text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 16 december 2022
Portefeuille(s) Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden, Vluchtelingen)
Portefeuillehouder(s): Wethouder Rutger Groot Wassink
Behandeld door Stedelijk coördinatieteam asielzoekers en vluchtelingen,
[email protected]
Onderwerp Stand van zaken tijdelijke noodvoorziening aan het Westerhoofd en de
humanitaire toets
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over het volgende.
In de commissievergadering Sociaal, Economische Zaken en Democratisering van 7 september
2022 heeft het college toegezegd u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de
tijdelijke noodvoorziening aan het Westerhoofd op het schip MS Galaxy en de humanitaire toets.
In deze brief nemen we u mee in de algemene ontwikkelingen op het schip sinds begin oktober, de
stand van zaken met betrekking tot de opvang en voorzieningen voor de mensen die opgevangen
worden en informeren wij v over het proces rondom de humanitaire toets en mogelijke verlenging
van het schip als noodopvangvoorziening in de westelijke haven.
Algemeen
Het schip is op 25 september 2022 aangemeerd aan de kade Westerhoofd 21 in Amsterdam.
Het COA is verantwoordelijk voor de exploitatie, beheer en zorg voor de vluchtelingen. Op 4
oktober zijn de eerste bewoners aan boord gekomen, vanaf de opvanglocatie aan De Boelelaan
waar zij tijdelijk verbleven. De instroom naar de capaciteit van 1000 mensen is gefaseerd in drie
weken tijd opgebouwd.
De eerste maand heeft in het teken gestaan van ‘landen’, zowel voor de bewoners als voor het
COA. De bewoners zijn vit verschillende locaties vanuit heel Nederland met bussen naar het schip
gebracht en hebben tijd nodig gehad om hun draai vinden op een nieuwe locatie, in een nieuwe
omgeving, op een schip en met nieuwe medebewoners.
Die gefaseerde opbouw stelde het COA in de gelegenheid om qua personeel mee te groeien. De
werving van personeel voor deze locatie was nog niet afgerond. Bij de inzet en werving van
personeel is eerst ingezet op voldoende woonbegeleiders om de dagelijkse gang van zaken op het
schip te begeleiden. Daarna zijn casemanagers en programmabegeleiders aangenomen.
De tweede maand is gebruikt om het wonen en werken op het schip ‘in te regelen’. De bewoners
kennen inmiddels het schip, weten de voorzieningen te vinden en beginnen hun eigen routines op
te pakken. Het COA is qua capaciteit met 35 fte volledig op sterkte en pakt in samenwerking met
de gemeente de voorbereiding van de dagbesteding, sport en scholing op.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 2 van7
Stand van zaken
Op 14 december verblijven er 951 mensen op het schip, waaronder 121 kinderen, 162 vrouwen en
668 mannen. Onder hen zijn:
e _311statushouders waarvan 63 minderjarig
® 14 statushouders gekoppeld aan Amsterdam
e 3 'veiligelanders’
e _en72gezinnen
De groep mensen die op het schip verblijft kent enig verloop vanwege medische redenen,
incidenten, humaan verzoek in verband met familie en plaatsing van statushouders aan een
gekoppelde gemeente. Door dit verloop kan de bezettingsgraad per dag verschillen, maar streven
is om de capaciteit van 1000 zo veel mogelijk te benutten.
Dagbesteding
Op het schip is een aparte ruimte afgezet en ingericht als activiteitenruimte voor de jeugd. Vanaf
21 november wordt hier dagelijks door vrijwilligers en West Beweegt een programma voor de
jeugd georganiseerd van 10:00 — 14:00 uur. Als de kinderen naar school gaan, zal dit tijdstip
aangepast worden naar een tijdsstip buiten schooluren.
Voor de oudere kinderen staan er twee tafelvoetbaltafels en een tafeltennistafel. En op de kade is
veel ruimte om te voetballen. In december wordt het autodek van het schip aangepast, zodat er
een binnenruimte gecreëerd wordt voor sport en spel met een gym en buitenspel materiaal.
Vanaf 5 december is de welzijnsorganisatie Dock aan boord om contact met de bewoners te
maken en samen met hen, vraaggericht, en werkenderwijs een aanbod op te zetten.
Het COA heeft ook hulp van ervaren externe vrijwilligersorganisaties gevraagd, waaronder
KLABU.
Het COA kan op dit moment nog hulp gebruiken van vrijwilligersorganisaties die helpen bij het
regelen van winterkleding, schoenen en muziekinstrumenten voor de bewoners.
Voor hulp en ideeën hierover kunt v mailen naar [email protected].
Voor vrouwen is een aparte ruimte gecreëerd waar sinds 13 december activiteiten plaatsvinden.
Het programma is met behulp van de sportcoördinator van de gemeente opgezet. Het COA heeft
ook twee extra COA-medewerkers die hier ervaring mee hebben naar het schip gehaald.
Veertien van de 311 statushouders op de boot zijn gekoppeld aan Amsterdam. Dat betekent dat zij
via de taakstelling huisvesting statushouders in Amsterdam gehuisvest moeten worden. Er is met
het COA afgesproken dat zij op korte termijn de namen van deze statushouders met ons delen,
zodat er snel gestart kan worden met de inburgering.
En er wordt op korte termijn een afspraak tussen COA en FlXbrigade gemaakt om de
mogelijkheden voor een samenwerking te verkennen. De FlXbrigade voert kleine
bespaarmaatregelen uit bij Amsterdammers die in energiearmoede leven. De FlXbrigade zoekt
leerlingen die opgeleid kunnen worden om woningen aan te passen. Samen met het COA zal
gekeken worden of er een match te maken is met bewoners op het schip.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 3 van 7
Onderwijs
Vanaf 10 december starten 15 kinderen in de leeftijd van 2 — 4 jaar op de voorscholen in West.
De kinderen van 5 tot 11 jaar oud zijn op 12 december met onderwijs gestart in een
tussenvoorziening. Nieuwkomers gaan zo veel mogelijk naar regulier nieuwkomersonderwijs,
maar gezien de huidige wachtlijsten moeten kinderen te lang op een plek wachten. De
tussenvoorzieningen bieden een tijdelijk onderwijsaanbod zolang kinderen op de wachtlijst voor
het nieuwkomersonderwijs staan. De kinderen in de kleuterleeftijd beginnen na de kerstvakantie
in een kleuterklas. Waar dat niet mogelijk is wordt een tussenvoorziening georganiseerd. Dat
betekent dat deze kinderen na ongeveer 3 maanden na aankomst op het schip onderwijs krijgen.
De jongeren vanaf 12 jaar worden volgens de gebruikelijke procedure aangemeld bij een van de
scholen waar ISK-onderwijs (Internationale Schakelklas) wordt aangeboden. In het geval van de
jongeren die op de MS Galaxy wonen is dit het Mundus college. Door de verhoogde instroom in
het afgelopen jaar is op deze school een wachtlijst ontstaan. De jongeren op het schip zijn eind
november door het COA bij het Mundus college ingeschreven en staan nog op de wachtlijst.
Relatie met de omgeving
Voor de omliggende bedrijven, de naaste buren, zijn inmiddels drie bijeenkomsten georganiseerd,
namelijk op 26 september, 18 oktober en 15 november. Tijdens de eerste bijeenkomst heeft de
wethouder het besluit van het college toegelicht. De laatste bijeenkomst is minimaal bezocht en in
overleg met de bedrijven hebben we daarom besloten om het eerstvolgende overleg pas weer in
januari 2023 in te plannen.
Daar waar de bedrijven in de eerste bijeenkomst vragen hadden over het besluit en de veiligheid,
was in het laatste overleg de gedeelde conclusie dat er geen overlast is en de aanwezigheid van de
opvang niet merkbaar is. In november is er bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied een
bezwaar tegen de omgevingsvergunning ingediend. Bezwaarmaker heeft verzocht om het
bezwaar aan te houden.
Relatie met de Spaarndammerbuurt
Op 11 december 2022 heeft het buurtwerk samen met buurtbewoners in de Spaarndammerbuurt
een warm welkom georganiseerd in het huis van de wijk de Horizon (in de Spaarndammerbuurt)
voor de asielzoekers die worden opgevangen in een schip in de Westpoort.
West. Het Amsterdams Andalusisch Orkest heeft tijdens dit welkom een optreden verzorgd. Hier
is enthousiast door de bewoners van het schip op gereageerd. Ongeveer 100 mensen zijn op de
uitnodiging ingegaan. Het COA heeft de pendelbus ingezet voor vervoer naar het huis van de wijk.
Eten
Er wordt driemaal per dag in blokken van 2 vur een maaltijd geserveerd in het restaurant. De lunch
en het diner bevatten altijd een warm gerecht. Alle maaltijden zijn halal (gecertificeerd) en er is
altijd een vegetarische optie. Als bewoners aangeven specifieke wensen te hebben vanuit religie,
gezondheid of overtuiging wordt hier aan voldaan. Zij mogen zo vaak en zo veel eten als ze willen.
GZA heeft gekeken naar de voedingswaarde en die is ruim voldoende.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 4 van 7
Bewonersraad
Begin november is een bewonersraad opgericht. De aanleiding was de gebrekkige kwaliteit van de
wifi en het eten en de tijd die nodig was om beide problemen op te lossen. Bij de start van de
opvang was de wifi erg goed, maar die kwaliteit ging snel achteruit. De oorzaak bleek een
technisch probleem dat pas na anderhalve maand door de experts is gevonden. En met betrekking
tot het eten was de kritiek het gebrek aan afwisseling, de kwaliteit van het eten zelf en het feit dat
het niet warm was. COA heeft hier prioriteit aangegeven en inmiddels worden bewoners ook
betrokken bij het opstellen van de menu's en het gebruik van kruiden in het eten.
Vervoer
Meer dan 300 bewoners hebben zelf een fiets geregeld. Het COA heeft op 23 november aan de
gemeente Amsterdam gevraagd om te helpen bij het faciliteren van meer fietsen. Vanuit het
fietsdepot van de gemeente Amsterdam worden op 16 december 40 fietsen gedoneerd en er zijn
ook al 20 fietsen geschonken door betrokken Amsterdammers. We kijken de aankomende tijd
samen met het COA of dit voldoende is en of er wellicht behoefte is aan bijvoorbeeld fietslessen.
Sinds 15 oktober rijdt er 5 x per dag, 7 dagen per week, een bus naar de Spaarndammerbuurt. De
bus rijdt om 20, 12, 14, 16 en 18 vur en halteert bij het Westerpark.
Gezondheidszorg
Het schip beschikt over een ziekenboeg met een ingerichte onderzoeksruimte. De huisarts (GZA)
is vanaf 4 oktober dagelijks aanwezig. Bewoners kunnen gebruikmaken van het spreekuur of een
aparte afspraak maken.
De jeugdgezondheidszorg (GGD) is op 7 november gestart met 1-2 spreekuren per week. En vanaf
21 november is de dienstverlening uitgebreid naar dagelijkse spreekuren. In de eerste 2 weken was
er geen opkomst, vanwege problemen met de uitnodigingen. Inmiddels is dit opgelost en komen
de gezinnen op consult.
De deskundigen op het gebied van infectiepreventie vanuit het Team Hygiëne en Inspectie zijn
ook bij de COA-noodopvanglocatie op de MS Galaxy betrokken. Vanwege het aantal kwetsbare
bewoners, de bijzondere locatie en de expertise m.b.t. tot inspectie van schepen is vanuit dit team
besloten om vaker betrokken te zijn bij deze locatie dan de reguliere (contractjafspraken tussen
COA en GGD-GHOR Nederland bij andere COA-locaties. In totaal heeft het team 4 inspecties
uitgevoerd.
Aandachtspunten die uit de inspectie naar voren komen, zijn:
— De noodzaak voor een duidelijke taakverdeling tussen het COA, de crew{/bemanning, de
rederij Slaapschepen, GZA, JGZ. Dan gaat het om de inrichting, het gebruik en de
schoonmaak van bepaalde ruimten op het schip, zoals de GZA ruimtes, de
kinderspeelrvimtes en de plek waar babyvoeding wordt opgewarmd.
— De aanwezigheid van kinderen op het schip. Het is geen ideale locatie om kinderen te
huisvesten. Door de vele smalle ruimtes, lange gangen en trappen, kunnen kinderen
(zonder toezicht) gaan ronddwalen. Het plaatsen van bijvoorbeeld traphekjes in de lobby
is geen optie. Er zijn wel maatregelen genomen. De waterkant is afgezet met hekken en
de buitendekken zijn afgezet met linten. En voor de kinderruimtes zijn afspraken gemaakt
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 5 van7
over extra hygiënemaatregelen, de reiniging van de verschoonkussens, het afval en het
speelgoed.
— De inrichting en hygiëne van bepaalde ruimten, zoals de aanwezigheid van
desinfectiemiddel voor oppervlakken in de onderzoeksruimte van GZA, het gebruik van
medische mondneusmasker en de aanwezigheid van papieren handdoekjes.
— _Hetschip de Galaxy voert de Zweedse vlag. De analyse van het drinkwater uit de leidingen
moet volgens internationale standaarden geanalyseerd worden. De frequentie van deze
analyse is afhankelijk van de vlag van het schip. In dit geval komt het overeen met de
Nederlandse wetgeving en past bij het COA-beleid.
Veiligheid
Vanaf 20 september 2022 is er tweewekelijks een veiligheidsoverleg met: politie, COA, de
kapitein, Slaapschepen (een rederij die ingehuurd is door het COA), Trigion (de beveiliging die
door het COA is ingehuurd) en de gemeente Amsterdam. In dit overleg worden incidenten en de
opvolging en reactie op het gedrag besproken. In de eerste maand zijn naar aanleiding van
incidenten een aantal afspraken aangescherpt, zoals wanneer bel je de politie, wanneer bel je de
gemeentelijke piketlijn, hoe informeren we elkaar, maar ook hoe de verhouding tussen de
verschillende lagen van beveiliging is als bijvoorbeeld de politie aan boord komt.
Overzicht van de incidenten:
e Erzijn twee aangiftes gedaan voor bedreiging tegen de beveiliging.
e _Vijfmaalis er een overplaatsing naar een andere locatie van het COA geweest in verband
met openlijk en bewust roken in de kamer en vitschakelen rookmelder.
e Driemaal een overplaatsing in verband met een dreigende houding naar medewerkers
crew en COA-personeel.
e Viermaal een overplaatsing vanwege onderling handgemeen.
e Overige (kleinere) incidenten die individueel gedrag van bewoners betreffen, zoals het
niet opvolgen van de huisregels (drankgebruik en vernieling klein materiaal). Als sanctie
houdt het COA (zoals ze dat op alle locaties doet) dan een deel van het leefgeld in.
Humanitaire toets
De afspraken tussen het rijk en gemeente Amsterdam zijn vastgelegd in de
Bestuursovereenkomst inzake de vestiging van de noodopvanglocatie Cruiseschip MS Galaxy
Amsterdam, dd. 29 september 2022. In artikel 11 van deze bestuursovereenkomst wordt
beschreven dat het COA een humanitaire toets uitwerkt en uiterlijk zes weken na de datum van
ingebruikname (4 oktober 2022) van de opvanglocatie voorlegt aan het college van burgemeester
en wethouders.
De humanitaire toets is onderdeel van het evalvatiekader zoals in artikel 12 van de
bestuursovereenkomst wordt beschreven. De evaluatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel
heeft doorlopend in de eerste twee maanden plaatsgevonden En het tweede deel vindt in de vijfde
maand plaats.
Het COA heeft vooralsnog geen humanitaire toets opgesteld. Om toch de situatie op het schip te
kunnen beoordelen en evalueren heeft de gemeente Amsterdam in overleg met het COA bijgaand
toetsingskader ontwikkeld en op 6 december vastgesteld als alternatief voor de humanitaire toets.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 6 van 7
Het toetsingskader is speciaal ontwikkeld door de gemeente Amsterdam om de evaluatie en
kwaliteitstoets van de opvanglocatie Westerhoofd conform planning uit te kunnen voeren. Het
toetsingskader is een praktische uitwerking van Europese richtlijnen (richtlijn 2013/33/EU, beter
bekend als de Opvangrichtlijn), nationale regeling (Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005),
een recente uitspraak van de voorzieningenrechter en zorgen van de Kinderombudsman.
Het kader bestaat uit vijf thema’s met indicatoren die gebaseerd zijn op bovenstaande vijf
bronnen. Per indicator is aangegeven op basis van welke informatie de toetsing plaatsvindt.
De vijf thema's zijn:
1. Fysieke locatie en voorzieningen
2. Veiligheid
3. Gezondheidszorg
b. Werk en dagbesteding
5. Dagelijks leven
Vervolg
In de raadsbrief van 30 augustus bent u geïnformeerd over wat de gemeente Amsterdam doet om
bij te dragen aan het oplossen van de vluchtelingencrisis en het besluit van het college op 30
augustus om in te stemmen met het realiseren van een tijdelijke noodvoorziening aan het
Westerhoofd.
In de raadscommissie SED bent v de afgelopen 2 maanden regelmatig mondeling geïnformeerd
door de wethouder over zaken die deze opvang betreffen, zoals het vervoer, de dagbesteding en
onderwijs.
In janvari 2023 zal op basis van het toetsingskader de evaluatie plaatsvinden, zodat het college in
februari een besluit kan nemen over al dan niet verlengen van de opvang op deze locatie. Deze
evaluatie gebeurt in gezamenlijkheid met het COA. Als besloten wordt tot verlenging zal ook een
besluit genomen worden over het al dan niet ophogen van het aantal mensen dat opgevangen
wordt. En ook over de periode van de verlenging zal een besluit genomen worden. Vanwege
praktische redenen zoals de verlenging van contracten en vergunningen lijkt hierbij eerder
gedacht te moeten worden aan een periode van 6 in plaats van 3 maanden zoals eerder door het
COA verzocht was.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 december 2022
Pagina 7 van7
Middels deze raadsbrief vertrouw ik er op vu voldoende geïnformeerd te hebben over de stand van
zaken op schip MS Galaxy, met name op de punten die ook onderdeel zijn van het toetsingskader
en voor het college onderdeel zijn van de weging om wel/niet te verlengen.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
2 2
8 : / IT
ETT A /f ps
AN en - B Nx
\ 4 a et en
Rutger Groot Wassink
Wethouder Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden, Vluchtelingen)
Bijlage
1. Toetsingskader
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 7 | train |
2x Gemeente
Amsterdam
D West
2 Agenda Stadsdeelcommissie West
Vergaderdatum Dinsdag 15 juni 2021 19.45 - 23.10uur
Locatie MS - Teams
Telefoonnummer Bestuursondersteuning 06-51250957
E-mail [email protected]
Internet Wwww.amsterdam.nl/west voor actuele informatie (agenda kan gewijzigd worden). Daar
staan de bij deze onderwerpen behorende stukken, evenals op het
raadsinformatiesysteem: https://west.notudoc.nl
Voorzitter Ruud van Buren
Onderwerp BIJEENKOMST STADSDEELCOMMISSIE 15 juni 2021
Bij de agendapunten wordt vermeld door wie het onderwerp is
voorgedragen
1. 19,45 - 20.00u
Opening, agenda vaststellen, mededelingen, actualiteiten
Ruimte voor inbreng van actualiteiten!,
2. 20.00 - 20.30u
Bewoners aan het woord
- Bewoner Melchior Kemperstraat - ‘Electrische
Oplaadpunten’
= Lia Beetstra - ‘Bibliotheek Spaandammerbuurt’
Ruimte voor inspraak van bewoners over niet geagendeerde
onderwerpen?
OORDEELSVORMEND
3. 20.30 - 21.00u
Dagelijks Bestuur: Oranje Loper
Portefeuille: Carolien de Heer
OORDEELSVORMEND
4, 21.00 - 21.30u
Dagelijks Bestuur: Eerste voortgangsrapportage
gebiedsplannen 2021
Portefeuille: Carolien de Heer
OORDEELSVORMEND
5. 21.30 - 22.00u
Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag op de
wijzigingsvoorstellen Huisvestingsverordening per 1 jan
2022
Portefeuille: Melanie van der Horst
Deadline 9 juli 2021
OORDEELSVORMEND
6. 22.00 - 22.20u
Stadsdeelcommissie: Advies rookvrije plekken stadsdeel
West
Geagendeerd Hans Mol/D66/Oud West de Baarsjes
1 De agendacommissie beslist voorafgaand aan de bijeenkomst of iets een actualiteit is.
2 Als u wilt inspreken dan kan dat. Graag ontvangen wij uiterlijk 24 uur voor aanvang van de bijeenkomst uw aanmelding via
[email protected].
Pagina 2 van 2 Gemeente
Amsterdam
West
BESLUITVORMEND
7. 22.20 - 22.35u
Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag Integraal Raamwerk
Haven-Stad Portefeuille: Melanie van der Horst
Deadline 16 juni 2021
BESLUITVORMEND
8. 22.35 - 22.50u
Dagelijks Bestuur: Adviesaanvraag Mobiliteitsplan
Amsterdam Haven-Stad Zuidflank en Sloterdijk II
Portefeuille: Carolien de Heer
Deadline 16 juni 2021
BESLUITVORMEND
9. 22.50 - 23.05u
Dagelijks Bestuur: Advies Uitvoeringskader bruggen en
kademuren
Portefeuille: Carolien de Heer
Deadline 15 juni 2021
(Schriftelijke afhandeling)
Rondvraag
2
| Agenda | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 029
Behandeld op 10 februari 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 februari 2021
Onderwerp
Motie van het lid Kreuger (JA21) inzake reactienota Regionale
Energiestrategie Noord-Holland Zuid: Geen windturbines in
zoekgebied Gaasperplas en Diemerscheg (zoekgebied 5).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Reactienota Regionale Energiestrategie.
Constaterende dat:
- Het college in het kader van de Regionale Energiestrategie
(RES) het gebied rond de Gaasperplas en Diemerscheg als
zoekgebied voor windturbines heeft aangewezen;
Overwegende dat:
-__ Windturbines slecht inpasbaar zijn binnen dit zoekgebied;
-_ Eronder bewoners van het zoekgebied geen draagvlak is voor
de bouw van windturbines binnen dit zoekgebied;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Geen windturbines te plaatsen in het zoekgebied Gaasperplas en
Diemerscheg (zoekgebied 5).
Het lid van de gemeenteraad
K.M. Kreuger
1
| Motie | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam FI N
% Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies,
Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
% Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen,
Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de commissie Financiën (FIN)
van 25.02.2016.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFIN @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam FI N
Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak
Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016
Waterbeheer
11 Wijziging van de Verordening op het binnenwater 2010 Nr. BD2016-001336
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 30.03.2016).
Financiën
12 Stand van zaken ontwikkeling ramingfunctie Nr. BD2016-003177
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid De Heer (PvdA).
e Was TKN 1 in de vergadering van 25.02.2016.
Personeel en Organisatie
13 Initiatiefvoorstel van Torn (VVD) getiteld “Voor de Amsterdammer: Ambtenaren
niet langer verplicht vrij op 1 mei” Nr. BD2016-003669
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD).
e De initiatiefnemer heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een bestuurlijke
reactie.
TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN
Financiën
14 Actieplan Betalingen Nr. BD2016-004307
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
15 Wijzigen Begroting 2016 als gevolg van de organisatieverandering (deel 4) Nr.
BD2016-003396
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 30.03.2016).
2
Gemeente Amsterdam FI N
Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak
Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Gewijzigde agenda, donderdag 24 maart 2016
16 Beantwoording nadere schriftelijke vragen van de leden Torn en Van der Ree van
3 februari 2016 op hun schriftelijke vragen van 24 november 2015 inzake
subsidieverstrekking aan huurdersverenigingen. Nr. BD2016-004262
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD).
17 Rapport Rekenkamer Subsidies - Diversiteit Nr. BD2016-004275
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Torn (VVD).
BESLOTEN DEEL
3
| Agenda | 3 | train |
024509 X Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en en oon M OW
% Amsterdam '
Voordracht voor de Commissie MOW van o7 december 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Openbare Ruimte en Groen
Agendapunt 13
Datum besluit Nvt.
Onderwerp
Toekomst van het Martin Luther Kingpark
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van de Agenda Martin Luther Kingpark en omgeving 2023-2027
Wettelijke grondslag
Art. 26 lid 3 RvO
Bestuurlijke achtergrond
Nvt.
Reden bespreking
Geagendeerd o.v.v. het lid De Vos (PvdD) - De Partij voor de Dieren heeft het toekomstplan gezien
voor het Martin Luther Kingpark voor de komende jaren (zie bijlage). Dit plan bestaat uit allerlei
deelopgaven en een hoop betrokken partijen. Er zijn meerdere redenen waarom de indiener dit
plan wil bespreken met de commissie en de wethouder: om de groene ambities in de plannen toe te
juichen; om te overleggen hoe dit park beter bereikbaar kan worden met het openbaar vervoer en
om de plannen voor het Fordgebouw te laten heroverwegen. De indiener heeft aanvullende wensen
voor het ontwerp van dit gebouw en doet graag een alternatief voorstel voor de invulling van de
plint, in plaats van de voorgestelde horeca en winkels.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.9 1
VN2023-024569 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare
Griffie % Amsterdam ‚
% Ruimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van o7 december 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2023-085784 Bijlage - Agenda Martin Luther Kingpark (oktober 2023). pdf (pdf)
AD2023-085780 Commissie MOW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Nadere informatie bij lid De Vos (PvdD)
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
Bk: E
VERG advocaten
PER FALKKOERIER
Stadsdeelraad Amsterdam Centrum
T.a.v. de Raadsgriffie
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Tevens per email: raadsgriffie @centrum.amsterdam.nl
Amsterdam, 20 september 2013
RAADSADRES
Onderwerp : Ih, Broodje Bert/advies terras
Onze referentie : 20120697
Uw referentie : 51080
Geachte leden van de stadsdeelraad Amsterdam Centrum,
Namens cliënten, de heren 4 ; . “beiden wonende te Amsterdam, h.o.d.n. Broodje
Bert, alsmede de buurtbewoners die de lijst hebben ondertekend die als bijlage 1 aan dit
raadsadres is gehecht, wil ik het volgende onder uw aandacht brengen.
| Cliënten exploiteren een alcoholvrij horecabedrijf aan de Singel 321 te Amsterdam. Zij hebben al
meer dan 12 jaar ook een terras op de brugvleugel. De vergunning om een terras te voeren is al
16 jaar oud en is desijds door de vorige eigenaar van de zaak aan cliënten met goodwill verkocht.
De opbrengst van het terras vormt het leeuwendeel van de jaaromzet van cliënten. Bij besluit van
20 augustus 2012 is de aanvraag voor de verlenging van de exploitatievergunning inclusief terras
op de brugvleugel voor de periode 2012 -2015 verleend, met dien te verstande dat niet langer
een terras op de brugvleugel (4,00 m x 2,00 m) tegenover het pand van cliënten mogelijk is. Het
hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 20 februari 2013 ongegrond verklaard. De besluiten
van 20 augustus 2012, de beslissing op bezwaar d.d. 20 februari 2013, alsmede het besluit van 5
december 2011 (waarbij vergunning wordt verleend tot 1 januari 2012) zijn bijgaand als bijage 2
sophialaan 33 1075 bl amsterdam
tel. +31 (0)20 676 25 00 fax +31 (0)20 471 44 43 ke
ET it ' Ds
[email protected] www.dkva.nl [U u ik H
stichting beheer derdengelden ing-bank 14 69 910 abn-amro 52 91 78 583 En
VER B
toegevoegd.
De reden dat niet langer een vergunning wordt verleend voor het terras op de brugvleugel, is dat
dit op grond van het thans vigerende Terrassenbeleid 2011, niet langer is toegestaan. De
oorspronkelijke functie van de brugvleugel en de reden waarom deze zo royaal is aangelegd, zou
daarmee volgens het beleid verloren gaan. Voetgangers moeten niet door een terras gedwongen
worden om van de rijweg gebruik te maken en het oversteken moet gewaarborgd blijven. Dit is
dan ook het uitgangspunt van het Terassenbeleid.
{ In bezwaar is een beroep gedaan op het toepassen van de maatwerkprocedure van paragraaf
5.13 van het Terrassenbeleid. Aan de toepassing van de maatwerkprocedure is in de beslissing
op bezwaar d.d. 20 februari 2013 geen gevolg gegeven, nu volgens de gemeente geen sprake is
van een uitzonderlijke situatie. Een toetsing aan de criteria voor maatwerk is daardoor ten
onrechte achterwege gebleven. Uit het handelen van de gemeente na de beslissing op bezwaar
d.d. 20 februari 2013, kan echter worden afgeleid dat de gemeente kennelijk wel van mening is
dat sprake is van een uitzonderlijke situatie. In maart 2013 heeft de heer Akalei van het
Stadsdeel te kennen gegeven dat er wellicht mogelijkheden aanwezig zijn voor de toepassing
van maatwerk, zodat vervolgens een voorstel voor een beperkt terras is overgelegd. Dit voorstel
en de bijbehorende tekening is bijgaand toegevoegd als bijlage 3 (op de tekening is ook de oude
situatie naast de voorgestelde situatie zichtbaar). Het voorstel is vervolgens door de gemeente,
blijkens de email van 19 april 2013 van de heer Akalei, inhoudelijke getoetst aan de criteria voor
maatwerk en helaas afgewezen. Hierdoor is door de gemeente dus wel toepassing gegeven aan
| de maatwerkprocedure. De email d.d. 19 april 2013 zend ik bijgaand mee als bijlage 4.
Cliënten en buurtbewoners benadrukken, evenals kennelijk de gemeente, dat wel sprake is van
een uitzonderlijke situatie. Zoals blijkt uit de bijgevoegde tekening, heeft de brugvleugel
dusdanige ruime afmetingen dat het algemene uitgangspunt voor doorloopruimte bij terassen van
1,50 m reeds ruimschoots is gegarandeerd met het oude terras op de brugvleugel. De afstand
van de brug tot en met de stoeprand is minimaal 4,10 meter, zodat de doorloopruimte die in de
oude situatie voor voetgangers overblijft 2,20 meter is. Dit is 0,70 meter meer dan de door het
terrassenbeleid voorgeschreven 1,50 meter doorloopruimte. Daarnaast gaat de brugvleugel over
in parkeervakken waardoor er geen directe looproute is naar en langs de gracht, zodat het terras
„De
Ms D
niet in de weg staat van een eventuele looproute. Hierdoor hebben voetgangers vanuit de brug
op iedere wijze ruimvoldoende gelegenheid om te lopen en over te steken. In overeenstemming
met het uitgangspunt uit het Terrassenbeleid inzake brugvleugels (paragraaf 3.1.2), is hierdoor te
allen tijde gewaarborgd dat voetgangers ongehinderd kunnen oversteken, zodat sprake is van
een uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid. De ratio van het
terrassenverbod op brugvleugels wordt namelijk door het terras niet doorkruist, zodat toepassing
dient te worden gegeven aan de criteria voor maatwerk (verkeersveiligheid; toezicht op het terras
vanuit de horecazaak; woon- en leefklimaat en het meest doelmatige gebruik van de openbare
ruimte).
Verkeersveiligheid
In het bijgevoegde voorstel van cliënten is een beperkter terras op de brugvleugel voorgesteld
(terras A), hetgeen eigenlijk overbodig is, omdat er reeds in de oude situatie meer ruimte voor
voetgangers overblijft dan is vereist. In het voorstel wordt het terras iets meer naar de grachtzijde
verplaatst, zodat er nog meer ruimte overblijft voor voetgangers die van de brug komen en zij nog
royaler dan voorheen, ongehinderd rechtdoor over de brugvleugel kunnen lopen om over te
steken. Daarnaast is voorgesteld terras A te verkleinen van 4,00 x 2,00 m naar 4,00 x 1,30 m.
Hierdoor wordt de doorloopruimte bijna 3 meter in de bocht en langs het voorgestelde terras. Dit
is dus bijna de dubbele minimale afstand aan doorloopruimte die blijkens het Terrassenbeleid
2011 voor voetgangers geldt. Dit bewerkstelligt dat voetgangers ook na de bocht, ongehinderd
kunnen oversteken. De ratio achter het terrassenverbod op brugvleugels wordt hierdoor niet
doorkruist, maar juist extra gewaarborgd. Bovendien zijn er in al die jaren dat het terras (met haar
| oude afmetingen) op de brugvleugel bestaat, geen ongelukken en/of klachten gebeurd dan wel
gekomen, hetgeen bevestigd is door de gebiedsbeheerder.
Ook het voorgestelde terras C van 3,50 x 1,00 m voor de gevel van het pand van NH City Centre
Amsterdam aan de Singel 323 (met toestemming van NH City Centre), is de verkeersveiligheid
niet in het geding, nu dit terras dezelfde afmetingen heeft als het reeds bestaande en wederom
vergunde terras voor de gevel van cliënten en de doorloopruimte van 1,50 m gewaarborgd is.
Toezicht op het terras vanuit de horecazaak
Terras A op de brugvleugel is vanuit de horecazaak goed te overzien, nu deze recht tegenover
-3-
VERGOUWENadvocaten
de horecazaak van cliënten is gelegen. Vanuit de horecazaak is bovendien zijdelings zicht op het
voorgestelde terras C mogelijk. Bovendien lopen er tijdens de terrasmaanden altijd meerdere
personeelsleden op het terras, die controle op het terras uitvoeren en indien nodig gasten binnen
de terrasgrenzen houden.
Het woon- en leefklimaat
Door de voorgestelde terrassen wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefklimaat. Er
wordt geen overlast vanuit de horecazaak veroorzaakt, waardoor het woon- en leefklimaat zou
kunnen worden aangetast en er zijn voorts geen noemenswaardige overtredingen te noemen.
Sterker nog, de buurtbewoners zijn juist groot voorstander voor behoud van het terras of zelfs
uitbreiding van de terrassen van cliënten. Dit blijkt alleen al uit het feit dat dit raadadres mede
namens hen wordt ingediend en zij over een groot aantal handtekeningen voor de voorgestelde
terrassen beschikken. Buurtbewoners zien het terras als hun ‘balkon’, derhalve als een
mogelijkheid om dicht bij huis buiten te zitten onder het genot van een versnapering en/of
drankje. Buurtbewoners in dit oude deel van Amsterdam hebben namelijk geen balkon, terras of
tuin. Het terras van de broodjeszaak, waar geen alcohol wordt geschonken, heeft daarmee een
unieke sociale functie en draagt bij aan de cohesie in de buurt. De genoemde handtekeningen
van buurtbewoners zijn meegezonden als bijlage 1.
Het woon- en leefklimaat wordt ook niet aangetast door plaatsing van terras C voor de blinde
muur van NH City Centre. De gemeente is van mening dat een dergelijke plaatsing in strijd is met
het uitgangspunt uit het Terrassenbeleid (paragraaf 3.1.2.) dat een terras uitsluitend voor de
gevel van het horecabedrijf mag worden ingericht. De ratio achter deze bepaling is dat hinder
voor derden/omwonenden moet worden voorkomen. Dat is hier niet aan de orde nu NH City
Centre toestemming heeft verleend en hiermee eveneens het steeds terugkerende
graffitiprobleem wordt opgelost, hetgeen een doorn in het oog is van buurtbewoners.
Meest doelmatige gebruik openbare ruimte
Door het beperkte terras op de brugvleugel is de doorloopruimte van voetgangers en daarmee
hun veiligheid ruimschoots gewaarborgd evenals dat zij ongehinderd vanaf de brug de straat
kunnen oversteken. De doorloopruimte is ook gewaarborgd bij terras C en tegelijk wordt het
graffitiprobleem opgelost. Daarnaast wordt op deze manier tegemoet gekomen aan de
-A-
BE
VER Al
(financiële) belangen van cliënten, alsmede wordt er geen afbreuk gedaan aan het woon- en
leefklimaat. Al met al zijn de terrassen een verrijking voor de stad en vormen voor niemand een
belemmering. Het meest doelmatige gebruik van het stuk grond waarop de terrassen liggen, is
dan ook het gebruik als terras.
Met de weigering van de terrasvergunning op de brugvleugel wordt ten onrechte geen rekening
gehouden met het belang van cliënten bij behoud van dit terras, noch met de belangen van de
buurt. De belangenafweging slaat ten onrechte door naar het belang van de gemeente bij strikte
handhaving van het Terrassenbeleid, hetgeen ook in strijd is met het programma-akkoord (vide
punt 24) van het Stadsdeel.
Indien het daadwerkelijk zo is dat ook via toepassing van de maatwerkprocedure, het niet
mogelijk is om een terras op de brugvleugel mogelijk te maken, zelfs als aan alle
bovengenoemde criteria voor maatwerk is voldaan, dient het beleid op dit punt gewijzigd te
worden. Cliënten en de buurtbewoners onderschrijven het doel van het terrassenverbod op
brugvleugels, te weten dat voetgangers niet door een terras op de brugvleugel gedwongen
moeten worden van de rijbaan gebruik te maken en het oversteken via de brugvleugel daardoor
niet gewaarborgd is. Benadrukt wordt echter dat bedoelde brugvleugel breed/groot genoeg is
voor zowel het waarborgen van de minimale doorloopruimte van 1,50 m, als de plaatsing van een
terras daarop. Het Terrassenbeleid dient zodanig gewijzigd te worden dat in dat geval, een terras
op de brugvleugel is toegestaan.
De consequentie van het onverkort doorvoeren van het huidige beleid is dat een goedlopende
zaak, waar twee gezinnen van leven, zal moeten sluiten omdat de omzet uit het terras wegvalt,
en dat de buurtbewoners “hun tuin” verliezen, terwijl de doelstellingen van het terrassenbeleid
ook worden gehaald bij het in stand houden van het terras. Dit kan niet de bedoeling zijn van het
terrassenbeleid. Hierbij wordt opgemerkt dat Broodje Bert ook al een slecht seizoen draait
vanwege de herstelwerkzaamheden aan Brug 5. Broodje Bert wordt onevenredig hard geraakt.
' Namens de heren. en de buurtbewoners,
\ Rr
| ashyap
-5-
| Raadsadres | 5 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1217
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen onder AJ
Ingekomen op donderdag 5 november 2015
Behandeld op donderdag 5 novemberr 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Blom inzake de Bestuurlijke Transformatieagenda Zorg voor de
Jeugd 2015-2018.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Bestuurlijke Transformatieagenda Zorg voor de Jeugd
2015-2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1154);
Overwegende dat:
— Uitde begroting 2016 blijkt dat Amsterdam in de jeugdzorg de komende jaren met
bezuinigingen van het rijk blijft kampen;
— Transformatie een belangrijk doel is van de transitie jeugdzorg;
— Er voorafgaand aan de transitie veel ruimte en budget was voor
experimenteerruimte, proeftuinen en pilots.
Tevens overwegende dat:
— Door de bezuinigingen veel organisaties worden opgeslokt door de realiteit van
alledag: zorg verlenen, wachtlijsten terugdringen en reorganiseren;
— Het college experimenteerruimte wil inbouwen in de inkoop voor 2017;
— Met deze inkoop opnieuw een bezuiniging gemoeid is en het de vraag is of inkoop
het beste instrument is om innovatie en transformatie te bewerkstelligen;
— Juist nu in deze fase kunnen experimenteren en transformeren cruciaal is.
Vezoekt het college van burgemeester en wethouders:
— niette wachten tot 2017 maar in 2016 al een fonds ‘Transformatie Jeugdzorg’ in
te zetten voor innovatie, doorontwikkeling en experimenteerruimte;
— hiervoor 1 miljoen euro te bestemmen en dat te dekken uit het Fonds Jeugd,
Zorg en Werk.
Het lid van de gemeenteraad
S.R.H. Blom
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1217 Moti
Datum <datum otie
onbekend>
2
| Motie | 2 | discard |
17 maart 2022
Marcella Blok
[email protected]
0031629053559
Aan de gemeenteraad!
In het raadsadres referentienummer 4505-8996, ingediend door Gerrit de Jager, heeft de kenniskring
Zorg en Wonen van de samenwerkende Amsterdamse stadsdorpen gepleit voor een integraal
ouderenbeleid, d.w.z. een verbinding tussen wonen, zorg en ontmoeting in de buurt. Wij, de werkgroep
Wonen van Stadsdorp VondelHelmers onderschrijven hun pleidooi geheel. Als stadsdorp zijn wij er altijd
op uit om te zien wat we zelf kunnen doen, ook op het gebied van wonen en zorg en ontmoeting van
ouderen in onze buurt. De werkgroep Wonen is daar al anderhalf jaar mee bezig en we zoeken daarbij
contact en overleg met alle belanghebbenden, d.w.z. alle bewoners (niet alleen stadsdorpdeelnemers),
huiseigenaren, wooncorporaties, gemeente Amsterdam, private verhuurders, buurtteam etc. Het eerste
resultaat treft u aan in de bijlage: Wonen in stadsdorp VondelHelmers, nu en later. Dit onderzoek laat
duidelijk zien hoe groot de nood is van alle groepen ouderen is de komende jaren, en hoe sterk de wens
om in de eigen buurt te blijven. De realisatie daarvan is het doel van onze werkgroep. De eerstvolgende
stap is dan een inspiratie conferentie aan het eind van dit jaar, waarin we alle partijen met elkaar willen
laten nadenken hoe we onze buurt levensloopbestendig kunnen maken, zowel wat betreft de woningen
als wat betreft de zorg. Inmiddels hebben we al medewerking toegezegd gekregen van Woonzorg
Nederland, Stadgenoot, Woon, enkele ambtenaren van de gemeente, enkele makelaars, een
thuiszorgorganisatie, een architecte en uiteraard bewoners. Zoals in het pleidooi van de Kenniskring (zie
boven) al staat, zijn de regelgeving en de “schotten” tussen de verschillende beleidsgebieden (inclusief
de financiën) vaak een belemmering om tot creatieve en nieuwe oplossingen te komen. Tevens maakt
de Kenniskring duidelijk, dat te weinig wordt gedaan voor oudere bewoners die eigenaar zijn van hun
woonhuis. Wij verzoeken u ons de status van “pilot” te geven, waarbij we van de gemeente toestemming
krijgen om ook over de “schotten en regelgeving” heen voorstellen te ontwikkelen. Onze buurt is
kenmerkend voor veel meer buurten in Amsterdam, waar eigenaren en (sociale) huurders met elkaar
naar oplossingen willen zoeken. Als met uw medewerking de pilot een succes wordt, kan dit een
voorbeeld zijn voor vergelijkbare buurten in Amsterdam en ook daarbuiten.
Wij verzoeken u deze brief
(1) onder de aandacht te brengen van degenen die zich bezig houden met de voorbereiding van het
nieuwe coalitieakkoord (zowel binnen de fracties als ambtelijk);
en (2) ons zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 juni 2022 te antwoorden op ons verzoek. Indien het
nieuwe college snel gevormd wordt, dan verzoeken wij u
(3) dit bij het nieuwe college onder de aandacht te brengen.
Met vriendelijke groet,
Marcella Blok namens Werkgroep Wonen van stadsdorp VondelHelmers
www.stadsdorpvondelhelmers.nl
Bijlage: notitie “Wonen in stadsdorp VondelHelmers, nu en later”
| Raadsadres | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 527
Datum akkoord 12 augustus 2014
Publicatiedatum 13 augustus 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw Moorman van
15 juli 2014 inzake het rapport van de Onderwijsinspectie over El Amien
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
In het Parool van 15 juli 2014 werd bericht over ‘wanbeleid en angst’ bij de scholen
El Amien 1 en 2, dit naar aanleiding van een rapport van de Onderwijsinspectie.
Er zou sprake zijn van onverklaarbare uitgaven aan reisjes en betalingen aan
familieleden. Kritische ouders en medewerkers durven niet te spreken.
Ook werd geschreven dat de Cito-scores in 2013 onverklaarbaar hoog zouden zijn
geweest, waardoor de Onderwijsinspectie deze niet heeft willen betrekken bij haar
beoordeling.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 15 juli 2014, namens de fractie van
de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Heeft het college kennisgenomen van het rapport van de Onderwijsinspectie?
Van welke datum is dit rapport? Is het college bereid het rapport te delen met de
gemeenteraad en op welke termijn?
Antwoord:
Het college heeft kennisgenomen van het rapport van de Inspectie van het
Onderwijs. Het gaat om het rapport van bevindingen “Onderzoek naar bestuurlijk
handelen bij Stichting Nederlandse Islamistische Scholen (SNIS)” met datum
vaststelling 10 juni 2014. Het rapport is inmiddels openbaar en staat op de site
van de Onderwijsinspectie. Het college heeft het rapport als bijlage toegevoegd bij
de beantwoording van deze vragen.
2. Wat zijn de ‘grote zorgen’ die het college heeft over de leerlingenzorg op
El Amien 1 volgens het artikel in het Parool?
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing ln Gemeenteblad
Datum 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 juli 2014
Antwoord:
Het artikel in het Parool verwijst hier naar de conclusies van de Onderwijs-
inspectie. Zoals uit de beantwoording van de volgende vragen blijkt deelt het
college de zorgen van de onderwijsinspectie ten aanzien van het bestuur van
de El Amien scholen (SNIS).
3. Sinds wanneer is het college op de hoogte van de problemen bij El Amien en wat
heeft hij tot nu toe gedaan?
Antwoord:
In 2011 zijn de El Amienscholen in de verbeteraanpak ingestroomd. Mede op
basis van de achterblijvende resultaten van de school. Beide El Amien scholen
werden in 2011 door de onderwijsinspectie als ‘zwak’ beoordeeld.
De Verbeteraanpak is onderdeel van het programma Kwaliteitsaanpak
Basisonderwijs Amsterdam (KBA). De verbeteraanpak richt zich specifiek op het
pedagogisch-didactisch handelen in de klas. Er is een driejarig intensief traject
ingezet om de kwaliteit van het onderwijs in de klas te verbeteren. De uitvoering
van de verbeteraanpak op de El Amien scholen bevindt zich op dit moment in een
afrondende fase. De scholen hebben sinds 2013 een basisarrangement van de
onderwijsinspectie. Waarbij bij El Amien | een voorbehoud is gemaakt. Vanuit de
verbeteraanpak is geconstateerd dat op El Amien Il goede resultaten zijn geboekt,
over El Amien | bestaat meer zorg. Voornamelijk door ontbrekende continuiteit
zowel door wisselingen schooldirecteur en daarbij grote afstand van het
schoolbestuur. Deze zorgen zijn gedeeld met het schoolbestuur. Ook hebben er
gesprekken met de onderwijsinspectie plaatsgevonden.
Het college deelt de zorg van de onderwijsinspectie dat de verbeteringen die op
El Amien len Il hebben plaats gevonden kwetsbaar zijn zo lang er geen
continuïteit is in de aansturing en er onvoldoende onderwijskundige kennis
aanwezig is bij het schoolbestuur.
4. Welke stappen neemt het college om de situatie op de El Amien te verbeteren”?
Antwoord:
Via het KBA is reeds een traject ingezet om de kwaliteit van het onderwijs op de
El Amien scholen te verbeteren. Binnen het kwaliteitstraject wordt er intensief
samengewerkt met de beide scholen en met de schoolleiding. Door dat de
continuïteit in de aansturing van de school heeft ontbroken is het borgen van de
resultaten van de aanpak kwetsbaar. Het College blijft de resultaten van de beide
El Amien scholen en de verder bevindingen van de Inspectie monitoren.
De onderwijsinspectie voert in het vierde kwartaal van dit jaar een onderzoek uit
om na te gaan of de tekortkomingen ten aanzien van het bestuurlijk handelen zijn
opgeheven. Ook zal de onderwijsinspectie het vierde kwartaal een extra bezoek
brengen aan de scholen om de ontwikkelingen van de onderwijskwaliteit nauw te
volgen.
Het college gaat er vanuit dat het bestuur komende maanden alles op alles zal
zetten om aan de voorwaarden van de onderwijsinspectie te voldoen. Mocht de
onderwijsinspectie onvoldoende voortgang zien dan zal het college de minister
steunen bij strenge vervolgstappen.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 15 juli 2014
5. Hoe oordeelt het college over de aantekening dat de inspectie geen gebruik heeft
gemaakt van de Cito-scores van 2013 omdat deze ‘onverklaarbaar hoog’ waren?
Antwoord:
Het College vertrouwt op de bevindingen van de Inspectie. De Inspectie
constateerde dat de school op onderdelen afweek van de afnamevoorschriften uit
de handleiding bij de Eindtoets maar dat de leerlingen hierdoor niet bevoordeeld
werden. Een aantal zaken zijn direct aangepast en de Inspectie heeft op
11 februari 2014 een controle uitgevoerd op de afnameprocedures bij de
Eindtoets.
6. Hoe oordeelt het college in algemene zin over de onderwijskwaliteit van de
scholen El Amien 1 en El Amien 2?
Antwoord:
Het college heeft middels de KBA de school handvatten aangeboden om de
onderwijskwaliteit verder te ontwikkelen. De El Amienscholen hebben na dat dit
traject is ingezet van de onderwijsinspectie een voldoende op onderwijskwaliteit
gekregen. Het college deelt de zorgen van de onderwijsinspectie over de stand
van zaken rond het schoolbestuur
7. Heeft het college een onderzoek ingesteld naar de Cito-resultaten 2013? Zo ja,
wat is de uitkomst? Zo nee, waarom niet en is het college hier alsnog toe bereid?
Antwoord:
Het college staat achter de conclusie van de onderwijsinspectie en acht geen
verder onderzoek noodzakelijk.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
ea Inspectie van het Onderwijs
FAA Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap
RAPPORT VAN BEVINDINGEN
ONDERZOEK NAAR BESTUURLIJK HANDELEN BIJ STICHTING
NEDERLANDSE ISLAMITISCHE SCHOLEN (SNIS)
Plaats : Amsterdam
Bestuursnummer : 40294
Datum onderzoek : november 2013 - februari 2014
Datum vaststelling : 10-06-2014
VASTSTELLING RAPPORT
Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van het
bestuurlijk handelen bij de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen dat de
inspectie uitvoerde in de periode november 2013 - februari 2014.
Het rapport is vastgesteld door de Hoofdinspecteur primair onderwijs en
expertisecentra dr. A. Jonk te Utrecht op 10 juni 2014.
INHOUD
1. Inleiding 5
2. Bevindingen 11
3. Conclusie en vervolgen van het toezicht 19
4, Zienswijze bestuur 21
Bijlage I - Overzicht geraadpleegde documenten 25
Bijlage II - Gedetailleerd verslag financieel onderzoek 26
Bijlage III — Tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften 30
1. Inleiding
De Inspectie van het Onderwijs heeft in de periode november 2013 — februari 2014
een specifiek onderzoek op grond van artikel 15 van de Wet op het
onderwijstoezicht (WOT) uitgevoerd naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen
van de SNIS.
Aanleiding
De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit enkele (met elkaar verband
houdende) ontwikkelingen.
1. De beide scholen — El Amien Ien II - vallen pas sinds 2013, respectievelijk 2012
onder basistoezicht. Wel zijn op beide scholen nog diverse tekortkomingen in het
onderwijsleerproces en de leerlingenzorg geconstateerd (zie rapporten van
bevindingen van respectievelijk 28 oktober 2013 en 8 juni 2012). Op El Amien I
is bij het toekennen van het basisarrangement bovendien een voorbehoud
gemaakt.
2. Het bestuur staat al enkele jaren onder geïntensiveerd toezicht vanwege
tekortkomingen in het bestuurlijk handelen. Recent onderzoek heeft uitgewezen
dat het bestuurlijk functioneren niet optimaal is en dat de nodige deskundigheid
ontbreekt. Zie hiervoor het inspectierapport van bevindingen vastgesteld op
5 februari 2014.
3. Al geruime tijd ontvangt de inspectie signalen over het (dis)functioneren van het
bestuur en de medezeggenschap. Ook na toekenning van het basisarrangement
aan beide scholen bleven deze signalen aanhouden.
4. Deze signalen hebben ook betrekking op de rechtmatigheid van onderdelen van
het financiële beleid.
Toelichting
Ad 1
Onder het bestuur van de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen ressorteren
twee scholen: IBS El Amien I en IBS El Amien IL. Het gekozen bestuursmodel kan
aangeduid worden als het ‘Raad van beheer model’. Dit is een éénlaags model
waarin de functies van dagelijks bestuur en intern toezicht zijn ondergebracht in één
bestuursorgaan. Het bestuur bestaat uit een algemeen bestuur en een eenhoofdig
dagelijks bestuur (de directeur-bestuurder). In de statuten is bepaald dat het
algemeen bestuur toeziet op de naleving door het dagelijks bestuur van de
wettelijke verplichtingen, alsmede de naleving van de code voor goed bestuur en
afwijkingen van die code.
De recente toezichthistorie van beide scholen kan als volgt worden samengevat:
In 2006 heeft de inspectie El Amien I en II bezocht voor een periodiek
kwaliteitsonderzoek. Op beide scholen luidde de conclusie dat de kwaliteit van het
onderwijs op de meeste onderdelen van voldoende niveau was, maar op enkele
onderdelen ook nog te verbeteren viel. De inspectie sprak haar vertrouwen uit in het
vervolg van het verbetertraject.
In 2008 heeft de inspectie een landelijk onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van
onregelmatigheden die de inspectie en auditdienst in 2006 en 2007 hebben
Pagina 5 van 30
geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische
schoolbesturen. Ook bij de Stichting Nederlandse Islamitische Scholen (zie rapport
van een incidenteel onderzoek naar bestuurlijke praktijken van 26 september 2008)
is dit onderzoek uitgevoerd. De conclusie was dat er sprake was van niet-
toelaatbare constructies bij de aanstelling van bestuurders, alsmede van
onrechtmatigheid bij de aanstelling van bestuurders en medewerkers. Ook werd
vastgesteld dat er sprake was van onderwijsbekostiging die niet werd ingezet
conform de wettelijke bestedingsmogelijkheden. Het ging om het besteden van
rijksmiddelen voor het leerlingenvervoer en voor een buitenlandse excursie.
In de tweede helft van 2010 ontving de inspectie diverse signalen over El Amien Ien
II, die op dat moment beide onder basistoezicht vielen. Het betrof onder meer
klachten over het schoolklimaat, het functioneren van de medezeggenschap, het
bovenschools management, de locatiedirecteuren en de klachtenprocedure. Na
gesprekken hierover met het bovenschools management in juli en (na hernieuwde
signalen) in november 2010 heeft de inspectie besloten een kwaliteitsonderzoek uit
te voeren op beide scholen. Deze onderzoeken vonden plaats in maart 2011. De
inspectie constateerde belangrijke tekortkomingen in de kwaliteit van het
onderwijsleerproces en beoordeelde beide scholen als zwak. De tekortkomingen
hadden vooral betrekking op het leerstofaanbod, het didactisch handelen en de
leerlingenzorg. Ook het aspect kwaliteitszorg kende meerdere onvoldoende
onderdelen. Na een periode van geïntensiveerd toezicht heeft de inspectie in 2012
een onderzoek gedaan naar de kwaliteitsverbetering bij El Amien II en in 2013 bij El
Amien I. Aan beide scholen werd na deze onderzoeken het basisarrangement
toegekend. Wel werden op beide scholen nog diverse tekortkomingen in het
onderwijsleerproces en de leerlingenzorg geconstateerd. In de conclusie in het
rapport van bevindingen van het onderzoek op El Amien [is bovendien het volgende
voorbehoud gemaakt: ‘Het vertrouwen dat de inspectie uitspreekt in de school is
niet onvoorwaardelijk. De inspectie heeft de eindopbrengsten niet beoordeeld en
verwacht dat de school aanpassingen doet in de wijze waarop met toetsing wordt
om gegaan. De inspectie volgt de ontwikkelingen op dit punt en zal indien en
wanneer nodig, opnieuw een kwaliteitsonderzoek uitvoeren. Een tweede punt van
zorg is het feit dat de school nu geleid wordt door een tijdelijke schoolleiding en dat
er nog geen uitzicht is op de aanstelling van een nieuwe directeur, die over de
nodige expertise en ervaring beschikt. De inspectie houdt via toezicht op het
bestuurlijk handelen een vinger aan de pols waar het de kwaliteit van de
schoolleiding betreft en in het verlengde daarvan de kwaliteit van het onderwijs en
meer specifiek de (voorwaarden voor) kwaliteitszorg.’
Ad 2
In juni 2011 heeft de inspectie met het bestuur een gesprek gevoerd waarin zij de
bevindingen van de kwaliteitsonderzoeken in maart 2011 op de scholen El Amien I
en El Amien II heeft toegelicht. In dit gesprek is ook het bestuurlijk functioneren aan
de orde gesteld. De inspectie stelde na dit gesprek vast dat de regelgeving op het
terrein van de medezeggenschap op een aantal punten niet afdoende nageleefd
werd, de klachtenregeling niet goed functioneerde en dat het bestuurlijk
functioneren niet transparant was. De inspectie heeft hierover vervolgens
verbeterafspraken gemaakt en de voortgang van de verbetering gemonitord in
meerdere voortgangsgesprekken. In het najaar van 2013 is de inspectie in een
afsluitend onderzoek nagegaan of en in hoeverre aan de gemaakte afspraken was
voldaan. De conclusie van dit onderzoek luidde — samengevat — dat de
bestuursstructuur formeel voldoet aan de wettelijke bepaling op het gebied van
scheiding van bestuur en intern toezicht (artikel 17b, eerste lid, van de WPO) en dat
de hierbij behorende documenten (statuten en reglementen) op orde zijn. De
kwaliteit van het feitelijk bestuurlijk handelen werd echter als niet optimaal
Pagina 6 van 30
beoordeeld: ‘Het bestuur werkt sinds het voorjaar van 2013 in de nieuwe structuur
en de bestuursleden dienen nog in hun verschillende rollen te groeien en daarin
rolvast en transparant te worden. Daarnaast is versterking dan wel uitbreiding van
het bestuur noodzakelijk met een of meer bestuursleden met specifieke en volgens
het bestuur vooral financiële deskundigheid’,
Ad 3
Sinds 2010 komen er met tussenpozen signalen bij de inspectie binnen die duiden
op mogelijk onvoldoende functioneren van het bestuur, van het management van de
school, alsook van de medezeggenschap. De signalen hebben eveneens betrekking
op mogelijke onrechtmatige bestedingen van overheidssubsidie (zie punt 4). Ook na
toekenning van het basisarrangement aan beide scholen bleven deze signalen
aanhouden. In het najaar van 2012 heeft de inspectie, naar aanleiding van deze
signalen, een onaangekondigd onderzoek uitgevoerd naar het schoolklimaat op El
Amien len II, en meer in het bijzonder naar de veiligheidsbeleving van het
personeel. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het merendeel van het personeel
zich veilig voelde. Een minderheid voelde zich in onvoldoende mate veilig. De
inspectie heeft toen met het bestuur afgesproken dat het bestuur de inspectie
informeert hoe zij de sociale veiligheid en het welbevinden van de leraren/personeel
en een positief klimaat garandeert. Aan deze afspraak is voldaan (zie rapport van
bevindingen van 5 februari 2014).
Ad 4
De Stichting Nederlandse Islamitische Scholen heeft gedurende meerdere jaren in
strijd met de WPO kosten en uitgaven van leerlingenvervoer ten laste van de
rijksbekostiging gebracht. In het kader van het onderzoek naar bestuurlijke
praktijken van 2008 en daarna heeft de inspectie het bestuur hierop aangesproken
en is een traject van terugvordering in gang gezet. Het bestuur heeft haar werkwijze
ten aanzien van het leerlingenvervoer in 2013 beëindigd. In de loop van 2013
ontving de inspectie diverse signalen omtrent de rechtmatigheid van andere
onderdelen van het financiële beleid van het bestuur.
Doel en onderzoeksvragen
Omdat de signalen over het bestuurlijk functioneren voortduren, én omdat beide
scholen nog maar relatief kort onder basistoezicht vallen en de onderwijskwaliteit op
onderdelen nog tekortkomingen vertoont, onderzoekt de inspectie opnieuw of het
bestuurlijk handelen in de praktijk van voldoende kwaliteit is om de kwaliteit en de
continuïteit van het onderwijs op de beide scholen El Amien 1 en El Amien II
duurzaam te waarborgen en te verbeteren.
De hoofdvraag van het onderzoek is:
Is het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de Stichting
Nederlandse Islamitische Scholen van voldoende kwaliteit om de onderwijskwaliteit
op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te waarborgen en te verbeteren?
De deelvragen luiden:
Zijn de voorwaarden voor bestuurlijk handelen in voldoende mate aanwezig?
e Beschikt het bevoegd gezag in zowel de bestuurs- als toezichtfuncties over
voldoende specifieke deskundigheid?
e _Functioneert het intern toezicht naar behoren?
* _Functioneert de medezeggenschap naar behoren?
Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit van voldoende
kwaliteit?
Pagina 7 van 30
e Heeft het bestuur voldoende zicht op de kwaliteit van de scholen en
evalueert zij deze regelmatig”?
e Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de
scholen?
Borgt het bestuur de kwaliteit van de scholen?
Borgt het bestuur een veilig werkklimaat?
Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende kwaliteit?
e Iser sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de
wettelijke bestedingsmogelijkheden?
e Iser voldoende toezicht op het financiële beleid?
e Is de stichting financieel gezond?
Onderzoeksopzet
Het onderzoek naar de voorwaarden voor bestuurlijk handelen en het bestuurlijk
handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit bestond uit de volgende activiteiten:
. Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de scholen die bij
de inspectie aanwezig zijn.
. Onderzoek en analyse van documenten en gegevens met betrekking tot de
inrichting van het bestuur, het bestuurlijk handelen en de medezeggenschap.
. Een bezoek aan het bestuurskantoor waarbij documenten zijn bestudeerd.
. Gesprekken met de (waarnemend) directeur-bestuurder* en het
toezichthoudend bestuur.
. Gesprekken met de personeelsgeledingen en de oudergeledingen van de
medezeggenschapsraden van beide scholen en van de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad.
. Gesprekken met de schooldirecteur van El Amien II (tevens waarnemend
directeur van El Amien I) en een willekeurige selectie van leraren van beide
scholen.
. Gesprekken met voormalig werknemers van de school en met een aantal
(voormalig) externe adviseurs en betrokkenen.
De gesprekken kenden alle op uitdrukkelijke wens van de meeste gesprekspartners
een vertrouwelijk karakter.
Het onderzoek naar het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën bestond uit
de volgende activiteiten:
e (Administratief) onderzoek van de formatieoverzichten 2010/2011,
2011/2012 en 2012/2013.
e Administratief onderzoek naar de geldstromen van de stichting en de
scholen, die zichtbaar zijn in de financiële administratie van de stichting en
toegespitst op de jaren 2010 tot en met 2013 (het laatste jaar voor zover
mutaties reeds waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het
administratiekantoor).
* _Documentenonderzoek en bevraging van bestuurders en directie binnen de
scholen, gericht op het vaststellen van naleving van regelgeving op het
gebied van de medezeggenschap door het bevoegd gezag. Het onderzoek
richt zich op de actuele situatie (schooljaar 2013/2014), in voorkomende
gevallen uit te breiden tot de laatste twee schooljaren.
Een bezoek aan het administratiekantoor (OOG) waar de Stichting NIS haar
administratie heeft ondergebracht.
, Een gesprek in december 2013 met de directeur-bestuurder van de
stichting. Daarnaast zijn op diverse momenten het bestuur nog vragen
1 Er is geen gesprek gevoerd met de directeur-bestuurder. Hij was met ziekteverlof gedurende
de periode van het onderzoek. De directeur-bestuurder is wel uitgenodigd voor een gesprek
maar heeft aangegeven daar vanaf te zien.
Pagina 8 van 30
voorgelegd met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden.
Toezichtkader en wettelijk kader
De bevoegdheid tot het doen van dit onderzoek is te vinden in artikel 3, tweede lid,
onder b en onder d, van de WOT. De inspectie baseert zich bij haar onderzoek naar
de kwaliteit van het bestuurlijk handelen op de toezichtmodule Kwaliteit Bestuurlijk
Handelen. De wettelijke basis voor het toezicht op het bestuurlijk handelen is ten
eerste te vinden in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), waarin de principes van
de Wet goed onderwijs, goed bestuur (Stb. 2010, 80) zijn vastgelegd. Hierbij gaat
het onder meer om de zorgplicht van het bestuur voor de kwaliteit van het
onderwijs en de daarmee samenhangende kwaliteit van het bestuur, de verplichte
scheiding tussen bestuur en intern toezicht, de verplichting om een code ‘goed
bestuur’ te hanteren en zich hierover te verantwoorden, de noodzaak van
horizontale verantwoording en de mogelijkheden van de minister om bij langdurig
tekortschieten van de kwaliteit de bekostiging van een school te beëindigen.
Ten tweede is de wettelijke grondslag te vinden in artikel 4, derde lid, van de Wet
op het onderwijstoezicht (WOT), waarin wordt bepaald dat de professionaliteit van
het bestuur en de financiële situatie van het bestuur (naast de kwaliteit van het
onderwijs en de naleving van wet- en regelgeving) als een criterium kan gelden voor
de mate van intensiteit van het toezicht.
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar
onderzoek bij SNIS naar voren zijn gekomen. De onderzoeksvragen worden in dit
hoofdstuk beantwoord. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de wijze waarop de
inspectie het vervolg van het toezicht op SNIS zal inrichten.
Bijlage I bevat een overzicht van geraadpleegde documenten. Bijlage II bevat het
gedetailleerde verslag van het onderzoek naar het bestuurlijk handelen ten aanzien
van financiën. Bijlage III bevat een overzicht van de tekortkomingen in de naleving
van wettelijke voorschriften.
Pagina 9 van 30
Pagina 10 van 30
2. Bevindingen
Hoofdvraag:
2.1 Is het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de
Stichting Nederlandse Islamitische Scholen van voldoende kwaliteit om de
onderwijskwaliteit op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te
waarborgen en te verbeteren?
Oordeel: onvoldoende
Op de meeste deelvragen van het onderzoek is, zoals in de volgende paragrafen
wordt toegelicht, het antwoord negatief. De conclusie van het onderzoek kan dan
ook niet anders luiden dan dat het bestuurlijk handelen van de stichting van
onvoldoende kwaliteit is om de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs op de
beide scholen duurzaam te waarborgen en te verbeteren. Een van de belangrijkste
tekortkomingen betreft het gebrek aan toezicht door het algemeen bestuur. Dit
tekort wordt in de eerste plaats veroorzaakt door een gebrek aan voldoende
onderwijskundige, financiële en bestuurlijke deskundigheid bij het algemeen bestuur
en in de tweede plaats door de weinig kritische, maar eerder volgzame houding van
de leden van het algemeen bestuur. De medezeggenschapsraden laten dezelfde
houding zien en ook zij bieden weinig tegenwicht aan het bestuur.
Het gevolg van het gebrek aan intern toezicht is dat de directeur-bestuurder zonder
overleg vooraf en zonder verantwoording achteraf beslissingen kan nemen. Dit
brengt onderwijskundige en financiële risico’s met zich mee. Bovendien leidt het
optreden van de directeur-bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin een
belangrijk deel van het personeel zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de
eigen mening uit te komen.
De onderwijskundige kwaliteit op El Amien Len II is momenteel voldoende, dat wil
zeggen dat aan beide scholen recent een basisarrangement is toegekend. De
kwaliteitsontwikkeling lijkt echter stil te staan en de scholen kennen nog steeds
enkele belangrijke tekortkomingen. De onderwijskundige aansturing was tot voor
kort afhankelijk van één persoon, de schoolleider van El Amien IL, Naar het oordeel
van de inspectie is er sprake is van een kwetsbare situatie. De huidige
onderwijskundige kwaliteit vraagt verdere ontwikkeling. Bovendien stelt het gegeven
dat de leerlingenpopulatie van beide scholen voor een groot deel bestaat uit
leerlingen die meer dan gemiddeld risico’s lopen op onderwijsachterstanden extra
hoge eisen aan het onderwijs en dus aan alle betrokkenen.
Wat betreft het financiële beleid concludeert de inspectie dat er op onderdelen
sprake is van onrechtmatige bestedingen en dat het beleid vaak weinig transparant
is voor de toezichthouders en de medezeggenschapsraden. De veelal informele
cultuur waarin het niet de gewoonte is alles goed schriftelijk vast te leggen en
hierover transparant te zijn, speelt hierbij een belemmerende rol.
Financieel is de stichting gezond, in die zin dat ze beschikt over voldoende
vermogen om ook in de komende jaren aan haar financiële verplichtingen te kunnen
blijven voldoen en om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Bij
ongewijzigd beleid loopt de stichting echter risico’s. Bestuur en scholen zijn de
afgelopen jaren sterk afhankelijk geweest van externe adviseurs en van interim-
personeel. Uit oogpunt van structurele borging van de onderwijskwaliteit en
Pagina 11 van 30
bestuurlijke kwaliteit is het onwenselijk dat dit voortduurt. Ook financieel kan dit
beleid niet langer worden voortgezet aangezien subsidies de komende jaren
afnemen.
Deelvragen:
2.2 Zijn de voorwaarden voor bestuurlijk handelen in voldoende mate
aanwezig?
Oordeel: onvoldoende
2.2.1 Beschikt het bevoegd gezag in zowel de bestuurs- als toezichtfuncties over
voldoende specifieke deskundigheid?
De bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en de directeur-bestuurder
is geregeld in een managementstatuut. Daarin staat de structuur van de huidige
organisatie beschreven en zijn de taken en bevoegdheden van de directeur-
bestuurder, de controller en de schooldirecteuren beschreven. In het najaar van
2013 (zie rapport van bevindingen van 5 februari 2014) constateerde de inspectie
dat de in het managementstatuut beoogde werkwijze in de praktijk nog onvoldoende
wordt gerealiseerd.
De directeur-bestuurder heeft in 1990 de school (El Amien I) opgericht en was toen
enkele jaren leraar. In 2002 werd hij, na de stichting van El Amien II, samen met
een collega, algemeen directeur met als portefeuilles huisvesting en financiën. De
andere algemeen directeur beheerde de portefeuilles onderwijs en personeel. Deze
is in 2011 (na een intern conflict) vertrokken. Daarna werd de huidige directeur-
bestuurder integraal algemeen directeur, en in 2013 directeur-bestuurder. Deze
directeur-bestuurder is ten tijde van het onderzoek ziek en wordt thans voor
onbepaalde tijd vervangen door een waarnemend directeur-bestuurder. De
waarnemend directeur-bestuurder was tot aan zijn benoeming als zodanig de
controller van het bestuur. Zowel de directeur-bestuurder als zijn vervanger mist
voldoende specifieke onderwijskundige deskundigheid om de schoolleider op
onderwijskundig gebied te kunnen aansturen.
De vier leden van het algemeen bestuur beschikken gezamenlijk over weinig
specifieke deskundigheid op de terreinen die nodig zijn om hun rol als
toezichthouders goed te kunnen vervullen. De inspectie is van oordeel dat vooral
actuele onderwijskundige en bestuurlijke expertise en ervaring gemist wordt. Men is
op dit terrein sterk afhankelijk van externe adviseurs. Enkele bestuursleden hebben
een verleden als (OALT) leraar, maar deze ervaring is niet van recente datum. Het
bestuur erkent het gebrek aan deskundigheid en ervaring ten dele en is daarom al
geruime tijd op zoek naar uitbreiding met een bestuurslid met deskundigheid op
financieel terrein, maar is er ondanks het belang van spoedige versterking tot nu toe
niet in geslaagd hierin te voorzien.
Scholing van bestuursleden, maar ook van de medezeggenschapsraden, komt
moeizaam van de grond. Er zijn in het (recente) verleden meerdere aanbieders van
scholing actief geweest, maar vaak is er sprake van uitstel en soms van afstel.
Doordat de samenstelling van bestuur en raden nogal eens wisselt, zijn de effecten
van scholing tot dusver gering. Leden van het algemeen bestuur en leden van de
medezeggenschapsraden geven in de gesprekken met de inspectie steeds aan dat
ze nog veel moeten (en willen) leren. Ook de meeste recente scholing van het
bestuur komt maar moeizaam op gang. In juli 2013 heeft het bestuur na een conflict
besloten de samenwerking met het adviesbureau, dat sinds begin schooljaar
2012/2013 het bestuur begeleidde bij het bestuurlijk verbetertraject, op te zeggen
Pagina 12 van 30
en in zee te gaan met een ander adviesbureau. Pas in februari 2014 heeft de eerste
scholingsactiviteit plaatsgevonden. In het verslag van deze scholingsdag staat dat
de extern adviseur bezorgd is over de ‘duurzame borging van de onderwijskwaliteit
op beide scholen, en in het verlengde daarvan, over de continuïteit van kwalitatief
goed bestuur en directievoering bij de stichting’. De extern adviseur is van opvatting
dat ‘er sprake is van een urgente situatie en geeft het algemeen bestuur het
dringende advies mee hiernaar te handelen’. Het bestuur heeft de samenwerking
met de betreffende externe adviseur overigens ook beëindigd en heeft voor het
vervolg van de scholing weer een andere adviseur in de arm genomen.
2.2.2 Functioneert het intern toezicht naar behoren?
Het bestuur kent sinds juni 2013 formeel een scheiding tussen bestuur en toezicht
waarbij het algemeen bestuur toezicht houdt op het bestuurlijk functioneren van de
directeur-bestuurder. In de praktijk komt hiervan nog weinig terecht. De directeur-
bestuurder levert geen schriftelijke rapportages aan bij het algemeen bestuur, de
informatievoorziening verloopt mondeling en informeel. Het algemeen bestuur
vergaart niet of nauwelijks informatie op eigen initiatief en zelden of nooit
onafhankelijk van de directeur-bestuurder. Met de directeur-bestuurder is tot dusver
nooit een functioneringsgesprek en/of beoordelingsgesprek gevoerd. Het algemeen
bestuur beschikt ook nog niet over een vastgesteld toezichtkader waarin is
vastgelegd waar het intern toezicht betrekking op heeft. Het algemeen bestuur heeft
daardoor onvoldoende zicht op de kwaliteit van het bestuur en de organisatie en ook
niet op de onderwijskwaliteit (zie ook paragraaf 2.3.1).
Het algemeen bestuur heeft in het jaarverslag geen verantwoording afgelegd over
de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden. Het eigen
functioneren is ook nog niet geëvalueerd. Door het ontbreken van bedoelde
verantwoording in het jaarverslag voldoet het algemeen bestuur niet aan artikel
17c, eerste lid, onder e, van de WPO. Ook uit notulen van bestuursvergaderingen
blijkt nauwelijks dat het algemeen bestuur haar controlerende taak in voldoende
mate uitoefent. De notulen bevatten in het algemeen slechts mededelingen van de
directeur-bestuurder en goedkeurende besluiten (begroting, jaarverslag,
beleidsplannen e.d.). Het algemeen bestuur vergadert altijd in aanwezigheid van de
directeur-bestuurder.
Desgevraagd geeft het algemeen bestuur aan dat er wel kritische vragen gesteld
worden en dat er discussie plaatsvindt, maar dat het niet de gewoonte is dit in de
notulen vast te leggen. Niet alles wordt ook in vergaderingen besproken. Er vindt
geregeld bilateraal en informeel overleg plaats tussen de voorzitter van het
algemeen bestuur en de directeur-bestuurder. De leden van het algemeen bestuur
wijzen erop dat ze nog maar kort als zodanig in functie zijn en moeten wennen aan
hun nieuwe rol op afstand van het dagelijks bestuur.
Naast gebrek aan specifieke deskundigheid is een verklaring voor het tekort aan
intern toezicht dat het algemeen bestuur een vooral volgzame, weinig
onafhankelijke en kritische houding ten opzichte van de directeur-bestuurder
tentoonspreidt. Meerdere gebeurtenissen onderstrepen het belang van een actieve
invulling van het bestuurlijk toezicht, maar de inspectie heeft niet kunnen
vaststellen dat en hoe dit heeft plaatsgevonden. Enkele voorbeelden:
e De handelwijze van de directeur-bestuurder ten aanzien van personele
aangelegenheden heeft de afgelopen jaren meerdere keren voor onrust gezorgd
en leidt al geruime tijd tot signalen over een onveilig werkklimaat op de school.
Zo werd de interim-directeur van El Amien I vlak voor de zomervakantie van
2013 te verstaan gegeven dat hij per direct niet meer welkom was op de school,
wat tot onrust en onbegrip bij het team leidde. Het jaar daarvoor was er onrust
Pagina 13 van 30
vanwege het gedwongen vertrek van de schoolleider van El Amien Ien het
voorgenomen besluit een intern begeleider van haar taken te ontheffen.
Alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties zijn in 2013
conform de nieuw opgestelde bestuursstatuten volledig gemandateerd aan de
directeur-bestuurder, wat in strijd is met het eigen treasurystatuut en met alle
regels over functiescheiding (zie ook paragraaf 2.4.2 en bijlage II).
, De afgelopen jaren is de directeur-bestuurder meermaals vervangen door
interim-bestuurders die alle na korte tijd en na onenigheid met de directeur-
bestuurder weer vertrokken. Dit brengt hoge kosten met zich mee en leidt tot
discontinuïteit in de bestuurlijke aansturing van de scholen.
2.2.3 Functioneert de medezeggenschap naar behoren?
Evenals het algemeen bestuur biedt ook de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad (GMR) geen tegenwicht aan het bestuur en het toezicht. De
leden stellen zich in het algemeen volgzaam op en zeggen tegen de inspectie dat zij
erop vertrouwen dat zij door de directeur-bestuurder correct en volledig worden
geïnformeerd. Ze betrekken geen informatie uit andere bronnen. Uit de notulen van
vergaderingen rijst dan ook het beeld op dat er zonder veel vragen of discussie
wordt ingestemd met, dan wel positief geadviseerd over alle aan hen voorgelegde
documenten en bestuursbesluiten (zie ook paragraaf 2.4.2 en bijlage II). De GMR
kenmerkt zich voorts door een afwachtende en weinig kritische houding. Er is geen
actuele jaaragenda en/of een jaarplan. Ook een jaarverslag waarin verantwoording
wordt afgelegd aan de stakeholders ontbreekt. Zelfevaluatie vindt in de
medezeggenschapsraden niet structureel plaats. Onlangs is in een van de
medezeggenschapsraden besloten tot een meer kritische houding ten opzichte van
de schoolleiding (zo wil men ook vergaderen zonder dat de schoolleider er bij is) en
het bestuur, maar dit voornemen is niet in de notulen vastgelegd.
De GMR vergadert niet met alleen het algemeen bestuur, maar zegt dit wel van plan
te zijn.
De GMR en de medezeggenschapsraden van beide scholen hebben al diverse
scholingen/cursussen achter de rug en een nieuwe scholing staat op stapel. Het
betreft in de praktijk vaak korte scholingen die zich beperken tot basale kennis over
medezeggenschap. Het resultaat van deze scholingen is beperkt omdat de raden
regelmatig van samenstelling veranderen.
Het is voor de raden moeilijk om (geschikte) leden te vinden. De animo onder het
personeel en de ouders is al jaren zeer gering, waardoor verkiezingen zelden
plaatsvinden. Kandidaten die zich spontaan melden of benaderd worden, worden
benoemd. Een reden voor de gebrekkige belangstelling die meermaals genoemd
wordt, is dat de medezeggenschap op de scholen weinig voorstelt en dat er voor
kritiek geen ruimte is.
Een illustratie daarvan is een klacht van een ouder en voormalig lid van de
medezeggenschapsraad, over zijn verwijdering daaruit door de
medezeggenschapsraad vanwege een kritische e-mail over het bestuur. Uit
ontevredenheid over de behandeling van deze klacht door de directeur-bestuurder,
heeft deze ouder de klacht ingediend bij de landelijke geschillencommissie (LKC),
die deze gegrond verklaarde. Het bestuur heeft onlangs in reactie op de uitspraak
aangegeven zich in het oordeel van de LKC te kunnen vinden en de procedures met
betrekking tot e-mailverkeer en klachtbehandeling aan te passen.
Pagina 14 van 30
2.3 Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit van
voldoende kwaliteit?
Oordeel: onvoldoende
2.3.1 Heeft het bestuur voldoende zicht op de kwaliteit van de scholen en evalueert
zij deze regelmatig?
In een tijdsbestek van enkele jaren zijn meerdere kwaliteitszorgsystemen die
zelfevaluaties bevatten ingevoerd, maar ook het laatste systeem levert nog geen
systematische informatie op voor het bestuur. Voor de evaluatie is het bestuur tot
dusver sterk afhankelijk van inspectierapporten en KBA- en KVVE-rapportages.
Er zijn recent enkele tevredenheidsenquêtes gehouden onder leerlingen en
personeel, maar verder spoort het bestuur niet actief eventuele risico’s op. Een
enquête onder ouders is al geruime tijd niet gehouden, hoewel in het schoolplan is
opgenomen dat dit jaarlijks gebeurt. Tot dusver is er, eind 2013, door de
schoolleider één managementrapportage aangeleverd aan het bestuur met daarin
enkele relevante kengetallen. Dit krijgt dan echter geen follow-up.
De directeur-bestuurder is weinig op de scholen aanwezig en heeft daardoor weinig
zicht op de schoolpraktijk. Tussen de directeur-bestuurder en de schoolleiding vindt
onvoldoende systematisch overleg plaats.
De informatievoorziening aan het algemeen bestuur schiet tekort. Daardoor hebben
ook de toezichthouders te weinig zicht op de onderwijskwaliteit. Zoals in paragraaf
2.2.2 staat vermeld, levert de directeur-bestuurder geen schriftelijke rapportages
aan bij het algemeen bestuur en vergaart het algemeen bestuur niet of nauwelijks
informatie op eigen initiatief en zelden of nooit onafhankelijk van de directeur-
bestuurder. Omdat het bestuur maar beperkt zicht heeft op de onderwijskwaliteit
vinden systematische evaluaties op bestuursniveau niet plaats.
2.3.2 Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de
scholen?
Het bestuur beschikt over een concept strategisch beleidsplan, dat ongeveer een
jaar geleden is opgesteld door de toenmalige interim-directeur-bestuurder, die de
zieke directeur-bestuurder verving. Dit plan bevat echter nauwelijks een
sterkte/zwakte analyse van de onderwijskwaliteit en van de financiële en personele
randvoorwaarden. Het plan is naar het oordeel van de inspectie meer een blauwdruk
van de gewenste organisatie dan een op de behoeften van de scholen afgestemd
beleidsplan met concrete activiteiten, prioriteiten, een tijdpad en geplande
evaluaties.
De onderwijskundige beleidsvoornemens in het schoolplan (2011-2015) zijn volgens
de toelichtende teksten wel gebaseerd op een externe en interne analyse. De
externe analyse komt neer op een uitvoerige opsomming van externe
ontwikkelingen (passend onderwijs, brede school, handelingsgericht werken, etc.).
Het is echter onduidelijk hoe deze ontwikkelingen vertaald zijn in beleid. Het
schoolplan bevat een matrix met beleidsvoornemens voor vier jaar, maar hierin zijn
niet of nauwelijks prioriteiten aangegeven.
Voor de interne analyse is gebruikgemaakt van het destijds gehanteerde instrument
voor kwaliteitszorg, van inspectiebeoordelingen en van een kwaliteitsonderzoek door
het KBA (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam). Op grond van deze analyse
is in 2011 door externe adviseurs (KBA) een integraal verbeterplan opgesteld (op
Pagina 15 van 30
beide scholen was de onderwijskwaliteit destijds ‘zwak’). Dit verbeterplan wordt
regelmatig geëvalueerd door de schoolleiding en het KBA. Uit de notulen van
bestuursvergaderingen kan niet opgemaakt worden of en in hoeverre het bestuur
het verbeterplan monitort.
Het verbeterplan is in die zin succesvol geweest dat het heeft geleid tot het
toekennen van het basisarrangement aan beide scholen. De meest recente audits
van KBA laten echter zien dat meerdere, tijdens de inspectiebezoeken van 2012 (El
Amien II) en 2013 (El Amien 1°) geconstateerde tekortkomingen nog niet op orde
zijn. Een relatief zwak onderdeel van het onderwijs op de scholen is de
leerlingenzorg zo blijkt ook uit de meest recente KBA-rapporten. Na de
inspectierapporten van 2012 (El Amien II) en 2013 (El Amien I) zijn er
veranderingen aangebracht in het zorgteam. De wijze waarop het bestuur in 2012
personele wisselingen in gang zette, heeft tot spanningen en emoties geleid en heeft
effectief ingrijpen tot op heden belemmerd. De externe adviseur van de intern
begeleiders op El Amien I is onlangs vertrokken en laat een zeker vacuüm achter.
De intern begeleider van El Amien II is sinds kort bovenschools zorgcoördinator
maar het zorgteam van de scholen dat zij aanstuurt, mist voldoende expertise en
ervaring. Het KBA geeft in haar laatste auditrapportage aan dat ze zich grote zorgen
maakt over de kwaliteit en effectiviteit van de leerlingenzorg op El Amien I. Het KBA
raadt directie en bestuur dringend aan snel in gesprek te gaan over de stagnatie op
het gebied van leerlingenzorg.
2.3.3 Borgt het bestuur de kwaliteit van de scholen?
Zoals eerder gememoreerd is er sprake van discontinuïteit in het dagelijks bestuur.
Dit geldt ten dele ook voor de schoolleiding en de interne begeleiding.
Eind 2011/2012 heeft het bestuur de toenmalige schoolleider van El Amien I uit haar
functie ontheven. Sindsdien heeft El Amien I geen vaste schoolleider meer. In
2012/2013 werd de school geleid door een interim-schoolleider, die vlak voor de
zomervakantie van 2013 moest vertrekken (zie ook paragraaf 2.2.1). Tot voor kort
werden beide scholen geleid door de schoolleider van El Amien II. Ondanks de
kwaliteiten van deze schoolleider en het vertrouwen dat zij heeft van het personeel,
was dit verre van een ideale situatie. De lopende verbetertrajecten (KBA), de
omvang van de scholen en de vele lopende (personele) zaken vormden voor één
schoolleider een te groot takenpakket. De nog noodzakelijke begeleiding van leraren
bij het primaire proces stond daardoor onder druk. Recent is voorzien in de vacature
voor schoolleider op El Amien II. Deze nieuwe schoolleider voldoet echter op een
belangrijk onderdeel niet aan het door het bestuur opgestelde profiel. Anders dan
gevraagd heeft de nieuwe schoolleider weliswaar enige ervaring in het onderwijs,
2 Op El Amien I zijn bij het onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van 2013 de
eindresultaten niet beoordeeld omdat de inspectie de scores van groep 8 op de Eindtoets
Basisonderwijs van 2013 niet bruikbaar achtte. De scores waren in vergelijking met eerdere
groepen 8, maar ook in vergelijking met eerdere prestaties van hetzelfde cohort leerlingen,
zeer hoog en de school kon de inspectie daarvoor geen overtuigende verklaring geven. De
inspectie heeft het bestuur opdracht gegeven aanpassingen aan te brengen in de wijze waarop
de school met toetsing omgaat. De schoolleider heeft de inspectie in november 2013
geïnformeerd over de genomen stappen hierbij. De school had de afnameprocedures bij de
Eindtoets verder uitgewerkt en men had aanvullende afspraken gemaakt over de uitvoering
daarvan. Daarnaast was men gestopt met het toetsgerichte onderwijs zoals dat in groep 8
gebruikelijk was. De inspectie heeft op 11 februari 2014 een controle uitgevoerd op de
afnameprocedures bij de Eindtoets. De inspectie constateerde dat de school op onderdelen
afweek van de afnamevoorschriften uit de handleiding bij de Eindtoets maar dat de leerlingen
hierdoor niet bevoordeeld werden.
Pagina 16 van 30
maar geen ervaring als onderwijskundig leider. Daarmee is aan een belangrijke
randvoorwaarde voor borging en verdere kwaliteitsverbetering niet voldaan.
Ondanks het opstellen van een functieboek bewaakt het bestuur de ontwikkeling van
het personeel onvoldoende systematisch. De schoolleider heeft sinds kort wel een
systeem ingevoerd voor het voeren van functioneringsgesprekken. Het bestuur heeft
met de schoolleider zelf al geruime tijd (ongeveer twee jaar) geen
functioneringsgesprek gevoerd, en ook niet met bovenschools opererende
personeelsleden, zoals de godsdienstleraren, die niet onder de verantwoordelijkheid
van de schoolleider vallen. De personeelsdossiers bevatten geen gespreksverslagen
en beoordelingen, en bieden geen inzicht in de professionele ontwikkeling van de
personeelsleden. De personeelsleden hebben wel een ‘pop’ ingevuld maar bewijzen
van scholing of kennisborging ontbreken. De leraren hebben geen
bekwaamheidsdossiers, zoals vereist op grond van artikel 32b van de WPO. Het
gebrek aan dossiervorming is problematisch gebleken bij meerdere personele
besluiten, zoals functieverandering en ontslag.
2.3.4 Borgt het bestuur een veilig werkklimaat?
Zoals vermeld in de ‘aanleiding’ tot dit onderzoek ontvangt de inspectie met enige
regelmaat signalen die erop wijzen dat personeelsleden niet openlijk voor hun
mening zouden durven uitkomen, vanwege mogelijke gevolgen daarvan voor hun
positie. Naar aanleiding daarvan heeft de inspectie gesprekken gevoerd met een
willekeurige selectie van personeelsleden, de schoolleiding, de leden van de
medezeggenschapsraden, het bestuur en met (voormalig) externe adviseurs. Op
basis daarvan constateert de inspectie dat op El Amien I een belangrijk deel van de
personeelsleden zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit
te komen of met kritiek naar voren te komen, zodat er onvoldoende ruimte is voor
onderwijskundige en professionele discussie en groei. Dit gevoel van onveiligheid
wordt, zo geven de gesprekspartners van de inspectie aan, veroorzaakt door
mogelijke maatregelen van het bestuur i.c. de directeur-bestuurder in reactie op niet
wenselijke meningen, en vanwege personeelsleden die de directeur-bestuurder
informeren over gebeurtenissen op school en uitingen van andere personeelsleden.
Ook de wijze waarop personeelsleden in de afgelopen jaren zijn vertrokken en
overgeplaatst, draagt hieraan bij.
De tevredenheidsenquête uit 2013 laat echter een positief beeld zien van het
welbevinden onder het personeel. Het bestuur zegt niet zoveel signalen te
ontvangen. De wel bekende signalen worden niet herkend of toegeschreven aan
eerdere situaties en voormalige personeelsleden. Het bestuur maakt geen aanstalten
om de signalen te onderzoeken en aan deze situatie een einde te maken, zodat de
oorzaak van (potentiële) gevoelens van onveiligheid en onrust als gevolg daarvan
niet wordt weggenomen .
2.4 Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende
kwaliteit? *
Oordeel: onvoldoende
2.4.1 Is er sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de
wettelijke bestedingsmogelijkheden?
In een aantal gevallen is er sprake (geweest) van onrechtmatige bestedingen. Het
betreft het bekostigen van het leerlingenvervoer uit de lumpsum, buitenlandse
3 Voor een meer gedetailleerd beeld van het financiële beleid, zie bijlage II.
Pagina 17 van 30
reizen waarvan het belang voor het onderwijs onduidelijk is en een niet-subsidiabele
cursus die uit de lumpsum is betaald.
Naast deze onrechtmatige bestedingen constateerde de inspectie nog enkele
tekortkomingen in het financiële beleid. Het gaat onder meer om de zeer beperkte
invulling die het bestuur geeft aan de zogenoemde ‘versterking van de functiemix’,
waarvoor de doelstellingen ook bij benadering niet worden gehaald. De inspectie is
kritisch over het weinig transparante proces rondom de inning van de vrijwillige
ouderbijdrage. Bedragen worden contant geïnd, geregistreerd op school en
vervolgens contant opgeslagen in een kluis in het bestuursbureau.
2.4.2 Is er voldoende toezicht op het financiële beleid?
Van toezicht door het algemeen bestuur en van controle door de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is lang niet altijd sprake. Zo zijn
alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties in 2013 conform
de nieuw opgestelde bestuursstatuten en met instemming van het algemeen bestuur
volledig gemandateerd aan de directeur-bestuurder, wat in strijd is met het eigen
treasurystatuut en de regels betreffende functiescheiding. Immers, de beherende en
beschikkende functie liggen in één hand, terwijl de controlerende functie ontbreekt.
Inmiddels is door het indienen van een nieuw procuratieschema de
tekenbevoegdheid weer in overeenstemming gebracht met het treasurystatuut. De
inspectie constateert dat de instelling hier gedurende een periode van een kleine
drie maanden een onaanvaardbaar financieel risico heeft gelopen.
Bij het doen van bestellingen en het aangaan van overeenkomsten blijkt meestal
niet duidelijk wie de opdracht verstrekt. In enkele gevallen (zoals bij de
buitenlandse reizen, zie bijlage II) is de opdrachtverlening mondeling tot stand
gekomen, met verwijzing naar een overeenkomst die de destijds in dienst zijnde
interim-directeur-bestuurder alle vrijheid voor bestedingen gaf. Bij de buitenlandse
reizen heeft de inspectie ook niet kunnen vaststellen of er instemming is verkregen
van het algemeen bestuur.
Tijdens de gesprekken van de inspectie met medezeggenschapsraden (MR) en de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) is niet gebleken dat deze
geledingen inzage en inspraak hadden in de voorgenomen bestedingen conform de
bepalingen zoals die in de WMS zijn geregeld. Datzelfde geldt voor het algemeen
bestuur: uit de vergaderverslagen blijkt onvoldoende dat er sprake is van een
controlerende en kritische houding ten aanzien van de beslissingen tot investeringen
zoals die door de directeur-bestuurder zijn genomen. Al met al is er sprake van
weinig transparant beleid.
2.4.3 Is de stichting financieel gezond?
Het bestuur heeft in de afgelopen jaren veel vermogen opgebouwd doordat
ontvangen subsidies en middelen voor versterking van de functiemix niet volledig
zijn besteed. In 2012 heeft de inspectie onderzoek uitgevoerd naar schoolbesturen
die mogelijk beschikten over middelen die nog niet waren ingezet voor het
onderwijs. De conclusie voor de stichting was dat dit het geval was. Met het bestuur
zijn afspraken gemaakt om tot meer inzet van middelen te komen. Uit de financiële
kengetallen blijkt dat de uitgaven sindsdien zijn toegenomen. De stichting is
financieel gezond maar moet wel rekening houden met teruglopende subsidies in de
toekomst.
Pagina 18 van 30
3. Conclusie en vervolg van het toezicht
3.1 Kwaliteit
De conclusie luidt dat het bestuurlijk handelen, inclusief het financiële beleid, van de
Stichting Nederlandse Islamitische Scholen van onvoldoende kwaliteit is om de
onderwijskwaliteit op de scholen El Amien I en El Amien II duurzaam te waarborgen
en te verbeteren. Het bevoegd gezag beschikt in zowel de bestuurs- als
toezichtfuncties over onvoldoende specifieke deskundigheid, het intern toezicht
functioneert niet naar behoren en het bestuurlijk handelen ten aanzien van de
onderwijskwaliteit en de financiën vertoont tekortkomingen. Evenals het algemeen
bestuur bieden ook de medezeggenschapsraden weinig tegenwicht aan de directeur-
bestuurder. ‘Checks and balances’ zijn onvoldoende aanwezig en dit maakt de
organisatie kwetsbaar.
De inspectie is van oordeel dat het onvoldoende functioneren van het bestuur leidt
tot risico’s voor de borging en verbetering van de onderwijskwaliteit op beide
scholen en het financiële beleid. Bovendien leidt het optreden van de directeur-
bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin een deel van het personeel
zich onvoldoende veilig voelt om openlijk voor de eigen mening uit te komen, zodat
er onvoldoende ruimte is voor onderwijskundige en professionele discussie en groei.
De inspectie draagt het bestuur op deze situatie op zo kort mogelijk termijn te
verbeteren en de inspectie schriftelijk te informeren over de wijze waarop het
verbetertraject wordt aangepakt. Hiertoe stelt het bestuur een integraal
verbeterplan op waaruit duidelijk blijkt welke doelen worden nagestreefd, hoe en
wanneer deze doelen bereikt zullen worden en wie voor welke acties
verantwoordelijk zijn. In dit verbeterplan dienen ten minste verbeteracties te
worden opgenomen ten aanzien van:
e de voorwaarden voor bestuurlijk handelen
o _deskundigheidsbevordering
o versterking van het intern toezicht
o versterking van de medezeggenschap
e het bestuurlijke handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit
o zicht verkrijgen op de onderwijskwaliteit
o planmatig werken aan borging en verbetering van het onderwijs
o borging van een veilig werkklimaat
* het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën
o zorg dragen voor rechtmatig en transparant financieel beleid
Het bestuur staat al geruime tijd onder geïntensiveerd toezicht van de inspectie. Er
is echter geen sprake van structurele vooruitgang in het bestuurlijk functioneren.
Dit brengt risico’s met zich mee voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit
van het onderwijs. De inspectie voert in het vierde kwartaal van 2014 een
onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen ten aanzien van het bestuurlijk
handelen zijn opgeheven. Indien de bestuurlijke kwaliteit niet verbetert, kan dit tot
gevolg hebben dat de inspectie het vertrouwen in het bestuur opzegt en de minister
hierover informeert.
Vanwege de kwetsbare situatie volgt de inspectie de kwaliteit van het onderwijs op
de scholen nauwgezet. In 2014 zal hiertoe de reguliere jaarlijkse risicoanalyse
worden uitgebreid met een bezoek aan de scholen.
Pagina 19 van 30
3.2 Naleving
Er zijn tekortkomingen geconstateerd in de naleving van wettelijke voorschriften die
zijn gecontroleerd. In bijlage III staat hiervan een overzicht. Over de elementen van
de wet- en regelgeving die niet worden nageleefd maakt de inspectie afzonderlijke
afspraken met het bestuur. Indien het bestuur de tekortkomingen niet conform de
afspraken opheft, kan worden overgegaan tot opschorting en vervolgens inhouding
van de bekostiging, conform de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde
onderwijsinstellingen.
3.3 Financiën
Er is sprake van onrechtmatige bestedingen van rijksgelden. Over de eventuele
terugvordering van de onrechtmatig bestede rijksbekostiging zal door de
Hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra een besluit worden genomen.
Wat betreft het leerlingenvervoer draagt de inspectie het bestuur op ervoor te
zorgen dat het leerlingenvervoer (door inzet van middelen, personeel of
vergoedingen) niet ten laste van de lumpsum bekostiging wordt gebracht en hierin
transparant te zijn. De inspectie zal blijven toezien op de wijze waarop met
leerlingenvervoer wordt omgegaan.
Pagina 20 van 30
4. Zienswijze bestuur
Naar aanleiding van uw brief van 10 juni 2014 alsmede het definitieve rapport met
de bevindingen van het onderzoek naar de kwaliteit van het bestuurlijk handelen
dat de inspectie in het kader van het Traject Intensief Toezicht heeft uitgevoerd
bij het bestuur van ‘Stichting Nederlandse Islamitische Scholen’ in de periode
november 2013 tot en met februari 2014, dient het bestuur van voormelde
stichting, de volgende zienswijze daartegen in:
Onder verwijzing naar 2.1, alinea 1:
‘Gebrek aan voldoende onderwijskundige, financiële en bestuurlijke deskundigheid
binnen het algemeen bestuur’
Hierover merkt het bestuur op: de sollicitatiefase in verband met het aantrekken
van een bestuurslid voor het algemeen bestuur (AB) was al bezig in de
onderzoeksperiode. Het bestuur stelt dat dit reden is om dit op te nemen in het
rapport omdat dit de stelling van de onderwijsinspectie enigszins nuanceert op dit
onderdeel. Het is immers niet zo, dat het bestuur het gebrek aan deskundigheid niet
onderkende, en/of daarin geen actie ondernam. Dit geldt temeer nu deze
sollicitatieprocedure heeft geleid tot aanstelling van twee nieuwe bestuursleden met
respectievelijk financiële en onderwijskundige ervaring.
Tevens merkt de onderwijsinspectie op, dat het van belang is dat het algemeen
bestuur wordt getraind in het toezicht houden. Deze training liep reeds ten tijde
van het onderzoek door de inspectie (een extern adviseur is reeds vanaf april
2013 aan de slag met het plan van aanpak aangaande bestuurskracht Stichting
Nederlandse Islamitische Scholen, en vanaf september 2013 worden over de
uitvoering hiervan, gesprekken tussen de extern adviseur en het AB alsmede de
directeur-bestuurder gevoerd, hetgeen naast de scholing in februari jl. ook heeft
geleid tot diverse documenten waarmee het bestuur zich verder kon ontwikkelen.
Het contract liep in februari 2014 af. Vanaf maart 2014 geschiedt de begeleiding
door een ander docent). De resultaten van de trainingen en observatie van het
algemeen bestuur hebben geleid tot een versterkt intern toezicht. Nu deze
training het toezicht houden betreft, wordt daarmee ook een meer onafhankelijke
houding ten opzichte van het dagelijks bestuur (DB) getraind.
Onder verwijzing naar alinea 2:
“Het gevolg van het gebrek aan intern toezicht is dat de directeur-bestuurder
zonder overleg vooraf en zonder verantwoording achteraf beslissingen kan nemen.
Dit brengt onderwijskundige en financiële risico's met zich mee."
Het bestuur nuanceert deze stelling, omdat een gebrek aan intern toezicht
onderwijskundige en financiële risico's met zich mee kan brengen. Deze nuance is
van belang omdat het wederzijds vertrouwen van AB en DB ervoor zorgt/heeft
gezorgd, dat de kans dat die risico's daadwerkelijk plaatsvinden, zeer gering is.
Dit neemt niet weg dat het AB bovengenoemde inhaalslag aan het maken is
aangaande het verbeteren van haar toezichthoudende kwaliteiten.
Vervolgens stelt de onderwijsinspectie in dezelfde alinea: “Bovendien leidt het
optreden van de directeur-bestuurder tot een werkklimaat op El Amien I waarin
een belangrijk deel van het personeel zich onvoldoende veilig voelt om openlijk
voor de eigen mening uit te komen”,
In reactie hierop:
Onderzoek door de Stichting heeft uitgewezen dat er personeelsleden zijn die
problemen hebben dan wel hadden, met de directeur-bestuurder (welke directeur-
bestuurder wegens ziekte vervangen is door een interim directeur-bestuurder),
omdat sprake was van niet gelijklopende belangen. Dit is blijkbaar vertaald naar
“het zich niet veilig voelen”.
Daarnaast is voor de stichting onduidelijk en niet transparant wat de vraagstelling
Pagina 21 van 30
aan het personeel is geweest aangaande dit onderwerp, en welk deel van het
personeel, procentueel gezien, zich niet veilig voelt. Evenmin is duidelijk waarom
dit alleen op El Amien I gebeurt terwijl het de directeur-bestuurder (die nu ziek is)
betrof die derhalve overkoepelend directeur is van beide locaties. Dan zou
eenzelfde klimaat toch op El Amien II aangetroffen moeten zijn.
Het is juist van belang om hierover (al dan niet geanonimiseerde) informatie te
ontvangen om daarmee zo nodig aan de slag te kunnen.
Onder verwijzing naar de vierde alinea: De onderwijsinspectie concludeert: "De
veelal informele cultuur waarin het niet de gewoonte ís alles goed vast te leggen
en hierover transparant te zijn, speelt hierbij een belemmerende rol”.
Die conclusie is in ieder geval onvoldoende onderbouwd. Immers een Informele
cultuur zonder goede schriftelijke vastlegging hoeft transparantie niet in de weg te
staan. Het AB beseft zich wel dat schriftelijke vastlegging nog meer duidelijkheid
schept en is op dat onderdeel bezig met een cultuuromslag. Dit moge blijken uit
de gevolgde trainingen.
2.2.1. : alinea 2: “de andere algemeen directeur beheerde de portefeuilles
onderwijs en personeel. Deze is in 2011 (na een intern conflict) vertrokken.”
De hier genoemde algemeen directeur is na malversaties vertrokken.
alinea 4: “scholing van bestuursleden maar ook van de
medezeggenschapsraden *.
Over scholing van bestuursleden is hiervoor onder verwijzing naar het bij 2.1.
opgemerkte reeds een en ander vermeld. De GMR alsmede de MR volgen jaarlijks
een (opfris) cursus via het AOB. In die zin is de opmerking dat scholing moeizaam
van de grond komt, zowel ten aanzien van het bestuur als de (G)MR, niet op zijn
plaats. Er is immers sprake van jaarlijkse scholing van de (G)MR. Evenmin is, zoals
hieruit blijkt, sprake van uitstel/afstel.
2.2.2. : ‘Functioneert het intern toezicht naar behoren’, Reeds is gemotiveerd (bij
onderdeel 2.1., opgemerkte), dat hieraan wordt gewerkt, alsmede dat dit al
sedert april 2013, toen een plan van aanpak is gemaakt, gebeurt. Derhalve
nuanceert dit de stelling dat van het naar behoren functioneren geen sprake is.
Ook maakt voorgaande duidelijk dat het bestuur haar taken serieus neemt, en
zich graag wil ontwikkelen en professionaliseren.
2.2.3. £ “Functioneert de medezeggenschap naar behoren?”
onder verwijzing naar alinea 1: gesteld word dat de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad (GMR) geen tegenwicht biedt aan het AB en het DB. De
reeds eerder gememoreerde notulen van 28 januari 2014 tonen het tegendeel
aan. Dit betekent dat gesteld kan worden dat de G(MR) op de goede weg is en
daarin ook wordt ondersteund. Daarnaast is van belang dat in de laatste fase van
het onderzoek zoals dat door de Onderwijsinspectie is verricht, aangetoond is dat
GMR wel zonder het AB vergadert en dit ook zal blijven doen.
Tweede alinea halverwege: “Een reden voor de gebrekkige belangstelling die
meermaals genoemd wordt, is dat de medezeggenschap op de scholen weinig
voorstelt en dat er voor kritiek geen ruimte is”,
De onderwijsinspectie illustreert dit met één klacht, waar het bestuur overigens
ook mee aan de slag is gegaan. Die ene klacht kan niet representatief zijn.
Onduidelijk is waarmee de Inspectie haar conclusie verder onderbouwt, nu de
stichting zich In het geschetste beeld niet herkent. De vraag is bijvoorbeeld of de
Inspectie met (potentiële) MR kandidaten heeft gesproken, en/of met ouders, Dan
is tevens van belang welke soort vraagstelling is gehanteerd. Daarnaast kan het
zo zijn dat de reden voor gebrekkige belangstelling cultuurgebonden is.
2.3.1. : derde alinea: “De directeur-bestuurder is weinig op de scholen aanwezig en
heeft daardoor weinig zicht op de schoolpraktijk”.
De waarnemend directeur-bestuurder is wel regelmatig op de scholen aanwezig,
Pagina 22 van 30
vanaf januari 2014. Nu dit derhalve reeds ten tijde van het onderzoek is
veranderd, acht het bestuur het van belang, dit ook zo te vermelden. Ook
systematisch overleg tussen DB en schoolleiding vindt plaats.
2.3.2. 7 ' Werkt het bestuur planmatig aan de verbetering van de kwaliteit van de
scholen’. Hiervan is sprake. In het verleden, tijdens de onderzoeksperiode door de
inspectie, is hier aantoonbaar aan gewerkt, bijvoorbeeld middels KBA. Niet voor
niets concludeert de inspectie dat het verbeterplan tot resultaat heeft geleid. Dan
kan daaruit niet anders worden geconcludeerd dan dat planmatig aan de
verbetering is gewerkt. Dit blijkt ook uit het hierover reeds opgemerkte in het
rapport van de onderwijsinspectie. Op het gebied van zorg voor de leerlingen, houdt
het bestuur de ontwikkelingen in de gaten en monitort zij het zorgteam. Tevens
zorgt zij dat de deskundigheid van het zorgteam wordt bevorderd. Veiligheid op de
scholen is en blijft tevens een speerpunt. Hiervoor is opgemerkt dat onderzoek
hiernaar niet altijd iets hoeft op te leveren. Uit de resultaten welke het bestuur zelf
heeft ontvangen, blijkt dat zij én zelf wel onderzoek doet naar veiligheid, én tracht
door inventarisatie een beeld te krijgen en hierin de hand te houden.
Gezien de door de onderwijsinspectie ervaren onveiligheid, heeft het bestuur
gemeend er goed aan te doen, duidelijkheid te vragen aan de inspectie over de
wijze waarop het onderzoek is verricht. Dat kan van belang zijn om een helder
beeld te krijgen, temeer nu de in 2013 gehouden 'tevredenheidsenquête' een
positief beeld laat zien van het welbevinden van het personeel.
2.4.1 “Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van de financiën van voldoende
kwaliteit?”
De cultuur bepaalde vertrouwensrelatie brengt met zich mee dat de kans op
misbruik klein is. Ook de financiële waarborgen (controle- functie van en
goedkeuring door het AB) zijn aanwezig om misbruik tegen te gaan.
Onduidelijk is hoe de onderwijsinspectie tot het oordeel komt, dat meestal niet
duidelijk is wie de opdracht verstrekt bij het aangaan van overeenkomsten.
Hierover dient de onderwijsinspectie duidelijkheid te verschaffen.
2.4.2.: tweede alinea: met betrekking tot de buitenlandse reizen. Het bestuur
geeft aan dat de instemming van het AB wel aanwezig was. Onduidelijk voor de
stichting is en blijft waarom de inspectie niet kon vaststellen of er instemming is
verkregen. Het bestuur erkent dat de procedure niet zorgvuldig is uitgevoerd.
3d e alinea: het niet vergoeden door Loyalis van de hier genoemde kosten, was niet
te voorzien, gezien de toezeggingen door Reventacare, de organisatie die
cursussen geeft, dat de cursussen door Loyalis vergoed zouden worden. In eerste
instantie mocht het bestuur er dan ook van uit gaan, dat vergoeding wel zou
plaatsvinden. Pas in een zeer laat stadium is duidelijk geworden dat de vergoeding
niet zou plaatsvinden.
Het bestuur stelt dan ook dat zo zorgvuldig mogelijk heeft gehandeld.
Het bestuur stelt dat op grond van deze zienswijze blijkt dat de bevindingen en
conclusies van de rapportage niet zonder aanvulling middels deze zienswijze in
stand kunnen blijven.
Pagina 23 van 30
Pagina 24 van 30
Bijlage I - Overzicht geraadpleegde documenten
Onderzoek naar voorwaarden voor bestuurlijk handelen en naar het bestuurlijk
handelen ten aanzien van de onderwijskwaliteit:
e _Bestuursstatuten
_Bestuurs- en toezichtreglement
e __Managementstatuut
* Concept strategisch beleidsplan
* Concept meerjarenbeleidsplan
* Concept toezichtkader bestuur (intern toezicht)
e Verzuimreglement
e Representatieve selectie van personeelsdossiers
e _Functieboek
e Website scholen
* _Schoolplannen El Amien I en II
e _Schoolgidsen El Amien I en II
e Klachtenregeling
* Jaarplanning directieberaad (2013-2014)
e Notulen directieberaad
e _Managementrapportages
e _MR-reglement
e _MR-statuten
e Notulen
o Bestuur
o _MR-en
o GMR
, Jaarverslagen bestuur
e _Zelfevaluaties schoolklimaat/veiligheid
_KBA-rapportages (audits)
e Eindevaluatie Spijtenburg
e Verslag scholingsdag BMC
Onderzoek naar bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën:
e de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens,
het jaarverslag
e het managementstatuut
* het medezeggenschapsstatuut
e het medezeggenschapsreglement
het treasurystatuut
e de bankrekeningen opgenomen in de (financiële) administratie van de
stichting:
e de financiële administratie (grootboek, bankrekeningen en facturen)
over 2010 tot en met 2013, (het laatste jaar voor zover mutaties reeds
waren geboekt ten tijde van het onderzoek bij het administratiekantoor)
e de formatieoverzichten 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013, en
de relevante personeelsdossiers aanwezig op het administratiekantoor.
Pagina 25 van 30
Bijlage II - Gedetailleerd verslag financieel onderzoek
Is het bestuurlijk handelen ten aanzien van financiën van voldoende kwaliteit?
1. Iser sprake van onderwijsbekostiging die niet wordt ingezet conform de
wettelijke bestedingsmogelijkheden?
2. Is er voldoende toezicht op het financiële beleid?
3. Is de stichting financieel gezond?
Ad 1
Er is in een aantal gevallen sprake van onrechtmatige bestedingen:
Leerlingenvervoer
In de periode april 2011 tot en met april 2012 is er door de inspectie een onderzoek
uitgevoerd naar de bekostiging van het leerlingenvervoer uit de lumpsum. Omdat dit
in strijd is met de artikelen 4 en 148 van de WPO, heeft door de inspectie over de
periode tot en met 2010 een terugvordering plaatsgevonden van €99,334.
Desondanks is het bestuur doorgegaan met het bekostigen van leerlingenvervoer uit
de lumpsum tot augustus 2013. Dit is, gelet op artikel 4 van de WPO, in strijd met
artikel 184, eerste lid, van de WPO. De kosten die over 2011 tot en met en 2013
zijn gemaakt, zijn berekend op €91.984,65. De motivatie van het bestuur om
hiermee door te gaan was dat het tijd kostte om het vervoer af te bouwen.
Tijdens de laatste schoolbezoeken heeft de inspectie geconstateerd dat er nog
steeds sprake is van leerlingenvervoer. Dit leerlingenvervoer wordt nu verzorgd door
ouders en komt dus niet direct ten laste van OCW of de gemeente. De inspectie zal
blijven toezien op de wijze waarop met leerlingenvervoer wordt omgegaan.
Studie- en teambuildingsreizen
In 2012 is er door het bestuur een studiereis naar Marokko ondernomen. De totale
kosten voor deze reis waren € 12.651, Het bevoegd gezag (zo bleek tijdens een
gesprek met de directeur-bestuurder) kan de beoogde en bereikte bijdrage van deze
reis aan de kwaliteit van het onderwijs niet verantwoorden of aannemelijk maken.
De inspectie is van oordeel dat deze kosten ten onrechte ten laste van de
rijksbekostiging zijn gebracht. Daarbij speelt tevens een rol dat de eigenaar van het
reisbureau dat de reis organiseerde destijds structurele taken vervulde ten behoeve
van het management van de scholen en in een bepaalde gezagsverhouding stond tot
het bestuur. Voorts was er geen sprake van aantoonbaar toezicht door het bestuur
en van vergelijkende offertes.
In 2013 vond een teambuildingsreis naar Parijs plaats. Het totaal aan declaraties
hiervoor is € 4.5/2,/73. De beide hiervoor genoemde tekorten zijn ook hier van
toepassing, zodat de inspectie van oordeel is dat deze kosten ten onrechte van de
rijksbekostiging zijn gebracht; de bestedingen zijn in strijd met artikel 148, eerste
lid en artikel 182 van de WPO.
Cursus
In 2012 hebben veertien personeelsleden een cursus ademhalingstechnieken
gevolgd. De totale kosten hiervoor bedroegen € 35.700. Hoewel het bestuur van
mening was dat de kosten door de verzekeringsmaatschappij zouden worden
vergoed, is de factuur niet naar de maatschappij verstuurd. De betreffende
maatschappij geeft aan dat de factuur ook niet voor vergoeding in aanmerking zou
komen. De kosten voor deze cursus zijn derhalve uit de lumpsum betaald. Deze
uitgaven vallen niet onder de definitie personeelskosten zoals bedoeld in artikel 148
Pagina 26 van 30
van de WPO en zijn daarom ook niet subsidiabel, zodat de besteding in strijd is met
artikel 148 en artikel 182 van de WPO.
Daarnaast trof de inspectie een tweetal tekortkomingen aan in het financiële beleid:
Functiemix
De ‘functiemix’ is de verdeling van leraren (fte) over de salarisschalen.
Schoolbesturen krijgen extra geld van het ministerie van OCW om leraren promotie
te kunnen geven naar hogere leraarsfuncties, met bijbehorende beloning. Deze
maatregel leidt ertoe dat meer leraren in hogere salarisschalen kunnen komen. De
afspraken over de versterking van de functiemix worden gerealiseerd via de
lumpsum en gaan uit van besteding conform de doelen van de maatregel. Hoewel de
middelen niet geoormerkt zijn, leidt onvoldoende inzet van deze middelen niet tot
versterking van de functiemix. Als niet aan de doelstellingen wordt voldaan, kunnen
de middelen voor de functiemix uiteindelijk worden bevroren en wordt de
aanvullende bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde functiemix
op bestuursniveau. Alle schoolbesturen moeten toewerken naar het behalen van een
absolute doelstelling, zoals afgesproken in het Convenant Leerkracht. De doelstelling
in het convenant was voor 2013 benoeming van 32 procent van de leraren in de LB-
schaal en 1 procent in de LC-schaal. Van alle leraren op EAI (26) en EAII (21)
waren er ultimo 2013 op beide scholen 1 benoemd in schaal LC en (op EAII) 2 in LB.
De overige leraren (25 respectievelijk 18) in LA. Het vereiste percentage leraren in
de LB-schaal wordt ook bij benadering dus niet gehaald. De inspectie stelt vast dat
er onvoldoende beleid is geweest om tot realisering van de in het convenant
gemaakte afspraken te komen. Weliswaar heeft het bestuur een ‘Notitie invoering
functiemix 2013-2014’ opgesteld, maar afspraken over de invoering daarvan zijn
niet gemaakt en de invoering is stil komen te liggen.
Vrijwillige ouderbijdrage
Het proces rondom de inning van de vrijwillige ouderbijdragen is ondoorzichtig.
Bedragen worden contant geïnd, geregistreerd op school en vervolgens contant
opgeslagen in een kluis in het bestuursbureau. Enige jaren geleden werden deze
bijdragen nog via de bank geïnd. Vaak worden de ouderbijdragen door de ouders
gebracht, maar regelmatig komt het voor dat ook kinderen met contant geld over
straat gaan, wat een onveilige situatie is.
Ad 2
Van toezicht door het algemeen bestuur en van controle door de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is lang niet altijd sprake. De
belangrijkste bevindingen uit het onderzoek op dit punt betreffen:
Tekenbevoegdheid
Alle tekenbevoegdheden tot het aangaan van financiële transacties zijn in 2013
conform de nieuw opgestelde bestuursstatuten volledig gemandateerd aan de
directeur-bestuurder. De nieuwe bestuursstatuten zijn opgesteld om aan de Code
Goed Bestuur te kunnen voldoen. Toch is dit in strijd is met het eigen
treasurystatuut en ook met alle regels betreffende functiescheiding. Immers, de
beherende en beschikkende functie liggen in één hand, terwijl de controlerende
functie ontbreekt. Het treasurystatuut geeft de grenzen aan van de bedragen tot
waar de tekenbevoegdheden lopen. In alle gevallen moet de penningmeester
tekenen met een van de bestuursleden. Genoemde situatie was hiermee in strijd.
Inmiddels is door een nieuw procuratieschema de tekenbevoegdheid weer conform
het treasurystatuut. De inspectie constateert dat de instelling hier gedurende een
periode van een kleine drie maanden een onaanvaardbaar financieel risico heeft
gelopen. De directeur-bestuurder had gedurende die periode de volledige
Pagina 27 van 30
bevoegdheid tot het doen van ongelimiteerde financiële transacties. Dat het
algemeen bestuur met deze ongewenste situatie heeft ingestemd en daaraan
goedkeuring gegeven, illustreert de constatering dat sprake is van een onvoldoende
kritische houding ten aanzien van de directeur-bestuurder. Verwacht mocht worden
dat het algemeen bestuur de verantwoording die zij krachtens hun functie hebben,
zouden hebben waargemaakt. Een en ander is in strijd met artikel 17c, eerste lid,
onder c, van de WPO.
Opdrachtverlening
In de praktijk blijkt meestal niet duidelijk wie de opdracht heeft verleend tot het
doen van bestellingen en het aangaan van overeenkomsten. Niet alleen is de
totstandkoming van de opdrachtverlening niet altijd transparant, ook is vaak
onduidelijk wat daarvan de motivatie was. Daarbij kan niet inzichtelijk worden
gemaakt dat wordt ingekocht of aanbesteed op basis van de meest gunstige
voorwaarden:
e Een voormalig interim-directeur-bestuurder heeft via het reisbureau waarvan jij
eigenaar was teambuildingsreizen naar Marokko en Frankrijk georganiseerd. Hoe
de opdrachtverlening hierbij tot stand is gekomen, kon niet duidelijk worden
gemaakt.
* Aanschaf van computerapparatuur is gedaan bij het bedrijf van een familielid
van een van de personeelsleden. Wie de opdracht heeft verstrekt, wat de
motivatie was en of de opdracht tegen gunstige tarieven is verleend, kon niet
duidelijk worden gemaakt.
In beide gevallen is de opdrachtverlening mondeling tot stand gekomen met
verwijzing naar een overeenkomst. Deze overeenkomst met het nummer
01092012/2/SNIS geeft de interim-directeur-bestuurder zeer veel vrijheid in de
besteding: ‘het uitvoeren van overige, nader overeen te komen werkzaamheden’.
Dit wordt verder versterkt door de regelmatige (ook langere) afwezigheid van de
directeur-bestuurder. Ook heeft de inspectie niet kunnen vaststellen of er in
voornoemde gevallen instemming is verkregen van het algemeen bestuur. Inmiddels
is de betreffende interim-directeur-bestuurder niet meer verbonden aan het bestuur.
Controle (G)MR en intern toezicht
Tijdens de gesprekken van de inspectie met medezeggenschapsraden (MR) en de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) is op geen enkele wijze
gebleken dat deze geledingen inzage en inspraak hadden in de voorgenomen
bestedingen zoals die in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) zijn geregeld.
De controlerende functie die de raden hebben, komt daarom ook niet tot uitdrukking
in de diverse beleidsbeslissingen die leiden tot investeringen. Datzelfde geldt voor
het algemeen bestuur: uit de vergaderverslagen blijkt onvoldoende dat er sprake is
van een kritische houding ten aanzien van de beslissingen tot investeringen zoals
die door de directeur-bestuurder zijn genomen, terwijl dit wel is geregeld in de
bestuursstatuten.
Uit gesprekken met de leden van MR en GMR blijkt verder geen enkele
betrokkenheid bij de besteding van de ouderbijdragen, terwijl men volgens de WMS
hiervoor instemmingsrecht heeft (artikel 13, eerste lid, onder c, van de WMS). De
inspectie constateert dat beide scholen duidelijke innings- en bestedingsprocedures
dienen op te stellen, de MR hierbij dienen te betrekken en de contante geldstromen
tot een minimum dienen te beperken.
Ad 3
Op 15 juni 2012 is door de afdeling Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs
een rapport uitgebracht over de financiële positie van de Stichting Nederlandse
Islamitische Scholen (SNIS), als gevolg van aanbevelingen van de Commissie
Pagina 28 van 30
Vermogensinstellingen Onderwijs. Het onderzoek richtte zich op schoolbesturen die
mogelijk beschikten over middelen die nog niet waren ingezet voor het onderwijs.
De conclusie voor de SNIS was dat de kengetallen in alle gevallen ruim boven de
signaleringswaarden uitkwamen. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt om tot
meer inzet van middelen te komen. De conclusies uit genoemd rapport zijn
gebaseerd op de jaarrekening van 2010. Als onderdeel van het thans uitgevoerde
onderzoek is hieronder het verloop van de belangrijkste kengetallen sinds 2010
weergegeven.
Financiële kengetallen SNIS iel zon 2012
|
Liguiditeit | 579} 666| _ 5,39
Uit dit overzicht blijkt dat de uitgaven sinds 2010 zijn toegenomen. Daarmee wordt
invulling gegeven aan de afspraak om tot verdere inzet van middelen te komen.
Het bestuur heeft in de afgelopen jaren veel vermogen opgebouwd. Vanaf 2009 tot
en met 2013 werd bovenop de reguliere rijksbekostiging jaarlijks ongeveer
€650.000 ontvangen van het ministerie van OCW in het kader van het
achterstandenbeleid. Daarnaast ontvangt het bestuur jaarlijks van de gemeente
Amsterdam diverse specifieke subsidies tot een bedrag van ongeveer € 80.000. De
scholen beschikken bovendien over een hoog percentage ‘gewichtenleerlingen’, wat
eveneens extra bekostiging genereert. Door niet alle gelden te besteden, was sprake
van een sterke vermogensgroei. Zoals weergegeven onder Ad 1. voldoet het bestuur
evenmin aan de sinds 2008 verplichte functiemix waardoor vrijwel het gehele
personeel op dit moment nog in de laagste salarisschaal (LA) zit. Ook dit leidt tot
lagere bestedingen.
Pagina 29 van 30
Bijlage III - Tekortkomingen in de naleving van
wettelijke voorschriften
Artikel | Tekortkoming |
WPO algemeen Bestuur (toezichthouders).
bekwaamheidsdossiers van leraren.
samenhang met art. 4 WPO
WMS uitgaven.
en besteding lumpsum vragen.
WMS hoogte en bestemming ouderbijdrage vragen.
WPO en de doelmatige en rechtmatige bestemming en
aanwending van de lumpsum.
materiële instandhouding en de personeelskosten.
Pagina 30 van 30
| Schriftelijke Vraag | 33 | val |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 66
Datum akkoord college van b&w van 10 februari 2015
Publicatiedatum 13 februari 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer B.L. Vink van
18 december 2014 inzake het beheer van leegstaand gemeentelijk vastgoed.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In de afgelopen jaren hebben verschillende leegstaande panden een tijdelijke functie
gekregen, bijvoorbeeld als creatieve broedplaats. Daarmee is ruimte gegeven aan
vele startups, innovatieve ondernemers en maatschappelijke initiatieven. Gebouwen
die voorheen gebruikt werden door de Volkskrant, ACTA en NDSM en vele andere
gaven en geven daaraan ruimte. Ook diverse panden die in gemeentelijk bezit zijn,
vervullen die functie. ‘Old School’ in Zuid is daarvan een voorbeeld. De diverse
tijdelijke gebruikers hebben bijgedragen aan de aantrekkelijkheid en kracht van
Amsterdam als culturele hoofdstad en economische motor van Nederland. Daarnaast
heeft het bijgedragen aan de leefbaarheid van verschillende buurten. Het tijdelijke
gebruik betekent ook veel voor de innovatiekracht en werkgelegenheid van
Amsterdam. De stad bruist mede door deze tijdelijke gebruikers.
Afgelopen week opende de broedplaats 'Lola' in het voormalige Westburg college. Dit
gebouw stond eerst leeg en is nu als pilot voor tijdelijke maatschappelijke invulling
een broedplaats geworden die ruimte biedt aan verschillende nieuwe ondernemers.
De bruisende opening liet zien hoeveel energie deze ondernemers hebben. In de
voormalige school brengen zij hun business een stap verder en versterken ze de
Amsterdamse maakindustrie en de economie in brede zin.
In het coalitieakkoord is de ambitie verwoord gemeentebezit af te stoten om daarmee
de stadsschuld te verlagen en de financiële risico's te verkleinen. Verkoop van
gemeentebezit moet actief worden opgepakt waar dat kan. Tegelijkertijd is er een
groot aantal tijdelijk of permanent leegstaande panden en zijn er vaak lange
leegstandsperioden na het beëindigen van het oorspronkelijke gebruik voordat er een
nieuwe (permanente) gebruiker gevonden is. Het coalitieakkoord spreekt de ambitie
uit ruimte te blijven investeren in broedplaatsen voor kunstenaars en startende
cultureel ondernemers. Door het bieden van aantrekkelijke en betaalbare
werkplekken behouden we cultureel talent voor de stad. Hetzelfde geldt voor andere
ondernemende talenten.
Met een actief leegstandsbeheer kan zowel ons bezit actief te gelde worden gemaakt
als — daar waar dat niet of niet op korte termijn een reëel perspectief is — ruimte
worden gemaakt voor gebruik van het leegstaande gemeentebezit door creatieve en
andere (startende) ondernemers.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing de Gemeenteblad
Datum 13 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 18 december 2014, namens
de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Daar waar het kan, staat verkoop van gemeentebezit voorop: voor welk type
gemeentepanden (en voor welk type locaties) ziet het college kansen om deze
financieel te gelde te maken? Komt er ook een afwegingskader voor panden met
een maatschappelijke functie die voor verkoop in aanmerking komen?
Antwoord:
In principe komt elk type gemeentepand in elk gebied in aanmerking voor
verkoop. Op het moment dat een pand leeg komt wordt bij alle beleids-rve's en
de bestuurscommissies navraag gedaan of het pand nog nodig is voor een
beleidsdoel. Als het gebouw niet meer nodig is voor de realisatie van
de vastgestelde beleidsdoelen, zal het worden verkocht.
Ja, er komt een afwegingskader dat ook van toepassing kan zijn op panden met
een maatschappelijke functie. Het college ontwikkelt momenteel een
vastgoedstrategie. Per gebouw zal een taxatie van de marktwaarde worden
gemaakt rekening houdend met staat van onderhoud, oppervlakte, locatie en
bestemming. Welke gebouwen uiteindelijk verkocht worden en met welke
verkoopstrategie zal worden vastgesteld door het college. Ook panden met een
maatschappelijke functie worden hierin meegenomen.
2. Daar waar verkoop op korte termijn geen reëel perspectief is, kan gebruik door
startende ondernemers en andere maatschappelijke initiatieven, een impuls
geven aan economie en leefbaarheid van Amsterdam. Voor welk type
gemeentepanden (en welk type locaties) ziet het college kansen om deze
(tijdelijk) te gebruiken voor startende creatieve en andere ondernemers?
Antwoord:
Op dit moment beschikt het college nog niet over een lijst met gemeentepanden
die hiervoor in aanmerking komen. Het college wil eerst de vastgoedstrategie en
de bijbehorende uitgangspunten door de Raad laten vaststellen.
Op dit moment geldt dat als verkoop op korte termijn geen reëel perspectief is,
eerst zal worden gekeken of reguliere verhuur een mogelijkheid is. Als dat niet het
geval is, zal worden gekeken naar een tijdelijke invulling.
Bij tijdelijke verhuur zal de invulling van het pand en de te betalen huurprijs of
vergoeding bij leegstandbeheer altijd maatwerk zijn. Startende ondernemers en
andere maatschappelijke initiatieven zijn daarbij een mogelijkheid. Omdat het
doorgaans maatwerk is, kan niet vooraf worden gesteld welk type gebouw en
welk type locatie geschikt of ongeschikt zou zijn. Dat moet dus per geval worden
bekeken.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 28 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014
3. Aan welke maatschappelijke initiatieven wil het college primair ruimte geven
wanneer een gebouw leegstaat en er op korte termijn geen reëel perspectief is
het pand te verkopen?
Antwoord:
Het college kiest voor maatwerk. De keuze wordt per pand bepaald, gerelateerd
aan de specifieke situatie.
4. Kan het college aangeven welke criteria het wil hanteren bij de keuze om
leegstaande gemeentepanden aan leegstandsbeheerders zoals Zwerfkei te
geven of wanneer deze ter beschikking kunnen worden gesteld aan startups,
maatschappelijke initiatieven of broedplaatsen”?
Antwoord:
Het college wil eerst de vastgoedstrategie laten vaststellen. Het is prematuur om
nu al uitspraken te doen over specifieke organisaties, zoals Zwerfkel.
5. Anti-kraak voorkomt weliswaar kraken van leegstaande panden, maar draagt
meestal niet bij aan de het bruisende karakter of de leefbaarheid van de buurt.
Treedt het college actief in overleg met leegstandsbeheerders om anti-kraak zo
beperkt mogelijk in te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, tot welke afspraken
leidt dit?
Antwoord:
Hoe het college om wil gaan met leegstandsbeheer zal onderdeel zijn van het
beleidskader leegstandsbeheer als uitwerking van de vastgoedstrategie. Zowel
bij tijdelijke verhuur als bij leegstandsbeheer wordt overigens altijd minimaal
de 28 dagen termijn gehanteerd. Tijdelijke huurders en leegstandsbeheerders
krijgen in alle redelijkheid de tijd om een pand te verlaten.
6. Recent is het initiatief 'Leegstandsoplossers Amsterdam’ (‘Lola’) genomen.
Hierin werkt een groot aantal partijen (w.o. Urban Resort, Lokale Lente, Culturele
Stelling, Vrije Ruimte, Stipo) samen met als oogmerk om gemeentepanden
tijdelijk in te vullen met maatschappelijke initiatieven, startups en broedplaatsen.
Samenwerking met zowel de meer ‘traditionele’ leegstandsbeheerders, maar
zeker ook met dit nieuwe Lola-initiatief, biedt kansen. Treedt het college in
overleg met deze partijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het college de raad
daarover informeren?
Antwoord:
Ja, het college is in gesprek met meerdere partijen.
Ja, het college zal de raad daarover informeren, in ieder geval bij het vaststellen
van de vastgoedstrategie.
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neng Î Gemeenteblad
Datum 28 februari 2015 Schriftelijke vragen, donderdag 18 december 2014
7. Is het college van plan een beleidskader en/of actieplan leegstandsbeheer op te
stellen? Zo ja, wanneer kan de raad dat tegemoet zien?
Antwoord:
Ja, het college is inderdaad van plan een beleidskader leegstandsbeheer op te
stellen, dit als uitwerking op de vastgoedstrategie. De verwachting is dat dit
beleidskader wordt vastgesteld in de raad van mei 2015.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
vereer oofsdd N% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Openbare Ruimte N Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Openbare Ruimte en Groen
Agendapunt 29
Datum besluit 21 december, College van B&W
Onderwerp
Actualisatie van het Handboek Groen van de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld
(Puccinimethode)
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van raadsinformatiebrief over de actualisatie van het Handboek Groen van
de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld (Puccinimethode).
Voor een nadere toelichting, zie bijgevoegde raadsinformatiebrief.
2. Kennis te nemen van bijgevoegde notitie ‘Herijking van het Beleidskader Puccinimethode’
waarin de wijzigingen met betrekking tot groen op kades en oevers worden toegelicht.
De notitie heeft tevens betrekking op het Handboek Rood, dat via een separate voordacht met u
gedeeld wordt.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 lid 2 Gemeentewet
Het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft
Bestuurlijke achtergrond
Sinds begin jaren 2000 wordt er onder de noemer ‘de Puccinimethode! vanuit diverse expertises en
disciplines gewerkt aan een eenduidige manier van werken in de Amsterdamse openbare ruimte.
In janvari 2018 is het ‘Beleidskader Puccinimethode, standaard voor het Amsterdamse Straatbeeld’
vastgesteld door de gemeenteraad.
Het beleidskader is technisch uitgewerkt in twee handboeken: Handboek Rood (vastgesteld 2018,
geactvaliseerd 2019, ligt nv opnieuw voor ter actualisatie) en Handboek Groen (vastgesteld 2020,
ligt nu opnieuw voor ter actualisatie). De volledige actualisatie van het Beleidskader Puccinimethode
staat gepland voor 2022-2023. Het beleidskader wordt na het doorlopen van inspraak opnieuw
ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. De handboeken worden daar dan
vanzelfsprekend op aangepast.
In de stukken wordt verwezen naar de Commissie Puccinimethode. Deze commissie adviseert
over afwijkingen van de standaard op projectniveau, zoals dat is vastgelegd in het Beleidskader
Puccinimethode (2018). Inmiddels is er het voornemen om deze commissie, samen met de Centrale
Verkeerscommissie, om te vormen tot één integrale commissie die projecten beoordeelt. Dit zal
naar verwachting in 2022 gebeuren, v wordt hierover separaat geïnformeerd. Vanaf dat moment
gaat de functie van de Commissie Puccinimethode één op één over naar de nieuwe, integrale
commissie. Voor het beleid en de borging daarvan zal dit geen consequenties hebben.
Reden bespreking
o.v.v. het lid Van Renssen (GL)
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.10 1
VN2022-008598 9% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Verkeer en % Amsterdam Jeen 9 TAR
Openbare Ruimte
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Op de belangrijkste wijziging, het verruimen van de mogelijkheden voor groentoepassing op kades
in lijn met de huidige praktijk, heeft afstemming plaatsgevonden met Erfgoedvereniging Heemschut
en de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB).
Zij benadrukten beide het belang van de cultuurhistorische waarde van de Amsterdamse kades,
waaronder het UNESCO werelderfgoed, van waarvit met name de toepassing van plantvakken langs
grachten, rivieren en kanalen met harde kades hun inziens niet wenselijk is.
VVAB en Heemschut staan daarmee beiden positief tegenover hetgeen nu geformuleerd is in het
Handboek Groen, waarin wel ruimte geboden wordt te vergroenen via (extra) bomen, aangeplante
boomspiegels, geveltuinen en bloempotten, maar plantvakken vooralsnog niet zijn opgenomen als
standaard inrichtingselement voor kades.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nvt.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-029753 1.0 raadsinformatiebrief_handboeken_rood_groen.pdf (pdf)
AD2022-029751 | 2.0 Handboek Groen 2021.pdf (pdf) |
AD2022-029752 3.0 Notitie herijking beleidskader Puccinimethode. pdf (pdf)
AD2022-029754 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
A.J.L. Oudshoorn, V&OR, 06 — 23 82 14 46, a.oudshoorn@&amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.10 2
| Voordracht | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 1069
Publicatiedatum 4 december 2013
Ingekomen onder A
Ingekomen op woensdag 27 november 2013
Behandeld op woensdag 27 november 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Ivens inzake de notitie, getiteld:
‘Regionale Hotelstrategie 2016-2022’.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 29 oktober 2013 inzake de notitie, getiteld: ‘Regionale Hotelstrategie
2016-2022’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1039);
Overwegende dat:
— heteen voorwaarde is voor goede hotelinitiatieven dat er sprake is van draagvlak
in de buurt;
— dit kan worden vastgesteld met een buurtraadpleging;
— het goed zou zijn als een dergelijke meting aan de hotellader toegevoegd wordt,
Besluit:
in ontwerpbesluit nr. 1039 van 2013, onder beslispunt 3, aan lid a, toe te voegen een
sublid iv, luidende:
‘iv. een buurtraadpleging om het draagvlak in de buurt te toetsen;’.
Het lid van de gemeenteraad,
L.G.F. Ivens
1
| Motie | 1 | discard |
eee
Monitor
vijfde verplaatsing
coffeeshops Amsterdam
I, Schoonbeek
AEL Re EST
4 Kla Lal
Brever
_—_ jp ONDERZOEK & | NTRAVAL
| —=l EEE Vn ADVIES
NE nn, enn
|
|
B, | pn | | _… _ n | EN meermannen en
Ô ff ' PN Ve
OENE 1 Te
Í V/ BE OU ì \
Ef FTR NA KIANA ee
H % | | YY
Mmm EN _ | DO | [ L d_
| er Er
TT Ë | | | \
Monitor
vijfde verplaatsing coffeeshops
Amsterdam
September 2023
Brever
ONDERZOEK & | NTRAVAL
© © ®
Colofon
O@©Breuer&Intraval
September 2023
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de uitgever
Tekst: I. Schoonbeek, E. van der Lee, R. Mennes
Opmaak: M. Haaijer
Opdrachtgever: Gemeente Amsterdam
eee
INHOUDSOPGAVE
Pagina
1 Inleiding 1
1.1 Achtergrond 1
1.2 Probleemstelling 1
1.3 Onderzoeksopzet 1
1.4 Leeswijzer 3
2 Coffeeshop en bezoekers 4
2.1 Coffeeshop 4
2.2 Bezoekers 4
2.3 Redenen van coffeeshopbezoek 8
3 Observaties 11
3.1 Observatiegebied 11
3.2 Voorbijgangers en rondhangende personen 11
3.3 Potentieel overlastgevend gedrag 12
4 Omwerkenden 14
4,1 Attitude coffeeshops, softdrugs en gebruikers 14
4.2 Overlast 15
4.3 Onveiligheid en slachtofferschap 18
4.4 Politiecijfers 19
5 Samenvatting en conclusies 20
5.1 Coffeeshop en bezoekers 20
5.2 Overlast en onveiligheid 21
5.3 Ten slotte 22
© © ®
1. INLEIDING
In dit rapport bespreken we de resultaten van de monitor van de vijfde coffeeshop die in
het kader van de ‘pilot verplaatsing coffeeshops’ is verplaatst naar een nieuwe locatie in
Amsterdam. In totaal zijn in het kader van de pilot vijf coffeeshops op een nieuwe locatie
geopend.
1.1 Achtergrond
Zoals gezegd, voert de gemeente Amsterdam momenteel de pilot verplaatsing coffeeshops
uit. In dit experiment wordt enkele coffeeshops de mogelijkheid geboden zich te vestigen
op een nieuwe locatie in de stad. Door het uitvoeren en monitoren van de pilot wil de
gemeente Amsterdam inzicht krijgen in de overlast van en de beeldvorming over de
coffeeshops. Verder wordt inzicht verkregen in de voorwaarden die aan de coffeeshop en
de locatie kunnen worden gesteld om bij te dragen aan een kleinschalige, transparante en
beheersbare branche, die verantwoordelijkheid neemt voor de omgeving en de risico’s van
cannabisgebruik. Op basis van de monitor wordt nagegaan wat de gevolgen van de
vestiging op de nieuwe locatie zijn. De gemeente Amsterdam heeft onderzoeks- en
adviesbureau Breuer&intraval opdracht gegeven de lokale (neven)jeffecten van het
experiment te monitoren.
1.2 Probleemstelling
Het vestigen van een coffeeshop heeft mogelijk gevolgen voor bezoekers, omwonenden
en medewerkers van de bedrijven (omwerkenden) op de nieuwe locatie. Deze monitor
heeft als doel inzicht te geven in deze gevolgen. De onderzoeksvraag luidt:
Wat zijn de gevolgen van de vestiging van de coffeeshop op de nieuwe locatie?
Deze hoofdvraag valt uiteen in een drietal deelvragen:
1. Wat zijn de kenmerken van de bezoekers van de nieuwe shop?
2a. In welke mate ervaren de omwerkenden rond de nieuwe locatie overlast en in welke
mate voelen zij zich (on)veilig?
2b. Wat is de aard van de overlast die door omwerkenden wordt ervaren en in hoeverre
speelt de coffeeshop daarbij een rol?
1.3 Onderzoeksopzet
Voorafgaand aan de opening is in april 2017 een nulmeting (O-meting) verricht. Op dat
moment is de coffeeshop nog niet op de nieuwe locatie gevestigd. Het toekomstige pand
is dan nog niet in aanbouw en ook is nog niet bekend dat er plannen zijn om in dit gebied
een coffeeshop te vestigen. In november 2021 wordt de coffeeshop verplaatst van een
locatie in het centrum naar de nieuwe locatie in Amsterdam Zuidoost. In juni 2022 - een
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 1
© © ®
half jaar na de opening - heeft de eerste vervolgmeting (1-meting) plaatsgevonden. Een
jaar later is in dezelfde periode van het jaar — juni 2023 — de tweede vervolgmeting (2-
meting) uitgevoerd.
Onderzoeksactiviteiten
Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen in de bezoekersstromen, de ervaren overlast en
de onveiligheidsgevoelens zijn in totaal drie metingen uitgevoerd. Hiervoor hebben we
verschillende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd:
e In alle drie metingen is bij bedrijven die rondom de coffeeshop zijn gevestigd een
enquête afgenomen bij een leidinggevende of medewerker die regelmatig op de locatie
in de directe omgeving van de coffeeshop werkt. Het gaat in de drie metingen om
respectievelijk 15, 10 en 11 enquêtes.
e Tevens zijn in de achtereenvolgende drie metingen op verschillende dagen (zowel
weekdagen als weekenddagen) en tijdstippen (van ochtend tot en met avond) tijdens
elke meting ten minste 30 observaties uitgevoerd.
e In de eerste en tweede vervolgmeting hebben we ook enquêtes afgenomen onder
bezoekers van de coffeeshop. In de eerste vervolgmeting nemen 91
coffeeshopbezoekers deel aan het onderzoek, terwijl in de tweede vervolgmeting 87
bezoekers zijn geïnterviewd.
e Ook zijn politiecijfers (geregistreerde meldingen en incidenten) over de omgeving van
de coffeeshop op de oude en de nieuwe locatie opgevraagd en geanalyseerd.
e Tenslotte hebben de onderzoekers die het veldwerk hebben uitgevoerd een verslag
geschreven van hun ervaringen en bevindingen tijdens het veldwerk. Op deze wijze
kunnen de verzamelde kwantitatieve gegevens beter in context worden geplaatst.
In het kader van de pilot zijn nog vier coffeeshops verplaatst, deze zijn ook gemonitord.
Waar mogelijk en relevant vergelijken we de bevindingen van de vijfde verplaatsing met
de bevindingen van voorgaande verplaatsingen.
Samengevat
In tabel 1.1 worden de onderzoeksactiviteiten per meting weergegeven.
Tabel 1.1 Onderzoeksactiviteiten per meting
Nulmeting - Observaties (30)
(O-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (15)
- Politiecijfers
- Veldwerkverslagen
Eerste vervolgmeting - Observaties (30)
(1-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (10)
- Enquêtes onder bezoekers (91)
- Politiecijfers
- Veldwerkverslagen
Tweede vervolgmeting - Observaties (30)
(2-meting) - Enquêtes onder omwerkenden (11)
- Enquêtes onder bezoekers (87)
- Politiecijfers
- Veldwerkverslagen
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 2
ee
Significantie
In dit rapport wordt in de tekst en de figuren steeds aangegeven of een verschil significant is.
Significant is een term uit de waarschijnlijkheidsleer waarmee wordt aangegeven of een
waargenomen verschil (niet) door toeval is ontstaan. De standaardregel bij toetsing van
significantie is het 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit betekent dat wanneer we met 95%
zekerheid kunnen zeggen dat een verschil niet ontstaan is door toeval, we mogen aannemen dat
het verschil werkelijk bestaat. We staan dus 5% kans op toeval toe.
In de praktijk houdt dit in dat er een betrouwbaarheidsinterval wordt berekend rond een gevonden
percentage. Wanneer de betrouwbaarheidsintervallen van twee gemeten percentages
(bijvoorbeeld het percentage omwerkenden dat hinder ondervindt in de nulmeting en het
percentage dat hinder ondervindt in de eerste vervolgmeting) elkaar niet overlappen spreken we
van een significant verschil. We zijn er dan 95% zeker van dat het verschil tussen beide metingen
een correcte weergave is van de werkelijkheid.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk twee schetsen we een beeld van de coffeeshop en haar bezoekers. In
hoofdstuk drie gaan we in op de resultaten van de observaties. Vervolgens beschrijven we
in hoofdstuk vier de ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens van omwerkenden in de
omgeving van de coffeeshop. In het laatste hoofdstuk presenteren we, aan de hand van
de onderzoeksvragen, puntsgewijs de conclusie van deze monitor.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 3
© © ®
2. COFFEESHOP EN BEZOEKERS
In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de coffeeshop en haar bezoekers. We beginnen
met een korte omschrijving van de coffeeshop. Vervolgens gaan we in op de
achtergrondkenmerken van de bezoekers en de redenen waarom zij deze coffeeshop
bezoeken. Omdat de nulmeting voor de opening van de coffeeshop heeft plaatsgevonden,
zijn tijdens deze meting geen coffeeshopbezoekers geënquêteerd. In dit hoofdstuk
bespreken we daarom alleen de resultaten van de eerste vervolgmeting en de tweede
vervolgmeting. Deze hebben respectievelijk in juni 2022 en juni 2023 plaatsgevonden.
2.1 Coffeeshop
Het gaat om een coffeeshop die is verplaatst van een locatie in het centrum van Amsterdam
naar een locatie in het stadsdeel Zuidoost. De nieuwe shop is gevestigd op een
bedrijventerrein. De shop heeft een ruime parkeerplaats die uitsluitend door bezoekers
van de coffeeshop gebruikt mag worden en de parkeerplaats is omgeven met een hek. Op
deze parkeerplaats kunnen ook motoren en fietsen worden geparkeerd.
Voor deze shop geldt dat er uitsluitend een koopgedeelte is en geen zitgedeelte.
Cannabisproducten kunnen dus alleen worden afgehaald. Deze coffeeshop is de enige shop
die in het kader van de pilot verplaatst is die op de nieuwe locatie uitsluitend een
afhaalfunctie mag hebben. Tijdens de openingstijden van de shop zijn er in de directe
omgeving namens de shop één of meerdere gasth(e)er(en) aanwezig. De gastheer spreekt
bezoekers aan in het geval van overlastgevend gedrag en ruimt eventuele rommel op
straat op. Ook zorgt hij ervoor dat alleen bezoekers van de coffeeshop gebruik maken van
de parkeerplaats.
Tijdens de eerste vervolgmeting werden in de directe omgeving van de coffeeshop
bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Tijdens de tweede vervolgmeting zijn de
bouwwerkzaamheden geïntensiveerd. In verband met de werkzaamheden is gedurende de
tweede vervolgmeting een weg in de directe omgeving van de coffeeshop afgesloten,
waardoor meer auto’s de shop passeren.
2.2 Bezoekers
De coffeeshopbezoekers die we spreken zijn voornamelijk mannen (84% in de 1-meting
en 90% in de 2-meting). De gemiddelde leeftijd ligt tijdens de eerste vervolgmeting op 33
jaar, bij de tweede vervolgmeting op 32 jaar. In beide vervolgmetingen is de jongste
bezoeker 19 jaar. In de eerste vervolgmeting is de oudste bezoeker 65 jaar, terwijl in de
tweede vervolgmeting de oudste bezoeker 60 jaar is. Van de bezoekers heeft ongeveer
tweederde minimaal een MBO-opleiding afgerond (het betreft in de eerste vervolgmeting
62% van de bezoekers en in de tweede vervolgmeting 66% van de bezoekers). In beide
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 4
© © ®
vervolgmetingen geldt dat een meerderheid van de bezoekers een betaalde baan heeft
(respectievelijk /9% in de eerste vervolgmeting en 84% in de tweede vervolgmeting)
terwijl ongeveer een tiende van de bezoekers scholier of student is (14% in de eerste
vervolgmeting en 13% in de tweede vervolgmeting). Het beeld dat naar voren komt van
de bezoekers van deze coffeeshop is vergelijkbaar met het beeld dat naar voren komen
van coffeeshopbezoekers in andere onderzoeken.
