergunningen (uitgegeven voor 2016) is licht toegenomen met 27 vergunningen, van de 63 nog niet in gebruik genomen exploitatievergunningen die zijn uitgegeven voor 2016. -__ Vergunningengebied 2 is erg rustig, er is maar een klein deel van de afgegeven vergunningen in gebruik genomen. -__ Een welstandsbeleid gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet in het historische beeld van het Amsterdamse binnenwater passen, is door de gemeenteraad vastgesteld. -__Het potentieel aantal ligplaatsen is toegenomen met de vaststelling van een paraplubestemmingsplan (juni 2016) dat het gebruik van 290 ligplaatsen in 7 jachthavens mogelijk maakt. Daarvan zijn er 128 al in gebruik genomen door passagiersvaartuigen. - De betalingsgraad voor afdracht van het binnenhavengeld is gestegen van 93% in 2015 naar 98% in 2016. - Het aantal vaartuigen met een onjuist BHV-vignet is gedaald van 7% in 2015 naar 2,3% in 2016. -__ Het college van B&W heeft besloten tot een verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren per 1 januari 2017. - Per 1 januari 2017 is de maximumsnelheid op de grachten verlaagd van 7,5 naar 6 km per uur. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 15/32 2 Ordening verkeersbewegingen 2.1 Drukte op de grachten Eén van de doelstellingen van het grachtenbeleid is te komen tot een optimaal nautisch gebruik van het Amsterdams binnenwater. Waternet is verantwoordelijk voor het in goede banen leiden van het verkeer over water in Amsterdam. Waternet wil daarom de aard van de vaarbewegingen en de wijze waarop sturing mogelijk is, goed in beeld hebben om het vlot en plezierig varen op de Amsterdamse grachten te stimuleren. Hiervoor heeft Waternet in 2013 door TNO een verkeersmodel (grachtenmodel) laten ontwikkelen dat de huidige drukte op de grachten in beeld brengt en een voorspelling kan geven over de verwachte drukte op basis van metingen en modelering. Hiervoor zijn o.a. druktegrenzen opgesteld. In de voorgaande grachtenmonitoren zijn hier reeds resultaten van gerapporteerd. De drukste dagen en tijdstippen Zaterdag en zondag zijn de drukste dagen op de grachten zoals uit onderstaande figuur blijkt. Figuur 3. Het totaal aantal gemeten passages over de dagen (periode 1 april — 1 oktober 2016). za 19% 8 In vergelijking met 2015 is de zondag iets rustiger geworden (- 4%). De verschuivingen zijn echter gering en hebben geen noemenswaardige invloed op het dagelijks gebruik van de gracht. De verdeling van de vaarbewegingen over de dag laat ook weinig verschuivingen zien ten opzichte van 2015. De periode tussen 13:00 en 18:00 uur is het drukste, waarbij de drukke periode op weekdagen een uurtje later begint en langer doorloopt (19:00 uur). Ook hier zijn de verschuivingen ten opzichte van 2015 minimaal. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 16/32 Figuur 4. Procentuele verdeling van de vaarbewegingen per etmaal (periode 1 april g — 1 oktober 2016) 12 aantal 8 vaarbewegingen 6 HAR ERLE in % jk EEHCCCHEMENLLI ) TEHLCBCHCHE ELLI HEHE o KANE DS OREN HDO OAD OAD BON MEU ND 1 23456 7 8 9 10111213141516171819202122 2324 m weekdag m weekend = totaal uur van de dag Drukte op de gracht Om een beeld te geven van de drukte op de grachten zijn de gegevens van het telpunt Anne Frankhuis (Prinsengracht) over 2016 weergegeven. Dit is een van de drukste tellocaties in het grachtensysteem en geeft dus een goed beeld van het vaargedrag in de centrumzone. Figuur 5. Aantal passages over 2016 bij het telpunt Anne Frankhuis (inclusief druktegrenzen). == zeerrustig —- rustig normaal —___— gemiddelde zomerse dag —- druk -—- zeer druk Aantal Passages 1600 1400 1200 1000 800 600 {OTT In PETE 400 EEL IL i dM 0 TREDEN EEE EPE EEC PCE EEP PEET EEE ECONO VEEN EER | Jan | feb | mrt __ | apr jjun| aug | sep | okt | nov | dec | Per maand Ook dit beeld is vergelijkbaar met 2015. Gedurende de zomermaanden en in vakanties ligt het aantal vaarbewegingen tussen de modelgrenzen van normaal en druk in. In maart is er een piek te zien. Dit betreft een meetfout op die dag. Concluderend kan gesteld worden dat het beeld van de grachten qua drukte in 2016 niet anders was dan het voorgaande jaar. In 2016 is begonnen met de voorbereiding van (verkeers)maatregelen (zie hoofdstuk 2.2) die de situatie moeten gaan verbeteren. Deze maatregelen treden in 2017 in werking. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 17/32 2.2 Verkeersmaatregelen Verlaging van de maximum vaarsnelheid De verlaging van de maximum vaarsnelheid van 7,5 naar 6 km/uur is in 2016 door de gemeenteraad besloten. Met ingang van 1 januari 2017 zal deze verlaagde maximumvaarsnelheid ingaan. De maatregel is van toepassing op het gehele Amsterdamse binnenwater, waarbij slechts uitzonderingen zijn gemaakt voor de aangewezen doorgaande hoofddoorvaartroutes (Kostverlorenvaartroute en Amstelroute). Daarnaast worden ook de wateren Ertshaven, Entrepothaven en Spoorwegbassin uitgezonderd vanwege hun brede profiel en het feit dat deze wateren direct aan het IJ grenzen waar een hogere vaarsnelheid geldt. De maximumsnelheid op deze uitgezonderde wateren blijft 7,5 km/uur. Overige verkeersmaatregelen. De verlaging van de maximum vaarsnelheid is slechts één maatregel binnen een pakket van maatregelen dat noodzakelijk is om nu en in de toekomst bij de verwachte verder toenemende drukte het varen in Amsterdam vlot en veilig te houden en de beleefde overlast te beperken. In 2016 is dan ook gestart met het voorbereiden van aanvullende maatregelen om dit te bereiken. Het betreft hier 2 trajecten gericht op bekende knelpunten. Uitbreiding 1-richtingsverkeer Prinsengracht In 2014 is een succesvolle pilot met 1-richtingsverkeer gehouden op een deel van de Singelgracht en de Prinsengracht. Deze maatregel is in 2015 permanent gemaakt gedurende het vaarseizoen. In aansluiting hierop zijn in 2016 de mogelijkheden onderzocht om het 1- richtingsverkeer uit te bereiden over de gehele, 3,2 km lange, Prinsengracht, inclusief Korte Prinsengracht en Eenhoornsluis. Ook de doorstroming bij het in dit traject gelegen bekende knelpunt Anne Frankhuis is in dit kader bekeken. Grimburgwal Ook de locatie Grimburgwal is in 2016 onderzocht op mogelijkheden om de doorstroming op deze locatie te verbeteren door een invaartverbod vanaf de Oudezijds Voorburgwal. Overleg met belanghebbenden heeft voor beide locaties in het najaar van 2016 plaatsgevonden. Op basis van dit overleg en technische afwegingen zijn verkeersmaatregelen uitgewerkt. Deze maatregelen gaan per 1 april 2017 in. Overige verkeerszaken In 2016 was de Boerenwetering nog steeds gestremd vanwege de bouw van een parkeergarage en een nieuwe brug (®Brandweerbrug”, brug 79). De werkzaamheden zullen volgens planning in het vierde kwartaal van 2017 gereed komen. In 2016 is de Leidse brug (brug 174) op hoogte gebracht, hierdoor zijn de in 2016 verleende ontheffingen met betrekking tot het eenrichtingsverkeer (in verband met de hoogte) voor het traject Singelgracht — “Freddy Heinekenbrug” (brug 84) — Amstel niet meer noodzakelijk en zullen worden ingetrokken. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 18/32 2.3 Conclusies hoofdstuk 2: ordening verkeersbewegingen In 2016 zijn diverse verkeersmaatregelen voorbereid ter behoud en verbetering van de vlotte en veilige doorvaart en vermindering van de ervaren overlast. Op basis van de gegevens van de TNO-steekproef kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat drukte en vaargedrag in 2016 niet veranderd lijken ten opzichte van 2015. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 19/32 3 Toezicht en handhaving 3.1 Beleid en handhavingsinstrumenten Hoewel handhaving vaak (ook in dit hoofdstuk) wordt gebruikt als de overkoepelende term voor alle toezichts- en handhavingsactiviteiten is er een onderscheid tussen deze twee begrippen: -__ Toezicht houden bestaat uit het controleren of de aangetroffen situatie overeenkomt met de wettelijk voorgeschreven situatie en het inzetten van preventieve middelen zoals voorlichting, zodat het niet tot overtredingen komt. Vaak worden hier ook mondelinge waarschuwingen onder geschaard (“niet meer doen”). -__Handhavend optreden vindt plaats bij het constateren van een overtreding. Waternet treft dan maatregelen om de overtreding ongedaan te (laten) maken of treedt bestraffend op (uitdelen boete). Het handhavend optreden begint in eerste instantie met het afgeven van een formele waarschuwing. Mocht dat geen effect hebben, dan worden andere maatregelen ingezet, veelal bestuursrechtelijk (last onder dwangsom, bestuursdwang). Bij onomkeerbare overtredingen wordt direct strafrechtelijk opgetreden (uitdelen boetes). Dit is bijvoorbeeld het geval bij overlast (geluid, snelheid) en niet voldoen aan basale veiligheidsvoorschriften (aanwezigheid dodemansknop, afwezigheid reddingsvesten, afwezigheid klein vaarbewijs en dergelijke). Toezicht en handhaving zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat gebruikers van de grachten zich aan de geldende regels houden. Daarbij ligt de prioriteit op: -__ borgen van de veiligheid op het water: snelheid en verkeersregels; -__ verminderen van overlast op het water: geluid en snelheid; -__ verminderen van de illegale passagiersvaart. Verdeling verantwoordelijkheid centrale stad en stadsdelen De handhavingstaken van Waternet worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam en twee stadsdelen: Centrum en West. Het merendeel van de taken die Waternet uitvoert zijn gemandateerd vanuit de gemeente. Een beperkt aantal bevoegdheden uit de Verordening op het Binnenwater (VOB) ligt bij de stadsdelen. De twee genoemde stadsdelen hebben deze bevoegdheden gemandateerd aan Waternet. Daarbij moet worden gedacht aan het handhaven op geluidsoverlast, ligplaatsvergunningen, objecten, woonschepen, bedrijfsvaartuigen en pleziervaartuigen > 10m. Met de twee stadsdelen zijn deze prioriteiten vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO). In personeelsbudget uitgedrukt heeft Waternet (afgerond) jaarlijks € 1,6 miljoen beschikbaar voor toezicht en handhaving op het water. Daarvan wordt € 640.000 bekostigd door de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum en ongeveer € 100.000 door de bestuurscommissie van stadsdeel West. Met dit budget wordt een formatie van in totaal 23 FTE gefinancierd, waarvan 18 FTE toezichthouders, 2 FTE juridische handhavers, 2 FTE coördinatoren en 1 FTE teamleider. Door de bestuurlijke prioritering van stadsdeel Centrum op het contract met Waternet, ingegaan per 1 januari 2016, wordt dit aantal teruggebracht naar een totaal van 20 FTE. In 2016 zijn reeds 2 FTE aan bestuurlijke prioritering gerealiseerd, wat geresulteerd heeft in verminderde inzet van 2 personen vanaf 1 juli. Eind 2015 is een Quick Scan gestart naar de toekomstige inrichting van toezicht en handhaving op de Amsterdamse binnenwateren. De eerste conclusie van de Quick 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 20/32 Scan is dat de toezichts- en handhavingstaak op de Amsterdamse binnenwateren het best belegd kan worden bij de afdeling handhaving van de gemeente Amsterdam. Op basis van deze Quick Scan is bestuurlijk besloten een en ander nader uit te werken in een Business Case. Het opstellen van de Business Case is in 2016 gestart na de zomer en zal gereed zijn in het eerste kwartaal van 2017. Samenwerking met externe partijen Tijdens het vaarseizoen (van 1 april t/m 1 oktober) zijn er samen met de Handhaving en toezicht Openbare Ruimte (HOR) en deels met politie 10 gezamenlijke acties op overlast van snelheid en geluid uitgevoerd. In 6 gevallen ging het om acties met een grootschalig karakter met inzet van 5 vaartuigen met bemanning Waternet en 6 handhavers van HOR op de fiets. De overige 4 acties waren kleinschalig met inzet van 1 vaartuig en 2 handhavers van HOR op de fiets. Van april tot oktober is er maandelijks een gezamenlijke actie gehouden met de gemeentelijke belastingdienst. Hierbij controleert de belastingdienst op het betalen van vermakelijkheidsretributie. Met Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) zijn op in januari en december gezamenlijke controles uitgevoerd op brandveiligheid aan boord van (open) rondvaartboten. Voor deze maanden is gekozen omdat op dat moment het Amsterdam Light Festival veel publiek via het water trok. Het festival bestaat uit vele verlichte kunstwerken die langs de vaarwegen van de Amsterdamse binnenstad zijn aangebracht. Daarnaast verlengen steeds meer open rondvaartboten het vaarseizoen met zaken als overkappingen en kachels. Naar aanleiding van deze controles zijn alle reders/exploitanten per brief geïnformeerd over regelgeving omtrent kachels en tent- en zeildoeken. Inzet van het “three strikes out” principe Het “three strikes out” principe wordt ingezet bij reders met een exploitatievergunning wanneer zij de voorwaarden van deze vergunning overtreden bij overlast rondom snelheid en geluid (zoals overlast voor omwonenden en versterkte muziek) en veiligheid (denk aan varen van vaartuigen buiten de toegestane tijden). Bij de eerste overtreding krijgt de vergunninghouder een waarschuwingsbrief (strike 1). Bij de tweede overtreding krijgt de houder een brief met het voornemen tot intrekking van de vergunning (strike 2) en bij de derde overtreding wordt de vergunning daadwerkelijk voor (on)bepaalde tijd ingetrokken (strike 3). Van dit principe gaat een preventieve werking uit. In 2016 zijn er 9 overtredingen vastgesteld en daarmee ook 9 (alleen eerste) strikes uitgevaardigd. Tweede en derde strikes zijn tot nu toe nog niet nodig geweest. Daar staat tegenover dat de naleving aanzienlijk is verbeterd. In 2015 is gestart met het overleggen van de lijsten met overtreders in de Werkgroep Grachten (het periodieke grachtenoverleg tussen Waternet en de reders). Reders spreken hun personeel hierdoor meer aan op hun vaargedrag. Tevens versterkt het de onderlinge sociale controle binnen de beroepsgroep. In 2016 zijn deze overleggen gecontinueerd. Eén meldkamer Telefonische meldingen over overlast komen nu nog binnen bij het servicecentrum van Waternet waardoor de follow-up nog niet helemaal optimaal is. Inzet wordt effectiever wanneer alle meldingen bij de centrale meldkamer van de RVE Handhaving en Toezicht (H&T) binnenkomen. De centrale meldkamer beschikt 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 21/32 namelijk over mogelijkheden om de melding uit te zetten bij de medewerker die het dichtste bij is door middel van een interactieve kaart waarop alle handhavers zichtbaar zijn. Dit gaat via een portofoon die een GPS signaal verstuurt. Inmiddels zijn de portofoons van Waternet aangesloten op dit systeem en er loopt een pilot die maandelijks door zowel Waternet als RVE H&T wordt geëvalueerd. Deze pilot loopt door in 2017. De reguliere meldingen die bij Waternet binnen komen lopen nog niet via de meldkamer van de RVE H&T. inzet tablet Aan het begin van het vaarseizoen zijn alle handhavers voorzien van een tablet. Hiermee kan het handhavings- en vergunningeninformatiesysteem bediend worden waarmee een betere en snellere uitwisseling van gegevens mogelijk is. inzet camera’s In samenwerking met stadsdeel Centrum wordt vanaf 2016 gebruik gemaakt van informatie van de camera's die Centrum inzet voor toezicht en handhaving. 3.2 Handhavingsresultaten Prioritering 2016 Tijdens het vaarseizoen ligt de nadruk op 4 prioriteiten: 1. illegaal passagiersvervoer; 2. overlast van snelheid en geluid; 3. binnenhavengeld & milieuvignetten; en 4. preventie. 3.2.1 Illegaal passagiersvervoer Doelstelling: illegaal passagiersvervoer dusdanig bestrijden dat legale exploitanten niet worden benadeeld in hun bedrijfsvoering. De focus ligt hier op professionele aanbieders. De handhaving vindt zowel via internet plaats als op het water. Bij de online handhaving speurt de toezichthouder op internet naar advertenties van illegale aanbieders. Deze advertenties worden verwijderd. Een aantal handhavers heeft hiertoe een cursus ‘internet rechercheren’ gevolgd. Naast de online handhaving op illegaal passagiersvervoer voert Waternet ook fysieke (offline) controles uit op de grachten. Bij constatering van illegaal vervoer volgt in dat geval direct een dwangsomprocedure via een bestuurlijk handhavingstraject. Waternet zet ‘mystery guests!’ in via een bedrijfsrecherchebureau om te constateren of de aanbieder zijn aangeboden diensten ook werkelijk uitvoert. Dit vanwege het feit dat op heterdaad betrappen in de praktijk moeilijk is. Mystery guests ervaren dat illegale schippers hun klanten instrueren door aan te geven dat ze “vrienden van de schipper” zijn. Zonder verklaring van een klant dat er betaald is, kan er geen constatering van illegaal passagiersvervoer worden gedaan. Wanneer een overtreding wordt vastgesteld volgt eerst een waarschuwing. Bij een tweede overtreding volgt een dwangsomprocedure. Het instrument van ‘mystery guest’ neemt echter in kracht af, omdat illegale aanbieders steeds voorzichtiger worden en steeds meer naspeuringen doen om te bepalen of er sprake is van ‘mystery guests’ 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 22/32 of niet. Het aantal boekingen lijkt daardoor af te nemen. Het blijft echter wel een preventieve werking hebben. Tabel 8. Resultaat handhaving op illegale passagiersvaart via internet Illegale aanbieders Geheel 2014 |Geheel2015 | 2016 Aangetroffen advertenties op 132 167 internet Verwijderde advertenties op 132 149 internet Aangetroffen website aanbieders Verwijderde website aanbieders |Voomemen dwangsom [9 46 | Definitief dwangsom *) vanwege recidive meer verwijderd dan aangetroffen. Tabel 9. Handhaving op illegale passagiersvaart via fysieke controle op het water Controles op illegale resultaat 2014 [resultaat 2015 | resultaat 2016 passagiersvaart [Procesverbaal_______ B je | |Voomemen dwangsom 6 js | Het lijkt dat het aanbod op internet van illegale passagiersvaart afneemt. Het daadwerkelijk illegaal vervoeren van passagiers is naar de waarneming van de handhavers niet zichtbaar afgenomen. Al is het moeilijk daar een harde uitspraak over te doen vanwege de moeilijke bewijsbaarheid van illegaal passagiersvervoer ter plaatse. Door Waternet zijn in het afgelopen vaarseizoen 5 overtredingen vastgesteld: tegen alle 5 deze overtreders is een dwangsomprocedure opgestart. Bij één overtreder is een definitieve dwangsom opgelegd. Omdat het hier een bestuursrechtelijk handhavingstraject betreft, zijn er geen processen-verbaal opgemaakt. 3.2.2 Handhaving op overlast van snelheid en geluid Doelstelling: het totaal aantal meldingen terugbrengen. In de periode januari t/m december 2016 hebben 445 personen een melding van de diverse vormen van overlast op het water gedaan. Een kleine groep van ca. 20 personen is verantwoordelijk voor 42% van de meldingen. Deze 20 melders doen gemiddeld 26 meldingen per persoon, dat zijn 10x zoveel meldingen als de overige melders gemiddeld doen (2,8 meldingen per persoon). 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 23/32 Geluid, snelheid en vaargedrag Geluidsoverlast en overlast door snelheid/vaargedrag zijn voor burgers de belangrijkste aanleidingen om melding te doen. Omdat veel meldingen in de categorie snelheid niet zo zeer gaan om te hard varen, maar om beleefde overlast bij de wijze van manoeuvreren is per 2016 een splitsing aangebracht in snelheidsoverlast en vaargedrag die voor 2016 één categorie vormden. Tabel 10. Meldingen overlast Meldingen overlast resultaat 2014 [resultaat 2015 | resultaat 2016 Geluidsoverlast Sneheidsoverlastenvaargedrag* |25 | | Vaargedrag* 1.023 1.233 *) snelheidsoverlast en vaargedrag zijn per 2016 gesplitst. De rapportage over 2016 wordt vergeleken met 2015 en 2014. Het totaal aantal meldingen is in 2016 met 20% gestegen ten opzichte van 2015. Tabel 11. Meldingen overlast snelheid van rondvaart Meldingenoverlastsnelheid _|2014 [2015 |2016 | Wat op valt is dat het aantal meldingen over te snel varen door de vergunde rondvaart sterk is gedaald. In 2016 waren dit er 106, terwijl dat er in 2015 nog 162 waren. Het aantal meldingen op snelheid lijkt gedaald ten opzichte van vorig jaar. Dit effect is echter het gevolg van een wijziging in de monitoring. In het verleden meldden omwonenden overlast door manoeuvreren bij op- en afstaplocaties vaak schriftelijk onder ‘snelheid’. Denk bijvoorbeeld aan de locatie bij het Anne Frank Huis. Om de monitoring zuiver te houden is hiervoor per 1 januari 2016 een nieuwe categorie ingesteld: vaargedrag. Er was in 2016 sprake van een aanzienlijke toename van het aantal meldingen in de categorie Geluid. Een direct aanwijsbare reden hiervoor is niet direct duidelijk. Voor een deel komen de meldingen inzake geluid van een kleine groep melders. De top 10 van de melders doet 228 meldingen en neemt daarmee 30% van het totaal aantal meldingen voor zijn rekening. In 2015 namen de top 10 melders nog 35% voor hun rekening met 204 meldingen. Van het aantal meldingen geluid is een top 10 vast te stellen op basis van de locatie. Concreet nemen 10 grachten (8,8% van het totaal) 61% van het aantal meldingen voor hun rekening. Hierbij valt met name het zeer hoge aantal meldingen op de Prinsengracht op, die met 178 meldingen 24% van het totale aantal meldingen in deze categorie vertegenwoordigd. Dit is een hoog aantal, zelfs als de lengte van de 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 24/32 bewuste gracht in overweging wordt genomen. Een relatie met type vaartuig (bv. open boten) is niet te leggen, omdat veel melders niet het type vaartuig doorgeven (hier wordt o.a. in het webformulier wel naar gevraagd). Tabel 12. Top 10 Grachten voor meldingen geluidsoverlast Overlast op het water - Locatie geluid Levantkade Lijnbaansgracht Nieuwe Herengracht Oudezijds Voorburgwal Eindtotaal 466 | Relatie meldingen en processen-verbaal Over geluidsoverlast kan worden gezegd dat, er sprake is van een toename in het aantal meldingen, en ook in het aantal processen-verbaal (boetes). In figuur 6 is weergegeven de relatie tussen de meldingen snelheid (links) en de processen-verbaal (midden) en vaargedrag (rechts). In 2016 zijn de meldingen inzake snelheid uiteen getrokken in feitelijke snelheidsovertredingen en vaargedrag. Figuur 6. Weergave meldingen en processen-verbaal overlast snelheid, vaargedrag (sinds 2016) son A00 = meldingen zoa snelheid B pracessen zon verbaal zoo B waarge drag a 2014 2015 z016 In figuur 7 is weergegeven de relatie tussen de meldingen geluid (links) en de processenverbaal. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 25/32 Figuur 7. Weergave meldingen en processen-verbaal geluid LEE 500 „an son Mm meldingen soo geluid An m processen an werbaal zon 1u ù 2014 2015 zo15 Gezonken bootjes Naast meldingen over geluid, snelheid en vaargedrag vertegenwoordigen de gezonken bootjes een belangrijk aantal meldingen. Tabel 13. Meldingen gezonken bootjes Aantal meldingen resultaat 2014 |resultaat2015 | resultaat 2016 Gezonken bootjes Het aantal meldingen is toegenomen t.o.v. 2015. Dit is deels te wijten aan de vele neerslag in korte tijd in 2016, waardoor bootjes eerder zinken. Het beleid van Waternet is dat gezonken bootjes gelabeld worden. De eigenaar heeft dan 14 dagen de tijd om zijn boot te verwijderen. Verwijdert hij zijn boot niet, dan wordt de boot na 14 dagen door Waternet gelicht. Inzet De inzet wordt gemonitord door middel van het aantal acties. De definitie van een actie is dat er tussen de 1 en 1,5 uur specifiek gecontroleerd wordt op snelheid/geluid. Daarnaast zijn er gezamenlijke acties met de Handhaving Openbare Ruimte (HOR) en de waterpolitie. Zij controleren met meerdere boten, een scooter en/of fietsen gecontroleerd. Op deze wijze worden meer overtreders gesignaleerd. In totaal heeft Waternet in 2016 240 acties op vaarsnelheid uitgevoerd en 143 acties op geluidsoverlast, inclusief de gezamenlijke acties met de HOR. Al deze acties hebben geleid tot een totaal van 609 processen verbaal, waarvan 156 voor snelheidsovertredingen en 257 voor geluidsoverlast. Het totaal aantal processen verbaal is in 3 jaren meer dan verdubbeld. De opbrengsten van de boetes gaan naar het Ministerie van Justitie. Eind 2016 is door de gemeenteraad besloten de Bestuurlijke Boete per 1 januari 2017 in te gaan voeren. Dit betekent dat de opbrengsten van de bestuurlijke boetes vanaf 2017 naar de gemeente gaan. Zie hiervoor het besluit ‘Vaststellen van de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare Ruimte (2016, 396/1577)’ van 16 oktober 2016. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 26/32 In het afgelopen jaar zijn in totaal de volgende processen-verbaal opgelegd. Tabel 14. Het aantal opgelegde processen-verbaal resultaat 2014 |resultaat 2015 | resultaat 2016 Snehheidsoverlast Be Ws MB Totaal 125 133 le | *) o.a. in 2016: 42 stuks eenrichtingsverkeer, 80 stuks verlichting, 19 ligplaats nemen waar het niet mag. 3.2.3 Binnenhavengeld en correct gebruik milieuvignet Doelstelling: terugdringen onterecht gebruik milieuvignet Binnenhavengeld Waternet controleert of de pleziervaartuigen een geldig binnenhavengeld (BHG) vignet op hun boot hebben. Als dit niet het geval is, worden de boten (na aanmaning) uiteindelijk weggesleept. In 2016 zijn 49 boten weggesleept die geen BHG-vignet hadden. Dit aantal is weer lager dan voorgaande jaren. Tabel 15. Handhaving BHG-vignetten BHG-vignetten resultaat 2014. resultaat 2015 resultaat 2016 H ti gecontroleerde boten W leept t zonder vignet *) In 2016 lag het zwaartepunt op controle van alle milieuvignetten. In totaal zijn ruim 3100 vignetten handmatig gecontroleerd. Ruim 57000 vignetten zijn automatisch gescand. De meeste vaartuigen zijn meerdere keren gescand. De uitkomst staat vermeld in hoofdstuk 1.3 (pagina 14). Milieuvignetten Een aanpassing van de scanapparatuur heeft controle op de vignetten eenvoudiger gemaakt. Nautisch Toezicht had in 2016 als operationele doelstelling om 96% van de gebruikers van een milieuvignet in twee controlerondes te controleren in de periode april-november. In praktijk is 99% (1326 van de 1344 vaartuigen met een milieuvignet) gecontroleerd. De controles vonden plaats aan het begin (april) en het einde (september/oktober) van het vaarseizoen. Overtreders worden eerst aangeschreven. Na enkele weken volgt dan weer een controle. Wordt bij de tweede controle nog steeds geen of een onjuist vignet aangetroffen dan wordt het vaartuig versleept naar de bewaarhaven. De inkomsten van het BHG zijn in hoofdstuk 1.3 terug te vinden. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 27/32 3.2.4 Preventie Een van de uitgangspunten van het stedelijk handhavingsprogramma, waar ook team Nautisch Toezicht zich aan conformeert, is een nadruk op preventie door middel van communicatie met zowel burgers als bedrijven en kwalitatieve dienstverlening. Waternet geeft hier invulling aan door informatieve acties zoals het uitdelen van flyers, berichten en filmpjes op sociale media en lokale tv en het betrekken van burgers, bijvoorbeeld door middel van buurtoverleggen op plekken met veel overlast. In de maand april zijn er 6 preventieve acties uitgevoerd op het water met als doel om vaarders bij de start van het vaarseizoen, meer bewust te maken van de regels op het water en de gevolgen van een overtreding. Speciale aandacht ging uit naar grote open sloepen omdat er veel meldingen zijn over overlast van dit type vaartuig. Tijdens de acties zijn er 350 flyers uitgedeeld. Hierin staan algemene tips over vaargedrag ter voorkoming van overlast. Zie bijlage 2. Bij de start van het vaarseizoen is er een filmpje opgenomen dat op AT5 is uitgezonden. In dit filmpje legt de coördinator van team Nautisch toezicht de regels op het water uit. Het filmpje is ook op social media ingezet. Recreanten worden ook via de VaarApp gewezen op de regels op het water. Het filmpje is te zien op httos://www.youtube.com/watch?v=OrOhS dtcwA Handhaving op snelheid Om de vaarweggebruiker over hun actuele snelheid te informeren zijn ook in 2016 borden met smileys ingezet. De borden worden ingezet op plaatsen waarover veel meldingen over overlast worden gemaakt. Figuur 8. Borden met smileys (juiste en foute snelheid) hk Ii Je En NN EO e f E en Dn En 5 le IE De smiley geeft bij de schipper in het voorbij varen aan wanneer hij/zij met de boot te snel of juist met goede snelheid vaart. Hiermee wordt in eerste instantie een preventieve werking beoogd, maar de smiley logt tevens de aantallen en snelheden van alle voorbijvarende schepen. De uitgelezen data zijn een hulpmiddel om het nalevingsgedrag te peilen. Euro Pride De jaarlijkse Gay Pride heet in 2016 Euro Pride omdat Nederland voorzitter was van de EU. Dit jaar is gekozen voor een andere route. Waar voorheen de route ging via de Oude Schans, gaat dit jaar de stoet door de Nieuwe Herengracht. Het publiek heeft zo beter zicht op het evenement en dat is als positief ervaren. Om de overlastbeleving te beperken, zijn maatregelen genomen om de Prinsengracht de hele nacht gestremd te houden door middel van pontons. Uit de evaluatie is gebleken 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 28/32 dat deze maatregel nog niet het gewenst resultaat heeft gebracht om de overlast voor omwonenden te verminderen. Vaarapp In 2016 is opdracht verstrekt tot een herziening van de Vaarapp. De inmiddels verouderde techniek wordt ge-update, waarna in 2017 aan nieuwe functionaliteiten en uiterlijk gewerkt gaat worden. De bedoeling is dat de nieuwe versie van de app (Vaarwater 3.0) zaken als gps, actuele snelheid, verkeerssituaties en informatie over allerlei ‘Points of interest’ zal gaan bieden (denk aan attracties, maar ook aan openbare toiletten en EHBO-posten). Daarnaast is het de intentie allerlei meldingsfuncties in te bouwen over regelgeving en praktische tips. De Vaarapp is in 2016 4300 keer gedownload en heeft 2300 actieve gebruikers. De app heeft in 2016 geen updates gehad. Feedback via buurt overleggen In 2015 is in overleg met stadsdeel Centrum besloten dat Waternet deelneemt aan de verschillende buurtoverleggen in stadsdeel Centrum. Waternet legt uit hoe ze te werk gaat en vraagt gedetailleerde informatie over de overlast die ervaren wordt. In 2016 is hier invulling aan gegeven door het toewijzen van deelgebieden van het centrum aan toezichthouders. Zij zorgen ervoor dat de controles in hun gebied worden uitgevoerd en zijn het eerste aanspreekpunt. Deze toezichthouders hebben deelgenomen aan de buurtgesprekken in het Centrum. Gesprek reders en woonbootbewoners In het reguliere overleg tussen Waternet en de reders (Werkgroep Grachten) is afgesproken dat Waternet een periodiek overleg tussen reders en een vertegenwoordiging van woonbootbewoners zal faciliteren met als doel het bijdragen aan wederzijds begrip en daardoor tot vermindering van de overlast. Vóór de zomer 2016 is er een bijeenkomst geweest tussen reders en omwonenden. Hieruit is een aantal actiepunten naar voren gekomen om de afstemming tussen reders, Waternet en bewoners te verbeteren. Een kleine greep uit de actiepunten: -__in de schippersopleiding is aandacht voor overlast en bezoek aan woonboten; -__ er zijn interne schippersmeetings met als centraal thema ‘voorkomen overlast’ geweest bij twee grote rederijen; -__ leesbare naamstickers zijn aangebracht op achterzijde boten; - de bereikbaarheid van de dutymanagers van de rederijen is verbeterd (telefoonnummers uitgewisseld); -__ overtredingen worden door Waternet sneller doorgestuurd aan de reders (voorheen twee maanden, nu twee dagen); en -__een bezoek van de handhavers van Waternet aan schippersbijeenkomsten van de reders om e.e.a. toe te lichten. Informatie over verkeers- en milieumaatregelen Eind 2016 is bebording geplaatst voor het verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren en de verlaging van de maximum vaarsnelheid naar 6km/uur. Alle BHG-vignethouders hebben een brief ontvangen. Hierin worden de houders gewezen op deze verboden die ingaan per 1 januari 2017. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 29/32 3.3 Conclusies hoofdstuk 3: toezicht en handhaving Op basis van de gegevens in dit hoofdstuk kunnen we de volgende feitelijke conclusies trekken: -___Naar aanleiding van een Quick Scan naar de toekomstige inrichting van toezicht en handhaving op het binnenwater is een Business case opgestart over het onderbrengen van deze taken bij de afdeling handhaving van de gemeente Amsterdam. -__Door minder budget vanuit Bestuurscommissie Centrum is het aantal FTE voor handhaving met 2 personen vanaf 1 juli afgenomen. - __ Aantal (10) gezamenlijke acties met Handhaving en toezicht Openbare Ruimte (HOR), politie en Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) hebben plaatsgevonden. Naast controles op snelheid en geluid zijn o.a. controles op brandveiligheid uitgevoerd gedurende het Light Festival. -__De handhaving op illegale passagiersvaart lijkt te werken, het aanbod daarvan op internet lijkt verder af te nemen. -__ Het aantal meldingen van overlast (geluid en snelheid, inclusief vaargedrag) neemt toe. Het aantal processen-verbalen (boetes) neemt toe, met name in de categorie geluid. - De speciale aandacht voor het correct gebruik van het milieuvignet was eveneens succesvol. Waar in 2015 bij 22% van de gevallen sprake was van onjuist gebruik, is dat nu 8,3%. -__In 2016 is ingezet op preventieve activiteiten zoals brandveiligheid en informatieverstrekking over de maatregelen per 1 januari 2017 (verlaging maximum vaarsnelheid en verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren). 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 30/32 Bijlage 1. Vergunningengebied 1: Amsterdam inclusief de centrum-zone — S dfs EN Ad Ml DS ij 5 di Kar, S An sk | Hen . ee Í / ne se Pl SCS fs EE Den | Í St Ks / / DA Ee / / Ri > ES SN Ker he Bnr ed, f 5 zie) nd # Hs ef £ IS \ NED OE AREN Nd p OAT NE € ® 7 ed nd \ (4 en ze N Ned ie we / # ZL oe en, e EE NEN ES eN ie RE a nn Ae Te ke ech eel zp nin en \ en Naf \ ( ë \ pe 4 | van vpe 2 AD S En fz ° A EN We MS an % eN ‚ £ gert 7 Ad EAN t f _ # Z EN ANN Me rt AMIN AN Srei Ui BAN: \/ ed ge jl al a PDS: en 1 Adi UD ALIN Sd \ 5 KA AA Ü 8 pn en LA en Ì veen f AA IE kn mm Ir B, Eier Hs VES Nm 5 Res Pe 1, £ / et pt Da SAN ee Kk Se DS ff ei Ae Ä Bane eN 0 KEN Lem Va er 07 gn ost ie af \ jg af AS Kf [Es 4 dik 1 In aan Ef Í pj men Dee A iS 5 SE | AANV EEET Í À " Af a 5 We 5 it SE il, el PN we 7 Pan oe IJ AS ere Ls AR Re his a en ns |= \ E (A Ne Aden S | „LA | bn Ne OP AEON ft Po tu Pd d De kele Sp’ N Ü 5 Ame H 4] bei _ eN pe ef AOT Les ek 7. NAAN #: Rn wr AMSTEL Oe EP rk ik ke ple Le en mg TS mf, dj 5 Ne Ed Sr a RUN A td EN NE ln ie Ne WER rl \ EE ae gm ch RE NES dj ONT p nh SE Le sl IK \ Nomen RE =& } ee ee Í Á Se eN \ lain ek Ä EE Do nd OP DE RN 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 31/32 Bijlage 2. Vaarregels in Amsterdam Varen en afmeren in d doe j Amsterdam doe je zo… Varen in Amsterdam is leuk en dat willen we graag zo houden. Daarom is het goed als iedereen de vaar- en afmeerregels kent. In deze flyer staan de belangrijkste regels en de betekenis van de verkeersborden op het water. Ook vindt u informatie over welke lichten u moet gebruiken op uw boot als u in het donker vaart. VAARREGELS De belangrijkste vaarregels voor de pleziervaart: * Vaar zoveel mogelijk aan stuurboordzijde (rechts) en vaar niet harder dan 6 kilometer per uur. * Voorkom hoge golven tijdens het varen - Een klein schip (korter dan 20 meter) geeft zoveel mogelijk voorrang aan een groot schip. * Een klein motorschip geeft voorrang aan een boot die door spierkracht vaart. (bijvoorbeeld een roeiboot). * Drink geen alcohol als u de schipper aan boord bent. " Op en rond het water wonen mensen. Zorg er daarom voor dat u niet teveel geluid maakt met of op uw boot. * U mag geen versterkte muziek op uw boot gebruiken AFMEERREGELS * Maak uw boot niet vast onder een brug of aan een brugleuning * Veroorzaak geen schade of last als u afmeert aan woonboten of andere drijvende objecten, zoals vlotten en steigers. Maak uw boot niet vast aan eigendommen van de gemeente, zoals lantaarnpalen, bomen, fietsenrekken of brugleuningen. Maak gebruik van haalkommen in de kademuur. Dit zijn stalen stangen in sluis- of kademuren waaraan u uw boot kunt vastmaken. * Plaats geen trappetjes, planken of steigers in of aan de kademuur, in de grond of in het water van de gemeente Amsterdam. * Gebruik altijd stootwillen tussen de kademuur en de boot. Dit zijn rubberen kussens die gemaakt zijn om schade aan de boot en kade te voorkomen. Maak deze stootwillen vast aan uw boot en niet aan de kademuur. Meer informatie? Kijk voor meer informatie op www.waternet.nl. U vindt hier onder andere een digitale vaarkaart met allerlei handige informatie voor de plezier vaart. 14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIES 32/32
Onderzoeksrapport
32
train
% Gemeente ne % Amsterdam Oale an KE mall ad oak se mr ENEN | gean Aen EE u g, mn MMES ree pim nn Sn rn bn ES ee en en en en il BNN nd en ee Te) NS en en Te Á En ae en enn A, / nn en _N ; De Ne ef ee Ë eN es SS, EEEN ee ef Monit nt ee pn ven nn Se juni 2018 Ss” Ce On / rik BB et BREE RENSE BEE Inleiding 3 a EE EEn Mann | EEH aar Eda EEn 5 bird | | | NR : RER K BEERS NL B 0 (GREEES BE El ë: | || . mA Ed B en BERBER | Duurzame Energie 4 _ OO ud | | = kn TT ld | Î Î A EEn (GCRREDERIEDEEEN EEDES 5 orn EE f chone Lucht 9 - Ji ij ess Li | 4 | DEELT ad : Zi T drin | | Û | oi hel Bd Ens KEEL ze î jee A nn Ean a . . . Whaa Let | en Ramen Circulaire Economie 12 rg mn NEN | | | UIT T EEE en en Î | 5 en sh mad — SERRA aanne a id eh . . En ok Ee | | Klimaatbestendige Stad 14 ER Li Un mT ER | | | | Ru Hon uu B Î Î | RE WMA: pg NEE | | | Gemeente Duurzaam 16 EE: SE Ee ER HieREe | Mn ii: EE | | | | Woontoren in het Amstelkwartier op grote schaal voorzien van zonnepanelen. Slimmer omgaan met regels 18 Foto: Fotobank gemeente Amsterdam nn Ree __ en > Investeringsruimte bieden aan projecten in de stad 19 | nt AI VE Hi ” B Ë In e en Re m 1 k d e kf E Lessen voor de Routekaart 20 a " F É mm „f ES En 8 as k ht 8 En me ied; Ed n | . u rd Ee ‚® a Dl : 5 MN ij / Eid Pe a En he on En De Bn RN L 5 _ & NS he N Ke / Ee EN ‘ | EN Ì ps end en | || À || ANN Ne 5 | | NN bl as - ne ed EL =l, 5 : Oplaadpunt voor elektrische auto’s. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Foto omslag: Zonnepanelen op hoteldak Stadionplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam nn at [IT De 2 De monitor Staat van Duurzaam Amsterdam juni 2018 rapporteert over de uitvoering van de Agenda Duurzaam Circulaire economie Amsterdam (op 11 maart 2015 door de gemeenteraad vastgesteld). De Staat van Duurzaam Amsterdam gaat in De aanpak van ‘denken en doen’ was succesvol. Dit blijkt uit de evaluatie van zo'n 70 projecten die door diverse op de vijf transitiepaden van de Agenda: duurzame energie, schone lucht, circulaire economie, klimaatbestendige partijen in de afgelopen periode zijn uitgevoerd. Hiermee is bewijskracht geleverd dat een circulaire economie stad en gemeente duurzaam. Per thema rapporteren we over de resultaten en de voortgang van de activiteiten die realistisch en rendabel is. Met behulp van de nieuw ontwikkelde Routekaart Circulaire Gronduitgifte zijn drie zijn ondernomen. Behalve deze vijf thema’s gaan we ook in op wat de gemeente heeft gedaan om belemmerende circulaire tenders voor gronduitgifte gegund. Een actieve koplopergroep ‘Circulaire Hotels’ verkent wat de regels aan te passen (Slim omgaan met regels). Ten slotte rapporteren we over de financiële instrumenten die we hotelbranche kan bijdragen aan de circulaire economie in Amsterdam en hebben zelf maatregelen in hun eigen inzetten om investeringen in duurzaamheid te stimuleren en over de resultaten die we daarmee hebben behaald. bedrijfsvoering genomen. We maken het bewoners makkelijker om afval te scheiden door steeds meer zogenaamde waardecontainers te De Staat van Duurzaam Amsterdam wordt afgesloten met Lessen voor de Routekaart. Voorliggende Staat van plaatsen. Van het huishoudelijk afval is 27% gescheiden via bron- en nascheiding. De nascheidingsinstallatie van Duurzaam Amsterdam is de laatste monitor van de Agenda. In het coalitieakkoord Een nieuwe lente en een nieuw het AEB is geopend en draait op proef. geluid is aangekondigd dat een Routekaart wordt ontwikkeld die de trendbreuk ten aanzien van de CO2 reductie en aardgasvrij moet bewerkstelligen. In bijna 4 jaar van uitvoering, zijn lessen te leren die van belang zijn voor de Klimaatbestendige stad ontwikkeling van de Routekaart en de daarbij te ontwikkelen monitormethodiek. Rainproof is in 2017 opgenomen in verschillend gemeentelijk beleid en handboeken zoals het beleidskader voor de openbare ruimte (Puccini), het PLABERUM en de gemeentelijke menukaart voor onderwijshuisvesting. Voor Wat is er de afgelopen periode bereikt? bestaande gebieden zoals nieuwe gebiedsontwikkelingen worden oplossingskaarten ontwikkeld, met als doel een samenhangend rainproof ontwerp mogelijk te maken voor een hele buurt. Met de Agenda Groen stimuleren Duurzame energie we het vergroenen en regenbestendig maken van de openbare ruimte en de daken in Amsterdam. Zo is de De totale productie van duurzame energie in Amsterdam is gestegen met 3%. Ondanks de sterke groei van hoeveelheid groene daken in de periode 2015 - juni 2018 toegenomen met circa 70.000 m?. de stad, het aantal inwoners steeg met meer dan 10.000, is de productie per inwoner ook gestegen (2% meer dan in 2016). Het energieverbruik per inwoner daalde met 2%. Bewoners, bedrijven en maatschappelijke Gemeente duurzaam organisaties investeren in projecten die bijdragen aan energiebesparing en duurzame opwek in de stad. De uitstoot van CO2 is met 22.842 ton per jaar terug gedrongen sinds 2012. Dit is onder andere het resultaat Via de rijkssubsidie Stimulering Duurzame Energie (SDE) is voor 150 megawatt aan zonne-energieprojecten van de overgang van 50 decentrale datacenters naar 2 centrale energiezuinige datacenters en ledverlichting in aangevraagd en in voorbereiding. In vijftien wijken wordt gewerkt aan initiatieven om de buurten aardgasvrij te openbare ruimte (30.000) en tunnels. Het papierverbruik is met 25% teruggebracht en er zijn veel zonneprojecten maken. De woningcorporaties hebben ruim 11.000 woningen verbeterd en daarbij 26.800 labelstappen gemaakt. op gemeentelijk (sport)vastgoed en metrostations in voorbereiding. Vanaf 1 januari is alle stroom die de gemeente Van nagenoeg alle grote nieuwbouwprojecten die via een tender in de markt zijn gezet, zijn de plannen bijna afneemt, afkomstig van Nederlandse duurzame bronnen. energieneutraal of beter. Slim omgaan met regels en bieden van investeringsruimte Schone lucht De gemeente helpt partijen met duurzame initiatieven door belemmerende regels aan te pakken en aan te De lucht wordt geleidelijk schoner. Ondanks dat de gemeten NO2 concentratie niet is afgenomen, laat de langere kaarten. Zo zijn vergunningen voor zonnepanelen vrijgesteld van leges en geldt een RVV ontheffing bij elektrisch termijntrend van de gemiddelde concentratie NO2 een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit zien. De rijden. Vrijstelling van leges voor emissievrij verhuizen en duurzaam verbouwen zijn in voorbereiding. In Amsterdam gemeten roet concentratie is in 2017 lager dan in 2016. Er zijn nog wel zes knelpunten waar de NO2 te hoog is. gaat naar verwachting vanaf eind dit jaar een aangescherpte EPC gelden. Amsterdam kent inmiddels milieuzones voor vrachtverkeer, bestelwagens en sinds januari 2018 voor snor- en ledereen die wil investeren in duurzaamheid van de stad, kan bij de gemeente terecht. Het duurzaamheidsfonds, bromfietsen, taxi's en touringcars. de Amsterdamse energielening en diverse subsidieregelingen, stellen partijen in staat om te investeren in Amsterdam stimuleert, faciliteert en reguleert elektrisch rijden. Het gebruik van de elektrische oplaadpunten in de duurzame maatregelen. In 2017 is via het duurzaamheidsfonds, de energielening en het Amsterdams Klimaat en stad, en daarmee het aantal schone uitstootvrije kilometers (meer dan 37 miljoen in 2017), is fors gestegen. Energiefonds €20,8 miljoen uitgeleend voor duurzame investeringen in de stad. Er is in totaal €2,4 miljoen subsidie verstrekt voor onder andere groene daken en gevels, elektrische voertuigen en duurzame initiatieven. 3 E 3 mr mm ES il 7 5 Tj d a mj Te an en ln Te An Î me j CERN Ee zien — dd } nee Se ged En Rf in " L 4 E A pi d | ï 7 n d er Er Ee i ' | En r ad Ee al za TT Ek, 5 Fi Li ‚. E : 4 EE get es Ke : Ld t rd NN an za DE manne Mare - et OO me — EE EE en in 5 me ie à Ek 4 rn ee ed Wi e ore F L Dn 1 E | VEE ar en hl mn NNT Mamma jj a mj DR EE hi , Feld 5 Eus Bl ae 4 ei ne , Ee 8 if Gli 3 Ee Ee Oek TT nd rn OE RE lk gren. FT nn n E E zr Ë a Mtr 1E a ie nn EG de If Ee Ei ik 7 ús | 1 Fr LN - mm Bg reg : Ne es Bt Ë nt ee RR 5 ee Te 4 Ok ME EN en 4 rn 7 rn IJ ie WM r nn ki hal on his: KE Ee | L tene | dd Een ir, = ek hi E Ï ME: NE E u, PE ä sl nk Ene si 1e en Es E at ie er Ee TT in ak Î EN | IR ii F. Te eel i 5 id ok, - Br ns mt gn . a Ne mert E | wdn” Minne ER sin: Nd En ee en En b | 1 F ad 3 ! pe E \ 3 ke es " an mk . de Mee n an Te: De Fa Ne Á pin ï- Ä L hie i u 5 Ee oi noen ne ger x RS Fe E ER Á " A _ rr gee PE ne Ld en Nr RE EN E k _r E Î E pope pe re) Fi PA _ Es a Rf , Ti = fer ef E ob 4 TE. Pee | | sr : 3 Et | em ee is! | et li SE |, E jes : Eee! gen Fr, ri E Ï ne nne | Ì F „ His E RE EI _ = B Ë a jn ij i E Ë 1 f P i el OE — lj Far 5 zE: | bu gi Ì JE ul | md h in INR gn me er TN. rr E ar Ek ü F re E B Li | She n Et eben en (EE en fi Ë in je l di Î EE: a ef ed í kl” 1 ' ing in ma ‚mn al e-ie e hide id Ee F s F a En ee ne e i r ne " =S r TRA | | ZR en À I Jiet. ' Î Es är : 5 5 r A, ri Jee Bnr el EE 3 \_ Zonnepanelen op de Sint Jozefkerk aan het Robert Scottplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam mn en En rn EEE AI. TRT TPN LTE Ee en In 2020 20% meer duurzame energie per inwoner dan in 2013. Index jaarlijkse duurzame energieproductie per inwoner ten opzichte van 2013: 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 ' 2017 93 95 98 100 101 100 99 101 De totale productie van duurzame energie in de stad neemt toe: 2.853 TJ in 2017, 3% meer dan in 2016. Per inwoner is de duurzame energieproductie met 2% gestegen. In 2020 20% minder energieverbruik per inwoner dan in 2013. Index energieverbruik per inwoner ten opzichte van 2013: 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 107 105 102 100 95 93 92 90 Het totale energiegebruik in de stad neemt af: 46.581 TJ, 0,5% minder dan in 2016. De stad groeide in dezelfde periode met 10.200 inwoners. 4 Duurzame Energie Focus 2015-2018 Stand van zaken 1. Mogelijk maken van versnelling aardgasvrije stad. De cijfers: aantal woningequivalenten aardgasvrij: In 2018 100.000 aardgasvrije (weg) en 125.000 in 2020. 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 52.300 55.200 58.000 62.000 66.600 72.500 77.700 84.700 In 2017 is samen met partners in de stad gestart met een intensieve aanpak die er toe leidt dat in 2050 alle Amsterdamse woningen en bedrijven aardgasvrij zijn. Met het coalitieakkoord Een nieuwe lente en een nieuw geluid is dit streven versneld naar 2040. n= De woningcorporaties, aangesloten bij de City Deal, hebben meer dan 10.000 woningen in het vizier om aardgasvrij te maken. "Amsterdam heeft op het gebied van aardgasvrij actief gelobbyd bij het Rijk, onder andere bij de Warmtetafel waarin overheden en bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd. Speerpunt van deze lobby was dat het Rijk meer bevoegdheden geeft aan gemeenten en middelen beschikbaar stelt die daarbij horen, zoals sturingsinstrumenten en financiële middelen. Diverse punten die Amsterdam onder de aandacht bracht, zijn opgenomen in het nieuwe regeerakkoord. " De gemeente heeft een subsidieaanvraag ingediend bij het Rijk voor het programma Aardgasvrije Wijken. Met de Van der Pekbuurt als zogenaamde proeftuin wil de gemeente bijdragen aan het stimuleren van kennis over het succesvol aardgasvrij maken van woonwijken. = In 15 wijken wordt gewerkt aan initiatieven om de buurt aardgasvrij te maken. De meeste buurten zijn in de eerste fase (initiatief/verkenning) van de gebiedsgerichte aanpak. Waar mogelijk wordt hierbij aangehaakt bij de ontwikkelbuurtenaanpak. Bewonersparticipatie in onder andere de Van Der Pekbuurt, Banne en Watergraafsmeer is gestart. n= De subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij is sinds september 2017 beschikbaar en op 24 juli 2018 ook toegankelijk gemaakt voor huurders en maatschappelijke instellingen. Medio 2018 zijn rond de 300 aanvragen voor subsidie gedaan. Door de regeling zijn tot nu meer dan 50 huizen van het gas af en zijn meer dan 400 woningen doende van het gas af te gaan. = In West en Oost zijn goed bezochte algemene informatieavonden gehouden over Amsterdam aardgasvrij. Daarnaast is er een bewustwordingscampagne uitgevoerd. In meerdere flights worden naast advertenties in abri's en traditionele media, ook op social media filmpjes met Amsterdammers ingezet. 2. Bijdrage aan toename van zonne-energie in Amsterdam naar De cijfers in megawatt (MW): 160 megawatt (MW) in 2020. 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2,5 3,1 4,2 8,7 12,3 16,3 24 30 * Vóór 2016 werd een andere methodiek gebruikt om het geïnstalleerde vermogen te bepalen. Eind 2017 ligt er voor circa 30 megawatt (MW) aan zonnepanelen op de Amsterdamse daken. Dit zijn circa 120.000 zonnepanelen, die stroom leveren voor 15.000 Amsterdamse huishoudens. In Amsterdam worden de meeste SDE subsidies voor zonprojecten aangevraagd: medio 2018 zit er voor 150 MW aan projecten in de pijplijn. Als uitvoering van het programma Schaalsprong zon zijn afspraken gemaakt en instrumenten ter ondersteuning ontwikkeld. Enkele acties: 1 Ondersteuning van de Zoncoalitie. In 2017 is voor meer dan 11 MW aan SDE subsidies aangevraagd door de Zoncoalitie voor Amsterdamse dakeigenaren. = Subsidie Ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties heeft geleid tot toename van het aantal coöperatieve projecten. Veel projecten zijn nog in uitvoering. n De regeling Dak voor de stad (waarmee eigenaren worden opgeroepen hun dak ter beschikking te stellen aan coöperaties) is per 1 augustus 2017 in werking. = Subsidieregeling voor zon op maatschappelijk vastgoed en voor het versnellen van grote zonprojecten zijn per eind 2017 in werking. = Eris besloten tot oprichting van een programmabureau zon om de Amsterdamse Federatie voor Woningbouwcorporaties en afzonderlijke corporaties te ondersteunen bij het opschalen van zonprojecten. Het doel is 80 MW op daken van corporatiebezit. = Schoolbesturen in Nieuw-West worden ondersteund in hun plan gezamenlijk zon op 18 PO en VO scholen te realiseren. Er is een aanbesteding gestart voor een totaal vermogen van 1,6 MW. n= Met Rijkswaterstaat worden 12 potentiele locaties voor zonneweides langs de A10 oost en noord, de A5 (de westrandweg) en in oksels van knooppunten en afritten onderzocht. 5 Duurzame Energie Focus 2015-2018 Stand van zaken 3 Mogelijk maken van minimaal 18 megawatt (MW) extra De cijfers in megawatt (MW): windenergie in 2020. 2016 2017 67 67 Sinds 2010 is er geen toename van windenergie. Er liggen twee plannen (vergund) voor bijna 17 MW. Deze worden niet eerder dan in 2019-2020 gerealiseerd. = In mei 2016 hebben marktpartijen zeven vergunningaanvragen ingediend bij de provincie, samen goed voor circa 72,5 MW windenergie. Vijf aanvragen zijn afgewezen, twee vergund. " De gemeente heeft beroep aangetekend tegen de afgewezen aanvragen, de Raad van State heeft de gemeente in het ongelijk gesteld. = De twee vergunde aanvragen hebben een vermogen van circa netto 16,8 MW. Plaatsing van de windmolens en het uiteindelijk opgestelde vermogen is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de discussie over de aanvliegroute van de helihaven bij de Nieuwe Hemweg. De vergunde turbines worden op zijn vroegst in 2019-2020 geïnstalleerd. 4, Verduurzamen bestaande woningvoorraad, bijdragen aan Om de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad te stimuleren worden diverse activiteiten uitgevoerd met het volgende resultaat: afspraken SER Energie akkoord. = In de Samenwerkingsafspraken met de corporaties is afgesproken dat zij jaarlijks 10.000 labelstappen realiseren. In 2017 zijn 26.835 labelstappen gemaakt en 11.162 woningen verbeterd. De cijfers (labelstappen per jaar): 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 5.077 5.092 6794 12.258 6.394 14.020 26.835 m Sinds 2016 hebben 725 Verenigingen van eigenaren (24.450 woningen) energieadvies en ondersteuning gekregen bij het verduurzamen van het wooncomplex . Van de geadviseerde VvE's is bij minimaal 10 % maatregelen genomen. Veel VvE's zitten nog in het besluitvormingsproces. Bij veel VvE's duurt het meerdere jaren om tot daadwerkelijke realisatie over te gaan. Ook 85 woningeigenaren van grondgebonden woningen zijn geadviseerd over energiebesparing en het aardgasvrij maken van de woning. = Eind 2017 is gestart met een gebiedsgerichte aanpak voor kleine VvE's. VvE's worden via bijeenkomsten in de wijk en via het Regionaal Energieloket geïnformeerd en geadviseerd. Hierbij is contact met 100 VvE's, er zijn op basis hiervan 13 offertes aangevraagd voor energiebesparende maatregelen of aanvullend advies. n= Drie grotere VvE's worden begeleid bij het realiseren van een postcoderoosproject, 13 VvE's overwegen ook in dit traject te stappen. = 30 woningen worden met behulp van de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij Nul op de Meter (NOM) gemaakt. = In 2017 hebben circa 3.700 huishoudens een energiebesparingsadvies op maat ontvangen. Dit gebeurde door vrijwillige energiecoaches, via het samenwerkingsproject Step2Save waarbij tevens langdurige werkzoekenden worden opgeleid en via Vroeg Eropaf, waarbij de maatschappelijke dienstverlening energieadviezen verstrekken. m_Stichting IWOON ondersteunt bewonersgroepen actief bij energiebesparing in hun wooncomplex. In de periode tot half 2018 zijn in totaal 59 projecten begeleid, met in totaal circa 4.300 woningen. 6 projecten zijn afgerond (werkzaamheden uitgevoerd), 7 projecten met positieve besluitvorming (werkzaamheden moeten nog uitgevoerd), 11 projecten zijn gestaakt en de overige in juridische procedure om maatregelen af te dwingen of in andere fase van begeleiding. n= 416 Woningeigenaren, waaronder 4 VvE's, maakten gebruik van de Amsterdamse energielening. In totaal is voor ruim 2 miljoen geleend en investeerde men bijna 4 miljoen in duurzame maatregelen. De meest voorkomende maatregel waarvoor wordt geleend zijn zonnepanelen, gevold door HR++ glas. Dit leidt naar schatting tot een reductie van 1.200 ton CO2 per jaar. Huurders kunnen sinds juli 2018 ook van de energielening gebruik maken. n= Het regionale energieloket is het (digitale) loket waar eigenaar bewoners terecht kunnen voor informatie en (technisch) advies over het verduurzamen van de woning. Het loket had in 2017 ruim 15.000 unieke Amsterdamse bezoekers en in de eerste helft van 2018 meer dan 21.600. 6 Duurzame Energie Focus 2015-2018 Stand van zaken 5. Uitvoeren afspraken SER Energie akkoord: hogere prioriteit Resultaat 2017: met 68% van de grootverbruikers zijn afspraken gemaakt over energiebesparing of ze hebben maatregelen uitgevoerd. Voor middelgrootverbruikers is voor energiebesparing bij bedrijven. In 2018 voldoen alle dat 45%. Het aantal grootgebruikers fluctueert en groeit naar verwachting in 2018 naar 1090. grootverbruikers energie aan de Wet Milieubeheer of hebben hierover afspraken gemaakt met het bevoegd gezag. Grootgebruikers energie Middelgrootgebruikers energie Afspraken 584 166 energiebesparing Maatregelen uitgevoerd 110 88 Besparing nog niet 319 304 vastgesteld Nvt. 7 13 Totaal aantal 1020 571 De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) controleert, handhaaft en maakt afspraken met bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer namens de gemeente. n= Het milieuthema energiebesparing is een standaard onderdeel bij integrale controles van middelgrote gebruikers van energie. = Bij de uitvoering van milieuregelgeving wijst OD NZKG bedrijven op de mogelijkheden tot zelfregulering (deelname aan een keurmerk) als alternatief voor regulering (vergunningverlening, toezicht en handhaving). = 958 inrichtingen in Amsterdam vallen onder de EED (Energy Efficiëncy Directive, Europese regelgeving rondom energieverbruik gebouwen en vervoersmanagement). Voor 390 inrichtingen is hieraan invulling gegeven. Voor 459 inrichtingen wordt gewerkt aan de audit Daarnaast wordt met diverse sectoren samengewerkt en afspraken gemaakt over energie, maar ook over andere duurzaamheidsthema’s zoals terugwinnen van grondstoffen. n= Evenementenorganisaties: vanaf 2020 wil Amsterdam alleen nog duurzame evenementen hosten. Op 1 maart 2018 is de Richtlijn Duurzaamheid Evenementen van kracht, waarin de route naar 2020 is vastgelegd. Alle organisatoren moeten voldoen aan duurzaamheidscriteria om voor een vergunning in aanmerking te komen. De gemeente biedt organisatoren een gratis energiescan en er wordt gewerkt aan de uitrol van nieuwe stroom- en watertaps op veelgebruikte evenementenlocaties. In 2018 en 2019 worden organisatoren gestimuleerd om een keurmerk te halen, waarbij een certificaat hen vrijstelt van duurzaamheid voor de aanvraag van een vergunning. = _Cultuurinstellingen: meer dan 20 cultuurinstellingen werken aan een verduurzamingstraject. Zij hebben een scan gehad gekoppeld aan een concreet uitvoeringsadvies. Met behulp van subsidies en leningen van het Duurzaamheidsfonds zijn al veel duurzame maatregelen doorgevoerd. Negen organisaties zijn BREEAM-In-use gecertificeerd (4 zullen in 2018 nog volgen). Er is in de afgelopen 6 jaar een CO2 reductie van tussen de 5-20% bereikt in deze sector. Dankzij de subsidie duurzame initiatieven zijn onderzoeken uitgevoerd voor samenwerkingsprojecten op gebied van zonne-energie (cultuurroos), warmte-koude uitwisseling (Museumplein) en afval (Zero Waste Expeditie Leidseplein). = Hotels: oprichting en ondersteuning van de koplopersgroep Circulaire Hotels. Zie verder onder Circulaire economie. = Vanaf 1 juml 2016 zijn 164 adviezen gegeven aan bedrijven en andere organisaties over besparing en duurzame opwek. Van de deelnemers hebben 45 organisaties maatregelen uitgevoerd om hun energieverbruik significant te reduceren en hebben circa € 0,7 miljoen geinvesteerd in energiezuinige maatregelen. 6. 111 Bestaande scholen PO/VO/V)SO gezond en energie- Via het programma Gezonde Schoolgebouwen Amsterdam zijn 62 scholen aangepakt. In 2018 worden 24 gebouwen aangepakt en opgeleverd en 7 voorbereid efficiënt maken. (uitvoering 2019). Nieuwe scholen volgens de norm ‘Frisse scholen B’. = Het programma Gezonde Schoolgebouwen Amsterdam (2015-2018) wordt uitgevoerd. Onderdeel is een energiescan voor alle scholen die deelnemen. = Er worden voorbereidingen getroffen voor een mogelijk vervolgprogramma in de periode 2020-2022, zodat ook alle resterende VO-scholen voldoen aan de uitgangspunten voor een goed binnenklimaat. 1 Om Frisse scholen, ambitieniveau B (goed) mogelijk te maken, is in 2017 is een nieuwe normvergoeding vastgesteld voor nieuwe schoolgebouwen. 7 Duurzame Energie Focus 2015-2018 Stand van zaken 7. Verduurzamen sportaccommodaties. 50% van de verenigingen heeft maatregelen getroffen. In 2015 is tenminste 25% van buitensportverenigingen verduurzaamd. =_ In 2017 hebben 15 verenigingen duurzaamheidsmaatregelen getroffen. In totaal hebben 56 verenigingen met een eigen clubhuis (van de 111) meer dan 1,5 miljoen geïnvesteerd in duurzame maatregelen. Hiermee wordt jaarlijks 405 ton CO2 gereduceerd. n= __In 2017 is gestart met de voorbereiding van zonnepanelen op 11 sportpanden. In 2018 zullen de eerste panden zonnepanelen krijgen. In totaal gaat het om meer dan 1 MW. 8. Nieuwbouw - woningen en utiliteit - in 2020 energieneutraal Op basis van de 6 grote tenders die in 2017 zijn gegund (circa 1200 woningen en 9.000 m? bvo overig programma) is het beeld dat nagenoeg alle tenders een ontwikkelen. Tot 2020 75% nieuwbouwportfolio energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,15 of lager (bijna energieneutraal) heeft. Eén tender had zelfs een EPC lager dan 0. De helft van de tenders zijn bovendien energieneutraal bouwen. Houthavens, Buiksloterham en BREEAM Outstanding (score van meer dan 85% op duurzaamheid breed). Op 1 juli 2018 is de aansluitplicht op aardgas voor nieuwbouw komen te vervallen. nieuwe gebieden worden speciale duurzaamheidsgebieden. n= Via de gemeentelijke tenders worden ontwikkelaars uitgedaagd om duurzaamheid en een ambitieuze EPC in de plannen mee te nemen. De volgende projecten illustreren dit: - Houthaven meerdere projecten o.a. The Future, een energieleverend appartementencomplex met een EPC van -1,4. - _Hamerstraatkwartier, Nova Zembla Lofts met een EPC van 0. - Zeeburgereiland, De Brouwerij met een EPC van 0,06. - Delflandpleinbuurt, Woudt met een EPC van 0,06. - Steigereiland, Kaap van Brolan met een EPC van o,1. = Voor diverse nieuwbouw- en transformatiegebieden in Amsterdam is in 2017/2018 een duurzaamheidsambitie vastgesteld. Enkele voorbeelden: - Stedenbouwkundig plan Sluisbuurt voor ca. 5.500 woningen en max 100.000 m? bvo niet-wonen zet in op een Ondergronds Afval Transport (OAT) en heeft extra ambities op het vlak van regenbestendigheid en voor flexibel en aanpasbaar bouwen. -_Investeringsbesluit Elzenhagen Zuid voor 1.800 woningen zet in op een duurzame gebiedsontwikkeling met specifieke aandacht voor rainproof, natuur en ecologie. - Projectbesluit Hamerkwartier voor 6.700 woningen en 270.000 m? bvo aan werken zet in op een gezonde wijk met aandacht voor groen, water, sport, mobiliteit en gezonde bouwmaterialen. 90% van de woning- en utiliteitsbouw wordt Zeer Energie Neutraal en 10% van de woning- en utiliteitsbouw wordt Bijna Energie Neutraal. 9. Rapporteren over CO2-uitstoot op Amsterdams Index CO2-uitstoot per inwoner: grondgebied. 1990 2013 2014 2015 2016 2017 100 115 112 114 107 106 De totale CO2 uitstoot op Amsterdams grondgebied daalt sinds 2015. Ondanks dat de stad groeit, daalt ook de CO2 uitstoot per inwoner. a f Ie / Ee eld tn rn zp 1 En } ad E 0 TT OE 5 RE | P \ md 7 jk Te a EA. Ed cd mt zi " E SF : 0 gert Ee mi KRTEK TK: | Ld ' | % Pe H EERE HE ka Rd, eN RET Zh Ee \ ij | m en Fi L | pi ar E Me U ER N d ä ge 4/77 RR aak - Î Hen ED, en EEN Ke: UI hi im | ot Á EE Cà EEE ” El ZA VO p; 3 E ndell Le OH EREN ES 4 Ee, E sl EA # Lt rk \ Es id in | EEDEEED WV A : Cn # EEF FFP zone if, hj EN Dn rd LE IN LLINK Pi KHD A maen Pet NE IER 1 0 KLR af HO RO OE en pe | ETT Dn mn mm PERERRE | ne 4 AOM B OS de neen rie MN AIN nr IN Se 1 Eren PSE tin i EK Ni : m | inie her] Ien EN ei on dl waat IN vi # Í Le { hel a 5 Ï he | Am B B ff td NE Ee dE 4 Be 3 Ie Ls vn PA à PEEL BA MR an | p | VN en ij Ke Ts Ie Aa en el — 5 er pe 1 ERAAN wart Ee = B a n n DN LANE 27 ml mn rÀ Zonnepanelen op woning Nieuwendammerdijk. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Buitenunit warmtepomp. Foto: Cinar Kutlu mee AZB AEEA ma 8 Doelstelling Resultaat 2017 De lucht in Amsterdam wordt gezond, met zo min mogelijk De lucht in Amsterdam wordt schoner. Sinds een aantal jaren kent de stad geen enkele wettelijke overschrijdingslocatie fijnstof (PM10) meer. Er zijn nog wel een aantal stikstofdioxide, fijnstof en roet. locaties met te hoge jaargemiddelde concentraties NO2. - De concentratie stikstof-dioxide (NO2) is in 2025 maximaal De in 2017 gemeten NO2 concentraties zijn gemiddeld genomen gelijk aan de concentraties die in 2016 werden gemeten. Anders dan in 2016, toen de concentraties 30 microgram/m3 op de zwaarst belaste locaties. Het ook ongeveer gelijk waren als in voorgaande jaren, komt dat niet door de weersomstandigheden. Ook elders in Nederland en in België zijn de NO2 concentraties in percentage is in 2025 35 procent lager dan in 2015. 2017 ongeveer gelijk gebleven. Een mogelijke verklaring is de toename van uitstoot ten gevolge van de sterke economische groei in 2017. Over een langere periode is er gemiddeld nog steeds sprake van een afnemende trend in de NO2 concentraties. De figuur toont de gemiddelde NO2 concentratie langs drukke wegvakken waar de GGD al sinds 2008 meet. De rode lijn geeft de 30 microgram/m3 (doel voor 2025) weer. Op de achtergrondlocaties is, met lagere waarden, dezelfde trend zichtbaar. so Trend NO2 langs drukke wegvlakken 50 a 50,2 46,2 A57 A51 40 on E Te f 20 10 Û 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 -_In 2018 wordt overal in Amsterdam voldaan aan de norm Bijna alle wegen in Amsterdam voldoen aan de norm voor NO2, er zijn nog 6 wettelijke knelpuntstraten: Stadhouderskade Oost, Amsteldijk Prins Hendrikkade, J.D. voor NO2. Meijerplein, Weesperstraat en de Zuidelijke IJtunnelmond. De jaarlijkse (landelijke) Monitoringsrapportages van het RIVM laten een dalende trend van de gemiddelde concentratie NO2 zien. Ondanks de toename van het aantal straten met knelpunten in 2016 is er geen sprake van een trendbreuk in de Monitoringsrapportage 2017 (over het jaar 2016). Dat wil zeggen dat de langere termijn trend nog steeds een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit laat zien. De RIVM cijfers over 2017 worden eind 2018 bekend gemaakt. Het aantal knelpuntstraten (bron Monitoringsrapportage RIVM): 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 36 21 16 10 9 4 6 - De hoogst gemeten concentratie roet is in 2025 30 procent Black Carbon (roet) wordt sinds 2012 gemeten. De meetreeks van 6 jaar is te kort voor een betrouwbare trendanalyse. De roetconcentraties op straatstations waren in lager dan in 2013. 2017 wel lager dan in 2016. Deze afname in roetconcentratie zou verklaard kunnen worden door het toenemende aandeel van met roetfilter uitgeruste dieselvoertuigen in het Nederlandse wagenpark. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de verschoning van het wagenpark in Amsterdam al in 2017 is ingezet en tot resultaat leidde. Concentratie roet (ug/m3) per jaar: 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2,01 1,58 1,65 1,61 1,62 1,43 9 Focus 2015-2018 Stand van zaken 1. Schone Lucht voor Amsterdam: Het pakket Schone Lucht voor Amsterdam, op weg naar een uitstootvrij 2025 (vastgesteld raad, juni 2016) is in uitvoering. Op weg naar een uitstootvrij 2025. = Milieuzone snor- en bromfietsen, taxi's en touringcars is per 1 januari 2018 in werking getreden. Het aantal unieke overtreders daalt vanaf het moment dat er wordt gehandhaafd (mei 2018). De milieuzone bestelauto's is al per 1 januari 2017 in werking. Medio 2018 zijn er gemiddeld 270 overtreders per maand. n= De maatregel ‘schoner parkeren’ (leeftijdseisen aan nieuwe parkeervergunning) is opgenomen in de parkeerverordening en op 1 april 2017 ingegaan. n= De stadsbrede parkeervergunning voor elektrische auto's is verlengd tot eind 2018. Een aanvraag voor een parkeervergunning voor een elektrisch voertuig komt bovenaan de wachtlijst te staan, waardoor een lange wachttijd wordt vermeden. n= Het Convenant Taxi is in uitvoering. Hierin zijn verschoningsmaatregelen afgesproken. Sinds januari 2018 is de taxistandplaats op Amsterdam CS alleen nog toegankelijk voor schone taxi's: uitstootvrije taxi's en taxi's op groengas. Daarbij hebben uitstootvrije taxi's voorrang op groengas taxi's. Ook de taxistandplaats Leidseplein is alleen nog toegankelijk voor schone taxi's. n= De Uitvoeringsagenda Stedelijke Logistiek Amsterdam (16 maart 2017 vastgesteld door de gemeenteraad) is in uitvoering. Hierin heeft duurzame logistiek een prominente plek gekregen. De gemeente faciliteert cargohubs, er zijn vijf cargohubs gerealiseerd. Voor uitstootvrije bestel- en vrachtauto's is sinds maart 2017 een speciale e-RVV ontheffing mogelijk. n= Het Convenant GVB is in uitvoering. Eind 2017 is de keuze gemaakt voor OC-snellaadtechnologie (Opportunity Charging) voor de eerste tranche Zero Emissie bussen. Begin 2018 is GVB de aanbesteding gestart voor 28-33 elektrische OC-bussen ter vervanging van de oudste 28 dieselbussen. Deze bussen rijden vanaf 2020. In dit convenant zijn ook afspraken gemaakt over het verschonen van de vloot IJveren. Doel is om de veren, die nu op diesel varen, op schonere energiebronnen te laten varen. Onderzoek laat zien dat elektrische (plug-in) schepen de beste oplossing zijn. 2. Amsterdam Elektrisch: Amsterdam wordt nog steeds gezien als koploper. We streven naar een groter aantal elektrische personen- en zakelijke voertuigen (met name de doelgroepen taxi, Amsterdam blijft koploper elektrisch vervoer. bestel en vracht). Maar ook naar elektrisch openbaar vervoer en varen. Voor de Amsterdamse aanpak op gebied van elektrisch vervoer en laadinfrastructuur blijft veel interesse vanuit binnen- en buitenland. n= De publieke oplaadinfrastructuur is en wordt uitgebreid en klaar gemaakt voor opschaling. De cijfers: 2015 2016 2017 oplaadpunten (stand december) 1823 2118 2400 unieke gebruikers per jaar 26.279 28.892 35.568 laadsessies per jaar 404496 639.435 783.575 schone uitstootvrije kilometers per jaar 21.579.327 24.539.930 37.199.284 n= De vraaggestuurde uitbreiding naar maximaal 4000 laadpunten is in uitvoering. Data, onderzoek en monitoring van de oplaadpunten is in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam verder geoptimaliseerd voor efficiënte uitrol. = In het voorjaar van 2017 is een uitbreiding van het aantal snelladers aanbesteed. Het aantal openbare snelladers in de stad kan de komende tijd groeien van 13 naar maximaal 65. Het gebruik van de snelladers wordt gemonitord en kan in samenspraak met de exploitant flexibel worden uitgebreid (vraaggestuurd). n= Eris een richtlijn voor oplaadpunten in nieuw te bouwen of te renoveren parkeergarages opgesteld. Hiermee kunnen parkeergarages op gebied van laadinfrastructuur voor de toekomst gereed worden gemaakt. VvE's met een parkeergarage kunnen advies krijgen over het aanbrengen van oplaadpunten. = Erzijn 681 aanvragen ontvangen voor de subsidie Elektrische voertuigen, daarvan zijn er 369 verleend (stand september 2018). De meeste subsidieaanvragen waren voor de aanschaf van elektrische taxi's (126 verleend). Voor de aanschaf van elektrische taxi's is in 2016 en 2017 een bedrag van €2,1 miljoen aan subsidie uitgegeven. Hiermee zijn circa 420 taxi's aangeschaft. In de zomer van 2018 is nogmaals een subsidie voor elektrische taxi's ingesteld met een subsidieplafond van €1 miljoen. 10 3. Meten, monitoren en locatiespecifieke maatregelen. Amsterdam houdt zorgvuldig bij hoe het is gesteld met de luchtkwaliteit, waar de luchtkwaliteit slecht is en waar de wettelijke normen niet worden gehaald. De wettelijke overschrijdingslocaties volgen uit de landelijke monitoringstool luchtkwaliteit onder beheer van het RIVM. Amsterdam levert hiervoor jaarlijks input. Amsterdam blijft samen met het RIVM werken aan het zo dicht mogelijk bij elkaar brengen van deze berekende waarden voor de luchtkwaliteit en de gemeten luchtkwaliteit door de GGD Amsterdam. - Gedegen informatie actuele stand luchtkwaliteit en Metingen GGD 2017: De informatie uit het Amsterdamse luchtmeetnet is openbaar en wordt real-time gepubliceerd, onder meer via de (mede door de GGD informeren publiek. geïnitieerde) landelijke luchtkwaliteitsapp en -website. Ook rapporteert de GGD jaarlijks over de meetresultaten en de trends. - Halen van de norm en ontlasten zwaarst belaste De huidige norm voor NO2 is een jaargemiddelde van 40,5 ug/m3. Voor roet is geen wettelijke norm. In 2017 waren de stikstofdioxideconcentraties gemiddeld iets locaties. hoger dan in 2016. De GGD geeft daarbij als verklaring dat dit vermoedelijk samenhangt met economische groei, die de verwachte verschoning teniet deed. Berekeningen in de Monitoringsrapportage 2017 (over het jaar 2016) van het RIVM laten een dalende trend van de gemiddelde concentratie NO2 zien. Bijna alle wegen in Amsterdam voldoen aan de norm. Er zijn nog 6 knelpunten waar de wettelijke norm wordt overschreden: Stadhouderskade Oost, Amsteldijk, Prins Hendrikkade, J.D. Meijerplein, deel Weesperstraat en de Zuidelijke IJtunnelmond. - Locatiespecifieke maatregelen. De uitvoering van de locatie-specifieke maatregelen betreft zowel locaties waar het RIVM hoge concentraties berekende als locaties waar de GGD hoge concentraties mat. De voorrangsregeling en exclusieve toegang tot standplaatsen voor schone taxi's bij Centraal Station en Leidseplein zijn in werking. Schone taxi's zorgen voor vermindering van de uitstoot op de aanrijwegen zoals de Stadhouderskade en de andere knelpuntstraten naar de standplaatsen. Op de Prins Hendrikkade vond een knip plaats en een groot deel van de OV-buslijnen is verplaatst naar Noord. Deze maatregelen zullen leiden tot aanzienlijke verbetering op en rond de Prins Hendrikkade. B men RD LT Re re NN B | £ td EN te ARN Bn ee DR ge el Ak 4 ZEN Ze a ne een rn NN me = a ME En EE ON Sn ane LD min SSR Eee, mm eN F5 ie MD Ri kt An WEN 2077 ES Bind Pt ee Pe nk NN OMEN cer He ee nn te ME E Brin en NES Oe E Ë EE Me Ps: E pn Dd De mr re EE en r d ae pr Mi ad Ee fl ik ad aA ed in Ee Ie Es mi 6 Ae: EN A KL kaf (Ree A NM d Ee - = a EL ce a Li Le Sin as il Et # RA En 5 En 5 De tres Da ni ent, A On I= ve RE ea ì 0 Ln SSS Te ved 5 ie Eh Een E Br le BS En ú ERIN Ee 2 : gj err | re ae À 4 Ki En 8 kara ne ze keen Gre Ai, pn en Ee Er Ss Ii n De. j Pe RUE : 4 - cht í Î ete I Ts dE Hee ne b 4 ee Ais Ge ME cs WEES En EE (Beld Ë | Et ETE Ee Vie, a / ie oe : DN _ESPANENe | et el - = Ten 3 ee " [ at ei Ee an / = | k / ar mm sinsk : e Í Ef Es LE | == NN | Ee Kd é Een er hd an GR rsca NN: Nn ee ee te te dee Te, me ER , AE el [3 ij el EN ee ns en € Po p pn EEE EEEN Ee ERA En eN Mn MA Milieuzone Wiltzangstraat. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Elektrische taxi bij de snellader ‘Allegro’ aan de Zuidas. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam FEEDER ELF CAE DE En EEN ETKA AE EET 11 5 A od Ar) In An: o fe EEE Si enn Ee En AM tem r ® BENNEN eam 2e | et 4 umd ei nt nen || 8E iledt E KELE MEDE in Seis d ARD mr j LEI | Pe] mnd en cit EPR fn Sign OO ad 3 EDS : jen \ s ei " A ze Et Ke oe ee es é, OE út Kn TE & pn } inn ” stats Ke SA “ En de mi ER, ES a Vl zb de 57 pen er ES ien Eet A tf Ie Bn à pe 6 eh Ht n le tn ar #& rn ee at : rd si ke ek hl iin 7 i Ei, k Î dd A ' 3 \, hak; Da htt er Ee EE E zi e ú d LS 5 Pa ii ENA AR Ee ’ r Pd | Tuin van Bret, circulaire broedplaats. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam : , 8 ik Ei! ' Nn - Ee B ä A ee AT th ie a md" El je, È Te Kin 4 pel, = w 5 ì : : el ) 5 Ak Ä zÀ ij yemahaif, *- ; Ae vend MS, KAS Ee Fr bie in ke e ak En IE en ] Î d à Kn re ë 4 red hf É | ri . el * ie SE àu = An Ä b f eh „4 ni k: ahl ir 1 5 a ng | Ve ENE AIEE tan ai PN PN dk ies ede hot WP) ks Pr Er | Ne OREN SE Nn re aL 2% SA rdf WD En de Fr Lik Na oee he elke SP lei en n gf mul > ie wer NEA NC EE tte A tel ief rl Res U ie Pek Ea B | A ts X u ui Mae E K . ge E r RE el” =a, me is a 4 or Ne rie | Ln EIF [u = E EE | Ie te, hs \ hie H eh ip En he} di Br ‚+ Ze} E BAN ae rg "Md „ek r nn } rg a ne kk e pe kn ú Et CN 1 Bie N _® Sn U ge ES ij! A NEA EET BEE IRE an rin kek = POE Td Ne OA TIN /A 4 de WE ER AEP AD AP ER OT han ARS Le Á et NE rit EL he MN vh Ek ik E in es Nrs Rn od zl rror A KE kin dl | Kk. E 5 tn e A | ( A PO er ENE IHN AAD COTE LE ir er IE re sE RSA AR NAR z KT Ra hr erk 1 kik ME A ES: en 5 Rs & Ad Ei r DEMEL TG EN an TIN MKD AT KNA LDR ss \ AS /í Sf Ls MeT / VE vet Ei EINAR AEN RD Va OO 7 erahek a Sek te N ii GE AARLE ladi hd DE arn dS Î 4 he a a eh Û ETS AREN Nad gi” k ne l tn ; ne Tee rg „ls Pike Pat E rz! f ee et {pr ek dr Te k ee : u pi 4 | ME î 1d , EA 4 lie: Bd af Á Pr n zel PE IT he 1 FE 1 £ £ À E Ea : : En il nf b ad ä se fj ed pks Ee, B . Ee if EL, ze B ds Jr fs à KO | k 3 vi f- a a Hie | EN Ee + i ke ee h ì a 1d „| + ê Fr ie AE :, te We == eN Ja s mn 25 AN cin Dn NODEN) IS EN, ARL ARE f a cb pi, AE de mul, Te, UA ke AN end ab ge A Sad EN ee £ Al el It nr È Ek de Er cherie ORI NR dk LE Er Bt \ „ik 8, rr En 4 Eel pe el La Jr it f Ng eer TN É. be) ke ad DN ì aan ek ee / ln | pn d , , \ iN Ec jn 8 / ie et U, ke # Ee K- ek Wal 4 RT a rn hk el ie dek er md 4 ú ‚r } F + zr kl Gd Pr ee ee ef hl ij P er. ie Re 7e E à > 8 4 D Sl Ki EN dE zag Aat AP at bt EES. ' a a rd Koolzaad op twee kavels van Sloterdijk III, grondstof voor biobased materialen. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Workshop ‘Sorteren is leren’ op het seminar Circulaire hotels. Foto: Marieke Meijer Jer RE NER RANT NMR Oe STel rr OO n DE | [| | Stimuleren van innovatie, onderzoek en circulaire bedrijvigheid. De transitie naar een circulaire energie richt zich op de langere termijn. De periode tot en met 20018 is de eerste fase van de transitie: versneld kennis en bewijskracht opdoen. Binnen de programma's Amsterdam Circulair. Leren door te doen en het Stedelijk innovatieprogramma zijn ruim 70 circulaire projecten gerealiseerd. Het is aangetoond dat een circulaire economie realistisch en rendabel is. Per waardeketen en per beleidsinstrument is aangegeven wat er nodig is op een termijn van 10 jaar en wat daarbij nodig is vanuit de markt en de lokale overheid. Meer grondstoffen en materialen terugwinnen. Door inzet van het programma Amsterdam Circulair. Leren door te doen en inzet op verbetering van de afvalscheiding, worden steeds meer grondstoffen en materialen teruggewonnen. 12 Circulaire Economie Focus 2015-2018 Stand van zaken 1. Innovatieprogramma circulaire economie waarbij private en Er zijn ruim 70 circulaire projecten gerealiseerd binnen de programma's Amsterdam Circulair. Leren door te doen (gemeentelijke projecten) en het Stedelijk publieke partijen Amsterdam gebruiken als proeftuin voor innovatieprogramma (projecten van marktpartijen en kennisinstellingen). Beide programma's zijn geëvalueerd, de resultaten zijn beschreven in het rapport Amsterdam circulaire economie. Circulair. Evaluatie en handelingsperspectieven (6 maart 2018 vastgesteld door het college). 2. Bestaande bedrijvigheid versterken en nieuwe bedrijvigheid = In mei 2017 vond de conferentie Gastvrij Duurzaam020 plaats, gericht op de hotelbranche, met diverse workshops over verschillende duurzaamheidsthema's. Daaruit stimuleren. is, op initiatief van de gemeente, de Koplopergroep Circulaire Hotels voortgekomen. Hierin participeren tien hotels die met elkaar en met de gemeente verkennen wat de hotelbranche kan bijdragen aan de circulaire economie in Amsterdam. De deelnemende hotels hebben zelf maatregelen in hun eigen bedrijfsvoering genomen. Ook zijn acties benoemd en kansen gesignaleerd voor opschaling. Enkele resultaten: een stappenplan voor circulaire hotels, de projectvoorbereiding van circulaire hotelzeep, ontwikkeling van een circulaire scan als hulpmiddel en afvalpreventie. De resultaten worden gedeeld in een seminar ‘Grondstof tot nadenken’ in oktober 2018. 1 Gemeentelijke organisatieonderdelen werken steeds nauwer samen rond het thema duurzame bedrijvigheid. Er wordt een gezamenlijk project opgezet om BlZ-en (Bedrijven Investeringszones) die met duurzaamheid aan de slag willen te ondersteunen. Dit start in het najaar 2018. 3. Inzet op meer circulair gebruiken van bouwmaterialen in Er zijn criteria voor circulair bouwen ontwikkeld (Routekaart Circulaire Gronduitgifte). Inmiddels zijn drie circulaire tenders voor gronduitgifte gegund: bouwsector. 1 Op de Kop Zuidas is gekozen is voor een concept waarin ruim 250 woningen met kantoren, werkruimte voor ZZP'ers en plek voor creatieve starters worden gecombineerd. Circulair aan dit concept is de flexibiliteit tussen woningen en kantoren, een materialenpaspoort en veel droge verbindingen (voorbeeld: bout-schroef, vanwege losmaakbaarheid). Hierdoor is toekomstig hergebruik mogelijk. Hergebruikte materialen zitten onder meer in de scheidingswanden (restgips) en de gevel (hergebruikte bakstenen). De nieuwe materialen worden geselecteerd op hun lage milieubelasting. n= Voor een kavel in Buiksloterham is een projectontwikkelaar gekozen die een ontwerp mag maken van 6.200 m? aan woningen en werkruimte. Het wordt één van de energiezuinigste gebouwen van Amsterdam. Duurzaam opgewerkte energie wordt gekoppeld aan accu's van elektrische deelauto's en fietsen. Het bouwmateriaal bestaat voor 80% uit gerecycled en hernieuwbaar materiaal. Moerasplanten zuiveren het afvalwater uit douche, wasmachine en keuken. En op het groene dak komt een waterberging. 1" Op Centrumeiland wordt het entreegebouw van circa 7500 m? circulair. Bij de bouw worden onder meer herbruikbare en gerecyclede materialen gebruikt met een lage milieubelasting. Het ontwerp heeft aandacht voor biodiversiteit en ecologie. Zo komt er een vleermuizenhotel op het dak en nestplekken voor gierzwaluwen in de gevel. Het gebouw wordt aangesloten op het Warmte-Koude-Opslagsysteem dat voor het hele eiland gaat functioneren De gemeente is begonnen met het hergebruiken van gebakken straatklinkers, overeenkomstig het in 2018 vastgestelde Puccini handboek en de Handreiking hergebruik bestratingsmateriaal van de gemeente en de Omgevingsdienst. Op het terrein van de Heining 50 worden vanaf begin 2018 de klinkers gesorteerd, schoongemaakt en in pakketten opgeslagen. Afgekeurde klinkers (vanwege bijvoorbeeld olieresten) worden afgevoerd naar een erkend verwerker. 4, 65% huishoudelijk afval scheiden in 2020. De cijfers: percentage scheiding afval 2012 2014 2016 2017 19% 27% 28% 27% Van het Amsterdamse grof- en fijn huishoudelijk afval is in 2017 27% gescheiden via bron- en nascheiding. De hoeveelheid restafval is in 2017 afgenomen, onder ander door het verminderen van het papierverbruik (toenemende digitalisering) en een lichte stijging van plastic en textiel. Dat het scheidingspercentage af is genomen ten opzichte van 2016, komt voornamelijk doordat eind 2016 is gestopt met het apart inzamelen van hout. De verwachting is dat het scheidingspercentage zal stijgen als gevolg van het verder uitvoeren van het Uitvoeringsplan Afval, met als hoofdlijnen de in gebruik name van de nascheidingsinstallatie, de verdere uitbreiding van het netwerk waardecontainers en bewustwordingscampagne rondom afvalscheiding. =_ In 2017 zijn 2.060 ondergrondse containers vernieuwd, vervangen en/of bijgeplaatst. Het betreft 847 waardecontainers en 1.253 containers voor restafval. " Om de inzameling van grofvuil te verbeteren zijn we begonnen met harmonisatie van de inzameling van grofvuil (ophalen op afspraak). n= De scheidingsinstallatie voor het huishoudelijk restafval is geopend en draait op proef. De installatie levert uiteindelijk een bijdrage aan het scheidingspercentage van circa 9%. = Het voorkomen van afval (tegengaan papierverspilling) heeft in 2017 aandacht gekregen door het voorbereiden van de invoering van de JA/JA sticker per 1 januari 2018. = Amsterdam doet samen met zes instellingen rond het Leidseplein mee met het initiatief van RWS om afval te reduceren en beter te scheiden bij cultuurinstellingen: Zero waste expeditie. Afhankelijk van de uitkomsten willen we een gezamenlijk vervolg geven gericht op het opstellen van een plan van aanpak voor afval reductie, scheiden en hergebruik grondstoffen, met aandacht voor samenwerking en het effect op transportbewegingen. 13 n en NE a Me 5 e a. ade PN” Be nT LR di 1 me kn! IE Te … Pril de - Kl ì n Fi e La pet En 7 Di he kr # Ll L, n E F Y eel EA he m F 1 B á: re ! E e/ Ha E ze Ei Es ede we, Ee kear der „/ js re | | | & | Fr: EA E zi Ei Ee E kad 7 d= ane EN EDE Er Pae Er tkn et K jn Ë at r et Hed AN Ë ij: A Aaf sc Ì En EE : " E iel 4 mi le up nr Lis Ì e E ee ze | lj He „ik ij Ee ken! A 4 5 - Mi PL rn WEE Vo k E A ETEN ER CE A — el Eis Fr ik aires Le mn 1 df ar pj EN Lr RATE wit a Ds } re rn WP, a " egen: E Bi rine : id jn f pr 5 Pi ze - jp ess 4 „ e - esi” ek | i ï nd e= de in , : rn TET Te „À À | EE ae. EP el HE LE hin Mede HE ke bat a : ed Ef a RE di ek METEEN ij or el A en Ee 7 Plet ede A EE : Î ERE rr Ee ran te ike On Hi % PE neef | Ì Es ne Eren Ie k De Ae A , - LE if. A ME At EE | er Fa 1 r Jl Od uier er En, de Ek Krin Er ha, là r. Jk: if ad ela E jn zi # lt: zie re ar ir Er Î = el nn IK EF En Ta „E ï REE Eart ‚jn ej en Tai! Ee et grin - À De r Erk El LE Pi Ee Hi 8 € Éa Ce En ede, B e Ee É han eN ij u L Ain Le à 2 ( 1 " er me Ps ki 4 Ff | rr f ee Er 1 * En TE EN Ei Ä an is A ce Tm ike i Pe ze ij: È E | a id ia Kel ee ee ate ELT Tg ij LEE Ar Eki. ERA Ek . pee ene. in | en | zr OA En ft : En f dj Zen Te R i ze Eri , Pes = <h En: K Fe E as E ä E AE EE ih IR je pr Eres Ô rn EE ei ak _ En s at ee het 1 ë el Lel EE ed ie Ee De Î r d / 3 F2 k k Ce En ì ihn: En Er d E ï 7 za wl Ee mA ‘dà RE ï hr Er af” | rn en Ee, en FE ED En w, Lie Ee 5 sg hd # ens Bor zi zE: E d Ee n ri 5 . Fi ul L kl 1 e., | D ” D ’ E er REE He Ee AF dt mA gi " s: Pre ahd md TA k: he ee heete be | ee en el LTE * Pia he ris , E ä Ee eerd, # ee hk ke MARE ord TL en en ee / NE CT SEN ee ï e 3 | ‚N zE i ct Te a pn ke ie 5 rn Ee E E B wek El Ee nd a ss 5 ten Len | ied Rs ha Ee R d Ee d : a rin me u Na 8 Eli 4 ke de dak Ë col ne et MENSEN pe dg * el Tr ‚ht hi Et, j ar he Te 4 PAR AE PE ee 3 í nsi -! En A . Er et en f d dn He J u 4 ë Pi Ü Ae ì ki’ dr TN df P, En er . | F d : E; ik : 3 De nf E ie - , Ll J en Eer ir Er P E zh RAe Ht E inn E ee | } Pe K Te he Í , ï ik e: W ì gt É ne "Si nd fs F, Nae Ed =d u } r er : he ; z 4 n nst ae ER zie ed ] Ë Je ze P 5 n a EE kel ,e re ei} & kn 1 Ee . A teef À he \ AN Ef ei one ht n 8 | Te Ee Pr a es Ee) ef. dj EE gee vel het 4 1 Ï Ë pi tn ende 2 Ar : pe 4 ER ee en ht e et B TU Fe + 1 d he dg er à at, Kn k Er a : : een , nk Pe EN ki de - Ei Di bern Kn TN ede ; k ej ik er Sk z Tg AEN aa ek. ik - rlr E ; : a ig: i Ie Eg En er led lak ko da nd , EET il PE zoe hie. Ei d f ' Í , enk: 5 shet ri 1 ne A DEN } E, | E Ë , 1 er 1 ie E iP Í : J ET ij te an RE | B ms ï ie El balk 14 rake & id ha | d ri | ï L' mit: DE ht =— RARE ERN th AO ee ARE E n Í rdnr , ki f Sn, EE E he th EE CA eN 5 Tin Ì da !7 4 K 4 | n | rm 5 Fr be, 8 ef A A Eh ; Fe ' ij ij | DE fl En Dn} aen ef En ie! | s Ke B | men err | Em t Tin dele u . Í 1 : Î ei | mn | fn rl” \ A | - En Li did. ek = Fe EM U E =H 5 } dE f sl | Ee ket Fet LE: H rik j ke . … le . asl Be . LPE | Î b Î u nes WL TE | | duke | UE, 2 Et af n je ee _ à PES EPM d et dn f te M 5 + mn en en E 5 ETI TT "1 Fig - meern ern 5 er en a mn a Dn ee ee - - EEE dee pk Pe : ef ee . El : ne Ei 3 n E n nn nn a eee er ns En. ges rr mn nr Pe Ee ee eer ne ee En 5 = me en me MEE nr Er en rn Wm mi — nr ne nn mm en pn Bee es. Ee me ee De eme ee ee ee TE Ee TN Groene gevels en daken van het SportPlaza Mercator aan de Jan van Galenstraat. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Vanaf 2020 is klimaatadaptatie in het relevante gemeentelijke Het onderwerp klimaatadaptatie ontwikkelt steeds meer van pilots naar een gestructureerde aanpak en is in het relevant gemeentelijk beleid verankerd. beleid verankerd. 14 1. Regenbestendigheid van de stad vastleggen in het primair n= De thematische studie regenbestendige gebiedsontwikkeling is afgerond. Binnen deze studie is onderzocht hoe de ambitieuze woningbouwopgave gecombineerd proces (programma Rainproof). kan worden met het bestendig maken van de stad tegen extreme neerslag. Het resultaat bestaat uit 3 delen: regenbestendig beleid (bestaand en wenselijk), regenbestendige gebiedsontwikkeling (ontwerpprincipes, planprocesstappen) en een onderzoek naar het beschikbare juridisch instrumentarium. =__Rainproof is in 2017 opgenomen in verschillend gemeentelijk beleid en handboeken o.a. in het beleidskader voor de openbare ruimte (Puccini), in het PLABERUM, en in de gemeentelijke menukaart voor onderwijshuisvesting. In de Visie Openbare Ruimte (8 juni 2017 vastgesteld door de raad) is opgenomen dat de openbare ruimte in 2025 duurzaam en klimaatbestendig ingericht zal zijn. In de subsidie Amsterdamse Impuls Schoolpleinen is regenbestendigheid een van de criteria. n= Amsterdam kent ongeveer 100 locaties die extra kwetsbaar zijn voor schade en overlast bij een extreme bui. Bij werkzaamheden in de openbare ruimte in een “regenwaterknelpunt”, moeten maatregelen worden meegenomen om deze meteen rainproof te maken. Vanuit het SMF zijn middelen beschikbaar gesteld om de kosten voor deze maatregelen in de uitvoeringsprojecten van 2018 en 2019 te financieren. 1 _Oplossingkaarten worden ontwikkeld voor zowel bestaande gebieden (onder andere Rivierenbuurt, Bellamybuurt) als nieuwe gebiedsontwikkelingen (Centrumeiland, Amstelstad, Strandeiland). Deze zijn bedoeld om samenhangend rainproof ontwerp mogelijk te maken voor een hele buurt. = Het betrekken van burgers, ondernemers en maatschappelijke partijen via communicatie en stimuleringsprogramma’s gebeurt via het Rainproof-netwerk. Versterkt met vertegenwoordigers van overheid, groensector, buurtinitiatieven, kennisinstituten, ondernemers en vastgoedeigenaren. In 2017 lag de focus nadrukkelijk op het bewustmaken van (specifieke doelgroepen van) Amsterdammers en samenwerking. Samenwerking met woningcorporaties begint tot resultaten te leiden, zoals minder verharde binnentuinen. 2. Waterbestendigheid van de stad vastleggen in het primair In het kader van het programma Waterbestendig Westpoort is gewerkt aan een pilot die moet leiden tot een aanpassingsstrategie voor het omgaan met vitale en proces. kwetsbare infrastructuur in relatie tot overstromingsrisico's. De pilot wordt momenteel afgerond. In MRA-verband wordt op dit moment bekeken hoe de (positieve) resultaten uit de pilot kunnen worden uitgerold naar andere gebieden en specifieke infrastructuur. 3. Bijdragen vanuit Groen en Openbare ruimte aan In de periode 2015- juni 2018 is de hoeveelheid groene daken toegenomen met circa 70.000 m? (waarvan circa 38.000 m? met subsidie en circa 32.000 zonder subsidie in regenbestendigheid. 2015 en 2016). Er zijn veel projecten in voorbereiding waardoor het doel van 50.000 m? extra groen dak eind 2018 ruimschoots gehaald wordt. Door initiatieven als Groen in de Buurt, buurtparken en vergroenen van schoolpleinen wordt de stad groener en regenbestendiger. Zie voor meer resultaten de Monitor Agenda Groen (december 2017). En me NN EE in EM | rn r= E Ú en + N n= ee ns Hat EE 5 ef | Tt Pet me A AP A etn at 5 gr en nie en Ee AT Ee Eje ES se et ins % - 3 RR IN Ne Rete: iz ER vl ve Á | À | UP Ge ee zE Er OEP EN ze ie: £ Ee B 4 ED eN en Ee | IN Ee ne IN Ee Eep ES u , Pe | | É \ 0 Kl ele EE | „5, ki PNA Eee En TE, ze È dt | Î Í ne E he mr EER EEP Et Se , Pl al ML ee ARD kn, „er a rek Et wi À F EE Lt EREN PE Or - ggn Á ER dn we in EN ef Sent eN een EE à he APA EER ND Vr enten em ie LU Î TT Tres i an Ee AN ij KE JE NEN EE ee bt er . E dee het os ade. Re bn. et en, KIA TR A IN ETT en es Ni L Re SE enk ee je. eme ma ke EN en B k irt : L | VE Ne B / * werd Ï MS A AE ie Eer Ee jan E P Er! etat ee HEER 3 DE i EE nerd Ree et Poen k ee; 5 Ks À Fi 1E IE | Ï bp ng st El Rd Ei Fr zee Pe EP EN Vlakt: if Ts k = in en pr Te EE | 4 H KE ral hi p it E EEE na E eee, den Ee free a ze han Kl he A a EE , Ken Bs eh CAE Tren Fe ec 5 | | | — ee f Í k Í % ae In | El | | Î ik | 4 Ree il Ô A ee Es af f Ae ee ge id TN NDE RE Ë LS RN EE NINE NE HERE] el NE : Re Te, { Daddel nne LER id de ie en SRE griek PE ha) Ct he À ‚emt Kk : fe | | | tie, a 48 mal ê er ij en EET Seek NE Mn Rt ele Eg Se í ni Net het 4 wi Î En ee ERA En |, | Bli Pe ee ee Be dd ks B Et Air l bike - rl de Pz D 8 in Kn î RE Ee. 4 nen BN re Et AMEN Ren TT Ae Pe at s mn KEE Ti Pha a rde oe Kr A k in pi RE eh ee Dld et en nn k EL : nief P si Ee 6 Laan AE deed eN d ee et de Kd ik Klep ien ze S een Nn Ke see ZR 7 FT En, Ne en Wi br Kn k AN. an eN ar ES es Wa El GEE end Ee Be AE ] Ar jd / ie Rd | » Ss 1, 0 Be Se ne Bn Ee B BN 3 nd oe elf d Be, ee A rid 4 he : Er b jk li h sj Daktuin Hogeschool van Amsterdam aan het Rhijnspoorplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Groen dak aan de Hoofdweg. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam EE A A 15 5 3 nj Ge EN AA WEES REE E { k Ô AANEEN Nl Eed x 4» nn MN MRE RS |I Î ó er (ie Eden Led dt paar et | / 5 A Dn alki maki nl AN E MRE — | | on EE me NE . ln ad d ie ek. am Ô E : a OON end rue 7 Z ES ’ Ee 5 nn Vd BA en ie B] Dn A en _ d 7 if DZ ey je Ke 8 Ke nn A LJ A A est EIN, gm” ë và Ar 4 En Ef Se Ne ll ee y dl we / £ 0 Ee IE Td | : _ rn er En haan T De ! NE — Zi Wd Pl De OO S Be a P- ee E JEE es Gr DE a | Í SS RK ad NW EL 1 4m pf. 2 FE EN _— Nl r k 4 " Ji Ps | E pe Ì nn nn Een, de we ve mn enne EE | pr tn iN a en De get on en vg | A ne NA | 4 U ee gia e as sl MSS me es | nl ì TA tE zi en B an tj ee ennn 0 en K Zonnepanelen op Stadsdeelwerf Zuid. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Elektrische scanauto. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam EEE" eral EER RRD rr _a PT Gemeente bespaart 45 % CO2 per 2025 op de gemeentelijke De uitstoot van CO2 is eind 2017 met naar schatting 22.842 ton per jaar terug gedrongen. Dit is een reductie van 33% ten opzichte van de uitstoot in 2012. Hiermee is bedrijfsvoering. bijna drie kwart van de beoogde doelstelling voor 2025 (30.942 ton) behaald. Gemeentelijke inkoop voldoet aan doelen van Agenda Duurzaam Bij inkoop voldoen we aan landelijke duurzaamheidscriteria en de door de gemeente gestelde hogere normen die volgen uit de Agenda. Amsterdam heeft de Amsterdam. intentieverklaring Circulair opdrachtgeverschap en inkopen van de MRA ondertekend. Hierin wordt de intentie uitgesproken om per 2022 10% circulair in te kopen en per 2025 50%. Gemeente biedt helder kader om duurzame investeringen te Sinds medio mei 2016 is de toepassingsregel voor duurzame investeringen door de gemeente van kracht. vergemakkelijken. 16 Focus 2015-2018 Stand van zaken 1. Uitvoeren Routekaart CO2. De Routekaart CO2 wordt uitgevoerd. De Routekaart is een dynamisch programma: nieuwe kansrijke maatregelen worden onderzocht op haalbaarheid en, indien haalbaar, toegevoegd aan de routekaart en uitgevoerd. De verwachting is dat met verdere uitvoering van de Routekaart, de uitstoot van CO2 in 2025 met 44.593 ton teruggebracht is, dat is bijna 65% ten opzichte van 2012. Voor de uitgebreide rapportage wordt verwezen naar het Jaarverslag 2017 (paragraaf 5.3 Duurzaamheid). Enkele maatregelen en resultaten uitgelicht: = Bij 80 panden die de gemeente in gebruik heeft is een energieaudit uitgevoerd en is het energieverbruik in beeld gebracht. In 2018 wordt een maatregelenpakket opgesteld om het verbruik naar beneden te brengen. n= De functionaliteit van WKO's (Warmte koude opslag) is onderzocht. Daarbij zijn verschillende gebreken naar voren gekomen. Per WKO zijn acties ondernomen om problemen te verhelpen. Hierdoor is bijvoorbeeld het energieverbruik van de WKO waar stadsdeelkantoor Oost gebruik van maakt, met 94% teruggebracht. n= _Slimme meters en toepassing van het energiemonitoringsysteem heeft geleid tot een afname van het elektriciteitsverbruik van 2-3% en ruim 13% minder gasverbruik. n= Centralisatie van de inkoop en digitalisering van diverse werkprocessen hebben geleid tot een vermindering van papiergebruik met circa 25%. n= De overgang van 50 decentrale datacenters naar 2 centrale energiezuinige datacenters is afgerond. Tevens zijn de ADW werkplekken energiezuiniger gemaakt. = Tot eind 2017 zijn circa 30.000 led in de openbare ruimte geplaatst. De Michiel de Ruijtertunnel en Spaarndammertunnel zijn met 100% ledverlichting opgeleverd. n= De aanbesteding van zonnepanelen op metrostations is gestart. De verwachting is dat in het komende jaar 6.000 zonnepanelen op 13 metrostation worden geplaatst (1.5 megawatt). Verder werkt Metro en Tram onder andere aan verduurzaming van de koeling van technische ruimten, verbetering van de energie-efficiëntie van het tractiesysteem metro, vervanging van conventionele verlichting op metrostations door led en energiezuinige liften en roltrappen. 2. Gemeentelijke inkoop voldoet aan de doelen in de Agenda Duurzame inkoop is onderdeel van de aanpak Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeverschap en Inkopen van de gemeente Amsterdam (MVOI). Dit instrument is duurzaam Amsterdam. gericht op het behalen van zowel duurzaamheids- als sociale doelstellingen. Enkele voorbeelden van MVOI / duurzame inkoop: n= Europese aanbesteding ICT Hardware voor werkplekken, servers & storage, netwerken en mobiele devices. De inschrijvers hebben een Circulair Plan opgesteld waarmee zij de gemeentelijke ambities ondersteunen. Tevens is gevraagd hoe ze transport en verpakkingen milieuvriendelijk maken en hoe ze het energieverbruik tijdens de gebruikersfase zo laag mogelijk houden. Duurzaamheid weegt voor 20% mee in de gunning. = Papierlevering is gegund op basis van de LCA (levens cyclus analyse). Hierbij is de milieu impact over de gehele keten bekeken, van het winnen van grondstof tot de productie. = In 2018 is de aanbesteding voor duurzame energie afgerond en gegund aan Greenchoice. Vanaf 2019 is alle stroom die de gemeente afneemt, afkomstig van Nederlandse duurzame bronnen (wind, zon en plantaardige producten en resten). Ook Brandweer Amsterdam-Amstelland, het Afval Energie Bedrijf, het Stedelijk Museum, de Openbare bibliotheek en de Nationale Opera en Ballet zijn aangesloten bij het energiecontract met Greenchoice. 3. Gemeente biedt helder kader om duurzame investeringen te Sinds medio 2016 geldt de toepassingsregel voor duurzame investeringen. Deze rekenregels worden gebruikt om een afweging te kunnen maken tussen duurzaamheid vergemakkelijken. en financiën. Op basis van de investeringsvoorstellen uit 2017 is de toepassingsregel geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van de toepassingsregel zeer beperkt is. Afwegingen met betrekking tot duurzaamheid worden vaak later in het proces gemaakt of zijn gebaseerd op beleidsafwegingen zoals vastgelegd in de Agenda Duurzaam Amsterdam. 17 Slimmer omgaan met regels Focus 2015-2018 Stand van zaken Om de uitvoering van duurzame initiatieven makkelijker te laten = Amsterdam heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet een aanvraag gedaan voor een aangescherpte Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw lopen zet de gemeente zich in om slim om te gaan met regels. We woningen (0.2 i.p.v. 0.4 uit Bouwbesluit). Deze normen gaan landelijk gelden vanaf begin 2020 (BENG, Bijna Energieneutrale Gebouwen). De aangescherpte EPC is doen dit door te reageren op belemmeringen die initiatiefnemers door de minister overgenomen en gaat naar verwachting vanaf november 2018 gelden. melden, door initiatiefnemers te begeleiden en waar nodig = Er wordt een informatieblad Duurzaam Verbouwen ontwikkeld. In deze brochure wordt vanuit de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Welstand) een toelichting barrières in procedures en regelgeving structureel aan te pakken. gegeven op de procedures voor duurzaam verbouwen. 1 Om de adviezen bij vergunningaanvragen voor warmtepompen beter te coördineren is sinds eind 2017 in stadsdeel Centrum een werkgroep gestart die aanvragen voor warmtepompen voorziet van een integraal advies. Dit stadsdeel heeft de status van rijksbeschermd stadsgezicht en hier zijn de meeste monumenten. n= Vergunningen voor zonnepanelen zijn per 1 januari 2017 vrijgesteld van leges. Per 1 januari 2018 geldt dit ook voor zonnepanelen op woonboten en voor een RVV ontheffing bij elektrisch rijden. Vrijstelling van leges voor emissievrij verhuizen en duurzaam verbouwen zijn in voorbereiding en geldt naar verwachting vanaf 1 januari 2019. n= De hand-out: Duurzaam bouwen in Amsterdam (kavel/gebouw niveau) is opgesteld. Duurzaamheid is een standaard onderdeel van iedere nieuwe gronduitgifte of aanpassing van een bestaand erfpachtrecht. De hand-out is bedoeld voor projectleiders, ontwikkelaars en ontwerpers/architecten die een rol spelen bij de ontwikkeling of ontwerp van een gebouw. Het vertaalt het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Amsterdam naar specifieke ambities en maatregelen op het niveau van kavel en gebouw. _ _ Fr 1 > Gemeen | pe Amsterdam, _ rn a ” hrs AA sA A tn : er NT nn EN DE NPN beam) | er Kabaal j TN On En mn BLS e= 3 í B rror en a : EE ol B | B, B oe nbr EN ar EN rm k DL En 7 | LANs On E Hi A er) 8 dl B mi aar = bil e En en | ci hiet Re Ee nd : s EN Ï " | 8 e ze 5 ZZ | Eene Rr Ve ve A Ef WSE Ve Rn Anes 5 E | 4 EA Ee at | Le Duurzaam bouwen in Amsterdam kavel/gebouw niveau Hand-out: Duurzaam bouwen in Amsterdam (kavel/gebouw niveau) mm 18 Investeringsruimte bieden aan projecten in de stad Focus 2015-2018 Stand van zaken Partijen in de stad zetten zich in om de verduurzaming te In 2017 is in totaal voor een bedrag van € 20,8 miljoen aan leningen en € 2,4 miljoen subsidie verstrekt voor duurzaamheid in de stad. versnellen. De gemeente stimuleert en faciliteert dit door verschillende financieringsinstrumenten (zoals leningen en = Leningen vanuit het Duurzaamheidsfonds worden verstrekt aan bewonersgroepen, bedrijven en maatschappelijke instellingen voor energie- en circulaire subsidies) aan te bieden. economieprojecten, met een belangrijk aandeel voor zonne-energieprojecten. In 2017 heeft het Duurzaamheidsfonds € 3,8 miljoen uitbetaald aan leningen. Vanaf de start van het fonds zijn 58 leningen (per 1-7-2018) uitbetaald voor een bedrag van € 6,9 miljoen. Hiermee wordt een CO2-reductie behaald van circa 6.533 ton en is 8,5 MW aan zonne-energiesystemen gerealiseerd. De totale projectinvesteringen bedroegen circa € 13,8 miljoen. Daarnaast is per 1 juli 2018 in totaal € 5,8 miljoen toegekend voor leningen die nog niet zijn verstrekt. Overige bestedingen en reserveringen van het fonds: - € 10 miljoen vrijgemaakt voor versnellingsmiddelen - € 7,9 voor risicoreserveringen, waaronder € 7,2 voor afdekking investering nascheidinginstallatie van het AEB - € 3,3 miljoen financiering projecten verduurzaming eigen vastgoed n= Het extern geplaatste Amsterdams Klimaat en Energiefonds (AKEF) verstrekt financiering van € 500.000 tot € 5.000.000 voor duurzame projecten. In 2017 stelde AKEF financiering beschikbaar voor vijf nieuwe duurzaamheidsprojecten en voor de uitbreiding van twee reeds lopende projecten. Bij elkaar betreft dit € 15 miljoen. Vanaf de start is ultimo 2017 € 37 miljoen toegekend aan 21 projecten, waarvan € 22 miljoen daadwerkelijk is geïnvesteerd in duurzaamheidsprojecten. = In 2017 is in totaal € 2 miljoen aan energieleningen toegekend. Hiermee is in totaal bijna € 4 miljoen door woningeigenaren geïnvesteerd in duurzame maatregelen. Dit leidt naar schatting tot een reductie 1.200 ton CO2 per jaar. n= De volgende subsidiebedragen zijn in 2017 verstrekt: - Subsidie Projectvoorbereiding collectieve duurzame initiatieven € 0,2 miljoen - Ondersteuning Amsterdamse Zoncoöperaties € 0,2 miljoen - Subsidie Groene daken en gevels € 0,5 miljoen - Subsidie Amsterdam aardgasvrij € 0,2 miljoen - Subsidie Aanschaf elektrische voertuigen voor bedrijven € 1,3 miljoen Voor het aanjagen van projecten die gebruik kunnen maken van gemeentelijke financiering, worden onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd: 1 Op grote schaal worden energieadviezen met bijbehorende ondersteuning aangeboden aan bedrijven, VvE's en maatschappelijke instellingen gericht op het realiseren van meer projecten. n= Samenwerking met partijen in de stad, waaronder energiecoöperaties, en per sector inzetten op een maatgerichte aanpak. =_Intensieve communicatie via verschillende media naar de diverse doelgroepen. In het Hernieuwde Coalitieakkoord Amsterdam blijft van iedereen is €10 miljoen vrij gemaakt om duurzaamheid in Amsterdam te versnellen. De middelen zijn vrijgesteld van het revolverende karakter van het duurzaamheidsfonds. Bestedingen hiervan dragen bij aan het realiseren van de doelen van de Agenda Duurzaam Amsterdam met een focus op duurzame energie. Ze zijn gericht op het stimuleren van maatschappelijke ontwikkelingen en initiatieven. Het college heeft in de periode tot en met juni 2018 5 Versnellingspakketten met 23 versnellingsmaatregelen vastgesteld voor een totaalbedrag van ruim € 8 miljoen. Daarnaast worden de meerkosten van de vergroening van de gemeentelijke elektriciteitsinkoop met Garanties van Oorsprong voor 100% wind voor 2017 en 2018 (totaal € 0,6 miljoen) gedekt uit de Versnellingsmiddelen. 19 Lessen voor de Routekaart Sinds begin 2015 is gewerkt aan uitvoering van de Agenda Duurzaam Amsterdam. In het nieuwe coalitieakkoord . De inzet op elektrisch vervoer was primair gericht op verbetering van de luchtkwaliteit. Elektrisch vervoer Een nieuwe lente en een nieuw geluid is geconstateerd dat er een trendbreuk nodig is om de CO2 uitstoot terug draagt ook substantieel bij aan de reductie van de CO2-uitstoot, mits de energieketen duurzaam is (alle te dringen en om in 2040 aardgasvrij te worden. Om die trendbreuk te bewerkstelligen wordt een Routekaart publieke laadpalen geven groene stroom). opgesteld met concrete doelen, richtingen en acties voor de komende periode. Onderdeel daarvan is dat ook . De evaluatie van de aanpak op circulaire economie, Amsterdam Circulair. Evaluatie en een nieuwe monitor wordt ontwikkeld, die recht doet aan deze nieuwe doelen, richtingen en acties. Uit bijna vier handelingsperspectieven bevat vele lessen. Een belangrijke is dat de gemeente een cruciale rol heeft bij jaar van uitvoering van de Agenda zijn lessen te trekken die van belang zijn voor de ontwikkeling van deze nieuwe het faciliteren en versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Inkoop is daarbij een krachtig producten. Een aantal lessen voor de Routekaart wordt hieronder genoemd. beleidsinstrument. . Sommige subsidieregelingen bleken minder goed te werken dan vooraf is ingeschat. Ondanks dat vooraf Reflectie op de uitvoering van de activiteiten: de behoefte van de doelgroepen is gepeild en er intensieve communicatie heeft plaatsgevonden Zo bleef . Een duidelijke vastgestelde doelstelling vanuit de gemeente geeft richting en werkt. Dit blijkt onder andere bijvoorbeeld het gebruik van drie zonsubsidieregelingen achter bij de verwachtingen. Ervaringen met de uit de resultaten van de nieuwbouwtenders waarbij de markt wordt uitgedaagd om beter te presteren dan huidige regelingen nemen we mee bij de ontwikkeling van eventueel nieuwe instrumenten. de ondergrens van EPC 0,15. . De gemeente zet zich in om slimmer om te gaan met regels. Hierbij hebben we gemerkt dat belemmeringen . Om de ambitie energieneutrale nieuwbouw te realiseren is de afgelopen periode vooral ingezet op tenders in regels vaak niet (alleen) de regels zelf zijn. Veel vragen van bewoners en bedrijven gaan ook over de van nieuwbouwgronden. Hiermee wordt een deel van de nieuwbouwopgave bereikt. De huidige aanpak uitvoering van de regels, de communicatie erover, vindbaarheid van informatie en het bijbehorende proces. kan en moet worden verbreed naar andere doelgroepen (corporaties, eigenaren particuliere grond, . Wat betreft de eigen gemeentelijke organisatie zijn er twee belangrijke lessen: bestaande grondposities). Tevens kan de ambitie energieneutrale nieuwbouw worden verbreed naar een 1) dat er behoefte is aan een samenhangend en rationeel actieprogramma, gericht op het halen van de gestelde gebiedsgerichte aanpak, naar voorbeeld van Houthaven. klimaatneutrale doelen, en . De afspraken met de corporaties over het realiseren van zon op de daken van corporatiebezit, 2) dat een helder en vastgelegd commitment nodig is van bestuurders en managers om dit programma uit te hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Dit is een aandachtspunt voor de nieuwe set van voeren. samenwerkingsafspraken die we met de corporaties gaan voorbereiden. . Niet alle indicatoren doen recht aan de doelen die zijn vastgesteld. Zo is bijvoorbeeld het aantal Reflectie op de monitoring: woningeguivaltenten aangesloten op het stadswarmtenet een indicator voor aardgasvrij. Gebouwen die all De Staat van Duurzaam Amsterdam is een op zichzelf staand statisch document dat jaarlijks is opgesteld, met electric zijn, zijn nog niet in beeld en worden niet meegenomen. voornamelijk kwantitatieve indicatoren. De ambitie van het college is om de regie te nemen om een trendbreuk . De gemeente heeft bij de Raad van State beroep aangetekend tegen het weigeren van vergunningen te realiseren, de energietransitie op gang te brengen. De huidige indicatoren zijn vooral kwantitatief van aard voor windturbines in de haven. Vervolgens is een Kroonverzoek ingediend om de provinciale regels voor en doen geen recht aan de dynamiek van het transitieproces en het gewenste inzicht in het proces (waar staan wind op land te vernietigen. Beide acties hebben er niet toe geleid dat er meer windturbines vergund zijn. we). Er is behoefte aan inzicht in de voortgang van de transitie, in welke fase is de transitie beland. Hiervoor zijn De minister ziet echter wind als noodzakelijk onderdeel van de energietransitie, de provincie ondersteunt aanvullende, nieuwe en andersoortige doelen met bijbehorende indicatoren nodig. Bij de ontwikkeling van een dit. Dit biedt kansen voor het Noordzeekanaalgebied. Om alle potentie voor duurzame opwek in en rond nieuwe monitor worden de volgende aandachtspunten meegenomen: Amsterdam te benutten, zal wind een wezenlijk onderdeel van de routekaart moeten worden. . Ontwikkel indicatoren die het op gang brengen van de transitie in beeld brengen, de maatschappelijke en . De rechtszaak in hoger beroep tegen Aldi (over het afdekken van koelmeubelen) heeft Amsterdam verloren. sociale factoren van de transitie inzichtelijk maken en die goed aansluiten bij de doelen. De huidige monitor Dit heeft een grote impact op de doorzetkracht van de gemeente bij het afdwingen van energiebesparende is vooral gericht op eindresultaten. Inzicht in de verschillende fases van projecten en processen is wenselijk maatregelen via het activiteitenbesluit. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de bewijslast over de om de transitie in beeld te krijgen terugverdientijd van energiebesparende maatregelen bij het bevoegd gezag is neergelegd. Er is aangepaste . Zorg voor inzicht in informatie en de stand van zaken op meerdere momenten en voor partijen in de stad. regelgeving nodig die het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft om dit soort maatregelen effectief af te . Sluit aan bij de planning en controlcyclus en bij monitoringsinstrumenten van andere partijen (bijvoorbeeld dwingen. rijksoverheid, netbeheerders). 20
Onderzoeksrapport
20
train
VN2023-023465 G Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en ij emeente ' Onderwijs, Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en OZA Zorg % Amsterdam | Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023 Ter advisering aan de raad Portefeuille Onderwijs MBO en Toeleiding Arbeidsmarkt (25) Agendapunt 11 Datum besluit 21 november 2023 Onderwerp Wijziging Verordening op Lokaal Onderwijs Beleid Amsterdam 2019 (voorziening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid 2024), vaststellen van de Verordening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid Mbo 2024 en kennisname van budget De commissie wordt gevraagd De raad te adviseren: 1. Vastte stellen de ‘Verordening wijziging VloA 2019: Voorziening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid 2024’ zoals opgenomen in bijlage 1, met als belangrijkste punten: 11. De gemeente investeert in de continvering en uitbreiding van de groepstrainingen voor onderwijsprofessionals op gebied van schoolveiligheid, zodat zij gesterkt worden om tijdig signalen te herkennen van veiligheidsproblematiek, te begrenzen en te de- escaleren, en waar nodig passende hulp in te schakelen. 1.2. Het betreft een voorziening in natura, die door scholen voor basisonderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs en voortgezet onderwijs kan worden aangevraagd. De gemeente selecteert via een open house aanbesteding de aanbieders. Een schoolteam) kan een keuze maken uit trainingsmodules met de volgende thema’s: Leefwereld van jongeren, Groepsdynamica en Duiden van individueel problematisch gedrag. 2. Vasttestellen de Verordening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid Mbo 2024, zoals opgenomen in bijlage 2. Deze verordening regelt de wijze waarop conform het beleidskader Amsterdamse inzet schoolveiligheid 2023-2026 de instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo-instellingen) in Amsterdam in aanmerking kunnen komen voor de groepstrainingen voor onderwijsprofessionals op het gebied van schoolveiligheid als bedoeld onder punt a. De voorziening is inhoudelijk hoofdzakelijk hetzelfde als de voorziening voor basis- en voortgezet onderwijs beschreven onder beslispunt a. 3. Kennisnemen van het besluit van het college van 21 november 2023 waarmee hij het budget voor de voortzetting en uitbreiding van Training deskundigheidsbevordering in de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026 heeft vastgesteld op €o,9 miljoen, zie bijlage 3. Dekking komt vit de aangewezen coalitiemiddelen voor ‘24-26 van schoolveiligheid en reeds door de gemeenteraad aangewezen middelen van de MBO-Agenda ‘24-26. Het college stelt daarbij per kalenderjaar twee aparte budgetten vast voor de financiering van de trainingsmodules ten behoeve van de volgende te onderscheiden groepen scholen: 1. € 250.000,- voor de scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs 2. € 50.000,- voor de opleidingsteam van de mbo-instellingen. Gegenereerd: vl.l1 1 VN2023-023465 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam „ Oe. n VAN Zorg % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023 Ter advisering aan de raad Dit besluit wordt gepubliceerd nadat de gemeenteraad de verordeningen genoemd in het eerste lid heeft vastgesteld. Wettelijke grondslag e Artikel 5.1, eerste lid en 5:23 van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (Wvo) * Artikel 6 en 128 van de wet op het primair onderwijs (Wpo) e Artikel 6 en 123 van de Wet op de expertisecentra (Wec) * Artikel 149 van de Gemeentewet dat bepaalt dat dat de gemeenteraad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt * Artikel 160 van de Gemeentewet dat bepaalt dat het college de besluiten van de gemeenteraad voorbereid. e VloA 2019 Bestuurlijke achtergrond De gemeenteraad stelde op 20 juli jl. de Amsterdamse inzet schoolveiligheid 2023-2026 vast. In het besluit staat dat de gemeente de trainingen deskundigheidsbevordering schoolveiligheid verlengt voor 2024-2026 voor de scholen voor voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs en daarnaast uitbreidt naar de scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en naar de mbo-instellingen in Amsterdam. Scholen zijn primair zelf verantwoordelijk voor professionalisering van hun teamleden, het investeren in de relatie tussen leraar en leerling en zo voor het veilig pedagogisch klimaat binnen hun school. De veiligheidsproblematiek die via de straat of de online leefwereld van leerlingen bij sommige scholen binnenkomt is echter zo heftig dat schoolteams behoefte hebben aan aanvullende kennis hoe hier mee om te gaan. Daarom investeert de gemeente ook komende periode in deskundigheidsbevordering op schoolveiligheidsgebied en zorgt het dat meer scholen en mbo’s gebruik kunnen maken van dit aanbod. Reden bespreking Nvt. Uitkomsten extern advies Nvt. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Sociaal, Economische Zaken en Democratisering (SED) Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.l1 2 VN2023-023465 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA ij msterdam Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en Schuldhulpverlening Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023 Ter advisering aan de raad Nvt. Welke stukken treft v aan? Bijlage 1 Publicatiebesluit VLoA Training deskundigheidsbevordering AD2023-088500 ee: schoolveiligheid vo en vso scholen 2024.docx.docx (mswa2) Bijlage 2 Publicatiebesluit Verordening Training deskundigheidsbevordering AD2023-088502 De ‚ schoolveiligheid mbo 2024.docx (mswa2) Bijlage 3 bij raadsvoordracht Bekendmaking budget Voorziening AD2023-088501 ‚ ‚ ‚ deskundigheidsbevordering 2024-2026. docx (msw12) Bijlage 4 Concept raadsvoordracht Training deskundigheidsbevordering SV AD2023-088503 2024-2026.docx (msw12) AD2023-080835 Commissie OZA Voordracht (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Afd. Onderwijs, VO/MBO: Anne Gosenshuis, a.gosenshuis@®amsterdam.nl Gegenereerd: vl. 3
Voordracht
3
test
Gemeente college van B&W A d Amstel 1 mste raam 1011 PN Amsterdam > < Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > amsterdam.nl Vereniging Amsterdam City t.a.v. de heer Koster Datum: 10 mei 2021 Ons kenmerk: VN20210023 Kopie aan: Raadscommissie FED Onderwerp Reactie op raadsadres betreffende Aanpak Binnenstad Geachte Vereniging Amsterdam City, geachte heer Koster, Op 28 januari jl. werd in de raadscommissie Algemene Zaken het uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad besproken. U heeft in een raadsadres gereageerd op het uitvoeringsprogramma. De gemeenteraad heeft op 10 februari jl. besloten de beantwoording van uw raadsadres in handen van het college van B&W te stellen. In deze brief beantwoorden wij uw raadsadres. Ten eerste willen wij v danken voor uw raadsadres en uw betrokkenheid bij de Aanpak Binnenstad. De coronacrisis heeft een grote impact op de binnenstad en op vele ondernemers. Zij worden zwaar op de proef gesteld. Met v hopen wij dat het perspectief voor ondernemers in de binnenstad snel weer terugkeert, en dat Amsterdammers zo gauw mogelijk weer op een veilige en verantwoorde manier kunnen leven, werken en verkeren in het oudste deel van onze stad. Economisch herstel In de raadscommissie FED van 4 februari jl. is het Economisch Herstel- en Investeringsplan 2021-2024 besproken en aangenomen. Dit herstelplan is gericht op het herstellen van de Amsterdamse economie, het versterken van economische veerkracht, het aanjagen van vernieuwing in duurzame groeisectoren en het vergroten van waardevolle werkgelegenheid. Bij de bestrijding van de coronacrisis en economische crisis zijn de maatregelen en economische steunpakketten van de Rijksoverheid leidend. Hetis aan de gemeente om aanvullend te helpen waar mogelijk. Zo geeft de gemeente huurkorting voor zwaar getroffen ondernemers in gemeentelijke panden, verlenging van de termijn voor uitstel van betaling voor getroffen huurders, en verlenging van de termijn voor rentevrije aflossing van de huurschuld. Daarnaast worden de precario- en reclamebelasting opgeschort, en wordt er ruim omgegaan Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021 Pagina 2 van 4 met tijdelijke terrasvitbreiding voor horeca-ondernemers zodra de coronamaatregelen dat weer toestaan. Aanleiding Aanpak Binnenstad De Amsterdamse binnenstad staat niet op zichzelf. De binnenstad is onlosmakelijk verbonden met andere delen van onze stad, en is in historisch, cultureel en maatschappelijk opzicht belangrijk voor Nederland. De binnenstad is een vithangbord voor Amsterdam wereldwijd. Omdat de opgaven in de binnenstad zo breed zijn, zoekt de Aanpak Binnenstad nadrukkelijk de verbinding met andere stadsdelen en met verwante gemeentelijke programma's op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid, wonen, economisch herstel, behoud en herstel van culturele waarden en historisch erfgoed, duurzaamheid en innovatie. Wij delen vw analyse dat het aanbod in delen van de binnenstad nu sterk gericht is op bezoekers, en dat dit een negatief effect heeft op de sociale en economische cohesie in buurten. Functiemenging is dan ook één van de zes prioriteiten in de Aanpak Binnenstad, zoals ook een groter en diverser woningaanbod dat is. Buurtwinkels, lokaal ondernemerschap en een divers horeca-aanbod dragen bij aan een aantrekkelijke binnenstad voor bewoners, bezoekers vit andere stadsdelen en bezoekers van buiten de stad. Een goede balans in het aanbod zien wij als noodzakelijk voor een leefbaarder en aantrekkelijker binnenstad. Uw oproep tot een termijnoverstijgende aanpak met bijbehorende tijdshorizon omarmen wij. U noemt structurele vraagstukken die van belang zijn voor de binnenstad, zoals globalisering, bevolkingsgroei- en samenstelling, en veranderende economische functies. Dergelijke vraagstukken blijven de komende decennia relevant, en zullen dus ook geadresseerd blijven worden vanuit de Aanpak Binnenstad. De brede steun voor een groot deel van de ambities en maatregelen, mede vanuit de VAC, kan een belangrijke rol spelen in het langetermijnperspectief van de Aanpak Binnenstad. Tegelijkertijd hechten wij er waarde aan om de opgaven waarvoor wij ons gezamenlijk gesteld zien te vertalen naar concrete ambities en maatregelen. Daarbij hoort een duidelijk beeld van de inzet en prioriteiten op de middellange termijn. Het is van belang om nu concrete stappen te zetten. Het uitvoeringsprogramma geeft hier richting aan. De gemeenteraad wordt voor de zomer geïnformeerd over de planning van de maatregelen, en in december over de voortgang. Deze planning en voortgang worden tevens geagendeerd en besproken in de overleggen met de VAC.. De economie van de binnenstad Wij delen vw analyse dat Amsterdam, en de binnenstad in het bijzonder, gebaat is bij een divers economisch model. De bezoekerseconomie is daar een belangrijke pijler van. Het rapport van amsterdam&partners, dat op verzoek van het college werd opgesteld en verscheen in november 2020, doet enkele concrete aanbevelingen voor het verder versterken van de bezoekerseconomie. Of het nu gaat om toeristen uit binnen- of buitenland, congresbezoekers, culturele of zakelijke bezoekers of anderszins: bezoekers die respectvol omgaan met de binnenstad blijven onverminderd welkom. Wel zien wij dat een (te) eenzijdig aanbod gericht op vermaak en toerisme schadelijke effecten heeft op de binnenstad, zoals v ook aangeeft in vw brief. Initiatieven voor nieuwe economische activiteit in de binnenstad omarmen wij en ondersteunen wij ook actief. Wij blijven hierover graag met u in gesprek. Het Economisch Herstel- en Investeringsplan 2021-2024 geeft hier mede invulling aan. Uitvoeringsprogramma en maatregelen Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021 Pagina 3 van 4 In het vitvoeringsprogramma worden de ambities van de Aanpak Binnenstad vertaald naar zes prioriteiten en 88 maatregelen. Een aantal van deze maatregelen is al in vitvoering, andere worden op dit moment verder vitgewerkt. Vóór het zomerreces wordt de gemeenteraad nader geïnformeerd over de maatregelenplanning, inclusief financiële onderbouwing. In december 2021 volgt de eerste jaarlijkse voortgangsrapportage van de Aanpak Binnenstad, waarbij de voortgang op alle maatregelen wordt gemonitord. Zowel de maatregelenplanning als de voortgangsrapportage worden geagendeerd in de gesprekken met belanghebbenden. Vastgoed Vastgoed is een belangrijke pijler van de Aanpak Binnenstad. Private vastgoedeigenaren worden dan ook nadrukkelijk betrokken bij de aanpak, net als de maatschappelijke vastgoedondernemingen in de binnenstad. Maatregelen op het gebied van vastgoed staan in het vitvoeringsprogramma opgenomen onder prioriteit a: functiemenging & diversiteit. Beheer en handhaving Wij onderschrijven vw oproep tot de noodzaak van adequate handhaving volledig. Handhaving is een belangrijke prioriteit van de Aanpak Binnenstad. De betreffende maatregelen staan opgenomen onder prioriteit 2 (beheer & handhaving). Het vitvoeringsprogramma sluit hiermee aan op het Masterplan Handhaving & Reiniging vit 2019. Een groot deel van deze maatregelen is dus ook al actief, hoewel enkele maatregelen op dit moment stilliggen vanwege de coronacrisis. Deze zijn gereed om weer geactiveerd te worden zodra de situatie daarom vraagt. Handhaving en beheer van de openbare ruimte blijven regulier onderwerp van gesprek in onze overleggen met v en andere belanghebbenden. Hierbij hoort ook het handhaven op een schone openbare ruimte. Bruggen en kades, duurzaamheid en vergroening In maart is gestart met een pilot afvalinzameling over het water. Deze pilot is nog geen structurele oplossing. Na evaluatie van de pilot kan de inzameling van afval over het water in de toekomst mogelijk bijdragen aan het ontlasten van bruggen en kades Andere maatregelen ter bevordering van logistieke doorstroming en vermindering van verkeersdruk op de binnenstad worden op dit moment verder ontwikkeld. Plannen voor vergroening van de openbare ruimte en verduurzaming van de binnenstad zijn onder meer verwoord onder prioriteit 6: meer verblijfsruimte en groen in de openbare ruimte. Ook deze voorstellen en maatregelen worden actief geagendeerd in de gesprekkenmet belanghebbenden. Betrokkenheid Het succes van de aanpak binnenstad staat of valt met constructieve samenwerking en communicatie tussen alle belanghebbende partijen bij de binnenstad. Wij hechten groot belang aan de relatie tussen de gemeente en Vereniging Amsterdam City, en aan de relatie met andere betrokken ondernemers, BIZ- en en instanties. Per kwartaal vindt overleg plaats tussen het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum en VAC en KHN. Tweemaal per jaar vindt overleg plaats tussen het dagelijks bestuur van stadsdeel centrum en ondernemers over de verschillende gebiedsprofielen. Ook met specifieke branches, zoals de coffeeshop- en prostitutiebranche, bestaat regelmatig contact op ambtelijk niveau en incidenteel op bestuurlijk niveau. Om de door v en ons gewenste kruisbestuiving verder te bevorderen starten wij vanaf dit voorjaar met thematische bijeenkomsten, waar verschillende doelgroepen elkaar kunnen treffen en in gesprek kunnen gaan over gezamenlijke oplossingen en ideeën. Ondernemers worden hiervoor actief uitgenodigd. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021 Pagina 4 van 4 Wij zijn ons ervan bewust dat in de binnenstad een groot aantal verschillende groepen betrokkenen geconcentreerd is, met soms tegengestelde visies en belangen. Geenszins willen wij de suggestie wekken dat deelname aan overleg instemming betekent. Tegelijkertijd betekent structureel en constructief overleg helaas niet dat alle suggesties uiteindelijk terug kunnen komen in de Aanpak Binnenstad. Tot slot Met deze beantwoording menen wij te zijn ingegaan op uw inhoudelijke reactie op het uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad. Wij zetten dit gesprek graag met v voort. Laten we ervoor zorgen dat we elkaar blijven vinden waar onze visies elkaar versterken én waar ze botsen. Daarmee maken wij de binnenstad samen sterker. Wij danken v voor uw constructieve betrokkenheid en kijken uit naar onze voortgezette samenwerking. Met vriendelijke groet, namens het college van B&W ze \ f ij / / Bf LL if L Dn TT OO 7 / en TJ Femke Halsema Victor Everhardt Burgemeester van Amsterdam Wethouder Economische Zaken Mascha ten Bruggencate Stadsdeelvoorzitter Centrum Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Raadsadres
4
train
van: Verzonden: zondag 26 januart 2014 17:19 Aan: Info gemeenteraad Onderwerp: Formulier raadsadres Naam E-mail T_—_ Adres bd Postcode | Plaats ae Telefoon Ad Uw bericht Noord- Zuidlijn feesten. Door de diverse berichtgeving in de media word je er steeds vaker mee geconfronteerd dat de opening van de Noord-Zuidlijn in aantocht is. Het duurt weliswaar nog een paar jaar, maar het einde van al de werkzaamheden is eindelijk inzicht. Duizenden Amsterdammers zullen dan bijvoorbeeld eens de omgeving van het station kunnen zien zonder al die werkzaamheden. Nog niet zo heel lang geleden gingen pessimistische Amsterdammers ef vanuit dat die lijn er nooit zou komen. Nu nadert het moment van de - opening en worden elke dag meer Amsterdammers trots op dit unieke bouwwerk, Een bouwtechnische prestatie van wereld formaat! Als over een paar jaar die lijn gereed is, heeft deze de stad veel bloed, zweet en tranen gekost en heel veel geld, Om die periode af te sluiten stel ik voor dat we vanaf nu ook gaan nadenken hoe de stad de opening van de Noord-Zuidlijn gaan vieren. Mijn voorstel; een week lang feest in de stad voor iedereen. Daar waar voor de Noord-Zuidlijn bouwputten waren, dan straatfeesten. Een Int van feest door de stad, een paar meter boven die dan, schitterende, Noord-Zuidlijn, Straatfeesten om al het leed te vergeten. Maar ook feesten om de hele wereld te laten zien dat het gelukt is om onder onze historische stad zo’n schitterende Noord-Zuidlijn te realiseren. De Amsterdamse politieke partijen, daag ik bij deze uit, om nag voor de gemeenteraad verkiezingen, met een prachtig plan te komen voor de Noord-Zuidlijn feesten, Wel graag met een goede begroting, die mag dus niet lijken op de begroting van de Noord-Zuidlijn. Met vriendelijke groet, nn
Raadsadres
1
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 13-07-2023 Portefeuille(s) Verkeer en vervoer, water en luchtkwaliteit Portefeuillehouder(s): Melanie van der Horst Behandeld door V&OR [email protected] Onderwerp Dagelijkse vpdate nood- en hulpdiensten i.r.t. de pilot Weesperstraat Geachte leden van de gemeenteraad, Tijdens de raadsvergadering van 28 juni 2023 heb ik toegezegd vu gedurende het restant van de pilot Weesperstraat dagelijks te informeren over signalen en incidenten met betrekking tot de doorgang en de aanrijtijden van nood- en hulpdiensten bij de slagbomen. De signalen en incidenten die de nood- en hulpdiensten aan ons doorgeven zijn één op één opgenomen in deze rapportage en hebben betrekking op de volgende locaties: de slagbomen op de vier kniplocaties bij de Weesperstraat, Anne Frankstraat, Hoogte Kadijk en Kattenburgergracht. Voor de volledigheid informeer ik v ook de meldingen die wij hebben ontvangen met betrekking tot de omrijroutes: e _S100 Oost (Piet Heinkade). e _S114 (Piet Heintunnel). e 5116 (Kattenburgerstraat, Prins Hendrikkade, IJtunnel en Nieuwe Leeuwarderweg). Ambulance: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli. Algemeen beeld: Voor vandaag zijn er geen nieuwe meldingen m.b.t. “De Knip“ binnengekomen vanuit de ambulancezorg. Signalen en incidenten: | Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing Brandweer: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli. Algemeen beeld: Geen opmerkingen over de dienst van 12072023 Signalen en incidenten: | Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Pagina 2 van 2 Politie en meldkamer: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli. Algemeen beeld: Op woensdag 12 juli zijn er bij de politiemeldkamer geen incidenten gemeld of geconstateerd die te herleiden zijn op de zogenaamde “knip”. Signalen en incidenten: | Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing Verificaties Bovenstaande signalen en incidenten zijn geverifieerd bij de directie van de drie nood en hulpdiensten. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, OEE KAD), Melanie van der Horst Wethouder verkeer en vervoer, water en luchtkwaliteit
Brief
2
train
Gemeente Amsterdam Concept afsprakenlijst 14-01-2020 1. Opening 19.30 UUr Opening 2. Agendavaststelling Er zijn twee actualiteiten die onder agendapunt 8 worden behandeld. Agendapunt 9.1, Stem van Nieuw-West: Automatische waarschuwingslichten bij de zebrapaden komt te vervallen, omdat de indiener niet aanwezig is. Agendapunten 11 en 12 worden omgedraaid in verband met een inspreker bij agendapunt 12. 3. Mededelingen Mevrouw Biddle deelt mee dat ze as. donderdag gaat inspreken over de Agenda Autoluw bij de raadscommissie van de gemeente Raad. Mevrouw Tienstra deelt mee dat ze het advies over de Lambertus Zeilplein voor de volgende vergadering wil agenderen. 4. Rondje gebieden * Geuzenveld, Slotermeer en Sloterdijk Nieuwjaarsduik in de Sloterplas op 1 janvari. e Slotervaart Op 12 janvari was er een nieuw initiatief van de Kaskantine over Groen in de Buurt. Het gaat over het bundelen van krachten van bewonersorganisaties die bezig zijn met Groen in de Buurt (Slotervaart Zuid). e Osdorp Op 22 januari is er een bewonersbijeenkomst in het Huis van de Wijk De Aker over de budgetten voor dit jaar. Op 29 januari is er bijeenkomst van de Roze Adviesgroep Nieuw-West in het Talentenhuis om 18.00 vur. De commissieleden zijn van harte welkom. e De Aker, Nieuw Sloten en Sloten Op 11 januari was er een bijeenkomst op Ecuplein over de toekomst van het Ecuplein. Daarnaast werd er een mededeling gedaan over vuurwerkmisbruik. 5. Vaststellen besluitenlijst SDC van 17 december 2019 De besluitenlijst wordt vastgesteld. 6. Ingekomen stukkenlijst De heer Grassi stuurt een reactie op het stuk over de Agenda Autoluw. 7. Insprekers Mevrouw Kosters spreekt namens de familie Al Asadi in over de bloemenstal voor hun huis op het Sape Kuiperplantsoen. Vervolgens beantwoorden de inspreekster en het db vragen van de stadsdeelcommissie. -_Hetdb zegt toe om met de familie en de bloemenstal in overleg te gaan teneinde tot een oplossing te komen. De heer Vogelpoel spreekt in over het bestemmingsplan Slotermeer. Het db geeft een reactie. -_Het db zoekt uit of het mogelijk is om via postzegelverkaveling de twee betreffende kavels uit het ontwerpbestemmingsplan te halen. De heer Belfgih spreekt in over het concept-inrichtingsbesluit van de markt op Plein ‘40-'45. Vervolgens beantwoordt hij vragen van de stadsdeelcommissie. De heer Postma van het Buurtpanel Slotermeer spreekt in over Stichting Eigenwijks. Vervolgens beantwoordt hij vragen van de stadsdeelcommissie en geeft het db een reactie. 8. Mondelinge vragen Er is een actualiteit ingediend door de gebiedsvertegenwoordigers van Geuzenveld, Slotermeer en Sloterdijken over de overval op het Kruidvat aan het Lambertus Zijlplein. Het db geeft een reactie. Een tweede actualiteit betreft drie ongelukken die op 13 januari jl. hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de afsluiting van de Sloterweg. Het db geeft een reactie. -__Hetdb zegt toe dat er verkeersregelaars komen op de locaties waar de ongelukken zich hebben voorgedaan. Er wordt bekeken of er een optimalisatieslag kan worden gemaakt wat betreft de instelling van de verkeerslichten. Borden die zijn verwijderd, zullen worden teruggeplaatst conform het bordenplan met betrekking tot routes. In de toekomst zal worden bekeken of een bredere groep bewoners moet worden geïnformeerd. g. Stem van Nieuw-West: A. Automatische waarschuwingslichten bij de zebrapaden Is vervallen B. Fietsbrug tussen De Aker en Badhoevedorp De heer Van Wieren licht zijn plan toe en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. Vervolgens geeft het db een reactie. - Het db zegt toe te kijken naar het percentage van de Europese subsidie. 10. Verhoging huurprijzen broedplaats De Vlugt De heer Goudsmit spreekt in over de verhoging van de huurprijzen en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. Het db geeft vervolgens een reactie op de inspreker en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. -__ Het db zegt toe op korte termijn in gesprek te gaan met Bureau Broedplaatsen. 11. Adviesaanvraag dagelijks bestuur over aanpak touringcar-problematiek Delflandplein Het db beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. Het advies wordt vnaniem aangenomen. 12. Ongevraagd advies 'Snorfiets naar de rijbaan in Nieuw-West! De heer Singh spreekt in over het ongevraagd advies. GL licht het advies toe en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. Het db geeft een reactie op het advies. Het advies wordt aangenomen met de stemmen van DENK en de VVD tegen. 13. Sluiting 22.47 Uur.