De meeste bezoekers hebben (ook) de Nederlandse nationaliteit, hoewel dit aandeel in de
tweede vervolgmeting (82%) significant lager ligt dan in de eerste vervolgmeting (96%).
In de tweede vervolgmeting gaven acht van de 87 respondenten (9%) aan een Oost-
Europese nationaliteit te hebben, in de eerste vervolgmeting interviewden wij geen
bezoekers met een Oost-Europese nationaliteit. In de veldwerkverslagen van de tweede
vervolgmeting merken de onderzoekers op dat een deel van de bouwvakkers die in de
directe omgeving van de coffeeshop aan het werk zijn ook de coffeeshop bezoeken.
Mogelijk hebben zij een Oost-Europese achtergrond, hetgeen de toename van het aantal
Oost-Europese bezoekers zou kunnen verklaren.
Bezoekersaantal
Tijdens de eerste vervolgmeting worden gemiddeld zes (betrouwbaarheidsinterval 1=0,05:
5.3 — 6,/) coffeeshopbezoekers per observatie (van vijf minuten) waargenomen. Het
minimum aantal bezoekers is nul, terwijl het maximum 15 bezoekers per vijf minuten
bedraagt. In de tweede vervolgmeting ligt het aantal bezoekers op gemiddeld 5,8
(betrouwbaarheidsinterval 4=0,05: 5,2 — 6,5) per observatie, met een minimum van één
bezoeker en een maximum van 13 bezoekers per vijf minuten.
Op basis van een extrapolatie van het gemiddelde aantal bezoekers per dag — waarbij we
rekening houden met de openingstijden van de shop — schatten we het aantal bezoekers
in de eerste en tweede vervolgmeting op respectievelijk 1.080 (betrouwbaarheidsinterval
a=0,05: 956 — 1.204) en 1.044 (betrouwbaarheidsinterval a=0,05: 935 — 1.164)
bezoekers per dag. Daarmee is het aantal bezoekers per dag tijdens beide vervolgmetingen
nagenoeg gelijk. De medewerkers van de coffeeshop hebben echter de indruk dat het
aantal bezoekers in het afgelopen jaar met zo’n 20% is toegenomen.
Op zo’n vijf minuten lopen van de coffeeshop is in een stationsgebied (ook in stadsdeel
Zuidoost) een andere coffeeshop gevestigd. Deze coffeeshop is de derde coffeeshop die in
het kader van de pilot is geopend op een nieuwe locatie.” Deze coffeeshop is in de zomer
van 2017 geopend. Uit de onderzoeksactiviteiten die in het kader van de monitor bij deze
coffeeshop zijn uitgevoerd blijkt dat deze shop, zowel een half jaar als anderhalf jaar na
opening, ongeveer het dubbele aantal bezoekers trekt (zowel in de 1-meting als in de 2-
meting zo’n 2.000 bezoekers per dag). Wel dient te worden opgemerkt, dat deze
coffeeshop ten tijde van de metingen de enige shop in Amsterdam Zuidoost was.
t Zie: Mennes, R., 1. Schoonbeek & B. Bieleman (2019). Monitor derde verplaatsing coffeeshops
Amsterdam. Breuer&intraval, Groningen.
2 Het betreft hier geen verplaatsing van een bestaande coffeeshop, maar de opening van een nieuwe
coffeeshop.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 5
© © ®
Woonplaats
De coffeeshop bedient voornamelijk de lokale markt, een meerderheid van de bezoekers
komt uit Amsterdam. Het gaat om 76% in de eerste en 70% in de tweede vervolgmeting
(figuur 2.1). De meeste andere bezoekers van de coffeeshop komen uit een andere stad
of dorp in de provincie Noord-Holland (respectievelijk 10% en 20% in beide metingen) of
elders uit Nederland (respectievelijk 14% en 9% in beide metingen). De coffeeshop trekt
niet of nauwelijks buitenlandse toeristen. Ook bij andere Amsterdamse coffeeshops die
niet in het centrum gevestigd zijn, zien we dat het aantal buitenlandse bezoekers beperkt
is.
onur 2.1 Woonplaats van coffeeshopbezoekers per meting in %
90 B1-meting (N=91)
80 78 7 :
70 02-meting (N=87)
60
50
40
20 10 14 9
0 nn me _____ me _____ Nn
Amsterdam Stad/dorp in Noord- Elders in Nederland Buitenland
Holland
Geen significante verschillen (p > 0,05).
De andere coffeeshop in Amsterdam Zuidoost (de derde coffeeshop die in het kader van
de pilot is geopend op een nieuwe locatie) bedient ook voornamelijk de lokale markt,
tijdens de eerste en tweede vervolgmeting was respectievelijk /2% en 78% van de
bezoekers afkomstig uit Amsterdam.®
De nieuwe locatie van de shop lijkt op de locatie van de vierde shop die in het kader van
de pilot verplaatst is (van een locatie in het centrum van Amsterdam naar het stadsdeel
Sloterdijk). Ook deze shop is gevestigd op een bedrijventerrein aan een drukke,
doorgaande weg en heeft veel parkeerruimte voor bezoekers. Voor deze coffeeshop in
Sloterdijk geldt dat ongeveer de helft van de bezoekers afkomstig is uit de regio (een
plaats in Noord-Holland, maar niet Amsterdam). Het gaat om respectievelijk 45% in de
eerste vervolgmeting en 57% in de tweede vervolgmeting). De overige bezoekers komen
voornamelijk uit Amsterdam (43% in de 1-meting en 27% in de 2-meting).*
Oude locatie bezocht
De meeste bezoekers hebben de coffeeshop op de oude locatie (waarschijnlijk) nooit
bezocht (figuur 2.2) Het aandeel van de huidige bezoekers van de coffeeshop die de shop
op de oude locatie wel heeft bezocht neemt af. Tijdens de eerste vervolgmeting had een
derde (33%) van de bezoekers de coffeeshop op de oude locatie (vaak) bezocht, terwijl
3 Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019).
4 Schoonbeek, I., R. Pieper & R. Mennes (2020). Monitor vierde verplaatsing coffeeshops Amsterdam.
Breuer&Intraval, Groningen.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 6
© © ®
het tijdens de tweede vervolgmeting nog om een zevende (14%) van de huidige bezoekers
gaat. Voor beide metingen geldt dat vrijwel alle bezoekers naast deze coffeeshop ook
andere coffeeshops bezoeken of hebben bezocht. In beide metingen gaf één bezoeker aan
nooit een andere coffeeshop te hebben bezocht. Een meerderheid van de bezoekers is een
‘nieuwe klant’, zij hebben wel eerder een coffeeshop bezocht, maar niet deze shop op de
oude locatie. Het betreft 66% van de bezoekers in de 1-meting en 85% van de bezoekers
in de 2-meting.
Figuur 2.2 Respondenten die (ook) de coffeeshop op de oude locatie hebben bezocht, per
meting in %
100
@1-meting (N=91)
90 85
02-meting (N=87)
80
70
60
60
50
40 33
30
10 6
mn __
0 |; Ll en
Oude locatie (waarschijnlijk) Oude locatie (vaak) bezocht Weet niet
nooit bezocht
2 Significant verschil tussen de metingen (p < 0,05).
Bereikbaarheid coffeeshop
De resultaten van de enquête onder de coffeeshopbezoekers laten zien dat de meeste
bezoekers met de auto of de motor naar de shop komen (69% in de eerste vervolgmeting
en 6/% in de tweede vervolgmeting) (figuur 2.3). Dit heeft voornamelijk te maken met de
goede parkeermogelijkheden bij de coffeeshop en de goede bereikbaarheid vanaf de
snelweg. Bijna een vijfde van de respondenten komt op de fiets, scooter of brommer naar
de shop (18% in de eerste vervolgmeting en 17% in de tweede vervolgmeting). Overigens
komt een meerderheid van de bezoekers alleen (niet met anderen) naar de coffeeshop
(87% in de eerste vervolgmeting en 94% in de tweede vervolgmeting). Dit is — met name
bij coffeeshops met alleen een afhaalfunctie — gebruikelijk.
Waar we overeenkomsten zien tussen deze shop en de andere shop die in Amsterdam
Zuidoost is gevestigd met betrekking tot herkomst van de bezoekers, zien we een verschil
in de wijze waarop bezoekers naar de shop komen. Zoals gezegd komt een merendeel van
de bezoekers naar deze shop met de auto/motor. De bezoekers van de andere shop in het
stadsdeel komen voornamelijk te voet naar de coffeeshop (respectievelijk 48% in de eerste
vervolgmeting en 29% in de tweede vervolgmeting) of met het openbaar vervoer
(respectievelijk 29% en 40%).° Dit verschil is te verklaren doordat deze andere coffeeshop
in het stationsgebied is gevestigd waar beperkte mogelijkheden zijn om de auto (tijdelijk)
> Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 7
© © ®
te parkeren. Bij de coffeeshop die is verplaatst naar stadsdeel Amsterdam Sloterdijk — en
die qua locatie vergelijkbaar is met deze coffeeshop — zien we dat het merendeel van de
bezoekers met de auto komt (69% in de 1-meting en 66% in de 2-meting).
Figuur 2.3 Wijze waarop respondenten meestal naar coffeeshop komen, per meting in %
100
90 @1-meting (N=91)
80 1 2-meting (N=87)
69
70 67
60
50
40
30
20 18 17 15
10 k
4 4
0
Auto/motor Fiets, brommer, scooter Voet Openbaar vervoer
Geen significante verschillen (p > 0,05).
Bezoekfrequentie
De frequentie waarmee klanten de coffeeshop bezoeken is tussen de eerste en de tweede
vervolgmeting niet veranderd. De meeste bezoekers komen twee á drie keer per week (in
beide metingen 29%), of één keer per week (in beide metingen 25%) (figuur 2.4).
Figuur 2.4 Frequentie waarmee respondenten de coffeeshop bezoeken, per meting in %
100
90 m1-meting (N=91)
80 D2-meting (N=87)
70
60
50
40
29 2
30 > 2 25 25
20
20 13
5 10 9 10
10 6 85 3
0
Dagelijks 4á5keerper 2á3keerper 1keerper 2á3keerper 1 keer per Dit is de
week week week maand maand eerste keer
Geen significante verschillen (p > 0,05).
2.3 Redenen van coffeeshopbezoek
Aan de coffeeshopbezoekers is gevraagd waarom zij specifiek deze coffeeshop bezoeken
en hier hun hasj en/of wiet kopen. Er zijn geen antwoordcategorieën voorgelegd aan de
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 8
© © ®
respondenten; zij hebben spontaan een antwoord op de vraag gegeven. De redenen die
zij voor hun bezoek geven zijn door de onderzoekers in categorieën ondergebracht.
Sommige bezoekers noemen meerdere redenen waarom zij deze shop bezoeken.
Uit de resultaten blijkt dat de locatie van de shop en de kwaliteit van het product de
belangrijkste redenen zijn om specifiek deze shop te bezoeken (figuur 2.5). In de eerste
vervolgmeting zei de helft (50%) van de bezoekers deze shop te bezoeken vanwege de
hoge kwaliteit van het product (hasj/wiet), in de tweede vervolgmeting was dit ruim
tweevijfde (44%) van de bezoekers. Wat betreft de locatie van de coffeeshop zei in de
eerste vervolgmeting tweevijfde (39%) van de bezoekers deze shop te bezoeken omdat
het dichtbij hun huis/hotel is, terwijl een vijfde (21%) deze shop bezocht omdat het op de
route van werk/huis/school ligt. In de tweede vervolgmeting betrof dit respectievelijk 46%
en 26% van de bezoekers.
Als we de bezoekredenen vergelijken met de redenen om de andere shop in stadsdeel
Zuidoost te bezoeken dan valt op dat de locatie daar ook een belangrijke reden is om de
shop te bezoeken. Respondenten zeggen die shop te bezoeken omdat deze dichtbij
huis/hotel of werk ligt (76% in de 1-meting en 69% in de 2-meting) en/of omdat de shop
op de route van/naar huis/werk/school ligt (33% in de 1-meting en 25% in de 2-meting).®
Bij de shop die naar het stadsdeel Sloterdijk is verplaatst — en op een locatie ligt die
vergelijkbaar is met die van de vijfde coffeeshop die verplaatst is -, is juist de kwaliteit van
het product de belangrijkste reden voor bezoekers om de shop te bezoeken. Tweederde
(66% in de 1-meting en 64% in de 2-meting) van de bezoekers zei deze shop te bezoeken
vanwege de ‘goede wiet’. De locatie is bij deze shop beduidend minder van belang.”
Figuur 2.5 Redenen van het bezoek aan deze specifieke coffeeshop, per meting in % (meerdere
antwoorden mogelijk)
A
Dichtbij huishotel nn,
Vriendelijk personeel mmm 26
Op route van werk/huis/school mmm
Goed bereikbaar auto 12
Constante betrouwbare kwaliteit B 11
Parkeergelegenheid 1,
Goede sf 7
oade Eer 5 B 1-meting (N=91)
Goedkope hasj/wiet Bm 7 02 meting (N=87)
Vrienden/bekenden ontmoeten El 3
0 10 20 30 _ 40 50 60 70 _ 80 90 _ 100
Geen significante verschillen (p > 0,05).
6 Mennes, R., I. Schoonbeek & B. Bieleman (2019).
7 Schoonbeek, I., R. Pieper & R. Mennes (2020).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 9
© © ®
Voorkeur afhalen of zitgelegenheid
De coffeeshopbezoekers is tevens gevraagd of zij de voorkeur geven aan een shop met
uitsluitend een afhaalfunctie (zoals deze shop), een shop met een zitgedeelte of een
combinatie van beide. In beide metingen geeft ongeveer een kwart van de bezoekers aan
de voorkeur te geven aan een shop waar (ook) een zitgelegenheid is ((10%+19%=) 29%
in de eerste vervolgmeting en (8%+18%=) 26% in de tweede vervolgmeting) (figuur 2.6).
De meeste bezoekers zeggen de voorkeur te geven aan een shop met alleen een
afhaalfunctie (46% in de eerste vervolgmeting en 62% in de tweede vervolgmeting),
hetgeen bij deze coffeeshop het geval is.
Figuur 2.6 Voorkeur van coffeeshopbezoekers voor een coffeeshop met alleen een
afhaalfunctie, alleen zitgelegenheid of een combinatie van beiden, per meting in %
100
90 @1-meting (N=91)
80 a2-meting (N=87)
70 62
60
50 46
40
30 25
19
20 18
10 12
8
10
0
Afhaalfunctie Zitgelegenheid Combinatie Geen voorkeur
Geen significante verschillen (p 20,05).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 10
© © ®
3. OBSERVATIES
Op verschillende dagen (zowel weekdagen als weekenddagen) en tijdstippen (van ochtend
tot en met avond) hebben we rondom de locatie van de coffeeshop genoteerd wat er zich
gedurende vijf minuten afspeelt. Tijdens deze observaties hebben we in een vooraf
afgebakend observatiegebied voorbijgangers geteld en het aantal rondhangende personen
genoteerd. Daarnaast is gelet op verschillende vormen van potentieel overlastgevend
gedrag die in het observatiegebied voorkomen. In dit hoofdstuk beschrijven we eerst het
observatiegebied, alvorens de resultaten van de observaties in de directe omgeving van
de coffeeshop te behandelen.
3.1 Observatiegebied
Zoals gezegd is de coffeeshop gevestigd op een bedrijventerrein in het stadsdeel
Amsterdam Zuidoost. Voor de shop is een parkeerterrein waar uitsluitend
coffeeshopbezoekers mogen parkeren. Voor fietsen, scooters en motoren zijn aparte
locaties op het parkeerterrein gereserveerd waar deze geplaatst kunnen worden. Het
terrein heeft één ingang, hier loopt een weg voorlangs. Tegenover de coffeeshop aan de
overkant van de weg bevinden zich verschillende blokken met kantoorgebouwen. Aan de
achterkant van de coffeeshop loopt een doorgaande weg. Ten tijde van de eerste
vervolgmeting worden enkele bouwwerkzaamheden uitgevoerd in de omgeving van de
coffeeshop. Ten tijde van de tweede vervolgmeting blijken deze bouwwerkzaamheden te
zijn geïntensiveerd. In verband met de bouwwerkzaamheden is tijdens de tweede
vervolgmeting de weg die voor de coffeeshop langsloopt in één richting afgesloten.
Hierdoor kan het verkeer dat vanaf de kantoorpanden kwam alleen langs de coffeeshop
richting de doorgaande weg, de verkeerssituatie rond de coffeeshop was in de tweede
vervolgmeting dus anders dan tijdens de nul- en eerste vervolgmeting.
3.2 Voorbijgangers en rondhangende personen
Allereerst is het aantal voorbijgangers geteld, om de algehele drukte in het
observatiegebied vast te stellen. Het gemiddelde ligt in de nulmeting op 0,8 voorbijgangers
per observatie van vijf minuten (figuur 3.1). Bij de eerste en tweede vervolgmeting
bedraagt het gemiddelde respectievelijk 1,/ en 2,2. In de tweede vervolgmeting zijn er
dus meer voorbijgangers waargenomen dan in de nulmeting en eerste vervolgmeting. In
de tweede vervolgmeting zijn net als in de O- en 1-meting de voorbijgangers vaak
omwerkenden die een rondje lopen. In de 2-meting worden ook veel bouwvakkers
waargenomen die in hun werkkleding vanaf het bouwterrein naar hun geparkeerde auto
net voorbij de coffeeshop lopen.
Verder is specifiek gekeken naar het aantal rondhangende personen in het
observatiegebied. Tijdens de nulmeting en de eerste vervolgmeting is slechts in één van
de observaties een rondhangend persoon waargenomen. In de tweede vervolgmeting is
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 11
© © ®
op vier observatiemomenten één rondhangend persoon waargenomen. Het gaat hier
voornamelijk om klanten van de coffeeshop die even rondhangen voor het terrein van de
coffeeshop voordat ze naar binnen gaan of vertrekken. Vaak gaat het om personen die op
een vriend of bekende staan te wachten die (nog) in de shop is.
Ook bij de overige vier coffeeshops die in het kader van de pilot op een nieuwe locatie zijn
geopend is het aantal rondhangende personen in de omgeving van de coffeeshop beperkt.
Ook bij deze coffeeshops zijn de rondhangende personen die worden waargenomen
voornamelijk medewerkers of bezoekers van de coffeeshop dan wel medewerkers van
omliggende bedrijven?
Figuur 3.1 Aantal waargenomen voorbijgangers per observatie per meting
10,0
9,0
8,0
7,0
20 mO-meting
5,0 .
DO 1-meting
4,0 .
0 2-meting
3,0 2,17
20 1,68
1,0 0,80
0,0
Voorbijgangers
Geen significante verschillen (p > 0,05).
Noemenswaardig is dat er in de O- en 1-meting in 87% van de observaties niet of
nauwelijks afval in het observatiegebied is waargenomen. In de 2-meting wordt tijdens
alle observaties niet of nauwelijks afval waargenomen. Hierbij spelen de gastheren een
belangrijke rol. De onderzoekers namen tijdens hun aanwezigheid meerdere keren waar
dat de gastheren rommel op het terrein van de coffeeshop of in de omgeving van de
coffeeshop opruimen (ongeacht of dit veroorzaakt is door de coffeeshop en/of haar
bezoekers) en/of personen die rommel veroorzaken hierop aanspreken.
3.3 Potentieel overlastgevend gedrag
Tijdens de observaties is gekeken of er gedragingen voorkomen in de omgeving van de
coffeeshop waar mensen mogelijk overlast van zouden kunnen ervaren: potentieel
overlastgevend gedrag. Tijdens de nulmeting is tweemaal een foutgeparkeerde auto
8 Bieleman, B., R. Mennes, J. Snippe (2015). Monitor eerste verplaatsing coffeeshops Amsterdam. Intraval,
Groningen-Rotterdam; Mennes, R., E. Cankor, B. Bieleman (2017). Monitor tweede verplaatsing coffeeshops
Amsterdam. Intraval, Groningen-Rotterdam; Mennes, R., I. Schoonbeek, B. Bieleman (2019); Schoonbeek I., R.
Pieper, R. Mennes (2020).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 12
© © ©
waargenomen, terwijl tijdens de eerste vervolgmeting geen enkele keer potentieel
overlastgevend gedrag is waargenomen. Tijdens de tweede vervolgmeting zijn de volgende
vormen van potentieel overlastgevend gedrag waargenomen: twee keer een stilstaande
auto; één keer een heen en weer lopend persoon; één keer een persoon die hasj of wiet
rookte; en één keer een schreeuwend persoon. Ook bij de andere vier shops die in het
kader van de pilot op een nieuwe locatie zijn geopend is weinig potentieel overlastgevend
gedrag waargenomen.”
Over het algemeen lijkt er niet of nauwelijks sprake te zijn van potentieel overlastgevend
gedrag dat gerelateerd kan worden aan de coffeeshop en/of haar bezoekers. De
bouwwerkzaamheden in de omgeving van de coffeeshop en de daarvoor genomen
maatregelen (zoals het afsluiten van een weg) kunnen wel voor overlast zorgen in het
gebied. Zo hebben meerdere onderzoekers in de veldwerkverslagen genoteerd dat de
bouwwerkzaamheden met veel geluid gepaard gaan en dat er veel bouwverkeer in het
gebied aanwezig is, hetgeen kan leiden tot verkeersopstoppingen.
° Bieleman, B., R. Mennes, J. Snippe (2015); Mennes, R., E. Cankor, B. Bieleman (2017); Mennes, R., I.
Schoonbeek, B. Bieleman (2019); Schoonbeek I., R. Pieper., R. Mennes (2020).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 13
© © ®
4. OMWERKENDEN
In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de enquête onder de omwerkenden in
de directe omgeving van de coffeeshop.
In de buurt van de coffeeshop staan maar een beperkt aantal kantoorpanden. Tijdens de
eerste en tweede vervolgmeting zijn er minder kantoorpanden (in gebruik) dan tijdens de
nulmeting omdat een aantal panden leegstaan of gesloopt zijn. In totaal zijn in de
verschillende metingen respectievelijk 15 (O-meting), 10 (1-meting) en 11 (2-meting)
omwerkenden geënquêteerd. Omdat het een klein aantal respondenten betreft worden in
dit hoofdstuk niet de percentages, maar de absolute aantallen gepresenteerd.
4.1 Attitude coffeeshops, softdrugs en gebruikers
Aan omwerkenden is gevraagd hoe zij tegenover coffeeshops, softdrugs en het gebruik
ervan staan. De resultaten zijn weergegeven in figuur 4.1. De bevindingen zijn als volgt:
e Coffeeshops (algemeen): de omwerkenden van de coffeeshop zijn in het algemeen
positief over coffeeshops. Zij geven respectievelijk een 6,3, 7,1 en 7,3 in de drie
achtereenvolgende metingen.
e Het gebruik van softdrugs: de omwerkenden scoren het gebruik van softdrugs (hasj en
wiet) in de nulmeting een 5,7. Het rapportcijfer bedraagt in de eerste en tweede
vervolgmeting respectievelijk een 7,0 en een 6,5.
e Cannabisgebruikers: Het rapportcijfer over de houding ten opzichte van de gebruikers
van cannabis is redelijk positief (respectievelijk 5,6, 6,9 en 6,6).
e Effect softdrugs op gezondheid: In de nulmeting zijn de omwerkenden over het
algemeen van mening dat het gebruik van hasj en wiet slecht is voor de gezondheid.
Op een schaal van 1 (zeer slecht voor de gezondheid) tot 10 (zeer goed voor de
gezondheid) beoordelen zij het gebruik van hasj en wiet in de nulmeting met een 3,7.
In de eerste vervolgmeting beoordelen zij het een stuk minder ongezond met een 5,7
en in de 2-meting met een 4,8.
De houding ten opzichte van coffeeshops, softdrugs en gebruikers zijn in de verschillende
metingen niet statistisch significant. Hierbij dient opgemerkt te worden dat door het lage
aantal respondenten, een verschil minder snel als significant kan worden aangemerkt.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 14
ee
Figuur 4.1 Mening omwerkenden over coffeeshops, gebruik softdrugs, cannabisgebruikers en
gebruik softdrugs en gezondheid, op een schaal van 1 (negatief) tot 10 (positief)
10,0
9,0
8,0 7
71 73 7,0 69 66
7,0 6,3 6,5 ’
6,0 5,6 5,6 5,7
4,8
5,0
4,0 3,7
3,0
2,0
1,0
0,0
Coffeeshops algemeen Het gebruik van softdrugs Cannabisgebruikers Effect softdrugs op
gezondheid
BO-meting O1-meting O2-meting
Geen significante verschillen (p > 0,05).
4.2 Overlast
Aan de omwerkenden is gevraagd of zij in de afgelopen zes maanden weleens overlast
hebben ervaren in de directe omgeving van het bedrijf waar zij werken. In de nulmeting
geven 10 omwerkenden (6/%) aan dat dit het geval is (figuur 4.2). In de eerste
vervolgmeting waren dit nog 3 omwerkenden (30%), en in de tweede vervolgmeting vijf
(45%). De verschillen tussen de metingen zijn niet significant.
Figuur 4.2 Aantal omwerkenden dat in de afgelopen zes maanden overlast
heeft ervaren in de werkomgeving, per meting in absolute aantallen
12
10
10
8
Wm O-meting (N=15)
° 5 m@ 1-meting (N=10)
4 0 2-meting (N=11)
3
2
0
Ervaart overlast
Geen significante verschillen (p > 0,05).
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 15
© © ®
Aard van de overlast (spontaan genoemd)
Aan de omwerkenden die aangeven overlast te hebben ervaren is vervolgens gevraagd
wat de aard van deze overlast is. Bij deze vraag zijn hun antwoorden letterlijk genoteerd
en vervolgens door de onderzoekers in categorieën verdeeld. De bevindingen op basis van
de spontaan gegeven antwoorden zijn als volgt:
e Overlast door meeuwen: In alle drie de metingen geven omwerkenden aan dat
meeuwen in de buurt zorgen voor overlast. Deze overlast bestaat uit geluidsoverlast,
meeuwen die zich agressief gedragen (voornamelijk als zij jongen hebben) en het laten
vallen van stenen van de daken.
e Drukte rondom evenementen: Er wordt in de nulmeting en eerste vervolgmeting
opgemerkt dat er in het gebied soms drukte is door evenementen in de Ziggo Dome of
de Johan Cruijff ArenA. Er wordt dan gebruik gemaakt van parkeervelden in de buurt,
wat soms zorgt voor overlast bij de omwerkenden. Dit wordt in de nulmeting door twee
respondenten genoemd. In de eerste vervolgmeting wordt de drukte in het gebied bij
voetbalwedstrijden in de Johan Cruijff ArenA door één respondent genoemd.
e Overlast bouwwerkzaamheden: In de nulmeting wordt geen overlast ervaren door
bouwwerkzaamheden; er vinden dan namelijk geen bouwwerkzaamheden plaats.
Tijdens de eerste vervolgmeting is sprake van bouwwerkzaamheden naast de
kantoorpanden waar omwerkenden zijn bevraagd. Twee van hen geven dan aan hier
overlast van te ondervinden. De overlast van de bouwwerkzaamheden bestaat
voornamelijk uit geluidsoverlast en de drukte van het bouwverkeer in het gebied.
Tijdens de tweede vervolgmeting wordt door twee omwerkenden de wegafsluiting die
met de bouwwerkzaamheden te maken heeft en de (onoverzichtelijke) verkeersituatie
in buurt de coffeeshop als punt genoemd waarvan zij overlast ervaren. Ook geeft één
omwerkende aan van de bouwwerkzaamheden in het algemeen overlast te ervaren.
e Rondhangende personen: In de nulmeting zei één omwerkende overlast te ervaren van
rondhangende asielzoekers. In de eerste vervolgmeting gaf één respondent aan overlast
van rondhangende jongeren te ervaren. In de tweede vervolgmeting wordt door twee
omwerkenden overlast ervaren van rondhangende personen, in één geval ging het om
een rondhangend persoon die agressief bedelde. De andere ondervraagde zei overlast
te ervaren van ‘een zwerver’ die volgens de respondent regelmatig fietsen in de
omgeving steelt. De ervaren overlast van deze gevallen lijken geen direct verband met
de coffeeshop te hebben.
Specifieke vormen van overlast (voorgelegd)
Naast het spontaan laten noemen van vormen van overlast hebben we ook enkele
specifieke overlastvormen aan de omwerkenden voorgelegd met de vraag of deze in de
directe werkomgeving voorkomen. De belangrijkste resultaten zijn weergegeven in figuur
4.3.
De bevindingen voor de meest relevante vormen zijn als volgt:
e Foutparkeren: Het aantal omwerkenden dat overlast ervaart door foutparkeren is sterk
afgenomen. Tijdens de nulmeting ging dit om 12 respondenten in de eerste
vervolgmeting was dit significant minder met nog maar om twee omwerkenden die daar
overlast van ervaarden en in de tweede vervolgmeting is dit verder gedaald en ging het
om één respondent.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 16
© © ®
e Verkeersoverlast: De verkeersoverlast (drukte, files) is in de eerste en tweede
vervolgmeting afgenomen ten opzichte van de nulmeting. Voor de opening van de
coffeeshop gaven vijf omwerkenden aan verkeersoverlast te ervaren. In de eerste
vervolgmeting was dit één van de ondervraagden. In de tweede vervolg meting geeft
geen van de omwerkenden aan verkeersoverlast te ervaren dit is een significante daling
ten opzichte van de nulmeting. Wel wordt in de tweede vervolgmeting door drie
omwerkenden aangegeven dat er te hard/roekeloos wordt gereden (verkeersonveilig
gedrag). Dit is een significante stijging ten opzichte van de nulmeting, toen gaf geen
van de respondenten dit aan. In de eerste vervolgmeting ging dit om één van de
ondervraagden. In de nulmeting werd door geen van de omwerkenden aan overlast van
lawaai van of uit auto’s te ervaren. In de eerste vervolgmeting gaven twee
respondenten) dit aan en in de tweede vervolgmeting één.
e Samenscholing: Een klein deel van de ondervraagden geeft aan dat zij overlast ervaren
van samenscholing van groepen op straat. In de nulmeting werd dit door één
omwerkende aangegeven, in de eerste vervolgmeting door twee en in de tweede
vervolgmeting gaf één van de ondervraagden aan last te hebben van de samenscholing.
e Handel en gebruik softdrugs op straat: Voor de opening van de shop gaf geen van de
omwerkenden aan overlast te ervaren van handel en gebruik van softdrugs op straat.
In de eerste vervolgmeting gaf één van de ondervraagden dit aan. In de tweede
vervolgmeting heeft net als in de nulmeting geen van de ondervraagden hiervan
overlast ervaren.
e Ruzie makende/ schreeuwende personen: In de nulmeting gaf één omwerkende aan
overlast van ruzie makende of schreeuwende personen te ervaren. In de eerste
vervolgmeting werd dit door geen van de omwerkenden aangegeven en in de tweede
vervolgmeting door één respondent.
e Hinderlijk aangesproken: In de nulmeting gaf één van de omwerkenden aan overlast te
ervaren van personen die hen hinderlijk aanspraken, in de eerste vervolgmeting gaf
geen van de omwerkenden dit aan en in de tweede vervolgmeting twee respondenten.
e Bedreiging of intimidatie: In de tweede vervolgmeting wordt door twee omwerkenden
aangegeven dat ze te maken hebben gehad met bedreiging of intimidatie. In de
nulmeting en eerste vervolgmeting gaf geen van de omwerkenden dit aan.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 17
© © ®
Figuur 4.3 Aantal omwerkenden dat aangeeft overlast te ervaren van verschillende voorgelegde
vormen, per meting in absolute aantallen
Fout- of dubbelparkeren 7 12
1î
Verkeersoverlast 1 5
0
Vervuiling 2 3
2
1
Samenscholing 2
1
Lawaai van of uit auto's - 2 mO-meting (N=15)
0 DO 1-meting (N=10
Verkeersonveilig rijgedrag 1 3e 8 { )
0 2-meting (N=11)
Overlast handel of gebruik softdrugs 5 1
Ruzie makende/ schreeuwende personen 1
Hinderlijk aangesproken 1 2
0
Bedreiging of intimidatie door personen |Ô 2
0 2 4 6 8 10 12 14
2 Significant verschil met de nulmeting (p < 0,05).
4.3 Onveiligheid en slachtofferschap
Tevens is aan omwerkenden gevraagd of zij zich in de afgelopen zes maanden weleens
onveilig hebben gevoeld in hun directe werkomgeving. Dit geldt - in alle drie metingen -
voor een minderheid van de ondervraagde omwerkenden. In de nulmeting gaf één
respondent aan zich in de afgelopen zes maanden onveilig gevoeld te hebben en in de
eerste vervolgmeting twee respondenten. In de tweede vervolgmeting gaven vijf
ondervraagden aan zich in de afgelopen zes maanden weleens onveilig gevoeld te hebben.
Van deze vijf personen gaven drie personen aan dat dit zelden is geweest, één persoon
soms en één persoon altijd. De onveiligheidsgevoelens hadden volgens de respondenten
geen verband met de coffeeshop. Als redenen van gevoelens van onveiligheid werden
onder andere het ‘s avonds laat in het donker over straat gaan en de onveilige
verkeersituatie genoemd.
Aan omwerkenden is ook de vraag gesteld of ze in de afgelopen zes maanden in de directe
werkomgeving slachtoffer zijn geweest van diefstal, inbraak, vernieling of een
geweldsmisdrijf. Tijdens de nulmeting geeft geen van de omwerkenden aan slachtoffer te
zijn geweest van criminaliteit. Zowel in de eerste als in de tweede vervolgmetingmeting
zei één omwerkende slachtoffer te zijn geworden van inbraak bij het bedrijf. Ook wordt er
in de 2-meting door meerdere omwerkenden gesproken over fietsendiefstallen in de buurt
van bijvoorbeeld collega’s, de respondenten gaven aan hier zelf geen slachtoffer van te
zijn.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 18
© © ®
4.4 Politiecijfers
Naast de enquête onder mensen die in de buurt werken zijn bij de politie gegevens
opgevraagd over het aantal geregistreerde meldingen en incidenten rond de oude en de
nieuwe locatie van de coffeeshop. bi? Hierbij is zowel gekeken naar de aantallen voor
als na de verplaatsing van de coffeeshop in november 2021 (vierde kwartaal van 2021).
De resultaten worden weergegeven in de figuren 4.4a en 4.4b.
Figuur 4.4a Aantal bij de politie geregistreerde meldingen op de nieuwe en de oude locatie van de
coffeeshop, per kwartaal in absolute aantallen
10
8 Opening nieuwe locatie
}
4
2
0OL0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0= -
le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw
2019 2019 2019 2019 2020 2020 2020 2020 2021 2021 2021 2021 2022 2022 2022 2022 2023 2023
— — Meldingen nieuwe locatie Meldingen oude locatie
Figuur 4.4b Aantal bij de politie geregistreerde incidenten op de nieuwe en de oude locatie van de
coffeeshop, per kwartaal in absolute aantallen
10
8 Opening nieuwe locatie
° |
4
2
0-00-0000 -0-0-0-00- 0000000
le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw 3e kw 4e kw le kw 2e kw
2019 2019 2019 2019 2020 2020 2020 2020 2021 2021 2021 2021 2022 2022 2022 2022 2023 2023
— == Incidenten nieuwe locatie Incidenten oude locatie
Uit de registratiegegevens blijkt dat er in de onderzoeksperiode geen meldingen zijn
gedaan of incidenten zijn geregistreerd op de nieuwe locatie van de coffeeshop, niet voor
de opening van de shop en ook niet daarna. Voor de oude locatie geldt dat er geen
trendbreuk is te zien in het aantal geregistreerde meldingen of incidenten. Voor een
centrumlocatie in Amsterdam is het aantal geregistreerde meldingen en incidenten relatief
laag.
0 Er zijn geen gegevens beschikbaar van voor 2019.
Nl Het is mogelijk dat één voorval geregistreerd is als melding én als incident. In hoeverre dit het geval is, is niet
te herleiden uit de gegevens.
De gegevens dienen met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd aangezien er vanaf het eerste
kwartaal van 2020 sprake was van een Coronapandemie met daarbij behorende maatregelen.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 19
© © ®
5. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
De gemeente Amsterdam heeft onderzoeks- en adviesbureau Breuer&iIntraval opdracht
gegeven voor het monitoren van de lokale (neven)effecten van het verplaatsen van een
coffeeshop van het centrum van Amsterdam naar een nieuwe locatie in het stadsdeel
Zuidoost. Het betreft de vijfde (van vijf) coffeeshops die in het kader van de ‘pilot
verplaatsing coffeeshops’ zijn en worden geopend.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen puntsgewijs besproken. We gaan
eerst in op de deelvragen die betrekking hebben op de bezoekers van de coffeeshop en op
de ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens van de omwerkenden. Ten slotte
behandelen we de hoofdvraag naar de gevolgen van de opening van de shop op deze
locatie.
5.1 Coffeeshop en bezoekers
e De shop wordt dagelijks bezocht door ruim 1.000 bezoekers. De gemiddelde
coffeeshopbezoeker is een man van ruim 30 jaar, met een betaalde baan en (ook) de
Nederlandse nationaliteit. De coffeeshop trekt op de nieuwe locatie vooral nieuwe
klanten. De meeste bezoekers zeggen de coffeeshop op de oude locatie (waarschijnlijk)
nooit te hebben bezocht.
e De shop bedient voornamelijk de lokale markt, de bezoekers zijn met name afkomstig
uit Amsterdam. Er komen niet of nauwelijks buitenlandse toeristen naar de coffeeshop.
De klantenkring die deze shop bedient is vergelijkbaar met de klantenkring van de
andere coffeeshop in Amsterdam Zuidoost. Ook deze coffeeshop bedient met name de
lokale markt.
e De klantenkring van een coffeeshop lijkt sterk samen te hangen met de locatie waar de
coffeeshop gevestigd is. De coffeeshop die in het kader van de pilot in het centrum van
Amsterdam is geopend, bedient voornamelijk buitenlandse toeristen, terwijl de andere
coffeeshops — die zijn verplaatst naar een locatie buiten het centrum — meer lokale of
regionale bezoekers trekken.
e De coffeeshop heeft een afhaalfunctie, er is geen zitgelegenheid. De bezoekers van de
coffeeshop vinden dit over het algemeen prima. Slechts een beperkt deel van de
bezoekers geeft de voorkeur aan een shop waar (ook) een zitgedeelte is.
e Bezoekers komen voornamelijk met de auto naar de coffeeshop. Dit heeft waarschijnlijk
te maken met de ligging van de shop (aan de snelweg) en de goede
parkeermogelijkheden.
e Uit antwoorden van de bezoekers blijkt dat de coffeeshop vooral bezocht wordt om de
locatie van de shop en de (hoge) kwaliteit van de producten die verkocht worden. Ook
bij de meeste andere shops die in het kader van de pilot geopend zijn is de locatie en
bereikbaarheid van de shop een belangrijke reden om de coffeeshop te bezoeken.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 20
© © ®
5.2 Overlast en onveiligheid
Observaties
e In de tweede vervolgmeting is het aantal voorbijgangers hoger dan in de O- en 1-
meting. In de O- en 1-meting zijn vrijwel uitsluitend mensen in het gebied aanwezig die
in de kantoren in de buurt werken en daarom de coffeeshop passeren. In de 2-meting
zijn veel personen in het gebied aanwezig die op het bouwterrein werken en die van het
bouwterrein naar hun geparkeerde auto in de buurt van de coffeeshop lopen. Bovendien
is door bouwwerkzaamheden de verkeerssituatie gewijzigd waardoor meer verkeer de
coffeeshop passeert.
e Het aantal rondhangende personen is in alle drie de metingen erg laag, als er wel
personen rondhangen gaat het vaak om coffeeshopbezoekers die op vrienden of
bekenden wachten die (nog) in de shop zijn.
e In alle drie de metingen is er niet of nauwelijks afval aanwezig in de omgeving van de
coffeeshop. In de eerste en tweede vervolgmeting spelen de gastheren van de
coffeeshop hierin een rol door afval op te ruimen en personen die afval achterlaten
hierop aan te spreken.
e Er is niet of nauwelijks sprake van potentieel overlastgevend gedrag dat gerelateerd
kan worden aan de coffeeshop.
Aard en omvang overlast
e De mate waarin omwerkenden overlast ervaren in het gebied is niet veranderd door de
komst van de coffeeshop.
e In alle drie de metingen geven omwerkenden aan overlast te ervaren van (agressieve)
meeuwen, voornamelijk wanneer deze jongen hebben.
e In de eerste en tweede vervolgmeting waren er bouwwerkzaamheden in de omgeving
van de coffeeshops. De bouwwerkzaamheden zorgen onder andere voor verkeershinder
en geluidsoverlast. Tijdens de tweede vervolgmeting is de verkeersituatie door
bouwwerkzaamheden (tijdelijk) gewijzigd, enkele omwerkenden ervaren hier overlast
van en vinden de ontstane verkeerssituatie onveilig.
e Andere omwerkenden ervaren overlast door evenementen in de buurt. Bij deze
evenementen wordt gebruik gemaakt van parkeervelden in de buurt, dit kan dan zorgen
voor verkeersdrukte op het bedrijventerrein.
e Het aantal omwerkenden dat overlast ervaart van foutparkeerders is ten opzichte van
de O-meting sterk afgenomen. Het is mogelijk dat de coffeeshop met de aanwezige
gastheren hierin een rol speelt. De gastheren zien er namelijk ook op toe dat er in de
directe nabijheid van de coffeeshop niet foutgeparkeerd wordt.
e Over het algemeen voelen omwerkenden zich veilig in de buurt. Omwerkenden die zich
wel eens onveilig hebben gevoeld, relateren de oorzaak van dit gevoel niet aan de
coffeeshop.
e Uit registratiegegevens van de politie blijkt dat er op de nieuwe locatie van de
coffeeshop sinds 2019 geen meldingen van overlast zijn gedaan of incidenten door de
politie zijn geregistreerd. Op de oude locatie van de coffeeshop is sinds de sluiting van
de coffeeshop geen significante afname van meldingen of incidenten te zien.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 21
© © ®
5.3 Ten slotte
e Deze locatie lijkt een geschikte locatie voor een coffeeshop. Zo heeft de opening van de
coffeeshop niet geleid tot een toename in overlast bij medewerkers van bedrijven in de
directe omgeving.
e Het feit dat de shop uitsluitend een afhaalfunctie heeft, lijkt in de omgeving van de
coffeeshop niet tot problemen te leiden die vaak met een afhaalcoffeeshop geassocieerd
worden, zoals rondhangende personen of het gebruik van of handel in softdrugs op
straat. Dit komt mede doordat de omgeving van de coffeeshop, een bedrijventerrein,
niet uitnodigt tot rondhangen. Uit de enquête onder mensen die in de omgeving van de
coffeeshop werken blijkt dat er niet of nauwelijks sprake is van rondhangende personen
in de omgeving. Rondhangende personen die wel aanwezig zijn, worden door
omwerkenden niet gerelateerd aan de coffeeshop. Uit de enquête blijkt verder dat in de
eerste vervolgmeting één omwerkende overlast ondervond van handel en gebruik van
softdrugs op straat, terwijl in de tweede vervolgmeting geen van de respondenten hier
overlast van ondervond.
e In elke meting voelt een minderheid van de omwerkenden zich weleens onveilig in de
directe omgeving van het bedrijf waarvoor zij werken. De gevoelens van onveiligheid
die er zijn hebben volgens ondervraagden geen direct verband met de vestiging van de
coffeeshop.
e De gastheren lijken een belangrijke rol te spelen in het voorkomen en/of beheersen van
(potentiële) overlast in de directe omgeving van de coffeeshops. Zij begroeten elke
bezoeker en spreken hen zo nodig aan op hun gedrag. Tevens letten zij op
foutparkeerders en ruimen zij afval op.
Breuer&Intraval — Monitor vijfde verplaatsing coffeeshops Amsterdam 22
| Onderzoeksrapport | 30 | train |
2x Gemeente
% Amsterdam
(eN 4 7 0 pn
0 B le a
1D 5 A Eil 8 Î pe 5 | Be E gen NE we di of ei end De _
ke, : E ES | p ANS nd - 4: ee E | ä ' ke, | E 5, En Wi Ë | Td -
(nn EE DP NN
7 Lm VNG Pl mn en
PE | DE :: ' | b, en E L en Ee
Sm RN re
SN NN EE ENE 3 OE GE
pk ON AN bn b fe HE bi: EA A En É 8 OE | ik
Nn ie | ed Ni Ee ved fe JD 4 | k
PF me ie ar : ( ZN \ SS IN,
Et ee
ee | ES AE
Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
Í \ open over dichte tunnels
NT: IJ a Te
EE d d ‚Á | m Pr: Er en Nn
el | Rn En LI El TEN E Kel ame : 7 er Hi Tm rd ge TE
Ik en sik ee Nr | Ei | ni li H TE | is . er ze ar () 8 teen tE me TT =
A gm rd gammele IE re | tf d ie TEK EC: 8 . ed 4
L i A Een Olden er /
A Et El mn em ES |
en SS En _ Jk
een S ns a |
Verkeerscentrale Amsterdam Piet Heintunnel LEE Tat Michiel de Ruijtertunnel
1 Managementsamenvatting Q2 2022 ee 3
2 Voortgang.
2.1 Bijdrage aan de stad. … ee 3
2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten. … …… ………. 9
2.3 Samenwerking met strategische partners. … … 10
2.4 Tegenspraak ee 12
3 Programmabeheersing. … 14
3.1 Programmascope 14
3.2 Masterplanning …… … … 14
3.3 Financiële stand van zaken 15
3.4 Risicomanagement. … 18
Bijlage 1. Afkortingen en definities. 23
Bijlage 2. Factsheets per project. … eee 24
Factsheet project Vernieuwing Verkeerscentrale … 25
Factsheet project Renovatie Piet Heintunnel 29
Factsheet project Renovatie Amsterdam Arenatunnel …………………………… … 32
Factsheet project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel ………………………… 33
HOOFDSTUK 1
Managementsamenvatting Q2 2022
De rapportage over het tweede kwartaal 2022 van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
geeft de gemeenteraad, het gemeentebestuur, de gemeentelijke directies en de strategische partners
inzicht in de voortgang van de programmadoelstellingen. Tevens is de rapportage een bron van
informatie voor inwoners van Amsterdam en andere belangstellenden.
Scope In het tweede kwartaal van 2022 is bij het vaststellen door het college van B&W van
O1 2022 @ het geactualiseerde programmaplan versie 2.0 de scope van het project Renovatie
O2 2022 ® Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de voorbereidings-werkzaamheden. Begin derde
kwartaal dit jaar wordt het dossier van dit project overgedragen aan de tunnelbeheerder
voor een later vervolg.
Planning In mei 2022 is de masterplanning versie 5.0 vastgesteld door het College van B&W.
O1 2022 © Om die reden springt dit stoplicht dit kwartaal op groen.
Q22022 ® | Eind juni 2022 zijn de volgende planningen actueel:
m Beoogde openstellingsdatum Piet Heintunnel is 2 december 2022. Ondanks
leveringsproblemen en onzekerheden die kunnen optreden in het proces van testen
en acceptatie is de verwachting nu dat deze datum nog steeds gehaald gaat worden.
m De software-aanpassingen voor de bediening en bewaking van de Michiel de
Ruijtertunnel zullen worden uitgevoerd in de periode tot medio 2023.
m De oplevering van de vernieuwde verkeerscentrale blijft gepland op eind 2025.
m De uitvoeringsplanning van de Renovatie Amsterdam Arenatunnel is vervallen vanwege
het uit de scope halen van de uitvoering van dit project.
Financiën In totaal is op dit moment voor circa € 246,3 miljoen aan kredieten beschikbaar gesteld
Q1 2022 © | voor het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Dit is inclusief de twee
022022 © | indexeringskredieten van € 3,6 miljoen (nacalculatie 2020) en € 6,8 miljoen (nacalculatie
2021) die in juni 2022 beschikbaar zijn gesteld. In totaal is voor een bedrag van € 188
miljoen aan verplichtingen aangegaan en is inmiddels € 150,2 miljoen betaald.
Bij de begroting worden jaarlijkse aanvragen gedaan voor de indexering van de
beschikbare middelen. Bij deze aanvragen is tot nu toe steeds de zogenaamde IBOI-
index (index van de bruto overheidsinvesteringen) gehanteerd. Inmiddels is gebleken dat
deze index niet toereikend is om de werkelijke prijsstijgingen te compenseren. Gezien
de extreem hoge prijsstijgingen over 2021 wordt bij de Begroting 2023, ter compensatie
daarvan, een extra bedrag van € 3,6 miljoen aangevraagd. Indien dit bedrag beschikbaar
wordt gesteld, zijn de prijsstijgingen tot en met 2021 gedekt. Voor prijsstijgingen die
optreden in 2022 zal conform de gebruikelijke systematiek een aanvraag worden gedaan
bij de Voorjaarsnota 2023 (zie onder Risico's).
Definitie stoplichten scope, planning, financiën, risico's, kwaliteit en organisatie:
® Buiten de vastgestelde programmakaders, niet beheersbaar door programmateam, escalatie naar het bestuur
® Buiten de vastgestelde programmakaders, beheersbaar door programmateam.
® Binnen de vastgestelde programmakaders.
HOOFDSTUK 1
Managementsamenvatting Q2 2022
Risico's Overeenkomstig eerdere afspraken wordt een risicobudget op programmaniveau
Q1 2022 ® \ aangehouden, bedoeld voor onvoorziene uitgaven aan het programma en de
022022 © | verschillende projecten. Twee ontwikkelingen in het programma vormen een ernstige
bedreiging voor dit budget, te weten de extreme prijsstijgingen in de fysieke sector
waarvoor vooralsnog geen volledige dekking is verkregen, en de ontwikkelingen
in de raming voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam waar
de projectvoorbereiding meer tijd kost en de functionele systemen nog worden
doorontwikkeld. Het gelijktijdig optreden van deze ontwikkelingen kan niet worden
opgevangen in het beschikbare risicobudget.
Het vraagstuk omtrent indexatie en daadwerkelijke prijsstijgingen binnen de fysieke
sector speelt binnen de gehele gemeente en daarover buigt het college zich bij de
Begroting 2023.
Kwaliteit Diverse externe audits zijn uitgevoerd of in uitvoering. De resultaten dragen bij aan
Organisatie kwalitatief betere producten en een grotere zekerheid op het behalen van de
O1 2022 © programmadoelen.
022022 © Uit de audit van het kwaliteitsmanagementsysteem van programma AWA komt naar
voren dat goed wordt gehandeld volgens het vooraf beschreven proces. Aandacht wordt
gevraagd voor tijdige naleving van verbetermaatregelen en voor een actualisatie van het
plan met betrekking tot interne kwaliteitsborging.
Met het Commissariaat Civiele Constructies is gesproken over de actuele voortgang van
het vastgestelde spoorboek naar openstelling Piet Heintunnel.
Definitie stoplichten scope, planning, financiën, risico's, kwaliteit en organisatie:
® Buiten de vastgestelde programmakaders, niet beheersbaar door programmateam, escalatie naar het bestuur
® Buiten de vastgestelde programmakaders, beheersbaar door programmateam.
® Binnen de vastgestelde programmakaders.
an ee = 5 ì " ‚ sf
d € de pe 8 ö z kt D ra -
Ks PJ / 9, z d SL, EL Ke Is Ì a Wp — À 5 È
— hd ú _ er LE ee { zen zi rn Ee 4e es A Se met ne ie
3 - : Sg Ee zé ien ee ES
Af on
Dn EN ) : nn gg id Ti Ee nk bt apneen He Er she
? hans nS E z - en cl a Tr haeke. 1 Eh ch dba: E A
zE = . nn EE
sE ee : P a A LE Beinn = ES
Ee hs en E Ì re ke 4 en, x —
za Pen ud iel fl f 8 ú e A 7 5 k
EN EL Pe E, B) ; Ek î pi Ä
d Ei F4 f be Ei y 2 7 % / LK reld hi;
ES ie hf ie: 3 ve gl ' '
Ps pr … Verbonden Amsterdam.
pn ad "ds 3 ä
aar/vebr de toekomst.”
Dit hoofdstuk beschrijft de voortgang van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam in het
tweede kwartaal van 2022. Paragraaf 2.1 relateert deze voortgang aan de programmadoelstellingen.
Paragraaf 2.2 beschrijft de voortgang van de vier projecten, inclusief de impact die de projecten
hebben op mobiliteit in de stad en op de omgevingspartijen. Paragraaf 2.3 licht de samenwerking
met onze partners toe. En in paragraaf 2.4 staat centraal welke tegenspraak is georganiseerd om het
resultaat van het programma te borgen.
2.1 Bijdrage aan de stad
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) zorgt ervoor dat de Amsterdamse wegtunnels
en de Verkeerscentrale Amsterdam (VCA) klaar zijn voor de toekomst: veilig te gebruiken, eenvoudig te
bedienen en gemakkelijk te onderhouden.
Het programma heeft twee hoofddoelstellingen:
1. Het realiseren van veilige en beschikbare wegtunnels die voldoen aan de huidige wetgeving; en
2. Zorgen voor een uniforme bediening, bewaking en een functioneel uniforme, toekomstbestendige
tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid van de tunnels. Zodat ook in de
toekomst de bereikbaarheid van de stad is geborgd.
Het programma bestaat uit vier projecten:
m de aanpassing van de Michiel de Ruijtertunnel (uitvoering in de tunnel gereed; testen van
software-aanpassingen tot 31 juli 2023);
m de renovatie van de Piet Heintunnel (uitvoering juni 2021 t/m 2 december 2022);
m de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoering van de nieuwe centrale is voorzien
vierde kwartaal 2023 t/m eind 2025 en de realisatie van de uitwijkcentrale eind 2026); en
m de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel (alleen de projectvoorbereiding, deze is afgerond in
het tweede kwartaal 2022, decharge is voorzien in het derde kwartaal 2022).
Hieronder beschrijven we wat we in het tweede kwartaal van 2022 hebben gedaan om deze opgave te
realiseren.
21.1 Overkoepelend
Doordat de uitvoering van de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel uit de scope is gehaald,
eindigt het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam eind 2023 in plaats van eind 2025. Immers, na
2023 resteert dan alleen nog de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam binnen de scope van
het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Zoals op 31 mei 2022 per brief aan de raad is kenbaar
gemaakt, rechtvaardigt dit project alleen geen organisatie zoals nu voor het volledige programma.
De tunnelbeheerorganisatie zal vanaf begin 2024 het opdrachtgeverschap van de vernieuwing van de
verkeerscentrale overnemen.
De versnelde afbouw van de programmaorganisatie heeft twee belangrijke gevolgen. Ten eerste
moet de opgebouwde kennis en kunde in het programma versneld worden overgedragen aan de
tunnelbeheerorganisatie. Gezamenlijk doen we substantieel extra inspanningen om de opbrengsten
van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam goed te borgen. Voor de tunnelbeheerorganisatie
betekent dit een versnelling van de al in gang gezette versterkingsopgave, die als doel heeft het
tunnelbeheer op een hoger niveau te brengen.
Ten tweede moet het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam, met het oog op de einddatum,
een start maken met het opmaken van de financiële en maatschappelijke balans: wat was bij aanvang
in 2018 de beoogde meerwaarde van het programma en wat is de gerealiseerde meerwaarde? Op
voorhand kan worden vastgesteld dat de potentiële meerwaarde is afgenomen ten opzichte van de
situatie bij aanvang. Immers, de kracht van het programma is efficiencyvoordelen behalen door zo
veel mogelijk tunnels te uniformeren. Nu de Amsterdam Arenatunnel niet meer tot de scope van het
programma behoort en het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel niet aan de scope is toegevoegd,
daalt die meerwaarde. De tunnelbeheerorganisatie kan zorgen dat die meerwaarde alsnog wordt
behaald door bij de herstart van de projecten voor de IJ-tunnel en de Amsterdam Arenatunnel voort te
gaan op de door programma AWA ingeslagen weg van uniformiteit.
Het eerder al in het eerste kwartaal gerapporteerde risico van onvoldoende compensatie voor de
zeer hoge prijsstijgingen in met name 2022 is en wordt opgepakt door het college. Onzekerheid
over dekking van daadwerkelijke prijsstijgingen binnen de fysieke sector die niet kunnen worden
opgevangen binnen de geldende afspraken over indexatie speelt binnen de gehele gemeente. De
ontwikkelingen zullen in kaart worden gebracht en bij de actualisatie van de investeringen bij de
Begroting 2023 worden besproken.
In het tweede kwartaal van 2022:
m ishet programmaplan en daarmee tevens de nieuwe einddatum van het programma vastgesteld;
m is een implementatieplan voor de versterking van de tunnelbeheerorganisatie vastgesteld door het
programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam en de tunnelbeheerorganisatie. Dit implementatieplan
bestaat uit vijf werkpakketten: professioneel opdrachtgeverschap, veiligheid en cybersecurity,
governance, programmering van het onderhoud en de projecten, en informatievoorziening.
Het plan geeft tot eind 2023 vorm aan de overdracht van kennis en kunde vanuit het programma
(onderdeel van de directie Bijzondere Projecten) naar de tunnelbeheerorganisatie (onderdeel van
de directie Verkeer en Openbare Ruimte);
m zijn vanuit de tunnelbeheerorganisatie “trekkers” en vanuit het programma Aanpak Wegtunnels
Amsterdam “duwers” benoemd voor de uitvoering van het implementatieplan;
m is de aanpak en de inhoudsopgave vastgesteld van het aantoningsdocument, dat gaat beschrijven
hoe is voldaan aan de doelstellingen van het programma;
m is de aanpak en de inhoudsopgave vastgesteld van het dechargedocument voor het college,
op basis waarvan de programmaorganisatie AWA eind 2023 zal worden opgeheven en hoe de
nalatenschap van het programma wordt overgedragen aan de tunnelbeheerorganisatie; en
m is de voorbereidingsfase van de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel afgerond.
Na decharge begin derde kwartaal is de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel geen project
meer van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Het dossier wordt overgedragen aan
de tunnelbeheerorganisatie, die verantwoordelijk is voor een vervolg.
2.1.2 Veilig te gebruiken
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam zorgt voor een veilige, uniforme uitrusting voor de
tunnels binnen zijn scope en werkt aan veilige technieken, procedures en handelingsprocessen. In het
testcentrum kunnen we nieuwe systemen en installaties als Proof of Concept uitproberen, voordat we
ze implementeren in de tunnels en in de vernieuwde verkeerscentrale. Ook kunnen we verkeersleiders
opleiden, trainen en oefenen met behulp van de systemen in dit testcentrum.
In het tweede kwartaal van 2022:
=m hebben we gewerkt aan cybersecurity, in het licht van de in het eerste kwartaal gerapporteerde
audit door Horvat & Partners, waarin geconcludeerd werd dat enkele aanvullende acties
noodzakelijk waren. Deze acties raken zowel het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
als de tunnelbeheerorganisatie. In het programma is cybersecurity onderdeel van de aanpak. In
het tweede kwartaal van 2022 zijn stappen gezet om ze te verankeren in de object type library
(een bibliotheek met standaarden die nodig is om tot een functioneel uniforme tunneluitrusting
te komen). We voerden met de tunnelbeheerorganisatie gesprekken over de compleetheid van
de eisen ten aanzien van cybersecurity en over de beste manier om dit thema mee te nemen in
onze projecten. Doel is onze aanpak reproduceerbaar te maken voor andere tunnels en daarmee
cybersecurity een plek te geven in de standaardaanpak van wegtunnels in Amsterdam.
m bereidden we een veiligheidscampagne voor, waarna we in het derde kwartaal getoetst kunnen
worden op trede 3 (en op onderdelen trede 4) van de veiligheidsladder. Dit raakt alle medewerkers
van het programma;
m voerden we de laatste tijdelijke en definitieve veiligheidsmaatregelen uit op de Zeeburgerdijk; en
=m kwam het veiligheidsbeheerplan voor de Piet Heintunnel gereed. Dit plan beschrijft wat de
tunnelbeheerorganisatie doet om de veiligheid van de tunnel te garanderen tijdens de exploitatie.
Het gaat daarbij onder meer om onderhoud, procedures en het opleiden van verkeersleiders.
21.3 Eenvoudig te bedienen
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam uniformeert systemen en procedures, waardoor
de complexiteit vermindert, de kans op menselijke fouten afneemt en de inzetbaarheid van tunnel-
verkeersleiders verbetert.
In het tweede kwartaal van 2022:
m voerden we gebruikerstesten uit in het kader van validatie. Door verkeersleiders in het Testcentrum
met de Digitale Tunnel Tweeling (DTT) reële operationele scenario's te laten uitvoeren, wordt
duidelijk in hoeverre het bedieningssysteem dat de leverancier heeft bedacht en gerealiseerd
aansluit op de verwachtingen van de verkeersleiding. Zo komen bevindingen aan het licht
waarover de betrokken partijen op gestructureerde wijze besluiten om hetzij het systeem, hetzij
de werkwijze van de verkeersleiding aan te passen; en
m gaven we in het kader van Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) de module e-learning vrij en
trainden we de verkeersleiders in de procedures en protocollen van de Piet Heintunnel (module 2).
Daarnaast bereidden we de derde en laatste module van het opleidingsprogramma voor, waarbij
verkeersleiders plaatsnemen achter een replica van de bediendesk en oefenen met het afhandelen
van verkeersscenario’s met een Digitale Tunnel Tweeling (DTT). De realisatie van een DTT en
trainingsscenario’s die realistisch en betrouwbaar genoeg zijn om verkeersleiders te certificeren,
is uitdagend en vergt veel inzet en tijd van de betrokken organisaties.
2.1.4 Makkelijk te onderhouden
Functioneel uniforme tunnels dragen bij aan eenvoudiger en daarmee efficiënter onderhoud. De tunnels
geven straks real time informatie over de staat waarin installaties zich bevinden, zodat onderhoud
adequaat kan worden gepland en uitgevoerd. De voorspelbaarheid van het onderhoud wordt vergroot.
Dit maakt het beheer van tunnels efficiënter en heeft een positief effect op de beschikbaarheid van de
tunnels zelf.
In het tweede kwartaal van 2022:
=m hebben we uniformiteit in de object type library aangetoond. We hebben hardware en software
in de Piet Heintunnel optimaal hergebruikt in het ontwerp van de Amsterdam Arenatunnel.
Daar waar we dat niet hebben gedaan, komt dat doordat de tunnels verschillend zijn. Uniformiteit
en standaardisering dragen bij aan makkelijk te onderhouden Amsterdamse wegtunnels;
m hebben we het in de Piet Heintunnel technisch mogelijk gemaakt dat bij onderhoud één tunnelbuis
kan openblijven. Dit maakt onderhoud gemakkelijker. Wel moet deze stap nog door een
gebruikerstest worden aangetoond;
m hoeft het onderhoud van het merendeel van de installaties in een tunnelbuis niet meer tijdens
een nachtelijke sluiting te worden uitgevoerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor installaties die vanuit
de dienstgang onderhouden worden en voor intercom- en omroepinstallaties die dubbel zijn
uitgevoerd, zodat bij onderhoud van een onderdeel het andere onderdeel dit overneemt en de
tunnel niet afgesloten hoeft te zijn. Het testen hiervan is in het tweede kwartaal begonnen; en
m zijn met de aannemerscombinatie afspraken gemaakt over de mogelijkheid in het contract om
ook het dagelijks onderhoud na openstelling van de Piet Heintunnel uit te voeren.
2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten
2.2.1 Voortgang projecten
Deze paragraaf geeft beknopt de voortgang weer op de vier projecten. Een uitgebreidere beschrijving
is te vinden in de factsheets per project (bijlage 2).
Project Renovatie Piet Heintunnel
In de huidige fase van het project richting de openstelling van de tunnel komen de laatste
werkzaamheden in de uitvoering, het testen van hardware / software en het opleiden samen. Uit de
testen komen bevindingen naar voren die impact (kunnen) hebben op de uitvoering en/of het opleiden.
Bij meerdere sporen volgens het Spoorboek Openstelling PHT staan werkzaamheden onder tijdsdruk,
zoals latere leveranties, de afhandeling van bevindingen op testen van de software en een verlate start
van de opleidingsmodule bedienen. Desondanks is de verwachting dat de openstelling op 2 december
2022 nog steeds gehaald gaat worden. De voorbereidingen voor aanvaarding (door programma AWA)
en overdracht (naar de tunnelbeheerorganisatie) zijn in volle gang.
Nu we richting het eind van het project gaan, zullen we in de komende kwartaalrapportages een
verdere duiding geven van de totale kosten en totale doorlooptijd van het project.
Project Vernieuwing Verkeerscentrale (VCA)
In het eerste kwartaal heeft het project de focus gelegd op het inrichten en structureren van het
doorontwikkelingstraject voor de functionele systemen die nodig zijn om vanuit de verkeerscentrale
de verschillende objecten te beheren, bedienen en bewaken. In het tweede kwartaal stond het
project gesteld om deze doorontwikkeling verder vorm te geven. Het project ligt op schema om de
systeemontwerp- en systeemdetfinitiefase eind derde kwartaal 2022 af te ronden.
Parallel hieraan is gewerkt aan de definitieve scopeafbakening van het project, om daarmee een
solide basis te creëren voor een beheerste uitvoering. Er bestaat nu — bij het projectteam en V&OR
(tunnelbeheerorganisatie en afdeling Verkeersmanagement) — een gezamenlijk beeld over de
definitieve scopeafbakening. Op basis van de bijbehorende nieuwe set uitgangspunten kunnen de
functionele systemen worden doorontwikkeld, kan het definitief ontwerp van het gebouw worden
afgerond en kunnen onderzoeken aan de tunnels die moeten worden gekoppeld aan de nieuwe
verkeerscentrale worden doorgezet.
Hiermee kan het project nu gericht verder werken om te komen tot een uitvoeringsbesluit
(en uitvoeringskrediet) dat volgens planning aan de raad wordt voorgelegd eind 2022. Parallel aan
de ontwerpwerkzaamheden wordt gewerkt aan onder meer de raming (inclusief second opinion) en
de voorbereiding van de inkoop dat na dit uitvoeringsbesluit kan starten.
Project Renovatie Amsterdam Arenatunnel
Zoals bij vaststelling van de Begroting 2022 is besloten, wordt het project Renovatie Amsterdam
Arenatunnel afgesloten na de voorbereidingsfase (vanwege het ontbreken van financiering voor de
uitvoering). Eind tweede kwartaal is het definitief ontwerp afgerond na review. Het project is volledig
afgerond en gereed voor aanbesteding. Met de inhoudelijke afronding van het project in het tweede
kwartaal kan begin derde kwartaal de overdracht naar de tunnelbeheerorganisatie en de formele
decharge worden afgerond.
Project Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel
Het project Michiel de Ruijtertunnel is grotendeels afgerond. Voor de beperkte resterende
werkzaamheden aan de besturing van de tunnel is eind 2021 een realisatiecontract getekend met
opdrachtnemer Equans. In het tweede kwartaal heeft het project een Project Follow Up (PFU)
georganiseerd die in het teken heeft gestaan van samenwerken met Equans en extra aandacht heeft
gegeven aan het tijdig meenemen van stakeholders. Dit heeft geresulteerd in de verdieping en
aanscherping van de samenwerking. Daarnaast is in het project volop gewerkt aan het opstellen en
reviewen van de verschillende deelontwerpen. Ook is in het tweede kwartaal extra aandacht geweest
voor inkoop van een Multi Aanraak Paneel (MAP). Dit proces loopt volgens planning, waarbij extra
aandacht bestaat voor de nauwe samenhang tussen de verschillende werkzaamheden.
2.2.2 Bereikbaarheid
De afsluiting van de Piet Heintunnel heeft grote impact op de bereikbaarheid in de stad. Daarom wordt
ingezet op stakeholdermanagement, verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement en communicatie.
Het verkeersbeeld sinds de afsluiting blijft ook dit tweede kwartaal rustig. Er is wel degelijk een toename
van het verkeer op de omleidingsroutes en vooral op de Zeeburgerdijk (20% toename vergeleken
met de situatie tijdens de coronapandemie vóór tunnelsluiting). Dit heeft over het algemeen niet tot
serieuze verkeersproblemen geleid. De verkeerssituatie wordt nog steeds dagelijks gemonitord. Op de
Zeeburgerdijk zijn in overleg met stadsdeel Oost permanente maatregelen uitgevoerd die de veiligheid
voor voetgangers en fietsers verbetert (het aanbrengen van markeringen voor fietsoversteken en het
aanpassen van wegmarkeringen). Dit is ook teruggekoppeld aan de bewoners en aan de mensen die hier
een melding over hebben gedaan. Aan de directe omgeving van de Zeeburgerdijk is een kleine attentie
gestuurd om de bewoners te bedanken voor hun geduld, input en het meedenken over oplossingen om
de hinder te verminderen.
Naast de genoemde maatregelen is ook geotargeting gestart op de Zeeburgerdijk (het gericht plaatsen
van online advertenties op basis van de geografische locatie van de automobilist) en appnotificaties via
de navigatie-apps Flitsmeister en Waze. Via Amsterdam Bereikbaar wordt de kennis van de omgeving
Zeeburgerdijk gedeeld met twee andere projecten, Middenweg en Berlagebrug, die op dezelfde plek
mogelijk eveneens hinder gaan veroorzaken.
22.3 Tevreden omgeving
Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de bouwlocaties worden proactief
Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de bouwlocaties worden proactief
betrokken, zodat vooraf duidelijk is wanneer eventuele hinder te verwachten is, wat de
omleidingsroutes zijn en welke mobiliteitsalternatieven er zijn. We meten de tevredenheid regelmatig
en voeren suggesties door voor verbetering.
In het tweede kwartaal zijn voorbereidingen getroffen voor een tevredenheidsmeting voor de Piet
Heintunnel, die aan het begin van het derde kwartaal wordt uitgevoerd. Er is contact geweest met
de omgeving via de klankbordgroep Zeeburgerdijk, waarin samen met stadsdeel Oost gewerkt wordt
aan het oplossen van de vragen en zorgen die de omgeving heeft. Dit heeft geresulteerd in negen
uitgevoerde verkeersmaatregelen om de veiligheid van fietsers en voetgangers te verbeteren. Er zal
na de zomer nog een bijeenkomst van de klankbordgroep zijn.
Er is ook nog een oproep gedaan voor een digitale bijeenkomst, waarvoor 30.000 uitnodigingen zijn
verstuurd. Er zijn echter geen bewoners verschenen. Ditzelfde patroon zagen we ook al bij eerdere
bijeenkomsten.
Het digitale spreekuur is gestopt, bij gebrek aan belangstelling vanuit de omgeving. De rondleidingen
door de Piet Heintunnel zijn gestart met bewoners, bedrijven en de professionele markt en daar
komen zeer enthousiaste reacties op. Op 18 juni is tijdens de Dag van de Bouw de Piet Heintunnel
opengesteld voor het publiek en daar zijn 1762 bezoekers op afgekomen.
De algehele tendens blijft rustig in de omgeving.
2.3 Samenwerking met de strategische partners
Meerdere stakeholders hebben vanuit hun formele positie een directe verantwoordelijkheid voor of een
direct belang bij een betrouwbare beschikbaarheid van de wegtunnels in Amsterdam. In het program-
maplan zijn deze stakeholders benoemd als onze strategische partners:
1. de tunnelbeheerder (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels);
2. de veiligheidsbeambte (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels);
3. de tunnelbeheerorganisatie en de afdeling Verkeersmanagement van de directie Verkeer &
Openbare Ruimte
A. de stadsregisseur; en
5. de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Tunnelbeheerder, veiligheidsbeambte en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
De samenwerking met zowel de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied als met de tunnelbeheerder
is constructief. Dit geldt ook voor de samenwerking met de veiligheidsbeambte. In het afgelopen
kwartaal is de veiligheidsbeambte regelmatig geïnformeerd over de veiligheidsdocumentatie
die gedurende het tweede kwartaal is opgesteld. Door het vroegtijdig ‘meenemen’ van de
veiligheidsbeambte, kan deze eventuele specifieke aandachtspunten meegeven die in de veiligheids-
documentatie kunnen worden verwerkt. Uiteraard zal de veiligheidsbeambte een onafhankelijk advies
aan de tunnelbeheerder geven. Met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn afspraken
gemaakt over de planning en worden momenteel de vooroverleggen gevoerd ten behoeve van de
aanvraag van de openstellingsvergunning voor de Piet Heintunnel. De openstellingsvergunning zal
door de tunnelbeheerder worden aangevraagd, die daarbij in de voorbereiding wordt ondersteund
door de programmaorganisatie AWA, aangezien het programmateam een groot deel van de daarvoor
benodigde documentatie en informatie levert.
Tunnelbeheerorganisatie
De samenwerking tussen het programma AWA en de tunnelbeheerorganisatie (TBO) heeft een extra
impuls gekregen door het intensiveren van de samenwerking in de versterkingsopgave van de TBO,
waarbij ingezet wordt op het overdragen van kennis en kunde vanuit het programma AWA. Doel
hiervan is het verder professionaliseren van de kerntaak van de tunnelbeheerorganisatie en van alle
betrokken afdelingen, medewerkers en assets. Op deze manier kan worden gezorgd dat met de
extra expertise vanuit het programma AWA de Amsterdamse wegtunnels op een uniforme wijze
worden uitgerust, bewaakt en bediend, wat zowel positieve financiële als positieve maatschappelijke
effecten heeft.
In het tweede kwartaal is de intensivering tot uitdrukking gekomen door het vaststellen van een
implementatieplan. In dit implementatieplan is uitgewerkt hoe de versterkingsopgave uitgevoerd zal
worden en welke fasering daarbij toegepast wordt. Ook de verdeling van inzet tussen AWA en TBO
is hierin beschreven. De versterking is verdeeld in vijf werkpakketten die ieder een specifiek thema
omvatten. Zo is er een werkpakket Veiligheid & Cybersecurity maar ook een werkpakket Professioneel
Opdrachtgeverschap waarin gekeken wordt in hoeverre toegepaste werkwijzen en processen vanuit
het programma AWA inzetbaar zijn binnen TBO voor toekomstig onderhoud en renovatie. Met de
verantwoordelijken van ieder werkpakket is een kick-off gehouden waarin de inhoud van het pakket is
besproken en zijn vervolgstappen gedefinieerd.
Contractering onderhoud Piet Heintunnel
Bij de aanbesteding van de renovatie Piet Heintunnel is het onderhoud van de tunnel na oplevering
als optie opgenomen. De tunnelbeheerorganisatie heeft gekozen om deze optie te gebruiken, het
programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is gevraagd te helpen bij de inkoop van het meerjarig
onderhoud. In het eerste kwartaal is een team samengesteld om de contractering van het onderhoud
van de Piet Heintunnel voor te bereiden, het tweede kwartaal heeft vooral in het teken gestaan van
voorbereiden. De contractstukken voor het onderhoud Piet Heintunnel zijn gefinaliseerd en er is een
aanbieding ontvangen. Het contract zal begin derde kwartaal worden gesloten.
Voorafgaand aan de openstelling van de Piet Heintunnel zijn reservedelen noodzakelijk. Er is een
overeenkomst afgesloten met Yunex-Heijmans om reservedelen tijdig beschikbaar te hebben.
Aanbesteding Raamovereenkomst technische adviesdiensten wegtunnels
Het programmateam AWA en de tunnelbeheerorganisatie hebben begin dit jaar besloten
om gezamenlijk een aanbesteding te doorlopen voor een raamovereenkomst Technische
Adviesdiensten Wegtunnels. Met deze raamovereenkomst kan dan zowel het programmateam AWA
als de tunnelbeheerorganisatie tunneltechnische vraagstukken opdragen aan een gezamenlijke
samenwerkingspartner. Afgelopen kwartaal is de aanbesteding verder voorbereid. De aanbesteding
start begin juli met het publiceren van de aankondiging.
Afdeling Verkeersmanagement
In het tweede kwartaal zijn gesprekken in het kader van het project Verkeerscentrale gevoerd met de
afdeling Verkeersmanagement van de directie Verkeer en Openbare Ruimte over de doorontwikkeling
van verkeersmanagement ten behoeve van de nieuwe verkeerscentrale. Deze gesprekken krijgen
opvolging in het derde kwartaal.
Stadsregisseur
De afstemming met de Stadsregisseur is goed. Er is contact over de nachtelijke sluitingen in het eerste
kwartaal 2023, over het verduurzamen van de mobilteitsmaatregelen bij de Piet Heintunnel voor de
stad en over de openstellingsdatum van de Piet Heintunnel. Het contact is prettig en laagdrempelig.
2.4 Tegenspraak
Bij complexe projecten is het organiseren van tegenspraak heel belangrijk, hiermee wordt tunnel-
visie voorkomen. In de Regeling Risicovolle Projecten, waaronder het programma Aanpak Wegtunnels
Amsterdam valt, is dit een van de vereisten. Dit kwartaal is er tegenspraak geweest van de Adviesraad
Wegtunnels, van het Commissariaat Civiele Constructies, van de Tenderboard Fysiek en door het doen
van audits door onze auditor Horvat & Partners.
24.1 Adviesraad Wegtunnels
In zijn vergadering van april 2022 heeft de Adviesraad Wegtunnels (die zowel het programma AWA
als de tunnelbeheerorganisatie adviseert) adviezen gegeven over cybersecurity, ontwikkelingen bij de
verkeerscentrale en over de versterkingsopgave van de tunnelbeheerorganisatie.
Naast de vergaderingen (ieder kwartaal) geven adviesraadleden daar tussendoor een-op-een-advies
aan de programmaorganisatie AWA en de tunnelbeheerorganisatie.
24.2 Commissariaat Civiele Constructies
Tijdens een regulier overleg met het Commissariaat Civiele Constructies (CCC) op 11 mei 2022 is
actuele voortgang van het vastgestelde spoorboek naar openstelling Piet Heintunnel besproken. De
voornaamste punten die aan de orde zijn gekomen, betroffen langere levertijden van verschillende
materialen (installatie kasten, architectonische stempelbekleding), start van de testfase in de
tunnelsecties en nog te contracteren onderhoud vanaf openstelling. Verder is een toelichting gegeven
op de voorbereidingen die gestart zijn voor het proces van aanvaarding werk en overdracht naar de
tunnelbeheerorganisatie.
MT
NN
2.4.3 Advies van Tenderboard Fysiek Î Ï
Ter afronding van de voorbereiding van de aanbesteding Technische Adviesdiensten Wegtunnels zijn
het inkoopplan en de selectieleidraad voorgelegd aan de Tenderboard Fysiek. Op 13 juni 2022 heeft de
Tenderboard een positief advies gegeven op het inkoopplan en op 23 juni 2022 heeft de Tenderboard
positief advies gegeven op de selectieleidraad. De adviezen van de Tenderboard zijn verwerkt in de
definitieve versie van beide documenten. De Tenderboard wordt later in 2022 ook geconsulteerd voor
het contractdossier van het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam.
24.4 Uitvoeren van audits
Naast de eerstelijns kwaliteitsborging door de opdrachtnemers zelf en de tweedelijns toetsing van de
werkzaamheden en resultaten van de opdrachtnemers door de projectteams, vinden in het programma
AWA ook zogenaamde derdelijns audits plaats. Hiertoe heeft het programmateam AWA een raamover-
eenkomst gesloten met Horvat & Partners, als onafhankelijke en deskundige partij voor het verrichten van
auditdiensten. De audits hebben tot doel het aantoonbaar borgen van de kwaliteit in het programma.
Elk jaar wordt een auditplanning opgesteld waarbij aandacht wordt besteed aan de voor dat jaar relevan-
te onderwerpen.
In het afgelopen kwartaal zijn door Horvat & Partners de volgende audit uit het auditplan 2022
uitgevoerd:
m Toets 15: Audit Opzet, bestaan en werking Kwaliteitsmanagementsysteem
Deze toets is door Horvat & Partners afgerond. De doelstelling van de audit was het toetsen van de
opzet en het bestaan van het opvolgproces binnen het Kwaliteitsmanagementsysteem van program-
ma AWA. De audit heeft zich geconcentreerd op het proces van opvolging van de in 2021 opgele-
verde toetsen. Uit deze audit kan geconcludeerd worden dat de medewerkers over het algemeen
handelen in lijn met het beschreven proces. Wel is op een aantal punten verbetering nodig, zoals in de
tijdige opvolging van de verbetermaatregelen, een actualisatie van het Plan Interne Kwaliteitsborging
en een aanpassing van het format van de managementreactie dat een uniformer en voldoende diep
uitwerkingsniveau borgt.
Hieronder een volledig overzicht van de auditplanning 2022.
NR | ONDERWERP SOORT PLANNING STATUS
15 | Opzet, bestaan en werking Audit mrt-22 Afgerond
Kwaliteitsmanagementsysteem
16 | Opzet, bestaan en werking Audit mrt-22 In uitvoering
Verificatie- & Validatieproces
17 | Werking Kwaliteitsborging binnen Audit mei-22 In opstart
de matrix
18 | Opzet, bestaan en werking Audit april-22 In uitvoering
Systems Engineering
19 | Cybersecurity juli-22
20 | Prognose Eindstand VCA juli-22
21 | Implementatie Versterkingsopgave Audit sept-22
TBO
22 | Aantoonbaarheid programma- Review nov-22
doelstellingen
23 | Leerervaringen Alliantiecontracten
HOOFDSTUK 3
Programmabeheersing
Op 31 mei 2022 is het geactualiseerde programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) versie
2.0 vastgesteld door het College van B&W. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van versie 1.0 zijn:
m het beperken van de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel tot de voorberei
dingswerkzaamheden. Als gevolg van het in portefeuille houden van dit project bij de Begroting
2022 zijn geen financiële middelen voor de uitvoeringswerkzaamheden beschikbaar gesteld. Het
programmaplan AWA is aangepast voor wat betreft de scope, planning, financiën en risico’s voor dit
project;
m de geactualiseerde masterplanning versie 5.0 (de belangrijkste wijzigingen zijn vermeld in paragraaf
3.1 en de raadsinformatiebrief d.d. 31 mei 2022); en
m het voornemen tot verdergaande intensivering van de samenwerking tussen de programma-
organisatie AWA en de tunnelbeheerorganisatie. Het doel is dat de tunnelbeheerorganisatie
ondersteund wordt in haar versterkingsopgave en opgebouwde kennis en kunde na afronding van
het programma AWA binnen de gemeente behouden blijven. Aan het eind van 2023 is, binnen
de scope van het programma, alleen het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam over.
De toegevoegde waarde van een programmaorganisatie weegt op dat moment niet op tegen
de hierbij behorende kosten. De tunnelbeheerorganisatie kan eind 2023, na afronding van de
samenwerking betreffende de versterkingsopgave, het project Vernieuwing Verkeerscentrale verder
zelfstandig begeleiden.
Op basis van het geactualiseerde programmaplan wordt per kwartaal gerapporteerd over de
voortgang van het programma.
3.1 Programmascope
De scope van het gehele programma is gedefinieerd in het programmaplan. Dit geeft de mogelijkheid
om op basis van de VTW-procedure (Verzoek Tot Wijziging) formeel wijzigingen van de programma-
scope vast te stellen.
In het tweede kwartaal van dit jaar is bij het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan
versie 2.0 de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de
voorbereidingswerkzaamheden.
3.2 Masterplanning
De masterplanning omvat de planning van de vier uitvoeringsprojecten en de planning van de Opera-
tional Concept Description (OCD). De vigerende masterplanning is versie 5.0. Deze planning is door
het College van B&W vastgesteld op 31 mei 2022 (samen met de actualisatie van het programmaplan),
waarover de raad middels een Raadsinformatiebrief d.d. 31 mei 2022 is geïnformeerd.
De belangrijkste wijzigingen in de masterplanning versie 5.0 ten opzichte van versie 4.0 zijn:
m de uitvoeringsfase van de renovatie van de Piet Heintunnel is verlengd tot 2 december 2022;
m de software-aanpassingen voor de bediening en bewaking van de Michiel de Ruijtertunnel zijn als
”® activiteit opgenomen in de masterplanning AWA; deze aanpassingen zullen worden uitgevoerd tot
ir medio 2023.
m de voorbereiding van de vernieuwing van de verkeerscentrale kost meer tijd dan was gepland.
Deze extra tijd is het gevolg van de doorontwikkeling van de functionele systemen. Hierdoor is het
uitvoeringsbesluit ruim een jaar later. De ingebruikname van de vernieuwde centrale is circa 10,5
maanden later dan was gepland;
m de uitvoeringswerkzaamheden voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel zijn uit de
masterplanning weggelaten vanwege het uit de scope halen van de uitvoering van dit project.
Voor elk project zijn dit kwartaal probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen
van risico’s op de planning zichtbaar worden gemaakt. In onderstaande tabel zijn de mijlpalen voor start
en einde van de uitvoering opgenomen. Per mijlpaal staat een haalbaarheid als percentage vermeld.
Dit percentage geeft een beeld van de kans dat deze mijlpalen tijdig worden bereikt. In de factsheets
(bijlage 2) is per project een meer gedetailleerde planning opgenomen.
UITVOERINGSPROJECTEN START | HAALBAARHEID EINDE | HAALBAARHEID
UITVOERING START |__ UITVOERING EINDE
Vernieuwing Verkeerscentrale 1-10-2024 31-12-2025 98%
Renovatie Piet Heintunnel 25-6-2021 100% 2-12-2022 95%
Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel 3B 17-12-2021 100% | 31-7-2023 76%
3.3 Financiële stand van zaken
In totaal is op dit moment voor circa € 246,3 miljoen aan kredieten beschikbaar gesteld voor het
programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Dit is inclusief de twee indexeringskredieten van
€ 3,6 miljoen (nacalculatie 2020) en € 6,8 miljoen (nacalculatie 2021) die in juni 2022 beschikbaar zijn
gesteld.
In de gemeentebegroting 2022 is in totaal € 285,8 miljoen opgenomen. Het verschil met het totale
kredietbedrag van € 246,3 miljoen betreft het nog aan te vragen krediet van € 39,5 mio voor het project
Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoeringsbesluit en kredietaanvraag zijn naar verwachting
eind van dit jaar).
In totaal is voor een bedrag van € 188,0 miljoen aan verplichtingen aangegaan en is inmiddels
€ 150,2 miljoen betaald. Dit is 53,4% van de prognose einde werk over het gehele programma.
Aanpak Wegtunnels Amsterdam - Prognose Einde Werk
HUIDIGE VERSLAGPERIODE VORIGE PERIODE
Q2-2022 Initiële Gemeent. «Actueel Verplicht « Betaald Nog PEW Saldo PEW PEW
STAVAZA 30-06-2022 Raming Begroting « Krediet / te ver- 022022 tov. Q1-2022 Mutaties
prijspeil budget 01-01-2022 Expl. plichten Raming
DEELPROJECT 1 2 3 4 5 6 7=4+6 B=1-7 9 10=7-9
Programma 38,2 38,2 38,2 26,1 21,3 12,1 38,2 0,0 42,4 -4,2
Piet Heintunnel 89,9 117,6 117,6 117,3 100,0 -1,8 115,5 -25,6 117,6 -2,1
Michiel de Ruijtertunnel 14,6 16,4 16,4 13,6 11,6 4,2 17,8 -3,3 16,4 1,4
Arenatunnel 13,1 13,1 13,1 11 7,2 0,8 8,5 4,6 34,7 -26,2
Verkeerscentrale 59,1 59,1 27,3 22,3 9,0 48,3 70,6 -11,5 70,6 0,0
Risico voorzieningen + indexering 71,0 41,4 33,7 1,1 1,0 29,5 30,6 40,4 18,9 11,7
Totaal AWA 285,8 285,8 246,3 188,0 150,2 93,2 281,2 4,6 300,6 -19,4
-: overschrijding en + : onderschrijding
Toelichting:
1. De eerste kolom (initiële raming) laat de oorspronkelijke SSK-ramingen zien (van de scope op
het moment van de rapportage), waarbij de risicovoorzieningen van de projecten (deels) zijn
gealloceerd op het niveau van het overkoepelende programma.
2. De aanwending van de risicovoorzieningen met betrekking tot de projecten vindt plaats op basis
van neutrale kredietoverhevelingen naar de betreffende projecten. De besluitvorming hierover vindt
plaats bij de kwartaalrapportages.
3. De voor indexering toegekende kredieten (die nog niet aan projecten zijn toegekend) worden vanaf
nu opgenomen onder de laatste regel van de tabel samen met de risicovoorzieningen.
4. Voor de begroting 2023 zijn in verband met de hoge prijsstijgingen aanvullende middelen
aangevraagd voor indexering (nacalculatie t/m 2021). Deze zijn nog niet in de tabel opgenomen.
Zie verder de toelichting onder het kopje “Indexering”.
Mutaties Prognoses Einde Werk (PEW):
In het tweede kwartaal 2022 hebben de volgende mutaties plaatsgevonden ten opzichte van het eerste
kwartaal 2022:
AWA Programma
De prognose einde werk (PEW) voor het programma is verlaagd met € 4,2 miljoen. Dit betreft een
verschuiving van de indexeringskredieten, die vanaf nu op de laatste regel van de financiële tabel
worden opgenomen samen met de risicovoorzieningen.
Renovatie Piet Heintunnel
De prognose einde werk (PEW) voor de renovatie van de Piet Heintunnel is verlaagd door het
geprognosticeerde resultaat van de Alliantie Piet Heintunnel en het resultaat van het project Piet
Heintunnel. Het saldo van deze twee posten bedraagt € 2,1 miljoen.
Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel
Door de nadere analyse en voortschrijdend inzicht inzake de raming om het huidige 3B-systeem van
de Michiel de Ruijtertunnel te upgraden is de prognose gestegen met € 1,4 miljoen.
Renovatie Amsterdam Arenatunnel
De prognose einde werk (PEW) was in de vorige rapportage nog gebaseerd op de volledige
scope inclusief de uitvoering. Met het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan Aanpak
Wegtunnels Amsterdam 2.0 is dit niet meer nodig. Uitgegaan wordt van een prognose einde werk van
€ 8,5 miljoen. Ten opzichte van de reeds beschikbaar gestelde kredieten blijft naar verwachting dan
€ 4,6 miljoen over.
Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam
De prognose einde werk voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is ten opzichte van
de vorige rapportage gelijk gebleven op € 79,5 miljoen. Het uitvoeringsbesluit en de kredietaanvraag
worden naar verwachting eind van dit jaar aan het bestuur voorgelegd. Op dit moment worden de
ontwerpen uitgewerkt en nader gedetailleerd en de ramingen geactualiseerd.
Indexering:
In het afgelopen jaar hebben de projecten binnen het programma te maken gehad van extreme
prijsstijgingen van materialen, zoals staal, hout en kunststoffen. Ook is schaarste op de markt van
edelmetalen zichtbaar. Dit heeft prijsstijgingen op het gebied van hardware tot gevolg gehad.
Daarnaast versterkt de oorlog in Oekraïne de prijsstijgingen van brandstof en materialen. Door deze
ontwikkelingen staan de beschikbaarheid en de levertijden van diverse materialen onder druk. Uit
analyse is gebleken dat de prijsstijgingen op de projecten aanzienlijk zijn en naar verwachting de
komende tijd blijven stijgen. Het vraagstuk rond prijsstijgingen binnen de fysieke sector speelt binnen
de gehele gemeente. De ontwikkelingen worden in kaart gebracht en bij de actualisatie van de
investeringen bij de Begroting 2023 besproken.
Bij de begroting worden jaarlijks aanvragen gedaan voor de indexering van de beschikbare middelen.
Bij deze aanvragen is tot nu toe steeds de binnen de gemeente Amsterdam gebruikte IBOl-index
(index van de bruto overheidsinvesteringen) gehanteerd. Inmiddels is gebleken dat deze index niet
toereikend is om de werkelijke prijsstijgingen te compenseren.
Bij de centraalstedelijke viermaandsrapportage 2022 is een indexeringskrediet van € 6,8 miljoen
beschikbaar gesteld (inzake nacalculatie tot en met 2021). Dit bedrag is echter nog gebaseerd op de
IBOl-index en is recent geactualiseerd tot € 10,4 miljoen, rekening houdend met de feitelijke situatie
en afspraken voor indexering van onderliggende contracten. Voor het verschil van € 6,8 miljoen naar
€ 10,4 miljoen (= € 3,6 miljoen) is een aanvraag ingediend voor de Begroting 2023.
Werken derden:
Bij het uitvoeren van de renovatie aan de Piet Heintunnel is vanwege een aantal belangrijke raakvlakken
met andere projecten om praktische redenen gekozen om bepaalde werkzaamheden onder te brengen
bij de Alliantie Piet Heintunnel. Dit heeft geen financiële consequenties voor programma Aanpak
Wegtunnels Amsterdam. De kosten worden doorbelast aan de betreffende projecten. Dit betreft een
drietal onderwerpen:
m Toevoegen twee duikers project Sluisbuurt, in opdracht van de afdeling Grond en Ontwikkeling
(€ 2,8 miljoen).
m Gedeeltelijke ontvlechting installaties wegtunnel en tramtunnel, in opdracht van voormalige directie
Metro en Tram (€ 1,5 miljoen).
m Onderhoud bestaande systemen tijdens renovatie Piet Heintunnel, in opdracht van
tunnelbeheerorganisatie (€ 225.000).
Daarnaast zijn op 28 april 2022 de voorbereidingen voor het kunnen inhuizen van het datacenter/ser-
verruimte VRI-VIS (Verkeersregelinstallatie-Verkeersinformatisystemen) in de nieuwe Verkeerscentrale
toegevoegd aan de scope van het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam. De kosten voor
de voorbereidingen van de inhuizing van de VRI-VIS-systemen zelf, worden door de directie V&OR
Verkeersmanagement) gedragen.
Deze werken derden zijn niet opgenomen in de eerder gepresenteerde tabel met cijfers van deze
rapportage, aangezien daar gerapporteerd wordt over de kredieten en verplichtingen van het
programma zelf.
Neutrale kredietwijzigingen:
Gekozen is om een deel van de risicovoorzieningen van de projecten onder te brengen bij het
overkoepelende programma. Op deze wijze worden deze voorzieningen op programmaniveau
beheerst. Als de risicovoorzieningen op programmaniveau voor een project worden ingezet, wordt
een neutrale kredietwijziging voor besluitvorming aan de raad voorgelegd. In het tweede kwartaal
2022 zijn er geen neutrale kredietwijzigingen.
3.4 Risicomanagement
De voortgang van de beheersing van de toprisico's op programmaniveau is per risico opgenomen in
onderstaande risicobeschrijvingen.
De belangrijkste ontwikkelingen met betrekking tot de toprisico's in het tweede kwartaal 2022 zijn:
m Het risico met betrekking tot het ontbreken van uniformiteit tussen de tunnels, en daarmee
onvoldoende voldoen aan de doelstelling van het programma, is geen toprisico meer. De afgeronde
ontwerpen van de projecten Renovatie Piet Heintunnel en Renovatie Amsterdam Arenatunnel
voldoen in grote mate aan de beschrijvingen in de object type library - Standaard Tunnelareaal
Amsterdam (OTL-STA) waarmee is aangetoond dat de uniformiteit in de ontwerpen is geborgd.
m De toprisico's met betrekking tot de integraliteit en de effecten als gevolg van de raakvlakken op
de planning zijn vanwege de gelijke beheersstrategie samengevoegd.
m Hetrisico dat de beoogde meerwaarde van de publieke businesscase van het programma AWA
niet blijvend wordt gerealiseerd, is toegevoegd aan de rapportage.
m Een nieuw toprisico is “Er is onvoldoende dekking binnen het programma om het verschil in de
indexcorrectie die wordt toegepast op de uitgaven (projecten) en de budgetten (programma) op
te vangen”. Het verschil tussen deze correcties kan in bijzondere situaties hard oplopen.
Toprisico’s programma AWA:
De verschillende tunnels en de verkeerscentrale Amsterdam dienen als een integraal systeem te
functioneren. Indien dit niet het geval is, kunnen de tunnels niet (goed) bediend worden en kan de
veiligheid in het geding komen.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022
OORZAKEN: Op basis van de analyse
1. Op programmaniveau bestaan onvoldoende duidelijke afspraken | van de aanpakken
over hoe en wanneer de integraliteit tussen de projecten ‘keuren en inspecties’ en
aangetoond wordt. Hier moeten de aanpakken die binnen de "testen en beproeven’
verschillende taakvelden zijn opgesteld op elkaar afgestemd (beheersmaatregel 1) is
worden. besloten om deze aanpakken
2. De raakvlakken tussen de verschillende projecten worden niet niet samen te voegen maar de
expliciet genoeg benoemd en beheerst. aanpak ‘testen en beproeven’
aan te passen zodat het weer
BEHEERSMAATREGELEN: een sluitend en integraal
1. De taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commissioning ‚ verhaal is.
komen met een analyse. Hieruit moet blijken in hoeverre de
aanpakken nader op elkaar afgestemd moeten worden, zodat Het proces voor de
de aantoonbaarheid van de werking van het systeem geborgd technische raakvlakken loopt.
wordt. Afstemming en beheersing
2. Opstellen en implementeren van expliciet raakvlakmanagement | vindt plaats door de
binnen en tussen de projecten. Door het taakveld ontwerpleiders.
Systeemintegratie en Techniek worden de technische raakvlakken
in beeld gebracht; door het taakveld Beheersing en Control De planningsraakvlakken zijn
worden de projecten ondersteund met het beheersen van de opgenomen in de planningen
planningsraakvlakken. van de projecten en worden
daar beheerst. Afstemming
Wanneer aangetoond is dat de Piet Heintunnel door de tussen de projectmanagers
verkeersleiders weer bediend kan worden vanuit Dijksgracht 1, is de | onderling moet een nog
integraliteit van de bedienketen aangetoond en wordt dit risico niet | procesmatiger karakter krijgen
meer als toprisico geclassificeerd. zodat de beheersing van de
projecten beter op elkaar
afgestemd wordt.
RISICO 2: HET IS NIET MOGELIJK OM AAN TE TONEN DAT VOLDAAN IS AAN DE PROGRAMMA-
DOELSTELLINGEN
Na afronding van het programma blijkt het niet mogelijk om aan te tonen dat voldaan is aan de
programmadoelstellingen (met name wat betreft uniforme bediening, bewaking en een functioneel
uniforme, toekomstbestendige tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid
van de tunnels).
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022
OORZAKEN: De contouren van het
1. Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam bestaat “Programma Decharge
uit verschillende projecten. Het is niet vanzelfsprekend Document” en het “aantoon-
dat de individuele projecten samen invulling geven aan de baarheidsstatement” zijn
programmadoelstellingen wanneer ze gereed zijn. Dit geldt vastgesteld. Daarnaast is er nu
vooral voor doelstelling 2 van het programma (zie paragraaf 2.1). |een concrete planning waarin
2. Als er onvoldoende rekening gehouden is met beleidskaders staat welke inhoud wanneer
komt dit in de aantoonbaarheid van de projecten en het gereed moet zijn om de
programma naar boven. Daarnaast is het mogelijk dat er programmadoelstellingen te
beleidskaders gewijzigd zijn tijdens de looptijd van het kunnen aantonen.
programma, zodat formeel wel aan de bij aanvang gestelde eisen
wordt voldaan, maar de beheerder van de beleidskaders toch Naast deze documenten
niet tevreden zal zijn. wordt middels een barometer
3. In het geval er wel voldaan is aan de doelstellingen kan dit nog een vinger aan de pols
steeds moeilijk aantoonbaar zijn als bijvoorbeeld de benodigde gehouden. Dit stelt het
bewijsstukken ontbreken, of als de doelstellingen niet SMART programma in staat om snel in
(specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) zijn | te grijpen met verbeteracties.
geformuleerd.
Er vindt een analyse plaats
BEHEERSMAATREGELEN: van de mate waarin het
1. Binnen het programma wordt extra aandacht besteed aan het programma voldoet aan alle
thema aantoonbaarheid. Het onderwerp is een vast onderdeel relevante beleidskaders.
van werkoverleggen en rapportages. In overleg met de Uitkomst van deze analyse
tunnelbeheerder wordt concreet afgesproken hoe, door wie en en eventuele acties indien er
wanneer de borging van dit onderwerp plaatsvindt. niet of onvoldoende wordt
2. Wijzigingen in de toegepaste beleidskaders worden gemonitord. | voldaan, zijn gepland voor het
3. Voor verkeersleiders uit te voeren testen meewegen bij het derde kwartaal 2022.
bepalen van aantoonbaarheid.
Het testprogramma stelt
de tunnelbeheerorganisatie
in de gelegenheid om
integratietesten en
bedieningstesten bij te
wonen. Dit draagt bij aan de
validatie van de doelstellingen
“eenvoudig te bedienen” en
“makkelijk te onderhouden”.
RISICO 3: DE BEOOGDE MEERWAARDE VAN DE PUBLIEKE BUSINESSCASE VAN HET PROGRAMMA AWA
WORDT NIET BLIJVEND GEREALISEERD.
De publieke businesscase voor het programma AWA, die in 2021 is uitgevoerd, laat zien dat
het financiële effect van de genomen maatregelen aan de tunnels positiever wordt naarmate
het (toekomstig) vervangingsonderhoud van de overige Amsterdamse wegtunnels op gelijke
wijze wordt aangepakt (met uniforme en uitwisselbare bediening, toekomstvaste huisvesting,
duurzaamheid en de toepassing van digitale vernieuwing). Ook zal er sprake zijn van besparingen
op onderhoudskosten en van minder verkeershinder en minder reistijdverlies en daardoor
minder milieuschade. Door de uniforme uitrusting en bediening zullen in de toekomst kortere
tunnelsluitingen nodig zijn.
In het kader van de fysieke opgave van het programma AWA zijn werkwijzen en producten
ontwikkeld, die een vervolg moeten krijgen in de versterkingsopgave van de tunnelbeheerorganisatie
(TBO) om zo bij te dragen aan het behalen van de in de businesscase geformuleerde meerwaarde.
Aangezien het programma AWA een vervroegde einddatum kent, zal ook de versterkingsopgave
versneld moeten worden om een ‘warme! overdracht te kunnen bewerkstelligen.
Zonder een succesvol en tijdig doorlopen versterkingsopgave krijgen de werkwijzen en producten
van het programma AWA geen vervolg en kunnen deze niet worden toegepast. Dit heeft een
negatieve impact op de publieke businesscase van het programma AWA, maar ook op de
meerwaarde die de uniforme tunnelprojecten hebben voor de hele gemeente Amsterdam.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022
OORZAKEN: Beide organisaties zien in de
1. Het programma AWA moet aantoonbaar haar bijdrage aan de samenwerking een uitgelezen
versterkingsopgave realiseren, zodat de TBO deze kan dooront- | kans om de komende
wikkelen. periode een krachtige extra
2. Het ontbreekt de TBO aan personeel om invulling te geven aan impuls te geven aan het
de ontwikkeling van de beheeropgave. verder professionaliseren
3. Niet alle projecten uit het programma zullen volledig afgerond van het tunnelbeheer met
zijn bij overdracht aan de TBO. Met name de vernieuwing van de | de kennis en kunde van
Verkeerscentrale Amsterdam zal onder opdrachtgeverschap van | de programmaorganisatie,
de TBO gerealiseerd worden. waarbij de opbrengsten
4. De opgave ‘beheer op orde! van de TBO moet gelijktijdig met van het programma Aanpak
het einde van het programma (vierde kwartaal 2023) gereed zijn. | Wegtunnels Amsterdam
worden beoordeeld vanuit
BEHEERSMAATREGELEN: beheerperspectief en al dan
1. Het programma AWA en de TBO zijn een aanpak van duwers niet aangepast verankerd
(AWA) en trekkers (TBO) overeengekomen om te zorgen dat de worden in de nieuwe
kennis van het programma AWA ‘warm! wordt overgedragen aan | middelen en methodieken die
de TBO. Dit is beschreven in het implementatieplan ‘Versterkings- | de versterkingsopgave voor
opgave tunnelbeheerorganisatie’. de tunnelbeheerorganisatie
2. In september 2022 vindt een interne tussentijdse meting plaats met zich meebrengt.
om de voortgang van de ‘Versterkingsopgave TBO’ te toetsen.
Daarnaast zal Horvat aan het einde van 2022 een audit uitvoeren
op de voortgang van de versterkingsopgave.
Overeenkomstig eerdere afspraken wordt een risicobudget op programmaniveau aangehouden,
bedoeld voor onvoorziene uitgaven aan het programma en de verschillende projecten. Twee
ontwikkelingen in het programma vormen een ernstige bedreiging voor dit budget, te weten de
extreme prijsstijgingen in de sector waarvoor vooralsnog geen volledige dekking is verkregen, en
de ontwikkelingen in de raming voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam waar
de projectvoorbereiding meer tijd kost en de functionele systemen nog worden doorontwikkeld.
Het gelijktijdig optreden van deze ontwikkelingen kan niet worden opgevangen in het beschikbare
risicobudget.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q1-2022
OORZAKEN: Nieuw toprisico.
1. In de contracten met de aannemers en andere opdrachtnemers
zijn verschillende indexeringen van toepassing (CBS GWW Het berekende tekort aan
4213 Bruggen en tunnels, CBS CAO-lonen per uur 24-30, 33 middelen voor de dekking
Metalelektro, CBS CPA M71.12 Ingenieurs en aanverwant). van de verschillende
Voor de indexering van de budgetten die wij als programma indexeringen over de
ontvangen van de Gemeente wordt de IBOI gebruikt als periode 2022 en verder is in
indexeringsstandaard. leder jaar worden deze indexeringen het tweede kwartaal 2022
individueel vastgesteld en is het mogelijk dat hier in bijzondere vastgesteld op (een tekort
situaties grote verschillen ontstaan. van) € 7,3 miljoen. Voor
2. Door ontwikkelingen in de SO/SD-fase van de functionele een deel hiervan zijn reeds
systemen van de verkeerscentrale neemt de kans toe dat verplichtingen aangegaan met
de projectraming hoger wordt dan thans opgenomen in de opdrachtnemers.
gemeentelijke begroting.
3. De extra tijd die nodig is in de voorbereiding van het project VCA
brengt kosten met zich mee die oorspronkelijk niet zijn begroot.
BEHEERSMAATREGELEN:
1. Het programma brengt ieder kwartaal het effect van de
indexeringen in beeld. Effectieve beheersing door het
programma op dit exogene risico is niet mogelijk.
2. Het vraagstuk omtrent indexatie en daadwerkelijke prijsstijgingen
binnen de fysieke sector speelt binnen de gehele gemeente en
daarover buigt het college zich. De ontwikkelingen zullen in kaart
worden gebracht en bij de actualisatie van de investeringen bij de
Begroting 2023 worden besproken.
3. De mogelijke tekorten (met name de prijsstijgingen en de raming
VCA) worden integraal vanuit het programma beschouwd.
4. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet VCA in het vierde
kwartaal zal een dekkingsvoorstel worden gedaan waarvoor
zo nodig aanvullende middelen bij Begroting 2023 worden
gevraagd.
5. Voor de tekorten als gevolgen van de prijsstijgingen 2021 wordt
bij de begroting 2023 aanvullende dekking aangevraagd ter
grootte van € 3,6 miljoen.
BIJLAGE 1
Afkortingen en definities
je definit
AAT Amsterdam Arenatunnel
ATS Amsterdamse Tunnel Standaard
AWA Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
3B Besturing, Bediening en Bewaking
CCC Commissariaat Civiele Constructies
COB Centrum Ondergronds Bouwen
DBP Directie Bijzondere Projecten
DMC Directie Middelen en Control
EVD Eindverantwoordingsdocument
IBA Directie Ingenieursbureau Amsterdam
KES Klant Eis Specificatie
MRT Michiel de Ruijtertunnel
NMA Netwerk Metropool Amsterdam
OCD Operational Concept Description
OD NZKG Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
OTL Object Type Library
OTO Opleiden, Trainen en Oefenen
PHT Piet Heintunnel
SDT Spaarndammertunnel
SSK Standaardsystematiek voor Kostenraming
TBO Tunnelbeheerorganisatie
UKVCA Uniform Koppelvlak Verkeerscentrale Amsterdam
V&OR Directie Verkeer en Openbare Ruimte
VCA Verkeerscentrale Amsterdam
VTW Verzoek tot Wijziging
VRI Verkeersregelinstallatie
Warvw Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
IT IJ-tunnel
e ©
if 23
Voor de vier projecten binnen het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is
in de bijlage een factsheet toegevoegd.
B: k De en An
Á 7 „ll a ee EE , ee:
Ee on Ù me ne
| EE Ad zg ggn F zn
: in ; NR Belk CE EAN A IE
B ORE SE
= en 0 NE A \
nn Tm RN ef B /_ a
EE Re brl ee ia BN Ta ER ee IE
A met el nl eeN À |
j de : al ! e= „dl de zi L ' 4 s |
ds rs E sa : en ie 48 =|
Em ts
Ed el 3
en |
ne re sh:
Verkeerscentrale Amsterdam
8 bd
A
Ne nr AN ha:
ET) ee ds
nn á wns art re
g De \ { ‚n { j 5 > ==} E il | mn Á Jl hij Vil
ee es AN 22 {LE Ô rai en Eef
Na Nn En
u El 8 et e  en oe) EE r ee
Lee Al Te HEK KE p 8, En Ì
| al nd En Rd Bel E 8 F
Ea ee | en k 8
en ij SS p "
| E E PE _ f
Amsterdam Arenatunnel
he LIS id zl
Ei ON
un | en
die ie © ep 4 tf NA erk |
ee ee 5 pe, sen: EE IR En ij ‘ | ei es B 5 j : | ik
mn ei A pee rd 7 mn ME IA Feet Le UE in
lede ld
ER EN Al | Pik:
ak et 00 sss
EN EE EEE i ï i
seen DD
Vernieuwing Verkeerscentrale
Toelichting Management
In het tweede kwartaal heeft het project een herijking doorgevoerd, waarbij op basis van een
vernieuwd projectplan het traject tot het verkrijgen van het uitvoeringsbesluit (de voorbereidingsfase)
opnieuw is ingericht. Binnen deze voorbereidingsfase ligt de focus op:
=m het doorontwikkelen van de functionele systemen voor de nieuwe verkeerscentrale en het afronden
van de bijbehorende systeemontwerp- en systeemdefinitiefase;
= het afronden van het onderzoek naar de tunnels en het opstellen van bijbehorende
ontwerpoplossingen ten behoeve van het kunnen koppelen aan de nieuwe verkeerscentrale;
= het afronden van de migratiestrategie waarin wordt beschreven op welke wijze eventuele
tunnelaanpassingen en koppelingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd en hoe deze in de
tijd moeten worden gepositioneerd;
=m het afronden van het aanbestedingsdossier voor de realisatie van nieuwe huisvesting, inclusief het
doorlopen van de procedure voor het verkrijgen van de bouwgrond;
= het faciliteren van de inpassing van de bedienketen in Dijksgracht 1 ten behoeve van tijdige
openstelling van de Piet Heintunnel;
m het voorbereiden van graafwerkzaamheden om de Spaarndammertunnel, IJ-tunnel en Michiel de
Ruijtertunnel redundant te kunnen aansluiten op het datatransmissienetwerk.
In het eerste kwartaal heeft het project de focus gelegd op het inrichten en structureren van het
doorontwikkelingstraject voor de functionele systemen die nodig zijn om vanuit de verkeerscentrale
de verschillende objecten te beheren, bedienen en bewaken. In het tweede kwartaal staat het project
gesteld om deze doorontwikkeling verder vorm te geven. Het project ligt daarmee op schema om de
systeemontwerp- en systeemdetfinitiefase eind derde kwartaal 2022 af te ronden.
Parallel hieraan is gewerkt aan de definitieve scopeafbakening van het project om daarmee een
solide basis te krijgen voor een beheerste uitvoering. Er waren verschillende verwachtingen tussen
Verkeer & Openbare Ruimte en AWA over het toekomstbeeld van de nieuwe verkeerscentrale en
welk onderdeel van het bijbehorende ontwikkelingstraject onderdeel moet zijn van het project
VCA. Belangrijk onderdeel hiervan waren de eisen aan de uitwisselbaarheid van tunnelbediening en
verkeersmanagement die technisch complex bleken in combinatie met een toekomstbeeld dat nog in
ontwikkeling is. In het tweede kwartaal is overeenstemming bereikt en er bestaat nu een gezamenlijk
beeld over de definitieve scopeafbakening. Op basis van de bijbehorende nieuwe set uitgangspunten
kunnen de functionele systemen worden doorontwikkeld, kan het definitief ontwerp van het gebouw
worden afgerond en kunnen onderzoeken aan de tunnels die moeten worden gekoppeld aan de
® ® a: nieuwe verkeerscentrale worden doorgezet.
HI |
Met deze scopeafbakening kan het project nu gericht verder werken aan het traject om te komen tot
een uitvoeringsbesluit eind 2022.
Het project werkt aan het verkrijgen van de bouwgrond op het Logistiek Centrum Metro aan de
Verlengde Van Marwijk Kooystraat dat is verpacht aan het GVB. In goede samenwerking wordt
toegewerkt aan een voorgenomen besluit van GVB in het derde kwartaal om de erfpachtsplitsing in
gang te zetten.
Het project werkt aan de inpassing van de integrale bedienketen in de bestaande verkeerscentrale
in Dijksgracht 1. Deze bedienketen wordt geleverd door het project Piet Heintunnel en wordt door
het project VCA ingepast in de bestaande operationele situatie. Vanwege de samenhang met de
openstelling van de Piet Heintunnel is een succesvolle inpassing een belangrijke voorwaarde om de
planning te halen.
Scope
Het project heeft gewerkt aan een definitieve scopeafbakening om een beheersbare en realiseerbare
scope te verkrijgen. Hierbij wordt de huidige projectscope gehandhaafd, wordt geen integratie tussen
de bediening van de tunnels en verkeersmanagement gerealiseerd en vindt voor de bediendesk van
verkeersmanagement vooralsnog geen doorontwikkeling plaats.
Tijd
DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH
paal paal MP5.0 SMP vorige heid huidige Q | huidige
nr. Omschrijving StandQ2 | (wk) StandO1 \O(wk) Toelichting | tov MP5.0
VERKEERSCENTRALE AMSTERDAM
Isen 1100 zap ol mw Aged
2 \Projectbesuit __ 722020 722000 0\ 722020 0 Afgerond |
2b \Noorkeursbestit © 27-2020 27-200 0O| 27-2020\ mt Afgerond | |
3 | Uitvoeringsbesluit 60% | 22-12-2022 | 16-2-2023
& | conractering ox 1482023) 65202
5 \StartUivoering © 110204 711203 47 9112023 0 optarget 98% 21122023) 21-2204
dn en
vernieuwde VCA
novatie Dijksgracht
En
overdracht
9 |endeprojet 306207 122027 21| 642027| 9 optarget 9% 181207 142027
Geld
Voor project Vernieuwing Verkeerscentrale is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan middelen
beVoor project Vernieuwing Verkeerscentrale is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan middelen
beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het testcentrum PoC-VCA en voor de voorbereidingen
van het project. Een aanvullende kredietaanvraag voor de realisatie van het gehele project zal later dit
jaar samen met het uitvoeringsbesluit worden ingediend. Hiervoor is een budget ter grootte van € 39,5
miljoen opgenomen in de Begroting 2022, waarmee in totaal voor circa € 71,3 miljoen aan middelen
beschikbaar is.
Op basis van een geactualiseerde (maar nog niet definitieve) raming is de prognose einde werk voor het
project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam momenteel € 79,5 miljoen. Het verschil van € 8,2 mil-
joen is in deze kwartaalrapportage vooralsnog (als prognose) ten laste gebracht van de risicovoorzienin-
gen van het overkoepelende programma. Bij de kredietaanvraag die behoort bij het uitvoeringsbesluit zal
de dan actuele kostenraming worden toegelicht en worden voorzien van een specifiek dekkingsvoorstel.
Samenwerking
De wil om samen te werken met onze programmapartners (voor VCA in deze fase vooral onze collega’s
van Verkeer & Openbare Ruimte, de partners in de Alliantie PHT te weten Yunex en Heijmans en TEC)
is breed aanwezig. Inzicht in de gebruiker en haar bedrijfsprocessen (nu en in de toekomst) is cruciaal
voor het realiseren van een passende verkeerscentrale. Hierover is reeds intensief overleg dat de
komende periode verder wordt gestructureerd. Voor de doorontwikkeling van de functionele systemen
wordt in het project nauw samengewerkt met Yunex, Heijmans en TEC.
Belangrijkste risico's
Belangrijkste wapenfeit in de beheersing van de risico’s Verkeerscentrale Amsterdam is het besluit
om de ontwikkeling van verkeersmanagement en de tunnelbediening en -bewaking los van elkaar
te beschouwen. Hiermee is een duidelijke verbetering in de stabiliteit van de scope van het project
gerealiseerd en kan het risico dat de scope omvangrijker blijkt dan verwacht verwijderd worden als
toprisico.
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1 |De uitgewerkte De scope van het project VCA | Raakvlakmanagement,
scopeonderdelen vormen | is opgeknipt in veel kleinere issuemanagement en
geen integraal geheel. projecten die niet allemaal in | systeemdecompositie worden samen
dezelfde projectfase zitten. met de aanpak systeemontwikkeling
geïntegreerd in een integraal
Daarnaast heeft het project ontwerpplan door de ontwerpleider.
veel raakvlakken met andere
projecten in het programma,
waarbij zelfs een gedeelte van
de scope wordt gerealiseerd
door het project Renovatie
Piet Heintunnel.
2 |Het koppelen van Uitgangspunt voor het project | De technische mogelijkheden
de tunnels die niet is dat het gaat lukken om de | worden nu verder onderzocht, maar
gerenoveerd worden genoemde tunnels, zonder deze zullen niet compleet zijn voor
(Spaarndammertunnel, _ ingrijpende maatregelen in het opstellen van de stukken voor
IJ-tunnel en Amsterdam | de tunnels zelf, te koppelen het uitvoeringsbesluit.
Arenatunnel) is niet aan de VCA middels het
zonder meer mogelijk UKVCA. Indien dit niet
binnen de huidige mogelijk blijkt, zullen keuzes
scope van het project gemaakt moeten worden over
VCA. bijvoorbeeld het (tijdelijk)
verplaatsen van de huidige
bedienmiddelen naar de
nieuwe VCA.
3 |Het uitvoeringsbesluit | Voor de onderdelen ‘Uitwijk- | Het vaststellen van de
wordt niet tijdig voorziening’ en ‘UKVCA' is uitgangspunten is een
genomen. een aantal uitgangspunten beheersmaatregel om nog op
vastgesteld om de stukken tijd te zijn. Maar hiermee is het
(SSK en inkoopplan) die nodig | risico nog niet volledig beheerst.
zijn voor het uitvoeringsbesluit | De uitgangspunten moeten nog
te kunnen opstellen. Voor het « bevestigd worden vlak voor het
indienen van deze stukken indienen van de stukken.
moeten deze uitgangspunten
gehard worden. Hierbij
kan het voorkomen dat
herwerk nodig is. Daarnaast
is de doorlooptijd voor het
opstellen van deze stukken
zeer beperkt.
A | De doorontwikkeling van |De doorontwikkeling was Voor het gedeelte ‘doorontwikkeling
de functionele systemen, | niet voorzien en mogelijk functionele systemen’ gaat het
het ontwerp en de valt dit buiten het huidige lukken om dit door dezelfde
realisatie, wordt niet opdrachtplafond. In dit geval | opdrachtnemer uit te laten voeren.
uitgevoerd door dezelfde | zal de opdracht via een De kans is echter zeer groot dat
opdrachtnemer als de openbare aanbesteding in de | voor het gedeelte 'UKVCA', het
functionele systemen van markt gezet worden. koppelen van de tunnels aan de
de Piet Heintunnel. VCA, vanaf het Voorlopig Ontwerp
een aanbesteding gedaan moet
worden die nu niet in de planning is
opgenomen.
d M AN gf li 5 pr gn ot 5 -
| Mi m L Sn ER: - “ ”
E | 5 4d Pd es En. mn
mr a De Ë 5 , R ni BES ed & ú ri Nr
Nm z NT 5 VAL
A ER. [4 ME pr ie NI MR a gn EN. -
h Ke: B U Ey | EE ee Ee ne ik be LN N F A ne”
A EIK ee Iik rf Á AN TR -
DA RN MOC (a EN
a eers 6 tE |
zE au En ee zi : ee
In de huidige fase van het project richting de openstelling van de tunnel komen de laatste
werkzaamheden in de uitvoering, het testen van hardware / software en het opleiden samen. Uit de
testen komen bevindingen naar voren die impact (kunnen) hebben op de uitvoering en/of het opleiden.
Het is van cruciaal belang dat de werkzaamheden van de betrokken partijen op elkaar afgestemd
blijven richting openstelling van de tunnel.
Bij meerdere sporen volgens het Spoorboek Openstelling PHT staan werkzaamheden onder
tijdsdruk, zoals latere leveranties, bevindingen software, verlate start opleiding module bedienen,
installeren bedienplek Dijksgracht, advies door veiligheidsbeambte en daarmee tijdig indienen
van de aanvraag openstellingsvergunning, opleidingsbehoefte beheer- en onderhoudsorganisatie
tunnelbeheerorganisatie.
Desondanks is de verwachting dat de openstelling op 2 december 2022 nog steeds gehaald gaat
worden. De voorbereidingen voor aanvaarding (door programma AWA) en overdracht (naar de
tunnelbeheerorganisatie) zijn in volle gang.
De contractuele scope is stabiel. De scopewijziging betreffende het raakvlak tussen het centrale
transmissienetwerk en het netwerk binnen de Piet Heintunnel is eind eerste kwartaal 2022 in uitvoering
genomen en contractueel nagenoeg afgerond. Deze scopewijziging is noodzakelijk voor openstelling
van de tunnel.
De uitvoeringsfase van de Piet Heintunnel is opgedeeld in de overdekte tunnelsecties, het buitenge-
bied en de dienstgebouwen. De uitvoering van de overdekte tunnelsecties is nagenoeg afgerond en
de testfase van de tunnelsecties is in volle gang. In het buitengebied zijn bij de ingang van de tunnel
de nieuwe constructieve stempelconstructies aangebracht en voorzien van brandwerende bekleding.
Het ontwerp van de architectonische stempelbekleding is afgerond en bestellingen hebben plaatsge-
vonden. In de huidige markt staan levertijden onder tijdsdruk en dat geldt ook voor de architectonische
stempelbekleding. De uitvoering van de dienstgebouwen bevindt zich in een afrondende fase.
In het testcentrum is de digitale tunneltweeling gerealiseerd en in gebruik voor diverse testen van de
Piet Heintunnel. Tevens is in het testcentrum de opstelling van de nieuwe bediening van de Piet Hein-
tunnel in de huidige verkeerscentrale Dijksgracht nagebouwd en worden meerdere testen uitgevoerd.
Na de nodige aanpassingen in de verkeerscentrale Dijksgracht door projectteam Verkeerscentrale
Amsterdam zal de opstelling in het testcentrum voor de bediening van de Piet Heintunnel verplaatst en
geïmplementeerd worden. De opleiding van de verkeersleiders geschiedt in drie modules. De eerste
Í twee modules zijn gestart, de derde en laatste module start begin derde kwartaal.
DETERMINISTISCH || PROBABILISTISCH
paal mijlpaal SMP vorige haal- |huidige Q | huidige Ò
nr. Omschrijving MP5.0 Stand Q2 (wk) StandQ1 Q (wk) | Toelich- baar-
ting heid
PIET HEINTUNNEL
1 StartPigect 27-2018 27-2018 0 272018 0 Afgerond +
2 Projecbesut 2892018 2892018 0 2892018 0 Afgerond
3 2-11-2019 0 Afgerond
4 Contractering 3132020 63200 4 632020 0 Afgerond +
5 \StartUivoering 2562021 2562021 0 2562021 0 Afgerond +
6 24-11-2022
overdracht
8 11-4-2023 3 | op target 95% | 23-5-2023 | 29-5-2023
Geld
Het geprognosticeerde resultaat van project Renovatie Piet Heintunnel, inclusief de Alliantie, wordt
ingeschat op € 2,1 miljoen. In dit resultaat is rekening gehouden met de “winstdelingsconstructie” van
de Alliantie, waarbij zowel de Private als de Publieke Partner 50% van het resultaat krijgt uitgekeerd.
Met de alliantie PHT is een onderhandelingsresultaat bereikt over de indexering van het
Alliantiebudget naar prijspeil 2022. De volgende afspraken zijn hierbij gemaakt:
= De indexering is vastgesteld op € 3,5 miljoen.
= De Alliantie zal, additioneel op haar scope, een aantal werkzaamheden verrichten. Dit heeft onder
andere betrekking op asfaltering (onder andere het verhelpen van diverse schades), aanpak
lekkages toerit, diverse werkzaamheden aan beide dienstgebouwen, en vernieuwen valbeveiliging
westzijde.
In de verslagperiode is, rekening houdend met de laatste ontwikkelingen in het kader van nog te
verrichten werkzaamheden, een hernieuwde inschatting gemaakt van de inzet van het projectteam.
De verwachting is, dat meerdere functies langer en/of intensiever benodigd zijn.
Samenwerking
De samenwerking met de stakeholders is goed, met een kritische houding in de huidige fase van
testen. Tijdens de testfase komen bevindingen naar voren, die getoetst worden aan de eisen.
Het spoorboek Openstelling Piet Heintunnel wordt met betrokken partijen stelselmatig gemonitord
en gezamenlijk gestuurd op de vastgestelde openstellingsdatum van 2 december 2022.
Belangrijkste risico’s
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1 Uitloop werkzaamheden \m Veel gelijktijdige 1. Met Alliantie om tafel om proces
in de uitvoering op het werkzaamheden in en voortgang werkzaamheden,
kritieke pad zodanig dat planning richting leveringen en testen af te
deadline openstelling vakantieperiode. stemmen i.v.m. gelijkschakeling
tunnel op 2-12-2022 m Testfase onder druk i.v.m. beelden en vertrouwen.
overschreden wordt. discussie met TBO over 2. Programma en TBO versneld
invulling programmakaders met elkaar om tafel om discussie
e= Weinig ruimte in planning programmakaders te beslechten.
voor hertesten.
m Extra werkzaamheden
asfalt leggen druk op
planning.
= Problemen levering
bekleding stempelramen.
2 _ Aanpassingen aan m Aanpassingen van pro 1. Met Alliantie en TBO om
projectscope na grammakaders blijken tafel om blocking issues voor
afstemming AWA- vanuit veiligheid openstelling z.s.m. te bespreken
TBO (issue gelijktijdige noodzakelijk en vragen om en afspraken te maken.
bediening). aanpassingen software.
3 Werkzaamheden = Levering betonnen 1. Frequent overleg over voort-
Duikers Sluisbuurt niet duiker te laat. gang, kansen en risico's, sturing
op tijd gereed. m Te weinig capaciteit bij op integrale detailplanning.
onderaannemer.
AL EN
SEN BN nne nr | Á
. EE STIIT EE" |
LU ms E | IS | ST I= Pa 5 =H torger
nn E Pe | pm nn | = li eN: eff a Er 5 zi ki n n = Kl = ar KT F A - _ Û = Re
EE en ete ê A Nr nl |
Et Kan il jl Âë | # n En, 5 Te 7 ar mn ae [ |
AT ne ET tjes mjm A DE cl A P_n NK Ë er - nme En RR
rel dien e CT AMEN En
| in —l ä ee MT = |E n : 5
Ne Dd ar | Es | us mn EF
.
Renovatie Amsterdam Arenatunnel
Toelichting Management
Afgelopen kwartaal is met de partners Yunex en TEC in het project hard gewerkt aan een afronding van
het definitief ontwerp inclusief review. De overige onderdelen van het aanbestedingsdossier waren reeds
afgerond en getoetst. Het contract voor de realisatie van de besturing, bediening en bewaking is in
goede samenspraak met Yunex ‘bevroren’ totdat de renovatie weer wordt opgepakt.
Scope
In het tweede kwartaal van dit jaar is bij het vaststellen van het geactualiseerde programmaplan
versie 2.0 de scope van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel beperkt tot de
voorbereidingswerkzaamheden.
Tijd
Het project heeft haar inhoudelijke werkzaamheden conform planning eind tweede kwartaal 2022
afgerond. Met overdrachtsprotocol D en het eindverantwoordingsdocument wordt het project formeel
afgerond begin derde kwartaal 2022.
Geld
Voor project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is tot nu toe door de raad € 21,5 miljoen aan krediet
beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van het project en de realisatie van de systemen voor de
bediening, besturing en bewaking. Hiervan betreft € 8,4 miljoen risicovoorzieningen, die gealloceerd
zijn op het niveau van het overkoepelende programma.
Dit project is in portefeuille gehouden en er wordt momenteel toegewerkt naar een gecontroleerde
afsluiting van het project. De prognose einde werk voor het aanbestedingsgereed ‘op de plank’
leggen is € 8,5 miljoen. Deze uitgaven komen ten laste van het in totaal ‘op projectniveau’ beschikbaar
gestelde krediet van € 13,1 miljoen. Zie ook de financiële tabel van paragraaf 3.3.
Samenwerking
Er zijn geen bijzonderheden in de samenwerking met de tunnelbeheerorganisatie of de partners TEC
en Yunex. De resterende werkzaamheden zijn in goede samenwerking afgerond.
Belangrijkste risico's
Gezien de fase van het project zijn er geen specifieke risico's meer.
rr 32
Te: J
ef
bus ú | d Mi dere
et Ie 4 AF nT Ei
et D =, B EE :
zn re RTE
OS nee EG EE AE ek
ne E mal Sper NE Ee PE
en En ee n T == IT 4 irt LN je Î
Beet ne pede En el rd wm ik En Î ir elf ER:
g . = —_ == a iede EEn A EE en ln aan rl
B 7 EE _ f a En ".
a | en po EM d k
en San d ij 4 NP
A pe Ee hal (ee ë 5
Het tweede kwartaal heeft in het teken gestaan van het opstellen en reviewen van het
uitvoeringsontwerp. Daarnaast is voor de bediening van de tunnel ook een Multi Aanraak Paneel
(MAP) voorzien (uniform aan die van de Piet Heintunnel). Deze wordt apart ingekocht. Hiervoor zijn het
ontwerp en de contractstukken gereed en lopen de gesprekken om te komen tot een aanbieding. Er is
daarbij bijzondere aandacht voor de verwevenheid en inpassing van de verschillende werkzaamheden.
De software van het huidige 3B-systeem van de Michiel de Ruijtertunnel is verouderd en dient een
upgrade te krijgen. In overleg met de tunnelbeheerorganisatie is besloten dat deze upgrade door het
project Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel wordt uitgevoerd. De scope is middels een wijziging
(VTW) toegevoegd aan het project en is direct meegenomen in het contract met Equans. Verder zijn er
geen scopewijzigingen.
DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH
Mijl- Stuurmijl- A met A met P50 P85
paal paal MP5.0 SMP vorige haal- huidige Q | huidige Q
nr. Omschrijving StandQ2 (wk) \StandO@1 |Q (wk) | Toelich- baar-
ting heid
Start Project 7-2-2019 | _ 7-2-2019 O| 7-2-2019 0 | Afgerond 8 8
Projectbesluit 29-3-2019 | 29-3-2019 0 | 29-3-2019 0 Afgerond - -
Uitvoeringsbesluit 28-11-2019 | 28-11-2019 0 | 28-11-2019 0 Afgerond - -
Contractering 31-3-2020 | 31-3-2020 0 31-3-2020 0 Afgerond
Start Uitvoering 30-11-2020 | 30-11-2020 0 | 30-11-2020 0 | Afgerond
Volledige vrijgave hitte- | 30-8-2021 | 17-6-2021 -11 | 17-6-2021 0 Afgerond
werende bekleding
Volledige vrijgave 31-7-2023 | 30-6-2023 -4\ 8-5-2023 8\ optarget| 76% 10-7-2023 | 11-8-2023
inclusief 3B
Acceptatie en over- 15-9-2023 | 31-7-2023 -/\ 19-6-2023 6\ optarget| 85% | 14-8-2023 | 15-9-2023
dracht
Einde project 16-12-2023 | 31-10-2023 -7\ 9-10-2023 3| optarget| 85% | 11-11-2023 | 16-12-2023
Geld
Voor het project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel is in totaal circa € 20,2 miljoen aan middelen
beschikbaar. Circa € 5,6 miljoen hiervan is gealloceerd als risicovoorzieningen op het niveau van het
overkoepelende programma. Inmiddels is voor € 1,9 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen
gemaakt.
Samenwerking
De samenwerking binnen het project verloopt goed. Er is een samenwerkingsdag geïntroduceerd, waar-
bij Equans alsook de tunnelbeheerorganisatie aansluiten. Op 7 april heeft een teamdag plaatsgevonden
met het projectteam, Equans en de tunnelbeheerorganisatie. Dit is als zeer prettig ervaren. De teamdag
stond in het teken van “samenwerken” en het tijdig meenemen van stakeholders. Het eerste gesprek
met de stadsregisseur voor het inplannen van de onderhoudsnachten heeft plaatsgevonden. Hierin is
toegelicht welke nachtelijke werkzaamheden op de planning staan. De stadsregisseur heeft het als prettig
ervaren dat deze vroegtijdig is meegenomen in de planning.
Belangrijkste risico's
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1 Inkoop MAP vertraagt | 1. Geen (tijdige) 1. In gesprek over raming
waardoor uitvoering overeenstemming leveranciers inkoop MAP i.s.m.
niet efficiënt kan over de prijs en/of de kosten-deskundigen.
worden meegenomen contractvoorwaarden. 2. In gesprek met zowel Equans
in uitvoeringstraject 3B. (3B-aanpassingen) als beoogde
leverancier MAP over integrale
planning.
2 \ Aanbestedingsresultaat | 1. Recente extreme 1. In gesprek over raming
MAP (aanvullende prijsstijgingen leveranciers inkoop MAP i.s.m.
werkzaamheden Equans | 2. Andere inschattingen t.a.v. kostendeskundigen
+ aanbieding inkoop inzet projectmanagement | 2. Analyse eigen SSK en verschillen
MAP) hoger dan (uren) inzichtelijk maken.
geraamd 3. Offerte Equans z.s.m. verkrijgen
en beoordelen.
3 | Tunnel kan na een Er komen tijdens terugzetten |1. Fall-back scenario’s uitwerken in
migratienacht niet tijdig | upgrade naar oude situatie migratieplan (preventief).
open. veel kleine technische 2. Oplossing uitwerken en
problemen aan het licht, oude toepassen (correctief).
systeem gaat niet meer goed
aan nadat dit is uitgezet.
| Onderzoeksrapport | 35 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 13-03-2023
Portefeuille(s) Afval en Reiniging
Portefeuillehouder(s): Zita Pels
Behandeld door Afval en Grondstoffen bestuurszaken. [email protected]
Onderwerp Afdoening toezegging VN2023-002278 uit de commissievergadering van de
commissie Duurzaamheid en Circulaire Economie van 23 februari 2023
Geachte leden van de gemeenteraad,
In vw vergadering van 23 februari 2023 heeft wethouder Van der Horst, in mijn afwezigheid, u
toegezegd navraag te doen naar:
-__de mogelijkheid de aanpassing van de 25-meter-regel te verwerken in de
Afvalstoffenverordening;
-_hoe de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de Afvalstoffenverordening zichtbaar
is gemaakt;
-_waarom circulaire initiatieven van ondernemers in Amsterdam Zuid niet zijn
meegenomen;
-_ hoe de gesprekken met fastfoodketens verlopen;
En terug te komen op:
-__de vraag over de Amsterdam-app m.b.t. de afvalwijzer per gebied;
-__ het capaciteitsprobleem m.b.t. handhaving en afval.
De mogelijkheid de aanpassing van de 25-meter-regel te verwerken in de Afvalstoffenverordening
Ik sta achter deze aanpassing. Echter is het helaas niet mogelijk deze aanpassing nog voor de
raadsbehandeling te verwerken. Middels een amendement kan dit wel. Ik zou u daarom willen
verzoeken om een amendement in te dienen om de tekst aan te passen, zoals in de Nota van
Beantwoording was toegezegd.
De manier waarop de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de Afvalstoffenverordening
zichtbaar is gemaakt
Voor het aankondigen van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen bij de
afvalstoffenverordening zijn de gebruikelijke kanalen gebruikt, te weten:
e Gemeentelijke website, stadsdeelpagina's en amsterdam.nl/bekendmakingen
e Gemeenteblad
e Ophet stadsdeelkantoor liggen de stukken ter inzage
De inspraakprocedure voor het uitvoeringsbesluit en de vitwerking in de afvalwijzer vindt plaats in
de maanden maart en april. Ook dit zal weer aangekondigd worden via bovengenoemde reguliere
kanalen. We zullen hier ook aan de voorkant de containeradoptanten op de hoogte stellen van de
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 maart 2023
Pagina 2 van 3
mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Via dit netwerk gaan we ervan vit dat we een grote
groep en belangstellenden bereiken om te laten weten dat de mogelijkheid van inspraak bestaat.
Waarom circulaire initiatieven van ondernemers in Amsterdam Zuid niet zijn meegenomen
De reden dat het advies van de stadsdeelcommissie Zuid niet specifiek is overgenomen is omdat
het praktisch niets veranderd aan de uitwerking van de verordening. Het advies van de
stadsdeelcommissie Zuid had te maken met de mogelijkheid te bieden aan ondernemers om een
andere inzamelaar te kiezen als deze aansluit bij hun (circulaire) wensen. Dit is al mogelijk.
In artikel 2 wordt de mogelijkheid geboden om andere inzamelaars aan te wijzen. In paragraaf 5.1
is aangegeven dat hierin ook ruimte zal worden gegeven aan initiatieven gericht op het vergroten
van de circulariteit. Indien naar aanleiding van een idee van initiatiefnemer een inzamelaar wordt
aangewezen dan vormt de afvalstoffenverordening geen beletsel meer om circulair te
ondernemen. Indien mogelijk zal de ruimte geboden worden om in ieder geval in de vorm van een
pilot hiermee aan de gang te gaan en bij succes te overwegen de betreffende organisatie aante
wijzen als inzamelaar. Het is wel van belang dat dit gecoördineerd plaatsvindt en dat wordt bereikt
door de verplichte aanwijzing.
Hoe de gesprekken met fastfoodketens verlopen
De fastfoodketens worden in de communicatie met de gemeente gewezen op hun
verantwoordelijkheid om de openbare ruimte schoon te maken. In artikel 17 van deze verordening
wordt ook nog duidelijk gesteld dat ze verantwoordelijk zijn voor bakken en het schoonhouden
van de omgeving. Te zorgen dat dit voor hen duidelijk is heeft blijvend prioriteit voor de
gemeente. Zowel de buurtconciërges als onder andere de gebiedsmanagers van de stadsdelen zijn
hierover blijvend in gesprek met ondernemers. De gesprekken en de vitwerking hiervan worden
als positief ervaren.
De vraag over de Amsterdam-app m.b.t. de afvalwijzer per gebied
In de afvalstoffenverordening zelf komt de app niet voor. In de nota van beantwoording adviezen
stadsdelen staat op pagina 6: Per stadsdeel is er een Afvalwijzer opgesteld die zowel online (via
gemeentelijke website en de te lanceren Amsterdam app) als offline (print af te halen bij stadsloket) is
raad te plegen. Deze app is nog niet gelanceerd, de verwachting is dat dit ergens zit jaar zal
gebeuren. Wanneer de app functionerend is zal de informatie uit de afvalwijzer daarin worden
meegenomen.
Het capaciteitsprobleem m.b.t. handhaving en afval
Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mij en de burgemeester over de mogelijkheid voor
meer handhaving op afval. Daar is afgesproken dat met een nieuw boetebeleid (waar nu aan wordt
gewerkt) tevens, en dan concreter, de inzet van THOR betrokken zal worden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 maart 2023
Pagina 3 van 3
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
OC
Zita Pels
Wethouder Afval en Reiniging
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R O W
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
% Agenda, woensdag 27 mei 2009
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Tijd 13.30 tot 17.00 uur en vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie Rooszaal 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering
van de Raadscommissie ROW d.d. 6 mei 2009
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieROW @®raadsgriffie. amsterdam.nl
7 _ Openstaande toezeggingen
8 Termijnagenda
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam R OW
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Agenda, woensdag 27 mei 2009
9 ACAM-rapporten inzake de controle van de jaarrekening 2008 van diensten &
bedrijven
> Dienst Binnenwaterbeheer
> Dienst Milieu en Bouwtoezicht
> Dienst Ruimtelijke Ordening
> Waternet
> _Servicehuis ICT
> _Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
, Rapporten gevoegd behandelen met agendapunt 11: Jaarrekening 2008 Gemeente
Amsterdam
De door het college toegezegde bestuurlijke reacties worden na ontvangst bij de
raadsgriffie nagezonden
10 Rondvraag/Tkn
Financiën
11 Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-002122
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
e _ Jaarrekening gevoegd behandelen met agendapunt 9, ACAM rapporten
, De definitieve versie Jaarrekening is reeds aan u toegezonden op 13 mei 2009
e De jaarverslagen van de diensten/ bedrijven liggen ter inzage in de leeskamerraad
(voor zover deze zijn aangeleverd bij de raadsgriffie)
Grondzaken
12 Twaalfmaandsrapportage 2008 "OGA Financieel Gefundeerd fase 2" Nr.
BD2009-003037
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
13 Woningbouw in tijden van crisis; actieplan 2009-2010 Nr. BD2009-002973
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009
e _Deleden van de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur,
Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten zijn hierbij uitgenodigd
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT R OW
Agenda, woensdag 27 mei 2009
Waterbeheer
14 Aanvulling Tweede IJsnota 1996 Nr. BD2009-003509
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
, Geagendeerd op verzoek van de heer Ng (VVD)
e Was Tkn 6 in de raadscommissie van 6 mei 2009
15 Beschikbaar stellen van een krediet t.b.v. de voorbereiding van
afstandsbediening van bruggen en sluizen in Amsterdam Nr. BD2009-002273
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
Ruimtelijke Ordening
16 Vaststellen voorbereidingsbesluit Amstel III Nr. BD2009-001670
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
17 Investeringsbesluit Kop Weespertrekvaart Overamstel Nr. BD2009-001320
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
18 Vaststelling Stedenbouwkundig Plan Kade Dijksgracht, 2009 Nr. BD2009-002523
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2009)
BESLOTEN DEEL
3
| Agenda | 3 | train |
xX Gemeente Amsterdam
% Actualiteit voor de raadscommissie voor Ruimtelijke
ordening, Grondzaken (en Erfpacht)
Jaar 2017
Datum indiening 16 oktober 2017
Datum behandeling 18 oktober 2017
Onderwerp
Actualiteit van het raadslid Boomsma (CDA) inzake de Overstapregeling op Eeuwigdurende
Erfpacht
Aan de commissie
Inleiding
Sinds 1 oktober kunnen erfpachters hun eventuele overstappen op eeuwigdurende erfpacht
voorbereiden, en vanaf 1 november kunnen zij in het ‘Overstapportaal’ van de gemeente een
definitief aanbod aanvragen.
Reden bespreking
De CDA-fractie heeft over enkele aspecten van de Overstapregeling nog vragen, en wil deze
graag bespreken. Dat betreft in het bijzonder de duur van de geldigheid van het aanbod van de
gemeente, en de informatievoorziening aan erfpachters. De CDA-fractie heeft hierover op 15
augustus jongstleden ook schriftelijke vragen gesteld, maar die zijn nog niet beantwoord.
Indien mogelijk zou het CDA de beantwoording graag nog voor de behandeling ontvangen.
Reden spoedeisendheid
Dit is actueel en urgent omdat Amsterdamse erfpachters dus vanaf 1 oktober hun overstap
kunnen voorbereiden en vanaf 1 november een definitief aanbod kunnen krijgen.
Het lid van de commissie,
D. Boomsma (CDA)
1
| Actualiteit | 1 | test |
x Gemeente Amsterdam VV
% Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening,
Volkshuisvesting en Monumenten
% Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en
Monumenten
Tijd 13.00 tot 17.00 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
Dienstverlening
4 Verbeterplan & verdeelsleutel CCA Nr. BD2009-002830
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, De Burgemeester is hierbij aanwezig
Algemeen
5 _Inspreekhalfuur publiek
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam VV
Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009
6 Actualiteiten
7 Conceptverslag van de openbare vergadering van
de Raadscommissie VV d.d. 13 mei 2009
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissie VV @raadsgriffie. amsterdam.nl
, Verslag wordt nagezonden
8 Openstaande toezeggingen
9 _Rondvraag/ Tkn
10 ACAM - rapporten inzake de controle van de jaarrekening 2008 van diensten &
bedrijven
> Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer
> Dienst Wonen
> Parkeergebouwen
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
, Rapporten gevoegd behandelen met agendapunt 11: Jaarrekening 2008 Gemeente
Amsterdam
Financiën
11 Jaarrekening 2008 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-002123
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
e _ Jaarrekening gevoegd behandelen met agendapunt 10, ACAM rapporten
, De definitieve versie Jaarrekening is reeds aan u toegezonden op 13 mei 2009
e De jaarverslagen van de diensten/ bedrijven liggen ter inzage in de leeskamerraad
(voor zover deze zijn aangeleverd bij de raadsgriffie)
2
Gemeente Amsterdam VV
Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009
Volkshuisvesting
12 Aanpassing Verordening Vrom Starterslening Nr. BD2009-002367
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken,
Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd.
13 De Notitie ‘Betaalbaar kopen’ en de aanpassing Regeling sociale grondprijs voor
nieuwbouwwoningen in Maatschappelijk Gebonden Eigendom Nr. BD2009-
002373
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2009)
e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken,
Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd.
14 kwalitatief onderzoek woonwensen wonen met zorg Nr. BD2009-003468
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Wordt gevoegd behandeld met agendapunt 15
e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie,
Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd
15 Vertaling onderzoek Laagland Advies. Toekomstige vraag naar wonen met zorg
in Amsterdam Nr. BD2009-003768
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Wordt gevoegd behandeld met agendapunt 14
e _ Uitgesteld in de raadscommissie van 13 mei 2009
e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie,
Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd
16 Speculatie Verkoop Sociale Huurwoningen Nr. BD2009-003764
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was Tkn 10 in de raadscommissie van 13 mei 2009
, Geagendeerd op verzoek van commissielid Hauet (PvdA)
3
Gemeente Amsterdam VV
Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009
17 Wijziging Regionale Huisvestingsverordening Nr. BD2009-003680
* _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
AVONDDEEL — VANAF 19.30 UUR
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
18 Plan van aanpak elektrisch vervoer ‘Amsterdam Elektrisch’ en milieuzone
personenauto's Nr. BD2009-003739
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad van 1 juli 2009)
e De leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie,
Openbare ruimte en Groen zijn hierbij uitgenodigd
19 OV SAAL Nr. BD2009-003683
Hierbij wordt er een presentatie gehouden
e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken,
Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd.
20 Spoorring Amsterdam Demazo Nr. BD2009-003759
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was Tkn 3 in de raadscommissie van 13 mei 2009
, Geagendeerd op verzoek van commissielid Van Pinxteren (GrLi)
21 Autovrije dag 20 september 2009 gezond bewegen in een schone stad Nr.
BD2009-003799
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was uitgesteld in de raadscommissie van 13 mei 2009
4
Gemeente Amsterdam VV
Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Gewijzigde Agenda, woensdag 3 juni 2009
22 Petitie Stadhouderskade Hemonystraat Nr. BD2009-003757
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was Tkn 1 in de raadscommissie van 13 mei 2009
, Geagendeerd op verzoek van commissielid Bergervoet (PvdA)
23 Fietsparkeerverbod APV Nr. BD2009-003758
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was Tkn 2 in de raadscommissie van 13 mei 2009
Geagendeerd op verzoek van commissielid Molenaar (GrLi)
24 Tunnelveiligheid Spaarndammertunnel Nr. BD2009-002572
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De leden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken,
Waterbeheer en ICT zijn hierbij uitgenodigd.
NAGEZONDEN AGENDAPUNTEN
25 Vaststellen extra financiële bijdrage Wibautjaar Nr. BD2009-003952
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad van 10 juni 2009)
e _ Dit punt zal in het middagdeel aan de orde komen
5
| Agenda | 5 | val |
Bezoekadres
x Gemeente de
Am ste rd am 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
|
Datum 28 maart 2018 |
Ons kenmerk
Bijlage
Onderwerp Uitvoering motie 312 van raadslid Groot Wassink c.s. (inzake omvorming
winteropvang tot tijdelijke voorziening)
Zeer geachte leden van de gemeenteraad,
|
In de laatste raadsvergadering d.d. 14 maart 2018 is door uw raad de motie van raadslid Groot
Wassink c.s. aangenomen waarin het college wordt gevraagd om, aangezien bij de vorming van
een nieuw college mogelijk aanvullende arrangementen voor ongedocumenteerden zullen worden
ingericht, de thans bestaande winteropvang om te vormen tot een passende voorziening voor
deze doelgroep en deze open te houden tot de vorming van een nieuw gemeentebestuur is
afgerond.
Overwegingen bij de motie
In de overwegingen bij de motie staat gemeld dat op korte termijn verschillende groepen
ongedocumenteerden om diverse redenen op straat komen te staan. Dit komt enerzijds door de
sluiting van de winteropvang per 3 april aanstaande en anderzijds door verwachte ontruimingen
van “We Are Here kraakpanden”.
Daarnaast wordt verwacht dat bij de vorming van een nieuw college mogelijk aanvullende
arrangementen voor ongedocumenteerden zullen worden ingericht.
Het college interpreteert de motie dan ook als een vraag naar een tijdelijke opvangvoorziening
voor ongedocumenteerden.
Het Amsterdamse vreemdelingenbeleid is gericht op uitgeprocedeerde vreemdelingen die
nergens anders opvang kunnen krijgen. Het college benadrukt dat in de winteropvang alleen
ongedocumenteerden verblijven die niet tot de doelgroep van het Amsterdamse
vreemdelingenbeleid behoren en uit eigen keus hier in Amsterdam verblijven. Een groot deel
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam 28 maart 2018 |
Kenmerk |
Pagina 2 van4
hiervan is voor de winteropvang naar Amsterdam gekomen en verblijft nog niet lang in de stad. De
mensen die eerder in de BBB verbleven en niet tot de doelgroep behoren, hebben een aantal
maanden de tijd gehad een andere oplossing voor zichzelf te vinden.
Voor het juiste begrip geven wij u hierbij een overzicht.
Op 26 maart verbleven 5o ongedocumenteerden in de winteropvang die niet tot de doelgroep
behoren, waarvan er 15 eerder in de BBB verbleven:
- 23 mensen afkomstig uit een veilig / visumvrij land (8-Marokko, 3-Algerije, 3- Tunesië, 2-
India, 2-Ghana, 1- Israël, VS, Venezuela, Brazilië, Georgië).
-__22 mensen zijn Dublin claimanten
-__5 mensen hebben een inreisverbod van 10 jaar of meer hebben als gevolg van criminele
activiteiten.
Zoals ook aangegeven in de brief aan uw raad inzake het jaarplan vreemdelingenbeleid dd. 16-02-
2017 (en latere brieven) kunnen deze mensen eenvoudig terugkeren naar hun land of naar een
voorliggende rijksvoorziening. Zij kunnen hierbij hulp krijgen van bijvoorbeeld het IOM
(Internationale organisatie voor migratie) en de Dienst Terugkeer en Vertrek.
Het is onbekend welke mensen tot de We Are Here groep (WAH) behoren. Het college gaat ervan
vit dat een groot deel van de groep ook tot de doelgroep van het Amsterdamse
vreemdelingenbeleid behoort. Deze mensen hebben dus dezelfde rechten als andere
ongedocumenteerden. Zij kunnen op individuele basis gebruik maken van de beschikbare hulp en
opvang (BBB voorziening en het programma vreemdelingen) voor zover er plek is (in de BBB is er
op 26 maart nog voor 12 nieuwe mensen plaats). Tot op heden heeft deze groep gemeentelijke
opvang in de BBB echter geweigerd, omdat zij enerzijds een protest vormt tegen het landelijke
beleid in deze en anderzijds nachtopvang weigert.
De maatschappelijke organisaties die in Amsterdam de opvang verzorgen, te weten HVO Overido,
het Leger des Heils en de Volksbond, hebben laten weten dat het alléén bieden van opvang zonder
voorwaarden in de BBB en de winteropvang indruist tegen hun beleid en hun ethische principes,
waardoor zij de grenzen van het draagvlak binnen hun organisatie hebben bereikt. Hun ervaring is
dat opvang alleen werkt als mensen verplicht worden mee te werken aan een duurzame oplossing.
Opvang dient ook tijdelijk te zijn. Deze regels gelden zoals u wellicht weet, ook voor de opvang
van rechthebbende dak- en thuislozen. Voor de tijdelijke opvang waar uw raad om vraagt, stellen
de maatschappelijke organisaties als voorwaarde dat zij een pilot starten om mensen te bewegen
mee te werken aan een duurzame oplossing.
NB. Het Vreemdelingenloket start in samenwerking met HVO Querido en de ketenorganisaties
ASKV, Vluchtelingenwerk, Goedwerk Foundation, Bridge tot Better en IOM, na Pasen met
begeleidingsgesprekken met alle ongedocumenteerden die in de BBB verblijven, zoals ook
aangekondigd in het jaarplan Vreemdelingen dd. 16-02-18 van het college dat na de
raadsvergadering van 28-09-18 wordt uitgevoerd.
Gemeente Amsterdam 28 maart 2018
Kenmerk
Pagina 3 van 4
Uitvoering van de motie
Het college geeft op de volgende wijze uitvoering aan de motie:
-_ Alle ongedocumenteerden die 31 maart in de winteropvang verblijven, worden daarna |
tijdelijk in een nachtopvang opgevangen. We verwachten dat dit maximaal 5o mensen |
zijn. |
-__Om een aanzuigende werking uit te sluiten, worden nieuwe ongedocumenteerden die niet |
tot de doelgroep van het vreemdelingenbeleid behoren, niet toegelaten. |
-_ Over de ontruimingen van de WAH kraakpanden heeft uw raad een separate brief
ontvangen (uitvoering motie 311). Het op verzoek van de eigenaar aanschrijven van de
krakers over het voornemen het pand te ontruimen, is een wettelijke taak van het
Openbaar Ministerie. Als de panden worden ontruimd dan kunnen de leden van de WAH
groep opvang krijgen in de tijdelijke nachtopvang. We verwachten dat dit in april
maximaal 80 mensen zijn. In mei/juni kunnen daar zo'n 120 mensen bij komen, als zij geen
andere oplossing vinden.
- Eris gekeken welk pand geschikt zou zijn voor de tijdelijke nachtopvang. In de zijbeuk van
de Havenstraat is plek voor 150 bedden. De eigenaar van het pand is de British School
Amsterdam (BSA) die het pand vanaf 1 september 2018 gaat verbouwen tot school. De
BSA is bereid het pand tot 1 september te verhuren aan HVO Querido.
-_HVO Qvwerido is bereid de tijdelijke opvang te beheren onder voorwaarde dat zij de
middelen krijgen om een pilot starten met als doel opgevangen mensen te stimuleren om
mee te werken aan een duurzame oplossing. De pilot zal in afstemming met het
Vreemdelingenloket en de ketenorganisaties worden uitgevoerd.
-___De uitgaven voor het vreemdelingenbeleid worden verantwoord binnen de begroting
Zorg (Programma 6.3). De kosten voor de tijdelijke opvang worden door HVO Querido
ingeschat op minimaal € 75.000 voor 5o cliënten oplopend tot € 225.000 voor 150 cliënten
per maand, dus voor 5 maanden kunnen de kosten oplopen tot meer dan € 1 miljoen.
Deze kosten voor de tijdelijke opvang zijn niet geraamd in de Zorgbegroting, en zullen
tezamen met de niet gedekte uitgaven voor de reeds bestaande Bed-bad-brood-
voorziening, leiden tot een overschrijding van ruim € 4,2 miljoen van de Zorgbegroting.
Gemeente Amsterdam 28 maart 2018
Kenmerk
Pagina 4 van 4
Tot slot
Het is noodzakelijk dat het nieuwe college na vaststelling van mogelijke aanvullende |
arrangementen voor ongedocumenteerden met een passende financiering, ook met spoed een |
opdracht vitvaardigt om nieuwe locaties te vinden voor de opvang van ongedocumenteerden. De |
tijdelijke locatie zal a september 2018 sluiten. |
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met de meeste hoogachting,
et college van byr ren wethouders van Amsterdart
Í
‘ A
KLA / fl)
Johs d Aartsen A.H Jer a
L / 5
waäárnemend/burgemeester Re cretaris
|
|
#
}
| Motie | 4 | discard |
101 gevestigd in het Aalsmeerder Veerhuis
Vereniging Sloterkade 21 - 1058 HE Amsterdam
. Telefoon 020 - 617 27 35, Fax 020 - 617 73 85
Vrienden van Email [email protected]
Website http://www.amsterdamsebinnenstad.nl
de Amsterdamse Postbank rek. nr. 1775369 - ABN-AMRO rek. nr. 41.18.45.306
Binnenstad
Aan: Deelraad van
Stadsdeel Centrum
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
RAADSADRES
Betreft: Raadsadres inzake aanvraag behoud van gietijzeren kabelkast/laagspanningskast en
plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Amsterdam, 5 september 2011
Geachte raad,
Op grond van art. 3 lid 3 van de Monumentenverordening van stadsdeel Centrum verzoeken wij om
de historische gietijzeren kabelkast, staand tegen de gevel van het pand Langestraat 45(A), op de
gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen en op korte termijn een quickscan te laten verrichten naar
de monumentale waarde van de kast aangezien deze momenteel wordt bedreigd.
Deze gietijzeren kabelkast is namelijk uniek. Uit een inventarisatie die de Vereniging in 2004 in
samenwerking met Bart Wessels hebben gemaakt, blijkt dat deze kast nog het enige gave en
bestaande exemplaar is van dit type. De kabelkast heeft classicistische kenmerken en dateert
waarschijnlijk uit circa 1900; zij is dus ouder dan de meer bekendere kasten uit de Amsterdamse
Schoolperiode (die overigens ook geen bescherming genieten, maar momenteel nog niet worden
bedreigd). De kabelkast draagt het logo van het Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) en is getuige het
gietmerk gemaakt door de Amsterdamse IJzergieterij Zimmer, de firma die in 1829 de klokkenfabriek
heeft overgenomen, die was opgericht door de beroemde gebroeders Hemony (zie bijlage 3). Dit
betekent dat deze kast vermoedelijk het oudst bekende type kabelkast is dat in opdracht van de
gemeente is gemaakt en behoort tot het typische Amsterdamse industrieel erfgoed.
De bovengenoemde inventarisatie is gemaakt naar aanleiding van het vervangen van een aantal
schakelkasten in stadsdeel Centrum door de dienst IVV (zie bijlage 2). Naar aanleiding van deze
inventarisatie is het vervangen van schakelkasten in 2004 stopgezet, in afwachting van een
onderzoek van de dienst IVV en BMA en van de opname van de resultaten van dit onderzoek in het
“beheerplan Openbare Verlichting” (zie bijlage 1). Zo lang dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden
resp. afgerond zijn de niet geïnventariseerde kasten vogelvrij.
Uw reactie zien wij met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad.
Minne Dijkstra Walther Schoonenberg
voorzitter secretaris
Bijlagen: 3
Doelstelling:
Het bevorderen van een goed woon- en werkklimaat in de gemeente Amsterdam, in het bijzonder in de binnenstad, het
ondernemen of stimuleren van activiteiten gericht op behoud en herstel van de historische bebouwing en het
stedenbouwkundig karakter alsmede het verbreden van de kennis van Amsterdam.
Kabel- en schakelkastjes
° ®
Pleidooi voor behoud van ==
e e e e 4 | Ne Di
historisch straatmeubilair sdh
: 4 5
Ì = Ia
vupe3 f js
JN | diepte /oo AP,
A pr etiepte ZEe en ï gj peen
de
an B | \Ü E: iS
JES \ TT N =
8 IGE) | n | vd
> Û CP d 5 Ee F d $
Á Eet Dr 1ode-eenwse kabelkast
Ì O0 o
Na EN heeft hij opgemeten, uitgetekend en geloca-
SE OQ liseerd. Van sommige schakelkastjes zijn
4e pw nog maar enkele exemplaren in de binnen-
la 230 ed ke D stad te vinden en van drie typen kabelkasten
uit ca. 1900 bestaat nog maar één exemplaar.
Schakelkastje, 1de eeuws en in Amsterdamse-School-stijl. Tek. Bart Wessels In de Jordaan zijn de meeste oude schakel-
kastjes inmiddels verdwenen, maar naar aan-
Als je het niet weet, zie je ze niet. Ze vallen jaren ’20 van de vorige eeuw door P.L. Mar- leiding van de inventarisatie van Wessels is
pas op als ze verdwijnen of worden vervan- nette ontworpen in Amsterdamse-School- het vervangingsproject door de gemneentelij-
gen: de ‘electriciteitskastjes’ in de openbare stijl. ke dienst IVV momenteel stilgelegd. In
ruimte waarmee onze elektriciteit binnen- Naar aanleiding van het vervangen van de samenwerking met het Bureau Monumen-
en buitenshuis wordt geregeld. Op de trot- schakelkastjes in zijn straat heeft Bart Wes- ten en Archeologie wil men nu eerst bekij-
toirs staan zogenaamde kabel- en splitskas- sels met steun van onze vereniging een ken welke randapparatuur zoals bijvoorbeeld
ten van waaruit de verschillende panden van inventarisatie gemaakt van alle nog aanwezi- _ schakelkasten vanwege hun historische
elektriciteit worden voorzien. De veel klei- ge historische elektriciteitsvoorzieningen in karakter en/of vormgeving bescherming ver-
nere schakelkastjes zijn in stegen en de binnenstad. Hij vond het zonde dat de dienen. Naast historische lantaarns, zullen
zijstraatjes op gevels aangebracht ten behoe- _ fraaie kastjes vervangen werden, ook omdat ook kabel- en schakelkasten worden opgeno-
ve van de straatverlichting die aan spandra- de aannemer vertelde dat ze vrijwel allemaal men in het ‘beheerplan openbare verlich-
den hangt. nog goed functioneren. Bovendien ergerde ting’. Dat is een mooi resultaat.
Het binnenwerk van deze kabel- en schakel- Wessels zich aan het feit dat de leidingen
kasten is natuurlijk aangepast aan onze tijd, naar de nieuwe schakelkastjes vaak schotsen __Jwliet Oldenburger
maar de buitenkant, de feitelijke kast, is scheef over de monumentale gevels worden
vaak veel ouder. De oudste kastjes stammen gemonteerd, terwijl deze in de oude toe- k 9 P. kad
uit de 19de eeuw. Een andere groep is in de stand wel zorgvuldig waren aangelegd. Ee
Bij de herprofilering van een straat, zoals de
Aj Fe LER Spuistraat die vorig jaar opnieuw werd inge- 4 Ma Zere
ek r men af ii | | : richt en het gebied rond de kerk De Duif’, UU Aen
k Vrh er IW werden tevens de ijzeren kabelkasten die op Dd 7
Nik de trottoirs stonden vervangen door kunst- ie
- | Î | n stofkasten. Daarnaast werden in de smalle Dr
mn straten van de binnenstad niet alleen de lam- | Dd Hi |
ECS _ he … pen die aan spandraden hangen vervangen, ot
di L- ná E Er maar tevens de daaraan verbonden schakel- 5 EE D |
1 Ee kastjes. Hoewel deze zware gietijzeren scha- Sn
ee \ en kelkastjes onverwoestbaar zijn, wilde men ze
NAE vervangen door kleinere en lichtere exempla- e |
ren. EA
ES Beren X Van de op straat staande kabel- en splitskas- 7
en Ei ú En .
gein SN KN ten bestaan nu nog zeven verschillende
ben ET bikes typen, vier in Amsterdamse-School-stijl en
ee ri je . drie typen die neoclassicistisch vormgegeven
2 Oene zijn, met een basement als voet en als bekro-
En Ee S ning een tympaantje. Aan de gevels zijn vier
D d verschillende soorten schakelkastjes te \
E î EE onderscheiden. In totaal vond Wessels nog
nt A 60 historische kabelkasten, bijna 300 histo- la- 450 —Á
3 PEBE rische schakelkastjes en 500 historische 2ieTU2eER
| En p ES ophangpunten voor de straatverlichting die SIET
NN met behulp van spandraden aan gevels Kabelkast in Amsterdamse-School-stijl.
Kabelkast in Amsterdamse-School-stijl bevestigd is. Al deze verschillende typen Tek. Bart Wessels
76 BINNENSTAD | oktober 2005
Inventarisatie van kabelkasten, schakelkasten en bijzondere ophangingen van lampen
uit de Amsterdamse School-periode in de Amsterdamse binnenstad
d.d. oktober 2004
Kabelkasten en schakelkastjes
Alfabetisch op straatnaam geordend
De typen verwijzen naar de genummerde tekeningen van Bart Wessels.
A
- Amstel 56-58 (zijgevel in Halvemaansteeg) type 2
- Amstel 202 (zijgevel in Amstelstraat) type 2
- Amstelstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
B
- Barentzstraat (Westerpark): 10 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Barndesteeg 8-10-12 type 1
- Begijnesteeg 1 type 7
- Berenstraat 6 type Ì
- Berenstraat 10 type 1
- Bergstraat 10 type 10
- Bergstraat (adres: Singel 150) type 1
- Bergstraat: lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Bethaniënstraat 4 type 1
- Beulingstraat 17 type 1
- Beurspoortje: bijzonder ophangpunt
- Beursplein 5, achtergevel in Warmoesstraat, naast Warmoesstraat nr. 104-106 type 2
- Binnen Bantammerstraat 22 type 2
- Binnen Bantammerstraat: 3 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Binnen Dommerstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’
- Binnen Oranjestraat 2: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’
- Blankenstraat 232-246, zijgevel in Eerste Leeghwaterstraat type 6
- Bloedstraat 25, zijgevel in Monnikendwarsstraat type 4
- Bloemgracht 53 (zijgevel in Eerste Bloemdwarsstraat) type 1
- Bloemgracht 59 type 9
- Bloemgracht 300 (zijgevel op Lijnbaansgracht) type 9
- Bloemstraat 66 type 1
- Bloemstraat 73 type 1
- Bloemstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Boomstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’ en één lamp met ‘bijzondere
ophangpunten’
- Buiten Dommerstraat 11-13 type 1
- Buiten Wieringerstraat: twee lampen met “bijzondere ophangpunten’
C
- Czaar Peterstraat 108 (zijgevel Eerste Leeghwaterstraat) type 10
- Czaar Peterstraat 205 type 6
D
- Dam 2-4: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld)
- Dam 6-8: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld)
- Damrak 85 (zijgevel in Zoutsteeg) type Ì
- Damstraat en de Oude Doelenstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Den Texstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Derde Egelantierdwarsstraat 20 type 1
- Derde Egelantierdwarsstraat 20: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Derde Weteringdwarsstraat 35 type 1
- Derde Weteringdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Driehoekstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’
E
- Eerste Bloemdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Eerste Breewersstraat: ‘bijzondere ophanging’
- Eerste Laurierdwarsstraat 17: een lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Eerste Laurierdwarsstraat 35 type 1
- Eerste Leliedwarsstraat: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Eerste Lindendwarsstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’
- Eerste Looiersdwarsstraat: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Eerste Marnixplantsoen t.o. nr. 18, waterkant type 8
- Eerste Passeerdersdwarsstraat 51-65 type 1
- Eerste Passeerdersdwarsstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Eerste Weteringdwarsstraat 34 type Ì
- Eerste Weteringdwarsstraat 42 type 1
- Eerste Weteringdwarsstraat 83-105 (links) type 1
- Eerste Weteringdwarsstraat 83-105 (rechts) type 1
- Eerste Weteringdwarsstraat 107 (links) type 1
- Eerste Weteringdwarsstraat 107 (rechts) type 1
- Eerste Weteringdwarsstraat 107: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Egelantierstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Elandsstraat 1 type 1
- Elandsstraat 24-40 type 1
- Elandsstraat 171-173 type 1
- Elandsstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige
ophangpunten’
- Engelse Steeg: ‘bijzondere ophangpunten’
F
- Fokke Simonszstraat 13 type 1
- Fokke Simonszstraat 13: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Fokke Simonszstraat 25 type 1
- Fokke Simonszstraat 25: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Fokke Simonszstraat 36 type 1
- Fokke Simonszstraat 39-41 type 1
- Fokke Simonszstraat 59 type 1
- Fokke Simonszstraat 61: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunt’
- Frederiksplein 42 type 8
- Frederiksplein 51 type 8
G
- Gebed Zonder End 3 type 1
- Geldersekade 75 (zijgevel in Geldersesteeg ) type 1
- Geldersekade 95 (zijgevel in zijde Binnen Brouwersstraat) type 2
- Gordijnensteeg 7a type 1
- Goudsbloemstraat 133 type 1
- Goudsbloemstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Groenburgwal 59 (zijgevel in Staalstraat) type 1
- Grote Bickersstraat 27-31, zijgevel in Minnemoersstraat type 6
H
- Haarlemmerdijk: 14 lampen met “bijzondere ophangpunten’
- Haarlemmerdijk 63 (zijgevel in Binnen Oranjestraat - nr. 2) type 2
- Haarlemmerplein: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Haarlemmerstraat 146-148 type 2
- Haarlemmerstraat 146-148: lamp met “bijzondere ophangpunten’
- Haarlemmerstraat, tussen Herengracht en Keizersgracht: drie lampen met ‘bijzondere
ophangpunten’
- Haarlemmerstraat, tussen Singel en Herengracht: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Haarlemmerstraat, tussen Keizersgracht en Prinsengracht: vier lampen met “bijzondere
ophangpunten’
- Halvemaansteeg 9 type 2
- Halvemaansteeg: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Hartenstraat 12 type 2
- Hartenstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Hazenstraat, tussen Elandsgracht en Lauriergracht: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Heiligeweg 21-25, zijde steeg, rechtermuur (tussen 21-25 en 35) type 1
- Hekelveld: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Herengracht 77 (zijgevel in Korsjespoortsteeg) type 1
- Herengracht 82 (zijgevel in Herenstraat) type 1
- Herengracht 131 (zijgevel in Bergstraat) type 1
- Herengracht 228 type 9
- Herengracht 247 t.o. Gasthuismolensteeg type 1
- Herengracht 277 (zijgevel in Romeinsarmsteeg) type 6
- Herengracht 365 type 8
- Herengracht 403 (zijgevel in Wijde Heisteeg, nr. 9) type 1
- Herengracht 464 (zijgevel in Nieuwe Spiegelstraat nr. 2A —4) type 2
- Herengracht 560 / Utrechtsestraat type 9
- Herengracht 589 / Utrechtsestraat type 9
- Herenstraat 28 type 1
- Herenstraat 29 (“gehouten’, zoals de winkelpui) type 1
- Herenstraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
+ twee lampen met “bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Hoogte Kadijk: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld v/d energiecentrale
‘Energetica’) en 11 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’ nog functionerend/vastgekoppeld.
K
- Kalverstraat 39 (zijgevel in Gapersteeg) type 2
- Keizersgracht 232 (zijgevel in Hartenstraat nr. 2) type 2
- Keizersgracht 312 / zijgevel Berenstraat type Ì
- Keizersgracht 454 (zijgevel in Molenpad 2) type 1
- Keizersgracht 646-648 type 9
- Keizersgracht 665 type 9
- Keizersgracht 713-715 / Utrechtsestraat type 9
- Keizersgracht 764 / Utrechtsestraat type 9
- Kerkstraat 45-47 type 2
- Kerkstraat 52-54 type 2
- Kerkstraat 60 type 2
- Kerkstraat 66 type 2
- Kerkstraat 67-69 type 2
- Kerkstraat 79 type 2
- Kerkstraat 91 type 2
- Kerkstraat 95 type 2
- Kerkstraat 105 type 2
- Kerkstraat 121-123 type 2
- Kerkstraat 125 type 2
- Kerkstraat 147-149 type 2
- Kerkstraat 135 type 2
- Kerkstraat 149 type 2
- Kerkstraat 163 type 2
- Kerkstraat 221-223 type 2
- Kerkstraat 221-223: lamp met bijzondere ophangpunten
- Kerkstraat 249 type 2
- Kerkstraat 261 type 2
- Kerkstraat 277 type 2
- Kerkstraat 299 type 2
- Kerkstraat 322 type 2
- Kerkstraat, tussen Leidsegracht en Leidsestraat: negen lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Kerkstraat, tussen Leidsestraat en Vijzelgracht, op nrs 166, 178, 190 en 204: vier lampen met
‘bijzondere ophangpunten’
- Kerkstraat, op nrs 95, 121-123, 147-149, 52-54 en 66: vijf lampen met “bijzondere ophangpunten’,
nota bene: op nr. 95 ophangpunten met dubbele katrollen
- Kerkstraat, op nrs. 249, 261, 277, 299 en 322: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten
- Kerkstraat, tussen Vijzelgracht en Reguliersgracht: op nrs 245 en 300: twee lampen met
‘bijzondere ophangpunten’
- Kleine Gartmanplantsoen: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Kloveniersburgwal 30 (zijgevel in Bethaniënstraat) type 1
- Kloveniersburgwal 50 (zijgevel in Spinhuissteeg 17) type 1
- Kloveniersburgwal 125 (zijgevel in Staalstraat) type 1
- Kloveniersburgwal 128-166 type 2
- Kloveniersburgwal 128-166: ‘bijzondere ophangpunten’
- Korte Dijkstraat 2 (zijgevel in Kromboomsloot) type 7
(op voet: vermelding van fabrikant: LOVINK BV TERBORG)
- Korte Keizersdwarsstraat 9 type 1
- Korte Keizersstraat 5 (zijgevel in Korte Keizersdwarsstraat) type 1
- Korte Kolksteeg: ‘bijzonder ophangpunt’
- Korte Koningsdwarsstraat 5 type 1
- Korte Koningstraat 21 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat) type Ì
- Korte Korsjespoortsteeg: ‘eenvoudig ophangpunt’
- Korte Leidsedwarsstraat 7 type 1
- Korte Leidsedwarsstraat 47 type 1
- Korte Leidsedwarsstraat 52 (links) type 1
- Korte Leidsedwarsstraat 52 (rechts) type 1
- Korte Leidsedwarsstraat 131-135 type 1
- Korte Leidsedwarsstraat 183-185 type 1
- Korte Lepelstraat 92 type 2
- Korte Marnixstraat: “bijzonder ophangpunt’
- Korte Marnixstraat 18 (zijgevel in Korte Marnixkade) type 8
- Korte Regulierstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Korte Stormsteeg: 1 lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Kraijhoffstraat 81-95 (zijgevel in Cruquiusstraat) type 6
- Kromboomsloot 18-20 type 6
- Kromboomsloot 22 type 7
- Kromboomsloot 49 type 1
- Kromboomsloot 69 (zijgevel in Korte Dijkstraat) type 1
in voet vermeld: LOVINK BV TERBORG
- Kromboomsloot 22 (zijgevel in Keizersstraat) type 1
- Kromme Palmstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’
- Kromme Waal 33, achterhuis, gevel in Waalsteeg (t.o. Waalsteeg 15-17) type 1
- Kromme Waal 33, achterhuis, gevel in Waalsteeg (t.o. Waalsteeg 15-17): l lamp met ‘bijzondere
ophangpunten’
- Kuiperssteeg 5
L
- Langebrugsteeg 8, zijgevel (bij het water in de steeg) type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 3 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 3a type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 29 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 39 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 42-44 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 74 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 89 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 101 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 120 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 126 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 182 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat 200 type 1
- Lange Leidsedwarsstraat, achtergevel Paleis van Justitie / zijde Leidsegracht type 1
- Langestraat 45a / Korsjespoortsteeg 14 type 5
- Lauriergracht 67-69 type 8
- Lauriergracht 110 (zijgevel in Tweede Laurierdwarsstraat) type 1
- Laurierstraat 76, zijgevel in Eerste Laurierdwarsstraat (17) type 1
- Laurierstraat 101 (zijgevel in Tweede Laurierdwarsstraat) type 1
- Laurierstraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Leidsegracht 97 / Korte Leidsedwarsstraat type 1
- Leidsekade 59 type 8
- Leidse Kruisstraat 12-14 type 1
- Leidse Kruisstraat 23 type 1
- Leidseplein 11(zijgevel in Korte Leidsedwarsstraat) type 1
- Leidsestraat 61 (zijgevel in Kerkstraat) type 1
- Leidsestraat, tussen Herengracht en Keizersgracht: vijf losse “bijzondere ophangpunten’, niet
meer in gebruik
- Leidsestraat, tussen Keizersgracht en Kerkstraat: drie losse ‘bijzondere ophangpunten’, niet meer
in gebruik
- Lepelstraat: 2 x ‘bijzondere ophangpunten’
- Lijnbaansgracht 41 (zijgevel in Lindengracht) type 2
- Lijnbaansgracht 41 (zijgevel in Lindengracht) : één lamp met “bijzonder ophangpunt’
- Lijnbaansgracht 270 (zijgevel in Korte Leidsedwarsstraat 102) type 1
- Lindengracht 9 type 2
- Lindengracht 10 type 2
- Lindengracht 25 (zijgevel in Tichelstraat) type 1
- Lindengracht 61 type 9
- Lindengracht 93 type 2
- Lindengracht 94-112 type 2
- Lindengracht 150 type 2
- Lindengracht 180 type 2
- Lindengracht 204 type 2
- Lindengracht 218 type 2
- Lindengracht 251 (zijgevel in Lijnbaansgracht) type 6
- Lindengracht 302 type 2
- Lindengracht 302: één lamp met “bijzonder ophangpunt’
- Lindengracht: totaal 15 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’, w.o:
- Looiersstraat 93 type 1
- Looiersstraat: drie lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
M
- Madelievenstraat: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Marnixstraat 24-26 type 8
- Marnixstraat 72 (zijgevel in Tweede Marnixdwarsstraat) type 6
- Marnixstraat 122 (zijgevel in Nieuwe Tuinstraat) type 6
- Marnixstraat 200 (zijgevel op Groenmarktkade — links) type 7
- Marnixstraat 200 (zijgevel op Groenmarktkade — rechts) type 7
- Marnixstraat 287 type 8
- Marnixstraat 366 type 8
- Marnixstraat, tussen Leidseplein en Passeerdersgracht: twaalf lampen met “bijzondere
ophangpunten’
- Marnixstraat, tussen Rozengracht en politiebureau/parkeergarage: 5 x “bijzondere ophangpunten’
- Martelaarsgracht: twee ‘bijzondere ophangpunten’
- Molsteeg: “eenvoudig ophangpunt’
- Monnikenstraat 10 type Ì
- Montelbaanstraat 1 type 1
- Montelbaanstraat 3-5 type 1
- Montelbaanstraat 13-15 type 1
- Montelbaanstraat 17 type 1
- Montelbaanstraat 6 / t‚h.v. de achtergevel via nieuwe Ridderstraat type 1
- Muntplein 2 (rechts v/d gevel) type 3
N
- Nes 63 (zijgevel in Sint Barberenstraat - in Frascaticomplex) type 1
- Nicolaas Witsenstraat: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Batavierstraat 2 (zijgevel op Oude Schans) type 7
- Nieuwe Brugsteeg 26-32 type 1
- Nieuwe Brugsteeg: 1 lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Brugsteeg: twee lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Doelenstraat 9 type 2
- Nieuwe Doelenstraat 15 (links) type 2
- Nieuwe Doelenstraat 15 (links): ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Doelenstraat 9: bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Doelenstraat: in totaal vier keer ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Hoogstraat: 2 lampen met “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Jonkerstraat 11 type 1
- Nieuwe Jonkerstraat: 1 lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Nieuwe Leliestraat 81 (zijgevel in Tweede Leliedwarsstraat) type 4
- Nieuwe Leliestraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ en twee lampen met ‘eenvoudige
ophangpunten’
- Nieuwe Looiersdwarsstraat 15-17 (zijgevel in Nieuwe Looiersstraat) type 1
- Nieuwe Looiersdwarsstraat 15-17 (zijgevel in Nieuwe Looiersstraat): één lamp met ‘bijzondere
ophangpunten’ en een lamp met hedendaags ophangpunt
- Nieuwe Looiersstraat 1 type 1
- Nieuwe Looiersstraat 1: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Looiersstraat 3 type 1
- Nieuwe Looiersstraat 3: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Nieuwe Looiersstraat 62 type 1
- Nieuwe Looiersstraat 100 type 1
- Nieuwe Looiersstraat 100: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Nieuwe Looiersstraat: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’ en één lamp met ‘eenvoudige
ophangpunten’
- Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat t.o. nr 3 / zijgevel Nwe Oostenburgerstraat 19 type7
- Nieuwendijk 1 type 2
- Nieuwendijk 1: ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 14 type 2
- Nieuwendijk 14: “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 19-21 type 2
- Nieuwendijk 19-21: ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 32 (zijgevel in Engelse Steeg) type 2
- Nieuwendijk 41-45 type 2
- Nieuwendijk 41-45: “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 105-107: ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 143-145: “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk: behalve op de bovengenoemde adressen nog negen ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwendijk 173 (zijgevel in O.L. Vrouwesteeg) type 1
- Nieuwendijk 180 (zijgevel in St. Nicolaasstraat — nr. 2) type 2
- Nieuwendijk 217a (zijgevel in Zoutsteeg — nr. 25-49) type 2
- Nieuwendijk 217a (zijgevel in Zoutsteeg — nr. 25-49): bijzondere ophangpunt
- Nieuwe Nieuwstraat 32 (zijgevel in steeg) type 1
- Nieuwe Passeerdersgracht: twee lampen met “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwe Willemstraat 2 type 1
- Nieuwe Willemstraat 2: ‘eenvoudig ophangpunt’
- Nieuwe Spiegelstraat 10 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 22 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 23 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 35-37 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 45A / Kerkstraat type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 51-53 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat 74 type 2
- Nieuwe Spiegelstraat: één lamp met “bijzonder ophangpunten’
- Nieuwe Spiegelstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Nieuwezijds Voorburgwal 105 (zijgevel in Zwarte Handsteeg) type 1
- Nieuwezijds Voorburgwal 262 (zijgevel in Wijde Steeg - nr. 4) type 1
- Nieuwezijds Voorburgwal (Spui tot Raadhuisstraat): elf “bijzondere ophangpunten’
- Nieuwezijds Voorburgwal (Raadhuisstraat tot Martelaarsgracht): 18 “bijzondere ophangpunten’
- Noorderdwarsstraat 9 type 1
- Noorderdwarsstraat, nrs 12 en 15-17: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Noorderdwarsstraat 20 (zijgevel in Noorderstraat) type 1
- Noordermarkt 31 type 1
- Noordermarkt 31: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunt’
- Noorderstraat 2 (hoek Vijzelgracht) type 1
- Noorderstraat 11 type 1
- Noorderstraat 11: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Noorderstraat 29 type 1
- Noorderstraat 29: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Noorderstraat, nrs 23 en 42: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Noorderstraat 76 type 1
- Noorderstraat 76: één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Noorderstraat 87 type 1
- Noorderstraat 127-137 type 1
- Noorderstraat 127-137: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
Oo
- Onze Lieve Vrouwesteeg type 6
- Onze Lieve Vrouwesteeg 3 type Ì
- Oosteinde 1 (zijgevel in Sarphatistraat) type 6
- Oudebrugsteeg 5 type 2
- Oudebrugsteeg 5: “bijzondere ophangpunten’
- Oude Hoogstraat: 1 lamp met “bijzondere ophangpunten’
- Oude Leliestraat 15 type 2
- Oude Leliestraat: 3 lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Oude Manhuispoort, bij ingang Kloveniersburgwal type 1
- Oude Manhuispoort, bij ingang Oudezijds Achterburgwal type 1
- Oude Nieuwstraat 23 type 1
- Oude Schans 54 / hoek zijde Korte Keizersstraat type 1
- Oude Schans 118 (zijgevel in Korte Dijkstraat 16) type 1
- Oude Spiegelstraat 4 type 4
- Oudezijds Achterburgwal 28 type 1
- Oudezijds Achterburgwal 69-71 (zijgevel in Bloedstraat - nr. 4) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 119 (zijgevel in Koestraat) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 133 (zijgevel in Bethaniënstraat) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 185 zijgevel (zijgevel in Korte Spinhuissteeg) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 185, achtergevel in Dwars Spinhuissteeg) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 170 (zijgevel in Prinsenhofsteeg) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 185 (zijgevel in Spinhuissteeg) type 1
- Oudezijds Achterburgwal 185 (zijgevel tn Spinhuissteeg): ‘eenvoudige ophangpunten’
- Oudezijds Achterburgwal 195 (zijgevel in Prinsenhofsteeg) type 1
- Oudezijds Voorburgwal 31 type 1
- Oudezijds Voorburgwal 38 (zijgevel in Heintje Hoeksteeg) type 1
- Oudezijds Voorburgwal 135 (zijgevel in Stoofsteeg) type 1
P
- Paleisstraat 5: ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld)
- Paleisstraat 21 type 3
- Paleisstraat 21: twee keer ‘bijzondere ophangpunten’ (losgekoppeld)
- Paleisstraat, overig: twee ‘bijzondere ophangpunten’ (vastgekoppeld)
- Palmstraat 22 type 1
- Palmstraat: één lamp met ‘eenvoudig ophangpunt’
- Passeerdersstraat 5 (zijgevel) type 1
- Pieter Jacobszdwarsstraat 2-4 type 1
- Plancíusstraat: 9 x “bijzondere ophangingen’
- Plantage Middenlaan, naast de ingang van het Wertheimpark type 6
- Plantage Middenlaan: 16 keer ‘bijzondere ophangpunten’
- Prinsengracht 108 (zijgevel in Egelantiersgracht) type 9
- Prinsengracht 206 (zijgevel in Rozenstraat) type 1
- Prinsengracht 226 (zijgevel in Laurierstraat 2) type 1
- Prinsengracht 226 (zijgevel in Laurierstraat 2): één lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Prinsengracht 356 (zijgevel in Passeerdersstraat) type 1
- Prinsengracht 500 (zijgevel in Leidse Kruisstraat) type 1
- Prinsengracht 685 type 8
- Prinsengracht 696 (zijgevel in Noorderstraat) type 1
- Prinsengracht 778 (riolering — werk) type 8
- Prinsengracht 1047 (zijgevel op Reguliersgracht — nr 92)
- Prinsenstraat 6 type 1
- Prinsenstraat 13 type 1
- Prinsenstraat 13: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Prinsenstraat 24 type 1
- Prinsenstraat 24: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Prinsenstraat 27 (zijgevel op Prinsengracht) type 1
- Prinsenstraat: in totaal zes lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Prins Hendrikkade 48 (zijgevel in Nieuwe Brugsteeg) type 1
- Prins Hendrikkade 87 (zijgevel in Sint Olofspoort) type 1
R
- Raadhuisstraat: acht lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Rapenburg 2-4 type 1
- Rapenburg 10 type 1
- Rapenburg / hoek Peterstraat 21 zijde type 1
- Rapenburg: een lamp met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Reestraat 1 (zijgevel op Keizersgracht) type 2
- Reestraat: vier lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Rechtboomsloot 8 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat) type 1
- Rechtboomsloot 8 (zijgevel in Korte Koningsdwarsstraat): bijzondere ophanging lamp
- Reguliersbreestraat 49-51 type 2
- Reguliersdwarsstraat 10 type 2
- Reguliersdwarsstraat: zeven lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Reguliersdwarsstraat 33 (zijgevel in Sint Jorisstraat) type 2
- Reguliersgracht 39, zijgevel in Keizersgracht type 9
- Reguliersgracht 92 / Prinsengracht 1047 type 9
- Reguliersgracht 134 (zijgevel in Fokke Simonszstraat) type 1
- Reguliersgracht 68 (zijgevel in Kerkstraat) type 2
- Reguliersgracht 68 (zijgevel in Kerkstraat): ‘bijzondere ophangpunten’
- Rembrandtplein 3 (zijgevel in Halvernaansteeg) type 2
- Rembrandtplein 4 (zijgevel in Regulierstraat) type 1
- Roeterstraat: 10 x ‘bijzondere ophangpunten’
- Rokin 8 (zijgevel in Kromme Elleboogsteeg) type 1
- Rokin: zes “bijzondere ophangpunten’
- Romeinsarmsteeg 6-8 type 1
- Rozengracht 37 type 8
- Rozengracht 141 (zijgevel in Tweede Rozendwarsstraat) type 1
- Rozengracht 251 (zijgevel op Groenmarktkade) type 7
- Rozengracht, tussen 1°® Rozendwarsstraat en Prinsengracht: zes lampen met ‘bijzondere
ophangpunten’
- Rozengracht, tussen 1*t® en 2% Rozendwarsstraat: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Rozenstraat: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’
S
- Sarphatistraat, tussen Amstel en Wibautstraat: 5 x “bijzondere ophangpunten’
- Sarphatistraat, tussen Wibautstraat en Alexanderplein: 11 x “bijzondere ophangpunten’
- Sarphatistraat 81-83 type 7
in de voet is de naam van de fabrikant vermeld: NV VULCAANSOORD TERBORG
- Sarphatistraat 532 (zijgevel in Alexanderstraat) type 7
- Schipperstraat 1 type 6
- Schippersgracht 16 (zijgevel in Foeliedwarsstraat) type 1
- Singel 44 (zijgevel in Roomolenstraat 1-3) type 1
- Singel 80 type 8
- Singel 84 (zijgevel in Korsjespoortsteeg) type 1
- Singel 150 (zijgevel in Bergstraat) type Ì
- Singel 182 (zijgevel in Oude Leliestraat) type 2
- Singel 210 (zijgevel in Driekoningenstraat) type Ì
- Singel 312 (zijgevel in Romeinsarmsteeg) type 1
- Singel 387 (zijgevel in Heisteeg) type 1
- Singel 418 type 8
- Singel 506 (zijgevel in Sint Jorisstraat) type 1
- Sint Agnietenstraat: drie “bijzondere ophangingen’
- Sint Annendwarsstraat 24 (zijgevel in Bethlehemsteeg) type 1
- Sint Jansstraat 8 (kapot en verzegeld) type 1
- Sint Luciënsteeg 21 type 1
- Sint Nicolaasstraat 14 type 1
- Sint Nicolaasstraat 2: bijzonder ophangpunt’
- Sint Olofspoort 9 (zijgevel in Nieuwe Brugsteeg) type 2
- Sint Olofssteeg 6 type 1
- Sloterdijkstraat: 3 x ‘bijzondere ophanging’
- Spinhuissteeg 1 type 1
- Spinhuissteeg 1: één keer ‘eenvoudige ophangpunten’
- Spinhuissteeg 13-17 type 1
- Spinhuissteeg 13-17: ‘eenvoudige ophangpunten’
- Spinozastraat 17 type 8
- Spui 12 (zijgevel in Rozeboomsteeg) (verzegeld) type 1
- Spuistraat 219 (zijgevel in Wijde Steeg) type 8
- Spuistraat 299 (zijgevel in Roskamsteeg) type 1
- Spuistraat, ter hoogte van de Korte Korsjespoortsteeg (oostgevel van de Dominicuskerk) type 13
- Spuistraat, tussen Raadhuisstraat en Martelaarsgracht: 11 x “bijzondere ophangpunten’
- Spuistraat, tussen Spui en Raadhuisstraat: zeven keer ‘bijzondere ophangpunten’
- Spuistraat: alle type 2-kasten zijn verdwenen door herbestrating etc. 2003-2004.
- Staalstraat 7A type 1
- Staalstraat 13 type 1
- Staalstraat 34, hoek Zwanenburgwal type 1
- Stoofsteeg 8 type 1
- Stormsteeg 2 type 1
- Stormsteeg 8 type Ì
T
- Taksteeg 9 type 1
- Tichelstraat 10 (achtergevel van de Tichelkerk - links) type 1
- Tichelstraat 10 (achtergevel van de Tichelkerk - rechts) type 1
- Tichelstraat 44 type 1
- Tichelstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Tussen Kadijken 3 type 1
- Tweede Bloemdwarsstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Tweede Laurierdwarsstraat 42 (zijgevel in Tweede Laurierdwarssteeg _ type 1
- Tweede Weteringdwarsstraat 31, zijgevel type 1
- Tweede Weteringdwarsstraat 72 / Vijzelgracht 14 type 1
- Tweede Weteringplantsoen 5 type 9
(fabrikant: N.V. Vulcaansoord Terborg, vermeld aan vier zijden onderaan de voet)
U
- Utrechtsestraat 16-18 type 2
- Utrechtsestraat 23 type 2
- Utrechtsestraat 41 type 2
- Utrechtsestraat, op nrs 23, 41, 2, 16-18 en 30A: vijf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
Vv
- Van Heemskerckstraat t.o. nr. 2-8, zijde nr 9-15 (Westerpark) type 6
- Van Neckstraat t.o. nr 11-17 / zijgevel Roggeveenstraat 8 (Westerpark) type 6
- Ververstraat 57 type 1
- Vierwindendwarsstraat 27-33 zijgevelzijde (ingang Vierwindenstraat 107-115) type 7
- Vijzelstraat: elf lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Vinkenstraat: vijf lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
- Voetboogstraat 4 type 1
- Voetboogstraat 17 type 1
- Vredenbrugsteeg (zijgevel in Korte Niesel) type 1
W
- Warmoesstraat 9 (zijgevel in Wijngaardsteegje) type 2
- Warmoesstraat 23 (zijgevel in Oudezijds Armsteeg) type 1
- Warmoesstraat (zijgevel in Guldenhandsteeg) type 7
- Warmoesstraat 33 type 2
- Warmoesstraat 71 type 2
- Warmoesstraat 80 type 2
- Warmoesstraat 95 type 2
- Warmoesstraat 102 (zijgevel in Paternostersteeg) type 2
- Warmoesstraat: tien lampen met eenvoudige ophangpunten’
- Westermarkt, oneven zijde: drie lampen met ‘bijzondere ophangpunten’
- Weteringschans 120 (zijgevel in Nicolaas Witsenstraat) type 7
- Weteringschans 157 type 3
- Weteringschans 157: één lamp met ‘bijzondere ophangpunten’
- Weteringschans, tussen Utrechtsestraat en Vijzelgracht: dertien lampen met ‘bijzondere
ophangpunten’
- Weteringschans, tussen Vijzelgracht en Leidseplein: tien lampen met “bijzondere ophangpunten’
- Weteringstraat 45 type 1
- Wijde Heisteeg 2 type 1
- Wijde Steeg 20 type 1
- Willemstraat 27 type 1
- Willemstraat 27: één lamp met ‘bijzonder ophangpunt’
- Willemstraat: twee lampen met ‘eenvoudige ophangpunten’
Z
- Zandhoek 8 zijgevel / zijde Taanstraat type 7
- Zandstraat 4 type 1
- Zandstraat t.o. nr. 26-28, geplaatst op de Zuiderkerk, hoek Zuiderkerkhof type 1
- Zandstraat: 1 lamp met een ‘bijzonder’ en 1 lamp met een
‘eenvoudig ophangpunt’
- Zeedijk 33-34 type 1
- Zeedijk 52 type 1
- Zeedijk 55 (zijgevel in Waterpoortsteeg) type 1
- Zeedijk 68 type 1
- Zeedijk 102 type 1
- Zeedijk 121 type 1
- Zeedijk 137-141 (naast nr. 147) type 1
- Zwarte Handsteeg 13 type 1
Totale aantallen:
Schakelkastjes
type 1: 204 x
type 2: 80 x
type 3: 3 x
type 4: 3 x
totaal: 290 x
Kabelkasten
type 5: lx
type 6: 15 x
type 7: 14 x
type 8: 16 x
type 9: 14 x
type 10: 1 x
type 11:
type 12:
type 13: 1 x
totaal: 60 kabelkasten
Ophangingen
‘eenvoudige ophangingen’: 60 x
‘bijzondere ophangingen’: 444 x
totaal: 504 historische ophangingen
Op de voet van enkele grote schakelkasten (type 7) staat op de voet de naam van de fabrikant
vermeld: Lovink BV Terborg of NV Vulcaansoord Terborg. De fabriek in Terborg, in de
Achterhoek, was gelegen op de plaats in Nederland waar ijzererts gewonnen werd.
Er zijn reeds vele schakelkastjes verdwenen in de Jordaan. Op 10 oktober 2004 waren alle kastjes
vervangen in de Anjeliersstraat, 2de Anjeliersstraat, Boomstraat, 2de Boomstraat, Driehoekstraat, 15te
Egelantiersdwarsstraat, Goudsbloemstraat, 1“® Goudbloemdwarsstraat, 24° Goudsbloemdwarsstraat,
3de Goudsbloemdwarsstraat, Noorderkerkstraat, Palmstraat en Tuinstraat. Tevens de Binnen
Dommerstraat, Binnen Oranjestraat, Langestraat, Lijndenstraat, Korsjespoortsteeg, Roomolenstraat,
Vinkenstraat.
Alle historische schakelkastjes functioneren momenteel nog. De aannemer, die de kastjes vervangt,
vertelde dat ze allemaal nog goed zijn. Enkele schakelkastjes zijn echter verzegeld, omdat het slot
verbroken is.
Na verwijdering van de oude kastjes is het aanbrengen van de nieuwe kasten slecht uitgevoerd. De
buizen zijn onzorgvuldig en scheef gemonteerd, met lelijke bochten, terwijl dit in de oude toestand
wel zorgvuldig gedaan was. — bijvoorbeeld in de Langestraat.
Bij herprofilering van de straat (of vervanging van de lampen?) worden momenteel tevens de
electriciteitsvoorzieningen zoals de technische installaties als kabelkasten vernieuwd.
In de Spuistraat zijn onlangs (2003-2004) alle type 2-kabelkasten verdwenen in het kader van de
herprofilering van de straat.
- Kasper van Ommen, Straatmeubilair Amsterdamse School 1911-1940, Amsterdam 1992.
- Archief GEB, dienst IVV,
- Verlichtingsmuseum op de Sparklerweg bij het Amstel Station
<1 asf} a aan s 516
Lr ee e 28 7
( EE ll lln BE
| ld IE _
EE, ed 5 s Eu
|| EE ed © En
el 5
\ n 5
© | s 8 en
| j: TZ
, 85 {
so Ì 4E
Ede EEE,
(í EE EE | Ee — |
|l mam nn |
Ek jm E
EN |L jm ee li
( | Ek
Ll. LL iN,
A adi = d- 77 >
Katsyaraovar NALSYA Tas 7
— Te Eren
raar Af kn 230 En dAiaple /ho
1 NS T Ge
9 (OV my ì rn sa “ xs
NA avan
En Od Ie je nf f
í |Top 5 | ke d i | ()
. W
| GE ° Ë -
Hi F Ô dre /o 2 zE ing! rj
ob 5 iK ij Ì
A Pd BE
n \ | ii ii,
$ S Í OVS al e Bo
J me) > 5 8 D
EO ‚ EE 55 2
Ì ô - rr
5 | — ICN | s
ed L Wel eeen) > >:
% ": 0 GT =
í _d fe 230 wi ECS WS NE
8 Ì en nnn t
S $ ; De P. Womer a ‘
— dT Schmal 110 ossl
Fe use ΰ5 el Juus van MBENYMO
| Raadsadres | 17 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 189
Publicatiedatum 20 maart 2015
Ingekomen onder M
Ingekomen op 11 maart 2015
Behandeld op 11 maart 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de Leraren- en Scholenbeurs
(wie het eerst komt, wie het eerst maalt’).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Amsterdamse Lerarenagenda primair onderwijs (PO)
en voortgezet onderwijs (VO) en de bijbehorende Voorzieningen Amsterdamse
Lerarenbeurs en Scholenbeurs (Gemeenteblad afd. 1, nr. 114);
Constaterende dat:
— maximaal 10% van de Amsterdamse leraren per jaar een lerarenbeurs kan
aanvragen op basis van het ter beschikking gestelde budget;
— indien het aantal aanvragen groter is, de toewijzing van de lerarenbeurs baseert
op ‘wie eerst komt, eerst maalt’;
— de snelheid van aanvraag van lerarenbeurs daarmee beslissend is in de
toekenning;
Van mening dat:
— snelheid van aanvragen geen geschikt objectief criterium is, omdat dit criterium
kan samenhangen met de mate waarin het aanvragen van lerarenbeurzen is
georganiseerd op de school of met de kwaliteit van de docent die de beurs
aanvraagt;
— het beter zou zijn om de aanvragen op basis van kwaliteit en/of noodzaak te
beoordelen dan op basis het criterium ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’;
— indien dit door het college niet mogelijk wordt geacht, volledige willekeur,
bijvoorbeeld door middel van loting, dan een eerlijker selectiemethode is dan ‘wie
het eerst komt, wie het eerst maalt’,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 188 Moti
Datum __ 20 maart 2015 otie
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— een eerlijker selectiecriterium te gebruiken dan ‘wie het eerst komt, wie het eerst
maalt’, indien het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs het maximum
overschrijft;
— bij het zoeken naar dit selectiecriterium in overweging te nemen of dit niet kan
geschieden op basis van kwaliteit en/of noodzaak van de aanvraag;
— indien kwaliteit en/of noodzaak niet mogelijk of wenselijk worden geacht als
selectiecriteria, te zoeken naar een criterium waarbij iedere aanvrager een gelijke
kans heeft om de beurs te krijgen.
Het lid van de gemeenteraad,
M. Moorman
2
| Motie | 2 | discard |
.
ps
x ||
“
Ae Tien Ja MK
ne 4 Je AJ & |
a LP Rd.
Ì _— a ms re hd f e) vn ie s, ze
ann PEES
‘ LEE Pan u SW |
Ae be EN ee
=N | ii a AN
nâ Ee | bd je Lí eN t
Jen je 1 <5 | Ï iet fi
ES Nn Ee |
Amsterdamse Aanpak
.
Gezond Gewicht
Amsterdam, februari 2017
Psn AE x a gn” vl N EE, S \ je /
5 ne NN Zn zaden \ a
EEA KR. EE OA \ ht
De EN VE AE A LONEN
AUD BR
AEN RA EREN BENN AEN PE HE hi
De LNE a ARE U WE
df 4
ii E De Ee Nen in H -
nn A
JA rn =S re ES
7 En
ENNE
K é eN ENEN
a A U FP ®
PAPE PE EE A '
DE DT
; DAN OE B et AN
RD EE IN EE
f WL BE nn En, NEE S
ap EZ ST 3 Sf |
PN / LE 7 A EN fl
BE : en pal
ZAR ANDS DE E en
5 Ee ZE AN,
en ed, Td NOSE NE
nd ee ie 7 PL Ae Er AN d Dj
Te Ee Te Pd / ln Dern ep EEG A
ge ne Te pe Í vn he BP a EL en on
En ld | 40: Je DE 4 EE r rn i |
kA f AE Bel / / Zet mok FA
Pe \/ P, zend EL ee rj 5 nn E nn Er 1 en AN ik / rl di
# nj rj 5 Ne St E Ei, 5 f
E IE PEI f NS d in ' k a
B Elk AR AFW ; PO
5e Ee as > ER Ek B | mf AN
prEN IN Pr Te Mk | ks EO OS _ Á í :
Serre Á Ss el ijs Ar - en zi di TR Pr 4 ee /
we os OW / mn 5 ll E ik d
— 0 Tr RI. dn # a EE 5 zel pe | dE, Ep Ä
EO el / ú en A
AE 4 mr 4 | + ik +
BE ZON 3 Bren pe 4, Er fi hk ! E
End gn FS Í hj Pl Ke
Tl ” Zal BEAR OO Zr s
WE uk, / RUN es LET es Di 3 P á 1 Á d
TFE Uk BEA Ne pe ps Ì fn TE Eed ri
it hi Á ae Eme EA) GE Es e
A : kad î \ n PE RE he re ER Ee
5 1 gat me SN ee En Je iN 4 d
Poi fe OE NE Nee 4 A
Gn r Ä We BAI Hij de Hf re
d gd ir ARIE 5 Ei '
Ie | Oa we …
De N Î TN el Ee LS 4
7 ' BENN Es kk: , EN
7 dn 6 ABN ; ke EAN |
Pl Ei AP ef jn Li ' N LL “
ek ‘ NE AP Rr 6) iN
(an 1 Tan Ks Zit
ARN NI sd Sl : hf n ! X Ë
in |T À VAE Nl De ' ‚ Á
Ei RE Ki \ 8 \ KN OM Ee Je ka EPS VW
k Û he „8 ï gtr } lij e Ad ii. ï k "
fi B f \ AS fl £ \ 4 Et 7 Ì
Í 1e In 5 « Ee A j Î En hl
edes ZT ae B ren ke BK mn == En en
f Tr fÀ at men Zie En K 7 hd Ten er ü |= Od 3 dt = d
! n di 5 A Pe on it E AR BL Ee CT Er Ane ' BE EE.
zÒ a ij 4 PI Af , pr 7 tn as k à E OE rr en A has,
Î ; tf Ee ie Bk
{ | Pr Ae kn f EL pe hs
ADNR Ps
/ 1 id Sid mn en Ee mn
4 k IR A = 5 7 a
4 OD WE Ee:
/ REA En } { jh [ k k
ER AIFE : d PTT FR Rrk TR k
4 TEN, S Ki ke den jd TR E- __—_ ks
/ ee A RENE Tre et IE En beed
/ 4 8 AN k id k oe li d Mce ee 2 a vi NEN Ne A hek E. lk
Ie IN £ ET VE A : RE AT ij Ti b
NE TAA ZI ' Erie BEERS Ef et e :
z 4 Á il dd | KS f ern he: A el ne ú N
) nZ if 7 Ee ó ik d - Wtf Oe KO, Jk 5 £
Ze Pl d 5 fi é fi { B Ehr Ln Pd 3 = . Pe
Rats il \ SP ek > Le É
4 hl | …‚ À 5 hj 5 ie ak e mo: Ke ’ }
} = kn fi KA En * 8 Pe: hé e er, 5
RS Ô ‘ He en En In he ET en „
eier EE NE, U pier Ne > me Er _…
A tee a Te tE ee REN
je \ ER En EO
Db | / „
d EE À ; En, B e hek
/ e: À 4 en i Pe ad
Ns me } f - ee aid
NDE > 18 ed An
ILS 1 IA dl NE me
KE ed
al e
_ k, n En
Í |
| f
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord 5
Cluster Scholenaanpak 9
Cluster Jongeren 11
Cluster Buurtaanpak 13
Cluster Gezonde Omgeving 15
Cluster Ongezonde Armoede 17
Cluster Kinderen met Overgewicht en Obesitas 19
Cluster Excellente Professionals 25
Cluster Communicatie 27
Jaarverslag 2016 3
4 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
UW AANDACHT?
Voor u ligt het jaarverslag 2016 van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht.
Dit jaarverslag bevat de belangrijkste resultaten van 2016. In het afgelopen jaar heeft u de
voortgang van de inspanningen integraal kunnen volgen op www.uitvoeringgezondgewicht.nl.
In dit verslag nemen wij u mee langs een aantal hoogtepunten uit de verschillende
onderdelen van de aanpak. De financiële verantwoording van de aanpak in 2016 is
opgenomen in de Jaarrekening en het jaarverslag van de GGD. De outcomemonitor
AAGG, alsook het Uitvoeringsplan 2017 zijn te raadplegen via de website:
www.amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond
2016: de gezonde beweging krijgt vaste pen die het moeilijkst bereikbaar zijn, de
grond onder de voeten! aandacht voor gezondheid en gezonde leefstijl
In 2016 zit de AAGG midden in de uitvoering. In tien toeneemt en daar zien we ook de grootste ver-
focusbuurten! is de aanpak op stoom, voor Sloter- anderingen. De daling van het overgewicht en
vaart is de buurtaanpak in voorbereiding. De Banne obesitas bij 5-jarigen in (zeer) lage SES?-groepen
is de eerste buurt waar het Actieplan Inactieve is daarvan een mooi voorbeeld. Ook de ouder-
Jeugd uitgevoerd wordt. De aftrap van dit actie- betrokkenheid binnen de bijvoorbeeld Turkse doel-
plan is door beweegprofessor Erik Scherder samen groepen in Noord, groeit. Informatiebijeenkomsten
met professionals en ouders gegeven. In Zuidoost over gezonde leefstijl worden daar druk bezocht,
heeft de AAGG voor Ghanese Amsterdammers een en het netwerk in Noord kent veel betrokken en
gezondheidsweek georganiseerd die zeer positief is enthousiaste vrijwilligers. In de Indische Buurt is
ontvangen. een ware havermoutrevolutie gaande.
Inmiddels bereiken we in heel Amsterdam zo’n In 2016 zijn belangrijke verbindingen gelegd met
28.000 basisschoolleerlingen op 111 scholen met andere beleidsterreinen, zoals armoedebestrijding.
Jump-in. Amsterdam neemt deel aan de landelijke In Geuzenveld is een pilot uitgevoerd waarbij jeugd-
proeftuin ketenaanpak van het ministerie van VWS verpleegkundigen en jeugdartsen (problematische)
en ook de samenwerking met JOGG wordt verder armoede signaleren en gezinnen ‘warm’ overdragen
vormgegeven. Dit zijn slechts een paar van de in- aan andere hulpverleners in het OKT. We zien dat de
spanningen die in 2016 uitgevoerd zijn. betrokken professionals door deze pilot ook echt het
verschil kunnen maken. Ze weten beter waarop ze
Wellicht het belangrijkste resultaat tot nu toe van moeten letten en leren het probleem via meerdere
de aanpak is dat zichtbaar wordt - op straat, uit invalshoeken te bekijken.
verhalen en uit cijfers - dat juist binnen de doelgroe-
1 Waterlandpleinbuurt, Oud-Noord, Noord-West, Indische Buurt, Oud-Oost, Bijlmer Centrum, Bijlmer Oost, Geuzenveld-Slotermeer,
Kolenkit, Osdorp
? SES = sociaaleconomische status
Jaarverslag 5
Z blii ee d ee. h k?
o blijven wij gezond, Jij toch ook:
ij C e
8 & \ Slaap
rar er goed
ee jan
Id 4
Hs | RD
S,Eete |
Beer Ez
gezon
Voor een aantal onderdelen is in 2016 de aandacht heid en een gezonde leefstijl en de eigen rol daarin
verlegd of verstevigd: de aanpak voor kinderen van dringt steeds meer door tot kinderen, ouders en
12 jaar en ouder is ontwikkeld in samenwerking met professionals, binnen en buiten de gemeente. Dat
andere programmaclusters, maar nog belangrijker: gezegd hebbende: we zijn er nog lang niet, de
met het veld en de jongeren zelf. Voor de aller- voedsel- en leefomgeving van Amsterdamse
jongste kinderen hebben we met de eerste 1000 kinderen (en volwassenen) is nog steeds vooral
dagen aanpak (-9 maanden tot 2 jaar) de contouren dikmakend, en ongezonde verleidingen zijn nog
neergezet en zijn we gestart met de uitvoering. Voor steeds in grote getale dag in dag uit aanwezig.
kinderen op het speciaal onderwijs is het plan van We zien dat bij bezuinigingen of andere vormen
aanpak vrijwel gereed. van prioriteitstelling gezondheid en een gezonde
leefstijl, soms bijna automatisch, het kind van de
Bij de start van de aanpak in 2013 zeiden we dat we rekening is. Binnen de gemeente, maar ook daar-
een brede maatschappelijke beweging wilden gaan buiten. En, last but not least, ook al worden het er
veroorzaken in Amsterdam waarbij gezond gedrag, substantieel minder, achtieneneenhalve procent van
een gezonde leefstijl en een gezonde leefomgeving de kinderen in onze stad zijn te zwaar en er lopen
voor kinderen de normaalsituatie is, in plaats van nog steeds te veel kinderen te veel risico op het
ongezond gedrag en een obesogene omgeving. ontwikkelen van overgewicht en obesitas. Daarom
In 2016 hebben we gezien dat deze beweging zetten we ook in 2017 de aanpak stevig neer en
gaande en groeiende is en dat steeds meer mensen zetten we vol in op de uitvoering.
in Amsterdam mee doen. Het belang van gezond-
6 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Uitvoering in programmaclusters In onderstaand figuur®, bekend uit het meerjaren-
In de uitvoering van de Aanpak Gezond Gewicht, programma, worden de samenhangende inhoude-
richten we ons op zowel preventie (voorkomen dat lijke onderdelen van de aanpak en hun verbinding
kinderen overgewicht ontwikkelen) als curatie (zorg onderling en met aanpalende beleidsterreinen weer-
en ondersteuning bieden aan kinderen die al te gegeven.
zwaar zijn) De verschillende onderdelen het
programma zijn samengebracht in programma-
clusters. Op basis van specifieke inhoudelijke doel- Op de volgende pagina’s leiden wij u via
stellingen of geografische samenhang is de indeling de verschillende programmaclusters langs de
van in clusters gemaakt. Daarbinnen worden de belangrijkste resultaten uit 2016.
g gr
inspanningen uitgevoerd. De indeling in clusters
verduidelijkt de stuurbaarheid en daarmee de
uitvoerbaarheid van het programma. De clusters
staan niet op zichzelf, sluiten elkaar niet uit, maar
overlappen en zijn complementair.
ak
Mand
Dalian n
on EC à Integraa,
\ NI Ben A
m o df, RN
tee Kek
os Noad PT KCA KO CN
rn Ïf cen 9 5,
$ Profas Dg KR Ke
7 Ne sio ENOMNK
Ad KO Rs CN
Ld 5 ws Kk
v 9 Ps H %
RN AE hs / GA
B SS PS Cs (9) Gee hj
ok: Ò d As QG ad RO
El Nr Wi ed à % or EN ie
® N Ks kn
rj ) RS ús)
ENKA DEE PXE
g 5 AKC ens
4 @ 8 ep ak ak al
AR JR E
d fo) 8
Kn Leeftijd, geslacht en E
Kef Ei
el erfelijke a
factoren
3 Gebaseerd op het “Social Model of Health”, Dahlgren & Whitehead, 1991.
Jaarverslag 2016 7
DN “\
An eN
\
an
8 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Met de scholenaanpak willen we bereiken dat Amsterdamse scholen hun aandeel nemen
in het behouden van gezond gewicht van Amsterdamse kinderen en het voorkomen van
overgewicht en obesitas. De scholenaanpak is preventief van aard en is gericht op het
bevorderen van gezond gedrag op scholen. Met scholen worden afspraken gemaakt
binnen de thema’s: opvoeding, eten en drinken en bewegen en sporten.
Daarnaast wordt op het basisonderwijs (bo) en het speciaal basisonderwijs (sbo) het
Jump-in programma uitgevoerd. Tegelijkertijd wordt de kwaliteit ervan onderzocht en
is er continue aandacht voor de verdere verbetering van het programma. Ook vinden er
andere inspanningen plaats die gezondheid en gezonde leefstijl bevorderen. Zoals het
ontwikkelen van gym+ en pilots op het gebied van bewegen voor, tijdens en na school.
Resultaten 2016 Op Jump-in scholen wordt een extra meetmoment
Jump-in lengte/gewicht uitgevoerd in groep 4 door Jeugd-
Eind 2016 hebben in totaal 111 scholen deelgenomen gezondheidszorg (met uitzondering van de scholen
aan de Jump-in aanpak. In de loop van 2016 zijn 21 voor speciaal basisonderwijs).
nieuwe scholen gestart met het Jump-in verbeter-
traject, 12 scholen hebben het traject in 2016 succes- De resultaten op het gebied van de verschillende
vol afgerond. Daarmee komt het aantal scholen dat onderdelen van Jump-in subdoelstellingen worden
eind 2016 in het verbetertraject zit op 101. ook bijgehouden In het schooljaar 2015-2016:
Gezond “10-uurtje“
Alle scholen die in een verbetertraject zitten, krijgen m 62 scholen zijn overgestapt op uitsluitend melk
ondersteuning van een Jump-in adviseur met of water drinken
betrekking tot: m 61 scholen zijn overgestapt op uitsluitend
m het creëren van draagvlak bij het gehele school- groente of fruit of bruin brood eten
team, de ouders en de kinderen, Gezonde lunch
=m het implementeren en borgen van gezond eten m op 38 scholen wordt alleen nog water of melk
en drinken in alle groepen gedronken.
m de PLAYgrounds aanpak gericht op actief buiten- m op 44 scholen wordt alleen nog bruinbrood en
spelen voor de hele school groenten en fruit gegeten.
=m _oudervoorlichting en betrokkenheid voor alle Gezonde traktaties
ouders m 59 scholen hebben hun beleid aangepast en
hebben afspraken gemaakt over gezonde
De scholen krijgen ondersteuning van een traktaties
Sportmakelaar Jump-in voor: Gezond buitenspelen
m de organisatie van extra sport- en beweeg- =m Op 22 scholen zijn alle doelen met betrekking
aanbod tijdens en na schooltijd tot buitenspelen behaald en is de PLAYgrounds
m advies en ondersteuning bij meten motorische aanpak in de school geborgd.
vaardigheden en motorische remedial teaching
Jaarverslag 9
u 0 Mn AWARE
En EE ] BE er 4
B rif GENE, ik, Cn af he) Em \ Î
ht. Beten à dh Ee fi zi | | Í | | NN
De ee F ON d Be hd El 4
Meer ee Ea nf Ze er En
Re an eet ute | fÀ \ De ef 5 Sz _ a
ed a 7 ns 8 rj
+ a TS ï dk Ean, + ARE B ee 5 HA
je MD SE ANNET Dn Pd Ee
! À Ee, ln) p= SE Pe 5 Nt ne Je é Ee kes Dd pe d „ ì PS k NN
SE B Ps A ETRRIE CL a er KEINE pk
di hef” Pe, is Ee ER err «| sl p nl te k
hm ÀS Jg UE a A, RTM” ce dae ES BP
SN WE ek a at et
rr TEEN ZADEN MEN EN Se
Er HOj L sd zi B, np À ô ed En. | E Ma KE,
Ze GC Zl En Ed oe : T KN mi 5 Tk 8 A Â El ]
an aaf, id gn haaien Zn } 5 - mr li en. & ‚R BE
Via 111 scholen zijn ruim 28.000 Amsterdamse leerlingen bereikt. In totaal wordt op deze scholen dagelijks ruim
250 kilo suiker minder geconsumeerd.
Gezond bewegen locaties. Deze kregen o.a. begeleiding gericht op
e op 111 scholen zijn promotielessen verzorgd het invoeren van een gezond voedingsbeleid en de
tijdens de reguliere gymlessen methode Beweegkriebels. Op basis van de pilot is
® op 111 scholen worden naschoolse activiteiten het Jump-in voorschoolprogramma aangepast en
verzorgd. uitgewerkt in een plan van aanpak, dat eind 2016 is
* op 65 scholen wordt Gym+ aangeboden, afgerond. Er is een start gemaakt met verdere uitrol
speciaal voor inactieve leerlingen. binnen bestaande organisaties.
* diverse sportaanbieders worden ondersteund
bij de uitvoering van 60 schoolsport- en buurt- Jump-in doorontwikkeling
sportverenigingen. Voor de doorontwikkeling van Jump-in zijn in 2016
op basis van een grondige literatuurstudie en
Helpdesk en online toolkit focusgroep bijeenkomsten de programmadoelen
In 2016 hebben 12 scholen het Jump-in certificaat (gebaseerd op gedrag en determinanten) voor de
ontvangen omdat ze alle doelen van Jump-in verbeterde versie van Jump-in voeding bepaald.
volledig hebben behaald. Voor alle scholen die de Focus hierbij was om Jump-in voedingsonderdelen
aanpak hebben afgerond blijft de Jump-in adviseur te verbreden naar gedrag in de thuissituatie.
via de helpdesk beschikbaar. Ook voor scholen die Vervolgens is gekeken naar bestaande effectieve
niet in de aanpak geweest zijn, is de helpdesk en strategieën, methoden en technieken. Uit deze
de online toolkit beschikbaar. Hier is zowel door exercitie is gebleken dat de huidige onderdelen
scholen als andere organisaties binnen en buiten van Jump-in voeding (met een aantal kleine aan-
Amsterdam gebruik van gemaakt. passingen) goed passen binnen het ‘ideale plaatje’,
maar dat er ook onderdelen zijn waar onvoldoende
Jump-in Voorschool zicht op is. Inmiddels is bepaald welke bestaande
In 2016 is een pilot uitgevoerd voor Jump-in op interventies die gaten goed kunnen opvullen en
de voorschool. Hieraan namen 4 grote welzijns- welke onderdelen nog ontwikkeld moeten worden.
organisaties deel met in totaal 18 voorschool- Hier wordt in 2017 verder uitvoering aan gegeven.
10 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
In Amsterdam wonen ruim 50.000 jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Jongeren bevinden
zich in een belangrijke overgangsfase tussen kind zijn en volwassen worden. In deze fase
ontwikkelen ze hun zelfbeeld, hetgeen van grote invloed is op de keuzes die jongeren maken.
Tal van verleidingen en prikkels strijden om hun aandacht: Youtube, Instagram, Snapchat,
vlogs, reclames, vrienden, school, etc. Middenin deze turbulente context zijn ze op zoek
naar zichzelf: wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Hoe kan ik een leuk leven hebben, me
gelukkig voelen, vrienden hebben en er goed uitzien? Dit houdt veel jongeren dagelijks
bezig. Veelal zijn het zelfbeeld, zelfvertrouwen en gewicht van jongeren op elkaar van
invloed. In Amsterdam heeft ruim één op de vijf jongeren overgewicht of obesitas. Dit
brengt grote lichamelijke en psychosociale gezondheidsrisico's met zich mee.
Resultaten 2016 Deze inspanningen vormen het beginpunt van een
Actieplan jongeren integrale aanpak op het gebied van gezond gewicht.
In 2016 zijn we met jongeren en samenwerkings- Met onze partners, waaronder zorg- en welzijns-
partners in gesprek gegaan om na te gaan wat er partners, civil society, de GGD (de Gezonde School-
nodig is om gezond gewicht te bevorderen bij aanpak), het Ouder- en Kindteam en Sportservice
jongeren van 12 jaar en ouder. Al snel werd dui- Amsterdam (Topscore) en scholen, bundelen we
delijk dat er een integrale aanpak nodig is waarbij de komende jaren onze krachten om elke jongere
zowel de school als ouders en partners uit andere een gezonde jeugd en toekomst te kunnen geven.
domeinen hun handen ineen slaan. De afgelopen De basis van de inspanningen hiervoor hebben we
jaren zijn reeds diverse inspanningen gepleegd om vastgelegd in het actieplan Jongeren en Gezond
een gezonde leefstijl van jongeren te bevorderen. Gewicht.
B Î Ie on ‚za ri ae — e JL
| _ Ì Er E En ee
a” | NE Wed
hk En ief Ke te AES
ES | == DS) Mm 14 je hi
Ee SN 7 2
„ 5 mam) eid er
BEEN e a _ En ln Ee n B EN NE
id A Ee } x nf N A N aid á °
> En ln pd ë E- . Hess ee Î el ES
ei 8 „Pag Cz i pr
à - ane SE Pe a 4 ur
Ee En e= tn)
BRS wor”
Jaarverslag 2016 11
op de jongeren. We hebben inmiddels opdracht
“Het is gewoon moeilijk. gegeven een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren
Tuurlijk kies je ongezond als je kan onder jongens.
kiezen tussen gezond en ongezond,
ongezond eten is lekkerder, het Co-creatieproces basisboodschap jongeren
heeft meer smaak”. Met de basisboodschap voor kinderen onder
de 12 jaar en hun ouders als leidraad, zijn we in
een co-creatieproces aan de slag gegaan met de
kernboodschap en communicatie-uitingen voor
jongeren. In een co-creatie sessie met ruim 25
Onderzoek Gezelligheid, Gezondheid en jongeren en 20 intermediairs, zijn we met elkaar op
Gewicht zoek gegaan naar antwoorden op vragen als ‘welke
We hebben een exploratieve studie laten uitvoeren boodschap communiceren we? Welke deelbood-
naar de beleving en dagelijkse realiteit van jonge schappen zijn er? Hoe brengen we die? Hoe moet
meiden met (dreigend) overgewicht door het VU de boodschap er uit zien qua stijl, toon en uitstraling
Athena Instituut. De uitkomsten hebben ons een en hoe willen jongeren worden aangesproken’.
scherp beeld gegeven van hun leefwereld en hoe
ze omgaan met gezonde leefstijl. Het laat de voor eene.
hen bevorderende en belemmerende factoren ee 5
zien om gezond te leven. De meiden hebben twee NAVY vaa Zl
eindproducten gemaakt (magazine en filmpje) over NS PoE R WO
hoe ze zelf over het onderwerp denken, wat hen En (95 KS
motiveert en wat ze professionals adviseren wel en zz Ae N (Osj —/
niet te doen. De uitkomsten hebben we benut in het (54 IS ) NS Sas |
actieplan Jongeren en Gezond Gewicht en benutten Ne E63 ee ESS
we om onze inspanningen beter aan te laten sluiten N NS A? ) Ne |
{| \ ni N
es een Je Cn
SE EEN
rn ige
5 eN . Samenwerking
Uk 8 1/4 TE In het kader van het actieplan Jongeren en Gezond
Se Ed Gewicht, is de samenwerking tussen de AAGG,
maakt Mad Topscore, Gezonde School afgelopen jaar verder
Á Gan versterkt. Gezamenlijke inspanningen zijn vast-
_ gesteld. Daarnaast heeft de Gezonde School de
advisering aan scholen op het gebied van voeding,
bewegen en slaap verder versterkt.
12 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Overgewicht is ongelijk verdeeld over de stad; met name in buurten waar relatief veel
mensen met een lage sociaaleconomische status wonen, komt overgewicht vaker voor.
Vanuit de aanpak Gezond Gewicht richten we ons vooral op de zwaarste buurten van de
stad. Vanuit een gebiedsgerichte insteek leggen de lokale buurtmanagers in deze focus-
buurten slimme verbindingen tussen het stedelijke programma en de buurt. Aansluiten bij
de energie in de buurt, vooral die van betrokken bewoners, is het belangrijkste ingrediënt
van de buurtaanpak. Naast interne samenwerking, betrekken de buurtmanagers daarom
vooral de buurt zelf: buurtinstanties, zelforganisaties, sportclubs, scholen, professionals,
ondernemers en bewoners. Samen zorgen zij voor gezonder gedrag in een gezondere buurt.
Resultaten 2016 EN ) Ee |
Uitgelicht: Oost RENE ke eral
eN IR je
Gezonde ondernemers â 4 ke ok A 2 bs
15 winkeliers, 3 restaurants en 1 snackbar willen hun Me pe k AE 17 AS si
klanten helpen de gezonde keuze te maken. Zo wil Nl EL , El he À Hil
Albdulkerim van Urfa Sofrasi de gezondste snackbar Kan! ut, Ae BA Ae T-
van Amsterdam Oost worden met een gezonder ie Ne le N oak In HN
menu. tr ij ä 5 end ä
Buurtfestival Gezond Transvaal pd Ee 0
Ruim 70 vrijwilligers en 30 buurtorganisaties en it en, a
ondernemers deden mee met dit buurtfestival voor Ë Sn A Da
jong en oud, met als thema’s sport, ontspanning en . Te. sE oel Er
gezond eten en drinken. Hoogtepunt was een kook-
wedstrijd op het plein.
Buurtreceptenboek VI En
Recepten van buurtorganisaties en bewoners vol . = / Af We, …
gezonde inspiratie. 2000 boekjes zijn verspreid en AN) /
via buurtwinkelacties en bij bijeenkomsten. Trotse ee et  /
bewoners laten met hun recept in het kookboek de Á
buurt proeven dat gezond ook lekker kan zijn. mati Def
Pe |
Ë
Jaarverslag 2016 13
Uitgelicht: Geuzenveld/Slotermeer m_ vrijwilligers van studiezalen, en studenten-
De aandacht voor een gezonde leefstijl en het belang organisaties die in de buurt actief zijn, hebben
dat daar aan gehecht wordt, is duidelijk vergroot. een workshop gevolgd over de AAGG en hoe
=m de buurtaanpak in Nieuw West wordt uitgebreid aandacht te besteden aan gezonde leefstijl
m door gezamenlijke inspanningen met het m voorbereidende activiteiten zijn gestart voor
gebiedsteam is een aantal subsidies die een serie opvoeddebatten met vaders uit
specifiek op gezondheid gericht zijn - ondanks Geuzenveld en Slotermeer
bezuinigingen - gehonoreerd:
m De werkwijze van Sezo in de speel-o-theken, Armoede en gezondheidsambassadeurs
waarbij tijdens ouderinloopochtenden aandacht 25 bewoners uit Nieuw West hebben een traject
wordt besteed aan gezonde leefstijl en beweeg- gevolgd om voorlichting te kunnen geven over in-
kriebels is in 2016 uitgevoerd en ook voor 2017 komensvoorzieningen en hoe die kunnen bijdragen
gehonoreerd. aan een gezondere leefstijl. In een aantal gevallen
m De welzijnsorganisatie “Eigenwijks” heeft in waren dit gezondheidsambassadeurs die al bekend
reguliere subsidieaanvraag gedaan en geho- waren, in een aantal gevallen ‘nieuwe’,
noreerd gekregen voor “gezond Nieuw West”. m Spin off: In samenwerking met RIVM, HVA en
dat betekent dat activiteiten met bewoners ter welzijnsorganisatie, bewoners en stadsdeel is een
bevordering van gezondheid, netwerkversterking gezondheidsapp ontwikkeld voor Slotermeer.
van bewoners ingebed is in hun organisatie. =m In samenwerking met de Health Coins en voedsel-
m _Subisideaanvraag Zina voor preventieve sessie banken wordt sportaanbod georganiseerd voor
voor migrantenvrouwen is gehonoreerd. volwassenen.
EU Kd Tn, RL 4 TTR en ee ef TT gen Saks: r she
ee, BER î È 1 inie Gt en e ne nk 5 ® te ded
bats eN Êi Eh ie 2 nn ej eo heen B
bu has fas hete! Pa lie ae En Men :
a ks Az E & ves ike af 4 À j tE & oe) kk Ma We nn ne
en Kid a r ei rs a Ì k je Len Rad N 4 qd
pl oe ) 5 E 5 '
wen ES gn ;
Es ‚
NE on B rr \ .
5 BL
s Ee D E
í 8 : bj N NN
d k Tan 5
á ed U . . n
ait! Kn | N il El
A ‘ È î p
14 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Een grote stad maakt het kinderen niet makkelijk om de gezonde keuze te maken.
Ongezonde verleidingen liggen overal op de loer. Op elke straathoek is voor een habbe-
krats een lekkere snack te scoren. Aan snoep- en frisdrankautomaten is geen gebrek en in
het zwembad is aan een patatje haast niet te ontkomen. Om nog maar te zwijgen over alle
kindermarketing die dagelijks op kinderen wordt afgevuurd. Daarom werken we aan het
gezonder maken van de voedselomgeving. We nemen als gemeente onze eigen regelingen
en beleid onder de loep. Maar ook willen we anderen stimuleren om bij te dragen aan een
gezondere omgeving: lokale ondernemers, grote bedrijven en beleidsmakers.
Resultaten 2016 goed op en de maatschappelijke discussie wordt
Actieplan Inactieve Jeugd succesvol gevoed. In subsidiebeschikkingen van
Het actieplan inactieve jeugd is volop in uitvoering. enkele topsportevenementen werd het gezonde
In de Banne namen 34 ouders en 40 kinderen deel voedselbeleid en de kindermarketing expliciet
aan het succesvol geëvalueerd project ‘heel Banne opgenomen.
Fietst’, werden gym plus activiteiten aangeboden
voor ongeveer 80 kinderen en wordt het achterstallig Gezond ondernemen
onderhoud in de Banne aangepakt. Ongeveer 500 De betrokkenheid van winkeliers en voedsel-
leerlingen hebben meegedaan aan de Daily Mile. bedrijven bij de aanpak krijgt steeds meer concrete
Er kwamen ruim 100 ouders naar de tweede editie vormen. Zo haalt Albert Heijn halve liter blikken
van de roadshow bewegen met o.a. Professor Erik energydrank uit de schappen, voeren ze versneld
Scherder en er werden twee netwerkbijeenkomsten een suikerreductieprogramma uit en stoppen ze
georganiseerd waarmee gemiddeld 45 professionals met kindermarketing op ongezonde producten.
werden bereikt. In Nieuw-West en Zuidoost zijn alle Op lokaal niveau hebben winkeliers en restaurants
bestuurlijke voorbereidingen voor de start van het bijgedragen aan een gezonder aankoopgedrag.
actieplan afgerond zodat de uitvoering kan beginnen. Hieruit zijn twee best practices en zes inspiratie-
verhalen beschreven en gedeeld via de site en social
Gezonde voedselomgeving media. Junior reporters bezochten winkeliers om
Wat betreft de voedselomgeving hebben we ge- ze te prikkelen om (beter) mee te doen met een
zond gewicht voorwaarden opgesteld zodat deze in gezonde voedselomgeving en werd er een social
alle relevante subsidieregelingen toegepast kunnen media campagne uitgevoerd met een bereik van
worden ruim 24.000 ondernemers.
Sportevenementen
58% van de sportevenementen zijn kindermarketing-
proof. Samen met de RvE Sport en Bos is beleid op-
gesteld om te zorgen dat in 2020 alle Amsterdamse
sportevenementen en accommodaties kinder-
marketingproof zijn. Het Parool schreef erover op
de voorpagina, andere media pikten het nieuws ook
Jaarverslag 15
Nn TnT Ar Tk: enn. rr Ng Ean
nad A A Vat At Kk)
zen - he 5 ei ee / Ea a
_… L n tt Bt
1 Te |] en ND d ijn vS _= a
sk ile ed ES
kt Te lee
_ l Dn E Í | Phs Ee
\ d / Ll Ù BE [ 2 K
rr en Lln
| e D ers Ï N Lj \ Ä
AE er PN Î Di ; sÁ Ok ME
ï kf Een Ân Ld KE a: Nen es
E , EE EEE _ Re en
Bij ) OR een aen en tte | REN En
=> _E ie IE EEE Rn …E Herm , JE mn | nr“ = en
er Ra Mee de KE WE HE ein dE / | FIN
E 4 Es BAE 3 Ie nn || \ rd
Tm ° - ED Ï A
rt’ || Ge
| nT te EN pe B | Lenn
jg mn ef
IE % rn 4 nn Sn nn ie
OOM EE a
Het Amsterdamse Voedselnetwerk Bewegen in de openbare ruimte
Om al deze initiatieven, kennis en ervaringen te Het programma Gezond Ingerichte Stad is
bundelen en beter te benutten is gestart met de volledig ondergebracht in het fysieke domein bij
organisatie van een voedselnetwerk. Samen met De Bewegende Stad. AAGG blijft als sleuteloartner
AHTI, AH, Ahold en de VU ontwikkelen we een direct betrokken.
online en offline platform waardoor steeds meer Drie projecten (ZappYou, Pop-up fitness, Melchiot-
voedselbedrijven samenwerken aan een gezonde plein) om de openbare ruimte beweegvriendelijker
voedselomgeving. in te richten, zijn in uitvoering of afgerond.
16 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
De uitvoering van het deelprogramma armoedebestrijding en Aanpak Gezond gewicht is in
2016 grotendeels uitgevoerd. Er is gestart met het zoeken en uitwerken van verbindingen
tussen instrumenten, vindplaatsen en interventies vanuit armoedebestrijding én die van
AAGG. Het doel daarvan is om het bereik van bestaande interventies te vergroten of beter
te benutten. In een aantal gevallen leiden deze verbindingen tot aanbod, toegesneden op
de doelgroep van de AAGG en armoedebestrijding, in sommige gevallen blijkt onderlinge
verbinding (nog) niet geschikt.
Resultaten 2016 Gezond kopen Gezond koken
Pilot Geuzenveld Er zijn 18 cursussen Gezond Kopen Gezond Koken
Er is in Geuzenveld een pilot uitgevoerd met een georganiseerd voor bewoners / bewonersgroepen.
interventie gericht op gezondheid en armoede Dit is gedaan in samenwerking met Stadspas.
bij kinderen. In Geuzenveld en Slotermeer vraagt
de afdeling JGZ extra door, op aan armoede 360 graden onderzoek
gerelateerde gezondheidsproblemen: 621 kinderen 360 graden onderzoek naar verhalen over gedrags-
(324 gezinnen) zijn gezien, hiervan toonden 188 verandering bij kinderen in en ondanks armoedige
kinderen signalen van problematische armoede. context is afgerond, met een diepgaande analyse
46 procent hiervan was nog niet bekend en is ver- van 14 kinderen en hun succesfactoren.
volgens doorverwezen naar maatschappelijke
dienstverlening/ inkomensvoorzieningen van WP]. u _
| ie
DE en
Armoedeambassadeurs Ae nf ef Djek = nan
25 bewoners uit Nieuw West zijn opgeleid tot | fl E an ef Ee 4 En
armoedeambassadeurs om (mede) buurtbewoners \ p 7 k ef df DS Re Ke en Ì
te informeren over inkomensondersteunende es EE Lj & of A
regelingen van de gemeente, die kunnen bijdragen EO Bk je 2 A
aan een gezonde leefstijl, zoals sport. En End jÀ ni
Uitgiftedagen kledingbonnen / hd Ea 4 En,
Tijdens de uitgiftedagen waar ouders van minima- & ) Ee dE
gezinnen 10.000 kledingbonnen komen halen, ' 5 Sd KI
hebben medewerkers AAGG en ambassadeurs E K)
tasjes uitgedeeld, gesprekken gevoerd en informatie : |
gegeven over een gezonde leefstijl. nn
Jaarverslag 2016 17
18 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
In het programmacluster ’ Kinderen met overgewicht en obesitas’ (KmO) zijn alle
inspanningen geclusterd die zich specifiek richten op de Amsterdamse kinderen die al
ongezond gewicht hebben en hun ouders/opvoeders. Het gaat om één op vijf kinderen,
ofwel zo’n 25.000 kinderen; daarvan zijn er naar schatting meer dan 2000 morbide obees.
Binnen het cluster zijn de inspanningen gericht op het verbeteren van de ketenaanpak en
het verbeteren en versterken van het aanbod voor deze kinderen en hun ouders.
Resultaten 2016 Financiering Centrale Zorgverlener
Ontwikkeling interventies en instrumenten De Gemeente Amsterdam en Zilveren Kruis hebben
=m Ruim 60 interventies hebben plaatsgevonden afspraken gemaakt over de financiering van de
waarbij zo'n 750 deelnemers aan een interventie centrale zorgverlener voor kinderen met (morbide)
bezig zijn/hebben afgerond. Er dreigden in obesitas. Zij hebben hiertoe samen een beleidsregel
het najaar van 2016 wachtlijsten te ontstaan. innovatie ingediend. Deze is door de Nederlandse
Deze konden door schuiven binnen de AAGG- Zorgauthoriteit (NZA) goedgekeurd. Naar aanleiding
begroting voor inkoop van extra aanbod, van het gezamenlijke persbericht is er in de eerste
voorkomen worden. helft van februari veel media-aandacht geweest voor
m In 2016 heeft Simpel Fit 17 cursussen uitgevoerd deze in Nederland unieke proef. Voor de declaratie
in de focuswijken en er hebben in totaal 256 en vergoeding van de inzet van de centrale zorg-
deelnemers deelgenomen. De uitval bij deze verlener door Zilveren Kruis worden wijzigingen in
cursussen is zeer laag. Het Fun and Health een registratiesysteem aangebracht. Tevens wordt
Summercamp, een twee wekelijks zomerkamp er samen met hen een nieuw declaratiesysteem
voor kinderen met obesitas, had in 2016 22 deel- ontwikkeld en ingeregeld.
nemers en er waren geen uitvallers. _
m De ‘Gezonde Maatjes’ van stichting Humanitas nn TE en E _— en nk
hebben wekelijks contact met een kind tussen de En
6 en 14 jaar. Ze komen bij ‘hun’ kind thuis, gaan B E
met hen (en het hele gezin) in gesprek en helpen En anentn eek
het kind en het gezin bij moeilijke keuzes of gaan elden hns a5 en
bijvoorbeeld mee naar activiteiten. In Oud-Oost en ze
en de Indische Buurt waren de Gezonde Maatjes S Ne pads :
zo succesvol in 2016 dat we in plaats van 15 maatjes, 2 me E in 5 ee ei OnoB=
er 60 aan een gezin ebben kunnen koppelen. NE a
m Een groep jeugdverpleegkundigen is nauw en
betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Langste :
digitaal leef- en actieplan. Dit wordt nu getest.
Jaarverslag 19
Samenwerkingsovereenkomsten Pact Gezond m De licentiehouders zijn in 2016 beter betrokken en
Gewicht in hun kracht gezet. Zij zijn bereidwillig om hun
Met Pact Gezond Gewicht ambiëren wij een rol beter te pakken. Alle behandelprogramma'’s
intensivering van de samenwerking tussen (koepel) die in ontwikkeling zijn door uitvoerders, hebben
organisaties en beroepsverenigingen vanuit civil hun onderbouwing in concept af. De programma’s
society, sport, welzijn en zorg. Deze samenwerking zijn in verschillende stadia van indiening voor
op lokaal niveau is erop gericht om voor kinderen erkenning conform de individuele plannings-
met ongezond gewicht een sluitende keten te be- afspraken met de uitvoerders. Vijf proces-
werkstelligen en om passend aanbod te realiseren. evaluaties van behandelprogramma’s zijn af-
Er zijn in 2016 samenwerkingsovereenkomsten gerond. Het kwaliteitskader ten behoeve van
ondertekend in Geuzenveld, Osdorp, Oud-Noord de inkoop van ondersteunings- en zorgaanbod
en in de Bijlmer. De Baarsjes is aangesloten bij het voor kinderen met overgewicht en obesitas en
netwerk in Bos en Lommer. In totaal zijn er nu in hun ouders is opgeleverd. Het grootste deel van
negen buurten lokale Pacten Gezond Gewicht. In de de ingekochte interventies zijn reeds beschreven
Bijlmer, Geuzenveld en Slotermeer, Oud-Noord zijn en opgenomen in de Jeugdpreventiewijzer,
de lokale netwerken overgedragen aan het OKT. de rest volgt begin 2017.
Dit is een belangrijke stap in het borgingsproces. m De verbinding met de specialistische jeugd-
hulpaanbieders ten behoeve van kinderen met
Samenwerken in de keten en de rol van de (morbide) obesitas is versterkt.
professionals =m In de Indische Buurt is een pilot gestart, waarbij
m De Amsterdamse visie ten aanzien van de Keten- specialistische jeugdhulpaanbieders nauwer met
aanpak Overgewicht en Obesitas Jeugd en de het OKT samenwerken. Het basisleertraject voor
implementatie daarvan, is door het Ministerie van specialistische jeugdhulpaanbieder (Spirit) is in
VWS benoemd als best practice. Op verzoek van voorbereiding. Dit leertraject is gericht op onder
VWS hebben het Obesity Lifestyle Centre (OLIC) meer het vergroten van basiskennis gezond
van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en AAGG de gewicht, het verbeteren van gesprekstechnieken
door hen ontwikkelde visie op de aanpak van en versterken van ketensamenwerking.
overgewicht en obesitas uitgewerkt in een basis- m Samenwerking met Novarum is verder versterkt.
model. Dit product wordt de komende jaren In 2016 zijn de afspraken voor 2017 voorbereid
gebruikt als basis voor het landelijk model voor en deze worden in het fe kwartaal van 2017
de ketenaanpak overgewicht en obesitas voor voortgezet vanuit de Impuls Centrale Zorg-
kinderen. verlener, net als de samenwerking en inzet van
m Ten aanzien van de implementatie van het de jeugdpsychologen.
Stedelijk Verwijsschema JGZ/huisarts/kinderarts
constateren we dat het gebruik hiervan door
JGZ, kinderartsen en huisartsen achterblijft. “U veroordeelt mij niet.
Begin 2017 wordt het gebruik geëvalueerd U laat mij in mijn waarde.”
en adviezen ter vergroting van het gebruik Dylan, 16 jaar met morbide obesitas
geformuleerd en geïmplementeerd.
20 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Landelijke proeftuinen Fit in de Arena dag
=_ In opdracht van het Ministerie van VWS wordt de m De Fit in de Arena dag is door zowel de gezinnen
komende jaren in acht proeftuinen gepionierd als de verwijzers en aanbieders heel positief
met een sluitende en gefinancierde keten met ervaren (de dag werd beoordeeld met een 8,6).
voldoende kwalitatief aanbod voor kinderen De verwijzers gaven aan dat hun aanwezigheid
met overgewicht en (morbide) obesitas. Het grote meerwaarde had voor de aanwezige
eindproduct van dit traject is een model van gezinnen en voor henzelf wordt verwijzen
ketenaanpak voor de implementatie van de naar de interventies makkelijker, door de
Zorgstandaard Obesitas en de handreiking van inhoudelijke kennis die zij hebben opgedaan.
het Zorginstituut Nederland. AAGG heeft actief Er waren 73 gezinnen met ruim 140 kinderen
bijgedragen aan de totstandkoming van het aanwezig. Het grootste deel van de aanwezigen
projectplan voor dit traject en participeert als kwam uit Noord en Nieuw-West.
één van de proeftuinen.
m AAGG is tevens gevraagd om bij te dragen aan Aanpak Morbide Obesitas
het landelijk projectteam van het proeftuinen- Meer dan 1.500 kinderen/gezinnen met (morbide)
project. De clustermanager KmO is hiertoe obesitas hebben begeleiding van een centrale zorg-
gedeeltelijk gedetacheerd als projectmanager verlener, uitgevoerd door de jeugdverpleeg-
bij Care for Obesity. Collega's uit cluster KmO kundigen van het OKT.
werken tevens als JOGG-expert ‘ketenaanpak’.
Onderzoeken iS mX EE Ce s asss
m Samen met de G4-collega’s en JOGG is op- bn DARE
dracht gegeven voor verschillende onderzoeken: de ij } 7 ” 4 PE
een vervolg op het ‘Oudersegmentatie’- ME al Pr , / tn
onderzoek, een overzicht van de evidence- en e. u / P @ SN
practice-based interventies ten behoeve van de Kk. er & | Te We
psychosociale en opvoedondersteuning en een wi Toe # en
onderzoek onder de groep kinderen en ouders 4 Oe N © _N Á ye
die ‘ja zeggen en nee doen’ (en dus niet starten / | Bors | /
aan een ondersteuningstraject). Het onderzoek PA 4 KAn 5 bed \
onder de groep kinderen die ‘ja zeggen en ja ld ji ee ke en pn |
doen’ is afgerond. jg Een Ln \
=m Door kwalitatief onderzoek, gesprekken in de ÂN di } N
wachtkamer en kleine experimenten is er meer } IJ 4
zicht gekomen op de factoren die een rol p 4 Í
spelen in het succesvol laten verlopen van het
toeleidingsproces naar een gezonde leefstijl ” | , ‚| POR
(interventie) en de bevorderende en J B E 7 er 4
belemmerende factoren hierbij. ek 4 -
Jaarverslag 2016 21
1000 dagen aanpak
Tijdens en na de zwangerschap maken de Door verschillende onderzoeken is meer inzicht
meeste vrouwen gebruik van verschillende gekregen in de aan gezonde leefstijl gerelateerde
traditionele gebruiken. Er is cultureel gewenste behoeften van (a.s) ouders met de jongste
voeding voor verschillende momenten; om de kinderen. Het G4 -JOGG onderzoek -9 maanden
bevalling goed te laten verlopen, om herstel tot 2 jaar, een sociaal marketing onderzoek onder
na de bevalling te bevorderen, om de borst- ouders en professionals, is opgeleverd. In Zuidoost
voeding op gang te brengen en om het kind te is een exploratieve studie gedaan naar het meer
beschermen tegen het kwade oog en te laten benutten van de community ter ondersteuning van
aarden op de wereld. Vrouwen maken een zwangere vrouwen en vrouwen met kinderen tot 2
individuele keuze over in hoeverre ze dit soort jaar. Dit werd gedaan door de Vrije Universiteit en
gebruiken overnemen in de Nederlandse het Athena instituut. Ook waren er focusgroeps-
context. Hierin speelt soms de druk vanuit gesprekken met moeders in Zuidoost. Hieruit is
Taal TM a alten Talant en: ata al Va ZE Ne Ta Ce I0P 4e duidelijk naar voren gekomen dat (a.s) ouders,
op basis van hun geloof of sentiment rond een maar ook professionals behoefte hebben aan een
gebruik. Zoals Esther zegt “Geloven we erin? beter afgestemde informatievoorziening over het
Nee, maar we doen het toch. |] je moet ook ontwikkelen en volhouden van een gezonde leefstijl
een beetje je cultuur een soort van embracen.” van -9 tot 2 jaar met aandacht voor culturele ver-
schillen.
Uit het Athena Onderzoek
5 :
Ia “a mee ET
en 0, à ke li "
To
Ee k je d
Ì. u Î ’ fr hal gm
) ; 1 Ke Pine Jem
À, < l £ ef ee KEN
ed | Re = AR k.
« n \ veh n=
h N at ) mas
s : „il 1 VA \ # nk
bele. 4 vi IJ elk
1 ls ke cn « # 4 :
kk " »
b , N k Ent N Af
/ 5 R.\ de «B == }
Se, .. 8) Pp
e rs d kan ï
: Ome Á p \
6 | Òp et .
| gur nà en
pe. f Pr P
en kei: * P k
Ten : ER
E _ hs =£ dE mma ee = ®
ef el in
, ER ee LR _
es k Pp
__ < mn Î
1 Be ee pam A eg
22
Deze inzichten zijn meegenomen in het in 2016 In de eerste vijf AAGG-focusbuurten zijn inmiddels
opgestelde ‘Actieplan de Eerste 1000 dagen’. Een verloskundigen verbonden aan de lokale Pact-
belangrijk onderdeel daarvan is het opstellen van netwerken Gezond Gewicht (voor ketenzorg in de
een kernboodschap, inclusief een aanvulling op de wijk rond overgewicht/obesitas). In meerdere risico-
vuistregels specifiek voor zwangere vrouwen en wijken worden zwangere vrouwen gestimuleerd
ouders met kinderen tot 2 jaar. Daarnaast is een gebruik te maken van het (gratis) aanbod Rondom
strategie ten behoeve van bewuste en onbewuste de Geboorte waarbij veel aandacht is voor een ge-
gedragsverandering van aanstaande en jonge zonde leefstijl. In 2017 wordt deze inzet t.b.v. meer
ouders van belang. Hiertoe worden onder andere ketenzorg voor kinderen van 0-2 met (verhoogd
sleutelfiguren uit de wijk geworven. Daarnaast wordt risico op) ongezond gewicht gecontinueerd.
ingezet op excellentere uitvoering van de richtlijn
overgewicht en de rol van de Centrale Zorgverlener
voor 0-2 jarigen binnen de JGZ.
Ter voorbereiding hierop zijn de JGZ scholingen
geëvalueerd en waar mogelijk aangescherpt in lijn
met de Eerste 1000 Dagen. De Voorzorg verpleeg-
kundigen hebben een op maat gemaakt trainings-
traject doorlopen.
“Ik wil mijn kind wel gezond eten geven, maar
er is zoveel keuze en er zijn zoveel meningen.
Ik vind het heel ingewikkeld.”
“Omdat het de eerste was wist ik ook niet wat
ik moest vragen op het consultatiebureau.”
“Ik weet wel wat ze (de jeugdgezondheidszorg)
vinden, maar ik vind het heel moeilijk om tegen
mijn moeder in te gaan.”
Deelneemsters focusgroepgesprekken
Zuidoost
23
° 7 Nn _ Ps '
t he a d | E » he > _ | Ze 4
Mp DT _ a
Ee pg di
vn Ie : ' van jb Ì 1 f '
A ‚_ | Î RN = 4 Na
_… zaed Nd | A- N pres Î pr, ie. Î '
| \ ACN _
— 4 i _ Ye Ne Ne
DS \ et A _ “
| N ON 5
e el B 3 U agf h
ú | n adi A ' Bd Ì en L
\ he Re
» | pl Ni e/ LN Art ki
IR ROMS ER
P “ « (4 Kon N ER Ld á
EA LS ij vA À ns a N Í
E OD Sat A À |
HE! kr NN kv
LAN
Il bf aA Á
Ë ” 8 Le
Ait \ 7, /
… Si X js al pa
Eén van de uitgangspunten van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht is dat we
kinderen en ouders primair bereiken via de inzet van professionals die in de leefomgeving
van het kind werkzaam zijn. Professionals vervullen namelijk een belangrijke rol bij het
stimuleren van ouder en kind om de gezonde keuze te maken en duurzaam gezond gedrag
te vertonen. Om de professionals hier zoveel mogelijk bij te ondersteunen zet de gemeente in
op het (bij)scholen van professionals in het veld, via de leerexpeditie Excellente Professionals.
De opgave is om de competenties van professionals te versterken en hun lerend vermogen
te stimuleren zodat hun inspanningen effectiever worden en ouder en kind meer hun ver-
antwoordelijkheid weten te nemen. Dankzij deze leerexpeditie weten professionals wat de
gezonde (basis) boodschap is en dragen zij dezelfde boodschap uit. Ze kennen-erkennen-
herkennen hun eigen rol in deze, ze geven het goede voorbeeld, en weten wanneer en hoe
zij moeten handelen bij het signaleren, doorverwijzen en het eventueel zelf begeleiden van
kinderen (en hun ouders) met overgewicht en obesitas.
Resultaten 2016 Leerexpedities voor Sport/School
Leerexpedities voor OKA en Samen Doen en De volgende professionals van de doelgroep Sport/
Sport/School School hebben de speciaal voor hun op maat ont-
m Leerexpedities OKA met BIG: Inmiddels is groep wikkelde leerexpeditie Gezond Gewicht gevolgd
9 gestart met de leerexpeditie. en afgerond:
m Leerexpedities Samen DOEN: 12 aandacht m 9 Jump in adviseurs
functionarissen Gezond Gewicht hebben een m 8 Gym plus trainers
voor hun op maat gemaakte leerexpeditie GG m 21 beweegmanagers (sportmakelaars)
gevolgd. Er heeft tevens een terugkomsessie Daarnaast is er voor deze professionals een
plaatsgevonden waarbij het thema gespreks- gezamenlijke terugkomsessie georganiseerd.
voering centraal stond.
m Leerexpeditie voor OKA-professionals (zonder
BIG): 2 groepen (24 Ouder en Kind Adviseurs in
totaal) hebben de voor hun op maat gemaakte Een professional vertelde tijdens de training
leerexpeditie gevolgd en afgerond. Daarnaast dat een moeder elke dag een croissantje kocht
zijn afspraken gemaakt om deze leerexpeditie voor haar kind (als ontbijt). De professional
vanaf 2017 te borgen binnen het OKT. adviseerde deze moeder om eens brood, boter
en kaas te kopen zodat ze zelf het ontbijt kon
maken en niet steeds dure croissantjes meer
hoefde te kopen. Dit was een eye-opener voor
deze moeder, ze was ontzettend blij met dit
advies want ze was daar zelf niet oogekomen.
Zo eenvoudig kan een advies soms zijn.
Jaarverslag 2016 25
Leertrajecten voor overige groepen (zorg) Ontwikkeling e-tool
professionals: Verder is er een start gemaakt met het ontwikkelen
m 10 medewerkers, betrokken bij de aanpak van een e-tool ten aanzien van gesprekstechnieken
van armoede in Zuidoost, hebben een voor hun en zijn samen met de G4, Den Bosch en JOGG
op maat gemaakte leerexpeditie gevolgd en voorbereidingen getroffen om een onderzoek
afgerond uit te laten voeren naar de haalbaarheid van een
m Voor 30 studenten van BOOT, Weekend (landelijke) e-learning gezonde leefstijl. Door deze
Academie en Project Vooruit is een bijeenkomst samenwerking hebben we ontdekt dat de inhoud van
georganiseerd over de AAGG. Deze studenten het werk van de meeste uitvoerende professionals
zijn zeer enthousiast om een bijdrage te leveren per gemeente redelijk overeenkomstig is maar dat
aan AAGG de context (Woonomgeving, problematiek bij
m Samen met de gespecialiseerde Jeugd- gezinnen, e.d.) per gemeente behoorlijk kan ver-
huloverlening Spirit zijn de leerbehoeften ten schillen. Hier zullen we rekening mee moeten
aanzien van een training voor Spiritmedewerkers houden bij de ontwikkeling van e-learning willen we
verkend. Het plan van aanpak wordt in 2017 deze laten slagen voor alle betrokken professionals.
verder vormgegeven. Hiermee hebben we een
belangrijk stap gezet in het versterken van de
samenwerking. Spirit levert namelijk een belang-
rijke bijdrage in de aanpak van overgewicht bij
jeugdigen in Amsterdam!
26 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Amsterdam vindt dat iedereen medeverantwoordelijk is voor een gezonde omgeving
voor kinderen, waarin de gezonde keuze de makkelijke keuze is. Dat werkt door in de
communicatie van het programma. Inzet is om al onze professionele en vrijwillige partners
in de stad te ondersteunen, verbinden en inspireren met advies, middelen, boodschappen,
verhalen en dialoog.
Het team Communicatie verzorgt de programmabrede communicatie en faciliteert de
communicatie van de inhoudelijke clusters. Het gebruiken van gedragsinzichten heeft
daarbij speciale aandacht.
Resultaten 2016 Onbewuste gedragsbeïnvloeding
Pers Alle medewerkers van de aanpak hebben een intro-
Er zijn in 2016 vijf persberichten uitgestuurd aan ductie in het onderwerp gekregen. Een deel van hen
landelijke media. Veel pers haalden de berichten is vervolgens met het Behavioral Insights Team aan
over de samenwerking met Zilveren Kruis en het de slag gegaan met het toepassen van de principes
nieuwe evenementenbeleid. Eric van der Burg in hun eigen werk. Het team Communicatie heeft
heeft — zeer ongebruikelijk voor een wethouder — daarnaast twee eigen experimenten uitgevoerd:
gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor m Een gezonder menu in buurthuizen in Zuidoost.
Geneeskunde. Mensen wordt de gezonde keuze geboden.
Duidelijke effecten bleken lastig te meten
Het onderwerp gezond gewicht is vier keer in de wegens onjuiste verkoopcijfers, maar de menu's
gemeentekrant aan bod gekomen: in januari een zijn blijvend verbeterd.
hele pagina over de aanpak, in juni een artikel over m _3D-schilderingen bij vijf watertappunten door
sporten met weinig geld en een artikel over fietsen de hele stad. De effecten waren lastig vast te
naar de middelbare school, en in september een stellen vanwege weersomstandigheden in de
artikel over openbare watertappunten. Verder zijn testweek en de korte observatieperiode.
enkele artikelen in stadsdeeledities verschenen. Kinderen reageerden in ieder geval positief.
EEEN OO
‘Een kind met AA of Red Bull? Dat kan echt niet’
KEE Sinds een paarJaartsbasisschaolDe Imme leren dur enskingeoep “Ferm _ nier Ik wou hes wel, maar het mochenden nier peed. De Juffen en meesters op
gonnie neen: vn Te Menn
schaal’. Dat betekent onder meer dat de leer. bengenhaan heten Werl ook lekker hema gh maken hee in hee keukree je, dus at kan
tngeminde chtendpauzealeennogvatae LT Mehmed de”
magen drinken. Dus geen pakjes, sapjes of fris. deren hadden AA-drink ofeoli mee Ik hete een dare en Nn:
. . pn Me me bie we meme ering en minus genen geschiderd emadaie <an water
' = Zen E rn ne
u MAR en
PN ra # pi Met
pr Ë ES perakjeortikie heerd etende van nmehelen geeen een
ze Ei ka N 7 Er, vh en Ei schrikken. Albe warn adincnbronmme Dame
ES ANN
es e AN Bn eene meed Some opeet wanespamnen doer heel Arne
8 = EN nente tenor ende
E. vreden: “Papa deonk im de zomervalanrie Kijk cok op wew.amsterdam.nl
allee tenaar cada en Fanta ern warns io Hij mrarteruitdakrman voot omtles eers tijm
bearn rapt” weaker uit de Forrtain op het achroelplein| Fata Henk Rosycor Arinka maar hfl eermms water, Datvinddik voor versierd’ water.
Jaarverslag 2016 27
“Verhaal aan het einde van jongen
die zelf zijn broertje met overgewicht
geholpen heeft, ontroerend.”
Lobby naar Rijk en voedingsindustrie Inspiratiedag Gezond Gewicht
We hebben actief meegewerkt aan acties van de Op 22 september 2016 werd de Inspiratiedag voor
Alliantie Stop Kindermarketing, zoals een oproep de tweede keer georganiseerd, deze keer in de
aan K3 om geen ongezonde producten meer te Meervaart in de focusbuurt Osdorp. De Inspiratie-
promoten. De voedingsindustrie heeft — mede door dag Gezond Gewicht wordt georganiseerd voor het
de druk vanuit de Alliantie — toegezegd geen kinder- brede (semi-)professionele netwerk in de stad. De
helden meer in te zetten om ongezonde producten dag is gericht op uitwisseling, ontmoeting en onder-
te verkopen. Onze eigen actie — het nieuwe linge inspiratie. Het programma wordt gevuld door
evenementenbeleid — is door de alliantiepartners onze partners uit het netwerk en bestaat uit lezingen,
ondersteund en haalde de voorpagina van het workshops, discussies, buurtsafari, etc. rondom het
Parool. thema gezond gewicht/gezonde leefstijl. In 2016
_— waren er 19 workshops en lezingen, met o.a. keynote
5 H ( P Dol we door Erben Wennemars, gastcolleges door onder
es HICUE ATOOI meer kinderarts Edgar van Mil en hoogleraar
ERE en ie LL gr jl Ek] voedingsleer Martijn Katan. Daarnaast waren er
B 4 E wb inspirerende verhalen uit de praktijk, een bijeen-
Nr En U 4 Re komst speciaal voor ouders en een side event voor
ET EK en REN ere naarFnv Pe .
En á ER iC kraamverpleegkundigen.
AE Ne eN
Kaling Aematerdlam were marketing kij sen
Geen snoepreclame Ee
Oi S koel
in spoetiulen zwembad KS
pven bedje eren Ed ee he
a HEE ENE ei
239 20% 2300
Live verhalen
Met het Kieskompas zijn gesprekken gevoerd om Op de Inspiratiedag vertelden een jongere en een
voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017 moeder hun persoonlijk verhaal aan de zeshonderd
gezonde leefstijl als onderwerp op te nemen in het aanwezigen. De impact was groot. In de evaluatie
Kieskompas voor jongeren. antwoordden deelnemers op de vraag ‘wat vond je
het leukst aan de inspiratiedag?’ onder meer:
De wethouder is ondersteund met speeches voor
congressen en events, waaronder: “De jongeman van 16 jaar die
m de opening van de ‘suikerafkickkliniek’ van het aan het eind zijn verhaal vertelde…
Diabetesfonds (actie van de Alliantie), enorm inspirerend!”
m het Epodecongres van Europese beleidsmakers.
28 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Nieuwe spullen Online aanwezig
m Animatie over gezonde leefstijl voor de Website: 22.000 unieke bezoekers
doelgroep Twitter: 1.200 volgers.
m Infographic zorgmodel KmOO voor Berichtbereik: tussen 100 en 10.000 mensen
professionals Facebook: 400 likes.
m Waterkaart die kinderen helpt om meer Berichtbereik: tussen de 100 en 1200 mensen
water te drinken Nieuwsbrief: tien stuks naar 1.362 abonnees
m Buttons met de drie vuistregels
m _Glow-in-the-dark sticker over goed slapen
X Ge meente > Wonen > Actueel > Contact
% A + d 9 Werken > Vaalgevraagd > English
msterdam ” n ” > Bestuur en organisatie > Adressengids
X > Vrije tijd > Alle onderwerpen > Mieuwsbriet
> Buurten
Ouder en kind
De Eeten LA
En. Slaap Been Áe dLÁ
ge goed gezond Be wee
Zo blijven wij gezond, jij toch ook?
Gezonde leefstijl Bekijk de video Zo blijven wij gezond Advies/hulp nodig?
Wil je graag meer weten over een el Ar lane ie ea ale
gezonde leefstijl voor jouw gezin? jeuydwerpleeykuundige van hel
Hier vind je de vuistregels, handige (ele EL
links en tips.
Ik ben Grace, jar B
- - fj k
Vuistregel folder dk Jaaa 1 mn
dk ier se Al Tien tips voor ouders
En EL ie ze
Ei den Re di El 4] m Praten over overgewicht werkt
tong _ Aj ran = [a2| averechts.
Eed u _ _—° } Lees meer
sld
he 5 5
Drie vuistregels Zie ook
Alle vuistregels voor een gezonde ij . 5 .
lecfstijl vind je in de "ze blijven wij Gezonde kinderen hebben later minder gezondheidsproblemen, voelen zich ee een
Jaarverslag 2016 29
ee ei he Li gn $ 3 Em at Ke é 5 a ii: \ L k a ei F ud «
' En Kn ig re EE NE Fe «ie en t
REZ Ea ELN ni 1 Ar, il ee re en = ee Kan am k, Le A Kine EE en eS e, a cc hs At S k es Le Pel a
PE B or Kn LN : : an it e bek ANNE Ar VE P, kt - ï Lt L zál f Ha ti
bit Ì ed ! _— zE me, Ek B ebt LE pn . Re en : de ’ El
mi rn EN A Oe | EK AL
nm 1 GN » ee a ere Ee ak ks AE:
em } : cn Aa EE een Md ok IN
; En | | - io En RR ze. Et rie Wee ed
er pt: E ad 7 = Ì u Aeg id kr het Ps Ô B Ì A En Pt B Rn ere Ei
dike ces PRE ER ED LE
ee Ö en aar HJ As 4 Ein dn en EL Nl (Ani 5 id # nk , k He k kid
ere | Ter Pama nn er " Dis u Ad ze, Ou pt Pe neh 5 EE 5 / el pe ir | T
ONE er EE INE VED OAN Ir TEN
R 5 : f Î SER a akg an WT A E kast „8 Le,
ls SEREN i ke WE We aten | LE ES wd es
Fi Fi A, ve Fj u ji gn E =d, re | en Ër jn EN, 4 k 5 f bh | fj
LA - er IN En . 3 bands Kd ds Ì : _N Hf he Ki NS Eed Ee NR, | 7 gn
k He ORT AI BENEN LN VA
e= N EMR ANNM SR >
| Ü il ij dl fl ’ FE Cu6s Ke RE EN ern fd
ad ï PE d Sun EE k fj Ì é ie í Ne ( e, | AR en nie IN, Pl is ( f Ei Zh Ee
Ee ; 7, Lj Ae hl LE en: ï ï « ' | En ï
ii fi ih} Vn lf! ij A Ë ri d Ì | Er N n En 3 [
Pr Ï Nn. P] L | 4 Nl kk AR s L dj À
F] _ B [ k X hiet De je Eh Ee me A ES | }
Rn Oy etl Ee e ik €
AE MENO Oe, pa 5 EAA
Hmm EE Ld Pr Ä 1d ‘ e Pin. Pp ne Et
me nn DE, a No fl Uv { va | AR Y Lj k vn é In
Ea a an A { - De h . Ar j a À
3 E - zl ie ke, | Ean \ ; k 1 8 \ Ak } dl E-: EN 7 e g 5 Te NN |
n n - pe an Ee Tj d Ë l : Eer ene,
pen nn ‘ n | 5 BN en . EM EE
ij DA Ak Ei Mg
on Ek \ LE Rr EER O0 WGR
en n | | An k | à | B Br ij
ek La Î Pi * ke Pe, a
È Pl. A AP
f In . EE Â | } Kel vn Á 4 We
A. E - | am lj
| Ke DN J Ze KL
R me. s Î r 5 Bnn
E: ER en a ES
Er | | al Et EE he
Bee el an de a Pk k : an en mend e
| eee Re Ze
ami GE en mn
7 =, hd PE En nd r Kef kt ò ge Pe, Sd E ee tage en en
8 Ee he pe s Kier
ee we _ Zn
nd , _… J nn en D ie _ Een
mek ek ee ng ì En  oe en , 4 Ps nen
EN ee Oee
DE se ü À a sr
i sl er ke î k E = nn is : / __
di E N en de
4 : Ti À Pd
ae | „ \: k k % Ì a ë ie
is r \ Ë kh S kh 5 at Dn , N Se
EN eN En à Ee oen cen
ot er inn hpa a er KD E. ee k DN F bh EN
a en - e all b k El ke
6 Ee 2x Ned n eN - : 4
Ee _ id ie 0 ie A ad Pr kh,
1 de mma E ï È 'E a
L en ie
r 5 mi kW Nn. En N RE
a à ihk 4 Nede an et
e a eh = ke ek a
EF ld # Je \ kin _ hk, he,
tal raf der 3 fe rn Td ak 1 ä n F P ei ne Fa
ek . Reken Pe ä hi Ei p r AEN
ij EA ee a, Mc. € en A
ak À a: Ez Vn, Ae 4 ken | Els ep
REN 5 ei B pe: | | B ï } Pe ' dk E k, 5 Es - |
RS ME ki. Rn LE AP ene Laden
' == ar Sed rk A mf FR ei ne AE
PR seek : Kar in ARN EE 7 …… Fersen
B (hie a 3 F L B Er 4 Nn ij og en a ee 7 ul
ni: tn Rn teke É A OO
In | EE Pd ee de Ee EE dr TaaA k Dr . pn p | Î .
rh ol ek ee te IAN Et — BRAS rt eN u Ì Ka En ' |
he, MEL (di Rade & SI AAT, NEN Ee y Et |
El lj . ee Bae L Ears u LE Ô Ï Pe, Part a | F
WE B OE Been: WE O0 Ea Ph A. Et ek i ï
kj k oe dert rs Be Lj / r A Kn 4 á Ln Pes rr Á ef
Deja kek a, be BE en EN lt A eet ï
7 } veg E Í ins ep Hi NS
En % É ie d he 4 KE à À Be, , LI d ke
a Oe Ei p i | ES Bee wb ef k ee fd : Ì ==
ik ' KE RN. - NRE Í Er | ai & ij Ml ze
7 dr DE’ Y e ì PS
ANN \ N ; À en, Var, EL
, ik: Ame he a Ik „5 7 Cs
me | | \ En kl per LG hs
Pj \ 5 Í ì IN | KJ _ Ean S De d Î
RR ket A SRE, dek rr engte: an
. p 4 EE LE | er da k Ene 4 5 8
5 Ne ze ed ht ED A Tee Iene en’
he kh aen. Ï à Nd k wen El CEN | | Ee: MN n ke al De / in _ | En í
i P ke _ hes : Li Î d Ie ee e al K ie
En N Ed Rn a ee " Á EEA
, Jel Li Î Ji ". Ek nt
eN 1 ike En el ht | p he 4 en
Á ee mar Ne el dal Te k Ek
3» h ; 4 LL 4 Jak Pr, WN F re
EE RSE TD Ì
f _ | bk Fe Le .
bn K. AA er LE rn Ki,
7 pd en . EL coen =
k km - li É i ‚| 8 Bel k en Ae te ze Tr
Li an … 5 ij De Me rr ne
# k a hie PI Í ij | en * ar ar lem 5 Mn EN et
ent ae zn
k -_ ; 5 | ‚s En id EE „ Ei e m
Gm ER KLR
À kit 3 Pe in dE En EN
€ de IJ Î \ ; mf Ee
Ee Om \ B el. a = Es —
- nd í Jr k er ns = = pen
| | nie SN mn
8 EO En ee
| Me mn eN
| ' nn
p PE ‚| En nn en ek EN
a . nn 5 = nn 5 de ET
B S Rs en OO
Pis p ï gn BE een Ne en AS Peen en
EN = ne RE SE 5 De. Me mmm
Ee En en den Ee. HEN In EER _
ä : n en Ef ae a ze En ee ë & 6 Ees zr En en =:
kh. En En EK al Fn ES rd En Tse ee - Ee PE ge __ : EE Es
ti Ea - an we. en ee En CE . el
hr Pp Be 8 in A rn EE mer Te BE
es Ee en En k za — nn _ eed Bean
e Ea E 8 in nn en 8 : en
L . ” gn eee sr een”
_n Gant: Ee Den gn RA
* t ke er e “ _ rr Nm Den Man
k 5 ® TPE OM ne.
' 4 E _ he Ee Er ME
= . ek En OP it a _ an a a hs; en
N í ee d k W „ ke nà Ee e - em en) gn if De en EEN d IJ
= “ eN al el Ë an E ee 5 _ bns en in 3 en Er
an a u eu . EG , = Sn :
ie ie 5 sr > . . ns er ne - en pn
se d en á _ - ul Ln
. * ikt ze ‘ es n Ea En _
ij „3 „kn aen Pd
pe } mn Ln s nn En
N Ee Er ien 4 h
Ë hi - _ De mn
zege EE EN tt En
7 Ta =, Je arn EK
a ed
' k : EE F NA p . 3
Ee bh, nrs 1
: aa À î -
Pl
e . k F . ! Ln P
ke m k
- ht En 8 .
„_e an a
ld ”
EEEN
ad “ pe { :
ie 1 | s
ie | ia
RE sn
nf GP 1 “eg
ie extra reisfugd”
Ei | OW OE ee eee B
Nn 8 5
' - HES ET KK x 1 kn |
|} 2min= 5 (7 | Ns
ELN ge 15 IC fe) Ì Se
0 mm
1 / cursussen
curatieve simpel fit °
Interventies 26 B J d da r
met ‚ . . .
met / 5) deelnemers financiert Zilveren Kruis
deel de CZV voor de
eelnemers .
proeftuin ketenaanpak
buurten hebben
een gezamenlijk
g gedragen lokaal 1 0 ©% M n d e r
6 pact GG Oo
5-jarigen hebben
! overgewicht ten
is het rapportcijfer opzichte van 2012
dat de fit in de arenadag krijgt
van de deelnemers
voorscholen
deden mee aan de
O pilot Jump in
In MO kinderen ontvangen
leerexpedities begeleiding via de CZV
voor ruim 100 professionals .
nde sac magazine
over gezonde leefstijl .
werd gemaakt door en JONGEren
voor Jongeren ‘ .
scholen hebben werkten in co-creatie
afspraken , h samen om een
gemaakt over pakkende kernboodschap
gezonde traktaties te ontwerpen
D %
Ó
3 van de Amsterdamse
° sportevenementen was
| d d r kindermarketing proof maal
was er media aandacht
1 was Felisinio toen hij voor de aanpak
zijn broer hielp met het
bestrijden van overgewicht
en een inspiratie werd
voor velen
ouders bezochten
Jump in scholen de roadshow
krijgen Bewegen in de Banne
gym+ lessen
kinderen deden mee
met het project heel
banne fietst
Jaarverslag 2016 33
effe} ef
amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond
Tekst Gemeente Amsterdam, Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Fotografie Suzanne Blanchard, Edwin van Eis, Henk Ruigoor, George Maas, Gabriella Magnolfi
Vormgeving Gemeente Amsterdam, Het Communicatiebureau
| Onderzoeksrapport | 34 | train |
x Gemeente Amsterdam Z S
% Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
% Agenda, dinsdag 6 oktober 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Tijd 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Rooszaal, 0239
Algemeen
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Tkn-lijst
5 Opening inhoudelijk gedeelte
6 _Inspreekhalfuur publiek
7 Actualiteiten en mededelingen
8 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Agenda, dinsdag 6 oktober 2015
Financiën
9 Begroting 2016 Nr. BD2015-013500
Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2015. Portefeuilles
Zorg en Welzijn, Ouderen, Sport en Recreatie
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 4 en 5 november 2015).
, Tweede termijn wordt besproken in de brede commissie FIN, d.d. 28 oktober 2015.
e Indienen van moties en amendementen.
_Hetbegrotingsboek 2016 is separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden.
e Voorgesteld wordt dit te behandelen met agendapunt 10.
10 Intrekken van de verordening op de heffing en invordering van leges 2015 en het
vaststellen van de verordening op de heffing en invordering van leges 2016 Nr.
BD2015-013960
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 4 en 5 november 2015).
e Voorgesteld wordt dit te behandelen met agendapunt 9.
e Op verzoek van het college is de raadsvoordracht gewijzigd.
2
| Agenda | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1455
Datum indiening 29 juni 2018
Datum akkoord 18 september 2019
Publicatiedatum 18 september 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.L. Bakker inzake fijnstoffestivals met
foodtrucks.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Van 12 tot en met 16 juli 2018 zal het Amstelpark het decor zijn van een festival met
foodtrucks, open houtvuren en versterkte muziek, met de naam TREK. In het Parool
van 27 juni 2018 schreven twee Amsterdammers in de rubriek Het Hoogste Woord
over hun bezwaren ten aanzien van de fijnstofgevolgen van dieselaggregaten van
de trucks en de open houtvuren. Verder hebben zij hun zorgen geuit over onder meer
de geluidsoverlast en overlast voor mens en dier door massa's mensen, fietsen en
auto’s. Eerder brachten bezorgde omwonenden al de zeer hoge fijnstofgehaltes
tijdens het foodtruckfestival Rollende Keukens! onder onze aandacht. De hoeveelheid
schadelijke houtrook bij foodtruckfestivals en toenemende fijnstofgehalte in de toch al
vuile Amsterdamse lucht is voor de fractie van de Partij voor de Dieren niet te
verantwoorden.
Gezien het vorenstaande heeft het lid A.L. Bakker, namens de fractie van de Partij
voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met de vergunningverlening voor het evenement TREK en
met het genoemde opinieartikel ‘Fijnstoffestival’?
Antwoord:
Ja.
2. Klopt de bewering dat de foodtrucks draaien op dieselaggregaten en dat er open
houtvuren in het park zullen zijn?
Antwoord: Nee. TREK gebruikt voor de aggregaten de GTL brandstof; dat is een
vloeibare brandstof, gemaakt van aardgas. De GTL brandstof verbrandt vele
malen schoner, stoot minder uit (ook niet de zwarte rook) en is vrijwel reukloos
ten opzichte van de besproken diesel. Er is geen sprake van open houtvuren in
het park.
1 https://www.luchtmeetnet.nl/metingen/locatie/Amsterdam-Haarlemmerweg
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 R
Nummer 18 september 2019 Schriftelijke vragen, vrijdag 29 juni 2018
3. Kan het college een overzicht geven van foodtruckfestivals in Amsterdam die in
2018 hebben plaatsgevonden of gepland zijn?
Antwoord:
Stadsdeel Noord: Veggie Festival en The Roast Cookout
Stadsdeel West: Rollende Keukens
Stadsdeel Zuid: Trek
Stadsdeel Oost: Umami, Foodnight 2018, Umami 2 en Umami 3
Stadsdeel Nieuw-West: Smaakboulevard en Kip festival Rembrandtpark
In stadsdeel Centrum en stadsdeel Zuid-Oost vinden in 2018 geen
foodtruckfestivals plaats.
4. Monitort de gemeente de fijnstofgehaltes rondom de festivalterreinen en wordt dit
geëvalueerd? Zo nee, is het college bereid om dit zo snel mogelijk te gaan doen?
Antwoord: De gemeente monitort niet de fijnstofgehaltes rondom festivalterreinen.
Wel wordt de luchtkwaliteit, inclusief fijn stof, in geen enkele Nederlandse stad zo
uitgebreid gemeten als in Amsterdam. Gezien het feit dat festivals doorgaans van
korte duur zijn en de gemeente Amsterdam over een uitgebreid meetnet beschikt,
is het college niet van plan om meetlocaties toe te voegen op festivalterreinen.
5. Is het college ermee bekend dat houtrook schadelijk is voor de gezondheid en
voor de luchtkwaliteit? Hoe beoordeelt het college het houden van open
houtvuren bij evenementen?
Antwoord:
Ja, het college is ermee bekend dat houtrook leidt tot de uitstoot van fijn stof en
schadelijk is voor de gezondheid. De GGD adviseert negatief over open vuren bij
het beoordelen van een evenementenvergunning. Er is echter geen gemeentelijk
beleid dat het houden van open houtvuren tijdens evenementen verbiedt.
6. Is het college bereid om ook een stappenplan uit te werken voor zo min mogelijk
fijnstofuitstoot tijdens festivals, waarin aandacht is voor houtrook en
dieselaggregaten (ook hybride/biodiesel)?
Antwoord:
In 2020 streeft Amsterdam er naar alleen nog duurzame evenementen te laten
plaatsvinden in de stad. Dit betekent dat in 2020 alle grote (meer dan 2000
bezoekers) Amsterdamse evenementen aan door de gemeente Amsterdam
gestelde criteria op het gebied van organisatie, energie, afval en mobiliteit moeten
voldoen om voor een evenementenvergunning in aanmerking te komen. De
duurzaamheidscriteria worden stapsgewijs aangevuld en aangescherpt. Dit
betekent dat evenementen in 2020 voor 100% op groene stroom draaien. De
evenementenorganisator gebruikt een maximaal aandeel van de totale
stroombehoefte via een netaansluiting met groene stroom. Indien geen
netaansluiting voorhanden is dient 100% van de gebruikte stroomopwekking te
komen van batterij-opslag (autonoom, net-hybride) of andere groene externe
stroomvoorziening. De doelstelling ten behoeve van luchtkwaliteit is vanaf 2020
zero emissie. Parkeerplekken voor bezoekers worden alleen toegestaan als de
organisator kan aantonen dat deze noodzakelijk zijn en voor schoon vervoer.
Voor leveranciers geldt minimaal zero emissie (bestel) en euro6 (vracht).
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 R
N 1455 eel: n En
Datum 18 september 2019 Schriftelijke vragen, vrijdag 29 juni 2018
7. Is het college het ermee eens dat het evenement valt in de periode van
het broedseizoen voor vogels? Hoe beoordeelt het college het houden van
een druk evenement in een park in het broedseizoen?
Antwoord:
Het broedseizoen loopt afhankelijk van de vogelsoort en het weerbeeld van half
december t/m eind augustus. Een motie gericht op een generiek verbod op
evenementen tijdens het broedseizoen heeft tijdens de bespreking, in februari
2018, van het evenementenbeleid in de raad onvoldoende bijval gekregen. Elke
vergunningsaanvraag voor een evenement wordt afzonderlijk getoetst. Het
uitgangspunt in het huidige evenementenbeleid is dat evenementen alleen in
parken kunnen plaatsvinden indien de organisator alle benodigde maatregelen
treft ter bescherming van voorzienbare schade aan flora, fauna en bodem. Op
basis hiervan wordt onder meer de afweging gemaakt of een evenement al dan
niet tijdens een broedseizoen mogelijk is.
8. Is het college het met de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat drukke
evenementen niet thuishoren in een park waar de natuur en rustig recreëren
centraal moeten staan?
Antwoord:
Het evenementenbeleid is eind 2017/begin 2018 geactualiseerd. Dit kader is
maatgevend voor de vraag waar welke evenementen kunnen plaatsvinden en met
welke regelmaat. Onomkeerbare schade aan het park dient voorkomen te worden
en is één van de aspecten bij de afweging wat er aan evenementen vanuit een
gebiedsprofiel op een bepaalde locatie toelaatbaar is of niet. In het najaar van
2019 wordt het evenementenbeleid geëvalueerd. De effecten van evenementen
voor de locaties worden hierin meegenomen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
AGENDA (concept)
Raadscommissie RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Datum: Woensdag 11 september 2013
Aanvang: 20.00 uur
Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000
Blok A Procedureel
Nr. [Onderwerp ________________________\Nadereinfo
Opening/Mededelingen DO
Vaststellen agenda Ter vaststelling
3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde
onderwerpen
Verslagen 5 en 6 juni 2013 Ter vaststelling
Openstaande toezeggingen 5 en 6 juni 2013
6. _ [Mededelingen portefeuillehouder(s
Blok B Bespreking beleidsonderwerpen
Nr. [Onderwerp ________________________\Nadereinfo |Regnr.
7. _|DB-besluit over de 1° voortgangsrapportage 2013 Ter bespreking
grote projecten Amsterdam Noord.
8_[Presentatie Sportparkmanagement [Ter infomatie Ld
Blok C Algemeen
Nr. Onderwerp
9. [Rondvraag
Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering
zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-2529924 of raadsgriffie @noord.amsterdam.nl. De raads- en
commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen.
www.noord.amsterdam.nl/deelraad
| Agenda | 1 | train |
Nummer BD2014-001728
Ae x Gemeente AB
Amsterdam
% Zuid
Voordracht voor de Bestuurscommissie
Datum: 22 oktober 2014
Publicatiedatum 15 oktober 2014 |
Programma 10 Milieu en water |
Agendapunt 5
Datum besluit DB 19- 08- 2014 |
Te publiceren tekst Onderwerp
Aanpassing uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening
Met deze voordracht stelt het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie voor het
volgende besluit te nemen: |
Te publiceren tekst De bestuurscommissie van Stadsdeel Zuid besluit |
Artikel 7 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Zuid 2013 te
wijzigen in:
“Uitzondering op artikel 7 lid 1 is het marktgedeelfe van de Albert Cuypmarkt.
Bewoners van de Albert Cuypstraat tussen de Van Woustraat en de Ferdinand Bolstraat
kunnen hun restafval maandag tot en met zaterdag fussen 17.30 uur en 20.00 uur
aanbieden.
Bewoners van de Eerste Sweelinckstraat, tussen Gerard Doustraat en de Govert
Flinckstraat, kunnen hun restafval aanbieden:
zm __op maandag en donderdag tussen 6.00 uur en 8.00 uur op de aangegeven plekken op
de hoek met de Eerste Jan Steenstraat, op de hoek met de Govert Flinckstraat en op |
de hoek met de Gerard Doustraat. |
"op maandag fot en met zaterdag tussen 17.30 uur en 20.00 uur voor de deur. |
|
Bewoners van de Eerste van de Helststraat (tussen Gerard Doustraat en de Govert |
Flinckstraat) kunnen hun restafval aanbieden:
= _op maandag en donderdag tussen 6.00 uur en 8.00 uur op de aangegeven plekken op
de hoek met de Eerste Jan Steenstraat, op de hoek met de Govert Flinckstraat en op
de hoek met de Gerard Doustraat.
1" op maandag tot en met zaterdag tussen 17.30 uur en 20.00 uur voor de deur.”
Alsmede deze wijziging te publiceren in de Echo.
Wettelijke grondslag
Op grond van artikel D6. van hoofdstuk 3 van het Bevoegdhedenregister
Bestuurscommissies is het Algemeen Bestuur van de Bestuurscommissie gedelegeerd om
de dagen en tijden vast te stellen waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter
inzameling mogen worden aangeboden.
Bestuurlijke achtergrond
1
Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid
Agendapunt 5 Bestuurscommissie AB
Aleid Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014
NN
In juli 2013 heeft het toenmalige DB besloten om een pilot in te voeren waarbij
bewoners aan en rondom de Albert Cuypstraat ruimere mogelijkheden krijgen om hun
huishoudelijk afval aan te bieden (DB besluit 2 juli 2013). Deze pilotfase is op 31 maart
2014 afgelopen en is erg succesvol gebleken. Om die reden wordt voorgesteld de pilot
om te zetten in een definitief besluit.
je
Resultaat commissiebehandeling
Vast te stellen in het AB vergadering van 22 oktober 2014.
ge,
Korte toelichting op het gevraagde besluit
Momenteel geldt artikel 7 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Zuid
2013:
= bewoners van de Albert Cuypstraat kunnen maandag tot en met zaterdag vanaf 17.30
uur restafval aanbieden tot het moment van inzamelen;
= bewoners van de zijstraten kunnen hun huishoudelijk restafval op maandagochtend en
donderdagochtend aanbieden.
In 2013 is het project ‘Aanpak van zwerfafval Albert Cuypmarkt’ gestart in de strijd
tegen zwerfafval op de Albert Cuyp en omgeving. In dit kader zijn diverse maatregelen
genomen om het zwerfafval op de Albert Cuyp en omgeving te verminderen. Een van
de meest succesvolle maatregelen is de pilotmaatregel met betrekking tot de
aanbiedtijden van het huisvuil van de bewoners.
Er zijn twee veranderingen doorgevoerd:
=__bewoners van de Albert Cuypstraat kunnen hun restafval maandag tot en met zaterdag
van 17.30 uur tot 20.00 uur aanbieden.
" Bewoners van de zijstraten kunnen hun afval aanbieden op maandagochtend en
donderdag ochtend tussen 6.00 uur en 8.00 uur alsmede dagelijks aanbieden
tussen 17:30 een 20:00 uur.
Beide maatregelen (eindtijd op de Albert Cuypstraat en dagelijkse inzameling in de
zijstraten) is een succes gebleken. De dienst Afvalinzameling kan hierdoor het
marktgebied daadwerkelijk schoon achterlaten zonder dat er vervolgens zakken
huisvuil worden bijgeplaatst. Dit heeft positieve gevolgen voor de markt, zowel voor het
kramen zetten als voor de schoonheidsgraad van de straat gedurende de marktdag.
Van de bewoners zijn geen klachten geregistreerd.
De voorgestelde wijziging in aanbiedtijden van afval maakt het voor de afdeling
Handhaving ook mogelijk om te handhaven op fout aangeboden afval. De voornoemde
maatregelen in de pilotperiode waren succesvol, mede dankzij de actieve inzet van de
afdeling handhaving. Er is gehandhaafd op de nieuwe aanbiedregels en het foutief
aanbieden van afval. Er zijn doorlopend handhavingsacties, de afdeling handhaving
heeft zich ertoe verplicht ca. drie maal per week aanwezig te zijn op de Albert Cuyp om
specifiek naar overtreding met betrekking tot afval te kijken. Daarnaast heeft de
uitwisseling van contactgegevens met de voorzitters van ondernemersverenigingen en
bij de hotspost, het mogelijk gemaakt om meer directe constateringen te doen.
Kanttekeningen en risico’s Geen.
mmm
Gevolgen
2
Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B
Rn 5 Bestuurscommissie
eng Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014
Nn
Belanghebbenden s Overkoepelend doel van het project is een aantrekkelijke, schone markt met meer
bezoekersaantallen. Deze actie draagt bij aan dit grotere doel. Zowel stadsdeel als
bewoners en marktkooplui zijn hier belanghebbende.
n= __ Bewoners en (horeca)ondernemers van de zijstraten hebben eveneens belang bij een
schonere straat.
Stadsdeelorganisatie Een hogere schoonheidsgraad. Een efficiëntere afvalinzameling en beheer.
ee
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
mmm
Uitkomsten inspraak en/of maatschappelijk overleg
n.v.t.
nn
Datum van besluitvorming in gemeenteraad
dd - mm - jij
nn
Financiële paragraaf
ee eee
Lasten €18.000 € € € ten laste van:
kostenplaats 86713073
Waarvan € € € €
kapitaallasten *)
Dekking") € € € € ten laste van:
kostenplaats 86713073
Regeling Risicovolle Projecten van toepassing:
*) Indien er sprake is van een krediet, dan ook onderstaande tabel invullen.
") Maak duidelijk waar dekking vandaan komt: compensatie uit ander budget, inkomsten derden, onttrekking aan
reserves/voorzieningen e.d.
Financiële toelichting:
Voor het opnemen van de zijstraten in het reinigingsregime van de markt is vanuit Beheer
Openbare Ruimte €18.000 beschikbaar (kostenplaats 86713073).
Zijn er financiële risico'sen Nee.
zo ja, hoe worden deze
beheerst?
reen NNURIEL Er eneen
Geheimhouding
Nvt.
3
Portefeuille Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid A B
be 5 Bestuurscommissie
Ardeling Voordracht voor de vergadering: 22 oktober 2014
Gm
Publicatie/communicatie
Het besluit wordt gepubliceerd in het GVOP, de Echo en het regelgevingsregister.
Bovendien wordt een bewonersbrief gestuurd.
mmm
Op de website (www. zuid.amsterdam.nl/bestuur en
organisatie/bestuurscommissie/vergaderkalender) treft u de volgende stukken aan.
Meegezonden Bijlage 1. Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening stadsdeel Zuid 2013 (gewijzigd per 22
oktober 2014). De bijlagen behorende bij het Uitvoeringsbesluit blijven ongewijzigd.
Ter inzage gelegd n.v.t.
mm
Beslissing van de bestuurscommissie
Akkoord.
Fe
f
ldus besloten, , | 4 j
L
S.T. Capel Y‚N. Jakobs
voorzitter secretaris
4
|
| Besluit | 4 | train |
Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-
DS Gemeente West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord S ®,
% Amsterdam
Agenda, 27 september 2023
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de raadscommissie
Stadsontwikkeling
Tijd: 19:30 tot 23:00 vur
Locatie: Willem Kraanzaal
1 _Algemeendeel
a Opening procedureel gedeelte
b Mededelingen
C Vaststellen agenda
d Conceptverslag van de openbare e Tekstuele wijzigingen kunt u
vergadering van de raadscommissie voor de vergadering aan de
SO d.d. 5 juli 2023 commissiegriffier doorgeven via
[email protected].
e Termijnagenda, per portefeuille
f___TKN-lijst
g Ingekomen stukken
stadsdeelcommissies
2 _ Inhoudelijk deel
a Opening inhoudelijk gedeelte
b Inspreekmoment Publiek
C Actualiteiten
d Rondvraag
2023-09-25 14:47:11 1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak S O0
Noord
Agenda 27 september 2023
Bespreekpunten
Masterplan Zuidoost
3 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan e Terbespreking en voor kennisgeving
Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen.
Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de
Nr. VN2023-018039 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin
(FVD).
e WasTKN1 inde vergadering van 5
juli 2023.
* Stadsdeelcommissie Zuidoost is
hierbij vitgenodigd.
Masterplan Nieuw-West
4 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan * Terbespreking en voor kennisgeving
Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen.
Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de
Nr. VN2023-018040 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin
(FVD).
e WasTKN1 inde vergadering van 5
juli 2023.
e Stadsdeelcommissie Nieuw-West is
hierbij vitgenodigd.
Aanpak Noord
5 Bestedingsplannen 2023 van Masterplan * Terbespreking en voor kennisgeving
Zuidoost, Nationaal Programma Samen aannemen.
Nieuw- West en Aanpak Noord. * Geagendeerd op verzoek van de
Nr. VN2023-018041 leden Hendriks (VOLT) en Bilgin
(FVD).
e WasTKN 1 inde vergadering van 5
juli 2023.
e _Stadsdeelcommissie Noord is hierbij
uitgenodigd.
e Het lid Belkasmi (PvdA) stelt voor
dit punt gevoegd te behandelen met
agendapunt 6.
6 Raadsinformatiebrief Aanpak Noord met e Terbespreking en voor kennisgeving
inhoudelijke update en voortgang aannemen.
Nr. VN2023-017213 * Geagendeerd op verzoek van het lid
Belkasmi (PvdA).
e WasTKN 2 inde vergadering van 5
juli 2023.
e _Stadsdeelcommissie Noord is hierbij
uitgenodigd.
e Het lid Belkasmi (PvdA) stelt voor
dit punt gevoegd te behandelen met
agendapunt 5.
2023-09-25 14:47:11 2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak S O0
Noord
Agenda 27 september 2023
Aanpak Binnenstad
7 Kennis te nemen van de beantwoording e Terbespreking en voor kennisgeving
schriftelijke vragen van de leden aannemen.
Rooderkerk en Schmit inzake * Geagendeerd op verzoek van het lid
vergunningsplicht ondernemers Schmit (D66).
binnenstad
Nr. VN2023-017277
2023-09-25 14:47:11 3
| Agenda | 3 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 194
Publicatiedatum 21 februari 2018
Ingekomen onder AO
Ingekomen op woensdag 14 februari 2018
Behandeld op woensdag 14 februari 2018
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma en Van Lammeren inzake het geluidbeleid
Evenementen en de locatieprofielen (zet in op verlaging van het risico op
gehoorschade).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de beleidsregel “Geluid bij evenementen in Amsterdam”,
de locatieprofielen voor evenementenlocaties en de richtlijn “Duurzaamheid
Evenementen” in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 130).
Constaterende dat:
— Gehoorschade een veelvoorkomend probleem is onder Amsterdammers;
— De GGD adviseert om een maximaal geluidsniveau te handteren van 92 dB(A) in
plaats van de maximale 100 dB(A) FoH die bestaat in het evenementenbeleid;
— Blootstelling aan te hard geluid kan leiden tot permanente gehoorschade;
— Het draagvlak momenteel laag is om onmiddellijk over te schakelen naar de
92 dB(A) norm.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Er in overleg met de sector op aan te sturen om de maximaal te vergunnen
geluidsnorm de komende jaren elke twee jaar naar beneden bij te stellen met 2 dB(A)
per jaar, tot deze is teruggebracht naar het advies van GGD Nederland, te weten
92 dB(A).
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 838
Publicatiedatum 7 juli 2017
Ingekomen onder AR
Ingekomen op donderdag 29 juni 2017
Behandeld op donderdag 29 juni 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het de leden Vink en De Heer inzake de beleidsregel wonen en vliegen
20 Ke-contour Schiphol.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 681).
Overwegende dat:
— Er metde 20 Ke-contour voor nu helderheid is betreffende de bouwbeperkingen
rondom Schiphol;
— Deze contour voor de bouwbeperkingen niet één op één correspondeert met de
feitelijke vliegroutes en de bijbehorende hinder;
— In de toekomst vliegroutes zouden kunnen veranderen, waarmee de contour nog
minder zou corresponderen met de praktijk.
Constaterende dat:
— De bouwbeperkingen in de contour niet gaan over veiligheid, en daarmee veel
verder gaan dan bouwbeperkingen vanuit het Rijk die betrekking hebben op
gevaarlijke inrichtingen;
— Het Rijk met betrekking tot Schiphol veel meer stuurt dan wat Amsterdam als
gemeente normaal in het ruimtelijk beleid doet;
— De Raad van Leefomgeving en Infrastructuur in het rapport “Governance in
de Metropolitane Regio Schiphol/Amsterdam" in 2013 geadviseerd heeft om de
ruimtelijke planning en ruimtelijke afwegingen decentraal — bij gemeente en
provincie — neer te leggen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
In lijn met het algehele ruimtelijke c.q. omgevingsbeleid het rijk op te roepen bij de
eerstvolgende aanpassing van het beleid rond Schiphol dat beleid — voor zover het
niet de veiligheid op de grond dan wel in de lucht betreft — te decentraliseren naar
provincie en gemeenten.