Actualiteit
3
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 5 april 2023 Ingekomen onder nummer 120 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Van Schijndel en Kreuger inzake de kortparkeertarieven Onderwerp De kortparkeertarieven in stadsdeel Noord niet verhogen Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2023 en de Par- keerverordening 2013 Constaterende dat: -__De stadsdeelcommissie Noord adviseert om rekening te houden met de draagkracht van de bewoners; -_ De stadsdeelcommissie Noord constateert dat de tarieven in het verleden niet harder zijn gestegen dan 10 cent; -__ De stadsdeelcommissie Noord constateert dat de parkeertarieven nu sneller stijgen dan voorheen; -__ De stadsdeelcommissie Noord adviseert om de tarieven zo laag mogelijk te houden; -_ Adviezen van de stadsdeelcommissie zwaarwegend zijn. Overwegende dat: -_De voorzieningen in Noord relatief ver uit elkaar liggen; -_De openbaar vervoer verbindingen binnen Noord niet toereikend zijn en er grote onzeker- heid heerst over het ov; -_ Stadsdeel Noord een van de stadsdelen is met bewoners met de minste draagkracht en grootste armoedeproblematiek; -_Een verhoging van de parkeertarieven de bereikbaarheid kan aantasten. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Om de kortparkeertarieven in stadsdeel Noord niet te verhogen. Indiener(s), A.H.J.W. van Schijndel K.M. Kreuger
Motie
2
discard
n d Serveren. ORN p gis oe Bel 6 md 4 zi La Ô s KDE ORT We Pe geene rde) R ei ei bie 4 BN. Me RT rr LA 2 IN ens. HAN 777 RE Tin Et HI ai 7 A In as: rr TA RN nadele Á WP ao fan En ri En. Te ed ee PEREN KN a Ege KKT eeens ge AEN E fa HELLEN EE î Pr | SEE | Leif nu in NEE m- Sok ú Ì E Kan BEE 4 in Í E l KE ad Í > mn a nt er NO se UE N haar) EE, zis Pen ed HW | En SRD / 1 Ay me en men ne eeN OA ee Bk ESA BAD Ù zal my ) ; ef hen kB nl, EN paf ne OORRNEN epe ST Hi Haram Ô « LOIS ig Hihi nt EN ans Ì NN KEE, Alet m5 Pi HI i HELI TE pt Hs, / 4 All ie SE ï a CE à ij mk ij Wit d 45 In Te == Een | lj dl je Ii rn ie Gap in del Ee mj : ee > g = = ee, s en SS S gi de, U ip een ve = Le Et Ja . 5 ee gil Be sh Har É Lag Amb 1 NIN nen 5 AR Í Ï gf L nj: Bren: nn er Ni sell IR á tl : | a A = Ä tan TS Ze Fl here IN, iP, el pT BE er EN we p Ee 0 Dr ht tate F, bi get B Na N er dD ese" AARS ON | | | ij f er AE ak id il ei Ë ï ; one ki t Ae, md, en bl BAREN h tj he sl gs en le Ä nj verde 4e 20 BL B ne il ee 4 gr ES NAE Ee, Í | u Dn | df 5 B d fj Ket, ke df Jr war ij il Ii 7 be b | Cl me rk f Jk à LP NN Zi ij pr En í Á HARREN tes oe Ee Ì fi f EEN ist 5 S ú Ta gk Pi bu dE fj | 1 Ja pl / Hil ent U De E dk 5 Aa Real En DN le Î Dn ME VEN OL EE mnd id ô pe Ee Td ee 4 AN A = … r Ie, ] df \ l df ï n NDSM-terrein CR ENE CSA | / ij * Onderzoek, ymatie en-Statistiek JJ 4 ne ® 4 f Pe d B NRS ‚ne bid í IS Ian Jel Ga ed 1 SP JA = Brnik Re Eds ee DE B 4 Â Es af A Rn LA « + Á AE ik Ber y / £ & / * Ki 3 0 ha 2e # EN ME a AN EET Á / WAN vereen Mr EE Le | / … An HDE A ANEANMPHE EO ger ne | ë Á / MR 5 Kl NRN ED ee rj e . Á TRE Wen } f AANEEN Ue So 0 pl a el Pe 5 tek & OD TD id s d « EAS OR TEEN UAESZ OAN Pr el — CK Ee d hid HE HAPERT : D Ee dat HR Aat en KEK: Re ke Puc Oe hoi 5 GEN IP AN NE EE | Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein In opdracht van Stedelijk Evenementenbureau Projectnummer 17160 Lieselotte Bicknese Willem Bosveld Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0424 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam www.ois.amsterdam.nl Lbicknese@&amsterdam.nl Amsterdam, juni 2017 Foto voorzijde: Opbouw DGTL Festival 2017, foto via DGTL 2 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 6 Onderzoeksvraag 6 Werkwijze en respons 6 1 Ervaringen tijdens DGTL 2017 8 1.1 Bijna driekwart merkte een beetje tot veel van DGTL 8 1.2 Meeste overlast van geluid en slechtere bereikbaarheid 9 1.3 Zes op de tien (redelijk) positief over aanwezigheid dit soort evenementen in Amsterdam 10 2 Communicatie rond DGTL 11 2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat DGTL plaats zou vinden 11 2.2 Meerderheid vindt communicatie over DGTL (redelijk) goed 11 2.3 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van DGTL 12 2.4 Bewoners het liefst geïnformeerd door bewonersbrief gemeente 13 2.5 Een op de vijf vindt communicatie over DGTL dit jaar anders 14 2.6 Kwart respondenten geïnteresseerd in betrokkenheid bij evenement 15 3 Geluid algemeen 17 3.1 Vier op de tien respondenten zijn geluidsgevoelig 17 3.2 Geluidshinder wordt volgens 25% minder erg 18 Bijlage 1: Open antwoorden 20 3 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Samenvatting In opdracht van het Stedelijk Evenementenbureau heeft OIS een online-enquête uitgevoerd onder omwonenden van het NDSM-terrein over hun ervaringen tijdens DGTL Festival, dat plaatsvond op 15 en 16 april 2017. Ongeveer 9.000 bewoners zijn vitgenodigd via een brief en de Facebookpagina's van DGTL en stadsdeel Noord. De vragenlijst is ingevuld door 267 omwonenden. Ervaringen tijdens DGTL 2017 Bijna driekwart van de respondenten (74%) heeft gemerkt dat DGTL plaatsvond. Uit de toelichtingen blijkt dat degenen die er veel van merken (34%) dit over het algemeen als overlast ervaren. Mensen vinden het vaak niet zo erg om een beetje van het festival te merken (40%). De meest ernstige vorm van overlast tijdens DGTL 2017 was geluidsoverlast. Deze krijgt gemiddeld een 4,4 op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 10 staat voor zeer ernstige overlast. In de Houthavens werd de geluidsoverlast echter als ernstig ervaren (8,0). In Noord ervaart men ook overlast in de bereikbaarheid (gemiddeld 4,0). Het gaat daarbij vooral om de drukte op de pont. Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het paasweekeinde zelf hebt ondervonden van DGTL 2017? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige overlast) Tuindorp Noordelijke IJ- (Oror 4: EE TN) oevers West _Houthavens gemiddeld geluid 3,4 4,9 8,0 44 bereikbaarheid 4,3 3,9 2,9 4,0 parkeeroverlast 2,9 3,6 2,6 3,1 bezoekers 2,9 3,8 2,7 3,0 vuil 2,8 3,6 3,4 2,9 Blauw= significant verschil Geluidshinder in het algemeen Op basis van een zestal stellingen scoren ongeveer vier van de tien respondenten in de categorie geluidsgevoelig. Deze groep ervaart vaker dan gemiddeld irritatie, stress of stress als gevolg van geluid. Voor DGTL 2017 geven geluidsgevoelige mensen relatief hoge cijfers voor de geluidsoverlast. De meeste respondenten (72%) ervaren zelden tot een paar keer per jaar geluidshinder van evenementen. Respondenten vit de Houthavens ervaren vaker overlast. Een van de respondenten licht toe dat zij naast het NDSM-terrein ook te maken hebben met evenementen op het Stenen Hoofd en in het Westerpark. 4 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Communicatie Acht van de tien respondenten wisten van tevoren dat het festival plaats zou vinden tijdens het paasweekeinde. De meeste respondenten (53%) vinden de communicatie over DGTL (redelijk) goed. In de Houthavens is men minder positief over de communicatie. Hier wist 41% van tevoren dat het festival plaatsvond. De belangrijkste bronnen voor informatie over DGTL waren de brief van de festivalorganisatie (48%), een brief van stadsdeel Noord met een overzicht van de geplande evenementen (bijna 20%) en Facebook (15%). De drie manieren waarop men het liefst geïnformeerd wil worden over evenementen op de NDSM-werf zijn: een bewonersbrief van de gemeente (70%), een brief van de festivalorganisatie (54%) of een digitale nieuwsbrief van de gemeente (26%). De communicatie rond DGTL 2017 was anders dan in voorgaande jaren. Zo werd er meer gecommuniceerd vanuit de festivalorganisatie, was er aandacht voor het betrekken van bewoners middels onder andere vrijkaartjes en rondleidingen en is de toon van de brieven afgestemd op het type bewoners volgens het BSR-model (belevingswereldenmethodiek). De meeste respondenten konden niet aangeven of de communicatie dit jaar anders was of vonden deze hetzelfde (72%). De 13% die de veranderingen is opgevallen kan hier vaak goede voorbeelden van geven en vindt de aanpassingen een verbetering. 5 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Inleiding Onderzoeksvraag Op het NDSM-terrein vinden jaarlijks meerdere grote evenementen plaats. De gemeente Amsterdam wil graag weten hoe de omwonenden deze evenementen ervaren en wat hun communicatiebehoefte is. Voor dit doel wordt in samenwerking met OIS een evenementenpanel opgezet. Bewoners kunnen zich opgeven voor dit panel via een link die het stadsdeel communiceert in bewonersbrieven en andere communicatie over de festivals op de NDSM-werf. Leden van dit panel ontvangen na afloop van een evenement een korte vragenlijst waarmee zij hun ervaringen kunnen doorgeven. Het eerste festival waarover een vragenlijst is verstuurd is DGTL, dat plaatsvond op 15 en 16 april 2017. Werkwijze en respons Voor het onderzoek is in overleg met het Stedelijke Evenementenbureau een online vragenlijst opgesteld. De respondenten zijn op twee manieren benaderd: = _ Begin mei ontvingen circa 9.000 huishoudens een schriftelijke vitnodiging vit naam van de burgemeester om deel te nemen aan het onderzoek. Van deze mogelijkheid hebben 220 personen gebruik gemaakt = Op 17 mei heeft het stadsdeel een herinnering verstuurd via hun Facebookpagina. Dit leverde 47 extra respondenten op. De vragenlijst is ingevuld door 267 omwonenden. De respons is hiermee ongeveer 3%. Van de respondenten hebben er 165 (62%) zich aangemeld voor het evenementenpanel om vaker deel te nemen aan onderzoeken over de evenementen op de NDSM-werf. Het NDSM-terrein ligt in de wijk Noordelijke IJ-oevers West. De respondenten zijn afkomstig uit de vijf onderstaande wijken. Het aantal respondenten is te klein voor representatieve cijfers per wijk. De uitspraken in het rapport over de Noordelijke IJ-oevers West en Houthavens zijn indicatief. Respons naar woonbuurt Tuindorp Oostzaan 161 60 Noordelijke IJ-oevers West 40 15 Houthavens 34 13 Banne Buiksloot 16 6 Volewijck 5 2 niet bekend 7 3 totaal 267 100 6 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Er deden ongeveer evenveel vrouwen als mannen mee aan het onderzoek. Alle leeftijdsgroepen zijn in de respons vertegenwoordigd. Respons naar leeftijd 20-35 jaar 53 20 36-50 jaar 83 31 51+ 107 40 niet bekend 24 9 totaal 267 100 Van de respondenten hebben er 19 (7%) het festival bezocht. 7 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 1 Ervaringen tijdens DGTL 2017 1.1 Bijna driekwart merkte een beetje tot veel van DGTL Ruim een derde van de respondenten (34%) heeft veel gemerkt van DGTL. Uit de toelichtingen blijkt dat deze groep dit in het algemeen als overlast heeft ervaren. De grootste groep respondenten (40%) zegt een beetje te hebben gemerkt dat DGTL plaatsvond, en vond dit over het algemeen niet zo erg. Daarnaast heeft 14% niets van het festival gemerkt (14%). Alle toelichtingen van de respondenten zijn opgenomen in de bijlagen. Twee groepen respondenten vallen op: = Respondenten uit de Houthavens hebben vaker dan gemiddeld veel van DGTL 2017 gemerkt (68%). = Respondenten tot 35 jaar hebben DGTL vaker bezocht (23%) dan de overige respondenten. Dit percentage is waarschijnlijk een overschatting, omdat met de werving van respondenten via Facebook veel mensen zijn bereikt die het festival bezochten. Van de 50-plussers is niemand op het festival geweest. Heeft v gemerkt dat in het weekend van 15 en 16 april het festival DGTL plaatsvond op de NDSM-werf? | %|Vekergenoemdetoelichtngen | veel van gemerkt 34 | Geluidsoverlast / bassen Ramen dicht Geen fiets op de pont Parkeeroverlast Pasen verknald een beetje gemerkt 40 | Beetje geluidsoverlast Geen overlast, gezellig Gunstige wind Drukte op de pont Beter dan voorgaande jaren Opbouw gezien Opvallend weinig gehoord 1 dag geweest, andere dag geen overlast Goed geregeld 7 8 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 1.2 Meeste overlast van geluid en slechtere bereikbaarheid De respondenten hebben op een schaal van 1 tot 10 voor verschillende vormen van overlast aangegeven hoeveel overlast ze zelf hebben ondervonden van DGTL. Een 1 staat hier voor helemaal geen overlast en een 10 voor zeer ernstige overlast. Geluidsoverlast scoort op deze schaal met gemiddeld een 4,4 het hoogst. Respondenten die zeggen veel overlast te hebben ervaren geven gemiddeld een 7,5 en in de Houthavens is dit cijfer met een 8,0 het hoogst. Aan de noordkant van het IJ geven de 11 respondenten vit de buurt Buiksloterbreek ook een relatief hoog cijfer voor geluidsoverlast (6,2). Naarmate men ouder is ervaart men meer overlast van geluid: personen tot 35 jaar geven gemiddeld een 3,4 en personen boven de 50 jaar een 4,7. Ook geluidgevoelige mensen (zie hoofdstuk 3) geven met een 5,0 een relatief hoog cijfer voor de geluidsoverlast van DGTL 2017. Op de tweede plaats staat overlast met betrekking tot bereikbaarheid (4,0). Uit opmerkingen van respondenten blijkt dat men het vooral erq vervelend vindt dat er tijdens evenementen geen fietsen mogen worden meegenomen op de pont. De overlast van vuil is met gemiddeld 2,9 relatief laag. Dit cijfer is hoger in de wijken Noordelijke IJ-oevers West en Houthavens dan in Tuindorp Oostzaan. Op buurtniveau melden de 17 respondenten vit de buurt NDSM-terrein de meeste overlast (score 4,4). Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het paasweekeinde zelf hebt ondervonden van DGTL 2017? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige overlast) (Oror 4: EE TN) oevers West _Houthavens gemiddeld geluid 3,4 4,9 8,0 44 bereikbaarheid 4,3 3,9 2,9 4,0 parkeeroverlast 2,9 3,6 2,6 3,1 bezoekers 2,9 3,8 2,7 3,0 vuil 2,8 3,6 3,4 2,9 Blauw= significant verschil Het aandeel bewoners dat helemaal geen overlast heeft ervaren van DGTL loopt uiteen van 31% voor geluidsoverlast tot 59% voor parkeeroverlast. Aandeel respondenten dat de score 1 (=helemaal geen overlast) heeft gegeven voor de overlast die zij gedurende het paasweekeinde zelf hebben ondervonden van DGTL 2017 vpn Tuindorp Noordelijke IJ- (helemaal geen ererescEd oevers West Houthavens overlast) geluid 43 18 3 31 bereikbaarheid 40 37 69 bh bezoekers 58 29 60 53 vuil 60 33 69 58 parkeeroverlast 63 42 69 59 Blauw= significant verschil 9 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 1.3 Zes op de tien (redelijk) positief over aanwezigheid dit soort evenementen in Amsterdam De meerderheid (60%) staat in zijn algemeenheid (redelijk) positief tegenover de aanwezigheid van dit soort grote evenementen in Amsterdam. Er zijn verschillen tussen groepen: = Jongeren staan positiever tegenover de aanwezigheid van festivals dan ouderen. = __ De bewoners van de Houthavens zijn negatiever over grote evenementen in Amsterdam dan de Noordbewoners. Daarmee samenhangend zijn ook respondenten die veel merken van de aanwezigheid van de festivals vaker negatief. = __Geluidsgevoelige mensen staan vaker (redelijk) negatief tegenover de aanwezigheid van dit soort grote evenementen. Hoe staat u in zijn algemeenheid tegenover de aanwezigheid van dit soort grote evenementen in Amsterdam? Positief 42 redelijk positief 18 Neutraal 13 redelijk negatief 9 Negatief 18 Totaal 100 10 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 2 Communicatie rond DGTL 2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat DGTL plaats zou vinden Acht van de tien respondenten (80%) wisten van tevoren dat het festival DGTL plaats zou vinden tijdens het paasweekeinde. Dit percentage is hoger in Tuindorp Oostzaan (87%) en Noordelijke IJ-oevers West (90%). Bewoners van de Houthavens waren minder vaak op de hoogte van het festival (41%). Respondenten onder de 35 jaar wisten bijna allemaal (94%) van te voren dat het festival plaats zou vinden. Wist u van tevoren dat het festival DGTL het afgelopen paasweekeinde plaats zou vinden? ja 80 nee, wist ik pas toen het al begonnen was 13 nee, ik ben niet bekend met DGTL 6 geen antwoord 1 totaal 100 2.2 Meerderheid vindt communicatie over DGTL (redelijk) goed Van de respondenten vindt 53% de communicatie over DGTL (redelijk) goed, daarnaast is 22% neutraal en vindt 19% deze (redelijk) slecht. Hoe beoordeelt v de communicatie over DGTL in zijn algemeenheid? 6% 14% m goed 39% = redelijk goed 5% neutraal = redelijk slecht m slecht 22% geen antwoord 14% De volgende groepen oordelen anders dan gemiddeld: = Jongeren zijn positiever over de communicatie dan oudere bewoners. = _ Bewoners van Houthavens zijn minder positief dan andere omwonenden. 11 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 2.3 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van DGTL Bijna de helft van de respondenten is door de brief van de organisatie van DGTL geïnformeerd over het festival. Op de tweede plaats staat een brief van de gemeente met een overzicht van de geplande evenementen (bijna 20%). Deze optie kwam niet voor in de vragenlijst, maar mensen hebben dit antwoord gegeven in de categorie anders. Facebook staat met 15% op de derde plaats. Er zijn verschillen tussen groepen: = Jongeren tot 35 jaar hebben vaker dan gemiddeld de volgende bronnen geraadpleegd: de website van de festivalorganisatie (25% tegenover 8% gemiddeld), Facebook (36% tegenover 15% gemiddeld) en de Facebookgroep van DGTL (32% tegenover 14%). = __50-plussers halen vaker dan gemiddeld informatie over DGTL uit huis-aan-kranten (12% versus 7%). = _ Bewoners van Houthavens hebben de brief van de festivalorganisatie minder vaak ontvangen (21%). Het aandeel dat zegt helemaal geen informatie te hebben ontvangen is in deze wijk met 53% veel hoger dan gemiddeld (17%). =__ Alleen bewoners van Tuindorp Oostzaan en de Noordelijke IJ-oevers West werden geïnformeerd via Facebook. In deze laatste wijk werd een deel van de bewoners ook geïnformeerd door de Facebookgroep DGTL v Noord. = Mannen hebben zich vaker dan vrouwen geïnformeerd over DGTL door het Parool (7% versus 1%) en buurtbewoners (7% versus 2%). Op welke manier(en) bent u geïnformeerd over het festival DGTL? Meerdere antwoorden mogelijk brief van festivalorganisatie (DGTL) | Facebook | Facebookgroep DGTL v Noord | digitale nieuwsbrief gemeente CG website festivalorganisatie (DGTL) En huis-aan-huiskrant En buurtbewoners C Parool Nn website gemeente (Amsterdam.nl) mn andere websites | omgevingsalert | arden EN geen, ik ben niet geïnformeerd EN weet niet, geen antwoord C % 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 12 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 2.4 Bewoners het liefst geïnformeerd door bewonersbrief gemeente Zeven van de tien bewoners worden het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM- werf via een bewonersbrief van de gemeente. Een brief van de festivalorganisatie staat met 54% op de tweede plaats. De digitale nieuwsbrief van de gemeente volgt met 26% op afstand. Er zijn verschillen tussen groepen: "Jongeren tot 35 jaar hebben vaker dan gemiddeld voorkeur voor een brief van de organisatie (76% versus 56%) en Facebook (15% versus 6%). "36 tot 50-jarigen worden vaker graag door een digitale nieuwsbrief geïnformeerd dan 35- minners (35% versus 17%) of de website van de gemeente (8% versus 0%). m ___50-plussers hebben geen voorkeur voor de website van de organisatie (0% versus 4% gemiddeld) of de Facebookgroep van de organisatie (1% versus 10%). = Bewoners van Houthavens hebben minder interesse dan die van Tuindorp Oostzaan en Noordelijke IJ-oevers West in een brief van de festivalorganisatie (41% versus 54% en 65%), Facebook (0% versus 6% en 13%) en de Facebookgroep van de organisatie (0% versus 8% en 23%). Dit wordt mogelijk beïnvloed door het feit dat zij minder bekend zijn met deze informatiebronnen. = In Tuindorp Oostzaan heeft men vaker voorkeur voor huis-aan-huiskranten (14%) dan in Houthavens (6%) en Noordelijke IJ-oevers West (3%). Op welke manier(en) wordt u het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM-werf? bewonersbrief van de gemeente | brief van festivalorganisatie | digitale nieuwsbrief gemeente | huis-aan-huiskrant | Facebookgroep festivalorganisatie En Facebook mn omgevingsalert | Parool nm website gemeente (Amsterdam.nl) nm website festivalorganisatie B buurtbewoners | andere websites | anders B geen, ik wil niet geïnformeerd worden B weet niet, geen antwoord Ï % 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 6o 65 70 75 13 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Bijna alle respondenten (97%) hebben behoefte aan informatie over evenementen. Het vaakst heeft men behoefte aan informatie over de datum en het tijdstip (83%) en de programmering (73%). De volgende verschillen vallen op: = Jongeren tot 35 jaar zijn relatief vaak geïnteresseerd in informatie over de prijs (28%) en bereikbaarheid en afsluitingen (76%). = De respondenten vit Tuindorp Oostzaan en Noordelijke IJ-oevers West zijn vaker dan gemiddeld geïnteresseerd in de prijs (20% en 18%). = __ Gelvidgevoelige mensen zijn meer geïnteresseerd in het meldpunt overlast (74%) dan minder geluidsgevoelige respondenten (45%). Over welke onderwerpen wilt u informatie ontvangen bij evenementen? datum en tijdstip 83 informatie over de activiteiten / programmering 73 meldpunt voor overlast 61 bereikbaarheid en afsluitingen 57 contactpersoon bij organisatie 40 prijs 15 anders 4 geen, ik heb geen behoefte aan informatie 3 2.5 Een op de vijf vindt communicatie over DGTL dit jaar anders Ruim de helft van de respondenten (52%) weet niet of de communicatie over DGTL dit jaar anders was dan voorgaande jaren. Daarnaast is de communicatie volgens 20% hetzelfde gebleven. Een groep van 21% vond de berichtgeving over DGTL dit jaar anders dan voorgaande jaren. Onder hen is 9% die vindt dat de toon anders was. Dit percentage is hoger onder personen tot 50 jaar (circa 13%) dan onder 50-plussers (3%). Daarnaast noemen mannen dit vaker dan vrouwen (13% versus 5%). De toelichtingen op de toonwijziging zijn overwegend positief. Zo vond men de toon begripvoller en meer pro-actief naar de buurt. Een groep van 6% merkte dat er gebruik is gemaakt van andere informatiebronnen. In dit verband werd onder andere genoemd dat er meer informatie van DGTL zelf afkomstig was en dat er gebruik is gemaakt van Facebook. Tenslotte heeft 8% een andere reden van verandering in de communicatie genoemd. De meest genoemde verandering door deze groep is dat zij helemaal geen informatie hebben ontvangen. Het betreft hier vooral bewoners van Houthavens en alleen personen boven de 35 jaar. 14 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Vond u de berichtgeving over DGTL anders dan voorgaande jaren? | __ % | vakergenoemdetoelichtingen ja, andere toon / inhoud begripvoller proactief naar de buurt duidelijker ja, andere informatiebronnen informatie van DGTL zelf Facebookgroep een overzicht van de activiteiten op NDSM je, namelijk | deze keer geen informatie ontvangen ee | weet niet,kanikmenietherinneren | 52} geenanwoord | A De respondenten die verandering in de communicatie hebben opgemerkt zijn hier in de meeste gevallen (66%) positief over. Zij waarderen de meer begripvolle toon en het feit dat de organisatie benaderbaar is. Wel geeft men aan dat een betere en meer prettige communicatie niet de oplossing is voor de overlast. De groep die de nieuwe communicatie een verslechtering vindt (20%) had in een deel van de gevallen de communicatie niet ontvangen. Daarnaast geven twee respondenten aan liever neutraal door de gemeente te worden geïnformeerd dan door de festivalorganisatie. Wat vindt u van deze veranderingen? (n=56) % 3 20% m grote verbetering 11% = verbetering neutraal 11% = verslechtering m grote verslechtering weet niet, geen antwoord 37% 2.6 Kwart respondenten geïnteresseerd in betrokkenheid bij evenement Een kwart van de respondenten is geïnteresseerd om als buurtbewoners betrokken te zijn bij het evenement. Onder hen is 6% die al betrokken is bij evenementen. Dit percentage is hoger onder jongeren tot 35 jaar (21%). Ongeveer de helft van de mensen die betrokken willen zijn bij het festival denken aan vrijkaartjes, korting en/of een rondleiding over het terrein. Ongeveer een kwart wil meedenken 15 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein of zijn stem laten horen over onder andere geluidsoverlast en parkeren. Daarnaast denkt een kleine groep aan het abonneren op een nieuwsbrief of het melden van overlast. Wilt u als buurtbewoner betrokken zijn bij het evenement? ja, ik ben al betrokken 6 ja 19 nee 68 geen antwoord 7 totaal 100 16 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein 3 Geluid algemeen 3.1 Vier op de tien respondenten zijn geluidsgevoelig De respondenten zijn zes stellingen voorgelegd over gelvidgevoeligheid. Hieruit blijkt onder andere dat 54% zichzelf gevoelig vindt voor geluid. Mensen reageren verschillend op geluid. Welke van de volgende uitspraken zijn op u van toepassing? Ik word makkelijk wakker van geluid 59 Ik wen zonder veel moeite aan de meeste geluiden 48 Ik vind het moeilijk om te ontspannen op een plek waar het rumoerig is 58 Ik kan me goed concentreren ongeacht wat er om mij heen gebeurt 36 Ik word boos op mensen die geluid maken waardoor ik niet kan slapen of werken 69 Ik ben gevoelig voor geluid 54 Door de respondenten voor elke stelling waarvoor zij het geluidsgevoelige antwoord geven 1 punt toe te kennen ontstaat een geluidsgevoeligheidsscore tussen O en 6. De scores 0 tot en met 2 staan voor minder geluidsongevoelig en de scores 5 tot en met 6 voor geluidsgevoelig. Van de respondenten is 40% geluidsgevoelig. Dit hangt niet samen met leeftijd of woonbuurt. Geluidgevoeligheidsscore minder gelvidsgevoelig 0 7 1 11 2 13 enigszins gelvidsgevoelig 3 15 4 15 geluidsgevoelig 5 20 6 19 Bijna tweederde van de respondenten (64%) voelt irritatie bij geluidsoverlast. Daarna komen frustratie en stress en woede het meest voor (29%, 21% en 20%). Er zijn verschillen tussen groepen: " __ Geluidgevoelige mensen ervaren vaker stress (31%), nerveusheid (18%), frustratie (36%) en irritatie (82%) door geluid. = _50-plussers voelen vaker negatieve emoties dan 35-minners: woede (22% versus 6%), irritatie (70% versus 51%), hulpeloosheid (14% versus 1%) en weerzin (13% versus 2%). = Jongeren voelen relatief vaak jaloersheid (11%) 17 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Welke (negatieve) emoties ervaart u bij geluidsoverlast? Meerdere antwoorden mogelijk irritatie frustratie stress woede spanning EN ontevredenheid weerzin NN hulpeloosheid GN nerveusheid GN afschuw teleurstelling WM walging EM jaloersheid IN verdriet onzekerheid B angst B schuld weet niet, geen antwoord % o 10 20 30 40 50 60 70 3.2 Geluidshinder wordt volgens 25% minder erg De meeste respondenten (72%) ondervinden zelden tot een paar keer per jaar geluidshinder van evenementen. Daarnaast ondervindt 15% maandelijks geluidsoverlast en 12% wekelijks. 1 _ Gelvidsgevoelige mensen zeggen minder vaak dan gemiddeld dat ze zelden geluidshinder ondervinden (20%) en relatief vaak dat het om een aantal keer per jaar gaat (52%). = Bewoners van Houthavens en respondenten die veel van DGTL hebben gemerkt geven vaker aan vaak geluidshinder van evenementen te ondervinden. Hoe vaak ondervindt u geluidshinder van evenementen? zelden 33 een paar keer per jaar 39 vaak, maandelijks 15 vaak, wekelijks 12 vaak, dagelijks 1 weet niet, geen antwoord 1 totaal 100 18 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Bij 62% van de respondenten is het vaak tot bijna altijd aangenaam rustig thuis. Bij de meeste overige respondenten is dit regelmatig het geval (26%) en bij 11% soms tot bijna nooit. Hoe vaak is het 7 u thuis nn had bijna nooit 3 soms 8 regelmatig 26 vaak 27 bijna altijd 35 weet niet, geen antwoord 2 totaal 100 Een kwart van de respondenten vindt dat in zijn algemeenheid de geluidshinder minder erg wordt, terwijl 18% juist zegt dat deze erger wordt. De overige respondenten (58%) vinden dat de overlast gelijk blijft of hebben geen antwoord gegeven op deze vraag. De volgende groepen vinden vaker dat geluidshinder erger wordt: = Respondenten die veel van de aanwezigheid van DGTL hebben gemerkt. = Bewoners van Houthavens Wat zou u zeggen over de ontwikkeling van geluidshinder? Het wordt… erger 18 blijft gelijk 46 wordt minder erg 25 weet niet, geen antwoord 12 totaal 100 19 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Bijlage 1: Open antwoorden Heeft v gemerkt dat in het weekend van 15 en 16 april het festival DGTL plaatsvond op de NDSM-werf? U kunt vw antwoord toelichten. Ja, veel van gemerkt mn __'s middags fietsend naar de Distelweg. Klaprozenweg is afgesloten, officiële omleiding voert over het NDSM-terrein, 's middags onbegaanbaar door de festivalbezoekers. Niet dat er zo'n grote massa bezoekers was, maar omdat ze zich wijd uitzwervend naar het festival begaven. De aanwezige begeleiders hadden de bezoekers gemakkelijk naar één kant kunnen leiden zodat de fietsers er langs hadden gekund. In plaats daarvan maanden de begeleiders de fietsers om af te stappen. Maar met een bakfiets met een kind erin is het niet makkelijk maneuvreren door een zwalkende groep jongeren heen. Eén van hen stapte onverwachts opzij en ik heb hem helaas flink geraakt in zijn been. 's Avonds nog over het fietspad achter de IJkantine langs. Op dat moment werd voor mijn neus een hekwerk neergezet, en moest ik al klunend door het zand om Brood heen om alsnog bij de pont te komen. Verder gehoord van bewoners die niet met de fiets op de pont mee mochten. Dan voel je je helemaal een tweederangs burger in je eigen wijk natuurlijk. =__ Als noord-bewoner kregen we een pont-met-fiets-gebruik-verbod-gedurende bepaalde tijden. Waarom varen er geen speciale festivalponten of extra veren? = __ Auto's parkeren en vuilnis wat men achterlaat =__ Auto's stonden zelfs op de stoep geparkeerd in de straat. = _ Basgelviden in huis = Bassen waren flink te horen, in de tuin zitten was niet te doen = Binnen met ramen dicht goed hoorbaar. = _ Borden, vrijdag muziek gehoord, info via facebook, pont ging niet om de vaste tijden = Constante luide dreun-bas = _ De bijna gehele dag flink muziek gehoord = De hele dag door gedreun en schreeuwstemmen. Niet rustig zitten in mijn tuin = De hele dag dreunden we uit onze woning, = De heletijd de dreunende muziek en veel verkeer op en rond de pont in de buurt. = _ De zware basgeluiden zijn onduldbaar = Door de mensen op NDSM en het lawaai = _ Door de muziek en hoeveelheid mensen = __Dreunende bas 2 dagen lang, vrije dagen/pasen verziekt = __Dreunende bassen in mijn appartement, daardoor moesten de ramen dicht = __DPreunt door in mijn woonvloer naast overlast geluiden. Plassen in openbaar alsmede verspreiding van afval op straat en grasvelden = Enorme drukte en geen mogelijkheid voor het meenemen van een fiets op de NDMS-pont = Fiets mocht niet mee op pont = Flinke geluidsoverlast zoals van ieder festival op de NDSM-werf 20 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = __ Gekkenhuis met parkeren, voor bewoners geen plek = __ Geluiden beperkte toegang tot pont = __ Gelvidoverlast was minder dan vorig jaar, maar nog steeds overlast. Plus, erger, enorme overlast bij de pont, als bewoner ben je slachtoffer, je mag niet met de fiets op de pont terwijl je daar feitelijk afhankelijk van bent. Buiksloterwegveer is GEEN alternatief, te ver weg en te vol. schande. = _Geluids- en parkeeroverlast = Geluidsoverlast = __ Geluidsoverlast en kon in eigen buurt niet meer parkeren "Geluidsoverlast en veel te lang doorgaan. "Grote drukte op en rond de NDSM-werf. Extreme drukte bij de pontjes op de NDSM werf. Veel bezoekers onder invloed van alcohol/ drugs met bijbehorend storend gedrag. = __ Grote drukte op het pontje en slechte doorgang NDSM. Geen geluidsoverlast. = Harde bassen = _Hebeen kind van 4 = Hele dag de muziek gehoord = Herrie = __Hetfestival buiten gaf vooral de tweede dag, 16 april, langdurig en overlast veroorzakende herrie. Ik moest mijn huis verlaten vele vren lang om rust te zoeken elders. Heb eenmaal opgebeld. Maar de bassen zijn minder zwaar! = Het gedreun begint al vroeg in de middag. tegen 22.30 vur even geluid open gezet. = _Hetgedreun van de bas hele dagen lang is niet menselijk. Niet mogelijk Pasen thuis te blijven, zelfs met de ramen dicht = Het geluid draagt erg ver over water. Wonend op een ark relatief in de buurt hoef ik verder niets toe te voegen, denk ik. = Het is onacceptabel dat je fiets niet op de pont mag tijdens een festival. Voor noordelingen is de pont geen toeristische attractie, maar noodzakelijk om van A naar B te gaan. GVB kan noordelingen/Amsterdammers met huisvuilpas toch voorrang geven? = _ Hetis zijn niet alleen de evenementen op de NDSM waar we veel last van hebben. De horeca (Pllek, Noorderlicht, Undercurrent) veroorzaakt wekelijks geluidsoverlast. Daar komen alle evenementen nog eens bovenop. Wonen in de omgeving van de NDSM is een beproeving. Wij zijn genoodzaakt in de zomer naar buiten de stad uit te wijken. = Het was weer een klere-herrie. Bonke-bonke-bonke, vren lang. Probeer dan maar es gewoon een boek te lezen…. = Ik ben directe buurtbewoner en de buurt stond volgeparkeerd met feestgangers. Daarnaast was het natuurlijk enorm druk en kon je het evenement ook goed horen. = IK gebruik het pont op NDSM 2-4 keer per dag. =__ Ik hoorde heel veel bass, mijn kamer trilde ervan. = Ik ondervind zeer grote overlast van het van muziek afkomstige laagfregvent geluid in de vorm van bastonen. Het festival DGTL vormde hier geen vitzondering op. Ik ervaar al vanaf 2012 toen ik van het eiland Marken, waar ik nergens last van had, naar Amsterdam Noord verhuisde, elk jaar toenemende geluidsoverlast van muziek. Beginnende met overlast in de vroege uren daarna ook op maandag en dinsdagnachten en later ook op zondagnachten. Hoewel zeer verstorend voor de nachtrust en verontrustend viel daar nog mee te leven. Nu na het o.a. verstrekken van 24 uurs vergunningen aan drie muziekgelegenheden door de gemeente, afgelopen jaar, elke nacht. Gevolg zeer slechte nachtrust, oververmoeidheid en daardoor niet meer in staat mijn beroep uit te oefenen. Ik ben in 2014 met medewerking van 21 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein mijn verhuurder Ymere verhuisd van de wijk Volewijck in Noord, waar de overlast voor mij onhoudbaar werd naar Tuindorp- Oostzaan waar het rustiger leek te zijn maar waar het nu het zelfde is. = Ik woon aan de overkant en het was een herrie. = _Ikwoon aan de overkant van het water, dus het was onmogelijk om het niet te horen. = _Ikwoon aande overkant, en ook vandaag (!) 5 mei, is er een evenement op de NDSM werf, en ik kan meegenieten van de bas van het muziek (helaas niet van het muziek zelf …) = __Ikwoon op de Silodam en hoorde een permanente dreun. = Inde verte de muziek, dat was geen overlast. Wel alle taxi's die de gehele nacht lang op de nieuw aangelegde weg voor de containerwoningen langs stonden geparkeerd (met motor aan en veel getoeter). = _ Kabaal te horen vanaf hoek meteorenweg/meteorensingel = Konden de muziek goed horen = Lawaai in de woonwijk en overvolle ponten. Gelukkig mocht de fiets mee als bewoner. De viezigheid op de pont, het afval was enorm. Een zure bierlucht en de kotslucht die er hing. Ik kon dat binnen niet verdragen en ben naar buiten gegaan. Het was 14 vur in de middag, is die zooi dan niet in de nacht opgeruimd of was dat al van die ochtend, dat kan toch niet? =__Om moeten fietsen vanwege beperkt gebruik van de NDSM pont. * omdat het over water altijd harder klinkt(woonbootbewoner)dus wil ik graag voorstellen om dit soort evenementen te verplaatsen naar Sloterdijk waar niemand woont. 1 __ Ongehoord dat er in de omgeving waar mensen wonen zoveel geluidsoverlast wordt toegestaan. = Op een vervelende manier = __Overvolle ponten en geluid "te veelgeluid = __Vante voren niets van gemerkt, met ander woorden: we waren niet ingelicht dat dit zou plaatsvinden. Eenmaal bezig was het op een gegeven moment zo heftig dat de ramen en lampen meetrilden in huis, en ik mijn huis uitgevlucht ben. = Veel bezoekers op en rond de werf, er werd veel afval achtergelaten (flessen drank en etensverpakkingen). Daarnaast veel geluidsoverlast. = Veelgedreun = _Veelgeluidsoverlast n= _Veelgeluidsoverlast van de bezoekers in de straat. Veel bezoekers die in ONZE straat parkeren. Bezoekers laten veel rotzooi achter en maken veel lawaai. = _Veellast van de lage tonen die door de grond dreunen en zelfs je stoel laten meedoen. Veel last van geschreeuw door de microfoon. Zo veel last dat je blij bent dat het slecht weer is; buiten zitten kan echt niet. Daar gaat je weekend. n= VEEL LAWAAI, veel bassen die over de grond gaan, waarbij je de trillingen in huis voelt, telefoonnummer 14020 is NOOIT bereikbaar in ‘t weekend, geluidsfestivals KUN je niet nabij woonwijken houden, al zo vaak doorgegeven. = _Veelovelast ondervonden. = _Veeloverlast, in de straat, de tuin, maar zelfs in huis. Alle ramen en deuren potdicht, eigen muziek werd nog overstemd. Het was weer zo erg dat we zelf maar uit de wijk zijn weggegaan. = __ Volle pont met dronken mensen. = __ Vooral het schoonmaken op zaterdagochtend was kwalijk (aangezien we al vijf dagen per week om 06:00 vur gewekt worden door de bouwwerkzaamheden voor ons complex) 22 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = _ Voorstander evenementen in Noord alleen de parkeer problematiek is nooit meegenomen in de besluitvorming. Diverse malen geprobeerd via Raadslid Mevr W. van Soest dit aan te kaarten maar zonder succes. Zelfs aanvragen voor een gesprek met Mevr. Van Berkum blijven onbeantwoord. = Weerveelgedreun. = __ Wij wonen op de Silodam, precies tegenover het NDSM terrein, met alleen een strook water ertussen. Water werkt als geleider, de bassen van het festival zijn dus onontkoombaar in ons huis en verknallen ieder jaar weer onze Pasen. = __ Wind stond richting de woonwijk. Muziek was in de slaapkamer te horen. Dronken gasten lallend door m’n straat laat in de avond. Kon mijn auto moeilijk parkeren in de straat. Na 3 blokken om rijden eindelijk plek. Mijn auto is in de nacht van 15 op 16 april op de parkeerplek inde prak gereden. Dader geen telefoonnummer achter gelaten. Vermoed dat een dronken feestganger die bij ons in de straat heeft geparkeerd geprobeerd heeft te keren en mijn auto over het hoofd heeft gezien. De feestvierders van de feesten op NDSM parkeren altijd in de modelmakerstraat. Hier is het gratis parkeren en op 5 minuten loopafstand van het NDSM. Ben er helemaal klaar mee!!! = Zoals gewoonlijk enorme herrie. Een beetje gemerkt = 's Avonds zware bastonen en nogal wat fietsen-overlast bij de pont = Af en toe wat extra geluidsvlagen hier op de Silodam, verder geen last = Alleen de opbouw = Als de wind naar de Bongerd waait, hoor je het redelijk duidelijk. Zo lang maar niet in de nachtelijke uren is = Bassen = Beetje geluid in de verte, maar niet storend = Bij het gebruik van de pont en langs het festival terrein fietsen. = Bij het gebruik van de pont waren beperkingen: we konden niet de hele avond onze fiets meenemen. Dat is vrij belachelijk als je bedenkt dat het onze dagelijkse verbinding met de stad is. = Borden gezien die aangaven dat het festival er was. lets meer drukte door wandelende bezoekers. = Daar de Klaprozenweg opgebroken is, kun je niet met je fiets langs de NDSM tijdens het festival en dat is heel irritant. = De muziek dreunt minder hard door. Minder te merken dan afgelopen jaren = De wind stond gelukkig van ons huis af daardoor beetje geluidsoverlast gehad. = De wind was niet te hard uit het zuidwesten = Doordat er meer ponten en mensen waren bij de pont = Drukte bij de NDSM-pont = Een gezellig muziekje ver op de achtergrond. = Enige geluidsoverlast. gevaarlijke situatie bij klaprozenweg = Fietsend over het NDSM-terrein, dan kan het je niet ontgaan. = Geenoverlast, wel gemerkt tijdens de opbouw = Geluid en verkeersdrukte = Geluidsoverlast viel mee door het koele weer waardoor mijn tuindeur dicht was. = Grote drukte op de ponten 23 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = Het is voor het eerst sinds jaren dat het redelijk was. Op de vlooienmarkt na is er doorgaans enorm veel overlast van evenementen op het NDSM terrein. Ondanks herhaaldelijk klagen mag niets baten. Het enige wat met heeft gedaan is ons aanbieden dat wij in een hotel mogen gaan zitten als er festivals zijn. Waarom moeten wij 's zomers elk weekend ons huis vit omdat men zo nodig keiharde muziek moet draaien? De deelraad is boos dat wij dat geweigerd hebben en reageert nu helemaal niet meer op klachten. Zijn net kleine kinderen. Jij doet niet wat ik wil dus ik reageer lekker niet meer. BAH!!! = Het weer was nou niet al te best, dus waren ramen en deuren dicht. Maar als nog is er een waarneembare lage bastoon. Die pas rond een vur 10:00 ‘s avonds beginnen te irriteren. = Hoort bij de stad en door goede communicatie en rondleiding veel respect voor de organisatie = Ik ben zaterdagmiddag rond 14:30 vur van huis vertrokken en was zondagavond rond 20 vur weer thuis. Op zondagavond heb ik de muziek gehoord. = Ikheb er alleen iets van gemerkt wanneer ik over het NDSM terrein fietste en zag dat het werd opgebouwd = Ik heb het gehoord, maar niet als storend ervaren. = kheb het gemerkt maar op een positieve manier. vind het prettig dat er evenementen georganiseerd worden = Ik heb opgemerkt door reclames en bouw drukte op het NDSM terrein. = ik hoorde muziek = Ik kon het horen in de tuin = Ik wist dat het er was en mijn partner ging er heen. =_ Ik woon in de buurt van het NDSM terrein = Ik zag dat het werd opgebouwd = Ik zag de opbouw omdat ik dagelijks de pont neem. Qua geluid of overlast niet veel gemerkt = In woonkamer, afgekeerd van de werf, weinig gehoord. In slaapkamer, naar de werf toe, wel het nodige lawaai (bassen!). = Kleine beetje bas gehoord, maar vooral weer auto's in de woonwijk geparkeerd. = Maar geen overlast van onder vonden = Maar geen probleem. Vind het fijn dat er wat gebeurt in de buurt. = Maar op een leuke manier. Festivals geeft de buurt een positieve vibe = Mooi dat dit soort evenementen plaatsvinden = Muziek gehoord, borden gezien en problemen met de pont. = Muziek gehoord, maar niet vervelend = Niks vervelends was tevreden "Nvt. = Op achtergrond ritmisch geluid. Niet storend. = Tijdens de opbouw van het festival heb ik wat soundcheck geluiden gehoord. Persoonlijk vind ik dat altijd wel gezellig klinken. = Totaal niet storend = Via een brief zijn we van te voren op de hoogte gebracht over het evenement. Tijdens het festival hoorde we de muziek een beetje. = Vooral gemerkt bij af- en opbouw. In de avonduren zijn de pontjes niet toegankelijk voor fietsers wat als bewoner zijnde erg vervelend is. = Voornamelijk door drukte op de pont (ndsm veer) = Wanneer de wind in Noor-Oostelijke richting stond was er soms muziek te horen. Nauwelijks storend = Wat meer drukte op en om de pont 24 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = We waren gewoon thuis en zijn er langs gekomen toen we naar het pontje gingen. = Wel gemerkt maar geen hinder of last van ondervonden = Wel gemerkt maar zeker niet in een negatieve vorm = Wel gemerkt, maar zeker geen overlast van gehad zoals vorig jaar met Kraft, toen kwamen hele busladingen naar het festival en stonden er wel 50 bussen voor de deur. Communicatie was heel duidelijk, op tijd aangekondigd en de bewegwijzering was goed = Wel gezellig die drukte rond de werf = Zeerlastig dat je na een bepaalde tijd niet met de fiets op de pont mag. Als bewoner vind ik dat en de drukte op de pont erg hinderlijk. = Zodra de wind verkeerd staat ervaren wij veel last van de bassen. Niet gemerkt = Alleen de gele borden op de weg waren zichtbaar maar op welke dagen het evenement was daar heb ik geen erg in gehad = Erzijn zoveel festivals dat ik mij niet meer kan herinneren over de datum van 15 en 16 april. = Heb wel veel jongeren van de pont zien komen; niet gemerkt vanwege harde muziek terwijl ik thuis was. = Ik heb wat borden zien staan maar was verbaast toen ik merkte dat het evenement al geweest was. Niks gemerkt. = Ik was er van bewust dat dit festival heeft plaatsgevonden maar heb hier op geen enkele wijze overlast van gehad. Enkel wat toegenomen drukte op de pont van en naar het NDSM terrein maar dat is geen enkel probleem. = Ik wist van het festival. Opmerkelijk dat je zelfs de bastonen niet hoort, ook nauwelijks bij de NDSM pont naast het terrein. Ik bezoek dit soort festivals met regelmaat en vind dat de geluidsoverlast maatregelen een beetje zijn doorgeslagen. Vaak ontbreekt het aan sfeer en feeststemming op zon festival als DGTL omdat de muziek echt te zacht staat afgesteld. = Ik woon beneden in tuindorp, nergens last van gehad. = __Ikzeinogtegen een vriend dat ik het zo raar vond dat ik niets van de muziek hoorde :) = Inde buurten thuis geweest maar niets van gemerkt = __ Misschien wel gemerkt, maar hoor wel vaker muziek. = Niet gemerkt omdat ik niet naar m'n werk in de stad moest. Ik moest ook ‘s avonds en in het weekend werken. Ik nu niet meer, maar m'n schoonzoon nog wel. En dat is echt heel naar als je op tijd op je werk moet zijn met die overvolle ponten. = Niets gehoord = Prima geregeld met de verkeersregelaars. Van geluid geen enkel last gehad = __ Wij hebben geen geluidsoverlast ondervonden. Festival zelf bezocht = De andere dag dat ik niet ben gegaan heb ik geen overlast ervaren. = _ Het was gezellig en mooi opgezet en totaal geen overlast gehad vooraf en naderhand. = __Ikben op zondag aanwezig geweest = Ik ben zaterdag overdag geweest = ikheb het festival 1 dag bezocht, ik merkte er verder thuis wel wat van, maar door de goede communicatie en gratis kaartje vond ik dit niet erg. = _Ikheb het festival de tweede dag mogen bezoeken als bewoner. De eerste dag heb ik helemaal niks opgemerkt qua geluid. 25 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = Ik heb het natuurlijk wel gemerkt, maar ben het ook gewend; ik woon nu 4 jaar in Noord. Mijns inziens is de toestroom goed geregeld. Kanttekening: ik maak geen gebruik van de NDSM-pont, en daar lijkt de meeste frustratie over te zijn. = Ik wist ver van tevoren al van het bestaan af. =__Ik woon praktisch naast het terrein en geen overlast gehad van de muziek op de andere dag dat ik niet aanwezig was = Kaartje gewonnen = _Nietveellast gehad op de dagen dat ik er niet was = __ Op vitnodiging van DGTL zijn we zondag geweest. = __Op zondagmiddag, rest van de dagen geen last gehad = _ Super goed geregeld en leuk festival. = Via facebookgroep DGTL ?? Noord gratis kaartjes gekregen. Ik was er niet = Ik was zelf niet thuis toen het festival heeft plaatsgevonden, maar heb wel erg veel last gehad van glas scherven, lekke banden, troep, vies. = __ Omdat ik wist dat het festival zou plaatsvinden heb ik besloten mijn woning dit weekend te verlaten. = __ Wij hebben expres voor die dagen elders een huisje gehuurd. 26 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Wat vindt u van deze veranderingen (in de communicatie)? (grote) verbetering = __Hetis fijn om per brief op de hoogte te worden gehouden van data en wat/wie te benaderen bij eventuele overlast. = Het komt veel meer over alsof er daadwerkelijk rekening gehouden wordt met de behoefte aan informatie van de bewoners. Daarnaast geeft de communicatie aan dat er actief aan reductie van geluidsoverlast wordt gewerkt. = __Ikheb het als zeer aangenaam ervaren dat ik door de Facebook pagina up to date werd gehouden. Ook vond ik het plezierig dat de organisatie van het festival benaderbaar was = Interactieve communicatie. Deed me goed dat er rondleidingen werden aangeboden en kaarten. Positief gevoel. = Prettig om op de hoogte te zijn en het gevoel te hebben dat ook de organisatie rekening wil houden met de omwonenden. "Stel ik helemaal op prijs. Fijn om op de hoogte te zijn en leuk de extra handreiking richting buurtbewoners. = Zeer professioneel aangepakt… = _ Betere communicatie en fijn dat er getracht is rekening te houden met (geluids)overlast voor de buurt. Maar we blijven geluidsoverlast houden. Deze keer gelukkig geen overlast van de bezoekers. = De brief met aankondiging was prettig. Maar de overlast niet minder en de fietsroutes niet duidelijk en pont was overbelast en smerig. Drommen mensen, met genotsmiddelen. Ik durf mijn kinderen niet alleen te laten gaan richting pont en met de pont. Kan er niet een pont exclusief voor feestgangers? En laat ze betalen voor het opruimen van hun zooi op de pont en laat dit a.u.b. schoonmaken, iedere overtocht! = Fijn dat bekend is wat me te wachten staat en waar ik met klachten naar toe kan, maar dit soort brieven is niet de oplossing voor overlast van evenementen in het algemeen. = Fijn dat ze zich kennelijk realiseren dat niet iedereen blij wordt van hun ‘feestje! = _Hethelpt in ieder geval dat je weet wat er aan de hand is. Als je echter met de pont over moet naar de stad of als het mooi weer is en de ramen en deuren staan open geven deze evenementen best overlast. = _Hetisgoed om de omliggende buurt op de hoogte te brengen, hierdoor zullen er (mogelijk) minder klachten ontstaan omdat men er rekening mee kan houden dat dit evenement plaatsvindt = informatie lost het eigenlijke probleem, geluidsoverlast, niet op = Mogelijkheden voor rondleidingen en een gratis toegangskaartje. Ook de Facebook pagina met info voor omwonenden vond ik prettig. = _ Ova voorlichting alleen dan. = _ Sowieso lijkt het persoonlijker, en men kan contact opnemen met mensen van het evenement. Dat verzacht de pijn van het onvermijdelijke een ietsje. Neutraal = Door de gemeente Amsterdam werden we iets neutraler geïnformeerd. Vanuit DGTL is het meer promotie van het festival en meer verantwoording afleggen. = Het maakt me niet uit of ik het van te voren weet of niet 27 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = Het maakt niet uit of je als bewoner bezwaar maakt of reageert. Er gebeurt toch niets. Men doet maar. Trouwens, in het schrijven van vorig jaar stond eigenlijk dat wij overlast maar moesten accepteren. = ik vond de informatie al voldoende. (grote) verslechtering = _ De brief van DGTL was van slechte kwaliteit. Bovendien is het raar als het festival aan de bewoners gaat vertellen dat ze de pont beperkt kunnen gebruiken. Zij zijn opdrachtgever noch eigenaar van de pont. = Het zou prettig zijn om door de gemeente te worden geïnformeerd, dat is neutraler. =__Na 23:00 vur moet het stil zijn. = Nog werden we niet eens meer geïnformeerd en konden we geen maatregelen treffen. Lees: een heel weekend opkrassen. = __ Alseen dergelijk hard evenement plaatsvindt, vind ik het niet meer dan normaal dat je de bewoners inlicht. Verder had ik ook nog eens bezoek, waarmee ik dus niet in mijn eigen huis kon blijven zitten. Belachelijk. n __ Alsikweet dat de herrie komt, ben ik weg. = Ik zou graag van tevoren willen weten wanneer er van die herriefestivals zijn. Dan kan ik me daarop voorbereiden (door zelf weg te gaan, of door op zijn minst geen etentjes bij mij thuis te geven). = _ Meestal krijg ik een brief in de bus, maar nu wist ik pas dat het was toen ik de drukte zag voordat de muziek begon. Ik wist dus ook niet hoe lang het zou duren. Dat was vervelend. = Vorig jaar kregen we nog een brief in de brievenbus, dat was er dit jaar niet bij (of de brief is niet bezorgd). = Erg netjes van DGTL. = geen informatie gehad 28 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein Wilt v als buurtbewoner betrokken zijn bij het evenement? Ja, bijvoorbeeld door… = __Aante kunnen geven hoe de communicatie verliep en waar verbeterpunten liggen = __ Afspraken over geluidshinder en afsluitingen wegen = _Bezoekerskaarten = dat men een keer echt luistert en niet alleen naar de inkomsten kijkt. de bassen staan helemaal open en wij denderen weg!!! = de kanste krijgen om het evenement met korting te bezoeken :) =de leuke rondleiding! = de mogelijkheid een gratis toegangskaart te krijgen = Dit ligt eraan welk evenement er plaats vindt. = __doorte vermelden over evt overlast = Een brug tussen de organisatie en de buurt. = een vrijkaartje = Email = gehoord worden in geluidshinder = Gemeente = Gratis kaarten = gratis kaartje m Gratis kaartjes zou niet gek zijn = Gratis toegang = hooguit als ik kan meebepalen hoe hard het volume zou zijn = Info = informatie &meldpunt klachten = _inputte geven en een toegangskaart ontvangen = Inspraak = __ Korting = korting of gratis kaarten = __ Korting of rondleiding = __korting/kaarten/ rondleiding = _ lijkt meleuk geen idee op welke manier ik aan moet denken = Mail = meedenken over maatregelen en frequentie van evenementen = meedenken over parkeerprobleem = meer invloed te hebben over het evenement "op een menselijke manier met ons als omwonenden af te stemmen of het geluid draaglijk is, en zoniet bijstelling van geluid evenement. = opbouw = _ Problematiek parkeren = rondleiding of tickets = Rondleiding, info en eventueel vrijkaart is heel leuk natuurlijk = rondleiding, vrije kaartjes of kortingen voor geïnteresseerde in de beurt n= __Te schouwen " __testoppen = __vitnodiging = __ Uitnodiging 29 Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = verloting van gratis kaarten onder buurtbewoners! = __ Vrijkaartje :) = __ Vrijkaart of korting = vrijkaartjes of gastenlijstplekken = __ Vrijwilligen 30 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein In deze vragenlijst zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen. Wellicht zijn er onderwerpen die niet in deze vragenlijst aan de orde zijn geweest, maar waarover u wel graag iets kwijt zou willen. Ook suggesties voor verbetering zijn welkom. = Wat gebeurt er met mijn klacht als ik de gemeente bel? Ik heb nog nooit iets terug gehoord….hoewel een vriendelijk persoon aan de telefoon dat altijd wel belooft… = (1) Ik ben vóór festivals en accepteer ook dat als ik in de stad woon, er geluidsoverlast zal zijn. (2) Waar ik bezwaar tegen heb is de hoeveelheid evenementen (elk weekend!), de duur van het evenement (inclusief opbouw en afbouw soms wekenlang geluidsoverlast) en het eindtijdstip (01.00 vur). In de weekenden zou ik moeten kunnen opladen voor een pittige werkweek. Dat lukt nu onvoldoende. Er is geen redelijke balans. (3) De gemeente lijkt de evenementen per locatie te bekijken. Maar op de Silodam hebben we geluidsoverlast van NDSM, Stenen Hoofd en Westerpark. Graag integraal beleid! (4) en dus ook Vragenlijsten als deze die naar de samenhang kijken! = (Duurzame) Afvalverwerking en schoon opleveren festival terrein zouden voorwaarden voor in de vergunning moeten zijn. = 1 punt irriteert mij wel. Dat er bij grote evenementen regels op de pont komen. De grootste ergernis, geen fiets op de pont!!!! Dit kan toch niet! Ik werk bij huisartsen, ook in het weekend, moet echt met de pont mee. Probeer grootstedelijk te denken en zet meer pontjes in en laat de brug komen op het stenenhoofd/! HIN! n= _1.beterop de hoogte gebracht worden. 2. na 23.00 vur stoppen met geluid. 3. maximaal 5 vur geluid per evenement per 24 vur. Dat zal al veel helpen. = __ 12 vur basdreunen op een dag en dagen aaneen is niet hetzelfde als geluidsoverlast in decibellen. Dit type festivals hoort niet in de stad omdat zij -vanwege hun aard en overlast op afgelegen industrieterreinen en weilanden horen -het geen nationaal c.q. Amsterdams feest betreft zoals gay pride, Koninginnedag, 5 mei etc. - het dagen achtereen duurt, mensen kunnen ‘niet van hun vrije dagen genieten gedurende lente, zomer en deel van het najaar =het commerciële festivals betreft die ervoor zorgen dat andere (horeca)bedrijven hun deuren tijdens deze festivals moeten sluiten; hoe kan het ene bedrijf de bedrijfsuitoefening van nadere bedrijven onmogelijk maken = __ Aanpakken parkeerproblematiek is een must. De bewoners kunnen hun auto niet kwijt tijdens evenementen de parkeerterreinen bij de evenementen staan nagenoeg leeg omdat men daar betaald parkeren bezigt. Het zou zo geregeld moeten zijn als het RAI evenementen daar wordt de wijk afgesloten = _ Afgelopen vrijdag was het opnieuw raak. Het bevrijdingsfestival, waar overigens geen handhaving voor ingezet was, ging volledig over alle afgesproken geluidsniveau grenzen. Er werd vrijwel continue tussen de 85dBa en 95dBa (eigen meting) geproduceerd. Bellen met politie, gemeente Amsterdam en organisatie heeft geen zin. Je staat met je rug tegen de muur als bewoner die al 27 jaar op de plek woont en voor minstens de helft van de tijd geterroriseerd wordt door geluidsoverlast van evenementen. Instanties zijn onbereikbaar en doof voor de klachten van bewoners. 31 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein =__Als bewoner van noord kan het knap irritant zijn dat ponten tijdens festivals, markten etc. soms zo vol zitten, dat je er niet meer op kan. =__ Als bewoner van Noord, omgeving NDSM-terrein, ervaar ik absoluut geen hinder van de evenementen. Het enige: de pont CS-NDSM is soms erg vol. Het zou enorm helpen als dat een kwartierdienst werd. = _ Als wij al zoveel last hebben van geluidsoverlast dan moet dat voor de bezoekers nog veel erger zijn. Wordt het niet eens tijd om paal en perkte stellen aan het lawaai dat geproduceerd wordt bij deze evenementen, mede met het oog op de volksgezondheid (gehoorbeschadigingen)? = Bedankt voor de vragenlijst. Bij grote evenementen op de NDSM-werf is de bereikbaarheid van de reguliere horeca en verbinding naar de Papaverweg vaak erg slecht. Twee jaar geleden was het zo erg dat security personeel fietsers en voetgangers er niet door lieten en mensen genoodzaakt waren om via de Klaprozenweg hun bestemming te bereiken. Levensgevaarlijk en asociaal. Vaak wordt elke meter benut voor het festivalterrein, zodat er weinig overblijft voor de mensen die daar willen wandelen, graag genieten van het uitzicht over het IJ, andere activiteiten en/of de reguliere horeca. = _ Belachelijk dat je niet met de fiets op de pont kan bij sommige evenementen op de NDSM. Ik vind dat teveel gevraagd van de bewoners! = Ben bij een informatieve bijeenkomst geweest. Met de door mij aangedragen oplossingen voor parkeerproblematiek in de wijk is nog niets gedaan. = _ Bereikbaarheid betreft met name de ponten, die tijdens festivals soms moeilijk te gebruiken zijn voor niet-festivalgangers. Waarom regelen die festivals niet hun eigen transport? = Bereikbaarheid NDSM werf tijdens evenementen. Als het druk is, dan is het soms niet mogelijk om met de pont over te steken. Omfietsen via CS is dan de enige optie en met kinderen is dat een heel eind en niet wenselijk. = Bij de emoties was geen optie voor helemaal geen emotie, enige optie was geen antwoord. Ik vind het goed dat bij ndsm evenementen worden georganiseerd me hoop dat dat zo blijft en dat het niet wordt volgebouwd. = _Bijde reactie op de geluidsoverlast mis ik hartkloppingen. Ik krijg die als gevolg van de lage tonen zegt de cardioloog. Dat is een benauwd en benard gevoel. = Bij emoties bij geluidsoverlast zou ook de mogelijkheid van acceptatie genoemd kunnen worden, waardoor (hevige) opbouw van emoties achterwege kunnen blijven. = Bij sommige evenementen (dgtl viel mee) is er veel zwerfafval in de buurt. (encore was veel zwerfafval) dit zou sneller opgeruimd kunnen worden. verder word ik erg vrolijk van de positieve reuring in mijn leefomgeving. = _ Dagelijkse gebruikers van de pont (NDSM- Centraal Station) ervaren veel overlast van de festivalbezoekers. Zij komen in grote getale naar de pontjes toe en hinderen de gebruikers voor woon/ werkverkeer, ponten zijn overvol zodat er vaak geen plek meer is om mee te varen. Zoals gezegd zijn er voornamelijk in de ochtend en namiddag veel gebruikers die de pont voor woon/werkverkeer gebruiken en ook nodig hebben. Ik denk dat er door de organisatie van de festivals gezocht moet worden om de grote stroom bezoekers via andere wegen van en naar het festival terrein te brengen. Dit om de extreme overlast bij het reguliere openbaar vervoer te beperken. = De bas op de festivals is het grote probleem, de gewone muziek is niet goed hoorbaar, maar door de bas trillen de woningen op de Oslofjordweg. Een oplossing zou dus zijn om vooral aandacht te geven aan het verzachten van de bas. Daarnaast zou er gekeken kunnen worden naar een systeem met bewonerspassen voor het openbaar vervoer. Zo wordt het 32 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein probleem van de overlast op de pont niet bij bewoners neergelegd die gewoon van bijvoorbeeld hun werk naar huis willen op deze dagen, maar enkel bij de festivalbezoekers. Je zou dan kunnen denken aan een aparte rij voor bewoners, die dan voorrang krijgen op het betreden van de pont. = De evenementgangers hebben de gewoonte om op een gegeven moment de woonwijk in te gaan en daar herrie te maken. Dat levert de geluidsoverlast op. De herrie van het evenemententerrein zelf is in onze straat bijna niet hoorbaar. = De geluidsoverlast die ik ervaar is het motorcrossen op de Cornelis Douwesweg. Deze crossers doen dat bij voorkeur 's avonds en 's nachts! dat is niet te harden! Er schijnt wel over te zijn geklaagd, maar de politie doet daar, komt mij voor, niets aan, want het is iedere avond en nacht weer raak. Daarbij vergeleken is de overlast van evenementen niets. = _De hoeveelheid festivals, het worden er steeds meer! = De laatste tijd vinden er veel werkzaamheden plaats op de NDSM-werf. Deze werkzaamheden beginnen al om 6:00 ‘s ochtends met veel geluidsoverlast. Ik heb hier al een aantal keer voor gebeld, maar het blijft zo. Het zou beter zijn als ze 7:00 beginnen. Daarnaast ook bij evenementen zou het prettig zijn als de taxistandplaatsen op een andere plek zouden zijn, dus niet onder de ramen van de containerwoningen. Er werd met DGTL veel getoeterd, motoren stonden aan en er werd asociaal ingehaald met veel herrie. Heb het nummer gebeld dat in de brief van DGTL vermeld stond voor als er overlast was. Dit nummer bleek van de gemeente te zijn. Zij konden het alleen doorgeven, maar er is verder niks mee gedaan. Ook wilden ze er niks mee doen voor de andere avonden van DGTL (dit festival duurde 3 avonden). Er werd mij verteld dat ik weer opnieuw moest bellen wanneer er weer overlast was. Heb vervolgens het hele weekend niet geslapen van de taxi's die onder mijn raam stonden. = De mogelijkheid voor bewoners van de wijk om de fiets mee te nemen op de pont ook tijdens evenementen. = De muziek en het feest daar heb je haast geen last van maar alleen maar dat gebonk van de bass dat is in één kloten. = De NDSM-werf leent zich goed voor dit soort evenementen. Ik hoop dat de ruimte hiervoor zal blijven bestaan. = De overlast vanwege de (te) drukke veren is niet aan de orde gekomen al dan niet in combinatie met het niet mee mogen nemen van je fiets en het verwezen worden naar het Buiksloterwegveer dat hierdoor nog drukker dan normaal werd. = De pont en het verwerken van alle evenementbezoekers van/naar de NDSM-werf middels de pont vind ik een belangrijk onderwerp dat ik in deze vragenlijst heb gemist. De pont zou wel beter geregeld kunnen worden, zodat bewoners geen vertraging oplopen tijdens evenementen. = De rol vande gemeente is niet aan de orde geweest. Wij klagen al jaren en worden door de wethouder allen maar belachelijk gemaakt. Het beleid tot op heden = onbehoorlijk bestuur. De gemeente kruipt voor evenementenmaffia. = De vragen gaan vooral over de kwaliteit van uw eigen inspanningen, vreemd. Waarom worden er, kennelijk geeft de gemeente ALTIJD toestemming, de HELE zomer activiteiten gepland op de NDSM-werf. Dat ontgaat de gemeente duidelijk, raar is dat. = De vragenlijst is wel erg algemeen. De problemen ontstaan vooral met redelijk mooi weer als je als bewoner zelf met de deuren open wilt genieten van het aardige weer. Door de ligging van de Buiksloterbreek en de speciale akoestiek is het geluidsniveau vaak nog hoger dan op het festival terrein van de NDSM. 33 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = _ DGTL was een zeer goed georganiseerd festival. De overlast met de pont beschreven door een mondige bewoner in Het Parool heb ik absoluut niet zo ervaren. Hoewel meer pontjes vanaf de NDSM op zulke dagen wel fijn zouden zijn. Overigens zijn er andere evenementen zoals de markt in de IJ-hallen die veel meer overlast geven. Dan is de maandagochtend erna de werf en omgeving vaak een bende met overal nog troep van mensen en heel veel glas. Lekker als je erover moet fietsen. Veel mensen ruimen hun troep gewoon niet op. Bovendien is dan op de dag zelf de verkeerschaos dan ook veel groter met auto's. Dan zie je wel het verschil met een goede evenementorganisator als DGTL die dat wel goed regelt en wel luistert naar de omgeving. = Die paar evenementen vind ik echt geen probleem. ik vind het juist leuk dat ik er zo dichtbij woon. ik ga ook altijd ff kijken. Wat ik wel vervelend vind is dat elke zondag Noorderlicht live muziek heeft in de zomer. Dat hoor ik ook heel goed en dit is elke week. = Doe mij maar gratis kaartjes, dan vind ik het prima = _ Door de herrie van dit soort evenementen kan ik erg slecht slapen. Er wordt geen rekening gehouden dat in deze buurt veel kinderen wonen die wakker worden gehouden door die herrie. Ik zelf moet vaak in het weekend vroeg opstaan i.v.m. mijn werk. De gemeente denkt alleen maar aan geld en houden geen rekening met de bewoners. Het is duidelijk dat de vergunningen voor dit soort evenementen worden verstrekt door gemeenteambtenaren die niet in Amsterdam wonen. Dit soort evenementen horen absoluut niet thuis in de buurt van woonwijken. = __Doorhet betaald parkeren, parkeren bezoekers in de woonwijk bij het NDSM-terrein. Hierdoor is er niet allen geluidsoverlast , maar ook parkeerproblemen voor bewoners en nog niet te spreken over de bezoekers die na middernacht in de tuinen staan te plassen en voor veel geluidsoverlast zorgen. = Door het festival slechte bereikbaarheid met de fiets en weigering pont terwijl je dan als zorgverlener gewoon naar je werk moet in de stad en dus van de fiets afhankelijk bent. = __ Dorpelingen moeten bij festivals wel met de fiets op de pont worden toegelaten. Het is niet oké dat ik als inwoner van Tuindorp niet met de fiets naar CS mag en verplicht wordt naar de tolhuis te fietsen. = Een referendum om dit soort festivals in een woonwijk te verbieden. = Enorme geluidsoverlast van de festivals. Docklandshal gewonnen bij RvS in 2005. Vervolgens bedacht men festivals van 11.00 tot 23.00 vur, dank dhr Post en nu, jawel belanghebbende. 12 vur lang bonken moeten wij accepteren. Verkeerde leefgewoonte, overheid grijpt in. Genoeg pijn zonder stressverhogende overlast. Gehoorschade? Draai die knop terug. Houdt festivals waar niemand er last van heeft. Klagen helpt niet. Politie handhaaft niet bij geluidsoverlast. Vergunning is gebonden aan wet- en regelgeving. Festivals brengen genoeg geld op om een geluidswal te plaatsen. Zomers wordt het woongenot behoorlijk aangetast. Speel klacht s.v.p. door naar dhr v.d. Laan. Deelraad doet niets aan klachten. Ik laat me niet weer wegjagen! Bewoners waren er eerder dan de festivals. Heeft niets te maken met maatschappelijk belang. Zet een fatsoenlijke supermarkt en een “gewone” markt op het terrein daar hebben we wat aan en dat dient wel het maatschappelijk belang. Het leeft heel erg in onze wijk. = Eris vooral veel overlast van het verkeer. Doordat er veel aan de weg gewerkt wordt en dan ook nog festivals loopt het behoorlijk vast. Ook de ponten zijn dan eigenlijk niet goed meer te gebruiken. Complimenten voor de schoonmaakploegen, die hebben het meestal binnen een dag weer uitstekend voor elkaar. 34 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = Er mag strenger opgetreden worden tegen illegale taxi's. Die waren tijdens DGTL veel aanwezig. De organisatie heeft meer dan voldoende informatie geven, klasse daarvoor = __Erwerden geen vragen gesteld over het werken in onregelmatige dienst en dit soort evenementen .Ik weet uit persoonlijke ervaring voor mijn pensionring dat dat een hel kan zijn. = Erwordt min of meer in de vragen er vanuit gegaan dat men last heeft van het geluid. Men moet zich realiseren dat men midden in een drukke stad woont en dus nu en dan wat extra geluiden kan waarnemen, zolang dan niet continu en te heftig is, lijkt me dat onoverkoombaar. Maw … als je wilt zeuren, kan je altijd wel een geluidje vinden. = Evenementen moeten voldoen aan een uiterste tijd, hieraan wordt zelden voldaan. = Evenementen worden op de website overheid.nl door stadsdelen Noord en West wel opgenomen, maar er wordt alleen vermeld dat er een evenement is aangevraagd, niet wat het inhoudt, welke geluidsnormen worden gehanteerd etc. Wie meer informatie wil moet maar een afspraak maken op het stadsdeelkantoor. Hetzelfde geldt als er een vergunning is verleend. Gedetailleerde info wordt pas verstrekt als de bezwaar termijn is verstreken. andere stadsdelen zijn veel ruimhartiger met het verstrekken van info. Het heeft er alle schijn van dat Noord en West inspraak en bezwaar zoveel mogelijk willen frustreren. Ik heb dit bij de laatste inspraakronde ook al opgemerkt, maar er verandert niets. Moet ik mensen dan maar aanraden om tegen Alle vergunning bezwaar te maken op nader aan te voeren gronden en zo de administratieve moloch laten vastlopen? Graag info wanner de gemeente deze misstand gaat aanpakken! n= Feesten verplaatsen naar het westelijk havengebied. Dan hebben bewoners die ‘s morgens naar hun werk moeten er geen last van. Wij werken alletwee ook in de weekeinden. = Festivals zijn onderdeel van ontspanning voor personen. Door vertrutting van het beleid is Koningsdag niet meer zo gezellig als het geweest is op Koninginnedag. Evenementen en bijeenkomsten niet meer toelaten zal lijden tot minder ontspanningen voor personen en daardoor juist tot meer frustratie. Het beleid van de huidige burgemeester is zeer slecht en enkel en alleen gericht op oudere mensen. Het is goed dat met oudere rekening wordt gehouden zij zijn echter niet de enige Amsterdammers er zijn ook andere leeftijdscategorieën 50- waar veel meer rekening mee moet worden gehouden. = Gaat goed vooruit. "Geen brieven meer sturen over het feit dat er mogelijk geluidsoverlast komt, vind dat zonde van het geld, als we als noorderlingen nu nog niet weten dat er in de zomer muziek op de NDSM is dan weet ik het niet meer, de echte klagers kan je 100 x informeren maar die blijven toch klagen. =__ Gelvidschermen rondom evenement installeren zodat overlast tot een minimum beperkt zal zijn. = Geluidsoverlast is ook erg afhankelijk van het weer. Wat voor de organisatie binnen de normen is, kan bij een verkeerde wind erg hinderlijk zijn. = _ Graag zou ik willen weten, waar wij terecht kunnen bij parkeeroverlast! En dan bedoel ik ook 's avonds en 's nachts, want de politie bellen is geen optie, want die komt NIET! Laatst weer 'n incident op een zaterdagavond; Om ongeveer 23.00 vur is de politie gebeld i.v.m. parkeeroverlast (de auto's stonden zelfs bij de buurtbewoners voor de ramen!), omdat onze visite niet weg kon, hun auto stond vast. Er werd toegezegd dat ze iemand zouden sturen, maar er is dus géén politie gekomen (En dat is al de zoveelste keer!), waardoor onze visite pas 's nachts om ongeveer 02.30 vur naar huis kon vertrekken, toen de bezoekers van dat evenement eindelijk hun auto's gingen ophalen. Sommige van die bezoekers stappen flink 35 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein "beschonken" achter het stuur. Om 01.55 uur hoorden we een harde klap, is zo'n bezoeker tegen de lantaarnpaal geklapt, die midden op het erf staat. Wij (de buurtbewoners van dit woonerf, Kotteraarstraat & Boorderstraat) vinden het een kwalijke zaak, dat wij niet serieus worden genomen en nergens terecht kunnen. = Heb veel last van het gedreun, vraag me ook af waarom het altijd zo hart moet. Er wordt veel geschreven over gehoorschade! = Het DGTL festival is al een aantal jaar het festival waar wij het minste geluidsoverlast van ervaren. In de begeleidende brief voor dit onderzoek werd dan ook aangegeven dat er vragen gesteld worden over andere evenementen. Dit vind ik onderbelicht. Juist de festivals Vollt en Valtifest geven veel meer overlast dan het DGTL festival. 2 Dagen lang, gedurende de hele dag is de wijk ondergedompeld in diepe bass-dreunen. Van een vur of 12 in de middag tot na 11 vur in de avond kom je nauwelijks tot rust. = Het enige war mij stoort is straatvuil. Hier wordt naar mijn mening ook te weinig aan gedaan. Suggestie is meer vuilnisbakken rond het terrein wanneer mensen aankomen of vertrekken. Voorbeeld is afgelopen Koningsdag in Amsterdam. We hebben wel eens mee gemaakt dat een bus gewoon zijn vuilnis op straat dumpte. = Het gaat niet over muzieksmaak maar over gekmakende overlast van basdreunen, uren achtereen. Dit laat zich niet meten in decibel. Basdreunen zijn een genot voor de festivalbezoeker maar regelrechte horror voor omwonenden en werkenden. Dit soort evenementen horen niet voor niets op afgelegen industrieterreinen en weilanden. Dit hoort niet in een stad. In een stad horen de meer nationale festivals die voor iedereen zijn zoals Koninginnedag, gay pride etc. Niet dat ik persoonlijk deze evenementen leuk vind, maar ik begrijp dat dit bij de stad hoort. Ik kan dan altijd besluiten een dagje weg te gaan. Maar de overlast en frequentie van de festivals op de NDSM vergallen wonen en werken in Amsterdam van de lente tot en met begin najaar. Op vrije dagen kunnen mensen niet thuis zijn en moeten (horeca)bedrijven hun deuren sluiten. Welk recht heeft de ene bedrijfstak (festivals) dat zij ervoor kan en mag zorgen dat andere bedrijven de deuren moeten sluiten = Het geluid van een festival op de NDSM hebben we in Tuindorp Oostzaan niet heel veel last van. Wat ik erger vind is dat de pont zo overvol wordt tijdens de festivals en daardoor missen bewoners soms de pont of kunnen ze hun fiets niet meenemen. En verder moet ik zeggen dat ik het keurig vond dat de organisatie van DGTL een brief heeft gestuurd aan alle buurtbewoners. Maar de toon van de brief was heel raar: alsof de buurtbewoners heel dankbaar moeten zijn dat het festival plaatsvindt. En sommige dingen waren heel onduidelijk geformuleerd, alsof ze de onplezierige informatie (bijvoorbeeld dat op bepaalde tijden er geen fietsen op de pont mogen) zo bedekt mogelijk wilden overbrengen in de hoop dat mensen het dan niet doorhebben? Ik heb liever een neutrale brief waarin de informatie gewoon duidelijk wordt gegeven, in plaats van een obscuur, door de DGTL marketing afdeling gecomponeerd verkooppraatje. Maar dat is misschien persoonlijk. Bedankt en succes er nog mee! = Het heeft eigenlijk geen enkele zin om aan dit soort onderzoeken mee te doen. De herrie blijft toch bestaan van het NDSM terrein en omgeving. Er wordt geen enkel initiatief ondernomen om de enorme herrie te stoppen. Dit soort festiviteiten behoren niet in een woonbuurt gegeven te worden en zeker niet daar waar water is (IJ) wat geluid verder draagt. = _Hetis absoluut onaanvaardbaar dat tijdens een festival bewoners van Amsterdam Noord met een fiets geen gebruik kunnen maken van de NDSM pont. Festivalorganisaties mogen NOOIT de regie hebben over dit stuk openbaar vervoer. GVB en gemeente zijn eindverantwoordelijk voor het waarborgen van de bereikbaarheid zonder beperkingen voor 36 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein bewoners. Eventuele extra kosten moeten worden betaald door de organisatie van het evenement. = __Hetis absurd en kwalijk dat bewoners tijdens festivals niet de fiets mee kunnen nemen op de pont! Dit zet kwaad bloed! Ik heb niets tegen festivals maar als de gemeente zo door blijft gaat, heb ik en vele andere bewoners rondom ndsm wel veel bezwaar tegen festivals. = __Hetis prettig als een evenement een duidelijke, redelijke eindtijd heeft en zich daar ook aan houdt. Kan ik me op instellen. Filmfestival op Stenen hoofd duurt te lang (d.w.z: teveel dagen) en gaat te laat door (1 vur 's nachts op werkdagen!). Uiteindelijke probleem is dat er teveel festivals zijn waardoor er bijna elk zomerweekend wel iets is. = Het ndsmterrein is vervangende fietsroute voor ruim twee jaar nu klaprozenweg eruit ligt. Deze route ondervind ik overlast van tijdens festivals en de op en afbouw. Kans op lekke banden, vrachtwagens die je snijden ( gevaarlijk) en terugkerende discussie dat je als bewoner met fiets de pont niet op kunt vanwege drukte wat bereikbaarheid van je huis slecht maakt. Het zou fijn zijn dat deze aspecten ook serieus genomen worden en verantwoordelijkheid ook deels bij organisatoren wordt gelegd. = Het probleem bij evenementen op de NDSM-werf is niet enkel geluidsoverlast (ik heb vaak medelijden met de mensen die dan dicht bij de NDSM wonen) maar ook dat de pontjes overvol zijn en dat het dan maar de vraag is of jij als fietser/bewoner van Noord met fiets en al mee kan. Oplossing daarvoor is meer pontjes inzetten tijdens de evenementen. = _ Het verbaast me hogelijk dat het plezier van recreanten/feestvierders door de gemeente Amsterdam duidelijk hogere prioriteit heeft dan een normaal leefbaar klimaat voor de bewoners. Het verdienmodel van de gemeente krijgt hier voorrang. De decibellen worden gewoon opgeschroefd, frequent festivalbezoek van dit soort grote evenementen levert gehoorschade op. De vragen in deze vragenlijst zijn deels suggestief: Het moet wel haast aan de bewoner liggen, als je in je eigen huis, tuin en straat geen deelgenoot wil zijn van het dagdelen durende, overmatige gedreun van grote evenementen op kilometers afstand. De overblijvende optie voor de bewoner is om maar te zorgen dat hijfzij wegkomt. De omgekeerde wereld. Deze grote evenementen horen niet in een woonwijk thuis. = Het was super geregeld allemaal. De rondleiding vooraf en de bewonerskaarten die we ontvingen. En alle informatie was duidelijk en de organisatie was makkelijk en snel te bereiken. = Het zou fijn zijn als de bassen omlaag gaan, de muziek is niet zo een probleem of dan in ieder geval verder in de avond. = Het zou helpen als duidelijker wordt wat met klachten over overlast wordt gedaan = hoe kan het dat zelfs op radio NH wordt aangeraden om oordopjes mee te nemen i.v.m. geluidsoverlast. De schade ontstaan door te hard geluid zou in feite moeten worden betaald door de organisatoren en de gemeente en niet worden afgewimpeld op de zorg. het is zo simpel. Minder harde muziek en dan hoeven oordopjes ook niet. Het probleem is vaak niet de muziek, maar de bastonen en het geschreeuw van 1 of andere idioot door een microfoon. Geluid draagt erg ver over water. = Hopelijk nemen meer organisaties een voorbeeld aan de organisatie van DGTL, alles klopte aan dit festival; bewonersinformatie, rondleiding, bereikbaarheid. Qua klachten over drukte op de pont, 10min fietsen ben je bij de andere pont bij CS. = __ Houd Amsterdam levendig! =__.p.v. Oordoppen uitdelen op een festival: zet dan de volumeknop lager!!! Dit is de omgekeerde wereld. Heb trouwens niet het idee dat er, na melding over overlast, ook maar 37 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein iets mee gebeurd. Ik verneem er nooit iets van. En wanneer een functionaris komt meten: zodiac hij weg is gaat de volumeknop weer volop open. Jammer! = _Ikbel regelmatig, helaas bijna wekelijks met 14020 om melding te maken van geluidsoverlast. Ik vraag me af wat er met deze meldingen gedaan wordt. Eerder kreeg ik per melding een mail van de gemeente over de afhandeling, nu niet meer. Als de overlast voor mij dragelijk is bel ik niet, de keren dat ik naar dit nummer bel is bij ons thuis echt de nood aan de man. Festivals met veel bassen horen gewoon niet thuis in een woongebied. 2x per jaar, zoals bv op Koningsdag zou geen probleem zijn, maar de huidige frequentie van festival overlast is veel te hoog. Als inwoner van Amsterdam, betaal ik veel om op dit stukje grond te mogen wonen en verwacht ik dat de gemeente onze omgeving leefbaar houdt voor bewoning. = _Ikbengek op de levendigheid van de NDSM werf en zou het zonde vinden als alle festivals zouden verdwijnen. Het hoort bij Amsterdam en ook al hoor je zo nu en dan wat muziek, het is absoluut niet storend en bovendien om 23.00 vur al weer stil. =__Ikben positief over de evenementen, omdat het niet te vaak voorkomt en het steeds om 11 vur stil wordt. Ik ga meestal weg. Gelukkig kan ik weg. Dat heb ik er graag voor over om mijn mooie plek aan het IJ met anderen te delen. "ikben wel wat gewend, maar voor mijn gevoel komen er steeds meer evenementen. volgens mij zijn die festivals maar voor 1 doelgroep, namelijk jongeren. ik zal een voorbeeld geven: gisteren 5 mei heb ik de hele dag hiphop gehoord. een beetje is leuk, maar niet 12 vur achter elkaar. de hele buurt moet dan mee ‘genieten’. ik heb begrepen dat ze om 11 vur 's avonds moeten stoppen, dat gebeurt ook. vroeger was het erger, ging het door tot 5 vur 's ochtends, dat was vreselijk. maar het mag best minder op de ndsm werf, het ligt toch in een woongebied. mijn suggestie is dan ook: maak er geen pretpark van! beperk het aantal dancefestivals waarbij veel geluidsoverlast wordt ervaren! = _Ikga niet vaak naar de festivals hier in de buurt, maar vind het erg leuk dat ze er zijn. = __Ikheberwel moeite mee dat het soms door festivals onmogelijk is voor buurtbewoners om met de fiets de pont te betreden. Dit stoort mij erg. Een festival zou niet ten koste moeten gaan van de bereikbaarheid van de eigen woning voor mensen die in Noord wonen. Ik vind het ontoelaatbaar dat ik als buurtbewoner een half vur om zou moeten rijden vanwege een festival en hoop echt dat hiervoor een andere oplossing gevonden gaat worden. =__ik heb geen moeite met grote festivals, maar ik denk wel dat het er heel veel zijn, op alle mogelijke locaties. Ik ben bang dat het alleen maar erger gaat worden. Vroeger woonden ik tegen het Westerpark aan, en daar was de verhouding écht zoek geraakt. Té veel, té groot, té vaak. Zeer belastend voor de buurt. De maat der dingen raakt kwijt. Dank en groet = __Ikheb geen problemen van slaap met geluid soms hoor een beetje geluid als ik wakker ben met ramen open. Ik heb een groot probleem met sommige evenementen. Vaak ik kan niet op het pont gaan als er zijn te veel bezoekers in een grote rij. Soms zeg het control medewerkers ik moet 1 vur of meer wachten. Ik heb afspraken en ik moet op tijd zijn. Soms ik moet fiets al het weg naar het pont op buikslotermeerweg helemaal het lange route en misschien te moe zo ver te fietsen. Ik vind deze situatie vervelend en altijd stress geven. En keer deze Paas Weekend ik moet naar buikslotermeerweg pont gaan omdat een vreselijk rik maar moet door een vloed van mensen op NDSM en dat neemt 30 minuten van NDSM tot Undercurrent. De Gemeente moet meer ponten gebruiken zo het lokale mensen op tijd kunnen zijn zonder hinder of het festival organisaties moet huur bussen te breng mensen naar en van Amsterdam naar het NDSM. Ik heb geen probleem dat er zijn festivals op NDSM maar wil op tijd naar mij afspraken zonder hinder alstublieft. 38 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = __Ikheb vooral overlast door drukte, niet met de boot kunnen reizen en daar ook niet over geïnformeerd worden. Ik mag regelmatig niet meer met mijn fiets op de pont, terwijl ik niets met dat festival te maken heb. Te druk op de boot met festivals, overal troep en met name glas, dronken mensen die ruzie zoeken en over het studentencomplex lopen en hier niet horen, taxi's die toeteren en irritant doen. Agressieve mensen, dronken mensen die tegen mij huis pissen, dingen jatten. Altijd glas op het fietspad na een festival. = _Ikirriteer mij niet zo gauw als er een evenement op het NDSM is, vind het leuk als mensen plezier kunnen maken ook al ondervind ik een beetje last. Het moet natuurlijk niet te gek worden. Er is ook een tijd geweest dat de bushokjes de volgende dag gesloopt waren, dat vind ik minder. We worden via een nieuwsbrief op de hoogte gehouden welke evenementen er zijn. Die gooi ik altijd weg, ik hoor het wel als het zover is. Volgens mijn gevoel loopt alles wel goed en hoop dat dit zo blijft uiteraard. Er staat een taalfout in de vragen. Er staat: “Mensen reageren verschillen“ Daar kan ik mij wel over opwinden haha. Nee hoor, grapje, maar het staat een beetje raar als gemeente Amsterdam =__Ik mis bij de negatieve gevolgen van herrie last bij het (in)slapen. Daarnaast vind ik het ook vervelend dat er steeds meer evenementen op het Stenen Hoofd zijn. Die hebben vaak ruimere normen dan de NDSM-werf (luide muziek tot 1 uur 's nachts) maar zijn dichter bij ons huis, dus veroorzaken meer overlast. = Ik vind dat in Amsterdam teveel rumoerige festivals worden gehouden. Zeker als deze in buurten worden gehouden waar veel direct omwonenden zijn. m Ik vind de evenementen op de ndsm leuk. Maakt het levendig. Alleen zou er iets meer voor de allerkleinste moeten worden georganiseerd = Ik vind het belachelijk dat er non stop vragen zijn over overlast en dan met name geluidsoverlast. Ik woon bewust in Amsterdam en vlakbij ndsm. Laat het lekker zo als het was. Voor mij hoeven er geen evenementen, geluid of iets anders aangepast te worden. Laat het zo! Niet aanpassen omdat er plots allemaal mensen in noord zijn komen te wonen. Er 5000 extra woningen gebouwd worden. En er nu nagedacht moet worden over geluidsoverlast ik heb nergens last van. Ik word er blij van, feestjes horen bij Amsterdam. = Ik vind heteen grote plus dat ik in de buurt woon van een plek waar regelmatig dingen georganiseerd worden. Ik hou er van als de buurt levendig blijft. = Ik vind heteen ontzettend leuke ontwikkeling dat de NDSM-werf zo bruist met prachtige evenementen! = Ik vind het juist leuk dat er zoveel evenementen plaatsvinden op het NDSM terrein. Ik vind dat je elkaar plezier moet gunnen en niet van alles een probleem moet maken en moet gaan klagen wanneer je muziek hoort waar je zelf niet van houdt. De festivals vinden op prima tijden plaats, het wordt duidelijk gecommuniceerd dus ik zou zeggen ga vooral door met het organiseren van festivals en muziekevenementen! = Ik vind het leuk dat er bedrijvigheid is op de ndsm = Ik vind het schandelijk dat het openbaar vervoer, dus de veren, zo overbelast worden voor een evenement. Ik wil gewoon met mijn fiets/scootmobiel over het IJ kunnen. Mijn idee is: laat de organisator van het festival zorgen dat er een festival pont gaat, dus een extra pont voor feestgangers. = Ik vind het vooral heel leuk dat het NDSM terrein voor festivals gebruikt wordt. Het is er, naar mijn idee, zeer geschikt gebied voor. Verder ben ik ook heel tevreden over alle communicatie rondom de festivals en de bewoners-aanbiedingen zoals de backstage tour. Hulde! 39 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = Ik was niet thuis met DGTL, maar ik vind het geluid van festivals niet storend waar ik woon. Ik vind dat het geluid ook minder is geworden tijdens evenementen. Ik heb GEEN bezwaren tegen festivals terwijl ik wèl geluidsgevoelig ben (kan absoluut niet tegen geluidsoverlast van buren bijv.) = Ik werk fulltime en moet om 6.00 vur op staan. Natuurlijk wordt ik boos als dronken gasten mij wakker houden. En als ik na 9 vur werken thuis kom en ik kan mijn auto niet kwijt omdat de feestgangers geen parkeergeld willen betalen is dat ook heel frustrerend. In de zomermaanden is er bijna elke week feest op het ndsm. Ben blij als het weer winter is. = Ik zit ingeklemd tussen allemaal evenementen, zoals door o.a. van de NDSM-werf en feesten van de Meteoor. Aldaar staat de muziek regelmatig veel te hard. Ik hoor daardoor vaak van meerdere kanten dergelijk harde muziek. Feesten vind ik prima, maar het moet niet zo zijn dat bewoners hun huis moeten uitvluchten… … = __ Inde brief van DGTL stond dat de NDSM pont niet gebruikt mocht worden door bewoners met fietsen, dit is onacceptabel, mensen uit de naastgelegen wijk moeten gewoon gebruik kunnen maken van de NDSM pont met of zonder fiets, ik stel voor dat de festivals zelf voor passend vervoer zorgen, bijvoorbeeld door van het GVB een extra (grote) pont te huren en de overlast door de stroom bezoekers niet af te wentelen op de bewoners. Zij hebben het recht om gewoon naar de overkant van het IJ en terug te kunnen. = Inde vragenlijst zie ik niet direct iets over het gebruik van de pont door festivalgangers. Dit is altijd tijdens een festival een discussiepunt. Mag een festival organisatie bepalen dat je opeens niet meer met je fiets de pont op mag en maar moet omrijden. Dit is een rare gang van zaken. = Inhet algemeen zie ik erg op tegen aangekondigde DANCE- en andere grote evenementen. Als het mogelijk is, ga ik weg van huis, maar het maakt me ook boos, dat dat zou moeten om gewoon in rust thuis en met open deuren op het balkon te kunnen zijn! Maar ik moet toegeven dat er één verbetering was bij DGTL-buiten: het gruwelijke bassen-geweld was minder… = Informatie over hoe de gemeente in de toekomst met geluidsoverlast om wil gaan toekomstige geluidsmetingen in dB(C)voor bastonen i.p.v. dB(A) hoogfrequent geluid doen. Extra probleem bij basgeluiden is, dat men ze vanwege de lengte van de golf vaak pas op grotere afstand goed gaat horen. Daardoor klinken ze ver weg veel indringender dan vlak bij het podium. Daar komt bij dat hierdoor op grote afstand alleen de bastonen hoorbaar blijven, terwijl de rest van de muziek zo ver niet draagt. Resultaat: een zwaar ritmisch gedreun dat de meeste mensen als zeer hinderlijk ervaren. Buurtbewoners zijn met andere dingen bezig en daarbij is dat gedreun dus vaak uitermate storend. De instantie die de vergunning verleent moet dus niet rekenen met decibellen, maar gewoon z'n gezonde verstand gebruiken: een groot dance festival geeft altijd geluidsoverlast als je zelf niet op dat festival bent en dus moet je een locatie kiezen waar niemand er hinder van heeft. Dat zijn dus géén woonbuurten en géén natuurgebieden. = __ Kunnen festivals niet in een weiland, of in het een ruim gebied als het Twiske, waar minder bewoners zijn, voldoende ruimte en openbare fietspaden en pontjes niet overbelast raken. Mijn kinderen en ik kunnen dan gewoon fietsend naar de pont zonder kotslucht op de pont, festivalbezoekers met grote pupillen ontwijkend die zwalken. Het ligt vol lachgas ampullen! en al dat afval, dat kapotte glas, we krijgen er lekke banden. En je fiets parkeren als bewoner bij de NDSM steiger is ook een kriem tijdens een festival. De doffe basdreunen zijn irritant. Voor iemand die liever klassieke kamermuziek luistert is erlangs fietsen erg onaangenaam en dan thuis niet op het balkon gaan en deuren dicht. Het is toch te zot voor woorden, laat al 40 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein die idioten een koptelefoon opzetten. Dat moet toch mogelijk zijn met de huidige technologie? In de stad dus koptelefoon op of ga in een weiland zitten met je herrie! = _Lievergeen evenementen in groen gebieden. = los van dit alles is het belachelijk dat er geen fietsen de pont op mogen, zitten er mensen met oogkleppen aan die dikke duim te zuigen?? Dit gaat een stempel zetten op het geheel (geplande) =__meer ponten inzetten cs{ndsmwerf bij evenementen s.v.p. t.b.v. bewoners. het is opvallend dat DGTL-festival dit jaar zonder noemenswaardige geluidsoverlast heeft plaatsgevonden, Hoera!, het kan dus wel! = _ Mensen moeten niet zo zeuren. Deze feesten worden al jaren gegeven. De oude bewoners van tuindorp klagen niet het zijn de nieuw bakfietsfiguren die zo lopen te piepen. En denken alleen maar aan de waarde van hun huis. Negeer die mensen toch laat het niet verpesten door hun. = Minder evenementen zou bijzonder fijn zijn. En ook minder evenementen tegelijkertijd. Als er op de NDSM een festival is met een constante dreun die hele middagen tot in de nacht aanhoudt, is het fijn om tenminste naar het park te gaan. Maar daar is dan ook vaak een evenement. Dan kun je niet continue in je eigen huis zijn en ook nergens in de stad meer rust vinden. = _ Minder grote evenementen in de open lucht. = _ Mogelijkheid tot algemene opmerkingen ontbreekt = __Na de opmerking: 'De volgende vragen gaan over geluid! Was er geen optie om aan te geven dat men geen last had van geluidsoverlast, waardoor elk antwoord op de vragen negatief zullen zijn. Tijdens DGTL festival heb ik de gehele zaterdag met mijn deur open gezeten en hier niks van gehoord. = __Naareen plek waar niet zoveel bewoners worden lastig gevallen = __ Nadruk van het onderzoek ligt op geluidsoverlast van de muziek. De echte overlast komt van het geluid als de bezoekers door de omliggende straten lopen en schreeuwen en rotzooit trappen. Dus de probleemstelling is anders = Natuurlijk hoor je een evenement maar als dit een paar keer per jaar is dan is dat prima = Negeer mij = Niet zoveel last van evenementen op NDSM-werf, wel van 'afterparties' en dergelijke bij Pllek. Bron van hinderlijk lawaai 's nachts (bassen!). = Nuja, deze enquête ging voornamelijk over geluid maar voor ons persoonlijk is de bereikbaarheid een veel groter probleem. = _Nvt. Persoonlijk geen hinder van evenementen op ndsm-werf. Ben voorstander van centraal georganiseerde evenementen. = _ Omgevingsgeluid is een andere kwestie dan urenlang monotoon basgeluid dat als een tweede hartslag werkt 1 __ Omwonenden zou eens minder moeten zeuren en blij zijn dat er evenementen georganiseerd worden. De oplossing van DGTL om omwonende een kaartje voor het evenement te geven vond ik een mooie actie! 1 __ Onderhoud van straten {pleintjes (verzakking)sinds 1990 (toen gebouwd)is er niks qua bestrating/asfaltering onderhoud gepleegd, regenwater blijft op div plekken staan, wegens verzakking van bestrating = __ Onvoldoende bestrijding Japanse knotwortelplant die oprukt = Op de vraag naar emotie bij evenementengeluvid mis ik het antwoord dat ik zou hebben gegeven: leuk, er is een feestje! Fijn om in een bruisende stad te wonen. Ik ben heel blij met 41 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein de 23.00 vur geluid stop richtlijn. En ik waardeer de inzet van de gemeente om feestje en wonen samen mogelijk te maken. Eris 1 groter irritatie: er is 1 verbinding naar de overkant vant ij: zorg er ajb voor dat deze altijd normaal beschikbaar is voor niet-festival mensen! Inclusief fiets! = Op het NDSM zijn er vaker evenementen. Dit levert veel parkeerproblemen op in de wijk waar wij wonen. Hier is het gratis parkeren. Als bewoners kan je nergens je auto kwijt. Graag aandacht hiervoor! = __Op zich ervaar ik weinig overlast van de festivals die plaats vinden op de voormalige NDSM werffterrein. De overlast die ik ervaar is buiten op straat(afhankelijk van de windrichting)maar binnen in huis niet dus als het zo doorgaat vind ik het prima = __ Overlast geluid tot 23:00 is lang en zeker voor mensen die in wisseldiensten werken = _ Pontverkeer tijdens evenementen = Prima dat er evenementen worden georganiseerd, maar zorg verdomme voor een goede geluidsisolatie! "Stel een lagere maximale norm in voor geluid. Twee weken geleden nog wordt er gemeld dat er in Nederland meer dan 1 miljoen mensen zijn met gehoorschade. Alleen dat bewijst toch dat de huidige norm te hoog ligt, en is reden genoeg om daar iets aan te doen. 1 Suggestie: alleen rommelmarkten en kinderevenementen en evenementen die NIETS te doen hebben met luide muziekfestivals en techno/house etc. = Uitgebreidere uitleg of de festivals rekening houden met t milieu/ natuur en op welke manier. Dit was bij DGTL heel bewust en positief gedaan. Maar ik heb het vermoeden dat de meeste festivals hier niks aan doen en ik vind dat de gemeente dit absoluut wel mag gaan eisen. zeker als in ons gebied qua bouwbestemming hier wel rekening mee gehouden moet worden. = Vervoer ondergaat al genoeg hinder door de werkzaamheden op de Klaprozenweg, om dan voor een evenement nog meer restricties op te leggen gaat te ver = __ Volgens mij werkt ndsm in de huidige hoedanigheid prima met de omgeving. Gevarieerd en open. Verrijking van de stad! = __ Voor mij is het grote verschil wat betreft geluidsoverlast tussen, ben ik bezig dat heb ik nergens last van maar wil ik slapen dat moet het stil zijn en vind ik muziek en dan met name de bas vreselijk. Slapen lukt dan niet. En ik heb wisseldiensten. = _ Voor muziekevenementen zijn schitterende professionele locaties zoals Ziggo Dome, AFAS Live, Evenemententerrein Walibi Flevo, overige evenemententerreinen die speciaal zijn voor festivals. = __ Voor Noord specifieker over de Pont. Dat is de grootste bron van ergernis voor velen = Vooral het door merg en been gaan van basgeluiden van evenementen is steeds erger. Ik hoop dat daar iets aan gedaan wordt. = _ Vragenlijst nu vooral ingestoken op geluid. Zelf vind ik bereikbaarheid ook belangrijk, zeker op de NDSM waar de bewoners afhankelijk zijn van de veerponten en bij evenementen vaak een knelpunt zijn. = _ Waarom worden de evenementen niet in een hal gehouden? Het kan toch niet zo zijn dat wij weekenden niet in onze tuin kunnen zitten vanwege de geluidsoverlast. = _ Wanneer wordt de overlast gevende horeca op de NDSM eens aangepakt? = _Watikaleerder heb genoemd: er worden geen vragen gesteld over de bereikbaarheid. Als wij noorderlingen naar de stad moeten voor ons werk dan geven de evenementen in zoverre overlast dat we de pont niet opkomen, of met veel dringen, om op tijd op je werk te komen. Dat is tegenwoordig een dagelijks probleem maar met evenementen helemaal. 42 | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein = _ Weinig overlast van de festivals in het algemeen. Wij vinden echter zeer storend dat de bereikbaarheid (pont) slecht is op deze momenten. Het feit dat de bewoners verboden wordt om de fiets mee te nemen vind ik kwalijk. De organisatoren dwingen om zelf pontvervoer te regelen is volgens mij een oplossing, of een hoog frequente verbinding van de Westerdoksdijk en dan lopen van/naar CS. = Wij vluchten soms het huis uit bij grote evenementen. Fijn een hotelletje in den landen. Maar dat komt voort uit overlast. Wellicht iets om op te nemen in vw vragenlijsten. = __ Wij wonen in een gebied tussen de ndsm-werf en het Twiske waardoor wij vanaf maart ingesloten zitten tussen de evenementen met veel geluidsoverlast tussen maart en oktober. Bovendien wordt er door de gemeente nooit opgenomen als je hierover belt met 14-020. De gemeente is hier onbetrouwbaar in en geeft niets om haar inwoners. Alleen maar interesse in zoveel mogelijk geld verdienen aan zo veel mogelijk drank en herrie = __ Wonen in Amsterdam geeft gelukkig leven en geluid. Als de aankondigingen worden nageleefd weet precies waar je aan toe bent. Het geluid is wel enigszins afhankelijk van de wind richting. = Zaken die niet in het onderzoek belicht werden maar wel ter zake doen: -de afterparty's zijn ook vaak bijzonder hinderlijk (ze gaan vaak tot de ochtend door) - het gaat niet alleen over het volume/geluidsniveau; met name de bass fregventie/trillingen zijn hinderlijk! - de begin- en eindtijd van de evenementen = ze moeten een keer stoppen met doordeweeks om 07.30 uur te gaan heien c.q. bouwen met geluid en hoe het waait ligt ook aan de geluidsnorm = _ zeker bij meerdaagse festival overlast ook van vervuiling, drinkende mensen, parkeeroverlast en mensen die blijven slapen. Zeer irritant is dat de bewoners niet de fiets mee op de pont kunnen nemen. de gevaarlijke situatie bij de klaprozenweg. Dit is tijdens verschillende bijeenkomsten al vaker geventileerd, ook door meerdere buren rond de Krasseurstraat, maar wat er mee gedaan wordt?? Bar weinig volgens mij, bewijs het tegendeel! @! = _Zieeerste opmerking: ga regelen dat bewoners uit Noord voorrang krijgen op de pont met festivals, altijd hun fiets mee kunnen nemen, en niet geweigerd worden en om moeten fietsen. Dat kan eenvoudig via de huisvuilpas als toegangs- c.q. voorrangsbewijs te hanteren. Wanner dit geregeld wordt zal het draagvlak voor evenementen en andere activiteiten op de ndsm werf niet afkalven, en dat gebeurt nu echt. = Zonder overlast heb je ook geen negatieve gevoelens, dat kon je niet invullen = Zorg voor betere parkeerplekken, niet in woonwijk. zorg ervoor dat mensen hun vuil kwijt kunnen, alle ondergrondse containers in de wijk zijn met passen (als enige in de stad) en verder geen mogelijkheid tot weggooien van verpakkingen. 43 Bezoekadres: De Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek [| _ Postbus 658 1000 AR Amsterdam www.ois.amsterdam.nl
Onderzoeksrapport
44
test
N Gemeente Amsterdam es Stadsdeel Amsterdam-Noord % ing. % Vergadering: 723 % Agenda : 1639 Datum ‚31 okt. 2012 CONCEPT-AGENDA Openbare vergadering van de deelraad Amsterdam Stadsdeel Noord woensdag 31 oktober 2012 in de raadzaal van het Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 aanvang 20.00 uur Agendapunt Nadere informatie Regunr. | PROCEDUREEL 1) opening 6)_ Mondelinge vragen vagenerantofiegienensanode | | 7) Aanwijzen leden commissie voor de ingevolge art. 5:2 RvO worden de leden door geloofsbrieven de raadsvoorzitter aangewezen 8) Rapportage commissie voor de geloofsbrieven tb.v. agendapunt 9 en 10 9) Toelating en beëdiging waarnemer VVD, mevr. E. Groot 5955 10) Toelating en beëdiging waarnemer VVD, dhr. M.C. Harlaar 554 11) Toelating en beëdiging waarnemer On GroenLinks, dhr. B.W. van Bemmel Onder voorbehoud aanwezigheid stukken 12) Toelating en beëdiging waarnemer GroenLinks, dhr. R.J. Luijnenburg Onder voorbehoud aanwezigheid stukken BELEIDSVOORSTELLEN 13) Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland 5500 ALGEMEEN Volg de raadsvergadering live via internet op www.noord.amsterdam.nl/deelraad of op hitp://noord.raadsinformatie.nl
Agenda
1
discard
Gemeente X Amsterdam % Zuidoost Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost Datum » donderdag 8 oktober 2020 Aanvang : 19.00 UUr Locatie : video vergaderen Voorzitter : Wim van der Kamp Secretaris : Rinze van Opstal Agenda 1. Opening en vaststellen agenda 19.00 2. Mededelingen 19.05 3. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 24 september 2020 19.10 4. Ingekomen stukken 19.15 5. Bewoners aan het woord 19.20 Adviezen (gevraagd) 6. a. Samenvoeging Driemond in stadsgebied Weesp (vaststellen) 19.30 b. Concept Vestigingsbeleid Datacenters Amsterdam 2020 — 2030: 19:40 Amsterdam Duurzaam Digitaal (vaststellen) c. Verkenningskansen Venserpolder (vaststellen) 20:50 d. Ontwerpbestemmingsplan Drostenburg-Dubbelink Venserpolder 20.00 (bespreken) e. Aanpassing welstandsnota Vreeswijkpad (bespreken) 20.30 f. Aanscherping milieuzone autobussen en vrachtauto's per 2022 (bespreken) 21.00 Adviezen (ongevraagd) g. Blauwe Zone D-buurt (bespreken) 21.30 7. Rondvraag en Sluiting 22.00 Stukken ter kennisname e _Toezeggingenlijst
Agenda
1
discard
Bezoekadres > Gemeente b mstel 1 Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 19 februari 2021 Behandeld door OOV Onderwerp Reactie op motie 777 van de heren N.T. Bakker, Van Renssen, Kat en Van Schijndel inzake het bestemmingsplan De Pijp (mengformules). Geachte raadsleden, In de vergadering van de gemeenteraad van 26-09-2018 heeft uw raad bij de behandeling van het bestemmingsplan De Pijp motie 777 van raadsleden Bakker, Van Renssen, Kat en Van Schijndel aangenomen waarin het college gevraagd wordt om: e Eenstadsbrede evaluatie te doen van het beleid omtrent mengformules waarbij onderzocht wordt of mengformules daadwerkelijk bijdragen aan de overlevingskansen van winkels of dat het vooral leidt tot ongewenste toeristische- en horeca-activiteiten en hierbij mede te onderzoeken welk percentage of grootte voor mengformules het meest wenselijk is en zo mogelijk het horecabeleid stadsbreed hierop aan te (laten) passen. Ter voorbereiding op het nieuwe stedelijk beleidskader horeca en terrassen is in 2019 is een stadsbrede evaluatie vitgevoerd. Begin 2020 is tevens een onderzoek uitgevoerd naar detailhandel met mengformules in de Pijp, mede ter verdere onderbouwing van het beleidskader. Omdat het beleidskader nog in ontwikkeling is, is ervoor gekozen om u separaat te informeren over de wijze waarop deze motie deels is uitgevoerd en hoe hieraan verder vervolg wordt gegeven. Mengformule Van een mengformule is sprake wanneer een zaak niet horeca als hoofdbestemming heeft, maar detailhandel of consumentverzorgende dienstverlening en toch tegen betaling etenswaren en/of alcoholvrije drank verstrekt voor gebruik ter plaatse. Omdat mengformules een bijdrage kunnen leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemers zijn ze op grond van het bestemmingsplan toegestaan. Voorwaarde hiervoor is dat de horeca- activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit (de exacte regels hiervoor verschillen per stadsdeel). Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 19 februari 2021 Pagina 2 van 3 Belangrijkste uitkomsten stadsbrede evaluatie Ondergeschikte horeca-activiteiten zijn door de burgemeester onder voorwaarden (zoals horeca max. 20% van de oppervlakte) vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht die geldt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening. Omdat er geen vergunning of melding nodig is om een mengformule te starten is het lastig te achterhalen waar deze mengformules zich precies bevinden. De problematiek rondom mengformules zit voornamelijk in de combinatie van winkels die vooral eten verkopen en een mengformule hebben. Dit zorgt voor de volgende knelpunten: e _ Onderscheid horeca/retail is lastig te maken e Overlast afhaal/bezorgzaken met mengformule Horecaondernemers moeten voldoen aan veel eisen, op basis van (landelijke) wet- en regelgeving. Controle hiervan is goed realiseerbaar omdat deze ondernemers bekend zijn bij de verschillende toezichthoudende instanties. Daarnaast zijn er voor die doelgroep specifieke informatiedocumenten beschikbaar met voorlichting. Ondernemers die zich primair richten op detailhandel of dienstverlening en horeca-activiteiten als ondergeschikte activiteit vitvoeren zijn niet altijd goed geïnformeerd over de eisen waaraan zij moeten voldoen vanuit wet- en regelgeving. Dit kan leiden tot onveilige sitvaties (bijvoorbeeld brand onveilige situaties) en overlast (bijvoorbeeld geuroverlast). Ook kan dit leiden tot oneerlijke concurrentie doordat locaties met een horecabestemming over het algemeen duurder zijn. Specifiek voor de overlast met betrekking tot afhaal en bezorging geldt dat er een aantrekkende werking uitgaat van de horeca-activiteiten waardoor er meer verkeersbewegingen zijn. Daarnaast is toezicht een probleem. De geldende voorwaarden geven geregeld aanleiding tot discussie. Voor toezichthouders is het een lastige kwestie: want wanneer is sprake van een bakker met ondergeschikte horeca als mengformule en wanneer is sprake van een lunchroom? Wanneer niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor een mengformule, dan is er in feite sprake van illegale horeca, en kan er op grond van het bestemmingsplan en/of de APV gehandhaafd worden. Belangrijkste uitkomsten onderzoek “detailhandel met horeca in twee deelgebieden in Zuid” In het onderzoek naar mengformules in de Pijp is onder meer gebruik gemaakt van een pandsgewijze inventarisatie in de Van Woustraat en de straten van het Gerard Douplein tot Van der Helstplein. Belangrijkste vitkomsten uit het onderzoek: -_ Eris veel verschil tussen hoe ondernemers zich houden aan de voorwaarden van mengformules. Dit varieert van volledig voldoen tot illegale horeca. -_Uit de inventarisatie komen een aantal zaken naar voren met een duidelijke horeca- uitstraling, die binnen het bestemmingsplan geen horeca aanduiding hebben. -_ Onduidelijkheid over waar de mengformules zijn gevestigd in combinatie met interpretatiemogelijkheden bij voorwaarden voor mengformules vraagt veel capaciteit van handhavers, zowel voor constateringen als juridische opvolging. Op basis van de onderzoeksresultaten worden passende maatregelen getroffen en vindt waar nodig handhaving plaats. Gemeente Amsterdam Datum 19 februari 2021 Pagina 3 van 3 Verder staaft de vitkomst van het onderzoek “detailhandel met horeca in de Pijp” de uitkomsten van de stadsbrede evaluatie. Vervolg De uitkomsten van de evaluatie en het onderzoek geven aanleiding tot het herzien van de geldende voorwaarden voor mengformules. De uitwerking daarvan krijgt een plaats in het nieuwe stedelijk beleidskader horeca en terrassen waarbij expliciet aandacht is voor de handhaafbaarheid. De verschillende voorwaarden per stadsdeel worden geüniformeerd. Specifieke regelingen die door stadsdelen in bestemmingsplannen zijn opgenomen worden meegenomen in een overgangsregeling. Het beleidskader kunt u ultimo zomer 2021 verwachten. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, } N / 5 Ee mn Femke Halsema Burgemeester