De leden van de gemeenteraad
B.L. Vink
A.C. de Heer
1
| Motie | 1 | train |
X GGD
X Amsterdam
2x
Meetresultaten luchtkwaliteit
Amsterdam 2020
Inhoud
Hoofdpunten nnn ann anneenneneneenen vennen enenenenenenenneenneennevenneenneennennnereneneneeenseeen 3 Benzeen en Zwaveldioxide (SO.)-concentratieS nennen enne. 26
Samenvatting … … nnen eenen eneen enen enseenseennevenseenneenseenserenerenveenveeen 3 Methode … nonnen venvenneennenneenenenvenvenneenvenvennvenvenneenveneenvenenenvenen 27
Overzicht per luchtverontreinigende component … eenen Ö Wettelijk kader … nonnen envenveneeeneeneenneeneeeneenveneeenvenveneenen 27
NOs-concentraties … nennen nn nnneevenvene nennen reneneneneeenenenenverveeveveenveveve ee 1 Toetsen aan WHO (luchtkwaliteit en Gezondheid) … nnee 27
NO, buisjes metingen in Amsterdam nennen ennen eeneeneeneeneenee 12 Meetlocaties … nnen eenen eenennenenvenveneenvenvenenenenenvenvenseenveneenen. 27
Roet-concentraties … nnen nennen en enneenenservenenenserevenvereenveenseeee 1 Trendanalys@ … nnen eeen eeen eneneneneneneeeneneneerenvenvennvenneeeneeeneeenenr 28
PMz1o-concentratieS … nnen nennen eneen ennn enneenneenenvennvenneennenee 1 Bijlage nnen en eenenneneneenneenvennenne eene envenvenneenvenvenvenvenvenevenveenen ZO
PM25-concentraties … nn. anneenereneerenenseerenenseenerenneerenenseeevenenseeeeeensenr 10 Toelichting componenten … nnen enen ennvenen ener ennvenvensvenseerneeneneenenr 30
UFP-concentraties … nennen nennen eneene neen enenenennnneneneneevenrenenne eere 20 Accreditatie nnen nonnen ennen ennerennenenneenennenrennenseneneneenennerennenenneenennn 32
Ozon-concentraties … eneen enneereeenneenerenneeeerenneerenenneerverenneeeenennene 22 Meetmethoden ……. nnn annen enn eennnenenneenennereeneeennsenenennvenerennenenneerennen: 32
CO-concentraties … nennen eenen eneen enneenensereenenenvenneenereenveenneene Dl Meetnauwkeurigheid en toegepaste apparatuur … nnee 33
2
Hoofdpunten
e De luchtkwaliteit in 2020 is sterk verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. De fijn stof, roet en stikstofdioxide (NO) concentraties zijn lager dan in
2019 en daarvoor.
e De grootste daling is zichtbaar bij luchtverontreinigende componenten die sterk aan de uitstoot van het verkeer zijn gerelateerd, zoals NO2 en roet.
e De gezondheidskundige advieswaarde voor de jaargemiddelde PMao concentratie werd voor het eerst op alle meetstations behaald.
e De gezondheidskundige advieswaarde voor de jaargemiddelde PM2.5 concentratie werd op 4 van de 5 meetstations behaald.
e _Hetisde eerste keer dat er geen jaargemiddelde NO; concentraties boven de gezondheidskundige advieswaarde van 40 Hq/m? zijn gemeten. In 2019
gebeurde dit nog op 14 meetpunten (10% van het totaal).
e _Ultrafijnstof (UFP) afkomstig van Schiphol is in 2020 sterk gedaald ten opzichte van 2019.
e De maatregelen rondom het coronavirus en de daarmee samenhangende afname van economische activiteit in binnen- en buitenland en met name de
afname van het verkeer hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit in 2020.
Samenvatting
Het Amsterdamse luchtmeetnet en gezondheid Gezondheidsschade door luchtverontreiniging
Deze rapportage beschrijft de meetresultaten over het jaar 2020 van het Blootstelling aan luchtverontreiniging is verantwoordelijk voor 3,5% van de
Amsterdamse luchtmeetnet. Het Amsterdamse luchtmeetnet is primair totale ziektelast in Nederland en op een hoog belaste plek als Amsterdam
gericht op het meten van componenten die voor de gezondheid belangrijk ligt dit percentage nog iets hoger**. Dat is minder dan de ziektelast door
zijn. Daarom wordt fijn stof vitgebreid gemeten. Hoe kleiner de diameter roken (9,4%), vergelijkbaar met de ziektelast door overgewicht (3,7%) en
van het stof hoe dieper het in de longen terechtkomt en hoe meer schade meer dan de ziektelast die het gevolg is van te weinig bewegen (2,3%) en
het kan aanrichten. Fijn stof wordt op vier manieren gemeten: als PM20 overmatig alcoholgebruik (1,5%). De ziektelast die door luchtvervuiling
(deeltjes met een diameter < 10 micrometer), als PM2.5 (deeltjes met een wordt veroorzaakt laat zien dat wettelijke grenswaarden niet beschermen
diameter < 2,5 micrometer), als ultrafijn stof (UFP, deeltjes met een diameter tegen het optreden van schade aan de gezondheid. Daarom is het belangrijk
<o.1 micrometer) en als roet (Black Carbon). Roetdeeltjes zitten voor het dat de luchtkwaliteit verder blijft verbeteren, ook onder de grenswaarden.
grootste deel in de ultrafijne fractie van het fijn stof (< 0,1 micrometer).
Metingen van gasvormige verbindingen, waaronder stikstofdioxide (NO), Het Amsterdamse luchtmeetnet - meetpunten
geven inzicht in de bijdrage van lokale bronnen zoals wegverkeer. Het Amsterdamse luchtmeetnet (www.luchtmeetnet.nl) bestond in 2020 uit 11
automatische meetstations waar diverse stofvormige en gasvormige
componenten op vurgemiddelde basis worden gemeten. Daarnaast zijn er
+ https://www.vtv2018.nl/leefstijl-en-omgeving 2 Gezonde Leefomgeving, gezonde mensen. RIVM briefrapport 2016-0172
3
twee meetstations in het Westelijk Havengebied. Van de 11 Amsterdamse Invloed van het weer en coronamaatregelen
meetstations zijn er 4 gelegen langs drukke binnenstedelijke wegen, 1 langs
Werd J J ; Jen, 3 Het weer heeft een grote invloed op de luchtkwaliteit. Als het waait en
de A10-West en 6 op relatief rustige locaties op afstand van lokale bronnen _ . ‚
. : . regent, wordt de lucht schoner. Is het langere tijd droog en windstil weer,
(zogenaamde achtergrondstations). In aanvulling op de automatische . DD : . :
. . . . En dan wordt de lucht viezer. Windrichting, windsnelheid, hoeveelheid neerslag
meetstations wordt verspreid over de stad de jaargemiddelde stikstofdioxide . 1 5
; : : en zonuren bepalen in hoge mate de aanvoer, verspreiding, depositie
(NO) concentratie gemeten met een eenvoudige, passieve meetmethode. . a
. rn . … Ee neerslaan!) en de vorming en afbraak van verontreinigende stoffen in de
Dit zogenaamde Palmes meetnet geeft meer inzicht in de ruimtelijke variatie . n ì
: : lucht. De weersomstandigheden variëren van jaar tot jaar en dit heeft
in de NO, concentratie (www.maps.amsterdam.nl/no2). In totaal werd de NO, . 5
: : ; invloed op de luchtkwaliteit.
concentratie gemeten op 137 locaties, waaronder 80 straatlocaties, 46
achtergrondlocaties, 5 snelweglocaties, 2 industriele locaties en 4 locaties In vergelijking met het voorgaande jaar was 2020 iets warmer en was er
langs vaarwegen. meer zonneschijn. In 2020 viel iets meer regen vergeleken met 2019. Er
: ; waren geen opvallende verschillen in windrichting en —snelheid tussen 2019
Metingen versus berekeningen … . . . .
en 20203. Al met al lijken de weersomstandigheden in 2020 iets gunstiger
De door de GGD gemeten NO, concentraties worden regelmatig vergeleken voor de luchtkwaliteit vergeleken met 2019, maar de verschillen zijn klein.
met de NO, concentraties zoals die met de Monitoringstool berekend . .
ti Voor een goed inzicht in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit is een
worden. Deze meet-rekenvergelijking wordt in opdracht van de gemeente An .
langjarige meetreeks nodig. Met zo’n reeks kan trendanalyse worden
Amsterdam uitgevoerd (niet door de GGD) en valt buiten het bestek van . Ô _ . _ .
deze rapportage uitgevoerd. Om de trend in NO, en fijn stof concentraties te beschrijven is
een trendanalyse uitgevoerd over een periode van 10 jaar (2011-2020). Roet
Vergelijking met gezondheidskundige advieswaarden wordt gemeten vanaf 2012 en beslaat daarom een iets kortere periode. UFP
. ‚ wordt sinds 2018 gemeten. Deze periode is te kort om een trendanalyse op
De in 2020 gemeten concentraties fijn stof en gasvormige verbindingen
. . ‚ . uit te voeren. Daarnaast zijn trends berekend voor koolmonoxide, ozon,
worden vergeleken met de gezondheidskundige advieswaarden zoals die EN
. _ ‚ zwaveldioxide en benzeen.
door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn vastgesteld. Dit sluit aan
bij het advies van de Gezondheidsraad, die in janvari 2018 adviseerde om de Naast het weer is in 2020 de Corona-pandemie en de lockdown van invloed
gezondheidskundige advieswaarden van de WHO — of lagere niveaus - na te geweest op de luchtkwaliteit. Algemeen kan worden gesteld dat de
streven. Daarbij moet worden opgemerkt dat de gezondheidskundige luchtkwaliteit tijdens de lockdown aanzienlijk is verbeterd. Dit komt door de
advieswaarden voor fijn stof, met name voor PM2.5, een stuk strenger zijn afname van economische activiteit in binnen-en buitenland en met name
dan de wettelijke grenswaarden. door een afname van het verkeer. Voor de meeste componenten is de daling
in gemeten concetraties dan ook groter dan op basis van de trend van de
afgelopen jaren werd voorspeld.
3 Gebaseerd om metingen van KNMI meetstation Schiphol
4
Accreditatie per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,59 Hq/m? per jaar op plekken
. . . . met weinig verkeer.
Het automatisch luchtmeetnet voldoet aan alle eisen die vanuit de EU
worden gesteld en is geaccrediteerd volgens NEN EN ISO/IEC 17025:2005 De PM2.5 concentratie was in 2020 gemiddeld 9,5 Hq/m? op meetpunten
(scope L4,26). Deze accreditatie geldt uitsluitend voor het tot stand komen met veel verkeer en 9,6 uq/m? op locaties met weinig verkeer. Over de
van het cijfermateriaal. Trendberekeningen en (gezondheidskundige) afgelopen 10 jaar dalen de PM2.5 concentraties met gemiddeld 0,93 Hg/m?
interpretaties vallen niet binnen de scope van deze accreditatie. per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,66 Hq/m? per jaar op plekken
met weinig verkeer.
Meetresultaten 2020
NO: (Stikstofdioxide) Voor PM2.5 valt het op dat de gemiddelde concentraties op meetpunten met
weinig verkeer ongeveer gelijk is aan de gemiddelde concentratie op plekken
De NO, concentraties waren in 2020 een stuk lager dan in het voorgaande met veel verkeer. De meetpunten op de A1o-West en Stadhouderskade
jaar. NO; is een belangrijke indicator van uitstoot van luchtvervuiling door hebben een iets lagere PM2.5 concentratie vergeleken met het Vondelpark
wegverkeer. De NO» concentratie op plekken met veel verkeer en Westerpark. Dit is niet logisch en de verklaring moet gezocht worden in
(straatlocaties) was gemiddeld 26,4 Hg/m3; in 2019 was dat nog 34,3 Hq/m3- de grenzen van de meetapparatuur. In het Landelijk Meetnet
Dit is een daling van 23%. Zo'n grote daling is nog niet eerder voorgekomen. Luchtverontreiniging (LML), waar het Amsterdamse Luchtmeetnet
Op plekken met weinig verkeer (achtergrondlocaties) werd in 2020 een onderdeel van vitmaakt, wordt fijn stof gemeten met apparatuur die is
gemiddelde NO, concentratie van 18,7 uq/m? gemeten; in 2018 was dat 23,8 afgestemd op het nauwkeurig meten van concentraties rondom de
po/m?. wettelijke grenswaarden van 4o microgram/m? als jaargemiddelde voor
PMzo en 25 microgram{m? als jaargemiddelde voor PM2.5. De wettelijke
Over de afgelopen 20 jaar dalen de NO, concentraties met gemiddeld 1,55 grenswaarden zijn hoger dan de huidige in de buitenlucht voorkomende
Hg/m? per jaar op plekken met veel verkeer en met 0,94 Hgq/m> per jaar op concentraties. Dat betekent dat PM2.5 in Amsterdam (en de rest van
plekken met weinig verkeer. De vitzonderlijk lage NO, concentraties in 2020 Nederland) wordt gemeten met apparatuur, die minder accuraat meet bij
beinvloeden deze trendberekening en geven een positiever beeld in de concentraties rond de 10 ug/m?. Bij deze concentraties treedt er een grotere
ontwikkeling van de NO, concentratie over de afgelopen 10 jaar dan er zou meetfout op. De GGD onderzoekt op dit moment in de meetstations of er
zijn geweest als 2020 een ‘regulier’ jaar was geweest. met andere meetapparatuur betrouwbaar bij lagere concentraties gemeten
Fijn stof (PM10 en PMz2.5) kan worden.
De PMzo en PM2.5 concentraties waren in 2020 fors lager dan in 2019. De Roet (Black Carbon) en Uitrafijn stof (UFP)
PMao concentratie was in 2020 gemiddeld 17,7 ug/m? op meetpunten met De roet (Black Carbon) concentraties waren in 2020 flink lager dan in het
veel verkeer en 16,3 Hg/m? op locaties met weinig verkeer. Over de voorgaande jaar. De roet concentratie op plekken met veel verkeer was
afgelopen 10 jaar dalen de PMzo concentraties met gemiddeld 1,00 g/m? gemiddeld 0.95 ug/m?; in 2019 was dat nog 1,27 Hg/m3. Dit is een daling van
25%. Zo'n grote daling is nog niet eerder voorgekomen. Op plekken met
5
weinig verkeer werd in 2020 een gemiddelde roet concentratie van 0,61 Hg/m?). Het aantal 8-uvurwaarden overschrijdingen is ten opzichte van 2019
pg/m? gemeten; in 2019 was dat 0,73 Hqg/m3. toegenomen.
Vanaf 2012 wordt de roet concentratie in het Amsterdamse meetnet Lokale ozonconcentraties zijn niet en op landelijke schaal nauwelijks te
gemeten als “Black Carbon”. Uit de trendanalyse blijkt dat de roet beïnvloeden: de ozonconcentraties worden bepaald door grootschalige
concentraties gemiddeld met o,14 g/m? per jaar afnemen op plekken met processen (aanvoer luchtverontreinigende stoffen vanuit Europa en
veel verkeer en met 0,05 Hg/m? per jaar op plekken met weinig verkeer. mondiaal).
Het meetstation Ookmeer is het enige meetstation in Nederland waar Meetresultaten en gezondheidskundige advieswaarden
ultrafijn stof (sinds 2018) continu wordt gemeten. Het meetstation ligt nabij D Id dheid isatie (WHO) heeft NO fi EPM
Schiphol en bij een Zuid-ZuidWestenwind wind waait de lucht vanaf Schiphol DM gezon ee ) de voor id voe Ie stof ( 10
richting het meetstation. De UFP-concentratie was in 2020 lager dan in 2019. en 2.5) gezoneheldskun ige a vieswaar e opgesteld voor ange termijn
f blootstelling. Deze waardes zijn voor fijn stof lager dan de wettelijke
De UFP-concentratie was gemiddeld 12.716 deeltjes/cm3, in 2019 waren dit den. Voor fi zit k dheidskundiae advi d
15.264 deeltjes {cm3. Met name de piekbelasting bij Zuid-ZuidWestenwind grenswaarden. Foor nn sto Zin &r OOK GEZONCMEIESKONEIJE ACMIESWAArd en
voor korte termijn blootstelling.
was in 2020 een stuk lager dan in 2019 (2020: 420.000 deeltjes/cm?, 2019:
+30.000 deeltjes/cm?). De gezondheidskundige advieswaarde voor NO, is voor lange termijn
Ozon (O3) blootstelling „o g/m? als jaargemiddelde. In 2020 werd voor het eerst op
geen enkel meetpunt de WHO-advieswaarde van 40 ug/m? als
De meeste mensen kennen ozon vooral van de ozonlaag, op grote hoogte jaargemiddelde NO2 concentratie overschreden. In 2019 gebeurde dit nog
van het aardoppervlak. Maar ozon komt ook dichtbij het aardoppervlak voor op 14 locaties (10% van het aantal meetpunten).
en daar is het ongezond. Ozon wordt niet rechtstreeks uitgestoten maar . . . . _
: : : : : : De gezondheidskundige advieswaarden voor PMzo is voor lange termijn
ontstaat in de atmosfeer uit reacties tussen stikstofoxides en vluchtige bi Ii s als | iddelde. D d d
organische componenten. De weersomstandigheden hebben een d oere ing 20 Hg/m? a beden eee b orde dit c Werd op geen van
belangrijke invloed op de ozon (O3) concentratie. Ozon wordt gevormd e meetpunten overschreden. n 2019 ge eur il it nog op 3 meetpunten.
: ; ; Het is ook voor het eerst dat de gezondheidskundige advieswaarde voor
onder invloed van zonlicht. De hoogste ozonconcentraties komen voor op _ an ‚ ‚
: : : . korte termijn blootstelling (íe. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde
warme en zonnige dagen. Daarnaast is onder andere de hoeveelheid NO, in ‚ .
PM1o concentratie hoger dan 5o g/m?) op geen van de meetstations werd
de lucht van belang.
overschreden.
Op het meetpunt met veel verkeer was de ozonconcentraties in 2020 (45.3 . . . . _
; ; „5 De gezondheidskundige advieswaarden voor PM2.5 is voor lange termijn
g/m?) een stuk hoger dan in 2019 (34.8 Hq/m?). Dit kan voor een belangrijk bi Ii 3 als | iddelde. D d d d
deel worden verklaard doordat de NO; concentratie een stuk lager was. . hi ng ot Hm a eetred \ 4 eze and e wer op ad vande
Onder invloed van NO, wordt ozon namelijk afgebroken. Op de locaties met nota > Mee Pon en Overse reden. made voorgaan e Jaren wer e
IN Ne : gezondheidskundige advieswaarde voor lange termijn blootstelling op alle
weinig verkeer was er weinig verschil tussen 2020 (49.0 Hq/m?) en 2019 (48.3 -
meetpunten overschreden. Aan de gezondheidskundige advieswaarden voor
6
korte termijn blootstelling (i.e. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde jaargemiddelde) op slechts één meetstation overschreden, terwijl dit in
PM2.5 concentratie hoger dan 25 uHg/m?) werd op geen van de meetstations voorgaande jaren op alle meetstations het geval was. Aan de
voldaan. Dat betekent dat er bij kortdurende verhogingen van de PM2.5 gezondheidskundige advieswaarde voor het korte termijn gemiddelde van
concentratie gezondheidsklachten, zoals bijvoorbeeld PM2.5 werd op geen van de meetstations voldaan. Ook voor NO, was er
luchtwegaandoeningen kunnen optreden bij een deel van de bevolking. geen enkele overschrijding van de gezondheidskundige advieswaarde. In
Voor roet (Black Carbon) heeft de WHO geen gezondheidskundige 2019 gebeurde dit nog op 10% van de meetlocaties.
advieswaarden opgesteld. De reden is dat verschillende meetmethoden De coronacrisis heeft een grote invloed gehad op de luchtkwaliteit in 2020.
gebruikt worden om roet te meten die niet exact met elkaar vergelijkbaar Het is afwachten in welke mate de economische activiteiten en het verkeer
zijn. De WHO heeft wel een uitgebreide beschrijving gegeven van de in 2021 weer aantrekken en welke invloed dat gaat hebben op de
gezondheidseffecten van roet en geeft aan dat het belangrijk is om de luchtkwaliteit. Voor de gezondheid blijft het belangrijk om door te gaan met
blootstelling aan roet zoveel mogelijk terug te dringen (WHO, 2012). Ook de maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in Amsterdam. In het
voor UFP is er nog geen gezondheidskundige advieswaade. Actieplan Schone Lucht is voor de gezondheid belangrijke ambitie gesteld in
. 2030 overal in Amsterdam te voldoen aan de WHO gezondheidskundige
Conclusie
advieswaardes.
De lucht is in de afgelopen decennia steeds schoner geworden. In deze
ontwikkeling is het jaar 2020 een positieve uitschieter. De luchtkwaliteit in
Amsterdam is in 2020 sterk verbeterd ten opzichte van de voorgaande jaren.
De maatregelen rondom het coronavirus en de daarmee samenhangende
afname van economische activiteit in binnen- en buitenland en met name de
afname van het verkeer hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen.
Gemiddeld over een langere periode is er sprake van een statistisch
significante afname in de NO, fijn stof en roet concentraties in Amsterdam.
NO, laat sinds 2018 weer een duidelijke daling in concentraties zien. Het is
het tweede jaar op rij dat de fijn stof (PMz1o en PM2.5) concentraties dalen. In
de periode 2015-2018 waren deze concentraties niet of nauwelijks gedaald.
De roetconcentratie is door de jaren heen wel blijven dalen, met name op
straatstations.
Het is voor het eerst dat op alle meetstations werd voldaan aan de lange en
korte termijn gezondheidskundige advieswaarde van de WHO voor PMio.
Voor PM2.5 werd de gezondheidskundige advieswaarde (voor het
7
Overzicht per luchtverontreinigende component
NO»
Roet
PM10
PM2.5
UFP
Ozon
CO
Benzeen
SO,
8
2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m?) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>40 ug/m*)
AlO0-West 33.8 AO (ares)
Haarlemmerweg 30.9
Jan van Galenstraat 28.1
Van Diemenstraat 26.9
Palmes: veel verkeer 26.2 ZA nee)
Stadhouderskade 24.5
Oudeschans 19.9
Palmes: weinig verkeer 18.9 14 (10%)
Vondelpark 17.1
Nieuwendammerdijk 16.7
Sportpark Ookmeer 15.3
porp O rosa
Kantershof 15.1 2017 2018 2019 2020
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
BOL Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
daling NO, 2020? 2020
- concentratie!
Ê HO eeen meenen WHO advieswaarde Veel verkeer -1,55 (+ 0,32) 0,001 32,2 26,5
he) nnn
2 A10-West -2,13 (+ 0,25) <0,001 37,7 33,8
_ Haarlemmerweg -3,16 (+ 0,30) <0,001 34,2 30,9
2 30 Geeneen eenennnnneneneneeeeeeeeeeeeeeneeevennnennenenneonveeeneeveeveervervenn nennen Neen Jan van Galenstraat -1,71 (+ 0,33) 0,001 34,2 28,1
5 Veel verkeer Van Diemenstraat -1,19 (+ 0,27) 0,002 31,4 26,9
É Stadhouderskade 1,63 (+ 0,21) <0,001 28,6 24,5
PO NS weinig verkeer Weinig verkeer -0,94 (+ 0,18) 0,001 22,1 18,8
0 Nieuwendammerdijk -0,71 (+ 0,21) 0,01 19,1 16,7
8 Vondelpark -0,89 (+ 0,19) 0,002 20,2 17,1
gw ZE Oudeschans -0,95 (+ 0,23) 0,004 24,2 19,9
Kantershof -0,67 (+ 0,18) 0,007 17,9 15,1
Sportpark Ookmeer -0,75 (+ 0,15) 0,001 17,9 15,3
Jon 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 t: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), % o.b.v. trend 2011-2020
9
NOs-concentraties weersomstandigheden die van jaar tot jaar grote invloed hebben op de
De eerste grafiek toont de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentraties zoals jaargemiddelde concentraties, dat is de reden waarom alleen over langere
die zijn gemeten op de vaste meetlocaties van het Amsterdamse meetnet perioden, bijvoorbeeld 10 jaar trends kunnen worden vastgesteld. Toch blijft
luchtkwaliteit. Locaties met veel verkeer zijn roze gekleurd, met weinig of de daling ten opzichte van 2019 opmerkelijk, en zoals eerder gesteld, zonder
geen verkeer blauw. Stikstofdioxide wordt ook nog eens op 137 locaties met twijfel veroorzaakt door de afname in het verkeer als gevolg van de covid-19
een eenvoudige techniek gemeten. De gemiddelden daarvan zijn ook maatregelen.
verdeeld in locaties met veel en weinig verkeer en In de grafiek weergegeven De laatste tabel toont dat op ieder station de trend dalende is, een negatieve
als gearceerde kolommen. Voor net eerst aar in alle jaargemiddelden waarde duidt op een afname in concentratie. De p-waarde helpt om de
onder de grenswaarde van 40 Hg/m: gebleven, zel > op de drukste plekken. betekenis van de resultaten te bepalen, zodra deze onder de o,o5 ligt, is de
Hoe zich dit verder zal ontwikkelen is echter onduidelijk, de scherpe daling in trend statistisch significant. Dit betekent dat het voor 95% zeker dat ook
vergeliing met 2019 van de En stikstofdioxide hangt vrijwel werkelijk een dalende trend is waargenomen. De een na laatste kolom toont
zonder twijfel samen met de effecten van de covid-19 maatregelen. een voorspelde waarde voor 2020 op basis van de trend over 10 jaar
Omdat de WHO-advieswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide- daarvoor. Duidelijk is dat de werkelijk gemeten concentraties overal flink
concentratie eveneens 40 Hg/m? bedraagt, vinden we in 2020 dus ook geen lager liggen, dit kan niet worden verklaard uit alleen maar de
overschrijdingen van de WHO advieswaarden, dit was in 2019 nog op 14 weersinvloeden en moet samenhangen met de covid-19 beperkingen.
plaatsen het geval. */In de tabel is te zien dat het gemiddelde van ‘veel verkeer’ iets afwijkt van
Stikstofdioxideconcentraties tonen over de jaren heen al langer een gestage “Palmes: veel verkeer” in de gearceerde kolom van de grafiek met
daling, zowel op locaties met veel verkeer, als op de lokaties met minder of jaargemiddelde concentratie’s 2020. Hetzelfde geldt voor “Palmes: weinig
geen verkeer. Deze daling over langere tijd is terug te voeren op strengere verkeer”. Dit komt omdat in de beoordeling van de trends alleen de locaties zijn
milieuwetten, zowel voor de uitstoot van auto’s als voor de (Europese) betrokken waarvan minstens 10 jaar gegevens beschikbaar zijn. In de tabel zit
industrie. In de stad zijn milieuzones ingesteld en daarbij wordt ook steeds in het gemiddelde ook de resultaten van de meetstations verwerkt.
schoner gereden, het wagenpark vernieuwd zich, het aantal elektrische
voertuigen neemt toe. Dwars door deze dalende trend lopen de
10
NO» metingen in Amsterdam en omgeving Hoogste en laagste buisjes metingen in 2020
Ne end INS N | De re
e kanaals ld ï ie DE
r L 3 A 5 / Ne iddenwed 35.0
k MO L / Top 3 laagst gemeten NO,
SLI ME Ne A 32.5| | in 2020 concentratie
DEN ed er „je Count Basiestraat Nieuw-West 16,0
De AN SNR A6 30.0| | oe EA
E Ten d EN van Beuningenplein West 16,0
PET ER en : De | 27.5 Kortvoort Zuidoost 14,8
ID
Er NE ET | 25.0) | ___ _
& be BS SE er cet 4 Top 3 hoogst gemeten NO,
LEN an | AN ee De ee 22.5| | in2020 concentratie _
5 PE Fr ek no EON fe KORN Prins Hendrikkade 150 _ Centrum 36,7
An Dd eid A RN
De \ Dn f >» Diemen ie
Se an ne 4 fs AS i TNS 20.0 A10 Zuid Zuid 35,8
B Gr We re: EN Rens Jan van Galenstraat West 33,0
ee | rd, See SN 17.5 | |
NS Pi i an | p S Ke < \
EERE Se | De vS 15.0
Palmes buisjes metingen in 2020
Type Aantal Gemiddelde Laagste 25- 50- 75- Hoogste
meetpunt meet- concentratie waarde percentiel percentiel percentiel waarde
punten (£ SD)
Straat 80 25,1 (3,9) 16,9 22,6 24,7 27,6 36,7
Achtergrond 46 18,9 (2,0) 14,8 17,5 18,7 20,2 24,5
Snelweg 5 27,2 (5,3) 22,0 23,7 26,7 27,8 35,8
Waterweg 4 22,5 (1,3) 20,8 22,0 22,9 23,4 23,5
Industrie 2 26,0 (3,1) 23,8 28,2
Totaal 137
11
NO» buisjes metingen in Amsterdam door slimme vergelijking met de dure vaste meetstations, nauwkeurig
Het meten van stikstofdioxide vindt in het Amsterdamse meetnet op twee genoeg om probleemplekken in de stad aan te wijzen en lokaal beter inzicht
manieren plaats. Op vaste meetlocaties gaat dit met behulp van continue te krijgen hoe de luchtkwaliteit zich ontwikkeld.
analyse van de buitenlucht, waarbij doorlopend een kleine hoeveelheid NO.- buisjes metingen in 2020
buitenlucht naar een analyse-apparaat wordt gepompt. Op 10 vaste plekken
wordt met deze zogenaamde referentiemethode op lokaties met, en zonder In de tabel staat een overzicht van de buisjes metingen in 2020. Per type
verkeer het gehalte stikstofdioxide bepaald. De meetmethode wordt iedere meetpunt staat een beschrijving van het aantal meetpunten, de gemiddelde
tweede dag gecontroleerd met een zogenaamd kaibratiegas, waarvan concentratie, de hoogste en laagste gemeten waarden en de percentielen. Er
precies bekend is hoeveel stikstofdioxide daarin aanwezig is. Afwijkingen in zijn meetpunten langs de straat (relatief veel verkeer) en snelweg,
de apparatuur kunnen zo worden opgespoord en eventueel worden achtergrond (weinig of geen verkeer), waterwegen en in een industriele
gecorrigeerd. De apparatuur is kostbaar, gevoelig voor omgeving. In een aparte tabel staan de 3 hoogste en laagste metingen in de
omgevingsomstandigheden en daarom ondergebracht in een stad.
geconditioneerde meetstations.
Soms ontstaat discussie over de juiste meetplaats, echter het hoofddoel van
deze metingen is vaststellen of de lucht in de stad beter wordt, dus het
vaststellen van trends. Het verplaatsen van stations, ook al zou een betere
plek beschikbaar komen, verstoort het vastleggen van trends. Ook overgaan
op een andere, betere of juist goedkopere meetmethode, zou hierop invloed
kunnen hebben. We doen daarom zoveel mogelijk op dezelfde plekken al
jaren exact hetzelfde.
Om toch flexibel te kunnen zijn, en bijvoorbeeld enkele jaren op een
bepaalde plek stikstofdioxide te kunen meten, wordt een tweede methode
gehanteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zogenaamde Palmes
diffusiebuisjes. Deze metingen zijn te bekijken op
WWw.maps.amsterdam.nl/no2.
Buisjes, iets kleiner dan een aspirinekokertje die speciaal zijn geprepareerd
om stikstofdioxide te adsorberen worden op 137 plekken in de stad iedere
vier weken gewisseld en daarna geanalyseerd. Op basis daarvan kunnen
relatief goedkoop op veel meer plaatsen in de stad stikstofdioxide
concentraties worden bepaald. Weliswaar iets minder nauwkeurig, maar
12
2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3)
e 9 Ee
Jan van Galenstraat 1.06 ng hd
af Es
Fr \,
in - À |
Stadhouderskade 0.90 | Ne eN 8 a ij
Van Diemenstraat 0.85 Dn Kn 5
In PN |
Nieuwendammerdijk 0.62 }
Vondelpark 0.60
Foto beeldbank: Edwin van Eis
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 9 jaar
2.5
a Gemiddelde (+ SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
£20 daling roet 2020? 2020
9 concentratie!
% Veel verkeer -0,14 (+ 0,02) <0,001 1,1 1
p 15 A10-West -0,20 (+ 0,02) <0,001 1,2 1
5 Van Diemenstraat -0,12 (+ 0,01) <0,001 1 0,8
6 Stadhouderskade -0,11 (+ 0,02) 0,002 1 0,9
910 Veel verkeer Jan van Galenstraat -0,21 (+ 0,02) 0,001 11 11
8 Weinig verkeer -0,05 (+ 0,01) <0,001 0,7 0,6
5 Weinig verkeer Vondelpark -0,05 (+ 0,01) <0,001 0,7 0,6
9 0.5 Nieuwendammerdijk -0,05 (# 0,01) <0,001 0,7 0,6
1: Gemiddelde per jaar (periode 2012-2020), ?: o.b.v. trend 2012-2020
0.0
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
13
Roet-concentraties gewicht. Niet ieder meettoestel doet dat op dezelfde manier, er is daarom
ledereen weet wat roet is, een kaars die brandt met te weinig luchttoevoer, voorzichtigheid geboden als je wilt vergelijken met wat in andere steden
een oude dieselauto of boot, waarbij de zwarting van de rookpluim wordt buiten Nederland wordt gemeten. Hoe zwaar die deeltjes roet echt zijn is dus
veroorzaakt door roetdeeltjes. In het Engels wordt roet vaak Black-Carbon niet zo duidelijk. Alhoewel er ook geen wettelijke grenswaarde voor roet
genoemd. Toch zijn er heel veel soorten roet met, afhankelijk van de bron, bestaat, stelt de WHO zich op het standpunt, hoe lager hoe beter omdat aan
verschillende eigenschappen. Op dit terrein wordt nu veel onderzocht, roet heel veel schadelijke verbindingen geadsorbeerd kunnen zijn.
bijvoorbeeld om roet afkomstig van houtkachels te onderscheiden van roet De grafiek toont, net als bij stikstofdioxide een dalende trend, vooral op de
afkomstig van dieselverkeer. Het dieselverkeer heeft de laatste decennia ook door het verkeer beïnvloede locaties. En er is een extra daling zichtbaar ten
grote ontwikkeling doorgemaakt, het roetfilter en het aanleggen van steeds opzichte van 2019. Dit laatste wordt voor een groot deel aan de covid-19
strengere Euro-normen voor vrachtverkeer zijn daar voorbeelden van. Het maatregelen toegeschreven. Uit de laatste tabel blijkt opnieuw dat alle
gehalte roet wordt vitgedrukt in pg/m?, dat is eigenlijk wel een beetje dalingen statistisch significant zijn en dat over 2020 een extra daling is
vreemd, omdat de meettechniek alleen naar kleuring kijkt, namelijk de ingetreden.
zwarting op een (wit) filter. Die zwarting wordt dan omgerekend naar een
14
2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>20 ug/m3)
. 6
Van Diemenstraat 18.7
5 5
Jan van Galenstraat 17.3 T
5
CT
5
Stadhouderskade 17.2 IS
Ee 3
u
5
AlO-West 17.2 To
id
T
o
<t
Westerpark 16.9
Vondelpark 15.6 o
2017 2018 2019 2020
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
5 OM OO ____Gemiddelde(+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
5 daling PM10 20202 2020
BBS concentratie!
9 Veel verkeer -1,00 (+ 0,16) <0,001 18,5 17,7
Openen geenen genegen Eene En WHO advieswaarde A10-West -1,14 (+ 0,16) <0,001 18,5 17,2
8 Veel verkeer Van Diemenstraat -0,92 (£ 0,14) <0,001 19,7 18,7
Weinig verkeer
O5 Stadhouderskade -1,19 (#0,18) <0,001 17,2 17,2
5 Jan van Galenstraat -0,77 (+ 0,27) 0,022 18,6 17,9
° 10 Weinig verkeer -0,59 (+ 0,20) 0,018 17,3 16,3
dl Vondelpark -0,78 (£ 0,19) 0,003 15,7 15,6
Bs Westerpark -0,40 (+ 0,25) 0,152 18,9 16,9
1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), °: o.b.v. trend 2011-2020
Son 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
15
PM10-concentraties Voor het eerst liggen alle gemeten jaargemiddelden ook onder de WHO
Bij PMao (fijnstof deeltjes met een diameter van 10 um of kleiner) zien we dat advieswaarde van 20 ug/m?. Het is ook voor het eerst dat de
het verschil tussen locaties met veel verkeer (roze), en achtergrondlocaties gezondheidskundige advieswaarde voor korte termijn blootstelling (je.
met weinig of geen verkeer (blauw) relatief klein is. Het verschil is door de maximaal 3 dagen met een daggemiddelde PMz0 concentratie hoger dan 50
jaren heen steeds kleiner geworden en bedraagt nu nog maar enkele ug/m?) op geen van de meetstations werd overschreden. Wat de invloed van
microgrammen. De bijdrage van het verkeer aan PMao is dus vrij beperkt. de covid-19 maatregelen hierop is geweest is niet precies duidelijk.
Ook andere bronnen, waaronder natuurlijke bronnen, beïnvloeden de Vanaf 2011 tot 2020 is de trend dalende, zowel op stations met veel verkeer
hoogte van de PMao concentratie. Overigens is de meetapparatuur bij deze als op de stations met weinig of geen verkeer. Ook lijkt het verschil tussen de
lage jaargemiddelden veel minder nauwkeurig. blauwe en roze lijn de laatste drie jaar min of meer hetzelfde, waaruit kan
In het Landelijk Meetnet Luchtverontreiniging (LML), waar het worden afgeleid dat de bijdrage aan PM2o door het verkeer niet verder
Amsterdamse Luchtmeetnet onderdeel van vitmaakt, wordt fijn stof afneemt. Enige voorzichtigheid met conclusies is wel geboden, de
gemeten met apparatuur die is afgestemd op het nauwkeurig meten van apparatuur waarmee PM10 wordt gemeten, is bij deze lage concentraties
concentraties rondom de wettelijke grenswaarden van ,o microgram/m? als minder nauwkeurig.
jaargemiddelde voor PMzo en 25 microgram{m? als jaargemiddelde voor
PM2.5. De wettelijke grenswaarden zijn veel hoger dan de huidige in de
buitenlucht voorkomende concentraties. In 2021 wordt daarom nieuwe
apparatuur getest om deze lage concentraties goed te kunnen meten.
16
2020 Jaargemiddelde concentraties (mg/m3) Locaties overschrijding WHO advieswaarde (>10 ug/m3)
5 5 5 5
Van Diemenstraat 10.5
Westerpark 9.6 5
et
T
5
Do
Jt
vondelpark 9.6 =
5
‘0
dd
Stadhouderskade 9.4 5
LT 1
AlO-West 8.7
2017 2018 2019 2020
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
E De Gemiddelde (£SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
5 daling PM2.5 2020? 2020
i concentratie!
2 15 N On Veel verkeer -0,93 (+ 0,10) <0,001 10,4 9,5
5 A10-West -1,06 (+ 0,15) <0,001 9,4 8,7
É . Van Diemenstraat -0,8 (£ 0,11) <0,001 11,7 10,5
8 10 ennen Dn WHO adyieswaarde Stadhouderskade -0,92 (+ 0,11) <0,001 9,9 9,4
6 Weinig verkeer Weinig verkeer -0,66 (+ 0,12) <0,001 10,2 9,6
in Vondelpark -0,83 (£ 0,11) <0,001 8,9 9,6
N Bi Westerpark -0,5 (* 0,20) 0,037 11,5 9,6
2 1; Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), % o.b.v. trend 2011-2020
Jon 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
17
PM25-concentraties
PM2.5 zijn fijnstof deeltjes met een diameter van 2.5 um of kleiner. Wat nog
meer voor PM2.5 metingen dan voor PMao metingen geldt, is dat deze, vaak
nog lagere concentraties, nog moeilijker gemeten kunnen worden met de
huidige apparatuur. Zo werd in 2019 het jaargemiddelde van locaties met
weinig verkeer zelfs ogenschijnlijk iets hoger ten opzichte van de locaties
met veel verkeer. Alhoewel de achtergrondlocatie Westerpark afwijkend
hoog is voor een achtergrond en de verkeersbijdrage aan fijn stof beperkt is,
speelt hier de meetonnauwkeurigheid zeker een rol. Zoals eerder
aangegeven zijn nauwkeuriger meetmethoden in 2021 in de testfase.
Overschrijding van de WHO advieswaarde wordt alleen nog op de Van
Diemenstraat gemeten, terwijl in voorgaande jaren dit op alle meetstations
het geval was. Aan de gezondheidskundige advieswaarden voor korte
termijn blootstelling (fe. maximaal 3 dagen met een daggemiddelde PM2.5
concentratie hoger dan 25 ug/m?) werd op geen van de meetstations voldaan.
Dat betekent dat er bij kortdurende verhogingen van de PM2.5 concentratie
gezondheidsklachten, zoals bijvoorbeeld luchtwegaandoeningen kunnen
optreden bij een deel van de bevolking.
De dalende trend is overal statistisch significant en alle gemeten waarden
zijn lager ten opzichte van de voorspelde waarden, dit wordt net als bij
andere componenten vooralsnog als het effect van covid-19 maatregelen
gezien.
18
Meetstation t.o.v. Schiphol Windroos UFP
Meetstation UFP 0000
a
£ el) 2500080
é weil Zi En 2000 ox
S7 is AT HED 15000 Ë
SS ze 7 opde
se Be asen 1 500 &
Ss ä Ô >
w e w 7 o
E boren Mee ” ‘
SZ & { dd
4 ä Ï #
> Schiphol ‚ /
ad : . Pj
& Jo 7
dn = GI o Ne Wil o —-—- 2019
Á EE ef —- 2020
ke E 2 Z
Trend jaargemiddelde concentratie
7
£
8
2
5
v
Ee]
Ë
8 10000
9
8
Ë
ü 5000 eneen eneen eenen vennen eene ennen vennen eneen eeneeeeenen ennen venen eeneee eenen eener eenen venen eeneereenen eenen eener vereen eenen d
v
Ë
Ö eneen eeen eneen eneen eenen eenen eenen eeen eene eenen eneen eeen eneen en eneen eenen eenen eenen
U
â
le 0
> _ 2018 2019 2020 | Ed Blaas
19
UFP-concentraties Het is nog te vroeg om een echte trend te laten zien omdat er slechts drie
De eerste kaart toont de ligging van het meetpunt Ookmeerweg, het enige jaar continue metingen hebben plaatsgevonden. Afhankelijk van het RIVM
meetpunt waar ultra fijne stofdeeltjes (UFP) worden gemeten en de onderzoek over de schadelijkheid van deze deeltjes zal later worden besloten
windhoek waar vanuit invloed van Schiphol meetbaar is. De in het tweede of deze metingen worden gecontinueerd of niet. Het RIVM gaat ervan uit in
plaatje getoonde windroos laat de gemiddelde concentratie UFP zien uit 2021 hierover te rapporteren.
verschillende windrichtingen, van 2019 en van 2020. Duidelijk is zichtbaar
dat vanuit de richting van Schiphol meer UFP komt dan vit andere
windrichtingen, daarbij toont het plaatje een zichtbare afname uit de richting
van Schiphol in 2020.
20
2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m3) Aantal dagen overschrijding 8-uurs gem. (>100 ug/m3)
47
Vondelpark 49.9 39
28
Nieuwendammerdijk 48.1 21
Van Diemenstraat 45.3
2017 2018 2019 2020
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
… 50 eenen eenen eneen en eenen eee eenen eene eenen eneen eenen en vereen eneen eenen eee eneen eneen eenen eneen eeen eenen eene Weinig verkeer
n Veel verkeer
Ë
ed Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
) stijging Ozon 2020? 2020
5 » concentratie!
8 SENS en 0,81 (+ 0,25) 0,015 43,3 45,3
Ee Diemenstraat)
Bol Weinig verkeer 1,17 (£ 0,23) 0,001 49,1 49,0
9 Vondelpark 1,29 (+ 0,22) <0,001 49,8 49,9
e Nieuwendammerdijk 1,06 (+ 0,27) 0,005 48,5 48,1
9 Oe 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), ° o.b.v. trend 2011-2020
Ö
Boii 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
21
Ozon-concentraties Het aantal overschrijdingen van 8 uurs gemiddelden hoger dan 100 uqg/m? is
De meeste mensen kennen ozon vooral van de ozonlaag, op grote hoogte in 2020 gestegen ten opzichte van 2019. De WHO stelt verder geen
van het aardoppervlak. Ozon is een product van chemische reacties met beperking aan het aantal keren dat dit jaarlijks mag voorkomen.
zuurstof die vooral onder invloed van zonlicht in de atmosfeer plaatshebben. Lokale ozonconcentraties zijn niet en op landelijke schaal nauwelijks te
In de allerhoogste luchtlagen (stratosfeer) is veel ozon aanwezig die het beïnvloeden. Vorming (en afbraak) van ozon hangt van veel factoren af, de
leven op aarde beschermd door de schadelijke straling van de zon deels aanwezigheid van stikstofmonoxide is daar een illustratie van. Ook
tegen te houden. Ozon in de lagere luchtlagen (troposfeer), de lucht die wij atmosferische omstandigheden, aanwezigheid van koolwaterstoffen,
dagelijks inademen, is echter schadelijk. stikstofdioxide, stikstofmonoxide, en de hoeveelheid zonlicht spelen een
De eerste grafiek toont dat door de jaren heen de ozonconcentratie zowel op ingewikkeld spel van allerlei chemische (evenwichts)reacties.
plekken met weinig verkeer als op één meetplek (Van Diemenstraat) met
veel verkeer stijgt. In 2019 was er veel missing data in de Van Diemenstraat.
Dit meetpunt is daarom uit de grafiek en trendanalyse weggelaten. Los van
deze afwijking, zien we gemiddeld over meerdere jaren ook op de Van
Diemenstraat een stijging. De gemeten concentraties op deze plek zijn ieder
jaar lager dan die van de locaties met weinig verkeer. Dit wordt veroorzaakt
door de uitstoot van stikstofmonoxide (NO) van het wegverkeer dat deels
wordt omgezet in stikstofdioxide door de aanwezige ozon.
22
2020 Jaargemiddelde concentraties (ug/m3)
| ke BAE d ze
An N NN 5 ae
-! u et Le rn 7 df ed
AlO-West 12 Uit N ze EN Wy eam Lr Er
kk 2 Ne: KA Sen Ö den B
Nl \ an AT
ek f EE ze ds EE en INE
NE En Hee ae ol TER E Ne
Ek MEN ik
Van Diemenstraat 343 rd 7 den y= k È Ri REN Ì
3 Kor: : Í bgn hd x DE ZE a
mk DE KD nz ed om de Î
ze 3 h jr en p S
ak Ae
RR
Vondelpark 296 — re 4 ne S Ri
ss Foto beeldbafksSander Foederer
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
450
„400 Veel verkeer Gemiddelde (+SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
£ daling CO 2020? 2020
< 350 .
5 concentratie
300 Weinig verkeer Veel verkeer -4,31 (+ 3,39) 0,24 355,3 377,5
2 A10-West -3,8 (+ 4,94) 0,464 358,1 412,3
8 250 Van
Fr , -4,81 (£ 3,08) 0,157 352,4 342,7
5 200 Diemenstraat
U Weinig verkeer _
6 150 (Vondelpark) 2,89 (+ 4) 0,49 279,9 296,1
u 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), ? o.b.v. trend 2011-2020
© 100
VW
50
Bor 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
23
CO-concentraties Wel toont de laatste tabel lagere gemeten waarden over 2020 dan voorspeld
De jaargemiddelde concentratie koolmonoxide is al jaren op locaties met op basis van de afgelopen 10 jaar. Mogelijk hangt dit effect samen met de
veel verkeer hoger dan op locaties met weinig verkeer. Gemotoriseerd covid-19 maatregelen, en daardoor een afname in het verkeer. Inde
verkeer is een bron van koolmonoxide. Het streven naar steeds efficiëntere stedelijk gebied zijn meer koolmonoxide bronnen aan te wijzen, vooral de
motoren (het ontstaan van koolmonoxide hangt samen met onvolledige opmars van particuliere houtstook lijkt van invloed te zijn. Samen met RIVM,
verbranding en daarmee met het verlies van rendement) lijkt de laatste jaren IRAS en TNO worden de effecten van houtrook nader onderzocht.
niet duidelijk tot lagere concentraties in de stad. Eris een daling over de
laatste 10 jaar, maar gezien de hoge p-waarden (zie de laatste tabel) niet
statistisch significant.
24
2020 Jaargemiddelde concentraties (Hg/m3)
Benzeen (Stadhouderskade) 0.68 4 ï EE
Binn 5
den mn 5
ak nn
Bhar Eet ai Dei Beuk
er 4 Zi we M 11
A AAE a dj dl
me Ee , Et en E we
SO (Westerpark) 0.28 En : Zn EE me a
tenen == me ee
ES, nc 2 EN me
EO
Foto beeldbank: Edwin van Eis
Trend jaargemiddelde concentratie Trendanalyse 10 jaar
â
£ 2.00
ò
Ä175
9 ETE EEE
# 1.50 Gemiddelde (£SE) p-waarde Voorspeld Gemeten
5 daling SO», 2020? 2020
£ 125 NOS benzeen
d Do
E concentratie
6 1.00 SO2 (Westerpark) -0,18 (* 0,02) <0.001 0,3 0,3
q
Benzeen
5 -0,02 (+ 0,02) 0,4 0,8 0,7
$ 0.75 Benzeen (Stadhouderskade) _Stadhouderskade)
N 1: Gemiddelde per jaar (periode 2011-2020), 2% o.b.v. trend 2011-2020
5 0.50
à 50: (West k)
4 0.25 2 esterpar!
Ô
0.00
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
25
Benzeen en Zwaveldioxide (SO2)-concentraties Belangrijker is dat voor het kankerverwekkende benzeen geen duidelijk
Zwaveldioxide is in de stad al jaren zeer laag, aanzienlijk lager dan de afnemende trend wordt waargenomen. De jaargemiddelde
Europese grenswaarde en ook ruim onder de gezondheidskundige benzeenconcentratie op de Stadhouderskade is hoger dan het door de WHO
advieswaarde van 20 ug/m?. Op meetlocatie Westerpark wordt al jaren een vastgestelde ‘verwaarloosbaar risiconiveau’ van 0,17 Hg/m?.
significante dalende trend waargenomen.Voor de zeevaart geldt al enkele
jaren dat eenmaal binnengaats overgeschakeld moet worden op zwavelarme
brandstof. Daarbij neemt de toepassing van schonere brandstoffen voor het
vliegverkeer toe.
26
Methode
Wettelijk kader Meetlocaties
Wettelijke toetsing van de luchtkwaliteit in Nederland, dus ook in Amsterdam, vindt Het automatisch Luchtmeetnet Amsterdam bestaat momenteel vit 11 meetstations,
plaats op basis van modelberekeningen. Deze berekeningen worden jaarlijks door waarvan 6 stadsachtergrondstations en 5 straatstations. Stadsachtergrondstations
het RIVM uitgevoerd, op basis van input over o.a. de verkeersintensiteit die door de geven de achtergrondgehaltes in Amsterdam weer zoals deze zich in rustige wijken,
diverse overheden worden aangeleverd. Meetgegevens van de GGD Amsterdam (en parken en achtertuinen voordoen. De achtergrondstations zijn ingericht op een
de meetnetten van het RIVM en DCMR) leveren input voor deze modelberekeningen. afstand van tenminste enkele tientallen meters van een drukke straat. De
In de wetgeving is vastgelegd dat de luchtkwaliteit wordt berekend op wettelijke meetstations Nieuwendammerdijk, Kantershof, Sportpark Ookmeer, Oudeschans,
toetspunten, in de praktijk is dit aan de gevel van woningen of andere gebouwen Vondelpark en Westerpark zijn typische achtergrondlocaties.
waar mensen langdurig verblijven. Deze wettelijke toetsing met behulp van de
Monitoringstool wordt aan het einde van elk iaar uitgevoerd voor het voorgaande Straatstations geven een beeld van de gehaltes zoals die worden gemeten in drukke
g J g g N Os Nn N
kalenderiaar. en is dus noa niet beschikbaar voor het jaar 2010. Uitgebreide straten. Van de vijf straatstations in Amsterdam ligt er één langs een rijksweg (Ax0-
Jaar, g J g. UITY f N
informatie over de Monitoringstool is te vinden op http://www.nsl-monitoring.nl. West) en 4 langs drukke binnenstedelijke wegen. De Stadhouderskade en ‚
Haarlemmerweg zijn beide eenzijdig bebouwde straten, waarbij het meetstation op
Toetsen aan WHO (luchtkwaliteit en Gezondheid) de Stadhouderskade aan de onbebouwde kant is gelegen bij een kruispunt
Hoewel vrijwel overal in Nederland ook in Amsterdam — aan de wettelijke (verkeerslicht) en het meetstation op de Haarlemmerweg aan de bebouwde kant. De
grenswaarden wordt voldaan, is blootstelling aan luchtverontreiniging meetstations Van Diemenstraat en Jan van Galenstraat liggen aan een tweezijdig
verantwoordelijk voor 3,5% van de totale ziektelast in Nederland door risicofactoren. bebouwde weg met aan beide zijden een fietspad en een trottoir. De van
Op een hoog belaste plek als Amsterdam ligt dit percentage nog iets hoger. Dat is Diemenstraat kan worden gekarakteriseerd als een ‘street canyon’ waar de emissies
minder dan de ziektelast door roken (9,4%), vergelijkbaar met de ziektelast door van het wegverkeer relatief lang blijven hangen.
overgewicht (3,7% ) en meer dan de ziektelast die het gevolg is van te weinig De meetstations Haarlemmerweg (002), Nieuwendammerdijk (003), van
bewegen (2,3%) en overmatig alcoholgebruik (1,5%). De wettelijke grenswaarden Diemenstraat (o12), Vondelpark (o14), A1o-West (007) en Stadhouderskade (017) zijn
beschermen dus niet tegen het optreden van schade aan de gezondheid. Daarom is al tientallen jaren in bedrijf, Westerpark (016) is eind jaren ‘go toegevoegd. In 2005
het belangrijk dat de luchtkwaliteit verder verbetert, ook onder de wettelijke zijn de meetstations Oudeschans (019), Kantershof (021) en Ookmeerweg (022)
grenswaarden. In dit rapport worden de gemeten concentraties vergeleken met de toegevoegd om een beter beeld te krijgen van de luchtkwaliteit op
gezondheidskundige advieswaarden zoals die door de Wereldgezondheids- achtergrondlocaties, ook buiten de ring. Ook is straatstation Jan van Galenstraat is in
organisatie (WHO) zijn opgesteld. Uitgebreide informatie over de relatie tussen 2005 aan het automatisch meetnet toegevoegd.
luchtkwaliteit en gezondheid is te vinden op de website van de GGD Amsterdam
(http://www.ggd.amsterdam.nl/gezond-wonen/milieu-buitenshuis/luchtkwaliteit/ ).
27
Gemeten componenten per station
Naam station Type station NO NO, CO O0, SO, PM1o PM2,5 Black Benzeen _ UFP Locaties meetstations Automatisch Luchtmeetnet Amsterdam
carbon EENES ONT NEAEE NA ECNEK EET
2 H ENA en NN
aarlemmerweg Straat ei ER En EN es Ne / es AS gE Ae sar
Ep PPE Nn Ee en
Nieuwendammerdijk Stadsachtergrond el ne ek NE EN | Oe te
3 IJ g A ri TT ed Bt id Re B En
En Jem WL el Nee RON Os
7 _ Einsteinweg A10 Straat / Rijksweg GN me U | Ee ger en Bak EN zl
Ee Tr | Ke he EN AED
west wennen Ar, ne 5 Fe Tas AN B
PE Tr SE
12 Van Diemenstraat Straat en nen an We (EDEN en ee Te Ed ij
Ë Me rek hlapg au ROA EN
14 Vondelpark Stadsachtergrond EE a Al ae Rss he He en) RS el RE JL
Be et Ein NS DR IR ed Pe A EER
16 Westerpark Stadsachtergrond | $ ien gn Eek id en Ae En Zer u ae se aoe
17 Stadhouderskade Straat EA EE de Ee EN Wd BPA ERS Ef Als BN nn
eene N ee EE EN en
19 Oudeschans Stadsachtergrond Ann Me Bean ln he ee a VE NN ed hin Se
20 Janvan Galenstraat Straat % En ie AN ee
21 Kantershof Stadsachtergrond ANV ie ee mi Le s A KRG A
(EE Bn oee en ED ER CDE TN
22 Sportpark Ookmeer _Stadsachtergrond COD en den ole eg ef Rn en ie lin
PS ee en EA er U et
ek AEN Ref Neal A,
Opgenomen in meetnet: De met “Q” gemarkeerde verrichtingen voldoen aan de criteria van de 5 Ki IN eN dE Ee W. gene ET ENE nn en Se
NEN EN ISO/IEC 17025:2005 (RVA, scope L426) Rene eb EEn ej in herr 1 mn Ve Nn ne
nn br KE te OENE DS iT ee ft EN @ B
Data by OpenStreetMap.org contributors under CC BY-SA 2.0 license.
Trendanalyse
Voor een trendanalyse is een langjarige meetreeks nodig, omdat de luchtkwaliteit
van jaar tot jaar fluctueert als gevolg van variatie in weersomstandigheden. Een te
lange meetreeks heeft echter als nadeel dat het toevoegen van nieuwe
jaargemiddelden de (lineaire) trend nog maar weinig beïnvloedt. Zo zal een
trendanalyse vanaf begin jaren ‘zo altijd een (fors) dalende trend laten zien, ongeacht
de concentraties in de afgelopen jaren. Voor de prognoses in de nabije toekomst is
echter vooral de trend in het recente verleden relevant.
28
In deze rapportage berekenen we trendanalyse voor de afgelopen 20 jaar. Voor een de start van de analyse de onafhankelijke variabele. De resulterende
analyse van andere periodes daarvoor verwijzen we naar eerdere jaarrapportages. regressiecoëfficiënt geeft de verandering in concentratie per jaar. Bij de berekening
Met behulp van lineaire regressieanalyse is de trend in de tijd berekend waarbij de van de trend voor NO, worden metingen meegenomen waarvan tenminste 20 jaar
jaargemiddelde concentratie de afhankelijke variabele was en het aantal jaren sinds gegevens aanwezig zijn.
29
Bijl Fijn stof is voor het grootste deel afkomstig van menselijke activiteiten zoals
Ilage verkeer en industrie, maar kan ook een natuurlijke oorsprong hebben
(bodemstof, zeezout). Voor een deel worden fijn stof deeltjes rechtstreeks
. . uitgestoten (primair fijn stof), voor een deel worden ze in de atmosfeer
Toelichting componenten . . oo .
‚ - stikstofoxid gevormd door chemische reacties van gasvormige verbindingen (secundair
De volgende gasvormige componenten worden gemeten: stikstofoxiden fijn stof). De fijn stof deeltjes kunnen over een grote afstand, tot wel
(NO en NO»), koolmonoxide (CO), ozon (O3), zwaveldioxide (SO) en duizenden kilometers, getransporteerd worden.
vluchtige koolwaterstoffen (benzeen, tolueen en xyleen). Daarnaast wordt
fijn stof gemeten als PMao (deeltjes met een diameter kleiner dan 10 In het algemeen geldt dat fijn stof dat als gevolg van verbrandingsprocessen
micrometer) en PM2.5 (deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 wordt uitgestoten een (veel) kleinere diameter heeft dan stofdeeltjes die als
micrometer). Daarnaast wordt de concentratie Black Carbon (roet) gemeten. gevolg van mechanische processen (slijtage, verwaaiing) in de lucht komen.
De roetdeeltjes die door het wegverkeer (vooral dieselverkeer) worden Dit heeft tot gevolg dat het bronaandeel van verbrandingsprocessen in de
uitgestoten bevinden zich voor een groot deel in de ultrafijne (<o,1 PM2.5 fractie groter is dan in de PMzao fractie.
micrometer) fractie en zijn vanuit gezondheidskundig oogpunt relevant. En . .
… ) | 3 3 909P De PMzo en PM2.5 concentratie wordt uitgedrukt als het gewicht van de
Ultra fijn stof (UFP) wordt gemeten. . . .
deeltjes per kubieke meter (microgram/m?).
Hieronder volgt een nadere beschrijving van de componenten. . . _ _ .
3 Ming P Uit onderzoek is bekend dat fijn stof ook bij hele lage concentraties
Fijn stof (PM10 en PM2.5) schadelijk is voor de gezondheid. Tot op heden is het niet mogelijk gebleken
_ . . tot zich om een ‘veilige grenswaarde! vast te stellen waar beneden er geen schade
Fijn stof is een verzamelnaam voor kleine, met het blote eYoje) niet zic tbare, optreedt aan de gezondheid.
deeltjes die in de lucht zweven. Bijvoorbeeld roetdeeltjes of kleine stukjes
autoband (slijtage). Deze deeltjes verschillen in oorsprong, grootte en Roet
samenstelling. Fijn stof is het onderdeel van luchtverontreiniging dat voor de . .
3 . . 3 J . Roetdeeltjes komen vooral vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen
meeste gezondheidseffecten zorgt. Hoe kleiner de deeltjes zijn hoe dieper ze .
en maken deel vit van het PM2o en PM2.5 stof. Het wegverkeer (met name
in de longen terecht komen en hoe meer schade ze kunnen aanrichten. . . _ . …
dieselmotoren) is een belangrijke bron van roet. Uit onderzoek blijkt dat met
Fijn stof kan gedefinieerd worden als: name dit dieselroet schadelijke effecten op de gezondheid heeft. Mede
on . . . hierom is in het luchtkwaliteitsbeleid van de gemeente Amsterdam sterk
- PMao : Dit zijn deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer (o,01 ingezet op het terugdringen van de uitstoot van dieselmotoren.
millimeter)
on . . . Roetdeeltjes hebben een kern van koolstof en zitten voor het grootste deel
-PMz.s: Dit zijn deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. PM in de ultrafijne fractie van het fijn stof (kleiner dan o,1 micrometer), Na
staat voor Particulate Matter. inademing kunnen deze deeltjes in de longblaasjes (alveoli) terecht komen
30
en uiteindelijk ook in de bloedbaan waarna ze in het hele lichaam schade een korte levensduur en wordt snel omgezet in NO. Overigens is NO in
kunnen aanrichten. tegenstelling tot NO, niet schadelijk voor de gezondheid.
Roet is een algemene term, het gehalte roet kan op verschillende manieren Het verkeer is de belangrijkste bron van NO.. NO, is schadelijk voor de
worden vastgesteld. De GGD Amsterdam meet het roetgehalte sinds 2012 gezondheid, maar omdat NO, in de buitenlucht altijd voorkomt in
als ‘Black Carbon’ in navolging van de DCMR. Inmiddels is ook het RIVM combinatie met andere door het verkeer uitgestoten componenten, is niet
overgegaan op het meten van roet als Black Carbon in het landelijk meetnet. goed duidelijk of dit aan het NO, zelf ligt of dat NO, vooral een ‘indicator’ is
… voor het hele mengsel van schadelijke stoffen.
Ultrafijn stof
_ _ . Ozon (O3)
Ultrafijn stof deeltjes (UFP) komen vrij als gevolg van verbrandingsprocessen
en zijn zo klein (kleiner dan o,1 micrometer) dat ze nauwelijks bijdragen aan Ozon (O3) wordt niet rechtstreeks door bronnen vitgestoten maar wordt in
de massaconcentratie fijn stof. UFP wordt daarom uitgedrukt als het aantal de atmosfeer gevormd onder invloed van zonlicht, door reacties van
deeltjes per kubieke centimeter (cm?). Belangrijke bronnen van UFP zijn stikstofoxiden en vluchtige koolwaterstoffen. Vanwege de invloed van
vliegverkeer en wegverkeer. In de buurt van drukke wegen hangt het UFP zonlicht zijn de ozonconcentraties in de winter veel lager dan in de zomer.
gehalte sterk samen met het roetgehalte (zie ‘roet’ hierboven). In de buurt Tijdens smogepisoden in de zomer kunnen kortdurende perioden met hoge
van de luchthaven is dat niet het geval: ultrafijn stof dat door het ozonconcentraties optreden. In Amsterdam komt dat relatief weinig voor,
vliegverkeer wordt uitgestoten bevat vooral zwavel. dit heeft paradoxaal genoeg te maken met de intensiteit van het
> . . wegverkeer. Tijdens smogepisoden wordt het reeds gevormde ozon, dat van
Het meten van ultrafijn stof is technisch lastig vitvoerbaar en \ , : :
on . ‚ . grote afstand wordt aangevoerd, ‘opgegeten’ door stikstofmonoxide.
arbeidsintensief en maakte t/m 2018 geen deel vit van het automatisch
meetnet van de GGD Amsterdam. In het kader van een onderzoek naar Koolmonoxide (CO)
ultrafijn stof afkomstig van vliegverkeer heeft de GGD Amsterdam in 2018 . en . . .
: : : Koolmonoxide (CO) komt vrij bij onvolledige verbranding van fossiele
ultrafijn stof gemeten op 1 meetstation (sportpark Ookmeer in Osdorp) in 7 a
: . ; : brandstoffen. Het verkeer vormt de belangrijkste bron van CO emissie. In de
opdracht van het RIVM. De UFP metingen op dit meetstation worden in de : ‚ „ ‚
. ; atmosfeer oxideert CO tot CO, maar dit proces verloopt vrij langzaam. CO is
periode 2019 t/m 2022 in opdracht van de gemeente Amsterdam voortgezet. ‚ ‚ . ‚ 7 7
f bij concentraties zoals deze in de buitenlucht voorkomen niet schadelijk,
De UFP metingen vallen niet onder scope van de NEN EN ISO/IEC 17025 . De .
accreditatie maar is een goede en stabiele indicator voor de uitstoot van het wegverkeer.
Benzinemotoren hebben een hogere CO emissie dan dieselmotoren, terwijl
Stikstofoxiden (NO en NO») dieselmotoren juist meer fijn stof en NO„emitteren.
Stikstofoxiden (NO en NO) komen vrij bij verbrandingsprocessen en Zwaveldioxide (SO)
ontstaan door oxidatie van stikstof uit de lucht. Het grootste deel van de 7 Idioxide (50) komt vrii bii d brandí Ihoudend
stikstofoxiden komt vrij als stikstofmonoxide (NO) maar dit molecuul heeft waveldioxide (S0») komt vrij ij e ver : randmg van Zwave op ende
brandstoffen. De SO; concentraties zijn in de afgelopen decennia sterk
31
gedaald. Dat was in eerste instantie te danken aan de overschakeling van De gerapporteerde gegevens over ultrafijne stofdeeltjes, verdere duiding
fossiele brandstoffen op aardgas en vervolgens aan de toepassing van van de meetresultaten waaronder de trendanalyses en de interpretaties
emissiebeperkende maatregelen in de industrie en scheepvaart. op basis van Palmes diffusiebuizen, vallen niet onder de accreditatie van
de afdeling Leefomgeving.
Benzeen
Benzeen is een bestanddeel van benzine. Ook de benzeenconcentraties zijn Meetmethoden _
in de afgelopen decennia sterk gedaald, als gevolg van de invoering van de Alle meetresultaten zijn tot stand gekomen onder de scope van de (L426
geregelde driewegkatalysator in begin van de jaren negentig, technische EN/ISO 17025) accreditatie van de GGD Amsterdam. Deze accreditatie 5
verbeteringen aan personenwagens en de verlaging van het benzeengehalte afgegeven door de Raad voor Accreditatie. Voor de metingen in deze
in benzine. Benzeen is echter een kankerverwekkende stof, waarvoor geen rapportage zijn de verrichtingen 13,48,9 en 10 van toepassing. De ‚
weilige' grenswaarde bestaat. trendanalyse, (verschil)windrozen, bijdrage-, GEN- en klachtenanalyse zijn
geen onderdeel van deze accreditatie.
Accreditatie 8
De automatische PM, en PM,.s met de Met-one BAM 1020a monitoren zijn
Op 25 augustus 2005 heeft de Raad voor Accreditatie vastgesteld dat de : : ; ; : :
op basis van referentiemetingen gecorrigeerd en getoetst op equivalentie
toenmalige afdeling luchtonderzoek van de GGD Amsterdam voldoet aan : . :
AT, . ” met de referentiemethode (zie GGD rapport 20-1161). Net als in voorgaande
accreditatiecriteria voor testlaboratoria zoals vastgelegd in NEN EN ISO/IEC …
En In jaren is er voor 2019 gezamenlijk met (o.a.) het RIVM voor de Met-one Bam
17025:2005. De accreditatie omvat het kwaliteitssysteem van het ieb Id : .
laboratorium evenals de specifieke verrichtingen en onderzoeksgebieden 10203 een correctie bepaald. In 2020 is voor PM gecorrigeerd met een
p 9 9 ’ formule 1,01*BAM en voor PMa,5 1,05*BAM, de factoren zijn ten opzichte
De actuele scope is in te zien via www.RvA.nl onder certificaatnummer Lu 26. van 2019 niet gewijzigd. Op alle locaties wordt er vanaf januari 2015 gebruik
gemaakt van een EU PM. afscheider.
Naast het de resultaten van het geautomatiseerde luchtmeetnet zijn in deze
rapportage de resultaten opgenomen van 137 locaties waarop met behulp Alle hier genoemde verrichtingen worden conform de aangegeven
van Palmes diffusiebuizen de stikstofdioxideconcentratie wordt gemeten. normvoorschriften vitgevoerd. Als nauwkeurigheidseisen zijn de geldende
Europese criteria overgenomen, alleen voor de meting van zwaveldioxide
Deze meetresultaten vallen vanaf 2017 ook onder de accreditatie van de kon hieraan niet worden voldaan. De hoogte van de gemeten concentraties
afdeling Leefomgeving van de GGD Amsterdam (uitvoering van de zwaveldioxide liggen echter ver onder de geldende grenswaarden, waarmee
bemonstering en correcties op basis van vergelijking met de referentiemethode). de grotere meetfout (>15% van de meetwaarde uitgedrukt als 95%BI) voor
De preparatie en analyse van de Palmes diffusiebuizen is uitgevoerd door de toetsing aan normen geen specifiek probleem levert.
Buro Blauw in Wageningen. De accreditatie van deze organisatie is te vinden
op www.RvA.nl onder certificaatnummer L4oo. Nadere informatie over de meetonzekerheid van de verrichtingen die onder
accreditatie zijn gebracht kan op verzoek worden verkregen bij GGD
Amsterdam, Cluster leefomgeving, afdeling luchtkwaliteit.
32
In rapport 21-1112, “Prestatiekenmerken Palmes diffusiebuizen meetjaar
Meetnauwkeurigheid en toegepaste apparatuur 2020” is vastgesteld dat de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie
component apparatuur Meetprincipe Meetfrequentie nauwkeurigheid GGD gemeten In 2020 met een enkelvoudige Palmes diffusiebuis ter hoogte van
bijde jaarlimiet Document de limietwaarde behept is met een meetfout van +11,4 % (als 95BIJ).
(95%BIJ)
PM; Metone BAM Beta verzwakking uurlijks + 14,8% 20-1161
1020
Controle met
gravimetrie
PMo Metone BAM Beta verzwakking uurlijks + 8,7% 20-1161
1020
Controle met
gravimetrie
Benzeen, Syntec 955 Gas Chromatografie 20 minuten 13% 17-1135
Tolveen en
Xyleen
BC MAAP transmissie 10 seconden +12 % 15-1156
NO/NO, Thermo 42i Chemiluminescentie 10 seconden + 8,3% 18-1159
API 200° * 11,1%
Envea AS32 e * 9,3%
SO, Thermo 43 U.V-fluorescentie 10 seconden 21,4% 15-1143
* Voor SO2 is niet voldaan aan de Europese eis van 15%, echter, dit is met het oog op de doorgaans zeer lage
jaargemiddelde concentraties zwaveldioxide niet relevant.
33
| Onderzoeksrapport | 33 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 189
Datum indiening 16 december 2019
Datum akkoord 11 februari 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake harde aanpak van
babbeltrucs.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Maar liefst een kwart van de senioren blijkt te zijn lastiggevallen door oplichters met
babbeltrucs. Dat meldt het AD 16 december op de voorpagina. Uit schaamte doen
slachtoffers nauwelijks aangifte. Seniorenorganisatie KBO-PCOB pleit voor betere
maatregelen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Wat vindt het college van de schrikbarende mediaberichten omtrent ouderen
die last ondervinden van oplichters met babbeltrucs?’
antwoord:
Het college is bekend met de schrikbarende mediaberichten en betreurt dat
ouderen slachtoffer zijn van de babbeltrucs.
2. Slechts 15% van de senioren die geconfronteerd zijn met babbeltrucs zegt
aangifte te hebben gedaan. Dat zegt Manon Van der Kaa, directeur van
KBOPCOB in het artikel van het AD. Hoe zit het met de aangiftebereidheid van
ouderen in Amsterdam en hoe wordt de aangiftebereidheid vergroot?
antwoord:
De aangiftebereidheid van ouderen in Amsterdam is onbekend. Babbeltrucs
worden bij een aangifte geclassificeerd als ‘oplichting’ en daar valt meer onder
dan alleen de babbeltrucs. Hierdoor worden het aantal aangiftes met als modus
operandi babbeltrucs niet in kaart gebracht. Daarnaast registreert politie niet de
aangiftebereidheid onder ouderen. De weerbaarheid en aangiftebereidheid
onder ouderen kan worden vergroot door middel van voorlichtingen over o.a.
preventie en aangifte doen.
1 https://www.ad.nl/binnenland/babbeltruc-plaag-voor-55-plussers—aa588444/
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer LS bran 2020 Schriftelijke vragen, maandag 16 december 2019
3. Hoe staat het college tegenover het zichtbaarder zijn van wijkagenten en in
contact staan met de ouderen, zodat de ouderen zich veiliger voelen?
antwoord:
Het college is het eens dat de zichtbaarheid van wijkagenten en in contact
staan met ouderen de subjectieve veiligheid van de ouderen kan vergroten. Op
26 november 2019 heb ik de leden van de gemeenteraad geïnformeerd over de
korte termijn maatregelen m.b.t. politiecapaciteit. De korte termijn maatregelen
hebben als doel om de basiszorgpolitie binnen de districten op niveau (terug) te
brengen en de basisbezetting in de wijken op orde te krijgen, waardoor de
politie zichtbaar aanwezig is op straat. De korte termijn maatregelen zullen
uiteindelijk bijdragen aan de zichtbaarheid van de wijkagenten en hen meer
ruimte geven om meer in contact staan met de buurt en dus ook met de
ouderen.
4. Wat doen zorginstellingen momenteel om mensen te beschermen tegen
babbeltrucs?
antwoord:
Verschillende zorginstellingen zetten in om de senioren te beschermen tegen
de babbeltrucs.
Zij nodigen wijkagenten uit om bij de dagbesteding preventie-informatie te delen
met de senioren om zo hun bewustwording en weerbaarheid te vergroten.
Ook zit het in de werkwijze van de wijkverpleegkundigen om alert te zijn op
babbeltrucs en hier voorlichting in te geven. Daarbij worden er in verschillende
zorginstellingen in samenwerking met verschillende initiatieven
weerbaarheidstrainingen en voorlichtingen gegeven aan senioren.
Voorbeelden hiervan zijn de weerbaarheidstrainingen en voorlichtingen voor
senioren die door het ANBO (Algemene Nationale Bond voor Ouderen) worden
aangeboden in zorginstellingen. Ook Dynamo, een stichting die bewoners
stimuleert en ondersteunt om actief deel te nemen aan de samenleving, geeft
weerbaarheidstraining voor senioren genaamd ‘Ouwer met Power’.
5. Deelt het college de mening van de fractie van de Partij van de Ouderen dat er
zo snel mogelijk ingezet moet worden op preventie? Zo ja, wat is de aanpak. Zo
nee, waarom niet?
antwoord:
Het college blijft de preventie van de babbeltrucs stimuleren. Momenteel wordt
er door zorginstellingen, politie en gemeente samengewerkt in de preventieve
aanpak van babbeltrucs. Er wordt in zorginstellingen en tijdens evenementen
waar senioren op afkomen, gewerkt aan de bewustwording van senioren
omtrent hun veiligheid door middel van het geven van voorlichtingen en het
versterken van de weerbaarheid van senioren.
Tijdens bijeenkomsten die voor ouderen worden georganiseerd worden naast
de andere situaties waar de senioren kwetsbaar voor zijn de babbeltrucs onder
de aandacht gebracht. In samenwerking met het CCV wordt er training gegeven
waarbij Virtual Reality-brillen worden gebruikt. De Virtual Reality-bril is een
middel waarbij de kijker zich verplaatst bij het slachtoffer én de dader in
dezelfde virtuele ruimte. Deze training biedt handelingsperspectieven, waardoor
de senioren kan zien hoe zij de situatie meester kunnen worden. Naast de
trainingen met de Virtual Reality-brillen worden er ook sketches opgevoerd
waarbij een situatie wordt nagespeeld en de ouderen kunnen zien op welk
moment er anders gehandeld kan worden. De trainingen zijn vaak onderdeel
van een bijeenkomst in de verzorgingstehuizen, buurthuizen en Huizen van de
Wijk.
In april 2019 hebben het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het ANBO een
veiligheid 10-daagse voor senioren georganiseerd. Deze 10-daagse is
georganiseerd om de senioren weerbaarder te maken. De slotbijeenkomst vond
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng dao Gemeenteblad
ummer - en
Datum 11 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 16 december 2019
plaats bij Google in Amsterdam. Hier zijn ongeveer 100 senioren op
afgekomen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1114
Publicatiedatum 23 september 2016
Ingekomen onder T
Ingekomen op 14 september 2016
Behandeld op 14 september 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake Koers 2025 (compenseren voor
groenverlies).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Koers 2025, een ruimtelijke ontwikkelstrategie van
Amsterdam 2016-2025 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 838).
Constaterende dat:
— door Koers 2025 het groen in de stad verder onder druk komt te staan;
— groen in de stad als zeer belangrijk wordt ervaren;
— groen in de stad als zeer belangrijk is, zoals onderzoek na onderzoek aantoont
(KPMG 2012; Groen, Gezond en Productief, Alterra Wageningen 2015; Meer
groen, minder ADHD).
Overwegende dat:
— groen kwalitatief en kwantitatief versterkt dient te worden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
elke vierkante meter groen die verdwijnt, te compenseren met een stuk groen dat
minimaal twee keer zo groot is of een twee keer zo hoge natuurwaarde (gemeten
naar ecologie, biodiversiteit en uitstraling) heeft.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
Bestuurscommissie West
Agenda
Datum 14-02-2017
Aanvang 19:30
Voorbereidende vergadering
19:30 Grote zaal
- =—-Plenair----
- Ruimte voor inspraak van burgers - aanmelden noodzakelijk
- Ruimte voor mondelinge vragen
- Kijk op de Wijk
- =-Oordeelvormende sessies
20:00 Voortgang Actieplan fietsparkeren
20:45 Stadsstraten (incl. snorfiets op de rijbaan)
Besluitvormende vergadering
21:30 Grote zaal
21:30 Agendavaststelling en mededelingen
- Ruimte voor debat
1
X Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
Voorbereidende vergadering
Agenda
Datum 14-02-2017
Aanvang 19:30
Locatie Grote zaal
=—=-Plenair----
Ruimte voor inspraak van burgers - aanmelden noodzakelijk
Voorzitter Pieter Rietman
Uiterlijk maandag 5 februari via [email protected]
Ruimte voor mondelinge vragen
Kijk op de Wijk
=-Oordeelvormende sessies---
Voorzitter Pieter Rietman
Voortgang Actieplan fietsparkeren
Portefeuillehouder Fenna Ulichki
Stadsstraten (incl. snorfiets op de rijbaan)
Portefeuillehouder Fenna Ulichki
2
x Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel West
Besluitvormende vergadering
Agenda
Datum 14-02-2017
Aanvang 21:30
Locatie Grote zaal
Agendavaststelling en mededelingen
Ruimte voor debat
3
| Agenda | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 327
Datum akkoord 20 maart 2014
Publicatiedatum 21 maart 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-
Jansen van 29 januari 2014 inzake het tekort aan woningen voor ouderen en
gehandicapten.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
De komende acht jaar is er een tekort van 40.000 tot 80.000 geschikte woningen te
verwachten voor de ouderen, gehandicapten en psychiatrisch patiënten die door
rijksbezuinigingen niet in een instelling opgenomen kunnen worden, maar ondanks
hun beperkingen, zelfstandig moeten blijven wonen. Uit een advies van de Raad voor
de Leefomgeving en Infrastructuur dat deze week verscheen blijkt echter, dat er te
weinig geschikte huizen zijn. De komende vijf jaar krijgen jaarlijks meer dan 10.000
ouderen, 1300 gehandicapten en 800 psychiatrisch patiënten geen toegang meer tot
een instelling zoals een verpleeghuis of psychiatrische instelling. Dat zijn mensen met
een zogenaamde ‘lichte’ beperking. Van deze groep zal naar schatting tachtig procent
het eigen (huur)huis wel moeten laten aanpassen, dan wel moeten verhuizen naar
een geschikte alternatieve woning. Maar daarvan zijn er dus te weinig, volgens de
RLI. Deze doet verder nog een aantal aanbevelingen. “Om de gewenste kansen op
het gebied van wonen, zorg en welzijn te realiseren, ligt er een complexe
investeringsopgave:
— het renoveren van zorgvastgoed en het nieuwe bestemmingen geven;
— het geschikt maken van bestaande woningen voor mensen met beperkingen;
— het ontwikkelen van nieuwe woon-zorgconcepten;
— het beter benutten van de mogelijkheden van technologie voor langer zelfstandig
wonen;
— _hetop peil houden of toevoegen van voorzieningen in de buurt voor behoud of
— vergroting van de woonkwaliteit;
— het innoveren van bestaande zorgprocessen om meer (zwaardere) zorg op maat
aan huis mogelijk te maken.
Voorts adviseert de raad onder andere:
— partijen meer ruimte te bieden om verbindingen tussen de domeinen aan te gaan,
onder andere door samenwerking tussen partijen in het woon-, zorg en
welzijnsdomein als deel van ieders kerntaak te beschouwen, door een verdere
financiële scheiding van woon- en zorgkosten te realiseren en voor een goede
verbinding tussen het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en
Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) te zorgen;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng 1 Gemeenteblad
Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
— _investeringsprikkels te creëren, onder andere door partijen te stimuleren te
investeren in de gezamenlijke opgave, ‘split incentives’ op te lossen en mensen te
prikkelen tijdig na te denken over hun wens zelfstandig te (blijven) wonen;
— meer tijd en flexibiliteit te creëren voor de transformatie van het zorgvastgoed,
onder andere door de mogelijkheid van een transitieplan van vastgoedeigenaren
met oog voor de sociaalruimtelijke context en aandacht voor kwetsbare groepen.
De fractie van het CDA heeft al eerder aandacht gevraagd voor dit grote en
belangrijke vraagstuk met het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de Buurt’, dat inmiddels is
aangenomen.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 29 januari 2014, namens de fractie
van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. De cijfers in het rapport zijn landelijke cijfers. Wat zijn de cijfers voor Amsterdam?
Kan het college aangeven hoe groot het verwachte tekort aan geschikte
woningen voor deze drie groepen in Amsterdam is? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, hoe groot is dat tekort in Amsterdam voor elk van deze groepen?
Antwoord:
In de Nota Met Zorg Wonen die op 8 januari 2014 is besproken in de commissie
BWK en na enige aanpassingen naar aanleiding van deze bespreking ter
kennisname is gestuurd aan de commissie BWK van 19 februari j.l. is voor
Amsterdam een schatting gemaakt van de toename van de behoefte van de drie
groepen. Het gaat om de groepen Verpleging en Verzorging (VV), Verstandelijk
gehandicapten (VG) en de Geestelijke Gezondheidzorg (GGZ)
Op pagina 31 (figuur 11.12) in de Nota wordt voor Amsterdam becijferd hoeveel
cliënten met een lichter zorgzwaartepakket (VV 1 t/m 3 en 50% van VV 4
Verpleging en Verzorging, VG1, VG2 en 50% VG3, en GGZ1 en GGZ 2) geen
toegang meer krijgen tot een intramuraal verblijf. Deze mensen blijven in de
huidige woning of gaan naar een andere woonvorm die meer aansluit bij de
zorgvraag. De zorg die men nodig heeft wordt thuis geleverd.
Voor de periode 2015-2020 gaat het om de volgende toename:
Sector VV: 2.800 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Sector VG: 650 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Sector GGZ: 300 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Totaal toename: 3.750 cliënten die niet meer intramuraal maar extramuraal
wonen.
Het effect van dit extramuraliseringsbeleid werkt een aantal jaren door maar
zwakt op de langere termijn (2020-2030) af;
Sector VV: 3.850 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Sector VG: 850 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Sector GGZ: 350 cliënten die zelfstandig (blijven) wonen
Totaal toename: 5.050 cliënten die niet meer intramuraal maar extramuraal
wonen.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neng 1 Gemeenteblad R
Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
Vervolgens is in de Nota Met Zorg Wonen de behoefte van mensen met een
beperking naar de verschillende woonvormen in 2015 en 2030 afgezet tegen het
aanbod aan deze woonvormen. De indeling naar woonvormen die de Nota hanteert
wijkt iets af van de indeling die het rapport van de Raad van de Leefomgeving
hanteert. De Raad gaat uit van Verzorgd wonen, Wonen met diensten, overige
ouderenwoningen en nultreden woningen.
In de Nota met Zorg Wonen worden onderscheiden:
— geclusterd onzelfstandige woonvormen (groepswonen met zorg);
— geclusterd zelfstandige woonvormen (zoals wibo's en seniorencomplexen);
— aanpasbaar/aangepaste gebouwde woningen;
— nultredenwoningen;
— rolstoelgeschikte woningen.
In feite is bij geclusterde onzelfstandige en de zelfstandige woonvormen sprake van
de nabijheid van een zorg steunpunt en/ of diensten en een ontmoetingsruimte zoals
dat geldt bij ‘verzorgd wonen’ en voor wonen met diensten in het rapport van de
Raad voor Leefomgeving Voor de andere typen geldt dat altijd zorg op afspraak kan
worden geleverd.
lemon le la ma |
woonvorm 2015 2030 aanbod
|_\Totaalzelfst. won. 24m 4 _|81700 _ |96400 [106900
*_schatting op basis van Nota Met Zorg Wonen 2009
**__Bron: Nota met Zorg Wonen 2009
***_Bron: projectenboeken woningouwlocaties 1994-2012
“et Bron: Wonen in Amsterdam 2011
De behoefte aan geclusterde onzelfstandige woonvormen groeit van 1.000 in 2015
naar 2.700 in 2030. Dat betekent dat er t.o.v. het huidig aanbod van ong. 750
woningen bijna 2.000 van deze woningen bij moeten komen. De behoefte aan
geclusterde zelfstandige woningen groeit van 6.300 in 2015 naar 10.900 in 2030.
De opgave is om op de juiste plekken zo’n 4000 woningen van dit type toe te
voegen. Voor beide geclusterde woonvormen geldt dat mensen uit alle drie de
groepen die een geclusterde woonvorm zoeken daarin terecht kunnen
De behoefte aan aanpasbare woningen groeit van 5.200 in 2015 naar 6.400 in 2030.
Het streven in Amsterdam is dat in de toekomst zoveel mogelijk mensen in een
aanpasbare woning wonen. Door de aanpasbaarheid kan de woning zonder al te
hoge kosten geschikt worden gemaakt wanneer de bewoner met fysieke beperkingen
te maken krijgt. Een aanpasbare woning is niet gebouwd voor een specifieke
doelgroep. ledereen kan er terecht. Ook voor mensen die een nultredenwoning
zoeken voldoet de aanpasbare woning prima. En als aanpasbare woningen in een
geclusterde vorm zijn gebouwd kunnen ze ook geschikt zijn of geschikt worden
gemaakt voor de categorie geclusterd zelfstandig. Rolstoelwoningen zijn zeer
geschikt voor mensen die rolstoelafhankelijk zijn.
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng 1 Gemeenteblad
Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
2. Welke acties heeft het college tot nu toe ondernomen om dit verwachte tekort op
te vangen en welke acties gaat het college verder ondernemen?
Antwoord:
In de Nota Met Zorg Wonen zijn de acties geformuleerd die zijn en worden
opgepakt in 2014:
1. Bestaande voorraad: doorgaan met geschikt en toegankelijk maken
e Blijvende inspanning van corporaties en stadsdelen om de bestaande
woningvoorraad aan te passen voor mensen met een beperking. Waar
knelpunten in regelgeving optreden bemiddelt de centrale stad en zoekt naar
wegen om de oplossing te versnellen.
e Corporaties zullen aangesproken worden op de gemaakte afspraken in
Bouwen aan de Stad 2 op dit punt. De komende maanden worden gebruikt
om met genoemde partijen te inventariseren op welke onderdelen
aanvullende afspraken mogelijk zijn zodat er tot een versnelling van de
aanpak kan worden gekomen. Afspraken hierover worden in een volgend
convenant Bouwen aan de Stad opgenomen, dat in december 2014 gereed
zal zijn.
e In samenwerking met de AFWC loopt een onderzoek naar de mogelijkheden
om door middel van het bijplaatsen van liften in panden woningen beter
geschikt te maken voor mensen met een fysieke beperking. Dit onderzoek
wordt voor de zomer 2014 afgerond, zodat de uitkomsten van dit onderzoek
deel uit kunnen maken van Bouwen aan de Stad 2014. Stadsdelen binnen de
Ring is gevraagd om een inventarisatie van kansrijke panden te maken.
e Inde nadere afspraken Bouwen aan de Stad 2 zijn inmiddels al afgesproken
dat een huursprong bij van ‘Groot naar beter’ en ‘Van hoog naar laag’ niet
plaatsvindt. In Bouwen aan de Stad 3 wordt hierop voortgebouwd.
e Met corporaties wordt bezien of meer complexen van woningen zijn te
labellen als ‘seniorenwoning’ (geclusterd zelfstandig).
2. Nieuwbouw: doorgaan met aanpasbaar bouwen, doseren specifieke
woonvormen
e Bijhet bouwen van nieuwe woningen blijven inzetten op aanpasbaar bouwen,
zodat deze woningen geschikt (te maken) zijn voor mensen met een
beperking. Momenteel wordt 88% van de nieuw gebouwde eenlaagse
woningen op begane grond of toegankelijk met lift door corporaties
aanpasbaar gebouwd. Bij onderhandelingen over Bouwen aan de Stad 2014
— 2018 zal het de inzet van de gemeente zijn om dit tempo vast te houden.
e Scherper dan voorheen onderzoeken of er in de betreffende buurt/wijk
behoefte is of zal ontstaan aan specifieke woonvormen (bijvoorbeeld
rolstoelgeschikt, geclusterd onzelfstandig of zelfstandig wonen). Per locatie
zal in overleg met de betrokken ontwikkelende partijen worden ingezet op het
gericht bijbouwen van dit soort woningen. Met name binnen de Ring zal
hierop het accent worden gelegd. Bij de planvorming wordt het bieden van
beschermde woonmilieus betrokken.
e Stadsdelen ( Bestuurscommissies) wordt gevraagd om locaties aan te wijzen
voor onderzoek naar de mogelijkheden om door nieuwbouw of transformatie
rolstoelwoningen en seniorenwoningen toe te voegen.
4
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neng 1 Gemeenteblad R
Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
e Inhet Stimuleringsfonds is 4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de
ombouw van leeg komend zorgvastgoed naar seniorenhuisvesting.
Onderzocht wordt of er voldoende concrete plannen zijn. Concrete voorstellen
(ook groepsinitiatieven) kunnen worden voorgelegd aan de Commissie
Stimuleringsfonds. Indien mogelijk wordt prioriteit gegeven aan projecten
binnen de Ring.
3. Heeft het college kennis genomen van dit rapport, en wat is de reactie van
het college op de aanbevelingen die daarin in worden gedaan om het dreigende
tekort aan ouderenwoningen zoveel mogelijk te voorkomen?
Antwoord:
Ja, ons College heeft kennisgenomen van dit rapport. De Raad voor de
leefomgeving signaleert terecht dat er een complexe investeringsopgave ligt
waarop partijen van het wonen, de zorg en het welzijn elkaar moeten vinden.
De Raad constateert dat voor een succesvolle transformatie van oude naar
nieuwe arrangementen ruimte nodig is voor samenwerking, prikkels voor
betrokken partijen om te investeren en tijd en flexibliteit voor de transitie. De
gemeente moet daarin de rol van regie, markt-meester en facilitator pakken.
Ons College vindt deze adviezen uitermate zinvol. De komende jaren worden op
basis van het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de buurt’ en de Nota met Zorg Wonen
deze investeringsopgaven met betrokken partijen opgepakt.
4. Kan het college een tussenstand geven van de uitvoering van het initiatiefvoorstel
‘Ouderen in de Buurt. Welke voorstellen zijn al in uitvoering genomen en welke
nog niet en waarom niet?
Antwoord:
Het initiatiefvoorstel ‘Ouderen in de buurt’ dd. 18 maart 2013, onze bestuurlijke
reactie dd. 23 mei op het initiatiefvoorstel, en het gewijzigde initiatiefvoorstel
dd. 2 oktober 2013 zijn uitgangspunt geweest voor de acties die onze Nota met
Zorg Wonen zijn geformuleerd. Deze acties worden in 2014 uitgevoerd.
Op de uitvoering van een aantal van deze acties is al ingegaan bij vraag 2.
Voorts kan ten aanzien van de andere acties het volgende worden gemeld:
e Stand uitvoering ‘Collectieve woonzorginitiatieven beter accomoderen’ :
Er is met een aantal initiatiefgroepen uit de stad en het ASW in februari een
gesprek geweest over alle vragen, knelpunten en ideeën van de initiatiefgroepen
over de gemeentelijke rol. Deze opbrengst wordt vertaald naar een plan van
aanpak om initiatieven binnen de gemeente een forum te bieden. Daarmee gaat
dWZS eind april opnieuw met deze groepen om tafel. Ook de stadsdelen zijn
aangehaakt.
Ondertussen pakken dWZS en stadsdelen concrete initiatieven die zich
melden op en bekijken of en hoe deze initiatieven verder geloodst kunnen
worden. De ervaringen die we opdoen met deze initiatieven en bevindingen uit de
gesprekken krijgen een plaats in het 2014 op te richten Transformatieteam.
5
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng 1 Gemeenteblad
Datum 24 maart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
e Stand uitvoering ‘Transformatie zorgvastgoed en ander vastgoed”:
Voor de ombouw van zorgvastgoed (in eigendom van corporaties) naar
zelfstandige ouderen-huisvesting is in het stifo € 4 min gereserveerd. Er is de
afgelopen weken door de gemeente en Amsterdamse Federatie van
Woningcorporaties een uitvraag gedaan bij corporaties om panden met plannen
voor ombouw te melden. Dat heeft tot nu toe nog niet tot concrete plannen geleid.
De dienst WZS zal in de komende tijd bij corporaties actief gaan verkennen waar
de knelpunten bij corporaties liggen en bij welke panden kansen liggen tot
ombouw tot seniorenhuisvesting en/of zwaardere zorg.
e Stand uitvoering ‘informatievoorziening aan ouderen over
woonmogelijkheden’:
Dienst WZS is met enkele stadsdelen bezig met een plan van aanpak dat erop
gericht is ouderen bewust en alert te maken voor het ‘wonen nu en later’. Het gaat
breder dan informatie over woningnet, want goed wonen heeft met veel meer te
maken dan alleen een geschikte woning. In stadsdeel Zuid wordt een
aansprekende aanpak in de praktijk beproefd. Hierop wordt door de stad samen
met andere stadsdelen op voortgeborduurd. Later worden ouderenorganisaties en
corporaties aangehaakt. Voor de zomer zal over de tussenstand worden
gerapporteerd.
e Stand uitvoering ‘aandacht voor mantelzorgers en wonen”:
In de monitor Bouwen aan de Stad wordt voor de 5% vrije beleidsruimte een
aparte uitsplitsing gemaakt voor toewijzingen in verband met mantelzorg. De
corporaties moeten deze gegevens aanleveren. Hierover wordt een afspraak
gemaakt met de AFWC om gegevens van aantal toewijzingen in verband met
mantelzorg te verzamelen.
e Onderzoek ontwikkelen alternatieve financieringsmodellen voor wonen met
zorg:
De Raad voor de leefomgeving signaleert dat de betrokken partijen uitgaan van
de eigen financiële belangen. De uitdaging ligt volgens de Raad in het
identificeren van ‘split incentives’ waarbij investeringen van de ene partij zorgen
voor minder kosten bij een andere partij. Dat is niet motiverend en belemmert
oplossingen. In het onderzoek naar alternatieve financieringsmodellen zal worden
verkend welke oplossingen voor deze ‘split incentives’ in Amsterdam denkbaar
zijn. De eerste bevindingen van deze verkennende actie zijn gereed najaar 2014.
5. Is het college met de fractie van het CDA van mening dat de middelen binnen het
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting geherprioriteerd zouden moeten worden met
als doel meer geschikte woningen te realiseren voor ouderen, gehandicapten en
psychiatrisch patiënten? Zo ja, welke middelen wil het college herprioriteren?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Het bedrag van 4 miljoen dat binnen de middelen van het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting beschikbaar is gesteld zien wij voor nu als een voldoende
prikkel voor de corporaties die zorgvastgoed in eigendom hebben. Zoals in
het antwoord onder vraag 4 geconstateerd zijn er tot nu toe maar weinig panden
aangemeld voor het beschikbaar gestelde bedrag van 4 miljoen euro.
6
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Ommen 3 aart 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 29 januari 2014
De grootste belemmering bij het herbestemmen van leeg komend zorgvastgoed
ligt in de financiële onzekerheden- en risico’s voor de zorginstellingen en
corporaties. Dat resulteert in afwachtendheid bij de zorginstellingen waardoor de
corporaties geen duidelijkheid hebben over welk zorgvastgoed in aanmerking kan
komen voor mogelijke herbestemming.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Â.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | discard |
Datum
18 april 2017
Versie
Grachtenmonitor
& waternet Korte Ouderkerkerdijk 7 Postbus 94370 T 0900 93 94 waternet.nl
waterschap amstel gooi en vecht Amsterdam 1090 GJ Amsterdam KvK 41216593
gemeente amsterdam
Inhoud
Inhoud 3
Samenvatting 5
Kijk op de gracht 7
1 Ordening passagiers- en recreatievloot 9
1.1 Vergunningverlening passagiersvervoer 9
1.2 Ligplaatsen en opstapplaatsen passagiersvaart 11
1.3 _ Binnenhavengeld pleziervaart 13
1.4 _ Conclusies hoofdstuk 1: ordening passagiers- en recreatievloot 15
2 Ordening verkeersbewegingen 16
21 Drukte op de grachten 16
2.2 _Verkeersmaatregelen 18
2.3 Conclusies hoofdstuk 2: ordening verkeersbewegingen 19
3 Toezicht en handhaving 20
3.1 Beleid en handhavingsinstrumenten 20
3.2 Handhavingsresultaten 22
32.1 Illegaal passagiersvervoer 22
3.2.2 Handhaving op overlast van snelheid en geluid 23
3.2.3 Binnenhavengeld en correct gebruik milieuvignet 27
3.2.4 Preventie 28
3.3 Conclusies hoofdstuk 3: toezicht en handhaving 30
Bijlage 1. Vergunningengebied 1: Amsterdam inclusief de centrum-zone 31
Bijlage 2. Vaarregels in Amsterdam 32
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 3/32
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 4/32
Samenvatting
Ordening passagiers- en recreatievloot
-__In juni 2016 heeft de gemeenteraad besloten tot een herverdeling van
exploitatievergunningen voor passagiersvaartuigen groter dan 14 meter voor de
periode 2020-2030 in vergunningsgebied 1. Onder de naam ‘Gewogen
toetreding’ is in 2016 een inschrijvingsronde gehouden voor de beschikbare
vergunningen. De uitslag wordt in het voorjaar van 2017 verwacht.
-__ Het college van B&W heeft besloten om het aantal vergunningen
passagiersvervoer voor vaartuigen onder de 14 meter per 1 februari 2017 vrij te
geven. Hiermee wordt voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn.
-__In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe
exploitatievergunningen zijn verleend.
-__ Het aantal in gebruik genomen exploitatievergunningen (uitgegeven voor 2016)
is licht toegenomen met 27 vergunningen, van de 63 nog niet in gebruik
genomen exploitatievergunningen die zijn uitgegeven voor 2016.
-__ Een welstandsbeleid gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet in
het historische beeld van het Amsterdamse binnenwater passen, is door de
gemeenteraad vastgesteld.
-__In 2016 is het aantal ligplaatsen toegenomen met de vaststelling van een
paraplubestemmingsplan (juni 2016) dat het gebruik van 290 ligplaatsen in 7
jachthavens mogelijk maakt.
- De betalingsgraad voor afdracht van het binnenhavengeld is gestegen van 93%
in 2015 naar 98% in 2016.
- Het aantal vaartuigen met een onjuist BHV-vignet is gedaald van 7% in 2015
naar 2,3% in 2016.
- __ Het college van B&W heeft besloten tot een verbod op vervuilende 2-takt
buitenboordmotoren per 1 januari 2017.
- Per 1 januari 2017 is de maximumsnelheid op de grachten verlaagd van 7,5 naar
6 km per uur.
Ordening verkeersbewegingen
-__ Op basis van modelering en meetgegevens zijn drukte en vaarbewegingen op
de grachten in 2016 vergelijkbaar met de situatie in 2015.
-__In 2016 zijn diverse verkeersmaatregelen voorbereid ter behoud en verbetering
van de vlotte en veilige doorvaarten en vermindering van de beleefde overlast.
Deze maatregelen zullen in 2017 ingaan.
Toezicht en handhaving
-___Naar aanleiding van een Quick Scan naar de toekomstige inrichting van toezicht
en handhaving op het binnenwater is een Business case opgestart over het
onderbrengen van deze taken bij de afdeling handhaving van gemeente
Amsterdam.
-__Door minder budget vanuit Bestuurscommissie Centrum is het aantal FTE voor
handhaving met 2 personen vanaf 1 juli afgenomen.
- __ Aantal (10) gezamenlijke acties met Handhaving en toezicht Openbare Ruimte
(HOR), politie en Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) hebben
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 5/32
plaatsgevonden. Naast controles op snelheid en geluid zijn o.a. controles op
brandveiligheid uitgevoerd gedurende het Light Festival.
-__ De handhaving op illegale passagiersvaart lijkt te werken, het aanbod daarvan
op internet lijkt verder af te nemen.
-__ Het aantal meldingen van overlast (geluid en snelheid, inclusief vaargedrag)
neemt nog steeds toe. Door deze meldingen en de handhavingsinspanningen
neemt ook het aantal processen-verbaal (boetes) toe, met name in de categorie
geluid.
- De speciale aandacht voor het correct gebruik van het milieuvignet was
eveneens succesvol. Waar in 2015 bij 22% van de gevallen sprake was van
onjuist gebruik, is dat nu 8,3%.
-__In 2016 is ingezet op preventieve activiteiten zoals brandveiligheid en
informatieverstrekking over de maatregelen per 1 januari 2017 (verlaging
maximum vaarsnelheid en verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren).
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 6/32
Kijk op de gracht
Het college streeft naar een evenwichtiger gebruik van het binnenwater, met kleinere
en schonere vaartuigen, een betere spreiding van het vaarverkeer, met slimme
verkeerregelingen en dienstverlening waarmee alle soorten vaarweggebruikers ook
op de drukste momenten vlot en veilig kunnen varen, zonder overlast voor derden.
Het college beoogt hiermee een betere benutting, een eerlijker beprijzing en
duurzamer gebruik van het water.
In de nota ‘Varen in Amsterdam’ (2013), waarin dit beleid is gepresenteerd, geeft het
college aan dat het jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van dit beleid zal
rapporteren. De jaarlijkse Grachtenmonitor, waarvan dit de derde jaargang is, geeft
een feitelijk overzicht van de beleidsresultaten ten aanzien van vergunningen, drukte
op de grachten en handhaving van het grachtenbeleid. Daarmee vormt het een
handvat om het gebruik van de grachten en de voorwaarden voor de pleziervaart bij
te sturen. Daarnaast wordt deze informatie gebruikt om toezicht en handhaving te
optimaliseren. De Grachtenmonitor geeft geen beleidsaanbevelingen.
De Grachtenmonitor 2016 bestaat analoog aan de Grachtenmonitor 2015 uit drie
hoofdstukken waarbij in elk hoofdstuk het beleid, de maatregelen en de resultaten
daarvan worden weergegeven.
Hoofdstuk 1, Ordening Passagiers- en recreatievloot, geeft een overzicht van het
aantal vergunningen voor vaartuigen en ligplaatsen. Daarnaast wordt inzicht gegeven
in de ontvangen binnenhavengelden en de resultaten van maatregelen om de
vergroening te stimuleren.
Hoofdstuk 2, Ordening verkeersbewegingen, gaat in op de drukte op de
Amsterdamse grachten. Op basis van meetgegevens op bekende drukke plaatsen
wordt inzicht gegeven in de feitelijke drukte per periode en tijdstip. Tevens wordt
ingegaan op de diverse verkeersmaatregelen.
Hoofdstuk 3, Toezicht en handhaving, gaat tot slot in op de resultaten van toezicht en
handhaving. Dit betreft onder meer de aanpak van illegale passagiersvaart, de
overlast van snelheid en geluid en de handhaving op de afdracht van
binnenhavengeld. Tevens wordt een overzicht gegeven van de genomen preventieve
handhavingsmaatregelen.
Schoonheidsgraad
De schoonheidsgraad van de grachten van Amsterdam in 2016 komt uit op 7,6 en
valt daarmee ruim binnen de afgesproken norm. De norm is 7,0.
Tabel 1. Schoonheidsgraad grachten Amsterdam 2016
2016
1° kwartaal
2° kwartaal
3° kwartaal
4° kwartaal
In 2016 heeft Waternet het convenant ‘Amsterdam schone stad’ mede ondertekend.
Hiermee verplicht Waternet zich om samen met andere partijen en de gemeente de
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 7/32
bewustwording over zwerfafval te vergroten. Verder worden nieuwe methoden van
vuil verzamelen ontwikkeld, naast de huidige methoden.
Feitelijke resultaten
De Grachtenmonitor geeft de feitelijke resultaten tot en met december 2016. De
opgenomen cijfers betreffen uitsluitend de cijfers zoals deze bij Waternet bekend zijn.
Waternet heeft naast haar centrale taakstelling twee separate contracten afgesloten
met de stadsdelen Centrum en West. De cijfers vertegenwoordigen dus alleen de
behaalde resultaten op de centrale taakstelling en die van de separate contracten.
De resultaten in stadsdelen waar Waternet geen contract mee heeft, komt dan ook
niet terug in deze rapportage. In stadsdeel Centrum vindt overigens ook het
overgrote deel van het verkeer op de grachten plaats. Voor ligplaatsen is een
stadsbrede inventarisatie gemaakt, die in hoofdstuk 1.2 is opgenomen.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 8/32
1 Ordening passagiers- en recreatievloot
1.1 Vergunningverlening passagiersvervoer
Het college van B&W zag zich in 2016 door onder meer een uitspraak van de Raad
van State gedwongen het vrijgeven van vergunningen voor passagiersvaartuigen
kleiner dan 14 meter versneld in te voeren. Het voornemen om dit in 2020 te laten
gebeuren, was hiermee van de baan. Het college heeft besloten het nieuwe beleid te
implementeren met ingang van 1 februari 2017.
Onder de naam ‘Gewogen toetreding’ is dit jaar gestart met het herverdelen van de
vergunningen voor vaartuigen groter dan 14 meter. Het aantal vergunningen in dit
segment blijft gelijk. De vergunningen worden uitgegeven voor de periode 2020-
2030. De inschrijving vond plaats aan het einde van 2016. In het voorjaar van 2017
wordt duidelijk welke vaartuigen een vergunning krijgen.
Voor vergunningengebied 2, het gebied buiten het centrum, wordt zowel het
volumebeleid als de segmentering losgelaten. Hierdoor kunnen ook rondvaartboten
groter dan 14 meter een vergunning voor vergunningengebied 2 aanvragen.
Tabel 2. Segmenten Passagiersvaart
Bemand groot >14x4,25 m met name de grote (rondvaart)boten
Bemand gesloten <14 x3,75 m salonboten en kleinere rondvaartboten
<10x3,15 m sloepen met schipper
< 5,50 X 2 m verhuurbootjes zonder schipper
Waterfietsen __|<385x155m | |
Vergunningengebieden
- gebied 1: Amsterdam inclusief de centrum-zone (al het binnenwater van
Amsterdam; voor het havenwater gelden andere regels).
Zie bijlage 1.
- gebied 2: Amsterdam exclusief de centrum-zone. De buitengrens is de
gemeentegrens.
Nieuwe vergunningen
In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe
exploitatievergunningen zijn verleend.
In onderstaande tabel staat in de meest linkse kolom het totaal aantal uitgegeven
vergunningen in 2015. In 2016 zijn er geen nieuwe vergunningen verleend. Wel zijn eerder
verleende vergunningen in gebruik genomen. Hierdoor is het totaal in gebruik genomen
vergunningen licht gestegen. Het totaal aantal uitgegeven vergunningen blijft bijna gelijk. Er
is in 2016 1 vergunning ingetrokken voor het segment onbemand. Een vergunning kan
worden verleend aan 1 (on)bemande of meerdere onbemande vaartuigen.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 9/32
Tabel 3. Aantal uitgegeven exploitatievergunningen voor vergunningengebied 1
I ruik
Verleend in genomen in Totaal in
201 ruik in 2016
016 2016 geb
oer
Bemand
gesloten
oe |t
Waterfietsen EC
or [25
*) In totaal zijn er 11 historische salonboten die een vergunning voor
onbepaalde tijd behouden en het schip van de Zonnebloem dat is vrijgesteld
van vergunningsplicht. Verder zijn er 135 vaartuigen vergund in de categorie
bemand groot.
**) In het segment onbemand zijn 170 vaartuigen vergund, 15 setjes van 10
vergunningen en 1 vergunning voor 20 vaartuigen.
mee) In 2013 is 1 vergunning verleend voor 100 waterfietsen.
mert) In 2016 is 1 vergunning ingetrokken.
In tabel 4 staat in de meest linkse kolom het totaal aantal uitgegeven vergunningen in
2015. In 2016 zijn er geen nieuwe vergunningen verleend. Wel zijn eerder verleende
vergunningen in gebruik genomen. Hierdoor is het totaal in gebruik genomen
vergunningen in 2016 licht gestegen. Het totaal aantal uitgegeven vergunningen is
licht verminderd omdat 7 vergunningen zijn ingetrokken.
Tabel 4. Aantal uitgegeven exploitatievergunningen voor vergunningengebied 2
I ik Totaal in
Verleend in n gebrui . ° aar” .
2016 genomen in gebruik in
2016 2016
oe
oh |
gesloten
ob
oe
Waterfietsen oe
ek BB
* In vergunningengebied 2 zijn in 2016 7 vergunningen ingetrokken.
In gebruik genomen vergunningen
In 2016 zijn van de 301 uitgegeven vergunningen 27 vergunningen in gebruik
genomen in vergunningengebied 1. Van de uitgegeven vergunningen zijn er 36 nog
! De aantallen in deze kolom zijn tot stand gekomen na een administratieve
correctie. Deze aantallen kunnen afwijken in verhouding tot eerdere publicaties.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 10/32
niet in gebruik genomen. Voor gebied 2 ligt dit aantal een stuk lager. Van de 56
uitgegeven vergunningen zijn er in 2016 8 in gebruik genomen. Dit geeft aan dat
reders vergunningengebied 2 waarschijnlijk veel minder interessant vinden dan
gebied 1.
Een voorwaarde voor het in gebruik nemen van een exploitatievergunning is het bezit
van een ligplaatsvergunning. Omdat ligplaatsen schaars zijn, is de termijn voor in
gebruik name van de exploitatievergunningen op verzoek van de raad dit jaar
opnieuw verlengd tot 1 juli 2017. Hierna worden de vergunningen die om deze reden
nog niet in gebruik genomen zijn ingetrokken. De vergunninghouders zijn zelf
verantwoordelijk voor het vinden van een ligplaats.
Wijzigen vergunning
In totaal zijn er 34 vaartuigen van eigenaar of van naam veranderd in 2016. Het
betreft 10 vaartuigen in bemand groot, 16 in bemand gesloten, 6 in bemand open en
2 in het segment onbemand.
In de vergunningen uit de uitgifteronden 2014 was een voorschrift opgenomen dat
deze niet binnen 2 jaar na uitgifte verkocht mochten worden. In 2016 verliep deze
termijn voor veel vergunningen.
Welstand Passagiersvaart
In september 2016 heeft het college de bestuursopdracht ‘Welstand Passagiersvaart’
vastgesteld. Belangrijkste doel was het formuleren van een welstandsbeleid en
criteria gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet passen bij de
historische achtergrond van de grachtengordel. Aangezien een belangrijk deel van
de vaarbewegingen in het meest waardevolle gebied (UNESCO werelderfgoed,
beschermd stadsgezicht) plaatsvinden, is gekozen voor één set criteria voor het
gehele Amsterdamse binnenwater.
De gehanteerde criteria zijn gebaseerd op de algemene principes van welstand, die
ook gebruikt worden bij gebouwen en woonboten. De criteria vormen ook het
uitgangspunt van de gemeentelijke welstandsnota ‘De schoonheid van Amsterdam’
en het rapport ‘Criteria Beeldkwaliteit Passagiersvaartuigen’ in het kader van de
vergunningsverlening voor beeldbepalende vaartuigen in het segment ‘Bemand
groot’ (Gewogen toetreding).
Het beleid is in december 2016 ter inzage en inspraak aangeboden. Dit is in 2017
inmiddels vastgesteld. Na vaststelling vormen het beleid en de criteria onderdeel van
de toetsing bij de aanvraag van een exploitatievergunning.
1.2 Ligplaatsen en opstapplaatsen passagiersvaart
Een ligplaatsvergunning is een vereiste voor het in gebruik nemen van een
exploitatievergunning. Vergunninghouders voor de passagiersvaart zijn zelf
verantwoordelijk voor het vinden van een ligplaats. De termijn voor ingebruikname
van de exploitatievergunningen is verlengd tot 1 juli 2017 ten einde de
vergunningshouders de gelegenheid te geven deze ligplaats te vinden. Zie ook
hoofdstuk 1.1 bij ‘In gebruik genomen vergunningen’.
Nog niet alle vergunninghouders hebben echter zicht op een ligplaats in openbaar
(gemeentelijk) vaarwater. Ten opzichte van 2015 is het aantal verstrekte
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 11/32
ligplaatsvergunningen toegenomen met 145 voor bemande vaartuigen en 20 voor
onbemande vaartuigen.
Tabel 5. Aantal vaartuigen met (g)een ligplaatsvergunning per december 2016
ligplaatsvergunning
ligplaatsvergunning waterfietsen
Op 2 juni 2016 heeft de gemeenteraad het ‘Paraplubestemmingsplan Ligplaatsen
passagiersvaartuigen’ vastgesteld. Met het vastgestelde bestemmingsplan wordt
voorzien in ruim 290 (mogelijke) ligplaatsen voor passagiersvaartuigen in 7
jachthavens. In totaal liggen nu 128 passagiersvaartuigen in deze 7 havens. Op
basis van het paraplubestemmingsplan zouden er nog ca. 162 vaartuigen in deze
jachthavens een ligplaats mogen innemen (afhankelijk van de beschikbaarheid). Er
wordt gewerkt aan een tweede paraplubestemmingsplan jacht voor ca. 25 andere
jachthavens, waardoor er juridisch en planologisch nog eens 140 tot 150 potentiële
ligplaatsen bijkomen.
Naast een ligplaats in (de geselecteerde) jachthavens bestaat ook de mogelijkheid
om een ligplaats in te nemen buiten Amsterdam, op de wal of in openbaar water.
Voor het innemen van een ligplaats in openbaar water in Amsterdam is een
ligplaatsvergunning vereist. Deze vergunning wordt uitgegeven door de stadsdelen.
Het blijft lastig om in openbaar water een geschikte locatie voor passagiersvaartuigen
te vinden. Stadsdeel Centrum staat uitbreiding van het aantal ligplaatsen niet toe,
overeenkomstig het collegebesluit uit 1996. De stadsdelen Oost, West en Zuid geven
aan terughoudend te zijn in het verstrekken van ligplaatsvergunningen, met
overwegingen van verschillende aard.
Andere factoren die een belemmerende rol spelen bij het vinden van een geschikte
ligplaats zijn:
e _ het bestemmingsplan staat ligplaatsen voor passagiersvaartuigen niet toe;
e aanpassen van bestaande bestemmingsplannen kost veel tijd;
e kades zijn soms uitgegeven in erfpacht, daardoor is er geen vrije toegang
tot de ligplaatsen.
Het programma Varen-Passagiersvaart werkt aan de herprofilering van Dijksgracht
Oost ten behoeve van nieuwe ligplaatsen voor passagiersvaartuigen uit het segment
‘Bemand groot’. Deze ligplaatsen komen als alternatief voor de grote hoeveelheid
rondvaartboten die nu nog een ligplaats hebben in gebieden van het Stationseiland,
Damrak, Rokin en in een aantal locaties op de Singelgracht.
Tevens kan een ondernemer zich wenden tot een faciliterend team dat de
ondernemers en stadsdelen begeleidt om te kijken of beoogde locaties kansrijk zijn
als ligplaatsen. De vergunninghouder blijft wel zelf verantwoordelijk voor de
ligplaatsen.
Openbare steigers en op- en afstapplaatsen
Het programma Varen-Passagiersvaart heeft samen met de reders en stadsdelen
een overzicht samengesteld van de beschikbare openbare steigers en op- en
afstaplocaties in de hele stad.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 12/32
De kaart is te vinden onder ‘Verkeer in de Open Datakaart van de gemeente
Amsterdam, https://kaart.amsterdam.nl/opendata#!/ .
1.3 Binnenhavengeld pleziervaart
Na de wijziging van de tariefstructuur in 2015 is het jaar 2016 rustig verlopen. Het
aantal vignetten is met 6% licht gedaald naar 8.293 vignetten.
Het aandeel milieuvignetten is met 1344 vaartuigen met schone motor in 2016 ten
opzichte van 2015 gedaald met 8%. Dat heeft wellicht te maken met de aankondiging
van, en de verscherpte controle op, het milieutarief door de afdeling Handhaving. In
2016 zijn 1326 milieucontroles uitgevoerd. Zie ook het onderdeel ‘Vergroening’.
Verder is dit jaar gebruikt om het belastingsysteem voor binnenhavengeld te
vervangen. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de wens van de gemeenteraad
om gespreid betalen van binnenhavengeld (BHG) mogelijk te maken per 1 januari
2017.
Tabel 6. Aantal uitgegeven BHG-vignetten per categorie
Soort
2012 2013 2014 2015 2016
9.478 [7.994 [7651 [6.788 _|6.455
Milieu“* 850 1.281 1.486 1.439 1.344
% van totaal 7,5% 12,9% 15,4% 16,5% 16,3%
[Totaal _____|11.290 |9.943 |o648 [8741 |8.293
*) Vaartuigen van buiten Amsterdam en in jachthavens, niet ‘s nachts in de gracht
Afmeren.
**) Tarieven voor milieuvriendelijke vaartuigen.
Figuur 1. Ontwikkeling van het aantal BHG-vignetten per categorie
12.000
10.000
8.000
= Milieu
6.000
= abonnement
= Normaal
4.000
2.000
0
2012 2013 2014 2015 2016
In totaal werden 57.448 vaartuigen automatisch gescand in 2016. Gemiddeld werden
de vaartuigen dus 8 keer gescand. Het aantal aangetroffen vaartuigen zonder vignet
(197 stuks) is in 2016 gedaald naar 2,3% ten opzichte van 7% in 2015. De
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 13/32
betalingsgraad (aantal verkochte vignetten + aangetroffen zonder vignet / verkochte
vignetten) bedraagt 98%. In 2015 bedroeg dit 93%.
Tabel 7. Tarieven en jaarlijkse opbrengsten binnenhavengeld en opbrengsten
pleziervaart 2011 — 2016
OO Tarieven binnenhavengeld in euro's * end
gelden
Prem [omen Mer |__
2011 28,50 15,20 € 1.539.965
2012 29,35 15,65 € 1.462.413
2013 58,00 31,50 20,00 € 2.388.450
2014 58,00 31,50 20,00 € 2.350.000
2015**** Gedifferentieerd tarief naar omvang en aard |€ 2.428.000
2016**** Gedifferentieerd tarief naar omvang en aard [€ 2.171.427
ed) Tarieven per strekkende meter vaartuig.
id) Vaartuigen van buiten Amsterdam en in jachthavens, niet 's nachts in de
gracht afmeren.
me) Tarieven voor milieuvriendelijke vaartuigen.
ment) Per 2015 zijn de tarieven BHG niet meer per strekkende meter, maar per
vierkante meter en in 6 categorieën. Zie hiervoor
https://www.waternet.nl/service-en-contact/vaarzaken/kosten-
binnenhavengeld/
Figuur 2. Ontwikkeling van de opbrengsten aan binnenhavengeld
Inkomsten BHG
3.000.000
2.500.000
2.000.000 _Á
1.500.000
— Inkomsten BHG
1.000.000
500.000
Ö
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Vergroening
Een aanzienlijk deel van de boten vraagt een vignet aan voor de categorie Milieu.
Dat wil zeggen dat zij elektrisch, met windkracht of op menselijke kracht worden
voortbewogen. Tussen 2011 en 2014 verdubbelde het aantal milieuvignetten nog,
maar in 2015 zette een lichte daling in die zich in 2016 heeft voortgezet (-6,5%). Het
aandeel milieuvignetten als percentage van het geheel is met 16,3% nagenoeg gelijk
gebleven ten opzichte van 2015.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 14/32
Er zijn 1326 (van de 1344) vaartuigen met een Milieuvignet gecontroleerd in 2016
(99%). Er bleken 110 vaartuigen (8,3% van het totaal) voorzien te zijn van een
verkeerd vignet. De eigenaren van deze vaartuigen kregen in eerste instantie een
waarschuwing. Uiteindelijk kregen 40 (eigenaren van) vaartuigen een naheffing
opgelegd. In 2015 was dit 22%.
Verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren
In het kader van de verbetering van de luchtkwaliteit is in 2016 een verbod op de
meest vervuilende 2-takt buitenboordmotoren op het Amsterdamse binnenwater
voorbereid en gecommuniceerd. Concreet zal het verbod van toepassing zijn voor
pleziervaartuigen die worden aangedreven door een tweetaktbuitenboordmotor die
niet voldoen aan de Europese norm 2003/44/EC (of schoner) en gelden op alle
binnenwateren van Amsterdam met uitzondering van de hoofddoorvaartroutes (de
Amstelroute en de Kostverlorenvaartroute). Dit verbod was al aangekondigd per 1
januari 2017 in de Nota ‘Varen in Amsterdam’ en zal dan ook per deze datum ingaan.
1.4 Conclusies hoofdstuk 1: ordening passagiers- en recreatievloot
Op basis van de gegevens in dit hoofdstuk zijn de volgende feitelijke conclusies te
trekken:
-__In juni 2016 heeft de gemeenteraad besloten tot een herverdeling van
exploitatievergunningen voor passagiersvaartuigen groter dan 14 meter voor de
periode 2020-2030 in vergunningsgebied 1. Onder de naam ‘Gewogen
toetreding’ is in 2016 een inschrijvingsronde gehouden voor de beschikbare
vergunningen. De uitslag wordt in het voorjaar van 2017 verwacht.
-__ Het college van B&W heeft besloten om het aantal vergunningen
passagiersvervoer voor vaartuigen onder de 14 meter per 1 februari 2017 vrij te
geven. Hiermee wordt voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn.
-__In 2016 heeft geen uitgifteronde plaatsgevonden, waardoor geen nieuwe
exploitatievergunningen zijn verleend.
-__ Het aantal in gebruik genomen exploitatievergunningen (uitgegeven voor 2016)
is licht toegenomen met 27 vergunningen, van de 63 nog niet in gebruik
genomen exploitatievergunningen die zijn uitgegeven voor 2016.
-__ Vergunningengebied 2 is erg rustig, er is maar een klein deel van de afgegeven
vergunningen in gebruik genomen.
-__ Een welstandsbeleid gericht op het weren van passagiersvaartuigen die niet in
het historische beeld van het Amsterdamse binnenwater passen, is door de
gemeenteraad vastgesteld.
-__Het potentieel aantal ligplaatsen is toegenomen met de vaststelling van een
paraplubestemmingsplan (juni 2016) dat het gebruik van 290 ligplaatsen in 7
jachthavens mogelijk maakt. Daarvan zijn er 128 al in gebruik genomen door
passagiersvaartuigen.
- De betalingsgraad voor afdracht van het binnenhavengeld is gestegen van 93%
in 2015 naar 98% in 2016.
- Het aantal vaartuigen met een onjuist BHV-vignet is gedaald van 7% in 2015
naar 2,3% in 2016.
-__ Het college van B&W heeft besloten tot een verbod op vervuilende 2-takt
buitenboordmotoren per 1 januari 2017.
- Per 1 januari 2017 is de maximumsnelheid op de grachten verlaagd van 7,5 naar
6 km per uur.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 15/32
2 Ordening verkeersbewegingen
2.1 Drukte op de grachten
Eén van de doelstellingen van het grachtenbeleid is te komen tot een optimaal
nautisch gebruik van het Amsterdams binnenwater. Waternet is verantwoordelijk voor
het in goede banen leiden van het verkeer over water in Amsterdam. Waternet wil
daarom de aard van de vaarbewegingen en de wijze waarop sturing mogelijk is, goed
in beeld hebben om het vlot en plezierig varen op de Amsterdamse grachten te
stimuleren.
Hiervoor heeft Waternet in 2013 door TNO een verkeersmodel (grachtenmodel) laten
ontwikkelen dat de huidige drukte op de grachten in beeld brengt en een voorspelling
kan geven over de verwachte drukte op basis van metingen en modelering. Hiervoor
zijn o.a. druktegrenzen opgesteld. In de voorgaande grachtenmonitoren zijn hier
reeds resultaten van gerapporteerd.
De drukste dagen en tijdstippen
Zaterdag en zondag zijn de drukste dagen op de grachten zoals uit onderstaande
figuur blijkt.
Figuur 3. Het totaal aantal gemeten passages over de dagen (periode 1 april — 1
oktober 2016).
za 19% 8
In vergelijking met 2015 is de zondag iets rustiger geworden (- 4%). De
verschuivingen zijn echter gering en hebben geen noemenswaardige invloed op het
dagelijks gebruik van de gracht.
De verdeling van de vaarbewegingen over de dag laat ook weinig verschuivingen
zien ten opzichte van 2015.
De periode tussen 13:00 en 18:00 uur is het drukste, waarbij de drukke periode op
weekdagen een uurtje later begint en langer doorloopt (19:00 uur).
Ook hier zijn de verschuivingen ten opzichte van 2015 minimaal.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 16/32
Figuur 4. Procentuele verdeling van de vaarbewegingen per etmaal (periode 1 april
g
— 1 oktober 2016)
12
aantal 8
vaarbewegingen 6 HAR ERLE
in % jk EEHCCCHEMENLLI
) TEHLCBCHCHE ELLI HEHE
o KANE DS OREN HDO OAD OAD BON MEU ND
1 23456 7 8 9 10111213141516171819202122 2324
m weekdag m weekend = totaal uur van de dag
Drukte op de gracht
Om een beeld te geven van de drukte op de grachten zijn de gegevens van het
telpunt Anne Frankhuis (Prinsengracht) over 2016 weergegeven.
Dit is een van de drukste tellocaties in het grachtensysteem en geeft dus een goed
beeld van het vaargedrag in de centrumzone.
Figuur 5. Aantal passages over 2016 bij het telpunt Anne Frankhuis (inclusief
druktegrenzen).
== zeerrustig —- rustig normaal —___— gemiddelde zomerse dag
—- druk -—- zeer druk
Aantal Passages
1600
1400
1200
1000
800
600 {OTT In PETE
400 EEL IL
i dM
0 TREDEN EEE EPE EEC PCE EEP PEET EEE ECONO VEEN EER
| Jan | feb | mrt __ | apr jjun| aug | sep | okt | nov | dec |
Per maand
Ook dit beeld is vergelijkbaar met 2015. Gedurende de zomermaanden en in
vakanties ligt het aantal vaarbewegingen tussen de modelgrenzen van normaal en
druk in. In maart is er een piek te zien. Dit betreft een meetfout op die dag.
Concluderend kan gesteld worden dat het beeld van de grachten qua drukte in 2016
niet anders was dan het voorgaande jaar. In 2016 is begonnen met de voorbereiding
van (verkeers)maatregelen (zie hoofdstuk 2.2) die de situatie moeten gaan
verbeteren. Deze maatregelen treden in 2017 in werking.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 17/32
2.2 Verkeersmaatregelen
Verlaging van de maximum vaarsnelheid
De verlaging van de maximum vaarsnelheid van 7,5 naar 6 km/uur is in 2016 door de
gemeenteraad besloten. Met ingang van 1 januari 2017 zal deze verlaagde
maximumvaarsnelheid ingaan. De maatregel is van toepassing op het gehele
Amsterdamse binnenwater, waarbij slechts uitzonderingen zijn gemaakt voor de
aangewezen doorgaande hoofddoorvaartroutes (Kostverlorenvaartroute en
Amstelroute). Daarnaast worden ook de wateren Ertshaven, Entrepothaven en
Spoorwegbassin uitgezonderd vanwege hun brede profiel en het feit dat deze
wateren direct aan het IJ grenzen waar een hogere vaarsnelheid geldt. De
maximumsnelheid op deze uitgezonderde wateren blijft 7,5 km/uur.
Overige verkeersmaatregelen.
De verlaging van de maximum vaarsnelheid is slechts één maatregel binnen een
pakket van maatregelen dat noodzakelijk is om nu en in de toekomst bij de
verwachte verder toenemende drukte het varen in Amsterdam vlot en veilig te
houden en de beleefde overlast te beperken.
In 2016 is dan ook gestart met het voorbereiden van aanvullende maatregelen om dit
te bereiken. Het betreft hier 2 trajecten gericht op bekende knelpunten.
Uitbreiding 1-richtingsverkeer Prinsengracht
In 2014 is een succesvolle pilot met 1-richtingsverkeer gehouden op een deel van de
Singelgracht en de Prinsengracht. Deze maatregel is in 2015 permanent gemaakt
gedurende het vaarseizoen.
In aansluiting hierop zijn in 2016 de mogelijkheden onderzocht om het 1-
richtingsverkeer uit te bereiden over de gehele, 3,2 km lange, Prinsengracht, inclusief
Korte Prinsengracht en Eenhoornsluis.
Ook de doorstroming bij het in dit traject gelegen bekende knelpunt Anne Frankhuis
is in dit kader bekeken.
Grimburgwal
Ook de locatie Grimburgwal is in 2016 onderzocht op mogelijkheden om de
doorstroming op deze locatie te verbeteren door een invaartverbod vanaf de
Oudezijds Voorburgwal.
Overleg met belanghebbenden heeft voor beide locaties in het najaar van 2016
plaatsgevonden. Op basis van dit overleg en technische afwegingen zijn
verkeersmaatregelen uitgewerkt. Deze maatregelen gaan per 1 april 2017 in.
Overige verkeerszaken
In 2016 was de Boerenwetering nog steeds gestremd vanwege de bouw van een
parkeergarage en een nieuwe brug (®Brandweerbrug”, brug 79). De werkzaamheden
zullen volgens planning in het vierde kwartaal van 2017 gereed komen.
In 2016 is de Leidse brug (brug 174) op hoogte gebracht, hierdoor zijn de in 2016
verleende ontheffingen met betrekking tot het eenrichtingsverkeer (in verband met de
hoogte) voor het traject Singelgracht — “Freddy Heinekenbrug” (brug 84) — Amstel
niet meer noodzakelijk en zullen worden ingetrokken.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 18/32
2.3 Conclusies hoofdstuk 2: ordening verkeersbewegingen
In 2016 zijn diverse verkeersmaatregelen voorbereid ter behoud en verbetering van
de vlotte en veilige doorvaart en vermindering van de ervaren overlast.
Op basis van de gegevens van de TNO-steekproef kan de voorzichtige conclusie
worden getrokken dat drukte en vaargedrag in 2016 niet veranderd lijken ten
opzichte van 2015.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 19/32
3 Toezicht en handhaving
3.1 Beleid en handhavingsinstrumenten
Hoewel handhaving vaak (ook in dit hoofdstuk) wordt gebruikt als de overkoepelende
term voor alle toezichts- en handhavingsactiviteiten is er een onderscheid tussen
deze twee begrippen:
-__ Toezicht houden bestaat uit het controleren of de aangetroffen situatie
overeenkomt met de wettelijk voorgeschreven situatie en het inzetten van
preventieve middelen zoals voorlichting, zodat het niet tot overtredingen komt.
Vaak worden hier ook mondelinge waarschuwingen onder geschaard (“niet meer
doen”).
-__Handhavend optreden vindt plaats bij het constateren van een overtreding.
Waternet treft dan maatregelen om de overtreding ongedaan te (laten) maken of
treedt bestraffend op (uitdelen boete). Het handhavend optreden begint in eerste
instantie met het afgeven van een formele waarschuwing. Mocht dat geen effect
hebben, dan worden andere maatregelen ingezet, veelal bestuursrechtelijk (last
onder dwangsom, bestuursdwang). Bij onomkeerbare overtredingen wordt direct
strafrechtelijk opgetreden (uitdelen boetes). Dit is bijvoorbeeld het geval bij
overlast (geluid, snelheid) en niet voldoen aan basale veiligheidsvoorschriften
(aanwezigheid dodemansknop, afwezigheid reddingsvesten, afwezigheid klein
vaarbewijs en dergelijke).
Toezicht en handhaving zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat gebruikers van de
grachten zich aan de geldende regels houden. Daarbij ligt de prioriteit op:
-__ borgen van de veiligheid op het water: snelheid en verkeersregels;
-__ verminderen van overlast op het water: geluid en snelheid;
-__ verminderen van de illegale passagiersvaart.
Verdeling verantwoordelijkheid centrale stad en stadsdelen
De handhavingstaken van Waternet worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente
Amsterdam en twee stadsdelen: Centrum en West. Het merendeel van de taken die
Waternet uitvoert zijn gemandateerd vanuit de gemeente. Een beperkt aantal
bevoegdheden uit de Verordening op het Binnenwater (VOB) ligt bij de stadsdelen.
De twee genoemde stadsdelen hebben deze bevoegdheden gemandateerd aan
Waternet. Daarbij moet worden gedacht aan het handhaven op geluidsoverlast,
ligplaatsvergunningen, objecten, woonschepen, bedrijfsvaartuigen en
pleziervaartuigen > 10m. Met de twee stadsdelen zijn deze prioriteiten vastgelegd in
een dienstverleningsovereenkomst (DVO).
In personeelsbudget uitgedrukt heeft Waternet (afgerond) jaarlijks € 1,6 miljoen
beschikbaar voor toezicht en handhaving op het water. Daarvan wordt € 640.000
bekostigd door de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum en ongeveer
€ 100.000 door de bestuurscommissie van stadsdeel West. Met dit budget wordt een
formatie van in totaal 23 FTE gefinancierd, waarvan 18 FTE toezichthouders, 2 FTE
juridische handhavers, 2 FTE coördinatoren en 1 FTE teamleider. Door de
bestuurlijke prioritering van stadsdeel Centrum op het contract met Waternet,
ingegaan per 1 januari 2016, wordt dit aantal teruggebracht naar een totaal van 20
FTE. In 2016 zijn reeds 2 FTE aan bestuurlijke prioritering gerealiseerd, wat
geresulteerd heeft in verminderde inzet van 2 personen vanaf 1 juli.
Eind 2015 is een Quick Scan gestart naar de toekomstige inrichting van toezicht en
handhaving op de Amsterdamse binnenwateren. De eerste conclusie van de Quick
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 20/32
Scan is dat de toezichts- en handhavingstaak op de Amsterdamse binnenwateren
het best belegd kan worden bij de afdeling handhaving van de gemeente
Amsterdam. Op basis van deze Quick Scan is bestuurlijk besloten een en ander
nader uit te werken in een Business Case. Het opstellen van de Business Case is in
2016 gestart na de zomer en zal gereed zijn in het eerste kwartaal van 2017.
Samenwerking met externe partijen
Tijdens het vaarseizoen (van 1 april t/m 1 oktober) zijn er samen met de Handhaving
en toezicht Openbare Ruimte (HOR) en deels met politie 10 gezamenlijke acties op
overlast van snelheid en geluid uitgevoerd. In 6 gevallen ging het om acties met een
grootschalig karakter met inzet van 5 vaartuigen met bemanning Waternet en 6
handhavers van HOR op de fiets. De overige 4 acties waren kleinschalig met inzet
van 1 vaartuig en 2 handhavers van HOR op de fiets.
Van april tot oktober is er maandelijks een gezamenlijke actie gehouden met de
gemeentelijke belastingdienst. Hierbij controleert de belastingdienst op het betalen
van vermakelijkheidsretributie.
Met Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) zijn op in januari en december
gezamenlijke controles uitgevoerd op brandveiligheid aan boord van (open)
rondvaartboten. Voor deze maanden is gekozen omdat op dat moment het
Amsterdam Light Festival veel publiek via het water trok. Het festival bestaat uit vele
verlichte kunstwerken die langs de vaarwegen van de Amsterdamse binnenstad zijn
aangebracht. Daarnaast verlengen steeds meer open rondvaartboten het
vaarseizoen met zaken als overkappingen en kachels.
Naar aanleiding van deze controles zijn alle reders/exploitanten per brief
geïnformeerd over regelgeving omtrent kachels en tent- en zeildoeken.
Inzet van het “three strikes out” principe
Het “three strikes out” principe wordt ingezet bij reders met een exploitatievergunning
wanneer zij de voorwaarden van deze vergunning overtreden bij overlast rondom
snelheid en geluid (zoals overlast voor omwonenden en versterkte muziek) en
veiligheid (denk aan varen van vaartuigen buiten de toegestane tijden). Bij de eerste
overtreding krijgt de vergunninghouder een waarschuwingsbrief (strike 1). Bij de
tweede overtreding krijgt de houder een brief met het voornemen tot intrekking van
de vergunning (strike 2) en bij de derde overtreding wordt de vergunning
daadwerkelijk voor (on)bepaalde tijd ingetrokken (strike 3).
Van dit principe gaat een preventieve werking uit. In 2016 zijn er 9 overtredingen
vastgesteld en daarmee ook 9 (alleen eerste) strikes uitgevaardigd. Tweede en
derde strikes zijn tot nu toe nog niet nodig geweest. Daar staat tegenover dat de
naleving aanzienlijk is verbeterd. In 2015 is gestart met het overleggen van de lijsten
met overtreders in de Werkgroep Grachten (het periodieke grachtenoverleg tussen
Waternet en de reders). Reders spreken hun personeel hierdoor meer aan op hun
vaargedrag. Tevens versterkt het de onderlinge sociale controle binnen de
beroepsgroep. In 2016 zijn deze overleggen gecontinueerd.
Eén meldkamer
Telefonische meldingen over overlast komen nu nog binnen bij het servicecentrum
van Waternet waardoor de follow-up nog niet helemaal optimaal is. Inzet wordt
effectiever wanneer alle meldingen bij de centrale meldkamer van de RVE
Handhaving en Toezicht (H&T) binnenkomen. De centrale meldkamer beschikt
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 21/32
namelijk over mogelijkheden om de melding uit te zetten bij de medewerker die het
dichtste bij is door middel van een interactieve kaart waarop alle handhavers
zichtbaar zijn. Dit gaat via een portofoon die een GPS signaal verstuurt.
Inmiddels zijn de portofoons van Waternet aangesloten op dit systeem en er loopt
een pilot die maandelijks door zowel Waternet als RVE H&T wordt geëvalueerd.
Deze pilot loopt door in 2017. De reguliere meldingen die bij Waternet binnen komen
lopen nog niet via de meldkamer van de RVE H&T.
inzet tablet
Aan het begin van het vaarseizoen zijn alle handhavers voorzien van een tablet.
Hiermee kan het handhavings- en vergunningeninformatiesysteem bediend worden
waarmee een betere en snellere uitwisseling van gegevens mogelijk is.
inzet camera’s
In samenwerking met stadsdeel Centrum wordt vanaf 2016 gebruik gemaakt van
informatie van de camera's die Centrum inzet voor toezicht en handhaving.
3.2 Handhavingsresultaten
Prioritering 2016
Tijdens het vaarseizoen ligt de nadruk op 4 prioriteiten:
1. illegaal passagiersvervoer;
2. overlast van snelheid en geluid;
3. binnenhavengeld & milieuvignetten; en
4. preventie.
3.2.1 Illegaal passagiersvervoer
Doelstelling: illegaal passagiersvervoer dusdanig bestrijden dat legale exploitanten
niet worden benadeeld in hun bedrijfsvoering.
De focus ligt hier op professionele aanbieders. De handhaving vindt zowel via
internet plaats als op het water. Bij de online handhaving speurt de toezichthouder op
internet naar advertenties van illegale aanbieders. Deze advertenties worden
verwijderd. Een aantal handhavers heeft hiertoe een cursus ‘internet rechercheren’
gevolgd.
Naast de online handhaving op illegaal passagiersvervoer voert Waternet ook fysieke
(offline) controles uit op de grachten. Bij constatering van illegaal vervoer volgt in dat
geval direct een dwangsomprocedure via een bestuurlijk handhavingstraject.
Waternet zet ‘mystery guests!’ in via een bedrijfsrecherchebureau om te constateren
of de aanbieder zijn aangeboden diensten ook werkelijk uitvoert. Dit vanwege het feit
dat op heterdaad betrappen in de praktijk moeilijk is. Mystery guests ervaren dat
illegale schippers hun klanten instrueren door aan te geven dat ze “vrienden van de
schipper” zijn. Zonder verklaring van een klant dat er betaald is, kan er geen
constatering van illegaal passagiersvervoer worden gedaan. Wanneer een
overtreding wordt vastgesteld volgt eerst een waarschuwing. Bij een tweede
overtreding volgt een dwangsomprocedure. Het instrument van ‘mystery guest’
neemt echter in kracht af, omdat illegale aanbieders steeds voorzichtiger worden en
steeds meer naspeuringen doen om te bepalen of er sprake is van ‘mystery guests’
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 22/32
of niet. Het aantal boekingen lijkt daardoor af te nemen. Het blijft echter wel een
preventieve werking hebben.
Tabel 8. Resultaat handhaving op illegale passagiersvaart via internet
Illegale aanbieders Geheel 2014 |Geheel2015 | 2016
Aangetroffen advertenties op 132 167
internet
Verwijderde advertenties op 132 149
internet
Aangetroffen website aanbieders
Verwijderde website aanbieders
|Voomemen dwangsom [9 46 |
Definitief dwangsom
*) vanwege recidive meer verwijderd dan aangetroffen.
Tabel 9. Handhaving op illegale passagiersvaart via fysieke controle op het water
Controles op illegale resultaat 2014 [resultaat 2015 | resultaat 2016
passagiersvaart
[Procesverbaal_______ B je |
|Voomemen dwangsom 6 js |
Het lijkt dat het aanbod op internet van illegale passagiersvaart afneemt.
Het daadwerkelijk illegaal vervoeren van passagiers is naar de waarneming van de
handhavers niet zichtbaar afgenomen. Al is het moeilijk daar een harde uitspraak
over te doen vanwege de moeilijke bewijsbaarheid van illegaal passagiersvervoer ter
plaatse.
Door Waternet zijn in het afgelopen vaarseizoen 5 overtredingen vastgesteld: tegen
alle 5 deze overtreders is een dwangsomprocedure opgestart. Bij één overtreder is
een definitieve dwangsom opgelegd. Omdat het hier een bestuursrechtelijk
handhavingstraject betreft, zijn er geen processen-verbaal opgemaakt.
3.2.2 Handhaving op overlast van snelheid en geluid
Doelstelling: het totaal aantal meldingen terugbrengen.
In de periode januari t/m december 2016 hebben 445 personen een melding van de
diverse vormen van overlast op het water gedaan. Een kleine groep van ca. 20
personen is verantwoordelijk voor 42% van de meldingen. Deze 20 melders doen
gemiddeld 26 meldingen per persoon, dat zijn 10x zoveel meldingen als de overige
melders gemiddeld doen (2,8 meldingen per persoon).
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 23/32
Geluid, snelheid en vaargedrag
Geluidsoverlast en overlast door snelheid/vaargedrag zijn voor burgers de
belangrijkste aanleidingen om melding te doen. Omdat veel meldingen in de
categorie snelheid niet zo zeer gaan om te hard varen, maar om beleefde overlast bij
de wijze van manoeuvreren is per 2016 een splitsing aangebracht in
snelheidsoverlast en vaargedrag die voor 2016 één categorie vormden.
Tabel 10. Meldingen overlast
Meldingen overlast resultaat 2014 [resultaat 2015 | resultaat 2016
Geluidsoverlast
Sneheidsoverlastenvaargedrag* |25 | |
Vaargedrag*
1.023 1.233
*) snelheidsoverlast en vaargedrag zijn per 2016 gesplitst.
De rapportage over 2016 wordt vergeleken met 2015 en 2014. Het totaal aantal
meldingen is in 2016 met 20% gestegen ten opzichte van 2015.
Tabel 11. Meldingen overlast snelheid van rondvaart
Meldingenoverlastsnelheid _|2014 [2015 |2016 |
Wat op valt is dat het aantal meldingen over te snel varen door de vergunde
rondvaart sterk is gedaald. In 2016 waren dit er 106, terwijl dat er in 2015 nog 162
waren.
Het aantal meldingen op snelheid lijkt gedaald ten opzichte van vorig jaar. Dit effect
is echter het gevolg van een wijziging in de monitoring. In het verleden meldden
omwonenden overlast door manoeuvreren bij op- en afstaplocaties vaak schriftelijk
onder ‘snelheid’. Denk bijvoorbeeld aan de locatie bij het Anne Frank Huis.
Om de monitoring zuiver te houden is hiervoor per 1 januari 2016 een nieuwe
categorie ingesteld: vaargedrag.
Er was in 2016 sprake van een aanzienlijke toename van het aantal meldingen in de
categorie Geluid. Een direct aanwijsbare reden hiervoor is niet direct duidelijk.
Voor een deel komen de meldingen inzake geluid van een kleine groep melders. De
top 10 van de melders doet 228 meldingen en neemt daarmee 30% van het totaal
aantal meldingen voor zijn rekening. In 2015 namen de top 10 melders nog 35% voor
hun rekening met 204 meldingen.
Van het aantal meldingen geluid is een top 10 vast te stellen op basis van de locatie.
Concreet nemen 10 grachten (8,8% van het totaal) 61% van het aantal meldingen
voor hun rekening. Hierbij valt met name het zeer hoge aantal meldingen op de
Prinsengracht op, die met 178 meldingen 24% van het totale aantal meldingen in
deze categorie vertegenwoordigd. Dit is een hoog aantal, zelfs als de lengte van de
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 24/32
bewuste gracht in overweging wordt genomen. Een relatie met type vaartuig (bv.
open boten) is niet te leggen, omdat veel melders niet het type vaartuig doorgeven
(hier wordt o.a. in het webformulier wel naar gevraagd).
Tabel 12. Top 10 Grachten voor meldingen geluidsoverlast
Overlast op
het water -
Locatie geluid
Levantkade
Lijnbaansgracht
Nieuwe Herengracht
Oudezijds Voorburgwal
Eindtotaal 466 |
Relatie meldingen en processen-verbaal
Over geluidsoverlast kan worden gezegd dat, er sprake is van een toename in het
aantal meldingen, en ook in het aantal processen-verbaal (boetes).
In figuur 6 is weergegeven de relatie tussen de meldingen snelheid (links) en de
processen-verbaal (midden) en vaargedrag (rechts). In 2016 zijn de meldingen
inzake snelheid uiteen getrokken in feitelijke snelheidsovertredingen en vaargedrag.
Figuur 6. Weergave meldingen en processen-verbaal overlast snelheid, vaargedrag
(sinds 2016)
son
A00
= meldingen
zoa snelheid
B pracessen
zon verbaal
zoo B waarge drag
a
2014 2015 z016
In figuur 7 is weergegeven de relatie tussen de meldingen geluid (links) en de
processenverbaal.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 25/32
Figuur 7. Weergave meldingen en processen-verbaal geluid
LEE
500
„an
son Mm meldingen
soo geluid
An
m processen
an werbaal
zon
1u
ù
2014 2015 zo15
Gezonken bootjes
Naast meldingen over geluid, snelheid en vaargedrag vertegenwoordigen de
gezonken bootjes een belangrijk aantal meldingen.
Tabel 13. Meldingen gezonken bootjes
Aantal meldingen resultaat 2014 |resultaat2015 | resultaat 2016
Gezonken bootjes
Het aantal meldingen is toegenomen t.o.v. 2015. Dit is deels te wijten aan de vele
neerslag in korte tijd in 2016, waardoor bootjes eerder zinken.
Het beleid van Waternet is dat gezonken bootjes gelabeld worden. De eigenaar heeft
dan 14 dagen de tijd om zijn boot te verwijderen. Verwijdert hij zijn boot niet, dan
wordt de boot na 14 dagen door Waternet gelicht.
Inzet
De inzet wordt gemonitord door middel van het aantal acties. De definitie van een
actie is dat er tussen de 1 en 1,5 uur specifiek gecontroleerd wordt op
snelheid/geluid. Daarnaast zijn er gezamenlijke acties met de Handhaving Openbare
Ruimte (HOR) en de waterpolitie. Zij controleren met meerdere boten, een scooter
en/of fietsen gecontroleerd. Op deze wijze worden meer overtreders gesignaleerd.
In totaal heeft Waternet in 2016 240 acties op vaarsnelheid uitgevoerd en 143 acties
op geluidsoverlast, inclusief de gezamenlijke acties met de HOR. Al deze acties
hebben geleid tot een totaal van 609 processen verbaal, waarvan 156 voor
snelheidsovertredingen en 257 voor geluidsoverlast. Het totaal aantal processen
verbaal is in 3 jaren meer dan verdubbeld. De opbrengsten van de boetes gaan naar
het Ministerie van Justitie. Eind 2016 is door de gemeenteraad besloten de
Bestuurlijke Boete per 1 januari 2017 in te gaan voeren. Dit betekent dat de
opbrengsten van de bestuurlijke boetes vanaf 2017 naar de gemeente gaan. Zie
hiervoor het besluit ‘Vaststellen van de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de
Openbare Ruimte (2016, 396/1577)’ van 16 oktober 2016.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 26/32
In het afgelopen jaar zijn in totaal de volgende processen-verbaal opgelegd.
Tabel 14. Het aantal opgelegde processen-verbaal
resultaat 2014 |resultaat 2015 | resultaat 2016
Snehheidsoverlast Be Ws MB
Totaal 125 133 le |
*) o.a. in 2016: 42 stuks eenrichtingsverkeer, 80 stuks verlichting, 19 ligplaats nemen
waar het niet mag.