Motie
3
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief | Amsterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 17 oktober 2023 Portefeuille(s) volkshuisvesting Portefeuillehouder(s): _ Zita Pels Behandeld door Directie Wonen, [email protected] Onderwerp Afhandeling motie 450.23 ‘Verbeter de verhuisregelingen’ van het lid Aslami (D66) Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 19-07-2023 heeft uw raad bij de behandeling van punt 6. Vaststellen van de Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting (AAV) motie 450.23 van raadslid Aslami van D66 aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om: 1) Te onderzoeken hoe de gemeente en woningbouwcorporaties meer flexibiliteit kunnen geven in het aanmeldingsproces aan Amsterdammers die in aanmerking kunnen komen voor Van ‘Groot Naar Beter’ of Van Hoog Naar Laag’. Hierbij te kijken naar onder andere: a) De mogelijkheid tot het fysiek aanleveren van documenten; b) Eenlatere deadline om documenten aan te leveren; c) Meer bezichtigingsmogelijkheden. 2) Te onderzoeken hoe de verhuissubsidieregelingen vaker benut kunnen worden door o.a. te kijken naar de redenen voor onderbesteding en de hoogte van de verhuispremie. 3) Te onderzoeken hoe de voorwaarden van de voorrangsregeling op woningnet minder rigide kunnen worden, waardoor meer mensen zich willen en kunnen aanmelden. Hierbij te kijken naar onder andere: a) Hetwegnemen van de kamereis als aan de vierkante-meter-eis wordt voldaan; b) Het oprekken van de maximale vierkante-meter-eis wanneer, bijvoorbeeld, een XL (GO vanaf 101 m?) of L-woning (GO vanaf 82 m2) wordt achtergelaten; c) De fysieke en mentale gesteldheid van bewoners die gebruik willen maken van de van Hoog naar Laagregeling in plaats van sec de trappeneis; 4) Met corporaties in gesprek te gaan over het opzetten van voorlichtingscampagne over verhuisregelingen voor potentiële doorstromers in Amsterdam; 5) De hulp in te schakelen van etnische zelforganisaties en religieuze instellingen om de verhuisregelingen beter bekend te maken onder Amsterdammers met een migratieachtergrond; 6) Om inhet kader van de samenwerkingsafspraken aan de corporaties voor te stellen gezamenlijk te onderzoeken hoe de verhuisregelingen verder verbeterd en aantrekkelijker gemaakt kan worden voor bewoners en de resultaten terug te koppelen aan de raad. Het college geeft als volgt vitvoering aan de motie: Het college zal de regelingen Van Groot Naar Beter’ en ‘Van Hoog Naar Laag’ samen met de corporaties evalveren op de voorwaarden en de resultaten . Het college zal de raadscommissie op Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 17 oktober 2023 Pagina 2 van 2 de hoogte houden van de voortgang hiervan. De evaluatie van de verhuisregelingen komt dan ook op de termijnagenda te staan. 1) Gemeente en corporaties zullen onderzoeken, hoe beide regelingen vaker kunnen worden benut door aanpassing van het aanmeldproces om zo de doorstroming te vergroten. Flexibilisering zal daar onderdeel van gaan uitmaken; 2) Het subsidiebudget voor de regeling Van Groot Naar Beter is door de jaren heen beter benut en in 2022 volledig besteed. Het veranderen van de financiële tegemoetkoming, zoals de subsidie ‘Van Groot Naar Beter’, en de effecten op de doorstroming worden onderzocht; 3) De voorwaarden worden ook onder de loep genomen. Er wordt bekeken, welke veranderingen van de voorwaarden tot een betere doorstroming kunnen leiden; daarbij worden woonoppervlakte en sociaal medische aspecten meegenomen; 4) Het college ziet het nut om een uitgebreidere voorlichtingscampagne op te zetten en gaat hierover in gesprek met de corporaties. In de AAV wordt dit ook als inzet geformuleerd; 5) Het college beschouwt het inschakelen van etnische en levensbeschouwelijke organisaties in het voorstel als een ondersteuning van een van de gemeentelijke speerpunten van ouderenhuisvesting. Het college werkt al op verschillende terreinen samen met organisaties van Amsterdammers met een diverse achtergronden om goed in te spelen op de wensen en behoeftes van ouderen vit de verschillende groepen. De betrokkenheid van deze organisaties zal bij de voorlichting over deze regelingen Van Groot Naar Beter en Van Hoog Naar Laag ook verder vorm gaan krijgen; 6) In de samenwerkingsafspraken met de corporaties wordt opgenomen om de regelingen te evalueren en aanpassingsvoorstellen op te stellen. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Zita Pels Wethouder Volkshuisvesting Bijlagen Motie 450.23 van lid Aslami (D66) ‘Verbeter de verhuisregelingen’ Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
2
discard
G emeente Bezoekadres Plein'40'45 1 Amsterdam 1064 SW Amsterdam Nieuw-West potas see 1000 CA Amsterdam Telefoon 14020 amsterdam.nl/nieuwwest Voordracht en besluit D B-AB Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036 Afdeling rve Ruimte en Duurzaamheid Onderwerp Starten aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument voor het object Osdorperweg 571 Portefeuille Cultuurhistorische Waarde DB lid E. Bobeldijk Gebied Sloten Vergaderdatum DB 16 janvari 2018 Vergaderdata AB 31 januari 2018 voorbereidende commissie 7 februari 2018 algemeen bestuur Agenderen College / n.v.t. Gemeenteraad Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Bas Hamers +31619263068 [email protected] Ellen van Kessel +31610853902 [email protected] Pagina 1 van 5 Bezoekadres Plein'40'45 1 1064 SW Amsterdam Postbus 2003 1000 CA Amsterdam Telefoon 14020 amsterdam.nl/nieuwwest Datum 7 februari 2018 Onderwerp Starten aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument voor het object Osdorperweg 571 Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit: 1. Kennis te nemen van de conceptmonumentbeschrijving van Monumenten en Archeologie van het gebouw aan de Osdorperweg 571; 2. Kenniste nemen van het advies van de subcommissie Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit inzake het gebouw aan de Osdorperweg 571; 3. Inte stemmen met de concept voordracht aan het AB inzake de start van de procedure tot aanwijzing gemeentelijk monument van het gebouw Osdorperweg 571. Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit: besluiten wordt gepubliceerd 1. Kennis te nemen van de conceptmonumentbeschrijving van Monumenten en Archeologie van het gebouw aan de Osdorperweg 571; 2. Kenniste nemen van het advies van de subcommissie Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit inzake het gebouw aan de Osdorperweg 571; 3. Inte stemmen met het starten van de procedure tot aanwijzing gemeentelijk monument van het gebouw aan de Osdorperweg 571. Ondertekening Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West, Mevrouw E‚J.M. Plasmeijer, de heer A. Baâdoud, stadsdeelsecretaris voorzitter Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036 Pagina 2 van 5 DB-AB Bevoegdheid In het Bevoegdhedenregister (bijlage 3 van de Verordening op de Bestuurscommissies) is onder E.5 de bevoegdheid tot aanwijzen van gemeentelijke monumenten gedelegeerd aan het Algemeen Bestuur. De afdeling Strategie en Beleid van Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam (MenA) is verzocht om deze procedure te begeleiden. Bestuurlijke achtergrond e _Nota Cultuurhistorie Amsterdam Nieuw-West, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkeling (juni 2013) Hierin wordt de meerwaarde van erfgoed bij gebiedsontwikkeling en het verankeren van of inzetten van cultuurhistorie (bij stedelijke vernieuwing) beschreven, alsmede de middelen die beschikbaar zijn voor de borging van erfgoed voor de volgende generaties. Eén van die middelen is de aanwijzing als gemeentelijk monument. e Erfgoedverordening Amsterdam (december 2015) De Erfgoedverordening Amsterdam is op 16 december 2015 door de gemeenteraad Amsterdam vastgesteld. De verordening beschermt de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Amsterdam. In de Erfgoedverordening wordt onder meer het volgende onderwerp geregeld: de aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Hierbij is de volgende handleiding van toepassing: e _ Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, met selectiecriteria. Onderbouwing besluit Argumenten In de Cultuurhistorische Verkenning Nieuw-West worden potentiële gemeentelijke monumenten genoemd, waaronder enkele boerderijen en woningen in het dorp Sloten. In vervolg op de vorige tranche heeft Monumenten en Archeologie (hierna: MenA) op verzoek van het Algemeen Bestuur van Nieuw-West een beschrijving opgesteld voor de boerderij aan de Osdorperweg 571. Voor Osdorperweg 571 is tevens advies ingewonnen bij de subcommissie Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: CRK). Dit advies is bij de beoordeling om al dan niet te starten betrokken. De CRK heeft geadviseerd om de boerderij aan de Osdorperweg 571 aan te wijzen als gemeentelijk monument. Voorgesteld wordt, gelet op onderstaande toelichting, om dit advies te volgen. Start aanwijzing tot gemeentelijk monument voor Osdorperweg 571 MenA heeft in de redengevende beschrijving aangegeven dat Osdorperweg 571 cultuurhistorisch waardevol (hoge monumentwaarde) is als representatief voorbeeld van een boerderij vit de tweede helft van de negentiende eeuw. Als één van de weinig bewaard gebleven boerderijen langs de Osdorperweg herinnert de boerderij aan het agrarische verleden van dit gebied. Osdorperweg 571 is architectonisch, bouw- en gebruikshistorisch waardevol vanwege het grotendeels nog oorspronkelijke casco en draagconstructie en de oorspronkelijke, de op hoofdlijnen nog aanwezige ruimtelijke opzet van het complex (wagenschuur, woonhuis en stalgedeelte) en de goed bewaard gebleven indeling van de voorgevel met authentieke details (voordeur, schuurdeuren, stalraampjes, dakkapel). De boerderij is van grote stedenbouwkundige waarde vanwege de ligging van het langgerekte bouwvolume evenwijdig aan de Osdorperweg. De contouren van het bouwvolume (eenlaags met schilddak) evenals de lange relatief gesloten gevel vormen een belangrijk onderdeel van de gevelwand. Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036 Pagina 3 van 5 De CRK heeft in navolging van de door MenA geconstateerde en hierboven genoemde waarden geadviseerd om boerderij ‘Nooitgedacht’ aan de Osdorperweg 571 aan te wijzen als gemeentelijk monument. Risico's / neveneffecten Door een aanwijzing tot gemeentelijk monument worden de monumentale waarden van een gebouw beschermd en zijn veranderingen aan het gebouw in veel gevallen vergunningplichtig. Gebouwen die niet aangewezen zijn als gemeentelijk monument kunnen in bepaalde gevallen zonder vergunning veranderd worden. Maatschappelijke effecten Selecteer de maatschappelijke LJJongeren aan het werk effecten waar hetbesluitaan [Jeugd benut talent bijdraagt L]Goed veiligheidsgevoel MlPrettig wonen (lledereen doet en telt mee XlPrettig samenleven L]Gezonde leefstijl Maatschappelijke effecten Uitkomsten ingewonnen adviezen Juridisch bureau Akkoord Financiën Geen financiële gevolgen Communicatie Eigenaren en overige direct belanghebbenden zullen om hun zienswijze worden gevraagd over de voorgenomen aanwijzing van Osdorperweg 571. Overige Advies CRK. Financiële paragraaf Financiële gevolgen? Nee Indien ja, dekking aanwezig? Indien ja, welke kostenplaats? Toelichting Voorlichting en communicatie Eisen publicatie n.v.t. Communicatiestappen n.v.t. Uitkomsten inspraak Eigenaren en overige direct belanghebbenden zullen om hun zienswijze worden gevraagd over de voorgenomen aanwijzing van Osdorperweg 571. Registratienummer 55094 -2017/INT/o1036 Pagina4 van 5 Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie) n.v.t. Geheimhouding Geheimhouding n.v.t. Einde geheimhouding n.v.t. Stukken Meegestuurd Ter inzage gelegd geen Te verzenden stukken -_ Concept DB-AB flap; -_ Bijlage 1: Monumentbeschrijving van MenA inzake Osdorperweg 571; -__Bijlage 2: advies van de subcie. Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor de adressen Osdorperweg 571. Aangetekend versturen Akkoord agendering Datum voorbereidende staf Na een voorbereidend gesprek met de betrokken portefeuillehouder op 14 december 2017 is deze voordracht voor de integrale staf van g januari 2018 geagendeerd. Portefeuillehouder E. Bobeldijk Portefeuillehouder akkoord? Ja Verantwoordelijk manager R. vd. Camp Manager akkoord? Ja Besluit dagelijks bestuur <Conform; conform met aanpassing; aangehouden. In te vullen door bestuursadviseur DB> Registratienummer 55094 -2017/INT/o1036 Pagina 5 van 5
Besluit
5
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 520 Datum akkoord 28 juli Publicatiedatum 8 augustus 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het toenmalige raadslid de heer J. Hoek van 13 maart 2014 inzake de wanbetalersregeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller: Wie zijn ziektekostenpremie niet betaalt, komt na zes maanden terecht in de wanbetalersregeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze regeling int het College voor Zorgverzekeringen via een bronheffing de standaardpremie, verhoogd met 30%. Die 30% is bedoeld als boete op het wanbetalen. Het aantal wanbetalers stijgt, bleek in een uitzending van EenVandaag van 3 maart 2014 (http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1401375). Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 13 maart 2014, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Kan het college aangeven hoeveel Amsterdammers in de wanbetalersregeling zitten en welk bedrag aan boetes zijn per maand gezamenlijk betalen? Kan het college aangeven hoe dit aantal zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld? Antwoord: Het college heeft de gevraagde gegevens over 2014 nog niet ter beschikking. Het aantal Amsterdammers in de wanbetalersregeling heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2010 : 15.000 2011 : 21.870 2012 : 21.670 2013 : 24.910 Wanbetalers betalen een bestuursrechtelijke premie die bestaat uit de door de minister vastgestelde “Standaardpremie” en een boeteopslag van 30%. In 2013 bedroeg de bestuursrechtelijke premie € 160,12 per maand en was samengesteld uit de Standaardpremie van £ 123,17 en de boeteopslag € 36,95. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Zo Gemeenteblad Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 13 maart 2014 De 24.910 Amsterdammers in deze regeling betaalden maandelijks een bedrag van € 920.424,5 aan boeteopslag (24.910 X € 36,95). Omdat deze Amsterdammers voor hun basisverzekering de Standaardpremie betalen in plaats van de gebruikelijke (collectieve) premie, zijn zij maandelijks ca. € 20,00 meer kwijt aan premie. Daarmee is voor 24.910 Amsterdammers een bedrag van € 498.200 gemoeid (24.910 X € 20,00). 2. Is het college het met vragensteller eens dat in het overgrote deel van de gevallen het niet betalen van ziektekostenpremie het gevolg is van onvermogen en niet van onwil, zodat het opleggen van een boete in die gevallen niet alleen ineffectief is, maar ook onrechtvaardig? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Het college is het er niet mee eens dat in het overgrote deel van de gevallen het niet betalen van zorgpremie het gevolg is van onvermogen, omdat bij aanvang van de Zorgverzekeringswet in 2006 mensen met lage inkomens volledig zijn gecompenseerd voor de te betalen premie door een netto verhoging van inkomens en uitkeringen en de invoering van de Zorgtoeslag. Het college vindt het instrument van de boete ineffectief omdat daarmee de gestelde doelen, wanbetalers bewegen een regeling voor de achterstand te treffen en weer premie te gaan betalen, niet bereikt worden. Het college heeft er begrip voor dat in sommige situaties deze maatregel als onrechtvaardig wordt ervaren. 3. Is het college het met vragensteller eens dat met het opleggen van deze boete het schulden- of financiële probleem van betrokkene alleen maar wordt vergroot, zodat daarmee de gemeentelijke inspanningen om de schulden- of financiële problemen van betrokken op te lossen worden gefrustreerd? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Het college is het er mee eens dat de wanbetalersregeling de financiële problemen vergroot in situaties waar er geen schuldregeling wordt getroffen. Voor het treffen van een schuldregeling is ook de medewerking van de wanbetaler nodig. Gebleken is dat die medewerking lastig te krijgen is, ook als wanbetalers daartoe worden uitgenodigd. Om die reden is door de Dienst Werk en Inkomen in overleg met Zorginstituut Nederland (voorheen CVZ) en Agis gekozen voor een meer rigoureuze aanpak waarbij voor wanbetalers met een DWI uitkering een standaard schuldregeling wordt getroffen die het mogelijk maakt de betreffende wanbetalers uit het wanbetalersregime te halen. Met deze regeling wordt de premieachterstand in maximaal 36 termijnen afgelost. Een overblijvend restant wordt kwijtgescholden. Wanbetalers die hier niet aan wensen mee te werken kunnen dat aangeven. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Zo Gemeenteblad Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 13 maart 2014 4. Is het college bereid zich er voor in te zetten dat de boete op het niet betalen van de ziektekostenpremie wordt afgeschaft? Kan het college het antwoord toelichten? 5. Is het college het met vragensteller eens dat de opbrengsten van de boete, zolang deze niet is afgeschaft, op enigerlei wijze ten goede zou moeten komen aan het oplossen van schuldenproblematiek? Zo ja, is het college bereid een dergelijke aanwending van de geïnde boetes te bepleiten bij het kabinet? Zo nee, waarom niet? Antwoord vragen 4 en 5: Het college heeft meermaals door middel van lobbybrieven bepleit de wanbetalersmaatregelen zodanig in te richten dat die, anders dan u het geval is, de wanbetalers zicht op een oplossing geven. Afschaffen van de wanbetalersregeling is niet haalbaar. Met de nieuwe aanpak zoals bij het antwoord op vraag 3 geschetst, wordt wel bereikt dat een deel van het boetebedrag wordt gebruikt ter aflossing van de premieachterstand. Deze aanpak zal nog verder uitgewerkt worden. Mede tengevolge van de landelijke lobby is er een wetsvoorstel “Verbetering wanbetalersmaatregelen” aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat beoogt zorgverzekeraars een grotere rol en meer verantwoordelijkheid te geven bij het voorkomen van wanbetaling. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
test
Groenadvies Amsterdam bv IEPZIEKTE IN HET W.H. VLIEGENBOS Oorzaken, bestrijding en toekomstvisie IEPZIEKTE IN HET W.H. VLIEGENBOS Oorzaken, bestrijding en toekomstvisie Opdrachtgever: Gemeente Amsterdam Mevrouw J. Bijleveld Projectnummer : P20177 Datum : 8 juli 2020 Projectleider : P.M.A. van der Wielen Controle : B. Stoffer Paraaf : 8 Groenadvies Amsterdam bv Postbus 36233 1020 ME AMSTERDAM Telefoon: 06-50523935 E-mail: info @groenadviesamsterdam.nl 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos INHOUDSOPGAVE: 21 Situatie Vliegenbos … … nnen eneen ennen enerenneer eneen eneeenerenneen ennen eenereneee ennen Á 2.2 Resultaten telling feromoonvallen … nnen enne ennene er enneneerenneneevenneenveennene eenen à 3.1 Opzet zoekactie … … nnn nnee ennen eneerenneenenneerennennneereneen anneer serenveeeneen nen D 3.2 Resultaten zoekactie in het bos … nnn nnennneneneneneneneneneneneneneneneeenenenenenen eneen Ò 3.3 Beoordeling haarden … … nnee neer ennenernennenernenneeer vennen rvennenervennenenenneneeennn Ô 3.4 Beoordeling werkwijze aannemer … nuon enneenenenveerenenve er eneen ennen ennn  3.5 Resultaten zoekactie buiten het bos … …………….…..nnnnsnnennnnnenenenenenenenenenenenenenenenen enen en enen Ô 4 CONCLUSIES EN ADVIEZEN nn eeeeneenneneenennneneeenseneeersenrvereeeerennennenenenn. ÎÛ 41 Conclusie … nennen enen enenee eenn neenennennnensnenreneenenenersereneneenevennrnvnereneenevenenenenen ÎÛ 4.2 A | 4,3 Hoe nu verder? … …….....nnnnsnnenenenerer enen eneneene eenen veen en veen vere neve vereen veen ve verevenen nnen vennen ÎÎ Dit product van Groenadvies Amsterdam BV mag alleen geheel of gedeeltelijk worden vermenigvuldigd, openbaar gemaakt of ter beschikking van derden worden gesteld, na toestemming van Groenadvies Amsterdam BV en met bronvermelding. 8 juli 2020 Pagina 2 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos 1 AANLEIDING 55 Begin juni 2020 werd in het W.H. Vliegenbos in Amsterdam Noord teus een voor Amsterdamse begrippen ongekende uitbraak van iepziekte vastgesteld. Op vijf locaties werden 1 tot 15 zieke iepen vastgesteld. uien In combinatie met de benodigde bufferzone, heeft dit geleid tot een (D verlies van 70 iepen. Ook elders in de stad werden meerdere 8 G) : ne . opvallende uitbraken geconstateerd. Om dit in perspectief te plaatsen; in 2019 werden in de gehele stad circa 100 iepen gerooid. Er is daarom een plan opgesteld om deze uitbraak onder controle te GC krijgen, om de oorzaak/zaken te achterhalen en adviezen op te DJ stellen om dergelijke uitbraken in de toekomst te voorkomen. Er is gestart met het ophangen van twee extra feromoonvallen EEEN direct buiten het Vliegenbos. Samen met twee andere, al langere NE oET an tijd daar aanwezige vallen, zijn deze een week later geïnspecteerd REGISTER VAN waarbij het aantal iepenspintkevers is geteld. TAXATEURS De volgende stap was een grondige zoekactie in het gehele Vliegenbos waarbij gericht is gezocht naar (potentiële) broedhaarden zoals dode bomen, achtergebleven iepenhout na le snoei- en dunningswerkzaamheden en opnieuw uitlopende stobben. Daarbij zijn ook aftakelende bomen die op korte termijn een risico ne zouden kunnen vormen als broedboom, gemarkeerd. Daarbij zijn ook de huidige haarden en de werkwijze van de aannemers beoordeeld. Helaas bleek een aantal van deze haarden al grotendeels geveld waardoor niet overal een goede indruk van de IS uitbraak op die locatie kon worden verkregen. ben elnn In de tussentijd heeft de gemeente Amsterdam brieven verspreid onder de bewoners rond het Vliegenbos met het verzoek om open sene haardhout (één van de meest voorkomende bronnen van de ZZ a SO, 7 . verspreiding van iepziekte) te melden bij de toezichthouders van Spe Noord. Aanvullend daarop is in een 500 meter brede zone rond het bos een zoekactie uitgevoerd om dergelijke partijen open haardhout op te en sporen. Deze is gezamenlijk met één van de toezichthouders van 4E de gemeente uitgevoerd. b, - Op 3 juni is er een rondgang geweest door het bos met de toezichthouder, de voormalige groenbeheerder van het stadsdeel, Oane de Bomenconsulent van de gemeente Amsterdam en een aantal FANGEDEK BOMEN, andere belanghebbenden. para @ INSPECTEUR BOMEN 8 juli 2020 Pagina 3 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos Sinds de jaren '80 van de vorige eeuw hangt er een raster aan feromoonvallen over de gehele stad. Dit raster bestaat nu uit 66 vallen. Deze vallen zijn bedoeld voor de monitoring van het verloop van de populaties van de drie soorten iepenspintkevers (deze kevertjes verspreiden de iepziekte) en voor de opsporing van broedhaarden. De vallen zelf bestaan uit een aluminium plaat van 30x30 cm, besmeerd met een niet-drogende lijm. Op deze plaat wordt een buisje met feromonen bevestigd. Dit feromoon bestaat uit een mix van stoffen die beide geslachten van de iepenspintkevers uitscheiden om elkaar te lokken, aangevuld met de kenmerkende iepengeur. Door de langzame verdamping van het feromoon komen de lokstoffen vrij die de kevers moet aantrekken. De kevers vliegen op de val en raken verstrikt in de lijm. 2.1 Situatie Vliegenbos In het bestaande raster hangen nabij het Vliegenbos twee feromoonvallen; één ten noorden ervan aan de Wervershoofstraat en de tweede aan de Meeuwenlaan. Op 29 mei zijn twee extra vallen geplaatst nabij het Vliegenbos. Eén aan de westelijke zijde van het bos bij de toegangsweg naar de camping in het bos en één aan de zuidzijde aan de G.J. Ketjenweg nabij het volkstuinencomplex Buitenzorg. Op 5 juni zijn de iepenspintkevers op deze vier vallen geteld. Voor de interpretatie van de vangsten op deze vallen is de grenswaarde van 80 kevers bepaald. Indien na een periode van twee maanden met gemiddeld zomerweer meer dan 80 kevers worden gevangen, is de verwachting dat in de directe omgeving van deze val een broedhaard aanwezig is. De bestaande vallen hebben circa zes weken gehangen, de nieuwe één week. 2.2 Resultaten telling feromoonvallen Zoals aangegeven zijn de kevers op de vallen op 5 juni geteld. De resultaten staan in onderstaande tabel. De bovenste twee zijn de al langere tijd aanwezige vallen en de twee onderste zijn de week ervoor geplaatst. Aantal iepenspintkevers Wervershoofstraat kruising kleine Diestraat Meeuwenlaan kruising Nachtegaalstraat G.J. Ketjenweg (nieuw Vergeleken met de aantallen uit de voorjaren van 2018 en 2019 is het aantal kevers op de eerste twee vallen vergelijkbaar met de huidige vangsten. Voor de recent geplaatste vallen ontbreekt vanzelfsprekend deze vergelijking maar als we de nu getelde aantallen extrapoleren over de gehele periode dat ze normaliter zouden hangen, grofweg 15 april — 15 juli, komen ze op 720 en 240 kevers. En dus vér boven de grenswaarde van 80 kevers. Er moeten dus in en/of buiten het bos meerdere broedhaarden zijn. 8 juli 2020 Pagina 4 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos 3.1 Opzet zoekactie Het gehele bos is verspreid over acht dagen lopend per vak doorkruist. Daarbij is zodanig gelopen dat telkens een strook van 10 meter aan weerszijden bekeken kon worden. Daar waar veel hout lag of de ondergroei dichter was, lagen de trajecten dichter bijeen. Voor de grotere vakken waren dan ook meerdere trajecten noodzakelijk. Alle voor iepziekte relevante objecten (dode bomen, opnieuw uitlopende stobben, iepenhout) werden met gele verf gemarkeerd en op kaart ingetekend. Aanvullend werden iepen die duidelijk aftakelden en binnen twee jaar een risico zouden gaan vormen om een broedboom* te worden, op dezelfde manier gemarkeerd en ingetekend. * Een broedboom of broedhout is een zieke of dode iep of open haardhout waarin voortplanting van de iepenspintkever plaatsvindt. Na het uitvliegen van de kevers verspreiden zij de schimmel naar gezonde iepen waarna deze ziek kunnen worden. lepziektebestrijding hangt vooral op het voorkomen dan wel het zo spoedig mogelijk onschadelijk maken van dergelijke haarden. 3.2 Resultaten zoekactie in het bos In de dagen voor de zoekactie werden door de toezichthouders een aantal zieke iepen aangetroffen en gemarkeerd. Daarbij zijn ook in een strook rond de zieke bomen extra bomen als te verwijderen gemarkeerd om zo een bufferzone te creëren. Tijdens de zoekactie werden aanvullend nog eens 23 zieke iepen aangetroffen. Deze varieerden in diameter van 5 tot 90 cm. De gemiddelde stamdiameter was circa 50 cm. Deze bomen stonden verspreid over negen locaties. Deze zijn op onderstaande kaart met een blauwe ster aangegeven. ee E NN av OD 2e & in rood de door de gemeente gemerkte locaties met iepziekte. In blauw de extra locaties. De kleinste ster staat voor 1 boom, het middenformaat voor twee bomen en het grootste formaat voor 6 tot 15 bomen. Naast deze zieke iepen werden vier dode iepen aangetroffen. Eén daarvan was recent als gevolg van lichtgebrek afgestorven en circa 7 cm dik. De overige dode diepen waren 40 tot 50 cm dik. Deze waren alle al in 2018 of 2019 afgestorven. In minimaal twee daarvan was broed aanwezig, één boom is geveld voordat dit gecontroleerd kon worden. 8 juli 2020 Pagina 5 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos Twee iepen, één in het bos en één bij een woonboot, waren zodanig ver afgetakeld dat we verwachten dat ze nog dit jaar als broedboom zouden kunnen gaan dienen. Ze zijn daarom als preventief te verwijderen aangemerkt. Verspreid door het gehele bos werden meer dan 10 stobben aangetroffen die bij het vellen toentertijd niet goed zijn behandeld. Als gevolg daarvan kan de iepziekteschimmel in deze stobben en hun wortelgestel overleven. Dit vergroot het risico op wortelcontact. Tevens kan er een cyclus ontstaan waarbij vanuit de stobben jonge boompjes tot ontwikkeling komen, afsterven en dan weer elders uit de stobben uitlopen. Dit fenomeen is bijvoorbeeld langs snelwegen in het oosten van het land en in Duitsland op veel plekken zichtbaar. Í a £ AE ie, en Je Re aid en je } 4 ANRA CR NL eb B, ie ee ETEN NT en Ee RD e 5 En SE aa EE Niet geschild deel stobbe Door bewoner afvoeren van een stuk (geschild) iepenhout Als laatste werd op meerdere locaties iepenhout in het bos aangetroffen. Dit hout was daar op meerdere manieren beland: > Op twee plekken werden recent uit bomen gebroken takken gevonden. Het ging om takken van 5 en 25 cm diameter. > Een deel was bij dunningen achtergebleven. Ze waren voor essen aangezien en derhalve niet onschadelijk gemaakt. Het ging om circa 12 stammetjes tot 15 cm diameter op drie plekken in het bos. > Nabij een recent gekandelaberde boom werd een blok iepenhout gevonden. Deze was blijkbaar vergeten bij het opruimen. > Op locaties waar eerder iepen waren gerooid werd tussen populierenhout een kleine hoeveelheid iepenhout aangetroffen. 3.3 Beoordeling haarden Bij aanvang van het project werd aangegeven dat de locaties met de uitbraakhaarden alle nieuw waren en dus veroorzaakt moesten zijn door rijpingsvraat door iepenspintkevers. Bij het beoordelen van de diverse haarden bleek dit echter niet het geval. Van de vijf oorspronkelijke haarden, met rode cirkels aangegeven op onderstaande kaart, bleek er slechts één met zekerheid veroorzaakt door rijpingsvraat. Dat betreft de meest linkse locatie, een tweestammige iep in het gazon, nét buiten het bos. 8 juli 2020 Pagina 6 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos o ce: > W.H. VLIEGENBOS YT Nr & In rood de eerst bekende uitbraaklocaties op 28 mei Bij de andere locaties zijn of in het verleden al zieke iepen verwijderd of zijn in voorgaande jaren bij de inspecties vanuit de afdeling beheer zieke iepen gemist. We bespreken kort de diverse haarden en wat, ons inziens, de oorzaak van de haard is. Bij de haard midden-onder is met zekerheid sprake van wortelcontact. In het verleden zijn hier eerder zieke iepen verwijderd. Bij de haard midden-boven was de boom al geveld voor onze inspectie. De eerste waarnemers troffen daar een dode boom aan waarin zij geen sporen van iepziekte konden vinden. Omdat bij de huidige inspectie bleek dat de dichtstbijzijnde grote iep inmiddels ook ziek is, achten wij de kans dat deze eerste boom niet door iepziekte is afgestorven, verwaarloosbaar. Er was hier dan sprake van wortelcontact. Rechts bovenaan zijn bij de eerste inspectie twee groepen zieke iepen aangetroffen. Delen van beide groepen waren al geveld voor onze inspectie begon waardoor de situatie niet volledig beoordeeld kon worden. Volgens een mededeling van de zaagploeg stond in de rechter groep minimaal één dode iep. Deze moet dus al in 2018 of 2019 besmet zijn geraakt. Helaas is bij het vellen niet bekeken of de kenmerkende patronen van de iepenspintkevers zichtbaar waren. Ook was in de linker groep op basis van de mate van verkleuring in de kroon duidelijk dat er sprake was van zowel oudere als recentere aantastingen. Een deel van de bomen moet al in 2019 aangetast zijn. Van de nieuw ontdekte haarden geldt dat meerdere hoogstwaarschijnlijk het gevolg zijn van keveraantastingen. Dat geldt met name voor de iepen aan de oostelijke zijde van het bos. Overigens zijn meerdere daarvan al in 2018 of 2019 besmet geraakt maar niet opgemerkt. Er is in twee gevallen daarna broed ontstaan waardoor rond deze locaties weer nieuwe iepen ziek werden. 3.4 Beoordeling werkwijze aannemer Gedurende de zoekactie in het bos is meermaals gekeken bij de op dat moment gaande zijnde zaagactiviteiten. Tevens is gekeken op de locaties waar de werkzaamheden al waren afgerond. Daarbij troffen we enkele tekortkomingen: > Niet alle stobben waren conform de richtlijnen afgewerkt. De meeste waren te hoog en in meerdere gevallen was de bast niet overal volledig afgestoken. 8 juli 2020 Pagina 7 van 12 / Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos > Bij vertrek van de werkplek bleven soms handzame blokken ongeschild iepenhout liggen. Omdat deze door bewoners meegenomen kunnen worden en een broedhaard zouden kunnen vormen, is dit niet toelaatbaar. > Op meerdere locaties waar eerder dit voorjaar iepen zijn verwijderd, troffen we stukken iepenhout aan. Ook lag er soms nog takhout. > De gemerkte iepen worden verwijderd maar de jonge opslag ernaast blijft vaak staan. In deze boompjes kan, via wortelcontact, de schimmel worden doorgegeven aan andere boompjes. Het is noodzakelijk om binnen de door de beheerders als te kappen zone aangeven gebieden, alle iepen te verwijderen. Ook de opslag. ang en Ee et et Rf Her en Ce ie. ek a AE De De ne ee = nn Ee El w ì rd en Je En ng ol Es ° EN ne dn Ein Kn dn s en KS Er , Ee ED es RN Ee Kk Re r » Beh EE A je ne Ne Dj 3 ee EEN ed N rr. Zee el En Ren EE À Se Nn A 7 NE \ a DN k A En \ ee GE is AN NE Yv pe ARN en LN 4 Vet ae IP ae ea NE Je ete Ps ef EEE AE U me EN ij Pa. KS " k radi 45 es, ig Te B En ei dh £ Ds EN OET on EN NEN Ene, GN ad Bn Vve lepenstam met de voor de ziekte kenmerkende Achtergebleven iepenhout na dunning verkleuring van het hout 3.5 Resultaten zoekactie buiten het bos Er is een gebied van 500 meter, gemeten vanuit de randen van het bos, uitgezet. Daarbinnen is een zoekactie uitgevoerd. Daarvoor zijn verschillende technieken gebruikt: Op het volkstuinencomplex Buitenzorg is samen met een bestuurslid van de volkstuin een ronde gemaakt waarbij alle tuinen konden worden betreden om het eventueel aanwezige hout te beoordelen. Eerder hadden de heren Ootes en Stigter van de gemeente Amsterdam daar al een vergelijkbare inspectie uitgevoerd. Daarbij is iepenhout afgevoerd maar onduidelijk is of daar ook broedhout bij zat. Bij de tweede zoekactie is in drie tuinen iepenhout aangetroffen. Dat betrof tweemaal open haardhout en éénmaal in een takkenril verwerkt takhout. Eén van de houtstapels was zodanig oud dat het geen risico meer vormde. De twee andere worden opgeruimd en versnipperd. In de wijkjes zoals de Vogelbuurt, waar geen sprake is van afgesloten tuinen, is de voor- en achterzijde van alle huizen bekeken op de aanwezigheid van hout. Daarbij werd nauwelijks hout en geen iepenhout aangetroffen. In gebieden waar het woningenbestand uit koopwoningen bestaat is huis-aan-huis aangebeld met de vraag of men misschien open haardhout of dode bomen in de tuin had. Daarbij is geen 8 juli 2020 Pagina 8 van 12 & Je Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos broedhout aangetroffen. Met name langs de Nieuwendammerdijk bleken veel mensen regelmatig hout te stoken. In de groenstrook tussen de camping in het Vliegenbos en de Nieuwendammerdijk (het rioolpad) werden een iepenstam en een stapel iepentakken aangetroffen. Daarin zat geen broed. In de wijken achter de Nieuwendammerdijk en tussen de Nieuwe Leeuwarderweg en de Meeuwenlaan is eerst achter de huizen gezocht naar houtstapels en dergelijke. Zodra deze werden aangetroffen of bij onoverzichtelijke tuinen, werd aangebeld met het verzoek het hout/de tuin te kunnen bekijken. In dergelijke huurwoningen zijn zelden open haarden aanwezig; wel is het stoken met een vuurkorf populair. IV . dj : NS we zm We is Ee RAAD LA Bet 0 SDE SIE edt B DEC en EN 5 er EREN os / En e= ; EE, WEN fi Robe nn ned a, Win DAN \ Pi / f 5 5 ad enn en En ES. een OR ee BONE Ann pd NRM, si: EN EN ee ie pi RN de Oi ee ME en b rd s ik PE me Ee Nl OAN ne dt nk ee ip AN Ptn \N he len cg € * ï Ed ne rf iS eed N „ Wit La a N Ki ‚ he Fe kn pAn We A Ei ne Ar. ks & EIN N HA 4 $ AMEN 4 \ \ ' Á gi: n [4 ie DE don ie S pd hek Niet ontbastte en weer uitlopende iepenstobbe in strook tussen Vliegenbos en Buitenzorg. 8 juli 2020 Pagina 9 van 12 / Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos 4.1 Conclusie De uitbraak in het Vliegenbos is van een voor Amsterdamse begrippen ongekende omvang. Naar schatting moeten 70 à 80 iepen worden verwijderd. De eerste twee weken van juni is uitgebreid gezocht naar broedhaarden zowel in als buiten het bos. Daarbij werden buiten het bos geen broedhaarden aangetroffen, wel werd her en der iepenhout aangetroffen. De oorzaak van de problemen blijkt in het bos zelf te liggen. Uit de resultaten van de inspectie en de beoordeling van de diverse haarden blijkt dat er op minimaal vier locaties in het bos dode iepen stonden. Minimaal twee daarvan bleken als broedboom te hebben gefunctioneerd, van een derde boom kon dit niet meer worden nagegaan en bij de vierde was dit niet het geval. Deze bomen zijn dus in 2018 of begin 2019 ziek geworden, zijn niet opgemerkt en hebben de ziekte flink verspreid. ERR TIEN TET EEK WREE EREA: j EL ITE > ERE NES ER RS} F3 KR RPL Oe lo ad OR ie En SELA Oo EERE AS Pe Nr 0, EN EE ‚Hel rt É EE: N be hark sid EAN BAE. Ke OA Rr ll OE CANE ; 9 Ald EA ee ie ir he TEN ANU 2 Eh Ge Br AR et ie TR fr Mhh, 4 IR fr Nain Th des kn rt al s AN B hed Kel Sh ARR e' Ee EN ES RET eh vd ih he 48 SRE f EEN Er ARRA CE na ON Aa A (SDE en ER Nm ee KEINE on vene DR A Al EEN re AO ON At ERE RAE af a 1 zin AA ee A EE Re PN RR ON Zl CORE EN OE EEE Jij U EEEN Ed 4 ij 4 OE ij EA en ke 4 rb A 5 TN 5 41 AS 3 ed ie en E Es zi 8 ER ERR BEE pen ARE RDE De ir El 0 NE On Kn A ONS AE EN ede en hl Dre ARN ER AS 3 NN Le AOR a LEN et EN Oe ek AE a ON RE A Ben RAD, En Mie SJ A nen ad : Ee Ee IE he EM „4 Ae K Ke EL ee Le! 4 …e El kj i AE Ee > po kine trug Re Se ORR ANN Ph EE SEN ke mn Al del sd je k: EE EA IE . pe à zj RE ie k ik E ee Ik ke Wi fl ee ZR „5 Ee Ek s Tee A IEP k Oe CE ab as WEN Ee EPN PE BD EA eN AN Ebm et ee Sk det A : Pte vt ed A %, de OON ee Er er ei een rd / ER eh en npe 0 ik EE > OR tn EE derde ie Broedboom met keverpatroontjes Dode iep met broed Aanvullend blijkt dat op de locaties van de twee grotere uitbraken enkele bomen al zodanig ver aangetast waren dat deze hoogstwaarschijnlijk al in zomer 2019 zijn aangetast maar niet zijn opgemerkt. Via wortelcontact is de ziekte daarna verder verspreid. Ook elders is door wortelcontact vanuit de stobben van eerder gevelde zieke iepen een aantal buurbomen besmet geraakt door de iepziekte. Dergelijke stobben die opnieuw zijn uitgelopen met al dan niet zieke opslag, komen door het gehele bos voor. Daarnaast is het opvallend op hoeveel locaties in het bos iepenhout werd aangetroffen. Deels betrof het hout dat bij eerder uitgevoerde werkzaamheden is achtergebleven en deels betrof het stammetjes die bij dunningen niet als iep zijn herkend en daarom in het bos zijn achtergelaten. Bij het eerste punt betrof het werkzaamheden uitgevoerd door de aannemer en bij de tweede de bomenploeg van de gemeente. 8 juli 2020 Pagina 10 van 12 4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos 4.2 Adviezen Op het moment van schrijven wordt er nog volop geveld in het Vliegenbos. Ook blijken er in de deelgebieden waar met de inspectie gestart is, weer enkele nieuwe zieke iepen te staan. Van belang is dat bij de huidige actie de volgende stappen worden genomen: > Vel zo spoedig mogelijk alle zieke iepen. > Ruim al het aangetroffen iepenhout spoedig op en versnipper het. Op locaties waar het gemengd is met ander hout kan, waar getwijfeld wordt over de herkenning, ook het omringende hout worden verwijderd. > Zaag de met verf gemerkte stobben opnieuw af tot laag boven het maaiveld en steek de bast zorgvuldig af. > Zorg voor voldoende toezicht op de werkzaamheden van de aannemer. 4.3 Hoe nu verder? Om uitbraken zoals de huidige te voorkomen stellen we meerdere maatregelen voor: 1. handhavingsprotocol aanvullen met protocol werkwijze Het Vliegenbos wordt beheerd volgens een beheerplan. Daarnaast heeft Amsterdam een handhavingsprotocol iepziekte. In beide staat niet expliciet de werkwijze ter voorkoming van iepziekte benoemd. Stel een iepenprotocol op met daarin minimaal de volgende punten: e Veloplocaties met een bufferzone eerst de gezonde iepen, dan pas de zieke iepen. Verwijder ook de jonge opslag in de bufferzone, bij voorkeur uittrekken. e Zaag de stobben maximaal 4 cm boven het maaiveld af en schil ze daarna volledig tot onder het maaiveld. e Al het vrijkomende iepenhout moet ter plekke geschild dan wel versnipperd worden. e Snippers en bast mogen in het bos achterblijven mits uitgespreid of verwerkt in paden. Niet op hopen storten. e Het geschilde iepenhout mag blijven liggen of voor andere doeleinden gebruikt worden. e Er mag's avonds en in de weekends geen ongeschild iepenhout blijven liggen. e Ontsmet al het handgereedschap zodra er elders aan iepen gewerkt gaat worden. Zeker als het om gezonde iepen gaat. Dit ontsmetten kan o.a. met spiritus. e Voorkomen moet worden dat bij dunningen of andere werkzaamheden per abuis iepen worden gerooid en niet op de juiste wijze worden verwerkt. Dit kan door voor aanvang van het werk de iepen binnen het projectgebied te markeren. Bij dunningen bijvoorbeeld met een extra stip of andere kleur. e Schouw na afloop van het werk het volledige werkterrein op de aanwezigheid van achtergebleven iepenhout en de afwerking van de stobben. Borg vervolgens naleving van het protocol door toezicht. 2. borg voldoende capaciteit voor toezicht en beheer > De huidige beheerders/toezichthouders van het Vliegenbos zijn verantwoordelijk voor het groen in geheel Noord. Met alle andere taken die zij hebben, resteert er niet voldoende capaciteit om alle taken die in Vliegenbos uitgevoerd zouden moeten worden, op de gewenste wijze uit te voeren. Door één persoon verantwoordelijk te maken voor het beheer van het Vliegenbos komt voldoende capaciteit beschikbaar voor de benodigde werkzaamheden. > Een alternatief is om de huidige beheerders/toezichthouders voldoende tijd toe te kennen voor de bij het Vliegenbos behorende beheer- en toezichttaken. 8 juli 2020 Pagina 11 van 12 ö Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos 3. borg voldoende capaciteit voor inspectie iepziekte Om de ziekte onder controle te houden zou het gehele bos in de periode 15 juni-15 september minimaal twee tot drie maal volledig geschouwd moeten worden. Daarbij kan niet worden volstaan met een inspectie vanaf de paden maar dient ook intensief door de bosvakken gelopen te worden. Houdt rekening met circa 6 volledige werkdagen per ronde. Daarnaast dient voldoende tijd gereserveerd te worden voor toezicht op de diverse werkzaamheden in het bos van zowel de eigen bomenploeg als de diverse aannemers. 4. borg voldoende kennis bij eigen dienst en aannemer lepziektebestrijding valt of staat bij voldoende kennis bij de diverse partijen. Naast herkenning van de ziekte, van iepenhout en het ontstaan van broedhaarden is ook de opbouw van gebiedskennis essentieel. Waar staan de iepen, waar zijn in het verleden zieke iepen verwijderd en waar zijn broedhaarden te verwachten. Door voldoende capaciteit voor toezicht en uitvoering bij een vast team te beleggen wordt gebiedskennis versterkt. 8 juli 2020 Pagina 12 van 12
Onderzoeksrapport
13
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1190 Publicatiedatum 13 november 2015 Ingekomen op 4 november 2015 Ingekomen onder 998’ Behandeld op 5 november 2015 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Roosma, Poorter en Duijndam inzake de Begroting 2016 (Goede Gieren Fonds voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Overwegende dat: — _dak- en thuislozen maar moeizijn uitstromen uit de maatschappelijke opvang, vanwege het gebrek aan woningen of woonplekken en vanwege schuldenproblematiek; — reguliere schuldhulpverleningstrajecten vaak niet goed aansluiten; — de maatschappelijke kosten (van het verblijf in een gemeentelijk gefinancierde instelling), hierdoor oplopen; — er wordt geëxperimenteerd met projecten waarin op een andere manier met schuldhulp wordt omgegaan, onder andere door schulden op te kopen (met name voor CJIB-boetes), en andere vormen van afbetaling te realiseren; — het Goede Gieren Fonds momenteel een pilot uitvoert in Eindhoven met 20 cliënten; — het wenselijk is om te onderzoeken of de doelgroep dak- en thuislozen baat heeft bij deze aanpak. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — bij het plan van aanpak “door- en uitstroom maatschappelijke opvang” uit te werken hoe alternatieve vormen van schuldhulp kunnen bijdragen aan de uitstroom uit de maatschappelijke opvang; — hierbij specifiek te kijken naar ervaringen die zijn opgedaan met het Goede Gieren Fonds, in Amsterdam en in andere steden. De leden van de gemeenteraad F. Roosma M.F. Poorter P.J.M. Duijndam 1
Motie
1
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 14-02-2024 Portefeuille(s) Onderwijs Portefeuillehouder(s): Sofyan Mbarki Behandeld door OJZ [email protected] Onderwerp Bestuursoverdracht ROC TOP Geachte leden van de gemeenteraad, Ik heb toegezegd v op de hoogte te houden van de ontwikkelingen bij ROC TOP en ROCVA-F. Middels deze brief wil ik u informeren dat de minister van OCW en de Raden van Toezicht van beide instellingen recent goedkeuring hebben gegeven aan de bestuursoverdracht van ROC TOP naar ROCVA-F. Hiermee is het proces om te komen tot een bestuursoverdracht succesvol afgerond en heeft de bestuursoverdracht conform de planning op 1 janvari plaatsgevonden. Bijgaand stuur ik u het volledige bericht van ROCvA-F en ROC TOP hierover. Ik ben verheugd met deze stap, omdat hiermee de kwaliteit van het mbo-onderwijs in Amsterdam gewaarborgd kan blijven. De integratie van beide instellingen biedt daarnaast kansen voor innovatie en verdere verbetering voor onderwijs voor kwetsbare jongeren in de stad. De gemeente Amsterdam draagt, zoals reeds eerder is gecommuniceerd, € 1 miljoen bij ten behoeve de onderwijskwaliteit tijdens de transitie in de komende drie jaar. Daarnaast investeren we via de MBO-agenda en de Plusscholen € 4o miljoen in 4 jaar om de kwaliteit van het onderwijs voor studenten ook voor langere tijd te waarborgen. Ik ben en blijf over de verdere integratie van ROC TOP, in het bijzonder de onderwijskwaliteit en de zorg en begeleiding voor studenten, in nauw contact met het ROCvA-F. Indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zal ik u hierover informeren. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Ce à ne er EMAS: mmm \ Sofyan Mbarki Wethouder MBO en toeleiding arbeidsmarkt Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14-02-2024 Pagina 2 van 2 Bijlagen 1. Bericht van ROC TOP en ROCVA-F over de bestuursoverdracht Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1323 Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Boutkan en Ernsting inzake monitoren van onroerend goed transacties Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Begroting 2021. Overwegende dat: — Amsterdam een gewilde stad is voor Nederlandse en buitenlandse investeerders in onroerend goed (OG); — In gewilde gebieden, zoals de binnenstad, transacties plaatsvinden waarbij OG soms ook boven de marktwaarde verkocht wordt en te zien is dat OG soms snel van eigenaar verwisseld; — Er vanwege Corona crisis ondernemers zijn die vanwege teruglopende omzet en oplopende schuld in een kwetsbare positie komen; — Het bij OG transacties met — buitenlandse — investeerders niet altijd duidelijk is wie de eigenaren zijn, dan wel hoe de financiering plaatsvindt; — Informatie over OG transacties versnipperd en niet up-to-date beschikbaar is. Voorts overwegende dat: — De stad een aanpak aan het ontwikkelen is om winkeldiversiteit te bevorderen en dat bezit en beheer van OG hierbij een belangrijke factor is om winkeldiversiteit te stimuleren; =— Op basis van OG transacties beleid gemaakt kan worden om de ontwikkeling van gebieden en straten te volgen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Beter en anders te gaan monitoren welke OG transacties in bepaalde straten/ gebieden worden gedaan; 2. Hiertoe te overleggen met belangrijke stakeholders in de stad, zoals woningcorporaties, NV Zeedijk, Stadsgoed, het RIEC, BIZ etc; 3. Een verkenning op hoofdlijnen uit te voeren voor het inrichten van een bureau waar door de gemeente OG transacties worden vastgelegd en gevolgd, waarbij voldaan wordt aan de juridische verplichtingen rondom privacy en gegevensverzameling; 4, De resultaten van deze verkenning voor te leggen aan de raad voor de zomer van 2021. 1 De leden van de gemeenteraad D.F. Boutkan Z.D. Ernsting 2
Motie
2
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 310 Publicatiedatum 9 april 2014 Ingekomen onder AW Ingekomen op donderdag 13 maart 2014 Behandeld op donderdag 13 maart 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Moorman, mevrouw Van Doorninck en mevrouw Ornstein inzake de notitie Herijking Project 1012 (wurgcontracten in de Amsterdamse raamprostitutiebranche). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 4 februari 2014 inzake de notitie, getiteld: ‘Herijking Project 1012 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 214); Constaterende dat: — hetterugdringen van de misstanden in de prostitutiebranche speerpunt is van het gemeentelijk prostitutiebeleid; — er berichten binnenkomen over zogenaamde wurgcontracten in het Amsterdamse wallengebied waardoor prostituees ramen alleen kunnen huren tegen een hoge huurprijs en een groot aantal uren; — puur economische redenen voor dit type contracten niet lijken te bestaan, aangezien er tegelijkertijd veel ramen vaak leeg lijken te staan; Overwegende dat: — wurgcontracten de economisch zelfstandige positie en daarmee de rechten, veiligheid en gezondheid van prostituees op onaanvaardbare wijze schenden; — de gemeente zich moet inspannen voor een prostitutiebranche die gevrijwaard is van misstanden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — onderzoek te doen naar de omvang, aard en oorzaak van wurgcontracten in de Amsterdamse raamprostitutiebranche; — te onderzoeken welke middelen de gemeente kan inzetten om dergelijke misstanden jegens prostituees tegen te gaan. De leden van de gemeenteraad, M. Moorman G.A.M. van Doorninck S.H.M. Ornstein 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 1171 Publicatiedatum 8 januari 2014 Ingekomen onder J Ingekomen op woensdag 18 december 2013 Behandeld op woensdag 18 december 2013 Status Ingetrokken Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Ivens inzake de Verordening tot wijziging van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2013 tot vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam, intrekken van de Bijzondere subsidieverordening evenementen en vaststellen van de Bijzondere subsidieverordening Evenementen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1095); Overwegende dat: — bij de behandeling van de raadsvoordracht in december 2012 de raad een — _ amendement van het raadslid Van Lammeren heeft aangenomen waarmee een — weigeringsgrond in artikel 9, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening 2012 is opgenomen die het mogelijk maakt een subsidieaanvraag te weigeren als het gebruik of de verkoop van bont in kleding onderdeel is van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd; — _ bovengenoemd artikel ziet op alle activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; — de Algemene Subsidieverordening 2012 de ruimte biedt om het bont artikel als een verplichting op te nemen, 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 1171 Motie Datum 8 januari 2014 Besluit: ontwerp-besluit nr. 1095, de Verordening tot wijziging van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam, als volgt te wijzigen: 1. een nieuw artikel 4 toe te voegen, luidende: “artikel 4 Aan artikel 11 (Aanvullende verplichtingen) wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd dat komt te luiden als volgt: “De subsidieontvanger gebruikt geen bont in kleding voor de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt. Ook is de verkoop van bont geen onderdeel van de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt.” 2. de nummering van de huidige artikelen 4, 5 en 6 te wijzigen in 5, 6 en 7. Het lid van de gemeenteraad, LGF. vens 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam Oost Agenda (concept) Besluitvormend Bestuurscommissie datum 4 november 2014, 20:00 uur plaats stadsdeelkantoor Oranje-Vrijstaatplein 2, Oostzaal voorzitter Ivar Manuel secretaris Liane Pielanen 1. Opening 2. Vaststellen agenda 3. Ingekomen stukken 4. Mededelingen 5. Vaststellen concept besluitenlijst besluitvormend AB 21 oktober 2014 6. Vaststellen concept besluitenlijst voorbereidend AB 21 oktober 2014 7. Opstarten aanwijzingsprocedure gemeentelijke monumentenstatus noodschool in de Kraaipanstraat 56A 8. Rapportage onderzoek inpassing toekomstige doorgaande tramlijn in SP Amstelstation eo 9. Sluiting
Agenda
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 882 Datum akkoord 13 oktober 2014 Publicatiedatum 15 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer M.E. van den Heuvel van 3 juni 2014 inzake de gevolgen van de stop van het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV). Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In het artikel in Het Parool van 24 mei 2014, getiteld: “Rijk stopt steun aan restauratie” wordt de aandacht gevestigd op het aflopen van de regeling die ten grondslag ligt aan het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV). Daarmee droogt een geldstroom op van jaarlijks 1,5 miljoen euro die ten goede komt aan de restauratie van monumenten in het bezit van instellingen. Recentelijk werden nog het Badhuis Diamantstraat, de Synagoge Nieuwe Uilenburghstraat en andere belangrijke monumenten in de stad gerestaureerd met behulp van de subsidie voor restauratie en onderhoud. Amsterdam als monumentenstad moet aantrekkelijk blijven als vestigingslokatie voor bedrijven, als bestemming voor toeristen en als woonplaats voor bewoners. Het onderhoud van het erfgoed van Amsterdam draagt bij aan de aantrekkingskracht van de stad op deze groepen. Zij vormen tenslotte belangrijke bronnen van inkomsten en werkgelegenheid. Volgens de directrice van het Amsterdams Restauratie Fonds (ARF), Esther Agricola, ligt aan het opheffen van het ISV de gedachte ten grondslag dat Amsterdam en de andere grote steden de grootste restauraties achter de rug hebben. Uit de website van het ARF blijkt dat het beschikbare budget voor hypothecaire leningen met lage rente uit het Amsterdams Restauratiefonds voor instandhouding van Amsterdamse monumenten tijdelijk is uitgeput. Via dit fonds kunnen particulieren leningen krijgen om panden te restaureren en onderhouden. Met het oog op de uitputting van dit fonds en de vraag of ook instellingen en stichtingen gebruik kunnen maken van leningen uit een dergelijk revolverend fonds, heeft de fractie van D66 aandacht voor de ontstane situatie. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing deo Gemeenteblad Datum 45 oktober 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 juni 2014 Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 3 juni 2014, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Kan het college een inschatting maken van de gevolgen van het opheffen van deze subsidielijn voor de (werkzaamheden aan de) monumenten in de stad? Antwoord: De instandhouding van de circa 9000 beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten in Amsterdam is voor het overgrote deel afhankelijk van de inzet van eigenaren. Àls tegemoetkoming in de specifieke oplossingen die moeten worden toegepast bij de restauratie of het onderhoud van monumenten zijn er voor rijksmonumenten verschillende rijksregelingen (subsidie voor instandhouding van monumenten (BRIM), laagrentende leningen via het Nationaal Restauratiefond en mogelijkheden voor belastingaftrek van onderhoudskosten). De eigenaren van gemeentelijke monumenten zijn afhankelijk van gemeentelijke subsidieregelingen. In Amsterdam kan tot eind 2014 aanspraak gemaakt worden op subsidie voor instandhouding en restauratie. Vanaf 2015 verdwijnt deze subsidiemogelijkheid aangezien het landelijke Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, waaruit de gemeentelijke subsidies werden betaald, ophoudt te bestaan. Vanaf dat moment is het niet meer mogelijk op eigenaren van gemeentelijke monumenten financieel te ondersteunen. Gevolg is dat de restauratieachterstand in Amsterdam verder zal oplopen. Bijkomend gevolg is dat de aanwijzing van nieuwe gemeentelijke monumenten op meer bezwaren van de eigenaren kan gaan stuiten. Inmers, het aanwijzen van gemeentelijke monumenten gebeurt op basis van het algemeen belang dat gediend is bij het beschermen van erfgoed. Daar moet voor de eigenaren ook iets tegenover staan in de vorm van tegemoetkoming in de speciale oplossingen die nodig zijn om het erfgoed te behouden. 2. Kan het college een overzicht geven van de wijze waarop andere steden met dezelfde situatie omgaan”? Antwoord: Uit verschillen steden komen verontrustende berichten over het wegvallen van de ISV-gelden en de consequentie die dit heeft voor de monumentensubsidies. Sommige gemeenten bezitten een fonds van waaruit laag-rentende leningen worden verstrekt. Er zijn ook gemeenten die een dergelijk fonds niet hebben en ook niet over middelen beschikken om monumentensubsidies uit te keren. Alleen de eigenaren van rijksmonumenten kunnen in deze steden profiteren van een tegemoetkoming in de extra kosten. Daarnaast zijn er steden die zich bestuurlijk inzetten en lobbyen voor het (financieel) verankeren van erfgoed in grote ruimtelijke projecten van provincie en rijk. Het doel is om het behoud van erfgoed mee te laten lopen in de financiering van grote projecten zoals infrastructurele projecten en dijkverzwaringen Het aanspraak maken op Europese gelden kan hier een onderdeel van zijn. Zo is in Amsterdam bijvoorbeeld de uitbreiding van het museum ‘Ons Lieve heer op Solder' als onderdeel van het coalitiegebied 1012 met EFRO-gelden ondersteund. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing deo Gemeenteblad Datum 45 oktober 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 juni 2014 3. Kan het college een overzicht maken van andere mogelijkheden om particulieren en instellingen te stimuleren om de kwaliteit van monumenten op peil te houden? Antwoord: Een mogelijk alternatief voor de weggevallen subsidiemogelijkheid is tot 2016 nog het Amsterdam Restauratiefonds (ARF). Het ARF bestaat sinds 2009 en is opgezet voor het financieel ondersteunen van eigenaren (waaronder instellingen en stichtingen) van gemeentelijke monumenten bij de restauratie van hun bezit door middel van het aanbieden van laagrentende leningen. De gedachte van het ARF was dat een dergelijk revolverend fonds na een aantal jaren niet meer afhankelijk zou moeten zijn van voeding buitenaf, maar in staat is zichzelf te bedruipen middels het terugvloeien van rente en aflossing. Dat is echter niet gebeurd. Op dit moment is het fonds nagenoeg uitgeput en kan er geen beroep meer op worden gedaan. Momenteel vindt een evaluatie van dit fonds plaats waarbij wordt bezien op welke punten het verbetering behoeft (zoals bijvoorbeeld de looptijd van de leningen) en in welke vorm een doorstart gemaakt kan worden. Ter overbrugging tussen het ARF “oude” en “nieuwe stijl’ en om nog enkele monumentenleningen te kunnen uitzetten is eenmalig een bedrag van 1 miljoen euro gestort 4. Zijn er nog andere mogelijkheden, bijvoorbeeld in de vorm van overdracht van kennis, waar Amsterdammers gebruik van kunnen maken ten behoeve van onderhoud en restauratie van monumenten? Antwoord: Als kenniscentrum voor het erfgoed levert Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) kennis en voorlichting over diverse onderwerpen aangaande het erfgoed. Eigenaren van monumenten kunnen bijvoorbeeld tijdens een dagelijks spreekuur technisch en/of bouwkundig advies inwinnen bij een monumentenadviseur. Dit kan gaan over vormen van onderhoud maar ook over planvorming bij grote restauraties, duurzaamheidsingrepen en transformaties. Binnenkort zal vanuit BMA een Monumentenloods ingezet worden die (potentiële) eigenaren van monumenten begeleidt bij het vergunningentraject dit naar voorbeeld van de kantorenloods en de hotelloods. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Van: EERE Datum: 22 augustus 2016 08:55:44 CEST Aan: Laan Eberhard van der Onderwerp: B&D/Advies - Spoedverzoek Baut/raadsadres Geachte heer Van der Laan, Ik verwijs u naar onderstaande e-mail als zojuist verzonden naar de gemeente Amsterdam, afdeling Vergunningen. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Er VER advocaten Saam @ N Ig he Ss * oe ze x LEADING LAW FIRM NETWORK De Koning Vergouwen Advocaten Sophialaan 33, 1075 BL Amsterdam Telefoon _ +31 (0)20 676 2500 Fax +31 (0)20 471 4443 Website www.dkva.nl Van mn Verzonden: maandag 22 augustus 2016 08:51 Aan: Ì Onderwerp: B&D/Advies - Spoedverzoek Baut/raadsadres Gemeente Amsterdam Medewerker Vergunningen, Stadsdeel Centrum Postbus 202 1000 AE Amsterdam PER E-MAIL: Amsterdam, 22 augustus 2016 Onderwerp mk, B&D/Advies Onze referentie 20160604 Uw referentie Geachte mevrouw Bij cliënte is onderstaand bericht van mevrouw EN ingestagen ais een bom. Het wegvallen van de bar- en zaalfunctie, brengt fatale gevolgen met zich mee voor het Bautconcept. Zoals toegelicht zijn de inkomsten uit de bar/zaal hard nodig om de hoge kosten voor de restaurantfunctie te kunnen dekken. Hierbij spelen het tijdelijke karakter van het Bautconcept en de hoogwaardige restaurantfunctie een grote rol. Er worden hoge kosten gemaakt die in korte tijd moeten worden terugverdiend, mede doordat het Bautconcept ook in houdt dat ondanks het pop-up karakter, cliënt geen concessies doet in de kwaliteit van de service die hij verleent aan zijn restaurantgasten. De inkomsten uit de bar/zaal voor onder meer bedrijfsfeestjes, borrels en/of recepties, maken het verschil tussen winst en verlies. Zonder exploitatie van de tweede ruimte als bar/zaal kan geen winst gemaakt. Indien ook de barfunctie in het restaurantgedeelte wordt beperkt op de door mevrouw B onsehreven wijze. blijft er van het Bautconcept niets meer over en ziet cliënt al zijn inspanningen van de afgelopen jaren in rook op gaan. Voor cliënt dreigt een regelrechte ramp. Client licht dit als volgt toe: “Zoals BAUT nu wordt geëxploiteerd in de vorm van B&D, is het niet meer het Bruisende gezellige restaurant waar we om bekend staan. De borrel is ondersteunend aan het restaurant en zorgt voor extra sfeer voor al onze gasten. Dit is essentieel voor het voortbestaan van ons concept, nog los van de financiële kant. Op dit moment worden er dagelijks gasten weggestuurd, die hier even een glaasje wijn willen komen drinken omdat ze onze nieuwe locatie nog niet hebben gezien. Er worden dus alleen maar gasten toegelaten die een reservering hebben staan. Dit staat ver van de goede sfeer en gastvrije benadering die onze klanten van ons gewend zijn. 90% van de gasten die normaal gesproken aan onze bar komen, zullen ook het diner bij ons nuttigen, maar met name op donderdag en vrijdag komen er ook gasten na hun werk een borrel drinken, vaak in de hoop dat er alsnog een tafel vrijkomt. Maar indien er geen tafel beschikbaar is bestellen deze gasten vaak bites. Op deze producten zit veel marge en de inkomsten hieruit zijn onmisbaar voor Baut. Dit komt doordat de besteding zondag, maandag en dinsdag aanzienlijk lager ligt dan de rest van de week, de bar is er om dit op te vangen. Ik heb al mij reserves ingezet om dit project succes vol te laten zijn, geluidsisolatie / pr acties/ dubbele investering in de zaal / extra lucht behandeling/ nieuwe bmi voor totale ruimten/ brandwand . We moesten ook we alles pakken omdat we maar 5 maanden de tijd hebben om de investering terug te halen Ik heb ruzie met MN «ie seren met Alper cayan net vergunningstraject begeleiden… Zei hebben natuurlijk grove fouten gemaakt! Maar omdat EN ce vorige trajecten ook goed had gedaan vertrouwden mijn broer en ik hem… En dit is ons nu fataal geworden. maar ik hoop zo dat ik mijn droom Baut door kan zetten en dat ik daardoor ook lopende projecten zoals restaurant C kan door draaien, anders houd het voor mij op. Dit kan toch niet waar zijn voor iemands die 90 uur per week werkt aan dit project. Wij realiseren ons dat er grote fouten zijn gemaakt, door onze adviseurs, waar wij uiteraard verantwoordelijk voor zijn. Maar u moet ons echt geloven dat onze exploitatie op deze manier er zo voorstaat dat wij december niet zullen redden. Wilt u ons nogmaals de kans geven om in een persoonlijk gesprek het hele verhaal nogmaals toe te lichten. We zullen er alles aan doen om te opereren binnen de door jullie aangegeven kaders maar wij hopen echt van harte dat dit nog iets kan worden verruimd. Er is voor ons geen weg terug, alle investeringen zijn gedaan en onze contracten met de medewerkers zijn verlengd. Nogmaals hopen wij dat jullie ons een kans willen geven. Wij slapen er niet van en zijn er totaal kapot van!”. Client zit met zijn handen in het haar. Hij maakt zich grote zorgen om zijn personeel, de lopende kosten en het voortbestaan van Baut. Hij heeft afgelopen weekend nagedacht over een compromis waarbij hij in ieder geval de huur en de personeelskosten kan blijven voldoen tot en met december 2016, terwijl tegelijkertijd de gemeente er van verzekerd is dat de barfunctie ondergeschikt is aan het restaurant en de gemeente voorts volledige zeggenschap heeft indien er — bij wijze van uitzondering — horeca 3 activiteiten in het pand plaatsvinden. Client stelt in dat kader het volgende voor. Client legt zich er bij neer dat geen horeca 3 vergunning wordt verleend, alsmede bij de beperkingen met betrekking tot het gebruik van de zaal. Client gebruikt uitsluitend het barretje in het restaurantdeel tijdens de openingstijden van het restaurantdeel op de hierboven beschreven wijze. Client beperkt de openingstijden van 3:00 uur tot 01:00 uur, waardoor BAUT geen eindbestemming is voor deze gasten. Op donderdag en vrijdag draagt cliënt desgewenst zorg voor een portier/handhaver, teneinde extra waarborgen te bieden voor een ordentelijk verloop van de avond. Client stemt met de gemeente af welke van de reeds geplande events vallen onder horeca 4 en vraagt/ krijgt een evenementenvergunning voor de events die niet onder horeca 4 vallen. Het gaat hierbij om de volgende events, waarvan cliënt meent dat de eerste drie vallen onder de horeca 4 vergunning: 1. _Loeyevent: 7 september 2016, 250 personen, 18.15 / 19.15 ontvangst met amuses, 19.15 award show. 20.15 tot 00.00 walking diner + muziek; 2. Nike event:26 sep 2016, 325 personen, 19.30 aankomst + amuse (oester) 19.45 diner + muziek tot 00.30. 3. Oesterfest: donderdag 29 september 2016 en vrijdag 28 oktober 2016 van 17:00 tot 00.30. Dit is een maandelijks culinair oester event waar al onze vaste gasten altijd bij willen zijn . Omdat we alle oesters met diverse bereidingen aanbieden voor zeer scherpe prijs is dit de hit van Baut. Data voor de maanden oktober tot en met december zijn nog niet bekend. 4, HAW (Heineken after work) 350 personen, 8 september 2016. Dit is een maandelijks event dat we samen met Heineken organiseren. We nodigen dan specifiek de zakelijke doelgroep uit die direct na het werk tussen 17 uur en 21 uur komen borrelen. (veel vaste gasten. Data voor de andere maanden zijn nog niet bekend. De maandelijkse eigen Vrijmibaut (in totaal 4 x in de periode september tot en met december 2016) ‚ maximaal 350 personen, van 17 uur tot 23 uur. 5. Een door de gemeente te bepalen aantal corporatie events zonder walking diner, in de drukste periode van het jaar, oktober tot en met december, waarvoor via een evenementenvergunning toestemming verkregen wordt. Wellicht is een maatwerkvergunning mogelijk, dan wel een spoedevenementenvergunning. Volledigheidshalve zend ik u bijgaand nog de e-mail van Daarnaast zend ik u de plattegronden waarop de vluchtroutes zijn aangegeven, alsmede de brandveiligheidsvoorzieningen bij een optimale bezetting. De vragen van de gemeente met betrekking tot de sprinklerinstallatie zijn voorgelegd aan de beheerder van het pand, die hierover inmiddels contact heeft met Trigion. Client verwacht u hierover op korte termijn nader te kunnen berichten. Voorts heeft cliënt het GeluidBuro ingeschakeld voor een geluidsrapport. Graag voer ik op de kortst mogelijke termijn overleg met u over bovenstaand verzoek van cliënt. Gezien het urgente karakter en het grote belang van cliënt en diens personeel, zend ik spoedverzoek tevens als Raadsadres aan de Raadsgriffie, alsmede aan de Burgemeester. Met vriendelijke groet, En | VERG advocaten + + VEK, á -@® he Ss Á je ze x LEADING LAW FIRM NETWORK De Koning Vergouwen Advocaten Sophialaan 33, 1075 BL Amsterdam Telefoon _ +31 (0)20 676 2500 Fax +31 (0)20 471 4443 Website www.dkva.nl
Raadsadres
4
train
E02 015039 N% Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O tuurs- management df Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Masterplan Zuidoost Masterplan Nieuw-West (18) Aanpak Noord (35) Agendapunt 3 Datum besluit Commissie Stadsontwikkeling, 5 juli 2023 Onderwerp Bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw- West en Aanpak Noord. De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw-West en Aanpak Noord. Wettelijke grondslag Artikel 169 van de Gemeentewet Bestuurlijke achtergrond In het Amsterdams coalitieakkoord 2022-2026 is aangegeven dat de komende 25 jaar wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de leefbaarheid en veiligheid met de Masterplannen Nieuw-West en Zuidoost en Aanpak Noord. In het Amsterdams coalitieakkoord is hiervoor € 60 miljoen uitgetrokken. Op 30 november 2022 heeft de gemeenteraad bij de 1e begrotingswijziging 2023 budget toegevoegd aan de begroting 2023 om enerzijds de programmaorganisaties te bekostigen en anderzijds als opstart- / vliegwielgeld meer geld te genereren en inhoudelijke doorbraken te bekostigen. Voor de inhoudelijke onderbouwing van dit werkbudget hebben de programmaorganisaties samen met de gemeente bestedingsplannen opgesteld ter voorbereiding op de Voorjaarsnota 2023. Met deze informatiebrief ontvangt de raad meer in detail informatie over de voorgenomen bestedingen in Nieuw-West, Zuidoost en Noord. Reden bespreking O.v.v. de leden Hendriks (Volt) en Bilgin (FvD). De fractie van Volt: De financiering van de plannen is cruciaal voor het succes. We gaan daarover graag in gesprek met de commissie. De fractie van FvD: Ambities en bestedingsplannen bespreken Uitkomsten extern advies De voorstellen in de bestedingsplannen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Gegenereerd: vl.10 1 VN2023-018039 % Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Bestuurs- en % Amsterdam ‚ . Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord managementadviserir2€ Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023 Ter bespreking en ter kennisneming programmaorganisaties van de aanpakken. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? AD2023-060470 Bijlage Bestedingsplannen integrale aanpakken (pdf) AD2023-060468 Commissie SO Voordracht (pdf) Raadsinformatiebrief bestedingsplannen inclusief Masterplan Zuidoost AD2023-060469 getekend def.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Sjoukje Alta, 0683632195, [email protected] Gegenereerd: vl.10 2
Voordracht
2
train
Agenda Programma Programma Onderwerp dn Vastgestelde Actuele Soort er ve MIK folia Opmerkingen t.b.v. de commissie alas Laa Luu) datainCie datainCie behandeling data AB behandeling AB Welzijnen | Advies stedelijk Meerjaren beleidsplan M. van 12-okt-14 5-NOV-14 TB SL 22-Okt-14 Afgehandeld. Zorg Sociaal Ballegooijen Cie 4 Werk & Stages in Zuid: tussenevaluatie M. van 1-okt-14 5-NOV-14 TB SL Ntb: Is bevoegdheid College geworden. KN Slettenhaar Cie Welzijnen | Notitie Samen Beheren en Organiseren M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL nvt Toegevoegd. Zorg Ballegooijen Cie Welzijnen |Vitale Coalities in de Wijk:eindevaluatie M. van 5-NOV-14 3-dec-14 TB SL nvt Is verplaatst naar commissie van december in verband met Zorg Ballegooijen agendering van "Nota afspraken voorzieningen in de stadsdelen" Cie Welzijnen {Uitslag subsidietender Inburgering M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TK SL nvt Zorg Ballegooijen AB Welzijnen | Nota afspraken voorzieningen in de M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TA SL 19-NOV-14 TV Zorg stadsdelen Ballegooijen AB 4 Werk & Participatie: jeugdwerkloosheid - M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL Inkomen tussenevaluatie en aanpak Ballegooijen / P. Slettenhaar Cie 4 Werk & Participatiecentrum: plan van aanpak hoe M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL ee Ee TT Slettenhaar ntb Cie 4 Werk & Armoede: SvZ M. van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL nvt KM Cie Welzijnen {Beter thuis in Zuid: evaluatie Plan van M. van 5-NOV-14 3-dec-14 TB SL ntb Is verplaatst naar commissie van december in verband met Zorg Aanpak hoe verder in 2015 Ballegooijen agendering van "Nota afspraken voorzieningen in de stadsdelen" Cie Welzijnen {Plan van aanpak burgerschap en diversiteit |M. van 3-dec-14 3-dec-14 TA SL 1e kw. KE Cie Welzijnen | SvZ Zorg voor Zuid (E- M. van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL nvt Zorg Welzijn/Buurtdiensten/ Mantelzorg/Voor Ballegooijen Elkaar/Onder de pannen) Cie Welzijnen | Uitvoeringsplan vrijwilligerssysteem (Voor {M.van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL ntb KE Cie 5 Jeugd & 1e Monitoring invoering ambulant J&V team | M. van 3-dec-14 3-dec-14 TK SL/AZ&RO Toegevoegd. Onderwijs |enregulier jongerenwerk Combiwel in Ballegooijen / S. Rivierenbuurt (tkn) Capel Cie Welzijnen | WMO podium nieuwe stijl M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TK SL nvt Zorg Ballegooijen AB Welzijnen | Startnotitie Plein aan de Vechtstraat S. Capel /M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TB SL/AZ&RO nvt Zorg Ballegooijen AB Welzijnen | Huizen van de Wijk: doorontwikkeling M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TA SL ntb Zorg Ballegooijen
Agenda
1
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 14 februari 2023 Portefeuille(s) Prostitutiebeleid Portefeuillehouder(s): Femke Halsema Behandeld door OOV Onderwerp Uitkomsten locatieonderzoek Erotisch Centrum Bijlage Bijlage 1 Artist Impression Erotisch Centrum Bijlage 2 Verdiepend locatieonderzoek Ontwikkeling Erotisch Centrum, van shortlistgebieden naar kansrijke locaties (10 maart 2022) Bijlage 3 Sociaal-maatschappelijke impact van een Erotisch centrum op buurten (O&S, 23 november 2022) Bijlage 4 Advies locaties Erotisch Centrum (Politie Eenheid Amsterdam, 2 december 2022) Bijlage 5 Inpassingsonderzoek Erotisch Centrum negen locaties (8 december 2022) Bijlage 6_GEHEIM_ Financiële verkenning Erotisch Centrum (8 december 2022) Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college u graag over de uitkomst van het verkennende onderzoek naar het Erotisch Centrum (EC). Het college heeft enig beroep moeten doen op uw geduld; het onderzoek naar een locatie vereist veel zorgvuldigheid. Ook is er tussentijds een nieuw college gevormd en was er enige tijd en ruimte nodig voor verdere gedachtevorming aan de hand van de onderzoeken. Het college heeft met dit onderzoek uitvoering gegeven aan het Coalitieakkoord: ‘We verminderen het aantal ramen op de Wallen door een deel te verplaatsen naar een erotisch centrum waar sekswerkers meer regie kunnen nemen over hun werk’. Keuze voor drie voorkeurslocaties Uit het locatieonderzoek blijkt dat er kansen liggen voor ontwikkeling van een EC in de stad. Daarbij geldt dat elke locatie niet alleen kansen, maar ook uitdagingen en dilemma's kent. Er moet dus een afweging plaatsvinden van de kansen en dilemma’s/vitdagingen van de ruimtelijke factoren en de sociaal-maatschappelijke factoren. Alle onderzoeksresultaten treft u als bijlagen bij deze brief. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 2 van8 Alles overwegende kiest het college drie voorkeurslocaties voor het EC, te weten (in willekeurige volgorde) de locaties De Groene Zoom en Evropaboulevard in gebied Zuid/RAI in stadsdeel Zuid en de locatie Docklandsplot in NDSM-werf Oost in stadsdeel Noord. We lichten deze keuze in deze brief toe, en zien vit naar de gedachtewisseling hierover met uw raad. In deze raadsbrief kunt v lezen welke stappen in de afgelopen drie jaar zijn gezet in het locatieonderzoek en hoe het college is uitgekomen bij de drie voorkeurslocaties. Het college neemt v eerst mee in de aanleiding van de verkenning naar een EC, de doelen en uitgangspunten, de contouren van het EC en de relatie met de Wallen. De contouren van het EC zijn ook uitgewerkt in een zogeheten ‘Artist Impression’, om een goed beeld te krijgen van de hoogwaardige en veelzijdige functionaliteit van de functies (zie bijlage 1). Aan het slot van deze brief treft u de vervolgstappen. Het Erotisch Centrum We zijn inmiddels een kleine vier jaar onderweg met de herijking van het prostitutiebeleid. In juli 2019 heeft het college een aantal scenario’s geschetst voor de toekomst van raamprostitutie op de Wallen en in het Singelgebied. De aanleiding hiervoor was de overlast door de grote drukte op de Wallen en het respectloze gedrag van bezoekers naar sekswerkers en bewoners. Deze problemen noodzaakten tot een breed debat met de stad en uw raad. Dat intensieve debat heeft de afgelopen jaren plaatsgevonden en mondde uit in vier raadsbrieven. Drie doelen & één vitgangspunt Het college formuleerde drie vaste doelstellingen waaraan de scenario’s voor de raamprostitutie moeten voldoen: 1. verbetering van de positie van sekswerkers 2. verminderen overlast door de drukte in de binnenstad 3. tegengaan ondermijning Als vast uitgangspunt geldt dat het totale aantal vergunde sekswerkplekken in de stad niet minder mag worden. Voorkomen moet worden dat er meer sekswerkers in het onveiliger onvergunde circuit gaan werken. Vier scenario’s De vier scenario's die in juli 2019 geschetst werden liepen viteen van minder ramen tot meer ramen, gordijnen dicht en sekswerkplekken buiten de binnenstad. Naar aanleiding van deze scenario's zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd met de stad en met direct betrokkenen (bewoners, sekswerkers, exploitanten en overige ondernemers op de Wallen), en in de zomer van 2019 heeft een verkenner namens de gemeente met heel veel betrokkenen op de Wallen (sekswerkers, raamexploitanten, overige ondernemers en bewoners) gesproken. Cruciaal is het belang van veilige werkplekken in het vergunde circuit. Daarom is de raad in een technische sessie geïnformeerd over het belang van veilige vergunde werkplekken, die het centrale onderdeel zijn in het Amsterdamse prostitutiebeleid. Uw raad heeft de voorkeur uitgesproken voor het scenario van het creëren van nieuwe, veilige, vergunde werkplekken buiten het Wallengebied. In februari 2020 heeft het college de raad geïnformeerd over de basale keuzes bij het uitwerken van nieuwe werkplekken, zoals type werkplekken, omvang, exploitatiemodel en locatie. Het is belangrijk dat er werkplekken gecreëerd worden voor raamsekswerkers die nu op de Wallen werken en ook werkplekken voor sekswerkers die nu onvoldoende in het vergunde circuit terecht kunnen of willen, denk aan sekswerkers (mannen, vrouwen en transpersonen) die nu onvergund thuis, in hotels of elders werken in een relatief kwetsbare omgeving. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 3 van8 Contouren van het Erotisch Centrum Aan de hand van de uitkomsten van een marktverkenning? vele gesprekken met ondernemers, exploitanten, pandeigenaren en sekswerkers (onder andere in de Marktconsultatie Ontwikkeling Erotisch Centrum via Tenderned, 2021) kregen de werkplekken steeds verder vorm en ontstond het concept van een Erotisch Centrum. In het EC komen 100 werkplekken voor sekswerk (deels plekken voor fysieke werving van achter een inpandig raam en deels plekken waar sekswerkers klanten kunnen ontvangen via online werving). Daarnaast is er veel ruimte voor zorg en veiligheid, horeca, (erotisch) entertainment en educatie. Er komen meerdere exploitanten voor de sekswerkplekken ten behoeve van de continuïteit en het voorkomen van monopolyposities. Met dit centrum laat de gemeente zien dat sekswerk bij de stad hoort, inclusief de maatschappelijke ontwikkelingen rond seksualiteit en gender. Het EC moet een plek zijn waar seksualiteit, erotiek, diversiteit en inclusiviteit wordt verwelkomd en gevierd. Een breed en hoogwaardig EC waarin erotiek en seksualiteit op een positieve wijze worden belicht en de verbinding met de cultuursector wordt gelegd. In de Artist Impression vindt u dat ook terug. Het college benadrukt het belang van het betrekken van de LHBTIO+ gemeenschap bij de verdere ontwikkeling van een EC. Begin 2022 sprak de raad steun uit voor deze brede opzet van het EC. Rol van de gemeente De gemeente faciliteert het proces om te komen tot een EC: uitwerking van het concept, selectie van een locatie, uitzetten van een ‘tender’ voor geïnteresseerde ontwikkelaars/exploitanten en faciliteren van de bestemmingsplanwijziging. De gemeente neemt uitdrukkelijk géén deel in de ontwikkeling of exploitatie: dat doen marktpartijen. Na realisatie van een EC treedt de gemeente op als toezichthouder en vergunningverlener. Relatie met Wallen Het EC is onderdeel van de Aanpak Binnenstad waarin met tal van maatregelen wordt gewerkt aan het verbeteren van de leefbaarheid van de Binnenstad, waaronder het Wallengebied. Met de realisatie van veilige werkplekken in een EC moet een wezenlijk aantal ramen op de Wallen sluiten. Op dit moment zijn nog geen keuzes gemaakt over aantallen ramen, welke ramen en wanneer de sluiting plaats moet vinden. De verwachting is dat er marktwerking optreedt bij de realisatie van een EC, omdat het een aantrekkelijk alternatief is voor sekswerkers en klanten. In het EC worden voor sekswerkers aantrekkelijke werkplekken gerealiseerd van hoge kwaliteit, er zijn zorgpartners aanwezig en er zijn ontmoetingsruimtes. De werkplekken zijn veilig, onder andere door de gereguleerde centrale toegang en hoge eisen aan de exploitanten. Daarnaast wordt een relatief lage huurprijs voor de kamers beoogd, mede met het oog op het aantrekken van sekswerkers die nu in het onvergunde en onveiliger circuit werken. Ook voor klanten zijn de plekken aantrekkelijk op het gebied van kwaliteit, veiligheid en de aanwezigheid van diverse andere functies. De verwachting is dat de ramen op de Wallen geleidelijk minder aantrekkelijk worden voor sekswerkers en hun klanten. Daarbij spelen ook de nu al zichtbare ontwikkelingen rond prostitutie in het algemeen een rol, waarbij klandizie zich ook begeeft naar andere vormen van prostitutie. * Marktverkenning Scenario's Raamprostitutie — Gemeente Amsterdam (8-9-2020, bureau SITE) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 4 van 8 Tegelijkertijd wordt vanuit de Aanpak Binnenstad ook ingezet op andere maatregelen om de drukte en overlast te verminderen. Vanaf april 2023 worden, met het doel om bij te dragen aan meer rust in de late nacht voor bewoners, de sluitingstijden van de ramen op de Wallen in de weekenden teruggebracht van o6 uur naar 03 vur. Ook wordt, naar aanleiding van een motie van de raad, onderzoek gedaan naar de juridische mogelijkheden van sekswerk achter gesloten gordijnen waarbij de veiligheid van de sekswerkers wordt gewaarborgd. Er zijn verschillende varianten voor vermindering van raambordelen, denk aan gedwongen sluiting, minnelijke verwerving, verplaatsing naar het EC of het beperken van het aantal uitte geven vergunningen. De juridische en financiële consequenties hiervan worden komend jaar uitgewerkt. Uitgangspunt is dat het aantal ramen niet verminderd wordt voordat een EC wordt gerealiseerd. In veel gevallen zijn de kosten hoog (zie kabinet bijlage 2 bij raadsbrief november 2020). Op dit moment is de bestuurlijke lijn dat niet actief wordt ingezet op het verminderen van het aantal ramen op de Wallen, maar dat wel per geval wordt gekeken naar eventueel aanbod van raambordelen op de markt. Het locatieonderzoek Het onderzoek naar een geschikte locatie voor het EC bestond uit twee fasen. Eerste fase: volumestudie, gebieden en locaties In 2020 is in opdracht van het Bestuurlijk Team (BT) Aanpak Binnenstad het onderzoek opgestart naar geschikte gebieden voor vestiging van een EC aan de hand van criteria zoals multimodale bereikbaarheid, beschikbaarheid gemeentelijke kavels, ontwikkelkansen, mate van stedelijkheid en mate van kwetsbare functies (zoals onderwijs, kinderdagverblijven) in de directe omgeving. Volumestudie Om onder meer het ruimtebeslag te bepalen is najaar 2020 door Moke Architecten een volumestudie uitgevoerd, dat een beeld vormt van het benodigde volume en de inpasbaarheid van de functies (‘het programma’) in een gebouw of op een kavel (footprint) op basis van het voorlopige Programma van Eisen voor het EC. Shortlist acht gebieden Uit de eerste fase van het onderzoek volgde een aantal gebieden met de potentie om een EC op goede wijze in te kunnen passen. Het zijn deels transformatiegebieden die veranderen en in ontwikkeling zijn. Ze zijn goed bereikbaar met het OV, er zijn voorzieningen aanwezig/stedelijk weefsel en de gebieden liggen niet in het centrum van de stad, maar liggen ook niet afgelegen. In de raadsbrief Nadere uitwerking scenario’s raamprostitutie (3 november 2020) is de voorlopige shortlist opgenomen. In de raadsbrief Voortgang Verkenning Ontwikkeling Erotisch Centrum (12 oktober 2021) informeerde het college uw raad over de resultaten van de marktconsultatie (voorjaar 2021) is de volgende voorlopige shortlist van acht gebieden gepresenteerd: 1. Amstellll (Zuidoost) 2. ArenAPoort (Zuidoost) 3. Sloterdijk Il Zuid (Nieuw-West) 4. Sloterdijk Il Noord (Nieuw-West) 5. Zuid/ RAI (Zuid) 6. Eenhoorngebied (Oost) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 5 van8 7. Haven-Stad (West)? 8. Watergebied Amsterdam (locatie nog onbekend) Van gebieden naar locaties In de acht voorlopige shortlistgebieden is vervolgens onderzocht welke locaties daarbinnen kansrijk zijn voor vestiging van een EC. De locaties zijn getoetst op ruimtelijke criteria als inpassingsmogelijkheid, ontwikkelpotentie, stedelijkheid, bereikbaarheid en sociale veiligheid en beheersbaarheid. De ruimtelijke criteria zijn daarbij verfijnd: zo is er bij bereikbaarheid bijvoorbeeld gekeken naar nabijheid tot de multimodale ov-knoop, nachtnet, fietsbereikbaarheid en parkeermogelijkheden. Uit deze studie? zijn veertien kansrijke locaties naar voren gekomen in zes van de acht shortlistgebieden. In Eenhoorn en Sloterdijk Il Noord zijn geen kansrijke locaties gevonden op basis van bovengenoemde criteria. Conclusies eerste fase Naar aanleiding van het verdiepende locatieonderzoek heeft het Bestuurlijk Team in maart 2021 gekozen voor vervolgonderzoek op zes kansrijke locaties in drie gebieden: Zuid/RAI (drie locaties) en ArenAPoort (twee locaties) en Sloterdijk. Sociaal-maatschappelijke impact en advies politie Naar aanleiding van een motie heeft Bureau Onderzoek en Statistiek (O&S) in maart 2021 het onderzoek Sociaal-maatschappelijke impact van een Erotisch Centrum op buurten* uitgevoerd voor de gebieden waarin kansrijke locaties gelegen zijn. Voor de sociaal-maatschappelijke impact van een EC heeft O&S de (omgeving van de) locaties op drie aspecten beoordeeld: inpact op de buurt, impact op de omgeving en impact op kwetsbare jongeren. Dit resulteert in een totaalrisico dat laag, gemiddeld of hoog is. Daarnaast is de Politie Eenheid Amsterdam om advies gevraagd over het effect van een EC in de onderzochte kansrijke gebieden vanuit het oogpunt openbare orde en veiligheid. De politie adviseert per gebied over een gemiddelde of een hoge prevalentie van overlast- en veiligheidsincidenten, het beeld qua ondermijnende activiteiten/netwerken, jeugdproblematiek en drugshandel. Op basis daarvan adviseert de politie per gebied of dit meer of minder kwetsbaar is. Het Verdiepend locatieonderzoek is samen met het rapport van O&S en het advies van de politie voorgelegd aan het college in maart 2022 (in die fase nog vertrouwelijk, omdat het nog een tussenfase van het onderzoek betrof). Tweede fase: inpassingsstudie en financiële verkenning meest kansrijke locaties Het college heeft in maart 2022 opdracht gegeven om een inpassingsstudie en een financiële verkenning op hoofdlijnen uit te voeren voor de locaties in de twee genoemde voorkeursgebieden Zuid/RAl en ArenAPoort en de locatie in Sloterdijk Il Zuid mee te nemen. Het ging om de volgende locaties: 2? Haven-Stad is toegevoegd n.a.v. een motie van uw raad waarin gevraagd werd nieuwbouwgebieden mee te nemen. 3 Verdiepend locatieonderzoek Ontwikkeling Erotisch Centrum, van shortlistgebieden naar kansrijke locaties (10 maart 2022) — zie bijlage 2. 4 Zie bijlage 3. 5 Zie bijlage 4. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 6 van 8 = Westelijk Ontwikkelveld Kenniskwartier (Zuid/RAI) 1 De Groene Zoom (Zuid/RAI) = __Europaboulevard (Zuid/RAI) "Johan Cruijff Boulevard (ArenAPoort) n= De Entree (Zuidoost) = _Rhoneweg (Sloterdijk Il Zuid) Deze inpassingsstudie® inclusief de verkenning van de financiële consequenties? (zoals de gevolgen voor de grondexploitatie, het risico op planschade en kosten voor benodigde infrastructurele aanpassingen) is in juli 2022 aan het BT Aanpak Binnenstad (burgemeester, wethouder EZ en wethouder G&O) voorgelegd. Hier is besloten om voorlopig drie locaties op de lijst te houden: De Groene Zoom, Europaboulevard en Johan Cruijff Boulevard. De volgende locaties vielen af: Kenniskwartier (Zuid/RAI) en De Entree (ArenAPoort) (omdat het EC middenin een (nieuwe) woonwijk zou komen te liggen) en Rhoneweg (Sloterdijk Il Zuid): onder andere vanwege de afgelegen ligging en gebrek aan verblijfskwaliteit (bedrijventerrein). Omdat alle locaties dilemma's en uitdagingen kennen, is besloten om ook nogmaals naar eerder bekeken gebieden te kijken om te zien of er nog meer/andere locaties mogelijk zijn. Dit heeft geresulteerd in een aanvullende inpassingsstudie (najaar 2022/begin 2023) voor de volgende locaties in stadsdeel Noord: 1 __NDSM-werf Docklandsplot = __NDSM-werf Pier = __P+R-terrein naast station Noord Conclusie tweede fase: kansen en dilemma’s/vitdagingen Uit het locatieonderzoek blijkt dat er kansen liggen voor ontwikkeling van een EC in de stad. Daarbij geldt dat elke locatie ook uitdagingen en dilemmma’s kent. Daarbij moet een afweging plaatsvinden van de kansen en dilemma's van de ruimtelijke factoren, de sociaal-maatschappelijke factoren en het advies van de politie. O&S oordeelt dat het risico op een negatieve sociaal-maatschappelijke impact voor de locaties in ArenAPoort en Station Noord hoger is, voor Sloterdijk Il hoger (buurt en minder weerbare jongeren)/ gemiddeld (bewoners), voor Zuid/RAI lager (buurt, jongeren)/ gemiddeld (bewoners) en voor NDSM hoger (bewoners, jongeren)/ gemiddeld (buurt). De politie oordeelt dat de locaties in gebied Zuid/RAI en NDSM een gemiddelde prevalentie hebben en acht deze locatie minder kwetsbaar voor vestiging van een EC. De locaties in Zuidoost en Nieuw-West (locatie Sloterdijk) acht de politie zeer kwetsbaar door een hoge prevalentie. De locatie P+R-Noord acht de politie kwetsbaar door een hoge prevalentie. De Groene Zoom kent als belangrijkste kansen dat het vlak naast OV-knooppunt RAI gelegen is en dat het EC past bij de grotere stedelijke functies waaronder het congrescentrum. Sociaal- maatschappelijke impact is gemiddeld of lager en de politie ziet gemiddelde prevalentie van overlast en veiligheidsincidenten. Een uitdaging is de combinatie met de uitvoering van het Masterplan RAI (woningbouw en logistieke oplossing) en Zuidasdok. $ Zie bijlage 5 7 Deze bijlage 6 ligt voor raadsleden onder geheimhouding ter inzage bij de raadsgriffie Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 7 van8 De locatie Europabovulevard is ook nabij OV-knooppunt RAI gelegen en biedt voldoende ruimte om het EC in te kunnen passen. Belangrijk aandachtspunt is dat de grond onderdeel is van het Tracébesluit Zuidasdok, waardoor bestuurlijke goedkeuring nodig is van het rijk om over deze grond te kunnen beschikken. Indien dit proces met het rijk leidt tot ernstige vertraging, neemt de kansrijkheid van deze locatie voor het EC af. Verder vraagt de huidige verkeerssituatie aanpassingen in de openbare ruimte. De sociaal-maatschappelijke impact is gemiddeld of lager en de politie ziet gemiddelde prevalentie van overlast en veiligheidsincidenten. Op het Docklandsplot in NDSM-werf Oost bestaan de kansen uit de aanwezigheid van stedelijke functies in de vorm van horeca en evenementen en voorziet de politie op deze locatie gemiddelde prevalentie van overlast- en veiligheidsincidenten. Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere de niet multimodale bereikbaarheid en de impact van het EC op de culturele vrijplaats. Het totaalrisico op sociaal-maatschappelijke impact wordt hoger ingeschat. Voor de Johan Cruyffboulevard (Zuidoost) en Sloterdijk (Nieuw-West) geldt dat het college, mede gelet op de adviezen van O&S en de politie, het sociaal-maatschappelijk risico te groot vindt. Ook ligt de locatie in Sloterdijk te afgelegen. Op de locatie Westelijke Ontwikkelveld Kenniskwartier is sprake van een zodanige negatieve grondexploitatie dat deze locatie niet kansrijk is. Daarbij is er door de inpassing van het EC in een woonblok een te groot risico op afbreuk aan de leefkwaliteit van het toekomstige woongebied, omdat het EC in het woonblok zal moeten worden ingepast. Voor de locatie De Entree in ArenAPoort geldt ook dat EC onderdeel moet worden van het woonblok, dat afbreuk doet aan de leefkwaliteit van het woongebied. Op die locatie speelt ook het hoge sociaal-maatschappelijke risico. De locatie P+R Noord tenslotte heeft te weinig verblijfskwaliteit nu en in de toekomst. Tussen de metro en de locatie voor het EC ligt een infrastructurele barrière. Er is geen compensatie in de omgeving voor de huidige parkeerplaatsen. Tot slot is het risico op negatieve sociaal- maatschappelijke impact hoog. Naar de voorkeurslocaties Alles overwegende kiest het college ervoor om de locaties De Groene Zoom en Evropaboulevard (beide in gebied Zuid/RAI ) en de locatie Docklandsplot in NDSM-werf Oost (Noord) aan te wijzen als voorkeurslocaties voor het EC. Deze locaties zijn redelijk tot goed bereikbaar, zijn onderdeel van het stedelijk weefsel van de stad; op deze locaties kan aansluiting gevonden worden bij aanwezige horeca en evenementen/bezoekersstromen. O&S schat de sociaal-maatschappelijke impact op deze drie locaties in als lager tot gemiddeld. De politie ziet rond deze drie locaties geen hoge prevalentie van overlast- en veiligheidsincidenten, beeld qua ondermijnende activiteiten/netwerken, jeugdproblematiek en drugshandel en acht op basis daarvan deze locaties relatief minder kwetsbaar voor vestiging van een EC. Vervolgproces Het college zal zo snel mogelijk een adviesaanvraag indienen bij stadsdeel Noord en stadsdeel Zuid?. Deze stadsdeel-adviesaanvraag zal minimaal 8 weken in beslag nemen. Met de stadsdelen zal komende periode worden overlegd hoe dit proces kan worden ingericht. In dezelfde periode zal 8 Conform Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023 Pagina 8 van 8 de gemeente ook stakeholders consulteren over de voorkeurslocaties (waaronder uiteraard sekswerkers, en ondernemers en andere partijen die zich eerder hebben gemeld bij de gemeente in de voorgaande consultatierondes). De opbrengsten van de stadsdeeladviezen en de stakeholders-consultatie vormen input voor de besluitvorming door het college over de definitieve locatie. De besluitvorming over de definitieve locatie wordt na het stadsdeeladvies voorbereid en zal naar verwachting dit najaar plaatsvinden. Het college komt graag bij vw raad terug voor het bespreken van een definitieve locatiekeuze. Na de bestuurlijke besluitvorming over de definitieve locatie gaat het project naar de volgende fase. Dan zal met alle betrokkenen bij de gekozen locatie een participatietraject plaatsvinden over de inpassing van het EC op die locatie. Ook kunnen we dan het proces van de planologisch- juridische procedures opstarten en de selectie voorbereiden van de marktpartij die het EC gaat ontwikkelen (verwacht: eerste helft 2024). Het college hoopt met de keuze voor de drie voorkeurslocaties een goede stap te maken naar het verwezenlijken van een Erotisch Centrum. Het college wisselt graag met uw raad van gedachten over de drie voorkeurslocaties. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, f f É D | - - ï Femke Halsema Burgemeester Kaartje drie voorkeurslocaties oh Sn Bede Leen er. te > peer dte, ä 4 We Ne % Ne & Ad nii ne Be EE ES nan zien mi dl a En CAE ®, iT dn Ee WR a En 4 N° Taen OER en Nx Je en ae De dn W, B is eee N ® ey E OE Efe en hr en bs en ei ES 5 A Ten PR a dan Ne En 7 Pre EE Rn Ee A ee en tE ze EN, | et Te B) eh dn Etn en Telen RE Mn | Ee re ee Die Ï mi) 5 a sl ek a ee 7 B Dee - Bn Lm BE Groene Zoom EE) be e TN el A EN ae “in 5 de SE ES SE Sd ree ee RE ONNA < nn me Ne se Pie E Pee Dent MESA A ‚ee CEE en A ed EN eN Ì À eg En rek \ Jr eri SS B Ze AAE Kent ee ZENE Ue SL Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
8
train