3.2.3 Binnenhavengeld en correct gebruik milieuvignet
Doelstelling: terugdringen onterecht gebruik milieuvignet
Binnenhavengeld
Waternet controleert of de pleziervaartuigen een geldig binnenhavengeld (BHG)
vignet op hun boot hebben. Als dit niet het geval is, worden de boten (na aanmaning)
uiteindelijk weggesleept. In 2016 zijn 49 boten weggesleept die geen BHG-vignet
hadden. Dit aantal is weer lager dan voorgaande jaren.
Tabel 15. Handhaving BHG-vignetten
BHG-vignetten resultaat 2014. resultaat 2015 resultaat 2016
H ti
gecontroleerde boten
W leept t
zonder vignet
*) In 2016 lag het zwaartepunt op controle van alle milieuvignetten. In totaal zijn ruim
3100 vignetten handmatig gecontroleerd. Ruim 57000 vignetten zijn automatisch
gescand. De meeste vaartuigen zijn meerdere keren gescand. De uitkomst staat
vermeld in hoofdstuk 1.3 (pagina 14).
Milieuvignetten
Een aanpassing van de scanapparatuur heeft controle op de vignetten eenvoudiger
gemaakt. Nautisch Toezicht had in 2016 als operationele doelstelling om 96% van de
gebruikers van een milieuvignet in twee controlerondes te controleren in de periode
april-november. In praktijk is 99% (1326 van de 1344 vaartuigen met een
milieuvignet) gecontroleerd. De controles vonden plaats aan het begin (april) en het
einde (september/oktober) van het vaarseizoen.
Overtreders worden eerst aangeschreven. Na enkele weken volgt dan weer een
controle. Wordt bij de tweede controle nog steeds geen of een onjuist vignet
aangetroffen dan wordt het vaartuig versleept naar de bewaarhaven.
De inkomsten van het BHG zijn in hoofdstuk 1.3 terug te vinden.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 27/32
3.2.4 Preventie
Een van de uitgangspunten van het stedelijk handhavingsprogramma, waar ook team
Nautisch Toezicht zich aan conformeert, is een nadruk op preventie door middel van
communicatie met zowel burgers als bedrijven en kwalitatieve dienstverlening.
Waternet geeft hier invulling aan door informatieve acties zoals het uitdelen van
flyers, berichten en filmpjes op sociale media en lokale tv en het betrekken van
burgers, bijvoorbeeld door middel van buurtoverleggen op plekken met veel overlast.
In de maand april zijn er 6 preventieve acties uitgevoerd op het water met als doel
om vaarders bij de start van het vaarseizoen, meer bewust te maken van de regels
op het water en de gevolgen van een overtreding. Speciale aandacht ging uit naar
grote open sloepen omdat er veel meldingen zijn over overlast van dit type vaartuig.
Tijdens de acties zijn er 350 flyers uitgedeeld. Hierin staan algemene tips over
vaargedrag ter voorkoming van overlast. Zie bijlage 2.
Bij de start van het vaarseizoen is er een filmpje opgenomen dat op AT5 is
uitgezonden. In dit filmpje legt de coördinator van team Nautisch toezicht de regels
op het water uit. Het filmpje is ook op social media ingezet. Recreanten worden ook
via de VaarApp gewezen op de regels op het water. Het filmpje is te zien op
httos://www.youtube.com/watch?v=OrOhS dtcwA
Handhaving op snelheid
Om de vaarweggebruiker over hun actuele snelheid te informeren zijn ook in 2016
borden met smileys ingezet. De borden worden ingezet op plaatsen waarover veel
meldingen over overlast worden gemaakt.
Figuur 8. Borden met smileys (juiste en foute snelheid)
hk Ii Je
En NN
EO e
f E en Dn En
5 le IE
De smiley geeft bij de schipper in het voorbij varen aan wanneer hij/zij met de boot te
snel of juist met goede snelheid vaart. Hiermee wordt in eerste instantie een
preventieve werking beoogd, maar de smiley logt tevens de aantallen en snelheden
van alle voorbijvarende schepen. De uitgelezen data zijn een hulpmiddel om het
nalevingsgedrag te peilen.
Euro Pride
De jaarlijkse Gay Pride heet in 2016 Euro Pride omdat Nederland voorzitter was van
de EU. Dit jaar is gekozen voor een andere route. Waar voorheen de route ging via
de Oude Schans, gaat dit jaar de stoet door de Nieuwe Herengracht. Het publiek
heeft zo beter zicht op het evenement en dat is als positief ervaren. Om de
overlastbeleving te beperken, zijn maatregelen genomen om de Prinsengracht de
hele nacht gestremd te houden door middel van pontons. Uit de evaluatie is gebleken
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 28/32
dat deze maatregel nog niet het gewenst resultaat heeft gebracht om de overlast
voor omwonenden te verminderen.
Vaarapp
In 2016 is opdracht verstrekt tot een herziening van de Vaarapp.
De inmiddels verouderde techniek wordt ge-update, waarna in 2017 aan nieuwe
functionaliteiten en uiterlijk gewerkt gaat worden. De bedoeling is dat de nieuwe
versie van de app (Vaarwater 3.0) zaken als gps, actuele snelheid, verkeerssituaties
en informatie over allerlei ‘Points of interest’ zal gaan bieden (denk aan attracties,
maar ook aan openbare toiletten en EHBO-posten). Daarnaast is het de intentie
allerlei meldingsfuncties in te bouwen over regelgeving en praktische tips. De
Vaarapp is in 2016 4300 keer gedownload en heeft 2300 actieve gebruikers. De app
heeft in 2016 geen updates gehad.
Feedback via buurt overleggen
In 2015 is in overleg met stadsdeel Centrum besloten dat Waternet deelneemt aan
de verschillende buurtoverleggen in stadsdeel Centrum. Waternet legt uit hoe ze te
werk gaat en vraagt gedetailleerde informatie over de overlast die ervaren wordt. In
2016 is hier invulling aan gegeven door het toewijzen van deelgebieden van het
centrum aan toezichthouders. Zij zorgen ervoor dat de controles in hun gebied
worden uitgevoerd en zijn het eerste aanspreekpunt. Deze toezichthouders hebben
deelgenomen aan de buurtgesprekken in het Centrum.
Gesprek reders en woonbootbewoners
In het reguliere overleg tussen Waternet en de reders (Werkgroep Grachten) is
afgesproken dat Waternet een periodiek overleg tussen reders en een
vertegenwoordiging van woonbootbewoners zal faciliteren met als doel het bijdragen
aan wederzijds begrip en daardoor tot vermindering van de overlast.
Vóór de zomer 2016 is er een bijeenkomst geweest tussen reders en omwonenden.
Hieruit is een aantal actiepunten naar voren gekomen om de afstemming tussen
reders, Waternet en bewoners te verbeteren.
Een kleine greep uit de actiepunten:
-__in de schippersopleiding is aandacht voor overlast en bezoek aan woonboten;
-__ er zijn interne schippersmeetings met als centraal thema ‘voorkomen overlast’
geweest bij twee grote rederijen;
-__ leesbare naamstickers zijn aangebracht op achterzijde boten;
- de bereikbaarheid van de dutymanagers van de rederijen is verbeterd
(telefoonnummers uitgewisseld);
-__ overtredingen worden door Waternet sneller doorgestuurd aan de reders
(voorheen twee maanden, nu twee dagen); en
-__een bezoek van de handhavers van Waternet aan schippersbijeenkomsten van
de reders om e.e.a. toe te lichten.
Informatie over verkeers- en milieumaatregelen
Eind 2016 is bebording geplaatst voor het verbod op vervuilende 2-takt
buitenboordmotoren en de verlaging van de maximum vaarsnelheid naar 6km/uur.
Alle BHG-vignethouders hebben een brief ontvangen. Hierin worden de houders
gewezen op deze verboden die ingaan per 1 januari 2017.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 29/32
3.3 Conclusies hoofdstuk 3: toezicht en handhaving
Op basis van de gegevens in dit hoofdstuk kunnen we de volgende feitelijke
conclusies trekken:
-___Naar aanleiding van een Quick Scan naar de toekomstige inrichting van toezicht
en handhaving op het binnenwater is een Business case opgestart over het
onderbrengen van deze taken bij de afdeling handhaving van de gemeente
Amsterdam.
-__Door minder budget vanuit Bestuurscommissie Centrum is het aantal FTE voor
handhaving met 2 personen vanaf 1 juli afgenomen.
- __ Aantal (10) gezamenlijke acties met Handhaving en toezicht Openbare Ruimte
(HOR), politie en Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) hebben
plaatsgevonden. Naast controles op snelheid en geluid zijn o.a. controles op
brandveiligheid uitgevoerd gedurende het Light Festival.
-__De handhaving op illegale passagiersvaart lijkt te werken, het aanbod daarvan
op internet lijkt verder af te nemen.
-__ Het aantal meldingen van overlast (geluid en snelheid, inclusief vaargedrag)
neemt toe. Het aantal processen-verbalen (boetes) neemt toe, met name in de
categorie geluid.
- De speciale aandacht voor het correct gebruik van het milieuvignet was
eveneens succesvol. Waar in 2015 bij 22% van de gevallen sprake was van
onjuist gebruik, is dat nu 8,3%.
-__In 2016 is ingezet op preventieve activiteiten zoals brandveiligheid en
informatieverstrekking over de maatregelen per 1 januari 2017 (verlaging
maximum vaarsnelheid en verbod op vervuilende 2-takt buitenboordmotoren).
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 30/32
Bijlage 1. Vergunningengebied 1: Amsterdam inclusief
de centrum-zone
— S dfs EN Ad Ml DS ij 5
di Kar, S An sk | Hen . ee Í /
ne se Pl SCS fs EE Den |
Í St Ks / / DA Ee / / Ri > ES SN
Ker he Bnr ed, f 5 zie) nd # Hs ef £ IS
\ NED OE AREN Nd
p OAT NE
€ ® 7 ed nd \
(4 en ze N Ned ie we / # ZL oe en,
e EE NEN
ES eN ie RE
a nn Ae Te ke ech eel zp nin en \
en Naf \ ( ë \ pe 4 | van vpe 2 AD
S En fz ° A EN We
MS an
% eN ‚ £ gert 7
Ad EAN t f _ # Z
EN ANN Me
rt AMIN AN Srei Ui
BAN: \/ ed ge jl al a PDS: en 1
Adi UD ALIN Sd \
5 KA AA Ü 8 pn en LA en Ì
veen f AA IE kn mm
Ir B, Eier Hs VES Nm 5 Res Pe 1, £ / et pt
Da SAN ee Kk Se DS ff ei Ae Ä
Bane eN 0 KEN Lem Va er 07 gn ost ie af \
jg af AS Kf [Es 4 dik 1 In
aan Ef Í pj men Dee A iS 5
SE | AANV EEET
Í À " Af a 5 We 5 it SE il, el PN we 7 Pan oe
IJ AS ere Ls AR Re
his a en ns |= \ E (A Ne Aden S |
„LA | bn Ne OP AEON
ft Po tu Pd d De kele Sp’ N
Ü 5 Ame H 4] bei _ eN pe ef
AOT Les ek 7.
NAAN #:
Rn wr AMSTEL Oe EP rk ik ke ple Le en
mg TS mf, dj 5 Ne Ed Sr a
RUN A td EN NE
ln ie Ne WER rl \
EE ae gm ch RE NES dj ONT p
nh SE Le sl IK \ Nomen RE
=& } ee ee Í Á Se eN \ lain ek Ä
EE Do nd OP DE RN
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIE 5 31/32
Bijlage 2. Vaarregels in Amsterdam
Varen en afmeren in
d doe j
Amsterdam doe je zo…
Varen in Amsterdam is leuk en dat willen we graag zo houden. Daarom is het goed als
iedereen de vaar- en afmeerregels kent. In deze flyer staan de belangrijkste regels en
de betekenis van de verkeersborden op het water. Ook vindt u informatie over welke
lichten u moet gebruiken op uw boot als u in het donker vaart.
VAARREGELS
De belangrijkste vaarregels voor de pleziervaart:
* Vaar zoveel mogelijk aan stuurboordzijde (rechts) en vaar niet harder dan 6 kilometer per uur.
* Voorkom hoge golven tijdens het varen
- Een klein schip (korter dan 20 meter) geeft zoveel mogelijk voorrang aan een groot schip.
* Een klein motorschip geeft voorrang aan een boot die door spierkracht vaart.
(bijvoorbeeld een roeiboot).
* Drink geen alcohol als u de schipper aan boord bent.
" Op en rond het water wonen mensen. Zorg er daarom voor dat u niet teveel geluid maakt met
of op uw boot.
* U mag geen versterkte muziek op uw boot gebruiken
AFMEERREGELS
* Maak uw boot niet vast onder een brug of aan een brugleuning
* Veroorzaak geen schade of last als u afmeert aan woonboten of andere drijvende
objecten, zoals vlotten en steigers.
Maak uw boot niet vast aan eigendommen van de gemeente, zoals lantaarnpalen, bomen,
fietsenrekken of brugleuningen. Maak gebruik van haalkommen in de kademuur. Dit zijn stalen
stangen in sluis- of kademuren waaraan u uw boot kunt vastmaken.
* Plaats geen trappetjes, planken of steigers in of aan de kademuur, in de grond of in het water
van de gemeente Amsterdam.
* Gebruik altijd stootwillen tussen de kademuur en de boot. Dit zijn rubberen kussens die
gemaakt zijn om schade aan de boot en kade te voorkomen. Maak deze stootwillen vast aan
uw boot en niet aan de kademuur.
Meer informatie? Kijk voor meer informatie op www.waternet.nl. U vindt hier onder andere een digitale vaarkaart
met allerlei handige informatie voor de plezier vaart.
14 maart 2017 - Grachtenmonitor 2016 VERSIES 32/32
| Onderzoeksrapport | 32 | train |
% Gemeente ne
% Amsterdam
Oale an
KE mall ad oak se
mr ENEN |
gean Aen EE u
g, mn MMES ree pim nn Sn rn
bn ES ee en en en en il BNN nd
en ee Te) NS
en en Te Á En
ae en enn A, / nn en _N ;
De Ne ef ee Ë eN
es SS, EEEN
ee ef Monit nt ee
pn ven nn
Se juni 2018
Ss” Ce On /
rik
BB et BREE RENSE BEE Inleiding 3
a EE EEn Mann | EEH
aar Eda EEn 5 bird | | |
NR : RER K BEERS
NL B 0 (GREEES BE El ë: | || .
mA Ed B en BERBER | Duurzame Energie 4
_ OO ud | |
= kn TT ld | Î Î
A EEn (GCRREDERIEDEEEN EEDES 5
orn EE f chone Lucht 9
- Ji ij ess Li | 4 |
DEELT ad : Zi T drin | | Û |
oi hel Bd
Ens KEEL ze î jee A nn Ean a . . .
Whaa Let | en Ramen Circulaire Economie 12
rg mn NEN | | |
UIT T EEE en en Î |
5 en
sh mad — SERRA aanne a id eh . .
En ok Ee | | Klimaatbestendige Stad 14
ER Li Un mT ER | | | |
Ru Hon uu B Î Î |
RE WMA: pg NEE | | | Gemeente Duurzaam 16
EE: SE Ee ER HieREe |
Mn ii: EE | | | |
Woontoren in het Amstelkwartier op grote schaal voorzien van zonnepanelen. Slimmer omgaan met regels 18
Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
nn Ree
__ en > Investeringsruimte bieden aan projecten in de stad 19
| nt AI VE Hi ”
B Ë In e en
Re m
1 k d e kf E Lessen voor de Routekaart 20
a " F
É
mm „f ES En 8
as k ht 8
En
me ied;
Ed n |
. u rd Ee ‚®
a Dl :
5 MN ij
/
Eid
Pe a En
he on En De
Bn RN L 5 _
& NS he N Ke / Ee
EN ‘ |
EN Ì ps
end en | || À
||
ANN Ne 5 | |
NN bl as
- ne ed EL =l, 5 :
Oplaadpunt voor elektrische auto’s. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Foto omslag: Zonnepanelen op hoteldak Stadionplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
nn at [IT De
2
De monitor Staat van Duurzaam Amsterdam juni 2018 rapporteert over de uitvoering van de Agenda Duurzaam Circulaire economie
Amsterdam (op 11 maart 2015 door de gemeenteraad vastgesteld). De Staat van Duurzaam Amsterdam gaat in De aanpak van ‘denken en doen’ was succesvol. Dit blijkt uit de evaluatie van zo'n 70 projecten die door diverse
op de vijf transitiepaden van de Agenda: duurzame energie, schone lucht, circulaire economie, klimaatbestendige partijen in de afgelopen periode zijn uitgevoerd. Hiermee is bewijskracht geleverd dat een circulaire economie
stad en gemeente duurzaam. Per thema rapporteren we over de resultaten en de voortgang van de activiteiten die realistisch en rendabel is. Met behulp van de nieuw ontwikkelde Routekaart Circulaire Gronduitgifte zijn drie
zijn ondernomen. Behalve deze vijf thema’s gaan we ook in op wat de gemeente heeft gedaan om belemmerende circulaire tenders voor gronduitgifte gegund. Een actieve koplopergroep ‘Circulaire Hotels’ verkent wat de
regels aan te passen (Slim omgaan met regels). Ten slotte rapporteren we over de financiële instrumenten die we hotelbranche kan bijdragen aan de circulaire economie in Amsterdam en hebben zelf maatregelen in hun eigen
inzetten om investeringen in duurzaamheid te stimuleren en over de resultaten die we daarmee hebben behaald. bedrijfsvoering genomen.
We maken het bewoners makkelijker om afval te scheiden door steeds meer zogenaamde waardecontainers te
De Staat van Duurzaam Amsterdam wordt afgesloten met Lessen voor de Routekaart. Voorliggende Staat van plaatsen. Van het huishoudelijk afval is 27% gescheiden via bron- en nascheiding. De nascheidingsinstallatie van
Duurzaam Amsterdam is de laatste monitor van de Agenda. In het coalitieakkoord Een nieuwe lente en een nieuw het AEB is geopend en draait op proef.
geluid is aangekondigd dat een Routekaart wordt ontwikkeld die de trendbreuk ten aanzien van de CO2 reductie
en aardgasvrij moet bewerkstelligen. In bijna 4 jaar van uitvoering, zijn lessen te leren die van belang zijn voor de Klimaatbestendige stad
ontwikkeling van de Routekaart en de daarbij te ontwikkelen monitormethodiek. Rainproof is in 2017 opgenomen in verschillend gemeentelijk beleid en handboeken zoals het beleidskader voor
de openbare ruimte (Puccini), het PLABERUM en de gemeentelijke menukaart voor onderwijshuisvesting. Voor
Wat is er de afgelopen periode bereikt? bestaande gebieden zoals nieuwe gebiedsontwikkelingen worden oplossingskaarten ontwikkeld, met als doel
een samenhangend rainproof ontwerp mogelijk te maken voor een hele buurt. Met de Agenda Groen stimuleren
Duurzame energie we het vergroenen en regenbestendig maken van de openbare ruimte en de daken in Amsterdam. Zo is de
De totale productie van duurzame energie in Amsterdam is gestegen met 3%. Ondanks de sterke groei van hoeveelheid groene daken in de periode 2015 - juni 2018 toegenomen met circa 70.000 m?.
de stad, het aantal inwoners steeg met meer dan 10.000, is de productie per inwoner ook gestegen (2% meer
dan in 2016). Het energieverbruik per inwoner daalde met 2%. Bewoners, bedrijven en maatschappelijke Gemeente duurzaam
organisaties investeren in projecten die bijdragen aan energiebesparing en duurzame opwek in de stad. De uitstoot van CO2 is met 22.842 ton per jaar terug gedrongen sinds 2012. Dit is onder andere het resultaat
Via de rijkssubsidie Stimulering Duurzame Energie (SDE) is voor 150 megawatt aan zonne-energieprojecten van de overgang van 50 decentrale datacenters naar 2 centrale energiezuinige datacenters en ledverlichting in
aangevraagd en in voorbereiding. In vijftien wijken wordt gewerkt aan initiatieven om de buurten aardgasvrij te openbare ruimte (30.000) en tunnels. Het papierverbruik is met 25% teruggebracht en er zijn veel zonneprojecten
maken. De woningcorporaties hebben ruim 11.000 woningen verbeterd en daarbij 26.800 labelstappen gemaakt. op gemeentelijk (sport)vastgoed en metrostations in voorbereiding. Vanaf 1 januari is alle stroom die de gemeente
Van nagenoeg alle grote nieuwbouwprojecten die via een tender in de markt zijn gezet, zijn de plannen bijna afneemt, afkomstig van Nederlandse duurzame bronnen.
energieneutraal of beter.
Slim omgaan met regels en bieden van investeringsruimte
Schone lucht De gemeente helpt partijen met duurzame initiatieven door belemmerende regels aan te pakken en aan te
De lucht wordt geleidelijk schoner. Ondanks dat de gemeten NO2 concentratie niet is afgenomen, laat de langere kaarten. Zo zijn vergunningen voor zonnepanelen vrijgesteld van leges en geldt een RVV ontheffing bij elektrisch
termijntrend van de gemiddelde concentratie NO2 een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit zien. De rijden. Vrijstelling van leges voor emissievrij verhuizen en duurzaam verbouwen zijn in voorbereiding. In Amsterdam
gemeten roet concentratie is in 2017 lager dan in 2016. Er zijn nog wel zes knelpunten waar de NO2 te hoog is. gaat naar verwachting vanaf eind dit jaar een aangescherpte EPC gelden.
Amsterdam kent inmiddels milieuzones voor vrachtverkeer, bestelwagens en sinds januari 2018 voor snor- en ledereen die wil investeren in duurzaamheid van de stad, kan bij de gemeente terecht. Het duurzaamheidsfonds,
bromfietsen, taxi's en touringcars. de Amsterdamse energielening en diverse subsidieregelingen, stellen partijen in staat om te investeren in
Amsterdam stimuleert, faciliteert en reguleert elektrisch rijden. Het gebruik van de elektrische oplaadpunten in de duurzame maatregelen. In 2017 is via het duurzaamheidsfonds, de energielening en het Amsterdams Klimaat en
stad, en daarmee het aantal schone uitstootvrije kilometers (meer dan 37 miljoen in 2017), is fors gestegen. Energiefonds €20,8 miljoen uitgeleend voor duurzame investeringen in de stad. Er is in totaal €2,4 miljoen subsidie
verstrekt voor onder andere groene daken en gevels, elektrische voertuigen en duurzame initiatieven.
3
E 3 mr mm ES il 7 5 Tj d a mj Te an en ln
Te An Î me j CERN Ee zien — dd } nee Se ged En Rf in
" L 4 E A pi d | ï 7 n d er Er Ee i ' | En r ad Ee al za TT Ek, 5 Fi Li ‚.
E : 4 EE get es Ke : Ld t rd NN an za DE manne Mare -
et OO me — EE EE en in
5 me ie à Ek 4 rn ee ed Wi e ore F L Dn 1 E
| VEE ar en hl mn NNT Mamma jj
a mj DR EE hi , Feld 5 Eus Bl ae 4 ei ne , Ee
8 if Gli 3 Ee Ee Oek TT nd rn OE RE
lk gren. FT nn n E E zr Ë a Mtr 1E a ie nn EG de If Ee Ei ik 7 ús | 1 Fr LN - mm Bg reg
: Ne es Bt Ë nt ee RR 5 ee Te 4 Ok ME EN en
4 rn 7 rn IJ ie WM r nn ki hal on his: KE Ee | L tene | dd Een ir, = ek hi E Ï
ME: NE E u, PE ä sl nk Ene si 1e en Es E at ie er Ee TT in ak Î EN | IR
ii F. Te eel i 5 id ok, - Br ns mt gn . a Ne
mert E | wdn” Minne ER sin: Nd En ee en En
b | 1 F ad 3 ! pe E \ 3 ke es "
an mk . de Mee n an Te: De Fa
Ne Á pin ï- Ä L hie i u 5 Ee oi noen ne ger x RS Fe E ER Á " A _ rr
gee PE ne Ld
en Nr RE EN E k _r E Î E pope pe re) Fi PA _ Es a
Rf , Ti = fer ef E ob 4
TE. Pee | | sr : 3
Et | em ee is! |
et li SE |, E jes :
Eee! gen Fr, ri E Ï ne nne | Ì F „
His E RE EI _ = B Ë a jn ij i E Ë 1 f
P i el OE — lj Far 5 zE: | bu gi Ì JE ul |
md h in INR gn me er TN.
rr E ar Ek ü F re E B Li | She n
Et eben en (EE en fi Ë in je l di Î
EE: a ef ed í kl” 1 '
ing in ma ‚mn al
e-ie e hide id Ee F s F a
En ee ne e i r ne "
=S r TRA |
| ZR en À I Jiet. '
Î Es är : 5 5 r A, ri Jee Bnr el EE 3
\_ Zonnepanelen op de Sint Jozefkerk aan het Robert Scottplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
mn en En rn EEE AI. TRT TPN LTE Ee en
In 2020 20% meer duurzame energie per inwoner dan in 2013. Index jaarlijkse duurzame energieproductie per inwoner ten opzichte van 2013:
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 ' 2017
93 95 98 100 101 100 99 101
De totale productie van duurzame energie in de stad neemt toe: 2.853 TJ in 2017, 3% meer dan in 2016. Per inwoner is de duurzame energieproductie met 2% gestegen.
In 2020 20% minder energieverbruik per inwoner dan in 2013. Index energieverbruik per inwoner ten opzichte van 2013:
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
107 105 102 100 95 93 92 90
Het totale energiegebruik in de stad neemt af: 46.581 TJ, 0,5% minder dan in 2016. De stad groeide in dezelfde periode met 10.200 inwoners.
4
Duurzame Energie
Focus 2015-2018 Stand van zaken
1. Mogelijk maken van versnelling aardgasvrije stad. De cijfers: aantal woningequivalenten aardgasvrij:
In 2018 100.000 aardgasvrije (weg) en 125.000 in 2020.
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
52.300 55.200 58.000 62.000 66.600 72.500 77.700 84.700
In 2017 is samen met partners in de stad gestart met een intensieve aanpak die er toe leidt dat in 2050 alle Amsterdamse woningen en bedrijven aardgasvrij zijn. Met het
coalitieakkoord Een nieuwe lente en een nieuw geluid is dit streven versneld naar 2040.
n= De woningcorporaties, aangesloten bij de City Deal, hebben meer dan 10.000 woningen in het vizier om aardgasvrij te maken.
"Amsterdam heeft op het gebied van aardgasvrij actief gelobbyd bij het Rijk, onder andere bij de Warmtetafel waarin overheden en bedrijfsleven zijn
vertegenwoordigd. Speerpunt van deze lobby was dat het Rijk meer bevoegdheden geeft aan gemeenten en middelen beschikbaar stelt die daarbij horen, zoals
sturingsinstrumenten en financiële middelen. Diverse punten die Amsterdam onder de aandacht bracht, zijn opgenomen in het nieuwe regeerakkoord.
" De gemeente heeft een subsidieaanvraag ingediend bij het Rijk voor het programma Aardgasvrije Wijken. Met de Van der Pekbuurt als zogenaamde proeftuin wil de
gemeente bijdragen aan het stimuleren van kennis over het succesvol aardgasvrij maken van woonwijken.
= In 15 wijken wordt gewerkt aan initiatieven om de buurt aardgasvrij te maken. De meeste buurten zijn in de eerste fase (initiatief/verkenning) van de gebiedsgerichte
aanpak. Waar mogelijk wordt hierbij aangehaakt bij de ontwikkelbuurtenaanpak. Bewonersparticipatie in onder andere de Van Der Pekbuurt, Banne en
Watergraafsmeer is gestart.
n= De subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij is sinds september 2017 beschikbaar en op 24 juli 2018 ook toegankelijk gemaakt voor huurders en maatschappelijke
instellingen. Medio 2018 zijn rond de 300 aanvragen voor subsidie gedaan. Door de regeling zijn tot nu meer dan 50 huizen van het gas af en zijn meer dan 400
woningen doende van het gas af te gaan.
= In West en Oost zijn goed bezochte algemene informatieavonden gehouden over Amsterdam aardgasvrij. Daarnaast is er een bewustwordingscampagne uitgevoerd.
In meerdere flights worden naast advertenties in abri's en traditionele media, ook op social media filmpjes met Amsterdammers ingezet.
2. Bijdrage aan toename van zonne-energie in Amsterdam naar De cijfers in megawatt (MW):
160 megawatt (MW) in 2020.
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
2,5 3,1 4,2 8,7 12,3 16,3 24 30
* Vóór 2016 werd een andere methodiek gebruikt om het geïnstalleerde vermogen te bepalen.
Eind 2017 ligt er voor circa 30 megawatt (MW) aan zonnepanelen op de Amsterdamse daken. Dit zijn circa 120.000 zonnepanelen, die stroom leveren voor 15.000
Amsterdamse huishoudens. In Amsterdam worden de meeste SDE subsidies voor zonprojecten aangevraagd: medio 2018 zit er voor 150 MW aan projecten in de pijplijn.
Als uitvoering van het programma Schaalsprong zon zijn afspraken gemaakt en instrumenten ter ondersteuning ontwikkeld. Enkele acties:
1 Ondersteuning van de Zoncoalitie. In 2017 is voor meer dan 11 MW aan SDE subsidies aangevraagd door de Zoncoalitie voor Amsterdamse dakeigenaren.
= Subsidie Ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties heeft geleid tot toename van het aantal coöperatieve projecten. Veel projecten zijn nog in uitvoering.
n De regeling Dak voor de stad (waarmee eigenaren worden opgeroepen hun dak ter beschikking te stellen aan coöperaties) is per 1 augustus 2017 in werking.
= Subsidieregeling voor zon op maatschappelijk vastgoed en voor het versnellen van grote zonprojecten zijn per eind 2017 in werking.
= Eris besloten tot oprichting van een programmabureau zon om de Amsterdamse Federatie voor Woningbouwcorporaties en afzonderlijke corporaties te
ondersteunen bij het opschalen van zonprojecten. Het doel is 80 MW op daken van corporatiebezit.
= Schoolbesturen in Nieuw-West worden ondersteund in hun plan gezamenlijk zon op 18 PO en VO scholen te realiseren. Er is een aanbesteding gestart voor een totaal
vermogen van 1,6 MW.
n= Met Rijkswaterstaat worden 12 potentiele locaties voor zonneweides langs de A10 oost en noord, de A5 (de westrandweg) en in oksels van knooppunten en afritten
onderzocht.
5
Duurzame Energie
Focus 2015-2018 Stand van zaken
3 Mogelijk maken van minimaal 18 megawatt (MW) extra De cijfers in megawatt (MW):
windenergie in 2020.
2016 2017
67 67
Sinds 2010 is er geen toename van windenergie. Er liggen twee plannen (vergund) voor bijna 17 MW. Deze worden niet eerder dan in 2019-2020 gerealiseerd.
= In mei 2016 hebben marktpartijen zeven vergunningaanvragen ingediend bij de provincie, samen goed voor circa 72,5 MW windenergie. Vijf aanvragen zijn
afgewezen, twee vergund.
" De gemeente heeft beroep aangetekend tegen de afgewezen aanvragen, de Raad van State heeft de gemeente in het ongelijk gesteld.
= De twee vergunde aanvragen hebben een vermogen van circa netto 16,8 MW. Plaatsing van de windmolens en het uiteindelijk opgestelde vermogen is afhankelijk
van een aantal factoren, zoals de discussie over de aanvliegroute van de helihaven bij de Nieuwe Hemweg. De vergunde turbines worden op zijn vroegst in 2019-2020
geïnstalleerd.
4, Verduurzamen bestaande woningvoorraad, bijdragen aan Om de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad te stimuleren worden diverse activiteiten uitgevoerd met het volgende resultaat:
afspraken SER Energie akkoord.
= In de Samenwerkingsafspraken met de corporaties is afgesproken dat zij jaarlijks 10.000 labelstappen realiseren. In 2017 zijn 26.835 labelstappen gemaakt en 11.162
woningen verbeterd. De cijfers (labelstappen per jaar):
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
5.077 5.092 6794 12.258 6.394 14.020 26.835
m Sinds 2016 hebben 725 Verenigingen van eigenaren (24.450 woningen) energieadvies en ondersteuning gekregen bij het verduurzamen van het wooncomplex . Van
de geadviseerde VvE's is bij minimaal 10 % maatregelen genomen. Veel VvE's zitten nog in het besluitvormingsproces. Bij veel VvE's duurt het meerdere jaren om tot
daadwerkelijke realisatie over te gaan. Ook 85 woningeigenaren van grondgebonden woningen zijn geadviseerd over energiebesparing en het aardgasvrij maken van
de woning.
= Eind 2017 is gestart met een gebiedsgerichte aanpak voor kleine VvE's. VvE's worden via bijeenkomsten in de wijk en via het Regionaal Energieloket geïnformeerd en
geadviseerd. Hierbij is contact met 100 VvE's, er zijn op basis hiervan 13 offertes aangevraagd voor energiebesparende maatregelen of aanvullend advies.
n= Drie grotere VvE's worden begeleid bij het realiseren van een postcoderoosproject, 13 VvE's overwegen ook in dit traject te stappen.
= 30 woningen worden met behulp van de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij Nul op de Meter (NOM) gemaakt.
= In 2017 hebben circa 3.700 huishoudens een energiebesparingsadvies op maat ontvangen. Dit gebeurde door vrijwillige energiecoaches, via het
samenwerkingsproject Step2Save waarbij tevens langdurige werkzoekenden worden opgeleid en via Vroeg Eropaf, waarbij de maatschappelijke dienstverlening
energieadviezen verstrekken.
m_Stichting IWOON ondersteunt bewonersgroepen actief bij energiebesparing in hun wooncomplex. In de periode tot half 2018 zijn in totaal 59 projecten begeleid,
met in totaal circa 4.300 woningen. 6 projecten zijn afgerond (werkzaamheden uitgevoerd), 7 projecten met positieve besluitvorming (werkzaamheden moeten nog
uitgevoerd), 11 projecten zijn gestaakt en de overige in juridische procedure om maatregelen af te dwingen of in andere fase van begeleiding.
n= 416 Woningeigenaren, waaronder 4 VvE's, maakten gebruik van de Amsterdamse energielening. In totaal is voor ruim 2 miljoen geleend en investeerde men bijna 4
miljoen in duurzame maatregelen. De meest voorkomende maatregel waarvoor wordt geleend zijn zonnepanelen, gevold door HR++ glas. Dit leidt naar schatting tot
een reductie van 1.200 ton CO2 per jaar. Huurders kunnen sinds juli 2018 ook van de energielening gebruik maken.
n= Het regionale energieloket is het (digitale) loket waar eigenaar bewoners terecht kunnen voor informatie en (technisch) advies over het verduurzamen van de woning.
Het loket had in 2017 ruim 15.000 unieke Amsterdamse bezoekers en in de eerste helft van 2018 meer dan 21.600.
6
Duurzame Energie
Focus 2015-2018 Stand van zaken
5. Uitvoeren afspraken SER Energie akkoord: hogere prioriteit Resultaat 2017: met 68% van de grootverbruikers zijn afspraken gemaakt over energiebesparing of ze hebben maatregelen uitgevoerd. Voor middelgrootverbruikers is
voor energiebesparing bij bedrijven. In 2018 voldoen alle dat 45%. Het aantal grootgebruikers fluctueert en groeit naar verwachting in 2018 naar 1090.
grootverbruikers energie aan de Wet Milieubeheer of hebben
hierover afspraken gemaakt met het bevoegd gezag. Grootgebruikers energie Middelgrootgebruikers energie
Afspraken 584 166
energiebesparing
Maatregelen uitgevoerd 110 88
Besparing nog niet 319 304
vastgesteld
Nvt. 7 13
Totaal aantal 1020 571
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) controleert, handhaaft en maakt afspraken met bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer namens de
gemeente.
n= Het milieuthema energiebesparing is een standaard onderdeel bij integrale controles van middelgrote gebruikers van energie.
= Bij de uitvoering van milieuregelgeving wijst OD NZKG bedrijven op de mogelijkheden tot zelfregulering (deelname aan een keurmerk) als alternatief voor regulering
(vergunningverlening, toezicht en handhaving).
= 958 inrichtingen in Amsterdam vallen onder de EED (Energy Efficiëncy Directive, Europese regelgeving rondom energieverbruik gebouwen en vervoersmanagement).
Voor 390 inrichtingen is hieraan invulling gegeven. Voor 459 inrichtingen wordt gewerkt aan de audit
Daarnaast wordt met diverse sectoren samengewerkt en afspraken gemaakt over energie, maar ook over andere duurzaamheidsthema’s zoals terugwinnen van
grondstoffen.
n= Evenementenorganisaties: vanaf 2020 wil Amsterdam alleen nog duurzame evenementen hosten. Op 1 maart 2018 is de Richtlijn Duurzaamheid Evenementen van
kracht, waarin de route naar 2020 is vastgelegd. Alle organisatoren moeten voldoen aan duurzaamheidscriteria om voor een vergunning in aanmerking te komen. De
gemeente biedt organisatoren een gratis energiescan en er wordt gewerkt aan de uitrol van nieuwe stroom- en watertaps op veelgebruikte evenementenlocaties.
In 2018 en 2019 worden organisatoren gestimuleerd om een keurmerk te halen, waarbij een certificaat hen vrijstelt van duurzaamheid voor de aanvraag van een
vergunning.
= _Cultuurinstellingen: meer dan 20 cultuurinstellingen werken aan een verduurzamingstraject. Zij hebben een scan gehad gekoppeld aan een concreet
uitvoeringsadvies. Met behulp van subsidies en leningen van het Duurzaamheidsfonds zijn al veel duurzame maatregelen doorgevoerd. Negen organisaties zijn
BREEAM-In-use gecertificeerd (4 zullen in 2018 nog volgen). Er is in de afgelopen 6 jaar een CO2 reductie van tussen de 5-20% bereikt in deze sector. Dankzij de
subsidie duurzame initiatieven zijn onderzoeken uitgevoerd voor samenwerkingsprojecten op gebied van zonne-energie (cultuurroos), warmte-koude uitwisseling
(Museumplein) en afval (Zero Waste Expeditie Leidseplein).
= Hotels: oprichting en ondersteuning van de koplopersgroep Circulaire Hotels. Zie verder onder Circulaire economie.
= Vanaf 1 juml 2016 zijn 164 adviezen gegeven aan bedrijven en andere organisaties over besparing en duurzame opwek. Van de deelnemers hebben 45 organisaties
maatregelen uitgevoerd om hun energieverbruik significant te reduceren en hebben circa € 0,7 miljoen geinvesteerd in energiezuinige maatregelen.
6. 111 Bestaande scholen PO/VO/V)SO gezond en energie- Via het programma Gezonde Schoolgebouwen Amsterdam zijn 62 scholen aangepakt. In 2018 worden 24 gebouwen aangepakt en opgeleverd en 7 voorbereid
efficiënt maken. (uitvoering 2019).
Nieuwe scholen volgens de norm ‘Frisse scholen B’.
= Het programma Gezonde Schoolgebouwen Amsterdam (2015-2018) wordt uitgevoerd. Onderdeel is een energiescan voor alle scholen die deelnemen.
= Er worden voorbereidingen getroffen voor een mogelijk vervolgprogramma in de periode 2020-2022, zodat ook alle resterende VO-scholen voldoen aan de
uitgangspunten voor een goed binnenklimaat.
1 Om Frisse scholen, ambitieniveau B (goed) mogelijk te maken, is in 2017 is een nieuwe normvergoeding vastgesteld voor nieuwe schoolgebouwen.
7
Duurzame Energie
Focus 2015-2018 Stand van zaken
7. Verduurzamen sportaccommodaties. 50% van de verenigingen heeft maatregelen getroffen.
In 2015 is tenminste 25% van buitensportverenigingen
verduurzaamd. =_ In 2017 hebben 15 verenigingen duurzaamheidsmaatregelen getroffen. In totaal hebben 56 verenigingen met een eigen clubhuis (van de 111) meer dan 1,5 miljoen
geïnvesteerd in duurzame maatregelen. Hiermee wordt jaarlijks 405 ton CO2 gereduceerd.
n= __In 2017 is gestart met de voorbereiding van zonnepanelen op 11 sportpanden. In 2018 zullen de eerste panden zonnepanelen krijgen. In totaal gaat het om meer dan
1 MW.
8. Nieuwbouw - woningen en utiliteit - in 2020 energieneutraal Op basis van de 6 grote tenders die in 2017 zijn gegund (circa 1200 woningen en 9.000 m? bvo overig programma) is het beeld dat nagenoeg alle tenders een
ontwikkelen. Tot 2020 75% nieuwbouwportfolio energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,15 of lager (bijna energieneutraal) heeft. Eén tender had zelfs een EPC lager dan 0. De helft van de tenders zijn bovendien
energieneutraal bouwen. Houthavens, Buiksloterham en BREEAM Outstanding (score van meer dan 85% op duurzaamheid breed). Op 1 juli 2018 is de aansluitplicht op aardgas voor nieuwbouw komen te vervallen.
nieuwe gebieden worden speciale duurzaamheidsgebieden.
n= Via de gemeentelijke tenders worden ontwikkelaars uitgedaagd om duurzaamheid en een ambitieuze EPC in de plannen mee te nemen. De volgende projecten
illustreren dit:
- Houthaven meerdere projecten o.a. The Future, een energieleverend appartementencomplex met een EPC van -1,4.
- _Hamerstraatkwartier, Nova Zembla Lofts met een EPC van 0.
- Zeeburgereiland, De Brouwerij met een EPC van 0,06.
- Delflandpleinbuurt, Woudt met een EPC van 0,06.
- Steigereiland, Kaap van Brolan met een EPC van o,1.
= Voor diverse nieuwbouw- en transformatiegebieden in Amsterdam is in 2017/2018 een duurzaamheidsambitie vastgesteld. Enkele voorbeelden:
- Stedenbouwkundig plan Sluisbuurt voor ca. 5.500 woningen en max 100.000 m? bvo niet-wonen zet in op een Ondergronds Afval Transport (OAT) en heeft extra
ambities op het vlak van regenbestendigheid en voor flexibel en aanpasbaar bouwen.
-_Investeringsbesluit Elzenhagen Zuid voor 1.800 woningen zet in op een duurzame gebiedsontwikkeling met specifieke aandacht voor rainproof, natuur en
ecologie.
- Projectbesluit Hamerkwartier voor 6.700 woningen en 270.000 m? bvo aan werken zet in op een gezonde wijk met aandacht voor groen, water, sport, mobiliteit
en gezonde bouwmaterialen. 90% van de woning- en utiliteitsbouw wordt Zeer Energie Neutraal en 10% van de woning- en utiliteitsbouw wordt Bijna Energie
Neutraal.
9. Rapporteren over CO2-uitstoot op Amsterdams Index CO2-uitstoot per inwoner:
grondgebied.
1990 2013 2014 2015 2016 2017
100 115 112 114 107 106
De totale CO2 uitstoot op Amsterdams grondgebied daalt sinds 2015. Ondanks dat de stad groeit, daalt ook de CO2 uitstoot per inwoner.
a f Ie / Ee eld tn rn zp 1 En } ad E 0 TT OE 5 RE | P
\ md 7 jk Te a EA. Ed cd mt zi " E SF :
0 gert Ee mi KRTEK TK: | Ld
' | % Pe H EERE HE ka Rd, eN RET Zh Ee
\ ij | m en Fi L | pi ar E Me U ER N d ä ge
4/77 RR aak - Î Hen ED, en EEN Ke:
UI hi im | ot Á EE Cà EEE ” El ZA VO p; 3 E ndell Le OH
EREN ES 4 Ee, E sl EA # Lt rk \ Es id in |
EEDEEED WV A : Cn # EEF FFP zone if, hj EN Dn rd LE IN
LLINK Pi KHD A maen Pet NE IER
1 0 KLR af HO RO OE en pe |
ETT Dn mn mm PERERRE | ne 4 AOM B OS de neen rie MN
AIN nr IN Se 1 Eren PSE tin i EK
Ni : m | inie her] Ien EN ei on dl waat IN vi # Í Le { hel a 5 Ï he |
Am B B ff td NE Ee dE 4 Be 3 Ie
Ls vn PA à PEEL BA MR an | p
| VN en ij Ke Ts Ie
Aa en el — 5 er pe 1 ERAAN wart Ee =
B a n n DN LANE 27 ml mn rÀ
Zonnepanelen op woning Nieuwendammerdijk. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Buitenunit warmtepomp. Foto: Cinar Kutlu
mee AZB AEEA ma
8
Doelstelling Resultaat 2017
De lucht in Amsterdam wordt gezond, met zo min mogelijk De lucht in Amsterdam wordt schoner. Sinds een aantal jaren kent de stad geen enkele wettelijke overschrijdingslocatie fijnstof (PM10) meer. Er zijn nog wel een aantal
stikstofdioxide, fijnstof en roet. locaties met te hoge jaargemiddelde concentraties NO2.
- De concentratie stikstof-dioxide (NO2) is in 2025 maximaal De in 2017 gemeten NO2 concentraties zijn gemiddeld genomen gelijk aan de concentraties die in 2016 werden gemeten. Anders dan in 2016, toen de concentraties
30 microgram/m3 op de zwaarst belaste locaties. Het ook ongeveer gelijk waren als in voorgaande jaren, komt dat niet door de weersomstandigheden. Ook elders in Nederland en in België zijn de NO2 concentraties in
percentage is in 2025 35 procent lager dan in 2015. 2017 ongeveer gelijk gebleven. Een mogelijke verklaring is de toename van uitstoot ten gevolge van de sterke economische groei in 2017. Over een langere periode is
er gemiddeld nog steeds sprake van een afnemende trend in de NO2 concentraties. De figuur toont de gemiddelde NO2 concentratie langs drukke wegvakken waar de
GGD al sinds 2008 meet. De rode lijn geeft de 30 microgram/m3 (doel voor 2025) weer. Op de achtergrondlocaties is, met lagere waarden, dezelfde trend zichtbaar.
so Trend NO2 langs drukke wegvlakken
50 a 50,2
46,2 A57 A51
40
on
E Te
f
20
10
Û
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
-_In 2018 wordt overal in Amsterdam voldaan aan de norm Bijna alle wegen in Amsterdam voldoen aan de norm voor NO2, er zijn nog 6 wettelijke knelpuntstraten: Stadhouderskade Oost, Amsteldijk Prins Hendrikkade, J.D.
voor NO2. Meijerplein, Weesperstraat en de Zuidelijke IJtunnelmond. De jaarlijkse (landelijke) Monitoringsrapportages van het RIVM laten een dalende trend van de gemiddelde
concentratie NO2 zien. Ondanks de toename van het aantal straten met knelpunten in 2016 is er geen sprake van een trendbreuk in de Monitoringsrapportage 2017
(over het jaar 2016). Dat wil zeggen dat de langere termijn trend nog steeds een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit laat zien. De RIVM cijfers over 2017 worden
eind 2018 bekend gemaakt.
Het aantal knelpuntstraten (bron Monitoringsrapportage RIVM):
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
36 21 16 10 9 4 6
- De hoogst gemeten concentratie roet is in 2025 30 procent Black Carbon (roet) wordt sinds 2012 gemeten. De meetreeks van 6 jaar is te kort voor een betrouwbare trendanalyse. De roetconcentraties op straatstations waren in
lager dan in 2013. 2017 wel lager dan in 2016. Deze afname in roetconcentratie zou verklaard kunnen worden door het toenemende aandeel van met roetfilter uitgeruste dieselvoertuigen
in het Nederlandse wagenpark. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de verschoning van het wagenpark in Amsterdam al in 2017 is ingezet en tot resultaat leidde.
Concentratie roet (ug/m3) per jaar:
2012 2013 2014 2015 2016 2017
2,01 1,58 1,65 1,61 1,62 1,43
9
Focus 2015-2018 Stand van zaken
1. Schone Lucht voor Amsterdam: Het pakket Schone Lucht voor Amsterdam, op weg naar een uitstootvrij 2025 (vastgesteld raad, juni 2016) is in uitvoering.
Op weg naar een uitstootvrij 2025.
= Milieuzone snor- en bromfietsen, taxi's en touringcars is per 1 januari 2018 in werking getreden. Het aantal unieke overtreders daalt vanaf het moment dat er wordt
gehandhaafd (mei 2018). De milieuzone bestelauto's is al per 1 januari 2017 in werking. Medio 2018 zijn er gemiddeld 270 overtreders per maand.
n= De maatregel ‘schoner parkeren’ (leeftijdseisen aan nieuwe parkeervergunning) is opgenomen in de parkeerverordening en op 1 april 2017 ingegaan.
n= De stadsbrede parkeervergunning voor elektrische auto's is verlengd tot eind 2018. Een aanvraag voor een parkeervergunning voor een elektrisch voertuig komt
bovenaan de wachtlijst te staan, waardoor een lange wachttijd wordt vermeden.
n= Het Convenant Taxi is in uitvoering. Hierin zijn verschoningsmaatregelen afgesproken. Sinds januari 2018 is de taxistandplaats op Amsterdam CS alleen nog
toegankelijk voor schone taxi's: uitstootvrije taxi's en taxi's op groengas. Daarbij hebben uitstootvrije taxi's voorrang op groengas taxi's. Ook de taxistandplaats
Leidseplein is alleen nog toegankelijk voor schone taxi's.
n= De Uitvoeringsagenda Stedelijke Logistiek Amsterdam (16 maart 2017 vastgesteld door de gemeenteraad) is in uitvoering. Hierin heeft duurzame logistiek een
prominente plek gekregen. De gemeente faciliteert cargohubs, er zijn vijf cargohubs gerealiseerd. Voor uitstootvrije bestel- en vrachtauto's is sinds maart 2017 een
speciale e-RVV ontheffing mogelijk.
n= Het Convenant GVB is in uitvoering. Eind 2017 is de keuze gemaakt voor OC-snellaadtechnologie (Opportunity Charging) voor de eerste tranche Zero Emissie bussen.
Begin 2018 is GVB de aanbesteding gestart voor 28-33 elektrische OC-bussen ter vervanging van de oudste 28 dieselbussen. Deze bussen rijden vanaf 2020. In dit
convenant zijn ook afspraken gemaakt over het verschonen van de vloot IJveren. Doel is om de veren, die nu op diesel varen, op schonere energiebronnen te laten
varen. Onderzoek laat zien dat elektrische (plug-in) schepen de beste oplossing zijn.
2. Amsterdam Elektrisch: Amsterdam wordt nog steeds gezien als koploper. We streven naar een groter aantal elektrische personen- en zakelijke voertuigen (met name de doelgroepen taxi,
Amsterdam blijft koploper elektrisch vervoer. bestel en vracht). Maar ook naar elektrisch openbaar vervoer en varen. Voor de Amsterdamse aanpak op gebied van elektrisch vervoer en laadinfrastructuur blijft veel
interesse vanuit binnen- en buitenland.
n= De publieke oplaadinfrastructuur is en wordt uitgebreid en klaar gemaakt voor opschaling. De cijfers:
2015 2016 2017
oplaadpunten (stand december) 1823 2118 2400
unieke gebruikers per jaar 26.279 28.892 35.568
laadsessies per jaar 404496 639.435 783.575
schone uitstootvrije kilometers per jaar 21.579.327 24.539.930 37.199.284
n= De vraaggestuurde uitbreiding naar maximaal 4000 laadpunten is in uitvoering. Data, onderzoek en monitoring van de oplaadpunten is in samenwerking met de
Hogeschool van Amsterdam verder geoptimaliseerd voor efficiënte uitrol.
= In het voorjaar van 2017 is een uitbreiding van het aantal snelladers aanbesteed. Het aantal openbare snelladers in de stad kan de komende tijd groeien van 13 naar
maximaal 65. Het gebruik van de snelladers wordt gemonitord en kan in samenspraak met de exploitant flexibel worden uitgebreid (vraaggestuurd).
n= Eris een richtlijn voor oplaadpunten in nieuw te bouwen of te renoveren parkeergarages opgesteld. Hiermee kunnen parkeergarages op gebied van laadinfrastructuur
voor de toekomst gereed worden gemaakt. VvE's met een parkeergarage kunnen advies krijgen over het aanbrengen van oplaadpunten.
= Erzijn 681 aanvragen ontvangen voor de subsidie Elektrische voertuigen, daarvan zijn er 369 verleend (stand september 2018). De meeste subsidieaanvragen waren
voor de aanschaf van elektrische taxi's (126 verleend). Voor de aanschaf van elektrische taxi's is in 2016 en 2017 een bedrag van €2,1 miljoen aan subsidie uitgegeven.
Hiermee zijn circa 420 taxi's aangeschaft. In de zomer van 2018 is nogmaals een subsidie voor elektrische taxi's ingesteld met een subsidieplafond van €1 miljoen.
10
3. Meten, monitoren en locatiespecifieke maatregelen. Amsterdam houdt zorgvuldig bij hoe het is gesteld met de luchtkwaliteit, waar de luchtkwaliteit slecht is en waar de wettelijke normen niet worden gehaald. De
wettelijke overschrijdingslocaties volgen uit de landelijke monitoringstool luchtkwaliteit onder beheer van het RIVM. Amsterdam levert hiervoor jaarlijks input.
Amsterdam blijft samen met het RIVM werken aan het zo dicht mogelijk bij elkaar brengen van deze berekende waarden voor de luchtkwaliteit en de gemeten
luchtkwaliteit door de GGD Amsterdam.
- Gedegen informatie actuele stand luchtkwaliteit en Metingen GGD 2017: De informatie uit het Amsterdamse luchtmeetnet is openbaar en wordt real-time gepubliceerd, onder meer via de (mede door de GGD
informeren publiek. geïnitieerde) landelijke luchtkwaliteitsapp en -website. Ook rapporteert de GGD jaarlijks over de meetresultaten en de trends.
- Halen van de norm en ontlasten zwaarst belaste De huidige norm voor NO2 is een jaargemiddelde van 40,5 ug/m3. Voor roet is geen wettelijke norm. In 2017 waren de stikstofdioxideconcentraties gemiddeld iets
locaties. hoger dan in 2016. De GGD geeft daarbij als verklaring dat dit vermoedelijk samenhangt met economische groei, die de verwachte verschoning teniet deed.
Berekeningen in de Monitoringsrapportage 2017 (over het jaar 2016) van het RIVM laten een dalende trend van de gemiddelde concentratie NO2 zien. Bijna alle wegen
in Amsterdam voldoen aan de norm. Er zijn nog 6 knelpunten waar de wettelijke norm wordt overschreden: Stadhouderskade Oost, Amsteldijk, Prins Hendrikkade, J.D.
Meijerplein, deel Weesperstraat en de Zuidelijke IJtunnelmond.
- Locatiespecifieke maatregelen. De uitvoering van de locatie-specifieke maatregelen betreft zowel locaties waar het RIVM hoge concentraties berekende als locaties waar de GGD hoge concentraties
mat. De voorrangsregeling en exclusieve toegang tot standplaatsen voor schone taxi's bij Centraal Station en Leidseplein zijn in werking. Schone taxi's zorgen voor
vermindering van de uitstoot op de aanrijwegen zoals de Stadhouderskade en de andere knelpuntstraten naar de standplaatsen. Op de Prins Hendrikkade vond een knip
plaats en een groot deel van de OV-buslijnen is verplaatst naar Noord. Deze maatregelen zullen leiden tot aanzienlijke verbetering op en rond de Prins Hendrikkade.
B men RD LT Re re NN B
| £ td EN te ARN Bn ee DR ge el Ak 4 ZEN Ze a
ne een rn NN me = a ME En EE ON Sn ane LD min SSR
Eee, mm eN F5 ie MD Ri kt An WEN 2077 ES
Bind Pt ee Pe nk NN OMEN cer He
ee nn te ME E Brin en NES Oe E Ë EE Me Ps:
E pn Dd De mr re EE en r d ae pr Mi ad Ee fl ik ad aA ed in Ee Ie Es mi 6 Ae: EN A KL kaf (Ree A NM d
Ee - = a EL ce a Li Le Sin as il Et # RA En 5
En 5 De tres Da ni ent, A On I=
ve RE ea ì 0 Ln SSS
Te ved 5 ie Eh Een E Br le BS En ú ERIN Ee 2 : gj err | re ae À
4 Ki En 8 kara ne ze keen Gre Ai, pn en Ee Er Ss Ii n De. j Pe RUE : 4 - cht í Î ete I
Ts dE Hee ne b 4 ee Ais Ge ME cs WEES En EE (Beld Ë |
Et ETE Ee Vie, a / ie oe : DN _ESPANENe | et el
- = Ten 3 ee " [ at ei Ee an / = | k / ar mm sinsk : e Í Ef Es LE | == NN | Ee Kd é
Een er hd an GR rsca NN: Nn
ee ee te te dee Te, me ER
, AE el [3 ij el EN ee ns en € Po p pn EEE EEEN Ee ERA En eN Mn MA
Milieuzone Wiltzangstraat. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Elektrische taxi bij de snellader ‘Allegro’ aan de Zuidas. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
FEEDER ELF CAE DE En EEN ETKA AE EET
11
5 A od
Ar) In An: o fe EEE
Si enn Ee
En AM tem
r ® BENNEN eam 2e
| et 4 umd ei nt
nen || 8E iledt
E KELE MEDE in Seis d
ARD mr
j LEI | Pe] mnd
en cit EPR fn Sign OO ad 3 EDS : jen
\ s ei " A ze Et Ke oe ee es é, OE út Kn TE & pn } inn ” stats Ke SA “ En de mi
ER, ES a Vl zb de 57 pen er ES ien Eet A tf Ie Bn
à pe 6 eh Ht n le tn ar #& rn ee at : rd si ke ek hl iin
7 i Ei, k Î dd A ' 3 \, hak; Da htt er Ee EE
E zi e ú d LS 5 Pa ii ENA AR Ee
’ r Pd | Tuin van Bret, circulaire broedplaats. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
: , 8 ik Ei! ' Nn - Ee B ä
A ee AT
th ie a md" El je, È Te Kin 4 pel, = w 5
ì : : el ) 5 Ak Ä zÀ ij yemahaif, *- ; Ae vend MS, KAS Ee Fr bie in ke e ak En IE en ]
Î d à Kn re ë 4 red hf É | ri . el * ie SE àu = An Ä b f eh „4 ni k: ahl ir 1 5 a ng |
Ve ENE AIEE tan ai PN PN dk ies ede hot WP) ks Pr Er
| Ne OREN SE Nn re aL 2% SA rdf WD En de Fr Lik Na oee he elke SP lei en n gf mul >
ie wer NEA NC EE tte A tel ief rl Res U ie Pek Ea B |
A ts X u ui Mae E K . ge E r RE el” =a, me is a 4 or Ne rie | Ln EIF [u = E EE |
Ie te, hs \ hie H eh ip En he} di Br ‚+ Ze} E BAN ae rg "Md „ek r nn } rg a ne kk e pe kn ú Et CN 1 Bie N _® Sn U
ge ES ij! A NEA EET BEE IRE an rin kek = POE Td Ne OA TIN /A 4
de WE ER AEP AD AP ER OT han ARS Le Á
et NE rit EL he MN vh Ek ik E in es Nrs Rn od zl rror A KE kin dl | Kk. E 5 tn e A | ( A PO
er ENE IHN AAD COTE LE ir er IE re sE RSA AR NAR z
KT Ra hr erk 1 kik ME A ES: en 5 Rs & Ad Ei r
DEMEL TG EN an TIN MKD AT KNA LDR ss \ AS /í Sf Ls MeT /
VE vet Ei EINAR AEN RD Va OO 7
erahek a Sek te N ii GE AARLE ladi hd DE arn dS Î 4
he a a eh Û ETS AREN Nad gi” k ne l tn ; ne Tee rg „ls Pike
Pat E rz! f ee et {pr ek dr Te k ee : u pi 4 | ME î 1d , EA 4 lie: Bd af Á Pr
n zel PE IT he 1 FE 1 £ £ À E Ea : : En il nf b ad ä se fj ed pks Ee, B . Ee if EL, ze B ds Jr fs à KO | k 3 vi f-
a a Hie | EN Ee + i ke ee h ì a 1d „| + ê Fr ie AE :, te We == eN Ja s mn 25 AN
cin Dn NODEN) IS EN, ARL ARE f
a cb pi, AE de mul, Te, UA ke AN end ab ge A Sad EN ee £
Al el It nr È Ek de Er cherie ORI NR dk LE Er Bt \
„ik 8, rr En 4 Eel pe el La Jr it f Ng eer TN É. be) ke ad DN ì aan ek ee / ln | pn
d , , \ iN Ec jn 8 / ie et U, ke # Ee K- ek Wal 4 RT a rn hk el ie dek er md 4
ú ‚r } F + zr kl Gd Pr ee ee ef hl ij P er. ie Re 7e E à > 8 4 D Sl Ki EN
dE zag Aat AP at bt EES. ' a a rd
Koolzaad op twee kavels van Sloterdijk III, grondstof voor biobased materialen. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Workshop ‘Sorteren is leren’ op het seminar Circulaire hotels. Foto: Marieke Meijer
Jer RE NER RANT NMR Oe STel rr OO n DE | [| |
Stimuleren van innovatie, onderzoek en circulaire bedrijvigheid. De transitie naar een circulaire energie richt zich op de langere termijn. De periode tot en met 20018 is de eerste fase van de transitie: versneld kennis en bewijskracht
opdoen. Binnen de programma's Amsterdam Circulair. Leren door te doen en het Stedelijk innovatieprogramma zijn ruim 70 circulaire projecten gerealiseerd. Het is
aangetoond dat een circulaire economie realistisch en rendabel is. Per waardeketen en per beleidsinstrument is aangegeven wat er nodig is op een termijn van 10 jaar en
wat daarbij nodig is vanuit de markt en de lokale overheid.
Meer grondstoffen en materialen terugwinnen. Door inzet van het programma Amsterdam Circulair. Leren door te doen en inzet op verbetering van de afvalscheiding, worden steeds meer grondstoffen en materialen
teruggewonnen.
12
Circulaire Economie
Focus 2015-2018 Stand van zaken
1. Innovatieprogramma circulaire economie waarbij private en Er zijn ruim 70 circulaire projecten gerealiseerd binnen de programma's Amsterdam Circulair. Leren door te doen (gemeentelijke projecten) en het Stedelijk
publieke partijen Amsterdam gebruiken als proeftuin voor innovatieprogramma (projecten van marktpartijen en kennisinstellingen). Beide programma's zijn geëvalueerd, de resultaten zijn beschreven in het rapport Amsterdam
circulaire economie. Circulair. Evaluatie en handelingsperspectieven (6 maart 2018 vastgesteld door het college).
2. Bestaande bedrijvigheid versterken en nieuwe bedrijvigheid = In mei 2017 vond de conferentie Gastvrij Duurzaam020 plaats, gericht op de hotelbranche, met diverse workshops over verschillende duurzaamheidsthema's. Daaruit
stimuleren. is, op initiatief van de gemeente, de Koplopergroep Circulaire Hotels voortgekomen. Hierin participeren tien hotels die met elkaar en met de gemeente verkennen
wat de hotelbranche kan bijdragen aan de circulaire economie in Amsterdam. De deelnemende hotels hebben zelf maatregelen in hun eigen bedrijfsvoering
genomen. Ook zijn acties benoemd en kansen gesignaleerd voor opschaling. Enkele resultaten: een stappenplan voor circulaire hotels, de projectvoorbereiding van
circulaire hotelzeep, ontwikkeling van een circulaire scan als hulpmiddel en afvalpreventie. De resultaten worden gedeeld in een seminar ‘Grondstof tot nadenken’ in
oktober 2018.
1 Gemeentelijke organisatieonderdelen werken steeds nauwer samen rond het thema duurzame bedrijvigheid. Er wordt een gezamenlijk project opgezet om BlZ-en
(Bedrijven Investeringszones) die met duurzaamheid aan de slag willen te ondersteunen. Dit start in het najaar 2018.
3. Inzet op meer circulair gebruiken van bouwmaterialen in Er zijn criteria voor circulair bouwen ontwikkeld (Routekaart Circulaire Gronduitgifte). Inmiddels zijn drie circulaire tenders voor gronduitgifte gegund:
bouwsector.
1 Op de Kop Zuidas is gekozen is voor een concept waarin ruim 250 woningen met kantoren, werkruimte voor ZZP'ers en plek voor creatieve starters worden
gecombineerd. Circulair aan dit concept is de flexibiliteit tussen woningen en kantoren, een materialenpaspoort en veel droge verbindingen (voorbeeld: bout-schroef,
vanwege losmaakbaarheid). Hierdoor is toekomstig hergebruik mogelijk. Hergebruikte materialen zitten onder meer in de scheidingswanden (restgips) en de gevel
(hergebruikte bakstenen). De nieuwe materialen worden geselecteerd op hun lage milieubelasting.
n= Voor een kavel in Buiksloterham is een projectontwikkelaar gekozen die een ontwerp mag maken van 6.200 m? aan woningen en werkruimte. Het wordt één van de
energiezuinigste gebouwen van Amsterdam. Duurzaam opgewerkte energie wordt gekoppeld aan accu's van elektrische deelauto's en fietsen. Het bouwmateriaal
bestaat voor 80% uit gerecycled en hernieuwbaar materiaal. Moerasplanten zuiveren het afvalwater uit douche, wasmachine en keuken. En op het groene dak komt
een waterberging.
1" Op Centrumeiland wordt het entreegebouw van circa 7500 m? circulair. Bij de bouw worden onder meer herbruikbare en gerecyclede materialen gebruikt met een
lage milieubelasting. Het ontwerp heeft aandacht voor biodiversiteit en ecologie. Zo komt er een vleermuizenhotel op het dak en nestplekken voor gierzwaluwen in
de gevel. Het gebouw wordt aangesloten op het Warmte-Koude-Opslagsysteem dat voor het hele eiland gaat functioneren
De gemeente is begonnen met het hergebruiken van gebakken straatklinkers, overeenkomstig het in 2018 vastgestelde Puccini handboek en de Handreiking hergebruik
bestratingsmateriaal van de gemeente en de Omgevingsdienst. Op het terrein van de Heining 50 worden vanaf begin 2018 de klinkers gesorteerd, schoongemaakt en in
pakketten opgeslagen. Afgekeurde klinkers (vanwege bijvoorbeeld olieresten) worden afgevoerd naar een erkend verwerker.
4, 65% huishoudelijk afval scheiden in 2020. De cijfers: percentage scheiding afval
2012 2014 2016 2017
19% 27% 28% 27%
Van het Amsterdamse grof- en fijn huishoudelijk afval is in 2017 27% gescheiden via bron- en nascheiding. De hoeveelheid restafval is in 2017 afgenomen, onder ander
door het verminderen van het papierverbruik (toenemende digitalisering) en een lichte stijging van plastic en textiel. Dat het scheidingspercentage af is genomen ten
opzichte van 2016, komt voornamelijk doordat eind 2016 is gestopt met het apart inzamelen van hout. De verwachting is dat het scheidingspercentage zal stijgen als
gevolg van het verder uitvoeren van het Uitvoeringsplan Afval, met als hoofdlijnen de in gebruik name van de nascheidingsinstallatie, de verdere uitbreiding van het
netwerk waardecontainers en bewustwordingscampagne rondom afvalscheiding.
=_ In 2017 zijn 2.060 ondergrondse containers vernieuwd, vervangen en/of bijgeplaatst. Het betreft 847 waardecontainers en 1.253 containers voor restafval.
" Om de inzameling van grofvuil te verbeteren zijn we begonnen met harmonisatie van de inzameling van grofvuil (ophalen op afspraak).
n= De scheidingsinstallatie voor het huishoudelijk restafval is geopend en draait op proef. De installatie levert uiteindelijk een bijdrage aan het scheidingspercentage van
circa 9%.
= Het voorkomen van afval (tegengaan papierverspilling) heeft in 2017 aandacht gekregen door het voorbereiden van de invoering van de JA/JA sticker per 1 januari
2018.
= Amsterdam doet samen met zes instellingen rond het Leidseplein mee met het initiatief van RWS om afval te reduceren en beter te scheiden bij cultuurinstellingen:
Zero waste expeditie. Afhankelijk van de uitkomsten willen we een gezamenlijk vervolg geven gericht op het opstellen van een plan van aanpak voor afval reductie,
scheiden en hergebruik grondstoffen, met aandacht voor samenwerking en het effect op transportbewegingen.
13
n en NE a Me 5
e a. ade PN” Be nT LR di
1 me kn! IE Te … Pril de - Kl
ì n Fi e La pet En 7 Di he kr # Ll L, n E F Y eel EA he m F 1 B á: re !
E e/ Ha E ze Ei Es ede we, Ee kear der „/ js re | | | & | Fr: EA E zi Ei Ee E kad 7
d= ane EN EDE Er Pae Er tkn et K
jn Ë at r et Hed AN Ë ij: A Aaf sc Ì
En EE : " E iel 4 mi le up nr Lis Ì e E ee ze | lj He „ik ij Ee ken! A 4 5 - Mi PL
rn WEE Vo k E A ETEN ER CE A
— el Eis Fr ik aires Le mn 1 df ar pj EN Lr RATE wit a Ds } re rn WP, a
" egen: E Bi rine : id jn f pr 5 Pi ze - jp ess 4 „ e - esi” ek | i ï nd e= de in , :
rn TET Te „À À | EE ae. EP el HE LE hin Mede HE
ke bat a : ed Ef a RE di ek METEEN ij
or el A en Ee 7 Plet ede A EE : Î ERE rr Ee ran te ike
On Hi % PE neef | Ì Es ne Eren Ie k De Ae A ,
- LE if. A ME At EE | er Fa 1 r Jl Od uier er En, de Ek
Krin Er ha, là r. Jk: if ad ela E jn zi # lt: zie re ar ir Er Î = el nn IK EF En Ta „E ï REE Eart ‚jn ej
en Tai! Ee et grin - À De r Erk El LE Pi Ee Hi 8 € Éa Ce En ede, B e Ee É han eN ij u L Ain Le à 2
( 1 " er me Ps ki 4 Ff | rr f ee Er 1 * En TE EN Ei Ä an is A ce Tm ike i Pe ze ij: È E | a id ia Kel ee
ee ate ELT Tg ij LEE Ar Eki. ERA Ek . pee ene. in | en | zr OA En ft
: En f dj Zen Te R i ze Eri , Pes = <h En: K Fe E as E ä E AE EE ih IR je pr Eres Ô rn EE ei ak _ En s at ee het 1 ë el Lel EE ed ie Ee De Î r d / 3 F2 k
k Ce En ì ihn: En Er d E ï 7 za wl Ee mA ‘dà RE ï hr Er af” | rn en Ee, en FE ED En w, Lie Ee 5 sg hd # ens Bor zi zE: E d Ee n ri 5 . Fi ul L kl 1 e., | D ” D ’
E er REE He Ee AF dt mA gi " s: Pre ahd md TA k: he ee heete be | ee en el LTE * Pia he ris , E ä
Ee eerd, # ee hk ke MARE ord TL en en ee / NE CT SEN ee
ï e 3 | ‚N zE i ct Te a pn ke ie 5 rn Ee E E B wek El Ee nd a ss 5 ten Len | ied Rs ha Ee R d Ee d : a rin me u Na 8 Eli 4 ke de
dak Ë col ne et MENSEN pe dg * el Tr ‚ht hi Et, j ar he Te 4 PAR AE PE ee 3
í nsi -! En A . Er et en f d dn He J u 4 ë Pi Ü Ae ì ki’ dr TN df P, En er . | F d : E; ik : 3 De nf E ie - , Ll
J en Eer ir Er P E zh RAe Ht E inn E ee | } Pe K Te he Í , ï ik e: W ì gt É ne "Si nd fs F, Nae Ed =d u } r er
: he ; z 4 n nst ae ER zie ed ] Ë Je ze P 5 n a EE kel ,e re ei} & kn 1 Ee
. A teef À he \ AN Ef ei one ht n 8 | Te Ee Pr a es Ee)
ef. dj EE gee vel het 4 1 Ï Ë pi tn ende 2 Ar : pe
4 ER ee en ht e et B TU Fe + 1 d he dg er à at,
Kn k Er a : : een , nk Pe EN ki de - Ei Di
bern Kn TN ede ; k ej ik
er Sk z Tg AEN aa ek. ik - rlr E ; : a ig: i Ie
Eg En er led lak ko da nd , EET il PE zoe hie. Ei d f ' Í
, enk: 5 shet ri 1 ne A DEN } E, | E Ë , 1
er 1 ie E iP Í : J ET ij te an RE | B ms ï
ie El balk 14 rake & id ha | d ri | ï L' mit: DE ht
=— RARE ERN th AO ee ARE E n Í rdnr , ki f Sn, EE
E he th EE CA eN 5 Tin Ì da !7 4 K 4 |
n | rm 5 Fr be, 8 ef A A Eh ; Fe ' ij ij |
DE fl En Dn} aen ef En ie! | s Ke B |
men err | Em t Tin dele u . Í 1 : Î ei |
mn | fn rl” \ A | -
En Li did. ek = Fe EM U E =H 5 } dE f sl | Ee
ket Fet LE: H rik j ke . … le . asl Be . LPE | Î b Î u
nes WL TE | | duke | UE, 2 Et af
n je ee _ à PES EPM d et dn f te M 5 +
mn en en E 5 ETI TT "1 Fig - meern ern 5 er en a mn a Dn
ee ee - - EEE dee pk Pe :
ef ee . El : ne Ei 3 n E n
nn nn a eee er ns En. ges rr mn nr Pe Ee ee eer ne
ee En 5 = me en me MEE nr Er en rn Wm mi — nr ne nn mm en pn Bee es. Ee me ee De
eme ee ee ee TE Ee TN
Groene gevels en daken van het SportPlaza Mercator aan de Jan van Galenstraat. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
Vanaf 2020 is klimaatadaptatie in het relevante gemeentelijke Het onderwerp klimaatadaptatie ontwikkelt steeds meer van pilots naar een gestructureerde aanpak en is in het relevant gemeentelijk beleid verankerd.
beleid verankerd.
14
1. Regenbestendigheid van de stad vastleggen in het primair n= De thematische studie regenbestendige gebiedsontwikkeling is afgerond. Binnen deze studie is onderzocht hoe de ambitieuze woningbouwopgave gecombineerd
proces (programma Rainproof). kan worden met het bestendig maken van de stad tegen extreme neerslag. Het resultaat bestaat uit 3 delen: regenbestendig beleid (bestaand en wenselijk),
regenbestendige gebiedsontwikkeling (ontwerpprincipes, planprocesstappen) en een onderzoek naar het beschikbare juridisch instrumentarium.
=__Rainproof is in 2017 opgenomen in verschillend gemeentelijk beleid en handboeken o.a. in het beleidskader voor de openbare ruimte (Puccini), in het PLABERUM, en
in de gemeentelijke menukaart voor onderwijshuisvesting. In de Visie Openbare Ruimte (8 juni 2017 vastgesteld door de raad) is opgenomen dat de openbare ruimte
in 2025 duurzaam en klimaatbestendig ingericht zal zijn. In de subsidie Amsterdamse Impuls Schoolpleinen is regenbestendigheid een van de criteria.
n= Amsterdam kent ongeveer 100 locaties die extra kwetsbaar zijn voor schade en overlast bij een extreme bui. Bij werkzaamheden in de openbare ruimte in een
“regenwaterknelpunt”, moeten maatregelen worden meegenomen om deze meteen rainproof te maken. Vanuit het SMF zijn middelen beschikbaar gesteld om de
kosten voor deze maatregelen in de uitvoeringsprojecten van 2018 en 2019 te financieren.
1 _Oplossingkaarten worden ontwikkeld voor zowel bestaande gebieden (onder andere Rivierenbuurt, Bellamybuurt) als nieuwe gebiedsontwikkelingen (Centrumeiland,
Amstelstad, Strandeiland). Deze zijn bedoeld om samenhangend rainproof ontwerp mogelijk te maken voor een hele buurt.
= Het betrekken van burgers, ondernemers en maatschappelijke partijen via communicatie en stimuleringsprogramma’s gebeurt via het Rainproof-netwerk. Versterkt
met vertegenwoordigers van overheid, groensector, buurtinitiatieven, kennisinstituten, ondernemers en vastgoedeigenaren. In 2017 lag de focus nadrukkelijk op
het bewustmaken van (specifieke doelgroepen van) Amsterdammers en samenwerking. Samenwerking met woningcorporaties begint tot resultaten te leiden, zoals
minder verharde binnentuinen.
2. Waterbestendigheid van de stad vastleggen in het primair In het kader van het programma Waterbestendig Westpoort is gewerkt aan een pilot die moet leiden tot een aanpassingsstrategie voor het omgaan met vitale en
proces. kwetsbare infrastructuur in relatie tot overstromingsrisico's. De pilot wordt momenteel afgerond. In MRA-verband wordt op dit moment bekeken hoe de (positieve)
resultaten uit de pilot kunnen worden uitgerold naar andere gebieden en specifieke infrastructuur.
3. Bijdragen vanuit Groen en Openbare ruimte aan In de periode 2015- juni 2018 is de hoeveelheid groene daken toegenomen met circa 70.000 m? (waarvan circa 38.000 m? met subsidie en circa 32.000 zonder subsidie in
regenbestendigheid. 2015 en 2016). Er zijn veel projecten in voorbereiding waardoor het doel van 50.000 m? extra groen dak eind 2018 ruimschoots gehaald wordt. Door initiatieven als Groen
in de Buurt, buurtparken en vergroenen van schoolpleinen wordt de stad groener en regenbestendiger. Zie voor meer resultaten de Monitor Agenda Groen (december
2017).
En me NN EE in EM
| rn r= E Ú en +
N n= ee ns Hat EE 5 ef
| Tt Pet me A AP A etn at
5 gr en nie en Ee AT Ee Eje ES se et ins % - 3
RR IN Ne Rete: iz ER vl ve Á
| À | UP Ge ee zE Er OEP EN ze ie: £ Ee
B 4 ED eN en Ee | IN Ee ne IN Ee Eep ES u ,
Pe | | É \ 0 Kl ele EE | „5, ki PNA Eee En TE, ze È dt | Î Í ne E he
mr EER EEP Et Se , Pl al ML ee
ARD kn, „er a rek Et wi À F EE Lt EREN PE Or - ggn Á ER dn we in EN
ef Sent eN een EE à he APA EER ND Vr enten em ie LU Î TT Tres i an Ee AN ij KE JE NEN EE ee bt
er . E dee het os ade. Re bn. et en, KIA TR A IN ETT
en es Ni L Re SE enk ee je. eme ma ke EN en B k irt : L | VE Ne B / * werd Ï MS A AE ie Eer Ee jan E P Er!
etat ee HEER 3 DE i EE nerd Ree et Poen k ee; 5 Ks À Fi 1E IE | Ï bp ng st El Rd Ei
Fr zee Pe EP EN Vlakt: if Ts k = in en pr Te EE | 4 H KE ral hi p it E EEE na E eee, den Ee free a
ze han Kl he A a EE , Ken Bs eh CAE Tren Fe ec 5 | | | — ee f Í k Í % ae In | El | | Î ik | 4 Ree il Ô A ee Es af
f Ae ee ge id TN NDE RE Ë LS RN EE NINE NE HERE] el NE : Re Te,
{ Daddel nne LER id de ie en SRE griek PE ha) Ct he À ‚emt Kk : fe | | | tie, a 48 mal ê er ij en
EET Seek NE Mn Rt ele Eg Se í ni Net het 4 wi Î En ee ERA
En |, | Bli Pe ee ee Be dd ks B Et Air l bike - rl de Pz D 8 in Kn î RE Ee. 4 nen
BN re Et AMEN Ren TT Ae Pe at s mn KEE Ti Pha a rde oe Kr A k in
pi RE eh ee Dld et en nn k EL : nief P si Ee 6 Laan AE deed
eN d ee et de Kd ik Klep ien ze S een Nn Ke see ZR 7 FT En, Ne en Wi
br Kn k AN. an eN ar ES es Wa El GEE end Ee Be AE
] Ar jd / ie Rd | » Ss 1, 0 Be Se ne Bn Ee B BN 3 nd oe elf d Be, ee A rid 4 he : Er b jk li h sj
Daktuin Hogeschool van Amsterdam aan het Rhijnspoorplein. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Groen dak aan de Hoofdweg. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
EE A A
15
5 3 nj Ge EN AA WEES REE E {
k Ô AANEEN Nl Eed x
4» nn MN MRE RS |I
Î ó er (ie Eden Led dt paar et |
/ 5 A Dn alki maki nl AN E MRE —
| | on EE me NE . ln ad
d ie ek. am Ô E :
a OON end rue
7 Z ES ’ Ee 5 nn Vd BA en ie B] Dn A en _ d
7 if DZ ey je Ke 8 Ke nn A LJ A A est EIN, gm” ë
và Ar 4 En Ef Se Ne ll ee y dl we
/ £ 0 Ee IE Td | : _ rn er En haan T De ! NE —
Zi Wd Pl De OO S Be a P- ee E JEE es
Gr DE a | Í SS RK ad NW EL 1
4m pf. 2 FE EN _— Nl r k
4 " Ji Ps | E pe Ì nn nn Een, de we ve mn enne EE |
pr tn iN a en
De get on en vg
| A ne NA |
4 U ee gia e as sl MSS me es | nl ì
TA tE zi en B an tj ee ennn 0 en K
Zonnepanelen op Stadsdeelwerf Zuid. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam Elektrische scanauto. Foto: Fotobank gemeente Amsterdam
EEE" eral EER RRD rr _a PT
Gemeente bespaart 45 % CO2 per 2025 op de gemeentelijke De uitstoot van CO2 is eind 2017 met naar schatting 22.842 ton per jaar terug gedrongen. Dit is een reductie van 33% ten opzichte van de uitstoot in 2012. Hiermee is
bedrijfsvoering. bijna drie kwart van de beoogde doelstelling voor 2025 (30.942 ton) behaald.
Gemeentelijke inkoop voldoet aan doelen van Agenda Duurzaam Bij inkoop voldoen we aan landelijke duurzaamheidscriteria en de door de gemeente gestelde hogere normen die volgen uit de Agenda. Amsterdam heeft de
Amsterdam. intentieverklaring Circulair opdrachtgeverschap en inkopen van de MRA ondertekend. Hierin wordt de intentie uitgesproken om per 2022 10% circulair in te kopen en
per 2025 50%.
Gemeente biedt helder kader om duurzame investeringen te Sinds medio mei 2016 is de toepassingsregel voor duurzame investeringen door de gemeente van kracht.
vergemakkelijken.
16
Focus 2015-2018 Stand van zaken
1. Uitvoeren Routekaart CO2. De Routekaart CO2 wordt uitgevoerd. De Routekaart is een dynamisch programma: nieuwe kansrijke maatregelen worden onderzocht op haalbaarheid en, indien
haalbaar, toegevoegd aan de routekaart en uitgevoerd. De verwachting is dat met verdere uitvoering van de Routekaart, de uitstoot van CO2 in 2025 met 44.593 ton
teruggebracht is, dat is bijna 65% ten opzichte van 2012. Voor de uitgebreide rapportage wordt verwezen naar het Jaarverslag 2017 (paragraaf 5.3 Duurzaamheid).
Enkele maatregelen en resultaten uitgelicht:
= Bij 80 panden die de gemeente in gebruik heeft is een energieaudit uitgevoerd en is het energieverbruik in beeld gebracht. In 2018 wordt een maatregelenpakket
opgesteld om het verbruik naar beneden te brengen.
n= De functionaliteit van WKO's (Warmte koude opslag) is onderzocht. Daarbij zijn verschillende gebreken naar voren gekomen. Per WKO zijn acties ondernomen om
problemen te verhelpen. Hierdoor is bijvoorbeeld het energieverbruik van de WKO waar stadsdeelkantoor Oost gebruik van maakt, met 94% teruggebracht.
n= _Slimme meters en toepassing van het energiemonitoringsysteem heeft geleid tot een afname van het elektriciteitsverbruik van 2-3% en ruim 13% minder gasverbruik.
n= Centralisatie van de inkoop en digitalisering van diverse werkprocessen hebben geleid tot een vermindering van papiergebruik met circa 25%.
n= De overgang van 50 decentrale datacenters naar 2 centrale energiezuinige datacenters is afgerond. Tevens zijn de ADW werkplekken energiezuiniger gemaakt.
= Tot eind 2017 zijn circa 30.000 led in de openbare ruimte geplaatst. De Michiel de Ruijtertunnel en Spaarndammertunnel zijn met 100% ledverlichting opgeleverd.
n= De aanbesteding van zonnepanelen op metrostations is gestart. De verwachting is dat in het komende jaar 6.000 zonnepanelen op 13 metrostation worden geplaatst
(1.5 megawatt). Verder werkt Metro en Tram onder andere aan verduurzaming van de koeling van technische ruimten, verbetering van de energie-efficiëntie van het
tractiesysteem metro, vervanging van conventionele verlichting op metrostations door led en energiezuinige liften en roltrappen.
2. Gemeentelijke inkoop voldoet aan de doelen in de Agenda Duurzame inkoop is onderdeel van de aanpak Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeverschap en Inkopen van de gemeente Amsterdam (MVOI). Dit instrument is
duurzaam Amsterdam. gericht op het behalen van zowel duurzaamheids- als sociale doelstellingen. Enkele voorbeelden van MVOI / duurzame inkoop:
n= Europese aanbesteding ICT Hardware voor werkplekken, servers & storage, netwerken en mobiele devices. De inschrijvers hebben een Circulair Plan opgesteld
waarmee zij de gemeentelijke ambities ondersteunen. Tevens is gevraagd hoe ze transport en verpakkingen milieuvriendelijk maken en hoe ze het energieverbruik
tijdens de gebruikersfase zo laag mogelijk houden. Duurzaamheid weegt voor 20% mee in de gunning.
= Papierlevering is gegund op basis van de LCA (levens cyclus analyse). Hierbij is de milieu impact over de gehele keten bekeken, van het winnen van grondstof tot de
productie.
= In 2018 is de aanbesteding voor duurzame energie afgerond en gegund aan Greenchoice. Vanaf 2019 is alle stroom die de gemeente afneemt, afkomstig van
Nederlandse duurzame bronnen (wind, zon en plantaardige producten en resten). Ook Brandweer Amsterdam-Amstelland, het Afval Energie Bedrijf, het Stedelijk
Museum, de Openbare bibliotheek en de Nationale Opera en Ballet zijn aangesloten bij het energiecontract met Greenchoice.
3. Gemeente biedt helder kader om duurzame investeringen te Sinds medio 2016 geldt de toepassingsregel voor duurzame investeringen. Deze rekenregels worden gebruikt om een afweging te kunnen maken tussen duurzaamheid
vergemakkelijken. en financiën. Op basis van de investeringsvoorstellen uit 2017 is de toepassingsregel geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van de toepassingsregel zeer
beperkt is. Afwegingen met betrekking tot duurzaamheid worden vaak later in het proces gemaakt of zijn gebaseerd op beleidsafwegingen zoals vastgelegd in de
Agenda Duurzaam Amsterdam.
17
Slimmer omgaan met regels
Focus 2015-2018 Stand van zaken
Om de uitvoering van duurzame initiatieven makkelijker te laten = Amsterdam heeft in het kader van de Crisis- en herstelwet een aanvraag gedaan voor een aangescherpte Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) voor nieuwbouw
lopen zet de gemeente zich in om slim om te gaan met regels. We woningen (0.2 i.p.v. 0.4 uit Bouwbesluit). Deze normen gaan landelijk gelden vanaf begin 2020 (BENG, Bijna Energieneutrale Gebouwen). De aangescherpte EPC is
doen dit door te reageren op belemmeringen die initiatiefnemers door de minister overgenomen en gaat naar verwachting vanaf november 2018 gelden.
melden, door initiatiefnemers te begeleiden en waar nodig = Er wordt een informatieblad Duurzaam Verbouwen ontwikkeld. In deze brochure wordt vanuit de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Welstand) een toelichting
barrières in procedures en regelgeving structureel aan te pakken. gegeven op de procedures voor duurzaam verbouwen.
1 Om de adviezen bij vergunningaanvragen voor warmtepompen beter te coördineren is sinds eind 2017 in stadsdeel Centrum een werkgroep gestart die aanvragen
voor warmtepompen voorziet van een integraal advies. Dit stadsdeel heeft de status van rijksbeschermd stadsgezicht en hier zijn de meeste monumenten.
n= Vergunningen voor zonnepanelen zijn per 1 januari 2017 vrijgesteld van leges. Per 1 januari 2018 geldt dit ook voor zonnepanelen op woonboten en voor een RVV
ontheffing bij elektrisch rijden. Vrijstelling van leges voor emissievrij verhuizen en duurzaam verbouwen zijn in voorbereiding en geldt naar verwachting vanaf 1 januari
2019.
n= De hand-out: Duurzaam bouwen in Amsterdam (kavel/gebouw niveau) is opgesteld. Duurzaamheid is een standaard onderdeel van iedere nieuwe gronduitgifte
of aanpassing van een bestaand erfpachtrecht. De hand-out is bedoeld voor projectleiders, ontwikkelaars en ontwerpers/architecten die een rol spelen bij de
ontwikkeling of ontwerp van een gebouw. Het vertaalt het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Amsterdam naar specifieke ambities en maatregelen op het niveau
van kavel en gebouw.
_ _ Fr 1
> Gemeen | pe
Amsterdam, _ rn a
” hrs AA sA A tn
: er NT nn EN
DE NPN beam) |
er Kabaal j TN On
En mn BLS e= 3 í
B rror
en a
: EE ol
B | B, B oe nbr EN
ar EN rm k DL En 7 |
LANs On E Hi A er) 8 dl B mi aar = bil
e En en
| ci hiet Re Ee nd : s EN
Ï " | 8 e ze 5 ZZ
| Eene
Rr Ve ve A Ef WSE
Ve Rn Anes 5 E | 4 EA
Ee at | Le
Duurzaam bouwen in Amsterdam
kavel/gebouw niveau
Hand-out: Duurzaam bouwen in Amsterdam (kavel/gebouw niveau)
mm
18
Investeringsruimte bieden aan projecten in de stad
Focus 2015-2018 Stand van zaken
Partijen in de stad zetten zich in om de verduurzaming te In 2017 is in totaal voor een bedrag van € 20,8 miljoen aan leningen en € 2,4 miljoen subsidie verstrekt voor duurzaamheid in de stad.
versnellen. De gemeente stimuleert en faciliteert dit door
verschillende financieringsinstrumenten (zoals leningen en = Leningen vanuit het Duurzaamheidsfonds worden verstrekt aan bewonersgroepen, bedrijven en maatschappelijke instellingen voor energie- en circulaire
subsidies) aan te bieden. economieprojecten, met een belangrijk aandeel voor zonne-energieprojecten. In 2017 heeft het Duurzaamheidsfonds € 3,8 miljoen uitbetaald aan leningen. Vanaf de
start van het fonds zijn 58 leningen (per 1-7-2018) uitbetaald voor een bedrag van € 6,9 miljoen. Hiermee wordt een CO2-reductie behaald van circa 6.533 ton en is
8,5 MW aan zonne-energiesystemen gerealiseerd. De totale projectinvesteringen bedroegen circa € 13,8 miljoen. Daarnaast is per 1 juli 2018 in totaal € 5,8 miljoen
toegekend voor leningen die nog niet zijn verstrekt. Overige bestedingen en reserveringen van het fonds:
- € 10 miljoen vrijgemaakt voor versnellingsmiddelen
- € 7,9 voor risicoreserveringen, waaronder € 7,2 voor afdekking investering nascheidinginstallatie van het AEB
- € 3,3 miljoen financiering projecten verduurzaming eigen vastgoed
n= Het extern geplaatste Amsterdams Klimaat en Energiefonds (AKEF) verstrekt financiering van € 500.000 tot € 5.000.000 voor duurzame projecten. In 2017 stelde
AKEF financiering beschikbaar voor vijf nieuwe duurzaamheidsprojecten en voor de uitbreiding van twee reeds lopende projecten. Bij elkaar betreft dit € 15 miljoen.
Vanaf de start is ultimo 2017 € 37 miljoen toegekend aan 21 projecten, waarvan € 22 miljoen daadwerkelijk is geïnvesteerd in duurzaamheidsprojecten.
= In 2017 is in totaal € 2 miljoen aan energieleningen toegekend. Hiermee is in totaal bijna € 4 miljoen door woningeigenaren geïnvesteerd in duurzame maatregelen.
Dit leidt naar schatting tot een reductie 1.200 ton CO2 per jaar.
n= De volgende subsidiebedragen zijn in 2017 verstrekt:
- Subsidie Projectvoorbereiding collectieve duurzame initiatieven € 0,2 miljoen
- Ondersteuning Amsterdamse Zoncoöperaties € 0,2 miljoen
- Subsidie Groene daken en gevels € 0,5 miljoen
- Subsidie Amsterdam aardgasvrij € 0,2 miljoen
- Subsidie Aanschaf elektrische voertuigen voor bedrijven € 1,3 miljoen
Voor het aanjagen van projecten die gebruik kunnen maken van gemeentelijke financiering, worden onder meer de volgende activiteiten uitgevoerd:
1 Op grote schaal worden energieadviezen met bijbehorende ondersteuning aangeboden aan bedrijven, VvE's en maatschappelijke instellingen gericht op het
realiseren van meer projecten.
n= Samenwerking met partijen in de stad, waaronder energiecoöperaties, en per sector inzetten op een maatgerichte aanpak.
=_Intensieve communicatie via verschillende media naar de diverse doelgroepen.
In het Hernieuwde Coalitieakkoord Amsterdam blijft van iedereen is €10 miljoen vrij gemaakt om duurzaamheid in Amsterdam te versnellen. De middelen zijn vrijgesteld
van het revolverende karakter van het duurzaamheidsfonds. Bestedingen hiervan dragen bij aan het realiseren van de doelen van de Agenda Duurzaam Amsterdam
met een focus op duurzame energie. Ze zijn gericht op het stimuleren van maatschappelijke ontwikkelingen en initiatieven. Het college heeft in de periode tot en
met juni 2018 5 Versnellingspakketten met 23 versnellingsmaatregelen vastgesteld voor een totaalbedrag van ruim € 8 miljoen. Daarnaast worden de meerkosten
van de vergroening van de gemeentelijke elektriciteitsinkoop met Garanties van Oorsprong voor 100% wind voor 2017 en 2018 (totaal € 0,6 miljoen) gedekt uit de
Versnellingsmiddelen.
19
Lessen voor de Routekaart
Sinds begin 2015 is gewerkt aan uitvoering van de Agenda Duurzaam Amsterdam. In het nieuwe coalitieakkoord . De inzet op elektrisch vervoer was primair gericht op verbetering van de luchtkwaliteit. Elektrisch vervoer
Een nieuwe lente en een nieuw geluid is geconstateerd dat er een trendbreuk nodig is om de CO2 uitstoot terug draagt ook substantieel bij aan de reductie van de CO2-uitstoot, mits de energieketen duurzaam is (alle
te dringen en om in 2040 aardgasvrij te worden. Om die trendbreuk te bewerkstelligen wordt een Routekaart publieke laadpalen geven groene stroom).
opgesteld met concrete doelen, richtingen en acties voor de komende periode. Onderdeel daarvan is dat ook . De evaluatie van de aanpak op circulaire economie, Amsterdam Circulair. Evaluatie en
een nieuwe monitor wordt ontwikkeld, die recht doet aan deze nieuwe doelen, richtingen en acties. Uit bijna vier handelingsperspectieven bevat vele lessen. Een belangrijke is dat de gemeente een cruciale rol heeft bij
jaar van uitvoering van de Agenda zijn lessen te trekken die van belang zijn voor de ontwikkeling van deze nieuwe het faciliteren en versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Inkoop is daarbij een krachtig
producten. Een aantal lessen voor de Routekaart wordt hieronder genoemd. beleidsinstrument.
. Sommige subsidieregelingen bleken minder goed te werken dan vooraf is ingeschat. Ondanks dat vooraf
Reflectie op de uitvoering van de activiteiten: de behoefte van de doelgroepen is gepeild en er intensieve communicatie heeft plaatsgevonden Zo bleef
. Een duidelijke vastgestelde doelstelling vanuit de gemeente geeft richting en werkt. Dit blijkt onder andere bijvoorbeeld het gebruik van drie zonsubsidieregelingen achter bij de verwachtingen. Ervaringen met de
uit de resultaten van de nieuwbouwtenders waarbij de markt wordt uitgedaagd om beter te presteren dan huidige regelingen nemen we mee bij de ontwikkeling van eventueel nieuwe instrumenten.
de ondergrens van EPC 0,15. . De gemeente zet zich in om slimmer om te gaan met regels. Hierbij hebben we gemerkt dat belemmeringen
. Om de ambitie energieneutrale nieuwbouw te realiseren is de afgelopen periode vooral ingezet op tenders in regels vaak niet (alleen) de regels zelf zijn. Veel vragen van bewoners en bedrijven gaan ook over de
van nieuwbouwgronden. Hiermee wordt een deel van de nieuwbouwopgave bereikt. De huidige aanpak uitvoering van de regels, de communicatie erover, vindbaarheid van informatie en het bijbehorende proces.
kan en moet worden verbreed naar andere doelgroepen (corporaties, eigenaren particuliere grond, . Wat betreft de eigen gemeentelijke organisatie zijn er twee belangrijke lessen:
bestaande grondposities). Tevens kan de ambitie energieneutrale nieuwbouw worden verbreed naar een 1) dat er behoefte is aan een samenhangend en rationeel actieprogramma, gericht op het halen van de gestelde
gebiedsgerichte aanpak, naar voorbeeld van Houthaven. klimaatneutrale doelen, en
. De afspraken met de corporaties over het realiseren van zon op de daken van corporatiebezit, 2) dat een helder en vastgelegd commitment nodig is van bestuurders en managers om dit programma uit te
hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Dit is een aandachtspunt voor de nieuwe set van voeren.
samenwerkingsafspraken die we met de corporaties gaan voorbereiden.
. Niet alle indicatoren doen recht aan de doelen die zijn vastgesteld. Zo is bijvoorbeeld het aantal Reflectie op de monitoring:
woningeguivaltenten aangesloten op het stadswarmtenet een indicator voor aardgasvrij. Gebouwen die all De Staat van Duurzaam Amsterdam is een op zichzelf staand statisch document dat jaarlijks is opgesteld, met
electric zijn, zijn nog niet in beeld en worden niet meegenomen. voornamelijk kwantitatieve indicatoren. De ambitie van het college is om de regie te nemen om een trendbreuk
. De gemeente heeft bij de Raad van State beroep aangetekend tegen het weigeren van vergunningen te realiseren, de energietransitie op gang te brengen. De huidige indicatoren zijn vooral kwantitatief van aard
voor windturbines in de haven. Vervolgens is een Kroonverzoek ingediend om de provinciale regels voor en doen geen recht aan de dynamiek van het transitieproces en het gewenste inzicht in het proces (waar staan
wind op land te vernietigen. Beide acties hebben er niet toe geleid dat er meer windturbines vergund zijn. we). Er is behoefte aan inzicht in de voortgang van de transitie, in welke fase is de transitie beland. Hiervoor zijn
De minister ziet echter wind als noodzakelijk onderdeel van de energietransitie, de provincie ondersteunt aanvullende, nieuwe en andersoortige doelen met bijbehorende indicatoren nodig. Bij de ontwikkeling van een
dit. Dit biedt kansen voor het Noordzeekanaalgebied. Om alle potentie voor duurzame opwek in en rond nieuwe monitor worden de volgende aandachtspunten meegenomen:
Amsterdam te benutten, zal wind een wezenlijk onderdeel van de routekaart moeten worden. . Ontwikkel indicatoren die het op gang brengen van de transitie in beeld brengen, de maatschappelijke en
. De rechtszaak in hoger beroep tegen Aldi (over het afdekken van koelmeubelen) heeft Amsterdam verloren. sociale factoren van de transitie inzichtelijk maken en die goed aansluiten bij de doelen. De huidige monitor
Dit heeft een grote impact op de doorzetkracht van de gemeente bij het afdwingen van energiebesparende is vooral gericht op eindresultaten. Inzicht in de verschillende fases van projecten en processen is wenselijk
maatregelen via het activiteitenbesluit. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de bewijslast over de om de transitie in beeld te krijgen
terugverdientijd van energiebesparende maatregelen bij het bevoegd gezag is neergelegd. Er is aangepaste . Zorg voor inzicht in informatie en de stand van zaken op meerdere momenten en voor partijen in de stad.
regelgeving nodig die het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft om dit soort maatregelen effectief af te . Sluit aan bij de planning en controlcyclus en bij monitoringsinstrumenten van andere partijen (bijvoorbeeld
dwingen. rijksoverheid, netbeheerders).
20
| Onderzoeksrapport | 20 | train |
VN2023-023465 G Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en
ij emeente '
Onderwijs, Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en OZA
Zorg % Amsterdam |
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Onderwijs
MBO en Toeleiding Arbeidsmarkt (25)
Agendapunt 11
Datum besluit 21 november 2023
Onderwerp
Wijziging Verordening op Lokaal Onderwijs Beleid Amsterdam 2019 (voorziening Training
deskundigheidsbevordering schoolveiligheid 2024), vaststellen van de Verordening Training
deskundigheidsbevordering schoolveiligheid Mbo 2024 en kennisname van budget
De commissie wordt gevraagd
De raad te adviseren:
1. Vastte stellen de ‘Verordening wijziging VloA 2019: Voorziening Training
deskundigheidsbevordering schoolveiligheid 2024’ zoals opgenomen in bijlage 1, met als
belangrijkste punten:
11. De gemeente investeert in de continvering en uitbreiding van de groepstrainingen
voor onderwijsprofessionals op gebied van schoolveiligheid, zodat zij gesterkt worden
om tijdig signalen te herkennen van veiligheidsproblematiek, te begrenzen en te de-
escaleren, en waar nodig passende hulp in te schakelen.
1.2. Het betreft een voorziening in natura, die door scholen voor basisonderwijs,
speciaal (voortgezet) onderwijs en voortgezet onderwijs kan worden aangevraagd.
De gemeente selecteert via een open house aanbesteding de aanbieders. Een
schoolteam) kan een keuze maken uit trainingsmodules met de volgende thema’s:
Leefwereld van jongeren, Groepsdynamica en Duiden van individueel problematisch
gedrag.
2. Vasttestellen de Verordening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid
Mbo 2024, zoals opgenomen in bijlage 2. Deze verordening regelt de wijze waarop
conform het beleidskader Amsterdamse inzet schoolveiligheid 2023-2026 de instellingen
voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo-instellingen) in Amsterdam in aanmerking
kunnen komen voor de groepstrainingen voor onderwijsprofessionals op het gebied van
schoolveiligheid als bedoeld onder punt a. De voorziening is inhoudelijk hoofdzakelijk
hetzelfde als de voorziening voor basis- en voortgezet onderwijs beschreven onder
beslispunt a.
3. Kennisnemen van het besluit van het college van 21 november 2023 waarmee hij het budget
voor de voortzetting en uitbreiding van Training deskundigheidsbevordering in de periode
1 januari 2024 tot en met 31 december 2026 heeft vastgesteld op €o,9 miljoen, zie bijlage
3. Dekking komt vit de aangewezen coalitiemiddelen voor ‘24-26 van schoolveiligheid
en reeds door de gemeenteraad aangewezen middelen van de MBO-Agenda ‘24-26. Het
college stelt daarbij per kalenderjaar twee aparte budgetten vast voor de financiering van de
trainingsmodules ten behoeve van de volgende te onderscheiden groepen scholen:
1. € 250.000,- voor de scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet en
voortgezet speciaal onderwijs
2. € 50.000,- voor de opleidingsteam van de mbo-instellingen.
Gegenereerd: vl.l1 1
VN2023-023465 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en
Onderwijs, Jeugden 9 Amsterdam „ Oe. n VAN
Zorg % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023
Ter advisering aan de raad
Dit besluit wordt gepubliceerd nadat de gemeenteraad de verordeningen genoemd in het eerste lid
heeft vastgesteld.
Wettelijke grondslag
e Artikel 5.1, eerste lid en 5:23 van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (Wvo)
* Artikel 6 en 128 van de wet op het primair onderwijs (Wpo)
e Artikel 6 en 123 van de Wet op de expertisecentra (Wec)
* Artikel 149 van de Gemeentewet dat bepaalt dat dat de gemeenteraad de verordeningen
maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt
* Artikel 160 van de Gemeentewet dat bepaalt dat het college de besluiten van de
gemeenteraad voorbereid.
e VloA 2019
Bestuurlijke achtergrond
De gemeenteraad stelde op 20 juli jl. de Amsterdamse inzet schoolveiligheid 2023-2026 vast. In het
besluit staat dat de gemeente de trainingen deskundigheidsbevordering schoolveiligheid verlengt
voor 2024-2026 voor de scholen voor voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs en daarnaast
uitbreidt naar de scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en naar de mbo-instellingen in
Amsterdam. Scholen zijn primair zelf verantwoordelijk voor professionalisering van hun teamleden,
het investeren in de relatie tussen leraar en leerling en zo voor het veilig pedagogisch klimaat
binnen hun school. De veiligheidsproblematiek die via de straat of de online leefwereld van
leerlingen bij sommige scholen binnenkomt is echter zo heftig dat schoolteams behoefte hebben
aan aanvullende kennis hoe hier mee om te gaan. Daarom investeert de gemeente ook komende
periode in deskundigheidsbevordering op schoolveiligheidsgebied en zorgt het dat meer scholen en
mbo’s gebruik kunnen maken van dit aanbod.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Sociaal, Economische Zaken en Democratisering (SED)
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.l1 2
VN2023-023465 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023
Ter advisering aan de raad
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Bijlage 1 Publicatiebesluit VLoA Training deskundigheidsbevordering
AD2023-088500 ee:
schoolveiligheid vo en vso scholen 2024.docx.docx (mswa2)
Bijlage 2 Publicatiebesluit Verordening Training deskundigheidsbevordering
AD2023-088502 De ‚
schoolveiligheid mbo 2024.docx (mswa2)
Bijlage 3 bij raadsvoordracht Bekendmaking budget Voorziening
AD2023-088501 ‚ ‚ ‚
deskundigheidsbevordering 2024-2026. docx (msw12)
Bijlage 4 Concept raadsvoordracht Training deskundigheidsbevordering SV
AD2023-088503
2024-2026.docx (msw12)
AD2023-080835 Commissie OZA Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Afd. Onderwijs, VO/MBO: Anne Gosenshuis, a.gosenshuis@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl. 3
| Voordracht | 3 | test |
Gemeente college van B&W
A d Amstel 1
mste raam 1011 PN Amsterdam
> < Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> amsterdam.nl
Vereniging Amsterdam City t.a.v. de heer Koster
Datum: 10 mei 2021
Ons kenmerk: VN20210023
Kopie aan: Raadscommissie FED
Onderwerp Reactie op raadsadres betreffende Aanpak Binnenstad
Geachte Vereniging Amsterdam City, geachte heer Koster,
Op 28 januari jl. werd in de raadscommissie Algemene Zaken het uitvoeringsprogramma Aanpak
Binnenstad besproken. U heeft in een raadsadres gereageerd op het uitvoeringsprogramma. De
gemeenteraad heeft op 10 februari jl. besloten de beantwoording van uw raadsadres in handen van het
college van B&W te stellen. In deze brief beantwoorden wij uw raadsadres.
Ten eerste willen wij v danken voor uw raadsadres en uw betrokkenheid bij de Aanpak Binnenstad. De
coronacrisis heeft een grote impact op de binnenstad en op vele ondernemers. Zij worden zwaar op de
proef gesteld. Met v hopen wij dat het perspectief voor ondernemers in de binnenstad snel weer
terugkeert, en dat Amsterdammers zo gauw mogelijk weer op een veilige en verantwoorde manier
kunnen leven, werken en verkeren in het oudste deel van onze stad.
Economisch herstel
In de raadscommissie FED van 4 februari jl. is het Economisch Herstel- en Investeringsplan 2021-2024
besproken en aangenomen. Dit herstelplan is gericht op het herstellen van de Amsterdamse economie,
het versterken van economische veerkracht, het aanjagen van vernieuwing in duurzame groeisectoren
en het vergroten van waardevolle werkgelegenheid. Bij de bestrijding van de coronacrisis en
economische crisis zijn de maatregelen en economische steunpakketten van de Rijksoverheid leidend.
Hetis aan de gemeente om aanvullend te helpen waar mogelijk. Zo geeft de gemeente huurkorting voor
zwaar getroffen ondernemers in gemeentelijke panden, verlenging van de termijn voor uitstel van
betaling voor getroffen huurders, en verlenging van de termijn voor rentevrije aflossing van de
huurschuld. Daarnaast worden de precario- en reclamebelasting opgeschort, en wordt er ruim omgegaan
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021
Pagina 2 van 4
met tijdelijke terrasvitbreiding voor horeca-ondernemers zodra de coronamaatregelen dat weer
toestaan.
Aanleiding Aanpak Binnenstad
De Amsterdamse binnenstad staat niet op zichzelf. De binnenstad is onlosmakelijk verbonden met
andere delen van onze stad, en is in historisch, cultureel en maatschappelijk opzicht belangrijk voor
Nederland. De binnenstad is een vithangbord voor Amsterdam wereldwijd. Omdat de opgaven in de
binnenstad zo breed zijn, zoekt de Aanpak Binnenstad nadrukkelijk de verbinding met andere
stadsdelen en met verwante gemeentelijke programma's op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid,
wonen, economisch herstel, behoud en herstel van culturele waarden en historisch erfgoed,
duurzaamheid en innovatie.
Wij delen vw analyse dat het aanbod in delen van de binnenstad nu sterk gericht is op bezoekers, en dat
dit een negatief effect heeft op de sociale en economische cohesie in buurten. Functiemenging is dan
ook één van de zes prioriteiten in de Aanpak Binnenstad, zoals ook een groter en diverser
woningaanbod dat is. Buurtwinkels, lokaal ondernemerschap en een divers horeca-aanbod dragen bij
aan een aantrekkelijke binnenstad voor bewoners, bezoekers vit andere stadsdelen en bezoekers van
buiten de stad. Een goede balans in het aanbod zien wij als noodzakelijk voor een leefbaarder en
aantrekkelijker binnenstad.
Uw oproep tot een termijnoverstijgende aanpak met bijbehorende tijdshorizon omarmen wij. U noemt
structurele vraagstukken die van belang zijn voor de binnenstad, zoals globalisering, bevolkingsgroei-
en samenstelling, en veranderende economische functies. Dergelijke vraagstukken blijven de komende
decennia relevant, en zullen dus ook geadresseerd blijven worden vanuit de Aanpak Binnenstad. De
brede steun voor een groot deel van de ambities en maatregelen, mede vanuit de VAC, kan een
belangrijke rol spelen in het langetermijnperspectief van de Aanpak Binnenstad.
Tegelijkertijd hechten wij er waarde aan om de opgaven waarvoor wij ons gezamenlijk gesteld zien te
vertalen naar concrete ambities en maatregelen. Daarbij hoort een duidelijk beeld van de inzet en
prioriteiten op de middellange termijn. Het is van belang om nu concrete stappen te zetten. Het
uitvoeringsprogramma geeft hier richting aan. De gemeenteraad wordt voor de zomer geïnformeerd
over de planning van de maatregelen, en in december over de voortgang. Deze planning en voortgang
worden tevens geagendeerd en besproken in de overleggen met de VAC..
De economie van de binnenstad
Wij delen vw analyse dat Amsterdam, en de binnenstad in het bijzonder, gebaat is bij een divers
economisch model. De bezoekerseconomie is daar een belangrijke pijler van. Het rapport van
amsterdam&partners, dat op verzoek van het college werd opgesteld en verscheen in november 2020,
doet enkele concrete aanbevelingen voor het verder versterken van de bezoekerseconomie. Of het nu
gaat om toeristen uit binnen- of buitenland, congresbezoekers, culturele of zakelijke bezoekers of
anderszins: bezoekers die respectvol omgaan met de binnenstad blijven onverminderd welkom. Wel zien
wij dat een (te) eenzijdig aanbod gericht op vermaak en toerisme schadelijke effecten heeft op de
binnenstad, zoals v ook aangeeft in vw brief. Initiatieven voor nieuwe economische activiteit in de
binnenstad omarmen wij en ondersteunen wij ook actief. Wij blijven hierover graag met u in gesprek. Het
Economisch Herstel- en Investeringsplan 2021-2024 geeft hier mede invulling aan.
Uitvoeringsprogramma en maatregelen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021
Pagina 3 van 4
In het vitvoeringsprogramma worden de ambities van de Aanpak Binnenstad vertaald naar zes
prioriteiten en 88 maatregelen. Een aantal van deze maatregelen is al in vitvoering, andere worden op
dit moment verder vitgewerkt. Vóór het zomerreces wordt de gemeenteraad nader geïnformeerd over
de maatregelenplanning, inclusief financiële onderbouwing. In december 2021 volgt de eerste jaarlijkse
voortgangsrapportage van de Aanpak Binnenstad, waarbij de voortgang op alle maatregelen wordt
gemonitord. Zowel de maatregelenplanning als de voortgangsrapportage worden geagendeerd in de
gesprekken met belanghebbenden.
Vastgoed
Vastgoed is een belangrijke pijler van de Aanpak Binnenstad. Private vastgoedeigenaren worden dan
ook nadrukkelijk betrokken bij de aanpak, net als de maatschappelijke vastgoedondernemingen in de
binnenstad. Maatregelen op het gebied van vastgoed staan in het vitvoeringsprogramma opgenomen
onder prioriteit a: functiemenging & diversiteit.
Beheer en handhaving
Wij onderschrijven vw oproep tot de noodzaak van adequate handhaving volledig. Handhaving is een
belangrijke prioriteit van de Aanpak Binnenstad. De betreffende maatregelen staan opgenomen onder
prioriteit 2 (beheer & handhaving). Het vitvoeringsprogramma sluit hiermee aan op het Masterplan
Handhaving & Reiniging vit 2019. Een groot deel van deze maatregelen is dus ook al actief, hoewel
enkele maatregelen op dit moment stilliggen vanwege de coronacrisis. Deze zijn gereed om weer
geactiveerd te worden zodra de situatie daarom vraagt. Handhaving en beheer van de openbare ruimte
blijven regulier onderwerp van gesprek in onze overleggen met v en andere belanghebbenden. Hierbij
hoort ook het handhaven op een schone openbare ruimte.
Bruggen en kades, duurzaamheid en vergroening
In maart is gestart met een pilot afvalinzameling over het water. Deze pilot is nog geen structurele
oplossing. Na evaluatie van de pilot kan de inzameling van afval over het water in de toekomst mogelijk
bijdragen aan het ontlasten van bruggen en kades Andere maatregelen ter bevordering van logistieke
doorstroming en vermindering van verkeersdruk op de binnenstad worden op dit moment verder
ontwikkeld. Plannen voor vergroening van de openbare ruimte en verduurzaming van de binnenstad zijn
onder meer verwoord onder prioriteit 6: meer verblijfsruimte en groen in de openbare ruimte. Ook deze
voorstellen en maatregelen worden actief geagendeerd in de gesprekkenmet belanghebbenden.
Betrokkenheid
Het succes van de aanpak binnenstad staat of valt met constructieve samenwerking en communicatie
tussen alle belanghebbende partijen bij de binnenstad. Wij hechten groot belang aan de relatie tussen
de gemeente en Vereniging Amsterdam City, en aan de relatie met andere betrokken ondernemers, BIZ-
en en instanties. Per kwartaal vindt overleg plaats tussen het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum
en VAC en KHN. Tweemaal per jaar vindt overleg plaats tussen het dagelijks bestuur van stadsdeel
centrum en ondernemers over de verschillende gebiedsprofielen. Ook met specifieke branches, zoals de
coffeeshop- en prostitutiebranche, bestaat regelmatig contact op ambtelijk niveau en incidenteel op
bestuurlijk niveau.
Om de door v en ons gewenste kruisbestuiving verder te bevorderen starten wij vanaf dit voorjaar met
thematische bijeenkomsten, waar verschillende doelgroepen elkaar kunnen treffen en in gesprek
kunnen gaan over gezamenlijke oplossingen en ideeën. Ondernemers worden hiervoor actief
uitgenodigd.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 10 mei 2021
Pagina 4 van 4
Wij zijn ons ervan bewust dat in de binnenstad een groot aantal verschillende groepen betrokkenen
geconcentreerd is, met soms tegengestelde visies en belangen. Geenszins willen wij de suggestie
wekken dat deelname aan overleg instemming betekent. Tegelijkertijd betekent structureel en
constructief overleg helaas niet dat alle suggesties uiteindelijk terug kunnen komen in de Aanpak
Binnenstad.
Tot slot
Met deze beantwoording menen wij te zijn ingegaan op uw inhoudelijke reactie op het
uitvoeringsprogramma Aanpak Binnenstad. Wij zetten dit gesprek graag met v voort. Laten we ervoor
zorgen dat we elkaar blijven vinden waar onze visies elkaar versterken én waar ze botsen. Daarmee
maken wij de binnenstad samen sterker. Wij danken v voor uw constructieve betrokkenheid en kijken uit
naar onze voortgezette samenwerking.
Met vriendelijke groet,
namens het college van B&W
ze \
f ij / /
Bf LL
if L Dn TT OO 7
/ en TJ
Femke Halsema Victor Everhardt
Burgemeester van Amsterdam Wethouder Economische Zaken
Mascha ten Bruggencate
Stadsdeelvoorzitter Centrum
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Raadsadres | 4 | train |
van:
Verzonden: zondag 26 januart 2014 17:19
Aan: Info gemeenteraad
Onderwerp: Formulier raadsadres
Naam
E-mail
T_—_
Adres
bd
Postcode
|
Plaats
ae
Telefoon
Ad
Uw bericht
Noord- Zuidlijn feesten.
Door de diverse berichtgeving in de media word je er steeds vaker mee geconfronteerd
dat de opening van de Noord-Zuidlijn in aantocht is. Het duurt weliswaar nog een paar
jaar, maar het einde van al de werkzaamheden is eindelijk inzicht. Duizenden
Amsterdammers zullen dan bijvoorbeeld eens de omgeving van het station kunnen zien
zonder al die werkzaamheden. Nog niet zo heel lang geleden gingen pessimistische
Amsterdammers ef vanuit dat die lijn er nooit zou komen. Nu nadert het moment van de -
opening en worden elke dag meer Amsterdammers trots op dit unieke bouwwerk, Een
bouwtechnische prestatie van wereld formaat!
Als over een paar jaar die lijn gereed is, heeft deze de stad veel bloed, zweet en tranen
gekost en heel veel geld, Om die periode af te sluiten stel ik voor dat we vanaf nu ook
gaan nadenken hoe de stad de opening van de Noord-Zuidlijn gaan vieren. Mijn voorstel;
een week lang feest in de stad voor iedereen. Daar waar voor de Noord-Zuidlijn
bouwputten waren, dan straatfeesten. Een Int van feest door de stad, een paar meter
boven die dan, schitterende, Noord-Zuidlijn, Straatfeesten om al het leed te vergeten.
Maar ook feesten om de hele wereld te laten zien dat het gelukt is om onder onze
historische stad zo’n schitterende Noord-Zuidlijn te realiseren.
De Amsterdamse politieke partijen, daag ik bij deze uit, om nag voor de gemeenteraad
verkiezingen, met een prachtig plan te komen voor de Noord-Zuidlijn feesten, Wel graag
met een goede begroting, die mag dus niet lijken op de begroting van de Noord-Zuidlijn.
Met vriendelijke groet,
nn
| Raadsadres | 1 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 13-07-2023
Portefeuille(s) Verkeer en vervoer, water en luchtkwaliteit
Portefeuillehouder(s): Melanie van der Horst
Behandeld door V&OR [email protected]
Onderwerp Dagelijkse vpdate nood- en hulpdiensten i.r.t. de pilot Weesperstraat
Geachte leden van de gemeenteraad,
Tijdens de raadsvergadering van 28 juni 2023 heb ik toegezegd vu gedurende het restant van de
pilot Weesperstraat dagelijks te informeren over signalen en incidenten met betrekking tot de
doorgang en de aanrijtijden van nood- en hulpdiensten bij de slagbomen. De signalen en
incidenten die de nood- en hulpdiensten aan ons doorgeven zijn één op één opgenomen in deze
rapportage en hebben betrekking op de volgende locaties: de slagbomen op de vier kniplocaties
bij de Weesperstraat, Anne Frankstraat, Hoogte Kadijk en Kattenburgergracht.
Voor de volledigheid informeer ik v ook de meldingen die wij hebben ontvangen met betrekking
tot de omrijroutes:
e _S100 Oost (Piet Heinkade).
e _S114 (Piet Heintunnel).
e 5116 (Kattenburgerstraat, Prins Hendrikkade, IJtunnel en Nieuwe Leeuwarderweg).
Ambulance: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli.
Algemeen beeld: Voor vandaag zijn er geen nieuwe meldingen m.b.t. “De Knip“ binnengekomen vanuit
de ambulancezorg.
Signalen en incidenten:
| Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing
Brandweer: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli.
Algemeen beeld: Geen opmerkingen over de dienst van 12072023
Signalen en incidenten:
| Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Pagina 2 van 2
Politie en meldkamer: De volgende signalen zijn vandaag gemeld over woensdag 12 juli.
Algemeen beeld: Op woensdag 12 juli zijn er bij de politiemeldkamer geen incidenten gemeld of
geconstateerd die te herleiden zijn op de zogenaamde “knip”.
Signalen en incidenten:
| Datum | Tijd | Waar | Omschrijving van incident: Oplossing
Verificaties
Bovenstaande signalen en incidenten zijn geverifieerd bij de directie van de drie nood en
hulpdiensten.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
OEE
KAD),
Melanie van der Horst
Wethouder verkeer en vervoer, water en luchtkwaliteit
| Brief | 2 | train |
Gemeente
Amsterdam
Concept afsprakenlijst 14-01-2020
1. Opening
19.30 UUr Opening
2. Agendavaststelling
Er zijn twee actualiteiten die onder agendapunt 8 worden behandeld.
Agendapunt 9.1, Stem van Nieuw-West: Automatische waarschuwingslichten bij de zebrapaden
komt te vervallen, omdat de indiener niet aanwezig is.
Agendapunten 11 en 12 worden omgedraaid in verband met een inspreker bij agendapunt 12.
3. Mededelingen
Mevrouw Biddle deelt mee dat ze as. donderdag gaat inspreken over de Agenda Autoluw bij de
raadscommissie van de gemeente Raad.
Mevrouw Tienstra deelt mee dat ze het advies over de Lambertus Zeilplein voor de volgende
vergadering wil agenderen.
4. Rondje gebieden
* Geuzenveld, Slotermeer en Sloterdijk
Nieuwjaarsduik in de Sloterplas op 1 janvari.
e Slotervaart
Op 12 janvari was er een nieuw initiatief van de Kaskantine over Groen in de Buurt. Het
gaat over het bundelen van krachten van bewonersorganisaties die bezig zijn met Groen
in de Buurt (Slotervaart Zuid).
e Osdorp
Op 22 januari is er een bewonersbijeenkomst in het Huis van de Wijk De Aker over de
budgetten voor dit jaar.
Op 29 januari is er bijeenkomst van de Roze Adviesgroep Nieuw-West in het Talentenhuis
om 18.00 vur. De commissieleden zijn van harte welkom.
e De Aker, Nieuw Sloten en Sloten
Op 11 januari was er een bijeenkomst op Ecuplein over de toekomst van het Ecuplein.
Daarnaast werd er een mededeling gedaan over vuurwerkmisbruik.
5. Vaststellen besluitenlijst SDC van 17 december 2019
De besluitenlijst wordt vastgesteld.
6. Ingekomen stukkenlijst
De heer Grassi stuurt een reactie op het stuk over de Agenda Autoluw.
7. Insprekers
Mevrouw Kosters spreekt namens de familie Al Asadi in over de bloemenstal voor hun huis op het
Sape Kuiperplantsoen. Vervolgens beantwoorden de inspreekster en het db vragen van de
stadsdeelcommissie.
-_Hetdb zegt toe om met de familie en de bloemenstal in overleg te gaan teneinde tot een
oplossing te komen.
De heer Vogelpoel spreekt in over het bestemmingsplan Slotermeer. Het db geeft een reactie.
-_Het db zoekt uit of het mogelijk is om via postzegelverkaveling de twee betreffende
kavels uit het ontwerpbestemmingsplan te halen.
De heer Belfgih spreekt in over het concept-inrichtingsbesluit van de markt op Plein ‘40-'45.
Vervolgens beantwoordt hij vragen van de stadsdeelcommissie.
De heer Postma van het Buurtpanel Slotermeer spreekt in over Stichting Eigenwijks. Vervolgens
beantwoordt hij vragen van de stadsdeelcommissie en geeft het db een reactie.
8. Mondelinge vragen
Er is een actualiteit ingediend door de gebiedsvertegenwoordigers van Geuzenveld, Slotermeer en
Sloterdijken over de overval op het Kruidvat aan het Lambertus Zijlplein. Het db geeft een reactie.
Een tweede actualiteit betreft drie ongelukken die op 13 januari jl. hebben plaatsgevonden naar
aanleiding van de afsluiting van de Sloterweg. Het db geeft een reactie.
-__Hetdb zegt toe dat er verkeersregelaars komen op de locaties waar de ongelukken zich
hebben voorgedaan. Er wordt bekeken of er een optimalisatieslag kan worden gemaakt
wat betreft de instelling van de verkeerslichten. Borden die zijn verwijderd, zullen worden
teruggeplaatst conform het bordenplan met betrekking tot routes.
In de toekomst zal worden bekeken of een bredere groep bewoners moet worden
geïnformeerd.
g. Stem van Nieuw-West:
A. Automatische waarschuwingslichten bij de zebrapaden
Is vervallen
B. Fietsbrug tussen De Aker en Badhoevedorp
De heer Van Wieren licht zijn plan toe en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie.
Vervolgens geeft het db een reactie.
- Het db zegt toe te kijken naar het percentage van de Europese subsidie.
10. Verhoging huurprijzen broedplaats De Vlugt
De heer Goudsmit spreekt in over de verhoging van de huurprijzen en beantwoordt vragen van de
stadsdeelcommissie. Het db geeft vervolgens een reactie op de inspreker en beantwoordt vragen
van de stadsdeelcommissie.
-__ Het db zegt toe op korte termijn in gesprek te gaan met Bureau Broedplaatsen.
11. Adviesaanvraag dagelijks bestuur over aanpak touringcar-problematiek Delflandplein
Het db beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie.
Het advies wordt vnaniem aangenomen.
12. Ongevraagd advies 'Snorfiets naar de rijbaan in Nieuw-West!
De heer Singh spreekt in over het ongevraagd advies.
GL licht het advies toe en beantwoordt vragen van de stadsdeelcommissie. Het db geeft een
reactie op het advies.
Het advies wordt aangenomen met de stemmen van DENK en de VVD tegen.
13. Sluiting
22.47 Uur.
| Actualiteit | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 5 april 2023
Ingekomen onder nummer 120
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Van Schijndel en Kreuger inzake de
kortparkeertarieven
Onderwerp
De kortparkeertarieven in stadsdeel Noord niet verhogen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2023 en de Par-
keerverordening 2013
Constaterende dat:
-__De stadsdeelcommissie Noord adviseert om rekening te houden met de draagkracht van
de bewoners;
-_ De stadsdeelcommissie Noord constateert dat de tarieven in het verleden niet harder zijn
gestegen dan 10 cent;
-__ De stadsdeelcommissie Noord constateert dat de parkeertarieven nu sneller stijgen dan
voorheen;
-__ De stadsdeelcommissie Noord adviseert om de tarieven zo laag mogelijk te houden;
-_ Adviezen van de stadsdeelcommissie zwaarwegend zijn.
Overwegende dat:
-_De voorzieningen in Noord relatief ver uit elkaar liggen;
-_De openbaar vervoer verbindingen binnen Noord niet toereikend zijn en er grote onzeker-
heid heerst over het ov;
-_ Stadsdeel Noord een van de stadsdelen is met bewoners met de minste draagkracht en
grootste armoedeproblematiek;
-_Een verhoging van de parkeertarieven de bereikbaarheid kan aantasten.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Om de kortparkeertarieven in stadsdeel Noord niet te verhogen.
Indiener(s),
A.H.J.W. van Schijndel
K.M. Kreuger
| Motie | 2 | discard |
n d Serveren.
ORN p gis oe Bel 6 md 4 zi La Ô s
KDE ORT We Pe geene rde) R ei ei bie 4
BN. Me RT rr LA 2
IN ens. HAN 777 RE Tin Et HI ai 7 A In as: rr TA
RN nadele Á WP ao fan En ri
En. Te ed ee PEREN KN a
Ege KKT eeens ge AEN
E fa HELLEN EE î Pr | SEE | Leif nu in NEE
m- Sok ú Ì E Kan BEE 4 in Í E l KE ad Í > mn a nt er
NO se UE N haar) EE, zis
Pen ed HW | En SRD / 1 Ay
me en men
ne eeN OA ee Bk ESA BAD Ù zal my ) ;
ef hen kB nl, EN
paf ne OORRNEN epe ST Hi Haram
Ô « LOIS ig Hihi nt EN ans
Ì NN KEE, Alet m5 Pi HI i HELI TE
pt Hs, / 4 All ie SE ï a CE à ij mk ij Wit d
45 In Te == Een | lj dl je Ii rn ie Gap in del Ee mj : ee >
g = = ee, s en SS S gi de, U ip een ve = Le Et Ja .
5 ee gil Be sh Har É Lag Amb 1 NIN nen
5 AR Í Ï gf L nj: Bren: nn er Ni
sell IR á tl : | a A = Ä tan TS Ze
Fl here IN, iP, el pT BE er
EN we p Ee 0 Dr ht tate F, bi get B Na N
er dD ese" AARS ON
| | | ij f er AE ak id il ei
Ë ï ; one ki t Ae, md, en bl BAREN h tj
he sl gs en le Ä nj verde 4e 20 BL B ne il ee 4
gr ES NAE Ee, Í |
u Dn | df 5 B d fj Ket, ke df Jr war ij il Ii 7 be b |
Cl me rk f Jk à LP NN Zi ij
pr En í Á HARREN tes oe Ee Ì fi f EEN
ist 5 S ú Ta gk Pi bu dE fj | 1 Ja pl / Hil ent U
De E dk 5 Aa Real En DN le Î
Dn ME VEN OL
EE mnd
id ô pe Ee Td ee 4 AN A = … r Ie, ] df \ l df ï
n
NDSM-terrein
CR ENE
CSA | / ij * Onderzoek, ymatie en-Statistiek
JJ 4 ne ® 4 f Pe d B NRS ‚ne bid í
IS Ian Jel Ga ed
1 SP JA = Brnik Re Eds
ee DE B 4 Â Es af A Rn
LA « + Á AE ik Ber
y / £ & / * Ki 3 0 ha 2e
# EN ME a AN EET
Á / WAN vereen Mr EE Le |
/ … An HDE A ANEANMPHE EO ger ne |
ë Á / MR 5 Kl NRN ED ee
rj e . Á TRE Wen }
f AANEEN Ue So 0 pl a el
Pe 5 tek & OD TD
id s d « EAS OR TEEN UAESZ OAN Pr el —
CK Ee d hid HE HAPERT
: D Ee dat HR Aat en KEK: Re ke Puc
Oe hoi 5 GEN IP AN NE EE |
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
In opdracht van Stedelijk Evenementenbureau
Projectnummer 17160
Lieselotte Bicknese
Willem Bosveld
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0424
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam www.ois.amsterdam.nl
Lbicknese@&amsterdam.nl
Amsterdam, juni 2017
Foto voorzijde: Opbouw DGTL Festival 2017, foto via DGTL
2
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Inhoud
Samenvatting 4
Inleiding 6
Onderzoeksvraag 6
Werkwijze en respons 6
1 Ervaringen tijdens DGTL 2017 8
1.1 Bijna driekwart merkte een beetje tot veel van DGTL 8
1.2 Meeste overlast van geluid en slechtere bereikbaarheid 9
1.3 Zes op de tien (redelijk) positief over aanwezigheid dit soort evenementen in
Amsterdam 10
2 Communicatie rond DGTL 11
2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat DGTL plaats zou vinden 11
2.2 Meerderheid vindt communicatie over DGTL (redelijk) goed 11
2.3 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van DGTL 12
2.4 Bewoners het liefst geïnformeerd door bewonersbrief gemeente 13
2.5 Een op de vijf vindt communicatie over DGTL dit jaar anders 14
2.6 Kwart respondenten geïnteresseerd in betrokkenheid bij evenement 15
3 Geluid algemeen 17
3.1 Vier op de tien respondenten zijn geluidsgevoelig 17
3.2 Geluidshinder wordt volgens 25% minder erg 18
Bijlage 1: Open antwoorden 20
3
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Samenvatting
In opdracht van het Stedelijk Evenementenbureau heeft OIS een online-enquête uitgevoerd
onder omwonenden van het NDSM-terrein over hun ervaringen tijdens DGTL Festival, dat
plaatsvond op 15 en 16 april 2017. Ongeveer 9.000 bewoners zijn vitgenodigd via een brief en de
Facebookpagina's van DGTL en stadsdeel Noord. De vragenlijst is ingevuld door 267
omwonenden.
Ervaringen tijdens DGTL 2017
Bijna driekwart van de respondenten (74%) heeft gemerkt dat DGTL plaatsvond. Uit de
toelichtingen blijkt dat degenen die er veel van merken (34%) dit over het algemeen als overlast
ervaren. Mensen vinden het vaak niet zo erg om een beetje van het festival te merken (40%).
De meest ernstige vorm van overlast tijdens DGTL 2017 was geluidsoverlast. Deze krijgt
gemiddeld een 4,4 op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 10 staat voor zeer ernstige overlast. In
de Houthavens werd de geluidsoverlast echter als ernstig ervaren (8,0). In Noord ervaart men
ook overlast in de bereikbaarheid (gemiddeld 4,0). Het gaat daarbij vooral om de drukte op de
pont.
Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het paasweekeinde
zelf hebt ondervonden van DGTL 2017? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige overlast)
Tuindorp Noordelijke IJ-
(Oror 4: EE TN) oevers West _Houthavens gemiddeld
geluid 3,4 4,9 8,0 44
bereikbaarheid 4,3 3,9 2,9 4,0
parkeeroverlast 2,9 3,6 2,6 3,1
bezoekers 2,9 3,8 2,7 3,0
vuil 2,8 3,6 3,4 2,9
Blauw= significant verschil
Geluidshinder in het algemeen
Op basis van een zestal stellingen scoren ongeveer vier van de tien respondenten in de categorie
geluidsgevoelig. Deze groep ervaart vaker dan gemiddeld irritatie, stress of stress als gevolg van
geluid. Voor DGTL 2017 geven geluidsgevoelige mensen relatief hoge cijfers voor de
geluidsoverlast.
De meeste respondenten (72%) ervaren zelden tot een paar keer per jaar geluidshinder van
evenementen. Respondenten vit de Houthavens ervaren vaker overlast. Een van de
respondenten licht toe dat zij naast het NDSM-terrein ook te maken hebben met evenementen
op het Stenen Hoofd en in het Westerpark.
4
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Communicatie
Acht van de tien respondenten wisten van tevoren dat het festival plaats zou vinden tijdens het
paasweekeinde. De meeste respondenten (53%) vinden de communicatie over DGTL (redelijk)
goed. In de Houthavens is men minder positief over de communicatie. Hier wist 41% van tevoren
dat het festival plaatsvond.
De belangrijkste bronnen voor informatie over DGTL waren de brief van de festivalorganisatie
(48%), een brief van stadsdeel Noord met een overzicht van de geplande evenementen (bijna
20%) en Facebook (15%).
De drie manieren waarop men het liefst geïnformeerd wil worden over evenementen op de
NDSM-werf zijn: een bewonersbrief van de gemeente (70%), een brief van de festivalorganisatie
(54%) of een digitale nieuwsbrief van de gemeente (26%).
De communicatie rond DGTL 2017 was anders dan in voorgaande jaren. Zo werd er meer
gecommuniceerd vanuit de festivalorganisatie, was er aandacht voor het betrekken van
bewoners middels onder andere vrijkaartjes en rondleidingen en is de toon van de brieven
afgestemd op het type bewoners volgens het BSR-model (belevingswereldenmethodiek). De
meeste respondenten konden niet aangeven of de communicatie dit jaar anders was of vonden
deze hetzelfde (72%). De 13% die de veranderingen is opgevallen kan hier vaak goede
voorbeelden van geven en vindt de aanpassingen een verbetering.
5
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Inleiding
Onderzoeksvraag
Op het NDSM-terrein vinden jaarlijks meerdere grote evenementen plaats. De gemeente
Amsterdam wil graag weten hoe de omwonenden deze evenementen ervaren en wat hun
communicatiebehoefte is. Voor dit doel wordt in samenwerking met OIS een evenementenpanel
opgezet. Bewoners kunnen zich opgeven voor dit panel via een link die het stadsdeel
communiceert in bewonersbrieven en andere communicatie over de festivals op de NDSM-werf.
Leden van dit panel ontvangen na afloop van een evenement een korte vragenlijst waarmee zij
hun ervaringen kunnen doorgeven. Het eerste festival waarover een vragenlijst is verstuurd is
DGTL, dat plaatsvond op 15 en 16 april 2017.
Werkwijze en respons
Voor het onderzoek is in overleg met het Stedelijke Evenementenbureau een online vragenlijst
opgesteld. De respondenten zijn op twee manieren benaderd:
= _ Begin mei ontvingen circa 9.000 huishoudens een schriftelijke vitnodiging vit naam van de
burgemeester om deel te nemen aan het onderzoek. Van deze mogelijkheid hebben 220
personen gebruik gemaakt
= Op 17 mei heeft het stadsdeel een herinnering verstuurd via hun Facebookpagina. Dit
leverde 47 extra respondenten op.
De vragenlijst is ingevuld door 267 omwonenden. De respons is hiermee ongeveer 3%. Van de
respondenten hebben er 165 (62%) zich aangemeld voor het evenementenpanel om vaker deel
te nemen aan onderzoeken over de evenementen op de NDSM-werf.
Het NDSM-terrein ligt in de wijk Noordelijke IJ-oevers West. De respondenten zijn afkomstig uit
de vijf onderstaande wijken. Het aantal respondenten is te klein voor representatieve cijfers per
wijk. De uitspraken in het rapport over de Noordelijke IJ-oevers West en Houthavens zijn
indicatief.
Respons naar woonbuurt
Tuindorp Oostzaan 161 60
Noordelijke IJ-oevers West 40 15
Houthavens 34 13
Banne Buiksloot 16 6
Volewijck 5 2
niet bekend 7 3
totaal 267 100
6
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Er deden ongeveer evenveel vrouwen als mannen mee aan het onderzoek.
Alle leeftijdsgroepen zijn in de respons vertegenwoordigd.
Respons naar leeftijd
20-35 jaar 53 20
36-50 jaar 83 31
51+ 107 40
niet bekend 24 9
totaal 267 100
Van de respondenten hebben er 19 (7%) het festival bezocht.
7
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
1 Ervaringen tijdens DGTL 2017
1.1 Bijna driekwart merkte een beetje tot veel van DGTL
Ruim een derde van de respondenten (34%) heeft veel gemerkt van DGTL. Uit de toelichtingen
blijkt dat deze groep dit in het algemeen als overlast heeft ervaren. De grootste groep
respondenten (40%) zegt een beetje te hebben gemerkt dat DGTL plaatsvond, en vond dit over
het algemeen niet zo erg. Daarnaast heeft 14% niets van het festival gemerkt (14%). Alle
toelichtingen van de respondenten zijn opgenomen in de bijlagen.
Twee groepen respondenten vallen op:
= Respondenten uit de Houthavens hebben vaker dan gemiddeld veel van DGTL 2017 gemerkt
(68%).
= Respondenten tot 35 jaar hebben DGTL vaker bezocht (23%) dan de overige respondenten.
Dit percentage is waarschijnlijk een overschatting, omdat met de werving van respondenten
via Facebook veel mensen zijn bereikt die het festival bezochten. Van de 50-plussers is
niemand op het festival geweest.
Heeft v gemerkt dat in het weekend van 15 en 16 april het festival DGTL plaatsvond op de NDSM-werf?
| %|Vekergenoemdetoelichtngen |
veel van gemerkt 34 | Geluidsoverlast / bassen
Ramen dicht
Geen fiets op de pont
Parkeeroverlast
Pasen verknald
een beetje gemerkt 40 | Beetje geluidsoverlast
Geen overlast, gezellig
Gunstige wind
Drukte op de pont
Beter dan voorgaande jaren
Opbouw gezien
Opvallend weinig gehoord
1 dag geweest, andere dag geen overlast
Goed geregeld
7
8
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
1.2 Meeste overlast van geluid en slechtere bereikbaarheid
De respondenten hebben op een schaal van 1 tot 10 voor verschillende vormen van overlast
aangegeven hoeveel overlast ze zelf hebben ondervonden van DGTL. Een 1 staat hier voor
helemaal geen overlast en een 10 voor zeer ernstige overlast.
Geluidsoverlast scoort op deze schaal met gemiddeld een 4,4 het hoogst. Respondenten die
zeggen veel overlast te hebben ervaren geven gemiddeld een 7,5 en in de Houthavens is dit cijfer
met een 8,0 het hoogst. Aan de noordkant van het IJ geven de 11 respondenten vit de buurt
Buiksloterbreek ook een relatief hoog cijfer voor geluidsoverlast (6,2). Naarmate men ouder is
ervaart men meer overlast van geluid: personen tot 35 jaar geven gemiddeld een 3,4 en
personen boven de 50 jaar een 4,7. Ook geluidgevoelige mensen (zie hoofdstuk 3) geven met
een 5,0 een relatief hoog cijfer voor de geluidsoverlast van DGTL 2017.
Op de tweede plaats staat overlast met betrekking tot bereikbaarheid (4,0). Uit opmerkingen
van respondenten blijkt dat men het vooral erq vervelend vindt dat er tijdens evenementen geen
fietsen mogen worden meegenomen op de pont.
De overlast van vuil is met gemiddeld 2,9 relatief laag. Dit cijfer is hoger in de wijken Noordelijke
IJ-oevers West en Houthavens dan in Tuindorp Oostzaan. Op buurtniveau melden de 17
respondenten vit de buurt NDSM-terrein de meeste overlast (score 4,4).
Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het paasweekeinde
zelf hebt ondervonden van DGTL 2017? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige overlast)
(Oror 4: EE TN) oevers West _Houthavens gemiddeld
geluid 3,4 4,9 8,0 44
bereikbaarheid 4,3 3,9 2,9 4,0
parkeeroverlast 2,9 3,6 2,6 3,1
bezoekers 2,9 3,8 2,7 3,0
vuil 2,8 3,6 3,4 2,9
Blauw= significant verschil
Het aandeel bewoners dat helemaal geen overlast heeft ervaren van DGTL loopt uiteen van 31%
voor geluidsoverlast tot 59% voor parkeeroverlast.
Aandeel respondenten dat de score 1 (=helemaal geen overlast) heeft gegeven voor de overlast die zij
gedurende het paasweekeinde zelf hebben ondervonden van DGTL 2017
vpn
Tuindorp Noordelijke IJ- (helemaal geen
ererescEd oevers West Houthavens overlast)
geluid 43 18 3 31
bereikbaarheid 40 37 69 bh
bezoekers 58 29 60 53
vuil 60 33 69 58
parkeeroverlast 63 42 69 59
Blauw= significant verschil
9
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
1.3 Zes op de tien (redelijk) positief over aanwezigheid dit soort
evenementen in Amsterdam
De meerderheid (60%) staat in zijn algemeenheid (redelijk) positief tegenover de aanwezigheid
van dit soort grote evenementen in Amsterdam.
Er zijn verschillen tussen groepen:
= Jongeren staan positiever tegenover de aanwezigheid van festivals dan ouderen.
= __ De bewoners van de Houthavens zijn negatiever over grote evenementen in Amsterdam dan
de Noordbewoners. Daarmee samenhangend zijn ook respondenten die veel merken van de
aanwezigheid van de festivals vaker negatief.
= __Geluidsgevoelige mensen staan vaker (redelijk) negatief tegenover de aanwezigheid van dit
soort grote evenementen.
Hoe staat u in zijn algemeenheid tegenover de aanwezigheid van dit soort grote evenementen in Amsterdam?
Positief 42
redelijk positief 18
Neutraal 13
redelijk negatief 9
Negatief 18
Totaal 100
10
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
2 Communicatie rond DGTL
2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat DGTL plaats zou vinden
Acht van de tien respondenten (80%) wisten van tevoren dat het festival DGTL plaats zou vinden
tijdens het paasweekeinde. Dit percentage is hoger in Tuindorp Oostzaan (87%) en Noordelijke
IJ-oevers West (90%). Bewoners van de Houthavens waren minder vaak op de hoogte van het
festival (41%). Respondenten onder de 35 jaar wisten bijna allemaal (94%) van te voren dat het
festival plaats zou vinden.
Wist u van tevoren dat het festival DGTL het afgelopen paasweekeinde plaats zou vinden?
ja 80
nee, wist ik pas toen het al begonnen was 13
nee, ik ben niet bekend met DGTL 6
geen antwoord 1
totaal 100
2.2 Meerderheid vindt communicatie over DGTL (redelijk) goed
Van de respondenten vindt 53% de communicatie over DGTL (redelijk) goed, daarnaast is 22%
neutraal en vindt 19% deze (redelijk) slecht.
Hoe beoordeelt v de communicatie over DGTL in zijn algemeenheid?
6%
14% m goed
39% = redelijk goed
5% neutraal
= redelijk slecht
m slecht
22% geen antwoord
14%
De volgende groepen oordelen anders dan gemiddeld:
= Jongeren zijn positiever over de communicatie dan oudere bewoners.
= _ Bewoners van Houthavens zijn minder positief dan andere omwonenden.
11
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
2.3 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van DGTL
Bijna de helft van de respondenten is door de brief van de organisatie van DGTL geïnformeerd
over het festival. Op de tweede plaats staat een brief van de gemeente met een overzicht van de
geplande evenementen (bijna 20%). Deze optie kwam niet voor in de vragenlijst, maar mensen
hebben dit antwoord gegeven in de categorie anders. Facebook staat met 15% op de derde
plaats.
Er zijn verschillen tussen groepen:
= Jongeren tot 35 jaar hebben vaker dan gemiddeld de volgende bronnen geraadpleegd: de
website van de festivalorganisatie (25% tegenover 8% gemiddeld), Facebook (36%
tegenover 15% gemiddeld) en de Facebookgroep van DGTL (32% tegenover 14%).
= __50-plussers halen vaker dan gemiddeld informatie over DGTL uit huis-aan-kranten (12%
versus 7%).
= _ Bewoners van Houthavens hebben de brief van de festivalorganisatie minder vaak
ontvangen (21%). Het aandeel dat zegt helemaal geen informatie te hebben ontvangen is in
deze wijk met 53% veel hoger dan gemiddeld (17%).
=__ Alleen bewoners van Tuindorp Oostzaan en de Noordelijke IJ-oevers West werden
geïnformeerd via Facebook. In deze laatste wijk werd een deel van de bewoners ook
geïnformeerd door de Facebookgroep DGTL v Noord.
= Mannen hebben zich vaker dan vrouwen geïnformeerd over DGTL door het Parool (7%
versus 1%) en buurtbewoners (7% versus 2%).
Op welke manier(en) bent u geïnformeerd over het festival DGTL? Meerdere antwoorden mogelijk
brief van festivalorganisatie (DGTL) |
Facebook |
Facebookgroep DGTL v Noord |
digitale nieuwsbrief gemeente CG
website festivalorganisatie (DGTL) En
huis-aan-huiskrant En
buurtbewoners C
Parool Nn
website gemeente (Amsterdam.nl) mn
andere websites |
omgevingsalert |
arden EN
geen, ik ben niet geïnformeerd EN
weet niet, geen antwoord C %
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55
12
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
2.4 Bewoners het liefst geïnformeerd door bewonersbrief gemeente
Zeven van de tien bewoners worden het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM-
werf via een bewonersbrief van de gemeente. Een brief van de festivalorganisatie staat met 54%
op de tweede plaats. De digitale nieuwsbrief van de gemeente volgt met 26% op afstand.
Er zijn verschillen tussen groepen:
"Jongeren tot 35 jaar hebben vaker dan gemiddeld voorkeur voor een brief van de organisatie
(76% versus 56%) en Facebook (15% versus 6%).
"36 tot 50-jarigen worden vaker graag door een digitale nieuwsbrief geïnformeerd dan 35-
minners (35% versus 17%) of de website van de gemeente (8% versus 0%).
m ___50-plussers hebben geen voorkeur voor de website van de organisatie (0% versus 4%
gemiddeld) of de Facebookgroep van de organisatie (1% versus 10%).
= Bewoners van Houthavens hebben minder interesse dan die van Tuindorp Oostzaan en
Noordelijke IJ-oevers West in een brief van de festivalorganisatie (41% versus 54% en 65%),
Facebook (0% versus 6% en 13%) en de Facebookgroep van de organisatie (0% versus 8% en
23%). Dit wordt mogelijk beïnvloed door het feit dat zij minder bekend zijn met deze
informatiebronnen.
= In Tuindorp Oostzaan heeft men vaker voorkeur voor huis-aan-huiskranten (14%) dan in
Houthavens (6%) en Noordelijke IJ-oevers West (3%).
Op welke manier(en) wordt u het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM-werf?
bewonersbrief van de gemeente |
brief van festivalorganisatie |
digitale nieuwsbrief gemeente |
huis-aan-huiskrant |
Facebookgroep festivalorganisatie En
Facebook mn
omgevingsalert |
Parool nm
website gemeente (Amsterdam.nl) nm
website festivalorganisatie B
buurtbewoners |
andere websites |
anders B
geen, ik wil niet geïnformeerd worden B
weet niet, geen antwoord Ï %
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 6o 65 70 75
13
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Bijna alle respondenten (97%) hebben behoefte aan informatie over evenementen. Het vaakst
heeft men behoefte aan informatie over de datum en het tijdstip (83%) en de programmering
(73%).
De volgende verschillen vallen op:
= Jongeren tot 35 jaar zijn relatief vaak geïnteresseerd in informatie over de prijs (28%) en
bereikbaarheid en afsluitingen (76%).
= De respondenten vit Tuindorp Oostzaan en Noordelijke IJ-oevers West zijn vaker dan
gemiddeld geïnteresseerd in de prijs (20% en 18%).
= __ Gelvidgevoelige mensen zijn meer geïnteresseerd in het meldpunt overlast (74%) dan
minder geluidsgevoelige respondenten (45%).
Over welke onderwerpen wilt u informatie ontvangen bij evenementen?
datum en tijdstip 83
informatie over de activiteiten / programmering 73
meldpunt voor overlast 61
bereikbaarheid en afsluitingen 57
contactpersoon bij organisatie 40
prijs 15
anders 4
geen, ik heb geen behoefte aan informatie 3
2.5 Een op de vijf vindt communicatie over DGTL dit jaar anders
Ruim de helft van de respondenten (52%) weet niet of de communicatie over DGTL dit jaar
anders was dan voorgaande jaren. Daarnaast is de communicatie volgens 20% hetzelfde
gebleven.
Een groep van 21% vond de berichtgeving over DGTL dit jaar anders dan voorgaande jaren.
Onder hen is 9% die vindt dat de toon anders was. Dit percentage is hoger onder personen tot 50
jaar (circa 13%) dan onder 50-plussers (3%). Daarnaast noemen mannen dit vaker dan vrouwen
(13% versus 5%). De toelichtingen op de toonwijziging zijn overwegend positief. Zo vond men de
toon begripvoller en meer pro-actief naar de buurt.
Een groep van 6% merkte dat er gebruik is gemaakt van andere informatiebronnen. In dit
verband werd onder andere genoemd dat er meer informatie van DGTL zelf afkomstig was en
dat er gebruik is gemaakt van Facebook.
Tenslotte heeft 8% een andere reden van verandering in de communicatie genoemd. De meest
genoemde verandering door deze groep is dat zij helemaal geen informatie hebben ontvangen.
Het betreft hier vooral bewoners van Houthavens en alleen personen boven de 35 jaar.
14
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Vond u de berichtgeving over DGTL anders dan voorgaande jaren?
| __ % | vakergenoemdetoelichtingen
ja, andere toon / inhoud begripvoller
proactief naar de buurt
duidelijker
ja, andere informatiebronnen informatie van DGTL zelf
Facebookgroep
een overzicht van de activiteiten op NDSM
je, namelijk | deze keer geen informatie ontvangen
ee
| weet niet,kanikmenietherinneren | 52}
geenanwoord |
A
De respondenten die verandering in de communicatie hebben opgemerkt zijn hier in de meeste
gevallen (66%) positief over. Zij waarderen de meer begripvolle toon en het feit dat de
organisatie benaderbaar is. Wel geeft men aan dat een betere en meer prettige communicatie
niet de oplossing is voor de overlast.
De groep die de nieuwe communicatie een verslechtering vindt (20%) had in een deel van de
gevallen de communicatie niet ontvangen. Daarnaast geven twee respondenten aan liever
neutraal door de gemeente te worden geïnformeerd dan door de festivalorganisatie.
Wat vindt u van deze veranderingen? (n=56)
% 3
20% m grote verbetering
11% = verbetering
neutraal
11% = verslechtering
m grote verslechtering
weet niet, geen antwoord
37%
2.6 Kwart respondenten geïnteresseerd in betrokkenheid bij evenement
Een kwart van de respondenten is geïnteresseerd om als buurtbewoners betrokken te zijn bij het
evenement. Onder hen is 6% die al betrokken is bij evenementen. Dit percentage is hoger onder
jongeren tot 35 jaar (21%).
Ongeveer de helft van de mensen die betrokken willen zijn bij het festival denken aan
vrijkaartjes, korting en/of een rondleiding over het terrein. Ongeveer een kwart wil meedenken
15
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
of zijn stem laten horen over onder andere geluidsoverlast en parkeren. Daarnaast denkt een
kleine groep aan het abonneren op een nieuwsbrief of het melden van overlast.
Wilt u als buurtbewoner betrokken zijn bij het evenement?
ja, ik ben al betrokken 6
ja 19
nee 68
geen antwoord 7
totaal 100
16
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
3 Geluid algemeen
3.1 Vier op de tien respondenten zijn geluidsgevoelig
De respondenten zijn zes stellingen voorgelegd over gelvidgevoeligheid. Hieruit blijkt onder
andere dat 54% zichzelf gevoelig vindt voor geluid.
Mensen reageren verschillend op geluid. Welke van de volgende uitspraken zijn op u van toepassing?
Ik word makkelijk wakker van geluid 59
Ik wen zonder veel moeite aan de meeste geluiden 48
Ik vind het moeilijk om te ontspannen op een plek waar het rumoerig is 58
Ik kan me goed concentreren ongeacht wat er om mij heen gebeurt 36
Ik word boos op mensen die geluid maken waardoor ik niet kan slapen of werken 69
Ik ben gevoelig voor geluid 54
Door de respondenten voor elke stelling waarvoor zij het geluidsgevoelige antwoord geven 1
punt toe te kennen ontstaat een geluidsgevoeligheidsscore tussen O en 6. De scores 0 tot en met
2 staan voor minder geluidsongevoelig en de scores 5 tot en met 6 voor geluidsgevoelig. Van de
respondenten is 40% geluidsgevoelig. Dit hangt niet samen met leeftijd of woonbuurt.
Geluidgevoeligheidsscore
minder gelvidsgevoelig 0 7
1 11
2 13
enigszins gelvidsgevoelig 3 15
4 15
geluidsgevoelig 5 20
6 19
Bijna tweederde van de respondenten (64%) voelt irritatie bij geluidsoverlast. Daarna komen
frustratie en stress en woede het meest voor (29%, 21% en 20%).
Er zijn verschillen tussen groepen:
" __ Geluidgevoelige mensen ervaren vaker stress (31%), nerveusheid (18%), frustratie (36%) en
irritatie (82%) door geluid.
= _50-plussers voelen vaker negatieve emoties dan 35-minners: woede (22% versus 6%),
irritatie (70% versus 51%), hulpeloosheid (14% versus 1%) en weerzin (13% versus 2%).
= Jongeren voelen relatief vaak jaloersheid (11%)
17
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Welke (negatieve) emoties ervaart u bij geluidsoverlast? Meerdere antwoorden mogelijk
irritatie
frustratie
stress
woede
spanning EN
ontevredenheid
weerzin NN
hulpeloosheid GN
nerveusheid GN
afschuw
teleurstelling WM
walging EM
jaloersheid IN
verdriet
onzekerheid B
angst B
schuld
weet niet, geen antwoord %
o 10 20 30 40 50 60 70
3.2 Geluidshinder wordt volgens 25% minder erg
De meeste respondenten (72%) ondervinden zelden tot een paar keer per jaar geluidshinder van
evenementen. Daarnaast ondervindt 15% maandelijks geluidsoverlast en 12% wekelijks.
1 _ Gelvidsgevoelige mensen zeggen minder vaak dan gemiddeld dat ze zelden geluidshinder
ondervinden (20%) en relatief vaak dat het om een aantal keer per jaar gaat (52%).
= Bewoners van Houthavens en respondenten die veel van DGTL hebben gemerkt geven vaker
aan vaak geluidshinder van evenementen te ondervinden.
Hoe vaak ondervindt u geluidshinder van evenementen?
zelden 33
een paar keer per jaar 39
vaak, maandelijks 15
vaak, wekelijks 12
vaak, dagelijks 1
weet niet, geen antwoord 1
totaal 100
18
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Bij 62% van de respondenten is het vaak tot bijna altijd aangenaam rustig thuis. Bij de meeste
overige respondenten is dit regelmatig het geval (26%) en bij 11% soms tot bijna nooit.
Hoe vaak is het 7 u thuis nn had
bijna nooit 3
soms 8
regelmatig 26
vaak 27
bijna altijd 35
weet niet, geen antwoord 2
totaal 100
Een kwart van de respondenten vindt dat in zijn algemeenheid de geluidshinder minder erg
wordt, terwijl 18% juist zegt dat deze erger wordt. De overige respondenten (58%) vinden dat de
overlast gelijk blijft of hebben geen antwoord gegeven op deze vraag.
De volgende groepen vinden vaker dat geluidshinder erger wordt:
= Respondenten die veel van de aanwezigheid van DGTL hebben gemerkt.
= Bewoners van Houthavens
Wat zou u zeggen over de ontwikkeling van geluidshinder? Het wordt…
erger 18
blijft gelijk 46
wordt minder erg 25
weet niet, geen antwoord 12
totaal 100
19
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Bijlage 1: Open antwoorden
Heeft v gemerkt dat in het weekend van 15 en 16 april het festival DGTL
plaatsvond op de NDSM-werf? U kunt vw antwoord toelichten.
Ja, veel van gemerkt
mn __'s middags fietsend naar de Distelweg. Klaprozenweg is afgesloten, officiële omleiding voert
over het NDSM-terrein, 's middags onbegaanbaar door de festivalbezoekers. Niet dat er zo'n
grote massa bezoekers was, maar omdat ze zich wijd uitzwervend naar het festival begaven.
De aanwezige begeleiders hadden de bezoekers gemakkelijk naar één kant kunnen leiden
zodat de fietsers er langs hadden gekund. In plaats daarvan maanden de begeleiders de
fietsers om af te stappen. Maar met een bakfiets met een kind erin is het niet makkelijk
maneuvreren door een zwalkende groep jongeren heen. Eén van hen stapte onverwachts
opzij en ik heb hem helaas flink geraakt in zijn been.
's Avonds nog over het fietspad achter de IJkantine langs. Op dat moment werd voor mijn
neus een hekwerk neergezet, en moest ik al klunend door het zand om Brood heen om
alsnog bij de pont te komen.
Verder gehoord van bewoners die niet met de fiets op de pont mee mochten. Dan voel je je
helemaal een tweederangs burger in je eigen wijk natuurlijk.
=__ Als noord-bewoner kregen we een pont-met-fiets-gebruik-verbod-gedurende bepaalde
tijden. Waarom varen er geen speciale festivalponten of extra veren?
= __ Auto's parkeren en vuilnis wat men achterlaat
=__ Auto's stonden zelfs op de stoep geparkeerd in de straat.
= _ Basgelviden in huis
= Bassen waren flink te horen, in de tuin zitten was niet te doen
= Binnen met ramen dicht goed hoorbaar.
= _ Borden, vrijdag muziek gehoord, info via facebook, pont ging niet om de vaste tijden
= Constante luide dreun-bas
= _ De bijna gehele dag flink muziek gehoord
= De hele dag door gedreun en schreeuwstemmen. Niet rustig zitten in mijn tuin
= De hele dag dreunden we uit onze woning,
= De heletijd de dreunende muziek en veel verkeer op en rond de pont in de buurt.
= _ De zware basgeluiden zijn onduldbaar
= Door de mensen op NDSM en het lawaai
= _ Door de muziek en hoeveelheid mensen
= __Dreunende bas 2 dagen lang, vrije dagen/pasen verziekt
= __Dreunende bassen in mijn appartement, daardoor moesten de ramen dicht
= __DPreunt door in mijn woonvloer naast overlast geluiden. Plassen in openbaar alsmede
verspreiding van afval op straat en grasvelden
= Enorme drukte en geen mogelijkheid voor het meenemen van een fiets op de NDMS-pont
= Fiets mocht niet mee op pont
= Flinke geluidsoverlast zoals van ieder festival op de NDSM-werf
20
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= __ Gekkenhuis met parkeren, voor bewoners geen plek
= __ Geluiden beperkte toegang tot pont
= __ Gelvidoverlast was minder dan vorig jaar, maar nog steeds overlast. Plus, erger, enorme
overlast bij de pont, als bewoner ben je slachtoffer, je mag niet met de fiets op de pont
terwijl je daar feitelijk afhankelijk van bent. Buiksloterwegveer is GEEN alternatief, te ver
weg en te vol. schande.
= _Geluids- en parkeeroverlast
= Geluidsoverlast
= __ Geluidsoverlast en kon in eigen buurt niet meer parkeren
"Geluidsoverlast en veel te lang doorgaan.
"Grote drukte op en rond de NDSM-werf. Extreme drukte bij de pontjes op de NDSM werf.
Veel bezoekers onder invloed van alcohol/ drugs met bijbehorend storend gedrag.
= __ Grote drukte op het pontje en slechte doorgang NDSM. Geen geluidsoverlast.
= Harde bassen
= _Hebeen kind van 4
= Hele dag de muziek gehoord
= Herrie
= __Hetfestival buiten gaf vooral de tweede dag, 16 april, langdurig en overlast veroorzakende
herrie. Ik moest mijn huis verlaten vele vren lang om rust te zoeken elders. Heb eenmaal
opgebeld. Maar de bassen zijn minder zwaar!
= Het gedreun begint al vroeg in de middag. tegen 22.30 vur even geluid open gezet.
= _Hetgedreun van de bas hele dagen lang is niet menselijk. Niet mogelijk Pasen thuis te
blijven, zelfs met de ramen dicht
= Het geluid draagt erg ver over water. Wonend op een ark relatief in de buurt hoef ik verder
niets toe te voegen, denk ik.
= Het is onacceptabel dat je fiets niet op de pont mag tijdens een festival. Voor noordelingen is
de pont geen toeristische attractie, maar noodzakelijk om van A naar B te gaan. GVB kan
noordelingen/Amsterdammers met huisvuilpas toch voorrang geven?
= _ Hetis zijn niet alleen de evenementen op de NDSM waar we veel last van hebben. De horeca
(Pllek, Noorderlicht, Undercurrent) veroorzaakt wekelijks geluidsoverlast. Daar komen alle
evenementen nog eens bovenop. Wonen in de omgeving van de NDSM is een beproeving.
Wij zijn genoodzaakt in de zomer naar buiten de stad uit te wijken.
= Het was weer een klere-herrie. Bonke-bonke-bonke, vren lang. Probeer dan maar es gewoon
een boek te lezen….
= Ik ben directe buurtbewoner en de buurt stond volgeparkeerd met feestgangers. Daarnaast
was het natuurlijk enorm druk en kon je het evenement ook goed horen.
= IK gebruik het pont op NDSM 2-4 keer per dag.
=__ Ik hoorde heel veel bass, mijn kamer trilde ervan.
= Ik ondervind zeer grote overlast van het van muziek afkomstige laagfregvent geluid in de
vorm van bastonen. Het festival DGTL vormde hier geen vitzondering op. Ik ervaar al vanaf
2012 toen ik van het eiland Marken, waar ik nergens last van had, naar Amsterdam Noord
verhuisde, elk jaar toenemende geluidsoverlast van muziek. Beginnende met overlast in de
vroege uren daarna ook op maandag en dinsdagnachten en later ook op zondagnachten.
Hoewel zeer verstorend voor de nachtrust en verontrustend viel daar nog mee te leven. Nu
na het o.a. verstrekken van 24 uurs vergunningen aan drie muziekgelegenheden door de
gemeente, afgelopen jaar, elke nacht. Gevolg zeer slechte nachtrust, oververmoeidheid en
daardoor niet meer in staat mijn beroep uit te oefenen. Ik ben in 2014 met medewerking van
21
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
mijn verhuurder Ymere verhuisd van de wijk Volewijck in Noord, waar de overlast voor mij
onhoudbaar werd naar Tuindorp- Oostzaan waar het rustiger leek te zijn maar waar het nu
het zelfde is.
= Ik woon aan de overkant en het was een herrie.
= _Ikwoon aan de overkant van het water, dus het was onmogelijk om het niet te horen.
= _Ikwoon aande overkant, en ook vandaag (!) 5 mei, is er een evenement op de NDSM werf,
en ik kan meegenieten van de bas van het muziek (helaas niet van het muziek zelf …)
= __Ikwoon op de Silodam en hoorde een permanente dreun.
= Inde verte de muziek, dat was geen overlast. Wel alle taxi's die de gehele nacht lang op de
nieuw aangelegde weg voor de containerwoningen langs stonden geparkeerd (met motor
aan en veel getoeter).
= _ Kabaal te horen vanaf hoek meteorenweg/meteorensingel
= Konden de muziek goed horen
= Lawaai in de woonwijk en overvolle ponten. Gelukkig mocht de fiets mee als bewoner. De
viezigheid op de pont, het afval was enorm. Een zure bierlucht en de kotslucht die er hing. Ik
kon dat binnen niet verdragen en ben naar buiten gegaan. Het was 14 vur in de middag, is
die zooi dan niet in de nacht opgeruimd of was dat al van die ochtend, dat kan toch niet?
=__Om moeten fietsen vanwege beperkt gebruik van de NDSM pont.
* omdat het over water altijd harder klinkt(woonbootbewoner)dus wil ik graag voorstellen om
dit soort evenementen te verplaatsen naar Sloterdijk waar niemand woont.
1 __ Ongehoord dat er in de omgeving waar mensen wonen zoveel geluidsoverlast wordt
toegestaan.
= Op een vervelende manier
= __Overvolle ponten en geluid
"te veelgeluid
= __Vante voren niets van gemerkt, met ander woorden: we waren niet ingelicht dat dit zou
plaatsvinden. Eenmaal bezig was het op een gegeven moment zo heftig dat de ramen en
lampen meetrilden in huis, en ik mijn huis uitgevlucht ben.
= Veel bezoekers op en rond de werf, er werd veel afval achtergelaten (flessen drank en
etensverpakkingen). Daarnaast veel geluidsoverlast.
= Veelgedreun
= _Veelgeluidsoverlast
n= _Veelgeluidsoverlast van de bezoekers in de straat. Veel bezoekers die in ONZE straat
parkeren. Bezoekers laten veel rotzooi achter en maken veel lawaai.
= _Veellast van de lage tonen die door de grond dreunen en zelfs je stoel laten meedoen.
Veel last van geschreeuw door de microfoon. Zo veel last dat je blij bent dat het slecht weer is;
buiten zitten kan echt niet. Daar gaat je weekend.
n= VEEL LAWAAI, veel bassen die over de grond gaan, waarbij je de trillingen in huis voelt,
telefoonnummer 14020 is NOOIT bereikbaar in ‘t weekend, geluidsfestivals KUN je niet nabij
woonwijken houden, al zo vaak doorgegeven.
= _Veelovelast ondervonden.
= _Veeloverlast, in de straat, de tuin, maar zelfs in huis. Alle ramen en deuren potdicht, eigen
muziek werd nog overstemd. Het was weer zo erg dat we zelf maar uit de wijk zijn
weggegaan.
= __ Volle pont met dronken mensen.
= __ Vooral het schoonmaken op zaterdagochtend was kwalijk (aangezien we al vijf dagen per
week om 06:00 vur gewekt worden door de bouwwerkzaamheden voor ons complex)
22
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= _ Voorstander evenementen in Noord alleen de parkeer problematiek is nooit meegenomen in
de besluitvorming. Diverse malen geprobeerd via Raadslid Mevr W. van Soest dit aan te
kaarten maar zonder succes. Zelfs aanvragen voor een gesprek met Mevr. Van Berkum
blijven onbeantwoord.
= Weerveelgedreun.
= __ Wij wonen op de Silodam, precies tegenover het NDSM terrein, met alleen een strook water
ertussen. Water werkt als geleider, de bassen van het festival zijn dus onontkoombaar in ons
huis en verknallen ieder jaar weer onze Pasen.
= __ Wind stond richting de woonwijk. Muziek was in de slaapkamer te horen. Dronken gasten
lallend door m’n straat laat in de avond. Kon mijn auto moeilijk parkeren in de straat. Na 3
blokken om rijden eindelijk plek. Mijn auto is in de nacht van 15 op 16 april op de parkeerplek
inde prak gereden. Dader geen telefoonnummer achter gelaten. Vermoed dat een dronken
feestganger die bij ons in de straat heeft geparkeerd geprobeerd heeft te keren en mijn auto
over het hoofd heeft gezien. De feestvierders van de feesten op NDSM parkeren altijd in de
modelmakerstraat. Hier is het gratis parkeren en op 5 minuten loopafstand van het NDSM.
Ben er helemaal klaar mee!!!
= Zoals gewoonlijk enorme herrie.
Een beetje gemerkt
= 's Avonds zware bastonen en nogal wat fietsen-overlast bij de pont
= Af en toe wat extra geluidsvlagen hier op de Silodam, verder geen last
= Alleen de opbouw
= Als de wind naar de Bongerd waait, hoor je het redelijk duidelijk. Zo lang maar niet in de
nachtelijke uren is
= Bassen
= Beetje geluid in de verte, maar niet storend
= Bij het gebruik van de pont en langs het festival terrein fietsen.
= Bij het gebruik van de pont waren beperkingen: we konden niet de hele avond onze fiets
meenemen. Dat is vrij belachelijk als je bedenkt dat het onze dagelijkse verbinding met de
stad is.
= Borden gezien die aangaven dat het festival er was. lets meer drukte door wandelende
bezoekers.
= Daar de Klaprozenweg opgebroken is, kun je niet met je fiets langs de NDSM tijdens het
festival en dat is heel irritant.
= De muziek dreunt minder hard door. Minder te merken dan afgelopen jaren
= De wind stond gelukkig van ons huis af daardoor beetje geluidsoverlast gehad.
= De wind was niet te hard uit het zuidwesten
= Doordat er meer ponten en mensen waren bij de pont
= Drukte bij de NDSM-pont
= Een gezellig muziekje ver op de achtergrond.
= Enige geluidsoverlast. gevaarlijke situatie bij klaprozenweg
= Fietsend over het NDSM-terrein, dan kan het je niet ontgaan.
= Geenoverlast, wel gemerkt tijdens de opbouw
= Geluid en verkeersdrukte
= Geluidsoverlast viel mee door het koele weer waardoor mijn tuindeur dicht was.
= Grote drukte op de ponten
23
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= Het is voor het eerst sinds jaren dat het redelijk was. Op de vlooienmarkt na is er doorgaans
enorm veel overlast van evenementen op het NDSM terrein. Ondanks herhaaldelijk klagen
mag niets baten. Het enige wat met heeft gedaan is ons aanbieden dat wij in een hotel mogen
gaan zitten als er festivals zijn. Waarom moeten wij 's zomers elk weekend ons huis vit omdat
men zo nodig keiharde muziek moet draaien? De deelraad is boos dat wij dat geweigerd
hebben en reageert nu helemaal niet meer op klachten. Zijn net kleine kinderen. Jij doet niet
wat ik wil dus ik reageer lekker niet meer. BAH!!!
= Het weer was nou niet al te best, dus waren ramen en deuren dicht. Maar als nog is er een
waarneembare lage bastoon. Die pas rond een vur 10:00 ‘s avonds beginnen te irriteren.
= Hoort bij de stad en door goede communicatie en rondleiding veel respect voor de organisatie
= Ik ben zaterdagmiddag rond 14:30 vur van huis vertrokken en was zondagavond rond 20 vur
weer thuis. Op zondagavond heb ik de muziek gehoord.
= Ikheb er alleen iets van gemerkt wanneer ik over het NDSM terrein fietste en zag dat het werd
opgebouwd
= Ik heb het gehoord, maar niet als storend ervaren.
= kheb het gemerkt maar op een positieve manier. vind het prettig dat er evenementen
georganiseerd worden
= Ik heb opgemerkt door reclames en bouw drukte op het NDSM terrein.
= ik hoorde muziek
= Ik kon het horen in de tuin
= Ik wist dat het er was en mijn partner ging er heen.
=_ Ik woon in de buurt van het NDSM terrein
= Ik zag dat het werd opgebouwd
= Ik zag de opbouw omdat ik dagelijks de pont neem. Qua geluid of overlast niet veel gemerkt
= In woonkamer, afgekeerd van de werf, weinig gehoord. In slaapkamer, naar de werf toe, wel
het nodige lawaai (bassen!).
= Kleine beetje bas gehoord, maar vooral weer auto's in de woonwijk geparkeerd.
= Maar geen overlast van onder vonden
= Maar geen probleem. Vind het fijn dat er wat gebeurt in de buurt.
= Maar op een leuke manier. Festivals geeft de buurt een positieve vibe
= Mooi dat dit soort evenementen plaatsvinden
= Muziek gehoord, borden gezien en problemen met de pont.
= Muziek gehoord, maar niet vervelend
= Niks vervelends was tevreden
"Nvt.
= Op achtergrond ritmisch geluid. Niet storend.
= Tijdens de opbouw van het festival heb ik wat soundcheck geluiden gehoord. Persoonlijk vind
ik dat altijd wel gezellig klinken.
= Totaal niet storend
= Via een brief zijn we van te voren op de hoogte gebracht over het evenement. Tijdens het
festival hoorde we de muziek een beetje.
= Vooral gemerkt bij af- en opbouw. In de avonduren zijn de pontjes niet toegankelijk voor
fietsers wat als bewoner zijnde erg vervelend is.
= Voornamelijk door drukte op de pont (ndsm veer)
= Wanneer de wind in Noor-Oostelijke richting stond was er soms muziek te horen. Nauwelijks
storend
= Wat meer drukte op en om de pont
24
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= We waren gewoon thuis en zijn er langs gekomen toen we naar het pontje gingen.
= Wel gemerkt maar geen hinder of last van ondervonden
= Wel gemerkt maar zeker niet in een negatieve vorm
= Wel gemerkt, maar zeker geen overlast van gehad zoals vorig jaar met Kraft, toen kwamen
hele busladingen naar het festival en stonden er wel 50 bussen voor de deur. Communicatie
was heel duidelijk, op tijd aangekondigd en de bewegwijzering was goed
= Wel gezellig die drukte rond de werf
= Zeerlastig dat je na een bepaalde tijd niet met de fiets op de pont mag. Als bewoner vind ik
dat en de drukte op de pont erg hinderlijk.
= Zodra de wind verkeerd staat ervaren wij veel last van de bassen.
Niet gemerkt
= Alleen de gele borden op de weg waren zichtbaar maar op welke dagen het evenement was
daar heb ik geen erg in gehad
= Erzijn zoveel festivals dat ik mij niet meer kan herinneren over de datum van 15 en 16 april.
= Heb wel veel jongeren van de pont zien komen; niet gemerkt vanwege harde muziek terwijl
ik thuis was.
= Ik heb wat borden zien staan maar was verbaast toen ik merkte dat het evenement al
geweest was. Niks gemerkt.
= Ik was er van bewust dat dit festival heeft plaatsgevonden maar heb hier op geen enkele
wijze overlast van gehad. Enkel wat toegenomen drukte op de pont van en naar het NDSM
terrein maar dat is geen enkel probleem.
= Ik wist van het festival. Opmerkelijk dat je zelfs de bastonen niet hoort, ook nauwelijks bij de
NDSM pont naast het terrein. Ik bezoek dit soort festivals met regelmaat en vind dat de
geluidsoverlast maatregelen een beetje zijn doorgeslagen. Vaak ontbreekt het aan sfeer en
feeststemming op zon festival als DGTL omdat de muziek echt te zacht staat afgesteld.
= Ik woon beneden in tuindorp, nergens last van gehad.
= __Ikzeinogtegen een vriend dat ik het zo raar vond dat ik niets van de muziek hoorde :)
= Inde buurten thuis geweest maar niets van gemerkt
= __ Misschien wel gemerkt, maar hoor wel vaker muziek.
= Niet gemerkt omdat ik niet naar m'n werk in de stad moest. Ik moest ook ‘s avonds en in het
weekend werken. Ik nu niet meer, maar m'n schoonzoon nog wel. En dat is echt heel naar als
je op tijd op je werk moet zijn met die overvolle ponten.
= Niets gehoord
= Prima geregeld met de verkeersregelaars. Van geluid geen enkel last gehad
= __ Wij hebben geen geluidsoverlast ondervonden.
Festival zelf bezocht
= De andere dag dat ik niet ben gegaan heb ik geen overlast ervaren.
= _ Het was gezellig en mooi opgezet en totaal geen overlast gehad vooraf en naderhand.
= __Ikben op zondag aanwezig geweest
= Ik ben zaterdag overdag geweest
= ikheb het festival 1 dag bezocht, ik merkte er verder thuis wel wat van, maar door de goede
communicatie en gratis kaartje vond ik dit niet erg.
= _Ikheb het festival de tweede dag mogen bezoeken als bewoner. De eerste dag heb ik
helemaal niks opgemerkt qua geluid.
25
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= Ik heb het natuurlijk wel gemerkt, maar ben het ook gewend; ik woon nu 4 jaar in Noord.
Mijns inziens is de toestroom goed geregeld. Kanttekening: ik maak geen gebruik van de
NDSM-pont, en daar lijkt de meeste frustratie over te zijn.
= Ik wist ver van tevoren al van het bestaan af.
=__Ik woon praktisch naast het terrein en geen overlast gehad van de muziek op de andere dag
dat ik niet aanwezig was
= Kaartje gewonnen
= _Nietveellast gehad op de dagen dat ik er niet was
= __ Op vitnodiging van DGTL zijn we zondag geweest.
= __Op zondagmiddag, rest van de dagen geen last gehad
= _ Super goed geregeld en leuk festival.
= Via facebookgroep DGTL ?? Noord gratis kaartjes gekregen.
Ik was er niet
= Ik was zelf niet thuis toen het festival heeft plaatsgevonden, maar heb wel erg veel last
gehad van glas scherven, lekke banden, troep, vies.
= __ Omdat ik wist dat het festival zou plaatsvinden heb ik besloten mijn woning dit weekend te
verlaten.
= __ Wij hebben expres voor die dagen elders een huisje gehuurd.
26
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Wat vindt u van deze veranderingen (in de communicatie)?
(grote) verbetering
= __Hetis fijn om per brief op de hoogte te worden gehouden van data en wat/wie te benaderen
bij eventuele overlast.
= Het komt veel meer over alsof er daadwerkelijk rekening gehouden wordt met de behoefte
aan informatie van de bewoners. Daarnaast geeft de communicatie aan dat er actief aan
reductie van geluidsoverlast wordt gewerkt.
= __Ikheb het als zeer aangenaam ervaren dat ik door de Facebook pagina up to date werd
gehouden. Ook vond ik het plezierig dat de organisatie van het festival benaderbaar was
= Interactieve communicatie. Deed me goed dat er rondleidingen werden aangeboden en
kaarten. Positief gevoel.
= Prettig om op de hoogte te zijn en het gevoel te hebben dat ook de organisatie rekening wil
houden met de omwonenden.
"Stel ik helemaal op prijs. Fijn om op de hoogte te zijn en leuk de extra handreiking richting
buurtbewoners.
= Zeer professioneel aangepakt…
= _ Betere communicatie en fijn dat er getracht is rekening te houden met (geluids)overlast voor
de buurt. Maar we blijven geluidsoverlast houden. Deze keer gelukkig geen overlast van de
bezoekers.
= De brief met aankondiging was prettig. Maar de overlast niet minder en de fietsroutes niet
duidelijk en pont was overbelast en smerig. Drommen mensen, met genotsmiddelen. Ik durf
mijn kinderen niet alleen te laten gaan richting pont en met de pont. Kan er niet een pont
exclusief voor feestgangers? En laat ze betalen voor het opruimen van hun zooi op de pont
en laat dit a.u.b. schoonmaken, iedere overtocht!
= Fijn dat bekend is wat me te wachten staat en waar ik met klachten naar toe kan, maar dit
soort brieven is niet de oplossing voor overlast van evenementen in het algemeen.
= Fijn dat ze zich kennelijk realiseren dat niet iedereen blij wordt van hun ‘feestje!
= _Hethelpt in ieder geval dat je weet wat er aan de hand is. Als je echter met de pont over
moet naar de stad of als het mooi weer is en de ramen en deuren staan open geven deze
evenementen best overlast.
= _Hetisgoed om de omliggende buurt op de hoogte te brengen, hierdoor zullen er (mogelijk)
minder klachten ontstaan omdat men er rekening mee kan houden dat dit evenement
plaatsvindt
= informatie lost het eigenlijke probleem, geluidsoverlast, niet op
= Mogelijkheden voor rondleidingen en een gratis toegangskaartje. Ook de Facebook pagina
met info voor omwonenden vond ik prettig.
= _ Ova voorlichting alleen dan.
= _ Sowieso lijkt het persoonlijker, en men kan contact opnemen met mensen van het
evenement. Dat verzacht de pijn van het onvermijdelijke een ietsje.
Neutraal
= Door de gemeente Amsterdam werden we iets neutraler geïnformeerd. Vanuit DGTL is het
meer promotie van het festival en meer verantwoording afleggen.
= Het maakt me niet uit of ik het van te voren weet of niet
27
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= Het maakt niet uit of je als bewoner bezwaar maakt of reageert. Er gebeurt toch niets. Men
doet maar. Trouwens, in het schrijven van vorig jaar stond eigenlijk dat wij overlast maar
moesten accepteren.
= ik vond de informatie al voldoende.
(grote) verslechtering
= _ De brief van DGTL was van slechte kwaliteit. Bovendien is het raar als het festival aan de
bewoners gaat vertellen dat ze de pont beperkt kunnen gebruiken. Zij zijn opdrachtgever
noch eigenaar van de pont.
= Het zou prettig zijn om door de gemeente te worden geïnformeerd, dat is neutraler.
=__Na 23:00 vur moet het stil zijn.
= Nog werden we niet eens meer geïnformeerd en konden we geen maatregelen treffen. Lees:
een heel weekend opkrassen.
= __ Alseen dergelijk hard evenement plaatsvindt, vind ik het niet meer dan normaal dat je de
bewoners inlicht. Verder had ik ook nog eens bezoek, waarmee ik dus niet in mijn eigen huis
kon blijven zitten. Belachelijk.
n __ Alsikweet dat de herrie komt, ben ik weg.
= Ik zou graag van tevoren willen weten wanneer er van die herriefestivals zijn. Dan kan ik me
daarop voorbereiden (door zelf weg te gaan, of door op zijn minst geen etentjes bij mij thuis
te geven).
= _ Meestal krijg ik een brief in de bus, maar nu wist ik pas dat het was toen ik de drukte zag
voordat de muziek begon. Ik wist dus ook niet hoe lang het zou duren. Dat was vervelend.
= Vorig jaar kregen we nog een brief in de brievenbus, dat was er dit jaar niet bij (of de brief is
niet bezorgd).
= Erg netjes van DGTL.
= geen informatie gehad
28
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
Wilt v als buurtbewoner betrokken zijn bij het evenement?
Ja, bijvoorbeeld door…
= __Aante kunnen geven hoe de communicatie verliep en waar verbeterpunten liggen
= __ Afspraken over geluidshinder en afsluitingen wegen
= _Bezoekerskaarten
= dat men een keer echt luistert en niet alleen naar de inkomsten kijkt. de bassen staan
helemaal open en wij denderen weg!!!
= de kanste krijgen om het evenement met korting te bezoeken :)
=de leuke rondleiding!
= de mogelijkheid een gratis toegangskaart te krijgen
= Dit ligt eraan welk evenement er plaats vindt.
= __doorte vermelden over evt overlast
= Een brug tussen de organisatie en de buurt.
= een vrijkaartje
= Email
= gehoord worden in geluidshinder
= Gemeente
= Gratis kaarten
= gratis kaartje
m Gratis kaartjes zou niet gek zijn
= Gratis toegang
= hooguit als ik kan meebepalen hoe hard het volume zou zijn
= Info
= informatie &meldpunt klachten
= _inputte geven en een toegangskaart ontvangen
= Inspraak
= __ Korting
= korting of gratis kaarten
= __ Korting of rondleiding
= __korting/kaarten/ rondleiding
= _ lijkt meleuk geen idee op welke manier ik aan moet denken
= Mail
= meedenken over maatregelen en frequentie van evenementen
= meedenken over parkeerprobleem
= meer invloed te hebben over het evenement
"op een menselijke manier met ons als omwonenden af te stemmen of het geluid draaglijk is,
en zoniet bijstelling van geluid evenement.
= opbouw
= _ Problematiek parkeren
= rondleiding of tickets
= Rondleiding, info en eventueel vrijkaart is heel leuk natuurlijk
= rondleiding, vrije kaartjes of kortingen voor geïnteresseerde in de beurt
n= __Te schouwen
" __testoppen
= __vitnodiging
= __ Uitnodiging
29
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= verloting van gratis kaarten onder buurtbewoners!
= __ Vrijkaartje :)
= __ Vrijkaart of korting
= vrijkaartjes of gastenlijstplekken
= __ Vrijwilligen
30
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
In deze vragenlijst zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen. Wellicht
zijn er onderwerpen die niet in deze vragenlijst aan de orde zijn geweest, maar
waarover u wel graag iets kwijt zou willen. Ook suggesties voor verbetering zijn
welkom.
= Wat gebeurt er met mijn klacht als ik de gemeente bel? Ik heb nog nooit iets terug
gehoord….hoewel een vriendelijk persoon aan de telefoon dat altijd wel belooft…
= (1) Ik ben vóór festivals en accepteer ook dat als ik in de stad woon, er geluidsoverlast zal
zijn.
(2) Waar ik bezwaar tegen heb is de hoeveelheid evenementen (elk weekend!), de duur van
het evenement (inclusief opbouw en afbouw soms wekenlang geluidsoverlast) en het
eindtijdstip (01.00 vur). In de weekenden zou ik moeten kunnen opladen voor een pittige
werkweek. Dat lukt nu onvoldoende. Er is geen redelijke balans.
(3) De gemeente lijkt de evenementen per locatie te bekijken. Maar op de Silodam hebben
we geluidsoverlast van NDSM, Stenen Hoofd en Westerpark. Graag integraal beleid!
(4) en dus ook Vragenlijsten als deze die naar de samenhang kijken!
= (Duurzame) Afvalverwerking en schoon opleveren festival terrein zouden voorwaarden voor
in de vergunning moeten zijn.
= 1 punt irriteert mij wel. Dat er bij grote evenementen regels op de pont komen. De grootste
ergernis, geen fiets op de pont!!!! Dit kan toch niet! Ik werk bij huisartsen, ook in het
weekend, moet echt met de pont mee. Probeer grootstedelijk te denken en zet meer pontjes
in en laat de brug komen op het stenenhoofd/! HIN!
n= _1.beterop de hoogte gebracht worden.
2. na 23.00 vur stoppen met geluid.
3. maximaal 5 vur geluid per evenement per 24 vur. Dat zal al veel helpen.
= __ 12 vur basdreunen op een dag en dagen aaneen is niet hetzelfde als geluidsoverlast in
decibellen. Dit type festivals hoort niet in de stad omdat zij
-vanwege hun aard en overlast op afgelegen industrieterreinen en weilanden horen
-het geen nationaal c.q. Amsterdams feest betreft zoals gay pride, Koninginnedag, 5 mei
etc.
- het dagen achtereen duurt, mensen kunnen ‘niet van hun vrije dagen genieten gedurende
lente, zomer en deel van het najaar
=het commerciële festivals betreft die ervoor zorgen dat andere (horeca)bedrijven hun
deuren tijdens deze festivals moeten sluiten; hoe kan het ene bedrijf de bedrijfsuitoefening
van nadere bedrijven onmogelijk maken
= __ Aanpakken parkeerproblematiek is een must. De bewoners kunnen hun auto niet kwijt
tijdens evenementen de parkeerterreinen bij de evenementen staan nagenoeg leeg omdat
men daar betaald parkeren bezigt. Het zou zo geregeld moeten zijn als het RAI
evenementen daar wordt de wijk afgesloten
= _ Afgelopen vrijdag was het opnieuw raak. Het bevrijdingsfestival, waar overigens geen
handhaving voor ingezet was, ging volledig over alle afgesproken geluidsniveau grenzen. Er
werd vrijwel continue tussen de 85dBa en 95dBa (eigen meting) geproduceerd. Bellen met
politie, gemeente Amsterdam en organisatie heeft geen zin. Je staat met je rug tegen de
muur als bewoner die al 27 jaar op de plek woont en voor minstens de helft van de tijd
geterroriseerd wordt door geluidsoverlast van evenementen. Instanties zijn onbereikbaar en
doof voor de klachten van bewoners.
31
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
=__Als bewoner van noord kan het knap irritant zijn dat ponten tijdens festivals, markten etc.
soms zo vol zitten, dat je er niet meer op kan.
=__ Als bewoner van Noord, omgeving NDSM-terrein, ervaar ik absoluut geen hinder van de
evenementen. Het enige: de pont CS-NDSM is soms erg vol. Het zou enorm helpen als dat
een kwartierdienst werd.
= _ Als wij al zoveel last hebben van geluidsoverlast dan moet dat voor de bezoekers nog veel
erger zijn. Wordt het niet eens tijd om paal en perkte stellen aan het lawaai dat
geproduceerd wordt bij deze evenementen, mede met het oog op de volksgezondheid
(gehoorbeschadigingen)?
= Bedankt voor de vragenlijst. Bij grote evenementen op de NDSM-werf is de bereikbaarheid
van de reguliere horeca en verbinding naar de Papaverweg vaak erg slecht. Twee jaar
geleden was het zo erg dat security personeel fietsers en voetgangers er niet door lieten en
mensen genoodzaakt waren om via de Klaprozenweg hun bestemming te bereiken.
Levensgevaarlijk en asociaal. Vaak wordt elke meter benut voor het festivalterrein, zodat er
weinig overblijft voor de mensen die daar willen wandelen, graag genieten van het uitzicht
over het IJ, andere activiteiten en/of de reguliere horeca.
= _ Belachelijk dat je niet met de fiets op de pont kan bij sommige evenementen op de NDSM. Ik
vind dat teveel gevraagd van de bewoners!
= Ben bij een informatieve bijeenkomst geweest. Met de door mij aangedragen oplossingen
voor parkeerproblematiek in de wijk is nog niets gedaan.
= _ Bereikbaarheid betreft met name de ponten, die tijdens festivals soms moeilijk te gebruiken
zijn voor niet-festivalgangers. Waarom regelen die festivals niet hun eigen transport?
= Bereikbaarheid NDSM werf tijdens evenementen. Als het druk is, dan is het soms niet
mogelijk om met de pont over te steken. Omfietsen via CS is dan de enige optie en met
kinderen is dat een heel eind en niet wenselijk.
= Bij de emoties was geen optie voor helemaal geen emotie, enige optie was geen antwoord.
Ik vind het goed dat bij ndsm evenementen worden georganiseerd me hoop dat dat zo blijft
en dat het niet wordt volgebouwd.
= _Bijde reactie op de geluidsoverlast mis ik hartkloppingen. Ik krijg die als gevolg van de lage
tonen zegt de cardioloog. Dat is een benauwd en benard gevoel.
= Bij emoties bij geluidsoverlast zou ook de mogelijkheid van acceptatie genoemd kunnen
worden, waardoor (hevige) opbouw van emoties achterwege kunnen blijven.
= Bij sommige evenementen (dgtl viel mee) is er veel zwerfafval in de buurt. (encore was veel
zwerfafval) dit zou sneller opgeruimd kunnen worden. verder word ik erg vrolijk van de
positieve reuring in mijn leefomgeving.
= _ Dagelijkse gebruikers van de pont (NDSM- Centraal Station) ervaren veel overlast van de
festivalbezoekers. Zij komen in grote getale naar de pontjes toe en hinderen de gebruikers
voor woon/ werkverkeer, ponten zijn overvol zodat er vaak geen plek meer is om mee te
varen. Zoals gezegd zijn er voornamelijk in de ochtend en namiddag veel gebruikers die de
pont voor woon/werkverkeer gebruiken en ook nodig hebben. Ik denk dat er door de
organisatie van de festivals gezocht moet worden om de grote stroom bezoekers via andere
wegen van en naar het festival terrein te brengen. Dit om de extreme overlast bij het
reguliere openbaar vervoer te beperken.
= De bas op de festivals is het grote probleem, de gewone muziek is niet goed hoorbaar, maar
door de bas trillen de woningen op de Oslofjordweg. Een oplossing zou dus zijn om vooral
aandacht te geven aan het verzachten van de bas. Daarnaast zou er gekeken kunnen
worden naar een systeem met bewonerspassen voor het openbaar vervoer. Zo wordt het
32
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
probleem van de overlast op de pont niet bij bewoners neergelegd die gewoon van
bijvoorbeeld hun werk naar huis willen op deze dagen, maar enkel bij de festivalbezoekers.
Je zou dan kunnen denken aan een aparte rij voor bewoners, die dan voorrang krijgen op het
betreden van de pont.
= De evenementgangers hebben de gewoonte om op een gegeven moment de woonwijk in te
gaan en daar herrie te maken. Dat levert de geluidsoverlast op. De herrie van het
evenemententerrein zelf is in onze straat bijna niet hoorbaar.
= De geluidsoverlast die ik ervaar is het motorcrossen op de Cornelis Douwesweg. Deze
crossers doen dat bij voorkeur 's avonds en 's nachts! dat is niet te harden! Er schijnt wel over
te zijn geklaagd, maar de politie doet daar, komt mij voor, niets aan, want het is iedere
avond en nacht weer raak. Daarbij vergeleken is de overlast van evenementen niets.
= _De hoeveelheid festivals, het worden er steeds meer!
= De laatste tijd vinden er veel werkzaamheden plaats op de NDSM-werf. Deze
werkzaamheden beginnen al om 6:00 ‘s ochtends met veel geluidsoverlast. Ik heb hier al een
aantal keer voor gebeld, maar het blijft zo. Het zou beter zijn als ze 7:00 beginnen.
Daarnaast ook bij evenementen zou het prettig zijn als de taxistandplaatsen op een andere
plek zouden zijn, dus niet onder de ramen van de containerwoningen. Er werd met DGTL
veel getoeterd, motoren stonden aan en er werd asociaal ingehaald met veel herrie. Heb het
nummer gebeld dat in de brief van DGTL vermeld stond voor als er overlast was. Dit nummer
bleek van de gemeente te zijn. Zij konden het alleen doorgeven, maar er is verder niks mee
gedaan. Ook wilden ze er niks mee doen voor de andere avonden van DGTL (dit festival
duurde 3 avonden). Er werd mij verteld dat ik weer opnieuw moest bellen wanneer er weer
overlast was. Heb vervolgens het hele weekend niet geslapen van de taxi's die onder mijn
raam stonden.
= De mogelijkheid voor bewoners van de wijk om de fiets mee te nemen op de pont ook
tijdens evenementen.
= De muziek en het feest daar heb je haast geen last van maar alleen maar dat gebonk van de
bass dat is in één kloten.
= De NDSM-werf leent zich goed voor dit soort evenementen. Ik hoop dat de ruimte hiervoor
zal blijven bestaan.
= De overlast vanwege de (te) drukke veren is niet aan de orde gekomen al dan niet in
combinatie met het niet mee mogen nemen van je fiets en het verwezen worden naar het
Buiksloterwegveer dat hierdoor nog drukker dan normaal werd.
= De pont en het verwerken van alle evenementbezoekers van/naar de NDSM-werf middels de
pont vind ik een belangrijk onderwerp dat ik in deze vragenlijst heb gemist. De pont zou wel
beter geregeld kunnen worden, zodat bewoners geen vertraging oplopen tijdens
evenementen.
= De rol vande gemeente is niet aan de orde geweest. Wij klagen al jaren en worden door de
wethouder allen maar belachelijk gemaakt. Het beleid tot op heden = onbehoorlijk bestuur.
De gemeente kruipt voor evenementenmaffia.
= De vragen gaan vooral over de kwaliteit van uw eigen inspanningen, vreemd. Waarom
worden er, kennelijk geeft de gemeente ALTIJD toestemming, de HELE zomer activiteiten
gepland op de NDSM-werf. Dat ontgaat de gemeente duidelijk, raar is dat.
= De vragenlijst is wel erg algemeen. De problemen ontstaan vooral met redelijk mooi weer als
je als bewoner zelf met de deuren open wilt genieten van het aardige weer. Door de ligging
van de Buiksloterbreek en de speciale akoestiek is het geluidsniveau vaak nog hoger dan op
het festival terrein van de NDSM.
33
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= _ DGTL was een zeer goed georganiseerd festival. De overlast met de pont beschreven door
een mondige bewoner in Het Parool heb ik absoluut niet zo ervaren. Hoewel meer pontjes
vanaf de NDSM op zulke dagen wel fijn zouden zijn. Overigens zijn er andere evenementen
zoals de markt in de IJ-hallen die veel meer overlast geven. Dan is de maandagochtend erna
de werf en omgeving vaak een bende met overal nog troep van mensen en heel veel glas.
Lekker als je erover moet fietsen. Veel mensen ruimen hun troep gewoon niet op. Bovendien
is dan op de dag zelf de verkeerschaos dan ook veel groter met auto's. Dan zie je wel het
verschil met een goede evenementorganisator als DGTL die dat wel goed regelt en wel
luistert naar de omgeving.
= Die paar evenementen vind ik echt geen probleem. ik vind het juist leuk dat ik er zo dichtbij
woon. ik ga ook altijd ff kijken. Wat ik wel vervelend vind is dat elke zondag Noorderlicht live
muziek heeft in de zomer. Dat hoor ik ook heel goed en dit is elke week.
= Doe mij maar gratis kaartjes, dan vind ik het prima
= _ Door de herrie van dit soort evenementen kan ik erg slecht slapen. Er wordt geen rekening
gehouden dat in deze buurt veel kinderen wonen die wakker worden gehouden door die
herrie. Ik zelf moet vaak in het weekend vroeg opstaan i.v.m. mijn werk. De gemeente denkt
alleen maar aan geld en houden geen rekening met de bewoners. Het is duidelijk dat de
vergunningen voor dit soort evenementen worden verstrekt door gemeenteambtenaren die
niet in Amsterdam wonen. Dit soort evenementen horen absoluut niet thuis in de buurt van
woonwijken.
= __Doorhet betaald parkeren, parkeren bezoekers in de woonwijk bij het NDSM-terrein.
Hierdoor is er niet allen geluidsoverlast , maar ook parkeerproblemen voor bewoners en nog
niet te spreken over de bezoekers die na middernacht in de tuinen staan te plassen en voor
veel geluidsoverlast zorgen.
= Door het festival slechte bereikbaarheid met de fiets en weigering pont terwijl je dan als
zorgverlener gewoon naar je werk moet in de stad en dus van de fiets afhankelijk bent.
= __ Dorpelingen moeten bij festivals wel met de fiets op de pont worden toegelaten. Het is niet
oké dat ik als inwoner van Tuindorp niet met de fiets naar CS mag en verplicht wordt naar de
tolhuis te fietsen.
= Een referendum om dit soort festivals in een woonwijk te verbieden.
= Enorme geluidsoverlast van de festivals. Docklandshal gewonnen bij RvS in 2005.
Vervolgens bedacht men festivals van 11.00 tot 23.00 vur, dank dhr Post en nu, jawel
belanghebbende. 12 vur lang bonken moeten wij accepteren. Verkeerde leefgewoonte,
overheid grijpt in. Genoeg pijn zonder stressverhogende overlast. Gehoorschade? Draai die
knop terug. Houdt festivals waar niemand er last van heeft. Klagen helpt niet. Politie
handhaaft niet bij geluidsoverlast. Vergunning is gebonden aan wet- en regelgeving.
Festivals brengen genoeg geld op om een geluidswal te plaatsen. Zomers wordt het
woongenot behoorlijk aangetast. Speel klacht s.v.p. door naar dhr v.d. Laan. Deelraad doet
niets aan klachten. Ik laat me niet weer wegjagen! Bewoners waren er eerder dan de
festivals. Heeft niets te maken met maatschappelijk belang. Zet een fatsoenlijke supermarkt
en een “gewone” markt op het terrein daar hebben we wat aan en dat dient wel het
maatschappelijk belang. Het leeft heel erg in onze wijk.
= Eris vooral veel overlast van het verkeer. Doordat er veel aan de weg gewerkt wordt en dan
ook nog festivals loopt het behoorlijk vast. Ook de ponten zijn dan eigenlijk niet goed meer
te gebruiken. Complimenten voor de schoonmaakploegen, die hebben het meestal binnen
een dag weer uitstekend voor elkaar.
34
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= Er mag strenger opgetreden worden tegen illegale taxi's. Die waren tijdens DGTL veel
aanwezig. De organisatie heeft meer dan voldoende informatie geven, klasse daarvoor
= __Erwerden geen vragen gesteld over het werken in onregelmatige dienst en dit soort
evenementen .Ik weet uit persoonlijke ervaring voor mijn pensionring dat dat een hel kan
zijn.
= Erwordt min of meer in de vragen er vanuit gegaan dat men last heeft van het geluid. Men
moet zich realiseren dat men midden in een drukke stad woont en dus nu en dan wat extra
geluiden kan waarnemen, zolang dan niet continu en te heftig is, lijkt me dat
onoverkoombaar. Maw … als je wilt zeuren, kan je altijd wel een geluidje vinden.
= Evenementen moeten voldoen aan een uiterste tijd, hieraan wordt zelden voldaan.
= Evenementen worden op de website overheid.nl door stadsdelen Noord en West wel
opgenomen, maar er wordt alleen vermeld dat er een evenement is aangevraagd, niet wat
het inhoudt, welke geluidsnormen worden gehanteerd etc. Wie meer informatie wil moet
maar een afspraak maken op het stadsdeelkantoor. Hetzelfde geldt als er een vergunning is
verleend. Gedetailleerde info wordt pas verstrekt als de bezwaar termijn is verstreken.
andere stadsdelen zijn veel ruimhartiger met het verstrekken van info. Het heeft er alle
schijn van dat Noord en West inspraak en bezwaar zoveel mogelijk willen frustreren. Ik heb
dit bij de laatste inspraakronde ook al opgemerkt, maar er verandert niets. Moet ik mensen
dan maar aanraden om tegen Alle vergunning bezwaar te maken op nader aan te voeren
gronden en zo de administratieve moloch laten vastlopen? Graag info wanner de gemeente
deze misstand gaat aanpakken!
n= Feesten verplaatsen naar het westelijk havengebied. Dan hebben bewoners die ‘s morgens
naar hun werk moeten er geen last van. Wij werken alletwee ook in de weekeinden.
= Festivals zijn onderdeel van ontspanning voor personen. Door vertrutting van het beleid is
Koningsdag niet meer zo gezellig als het geweest is op Koninginnedag. Evenementen en
bijeenkomsten niet meer toelaten zal lijden tot minder ontspanningen voor personen en
daardoor juist tot meer frustratie. Het beleid van de huidige burgemeester is zeer slecht en
enkel en alleen gericht op oudere mensen. Het is goed dat met oudere rekening wordt
gehouden zij zijn echter niet de enige Amsterdammers er zijn ook andere
leeftijdscategorieën 50- waar veel meer rekening mee moet worden gehouden.
= Gaat goed vooruit.
"Geen brieven meer sturen over het feit dat er mogelijk geluidsoverlast komt, vind dat zonde
van het geld, als we als noorderlingen nu nog niet weten dat er in de zomer muziek op de
NDSM is dan weet ik het niet meer, de echte klagers kan je 100 x informeren maar die blijven
toch klagen.
=__ Gelvidschermen rondom evenement installeren zodat overlast tot een minimum beperkt zal
zijn.
= Geluidsoverlast is ook erg afhankelijk van het weer. Wat voor de organisatie binnen de
normen is, kan bij een verkeerde wind erg hinderlijk zijn.
= _ Graag zou ik willen weten, waar wij terecht kunnen bij parkeeroverlast! En dan bedoel ik ook
's avonds en 's nachts, want de politie bellen is geen optie, want die komt NIET! Laatst weer
'n incident op een zaterdagavond; Om ongeveer 23.00 vur is de politie gebeld i.v.m.
parkeeroverlast (de auto's stonden zelfs bij de buurtbewoners voor de ramen!), omdat onze
visite niet weg kon, hun auto stond vast. Er werd toegezegd dat ze iemand zouden sturen,
maar er is dus géén politie gekomen (En dat is al de zoveelste keer!), waardoor onze visite
pas 's nachts om ongeveer 02.30 vur naar huis kon vertrekken, toen de bezoekers van dat
evenement eindelijk hun auto's gingen ophalen. Sommige van die bezoekers stappen flink
35
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
"beschonken" achter het stuur. Om 01.55 uur hoorden we een harde klap, is zo'n bezoeker
tegen de lantaarnpaal geklapt, die midden op het erf staat. Wij (de buurtbewoners van dit
woonerf, Kotteraarstraat & Boorderstraat) vinden het een kwalijke zaak, dat wij niet serieus
worden genomen en nergens terecht kunnen.
= Heb veel last van het gedreun, vraag me ook af waarom het altijd zo hart moet. Er wordt veel
geschreven over gehoorschade!
= Het DGTL festival is al een aantal jaar het festival waar wij het minste geluidsoverlast van
ervaren. In de begeleidende brief voor dit onderzoek werd dan ook aangegeven dat er
vragen gesteld worden over andere evenementen. Dit vind ik onderbelicht. Juist de festivals
Vollt en Valtifest geven veel meer overlast dan het DGTL festival. 2 Dagen lang, gedurende
de hele dag is de wijk ondergedompeld in diepe bass-dreunen. Van een vur of 12 in de
middag tot na 11 vur in de avond kom je nauwelijks tot rust.
= Het enige war mij stoort is straatvuil. Hier wordt naar mijn mening ook te weinig aan gedaan.
Suggestie is meer vuilnisbakken rond het terrein wanneer mensen aankomen of vertrekken.
Voorbeeld is afgelopen Koningsdag in Amsterdam. We hebben wel eens mee gemaakt dat
een bus gewoon zijn vuilnis op straat dumpte.
= Het gaat niet over muzieksmaak maar over gekmakende overlast van basdreunen, uren
achtereen. Dit laat zich niet meten in decibel. Basdreunen zijn een genot voor de
festivalbezoeker maar regelrechte horror voor omwonenden en werkenden. Dit soort
evenementen horen niet voor niets op afgelegen industrieterreinen en weilanden. Dit hoort
niet in een stad. In een stad horen de meer nationale festivals die voor iedereen zijn zoals
Koninginnedag, gay pride etc. Niet dat ik persoonlijk deze evenementen leuk vind, maar ik
begrijp dat dit bij de stad hoort. Ik kan dan altijd besluiten een dagje weg te gaan. Maar de
overlast en frequentie van de festivals op de NDSM vergallen wonen en werken in
Amsterdam van de lente tot en met begin najaar. Op vrije dagen kunnen mensen niet thuis
zijn en moeten (horeca)bedrijven hun deuren sluiten. Welk recht heeft de ene bedrijfstak
(festivals) dat zij ervoor kan en mag zorgen dat andere bedrijven de deuren moeten sluiten
= Het geluid van een festival op de NDSM hebben we in Tuindorp Oostzaan niet heel veel last
van. Wat ik erger vind is dat de pont zo overvol wordt tijdens de festivals en daardoor missen
bewoners soms de pont of kunnen ze hun fiets niet meenemen. En verder moet ik zeggen
dat ik het keurig vond dat de organisatie van DGTL een brief heeft gestuurd aan alle
buurtbewoners. Maar de toon van de brief was heel raar: alsof de buurtbewoners heel
dankbaar moeten zijn dat het festival plaatsvindt. En sommige dingen waren heel
onduidelijk geformuleerd, alsof ze de onplezierige informatie (bijvoorbeeld dat op bepaalde
tijden er geen fietsen op de pont mogen) zo bedekt mogelijk wilden overbrengen in de hoop
dat mensen het dan niet doorhebben? Ik heb liever een neutrale brief waarin de informatie
gewoon duidelijk wordt gegeven, in plaats van een obscuur, door de DGTL marketing
afdeling gecomponeerd verkooppraatje. Maar dat is misschien persoonlijk. Bedankt en
succes er nog mee!
= Het heeft eigenlijk geen enkele zin om aan dit soort onderzoeken mee te doen. De herrie
blijft toch bestaan van het NDSM terrein en omgeving. Er wordt geen enkel initiatief
ondernomen om de enorme herrie te stoppen. Dit soort festiviteiten behoren niet in een
woonbuurt gegeven te worden en zeker niet daar waar water is (IJ) wat geluid verder draagt.
= _Hetis absoluut onaanvaardbaar dat tijdens een festival bewoners van Amsterdam Noord
met een fiets geen gebruik kunnen maken van de NDSM pont. Festivalorganisaties mogen
NOOIT de regie hebben over dit stuk openbaar vervoer. GVB en gemeente zijn
eindverantwoordelijk voor het waarborgen van de bereikbaarheid zonder beperkingen voor
36
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
bewoners. Eventuele extra kosten moeten worden betaald door de organisatie van het
evenement.
= __Hetis absurd en kwalijk dat bewoners tijdens festivals niet de fiets mee kunnen nemen op de
pont! Dit zet kwaad bloed! Ik heb niets tegen festivals maar als de gemeente zo door blijft
gaat, heb ik en vele andere bewoners rondom ndsm wel veel bezwaar tegen festivals.
= __Hetis prettig als een evenement een duidelijke, redelijke eindtijd heeft en zich daar ook aan
houdt. Kan ik me op instellen. Filmfestival op Stenen hoofd duurt te lang (d.w.z: teveel
dagen) en gaat te laat door (1 vur 's nachts op werkdagen!). Uiteindelijke probleem is dat er
teveel festivals zijn waardoor er bijna elk zomerweekend wel iets is.
= Het ndsmterrein is vervangende fietsroute voor ruim twee jaar nu klaprozenweg eruit ligt.
Deze route ondervind ik overlast van tijdens festivals en de op en afbouw. Kans op lekke
banden, vrachtwagens die je snijden ( gevaarlijk) en terugkerende discussie dat je als
bewoner met fiets de pont niet op kunt vanwege drukte wat bereikbaarheid van je huis
slecht maakt. Het zou fijn zijn dat deze aspecten ook serieus genomen worden en
verantwoordelijkheid ook deels bij organisatoren wordt gelegd.
= Het probleem bij evenementen op de NDSM-werf is niet enkel geluidsoverlast (ik heb vaak
medelijden met de mensen die dan dicht bij de NDSM wonen) maar ook dat de pontjes
overvol zijn en dat het dan maar de vraag is of jij als fietser/bewoner van Noord met fiets en
al mee kan. Oplossing daarvoor is meer pontjes inzetten tijdens de evenementen.
= _ Het verbaast me hogelijk dat het plezier van recreanten/feestvierders door de gemeente
Amsterdam duidelijk hogere prioriteit heeft dan een normaal leefbaar klimaat voor de
bewoners. Het verdienmodel van de gemeente krijgt hier voorrang. De decibellen worden
gewoon opgeschroefd, frequent festivalbezoek van dit soort grote evenementen levert
gehoorschade op. De vragen in deze vragenlijst zijn deels suggestief: Het moet wel haast
aan de bewoner liggen, als je in je eigen huis, tuin en straat geen deelgenoot wil zijn van het
dagdelen durende, overmatige gedreun van grote evenementen op kilometers afstand. De
overblijvende optie voor de bewoner is om maar te zorgen dat hijfzij wegkomt. De
omgekeerde wereld. Deze grote evenementen horen niet in een woonwijk thuis.
= Het was super geregeld allemaal. De rondleiding vooraf en de bewonerskaarten die we
ontvingen. En alle informatie was duidelijk en de organisatie was makkelijk en snel te
bereiken.
= Het zou fijn zijn als de bassen omlaag gaan, de muziek is niet zo een probleem of dan in ieder
geval verder in de avond.
= Het zou helpen als duidelijker wordt wat met klachten over overlast wordt gedaan
= hoe kan het dat zelfs op radio NH wordt aangeraden om oordopjes mee te nemen i.v.m.
geluidsoverlast. De schade ontstaan door te hard geluid zou in feite moeten worden betaald
door de organisatoren en de gemeente en niet worden afgewimpeld op de zorg. het is zo
simpel. Minder harde muziek en dan hoeven oordopjes ook niet. Het probleem is vaak niet
de muziek, maar de bastonen en het geschreeuw van 1 of andere idioot door een microfoon.
Geluid draagt erg ver over water.
= Hopelijk nemen meer organisaties een voorbeeld aan de organisatie van DGTL, alles klopte
aan dit festival; bewonersinformatie, rondleiding, bereikbaarheid. Qua klachten over drukte
op de pont, 10min fietsen ben je bij de andere pont bij CS.
= __ Houd Amsterdam levendig!
=__.p.v. Oordoppen uitdelen op een festival: zet dan de volumeknop lager!!! Dit is de
omgekeerde wereld. Heb trouwens niet het idee dat er, na melding over overlast, ook maar
37
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
iets mee gebeurd. Ik verneem er nooit iets van. En wanneer een functionaris komt meten:
zodiac hij weg is gaat de volumeknop weer volop open. Jammer!
= _Ikbel regelmatig, helaas bijna wekelijks met 14020 om melding te maken van
geluidsoverlast. Ik vraag me af wat er met deze meldingen gedaan wordt. Eerder kreeg ik per
melding een mail van de gemeente over de afhandeling, nu niet meer. Als de overlast voor
mij dragelijk is bel ik niet, de keren dat ik naar dit nummer bel is bij ons thuis echt de nood
aan de man. Festivals met veel bassen horen gewoon niet thuis in een woongebied. 2x per
jaar, zoals bv op Koningsdag zou geen probleem zijn, maar de huidige frequentie van festival
overlast is veel te hoog. Als inwoner van Amsterdam, betaal ik veel om op dit stukje grond te
mogen wonen en verwacht ik dat de gemeente onze omgeving leefbaar houdt voor
bewoning.
= _Ikbengek op de levendigheid van de NDSM werf en zou het zonde vinden als alle festivals
zouden verdwijnen. Het hoort bij Amsterdam en ook al hoor je zo nu en dan wat muziek, het
is absoluut niet storend en bovendien om 23.00 vur al weer stil.
=__Ikben positief over de evenementen, omdat het niet te vaak voorkomt en het steeds om 11
vur stil wordt. Ik ga meestal weg. Gelukkig kan ik weg. Dat heb ik er graag voor over om
mijn mooie plek aan het IJ met anderen te delen.
"ikben wel wat gewend, maar voor mijn gevoel komen er steeds meer evenementen. volgens
mij zijn die festivals maar voor 1 doelgroep, namelijk jongeren. ik zal een voorbeeld geven:
gisteren 5 mei heb ik de hele dag hiphop gehoord. een beetje is leuk, maar niet 12 vur achter
elkaar. de hele buurt moet dan mee ‘genieten’. ik heb begrepen dat ze om 11 vur 's avonds
moeten stoppen, dat gebeurt ook. vroeger was het erger, ging het door tot 5 vur 's ochtends,
dat was vreselijk. maar het mag best minder op de ndsm werf, het ligt toch in een
woongebied. mijn suggestie is dan ook: maak er geen pretpark van! beperk het aantal
dancefestivals waarbij veel geluidsoverlast wordt ervaren!
= _Ikga niet vaak naar de festivals hier in de buurt, maar vind het erg leuk dat ze er zijn.
= __Ikheberwel moeite mee dat het soms door festivals onmogelijk is voor buurtbewoners om
met de fiets de pont te betreden. Dit stoort mij erg. Een festival zou niet ten koste moeten
gaan van de bereikbaarheid van de eigen woning voor mensen die in Noord wonen. Ik vind
het ontoelaatbaar dat ik als buurtbewoner een half vur om zou moeten rijden vanwege een
festival en hoop echt dat hiervoor een andere oplossing gevonden gaat worden.
=__ik heb geen moeite met grote festivals, maar ik denk wel dat het er heel veel zijn, op alle
mogelijke locaties. Ik ben bang dat het alleen maar erger gaat worden. Vroeger woonden ik
tegen het Westerpark aan, en daar was de verhouding écht zoek geraakt. Té veel, té groot,
té vaak. Zeer belastend voor de buurt. De maat der dingen raakt kwijt. Dank en groet
= __Ikheb geen problemen van slaap met geluid soms hoor een beetje geluid als ik wakker ben
met ramen open. Ik heb een groot probleem met sommige evenementen. Vaak ik kan niet
op het pont gaan als er zijn te veel bezoekers in een grote rij. Soms zeg het control
medewerkers ik moet 1 vur of meer wachten. Ik heb afspraken en ik moet op tijd zijn. Soms
ik moet fiets al het weg naar het pont op buikslotermeerweg helemaal het lange route en
misschien te moe zo ver te fietsen. Ik vind deze situatie vervelend en altijd stress geven. En
keer deze Paas Weekend ik moet naar buikslotermeerweg pont gaan omdat een vreselijk rik
maar moet door een vloed van mensen op NDSM en dat neemt 30 minuten van NDSM tot
Undercurrent. De Gemeente moet meer ponten gebruiken zo het lokale mensen op tijd
kunnen zijn zonder hinder of het festival organisaties moet huur bussen te breng mensen
naar en van Amsterdam naar het NDSM. Ik heb geen probleem dat er zijn festivals op NDSM
maar wil op tijd naar mij afspraken zonder hinder alstublieft.
38
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= __Ikheb vooral overlast door drukte, niet met de boot kunnen reizen en daar ook niet over
geïnformeerd worden. Ik mag regelmatig niet meer met mijn fiets op de pont, terwijl ik niets
met dat festival te maken heb. Te druk op de boot met festivals, overal troep en met name
glas, dronken mensen die ruzie zoeken en over het studentencomplex lopen en hier niet
horen, taxi's die toeteren en irritant doen. Agressieve mensen, dronken mensen die tegen
mij huis pissen, dingen jatten. Altijd glas op het fietspad na een festival.
= _Ikirriteer mij niet zo gauw als er een evenement op het NDSM is, vind het leuk als mensen
plezier kunnen maken ook al ondervind ik een beetje last. Het moet natuurlijk niet te gek
worden. Er is ook een tijd geweest dat de bushokjes de volgende dag gesloopt waren, dat
vind ik minder. We worden via een nieuwsbrief op de hoogte gehouden welke evenementen
er zijn. Die gooi ik altijd weg, ik hoor het wel als het zover is. Volgens mijn gevoel loopt alles
wel goed en hoop dat dit zo blijft uiteraard. Er staat een taalfout in de vragen. Er staat:
“Mensen reageren verschillen“ Daar kan ik mij wel over opwinden haha. Nee hoor, grapje,
maar het staat een beetje raar als gemeente Amsterdam
=__Ik mis bij de negatieve gevolgen van herrie last bij het (in)slapen. Daarnaast vind ik het ook
vervelend dat er steeds meer evenementen op het Stenen Hoofd zijn. Die hebben vaak
ruimere normen dan de NDSM-werf (luide muziek tot 1 uur 's nachts) maar zijn dichter bij
ons huis, dus veroorzaken meer overlast.
= Ik vind dat in Amsterdam teveel rumoerige festivals worden gehouden. Zeker als deze in
buurten worden gehouden waar veel direct omwonenden zijn.
m Ik vind de evenementen op de ndsm leuk. Maakt het levendig. Alleen zou er iets meer voor
de allerkleinste moeten worden georganiseerd
= Ik vind het belachelijk dat er non stop vragen zijn over overlast en dan met name
geluidsoverlast. Ik woon bewust in Amsterdam en vlakbij ndsm. Laat het lekker zo als het
was. Voor mij hoeven er geen evenementen, geluid of iets anders aangepast te worden. Laat
het zo! Niet aanpassen omdat er plots allemaal mensen in noord zijn komen te wonen. Er
5000 extra woningen gebouwd worden. En er nu nagedacht moet worden over
geluidsoverlast ik heb nergens last van. Ik word er blij van, feestjes horen bij Amsterdam.
= Ik vind heteen grote plus dat ik in de buurt woon van een plek waar regelmatig dingen
georganiseerd worden. Ik hou er van als de buurt levendig blijft.
= Ik vind heteen ontzettend leuke ontwikkeling dat de NDSM-werf zo bruist met prachtige
evenementen!
= Ik vind het juist leuk dat er zoveel evenementen plaatsvinden op het NDSM terrein. Ik vind
dat je elkaar plezier moet gunnen en niet van alles een probleem moet maken en moet gaan
klagen wanneer je muziek hoort waar je zelf niet van houdt. De festivals vinden op prima
tijden plaats, het wordt duidelijk gecommuniceerd dus ik zou zeggen ga vooral door met het
organiseren van festivals en muziekevenementen!
= Ik vind het leuk dat er bedrijvigheid is op de ndsm
= Ik vind het schandelijk dat het openbaar vervoer, dus de veren, zo overbelast worden voor
een evenement. Ik wil gewoon met mijn fiets/scootmobiel over het IJ kunnen. Mijn idee is:
laat de organisator van het festival zorgen dat er een festival pont gaat, dus een extra pont
voor feestgangers.
= Ik vind het vooral heel leuk dat het NDSM terrein voor festivals gebruikt wordt. Het is er,
naar mijn idee, zeer geschikt gebied voor. Verder ben ik ook heel tevreden over alle
communicatie rondom de festivals en de bewoners-aanbiedingen zoals de backstage tour.
Hulde!
39
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= Ik was niet thuis met DGTL, maar ik vind het geluid van festivals niet storend waar ik woon.
Ik vind dat het geluid ook minder is geworden tijdens evenementen. Ik heb GEEN bezwaren
tegen festivals terwijl ik wèl geluidsgevoelig ben (kan absoluut niet tegen geluidsoverlast van
buren bijv.)
= Ik werk fulltime en moet om 6.00 vur op staan. Natuurlijk wordt ik boos als dronken gasten
mij wakker houden. En als ik na 9 vur werken thuis kom en ik kan mijn auto niet kwijt omdat
de feestgangers geen parkeergeld willen betalen is dat ook heel frustrerend. In de
zomermaanden is er bijna elke week feest op het ndsm. Ben blij als het weer winter is.
= Ik zit ingeklemd tussen allemaal evenementen, zoals door o.a. van de NDSM-werf en feesten
van de Meteoor. Aldaar staat de muziek regelmatig veel te hard. Ik hoor daardoor vaak van
meerdere kanten dergelijk harde muziek. Feesten vind ik prima, maar het moet niet zo zijn
dat bewoners hun huis moeten uitvluchten… …
= __ Inde brief van DGTL stond dat de NDSM pont niet gebruikt mocht worden door bewoners
met fietsen, dit is onacceptabel, mensen uit de naastgelegen wijk moeten gewoon gebruik
kunnen maken van de NDSM pont met of zonder fiets, ik stel voor dat de festivals zelf voor
passend vervoer zorgen, bijvoorbeeld door van het GVB een extra (grote) pont te huren en
de overlast door de stroom bezoekers niet af te wentelen op de bewoners. Zij hebben het
recht om gewoon naar de overkant van het IJ en terug te kunnen.
= Inde vragenlijst zie ik niet direct iets over het gebruik van de pont door festivalgangers. Dit is
altijd tijdens een festival een discussiepunt. Mag een festival organisatie bepalen dat je
opeens niet meer met je fiets de pont op mag en maar moet omrijden. Dit is een rare gang
van zaken.
= Inhet algemeen zie ik erg op tegen aangekondigde DANCE- en andere grote evenementen.
Als het mogelijk is, ga ik weg van huis, maar het maakt me ook boos, dat dat zou moeten om
gewoon in rust thuis en met open deuren op het balkon te kunnen zijn! Maar ik moet
toegeven dat er één verbetering was bij DGTL-buiten: het gruwelijke bassen-geweld was
minder…
= Informatie over hoe de gemeente in de toekomst met geluidsoverlast om wil gaan
toekomstige geluidsmetingen in dB(C)voor bastonen i.p.v. dB(A) hoogfrequent geluid doen.
Extra probleem bij basgeluiden is, dat men ze vanwege de lengte van de golf vaak pas op
grotere afstand goed gaat horen. Daardoor klinken ze ver weg veel indringender dan vlak bij
het podium. Daar komt bij dat hierdoor op grote afstand alleen de bastonen hoorbaar
blijven, terwijl de rest van de muziek zo ver niet draagt. Resultaat: een zwaar ritmisch
gedreun dat de meeste mensen als zeer hinderlijk ervaren. Buurtbewoners zijn met andere
dingen bezig en daarbij is dat gedreun dus vaak uitermate storend. De instantie die de
vergunning verleent moet dus niet rekenen met decibellen, maar gewoon z'n gezonde
verstand gebruiken: een groot dance festival geeft altijd geluidsoverlast als je zelf niet op dat
festival bent en dus moet je een locatie kiezen waar niemand er hinder van heeft. Dat zijn
dus géén woonbuurten en géén natuurgebieden.
= __ Kunnen festivals niet in een weiland, of in het een ruim gebied als het Twiske, waar minder
bewoners zijn, voldoende ruimte en openbare fietspaden en pontjes niet overbelast raken.
Mijn kinderen en ik kunnen dan gewoon fietsend naar de pont zonder kotslucht op de pont,
festivalbezoekers met grote pupillen ontwijkend die zwalken. Het ligt vol lachgas ampullen!
en al dat afval, dat kapotte glas, we krijgen er lekke banden. En je fiets parkeren als bewoner
bij de NDSM steiger is ook een kriem tijdens een festival. De doffe basdreunen zijn irritant.
Voor iemand die liever klassieke kamermuziek luistert is erlangs fietsen erg onaangenaam
en dan thuis niet op het balkon gaan en deuren dicht. Het is toch te zot voor woorden, laat al
40
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
die idioten een koptelefoon opzetten. Dat moet toch mogelijk zijn met de huidige
technologie? In de stad dus koptelefoon op of ga in een weiland zitten met je herrie!
= _Lievergeen evenementen in groen gebieden.
= los van dit alles is het belachelijk dat er geen fietsen de pont op mogen, zitten er mensen
met oogkleppen aan die dikke duim te zuigen?? Dit gaat een stempel zetten op het geheel
(geplande)
=__meer ponten inzetten cs{ndsmwerf bij evenementen s.v.p. t.b.v. bewoners. het is opvallend
dat DGTL-festival dit jaar zonder noemenswaardige geluidsoverlast heeft plaatsgevonden,
Hoera!, het kan dus wel!
= _ Mensen moeten niet zo zeuren. Deze feesten worden al jaren gegeven. De oude bewoners
van tuindorp klagen niet het zijn de nieuw bakfietsfiguren die zo lopen te piepen. En denken
alleen maar aan de waarde van hun huis. Negeer die mensen toch laat het niet verpesten
door hun.
= Minder evenementen zou bijzonder fijn zijn. En ook minder evenementen tegelijkertijd. Als
er op de NDSM een festival is met een constante dreun die hele middagen tot in de nacht
aanhoudt, is het fijn om tenminste naar het park te gaan. Maar daar is dan ook vaak een
evenement. Dan kun je niet continue in je eigen huis zijn en ook nergens in de stad meer rust
vinden.
= _ Minder grote evenementen in de open lucht.
= _ Mogelijkheid tot algemene opmerkingen ontbreekt
= __Na de opmerking: 'De volgende vragen gaan over geluid! Was er geen optie om aan te
geven dat men geen last had van geluidsoverlast, waardoor elk antwoord op de vragen
negatief zullen zijn. Tijdens DGTL festival heb ik de gehele zaterdag met mijn deur open
gezeten en hier niks van gehoord.
= __Naareen plek waar niet zoveel bewoners worden lastig gevallen
= __ Nadruk van het onderzoek ligt op geluidsoverlast van de muziek. De echte overlast komt van
het geluid als de bezoekers door de omliggende straten lopen en schreeuwen en rotzooit
trappen. Dus de probleemstelling is anders
= Natuurlijk hoor je een evenement maar als dit een paar keer per jaar is dan is dat prima
= Negeer mij
= Niet zoveel last van evenementen op NDSM-werf, wel van 'afterparties' en dergelijke bij
Pllek. Bron van hinderlijk lawaai 's nachts (bassen!).
= Nuja, deze enquête ging voornamelijk over geluid maar voor ons persoonlijk is de
bereikbaarheid een veel groter probleem.
= _Nvt. Persoonlijk geen hinder van evenementen op ndsm-werf. Ben voorstander van centraal
georganiseerde evenementen.
= _ Omgevingsgeluid is een andere kwestie dan urenlang monotoon basgeluid dat als een
tweede hartslag werkt
1 __ Omwonenden zou eens minder moeten zeuren en blij zijn dat er evenementen
georganiseerd worden. De oplossing van DGTL om omwonende een kaartje voor het
evenement te geven vond ik een mooie actie!
1 __ Onderhoud van straten {pleintjes (verzakking)sinds 1990 (toen gebouwd)is er niks qua
bestrating/asfaltering onderhoud gepleegd, regenwater blijft op div plekken staan, wegens
verzakking van bestrating
= __ Onvoldoende bestrijding Japanse knotwortelplant die oprukt
= Op de vraag naar emotie bij evenementengeluvid mis ik het antwoord dat ik zou hebben
gegeven: leuk, er is een feestje! Fijn om in een bruisende stad te wonen. Ik ben heel blij met
41
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
de 23.00 vur geluid stop richtlijn. En ik waardeer de inzet van de gemeente om feestje en
wonen samen mogelijk te maken. Eris 1 groter irritatie: er is 1 verbinding naar de overkant
vant ij: zorg er ajb voor dat deze altijd normaal beschikbaar is voor niet-festival mensen!
Inclusief fiets!
= Op het NDSM zijn er vaker evenementen. Dit levert veel parkeerproblemen op in de wijk
waar wij wonen. Hier is het gratis parkeren. Als bewoners kan je nergens je auto kwijt. Graag
aandacht hiervoor!
= __Op zich ervaar ik weinig overlast van de festivals die plaats vinden op de voormalige NDSM
werffterrein. De overlast die ik ervaar is buiten op straat(afhankelijk van de
windrichting)maar binnen in huis niet dus als het zo doorgaat vind ik het prima
= __ Overlast geluid tot 23:00 is lang en zeker voor mensen die in wisseldiensten werken
= _ Pontverkeer tijdens evenementen
= Prima dat er evenementen worden georganiseerd, maar zorg verdomme voor een goede
geluidsisolatie!
"Stel een lagere maximale norm in voor geluid. Twee weken geleden nog wordt er gemeld
dat er in Nederland meer dan 1 miljoen mensen zijn met gehoorschade. Alleen dat bewijst
toch dat de huidige norm te hoog ligt, en is reden genoeg om daar iets aan te doen.
1 Suggestie: alleen rommelmarkten en kinderevenementen en evenementen die NIETS te
doen hebben met luide muziekfestivals en techno/house etc.
= Uitgebreidere uitleg of de festivals rekening houden met t milieu/ natuur en op welke
manier. Dit was bij DGTL heel bewust en positief gedaan. Maar ik heb het vermoeden dat de
meeste festivals hier niks aan doen en ik vind dat de gemeente dit absoluut wel mag gaan
eisen. zeker als in ons gebied qua bouwbestemming hier wel rekening mee gehouden moet
worden.
= Vervoer ondergaat al genoeg hinder door de werkzaamheden op de Klaprozenweg, om dan
voor een evenement nog meer restricties op te leggen gaat te ver
= __ Volgens mij werkt ndsm in de huidige hoedanigheid prima met de omgeving. Gevarieerd en
open. Verrijking van de stad!
= __ Voor mij is het grote verschil wat betreft geluidsoverlast tussen, ben ik bezig dat heb ik
nergens last van maar wil ik slapen dat moet het stil zijn en vind ik muziek en dan met name
de bas vreselijk. Slapen lukt dan niet. En ik heb wisseldiensten.
= _ Voor muziekevenementen zijn schitterende professionele locaties zoals Ziggo Dome, AFAS
Live, Evenemententerrein Walibi Flevo, overige evenemententerreinen die speciaal zijn voor
festivals.
= __ Voor Noord specifieker over de Pont. Dat is de grootste bron van ergernis voor velen
= Vooral het door merg en been gaan van basgeluiden van evenementen is steeds erger. Ik
hoop dat daar iets aan gedaan wordt.
= _ Vragenlijst nu vooral ingestoken op geluid. Zelf vind ik bereikbaarheid ook belangrijk, zeker
op de NDSM waar de bewoners afhankelijk zijn van de veerponten en bij evenementen vaak
een knelpunt zijn.
= _ Waarom worden de evenementen niet in een hal gehouden? Het kan toch niet zo zijn dat wij
weekenden niet in onze tuin kunnen zitten vanwege de geluidsoverlast.
= _ Wanneer wordt de overlast gevende horeca op de NDSM eens aangepakt?
= _Watikaleerder heb genoemd: er worden geen vragen gesteld over de bereikbaarheid. Als
wij noorderlingen naar de stad moeten voor ons werk dan geven de evenementen in zoverre
overlast dat we de pont niet opkomen, of met veel dringen, om op tijd op je werk te komen.
Dat is tegenwoordig een dagelijks probleem maar met evenementen helemaal.
42
| Omwonenden over evenementen op het NDSM-terrein
= _ Weinig overlast van de festivals in het algemeen. Wij vinden echter zeer storend dat de
bereikbaarheid (pont) slecht is op deze momenten. Het feit dat de bewoners verboden wordt
om de fiets mee te nemen vind ik kwalijk. De organisatoren dwingen om zelf pontvervoer te
regelen is volgens mij een oplossing, of een hoog frequente verbinding van de
Westerdoksdijk en dan lopen van/naar CS.
= Wij vluchten soms het huis uit bij grote evenementen. Fijn een hotelletje in den landen. Maar
dat komt voort uit overlast. Wellicht iets om op te nemen in vw vragenlijsten.
= __ Wij wonen in een gebied tussen de ndsm-werf en het Twiske waardoor wij vanaf maart
ingesloten zitten tussen de evenementen met veel geluidsoverlast tussen maart en oktober.
Bovendien wordt er door de gemeente nooit opgenomen als je hierover belt met 14-020. De
gemeente is hier onbetrouwbaar in en geeft niets om haar inwoners. Alleen maar interesse
in zoveel mogelijk geld verdienen aan zo veel mogelijk drank en herrie
= __ Wonen in Amsterdam geeft gelukkig leven en geluid. Als de aankondigingen worden
nageleefd weet precies waar je aan toe bent. Het geluid is wel enigszins afhankelijk van de
wind richting.
= Zaken die niet in het onderzoek belicht werden maar wel ter zake doen: -de afterparty's zijn
ook vaak bijzonder hinderlijk (ze gaan vaak tot de ochtend door) - het gaat niet alleen over
het volume/geluidsniveau; met name de bass fregventie/trillingen zijn hinderlijk! - de begin-
en eindtijd van de evenementen
= ze moeten een keer stoppen met doordeweeks om 07.30 uur te gaan heien c.q. bouwen met
geluid en hoe het waait ligt ook aan de geluidsnorm
= _ zeker bij meerdaagse festival overlast ook van vervuiling, drinkende mensen,
parkeeroverlast en mensen die blijven slapen. Zeer irritant is dat de bewoners niet de fiets
mee op de pont kunnen nemen. de gevaarlijke situatie bij de klaprozenweg. Dit is tijdens
verschillende bijeenkomsten al vaker geventileerd, ook door meerdere buren rond de
Krasseurstraat, maar wat er mee gedaan wordt?? Bar weinig volgens mij, bewijs het
tegendeel! @!
= _Zieeerste opmerking: ga regelen dat bewoners uit Noord voorrang krijgen op de pont met
festivals, altijd hun fiets mee kunnen nemen, en niet geweigerd worden en om moeten
fietsen. Dat kan eenvoudig via de huisvuilpas als toegangs- c.q. voorrangsbewijs te hanteren.
Wanner dit geregeld wordt zal het draagvlak voor evenementen en andere activiteiten op de
ndsm werf niet afkalven, en dat gebeurt nu echt.
= Zonder overlast heb je ook geen negatieve gevoelens, dat kon je niet invullen
= Zorg voor betere parkeerplekken, niet in woonwijk. zorg ervoor dat mensen hun vuil kwijt
kunnen, alle ondergrondse containers in de wijk zijn met passen (als enige in de stad) en
verder geen mogelijkheid tot weggooien van verpakkingen.
43
Bezoekadres:
De Oudezijds Voorburgwal 300
1012 GL Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek [| _ Postbus 658
1000 AR Amsterdam
www.ois.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 44 | test |
N Gemeente Amsterdam
es Stadsdeel Amsterdam-Noord
% ing.
% Vergadering: 723
% Agenda : 1639
Datum ‚31 okt. 2012
CONCEPT-AGENDA
Openbare vergadering van de deelraad
Amsterdam Stadsdeel Noord
woensdag 31 oktober 2012
in de raadzaal van het Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000
aanvang 20.00 uur
Agendapunt Nadere informatie Regunr. |
PROCEDUREEL
1) opening
6)_ Mondelinge vragen vagenerantofiegienensanode | |
7) Aanwijzen leden commissie voor de ingevolge art. 5:2 RvO worden de leden door
geloofsbrieven de raadsvoorzitter aangewezen
8) Rapportage commissie voor de
geloofsbrieven tb.v. agendapunt 9 en 10
9) Toelating en beëdiging waarnemer VVD,
mevr. E. Groot 5955
10) Toelating en beëdiging waarnemer VVD,
dhr. M.C. Harlaar 554
11) Toelating en beëdiging waarnemer On
GroenLinks, dhr. B.W. van Bemmel Onder voorbehoud aanwezigheid stukken
12) Toelating en beëdiging waarnemer
GroenLinks, dhr. R.J. Luijnenburg Onder voorbehoud aanwezigheid stukken
BELEIDSVOORSTELLEN
13) Gemeenschappelijke regeling
Recreatieschap Twiske-Waterland 5500
ALGEMEEN
Volg de raadsvergadering live via internet op www.noord.amsterdam.nl/deelraad of op hitp://noord.raadsinformatie.nl
| Agenda | 1 | discard |
Gemeente
X Amsterdam
% Zuidoost
Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost
Datum » donderdag 8 oktober 2020
Aanvang : 19.00 UUr
Locatie : video vergaderen
Voorzitter : Wim van der Kamp
Secretaris : Rinze van Opstal
Agenda
1. Opening en vaststellen agenda 19.00
2. Mededelingen 19.05
3. Vaststellen (concept) Besluitenlijst 24 september 2020 19.10
4. Ingekomen stukken 19.15
5. Bewoners aan het woord 19.20
Adviezen (gevraagd)
6. a. Samenvoeging Driemond in stadsgebied Weesp (vaststellen) 19.30
b. Concept Vestigingsbeleid Datacenters Amsterdam 2020 — 2030: 19:40
Amsterdam Duurzaam Digitaal (vaststellen)
c. Verkenningskansen Venserpolder (vaststellen) 20:50
d. Ontwerpbestemmingsplan Drostenburg-Dubbelink Venserpolder 20.00
(bespreken)
e. Aanpassing welstandsnota Vreeswijkpad (bespreken) 20.30
f. Aanscherping milieuzone autobussen en vrachtauto's per 2022 (bespreken) 21.00
Adviezen (ongevraagd)
g. Blauwe Zone D-buurt (bespreken) 21.30
7. Rondvraag en Sluiting 22.00
Stukken ter kennisname
e _Toezeggingenlijst
| Agenda | 1 | discard |
Bezoekadres
> Gemeente b
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 19 februari 2021
Behandeld door OOV
Onderwerp Reactie op motie 777 van de heren N.T. Bakker, Van Renssen, Kat en Van Schijndel
inzake het bestemmingsplan De Pijp (mengformules).
Geachte raadsleden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 26-09-2018 heeft uw raad bij de behandeling van het
bestemmingsplan De Pijp motie 777 van raadsleden Bakker, Van Renssen, Kat en Van Schijndel
aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
e Eenstadsbrede evaluatie te doen van het beleid omtrent mengformules waarbij
onderzocht wordt of mengformules daadwerkelijk bijdragen aan de overlevingskansen
van winkels of dat het vooral leidt tot ongewenste toeristische- en horeca-activiteiten en
hierbij mede te onderzoeken welk percentage of grootte voor mengformules het meest
wenselijk is en zo mogelijk het horecabeleid stadsbreed hierop aan te (laten) passen.
Ter voorbereiding op het nieuwe stedelijk beleidskader horeca en terrassen is in 2019 is een
stadsbrede evaluatie vitgevoerd. Begin 2020 is tevens een onderzoek uitgevoerd naar
detailhandel met mengformules in de Pijp, mede ter verdere onderbouwing van het beleidskader.
Omdat het beleidskader nog in ontwikkeling is, is ervoor gekozen om u separaat te informeren
over de wijze waarop deze motie deels is uitgevoerd en hoe hieraan verder vervolg wordt gegeven.
Mengformule
Van een mengformule is sprake wanneer een zaak niet horeca als hoofdbestemming heeft, maar
detailhandel of consumentverzorgende dienstverlening en toch tegen betaling etenswaren en/of
alcoholvrije drank verstrekt voor gebruik ter plaatse.
Omdat mengformules een bijdrage kunnen leveren aan het vestigingsklimaat voor ondernemers
zijn ze op grond van het bestemmingsplan toegestaan. Voorwaarde hiervoor is dat de horeca-
activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit (de exacte regels hiervoor verschillen per
stadsdeel).
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 19 februari 2021
Pagina 2 van 3
Belangrijkste uitkomsten stadsbrede evaluatie
Ondergeschikte horeca-activiteiten zijn door de burgemeester onder voorwaarden (zoals horeca
max. 20% van de oppervlakte) vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht die geldt op grond
van de Algemene Plaatselijke Verordening. Omdat er geen vergunning of melding nodig is om een
mengformule te starten is het lastig te achterhalen waar deze mengformules zich precies
bevinden.
De problematiek rondom mengformules zit voornamelijk in de combinatie van winkels die vooral
eten verkopen en een mengformule hebben. Dit zorgt voor de volgende knelpunten:
e _ Onderscheid horeca/retail is lastig te maken
e Overlast afhaal/bezorgzaken met mengformule
Horecaondernemers moeten voldoen aan veel eisen, op basis van (landelijke) wet- en regelgeving.
Controle hiervan is goed realiseerbaar omdat deze ondernemers bekend zijn bij de verschillende
toezichthoudende instanties. Daarnaast zijn er voor die doelgroep specifieke
informatiedocumenten beschikbaar met voorlichting. Ondernemers die zich primair richten op
detailhandel of dienstverlening en horeca-activiteiten als ondergeschikte activiteit vitvoeren zijn
niet altijd goed geïnformeerd over de eisen waaraan zij moeten voldoen vanuit wet- en
regelgeving. Dit kan leiden tot onveilige sitvaties (bijvoorbeeld brand onveilige situaties) en
overlast (bijvoorbeeld geuroverlast). Ook kan dit leiden tot oneerlijke concurrentie doordat
locaties met een horecabestemming over het algemeen duurder zijn.
Specifiek voor de overlast met betrekking tot afhaal en bezorging geldt dat er een aantrekkende
werking uitgaat van de horeca-activiteiten waardoor er meer verkeersbewegingen zijn.
Daarnaast is toezicht een probleem. De geldende voorwaarden geven geregeld aanleiding tot
discussie. Voor toezichthouders is het een lastige kwestie: want wanneer is sprake van een bakker
met ondergeschikte horeca als mengformule en wanneer is sprake van een lunchroom?
Wanneer niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor een mengformule, dan is er in
feite sprake van illegale horeca, en kan er op grond van het bestemmingsplan en/of de APV
gehandhaafd worden.
Belangrijkste uitkomsten onderzoek “detailhandel met horeca in twee deelgebieden in Zuid”
In het onderzoek naar mengformules in de Pijp is onder meer gebruik gemaakt van een
pandsgewijze inventarisatie in de Van Woustraat en de straten van het Gerard Douplein tot Van
der Helstplein. Belangrijkste vitkomsten uit het onderzoek:
-_ Eris veel verschil tussen hoe ondernemers zich houden aan de voorwaarden van
mengformules. Dit varieert van volledig voldoen tot illegale horeca.
-_Uit de inventarisatie komen een aantal zaken naar voren met een duidelijke horeca-
uitstraling, die binnen het bestemmingsplan geen horeca aanduiding hebben.
-_ Onduidelijkheid over waar de mengformules zijn gevestigd in combinatie met
interpretatiemogelijkheden bij voorwaarden voor mengformules vraagt veel capaciteit
van handhavers, zowel voor constateringen als juridische opvolging.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden passende maatregelen getroffen en vindt waar
nodig handhaving plaats.
Gemeente Amsterdam Datum 19 februari 2021
Pagina 3 van 3
Verder staaft de vitkomst van het onderzoek “detailhandel met horeca in de Pijp” de uitkomsten
van de stadsbrede evaluatie.
Vervolg
De uitkomsten van de evaluatie en het onderzoek geven aanleiding tot het herzien van de
geldende voorwaarden voor mengformules. De uitwerking daarvan krijgt een plaats in het nieuwe
stedelijk beleidskader horeca en terrassen waarbij expliciet aandacht is voor de handhaafbaarheid.
De verschillende voorwaarden per stadsdeel worden geüniformeerd. Specifieke regelingen die
door stadsdelen in bestemmingsplannen zijn opgenomen worden meegenomen in een
overgangsregeling. Het beleidskader kunt u ultimo zomer 2021 verwachten.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
} N / 5 Ee mn
Femke Halsema
Burgemeester
| Motie | 3 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 17 oktober 2023
Portefeuille(s) volkshuisvesting
Portefeuillehouder(s): _ Zita Pels
Behandeld door Directie Wonen, [email protected]
Onderwerp Afhandeling motie 450.23 ‘Verbeter de verhuisregelingen’ van het lid Aslami
(D66)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 19-07-2023 heeft uw raad bij de behandeling van punt
6. Vaststellen van de Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting (AAV) motie 450.23 van raadslid
Aslami van D66 aangenomen. Daarin wordt het college gevraagd om:
1) Te onderzoeken hoe de gemeente en woningbouwcorporaties meer flexibiliteit kunnen
geven in het aanmeldingsproces aan Amsterdammers die in aanmerking kunnen komen
voor Van ‘Groot Naar Beter’ of Van Hoog Naar Laag’. Hierbij te kijken naar onder andere:
a) De mogelijkheid tot het fysiek aanleveren van documenten;
b) Eenlatere deadline om documenten aan te leveren;
c) Meer bezichtigingsmogelijkheden.
2) Te onderzoeken hoe de verhuissubsidieregelingen vaker benut kunnen worden door o.a.
te kijken naar de redenen voor onderbesteding en de hoogte van de verhuispremie.
3) Te onderzoeken hoe de voorwaarden van de voorrangsregeling op woningnet minder
rigide kunnen worden, waardoor meer mensen zich willen en kunnen aanmelden. Hierbij
te kijken naar onder andere:
a) Hetwegnemen van de kamereis als aan de vierkante-meter-eis wordt voldaan;
b) Het oprekken van de maximale vierkante-meter-eis wanneer, bijvoorbeeld, een XL
(GO vanaf 101 m?) of L-woning (GO vanaf 82 m2) wordt achtergelaten;
c) De fysieke en mentale gesteldheid van bewoners die gebruik willen maken van de van
Hoog naar Laagregeling in plaats van sec de trappeneis;
4) Met corporaties in gesprek te gaan over het opzetten van voorlichtingscampagne over
verhuisregelingen voor potentiële doorstromers in Amsterdam;
5) De hulp in te schakelen van etnische zelforganisaties en religieuze instellingen om de
verhuisregelingen beter bekend te maken onder Amsterdammers met een
migratieachtergrond;
6) Om inhet kader van de samenwerkingsafspraken aan de corporaties voor te stellen
gezamenlijk te onderzoeken hoe de verhuisregelingen verder verbeterd en aantrekkelijker
gemaakt kan worden voor bewoners en de resultaten terug te koppelen aan de raad.
Het college geeft als volgt vitvoering aan de motie:
Het college zal de regelingen Van Groot Naar Beter’ en ‘Van Hoog Naar Laag’ samen met de
corporaties evalveren op de voorwaarden en de resultaten . Het college zal de raadscommissie op
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 17 oktober 2023
Pagina 2 van 2
de hoogte houden van de voortgang hiervan. De evaluatie van de verhuisregelingen komt dan ook
op de termijnagenda te staan.
1) Gemeente en corporaties zullen onderzoeken, hoe beide regelingen vaker kunnen worden
benut door aanpassing van het aanmeldproces om zo de doorstroming te vergroten.
Flexibilisering zal daar onderdeel van gaan uitmaken;
2) Het subsidiebudget voor de regeling Van Groot Naar Beter is door de jaren heen beter
benut en in 2022 volledig besteed. Het veranderen van de financiële tegemoetkoming,
zoals de subsidie ‘Van Groot Naar Beter’, en de effecten op de doorstroming worden
onderzocht;
3) De voorwaarden worden ook onder de loep genomen. Er wordt bekeken, welke
veranderingen van de voorwaarden tot een betere doorstroming kunnen leiden; daarbij
worden woonoppervlakte en sociaal medische aspecten meegenomen;
4) Het college ziet het nut om een uitgebreidere voorlichtingscampagne op te zetten en gaat
hierover in gesprek met de corporaties. In de AAV wordt dit ook als inzet geformuleerd;
5) Het college beschouwt het inschakelen van etnische en levensbeschouwelijke organisaties
in het voorstel als een ondersteuning van een van de gemeentelijke speerpunten van
ouderenhuisvesting. Het college werkt al op verschillende terreinen samen met
organisaties van Amsterdammers met een diverse achtergronden om goed in te spelen op
de wensen en behoeftes van ouderen vit de verschillende groepen. De betrokkenheid van
deze organisaties zal bij de voorlichting over deze regelingen Van Groot Naar Beter en
Van Hoog Naar Laag ook verder vorm gaan krijgen;
6) In de samenwerkingsafspraken met de corporaties wordt opgenomen om de regelingen te
evalueren en aanpassingsvoorstellen op te stellen.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Zita Pels
Wethouder Volkshuisvesting
Bijlagen
Motie 450.23 van lid Aslami (D66) ‘Verbeter de verhuisregelingen’
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
G emeente Bezoekadres
Plein'40'45 1
Amsterdam 1064 SW Amsterdam
Nieuw-West potas see
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
amsterdam.nl/nieuwwest
Voordracht en besluit D B-AB
Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036
Afdeling rve Ruimte en Duurzaamheid
Onderwerp
Starten aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument voor het object Osdorperweg 571
Portefeuille Cultuurhistorische Waarde
DB lid E. Bobeldijk
Gebied Sloten
Vergaderdatum DB 16 janvari 2018
Vergaderdata AB 31 januari 2018 voorbereidende commissie
7 februari 2018 algemeen bestuur
Agenderen College / n.v.t.
Gemeenteraad
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Bas Hamers
+31619263068
[email protected]
Ellen van Kessel
+31610853902
[email protected]
Pagina 1 van 5
Bezoekadres
Plein'40'45 1
1064 SW Amsterdam
Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
amsterdam.nl/nieuwwest
Datum 7 februari 2018
Onderwerp Starten aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument voor het object Osdorperweg 571
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit:
1. Kennis te nemen van de conceptmonumentbeschrijving van Monumenten en
Archeologie van het gebouw aan de Osdorperweg 571;
2. Kenniste nemen van het advies van de subcommissie Aanwijzing Monumenten van
de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit inzake het gebouw aan de Osdorperweg 571;
3. Inte stemmen met de concept voordracht aan het AB inzake de start van de
procedure tot aanwijzing gemeentelijk monument van het gebouw Osdorperweg
571.
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd 1. Kennis te nemen van de conceptmonumentbeschrijving van Monumenten en
Archeologie van het gebouw aan de Osdorperweg 571;
2. Kenniste nemen van het advies van de subcommissie Aanwijzing Monumenten van
de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit inzake het gebouw aan de Osdorperweg 571;
3. Inte stemmen met het starten van de procedure tot aanwijzing gemeentelijk
monument van het gebouw aan de Osdorperweg 571.
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West,
Mevrouw E‚J.M. Plasmeijer, de heer A. Baâdoud,
stadsdeelsecretaris voorzitter
Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036
Pagina 2 van 5
DB-AB
Bevoegdheid
In het Bevoegdhedenregister (bijlage 3 van de Verordening op de Bestuurscommissies) is
onder E.5 de bevoegdheid tot aanwijzen van gemeentelijke monumenten gedelegeerd aan
het Algemeen Bestuur. De afdeling Strategie en Beleid van Monumenten en Archeologie
van de gemeente Amsterdam (MenA) is verzocht om deze procedure te begeleiden.
Bestuurlijke achtergrond
e _Nota Cultuurhistorie Amsterdam Nieuw-West, Spelregels voor ruimtelijke
ontwikkeling (juni 2013)
Hierin wordt de meerwaarde van erfgoed bij gebiedsontwikkeling en het verankeren van of
inzetten van cultuurhistorie (bij stedelijke vernieuwing) beschreven, alsmede de middelen
die beschikbaar zijn voor de borging van erfgoed voor de volgende generaties. Eén van die
middelen is de aanwijzing als gemeentelijk monument.
e Erfgoedverordening Amsterdam (december 2015)
De Erfgoedverordening Amsterdam is op 16 december 2015 door de gemeenteraad
Amsterdam vastgesteld. De verordening beschermt de cultuurhistorische waarden binnen
de gemeente Amsterdam. In de Erfgoedverordening wordt onder meer het volgende
onderwerp geregeld: de aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Hierbij is de volgende
handleiding van toepassing:
e _ Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk
monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, met
selectiecriteria.
Onderbouwing besluit
Argumenten In de Cultuurhistorische Verkenning Nieuw-West worden potentiële gemeentelijke
monumenten genoemd, waaronder enkele boerderijen en woningen in het dorp Sloten. In
vervolg op de vorige tranche heeft Monumenten en Archeologie (hierna: MenA) op verzoek
van het Algemeen Bestuur van Nieuw-West een beschrijving opgesteld voor de boerderij
aan de Osdorperweg 571. Voor Osdorperweg 571 is tevens advies ingewonnen bij de
subcommissie Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna:
CRK). Dit advies is bij de beoordeling om al dan niet te starten betrokken. De CRK heeft
geadviseerd om de boerderij aan de Osdorperweg 571 aan te wijzen als gemeentelijk
monument. Voorgesteld wordt, gelet op onderstaande toelichting, om dit advies te volgen.
Start aanwijzing tot gemeentelijk monument voor Osdorperweg 571
MenA heeft in de redengevende beschrijving aangegeven dat Osdorperweg 571
cultuurhistorisch waardevol (hoge monumentwaarde) is als representatief voorbeeld van
een boerderij vit de tweede helft van de negentiende eeuw. Als één van de weinig bewaard
gebleven boerderijen langs de Osdorperweg herinnert de boerderij aan het agrarische
verleden van dit gebied.
Osdorperweg 571 is architectonisch, bouw- en gebruikshistorisch waardevol vanwege het
grotendeels nog oorspronkelijke casco en draagconstructie en de oorspronkelijke, de op
hoofdlijnen nog aanwezige ruimtelijke opzet van het complex (wagenschuur, woonhuis en
stalgedeelte) en de goed bewaard gebleven indeling van de voorgevel met authentieke
details (voordeur, schuurdeuren, stalraampjes, dakkapel).
De boerderij is van grote stedenbouwkundige waarde vanwege de ligging van het
langgerekte bouwvolume evenwijdig aan de Osdorperweg. De contouren van het
bouwvolume (eenlaags met schilddak) evenals de lange relatief gesloten gevel vormen een
belangrijk onderdeel van de gevelwand.
Registratienummer 55094 - 2017/INT/o1036
Pagina 3 van 5
De CRK heeft in navolging van de door MenA geconstateerde en hierboven genoemde
waarden geadviseerd om boerderij ‘Nooitgedacht’ aan de Osdorperweg 571 aan te wijzen
als gemeentelijk monument.
Risico's / neveneffecten Door een aanwijzing tot gemeentelijk monument worden de monumentale waarden van
een gebouw beschermd en zijn veranderingen aan het gebouw in veel gevallen
vergunningplichtig. Gebouwen die niet aangewezen zijn als gemeentelijk monument
kunnen in bepaalde gevallen zonder vergunning veranderd worden.
Maatschappelijke effecten
Selecteer de maatschappelijke LJJongeren aan het werk
effecten waar hetbesluitaan [Jeugd benut talent
bijdraagt L]Goed veiligheidsgevoel
MlPrettig wonen
(lledereen doet en telt mee
XlPrettig samenleven
L]Gezonde leefstijl
Maatschappelijke
effecten
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau Akkoord
Financiën Geen financiële gevolgen
Communicatie Eigenaren en overige direct belanghebbenden zullen om hun zienswijze worden gevraagd
over de voorgenomen aanwijzing van Osdorperweg 571.
Overige Advies CRK.
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Nee
Indien ja, dekking aanwezig?
Indien ja, welke
kostenplaats?
Toelichting
Voorlichting en communicatie
Eisen publicatie n.v.t.
Communicatiestappen n.v.t.
Uitkomsten inspraak
Eigenaren en overige direct belanghebbenden zullen om hun zienswijze worden gevraagd
over de voorgenomen aanwijzing van Osdorperweg 571.
Registratienummer 55094 -2017/INT/o1036
Pagina4 van 5
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
n.v.t.
Geheimhouding
Geheimhouding n.v.t.
Einde geheimhouding n.v.t.
Stukken
Meegestuurd
Ter inzage gelegd geen
Te verzenden stukken -_ Concept DB-AB flap;
-_ Bijlage 1: Monumentbeschrijving van MenA inzake Osdorperweg 571;
-__Bijlage 2: advies van de subcie. Aanwijzing Monumenten van de Commissie
Ruimtelijke Kwaliteit voor de adressen Osdorperweg 571.
Aangetekend versturen
Akkoord agendering
Datum voorbereidende staf Na een voorbereidend gesprek met de betrokken portefeuillehouder op 14 december 2017 is
deze voordracht voor de integrale staf van g januari 2018 geagendeerd.
Portefeuillehouder E. Bobeldijk
Portefeuillehouder akkoord? Ja
Verantwoordelijk manager R. vd. Camp
Manager akkoord? Ja
Besluit dagelijks bestuur
<Conform; conform met aanpassing; aangehouden. In te vullen door bestuursadviseur DB>
Registratienummer 55094 -2017/INT/o1036
Pagina 5 van 5
| Besluit | 5 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 520
Datum akkoord 28 juli
Publicatiedatum 8 augustus 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het toenmalige raadslid de heer J. Hoek van
13 maart 2014 inzake de wanbetalersregeling op grond van de Zorgverzekeringswet.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller:
Wie zijn ziektekostenpremie niet betaalt, komt na zes maanden terecht in de
wanbetalersregeling op grond van de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze
regeling int het College voor Zorgverzekeringen via een bronheffing de
standaardpremie, verhoogd met 30%. Die 30% is bedoeld als boete op het
wanbetalen. Het aantal wanbetalers stijgt, bleek in een uitzending van EenVandaag
van 3 maart 2014 (http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1401375).
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 13 maart 2014, namens de fractie
van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Kan het college aangeven hoeveel Amsterdammers in de wanbetalersregeling
zitten en welk bedrag aan boetes zijn per maand gezamenlijk betalen? Kan het
college aangeven hoe dit aantal zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Antwoord:
Het college heeft de gevraagde gegevens over 2014 nog niet ter beschikking.
Het aantal Amsterdammers in de wanbetalersregeling heeft zich de afgelopen
jaren als volgt ontwikkeld:
2010 : 15.000
2011 : 21.870
2012 : 21.670
2013 : 24.910
Wanbetalers betalen een bestuursrechtelijke premie die bestaat uit de door de
minister vastgestelde “Standaardpremie” en een boeteopslag van 30%. In 2013
bedroeg de bestuursrechtelijke premie € 160,12 per maand en was samengesteld
uit de Standaardpremie van £ 123,17 en de boeteopslag € 36,95.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Zo Gemeenteblad
Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 13 maart 2014
De 24.910 Amsterdammers in deze regeling betaalden maandelijks een bedrag
van € 920.424,5 aan boeteopslag (24.910 X € 36,95).
Omdat deze Amsterdammers voor hun basisverzekering de Standaardpremie
betalen in plaats van de gebruikelijke (collectieve) premie, zijn zij maandelijks ca.
€ 20,00 meer kwijt aan premie. Daarmee is voor 24.910 Amsterdammers een
bedrag van € 498.200 gemoeid (24.910 X € 20,00).
2. Is het college het met vragensteller eens dat in het overgrote deel van de gevallen
het niet betalen van ziektekostenpremie het gevolg is van onvermogen en niet
van onwil, zodat het opleggen van een boete in die gevallen niet alleen ineffectief
is, maar ook onrechtvaardig? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het college is het er niet mee eens dat in het overgrote deel van de gevallen het
niet betalen van zorgpremie het gevolg is van onvermogen, omdat bij aanvang
van de Zorgverzekeringswet in 2006 mensen met lage inkomens volledig zijn
gecompenseerd voor de te betalen premie door een netto verhoging van
inkomens en uitkeringen en de invoering van de Zorgtoeslag.
Het college vindt het instrument van de boete ineffectief omdat daarmee de
gestelde doelen, wanbetalers bewegen een regeling voor de achterstand te
treffen en weer premie te gaan betalen, niet bereikt worden.
Het college heeft er begrip voor dat in sommige situaties deze maatregel als
onrechtvaardig wordt ervaren.
3. Is het college het met vragensteller eens dat met het opleggen van deze boete
het schulden- of financiële probleem van betrokkene alleen maar wordt vergroot,
zodat daarmee de gemeentelijke inspanningen om de schulden- of financiële
problemen van betrokken op te lossen worden gefrustreerd? Kan het college
het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het college is het er mee eens dat de wanbetalersregeling de financiële
problemen vergroot in situaties waar er geen schuldregeling wordt getroffen.
Voor het treffen van een schuldregeling is ook de medewerking van de
wanbetaler nodig. Gebleken is dat die medewerking lastig te krijgen is, ook als
wanbetalers daartoe worden uitgenodigd. Om die reden is door de Dienst Werk
en Inkomen in overleg met Zorginstituut Nederland (voorheen CVZ) en Agis
gekozen voor een meer rigoureuze aanpak waarbij voor wanbetalers met een
DWI uitkering een standaard schuldregeling wordt getroffen die het mogelijk
maakt de betreffende wanbetalers uit het wanbetalersregime te halen.
Met deze regeling wordt de premieachterstand in maximaal 36 termijnen
afgelost. Een overblijvend restant wordt kwijtgescholden. Wanbetalers die hier
niet aan wensen mee te werken kunnen dat aangeven.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Zo Gemeenteblad
Datum 8 augustus 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 13 maart 2014
4. Is het college bereid zich er voor in te zetten dat de boete op het niet betalen van
de ziektekostenpremie wordt afgeschaft? Kan het college het antwoord
toelichten?
5. Is het college het met vragensteller eens dat de opbrengsten van de boete,
zolang deze niet is afgeschaft, op enigerlei wijze ten goede zou moeten komen
aan het oplossen van schuldenproblematiek? Zo ja, is het college bereid een
dergelijke aanwending van de geïnde boetes te bepleiten bij het kabinet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord vragen 4 en 5:
Het college heeft meermaals door middel van lobbybrieven bepleit de
wanbetalersmaatregelen zodanig in te richten dat die, anders dan u het geval is,
de wanbetalers zicht op een oplossing geven. Afschaffen van de
wanbetalersregeling is niet haalbaar. Met de nieuwe aanpak zoals bij het
antwoord op vraag 3 geschetst, wordt wel bereikt dat een deel van het
boetebedrag wordt gebruikt ter aflossing van de premieachterstand. Deze aanpak
zal nog verder uitgewerkt worden.
Mede tengevolge van de landelijke lobby is er een wetsvoorstel “Verbetering
wanbetalersmaatregelen” aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat beoogt
zorgverzekeraars een grotere rol en meer verantwoordelijkheid te geven bij het
voorkomen van wanbetaling.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
Groenadvies
Amsterdam bv
IEPZIEKTE IN HET W.H. VLIEGENBOS
Oorzaken, bestrijding en toekomstvisie
IEPZIEKTE IN HET W.H. VLIEGENBOS
Oorzaken, bestrijding en toekomstvisie
Opdrachtgever:
Gemeente Amsterdam
Mevrouw J. Bijleveld
Projectnummer : P20177
Datum : 8 juli 2020
Projectleider : P.M.A. van der Wielen
Controle : B. Stoffer
Paraaf :
8
Groenadvies
Amsterdam bv
Postbus 36233
1020 ME AMSTERDAM
Telefoon: 06-50523935
E-mail: info @groenadviesamsterdam.nl
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
INHOUDSOPGAVE:
21 Situatie Vliegenbos … … nnen eneen ennen enerenneer eneen eneeenerenneen ennen eenereneee ennen Á
2.2 Resultaten telling feromoonvallen … nnen enne ennene er enneneerenneneevenneenveennene eenen à
3.1 Opzet zoekactie … … nnn nnee ennen eneerenneenenneerennennneereneen anneer serenveeeneen nen D
3.2 Resultaten zoekactie in het bos … nnn nnennneneneneneneneneneneneneneneneeenenenenenen eneen Ò
3.3 Beoordeling haarden … … nnee neer ennenernennenernenneeer vennen rvennenervennenenenneneeennn Ô
3.4 Beoordeling werkwijze aannemer … nuon enneenenenveerenenve er eneen ennen ennn Â
3.5 Resultaten zoekactie buiten het bos … …………….…..nnnnsnnennnnnenenenenenenenenenenenenenenenen enen en enen Ô
4 CONCLUSIES EN ADVIEZEN nn eeeeneenneneenennneneeenseneeersenrvereeeerennennenenenn. ÎÛ
41 Conclusie … nennen enen enenee eenn neenennennnensnenreneenenenersereneneenevennrnvnereneenevenenenenen ÎÛ
4.2 A |
4,3 Hoe nu verder? … …….....nnnnsnnenenenerer enen eneneene eenen veen en veen vere neve vereen veen ve verevenen nnen vennen ÎÎ
Dit product van Groenadvies Amsterdam BV mag alleen geheel of gedeeltelijk worden vermenigvuldigd, openbaar
gemaakt of ter beschikking van derden worden gesteld, na toestemming van Groenadvies Amsterdam BV en met
bronvermelding.
8 juli 2020 Pagina 2 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
1 AANLEIDING
55
Begin juni 2020 werd in het W.H. Vliegenbos in Amsterdam Noord
teus een voor Amsterdamse begrippen ongekende uitbraak van iepziekte
vastgesteld. Op vijf locaties werden 1 tot 15 zieke iepen vastgesteld.
uien In combinatie met de benodigde bufferzone, heeft dit geleid tot een
(D verlies van 70 iepen. Ook elders in de stad werden meerdere
8 G) : ne .
opvallende uitbraken geconstateerd. Om dit in perspectief te
plaatsen; in 2019 werden in de gehele stad circa 100 iepen gerooid.
Er is daarom een plan opgesteld om deze uitbraak onder controle te
GC krijgen, om de oorzaak/zaken te achterhalen en adviezen op te
DJ stellen om dergelijke uitbraken in de toekomst te voorkomen.
Er is gestart met het ophangen van twee extra feromoonvallen
EEEN direct buiten het Vliegenbos. Samen met twee andere, al langere
NE oET an tijd daar aanwezige vallen, zijn deze een week later geïnspecteerd
REGISTER VAN waarbij het aantal iepenspintkevers is geteld.
TAXATEURS
De volgende stap was een grondige zoekactie in het gehele
Vliegenbos waarbij gericht is gezocht naar (potentiële)
broedhaarden zoals dode bomen, achtergebleven iepenhout na
le snoei- en dunningswerkzaamheden en opnieuw uitlopende stobben.
Daarbij zijn ook aftakelende bomen die op korte termijn een risico
ne zouden kunnen vormen als broedboom, gemarkeerd. Daarbij zijn
ook de huidige haarden en de werkwijze van de aannemers
beoordeeld. Helaas bleek een aantal van deze haarden al
grotendeels geveld waardoor niet overal een goede indruk van de
IS uitbraak op die locatie kon worden verkregen.
ben elnn In de tussentijd heeft de gemeente Amsterdam brieven verspreid
onder de bewoners rond het Vliegenbos met het verzoek om open
sene haardhout (één van de meest voorkomende bronnen van de
ZZ a SO, 7 .
verspreiding van iepziekte) te melden bij de toezichthouders van
Spe Noord.
Aanvullend daarop is in een 500 meter brede zone rond het bos een
zoekactie uitgevoerd om dergelijke partijen open haardhout op te
en sporen. Deze is gezamenlijk met één van de toezichthouders van
4E de gemeente uitgevoerd.
b,
- Op 3 juni is er een rondgang geweest door het bos met de
toezichthouder, de voormalige groenbeheerder van het stadsdeel,
Oane de Bomenconsulent van de gemeente Amsterdam en een aantal
FANGEDEK BOMEN, andere belanghebbenden.
para @
INSPECTEUR
BOMEN
8 juli 2020 Pagina 3 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
Sinds de jaren '80 van de vorige eeuw hangt er een raster aan feromoonvallen over de gehele
stad. Dit raster bestaat nu uit 66 vallen. Deze vallen zijn bedoeld voor de monitoring van het
verloop van de populaties van de drie soorten iepenspintkevers (deze kevertjes verspreiden de
iepziekte) en voor de opsporing van broedhaarden.
De vallen zelf bestaan uit een aluminium plaat van 30x30 cm, besmeerd met een niet-drogende
lijm. Op deze plaat wordt een buisje met feromonen bevestigd. Dit feromoon bestaat uit een mix
van stoffen die beide geslachten van de iepenspintkevers uitscheiden om elkaar te lokken,
aangevuld met de kenmerkende iepengeur. Door de langzame verdamping van het feromoon
komen de lokstoffen vrij die de kevers moet aantrekken. De kevers vliegen op de val en raken
verstrikt in de lijm.
2.1 Situatie Vliegenbos
In het bestaande raster hangen nabij het Vliegenbos twee feromoonvallen; één ten noorden
ervan aan de Wervershoofstraat en de tweede aan de Meeuwenlaan.
Op 29 mei zijn twee extra vallen geplaatst nabij het Vliegenbos. Eén aan de westelijke zijde van
het bos bij de toegangsweg naar de camping in het bos en één aan de zuidzijde aan de G.J.
Ketjenweg nabij het volkstuinencomplex Buitenzorg.
Op 5 juni zijn de iepenspintkevers op deze vier vallen geteld. Voor de interpretatie van de
vangsten op deze vallen is de grenswaarde van 80 kevers bepaald. Indien na een periode van
twee maanden met gemiddeld zomerweer meer dan 80 kevers worden gevangen, is de
verwachting dat in de directe omgeving van deze val een broedhaard aanwezig is. De
bestaande vallen hebben circa zes weken gehangen, de nieuwe één week.
2.2 Resultaten telling feromoonvallen
Zoals aangegeven zijn de kevers op de vallen op 5 juni geteld. De resultaten staan in
onderstaande tabel. De bovenste twee zijn de al langere tijd aanwezige vallen en de twee
onderste zijn de week ervoor geplaatst.
Aantal iepenspintkevers
Wervershoofstraat kruising kleine Diestraat
Meeuwenlaan kruising Nachtegaalstraat
G.J. Ketjenweg (nieuw
Vergeleken met de aantallen uit de voorjaren van 2018 en 2019 is het aantal kevers op de
eerste twee vallen vergelijkbaar met de huidige vangsten. Voor de recent geplaatste vallen
ontbreekt vanzelfsprekend deze vergelijking maar als we de nu getelde aantallen extrapoleren
over de gehele periode dat ze normaliter zouden hangen, grofweg 15 april — 15 juli, komen ze
op 720 en 240 kevers. En dus vér boven de grenswaarde van 80 kevers. Er moeten dus in
en/of buiten het bos meerdere broedhaarden zijn.
8 juli 2020 Pagina 4 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
3.1 Opzet zoekactie
Het gehele bos is verspreid over acht dagen lopend per vak doorkruist. Daarbij is zodanig
gelopen dat telkens een strook van 10 meter aan weerszijden bekeken kon worden. Daar waar
veel hout lag of de ondergroei dichter was, lagen de trajecten dichter bijeen. Voor de grotere
vakken waren dan ook meerdere trajecten noodzakelijk.
Alle voor iepziekte relevante objecten (dode bomen, opnieuw uitlopende stobben, iepenhout)
werden met gele verf gemarkeerd en op kaart ingetekend. Aanvullend werden iepen die
duidelijk aftakelden en binnen twee jaar een risico zouden gaan vormen om een broedboom* te
worden, op dezelfde manier gemarkeerd en ingetekend.
* Een broedboom of broedhout is een zieke of dode iep of open haardhout waarin voortplanting van de iepenspintkever
plaatsvindt. Na het uitvliegen van de kevers verspreiden zij de schimmel naar gezonde iepen waarna deze ziek kunnen
worden. lepziektebestrijding hangt vooral op het voorkomen dan wel het zo spoedig mogelijk onschadelijk maken van
dergelijke haarden.
3.2 Resultaten zoekactie in het bos
In de dagen voor de zoekactie werden door de toezichthouders een aantal zieke iepen
aangetroffen en gemarkeerd. Daarbij zijn ook in een strook rond de zieke bomen extra bomen
als te verwijderen gemarkeerd om zo een bufferzone te creëren.
Tijdens de zoekactie werden aanvullend nog eens 23 zieke iepen aangetroffen. Deze
varieerden in diameter van 5 tot 90 cm. De gemiddelde stamdiameter was circa 50 cm. Deze
bomen stonden verspreid over negen locaties. Deze zijn op onderstaande kaart met een
blauwe ster aangegeven.
ee E
NN av OD
2e
&
in rood de door de gemeente gemerkte locaties met iepziekte. In blauw de extra locaties. De kleinste ster
staat voor 1 boom, het middenformaat voor twee bomen en het grootste formaat voor 6 tot 15 bomen.
Naast deze zieke iepen werden vier dode iepen aangetroffen. Eén daarvan was recent als
gevolg van lichtgebrek afgestorven en circa 7 cm dik. De overige dode diepen waren 40 tot 50
cm dik. Deze waren alle al in 2018 of 2019 afgestorven. In minimaal twee daarvan was broed
aanwezig, één boom is geveld voordat dit gecontroleerd kon worden.
8 juli 2020 Pagina 5 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
Twee iepen, één in het bos en één bij een woonboot, waren zodanig ver afgetakeld dat we
verwachten dat ze nog dit jaar als broedboom zouden kunnen gaan dienen. Ze zijn daarom als
preventief te verwijderen aangemerkt.
Verspreid door het gehele bos werden meer dan 10 stobben aangetroffen die bij het vellen
toentertijd niet goed zijn behandeld. Als gevolg daarvan kan de iepziekteschimmel in deze
stobben en hun wortelgestel overleven. Dit vergroot het risico op wortelcontact. Tevens kan er
een cyclus ontstaan waarbij vanuit de stobben jonge boompjes tot ontwikkeling komen,
afsterven en dan weer elders uit de stobben uitlopen. Dit fenomeen is bijvoorbeeld langs
snelwegen in het oosten van het land en in Duitsland op veel plekken zichtbaar.
Í a £ AE ie, en Je Re aid en je } 4
ANRA CR NL eb B, ie
ee ETEN NT en Ee RD e 5 En
SE aa EE
Niet geschild deel stobbe Door bewoner afvoeren van een stuk (geschild)
iepenhout
Als laatste werd op meerdere locaties iepenhout in het bos aangetroffen. Dit hout was daar op
meerdere manieren beland:
> Op twee plekken werden recent uit bomen gebroken takken gevonden. Het ging om
takken van 5 en 25 cm diameter.
> Een deel was bij dunningen achtergebleven. Ze waren voor essen aangezien en
derhalve niet onschadelijk gemaakt. Het ging om circa 12 stammetjes tot 15 cm
diameter op drie plekken in het bos.
> Nabij een recent gekandelaberde boom werd een blok iepenhout gevonden. Deze was
blijkbaar vergeten bij het opruimen.
> Op locaties waar eerder iepen waren gerooid werd tussen populierenhout een kleine
hoeveelheid iepenhout aangetroffen.
3.3 Beoordeling haarden
Bij aanvang van het project werd aangegeven dat de locaties met de uitbraakhaarden alle
nieuw waren en dus veroorzaakt moesten zijn door rijpingsvraat door iepenspintkevers.
Bij het beoordelen van de diverse haarden bleek dit echter niet het geval. Van de vijf
oorspronkelijke haarden, met rode cirkels aangegeven op onderstaande kaart, bleek er slechts
één met zekerheid veroorzaakt door rijpingsvraat. Dat betreft de meest linkse locatie, een
tweestammige iep in het gazon, nét buiten het bos.
8 juli 2020 Pagina 6 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
o ce:
> W.H. VLIEGENBOS
YT
Nr
&
In rood de eerst bekende uitbraaklocaties op 28 mei
Bij de andere locaties zijn of in het verleden al zieke iepen verwijderd of zijn in voorgaande
jaren bij de inspecties vanuit de afdeling beheer zieke iepen gemist. We bespreken kort de
diverse haarden en wat, ons inziens, de oorzaak van de haard is.
Bij de haard midden-onder is met zekerheid sprake van wortelcontact. In het verleden zijn hier
eerder zieke iepen verwijderd.
Bij de haard midden-boven was de boom al geveld voor onze inspectie. De eerste waarnemers
troffen daar een dode boom aan waarin zij geen sporen van iepziekte konden vinden. Omdat bij
de huidige inspectie bleek dat de dichtstbijzijnde grote iep inmiddels ook ziek is, achten wij de
kans dat deze eerste boom niet door iepziekte is afgestorven, verwaarloosbaar. Er was hier dan
sprake van wortelcontact.
Rechts bovenaan zijn bij de eerste inspectie twee groepen zieke iepen aangetroffen. Delen van
beide groepen waren al geveld voor onze inspectie begon waardoor de situatie niet volledig
beoordeeld kon worden.
Volgens een mededeling van de zaagploeg stond in de rechter groep minimaal één dode iep.
Deze moet dus al in 2018 of 2019 besmet zijn geraakt. Helaas is bij het vellen niet bekeken of
de kenmerkende patronen van de iepenspintkevers zichtbaar waren. Ook was in de linker groep
op basis van de mate van verkleuring in de kroon duidelijk dat er sprake was van zowel oudere
als recentere aantastingen. Een deel van de bomen moet al in 2019 aangetast zijn.
Van de nieuw ontdekte haarden geldt dat meerdere hoogstwaarschijnlijk het gevolg zijn van
keveraantastingen. Dat geldt met name voor de iepen aan de oostelijke zijde van het bos.
Overigens zijn meerdere daarvan al in 2018 of 2019 besmet geraakt maar niet opgemerkt. Er is
in twee gevallen daarna broed ontstaan waardoor rond deze locaties weer nieuwe iepen ziek
werden.
3.4 Beoordeling werkwijze aannemer
Gedurende de zoekactie in het bos is meermaals gekeken bij de op dat moment gaande zijnde
zaagactiviteiten. Tevens is gekeken op de locaties waar de werkzaamheden al waren afgerond.
Daarbij troffen we enkele tekortkomingen:
> Niet alle stobben waren conform de richtlijnen afgewerkt. De meeste waren te hoog en
in meerdere gevallen was de bast niet overal volledig afgestoken.
8 juli 2020 Pagina 7 van 12
/ Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
> Bij vertrek van de werkplek bleven soms handzame blokken ongeschild iepenhout
liggen. Omdat deze door bewoners meegenomen kunnen worden en een broedhaard
zouden kunnen vormen, is dit niet toelaatbaar.
> Op meerdere locaties waar eerder dit voorjaar iepen zijn verwijderd, troffen we stukken
iepenhout aan. Ook lag er soms nog takhout.
> De gemerkte iepen worden verwijderd maar de jonge opslag ernaast blijft vaak staan. In
deze boompjes kan, via wortelcontact, de schimmel worden doorgegeven aan andere
boompjes. Het is noodzakelijk om binnen de door de beheerders als te kappen zone
aangeven gebieden, alle iepen te verwijderen. Ook de opslag.
ang en Ee et et
Rf Her en Ce ie.
ek a AE
De De ne
ee = nn Ee El w ì rd en Je En ng ol Es °
EN ne dn Ein Kn
dn s en KS Er , Ee ED es RN Ee Kk Re r
» Beh EE A je
ne Ne
Dj 3 ee EEN ed N rr.
Zee el En Ren EE
À Se Nn A 7 NE
\ a DN k A En
\ ee GE is AN
NE Yv pe ARN en LN
4 Vet ae IP ae ea NE Je ete Ps
ef EEE AE U me
EN ij Pa. KS " k radi 45 es, ig Te B En ei dh £
Ds EN OET on EN NEN
Ene, GN ad Bn Vve
lepenstam met de voor de ziekte kenmerkende Achtergebleven iepenhout na dunning
verkleuring van het hout
3.5 Resultaten zoekactie buiten het bos
Er is een gebied van 500 meter, gemeten vanuit de randen van het bos, uitgezet. Daarbinnen is
een zoekactie uitgevoerd. Daarvoor zijn verschillende technieken gebruikt:
Op het volkstuinencomplex Buitenzorg is samen met een bestuurslid van de volkstuin een
ronde gemaakt waarbij alle tuinen konden worden betreden om het eventueel aanwezige hout
te beoordelen. Eerder hadden de heren Ootes en Stigter van de gemeente Amsterdam daar al
een vergelijkbare inspectie uitgevoerd. Daarbij is iepenhout afgevoerd maar onduidelijk is of
daar ook broedhout bij zat.
Bij de tweede zoekactie is in drie tuinen iepenhout aangetroffen. Dat betrof tweemaal open
haardhout en éénmaal in een takkenril verwerkt takhout. Eén van de houtstapels was zodanig
oud dat het geen risico meer vormde. De twee andere worden opgeruimd en versnipperd.
In de wijkjes zoals de Vogelbuurt, waar geen sprake is van afgesloten tuinen, is de voor- en
achterzijde van alle huizen bekeken op de aanwezigheid van hout. Daarbij werd nauwelijks hout
en geen iepenhout aangetroffen.
In gebieden waar het woningenbestand uit koopwoningen bestaat is huis-aan-huis aangebeld
met de vraag of men misschien open haardhout of dode bomen in de tuin had. Daarbij is geen
8 juli 2020 Pagina 8 van 12
&
Je Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
broedhout aangetroffen. Met name langs de Nieuwendammerdijk bleken veel mensen
regelmatig hout te stoken.
In de groenstrook tussen de camping in het Vliegenbos en de Nieuwendammerdijk (het
rioolpad) werden een iepenstam en een stapel iepentakken aangetroffen. Daarin zat geen
broed.
In de wijken achter de Nieuwendammerdijk en tussen de Nieuwe Leeuwarderweg en de
Meeuwenlaan is eerst achter de huizen gezocht naar houtstapels en dergelijke. Zodra deze
werden aangetroffen of bij onoverzichtelijke tuinen, werd aangebeld met het verzoek het
hout/de tuin te kunnen bekijken. In dergelijke huurwoningen zijn zelden open haarden
aanwezig; wel is het stoken met een vuurkorf populair.
IV .
dj : NS we zm
We is Ee
RAAD LA Bet 0 SDE SIE edt
B DEC en EN 5
er EREN os / En e= ;
EE, WEN fi Robe nn ned a, Win
DAN \ Pi / f 5 5 ad enn en En ES. een OR ee BONE Ann pd
NRM, si: EN EN ee ie pi
RN de Oi ee ME en b rd s ik PE me Ee Nl
OAN ne dt nk ee
ip AN Ptn \N he len cg € * ï Ed ne rf iS eed N
„ Wit La a N Ki ‚ he Fe kn pAn
We A Ei ne Ar. ks &
EIN N HA
4 $ AMEN 4 \ \ ' Á gi: n [4 ie DE don ie S pd hek
Niet ontbastte en weer uitlopende iepenstobbe in strook tussen Vliegenbos en Buitenzorg.
8 juli 2020 Pagina 9 van 12
/ Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
4.1 Conclusie
De uitbraak in het Vliegenbos is van een voor Amsterdamse begrippen ongekende omvang.
Naar schatting moeten 70 à 80 iepen worden verwijderd.
De eerste twee weken van juni is uitgebreid gezocht naar broedhaarden zowel in als buiten het
bos. Daarbij werden buiten het bos geen broedhaarden aangetroffen, wel werd her en der
iepenhout aangetroffen. De oorzaak van de problemen blijkt in het bos zelf te liggen.
Uit de resultaten van de inspectie en de beoordeling van de diverse haarden blijkt dat er op
minimaal vier locaties in het bos dode iepen stonden. Minimaal twee daarvan bleken als
broedboom te hebben gefunctioneerd, van een derde boom kon dit niet meer worden nagegaan
en bij de vierde was dit niet het geval. Deze bomen zijn dus in 2018 of begin 2019 ziek
geworden, zijn niet opgemerkt en hebben de ziekte flink verspreid.
ERR TIEN TET EEK WREE EREA: j
EL ITE > ERE NES
ER RS} F3 KR RPL Oe lo ad
OR ie En SELA Oo EERE AS Pe Nr 0, EN EE
‚Hel rt É EE: N be hark sid EAN BAE. Ke OA
Rr ll OE CANE ; 9 Ald EA ee ie
ir he TEN ANU 2 Eh Ge Br AR et ie
TR fr Mhh, 4 IR fr Nain Th des kn rt al s
AN B hed Kel Sh ARR e' Ee EN ES RET eh vd ih he 48
SRE f EEN Er ARRA CE na ON Aa
A (SDE en ER Nm ee
KEINE on vene DR A
Al EEN re AO ON At ERE RAE af a 1 zin
AA ee A EE Re PN
RR ON Zl CORE EN OE
EEE Jij U EEEN Ed
4 ij 4 OE ij EA en ke 4 rb A 5 TN 5 41 AS 3 ed ie en E
Es zi 8 ER ERR BEE pen ARE RDE De ir
El 0 NE On Kn A ONS AE EN ede en hl Dre ARN
ER AS 3 NN Le
AOR a LEN et EN
Oe ek AE a
ON RE A Ben RAD, En Mie SJ A nen ad :
Ee Ee IE he EM
„4 Ae K Ke EL ee Le! 4 …e El kj i AE Ee > po kine trug Re
Se ORR ANN Ph EE SEN ke
mn Al del sd je k: EE EA IE .
pe à zj RE ie k ik E ee Ik ke Wi fl ee ZR „5 Ee Ek s
Tee A IEP k Oe CE
ab as WEN Ee EPN PE BD EA eN AN
Ebm et ee Sk det A : Pte vt ed A %,
de OON ee Er er ei een rd
/ ER eh en npe 0 ik EE > OR
tn EE derde ie
Broedboom met keverpatroontjes Dode iep met broed
Aanvullend blijkt dat op de locaties van de twee grotere uitbraken enkele bomen al zodanig ver
aangetast waren dat deze hoogstwaarschijnlijk al in zomer 2019 zijn aangetast maar niet zijn
opgemerkt. Via wortelcontact is de ziekte daarna verder verspreid.
Ook elders is door wortelcontact vanuit de stobben van eerder gevelde zieke iepen een aantal
buurbomen besmet geraakt door de iepziekte. Dergelijke stobben die opnieuw zijn uitgelopen
met al dan niet zieke opslag, komen door het gehele bos voor.
Daarnaast is het opvallend op hoeveel locaties in het bos iepenhout werd aangetroffen. Deels
betrof het hout dat bij eerder uitgevoerde werkzaamheden is achtergebleven en deels betrof het
stammetjes die bij dunningen niet als iep zijn herkend en daarom in het bos zijn achtergelaten.
Bij het eerste punt betrof het werkzaamheden uitgevoerd door de aannemer en bij de tweede
de bomenploeg van de gemeente.
8 juli 2020 Pagina 10 van 12
4 Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
4.2 Adviezen
Op het moment van schrijven wordt er nog volop geveld in het Vliegenbos. Ook blijken er in de
deelgebieden waar met de inspectie gestart is, weer enkele nieuwe zieke iepen te staan. Van
belang is dat bij de huidige actie de volgende stappen worden genomen:
> Vel zo spoedig mogelijk alle zieke iepen.
> Ruim al het aangetroffen iepenhout spoedig op en versnipper het. Op locaties waar het
gemengd is met ander hout kan, waar getwijfeld wordt over de herkenning, ook het
omringende hout worden verwijderd.
> Zaag de met verf gemerkte stobben opnieuw af tot laag boven het maaiveld en steek de
bast zorgvuldig af.
> Zorg voor voldoende toezicht op de werkzaamheden van de aannemer.
4.3 Hoe nu verder?
Om uitbraken zoals de huidige te voorkomen stellen we meerdere maatregelen voor:
1. handhavingsprotocol aanvullen met protocol werkwijze
Het Vliegenbos wordt beheerd volgens een beheerplan. Daarnaast heeft Amsterdam een
handhavingsprotocol iepziekte. In beide staat niet expliciet de werkwijze ter voorkoming van
iepziekte benoemd.
Stel een iepenprotocol op met daarin minimaal de volgende punten:
e Veloplocaties met een bufferzone eerst de gezonde iepen, dan pas de zieke
iepen. Verwijder ook de jonge opslag in de bufferzone, bij voorkeur uittrekken.
e Zaag de stobben maximaal 4 cm boven het maaiveld af en schil ze daarna volledig
tot onder het maaiveld.
e Al het vrijkomende iepenhout moet ter plekke geschild dan wel versnipperd worden.
e Snippers en bast mogen in het bos achterblijven mits uitgespreid of verwerkt in
paden. Niet op hopen storten.
e Het geschilde iepenhout mag blijven liggen of voor andere doeleinden gebruikt
worden.
e Er mag's avonds en in de weekends geen ongeschild iepenhout blijven liggen.
e Ontsmet al het handgereedschap zodra er elders aan iepen gewerkt gaat worden.
Zeker als het om gezonde iepen gaat. Dit ontsmetten kan o.a. met spiritus.
e Voorkomen moet worden dat bij dunningen of andere werkzaamheden per abuis
iepen worden gerooid en niet op de juiste wijze worden verwerkt. Dit kan door voor
aanvang van het werk de iepen binnen het projectgebied te markeren. Bij
dunningen bijvoorbeeld met een extra stip of andere kleur.
e Schouw na afloop van het werk het volledige werkterrein op de aanwezigheid van
achtergebleven iepenhout en de afwerking van de stobben.
Borg vervolgens naleving van het protocol door toezicht.
2. borg voldoende capaciteit voor toezicht en beheer
> De huidige beheerders/toezichthouders van het Vliegenbos zijn verantwoordelijk voor
het groen in geheel Noord. Met alle andere taken die zij hebben, resteert er niet
voldoende capaciteit om alle taken die in Vliegenbos uitgevoerd zouden moeten
worden, op de gewenste wijze uit te voeren. Door één persoon verantwoordelijk te
maken voor het beheer van het Vliegenbos komt voldoende capaciteit beschikbaar voor
de benodigde werkzaamheden.
> Een alternatief is om de huidige beheerders/toezichthouders voldoende tijd toe te
kennen voor de bij het Vliegenbos behorende beheer- en toezichttaken.
8 juli 2020 Pagina 11 van 12
ö Groenadvies Amsterdam bv lepziekte in het W.H. Vliegenbos
3. borg voldoende capaciteit voor inspectie iepziekte
Om de ziekte onder controle te houden zou het gehele bos in de periode 15 juni-15 september
minimaal twee tot drie maal volledig geschouwd moeten worden. Daarbij kan niet worden
volstaan met een inspectie vanaf de paden maar dient ook intensief door de bosvakken gelopen
te worden. Houdt rekening met circa 6 volledige werkdagen per ronde.
Daarnaast dient voldoende tijd gereserveerd te worden voor toezicht op de diverse
werkzaamheden in het bos van zowel de eigen bomenploeg als de diverse aannemers.
4. borg voldoende kennis bij eigen dienst en aannemer
lepziektebestrijding valt of staat bij voldoende kennis bij de diverse partijen. Naast herkenning
van de ziekte, van iepenhout en het ontstaan van broedhaarden is ook de opbouw van
gebiedskennis essentieel. Waar staan de iepen, waar zijn in het verleden zieke iepen verwijderd
en waar zijn broedhaarden te verwachten. Door voldoende capaciteit voor toezicht en uitvoering
bij een vast team te beleggen wordt gebiedskennis versterkt.
8 juli 2020 Pagina 12 van 12
| Onderzoeksrapport | 13 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1190
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen op 4 november 2015
Ingekomen onder 998’
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Roosma, Poorter en Duijndam inzake de Begroting 2016
(Goede Gieren Fonds voor dak- en thuislozen in de maatschappelijke opvang).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— _dak- en thuislozen maar moeizijn uitstromen uit de maatschappelijke opvang,
vanwege het gebrek aan woningen of woonplekken en vanwege
schuldenproblematiek;
— reguliere schuldhulpverleningstrajecten vaak niet goed aansluiten;
— de maatschappelijke kosten (van het verblijf in een gemeentelijk gefinancierde
instelling), hierdoor oplopen;
— er wordt geëxperimenteerd met projecten waarin op een andere manier met
schuldhulp wordt omgegaan, onder andere door schulden op te kopen (met name
voor CJIB-boetes), en andere vormen van afbetaling te realiseren;
— het Goede Gieren Fonds momenteel een pilot uitvoert in Eindhoven met
20 cliënten;
— het wenselijk is om te onderzoeken of de doelgroep dak- en thuislozen baat heeft
bij deze aanpak.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— bij het plan van aanpak “door- en uitstroom maatschappelijke opvang” uit te
werken hoe alternatieve vormen van schuldhulp kunnen bijdragen aan
de uitstroom uit de maatschappelijke opvang;
— hierbij specifiek te kijken naar ervaringen die zijn opgedaan met het Goede
Gieren Fonds, in Amsterdam en in andere steden.
De leden van de gemeenteraad
F. Roosma
M.F. Poorter
P.J.M. Duijndam
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 14-02-2024
Portefeuille(s) Onderwijs
Portefeuillehouder(s): Sofyan Mbarki
Behandeld door OJZ [email protected]
Onderwerp Bestuursoverdracht ROC TOP
Geachte leden van de gemeenteraad,
Ik heb toegezegd v op de hoogte te houden van de ontwikkelingen bij ROC TOP en ROCVA-F.
Middels deze brief wil ik u informeren dat de minister van OCW en de Raden van Toezicht van
beide instellingen recent goedkeuring hebben gegeven aan de bestuursoverdracht van ROC TOP
naar ROCVA-F. Hiermee is het proces om te komen tot een bestuursoverdracht succesvol afgerond
en heeft de bestuursoverdracht conform de planning op 1 janvari plaatsgevonden. Bijgaand stuur
ik u het volledige bericht van ROCvA-F en ROC TOP hierover.
Ik ben verheugd met deze stap, omdat hiermee de kwaliteit van het mbo-onderwijs in Amsterdam
gewaarborgd kan blijven. De integratie van beide instellingen biedt daarnaast kansen voor
innovatie en verdere verbetering voor onderwijs voor kwetsbare jongeren in de stad. De gemeente
Amsterdam draagt, zoals reeds eerder is gecommuniceerd, € 1 miljoen bij ten behoeve de
onderwijskwaliteit tijdens de transitie in de komende drie jaar. Daarnaast investeren we via de
MBO-agenda en de Plusscholen € 4o miljoen in 4 jaar om de kwaliteit van het onderwijs voor
studenten ook voor langere tijd te waarborgen.
Ik ben en blijf over de verdere integratie van ROC TOP, in het bijzonder de onderwijskwaliteit en
de zorg en begeleiding voor studenten, in nauw contact met het ROCvA-F. Indien zich nieuwe
ontwikkelingen voordoen, zal ik u hierover informeren.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Ce à ne
er EMAS:
mmm \
Sofyan Mbarki
Wethouder MBO en toeleiding arbeidsmarkt
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14-02-2024
Pagina 2 van 2
Bijlagen
1. Bericht van ROC TOP en ROCVA-F over de bestuursoverdracht
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1323
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Boutkan en Ernsting inzake monitoren van onroerend goed
transacties
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Begroting 2021.
Overwegende dat:
— Amsterdam een gewilde stad is voor Nederlandse en buitenlandse investeerders
in onroerend goed (OG);
— In gewilde gebieden, zoals de binnenstad, transacties plaatsvinden waarbij OG
soms ook boven de marktwaarde verkocht wordt en te zien is dat OG soms snel
van eigenaar verwisseld;
— Er vanwege Corona crisis ondernemers zijn die vanwege teruglopende omzet en
oplopende schuld in een kwetsbare positie komen;
— Het bij OG transacties met — buitenlandse — investeerders niet altijd duidelijk is
wie de eigenaren zijn, dan wel hoe de financiering plaatsvindt;
— Informatie over OG transacties versnipperd en niet up-to-date beschikbaar is.
Voorts overwegende dat:
— De stad een aanpak aan het ontwikkelen is om winkeldiversiteit te bevorderen en
dat bezit en beheer van OG hierbij een belangrijke factor is om winkeldiversiteit te
stimuleren;
=— Op basis van OG transacties beleid gemaakt kan worden om de ontwikkeling van
gebieden en straten te volgen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Beter en anders te gaan monitoren welke OG transacties in bepaalde straten/
gebieden worden gedaan;
2. Hiertoe te overleggen met belangrijke stakeholders in de stad, zoals
woningcorporaties, NV Zeedijk, Stadsgoed, het RIEC, BIZ etc;
3. Een verkenning op hoofdlijnen uit te voeren voor het inrichten van een bureau
waar door de gemeente OG transacties worden vastgelegd en gevolgd, waarbij
voldaan wordt aan de juridische verplichtingen rondom privacy en
gegevensverzameling;
4, De resultaten van deze verkenning voor te leggen aan de raad voor de zomer van
2021.