Inkopen ed met invloed Inhoud Inkopen Inclusie en aa le) diversiteit invloed Ke, 16 < » ® Innovatie Sociaal 19 po) â Inkopen met invloed 2 Inhoud 2 met invloed De Wat vindt Amsterdam belangrijk bij de inkoop? Hoe kan de inkoop van de gemeente bijdragen aan de ontwikkeling < van de stad? Hoe kun je als opdrachtgever > daarbij helpen? En hoe kun je als ondernemer daarop inspelen? Dit visiedocument is voor opdrachtgevers en ondernemers. 2 miljard Als grootste gemeente van Nederland u koopt Amsterdam jaarlijks voor ruim Amsterdam koopt € 2 miljard in bij vele ondernemingen. e lijk e Daarmee kunnen wij een verschil maken jaar IJ s voor ruim en dat willen wij ook. Met de inkoop eze ° kunnen we bovendien een voorbeeld zijn € 2 miljard in” voor kleine en middelgrote gemeenten. â Inkopen met invloed 3 Voorwoord nn “In elke me bestedi Coalitieakkoord aanbesteding ú (2018) krijgt het ee ‘Inkopen met invloed’ staan 6 maatschappel IJ ke Maatschappelijk effect belangrijke Amsterdamse beleids- ‘Inkopen met invloed’ laat zien hoe de uE Ma Ca AIC RTK Ake effect een gemeente Amsterdam kan bijdragen aan voor interne opdrachtgevers en e H grote opgaven. Uitgangspunt: in elke ondernemingen. De thema's komen prominente plek aanbesteding krijgt het maatschappelijke uit het Coalitieakkoord ‘Een nieuwe effect een prominente plek. Daarmee is het lente en een nieuw geluid’. toevoegen van maatschappelijke waarde geen bijzaak meer, maar een doel bij elke inkoop. < > Duurzame stad Meer met inkoop Amsterdam wil een rechtvaardige, verbonden, In dit visiedocument ziet u de 6 belangrijkste Aln vrije, duurzame en democratische stad zijn. thema's. Afhankelijk van het inkooptraject ® Dat is de kern van het coalitieakkoord uit maakt Amsterdam hier een keuze in. Daarmee WW 2018. Zover is het nog niet. Amsterdam is inkoop een krachtig instrument om een staat voor grote opgaven. Denk aan de duurzame, innovatieve en sociale ontwikkeling klimaatverandering en de energietransitie. te stimuleren in onze mooie stad. Denk ook aan het circulair maken van de economie en aan het bieden van banen voor Rutger Groot Wassink mensen die moeilijk zelf aan het werk komen. wethouder inkoop â Inkopen met invloed 4 Voorwoord en … er - - à a . en: Bekiek AAN lS « at nt Ke ú age 4 ( | Din KK Ee 5 | MM 4 ae fn | El en LN : N \ Rl 5 Ea LS : Ed - 9, mj - á „ n 8 B Pig - ech ej kiz F | . | A 5; < Pe B EN : À id : 4 nr Ì , _ ke | Ae. Re ae d Ô Pe, £ $ Ji ; p ig RS se DS J a 5 Af e R 3 " ie bed Ä Par VET niche $ | / Pe N * : ‚ ee din, Hilke pe Ee a „ erf (he k he ie a ek PR dea Ei | ef EN Ke Ma p. a! u sE ii m pr Pa on BN en N tl h ì en CRE ; \ Ni Ls Zl \ AND DARE) dien. ‘ Ne Eek wed WI ; ; / We j De RARE Ee Er , A Dd À: Nn At e kN [ , A h Pe ee ze Bijdrage leveren aan een duurzame stad CE. d b k di nij ee d Visie van Amsterdam Wat betekent dit ij zijn de eerste Amsterdam heeft grote ambities als het gaat voor de inkoop? generatie die de gevolgen om de duurzaamheid. Niet alleen voor de van klimaatverandering stad, maar ook voor de eigen organisatie. In De gemeente wil via de inkoop 2030 wil Amsterdam een volledig duurzame opdrachtgevers stimuleren en ondernemers merkt en de laatste gemeentelijke organisatie zijn. Amsterdam de mogelijkheid bieden om duurzame . . heeft vijf klimaatdoelen: producten, werken en diensten te leveren. generatie die er wat aan Zo levert elke opdracht, elke aanbesteding kan doen. Als we willen 1. Maximaal energiezuinig en elk contract een bijdrage aan een ee < 2. Uitstootvrij duurzame stad. Inkooppakketten met een dat Amsterdam bij haar > 3. CO‚-neutraal potentiële grote duurzaamheidsimpact achthonderdste 4. Circulair krijgen de voorkeur. De gemeente daagt . rn. 5. Klimaatadaptie opdrachtgevers en ondernemers uit om verjaardag nog altijd in h hil ken. . ot versch le maken blakende gezondheid verkeert, moeten we nu “Inkooppakketten met stevige keuzes duurzaamheidsimpact durven maken.” krijgen de voorkeur” coeieskkoord gemeente Amsterdam 5 | 2018 Es â Inkopen met invloed 6 Duurzaam nn Concrete inkoopdoelen 100% — Amsterdam ie) & an circulaire 1. Maximaal energiezuinig betekent dat we inkoop energie zo efficiënt mogelijk verbruiken. Naast € energiezuinige apparaten vragen we u om zo min mogelijk vervoersbewegingen. Denk aan En uitstootvrije het gebruik van hubs, lokale partners en het inkoop bundelen van leveringen. TT 1 @ 2. Uitstootvrij betekent dat we geen gebruik 50% — minder < maken van voertuigen, aggregaten of mobiele spullen > werktuigen die fossiele brandstoffen zoals mn inkopen diesel of benzine verbruiken. Alternatieven zijn bijvoorbeeld elektriciteit of waterstof. _— ® CO‚-neutrale inkoop "Een dienst, product of ak werk draagt bij aan een 0% — kinaat imaat- klimaatbestendige stad” 2022 2025 2030 bestendig â Inkopen met invloed 7 Duurzaam nn 3. CO‚-neutraal betekent dat broeikasgassen 4. Circulair betekent dat we zo min 5. Klimaatadaptief betekent dat een zijn vermeden of gecompenseerd. Dit geldt mogelijk nieuwe materialen en fossiele dienst, product of werk bijdraagt aan een voor het ontwerp- en productieproces en voor energie gebruiken. Dit geldt voor de klimaatbestendige stad. Denk aan het het gebruik van de diensten, producten en hele keten: van het ontwerp- en ontwerp en aan materialen die bijdragen aan werken. Daarnaast vragen we u om zo min productieproces tot en met het gebruik. verkoeling van de omgevingstemperatuur, mogelijk broeikasgassen uit te stoten in de Een lange levensduur van het product zoals groene daken en het vergroenen eigen bedrijfsvoering. Denk aan de afname staat voorop. Daarna is het belangrijk dat van verharde oppervlakten. Denk ook van groene energie, een aardgasvrij gebouw het product of de materialen ervan opnieuw aan regenwateropslag voor bewatering en uitstootvrije bedrijfswagens. hoogwaardig gebruikt kunnen worden. van groen of gebruik voor toiletten. Of regenwateropvang waarbij het geeneen water vertraagd wordt afgevoerd, zoals : __CO‚-prijs als gunningscriterium ; waterdoorlatende klinkers of kratjes onder : De CO‚-uitstoot van een dienst, product : parkeerplaatsen. :_of werk kan in euro's worden uitgedrukt. ; : De aanbieder met de laagste CO‚-uitstoot Sr < :_kan daardoor in de selectie een fictieve : ®: > : korting krijgen. Zo kunnen de kosten van ; a zÁ :__CO-uitstoot meewegen als gunnings- : / ee criterium bij aanbestedingen. \ EEn . E Poosssossssvosoosvseessveecosssssossssssssvossssssseee maman meen EE = PI NS en n | n bm an A Le slalsik®, LH â Inkopen met invloed 8 Duurzaam nn NEE PF PO ERE IE el er VE EEN, ik plet kk LA Tord EE 7 En, EN an EE! ia d | EV EA ONS Ch nd MAT VE SRE): 2 ON LL KE Br EN 6 DS 7 Praktijkvoorbeeld | PDRE 7 ENKA /, Zo wordt de stad Duurzaam De erk, Ait AE 0E el PE 3 RT 4, Ai . ME EM SNN) / toekomstbestendig en 7 el hi AN re EE Fi rien es gelen kh mt ni =d . : de es RE Ee, iT en Ld dd if eN . 8 z \ Ek NN / / en klimaatadaptief Inkooptraject 5 EE ENA PN ne NRN | EE ENE ae in ES We hebben aannemers geselecteerd RN Ot ME . ve EE] | dy En TN fe ende | A op verschillende plannen die zijn Ì Fn War: We EEN vo Ti 4 ingeleverd: slim en schoon werken, Ì ih EE Wv RD Se NE IJ | Christina Ottersberg gebruikt innovatieve asfaltmengsel en nj HET | ê , . ne dm KE hl en AEN MR | | a de samenwerkingsovereenkomst samenwerking, en prijs geen rol : FI IE HH F ui 1e oe RS ‚nn Mid | verhardingen om Amsterdam speelde. Zelf ben ik betrokken ren Ti en En nn | AM à |: et toekomstbestendig te maken. geweest bij de beoordeling van eN id \ Kn Ze 0, é = ( | Í IN de plannen over samenwerking. me SR ) Á id OE ain Wat We werken nu voor een periode nn med Oo Ba PO AT nl , ” , ne HIE Hi ns  ecru! De gemeente Amsterdam is altijd van 4 tot 6 jaar met 13 aannemers | En _ : ns . . je . Be DN ES der | op zoek naar nieuwe innovaties. verdeeld over verschillende percelen et : n En 4 B ee = De gemeente wil in 2050 dat de in Amsterdam (Samenwerkings- me: k stad klimaatadaptief en circulair is. overeenkomst Verhardingen). BE Bane 4 « t 4 al nt E __Om dat te bereiken, moet je nu > A Ke Er En beginnen om te weten wat werkt Impact _ Ee j7 —_— EES en wat niet. In 2020 is de Kromme Jazeker! De straat is nu ingericht En O7 ee Ak _ Mijdrechtstraat vervangen, een met een circulaire en klimaatadaptieve tr AE hed he in A straat in de Rivierenbuurt. De Kromme _ bestrating. : Tek ESS NR \ _ Mijdrecht is een pilotproject waar we Er 3 AE? bn onderzoek doen naar waterbergend Tip tt E TE ERE: a nn SN in Ee 5 2 1 Ë Me vermogen, beheer en onderhoud. In Verzin niet alles zelf maar werk samen aten A AE Sa te ee deze straat maken we bijvoorbeeld met ondernemingen. Samen kun je ie p der EE a jn tn nt ee, - AAE EEN DE Le Sen ES gebruik van waterdoorlatende en bepalen wat het meest logisch is om EE: & d Nee HRe Ae _ circulaire stenen op een circulaire te doen. Met elkaar kun je tot de Lap bi On eee Pee fundering. Daarmee ontlasten we het meest duurzame oplossingen komen. a rede ar, Bl oe Rs ed : ke . …. î ü: Pv: tsiis 3 bn Wer riool bij extreme neerslag. Bovendien Er ee ei vEt : Ee en , . en > ME Eee BS es gebruiken we het overtollige water EN RT ett ne Nie Re EL Be Mrne reek de 2d voor de bomen in de straat. ter EN dE id nn VE ! A ET NE En de EE Are * e 1e: Es IE e zee EEN en â Inkopen met invloed 9 Duurzaam wv. Praktijkvoorbeeld Pp | Zo wordt de Duurzaam Mrne d +4 en catering duurzaam ® en gezond _ Kaal ‘ ps mi E RL „ iid. 8 Li r p AR p Ka á E A ’ Ù Ue dn a En gmg mi e En oh an A 7 _ B Bin anas en _ hae ‘ er INE: | nn Er el WM sl N 1 MZ À ZA de en Be Î í Ì ‘ Bi EAN . Ih A4 $ ( pr in | KES, de rid r eN E / / / 8 WP k g | | mn  Ume EX ln Wo à afd vl lid 8 là vAe Se _ Rm / Ei k | 5 in 1m li} é | Pr Á | 4 n 3 ja Vi f d N … < | Es NN Jm | DÁ 13 on | IS an EN OO AS 5 Be Wal f E EM Tt EK a, Ee Ee | n ä : Pr “ VN & oa B ef Be - ES en dl Ln N Eh e dee a = je if | a Kr) me N | | | EA n es: ke AE dn) ‘ ( | 5 | G Oe 8 te ie (es ee ee = ee | m OO Gezondheidswinst voor alle Amsterdammers Visie van Amsterdam Wat betekent dit : Preventiebeleid Amsterdam wil dat alle Amsterdammers voor de inkoop? ; van Amsterdam gelijke kansen hebben om in goede ; : gezondheid te leven. Het aanpakken van De gemeente wil via de inkoop Amsterdam stimuleert een gezonde en ongelijkheid in gezondheid heeft prioriteit. opdrachtgevers en ondernemers stimuleren _ : actieve leefstijl voor Amsterdammers. De : Hoe kunnen alle Amsterdammers gezond om bij te dragen aan een gezonde stad. focus ligt op de thema's: rookvrij, gezonde ; opgroeien en langer in goede gezondheid Een stad waar alle Amsterdammers gezond _ : voeding, voldoende beweging, een gezond leven? Gezondheid is een breed begrip kunnen opgroeien en leven. : buitenmilieu (luchtkwaliteit en geluid) ; en verbonden met thema's als onderwijs, ‘en verbinding met de buurt. Een goed : < huisvesting, armoede, sociale zekerheid, ingerichte leefomgeving kan bijdragen aan ; > welzijn, sport & bewegen, voedselvoorziening ‘een gezondere levensstijl en een betere en leefomgeving. ® : gezondheid. > : "Alle Amsterdammers hebben recht op gelijke gezondheidskansen” â Inkopen met invloed 12 Gezond nn Gezonde leefomgeving Gebiedsgericht : Een omgeving die zowel aanzet tot Amsterdam pakt gezondheid gebiedsgericht _ : : bewegen als stimuleert contact te leggen aan. Veel oplossingen van gezondheids- :__in de buurt, zorgt juist voor een betere problemen vragen om inzet vanuit ; u . . . : gezondheid. De fysieke inrichting van de diverse sectoren. Dat betekent dat in het ; De fysieke inrichting ‘stad draagt bij aan gezondheid, maar kan gezondheidsbeleid nadrukkelijk de verbinding van de stad draagt :_ook leiden tot ziekte. Slechte luchtkwaliteit wordt gemaakt met andere sectoren zoals : leidt tot schade aan de luchtwegen. Een ruimtelijke ordening, veiligheid, economie, bij aan gezondheid” : omgeving die aanzet tot bewegen, zorgt onderwijs, sport, sociale zaken en milieu. ; juist voor een betere gezondheid. Andersom kan gezondheid ook een bijdrage : leveren aan de doelstellingen van andere ; ; beleidsthema's: gezonde kinderen kunnen ; beter leren, gezonde mensen kunnen eerder ; ; dan ongezonde mensen aan het werk. ® © ® q 4 mn T I pn Hi | ® Ó OO â Inkopen met invloed 13 Gezond nn | f IA Ld PE In NT mk h kn ef KT e Pi UT | | - | ee NV | | ed "| en | | | | 4 - ae 5 Pi mie EI Ht « S un MIND EN en GN KN Ld | Í E | Ik 3 ie Apt B 4 EES GER OO TE NER AAE: Ne | | | Ri Ee Fi] nn | pn pn | } JK | ER B Á IES JON | Í | al Là mn Ie, 8 Re. NE es mar) ( ie LA | ed At 1 ke en ks ni 9 a } Lj Dn | | Ì £ En 2 ! in Ee - Pf EE 5 ef ee [ P% Ì , | Ks» ol el | ee Ì if es \ L Ä k EE | Í | | pe le} 5 ze Ö EEN Se | | | Inclusie en diversiteit 0 ledereen doet mee! © © . . . e . . . Visie van Amsterdam Wat betekent dit ;_Diversiteitsbeleid De gemeente wil een inclusieve en diverse voor de inkoop? van Amsterdam organisatie zijn. Een organisatie die : verschillen omarmt en waar ieders unieke De gemeente wil via de inkoop : Amsterdam streeft naar een inclusieve talent wordt benut. Op alle functieniveaus opdrachtgevers en ondernemers werkcultuur en naar diversiteit van het ; wil Amsterdam een afspiegeling zijn van de stimuleren om bij te dragen aan een : medewerkersbestand. Dit als afspiegeling beroepsbevolking. Diversiteit is binnen de inclusieve en diverse organisatie. * van de diverse stad die Amsterdam is. : gemeente een kwaliteit. Mensen worden We vinden het belangrijk dat iedereen gewaardeerd om wie ze zijn en wat ze kan meedoen en dat er voor iedereen : Wat betekent dit concreet? ; < kunnen. We gaan uitsluiting en discriminatie een plek is. : m Eris specifieke aandacht voor medewerkers > actief tegen. : met een niet-westerse migratieachtergrond : en medewerkers onder de 35 jaar. m Voor de hoogste functieschalen voert “In Amsterdam : Amsterdam een voorkeursbeleid in. : is diversiteit een m Voor een aantal andere categorieën heeft ; de gemeente streefcijfers. ; kwaliteit” ® © | Ì : Sociaal en inclusief opdrachtgeverschap ; % ® ;__De Universiteit Utrecht doet in opdracht van _ : ® Amsterdam een meerjarig onderzoek naar : sociaal en inclusief opdrachtgeverschap. : â Inkopen met invloed 15 Inclusie en diversiteit nn nn | \ | n Praktijkvoorbeeld En | P Áo) krijgen mensen Inclusie en diversiteit Md rd | NR 4 ke. | met een beperking er B EN ah weer werk TN en EN - ä ï sE ha 4 f ==, ie B X Û i i Á . ri __Dirco Dekker hielp mensen | 3 ej en kJ B met een beperking aan een EK F pd ii Ï E r Ee ie ü " baan bij de gemeente. d pe Ad We ri . E À F î De zt Ee 8 En Ì Er it ng. IE 1 Er ACR ee else El Ecu laren mensen verdienden deze IJ js Te de pen EE Vn, el E BE we mensen met een Wajong- kans en hebben die gepakt. Ì EE ‘ A Ane Tete Ee Elaa Ea e laten Felen ie 8 NE Ee A ei BREE ed dE. in het contactcentrum van de Tip ze EH EN EE Ne: gemeente: 14020. Onze insteek? CT Baalen NA tn < | Kn ER ARE, 20 ACHAT ol eva ROTE STN TLT beperking persoonlijke > 1 ca ie B talent van de kandidaten. Dus aandacht en de ruimte om Î 5 niet de focus op hun beperking, te leren en te ontwikkelen. B a ee LHR VEEL Chant Lake Het is altijd maatwerk! : EN OO ____wel kan. Ook hebben we samen A Ee E met de opdrachtgever de ni kandidaten extra begeleiding ì EL . gegeven als voorbereiding op ij ed al Ta Mel ENOR ICI SLS we Impact "Niet de focus ie LJ er Ik ben er trots op dat we op al beperking, eha maar ontdekken wat Wajong-uitkering aan een baan hebben kunnen helpen. Deze iemand wel kan” â Inkopen met invloed nn Ke a ers A07 OM EO SS pe N 2 | EE 3 B te 4 B La De 8 rr Ad 4 pe PC Ken | B Je 7 ie ee e „. f had d de ee â s LE l ® nnovatie 0 Samen zoeken naar slimme oplossingen ee e : e . : Visie van Amsterdam Wat betekent dit :_Innovatiebeleid . : : Amsterdam wil de stad klaarmaken voor de inkoop? van Amsterdam : voor de toekomst. De gemeente wil de : : dienstverlening versnellen en verbeteren en De gemeente wil via de inkoop Vernieuwen kan Amsterdam niet alleen. ; een gemeente zijn die toonaangevend en opdrachtgevers en ondernemers stimuleren _ : Samen met bewoners, maatschappelijke : toekomstbestendig is. Daarom werken we aan om bij te dragen aan vernieuwende initiatieven, ondernemers, overige partners ; vernieuwende oplossingen, technologische oplossingen. We werken graag met :__en kennisinstellingen kunnen we het verschil : mogelijkheden en nieuwe methodes. Door innovatieve samenwerkingspartners en maken. Zowel op lokaal als nationaal en ; het slim inzetten van technologie ontstaan betrekken graag vroegtijdig ondernemers ‘internationaal niveau. Om een verandering : < innovatieve ideeën die helpen om de bij een inkooptraject. Met innovatieve : in gang te zetten, wil de gemeente het grote _: > uitdagingen van Amsterdam op te lossen. inkoopprocedures daagt de gemeente :__inkoopvolume van Amsterdam als vliegwiel : Technologische vernieuwing gebeurt op ondernemers uit om samen te innoveren. gebruiken. > ; vele terreinen: connectiviteit, mobiliteit, : : circulaire economie, gezondheid, educatie, Beoovenveneeneeneerenvensenseneenenvenvenennennenvenvveennense Ì democratisering en energie & klimaat. nf @ DO ® e °° ml) mj) "Elke aanbesteding en * opdracht is geschreven 2 ' . ed » 5 in helder Amsterdams” NN ii a S) â Inkopen met invloed 18 Innovatie nn : Amsterdamse aanpak >, = Samenwerking = Experimenteren = Duidelijke communicatie ; Via intensieve coproductie en Met pilots houden we het klein en Elke opdracht en aanbesteding is : : gezamenlijke ambities ontwikkelt kunnen we experimenteren en leren. geschreven in helder Amsterdams: ; ; Amsterdam nieuwe oplossingen. Soms passen we de techniek van prettig leesbaar met zo min mogelijk : : kort cyclisch werken toe. juridisch of ambtelijk taalgebruik. ; : = Bundelen ; : Amsterdam bundelt de behoeften, = Opschalen mogelijk maken = Actief naar de markt ; ; expertise én het innovatiebudget. We stimuleren nieuwe en creatieve Alle opdrachten worden nog ; ; Dit creëert innovatieruimte en manieren van aanbesteden om beter toegankelijk gemaakt ; bespaart tijd en geld. goede oplossingen snel breder in voor de hele markt. ; ; te kunnen zetten. = Behoefte centraal : ; We gaan innovatief functioneel < uitvragen in plaats van een vastomlijnd ; > ; product of dienst beschrijven. : “Met innovatieve ideeën ® X kunnen we de stad Ù klaarmaken voor e. de toekomst” â e. ù On am ap â Inkopen met invloed 19 Innovatie nn ERN Am meel Mij, Oe Á N P Í 4 _ EE RT a De J reek Te B mr e sie: Nn i) F Id De 9 H ff É E ie Ed EH RL AR nnee Re RI, A De TL f | [| 5 He SN / On fd ae H | NO Kin Í TL ij Ee EE minder druk op het = B el dn EL k Î 0 f ' hi SE EN | 4 . Eds 5 gn ENA | 1 zn we water in Amsterdam ì ANN rr EIA ineens a VAN RL OA Ess pe = À kh q AIN kf B ï jk | Ke 4 { k df a BN en BAL RN SS WEL lk edi kde ed EF ki et EE Rn rn en. ONE _ BN heil ES EN Een en â ee ES RS KS. Ee kt en = EES de NS ï JI Te pre fg Ee Ke ger em Ei RES rt. dn BR wi |. ej en EE Ee 5e Ee & Le 5 En, Ee En et af ke eN nd de A dn EO gee KR iel EE Ee Ee Ga op de stoel van Es ag: EE EE de stad zitten: wat B zl De ne heeft Amsterdam 5 ZRD) ee het en nodig? $ : Me od a Ee kn En 3 ij 3 ze es AT Ld er EEN 6 IO id PER ae ke 6 ES zi DE, ES PE zn aired Á od) nk RO in RON ee Si is En En | zn RN IS Em Pen SSS FP | mn EE | Zed aa IE =| z 7 EN nn KN E kl E Er |- El h { | km MP 5 IE, TE EN 6 Pee NG Fa A 4 e Seal all, IW 2 8, PB, LE LE E Ë |, - É Can n n SEak | | all Ì \ ile ES Ad OO MN f ek | En = IE. MENE GEEN k PO di — Ln ee — ® ed ed | ll NS Oo U B Ae fe En p Ze EET A Zn A 1 DS dú SR Arde WE k ú ‚ en Ma Ak à m8 Pe ee Ha BN E GN os ee - Vn Le ae Ns EN 5 gen 5 p é $ ä E Er TE de e ze, NE ' 2 ss Ie / 5E |) AT Ed 4 4 k ô ff af NWN Ai ER A NN 5 ll ai E A á fa 4 5 ei ee Ik à nn Î i a ni _ ARL ï K' : ze Le sil € ok A Î Kn E | Ei f 8 ze É 1 1 eit e zo lijk È- k ge L | a hen 7 ad a 8 8e - ai RK P el tad df =d De í ‘ES nc IE Á be MN …} u 4 E er hs ES p= “ , ” a Kn ) A ij Dn 8D [IE _= | ‚RT 0 n is nn Kd Emer 4 en vv ® DJ Ld Regionaal en mkb Nog meer bedrijvigheid in en om Amsterdam Visie van Amsterdam Wat betekent dit Amsterdam behoort tot de internationale voor de inkoop? top van aantrekkelijke en concurrerende zi regio’s in Europa. We willen dit behouden De gemeente wil via de inkoop het Amsterdam zorgt goed en versterken. Ondernemingen in en om midden- en kleinbedrijf in en om voor de circa 133.000 Amsterdam leveren hier een grote bijdrage Amsterdam stimuleren. Daarom worden aan. Ook een sterke buurteconomie draagt regionale en mkb-bedrijven gericht ondernemingen in en bij aan de leefbaarheid, veiligheid, identiteit uitgenodigd om samen te werken. 1 en sociale cohesie in de buurt. Wanneer het om de stad < goed gaat met de ondernemers in een straat > of gebied straalt dit af op hun omgeving. Amsterdam zorgt goed voor de circa 133.000 mn Se Um ondernemingen in en om de stad. Daarom man, man, za, besteedt de gemeente hier ook met haar inkoop extra aandacht aan. T” s a â Inkopen met invloed 22 Regionaal en mkb nn en AL geoossevennsereoresorsesensserenenssrerssnssrrevensnssrsonserrennsrsersnnsrrvorenersersnnrrrvvennsrsrrvnnsrrveeessrsenn sar : : 9 : : hed : Aanpak in Amsterdam Metropoolregio Als grootste gemeente van Nederland = Onderhandse opdrachten : Amsterdam ì_ verstrekt Amsterdam diverse opdrachten. Voor onderhandse opdrachten hanteert : Amsterdam werkt actief samen in de regio Van catering tot groenvoorziening, van Amsterdam een speciale werkwijze voor ; en neemt deel aan de Metropoolregio *__inburgeringscursussen tot uitzendkrachten inkopers en opdrachtgevers. Dit doen we _ : Amsterdam: het samenwerkingsverband en van bruggen tot jeugdhulp. door gericht regionale en mkb-bedrijven ; van de provincies Noord-Holland en : om een offerte te vragen. Vanzelfsprekend : Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio = Europese aanbesteding worden andere ondernemingen niet ; Amsterdam. Met als motto ‘Alleen ben je ‘Een aantal van deze opdrachten besteden uitgesloten. Met het gunnen van een ; sneller, samen kom je verder! brengt elke we verplicht Europees aan. Hierbij besteden opdracht aan een regionaal of mkb- ; gemeente en deelregio eigen kwaliteiten in “we specifiek aandacht aan de mogelijkheden bedrijf draagt Amsterdam direct bij aan de: die het totaal versterken. Doel: het versterken :_voor mkb-bedrijven om zich in te schrijven. bedrijvigheid en daarmee leefbaarheid van : van de Metropoolregio Amsterdam als ‘ Bijvoorbeeld met een verdeling in percelen de stad. ; internationale economische topregio met een :_of de mogelijkheid om als combinatie in te : hoge kwaliteit van leven. < __£ schrijven. ; > “De gemeente draagt direct bij aan de B ee e bedrijvigheid R . en leefbaarheid van de stad” s â Inkopen met invloed 23 We | N Il S DN, | 5 EN EN Bnn ND al dt TN en REE ACS Ke En A Ie CE LES aan Tkn el A | EE … P' á Fr Pd art r me peen > Pp E 2 en Ne jp: ij E k 4, er en. z RE Ren eer Eer enn ene TA a en JA wen Rm 5 5 en A ao en S E B 8 SE e et 5 Pi Se Rik a a dn E 3 Es En - 5 RS in E Ed EN Ee EN nen Ee EE li ene EE | 1 ” tn Et Rn pe Pos in: Ne ile r | W N EL En af, ne ie te En £ , i E mm | f Ne sn een RS Ee = EE L n TN | we Ees En Een | EE — ee RE L ES, hd En a fr A 5 En = Ï | on E Î fe N L Ne ij ekee dre A Dl mm L en A re Ee ie An | | | | NT Mi Ee 5 den en de 8 Ee | \ | NR Ü ENT | al A IS ER bei er : Die. En I _ a, en Al | Mi B) ij en ij | Ù en zn Me: SEE on is I Vi rú p= f me Ù hk Ed FEE 2 Nikes =: mi sn: A À Nn kN d | Wilk IK E | | f | n 5 Li sE An B | denn s Nt e A N iT | ae BEL Sn a E zi h — bn HE u Ik Ïj 7 je ' Ì j= ei iS en NF KR ie / [ E 4 mee 7 Er mmm PJ es B | / n ll Sd Kris WSE RG Ee nn RE te ï P) / | | Á Ai il Í Ü lie Mr se en Ln CT Ne l nn Ef | Ë EN mmc Nl ER - -T … kl" Pil im q Nomen en EN = RO ai kk Trim 8 Car mln > er : gn - ; I == Ti Tear r Ld ] k en bi eed E L == BLT id iN La LE ij 5 | ad ge ( B EE E = | A VD ns nne : en ms EJ ke — Ar np [in ata er de en zn ei Ee mel AP mm E he in ET ij | | [ | ki ed 8 zn E > 5, _— =, he ë r í fi ef n hal | fj 5 | pe | Lif RON At 5 nne DE = GETS Pe TUA an | el EE Mi RN L EE « Ë | er SAN meen en | ET OER | PE ih ì \ | PAN 75 EE SI! EUT ze EE ee ie Td le 5 à all = ke a be Ee Ta ri ien Eine ze ef p _ hed EE ie WE j CR.) en E JN Ht: noi en Ds Ö E n= Ne { Mmm | | ror maer Ef OE Liere er Ef a AN: 5 eee == De PF gt a en Lepke gen Ee == en er Pe Nn a 7 wm En = _ _ mn == Di à a 5 Es ER eed EE en 4 De ne In ze Er Er DV ssc re = EE pe, en mn pe Er En De en nn = TE s stb e el len ES. nn a en Sociaal av Meer kansen voor kwetsbare Amsterdammers © © . . . e ° Visie van Amsterdam Wat betekent dit : Sociaal inkopen Amsterdam wil een sociale, barmhartige voor de inkoop? Sociaal inkopen is een middel om stad zijn voor alle Amsterdammers. economische activiteiten te verbinden aan : Amsterdam vraagt opdrachtgevers en : sociale doelstellingen die we als gemeente ondernemers om een sociale bijdrage nastreven. Het gaat om doelen op het ; zi . . , te leveren aan de stad en kansen te geven gebied van werk, participatie, inkomen, Sociale firma’s laten aan kwetsbare Amsterdammers. Er zijn tal :__armoedebestrijding, zorg, gezondheid, ; zien dat sociaal van mogelijkheden om iets te betekenen onderwijs, inclusie en diversiteit. voor Amsterdam en haar bewoners. ; : < ondernemen loont : Eerst Pantar :Ò . u : Pantar is het sociale werkleerbedrijf ; in Amsterdam :_voor Amsterdam en Diemen waar ruim £__3.000 medewerkers verschillende : ® a :_werkzaamheden uitvoeren. Deze ‘medewerkers hebben een lichamelijke, : verstandelijke of psychische beperking. ‘Pantar biedt een scala aan diensten op vele : ® gebieden zoals onderhoud en schoonmaak, parkeerbeheer, digitalisering, postbezorging, verpakken van spullen, interieurbeplanting, -_ transport en logistiek, verkeersregelaars, groenonderhoud en reiniging van de : mm ‘openbare ruimte. Het heeft de voorkeur om diensten en producten van Pantar af : te nemen. > â Inkopen met invloed 26 Sociaal nn :__m Social return = Amsterdamse sociale firma’s : Social return is het opnemen van sociale De primaire focus ligt op sociaal en Dat je in Amsterdam sociaal kunt : ‘voorwaarden bij aanbestedingen. Doel: inclusief opdrachtgeverschap. Social ondernemen, bewijzen de circa ; : re-integratie van mensen met een afstand return is namelijk meer dan het 50 sociale firma’s in de stad. Sociale : tot de arbeidsmarkt. Social return gaat opnemen van een percentage van de firma's zijn bedrijven die zich richten op : *__ook over de maatschappelijke relevantie opdrachtwaarde van een aanbesteding. zowel bedrijfseconomische continuïteit : of impact van projecten of ondernemingen. Een percentage heeft alleen waarde als op het creëren van werkplekken en ; : _ Bijvoorbeeld het bevorderen van arbeids- als de voorspelde sociale meerwaarde dagbesteding voor Amsterdammers : ; participatie en inclusie en het versterken in de praktijk ook tot stand komt. met een afstand tot de arbeidsmarkt. : * van sociale samenhang. Bijvoorbeeld werk voor social return Sociale firma's halen minstens 50% van : ; doelgroepen, sociaal inkopen bij de totale inkomsten uit de verkoop van ; ; sociale firma's en projecten die een producten en diensten. Amsterdamse ; ; maatschappelijke relevantie hebben. sociale firma's leveren diensten in tal van ; € : OO sectoren: facilitair zoals schoonmaak, : > ; Se catering en logistiek; administratief en : ; s Te, personeel, communicatiediensten als ; : “ass en media, ICT en evenementen. : Sn ', : Z AN O . O s : EE S% B en ; Einm - ", s _E_ A ” O ij # > ® Ö OE | a, T te mmm! / © nn | ® A EPAN MN â Inkopen met invloed 27 Sociaal Eee ‘ ï EN Gete DE : u P\ rn Ei EE Ek P le EE \ n | Î je WN ’ @) K À F Fn Kk i ag : SR Ji | EN en = - _—___— | | | E 28 Sociaal nt SEN NN E OE TN Ei Í NN | Ei - . ren Ï / | | B k … els OE HN NEN Ils nag eee L z& NV EN “Wai | y ei! Jan On B | | Amsterdammers NEE zi | É _N ern weer aan het werk Atm en a Ta 4 En / Ze 5 | eee | | | [4 mn Met onderaannemers over hoe é 64 iN A4 le 1. nT AN zij invulling kunnen geven aan Ì >) idem WE | \ bet” ni ai > Jennifer Smits creëerde social return. nn eN ODA tijdelijke banen bij de ES red | Bf f Me HA Amstelveenlijn. Impact ri 4 Eee EE Ur ú E k \ / | if 4 Het is gelukt om mensen met een lek BE en À Neh if HK Wat afstand tot de arbeidsmarkt weer p n ee er EE zE Lee eN GEN hi lj 4 Voor de Amstelveenlijn hebben ELTA EN fe: Te d ì vi SE se ie À | aj lij: we samen met Bureau Social helaas niet iedereen. We hebben NN ee AE Ae ee IC bijvoorbeeld een werkontwikkel- . en ts Ka 5) z Ve | | dh Hi HA lela ate e= Ke Laan traject georganiseerd. Hierbij ceert mn ES 4 PS en Ki ALE EE | contract lag vast dat we konden mensen een basisopleiding X > GE OE EOS A ea te EET. in bouwkunde volgen en daarna WIEEEEE / DEE gm ® vi | EE social return. Dat gaat om aan de slag op de bouwplaats. Een EE El EE / | | EE > ‚N ZN HIE 2,7 miljoen euro. aantal van hen is na die 3 maanden EEE k E | DENS EH doorgestroomd naar ons project, Pe EEE E De, En EN vl | HE Inkooptraject bijvoorbeeld als magazijnbeheer- dr Bn AS en ei oi Ak arke ‚_{L Na een wat stroeve start kan der. Kijk, daar doe je het voor! TEE B ) 4 4 | Kv ENE ik zeggen dat we een heel f 5 5 f 5 5 Acres k A Î EE N EN constructieve samenwerking Lj) ve el on Nen | ker met Bureau Social Return Doe social return er niet bij TE IES heeten AR 5 \ hebben gehad. Met als resultaat maar maak er echt werk van. er Baes (8 ed \___ 7 dat we al binnen anderhalf jaar Voor ons is het meer dan een WS e ms E onze doelstelling hebben gehaald. contractuele eis, het staat mf ff | en A NN % _ De oplossing? We zijn dicht op standaard op onze agenda. We Ê B Ne ee | TE |E Á K' zi u “het inkoopproces gaan zitten en dak ef) dk geven aan an Á naa | ne | ai É ln | a Ea =À el kN hebben veel gesprekken gevoerd social return in ons dna komt. old A TEN TE AA A ERS AR ai 7 Man E | EE | Sidkia mi — ee A == Duan k \ ie â Inkopen met invloed 29 Sociaal m an. EEE Amsterdam in Ee el mj sam \ To 6 an en @) nn si rn om) |C . a > EN : . Nn B Ae 2 } 5 @ é Ï < 7 + \ pe Ea 0 Duurzaam Gezond Inclusie en Innovatie Regionaal Sociaal Diversiteit en mkb Bijdrage Gezondheids- ledereen Samen zoeken Nog meer Meer kansen leveren aan een winst voor alle doet meel! naar slimme bedrijvigheid voor kwetsbare duurzame stad Amsterdammers oplossingen in en om Amsterdammers Amsterdam â Inkopen met invloed 30 Amsterdam Top 6 TR < Colofon Inkopen met invloed Versie O1, juni 2021 Gemeente Amsterdam | Concern Inkoop Amstel 1 | Postbus 202 1000 AE Amsterdam @ [email protected] B) T 14020 3 CG amsterdam.nl/inkopenmetinvloed ‚
Onderzoeksrapport
31
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 339 Datum akkoord college van b&w van 2 mei 2017 Publicatiedatum 3 mei 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.J.M. Bakker van 28 maart 2017 inzake het mogelijk uitsluiten van zzp'ers. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Een paar maanden geleden maakte het kabinet bekend dat de werking van de wetgeving voor zzp'ers, de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), wordt uitgesteld tot in elk geval 2018. Hiermee werd rekening gehouden met de onduidelijkheid die dreigde te ontstaan waardoor zzp'ers geen opdrachten meer zouden kunnen krijgen. Hoe voorkom je dat mensen tegen wil en dank aan het werk zijn als “schijnzelfstandige” zonder het werk, het inkomen en de bestaanszekerheid van ondernemers in ‘echte’ eenmanszaken in gevaar te brengen? Dat is de vraag waar het Rijk voor staat. Ondertussen bereiken ons signalen dat de gemeente bij de vacatureteksten van externe inhuur mogelijk onbedoeld toch zzp'ers uitsluit. Door de formulering van de vacatureteksten worden alleen detacheringsbureaus toegelaten en kunnen zelfstandigen (zzp) dus niet meer reageren. D66 vindt dat jammer want de stad zit vol deskundige en enthousiaste zzp'ers, die goed werk kunnen verrichten voor de gemeente. Ter illustratie een tekst die door de gemeente in een vacature zou zijn opgenomen: “De door u aangeboden kandidaat gaat werken onder leiding en toezicht van opdrachtgever. Derhalve hanteert de gemeente de eis dat de door u (inschrijver) aangeboden kandidaat een eigen werknemer van inschrijver betreft met een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW e.v of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst, die mede de werkzaamheden omvat die de werknemer voor opdrachtgever verricht.” Gezien het vorenstaande heeft het lid A.J.M. Bakker, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester gesteld: 1. Is bij het college reeds bekend dat gehanteerde vacatureteksten die worden verzonden in het kader van externe inhuur, zzp'ers uitsluiten? Antwoord: Ja. In de periode 1 januari 2017 tot 8 februari 2017 is deze tekst gebruikt bij sommige uitvragen via de site externe inhuur. Vanaf 8 februari 2017 is de tekst in alle vacatureteksten aangepast. 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 0 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 28 maart 2017 2. Herkent het college het voorbeeld uit de toelichting? Antwoord: Ja, zie bij de beantwoording van vraag 1. 3. Voor welke (soort) opdrachten die via externe inhuur worden uitgezet sluit de gemeente bewust zzp'ers uit? Antwoord: Op dit moment worden zzp'ers voor geen enkel type opdracht uitgesloten. Afhankelijk van wijzigingen in de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), dan wel hervatten van controle door de Belastingsdienst kan dit veranderen. 4. Krijgt de gemeente klachten van zzp'ers over de duidelijkheid van vacatureteksten op dit punt (namelijk dat de tekst alleen detacheringbureaus lijkt toe te laten), bedoeld voor externe inhuur? Antwoord: Er is 1 klacht geweest. Deze persoon heeft via email uitleg gekregen dat de tekst sinds 8 februari niet meer wordt gehanteerd. 5. Zoja, op welke manier is opvolging gegeven aan deze klachten? Zijn er vacatureteksten aangepast? Moeten er volgens het college nog vacature teksten worden aangepast? Op welke termijn zullen alle vacatureteksten die uitgaan voldoende duidelijk zijn over of al dan niet beoogd wordt zzp'ers uit te sluiten? Antwoord: Zie bij de beantwoording van vraag1. Vanaf 8 februari 2017 is de tekst in alle vacatureteksten aangepast. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
discard
x Gemeente Amsterdam ZJ S % Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen % Agenda, donderdag 10 januari 2019 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Tijd 09:00 tot 12:30 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ZJS d.d. 6 december 2018 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieZJS@raadsgriffie. amsterdam.nl 5 Termijnagenda per portefeuille 6 _TKN-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam ZJ S Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen Agenda, donderdag 10 januari 2019 Sport en Recreatie 11 Strategisch Huisvestingsplan Sport Nr. BD2018-013793 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 23.01.2019). e _ Kabinetstuk ligt ter inzage in de kluis bij de griffie. Zorg 12 Voortgangsrapportage Toegankelijkheid 2018: ledereen doet mee in Amsterdam! Nr. BD2018-013070 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ De commissies WB, FEZ, WIO,KDD en AZ zijn hierbij uitgenodigd. 13 Afdoening motie raadsleden Kaya en Roosma over administratieve lasten voor professionals bij Veilig Thuis Nr. BD2018-015893 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. Jeugd(zorg) 14 Raadsadres inzake de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg Nr. BD2018- 015437 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van het lid Simons (BIJ1). e _ Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 0278 2
Agenda
2
train
> Gemeente Amsterdam x Motie Datum 10 MEI 2023 raadsvergadering Ingekomen onder 216 nummer Status Aangenomen Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen in 2023 Onderwerp Zicht op ontwikkeling over lange termijn Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen, Overwegende dat: - We ieder jaar aan definities moeten schaven van wie onder de kwetsbare groepen vallen; - Slechts 23 regulier woningzoekenden in 2022 een sociale huurwoning konden krijgen; - Niet duidelijk is of en hoe dit beeld de komende jaren kan verbeteren; - Het beter is om daartoe een langetermijnvisie op te stellen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders De raad inzicht te bieden in de ontwikkeling van kwetsbare groepen t/m 2030 met daarbij verschillende mogelijke scenario’s, en aan te geven wat gemeente, Rijk en Metropoolregio voor de verschillende groepen kunnen doen om het tekort te verminderen Indiener D. T. Boomsma
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam DS Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 244 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Bakker inzake het publiceren van de maaiplanning in de strijd tegen versnipperd zwerfafval Onderwerp Publiceren van de maaiplanning in de strijd tegen versnipperd zwerfafval Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2023 (VN2023-013874), Constaterende dat: -_ zwerfvuil op een schadelijke manier versnippert door maaiwerkzaamheden, met ernstige gevolgen voor milieu en dier; -__ uitvoerders van maaiwerkzaamheden voor de gemeente verplicht zijn om eerst zwerfvuil op te ruimen, maar dat dit nog steeds niet altijd gebeurt; -__de maaischema'’s van de gemeente op dit moment niet openbaar zijn; -__er in Amsterdam diverse zwerfvuil actiegroepen bestaan die nu niet kunnen anticiperen op de maaiwerkzaamheden van gemeente. Overwegende dat: -_we op zoek moeten blijven naar nieuwe manieren om samen een schone stad te creëren zonder zwerfafval. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders de maaiplanning openbaar te maken, zodat zwerfvuil actiegroepen en andere geïnteresseerden weten waar en wanneer er maaiwerkzaamheden zullen worden vitgevoerd en zij hierop kunnen inspelen met een vroegtijdige opruimronde. Indiener, A.L. Bakker
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 533 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen op 1 juli 2015 Ingekomen onder 456’ Behandeld op 2 juli 2015 Uitslag verworpen Onderwerp Amendement van het raadslid mevrouw Roosma inzake de Voorjaarsnota 2015 (belangenbehartiging instellingen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Constaterende dat: — het college voornemens is per 2016 te bezuinigen op belangenbehartiging op het gebied van zorg en welzijn (‘belangenbehartiging instellingen’) voor een bedrag van 237.454 euro structureel; — het college voornemens is per 2016 te bezuinigen op CABO, een organisatie die zich inzet voor de participatie van ouderen migranten en ouderen migranten ondersteunt op het gebied van zorg, welzijn, dienstverlening en wonen, voor een bedrag van 238.740 euro structureel; — in het coalitieakkoord extra middelen voor zorg zijn uitgetrokken: namelijk 4 miljoen structureel voor mantelzorg en 8 miljoen euro structureel voor dagbesteding per 2015; — deze middelen vooralsnog ingezet worden voor incidentele prioriteiten in 2015 en 2016, waardoor er structurele ruimte beschikbaar is vanaf 2017; Overwegende dat: — belangenbehartiging en ondersteuning van zorgbehoevenden en ouderen op het gebied van zorg en welzijn zeer belangrijk is omdat dit duurdere zorg voorkomt; — juist tijdens de decentralisatie van zorg cliëntenorganisaties een belangrijke rol hebben in het voorlichten en ondersteunen van cliënten, Besluit: — per 2017 structureel 0,2 miljoen euro uit de nog niet bestemde coalitiemiddelen voor zorg (dagbesteding/mantelzorg) in te zetten om bezuinigingen op de belangenbehartiging instellingen in het kader van de bestuursopdracht subsidies te voorkomen; — in overleg met organisaties en kijkend waar de mogelijkheden liggen, een resterende taakstelling van 37.454 euro structureel op te leggen; — in 2016 incidenteel 0,2 miljoen euro te dekken uit de WMO-egalisatiereserve. 1 Het lid van de gemeenteraad, F. Roosma 2
Motie
2
discard
> < Gemeente Amsterdam 1° Kwartaalrapportage 2021 Woningbouwplan 2018-2025 Stand van zaken per 31 maart 2021 Inhoudsopgave 1 Inleiding ……….. verversen vnrvnnrrrverrenrversnvensensenvenvensenrenvenvensennansnasnnennenesnerneensvenrne vens IL Woningbouwambitie 2018-2025 … ‚usus ssorenrsersnsensveersenseensenrnsennennenssenrnneer snorren: 1. Doelstelling 2. Start bouw 1° kwartaal 2021 3. Ontwikkeling planvoorraad 2021 III Sociale huur woningcorporaties 2018-2025... suus sonnsersnsensensensensensenrnnsnesnnennennnn 1. Doelstelling 2. Start bouw 1° kwartaal 2021 3. Ontwikkeling planvoorraad corporaties 2021 IV Middeldure huurwoningen 2018-2025... uns sun sensensansnssnnensennsnnrenverrnnrnennnenenn 1. Doelstelling 2. Start bouw 1° kwartaal 2021 3. Ontwikkeling planvoorraad corporaties 2021 V Overige onderwerpen …..unsssnsrrserssrrerenvenreenseerrerenvensennenvensennensnnsnnennennsnnsnennernnenn 1. Woninggrootte start bouw 2020 I Inleiding In november 2018 heeft het college het Woningbouwplan 2018-2025 vastgesteld. Sindsdien is elk half jaar uitgebreid gerapporteerd over de voortgang van de woningbouwproductie, de ontwikkelingen van de planvoorraad en de vereveningsruimte in het Vereveningsfonds. Bij de actualiteit over het middensegment op 18 november jl. is aan de commissie WB toegezegd om in 2021 elk kwartaal kort en bondig te rapporteren over de voortgang waarbij de focus wordt gelegd op middeldure huur en sociale huur corporaties. Dit is de eerste compacte kwartaalrapportage van 2021. Er is eenmalig een onderdeel toegevoegd, en wel de woninggrootte van de projecten die in 2020 in aanbouw zijn genomen. Het was technisch niet mogelijk om dit nog mee te nemen in de grote woningbouwrapportage met de stand van zaken per 1 januari 2021. II Woningbouwambitie 1. Doelstelling Het college heeft een bouwambitie vastgesteld van 52.500 woningen voor de periode 2018-2025. Dit betekent de start bouw van gemiddeld 7.500 woningen per jaar. 2. Startbouw 1° kwartaal 2021 In het eerste kwartaal zijn 1.694 permanente zelfstandige woningen in aanbouw genomen. Bijna de helft van de woningen liggen in stadsdeel Zuidoost (783 woningen). Daarnaast is gestart met de bouw van 24 onzelfstandige woningen. Deze tellen echter niet mee in het Amsterdamse bouwcijfer. DO Start bouw Sociale huur Middeldure huur Dure huur Koopwoningen Totaal Gemeente Amsterdam - Basisbestand woningbouwpraductie Start bouw woningen 2021-01 | # EN Pea TR = UT 3 -f | S Nes | i | 1 BS et OK Dee eN Ne T eN en: all Ke e © BANS ke N L 7 zo Ne SE ) Mg k N nt ne A! A EE (as il Nl \ J dl 4 Lr | \ Re \ d 4 N == ke Den he £ 4 enn il Pnt nd Eel d 8 SE 5 Ì Á be RAND A Á L 8 203 ann tier ren A > Segment (start bouw) IN zeciaie hour corporaties B zeciate huur overig B Middetdure huur IN vrije zecter huur IN vrije zecter koop 3. Ontwikkeling planvoorraad 2021 De planvoorraad voor 2021 omvatte aan het begin van het jaar 13.934 woningen. Het gaat om een grote hoeveelheid van grotere en kleinere plannen op gemeentelijke locaties, in bestaande woonwijken en in transformatiegebieden. In het eerst kwartaal zijn 1.694 woningen in aanbouw genomen. Een substantieel deel van woningen betreft middeldure huurwoningen, namelijk 728 woningen. In het eerste kwartaal van 2021 zijn meer middeldure huurwoningen in aanbouw genomen dan in heel 2020. De verdeling is segmenten is in onderstaande tabel opgenomen. | planvoorraad1-az021 | Stertbouws" kwartaal | onbekend | 6 0D De planvoorraad voor de periode april-december 2021 omvat 10.838 woningen. De projecten zijn in een ver gevorderd stadium. De gemeentelijke sturingsmogelijkheden zijn daarbij beperkt. | plemvoorraadag20n | In het eerste kwartaal zijn ca 1.400 woningen uit de planvoorraad van het begin van het jaar doorgeschoven naar 2022. Een aantal projecten heeft meer tijd nodig om tot een aanvraag van de omgevingsvergunning en start bouw te komen. Ervaring leert dat viteindelijk ,0-50% van de planvoorraad doorschuift naar latere jaren. Voor een aantal kleine particuliere transformatieprojecten is het marktsegment “onbekend”. De projecten zijn in de planvoorraad opgenomen omdat een huisnummerbeschikking is verleend en dat betekent in de meeste gevallen start bouw op korte termijn. Ervaring leert dat het veelal om vrije sectorwoningen gaat. 1 Ambitie sociale huur corporaties 2018-2025 1. Doelstelling Het college heeft een ambitie vastgesteld van 17.500 sociale corporatiewoningen voor de periode 2018-2025. Dit betekent de start bouw van gemiddeld 2.500 woningen door woningcorporaties per jaar. 2. Start bouw 1° kwartaal 2021 In het 2° kwartaal zijn 3 projecten in aanbouw genomen met in totaal 298 woningen. Het gaat om 1 project in de Zuidas, 1 project in de Ringzone Nieuw West en 1 project in de Kolenkitbuurt. 3. Ontwikkeling planvoorraad woningcorporaties 2021 De planvoorraad voor de komende 3 kwartalen omvat 2.257 permanente zelfstandige woningen en 250 tijdelijke woningen (op Zeeburgereiland). Het gaat om 29 projecten. De planvoorraad is op niveau gebleven. Er is een project toegevoegd (acquisitie sociale huur van een marktpartij) en 3 (kleinere) projecten zijn doorgeschoven. Het gaat hierbij om planningen en geen zekerheden. Er kunnen in de praktijk altijd knelpunten ontstaan die tot vertraging leiden. Een slagingspercentage van 50-60% is gebruikelijk. De voortgang van de projecten wordt periodiek besproken met de corporaties. Eventuele knelpunten komen ook aan de orde in het bestuurlijk overleg stad-stadsdelen. Indien nodig worden projecten voorgedragen in het Doorbraakteam Woningbouw. Dit is in het eerste kwartaal van 2021 niet gebeurd. IV Ambitie middeldure huurwoningen 2018-2025 1. Doelstelling Het college heeft een ambitie vastgesteld van 11.690 woningen voor de periode 2018-2025. Dit betekent de start bouw van gemiddeld 1.670 woningen per jaar. 4. Start bouw 1° kwartaal 2021 In het eerste kwartaal zijn 5 projecten in aanbouw genomen met in totaal 728 woningen. Het gaat om 3 projecten in Zuidoost, 1 in Noord en 2 in West. 5. Ontwikkeling planvoorraad middeldure huur 2021 In de planvoorraad zitten 3.064 middeldure woningen. De gemeente benut alle mogelijke kansen en volgt actief de voortgang van 36 projecten. Het gaat om een groot aantal verschillende ontwikkelaars, corporaties en een enkel collectief. De meeste projecten en woningen liggen in Nieuw West, Zuidoost en Oost. Het gaat hierbij om planningen en geen zekerheden. Er kunnen in de praktijk altijd knelpunten ontstaan die tot vertraging leiden. Een slagingspercentage van 50-60% is gebruikelijk. Een belangrijk deel van de projecten ligt volgens de ambtelijke opdrachtgevers van de gemeente op schema voor start bouw in 2021. Bezwaar- en beroep kunnen echter voor vertraging zorgen en ook de aanbesteding moet geregeld zijn. In deze fase zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente beperkt. Het initiatief ligt bij de ontwikkelaar. Er zijn door marktpartijen geen projecten aangedragen voor bespreking in het Doorbraakteam Woningbouw. De bijeenkomsten van janvari, maart en april zijn daardoor komen te vervallen. De eerstvolgende bijeenkomst is eind mei. V. Overige Onderwerpen 1. Woninggrootte projecten start bouw 2020 ( in gebruiksoppervlakte, gbo) Het college rapporteert sinds 2016 jaarlijks over de grootte van alle in aanbouw genomen woningen. De gemiddelde stedelijke woninggrootte is in de afgelopen jaren gedaald van 78 m2.in 2016, via 63 m2 in 2019, naar 58 m2 in 2020. Met name de koopwoningen zijn de afgelopen jaren gemiddeld kleiner geworden, van gemiddeld 114 m? in 2016 naar gemiddeld 87 m2 in 2020. Dit heeft te maken met de marktsituatie. Woningen worden kleiner doordat woningprijzen harder stijgen dan de inkomens. Ook kunnen ontwikkelaars door de schaarste relatief kleine woningen verkopen voor een relatief hoge prijs. Daarnaast spelen ook de onderliggende projecten een rol. In 2020 wegen de projecten op Oostenburg (stedelijk, hoge dichtheid) sterk door in het gemiddelde. Figuur met gemiddelde woninggrootte naar segment (inclusief studenten- en jongerenwoningen), exclusief tijdelijke woningen) met start bouw 2016 - 2020 140 120 100 m 2016 80 2017 60 2018 40 m 2019 20 m 2020 o sociale huur middeldure dure huur koop totaal huur Bovenstaande figuur geeft de gemiddelde woninggrootte aan. Binnen de segmenten is er sprake van een behoorlijke spreiding. In onderstaand overzicht is voor de productie 2020 de verdeling naar woninggrootteklasse aangegeven (exclusief tijdelijke woningen). | | sociale huur middeldure huur m<40m2 | | | | 40-70m? dure huur 70-90m? ee ad koop 0% 20% 40% 60% 80% 100% In de categorie koop en dure huur is in 2020 een grote diversiteit aan woningen in aanbouw genomen. In de sociale huur is in 2020 bijna de helft van alle in aanbouw genomen woningen kleiner dan 40 m2. Dit komt omdat het voornamelijk om woningen voor jongeren en studenten gaat. Bij de middeldure huur zijn de meeste in aanbouw genomen woningen tussen de „0 m2 en 7o m?. Een klein aantal middeldure en dure huurwoningen die aanbouw genomen zijn genomen, zijn kleiner dan 4o m2. Het gaat hier om projecten met afspraken van vóór de beleidsregels voor kleine huurwoningen of om projecten waar de gemeente geen grondeigenaar is. De gemiddelde woninggrootte was in 2020 58 m? en verschilt aanzienlijk per stadsdeel. Het hangt n belangrijke mate samen met de aantallen per segment. Daarbinnen wordt de grootte beïnvloed door de specifieke aard van de betrokken projecten. Tabel met gemiddelde woninggrootte naar stadsdeel en segment van in aanbouw genomen woningen in 2020, inclusief studenten- en jongerenwoningen, exclusief tijdelijke woningen” middeldure Totaal eene) en on ae Centmm | ss4| zon} 630 647 Noord | ____ 54s| | ____663| 887) 664) west | wa | 40) HBB 497 wid || 606) z53/ 682 zvidoost | 29 wsl Ml | 49 * Een lege cel betekent dat er geen woningbouw in dat segment in dat stadsdeel was, of te weinig vulling voor een betrouwbaar gemiddelde. Samenvatting woninggrootte 2020 De gemiddelde woninggrootte van de in aanbouw genomen woningen is sinds 2016 afgenomen en dat komt vooral door het kleiner worden van de koopwoningen. De grootte van de middeldure huurwoningen is ongeveer gelijk gebleven sinds 2017. Kerncijfers: e De gemiddelde woninggrootte van alle woningen is 58 m?2. e De gemiddelde woninggrootte van koopwoningen is 87 m?2. e De gemiddelde woninggrootte van dure huurwoningen is 66 m?. e De gemiddelde woninggrootte van middeldure huurwoningen is 5o m2. e De gemiddelde woninggrootte van reguliere sociale huurwoningen is 51 m2. e De gemiddelde woninggrootte van studentenwoningen is 23 m2
Onderzoeksrapport
9
val
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 789 Publicatiedatum 16 oktober 2013 Ingekomen onder K Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013 Behandeld op woensdag 2 oktober 2013 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Lammeren en de heer Hoek inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (onderzoek ‘vergeten’ gebieden in Milieuzone). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013 inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 748); Overwegende dat: — de luchtkwaliteit in de gemeente Amsterdam van onvoldoende kwaliteit is; — de gemeente Amsterdam maatregelen moet treffen om de Europese normen voor luchtkwaliteit te halen; Constaterende dat: — er mogelijk gebieden zijn waar - door veranderd gebruik - de noodzaak voor ontheffing van de milieuzone mogelijk is afgenomen; — voorbeelden van deze gebieden het Cruquius- en het Zeeburgergebied zijn, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: een onderzoek te doen in hoeverre er gebieden zijn in de stad, bijvoorbeeld zoals het Cruquius- en het Zeeburgergebied, die in de milieuzone kunnen worden opgenomen en hier binnen zes maanden terug te rapporteren aan de raad. De leden van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren J. Hoek 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 360 Datum akkoord college van b&w van 19 april 2016 Publicatiedatum 20 april 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Duijndam van 2 december 2015 inzake de zeilende chartervaart. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De zeilende chartervaart (de zogeheten bruine vloot) speelt een belangrijke rol voor het maritiem erfgoed in de stad. Ook draagt deze vloot bij aan de economische ontwikkeling van de stad. Het maritiem belang van deze oude zeilschepen komt dagelijks tot uiting als deze schepen waarneembaar zijn in de stad. Ook bij Sail 2015 speelde deze vloot een belangrijke rol in het programma. De zeilende chartervloot droeg voor ongeveer een derde deel bij aan de inkomsten van Sail. Zo welkom als deze schepen bij dit evenement waren, zo onwelkom zijn zij als het gaat om hun noodzakelijke ligplaatsen in de winter en overnachtingsmogelijkheden in de zomer. Terwijl voor de motorchartervaart en de cruiseschepen alles geregeld is, dreigt de zeilende chartervaart aan zijn lot overgelaten te worden vanaf 2016. Vanwege de bouwactiviteiten in de Houthavens verdwijnen de ligplaatsen daar. Voor deze schepen is niets geregeld. Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college het met de SP eens dat maritiem erfgoed van belang is in en voor de stad Amsterdam? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 1: In de Watervisie wordt bij het thema wonen en werken aandacht besteed aan de waarde van maritiem erfgoed zoals historische schepen in de stad. Volgens het college dragen historische schepen bij aan het cultuurhistorisch maritieme beeld van de stad. 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neeing 460 Gemeenteblad Datum 20 april 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015 2. Klopt het dat de zeilende chartervloot vanaf 2016 niet meer gefaciliteerd wordt? Antwoord op vraag 2: Voor de beantwoording van deze en de volgende vragen heeft het college informatie ingewonnen bij de Divisie Havenmeester, omdat de Havenmeester verantwoordelijk is voor de publieke taken op het gebied het nautisch beheer van het havengebied . Het klopt niet dat de zeilende chartervloot vanaf 2016 niet meer gefaciliteerd wordt. In het vigerende bestemmingsplan zijn voor de zeilende chartervaart in de Houthaven elf ligplaatsen opgenomen aan de nieuw te bouwen Pontsteiger. Door de recessie is echter vertraging opgetreden in de realisatie van de Pontsteiger. In de periode 2010-2015 zijn de ligplaatsen voor de binnenvaart in de Oude Houthaven gebruikt voor woonboten uit het ontwikkelgebied in de Houthaven. Hiertoe is een compensatiesteiger neergelegd voor de binnenvaart. Aan deze steiger lag de zeilende chartervaart tot half december 2015 afgemeerd. Deze steiger is recent weggehaald in verband met de start bouw Houthavens. Hoewel deze steiger was bedoeld als tijdelijke ligplaats voor binnenvaart is de zeilende chartervaart hier gedoogd. In de nieuwbouw van de Houthavens wordt de zeilende chartervaart weer gefaciliteerd met ligplaatsen. De verwachting is dat de ligplaatsen eind 2018 beschikbaar zijn. In de tussenliggende periode is er voor langdurig afmeren tijdens het winterseizoen voor de zeilende chartervaart helaas geen ruimte beschikbaar in het Houthavengebied. Er is wel een verschil tussen aanmeren in het vaarseizoen en buiten het vaarseizoen (om te overwinteren). In het vaarseizoen wordt er kortstondig aangemeerd als onderdeel van een reis (chartervaart). Het overwinteren past niet binnen de geldende regels. De ligplaatsen zijn bestemd voor de actieve binnenvaart ter ondersteuning van de havenfunctie. Hierbij wordt de regel van een maximale ligduur van zeven dagen gehanteerd. Er is een gebrek aan ligplaatsen en er wordt zo goed mogelijk met de schaarste omgegaan. De huidige situatie wordt al meerdere jaren met de brancheorganisaties besproken. Daarnaast is een punt van zorg dat bij overwinteren de eigenaren logement aanbieden. Dit kan niet binnen de geldende regels. Het havenwater en de bijbehorende ligplaatsen zijn voor scheepsbewegingen gerelateerd aan het beroepsmatige gebruik van de haven (operationeel gebruik). Er kan dus niet permanent aangemeerd worden. Daarnaast zijn er geen regels voor stilliggende schepen die voldoende toezicht en veiligheid waarborgen. 3. Kan het college duidelijk maken of de zeilende chartervloot anders behandeld wordt dan de gemotoriseerde chartervloot en de cruiseschepen? Antwoord op vraag 3: De zeilende chartervaart is net als de overige genoemde branches een gesprekspartner van de Divisie Havenmeester. Er zijn naar tevredenheid duidelijke afspraken gemaakt met de motor chartervaart. Het maken van afspraken met de zeilende chartervaart is moeilijker. Dit zou kunnen komen het karakter van de sector met veel individuele eigenaren met individuele belangen. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 20 apri 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015 Het voornaamste onderwerp waar een verschil van inzicht over bestaat is de overwintering. In verband met het bovengenoemde operationele gebruik van het havenwater is hier in de haven van Amsterdam nauwelijks ruimte voor. 4. Is het college in gesprek met de Havendienst om tot oplossingen te komen? Zo niet, is het college daartoe bereid? Wil het college de resultaten hiervan rapporteren aan de raad? 5. Heeft het college contact met (de vertegenwoordiging van de zeilende chartervaart)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verloopt dit contact, hoe vaak wordt er overlegd, wat zijn de resultaten daarvan? Antwoord vragen 4 en 5: Het nautisch beheer van het havenwater is zoals vastgelegd in het Havenmeester-convenant een verantwoordelijkheid van de Havenmeester en haar organisatie, de Divisie Havenmeester. De Divisie Havenmeester is in gesprek met belangvertegenwoordigers van de zeilende chartervaart. Op 19 oktober en 14 december 2015 zijn gesprekken geweest over het weghalen van de steiger in de Houthaven waarin bovenstaande is toegelicht. Ook is er een periodiek overleg waarin dit soort zaken aan de orde komt. Op 11 februari heeft een vervolggesprek plaatsgevonden over een meer individuele benadering van het in gebruik nemen en het gebruiken van ligplaatsen. Een mogelijke oplossing zou kunnen worden gevonden in het aanwijzen van een (beperkt) aantal ligplaatsen voor de zeilende chartervaart waarvoor de belangenvereniging BBZ een huishoudelijk reglement opstelt. Op deze wijze probeert de Havenmeester maatwerk te leveren om gehoor te geven aan de wens van de branche. Deze plekken zullen echter niet geschikt zijn voor overwinteren. Het aanbieden van logies valt namelijk niet onder “een watergebonden activiteit en past hiermee niet binnen de Regionale Havenverordening. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
En > < | EN kee 7 } | in En hj \ Ee ple LTN " nnn en ON E ei pe nn en Ee fi 5 u 4 Lr SN Ë E ed E = pull Ll 3 in Í - 5 \ me en ee zw ek | LET ATEC Met U ELLEELLE rete JN el | Ed FL Ti ied | BE || EL EEL Ï mre s E, ge | | a mn L VA bat NF TA ltd bies | a L = pn dl Bl | leren T 3 ELAN le K : 7 5 ' q Hele GN Û Er ER, er Mi In | Ai, , Î el RAR en MK A A AEN ij Fen Hj Ales be Ber 1 A T° ie wed A ds U Rnd pe) ee ir: sb Hit tege OA ELN he ER AE let hid Kn “ ® à ë LN K en Ae Te Len ti ‘ te A Mee | k KN Tel Et er Cf ele, ET A A var B WA PAS ZE U EERE PN: FN oe IX We dj / A} Ea | Iek En ML - f á, K Í = En Zar yd ad KC Vn ms % RN mn is AL Ee as) ERN Lieh) F e=! Ta en tn a é \ Wel, a OO OMEN dé IER OS Ee Ue n EI ad NR MA ME EL PS ANN ee ge ‚pn AR AN AS OENE A SANNE EE OB A A A mm DHS ee ri C ER dl KOT pen SS SS a E en Ei 5 € = Ne 5 ws Of / ZZ NP NR | NK Onderzoek, Informatie en Statistiek Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid Projectnummer: 18178 Beek, Eliza van der Smeets, Harry Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Wwww.ois.amsterdam.nl [email protected] [email protected] Amsterdam, juni 2019 Foto voorzijde: Dam, fotograaf Edwin van Eis (2017) 2 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Inhoud Samenvatting 4 Omvang straatintimidatie 4 Ervaren intimidatie 5 Veiligheidsbeleving 5 Respectloos gedrag 6 Locatie straatintimidatie 6 1 Omvang straatintimidatie 7 1.1 Kleine daling straatintimidatie onder vrouwen 7 1.2 Minder vrouwen nagefloten, nagesist en nageroepen dan voorgaande jaren 7 1.3 Mannen vooral nageroepen met beledigende opmerkingen 8 1.4 Jongere vrouwen het vaakst geïntimideerd 9 1.5 Alleen verbale intimidatie laat verschillen naar herkomst zien 11 2 Ervaren intimidatie 12 2.1 Ervaren intimidatie verschilt per vorm 12 3 Veiligheidsbeleving 14 3.1 Slachtoffers van intimidatie voelen zich vaker onveilig 14 4 Respectloos gedrag 17 4.1 Vooral LHBTI-ers voelen zich respectloos behandeld 17 5 Locatie straatintimidatie 19 5.1 Vooral op drukke plekken veel intimidatie 19 3 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Samenvatting Voor het derde jaar op rij is er de factsheet straatintimidatie. Opnieuw is in de periode tussen mei en augustus 2018 in de Veiligheidsmonitor' Amsterdam-Amstelland gevraagd aan de respondenten of ze de afgelopen 12 maanden met bepaalde vormen van straatintimidatie zijn geconfronteerd, in welke mate dit als intimiderend is ervaren en waar dit heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de veiligheidsbeleving van Amsterdammers onderzocht en in kaart gebracht hoe vaak Amsterdammers vinden respectloos te zijn behandeld door onbekenden op straat. Omvang straatintimidatie Van de 3518 ondervraagde Amsterdammers geeft 41% aan de afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie. Vrouwen hebben vaker te maken met straatintimidatie dan mannen. Zo geeft ruim de helft (51%) van de ondervraagde Amsterdamse vrouwen aan de afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn geconfronteerd met straatintimidatie. Van de mannen was dit 30%. Het aandeel mannen dat in 2018 geconfronteerd werd met straatintimidatie is gelijk aan het jaar ervoor. Daarentegen is er sinds 2016 een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat geïntimideerd werd op straat. Net als voorgaande jaren zijn de meest voorkomende vormen van straatintimidatie tegenover vrouwen nafluiten, nasissen of naroepen met seksuele — of beledigende opmerkingen. Echter, er is een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat in 2018 nagefloten, nagesist of nageroepen werd met seksuele opmerkingen. De omvang van overige vormen van straatintimidatie tegenover vrouwen bleef nagenoeg hetzelfde. De meest voorkomende vorm van straatintimidatie onder mannen is net als in 2017 het nageroepen worden met beledigende opmerkingen: 25% geeft aan daar de afgelopen 12 maanden ééns of vaker mee te zijn geconfronteerd. De overige vormen van straatintimidatie komen veel minder vaak voor. Net als voorgaande jaren werden jongere vrouwen in de leeftijd van 15 tot en met 34 jaar het vaakst geconfronteerd met straatintimidatie. In 2018 gaf 81% van de vrouwen in deze leeftijdsgroep aan eens of vaker geïntimideerd te zijn in de afgelopen 12 maanden. Dit is ongeveer gelijk aan 2016 en 2017. Jonge mannen (15-34 jaar) worden net als vorig jaar vaker geconfronteerd met straatintimidatie dan oudere mannen, maar de verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn kleiner dan bij vrouwen. Wanneer de uitkomsten worden vergeleken met de uitkomsten van vorig jaar, is een aantal kleine verschillen te zien. Vooral onder vrouwen tussen de 35 en 49 jaar is een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat in de afgelopen 12 maanden werd nagefloten (van 44% naar 38%) of werd nageroepen met seksuele opmerkingen (van 33% naar 26%). Verder zijn er geen grote verschillen met de uitkomsten van vorig jaar. \ pe Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland wordt jaarlijks onder ongeveer 14.000 inwoners van de regio afgenomen en brengt op wijkniveau de veiligheidsbeleving, criminaliteit en overlast in beeld. 4 Straatintimidatie Amsterdam Opvallend is dat Amsterdamse mannen en vrouwen van Nederlandse of westerse herkomst vaker aangeven te zijn geconfronteerd met beledigende opmerkingen dan Amsterdammers van niet-westerse herkomst. Vergeleken met het jaar ervoor, geven westerse mannen in 2018 vaker aan nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen (25% ten opzichte van 17% het jaar ervoor). Daarnaast is het aantal mannen van niet-westerse herkomst dat werd nageroepen op straat in 2018 gedaald ten opzichte van het jaar ervoor (van 16% naar 10%). Verder is een daling te zien ten opzichte van 2017 in het aantal westerse vrouwen dat in 2018 werd nagefloten of werd nageroepen met seksuele opmerkingen (respectievelijk van 36% naar 26% en van 31% naar 24%). Voor de overige intimidatievormen bestaan evenals in de vorige metingen geen grote verschillen tussen groepen met een verschillende herkomst. Ervaren intimidatie De ervaren intimidatie varieert sterk met de wijze waarop men geïntimideerd is. De minst intimiderende vorm onder zowel mannen als vrouwen is net als voorgaande jaren nafluiten. Echter, onder vrouwen is te zien dat de mate van ervaren intimidatie in vergelijking met 2016 iets is toegenomen bij nagefloten worden en het nageroepen worden met seksuele opmerkingen. Amsterdamse mannen ervaren vooral achternagelopen worden of bespuugd worden als zeer intimiderend. In 2018 gaven veel minder mannen dan in 2017 aan dat ze het intimiderend vonden om in het nauw gedreven te worden. Verder is het opvallend dat het aandeel mannen dat aangaf het intimiderend te vinden om betast te zijn in 2018 een stuk kleiner was dan het jaar ervoor en ook erg verschilde van de vrouwelijke respondenten. Deze resultaten zouden op toeval gebaseerd kunnen zijn door het lage aantal mannelijke respondenten dat te maken kreeg met zwaarder vormen van straatintimidatie. Veiligheidsbeleving De veiligheidsbeleving van Amsterdammers is in 2018 ongeveer gelijk gebleven aan voorgaande jaren. Het aantal Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt is hoger onder Amsterdammers die zijn geconfronteerd met straatintimidatie dan onder Amsterdammers die dat niet zijn. Dat geldt voor mannen en vrouwen, voor zowel de lichtere als zwaardere vormen van straatintimidatie en voor zowel de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt als die in het algemeen, waarbij men zich in de eigen buurt veiliger voelt dan in het algemeen. Van de vrouwen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt 61% zich wel eens onveilig in het algemeen en 38% voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Dit is een groot verschil met 2017, toen bijna driekwart (72%) van de vrouwen die waren geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie zich onveilig voelde in het algemeen en meer dan de helft (54%) zich onveilig voelde in de eigen buurt. In 2016 lagen deze percentages nog iets hoger. Van de mannen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt ruim de helft (54%) zich wel eens onveilig in het algemeen en ongeveer een derde (32%) in de eigen buurt. Ook dit is lager dan in 2017. 5 Straatintimidatie Amsterdam Wanneer wordt gekeken naar hoe vaak slachtoffers van straatintimidatie zich onveilig voelen, is er wel een duidelijk verschil tussen slachtoffers van lichte vormen van straatintimidatie en slachtoffers van zware vormen van straatintimidatie. Het aandeel slachtoffers dat zich vaak onveilig voelt is groter onder slachtoffers van zware straatintimidatie dan onder slachtoffers van lichte intimidatie. Slachtoffers van straatintimidatie voelen zich vooral vaak onveilig op plekken waar groepen jongeren rondhangen: dat geldt voor 30% van de slachtoffers van zware straatintimidatie en voor 19% van de slachtoffers van een lichtere vorm van straatintimidatie. Respectloos gedrag Meer vrouwen dan mannen hebben het gevoel soms respectloos behandeld te worden op straat: 35% tegenover 29%. Het percentage Amsterdammers dat in 2018 aangaf vaak respectloos behandeld te zijn, was met 4% voor mannen en vrouwen gelijk. LHBTl'ers voelen zich vaker respectloos behandeld: zo had 38% van de LHBT lers in 2018 het gevoel soms respectloos behandeld te zijn op straat in de afgelopen 12 maanden en 6% gaf aan vaak respectloos behandeld te zijn. Behalve dat er tussen 2017 en 2018 een kleine daling is te zien in het aantal LHBTl'ers dat het gevoel had respectloos behandeld te zijn (van 41% naar 38%), zijn de percentages in 2018 nauwelijks veranderd. Locatie straatintimidatie Hoewel de incidenten net als voorgaande jaren in een groot deel van de stad hebben plaatsgevonden, worden door respondenten meer incidenten gemeld op drukke plekken in de stad, veelal in het Centrum. Vooral plekken in de buurt van Centraal Station, het Leidseplein en de Burgwallen Oude zijde en Nieuwe zijde worden vaak genoemd. Daarnaast worden ook veel plekken genoemd in Bijlmer Centrum en de Jan Evertsenstraat/Mercatorplein. 6 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 1 Omvang straatintimidatie Om opnieuw de omvang van straatintimidatie in Amsterdam te onderzoeken is aan 3518 Amsterdammers gevraagd of zij geconfronteerd zijn met straatintimidatie en hoe vaak dit voorkwam in de afgelopen 12 maanden. Binnen het onderzoek worden verschillende vormen van straatintimidatie onderzocht. Er wordt bovendien onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, tussen verschillende leeftijdsgroepen en de herkomst van slachtoffers. 1.1 Kleine daling straatintimidatie onder vrouwen Van de 3518 ondervraagde Amsterdammers geeft 41% aan de afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie. Dit is ongeveer gelijk aan 2017, toen 42% van de Amsterdammers aangaf geconfronteerd te zijn met straatintimidatie (3383 respondenten). Vrouwen hebben vaker te maken met straatintimidatie dan mannen. Zo geeft de helft (51%) van de 1884 ondervraagde Amsterdamse vrouwen aan de afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn geconfronteerd met straatintimidatie. Van de mannen was dit 30% (van de 1634 respondenten). Het aandeel mannen dat in 2018 geconfronteerd werd met straatintimidatie is gelijk aan het jaar ervoor. Daarentegen is er sinds 2016 een kleine daling te zien in het aandeel vrouwen dat geïntimideerd werd op straat. In 2016 en 2017 was dit respectievelijk 59% en 53%. 1.2 Minder vrouwen nagefloten, nagesist en nageroepen dan voorgaande jaren Net als voorgaande jaren zijn de meest voorkomende vormen van straatintimidatie tegenover vrouwen nafluiten, nasissen of naroepen met seksuele — of beledigende opmerkingen (zie Figuur 1.1). Echter, er is een kleine daling te zien in het aandeel vrouwen dat in 2018 nagefloten, nagesist of nageroepen werd met seksuele opmerkingen ten opzichte van eerdere jaren. Zo werd in 2016 nog 43% van de vrouwen ééns of vaker nagefloten. In 2018 is dit gedaald naar iets meer dan een derde (34%). Ook het aantal vrouwen dat ééns of vaker werd nagesist of werd nageroepen met seksuele opmerkingen daalde tussen 2016 en 2018 van bijna een derde (31%) naar een kwart (25%). De omvang van overige vormen van straatintimidatie tegenover vrouwen bleef nagenoeg hetzelfde. Net als vorig jaar zegt bijna één op de drie vrouwen te zijn nageroepen met beledigende opmerkingen (31%). 14% zegt te zijn achternagelopen in de afgelopen 12 maanden. De overige vormen straatintimidatie komen evenals in 2016 en 2017 (veel) minder vaak voor. 4% van de Amsterdamse vrouwen geeft aan te zijn bespuugd en 3% van hen werd net als voorgaande jaren in het nauw gedreven of betast. 7 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Er is niet alleen gekeken naar de hoeveelheid Amsterdamse vrouwen die te maken kreeg met verschillende vormen van straatintimidatie, maar ook naar hoe vaak ze hiermee geconfronteerd werden. Hoewel de frequenties ten opzichte van 2017 nauwelijks veranderde, zijn er duidelijk verschillen te zien in hoe vaak Amsterdamse vrouwen te maken kregen met nafluiten, nasissen en naroepen met seksuele opmerkingen ten opzichte van 2016. Vooral het aandeel dat drie tot tien keer werd nagefloten, nagesist of nageroepen met seksuele opmerkingen daalde. Zo daalde het aandeel dat drie tot tien keer werd nagefloten in de afgelopen twee jaar van 15% naar 8%. Het aandeel dat drie tot tien keer in de afgelopen twaalf maanden werd nagesist en - nageroepen met seksuele opmerkingen daalde respectievelijk van 11% naar 6% en van 10% naar 5%. Figuur 1.1 Slachtofferschap straatintimidatie onder vrouwen uitgesplitst naar jaar, soort en frequentie (procenten) Nagefloten 2018 8 10 1 DTe u 06 ER DTT 9 Nagesist 2018 6 7 2017 6 7 06 DT 6 Nageroepen met seksuele 2018 5 6 opmerkingen 20, ME 6 Ds HO6 2006 0 4 Nageroepen met beledigende 2018 NE 63 opmerkingen 20 NE m weet niet A NE 83 Achternagelopen 2018 m nooit 07 =1of 2 keer 2016 20 Betast 2020 3 tot 10 keer 07 Go 3 vaker 2026 In het nauw gedreven 2018 01 En 5 206 Bespuugd 201 EE 207 5 2016 o 20 40 60 80 100 Bron: OIS 1.3 Mannen vooral nageroepen met beledigende opmerkingen De meest voorkomende vorm van straatintimidatie onder mannen is net als in 2017 het nageroepen worden met beledigende opmerkingen: een kwart geeft aan daar de afgelopen 12 maanden ééns of vaker mee te zijn geconfronteerd (zie Figuur 1.2). De overige vormen van straatintimidatie worden veel minder vaak gerapporteerd. Van alle ondervraagde mannen geeft 7% aan te zijn achternagelopen en 6% te zijn nagesist. 5% van de mannen werd ééns of vaker in de afgelopen 12 maanden bespuugd. Van de verschillende vormen van straatintimidatie worden mannen het minst nageroepen met seksuele opmerkingen (4%), nagefloten (3%), in het nauw gedreven (3%) en betast (1%). 8 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Figuur 1.2 Slachtofferschap straatintimidatie onder mannen uitgesplitst naar jaar, soort en frequentie (procenten) Nageloten 209 EE: © Nageroepen met sekswele 2013 EE 5: © opmerkingen aon ° Nageroepen met beledigende 012 6: opmerkingen 2017 52 mveernit Achtermagelopen 2010 NE > = rooit on + of 2 eer Inhet nauw gedreven 201 © bespuugd zon 0 20 40 60 80 100 Bron: OIS 1.4 Jongere vrouwen het vaakst geïntimideerd Van alle ondervraagde leeftijdsgroepen onder zowel vrouwen als mannen worden, net als voorgaande jaren, jongere vrouwen in de leeftijd van 15 tot en met 34 jaar (verreweg) het 81% vaakst geconfronteerd met straatintimidatie. In 2018 gaf 81% van de vrouwen in deze leeftijdsgroep aan eens of vaker geïntimideerd te zijn in de afgelopen 12 maanden. Dit is ongeveer gelijk aan 2016 en 2017 toen de percentages respectievelijk 83% en 79% waren. Vrouwen in de leeftijdsgroep van 35 tot 49 en in de leeftijdsgroep 50-plus werden significant minder vaak geconfronteerd met straatintimidatie. Zo kreeg ruim de helft van de vrouwen tussen 35 en 49 jaar te maken met straatintimidatie. Van de vrouwen van 50 jaar of ouder lag dit percentage nog een stuk lager, op 30%. Dit is ongeveer gelijk aan vorig jaar, maar minder dan in 2016 toen nog 41% van de vrouwen van 50 jaar of ouder aangaf eens of vaker geïntimideerd te zijn. Jonge mannen (15-34 jaar) worden net als vorig jaar vaker geconfronteerd met straatintimidatie dan oudere mannen, maar de verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn kleiner dan bij vrouwen. Zo is het aantal mannen dat geconfronteerd werd met straatintimidatie in de groep van 15 tot 34 jaar (38%) ongeveer gelijk aan het aantal onder 35-49-jarigen (37%). Mannen van 50 jaar of ouder werden een stuk minder vaak geïntimideerd op straat (22%). In figuur 1.3 zijn voor beide seksen de acht onderscheiden intimidatievormen uitgesplitst naar leeftijd. De twee jongste groepen vrouwen worden veel vaker dan de andere groepen nagefloten (70% en 38%), nagesist (50% en 29%) en nageroepen met seksuele opmerkingen (52% en 26%). Onder vrouwen van 50 jaar of ouder liggen deze percentages veel lager. Ongeveer één op de tien vrouwen binnen deze leeftijdsgroep werd dat jaar op straat nagefloten, nagesist of nageroepen 9 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam met seksuele opmerkingen. Bij de mannen zijn de verschillen tussen de leeftijdsgroepen voor deze drie vormen van intimidatie veel kleiner (tussen de 2% en de 5% voor nafluiten en naroepen met seksuele opmerkingen en tussen de 3% en de 8% voor nasissen). Ook bij het nageroepen worden met beledigende opmerking is er een duidelijk onderscheid tussen mannen en vrouwen in de verschillende leeftijdscategorieën. Ook hier scoren jonge vrouwen het hoogst (42% voor 15-34 jarigen en 34% voor 35-49 jarigen), gevolgd door jonge mannen (ongeveer drie op de tien in beide categorieën). Mannen en vrouwen van vijftig jaar en ouder worden minder vaak nageroepen met beledigende opmerkingen (respectievelijk 19% en 24%). Bij achternagelopen worden op straat springt vooral de groep vrouwen tussen de 15 en 34 jaar eruit. Bijna één op de drie vrouwen in die leeftijdscategorie geeft in 2018 aan in het laatste jaar achternagelopen te zijn. De andere groepen scoren opvallend lager (tussen de 5% en 13%). De overige intimidatievormen komen onder zowel mannen als vrouwen minder vaak voor hoewel er leeftijdsverschillen blijven bestaan. Wanneer de vitkomsten worden vergeleken met de uitkomsten van vorig jaar, is een aantal kleine verschillen te zien. Vooral onder vrouwen tussen de 35 en 49 jaar is een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat in de afgelopen 12 maanden werd nagefloten (van 44% naar 38%) of werd nageroepen met seksuele opmerkingen (van 33% naar 26%). Verder zijn er geen grote verschillen met de vitkomsten van vorig jaar. Figuur 1.3 Slachtofferschap straatintimidatie 2018, uitgesplitst naar geslacht, soort en leeftijd (procenten) 80 7o 60 —=$-mannen15-34 zo == mannen 35-49 =á= mannen 50-plus 40 = nn n vrouwen 15-34 a 30 ee) =B- vrouwen 35-49 Jh, 20 /À —t- vrouwen 5o-plus zo a SSA Ne sen mn m4 û ee x SS Rn  o AN 5 & SS 0 5 5 5 d 5 £ . $ . S et & e …® ® £ & À 5 & & 5 S S & s° ° © © Xe Fn 2e 4 S xS 5 & v ® 2 ISS & & 2e & 5 & © A S © © s & & g e Bron: OIS 10 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 1.5 Alleen verbale intimidatie laat verschillen naar herkomst zien Net als voorgaande jaren is onderzocht of de herkomst van Amsterdammers een rol speelt bij straatintimidatie. Wanneer er wordt gekeken naar de herkomst van de respondenten en of zij te maken kregen met straatintimidatie (zie Figuur 1.4) dan zijn bij de meeste vormen van straatintimidatie geen grote verschillen tussen Amsterdammers van Nederlandse herkomst, Amsterdammers van westerse herkomst of Amsterdammers met een niet-westerse herkomst. Opvallend is wel dat Amsterdamse mannen en vrouwen van Nederlandse of westerse herherkomst vaker aangeven te zijn geconfronteerd met beledigende opmerkingen. Zo gaf 35% van de Nederlandse vrouwen en 30% van de vrouwen met een westerse herkomst aan nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen in de afgelopen 12 maanden. Van de Nederlandse mannen en mannen met een westerse herkomst was dit respectievelijk 29% en 25%. Vrouwen van niet-westerse herkomst werden duidelijk minder vaak geconfronteerd met beledigende opmerkingen op straat (19%). Mannen van niet-westerse herkomst werden hier het minst mee geconfronteerd (10%). Figuur 1.4 Slachtofferschap straatintimidatie 2018, uitgesplitst naar geslacht, soort en herkomst (procenten) 40 3 a =&-mannen van \\ Nederlandse herkomst 30 AN . (] —B-niet-westerse mannen Pe 5 TT À ie westerse mannen 20 m- “ m —— vrouwen van 15 Nederlandse herkomst -B-niet-westerse vrouwen 10 B. 8 at te westerse vrouwen 5 E . mn. Ie : s * > # je 0 . A Ò a Ë S $ Ra & © S & ® & & ZS & & Ni & KS, S „© ® & & Rid ” K3 e & 5 e É Al Pd e ’ ES & À SS © ò 5 & < 5 Bron: OIS Wat opvalt ten opzichte van vorig jaar is dat westerse mannen in 2018 veel vaker aangeven nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen (25% ten opzichte van 17% het jaar ervoor). Daarnaast is het aantal mannen van niet-westerse herkomst dat werd nageroepen op straat in 2018 juist gedaald ten opzicht van het jaar ervoor (van 16% naar 10%). Verder is een daling te zien te opzichte van 2017 in het aantal westerse vrouwen dat in 2018 werd nagefloten of werd nageroepen met seksuele opmerkingen (respectievelijk van 36% naar 26% en van 31% naar 24%). Voor de overige intimidatievormen bestaan binnen de groepen geen grote verschillen ten opzichte van vorig jaar. 11 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 2E intimidati Naast de omvang en de verschillende vormen van straatintimidatie is in het onderzoek aandacht besteed aan de ervaren intimidatie. Aan Amsterdammers die in de afgelopen 12 maanden zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie is net als in voorgaande jaren gevraagd hoe intimiderend zij dit vonden de laatste keer dat dit gebeurde. 2.1 Ervaren intimidatie verschilt per vorm In figuur 2.1 en 2.2 iste zien dat de ervaren intimidatie sterk varieert met de wijze waarop men is geïntimideerd. De minst intimiderende vorm onder zowel mannen als vrouwen is opnieuw nafluiten. Echter, onder vrouwen is te zien dat de mate van ervaren intimidatie in vergelijking met 2016 iets is toegenomen bij nagefloten worden en het nageroepen worden met seksuele opmerkingen. Zo vond in 2018 84% van de vrouwen het nageroepen worden met seksuele opmerkingen een beetje tot zeer intimiderend. In 2017 en 2016 was dit nog respectievelijk 77% en 73%. Voor de vormen van intimidatie die minder vaak voorkomen, is de ervaren intimidatie onder respondenten erg wisselend en door het lage aantal respondenten binnen deze vormen van intimidatie kan hier geen vitspraak over worden gedaan. Figuur 2.1 Hoe intimiderend was gedrag voor vrouwen uitgesplitst naar jaar en soort gedrag (procenten) Nagefloten 2018 34 9 017 33 10 06 32 6 Nagesist 2018 49 20 07 nn 48 1 206 Mn 4d 26 Nageroepen met seksuele 2018 WEG 42 42 opmerkingen 2017 41 36 2016 Wen 46 27 Nageroepen met beledigende 2018 WE 46 36 opmerkingen zo17 Wmm 36 39 206 Mn 45 35 m weet niet/geen mening Achternagelopen (n=131) 2018 HEM 24 67 . n (n=153) 2017 WETEN m 65 B niet of nauwelijks (n=56) 2016 EEN 34 55 een beetje Betast(n=64) 2018 MEN 69 zeer intimiderend (n=57) 2017 MN 22 58 (n=7) 2016 100 Inhetnauwgedreven{n=39) 2018 MSM 2 77 (n=60) 2017 MEN 22 65 (n=11) 2016 g 91 Bespuugd(n=73) 2018 MEN zo 78 (n=78) 2017 MEN 68 2016 o 20 40 60 80 100 Bron: OIS Net als Amsterdamse vrouwen vinden Amsterdamse mannen het nagefloten worden op straat dus het minst intimiderend. De andere vormen van straatintimidatie worden ook door een groot aandeel van de mannen als zeer intimiderend ervaren (zie Figuur 2.2). 12 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Vooral het achternagelopen en bespuugd worden, wordt door veel van de ondervraagde Amsterdamse mannen als intimiderend ervaren. 39% procent van de mannen die in 2018 achternagelopen werd, vond dit een beetje intimiderend en 40% hiervan vond het zelfs zeer intimiderend. Bespuugd worden, wordt als het meest intimiderend ervaren. 24% van de Amsterdamse mannen die in 2018 bespuugd zijn, vond dit een beetje intimiderend en 55% vond dit zeer intimiderend. Dit is ongeveer gelijk aan het jaar ervoor. Opvallend is dat in 2017 31 van de 39 mannelijke respondenten die dat jaar in het nauw zijn gedreven, aangaven dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden. In 2018 gaven veel minder mannen aan dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden (slechts 8 van de 21 mannen). Verder is het opvallend dat van de mannelijke respondenten die aangaven in 2017 en 2018 betast te zijn, het aandeel dat dit een beetje tot zeer intimiderend vond kleiner is dan bij de vrouwelijke respondenten. In 2017 gaven 6 van de 13 Amsterdamse mannen die dat jaar betast waren aan dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden. In 2018 waren dit er 8 van de 21. Echter, doordat de hoeveelheid mannen die te maken kreeg met verschillende vormen van straatintimidatie zo laag is, is het lastig om betrouwbare uitspraken te doen over hoe intimiderend Amsterdamse mannen bepaalde vormen van straatintimidatie vinden. De resultaten kunnen namelijk op toeval gebaseerd zijn. Figuur 2.2 Hoe intimiderend was gedrag voor mannen uitgesplitst naar jaar en soort gedrag (procenten) (n=3) 2047 Nagesist (1-42) 2018 (a-42) 2057 Achternagelopen (n-72) 2018 m riet of nauwelijks (ae55) 2027 meen beetje pertes Ee zeerintimiderend (m3) 2027 (n-39) 2017 bespuugd (n-58) 2018 n-5D) 2047 o 20 40 60 80 100 Bron: OIS 13 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 3 Veiligheidsbeleving Evenals in voorgaande jaren zijn de onveiligheidsgevoelens van slachtoffers van zowel lichtere als zwaardere vormen van straatintimidatie vergeleken met die van niet-slachtoffers. De lichtere vormen bestaan uit nafluiten, nasissen en naroepen met beledigende of seksuele opmerkingen. Zwaardere vormen van straatintimidatie bestaan uit in het nauw drijven, betasten en achternalopen. De veiligheidsbeleving van Amsterdammers is in 2018 ongeveer gelijk gebleven aan voorgaande jaren (zie Tabel 3.1). Tabel 3.1 Veiligheidsbeleving in het algemeen en in de eigen buurt (procenten) vrouwen onveilig algemeen 53% 50% 47% onveilig eigen buurt 31% 31% 29% mannen onveilig algemeen 34% 31% 31% onveilig eigen buurt 22% 21% 22% bron: OIS 3.1 Slachtoffers van intimidatie voelen zich vaker onveilig In Figuur 3.1 is apart voor mannen en vrouwen te zien dat het aantal Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt hoger is onder Amsterdammers die zijn geconfronteerd met straatintimidatie dan onder Amsterdammers die niet geconfronteerd zijn met straatintimidatie. Dat geldt voor mannen en vrouwen en voor zowel de lichtere als zwaardere vormen van straatintimidatie. Daarnaast is dat terug te zien in zowel de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt als in het algemeen, waarbij men zich in de eigen buurt veiliger voelt dan in het algemeen. Van de vrouwen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt 61% zich wel eens onveilig in het algemeen en 38% voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Dit is een groot verschil met 2017, toen bijna driekwart (72%) van de vrouwen die waren geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie zich onveilig voelde in het algemeen en meer dan de helft (54%) zich onveilig voelde in de eigen buurt. In 2016 lagen deze percentages nog iets hoger (respectievelijk 76% en 57%). Van de mannen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt ruim de helft (54%) zich wel eens onveilig in het algemeen en ongeveer een derde (32%) in de eigen buurt. Ook dit is lager dan in 2017, toen 61% van de mannen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie zich wel eens onveilig voelde in het algemeen en bijna de helft zich wel eens onveilig voelde in de eigen buurt (48%). Opvallend is dat bij zowel mannen 14 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam als vrouwen het aandeel dat zich wel eens onveilig voelt nauwelijks verschilt tussen slachtoffers van lichtere en zwaardere vormen van straatintimidatie. Figuur 3.1 Onveiligheidsgevoelens onder Amsterdammers algemeen en slachtoffers straatintimidatie 2018 (procenten) vrouwen mannen slachtoffers 61 54 zwaardere intimidatievormen 38 32 slachtoffers 63 56 lichtere intimidatievormen 44 25 47 51 totaal 29 22 o 20 40 60 80 0 20 40 60 80 m onveilig algemeen __m onveilig eigen buurt Bron: OIS Wanneer wordt gekeken naar hoe vaak slachtoffers van straatintimidatie zich onveilig voelen, is er wel een duidelijk verschil tussen slachtoffers van lichte vormen van straatintimidatie en slachtoffers van zware vormen van straatintimidatie. In Figuur 3.2 is voor verscheidene locaties te zien dat meer slachtoffers van zware straatintimidatie zich vaak onveilig voelen dan slachtoffers van lichte intimidatie. Slachtoffers van straatintimidatie voelen zich vooral vaak onveilig op plekken waar groepen jongeren rondhangen: dat geldt voor 30% van de slachtoffers van zware straatintimidatie en voor 19% van de slachtoffers van een lichtere vorm van straatintimidatie. 15 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Figuur 3.2 Slachtoffers straatintimidatie die zich vaak onveilig voelen per locatie 2018 (procenten) ns treinstation EN : a : openbaar vervoer | 5 mn: winkelcentrum nn : ns centrum EN : eo hangjongeren RE ns uitgaan : o 5 10 15 20 25 30 35 m slachtoffers lichte intimidatie Em slachtoffers zware intimidatie Bron: OIS 16 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 4 Respectloos gedrag Evenals voorgaande jaren is op basis van de gegevens uit de Veiligheidsmonitor Amsterdam- Amstelland in kaart gebracht hoe vaak Amsterdammers vinden respectloos te zijn behandeld door onbekenden op straat. Daarmee wordt gedrag bedoeld waarbij de grenzen van goed fatsoen worden overschreden. 4.1 Vooral LHBTI-ers voelen zich respectloos behandeld Figuur 4.1 geeft weer hoeveel procent van de respondenten het 44% van de LHBTI'ers gevoel had soms of vaak respectloos behandeld te zijn door MIAT RARE onbekenden op straat in de afgelopen 12 maanden. Er is nagegaan in respectloos behandeld hoeverre LHBTl'ers verschillen van heteromannen en -vrouwen in het YR EE gevoel respectloos te zijn behandeld. Het figuur toont de trend tussen 2014 en 2018. Het gevoel soms respectloos te zijn behandeld op straat is groter onder heterovrouwen dan onder heteromannen in 2018: respectievelijk 35% en29%. Het percentage Amsterdammers dat in 2018 aangaf vaak respectloos behandeld te zijn, was voor heteromannen en -vrouwen gelijk. Wanneer we dat vergelijken met LHBTl'ers dan valt op dat deze groep vaker het gevoel heeft respectloos te zijn behandeld dan heteromannen en - vrouwen. Zo had 38% van de LHBT lers het gevoel soms respectloos behandeld te zijn op straat in de afgelopen 12 maanden waar 6% aangaf dat dat zelfs vaak voorkwam. Het aandeel Amsterdammers dat aangaf soms of vaak respectloos te zijn behandeld op straat is in de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Dit gold voor alle onderzochte groepen. Behalve dat ertussen 2017 en 2018 een kleine daling is te zien in het aantal LHBTl'ers dat het gevoel had respectloos behandeld te zijn (van 41% naar 38%), zijn de percentages in 2018 weinig veranderd ten opzichte van het jaar ervoor. 17 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Figuur 4.1 Gevoel respectloos behandeld te zijn door onbekenden door de tijd heen (vaak en soms; procenten) 45 41 40 0 38 36 37 37 + 36 35 35 33 Te soms 2 29 30 31 TE? 30 30 25 20 15 10 6 6 6 6 5 6 nr vaak 4 4 3 3 3 + o 2014 2015 apr-16 aug-16 aug-17 aug-18 —— vrouwen hetero —=mannen hetero LHBTI Bron: OIS 18 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam 5 Locatie straatintimidatie Gedurende het gehele jaar 2018 is aan respondenten die zijn geconfronteerd met één of meer vormen van (seksuele) straatintimidatie gevraagd om schriftelijk, dan wel op een digitale kaart van Amsterdam aan te geven waar dat incident heeft plaatsgevonden, de laatste keer dat dit gebeurde. 5.1 Vooral op drukke plekken veel intimidatie Nagenoeg de helft (49%; 2447 respondenten) van de respondenten die aangeven in 2018 eens of vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie heeft aangegeven waar dat (de laatste keer) plaatsvond. In Figuur 5.1 staan die plekken door middel van stippen weergegeven. Hoewel de incidenten in een groot deel van de stad plaatsvinden, komen ze vaker voor op de drukke plekken in de stad. De omgeving van het Centraal Station, het Leidseplein en de Burgwallen worden vaak genoemd. Buiten het Centrum zijn dat plekken in Bijlmer Centrum en Jan Evertsenstraat/Mercatorplein. 19 Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Figuur 5.1 Locatie van laatste intimidatie 2018 RS Er EN dee AAN RG 4 5 rs Ng : Mr 4 AEN MES) Om A ene NE Wa tn mm CE PS Oy RS nt & Sese CI Ë a XC en AN me rt bai Ne Ee _ fp n &, Fi fr ON On One Ork d h aa “7 0 AT Ae ed ANN, ve 0 Á 24 ee VOP DD BLS Ela Fe Jer f 4 Re z 8 hd [B / ves B BT cr ad A el A 4 nf as Br © dh PN 5 Ja OEE ee ee. TD, mn WEN Se) St EN ze © a 1d rij De _@ @- Ee © EA bk A nf Le rt „1 ED sign RO am en TE Se en dS Emma U Aere € nl Eed Ì je O0 90 0e Sn Ne | ROS be kP FR Ee | Pr mf ee 3 7 od Ze kn AN mm RE RE REF a Pe AS ee We | | DS € 0 Dise : ls i Ee ers IS Lo aen: Eg Le Ene ESA kn F een GN LO le Re Ek li if 4 es TA Ben id dn ASN eN © ED eK ve NS, f 6 Pt DSE dns LN an 8 NN Kd Rl al erin al A | nr MON Mn de Re 2 MT! jj) ne ln Sn 6 Pe / zi Ì Np’ ee Or al ried en: ee WS AEN EEN EN lr n d AET fat 5 f / Ne in = TA per EE Re are pe he Ard No ' Li Eg DN „a Ë © / LE) pl EL Ea Ee, DE n É Bron: OIS Via deze link: https://aram-b.gitlab.io/kaart-straatinitimidatie/ kan er worden ingezoomd op de lekken, kunnen jaren worden vergeleken en is er een uitsplitsing te maken voor mannen en 1 vrouwen. 20 Bezoekadres: n Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek IJ Î Postbus 658 1000 AR Amsterdam www.ois.amsterdam.nl
Factsheet
21
test
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 5 juni 2023 Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling, Woningbouw Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig Behandeld door Grond en Ontwikkeling, Matthijs Muijsers, m.muijsers@&amsterdam.nl Onderwerp Programmawijzigingen Cluster 7 Amsterdamse Poort Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college u over het volgende. Op 9 mei 2023 heeft het college besloten tot wijziging van het woonprogramma van Cluster 7 voor project ArenaPoort Oost (Amsterdamse Poort), in Zuidoost. Dit besluit heeft meerdere doelen zoals het op gang houden van de woningbouwproductie door de realisatie van ruim 666 woningen in de Amsterdamse Poort. Het realiseren van een nieuwe Shopperhal met de typische Zuidoostsfeer van de huidige Shopperhal en het van start laten gaan van de transformatie en vernieuwing van de Amsterdamse Poort tot het centrum van Zuidoost en de regio daaromheen. Gebiedsontwikkeling Amsterdamse Poort De Amsterdamse Poort staat nu primair bekend als winkelgebied en de oorspronkelijke woningvoorraad bestaat uit 100% sociale huurwoningen van Ymere. Het gebied verandert de komende jaren naar een meer gemengd en veelzijdiger stadscentrum, waar naast winkelen ruimte komt voor kunst, cultuur, leisure, hoogwaardige horeca én waar straks nadrukkelijk meer gewoond wordt. Deze mix aan functies is belangrijk voor de toekomstbestendigheid van het winkelgebied en ook voor heel Zuidoost. Tot 2030 stijgt de woningvoorraad van Amsterdamse Poort van 526 naar circa 2.300 woningen. Een groot deel van de huishoudens in de Amsterdamse Poort heeft te maken met een (gestapelde) problematiek op het gebied van financiën, (geestelijke) gezondheidszorg en/of criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een relatief grote mate van overlast binnen de Amsterdamse Poort, die deels wordt veroorzaakt door de ontsluitingen van de woningen via de loopdekken op dreefniveau. Alles bij elkaar maakt dit de Amsterdamse Poort tot een kwetsbaar gebied. De herontwikkeling van de Amsterdamse Poort, waaronder Cluster 7, zal een bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid en de veiligheid in de Amsterdamse Poort. Achtergrond Cluster 7 Cluster 7 (blauw op de tekening op de volgende pagina) ligt in de Amsterdamse Poort en grenst direct aan het Anton de Komplein en de Hoogoorddreef. Cluster 7 telt momenteel 120 sociale huurwoningen van Ymere, winkels (waaronder de Shopperhal), een voormalig postkantoor en een parkeergarage met parkeerdek in de open lucht. Cluster 7 kent twee eigenaars/initiatiefnemers die voornemens zijn het cluster te transformeren: CBRE IM en Hoogoorddreef Ontwikkeling (hierna te noemen: HODO). Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023 Pagina 2 van 4 | Nm — ar T - nf Ip | GD iis ffa IS, | | | Belang van transformatie van Cluster 7 voor Zuidoost Cluster 7 wordt zowel door stakeholders als door de gemeente als sleutelproject voor de transformatie in Amsterdamse Poort gezien. Met de start van Cluster 7 start ook de transformatie van dit gebied. Dit komt onder andere door de grote omvang van het project maar ook door de aanwezigheid van de Shopperhal (lokaal ondernemerschap), die erg veel betekenis heeft voor Zuidoost en die een noodzakelijke upgrade krijgt. Daarnaast worden er door de herontwikkeling van dit cluster sociaal- maatschappelijke functies toegevoegd, die gericht zijn op de bewoners van Zuidoost (750 mz). Tenslotte worden er relatief veel (666) woningen toegevoegd en worden er binnen het project meerdere groene binnentuinen gerealiseerd die van grote toegevoegde waarde zijn, ook voor de huidige bewoners van de sociale huurwoningen van Ymere binnen het cluster. Het openbaar toegankelijke parkeerdek geeft in de huidige situatie veel overlast, waardoor de transformatie ook dient om de veiligheid in de Amsterdamse Poort te verbeteren. Tot slot is het oude postkantoor reeds ontruimd en afgesloten van nutsvoorzieningen, en ontsiert dit gebouw het gebied. Besluit programmawijziging De haalbaarheid van Cluster 7 staat door de huidige situatie op de bouw- en vastgoedmarkt ernstig onder druk. De twee eigenaars/initiatiefnemers hebben aangegeven dat door de stijgende bouwkosten en rentelasten het project financieel niet meer haalbaar is. Om het project met 666 woningen toch doorgang te laten vinden is een aanpassing van het programma noodzakelijk. Met voornoemde partijen CBRE en HODO was eerder een programmaverdeling voor de woningen afgesproken van 16% sociale huur, 50% middeldure huur en 34% vrije sector huur. Het College heeft besloten akkoord te gaan met een verhouding o% sociale huur, 38% middeldure huur en 62% vrije sector huur. De woningen worden gemiddeld tussen de 60 en 65 m2 groot. De bestaande sociale woningvoorraad in het cluster (120 woningen) blijft verder intact. Dit besluit geldt alleen voor Cluster 7 en is geldig tot en met twee jaar na ondertekening van dit besluit. Bovendien hebben de eigenaars/initiatiefnemers zich tevens gecommitteerd aan de voorrangsregeling voor bewoners uit Zuidoost, voortvloeiend uit het Masterplan Zuidoost, alsmede een voorrangsregeling mensen met een maatschappelijk beroep. Ophogen aantal betaalbare woningen. Rol van toekomstige rijkssubsidies Om stagnerende woningbouwprojecten vlot te trekken heeft het kabinet een start-bouwimpuls van 250 miljoen gelanceerd. Als deze subsidie ook ten goede komt aan Cluster 7 is afgesproken met CBRE en HODO dat er meer betaalbare woningen zullen worden gerealiseerd. Beide ontwikkelaars hebben daarnaast aangegeven dat het aantal betaalbare woningen eveneens omhoog gaat als de aanneemsom lager wordt dan het nu geoffreerde door de aannemer. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023 Pagina 3 van 4 Onderbouwing besluit In bijlage 1 is een tabel opgenomen die inzicht geeft wat deze programmawijziging betekent voor de woningvoorraad in Bijlmer-Centrum (gebiedsindeling Amsterdam, 25 gebieden) en de buurt Amsterdamse Poort. Belangrijkste conclusie uit deze tabel is dat de verhouding sociaal-middelduur- vrije sector in de eindsituatie (huidige woningvoorraad + alle lopende initiatieven) voor het gebied Bijlmer-Centrum slechts enkele tienden van een procent wijzigt door deze programmawijziging. Het aandeel sociale huurwoningen in Bijlmer Centrum blijft, ook na deze wijziging, onverminderd hoog namelijk 68%. Voor dit specifieke project is het daarom goed verdedigbaar om meer in te zetten op middeldure- en vrijesectorwoningen in het kader van een evenwichtige woningverdeling en daarmee af te wijken van de standaard. Andere project-specifieke redenen om akkoord te gaan met onderhavige programmawijziging is dat de herontwikkeling van Cluster 7 meer behelst dan de bouw van woningen, namelijk opwaardering van de Shopperhal, toevoeging van binnentuinen én een sociaal- maatschappelijk programma. De transformatie van dit cluster is het vliegwiel voor de algehele herontwikkeling van het winkelcentrum van de Amsterdamse Poort. Mede hierom is het niet verstandig enkele jaren te wachten op economisch betere tijden, omdat daarmee de herontwikkeling van de Amsterdamse Poort op losse schroeven komt te staan. De belangrijkste investeerder heeft een investeringsbeslissing genomen om nú in de Amsterdamse Poort te investeren. Als deze ontwikkeling niet doorgaat kan dit verdere verloedering van het gebied in de hand werken en daarmee de veiligheid in de poort verder verslechteren. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat Cluster 7 een uniek project is, waardoor er geen sprake is van precedentwerking. De woningen worden gemiddeld tussen de 60 — 65 m2 GO en geen enkele woning kleiner dan 4o m2 GO: dit betekent dat er kwalitatief goede en ruime woningen worden ontwikkeld. In de directe omgeving van de Amsterdamse Poort worden meerdere woningbouwprojecten gerealiseerd waarin sociale woningen zijn opgenomen zoals bij de ontwikkeling van de Nelson Mandela Buurt, het project de Nelson (tegenover Cluster 7 aan het Anton de Komplein) de H-buurt en de ontwikkeling van het project Venser in Venserpolder. Verder is er in Arenapoort een kans om bij kavel 12, eigen grond van de gemeente, sociale huurwoningen door een woningcorporatie te laten realiseren. Tot slot zal in cluster 2 ter compensatie van het niet realiseren van sociale huurwoningen in cluster 7 worden ingezet op het realiseren van ca. 40 extra sociale huurwoningen ten opzichte van het investeringsbesluit. Deze woningen worden bij een woningcorporatie ondergebracht en zullen daarmee langdurig worden behouden voor het sociale segment. Ook is voor cluster 2 als voorwaarde meegegeven dat de woningen gemiddeld een woninggrootte van tussen de 60-65m2 hebben. Uiteraard geldt voor de rest van de gebiedsontwikkeling in Amsterdam Zuidoost dat 40-40-20 het uitgangspunt is. Financiële gevolgen De aanpassing van de programmaverdeling voor Cluster 7 heeft een beperkt financieel gevolg. Door het aanpassen van het programma naar duurdere huursegmenten zijn hogere grondprijzen van toepassing die resulteren in een hogere totale grondwaarde. De opbrengsten zullen ten gunste komen van de grondexploitatie ArenaPoort Oost. Stadsdeel Bovenstaande programmawijziging is afgestemd met Stadsdeel Zuidoost en wordt door het verantwoordelijke DB-lid Raoul White ondersteund. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023 Pagina 4 van 4 Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Reinier van Dantzig Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling Bijlage: Programmatabel woningvoorraad Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
4
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 90 Datum akkoord 27 januari 2014 Publicatiedatum 31 januari 2014 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M. Moorman op de schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren van 8 november 2013 inzake geweld, overlast en schade door hooligans als gevolg van de Champions League wedstrijd tussen Ajax en Celtic. Aan de gemeenteraad inleiding door vragenstelster: In de avond van 6 november 2013 heeft er een heftige confrontatie plaatsgevonden tussen de politie en ‘hooligans’ van Celtic. De politie moest charges uitvoeren bij de Damstraat om een confrontatie tussen supporters van de voetbalclubs Ajax en Celtic te voorkomen. Op de Dam gingen supporters van Celtic agenten in burger te lijf met flessen en stokken. Acht agenten raakten hierbij gewond en moesten allemaal naar het ziekenhuis worden vervoerd. Een agent raakte zelfs bewusteloos. De aanval kwam volgens de politie onverwacht. De avond ervoor, op 5 november 2013, moest de politie charges uitvoeren in café The Old Sailor. Celtic-fans werden aangevallen door (vermoedelijk) Ajax-fans; 44 mensen werden aangehouden. De fractie van de PvdA heeft met afschuw kennisgenomen van dit voetbal- gerelateerde geweld. Het internationaal georganiseerde hooliganisme lijkt steeds gewelddadiger te worden. Bovendien lijkt het zicht niet te beperken tot de spelende clubs, maar ook steeds meer hooligans van andere clubs aan te trekken. De gevolgen van geweldpleging en vernielingen zijn voor de agenten en onschuldige passanten verschrikkelijk. Maar ook de maatschappij draait onterecht op voor de hoge kosten van beveiliging, politieoptreden en de aangerichte schade. De fractie van de PvdA is van mening dat de strijd tegen het internationaal hooliganisme geïntensiveerd moet worden. Strenger optreden met hardere maatregelen maar ook forse preventieve maatregelen dienen genomen te worden. Hiervoor kan ook het instellen van in- en uitreisverboden gebruikt worden, waardoor fans en/of hooligans van buitenlandse clubs niet meer welkom zijn bij de wedstrijden van de tegenpartij. Ook moeten we alles in het werk stellen om de schade af te wentelen op de daders. Die bestaan uit lichamelijke schade, torenhoge kosten en chaos in de stad. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam Neeing 5 Gemeenteblad R Datum 31 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 november 2013 Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 8 november 2013, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van de heer Van Lammeren van 8 november 2013 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 89) — tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Hoe beoordeelt het college de internationalisering en verharding van het voetbalgeweld? Antwoord: De internationalisering van het voetbalgeweld is niet nieuw maar wel een af te keuren fenomeen. Op basis van de gebeurtenissen rond 6 november kan niet de conclusie worden getrokken dat er sprake is van een verharding. Wel is de afgelopen jaren een trend te zien dat misdragingen zich verplaatsen van in- en rondom het stadion naar andere locaties, zoals de binnenstad. Dat heeft te maken met de toegenomen veiligheidsmaatregelen in- en rondom het stadion en mogelijk ook door de stadionverboden die worden opgelegd. Voetbalgeweld is ondanks bestaande wetgeving moeizaam aan te pakken. Het gegeven dat supporters van meerdere clubs in Amsterdam aanwezig zijn heeft niet te maken met internationalisering van voetbalgeweld, maar komt voort uit het gegeven dat meerdere Nederlandse clubs in Europees verband uitkomen. Amsterdam is voor supporters een aantrekkelijke tussenstop voordat men doorreist naar andere steden in Nederland. 2. Zijn hierover contacten geweest met Ajax en, zo ja, welke afspraken zijn hierover met de club gemaakt? Antwoord: Ajax, OM, politie en bestuur hebben op zeer regelmatige basis overleg. Voorafgaand aan risicovolle wedstrijden worden afspraken gemaakt. Daarbij verleent Ajax haar medewerking aan verzoeken van de politie om de veiligheid rondom het stadion zo goed mogelijk te kunnen borgen. Zoals het plaatsen van diverse hekwerken. In het zogenoemde Casusoverleg Voetbalvandalisme worden naderhand alle personen die zich negatief manifesteren met betrekking tot voetbal (zowel in als buiten het stadion, bij uit- en thuiswedstrijden) besproken waarbij gezocht wordt naar passende maatregelen. Bijvoorbeeld het opleggen van een stadionverbod door KNVB of Ajax. 3. Zijn hierover contacten geweest met de UEFA en, zo ja, welke afspraken zijn hierover met de VEFA gemaakt? Antwoord: Amsterdam heeft de UEFA gevraagd om voetbalsupporters te reguleren door middel van vervoerscombi’s (zoals bij competitievoetbal) daar heeft de VEFA niet positief op gereageerd. Het is bekend dat de VEFA openbare ordeproblematiek, welke zich niet in de directe omgeving van het stadion afspeelt, niet tot de directe invloedssfeer van de bond rekent. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer 5 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 november 2013 4. Klopt het dat ook hooligans van Anderlecht, Sankt Pauli en Feyenoord in de stad aanwezig waren en behoorden tot de relschoppers? Waren er ook nog hooligans van andere voetbalclubs aanwezig? Antwoord: Ja er waren kleine groepen supporters van Anderlecht, Sankt Pauli en Feyenoord in de stad. Afgezien daarvan waren er ook Zagreb-supporters in de stad. Dit vanwege de wedstrijd PSV-Zagreb één dag later. 5. Is het college samen met de fractie van de PvdA van mening dat de daders die de schade aanrichten verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de gevolgen? Zo ja, welke instrumenten worden ingezet om deze schade te verhalen? Welke andere instrumenten zouden nog extra kunnen worden ingezet? Antwoord: Een deel van de arrestanten heeft, bij wijze van lik op stuk, boetes betaald voor de gemaakte overtredingen. Daarnaast staat een deel van de arrestanten binnenkort voor de rechter. Het recherchewerk is nog niet volledig afgerond en mogelijk volgen nog meer arrestaties. In zijn algemeenheid geldt dat een overtreding herleidbaar moet zijn tot op de persoon. Alleen dan kan schade worden verhaald. Daarnaast wordt in de ketenaanpak bekeken welke interventies mogelijk zijn. Dit loopt van het versturen van een waarschuwingsbrief tot het aanmelden voor een stadionverbod (via KNVB of Ajax) tot vervolging door justitie en het opleggen van een maatregel in het kader van de voetbalwet. 6. De PvdA Amsterdam is benieuwd hoe het college denkt over het instrument van uitreisverboden om internationaal voetbal hooliganisme te voorkomen. Is het college bereid te inventariseren op welke wijze uitreisverboden gebruikt kunnen worden om geweld en vernielingen te voorkomen? Antwoord: Het beslissen over een uitreisverbod is geen zelfstandige verantwoordelijkheid van de gemeente. Er is bovendien op dit moment geen juridisch instrumentarium voor het opleggen van een meldplicht bij uitwedstrijden. De benodigde aanscherping van de voetbalwet om dit voor elkaar te krijgen ligt op dit moment bij het kabinet. De conceptwet voorziet namelijk wel in een meldplicht voor uitwedstrijden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
2% Gemeente 25 Amsterdam F Gemeente Amsterdam \V-Bedrijfsvoering | T.a.v. College van B&W en gemeenteraadsleden Datum: 2D =f ZA Amstel 1 - LS | 1011 PN Amsterdam zoal ND \-H | Stul ee a | | | _ ESE a Amsterdam, 17 juli 2019 — eeN Oe orde. ‘ Geachte mijnheer, mevrouw, . _ | Door de steeds verdergaande uitbreiding van het mobiele netwerk en het opschalen van | de snelheid ervan worden we de laatste jaren steeds meer blootgesteld aan de elektromagnetische straling die ermee gepaard gaat, en met steeds hogere frequenties … en verdergaand bereik. Er zijn vele signalen van mensen die claimen dat dit fysiek een impact heeft op ons lichaam. Bij sommigen zou zich dat uiten in heel heftige acute | fysieke klachten, met verregaande gevolgen voor gezondheid, functioneren en | welbevinden. Bij anderen uit e.e.a. zich in reeksen van vage klachten (slecht slapen, | verminderde weerstand, tekorten in bloedwaarden, een opgejaagd gevoel, moeite om te | concentreren etc.) die' bij het verlichten van de stralingsbelasting in de directe omgeving [| weer verminderen of verdwijnen. Vele wetenschappers en ook artsen luiden de noodklok || _ over straling. [ In Nederland loopt de politiek ver achter op andere landen als het gaat om het erkennen | van mogelijke gezondheidsrisico’s van straling. In 2011 adviseerde de Raad van Europa | om bewust om te gaan met straling en redelijkerwijs blootstelling aan straling te | verminderen, met name van kinderen en jongeren. Scholen werd geadviseerd om | _ internet via draad te gebruiken vanwege deze risico's. De Wereldgezondheidsorganisatie | ___elassificeerde straling in 2011 als mogelijk kankerverwekkend. Ook voormalig generaal | directeur van de WHO, Dr. Brundtland, is duidelijk; volgens haar is er geen twijfel dat | straling van- draadloze technologie gezondheidseffecten heeft. Ze adviseert bewust om te gaan met draadloze apparaten omdat ze straling uitzenden. Onder deze link vindt u | een overzicht van adviezen en maatregelen in andere landen: | https://www.stopumts.nl/pdf/WiFi%20mobieltjes%20kinderen.pdf || De Nederländse regering daarentegen vòlgt het standpunt van de Nederlandse . Gezondheidsraad die stelt dat onderzoek niet bewijst dat straling schadelijk is voor de gezondheid. Zij hanteert daarmee geen voorzorgsprincipe, en laat na om over mogelijke - | risico’s te communiceren, neemt geen voorzorgsmaatregelen, en heeft notabene | bepaald dat zendmasten hier veel harder mogen stralen dan in andere landen. In landen als Rusland, China, Italië en Israël zijn de stralingslimieten een factor 100 lager dan in Nederland. Er zijn wifi-netwerken uitgerold door het hele land, ook op scholen, iedereen . gaat immers met de tijd mee, en er zijn zendmasten geplaatst op bejaardentehuizen, ziekenhuizen, bedrijfspanden die daar weer geld mee verdienen. Maar wie is er &chtop — | | de hoogte van de gezondheidsrisico's? En heeft daar bewuste keuzes in gemaakt? | Zowel in bedrijven, op scholen, in ziekenhuizen, bejaardentehuizen, de lokale politiek, | als thuis? Weinigen. Velen gaan ervan uit dat ‘als het onveilig zou zijn, de overheid het | wel zou verbieden of inperken”. Maar de overheid heeft in deze ook andere belangen. | Die verkocht de licenties voor de snellere mobiele netwerken voor vele miljarden aan de || telecombedrijven, met de belofte dat die bij het uitrollen daarvan geen tegenwerking | meer zouden ondervinden door bezwaren vanuit de bevolking. | . | | Nu worden de eerste stappen gezet om weer verder op te schalen, van 4G naar 5G, en dus naar een nog hogere stralingsbelasting. Het is aannemelijk dat de gezondheidseffecten van 5G nog dramatischer zullen zijn omdat er hogere frequenties | worden gebruikt en er sprake is van een cumulatie van stralingsbronnen. Omdat het ll millimeter golven zijn zullen er niet alleen veel grotere zendmasten nodig zijn, maar ook nog eens heel veel kleine zendcellen ter ondersteuning. De millimeter golven van 5G - | kunnen namelijk niet door muren, niet door bomen en worden geabsorbeerd door de regen. Voor 5G zal er straks een sterke mini-zendmast hangen dan bijna iedere Sl ' lantaarnpaal, zal het mogelijk geïntegreerd worden in straatstenen en zelfs schoenzolen. | : Tegelijkertijd wordt in het hele invoeringsdraaiboek van SG nergens gesproken over wetenschappelijk onderzoek en over veiligheidslimieten. 5G dreigt dus ingevoerd te worden zonder dat er wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de gevolgen voor mens, dier en natuur en zonder dat reële veiligheidslimieten vastgesteld zijn. . | k 7 | Ik maak mij ernstige zorgen over deze ontwikkelingen binnen onze gemeente. Bestaat er | (nog) geen kennis noch bewustzijn bij-de gemeente van de gezondheidsrisico's van | elektromagnetische straling? En van de cumulatieve effecten van 3G, 4G en straks 5G samen op ons allen als inwoners van de gemeente Amsterdam? | Ik wil u dan ook expliciet vragen of jullie al beleid hebben ontwikkeld in de richting van | 5G en of jullie bij het ontwikkelen van dit 5G beleid ook rekening houden met de | uitgebreide wetenschappelijk onderzochte inzichten in de gevaren die 5G met zich mee | __brengt voor de hele volksgezondheid? | | , Í Dat is reden voor mij om u als College van B&W en gemeenteraadsleden middels deze | brief te informeren hierover, zodat u in toekomst als gemeente tot weloverwogen | herzieningen / beslissingen kunt komen als het gaat om de invoer van 5G. Hiervoor is || het nodig om alle negatieve effecten van de huidige netwerken t/m 4G in kaart te || brengen en gedegen te evalueren door alle betrokkenen en te onderzoeken wat de | effecten zullen zijn van 5G op mens, dier en natuur. Economische motieven mogen wat | ons betreft geen reden zijn om de inwoners van de gemeente nog meer bloot te stellen | aan ongezot ling. ts | Met vriendelijk r etl eat Ps: Onderstaand treft u ènkele artikelen waarin u meer uitgebreid kunt lezen over de genoemde risico's en het speelveld waarin deze al dan niet serieus worden genomen. . Dit alles met gedegen bronvermelding. Artikelen en video's: 1. 5G Space Appeal https://www.5gspaceappeal.org/the-appeal | _In het 5G Space Appeal vindt u uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing van de En schadelijkheid van de straling van wireless technologie, Het appèl is d.d. 11 januari 2019 || __door maar liefst 31.291 personen en organisaties ondertekend en zal officieel worden | aangeboden aan VN, WHO, EU, Raad van Europa en regeringen van alle landen. | | | . | | | 2. Artikel Judith Jobse: Brandbrief wetenschappers: 5G risico voor volksgezondheid. | https://judithsblogjes.wordpress.com/2017/09/08/brandbrief-wetenschappers-5g- ij gevaar-volksgezondheid/ E | | 3. Artikel Wendy À | Schouten http://eigenkracht.blogspot.com/search/label/Draadloze%20techniek | 4, Appeal aan WHO en UN door 221 verontruste wetenschappers in | 2015: http://www.iemfa.org/ | 5. Deze politieke resolutie uit 2011 met aanbevelingen op grond van de toenmalige wetenschappelijke bewijslast. Die is alleen maar gegroeid sindsdien terwijl het beleid de andere kant op is gegaan: http://assembly.coe.int/nw/xml/XRef/Xref-XML2HTML- | en.asp… [| | 6. Video lezing dr. Hans Moolenburgh mbt gezondheidsrisico's van zendmasten: | | https://wwvw.youtube.com/watch?time _continue=25&v=f4cfGbWA1TO | 7. Overzicht van adviezen en voorzorgsmaatregelen in andere | || : landen https://www.stopumts.nl/pdf/Compilatie-RF-straling-2017 pdf | 8. Blijf actueel op de hoogte via de site https://stralingsbewust.info/ | 9. Studies that show WiFi and Devices Health Effects 76 pagina's aan informatie https://pdfs.semanticscholar.org/1 2ef/ef9Sf87ef1 13a11605ea2/ec677c3163c323.pdf … | Citaten: | | | Professor Victor Moshchalkov van het Departement Natuurkunde en Astronomie aan de | K.U.Leuven: “De permanente blootstelling aan elektromagnetische straling beukt als een pneumatische hamer op ons lichaam in. Over schadelijke effecten op moleculair en cellulair niveau bestaat nu geen discussie meer. Het recente Biolnitiative Report van 2012 spreekt boekdelen” * en Het Biolnitiative Report nam meer dan 3.600 wetenschappelijke studies en reviews — en dit op alle mogelijke niveaus: van moleculaire en cellulaire studies, over proeven op | ‘dieren als bij mensen tot casecontrol studies, epidemiologische onderzoeken en meta- | analyses — onder de loep. Dit rapport spreekt klare taal: “Er zijn substantiële bewijzen dat | elektromagnetische straling leidt tot allergische en ontstekingsreacties, veranderingen in | | het immuunsysteem en beschadiging van het DNA. Verder zijn er ernstige aanwijzingen | dat dit op lange termijn kan resulteren in DNA-breuken en kankers, permanente celstress || . __ en vroegtijdige veroudering en wijziging in de hersenfuncties. Bovendien treden deze effecten al op ver beneden de huidige stralingsnormen. De stralingsnorm moet drastisch worden teruggebracht. | Prof. Dr. Adlkofer rappotteert al in 2007 op basis van de Europese Reflex-studie en de Interphone-studie:“DNA-breuken ontstaan bij 1/40 van de aanbevolen stralingsnorm. Dit toorit aan dat UMTS tien keer schadelijker is dan 2G en dus leidt tot een grotere kans | | voor kanker. (…) Er is geen twijfel: UMTS/3G is veel gevaarlijker dan 2G.” (Momenteel | | wordt ongevraagd 4G uitgerold = 10 keer sterker dan 3G) | | Prof. Dr. Stefaan Van Gool, kliniekhoofd van de Afd. Kinderhemato-oncologie van het | U.Z.L. en buitengewoon hoogleraar aan de K.U.L.: “Er zijn onweerlegbare bewijzen voor de schadelijke effecten van de elektromagnetische straling. Het zou eigenlijk de taak van de operatoren en de industrie moeten zijn om te bewijzen dat ze niet schadelijk zijn” Het Freiburger Appell, ondertekend door'meer dan 1.000 Duitse artsen en meer dan 40.000 burgers (*): “Het ongehinderd binnendringen van continu straling in woon- en | werkomgeving, (…) In gevaar zijn speciaal zwangeren, kinderen, tieners, oudere en | zieke mensen. (…) Wij zien het stijgende aantal chronische zieken ook als gevolg van . | een onverantwoordelijke grenswaarde politiek,” de uitbouw van draadloze ‘slimme energiemeters met als gevolg het onvrijwillig blootstellen van miljoenen tot biljoenen mensen aan gepulste microgolfstraling moet onmiddellijk stopgezet worden.” (Prof. Dr. Olle Johansson van het Karolinska Instituut) (*) | Prof. Dr. Leif Salford (diensthoofd neurochirurgie in de universiteit van Lund): "De | ij beïnvloeding van biologische processen bij mensen door niet-ioniserende | elektromagnetische straling is het ‘grootste biologisch experiment ooit'„De dag van | vandaag is het niveau van elektromagnetische straling in onze omgeving 10 miljoen keer | ___groter dan het ooit geweest is”, “Het aantal gerapporteerde gevallen van | elektrogevoeligheid is gestaag aan het stijgen sinds 1991, toen het voor het eerst werd | vastgelegd. (…) De geëxtrapoleerde trend toont aan dat men kan verwachten dat : | minstens 50% van de bevolking tegen het jaar 2017 zeker gezondheidsklachten hiervan | heeft.” (*) | , | | : Prof. Dr. Belpomme (voorzitter van de Franse instelling voor onderzoek naar kanker (ARTAC)): "We hebben hier te maken met een ernstig probleem voor de | volksgezondheid. Ik zie steeds meer ouders op consult komen met kinderen, zelfs peuters en baby's. Die kinderen hebben hoofdpijn, concentratie- en geheugenstoornissen, moeite om zich uit te drukken of dyslexiesymptomen… worden | veroorzaakt door dit soort straling en/of door schadelijke chemicaliën.” (…) | || | | . || | | IJ . | | | | 4 | | [| || |
Raadsadres
4
train
VN2021-034766 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, AZ management df Amsterdam Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving % en Toezicht Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022 Ter kennisneming Portefeuille Algemene Zaken Agendapunt 1 Datum besluit College van B en W 07-07-2021 Onderwerp Kennisnemen van de reactie op motie 303 (7 juli 2021) van raadsleden Van Dantzig en Poot over de voorbereiding politieke keuzes van de toekomst. De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 303 (7 juli 2021) van raadsleden Van Dantzig en Poot over de voorbereiding politieke keuzes van de toekomst. Wettelijke grondslag Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80. Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Op 7 juli 2021 heeft de raad bij de bespreking van de Voorjaarsnota 2021 motie 303 aangenomen van raadsleden Van Dantzig en Poot over de voorbereiding politieke keuzes van de toekomst, waarin het college/de burgemeester wordt gevraagd om: e Bij de gemeenteraadsfracties te inventariseren welke politieke keuzes ambtelijk moeten worden voorbereid voor een volgende gemeenteraad. e Tijdig te starten met de voorbereiding van stukken op basis waarvan politieke keuze kunnen worden gemaakt, waarbij keuzes die vit de “ophaalronde” komen nadrukkelijk worden meegenomen. e Vandie voorbereidende stukken in ieder geval onderdeel te laten zijn een notitie waarin wordt weergegeven welke beslissingen de gemeenteraad kan nemen om invloed uit te oefenen op het volume van de investeringsruimte. Reden bespreking Informeren van de raad over de afhandeling van motie 303 over de ambtelijke voorbereiding op de politieke keuzes van de toekomst. Uitkomsten extern advies Niet van toepassing. Geheimhouding Niet van toepassing. Uitgenodigde andere raadscommissies Niet van toepassing. Gegenereerd: vl.7 1 VN2021-034766 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Bestuurs- en % Amsterdam 0 Ien en Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie managementadviserir2€ Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022 Ter kennisneming Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Ja, Motie 303 van Van Dantzig en Poot. Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. Naam 211022 Afdoening motie 303 Van Dantzig c.s. VJN 2021 voorbereiding AD2021-132995 n politieke keuzes van de toekomst_.pdf (pdf) 303.21.Motie Van Dantzig c.s. VJN 2021 voorbereiding politieke keuzes van AD2021-132994 de toekomst_.docx (mswa2) AD2021-132983 Commissie AZ Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Bestuurs- en managementadvisering, Xandra Hoek, [email protected] Gegenereerd: vl.7 2
Voordracht
2
train
Termijnagenda van de Raadscommissie Welzijn en Onderwijs 2012 N.B.: Tijdige aanlevering is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende ambtenaren c.q. sector en raadsleden(indien van toepassing) Het is in uw eigen belang de aanleverdata van stukken scherp in de gaten te houden Dit is een interne werk-agenda van de commissie. De voorzitter of de commissie kan deze agenda altijd wijzigen, als men dat noodzakelijk vindt. Er kunnen dus geen rechten aan worden ontleend. Ï __L Oe | L _| | 5 juni Convenant Wet goed onderwijs goed R. Rengelink Bespreken H. Zie cie. 3 april SM Eer reegee ERK RNN meester 5 juni Stand van zaken bestedingsvoorstel R. Rengelink Tk Monique Brok AWBZ-pakketmaatregel 2011 (en ontwikkelingen 2012-2014 5 juni Presentatie cirkel van onmacht en van |R. Rengelink Bespreken Kiki kracht Lauterslager, Douwe van den Berg Ï |L OL | L _| | 4 sept Meerjarenbeeld begroting Openbaar R. Rengelink Bespreken H. n.a.v. verzoek SP ondonisaandeAnse SN meester Revi 4 sept Meerjaren Investeringprogramma R. Rengelink Bespreken Herman Hierbij betrekken brief sociale Accommodaties Bouwmeester | regeling (Evt. 1° analyse) huurproblemen (november) op verzoek Raphael van Kraaij 27-04-2012 1 Ï _| | | | _| | KO me ___e E september. P.M Kiki Nav werkconferentie Presentatie patronen, systemen en Lauterslager | ‘Jeugd’, verzoek hefbomen in het domein van jeugd en DMO. veiligheid. PM Huisvesting onderwijs Verzoek cie 6 (schoolgebouwen, leerlingaantallen, september. etc.) PM Uniformiteit sociale loketten, nav R. Rengelink Bespreken Inez Geling Blijft dit staan? aanbevelingen Ombudsman Ombudsman is in juni verhinderd. 27-04-2012 2
Agenda
2
train
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord Datum Invulling Oud Noord Noord Oost Noord West Bijeenkomst Fietsroute Vliegenbos - Presentatie Buurtteams 4-nov|Plenair - Presentatie Outreachend werken in de Waterlandpleinbuurt (t.b.v. principenota Waterlandpleinbuurt) - Presentatie Mobiliteitsplan - Adviesaanvraag principenota Molenwijk - Adviesaanvraag maatregelen milieuzones 2022 voor autobus en vracht Fietstocht -Fietstocht Ijdoornlaan , 15:30 18-nov/Plenair - Adviesaanvraag principenota Waterlandpleinbuurt - Adviesaanvraag principenota De Kleine Wereld - Presentatie De armen in één in de Vogelbuurt/lJplein (t.b.v. principenota Vogelbuurt/iJplein - Presentatie Mobiliteitsplan - Concept gebiedsplannen 2-dec - Adviesaanvraag principenota Vogelbuurt/ijplein - Adviesaanvraag principenota Volewijck - Adviesaanvraag Mobiliteitsplan 2020 El Nog niet ingeplande onderwerpen: Jaar Datum Onderwerp NEC Bijzonderheden Overweg Luchtkwaliteit Nicoline van der Torre ee n.n.b. Jn.n.b. Participatie Nicoline van der Torre, Voorgesteld in SDC 14 nov Canan Uyar 2018 Gevaarlijke kruispunten in _[Régine Anmuth, Dennis NoordWest Overweg n.n.b. fn.n.b. Meer sportmogelijkheden in $Canan Uyar, Dennis In samenwerking met Noord Overweg, Fatin Bouali & Robert Klinkenberg (Stem Peter Willing van Noord). Hamerstraatgebied Overweg n.n.b. fn.n.b. Laaggeletterdheid nav Esther Lagendijk wil als ongevraagdadvies 10-07- extra info een gesprek met 2019 SC n.n.b. fn.n.b. Toegankelijkheid van Noord fFatin Bouali, Dennis voor mensen met een Overweg, Paul Scheerder & beperking/ toegankelijkheid FNiels Ras van stoepen n.n.b. Jn.n.b. Technische sessie over Saskia Groenewoud Toegezegd in SDC waterproof vergadering 22 april 2020 Werkbezoeken: Jaar DEL) Onderwerp UL Bijzonderheden | | Dwergvinvisstraat 69-
Agenda
2
discard
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 203 Ingekomen onder Ingekomen op woensdag 12 februari 2020 Behandeld op Donderdag 13 februari 2020 Status Verworpen Onderwerp Motie van lid Van Soest inzake principebesluit tot verkoop AEB Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Uiten van wensen en bedenkingen over het principebesluit tot verkoop van AEB Betreft: AEB eerst op de rit, dan pas verkopen Constaterende dat: - het college het principebesluit heeft genomen tot verkoop van 100% van de aandelen van AEB Holding N.V. - AEB geen goedkeurende accountantsverklaring krijgt voor de cijfers over 2018, ondanks de kapitaalinjectie door de gemeente; - over 2018 is het verlies 29 miljoen en een verwacht verlies van 90 miljoen euro over 2019; - we spreken over honderden miljoenen euro's die in rook opgegaan zijn. Van mening dat: -__een koper de honderden miljoenen die in rook opgegaan zijn, niet zal gaan compenseren voor de stad. Overwegende dat: -__er nog veel onduidelijk is over de verdeling van de risico's; -__er nog veel onduidelijk is over de (financiële) gevolgen voor de Amsterdammers; - AEB momenteel de enige leverancier is van warmte voor de stad die ook de ambities uit het coalitieakkoord waar kan maken; - de stad afhankelijk is van het AEB voor wat betreft afvalscheiding, hergebruik, elektra en warmte. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders - om de directie van AEB te verzoeken een vijfjarenplan op te stellen; - het AEB bestuurlijk op afstand te plaatsen; - een jaarlijkse rapportage met financiële toets van de ACAM aan de raad voor te leggen; - hangende bovenstaande verzoeken het AEB de komende 5 jaar (nog) niet te verkopen. 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 203 Motie Datum <datum onbekend= Verworpen Het lid van de gemeenteraad W. van Soest 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 201 Publicatiedatum 21 februari 2018 Ingekomen onder AU Ingekomen op woensdag 14 februari 2018 Behandeld op woensdag 14 februari 2018 Status Aangenomen Onderwerp Amendement van het lid Vroege inzake de Vijzelgrachtgarage. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de realisatie van de Vijzelgrachtgarage (Gemeenteblad afd. 1, nr. 19). Overwegende dat: — De bedoeling van het 1-op-1 opheffen is om élke te bouwen parkeerplaats op straat te verwijderen, zodat de Vijzelgrachtgarage geen parkeerplaatsen toevoegt aan het parkeerareaal in binnenstedelijk gebied; — Door hiervoor te kiezen, de verkeerbalans verschoven wordt van parkeerplekken voor iedereen naar parkeerplekken voor bewoners, wat het ontmoedigen van onnodig autoverkeer ten goede komt. Besluit: In het raadsbesluit: Te schrappen de tekst: 1.2. de parkeerdruk in de buurt: de mogelijkheid om met de garage de parkeerdruk terug te brengen van de bestaande 94% (meting 2017) tot onder de vanuit gemeentelijk parkeerbeleid gestelde grenswaarde van 90%; Te wijzigen de tekst: 1.3 de 1-op-1 compensatienorm: het uitgangspunt dat iedere parkeerplek die op straat wordt weg gehaald, wordt gecompenseerd; in: 1.3 de 1-op-1 compensatienorm: het uitgangspunt dat iedere parkeerplek die in de garage wordt gerealiseerd; op straat wordt weg gehaald. Hierbij geldt 01-01- 2018 als referentiedatum En verzoekt het college alle onderliggende stukken als zodanig aan te laten passen. 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 201 A d t Datum _ 21februari 2018 “\mendemen Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 2
Motie
2
discard
RAADSADRES tbv COMMISSIE-/RAADSVERGADERING 24 MAART 2010 Aan de (oud-)leden van de Stadsdeelraad Amsterdam Oud-Zuid Postbus 51160 1007 ED Amsterdam Tevens per e-mail Kopie Dagelijks bestuur: dbsecretariaat @ oudzuid.amsterdam.nl Kopie Commissie Ruimte & Wonen: m.oosterbaan @ oudzuid.amsterdam.nl Kopie Nico Dost, projectleider vrijkomende locaties Brede School: n.dost@® oudzuid.amsterdam.nl Amsterdam, 17 maart 2010 Betreft: Plannen nieuwbouw Amstelveenseweg 122 (voormalig OKC gebouw) Geachte (oud-)leden van de Deelraad en het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid, Verheugd namen wij kennis van de mededeling! van het Dagelijks Bestuur, dat het met de start van de nieuwe, grote stadsdelen van Amsterdam in mei 2010 belangrijk is dat: * er meer ingezet wordt op burgerparticipatie, « het buurtgericht werken wordt versterkt en * er betrokkenheid van burgers is bij beleidskeuzes die invloed hebben op hun directe leefomgeving. In dit kader willen wij, als groep van betrokken buurtbewoners, graag nogmaals onze zorgen kenbaar maken over de plannen voor de nieuwbouw op locatie Amstelveenseweg 122. Wij verzoeken u om deze zorgen mee te geven aan uw opvolger(s) in de nieuwe deelraad van het nieuwe stadsdeel Amsterdam Zuid, opdat zij erop kunnen toezien dat in de toekomst voldoende rekening wordt gehouden met deze zaken. Graag ontvangen wij bericht of u onze zorgen deelt en doorgeeft aan uw opvolger(s). Aan het Dagelijks Bestuur vragen wij met name aandacht voor punt 5 en verzoeken hen om een toezegging dat omwonenden in het vervolgtraject inderdaad beter geïnformeerd en (vooral) betrokken zullen worden, conform het gestelde in de hierboven aangehaalde brief. Onze zorgen betreffen de volgende punten: 1) Openbare ruimte Het pleintje voor het OKC aan de Amstelveenseweg is momenteel een overzichtelijk verzamelpunt, waar bijv. ouders met kinderwagens en buurtbewoners met honden zich opstellen voor oversteek naar het Vondelpark. Met het verdwijnen van het nabijgelegen oversteekpunt ter hoogte van huisnr 134, wordt dit verzamel-/ oversteekpunt alleen maar drukker. Echter, conform de bouwenvelop zal de nieuwbouw maar liefst 70 m° van deze openbare ruimte opslokken! Plus nog eens 50 m° van de stoep en perkjes aan de zijde van de Schinkelhavenstraat. Onze zorg is, dat deze vertrouwde plek hierdoor verandert in een onprettige, onoverzichtelijke, krappe ruimte. (zie tevens punt 2) 2) Veiligheid & fietsers De locatie maakt onderdeel uit van de belangrijke, veelgebruikte fietsroute via het Vondelpark. Met de opening van de Brede School valt hier meer fietsverkeer van kwetsbare groepen, zoals moeders met kinderen te verwachten. Ook de fietsroute van/naar de Schinkeleilanden via de Schinkelkade zal meer fietsverkeer opleveren. Onze zorg is, dat de geplande woontoren een grote belemmering zal zijn voor een veilig overzicht op dit drukke kruispunt en daarbij een nauwe, bakstenen doorgang zal creëren waar nu een mooie groene overloop van/naar het Vondelpark bestaat. Daarnaast zal een groot deel van de recentelijk geplaatste fietsenrekken plek moeten maken voor de nieuwbouw, terwijl de toenemende horeca aan de Amstelveenseweg nu al veel fietsparkeerders aantrekt. De huidige fietsenrekken zijn in de avonduren al niet voldoende om alle parkeerdruk te verwerken. Onze zorg is, dat de druk op de straks resterende ruimte zal zorgen voor onaanvaardbare verrommeling. 1 In de aanbiedingsbrief bij de ‘Gebiedsprogramma’s 2010: Oost, Midden en West’ d.d. 27 oktober 2009. 3) Groen & ecologische route De locatie maakt onderdeel uit van de groene schakelzone Vondelpark — Rembrandtpark. De zone heeft, net als de route langs de Schinkel, de potentie te ontwikkelen tot een boomkruinenroute voor o.a. vleermuizen. Rond de huidige bebouwing staan rozenstruiken, platanen, populieren en bevinden zich binnentuinen, wat het geheel tot een groene oase maakt voor mens en dier. Onze zorg is, dat het groene karakter van deze plek geweld aangedaan zal worden door een té dominant ontwerp van de nieuwbouw. 4) Welstand & bestemmingsplan Het idee om op deze locatie een woontoren van 23 meter hoogte te plaatsen, past niet in het huidige bestemmingsplan dat nog geen jaar geleden in werking is getreden. Dergelijke hoogbouw staat dan ook in geen enkele verhouding tot de omringende bouw. Dit vinden niet alleen vele buurtbewoners, maar ook de Commissie Welstand die de toren een ‘Fremdkörper aan de Amstelveenseweg’ noemt. Onze zorg is dat de nieuwe Stadsdeelraad een bouwontwerp zal goedkeuren dat niet binnen het huidige bestemmingsplan past en daarom uiteindelijk een ‘postzegelbestemmingsplan’ zal vaststellen dat dit unieke stukje Oud-Zuid degradeert tot een plek waar er al te veel van zijn, nl. anoniem steen. 5) Inspraak & overleg Meerdere van bovenstaande zorgen zijn vorig jaar al kenbaar gemaakt via de inspraakprocedure op het ‘concept investeringsbesluit Vrijkomende Locaties Theophile de Bock’. Naar aanleiding daarvan zijn ook enkele wijzigingen doorgevoerd in de bouwenvelop. Eén van de wijzigingen betrof de hoogte van de geplande woontoren, die werd veranderd van 17 meter (4 bouwlagen) in 23 meter (8 bouw- lagen). Dit terwijl meerdere zienswijzen zich al uitspraken tegen een woontoren van eerstgenoemde hoogte en terwijl in de Nota van Beantwoording (28 mei 2009) werd gemeld dat met de bouwhoogten meer aansluiting gezocht zou worden bij de bestaande aangrenzende bebouwing (11 & 15 meter). Tijdens de vergadering van de Commissie Ruimte en Wonen op 9 juni 2009 werden wij dan ook onaangenaam verrast door de gewijzigde bouwenvelop, die wel in bezit was van de commissieleden maar niet was verstrekt aan de insprekers, die enkel de Nota van Beantwoording ontvingen. Inspraak op de nieuwe bouwenvelop was niet mogelijk; wij konden enkel nog de Stadsdeelraad toespreken op 25 juni 2009, toen het investeringsbesluit werd vastgesteld (dus te laat om nog inhoudelijk invloed uit te oefenen op het besluit). Ons inziens is dit geen correcte en wenselijke gang van zaken. Onze zorg is dan ook, dat omwonenden en gebruikers van het gebied rond Amstelveenseweg 122 in de toekomst ook onvoldoende en/of onvolledig geïnformeerd en betrokken zullen worden bij de plannen voor deze locatie. Wij verzoeken het DB dan ook om inspraak van omwonenden op het bouwontwerp te garanderen en in een zo vroeg mogelijk stadium te faciliteren, zodat uiteindelijk een ontwerp wordt vastgesteld dat voldoende draagvlak heeft in de buurt. Ook denken wij graag mee over de invulling van de tijdelijke verhuur van het vrijgekomen pand. Met vriendelijke groet, namens de buurtgroep tegen hoogbouw Vondelpark/Amstelveenseweg (met inmiddels >300 steunbetuigingen) Ja Joyce van Heijningen Amstelveenseweg 118-l 1075 XL Amsterdam tel. 020 — 6161 455 / 06 — 29 567 404
Raadsadres
2
train
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 134 Datum akkoord 10 maart 2015 Publicatiedatum 20 maart 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer E.A. Flentge van 28 januari 2015 inzake het verbouwen van een fietsenhok tot woonruimte in een binnentuin. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. In de binnentuin van een woonblok aan de Geuzenstraat in West wordt een voormalig fietsenhok omgebouwd tot woonruimte." Volgens woonrechtadvocaat Sarolea die omwonenden bijstaat, is sprake van ‘uitponden van tuingebied met barakken’. Volgens de advocaat van de verhuurder Florwel wordt gebruikgemaakt van nieuwe regels over woningdelen. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 28 januari 2015, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. In hoeverre is het college op de hoogte van de verbouwing van de binnentuin nabij de Geuzenstraat? Wat zijn precies de plannen waarvan het college op de hoogte is? Antwoord: Het college is niet op de hoogte van deze zaak. De bevoegdheid te besluiten op handhavingsverzoeken en aanvragen omgevingsvergunningen is gedelegeerd aan het AB van het stadsdeel. Het AB handelt binnen de grenzen van het delegatiebesluit bij het uitvoeren van de bevoegdheid. Het college heeft het AB gevraagd naar de stand van zaken. 2. Kan het college uitleggen hoe het mogelijk is dat een voormalige fietsenstalling annex atelierruimte in gebruik kan worden genomen als woonruimte? Hoe is dit te rijmen met de oorspronkelijke bouw als fietsenschuur? En hoe is dit mogelijk binnen het bestemmingsplan, waar de binnentuin niet de bestemming ‘wonen’ heeft maar ‘tuin’? ° {Te huur: woning zonder uitzicht. Het Parool 18-1-2015 http://www.parool.nl/parool/nl/4055/AMSTERDAM-WEST/article/detail/3832221/2015/01/18/Te- huur-woning-zonder-uitzicht.dhtml http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.03630000E004BP ST D- {p_NL.IMRO.03630000E004BPST D-.pdf 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam Neeing daa Gemeenteblad R Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 Antwoord: In 1933 is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een fietsenstalling op het achtererf van het perceel Geuzenstraat 40hs. Nadien heeft het bouwwerk meerdere functies gehad, laatstelijk bekend: ateliers. Het bouwwerk omvat het hele achtererf. Sinds 1933 is het achtererf zodoende niet meer in gebruik geweest als tuin. In het geldende bestemmingsplan “De Baarsjes 2006” is het bouwwerk niet op de plankaart ingetekend als zijnde bestaande bebouwing (ook al is het bouwwerk sinds 1933 aanwezig) en heeft het achtererf een Tuinen-1- bestemming. Het perceel Geuzenstraat 40hs heeft volgens het bestemmingsplan ‘De Baarsjes 2006’, de bestemming W1, wonen. Op gronden met deze bestemming mag gewoond worden ongeacht of er feitelijk sprake is van een woning of als zodanig al wordt gebruikt. In de huidige situatie is sprake van een onderdoorgang (dat de W1 bestemming heeft) dat overgaat in voormalige fietsenstalling op het achtererf. De onderdoorgang is geen woning en wordt ook niet als zodanig gebruikt maar volgens het bestemmingsplan is een woning toegestaan. De woning zal moeten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Een woning mag worden gebruikt ten behoeve van één huishouden. De onderdoorgang gaat bouwkundig over in de voormalige fietsenstalling. Volgens artikel 2.7 van de voorschriften van het bestemmingsplan ‘De Baarsjes 2006’ mag op gronden met de bestemming Tuinen 1 niet gebouwd worden (behalve indien dat bouwen vergunningsvrij is). Gronden (met daarop aanwezige bebouwing) met de bestemming Tuinen 2 mogen worden gebruikt overeenkomstig het planologisch toegestane gebruik van het hoofdgebouw. Voor gronden met een Tuinen 1 bestemming is een dergelijke bepaling niet in de voorschriften opgenomen. echter is dat volgens jurisprudentie toch toegestaan (zie bijlage 2). Ook voor gronden met een Tuinen 1 bestemming geldt dat die gronden (met daarop aanwezige bebouwing) mogen worden gebruikt overeenkomstig het planologisch toegestane gebruik van het hoofdgebouw. Het planologisch toegestane gebruik van het hoofdgebouw is wonen. De voormalige fietsenstalling mag zodoende worden gebruikt ten behoeve van wonen waarbij de restrictie geldt dat de woning mag worden gebruikt ten behoeve van één huishouden. Volgens de initiatiefnemer zal daar sprake van zijn. Op 13 februari 2014 heeft de gemeenteraad het beleid ‘Ruimte voor woningdelers’ vastgesteld waarin het mogelijk wordt gemaakt dat ook minder traditionele vormen van wonen (zoals een woongroep) in een woning mogen wonen. Indien aan de voorwaarden van dat beleid wordt voldaan dan is een woongroep aan te merken als één huishouden. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat in de zelfstandige woning een woongroep zal worden gevestigd. Het voorgenomen gebruik als wonen is niet in strijd met het bestemmingsplan zodat daarvoor geen omgevingsvergunning, voor de activiteit: “handelen in strijd met het bestemmingsplan”, is vereist. 2 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Neeing daa Gemeenteblad Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015 3. Is het volgens het college toegestaan een dergelijke grote wijziging van het gebruik van de binnentuin door te voeren zonder dat er een vergunning voor nodig is en zonder dat de omwonenden daarin worden gekend? Antwoord: Ja dat is toegestaan (zie hiervoor het antwoord op vraag 2). De verantwoordelijkheid om de buurt te informeren ligt, nu geen vergunning noodzakelijk is, in eerste plaats bij de initiatiefnemer. Die heeft op eigen initiatief een bewonersbrief opgesteld (zie bijlage 1). Wel is het stadsdeel aan het nadenken over hoe in een dergelijke situatie zij hier als bestuurscommissie een rol in kan nemen. 4. Staan de voorschriften uit het bouwbesluit, dan wel andere relevante regelgeving, toe dat woonruimte geen deuren of ramen heeft in de buitenmuren? Kan het college dit toelichten? Antwoord: Het bouwbesluit bevat voorschriften voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Deze voorschriften gaan onder meer over ventilatie, ramen in gevels. Ook vergunningvrije bouwwerken moeten voldoen aan deze voorschriften. 5. Het lijkt er sterk op dat in deze casus het initiatief voor het woningdelen niet van de huurders maar van de verhuurder komt. Hoe verhoudt zich dat tot de regels voor woningdelen? Is hier niet gewoon sprake van kamergewijze verhuur waar dan ook een dergelijke vergunning voor dient te worden aangevraagd en waar sprake zou moeten zijn van de puntentelling zoals die voor onzelfstandige woonruimte geldt? Antwoord: Het initiatief voor het woningdelen komt inderdaad van de verhuurder. De verhuurder heeft van sites kennisgenomen van de nieuwe mogelijkheid om ruimtes te verhuren. Op 13 februari 2014 heeft de gemeenteraad het beleid ‘Ruimte voor woningdelers' vastgesteld waarin het mogelijk wordt gemaakt dat ook minder traditionele vormen van wonen (zoals een woongroep) in een woning mogen wonen. Indien aan de voorwaarden van dat beleid wordt voldaan dan is een woongroep aan te merken als één huishouden. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat in de zelfstandige woning een woongroep zal worden gevestigd. Hier is dus geen sprake van kamergewijze verhuur en is de opmerking m.b.t. een hiervoor benodigde vergunning en de puntentelling voor een niet zelfstandige woonruimte niet relevant. In de genoemde beleidsnotitie wordt op geen enkele wijze een relatie gelegd tussen een woongroep en de puntentelling. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 552 Publicatiedatum 28 juli 2017 Ingekomen op 22 juni 2017 Ingekomen in raadscommissie ZS Behandeld op 20 juli 2017 Uitslag Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Duijndam en Roosma inzake de Voorjaarsnota 2017 (aanpassen buitentrappen en -treden vanuit de Wmo). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446). Constaterende dat: — Een aantal flats en wooncomplexen in Amsterdam een buitentrap of opstap met treden heeft om bij de (hoofd)ingang te komen, bijvoorbeeld in Buitenveldert; — _ Buitentrappen en toegangstreden grote problemen geven voor mensen die mindervalide en slecht ter been zijn, of in een rolstoel zitten; — _ Amsterdammers steeds langer thuis wonen, ook als zij ziek worden en lichamelijke gebreken krijgen. Overwegende dat: — De gemeente voor mindervalide Amsterdammers vanuit de Wmo trapliften aanbrengt bij binnentrappen maar niet bij buitentrappen:; — Mindervalide Amsterdammers belang hebben bij toegankelijkheid van hun woning en dat buitentrappen en —treden daarin een struikelblok vormen; — Trapliften, rolstoelhellingen en andere toegangshulpmiddelen voor buitentrappen en —reden in Amsterdam niet worden vergoed vanuit de Wmo. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Te onderzoeken of de op handen zijnde aanpassing van het binnentrapliftenbeleid in de Wmo kan worden uitgebreid met de aanpak van belemmerende buitentrappen en -treden die leiden naar de (hoofd)ingang van een woning. De leden van de gemeenteraad P.J.M. Duijndam F. Roosma 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam A / / FI N % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en % Raadsaangelegenheden Agenda, donderdag 13 oktober 2016 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden, Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie Tijd 19.30 tot 22.30 uur Locatie De Boekmanzaal Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 __Tkn-lijst 5 Opening inhoudelijke gedeelte 6 _Inspreekhalfuur Publiek 7 Actualiteiten Burgemeester 8 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, AZ/FI N Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden Agenda, donderdag 13 oktober 2016 Financiën 9 Instemmen met de budgettair neutrale begrotingswijziging 2016 Nr. BD2016- 013341 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016). 10 De Begroting 2017 Nr. BD2016-013339 Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2017. Portefeuilles Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden, Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016). e Tweede termijn wordt besproken in de brede commissie FIN, d.d. 2 november 2016 e indienen van moties en amendementen. e Het begrotingsboek 2017 is separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden 11 Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2016 en vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2017 Nr. BD2016-013340 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016). 12 Vaststellen Verordening Rioolheffing Gemeente Amsterdam 2017 Nr. BD2016- 0134/76 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016). 2
Agenda
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 465 Ingekomen op woensdag 22 april 2020 Behandeld op woensdag 22 april 2020 Status Aangenomen via schriftelijke stemming op 28 april 2020 Onderwerp Motie van het lid Groen inzake Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam. (Tussendoel reductie CO2) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 383). Constaterende dat: - De routekaart geen doelen voor de jaren tussen 2020 en 2030 stelt. Overwegende dat: -__CE Delft berekend heeft dat als de gemeente op koers wil liggen voor een reductie van 48% in 2030, de reductie in 2025 9% zal zijn, en de voorgenomen maatregelen leiden tot reductie met een bandbreedte voor 2025 tussen de -18% en +14% ten opzichte van 1990. - De gemeente als doel heeft in 2030 55% te reduceren, dus mogelijk nog iets verder moet zijn in 2025 - De reductie géén lineair proces is. -__Om zicht te houden op of de doelen gehaald worden tussendoelen behulpzaam zijn; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Voor 2025 een tussendoel op te nemen van ten minste 10% reductie; 2. Te laten ramen welke tussendoelen voor de reductie van CO2 in de tussenliggende jaren van 2022 tot 2030 gehaald moeten worden om op koers te blijven voor een reductie van 55% in 2030; 3. Dit bij de eerste rapportage over de uitvoering van de routekaart aan de raad voor te leggen. Het lid van de gemeenteraad R.J. Groen 1
Motie
1
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 5 april 2023 Ingekomen onder nummer 147 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Schmit, Namane , Wijnants, Broersen en Krom inzake “Doelstelling CO2 reductie Amsterdam Economic Board.” Onderwerp Verzoek om de Amsterdamse reductiedoelstelling op te nemen in de doelstellingen van het Am- sterdam Economic Board Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de beantwoording van het raadsadres Géén fossiel in de Amsterdam Economic Board. Constaterende dat: -_ Amsterdam de doelstelling heeft om in 2050 de CO2-uitstoot, ten opzichte van 1990, met 95% terug te dringen en in 2040 aardgasvrij te zijn. En dat in 2030 de CO2-uitstoot met 60% verminderd is. -_De Amsterdam Economic Board als doel heeft om mee te werken aan ‘de groene en ge- zonde toekomst van de Metropool Amsterdam.’ -_Het Amsterdam Economic Board samenwerkt met bedrijven, kennisinstellingen en over- heden. Overwegende dat: -_Het onderschrijven van de doelstellingen van de Amsterdam Economic Board een voor- waarde is voor bedrijven om onderdeel te zijn van de Amsterdam Economic Board. -__De bijdrage van (grote) ondernemingen cruciaal is in het verwezenlijken van de energie- transitie. -_Het belangrijk is voor het behalen van de Amsterdamse reductiedoelstellingen om met (grote) ondernemingen in gesprek te blijven. -_Het mogelijk is om de deelnemers van de Amsterdam Economic Board open en kritisch aan te spreken als zij zich niet houden aan de gestelde doelstellingen. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_ Om de Amsterdam Economic Board te vragen de reductiedoelstellingen, 60% minder in 2030 en 95% minder in 2050, van de gemeente Amsterdam op te nemen in haar eigen doelstelling. -_ De Raad periodiek te informeren over de voortgang hiervan. Indiener(s), EW. Schmit F.A. Namane D.P.B. Wijnants J. Broersen J.M. Krom
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam VV L % Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit) % Agenda, donderdag 8 maart 2012 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit) Tijd 09.00 tot 12.30 uur en zonodig vanaf 19.30 uur Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis Procedureel gedeelte van 09.00 uur tot 09.15 uur 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie VVL d.d. 09 februari 2012 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissie VVL@raadsgriffie amsterdam.nl 5 Termijnagenda, per portefeuille , _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar e De lijst van schriftelijke vragen wordt de maandag voorafgaande aan de vergadering per mail toegestuurd aan de raadsleden en contactpersonen. 6 _Tkn-lijst Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL Luchtkwaliteit) Agenda, donderdag 8 maart 2012 Inhoudelijk gedeelte vanaf 09.15 uur 7 Opening inhoudelijke gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten en Mededelingen 10 Rondvraag Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 11 Beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de reconstructie van het Damrak, op basis van het ontwerp van de Rode Loper tussen Prins Hendrikkade en het Weteringcircuit. Nr. BD2012-001196 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 14 maart 2012). e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd. 12 Onderzoek verkeerscirculatie binnenstad Nr. BD2012-001857 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Ruimtelijke Ordening 13 Voorlopig ontwerp Stationseiland en Prins Hendrikkade Nr. BD2012-001550 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 14 maart 2012). e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL Luchtkwaliteit) Agenda, donderdag 8 maart 2012 Verkeer, Vervoer en Infrastructuur 14 Initiatiefvoorstel van het raadslid de heer Molenaar van 11 november 2011, getiteld: ‘Ruimte Durven Delen — Moderne Mobiliteit in een Monumentale Metropool’ Nr. BD2012-001485 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _ Uitgesteld in uw raadscommissie VVL d.d. 9 februari 2012 e _ Stukken reeds in uw bezit e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd. e Voorstel gevoegd behandelen met agendapunt 15 15 Voortgang MobiliteitsAanpak en bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Ruimte Durven Delen Nr. BD2012-001486 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e _ Uitgesteld in uw raadscommissie VVL d.d. 9 februari 2012 e _ Stukken reeds in uw bezit e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd. e Voorstel gevoegd behandelen met agendapunt 14 16 Afhandeling Raadsadres inzake Renovatie metrostations Oostlijn Nr. BD2012- 001489 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Moorman (PvdA) uit commissie KSZ e _Deleden van de Raadscommissie voor Kunsten Cultuur, Zorg en Welzijn, Sport en Recreatie, Monumenten en Lokale Media zijn hierbij uitgenodigd 17 Bespreking concept amendement Subsidieverordening schone rondvaart Nr. BD2012-001644 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen e Wordt nagezonden 3
Agenda
3
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 25 mei 2021 Ingekomen onder nummer 369 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Khan en Van Soest inzake de Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid (stilzetten om overlast te voorkomen vastleggen) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over het vaststellen van de Regionale Energiestrategie Noord-Holland Zuid, Overwegende dat: — Om de gezondheid van omwonenden te voorkomen en overlast te beperken, vit onderzoek naar de geluidseffecten en de Health Impact Assessment naar voren kan komen dat het noodzakelijk is om onder bepaalde omstandigheden de windturbines stil te zetten; — _ Het noodzakelijk is dat dergelijke afspraken goed worden geborgd in vastgelegd in de vergunningen, zodat er na de bouw geen juridische ruimte is om het stilzetten alsnog te vermijden of aan te vechten; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — Er zorg voorte dragen dat afspraken over het stilzetten van windturbines op gezette tijden om geluidshinder en schade te voorkomen, zo worden geformuleerd en verwerkt in het vergunningstraject dat zij juridisch bindend zijn en er na de bouw geen ruimte is om deze alsnog ter discussie te stellen of aan te vechten, zodat omwonenden er zeker van kunnen zijn dat ze worden nageleefd. — _Erdaarbij voor te zorgen dat criteria helder en scherp worden gedefinieerd door middel van in de praktijk te meten geluidsbelasting. Indieners D.T. Boomsma S. Khan Gemeente Amsterdam Status _ Pagina 2 van 2 W. van Soest
Motie
2
discard
> < gemeente Raadsinformatiebrief | msterdam Afdoening motie Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 11 oktober 2022 Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig Behandeld door Ruimte & Duurzaamheid ([email protected]) Onderwerp Afdoening moties 119_22 en 120_22 bij bespreking Uitvoeringsagenda Omgevingsvisie Geachte leden van de gemeenteraad, In de vergadering van de gemeenteraad van 16 februari 2022 heeft uw raad bij de behandeling van agendapunt 68A (Kennisnemen van de Uitvoeringsagenda Omgevingsvisie Amsterdam 2050 Nr. VN2022-004483) twee moties aangenomen die betrekking hebben op de Omgevingsvisie. 119_22 Motie Van Renssen, Boutkan en Kili, waarin het college gevraagd wordt om bij de uitvoering van de beleidsagenda en alle verschillende beleidsonderdelen, rekening te houden met alle samenhangende aspecten van de fysieke leefomgeving; en om het integraal werken door de gehele organisatie, vanuit elk thema of beleidsonderdeel, te bevorderen en te onderzoeken hoe dit kan worden vormgegeven Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie: Het college onderschrijft het belang van een integrale belangenafweging bij de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het college bevordert integraal werken in de gemeentelijke organisatie (en onderzoekt hoe dit kan worden vormgegeven) op verschillende schaalniveaus. Regionaal schaalniveau Op regionaal schaalniveau werken we samen met regionale partners en het rijk aan een MRA Verstedelijkingsstrategie. Daarin worden keuzes over woningbouw in samenhang bezien met opgaven op het gebied van mobiliteit, economie, energie, klimaat en leefbaarheid. Het college onderzoekt samen met de regionale partners en het Rijk de mogelijkheden van gebiedsgerichte arrangementen in de verschillende NOVEX gebieden, die voor Amsterdam van belang zijn. -__ Verstedelijkingsgebied Metropoolregio Amsterdam -_Amsterdam Noordzeekanaalgebied -__Regio Schiphol -__Het Groene Hart Stedelijke schaalniveau Op stedelijk schaalniveau wordt de Omgevingsvisie gebruikt als het integrale kader voor nieuw stedelijk beleid, dat door verschillende beleidsdirecties ontwikkeld wordt. Zo zal in nieuwe beleidsdocumenten, zoals de mobiliteitsvisie en de woonvisie, worden aangegeven hoe wordt Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022 Pagina 2 van 3 bijgedragen aan de integrale doelen van de Omgevingsvisie. Er wordt een ‘Beleidstafel’ ingericht met vertegenwoordiging vit verschillende beleidsdirecties. Op deze beleidstafel zullen beleidsvoorstellen in een vroege fases van de beleidsvorming besproken worden en gecheckt worden op raakvlakken met ander sectoraal beleid. Daarnaast ondersteunt de tweejaarlijkse cyclus van monitoring en herijking van de omgevingsvisie een integrale afweging op stedelijk strategisch niveau. Zie onderstaand. Zoals aangegeven in het coalitieakkoord zal er een Ontwikkelstrategie gemaakt worden waarin integrale afwegingen zullen worden gemaakt over de fasering en prioritering van gebiedsontwikkelingen en daaraan gekoppelde investeringen (o.a. infrastructuur). Gebieds- en stadsdeelniveau Op het schaalniveau van de stadsdelen werken we met integrale opgavenkaarten. In het kader van het programma ‘Ruimte voor de stad’ zal dit instrument verder ontwikkeld worden en onderdeel worden van een systematiek die de ruimteclaims per windrichting inzichtelijk maakt en daarmee besluitvorming op programma- of projectniveau ondersteunt vanuit een integraal perspectief. Dit zal in samenhang gebeuren met de masterplannen voor Zuidoost en Nieuw-West en de aanpak Noord. Projectniveau Op het schaalniveau van de gebiedsontwikkelingsprojecten passen we de systematiek van het Plaberum toe. Die geeft helderheid in de integrale afweging in de verschillende fases van de gebiedsontwikkeling. De voorstellen voor Integraal werken op stedelijk en gebiedsniveau vragen een intensivering van middelen. Daar is in het coalitieakkoord rekening mee gehouden middels een “Intensivering Gebiedsontwikkeling”. Deze intensivering zal gebruikt worden voor de doorontwikkeling van het programma Ruime voor de Stad en de daaraan gekoppelde Ontwikkelstrategie. 120_22 Motie Van Renssen, Boutkan en Kilig, waarin het college gevraagd wordt om de Omgevingsvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda elke twee jaar op hoofdlijnen te monitoren, actualisatie is daarbij het uitgangspunt. Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie: Het college zal jaarlijks de doorwerking van en ontwikkelingen rond de vijf strategische keuzes uit de omgevingsvisie monitoren. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van bestaande monitors en voortgangsrapportages zoals de klimaatmonitor, de leefbaarometer en de staat van de stad. Aanvullend worden ook specifieke indicatoren voor vijf strategische keuzes in beeld gebracht. De eerste versie van de omgevingsvisie monitor wordt in het eerste kwartaal van 2023 verwacht. Het college zal elke twee jaar op basis van de monitor omgevingsvisie bekijken op welke punten de omgevingsvisie geactualiseerd moet worden, en komt dan met een voorstel daarvoor naar de raad. De eerste actualisatie van de Omgevingsvisie wordt eind 2023 voorgelegd aan de gemeenteraad. Verwacht wordt dat er in deze eerste actualisatie geen grote aanpassingen nodig of wenselijk zijn. In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de vijf strategische keuzes en de ruimtelijk-programmatische hoofdstructuur zeker tien jaar houvast moeten kunnen bieden. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022 Pagina 3 van 3 De kosten voor de jaarlijkse monitor en de tweejaarlijkse actualisatie zullen worden gedekt met middelen uit het gemeentefonds voor invoeringskosten omgevingswet. Het college beschouwt beide moties hiermee als afgehandeld. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Reinier van Dantzig Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
> Gemeente Amsterdam D Motie Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023 Ingekomen onder nummer 442 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Von Gerhardt inzake doorstroming ouderen met een koopwoning Onderwerp Uitbreiding van de verhuisregelingen om ook ouderen met een koopwoning te ondersteunen bij het vinden van een passende woning. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over vaststellen Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting (VN2023-015450). Overwegende dat, -_ Amsterdam vergrijst waardoor er in de stad steeds meer 6splussers komen; -_ Veel van deze ouderen in grote woningen wonen zowel huur als koop; -__ De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting wel verhuisregelingen kent die ouderen helpt te verhuizen naar een passende woning, waardoor de doorstroom in de huursector wordt bevorderd. - De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting geen regelingen kent die ouderen met een koophuis verleidt om passend te gaan wonen; -_ Ouderen die een grote koopwoning achterlaten zorgen voor de grootste keten aan ver- huisbewegingen en daarmee de doorstroom het meest opgang helpen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders De persoonlijke en praktische ondersteuning voor het vinden van een passende woning voor oude- ren in de huursector uit te breiden naar ouderen met een koopwoning. Indiener(s), M.S. von Gerhardt
Motie
1
discard
en N% Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, WI O wers articipatie % Amsterdam Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen, Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering Voordracht voor de Commissie WIO van o8 december 2021 Ter kennisneming Portefeuille Sociale Zaken Agendapunt 7 Datum besluit 16 december 2021 16 december 2021 Onderwerp Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ter afhandeling van motie 150 Stichting Inlichtingenbureau, motie 151 Humanere Participatiewet en motie 2122 Alternatieve werkgelegenheid fietstaxichauffeurs De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van: 1. De afhandeling van motie 150 van de raadsleden Khan, Schreuders, Ceder en Veldhuyzen inzake het uiten van bedenkingen over de private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau met als belangrijkste punt dat de wijze waarop beslissingen van de overheid tot stand komen voor burgers transparant en controleerbaar horen te zijn. Datzelfde geldt ook voor de wijze waarop Stichting Inlichtingenbureau omgaat met informatie; 2. De afhandeling van motie 151 van de raadsleden Khan, IJmker, Ceder, Veldhuyzen, Schreuders, Mbarki, De Jager en Bloemberg-Issa inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor een humaner bijstandsbeleid en het vergroten van de beleidsvrijheid van gemeenten in het vitvoeren van de Participatiewet. Participatiewet heeft een onwenselijke hardheid in zich en gaat vit van een achterhaald mensbeeld. Het college blijft zich inzetten voor een betere Participatiewet gebaseerd op vertrouwen. 3. De afhandeling van motie 2122 van het lid Boukan inzake het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief personenvervoer (Alternatieve werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs). Alle ondernemers alternatief personenvervoer kunnen terecht bij de afdeling Ondersteuning ondernemers (van WPI) en zijn daarover geïnformeerd. Wettelijke grondslag Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80: indienen en afhandeling van een motie. Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond In de vergadering van de gemeenteraad van 10 maart 2021 heeft de gemeenteraad bij de behandeling van Een humaner bijstandsbeleid twee moties aangenomen. In motie 150 van raadsleden Khan, Schreuders, Ceder en Veldhuyzen werd het college gevraagd om hun bezwaren te uiten in de richting van het Rijk over de private rechtsvorm van de Stichting Inlichtingenbureau en te pleiten voor een rechtsvorm waarbij het Inlichtingenbureau wel te controleren is door de burger. In motie 151 van raadsleden Khan, IJmker, Ceder, Veldhuyzen, Schreuders, Mbarki, De Jager en Bloemberg-lssa werd het college gevraag om bij de Rijksoverheid te pleiten voor het verhogen van het bestaansminimum; het geven van bevoegdheid aan gemeenten om een bestuurlijke boete op te leggen in plaats van de huidige verplichting om dat te doen; meer beleidsvrijheid voor Gegenereerd: vl.12 1 VN2021-032315 % Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, Werk, Participatie __$€ Amsterdam „ . En WI en Inkomen % Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen, Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering Voordracht voor de Commissie WIO van 08 december 2021 Ter kennisneming gemeenten om te bepalen wat het best werkt om iemand aan het werk te helpen, waaronder de mogelijkheid om de vrijlatingsgrens voor giften verder te verhogen; en het geven van bevoegdheid aan gemeenten om aan bepaalde groepen categorale bijzondere bijstand te verstrekken zodat ze inwoners veel laagdrempeliger en met minder bureaucratie kunnen ondersteunen. In de vergadering van de gemeenteraad van 19 december 2019 heeft de gemeenteraad bij de behandeling van de Wijzigingsverordening Beëindiging Vergunningsstelsel Alternatief Personenvervoer motie 2122 van raadslid Boutkan van de PvdA aangenomen met het verzoek om fietstaxichauffeurs te betrekken bij de behoeften aan alternatief werk en maatwerk te leveren; contacten te leggen met organisaties die werkzaam zijn in stadsdistributie en/of diensten aanbieden per fiets en hierbij vanuit de afdeling Werk, Participatie & Inkomen (WPI) en het Werkgeversservicepunt (WSP) een intermediërende rol te spelen; en dit te realiseren door een helder aanspreekpunt te hebben voor fietstaxichauffeurs bij WPI en het instrument van job-hunting in te zetten. Reden bespreking nvt Uitkomsten extern advies nvt Geheimhouding nvt Uitgenodigde andere raadscommissies nvt Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Het college beschouwt motie 150 van de leden Khan c.s. inzake het viten van bedenkingen over de private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau, motie 151 van de leden Khan c.s. inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor een humaner bijstandsbeleid en het vergroten van de beleidsvrijheid van gemeenten in het vitvoeren van de Participatiewet en motie 2122 van het lid Boukan inzake het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief personenvervoer (Alternatieve werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs) als afgehandeld. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.12 2 VN2021-032315 % Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, Werk, Participatie 9 Amsterdam - Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen, en Inkomen % Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering Voordracht voor de Commissie WIO van o8 december 2021 Ter kennisneming B - 04 Sociale Zaken (13) Afdoening motie 150 Stichting Inlichtingenbureau AD2021-123672 m.pdf (pdf) AD2021-123648 Commissie WIO Voordracht (pdf) Motie 150 van de leden Khan c.s. inzake het uiten van bedenkingen over de AD2021-123673 ‚ private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau.pdf (pdf) Motie 151 van de leden Khan c.s. inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor AD2021-123674 een humaner bijstandsbeleid en het vergroten van de beleidsvrijheid van gemeenten in het uitvoeren van de Participatiewet.pdf (pdf) Motie 2122 van het lid Boukan inzake het wijzigen van de Algemene AD2021-123675 Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief personenvervoer Alternatieve werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs. pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Ahmet Yaman, ahmet.yaman@&amsterdam.nl, 06 — 1291 7984 Gegenereerd: vl.12 3
Voordracht
3
train
emme Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland Hoofdrapport Auteur(s): M. Grippeling Datum: 26-4-2021 Versienummer: ” > Regionaal Risicoprofiel Revisiehistorie Versie | Datum | Omschrijving 15-2-2021 Initiële concept versie 25-2-2021 Concept versie (feedback projectteam verwerkt) 30-3-2021 Concept versie (input MTVrAA verwerkt) 26-4-2021 Concept versie (vaststelling concept versie door bestuur VrAA) 2 > Regionaal Risicoprofiel Inhoudsopgave Revisiehistorie … ss vensensonneevenevervensenneeveervenvensennenvenvenrennvenenvvervenvenseenvevenveervensennenveeevenvensenver À Inhoudsopgave … vs ssvenvensenneevenvvervensenneeverrvenvensennenvervenvennennenvvervenvenseenveveevvervensennenverevenvensenven I 1. Inleiding ………...vevssnsenvenverevenenvennvenververvenvensennenverrensennvenvervenvenvensenneevvernesoorsenvenvervvenvenvenvenee Ó 2. Managementsamenvatting … sss eesososnvervsonervennaneerennsnverensanverenenerveerssnverenssnverensnneerenene D 3. Wat is het risicoprofiel … severe vere vererenerevererererevenenenenenenenenvenverevenenenenenvvenenvnveevenvevervnn 4, Risicobeeld … … vovo ove nven enen rvervenvensennenverrvenveneenvervenvenvensennvevvervenvenvenvenverrvenvervenver 10 5. Risico-inventarisatie… sss vesososncerrssonvereenaneervnnsnerennanverennenverensanverenssnverenvnnverenveneerenn 15 6. Risicoanalyse … uns vevvervenv enne evenverrvenvenvennenvervverenreneenverrvenvenvennenverveevenrseneenvevvervenvenvens 23 3 > Regionaal Risicoprofiel 1. Inleiding Een samenleving zonder veiligheidsrisico’s is niet denkbaar en omdat onze samenleving verandert, veranderen ook de risico’s mee. Van de overheid mag verwacht worden dat zij zicht heeft op risico’s, onaanvaardbare risico’s probeert te verminderen, zich voorbereidt op de overgebleven risico’s en optreedt als een incident zich voordoet. Waarom een regionaal risicoprofiel? Om aan deze verwachting te kunnen voldoen, is het noodzakelijk dat gemeenten inzicht hebben in het risicoprofiel van hun gemeente en de Veiligheidsregio als geheel. Op basis van het risicoprofiel kunnen gemeenten en de regio als geheel hun veiligheidsbeleid hierop afstemmen. Ook kunnen besluiten genomen worden over de inzet van (schaarse) middelen, kan de overheid bepalen welke risico’s geaccepteerd kunnen worden en van welke risico’s kans en/of impact verkleind moeten worden. Het risicoprofiel vormt daarnaast de basis voor het regionaal beleidsplan van de Veiligheidsregio. In het beleidsplan wordt het beleid vastgelegd ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio. Daarnaast geeft het regionaal risicoprofiel input aan omgevingsvisies en —plannen. Om deze redenen stelt Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VrAA) een regionaal risicoprofiel op. Het regionaal risicoprofiel vindt zijn oorsprong in de Wet veiligheidsregio’s. De Wet veiligheidsregio’s, artikel 15, lid 2, verplicht de veiligheidsregio’s tot het opstellen van een regionaal risicoprofiel. Wat levert het op? Het risicoprofiel levert een inventarisatie en analyse van de fysieke veiligheidsrisico’s binnen de Veiligheidsregio op en het stelt overheid en burgers in staat zich voor te bereiden op het voorkomen, beheersen en bestrijden van risico’s. Leeswijzer: Onderstaand figuur geeft de opbouw van het risicoprofiel weer. In het verdiepende rapport dat als bijlage is bijgevoegd zijn de procedure en inhoudelijke stappen in detail beschreven. MANAGEMENTSAMENVATTING | HFST 2 WAT IS HET RISICOPROFIEL | HFST 3 RISICOBEELD | HFST 4 RISICO-INVENTARISATIE | HFST 5 SATO AN PAND AT ELSKE 4 2. Managementsamenvatting In het regionale risicoprofiel staan de vragen “wat kan ons overkomen en hoe erg is dat” centraal. Voor Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland zijn vierentwintig incidenttype geselecteerd. Voor elk incidenttype heeft een breed georiënteerde expertgroep een impact- en waarschijnlijkheidsscore berekend, deze zijn geplot op het onderstaande risicodiagram. Op basis van deze berekening en de beschouwing van het risicodiagram in zijn geheel zijn vijf prioritaire risico's benoemd voor Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Onderstaande prioritaire risico’s worden in het nieuwe beleidsplan van de Veiligheidsregio opgenomen. De prioritaire risico’s zijn: e (Effecten van) grote en complexe branden e (Effecten van) uitval van vitale voorzieningen (gas, elektra, gedigitaliseerde processen, informatiediensten); e (Effecten van) water en extreem weer (overstromingen/ droogte/ neerslag/ storm) e Een pandemie e Terrorisme . Te De regio en de risico’s * dn ZZZ, - n en en, rr) AQ EE ds 3 D / 5 PN Bn pr A v \ le % 8 ln En 5 af. ze Eea @ “nf 5 En ®® Sn is IN Dstmdlesd ek il B mn 5 EE De Ee | A ej Mor \ 5 1: 3 rs À Û An KE TD, i Fn ren p Ì HE CET Dt SIN \ / eere e U e wid 1 5 SR _ ple ne / VNG Ve. M Ee gr E PM eas | B 5 ss Ene Si d k tele mel U sot TA o P DN Rn Rr IS el EP Ge SN Ol B ms En A ' ESM Mr 3 A7 # | | ‘ - © eenden a fue Ee: en Be LE met besmettelijke ziekte Ô xn 5 ek Sc is regio overstijgend rg Dn T Ea B, GN , EN ij ze Bes rt: N Se À ee ln En A1 \ Í h B gn fl Le i ft} verzakking / instorting ck. Ee, HS fj. net dd 3 e Hd he € Incident bij vliegveld Kl À en En LN N: De : OP verzerstche aanslag DD zere stom re > > SE incident explosieve stoffen ondergronds incident S - Mat 2 A e enen per Sont hen @ A5 5 fl over het water, stationaire 4 V Pd intichtiaa) @ incident elektriciteitsvoorziening | ie € RP 5 ed Re brand bij (hoogbouw, incident giftige stoffe itval ien hs he @ kwetsbare groepen, bulkopslag, @ Bie haden, © da ondergrondse loocatie) vervoer op de weg) Dee] droagte L incident incident wateroverlast dent inf: @ rien dert © (didecrbraak, esiae @ incident informatievaorziening festiviteiten) neerslag) > Regionaal Risicoprofiel Het risicodiagram Het risicodiagram met de ETE risico's geplot op impact en / terroristische aanslag waarschijnlijkheid. vd Li ziektegolf besmettelijke ziekte 4 jd vollopen van een polder/ dijkdoorbraak Pd Kk zeer ernstig \ rÀ \ EJ Kiala B a La ae ETE ne en ondergronds station verstoring (informatie)systeem incident bij op of om een vliegveld In 4 / incident giftige stoffen, A jk grote brand object met stationaire inrichting kt: PA kwetsbare doelgroep ernstig Nt N , b.d Ks A A Ö == B * ze fh - instorting/ verzakking LI incident brandbare/ expla- “PA Ee sieve stoffen, vervoer spoor / /ÂÀ Fo Ï aren eld s 4 à Ees 9 T Llano Daele Eep LAVA AEL rj ‚k A nd ® ve: aanzienlijk incident treinverkeer pi vd Ì LL hi Wi grote brand in ondergrondse incident met grote passagiersvaart n Ì hr bebouwing 8 EA am \ uitval elektriciteitsvoorziening incident giftige stoffen, vervoer weg 4 / iN N IN zware storm grote brand in bijzonder hoge gebouwen / beperkt hu) h incident tijdens grote festiviteit incident brandbare/ explosieve stoffen, stationaire inrichting broei (of brand) in bulk-opslag uitval gasvoorziening < beperkt nn ZE EE z z z 55 SE NE E 5 5 Be sE E EE eo £ £ a 8 ä E a 5 5 5 5 5 5 lu 0 © @ ku} z 2 2 = z E Es Es o © © WAARSCHIJNLIJKHEID 3. Wat is het risicoprofiel Het risicoprofiel vormt de basis voor het regionaal beleidsplan van de Veiligheidsregio. In het beleidsplan wordt het beleid vastgelegd ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio. Daarnaast geeft het regionaal risicoprofiel input aan omgevingsvisies en —plannen, door risico’s te benoemen en daarmee risico’s in de toekomst te verkleinen. Vanuit de taken die benoemd zijn in het beleidsplan kan de Veiligheidsregio vervolgens haar adviestaak richting gemeenten over voorkomen en bestrijden van branden, rampen en crises oppakken. Door in een vroeg stadium risico’s inzichtelijk te maken kunnen risico’s mogelijk verkleind worden. Mocht het daarna toch mis gaan is het regionale risicoprofiel een eerste inventarisatie voor de incidenttypen en crises om op voorbereid te zijn. De taken, rollen en verantwoordelijkheden ten tijde van incidenten en crises staan in het Regionaal Crisisplan van de VrAA. Wat omvat het niet? De dagelijkse veiligheidsrisico’s worden niet meegenomen in het risicoprofiel. Het risicoprofiel gaat niet over de dagelijkse zorg van de operationele hulpverleningsdiensten in het kader van risico- en crisisbeheersing. De bestuurlijke afweging over crisisbeheersing en rampenbestrijding is van andere aard dan de afweging over dagelijkse zorg voor risicobeheersing en repressie. Verder is het analyseren van brandveiligheidsrisico’s een ander vak dan het maken van een risicoanalyse van rampen en crises. Brandweer Amsterdam-Amstelland (BAA) stelt daarom een separaat brandrisicoprofiel op. Hoe komt het tot stand? Het risicoprofiel is opgesteld conform de landelijke Handreiking Regionaal Risicoprofiel!. De Handreiking biedt een werkwijze waardoor de impact en waarschijnlijkheid van de belangrijkste risico’s die de regio kunnen treffen inzichtelijk gemaakt worden. De impact en waarschijnlijkheid wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van expert judgement op basis van incidentscenario’s die vervolgens met elkaar vergeleken worden. Het inventariseren en selecteren van de belangrijkste risico’s voor de regio is opgenomen in de risico- inventarisatie. Het scoren van de risico’s op basis van uitgewerkte incidentscenario’s gebeurt in de risicoanalyse. De risicoanalyse leidt tot conclusies over het risicoprofiel. Gezamenlijk vormen deze stappen het regionaal risicoprofiel. In de handreiking is een landelijke uniforme categorisering van crisistypen en incidenttypen gemaakt. De risico’s die een regio kunnen treffen worden gecategoriseerd in maatschappelijke thema’s, die zich vertalen tot crisistypen en die weer tot incidenttypen. De maatschappelijke thema’s bundelen de incidenttypen naar herkomst en oorzaken van risico’s. Een crisistype is een categorie van mogelijke branden, rampen en crises, die qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. Een incidenttype is een specificatie van een crisistype. 1 https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20091105-Politie-NVBR-GHORNL-Coordinerend-Gemeentesecretarissen- Handreiking-Regionaal-Risicoprofiel.pdf > Regionaal Risicoprofiel Figuur 1 Voorbeeld 7 maatschappelijke thema’s Een van de maatschappelijke thema’s: ‘Vitale infrastructuur”. De crisistypen binnen maatschappelijk thema ‘Vitale infrastructuur’: e Verstoring energievoorziening 26 crisistypen e Verstoring drinkwatervoorziening e Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering e Verstoring telecommunicatie en ICT e Verstoring afvalverwerking e Verstoring voedselvoorziening Het crisistype ‘Verstoring telecommunicatie en ICT’ bestaat uit het volgende 79 incidenttypen incidenttype: . e (opzettelijke) verstoring, uitval of misbruik van een gedigitaliseerd proces, (informatie)systeem of informatiedienst Risicobeeld en risico-inventarisatie Het risicobeeld van de regio wordt gevormd aan de hand van de fysieke kenmerken en een overzicht van risicovolle situaties die mogelijk voorkomen binnen de regio. Op basis van het risicobeeld wordt de risico- inventarisatie uitgevoerd. Tijdens deze inventarisatie is informatie over 79 incidenttypen verzameld. Deze incidenttypen komen uit de landelijke Handreiking Regionaal Risicoprofiel (2009) en de actualisatie van 2017. De incidenten zijn afgeleid uit de maatschappelijke thema’s en deze verdienen wat meer uitleg en focus na in 2009 te zijn opgesteld. Zo is het thema technologische omgeving voornamelijk gericht op de industriële omgeving, waar veel technologie wordt gebruikt. Technologie is namelijk het geheel aan technieken, vaardigheden, methoden en processen die gebruikt worden voor de productie van goederen en diensten. De informatie en communicatietechnologie komt terug onder het thema Vitale infrastructuur en voorzieningen. Dit thema richt zich onder andere op cyberincidenten en digitale ontwrichting. De andere maatschappelijke thema’s spreken voor zich. De inventarisatie heeft geleid tot een selectie van 24 incidenttypen die binnen of aan de rand van VrAA kunnen voor komen. Een dergelijke selectie is noodzakelijk, omdat niet ieder incidenttype uit de landelijke handreiking voor iedere Veiligheidsregio van toepassing is of zich in gelijke mate binnen een Veiligheidsregio kan voor doen. Bij het tot stand komen van de selectie zijn de volgende criteria gehanteerd: e Mate van relevantie van het betreffende incidenttype binnen VrAA. Voorbeeld: Gezien het beperkte aantal hectare hoogveen- en duingebied binnen de regio is het onwaarschijnlijk dat het incidenttype ‘Heide, (hoog)veen- en duinbranden’ zich voordoet in VrAA. Daarnaast is ook het aantal incidenten in binnen- en buitenland en het Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland 2017 meegenomen. e Maatregelen zijn reeds getroffen om impact en/of waarschijnlijkheid van het incidenttype te beperken. Voorbeeld: Het incidenttype ‘Brand in dichte binnensteden’ is wel relevant binnen VrAA, maar valt buiten de selectie. Brandweer Amsterdam-Amstelland is namelijk goed voorbereid op dergelijke branden. De impact van dergelijke branden blijft daardoor beperkt. e Experts judgement. Met experts is overlegd welke incidenttypen relevant zijn voor VrAA. 8 > Regionaal Risicoprofiel Risicoanalyse Vervolgens zijn de 24 geselecteerde incidenttypen uitgewerkt in scenario’s. Deze scenario’s beschrijven een mogelijk verloop van een incident, vanaf de basisoorzaken tot en met de einduitkomst. Deze manier biedt een mogelijkheid om de beschrijving te delen en een (gezamenlijk) gevoel te krijgen bij de geselecteerde incidenttypen. De scenario’s zijn een hulpmiddel bij het analyseren van de incidenttypen. Bij het opstellen van de scenario’s is gekozen om géén worst -case-scenario’s te beschrijven. Worst-case- scenario’s kenmerken zich door veel doden, gewonden en grote schade. De kans dat deze zich daadwerkelijk voordoen is over het algemeen zo klein, dat de vraag gesteld kan worden in hoeverre de regio zich moet voorbereiden op deze worst-case-scenario’s. Zeker gezien de kosten die voorbereidingen op worst-case- scenario’s met zich meebrengen. Daarom is gekozen om realistische scenario’s uit te werken, die een significante impact hebben. Voor de scenario’s geldt dat adequate regionale operationele inzet in principe mogelijk is. De scenario’s worden omschreven als meest geloofwaardig. Verder zijn de scenario’s gebaseerd op daadwerkelijke incidenten, (bijna-Jincidenten in binnen- en buitenland en eerder opgestelde scripts tijdens crisisoefeningen/trainingen. De scenario’s zijn getoetst bij diverse partijen, waaronder medewerkers van brandweer, politie, GHOR, Waternet, Port of Amsterdam, ambtenaren openbare orde en veiligheid van de gemeenten in de regio en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De scenario’s zijn tijdens diverse expertsessies beoordeeld op impact en waarschijnlijkheid. Conform de landelijke methodiek is het mogelijk om, door middel van het beoordelen van het specifieke scenario, generaliserende uitspraken te doen ten aanzien van de impact en waarschijnlijkheid van het generieke risico. Expertsessies Tijdens meerdere expertsessies eind 2020, begin 2021 zijn de scenario’s beoordeeld op impact en waarschijnlijkheid van voorkomen. In deze sessies zijn de volgende vragen aan de experts gesteld: Hoe groot is de kans dat een soortgelijk scenario, met soortgelijke effecten zich voordoet binnen VrAA? En wat is de impact van een dergelijk scenario? Het scoren is gebeurd via twee nieuwe platforms die ontwikkeld zijn door VrAA zelf. De twee platforms dienden voor de twee verschillende momenten waarin de expertsessies waren opgesplitst. Vooraf werden de scenario’s per domein gescoord, op impact en waarschijnlijkheid, en achteraf werd in een mondelinge terugkoppeling de scores per domein besproken. De experts waren verdeeld over vijf domeinen, naar de maatschappelijke thema’s uit de landelijke handreiking: Gezondheid & Sociaal maatschappelijk, Natuurlijke omgeving & Vitale infrastructuur, Gebouwde omgeving, Technologische omgeving en Verkeer en Vervoer. In deze terugkoppelingen zijn de scenario’s definitief gescoord. Tijdens deze sessies waren vele directe en indirecte partners van de Veiligheidsregio aanwezig, zoals vertegenwoordigers van Waternet, Alliander, Port of Amsterdam, telecombedrijven, Omgevingsdienst, vervoersbedrijven en Defensie. De volledige lijst met aanwezigen is opgenomen in het verdiepende rapport. Tijdens de expertsessie is de landelijk ontwikkelde methodiek voor het meten van impact en waarschijnlijkheid toegepast. Om verschillende incidenten met elkaar vergelijkbaar te maken, is in het kader van de landelijke Strategie Nationale Veiligheid een methode voor nationale risicobeoordeling (NRB) ontwikkeld. Met behulp van deze methode is het mogelijk verschillende incidenttypen op een vergelijkbare wijze te analyseren, te rangschikken en prioriteiten aan te brengen. De Handreiking Regionaal Risicoprofiel heeft deze methodiek overgenomen. Prioriteitstelling en conclusie Resultaat van de expertsessies is een waarde op impact en een waarde op waarschijnlijkheid voor elk scenario. Voor alle scenario’s worden deze waarden geplot in een risicodiagram. In hoofdstuk 7 - Risicoanalyse (hoe erg is dat wat ons kan overkomen?) is dit risicodiagram opgenomen. Hierdoor kunnen de verschillende risico’s met elkaar vergeleken worden. Deze vergelijking, ondersteund door de opmerkingen en inzichten van de experts, heeft geleid tot de conclusies van het regionaal risicoprofiel. 9 > Regionaal Risicoprofiel 4. Risicobeeld In het risicobeeld wordt een beschrijving van de Veiligheidsregio gegeven en een inventarisatie gemaakt van de risico’s binnen de regio. Naast een typering van de regio wordt aandacht besteedt aan belangrijke incidenten in de periode sinds het vorige risicoprofiel uit 2017 en worden toekomstige ontwikkelingen geschetst. De daaropvolgende risico-inventarisatie is bedoeld om inzicht te krijgen in de aanwezige (fysieke) veiligheidsrisico’s in de regio: wat kan ons overkomen? De resultaten van de inventarisatie zijn verwerkt in het risicobeeld van de regio en bieden een overzicht van risicovolle situaties die kunnen leiden tot een brand, ramp of crisis. 5.1 Kengetallen en typering Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland wordt gekenmerkt door de bevolkingsdichtheid, de status van hoofdstad met vele toeristen, grootschalige en internationaalbefaamde culturele voorzieningen en de aanwezige infrastructuur (spoor, weg en data) en bedrijvigheid (BRZO?®, afvalverwerking, financiële hart van Nederland en knooppunt van de bloemenhandel). Daarnaast zijn er grote lokale verschillen tussen de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Amsterdam heeft een grote aantrekkingskracht, het centrum van Amsterdam trekt jaarlijks miljoenen toeristen. Omdat het centrum van Amsterdam dat niet allemaal aan kan, probeert de gemeente de drukte te spreiden en waaiert een steeds groter deel uit naar andere delen van de regio. De Amsterdamse grachtengordel blijft echter veel aandacht genieten. De grachtengordel is dan ook net als de Stelling van Amsterdam (voormalige verdedigingslinie rondom Amsterdam) door UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst. De drukte in de regio is het meest zichtbaar bij grootschalige evenementen, zoals de Pride, het vijfjaarlijkse nautische evenement SAIL, diverse festivals en belangrijke sportwedstrijden en toernooien (2020 en 2021 zijn hierop een uitzondering door COVID-19). Ook is dit goed zichtbaar bij nationale evenementen, zoals Koningsdag, de Nationale dodenherdenking, bezoeken van buitenlandse staatshoofden en internationale bijeenkomsten. Figuur 1 - Overzichtskaart Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland? ENE ANA mg Aalsmee F : Ze 4 / & 2 Besluit risico’s zware ongevallen: bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn bóven een bepaalde drempelwaarde. 3 Weesp zal binnen afzienbare tijd onderdeel uit gaan maken van de gemeente Amsterdam en de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 10 > Regionaal Risicoprofiel Ligging De centrale positie die de regio Amsterdam-Amstelland inneemt betekent ook iets voor infrastructuur en mobiliteit. Per dag reizen miljoenen mensen van, naar en binnen Amsterdam- Amstelland. Dat doen ze via: e Rijkswegen: A1 (Amsterdam-Amersfoort), A2 (Amsterdam-Utrecht), A4 (Amsterdam-Den Haag), A8 (Amsterdam-Zaandam), A9 (Diemen-Alkmaar), A10 (Amsterdam-Zaanstad) en A200 (Amsterdam- Haarlem). e Of via het spoor en tram/metro, met 5 metrolijnen deels ondergronds met ondergrondse stations. e Ook de wateren worden gebruikt voor mobiliteit, bijvoorbeeld over het Noordzeekanaal, het IJ, en het Amsterdam-Rijnkanaal, waarover onder andere grote (rivier)cruiseschepen hun weg naar Amsterdam vinden. Ook de recreatieplassen en -wateren, zoals de Westeinderplassen, Gaasperplas en Sloterplas trekken veel publiek. e Verder isde nabijheid van Schiphol (en mogelijk over een aantal jaren ook het vliegveld van Lelystad) relevant. Amsterdam-Amstelland ligt onder de aan- en uitvliegroutes van Schiphol en huisvest veel ondersteunende bedrijfsactiviteiten voor deze luchthaven. Bebouwing en bevolking Veel mensen in een klein gebied betekent naast de aanwezigheid van hoge bebouwingsdichtheden ook veel kwetsbare objecten, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en scholen. Mensen die hier wonen of verblijven zijn niet altijd even zelfredzaam. Bij grootschalige incidenten en crises zijn deze objecten met gebruikers kwetsbaarder dan zelfredzame gebruikers, waardoor zij eerder hulp nodig hebben van de overheid. Naast het toeristische centrum kent Amsterdam-Amstelland ook risicovolle economische activiteiten, zoals zware industrie en opslag van brandstoffen. Dit is hoofdzakelijk geconcentreerd in het Westelijk Havengebied van de gemeente Amsterdam. Verder is het financiële hart van Nederland op de Zuidas in Amsterdam Zuid ook van grote waarde voor de regio, maar ook (inter)nationaal, net als de Bloemenveiling in Aalsmeer. Daarnaast heeft Amsterdam zich ontwikkeld tot een van de grootste internetknooppunten (met zes fysieke locaties in Oost, Zuidoost en Slotervaart) van de wereld heeft ook zijn gevolgen voor onze regio. Met ruim 1 miljoen inwoners in VrAA, is de regio een van de veiligheidsregio’s met het hoogste aantal inwoners van het land. Uit bevolkingsprognoses blijkt dat het aantal inwoners in de regio de komende jaren verder groeit, tot 1,4 miljoen in 2040. Wat betreft oppervlakte is de regio met 355 km? een van de compactste regio’s van het land. Tabel 1 - Bevolking, oppervlakte en bevolkingsdichtheid, 1 januari 2020 (bron: CBS/O+S) Oppervlakte Oppervlakte Bevolkingsdichtheid Bevolking Aalsmeer 31.859 32,29 20,12 1.584 Amstelveen 91.675 44,08 41,13 2.229 Amsterdam 872.757 219,49 165,50 5.273 Diemen 30.780 14,04 11,99 2.556 Ouder-Amstel 14.026 25,78 24,08 583 Uithoorn 29.478 19,42 18,14 1.625 Amsterdam-Amstelland 1.070.575 355,1 280,96 3.810 11 > Regionaal Risicoprofiel Kenmerkend aan de regio is dan ook de hoge bevolkingsdichtheid. In Amsterdam-Amstelland is de bevolkingsdichtheid 3.810 inwoners per km?, terwijl de gemiddelde bevolkingsdichtheid in 2020 in Nederland 517 inwoners per km? is. Een ander kenmerk van de regio is het grote aantal inwoners met een migratie achtergrond, met name een niet-westerse migratie achtergrond. In Amsterdam is meer dan de helft van de bevolking een inwoner met een migratie achtergrond (55,6% CBS 1-1-2021). Zowel in Amsterdam als Amstelveen wonen veel verschillende nationaliteiten. In Amsterdam wonen maar liefst 167 nationaliteiten en in Amstelveen 133. Voor effectieve overheidscommunicatie waaronder risico- en crisiscommunicatie, is het van belang dat alle verschillende nationaliteiten bereikt worden. 5.2 Kenmerkende incidenten in de afgelopen periode Naast de methodiek om risico’s te inventariseren en te analyseren is het nuttig om stil te staan bij de (grootschalige) incidenten die in Amsterdam-Amstelland sinds 2016 hebben plaatsgevonden. In de afgelopen vier jaar hebben zich, naast de COVID-19 crisis, geen grote en/ of langdurige crisis voorgedaan in de regio Amsterdam-Amstelland. Wel kent de periode een aantal (mini-)crises en is er een aantal incidenten geweest die zich laten categoriseren als meer klassieke crises. Gedurende deze periode was er een aantal grote branden, zoals een brand in 2016 bij Chemtura (GRIP 2) en een flinke brand in de Urbanus kerk in Amstelveen in 2018. Ook gaslekkages en (pogingen tot) plofkraken kwamen de afgelopen periode vaker voor en vele werden opgeschaald tot GRIP. Verder werd de aandacht gevestigd door een steeds vaker voorkomend incident, de stroomstoring met verschillende gevolgen. Zo waren er diverse langdurige stroomstoringen in 2016, 2017 en 2018 in Amsterdam, Amsterdam Zuidoost, Diemen, en Ouder-Amstel. In diezelfde lijn was er ook een grote landelijke storing bij KPN op 24 juni 2019 met verschillende gevolgen, waaronder de uitval van de bereikbaarheid van het alarmnummer 112. Daarnaast heeft de nog steeds actuele Coronacrisis, ontstaan door het COVID-19 (Corona) virus, sinds 13 maart 2020 gezorgd voor een GRIP4 opschaling in de hele regio (en het land) en daar lijkt ten tijde van de actualisatie van het risicoprofiel nog geen eind aan te komen. Als laatste hier te benoemen was er een steekpartij op 31 augustus 2018 bij het centraal station van Amsterdam met terroristisch oogmerk. 5.3 Toekomstbeeld van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland De regio verandert in hoge mate. Nieuwe ontwikkelingen, zowel sociaaleconomisch als technologisch en van interne en externe oorsprong bepalen het risicobeeld van de toekomst voor Amsterdam-Amstelland. Het geven van inzicht in de ontwikkelingen die op de regio Amsterdam-Amstelland afkomen geeft een beeld waar de regio zich de komende jaren op moet richten. Omdat de maatschappij continu verandert en een drukke regio als Amsterdam-Amstelland altijd in beweging is, is het van belang om een aantal trends te benoemen. Deze trends vormen (nog) niet direct een risico, omdat van veel ontwikkelingen op dit moment nog onvoldoende bekend is om een goede risico-inschatting te kunnen maken. De komende tijd doet de Veiligheidsregio onderzoek naar de (mogelijke) impact van deze ontwikkelingen op de veiligheid in de regio. In overleg met experts en door trendanalysesa,5 te bekijken zijn diverse lijnen van verandering te benoemen: e Connectiviteit De wereld raakt steeds meer met elkaar verbonden. Dit geldt zowel voor mensen (internationale verbindingen via lucht, (spoor)wegen en water), goederen, als diensten (automatisering). De verdere ontwikkeling van het internet en het daarbij horende netwerk zorgt er voor dat allerlei zaken digitaal steeds meer aan elkaar gekoppeld worden. Hierdoor kan transport en communicatie steeds sneller en gemakkelijker plaatsvinden, maar ontstaat er ook een afhankelijkheid van dataverkeer. Daarnaast 4 Trendrapport Stad 2016 Verkenning naar de ruimtelijk-economische functiemenging in Amsterdam > Metropoolregio, het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 12 > Regionaal Risicoprofiel zien we nog steeds een toename van de automatisering van bedrijfsprocessen. Ook in het vervoer (bijvoorbeeld zelfrijdende auto’s) is sprake van toenemende automatisering. Dit is wellicht wenselijk vanuit een economisch en maatschappelijk standpunt, maar deze afhankelijkheid en verwachtingen leveren ook risico’s op. Het uitvallen van vitale voorzieningen zoals data- en telecommunicatie leveren daardoor in toenemende mate problemen op, maar ook het risico op wereldwijde verspreiding van ziekten neemt hiermee expliciet toe. Relatief kleine incidenten kunnen uitgroeien tot een crisis die een groot gedeelte van de maatschappij raakt. Dergelijke uitval van vitale infrastructuur kan per ongeluk plaatsvinden, maar er zijn wereldwijd ook steeds meer opzettelijke cybersecurityincidenten (bijvoorbeeld Ransomware of cyberterrorisme). De traditionele hulpdiensten zijn niet ingericht om bij dergelijke incidenten te kunnen handelen als “first responders’, die rol ligt meer bij de ICT-beheerders van de vitale infrastructuur. De traditionele hulpdiensten kunnen wel handelen op het tegengaan van de maatschappelijke gevolgen. De Veiligheidsregio wordt bij dit type incidenten steeds meer het coördinatiepunt tussen hulpdiensten en de beheerders van de vitale infrastructuur. e Verstedelijking en verdichting Wereldwijd willen meer mensen in steden wonen en werken. In de Randstad wordt de komende decennia een verdere verdichting van wonen en bedrijvigheid verwacht. Dat betekent enerzijds een grotere kans op ongevallen, anderzijds hebben vergelijkbare incidenten impact op meer mensen en bedrijven. Ook wonen mensen steeds meer in getransformeerde gebouwen, die daar oorspronkelijk niet voor ontworpen zijn. Bijvoorbeeld kantoren die omgebouwd zijn tot woningen. Dat kan bij incidenten en het niet doorvoeren van extra veiligheidsmaatregelen een risico betekenen. Tenslotte betekent een verdere verstedelijking ook dat er steeds meer meervoudig ruimtegebruik komt, waarbij infrastructuur, wonen, werken, winkelen, recreëren en energieopslag op één en dezelfde plek geconcentreerd worden. Dit kan een combinatie van OV-knooppunten, hoogbouw en ondergronds bouwen zijn. Voorbeelden hiervan zijn het Amsterdamse Centraal Station, Havenstad/Strandeiland en de Zuidas en het gebied rondom de RAI. e Vergrijzing en langer zelfstandig blijven wonen Onderzoek van het IFV in 2015 en 2016? heeft laten zien dat senioren een drie keer zo hoge kans op overlijden bij brand hebben. Tegelijkertijd bestaat er al een langere tijd een maatschappelijke trend dat gestreefd wordt naar beperking van de kosten voor de zorg en ouderen langer thuis blijven wonen. Het groot aantal aanwezige senioren wordt veroorzaakt door de leeftijd van de babyboom generatie. Hulp aan huis en in verzorgingstehuizen is daarentegen steeds minder beschikbaar. Bij incidenten wordt daarmee het vangnet dat de hulpverlening moet bieden in toenemende mate belangrijk. Verzorgingstehuizen worden immers omgebouwd naar particuliere wooncomplexen waarbij wettelijk gezien minder brandveiligheids-voorzieningen geëist worden en wederom onderzoek van het IFV heeft de discrepantie tussen de uitgangspunten van de bouwregelgeving en de gang van zake bij branden in seniorencomplexen bevestigd. e _Klimaatverandering en energietransitie Klimaatverandering leidt voor Nederland tot onder andere stijging van de zeespiegel, bodemdaling en veranderende weersomstandigheden (grotere kans op extreem weer, zowel wateroverlast als droogte en hitte) en een toenemende druk op de zoetwatervoorraad. In het kader van het Deltaprogramma wordt gewerkt aan klimaatadaptatie: aanpassingen in de ruimtelijke ordening, zeker stellen van de zoetwatervoorraad en het waterrobuust maken van vitale infrastructuur. Om de klimaatverandering te remmen wordt gewerkt aan verduurzaming van de samenleving. De samenleving wil met het oog op komende generaties graag de ecologische footprint beperken. Zo wordt een grote energietransitie verwacht, waarbij energieopwekking en opslag hiervan veel meer gedecentraliseerd wordt. Opwekking door middel van zonnepanelen, windmolens en biovergisting Ehttps://131f4363/709c46b89a6basbc764b38bI.objectstore.eu/hior/Documenten/Structuurvisie%20Amsterdam%202040 %20(2011).pdf 7 https://www.ifv.nl/onderzoek/Paginas/Onderzoeken-vergrijzing-en-brandveiligheid.aspx 13 > Regionaal Risicoprofiel zijn bekende trends; daarnaast komen de opslag in batterijen in elektrische auto’s, buurtbatterijen en in huizen en de opslag en het gebruik van waterstof sterk op. De circulaire economie zal zich steeds verder gaan ontwikkelen, waardoor er meer transport en hergebruik van afval- en grondstoffen plaats zal vinden. De huidige opslag van bijvoorbeeld brandstoffen in de haven zal worden aangevuld of worden vervangen. Bij dergelijke modernere activiteiten zijn op dit moment meer handelingen nodig dan bij opslag van de huidige stoffen, waardoor de waarschijnlijkheid van brand en andere incidenten toeneemt. Dit zijn een aantal ontwikkelingen die landelijk spelen, maar klimaatverandering speelt wereldwijd. Een strijd om zoet water is daarbij niet uitgesloten en daar waar het onvoldoende is zullen mensen vertrekken en naar plaatsen komen waar voldoende is, bijvoorbeeld Europa en Nederland. 14 > Regionaal Risicoprofiel 5. Risico-inventarisatie Na het opstellen van het risicobeeld is de risico-inventarisatie uitgevoerd op de crisis- en incidenttype aan de hand van de eerder benoemde criteria. In deze paragraaf worden de geselecteerde incidenttypen beschreven per maatschappelijk thema uit de landelijke handreiking. Natuurlijke omgeving Het maatschappelijk thema ‘Natuurlijke omgeving’ omvat alle crisistypen die een natuurlijke oorzaak hebben. Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e _Vollopen van een polder/ dijkdoorbraak e Overlast als gevolg van droogte e Wateroverlast als gevolg van extreme neerslag e Overlast als gevolg van een zware storm De grootste impact hebben de overstromingsscenario’s vanuit zee en vanuit het rivierengebied. De kans op deze scenario’s wordt echter (zeer) onwaarschijnlijk geacht. Een realistischer overstromingsscenario (met aanzienlijke impact) is het bezwijken van een secundaire waterkering, waardoor het achterliggende gebied onder water loopt. Bijvoorbeeld zoals in 2003 bij Wilnis. Als gevolg van uitdroging verschoof het dijklichaam, en liep de achtergelegen woonwijk onder water. De klimaatverandering heeft extreme weersomstandigheden tot gevolg. Volgens het KNMI neemt de waarschijnlijkheid van extreme weersomstandigheden de komende jaren toe. Zo zal er meer extreme neerslag in de winter vallen en neemt het aantal en de intensiteit van extreme regenbuien in de zomer toe. Ook wordt hagel en onweer heviger. Periodes van korte, maar intensieve neerslag komen steeds vaker voor en kunnen wateroverlast tot gevolg hebben, zowel in laag gelegen poldergebieden als in delen van het stedelijk gebied. Afhankelijk van het getroffen gebied kan de impact aanzienlijk zijn. Extreme weeromstandigheden kunnen zich ook manifesteren in een zware storm, waarbij zware windstoten voor grote schade kunnen zorgen. De gevolgen voor verkeer, openbaar vervoer kunnen groot zijn, waardoor de impact voor het dagelijkse leven relatief groot kan zijn. Een combinatie van zowel een storm met zware windstoten en hevige neerslag kan de impact voor de maatschappij extra vergroten. Dit geldt eveneens voor een steeds vaker voorkomend incidenttype: overlast als gevolg van droogte. Dit incidenttype brengt een heel scala aan risico's en mogelijke schade met zich mee, die zich soms pas op langere termijn kunnen materialiseren. Langdurige droogte leidt tot risico's op verzilting van het oppervlaktewater met nadelige gevolgen voor de landbouw, natuur, bebouwing (houten heipalen die niet onder water staan kunnen gaan rotten) en mogelijk ook de drinkwatervoorziening in delen van de regio. Ook kan het peil van het oppervlaktewater dalen met schade voor de scheepvaart en landbouw, de waterkeringen (met risico's op falen van die keringen) tot gevolg. Gebouwde omgeving Het maatschappelijke thema ‘Gebouwde omgeving’ omvat alle crisistypen die betrekking hebben op het bouwen en gebruiken van gebouwen en kunstwerken. Gebouwen met een bijzondere functie en gebouwen waarin zich verminderd zelfredzame personen bevinden, vallen ook onder dit crisistype. Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e Grote brand in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen e Grote brand in bijzonder hoge gebouwen e Grote brand in ondergrondse bebouwing e _Instorting/verzakking door explosie 15 > Regionaal Risicoprofiel Van de incidenttypen is binnen VrAA brand in dichte binnensteden het meest waarschijnlijk. De dichte bebouwing van de grachtengordel is kenmerkend voor Amsterdam. Brandweer Amsterdam-Amstelland is echter goed voorbereid op dit incidenttype. Bij branden in de binnenstad van Amsterdam komt de brandweer snel ter plaatse en er is een grote slagkracht snel voor handen. Hierdoor blijft de impact van dergelijke branden relatief klein. Branden in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en gevangenissen zijn ook waarschijnlijk binnen VrAA. Voor sommige objecten zijn extra preventieve voorzieningen vereist en moet er een goede interne (BHV-) organisatie aanwezig zijn. Tegelijkertijd is er een tendens gaande waarbij ouderen langer thuis blijven wonen, vaak in gebouwen die vroeger als zorginstellingen ingericht waren. Onder de huidige wetgeving zijn daarom aanvullende maatregelen niet meer nodig, waardoor belangrijke voorzieningen voor de brandveiligheid ontbreken. Branden kunnen daardoor sneller escaleren en hulpverlening komt later op gang. Dit kan leiden tot een grotere impact bij een incident. Ook laat een inventarisatie van de verschillende gemeenten in de regio zien dat op sommige plekken gasten verblijven in gebouwen die daarvoor niet geschikt zijn, bijvoorbeeld toeristen in oneigenlijke hotelfuncties (AirBnb) en vluchtelingen in leegstaande kantoorgebouwen. Dit kan leiden tot een grotere impact van brand in dergelijke situaties. In VrAA staat een groot aantal gebouwen met een grootschalige bezoekers/medewerkers aantal, zoals de Bloemenveiling (Aalsmeer), diverse winkelcentra (Amsterdam en Amstelveen), Beurs van Berlage, Concertgebouw, RAI, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit. Door de bestaande regelgeving en interne (BHV-/ brandweer) organisatie is een grote brand minder waarschijnlijk. Ook kent VrAA veel hoge (> 70 meter) gebouwen, zie de tabel op pagina 19, voornamelijk geconcentreerd op de Zuidas, bij het Amstelstation, Sloterdijk en langs het IJ. Bijvoorbeeld de Rembrandtoren (135 m), Mondriaantoren (123 m) en het kantoor van ABN-AMRO (105 m). In de nabije toekomst zal er in Amsterdam nog een aantal bijzonder hoge gebouwen bijkomen, zoals de gebiedsontwikkeling in de Sluisbuurt nabij IJburg. De regio kent verder ook veel ondergrondse bebouwing, zoals het ondergrondse metronetwerk, ondergrondse stations, tunnels en steeds meer parkeergarages. Doordat het bestrijden van branden in hoge gebouwen en ondergrondse bebouwing zeer complex is, kan de impact van een dergelijk incident groot zijn. Daarnaast wordt in toenemende mate multifunctioneel gebouwd, waarbij hoogte, diepte en kwetsbare functies worden gecombineerd. Het NHOW RAI hotel in Amsterdam-Zuid of het gebied van het Rokin is hier een goed voorbeeld van. In Amsterdam-Amstelland zijn veel objecten te vinden die behoren tot cultureel erfgoed. Zo staat de grachtengordel op de werelderfgoedlijst van UNESCO en kent de regio veel grote en kleine musea met belangrijke culturele topstukken. Ondanks dat ‘Brand in dichte binnensteden’ vanwege de getroffen maatregelen geen onderdeel is van het risicoprofiel, is de impact van een brand waarbij kunst en culturele uitingen verloren gaat is groot. Zeker als het gaat om internationale en nationale topstukken, deze stukken zijn immers onvervangbaar en daarom een benoemingswaardig risico binnen VrAA. Om die reden wordt ook bij de grote musea aandacht besteedt aan brandveiligheid en is men verenigt in een netwerk brandveiligheid cultureel erfgoed. In principe moet een gebouw zodanig gebouwd zijn, dat de draagconstructie bij een explosie blijft staan, ook als de ramen, gevel en dergelijke eruit geblazen worden. Zodoende stort het gebouw niet in. Een instortingscenario is dan ook klein, maar niet ondenkbaar. De aanleiding voor dergelijke explosies zijn bijvoorbeeld gasexplosies die voor veel schade kunnen zorgen en falen van fundering door ouderdom of veranderende belasting. In de afgelopen jaren heeft de VrAA geleerd dat de gevolgen van mogelijk instortingsgevaar kunnen leiden tot een grote vraag tot nazorg omdat bewoners en ondernemers enige tijd niet terug kunnen naar hun huizen en bedrijven. 16 > Regionaal Risicoprofiel Technologische omgeving Het maatschappelijk thema ‘Technologische omgeving’ is gericht op de industriële omgeving, waar veel technologie wordt gebruikt, en crisistypen die betrekking hebben op gevaarlijke stoffen. In de methodiek van de Handreiking Regionaal Risicoprofiel worden gevaarlijke stoffen onderscheiden naar brandbare/explosieve stoffen en giftige stoffen. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt naar incidenten op een stationaire inrichting en tijdens transport (spoor, water, weg of buisleiding). Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, spoorvervoer e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, vervoer water e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, stationaire inrichting e Incidenten met giftige stoffen, vervoer weg e Incidenten met giftige stoffen, stationaire inrichting e _Broeif/brand in bulkopslag De zware industrie in VrAA concentreert zich in het Westelijk Havengebied van de gemeente Amsterdam. De haven van Amsterdam kenmerkt zich door op- en overslag van benzine, kolen en cacao. De haven is zelfs de grootste benzinehaven ter wereld. Onder op- en overslag valt ook de bevoorrading van LPG-tankstations, die zich in vergelijking tot de zware industrie dichter op de woonkernen bevinden. Het risico bij op- en overslag is echter kleiner dan bij productie. Productie van brandbare/explosieve stoffen vindt op kleine schaal ook plaats binnen VrAA. Het vervoer van brandbare vloeistoffen en gassen binnen VrAA betreft voornamelijk doorgaand transport van en naar het Westelijk Havengebied. Zowel op rijkswegen, provinciale wegen als gemeentelijke wegen vindt vervoer van brandbare vloeistoffen en gassen plaats. Op bepaalde rijkswegen zijn hieraan restricties gesteld. Op provinciale wegen daarentegen gelden geen restricties en mag onbeperkt vervoer plaats vinden. Op dit moment hebben alleen Amsterdam, Diemen en Aalsmeer een verplichte (gemeentelijke) routering voor gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Het vervoer over de weg loopt in sommige gevallen langs dichtbevolkte gebieden. De impact van een incident kan op dergelijke plekken groot zijn. Via het spoor worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit vervoer loopt langs dichtbevolkte gebieden; NS-stations Sloterdijk, Amsterdam CS, Amsterdam Arena en Diemen-Zuid. Een incident kan op dergelijke plekken een grote impact hebben, zeker als er op de genoemde stations veel mensen aanwezig zijn, zoals tijdens de spits. In het Westelijk Havengebied worden grote hoeveelheden bulk opgeslagen. Het betreft onder andere de opslag van cacao, steenkool en hout, maar ook kan gedacht worden aan afval of schroot. Met steeds meer opslag en verwerking van afval/schroot wordt de waarschijnlijkheid op een incident groter. In dergelijke grote opslagen kan broei ontstaan. De impact van broei blijft meestal beperkt tot rookontwikkeling en stankoverlast. De broei kan echter ook oplaaien tot brand, waardoor een potentieel grote hoeveelheid bulk vlam kan vatten en verloren kan gaan. Voor de bestrijding van deze branden zijn grote hoeveelheden water nodig. Het vervuilde bluswater kan leiden tot vervuiling van water en bodem. Gezien de grote hoeveelheden van brandbare vloeistoffen, gassen en bulk in het Westelijk Havengebied kan de impact bij een stationaire inrichting groot zijn. Door de aanwezigheid van preventieve voorzieningen en een interne noodorganisatie (BHV en bedrijfsbrandweer) blijft de impact meestal beperkt. De oprichting van een publiek-private brandweereenheid (GBA) in het havengebied helpt hier ook bij. 17 > Regionaal Risicoprofiel Vitale infrastructuur en voorzieningen Het maatschappelijk thema ‘Vitale infrastructuur en voorzieningen’ omvat alle crisistypen die leiden tot een verstoring van voorzieningen die benodigd zijn voor een ongestoord leven. Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e _ Uitval elektriciteitsvoorziening e _ Uitval gasvoorziening e (Opzettelijke) verstoring, uitval of misbruik van een gedigitaliseerd proces, (informatie)systeem of informatiedienst De uitval van de elektriciteitsvoorziening kan een grote impact hebben. De verschillende uitvallen van elektriciteit in deze regio in 2016, 2017 en 2018 waren weliswaar van korte duur, maar hadden al veel impact op de samenleving. Mogelijke effecten zijn uitval van bedrijfsvoering van bedrijven en instanties, het openbaar vervoer rijdt niet, telecommunicatie en ICT valt uit, rolluiken en beveiligingsinstallaties werken niet, hoogbouw kan niet van drinkwater worden voorzien, elektrische verwarming valt uit, koken met inductiekookplaat, magnetron en elektrische oven is niet mogelijk en medische apparatuur voor thuiszorg functioneert niet. Daarnaast is gebleken dat de uitval van de gasvoorziening ook voor veel overlast kan zorgen. Zeker als het gasleidingstelstel verontreinigd is, bijvoorbeeld bij een gelijktijdige breuk in de (naastgelegen) waterleiding kan het enige tijd duren, door alle noodzakelijke controles, alvorens alle aansluitingen weer gas ontvangen. Zeker in een koude periode kan dit een grote impact hebben. De rol van telecommunicatie en ICT wordt steeds belangrijker in onze samenleving en gezien de grote afhankelijkheid kan een verstoring een grote impact hebben. Ook hulpdiensten zijn daar in toenemende mate van afhankelijk. Zo was het alarmnummer 112 in juni 2019 niet beschikbaar en konden hulpdiensten onderling moeilijk, of zelfs helemaal niet communiceren. Verder worden vele bedrijfsprocessen steeds vaker centraal georganiseerd via telecommunicatie, datanetwerken en het Internet. Een verstoring van telecommunicatie, maar voornamelijk internet heeft dan ook een steeds grotere impact, op meerdere vitale sectoren. Zo zijn vitale sectoren als telecommunicatiediensten, radarcommunicatie, navigatie en aansturing van spoor, lucht- en scheepvaart, satellietcommunicatie, bevoorradingsbedrijven en zorgleveranciers in hoge mate afhankelijk van de beschikbaarheid van digitale diensten, processen en systemen. De uitval van dergelijke vitale voorzieningen leidt vervolgens tot maatschappelijke domino-effecten, waarbij veel bedrijven niet langer kunnen opereren. De toename van de afhankelijkheden maakt dat de impact in de komende jaren alleen maar groter wordt. In de meeste gevallen is uitval niet opzettelijk veroorzaakt, maar het gevolg van een fout in het netwerk of grootschalige uitval van elektriciteitsvoorziening. Wereldwijd zijn er echter steeds meer voorbeelden van cybercrime waarbij financieel gewin of verstoring het doel is. De toename van de afhankelijkheid van het internet maakt dat de impact groot is en in de nabije toekomst verder zal toenemen, zeker als de uitval langer duurt. Verkeer en vervoer Het maatschappelijk thema ‘Verkeer en vervoer’ omvat alle crisistypen die betrekking hebben op een verstoring van een van de verkeersmodaliteiten; lucht, weg, spoor en water. Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e Incidenten in tram- of metrotunnels en ondergrondse stations e Incident bij start of landing op of om een luchtvaartterrein e Incidenten met middelgrote (passagiers)vaart e Incident treinverkeer 18 > Regionaal Risicoprofiel In de metrotunnel tussen Amsterdam CS en Amstelstation bevinden zich vijf ondergrondse stations. Met het in gebruik nemen van de Noord/Zuid Lijn, met ondergrondse stations, loopt een groot deel van het metroverkeer ondergronds. Kenmerkend aan een incident in tunnels is de beslotenheid en de slechte bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Specifiek aan een brand in tunnels is dat de effecten van de brand sterk vergroot worden door de hittetoename en de sterke rookontwikkeling. Daardoor is het voor passagiers moeilijk om gebruik te maken van de beperkt beschikbare vluchtwagen. VrAA heeft zelf geen luchtvaartterrein. Luchthaven Schiphol ligt, in Veiligheidsregio Kennemerland (VrkK), tegen de grens van VrAA aan en dat maakt het crisistype luchtvaartincidenten wel relevant binnen de regio. Een aanzienlijk deel van de vliegbewegingen gaat namelijk over VrAA. Ook de twee grote incidenten, in 1992 stortte een vliegtuig neer in de woonwijk Bijlmermeer en meer recent op 25 februari 2009 stortte een vliegtuig neer in de polder langs de A9%, geven aan dat een luchtvaartincident voorstelbaar is. Het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal zijn druk bevaren kanalen. Daarnaast is er in de regio een aantal recreatieplassen. Met name relevant is het risico op incidenten met middelgrote (passagiers)vaart, zoals incidenten met rondvaartboten, veerboten, partyboten en boten als de Henry Dunant (Rode Kruis). Hulpverlening bij incidenten op het water is complex, aangezien eigenlijk alle opvarenden ‘vast zitten’ op de locatie, het risico op verdrinking en de incidentlocatie moeilijk te bereiken is voor hulpverleners. VrAA is een knooppunt van wegverkeer. Door de toenemende mobiliteit (toename aantal voertuigen en aantal voertuigbewegingen) neemt de kans op verstoppingen van het ondergelegen wegennetwerk toe. Een grootschalige en langdurige stremming kan zelfs bovenregionale impact hebben. In de regio is de Amsterdamse ringweg A10 wel een zeer drukke snelweg met vele ongelukken, maar bijna 70% vindt binnen een straal van 1 kilometer van een op- of afrit plaats en daarmee is de ernst van deze ongevallen relatief beperkt en te schalen onder dagelijkse operatie. Een grootschalig treinongeval heeft in deze regio echter vaak een grotere impact vanwege de hoeveelheid slachtoffers, zeker in de spits. Daarnaast heeft een treinongeval uitstraling naar grote delen van het land, omdat drukke spoorroutes minder toegankelijk worden en dit over het algemeen leidt tot langdurige verstoring van het (inter)regionale treinverkeer. Gezondheid Onder dit maatschappelijk thema worden alle crisistypen benoemd die een impact hebben op de lichamelijke gezondheid van de burgers in de regio. Het gaat hier om de impact naar aanleiding van virussen, infecties en bacteriën. Binnen dit maatschappelijk thema is het volgende incidenttype voor VrAA geselecteerd: e Ziektegolf, met een besmettelijke ziekte De afgelopen eeuw hebben zich vier grieppandemieën voorgedaan. In 1918 zijn miljpenen mensen overleden aan de Spaanse griep. In 1957 overlijden tienduizenden mensen aan de gevolgen van de Aziatische griep. De Hongkonggriep van 1968 maakt ook tienduizenden slachtoffers. In 2009 maakte de Mexicaanse griep meer dan 10.000 dodelijke slachtoffers, waarvan 54 in Nederland, en vanaf begin 2020 zitten we midden in de Corona crisis (COVID-19) waaraan op het moment van opstellen ongeveer 15.000 mensen in Nederland gestorven zijn. De huidige ervaringen laten zien dat een grootschalige ziektegolf (pandemie) tot maatschappelijke ontwrichting kan leiden. Niet alleen burgers en bedrijfsleven worden getroffen, maar ook de continuïteit van overheid en hulpdiensten komt onder druk. De dreiging van een pandemie leidt tot grote politieke, bestuurlijke en maatschappelijke aandacht. 8 De Onderzoeksraad voor de Veiligheid stelt in het onderzoeksrapport dat VRAA tot het risicogebied Schiphol behoort. https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/1246/turkish-airlines-crisis-en-hulpverlening. 19 > Regionaal Risicoprofiel Sociaal maatschappelijke omgeving Binnen dit maatschappelijk thema worden alle crisistypen meegenomen die grote maatschappelijke en sociale impact kunnen hebben. Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd: e Incidenten in mensenmassa tijdens grote festiviteiten of demonstraties e Terroristische aanslag in de Veiligheidsregio In een gebied als Amsterdam-Amstelland hebben kleinschalige incidenten al snel maatschappelijke en sociale gevolgen. De gemeente Amsterdam kent een hoog aantal inwoners en toeristen, waardoor de impact van incidenten in de maatschappelijke sfeer groter is. Bijvoorbeeld door meer slachtoffers en/ of paniek in een menigte en ook de focus van media en politiek op incidenten in de hoofdstad. Een zichtbaar, bekend voorbeeld van een dergelijk incident was de reactie van de bezoekers die tijdens Dodenherdenking op de Dam (Amsterdam) ontstond in 2010. Naar aanleiding van schreeuwen ontstond paniek in de mensenmassa, met als gevolg dat de mensenmassa in beweging kwam en mensen elkaar vertrapten. In VrAA worden ieder jaar ongeveer 130 grote/risicovolle evenementen georganiseerd. Hier komen in ieder geval meer dan 5.000 bezoekers op af. Op evenementen als Koningsdag, SAIL en de Pride komen zelfs honderdduizenden bezoekers af. Wedstrijden en huldigingen van Ajax brengen extra risico’s met zich mee. Verreweg het meest actuele incidenttype in het cluster sociaal-maatschappelijke omgeving is een terroristische aanslag Sinds de golf van terroristische aanslagen vanaf 2014 in Frankrijk, Duitsland, België en Oostenrijk is ook in Nederland het gevoel dat terrorisme dichterbij komt. Ook in Amsterdam (2018) en Utrecht (2019) hebben zich terroristische incidenten voorgedaan. Vanaf mei 2020 is het dreigingsniveau in Nederland als ‘aanzienlijk’ geclassificeerd (niveau 3) na een periode van 2013-2020 dat het dreigingsniveau als ‘substantieel’ was geclassificeerd (niveau 4). Hiermee is een terroristische aanslag nog steeds voorstelbaar en is de dreiging aanzienlijk, waarbij rekening gehouden dient te worden dat dergelijke incidenten grote impact hebben op de maatschappij. Een terroristische aanslag kan, in zijn vele verschillende vormen met al kenmerk de opzet, leiden tot grote aantallen slachtoffers en schade. Daarnaast kan een terroristische aanslag grote sociaal-maatschappelijke gevolgen hebben, waarbij de impact ook gevoeld wordt als in een andere stad binnen en buiten Nederland een aanslag gepleegd wordt. De maatschappelijke impact zal heftiger zijn als het in de ‘eigen’ gemeente of regio plaats vindt of diens bevolking geraakt wordt. Voor de Veiligheidsregio is vooral de terrorismegevolgbestrijding (TGB) van belang, aangezien het voorkomen van de terroristische aanslag vooral belegd is bij de Driehoek. e _ Conclusies risico-inventarisatie De risico-inventarisatie heeft geleid tot een selectie van relevante incidenttypen voor VrAA. Tabel 2 geeft een overzicht van de incidenttypen die verder uitgewerkt zijn in de risicoanalyse. 20 > Regionaal Risicoprofiel Tabel 2 - Geselecteerde incidenttypen n.a.v. risico-inventarisatie U Pe A | (informatie)systeem of informatiedienst Ten opzichte van de risico-inventarisatie in 2017 is alleen het scenario over droogte als nieuwe incidenttypen geselecteerd, wel hebben een aantal een stevigere positie in de actualisatie gekregen. 21 > Regionaal Risicoprofiel Figuur 2 - De regio en de risico’s op een geografische plattegrond . ee 1 De regio en de risico’s En me p EN Pr me BER Dn in ri “TD “Tk C B fj NH ad 4 7 A 3 7 Vs Sn 1 \ nt 5 ke ' Je @ ES en ; ne ve NN sd N En EE BA pn ke Lo pn N.| Ere Mette di Ks ek AAM Whe, Eed f Ì Ô Ls] He 8 fn é: In Phn ni p he / p= 4 4 Sr eo Ea NS UN En AS Ba 4 8 en MN | 5 Ei el Ne S 8 fe DM H Eid DB WS An NP Rd a da eiken” ES BAI dn re ein ziektegolf me fu] he ke NS n Ë A p at met besmettelijke ziekte BS Ns Ne j 1 be Is regio overstijgend ni F q 4 DN WAN A 5 ij ee » hi: Bk 5 3 ME han 8 k Aè EAN ATS 4 k been ie a a oe df fi LEN As” LL rim re il s ms Pp: en Gd # a ' (it) verzakking / instorting ne el zn Ge (ils 7 a Er e @ er 5 EE incident bij vliegveld TE A | Ve, Lt TN OP erorsiscre aanslag @ zenresom ge Me aal nn pe Pf à El d incident explosieve stoffen ondergronds incident b bd Ei SR ì ü S [vervoer per spaar, vervoer 0 D Vn : EN rde: B a aan EES Ee Incident elektriciteitsvoorziening BET DE jes 5 5 net BA ee e= e Gn @ brand bij (hoogbouw, incident giftige stoffen uitval gasvoorzienin 4 kwetsbare groepen, bulkopslag, @ (stationaire inrichting, © 9 9 ee ondergrondse loocatie) vervoer op de weg) De] dede algemene incidenten © Incident wateroverlast @ incident informatievoorziening ef (treinverkeer, passagiersvaart, (dijkdoorbraak, hevige festiviteiten) neerslag) 22 > Regionaal Risicoprofiel 6. Risicoanalyse De 24 incidenttypen zijn geanalyseerd en beoordeeld op impact en waarschijnlijkheid®; De vraag “hoe erg is dat wat ons kan overkomen” staat centraal. Voor ieder incidenttype is een impactscore en een waarschijnlijkheidsscore berekend. Beide scores zijn in onderstaand risicodiagram tegen elkaar afgezet. Het risicodiagram maakt het mogelijk om risico’s (van verschillende incidenttypen) met elkaar te vergelijken en is een hulpmiddel om prioriteiten te stellen. Figuur 3 - Risicodiagram Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland alkeen terroristische aanslag 5 / Î ziektegolf besmettelijke ziekte vollopen van een polder/ dijkdoorbraak 1e zeer ernstig A / En Kd incident in tram- en metrotunnels 2 en ondergronds station verstoring (informatie)systeem incident bij op of om een vliegveld Vi incident giftige stoffen, he Á grote brand object met AEL IN aL Lade Nt Vo kwetsbare doelgroep ernstig \ Ik ij í ze ‚ bi t A 5 Î 3 üm instorting/ verzakking 5 eee : IJN AN overlast als gevolg van droogte [an ann —— ú ; Ie * Ee wateroverlast door neerslag = | 7 re ee incident brandbare/ explosieve stoffen vervoer op water \ / gj EN p d EEMCS incident treinverkeer Je 4 Ln KN grote brand in ondergrondse incident met grote passagiersvaart . AN k À bebouwing 4 = [a] \ IN uitval elektriciteitsvoorziening incident giftige stoffen, vervoer weg viel N En grate brand in bijzonder hoge gebouwen Da 8 nn beperkt fo] b incident tijdens grote festiviteit incident brandbare/ explosieve stoffen, stationaire inrichting We broei [of brand) in bulk-opslag uitval gasvoorziening < beperkt nn sn DE e 5 € U 2 2 5 5 ie ae a a WAARSCHIJNLIJKHEID Conclusie risicoanalyse Op basis van de expertsessies en de beschouwing van het risicodiagram kunnen een aantal conclusies getrokken worden. Onderstaande prioritaire risico’s zijn daarbij benoemd voor Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland en worden in het nieuwe beleidsplan van de Veiligheidsregio opgenomen. e (Effecten van) grote en complexe branden Zowel op impact als waarschijnlijkheid scoort grote en complexe branden hoog. In dichte binnenstedelijke gebieden, waaronder de grachtengordel van Amsterdam, en in gebouwen met niet 9 Zie het verdiepende rapport voor de gebruikte methode. 23 > Regionaal Risicoprofiel of verminderd zelfredzame personen, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en gevangenissen kan het effect van een grote brand een hoge impact hebben. Daarnaast zijn de grootschalige publieksfunctie, ondergrondse bebouwing, objecten die behoren tot cultureel erfgoed, het havengebied en de energietransitie de redenen om het effect van grote en complexe branden op te nemen als een van de prioritaire risico’s. e (Effecten van) uitval van vitale voorzieningen (gas, elektra, gedigitaliseerde processen, informatiediensten) Onder dit risico vallen de incidenten met keteneffecten. De oorsprong van het incident kan soms minimaal zijn, maar grote gevolgen en effecten hebben. Dit zijn incidenttypen die relatief hoog scoren op impact, niet op zichzelf door veel slachtoffers, maar door de keteneffecten. Daarnaast kunnen de keteneffecten er ook voor zorgen dat andere incidenttypen voorkomen. Deze incidenttypen zijn uitval van elektriciteit, gas en uitval van data- en ICT-voorzieningen. De hoge impact komt vooral terug in de criteria sociaalpsychologische impact, kosten en aantasting van het dagelijks leven. Gelet op de beschreven trend van toename van connectiviteit maken dat de impact van dergelijke incidenten al een lichte stijging hebben gemaakt en in de komende jaren alleen maar zullen toenemen. e (Effecten van) water en extreem weer (overstromingen/ droogte/ neerslag/ storm) Onder dit risico vallen de incidenttypen met een hoge impact door de keteneffecten van bijvoorbeeld overstroming, extreme weersomstandigheden en droogte. Ook hier geldt gelet op de beschreven trend van de klimaatverandering dat de impact van dergelijke incidenten al een lichte stijging hebben gemaakt en in de komende jaren alleen maar zullen toenemen. Hevige stormen komen regelmatiger voor en ook de periodes van een hittegolf en droogte worden langer. e Een pandemie Een ziektegolf met besmettelijke ziekte kan leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting, zoals op dit moment het geval is met COVID-19. Dit heeft niet alleen gevolgen voor burgers en het bedrijfsleven, maar ook voor de continuïteit van de zorg, de overheid en de hulpverleningsdiensten. De COVID-19 crisis laat zien dat een pandemie een geloofwaardig scenario is. e Terrorisme De impact en waarschijnlijkheid van een terroristische aanslag komt uit de analyse duidelijk naar voren. De experts geven aan dat dit zit in de impactcriteria in het aantal te verwachten doden en gewonden, maar ook met name in de sociaalpsychologisch gevolgen die dit incidenttype heeft. De recente incidenten en de beoordeling van de waarschijnlijkheid door het nationaal coördinatie centrum veiligheid (NCTV), al enige tijd als aanzienlijk!?, maken duidelijk dat voorbereiding op dit incidenttype van belang is. Het verschil ten opzichte van 2017 Ten opzichte van het risicoprofiel van 2017 zijn geen grote verschuivingen in incidenttypen te zien. De incidenten met keteneffecten, een terroristische aanslag en grote en complexe branden waren toen ook gekenmerkt als prioritair. Incidenten met gevaarlijke stoffen waren in 2017 nog opgenomen in de lijst met prioritaire risico’s, maar zijn in 2021 niet meer als zodanig opgenomen. Reden is dat via de reguliere werkzaamheden de voorbereidingen op deze incidenttypen voldoende worden getroffen. Het incidenttype ziektegolf met besmettelijke ziekte (pandemie) is nieuw opgenomen. Ook het prioritaire risico van water en het extreme weer is nieuw opgenomen, vanwege de klimaatsveranderingen en de noodzakelijk voorbereiding op deze incidenten. Verder is de inschatting van de risico’s niet fundamenteel veranderd. De experts beoordelen de impact en waarschijnlijkheid van de meeste scenario’s iets zwaarder in vergelijking met de analyse die in 2017 is gedaan. Dit komt voornamelijk vanuit de inschatting dat het grote gevolgen heeft als het mis gaat. 10 https://www.nctv.nl/onderwerpen/dtn 24 Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland Bezoekadres: Ringdijk 98, 1097 AH Amsterdam Postadres: Postbus 92171, 1090 AD Amsterdam Telefoon: 020 555 6550 Website: veiligheidsregioaa.nl