1
De leden van de gemeenteraad
D.F. Boutkan
Z.D. Ernsting
2
| Motie | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 310
Publicatiedatum 9 april 2014
Ingekomen onder AW
Ingekomen op donderdag 13 maart 2014
Behandeld op donderdag 13 maart 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Moorman, mevrouw Van Doorninck en mevrouw
Ornstein inzake de notitie Herijking Project 1012 (wurgcontracten in de Amsterdamse
raamprostitutiebranche).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 4 februari 2014 inzake de notitie, getiteld: ‘Herijking Project 1012
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 214);
Constaterende dat:
— hetterugdringen van de misstanden in de prostitutiebranche speerpunt is van
het gemeentelijk prostitutiebeleid;
— er berichten binnenkomen over zogenaamde wurgcontracten in het Amsterdamse
wallengebied waardoor prostituees ramen alleen kunnen huren tegen een hoge
huurprijs en een groot aantal uren;
— puur economische redenen voor dit type contracten niet lijken te bestaan,
aangezien er tegelijkertijd veel ramen vaak leeg lijken te staan;
Overwegende dat:
— wurgcontracten de economisch zelfstandige positie en daarmee de rechten,
veiligheid en gezondheid van prostituees op onaanvaardbare wijze schenden;
— de gemeente zich moet inspannen voor een prostitutiebranche die gevrijwaard is
van misstanden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— onderzoek te doen naar de omvang, aard en oorzaak van wurgcontracten in
de Amsterdamse raamprostitutiebranche;
— te onderzoeken welke middelen de gemeente kan inzetten om dergelijke
misstanden jegens prostituees tegen te gaan.
De leden van de gemeenteraad,
M. Moorman
G.A.M. van Doorninck
S.H.M. Ornstein
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 1171
Publicatiedatum 8 januari 2014
Ingekomen onder J
Ingekomen op woensdag 18 december 2013
Behandeld op woensdag 18 december 2013
Status Ingetrokken
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Ivens inzake de Verordening tot wijziging van
de Algemene Subsidieverordening Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 5 november 2013 tot vaststellen van de Verordening tot wijziging van
de Algemene Subsidieverordening Amsterdam, intrekken van de Bijzondere
subsidieverordening evenementen en vaststellen van de Bijzondere
subsidieverordening Evenementen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1095);
Overwegende dat:
— bij de behandeling van de raadsvoordracht in december 2012 de raad een
— _ amendement van het raadslid Van Lammeren heeft aangenomen waarmee een
— weigeringsgrond in artikel 9, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening
2012 is opgenomen die het mogelijk maakt een subsidieaanvraag te weigeren
als het gebruik of de verkoop van bont in kleding onderdeel is van de activiteit
waarvoor subsidie wordt gevraagd;
— _ bovengenoemd artikel ziet op alle activiteiten waarvoor subsidie wordt
aangevraagd;
— de Algemene Subsidieverordening 2012 de ruimte biedt om het bont artikel als
een verplichting op te nemen,
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1171 Motie
Datum 8 januari 2014
Besluit:
ontwerp-besluit nr. 1095, de Verordening tot wijziging van de Algemene
Subsidieverordening Amsterdam, als volgt te wijzigen:
1. een nieuw artikel 4 toe te voegen, luidende:
“artikel 4
Aan artikel 11 (Aanvullende verplichtingen) wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd
dat komt te luiden als volgt:
“De subsidieontvanger gebruikt geen bont in kleding voor de activiteit waarvoor
subsidie is verstrekt. Ook is de verkoop van bont geen onderdeel van de activiteit
waarvoor subsidie is verstrekt.”
2. de nummering van de huidige artikelen 4, 5 en 6 te wijzigen in 5, 6 en 7.
Het lid van de gemeenteraad,
LGF. vens
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente
Amsterdam
Oost
Agenda (concept)
Besluitvormend
Bestuurscommissie
datum 4 november 2014, 20:00 uur
plaats stadsdeelkantoor Oranje-Vrijstaatplein 2, Oostzaal
voorzitter Ivar Manuel
secretaris Liane Pielanen
1. Opening
2. Vaststellen agenda
3. Ingekomen stukken
4. Mededelingen
5. Vaststellen concept besluitenlijst besluitvormend AB 21 oktober 2014
6. Vaststellen concept besluitenlijst voorbereidend AB 21 oktober 2014
7. Opstarten aanwijzingsprocedure gemeentelijke monumentenstatus noodschool in de
Kraaipanstraat 56A
8. Rapportage onderzoek inpassing toekomstige doorgaande tramlijn in SP Amstelstation eo
9. Sluiting
| Agenda | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 882
Datum akkoord 13 oktober 2014
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer M.E. van den Heuvel van
3 juni 2014 inzake de gevolgen van de stop van het Investeringsfonds Stedelijke
Vernieuwing (ISV).
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In het artikel in Het Parool van 24 mei 2014, getiteld: “Rijk stopt steun aan restauratie”
wordt de aandacht gevestigd op het aflopen van de regeling die ten grondslag ligt aan
het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV).
Daarmee droogt een geldstroom op van jaarlijks 1,5 miljoen euro die ten goede komt
aan de restauratie van monumenten in het bezit van instellingen. Recentelijk werden
nog het Badhuis Diamantstraat, de Synagoge Nieuwe Uilenburghstraat en andere
belangrijke monumenten in de stad gerestaureerd met behulp van de subsidie voor
restauratie en onderhoud.
Amsterdam als monumentenstad moet aantrekkelijk blijven als vestigingslokatie voor
bedrijven, als bestemming voor toeristen en als woonplaats voor bewoners. Het
onderhoud van het erfgoed van Amsterdam draagt bij aan de aantrekkingskracht van
de stad op deze groepen. Zij vormen tenslotte belangrijke bronnen van inkomsten en
werkgelegenheid.
Volgens de directrice van het Amsterdams Restauratie Fonds (ARF), Esther Agricola,
ligt aan het opheffen van het ISV de gedachte ten grondslag dat Amsterdam en de
andere grote steden de grootste restauraties achter de rug hebben.
Uit de website van het ARF blijkt dat het beschikbare budget voor hypothecaire
leningen met lage rente uit het Amsterdams Restauratiefonds voor instandhouding
van Amsterdamse monumenten tijdelijk is uitgeput. Via dit fonds kunnen particulieren
leningen krijgen om panden te restaureren en onderhouden. Met het oog op de
uitputting van dit fonds en de vraag of ook instellingen en stichtingen gebruik kunnen
maken van leningen uit een dergelijk revolverend fonds, heeft de fractie van D66
aandacht voor de ontstane situatie.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing deo Gemeenteblad
Datum 45 oktober 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 juni 2014
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 3 juni 2014, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Kan het college een inschatting maken van de gevolgen van het opheffen van
deze subsidielijn voor de (werkzaamheden aan de) monumenten in de stad?
Antwoord:
De instandhouding van de circa 9000 beschermde rijks- en gemeentelijke
monumenten in Amsterdam is voor het overgrote deel afhankelijk van de inzet
van eigenaren. Àls tegemoetkoming in de specifieke oplossingen die moeten
worden toegepast bij de restauratie of het onderhoud van monumenten zijn er
voor rijksmonumenten verschillende rijksregelingen (subsidie voor instandhouding
van monumenten (BRIM), laagrentende leningen via het Nationaal
Restauratiefond en mogelijkheden voor belastingaftrek van onderhoudskosten).
De eigenaren van gemeentelijke monumenten zijn afhankelijk van gemeentelijke
subsidieregelingen. In Amsterdam kan tot eind 2014 aanspraak gemaakt worden
op subsidie voor instandhouding en restauratie. Vanaf 2015 verdwijnt deze
subsidiemogelijkheid aangezien het landelijke Investeringsbudget Stedelijke
Vernieuwing, waaruit de gemeentelijke subsidies werden betaald, ophoudt te
bestaan. Vanaf dat moment is het niet meer mogelijk op eigenaren van
gemeentelijke monumenten financieel te ondersteunen. Gevolg is dat
de restauratieachterstand in Amsterdam verder zal oplopen.
Bijkomend gevolg is dat de aanwijzing van nieuwe gemeentelijke monumenten op
meer bezwaren van de eigenaren kan gaan stuiten. Inmers, het aanwijzen van
gemeentelijke monumenten gebeurt op basis van het algemeen belang dat
gediend is bij het beschermen van erfgoed. Daar moet voor de eigenaren ook iets
tegenover staan in de vorm van tegemoetkoming in de speciale oplossingen die
nodig zijn om het erfgoed te behouden.
2. Kan het college een overzicht geven van de wijze waarop andere steden met
dezelfde situatie omgaan”?
Antwoord:
Uit verschillen steden komen verontrustende berichten over het wegvallen van de
ISV-gelden en de consequentie die dit heeft voor de monumentensubsidies.
Sommige gemeenten bezitten een fonds van waaruit laag-rentende leningen
worden verstrekt. Er zijn ook gemeenten die een dergelijk fonds niet hebben en
ook niet over middelen beschikken om monumentensubsidies uit te keren. Alleen
de eigenaren van rijksmonumenten kunnen in deze steden profiteren van een
tegemoetkoming in de extra kosten.
Daarnaast zijn er steden die zich bestuurlijk inzetten en lobbyen voor het
(financieel) verankeren van erfgoed in grote ruimtelijke projecten van provincie en
rijk. Het doel is om het behoud van erfgoed mee te laten lopen in de financiering
van grote projecten zoals infrastructurele projecten en dijkverzwaringen Het
aanspraak maken op Europese gelden kan hier een onderdeel van zijn. Zo is in
Amsterdam bijvoorbeeld de uitbreiding van het museum ‘Ons Lieve heer op
Solder' als onderdeel van het coalitiegebied 1012 met EFRO-gelden ondersteund.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing deo Gemeenteblad
Datum 45 oktober 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 3 juni 2014
3. Kan het college een overzicht maken van andere mogelijkheden om particulieren
en instellingen te stimuleren om de kwaliteit van monumenten op peil te houden?
Antwoord:
Een mogelijk alternatief voor de weggevallen subsidiemogelijkheid is tot 2016 nog
het Amsterdam Restauratiefonds (ARF). Het ARF bestaat sinds 2009 en is
opgezet voor het financieel ondersteunen van eigenaren (waaronder instellingen
en stichtingen) van gemeentelijke monumenten bij de restauratie van hun bezit
door middel van het aanbieden van laagrentende leningen. De gedachte van het
ARF was dat een dergelijk revolverend fonds na een aantal jaren niet meer
afhankelijk zou moeten zijn van voeding buitenaf, maar in staat is zichzelf te
bedruipen middels het terugvloeien van rente en aflossing. Dat is echter niet
gebeurd.
Op dit moment is het fonds nagenoeg uitgeput en kan er geen beroep meer op
worden gedaan. Momenteel vindt een evaluatie van dit fonds plaats waarbij wordt
bezien op welke punten het verbetering behoeft (zoals bijvoorbeeld de looptijd
van de leningen) en in welke vorm een doorstart gemaakt kan worden.
Ter overbrugging tussen het ARF “oude” en “nieuwe stijl’ en om nog enkele
monumentenleningen te kunnen uitzetten is eenmalig een bedrag van 1 miljoen
euro gestort
4. Zijn er nog andere mogelijkheden, bijvoorbeeld in de vorm van overdracht van
kennis, waar Amsterdammers gebruik van kunnen maken ten behoeve van
onderhoud en restauratie van monumenten?
Antwoord:
Als kenniscentrum voor het erfgoed levert Bureau Monumenten & Archeologie
(BMA) kennis en voorlichting over diverse onderwerpen aangaande het erfgoed.
Eigenaren van monumenten kunnen bijvoorbeeld tijdens een dagelijks spreekuur
technisch en/of bouwkundig advies inwinnen bij een monumentenadviseur.
Dit kan gaan over vormen van onderhoud maar ook over planvorming bij grote
restauraties, duurzaamheidsingrepen en transformaties. Binnenkort zal vanuit
BMA een Monumentenloods ingezet worden die (potentiële) eigenaren van
monumenten begeleidt bij het vergunningentraject dit naar voorbeeld van de
kantorenloods en de hotelloods.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Van: EERE
Datum: 22 augustus 2016 08:55:44 CEST
Aan: Laan Eberhard van der
Onderwerp: B&D/Advies - Spoedverzoek Baut/raadsadres
Geachte heer Van der Laan,
Ik verwijs u naar onderstaande e-mail als zojuist verzonden naar de gemeente Amsterdam,
afdeling Vergunningen.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Er
VER advocaten
Saam
@
N Ig
he Ss
* oe
ze x LEADING LAW FIRM NETWORK
De Koning Vergouwen Advocaten
Sophialaan 33, 1075 BL Amsterdam
Telefoon _ +31 (0)20 676 2500
Fax +31 (0)20 471 4443
Website www.dkva.nl
Van mn
Verzonden: maandag 22 augustus 2016 08:51
Aan: Ì
Onderwerp: B&D/Advies - Spoedverzoek Baut/raadsadres
Gemeente Amsterdam
Medewerker Vergunningen, Stadsdeel Centrum
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
PER E-MAIL:
Amsterdam, 22 augustus 2016
Onderwerp mk, B&D/Advies
Onze referentie 20160604
Uw referentie
Geachte mevrouw
Bij cliënte is onderstaand bericht van mevrouw EN ingestagen ais een bom. Het
wegvallen van de bar- en zaalfunctie, brengt fatale gevolgen met zich mee voor het
Bautconcept. Zoals toegelicht zijn de inkomsten uit de bar/zaal hard nodig om de hoge kosten
voor de restaurantfunctie te kunnen dekken. Hierbij spelen het tijdelijke karakter van het
Bautconcept en de hoogwaardige restaurantfunctie een grote rol. Er worden hoge kosten
gemaakt die in korte tijd moeten worden terugverdiend, mede doordat het Bautconcept ook in
houdt dat ondanks het pop-up karakter, cliënt geen concessies doet in de kwaliteit van de
service die hij verleent aan zijn restaurantgasten.
De inkomsten uit de bar/zaal voor onder meer bedrijfsfeestjes, borrels en/of recepties, maken
het verschil tussen winst en verlies. Zonder exploitatie van de tweede ruimte als bar/zaal kan
geen winst gemaakt. Indien ook de barfunctie in het restaurantgedeelte wordt beperkt op de
door mevrouw B onsehreven wijze. blijft er van het Bautconcept niets meer over
en ziet cliënt al zijn inspanningen van de afgelopen jaren in rook op gaan. Voor cliënt dreigt
een regelrechte ramp.
Client licht dit als volgt toe:
“Zoals BAUT nu wordt geëxploiteerd in de vorm van B&D, is het niet meer het Bruisende
gezellige restaurant waar we om bekend staan. De borrel is ondersteunend aan het restaurant
en zorgt voor extra sfeer voor al onze gasten. Dit is essentieel voor het voortbestaan van ons
concept, nog los van de financiële kant. Op dit moment worden er dagelijks gasten
weggestuurd, die hier even een glaasje wijn willen komen drinken omdat ze onze nieuwe
locatie nog niet hebben gezien. Er worden dus alleen maar gasten toegelaten die een
reservering hebben staan. Dit staat ver van de goede sfeer en gastvrije benadering die onze
klanten van ons gewend zijn. 90% van de gasten die normaal gesproken aan onze bar komen,
zullen ook het diner bij ons nuttigen, maar met name op donderdag en vrijdag komen er ook
gasten na hun werk een borrel drinken, vaak in de hoop dat er alsnog een tafel vrijkomt. Maar
indien er geen tafel beschikbaar is bestellen deze gasten vaak bites. Op deze producten zit veel
marge en de inkomsten hieruit zijn onmisbaar voor Baut. Dit komt doordat de besteding
zondag, maandag en dinsdag aanzienlijk lager ligt dan de rest van de week, de bar is er om dit
op te vangen.
Ik heb al mij reserves ingezet om dit project succes vol te laten zijn, geluidsisolatie / pr acties/
dubbele investering in de zaal / extra lucht behandeling/ nieuwe bmi voor totale ruimten/
brandwand . We moesten ook we alles pakken omdat we maar 5 maanden de tijd hebben om
de investering terug te halen
Ik heb ruzie met MN «ie seren met Alper cayan net vergunningstraject
begeleiden… Zei hebben natuurlijk grove fouten gemaakt! Maar omdat EN ce
vorige trajecten ook goed had gedaan vertrouwden mijn broer en ik hem… En dit is ons nu
fataal geworden.
maar ik hoop zo dat ik mijn droom Baut door kan zetten en dat ik daardoor ook lopende
projecten zoals restaurant C kan door draaien, anders houd het voor mij op. Dit kan toch niet
waar zijn voor iemands die 90 uur per week werkt aan dit project.
Wij realiseren ons dat er grote fouten zijn gemaakt, door onze adviseurs, waar wij uiteraard
verantwoordelijk voor zijn. Maar u moet ons echt geloven dat onze exploitatie op deze manier
er zo voorstaat dat wij december niet zullen redden. Wilt u ons nogmaals de kans geven om in
een persoonlijk gesprek het hele verhaal nogmaals toe te lichten. We zullen er alles aan doen
om te opereren binnen de door jullie aangegeven kaders maar wij hopen echt van harte dat
dit nog iets kan worden verruimd. Er is voor ons geen weg terug, alle investeringen zijn gedaan
en onze contracten met de medewerkers zijn verlengd. Nogmaals hopen wij dat jullie ons een
kans willen geven. Wij slapen er niet van en zijn er totaal kapot van!”.
Client zit met zijn handen in het haar. Hij maakt zich grote zorgen om zijn personeel, de
lopende kosten en het voortbestaan van Baut. Hij heeft afgelopen weekend nagedacht over
een compromis waarbij hij in ieder geval de huur en de personeelskosten kan blijven voldoen
tot en met december 2016, terwijl tegelijkertijd de gemeente er van verzekerd is dat de
barfunctie ondergeschikt is aan het restaurant en de gemeente voorts volledige zeggenschap
heeft indien er — bij wijze van uitzondering — horeca 3 activiteiten in het pand plaatsvinden.
Client stelt in dat kader het volgende voor.
Client legt zich er bij neer dat geen horeca 3 vergunning wordt verleend, alsmede bij de
beperkingen met betrekking tot het gebruik van de zaal.
Client gebruikt uitsluitend het barretje in het restaurantdeel tijdens de openingstijden van het
restaurantdeel op de hierboven beschreven wijze.
Client beperkt de openingstijden van 3:00 uur tot 01:00 uur, waardoor BAUT geen
eindbestemming is voor deze gasten.
Op donderdag en vrijdag draagt cliënt desgewenst zorg voor een portier/handhaver, teneinde
extra waarborgen te bieden voor een ordentelijk verloop van de avond.
Client stemt met de gemeente af welke van de reeds geplande events vallen onder horeca 4 en
vraagt/ krijgt een evenementenvergunning voor de events die niet onder horeca 4 vallen. Het
gaat hierbij om de volgende events, waarvan cliënt meent dat de eerste drie vallen onder de
horeca 4 vergunning:
1. _Loeyevent: 7 september 2016, 250 personen, 18.15 / 19.15 ontvangst met amuses, 19.15
award show. 20.15 tot 00.00 walking diner + muziek;
2. Nike event:26 sep 2016, 325 personen, 19.30 aankomst + amuse (oester) 19.45 diner +
muziek tot 00.30.
3. Oesterfest: donderdag 29 september 2016 en vrijdag 28 oktober 2016 van 17:00 tot
00.30. Dit is een maandelijks culinair oester event waar al onze vaste gasten altijd bij
willen zijn . Omdat we alle oesters met diverse bereidingen aanbieden voor zeer scherpe
prijs is dit de hit van Baut. Data voor de maanden oktober tot en met december zijn nog
niet bekend.
4, HAW (Heineken after work) 350 personen, 8 september 2016. Dit is een maandelijks
event dat we samen met Heineken organiseren. We nodigen dan specifiek de zakelijke
doelgroep uit die direct na het werk tussen 17 uur en 21 uur komen borrelen. (veel vaste
gasten. Data voor de andere maanden zijn nog niet bekend. De maandelijkse eigen
Vrijmibaut (in totaal 4 x in de periode september tot en met december 2016) ‚ maximaal
350 personen, van 17 uur tot 23 uur.
5. Een door de gemeente te bepalen aantal corporatie events zonder walking diner, in de
drukste periode van het jaar, oktober tot en met december, waarvoor via een
evenementenvergunning toestemming verkregen wordt.
Wellicht is een maatwerkvergunning mogelijk, dan wel een spoedevenementenvergunning.
Volledigheidshalve zend ik u bijgaand nog de e-mail van
Daarnaast zend ik u de plattegronden waarop de vluchtroutes zijn aangegeven, alsmede de
brandveiligheidsvoorzieningen bij een optimale bezetting.
De vragen van de gemeente met betrekking tot de sprinklerinstallatie zijn voorgelegd aan de
beheerder van het pand, die hierover inmiddels contact heeft met Trigion. Client verwacht u
hierover op korte termijn nader te kunnen berichten.
Voorts heeft cliënt het GeluidBuro ingeschakeld voor een geluidsrapport.
Graag voer ik op de kortst mogelijke termijn overleg met u over bovenstaand verzoek van
cliënt. Gezien het urgente karakter en het grote belang van cliënt en diens personeel, zend ik
spoedverzoek tevens als Raadsadres aan de Raadsgriffie, alsmede aan de Burgemeester.
Met vriendelijke groet,
En |
VERG advocaten
+ + VEK,
á
-@®
he Ss
Á je
ze x LEADING LAW FIRM NETWORK
De Koning Vergouwen Advocaten
Sophialaan 33, 1075 BL Amsterdam
Telefoon _ +31 (0)20 676 2500
Fax +31 (0)20 471 4443
Website www.dkva.nl
| Raadsadres | 4 | train |
E02 015039 N% Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O
tuurs-
management df Amsterdam Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Masterplan Zuidoost
Masterplan Nieuw-West (18)
Aanpak Noord (35)
Agendapunt 3
Datum besluit Commissie Stadsontwikkeling, 5 juli 2023
Onderwerp
Bestedingsplannen 2023 van Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw- West en
Aanpak Noord.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de bestedingsplannen 2023 van
Masterplan Zuidoost, Nationaal Programma Samen Nieuw-West en Aanpak Noord.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
In het Amsterdams coalitieakkoord 2022-2026 is aangegeven dat de komende 25 jaar
wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de leefbaarheid en veiligheid met de
Masterplannen Nieuw-West en Zuidoost en Aanpak Noord. In het Amsterdams
coalitieakkoord is hiervoor € 60 miljoen uitgetrokken.
Op 30 november 2022 heeft de gemeenteraad bij de 1e begrotingswijziging 2023 budget
toegevoegd aan de begroting 2023 om enerzijds de programmaorganisaties te
bekostigen en anderzijds als opstart- / vliegwielgeld meer geld te genereren en
inhoudelijke doorbraken te bekostigen. Voor de inhoudelijke onderbouwing van dit
werkbudget hebben de programmaorganisaties samen met de gemeente
bestedingsplannen opgesteld ter voorbereiding op de Voorjaarsnota 2023. Met deze
informatiebrief ontvangt de raad meer in detail informatie over de voorgenomen
bestedingen in Nieuw-West, Zuidoost en Noord.
Reden bespreking
O.v.v. de leden Hendriks (Volt) en Bilgin (FvD).
De fractie van Volt: De financiering van de plannen is cruciaal voor het succes. We gaan daarover
graag in gesprek met de commissie.
De fractie van FvD: Ambities en bestedingsplannen bespreken
Uitkomsten extern advies
De voorstellen in de bestedingsplannen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de
Gegenereerd: vl.10 1
VN2023-018039 % Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West,
Bestuurs- en % Amsterdam ‚ .
Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
managementadviserir2€
Voordracht voor de Commissie SO van 27 september 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
programmaorganisaties van de aanpakken.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-060470 Bijlage Bestedingsplannen integrale aanpakken (pdf)
AD2023-060468 Commissie SO Voordracht (pdf)
Raadsinformatiebrief bestedingsplannen inclusief Masterplan Zuidoost
AD2023-060469
getekend def.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Sjoukje Alta, 0683632195, [email protected]
Gegenereerd: vl.10 2
| Voordracht | 2 | train |
Agenda Programma Programma Onderwerp dn Vastgestelde Actuele Soort er ve MIK folia Opmerkingen t.b.v. de commissie
alas Laa Luu) datainCie datainCie behandeling data AB behandeling
AB Welzijnen | Advies stedelijk Meerjaren beleidsplan M. van 12-okt-14 5-NOV-14 TB SL 22-Okt-14 Afgehandeld.
Zorg Sociaal Ballegooijen
Cie 4 Werk & Stages in Zuid: tussenevaluatie M. van 1-okt-14 5-NOV-14 TB SL Ntb: Is bevoegdheid College geworden.
KN
Slettenhaar
Cie Welzijnen | Notitie Samen Beheren en Organiseren M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL nvt Toegevoegd.
Zorg Ballegooijen
Cie Welzijnen |Vitale Coalities in de Wijk:eindevaluatie M. van 5-NOV-14 3-dec-14 TB SL nvt Is verplaatst naar commissie van december in verband met
Zorg Ballegooijen agendering van "Nota afspraken voorzieningen in de stadsdelen"
Cie Welzijnen {Uitslag subsidietender Inburgering M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TK SL nvt
Zorg Ballegooijen
AB Welzijnen | Nota afspraken voorzieningen in de M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TA SL 19-NOV-14 TV
Zorg stadsdelen Ballegooijen
AB 4 Werk & Participatie: jeugdwerkloosheid - M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL
Inkomen tussenevaluatie en aanpak Ballegooijen / P.
Slettenhaar
Cie 4 Werk & Participatiecentrum: plan van aanpak hoe M. van 5-NOV-14 5-NOV-14 TB SL
ee Ee TT
Slettenhaar ntb
Cie 4 Werk & Armoede: SvZ M. van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL nvt
KM
Cie Welzijnen {Beter thuis in Zuid: evaluatie Plan van M. van 5-NOV-14 3-dec-14 TB SL ntb Is verplaatst naar commissie van december in verband met
Zorg Aanpak hoe verder in 2015 Ballegooijen agendering van "Nota afspraken voorzieningen in de stadsdelen"
Cie Welzijnen {Plan van aanpak burgerschap en diversiteit |M. van 3-dec-14 3-dec-14 TA SL 1e kw.
KE
Cie Welzijnen | SvZ Zorg voor Zuid (E- M. van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL nvt
Zorg Welzijn/Buurtdiensten/ Mantelzorg/Voor Ballegooijen
Elkaar/Onder de pannen)
Cie Welzijnen | Uitvoeringsplan vrijwilligerssysteem (Voor {M.van 3-dec-14 3-dec-14 TB SL ntb
KE
Cie 5 Jeugd & 1e Monitoring invoering ambulant J&V team | M. van 3-dec-14 3-dec-14 TK SL/AZ&RO Toegevoegd.
Onderwijs |enregulier jongerenwerk Combiwel in Ballegooijen / S.
Rivierenbuurt (tkn) Capel
Cie Welzijnen | WMO podium nieuwe stijl M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TK SL nvt
Zorg Ballegooijen
AB Welzijnen | Startnotitie Plein aan de Vechtstraat S. Capel /M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TB SL/AZ&RO nvt
Zorg Ballegooijen
AB Welzijnen | Huizen van de Wijk: doorontwikkeling M. van 1e kw. 2015 [1e kw. 2015 TA SL ntb
Zorg Ballegooijen
| Agenda | 1 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 14 februari 2023
Portefeuille(s) Prostitutiebeleid
Portefeuillehouder(s): Femke Halsema
Behandeld door OOV
Onderwerp Uitkomsten locatieonderzoek Erotisch Centrum
Bijlage Bijlage 1 Artist Impression Erotisch Centrum
Bijlage 2 Verdiepend locatieonderzoek Ontwikkeling Erotisch Centrum, van
shortlistgebieden naar kansrijke locaties (10 maart 2022)
Bijlage 3 Sociaal-maatschappelijke impact van een Erotisch centrum op
buurten (O&S, 23 november 2022)
Bijlage 4 Advies locaties Erotisch Centrum (Politie Eenheid Amsterdam, 2
december 2022)
Bijlage 5 Inpassingsonderzoek Erotisch Centrum negen locaties (8 december
2022)
Bijlage 6_GEHEIM_ Financiële verkenning Erotisch Centrum (8 december
2022)
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u graag over de uitkomst van het verkennende onderzoek
naar het Erotisch Centrum (EC). Het college heeft enig beroep moeten doen op uw geduld; het
onderzoek naar een locatie vereist veel zorgvuldigheid. Ook is er tussentijds een nieuw college
gevormd en was er enige tijd en ruimte nodig voor verdere gedachtevorming aan de hand van de
onderzoeken. Het college heeft met dit onderzoek uitvoering gegeven aan het Coalitieakkoord:
‘We verminderen het aantal ramen op de Wallen door een deel te verplaatsen naar een erotisch
centrum waar sekswerkers meer regie kunnen nemen over hun werk’.
Keuze voor drie voorkeurslocaties
Uit het locatieonderzoek blijkt dat er kansen liggen voor ontwikkeling van een EC in de stad.
Daarbij geldt dat elke locatie niet alleen kansen, maar ook uitdagingen en dilemma's kent. Er moet
dus een afweging plaatsvinden van de kansen en dilemma’s/vitdagingen van de ruimtelijke
factoren en de sociaal-maatschappelijke factoren. Alle onderzoeksresultaten treft u als bijlagen bij
deze brief.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 2 van8
Alles overwegende kiest het college drie voorkeurslocaties voor het EC, te weten (in willekeurige
volgorde) de locaties De Groene Zoom en Evropaboulevard in gebied Zuid/RAI in stadsdeel Zuid en
de locatie Docklandsplot in NDSM-werf Oost in stadsdeel Noord. We lichten deze keuze in deze
brief toe, en zien vit naar de gedachtewisseling hierover met uw raad.
In deze raadsbrief kunt v lezen welke stappen in de afgelopen drie jaar zijn gezet in het
locatieonderzoek en hoe het college is uitgekomen bij de drie voorkeurslocaties. Het college
neemt v eerst mee in de aanleiding van de verkenning naar een EC, de doelen en uitgangspunten,
de contouren van het EC en de relatie met de Wallen. De contouren van het EC zijn ook uitgewerkt
in een zogeheten ‘Artist Impression’, om een goed beeld te krijgen van de hoogwaardige en
veelzijdige functionaliteit van de functies (zie bijlage 1). Aan het slot van deze brief treft u de
vervolgstappen.
Het Erotisch Centrum
We zijn inmiddels een kleine vier jaar onderweg met de herijking van het prostitutiebeleid. In juli
2019 heeft het college een aantal scenario’s geschetst voor de toekomst van raamprostitutie op de
Wallen en in het Singelgebied. De aanleiding hiervoor was de overlast door de grote drukte op de
Wallen en het respectloze gedrag van bezoekers naar sekswerkers en bewoners. Deze problemen
noodzaakten tot een breed debat met de stad en uw raad. Dat intensieve debat heeft de
afgelopen jaren plaatsgevonden en mondde uit in vier raadsbrieven.
Drie doelen & één vitgangspunt
Het college formuleerde drie vaste doelstellingen waaraan de scenario’s voor de raamprostitutie
moeten voldoen:
1. verbetering van de positie van sekswerkers
2. verminderen overlast door de drukte in de binnenstad
3. tegengaan ondermijning
Als vast uitgangspunt geldt dat het totale aantal vergunde sekswerkplekken in de stad niet minder
mag worden. Voorkomen moet worden dat er meer sekswerkers in het onveiliger onvergunde
circuit gaan werken.
Vier scenario’s
De vier scenario's die in juli 2019 geschetst werden liepen viteen van minder ramen tot meer
ramen, gordijnen dicht en sekswerkplekken buiten de binnenstad. Naar aanleiding van deze
scenario's zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd met de stad en met direct betrokkenen
(bewoners, sekswerkers, exploitanten en overige ondernemers op de Wallen), en in de zomer van
2019 heeft een verkenner namens de gemeente met heel veel betrokkenen op de Wallen
(sekswerkers, raamexploitanten, overige ondernemers en bewoners) gesproken. Cruciaal is het
belang van veilige werkplekken in het vergunde circuit. Daarom is de raad in een technische sessie
geïnformeerd over het belang van veilige vergunde werkplekken, die het centrale onderdeel zijn in
het Amsterdamse prostitutiebeleid. Uw raad heeft de voorkeur uitgesproken voor het scenario van
het creëren van nieuwe, veilige, vergunde werkplekken buiten het Wallengebied.
In februari 2020 heeft het college de raad geïnformeerd over de basale keuzes bij het uitwerken
van nieuwe werkplekken, zoals type werkplekken, omvang, exploitatiemodel en locatie. Het is
belangrijk dat er werkplekken gecreëerd worden voor raamsekswerkers die nu op de Wallen
werken en ook werkplekken voor sekswerkers die nu onvoldoende in het vergunde circuit terecht
kunnen of willen, denk aan sekswerkers (mannen, vrouwen en transpersonen) die nu onvergund
thuis, in hotels of elders werken in een relatief kwetsbare omgeving.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 3 van8
Contouren van het Erotisch Centrum
Aan de hand van de uitkomsten van een marktverkenning? vele gesprekken met ondernemers,
exploitanten, pandeigenaren en sekswerkers (onder andere in de Marktconsultatie Ontwikkeling
Erotisch Centrum via Tenderned, 2021) kregen de werkplekken steeds verder vorm en ontstond het
concept van een Erotisch Centrum.
In het EC komen 100 werkplekken voor sekswerk (deels plekken voor fysieke werving van achter
een inpandig raam en deels plekken waar sekswerkers klanten kunnen ontvangen via online
werving). Daarnaast is er veel ruimte voor zorg en veiligheid, horeca, (erotisch) entertainment en
educatie. Er komen meerdere exploitanten voor de sekswerkplekken ten behoeve van de
continuïteit en het voorkomen van monopolyposities. Met dit centrum laat de gemeente zien dat
sekswerk bij de stad hoort, inclusief de maatschappelijke ontwikkelingen rond seksualiteit en
gender. Het EC moet een plek zijn waar seksualiteit, erotiek, diversiteit en inclusiviteit wordt
verwelkomd en gevierd. Een breed en hoogwaardig EC waarin erotiek en seksualiteit op een
positieve wijze worden belicht en de verbinding met de cultuursector wordt gelegd. In de Artist
Impression vindt u dat ook terug. Het college benadrukt het belang van het betrekken van de
LHBTIO+ gemeenschap bij de verdere ontwikkeling van een EC. Begin 2022 sprak de raad steun
uit voor deze brede opzet van het EC.
Rol van de gemeente
De gemeente faciliteert het proces om te komen tot een EC: uitwerking van het concept, selectie
van een locatie, uitzetten van een ‘tender’ voor geïnteresseerde ontwikkelaars/exploitanten en
faciliteren van de bestemmingsplanwijziging. De gemeente neemt uitdrukkelijk géén deel in de
ontwikkeling of exploitatie: dat doen marktpartijen. Na realisatie van een EC treedt de gemeente
op als toezichthouder en vergunningverlener.
Relatie met Wallen
Het EC is onderdeel van de Aanpak Binnenstad waarin met tal van maatregelen wordt gewerkt aan
het verbeteren van de leefbaarheid van de Binnenstad, waaronder het Wallengebied. Met de
realisatie van veilige werkplekken in een EC moet een wezenlijk aantal ramen op de Wallen sluiten.
Op dit moment zijn nog geen keuzes gemaakt over aantallen ramen, welke ramen en wanneer de
sluiting plaats moet vinden.
De verwachting is dat er marktwerking optreedt bij de realisatie van een EC, omdat het een
aantrekkelijk alternatief is voor sekswerkers en klanten. In het EC worden voor sekswerkers
aantrekkelijke werkplekken gerealiseerd van hoge kwaliteit, er zijn zorgpartners aanwezig en er
zijn ontmoetingsruimtes. De werkplekken zijn veilig, onder andere door de gereguleerde centrale
toegang en hoge eisen aan de exploitanten. Daarnaast wordt een relatief lage huurprijs voor de
kamers beoogd, mede met het oog op het aantrekken van sekswerkers die nu in het onvergunde
en onveiliger circuit werken. Ook voor klanten zijn de plekken aantrekkelijk op het gebied van
kwaliteit, veiligheid en de aanwezigheid van diverse andere functies. De verwachting is dat de
ramen op de Wallen geleidelijk minder aantrekkelijk worden voor sekswerkers en hun klanten.
Daarbij spelen ook de nu al zichtbare ontwikkelingen rond prostitutie in het algemeen een rol,
waarbij klandizie zich ook begeeft naar andere vormen van prostitutie.
* Marktverkenning Scenario's Raamprostitutie — Gemeente Amsterdam (8-9-2020, bureau SITE)
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 4 van 8
Tegelijkertijd wordt vanuit de Aanpak Binnenstad ook ingezet op andere maatregelen om de
drukte en overlast te verminderen. Vanaf april 2023 worden, met het doel om bij te dragen aan
meer rust in de late nacht voor bewoners, de sluitingstijden van de ramen op de Wallen in de
weekenden teruggebracht van o6 uur naar 03 vur. Ook wordt, naar aanleiding van een motie van
de raad, onderzoek gedaan naar de juridische mogelijkheden van sekswerk achter gesloten
gordijnen waarbij de veiligheid van de sekswerkers wordt gewaarborgd.
Er zijn verschillende varianten voor vermindering van raambordelen, denk aan gedwongen
sluiting, minnelijke verwerving, verplaatsing naar het EC of het beperken van het aantal uitte
geven vergunningen. De juridische en financiële consequenties hiervan worden komend jaar
uitgewerkt. Uitgangspunt is dat het aantal ramen niet verminderd wordt voordat een EC wordt
gerealiseerd. In veel gevallen zijn de kosten hoog (zie kabinet bijlage 2 bij raadsbrief november
2020). Op dit moment is de bestuurlijke lijn dat niet actief wordt ingezet op het verminderen van
het aantal ramen op de Wallen, maar dat wel per geval wordt gekeken naar eventueel aanbod van
raambordelen op de markt.
Het locatieonderzoek
Het onderzoek naar een geschikte locatie voor het EC bestond uit twee fasen.
Eerste fase: volumestudie, gebieden en locaties
In 2020 is in opdracht van het Bestuurlijk Team (BT) Aanpak Binnenstad het onderzoek opgestart
naar geschikte gebieden voor vestiging van een EC aan de hand van criteria zoals multimodale
bereikbaarheid, beschikbaarheid gemeentelijke kavels, ontwikkelkansen, mate van stedelijkheid
en mate van kwetsbare functies (zoals onderwijs, kinderdagverblijven) in de directe omgeving.
Volumestudie
Om onder meer het ruimtebeslag te bepalen is najaar 2020 door Moke Architecten een
volumestudie uitgevoerd, dat een beeld vormt van het benodigde volume en de inpasbaarheid van
de functies (‘het programma’) in een gebouw of op een kavel (footprint) op basis van het
voorlopige Programma van Eisen voor het EC.
Shortlist acht gebieden
Uit de eerste fase van het onderzoek volgde een aantal gebieden met de potentie om een EC op
goede wijze in te kunnen passen. Het zijn deels transformatiegebieden die veranderen en in
ontwikkeling zijn. Ze zijn goed bereikbaar met het OV, er zijn voorzieningen aanwezig/stedelijk
weefsel en de gebieden liggen niet in het centrum van de stad, maar liggen ook niet afgelegen.
In de raadsbrief Nadere uitwerking scenario’s raamprostitutie (3 november 2020) is de voorlopige
shortlist opgenomen. In de raadsbrief Voortgang Verkenning Ontwikkeling Erotisch Centrum (12
oktober 2021) informeerde het college uw raad over de resultaten van de marktconsultatie
(voorjaar 2021) is de volgende voorlopige shortlist van acht gebieden gepresenteerd:
1. Amstellll (Zuidoost)
2. ArenAPoort (Zuidoost)
3. Sloterdijk Il Zuid (Nieuw-West)
4. Sloterdijk Il Noord (Nieuw-West)
5. Zuid/ RAI (Zuid)
6. Eenhoorngebied (Oost)
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 5 van8
7. Haven-Stad (West)?
8. Watergebied Amsterdam (locatie nog onbekend)
Van gebieden naar locaties
In de acht voorlopige shortlistgebieden is vervolgens onderzocht welke locaties daarbinnen
kansrijk zijn voor vestiging van een EC. De locaties zijn getoetst op ruimtelijke criteria als
inpassingsmogelijkheid, ontwikkelpotentie, stedelijkheid, bereikbaarheid en sociale veiligheid en
beheersbaarheid. De ruimtelijke criteria zijn daarbij verfijnd: zo is er bij bereikbaarheid
bijvoorbeeld gekeken naar nabijheid tot de multimodale ov-knoop, nachtnet, fietsbereikbaarheid
en parkeermogelijkheden.
Uit deze studie? zijn veertien kansrijke locaties naar voren gekomen in zes van de acht
shortlistgebieden. In Eenhoorn en Sloterdijk Il Noord zijn geen kansrijke locaties gevonden op
basis van bovengenoemde criteria.
Conclusies eerste fase
Naar aanleiding van het verdiepende locatieonderzoek heeft het Bestuurlijk Team in maart 2021
gekozen voor vervolgonderzoek op zes kansrijke locaties in drie gebieden: Zuid/RAI (drie locaties)
en ArenAPoort (twee locaties) en Sloterdijk.
Sociaal-maatschappelijke impact en advies politie
Naar aanleiding van een motie heeft Bureau Onderzoek en Statistiek (O&S) in maart 2021 het
onderzoek Sociaal-maatschappelijke impact van een Erotisch Centrum op buurten* uitgevoerd voor
de gebieden waarin kansrijke locaties gelegen zijn. Voor de sociaal-maatschappelijke impact van
een EC heeft O&S de (omgeving van de) locaties op drie aspecten beoordeeld: inpact op de buurt,
impact op de omgeving en impact op kwetsbare jongeren. Dit resulteert in een totaalrisico dat
laag, gemiddeld of hoog is. Daarnaast is de Politie Eenheid Amsterdam om advies gevraagd over
het effect van een EC in de onderzochte kansrijke gebieden vanuit het oogpunt openbare orde en
veiligheid. De politie adviseert per gebied over een gemiddelde of een hoge prevalentie van
overlast- en veiligheidsincidenten, het beeld qua ondermijnende activiteiten/netwerken,
jeugdproblematiek en drugshandel. Op basis daarvan adviseert de politie per gebied of dit meer of
minder kwetsbaar is.
Het Verdiepend locatieonderzoek is samen met het rapport van O&S en het advies van de politie
voorgelegd aan het college in maart 2022 (in die fase nog vertrouwelijk, omdat het nog een
tussenfase van het onderzoek betrof).
Tweede fase: inpassingsstudie en financiële verkenning meest kansrijke locaties
Het college heeft in maart 2022 opdracht gegeven om een inpassingsstudie en een financiële
verkenning op hoofdlijnen uit te voeren voor de locaties in de twee genoemde voorkeursgebieden
Zuid/RAl en ArenAPoort en de locatie in Sloterdijk Il Zuid mee te nemen. Het ging om de volgende
locaties:
2? Haven-Stad is toegevoegd n.a.v. een motie van uw raad waarin gevraagd werd nieuwbouwgebieden mee te
nemen.
3 Verdiepend locatieonderzoek Ontwikkeling Erotisch Centrum, van shortlistgebieden naar kansrijke locaties (10
maart 2022) — zie bijlage 2.
4 Zie bijlage 3.
5 Zie bijlage 4.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 6 van 8
= Westelijk Ontwikkelveld Kenniskwartier (Zuid/RAI)
1 De Groene Zoom (Zuid/RAI)
= __Europaboulevard (Zuid/RAI)
"Johan Cruijff Boulevard (ArenAPoort)
n= De Entree (Zuidoost)
= _Rhoneweg (Sloterdijk Il Zuid)
Deze inpassingsstudie® inclusief de verkenning van de financiële consequenties? (zoals de
gevolgen voor de grondexploitatie, het risico op planschade en kosten voor benodigde
infrastructurele aanpassingen) is in juli 2022 aan het BT Aanpak Binnenstad (burgemeester,
wethouder EZ en wethouder G&O) voorgelegd. Hier is besloten om voorlopig drie locaties op de
lijst te houden: De Groene Zoom, Europaboulevard en Johan Cruijff Boulevard. De volgende
locaties vielen af: Kenniskwartier (Zuid/RAI) en De Entree (ArenAPoort) (omdat het EC middenin
een (nieuwe) woonwijk zou komen te liggen) en Rhoneweg (Sloterdijk Il Zuid): onder andere
vanwege de afgelegen ligging en gebrek aan verblijfskwaliteit (bedrijventerrein).
Omdat alle locaties dilemma's en uitdagingen kennen, is besloten om ook nogmaals naar eerder
bekeken gebieden te kijken om te zien of er nog meer/andere locaties mogelijk zijn. Dit heeft
geresulteerd in een aanvullende inpassingsstudie (najaar 2022/begin 2023) voor de volgende
locaties in stadsdeel Noord:
1 __NDSM-werf Docklandsplot
= __NDSM-werf Pier
= __P+R-terrein naast station Noord
Conclusie tweede fase: kansen en dilemma’s/vitdagingen
Uit het locatieonderzoek blijkt dat er kansen liggen voor ontwikkeling van een EC in de stad.
Daarbij geldt dat elke locatie ook uitdagingen en dilemmma’s kent. Daarbij moet een afweging
plaatsvinden van de kansen en dilemma's van de ruimtelijke factoren, de sociaal-maatschappelijke
factoren en het advies van de politie.
O&S oordeelt dat het risico op een negatieve sociaal-maatschappelijke impact voor de locaties in
ArenAPoort en Station Noord hoger is, voor Sloterdijk Il hoger (buurt en minder weerbare
jongeren)/ gemiddeld (bewoners), voor Zuid/RAI lager (buurt, jongeren)/ gemiddeld (bewoners) en
voor NDSM hoger (bewoners, jongeren)/ gemiddeld (buurt).
De politie oordeelt dat de locaties in gebied Zuid/RAI en NDSM een gemiddelde prevalentie
hebben en acht deze locatie minder kwetsbaar voor vestiging van een EC.
De locaties in Zuidoost en Nieuw-West (locatie Sloterdijk) acht de politie zeer kwetsbaar door een
hoge prevalentie. De locatie P+R-Noord acht de politie kwetsbaar door een hoge prevalentie.
De Groene Zoom kent als belangrijkste kansen dat het vlak naast OV-knooppunt RAI gelegen is en
dat het EC past bij de grotere stedelijke functies waaronder het congrescentrum. Sociaal-
maatschappelijke impact is gemiddeld of lager en de politie ziet gemiddelde prevalentie van
overlast en veiligheidsincidenten. Een uitdaging is de combinatie met de uitvoering van het
Masterplan RAI (woningbouw en logistieke oplossing) en Zuidasdok.
$ Zie bijlage 5
7 Deze bijlage 6 ligt voor raadsleden onder geheimhouding ter inzage bij de raadsgriffie
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 7 van8
De locatie Europabovulevard is ook nabij OV-knooppunt RAI gelegen en biedt voldoende ruimte om
het EC in te kunnen passen. Belangrijk aandachtspunt is dat de grond onderdeel is van het
Tracébesluit Zuidasdok, waardoor bestuurlijke goedkeuring nodig is van het rijk om over deze
grond te kunnen beschikken. Indien dit proces met het rijk leidt tot ernstige vertraging, neemt de
kansrijkheid van deze locatie voor het EC af. Verder vraagt de huidige verkeerssituatie
aanpassingen in de openbare ruimte. De sociaal-maatschappelijke impact is gemiddeld of lager en
de politie ziet gemiddelde prevalentie van overlast en veiligheidsincidenten.
Op het Docklandsplot in NDSM-werf Oost bestaan de kansen uit de aanwezigheid van stedelijke
functies in de vorm van horeca en evenementen en voorziet de politie op deze locatie gemiddelde
prevalentie van overlast- en veiligheidsincidenten. Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere
de niet multimodale bereikbaarheid en de impact van het EC op de culturele vrijplaats. Het
totaalrisico op sociaal-maatschappelijke impact wordt hoger ingeschat.
Voor de Johan Cruyffboulevard (Zuidoost) en Sloterdijk (Nieuw-West) geldt dat het college, mede
gelet op de adviezen van O&S en de politie, het sociaal-maatschappelijk risico te groot vindt. Ook
ligt de locatie in Sloterdijk te afgelegen.
Op de locatie Westelijke Ontwikkelveld Kenniskwartier is sprake van een zodanige negatieve
grondexploitatie dat deze locatie niet kansrijk is. Daarbij is er door de inpassing van het EC in een
woonblok een te groot risico op afbreuk aan de leefkwaliteit van het toekomstige woongebied,
omdat het EC in het woonblok zal moeten worden ingepast.
Voor de locatie De Entree in ArenAPoort geldt ook dat EC onderdeel moet worden van het
woonblok, dat afbreuk doet aan de leefkwaliteit van het woongebied. Op die locatie speelt ook het
hoge sociaal-maatschappelijke risico.
De locatie P+R Noord tenslotte heeft te weinig verblijfskwaliteit nu en in de toekomst. Tussen de
metro en de locatie voor het EC ligt een infrastructurele barrière. Er is geen compensatie in de
omgeving voor de huidige parkeerplaatsen. Tot slot is het risico op negatieve sociaal-
maatschappelijke impact hoog.
Naar de voorkeurslocaties
Alles overwegende kiest het college ervoor om de locaties De Groene Zoom en Evropaboulevard
(beide in gebied Zuid/RAI ) en de locatie Docklandsplot in NDSM-werf Oost (Noord) aan te wijzen
als voorkeurslocaties voor het EC. Deze locaties zijn redelijk tot goed bereikbaar, zijn onderdeel
van het stedelijk weefsel van de stad; op deze locaties kan aansluiting gevonden worden bij
aanwezige horeca en evenementen/bezoekersstromen. O&S schat de sociaal-maatschappelijke
impact op deze drie locaties in als lager tot gemiddeld. De politie ziet rond deze drie locaties geen
hoge prevalentie van overlast- en veiligheidsincidenten, beeld qua ondermijnende
activiteiten/netwerken, jeugdproblematiek en drugshandel en acht op basis daarvan deze locaties
relatief minder kwetsbaar voor vestiging van een EC.
Vervolgproces
Het college zal zo snel mogelijk een adviesaanvraag indienen bij stadsdeel Noord en stadsdeel
Zuid?. Deze stadsdeel-adviesaanvraag zal minimaal 8 weken in beslag nemen. Met de stadsdelen
zal komende periode worden overlegd hoe dit proces kan worden ingericht. In dezelfde periode zal
8 Conform Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 14 februari 2023
Pagina 8 van 8
de gemeente ook stakeholders consulteren over de voorkeurslocaties (waaronder uiteraard
sekswerkers, en ondernemers en andere partijen die zich eerder hebben gemeld bij de gemeente
in de voorgaande consultatierondes). De opbrengsten van de stadsdeeladviezen en de
stakeholders-consultatie vormen input voor de besluitvorming door het college over de definitieve
locatie.
De besluitvorming over de definitieve locatie wordt na het stadsdeeladvies voorbereid en zal naar
verwachting dit najaar plaatsvinden. Het college komt graag bij vw raad terug voor het bespreken
van een definitieve locatiekeuze.
Na de bestuurlijke besluitvorming over de definitieve locatie gaat het project naar de volgende
fase. Dan zal met alle betrokkenen bij de gekozen locatie een participatietraject plaatsvinden over
de inpassing van het EC op die locatie. Ook kunnen we dan het proces van de planologisch-
juridische procedures opstarten en de selectie voorbereiden van de marktpartij die het EC gaat
ontwikkelen (verwacht: eerste helft 2024).
Het college hoopt met de keuze voor de drie voorkeurslocaties een goede stap te maken naar het
verwezenlijken van een Erotisch Centrum. Het college wisselt graag met uw raad van gedachten
over de drie voorkeurslocaties.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
f f É D
| - -
ï
Femke Halsema
Burgemeester
Kaartje drie voorkeurslocaties
oh Sn Bede Leen er. te >
peer dte, ä 4 We Ne % Ne &
Ad nii ne Be EE ES
nan zien mi dl a En CAE ®,
iT dn Ee WR a En 4 N°
Taen OER en Nx
Je en ae De dn W, B is eee N ® ey
E OE Efe en
hr en bs
en ei ES
5 A Ten
PR a dan Ne En
7 Pre EE Rn
Ee A ee en
tE ze
EN, |
et Te B) eh
dn Etn en Telen RE Mn |
Ee re ee Die Ï mi)
5 a sl ek a ee 7 B Dee - Bn Lm BE Groene Zoom EE)
be e TN el A EN ae “in 5 de
SE ES SE
Sd ree ee RE ONNA
< nn me Ne
se Pie E Pee Dent MESA A ‚ee CEE
en A ed EN eN
Ì À eg En rek \
Jr eri SS B
Ze AAE Kent ee ZENE Ue SL
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 8 | train |
Inkopen ed
met invloed
Inhoud
Inkopen Inclusie en
aa le) diversiteit
invloed
Ke, 16
< »
® Innovatie Sociaal
19 po)
â Inkopen met invloed 2 Inhoud
2 met invloed De
Wat vindt Amsterdam belangrijk bij de
inkoop? Hoe kan de inkoop van de
gemeente bijdragen aan de ontwikkeling
< van de stad? Hoe kun je als opdrachtgever >
daarbij helpen? En hoe kun je als ondernemer
daarop inspelen? Dit visiedocument is voor
opdrachtgevers en ondernemers.
2 miljard
Als grootste gemeente van Nederland u
koopt Amsterdam jaarlijks voor ruim Amsterdam koopt
€ 2 miljard in bij vele ondernemingen. e lijk e
Daarmee kunnen wij een verschil maken jaar IJ s voor ruim
en dat willen wij ook. Met de inkoop eze °
kunnen we bovendien een voorbeeld zijn € 2 miljard in”
voor kleine en middelgrote gemeenten.
â Inkopen met invloed 3 Voorwoord
nn
“In elke me
bestedi Coalitieakkoord
aanbesteding
ú (2018)
krijgt het
ee ‘Inkopen met invloed’ staan 6
maatschappel IJ ke Maatschappelijk effect belangrijke Amsterdamse beleids-
‘Inkopen met invloed’ laat zien hoe de uE Ma Ca AIC RTK Ake
effect een gemeente Amsterdam kan bijdragen aan voor interne opdrachtgevers en
e H grote opgaven. Uitgangspunt: in elke ondernemingen. De thema's komen
prominente plek aanbesteding krijgt het maatschappelijke uit het Coalitieakkoord ‘Een nieuwe
effect een prominente plek. Daarmee is het lente en een nieuw geluid’.
toevoegen van maatschappelijke waarde geen
bijzaak meer, maar een doel bij elke inkoop.
< >
Duurzame stad Meer met inkoop
Amsterdam wil een rechtvaardige, verbonden, In dit visiedocument ziet u de 6 belangrijkste Aln
vrije, duurzame en democratische stad zijn. thema's. Afhankelijk van het inkooptraject ®
Dat is de kern van het coalitieakkoord uit maakt Amsterdam hier een keuze in. Daarmee WW
2018. Zover is het nog niet. Amsterdam is inkoop een krachtig instrument om een
staat voor grote opgaven. Denk aan de duurzame, innovatieve en sociale ontwikkeling
klimaatverandering en de energietransitie. te stimuleren in onze mooie stad.
Denk ook aan het circulair maken van de
economie en aan het bieden van banen voor Rutger Groot Wassink
mensen die moeilijk zelf aan het werk komen. wethouder inkoop
â Inkopen met invloed 4 Voorwoord
en … er -
- à
a . en: Bekiek AAN lS
« at nt Ke ú age 4 ( |
Din
KK Ee 5 | MM 4 ae fn | El
en LN : N \ Rl 5 Ea
LS : Ed - 9, mj - á „
n 8 B Pig - ech ej kiz F | . | A
5; < Pe B EN : À id : 4 nr Ì , _ ke
| Ae. Re ae d Ô Pe, £ $ Ji ;
p ig RS se DS J a 5 Af e R 3 " ie
bed Ä Par VET niche $ |
/ Pe N * : ‚
ee din, Hilke
pe Ee a „ erf (he k he
ie a ek PR dea Ei | ef EN Ke
Ma p. a! u sE ii m pr
Pa on BN en N tl h
ì en CRE ; \ Ni Ls Zl
\ AND DARE)
dien. ‘ Ne Eek wed WI ; ; / We j
De RARE
Ee Er , A Dd À:
Nn At e kN [ , A h Pe ee ze
Bijdrage leveren aan een duurzame stad
CE. d b k di nij ee d
Visie van Amsterdam Wat betekent dit ij zijn de eerste
Amsterdam heeft grote ambities als het gaat voor de inkoop? generatie die de gevolgen
om de duurzaamheid. Niet alleen voor de van klimaatverandering
stad, maar ook voor de eigen organisatie. In De gemeente wil via de inkoop
2030 wil Amsterdam een volledig duurzame opdrachtgevers stimuleren en ondernemers merkt en de laatste
gemeentelijke organisatie zijn. Amsterdam de mogelijkheid bieden om duurzame . .
heeft vijf klimaatdoelen: producten, werken en diensten te leveren. generatie die er wat aan
Zo levert elke opdracht, elke aanbesteding kan doen. Als we willen
1. Maximaal energiezuinig en elk contract een bijdrage aan een ee
< 2. Uitstootvrij duurzame stad. Inkooppakketten met een dat Amsterdam bij haar >
3. CO‚-neutraal potentiële grote duurzaamheidsimpact achthonderdste
4. Circulair krijgen de voorkeur. De gemeente daagt . rn.
5. Klimaatadaptie opdrachtgevers en ondernemers uit om verjaardag nog altijd in
h hil ken. .
ot versch le maken blakende gezondheid
verkeert, moeten we nu
“Inkooppakketten met stevige keuzes
duurzaamheidsimpact durven maken.”
krijgen de voorkeur” coeieskkoord
gemeente Amsterdam
5 | 2018
Es
â Inkopen met invloed 6 Duurzaam
nn
Concrete
inkoopdoelen
100% —
Amsterdam ie)
&
an circulaire
1. Maximaal energiezuinig betekent dat we inkoop
energie zo efficiënt mogelijk verbruiken. Naast €
energiezuinige apparaten vragen we u om zo
min mogelijk vervoersbewegingen. Denk aan En uitstootvrije
het gebruik van hubs, lokale partners en het inkoop
bundelen van leveringen. TT 1
@
2. Uitstootvrij betekent dat we geen gebruik 50% — minder
< maken van voertuigen, aggregaten of mobiele spullen >
werktuigen die fossiele brandstoffen zoals mn inkopen
diesel of benzine verbruiken. Alternatieven
zijn bijvoorbeeld elektriciteit of waterstof. _— ®
CO‚-neutrale
inkoop
"Een dienst, product of ak
werk draagt bij aan een 0% — kinaat
imaat-
klimaatbestendige stad” 2022 2025 2030 bestendig
â Inkopen met invloed 7 Duurzaam
nn
3. CO‚-neutraal betekent dat broeikasgassen 4. Circulair betekent dat we zo min 5. Klimaatadaptief betekent dat een
zijn vermeden of gecompenseerd. Dit geldt mogelijk nieuwe materialen en fossiele dienst, product of werk bijdraagt aan een
voor het ontwerp- en productieproces en voor energie gebruiken. Dit geldt voor de klimaatbestendige stad. Denk aan het
het gebruik van de diensten, producten en hele keten: van het ontwerp- en ontwerp en aan materialen die bijdragen aan
werken. Daarnaast vragen we u om zo min productieproces tot en met het gebruik. verkoeling van de omgevingstemperatuur,
mogelijk broeikasgassen uit te stoten in de Een lange levensduur van het product zoals groene daken en het vergroenen
eigen bedrijfsvoering. Denk aan de afname staat voorop. Daarna is het belangrijk dat van verharde oppervlakten. Denk ook
van groene energie, een aardgasvrij gebouw het product of de materialen ervan opnieuw aan regenwateropslag voor bewatering
en uitstootvrije bedrijfswagens. hoogwaardig gebruikt kunnen worden. van groen of gebruik voor toiletten.
Of regenwateropvang waarbij het
geeneen water vertraagd wordt afgevoerd, zoals
: __CO‚-prijs als gunningscriterium ; waterdoorlatende klinkers of kratjes onder
: De CO‚-uitstoot van een dienst, product : parkeerplaatsen.
:_of werk kan in euro's worden uitgedrukt. ;
: De aanbieder met de laagste CO‚-uitstoot Sr
< :_kan daardoor in de selectie een fictieve : ®: >
: korting krijgen. Zo kunnen de kosten van ; a zÁ
:__CO-uitstoot meewegen als gunnings- : / ee
criterium bij aanbestedingen. \ EEn . E
Poosssossssvosoosvseessveecosssssossssssssvossssssseee maman meen
EE = PI NS
en n
| n
bm an
A
Le slalsik®, LH
â Inkopen met invloed 8 Duurzaam
nn
NEE PF PO ERE IE el er VE
EEN, ik plet kk LA Tord EE 7 En, EN an EE! ia d |
EV EA ONS Ch nd
MAT VE SRE): 2
ON LL KE Br EN 6 DS 7 Praktijkvoorbeeld
| PDRE 7 ENKA /, Zo wordt de stad Duurzaam
De erk, Ait AE 0E el PE 3 RT 4, Ai .
ME EM SNN) / toekomstbestendig
en 7 el hi AN re EE Fi rien es gelen kh mt ni
=d . : de es RE Ee, iT en Ld dd if eN . 8
z \ Ek NN / / en klimaatadaptief Inkooptraject
5 EE ENA PN ne NRN |
EE ENE ae in ES We hebben aannemers geselecteerd
RN Ot ME . ve
EE] | dy En TN fe ende | A op verschillende plannen die zijn
Ì Fn War: We EEN vo Ti 4 ingeleverd: slim en schoon werken,
Ì ih EE Wv RD Se NE IJ | Christina Ottersberg gebruikt innovatieve asfaltmengsel en
nj HET | ê , . ne
dm KE hl en AEN MR | | a de samenwerkingsovereenkomst samenwerking, en prijs geen rol
: FI IE HH F ui 1e oe RS ‚nn Mid | verhardingen om Amsterdam speelde. Zelf ben ik betrokken
ren Ti en En nn | AM à |: et toekomstbestendig te maken. geweest bij de beoordeling van
eN id \ Kn Ze 0, é = ( | Í IN de plannen over samenwerking.
me SR ) Á id OE ain Wat We werken nu voor een periode
nn med Oo Ba PO AT nl , ” ,
ne HIE Hi ns  ecru! De gemeente Amsterdam is altijd van 4 tot 6 jaar met 13 aannemers
| En _ : ns . . je .
Be DN ES der | op zoek naar nieuwe innovaties. verdeeld over verschillende percelen
et : n En 4 B ee = De gemeente wil in 2050 dat de in Amsterdam (Samenwerkings-
me: k stad klimaatadaptief en circulair is. overeenkomst Verhardingen).
BE Bane 4 « t 4 al nt E __Om dat te bereiken, moet je nu >
A Ke Er En beginnen om te weten wat werkt Impact
_ Ee j7 —_— EES en wat niet. In 2020 is de Kromme Jazeker! De straat is nu ingericht
En O7 ee Ak _ Mijdrechtstraat vervangen, een met een circulaire en klimaatadaptieve
tr AE hed he in A straat in de Rivierenbuurt. De Kromme _ bestrating.
: Tek ESS NR \ _ Mijdrecht is een pilotproject waar we
Er 3 AE? bn onderzoek doen naar waterbergend Tip
tt E TE ERE: a nn SN
in Ee 5 2 1 Ë Me vermogen, beheer en onderhoud. In Verzin niet alles zelf maar werk samen
aten A AE Sa te ee deze straat maken we bijvoorbeeld met ondernemingen. Samen kun je
ie p der EE a jn tn nt ee, -
AAE EEN DE Le Sen ES gebruik van waterdoorlatende en bepalen wat het meest logisch is om
EE: & d Nee HRe Ae _ circulaire stenen op een circulaire te doen. Met elkaar kun je tot de
Lap bi On eee Pee fundering. Daarmee ontlasten we het meest duurzame oplossingen komen.
a rede ar, Bl oe Rs ed : ke . …. î
ü: Pv: tsiis 3 bn Wer riool bij extreme neerslag. Bovendien
Er ee ei vEt : Ee en , .
en > ME Eee BS es gebruiken we het overtollige water
EN RT ett ne Nie Re
EL Be Mrne reek de 2d voor de bomen in de straat.
ter EN dE id nn VE !
A ET NE En de
EE Are * e 1e: Es IE e zee EEN en
â Inkopen met invloed 9 Duurzaam
wv.
Praktijkvoorbeeld
Pp | Zo wordt de Duurzaam Mrne d +4
en catering duurzaam
® en gezond
_ Kaal
‘ ps
mi E
RL „
iid. 8
Li r p
AR p
Ka á
E A ’
Ù Ue dn a En gmg
mi
e En oh
an A 7 _
B Bin anas en _
hae
‘ er INE: | nn Er el WM sl
N 1 MZ À ZA de en Be Î í Ì
‘ Bi EAN . Ih A4 $ (
pr in | KES, de
rid r eN E / / / 8 WP k g | |
mn  Ume EX ln Wo à afd vl lid
8 là vAe Se
_ Rm / Ei k | 5 in
1m li} é | Pr
Á | 4 n 3 ja Vi
f d N …
< | Es NN Jm
| DÁ 13 on |
IS an EN OO AS
5 Be Wal f
E EM Tt
EK a, Ee Ee
| n ä : Pr “ VN & oa B ef Be - ES
en dl Ln N Eh e dee a =
je if | a Kr) me N
| | | EA n es:
ke AE dn) ‘
( | 5 | G Oe 8 te ie (es ee ee = ee | m
OO
Gezondheidswinst voor alle Amsterdammers
Visie van Amsterdam Wat betekent dit : Preventiebeleid
Amsterdam wil dat alle Amsterdammers voor de inkoop? ; van Amsterdam
gelijke kansen hebben om in goede ; :
gezondheid te leven. Het aanpakken van De gemeente wil via de inkoop Amsterdam stimuleert een gezonde en
ongelijkheid in gezondheid heeft prioriteit. opdrachtgevers en ondernemers stimuleren _ : actieve leefstijl voor Amsterdammers. De :
Hoe kunnen alle Amsterdammers gezond om bij te dragen aan een gezonde stad. focus ligt op de thema's: rookvrij, gezonde ;
opgroeien en langer in goede gezondheid Een stad waar alle Amsterdammers gezond _ : voeding, voldoende beweging, een gezond
leven? Gezondheid is een breed begrip kunnen opgroeien en leven. : buitenmilieu (luchtkwaliteit en geluid) ;
en verbonden met thema's als onderwijs, ‘en verbinding met de buurt. Een goed :
< huisvesting, armoede, sociale zekerheid, ingerichte leefomgeving kan bijdragen aan ; >
welzijn, sport & bewegen, voedselvoorziening ‘een gezondere levensstijl en een betere
en leefomgeving. ® : gezondheid. > :
"Alle Amsterdammers
hebben recht op gelijke
gezondheidskansen”
â Inkopen met invloed 12 Gezond
nn
Gezonde leefomgeving Gebiedsgericht
: Een omgeving die zowel aanzet tot Amsterdam pakt gezondheid gebiedsgericht _ :
: bewegen als stimuleert contact te leggen aan. Veel oplossingen van gezondheids-
:__in de buurt, zorgt juist voor een betere problemen vragen om inzet vanuit ; u . . .
: gezondheid. De fysieke inrichting van de diverse sectoren. Dat betekent dat in het ; De fysieke inrichting
‘stad draagt bij aan gezondheid, maar kan gezondheidsbeleid nadrukkelijk de verbinding van de stad draagt
:_ook leiden tot ziekte. Slechte luchtkwaliteit wordt gemaakt met andere sectoren zoals :
leidt tot schade aan de luchtwegen. Een ruimtelijke ordening, veiligheid, economie, bij aan gezondheid”
: omgeving die aanzet tot bewegen, zorgt onderwijs, sport, sociale zaken en milieu. ;
juist voor een betere gezondheid. Andersom kan gezondheid ook een bijdrage :
leveren aan de doelstellingen van andere ;
; beleidsthema's: gezonde kinderen kunnen
; beter leren, gezonde mensen kunnen eerder ;
; dan ongezonde mensen aan het werk.
®
©
®
q 4 mn
T
I pn
Hi
| ®
Ó OO
â Inkopen met invloed 13 Gezond
nn
| f IA Ld PE
In NT
mk h kn ef KT e Pi UT
| | - | ee NV | | ed "| en
| | | | 4 - ae 5 Pi mie EI Ht « S un
MIND EN en GN KN Ld | Í E |
Ik 3 ie Apt B
4 EES GER OO TE NER AAE: Ne |
| | Ri Ee Fi] nn | pn pn | } JK | ER B
Á IES JON | Í | al Là mn Ie, 8
Re. NE es mar)
( ie LA | ed At 1
ke en ks ni 9 a } Lj Dn | | Ì £
En 2 ! in Ee -
Pf EE 5 ef ee [ P%
Ì , | Ks» ol el | ee Ì if es \ L Ä k EE | Í | |
pe le} 5 ze Ö EEN Se | | |
Inclusie en diversiteit 0
ledereen doet mee!
© © . . . e . . .
Visie van Amsterdam Wat betekent dit ;_Diversiteitsbeleid
De gemeente wil een inclusieve en diverse voor de inkoop? van Amsterdam
organisatie zijn. Een organisatie die :
verschillen omarmt en waar ieders unieke De gemeente wil via de inkoop : Amsterdam streeft naar een inclusieve
talent wordt benut. Op alle functieniveaus opdrachtgevers en ondernemers werkcultuur en naar diversiteit van het ;
wil Amsterdam een afspiegeling zijn van de stimuleren om bij te dragen aan een : medewerkersbestand. Dit als afspiegeling
beroepsbevolking. Diversiteit is binnen de inclusieve en diverse organisatie. * van de diverse stad die Amsterdam is. :
gemeente een kwaliteit. Mensen worden We vinden het belangrijk dat iedereen
gewaardeerd om wie ze zijn en wat ze kan meedoen en dat er voor iedereen : Wat betekent dit concreet? ;
< kunnen. We gaan uitsluiting en discriminatie een plek is. : m Eris specifieke aandacht voor medewerkers >
actief tegen. : met een niet-westerse migratieachtergrond :
en medewerkers onder de 35 jaar.
m Voor de hoogste functieschalen voert
“In Amsterdam : Amsterdam een voorkeursbeleid in. :
is diversiteit een m Voor een aantal andere categorieën heeft
; de gemeente streefcijfers. ;
kwaliteit” ® © | Ì
: Sociaal en inclusief opdrachtgeverschap ;
% ® ;__De Universiteit Utrecht doet in opdracht van _ :
® Amsterdam een meerjarig onderzoek naar :
sociaal en inclusief opdrachtgeverschap. :
â Inkopen met invloed 15 Inclusie en diversiteit
nn
nn |
\ | n Praktijkvoorbeeld
En | P Áo) krijgen mensen Inclusie en diversiteit
Md rd
| NR 4 ke. | met een beperking
er B EN ah weer werk
TN en EN - ä ï
sE ha 4 f ==, ie
B X Û i i Á . ri __Dirco Dekker hielp mensen
| 3 ej en kJ B met een beperking aan een
EK F pd ii Ï E r Ee ie ü " baan bij de gemeente.
d pe Ad We ri . E À F î De zt Ee 8 En
Ì Er it ng. IE 1 Er ACR ee else El Ecu laren mensen verdienden deze
IJ js Te de pen EE Vn, el E BE we mensen met een Wajong- kans en hebben die gepakt.
Ì EE ‘ A Ane Tete Ee Elaa Ea e laten Felen
ie 8 NE Ee A ei BREE ed dE. in het contactcentrum van de Tip
ze EH EN EE Ne: gemeente: 14020. Onze insteek? CT Baalen NA tn
< | Kn ER ARE, 20 ACHAT ol eva ROTE STN TLT beperking persoonlijke >
1 ca ie B talent van de kandidaten. Dus aandacht en de ruimte om
Î 5 niet de focus op hun beperking, te leren en te ontwikkelen.
B a ee LHR VEEL Chant Lake Het is altijd maatwerk!
: EN OO ____wel kan. Ook hebben we samen
A Ee E met de opdrachtgever de
ni kandidaten extra begeleiding
ì EL . gegeven als voorbereiding op
ij ed al Ta Mel ENOR ICI SLS
we Impact "Niet de focus
ie LJ
er Ik ben er trots op dat we op al beperking,
eha maar ontdekken wat
Wajong-uitkering aan een baan
hebben kunnen helpen. Deze iemand wel kan”
â Inkopen met invloed
nn Ke
a ers A07 OM
EO SS
pe N 2 |
EE 3 B
te 4 B La De 8 rr Ad 4
pe PC Ken | B
Je 7 ie ee e „. f
had d de ee â s LE
l ®
nnovatie 0
Samen zoeken naar slimme oplossingen
ee e : e . :
Visie van Amsterdam Wat betekent dit :_Innovatiebeleid
. : :
Amsterdam wil de stad klaarmaken voor de inkoop? van Amsterdam :
voor de toekomst. De gemeente wil de : :
dienstverlening versnellen en verbeteren en De gemeente wil via de inkoop Vernieuwen kan Amsterdam niet alleen. ;
een gemeente zijn die toonaangevend en opdrachtgevers en ondernemers stimuleren _ : Samen met bewoners, maatschappelijke :
toekomstbestendig is. Daarom werken we aan om bij te dragen aan vernieuwende initiatieven, ondernemers, overige partners ;
vernieuwende oplossingen, technologische oplossingen. We werken graag met :__en kennisinstellingen kunnen we het verschil :
mogelijkheden en nieuwe methodes. Door innovatieve samenwerkingspartners en maken. Zowel op lokaal als nationaal en ;
het slim inzetten van technologie ontstaan betrekken graag vroegtijdig ondernemers ‘internationaal niveau. Om een verandering :
< innovatieve ideeën die helpen om de bij een inkooptraject. Met innovatieve : in gang te zetten, wil de gemeente het grote _: >
uitdagingen van Amsterdam op te lossen. inkoopprocedures daagt de gemeente :__inkoopvolume van Amsterdam als vliegwiel :
Technologische vernieuwing gebeurt op ondernemers uit om samen te innoveren. gebruiken. > ;
vele terreinen: connectiviteit, mobiliteit, : :
circulaire economie, gezondheid, educatie, Beoovenveneeneeneerenvensenseneenenvenvenennennenvenvveennense Ì
democratisering en energie & klimaat. nf
@ DO ®
e °° ml) mj)
"Elke aanbesteding en *
opdracht is geschreven 2 '
. ed » 5
in helder Amsterdams” NN ii a S)
â Inkopen met invloed 18 Innovatie
nn
: Amsterdamse aanpak >,
= Samenwerking = Experimenteren = Duidelijke communicatie
; Via intensieve coproductie en Met pilots houden we het klein en Elke opdracht en aanbesteding is :
: gezamenlijke ambities ontwikkelt kunnen we experimenteren en leren. geschreven in helder Amsterdams: ;
; Amsterdam nieuwe oplossingen. Soms passen we de techniek van prettig leesbaar met zo min mogelijk :
: kort cyclisch werken toe. juridisch of ambtelijk taalgebruik. ;
: = Bundelen ;
: Amsterdam bundelt de behoeften, = Opschalen mogelijk maken = Actief naar de markt ;
; expertise én het innovatiebudget. We stimuleren nieuwe en creatieve Alle opdrachten worden nog ;
; Dit creëert innovatieruimte en manieren van aanbesteden om beter toegankelijk gemaakt
; bespaart tijd en geld. goede oplossingen snel breder in voor de hele markt. ;
; te kunnen zetten.
= Behoefte centraal :
; We gaan innovatief functioneel
< uitvragen in plaats van een vastomlijnd ; >
; product of dienst beschrijven. :
“Met innovatieve ideeën ® X
kunnen we de stad Ù
klaarmaken voor e.
de toekomst” â e. ù On
am
ap
â Inkopen met invloed 19 Innovatie
nn
ERN
Am meel Mij, Oe Á N P Í 4 _
EE RT
a De J reek Te B mr e sie: Nn i) F Id De 9 H ff É E ie Ed EH
RL AR nnee
Re RI, A De TL f | [| 5
He SN / On fd ae H
| NO Kin Í TL ij Ee EE minder druk op het =
B el dn EL k Î 0 f
' hi SE EN | 4 .
Eds 5 gn ENA | 1 zn we water in Amsterdam
ì ANN rr EIA
ineens a VAN RL OA
Ess pe = À kh q AIN kf B ï jk | Ke 4 { k df a
BN en BAL RN SS WEL lk
edi kde ed EF ki et EE Rn rn en. ONE
_ BN heil ES EN Een
en â ee ES RS KS. Ee kt
en = EES de NS ï JI
Te pre fg Ee Ke
ger em Ei RES
rt. dn BR wi |. ej en EE
Ee 5e Ee & Le 5 En, Ee En et af ke eN
nd de A dn EO
gee KR iel EE Ee Ee Ga op de stoel van
Es ag: EE EE de stad zitten: wat
B zl De ne heeft Amsterdam
5 ZRD)
ee het en nodig?
$ : Me od a Ee kn En 3 ij 3 ze es
AT Ld er EEN
6 IO
id PER ae ke
6 ES
zi DE, ES PE zn aired
Á od)
nk RO
in RON ee
Si is
En En | zn RN IS Em
Pen SSS FP | mn EE | Zed
aa IE =| z 7
EN nn KN E kl E Er |- El h { |
km MP 5 IE,
TE EN 6 Pee NG Fa
A 4 e Seal all,
IW 2 8, PB, LE LE E Ë |, - É
Can n n SEak | | all
Ì \ ile ES Ad OO MN
f ek | En = IE.
MENE GEEN
k PO di — Ln ee
— ® ed ed | ll NS Oo U
B Ae fe En p Ze EET A Zn
A 1 DS dú SR Arde WE
k ú ‚ en Ma Ak à
m8 Pe ee Ha
BN E GN os ee
- Vn Le ae Ns EN 5
gen 5 p é $ ä E Er TE de e ze, NE
' 2 ss Ie / 5E |) AT Ed
4 4 k ô ff af NWN Ai ER
A NN 5 ll ai E A á fa 4 5 ei ee Ik à nn Î
i a ni _ ARL ï K' : ze Le sil € ok A
Î Kn E | Ei f 8 ze É 1 1 eit e zo lijk È- k
ge L | a hen 7 ad a 8 8e - ai
RK P el tad df =d De í ‘ES
nc IE Á be MN …} u 4
E er hs
ES p= “ , ” a Kn ) A ij Dn
8D [IE _= | ‚RT
0 n is nn Kd Emer 4
en
vv
®
DJ
Ld
Regionaal en mkb
Nog meer bedrijvigheid in en om Amsterdam
Visie van Amsterdam Wat betekent dit
Amsterdam behoort tot de internationale voor de inkoop?
top van aantrekkelijke en concurrerende zi
regio’s in Europa. We willen dit behouden De gemeente wil via de inkoop het Amsterdam zorgt goed
en versterken. Ondernemingen in en om midden- en kleinbedrijf in en om voor de circa 133.000
Amsterdam leveren hier een grote bijdrage Amsterdam stimuleren. Daarom worden
aan. Ook een sterke buurteconomie draagt regionale en mkb-bedrijven gericht ondernemingen in en
bij aan de leefbaarheid, veiligheid, identiteit uitgenodigd om samen te werken. 1
en sociale cohesie in de buurt. Wanneer het om de stad
< goed gaat met de ondernemers in een straat >
of gebied straalt dit af op hun omgeving.
Amsterdam zorgt goed voor de circa 133.000 mn Se Um
ondernemingen in en om de stad. Daarom man, man, za,
besteedt de gemeente hier ook met haar
inkoop extra aandacht aan. T”
s a
â Inkopen met invloed 22 Regionaal en mkb
nn
en
AL
geoossevennsereoresorsesensserenenssrerssnssrrevensnssrsonserrennsrsersnnsrrvorenersersnnrrrvvennsrsrrvnnsrrveeessrsenn sar
: : 9
: : hed
: Aanpak in Amsterdam Metropoolregio
Als grootste gemeente van Nederland = Onderhandse opdrachten : Amsterdam
ì_ verstrekt Amsterdam diverse opdrachten. Voor onderhandse opdrachten hanteert : Amsterdam werkt actief samen in de regio
Van catering tot groenvoorziening, van Amsterdam een speciale werkwijze voor ; en neemt deel aan de Metropoolregio
*__inburgeringscursussen tot uitzendkrachten inkopers en opdrachtgevers. Dit doen we _ : Amsterdam: het samenwerkingsverband
en van bruggen tot jeugdhulp. door gericht regionale en mkb-bedrijven ; van de provincies Noord-Holland en
: om een offerte te vragen. Vanzelfsprekend : Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio
= Europese aanbesteding worden andere ondernemingen niet ; Amsterdam. Met als motto ‘Alleen ben je
‘Een aantal van deze opdrachten besteden uitgesloten. Met het gunnen van een ; sneller, samen kom je verder! brengt elke
we verplicht Europees aan. Hierbij besteden opdracht aan een regionaal of mkb- ; gemeente en deelregio eigen kwaliteiten in
“we specifiek aandacht aan de mogelijkheden bedrijf draagt Amsterdam direct bij aan de: die het totaal versterken. Doel: het versterken
:_voor mkb-bedrijven om zich in te schrijven. bedrijvigheid en daarmee leefbaarheid van : van de Metropoolregio Amsterdam als
‘ Bijvoorbeeld met een verdeling in percelen de stad. ; internationale economische topregio met een
:_of de mogelijkheid om als combinatie in te : hoge kwaliteit van leven.
< __£ schrijven. ; >
“De gemeente draagt
direct bij aan de
B ee e
bedrijvigheid
R .
en leefbaarheid
van de stad”
s
â Inkopen met invloed 23
We | N
Il S DN, | 5
EN EN
Bnn ND al
dt TN en REE
ACS Ke En A Ie CE LES
aan Tkn el
A | EE
…
P' á
Fr
Pd art
r me
peen
> Pp E 2 en
Ne jp: ij
E k 4,
er en. z
RE Ren
eer Eer
enn ene
TA a en JA wen Rm 5 5 en
A ao en
S E B 8 SE e et 5 Pi Se Rik a a dn
E 3 Es En - 5 RS in E Ed EN
Ee EN
nen Ee EE li ene EE | 1 ”
tn Et Rn pe Pos in: Ne ile r | W N EL
En af, ne ie te En £ , i E mm |
f Ne sn een RS Ee = EE L n TN |
we Ees En Een | EE — ee RE L ES,
hd En a fr A 5 En = Ï | on E Î fe N L Ne ij
ekee dre A Dl mm L en
A re Ee ie An | | | | NT Mi
Ee 5 den en de 8 Ee | \ | NR Ü ENT | al
A IS ER bei er : Die. En I _ a, en Al | Mi B) ij en ij | Ù en
zn Me: SEE on is I Vi rú p= f me Ù
hk Ed FEE 2 Nikes =: mi sn: A À
Nn kN d | Wilk IK E | | f | n 5 Li sE
An B | denn s Nt e A N iT | ae
BEL Sn a E zi h — bn HE u Ik Ïj 7 je ' Ì j= ei iS en
NF KR ie / [ E 4 mee 7 Er mmm
PJ es B | / n ll Sd Kris WSE RG
Ee nn RE te ï P) / | | Á Ai il Í Ü lie Mr se en Ln
CT Ne l nn Ef | Ë EN mmc Nl ER - -T … kl" Pil im q
Nomen en EN = RO ai kk Trim 8 Car
mln > er : gn - ; I == Ti Tear r Ld ] k en bi eed E L
== BLT id iN La LE ij 5 | ad ge ( B EE E =
| A VD ns nne : en ms EJ ke — Ar np [in ata er de en zn ei Ee
mel AP mm E he in ET ij | | [ | ki ed 8 zn E >
5, _— =, he ë r í fi ef n hal | fj 5 | pe | Lif RON At 5 nne DE =
GETS Pe TUA an | el EE Mi RN L
EE « Ë | er SAN meen en
| ET OER | PE ih ì \
| PAN 75 EE SI! EUT ze EE ee ie Td
le 5 à all = ke a be Ee Ta ri ien Eine ze ef p _
hed EE ie WE j CR.) en E JN Ht: noi en Ds Ö E n=
Ne { Mmm | | ror maer Ef OE
Liere er Ef a AN: 5 eee == De PF
gt a en Lepke gen Ee == en
er Pe Nn a 7 wm En = _ _ mn == Di à a 5
Es ER eed EE en 4 De ne In
ze Er Er DV ssc re = EE pe, en mn pe Er En De
en nn = TE s stb e el len ES. nn
a en
Sociaal av
Meer kansen voor kwetsbare Amsterdammers
© © . . . e °
Visie van Amsterdam Wat betekent dit : Sociaal inkopen
Amsterdam wil een sociale, barmhartige voor de inkoop? Sociaal inkopen is een middel om
stad zijn voor alle Amsterdammers. economische activiteiten te verbinden aan :
Amsterdam vraagt opdrachtgevers en : sociale doelstellingen die we als gemeente
ondernemers om een sociale bijdrage nastreven. Het gaat om doelen op het ;
zi . . , te leveren aan de stad en kansen te geven gebied van werk, participatie, inkomen,
Sociale firma’s laten aan kwetsbare Amsterdammers. Er zijn tal :__armoedebestrijding, zorg, gezondheid, ;
zien dat sociaal van mogelijkheden om iets te betekenen onderwijs, inclusie en diversiteit.
voor Amsterdam en haar bewoners. ; :
< ondernemen loont : Eerst Pantar :Ò
. u : Pantar is het sociale werkleerbedrijf ;
in Amsterdam :_voor Amsterdam en Diemen waar ruim
£__3.000 medewerkers verschillende :
® a :_werkzaamheden uitvoeren. Deze
‘medewerkers hebben een lichamelijke, :
verstandelijke of psychische beperking.
‘Pantar biedt een scala aan diensten op vele :
® gebieden zoals onderhoud en schoonmaak,
parkeerbeheer, digitalisering, postbezorging,
verpakken van spullen, interieurbeplanting,
-_ transport en logistiek, verkeersregelaars,
groenonderhoud en reiniging van de :
mm ‘openbare ruimte. Het heeft de voorkeur
om diensten en producten van Pantar af :
te nemen. >
â Inkopen met invloed 26 Sociaal
nn
:__m Social return = Amsterdamse sociale firma’s
: Social return is het opnemen van sociale De primaire focus ligt op sociaal en Dat je in Amsterdam sociaal kunt :
‘voorwaarden bij aanbestedingen. Doel: inclusief opdrachtgeverschap. Social ondernemen, bewijzen de circa ;
: re-integratie van mensen met een afstand return is namelijk meer dan het 50 sociale firma’s in de stad. Sociale :
tot de arbeidsmarkt. Social return gaat opnemen van een percentage van de firma's zijn bedrijven die zich richten op :
*__ook over de maatschappelijke relevantie opdrachtwaarde van een aanbesteding. zowel bedrijfseconomische continuïteit
: of impact van projecten of ondernemingen. Een percentage heeft alleen waarde als op het creëren van werkplekken en ;
: _ Bijvoorbeeld het bevorderen van arbeids- als de voorspelde sociale meerwaarde dagbesteding voor Amsterdammers :
; participatie en inclusie en het versterken in de praktijk ook tot stand komt. met een afstand tot de arbeidsmarkt. :
* van sociale samenhang. Bijvoorbeeld werk voor social return Sociale firma's halen minstens 50% van :
; doelgroepen, sociaal inkopen bij de totale inkomsten uit de verkoop van ;
; sociale firma's en projecten die een producten en diensten. Amsterdamse ;
; maatschappelijke relevantie hebben. sociale firma's leveren diensten in tal van ;
€ : OO sectoren: facilitair zoals schoonmaak, : >
; Se catering en logistiek; administratief en :
; s Te, personeel, communicatiediensten als ;
: “ass en media, ICT en evenementen.
: Sn ', :
Z AN O . O
s : EE S%
B en ; Einm - ",
s _E_ A ” O
ij # > ®
Ö OE |
a, T
te mmm!
/ © nn
|
®
A
EPAN MN
â Inkopen met invloed 27 Sociaal
Eee ‘ ï
EN Gete DE :
u P\ rn Ei EE Ek P
le
EE \ n |
Î je WN ’ @)
K À F Fn
Kk i
ag
: SR
Ji | EN
en = - _—___—
|
| | E
28 Sociaal
nt SEN NN E
OE TN Ei Í NN | Ei
- . ren Ï / | | B k …
els OE HN NEN Ils nag eee
L z& NV EN “Wai | y ei! Jan On B | | Amsterdammers
NEE zi | É _N ern weer aan het werk
Atm en a Ta 4 En /
Ze 5 | eee | | | [4 mn Met onderaannemers over hoe
é 64 iN A4 le 1. nT AN zij invulling kunnen geven aan
Ì >) idem WE | \ bet” ni ai > Jennifer Smits creëerde social return.
nn eN ODA tijdelijke banen bij de
ES red | Bf f Me HA Amstelveenlijn. Impact
ri 4 Eee EE Ur ú E k \ / | if 4 Het is gelukt om mensen met een
lek BE en À Neh if HK Wat afstand tot de arbeidsmarkt weer
p n ee er EE zE Lee eN GEN hi lj 4 Voor de Amstelveenlijn hebben ELTA EN fe:
Te d ì vi SE se ie À | aj lij: we samen met Bureau Social helaas niet iedereen. We hebben
NN ee AE Ae ee IC bijvoorbeeld een werkontwikkel-
. en ts Ka 5) z Ve | | dh Hi HA lela ate e= Ke Laan traject georganiseerd. Hierbij
ceert mn ES 4 PS en Ki ALE EE | contract lag vast dat we konden mensen een basisopleiding
X > GE OE EOS A ea te EET. in bouwkunde volgen en daarna
WIEEEEE / DEE gm ® vi | EE social return. Dat gaat om aan de slag op de bouwplaats. Een
EE El EE / | | EE > ‚N ZN HIE 2,7 miljoen euro. aantal van hen is na die 3 maanden
EEE k E | DENS EH doorgestroomd naar ons project,
Pe EEE E De, En EN vl | HE Inkooptraject bijvoorbeeld als magazijnbeheer-
dr Bn AS en ei oi Ak arke ‚_{L Na een wat stroeve start kan der. Kijk, daar doe je het voor!
TEE B ) 4 4 | Kv ENE ik zeggen dat we een heel
f 5 5 f 5 5 Acres k A Î EE N EN constructieve samenwerking Lj)
ve el on Nen | ker met Bureau Social Return Doe social return er niet bij
TE IES heeten AR 5 \ hebben gehad. Met als resultaat maar maak er echt werk van.
er Baes (8 ed \___ 7 dat we al binnen anderhalf jaar Voor ons is het meer dan een
WS e ms E onze doelstelling hebben gehaald. contractuele eis, het staat
mf ff | en A NN % _ De oplossing? We zijn dicht op standaard op onze agenda. We
Ê B Ne ee | TE |E Á K' zi u “het inkoopproces gaan zitten en dak ef) dk geven aan
an Á naa | ne | ai É ln | a Ea =À el kN hebben veel gesprekken gevoerd social return in ons dna komt.
old A TEN TE AA A ERS AR
ai 7 Man E | EE | Sidkia mi — ee A == Duan k \ ie
â Inkopen met invloed 29 Sociaal
m an. EEE
Amsterdam in Ee el
mj sam \
To 6 an en @) nn si
rn om) |C . a > EN
: . Nn B Ae 2
} 5 @ é Ï
< 7 + \ pe Ea 0
Duurzaam Gezond Inclusie en Innovatie Regionaal Sociaal
Diversiteit en mkb
Bijdrage Gezondheids- ledereen Samen zoeken Nog meer Meer kansen
leveren aan een winst voor alle doet meel! naar slimme bedrijvigheid voor kwetsbare
duurzame stad Amsterdammers oplossingen in en om Amsterdammers
Amsterdam
â Inkopen met invloed 30 Amsterdam Top 6
TR
<
Colofon
Inkopen met invloed
Versie O1, juni 2021
Gemeente Amsterdam | Concern Inkoop
Amstel 1 | Postbus 202
1000 AE Amsterdam
@ [email protected] B)
T 14020
3 CG
amsterdam.nl/inkopenmetinvloed ‚
| Onderzoeksrapport | 31 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 339
Datum akkoord college van b&w van 2 mei 2017
Publicatiedatum 3 mei 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.J.M. Bakker van 28 maart 2017
inzake het mogelijk uitsluiten van zzp'ers.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Een paar maanden geleden maakte het kabinet bekend dat de werking van de
wetgeving voor zzp'ers, de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), wordt
uitgesteld tot in elk geval 2018. Hiermee werd rekening gehouden met de
onduidelijkheid die dreigde te ontstaan waardoor zzp'ers geen opdrachten meer
zouden kunnen krijgen.
Hoe voorkom je dat mensen tegen wil en dank aan het werk zijn als
“schijnzelfstandige” zonder het werk, het inkomen en de bestaanszekerheid van
ondernemers in ‘echte’ eenmanszaken in gevaar te brengen? Dat is de vraag waar
het Rijk voor staat. Ondertussen bereiken ons signalen dat de gemeente bij de
vacatureteksten van externe inhuur mogelijk onbedoeld toch zzp'ers uitsluit. Door de
formulering van de vacatureteksten worden alleen detacheringsbureaus toegelaten
en kunnen zelfstandigen (zzp) dus niet meer reageren. D66 vindt dat jammer want
de stad zit vol deskundige en enthousiaste zzp'ers, die goed werk kunnen verrichten
voor de gemeente.
Ter illustratie een tekst die door de gemeente in een vacature zou zijn opgenomen:
“De door u aangeboden kandidaat gaat werken onder leiding en toezicht van
opdrachtgever. Derhalve hanteert de gemeente de eis dat de door u (inschrijver)
aangeboden kandidaat een eigen werknemer van inschrijver betreft met een
arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW e.v of een daarmee gelijk te
stellen overeenkomst, die mede de werkzaamheden omvat die de werknemer voor
opdrachtgever verricht.”
Gezien het vorenstaande heeft het lid A.J.M. Bakker, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester gesteld:
1. Is bij het college reeds bekend dat gehanteerde vacatureteksten die worden
verzonden in het kader van externe inhuur, zzp'ers uitsluiten?
Antwoord:
Ja. In de periode 1 januari 2017 tot 8 februari 2017 is deze tekst gebruikt bij
sommige uitvragen via de site externe inhuur. Vanaf 8 februari 2017 is de tekst
in alle vacatureteksten aangepast.
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 0 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 28 maart 2017
2. Herkent het college het voorbeeld uit de toelichting?
Antwoord:
Ja, zie bij de beantwoording van vraag 1.
3. Voor welke (soort) opdrachten die via externe inhuur worden uitgezet sluit de
gemeente bewust zzp'ers uit?
Antwoord:
Op dit moment worden zzp'ers voor geen enkel type opdracht uitgesloten.
Afhankelijk van wijzigingen in de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
(DBA), dan wel hervatten van controle door de Belastingsdienst kan dit
veranderen.
4. Krijgt de gemeente klachten van zzp'ers over de duidelijkheid van vacatureteksten
op dit punt (namelijk dat de tekst alleen detacheringbureaus lijkt toe te laten),
bedoeld voor externe inhuur?
Antwoord:
Er is 1 klacht geweest. Deze persoon heeft via email uitleg gekregen dat de tekst
sinds 8 februari niet meer wordt gehanteerd.
5. Zoja, op welke manier is opvolging gegeven aan deze klachten? Zijn er
vacatureteksten aangepast? Moeten er volgens het college nog vacature teksten
worden aangepast? Op welke termijn zullen alle vacatureteksten die uitgaan
voldoende duidelijk zijn over of al dan niet beoogd wordt zzp'ers uit te sluiten?
Antwoord:
Zie bij de beantwoording van vraag1. Vanaf 8 februari 2017 is de tekst in alle
vacatureteksten aangepast.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam ZJ S
% Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding
Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen
% Agenda, donderdag 10 januari 2019
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Sport
en Recreatie, Ouderen
Tijd 09:00 tot 12:30 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ZJS d.d.
6 december 2018
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieZJS@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam ZJ S
Raadscommissie voor Zorg, Jeugd, Mbo-agenda Beroepsonderwijs en Toeleiding
Arbeidsmarkt, Sport en Recreatie, Ouderen
Agenda, donderdag 10 januari 2019
Sport en Recreatie
11 Strategisch Huisvestingsplan Sport Nr. BD2018-013793
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
23.01.2019).
e _ Kabinetstuk ligt ter inzage in de kluis bij de griffie.
Zorg
12 Voortgangsrapportage Toegankelijkheid 2018: ledereen doet mee in Amsterdam!
Nr. BD2018-013070
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ De commissies WB, FEZ, WIO,KDD en AZ zijn hierbij uitgenodigd.
13 Afdoening motie raadsleden Kaya en Roosma over administratieve lasten voor
professionals bij Veilig Thuis Nr. BD2018-015893
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
Jeugd(zorg)
14 Raadsadres inzake de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg Nr. BD2018-
015437
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Simons (BIJ1).
e _ Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 0278
2
| Agenda | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
x Motie
Datum 10 MEI 2023
raadsvergadering
Ingekomen onder 216
nummer
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake het Programma Huisvesting Kwetsbare
Groepen in 2023
Onderwerp
Zicht op ontwikkeling over lange termijn
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen,
Overwegende dat:
- We ieder jaar aan definities moeten schaven van wie onder de kwetsbare groepen vallen;
- Slechts 23 regulier woningzoekenden in 2022 een sociale huurwoning konden krijgen;
- Niet duidelijk is of en hoe dit beeld de komende jaren kan verbeteren;
- Het beter is om daartoe een langetermijnvisie op te stellen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
De raad inzicht te bieden in de ontwikkeling van kwetsbare groepen t/m 2030 met daarbij
verschillende mogelijke scenario’s, en aan te geven wat gemeente, Rijk en Metropoolregio voor de
verschillende groepen kunnen doen om het tekort te verminderen
Indiener
D. T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023
Ingekomen onder nummer 244
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Bakker inzake het publiceren van de maaiplanning in de
strijd tegen versnipperd zwerfafval
Onderwerp
Publiceren van de maaiplanning in de strijd tegen versnipperd zwerfafval
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2023 (VN2023-013874),
Constaterende dat:
-_ zwerfvuil op een schadelijke manier versnippert door maaiwerkzaamheden, met ernstige
gevolgen voor milieu en dier;
-__ uitvoerders van maaiwerkzaamheden voor de gemeente verplicht zijn om eerst zwerfvuil
op te ruimen, maar dat dit nog steeds niet altijd gebeurt;
-__de maaischema'’s van de gemeente op dit moment niet openbaar zijn;
-__er in Amsterdam diverse zwerfvuil actiegroepen bestaan die nu niet kunnen anticiperen
op de maaiwerkzaamheden van gemeente.
Overwegende dat:
-_we op zoek moeten blijven naar nieuwe manieren om samen een schone stad te creëren
zonder zwerfafval.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
de maaiplanning openbaar te maken, zodat zwerfvuil actiegroepen en andere geïnteresseerden
weten waar en wanneer er maaiwerkzaamheden zullen worden vitgevoerd en zij hierop kunnen
inspelen met een vroegtijdige opruimronde.
Indiener,
A.L. Bakker
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 533
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen op 1 juli 2015
Ingekomen onder 456’
Behandeld op 2 juli 2015
Uitslag verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid mevrouw Roosma inzake de Voorjaarsnota 2015
(belangenbehartiging instellingen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379);
Constaterende dat:
— het college voornemens is per 2016 te bezuinigen op belangenbehartiging op het
gebied van zorg en welzijn (‘belangenbehartiging instellingen’) voor een bedrag
van 237.454 euro structureel;
— het college voornemens is per 2016 te bezuinigen op CABO, een organisatie die
zich inzet voor de participatie van ouderen migranten en ouderen migranten
ondersteunt op het gebied van zorg, welzijn, dienstverlening en wonen, voor een
bedrag van 238.740 euro structureel;
— in het coalitieakkoord extra middelen voor zorg zijn uitgetrokken: namelijk 4 miljoen
structureel voor mantelzorg en 8 miljoen euro structureel voor dagbesteding per
2015;
— deze middelen vooralsnog ingezet worden voor incidentele prioriteiten in 2015 en
2016, waardoor er structurele ruimte beschikbaar is vanaf 2017;
Overwegende dat:
— belangenbehartiging en ondersteuning van zorgbehoevenden en ouderen op het
gebied van zorg en welzijn zeer belangrijk is omdat dit duurdere zorg voorkomt;
— juist tijdens de decentralisatie van zorg cliëntenorganisaties een belangrijke rol
hebben in het voorlichten en ondersteunen van cliënten,
Besluit:
— per 2017 structureel 0,2 miljoen euro uit de nog niet bestemde coalitiemiddelen
voor zorg (dagbesteding/mantelzorg) in te zetten om bezuinigingen op de
belangenbehartiging instellingen in het kader van de bestuursopdracht subsidies te
voorkomen;
— in overleg met organisaties en kijkend waar de mogelijkheden liggen, een
resterende taakstelling van 37.454 euro structureel op te leggen;
— in 2016 incidenteel 0,2 miljoen euro te dekken uit de WMO-egalisatiereserve.
1
Het lid van de gemeenteraad,
F. Roosma
2
| Motie | 2 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
1° Kwartaalrapportage 2021
Woningbouwplan 2018-2025
Stand van zaken per 31 maart 2021
Inhoudsopgave
1 Inleiding ……….. verversen vnrvnnrrrverrenrversnvensensenvenvensenrenvenvensennansnasnnennenesnerneensvenrne vens
IL Woningbouwambitie 2018-2025 … ‚usus ssorenrsersnsensveersenseensenrnsennennenssenrnneer snorren:
1. Doelstelling
2. Start bouw 1° kwartaal 2021
3. Ontwikkeling planvoorraad 2021
III Sociale huur woningcorporaties 2018-2025... suus sonnsersnsensensensensensenrnnsnesnnennennnn
1. Doelstelling
2. Start bouw 1° kwartaal 2021
3. Ontwikkeling planvoorraad corporaties 2021
IV Middeldure huurwoningen 2018-2025... uns sun sensensansnssnnensennsnnrenverrnnrnennnenenn
1. Doelstelling
2. Start bouw 1° kwartaal 2021
3. Ontwikkeling planvoorraad corporaties 2021
V Overige onderwerpen …..unsssnsrrserssrrerenvenreenseerrerenvensennenvensennensnnsnnennennsnnsnennernnenn
1. Woninggrootte start bouw 2020
I Inleiding
In november 2018 heeft het college het Woningbouwplan 2018-2025 vastgesteld. Sindsdien is elk
half jaar uitgebreid gerapporteerd over de voortgang van de woningbouwproductie, de
ontwikkelingen van de planvoorraad en de vereveningsruimte in het Vereveningsfonds.
Bij de actualiteit over het middensegment op 18 november jl. is aan de commissie WB toegezegd
om in 2021 elk kwartaal kort en bondig te rapporteren over de voortgang waarbij de focus wordt
gelegd op middeldure huur en sociale huur corporaties.
Dit is de eerste compacte kwartaalrapportage van 2021.
Er is eenmalig een onderdeel toegevoegd, en wel de woninggrootte van de projecten die in 2020 in
aanbouw zijn genomen. Het was technisch niet mogelijk om dit nog mee te nemen in de grote
woningbouwrapportage met de stand van zaken per 1 januari 2021.
II Woningbouwambitie
1. Doelstelling
Het college heeft een bouwambitie vastgesteld van 52.500 woningen voor de periode 2018-2025.
Dit betekent de start bouw van gemiddeld 7.500 woningen per jaar.
2. Startbouw 1° kwartaal 2021
In het eerste kwartaal zijn 1.694 permanente zelfstandige woningen in aanbouw genomen. Bijna
de helft van de woningen liggen in stadsdeel Zuidoost (783 woningen).
Daarnaast is gestart met de bouw van 24 onzelfstandige woningen. Deze tellen echter niet mee in
het Amsterdamse bouwcijfer.
DO Start bouw
Sociale huur
Middeldure huur
Dure huur
Koopwoningen
Totaal
Gemeente Amsterdam - Basisbestand woningbouwpraductie
Start bouw woningen 2021-01
| #
EN Pea
TR = UT 3 -f
| S Nes | i
| 1 BS et OK
Dee eN
Ne T eN en: all Ke
e © BANS ke
N L 7 zo Ne
SE ) Mg k N
nt ne A! A EE
(as il Nl \
J dl 4 Lr |
\ Re
\ d 4
N == ke Den
he £ 4 enn il
Pnt nd Eel d
8 SE
5 Ì
Á be
RAND A
Á L
8 203 ann tier ren A >
Segment (start bouw)
IN zeciaie hour corporaties
B zeciate huur overig
B Middetdure huur
IN vrije zecter huur
IN vrije zecter koop
3. Ontwikkeling planvoorraad 2021
De planvoorraad voor 2021 omvatte aan het begin van het jaar 13.934 woningen. Het gaat om
een grote hoeveelheid van grotere en kleinere plannen op gemeentelijke locaties, in bestaande
woonwijken en in transformatiegebieden.
In het eerst kwartaal zijn 1.694 woningen in aanbouw genomen.
Een substantieel deel van woningen betreft middeldure huurwoningen, namelijk 728 woningen.
In het eerste kwartaal van 2021 zijn meer middeldure huurwoningen in aanbouw genomen dan in
heel 2020.
De verdeling is segmenten is in onderstaande tabel opgenomen.
| planvoorraad1-az021 | Stertbouws" kwartaal |
onbekend | 6 0D
De planvoorraad voor de periode april-december 2021 omvat 10.838 woningen. De projecten zijn
in een ver gevorderd stadium. De gemeentelijke sturingsmogelijkheden zijn daarbij beperkt.
| plemvoorraadag20n |
In het eerste kwartaal zijn ca 1.400 woningen uit de planvoorraad van het begin van het jaar
doorgeschoven naar 2022. Een aantal projecten heeft meer tijd nodig om tot een aanvraag van de
omgevingsvergunning en start bouw te komen. Ervaring leert dat viteindelijk ,0-50% van de
planvoorraad doorschuift naar latere jaren.
Voor een aantal kleine particuliere transformatieprojecten is het marktsegment “onbekend”.
De projecten zijn in de planvoorraad opgenomen omdat een huisnummerbeschikking is verleend
en dat betekent in de meeste gevallen start bouw op korte termijn. Ervaring leert dat het veelal
om vrije sectorwoningen gaat.
1 Ambitie sociale huur corporaties 2018-2025
1. Doelstelling
Het college heeft een ambitie vastgesteld van 17.500 sociale corporatiewoningen voor de periode
2018-2025. Dit betekent de start bouw van gemiddeld 2.500 woningen door woningcorporaties
per jaar.
2. Start bouw 1° kwartaal 2021
In het 2° kwartaal zijn 3 projecten in aanbouw genomen met in totaal 298 woningen. Het gaat om
1 project in de Zuidas, 1 project in de Ringzone Nieuw West en 1 project in de Kolenkitbuurt.
3. Ontwikkeling planvoorraad woningcorporaties 2021
De planvoorraad voor de komende 3 kwartalen omvat 2.257 permanente zelfstandige woningen
en 250 tijdelijke woningen (op Zeeburgereiland). Het gaat om 29 projecten.
De planvoorraad is op niveau gebleven. Er is een project toegevoegd (acquisitie sociale huur van
een marktpartij) en 3 (kleinere) projecten zijn doorgeschoven. Het gaat hierbij om planningen en
geen zekerheden. Er kunnen in de praktijk altijd knelpunten ontstaan die tot vertraging leiden. Een
slagingspercentage van 50-60% is gebruikelijk.
De voortgang van de projecten wordt periodiek besproken met de corporaties. Eventuele
knelpunten komen ook aan de orde in het bestuurlijk overleg stad-stadsdelen.
Indien nodig worden projecten voorgedragen in het Doorbraakteam Woningbouw. Dit is in het
eerste kwartaal van 2021 niet gebeurd.
IV Ambitie middeldure huurwoningen 2018-2025
1. Doelstelling
Het college heeft een ambitie vastgesteld van 11.690 woningen voor de periode 2018-2025. Dit
betekent de start bouw van gemiddeld 1.670 woningen per jaar.
4. Start bouw 1° kwartaal 2021
In het eerste kwartaal zijn 5 projecten in aanbouw genomen met in totaal 728 woningen. Het gaat
om 3 projecten in Zuidoost, 1 in Noord en 2 in West.
5. Ontwikkeling planvoorraad middeldure huur 2021
In de planvoorraad zitten 3.064 middeldure woningen. De gemeente benut alle mogelijke kansen
en volgt actief de voortgang van 36 projecten.
Het gaat om een groot aantal verschillende ontwikkelaars, corporaties en een enkel collectief. De
meeste projecten en woningen liggen in Nieuw West, Zuidoost en Oost.
Het gaat hierbij om planningen en geen zekerheden. Er kunnen in de praktijk altijd knelpunten
ontstaan die tot vertraging leiden. Een slagingspercentage van 50-60% is gebruikelijk.
Een belangrijk deel van de projecten ligt volgens de ambtelijke opdrachtgevers van de gemeente
op schema voor start bouw in 2021. Bezwaar- en beroep kunnen echter voor vertraging zorgen en
ook de aanbesteding moet geregeld zijn. In deze fase zijn de sturingsmogelijkheden van de
gemeente beperkt. Het initiatief ligt bij de ontwikkelaar.
Er zijn door marktpartijen geen projecten aangedragen voor bespreking in het Doorbraakteam
Woningbouw. De bijeenkomsten van janvari, maart en april zijn daardoor komen te vervallen. De
eerstvolgende bijeenkomst is eind mei.
V. Overige Onderwerpen
1. Woninggrootte projecten start bouw 2020 ( in gebruiksoppervlakte, gbo)
Het college rapporteert sinds 2016 jaarlijks over de grootte van alle in aanbouw genomen
woningen.
De gemiddelde stedelijke woninggrootte is in de afgelopen jaren gedaald van 78 m2.in 2016,
via 63 m2 in 2019, naar 58 m2 in 2020. Met name de koopwoningen zijn de afgelopen jaren
gemiddeld kleiner geworden, van gemiddeld 114 m? in 2016 naar gemiddeld 87 m2 in 2020. Dit
heeft te maken met de marktsituatie. Woningen worden kleiner doordat woningprijzen harder
stijgen dan de inkomens. Ook kunnen ontwikkelaars door de schaarste relatief kleine woningen
verkopen voor een relatief hoge prijs. Daarnaast spelen ook de onderliggende projecten een rol. In
2020 wegen de projecten op Oostenburg (stedelijk, hoge dichtheid) sterk door in het gemiddelde.
Figuur met gemiddelde woninggrootte naar segment (inclusief studenten- en jongerenwoningen),
exclusief tijdelijke woningen) met start bouw 2016 - 2020
140
120
100 m 2016
80 2017
60 2018
40 m 2019
20 m 2020
o
sociale huur middeldure dure huur koop totaal
huur
Bovenstaande figuur geeft de gemiddelde woninggrootte aan. Binnen de segmenten is er sprake
van een behoorlijke spreiding. In onderstaand overzicht is voor de productie 2020 de verdeling
naar woninggrootteklasse aangegeven (exclusief tijdelijke woningen).
| |
sociale huur
middeldure huur m<40m2
| | | | 40-70m?
dure huur 70-90m?
ee ad
koop
0% 20% 40% 60% 80% 100%
In de categorie koop en dure huur is in 2020 een grote diversiteit aan woningen in aanbouw
genomen.
In de sociale huur is in 2020 bijna de helft van alle in aanbouw genomen woningen kleiner dan 40
m2. Dit komt omdat het voornamelijk om woningen voor jongeren en studenten gaat.
Bij de middeldure huur zijn de meeste in aanbouw genomen woningen tussen de „0 m2 en 7o m?.
Een klein aantal middeldure en dure huurwoningen die aanbouw genomen zijn genomen, zijn
kleiner dan 4o m2. Het gaat hier om projecten met afspraken van vóór de beleidsregels voor kleine
huurwoningen of om projecten waar de gemeente geen grondeigenaar is.
De gemiddelde woninggrootte was in 2020 58 m? en verschilt aanzienlijk per stadsdeel. Het hangt
n belangrijke mate samen met de aantallen per segment. Daarbinnen wordt de grootte beïnvloed
door de specifieke aard van de betrokken projecten.
Tabel met gemiddelde woninggrootte naar stadsdeel en segment van in aanbouw genomen
woningen in 2020, inclusief studenten- en jongerenwoningen, exclusief tijdelijke woningen”
middeldure Totaal
eene) en on ae
Centmm | ss4| zon} 630 647
Noord | ____ 54s| | ____663| 887) 664)
west | wa | 40) HBB 497
wid || 606) z53/ 682
zvidoost | 29 wsl Ml | 49
* Een lege cel betekent dat er geen woningbouw in dat segment in dat stadsdeel was, of te weinig vulling voor een
betrouwbaar gemiddelde.
Samenvatting woninggrootte 2020
De gemiddelde woninggrootte van de in aanbouw genomen woningen is sinds 2016 afgenomen
en dat komt vooral door het kleiner worden van de koopwoningen. De grootte van de middeldure
huurwoningen is ongeveer gelijk gebleven sinds 2017.
Kerncijfers:
e De gemiddelde woninggrootte van alle woningen is 58 m?2.
e De gemiddelde woninggrootte van koopwoningen is 87 m?2.
e De gemiddelde woninggrootte van dure huurwoningen is 66 m?.
e De gemiddelde woninggrootte van middeldure huurwoningen is 5o m2.
e De gemiddelde woninggrootte van reguliere sociale huurwoningen is 51 m2.
e De gemiddelde woninggrootte van studentenwoningen is 23 m2
| Onderzoeksrapport | 9 | val |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 789
Publicatiedatum 16 oktober 2013
Ingekomen onder K
Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013
Behandeld op woensdag 2 oktober 2013
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Van Lammeren en de heer Hoek inzake
de evaluatie Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit (onderzoek ‘vergeten’ gebieden
in Milieuzone).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 27 augustus 2013 inzake de evaluatie Amsterdamse maatregelen
luchtkwaliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 748);
Overwegende dat:
— de luchtkwaliteit in de gemeente Amsterdam van onvoldoende kwaliteit is;
— de gemeente Amsterdam maatregelen moet treffen om de Europese normen
voor luchtkwaliteit te halen;
Constaterende dat:
— er mogelijk gebieden zijn waar - door veranderd gebruik - de noodzaak voor
ontheffing van de milieuzone mogelijk is afgenomen;
— voorbeelden van deze gebieden het Cruquius- en het Zeeburgergebied zijn,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
een onderzoek te doen in hoeverre er gebieden zijn in de stad, bijvoorbeeld zoals het
Cruquius- en het Zeeburgergebied, die in de milieuzone kunnen worden opgenomen
en hier binnen zes maanden terug te rapporteren aan de raad.
De leden van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
J. Hoek
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 360
Datum akkoord college van b&w van 19 april 2016
Publicatiedatum 20 april 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Duijndam van 2 december 2015 inzake
de zeilende chartervaart.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
De zeilende chartervaart (de zogeheten bruine vloot) speelt een belangrijke rol voor
het maritiem erfgoed in de stad. Ook draagt deze vloot bij aan de economische
ontwikkeling van de stad. Het maritiem belang van deze oude zeilschepen komt
dagelijks tot uiting als deze schepen waarneembaar zijn in de stad.
Ook bij Sail 2015 speelde deze vloot een belangrijke rol in het programma.
De zeilende chartervloot droeg voor ongeveer een derde deel bij aan de inkomsten
van Sail. Zo welkom als deze schepen bij dit evenement waren, zo onwelkom zijn zij
als het gaat om hun noodzakelijke ligplaatsen in de winter en
overnachtingsmogelijkheden in de zomer. Terwijl voor de motorchartervaart en de
cruiseschepen alles geregeld is, dreigt de zeilende chartervaart aan zijn lot
overgelaten te worden vanaf 2016. Vanwege de bouwactiviteiten in de Houthavens
verdwijnen de ligplaatsen daar. Voor deze schepen is niets geregeld.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam, namens de fractie van de SP,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Is het college het met de SP eens dat maritiem erfgoed van belang is in en voor
de stad Amsterdam? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 1:
In de Watervisie wordt bij het thema wonen en werken aandacht besteed aan de
waarde van maritiem erfgoed zoals historische schepen in de stad.
Volgens het college dragen historische schepen bij aan het cultuurhistorisch
maritieme beeld van de stad.
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing 460 Gemeenteblad
Datum 20 april 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015
2. Klopt het dat de zeilende chartervloot vanaf 2016 niet meer gefaciliteerd wordt?
Antwoord op vraag 2:
Voor de beantwoording van deze en de volgende vragen heeft het college
informatie ingewonnen bij de Divisie Havenmeester, omdat de Havenmeester
verantwoordelijk is voor de publieke taken op het gebied het nautisch beheer van
het havengebied .
Het klopt niet dat de zeilende chartervloot vanaf 2016 niet meer gefaciliteerd
wordt. In het vigerende bestemmingsplan zijn voor de zeilende chartervaart in de
Houthaven elf ligplaatsen opgenomen aan de nieuw te bouwen Pontsteiger. Door
de recessie is echter vertraging opgetreden in de realisatie van de Pontsteiger.
In de periode 2010-2015 zijn de ligplaatsen voor de binnenvaart in de Oude
Houthaven gebruikt voor woonboten uit het ontwikkelgebied in de Houthaven.
Hiertoe is een compensatiesteiger neergelegd voor de binnenvaart. Aan deze
steiger lag de zeilende chartervaart tot half december 2015 afgemeerd. Deze
steiger is recent weggehaald in verband met de start bouw Houthavens. Hoewel
deze steiger was bedoeld als tijdelijke ligplaats voor binnenvaart is de zeilende
chartervaart hier gedoogd.
In de nieuwbouw van de Houthavens wordt de zeilende chartervaart weer
gefaciliteerd met ligplaatsen. De verwachting is dat de ligplaatsen eind 2018
beschikbaar zijn. In de tussenliggende periode is er voor langdurig afmeren
tijdens het winterseizoen voor de zeilende chartervaart helaas geen ruimte
beschikbaar in het Houthavengebied.
Er is wel een verschil tussen aanmeren in het vaarseizoen en buiten het
vaarseizoen (om te overwinteren). In het vaarseizoen wordt er kortstondig
aangemeerd als onderdeel van een reis (chartervaart). Het overwinteren past niet
binnen de geldende regels. De ligplaatsen zijn bestemd voor de actieve
binnenvaart ter ondersteuning van de havenfunctie. Hierbij wordt de regel van
een maximale ligduur van zeven dagen gehanteerd. Er is een gebrek aan
ligplaatsen en er wordt zo goed mogelijk met de schaarste omgegaan. De huidige
situatie wordt al meerdere jaren met de brancheorganisaties besproken.
Daarnaast is een punt van zorg dat bij overwinteren de eigenaren logement
aanbieden. Dit kan niet binnen de geldende regels. Het havenwater en de
bijbehorende ligplaatsen zijn voor scheepsbewegingen gerelateerd aan het
beroepsmatige gebruik van de haven (operationeel gebruik). Er kan dus niet
permanent aangemeerd worden. Daarnaast zijn er geen regels voor stilliggende
schepen die voldoende toezicht en veiligheid waarborgen.
3. Kan het college duidelijk maken of de zeilende chartervloot anders behandeld
wordt dan de gemotoriseerde chartervloot en de cruiseschepen?
Antwoord op vraag 3:
De zeilende chartervaart is net als de overige genoemde branches een
gesprekspartner van de Divisie Havenmeester. Er zijn naar tevredenheid
duidelijke afspraken gemaakt met de motor chartervaart. Het maken van
afspraken met de zeilende chartervaart is moeilijker. Dit zou kunnen komen het
karakter van de sector met veel individuele eigenaren met individuele belangen.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 20 apri 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 2 december 2015
Het voornaamste onderwerp waar een verschil van inzicht over bestaat is de
overwintering. In verband met het bovengenoemde operationele gebruik van het
havenwater is hier in de haven van Amsterdam nauwelijks ruimte voor.
4. Is het college in gesprek met de Havendienst om tot oplossingen te komen?
Zo niet, is het college daartoe bereid? Wil het college de resultaten hiervan
rapporteren aan de raad?
5. Heeft het college contact met (de vertegenwoordiging van de zeilende
chartervaart)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verloopt dit contact, hoe vaak
wordt er overlegd, wat zijn de resultaten daarvan?
Antwoord vragen 4 en 5:
Het nautisch beheer van het havenwater is zoals vastgelegd in het
Havenmeester-convenant een verantwoordelijkheid van de Havenmeester en
haar organisatie, de Divisie Havenmeester.
De Divisie Havenmeester is in gesprek met belangvertegenwoordigers van de
zeilende chartervaart. Op 19 oktober en 14 december 2015 zijn gesprekken
geweest over het weghalen van de steiger in de Houthaven waarin bovenstaande
is toegelicht. Ook is er een periodiek overleg waarin dit soort zaken aan de orde
komt. Op 11 februari heeft een vervolggesprek plaatsgevonden over een meer
individuele benadering van het in gebruik nemen en het gebruiken van
ligplaatsen. Een mogelijke oplossing zou kunnen worden gevonden in het
aanwijzen van een (beperkt) aantal ligplaatsen voor de zeilende chartervaart
waarvoor de belangenvereniging BBZ een huishoudelijk reglement opstelt.
Op deze wijze probeert de Havenmeester maatwerk te leveren om gehoor te
geven aan de wens van de branche. Deze plekken zullen echter niet geschikt zijn
voor overwinteren. Het aanbieden van logies valt namelijk niet onder “een
watergebonden activiteit en past hiermee niet binnen de Regionale
Havenverordening.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
En
> < |
EN
kee 7 }
| in En hj \
Ee ple LTN
" nnn en ON E
ei pe nn en Ee fi
5 u 4 Lr SN Ë
E ed E = pull Ll 3 in Í - 5
\ me en ee zw ek
| LET ATEC Met U ELLEELLE rete JN el |
Ed FL Ti ied | BE || EL EEL Ï mre s E, ge | |
a mn L VA bat NF
TA ltd bies | a L = pn dl Bl |
leren T 3 ELAN
le K : 7 5 ' q Hele
GN Û Er ER, er Mi In |
Ai, , Î el RAR en MK A A AEN
ij Fen Hj Ales be Ber 1 A T° ie wed A ds U Rnd pe) ee ir: sb Hit
tege OA ELN he ER AE let hid
Kn “ ® à ë LN K en Ae Te Len ti ‘ te A Mee | k KN Tel Et
er Cf ele, ET A A var B WA PAS ZE
U EERE PN: FN oe IX We dj / A} Ea | Iek En ML -
f á, K Í = En Zar yd ad KC Vn ms % RN mn is
AL Ee as) ERN Lieh) F e=! Ta en tn a
é \ Wel, a OO OMEN dé IER OS Ee
Ue n EI ad NR MA ME EL PS ANN ee ge
‚pn AR AN AS OENE
A SANNE EE OB A A
A mm DHS ee ri C ER
dl KOT pen SS SS a E en Ei 5 € = Ne
5 ws Of / ZZ NP NR | NK
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid
Projectnummer: 18178
Beek, Eliza van der
Smeets, Harry
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Wwww.ois.amsterdam.nl
[email protected] [email protected]
Amsterdam, juni 2019
Foto voorzijde: Dam, fotograaf Edwin van Eis (2017)
2
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Inhoud
Samenvatting 4
Omvang straatintimidatie 4
Ervaren intimidatie 5
Veiligheidsbeleving 5
Respectloos gedrag 6
Locatie straatintimidatie 6
1 Omvang straatintimidatie 7
1.1 Kleine daling straatintimidatie onder vrouwen 7
1.2 Minder vrouwen nagefloten, nagesist en nageroepen dan voorgaande jaren 7
1.3 Mannen vooral nageroepen met beledigende opmerkingen 8
1.4 Jongere vrouwen het vaakst geïntimideerd 9
1.5 Alleen verbale intimidatie laat verschillen naar herkomst zien 11
2 Ervaren intimidatie 12
2.1 Ervaren intimidatie verschilt per vorm 12
3 Veiligheidsbeleving 14
3.1 Slachtoffers van intimidatie voelen zich vaker onveilig 14
4 Respectloos gedrag 17
4.1 Vooral LHBTI-ers voelen zich respectloos behandeld 17
5 Locatie straatintimidatie 19
5.1 Vooral op drukke plekken veel intimidatie 19
3
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Samenvatting
Voor het derde jaar op rij is er de factsheet straatintimidatie. Opnieuw is in de periode tussen mei
en augustus 2018 in de Veiligheidsmonitor' Amsterdam-Amstelland gevraagd aan de
respondenten of ze de afgelopen 12 maanden met bepaalde vormen van straatintimidatie zijn
geconfronteerd, in welke mate dit als intimiderend is ervaren en waar dit heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is de veiligheidsbeleving van Amsterdammers onderzocht en in kaart gebracht hoe
vaak Amsterdammers vinden respectloos te zijn behandeld door onbekenden op straat.
Omvang straatintimidatie
Van de 3518 ondervraagde Amsterdammers geeft 41% aan de afgelopen 12 maanden eens of
vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie. Vrouwen hebben
vaker te maken met straatintimidatie dan mannen. Zo geeft ruim de helft (51%) van de
ondervraagde Amsterdamse vrouwen aan de afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn
geconfronteerd met straatintimidatie. Van de mannen was dit 30%. Het aandeel mannen dat in
2018 geconfronteerd werd met straatintimidatie is gelijk aan het jaar ervoor. Daarentegen is er
sinds 2016 een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat geïntimideerd werd op straat.
Net als voorgaande jaren zijn de meest voorkomende vormen van straatintimidatie tegenover
vrouwen nafluiten, nasissen of naroepen met seksuele — of beledigende opmerkingen. Echter, er
is een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat in 2018 nagefloten, nagesist of nageroepen
werd met seksuele opmerkingen. De omvang van overige vormen van straatintimidatie
tegenover vrouwen bleef nagenoeg hetzelfde. De meest voorkomende vorm van
straatintimidatie onder mannen is net als in 2017 het nageroepen worden met beledigende
opmerkingen: 25% geeft aan daar de afgelopen 12 maanden ééns of vaker mee te zijn
geconfronteerd. De overige vormen van straatintimidatie komen veel minder vaak voor.
Net als voorgaande jaren werden jongere vrouwen in de leeftijd van 15 tot en met 34 jaar het
vaakst geconfronteerd met straatintimidatie. In 2018 gaf 81% van de vrouwen in deze
leeftijdsgroep aan eens of vaker geïntimideerd te zijn in de afgelopen 12 maanden. Dit is
ongeveer gelijk aan 2016 en 2017. Jonge mannen (15-34 jaar) worden net als vorig jaar vaker
geconfronteerd met straatintimidatie dan oudere mannen, maar de verschillen tussen de
leeftijdsgroepen zijn kleiner dan bij vrouwen. Wanneer de uitkomsten worden vergeleken met de
uitkomsten van vorig jaar, is een aantal kleine verschillen te zien. Vooral onder vrouwen tussen
de 35 en 49 jaar is een kleine daling te zien in het aantal vrouwen dat in de afgelopen 12
maanden werd nagefloten (van 44% naar 38%) of werd nageroepen met seksuele opmerkingen
(van 33% naar 26%). Verder zijn er geen grote verschillen met de uitkomsten van vorig jaar.
\ pe Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland wordt jaarlijks onder ongeveer 14.000 inwoners van de regio
afgenomen en brengt op wijkniveau de veiligheidsbeleving, criminaliteit en overlast in beeld.
4
Straatintimidatie Amsterdam
Opvallend is dat Amsterdamse mannen en vrouwen van Nederlandse of westerse herkomst
vaker aangeven te zijn geconfronteerd met beledigende opmerkingen dan Amsterdammers van
niet-westerse herkomst. Vergeleken met het jaar ervoor, geven westerse mannen in 2018 vaker
aan nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen (25% ten opzichte van 17% het jaar
ervoor). Daarnaast is het aantal mannen van niet-westerse herkomst dat werd nageroepen op
straat in 2018 gedaald ten opzichte van het jaar ervoor (van 16% naar 10%). Verder is een daling
te zien ten opzichte van 2017 in het aantal westerse vrouwen dat in 2018 werd nagefloten of
werd nageroepen met seksuele opmerkingen (respectievelijk van 36% naar 26% en van 31% naar
24%). Voor de overige intimidatievormen bestaan evenals in de vorige metingen geen grote
verschillen tussen groepen met een verschillende herkomst.
Ervaren intimidatie
De ervaren intimidatie varieert sterk met de wijze waarop men geïntimideerd is. De minst
intimiderende vorm onder zowel mannen als vrouwen is net als voorgaande jaren nafluiten.
Echter, onder vrouwen is te zien dat de mate van ervaren intimidatie in vergelijking met 2016
iets is toegenomen bij nagefloten worden en het nageroepen worden met seksuele
opmerkingen. Amsterdamse mannen ervaren vooral achternagelopen worden of bespuugd
worden als zeer intimiderend.
In 2018 gaven veel minder mannen dan in 2017 aan dat ze het intimiderend vonden om in het
nauw gedreven te worden. Verder is het opvallend dat het aandeel mannen dat aangaf het
intimiderend te vinden om betast te zijn in 2018 een stuk kleiner was dan het jaar ervoor en ook
erg verschilde van de vrouwelijke respondenten. Deze resultaten zouden op toeval gebaseerd
kunnen zijn door het lage aantal mannelijke respondenten dat te maken kreeg met zwaarder
vormen van straatintimidatie.
Veiligheidsbeleving
De veiligheidsbeleving van Amsterdammers is in 2018 ongeveer gelijk gebleven aan voorgaande
jaren. Het aantal Amsterdammers dat zich wel eens onveilig voelt is hoger onder
Amsterdammers die zijn geconfronteerd met straatintimidatie dan onder Amsterdammers die
dat niet zijn. Dat geldt voor mannen en vrouwen, voor zowel de lichtere als zwaardere vormen
van straatintimidatie en voor zowel de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt als die in het
algemeen, waarbij men zich in de eigen buurt veiliger voelt dan in het algemeen. Van de vrouwen
die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt 61% zich wel eens
onveilig in het algemeen en 38% voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Dit is een groot
verschil met 2017, toen bijna driekwart (72%) van de vrouwen die waren geconfronteerd met
een zwaardere vorm van straatintimidatie zich onveilig voelde in het algemeen en meer dan de
helft (54%) zich onveilig voelde in de eigen buurt. In 2016 lagen deze percentages nog iets hoger.
Van de mannen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt
ruim de helft (54%) zich wel eens onveilig in het algemeen en ongeveer een derde (32%) in de
eigen buurt. Ook dit is lager dan in 2017.
5
Straatintimidatie Amsterdam
Wanneer wordt gekeken naar hoe vaak slachtoffers van straatintimidatie zich onveilig voelen, is
er wel een duidelijk verschil tussen slachtoffers van lichte vormen van straatintimidatie en
slachtoffers van zware vormen van straatintimidatie. Het aandeel slachtoffers dat zich vaak
onveilig voelt is groter onder slachtoffers van zware straatintimidatie dan onder slachtoffers van
lichte intimidatie. Slachtoffers van straatintimidatie voelen zich vooral vaak onveilig op plekken
waar groepen jongeren rondhangen: dat geldt voor 30% van de slachtoffers van zware
straatintimidatie en voor 19% van de slachtoffers van een lichtere vorm van straatintimidatie.
Respectloos gedrag
Meer vrouwen dan mannen hebben het gevoel soms respectloos behandeld te worden op straat:
35% tegenover 29%. Het percentage Amsterdammers dat in 2018 aangaf vaak respectloos
behandeld te zijn, was met 4% voor mannen en vrouwen gelijk. LHBTl'ers voelen zich vaker
respectloos behandeld: zo had 38% van de LHBT lers in 2018 het gevoel soms respectloos
behandeld te zijn op straat in de afgelopen 12 maanden en 6% gaf aan vaak respectloos
behandeld te zijn. Behalve dat er tussen 2017 en 2018 een kleine daling is te zien in het aantal
LHBTl'ers dat het gevoel had respectloos behandeld te zijn (van 41% naar 38%), zijn de
percentages in 2018 nauwelijks veranderd.
Locatie straatintimidatie
Hoewel de incidenten net als voorgaande jaren in een groot deel van de stad hebben
plaatsgevonden, worden door respondenten meer incidenten gemeld op drukke plekken in de
stad, veelal in het Centrum. Vooral plekken in de buurt van Centraal Station, het Leidseplein en
de Burgwallen Oude zijde en Nieuwe zijde worden vaak genoemd. Daarnaast worden ook veel
plekken genoemd in Bijlmer Centrum en de Jan Evertsenstraat/Mercatorplein.
6
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
1 Omvang straatintimidatie
Om opnieuw de omvang van straatintimidatie in Amsterdam te onderzoeken is aan 3518
Amsterdammers gevraagd of zij geconfronteerd zijn met straatintimidatie en hoe vaak dit
voorkwam in de afgelopen 12 maanden. Binnen het onderzoek worden verschillende vormen van
straatintimidatie onderzocht. Er wordt bovendien onderscheid gemaakt tussen mannen en
vrouwen, tussen verschillende leeftijdsgroepen en de herkomst van slachtoffers.
1.1 Kleine daling straatintimidatie onder vrouwen
Van de 3518 ondervraagde Amsterdammers geeft 41% aan de afgelopen 12 maanden eens of
vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie. Dit is ongeveer
gelijk aan 2017, toen 42% van de Amsterdammers aangaf geconfronteerd te zijn met
straatintimidatie (3383 respondenten). Vrouwen hebben vaker te maken met straatintimidatie
dan mannen. Zo geeft de helft (51%) van de 1884 ondervraagde Amsterdamse vrouwen aan de
afgelopen 12 maanden eens of vaker te zijn geconfronteerd met straatintimidatie. Van de
mannen was dit 30% (van de 1634 respondenten). Het aandeel mannen dat in 2018
geconfronteerd werd met straatintimidatie is gelijk aan het jaar ervoor. Daarentegen is er sinds
2016 een kleine daling te zien in het aandeel vrouwen dat geïntimideerd werd op straat. In 2016
en 2017 was dit respectievelijk 59% en 53%.
1.2 Minder vrouwen nagefloten, nagesist en nageroepen dan voorgaande
jaren
Net als voorgaande jaren zijn de meest voorkomende vormen van straatintimidatie tegenover
vrouwen nafluiten, nasissen of naroepen met seksuele — of beledigende opmerkingen (zie Figuur
1.1). Echter, er is een kleine daling te zien in het aandeel vrouwen dat in 2018 nagefloten,
nagesist of nageroepen werd met seksuele opmerkingen ten opzichte van eerdere jaren. Zo
werd in 2016 nog 43% van de vrouwen ééns of vaker nagefloten. In 2018 is dit gedaald naar iets
meer dan een derde (34%). Ook het aantal vrouwen dat ééns of vaker werd nagesist of werd
nageroepen met seksuele opmerkingen daalde tussen 2016 en 2018 van bijna een derde (31%)
naar een kwart (25%).
De omvang van overige vormen van straatintimidatie tegenover vrouwen bleef nagenoeg
hetzelfde. Net als vorig jaar zegt bijna één op de drie vrouwen te zijn nageroepen met
beledigende opmerkingen (31%). 14% zegt te zijn achternagelopen in de afgelopen 12 maanden.
De overige vormen straatintimidatie komen evenals in 2016 en 2017 (veel) minder vaak voor. 4%
van de Amsterdamse vrouwen geeft aan te zijn bespuugd en 3% van hen werd net als
voorgaande jaren in het nauw gedreven of betast.
7
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Er is niet alleen gekeken naar de hoeveelheid Amsterdamse vrouwen die te maken kreeg met
verschillende vormen van straatintimidatie, maar ook naar hoe vaak ze hiermee geconfronteerd
werden. Hoewel de frequenties ten opzichte van 2017 nauwelijks veranderde, zijn er duidelijk
verschillen te zien in hoe vaak Amsterdamse vrouwen te maken kregen met nafluiten, nasissen
en naroepen met seksuele opmerkingen ten opzichte van 2016. Vooral het aandeel dat drie tot
tien keer werd nagefloten, nagesist of nageroepen met seksuele opmerkingen daalde. Zo daalde
het aandeel dat drie tot tien keer werd nagefloten in de afgelopen twee jaar van 15% naar 8%.
Het aandeel dat drie tot tien keer in de afgelopen twaalf maanden werd nagesist en -
nageroepen met seksuele opmerkingen daalde respectievelijk van 11% naar 6% en van 10% naar
5%.
Figuur 1.1 Slachtofferschap straatintimidatie onder vrouwen uitgesplitst naar jaar, soort en frequentie
(procenten)
Nagefloten 2018 8 10
1 DTe u
06 ER DTT 9
Nagesist 2018 6 7
2017 6 7
06 DT 6
Nageroepen met seksuele 2018 5 6
opmerkingen 20, ME 6 Ds HO6
2006 0 4
Nageroepen met beledigende 2018 NE 63
opmerkingen 20 NE m weet niet
A NE 83
Achternagelopen 2018 m nooit
07 =1of 2 keer
2016 20
Betast 2020 3 tot 10 keer
07 Go 3 vaker
2026
In het nauw gedreven 2018
01 En 5
206
Bespuugd 201 EE
207 5
2016
o 20 40 60 80 100
Bron: OIS
1.3 Mannen vooral nageroepen met beledigende opmerkingen
De meest voorkomende vorm van straatintimidatie onder mannen is net als in 2017 het
nageroepen worden met beledigende opmerkingen: een kwart geeft aan daar de afgelopen 12
maanden ééns of vaker mee te zijn geconfronteerd (zie Figuur 1.2). De overige vormen van
straatintimidatie worden veel minder vaak gerapporteerd. Van alle ondervraagde mannen geeft
7% aan te zijn achternagelopen en 6% te zijn nagesist. 5% van de mannen werd ééns of vaker in
de afgelopen 12 maanden bespuugd. Van de verschillende vormen van straatintimidatie worden
mannen het minst nageroepen met seksuele opmerkingen (4%), nagefloten (3%), in het nauw
gedreven (3%) en betast (1%).
8
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Figuur 1.2 Slachtofferschap straatintimidatie onder mannen uitgesplitst naar jaar, soort en frequentie (procenten)
Nageloten 209 EE: ©
Nageroepen met sekswele 2013 EE 5: ©
opmerkingen aon °
Nageroepen met beledigende 012 6:
opmerkingen 2017 52 mveernit
Achtermagelopen 2010 NE > = rooit
on + of 2 eer
Inhet nauw gedreven 201 ©
bespuugd zon
0 20 40 60 80 100
Bron: OIS
1.4 Jongere vrouwen het vaakst geïntimideerd
Van alle ondervraagde leeftijdsgroepen onder zowel vrouwen als mannen worden, net als
voorgaande jaren, jongere vrouwen in de leeftijd van 15 tot en met 34 jaar (verreweg) het
81% vaakst geconfronteerd met straatintimidatie. In 2018 gaf 81% van de vrouwen in deze
leeftijdsgroep aan eens of vaker geïntimideerd te zijn in de afgelopen 12 maanden. Dit is
ongeveer gelijk aan 2016 en 2017 toen de percentages respectievelijk 83% en 79% waren.
Vrouwen in de leeftijdsgroep van 35 tot 49 en in de leeftijdsgroep 50-plus werden significant
minder vaak geconfronteerd met straatintimidatie. Zo kreeg ruim de helft van de vrouwen tussen
35 en 49 jaar te maken met straatintimidatie. Van de vrouwen van 50 jaar of ouder lag dit
percentage nog een stuk lager, op 30%. Dit is ongeveer gelijk aan vorig jaar, maar minder dan in
2016 toen nog 41% van de vrouwen van 50 jaar of ouder aangaf eens of vaker geïntimideerd te zijn.
Jonge mannen (15-34 jaar) worden net als vorig jaar vaker geconfronteerd met straatintimidatie
dan oudere mannen, maar de verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn kleiner dan bij vrouwen.
Zo is het aantal mannen dat geconfronteerd werd met straatintimidatie in de groep van 15 tot 34
jaar (38%) ongeveer gelijk aan het aantal onder 35-49-jarigen (37%). Mannen van 50 jaar of ouder
werden een stuk minder vaak geïntimideerd op straat (22%).
In figuur 1.3 zijn voor beide seksen de acht onderscheiden intimidatievormen uitgesplitst naar
leeftijd. De twee jongste groepen vrouwen worden veel vaker dan de andere groepen nagefloten
(70% en 38%), nagesist (50% en 29%) en nageroepen met seksuele opmerkingen (52% en 26%).
Onder vrouwen van 50 jaar of ouder liggen deze percentages veel lager. Ongeveer één op de tien
vrouwen binnen deze leeftijdsgroep werd dat jaar op straat nagefloten, nagesist of nageroepen
9
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
met seksuele opmerkingen. Bij de mannen zijn de verschillen tussen de leeftijdsgroepen voor deze
drie vormen van intimidatie veel kleiner (tussen de 2% en de 5% voor nafluiten en naroepen met
seksuele opmerkingen en tussen de 3% en de 8% voor nasissen).
Ook bij het nageroepen worden met beledigende opmerking is er een duidelijk onderscheid tussen
mannen en vrouwen in de verschillende leeftijdscategorieën. Ook hier scoren jonge vrouwen het
hoogst (42% voor 15-34 jarigen en 34% voor 35-49 jarigen), gevolgd door jonge mannen (ongeveer
drie op de tien in beide categorieën). Mannen en vrouwen van vijftig jaar en ouder worden minder
vaak nageroepen met beledigende opmerkingen (respectievelijk 19% en 24%).
Bij achternagelopen worden op straat springt vooral de groep vrouwen tussen de 15 en 34 jaar
eruit. Bijna één op de drie vrouwen in die leeftijdscategorie geeft in 2018 aan in het laatste jaar
achternagelopen te zijn. De andere groepen scoren opvallend lager (tussen de 5% en 13%). De
overige intimidatievormen komen onder zowel mannen als vrouwen minder vaak voor hoewel er
leeftijdsverschillen blijven bestaan.
Wanneer de vitkomsten worden vergeleken met de uitkomsten van vorig jaar, is een aantal kleine
verschillen te zien. Vooral onder vrouwen tussen de 35 en 49 jaar is een kleine daling te zien in het
aantal vrouwen dat in de afgelopen 12 maanden werd nagefloten (van 44% naar 38%) of werd
nageroepen met seksuele opmerkingen (van 33% naar 26%). Verder zijn er geen grote verschillen
met de vitkomsten van vorig jaar.
Figuur 1.3 Slachtofferschap straatintimidatie 2018, uitgesplitst naar geslacht, soort en leeftijd (procenten)
80
7o
60 —=$-mannen15-34
zo == mannen 35-49
=á= mannen 50-plus
40 =
nn n vrouwen 15-34
a
30 ee) =B- vrouwen 35-49
Jh,
20 /À —t- vrouwen 5o-plus
zo a SSA
Ne sen mn m4 û
ee x SS Rn Â
o AN
5 & SS 0 5 5 5 d
5 £ . $ . S et & e …®
® £ & À 5 & &
5 S S & s° °
© © Xe Fn
2e 4 S xS
5 & v ®
2 ISS &
& 2e
& 5
& ©
A S
© ©
s &
& g
e
Bron: OIS
10
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
1.5 Alleen verbale intimidatie laat verschillen naar herkomst zien
Net als voorgaande jaren is onderzocht of de herkomst van Amsterdammers een rol speelt bij
straatintimidatie. Wanneer er wordt gekeken naar de herkomst van de respondenten en of zij te
maken kregen met straatintimidatie (zie Figuur 1.4) dan zijn bij de meeste vormen van
straatintimidatie geen grote verschillen tussen Amsterdammers van Nederlandse herkomst,
Amsterdammers van westerse herkomst of Amsterdammers met een niet-westerse herkomst.
Opvallend is wel dat Amsterdamse mannen en vrouwen van Nederlandse of westerse
herherkomst vaker aangeven te zijn geconfronteerd met beledigende opmerkingen. Zo gaf 35%
van de Nederlandse vrouwen en 30% van de vrouwen met een westerse herkomst aan
nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen in de afgelopen 12 maanden. Van de
Nederlandse mannen en mannen met een westerse herkomst was dit respectievelijk 29% en
25%. Vrouwen van niet-westerse herkomst werden duidelijk minder vaak geconfronteerd met
beledigende opmerkingen op straat (19%). Mannen van niet-westerse herkomst werden hier het
minst mee geconfronteerd (10%).
Figuur 1.4 Slachtofferschap straatintimidatie 2018, uitgesplitst naar geslacht, soort en herkomst (procenten)
40
3 a =&-mannen van
\\ Nederlandse herkomst
30 AN .
(] —B-niet-westerse mannen
Pe
5 TT À ie westerse mannen
20 m-
“ m —— vrouwen van
15 Nederlandse herkomst
-B-niet-westerse vrouwen
10 B. 8
at te westerse vrouwen
5 E . mn. Ie : s
* > # je
0
. A Ò
a Ë S $ Ra & © S
& ® & & ZS & &
Ni & KS, S „© ®
& & Rid ”
K3 e & 5
e É Al
Pd e ’
ES &
À SS
© ò
5 &
< 5
Bron: OIS
Wat opvalt ten opzichte van vorig jaar is dat westerse mannen in 2018 veel vaker aangeven
nageroepen te zijn met beledigende opmerkingen (25% ten opzichte van 17% het jaar ervoor).
Daarnaast is het aantal mannen van niet-westerse herkomst dat werd nageroepen op straat in
2018 juist gedaald ten opzicht van het jaar ervoor (van 16% naar 10%). Verder is een daling te
zien te opzichte van 2017 in het aantal westerse vrouwen dat in 2018 werd nagefloten of werd
nageroepen met seksuele opmerkingen (respectievelijk van 36% naar 26% en van 31% naar
24%). Voor de overige intimidatievormen bestaan binnen de groepen geen grote verschillen ten
opzichte van vorig jaar.
11
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
2E intimidati
Naast de omvang en de verschillende vormen van straatintimidatie is in het onderzoek aandacht
besteed aan de ervaren intimidatie. Aan Amsterdammers die in de afgelopen 12 maanden zijn
geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie is net als in voorgaande jaren
gevraagd hoe intimiderend zij dit vonden de laatste keer dat dit gebeurde.
2.1 Ervaren intimidatie verschilt per vorm
In figuur 2.1 en 2.2 iste zien dat de ervaren intimidatie sterk varieert met de wijze waarop men is
geïntimideerd. De minst intimiderende vorm onder zowel mannen als vrouwen is opnieuw
nafluiten. Echter, onder vrouwen is te zien dat de mate van ervaren intimidatie in vergelijking
met 2016 iets is toegenomen bij nagefloten worden en het nageroepen worden met seksuele
opmerkingen. Zo vond in 2018 84% van de vrouwen het nageroepen worden met seksuele
opmerkingen een beetje tot zeer intimiderend. In 2017 en 2016 was dit nog respectievelijk 77%
en 73%. Voor de vormen van intimidatie die minder vaak voorkomen, is de ervaren intimidatie
onder respondenten erg wisselend en door het lage aantal respondenten binnen deze vormen
van intimidatie kan hier geen vitspraak over worden gedaan.
Figuur 2.1 Hoe intimiderend was gedrag voor vrouwen uitgesplitst naar jaar en soort gedrag (procenten)
Nagefloten 2018 34 9
017 33 10
06 32 6
Nagesist 2018 49 20
07 nn 48 1
206 Mn 4d 26
Nageroepen met seksuele 2018 WEG 42 42
opmerkingen 2017 41 36
2016 Wen 46 27
Nageroepen met beledigende 2018 WE 46 36
opmerkingen zo17 Wmm 36 39
206 Mn 45 35 m weet niet/geen mening
Achternagelopen (n=131) 2018 HEM 24 67 . n
(n=153) 2017 WETEN m 65 B niet of nauwelijks
(n=56) 2016 EEN 34 55 een beetje
Betast(n=64) 2018 MEN 69 zeer intimiderend
(n=57) 2017 MN 22 58
(n=7) 2016 100
Inhetnauwgedreven{n=39) 2018 MSM 2 77
(n=60) 2017 MEN 22 65
(n=11) 2016 g 91
Bespuugd(n=73) 2018 MEN zo 78
(n=78) 2017 MEN 68
2016
o 20 40 60 80 100
Bron: OIS
Net als Amsterdamse vrouwen vinden Amsterdamse mannen het nagefloten worden op straat
dus het minst intimiderend. De andere vormen van straatintimidatie worden ook door een groot
aandeel van de mannen als zeer intimiderend ervaren (zie Figuur 2.2).
12
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Vooral het achternagelopen en bespuugd worden, wordt door veel van de ondervraagde
Amsterdamse mannen als intimiderend ervaren. 39% procent van de mannen die in 2018
achternagelopen werd, vond dit een beetje intimiderend en 40% hiervan vond het zelfs zeer
intimiderend. Bespuugd worden, wordt als het meest intimiderend ervaren. 24% van de
Amsterdamse mannen die in 2018 bespuugd zijn, vond dit een beetje intimiderend en 55% vond
dit zeer intimiderend. Dit is ongeveer gelijk aan het jaar ervoor.
Opvallend is dat in 2017 31 van de 39 mannelijke respondenten die dat jaar in het nauw zijn
gedreven, aangaven dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden. In 2018 gaven veel
minder mannen aan dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden (slechts 8 van de 21
mannen). Verder is het opvallend dat van de mannelijke respondenten die aangaven in 2017 en
2018 betast te zijn, het aandeel dat dit een beetje tot zeer intimiderend vond kleiner is dan bij de
vrouwelijke respondenten. In 2017 gaven 6 van de 13 Amsterdamse mannen die dat jaar betast
waren aan dat ze dit een beetje tot zeer intimiderend vonden. In 2018 waren dit er 8 van de 21.
Echter, doordat de hoeveelheid mannen die te maken kreeg met verschillende vormen van
straatintimidatie zo laag is, is het lastig om betrouwbare uitspraken te doen over hoe
intimiderend Amsterdamse mannen bepaalde vormen van straatintimidatie vinden. De
resultaten kunnen namelijk op toeval gebaseerd zijn.