Onderzoeksrapport
25
test
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 619 Datum akkoord 12 september 2014 Publicatiedatum 17 september 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer N.T. Bakker (SP) van 22 juli 2014 inzake het (niet) wegslepen van fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Op 21 juli 2014 meldde het AT5-nieuws dat fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen niet worden weggesleept tussen 23.00 uur 's avonds en 6.00 uur 's ochtends. De redenen hiervan zouden financiële zijn (bezuinigingen). Het niet wegslepen van fout geparkeerde voertuigen tijdens bepaalde delen van de dag heeft voor degenen voor wie de gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd zijn grote nadelige gevolgen. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 22 juli 2014, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Klopt het vorenstaande bericht? Zo ja/nee, wat is volgens het college de precieze situatie? Antwoord: Het klopt dat er in de nacht niet wordt weggesleept van invalidenplekken. Tot 1 september 2013 vervulde de Politie deze taak. De politie heeft per die datum besloten te stoppen met de nachtelijke wegsleep als gevolg van de reorganisatie van de Nationale politie, waardoor de politie zich concentreert op de zogenaamde kerntaken. Wegslepen van voertuigen in de nacht valt daar niet onder. De burgemeester heeft op verzoek van de raad een onderzoek naar de klantvriendelijkheid en efficiency van de wegsleep laten uitvoeren. De nachtelijke wegsleep maakt hier onderdeel van uit. De raadscommissie Algemene Zaken c.a. is op 10 september 2014 over de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd en bespreekt de uitkomsten van het rapport in haar vergadering van 18 september 2014. 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing do Gemeenteblad Datum 17 september 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 22 juli 2014 2. Watis de mening van het college over het niet wegslepen van fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen? Antwoord: Voertuigen die hinderlijk en/of gevaarlijk geparkeerd staan (o.a. op invalidenplekken) worden altijd tussen 06.00 en 23.30 uur weggesleept. Het college van B&W begrijpt dat het zeer vervelend is dat mensen tijdens de nachtelijke uren geconfronteerd worden met hinderlijk en/of gevaarlijk geparkeerde auto's. De reden waarom de nachtelijke wegsleep, op het moment dat de politie hiermee stopte, niet direct in het takenpakket van de gemeente is opgenomen, heeft te maken met beperkte capaciteit in combinatie met een efficiënte inzet van mens en middelen. Het college van B&W heeft op 2 september 2014 het advies om ook tijdens de nachtelijke uren hinderlijk en/of gevaarlijk geparkeerde auto's weg te slepen overgenomen. Een voorstel voor nachtelijke wegsleep is opgenomen in de uitkomst van het onderzoek wegsleep dat in september aan de raadscommissie Algemene Zaken c.a. wordt gepresenteerd. Zie punt 1. 3. Worden tussen 23.00 en 6.00 uur nergens in de stad voertuigen die fout geparkeerd staan en/of onveilige verkeerssituaties veroorzaken weggesleept? Of worden uitsluitend fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen ongemoeid gelaten? Antwoord: Het klopt dat er sinds 1 september 2013 geen auto's tijdens de nacht worden weggesleept. De politie sleept alleen nog bij levensbedreigende situaties. Dat betekent dat er op dit moment tussen 23.30 en 06.00 uur geen oneigenlijk geparkeerde auto’s worden weggesleept van een invalidenplek. Overtreders kunnen een parkeerboete van € 370 krijgen voor het oneigenlijk parkeren op een invalidenplek. Er is bestuurlijk vastgesteld dat parkeerboetes (ofwel Mulderhandhaving) een taak van de stadsdelen is. In 2012 zijn daartoe alle Mulderhandhavers van DST overgegaan naar de stadsdelen. Naast de stadsdelen, kan ook de politie een boete voor een parkeerovertreding uitschrijven. 4. Kan het college bewerkstelligen dat ook tussen 23.00 en 6.00 uur fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen worden weggesleept, zodat de rechthebbenden er gewoon gebruik van kunnen maken? Graag toelichten. Antwoord: Zie punten 1 en 2. Het organiseren van de nachtelijke wegsleep is meegenomen in het onderzoek naar de klantvriendelijkheid en efficiency van de Wegsleep, dat op 18 september 2014 in de vergadering van de raadscommissie Algemene Zaken c.a. wordt besproken. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 799 Publicatiedatum 15 oktober 2014 Ingekomen op 8 oktober 2014 Ingekomen in raadscommissie WB Te behandelen op 5/6 november 2014 Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de begroting voor 2015 (uitsplitsing kosten/baten). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Constaterende dat: — het college streeft naar een solide, transparante en goed te begrijpen gemeentebegroting; Overwegende dat: — op grond van artikel 189 Gemeentewet de gemeenteraad in een begroting de middelen beschikbaar stelt voor alle taken en activiteiten van de gemeente en hiermee zijn budgetrecht uitoefent; — bij de productenraming van de investeringen in wonen de begroting maar zeer beperkt inzicht geeft in de allocatie van middelen; ten opzichte van de begroting 2014; 30 van de 33 posten zijn weggevallen en ook de uitsplitsing in het programmahoofdstuk is achtergebleven; — het daardoor niet duidelijk is voor de gemeenteraad hoeveel financiële middelen zullen worden gealloceerd voor door de coalitie benoemde prioriteiten, zoals wijkaanpak, bestrijden leegstand, woningisolatie etc. ; — het hierdoor ook niet controleerbaar en navolgbaar is hoe tot het totaal bij financiële ontwikkelingen wordt gekomen, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: een nadere uitsplitsing te geven van de: — begrote lasten en baten per voorgenomen activiteit in het programmaonderdeel wonen, waarbij in ieder geval de posten uit de begroting 2014 worden meegenomen; — activiteiten die worden gecontinueerd, gediscontinueerd of opgestart, waarbij ook de bestedingen worden aangegeven uit de begroting 2014 en de jaarrekening 2013. Het lid van de gemeenteraad, M. Moorman 1
Motie
1
test
Veen oa3aon N% Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S E D erk, Participatie : : " Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, en Inkomen % Amsterdam ee Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023 Ter kennisneming Portefeuille Sociale Zaken Agendapunt 13 Datum besluit 12 december 2020 Onderwerp Evaluatie Sociaal Werkkoepel De commissie wordt gevraagd 1. kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het Eindrapport evaluatie van de Sociaal werkkoepel en de Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk 1 juli 2022 tbv Evaluatie SWK. Uit de evaluatie komt een positief beeld naar voren over zowel de kwaliteit van het netwerk als over de kwaliteit van het programmateam. De relevante partijen op het gebied van Sociaal Werk zijn aangesloten en de activiteiten van de Sociaal Werkkoepel worden door de netwerkpartners vaak bezocht en positief beoordeeld. Het college waardeert de inzet van de Sociaal Werkkoepel en wil het netwerk blijven aanjagen, faciliteren en versterken, onder andere door te investeren in het organiseren van events, communicatie, vitbreiden van het netwerk etc. De inzet is nodig om de doelstelling van ledereen Kans op Werk te realiseren, inhoudende dat iedere Amsterdammer die een beroep op ons doet, de ondersteuning krijgt die nodig is om zijn kansen op werk te vergroten. De inzet vanuit Sociaal Werk zal de komende jaren onverminderd groot blijven om hier een bijdrage aan te leveren. De evaluatie geeft ook een aantal aanbevelingen. Onder andere komt naar voren dat het netwerk niet zelfsturend is en sterk vanuit de gemeente wordt gefaciliteerd. Een ander aandachtspunt is dat door de rol van de Sociaal Werkkoepel als verbinder de bijdrage aan initiatieven en resultaten voor de buitenwereld vaak weinig zichtbaar is. De kracht is daarmee ook een zwakte. Het college benoemt in de raadsinformatiebrief een aantal acties om opvolging te geven aan de aanbevelingen. Deels concrete, deels nog verder uit te werken acties om de toegevoegde waarde van het netwerk verder te vergroten. Wettelijke grondslag Artikel 169 Gemeentewet; actieve informatieplicht van college naar raad. Bestuurlijke achtergrond Op basis van het Uitvoeringsbesluit Sociaal Werk uit 2018 is de Sociaal Werkkoepel opgericht als netwerkorganisatie die reguliere werkgevers, sociale firma's en maatschappelijke organisaties faciliteert en ondersteunt bij het realiseren van meer banen voor Amsterdammers met een arbeidsbeperking. Op basis van besluitvorming over de voorjaarsnota 2019 is in een structureel budget voorzien voor de uitvoering van de taken van Werkkoepel. Reden bespreking Niet van toepassing. Uitkomsten extern advies Gegenereerd: vl.21 1 VN2022-043298 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, Werk, Participatie 9 Amsterdam - en Inkomen % Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed, Volwasseneneducatie, Democratisering Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023 Ter kennisneming Niet van toepassing. Geheimhouding Niet van toepassing. Uitgenodigde andere raadscommissies Niet van toepassing. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Niet van toepassing. Welke stukken treft v aan? AD2022-118751 Commissie SED Voordracht (pdf) De Beleidsonderzoekers - Eindrapport Evaluatie Sociaal werkkoepel.pdf AD2022-119381 (pdf) Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk 2 juli 2022 tbv AD2022-119390 ‚ Evaluatie SWK.v6.docx (msw12) AD2022-123027 Raadsinformatiebrief MdLv3.pdf (pdf) Ter Inzage Registratienr. Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) WPI, Marc de Lange, marc.lange®amsterdam.nl, 06-50065757 Gegenereerd: vl.21 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 135 Publicatiedatum 17 februari 2016 Ingekomen onder P Ingekomen op woensdag 10 februari 2016 Behandeld op woensdag 10 februari 2016 Status Verworpen Onderwerp Motie van lid Van Soest inzake Ouderenvriendelijk Amsterdam [Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK)]. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Startnotitie Age-friendly Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 86). Constaterende dat: — Amsterdam een ouderenvriendelijke stad wil zijn; — in de Startnotitie Age-friendly city niet wordt gesproken over kunst en cultuur onder ouderen. Overwegende dat: — _eultuurparticipatie een belangrijk positief effect heeft op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in gesprek te gaan met het AFK om te overleggen hoe Ouderenvriendelijke stad Amsterdam kan worden meegenomen in het AFK. Het lid van de gemeenteraad W. van Soest 1
Motie
1
train
In één hand: Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs U ‘ DE 5 : Ll " | - f 5 rt IS ER AS MARION VAN BINSBERGEN PJOTR KOOPMAN JOANNE LOURENS CIP-gegevens KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Binsbergen, M.H. van, Koopman, P.N.J., Lourens, J. In één hand: Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. (Rapport 1037, projectnumrmer 40795) ISBN 978-94,-6321-108-6 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Uitgave en verspreiding: Kohnstamm Instituut Roetersstraat 31, Postbus 94208, 1090 GE Amsterdam Tel: 020-5251226 www.kohnstamminstituut.nl Dataverwerking: Elion.nl © Copyright Kohnstamm Instituut, 2020 Inhoudsopgave Deel A: Hoofdlijn 1 Hoofdlijn, bevindingen en aanbevelingen 3 Deel B: Onderbouwing 23 1 Naar een integrale aanpak 25 11 Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs (en praktijkonderwijs) 25 1.2 Kwetsbare schoolgang en specialistische jeugdhulp 26 1.3 Naar een nieuwe werkelijkheid zonder systeemschotten 28 14 Samenwerkingsverbanden Amsterdam en Diemen, de Stuurgroep SJSO: verwachtingen 34 1.5 Doelstellingen vanuit de gemeente, aansluitend op ontwikkelingen in de praktijk 35 16 Samengevat 46 1.7 Vraagstelling evaluatie SJSO 48 2 Verantwoording 51 2.1 Samenvatting ontwerp van onderzoek 51 2.2 Reikwijdte respons en bevindingen 5h 3 Preventie, vroeghulp en specialistische behandeling op of via school 59 3.1 Decentraliseren, transformeren en lokaal samenwerken: transitie en transformatie 59 3.2 Cijfermatige onderbouwing 62 3.3 Beleidsmatige onderbouwing 63 3.4 Onderwijszorgarrangementen: integrale samenwerking onderwijs en jeugdhulp 65 3.5 Wetenschappelijke onderbouwing 68 3.6 Gedragsproblemen van diverse aard 7 3.7 De school als organisatie die positief opgroeien breed mogelijk maakt 80 3.8 Samengevat: specialistische (jeugd)hulp op het speciaal onderwijs, LVB inbegrepen 82 4 SJSO in de praktijk 87 4.1 Formatieve evaluatie: onderzoeksvragen en bevindingen 87 L.2 Conclusie 1: Positieve reacties 88 4.3 Conclusie 2: Aanloopproblemen en knelpunten in verband met grotere systeemproblematiek 99 4.4 Conclusie 3: Gezamenlijk belang boventoon 116 4.5 Conclusie 4: SJSO structureel inbedden en aansluiten bij partners bij complexe en structurele gezinsproblematiek 123 5 Evaluatie SJSO: aanbevelingen 145 5.1 Hulp en steun op of via het onderwijs: winst leerling en thuis 145 5.2 Van raamcontract naar standaard aanbod 147 Literatuurlijst 163 Bijlagen 167 Bijlage 1 Specialistische jeugdhulp in speciaal onderwijs: schriftelijke vragenlijst 167 Bijlage 2 Antwoorden per vraag met Likertschaal schriftelijke vragenlijst 191 Deel A: Hoofdlijn 1 2 Hoofdlijn, bevindingen en aanbevelingen Inleiding Sinds het schooljaar 2018-19 wordt door de gemeenten Diemen en Amsterdam specialistische jeugdhulp direct in het speciaal onderwijs georganiseerd (SJSO) op basis van een specifieke inkoopprocedure die in 2017 is opgesteld. De samenhang tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp is noodzakelijk om kinderen en jongeren op het speciaal onderwijs een ononderbroken schoolloopbaan te bieden. Kinderen in het speciaal onderwijs hebben vaak extra specialistische jeugdhulp nodig en kinderen die zijn aangewezen op jeugdhulp en speciaal onderwijs zijn kwetsbaar voor schooluitval. De gemeente Amsterdam noemt op grond van haar registraties een aantal oplopend tot 60% op bepaalde scholen voor speciaal onderwijs dat jeugdhulp ontvangt. Uit landelijke cijfers komt zelfs een percentage van 74% naar voren (Berenschot, 2019). Voorheen moesten ouders deze hulp apart voor hun kind aanvragen en specialistische jeugdhulp was niet eenvoudig beschikbaar op of via school. Hoofddoel De gemeenten Amsterdam en Diemen hebben met de integratie van jeugdhulp in het speciaal onderwijs (of feitelijk: alle voorzieningen waarvoor een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring nodig is, inbegrepen het speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs) niet 3 alleen financiële schotten weggehaald tussen de verschillende voorzieningen, maar besparen leerlingen en hun ouders een extra gang langs verschillende loketten en instanties — de toegang tot jeugdhulp - en bieden zo belangrijke (school)tijdwinst in het voorzien van direct noodzakelijke hulp. De specialistische jeugdhulp die in het raamcontract ‘SJSO’ is vervat behoeft zodoende geen aparte indicatie of verwijzing van een arts of wijkteam meer, maar is direct als gemeentelijke voorziening beschikbaar op (of vanuit) school. Het bevorderen van een ononderbroken schoolgang is zoals gezegd het doel. Bevindingen en conclusies Wij hebben op verzoek van de gemeenten Amsterdam en Diemen — en in afsteming op de betrokken schoolbesturen en samenwerkingsverbanden - de eerste ervaringen rond dit integrale werken gedurende het schooljaar 2018-19 gevolgd en in samenspraak met de praktijk geëvalueerd. Onze formatieve evaluatie van het raamcontract SJSO maakt duidelijk dat professionals uit het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulp opvallend positief zijn over het eerste jaar specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs. De samenwerking tussen jeugdhulp en speciaal onderwijs bestaat al langer, maar overal is men duidelijk: dat dit nu vanuit een inkoopmodel wordt ondersteund, een model dat directe inzet zonder administratieve belasting, doorverwijzing, indicatieprocedures en wachttijden mogelijk maakt, is een enorme stap vooruit. Werken volgens het principe 1 kind-1 gezin-1 plan’ komt dichterbij en nadrukkelijk is gesteld dat tijdige hulp, direct inzetbaar en zonder wachtlijsten en wachttijden, de grote winstgebieden zijn. h Winst voor leerlingen en ouders e De winst is in eerste plaats zichtbaar voor de leerling, die direct geholpen wordt en niet langs verschillende deskundigen of meerdere lokketten moet, vaak op andere adressen of bij andere organisaties, en die niet hoeft te wachten terwijl hulp direct nodig is. e Maar ook voor hun ouders is de (toch) stigmatiserende en belastende gang langs instanties met intakeprocedures en wachttijden voorbij, met direct beschikbare specialistische jeugdhulp op school. e Ouders zijn positief en bovendien eerder bereid hulp te ontvangen, de relatie met school bestaat al, de leergerichte en pedagogische samenwerking tussen ouders en school is een inherent gegeven en is van nature minder ‘vreemd’ of indringend, dan een nieuwe relatie met een nieuwe (hulp)instantie die als ver weg wordt beleefd. Doorlopend continuüm school-thuis e Specialistische steun en behandeling beweegt zich nu op een doorlopend continuüm school-thuis, en daarmee langs het natuurlijke dagelijkse bestaan van een leerling. Dit geeft een meer ‘automatische’ werkrelatie, waarin samenwerking tussen ouders en school gewoon is. Ook voor de leerkrachten in het speciaal onderwijs e Docenten zijn positief: de rust in de klas keert eerder terug, de inzet van therapeutische expertise in de klas geeft ruimte aan het vakinhoudelijk lesgeven en bij complexe problemen hebben ze directe deskundigenconsulatie bij de hand. Docenten hoeven zich daarbij niet alleen zorgen te maken wanneer ze vermoeden dat er ernstige problemen spelen: er is iemand aanwezig die doorpakt wanneer dat nodig is. 5 Ons onderzoek in een notendop In totaal zijn er zo’n 180 fte jeugdhulpprofessionals ingezet op zo’n 50 locaties voor speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Wij hebben 6 schoollocaties bezocht, met ruim 30 betrokkenen gesproken en hiernaast via een gestructureerde digitale vragenlijst informatie verkregen van zo’n 50 professionals verbonden aan SJSO. We hebben ook met andere belanghebbenden gesprekken gevoerd en een aantal contractevaluatiebesprekingen bijgewoond tussen de gemeente Amsterdam en jeugdhulpaanbieders. Ten slotte hebben we speciaal in SJSO verband georganiseerde kennisbijeeenkomsten bijgewoond, die door ruim 200 betrokken professionals zijn bezocht. We hebben ons kortom ruim door direct betrokkenen laten informeren, op een gestructureerde wijze en steeds in afstemming op de leden van de Stuurgroep SJSO (zie hierna). Ons onderzoek betreft een formatieve evalautie: we verkennen in samenspraak met de praktijk hoe de eerste ervaringen in het eerste schooljaar 2018-19 zijn. In onze rapportage laten we alle professionals uitgebreid aan het woord. Sinds de transitie van de jeugdzorg (2015) zijn er relatief weinig positieve geluiden en ook de invoering van Passend onderwijs (2014) heeft niet tot brede instemming geleid vanuit de praktijk van het speciaal onderwijs. Dat professionals uit het speciaal onderwijs en de jeugdhulp nu zo positief zijn verdient bijzondere aandacht. Hiernaast gaan we ook in op een aantal vragen en knelpunten dat nog bestaat. Deze vragen betreffen echter niet zozeer (of specifiek) de geïntegreerde specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs, ze raken de vragen die spelen in breder verband, zowel in de jeugdhulp als het (speciaal) onderwijs. Deze vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden. De praktijk is weerbarstig en de problematiek waarmee men zich in dit dubbelgespecialiseerde veld (speciaal onderwijs, specialistische jeugdhulp) 6 geconfronteerd ziet is vaak meervoudig en soms structureel van aard. Des te meer reden voor ons om hieraan niet voorbij te gaan, maar samen met professionals dieper in te gaan op hun dagelijkse praktijk. We geven hier een korte beantwoording van de onderzoeksvragen zoals in 2018 geformuleerd door de Stuurgroep SJ SO: 1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als ggz professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op school door deze professionals, de school, cliënten en ouders ervaren? Het antwoord luidt zonder meer goed, nagenoeg iedereen — van jeugdhulpprofessionals en leerkrachten tot ouders en schooldirecties — reageert opvallend positief. Geen moeilijke verwijsprocedures meer voor leerlingen. Directe inzet van hulp en steun, direct op school of thuis, zonder ‘administratief gedoe’ of wachttijden. De winst voor de leerlingen wordt als eerste genoemd, de rust in de klas en op school neemt toe, zowel in het primair- als voortgezet (speciaal) onderwijs. Jeugdhulpprofessionals geven aan minder bureaucratisch belast te zijn en meer tijd en aandacht voor kinderen en jeugdigen te hebben. Leerkrachten komen beter toe aan lesgeven. Ouders zijn eerder bereid steun en hulp te ontvangen, ook thuis. De relatie met school bestaat gewoon, zij hoeven geen aparte (vaak toch als stigmatiserend beleefde) gang naar een ‘andere’ instantie te volgen en weer hun verhaal te doen. Alles loopt vloeiender in elkaar over. Het contact staat meer in het teken van samenwerking tussen ouders en school, ten dienste van het kind. Zelfs ouders met eerdere negatieve ervaringen met hulpverlening, die soms ‘hulp- moe’ zijn, zijn beter bereikbaar voor specialistische hulp en steun vanuit school. 7 2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere doorlooptijden voor de hulp op school? Ook hierop wordt instemmend gereageerd. Op meerdere niveaus is verbetering zichtbaar. Leerkrachten geven aan dat de rust in de klas terugkeert en merken het effect van professionele hulp in de dagelijkse contacten en lesmomenten. Klasobservatie en tijdige professionele interventie, of deskundige feedback bij de wijze van hanteren van onrust door gedragsproblemen, voorkomen escalaties of verwijdering uit de klas. Het aantal time-out momenten of schorsingen neemt af. Tijdens een time-out moment blijft er iemand bij de leerling in kwestie, steunend en bereikbaar. Maar ook de aandacht voor leerlingen die minder in het oog springen neemt weer toe, er is weer tijd voor iedereen in de klas. Bij specialistische behandeling op school bijvoorbeeld, kan het effect van medicatie op het leren worden geobserveerd, of kunnen ouders, jeugdhulpspecialisten en leerkrachten samenwerken aan de vermindering van angstproblemen. Integrale samenwerking met ouders bij leer - of schoolproblemen is nu vanzelfsprekend, er is geen afstand meer in de vroegere driehoek school - specialistische hulp -thuissituatie. Er is in plaats daarvan sprake van één doorlopend behandelcontinuiüm school -thuis. Op het niveau van de school is dit eveneens merkbaar, zo is het meelopen tijdens pauzes en pleinobservatie van toegevoegde veiligheidswaarde bij ernstige gedragsproblemen. Zowel in preventieve zin als wat betreft vroeg-signalering en tijdige interventie. Het aanspreken van leerlingen op bepaalde locaties voor het voortgezet speciaal onderwijs loopt veel beter in samenwerking met jeugdhulpprofessionals. De veiligheid op school neemt toe, op een proactieve wijze, zonder hekken of 8 detectiepoorten. De verwachting is dat het aantal schoolwisselingen of uitvallers af zal nemen. Op gezinsniveau is hulp direct beschikbaar, de toegevoegde waarde is enorm en wordt nadrukkelijk genoemd. Zoals hiervoor al beschreven wordt hulp beter geaccepteerd vanuit de relatie met school, men hoeft niet naar een andere instantie die als ver weg wordt beleefd. Wachttijden en doorlooptijden worden binnen SJSO verband nauwelijks genoemd. Alleen het primaire speciaal onderwijs voor licht verstandelijke beperkte kinderen kent nog krapte en daardoor wachttijden. Tijdige inzet van hulp thuis via school zal de vraag naar zwaardere vervolgzorg doen afnemen, zo is alom de verwachting in de praktijk van SJSO. 3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste zorgverleners zijn op de scholen? In reactie op deze vraag wordt duidelijk dat ‘beleidstaal’ onvoldoende aansluit bij de praktijk van alledag. Zowel het onderwijs als de jeugdhulp hebben bovendien ieder hun eigen nieuwe begrippenkaders, die in beide domeinen ook sinds de decentralisaties en wet Passend onderwijs sterk veranderd is en lokale invulling moet krijgen, wat soms tot babylonische spraakverwarring leidt. Dit gezegd hebbende, zijn de verdere reacties weer overwegend positief: de samenwerking tussen onderwijsprofessionals en leerkrachten in het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs enerzijds en jeugdhulpprofessionals anderzijds, loopt beter dan 1 Nieuwe termen zoals ‘onderwijszorgarrangementen’ of ‘ondersteuningsplanraden’ en ‘toelaatbaarheidsverklaringen’ corresponderen niet altijd met andere nog gangbare begrippen uit aanpalende onderwijswetgeving en komt nu bovendien samen met nieuwe jeugdhulptermen, zoals ‘segment-profiel-intensiteit-combinaties’ die weer verschillen per gemeente, enzovoorts. 9 verwacht. Vooraf is dit enigszins geproblematiseerd, de verwachting was dat dit niet zo eenvoudig zou lopen. Maar de aansluiting tussen professionals direct rond het kind loopt gewoon goed. Natuurlijk zijn er aanloopproblemen en kinderziekten geweest, maar deze werden in ons onderzoek nauwelijks als onoverkomelijk of moeilijk geschetst. De start van SJSO kende hectiek, snel nieuw personeel werven en inzetten, vragen rond werktijden die niet analoog lopen en wat te doen bij schoolvakanties et cetera. Maar in gesprek met de praktijk werd dit niet geproblematiseerd, het hoorde bij de start. Domeindiscussies of onoverkomelijke systeemverschillen bestaan mogelijk op andere niveaus, maar tussen de professionals direct rond het kind speelt dit niet in het bijzonder. Daarbij merken we op dat een groot aantal scholen in SJSO verband al heel lang samenwerkt met specialistische jeugdhulp en dat sommige scholen zelfs voortkomen uit zorginstellingen of verbonden waren aan ggz-aanbieders, waardoor het geïntegreerd samenwerken tussen twee specialismen (vgl. de vroegere orthodidactiek en orthopedagogiek) gewoon is. Maar ook de scholen waar dit nieuw is, noemen naast organisatorische aanloopproblemen geen noemenswaardige problemen. 4. Welk effect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen)? Deze vraag is feitelijk al beantwoord: in de praktijk speekt men van een ‘verademing’ omdat allerlei administratieve handelingen of drempels niet langer bestaan. Het is nu heel eenvoudig: als je iemand nodig hebt, dan is die er. Als er meer onderzoek of hulp nodig is, dan regelt de specialistische jeugdhulpverlener dit vanuit het zorgteam op school (in afstemming op de ouder-kind adviseur of het wijkteam). Vaak in direct contact met de eigen organisatie of 10 zo nodig met andere specialismen, zonder dat kinderen of ouders van alles moeten doen of ergens heen moeten. Leerkrachten hoeven zich geen zorgen meer te maken, er is iemand die de zorgen uit handen neemt of actief meedenkt. Binnen SJSO verband kan men eenvoudig specialistische inzet op of vanuit school organiseren, zonder verwijsprocedures, doorlooptijden, beschikkingen en wachttijden. En mocht er al angst bestaan dat dit leidt tot ‘over- diagnostiek’ of een enorme toename in hulpverlening: er is in het eerste jaar van het project SJSO geen toename in specialistische inzet zichtbaar ten opzichte van het verleden, er is zelfs enige afname zichtbaar in de duur van specialistische hulp. Er zijn rond 1800 tot 1900 leerlingen in SJSO verband geholpen. De besparing aan systeemkosten die normaliter gepaard gaan met zo’n 1800 ‘verwijs -intakeprocedures en beschikkingen’ zouden in beeld kunnen worden gebracht, om na te gaan welke vermindering aan systeemkosten wordt bereikt door SJSO. Maar de belangrijkste winst in de afname van bureaucratie ligt in tijdswinst voor de leerlingen en de mensen die hen helpen. 5. Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten ervaren? We kunnen hier een aantal opmerkingen maken, maar weer niet veel, De eerste is dat jeugdhulpprofessionals bij aanvang het idee hadden dat er te veel nadruk is gelegd op de opdracht tot vermindering van vraag naar zware vervolgzorg, het project SJSO zou een te sterk kostengerichte insteek kennen. Iedere professional begrijpt de insteek dat voorkomen beter is dan genezen, dat geen leerling gebaat is bij zware vervolgzorg, maar men vreesde aanvankelijk dat het belang van afnemende kosten zou prevaleren. Na de eerste jaren transitie van de jeugdhulp is dit u geen vreemde gedachte, de ervaringen op het vlak van mogelijkheden en middelen sinds 1 januari 2015 zijn voor veel jeugdhulpprofessionals niet positief geweest. Maar dit is gaandeweg verdwenen, eigenlijk al na de eerste startmaanden. De bestuurders van de samenwerkingsverbanden Amsterdam - Diemen, verenigd in een ‘Stuurgroep SJSO’ hebben in samenwerking met de gemeente met regelmaat kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd, die goed zijn bezocht. Tijdens deze bijeenkomsten kreeg het project SJSO steeds verder vorm, als werk in uitvoering. In direct contact met professionals uit de praktijk worden de bestuurders en gemeenteambtenaren geïnformeerd en is gezamenlijk bijschaven en bijsturen mogelijk. De workshops worden verzorgd vanuit zowel praktijk als beleid, iedereen neemt samen deel en er is nauwelijks enige afstand tussen beleid en praktijk. Veelzeggend is de opmerking van een professional tijdens een van de kennisdelingsbijeenkomsten: ‘Nu moeten we uitkijken dat het geen heilige graal wordt, die geen tegengeluid meer verdraagt.’ De tweede opmerking is een kanttekening: de bureaucratische rompslomp buiten SJSO verband is nog altijd remmend op een goede praktijkvoering. Dit gaat juist meer opvallen, naarmate een project als SJSO laat zien dat dit ook anders kan. De samenwerking met andere professionals (zoals professionals uit wijkteams van andere regiogemeenten) is doorgaans weer ‘gewoon goed’ maar de vraagstukken rond registratie en verrekening tussen gemeenten vragen bovenmatige aandacht, tijd en energie. Het moet worden gezegd: iedereen werkt hard en wil ‘het oplossen’ maar vanuit de positie van een observator zie je aan tafel hoezeer administratieve complexiteit noodzakelijk onderwerp van gesprek is, maar onevenredig aandacht wegtrekt van inhoudelijke vraagstukken rond welzijn en veiligheid van kwetsbare leerlingen en hun gezinnen, ook vanuit een beleidsperspectief. Verder verdient te worden opgemerkt dat dit project - dat eigenlijk een enorme innovatie in zich draagt van de toegang naar 12 specialistische hulp - goed is gemanaged vanuit de stuurgroep in directe samenwerking met de praktijk. De samenwerking tussen speciaal onderwijs en specialistische jeugdhulp is goed tot stand gekomen, stapsgewijze uitbreiding van deze gezamenlijke opdracht naar het regulier onderwijs ligt voor de hand. 6. Waaruit bestaat het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op school? Enerzijds is er niets verandert, als je het een jeugdhulpprofessional vraagt. Gevoed vanuit de eigen jeugdhulporganisatie nemen ze hun specialisme als vanzelfsprekend mee. Intervisie, kennisontwikkeling en professionaliteit ten dienste van kind en gezin staan nog altijd centraal, maar nu ook in relatie tot het specialisme van het speciaal onderwijs. Er wordt over het algemeen goed afgestemd en juist in die scholen waar men elkaars specialisme ruimte geeft en erkent is het feitelijk werk van de jeugdhulpprofessional niet anders dan in de eigen organisatie. Wel is het werken meer specifiek leerlinggericht: de ononderbroken schoolgang is het samenbindende doel tussen leerling, ouders, school en hulpverlening. Dit wil niet zeggen dat de jeugdhulpverlener op de stoel van een leerkracht gaat zitten, het betekent in de praktijk dat de jeugdhulpprofessional de ruimte creëert voor de leerkracht om kwetsbare leerlingen vakinhoudelijk (weer) te bereiken. Dit kan lopen van omgangsadviezen bij kindeigen problematiek tot het organiseren van de juiste feedback-loop bij ernstige gedragsproblemen in een schoolcultuur. Het feitelijke werk van de jeugdhulpprofessional staat ten dienste van de leerling en diens schoolgang, en daarmee ook ten dienste van de leerkrachten en school. Welzijn van kinderen is vanzelfsprekend altijd het onderliggende doel. De vakinhoudelijke identiteit wijzigt niet. 13 7. ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee van de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in staat gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te zetten zonder de hulp van een aangewezen functionaris die mag verwijzen of beschikken?) In de praktijk speelt de ‘opdrachtverdeling’ niet zo zwart-wit als je deze kunt lezen. Het ‘wie bepaalt’ is minder aan de orde, er is sprake van een gezamenlijke gerichtheid op de leerling, zoals hiervoor al beschreven. Dit voert de boventoon in de samenwerking rond het kind. Wel spelen er organisatorische aspecten vragen rond ‘wie bepaalt’ zoals bij de inzet van fte, uren en wisselingen tussen personeel. Het ‘wie bepaalt’ blijkt minder een vraagstuk op tafel van het zorgteam en meer een vraagstuk op tafel van het management. De vraag rond ‘verwijzen en beschikken’ speelt minder in SJSO verband, soms spelen er wel vragen in relatie tot andere verwijzers. Zo loopt de samenwerking met de ouder-kind adviseurs (OKT) niet op alle schoollocaties even soepel, maar over het algemeen wel goed. De samenwerking met de Gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming (GI) en Veilig Thuis is wel enigszins geproblematiseerd. Wachttijden en wachtlijsten worden genoemd, naast uiteenlopende inschattingen over door wie monitoring moet worden uitgevoerd. In dit verband wijzen we op de rapportage van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (2019) die duidelijk maakt dat dit geen specifiek Amsterdams probleem is, deze problemen spelen landelijk sinds de decentralisatie. Vanuit de gesprekken op locaties, onder meer van de zorgcommissie op de Alphons Laudyschool bijvoorbeeld, kwam ook een positief geluid in dit verband: ja, er spelen nu vragen, maar juist de aansluiting en samenwerking tussen GI, Veilig Thuis en leden van de zorgcommissies in SJSO verband, geeft nieuwe mogelijkheden voor samenwerken en samen overwegen wie 14 contact legt en hoe de monitoringsfunctie wordt ingezet, in de toekomst. 8. Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn eigen professionaliteit? Deze vraag is al impliciet al beantwoord onder 6: ja. In dit verband merken we nog op dat ook de leerkrachten voor de klas, met name op scholen waar het de laatste jaren zwaar werken was in verband met een onverwacht groeiende instroom, zich gesteund voelen door de specialistische hulp die nu structureel aanwezig is. De professionaliteit van de hulpverlener is niet alleen voor leerlingen en gezinnen van toegevoegde waarde op school, ook voor docenten is de inzet vanuit deze professie van toegevoegde waarde. 9. Hoeis de samenwerking in het zorgteam: specialistische jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het zorgteam, de functionele aansturing ligt hierdoor bij het onderwijs, hoe zijn de ervaringen vanuit de verschillende perspectieven, werkt dat? Ook deze vraag is al beantwoord in de behandeling van voorgaande vragen. De inhoudelijke aansturing speelt minder, rond het kind wordt gewoon kindgericht goed samengewerkt. De organisatorische aansluiting speelt soms op, knelpunten worden over het algemeen goed opgelost. Juist waar men elkaar benadert vanuit een wederzijdse erkenning van elkaars specialisme, loop de samenwerking goed en zonder noemenswaardige problemen. Het lijkt zo te zijn dat daar waar de vragen ‘wie bepaalt’ en ‘wie heeft de functionele aansturing’ sterk opspelen (voor zover wij hebben kunnen vaststellen gebeurt dit slechts op een kleine minderheid van de locaties) de samenwerking als gevolg hiervan moelijker wordt en niet andersom. Wij hebben op basis van de informatie die 15 wij hebben ontvangen geen bijzondere opmerkingen in dit verband, op een enkele locatie na. 10. Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten? Dit is een afwijking op de verdere regelmaat van positieve antwoorden. Hier is nog sprake van een zoektocht op het niveau van soepele of eenduidige registratie-facturatie-betaling. De administratieve aansluiting met regiogemeenten verloopt complex, is tijdrovend en vergt nog de nodige aandacht. Dat dit een aanzienlijk probleem is, blijkt uit het feit dat de voorfinanciering en verrekening honderden leerlingen uit regiogemeenten betreft. Dit betekent veel werk en overleg, zowel op het niveau van aanbieders als gemeenten. Inhoudelijk loopt de samenwerking vanuit SJSO verband tussen jeugdhulpprofessionals goed, ook met de plaatselijke huisartsen of wijkteams et cetera. Met de samenwerkingsverbanden uit regiogemeenten bestaan uiteenlopende ervaringen: met name de samenwerkingsverbanden die veel kleinere regiogemeenten vertegenwoordigen worden als voorbeeld genoemd van ‘moeilijker bereikbaar’ op voorstellen van expertiseoverdracht of hulp bij het opzetten van bijvoorbeeld lokale klassen voor leerlingen met een profiel volgens een autismespectrumstoornis (met name in po) of specifieke integrale onderwijsprogramma’s voor leerlingen met externaliserende gedragsproblematiek (met name vo). Gevolg is dat Amsterdamse scholen voor speciaal onderwijs te laat worden ingeschakeld vanuit regiogemeenten en er al veel faalervaringen zijn opgedaan door de betreffende leerlingen, die dan alsnog op een Amsterdamse speciale school worden geplaatst. Deze scholen, die in feite een belangrijke regiofunctie vervullen, hebben te maken met hardnekkige problemen door complexe bureaucratie en verantwoording aan de 16 gemeente Amsterdam, die voorfinanciert, maar zelf kampt met betalingsachterstanden vanuit regiogemeenten, die pas overgaan tot betalen bij de juiste gegevens, die niet altijd aansluiten tussen gemeenten, wat weer tot een neergaande spiraal leidt, de energie gaat in de verkeerde dingen zitten. Op verzoek van de Stuurgroep SJSO, zijn er gaandeweg extra vragen toegevoegd: 11. Waaruit bestaat de hulp thuis die wordt ingezet in het kader van SJSO en welk deel betreft dit van het geheel? 12. Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische jeugdhulp, i.c. zowel vanuit het raamcontract SJSO als onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC bekostigingssystematiek? 13. Iser een verdringingseffect tussen de mate van inzet van leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO). De beantwoording van de vragen 11 en 12 ís uiteenlopend. Er vindt geen specifieke registratie plaats van specialistische preventie gericht op thuis, wel van individueel gerichte specialistische hulp, maar niet specifiek of deze thuis wordt ingezet (en welk type hulp dan wordt ingezet). In gesprek met de praktijk blijkt het niet mogelijk een gemene deler te vinden (over zestien aanbieders) op het vlak van welk percentage of welke typen hulp thuis wordt/en geboden. Enerzijds is het ontbreken van registratie van specialistische preventie ontlastend voor de praktijk, anderzijds verdwijnt een 17 belangrijk deel van het aanbod zo uit beeld: praktijkprofessionals benadrukken juist de toegevoegde waarde van eenvoudig inzetbare specialistische preventie op school. Wel hebben we in gesprek verkend welk deel van alle SJSO, hulp ‘thuis’ betreft, ten opzichte van ‘hulp op school’: dit onderscheid blijkt niet functioneel. Juist het denken op een continuüm dat doorloopt langs het dagelijkse leven van een kind (dat als leerling op school en kind thuis het grootste deel van het dagelijkse bestaan doormaakt) is de winst die SJSO in beeld brengt. In de rapportage besteden we hier ruim aandacht aan. Wat betreft oorzaken en redenen bij dubbele (of ‘trippele’ of meervoudige) inzet: achter SJSO gaan niet alleen alle doelgroepen van de jeugdhulp schuil, waarvan men op voorhand wist dat meervoudige inzet al bij 30% van deze leerlingen bestond (zoals bij pleegplaatsingen, 24 -uurs verblijf en hoogspecialistische hulp), maar ook hun gezinnen, waar eveneens een meervoudige hulpvraag kan spelen. Soms speelt multipele problematiek, bijvoorbeeld bij ouders die zelf gebukt gaan onder een verstandelijke beperking of psychische stoornis, of beide. Maar ook ernstige gezinsproblematiek speelt door in het leven van een leerling, bijvoorbeeld bij ‘vechtscheidingen’ of ernstige financiële problemen thuis. Ten slotte spelen lopende interventies op basis rechterlijke maatregelen soms een rol, zowel in civielrechtelijk (kind beschermend)- als strafrechtelijk (op risico interveniërend) verband. Dit soort maatregelen kunnen bovendien zowel ouders als kind betreffen, en soms allebei. Multipele problematiek vraagt soms om multipele expertise. Met SJSO komt de mogelijkheid in beeld dit vanuit het contact op school bij elkaar te brengen (“1 kind-1 gezin-1 plan’). Ten slotte wordt in dit verband opgemerkt dat een aanzienlijk deel van de specialistische jeugdhulp onder een SPIC ook verklaard werd vanuit een vraag naar naschoolse opvang vanuit een specialistische aanpak, vanwege kinderen die vanuit hun problematiek niet terechtkunnen in de reguliere opvang. 18 Met betrekking tot vraag 13 hebben we geen verdringingseffect gevonden, er is geen wijziging opgetreden in de aantallen ‘inzet onderwijsondersteunend personeel’ (OOP) sinds de start van SJSO. Aanbevelingen We noemen in onze rapportage in hoofdstuk 4 een vijftal overallconclusies - die overeenkomen met de beantwoording van de vragen zoals hiervoor - en in hoofdstuk 5 een aantal aanbevelingen. Overall luidt de belangrijkste aanbeveling: We bevelen de gemeenten Amsterdam en Diemen aan dit project integraal op te nemen als standaardaanbod specalistische jeugdhulp. De aanbevelingen die uit onze evaluatie op het gemeentelijke inkoopniveau naar voren komen zijn kort opgesomd: -_ Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam kunnen doen teruglopen; -_ Bereken bij benadering hoeveel systeemkosten (i.c. gemeentekosten) bespaard blijven die schuilgaan achter jaarlijks zo’n achttien- tot negentienhonderd indicatiestellingen, extra onderzoeken en verwijsprocedures, met verschillende instanties. -__De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger qua opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten gunste van het kind en het primair proces rond het kind. De stuurgroep kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan raken in de standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente Amsterdam, in plaats van een apart raamcontract ernaast. -__In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen gemeentes, zoals de onderlinge verwijs- en verrekeningskosten: het verdient aanbeveling om samen met 19 regiogemeenten na te gaan of de gemeente Amsterdam direct in staat kan worden gesteld om de inkoop vorm te geven op de schaal waarmee ze (ook) regionale en bovenregionale kinderen en jeugdigen — leerlingen — bedient (in plaats van een tijdrovende, bewerkelijke en daardoor dure systematiek van voorfinanciering en verrekening achteraf van de leerlingen uit regiogemeenten op Amsterdamse scholen voor speciaal onderwijs —po en vo). -__ Breng de specialistische preventie wel in beeld door enige registratie. Voorkom een lastige bureaucratie, maar voorkom eveneens met enige registratie dat dit uit beeld verdwijnt, de praktijk is sterk geholpen met specialistische preventie. -__ Geef scholing over de mogelijkheden tot verantwoorde gegevensdeling op basis van het Verdrag inzake de rechten van het kind. De AVG en wet BIG maken gegevensdeling niet helemaal onmogelijk, er is ruimte, mits goed overwogen. -__ Verken in samenspraak met de Gecertificeerde Instellingen (GI) voor jeugdbescherming de mogelijkheden om gezamenlijk actief vorm te geven aan monitoren, contacthouden en wegen en beoordelen. -__ Heroverweeg de inschatting van de behoefte aan specialistische hulp en steun voor onderwijs aan licht verstandelijk beperkte leerlingen (LVB), meer ruimte is nodig. -_ Verken de mogelijkheid voor een meer data-gedreven keuze bij de verdeling van specialistische jeugdhulp fte over de verschillende schoollocaties en schooltypen. Databestanden zoals aanwezig bij CBS, DUO, Justitie en gemeenten geven mogelijkheid kwetsbare gezinnen in beeld te brengen en op basis hiervan leerlingen te identificeren die gebukt gaan onder een latente behoefte aan hulp en steun bij een ononderbroken schoolgang. Rapportage op een geaggregeerde en geanonimiseerde wijze die niemand in het bijzonder aanwijst, zou voor alle bestuurders een relatief objectief onderbouwde leidraad kunnen zijn bij het samen bepalen tot preventieve 20 inzet van specialistische hulp en steun per schooltype of locatie. Op het niveau van de scholen en jeugdhulpaanbieders laten we de professionals zelf aan het woord, in paragraaf 5.2.2. Daaruit blijkt dat zij graag verder willen op deze wijze en doen ideeën voor de naaste toekomst aan de hand. We halen een belangrijke opmerking uit de praktijk hier naar voren: -___We merken op dat men in de gezondheidszorg (incl. jeugdhulp) het zogenoemde stepped care principe (de opbouw van interventies van licht naar zwaarder langs een graduele lijn) heeft verlaten voor het matched care principe (direct inzetten wat nodig is op basis van functionele diagnostiek). Passend onderwijs kent een opbouw volgens een stepped care principe, in complexe gevallen sluit dit principe niet goed aan bij wat soms direct nodig is, zo geven professionals in SJSO verband aan. Op het doelniveau (ouders en kwetsbare leerlingen) geeft vertegenwoordiging van ouders een vijftal aanbevelingen, in paragraaf 5.2.3. Voortzetting van integraal werken is de belangrijkste overallconclusie. Leeswijzer In principe volstaat de hoofdlijn (deel A) als belangrijkste informatie die uit onze evaluatie voortkomt. In de rapportage die als onderbouwing bij de hoofdlijn volgt (deel B), wordt in de eerste drie hoofdstukken uitgebreid stilgestaan bij de aanloop en achtergrond van het project SJSO in Amsterdam en Diemen. We hebben hiervoor gekozen omdat ons onderzoek kwalitatief en verkennend is. Meer onderbouwing — zoals in hoofdstuk 3 aan de hand van de stand van wetenschappelijke 21 literatuur - geeft een meer solide basis aan onze bevindingen. Dit is juist met het oog op het succes van SJSO van belang: dit project verdient ruime en goed onderbouwde aandacht. Het laatste woord is aan (vertegenwoordiging van) de ouders van leerlingen. Paragraaf 5.2.3. geeft feitelijk de meest belangwekkende samenvatting van het project SJSO en haar opbrengst. Uitvoering Deze evaluatie is uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut. Kohnstamm Instituut is een 100% dochter van de Universiteit van Amsterdam. Professor dr. Geert-Jan Stams en dr. Claudia van der Put (pedagogische wetenschappen en onderwijskunde) zijn als projectadviseur betrokken geweest bij de opzet van onze evaluatie. Wij zijn al onze gesprekspartners uit de praktijk van SJSO zeer dankbaar: de informatie die volgt is opgetekend uit de mond van onderwijs- en jeugdhulpprofessionals. Onze evaluatie is tot stand gekomen op verzoek van- en in nauwe samenspraak met de leden van de Stuurgroep SJSO: e Samenwerkingsverband VO Amsterdam -Diemen: Ariëlle de Ruijter, directeur -bestuurder e Samenwerkingsverband PO Amsterdam-Diemen: Liesbet Tijhaar, directeur-bestuurder e Stichting Kolom: Sylvia Spierenburg, bestuurder e Stichting Orion: Annette van der Poel, bestuurder e _Altra Onderwijs: Martijn Zaal, directeur Onderwijs e De Bascule PI- Scholen: René Hendriks, algemeen directeur e _Gemeene Amsterdam: Carole Smal — adviseur afdeling Jeugd, Janneke Willemsen — adviseur afdeling Onderwijs 22 Deel B: Onderbouwing 23 24 1 Naar een integrale aanpak 11 Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs (en praktijkonderwijs) Het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam is op 18 juli 2017 akkoord gegaan met het aanbesteden van specialistische jeugdhulp voor het speciaal onderwijs. Sinds het schooljaar 2018-19 wordt door de gemeenten Diemen en Amsterdam specialistische jeugdhulp ín het speciaal onderwijs (SJSO) georganiseerd. De samenhang tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp is noodzakelijk om kinderen en jongeren op het speciaal onderwijs een ononderbroken schoolloopbaan te bieden. De aanbesteding is het resultaat van afspraken tussen schoolbesturen, de samenwerkingsverbanden Passend onderwijs en de gemeenten Amsterdam en Diemen. Omwille van de leesbaarheid spreken we in deze publicatie verder meestentijds over de gemeente Amsterdam. De aanbesteding is in twee vormen van jeugdhulp uitgezet: — Hulp die verbonden is aan school en daar beschikbaar is ter ondersteuning van leerling en gezin, ook in de thuissituatie. Dit is de individueel ambulant integrale specialistische hulp die voorheen bij beschikking of indicatie (met intakeprocedures, verwijzingen door specifieke indicatieorganen et cetera) werd geboden; — Hulp verbonden aan een specifieke klas of voorziening binnen het onderwijs. Dit is de vorm waarbij onderwijs en jeugdhulp 25 ‘geïntegreerd en groepsgewijs’ met enige frequentie wordt aangeboden (specialistisch preventief of kortdurend). De aanbesteding is in 2017 uitgevoerd via Negometrix (Tendernet) en de aanbieders zijn gestart vanaf schooljaar 2018-2019. Dit betekent dat vanaf augustus 2018 specialistische jeugdhulp als gemeentelijke voorziening vrij toegankelijk is voor leerlingen op het Amsterdamse speciaal onderwijs, praktijk onderwijs en de tussenvoorzieningen. Het tijdig bereiken en ondersteunen van het bredere spectrum van kwetsbare kinderen en jongeren tijdens hun (schoolse) ontwikkeling is het doel? 1.2 Kwetsbare schoolgang en specialistische jeugdhulp Kinderen in het speciaal onderwijs hebben vaak extra specialistische jeugdhulp nodig en kinderen die zijn aangewezen op jeugdhulp en speciaal onderwijs zijn kwetsbaar voor schooluitval. De gemeente Amsterdam noemt op grond van haar registraties een aantal oplopend tot 60% op bepaalde scholen voor speciaal onderwijs dat jeugdhulp ontvangt. 3 Voorheen moesten ouders deze hulp apart voor hun kind aanvragen en specialistische jeugdhulp was niet eenvoudig beschikbaar op of via school. Voor 2015 was er immers een indicatie nodig van Bureau Jeugdzorg (BJZ), een instantie die los stond van school. De geestelijke gezondheidszorg viel bovendien onder de zorgverzekeringswet, waardoor er ook nog verwijzing van een arts nodig was. Hulp vanuit de Algemeen wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) behoefde weer een andere indicatie en deze liep langs een andere instantie: het Centrum indicatieststelling 2 Internationaal wordt aan deze kinderen en jongeren gerefereerd onder de noemer special needs. 3 De Eindrapportage inzicht in zorg onder onderwijstijd (Berenschot, 2019) noemt een landelijk percentage van 74%. 26 zorg (CIZ). Drie verschillende instanties, met ieder hun eigen financieringsstromen en indicatievoorwaarden, die allen niet aan school verbonden waren, waren een gegeven waar ouders niet omheen konden, los van de werkelijkheid op school. De gemeente Amsterdam heeft dit vanaf het schooljaar 2018/2019 anders ingericht: op elke school voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, zorglocaties en bovenschoolse voorzieningen komen vaste jeugdhulpverleners, die de kinderen bijstaan op school. Het gaat om specialistische jeugdhulp waar meerdere kinderen en jeugdigen op een bepaalde school baat bij hebben, bijvoorbeeld voor ondersteuning bij gedragsproblemen, autisme, ADHD, angst of depressie. Maar ook licht verstandelijke beperkte kinderen of kinderen die gebukt gaan onder ernstige thuisproblematiek: voor hun ouders betekent dit dat zij de hulp niet meer zelf hoeven aan te vragen. De school geeft samen met de ouders aan welke hulp in aanvulling op het onderwijspakket nodig is. De wethouder Jeugd & Onderwijs verwoordt het als volgt: “De decentralisatie van de jeugdhulp geeft gemeenten de kans de jeugdhulp voor kwetsbare kinderen beter te organiseren. Deze kans pakt Amsterdam met beide handen aan. Dat er nu specialistische jeugdhulp beschikbaar komt in het speciaal onderwijs, is echt een hele grote stap voorwaarts. Het helpt de leerlingen bij hun persoonlijke ontwikkeling en schoolcarrière en ondersteunt ouders bij het zorgen voor hun kind" (Simone Kukenheim, 2017). Het gaat in 2017-18 om jaarlijks zo’n vijf - tot zesduizend leerlingen op jaarbasis, op 50 scholen/schoollocaties in het Amsterdamse speciaal basis- en voortgezet onderwijs, inclusief praktijkonderwijs en tussenschoolse voorzieningen. 27 1.3 Naar een nieuwe werkelijkheid zonder systeemschotten De doelgroepen van dit raamcontract Specialistische Jeugdhulp in het Speciaal Onderwijs, afgekort als SJSO, vallen samen met de voorzieningen die nu met een zogenoemde ‘toelaatbaarheidsverklaring’ onder de wet Passend onderwijs vallen (zie verderop). Ook voor de tussenvoorzieningen in Amsterdam (aantal = 5, met ongeveer 700 leerlingen) is een toelaatbaarheidsverklaring vereist. Het speciaal onderwijs voor lichamelijk gehandicapte kinderen, dat voorheen in zogeheten bekostigingsclusters 1 en 2 was geordend, in casu slechtziende en blinde kinderen of slechthorende en dove kinderen, blijft in het raamcontract SJSO buiten beschouwing. Op eigen voorstel van deze speciale scholen in Amsterdam en Diemen zijn zij ‘volgend’ maar niet ‘deelnemend’ gelet op (a) de zeer beperkte aantallen en (b) de financiële dekking vanuit de zorgverzekeringswet. De problematiek van de leerlingen die specialistische jeugdhulp nodig hebben valt in ruime mate overeen met de voormalige bekostigingsclusters 3 en 4: leerlingen met een licht verstandelijke beperking, leerlingen met gedragsstoornissen en psychische- problemen (ggz). Deze doelgroepen vallen onder bereik van het project Specialistische Jeugdhulp in het Speciaal Onderwijs (SJSO). Op 24 mei 2018 is het raamcontract SJSO ondertekend door aanbieders van jeugdhulp, het speciaal onderwijs en de gemeente. Deze samenwerking leidt er toe dat er vanaf schooljaar 2018-2019: — Vaste specialistische jeugdhulpverleners binnen de school zijn, dichtbij en gemakkelijk te bereiken; — De specialistische jeugdhulp direct beschikbaar is, er is geen verwijzing (of beschikking) meer nodig; 28 — De jeugdhulp ondersteunend is aan de doelen die op school zijn vastgesteld; — Jeugdhulpverleners aansluiten bij het zorgteam van de school. In de volgende paragraaf lichten we kort toe hoe dit verband houdt met de decentralisaties naar gemeenten, waaronder de transitie van de jeugdhulp sinds 1 januari 2015. 1.3.1 Decentralisatie en transitie jeugdhulp Met de transitie van de jeugdzorg per 1 januari 2015 was in het algemeen voorzien dat voor deze al deze vormen van jeugdhulp, die voorheen centraal vanuit het Rijk (VWS, Justitie), of regionaal vanuit Provincies, of op basis van ziektekostenverzekeringen (incl. pgb) werden gefinancierd, in iedere Nederlandse gemeente voortaan alleen een beschikking van de gemeente nodig is, op verwijzing van een arts of wijkteam. De gemeente Amsterdam is met deze vereenvoudiging in het raamcontract SJSO nog een stap verder gegaan. Met de integratie van jeugdhulp ín speciaal onderwijs (of feitelijk: alle voorzieningen waar een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring nodig is, zie 1.3.2), haalt ze niet alleen financiële schotten weg tussen de verschillende voorzieningen, maar bespaart de leerlingen en hun ouders op het speciaal onderwijs een aparte gang langs de verschillende loketten en instanties — de toegang tot jeugdhulp - en biedt zo belangrijke tijdwinst in het voorzien van direct noodzakelijke hulp. Er hoeft in actuele Amsterdamse termen geen ‘SPIC’ te worden aangevraagd, dat is de betalingstitel of bekostigingseenheid voor specialistische jeugdhulp onder beschikking, die sinds de transitie in Amsterdam gebruikt wordt: een segment profiel intensiteit combinatie, welke in drie segmenten (A, B en C) wordt aangeboden. Ais de basisvoorziening, en B en C vormen (hoog)specialistische jeugdhulp onder beschikking. 29 In de nieuwe beleidscontext sinds 2015, speelt naast de transitie jeugdhulp ook de invoering van Passend onderwijs (2014) een rol, met de zogenoemde toelaatbaarheidsverklaringen voor het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. We lichten dit toe in de volgende paragraaf. 1.3.2 Passend onderwijs Met de invoering van Passend onderwijs zijn scholen in het basis - en voortgezet onderwijs verplicht iedere leerling onderwijs te bieden, tenzij dit door bijzondere omstandigheden of problemen wordt belemmerd. Dan is het nodig na te gaan of er met speciale steun - een zogenoemd ‘leerlinggebonden ontwikkelingsperspectiefplan’ - toch een perspectief kan worden geboden, of dat er een toelaatbaarheidsverklaring moet worden afgegeven voor plaatsing in het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs. Passend onderwijs gaat zodoende eerst uit van (a) binnenschoolse ondersteuning in het reguliere onderwijs, zoals basisondersteuning, preventieve en licht curatieve interventies in de school, opgenomen in het school -ondersteuningsprofiel van elke school, betaald uit de lump sum financiering door OCW. Als dat niet lukt gaat Passend onderwijs uit van (b) overstaparrangementen, onderwijszorgarrangementen, toelaatbaarheidsverklaringen, en maatwerktrajecten passend onderwijs ter voorkoming van thuiszitters, zoals tussenvoorzieningen of bovenschoolse arrangementen voor thuisnabij passend onderwijs.* 4 Hiernaast zijn nog innovatieve projecten mogelijk, zoals de inzet van een passend onderwijs begeleider bij de overgang van po naar vo, voor een ‘zachte landing’ van leerlingen die bijvoorbeeld van so naar vo of van sbo naar vmbo gaan. 30 Bovenschoolse inzet kan op basis van een aanvraag ‘ontwikkelingsperspectiefplan- profiel’ (OPP) worden betaald door een zogenoemd ‘samenwerkingsverband.’ De uitvoering van Passend onderwijs verplicht alle scholen in Nederland zulke samenwerkingsverbanden aan te gaan, die hierin voorzien. Deze samenwerkingsverbanden kunnen ‘toelaatbaarheidsverklaringen’ afgeven voor speciaal onderwijs. De samenwerkingsverbanden hebben aldus de vroegere (landelijk geregelde) indicatie-organen voor speciaal onderwijs vervangen. De toelaatbaarheidsverklaringen voor het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs zijn opgedeeld in drie intensiteitstypen: hoog, midden of laag. Hierbij loopt de bijbehorende bekostiging ook van hoger tot lager. 5 Ieder samenwerkingsverband kent een bestuur, dat beslist en dat de jaarlijks de begroting, de jaarrekening en iedere vier jaar een ondersteuningsplan vaststelt. Daarbij is er een managementstatuut dat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden regelt met de schooldirecteuren en de ‘Ondersteuningsplanraad’, waarin ouders en medezeggenschap functioneren. Net als in de Jeugdwet (2015) is het woonplaatsbeginsel (BSN - nummer en laatst bekende postcode) leidend bij bovenregionale samenwerking of samenwerking met scholen verbonden aan residentiële instellingen: de laatst middellijk verwijzende school (per woonplaats) is in principe verantwoordelijk voor aanvraag en bekostiging van inzet in het kader van Passend onderwijs. 5 De twee samenwerkingsverbanden in Amsterdam en Diemen (primair-en voortgezet onderwijs} zijn opgenomen in de zogeheten ‘Stuurgroep SJSO' die de invoering van het raamcontract, de monitoring van de gegevens (Monitor SJSO} en de evaluatie ervan begeleidt. 31 We voegen in de volgende paragraaf volledigheidshalve de informatie toe, die het ministerie van OCW geeft over speciaal onderwijs In Nederland. 1.3.3 Speciaal onderwijs (bron: OCW) Vanuit het ministerie van Onderwijs & Wetenschappen wordt het speciaal onderwijs als volgt omschreven: “Het speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische of intensieve begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat zij een handicap, chronische ziekte of stoornis hebben. Er is speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.” Speciaal basisonderwijs (sbo) Soms kan een gewone basisschool een kind niet helpen bij leerproblemen. Het kind gaat dan door naar het speciaal onderwijs. Speciale basisscholen zijn bedoeld voor onder andere: — Moeilijk lerende kinderen; — Kinderen met opvoedingsmoeilijkheden; — Kinderen met gedragsproblemen. Kenmerken speciale basisscholen (sbo) Scholen in het speciaal basis onderwijs (sbo) hebben dezelfde kerndoelen als gewone basisscholen. Maar de leerlingen in het sbo krijgen meer tijd om die te halen. De groepen in het speciaal basisonderwijs zijn kleiner en er zijn meer deskundigen. Leerlingen kunnen tot hun 14e jaar op een school voor speciaal basisonderwijs terecht. Na het speciaal basisonderwijs gaan de meeste leerlingen naar het vmbo, het praktijkonderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs (po en vo) Voor leerlingen met een ziekte of handicap is er (bovendien) 32 speciaal onderwijs, zowel voor primair onderwijs (po) als voortgezet onderwijs (vo). Het speciaal onderwijs kent (of kende tot de invoering van Passend onderwijs) 4 clusters: — Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen; — Cluster 2: dove, slechthorende kinderen; — Cluster 3: motorisch gehandicapte, verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke kinderen; — Cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen. Cluster 3 en 4 vormen als speciaal primair en voortgezet onderwijs (po en vo) met reguliere scholen en sbo scholen samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden De samenwerkende scholen maken afspraken over welke leerlingen ze doorverwijzen naar het speciaal onderwijs. Voor deze leerlingen geeft het samenwerkingsverband een document (toelaatbaarheidsverklaring) af. Deze verklaring geeft recht op een plek in het speciaal onderwijs. Speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (po en vo) Soms heeft een leerling extra ondersteuning nodig, en kan de gewone basisschool of school voor speciaal basisonderwijs die niet bieden. Een leerling kan dan naar het speciaal onderwijs. Leerlingen in het speciaal onderwijs gaan meestal na hun 12e naar het voortgezet speciaal onderwijs. Hier kunnen ze blijven tot hun 20e verjaardag. Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs kan opnieuw gekeken worden of de leerling misschien naar een gewone middelbare school kan. Ontwikkelingsplan leerlingen speciaal onderwijs Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs moeten een ontwikkelingsperspectief voor leerlingen vaststellen. In dit plan 33 staat hoe zij een passend einddoel voor het kind willen halen. Dat kan zijn: — een diploma halen; — een baan vinden; — een plek vinden in de dagbesteding. De bedoeling is dat de school het kind helpt zijn of haar mogelijkheden zo goed mogelijk te gebruiken. Kerndoelen speciaal onderwijs (po en vo) De kerndoelen speciaal onderwijs geven aan wat een kind aan het eind van de opleiding moet weten en kunnen. Scholen mogen zelf bepalen hoe ze de doelen willen halen. Daarnaast bestaan er kerndoelen voor de uitstroomprofielen. Ze staan in de brochure over de kerndoelen speciaal voortgezet onderwijs. Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend- onderwijs/speciaal-onderwijs. In de volgende paragraaf gaan we in op de verwachtingen hierbij in de lokale en regionale context rond Passend onderwijs en SJSO in Amsterdam en Diemen. 14 Samenwerkingsverbanden Amsterdam en Diemen, de Stuurgroep SJSO: verwachtingen De gemeente Amsterdam-Diemen kent twee Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen: een voor primair onderwijs (po) en een voor voortgezet onderwijs (vo), die beide zitting hebben in de Stuurgroep SJSO. De gemeente heeft de onwenselijkheid aangegeven van een (onbedoeld) interactie-effect tussen de mate van inzet van (-) leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP), en (-) 34 specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO). De samenwerkiingsverbanden hebben bevestigd dat dit niet aan de orde zal zijn. Hiermee wordt bedoeld dat er geen verdringing optreedt van het ene (leerlinggebonden onderwijsondersteuning in het kader van Passend onderwijs) door het andere (specialistische jeugdhulp in het kader van SJSO). Vanuit het raamcontract is het wel de verwachting dat een toename van gebruik van (de gemeentelijke voorzieningen voor) jeugdhulp op school - via SJSO - een vermindering bewerkstelligt van (a) lasten - voor leerlingen en ouders - in de zin van minder verwijsprocedures, administratieve lasten, wachttijden in verband hiermee, met het oog op inzet specialistische jeugdhulp, en (b) een vermindering van inzet op beschikkingen voor overige specialistische jeugdhulp naast SJSO inzet (i.c. voor zware vervolgzorg) vanuit het totale budget jeugdhulp (i.c. ‘SPICS’). We gaan hier in hoofdstuk 5 verder op in. 1.5 Doelstellingen vanuit de gemeente, aansluitend op ontwikkelingen in de praktijk Kort opgesomd noemt de gemeente Amsterdam in haar beleidsnotities de volgende drie belangrijke doelen: — Door directe inzet zonder verwijzing het verminderen van wachttijden en onnodig belasten van ouders en kinderen die anders twee keer hun verhaal moeten vertellen. — Het verminderen van administratieve lasten, wachttijden en wachtlijsten in de jeugdhulp, bij verwijzing vanuit scholen voor speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de tussenschoolse voorzieningen; — Tijdige inzet van specialistische hulp met preventieve werking op verdere escalatie en zwaardere vervolgzorg; 35 — Bevorderen ononderbroken schoolgang van kwetsbare leerlingen. 1.5.1 Van uiteenlopende routes naar specialistische jeugdhulp naar een directe integrale samenwerking Het is natuurlijk niet zo dat er voorheen op dit vlak niets gebeurde, wel is het zo dat de expertise van - en het aanbod door verschillende instanties via verschillende routes liep, vaak buiten de school om. Zo was afstemming tussen instanties geen automatisme, waren financieringsstromen gescheiden en kostte de aansluiting tussen de eerste probleemsignalen van een kind op school en een aanpak om dit op te lossen de nodige tijd, administratieve verwijzingen en meerdere overlegmomenten. De oude situatie was hierdoor bovenmatig belastend voor leerlingen en ouders. Het complex aan voorzieningen en werkwijzen was kostbaar en tijdrovend, bijvoorbeeld door herhaling van intakeprocedures wanneer iemand niet direct aan het goede loket stond. Voor kwetsbare leerlingen ging niet alleen tijd verloren voordat er hulp kwam, maar ook belangrijke schooltijd, waarmee achterstand dan al vanuit het systeem een gegeven wordt. Met de transitie van de jeugdzorg is alle jeugdhulp, dus ook de specialistische jeugdhulp (inclusief LVB, GGZ en hulp onder dwang), onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gebracht, zoals hiervoor al toegelicht.® 6 Vanaf 2015 vallen zowel: Specialistische jeugdhulp (voorheen indicatie BJZ, diverse financieringsstromen, zoals VWS, Justitie, provincie); Geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren (voorheen verwijzing via een arts, vergoeding uit de zorgverzekeringswet), als; Langdurende begeleiding en verzorging (voorheen AWBZ, via CIZ}; en De voorheen ‘vrij toegankelijke jeugdhulp’ gefinancierd vanuit provincies; onder de verantwoordelijkheid en financiering van de gemeente. 36 In de volgende paragraaf lichten we kort toe hoe de gemeenten Amsterdam en Diemen hun beleid en financiering van specialistische jeugdhulp vorm geven. 1.5.2 Specialistische jeugdhulp in Amsterdam- Diemen De Gemeente Amsterdam omschrijft specialistische jeugdhulp als volgt: Specialistische jeugdhulp is voor kinderen en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. In de regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland hebben de jeugdhulporganisaties — die de hulp bieden — en de gemeenten — die (financieel) verantwoordelijk zijn voor de jeugdhulp — de handen ineen geslagen op basis van de Jeugdwet uit 2015. Zij werken nauw samen om deze kinderen en gezinnen de hulp te bieden die bij hen past, aansluit bij de vraag van kind en gezin, en meetbaar het gewenste resultaat oplevert: “Motto is: doen wat nodig is, het resultaat telt!” De volgende informatie komt (medio 2018) van de website van de gemeente Amsterdam: Drie segmenten Welke inspanning nodig is om een gezin te ondersteunen hangt af van de ondersteuningsbehoefte. De drie mogelijkheden basis, specialistisch en hoog specialistisch zijn in de nieuwe jeugdhulp in verschillende segmenten (‘segment profiel intensiteit combinatie’ of SPIC) ondergebracht. De basis jeugdhulp, segment A, wordt voor gezinnen dichtbij geboden, door lokale teams. Vanuit dit segment worden gezinnen geholpen met preventieve, licht ambulante jeugdhulp, ook opvoed- en gezinsondersteuning genoemd. De specialistische jeugdhulp, segment B, is bedoeld voor kinderen en jongeren met (meestal) enkelvoudige problematiek. Bij deze 37 vorm van jeugdhulp is goed voorspelbaar welk traject welk resultaat zal bieden en wat de kosten ervan zijn (doelgerichte behandeling volgens een bepaalde standaard). Een lokaal team, een huisarts of een gecertificeerde instelling (GI) betrekt een specialistische jeugdhulporganisatie voor hulp die past bij de behoefte van het gezin. Deze vorm van specialistische jeugdhulp omvat ca. 85% van het totale aantal gezinnen dat specialistische jeugdhulp ontvangt. Onder de hoog specialistische jeugdhulp, segment C, vallen de vormen van hulp die hoog complex en/of meervoudig van aard zijn, als we kijken naar de benodigde expertise en/of voorziening. Gemiddeld gaat het hier om ca. 15% van het totale aantal gezinnen dat specialistische jeugdhulp ontvangt. Perspectiefplan en regie Amsterdam kijkt in de jeugdhulp niet alleen naar het kind maar ook naar de situatie van het hele gezin op alle leefdomeinen en op langere termijn: hoe is de woonsituatie, zijn er schulden, werkloosheid, problemen op school, psychische problemen bij gezinsleden, incl. verslavingsproblematieket cetera (ggz). Ondersteuningsprofiel en intensiteit: SPIC Specialistische jeugdhulp kan een van de mogelijke oplossingen zijn om de ondersteuningsbehoefte van een gezin in te vullen. Het lokale team (OKT), de huisarts of de gecertificeerde instelling (GI) kiest bij de ondersteuningsbehoefte een zogenoemd ondersteuningsprofiel: een ‘profiel - segment — intensiteit - combinatie’ die aangeeft welke persoonskenmerken van het kind en welke omstandigheden in het gezin van invloed zijn op de jeugdhulp, ín aansluiting op de behoefte van het gezin. Het wordt alleen gebruikt in het contact tussen professionals. Bij de keuze voor intensiteit gaat het om de aard en de duur van de inzet om het resultaat te bereiken. Er zijn 11 profielen. Het gezin kan zelf — eventueel weer in overleg met de hulpverlener — contact leggen 38 met een specialistische jeugdhulporganisatie met wie de gemeente een contract heeft gesloten voor het gekozen profiel. Welke jeugdhulporganisaties gecontracteerd zijn, is bekend bij het lokale team, de huisarts en de gecertificeerde instelling (GI). Deze informatie is (ook voor het gezin) beschikbaar op de jeugdhulpzoeker www.ikzoekjeugdhulp.nl. Zie: https://www.zorgomregioamsterdam.nl/wp- content/uploads/2018/02/Samenvatting- Regionale- Specialistische-Jeugdhulp-online-versie-jan2018.pdf Amsterdam-Diemen: passend onderwijs, speciaal onderwijs, specialistische jeugdhulp (SPIC) en SJSO De opsomming van het ministerie van OC&W - over regulier, passend- en speciaal onderwijs in paragraaf 1.3.3 - en de opsomming van de gemeente Amsterdam - over drie segmenten jeugdhulp, te weten A, B en C — maken duidelijk dat binnen SJSO als nieuwe vorm van contracteren, met name de (vroegere) onderwijsclusters 3 en 4, en de huidige Amsterdamse hulpsegmenten (specialistische jeugdhulp B en hoogspecialsitische jeugdhulp C- in SPIC’s) verenigd worden, naast continuering van reguliere preventie (segment A) als eerste overweging. Dientengevolge vervallen bijbehorende procedures van indiceren, beschikken en verwijzen met het raamcontract SJSO voor kwetsbare leerlingen, zowel voor (a) inzet van specialistische preventieve hulp en steun, als (b) inzet van individueel ambulant specialistische jeugdhulp. Voor specialistische jeugdhulp uit het zogenoemde C-segment blijft op onderdelen een verwijzing en beschikking nodig, zoals voor zeer complexe hoogspecialistische behandeling of plaatsing in 24 - uursvoorzieningen, via het Ouder Kind Team, de huisarts of een gecertificeerde instelling, naast een aantal bijzondere verwijzers als medisch specialisten en het mobiele crisisinterventie team. 39 1.5.3 Oude en nieuwe (bekostiging)termen in onderwijs en jeugdhulp In de bekostigingssystematiek wordt sinds de invoering van de wet Passend onderwijs (2014) echter niet meer gesproken van cluster 1 t/m 4 en ook in de registratie in BRON van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) worden de clusters 3 en 4 sindsdien niet langer opgenomen. Op basis van een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring (TLV) kunnen leerlingen uit de voormalige clusters 3 en 4 nu door OC&W bekostigd worden, volgens de volgende categorieën: — Cat. 1: voorheen cluster 4 (gedragsproblemen en psychische stoornissen), langdurige zorg (voorheen cluster 3), en zeer moeilijk lerend (voorheen cluster 3 ZMLK); — Cat. 2: voorheen cluster 3 lichamelijk gehandicapt (voorheen cluster 3); — Cat. 3: voorheen cluster 3 meervoudig gehandicapt (LG); — waarbij categorie 1 een lage ondersteuningsbekostiging geeft, 2 een midden-hoge bekostiging en 3 een hoge bekostiging. Dus waar de voormalige clusters 1 en 2 (visueel of auditief gehandicapt) nu in hoge en midden -bekostigingscategorieën vallen op basis van landelijke financiering, zijn de gedragsproblemen, psychische stoornissen en zeer moeilijk lerende kinderen (licht verstandelijke beperking) in een categorie ‘lage bekostiging’ terechtgekomen, voor zover het de bijdrage van OC&W aan scholen betreft en plaatsing via de samenwerkingsverbanden op basis van de wet Passend onderwijs. In alle gevallen echter, wordt duidelijk dat er een samenhang bestaat tussen ziekte, stoornissen en problemen enerzijds - met een inherente behoefte aan specialistische hulp en steun - en plaatsing op het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs anderzijds, waarbij uit de registratie van de gemeente Amsterdam voor leerlingen uit de 40 voormalige clusters 3 en 4 blijkt dat 25% tot 60% van de leerlingen speciale steun vanuit de specialistische jeugdhulp behoeft, willen deze leerlingen ononderbroken onderwijs volgen en niet met schoolwisselingen, uitval en thuiszitten krijgen te kampen. Voor deze leerlingen zijn de nieuwe onderwijszorgarrangementen (OZA) uit de wet Passend onderwijs bedoeld. Bij 30% is er volgens de opgave in de gemeentebestanden bovendien expliciet melding van gecombineerde gezinsproblematiek, naast problematiek die leidt tot jeugdhulp en plaatsing op het speciaal onderwijs. De termen ‘meervoudigheid’ en ‘gezinsproblematiek’ (of problemen van of bij de ouders) zijn typeringen die uit analyses van bestanden en registraties terugkeren. 1.5.4. Wat vooraf ging aan SJSO Niet alleen voor leerlingen en hun ouders, maar ook voor scholen en jeugdhulpinstellingen was de oude situatie niet bevorderlijk voor een automatische samenwerking, die in de jaren voorafgaande aan SJSO wel al steeds meer aan het ontstaan was. Integratie onderwijs en jeugdhulp loopt in de praktijk al langer De plannen voor het raamcontract SJSO zijn feitelijk voorafgegaan door samenwerkingsinitiatieven in de praktijk van het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulpaanbieders. En wat betreft de scholen die schuilgaan onder wat (voorheen in bekostigingstermen) ‘cluster 4’ of ‘cluster 3’ onderwijs werd genoemd (i.c. scholen voor funderend onderwijs die van oudsher verbonden zijn aan 24-uurszorg zorginstellingen of jeugdhulporganisaties, ook wel genoemd RENN-4 onderwijs uit de Wet op de expertisecentra (in Amsterdam: PI scholen): een verregaande samenwerking tussen school en jeugdhulp was hier vanzelfsprekend al gewoon, maar deze vond van oudsher plaats binnen de muren van (zorg)instellingen. 41 In vogelvlucht zouden we kunnen stellen dat met transitie van de jeugdzorg en de invoering van passend onderwijs er in feite een transmuralisatie van het speciaal onderwijs is bekrachtigd, die in de (klinische- en residentiële -) onderwijspraktijk al (soms zelfs ruim tien jaar) gaande was. Nulmeting multifocale zorg Amsterdam 2014 In Amsterdam is in 2014 — net voor de transitie jeugdzorg per 1 januari 2015 - een nulmeting ‘multifocale zorg’ opgesteld, waarin de overlap in zorg voor de jeugd en het speciaal onderwijs is onderzocht vanuit de toen bestaande domeinen jeugdzorg, jeugd- ggz, en jeugd (L)VB. Daarin is ook de interne overlap tussen (gebruik van meerdere) specialismen onderzocht, inclusief het speciaal onderwijs als onderwijsspecialisme: leerlingen die een intensieve combinatie van zorg en speciaal onderwijs nodig hebben. Van het totaal aantal leerlingen in het speciaal onderwijs toonde de helft combinatiegebruik van verschillende of alle jeugdhulpvormen. Daarbij bestond voor iedere vorm van jeugdhulp zoals al uitgelegd aparte verwijs- en administratiesystemen, aparte financieringsstromen en gescheiden jeugdzorgdomeinen, met ieder eigen lokketten en toegangsprocedures, los van de procedures op scholen of plaatsingen op speciaal onderwijs, zoals in paragrafen 1.3.1. en 1.3.2. geschetst. Ook uit deze meer inhoudelijke multifocale nulmeting sprak een noodzaak tot vereenvoudiging van (de toegang tot) het stelsel van jeugdzorg. 1.5.5 Wat nieuw is met SJSO Het raamcontract SJSO vereenvoudigt de toegang tot specialistische jeugdhulp op een vergaande manier en is bovendien ‘vindplaatsgericht’ wat wil zeggen dat de toegang nu integraal deel is van onderwijsvormen voor leerlingen waarvan de 42 relatief hoge concentratie aan behoefte van hulp en steun op voorhand bekend is. Nieuw is dat dit nu geregeld en ondersteund wordt vanuit een gemeentelijk inkoopmodel, het raamcontract SJSO, waarbij de gemeente Amsterdam scholen en jeugdhulpaanbieders ruimte biedt om zelf samenwerkingspartners uit te zoeken die zelf direct hulp inzetten binnen de ruimte van SJSO, i.c. naar noodzaak binnen de reikwijdte van het raamcontract, en mits in overeenstemming met ouders/wettelijk vertegenwoordigers: — Alle scholen voor speciaal onderwijs, inclusief speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs, in Amsterdam en Diemen bieden ruimte aan zorgteams, met een locatiegebonden beschikbaarheid en inzetbaarheid van specialistische hulp, vanuit de SJSO- gecontracteerde aanbieders jeugdhulp. — In het raamcontract met de gemeente Amsterdam (waarin Diemen meedoet) zijn zestien jeugdhulpaanbieders geselecteerd? — De twee kavels (of vormen) jeugdhulp die vanuit deze aanbieders als gemeentelijke voorziening worden geboden, bieden zoals al gezegd mogelijkheid om (-) op school, maar ook (-) thuis, specialistische hulp en ondersteuning te ontvangen, zonder verwijzing of beschikking SPIC. — De zorgteams op school integreren onderwijsdeskundigheid en specialistische jeugdhulp. De ouders (en/of wettelijk vertegenwoordigers) bepalen in samenspraak met leden van de zorgteams welke aanvullende hulp of steun nodig is. — In de gemeentelijke beleidsdocumenten rond het raamcontract SJSO staan de volgende middelen en stappen 7 Altra Onderwijs & Jeugdhulp, Axon Zorg (Sensa), Bascule, Cordaan Jeugd, Stichting Fibbe, Groei & Glunder, Leveo Care, MOC ’t Kabouterhuis, Opvoedpoli, Perspectief GZ, Philadelphia, Prodeba, Stichting Spirit, Trainingsbureau Sport&Behaviour, Stichting Triversum, YOEP Onderwijs en Zorg. 43 geformuleerd om de hoofddoelen (zie hiervoor onder 1.4) te bereiken: a. Vanaf het schooljaar 2018/2019 is op grond van een aanbesteding via Tendernet gecontracteerde specialistische jeugdhulp aanwezig (raamcontract SJSO) op de scholen voor speciaal onderwijs (po en vo), speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs, en bovenschoolse voorzieningen; b. Voor anno 2017-18, jaarlijks zo’n vijf- tot zesduizend leerlingen in deze onderwijsvormen, van wie thans al duidelijk is dat een aanzienlijk deel (tot 60%) jeugdhulp ontvangt. Op scholen zoals School2Care of het Purmercollege bijvoorbeeld, werkt men zelfs met een 8.00- 20.00 programma, deze scholen hebben een preventief karakter ten aanzien van plaatsing in 24-uurs voorzieningen; c. Voor deze specialistische jeugdhulp is 15 miljoen euro beschikbaar vanuit het totale Amsterdamse budget specialistische jeugdhulp; d. In deze aanbesteding werken gemeente, samenwerkingsverbanden en schoolbesturen nauw samen, vertegenwoordigd in de stuurgroep SJSO; e. Uit deze aanbesteding volgt een raamovereenkomst die 16 aanbieders van (specialistische) jeugdhulp in staat stelt specialistische jeugdhulp als algemene vrij toegankelijke voorziening op of vanuit school bieden; f. De (inherent) integrale samenhang tussen onderwijsondersteuning enerzijds en jeugdhulp anderzijds is erop gericht om kinderen en jongeren op het speciaal onderwijs een ononderbroken schoolloopbaan te bieden, jeugdhulp ondersteunt hierbij; g. Er komen vaste specialistische jeugdhulpverleners binnen de school, dichtbij en gemakkelijk te bereiken, die LL voorkomen dat leerlingen en ouders twee keer hun verhaal moeten doen; h. De specialistische hulp is direct op school beschikbaar zodat ouders (in Amsterdam -Diemen) niet meer langs een Ouder Kind Team, huisarts, Gecertificeerde instelling (GI) of (OKT) Samen Doen hoeven, voor een verwijzing of beschikking (wat daarmee ook ontlastend is voor de huisarts en overige instanties en professionals uit wat voorheen de eerste lijn werd genoemd i.c. die ‘beschikkingen aanmaken’); i De jeugdhulp is ondersteunend aan de doelen die op school zijn vastgesteld, jeugdhulpverleners sluiten aan bij het zorgteam van de school. (Gemeente Amsterdam, augustus 2017). Hierbij geldt dat: — De onderwijsvoorzieningen uit de voormalige bekostigingsclusters 3 en 4 regionaal worden verrekend: dit wil zeggen dat Amsterdam en Diemen de zorg voor de kinderen op scholen voor speciaal onderwijs (po en vo) uit de regiogemeenten voorfinancieren en achteraf afrekenen met de betreffende regio. Dit is ook een belangrijk punt van aandacht in de evaluatie, hiermee gaat een behoorlijke kostenpost gepaard, waarbij de registratie door aanbieders en scholen en de verrekening met de regiogemeenten belangrijk is. — Leerlingen uit de regio (dus niet woonachtig in de gemeente Amsterdam-Diemen) die gebruik maken van speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs en tussenvoorzieningen in Amsterdam-Diemen niet in de verrekening van de basisvoorziening (i.c. preventief, kortdurend of groepsgericht en klassikaal) worden meegenomen. 45 1.6 Samengevat Kort samengevat hebben de volgende ontwikkelingen geleid tot het raamcontract SJSO in Amsterdam - Diemen: — De decentralisaties van Rijk en provincies naar gemeenten (met onder meer de transitie van de jeugdzorg in 2015) hebben gemeenten niet alleen nieuwe taakgebieden en opdrachten gegeven, maar ook ruimte voor lokaal beleid dat direct aansluit bij problemen zoals die spelen in de directe omgeving (hier: Amsterdam-Diemen) en de nabije voorzieningen die deze problemen oplossen (ic. jeugdhulpaanbieders en scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en bovenschoolse voorzieningen). — De invoering van de Wet op passend onderwijs (2014) beoogt een maximale deelname aan het onderwijs, ook voor kwetsbare leerlingen die extra onderwijsondersteuning behoeven, ofwel door extra onderwijsondersteuning in het reguliere onderwijs of door plaatsing op een bovenschoolse voorziening of een voorziening voor speciaal onderwijs (met een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring — TLV). Het financieel risico is van Rijk naar samenwerkingsverbanden in de regio verplaatst. — De voorzieningen voor speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en (specialistische) jeugdhulp in Amsterdam - Diemen waren al langer bezig met initiatieven tot verdergaande samenwerking en integratie, de leerlingenpopulatie in het speciaal onderwijs valt voor meer dan de helft samen (soms zelfs tot 60%) met (verschillende) doelpopulaties van specialistische jeugdhulp. In Amsterdam en Diemen is de toegang tot de specialistische jeugdhulp vanuit het speciaal onderwijs met het raamcontract daarom verbeterd, op drie beleidsniveaus: 46 — _Macroniveau: op basis van een aanbesteding voor specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs Amsterdam en Diemen is een raamovereenkomst gesloten met aanbieders van specialistische jeugdhulp (inclusief terugkoppeling naar - en verrekening met regiogemeenten, wanneer een leerling uit een regiogemeente komt), dat aansluit bij (a) een verloop volgens schooljaren en dat (b) een looptijd van twee jaar beslaat, met (c) een verlengingsmogelijkheid van maximaal drie keer een jaar. Er is een stuurgroep SJSO met daarin vertegenwoordiging vanuit schoolbesturen (via de Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen po en vo) en betrokken gemeenteambtenaren. — _Mesoniveau: scholen kunnen uit het gecontracteerde aanbod SJSO een of meerdere zorgaanbieders kiezen met wie zij willen samenwerken. Bestuurders kunnen de inzet van fte per schoolzorglocatie flexibel bepalen in onderlinge afstemming en gaandeweg aanpassen of wijzigen, in onderlinge afstemming. De coördinatie wordt gezamenlijk door onderwijs en jeugdhulp uitgevoerd vanuit het zorgteam op school. — _Microniveau: leerlingen (en hun ouders) met een behoefte aan specialistische ondersteuning of hulp kunnen altijd bij het zorgteam op school terecht, waar directe specialistische ondersteuning en hulp op school beschikbaar is, vanuit een specialistische aanbieder. Voor ouders betekent dit dat zij de hulp niet meer zelf aan hoeven te vragen, de school geeft samen met de ouders aan welke hulp in aanvulling op het onderwijspakket nodig is. Voor leerlingen gaat zodoende geen kostbare tijd meer verloren (doordat het proces van verwijzen, extra administratie, beschikken, aanmelden en wachten met SJSO verdwijnt) en is hulp direct beschikbaar. De zorgteams op school integreren onderwijsdeskundigheiden specialistische jeugdhulp. De ouders (en/of wettelijk vertegenwoordigers) bepalen in samenspraak met leden van de zorgteams welke aanvullende hulp of steun nodig is. Kinderen krijgen direct die 47 ondersteuning die nodig is. Er is tempo en voorspelbaarheid voor alle partijen: voor leerlingen, school en ouders. 1.7 Vraagstelling evaluatie SJSO De vraagstelling zoals geformuleerd door de Stuurgroep SJSO De vragen die de gemeenten Amsterdam en Diemen en de Stuurgroep SJSO voor onze evaluatie stellen, zijn er in hoofdlijn op gericht te kijken in hoeverre de situatie door de invoering van de nieuwe werkwijze (sinds het raamcontract SJSO) is verbeterd ten opzichte van de vroegere werkwijze. Het verschil ten opzichte van de vorige werkwijze (en zelfs eerder: voor de transitie van de jeugdhulp en de invoering Passend onderwijs) is daarmee impliciet onderwerp van de evaluatie: is er een preventief effect zichtbaar door de inzet van specialistische hulp en steun op school, in die zin dat doorverwijzing naar overige inzet van jeugdhulp minder gebeurt dan voorheen? Een (wetenschappelijk opgezette) effectvraag overstijgt een eerste evaluatie tijdens de start van het raamcontract, maar wordt in gesprek met professionals wel inhoudelijk verkend. Ons onderzoek betreft een inhoudelijk verkennende en kwalitatief evaluerende vraag naar de eerste praktijkervaringen die voortvloeien uit het raamcontract en de gepercipieerde effecten hiervan, zoals ervaren door professionals uit de onderwijspraktijk en jeugdhulpverlening. Daarbij sluiten we wel zo nauw mogelijk aan bij de kwantitatieve registratiegegevens uit de gemeentelijke Monitor SJSO. De onderzoeksvragen zoals in 2018 geformuleerd door de gemeente en de Stuurgroep SJSO luiden exact weergegeven: 1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als GGZ 48 professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op school door deze professionals, de school, cliënten en ouders ervaren? 2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere doorlooptijden voor de hulp op school? 3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste zorgverleners zijn op de scholen? 4. Welk effect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen)? 5. Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten ervaren? 6. Waaruit bestaat het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op school? 7. ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee van de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in staat gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te zetten zonder de hulp van een aangewezen functionaris die mag verwijzen of beschikken?) 8. Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn eigen professionaliteit? 9. Hoe is de samenwerking in het zorgteam: specialistische jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het zorgteam, de functionele aansturing ligt hierdoor bij het onderwijs, hoe zijn de ervaringen vanuit de verschillende perspectieven, werkt dat? 10. Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten? Op verzoek van de Stuurgroep SJSO, zijn er gaandeweg extra vragen toegevoegd: 49 11. Waaruit bestaat de hulp thuis die wordt ingezet in het kader van SJSO en welk deel betreft dit van het geheel? 12. Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische jeugdhulp, i.c. zowel vanuit het raamcontract SJSO als onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC bekostigingssystematiek? 13. Is er een verdringingseffect tussen de mate van inzet van leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO). 50 2 Verantwoording Gelet op de vraag van de gemeente — een kwalitatieve evaluatie van het eerste jaar van de nieuwe beleidsopzet SJSO - kiezen we voor een formatieve evaluatie. Qua onderzoeksopzet zijn de kernbegrippen hierbij: exploratief, in dialoog met betrokkenen, interpreterend (inhoudelijk). We lichten dit kort toe in dit hoofdstuk. 2.1 Samenvatting ontwerp van onderzoek Formatieve evaluatie van het raamcontract Het doel van een formatieve evaluatie is het ontwerpproces van een nieuwe beleidsinterventie te ondersteunen. Deze methode wordt doorgaans gebruikt om het ontwerp te volgen, op inhoud te begrijpen en zo nodig op basis van voortschrijdend inzicht aan te passen. Dit gebeurt in een omgeving waarin nauw wordt samengewerkt met gebruikers die hun meningen geven, deze feedback wordt verzameld. Vanuit deze (professionele) feedback worden aanbevelingen gedaan. Van belang is deze methode snel op te starten (bij het begin) omdat aanpassingen in een ontwerp het minst kostbaar zijn in een vroeg stadium. Wij hebben hiertoe tijdens het eerste schooljaar 2018-19 drie deelrapportages (tussenrapportages) uitgebracht, die met de gemeente en de Stuurgroep SJSO als ‘voorlopig’ zijn gedeeld en feitelijk directe feedback vanuit de praktijk leveren, gaande onze evaluatie. 51 Formatieve evaluatie vindt doorgaans plaats op basis van kwalitatieve dataverzameling, maar gelet op de gegevensbestanden die voorhanden zijn hebben we op basis van kwantitatieve gegevens uit de monitor beslissingen genomen, zoals bij de keuze voor de drie extra bezoeken aan jeugdhulpaanbieders met de grootste registratie van dubbelgebruik (SJSO inzet naast een verwijzing/beschikking SPIC) om na te gaan wat de verklaring achter dubbelgebruik is en welke verwachtingen hierbij bestaan voor de toekomst, zoals: is er een verwachte afname van beschikkingen voor zwaardere vervolgzorg (onder SPIC B- en C-segmenten) door tijdige inzet SJSO of niet? Samenvatting ontwerp van onderzoek — Op basis van een formatieve evaluatie die tot stand komt in samenspraak met de stuurgroep (waarin opgenomen bestuurders samenwerkingsverbanden en betrokken portefeuillehouders en projectleider van de gemeente Amsterdam); — Volgens een iteratief proces, dit wil zeggen met een periodieke terugkoppeling en gezamenlijke besluitvorming op een aantal vooraf geplande momenten naar/met de stuurgroep; — En waarin opgenomen: — Een eerste documentenanalyse van het aanbod van steun en specialistische jeugdhulp in dit raamcontract (n=16 specialistische jeugdhulpaanbieders); — Een survey (vragenlijstonderzoek) onder alle in dit raamcontract betrokken onderwijszorgteams (N=50) en jeugdhulpaanbieders (N=16); — Identificatie en selectie van zes representatieve onderzoeklocaties in afstemming op de kwantitatieve analyses door de gemeente op basis van de gegevens uit de Monitor SJSO op twee momenten (februari 2019; oktober 2019), in overleg met de stuurgroep; 52 — Identificatie van gesprekspartners voor focusgesprekken per locatie; — Voorbereiden, informeren en plannen van zes locatiebezoeken en focusgesprekken; — Uitvoeren verkenning vanuit het perspectief ouders van leerlingen die in SJSO verband hulp ontvangen, gesprek met vertegenwoordiging van ouders; — Uitvoeren evaluatieonderzoek per locatie, terugkoppeling samenvattend gespreksverslag ter feitelijke correctie van gegevens; — Verwerken en terugkoppelen gegevens naar kengetallen monitor SJSO; — Analyse, integratie, interpretatie en rapportage. Gaande onze evaluatie is extra opgenomen: — Drie locatiebezoeken voor nadere analyse van dubbelgebruik (naast SJSO inzet op basis van een beschikking specialistische jeugdhulp/SPIC), om redenen en verwachtingen hierbij in samenspraak met aanbieders jeugdhulp beeld te brengen; — Extra gesprek met vertegenwoordiging van het Ouder Kind Team (Amsterdam -Diemen) over de samenwerking OKT en SJSO; — Bijwonen van vijf voortgangsbesprekingen/contractbesprekingen tussen gemeente Amsterdam en specialistische jeugdhulpaanbieders; — Analyse verslaglegging voortgangsgesprekken/contractgesprekken SJSO tussen gemeente Amsterdam en aanbieders jeugdhulp (N=16); — Presentaties op de Kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd door de gemeente en Stuurgroep SJSO. Resultaat — Zicht op de concrete uitwerking in de praktijk van het raamcontract Specialistische Jeugdhulp- Speciaal Onderwijs in 53 schooljaar 2018-2019; — Door beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld door de gemeenten Amsterdam en Diemen; — In periodieke afstemming met de Stuurgroep SJSO; — Vanuit vier perspectieven: (1) samenwerkingsverbanden en besturen speciaal onderwijs (opgenomen in stuurgroep), (2) de specialistische jeugdhulp, (3) de leerlingen en ouders/wettelijk vertegenwoordigers en (4) gemeenten Amsterdam en Diemen (opgenomen in de stuurgroep, maar ook als eigenstandig contracthouder SJSO); — Op basis van zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens; — Waarbij de gemeentelijke monitor SJSO aantallen (in-, door- en uitstroom, inclusief verwijzing andere jeugdhulpkavels) genereert, en Kohnstamm Instituut de bijbehorende inhoudelijke gegevens genereert qua vraag en aanbod, in samenspraak met uitvoerders van speciaal onderwijs, specialistische jeugdhulp en zo mogelijk gebruikers (leerlingen en ouders/wettelijk vertegenwoordigers of een direct vertegenwoordigend orgaan zoals het Jeugdplatform); — Resulterend in beleidsinformatie op drie niveaus, ten dienste van het verdere beloop van het raamcontract (macro, meso - en microniveau); — Teneinde een ononderbroken schoolgang te bevorderen voor leerlingen die kwetsbaar zijn voor schooluitval (door direct beschikbare specialistische hulp en steun te organiseren op en vanuit school); — Zoals beoogd met het raamcontract (en de transitie en transformatie jeugdhulp, zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.1). 2.2 Reikwijdte respons en bevindingen Eerste verkenning Een eerste verkenning van het raamcontract SJSO (door vier vragen per e-mail te stellen aan alle contactpersonen 54 Jeugdhulpaanbieders in het raamcontract SJSO, te weten naar het 1. aantal schoollocaties waar aanbieder aanwezig is, 2. de exacte inzet fte per schoollocatie, 3. de ingeschatte behoefte of vraag aan steun en hulp m.b.t. de leerling- populaties, en 4. het type aanbod of interventies) heeft ons een overzichtsmatrix SJSO opgeleverd als basis voor ons verdere onderzoek. Vragenlijstonderzoek Het uitgebreide vragenlijstonderzoek (zie bijlage 1) - waarin de vraagstelling van de stuurgroep is uitgesplitst in 23 deelvragen op Likertschaal en een aantal open vragen - heeft gelopen van 6-06- 2019 tot 29-07-2019: — Zestien jeugdhulpaanbieders en alle zorgteams speciaal onderwijs inclusief praktijkonderwijs en bovenschoolse voorzieningen zijn hiervoor benaderd. — We hebben van de jeugdhulpprofessionals een respons van 75%-81% (wat voor een vragenlijstonderzoek bovengemiddeld is, twee aanbieders hebben niet gereageerd, één professional/jeugdhulpaanbieder heeft de helft van de vragen beantwoord). — Van de aangeschreven schoollocaties heeft 55% gerespondeerd, wat op zich een goede respons is. Niet alleen is antwoord gekregen op de vragen met Likertschaal: men heeft ook goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot een toelichting per cluster vragen in een open beantwoording. Er is zodoende uitgebreide informatie voorhanden, direct uit de praktijk van de SJSO, die wij hier hebben geanalyseerd in het kader van onze evaluatie van het raamcontract SJSO over 2018-19. De vragenlijstrespons is voldoende representatief voor een breder inhoudelijk beeld vanuit de praktijk en is bedoeld om een scheef beeld te voorkomen, dat kan ontstaan doordat het onderzoek ruimte biedt om slechts zes locaties te bezoeken voor een diepere analyse op de inhoudelijke werking van het raamcontract SJSO. 55 Bronnen- en datatriangulatie Gebruikmaking van meerdere bronnen en gegevens (bronnen- en datatriangulatie) toont echter een terugkerend consistent beeld: er is slechts een afwijking van zo’n 10% (bovendien uitsluitend uit de respons van onderwijsprofessionals) dat niet onverdeeld positief reageert op het in de praktijk ervaren succes van SJSO. Alle andere gegevens (respons vragenlijst en respons gesprekspartners op locaties, contact met vertegenwoordiging van ouders) tonen consistent eenzelfde overall beeld, dat overwegend positief is. Kennisdelingsbijeenkomsten Er is gebruik gemaakt van de verslagleggingen van de Kennisdelingsbijeenkomsten SJSO, georganiseerd vanuit de gemeente en de Stuurgroep SJSO. Ook zijn twee Kennisdelingsbijeenkomsten bijgewoond door de onderzoekers en is deelgenomen aan 8 workshops. Voortgangsbesprekingen contract SJSO Er is gebruik gemaakt van de verslagleggingen van de voortgang besprekingen van het raamcontract SJSO tussen gemeente en aanbieders specialistische jeugdhulp. Een vijftal van deze besprekingen is ook door de onderzoeker bijgewoond. Focusgesprekken op locatie Er zijn zes locaties geïdentificeerd in samenspraak met de stuurgroep voor focusgesprekken op locatie. Van alle focusgesprekken zijn bandopnamen gemaakt, samenvattende verslagen opgesteld en deze zijn ter feitelijke correctie voorgelegd aan de gesprekspartners, voor ze als bronmateriaal voor onderhavige rapportage zijn vastgesteld. De focusgesprekken zijn gevoerd met zowel onderwijs- als jeugdzorgprofessionals, en op drie van deze locaties was de volledige begeleidingscommissie (een bij wet verplichte 56 commissie voor scholen voor speciaal onderwijs) aanwezig, incl. jeugdarts (GGD) en OKT -adviseur. In totaal hebben we met 26 gesprekspartners uit speciaal onderwijs en zorgteams om tafel gezeten. Op alle bezochte locaties was een (ortho)pedagoog of GZ-psycholoog als zorgcoördinator aanwezig. Op twee schoollocaties was daarnaast een kinder- en jeugdpsychiater aanwezig (als regiebehandelaar of hoofdbehandelaar in de BIG-structuur). Aanvullende gesprekken en informatiewisseling Er is met drie aanbieders specialistische jeugdhulp aanvullend gesproken met directie/management over dubbelgebruik (SJSO en inzet SPIC). Deze aanbieders zijn gekozen op basis van de gemeentelijke registratie in de Monitor SJSO: de aanbieders met de grootste aantallen dubbelgebruik (SJSO naast SPIC) zijn benaderd. Er is per -email berichtenverkeer (en aanvullende analyse van gegevens) geweest met de schoolbesturen inzake de registratiegegevens uit de jaarverslagen over inzet OOP sinds start SJSO, om na te gaan of er sprake is van een eventueel verdringseffect. Ouder Kind Team Er ís daarnaast contact geweest met centrale vertegenwoordiging van het OKT Amsterdam. Vertegenwoordiging ouders Er is per e-mail contact geweest met vertegenwoordiging van ouders, daarnaast ís er een uitgebreid gesprek gevoerd met een ouder van een leerling die in SJSO verband hulp ontvangt. 57 58 3 Preventie, vroeghulp en specialistische behandeling op of via school In dit hoofdstuk lichten we kort de achtergronden en theoretische onderbouwing toe bij de integratie van specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs. We leggen de historie en specifieke achtergrondproblematiek uit bij de verschillende doelgroepen en aanbieders van specialistische jeugdhulp in het (speciaal) onderwijs. Dit maakt de antwoorden uit de praktijk (hoofdstuk 4 en verder) beter te plaatsen, ook voor niet-ingevoerde lezers. 3.1 Decentraliseren, transformeren en lokaal samenwerken: transitie en transformatie Het integreren van verschillende pedagogische voorzieningen past in het denken volgens de Pedagogische civil society en is eerder als denkraam bij de transitie en transformatie jeugdhulp geadviseerd door de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid — de WRR (zie onder meer De Winter, 2011). Inmiddels is dit denken ook bekritiseerd en genuanceerd, met name bij de eerste evaluatie van de Jeugdwet (2016). Zie voor een samenvattend verslag hiervan het ‘Referaat Evaluatiekader Jeugdwet’ van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI, 2016). Het NJI stelt dat er naast goede ontwikkelingen ook flinke zorgen bestaan (p.8): 59 “In de eerste plaats zijn er vragen over de fundamenten van de hele operatie. De jeugdwet veronderstelt dat de transitie gepaard gaat met een ingrijpende transformatie van het stelsel. De focus lijkt gericht te zijn op het doel van “minder intensieve zorg.’ Versterking van het pedagogisch klimaat in gezinnen en de basisvoorzieningen en de preventie komt vooralsnog minder aan bod. In dat licht is het te begrijpen dat een aantal partijen constateert dat de transformatie nog echt op gang moet komen. Een belangrijke kwestie die daarmee verband lijkt te houden is de spanning tussen enerzijds de decentralisatie naar ruim 390 gemeenten en anderzijds de domeinen en taken die om een meer regionale aanpak vragen om de transformatie een succes te maken. De administratieve lasten lijken enorm te groeien, een gebrek aan standaardisatie over de vele gemeenten ís daaraan mede debet. Ook leidt het tot aansluitingsproblemen met regionale zorgaanbieders en onderwijsregio’s.” Dit citaat uit 2016 is in het kader van onze evaluatie van het raamcontract SJSO interessant om twee redenen: enerzijds horen wij vanuit de gesprekken met professionals in de praktijk — zo zal hierna duidelijk worden — medio 2018-19 voor het eerst juist nagenoeg unaniem positieve geluiden. Zowel de jeugdhulpprofessionals als de onderwijsvakkrachten uit het speciaal onderwijs geven aan dat SJSO daadwerkelijk leidt tot het 1-kind-1-gezin-1-plan principe, dat ellenlange verwijsprocedures tot het verleden behoren, dat noodzakelijke hulp eerder en eenvoudiger tot stand komt en dat ouders aangeven zich geholpen te voelen, zonder stigmatiserende of belastende gang langs verschillende loketten en instanties. Ook vanuit de bijeenkomsten voor kennisdeling, die de gemeente Amsterdam en de Stuurgroep SJSO rond SJSO periodiek organiseren, klinken vooral positieve geluiden. De transformatie van jeugdhulp is zichtbaar, nu deze vrijwel naadloos geïntegreerd 60 vanuit het onderwijs wordt ingezet en specialistische jeugdhulp thuis zonder beschikking snel en effectief vanuit school beschikbaar is. De transformatie - van verschillende pedagogische voorzieningen of voorzieningen met een pedagogische verantwoordelijkheid naar een integrale pedagogische werkelijkheid, ín aansluiting op de normale leefwereld van het kind - lijkt met SJSO definitief van start te zijn gegaan. Anderzijds spelen er ook knelpunten, die overeenkomen met wat bij de evaluatie van de Jeugdwet (2016) is benoemd: de administratieve samenwerking met - en aansluiting bij regiogemeenten (verrekening volgens woonplaatsbeginsel) is een complex verlopend proces in SJSO. Het aanbod SJSO is in principe gemeentelijk geregeld vanuit Amsterdam-Diemen, maar de schaal van gebruikers loopt over vele regiogemeenten en samenwerkingsverbanden. Aansluitingsproblemen spelen, zowel in de verrekening met regiogemeenten als in de afstemming met andere regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden. Hier gaan we straks op in. Maar we noemen de uitkomst van de eerste evaluatie van de Jeugdwet hier, om de bredere beleidsmatige onderbouwing en evaluatie van SJSO ook in dít verband te begrijpen. In Amsterdam is met het raamcontract SJSO in ieder geval een fundamentele verandering doorgevoerd: directe inzet van specialistische jeugdhulp, zonder bijzondere procedure voor een indicatie en beschikking, is mogelijk vanuit alle scholen waarvoor een toelaatbaarheidsverklaring nodig is. Doel is meer kinderen op een laagdrempelige manier te helpen op een locatie voor speciaal onderwijs en zo een integratie van pedagogische voorzieningen te realiseren, in lijn met het denken volgens de principes van de pedagogische civil society (De Winter, 2011). 61 3.2 Cijfermatige onderbouwing De gemeente Amsterdam heeft voorafgaand aan SJSO als een interne verkenning een initiële analyse uitgevoerd door een databestand met leerlinggegevens te koppelen met een databestand met beschikkingen specialistische jeugdhulp. De gegevens zijn (uiteraard, in verband met privacy) op een geaggregeerd niveau geleverd (DUO en CBS). De koppeling met de scholen in kwestie is vervolgens tot stand gekomen op basis van zogenoemde BRIN-codes. Uit deze koppeling wordt duidelijk dat een aanzienlijk aantal van de leerlingen woonachtig in Amsterdam, in de periode 1 januari 2017 tot 1 oktober 2017, specialistische jeugdhulp kreeg toegewezen. Hierbij zijn de hoogste aandelen (in percentages) te vinden op het speciaal onderwijs voor het primaire onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Het laagste lag in het praktijkonderwijs. Maar voor alle hier genoemde onderwijsvormen (speciaal onderwijs po en vo, speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs en tussenschoolse voorzieningen) ligt het percentage een stuk hoger dan in het reguliere onderwijs. Zo was er een percentage van 55,3% en 64,8% voor het speciaal basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs po, bij een percentage van 8,8% in het reguliere basisonderwijs. En percentages van respectievelijk 31,2% en 66% uit praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, bij 8,4% tot 14,9% voor het reguliere voortgezet onderwijs (interne notitie SJSO, 4 juni 2018). Deze cijfers zijn vervolgens in verband gebracht met de betreffende onderwijsvoorzieningen/locaties in Amsterdam en er zijn speciaal onderwijsscholen met meer dan 50% leerlingen (zelfs tot 66%) die op peildatum specialistische jeugdhulp ontvangen. In een verslag van deze interne verkenning staat bovendien vermeld dat er door de gekozen systematiek geen volledig beeld bestaat: zo zijn de 62 onderwijsvrijstellingen in Amsterdam (i.c. vrijstelling van de leerplichtwet) hierbij niet opgenomen (dat waren er in 2017 in Amsterdam 490 totaal, waarvan 84 specialistische jeugdhulp ontvingen) en zijn aantallen lager dan 10 op een school niet opgenomen (vanwege de mogelijke herkenbaarheid levert CBS deze gegevens niet). In ieder geval spreekt de noodzaak tot een integrale aanpak op een korte en overtuigende wijze uit deze cijfers. 3.3 Beleidsmatige onderbouwing Eerder in 2014 meldt het Nederlands Jeugdinstituut in een samenvattende en richtinggevende notitie bij de decentralisatie (Passend onderwijs en jeugdhulp: een gedeelde verantwoordelijkheid) dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming, passend onderwijs, de participatiewet en de uitgebreide Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). “Er voltrekt zich pas een wezenlijke verandering in het jeugdstelsel, als er meer werk wordt gemaakt van een stevige pedagogische basis in het onderwijs, de kinderopvang, de buitenschoolse opvang en andere pedagogische voorzieningen” (pp.6-7). De notitie noemt succes op school als een belangrijke beschermende factor in de ontwikkeling van jeugdigen en gaat in op het belang van een ononderbroken schoolloopbaan, het voorkomen van schooluitval en een samenhangende aanpak van vraagstukken thuis, in de wijk en op school, om bij te dragen aan het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen en een goede voorbereiding op hun toekomst. “Voor kwetsbare jeugdigen die gebruik maken van speciale onderwijsvoorzieningen zijn aanvullende scenario’s nodig om de 63 pedagogische basiskwaliteit van scholen met jeugdhulpexpertise te versterken en een effectieve samenhangende aanpak van ondersteuningsvragen thuis, op school en in de vrije tijd te realiseren.” Dit betekent dat een aantal functies in het onderwijs en de jeugdhulp in samenhang wordt vormgegeven: — Preventie en signalering; — Arrangeren, toe-leiden, toegang; — Afstemmen acties in de uitvoering. Voor passend onderwijs en jeugdhulp worden de lange, landelijke indicatieprocedures afgeschaft, zo vervolgt de notitie (pp.9-10): — Alser extra ondersteuning of jeugdhulp nodig is, moet deze snel ingeschakeld kunnen worden. — Leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan een reguliere school kan bieden maar voor wie speciale onderwijsvoorzieningen niet aan de orde zijn, kan het samenwerkingsverband besluiten om extra ondersteuning in te zetten op de reguliere school. — Als dat niet volstaat, kan het samenwerkingsverband besluiten dat deze kinderen een speciale vorm van onderwijs moeten krijgen: speciaal basisonderwijs (sbo), leerwegondersteuning (LWOO) en praktijkonderwijs (PrO), of speciaal onderwijs (po en vo). — De wet schrijft niet voor hoe de toewijzing van extra ondersteuning moet lopen, het samenwerkingsverband kan daar zelf invulling aan geven. — Wel moet de toewijzing van hulp in overleg met ouders en kind, en waar nodig multidisciplinair verlopen. De notitie meldt verder dat gemeenten sinds 2015 zelf mogen bepalen hoe zij een laagdrempelige en herkenbare toegang tot jeugdhulp vormgeven. De Jeugdwet (2015) stelt daarbij wel dat er in 64 het multidisciplinair overleg samen met ouders en jeugdige bepaald wordt wat de eigen mogelijkheden zijn om problemen op te lossen en welke ondersteuning of hulp er aanvullend nodig is. Om hulp en ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving te bieden moeten jeugdhulpverleners ernaar streven om direct vanuit een thuisnabij inlooppunt of de school hulp te bieden, zonder daarvoor een indicatie af te geven of door te verwijzen. Bij complexere vragen moet de school daartoe tijdig specifieke expertise binnenhalen waaraan jeugdigen en hun ouders behoefte hebben. Bij de toeleiding naar specifieke jeugdhulp is het cruciaal dat het mandaat van het professionele netwerk rond de school, de afspraken over toegang tot jeugdhulp en het mandaat binnen de wijkaanpak (in Amsterdam-Diemen de Ouder Kind Teams) goed op elkaar afgestemd worden (pp. 10-11). Continuïteit van de schoolloopbanen moet altijd een van de doelen zijn bij inzet van jeugdhulp? We zien kortom dat de beleidsdoelen van SJSO in Amsterdam in het verlengde liggen van de beoogde transitie en transformatiedoelstellingen. 3-4 Onderwijszorgarrangementen: integrale samenwerking onderwijs en jeugdhulp De notitie van het NJI vervolgt: “Sommige kinderen hebben zulke specifieke onderwijs-en zorgbehoeften, dat een gecombineerd aanbod van (speciaal) onderwijs en jeugdhulp nodig is. Daarvoor moeten samenwerkingsverbanden, speciaal onderwijs en jeugdhulp nauw 8 Prakken, Deen & Wijnen, 2014 (Nederlands Jeugd Instituut). 65 samenwerken. Gelukkig weten speciaal onderwijs en jeugdhulpinstellingen elkaar steeds beter te vinden en elkaar te versterken. Dit gebeurt in zogenoemde onderwijszorg- arrangementen: in het kader van passend onderwijs kunnen leerlingen met behulp van onderwijszorgarrangementen beter passend onderwijs en adequate jeugdhulp krijgen” (pp.12-13). Een onderwijszorgarrangement combineert — aldus NJI - integraal jeugdhulp, opvoedhulp, onderwijs en onderwijsondersteuning. Zo’n arrangement richt zich op leerlingen met een specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoefte in minimaal twee leefmilieus, waaronder onderwijs. Het gaat om een arrangement dat speciaal onderwijs en een of meerdere zorgpartners samen uitvoeren op basis van een ‘1-gezin-1-kind-1-plan’ principe. Het Amsterdamse raamcontract SJSO combineert twee typen specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs: (1) de specialistische preventie op of via school, tot 3 contacten of klassikaal/groepsgericht, en (2) de onderwijszorgarrangementen, waarin scholen op basis van het raamcontract vaste combinaties van onderwijs en jeugdhulp vormen, direct beschikbaar op school en thuis.” De notitie van het NJI stelt daarbij dat er sprake is van een goed werkend onderwijszorgarrangement wanneer: — Erwordt gewerkt vanuit één visie en gezamenlijke doelen: — Onderwijs, jeugdhulp en (extra) ondersteuning vinden plaats basis van een eensluidende visie; — Eris sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid die uitmondt in eenduidige doelen en aanpak. — Erafstemming en overleg plaatsvindt: 9 De reguliere preventie die toegankelijk is voor alle kinderen in Amsterdam en Diemen staat hiernaast en is geen onderdeel van SJSO. 66 — Eris multidisciplinair overleg waarbij zowel de hulpverlener als het onderwijs betrokken is; — Eriseen goede uitwisseling van informatie, afstemming van doelen en methodieken en een gedeeld begrippenkader; — Verschillen in aanpak worden beperkt, zodat de overgang tussen onderwijs en hulp voor de jeugdige zo beperkt mogelijk is. — Ereen gezamenlijk vormgegeven aanbod is: — Onderwijs, ondersteuners en jeugdhulp bieden dezelfde jeugdigen op elkaar afgestemde activiteiten aan; — Eris sprake van 1-kind-1-gezin-1 plan en men richt zich op de totale ontwikkeling van de jeugdige; — De verhouding onderwijs, onderzoek (diagnostiek) en jeugdhulp is in balans; — Momenten van in-, door- en uitstroom uit het gezamenlijke programma worden gezamenlijk bepaald. De wetgeving voor Passend onderwijs (2014) en de Jeugdwet (2015) geeft aldus mogelijkheid voor nieuwe verhoudingen tussen gemeenten en schoolbesturen. Gemeenten en schoolbesturen krijgen hiermee de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er een dekkend aanbod aan ondersteuning en hulp is voor jeugdigen en hun ouders/gezinnen. De notitie spreekt van ‘unieke kansen’ om de integrale en interdisciplinaire samenwerking te verbeteren (p.13). In onderhavige evaluatie onderzoeken wij voor de gemeenten Amsterdam en Diemen of dit met het raamcontract SJSO is bewerkstelligd, in samenspraak met direct betrokken professionals uit het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulp in Amsterdam. De notitie van het NJI somt een aantal aanbevelingen op (pp.16-17), waarvan de afsluitende luidt: 67 “We moeten erkennen dat de werelden van onderwijs en jeugdhulp verschillend zijn. Alleen al in aantallen: elke dag gaan er 2,5 miljoen kinderen naar het primair en voortgezet onderwijs. De jeugdhulp houdt zich bezig met circa 10% van deze kinderen. Ontwikkelingen in het samenbrengen van beide werelden zullen stapje voor stapje gaan. Om de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs te verbeteren is kennis over wat daarbij werkt noodzakelijk. Zowel binnen gemeenten als bij samenwerkingsverbanden passend onderwijs is daarover vaak te weinig kennis voorhanden. De komende jaren is het noodzakelijk om hiervoor kennis te ontwikkelen, te delen, te ontsluiten, te evalueren en weer te vernieuwen.” De gemeente Amsterdam heeft dan ook met nadruk de vraag gesteld hoe de samenwerking tussen beide professionele domeinen (onderwijs en jeugdhulp) tot stand komt binnen het raamcontract SJSO. We gaan ten slotte - gelet op bovengenoemde opmerking over kennislacunes- in de volgende paragraaf kort in op beschikbare wetenschappelijk getoetste kennis over een integrale aanpak van specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs. 3-5 Wetenschappelijke onderbouwing De notitie van het NJI noemt de tien principes van het School Wide Positive Behavior Support (SWPBS) als eerste voorbeeld van wat wetenschappelijk aantoonbaar werkt in de samenwerking tussen scholen en jeugdhulpexpertise om gedrag, leerresultaten en de veiligheidsbeleving op school te verbeteren. Ook een afname van disciplinaire maatregelen (waaronder schoolwisselingen) wordt hierbij vermeld. In dit verband refereren wij (onder meer) aan Ogden (2018; 2014), die uitgebreid over SWPBS rapporteert via Research Gate/Special 68 Needs in Education in Norway. Onderliggend zijn tal van studies beschikbaar uit de Scandinavische landen, de Verenigde Staten en Canada, waaraan Ogden ook zelf (meerdere studies) heeft meegewerkt. Wij gaan eerst kort in op een systematische review van de Health Committee van The Royal Swedish Academy of Sciences (Gustafsson, Westling, Kaerman, Eriksson, Eriksson, Fischbein, Granlund, Gustafsson, Ljungdahl, Ogden & Persson, 2010). Deze review geeft op beknopte wijze toegang tot de belangrijkste wetenschappelijk onderbouwde relaties en mechanismen in wat werkt in de samenwerking tussen jeugdhulp en speciaal onderwijs, en heeft mede ten grondslag gelegen aan SWPBS. In de review wordt antwoord gegeven op: — De vraag naar (bij voorkeur) causale (verklarende) relaties tussen psychische en psychosociale problemen en schoolprestaties; — Hoe deze relaties worden beïnvloed door andere factoren, zoals gerelateerd aan persoonskenmerken en sociale achtergrond, incl. SES, en; — Welke schoolfactoren hierbij spelen, waaronder de wijze van toetsen, evalueren, selectieprocedures, speciaal onderwijs, lesmethoden en sociaal klimaat, en; — De vraag naar de mate van wetenschappelijke onderbouwing hierbij, ook op verwante terreinen, zoals de mate van school attendance (verzuim of thuiszitten) en de thuissituatie. De resultaten samengevat: Vooreerst merken de reviewers op dat de hoeveelheid onderzoek naar relaties tussen verschillende aspecten van onderwijs enerzijds en de psychische gezondheid of het sociale welbevinden van leerlingen anderzijds, opvallend beperkt is: 69 — Dit geldt in het bijzonder voor onderzoek naar (onderwijs)organisatiefactoren en verschillende educatieve factoren zoals lesmethoden, curriculum kenmerken, lesmiddelen, onderwijsmodules, en onderwijsbeleid ten aanzien van toetsen en evaluaties, of de wijze waarop in speciaal onderwijs wordt voorzien en de specifieke middelen hierbij. — Erzijn wel tal van studies gevonden, maar qua opzet, specificiteit, vergelijkbaarheid, navolgbaarheid en bewijskracht voldoen slechts een beperkt aantal studies aan de eisen van voldoende wetenschappelijke zeggingskracht. — De relatie tussen het naar schoolgaan en leren enerzijds — als een van de meest prominente levenstaken in het leven van minderjarigen - en het psychische of psychosociale welzijn anderzijds, is niet extensief onderzocht. — De meeste empirische (grootschalige en longitudinale) studies naar onderwijseffecten zijn gericht op cognitieve prestaties en succesvolle baankansen. Dit lijkt enerzijds voor de hand te liggen, anderzijds kan onderwijs (en de aansluiting bij een positieve schoolbeleving) ook als algemene basis voor een geslaagd bestaan (participeren in de samenleving) worden gezien en vanuit deze optiek komen natuurlijk ook andere uitkomstmaten in beeld. Wel is er een relatief groot aantal studies dat de specifieke relatie bestudeert tussen psychische gezondheid en sociaal emotioneel welbevinden enerzijds leergerichte en sociale prestaties (of falen) anderzijds: in hoeverre beïnvloedt academic achievement ons geluk en welzijn? In deze relatie is over verschillende studies heen zowel reciprociteit (een wederkerig effect) als een éénrichting verloop gerapporteerd (bijvoorbeeld van falen in leesvaardigheid op een verhoogde kans op depressie en/of gedragsproblemen). 70 De volgende bevindingen worden samenvattend opgesomd: — Vroeg ‘schoolfalen’ (early school failures), leesproblemen in het bijzonder, veroorzaken zowel internaliserende als externaliserende psychische problemen. — Problemen op het vlak van psychische gezondheid en leerproblemen neigen naar stabiliteit over de tijd. — Schoolproblemen gerelateerd aan lifetime adversity, disadvantage of stressfull life events neigen echter af te nemen wanneer leerlingen eenmaal op het voortgezet onderwijs zitten en toegang krijgen tot nieuwe vriendengroepen en leerdomeinen. Hierbij spelen resilience, self-efficacy en de beschikbaarheid van psychosocial resources een doorslaggevende rol (veerkracht, cognitief zelfvertrouwen en de aanwezigheid van steunende positieve relaties, ondanks tegenslag in het leven).'° — Investering qua tijd en inzet in schoolwerk zonder bijbehorende positieve resultaten is gerelateerd aan ontwikkeling van depressie. — Falen op leergebied tijdens de adolescentie veroorzaakt internaliserende gedragsproblemen bij vrouwen (w.o. depressie, zelfbeschadiging en suicidale ideatie). — De relaties tussen falen op leergebied en verschillende psychische problemen variëren, en zijn ook gerelateerd aan een brede range van somatische en psychosomatische gezondheidssymptomen. — Internaliserende en externaliserende problemen hebben negatieve effecten op leerprestaties door mechanismen die deels verschillen voor uiteenlopende leeftijdsklassen en gender. — Goede schoolprestaties/leerprestaties en een goede geestelijke gezondheid zijn wederkerig gerelateerd. 10 Zie in dit verband Breetvelt, Meijer & Van Binsbergen (2018): pp. 39-41. 71 — Goede schoolprestaties/leerprestaties verbetert het zelfvertrouwen. — Een goed zelfvertrouwen verbetert niet de schoolprestaties/leerprestaties maar wel hieraan gecorreleerde variabelen, zoals locus of control (het gevoel veel of weinig aan te kunnen) of de mate van self-efficacy. — De relaties met medeleerlingen en met leerkrachten zijn deel van het vaststellen van negatieve schoolresultaten in relatie tot de psychische gezondheid en het psychosociale welbevinden. Tegelijkertijd beschermen goede relaties met andere leerlingen en leerkrachten tegen de ontwikkeling van psychische of psychosociale problemen. — Het zichzelf (sociaal) vergelijken met leeftijdgenoten is van invloed op het zelfbeeld, en dit effect varieert naarmate de samenstelling van de peergroep (die doorgaans op school ontstaat). (Gustafsson et al, 2010). Deze wetenschappelijke bevindingen onderstrepen het belang van een goede schoolaansluiting voor kwetsbare leerlingen. Uitval heeft niet alleen materiele schade tot gevolg (minder kans op een geslaagde sociaal economische deelname in de samenleving), maar ook schade op het vlak van het individuele welbevinden en de psychische gezondheid: social achievement naast academic achievement. Een ononderbroken schoolgang en goede leerprestaties verhogen het sociaal emotioneel welbevinden en de psychische gezondheid. In de opsomming van bevindingen van Gustafsson et al. verdienen de laatste twee (i.c. de sociale relaties op school met leerlingen en leerkrachten — ofwel de sociale cohesie — en de sociale identificatie met peergenoten -ofwel het spiegeleffect op het zelfbeeld) bijzonder te worden opgemerkt, we gaan hier later op in aan de hand van de reactie van professionals uit het speciaal 72 onderwijs, die tijdens ons evaluatieonderzoek naar voren zijn gekomen (zie hoofdstuk 5). Eerder en nadien is meer onderzoek uitgevoerd, de mate van bewijsvoering en de reikwijdte van bevindingen varieert, maar over het algemeen kan worden gesteld dat: — Een positieve sociaal bekrachtigende benadering op school betere resultaten geeft dan een negatieve of straffende benadering, dit geldt in het algemeen en voor kwetsbare leerlingen in het bijzonder (Seligman & Csikszentmihalyi, 2000; Rutter & Maughan, 2002; Peterson, 2003; Park & Peterson, 2009; White & Waters, 2014); — Goede relaties met medeleerlingen en leerkrachten een positief effect hebben, zowel op cognitief als sociaal emotioneel gebied (Eisenhower, Blaker & Bacher, 2007; Baker, 2006; Rumberger, 2012; Jung-Sook Lee, 2012); — Pesten een risicofactor is voor problemen op meerdere levensdomeinen, zowel voor de slachtoffers als de degenen die pesten (Natvig, Albreksten & Qvarnstrom, 2001; Farrington & Baldry, 2010); — Dat extreme stress en school- gerelateerde stress (examenangst) een negatief effect hebben (Frydenberg, 2008) zowel op leerprestaties als psychische gezondheid of welbevinden; — Dat schoolstress een risicofactor is voor pesten (Natvig, Albreksten & Qvarnstrom, 2001; Young Shin Kim, Yun-Joo Koh & Leventhal, 2005; Liang, Flisher & Lombard, 2006; Farrington & Baldry, 2010; Shams, Garmaroudi & Nedjat, 2017); — Ouderbetrokkenheid, een positieve relatie met de leerkracht en het hebben van pro sociale vrienden op school beschermende factoren zijn, die tegenwicht bieden aan risicofactoren (en die juist bij kwetsbare leerlingen niet 73 vanzelfsprekend zijn) (Rumberger, 2012; Traag, 2012; Andrews & Bonta, 2016). Verder wordt opgemerkt dat (longitudinaal empirisch) onderzoek op het terrein van de psychische gezondheid en academic achievement zich hoofdzakelijk beperkt tot het niveau van diagnostiek of syndromen, zoals het vaststellen dat externaliserende gedragsproblemen op school in verband staan met conduct disorders en ADHD of PDD-NOS of dat internaliserende gedragsproblemen op school bijvoorbeeld voortkomen uit depressie en angst (Gustafsson et al., 2012). Maar niet wordt duidelijk hoe deze stoornissen of problemen precies het leren beïnvloeden. 3.6 Gedragsproblemen van diverse aard We zien in de literatuur dat de meeste aandacht uitgaat naar psychische problematiek, de externaliserende gedragsproblemen voorop, gevolgd door internaliserende gedragsproblemen. Verder is er aandacht voor thuisproblematiek, de sociaal economische omstandigheden inbegrepen, maar deze komt minder prominent naar voren, terwijl de directe relatie van SES met academic achievement (en intelligentie gemeten met IQ) op basis van (internationaal) onderzoek evident is (Traag, 2012; Traag & Van der Velden, 2011; Flanagan & McDonough, 2018). Er is aandacht voor verslavingsproblematiek, ook bij de ouders, maar dit wordt in de review van Gustafsson et al. buiten beschouwing gelaten. Wat verder opvalt is dat de aandacht voor de licht verstandelijk beperkte doelgroepen in dít verband gering is, terwijl deze leerlingen ook onderwijs volgen, al is het recht op onderwijs voor verstandelijk beperkte kinderen van oudsher vooral vanuit zorginstellingen en het speciaal onderwijs opgepakt en veel minder vanuit het reguliere onderwijs. Dit geldt eveneens voor lichamelijk gehandicapte kinderen. Zie voor een kort en 74 toegankelijk historisch overzicht van de licht verstandelijk beperkte leerlingen in Nederland ‘Kinderen met een LVB in passend onderwijs’ in De Psycholoog (Bexkens, Graas & Huizinga, 2014). Het is van belang te beseffen dat achter de term ‘gedragsproblemen’ in de (onderwijs)praktijk een scala van problemen schuilgaat, van externaliserend en internaliserend, tot thuisproblematiek of ernstige problematiek bij de ouders, ernstige stress en trauma, en (licht) verstandelijke beperkingen. In de onderwijspraktijk zien we bovendien dat er speciale klassen ontstaan voor leerlingen met autismespectrum stoornissen (ASS) en dat deze zowel als bovenschoolse voorziening in het reguliere onderwijs worden aangeboden als binnen de context van het speciaal onderwijs. SWPBS is een aanpak die in eerste instantie is gericht op (externaliserende) gedragsproblemen en omdat leerkrachten in het reguliere onderwijs op dit vlak de meeste handelingsverlegenheid rapporteren, staat SWPBS de laatste jaren in toenemende aandacht. Daarnaast zien we de aandacht voor traumasensitief onderwijs groeien, mede onder invloed van migratie uit oorlogsgebieden. Van oudsher bieden 24-uurs zorginstellingen onderwijs aan (licht) verstandelijke beperkte kinderen en jongeren (zie hoofdstuk 1, paragraaf 1.3; zie ook de Wet op expertisecentra), naast het praktijkonderwijs. Al deze voorzieningen maken sinds de Wet passend onderwijs en de decentralisatie van jeugdhulp naar gemeenten deel uit van de samenwerkingsverbanden of onderwijszorgarrangementen, zoals SJSO. SWPBS is een overkoepelende term voor een systemische en gelaagde gedragsaanpak die bestaat uit een combinatie van het schoolbreed toepassen van een set gedrag beïnvloedende 75 technieken, het signaleren en registreren van ongewenst gedrag en het consequent en op maat inzetten van interventies, in verschillende maten van intensiteit voor leerlingen die risicogedrag vertonen. De gedragsinterventies komen voort uit de (wetenschappelijke getoetste) gezondheidszorg (met name de cognitieve gedragstherapie) en passen in een gelaagd preventiemodel. Aanvullend wordt actief samengewerkt met de ouder(s) en (jeugd)zorg en wordt continu gewerkt aan een pro sociaal schoolklimaat en het tegengaan van gedragsproblemen. SWPBS werkt op verschillende niveaus waarop factoren van invloed zijn op het ontstaan en in stand houden van probleemgedrag: het niveau van de leerling, het niveau van ouders (thuis) en het niveau van de school als organisatie. SWPBS is ontworpen op basis van diverse deelstudies en onderliggende onderzoeksbevindingen. Hiermee is het feitelijk het enig empirisch getoetste (omvattende) onderwijsmodel in het (speciaal) onderwijs in Nederland. SWPBS heeft ook in Nederland aan populariteit gewonnen doordat al jaren gerapporteerd wordt over “gedagsproblemen in het onderwijs” (Onderwijsraad, 2010; Van Leeuwen, Albrecht & Vinkenvleugel, 2012). Leraren geven aan dat ongeveer een kwart van hun leerlingen probleemgedrag toont of een zorgbehoefte heeft (Smeets, Van der Veen, Derriks & Roeleveld, 2007), waarbij dit laatste - een zorgbehoefte - ook wijst op andere problemen dan gedragsproblemen, wat een belangrijke aanvulling is. Niet altijd is sprake van externaliserend (lastig of agressief) gedrag: internaliserende of andere problemen spelen minstens zo vaak (zie Van Binsbergen, Pronk, Van Schooten, Heurter & Verbeek, 2019). Het NJI stelt dat een leerling gedragsproblemen heeft ‘als hij regelmatig ongewenst gedrag vertoont dat voor anderen storend 76 is’ (zie nji.nl/Gedragsproblemen-Probleemschets-Definitie): ‘dit gedrag wordt ook wel externaliserend gedrag genoemd, voorbeelden zijn driftbuien, woede aanvallen, pesten, agressief gedrag of delinquent gedrag.” Wij merken hierbij op dat er op basis van (langlopend internationaal) onderzoek met de Child Behavior Checklist nauwelijks een zuiver onderscheid ís aan te brengen tussen externaliserende en internaliserende symptomen, dat kinderen vaak een mengbeeld tonen van beide clusters met gedragssymptomen en dat interactiekenmerken (gedrag vanuit een relationeel perspectief) en omgevingskenmerken (gedrag vanuit een contextueel perspectief) van invloed zijn, zowel op een dempende (modererende) als luxerende wijze (zie met name Achenbach, Ivanova, Rescarla, Turner & Althof, 2016; zie eerder Eisenberg, Cumberland, Spinrod, Fabes, Shephard, Reiser, Murphy, Losoya & Guhtrie, 2001; Mc Conaughly & Skiba, 1993). In dit verband wordt ook verwezen naar het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) dat nog altijd navolging vindt, zeker in het speciaal onderwijs. Het is in ieder geval vanuit een ervaren hulpeloosheid met gedragsproblemen of een evidente zorgbehoefte van een leerling, dat scholen ‘rugzakjes’ aanvragen. Of in hedendaagse Passend onderwijs termen: dat scholen ondersteuners (op basis van het ontwikkelingsperspectiefplan uit Passend onderwijs) of intern begeleiders inzetten bij hardnekkige of ernstige problemen (OOP), of ten slotte toelaatbaarheidsverklaringen voor leerlingen vragen, met een overplaatsing naar het speciaal onderwijs. In Nederland zijn geen effectstudies gedaan naar SWPBS (wel lopende). In Noorwegen rapporteert Ogden (2014; 2018) met vier experimentele scholen en vier controlescholen in een langlopend onderzoek veelbelovende resultaten. De tien onderliggende 77 principes in The Pals Model (zoals Ogden — in press - refereert aan SWPBS) zijn; — Evidence based interventions, op basis van de meest overtuigende wetenschappelijk onderbouwde kennis; — _School-wide interventions, door alle volwassenen verbonden aan de school, die als volwassenen onherroepelijk rolmodel zijn (zie verderop); — _Multi-modal interventions, op het individuele-, groep, - klas-, school - of grotere onderwijssysteem niveau. — Matching interventions to the student’s risk-level, op drie niveaus (tier 1, 2 or 3), i.c. groepsgericht (algemeen), doelgericht (targeted interventions, zoals een sociale vaardigheidstraining op indicatie) of intensief individueel gericht, op basis van een individueel multi systemisch behandelplan; — Positive behavior support, uitgangspunt is duidelijke communicatie over wat wel wordt verwacht (en niet van wat ‘niet mag’), niet straffen maar positief belonen van gewenst gedrag: consequente, frequente en directe positieve feedback, zowel naar leerlingen als leerkrachten en ouders; — Action-oriented and skills-oriented intervention, in lijn met het principe dat ‘kinderen niet doen wat je zegt, maar wat jij doet’ (spiegeleffect) is er een verhoogd bewustzijn van het modelgedrag door alle volwassenen verbonden aan de school en worden oplossingen ten aanzien van (dagelijkse) problemen pragmatisch gekozen op een juiste overdracht van begrip hierbij, competent en actie-georiënteerd (direct interveniëren, niet wegkijken of negeren); — _Problem-orientated and resource- oriented intervention, maximaal risico-gestuurde interventies gaan gecombineerd met beschermende factoren, in de leerling en in de schoolomgeving; — _Interventions that aim at increasing academic and sociale competence, zowel de leerprestatie als de sociale prestatie zijn 78 gecombineerd doel van interventie. Als voorbeeld noemt Ogden dat leesproblemen leiden tot gedragsproblemen en dat bij het interveniëren op gedragsproblemen ook het onderliggende leesprobleem op positieve wijze wordt geadresseerd; — _Team-based intervention approach, alle betrokken volwassenen nemen deel in de interventie, een optimale samenwerking en sociale cohesie is continu voorbeeld bij alles wat gedaan wordt; — Intervention implemented with fidelity, de cultuur die ontstaat bij het werken volgens deze tien principes is er een van positieve sociale relaties, transparantie en voorspelbaarheid: een pedagogisch klimaat met een hoge mate van vertrouwen en veiligheid. In Nederland hebben Goei en Kleijnen (2009), Goei, Nelen, Oudheusden, Bruine, Piscaer, Roozenboom, Schoorel en Blok (2010; 2011) en Goei (2013) gerapporteerd over SWPBS. Louwe (in voorbereiding) merkt op dat SWPBS een stevig onderbouwde en goed uitgewerkte kapstok biedt aan scholen, maar geen volledig omvattend pedagogisch model is. In dit verband is de opkomst van traumasensitief onderwijs (zie www.gse.harvard.edu/news/uk/18/09/helping-teachers-manage- weight-trauma, of in Nederland Vervoort-Schel, Mercera, Wissink, Mink, Van der Helm, Lindauer & Moonen, 2018) dan ook belangrijk om te noemen, met name in verband met ernstige thuisproblemen, licht verstandelijke handicaps en de meer internaliserende gedragsproblemen. Maar hoe dan ook: de onderliggende keuze aan gedragsinterventies bij SWPBS is voor preventie en behandeling van externaliserende gedragsproblemen zeker aan te bevelen en stevig gestoeld op wetenschappelijk bewijs. 79 3.7 De school als organisatie die positief opgroeien breed mogelijk maakt Het verdient te worden opgemerkt dat SWPBS niet het enige schoolmodel is, dat is gebaseerd op de positieve psychologie en uitgaat van intensieve samenwerking met ouders en jeugdhulp, wat ook doel is van SJSO. We noemen hier nog andere initiatieven die zijn voortgekomen uit The Positive Education Movement, zie onder meer Seligman, Ernst, Gillham, Reíivich & Links (2009), Peterson & Seligman (2004) en Park, Peterson & Seligman (2006) en Park (2006). Dit denken - dat voortkomt uit de positieve psychologie - veronderstelt dat onderwijs meer is dan cognitieve ontwikkeling, en Peterson bijvoorbeeld, zet character building prominent op de onderwijsagenda, op basis van een strengths-based approach. Peterson (2006) benadrukt dat scholen enabling institutions zijn: scholen zijn entiteiten die leerlingen in staat stellen zich zo goed mogelijk te ontwikkelen, op velerlei vlak. Peterson erkent dat ameliorating suffering (het bestrijden van lijden onder kinderen en jeugdigen) en ameliorating negative experiences (zoals het tegengaan van pesten, maar bijvoorbeeld ook het tegengaan van drugs en alcohol, op school en thuis) en ander unhealthy behavior (probleemgedrag), noodzakelijk is op een goede school, maar waarschuwt dat scholen hierbij niet moeten blijven hangen in de rol van politieagent of probleemoplosser. Scholen moeten zich ontwikkelen tot enabling institutions that build virtue (zie ook Lopez & Louis, 2009) in learning and social situations. In Nederland refereren we in dit verband ook wel aan een volledig omvattende pedagogische- of socialisatiefunctie van het onderwijs, maar Peterson gaat verder door ook de medeverantwoordelijkheid en het dagelijkse leiderschap voor de school als organisatie (ook) bij leerlingen te beleggen. De school als een breed sociaal 80 verantwoordelijke onderneming met een maatschappelijk voorbereidende taak. Concluderend wordt duidelijk dat scholen - in lijn met het denken volgens een pedagogic civil society — niet alleen een preventieve maar ook integrale taak krijgen in het tegengaan van uiteenlopende opvoedings- en ontwikkelingsproblemen, die van oudsher in het beste geval tot verwijzing leidde (of in het slechtste geval tot non-interventie) en zo uitsluitend tot het domein van de jeugdhulp werd gerekend, niet zozeer tot dat van scholen, of het moesten speciale scholen zijn: scholen voor speciaal onderwijs, met name in de clusters 3 en 4. Maar met uiteenlopende internationale voorbeelden en wetenschappelijke onderzoeken komen integrale modellen in beeld, vooral de inclusieve onderwijs modellen uit de Scandinavische landen (waar inclusie hoog op de agenda staat) springen in het oog. Maar we noemen ook Nieuw Zeeland en Canada, met name omdat ze relatief succesvol zijn in OECD vergelijkingen, qua schoolsucces en participatie in reguliere arbeid na school. En met het Australische strength-based schoolmodel van Peterson is bijvoorbeeld ook het alcohol - of drugsgebruik bij ouders (thuis) een onderwerp dat vanuit school wordt aangepakt (niet alleen Australië kent zo’n benadering, ook in IJsland, Finland en Groot Brittannië kennen dit soort initiatieven). In Australië en Canada en andere Angelsaksische landen komt deze benadering met name voort uit een public health benadering, waarbij de zorg voor kwetsbare groepen (ouders inbegrepen) zoveel mogelijk aansluit bij het dagelijks bestaan, zoals op school (Earls & Carlson, 2001): — Een aansluiting bij het dagelijks bestaan verhoogt de bereidheid problemen op te lossen en werkt minder stigmatiserend en belastend voor ouders; — Zowel vanuit het perspectief van de leerling die kwetsbaar is voor stress op school (zoals bij leerlingen met 81 internaliserende gedragsproblemen of vatbaar voor depressie), of juist kwetsbaar is dader te worden (pesten op school), als vanuit het perspectief van leerlingen in kwetsbare (overbelaste) thuissituaties, zoals bij armoedeproblemen of complexe scheidingen en spanning thuis; — Een intensieve samenwerking met ouders werkt eveneens vanuit het perspectief van de school als organisatie die veilig moet zijn, waar leerlingen positieve relaties hebben met leerkrachten en medeleerlingen. Dan is een verder reikende benadering van groot belang, juist voor kwetsbare leerlingen, die hier in het reguliere onderwijs niet aan toe komen, met alle risico’s van dien. Ten slotte mag de relatie met een (on)veilige thuisomgeving hier niet onvermeld blijven: een onveilige thuisomgeving is in verband gebracht met leerproblemen, schoolproblemen, gezondheidsproblemen — mentaal en somatisch, pesten en gepest worden, depressie en suïcidaal gedrag, verzuim, uitval en thuiszitten (voor een volledig overzicht van onderliggende studies verwijzen naar The Adverse Childhood Experiences Study: www.cde.gov/violenceprevention/childabuseandneglect/acestudy/ about.html). 3.8 Samengevat: specialistische (jeugd)hulp op het speciaal onderwijs, LVB inbegrepen We hebben in dit hoofdstuk stil gestaan bij de bredere toedracht bij een integrale samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs, die duidelijk maakt dat ook gezinsgerichte hulp of zelfs hulp aan ouders nodig kan zijn om voor leerlingen in kwetsbare situaties een ononderbroken schoolgang mogelijk te maken. Vanuit een recente studie in Amsterdam bij leerlingen uit een aantal onderwijszorgarrangementen (Van Binsbergen, Pronk, Van Schooten, Heurter & Verbeek, 2019) blijkt bovendien dat 82 ‘problemen thuis’ belangrijke reden zijn voor opname in een onderwijszorgarrangement, naast intrapsychische of internaliserende problemen, en dat externaliserende gedragsproblemen of zelfs leerproblemen (lang) niet altijd de reden zijn voor plaatsing op het speciaal onderwijs. Het lijkt erop dat de constatering dat ‘leraren de afgelopen decennia in toenemende mate handelingsverlegenheid ervaren in het vinden en toepassen van een adequate aanpak van probleemgedrag, in casu storend en agressief gedrag van leerlingen’ (Goei & Kleijnen, 2009; Onderwijsraad, 2010), nuancering behoeft (Van Binsbergen et al., 2019). Ook andere (internaliserende) problemen en met name ernstige thuisproblematiek zijn van invloed en een effectieve aanpak behelst zowel het totale schoolklimaat (zoals in SWPBS of traumasensitief onderwijs) als een oudergerichte werkwijze, die via school een eenvoudiger aansluiting vindt (zoals beoogd met SJSO in Amsterdam). We eindigen dit hoofdstuk met de constatering dat in de literatuur over de samenhang tussen psychische gezondheid en sociaal emotioneel welbevinden enerzijds en schoolsucces anderzijds, de leerlingen met een licht verstandelijke handicap relatief onderbelicht blijven. De reden hierachter is dat dit zozeer een aangelegenheid van het speciaal onderwijs is in Nederland, dat de confrontatie hiermee in het reguliere onderwijs minder vragen oplevert: wanneer er problemen onstaan is een overplaatsing naar speciaal onderwijs in de regel de oplossing. Over de licht verstandelijk beperkte leerlinggroep is wel als subspecialisme gerapporteerd, zie onder meer Knotter, Spruit, De Swart, Wissink, Moonen & Stams (2018) en Moonen (2017). Een Licht Verstandelijke Handicap (licht verstandelijke beperking -LVB) is een beperking in het verstandelijke functioneren zoals in het redeneren, probleem oplossen of abstract denken (DSM-5), kort geduid als een beperking in de adaptieve vaardigheden. De 83 intelligentie is bepaald met een IQ score tussen 50-85. Bijkomende problematiek is vaak geduid als leerproblemen, psychiatrische stoornissen, medisch -organische problemen en problemen in het gezin of de sociale context (Landelijk Kenniscentrum LVB). Om het IQ vast te stellen wordt het Cattell-Horn-Carroll (CHC) perspectief aanbevolen, dat — alhoewel verre van perfect — als de best gangbare theorie geldt: een werkmodel om cognitieve vermogens te begrijpen en classificeren. De WISC-5 (Wechsler’s Intelligence Scale, 2014) hanteert in lijn met CHC de indexen Fluïde Redeneren, Verbaal Begrip, Visueel Ruimtelijk Begrip, Werkgeheugen, Verwerkingssnelheid en Auditief Werkgeheugen (Resing, 2015)“ Anno 2020 wordt in de literatuur terughoudend omgegaan met het begrip IQ. en het testen ervan: kinderen die op het speciaal onderwijs worden aangemeld omdat ze niet meekomen op het regulier onderwijs scoren laag op Verbaal Begrip (christallized intelligence) omdat ze minder hebben meegekregen (Resing, 2015), niet omdat ze (inherent) minder potentieel hebben (zie in dit verband Meijer & Petit, 2019). Een handelingsgerichte onderwijs- en ondersteuningsstructuur is gangbaar in de praktijk van het speciaal onderwijs: signaleren van leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, benoemen van onderwijsbehoeften, clusteren van leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften en opstellen groepsplan, uitvoeren groepsplan. In Passend onderwijs spreekt men van maatwerk arrangementen, lopend van handelingsadviezen voor de reguliere school, eventueel met extra ondersteuning voor kind en leerkracht, tot een tijdelijke plaatsing op het sbo of so of een gecombineerd programma van (speciaal) onderwijs en zorgaanbieders, de zogenoemde onderwijszorgarrangementen (OZA), zoals in SJSO. 11 Zie voor een uitgebreide toelichting en actuele stand van de wetenschap Flanagan en McDonough (2018), met name hoofdstukken 27 en 28 (pp. 731-809). 84 Zie nji.nl/Producten-en- diensten/Publicaties/njiPublicaties/Beoordeling- Sociaal - Aaanpassingsvermogen.html, en Onderzoek en Praktijk (2016) via Kenniscentrumlvb.nl/images/oenp/oenpna2016.pdf Afsluitend parkeren we een tweetal zaken: — De sociale cohesie op een school en de relaties tussen leerlingen en met leerkrachten spelen een belangrijke rol m.b.t. de mate van sociale integratie op school en schoolsucces (social achievement en academic achievement). — Leerlingen spiegelen zich aan hun omgeving, peergenoten (w.o. schoolgenoten) in het bijzonder, en het zelfbeeld is van invloed op de mate van social achievement en academic achievement. In hoofdstuk 5 komen we hier op terug. We gaan in het volgende hoofdstuk in op de antwoorden op de vragen van onze evaluatie van het raamcontract SJSO en starten in 4.2.1 met de belangrijkste vragen: 1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als professionals uit de geestelijke gezondheidszorg — afgekort als ggz) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op school door deze professionals, de school, cliënten en ouders ervaren? 2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere doorlooptijden voor de hulp op of via school? 3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste zorgverleners zijn op de scholen? 85 Het is goed te beseffen dat deze vragen opgaan voor alle hier (in hoofdstuk 3) toegelichte sub populaties: — Psychische problematiek, ín de onderwijspraktijk met name uitgedrukt in externaliserende of internaliserende gedragsproblemen, maar ook stoornissen op het autismespectrum; — _Thuisproblematiek, die divers is en van uiteenlopende aard, de problemen van ouders inbegrepen zoals schuld- en armoedeproblematiek, echtscheidingen of ggz- en verslavingsproblematiek, maar ook nieuwkomersproblemen en anderen; — Problematiek rond (licht) verstandelijke beperkingen, bij leerlingen en/of hun ouders; — Multi probleem gezinnen waarin voornoemde gecombineerd speelt; en tenslotte: — Problematiek rond verwaarlozing en geweld in afhankelijkheidsrelaties — huiselijk geweld en kindermishandeling, al dan niet in combinatie met een of meerdere van voornoemde, maar ook traumata bij vluchtelingen uit oorlogsgebieden; — Waarbij voor alle groepen drang en dwang mogelijk is, via een gecertificeerde instelling, de kinderrechter, de strafrechter en/of de reclassering, en voor de ouders onder meer via de Wet op de verplichte ggz, maar ook het Strafrecht of via diverse maatregelen uit het strafrecht of civiel familierecht, zoals bij ondertoezichtstellingen of een gezagsbeëindigende maatregel. 86 4 SJSO in de praktijk Voor een volledig overzicht van de onderzoekaanpak en brondocumenten wordt verwezen naar het hoofdstuk 2. 41 Formatieve evaluatie: onderzoeksvragen en bevindingen Op basis van verschillende informatiebronnen zijn evaluerende conclusies getrokken in samenspraak met praktijkprofessionals uit onderwijs en jeugdhulp. In dit hoofdstuk wordt integraal antwoord gegeven vanuit informatie uit de voorverkenning (eerste inventarisatie aanbod SJSO jeugdhulpaanbieders), het vragenlijstonderzoek (zie bijlage 1 en 2), de locatiebezoeken/ focusgesprekken, de kennisbijeenkomsten en de verschillende verslagen, zoals die van kennisbijeenkomsten en de voortgangsbesprekingen tussen gemeente en aanbieders. De focusgesprekken op locatie zijn gestart met een samenvattende hoofdvraag: Voldoet het raamcontract SJSO en alles wat daaruit voortvloeit in de dagelijkse praktijk aan de verwachtingen en doelen hierbij? Hoe kijken we terug op het eerste schooljaar SJSO? We gaan hierna in op de beantwoording van de vragen en starten steeds met de belangrijkste (op hoofdlijn gestelde) integrale conclusies. Daarna lichten we deze toe in subparagrafen. De bevindingen vanuit de praktijk staan opgesomd om de 87 leesbaarheid te vergroten, de informatie is uiteenlopend en door een groot aantal professionals (van meerdere disciplines) vestrekt. Vooraf benadrukken wij dat het overall beeld bijzonder positief is, dat de kanttekeningen die we noemen vraagpunten zijn die de startfase van het raamcontract SJSO kenschetsen, en dat de opmerkingen bedoeld zijn om tijdig informatie te genereren die bijsturing of aanpassing mogelijk maakt, in lijn met het doel van een formatieve evaluatie. 4.2 Conclusie 1: Positieve reacties Overall Uit ons evaluatieonderzoek komt naar voren dat professionals in de praktijk aangeven dat specialistische hulp nu tijdiger en meer nabij het kind en gezin geboden wordt. De directe en eenvoudige toegang tot hulp en steun vanuit het onderwijs is een zeer belangrijk winstpunt ten opzichte van de situatie voor de invoering van SJSO, dat op meerdere momenten en in meerdere vormen uit onze evaluatie naar voren komt. Tevens komt het werken volgens het principe ‘één kind- één gezin- één plan’ dichterbij vanuit SJSO. 4.2.1 Toelichting De eerste reacties zijn zonder meer opvallend positief. Vanuit de respons op de vragenlijst wordt bij het cluster vragen dat naar het overall resultaat van het raamcontract vraagt duidelijk dat 75% van de praktijkprofessionals uit de jeugdhulp en het (speciaal) onderwijs stelt dat SJSO een succes is. Er bestaat nog een aantal vragen en kanttekeningen hierbij, die nemen wij in deze sub paragraaf 4.2.1. mee in de volgende toelichting bij de antwoorden op vragen 1, 2 en 3 (zie paragraaf 1.7): 1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als GGZ 88 professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op school door deze professionals, de school, cliënten en ouders ervaren? 2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere doorlooptijden voor de hulp op of via school? 3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste zorgverleners zijn op de scholen? Waar de relatie met andere vragen en antwoorden speelt, geven we aan dat we hier verderop op terugkomen. Aanbod jeugdhulp in SJSO is gericht op ononderbroken schoolgang en hulp is in aansluiting op onderwijs en thuis e Inde reacties op onze eerste verkenning met vier vragen aan de zestien gecontracteerde jeugdhulpaanbieders (aantal schoollocaties waar aanbieder aanwezig is, inzet fte per schoollocatie, ingeschatte behoefte of vraag aan steun en hulp, type aanbod of interventies; uitgezet in overzichtsmatrix SJSO als basis voor ons onderzoek) zien we twee ontwikkelingen: e Deeersteis dat er vanuit de geleverde informatie duidelijk sprake is van werken op en via het onderwijs door de jeugdhulpaanbieders, begrippen als ‘klassenmanagement’, ‘ondersteuning van docenten’, ‘tijdig signaleren kwetsbare leerlingen met schoolproblematiek’, “interventies gericht op werkhouding en concentratie - gerelateerd aan stoornissen’ of ‘gericht gedragsmatig groepsaanbod’ zijn zichtbaar in de respons, naast tijdige diagnostiek en behandeling van bepaalde stoornissen of profielen op school (ASS, ADHD). Het werken aan ‘betrokkenheid van ouders’ bij de school en 89 leerontwikkeling van hun kinderen, wordt genoemd, evenals ‘ouderbegeleiding.’ e De tweede is dat een (met name) gezinsgericht aanbod van specialistische hulp thuis, vanuit school gestart, minder wordt genoemd. De school als vindplaats voor ernstige thuisproblematiek komt minder prominent naar voren, dan specifiek leerlinggerichte hulp op school. Dit valt ons op in de eerste informatie die wij hebben ontvangen van de jeugdhulpaanbieders, omdat het tijdig terugdringen van een behoefte aan zwaardere vervolgzorg waarschijnlijk niet alleen met inzet schoolgerichte interventies zal worden bereikt, ook een wezenlijk aanbod voor ernstige thuisproblematiek zal hiervoor nodig zijn, dat vanuit school start (als vindplaats voor vroeg signalering). e We zijn daarna nagegaan of dit bijvoorbeeld wel schuilgaat achter doorverwijzingen die staan genoemd onder de ZIN (zorg in natura) registraties in de gemeentelijke Monitor SJSO, dit bleek wel het geval: ook de gezinsgerichte hulp komt vanuit SJSO tot stand, allengs ook vanuit de SJSO aanbieders zelf, dit is wat later gevolgd in de chronologie van gebeurtenissen en implementatie van SJSO, maar met verloop van het eerste jaar SJSO zeker tot stand gekomen. We gaan hier verderop verder op in bij de beantwoording van vraag 12 (hoe ziet de hulp thuis eruit?), zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.5.1. e Verder iser een aantal jeugdhulpaanbieders in het raamcontract SJSO opgenomen, met een eenduidig specialistisch aanbod, zoals specifieke diagnostiek of een specifieke training. Dit aanbod is niet zozeer gezinsgericht (zie verderop onder paragraaf 4.5.1). Dit verklaart eveneens de 12 Dit wordt ook verklaard uit het gegeven dat een aanzienlijk deel van de gecontracteerde aanbieders kleinere organisaties betreft die een specifieke interventie of training aanbieden. Deze aanbieders beschikken niet over een aanbod van gezinsgerichte specialistische jeugdhulp: zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.5.1). 90 mindere aandacht voor een SJSO aanbod thuis, zoals zichtbaar in de reactie op onze eerste uitvraag naar het aanbod SJSO vanuit de zestien gecontracteerde jeugdhulpaanbieders. Binnen SJSO verband sterke afname bureaucratie: tijdswinst, minder wachttijden, snellere hulp e Erwordt in de respons op de vragenlijst overall gerapporteerd dat wachttijden en doorlooptijden voor hulp sterk teruglopen, en over een snellere en betere beschikbaarheid van hulp, ook thuis. Er wordt in dit verband vermeld dat de specialistische hulp op school (die nu snel en tijdig wordt ingezet) escalatie van problemen voorkomt. e Erwordt gerapporteerd dat de verwijzing naar dringend noodzakelijke vervolgzorg (24-uurs zorg, met name crisisopvang en specialistische vervolgzorg) nog wel problematisch is, maar dit staat in verband met het beschikbare aanbod van specialistische zorg en is niet specifiek SJSO gerelateerd. We komen hier verderop op terug, ook bij de relatie tussen inzet SJSO en beschikkingen SPIC (zie 4.5.1). e De andere ontwikkeling die we bij aanvang van het raamcontract zien is dat de inhoud van dit aanbod - zoals omschreven voor SJSO - nog sterk leunt op de historisch bepaalde plaats en identiteit van de aanbieders. e Maar verder klinkt ook in de gesprekken die we later op locatie hebben gevoerd een sterk positief en enthousiast geluid, zowel van de jeugdhulpprofessionals als de vakkrachten van scholen. Dit werd op de tweede bijeenkomst voor Kennisdeling (bezocht door ruim 200 professionals uit de praktijk van SJSO) door nagenoeg alle aanbieders onderstreept: zowel de jeugdhulp als het (speciaal) onderwijs en praktijkonderwijs klinkt onverdeeld positief over SJSO. Ook tijdens de locatiebezoeken voert een duidelijk positieve teneur de boventoon. 91 Aanloopproblemen, voor LVB populatie ook qua tijdige aansluiting bij SJSO e Inde focusgesprekken wordt duidelijk dat het wel enige maanden heeft geduurd voordat startperikelen raakten opgelost (zoals werven van personeel vanuit de jeugdhulpaanbieders specifiek voor SJSO inzet, de juiste verhouding fte per schoollocatie vinden, het afstemmen met (soms) nieuwe partners, het afstemmen in de eigen interne organisatie) en dat vanuit scholen voor speciaal onderwijs, met name voor de licht verstandelijk beperkte leerlingen, gemeld wordt dat ‘zij er te laat bij waren’ waardoor dit aanbod een kleiner deel van het totale budget SJSO tot de beschikking heeft, terwijl de zorgbehoefte er aanzienlijk is. Dit is een belangrijk signaal, we komen hier verderop in de rapportage op terug (zie /,.4.1). e Maar gaande het eerste schooljaar is er vanuit SJSO meer en meer een stabiele samenwerking en stabiele bezetting in de zorgteams op de scholen ontstaan. De flexibiliteit vanuit de gemeente hierbij (fte van ene naar andere locatie overzetten et cetera) wordt door aanbieders jeugdhulp en scholen zeer gewaardeerd. Gaandeweg aanpassen en flexibele inzet fte is succesfactor SJSO, instroom speciaal onderwijs groeit helaas e Deflexibele inzet van fte per locatie is een sterke succesfactor van SJSO: de gemeente Amsterdam heeft een relatief grote mate van flexibiliteit ingebouwd in het raamcontract, dit blijkt een kritische succesfactor te zijn in de praktijk, die eerst organisch haar nieuwe weg moe(s)t vinden. e _Na jaren van bezuinigen en kort-cyclisch (jaarlijks) aanbesteden (de eerste jaren na de transitie jeugdhulp waren voor veel aanbieders en jeugdhulpprofessionals zwaar) is er met de SJSO weer pioniersruimte ontstaan, men verkent vanuit de jeugdhulp op een meer fundamentele wijze het 92 terrein van het speciaal onderwijs, in nauwe samenwerking met de scholen, die kampen met een onvoorzien groeiende stroom van leerlingen: e Deterugloop in aanmeldingen van speciaal onderwijs is landelijk gezien niet zo sterk als de beleidsoperatie Passend onderwijs beoogde. De instroom lijkt zelfs te zijn teruggekeerd naar het niveau van 2011 (zie Koopman & Ledoux, 2018) terwijl de scholen hier niet op zijn ingericht, er is veelal bezuinigd met oog op een verwachte terugloop van instroom. SJSO biedt zo voor kwetsbare leerlingen desondanks enige ruimte om deze goed en integraal vanuit de jeugdhulp en het onderwijs op te vangen. Hierbij wordt opgemerkt dat het in Amsterdam om 3% van de leerlingen gaat en dat dit vrij stabiel is gebleven, maar voor bijvoorbeeld de zieke en lichamelijk gehandicapte kinderen is Amsterdam van vier scholen met 600 leerlingen, naar een school met 200 leerlingen gegaan (met mogelijk enig effect op andere speciaal onderwijsscholen). Inhoudelijke samenwerking en plaats en positie jeugdhulpprofessional in onderwijs is goed e Feitelijk lijkt de samenwerking op de werkvloer tussen jeugdhulpprofessionals en schoolvakkrachten geen bijzondere problemen te geven, tijdens de gesprekken problematiseert niemand dit op bijzondere wijze, terwijl dit vooraf wel als mogelijke complicatie werd ingeschat (zie in dit verband de opmerking van het NJI in paragraaf 3.5 en de vraagstelling voor de Evaluatie SJSO van de Stuurgroep). In de respons op de vragenlijst zijn wel enkele opmerkingen gegeven (geen meerderheid) over verkeerde keuzen bij aanvang, die tot een uiteengaan en andere keuze (andere samenwerkingspartner) hebben geleid. Dit betreft echter de uitzondering, niet de regel. 93 Soms spelen aanloop - of aansluitingsproblemen e Er worden wel praktische problemen gemeld, zoals een gebrek aan kantoor - of werkruimte op schoollocaties voor jeugdhulpprofessionals, onduidelijkheid over wie deelneemt aan welk overleg op school, of een bij aanvang onduidelijke werkverdeling tussen onderwijs- en jeugdhulpprofessionals, waarbij de laatsten (per fte inzet zoals contractueel geregeld in het raamcontract SJSO) naar hun moederorganisaties moeten verantwoorden en rapporteren, wat qua registratie van verantwoordingsvereisten (zoals soort interventies en tijdsduur per interventie) niet altijd aansluit met de werkelijkheid op school. De jeugdzorgpraktijk is meer ‘door- gebureaucratiseerd’ dan het werken op scholen (waar geen tijdsregistratie of fijnmazige activiteitenverantwoording plaatsvindt, die in de jeugdhulp wel is ontstaan, in de lijn met de inkoopsystematiek en bureaucratisering in de zorgsector). Een te vast omlijnde en strikt procedurele aanpak werkt belemmerend en leidt tot een weinig effectieve bureaucratie: de ruimte die SJSO voor jeugdhulpverleners in dit verband biedt bij het werken via en op het speciaal onderwijs, zonder deze bureaucratie, wordt door hen in vergelijking met de situatie voor SJSO als zeer positief ervaren. “We hebben weer tijd en ruimte voor de kinderen” is bij herhaling opgemerkt. e Maar van belang is dat tijdens de locatiebezoeken duidelijk is geworden dat aanloopperikelen eerder systemische aansluitingsproblemen betreffen: in de praktijk is de inhoudelijke samenwerking rond de leerling en diens ouder(s) over het algemeen gewoon goed. e Op locaties van (volgens de Wet op expertisecentra REC 4 of RENN-4 scholen (in Amsterdam e.o. PI scholen — peadologisch instituut) speelt deze vraag bovendien nauwelijks tot niet: de integratie van specialistische poliklinische inzet op scholen voor speciaal onderwijs was hier van oudsher aanwezig, in sommige gevallen al ver voor 94 de invoering van SJSO, de samenwerking is er nu met SJSO zelfs naadloos en dit laat zien dat aansluitingsproblemen ook met de tijd raken opgelost. Dit geldt eveneens voor een grote Amsterdamse, al veel langer geïntegreerde aanbieder van jeugdhulp en onderwijs (opgegaan in een holding met een eveneens grote geïntegreerde onderwijs-jeugdhulpaanbieder uit Rotterdam). e Wel wordt op alle scholen, ook de voormalige PI scholen, onverdeeld positief gereageerd op het snellere ‘schakelen en makelen’ dat nu mogelijk is, zonder indicatie- en verwijs procedures. Feitelijk ligt hier (a) qua tijdsverlies voor de leerling en (b) qua afnemende systeemkosten gerelateerd aan indicatie- en verwijsprocedures, een enorme besparing, ten gunste van de praktijk rond het kind. e Een nadere analyse van de grootte van deze besparing zou op basis van een specifieke opzet volgens een maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA) in beeld brengen welke geldbedragen aan systeemkosten hiermee zijn gemoeid. e Wat bij aanvang van het raamcontract nog niet automatisch loopt is de plaats en positie van de Ouder Kind Teams (OKT) ten opzichte van SJSO, zo is ook uit de respons op de enquête duidelijk geworden (zie verderop). OKT is geen contractpartner in het raamcontract, maar speelt wel een belangrijke rol in de praktijk als basisaanbod (trainingen voor ouders bijvoorbeeld) en als mede toe leidende instantie voor specialistische vervolgzorg naast SJSO (via een SPIC). Zij leveren zelf geen specialistische jeugdhulp (zie verderop in hoofdstuk 4, onder paragraaf 4.4.1. e Vanuit het vragenlijstonderzoek, de gesprekken op locatie en de tweede en derde Kennisdelingsbijeenkomst is duidelijk geworden dat een aanbod voor specialistische hulp thuis (gezinsgerichte specialistische hulp) vanuit SJSO wel van de grond komt, gesignaleerd en geïnitieerd vanuit de school (in het kader van SJSO). Dit heeft wel een iets langere aanlooptijd 95 gekend dan de directe inzet van hulp en steun op school en wordt met name vanuit grotere (generalistische) aanbieders geboden, waarbij zowel een aanbod binnen als buiten SJSO verband zichtbaar is en waarbij de hulp thuis binnen SJSO verband een groter aandeel lijkt te krijgen dan hulp buiten SJSO verband (zie paragraaf 4.5.1). e Zelfs voorbehouden ggz hulp (medicatie, inzet of aanpassing) gebeurt vanuit signalering op school (in kader SJSO). Juist bij eventuele concentratieproblemen of andere bijwerkingen is directe observatie op school vanuit een farmacotherapeutische deskundigheid een belangrijk winstpunt voor de leerling die is aangewezen op medicatie. e Hierbij worden nog wel enige vragen gesteld en kanttekeningen geplaatst: e Het delen van gegevens wordt vanuit de praktijk geproblematiseerd in verband met de AVG en de wet BIG (medisch geheim). In gesprek op locatie blijkt overigens dat men er met de meeste ouders wel uitkomt en dat toestemming meestal verkregen wordt, maar juist in die gevallen waar dit niet gebeurt, is dit soms problematisch (dit geldt zeker in samenwerking met Veilig Thuis en de Jeugdbescherming) en zoekt men naar verantwoorde manieren voor een ‘work around’ die tegelijkertijd het vertrouwen niet mogen beschadigen. e Dit delen van gegevens bij weigerachtige ouders is in de huidige jeugdhulp (en hulp aan ouders, incl. vanuit gelijktijdig lopende ggz voor een ouder) soms een aanzienlijk vraagstuk, zo brengen onze gesprekspartners naar voren: privacy- vereisten worden in de praktijk als belemmerend ervaren op noodzakelijke informatiedeling en goede zorg. 13 Vanuit de Stuurgroep SJSO wordt in reactie aangegeven dat de AVG als Europese verordening boven de wet BIG en beroepscodes staat. Het Verdrag inzake de rechten van het kind echter, maakt overleg gewoon mogelijk, mits goed overwogen van tevoren. 96 e Anderzijds wijzen ouders op het soms te intrusieve karakter van de werkwijze van hulpverleners, die hen terughoudend maakt ten aanzien van toestemming (we komen hier in hoofdstuk 5 op terug). Begripsverwarring oude en nieuwe termen e Ten aanzien van de integratie van jeugdhulp en speciaal onderwijs in zogenoemde onderwijszorgarrangementen: deze vraag blijkt onder deze noemer (“OZA’) soms nog tot verwarring te leiden: e We zien inde respons op de vragenlijst dat de afdoende sluitende werking van de huidige onderwijszorgarrangementen (OZA) door een relatief groot deel van de onderwijsprofessionals als ‘onbekend’ wordt gescoord 35% of als ‘onvoldoende’ (11%). Daarbij wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat ‘OZA’ een term uit Passend onderwijs is (en dus bedoeld voor het reguliere onderwijs), niet uit het speciaal onderwijs. Op zich is dit opmerkelijk: de voorzieningen speciaal onderwijs zijn immers zelf onderdeel van een OZA, maar worden vanuit de praktijk blijkbaar niet als zodanig gezien of herkend. De beleidstaal uit Passend onderwijs staat soms ver van de praktijk. We komen hier in de volgende paragraaf op terug. e In de praktijk is men echter gewoon overall positief over de samenwerking en de eerste effecten van SJSO, maar wanneer specifiek naar een ‘onderwijszorgarrangement’ wordt gevraagd, zien we verwarring rond beleidsbegrippen in de praktijk. Organisaties die al langer geïntegreerd samenwerken (speciaal onderwijs-jeugdhulp) geven echter aan dat de onderwijszorgarrangementen goed werken. Zwaartepunt ligt bij succes van SJSO voor leerlingen en ouders e Hetiste vroeg om van bepaalde effecten te spreken (dit vereist ook een andere opzet van onderzoek), maar wat opvalt 97 is dat zowel jeugdhulpaanbieders als schoolkrachten overall spreken van minder incidenten, minder uit de klas plaatsen, minder schoolwisselingen, beter contact met ouders, en ouders die de hulp via school beter ervaren (dan voorheen via een aparte gang via OKT, SD of GI of huisarts te moeten, als ouder). e _SJSO biedt voor ouders een minder stigmatiserende of belastende gang naar hulp. De acceptatie voor hulp en steun is duidelijk groter vanuit de onderwijsrelatie. Dit wordt ook met nadruk bevestigd in contact met vertegenwoordiging van de ouders van leerlingen die hulp ontvangen. e De overall reacties zijn kortom voor ruim 75% positief, de inhoudelijke doelstelling van het raamcontract SJSO krijgt in goede samenwerking tussen professionals integraal vorm, de aansluiting onderwijs en jeugdhulp lijkt beter te lopen dan verwacht. e Erwordt zodoende door nagenoeg alle partners in SJSO met name gewezen op de winst voor leerlingen (minder incidenten, eerder en eenvoudiger goede hulp, grotere kans op ononderbroken schoolgang) en hun ouders (minder belastende gang naar steun en hulp, minder stigmatiserende en goed toegankelijke werkwijze). e Ook qua administratieve belasting binnen het verband van het raamcontract SJSO: hier ligt een belangrijke winst. De administratieve belasting binnen SJSO is minimaal en er bestaat ruimte deze gaandeweg (ook in de workshops tijdens de Kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd door de Stuurgroep en de gemeente Amsterdam) in samenspraak aan te passen en te verminderen. e In contact met vertegenwoordiging van ouders wordt dit beeld bevestigd: de relatie met school biedt een betere en minder belastende gang naar hulp, ook thuis. 98 Mocht dit doorzetten, dan zijn dit wel heel belangrijke winstgebieden, die nauwelijks in cijfers zijn te vangen. De maatschappelijke winst voor leerlingen, ouders en leerkrachten spreekt onverkort uit de reacties van praktijkprofessionals en vertegenwoordiging van ouders. De besparing in systeemkosten (die gepaard gaan met intake, verwijzen en beschikken, wachttijden en wachtlijsten) is daarnaast eveneens aanzienlijk en verdient met een maatschappelijke-kosten-baten- analyse in beeld te worden gebracht. 4.3 Conclusie 2: aanloopproblemen en knelpunten in verband met grotere systeemproblematiek Overall Er bestaan nog aanloopproblemen en knelpunten, maar deze vloeien hoofdzakelijk voort uit grotere systeemproblemen en deze spelen ook landelijk. Er bestaan twee afwijkingen ten aanzien van het overall positieve beeld dat voortkomt uit ons onderzoek, die (1) systeemgerelateerd zijn, en met name regionaal en procedureel zijn (incl. administratieve belasting buiten SJSO verband), en (2) die de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional in het onderwijs betreft, waarbij opgemerkt dat de respons hierbij gemengd is en nergens onverdeeld negatief. 4.3.1 Toelichting We gaan hier in op de antwoorden op vragen 4, 5 en 10 (zie paragraaf 1.7) van de stuurgroep: — Welkeffect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen); 99 — Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten ervaren; — Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten? Administratieve belasting in intern SJSO verband minimaal, maar extern bij doorverwijzen nog aanwezig e We zien dat nagenoeg alle onderwijs- en jeugdhulpprofessionals aangeven dat de directe inzet van jeugdhulp voor kwetsbare leerlingen een van de belangrijkste winstpunten is ten opzichte van de situatie voor (het raamcontract) SJSO. Het proces van verwijzen, indiceren en beschikken is immers grotendeels verdwenen met SJSO, zoals hiervoor onder 4.2.1 al toegelicht. e Alleen de inzet van overige specialistische jeugdzorg (dus buiten het raamcontract SJSO, op basis van SPIC’s) vereist nog wel procedures van verwijzen en indiceren, en voor de zwaardere voorzieningen voor vervolgzorg (24-uurs voorzieningen en crisisopvang) worden nog complexe procedures, wachttijden en wachtlijsten gemeld. e Ook met betrekking tot de melding van onveilige (thuis)situaties worden knelpunten ervaren, ook binnen de praktijk die valt onder SJSO: e De samenwerking tussen specialistische jeugdhulp en scholen is inhoudelijk van grote betekenis en winst voor de aanpak van vragen rond veilige thuissituaties (tijdige signalering en de directe beschikbaarheid van jeugdhulpverleners die doorpakken bij vermoedens vanuit school), maar procedureel complex, door (a) lange wachttijden tot hulp beschikbaar is na aanmelding bij Veilig Thuis en de Jeugdbescherming, de specifieke Jeugdbescherming voor (licht) verstandelijke beperkte kinderen en gezinnen inbegrepen, en (b) interpretatieverschillen of uiteenlopende 100 meningen/professionele inschattingen wie (welke instantie) de monitorfunctie uitvoert; e _Personeelstekorten in de jeugdbescherming en interpretatieverschillen tussen professionals over de monitorfunctie en procedures van Veilig Thuis worden genoemd als oorzaken hierbij (drempelmeldingen worden verder niet opgepakt, wanneer er al hulpverlening is, zoals nu met SJSO, terwijl de hulpverleners vanuit SJSO juist aangeven dat zij melden met het oog op een noodzakelijk vervolg vanuit Veilig Thuis of een Gecertificeerde Instelling voor Jeugdbescherming). In dit verband merken we op dat soortgelijke problemen rond de jeugdbescherming (en jeugdreclassering) breder spelen en er zelfs toe leiden dat de minister van VWS op 4 november 2019 aankondigt de decentralisatie deels terug te draaien. In een brief aan de Tweede Kamer stelt hij dat jongeren met grotere problemen beter af zijn in regionale en bovenregionale verbanden, in plaats van gemeentelijke voorzieningen. Daarnaast gaat hij in op de ‘sterk bekritiseerde’ jeugdbescherming en jeugdreclassering op basis van een rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, waarin geconcludeerd wordt dat kinderen ‘onvoldoende bescherming’ krijgen: (-) tijdsnormen voor een eerste contact worden voor zes van de tien kinderen niet gehaald, (-) een plan van aanpak is in de helft van de gevallen niet op tijd gereed, en ook (-) daarna duurt het vaak te lang voordat een kind hulp ontvangt (zie www.igj.nl Nieuwsbericht: Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd). Personeelsproblemen, wachtlijsten en problemen in de hele keten - waar SJSO in Amsterdam deel van is - worden genoemd. 14 Zie voor meer informatie https://veiligthuis.nl/hoe-werkt-veilig-thuis/ 101 Problemen in de jeugdbescherming worden landelijk waargenomen, deze zijn niet specifiek Amsterdams (laat staan SJSO gerelateerd). Ze vloeien voort uit de grotere vraagstukken die gepaard gaan met decentralisaties en transitie van de jeugdhulp. Het kabinet erkent systeemfouten en wil vier jaar nadat de verantwoordelijkheid aan gemeenten is overgedragen meer regionale samenwerking afdwingen. Dit is voor een stad als Amsterdam een belangrijke ontwikkeling, met haar grootstedelijke regiofunctie. e Gelet op de opmerkingen van professionals uit de SJSO praktijk is aandacht voor vragen rond scholing, deskundigheid in de jeugdbescherming mogelijk van aanvullend belang. e Vanuit twee scholen voor primair speciaal onderwijs wordt bovendien aangegeven dat samenwerking tussen de GI professionals en de leden van de zorgcommissies (incl. inzet vanuit SJSO) juist kansen biedt voor betere hulpverlening bij twijfel en risicovolle thuissituaties: de relatie met de school en de hulpverleners verbonden aan school kan worden gebruikt, maar wel in afstemming en samenwerking, niet vanuit een procedureel ‘er is al hulp afvinken’ (en verder niet monitoren door de GI, zo geven professionals aan). Samenwerking regiogemeenten administratief complex, met wijkteams goed, qua samenwerkingsverbanden inhoudelijk wisselend e Verder valt op dat de samenwerking met de regiogemeenten door zowel onderwijsprofessionals als jeugdhulpprofessionals als ‘onbekend’ wordt getypeerd (35% en 4,2% weet niet; en 38% en 33% noch eens, noch oneens); e In dit verband ís ook van belang op te merken dat de inhoudelijke samenwerking met de eerste lijn, ook in regiogemeenten (vaak vanuit wijkteams i.p.v. OKT), over het algemeen als ‘goed’ wordt gescoord, de inhoudelijke samenwerking en afstemming met andere regionale 102 samenwerkingsverbanden uit het onderwijs is echter wisselend. e De combinatie van antwoorden op de vragenlijst en de bevindingen op locaties lijken erop te wijzen dat jeugdhulpprofessionals uit het primaire proces (waaronder huisartsen en wijkteams) elkaar inhoudelijk wel vinden; e Maar dat de systemische en procedurele aansluiting hierbij (denken in termen als OZA, of registratie van- en gegevensverstrekking aan diverse gemeenten met diverse vormen van bekostigingssystematiek, vanuit het onderwijs (regulier of speciaal, toelaatbaarheidsverklaring hoog- midden-of laag), dan wel de jeugdhulp (regulier of speciaal), nog niet sluitend is. e Ook in de locatiegesprekken wordt duidelijk dat de samenwerkingsverbanden verschillen qua toekenning van toelaatbaarheidsverklaringen, over het algemeen is men tevreden tot zeer tevreden over de werkwijze en inschatting door de samenwerkingsverbanden Amsterdam-Diemen, maar minder over de werkwijze en inschatting van samenwerkingsverbanden uit regiogemeenten, vooral de samenwerkingsverbanden met veel kleinere gemeenten geven soms zorgen. e Voorbeeld is dat een specialistische jeugdhulp- onderwijsaanbieder uit Amsterdam kleinere regiogemeenten bij herhaling aanbiedt om te komen helpen bij het opzetten van een lokaal of regionaal georganiseerd autismespectrumstoornissen (ASS) aanbod (een Beter pASSend klas), wat niet wordt opgepakt en bij herhaling tot verwijzingen en wachttijden leidt voor leerlingen uit regiogemeenten, die dan toch (en vaak te laat, na veel faalervaringen of perioden van verzuimen of thuiszitten) alsnog in Amsterdam worden aangemeld. e In dit verband is het te lang ‘doormodderen’ vanuit Passend onderwijs door het reguliere onderwijs vaak genoemd: met 103 name bij LVB-problematiek in het primair onderwijs en te late aanmeldingen van internaliserende gedragsproblemen vanuit het reguliere voortgezet onderwijs. We komen hier later op terug in hoofdstuk 5. Vanuit het speciaal onderwijs, met name po, klinkt een nagenoeg unaniem geluid dat Passend onderwijs - vanuit de optiek van het speciaal onderwijs in Amsterdam en Diemen - onvoldoende effect sorteert. e Regiogemeenten kennen bovendien weer andere termen of voorzieningen, zoals wijkteams, die de rol van het Amsterdamse OKT in regiogemeenten vervullen, en deze zijn niet altijd goed op de hoogte van bijvoorbeeld het aanbod vanuit Amsterdam, met SJSO en de rol van het OKT hierbij. e In dit verband zou nader onderzoek naar ‘aanmelding- registratie-facturatie-betaling’ bij administrateurs, controllers (gegevensverstrekking naar gemeenten) en financiële medewerkers van de gemeente Amsterdam - Diemen en regiogemeenten, een ander beeld kunnen geven ten aanzien van de administratieve werking van SJSO en de aansluiting op regiogemeenten, die nog zeker niet optimaal is; e Regionale samenwerking is bij uiteenlopende gemeentelijke registratiesystemen, bekostigingstermen, privacy-vereisten en verrekening bovenmatig complex. In de SJSO praktijk van alledag komen registraties niet altijd goed tot stand of bij elkaar; e Vanuit het bijwonen van een aantal contractvoortgangsbesprekingen (tussen gemeente Amsterdam en aanbieders jeugdhulp) zijn we als 15 We merken op dat men in de gezondheidszorg (incl. jeugdhulp} het zogenoemde stepped care principe (de opbouw van interventies van licht naar zwaarder langs een graduele lijn) heeft verlaten voor het matched care princpe (inzetten wat nodig is op basis van functionele diagnostiek). Passend onderwijs kent een opbouw volgens een stepped care principe, in complexe gevallen sluit dit principe niet goed aan bij wat soms direct nodig is, zo geven professionals in SJSO verband aan. 104 onderzoekers op de hoogte dat dit scherp onder de aandacht staat bij de gemeente Amsterdam en de regiogemeenten. e Vanuit de locatiegesprekken blijkt dat niet alle regiogemeenten voldoende op de hoogte zijn van het feit dat de gemeente Amsterdam de specialistische preventie in het kader van SJSO voorfinanciert, en hiernaast ook reguliere preventie (OKT) als basisvoorziening kosteloos aan leerlingen uit hun regiogemeente verstrekt; e _Regiogemeenten blijken nog niet voldoende op de hoogte van het feit dat de hulp uit het raamcontract SJSO een aanzienlijk aantal leerlingen betreft uit regiogemeenten, die specialistische jeugdhulp via het raamcontract SJSO ontvangen op Amsterdamse scholen voor speciaal onderwijs. Dit loopt op tot 463 leerlingen in 2018-19 die individueel gerichte specialistische jeugdhulp ontvangen, die verrekend moet worden (telling november 2019). In 2020 loopt dít aantal op tot 503 (peildatum februari 2020): er is een verhoging in aantal leerlingen vso. e Uit een verslag van een voortgangscontractbespreking SJSO (evaluatiebespreking genoemd) van de gemeente Amsterdam met een SJSO contracthouder (jeugdhulpaanbieder): “De voorzitter licht toe dat er met regiogemeenten afspraken zijn gemaakt dat leerlingen binnen SJSO via het berichtenverkeer worden aangemeld bij de betreffende gemeente met een iJW315 code. Dit blijkt niet altijd te gebeuren door de jeugdhulpaanbieders waardoor er een discrepantie in de gegevens ontstaat. Bij gemeente P bijvoorbeeld, ís er een uitvraag gedaan omdat er vanuit de Monitor SJSO gegevens 12 cliënten werden gezien, maar er slechts 2 bij gemeente P zijn aangemeld. Dan wordt afrekenen erg lastig. ” e Tijdens het eerste jaar zijn er zo verschillende aanloop - en registratieproblemen naar voren gekomen, die met name de regionale samenwerking betreffen, er is een werkinstructie hieromtrent ontworpen en deze is gaandeweg het eerste jaar 105 geïmplementeerd. Jeugdhulpaanbieders registreren sindsdien de benodigde gegevens. Voor de gemeente Amsterdam met een grootstedelijke en van oudsher regionale functie, is SJSO zo ook een complexe operatie, waarbij naast de kennisdelingsbijeenkomsten de frequente contactmomenten aan tafel met alle aanbieders (in de contractevaluatie- gesprekken) kritische succesfactoren zijn: men zit er als het ware ‘bovenop’ om bij te sturen tijdens de rit. Begripsverwarring bovendien in twee professionele domeinen (onderwijs en jeugdhulp) e We zien bijvoorbeeld ook, zoals hiervoor al opgemerkt, dat termen als ‘onderwijszorgarrangementen’ (OZA) of de indeling ‘hoog-midden-laag’ bij ‘toelaatbaarheidsverklaringen’ door een relatief groot deel van de onderwijsprofessionals als ‘onbekend’ wordt gescoord (35%) of als ‘onvoldoende’ (11%). Daarbij wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat OZA een term uit Passend onderwijs is, niet uit het speciaal onderwijs. Beleidstaal wordt, zoals eerder opgemerkt, in de praktijk niet herkend. e Maar we zien ook dat jeugdhulpprofessionals naast een mogelijke sub indeling als ‘passend’ versus ‘speciaal’ onderwijs, ook de ‘specialistische’ jeugdhulp als subindeling gebruiken ten opzichte van bijvoorbeeld ‘de OKT’ of ‘jeugdarts’ als ‘reguliere’ jeugdhulp, wat voor scholen weer niet altijd bekend is. e We zien daarnaast interpretatieverschillen ten aanzien van de inzet van de ‘overige specialistische vervolgzorg’ (SPIC), die dan tot een B- of C- segment behoren (naast A, als algemeen toegankelijke basisvoorziening vanuit de gemeente Amsterdam), wat weer een andere terminologie of indeling is dan regiogemeenten hanteren. Gemeentes hebben over het algemeen ieder eigen bekostigingssystemen en termen gekozen, die onderling niet (altijd) corresponderen, waardoor 106 regionale samenwerking complex en administratief belastend is. e We zien ook dat bepaalde onderwijstermen als ‘cluster 3 onderwijs’, ‘cluster 4 onderwijs’ of ‘rec4 school’ of SRENN 4’ onderwijs (Wet op de expertisecentra, in Amsterdam PI scholen), als onderscheidend ten aanzien van doelgroepen worden gebruikt in de praktijk, naast nieuwe bekostigingstermen, die bij de ‘toelaatbaarheidsverklaringen’ (1,2 en 3; of laag-, midden- en hoog) van Passend onderwijs horen, die niet specifiek corresponderen met eerder genoemde termen uit andere onderwijswetten. e We zien kortom dat onderwijsprofessionals zelf in verwarring zijn rond oude en nieuwe begrippen, laat staan dat de jeugdhulpprofessionals hier vloeiend in meebewegen. Beleidstaal zou beter op de praktijk moeten aansluiten en zo praktisch mogelijk moeten blijven, zo wordt opgemerkt vanuit de bestuurders van de samenwerkingsverbanden. In dit verband merken we hier op dat deze zoektocht niet alleen in Amsterdam-Diemen loopt: e Vanuit het grotere evaluatieprogramma naar de invoering van de Wet op passend onderwijs (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) zien we dat vragen rond lokale invulling van verschillende termen en open normen of verschillende interpretaties hiervan (a) tussen gemeenten of binnen regio’s, (b) de invulling van terminologie in verband hiermee, of (c) vragen rond eigenaarschap, casusregie en verantwoordelijkheden et cetera, landelijk spelen. Zie in dit verband NRO Evaluatie Passend Onderwijs: Stand van zaken, deel 5: Tussenstand (Ledoux & Waslander, 2019). e _Ookis in mei 2019 ‘Regio-oplossingen’ verschenen (Warner, Van Garderen, Bos & Koning, 2019), de eindrapportage voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook uit deze rapportage blijkt dat dezelfde zoektocht naar invulling 107 van nieuwe termen of aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp overal speelt. Dit is geen specifiek ‘Amsterdams SJSO’ vraagstuk. e Wanneer we bovendien beseffen dat SJSO niet alleen de onderwijsbeleidsexercitie van Passend onderwijs betreft, maar ook die van de jeugdhulp na de transitie raakt, met een decentralisatie naar een kleine 4,00 gemeenten, zijn vragen en knelpunten rond registratie en afstemming goed te begrijpen, zeker vanuit een grote stad als Amsterdam met een regiofunctie die de schaal van een gemeente ver overstijgt. e Vanuit dit perspectief verdient te worden opgemerkt dat de evaluatie van het raamcontract SJSO in dit verband zelfs opvallend positief is: er is een overall positief beeld en de samenwerking binnen SJSO wordt - ondanks de bredere administratieve, bureaucratische of meervoudig systemische zoektocht die nog loopt — overall als goed ervaren. Dit brengt ons bij vraag 5 van de Stuurgroep SJSO (zie paragraaf 1.7): hoe wordt door onderwijsbesturen en gemeente de maatschappelijke opdracht ervaren die aan de samenwerkingsverbanden is toebedeeld, over doel en inzet SJSO? De gemeente Amsterdam-Diemen en de besturen van de Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen: e In de context van samenwerking tussen bestuurders en primair proces is de periodieke kennisdeling via de kennisdelingsbijeenkomsten, georganiseerd door de stuurgroep (i.c. de besturen van de samenwerkingsverbanden po en vo) een opvallend sterk punt: de bijeenkomsten worden goed bezocht, zowel door onderwijs- als jeugdhulpprofessionals, de bestuurders, schooldirecteuren en jeugdhulpdirecties nemen deel, zijn aanwezig in de workshops en worden zo integraal vanuit de onderwijs- en 108 jeugdhulppraktijk geïnformeerd over de voortgang, knelpunten en oplossingen. e Viade kennisdelingsbijeenkomsten volgen bestuurders en gemeente het raamcontract in direct contact met de praktijk. De gemeenschappelijke opdracht voor gemeente, bestuurders en praktijk komt hier bijeen volgens het principe work in progress, in goede directe afstemming met professionals uit het primaire proces van zowel onderwijs als jeugdhulp. Monitor SJSO: kwantitatieve informatiedeling, inhoudelijke afstemming e We gaan verder in op vraag 5, mede aan de hand van de informatieverstrekking uit de Monitor SJSO richting de gemeente en besturen samenwerkingsverband, en vice versa: e Allein-,door- en uitstroom van leerlingen in SJSO verband staan geregistreerd in twee monitors, die met de nodige ‘mitsen en maren’ in samenloop kunnen worden geanalyseerd. e Er vindt (omwille van voorkomen onnodige bureaucratie) geen registratie plaats van specialistische preventie. Omdat aanbieders verschillen in wat zij op dit vlak bieden en er geen registratie plaatsvindt, was het niet mogelijk een antwoord te geven op de vraag naar het aandeel (percentage) specialistische preventie ten opzichte van individueel gerichte specialistische jeugdhulp. e Grotere aanbieders wijzen op het relatief grote deel van specialistische preventie in SJSO verband, zij schatten dat dit oploopt tot 30%. Inhoudelijk geven jeugdhulpprofessionals aan dat dit belangrijke preventieve inzet betreft. Enige registratie is in dit verband daarom wel aan te raden, anders verdwijnt dit uit beeld, terwijl iedereen het belang ervan benadrukt. e Voor wat betreft het aanbod van individueel gerichte specialistische jeugdhulp (incl. gezinsgerichte hulp): 109 e De registratie hiervan in de Monitor SJSO geeft inzicht in aantallen ingezette specialistische jeugdhulp per leerling o.v.v. welke aanbieder van specialistische jeugdhulp per schoollocatie, en geeft - gekoppeld met de registratie van SPIC’s uit de andere monitor (specialistische jeugdhulp onder beschikking, dus buiten SJSO verband) - inzicht in eventueel ‘dubbelgebruik’ ofwel hulp onder een ‘SPIC’ naast hulp vanuit ‘SJSO.’ e De samenval uit de twee monitors geven zo een beeld van SJSO hulp en hulp onder een beschikking (SPIC), waarbij deze laatste ook vanuit andere (niet in SJSO verband gecontracteerde) jeugdhulp aanbieders wordt geboden, naast soms hulp onder SPIC door gecontracteerde SJSO aanbieders. e Voorbeeld: een leerling ontvangt gezinsgerichte jeugdhulp thuis in SJSO verband, en daarnaast ook een behandeling bij een forensische polikliniek (SPIC, door een niet-SJSO aanbieder). Deze leerling staat in de SJSO monitor en ook in de SPIC monitor. e Ander voorbeeld: een leerling ontvangt in SJSO verband specialistische jeugdhulp op school (bijvoorbeeld diagnostisch onderzoek) en ook specialistische begeleiding na school (onder een SPIC, maar wel door een aanbieder die ook is opgenomen in SJSO contract). e Bij dit laatste voorbeeld is ook de vraag naar specialistische opvang belangrijk, zo geeft de stuurgroep aan: dit valt buiten SJSO, maar de behoefte is gesignaleerd. e Alle schoolbesturen in SJSO verband ontvangen periodieke spiegelinformatie uit de Monitor SJSO en kunnen zo getalsmatig nalopen hoeveel leerlingen specialistische jeugdhulp ontvangen, met welke duur en welke eventuele samenval van overige jeugdhulp (dubbelgebruik met SPIC). e Het monitoren van gegevens SJSO biedt zodoende tweezijdig informatie: 1) aan gemeente en besturen samenwerkingsverbanden Amsterdam-Diemen (po en vo), en 110 2) aan de betrokken schoolbesturen, die de gegevens bespreken in de zorgteams. e Een belangrijke bevinding uit ons onderzoek is dat de administratieve lasten die voortkomen uit de Monitor SJSO door onderwijsprofessionals en jeugdhulpverleners niet als bovenmatig worden ervaren. e De terugkoppeling vanuit de Monitor SJSO wordt bij aanvang nog wel als ‘cryptisch’ ervaren: men leest bijvoorbeeld op een terugkoppelvel vanuit de monitor op een schoollocatie met ruim 75 leerlingen, dat er 2 een SPIC hebben. Men vraagt zich dan af of ze er iets mee moeten en geeft aan dat ze - op een school vol kwetsbare leerlingen - met dit soort informatie op zich niet veel kunnen, bijvoorbeeld vanuit het adagium één kind, één gezin, één plan: iedere leerling zou eventueel achter die SPIC schuil kunnen gaan bij wijze van spreken. e Tegelijkertijd groeit werkenderwijs de informatievoorziening uit de monitor SJSO gedurende het eerste jaar uit tot een scherp beeld van geregistreerd vraag en aanbod, dit geeft allengs de mogelijkheid te sturen op feitelijke behoefte aan steun en hulp: e Er ontstaat zicht op (-) SJSO individuele specialistische jeugdhulp (om de administratieve lasten te beperken leveren SJSO aanbieders zoals al gezegd alleen gegevens aan over leerlingen met een hulpverleningsplan, de basisinzet SJSO ‘preventie en kortdurend of klassikaal’ wordt niet meegenomen); e Fr ontstaat zicht op gebruik van SJSO naast SPIC (en welke SPIC); e Fr onstaat daarbij zicht op het aantal verwijzingen (SPIC) vanuit SJSO per maand specifiek naar welke hulpvormen, zoals Jeugdbescherming, Jeugd- ggz, Jeugdzorg-Plus, Pleeggezin, plaatsing residentiele jeugdhulp incl. 24, -uurs crisiszorg en specialistische dagopvang. 11 e Het bereik van SJSO is bovendien per schoollocatie in beeld, alsook de extra jeugdhulp per locatie (SPIC) uit de andere monitor (SPIC) en welke dit specifiek betreft qua B- of C- segment. e Dit in combinatie met de flexibele opzet van het raamcontract (flexibele verdeling van fte door gecontracteerde aanbieders over alle locaties) zorgt ervoor dat bestuurders in overleg periodiek de inzet kunnen variëren naar noodzaak. e De Stuurgroep SJSO analyseert de cijfers en gebruikt deze bij de verdere ontwikkeling van het project. e Tijdens de kennisdelingsbijeenkomsten bouwen gemeente, samenwerkingsverbanden en jeugdhulpaanbieders aan de hand van voortschrijdend inzicht verder aan de spiegelinformatie die vrijkomt. e Eventuele kinderziektes en adviezen worden in samenspraak opgemerkt ten aanzien van het monitoren van gegevens: zo was er tijdens de tweede kennisbijeenkomst een speciale ‘monitor’ workshop, die zeer goed werd bezocht, ook door professionals uit het primair proces. Hierdoor worden vragen en opmerkingen direct aan de gemeente en leden van de stuurgroep teruggekoppeld. De kennisdelingsbijeenkomsten bieden korte lijnen en directe communicatie tussen primair proces, bestuurders en gemeente. e Vanuit ons onderzoek hebben we als onderzoekers opgemerkt dat er met 16 gecontracteerde jeugdhulpaanbieders op tal van locaties tot 124 jeugdhulp -schoollocatie combinaties zijn geteld, wat ons redelijk bewerkelijk en kostbaar lijkt qua systematiek. Tegelijkertijd heeft niemand dit als knelpunt naar voren geschoven, dus mogelijk werkt dit gewoon goed. e Ruim 1000 - 1250 leerlingen zijn in het eerste schooljaar 2018 (vanaf augustus) al bereikt met de SJSO, dit laat de eerste monitor zien over de periode augustus- januari. Het aantal jeugdhulpprofessionals vanuit de zestien 12 jeugdhulpaanbieders binnen het raamcontract bedraagt rond de 160 fte. e Meer exact wordt op basis van de Monitor SJSO over het hele schooljaar 2018-19 gemeld dat 1.835 geregistreerde leerlingen zijn bereikt, waarvan er 1.489 woonachtig zijn in Amsterdam. e De meeste leerlingen van buiten Amsterdam komen uit Zaanstad en Amstelveen. e De gemeente spreekt bij de verrekening van kosten met regiogemeenten over een ‘complex proces’ waarbij dit ‘temeer’ geldt voor de gemeenten buiten de jeugdzorgregio’s Amsterdam -Amstelland en Zaanstreek-Waterland (zoals Haarlemmermeer, De Ronde Venen en Haarlem). Zie onze eerdere opmerkingen in verband met regionale verrekening. e Qua ‘perspectief’ (zoals in SJSO geregistreerd) is het SJSO aanbod verdeeld als 7% diagnostiek, 29% behandeling en 64% begeleiding. e De meeste bereikte leerlingen vallen onder de drie besturen van de grotere Amsterdamse aanbieders speciaal onderwijs." Het bereik bij de samenwerkingsverbanden primair onderwijs is relatief gering, wat echter overeenkomt met de geringere personele inzet, het contracteergedrag binnen SJSO is hier mogelijk mede van op invloed, zoals eerder vermeld. e Met name de scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs po wijzen in dit verband op het gegeven dat er vanuit de sector voor LVB-leerlingen bij de start van SJSO een verkeerde inschatting is gemaakt van wat nodig is. Dit beeld wordt bevestigd door professionals uit het Praktijkonderwijs, dat voor veel van deze leerlingen (na po) het vervolg is, maar (opvallend) ook door andere aanbieders, die in weerwil van eventuele ‘concurrentiemechanismen’ de complexiteit en 16 Altra, Kolom en Orion. 113 meervoudige hulpbehoefte van juist deze doelgroepen benadrukken. We komen hier verderop op terug. e Naar onderwijsvorm zien we dat de meeste leerlingen ín SJSO verband op het speciaal onderwijs ‘REC 3’ en ‘REC 4,’ zitten, wat overeenkomt met de personele inzet verdeeld over de verschillende onderwijsvormen. Enerzijds kennen deze onderwijsvormen ook de meeste leerlingen, anderzijds geldt misschien dat aanbod vraag creëert, of een mogelijk effect is van - zoals iemand opmerkt in een focusgesprek - “meer ogen die meer zien.” e De meeste leerlingen worden bediend door vijf grotere SJSO aanbieders." e Waar het gebruik van het aantal jeugdigen in zorg per maand voor de totale regionale jeugdhulp in 2019 met 4,% steeg, bleef deze redelijk stabiel voor Amsterdamse leerlingen op SJSO- locaties. Dit is een eerste beeld over een eerste jaar, dus terughoudendheid is van belang, maar de verwachtingen naar de toekomst (geen verdere stijging van behoefte aan jeugdhulp door tijdige inzet via SJSO) zijn mogelijk nu al zichtbaar in deze cijfers. We hebben dit vervolgens in samenspraak met de drie grootste ‘dubbelgebruik’ SJSO-SPIC aanbieders verkend (zie verderop). e Albegrijpt iedereen dat zware vervolgzorg (zelden) wenselijk is en tijdige hulp die dat voorkomt beter is, toch compliceert eventuele nadruk hierop: in de praktijk ervaart men dit — zeker in de startfase van SJSO - als een oneigenlijk doel van de SJSO. In verband hiermee is - zoals al gezegd - gewezen op de mogelijkheid dat de monitor in de startfase (ook) het contracteergedrag tussen scholen en aanbieders in beeld brengt, en (nog) geen feitelijke of meer zuivere behoefte aan specialistische jeugdhulp onder leerlingen in Amsterdam (zie 17 Altra, Cordaan, Bascule, Fibbe en Spirit. 114 ook eerdere opmerking over latere aansluiting vanuit scholen voor LVB). e Dat de eerste jaren SJSO hierdoor een bepaalde ‘ruis’ teweegbrengen in de cijfers van de SJSO is niet uitgesloten (bezien vanuit een latente hulpvraag zoals die bestaat in de praktijk), maar dit zal zich ook zetten met de verdere ontwikkeling van de SJSO, die bestuurders ruimte laat om fte te wisselen of te ruilen, al naar gelang vraagontwikkeling of (evidente) behoefte aan steun en hulp. SJSO kent in deze zin een dynamische benadering, maar de opmerking dat contracteergedrag van invloed is, is een belangrijke kanttekening, zeker in de startjaren. e Frisbehoefte aan aanvullende registraties, waarbij professionals tegelijkertijd oproepen tot terughoudendheid aan de interpretatie ervan: aantal incidenten, schorsingen en overplaatsingen naar andere scholen zouden specifiek in relatie tot de SJSO gemeten en onderzocht kunnen worden. De Stuurgroep denkt hierover na. e Derelatie tussen SJSO en SPIC moet goed worden gevolgd, maar mag niet leidend worden in de beleving van betrokkenen: er zijn ook andere ontwikkelingen van invloed op de vraag naar vervolgzorg (met een SPIC), de relatie is niet een-op-een. De Stuurgroep heeft de onderzoekers dan ook gevraagd dit met drie aanbieders jeugdhulp verder te verkennen, die zoals hiervoor al gezegd het grootste dubbelgebruik laten zien. We komen hier verderop op terug in paragraaf 4.5. e Als onderzoekers hebben we gewezen op internationale voorbeelden (Denemarken, Zweden, Noorwegen, Canada) die duidelijk maken dat een werkelijke omwenteling of verandering (zoals ingezet met SJSO) een periode van (minimaal) 3 tot 5 jaar nodig heeft, voor een duurzame en feitelijke verandering zich in cijfers manifesteert (zie onder wetenschappelijke onderbouwing, hoofdstuk 3). 115 e Een initiële financiële doorvertaling van het verschil in aantallen jeugdhulp voor- en na SJSO laat zien dat het gemiddeld bereik van regionale jeugdhulp in 2017 op SJSO- locaties hoger ligt, dan in 2019. In dit opzicht lezen de eerste cijfers als een succes van SJSO, in preventief (en dus tevens kostenbesparend) opzicht. Een directe vergelijking is echter niet mogelijk: ontbrekende gegevens in de dataset 2017 en de andere (resultaatgerichte) bekostigingssystematiek in 2019 compliceren een direct vergelijkende kostenanalyse. De gegevens zijn indicatief, maar niet sluitend. e Wel daalde de gemiddelde trajectprijs van regionale jeugdhulp van leerlingen in het speciaal onderwijs tussen januari 2019 en juli 2019 met 14%, door kortere doorlooptijden. e De ‘ombouw’ van hulp onder een SPIC - bij leerlingen die bij plaatsing op een school binnen SJSO verband met een SPIC binnekomen - naar hulp in SJSO verband, kan hieraan ten grondslag liggen, aldus aanbieders: e Tijdige inzet jeugdhulp vanuit SJSO bewerkstelligt minder kostbare zorg, aldus het idee hierbij in gesprek met de praktijk, we komen hier straks op terug in paragraaf 4.5.2. 4.4 Conclusie 3: gezamenlijk belang boventoon Overall Overall wint de boventoon (samen voor het kind) het van vragen of knelpunten die spelen bij de samenwerking tussen professionals uit de verschillende domeinen jeugdhulp en onderwijs. De plaats en positie van de jeugdhulpprofessional in het speciaal onderwijs roept soms nog vragen op, maar de meerwaarde in de praktijk is voor leerlingen en ouders evident, en ook voor de leraar in het speciaal onderwijs. 116 4.41 Inhoudelijke samenwerking is goed, soms nog domein-gebonden vragen In de volgende toelichting geven we integraal antwoord op de vragen 6, 7, 8, en 9 (zie paragraaf 1.7). — Waaruit bestaat het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op school; — ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee van de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in staat gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te zetten zonder de hulp van een aangewezen functionaris die mag verwijzen of beschikken?); — _Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn/haar eigen professionaliteit; — Hoe is de samenwerking in het zorgteam: specialistische jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het zorgteam, de functionele aansturing ligt hierdoor bij het onderwijs, hoe zijn de ervaringen vanuit de verschillende perspectieven, werkt dat? Wat betreft de conclusie met betrekking tot de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional in het speciaal onderwijs: in de vragenlijst zijn de vragen hieromtrent opgesplitst in een aantal deelvragen, met een gemengde respons, die echter nergens onverdeeld negatief is. We lichten de antwoorden toe als volgt. Plaats en positie jeugdhulpprofessional in SJSO: ‘wie bepaalt wat er moet gebeuren?’ e Bij de respons op de vragen uit het vragenlijstonderzoek die de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional betreffen (zie de bijlagen 1 en 2 onder 14.1, 14.2, 14.3, 14.6 en 14.9) zien we dat deze nog niet is uitgekristalliseerd. e Bij vraag 14.2 (‘de jeugdhulpprofessional volgt de door de leerkrachten bepaalde inzet van hulp’) is het belangrijk op te merken dat er meer overeenstemming (eens) dan oneens is te zien, maar dat over beide groepen professionals de respons 117 noch eens, noch oneens en oneens groter is dan bij de overallrespons. e In de beantwoording op de open vragen, maar ook tijdens focusgesprekken op locatie, zien we dat dit vraagstuk minder ‘zwart-wit’ gesteld speelt in de praktijk. e Wanneer we deze respons in relatie met de overige vragen rond de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional (14.1, 1.3, 14.6 en 14.9) beschouwen, zien we dat de meningen over de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional t.o.v. de onderwijsprofessionals nog uiteenlopen, waarbij de antwoorden op 14.6, 14.7 en 14,.8 echter aangeven dat de inhoudelijke samenwerking in de praktijk goed is. Samenwerken op inhoud goed, nog wel vragen bij privacy (AVG) en medisch geheim (BIG): e Uit de open antwoorden bij de vragenlijstrespons wordt een wisselend beeld onderstreept: de samenwerking tussen jeugdhulpprofessionals en onderwijsprofessionals wordt in de ene school als goed en in een andere als meer problematisch beschreven. Aspecten als ‘wennen aan elkaar’ of vragen m.b.t. de regie op het formuleren van een hulpvraag, zoals ‘perspectief van docenten is anders dan perspectief van de jeugdhulpprofessional’ worden genoemd. e Ook praktische aspecten die de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs nog belemmeren komen - zoals eerder vermeld - naar voren, zoals ‘gebrek aan kantoorruimte’ ‘werktijden/roostertijden die niet aansluiten’ of vragen rond privacy vereisten (AVG, medisch geheim) bij het delen van informatie. e Vanuit de stuurgroep wordt in dit verband opgemerkt dat het Verdrag van de rechten van het kind wel mogelijkheid biedt, mits vooraf goed overwogen. 118 Goede voorbereiding is het halve werk: e Tijdens locatiebezoeken geven een drietal (grotere) aanbieders aan dat een goede voorbereiding voor hen van onderscheidende waarde is geweest: niet alle aanbieders en scholen waren er ‘op tijd bij’ en voor die aanbieders of schoollocaties die later aansloten bij het raamcontract speelden aanloopproblemen en kinderziekten scherper op. Het SJSO aanbod voor licht verstandelijk beperkte leerlingen: e Wat betreft het SJSO aanbod voor ‘licht verstandelijk beperkte’ leerlingen - ook bij de kinderen uit multi probleem gezinnen terug te zien, die hier eveneens terechtkomen, ook bij normale- of hoogbegaafdheid - (zie onze opmerkingen in paragraaf 3.8): e Inde praktijk, vooral in het speciaal onderwijs voor primair onderwijs aan (licht) verstandelijk beperkte kinderen, is zichtbaar dat de samenwerking tussen specialistische jeugdhulp en schoolprofessionals goed loopt, de begeleidingscommissies bestaan van oudsher en men is goed op elkaar ingespeeld. e Meer ruimte zou welkom zijn, zo geven professionals uit deze sector aan, door de bij aanvang verkeerde inschatting bij de start van het raamcontract SJSO. e Niet alleen aanbieders vanuit de LVB-sector benadrukken de relatief grotere (latente) behoefte aan steun en hulp: ook andere specialistische jeugdhulpverleners wijzen op de grotere zorgbehoefte die schuilgaat achter deze leerlinggroepen en hun gezinnen, het Praktijkonderwijs inbegrepen. Wij komen hier straks op terug (4.5.1). Kennisoverdracht en interdisciplinaire intervisie in de bredere praktijk van het (speciaal) onderwijs e Wat bijzonder verdient te worden vermeld, is dat vanuit de SJSO-praktijk aangegeven wordt, dat SJSO ertoe leidt dat 119 leerkrachten in het speciaal onderwijs weer toekomen aan lesgeven, dat ze zich gesteund en gehoord voelen. e Niet alleen doordat leerlingen met een evidente zorgvraag sneller en beter geholpen worden, met een inherent effect in de klas, maar ook doordat zij zelf vanuit de jeugdhulpprofessionals gecoached worden in de omgang met specifieke stoornissen of schoolproblemen. In feite is er een life kennisoverdracht gaande door SJSO, die goed werkt. Leerkrachten krijgen aan de hand van feitelijke casuïstiek als het ware les in hoe om te gaan met uiteenlopende behoeften van leerlingen die gebukt gaan onder problemen of stoornissen. e Vanuit de gezondheidszorg en jeugdhulpverlening (en vanuit al langer bestaande onderwijszorgintegratie bij een aantal aanbieders) is intervisie een gewoon gegeven, dat voor leraren op scholen waar dit nieuw is echter niet gewoon is, en juist bij deze leerlinggroepen voor hun eigen welzijn (in en buiten de klas) van grote waarde blijkt. e Methoden als het leren herkennen van verschillende interactiestijlen bij bepaalde gedragsprofielen, of het hanteren van overdracht en tegenoverdracht, of denken in responsiviteitsprofielen van leerlingen (wat is er nodig om deze leerling vanuit diens profiel goed te bereiken), worden direct in de onderwijspraktijk door collegiale inzet vanuit specialistische jeugdhulpverleners bereikbaar voor leerkrachten: doen wat (wetenschappelijk aangetoond) werkt in aansluiting op specifieke gedragsproblemen (zie hoofdstuk 3: de SWBPS principes) geeft rust bij leerkrachten, die weer aan onderwijs toekomen. e Op het niveau van de school is dit eveneens merkbaar, zo is het meelopen tijdens pauzes en pleinobservatie van toegevoegde veiligheidswaarde bij gedragsproblemen, met name op bepaalde locaties voor het vso (vgl. cluster 4 gedragsproblemen). Zowel in preventieve zin als wat betreft 120 vroeg-signalering en tijdige interventie. Het aanspreken van leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs loopt veel beter in samenwerking met jeugdhulpprofessionals. De veiligheid op school neemt toe, op een proactieve wijze, zonder hekken of detectiepoorten. De verwachting is dat het aantal schoolwisselingen of uitvallers af zal nemen. Samenwerking bij toegang, verwijzen en beschikken: e Vanuit de focusgesprekken op locatie komt naar voren dat de inhoudelijke samenwerking tussen speciaal onderwijs en specialistische jeugdhulp doorgaans goed is, boven verwachting zelfs, de aansluiting bij de eerste lijn echter (zoals dit voorheen werd genoemd), waar SJSO nu in principe ook een plaats inneemt, geeft wel een aantal opmerkingen. e Voor we hier op ingaan schetsen we kort de plaats en positie van verschillende spelers in de toegang tot (specialistische) hulp, waar SJSO nu met ruim 1200 leerlingen (tot peildatum november 2019) deel van uitmaakt. e De belangrijkste verwijzers uit de huidige toegang tot jeugdhulp (i.c. eerste lijn of ‘toegang tot hulp onder beschikking van de gemeente’) in Amsterdam staan hierna opgesomd naar aantal verwijzingen op peildatum november 2019 (de cijfers zijn hier niet opgenomen omdat deze zich lastig direct laten lezen, de cijfers zijn niet statisch — er is continu verloop in leerlingstromen — of ‘enkelvoudig’ van toepassing, want ook jeugdhulpregistraties kennen verloop of samenval), in volgorde van meer naar minder: e (A) Het Ouder Kind Team (OKT), de Ouder-Kind adviseur speelt altijd mee in de eerste overwegingen om hulp aan te bieden, ook vanuit SJSO verband, waarbij SJSO voorliggend is op SPIG; e (B) Gecertificeerde Instellingen (GI) voor dwanginterventie (jeugdbescherming), bij verwijzingen/aanvragen voor SPIC die de veiligheid van minderjarigen betreffen; 121 e _(C) Huisartsen, met diverse verwijzingen/aanvragen SPIC; e _(D)OKT/SD team (Samen Doen), als toegang tot steun en hulp, naast de wijkteams uit regiogemeenten; e (E)Veilig Thuis, in relatie tot veiligheidsproblemen thuis; e _(F) Medisch Specialisten (waaronder de kinderartsen) met uiteenlopende verwijzingen; e _(G) Mobiel Crisisteam Amsterdam, met uiteenlopende verwijzingen; e (H) jeugdarts (GGD), als verwijzer vanuit de eerste lijn gezondheidszorg; e (1) Andere gemeente(s), met soms bijzondere directe verwijzingen; e _(J) Gecertificeerde Instelling (GI) onder titel ‘drang’ met verwijzingen/aanvragen SPIC ter voorkoming van dwang. e Ten aanzien van de verwijsfunctie van het OKT is al opgemerkt dat de samenwerking in de praktijk doorgaans goed is, maar dat de plaats en positie van de OKT - adviseur in SJSO-verband niet duidelijk is, ze zitten wel aan tafel in het zorgteam op de scholen, maar zijn geen deel van het raamcontract SJSO. Dit gaat soms goed, maar roept elders vragen op. Tijdens de locatiegesprekken wordt duidelijk dat dit ook wel persoonsgebonden is. Meestal wordt geraporteerd over een goede samenwerking, soms spelen er vragen. e Centrale vertegenwoordiging namens OKT geeft in gesprek over SJSO het volgende weer: e OKT ziet in de praktijk voordelen van SJSO, daarnaast ziet OKT ook nog punten voor doorontwikkeling, zoals; e De inzet van alle partijen in de zorgstructuur, incl. het Ouder- Kindteam, wordt nog niet overal optimaal benut. OKT adviseert de ouder-kindadviseur, jeugdarts en jeugdpsycholoog beter te benutten (binnen SJSO-verband); e Daarnaast adviseert centrale vertegenwoordiging van het OKT minder vanuit bestaande programma’s te denken en meer vanuit de transformatiegedachte (zoals verwoord in 122 Amsterdam). Concreet betekent dit meer vanuit de basisvoorzieningen te werken in de wijk en te werken aan duurzame oplossingen die ook na de hulp op school een blijvend effect hebben. e OKT'is altijd betrokken geweest, maar had graag met name vanaf de praktische start van SJSO meer betrokken willen worden, dit is gaandeweg 2018-19 alsnog meer tot stand gekomen: OKT neemt nu deel aan een werkgroep in SJSO verband. e Ten aanzien van verwijzen naar GI-dwang: dit is hiervoor al beschreven, de procedures, wachttijden en wachtlijsten worden nagenoeg unaniem als probleem genoemd, dit geldt ook voor Veilig Thuis; e Zowel het gebrek aan voldoende personeel als uiteenlopende interpretatieverschillen (wanneer wel monitoren vanuit een dwangkader, wanneer niet?) worden genoemd als oorzaak voor wachtlijsten en knelpunten in samenwerking met GI- dwang en Veilig Thuis, vanuit SJSO. e Ten aanzien van de huisartsen wordt door jeugdhulpprofessionals opgemerkt dat deze in het eerste jaar SJSO nog slecht op de hoogte zijn van het aanbod SJSO en dat de huisartsen in Amsterdam -Diemen hierdoor SJSO niet als eerste keus gebruiken, waar wat betreft de jeugdhulpprofessionals wel voorkeur voor bestaat (zie hoofdstuk 5). 4.5 Conclusie 4: SJSO structureel inbedden en aansluiten bij partners bij complexe en structurele gezinsproblematiek In deze slotparagraaf gaan we in op een drietal extra vragen van de Stuurgroep SJSO: — Waaruit bestaat de hulp thuis, die wordt ingezet in het kader van SJso? 123 — Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische jeugdhulp, i.c. hulp zowel op basis van het raamcontract SJSO als tegelijkertijd onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC bekostigingssystematiek? — Isereen eventueel verdringingseffect tussen de mate van inzet van leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO). Wat betreft de laatste vraag (13): een eventueel verdringingseffect van SJSO ten koste van de inzet Passend onderwijs hebben wij niet gevonden. In samenspraak met de Stuurgroep SJSO is een cijfermatige analyse uitgevoerd (verhouding inzet OOP-personeel bij de betrokken scholen over de jaren, in relatie tot inzet OOP in het eerste SJSO jaar: hieruit is geen verdringingseffect gebleken. Wij gaan hier verder niet op in omdat dit niet speelt. 4.5.1 Hulp thuis vanuit school Overall conclusies Het raamcontract SJSO bewerkstelligt tijdige signalering van problemen, directe deskundigenconsultatie op school, afstemming en overleg met ouders en met name een doorlopend behandelcontinuüm (school-thuis), naast een grotere acceptatie van hulp en steun door ouders, ook voor hulp thuis. Dit zijn belangrijke gezinsgerichte winstgebieden die samenhangen met SJSO. Bij complexe problematiek die op gezinsniveau speelt is samenwerking en verwijzing soms noodzakelijk, analyse van beschikbare data en vervolgonderzoek zijn aangewezen om de verdere ontwikkeling van SJSO in aansluiting op noodzakelijke partners constructief en effectief vorm te geven en SJSO structureel in te bedden in het zorgstelsel en sociale domein van de grootstedelijke regio Amsterdam. 124 Eerste verkenning e Een eerste verkenning van het aanbod in het kader van het raamcontract SJSO door vier vragen per e-mail te stellen aan alle door de gemeente geleverde contactpersonen Jeugdhulpaanbieders in het raamcontract SJSO - te weten naar het 1. aantal schoollocaties waar aanbieder aanwezig is, 2. de exacte inzet fte per schoollocatie, 3. de ingeschatte behoefte of vraag aan steun en hulp m.b.t. de leerling populaties, en 4. het type aanbod of interventies - heeft ons een overzichtsmatrix SJSO opgeleverd als basis voor ons verdere onderzoek. e Wat betreft specialistische preventie worden klassikale observatie, hulp bij kortdurende interventie (de-escaleren, uit de klas halen en erbij blijven, samen met leerkracht evalueren van incidenten) en kennisoverdracht (incl. psycho-educatie) veel genoemd. Ook vinden er kortdurende gesprekken plaats of wordt eenmalige of kortdurende hoogspecialistische expertconsulatie vanuit SJSO georganiseerd (zoals snelle consultatie van een kinder - en jeugdpsychiater). e Zie onze eerdere opmerking over het belang van enige registratie: deze belangrijke hoogspecialistische preventieve inzet van SJSO is nu niet zichtbaar in de cijfers. e Uit de eerste verkenning bleek verder - zoals al in 4.2.1 vermeld - dat er een aantal (doorgaans kleinere) aanbieders van zeer specifieke trainingen of behandelingen in het raamcontract zijn opgenomen. Bijvoorbeeld zeer gerichte steun en behandeling, uitsluitend voor leerlingen op het autismespectrum, of zeer specifieke gedragsinterventies — onder meer op basis van sport, spel en verantwoorde (pro sociale) vrije tijdsbesteding - aan scholen met leerlingen met gedragsproblemen, of specifiek handelingsgerichte diagnostiek en probleemanalyse voor leerlingen met een licht verstandelijke beperking (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.8). 125 e In principe levert dit type aanbod (vanzelfsprekend) ook thuis meerwaarde, maar van een specifiek gezinsgericht aanbod is bij dit type aanbod geen sprake. e Vooral de grotere jeugdhulpaanbieders die beschikken over een divers aanbod leveren ook hulp thuis vanuit SJSO. e Daarnaast wordt vanuit SJSO ook naar andere aanbieders verwezen, afhankelijk van specifieke hulpvragen. Dit kan binnen SJSO verband (bijvoorbeeld tussen Spirit en Bascule), maar ook buiten SJSO verband, bijvoorbeeld tussen Spirit en De Waag), of met name bij zwaardere inzet onder een SPIC uit het C-segment (w.o. hoogspecialsitische inzet op complexe problematiek of bij plaatsing in pleeggezin, 24,-uurszorg, crisisopname). e Bij aanvang van het raamcontract ‘reisde’ dit al mee als ‘zorg in natura’ (ZIN), dit gaat nu gepaard met een procedure van verwijzen en beschikken, via OKT, huisarts of — in geval van zorgen om de veiligheid van een kind — Veilig Thuis en GI. e In reactie op onze vraag naar het specifieke ‘aanbod SJSO’ wordt door nagenoeg alle aanbieders jeugdhulp uitgelegd dat: e Scholen problemen vaak als eerste signaleren vanuit de dagelijkse relatie met leerkrachten: e Zowel op basis van een stagnerende leerontwikkeling (bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, specifieke leerstoornis of problemen op het vlak van concentratie en leerhouding); e Als op sociaal emotioneel gebied (bijvoorbeeld in de vorm van ernstige gedragsproblemen of psychische stoornissen); e Of in verband met problemen thuis (bijvoorbeeld zichtbaar in verwaarlozing, sociaal isolement of verdriet). e Wij wijzen hier als toevoeging nog op het gegeven dat uit de empirisch wetenschappelijke literatuur frequent schoolverzuimgedrag als eerste signaal naar voren komt van meer structureel verzuim, uitval, schoolwisselingen, 126 thuiszitten en ongediplomeerd schoolverlaten. Scholen zijn in het algemeen (indien alert op verzuim) sowieso onderdeel van de eerste ring van vroegsignalering rond eventuele problemen van kinderen en jeugdigen. Vanuit het dagelijks contact net zozeer of zelfs meer dan huisartsen, buurtgenoten of anderen. In overleg treden met ouders, direct vanuit school e Allein het raamcontract SJSO opgenomen school -jeugdhulp combinaties (of onderwijszorgarrangementen) worden aangeboden op scholen met zorgcoördinatoren, die vanuit het zorgteam op school contact leggen met ouders. e Wanneer ouders akkoord gaan, wordt in overleg met hen besloten dat specialistische jeugdhulp wordt ingezet. e Niet alle ouders gaan akkoord, maar aanbieders geven aan dat het merendeel wel akkoord gaat. Scholen en jeugdhulpaanbieders hebben de ervaring dat ouders voorheen moeilijker bereikbaar waren voor verwijzing naar hulpverlening, die veraf van de school plaatsvond. Hierdoor bleven problemen onbehandeld en liepen stagnatie en achterstanden bij leerlingen verder op. e De afstand tussen specialistische hulp en school had ook tot gevolg dat leraren op school onvoldoende betrokken waren bij de behandeling van een kind, waardoor nieuw geleerd gedrag niet tegelijkertijd vanuit school werd bekrachtigd, de schoolse setting stond los van de behandeling of de realiteit thuis. e Vanuit SJSO ontstaat er een gedeelde werkelijkheid tussen school, leerling, hulpverlening en thuis. Ouderbetrokkenheid versterken, ouderbegeleiding en gezinsgerichte begeleiding en behandeling, worden als SJSO-aanbod genoemd. e Vertegenwoordiging van ouders beaamt dat SJSO een grotere 18 Zie Rumberger (2009); Traag (2012); De Witte & Csillag (2013); Van Binsbergen et al. (2019). 127 bereidheid tot hulp bewerkstelligt, met name bij ouders die al de nodige ervaring met hulpinstanties achter de rug hebben en soms ‘hulp moe’ zijn of negatieve ervaringen met hulpverlening achter de rug hebben. e Ook cultuurverschillen worden genoemd: hulpverlening kan bij bepaalde (niet-Westerse) cultuurgroepen ‘erg Nederlands’ overkomen en dit compliceert acceptatie van hulpverlening. Dit speelt vanuit de relatie met school minder, zo wordt aangegeven. Sneller, eenvoudiger en doelgerichter samenwerken tussen school, hulpverleners en ouders e Tijdige signalering, directe deskundigenconsultatie op school, afstemming en overleg met ouders en met name een doorlopend behandelcontinuüm (school -thuis), zijn de winstgebieden die samenhangen met SJSO. e Behandeling van kinderen wordt in de specialistische jeugdzorg, met name de ggz, bovendien in het algemeen vaak mediërend uitgevoerd, dat wil zeggen via de ouders, leerkrachten of andere belangrijke volwassenen rond een kind, dit wordt door SJSO versterkt en goed gefaciliteerd. e Het generalisatie effect wordt versterkt, hiermee wordt bedoeld dat het oefenen met nieuw geleerd gedrag buiten de (traditionele) context van therapie, zoals op school, nu veel eenvoudiger en vaker tot stand komt, maar ook omgekeerd, nu - met SJSO - vanuit school ook thuis. Behandeling vindt nu kortom plaats op het normale pedagogische continuüm van een kind in diens dagelijkse bestaan. e Direct contact tussen jeugdhulpprofessionals en leerkrachten, met instemming van ouders, geeft veel mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld het monitoren - en zo nodig bijstellen - van (het effect van) medicatie, ook op het leerproces, het delen van directe gedragsgerichte feedback tussen ouders en leerkrachten (wat in overeenstemming is met SWPBS, zie 128 hoofdstuk 3), het samen bevorderen en steunen van de schoolgang bij internaliserende gedragsproblemen en angst (wat in overeenstemming is met trauma-geïnformeerd werken, zie hoofdstuk 3), of het samen doorbreken van patronen die de schoolgang of het leren in de weg staan, door ernstige problemen thuis of bij de ouders. e Nagenoeg alle aanbieders spreken van maatwerk, doelgericht werken, gezinsbegeleiding en opvoedingsondersteuning thuis. Regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders buiten SJSO contract en volwassenenzorg e Van belang is te wijzen op het gegeven dat er ook een aanbod voor specialistische jeugdhulp thuis is vanuit andere- niet in het raamcontract vervatte aanbieders. Deze zijn veelal specialistisch in bijzondere zin, zoals forensisch werkende poliklinieken (ook bij reclasseringsmaatregelen) of onderdelen van grotere landelijk opererende aanbieders voor LVB en/of ggz-zorg, die bij aanvang van het raamcontract SJSO nog als ‘zorg in natura’ staan vermeld (ZIN), maar allengs bij nieuwe instroom vanaf het schooljaar 2018-19 als verwijzing en beschikking specialistische jeugdhulp (SPIC naast SJSO of vanuit SJSO) plaatsvindt.® e Dit aanbod is vanzelfsprekend van belang, niet alleen bij de overgang van 18- naar 18+, maar ook bij complexe hulpvragen die voortkomen uit problematiek zoals onveiligheid thuis en huiselijk geweld, waar ook behandeling van ouder(s) is vereist, of bij ouder(s) met ggz- en/of verslavingsproblemen, 19 Voorbeelden zijn De Waag (onderdeel van De Forensische Zorgspecialisten, zowel jeugd als volwassenen) of Philadelphia (grote landelijke speler, ook opgenomen in raamcontract SJSO, zeer kleine aantallen in SJSO verband, grotere aanbieder in SPIC verband). Maar ook verwijzing naar interventie vanuit de volwassenenzorg komt voor, zoals naar GGZ behandeling (onder meer Bright-GGZ, Arkin of CuraXL). Dit kan zowel in verband staan met de overgang van 18- naar 18+, als gezinsgerichte interventie. 129 of bij ouders die in detentie verblijven of zelf onder hulp en behandeling staan (volwassen ggz incl. verslavingszorg, forensische zorg, of vanuit regelingen uit de Wet langdurende zorg, Wmo of anders). Zie hoofdstuk 3 onder de paragrafen 3.6, 3.7 en 3.8). e Daarnaast speelt in dit verband de vraag naar begeleiding en behandeling van gezinnen die gebukt gaan onder (licht) verstandelijke beperkingen, i.c. niet alleen de kinderen, maar ook een of beide ouders of soms de bredere familie (waaronder multi problem gezinnen, high risk families: inbegrepen transgenerationele overdracht). Licht verstandelijke beperkingen, gezinsproblematiek, multiproblem problematiek: multi complexiteit e Met name de scholen voor primair onderwijs voor verstandelijk gehandicapte kinderen (alle diffuse mengbeelden inbegrepen, zoals een school aangaf: “wij zijn eigenlijk cluster 1,2,3,4”’) hebben hun zorgen geuit. e Erisde afgelopen jaren enerzijds fors gesaneerd in de publieke sector, de beschikbare middelen in de dagelijkse praktijk voor directe zorg en onderwijs zijn kleiner, en een afname in de direct beschikbare aanwezigheid van zorg (zowel jeugdzorg, als volwassenzorg, zowel in vrijwillig als dwangkader) is in contact met deze (feitelijk zeer divers samengestelde) groepen merkbaar: e Zoweleen stresserende economische context (vaak ontbreekt een gewoon regulier stabiel inkomen) als een gebrekkige inbedding in onze samenleving (vaak ontbreekt door zeer uiteenlopende redenen de aansluiting met de omgeving) zijn 20 Berenschot (2019) berekent dat ruim een derde (30%) van het jeugdzorgbudget in Nederland opgaat aan ‘coördinatiekosten’ en dat ruim 25% van de totale gemeentelijke zorgkosten worden besteed aan coördinatie. 130 de rode draad in een verdere waaier aan achtergronden en oorzaken; e Anderzijds krijgen aanbieders van lichtere hulpvormen meer ruimte, zoals in ggz-zorg voor volwassenen, waardoor juist de zwaardere, complexe multi problematiek uit beeld raakt; e Dit loopt van bijvoorbeeld een isolement door een psychische stoornis bij de ouder, of laaggeletterdheid en cognitieve disfunctie bij ouders, tot problematiek die samenhangt met strafrechtelijk ingrijpen, detentie, drang en dwang. Maar ook ernstige armoedeproblematiek, schuldenproblematiek, nieuwkomersproblematiek, traumata of over generaties doorlopende afhankelijkheid van alcohol en middelen: de problemen thuis sluimeren altijd en lopen van (-) dreigend tot (-) escalaties en crisissen, naar weer een (-) sluimerstand, die continu dreigend of kwetsbaar blijft, met name voor kinderen, omdat er geen wezenlijk herstel van een normale balans in de thuissituatie plaatsvindt. e Scholen zoals bijvoorbeeld de Mr. De Jonghschool en de Alphons Laudyschool, maar ook Universum Noord (sbao) of Kolom Praktijkcollege Noord (Pro): zij komen bij een relatief groot aantal leerlingen in contact met gezinnen die gebukt gaan onder multi-complexiteit. Dit geldt natuurlijk voor alle scholen, van regulier tot speciaal, maar deze scholen hebben een relatief grotere kans op- en concentratie van leerlingen uit multi complexe thuissituaties. e Sinds vorig jaar is er bijvoorbeeld (ook) een Preventief Innovatie Team (PIT) actief in Amsterdam (naast andere preventieve inzet vanuit de veiligheidsketen), waarmee contacten bestaan in verband met leerlingen die door het PIT team worden gevolgd. Dit is vanuit het speciaal (basis)onderwijs naar voren gebracht als voorbeeld en geeft direct de zorgzwaarte of complexiteit van de thuissituatie bij sommige leerlingen weer, die geen uitzondering is. De relatie 131 met complexe thuisproblematiek was in alle gevallen de reden voor dit soort interventie.” e Bovenstaand is slechts een voorbeeld en gaat beslist niet op voor alle leerlingen in het speciaal onderijwijs, maar dit voorbeeld is wel indicatief voor wat alle scholen (po en vo) voor ‘LVB- problematiek’ naar voren brachten: de steun thuis vanuit SJSO is van ongelooflijke waarde, de samenwerking (met bijvoorbeeld SALTO —thans SJSO aanbod - maar ook andere aanbieders die goed in staat zijn aan te sluiten bij deze gezinnen) wordt vanuit het praktijkonderwijs als winstgebied naar voren geschoven. e Een aanpak van ‘niet praten, maar doen’ in goede afstemming en aansluiting op ouders, die vaak ‘hulpmoe’ zijn, hun vertrouwen in instanties kwijt zijn en vanuit wantrouwen of achterdocht niet meer open staan voor hulpverlening, maar wel voor hulp en steun thuis vanuit school, is een belangrijke succesfactor, die vanuit juist de scholen voor ‘LVB’ leerlingen naar voren wordt gebracht. e Onze gesprekspartners brengen naar voren dat er over algemeen gedacht wordt dat de kleinere klassen en beschikking over extra middelen in het speciaal onderwijs redenen zijn “om niet te klagen” vanuit het speciaal onderwijs: de realiteit is echter anders, want in contact met deze leerlingen speelt vaak ernstige stress thuis, op meerdere levensterreinen, en afkalving van de zorg rondom deze 21 In Amsterdam is onder meer een Preventief Interventie Team actief, dat bestaat uit professionals van diverse organisaties en van origine voortkomt uit ‘De Top 600’ aanpak om jeugdcriminaliteit te voorkomen. Er wordt vanuit de veiligheidsketen in Amsterdam en Diemen op diverse wijzen ingezet met een brede aanpak met als doel: (1) vroeg signaleren, (2) problemen en oorzaken snel en scherp in beeld brengen, (3) uitvoering plan van aanpak en (4) monitoren. Samen met ouders en alle relevante betrokkenen zoals scholen en leerkrachten wordt bekeken op welke wijze de ondersteuning van het kind kan worden vormgegeven. Zie onder meer www.amsterdam.nl/proffessionalssociaaldomein/preventiefinterventieteam). 132 gezinnen is voelbaar bij de leerlinggroepen die hier terechtkomen. e Het aanschouwen van een hoge mate van stress of lijden bij een kind geeft stress, met name wanneer men onvermogen ervaart om hier iets aan te doen, terwijl dit wel nodig is. Het is van belang te beseffen dat stress bij leerkrachten (in het algemeen) al voort kan komen uit bijvoorbeeld een kind zonder ontbijt, onverzorgd en ontoereikend gekleed op school zien komen, nog los van ernstige en complexe problemen thuis. De incidentie van dit soort confrontaties dreigt hoger te worden in het speciaal onderwijs, naarmate deze sector als een soort last resort in het Nederlandse onderwijs wordt gesitueerd, door een onbedoeld effect van een stepped care benadering, i.p.v. een matched care benadering. e Dit verklaart ook de zorgen van professionals uit de LVB sector over ‘het te lang doormodderen vanuit Passend onderwijs’ ook bij andere problemen, wat soms direct noodzakelijke specialistische interventie bij kwetsbare kinderen tegengaat. e De behoefte aan extra steun en hulp thuis is soms evident en juist voor kwetsbare leerlingen direct nodig. Deze leerlingen gaan soms gebukt onder negatieve levenservaringen en vroege levensstress en niet zozeer onder een organisch tekort aan verstandelijke vermogens. e In dit verband wordt ook de behoefte geuit aan specialistische opvang (als opvang, dus buiten SJSO verband). Kwetsbare 22 Zie Op zoek naar passende zorg: problemen die GGZ-patienten ervaren (Zorginstituut, 2019). Mensen die naast een psychische aandoening een of meer andere aandoeningen, beperkingen of problemen hebben vallen tussen wal en schip en komen moeilijker in zorg. 23 Zie voor meer informatie: nji.nl/multiprobleemgezinnen; nji.nlmultiprobleemgezinnen-per-provincie- gemeente; richtlijnenjeugdhulp.nl/multiprobleemgezinnen; socialevraagstukken.nl/multiprobleemgezinnen; amsterdam.nl/(O)PMG. Zie voor multi complexiteit en veiligheidsrisico in het bijzonder www.cdc.gov/violenceprevention/childabuseandneglect/acestudy/about.html 133 gezinnen, die een gehandicapt kind krijgen, zijn extra kwetsbaar, overbelasting is feitelijk al aanwezig en de balans slaat nog verder door, wanneer in zo’n kwetsbare gezinscontext een kind met een complexe zorgbehoefte wordt geboren, die niet terecht kunnen op reguliere opvangvoorzieningen. e Tegelijkertijd staan budgetten onder druk en moeten er keuzen worden gemaakt. We komen hier straks op terug. e Het succes van SJSO voert bij de LVB-leerlingen de boventoon: ouders die voorheen moeilijk bereikbaar waren voor hulp en steun thuis zijn wel geneigd deze te accepteren vanuit school in verband met het welzijn van hun kind. Meer ruimte in SJSO verband is daarom meer dan welkom, zo luidt het advies vanuit de praktijk. Analyse van data op meerdere niveaus om complexiteit en multi stress in gezinnen in beeld te brengen e Het is raadzaam om in afstemming met het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) na te gaan of er met een stapeling van data onderzoek kan worden gedaan naar de mate van samenhang tussen gezinsproblematiek, ouderproblematiek en leerlingen op het speciaal onderwijs in Amsterdam en Diemen, met name op de scholen voor primair speciaal onderwijs, voor zover dit nog niet volledig is gebeurd (zie 1.5.3: bij 30% is sprake van gezinsproblematiek). Deze gegevens zouden gekoppeld kunnen worden aan schooltypen en schoollocaties, zoals opgenomen in het project SJSO. e CBS kan binnen haar beveiligde omgeving op verzoek van de gemeenten Amsterdam en Diemen in beeld brengen hoe verschillende data op de achtergrond van deze leerlingen (bij hen thuis) clusteren of stapelen. e Rapportage op een geanonimiseerde en geaggregeerde wijze zou voor alle betrokken bestuurders (jeugdhulpaanbieders en samenwerkingsverbanden po en vo) een relatief objectief 134 onderbouwde leidraad kunnen zijn bij het gezamenlijk bepalen van de noodzaak tot inzet SJSO per schooltype of locatie. 4.5.2 Oorzaken, redenen en verwachtingen bij dubbele of meervoudige inzet van specialistische hulp Overall conclusie De samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp bij de activiteiten die voortvloeien uit het raamcontract SJSO zullen naar verwachting van praktijkprofessionals op termijn een effect laten zien in de zin van een vermindering van de vraag naar specialistische jeugdhulp naast SJSO en/of zwaardere vervolgzorg. Er blijven echter altijd subpopulaties met ofwel een zeer specialistische vraag, zeer acute vraag (met hoog risico) of multi complexiteit, die (tegelijkertijd) meerdere vormen van specialistische steun en hulp behoeven, soms voor korte duur, soms voor langere duur en bij multi complexiteit of meervoudige handicaps soms structureel. Ten slotte komen we bij de laatste vraag: — Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische jeugdhulp, i.c. hulp zowel op basis van het raamcontract SJSO als tegelijkertijd onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC bekostigingssystematiek? Veel leerlingen stromen in op het onderwijs met een al lopende SPIC e Een belangrijke bevinding is het gegeven dat een aanzienlijk deel van de leerlingen die op een speciaal onderwijsvoorziening binnenkomen al hulp ontvangen, zij stromen met een SPIC in op een locatie met SJSO inzet. Men ‘bouwt’ de lopende hulp (SPIC) dan ‘om’ naar steun en hulp in 135 SJSO verband, zo geeft een grote (ggz) jeugdhulp aanbieder aan. e Dit verkort de behandelduur die onder een SPIC schuilgaat. e Navraag bij een andere grote jeugdhulpaanbieder leert dat er van de ruim 180 leerlingen die bij hen over tal van locaties in het (speciaal) onderwijs specialistische jeugdhulp ontvangen in SJSO verband, naast lopende SPIC’s, slechts 15 ook bij hen een SPIC hebben lopen. (Er wordt zodoende niet bij gelegenheid ‘naar zichzelf verwezen’). Soms is kortstondige specialistische inzet naast SJSO nodig, soms is plaatsing in pleeggezin en/of 24-uurs voorziening de reden e Van deze 15 leerlingen die bij deze aanbieder (zie boven) naast SJSO ook hulp onder een SPIC ontvangen, is bovendien duidelijk in beeld wat hierbij redenen zijn: pleegplaatsingen, crisisopvang/2/- uurs zorg of bijvoorbeeld een specifiek aanbod naast SJSO-inzet, zoals een specifieke (forensisch) specialistische interventie (in strafrechtelijk, i.c. reclasseringsverband) of een specifieke specialistische training ter voorkoming van slachtofferschap (in civielrechtelijk, i.c. jeugdbeschermend verband). e De gemeente kan (op grond van registraties SPIC over alle gecontracteerde aanbieders jeugdhulp in de regio door de gemeente Amsterdam) nagaan waar de overige lopende SPIC’s (niet in SJSO verband verstrekt) voor zijn bestemd, dat kunnen de SJSO-gecontracteerde jeugdhulpaanbieders en scholen niet nalopen of inzien. e Twee grotere aanbieders specialistische jeugdhulp uit de top 3 ‘grootste aantal dubbelgebruik’ adviseren een overall analyse van vraag naar- en duur van specialistische hulp onder SPIC, niet alleen in relatie tot SJSO, maar ook in relatie tot het gehele vraag-aanbod-gebruik-duur van specialistische jeugdhulp in Amsterdam, om een goed beeld te krijgen, SJSO functioneert immers binnen dit grotere geheel. 136 Multi probleemgezinnen, multipele complexe problemen (multi complexiteit) e Wat betreft het aandeel van het raamcontract SJSO dat terechtkomt bij (de scholen die specifiek gericht zijn op) leerlingen met meervoudige- (of multipele) LVB, GGZ en/of andere problematiek: hierover is al veel gezegd. e Meervoudige problemen zijn soms reden voor extra specialistische inzet, naast SJSO, zowel vanuit de ggz- als de LVB sector (ook in combinatie). e Dit komt voor wanneer meerdere problemen tegelijkertijd spelen, zowel geconcentreerd in één leerling (die bijvoorbeeld zowel lichamelijk als geestelijk beperkt is, of een psychische stoornis heeft naast een geestelijke handicap), als door een combinatie met thuisproblematiek op meerdere levensdomeinen, of met een ernstig probleem van een ouder. e In dit verband zou een overall analyse (zie ook eerder) zich kunnen uitbreiden tot vraag, aanbod, gebruik en overlap van alle regelingen (voor steun uit het sociale domein of gebruik van zorg, incl. justitiële interventies), om multi-complexe hulpvragen op systeemniveau in beeld te brengen, voor zover geregistreerd (bestanden zoals aanwezig bij het CBS, DUO, Justitie en de volledige SPIC-registratie Amsterdam). e Een aanzienlijk deel van de leerlingen met LVB-problematiek of complexe lichamelijke - en gedragsproblematiek (multipele problematiek) krijgt na school ‘naschoolse specialistische begeleiding’, soms ook wanneer beide ouders thuis zijn. Deze leerlingen komen (helaas ook vandaag de dag nog) moeizaam tot niet binnen bij reguliere kinderopvangvoorzieningen, zelfs de programma’s voor vve (vroeg voorschoolse educatie) inbegrepen, zo geven medewerkers op scholen voor speciaal onderwijs aan. Het gaat hierbij mogelijk om aanzienlijke aantallen, verschillende schoollocaties (po) melden dit. 137 e De behoefte aan specialistische kennis (en/of ervaring) speelt bij sommige van deze kinderen feitelijk 24 uur per dag. Zonder de juiste kennis of ervaring is opvang (soms) onverantwoord, zowel voor het kind als diens omgeving, maar een integratie van specialistische kennis in reguliere opvangvoorzieningen (van vve en integrale kind centra, tot op school aansluitende voorzieningen voor buitenschoolse opvang) zou idealiter ook voor deze kinderen en gezinnen bereikbaar moeten zijn. Het verdient te worden opgemerkt dat de stad Amsterdam dit als beleidsdoel heeft opgenomen. e Eén aanbieder die een aanzienlijk deel van dubbelgebruik SJSO-SPIC verklaart (de derde die wij hebben gesproken in dit verband, naast twee grote integrale aanbieders van jeugdhulp) betreft specialistische begeleiding/behandeling met een doelgericht begeleidingsprogramma na schooltijd. Vertegenwoordigers wijzen op het gegeven dat dit aanbod doelgericht is op de sociale leerbaarheid van deze kinderen, deze leerbaarheid behoeft een specifieke aanpak en deze aanpak kan op schoollocatie geboden worden, dus zonder extra vervoer tussen locaties: e Tijdens de naschoolse groepen wordt er doelgericht gewerkt. De groepen bestaan uit maximaal 8 kinderen (met 2 begeleiders), waarvan sommigen een SPIC (B of C) hebben. De begeleiding van de deze kinderen wordt gefinancierd vanuit een B SPIC en op één school vanuit een C SPIC. Voorwaarde voor toelating is dat een kind leerbaar is, het geeft niet als ze een laag IQ. hebben: het gaat erom dat ze kunnen aantonen dat ze een leervermogen hebben, ook als dit in kleine stapjes gebeurt. Dit valt binnen het bereik van SJSO. e _Alvoorde start van SJSO hebben diverse scholen deze jeugdhulpaanbieder benaderd voor een naschoolse samenwerking. Een samenwerking waar de scholen positief in staan omdat hun leerlingen extra ondersteuning nodig hebben én omdat zij niet naar reguliere activiteiten kunnen. 138 Het betreft kinderen die geen gebruik (kunnen) maken van reguliere opvang/ activiteiten, zo licht deze aanbieder toe. Na de start van het SJSO zijn deze naschoolse groepen doorgelopen; e Wat voor verwarring heeft gezorgd is dat doelgerichte specialistische begeleiding/behandeling verward is geraakt met specialistische opvang, waaraan behoefte bestaat, maar anders is dan het aanbod zoals bedoeld in SJSO verband. e Dit verklaart (mede) de achtergrond bij een discussie die in SJSO-verband loopt: behoren specialistische naschoolse groepen tot het arsenaal waarvoor SJSO is bedoeld? (Zie hoofdstuk 5). In samenspraak met de gemeente is men er goed uitgekomen. (Wel wijst de aanbieder op de complexiteit die speelt in combinatie met het gegeven dat deze kinderen niet goed terechtkunnen bij reguliere voorzieningen. De gemeente geeft aan dat naschoolse opvang niet in SJSO is opgenomen, wel de specialistische doelgerichte begeleiding). e Het strekt hier te ver om hier dieper op in te gaan, wel refereren we in dit verband aan een soortgelijke discussie op landelijk niveau: op 15 februari 2019 is een Kamerbrief verschenen onder de titel Financiering Zorg in onderwijstijd. Nadien verscheen op 24 juli 2019 de Eindrapportage Inzicht in zorg onder onderwijstijd (Berenschot, 2019). Als aanleiding en vraagstelling staat het volgende vermeld: e De Ministeries van VWS en OCW willen de combinatie van zorg en onderwijs voor leerlingen met een (grote) ondersteunings - behoefte beter regelen. Een van de maatregelen die zij hiertoe willen inzetten is een meer eenvoudige financiering van zorg in onderwijstijd voor kinderen met complexe casuïstiek in het (voortgezet) speciaal onderwijs; e In dit onderzoek is een brede blik gehanteerd op de ondersteuning die wordt geboden aan leerlingen in onderwijstijd, ook ‘begeleiding bij omgang met anderen’ en 139 ‘begeleiding om gedragsproblemen te verminderen’ of bij de ‘persoonlijke verzorging’ staan genoemd: e Onder de noemer Welke kinderen? wordt duidelijk dat circa 59.000 leerlingen cluster 3 en 4 onderwijs volgen in het (voortgezet) speciaal onderwijs in Nederland en dat 72% van deze leerlingen vanuit een of meer zorgwetten een ondersteuningsbehoefte heeft; e Daarbij blijkt het in de meeste gevallen te gaan om de jeugdwet (74%), terwijl Amsterdam dit vooraf als 60% heeft ingeschat. Dit aantal ligt dus hoger. Soms is er een combinatie met de wet maatschappelijke ondersteuning (4%). Ongeveer 1,% heeft betrekking op de Wet langdurige zorg en 2% op alleen de Wet op maatschappelijke ondersteuning. In een aantallen geval gaat het om ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet of een combinatie van Zorgverzekeringswet en een van de andere zorgwetten. Het is aannemelijk, aldus het rapport, dat een deel van deze ondersteuning ‘ook in onderwijstijd nodig is.” e Vanuit de praktijk van het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulp wordt aangegeven, met name op scholen zoals de Mr. De Jonghschool en Alphons Laudy school, dat de behoefte aan steun en specialistische hulp en begeleiding, in elkaar overloopt en (eigenlijk vanzelfsprekend) met het kind meereist, er is feitelijk één (kind-gebonden) continuüm dat doorloopt en waarop school en thuis (in ieder geval voor het kind) één zijn: school en thuis vormen immers gewoon het dagelijks bestaan van een kind. e Verschillende vraagstukken komen hier bijeen, die tonen dat we nog niet wezenlijk vanuit het perspectief van een kind kijken naar wat er voor een kind nodig is en waar en wanneer je dat inzet: e (a) Tot in hoeverre is de behoefte van een kind aan specialistische hulp en steun specifiek gebonden aan school(tijden) en/of thuis (naschoolse tijden)? 140 e _(b) Tot in hoeverre is de behoefte aan specialistische steun bepaald vanuit het kind dan wel vanuit het gezin of de thuissituatie, dan wel vanuit school? e (c) Tot in hoeverre is er een onderscheid aan te brengen tussen een kind als leerling (leer -of school-gebonden ondersteuning) of een kind in diens persoonlijke en thuiscontext? Is er een duidelijk onderscheid tussen een leerprobleem en andere problemen? e Bij meervoudige of complexe problemen is dit onderscheid niet altijd aan te brengen. (Vanuit het perspectief van kinderen lopen de werelden van volwassenen bovendien sowieso automatisch in elkaar over.) e Hier zien we een vraagstuk dat voortvloeit uit een integrale pedagogische benadering, waarbij de pedagogische civil society (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.1) welbeschouwd niet alleen vraagt om integratie van de verschillende financieringsstromen die vroeger schuilgingen achter aparte indicaties en verwijzers (zie hoofdstuk 2) binnen het domein van de jeugdhulp, maar om een integrale benadering vanuit het perspectief van een kind in diens volledige dagelijkse bestaan, i.c. financieringsstromen die een integrale pedagogische aanpak versterken langs het dagelijkse bestaan van een kind met meervoudige handicaps of gezinsproblematiek; e Lopend van thuis en dagelijkse opvang tot brede kindcentra, primair onderwijs en eventuele buitenschoolse opvang, eventueel vervoer tussen locaties - bij voorkeur met zo min mogelijk verplaatsingen tussen locaties- en uiteindelijk de overgang naar voortgezet onderwijs, mogelijk met jeugdhulp, medische zorg en eventuele gezinsondersteuning of - behandeling. e Verschillende systemen van bekostiging (met inbegrip van pgb-constructies en fiscale zorgtoeslagen en dergelijke) of verschillende organisatieperspectieven (volwassenenzorg, 141 jeugdhulp, school, opvang) zijn echter leidend. Deze zijn opgebouwd vanuit bepaalde wettelijke regelingen of sectorgebonden financieringsystemen en niet zozeer langs de logica van een kind of diens gezin, ook niet na de transitie van jeugdhulp naar gemeenten. Op gezinsniveau bestaan vanuit een pedagogisch perspectief bij multi-complexiteit (in problematiek bij kind en/of gezin) nog een uiteenlopend pakket aan regelingen, budgetten en instanties, in verschillende systemen (zoals opvang, onderwijs, medische zorg en jeugdhulp, incl. justitiële interventies in zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk verband, zowel kinderen als ouders).2 Verwijzers naast SJSO e In de context van ‘dubbelgebruik’ en de verwachtingen daarbij zijn de volgende verwijzende instanties (naast directe inzet vanuit SJSO) in beeld op basis van de analyse van de gemeente (november 2019, zie hiervoor): e Naar grootte van aantal verwijzingen zijn respectievelijk GI- dwang, Veilig Thuis en de huisartsen de belangrijkste verwijzers, bij inzet specialistische jeugdhulp naast SJSO. Daarnaast zien we verwijzingen uit OKT (incl. Samen doen), medisch specialist en crisisteam. e Hierbij is het belangrijk te beseffen dat de laatste twee verwijzers ook verwijzen op grond van vragen rond risico en veiligheid (naast andere redenen, doorgaans gezondheidsredenen en lichamelijke problemen of gebreken). e Zoals gezegd zouden geaggregeerde data uit verschillende bronnen bijeengebracht objectief inzicht verstrekken op de 24 Wanneer budgetten onderling dringen, zien we dat iedere speler vanuit diens eigen domein, belang, opdracht en budget acteert, wat begrijpelijk is, maar niet altijd past bij de logica vanuit het kind en diens gezin en het dagelijks bestaan. Juist bij multipele problematiek speelt dit vraagstuk. 1,2 mate van incidentie en concentratie van meervoudige kwetsbaarheid op bepaalde schooltypen. e Op een geaggregeerde en geanonimiseerde wijze zouden dergelijke analyses mede basis kunnen zijn voor de mate waarmee de gemeente Amsterdam de beschikbaarheid van specialistische hulp en steun op bepaalde scholen (per tijdsperioden) inzet. e Preventie en vroegsignalering worden dan ondersteund vanuit gekoppelde informatie, die niemand in het bijzonder aanwijst of aanmerkt (geen stigmatiserende of belastende werkwijze), maar wel voor beschikbaarheid en aanwezigheid van steun en hulp zorgt, daar waar dit qua verhoogde concentratie van kwetsbaarheden en risico vaker hulp en steun nodig is. e Ouders zijn vanuit SJSO (met name vanuit de relatie met school) beter bereikbaar en professionals uit de praktijk geven aan dat zij vanuit school eerder bereid zijn hulp en steun te accepteren, ook thuis. In contact met vertegenwoordiging van ouders (ook met multi problematiek) wordt dit nadrukkelijk bevestigd. 143 144 5 Evaluatie SJSO: aanbevelingen 5.1 Hulp en steun op of via het onderwijs: winst leerling en thuis Onze formatieve evaluatie van het raamcontract SJSO maakt duidelijk dat professionals uit het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulp overwegend positief zijn over het eerste jaar specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs, zoals geregeld in een raamcontract vanuit de gemeente. De samenwerking tussen onderwijs en hulpverlening bestaat daarbij al langer en is in het speciaal onderwijs, met name in de zogenoemde PI- (of RENN4) scholen, zelfs decennia oud. Ook andere grotere jeugdhulporganisaties bieden soms al sinds ruim tien jaar integrale specialistische onderwijszorgarrangementen. Voor dit soort aanbieders zijn de therapeutische of onderwijskundige winstgebieden niet nieuw, voor andere scholen en aanbieders van jeugdhulp in het raamcontract is dit wel nieuw. Maar overal is men duidelijk: dat dit nu vanuit een inkoopmodel wordt ondersteund, een model dat directe inzet zonder administratieve belasting, doorverwijzing, indicatieprocedures en wachttijden mogelijk maakt, is een enorme stap vooruit. Werken volgens het principe “1 kind-1 gezin-1 plan’ komt dichterbij en nadrukkelijk is gesteld dat tijdige hulp, direct inzetbaar en zonder wachtlijsten en wachttijden, de grote winstgebieden zijn. — De winst is in eerste plaats zichtbaar voor de leerling, die direct geholpen wordt en niet langs verschillende 145 deskundigen of meerdere lokketten moet, vaak op andere adressen of bij andere organisaties, en die niet hoeft te wachten terwijl hulp direct nodig is. — Maar ook voor hun ouders is de (toch) stigmatiserende en belastende gang langs instanties met intakeprocedures en wachttijden voorbij, met direct beschikbare specialistische jeugdhulp op school. — Ouders zijn positief en bovendien eerder bereid hulp te ontvangen, de relatie met school bestaat al, de leergerichte en pedagogische samenwerking tussen ouders en school is een inherent gegeven en is van nature minder ‘vreemd’ of indringend, dan een nieuwe relatie met een nieuwe instantie die als ver weg wordt beleefd. Doorlopend continuüm school-thuis — Specialistische steun en behandeling beweegt zich nu op een doorlopend continuüm school-thuis, en daarmee langs het natuurlijke dagelijkse bestaan van een leerling. Dit geeft een meer ‘automatische’ werkrelatie, waarin samenwerking tussen ouders en school gewoon is. 25 Tuerk, McCart en Hengeler (2012) rapporteren samenvattend dat multiple clinical trials uitwijzen dat normaliserende samenwerkingsstrategieën (collaboration strategies in family work) de verklarende factor zijn en meer verklarende kracht tonen in empirische studies bij behandeling van gedragsproblemen: de non specifieke factoren (of generieke relatiekenmerken en het persoonsgebonden handelen) hebben een groter aandeel in een significant effect van (systeemgerichte} therapieën dan specifieke methoden- of theorie-gebonden factoren. Op basis van dit soort studies die non specifieke factoren incorporeren zijn niet alleen methoden ontwikkeld zoals multi systeem therapie (MST), waarbij naast het gezin de school een steevast systemisch onderdeel is van behandeling, maar ook diverse vormen van school integrated mental health treatment for children and adolescents. Zie onder meer Walker, Horner, Sugal, Bullis, Sprakgue, Bricker & Kaufman (1996); Davis & Cooke (2007); Atkins, Hoagwood, Kutash & Seidman (2010) en Garcia-Carrion, Villarejo-Carballido & Villardon-Gallego (2019). 146 Ook voor de leerkrachten in het speciaal onderwijs — Docenten zijn positief: de rust in de klas keert eerder terug, de inzet van therapeutische expertise in de klas geeft ruimte aan het vakinhoudelijk lesgeven en bij complexe problemen hebben ze directe deskundigenconsulatie bij de hand, ze hoeven zich daarbij niet alleen zorgen te maken wanneer ze vermoeden dat er ernstige problemen spelen: er is iemand aanwezig die doorpakt wanneer dat nodig is. Last resort in stepped care model: problematische identificatie — Met betrekking tot de plaats en positie van het speciaal onderwijs sinds Passend onderwijs, is veelvuldig opgemerkt dat het speciaal onderwijs laat wordt ingezet, soms met de nodige faalervaringen alvorens een leerling er uiteindelijk wordt geplaatst (Passend onderwijs als stepped care model); — De populatie leerlingen die nu op het speciaal onderwijs terechtkomt is soms al lang onderweg en meervoudig problematisch, wat een terugplaatsing naar regulier onderwijs (of regulier vervolgonderwijs) compliceert. — _SJSO heeft in dit verband verbetering gebracht, vooral met betrekking tot de sociale cohesie op scholen voor speciaal onderwijs. Maar de waarschuwing van professionals dat deze werkelijkheid de sociale identificatie (i.c. spiegeleffect op zelfbeeld) van leerlingen op termijn geen goed doet (zie pagina 65), is belangrijk. Deze opmerkingen komen overeen met wat in hoofdstuk 3, paragraaf 3.7, staat vermeld. 5,2 Van raamcontract naar standaard aanbod We gaan hier aan de hand van de drie niveaus zoals in paragraaf 1.6 genoemd in op onze aanbevelingen bij SJSO. We gaan eerst op het niveau van gemeente en Stuurgroep na wat de verwachtingen 147 een aanbevelingen zijn voor SJSO vanaf 2020 en verder. Daarna sommen we opmerkingen en aanbevelingen van praktijkprofessionals op en ten slotte gaan we in op de aanbevelingen vanuit het perspectief van ouders en leerlingen. 5.2.1 Macro(systeem)niveau Eind 2019 blijkt bij het sluiten van het jaar dat het aantal jongeren in jeugdzorg in Nederland stijgt. Veel gemeenten kampen met financiële tekorten en ook de gemeente Amsterdam ziet zich genoodzaakt forse maatregelen te nemen. De kosten voor jeugdzorg — de verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering, aldus NRC op 1 november 2019 n.a.v. een raadsbrief van de wethouder jeugdzorg in Amsterdam — zijn opnieuw hoger dan begroot. Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) maakt in november 2019 bekend dat in de eerste helft van 2019 366.000 jongeren in Nederland in jeugdzorg zijn, tegenover 361.000 een jaar eerder. Ook de duur van jeugdzorg is toegenomen. In Amsterdam kregen 17.225 jongeren tot 23 jaar in deze periode een vorm van jeugdzorg: dat is ruim 1 op de 10. De Nederlandse Vereniging van Gemeenten noemt de autonome positie van huisartsen als een oorzaak voor te veel verwijzingen, naast de oplopende kosten op gemeentehuizen. De gegevens uit onze verkennende evaluatie echter, voor zover bekend in verband met het raamcontract SJSO, bevestigen dit beeld niet. De huisartsen lijken voor zover wij dat na kunnen gaan niet de grootste verwijzer voor jeugdhulp in Amsterdam en de inzet met SJSO lijkt de kosten in de toegang tot jeugdhulp al na het eerste schooljaar 2018-19 terug te dringen, ook m.b.t. tot de gemiddelde behandelduur onder een ‘segment profiel intensiteit indicatie.” Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam bovendien kunnen 148 doen teruglopen, zo geven praktijkprofessionals aan in onze evaluatie van het raamcontract. Een kostenstijging is in SJSO verband in ieder geval niet gebleken, de kosten lijken zelfs iets terug te lopen. Er zijn in de eerste periode SJSO (2018-19) uiteindelijk een kleine 1900 leerlingen geholpen. En wat betreft systeemkosten: juist op basis van de gegevens zoals ze in SJSO verband vrijkomen, zou het goed zijn na te gaan hoeveel systeemkosten (i.c. gemeentekosten) bespaard blijven die normaliter schuilgaan achter jaarlijks zo’n achttien - tot negentienhonderd indicatiestellingen, extra onderzoeken en verwijsprocedures, met verschillende instanties. De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger qua opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten gunste van het kind en het primair proces rond het kind. De Stuurgroep SJSO kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan raken in de standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente Amsterdam, in plaats van een apart raamcontract ernaast. Dit neemt niet weg dat het eerste jaar SJSO een onverminderd positief beeld oplevert, wellicht mede door de keuzevrijheid voor partnerorganisaties vanuit scholen, wat een goede sociale cohesie en samenwerking bevordert en gedwongen winkelnering tegengaat. Het heeft een goede start bewerkstelligd. Toch zal iedereen begrijpen dat het raamcontract SJSO een meer solide toekomst heeft met een beperkt aantal contractpartners, dat minder bewerkelijk en kostbaar is. Systeemkosten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, het primair proces moet zoveel mogelijk ruimte krijgen. In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen gemeentes zoals de onderlinge verwijs- en verrekeningskosten: de tijd en energie die gaat zitten in regionale verrekening na voorfinanciering kost zowel instellingen als gemeenten geld. Nu 149 dreigen bepaalde bijzondere regionale voorzieningen met een evident maatschappelijk nut en aantoonbaar effect bovendien verloren te gaan, terwijl de systeem - en proceskosten doorlopen, die gevolg zijn van de decentralisatie naar gemeenten. Een goed lopende Amsterdamse vso-school voor mavo, havo en vwo met een bovenregionale functie heeft in ons onderzoek aangegeven dat deze school haar bestaansrecht dreigt te verliezen als er geen passende oplossingen gevonden worden voor het bedienen van leerlingen uit regiogemeenten. Een van de weinige scholen voor voortgezet speciaal onderwijs op mavo-havo-vwo niveau, die leerlingen opleidt tot dezelfde eindkwalificaties als het reguliere vo, kan zich nauwelijks handhaven indien regionale inkoop en bekostiging niet goed tot stand komt. Bovenregionale inkoop en verrekening zou niet alleen voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering moeten worden overwogen, de voorzieningen waar deze kinderen en jeugdigen op zijn aangewezen (zoals de hier genoemde school voor mavo, havo en vwo) functioneren namelijk eveneens op een bovenregionaal niveau. De gemeente Amsterdam zou voor de meest kwestbare groepen in staat moeten worden gesteld de inkoop vorm te geven op de schaal waarmee ze (ook) regionale en bovenregionale kinderen, jeugdigen — en leerlingen — bedient. Dit komt de beschikbaarheid en bereikbaarheid van specialistische zorg en speciaal onderwijs voor leerlingen ten goede, ook voor de kwetsbare leerlingen uit kleinere gemeenten, die op deze schaal nauwelijks het benodigde volume en expertise bereiken dat nodig is voor zo’n aanbod. De aanbevelingen die uit onze evaluatie op het gemeentelijke inkoopniveau naar voren komen zijn kort opgesomd: -_ Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam kunnen doen teruglopen; -_ Bereken bij benadering hoeveel systeemkosten (i.c. gemeentekosten) bespaard blijven die schuilgaan achter 150 jaarlijks zo’n achttien- tot negentienhonderd indicatiestellingen, extra onderzoeken en verwijsprocedures, met verschillende instanties. -__De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger qua opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten gunste van het kind en het primair proces rond het kind. De stuurgroep kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan raken in de standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente Amsterdam, in plaats van een apart raamcontract ernaast. -__In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen gemeentes, zoals de onderlinge verwijs- en verrekeningskosten: het verdient aanbeveling om samen met regiogemeenten na te gaan of de gemeente Amsterdam direct in staat kan worden gesteld om de inkoop vorm te geven op de schaal waarmee ze (ook) regionale en bovenregionale kinderen en jeugdigen — i.c. leerlingen op speciaal onderwijs — bedient (in plaats van een tijdrovende, bewerkelijke en daardoor dure systematiek van voorfinanciering en verrekening achteraf). Volledigheidshalve sommen we nog een aantal aanbevelingen op, die voortkomen uit hoofdstuk 4: -__ Breng de specialistische preventie wel in beeld door enige registratie. Voorkom een lastige bureaucratie, maar voorkom eveneens met enige registratie dat dit uit beeld verdwijnt, de parkijk is sterk geholpen met specialistische preventie. -__ Geef scholing over de mogelijkheden tot verantwoorde gegevensdeling op basis van het Verdrag inzake de rechten voor het kind. De AVG en wet BIG maken gegevensdeling niet helemaal onmogelijk, er is ruimte, mits goed overwogen. -__ Verken in samenspraak met de Gecertificeerde Instellingen (GI) voor jeugdbescherming de mogelijkheden om 151 gezamenlijk actief vorm te geven aan monitoren, contacthouden en wegen en beoordelen. -__ Heroverweeg de inschatting van de behoefte aan specialistische hulp en steun voor onderwijs aan licht verstandelijk beperkte leerlingen (LVB), meer ruimte is nodig. -_ Verken de mogelijkheid voor een meer data- gedreven keuze bij de verdeling van specialistische jeugdhulp fte over de verschillende schoollocaties en schooltypen. Databestanden zoals aanwezig bij CBS, DUO, Justitie en gemeenten geven mogelijkheid kwetsbare gezinnen in beeld te brengen en op basis hiervan leerlingen te identificeren die gebukt gaan onder een latente behoefte aan hulp en steun bij een ononderbroken schoolgang. Rapportage op een geaggregeerde en geanonimiseerde wijze die niemand in het bijzonder aanwijst, zou voor alle bestuurders een relatief objectief onderbouwde leidraad kunnen zijn bij het samen bepalen tot preventieve inzet van specialistische hulp en steun per schooltype of locatie. 5.2.2 Meso(instelling)niveau We sommen hierna adviezen (aanbevelingen) op van professionals uit de praktijk van SJSO. We hebben hen gevraagd welke opmerkingen of aanbevelingen nog moeten worden genoemd, die in onze evaluatie niet aan de orde zijn geweest. Een aantal professionals reageert onder deze noemer ook gewoon met opmerkingen dat het goed gaat - of een enkeling dat het juist niet beter gaat - we nemen deze hier integraal op, omdat ze goed weergeven hoe de samenwerking tussen specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs (en praktijkonderwijs) in de praktijk wordt ervaren. We hebben een klein aantal aanbevelingen of overige opmerkingen weggelaten omdat ze direct tot gecontracteerde aanbieders herleidbaar zijn. 152 Aanbevelingen en overige opmerkingen van jeugdhulpprofessionals (respons open antwoorden vragenlijst =24,) e Voldoende beschikbaarheid van kinder- en jeugdpsychiaters is een gemis (vanwege een tekort), kan dít ondervangen worden door bijvoorbeeld ook kinderartsen bij SJSO te betrekken? Daar is veel behoefte aan vanwege inzet van medicatie voor veel leerlingen en de controle hiervan. Dit zou een aanwinst kunnen zijn binnen de school. Er is wel een duidelijke visie op SJSO, maar beleidsmatig wordt het vooral aan inzicht van de scholen overgelaten. Is daar niet een bepaald raamwerk voor? En maatschappelijk werk invoeren in SJSO, er wordt daarmee voorzien in een grote behoefte. e De (jeugd)hulp is sneller, effectiever en op maat. e Er komen jongeren in zorg die normaal heel lastig in behandeling komen maar deze behandeling wel heel erg nodig hebben. e Er worden minder leerlingen doorverwezen naar een andere school! e Erzijn korte lijnen en toegankelijke en flexibele hulp is nu voor ieder kind beschikbaar. Wat nog verbeterd kan worden is dat het verschil tussen SJSO en de reguliere jeugdhulp duidelijker wordt voor ouders, huisartsen en andere betrokken partijen. Nu is het niet altijd duidelijk waar de verantwoordelijkheid voor het gehele hulpverleningstraject precies ligt. e Erzijn zeker onderwerpen waar (meer) evaluatie op gewenst is. Dit inventariseren we graag nader. Bijvoorbeeld de ondersteuning die per school kan verschillen. School heeft trekkingsrecht: op welke manier heeft iedere school gebruik gemaakt van dat recht om op maat ondersteuning voor de leerlingenpopulatie te vinden en hoe hebben zij dat ervaren? e Geef het project (SJSO) de tijd om zich te ontwikkelen en laat er meer aandacht zijn voor onderzoek naar de werkende ingrediënten. De inhoud is de basis van het succes. 153 e Hetiseen verbetering dat scholen en jeugdhulporganisaties elkaar en elkaars werkwijze beter leren kennen. Dit is vooral merkbaar bij complexe casussen. Hier zie je vaak dat partijen tegenover elkaar komen te staan vanwege onbegrip. Door meer begrip kan er beter worden gekeken naar oplossingen en kan creatiever hiermee worden omgegaan. e Toeleiden naar een nieuwe onderwijsplek is van toegevoegde waarde om schooluitval te voorkomen. De jeugdhulpverlener kan ouders en leerling ondersteunen bij het vinden van een passende onderwijsplek en de ondersteuning voortzetten in de nieuwe situatie, waar normaliter vaak een knip in zit. Ik zie hier ook een mooie uitdaging voor het SJSO betreffende de samenwerking tussen kinderdagverblijven, voorschoolse voorzieningen en onderwijs. e Dat er nu soms overlap zit tussen SJSO inzet en een SPIC kan juist kansen bieden. Door SJSO inzet vermindert de kans op acute crisis gedurende de wachtperiode. Ook zou het kunnen dat de problematiek vanwege ondersteuning afneemt in ernst en behandeling beter of sneller aanslaat. e _SJSO binnen de school is een vast onderdeel van de school geworden wat niet meer gemist kan worden! Het heeft er o.a. voor gezorgd dat vroegtijdige schooluitval is verminderd. Meer ouderbetrokkenheid, geen wachtlijsten, er wordt meer op maat gewerkt, individuele plannen et cetera. e Ik denk dat er minder gedacht moet worden in beperkte vormen van hulpverlening maar breder gekeken kan worden naar oorzaak en gevolg van de ontstane problematiek. Ik kom te vaak tegen dat er bij ouders veelal gekeken wordt naar oplossingen en niet wordt geanalyseerd waar de oorzaak van de problematiek ligt. e Ik ervaar de inzet van SJSO als een verbetering van de kwaliteit van het speciaal onderwijs. Door de inzet van laagdrempelige jeugdhulp is het mogelijk om leerlingen met een meer intensieve zorgvraag binnen de onderwijscontext te 154 behouden. Kansen zie ik in het versterken van de samenwerking met derden zoals de jeugdarts en het OKT, daarnaast is er winst te behalen in de positionering tegenover ouders. Zij ervaren over het algemeen een hoge mate van betrokkenheid maar lijken het SJSO ook te zien als een aanvulling op het aanbod van de school en hebben onvoldoende zicht op het aanbod dat vanuit SJSO mogelijk is buiten de schoolcontext. e Meer ruimte om (ook) andere functies in te zetten dan in het contract staat, denk hierbij aan functies als VIB. e _Kortelijnen hulpverleners SJSO/leerkrachten genoeg kennis en bagage in het ZAT. Snel handelen. e Over het algemeen zou er meer outreachende zorg/begeleiding mogen komen en meer samenwerking met een andere aanbieder, welke niet in het SJSO team zit. Dit zou makkelijker/sneller/praktischer mogelijk moeten zijn. e School staat meer open voor ouders en gezinssituatie, meer begrip. Meer ouderbetrokkenheid. Gezinnen worden eerder geholpen waardoor crisis/escalatie en uitval op school voorkomen wordt. SJSO kan ook goed ter overbrugging naar behandeling ingezet worden en kan zorgen voor transfer ook van ene school naar ander. Leerkrachten benaderen kinderen en ouders nu meer vanuit de behoefte van ouders/leerlingen. Er wordt meer tijd genomen om ook de sociaal emotionele ontwikkeling in kaart te brengen en hier in het lesaanbod rekening mee te houden. Kan als jeugdhulpverlener soms toch minder goed naast de ouder staan en deze op vraag volgen omdat belang van kind op school grote rol speelt terwijl soms de nadruk in gezinnen iets meer ligt op voorwaarden scheppen bv rond bestaanszekerheid of stressreductie (hierdoor minder op school aanwezig). Er is dan niet meteen zichtbaar dat dit de leerling ten goede komt. Er is meer overlap met Samen Doen teams en OKA: dit vraagt steeds afstemming. Voor verwijzers is niet altijd duidelijk wat zij aan 155 resultaat/soort inzet kunnen verwachten van SJSO waardoor toch vaak doorverwezen wordt via SPIC. Bij doorverwijzing naar behandeling (SPIC) is er vaak een eigen ouderbegeleider bij de betreffende aanbieder. Terwijl behandeling ook een kortdurende aanvulling op aanbod SJSO zou kunnen zijn (na behandeling weer afschalen naar SJSO). e Wanneer doorverwijzing noodzakelijk is, is het zeer vertragend dat er (nog) een SPIC aangevraagd moet worden. e Wijervaren in principe geen belemmeringen en loopt de samenwerking goed. Bij onze start waren er enkele onduidelijkheden waarbij scholen ook nog zoekende waren naar een werkwijze hierin. Duidelijkheid intern en over en weer de verwachtingen bespreken is/was een must. Bij de ene school verliep het anders dan bij de andere. Merendeels in positieve zin. Aanbevelingen en overige opmerkingen van onderwijsprofessionals (respons open antwoorden vragenlijst = 26). e Invoering passend onderwijs — onder lerarentekort in BO, SBO en SO — en naschools (behandelaanbod zoals nu aangeboden in 2018-2019, bestond niet in 2017-2018, en voldoet wel aan een vraag van ouders & kind. - Door ontbreken van naschoolse opvang voor SO kinderen wordt nu ook vaak gebruik gemaakt van naschools behandelaanbod; een mi. duurdere voorziening die voor een deel ook vervangen zou kunnen worden door naschoolse opvang voor SO leerlingen e De hulp is beter afgestemd op onze doelgroep van leerlingen en ouders. -De hulp stagneert minder vaak. -De ontwikkelingskansen op meerdere ontwikkelingsgebieden van de leerlingen (en ouders)op onze school wordt zeer vergroot. -Er wordt veel meer op maat gehandeld en gekeken naar de behoefte van een leerling en ouders. e Hulp is nu meer op maat en nabij wat passend is voor onze cl. 4 doelgroep. Kinderen en ouders krijgen hierdoor de juiste 156 hulp in de juiste duur waardoor kinderen zich veel beter ontwikkelen op school en niet uitvallen. Hulp stagneert nauwelijks meer en ontwikkelingskansen (op meerdere leefgebieden) nemen toe. -Hulp is laagdrempelig en ouders voelen veel meer vertrouwen wanneer dit zoals nu binnen de school plaatsvindt. -Het wordt als zeer prettig ervaren dat we verschillende partijen voor SJSO binnen de school hebben waardoor we een breed aanbod hebben en voldoende capaciteit om alle ouders en kinderen (en ook leerkrachten) op de juiste manier te ondersteunen. -Wanneer onze kinderen het binnen school en/of binnen de thuissituatie niet redden en verwezen moeten worden naar een 3-milieusvoorziening of klinische opname is dat een probleem (nauwelijks capaciteit binnen de regio, lange wachtlijsten etc) -Voor de toekomst is het ook belangrijk om te kijken naar een naschools aanbod binnen de SJSO (dat hebben we nu niet maar is wel nodig). e Detransitie hangt nog steeds in de lucht waarbij orthopedagogen uit de school worden gehaald en dan toegevoegd worden aan de jeugdhulpverleningsinstanties en dan via die constructie (weer) in de scholen komen te werken. Hier heb ik wel zorgen over. Intern heb je dan alleen nog een zorgcoördinator. De samenwerking met SJSO vraagt veel coördinatie naast alle andere vele taken die het intern zorgteam heeft. Ik maak mij zorgen of dat nog uitvoerbaar is en in hoeverre zij nog dezelfde werkzaamheden mogen uitvoeren zoals dat nu gebeurd. e De zorgis directer beschikbaar maar de kwaliteit van zorg is niet dusdanig (bij onze aanbieder) dat daadwerkelijk minder specialistische hulp nodig is. e Door inzet SJSO zijn er minder verwijzingen nodig en krijgen kind en gezin veel beter wat ze nodig hebben, omdat het zo direct en schoolgebonden is. Laagdrempelig, veel meer vertrouwen, directe lijnen. Van ouders horen we terug dat ze het heel prettig vinden dat de zorg aan de school gekoppeld is. 157 En dat er daarin intensief wordt samengewerkt. We zien dat dat bij ouders zorgt voor een veel lagere drempel, waar we eerder (voor SJSO) zagen dat ouders door de drempel niet bij zorg of OKT arriveerden. e Een (school)maatschappelijk werker wordt erg gemist. De laagdrempeligheid en proactieve houding van een maatschappelijk werker is compleet anders van die van een OKA. e Een verbetering vind ik het slechten van de muur tussen onderwijs en zorg, zodat eenieder goed geïnformeerd is en de juiste hulp op tijd kan worden ingezet. e Ergtevreden. Vooral door de verschillende expertises: jeugdhulpverlening, gedragsdeskundige, kinderpsychiater, dit is de kracht van het lukken van SJSO, belangrijk is dat de inzet breed blijft. e Ons college is een tussenvoorziening met een complexe doelgroep. Ondanks de huidige inzet hebben we soms een interne wachtlijst. Het zou fijn zijn als SJSO gecontinueerd wordt en indien mogelijk uitgebreid. e Hetiseen meerwaarde. Bezwaarlijk is de peildatum. Onze school is met 50% gegroeid maar krijgt niet meer ondersteuning terwijl de problematiek wel toeneemt. Met name de preventieve inzet is een grote toegevoegde waarde zeker op de gedragsontwikkeling bij sommige leerlingen. Het geeft sommige leerlingen een betere start in het VO. e Inzet isin een korte tijd een wezenlijk onderdeel van onze tussenvoorziening geworden een en ander kan niet gezien worden als ' oplosser wachtlijst', vermindering van het aantal verwijzingen of afname zorgbehoefte. Door preventieve werking zijn (gelukkig maar) juist meer leerlingen in het zicht van ' de zorgverleners’, snelle en effectieve aansluiting op jeugdzorg blijft echter moeizaam. Al met al een zeer zinvolle inzet! 158 e Meer leerlingen en hun ouders krijgen nu laagdrempelige zorg op school, dit ís erg fijn. Veel leerlingen komen bij ons al binnen met een vraag om gespecialiseerde hulpverlening (behandeling ggz), deze aanvragen lopen logischerwijs niet terug. Daarnaast gaat het bij veel leerlingen om complexe problematiek, waardoor ook na schooltijd extra zorg gevraagd wordt (bijv. zorgboerderij of logeren in het weekend) waarvoor nog steeds SPIC nodig is. Hiervoor lijken SPICS misschien niet terug te lopen, maar moet ook gekeken worden waarvoor deze ingezet worden (gespecialiseerde behandeling waardoor ze tijdelijk op onze school geplaatst worden of extra ondersteuning buiten school nog nodig voor gezin). e Meer van elkaar leren als het gaat om good practices aangaande samenwerking onderwijs-jeugdhulp. In de ‘etalage! zetten. e We merken dat er steeds meer ambulante zorg nodig is voor de gezinnen. Leerlingen die uitvallen en thuiszitten, komen moeizaam aan bij de behandeling hier op school. Dit vraagt om meer flexibiliteit en creativiteit vanuit het SJSO. We lopen dan tegen allerlei regelingen/uren/indicaties aan. 5.2.3 Micro(doel)niveau Indirect is al duidelijk geworden dat vanuit het perspectief van de leerling en diens ouder(s) SJSO een verbetering betekent ten opzichte van de sitatie daarvoor. Wij zijn in gesprek met een ouder, die in SJSO verband hulp voor haar dochter ontvangt, uitgebreid geïnformeerd over het verschil dat zij ervaart ten opzichte van een lange geschiedenis van hulp en steun voor invoering van SJSO. Haar dochter is vanaf haar vierde jaar (op basis van pervasieve ontwikkelingsproblematiek) in aanraking gekomen met hulpverleners en aangewezen op intermitterende afhankelijkheid van instanties. Deze ouder heeft ons treffend uitgelegd hoe ze iedere keer weer met andere instanties, specialismen en verwijzingen te maken heeft gehad. Maar ook 159 binnen instanties iedere keer weer met andere professionals werd geconfronteerd. Het was een komen en gaan van professionals in het leven van haar dochter — “Ik begrijp het wel, met jeugdhulp via aanbestedingen, tijdelijke aanstellingen van jeugdhulpverleners en veel zzp-érs” - die vanuit de aard van haar problematiek juist gebaat is bij weinig wisselingen van mensen die zich over haar ontfermen of waarmee ze in vertrouwen een relatie op moet bouwen. Maar iedere deskundige wilde toch weer een eigen onderzoek doen en niet voortbouwen op wat al bekend was uit voorgaande hulpverlening. En alles gebeurde naast school, alsof er twee volstrekt gescheiden werelden bestonden. Vanuit de problematiek van haar dochter is deze scheiding niet alleen extra ongunstig (een doorlopend beeld en geregelde afstemming voorkomt escalaties): ook voor de ouder was het gewissel tussen deskundigen en de aparte gang langs scholen voor speciaal onderwijs en jeugdhulp bijzonder belastend, iedere keer moest zij opnieuw van alles uitleggen, toelichten of overdoen. De ouder geeft aan dat zij zich steeds minder gehoord voelde en steeds vaker als ‘lastig’ werd ervaren, als zij opmerkingen durfde te maken of zich als de expert opstelde, die zij als ouder van haar dochter inmiddels is geworden. Zij voelt zich nu, met de hulp en steun die zij vanuit SJSO integraal ontvangt vanuit het speciaal voortgezette onderwijs, niet alleen serieus genomen, maar ook ontlast. Ze kan eenvoudig op school met haar dochter gesprekken voeren, hoeft niet langs andere instanties en kan zelfs hoogspecialistische hulp eenvoudig via school consulteren. Ze heeft het gevoel dat er met haar wordt samengewerkt en dat ze haar inbreng serieus nemen. Ze komen op haar huidige school niet aan met ‘een of andere standaardmethodiek’ maar bepalen samen met haar en haar dochter wat nodig is en wat haalbaar is. De schoolgang is meer een automatisch middelpunt in haar bestaan geworden, van waaruit alles wordt geregeld. De ouder geeft aan dat haar dochter rustiger is geworden en niet langer ‘gestressd’ voor iedere therapiesessie, 160 wat voorheen wel het geval was. De belangrijkste aanbevelingen die zij mee wil geven zijn: — Luister naar ouders, zij zijn doorgaans de deskundige bij uitstek, niet bij voorbaat invullen dat problemen starten in de ouder-kind relatie, dat is bij stoornissen zelfs zelden het geval; — Wisselingen van hulpverleners goed plannen en voorbereiden en kinderen of jeugdigen daar niet ‘opeens mee confronteren’ als dit nodig is. Wanneer medewerkers in de jeugdhulp of het onderwijs solliciteren of overgeplaatst worden, dan is dit vaak al weken bekend, daar kun je kinderen en ouders eerder in meenemen. — Sluit werkelijk aan bij de leefwereld van het kind, denk niet vanuit systemen, procedures of protocollen. Dat kan natuurlijk op de achtergrond, maar niet op de voorgrond in contact met het kind. — Wanneer het spannend wordt: overrompel kinderen en ouders niet, communiceer tijdig en vooruit. Mensen kennen vaak de regels en wetten niet, geef ze tijd om mee te denken. — Praat met het kind, eigenlijk zijn gesprekken zonder het kind zelden tot nooit nodig, betrek ze erbij en laat ze meedenken over wat het beste is voor hen. Dan is zelfs iets ingrijpends als een overplaatsing naar een andere school minder eng en belastend. 161 162 Literatuurlijst Achenbach, T.M., Ivanova, M.Y.& , Rescorla, L.A.(2017). Empirically based assessment and taxonomy of psychopathology for ages 11/2-90+ years: Developmental, multi-informant, and multicultural findings. In: Contemporary Psychiatry. 2017 Nov;79:4-18. doi: 10.1016/j.comppsych.2017.03.006. Epub 2017 Mar 14. Achenbach T.M., Becker A., Döpfner, M., Heiervang, E., Roessner, V., Steinhausen H.C. & Rothenberger, A. Multicultural assessment of child and adolescent psychopathology with ASEBA and SDQ instruments: research findings, applications, and future directions. In: Journal of Child Psychology and Psychiatry, 2008 March;49(3):251-75. Administratieprotocol Jeugdhulp 2019 en verder. Versie 31, mei 2019. Gemeente Amsterdam, regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek- Waterland Andrews, D.A. & Bonta, J. (2016). The psychology of criminal conduct. New providence: LexisNexis Group Baker, B.L. (2006). Contributions of teacher —child relationship to positive school adjustment during elementary school In: Journal of School Psychology 44(3):211-229 ‘June 2006. Bexkens, A, Graas, D., & Huizinga, M. (2014). Als dat maar goed gaat: kinderen met een licht verstandelijke beperking in het Passend Onderwijs, in De Psycholoog, PP 24-29: 2014. Binsbergen, M.H. van, Pronk, S,, Schooten, E. van, Heurter, A. & Verbeek, F. (2019). Niet thuisgeven. Schooluitval vanuit het perspectief van leerlingen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut Booi, H. (2014). Overlap in zorg voor de jeugd. Nulmeting multifocale zorg stadsregio Amsterdam. Amsterdam: gemeente Amsterdam Breetvelt, LS, Meijer, J. & Binsbergen, M.H. van (2018). Short report literatuurverkenning Self -Efficacy & Resilience. Amsterdam: Kohnstamm Instituut 163 Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge, Mass. Harvard University Press De Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den Haag De Winter, M. (2011). Wereldwijd opvoeden. Amsterdam: SWP Uitgeverij De Winter, M. (2006). Opvoeding in democratie. Amsterdam: SWP Uitgeverij Earls, F‚ & Carlson, M. The Social Ecology of Child Health and Well- Being. In: Annual Review of Public Health 22(1):143-66 : February 2001 Eisenberg, N., Spinrad, T.L., Fabes, R.A., Reiser, M., Cumberland, A., Shepard, S.A, Valiente, C., Losoya, S.H., Guthrie, LK. & Thompson, M. The relations of effortful control and impulsivity to children's resiliency and adjustment. In: Child Development. 2004, Jan-Feb;75(1):25-46. Eisenhower, A.S., Baker, B.L. & Blacher, J. (2007). Early Student - Teacher Relationships of Children With and Without Intellectual Disability: Contributions of Behavioral, Social, and Self-Regulatory Competence. Journal of School Psychology. 2007;45(4.):363—383. Flanagan, D.P. & E.M. McDonough, (2018). Contemporary Intellectual Assessment, Fourth Edition. Theories, Tests, and Issues. New York: Guilford Frydenberg, E. (2008). Adolescent Coping. Advances in Theory, Research and Practice. London: Routledge Goei, S.L, Nelen, M.J.M., Oudheusden, M., De Bruine, E., Piscaer, D., Roozeboom, C., Schoorel, B, & Blok, R. (2010). Omgaan met gedragsproblemen in het onderwijs: SWPBS (deel 1) [Coping with Behavioral Problems in Education: SWPBS (part 1)]. Remediaal 1, jaargang 2010/2011, p. 12-17. Goei, S.L., & Kleijnen, R. (2009). Omgang met zorgleerlingen met gedragsproblemen. Zwolle: Hogeschool Windesheim Gustafsson, J.E., Allodi M. Westling, Alin Äkerman, B., Eriksson, C., Eriksson, L. Fischbein, S., Granlund, M., Gustafsson, P. Ljungdahl, S., Ogden, T. & Persson, R.S. (2010). School, Learning and Mental Health: A systematic review. The Royal Swedish Academy of Sciences: Health Committee Hillhorst, P. & Zonneveld, M. (2013). De gewoonste zaak van de wereld, radicaal kiezen voor de pedagogische civil society. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling Inzicht in zorg in onderwijstijd. Eindrapportage. Berenschot, 24 juli 2019 Koopman, P.NJ. & Ledoux, G. (2018). Trends in verwijzingen speciaal onderwijs 2011- 2017. Amsterdam: Kohnstamm Instituut Knotter, M., Spruit, A., de Swart, J., Wissink, IL, Moonen, X., & Stams, GJ. (2018). Staff’s attitudes and reactions towards aggressive behaviour of clients with intellectual disabilities: A multi-level study. In: Research in developmental disabilities 34,(5):1397-1,07 : March 2013. 164 Leeuwen, E. van, Albrecht, G. & Vinkenvleugel, M. (2012). Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS): een succesvolle aanpak van gedrag op school. Een beschrijving van de aanpak en richtlijnen voor implementatie. In: Tijdschrift voor orthopedagogiek, jaargang 51, nr.9. Mathew A. White &Lea E. Waters. A case study of ‘The Good School:’ Examples of the use of Peterson’s strengths-based approach with students. In The Journal of Positive Psychology Volume 10, 2015 - Issue 1: Special Issue in Memory of Chris Peterson, pages 69-76, 08 Apr 2014. MeConaughy, S. (1993). Evaluating Behavioral and Emotional Disorders with the CBCL, TRF, and YSR Cross -Informant Scales. In: Journal of Emotional and Behavioral Disorders, vol. 1, 1: pp. 40-52. , First Published Jan 1, 1993. Meijer, J., & Petit, R. (2019). Onbenut potentieel van jongeren in een kwetsbare positie. Amsterdam: Kohnstamm Instituut Monitor Specialistische Jeugdhulp in Speciaal Onderwijs. Versie 1.0, 17 oktober 2018. Gemeente Amsterdam. Moonen, X. (2017). (Herkennen en waarderen Over het (h)erkennen van de noden mensen met licht verstandelijke beperkingen en het bieden van passende ondersteuning. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Natvig, G.K., Albrektsen, G. & Ovarnstr@m, U. (2003) Methods of Teaching and Class Participation in Relation to Perceived Social Support and Stress: Modifiable factors for improving health and wellbeing among students, Educational Psychology, 23:3, 261-274 Nelen, M., Van Oudheusden, M.A., & Goei, S.L. (2017). De kleur van SWPBS in Nederland. Culturele aanpassingen van het SWPBS-model aan de Nederlandse onderwijscontext volgens experts. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 56, pp. 484-495. NJL Samenvatting referaat m.b.t. Evaluatie Jeugdwet — Utrecht, 20 januari 2016 NJL Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan - Utrecht, 6 november 2014 NJL Interventie. School -Wide Positive Behavior Support. Utrecht: NJI Ogden, T., Sorlie, A.M., Arnesen, A. & Meek-Hansen, W. (in publishing). The PALS School-Wide Positive Behavior Support Model in Norwegian Primary Schools-Implementation and Evaluation. Overheid.nl. Wettenbank. Jeugdwet: Geldend van 01-02-2019 t/m 08-03-2019 Overheid.nl. Wettenbank. Wijzigingswet enkele onderwijswetten (herziening organisatie en financiering van (…] onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs): Geldend van 01-01-2018 t/m heden Park, N & Peterson, C. (2009). Handbook of positive psychology in schools (pp. 65- 76). New York, NY, US: Routledge/Taylor & Francis Group 165 Peterson, C. Strengths of character, orientations to happiness, and life satisfaction. In: The Journal of Positive Psychology 2(3):149 —156 * July 2007. Reiser, M., Murphy, B. C., Losoya, S. H., & Guthrie, IL. K. (2001). The relations of regulation and emotionality to children's externalizing and internalizing problem behavior. In: Child Development, 72, pp-1112-1134. Rumberger, R.W. (2012). Dropping Out. Harvard: Harvard University press Rutter, M. & Maughan, B. (2002). School effectiveness findings 1979 —2002. In: Journal of school psychology, 2002 (Elsevier) Seligman, M. E. P., & Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive psychology: An introduction. American Psychologist, 55(1), 5-14. Shane J Lopez & Michelle C Louis (2009) The Principles of Strengths -Based Education, Journal of College and Character, 10:4, DOI: 10.2202/1940- 1639.1041 Shin-Kim, Y., Koh, Y.O., & Leventahl, B. (2005). Pathways From Bullying Perpetration, Victimization, and Bully Victimization to Suicidality Among School-Aged Youth: A Review of the Potential Mediators and a Call for Further Investigation. In: Trauma Violence & Abuse 16(4). January 2014. Smeets, E., Veen, IL. van der, Derriks, M. en Roeleveld, J. (2007). Zorgleerlingen en leerlingenzorg op de basisschool. Amsterdam: Kohnstamm Instituut Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs in 2017. Conceptversie 1.0, 4 juni 2018 Gemeente Amsterdam Traag, T. (2012). Early school leaving in the Netherlands. A multidisciplinary study of risk and protective factors explaining early school -leaving. Den Haag: Statistics Netherlands Traag, T. & Van der Velden, R.K.W. (2011). Early school leaving in the Netherlands. The role of family recources, school composition and background characteristics in early school leaving, in: Irish Educational Studies, vol.30, no.1 pp 45-62. Vervoort-Schel, J. Mercera, G., Wissink, IL. Mink, E. & Helm, van der, P. (2018). Adverse Childhood Experiences in Children with Intellectual Disabilities: An Exploratory Case-File Study in Dutch Residential Care. In: International Journal of Environmental Research and Public Health, issue 15-10, nr. 2136, 2018. 166 Bijlagen Bijlage 1 Specialistische jeugdhulp in speciaal onderwijs: schriftelijke vragenlijst 167 Het Kohnstamm Instituut voert een evaluatieonderzoek uit naar de eerste ervaringen met direct beschikbare specialistische jeugdhulp in het (speciaal) onderwijs, zoals geregeld in het raamcontract SJSO van de gemeente(s) Amsterdam en Diemen. Dit raamcontract is in het huidige schooljaar 2018-2019 ingegaan. In het raamcontract bieden 16 jeugdhulpaanbieders direct steun en specialistische jeugdhulp op of via school. Voordien was daar eerst een verwijzing (en beschikking) voor nodig, nu kunnen jeugdhulpprofessionals direct op school worden ingezet.Dit gebeurt op alle scholen waar een toelaatbaarheidsverklaring voor nodig is (speciaal onderwijs, po en vo) aangevuld met de boven-schoolse voorzieningen en het praktijkonderwijs. Deze vragenlijst is onderdeel van het evaluatieonderzoek. De vragenlijst is bedoeld zowel voor de jeugdhulpprofessionals als voor de teamleiders (van zorgteams) op de scholen. Zo krijgen we een beeld vanuit het perspectief van de jeugdhulp-professionals en vanuit de scholen. Graag vragen wij u, vanuit uw dagelijkse praktijkervaring antwoord te geven op de volgende vragen. Er wordt een aantal stellingen en uitspraken voorgelegd, met de vraag in hoeverre u het hiermee eens of oneens bent. De stellingen en uitspraken zijn gebaseerd op de onderzoeksvragen van de gemeenten Amsterdam en Diemen en de stuurgroep SJSO, waarin de Samenwerkingsverbanden onderwijs vertegenwoordigd zijn. Let opIn het algemeen wordt bij de stellingen en uitspraken gevraagd naar uw mening over het schooljaar 2018-2019, in vergelijking met het vorige schooljaar 2017-2018 (het gaat om een vergelijking van de situatie voor en na het raamcontract SJSO). U wordt gevraagd uw oordeel te geven op een vijfpuntsschaal, met als antwoordcategorieën1 helemaal mee eens2 mee eens3 niet mee eens, niet mee oneens4 mee oneens5 helemaal mee oneens Als u geen oordeel kunt geven is er de antwoordcategorie weet niet. productie & verwerking: Elion. 168 Wat is de naam van de instelling waar u werkt (uw werkgever)? dà. Altra 4. Bascule dà Carehouse/Leveo Care 4 Cordaan Jeugd dà Fibbe Studie Centrum voor Leerontwikkeling 4 GGZ NHN v/h Triversum dà Groei & Glunder dà MOC Kabouterhuis 4. Opvoedpoli dà Perspectief 4. Philadelphia dà Prodeba 4 Sensa / Axon Zorg B.V. dà Spirit 4 Stichting S&B dà YOEP Onderwijs en Zorg 4 Anders, namelijk. 169 Beantwoordt u deze vragenlijst als jeugdhulpprofessional of als onderwijsprofessional? di Jeugdhulpprofessional 4 Onderwijsprofessional 170 Wat is de naam van de school waar u verbonden bent aan het zorgteam? dà Altra College dà Altra College Bleichrodt 4. Altra College Noord dà Altra College Zuidoost dà Drostenburg 4 Esprit Scholen dà Gerhardschool 4 Kolom Praktijkcoll. De Atlant dà Kolom Praktijkcoll. Het Plein 4 Kolom Praktijkcollege De Dreef 4 Kolom Praktijkcollege Noord 4 Loc, Montessori College Oost 4. locatie, De Apollo 4. locatie, Hogelant dà locatie, ledersland College dà Locatie, Luca Praktijkschool dà. Locatie, Tobiasschool dà Montessori SGM Amsterdam 4 Mr de Jonghschool 4. OC Drostenburg 4 OC Noord 4 OC Zuidoost 171 4 OC Amstel 4 Pl-school De Pionier 4 Pl-school Prf Waterink West dà Pl-school PWS Noord 4 Professor Waterinkschool 4 SBO De Kans pon SBO Professor Dumont dà SBO Tobiasschool dà SBO-Zuid Meander dà School 2 Care 4 SO Alphons Laudy 4 SO Heldring 4 SSBO De Driesprong 4 SSBO De Hasselbraam 4. SSBO Het Spectrum 4 SSBO Prof Dr IC v Houte dà SSBO Universum 4. SSBO Zeppelin pos VSO De Heldring dà Van Detschool pon Van Koetsveldschool 4 VSO Alphons Laudy 4à Anders, namelijk. 172 Jeugdhulp beschikbaar op school In 2018/19 is het SJSO-aanbod ingevoerd, om bepaalde doelen te bereiken, zoals kortere doorlooptijden voor jeugdhulp en samenwerken aan een ononderbroken leerweg voor kwetsbare leerlingen. Aan de hand van deze doelen leggen wij u een aantal items voor. Wij vragen uw beoordeling van de situatie in het actueel lopende schooljaar 2018/19 (ten opzichte van de voorgaande periode, dus voor de invoering van het raamcontract SJSO). Door uw beoordeling voor (tot 2017- 2018) en na invoering van SJSO (vanaf 2018-2019) te vergelijken, kunnen wij nagaan in hoeverre de invoering van de doelen van SJSO dit jaar zijn bereikt wat betreft uw dagelijkse ervaring hiermee. U wordt gevraagd uw oordeel te geven op een vijfpuntsschaal. Verder is er een aantal open vragen opgenomen. Korte antwoorden volstaan. Per categorie vragen is er tenslotte ruimte voor een eventuele toelichting (uw mening). 173 Geef aan in hoeverre u het eens bent met onderstaande items: helemaal [meeeens [niet mee mee helemaal |weet niet mee eens eens,niet |oneens [mee mee oneens oneens In 2018-2019 worden leerkrachten beter ondersteund inde a klas dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug) In 2018-2019 krijgen meer leerlingen ondersteuning van een jeugdhulpverlener a op de school dan in het vorige schooljaar 2017- 2018 (en verder terug) In 2018-2019 besteden jeugdhulpverleners op school meer tijd aan preventie- activiteiten — zoals korte a adviesgesprekken met leerkrachten, ouders, leerlingen — dan in het vorige schooljaar 2017- 2018 (en verder terug) 174 In 2018-2019 is de ondersteuning voor zorgleerlingen op school verbeterd a ten opzichte van het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug) In 2018-2019 lopen er meer jeugdhulpverleners rond op school dan a inhet vorige schooljaar 2017- 2018 (en verder terug) In 2018-2019 lopen er beter speciaal op school afgestemde jeugdhulpverleners rond op school dan a inhet vorige schooljaar 2017- 2018 (en verder terug) 175 Een belangrijk doel van de invoering van SJSO is dat jeugdhulpprofessionals directer beschikbaar zijn op school, er is geen verwijzing nodig. Kunt u aangeven in hoeverre u van mening bent dat dit doel in 2018-2019 is bereikt? helemaal [mee niet mee \mee helemaal |weet mee eens eens, oneens [mee niet eens niet mee oneens oneens In 2018-2019 is de directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals a beter georganiseerd dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (dus voor invoering SJSO). 176 Hierna volgen enkele stellingen over directe beschikbaarheid van jeugdhulpprofessionals, in het schooljaar 2018/19, ten opzichte van 2017/18 (dus voor invoering SJSO).Kunt u aangeven in hoeverre u het met deze stellingen eens bent? helemaal |meeeens Inietmee [mee helemaal ‘weet niet mee eens eens, niet |loneens \mee mee oneens oneens Directe beschikbaarheid op school van a jeugdhulpprofessionals is beter geworden met SJSO. Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals worden minder a leerlingen doorverwezen naar overige vormen van (specialistische) jeugdhulp. Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals is de doorlooptijd korter voor leerlingen a die wel worden doorverwezen naar overige vormen van (specialistische) jeugdhulp. 177 Eventuele toelichting (uw mening) met betrekking tot de directere beschikbaarheid op scholen van jeugdhulpprofessionals In het raamcontract worden door jeugdhulpaanbieders zogenoemde onderwijszorgarrangementen op scholen aangeboden. Hiermee wordt een direct beschikbare specialistische jeugdhulpinterventie op of via school bedoeld. Dit is nieuw in schooljaar 2018/19: de SJSO biedt directe inzet van jeugdhulp op of via school, zonder verwijzing of extra administratieve handelingen. 178 Integratie van het aanbod specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs, gericht op ononderbroken onderwijs: de combinatie jeugdhulp en school helemaal|mee [nietmee \mee |helemaallweet mee eens |eens,niet loneens/mee niet eens mee oneens oneens Bent u op de hoogte dat, in tegenstelling tot vorig jaar (voor invoering SJSO), jeugdhulp nu direct beschikbaar is zonder â verwijzing en onderdeel uitmaakt van het zorgteam van de school? De huidige ‘onderwijszorgarrangementen’ (= de huidige interventies door jeugdhulpverleners op scholen voor speciaal onderwijs) zijn A. precies de goede combinaties van onderwijs en jeugdhulp voor de leerlingen op onze school. De huidige jeugdhulpinterventies op school vormen een effectief combinatieaanbod op school, in die zin dat leerlingen door a die combinatie van jeugdhulp en onderwijs op school blijven (ofwel de lessen volgen en minder uitvallen i.c. hun schoolopleiding afmaken). 179 Eventuele toelichting (uw mening) bij uw antwoorden over de combinatie jeugdhulp en onderwijs Een ander belangrijk doel van de invoering van SJSO is dat de administratieve lasten voor ouders, scholen en verwijzers worden verminderd. Kunt u aangeven in hoeverre u van mening bent dat dit doel in 2018-2019 is bereikt, ten opzichte van het vorige schooljaar 2017-2018 (dus ten opzichte van voor invoering SJSO)? 180 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er… helemaal \meeeens (niet mee (mee helemaal \weet niet mee eens eens,niet |oneens \mee mee oneens oneens minder administratieve lasten voor ouders en kinderen doordat zij minder vaak hun verhaal hoeven te a vertellen, niet langs een verwijzer hoeven en dus minder intakelast ervaren. minder administratieve lasten voor a zorgteams, OKA en jeugdarts. minder administratieve a lasten voor overige verwijzers. Eventuele toelichting (uw mening) bij de administratieve lasten 181 Samenwerken aan hetzelfde doel Met het raamcontract SJSO wil men ook bereiken dat jeugdhulp en speciaal onderwijs hun inzet (interventies) voor de leerlingen doen met hetzelfde (hoofd)doel: dat de leerlingen op school blijven en een schoolopleiding afronden (ononderbroken leerwegen). Hierna volgen stellingen die gaan over samenwerken tussen jeugdhulpverleners en schoolkrachten met als doel leerlingen binnen het onderwijs te houden. 182 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018... helemaal (mee eens (niet mee (mee helemaal (weet niet mee eens eens, niet {oneens \mee mee oneens oneens de jeugdhulpverleners en leerkrachten op school in het SJSO beter samenwerken a aan hetzelfde doel: leerlingen binnen het onderwijs houden door de samenwerking van jeugdhulpverleners en leerkrachten in het SJSO minder a leerlingen worden doorverwezen naar specialistische jeugdhulp de samenwerking hierinmet a regiogemeenten beter verloopt 183 Eventuele toelichting (uw mening) bij de voorgaande vragen over werken aan eenzelfde doel Met een (integrale) combinatie van jeugdhulp en onderwijs komen twee verschillende sectoren en verschillende professionele culturen bij elkaar, waardoor er twee verschillende professionele identiteiten samenwerken aan een gezamenlijk doel: die van de jeugdhulp en die van het onderwijs. Kan ieder zijn of haar professionele identiteit behouden of niet? Kijkt een ieder met een andere bril of speelt dit niet in de praktijk op school? Met de volgende stellingen willen we een beeld krijgen van hoe iedere vakgroep (jeugdhulp of school(leer)kracht) dit gecombineerde werken ervaart. 184 Professionele identiteit en vaststellen vraag en aanbod helemaal | mee | niet mee | mee helemaal | weet meeeens | eens | eens, niet | onee | mee niet mee ns oneens oneens Het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op een school verschilt niet van het feitelijke ° ° ° ° °  werk van een jeugdhulpprofessional inde jeugdhulppraktijk. De jeugdhulpprofes- sional volgt de door de leerkrachten bepaalde ° ° ° ° °  inzet van hulp. Het (speciaal) onderwijs (de leerkrachten) is (zijn) goed in staat om de vraag of behoefte a aan specialistische jeugdhulp vast te stellen. Het zorgteam op school heeft geen verwijzer (meer) nodig en beslist ° ° ° ° ° â als team wat er nodig is. De jeugdhulpprofessional behoudt zijn of haar eigen professionaliteit  bij het werken op of via school. De jeugdhulpprofes- sional ervaart geen professionele (vakinhoudelijke) knelpunten bij het ° ° ° ° °  werken met en voor leerlingen in het speciaal onderwijs. 185 De jeugdhulpprofessional maakt vanzelfsprekend a deel uit van het zorgteam in het speciaal onderwijs. De samenwerking tussen jeugdhulpprofessionals a en leerkrachten in het zorgteam op school is goed. Het onderwijs is goed in staat de jeugdhulpprofessional functioneel aan te a sturen bij de inzet van specialistische jeugdhulp op school. 186 Wie (welke professional) van het zorgteam beslist of er nog extra inzet nodig is (met verwijzing en beschikking), buiten het aanbod van SJSO? Eventuele toelichting (uw mening) bij de voorgaande stellingen over identiteit jeugdhulp en onderwijs Het raamcontract SJSO biedt de mogelijkheid van directe inzet van specialistische jeugdhulp bij de leerling thuis. Er kan dus vanuit school directe jeugdhulp thuis worden ingezet, zonder verwijzing. Het doel van de SJSO is directe steun op school vanuit de jeugdhulp of directe hulp voor een leerling, ook thuis, wanneer dat nodig is, zonder de extra lasten die gepaard gaan met doorverwijzen. Met de volgende stellingen willen we zicht krijgen hoe de hulp thuis bij de leerling nu loopt met en vanuit de SJSO. 187 Thuissituatie van leerlingen, woonsituatie van leerling helemaal/meeeens |nietmee |mee helemaal |\weet niet mee eens, niet \oneens [mee eens mee oneens oneens De thuissituatie (ouders / wettelijk vertegenwoordigers, familie) wordt meestal tot à altijd betrokken bij de specialistische jeugdhulp die wij bieden. De ouders/wettelijk vertegenwoordigers worden hierbij direct (face to face) betrokken en EN gezien door de specialistische jeugdhulpprofessional op school. De ouders/wettelijk vertegenwoordigers zijn (doorgaans) niet in beeld EN bij de specialistische jeugdhulpsteun die wij bieden vanuit school. Er is systematisch of periodiek overleg tussen de jeugdhulpprofessionals in het onderwijs en de EN Ouder-Kind Teams wanneer die ook hulp bieden aan de betreffende leerlingen. Er is systematisch of periodiek overleg tussen aanbieders van specialistische jeugdhulp A en de jeugdarts wanneer die ook hulp biedt aan de betreffende leerlingen. 188 Eventuele toelichting (uw menng) bij de voorgaande vragen over inzet bij leerlingen thuis Is er bij extra inzet (verwijzing met beschikking naar hulp buiten SJSO) eerst overleg met het Ouder-Kind Team (OKT)? Wie (welke professional) voert dit overleg? (Indien aan de orde) Bent u in het algemeen tevreden over de samenwerking met de OKT? 189 (Indien aan de orde) Bent u in het algemeen tevreden over de samenwerking met de jeugdarts? Open vraag algemeen ten aanzien van raamcontract SJSO:Zijn er andere veranderingen (verbeteringen of verslechteringen) die volgens u samenhangen met de invoering van het raamcontract SJSO en die van belang zijn voor een evaluatie ervan?Ja, namelijk. Uw antwoorden zijn geregistreerd! Hartelijk dank dat u de tijd genomen hebt om deze enquête in te vullen. Klik hier om uw antwoorden te bekijken en/of te downloaden productie & verwerking: Elion 190 Bijlage 2 Antwoorden per vraag met Likertschaal schriftelijke vragenlijst 191 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens m helemaal mee oneens m weet niet Q4 Q4.1 In 2018-2019 worden leerkrachten beter ondersteund in de klas dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). pn vp Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q4.2 In 2018-2019 krijgen meer leerlingen ondersteuning van een jeugdhulpverlener op de school dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). jp Lg | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q4.3 In 2018-2019 besteden jeugdhulpverleners op school meer tijd aan preventie-activiteiten — zoals korte adviesgesprekken met leerkrachten, ouders, leerlingen — dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). pp Ln op Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 192 Legenda bij de grafieken: m helemaal mee eens mmeeeens u niet mee eens, niet mee oneens m meeoneens m helemaal mee oneens m weet niet Q4.4 In 2018-2019 is de ondersteuning voor zorgleerlingen op school verbeterd ten op zichte van het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). pp op Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q4.5 In 2018-2019 lopen er meer jeugdhulpverleners rond op school dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). jp Lr op Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q4.6 In 2018-2019 lopen er beter speciaal op school afgestemde jeugdhulpverleners rond op school dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug). pp gn | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 193 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens m helemaal mee oneens m weet niet Q5 Q5.1 In 2018-2019 is de directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals beter georganiseerd dan in het vorige schooljaar 2017- 2018 (dus voor invoering SJSO). pp ovp Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q6 Q6.1 Directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals is beter geworden met SJSO. pn op Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 194 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q6.2 Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals worden minder leerlingen doorverwezen naar overige vormen van (specialistische) jeugdhulp. pp Lg onp Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q6.3 Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals is de doorlooptijd korter voor leerlingen die wel worden doorverwezen naar overige vormen van (specialistische) jeugdhulp. pn 0% 20% 40% 60% 80% 100% Q8.1 Bent u op de hoogte dat, in tegenstelling tot vorig jaar (voor invoering SJSO), jeugdhulp nu direct beschikbaar is zonder verwijzing en onderdeel uitmaakt van het zorgteam van de school? nn | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 195 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q8.2 De huidige ‘onderwijszorgarrangementen’ (= de huidige interventies door jeugdhulpverleners op scholen voor speciaal onderwijs) zijn precies de goede combinaties van onderwijs en jeugdhulp. pn vp en 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q8.3 De huidige jeugdhulpinterventies op school vormen een effectief combinatieaanbod op school, in die zin dat leerlingen door die combinatie van jeugdhulp en onderwijs op school blijven (oftewel de lessen volgen en minder uitvallen i.c. hun schoolopleiding afmaken). np vp en 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q10 Q10.1 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder administratieve lasten voor ouders en kinderen doordat zij minder vaak hun verhaal hoeven te vertellen, niet lang. pn | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 196 Legenda bij de grafieken: mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q10.2 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder administratieve lasten voor zorgteams, OKA en jeugdarts. np op en 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q10.3 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder administratieve lasten voor overige verwijzers. pn vp Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q12 Q12.1 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, de jeugdhulpverleners en leerkrachten op school in het SJSO beter samenwerken aan hetzelfde doel: leerlingen binnen het onderwijs houden. pn | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 197 Legenda bij de grafieken: mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q12.2 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, door de samenwerking van jeugdhulpverleners en leerkrachten in het SJSO minder leerlingen worden doorverwezen naar specialistische jeugdhulp. pn op Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q12.3 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, de samenwerking hierin met regiogemeenten beter verloopt. np op 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14 Q14.1 Het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op een school verschilt niet van het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional in de jeugdhulppraktijk. hp een vp 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 198 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q14.2 De jeugdhulpprofessional volgt de door de leerkrachten bepaalde inzet van hulp. pn ovp Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14.3 Het (speciaal) onderwijs (de leerkrachten) is (zijn) goed in staat om de vraag of behoefte aan specialistische jeugdhulp vast te stellen. pe op nen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14.4 Het zorgteam op school heeft geen verwijzer (meer) nodig en beslist als team wat er nodig is. pn vp Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 199 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q14.5 De jeugdhulpprofessional behouden zijn of haar eigen professionaliteit bij het werken op of via school. pp op Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14.6 De jeugdhulpprofessional ervaart geen professionele (vakinhoudelijke) knelpunten bij het werken met en voor leerlingen in het speciaal onderwijs. pn op nn 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14.7 De jeugdhulpprofessional maakt vanzelfsprekend deel uit van het zorgteam in het speciaal onderwijs. pp gn owp en 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 200 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q14.8 De samenwerking tussen jeugdhulpprofessionals en leerkrachten in het zorgteam op school is goed. pn vp en 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q14.9 Het onderwijs is goed in staat de jeugdhulpprofessional functioneel aan te sturen bij de inzet van specialistische jeugd op school. pen op Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q17 Q17.1 De thuissituatie (ouders/ wettelijk vertegenwoordigers, familie) wordt meestal tot altijd betrokken bij de specialistische jeugdhulp die wij bieden. hp Ln | 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 201 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q17.2 De ouders/wettelijk vertegenwoordigers worden hierbij direct (face to face) betrokken en gezien door de specialistische jeugdhulpprofessional op school. pp op Len 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q17.3 De ouders/wettelijk vertegenwoordigers zijn (doorgaans) niet in beeld bij de specialistische jeugdhulpsteun die wij bieden vanuit school. jp MP op Mn 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Q17.4 Er is systematisch of periodiek overleg tussen de jeugdhulpprofessionals in het onderwijs en de Ouder-Kind Teams wanneer die ook hulp biedt aan de betreffende leerling. | wp 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 202 Legenda bij de grafieken: u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet Q17.5 Er is systematisch of periodiek overleg tussen aanbieders van specialistische jeugdhulp en de jeugdarts wanneer die ook hulp biedt aan de betreffende leerling. pn vp Ln 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 203
Onderzoeksrapport
207
train
Stadsdeelcommissie vergadering Agenda Datum 15-10-2019 Aanvang 20:00 Locatie Stadhuis, Boekmanzaal 1. Opening, vaststellen besluitenlijst * Vaststelling concept-besluitenlijst van dinsdag 1 oktober 2019 2. Prijsuitreiking ‘Centrum Begroot' 3. Het woord aan bewoners en ondernemers * Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda. 4, Afdoening ingekomen stukken * Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda 5. Mededelingen dagelijks bestuur 6. Concept-advies aan DB over 'Nota Varen deel 2' Doel bespreking: ter advisering aan het DB Uiterste adviesdatum is 4 november 2019 7. Concept-advies aan DB over ‘Amsterdam Autoluw’ Doel bespreking: ter advisering aan het DB Naar verwachting zal de adviesaanvraag (deel 2) behandeld worden op 5 november. Uiterste adviesdatum is 7 november 2019 8. Concept-adviesaanvraag Reglementen Verkeersregels en Verkeerstekens ontheffing Doel bespreking: ter advisering aan het DB Uiterste adviesdatum is 25 oktober 2019 9. Concept-opdracht evaluatie bestuurlijk stelsel Doel bespreking: mogelijkheid te reageren op de concept-opdracht (kan tot 26 oktober). 10. Rondvraag en sluiting INGEKOMEN STUKKEN À. Termijnagenda B. Memo en rapport bereikbaarheid Dijksgracht CG. Adviesaanvraag beleidsvoornemen Agenda Touringcar INFORMATIE Locatie en beeldopnamen Deze overlegvergadering van de stadsdeelcommissie Gentrum vindt plaats in de Boekmanzaal in het stadhuis. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeldopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Aanmelden om in te spreken Inspreken is mogelijk bij het desbetreffende agendapunt, of, als het onderwerp niet op de agenda staat, aan het begin van de vergadering. Mensen die hierover meer informatie willen, of die zich aan willen melden als inspreker kunnen zich per e-mail richten tot de afdeling bestuursondersteuning: [email protected]. Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk de maandag voor de vergadering tot 16:00 uur.
Agenda
2
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 21 december 2022 Ingekomen onder nummer 54g Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Van Renssen, Bentoumya en Namane inzake de Visie Bezoekerseconomie 2035 en de voorgestelde maatregelen in het kader van de Verordening op toerisme in balans Onderwerp Onderzoek ‘nieuw voor oud!’ in ‘nee, tenzij’-gebieden Aan de gemeenteraad De Raad, Gehoord de discussie over de Visie Bezoekerseconomie 2035 en de voorgestelde maatregelen in het kader van de Verordening op toerisme in balans Overwegende dat: -_In 2024 volgens de prognoses het aantal bezoekers de signaalwaarde van 18 miljoen zal overschrijden; -_Het belangrijk is om afdoende maatregelen te treffen om de leefbaarheid van Amsterdam te behouden; -_In het Overnachtingsbeleid een aantal “nee, tenzij” gebieden zijn opgenomen, waar nog steeds nieuwe hotels en hotelkamers kunnen worden toegevoegd; -_ Hierdoor het potentieel aan overnachtingen in de gehele stad zal toenemen; -__ Het wenselijk is dat ook in de “nee, tenzij’-gebieden alleen hotelkamers kunnen worden toegevoegd wanneer elders hotelkamers verdwijnen, met de methode ‘nieuw voor oud’. -_ Hierdoor een overschot aan hotels in gebieden met een overschot vit de markt worden genomen; Verzoekt het college van burgemeester en wethouders -_ Te onderzoeken of als beheermaatregel voor het beperken van de groei van het aantal bezoekers tevens voor “nee, tenzij’-gebieden een ‘nieuw voor oud-regeling” opgenomen kan worden. Opdat alleen wordt meegewerkt aan de toevoeging van nieuwe hotelkamers als elders in de stad hetzelfde aantal hotelkamers vit de markt wordt gehaald; -__ De uitkomsten van dit onderzoek voor de zomer van 2023 te rapporteren aan de Raad. Gemeente Amsterdam Status Pagina 2 van 2 Indieners N.A. van Renssen Y.E. Bentoumya F.A. Namane
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam WIJ % Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid % Gewijzigde Agenda, donderdag 6 november 2008 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 tot 22,30 Locatie 0239 WETHOUDER ASSCHER-DEEL 09.00 tot 12.30 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 _Inspreekhalfuur publiek 5 Conceptverslag van de openbare vergadering van 09-10-2008 , _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWIJ @raadsgriffie. amsterdam.nl 6 Openstaande toezeggingen wethouder Asscher 7 Termijnagenda wethouder Asscher 8 Actualiteiten Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam W l J Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008 9 Vaststelling Begroting 2009 Nr. BD2008-007151 Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2009. Portefeuilles Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid. e _ Het Jaarplan/begroting 2009 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden; , De jaarplannen/begroting 2009 en actualisatie begroting 2008 van de gemeentelijke diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek ter visie gelegd, voor zover zij zijn aangeleverd. - Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Begroting 2009 Educatie 10 Kennisname Evaluatierapport Amsterdamse Schakelklassen 2006-2007 Nr. BD2008-006955 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. , Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP). 11 Voortgangsrapportage convenant Kleurrijke basisscholen Nr. BD2008-007085 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 12 "De Gelukkige School", de basisschool. Notitie van Van der Pligt Nr. BD2008- 007209 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. , Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP). 13 Actie-onderzoek leerlingenvervoer Nr. BD2008-007157 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Jeugdzaken 14 Systeem in Beeld, stand van zaken 06-10-2008 Nr. BD2008-007005 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Algemeen 15 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher. 2 Gemeente Amsterdam W l J Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008 WETHOUDER OSSEL-DEEL 19.30 tot 22.30 16 Mededelingen 17 Inspreekhalfuur publiek 18 Conceptverslag van de openbare vergadering van 09-10-2008 , _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWIJ @raadsgriffie. amsterdam.nl 19 Openstaande toezeggingen wethouder Ossel 20 Termijnagenda wethouder Ossel 21 Actualiteiten 22 Vaststelling Begroting 2009 Nr. BD2008-007151 Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2009. Portefeuilles Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid. e _ Het Jaarplan/begroting 2009 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden; , De jaarplannen/begroting 2009 en actualisatie begroting 2008 van de gemeentelijke diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek ter visie gelegd, voor zover zij zijn aangeleverd. - Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Begroting 2009 Werk en Inkomen 23 Onderzoek competentieontwikkeling klanten Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2008-006193 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door prof. Dr. A. van Vianen van de UVA. 24 Amsterdamse armoedemonitor 11 Nr. BD2008-006776 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 25 Raadsvragen SP Participatieplaatsen Nr. BD2008-006368 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 3 Gemeente Amsterdam W l J Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008 26 Participatiebanen Nr. BD2008-007212 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP). 27 Rapportage 1.000 participatieplaatsen in Amsterdam Nr. BD2008-006371 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e De bijlage is reeds in uw bezit. 28 30 maanden Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2008-005804 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 29 Brief wethouder schikking Workstar Nr. BD2008-006974 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 30 Berichtgeving Workstar Nr. BD2008-006775 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Netjes (CDA). 31 Raadsvragen SP Workstar Nr. BD2008-006774 _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. , Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP). Grote Stedenbeleid 32 preadvies op de raadsnotitie “de Amsterdamse Aanpak” Nr. BD2008-007065 e _ Onder voorbehoud van goedkeuring B&W 28-10-2008. , De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. e De commissie ZM is hierbij uitgenodigd. Algemeen 33 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel 4 Gemeente Amsterdam W l J Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008 TOEGEVOEGD AGENDAPUNT (wethouder Asscher-deel) Inburgering 34 voortgangsrapportage HIA Nr. BD2008-007141 , _Terbespreking en voor kennisgeving aanemen. 5
Agenda
5
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 2 december 2021 Ingekomen onder nummer 836 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Ernsting en Vroege inzake afhandeling motie e-bikes: handhaving ‘hack-bikes’ Onderwerp Handhaving ‘hack-bikes’ Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over afhandeling motie e-bikes: handhaving ‘hack-bikes! Overwegende dat: — nieuwe generatie snelle elektrische fietsen zoals zogeheten fatbikes en van Moofs via een sim- pele software hack of met een pookje zo kunnen worden afgesteld dat trappen in het geheel niet meer nodig is; — elektrische fietsen op deze wijze eigenlijk een snor- of bromfiets worden zonder verzekering of kenteken en ze vaak erg snel kunnen en zwaar zijn; — deze ‘hack-bikes’ zowel illegaal als gevaarlijk zijn voor fietsers en voetgangers en zodoende bestreden dienen te worden. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Te verkennen wat er nodig is om het gebruik van opgevoerde LEV's en aangepaste of gehackte e- bikes op de openbare weg tegen te gaan en het rijk op te roepen hierin verantwoordelijkheid te nemen. Indieners Z.D. Ernsting J.S.A. Vroege
Motie
1
discard