Figuur 2.2 Hoe intimiderend was gedrag voor mannen uitgesplitst naar jaar en soort gedrag (procenten)
(n=3) 2047
Nagesist (1-42) 2018
(a-42) 2057
Achternagelopen (n-72) 2018 m riet of nauwelijks
(ae55) 2027 meen beetje
pertes Ee zeerintimiderend
(m3) 2027
(n-39) 2017
bespuugd (n-58) 2018
n-5D) 2047
o 20 40 60 80 100
Bron: OIS
13
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
3 Veiligheidsbeleving
Evenals in voorgaande jaren zijn de onveiligheidsgevoelens van slachtoffers van zowel lichtere
als zwaardere vormen van straatintimidatie vergeleken met die van niet-slachtoffers. De lichtere
vormen bestaan uit nafluiten, nasissen en naroepen met beledigende of seksuele opmerkingen.
Zwaardere vormen van straatintimidatie bestaan uit in het nauw drijven, betasten en
achternalopen.
De veiligheidsbeleving van Amsterdammers is in 2018 ongeveer gelijk gebleven aan voorgaande
jaren (zie Tabel 3.1).
Tabel 3.1 Veiligheidsbeleving in het algemeen en in de eigen buurt (procenten)
vrouwen
onveilig algemeen 53% 50% 47%
onveilig eigen buurt 31% 31% 29%
mannen
onveilig algemeen 34% 31% 31%
onveilig eigen buurt 22% 21% 22%
bron: OIS
3.1 Slachtoffers van intimidatie voelen zich vaker onveilig
In Figuur 3.1 is apart voor mannen en vrouwen te zien dat het aantal Amsterdammers dat zich
wel eens onveilig voelt hoger is onder Amsterdammers die zijn geconfronteerd met
straatintimidatie dan onder Amsterdammers die niet geconfronteerd zijn met straatintimidatie.
Dat geldt voor mannen en vrouwen en voor zowel de lichtere als zwaardere vormen van
straatintimidatie. Daarnaast is dat terug te zien in zowel de onveiligheidsgevoelens in de eigen
buurt als in het algemeen, waarbij men zich in de eigen buurt veiliger voelt dan in het algemeen.
Van de vrouwen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt
61% zich wel eens onveilig in het algemeen en 38% voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt.
Dit is een groot verschil met 2017, toen bijna driekwart (72%) van de vrouwen die waren
geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie zich onveilig voelde in het
algemeen en meer dan de helft (54%) zich onveilig voelde in de eigen buurt. In 2016 lagen deze
percentages nog iets hoger (respectievelijk 76% en 57%).
Van de mannen die zijn geconfronteerd met een zwaardere vorm van straatintimidatie voelt
ruim de helft (54%) zich wel eens onveilig in het algemeen en ongeveer een derde (32%) in de
eigen buurt. Ook dit is lager dan in 2017, toen 61% van de mannen die zijn geconfronteerd met
een zwaardere vorm van straatintimidatie zich wel eens onveilig voelde in het algemeen en bijna
de helft zich wel eens onveilig voelde in de eigen buurt (48%). Opvallend is dat bij zowel mannen
14
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
als vrouwen het aandeel dat zich wel eens onveilig voelt nauwelijks verschilt tussen slachtoffers
van lichtere en zwaardere vormen van straatintimidatie.
Figuur 3.1 Onveiligheidsgevoelens onder Amsterdammers algemeen en slachtoffers straatintimidatie 2018
(procenten)
vrouwen mannen
slachtoffers 61 54
zwaardere
intimidatievormen 38 32
slachtoffers 63 56
lichtere
intimidatievormen 44 25
47 51
totaal
29 22
o 20 40 60 80 0 20 40 60 80
m onveilig algemeen __m onveilig eigen buurt
Bron: OIS
Wanneer wordt gekeken naar hoe vaak slachtoffers van straatintimidatie zich onveilig voelen, is
er wel een duidelijk verschil tussen slachtoffers van lichte vormen van straatintimidatie en
slachtoffers van zware vormen van straatintimidatie. In Figuur 3.2 is voor verscheidene locaties
te zien dat meer slachtoffers van zware straatintimidatie zich vaak onveilig voelen dan
slachtoffers van lichte intimidatie. Slachtoffers van straatintimidatie voelen zich vooral vaak
onveilig op plekken waar groepen jongeren rondhangen: dat geldt voor 30% van de slachtoffers
van zware straatintimidatie en voor 19% van de slachtoffers van een lichtere vorm van
straatintimidatie.
15
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Figuur 3.2 Slachtoffers straatintimidatie die zich vaak onveilig voelen per locatie 2018 (procenten)
ns
treinstation
EN :
a :
openbaar vervoer |
5
mn:
winkelcentrum
nn :
ns
centrum
EN :
eo
hangjongeren
RE
ns
uitgaan
:
o 5 10 15 20 25 30 35
m slachtoffers lichte intimidatie Em slachtoffers zware intimidatie
Bron: OIS
16
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
4 Respectloos gedrag
Evenals voorgaande jaren is op basis van de gegevens uit de Veiligheidsmonitor Amsterdam-
Amstelland in kaart gebracht hoe vaak Amsterdammers vinden respectloos te zijn behandeld
door onbekenden op straat. Daarmee wordt gedrag bedoeld waarbij de grenzen van goed
fatsoen worden overschreden.
4.1 Vooral LHBTI-ers voelen zich respectloos behandeld
Figuur 4.1 geeft weer hoeveel procent van de respondenten het
44% van de LHBTI'ers gevoel had soms of vaak respectloos behandeld te zijn door
MIAT RARE onbekenden op straat in de afgelopen 12 maanden. Er is nagegaan in
respectloos behandeld hoeverre LHBTl'ers verschillen van heteromannen en -vrouwen in het
YR EE gevoel respectloos te zijn behandeld. Het figuur toont de trend tussen
2014 en 2018.
Het gevoel soms respectloos te zijn behandeld op straat is groter onder heterovrouwen dan
onder heteromannen in 2018: respectievelijk 35% en29%. Het percentage Amsterdammers dat
in 2018 aangaf vaak respectloos behandeld te zijn, was voor heteromannen en -vrouwen gelijk.
Wanneer we dat vergelijken met LHBTl'ers dan valt op dat deze groep vaker het gevoel heeft
respectloos te zijn behandeld dan heteromannen en - vrouwen. Zo had 38% van de LHBT lers het
gevoel soms respectloos behandeld te zijn op straat in de afgelopen 12 maanden waar 6%
aangaf dat dat zelfs vaak voorkwam.
Het aandeel Amsterdammers dat aangaf soms of vaak respectloos te zijn behandeld op straat is
in de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Dit gold voor alle onderzochte groepen. Behalve
dat ertussen 2017 en 2018 een kleine daling is te zien in het aantal LHBTl'ers dat het gevoel had
respectloos behandeld te zijn (van 41% naar 38%), zijn de percentages in 2018 weinig veranderd
ten opzichte van het jaar ervoor.
17
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Figuur 4.1 Gevoel respectloos behandeld te zijn door onbekenden door de tijd heen (vaak en soms; procenten)
45
41
40 0 38
36 37 37 + 36
35
35 33 Te soms
2 29
30 31 TE?
30 30
25
20
15
10
6 6 6 6 5 6
nr vaak
4
4 3 3 3 +
o
2014 2015 apr-16 aug-16 aug-17 aug-18
—— vrouwen hetero —=mannen hetero LHBTI
Bron: OIS
18
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
5 Locatie straatintimidatie
Gedurende het gehele jaar 2018 is aan respondenten die zijn geconfronteerd met één of meer
vormen van (seksuele) straatintimidatie gevraagd om schriftelijk, dan wel op een digitale kaart
van Amsterdam aan te geven waar dat incident heeft plaatsgevonden, de laatste keer dat dit
gebeurde.
5.1 Vooral op drukke plekken veel intimidatie
Nagenoeg de helft (49%; 2447 respondenten) van de respondenten die aangeven in 2018 eens
of vaker te zijn geconfronteerd met één of meer vormen van straatintimidatie heeft aangegeven
waar dat (de laatste keer) plaatsvond. In Figuur 5.1 staan die plekken door middel van stippen
weergegeven. Hoewel de incidenten in een groot deel van de stad plaatsvinden, komen ze vaker
voor op de drukke plekken in de stad. De omgeving van het Centraal Station, het Leidseplein en
de Burgwallen worden vaak genoemd. Buiten het Centrum zijn dat plekken in Bijlmer Centrum
en Jan Evertsenstraat/Mercatorplein.
19
Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam
Figuur 5.1 Locatie van laatste intimidatie 2018
RS Er EN dee AAN RG 4 5 rs Ng
: Mr 4 AEN MES) Om A ene
NE Wa tn mm CE PS Oy RS nt
& Sese CI Ë a XC en AN me rt bai Ne Ee _ fp n &, Fi
fr ON On One Ork d h aa “7
0 AT Ae ed ANN, ve 0 Á
24 ee VOP DD BLS Ela
Fe Jer f 4 Re z 8 hd [B / ves B BT cr ad A el
A 4 nf as Br © dh PN
5 Ja OEE ee ee. TD, mn WEN Se)
St EN ze © a 1d rij De _@ @- Ee ©
EA bk A nf Le rt „1 ED sign RO am en TE Se en
dS Emma U Aere € nl Eed
Ì je O0 90 0e Sn Ne
| ROS be kP FR Ee | Pr mf ee 3 7 od Ze
kn AN mm RE RE REF a Pe
AS ee We | | DS € 0 Dise : ls
i Ee ers IS Lo aen: Eg Le Ene ESA kn F
een GN LO le Re Ek li if
4 es TA Ben id dn ASN eN © ED eK ve
NS, f 6 Pt DSE dns LN an 8 NN Kd Rl al erin al
A | nr MON Mn de Re 2 MT! jj) ne ln
Sn 6 Pe / zi Ì Np’ ee Or al ried en:
ee WS AEN EEN EN lr n d
AET fat 5 f / Ne in =
TA per EE Re are pe he Ard No
' Li Eg DN „a Ë © / LE) pl EL Ea Ee, DE n É
Bron: OIS
Via deze link: https://aram-b.gitlab.io/kaart-straatinitimidatie/ kan er worden ingezoomd op de
lekken, kunnen jaren worden vergeleken en is er een uitsplitsing te maken voor mannen en
1
vrouwen.
20
Bezoekadres:
n Oudezijds Voorburgwal 300
1012 GL Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek IJ Î Postbus 658
1000 AR Amsterdam
www.ois.amsterdam.nl
| Factsheet | 21 | test |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 5 juni 2023
Portefeuille(s) Grond en Ontwikkeling, Woningbouw
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Grond en Ontwikkeling, Matthijs Muijsers, m.muijsers@&amsterdam.nl
Onderwerp Programmawijzigingen Cluster 7 Amsterdamse Poort
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het volgende.
Op 9 mei 2023 heeft het college besloten tot wijziging van het woonprogramma van Cluster 7 voor
project ArenaPoort Oost (Amsterdamse Poort), in Zuidoost. Dit besluit heeft meerdere doelen zoals het
op gang houden van de woningbouwproductie door de realisatie van ruim 666 woningen in de
Amsterdamse Poort. Het realiseren van een nieuwe Shopperhal met de typische Zuidoostsfeer van de
huidige Shopperhal en het van start laten gaan van de transformatie en vernieuwing van de
Amsterdamse Poort tot het centrum van Zuidoost en de regio daaromheen.
Gebiedsontwikkeling Amsterdamse Poort
De Amsterdamse Poort staat nu primair bekend als winkelgebied en de oorspronkelijke
woningvoorraad bestaat uit 100% sociale huurwoningen van Ymere. Het gebied verandert de komende
jaren naar een meer gemengd en veelzijdiger stadscentrum, waar naast winkelen ruimte komt voor
kunst, cultuur, leisure, hoogwaardige horeca én waar straks nadrukkelijk meer gewoond wordt. Deze
mix aan functies is belangrijk voor de toekomstbestendigheid van het winkelgebied en ook voor heel
Zuidoost. Tot 2030 stijgt de woningvoorraad van Amsterdamse Poort van 526 naar circa 2.300
woningen.
Een groot deel van de huishoudens in de Amsterdamse Poort heeft te maken met een (gestapelde)
problematiek op het gebied van financiën, (geestelijke) gezondheidszorg en/of criminaliteit. Daarnaast
is er sprake van een relatief grote mate van overlast binnen de Amsterdamse Poort, die deels wordt
veroorzaakt door de ontsluitingen van de woningen via de loopdekken op dreefniveau. Alles bij elkaar
maakt dit de Amsterdamse Poort tot een kwetsbaar gebied. De herontwikkeling van de Amsterdamse
Poort, waaronder Cluster 7, zal een bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid en de
veiligheid in de Amsterdamse Poort.
Achtergrond Cluster 7
Cluster 7 (blauw op de tekening op de volgende pagina) ligt in de Amsterdamse Poort en grenst direct
aan het Anton de Komplein en de Hoogoorddreef. Cluster 7 telt momenteel 120 sociale huurwoningen
van Ymere, winkels (waaronder de Shopperhal), een voormalig postkantoor en een parkeergarage met
parkeerdek in de open lucht. Cluster 7 kent twee eigenaars/initiatiefnemers die voornemens zijn het
cluster te transformeren: CBRE IM en Hoogoorddreef Ontwikkeling (hierna te noemen: HODO).
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023
Pagina 2 van 4
|
Nm
— ar T - nf
Ip
| GD
iis ffa
IS, |
| |
Belang van transformatie van Cluster 7 voor Zuidoost
Cluster 7 wordt zowel door stakeholders als door de gemeente als sleutelproject voor de transformatie
in Amsterdamse Poort gezien. Met de start van Cluster 7 start ook de transformatie van dit gebied. Dit
komt onder andere door de grote omvang van het project maar ook door de aanwezigheid van de
Shopperhal (lokaal ondernemerschap), die erg veel betekenis heeft voor Zuidoost en die een
noodzakelijke upgrade krijgt. Daarnaast worden er door de herontwikkeling van dit cluster sociaal-
maatschappelijke functies toegevoegd, die gericht zijn op de bewoners van Zuidoost (750 mz).
Tenslotte worden er relatief veel (666) woningen toegevoegd en worden er binnen het project meerdere
groene binnentuinen gerealiseerd die van grote toegevoegde waarde zijn, ook voor de huidige
bewoners van de sociale huurwoningen van Ymere binnen het cluster. Het openbaar toegankelijke
parkeerdek geeft in de huidige situatie veel overlast, waardoor de transformatie ook dient om de
veiligheid in de Amsterdamse Poort te verbeteren. Tot slot is het oude postkantoor reeds ontruimd en
afgesloten van nutsvoorzieningen, en ontsiert dit gebouw het gebied.
Besluit programmawijziging
De haalbaarheid van Cluster 7 staat door de huidige situatie op de bouw- en vastgoedmarkt ernstig
onder druk. De twee eigenaars/initiatiefnemers hebben aangegeven dat door de stijgende bouwkosten
en rentelasten het project financieel niet meer haalbaar is. Om het project met 666 woningen toch
doorgang te laten vinden is een aanpassing van het programma noodzakelijk. Met voornoemde partijen
CBRE en HODO was eerder een programmaverdeling voor de woningen afgesproken van 16% sociale
huur, 50% middeldure huur en 34% vrije sector huur. Het College heeft besloten akkoord te gaan met
een verhouding o% sociale huur, 38% middeldure huur en 62% vrije sector huur. De woningen worden
gemiddeld tussen de 60 en 65 m2 groot. De bestaande sociale woningvoorraad in het cluster (120
woningen) blijft verder intact. Dit besluit geldt alleen voor Cluster 7 en is geldig tot en met twee jaar na
ondertekening van dit besluit. Bovendien hebben de eigenaars/initiatiefnemers zich tevens
gecommitteerd aan de voorrangsregeling voor bewoners uit Zuidoost, voortvloeiend uit het Masterplan
Zuidoost, alsmede een voorrangsregeling mensen met een maatschappelijk beroep.
Ophogen aantal betaalbare woningen. Rol van toekomstige rijkssubsidies
Om stagnerende woningbouwprojecten vlot te trekken heeft het kabinet een start-bouwimpuls van 250
miljoen gelanceerd. Als deze subsidie ook ten goede komt aan Cluster 7 is afgesproken met CBRE en
HODO dat er meer betaalbare woningen zullen worden gerealiseerd. Beide ontwikkelaars hebben
daarnaast aangegeven dat het aantal betaalbare woningen eveneens omhoog gaat als de aanneemsom
lager wordt dan het nu geoffreerde door de aannemer.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023
Pagina 3 van 4
Onderbouwing besluit
In bijlage 1 is een tabel opgenomen die inzicht geeft wat deze programmawijziging betekent voor de
woningvoorraad in Bijlmer-Centrum (gebiedsindeling Amsterdam, 25 gebieden) en de buurt
Amsterdamse Poort. Belangrijkste conclusie uit deze tabel is dat de verhouding sociaal-middelduur-
vrije sector in de eindsituatie (huidige woningvoorraad + alle lopende initiatieven) voor het gebied
Bijlmer-Centrum slechts enkele tienden van een procent wijzigt door deze programmawijziging. Het
aandeel sociale huurwoningen in Bijlmer Centrum blijft, ook na deze wijziging, onverminderd hoog
namelijk 68%.
Voor dit specifieke project is het daarom goed verdedigbaar om meer in te zetten op middeldure- en
vrijesectorwoningen in het kader van een evenwichtige woningverdeling en daarmee af te wijken van
de standaard. Andere project-specifieke redenen om akkoord te gaan met onderhavige
programmawijziging is dat de herontwikkeling van Cluster 7 meer behelst dan de bouw van woningen,
namelijk opwaardering van de Shopperhal, toevoeging van binnentuinen én een sociaal-
maatschappelijk programma. De transformatie van dit cluster is het vliegwiel voor de algehele
herontwikkeling van het winkelcentrum van de Amsterdamse Poort. Mede hierom is het niet verstandig
enkele jaren te wachten op economisch betere tijden, omdat daarmee de herontwikkeling van de
Amsterdamse Poort op losse schroeven komt te staan. De belangrijkste investeerder heeft een
investeringsbeslissing genomen om nú in de Amsterdamse Poort te investeren. Als deze ontwikkeling
niet doorgaat kan dit verdere verloedering van het gebied in de hand werken en daarmee de veiligheid
in de poort verder verslechteren. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat Cluster 7 een
uniek project is, waardoor er geen sprake is van precedentwerking.
De woningen worden gemiddeld tussen de 60 — 65 m2 GO en geen enkele woning kleiner dan 4o m2
GO: dit betekent dat er kwalitatief goede en ruime woningen worden ontwikkeld.
In de directe omgeving van de Amsterdamse Poort worden meerdere woningbouwprojecten
gerealiseerd waarin sociale woningen zijn opgenomen zoals bij de ontwikkeling van de Nelson
Mandela Buurt, het project de Nelson (tegenover Cluster 7 aan het Anton de Komplein) de H-buurt en
de ontwikkeling van het project Venser in Venserpolder. Verder is er in Arenapoort een kans om bij
kavel 12, eigen grond van de gemeente, sociale huurwoningen door een woningcorporatie te laten
realiseren. Tot slot zal in cluster 2 ter compensatie van het niet realiseren van sociale huurwoningen in
cluster 7 worden ingezet op het realiseren van ca. 40 extra sociale huurwoningen ten opzichte van het
investeringsbesluit. Deze woningen worden bij een woningcorporatie ondergebracht en zullen
daarmee langdurig worden behouden voor het sociale segment. Ook is voor cluster 2 als voorwaarde
meegegeven dat de woningen gemiddeld een woninggrootte van tussen de 60-65m2 hebben.
Uiteraard geldt voor de rest van de gebiedsontwikkeling in Amsterdam Zuidoost dat 40-40-20 het
uitgangspunt is.
Financiële gevolgen
De aanpassing van de programmaverdeling voor Cluster 7 heeft een beperkt financieel gevolg. Door het
aanpassen van het programma naar duurdere huursegmenten zijn hogere grondprijzen van toepassing
die resulteren in een hogere totale grondwaarde. De opbrengsten zullen ten gunste komen van de
grondexploitatie ArenaPoort Oost.
Stadsdeel
Bovenstaande programmawijziging is afgestemd met Stadsdeel Zuidoost en wordt door het
verantwoordelijke DB-lid Raoul White ondersteund.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 juni 2023
Pagina 4 van 4
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Bijlage: Programmatabel woningvoorraad
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 4 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 90
Datum akkoord 27 januari 2014
Publicatiedatum 31 januari 2014
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw
M. Moorman op de schriftelijke vragen van het raadslid de heer Van Lammeren
van 8 november 2013 inzake geweld, overlast en schade door hooligans als gevolg
van de Champions League wedstrijd tussen Ajax en Celtic.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
In de avond van 6 november 2013 heeft er een heftige confrontatie plaatsgevonden
tussen de politie en ‘hooligans’ van Celtic. De politie moest charges uitvoeren bij de
Damstraat om een confrontatie tussen supporters van de voetbalclubs Ajax en Celtic
te voorkomen.
Op de Dam gingen supporters van Celtic agenten in burger te lijf met flessen en
stokken. Acht agenten raakten hierbij gewond en moesten allemaal naar het
ziekenhuis worden vervoerd. Een agent raakte zelfs bewusteloos. De aanval kwam
volgens de politie onverwacht.
De avond ervoor, op 5 november 2013, moest de politie charges uitvoeren in café
The Old Sailor. Celtic-fans werden aangevallen door (vermoedelijk) Ajax-fans;
44 mensen werden aangehouden.
De fractie van de PvdA heeft met afschuw kennisgenomen van dit voetbal-
gerelateerde geweld. Het internationaal georganiseerde hooliganisme lijkt steeds
gewelddadiger te worden. Bovendien lijkt het zicht niet te beperken tot de spelende
clubs, maar ook steeds meer hooligans van andere clubs aan te trekken.
De gevolgen van geweldpleging en vernielingen zijn voor de agenten en onschuldige
passanten verschrikkelijk. Maar ook de maatschappij draait onterecht op voor
de hoge kosten van beveiliging, politieoptreden en de aangerichte schade.
De fractie van de PvdA is van mening dat de strijd tegen het internationaal
hooliganisme geïntensiveerd moet worden. Strenger optreden met hardere
maatregelen maar ook forse preventieve maatregelen dienen genomen te worden.
Hiervoor kan ook het instellen van in- en uitreisverboden gebruikt worden, waardoor
fans en/of hooligans van buitenlandse clubs niet meer welkom zijn bij de wedstrijden
van de tegenpartij. Ook moeten we alles in het werk stellen om de schade af te
wentelen op de daders. Die bestaan uit lichamelijke schade, torenhoge kosten en
chaos in de stad.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Neeing 5 Gemeenteblad R
Datum 31 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 november 2013
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 8 november 2013, namens
de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op
de schriftelijke vragen van de heer Van Lammeren van 8 november 2013
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 89) — tot het college van burgemeester en wethouders
gericht:
1. Hoe beoordeelt het college de internationalisering en verharding van
het voetbalgeweld?
Antwoord:
De internationalisering van het voetbalgeweld is niet nieuw maar wel een af te
keuren fenomeen. Op basis van de gebeurtenissen rond 6 november kan niet de
conclusie worden getrokken dat er sprake is van een verharding. Wel is de
afgelopen jaren een trend te zien dat misdragingen zich verplaatsen van in- en
rondom het stadion naar andere locaties, zoals de binnenstad. Dat heeft te
maken met de toegenomen veiligheidsmaatregelen in- en rondom het stadion en
mogelijk ook door de stadionverboden die worden opgelegd. Voetbalgeweld is
ondanks bestaande wetgeving moeizaam aan te pakken.
Het gegeven dat supporters van meerdere clubs in Amsterdam aanwezig zijn
heeft niet te maken met internationalisering van voetbalgeweld, maar komt voort
uit het gegeven dat meerdere Nederlandse clubs in Europees verband uitkomen.
Amsterdam is voor supporters een aantrekkelijke tussenstop voordat men
doorreist naar andere steden in Nederland.
2. Zijn hierover contacten geweest met Ajax en, zo ja, welke afspraken zijn hierover
met de club gemaakt?
Antwoord:
Ajax, OM, politie en bestuur hebben op zeer regelmatige basis overleg.
Voorafgaand aan risicovolle wedstrijden worden afspraken gemaakt. Daarbij
verleent Ajax haar medewerking aan verzoeken van de politie om de veiligheid
rondom het stadion zo goed mogelijk te kunnen borgen. Zoals het plaatsen van
diverse hekwerken.
In het zogenoemde Casusoverleg Voetbalvandalisme worden naderhand alle
personen die zich negatief manifesteren met betrekking tot voetbal (zowel in als
buiten het stadion, bij uit- en thuiswedstrijden) besproken waarbij gezocht wordt
naar passende maatregelen. Bijvoorbeeld het opleggen van een stadionverbod
door KNVB of Ajax.
3. Zijn hierover contacten geweest met de UEFA en, zo ja, welke afspraken zijn
hierover met de VEFA gemaakt?
Antwoord:
Amsterdam heeft de UEFA gevraagd om voetbalsupporters te reguleren door
middel van vervoerscombi’s (zoals bij competitievoetbal) daar heeft de VEFA niet
positief op gereageerd. Het is bekend dat de VEFA openbare ordeproblematiek,
welke zich niet in de directe omgeving van het stadion afspeelt, niet tot de directe
invloedssfeer van de bond rekent.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 5 januari 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 november 2013
4. Klopt het dat ook hooligans van Anderlecht, Sankt Pauli en Feyenoord in de stad
aanwezig waren en behoorden tot de relschoppers? Waren er ook nog hooligans
van andere voetbalclubs aanwezig?
Antwoord:
Ja er waren kleine groepen supporters van Anderlecht, Sankt Pauli en Feyenoord
in de stad. Afgezien daarvan waren er ook Zagreb-supporters in de stad.
Dit vanwege de wedstrijd PSV-Zagreb één dag later.
5. Is het college samen met de fractie van de PvdA van mening dat de daders die
de schade aanrichten verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de gevolgen?
Zo ja, welke instrumenten worden ingezet om deze schade te verhalen?
Welke andere instrumenten zouden nog extra kunnen worden ingezet?
Antwoord:
Een deel van de arrestanten heeft, bij wijze van lik op stuk, boetes betaald voor
de gemaakte overtredingen. Daarnaast staat een deel van de arrestanten
binnenkort voor de rechter. Het recherchewerk is nog niet volledig afgerond en
mogelijk volgen nog meer arrestaties. In zijn algemeenheid geldt dat een
overtreding herleidbaar moet zijn tot op de persoon. Alleen dan kan schade
worden verhaald. Daarnaast wordt in de ketenaanpak bekeken welke interventies
mogelijk zijn. Dit loopt van het versturen van een waarschuwingsbrief tot het
aanmelden voor een stadionverbod (via KNVB of Ajax) tot vervolging door justitie
en het opleggen van een maatregel in het kader van de voetbalwet.
6. De PvdA Amsterdam is benieuwd hoe het college denkt over het instrument van
uitreisverboden om internationaal voetbal hooliganisme te voorkomen. Is het
college bereid te inventariseren op welke wijze uitreisverboden gebruikt kunnen
worden om geweld en vernielingen te voorkomen?
Antwoord:
Het beslissen over een uitreisverbod is geen zelfstandige verantwoordelijkheid
van de gemeente. Er is bovendien op dit moment geen juridisch instrumentarium
voor het opleggen van een meldplicht bij uitwedstrijden. De benodigde
aanscherping van de voetbalwet om dit voor elkaar te krijgen ligt op dit moment
bij het kabinet. De conceptwet voorziet namelijk wel in een meldplicht voor
uitwedstrijden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
2% Gemeente
25 Amsterdam F
Gemeente Amsterdam \V-Bedrijfsvoering |
T.a.v. College van B&W en gemeenteraadsleden Datum: 2D =f ZA
Amstel 1 - LS |
1011 PN Amsterdam zoal ND \-H |
Stul ee a |
| | _ ESE a
Amsterdam, 17 juli 2019 — eeN
Oe orde.
‘
Geachte mijnheer, mevrouw, . _ |
Door de steeds verdergaande uitbreiding van het mobiele netwerk en het opschalen van |
de snelheid ervan worden we de laatste jaren steeds meer blootgesteld aan de
elektromagnetische straling die ermee gepaard gaat, en met steeds hogere frequenties
… en verdergaand bereik. Er zijn vele signalen van mensen die claimen dat dit fysiek een
impact heeft op ons lichaam. Bij sommigen zou zich dat uiten in heel heftige acute |
fysieke klachten, met verregaande gevolgen voor gezondheid, functioneren en |
welbevinden. Bij anderen uit e.e.a. zich in reeksen van vage klachten (slecht slapen, |
verminderde weerstand, tekorten in bloedwaarden, een opgejaagd gevoel, moeite om te |
concentreren etc.) die' bij het verlichten van de stralingsbelasting in de directe omgeving [|
weer verminderen of verdwijnen. Vele wetenschappers en ook artsen luiden de noodklok ||
_ over straling. [
In Nederland loopt de politiek ver achter op andere landen als het gaat om het erkennen |
van mogelijke gezondheidsrisico’s van straling. In 2011 adviseerde de Raad van Europa |
om bewust om te gaan met straling en redelijkerwijs blootstelling aan straling te |
verminderen, met name van kinderen en jongeren. Scholen werd geadviseerd om |
_ internet via draad te gebruiken vanwege deze risico's. De Wereldgezondheidsorganisatie |
___elassificeerde straling in 2011 als mogelijk kankerverwekkend. Ook voormalig generaal |
directeur van de WHO, Dr. Brundtland, is duidelijk; volgens haar is er geen twijfel dat |
straling van- draadloze technologie gezondheidseffecten heeft. Ze adviseert bewust om
te gaan met draadloze apparaten omdat ze straling uitzenden. Onder deze link vindt u |
een overzicht van adviezen en maatregelen in andere landen: |
https://www.stopumts.nl/pdf/WiFi%20mobieltjes%20kinderen.pdf ||
De Nederländse regering daarentegen vòlgt het standpunt van de Nederlandse .
Gezondheidsraad die stelt dat onderzoek niet bewijst dat straling schadelijk is voor de
gezondheid. Zij hanteert daarmee geen voorzorgsprincipe, en laat na om over mogelijke - |
risico’s te communiceren, neemt geen voorzorgsmaatregelen, en heeft notabene |
bepaald dat zendmasten hier veel harder mogen stralen dan in andere landen. In landen
als Rusland, China, Italië en Israël zijn de stralingslimieten een factor 100 lager dan in
Nederland. Er zijn wifi-netwerken uitgerold door het hele land, ook op scholen, iedereen .
gaat immers met de tijd mee, en er zijn zendmasten geplaatst op bejaardentehuizen,
ziekenhuizen, bedrijfspanden die daar weer geld mee verdienen. Maar wie is er &chtop — | |
de hoogte van de gezondheidsrisico's? En heeft daar bewuste keuzes in gemaakt? |
Zowel in bedrijven, op scholen, in ziekenhuizen, bejaardentehuizen, de lokale politiek, |
als thuis? Weinigen. Velen gaan ervan uit dat ‘als het onveilig zou zijn, de overheid het |
wel zou verbieden of inperken”. Maar de overheid heeft in deze ook andere belangen. |
Die verkocht de licenties voor de snellere mobiele netwerken voor vele miljarden aan de ||
telecombedrijven, met de belofte dat die bij het uitrollen daarvan geen tegenwerking |
meer zouden ondervinden door bezwaren vanuit de bevolking. |
. |
|
Nu worden de eerste stappen gezet om weer verder op te schalen, van 4G naar 5G, en
dus naar een nog hogere stralingsbelasting. Het is aannemelijk dat de
gezondheidseffecten van 5G nog dramatischer zullen zijn omdat er hogere frequenties |
worden gebruikt en er sprake is van een cumulatie van stralingsbronnen. Omdat het ll
millimeter golven zijn zullen er niet alleen veel grotere zendmasten nodig zijn, maar ook
nog eens heel veel kleine zendcellen ter ondersteuning. De millimeter golven van 5G - |
kunnen namelijk niet door muren, niet door bomen en worden geabsorbeerd door de
regen. Voor 5G zal er straks een sterke mini-zendmast hangen dan bijna iedere Sl
' lantaarnpaal, zal het mogelijk geïntegreerd worden in straatstenen en zelfs schoenzolen. |
: Tegelijkertijd wordt in het hele invoeringsdraaiboek van SG nergens gesproken over
wetenschappelijk onderzoek en over veiligheidslimieten. 5G dreigt dus ingevoerd te
worden zonder dat er wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de gevolgen voor
mens, dier en natuur en zonder dat reële veiligheidslimieten vastgesteld zijn. . |
k 7 |
Ik maak mij ernstige zorgen over deze ontwikkelingen binnen onze gemeente. Bestaat er |
(nog) geen kennis noch bewustzijn bij-de gemeente van de gezondheidsrisico's van |
elektromagnetische straling? En van de cumulatieve effecten van 3G, 4G en straks 5G
samen op ons allen als inwoners van de gemeente Amsterdam?
| Ik wil u dan ook expliciet vragen of jullie al beleid hebben ontwikkeld in de richting van |
5G en of jullie bij het ontwikkelen van dit 5G beleid ook rekening houden met de |
uitgebreide wetenschappelijk onderzochte inzichten in de gevaren die 5G met zich mee |
__brengt voor de hele volksgezondheid? |
|
, Í
Dat is reden voor mij om u als College van B&W en gemeenteraadsleden middels deze |
brief te informeren hierover, zodat u in toekomst als gemeente tot weloverwogen |
herzieningen / beslissingen kunt komen als het gaat om de invoer van 5G. Hiervoor is ||
het nodig om alle negatieve effecten van de huidige netwerken t/m 4G in kaart te ||
brengen en gedegen te evalueren door alle betrokkenen en te onderzoeken wat de |
effecten zullen zijn van 5G op mens, dier en natuur. Economische motieven mogen wat |
ons betreft geen reden zijn om de inwoners van de gemeente nog meer bloot te stellen |
aan ongezot ling. ts |
Met vriendelijk r etl eat
Ps: Onderstaand treft u ènkele artikelen waarin u meer uitgebreid kunt lezen over de
genoemde risico's en het speelveld waarin deze al dan niet serieus worden genomen. .
Dit alles met gedegen bronvermelding.
Artikelen en video's:
1. 5G Space Appeal https://www.5gspaceappeal.org/the-appeal |
_In het 5G Space Appeal vindt u uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing van de En
schadelijkheid van de straling van wireless technologie, Het appèl is d.d. 11 januari 2019 ||
__door maar liefst 31.291 personen en organisaties ondertekend en zal officieel worden |
aangeboden aan VN, WHO, EU, Raad van Europa en regeringen van alle landen. | |
|
. |
| |
2. Artikel Judith Jobse: Brandbrief wetenschappers: 5G risico voor volksgezondheid. |
https://judithsblogjes.wordpress.com/2017/09/08/brandbrief-wetenschappers-5g- ij
gevaar-volksgezondheid/ E |
|
3. Artikel Wendy À |
Schouten http://eigenkracht.blogspot.com/search/label/Draadloze%20techniek |
4, Appeal aan WHO en UN door 221 verontruste wetenschappers in |
2015: http://www.iemfa.org/ |
5. Deze politieke resolutie uit 2011 met aanbevelingen op grond van de toenmalige
wetenschappelijke bewijslast. Die is alleen maar gegroeid sindsdien terwijl het beleid de
andere kant op is gegaan: http://assembly.coe.int/nw/xml/XRef/Xref-XML2HTML- |
en.asp… [|
|
6. Video lezing dr. Hans Moolenburgh mbt gezondheidsrisico's van zendmasten: | |
https://wwvw.youtube.com/watch?time _continue=25&v=f4cfGbWA1TO |
7. Overzicht van adviezen en voorzorgsmaatregelen in andere | ||
: landen https://www.stopumts.nl/pdf/Compilatie-RF-straling-2017 pdf |
8. Blijf actueel op de hoogte via de site https://stralingsbewust.info/ |
9. Studies that show WiFi and Devices Health Effects 76 pagina's aan informatie
https://pdfs.semanticscholar.org/1 2ef/ef9Sf87ef1 13a11605ea2/ec677c3163c323.pdf
… |
Citaten: | |
|
Professor Victor Moshchalkov van het Departement Natuurkunde en Astronomie aan de |
K.U.Leuven: “De permanente blootstelling aan elektromagnetische straling beukt als een
pneumatische hamer op ons lichaam in. Over schadelijke effecten op moleculair en
cellulair niveau bestaat nu geen discussie meer. Het recente Biolnitiative Report van
2012 spreekt boekdelen” * en
Het Biolnitiative Report nam meer dan 3.600 wetenschappelijke studies en reviews — en
dit op alle mogelijke niveaus: van moleculaire en cellulaire studies, over proeven op |
‘dieren als bij mensen tot casecontrol studies, epidemiologische onderzoeken en meta- |
analyses — onder de loep. Dit rapport spreekt klare taal: “Er zijn substantiële bewijzen dat |
elektromagnetische straling leidt tot allergische en ontstekingsreacties, veranderingen in | |
het immuunsysteem en beschadiging van het DNA. Verder zijn er ernstige aanwijzingen |
dat dit op lange termijn kan resulteren in DNA-breuken en kankers, permanente celstress ||
. __ en vroegtijdige veroudering en wijziging in de hersenfuncties. Bovendien treden deze
effecten al op ver beneden de huidige stralingsnormen. De stralingsnorm moet drastisch
worden teruggebracht. |
Prof. Dr. Adlkofer rappotteert al in 2007 op basis van de Europese Reflex-studie en de
Interphone-studie:“DNA-breuken ontstaan bij 1/40 van de aanbevolen stralingsnorm. Dit
toorit aan dat UMTS tien keer schadelijker is dan 2G en dus leidt tot een grotere kans | |
voor kanker. (…) Er is geen twijfel: UMTS/3G is veel gevaarlijker dan 2G.” (Momenteel | |
wordt ongevraagd 4G uitgerold = 10 keer sterker dan 3G) | |
Prof. Dr. Stefaan Van Gool, kliniekhoofd van de Afd. Kinderhemato-oncologie van het
|
U.Z.L. en buitengewoon hoogleraar aan de K.U.L.: “Er zijn onweerlegbare bewijzen voor
de schadelijke effecten van de elektromagnetische straling. Het zou eigenlijk de taak van
de operatoren en de industrie moeten zijn om te bewijzen dat ze niet schadelijk zijn”
Het Freiburger Appell, ondertekend door'meer dan 1.000 Duitse artsen en meer dan
40.000 burgers (*): “Het ongehinderd binnendringen van continu straling in woon- en |
werkomgeving, (…) In gevaar zijn speciaal zwangeren, kinderen, tieners, oudere en |
zieke mensen. (…) Wij zien het stijgende aantal chronische zieken ook als gevolg van . |
een onverantwoordelijke grenswaarde politiek,” de uitbouw van draadloze ‘slimme
energiemeters met als gevolg het onvrijwillig blootstellen van miljoenen tot biljoenen
mensen aan gepulste microgolfstraling moet onmiddellijk stopgezet worden.” (Prof. Dr.
Olle Johansson van het Karolinska Instituut) (*) |
Prof. Dr. Leif Salford (diensthoofd neurochirurgie in de universiteit van Lund): "De | ij
beïnvloeding van biologische processen bij mensen door niet-ioniserende |
elektromagnetische straling is het ‘grootste biologisch experiment ooit'„De dag van |
vandaag is het niveau van elektromagnetische straling in onze omgeving 10 miljoen keer |
___groter dan het ooit geweest is”, “Het aantal gerapporteerde gevallen van |
elektrogevoeligheid is gestaag aan het stijgen sinds 1991, toen het voor het eerst werd |
vastgelegd. (…) De geëxtrapoleerde trend toont aan dat men kan verwachten dat : |
minstens 50% van de bevolking tegen het jaar 2017 zeker gezondheidsklachten hiervan |
heeft.” (*) |
, | |
: Prof. Dr. Belpomme (voorzitter van de Franse instelling voor onderzoek naar kanker
(ARTAC)): "We hebben hier te maken met een ernstig probleem voor de |
volksgezondheid. Ik zie steeds meer ouders op consult komen met kinderen, zelfs
peuters en baby's. Die kinderen hebben hoofdpijn, concentratie- en
geheugenstoornissen, moeite om zich uit te drukken of dyslexiesymptomen… worden |
veroorzaakt door dit soort straling en/of door schadelijke chemicaliën.” (…) |
||
| |
. ||
|
| IJ
. |
|
|
|
4 |
| [|
||
|
| Raadsadres | 4 | train |
VN2021-034766 N% Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, AZ
management df Amsterdam Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
% en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Algemene Zaken
Agendapunt 1
Datum besluit College van B en W 07-07-2021
Onderwerp
Kennisnemen van de reactie op motie 303 (7 juli 2021) van raadsleden Van Dantzig en Poot over de
voorbereiding politieke keuzes van de toekomst.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 303 (7 juli 2021) van
raadsleden Van Dantzig en Poot over de voorbereiding politieke keuzes van de toekomst.
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 7 juli 2021 heeft de raad bij de bespreking van de Voorjaarsnota 2021 motie 303 aangenomen van
raadsleden Van Dantzig en Poot over de voorbereiding politieke keuzes van de toekomst, waarin het
college/de burgemeester wordt gevraagd om:
e Bij de gemeenteraadsfracties te inventariseren welke politieke keuzes ambtelijk moeten
worden voorbereid voor een volgende gemeenteraad.
e Tijdig te starten met de voorbereiding van stukken op basis waarvan politieke keuze kunnen
worden gemaakt, waarbij keuzes die vit de “ophaalronde” komen nadrukkelijk worden
meegenomen.
e Vandie voorbereidende stukken in ieder geval onderdeel te laten zijn een notitie waarin
wordt weergegeven welke beslissingen de gemeenteraad kan nemen om invloed uit te
oefenen op het volume van de investeringsruimte.
Reden bespreking
Informeren van de raad over de afhandeling van motie 303 over de ambtelijke voorbereiding op de
politieke keuzes van de toekomst.
Uitkomsten extern advies
Niet van toepassing.
Geheimhouding
Niet van toepassing.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Niet van toepassing.
Gegenereerd: vl.7 1
VN2021-034766 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Bestuurs- en % Amsterdam 0 Ien
en Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
managementadviserir2€
Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022
Ter kennisneming
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, Motie 303 van Van Dantzig en Poot.
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
211022 Afdoening motie 303 Van Dantzig c.s. VJN 2021 voorbereiding
AD2021-132995 n
politieke keuzes van de toekomst_.pdf (pdf)
303.21.Motie Van Dantzig c.s. VJN 2021 voorbereiding politieke keuzes van
AD2021-132994
de toekomst_.docx (mswa2)
AD2021-132983 Commissie AZ Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Bestuurs- en managementadvisering, Xandra Hoek, [email protected]
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
Termijnagenda van de Raadscommissie Welzijn en Onderwijs
2012
N.B.: Tijdige aanlevering is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende ambtenaren c.q. sector en raadsleden(indien van
toepassing)
Het is in uw eigen belang de aanleverdata van stukken scherp in de gaten te houden
Dit is een interne werk-agenda van de commissie. De voorzitter of de commissie kan deze agenda altijd wijzigen,
als men dat noodzakelijk vindt. Er kunnen dus geen rechten aan worden ontleend.
Ï __L Oe | L _| |
5 juni Convenant Wet goed onderwijs goed R. Rengelink Bespreken H. Zie cie. 3 april
SM Eer reegee ERK RNN meester
5 juni Stand van zaken bestedingsvoorstel R. Rengelink Tk Monique Brok
AWBZ-pakketmaatregel 2011 (en
ontwikkelingen 2012-2014
5 juni Presentatie cirkel van onmacht en van |R. Rengelink Bespreken Kiki
kracht Lauterslager,
Douwe van
den Berg
Ï |L OL | L _| |
4 sept Meerjarenbeeld begroting Openbaar R. Rengelink Bespreken H. n.a.v. verzoek
SP ondonisaandeAnse SN meester Revi
4 sept Meerjaren Investeringprogramma R. Rengelink Bespreken Herman Hierbij betrekken brief
sociale Accommodaties Bouwmeester | regeling
(Evt. 1° analyse) huurproblemen
(november) op
verzoek Raphael van
Kraaij
27-04-2012 1
Ï _| | | | _| |
KO
me ___e E
september.
P.M Kiki Nav werkconferentie
Presentatie patronen, systemen en Lauterslager | ‘Jeugd’, verzoek
hefbomen in het domein van jeugd en DMO.
veiligheid.
PM Huisvesting onderwijs Verzoek cie 6
(schoolgebouwen, leerlingaantallen, september.
etc.)
PM Uniformiteit sociale loketten, nav R. Rengelink Bespreken Inez Geling Blijft dit staan?
aanbevelingen Ombudsman Ombudsman is in juni
verhinderd.
27-04-2012 2
| Agenda | 2 | train |
Termijnagenda stadsdeelcommissie Noord
Datum Invulling Oud Noord Noord Oost Noord West
Bijeenkomst Fietsroute Vliegenbos
- Presentatie Buurtteams
4-nov|Plenair - Presentatie Outreachend werken in de Waterlandpleinbuurt (t.b.v. principenota
Waterlandpleinbuurt)
- Presentatie Mobiliteitsplan
- Adviesaanvraag principenota Molenwijk
- Adviesaanvraag maatregelen milieuzones 2022 voor autobus en vracht
Fietstocht -Fietstocht Ijdoornlaan , 15:30
18-nov/Plenair - Adviesaanvraag principenota Waterlandpleinbuurt
- Adviesaanvraag principenota De Kleine Wereld
- Presentatie De armen in één in de Vogelbuurt/lJplein (t.b.v. principenota
Vogelbuurt/iJplein
- Presentatie Mobiliteitsplan
- Concept gebiedsplannen
2-dec - Adviesaanvraag principenota Vogelbuurt/ijplein
- Adviesaanvraag principenota Volewijck
- Adviesaanvraag Mobiliteitsplan 2020
El
Nog niet ingeplande onderwerpen:
Jaar Datum Onderwerp NEC Bijzonderheden
Overweg
Luchtkwaliteit Nicoline van der Torre ee
n.n.b. Jn.n.b. Participatie Nicoline van der Torre, Voorgesteld in SDC 14 nov
Canan Uyar 2018
Gevaarlijke kruispunten in _[Régine Anmuth, Dennis
NoordWest Overweg
n.n.b. fn.n.b. Meer sportmogelijkheden in $Canan Uyar, Dennis In samenwerking met
Noord Overweg, Fatin Bouali & Robert Klinkenberg (Stem
Peter Willing van Noord).
Hamerstraatgebied Overweg
n.n.b. fn.n.b. Laaggeletterdheid nav Esther Lagendijk wil als
ongevraagdadvies 10-07- extra info een gesprek met
2019 SC
n.n.b. fn.n.b. Toegankelijkheid van Noord fFatin Bouali, Dennis
voor mensen met een Overweg, Paul Scheerder &
beperking/ toegankelijkheid FNiels Ras
van stoepen
n.n.b. Jn.n.b. Technische sessie over Saskia Groenewoud Toegezegd in SDC
waterproof vergadering 22 april 2020
Werkbezoeken:
Jaar DEL) Onderwerp UL Bijzonderheden
|
| Dwergvinvisstraat 69-
| Agenda | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 203
Ingekomen onder
Ingekomen op woensdag 12 februari 2020
Behandeld op Donderdag 13 februari 2020
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van lid Van Soest inzake principebesluit tot verkoop AEB
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Uiten van wensen en bedenkingen over het
principebesluit tot verkoop van AEB
Betreft: AEB eerst op de rit, dan pas verkopen
Constaterende dat:
- het college het principebesluit heeft genomen tot verkoop van 100% van de
aandelen van AEB Holding N.V.
- AEB geen goedkeurende accountantsverklaring krijgt voor de cijfers over 2018,
ondanks de kapitaalinjectie door de gemeente;
- over 2018 is het verlies 29 miljoen en een verwacht verlies van 90 miljoen euro
over 2019;
- we spreken over honderden miljoenen euro's die in rook opgegaan zijn.
Van mening dat:
-__een koper de honderden miljoenen die in rook opgegaan zijn, niet zal gaan
compenseren voor de stad.
Overwegende dat:
-__er nog veel onduidelijk is over de verdeling van de risico's;
-__er nog veel onduidelijk is over de (financiële) gevolgen voor de Amsterdammers;
- AEB momenteel de enige leverancier is van warmte voor de stad die ook de
ambities uit het coalitieakkoord waar kan maken;
- de stad afhankelijk is van het AEB voor wat betreft afvalscheiding, hergebruik,
elektra en warmte.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
- om de directie van AEB te verzoeken een vijfjarenplan op te stellen;
- het AEB bestuurlijk op afstand te plaatsen;
- een jaarlijkse rapportage met financiële toets van de ACAM aan de raad voor te
leggen;
- hangende bovenstaande verzoeken het AEB de komende 5 jaar (nog) niet te
verkopen.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 203 Motie
Datum <datum
onbekend=
Verworpen
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 201
Publicatiedatum 21 februari 2018
Ingekomen onder AU
Ingekomen op woensdag 14 februari 2018
Behandeld op woensdag 14 februari 2018
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het lid Vroege inzake de Vijzelgrachtgarage.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de realisatie van de Vijzelgrachtgarage (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 19).
Overwegende dat:
— De bedoeling van het 1-op-1 opheffen is om élke te bouwen parkeerplaats op
straat te verwijderen, zodat de Vijzelgrachtgarage geen parkeerplaatsen toevoegt
aan het parkeerareaal in binnenstedelijk gebied;
— Door hiervoor te kiezen, de verkeerbalans verschoven wordt van parkeerplekken
voor iedereen naar parkeerplekken voor bewoners, wat het ontmoedigen van
onnodig autoverkeer ten goede komt.
Besluit:
In het raadsbesluit:
Te schrappen de tekst:
1.2. de parkeerdruk in de buurt: de mogelijkheid om met de garage de
parkeerdruk terug te brengen van de bestaande 94% (meting 2017) tot onder de
vanuit gemeentelijk parkeerbeleid gestelde grenswaarde van 90%;
Te wijzigen de tekst:
1.3 de 1-op-1 compensatienorm: het uitgangspunt dat iedere parkeerplek die
op straat wordt weg gehaald, wordt gecompenseerd;
in:
1.3 de 1-op-1 compensatienorm: het uitgangspunt dat iedere parkeerplek die in
de garage wordt gerealiseerd; op straat wordt weg gehaald. Hierbij geldt 01-01-
2018 als referentiedatum
En verzoekt het college alle onderliggende stukken als zodanig aan te laten passen.
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 201 A d t
Datum _ 21februari 2018 “\mendemen
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
2
| Motie | 2 | discard |
RAADSADRES tbv COMMISSIE-/RAADSVERGADERING 24 MAART 2010
Aan de (oud-)leden van de Stadsdeelraad Amsterdam Oud-Zuid
Postbus 51160
1007 ED Amsterdam
Tevens per e-mail
Kopie Dagelijks bestuur: dbsecretariaat @ oudzuid.amsterdam.nl
Kopie Commissie Ruimte & Wonen: m.oosterbaan @ oudzuid.amsterdam.nl
Kopie Nico Dost, projectleider vrijkomende locaties Brede School: n.dost@® oudzuid.amsterdam.nl
Amsterdam, 17 maart 2010
Betreft: Plannen nieuwbouw Amstelveenseweg 122 (voormalig OKC gebouw)
Geachte (oud-)leden van de Deelraad en het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid,
Verheugd namen wij kennis van de mededeling! van het Dagelijks Bestuur, dat het met de start van de
nieuwe, grote stadsdelen van Amsterdam in mei 2010 belangrijk is dat:
* er meer ingezet wordt op burgerparticipatie,
« het buurtgericht werken wordt versterkt en
* er betrokkenheid van burgers is bij beleidskeuzes die invloed hebben op hun directe leefomgeving.
In dit kader willen wij, als groep van betrokken buurtbewoners, graag nogmaals onze zorgen kenbaar
maken over de plannen voor de nieuwbouw op locatie Amstelveenseweg 122. Wij verzoeken u om
deze zorgen mee te geven aan uw opvolger(s) in de nieuwe deelraad van het nieuwe stadsdeel
Amsterdam Zuid, opdat zij erop kunnen toezien dat in de toekomst voldoende rekening wordt gehouden
met deze zaken. Graag ontvangen wij bericht of u onze zorgen deelt en doorgeeft aan uw opvolger(s).
Aan het Dagelijks Bestuur vragen wij met name aandacht voor punt 5 en verzoeken hen om een
toezegging dat omwonenden in het vervolgtraject inderdaad beter geïnformeerd en (vooral) betrokken
zullen worden, conform het gestelde in de hierboven aangehaalde brief.
Onze zorgen betreffen de volgende punten:
1) Openbare ruimte
Het pleintje voor het OKC aan de Amstelveenseweg is momenteel een overzichtelijk verzamelpunt,
waar bijv. ouders met kinderwagens en buurtbewoners met honden zich opstellen voor oversteek
naar het Vondelpark. Met het verdwijnen van het nabijgelegen oversteekpunt ter hoogte van huisnr
134, wordt dit verzamel-/ oversteekpunt alleen maar drukker. Echter, conform de bouwenvelop zal
de nieuwbouw maar liefst 70 m° van deze openbare ruimte opslokken! Plus nog eens 50 m° van de
stoep en perkjes aan de zijde van de Schinkelhavenstraat. Onze zorg is, dat deze vertrouwde plek
hierdoor verandert in een onprettige, onoverzichtelijke, krappe ruimte. (zie tevens punt 2)
2) Veiligheid & fietsers
De locatie maakt onderdeel uit van de belangrijke, veelgebruikte fietsroute via het Vondelpark. Met
de opening van de Brede School valt hier meer fietsverkeer van kwetsbare groepen, zoals moeders
met kinderen te verwachten. Ook de fietsroute van/naar de Schinkeleilanden via de Schinkelkade
zal meer fietsverkeer opleveren. Onze zorg is, dat de geplande woontoren een grote belemmering
zal zijn voor een veilig overzicht op dit drukke kruispunt en daarbij een nauwe, bakstenen doorgang
zal creëren waar nu een mooie groene overloop van/naar het Vondelpark bestaat.
Daarnaast zal een groot deel van de recentelijk geplaatste fietsenrekken plek moeten maken voor
de nieuwbouw, terwijl de toenemende horeca aan de Amstelveenseweg nu al veel fietsparkeerders
aantrekt. De huidige fietsenrekken zijn in de avonduren al niet voldoende om alle parkeerdruk te
verwerken. Onze zorg is, dat de druk op de straks resterende ruimte zal zorgen voor
onaanvaardbare verrommeling.
1 In de aanbiedingsbrief bij de ‘Gebiedsprogramma’s 2010: Oost, Midden en West’ d.d. 27 oktober 2009.
3) Groen & ecologische route
De locatie maakt onderdeel uit van de groene schakelzone Vondelpark — Rembrandtpark. De zone
heeft, net als de route langs de Schinkel, de potentie te ontwikkelen tot een boomkruinenroute voor
o.a. vleermuizen. Rond de huidige bebouwing staan rozenstruiken, platanen, populieren en bevinden
zich binnentuinen, wat het geheel tot een groene oase maakt voor mens en dier. Onze zorg is, dat het
groene karakter van deze plek geweld aangedaan zal worden door een té dominant ontwerp van de
nieuwbouw.
4) Welstand & bestemmingsplan
Het idee om op deze locatie een woontoren van 23 meter hoogte te plaatsen, past niet in het huidige
bestemmingsplan dat nog geen jaar geleden in werking is getreden. Dergelijke hoogbouw staat dan
ook in geen enkele verhouding tot de omringende bouw. Dit vinden niet alleen vele buurtbewoners,
maar ook de Commissie Welstand die de toren een ‘Fremdkörper aan de Amstelveenseweg’ noemt.
Onze zorg is dat de nieuwe Stadsdeelraad een bouwontwerp zal goedkeuren dat niet binnen het
huidige bestemmingsplan past en daarom uiteindelijk een ‘postzegelbestemmingsplan’ zal vaststellen
dat dit unieke stukje Oud-Zuid degradeert tot een plek waar er al te veel van zijn, nl. anoniem steen.
5) Inspraak & overleg
Meerdere van bovenstaande zorgen zijn vorig jaar al kenbaar gemaakt via de inspraakprocedure op
het ‘concept investeringsbesluit Vrijkomende Locaties Theophile de Bock’. Naar aanleiding daarvan
zijn ook enkele wijzigingen doorgevoerd in de bouwenvelop. Eén van de wijzigingen betrof de hoogte
van de geplande woontoren, die werd veranderd van 17 meter (4 bouwlagen) in 23 meter (8 bouw-
lagen). Dit terwijl meerdere zienswijzen zich al uitspraken tegen een woontoren van eerstgenoemde
hoogte en terwijl in de Nota van Beantwoording (28 mei 2009) werd gemeld dat met de bouwhoogten
meer aansluiting gezocht zou worden bij de bestaande aangrenzende bebouwing (11 & 15 meter).
Tijdens de vergadering van de Commissie Ruimte en Wonen op 9 juni 2009 werden wij dan ook
onaangenaam verrast door de gewijzigde bouwenvelop, die wel in bezit was van de commissieleden
maar niet was verstrekt aan de insprekers, die enkel de Nota van Beantwoording ontvingen.
Inspraak op de nieuwe bouwenvelop was niet mogelijk; wij konden enkel nog de Stadsdeelraad
toespreken op 25 juni 2009, toen het investeringsbesluit werd vastgesteld (dus te laat om nog
inhoudelijk invloed uit te oefenen op het besluit). Ons inziens is dit geen correcte en wenselijke gang
van zaken.
Onze zorg is dan ook, dat omwonenden en gebruikers van het gebied rond Amstelveenseweg 122 in
de toekomst ook onvoldoende en/of onvolledig geïnformeerd en betrokken zullen worden bij de
plannen voor deze locatie. Wij verzoeken het DB dan ook om inspraak van omwonenden op het
bouwontwerp te garanderen en in een zo vroeg mogelijk stadium te faciliteren, zodat uiteindelijk een
ontwerp wordt vastgesteld dat voldoende draagvlak heeft in de buurt. Ook denken wij graag mee over
de invulling van de tijdelijke verhuur van het vrijgekomen pand.
Met vriendelijke groet,
namens de buurtgroep tegen hoogbouw Vondelpark/Amstelveenseweg (met inmiddels >300 steunbetuigingen)
Ja
Joyce van Heijningen
Amstelveenseweg 118-l
1075 XL Amsterdam
tel. 020 — 6161 455 / 06 — 29 567 404
| Raadsadres | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 134
Datum akkoord 10 maart 2015
Publicatiedatum 20 maart 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer E.A. Flentge van
28 januari 2015 inzake het verbouwen van een fietsenhok tot woonruimte in een
binnentuin.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In de binnentuin van een woonblok aan de Geuzenstraat in West wordt een voormalig
fietsenhok omgebouwd tot woonruimte." Volgens woonrechtadvocaat Sarolea die
omwonenden bijstaat, is sprake van ‘uitponden van tuingebied met barakken’.
Volgens de advocaat van de verhuurder Florwel wordt gebruikgemaakt van nieuwe
regels over woningdelen.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 28 januari 2015, namens de fractie
van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. In hoeverre is het college op de hoogte van de verbouwing van de binnentuin
nabij de Geuzenstraat? Wat zijn precies de plannen waarvan het college op de
hoogte is?
Antwoord:
Het college is niet op de hoogte van deze zaak.
De bevoegdheid te besluiten op handhavingsverzoeken en aanvragen
omgevingsvergunningen is gedelegeerd aan het AB van het stadsdeel. Het AB
handelt binnen de grenzen van het delegatiebesluit bij het uitvoeren van de
bevoegdheid. Het college heeft het AB gevraagd naar de stand van zaken.
2. Kan het college uitleggen hoe het mogelijk is dat een voormalige fietsenstalling
annex atelierruimte in gebruik kan worden genomen als woonruimte? Hoe is dit te
rijmen met de oorspronkelijke bouw als fietsenschuur? En hoe is dit mogelijk
binnen het bestemmingsplan, waar de binnentuin niet de bestemming ‘wonen’
heeft maar ‘tuin’? °
{Te huur: woning zonder uitzicht. Het Parool 18-1-2015
http://www.parool.nl/parool/nl/4055/AMSTERDAM-WEST/article/detail/3832221/2015/01/18/Te-
huur-woning-zonder-uitzicht.dhtml
http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.03630000E004BP ST D-
{p_NL.IMRO.03630000E004BPST D-.pdf
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing daa Gemeenteblad R
Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
Antwoord:
In 1933 is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een fietsenstalling
op het achtererf van het perceel Geuzenstraat 40hs. Nadien heeft het bouwwerk
meerdere functies gehad, laatstelijk bekend: ateliers. Het bouwwerk omvat het
hele achtererf. Sinds 1933 is het achtererf zodoende niet meer in gebruik geweest
als tuin. In het geldende bestemmingsplan “De Baarsjes 2006” is het bouwwerk
niet op de plankaart ingetekend als zijnde bestaande bebouwing (ook al is het
bouwwerk sinds 1933 aanwezig) en heeft het achtererf een Tuinen-1-
bestemming.
Het perceel Geuzenstraat 40hs heeft volgens het bestemmingsplan ‘De Baarsjes
2006’, de bestemming W1, wonen. Op gronden met deze bestemming mag
gewoond worden ongeacht of er feitelijk sprake is van een woning of als zodanig
al wordt gebruikt. In de huidige situatie is sprake van een onderdoorgang (dat de
W1 bestemming heeft) dat overgaat in voormalige fietsenstalling op het achtererf.
De onderdoorgang is geen woning en wordt ook niet als zodanig gebruikt maar
volgens het bestemmingsplan is een woning toegestaan. De woning zal moeten
voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Een woning mag worden gebruikt ten
behoeve van één huishouden.
De onderdoorgang gaat bouwkundig over in de voormalige fietsenstalling.
Volgens artikel 2.7 van de voorschriften van het bestemmingsplan ‘De Baarsjes
2006’ mag op gronden met de bestemming Tuinen 1 niet gebouwd worden
(behalve indien dat bouwen vergunningsvrij is).
Gronden (met daarop aanwezige bebouwing) met de bestemming Tuinen 2
mogen worden gebruikt overeenkomstig het planologisch toegestane gebruik van
het hoofdgebouw. Voor gronden met een Tuinen 1 bestemming is een dergelijke
bepaling niet in de voorschriften opgenomen. echter is dat volgens jurisprudentie
toch toegestaan (zie bijlage 2). Ook voor gronden met een Tuinen 1 bestemming
geldt dat die gronden (met daarop aanwezige bebouwing) mogen worden gebruikt
overeenkomstig het planologisch toegestane gebruik van het hoofdgebouw. Het
planologisch toegestane gebruik van het hoofdgebouw is wonen. De voormalige
fietsenstalling mag zodoende worden gebruikt ten behoeve van wonen waarbij de
restrictie geldt dat de woning mag worden gebruikt ten behoeve van één
huishouden. Volgens de initiatiefnemer zal daar sprake van zijn. Op 13 februari
2014 heeft de gemeenteraad het beleid ‘Ruimte voor woningdelers’ vastgesteld
waarin het mogelijk wordt gemaakt dat ook minder traditionele vormen van wonen
(zoals een woongroep) in een woning mogen wonen. Indien aan de voorwaarden
van dat beleid wordt voldaan dan is een woongroep aan te merken als één
huishouden. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat in de zelfstandige woning
een woongroep zal worden gevestigd.
Het voorgenomen gebruik als wonen is niet in strijd met het bestemmingsplan
zodat daarvoor geen omgevingsvergunning, voor de activiteit: “handelen in strijd
met het bestemmingsplan”, is vereist.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing daa Gemeenteblad
Datum 20 maart 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 28 januari 2015
3. Is het volgens het college toegestaan een dergelijke grote wijziging van het
gebruik van de binnentuin door te voeren zonder dat er een vergunning voor
nodig is en zonder dat de omwonenden daarin worden gekend?
Antwoord:
Ja dat is toegestaan (zie hiervoor het antwoord op vraag 2).
De verantwoordelijkheid om de buurt te informeren ligt, nu geen vergunning
noodzakelijk is, in eerste plaats bij de initiatiefnemer. Die heeft op eigen initiatief
een bewonersbrief opgesteld (zie bijlage 1).
Wel is het stadsdeel aan het nadenken over hoe in een dergelijke situatie zij hier
als bestuurscommissie een rol in kan nemen.
4. Staan de voorschriften uit het bouwbesluit, dan wel andere relevante regelgeving,
toe dat woonruimte geen deuren of ramen heeft in de buitenmuren? Kan het
college dit toelichten?
Antwoord:
Het bouwbesluit bevat voorschriften voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid,
energiezuinigheid en milieu. Deze voorschriften gaan onder meer over ventilatie,
ramen in gevels. Ook vergunningvrije bouwwerken moeten voldoen aan deze
voorschriften.
5. Het lijkt er sterk op dat in deze casus het initiatief voor het woningdelen niet van
de huurders maar van de verhuurder komt. Hoe verhoudt zich dat tot de regels
voor woningdelen? Is hier niet gewoon sprake van kamergewijze verhuur waar
dan ook een dergelijke vergunning voor dient te worden aangevraagd en waar
sprake zou moeten zijn van de puntentelling zoals die voor onzelfstandige
woonruimte geldt?
Antwoord:
Het initiatief voor het woningdelen komt inderdaad van de verhuurder.
De verhuurder heeft van sites kennisgenomen van de nieuwe mogelijkheid om
ruimtes te verhuren.
Op 13 februari 2014 heeft de gemeenteraad het beleid ‘Ruimte voor
woningdelers' vastgesteld waarin het mogelijk wordt gemaakt dat ook minder
traditionele vormen van wonen (zoals een woongroep) in een woning mogen
wonen. Indien aan de voorwaarden van dat beleid wordt voldaan dan is een
woongroep aan te merken als één huishouden. De initiatiefnemer heeft
aangegeven dat in de zelfstandige woning een woongroep zal worden gevestigd.
Hier is dus geen sprake van kamergewijze verhuur en is de opmerking m.b.t. een
hiervoor benodigde vergunning en de puntentelling voor een niet zelfstandige
woonruimte niet relevant. In de genoemde beleidsnotitie wordt op geen enkele
wijze een relatie gelegd tussen een woongroep en de puntentelling.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 552
Publicatiedatum 28 juli 2017
Ingekomen op 22 juni 2017
Ingekomen in raadscommissie ZS
Behandeld op 20 juli 2017
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Duijndam en Roosma inzake de Voorjaarsnota 2017
(aanpassen buitentrappen en -treden vanuit de Wmo).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446).
Constaterende dat:
— Een aantal flats en wooncomplexen in Amsterdam een buitentrap of opstap met
treden heeft om bij de (hoofd)ingang te komen, bijvoorbeeld in Buitenveldert;
— _ Buitentrappen en toegangstreden grote problemen geven voor mensen die
mindervalide en slecht ter been zijn, of in een rolstoel zitten;
— _ Amsterdammers steeds langer thuis wonen, ook als zij ziek worden en
lichamelijke gebreken krijgen.
Overwegende dat:
— De gemeente voor mindervalide Amsterdammers vanuit de Wmo trapliften
aanbrengt bij binnentrappen maar niet bij buitentrappen:;
— Mindervalide Amsterdammers belang hebben bij toegankelijkheid van hun
woning en dat buitentrappen en —treden daarin een struikelblok vormen;
— Trapliften, rolstoelhellingen en andere toegangshulpmiddelen voor buitentrappen
en —reden in Amsterdam niet worden vergoed vanuit de Wmo.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Te onderzoeken of de op handen zijnde aanpassing van het
binnentrapliftenbeleid in de Wmo kan worden uitgebreid met de aanpak van
belemmerende buitentrappen en -treden die leiden naar de (hoofd)ingang van
een woning.
De leden van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
F. Roosma
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam A / / FI N
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
% Raadsaangelegenheden
Agenda, donderdag 13 oktober 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
Raadsaangelegenheden, Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies,
Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Tijd 19.30 tot 22.30 uur
Locatie De Boekmanzaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 __Tkn-lijst
5 Opening inhoudelijke gedeelte
6 _Inspreekhalfuur Publiek
7 Actualiteiten Burgemeester
8 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, AZ/FI N
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Agenda, donderdag 13 oktober 2016
Financiën
9 Instemmen met de budgettair neutrale begrotingswijziging 2016 Nr. BD2016-
013341
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016).
10 De Begroting 2017 Nr. BD2016-013339
Resultaatgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2017. Portefeuilles
Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
Raadsaangelegenheden, Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak
Subsidies, Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en
Organisatie
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016).
e Tweede termijn wordt besproken in de brede commissie FIN, d.d. 2 november 2016
e indienen van moties en amendementen.
e Het begrotingsboek 2017 is separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden
11 Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2016 en
vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2017 Nr.
BD2016-013340
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 9 en 10 november 2016).
12 Vaststellen Verordening Rioolheffing Gemeente Amsterdam 2017 Nr. BD2016-
0134/76
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad
d.d. 9 en 10 november 2016).
2
| Agenda | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 465
Ingekomen op woensdag 22 april 2020
Behandeld op woensdag 22 april 2020
Status Aangenomen via schriftelijke stemming op 28 april 2020
Onderwerp
Motie van het lid Groen inzake Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam.
(Tussendoel reductie CO2)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 383).
Constaterende dat:
- De routekaart geen doelen voor de jaren tussen 2020 en 2030 stelt.
Overwegende dat:
-__CE Delft berekend heeft dat als de gemeente op koers wil liggen voor een
reductie van 48% in 2030, de reductie in 2025 9% zal zijn, en de voorgenomen
maatregelen leiden tot reductie met een bandbreedte voor 2025 tussen de -18%
en +14% ten opzichte van 1990.
- De gemeente als doel heeft in 2030 55% te reduceren, dus mogelijk nog iets
verder moet zijn in 2025
- De reductie géén lineair proces is.
-__Om zicht te houden op of de doelen gehaald worden tussendoelen behulpzaam
zijn;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Voor 2025 een tussendoel op te nemen van ten minste 10% reductie;
2. Te laten ramen welke tussendoelen voor de reductie van CO2 in de
tussenliggende jaren van 2022 tot 2030 gehaald moeten worden om op koers te
blijven voor een reductie van 55% in 2030;
3. Dit bij de eerste rapportage over de uitvoering van de routekaart aan de raad voor
te leggen.
Het lid van de gemeenteraad
R.J. Groen
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 5 april 2023
Ingekomen onder nummer 147
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Schmit, Namane , Wijnants, Broersen en Krom inzake
“Doelstelling CO2 reductie Amsterdam Economic Board.”
Onderwerp
Verzoek om de Amsterdamse reductiedoelstelling op te nemen in de doelstellingen van het Am-
sterdam Economic Board
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de beantwoording van het raadsadres Géén fossiel in de Amsterdam
Economic Board.
Constaterende dat:
-_ Amsterdam de doelstelling heeft om in 2050 de CO2-uitstoot, ten opzichte van 1990, met
95% terug te dringen en in 2040 aardgasvrij te zijn. En dat in 2030 de CO2-uitstoot met
60% verminderd is.
-_De Amsterdam Economic Board als doel heeft om mee te werken aan ‘de groene en ge-
zonde toekomst van de Metropool Amsterdam.’
-_Het Amsterdam Economic Board samenwerkt met bedrijven, kennisinstellingen en over-
heden.
Overwegende dat:
-_Het onderschrijven van de doelstellingen van de Amsterdam Economic Board een voor-
waarde is voor bedrijven om onderdeel te zijn van de Amsterdam Economic Board.
-__De bijdrage van (grote) ondernemingen cruciaal is in het verwezenlijken van de energie-
transitie.
-_Het belangrijk is voor het behalen van de Amsterdamse reductiedoelstellingen om met
(grote) ondernemingen in gesprek te blijven.
-_Het mogelijk is om de deelnemers van de Amsterdam Economic Board open en kritisch
aan te spreken als zij zich niet houden aan de gestelde doelstellingen.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_ Om de Amsterdam Economic Board te vragen de reductiedoelstellingen, 60% minder in
2030 en 95% minder in 2050, van de gemeente Amsterdam op te nemen in haar eigen
doelstelling.
-_ De Raad periodiek te informeren over de voortgang hiervan.
Indiener(s),
EW. Schmit
F.A. Namane
D.P.B. Wijnants
J. Broersen
J.M. Krom
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam VV L
% Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn
en Luchtkwaliteit)
% Agenda, donderdag 8 maart 2012
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en Luchtkwaliteit)
Tijd 09.00 tot 12.30 uur en zonodig vanaf 19.30 uur
Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis
Procedureel gedeelte van 09.00 uur tot 09.15 uur
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie VVL
d.d. 09 februari 2012
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissie VVL@raadsgriffie amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
, _Toezeggingenlijst/ termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail en in hardcopy een bijgewerkt exemplaar
e De lijst van schriftelijke vragen wordt de maandag voorafgaande aan de vergadering
per mail toegestuurd aan de raadsleden en contactpersonen.
6 _Tkn-lijst
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL
Luchtkwaliteit)
Agenda, donderdag 8 maart 2012
Inhoudelijk gedeelte vanaf 09.15 uur
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en Mededelingen
10 Rondvraag
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
11 Beschikbaar stellen van een uitvoeringskrediet ten behoeve van de reconstructie
van het Damrak, op basis van het ontwerp van de Rode Loper tussen Prins
Hendrikkade en het Weteringcircuit. Nr. BD2012-001196
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 14 maart 2012).
e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen,
Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en
Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd.
12 Onderzoek verkeerscirculatie binnenstad Nr. BD2012-001857
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Ruimtelijke Ordening
13 Voorlopig ontwerp Stationseiland en Prins Hendrikkade Nr. BD2012-001550
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 14 maart 2012).
e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen,
Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en
Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer en Infrastructuur (inclusief NoordZuidlijn en VVL
Luchtkwaliteit)
Agenda, donderdag 8 maart 2012
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
14 Initiatiefvoorstel van het raadslid de heer Molenaar van 11 november 2011,
getiteld: ‘Ruimte Durven Delen — Moderne Mobiliteit in een Monumentale
Metropool’ Nr. BD2012-001485
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Uitgesteld in uw raadscommissie VVL d.d. 9 februari 2012
e _ Stukken reeds in uw bezit
e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen,
Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en
Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd.
e Voorstel gevoegd behandelen met agendapunt 15
15 Voortgang MobiliteitsAanpak en bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Ruimte
Durven Delen Nr. BD2012-001486
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Uitgesteld in uw raadscommissie VVL d.d. 9 februari 2012
e _ Stukken reeds in uw bezit
e _Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen,
Grondzaken, Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en
Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid zijn hierbij uitgenodigd.
e Voorstel gevoegd behandelen met agendapunt 14
16 Afhandeling Raadsadres inzake Renovatie metrostations Oostlijn Nr. BD2012-
001489
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Moorman (PvdA) uit commissie KSZ
e _Deleden van de Raadscommissie voor Kunsten Cultuur, Zorg en Welzijn, Sport en
Recreatie, Monumenten en Lokale Media zijn hierbij uitgenodigd
17 Bespreking concept amendement Subsidieverordening schone rondvaart Nr.
BD2012-001644
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Wordt nagezonden
3
| Agenda | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 25 mei 2021
Ingekomen onder nummer 369
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Khan en Van Soest inzake de Regionale
Energie Strategie Noord-Holland Zuid (stilzetten om overlast te
voorkomen vastleggen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het vaststellen van de Regionale Energiestrategie Noord-Holland Zuid,
Overwegende dat:
— Om de gezondheid van omwonenden te voorkomen en overlast te beperken, vit onderzoek
naar de geluidseffecten en de Health Impact Assessment naar voren kan komen dat het
noodzakelijk is om onder bepaalde omstandigheden de windturbines stil te zetten;
— _ Het noodzakelijk is dat dergelijke afspraken goed worden geborgd in vastgelegd in de
vergunningen, zodat er na de bouw geen juridische ruimte is om het stilzetten alsnog te
vermijden of aan te vechten;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— Er zorg voorte dragen dat afspraken over het stilzetten van windturbines op gezette tijden om
geluidshinder en schade te voorkomen, zo worden geformuleerd en verwerkt in het
vergunningstraject dat zij juridisch bindend zijn en er na de bouw geen ruimte is om deze
alsnog ter discussie te stellen of aan te vechten, zodat omwonenden er zeker van kunnen zijn
dat ze worden nageleefd.
— _Erdaarbij voor te zorgen dat criteria helder en scherp worden gedefinieerd door middel van in
de praktijk te meten geluidsbelasting.
Indieners
D.T. Boomsma
S. Khan
Gemeente Amsterdam Status _
Pagina 2 van 2
W. van Soest
| Motie | 2 | discard |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 11 oktober 2022
Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Ruimte & Duurzaamheid ([email protected])
Onderwerp Afdoening moties 119_22 en 120_22 bij bespreking Uitvoeringsagenda
Omgevingsvisie
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 16 februari 2022 heeft uw raad bij de behandeling van
agendapunt 68A (Kennisnemen van de Uitvoeringsagenda Omgevingsvisie Amsterdam 2050 Nr.
VN2022-004483) twee moties aangenomen die betrekking hebben op de Omgevingsvisie.
119_22 Motie Van Renssen, Boutkan en Kili, waarin het college gevraagd wordt om bij de
uitvoering van de beleidsagenda en alle verschillende beleidsonderdelen, rekening te houden
met alle samenhangende aspecten van de fysieke leefomgeving; en om het integraal werken
door de gehele organisatie, vanuit elk thema of beleidsonderdeel, te bevorderen en te
onderzoeken hoe dit kan worden vormgegeven
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Het college onderschrijft het belang van een integrale belangenafweging bij de ontwikkeling van
de fysieke leefomgeving. Het college bevordert integraal werken in de gemeentelijke organisatie
(en onderzoekt hoe dit kan worden vormgegeven) op verschillende schaalniveaus.
Regionaal schaalniveau
Op regionaal schaalniveau werken we samen met regionale partners en het rijk aan een MRA
Verstedelijkingsstrategie. Daarin worden keuzes over woningbouw in samenhang bezien met
opgaven op het gebied van mobiliteit, economie, energie, klimaat en leefbaarheid. Het college
onderzoekt samen met de regionale partners en het Rijk de mogelijkheden van gebiedsgerichte
arrangementen in de verschillende NOVEX gebieden, die voor Amsterdam van belang zijn.
-__ Verstedelijkingsgebied Metropoolregio Amsterdam
-_Amsterdam Noordzeekanaalgebied
-__Regio Schiphol
-__Het Groene Hart
Stedelijke schaalniveau
Op stedelijk schaalniveau wordt de Omgevingsvisie gebruikt als het integrale kader voor nieuw
stedelijk beleid, dat door verschillende beleidsdirecties ontwikkeld wordt. Zo zal in nieuwe
beleidsdocumenten, zoals de mobiliteitsvisie en de woonvisie, worden aangegeven hoe wordt
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022
Pagina 2 van 3
bijgedragen aan de integrale doelen van de Omgevingsvisie. Er wordt een ‘Beleidstafel’ ingericht
met vertegenwoordiging vit verschillende beleidsdirecties. Op deze beleidstafel zullen
beleidsvoorstellen in een vroege fases van de beleidsvorming besproken worden en gecheckt
worden op raakvlakken met ander sectoraal beleid. Daarnaast ondersteunt de tweejaarlijkse
cyclus van monitoring en herijking van de omgevingsvisie een integrale afweging op stedelijk
strategisch niveau. Zie onderstaand.
Zoals aangegeven in het coalitieakkoord zal er een Ontwikkelstrategie gemaakt worden waarin
integrale afwegingen zullen worden gemaakt over de fasering en prioritering van
gebiedsontwikkelingen en daaraan gekoppelde investeringen (o.a. infrastructuur).
Gebieds- en stadsdeelniveau
Op het schaalniveau van de stadsdelen werken we met integrale opgavenkaarten. In het kader van
het programma ‘Ruimte voor de stad’ zal dit instrument verder ontwikkeld worden en onderdeel
worden van een systematiek die de ruimteclaims per windrichting inzichtelijk maakt en daarmee
besluitvorming op programma- of projectniveau ondersteunt vanuit een integraal perspectief.
Dit zal in samenhang gebeuren met de masterplannen voor Zuidoost en Nieuw-West en de aanpak
Noord.
Projectniveau
Op het schaalniveau van de gebiedsontwikkelingsprojecten passen we de systematiek van het
Plaberum toe. Die geeft helderheid in de integrale afweging in de verschillende fases van de
gebiedsontwikkeling.
De voorstellen voor Integraal werken op stedelijk en gebiedsniveau vragen een intensivering van
middelen. Daar is in het coalitieakkoord rekening mee gehouden middels een “Intensivering
Gebiedsontwikkeling”. Deze intensivering zal gebruikt worden voor de doorontwikkeling van het
programma Ruime voor de Stad en de daaraan gekoppelde Ontwikkelstrategie.
120_22 Motie Van Renssen, Boutkan en Kilig, waarin het college gevraagd wordt om de
Omgevingsvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda elke twee jaar op hoofdlijnen te
monitoren, actualisatie is daarbij het uitgangspunt.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Het college zal jaarlijks de doorwerking van en ontwikkelingen rond de vijf strategische keuzes uit
de omgevingsvisie monitoren. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van bestaande monitors en
voortgangsrapportages zoals de klimaatmonitor, de leefbaarometer en de staat van de stad.
Aanvullend worden ook specifieke indicatoren voor vijf strategische keuzes in beeld gebracht. De
eerste versie van de omgevingsvisie monitor wordt in het eerste kwartaal van 2023 verwacht. Het
college zal elke twee jaar op basis van de monitor omgevingsvisie bekijken op welke punten de
omgevingsvisie geactualiseerd moet worden, en komt dan met een voorstel daarvoor naar de
raad. De eerste actualisatie van de Omgevingsvisie wordt eind 2023 voorgelegd aan de
gemeenteraad. Verwacht wordt dat er in deze eerste actualisatie geen grote aanpassingen nodig
of wenselijk zijn. In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de vijf strategische keuzes en de
ruimtelijk-programmatische hoofdstructuur zeker tien jaar houvast moeten kunnen bieden.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022
Pagina 3 van 3
De kosten voor de jaarlijkse monitor en de tweejaarlijkse actualisatie zullen worden gedekt met
middelen uit het gemeentefonds voor invoeringskosten omgevingswet.
Het college beschouwt beide moties hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 19 en 20 juli 2023
Ingekomen onder nummer 442
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Von Gerhardt inzake doorstroming ouderen met een
koopwoning
Onderwerp
Uitbreiding van de verhuisregelingen om ook ouderen met een koopwoning te ondersteunen bij
het vinden van een passende woning.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over vaststellen Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting (VN2023-015450).
Overwegende dat,
-_ Amsterdam vergrijst waardoor er in de stad steeds meer 6splussers komen;
-_ Veel van deze ouderen in grote woningen wonen zowel huur als koop;
-__ De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting wel verhuisregelingen kent die ouderen helpt
te verhuizen naar een passende woning, waardoor de doorstroom in de huursector wordt
bevorderd.
- De Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting geen regelingen kent die ouderen met een
koophuis verleidt om passend te gaan wonen;
-_ Ouderen die een grote koopwoning achterlaten zorgen voor de grootste keten aan ver-
huisbewegingen en daarmee de doorstroom het meest opgang helpen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
De persoonlijke en praktische ondersteuning voor het vinden van een passende woning voor oude-
ren in de huursector uit te breiden naar ouderen met een koopwoning.
Indiener(s),
M.S. von Gerhardt
| Motie | 1 | discard |
en N% Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening, WI O
wers articipatie % Amsterdam Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen,
Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering
Voordracht voor de Commissie WIO van o8 december 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Sociale Zaken
Agendapunt 7
Datum besluit 16 december 2021 16 december 2021
Onderwerp
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief ter afhandeling van motie 150 Stichting
Inlichtingenbureau, motie 151 Humanere Participatiewet en motie 2122 Alternatieve
werkgelegenheid fietstaxichauffeurs
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van:
1. De afhandeling van motie 150 van de raadsleden Khan, Schreuders, Ceder en Veldhuyzen inzake
het uiten van bedenkingen over de private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau met als
belangrijkste punt dat de wijze waarop beslissingen van de overheid tot stand komen voor burgers
transparant en controleerbaar horen te zijn. Datzelfde geldt ook voor de wijze waarop Stichting
Inlichtingenbureau omgaat met informatie;
2. De afhandeling van motie 151 van de raadsleden Khan, IJmker, Ceder, Veldhuyzen, Schreuders,
Mbarki, De Jager en Bloemberg-Issa inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor een humaner
bijstandsbeleid en het vergroten van de beleidsvrijheid van gemeenten in het vitvoeren van
de Participatiewet. Participatiewet heeft een onwenselijke hardheid in zich en gaat vit van een
achterhaald mensbeeld. Het college blijft zich inzetten voor een betere Participatiewet gebaseerd
op vertrouwen.
3. De afhandeling van motie 2122 van het lid Boukan inzake het wijzigen van de Algemene
Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief personenvervoer (Alternatieve
werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs). Alle ondernemers alternatief personenvervoer kunnen
terecht bij de afdeling Ondersteuning ondernemers (van WPI) en zijn daarover geïnformeerd.
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80: indienen en
afhandeling van een motie.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 10 maart 2021 heeft de gemeenteraad bij de
behandeling van Een humaner bijstandsbeleid twee moties aangenomen.
In motie 150 van raadsleden Khan, Schreuders, Ceder en Veldhuyzen werd het college gevraagd
om hun bezwaren te uiten in de richting van het Rijk over de private rechtsvorm van de Stichting
Inlichtingenbureau en te pleiten voor een rechtsvorm waarbij het Inlichtingenbureau wel te
controleren is door de burger.
In motie 151 van raadsleden Khan, IJmker, Ceder, Veldhuyzen, Schreuders, Mbarki, De Jager en
Bloemberg-lssa werd het college gevraag om bij de Rijksoverheid te pleiten voor het verhogen
van het bestaansminimum; het geven van bevoegdheid aan gemeenten om een bestuurlijke
boete op te leggen in plaats van de huidige verplichting om dat te doen; meer beleidsvrijheid voor
Gegenereerd: vl.12 1
VN2021-032315 % Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening,
Werk, Participatie __$€ Amsterdam „ . En WI
en Inkomen % Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen,
Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering
Voordracht voor de Commissie WIO van 08 december 2021
Ter kennisneming
gemeenten om te bepalen wat het best werkt om iemand aan het werk te helpen, waaronder de
mogelijkheid om de vrijlatingsgrens voor giften verder te verhogen; en het geven van bevoegdheid
aan gemeenten om aan bepaalde groepen categorale bijzondere bijstand te verstrekken zodat ze
inwoners veel laagdrempeliger en met minder bureaucratie kunnen ondersteunen.
In de vergadering van de gemeenteraad van 19 december 2019 heeft de gemeenteraad bij
de behandeling van de Wijzigingsverordening Beëindiging Vergunningsstelsel Alternatief
Personenvervoer motie 2122 van raadslid Boutkan van de PvdA aangenomen met het verzoek
om fietstaxichauffeurs te betrekken bij de behoeften aan alternatief werk en maatwerk te
leveren; contacten te leggen met organisaties die werkzaam zijn in stadsdistributie en/of diensten
aanbieden per fiets en hierbij vanuit de afdeling Werk, Participatie & Inkomen (WPI) en het
Werkgeversservicepunt (WSP) een intermediërende rol te spelen; en dit te realiseren door een
helder aanspreekpunt te hebben voor fietstaxichauffeurs bij WPI en het instrument van job-hunting
in te zetten.
Reden bespreking
nvt
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Het college beschouwt motie 150 van de leden Khan c.s. inzake het viten van bedenkingen
over de private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau, motie 151 van de leden Khan c.s.
inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor een humaner bijstandsbeleid en het vergroten van de
beleidsvrijheid van gemeenten in het vitvoeren van de Participatiewet en motie 2122 van het lid
Boukan inzake het wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief
personenvervoer (Alternatieve werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs) als afgehandeld.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.12 2
VN2021-032315 % Gemeente Raadscommissie voor Sociale Zaken, Armoede en Schuldhulpverlening,
Werk, Participatie 9 Amsterdam -
Onderwijs, Voorschool Kinderopvang en Naschoolse Voorzieningen,
en Inkomen %
Volwasseneneducatie Laaggeletterdheid en Inburgering
Voordracht voor de Commissie WIO van o8 december 2021
Ter kennisneming
B - 04 Sociale Zaken (13) Afdoening motie 150 Stichting Inlichtingenbureau
AD2021-123672
m.pdf (pdf)
AD2021-123648 Commissie WIO Voordracht (pdf)
Motie 150 van de leden Khan c.s. inzake het uiten van bedenkingen over de
AD2021-123673 ‚
private rechtsvorm van Stichting Inlichtingenbureau.pdf (pdf)
Motie 151 van de leden Khan c.s. inzake het pleiten bij de Rijksoverheid voor
AD2021-123674 een humaner bijstandsbeleid en het vergroten van de beleidsvrijheid van
gemeenten in het uitvoeren van de Participatiewet.pdf (pdf)
Motie 2122 van het lid Boukan inzake het wijzigen van de Algemene
AD2021-123675 Plaatselijke Verordening in verband met het alternatief personenvervoer
Alternatieve werkgelegenheid voor fietstaxichauffeurs. pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ahmet Yaman, ahmet.yaman@&amsterdam.nl, 06 — 1291 7984
Gegenereerd: vl.12 3
| Voordracht | 3 | train |
emme Regionaal Risicoprofiel
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Hoofdrapport
Auteur(s): M. Grippeling
Datum: 26-4-2021
Versienummer: ”
> Regionaal Risicoprofiel
Revisiehistorie
Versie | Datum | Omschrijving
15-2-2021 Initiële concept versie
25-2-2021 Concept versie (feedback projectteam verwerkt)
30-3-2021 Concept versie (input MTVrAA verwerkt)
26-4-2021 Concept versie (vaststelling concept versie door bestuur VrAA)
2
> Regionaal Risicoprofiel
Inhoudsopgave
Revisiehistorie … ss vensensonneevenevervensenneeveervenvensennenvenvenrennvenenvvervenvenseenvevenveervensennenveeevenvensenver À
Inhoudsopgave … vs ssvenvensenneevenvvervensenneeverrvenvensennenvervenvennennenvvervenvenseenveveevvervensennenverevenvensenven I
1. Inleiding ………...vevssnsenvenverevenenvennvenververvenvensennenverrensennvenvervenvenvensenneevvernesoorsenvenvervvenvenvenvenee Ó
2. Managementsamenvatting … sss eesososnvervsonervennaneerennsnverensanverenenerveerssnverenssnverensnneerenene D
3. Wat is het risicoprofiel … severe vere vererenerevererererevenenenenenenenenvenverevenenenenenvvenenvnveevenvevervnn
4, Risicobeeld … … vovo ove nven enen rvervenvensennenverrvenveneenvervenvenvensennvevvervenvenvenvenverrvenvervenver 10
5. Risico-inventarisatie… sss vesososncerrssonvereenaneervnnsnerennanverennenverensanverenssnverenvnnverenveneerenn 15
6. Risicoanalyse … uns vevvervenv enne evenverrvenvenvennenvervverenreneenverrvenvenvennenverveevenrseneenvevvervenvenvens 23
3
> Regionaal Risicoprofiel
1. Inleiding
Een samenleving zonder veiligheidsrisico’s is niet denkbaar en omdat onze samenleving verandert, veranderen
ook de risico’s mee. Van de overheid mag verwacht worden dat zij zicht heeft op risico’s, onaanvaardbare
risico’s probeert te verminderen, zich voorbereidt op de overgebleven risico’s en optreedt als een incident zich
voordoet.
Waarom een regionaal risicoprofiel?
Om aan deze verwachting te kunnen voldoen, is het noodzakelijk dat gemeenten inzicht hebben in het
risicoprofiel van hun gemeente en de Veiligheidsregio als geheel. Op basis van het risicoprofiel kunnen
gemeenten en de regio als geheel hun veiligheidsbeleid hierop afstemmen. Ook kunnen besluiten genomen
worden over de inzet van (schaarse) middelen, kan de overheid bepalen welke risico’s geaccepteerd kunnen
worden en van welke risico’s kans en/of impact verkleind moeten worden. Het risicoprofiel vormt daarnaast
de basis voor het regionaal beleidsplan van de Veiligheidsregio. In het beleidsplan wordt het beleid vastgelegd
ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio. Daarnaast geeft het regionaal risicoprofiel input aan
omgevingsvisies en —plannen. Om deze redenen stelt Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VrAA) een
regionaal risicoprofiel op.
Het regionaal risicoprofiel vindt zijn oorsprong in de Wet veiligheidsregio’s. De Wet veiligheidsregio’s, artikel
15, lid 2, verplicht de veiligheidsregio’s tot het opstellen van een regionaal risicoprofiel.
Wat levert het op?
Het risicoprofiel levert een inventarisatie en analyse van de fysieke veiligheidsrisico’s binnen de
Veiligheidsregio op en het stelt overheid en burgers in staat zich voor te bereiden op het voorkomen,
beheersen en bestrijden van risico’s.
Leeswijzer:
Onderstaand figuur geeft de opbouw van het risicoprofiel weer. In het verdiepende rapport dat als bijlage is
bijgevoegd zijn de procedure en inhoudelijke stappen in detail beschreven.
MANAGEMENTSAMENVATTING | HFST 2
WAT IS HET RISICOPROFIEL | HFST 3
RISICOBEELD | HFST 4
RISICO-INVENTARISATIE | HFST 5
SATO AN PAND AT ELSKE
4
2. Managementsamenvatting
In het regionale risicoprofiel staan de vragen “wat kan ons overkomen en hoe erg is dat” centraal. Voor Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland zijn vierentwintig
incidenttype geselecteerd. Voor elk incidenttype heeft een breed georiënteerde expertgroep een impact- en waarschijnlijkheidsscore berekend, deze zijn geplot op het
onderstaande risicodiagram. Op basis van deze berekening en de beschouwing van het risicodiagram in zijn geheel zijn vijf prioritaire risico's benoemd voor
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Onderstaande prioritaire risico’s worden in het nieuwe beleidsplan van de Veiligheidsregio opgenomen. De prioritaire risico’s zijn:
e (Effecten van) grote en complexe branden
e (Effecten van) uitval van vitale voorzieningen (gas, elektra, gedigitaliseerde processen, informatiediensten);
e (Effecten van) water en extreem weer (overstromingen/ droogte/ neerslag/ storm)
e Een pandemie
e Terrorisme . Te
De regio en de risico’s
*
dn ZZZ,
- n en en, rr)
AQ EE ds 3 D /
5 PN Bn pr A v \
le % 8 ln En 5
af. ze Eea @ “nf 5 En ®® Sn is IN
Dstmdlesd ek il B mn 5
EE De Ee | A ej Mor \
5 1: 3 rs À Û An KE TD, i Fn ren p Ì
HE CET Dt SIN \
/ eere e U e
wid 1 5 SR _ ple ne / VNG
Ve. M Ee gr E PM
eas | B 5 ss Ene Si d k
tele mel U sot TA o P DN Rn Rr
IS el EP Ge SN Ol
B ms En A
' ESM Mr 3 A7
# | | ‘ -
© eenden a fue Ee: en Be LE
met besmettelijke ziekte Ô xn 5 ek Sc
is regio overstijgend rg Dn T Ea B, GN , EN ij ze
Bes rt: N Se À
ee ln
En A1 \ Í
h B gn fl Le i ft} verzakking / instorting
ck. Ee, HS fj.
net dd 3 e Hd he € Incident bij vliegveld
Kl
À en En LN N: De : OP verzerstche aanslag DD zere stom
re > > SE incident explosieve stoffen ondergronds incident
S - Mat 2 A e enen per Sont hen @
A5 5 fl over het water, stationaire
4 V Pd intichtiaa) @ incident elektriciteitsvoorziening
| ie € RP 5 ed Re brand bij (hoogbouw, incident giftige stoffe itval ien
hs he @ kwetsbare groepen, bulkopslag, @ Bie haden, © da
ondergrondse loocatie) vervoer op de weg) Dee] droagte
L incident incident wateroverlast dent inf:
@ rien dert © (didecrbraak, esiae @ incident informatievaorziening
festiviteiten) neerslag)
> Regionaal Risicoprofiel
Het risicodiagram
Het risicodiagram met de ETE
risico's geplot op impact en / terroristische aanslag
waarschijnlijkheid. vd
Li ziektegolf besmettelijke ziekte
4 jd
vollopen van een polder/ dijkdoorbraak Pd Kk
zeer ernstig \ rÀ
\ EJ
Kiala B a La ae ETE ne
en ondergronds station verstoring (informatie)systeem
incident bij op of om een vliegveld In 4
/
incident giftige stoffen, A jk grote brand object met
stationaire inrichting kt: PA kwetsbare doelgroep
ernstig Nt N ,
b.d Ks A A Ö
== B * ze fh - instorting/ verzakking
LI incident brandbare/ expla- “PA
Ee sieve stoffen, vervoer spoor / /ÂÀ Fo Ï aren eld
s 4 à Ees 9
T Llano Daele Eep LAVA AEL rj ‚k A nd ®
ve:
aanzienlijk incident treinverkeer pi vd Ì LL hi Wi grote brand in ondergrondse
incident met grote passagiersvaart n Ì hr bebouwing
8 EA am \ uitval elektriciteitsvoorziening
incident giftige stoffen, vervoer weg 4 / iN N
IN zware storm
grote brand in bijzonder hoge gebouwen /
beperkt hu) h incident tijdens grote festiviteit
incident brandbare/ explosieve stoffen, stationaire inrichting
broei (of brand) in bulk-opslag
uitval gasvoorziening
< beperkt
nn
ZE EE z z z 55
SE NE E 5 5 Be
sE E EE eo £ £
a 8 ä E a 5
5 5 5 5 5
lu 0 © @ ku}
z 2 2 = z
E Es Es
o © ©
WAARSCHIJNLIJKHEID
3. Wat is het risicoprofiel
Het risicoprofiel vormt de basis voor het regionaal beleidsplan van de Veiligheidsregio. In het beleidsplan
wordt het beleid vastgelegd ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio. Daarnaast geeft het regionaal
risicoprofiel input aan omgevingsvisies en —plannen, door risico’s te benoemen en daarmee risico’s in de
toekomst te verkleinen. Vanuit de taken die benoemd zijn in het beleidsplan kan de Veiligheidsregio
vervolgens haar adviestaak richting gemeenten over voorkomen en bestrijden van branden, rampen en crises
oppakken. Door in een vroeg stadium risico’s inzichtelijk te maken kunnen risico’s mogelijk verkleind worden.
Mocht het daarna toch mis gaan is het regionale risicoprofiel een eerste inventarisatie voor de incidenttypen
en crises om op voorbereid te zijn. De taken, rollen en verantwoordelijkheden ten tijde van incidenten en
crises staan in het Regionaal Crisisplan van de VrAA.
Wat omvat het niet?
De dagelijkse veiligheidsrisico’s worden niet meegenomen in het risicoprofiel. Het risicoprofiel gaat niet over
de dagelijkse zorg van de operationele hulpverleningsdiensten in het kader van risico- en crisisbeheersing. De
bestuurlijke afweging over crisisbeheersing en rampenbestrijding is van andere aard dan de afweging over
dagelijkse zorg voor risicobeheersing en repressie. Verder is het analyseren van brandveiligheidsrisico’s een
ander vak dan het maken van een risicoanalyse van rampen en crises. Brandweer Amsterdam-Amstelland
(BAA) stelt daarom een separaat brandrisicoprofiel op.
Hoe komt het tot stand?
Het risicoprofiel is opgesteld conform de landelijke Handreiking Regionaal Risicoprofiel!. De Handreiking biedt
een werkwijze waardoor de impact en waarschijnlijkheid van de belangrijkste risico’s die de regio kunnen
treffen inzichtelijk gemaakt worden. De impact en waarschijnlijkheid wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand
van expert judgement op basis van incidentscenario’s die vervolgens met elkaar vergeleken worden. Het
inventariseren en selecteren van de belangrijkste risico’s voor de regio is opgenomen in de risico-
inventarisatie. Het scoren van de risico’s op basis van uitgewerkte incidentscenario’s gebeurt in de
risicoanalyse. De risicoanalyse leidt tot conclusies over het risicoprofiel. Gezamenlijk vormen deze stappen het
regionaal risicoprofiel.
In de handreiking is een landelijke uniforme categorisering van crisistypen en incidenttypen gemaakt. De
risico’s die een regio kunnen treffen worden gecategoriseerd in maatschappelijke thema’s, die zich vertalen tot
crisistypen en die weer tot incidenttypen. De maatschappelijke thema’s bundelen de incidenttypen naar
herkomst en oorzaken van risico’s. Een crisistype is een categorie van mogelijke branden, rampen en crises, die
qua soort effecten en qua ontwikkeling in de tijd op elkaar lijken. Een incidenttype is een specificatie van een
crisistype.
1 https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20091105-Politie-NVBR-GHORNL-Coordinerend-Gemeentesecretarissen-
Handreiking-Regionaal-Risicoprofiel.pdf
> Regionaal Risicoprofiel
Figuur 1
Voorbeeld
7 maatschappelijke thema’s Een van de maatschappelijke thema’s: ‘Vitale infrastructuur”.
De crisistypen binnen maatschappelijk thema ‘Vitale infrastructuur’:
e Verstoring energievoorziening
26 crisistypen e Verstoring drinkwatervoorziening
e Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering
e Verstoring telecommunicatie en ICT
e Verstoring afvalverwerking
e Verstoring voedselvoorziening
Het crisistype ‘Verstoring telecommunicatie en ICT’ bestaat uit het volgende
79 incidenttypen incidenttype: .
e (opzettelijke) verstoring, uitval of misbruik van een gedigitaliseerd
proces, (informatie)systeem of informatiedienst
Risicobeeld en risico-inventarisatie
Het risicobeeld van de regio wordt gevormd aan de hand van de fysieke kenmerken en een overzicht van
risicovolle situaties die mogelijk voorkomen binnen de regio. Op basis van het risicobeeld wordt de risico-
inventarisatie uitgevoerd. Tijdens deze inventarisatie is informatie over 79 incidenttypen verzameld. Deze
incidenttypen komen uit de landelijke Handreiking Regionaal Risicoprofiel (2009) en de actualisatie van 2017.
De incidenten zijn afgeleid uit de maatschappelijke thema’s en deze verdienen wat meer uitleg en focus na in
2009 te zijn opgesteld. Zo is het thema technologische omgeving voornamelijk gericht op de industriële
omgeving, waar veel technologie wordt gebruikt. Technologie is namelijk het geheel aan technieken,
vaardigheden, methoden en processen die gebruikt worden voor de productie van goederen en diensten. De
informatie en communicatietechnologie komt terug onder het thema Vitale infrastructuur en voorzieningen.
Dit thema richt zich onder andere op cyberincidenten en digitale ontwrichting. De andere maatschappelijke
thema’s spreken voor zich.
De inventarisatie heeft geleid tot een selectie van 24 incidenttypen die binnen of aan de rand van VrAA
kunnen voor komen. Een dergelijke selectie is noodzakelijk, omdat niet ieder incidenttype uit de landelijke
handreiking voor iedere Veiligheidsregio van toepassing is of zich in gelijke mate binnen een Veiligheidsregio
kan voor doen. Bij het tot stand komen van de selectie zijn de volgende criteria gehanteerd:
e Mate van relevantie van het betreffende incidenttype binnen VrAA.
Voorbeeld: Gezien het beperkte aantal hectare hoogveen- en duingebied binnen de regio is het
onwaarschijnlijk dat het incidenttype ‘Heide, (hoog)veen- en duinbranden’ zich voordoet in VrAA.
Daarnaast is ook het aantal incidenten in binnen- en buitenland en het Regionaal Risicoprofiel
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland 2017 meegenomen.
e Maatregelen zijn reeds getroffen om impact en/of waarschijnlijkheid van het incidenttype te
beperken.
Voorbeeld: Het incidenttype ‘Brand in dichte binnensteden’ is wel relevant binnen VrAA, maar valt
buiten de selectie. Brandweer Amsterdam-Amstelland is namelijk goed voorbereid op dergelijke
branden. De impact van dergelijke branden blijft daardoor beperkt.
e Experts judgement.
Met experts is overlegd welke incidenttypen relevant zijn voor VrAA.
8
> Regionaal Risicoprofiel
Risicoanalyse
Vervolgens zijn de 24 geselecteerde incidenttypen uitgewerkt in scenario’s. Deze scenario’s beschrijven een
mogelijk verloop van een incident, vanaf de basisoorzaken tot en met de einduitkomst. Deze manier biedt een
mogelijkheid om de beschrijving te delen en een (gezamenlijk) gevoel te krijgen bij de geselecteerde
incidenttypen. De scenario’s zijn een hulpmiddel bij het analyseren van de incidenttypen.
Bij het opstellen van de scenario’s is gekozen om géén worst -case-scenario’s te beschrijven. Worst-case-
scenario’s kenmerken zich door veel doden, gewonden en grote schade. De kans dat deze zich daadwerkelijk
voordoen is over het algemeen zo klein, dat de vraag gesteld kan worden in hoeverre de regio zich moet
voorbereiden op deze worst-case-scenario’s. Zeker gezien de kosten die voorbereidingen op worst-case-
scenario’s met zich meebrengen. Daarom is gekozen om realistische scenario’s uit te werken, die een
significante impact hebben. Voor de scenario’s geldt dat adequate regionale operationele inzet in principe
mogelijk is. De scenario’s worden omschreven als meest geloofwaardig.
Verder zijn de scenario’s gebaseerd op daadwerkelijke incidenten, (bijna-Jincidenten in binnen- en buitenland
en eerder opgestelde scripts tijdens crisisoefeningen/trainingen. De scenario’s zijn getoetst bij diverse partijen,
waaronder medewerkers van brandweer, politie, GHOR, Waternet, Port of Amsterdam, ambtenaren openbare
orde en veiligheid van de gemeenten in de regio en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
De scenario’s zijn tijdens diverse expertsessies beoordeeld op impact en waarschijnlijkheid. Conform de
landelijke methodiek is het mogelijk om, door middel van het beoordelen van het specifieke scenario,
generaliserende uitspraken te doen ten aanzien van de impact en waarschijnlijkheid van het generieke risico.
Expertsessies
Tijdens meerdere expertsessies eind 2020, begin 2021 zijn de scenario’s beoordeeld op impact en
waarschijnlijkheid van voorkomen. In deze sessies zijn de volgende vragen aan de experts gesteld: Hoe groot is
de kans dat een soortgelijk scenario, met soortgelijke effecten zich voordoet binnen VrAA? En wat is de impact
van een dergelijk scenario? Het scoren is gebeurd via twee nieuwe platforms die ontwikkeld zijn door VrAA
zelf. De twee platforms dienden voor de twee verschillende momenten waarin de expertsessies waren
opgesplitst. Vooraf werden de scenario’s per domein gescoord, op impact en waarschijnlijkheid, en achteraf
werd in een mondelinge terugkoppeling de scores per domein besproken. De experts waren verdeeld over vijf
domeinen, naar de maatschappelijke thema’s uit de landelijke handreiking: Gezondheid & Sociaal
maatschappelijk, Natuurlijke omgeving & Vitale infrastructuur, Gebouwde omgeving, Technologische
omgeving en Verkeer en Vervoer. In deze terugkoppelingen zijn de scenario’s definitief gescoord. Tijdens deze
sessies waren vele directe en indirecte partners van de Veiligheidsregio aanwezig, zoals vertegenwoordigers
van Waternet, Alliander, Port of Amsterdam, telecombedrijven, Omgevingsdienst, vervoersbedrijven en
Defensie. De volledige lijst met aanwezigen is opgenomen in het verdiepende rapport.
Tijdens de expertsessie is de landelijk ontwikkelde methodiek voor het meten van impact en waarschijnlijkheid
toegepast. Om verschillende incidenten met elkaar vergelijkbaar te maken, is in het kader van de landelijke
Strategie Nationale Veiligheid een methode voor nationale risicobeoordeling (NRB) ontwikkeld. Met behulp
van deze methode is het mogelijk verschillende incidenttypen op een vergelijkbare wijze te analyseren, te
rangschikken en prioriteiten aan te brengen. De Handreiking Regionaal Risicoprofiel heeft deze methodiek
overgenomen.
Prioriteitstelling en conclusie
Resultaat van de expertsessies is een waarde op impact en een waarde op waarschijnlijkheid voor elk scenario.
Voor alle scenario’s worden deze waarden geplot in een risicodiagram. In hoofdstuk 7 - Risicoanalyse (hoe erg
is dat wat ons kan overkomen?) is dit risicodiagram opgenomen. Hierdoor kunnen de verschillende risico’s met
elkaar vergeleken worden. Deze vergelijking, ondersteund door de opmerkingen en inzichten van de experts,
heeft geleid tot de conclusies van het regionaal risicoprofiel.
9
> Regionaal Risicoprofiel
4. Risicobeeld
In het risicobeeld wordt een beschrijving van de Veiligheidsregio gegeven en een inventarisatie gemaakt van
de risico’s binnen de regio. Naast een typering van de regio wordt aandacht besteedt aan belangrijke
incidenten in de periode sinds het vorige risicoprofiel uit 2017 en worden toekomstige ontwikkelingen
geschetst.
De daaropvolgende risico-inventarisatie is bedoeld om inzicht te krijgen in de aanwezige (fysieke)
veiligheidsrisico’s in de regio: wat kan ons overkomen? De resultaten van de inventarisatie zijn verwerkt in het
risicobeeld van de regio en bieden een overzicht van risicovolle situaties die kunnen leiden tot een brand,
ramp of crisis.
5.1 Kengetallen en typering Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland wordt gekenmerkt door de bevolkingsdichtheid, de status van
hoofdstad met vele toeristen, grootschalige en internationaalbefaamde culturele voorzieningen en de
aanwezige infrastructuur (spoor, weg en data) en bedrijvigheid (BRZO?®, afvalverwerking, financiële hart van
Nederland en knooppunt van de bloemenhandel). Daarnaast zijn er grote lokale verschillen tussen de
gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn.
Amsterdam heeft een grote aantrekkingskracht, het centrum van Amsterdam trekt jaarlijks miljoenen
toeristen. Omdat het centrum van Amsterdam dat niet allemaal aan kan, probeert de gemeente de drukte te
spreiden en waaiert een steeds groter deel uit naar andere delen van de regio. De Amsterdamse
grachtengordel blijft echter veel aandacht genieten. De grachtengordel is dan ook net als de Stelling van
Amsterdam (voormalige verdedigingslinie rondom Amsterdam) door UNESCO op de Werelderfgoedlijst
geplaatst.
De drukte in de regio is het meest zichtbaar bij grootschalige evenementen, zoals de Pride, het vijfjaarlijkse
nautische evenement SAIL, diverse festivals en belangrijke sportwedstrijden en toernooien (2020 en 2021 zijn
hierop een uitzondering door COVID-19). Ook is dit goed zichtbaar bij nationale evenementen, zoals
Koningsdag, de Nationale dodenherdenking, bezoeken van buitenlandse staatshoofden en internationale
bijeenkomsten.
Figuur 1 - Overzichtskaart Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland?
ENE ANA mg
Aalsmee F : Ze
4 / &
2 Besluit risico’s zware ongevallen: bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn bóven een
bepaalde drempelwaarde.
3 Weesp zal binnen afzienbare tijd onderdeel uit gaan maken van de gemeente Amsterdam en de Veiligheidsregio
Amsterdam-Amstelland.
10
> Regionaal Risicoprofiel
Ligging
De centrale positie die de regio Amsterdam-Amstelland inneemt betekent ook iets voor infrastructuur en
mobiliteit. Per dag reizen miljoenen mensen van, naar en binnen Amsterdam- Amstelland. Dat doen ze via:
e Rijkswegen: A1 (Amsterdam-Amersfoort), A2 (Amsterdam-Utrecht), A4 (Amsterdam-Den Haag), A8
(Amsterdam-Zaandam), A9 (Diemen-Alkmaar), A10 (Amsterdam-Zaanstad) en A200 (Amsterdam-
Haarlem).
e Of via het spoor en tram/metro, met 5 metrolijnen deels ondergronds met ondergrondse stations.
e Ook de wateren worden gebruikt voor mobiliteit, bijvoorbeeld over het Noordzeekanaal, het IJ, en het
Amsterdam-Rijnkanaal, waarover onder andere grote (rivier)cruiseschepen hun weg naar Amsterdam
vinden. Ook de recreatieplassen en -wateren, zoals de Westeinderplassen, Gaasperplas en Sloterplas
trekken veel publiek.
e Verder isde nabijheid van Schiphol (en mogelijk over een aantal jaren ook het vliegveld van Lelystad)
relevant. Amsterdam-Amstelland ligt onder de aan- en uitvliegroutes van Schiphol en huisvest veel
ondersteunende bedrijfsactiviteiten voor deze luchthaven.
Bebouwing en bevolking
Veel mensen in een klein gebied betekent naast de aanwezigheid van hoge bebouwingsdichtheden ook veel
kwetsbare objecten, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en scholen. Mensen die hier wonen of verblijven
zijn niet altijd even zelfredzaam. Bij grootschalige incidenten en crises zijn deze objecten met gebruikers
kwetsbaarder dan zelfredzame gebruikers, waardoor zij eerder hulp nodig hebben van de overheid.
Naast het toeristische centrum kent Amsterdam-Amstelland ook risicovolle economische activiteiten, zoals
zware industrie en opslag van brandstoffen. Dit is hoofdzakelijk geconcentreerd in het Westelijk Havengebied
van de gemeente Amsterdam. Verder is het financiële hart van Nederland op de Zuidas in Amsterdam Zuid ook
van grote waarde voor de regio, maar ook (inter)nationaal, net als de Bloemenveiling in Aalsmeer. Daarnaast
heeft Amsterdam zich ontwikkeld tot een van de grootste internetknooppunten (met zes fysieke locaties in
Oost, Zuidoost en Slotervaart) van de wereld heeft ook zijn gevolgen voor onze regio.
Met ruim 1 miljoen inwoners in VrAA, is de regio een van de veiligheidsregio’s met het hoogste aantal
inwoners van het land. Uit bevolkingsprognoses blijkt dat het aantal inwoners in de regio de komende jaren
verder groeit, tot 1,4 miljoen in 2040. Wat betreft oppervlakte is de regio met 355 km? een van de compactste
regio’s van het land.
Tabel 1 - Bevolking, oppervlakte en bevolkingsdichtheid, 1 januari 2020 (bron: CBS/O+S)
Oppervlakte Oppervlakte Bevolkingsdichtheid
Bevolking
Aalsmeer 31.859 32,29 20,12 1.584
Amstelveen 91.675 44,08 41,13 2.229
Amsterdam 872.757 219,49 165,50 5.273
Diemen 30.780 14,04 11,99 2.556
Ouder-Amstel 14.026 25,78 24,08 583
Uithoorn 29.478 19,42 18,14 1.625
Amsterdam-Amstelland 1.070.575 355,1 280,96 3.810
11
> Regionaal Risicoprofiel
Kenmerkend aan de regio is dan ook de hoge bevolkingsdichtheid. In Amsterdam-Amstelland is de
bevolkingsdichtheid 3.810 inwoners per km?, terwijl de gemiddelde bevolkingsdichtheid in 2020 in Nederland
517 inwoners per km? is.
Een ander kenmerk van de regio is het grote aantal inwoners met een migratie achtergrond, met name een
niet-westerse migratie achtergrond. In Amsterdam is meer dan de helft van de bevolking een inwoner met een
migratie achtergrond (55,6% CBS 1-1-2021). Zowel in Amsterdam als Amstelveen wonen veel verschillende
nationaliteiten. In Amsterdam wonen maar liefst 167 nationaliteiten en in Amstelveen 133. Voor effectieve
overheidscommunicatie waaronder risico- en crisiscommunicatie, is het van belang dat alle verschillende
nationaliteiten bereikt worden.
5.2 Kenmerkende incidenten in de afgelopen periode
Naast de methodiek om risico’s te inventariseren en te analyseren is het nuttig om stil te staan bij de
(grootschalige) incidenten die in Amsterdam-Amstelland sinds 2016 hebben plaatsgevonden.
In de afgelopen vier jaar hebben zich, naast de COVID-19 crisis, geen grote en/ of langdurige crisis voorgedaan
in de regio Amsterdam-Amstelland. Wel kent de periode een aantal (mini-)crises en is er een aantal incidenten
geweest die zich laten categoriseren als meer klassieke crises.
Gedurende deze periode was er een aantal grote branden, zoals een brand in 2016 bij Chemtura (GRIP 2) en
een flinke brand in de Urbanus kerk in Amstelveen in 2018. Ook gaslekkages en (pogingen tot) plofkraken
kwamen de afgelopen periode vaker voor en vele werden opgeschaald tot GRIP. Verder werd de aandacht
gevestigd door een steeds vaker voorkomend incident, de stroomstoring met verschillende gevolgen. Zo waren
er diverse langdurige stroomstoringen in 2016, 2017 en 2018 in Amsterdam, Amsterdam Zuidoost, Diemen, en
Ouder-Amstel. In diezelfde lijn was er ook een grote landelijke storing bij KPN op 24 juni 2019 met
verschillende gevolgen, waaronder de uitval van de bereikbaarheid van het alarmnummer 112. Daarnaast
heeft de nog steeds actuele Coronacrisis, ontstaan door het COVID-19 (Corona) virus, sinds 13 maart 2020
gezorgd voor een GRIP4 opschaling in de hele regio (en het land) en daar lijkt ten tijde van de actualisatie van
het risicoprofiel nog geen eind aan te komen.
Als laatste hier te benoemen was er een steekpartij op 31 augustus 2018 bij het centraal station van
Amsterdam met terroristisch oogmerk.
5.3 Toekomstbeeld van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
De regio verandert in hoge mate. Nieuwe ontwikkelingen, zowel sociaaleconomisch als technologisch en van
interne en externe oorsprong bepalen het risicobeeld van de toekomst voor Amsterdam-Amstelland. Het
geven van inzicht in de ontwikkelingen die op de regio Amsterdam-Amstelland afkomen geeft een beeld waar
de regio zich de komende jaren op moet richten. Omdat de maatschappij continu verandert en een drukke
regio als Amsterdam-Amstelland altijd in beweging is, is het van belang om een aantal trends te benoemen.
Deze trends vormen (nog) niet direct een risico, omdat van veel ontwikkelingen op dit moment nog
onvoldoende bekend is om een goede risico-inschatting te kunnen maken. De komende tijd doet de
Veiligheidsregio onderzoek naar de (mogelijke) impact van deze ontwikkelingen op de veiligheid in de regio.
In overleg met experts en door trendanalysesa,5 te bekijken zijn diverse lijnen van verandering te benoemen:
e Connectiviteit
De wereld raakt steeds meer met elkaar verbonden. Dit geldt zowel voor mensen (internationale
verbindingen via lucht, (spoor)wegen en water), goederen, als diensten (automatisering). De verdere
ontwikkeling van het internet en het daarbij horende netwerk zorgt er voor dat allerlei zaken digitaal
steeds meer aan elkaar gekoppeld worden. Hierdoor kan transport en communicatie steeds sneller en
gemakkelijker plaatsvinden, maar ontstaat er ook een afhankelijkheid van dataverkeer. Daarnaast
4 Trendrapport Stad 2016 Verkenning naar de ruimtelijk-economische functiemenging in Amsterdam
> Metropoolregio, het Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040
12
> Regionaal Risicoprofiel
zien we nog steeds een toename van de automatisering van bedrijfsprocessen. Ook in het vervoer
(bijvoorbeeld zelfrijdende auto’s) is sprake van toenemende automatisering.
Dit is wellicht wenselijk vanuit een economisch en maatschappelijk standpunt, maar deze
afhankelijkheid en verwachtingen leveren ook risico’s op. Het uitvallen van vitale voorzieningen zoals
data- en telecommunicatie leveren daardoor in toenemende mate problemen op, maar ook het risico
op wereldwijde verspreiding van ziekten neemt hiermee expliciet toe. Relatief kleine incidenten
kunnen uitgroeien tot een crisis die een groot gedeelte van de maatschappij raakt. Dergelijke uitval
van vitale infrastructuur kan per ongeluk plaatsvinden, maar er zijn wereldwijd ook steeds meer
opzettelijke cybersecurityincidenten (bijvoorbeeld Ransomware of cyberterrorisme). De traditionele
hulpdiensten zijn niet ingericht om bij dergelijke incidenten te kunnen handelen als “first responders’,
die rol ligt meer bij de ICT-beheerders van de vitale infrastructuur. De traditionele hulpdiensten
kunnen wel handelen op het tegengaan van de maatschappelijke gevolgen. De Veiligheidsregio wordt
bij dit type incidenten steeds meer het coördinatiepunt tussen hulpdiensten en de beheerders van de
vitale infrastructuur.
e Verstedelijking en verdichting
Wereldwijd willen meer mensen in steden wonen en werken. In de Randstad wordt de komende
decennia een verdere verdichting van wonen en bedrijvigheid verwacht. Dat betekent enerzijds een
grotere kans op ongevallen, anderzijds hebben vergelijkbare incidenten impact op meer mensen en
bedrijven. Ook wonen mensen steeds meer in getransformeerde gebouwen, die daar oorspronkelijk
niet voor ontworpen zijn. Bijvoorbeeld kantoren die omgebouwd zijn tot woningen. Dat kan bij
incidenten en het niet doorvoeren van extra veiligheidsmaatregelen een risico betekenen. Tenslotte
betekent een verdere verstedelijking ook dat er steeds meer meervoudig ruimtegebruik komt, waarbij
infrastructuur, wonen, werken, winkelen, recreëren en energieopslag op één en dezelfde plek
geconcentreerd worden. Dit kan een combinatie van OV-knooppunten, hoogbouw en ondergronds
bouwen zijn. Voorbeelden hiervan zijn het Amsterdamse Centraal Station, Havenstad/Strandeiland en
de Zuidas en het gebied rondom de RAI.
e Vergrijzing en langer zelfstandig blijven wonen
Onderzoek van het IFV in 2015 en 2016? heeft laten zien dat senioren een drie keer zo hoge kans op
overlijden bij brand hebben. Tegelijkertijd bestaat er al een langere tijd een maatschappelijke trend
dat gestreefd wordt naar beperking van de kosten voor de zorg en ouderen langer thuis blijven
wonen. Het groot aantal aanwezige senioren wordt veroorzaakt door de leeftijd van de babyboom
generatie. Hulp aan huis en in verzorgingstehuizen is daarentegen steeds minder beschikbaar. Bij
incidenten wordt daarmee het vangnet dat de hulpverlening moet bieden in toenemende mate
belangrijk. Verzorgingstehuizen worden immers omgebouwd naar particuliere wooncomplexen
waarbij wettelijk gezien minder brandveiligheids-voorzieningen geëist worden en wederom
onderzoek van het IFV heeft de discrepantie tussen de uitgangspunten van de bouwregelgeving en de
gang van zake bij branden in seniorencomplexen bevestigd.
e _Klimaatverandering en energietransitie
Klimaatverandering leidt voor Nederland tot onder andere stijging van de zeespiegel, bodemdaling en
veranderende weersomstandigheden (grotere kans op extreem weer, zowel wateroverlast als
droogte en hitte) en een toenemende druk op de zoetwatervoorraad. In het kader van het
Deltaprogramma wordt gewerkt aan klimaatadaptatie: aanpassingen in de ruimtelijke ordening, zeker
stellen van de zoetwatervoorraad en het waterrobuust maken van vitale infrastructuur.
Om de klimaatverandering te remmen wordt gewerkt aan verduurzaming van de samenleving. De
samenleving wil met het oog op komende generaties graag de ecologische footprint beperken. Zo
wordt een grote energietransitie verwacht, waarbij energieopwekking en opslag hiervan veel meer
gedecentraliseerd wordt. Opwekking door middel van zonnepanelen, windmolens en biovergisting
Ehttps://131f4363/709c46b89a6basbc764b38bI.objectstore.eu/hior/Documenten/Structuurvisie%20Amsterdam%202040
%20(2011).pdf
7 https://www.ifv.nl/onderzoek/Paginas/Onderzoeken-vergrijzing-en-brandveiligheid.aspx
13
> Regionaal Risicoprofiel
zijn bekende trends; daarnaast komen de opslag in batterijen in elektrische auto’s, buurtbatterijen en
in huizen en de opslag en het gebruik van waterstof sterk op. De circulaire economie zal zich steeds
verder gaan ontwikkelen, waardoor er meer transport en hergebruik van afval- en grondstoffen plaats
zal vinden. De huidige opslag van bijvoorbeeld brandstoffen in de haven zal worden aangevuld of
worden vervangen. Bij dergelijke modernere activiteiten zijn op dit moment meer handelingen nodig
dan bij opslag van de huidige stoffen, waardoor de waarschijnlijkheid van brand en andere incidenten
toeneemt.
Dit zijn een aantal ontwikkelingen die landelijk spelen, maar klimaatverandering speelt wereldwijd.
Een strijd om zoet water is daarbij niet uitgesloten en daar waar het onvoldoende is zullen mensen
vertrekken en naar plaatsen komen waar voldoende is, bijvoorbeeld Europa en Nederland.
14
> Regionaal Risicoprofiel
5. Risico-inventarisatie
Na het opstellen van het risicobeeld is de risico-inventarisatie uitgevoerd op de crisis- en incidenttype aan de
hand van de eerder benoemde criteria. In deze paragraaf worden de geselecteerde incidenttypen beschreven
per maatschappelijk thema uit de landelijke handreiking.
Natuurlijke omgeving
Het maatschappelijk thema ‘Natuurlijke omgeving’ omvat alle crisistypen die een natuurlijke oorzaak hebben.
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e _Vollopen van een polder/ dijkdoorbraak
e Overlast als gevolg van droogte
e Wateroverlast als gevolg van extreme neerslag
e Overlast als gevolg van een zware storm
De grootste impact hebben de overstromingsscenario’s vanuit zee en vanuit het rivierengebied. De kans op
deze scenario’s wordt echter (zeer) onwaarschijnlijk geacht. Een realistischer overstromingsscenario (met
aanzienlijke impact) is het bezwijken van een secundaire waterkering, waardoor het achterliggende gebied
onder water loopt. Bijvoorbeeld zoals in 2003 bij Wilnis. Als gevolg van uitdroging verschoof het dijklichaam,
en liep de achtergelegen woonwijk onder water.
De klimaatverandering heeft extreme weersomstandigheden tot gevolg. Volgens het KNMI neemt de
waarschijnlijkheid van extreme weersomstandigheden de komende jaren toe. Zo zal er meer extreme neerslag
in de winter vallen en neemt het aantal en de intensiteit van extreme regenbuien in de zomer toe. Ook wordt
hagel en onweer heviger. Periodes van korte, maar intensieve neerslag komen steeds vaker voor en kunnen
wateroverlast tot gevolg hebben, zowel in laag gelegen poldergebieden als in delen van het stedelijk gebied.
Afhankelijk van het getroffen gebied kan de impact aanzienlijk zijn.
Extreme weeromstandigheden kunnen zich ook manifesteren in een zware storm, waarbij zware windstoten
voor grote schade kunnen zorgen. De gevolgen voor verkeer, openbaar vervoer kunnen groot zijn, waardoor
de impact voor het dagelijkse leven relatief groot kan zijn. Een combinatie van zowel een storm met zware
windstoten en hevige neerslag kan de impact voor de maatschappij extra vergroten.
Dit geldt eveneens voor een steeds vaker voorkomend incidenttype: overlast als gevolg van droogte. Dit
incidenttype brengt een heel scala aan risico's en mogelijke schade met zich mee, die zich soms pas op langere
termijn kunnen materialiseren. Langdurige droogte leidt tot risico's op verzilting van het oppervlaktewater met
nadelige gevolgen voor de landbouw, natuur, bebouwing (houten heipalen die niet onder water staan kunnen
gaan rotten) en mogelijk ook de drinkwatervoorziening in delen van de regio. Ook kan het peil van het
oppervlaktewater dalen met schade voor de scheepvaart en landbouw, de waterkeringen (met risico's op falen
van die keringen) tot gevolg.
Gebouwde omgeving
Het maatschappelijke thema ‘Gebouwde omgeving’ omvat alle crisistypen die betrekking hebben op het
bouwen en gebruiken van gebouwen en kunstwerken. Gebouwen met een bijzondere functie en gebouwen
waarin zich verminderd zelfredzame personen bevinden, vallen ook onder dit crisistype.
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e Grote brand in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen
e Grote brand in bijzonder hoge gebouwen
e Grote brand in ondergrondse bebouwing
e _Instorting/verzakking door explosie
15
> Regionaal Risicoprofiel
Van de incidenttypen is binnen VrAA brand in dichte binnensteden het meest waarschijnlijk. De dichte
bebouwing van de grachtengordel is kenmerkend voor Amsterdam. Brandweer Amsterdam-Amstelland is
echter goed voorbereid op dit incidenttype. Bij branden in de binnenstad van Amsterdam komt de brandweer
snel ter plaatse en er is een grote slagkracht snel voor handen. Hierdoor blijft de impact van dergelijke
branden relatief klein.
Branden in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen
en gevangenissen zijn ook waarschijnlijk binnen VrAA. Voor sommige objecten zijn extra preventieve
voorzieningen vereist en moet er een goede interne (BHV-) organisatie aanwezig zijn. Tegelijkertijd is er een
tendens gaande waarbij ouderen langer thuis blijven wonen, vaak in gebouwen die vroeger als zorginstellingen
ingericht waren. Onder de huidige wetgeving zijn daarom aanvullende maatregelen niet meer nodig, waardoor
belangrijke voorzieningen voor de brandveiligheid ontbreken. Branden kunnen daardoor sneller escaleren en
hulpverlening komt later op gang. Dit kan leiden tot een grotere impact bij een incident. Ook laat een
inventarisatie van de verschillende gemeenten in de regio zien dat op sommige plekken gasten verblijven in
gebouwen die daarvoor niet geschikt zijn, bijvoorbeeld toeristen in oneigenlijke hotelfuncties (AirBnb) en
vluchtelingen in leegstaande kantoorgebouwen. Dit kan leiden tot een grotere impact van brand in dergelijke
situaties.
In VrAA staat een groot aantal gebouwen met een grootschalige bezoekers/medewerkers aantal, zoals de
Bloemenveiling (Aalsmeer), diverse winkelcentra (Amsterdam en Amstelveen), Beurs van Berlage,
Concertgebouw, RAI, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit. Door de bestaande regelgeving en
interne (BHV-/ brandweer) organisatie is een grote brand minder waarschijnlijk. Ook kent VrAA veel hoge (> 70
meter) gebouwen, zie de tabel op pagina 19, voornamelijk geconcentreerd op de Zuidas, bij het Amstelstation,
Sloterdijk en langs het IJ. Bijvoorbeeld de Rembrandtoren (135 m), Mondriaantoren (123 m) en het kantoor
van ABN-AMRO (105 m). In de nabije toekomst zal er in Amsterdam nog een aantal bijzonder hoge gebouwen
bijkomen, zoals de gebiedsontwikkeling in de Sluisbuurt nabij IJburg.
De regio kent verder ook veel ondergrondse bebouwing, zoals het ondergrondse metronetwerk, ondergrondse
stations, tunnels en steeds meer parkeergarages. Doordat het bestrijden van branden in hoge gebouwen en
ondergrondse bebouwing zeer complex is, kan de impact van een dergelijk incident groot zijn. Daarnaast
wordt in toenemende mate multifunctioneel gebouwd, waarbij hoogte, diepte en kwetsbare functies worden
gecombineerd. Het NHOW RAI hotel in Amsterdam-Zuid of het gebied van het Rokin is hier een goed
voorbeeld van.
In Amsterdam-Amstelland zijn veel objecten te vinden die behoren tot cultureel erfgoed. Zo staat de
grachtengordel op de werelderfgoedlijst van UNESCO en kent de regio veel grote en kleine musea met
belangrijke culturele topstukken. Ondanks dat ‘Brand in dichte binnensteden’ vanwege de getroffen
maatregelen geen onderdeel is van het risicoprofiel, is de impact van een brand waarbij kunst en culturele
uitingen verloren gaat is groot. Zeker als het gaat om internationale en nationale topstukken, deze stukken zijn
immers onvervangbaar en daarom een benoemingswaardig risico binnen VrAA. Om die reden wordt ook bij de
grote musea aandacht besteedt aan brandveiligheid en is men verenigt in een netwerk brandveiligheid
cultureel erfgoed.
In principe moet een gebouw zodanig gebouwd zijn, dat de draagconstructie bij een explosie blijft staan, ook
als de ramen, gevel en dergelijke eruit geblazen worden. Zodoende stort het gebouw niet in. Een
instortingscenario is dan ook klein, maar niet ondenkbaar. De aanleiding voor dergelijke explosies zijn
bijvoorbeeld gasexplosies die voor veel schade kunnen zorgen en falen van fundering door ouderdom of
veranderende belasting. In de afgelopen jaren heeft de VrAA geleerd dat de gevolgen van mogelijk
instortingsgevaar kunnen leiden tot een grote vraag tot nazorg omdat bewoners en ondernemers enige tijd
niet terug kunnen naar hun huizen en bedrijven.
16
> Regionaal Risicoprofiel
Technologische omgeving
Het maatschappelijk thema ‘Technologische omgeving’ is gericht op de industriële omgeving, waar veel
technologie wordt gebruikt, en crisistypen die betrekking hebben op gevaarlijke stoffen. In de methodiek van
de Handreiking Regionaal Risicoprofiel worden gevaarlijke stoffen onderscheiden naar brandbare/explosieve
stoffen en giftige stoffen. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt naar incidenten op een stationaire
inrichting en tijdens transport (spoor, water, weg of buisleiding).
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, spoorvervoer
e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, vervoer water
e Incidenten met brandbare/explosieve stoffen, stationaire inrichting
e Incidenten met giftige stoffen, vervoer weg
e Incidenten met giftige stoffen, stationaire inrichting
e _Broeif/brand in bulkopslag
De zware industrie in VrAA concentreert zich in het Westelijk Havengebied van de gemeente Amsterdam. De
haven van Amsterdam kenmerkt zich door op- en overslag van benzine, kolen en cacao. De haven is zelfs de
grootste benzinehaven ter wereld. Onder op- en overslag valt ook de bevoorrading van LPG-tankstations, die
zich in vergelijking tot de zware industrie dichter op de woonkernen bevinden. Het risico bij op- en overslag is
echter kleiner dan bij productie. Productie van brandbare/explosieve stoffen vindt op kleine schaal ook plaats
binnen VrAA.
Het vervoer van brandbare vloeistoffen en gassen binnen VrAA betreft voornamelijk doorgaand transport van
en naar het Westelijk Havengebied. Zowel op rijkswegen, provinciale wegen als gemeentelijke wegen vindt
vervoer van brandbare vloeistoffen en gassen plaats. Op bepaalde rijkswegen zijn hieraan restricties gesteld.
Op provinciale wegen daarentegen gelden geen restricties en mag onbeperkt vervoer plaats vinden. Op dit
moment hebben alleen Amsterdam, Diemen en Aalsmeer een verplichte (gemeentelijke) routering voor
gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. Het vervoer over de weg loopt in sommige gevallen langs
dichtbevolkte gebieden. De impact van een incident kan op dergelijke plekken groot zijn.
Via het spoor worden grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit vervoer loopt langs dichtbevolkte
gebieden; NS-stations Sloterdijk, Amsterdam CS, Amsterdam Arena en Diemen-Zuid. Een incident kan op
dergelijke plekken een grote impact hebben, zeker als er op de genoemde stations veel mensen aanwezig zijn,
zoals tijdens de spits.
In het Westelijk Havengebied worden grote hoeveelheden bulk opgeslagen. Het betreft onder andere de
opslag van cacao, steenkool en hout, maar ook kan gedacht worden aan afval of schroot. Met steeds meer
opslag en verwerking van afval/schroot wordt de waarschijnlijkheid op een incident groter. In dergelijke grote
opslagen kan broei ontstaan. De impact van broei blijft meestal beperkt tot rookontwikkeling en stankoverlast.
De broei kan echter ook oplaaien tot brand, waardoor een potentieel grote hoeveelheid bulk vlam kan vatten
en verloren kan gaan. Voor de bestrijding van deze branden zijn grote hoeveelheden water nodig. Het
vervuilde bluswater kan leiden tot vervuiling van water en bodem.
Gezien de grote hoeveelheden van brandbare vloeistoffen, gassen en bulk in het Westelijk Havengebied kan
de impact bij een stationaire inrichting groot zijn. Door de aanwezigheid van preventieve voorzieningen en een
interne noodorganisatie (BHV en bedrijfsbrandweer) blijft de impact meestal beperkt. De oprichting van een
publiek-private brandweereenheid (GBA) in het havengebied helpt hier ook bij.
17
> Regionaal Risicoprofiel
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Het maatschappelijk thema ‘Vitale infrastructuur en voorzieningen’ omvat alle crisistypen die leiden tot een
verstoring van voorzieningen die benodigd zijn voor een ongestoord leven.
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e _ Uitval elektriciteitsvoorziening
e _ Uitval gasvoorziening
e (Opzettelijke) verstoring, uitval of misbruik van een gedigitaliseerd proces, (informatie)systeem of
informatiedienst
De uitval van de elektriciteitsvoorziening kan een grote impact hebben. De verschillende uitvallen van
elektriciteit in deze regio in 2016, 2017 en 2018 waren weliswaar van korte duur, maar hadden al veel impact
op de samenleving. Mogelijke effecten zijn uitval van bedrijfsvoering van bedrijven en instanties, het openbaar
vervoer rijdt niet, telecommunicatie en ICT valt uit, rolluiken en beveiligingsinstallaties werken niet, hoogbouw
kan niet van drinkwater worden voorzien, elektrische verwarming valt uit, koken met inductiekookplaat,
magnetron en elektrische oven is niet mogelijk en medische apparatuur voor thuiszorg functioneert niet.
Daarnaast is gebleken dat de uitval van de gasvoorziening ook voor veel overlast kan zorgen. Zeker als het
gasleidingstelstel verontreinigd is, bijvoorbeeld bij een gelijktijdige breuk in de (naastgelegen) waterleiding kan
het enige tijd duren, door alle noodzakelijke controles, alvorens alle aansluitingen weer gas ontvangen. Zeker
in een koude periode kan dit een grote impact hebben.
De rol van telecommunicatie en ICT wordt steeds belangrijker in onze samenleving en gezien de grote
afhankelijkheid kan een verstoring een grote impact hebben. Ook hulpdiensten zijn daar in toenemende mate
van afhankelijk. Zo was het alarmnummer 112 in juni 2019 niet beschikbaar en konden hulpdiensten onderling
moeilijk, of zelfs helemaal niet communiceren. Verder worden vele bedrijfsprocessen steeds vaker centraal
georganiseerd via telecommunicatie, datanetwerken en het Internet. Een verstoring van telecommunicatie,
maar voornamelijk internet heeft dan ook een steeds grotere impact, op meerdere vitale sectoren. Zo zijn
vitale sectoren als telecommunicatiediensten, radarcommunicatie, navigatie en aansturing van spoor, lucht- en
scheepvaart, satellietcommunicatie, bevoorradingsbedrijven en zorgleveranciers in hoge mate afhankelijk van
de beschikbaarheid van digitale diensten, processen en systemen. De uitval van dergelijke vitale voorzieningen
leidt vervolgens tot maatschappelijke domino-effecten, waarbij veel bedrijven niet langer kunnen opereren.
De toename van de afhankelijkheden maakt dat de impact in de komende jaren alleen maar groter wordt. In
de meeste gevallen is uitval niet opzettelijk veroorzaakt, maar het gevolg van een fout in het netwerk of
grootschalige uitval van elektriciteitsvoorziening. Wereldwijd zijn er echter steeds meer voorbeelden van
cybercrime waarbij financieel gewin of verstoring het doel is. De toename van de afhankelijkheid van het
internet maakt dat de impact groot is en in de nabije toekomst verder zal toenemen, zeker als de uitval langer
duurt.
Verkeer en vervoer
Het maatschappelijk thema ‘Verkeer en vervoer’ omvat alle crisistypen die betrekking hebben op een
verstoring van een van de verkeersmodaliteiten; lucht, weg, spoor en water.
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e Incidenten in tram- of metrotunnels en ondergrondse stations
e Incident bij start of landing op of om een luchtvaartterrein
e Incidenten met middelgrote (passagiers)vaart
e Incident treinverkeer
18
> Regionaal Risicoprofiel
In de metrotunnel tussen Amsterdam CS en Amstelstation bevinden zich vijf ondergrondse stations. Met het in
gebruik nemen van de Noord/Zuid Lijn, met ondergrondse stations, loopt een groot deel van het metroverkeer
ondergronds. Kenmerkend aan een incident in tunnels is de beslotenheid en de slechte bereikbaarheid voor de
hulpdiensten. Specifiek aan een brand in tunnels is dat de effecten van de brand sterk vergroot worden door
de hittetoename en de sterke rookontwikkeling. Daardoor is het voor passagiers moeilijk om gebruik te maken
van de beperkt beschikbare vluchtwagen.
VrAA heeft zelf geen luchtvaartterrein. Luchthaven Schiphol ligt, in Veiligheidsregio Kennemerland (VrkK), tegen
de grens van VrAA aan en dat maakt het crisistype luchtvaartincidenten wel relevant binnen de regio. Een
aanzienlijk deel van de vliegbewegingen gaat namelijk over VrAA. Ook de twee grote incidenten, in 1992
stortte een vliegtuig neer in de woonwijk Bijlmermeer en meer recent op 25 februari 2009 stortte een vliegtuig
neer in de polder langs de A9%, geven aan dat een luchtvaartincident voorstelbaar is.
Het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal zijn druk bevaren kanalen. Daarnaast is er in de regio een
aantal recreatieplassen. Met name relevant is het risico op incidenten met middelgrote (passagiers)vaart, zoals
incidenten met rondvaartboten, veerboten, partyboten en boten als de Henry Dunant (Rode Kruis).
Hulpverlening bij incidenten op het water is complex, aangezien eigenlijk alle opvarenden ‘vast zitten’ op de
locatie, het risico op verdrinking en de incidentlocatie moeilijk te bereiken is voor hulpverleners.
VrAA is een knooppunt van wegverkeer. Door de toenemende mobiliteit (toename aantal voertuigen en aantal
voertuigbewegingen) neemt de kans op verstoppingen van het ondergelegen wegennetwerk toe. Een
grootschalige en langdurige stremming kan zelfs bovenregionale impact hebben. In de regio is de
Amsterdamse ringweg A10 wel een zeer drukke snelweg met vele ongelukken, maar bijna 70% vindt binnen
een straal van 1 kilometer van een op- of afrit plaats en daarmee is de ernst van deze ongevallen relatief
beperkt en te schalen onder dagelijkse operatie. Een grootschalig treinongeval heeft in deze regio echter vaak
een grotere impact vanwege de hoeveelheid slachtoffers, zeker in de spits. Daarnaast heeft een treinongeval
uitstraling naar grote delen van het land, omdat drukke spoorroutes minder toegankelijk worden en dit over
het algemeen leidt tot langdurige verstoring van het (inter)regionale treinverkeer.
Gezondheid
Onder dit maatschappelijk thema worden alle crisistypen benoemd die een impact hebben op de lichamelijke
gezondheid van de burgers in de regio. Het gaat hier om de impact naar aanleiding van virussen, infecties en
bacteriën.
Binnen dit maatschappelijk thema is het volgende incidenttype voor VrAA geselecteerd:
e Ziektegolf, met een besmettelijke ziekte
De afgelopen eeuw hebben zich vier grieppandemieën voorgedaan. In 1918 zijn miljpenen mensen overleden
aan de Spaanse griep. In 1957 overlijden tienduizenden mensen aan de gevolgen van de Aziatische griep. De
Hongkonggriep van 1968 maakt ook tienduizenden slachtoffers. In 2009 maakte de Mexicaanse griep meer
dan 10.000 dodelijke slachtoffers, waarvan 54 in Nederland, en vanaf begin 2020 zitten we midden in de
Corona crisis (COVID-19) waaraan op het moment van opstellen ongeveer 15.000 mensen in Nederland
gestorven zijn.
De huidige ervaringen laten zien dat een grootschalige ziektegolf (pandemie) tot maatschappelijke
ontwrichting kan leiden. Niet alleen burgers en bedrijfsleven worden getroffen, maar ook de continuïteit van
overheid en hulpdiensten komt onder druk. De dreiging van een pandemie leidt tot grote politieke,
bestuurlijke en maatschappelijke aandacht.
8 De Onderzoeksraad voor de Veiligheid stelt in het onderzoeksrapport dat VRAA tot het risicogebied Schiphol behoort.
https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/1246/turkish-airlines-crisis-en-hulpverlening.
19
> Regionaal Risicoprofiel
Sociaal maatschappelijke omgeving
Binnen dit maatschappelijk thema worden alle crisistypen meegenomen die grote maatschappelijke en sociale
impact kunnen hebben.
Binnen dit maatschappelijk thema zijn de volgende incidenttypen voor VrAA geselecteerd:
e Incidenten in mensenmassa tijdens grote festiviteiten of demonstraties
e Terroristische aanslag in de Veiligheidsregio
In een gebied als Amsterdam-Amstelland hebben kleinschalige incidenten al snel maatschappelijke en sociale
gevolgen. De gemeente Amsterdam kent een hoog aantal inwoners en toeristen, waardoor de impact van
incidenten in de maatschappelijke sfeer groter is. Bijvoorbeeld door meer slachtoffers en/ of paniek in een
menigte en ook de focus van media en politiek op incidenten in de hoofdstad.
Een zichtbaar, bekend voorbeeld van een dergelijk incident was de reactie van de bezoekers die tijdens
Dodenherdenking op de Dam (Amsterdam) ontstond in 2010. Naar aanleiding van schreeuwen ontstond
paniek in de mensenmassa, met als gevolg dat de mensenmassa in beweging kwam en mensen elkaar
vertrapten.
In VrAA worden ieder jaar ongeveer 130 grote/risicovolle evenementen georganiseerd. Hier komen in ieder
geval meer dan 5.000 bezoekers op af. Op evenementen als Koningsdag, SAIL en de Pride komen zelfs
honderdduizenden bezoekers af. Wedstrijden en huldigingen van Ajax brengen extra risico’s met zich mee.
Verreweg het meest actuele incidenttype in het cluster sociaal-maatschappelijke omgeving is een
terroristische aanslag Sinds de golf van terroristische aanslagen vanaf 2014 in Frankrijk, Duitsland, België en
Oostenrijk is ook in Nederland het gevoel dat terrorisme dichterbij komt. Ook in Amsterdam (2018) en Utrecht
(2019) hebben zich terroristische incidenten voorgedaan. Vanaf mei 2020 is het dreigingsniveau in Nederland
als ‘aanzienlijk’ geclassificeerd (niveau 3) na een periode van 2013-2020 dat het dreigingsniveau als
‘substantieel’ was geclassificeerd (niveau 4). Hiermee is een terroristische aanslag nog steeds voorstelbaar en
is de dreiging aanzienlijk, waarbij rekening gehouden dient te worden dat dergelijke incidenten grote impact
hebben op de maatschappij. Een terroristische aanslag kan, in zijn vele verschillende vormen met al kenmerk
de opzet, leiden tot grote aantallen slachtoffers en schade. Daarnaast kan een terroristische aanslag grote
sociaal-maatschappelijke gevolgen hebben, waarbij de impact ook gevoeld wordt als in een andere stad
binnen en buiten Nederland een aanslag gepleegd wordt. De maatschappelijke impact zal heftiger zijn als het
in de ‘eigen’ gemeente of regio plaats vindt of diens bevolking geraakt wordt. Voor de Veiligheidsregio is
vooral de terrorismegevolgbestrijding (TGB) van belang, aangezien het voorkomen van de terroristische
aanslag vooral belegd is bij de Driehoek.
e _ Conclusies risico-inventarisatie
De risico-inventarisatie heeft geleid tot een selectie van relevante incidenttypen voor VrAA. Tabel 2 geeft een
overzicht van de incidenttypen die verder uitgewerkt zijn in de risicoanalyse.
20
> Regionaal Risicoprofiel
Tabel 2 - Geselecteerde incidenttypen n.a.v. risico-inventarisatie
U Pe
A
|
(informatie)systeem of informatiedienst
Ten opzichte van de risico-inventarisatie in 2017 is alleen het scenario over droogte als nieuwe incidenttypen
geselecteerd, wel hebben een aantal een stevigere positie in de actualisatie gekregen.
21
> Regionaal Risicoprofiel
Figuur 2 - De regio en de risico’s op een geografische plattegrond
. ee 1
De regio en de risico’s
En
me p EN
Pr me BER Dn in ri
“TD “Tk C B fj
NH ad 4 7 A 3 7 Vs Sn 1 \
nt 5 ke ' Je @ ES en ; ne ve NN sd N
En EE BA pn ke Lo
pn N.| Ere Mette
di Ks ek AAM Whe, Eed f Ì
Ô Ls] He 8 fn é: In Phn ni p he / p= 4
4 Sr eo Ea NS UN En AS Ba
4 8 en MN | 5 Ei el Ne S 8
fe DM H Eid DB WS An NP Rd
a da eiken” ES BAI dn re
ein ziektegolf me fu] he ke NS n Ë A p at
met besmettelijke ziekte BS Ns Ne j 1 be
Is regio overstijgend ni F q 4 DN WAN A 5 ij ee
» hi: Bk 5 3 ME
han 8 k Aè EAN ATS 4
k been ie a a oe df
fi LEN As”
LL rim
re il s
ms Pp: en Gd # a ' (it) verzakking / instorting
ne el zn Ge (ils 7
a Er e @ er 5 EE incident bij vliegveld
TE
A | Ve, Lt TN OP erorsiscre aanslag @ zenresom
ge Me aal nn pe
Pf à El d incident explosieve stoffen ondergronds incident
b bd Ei SR ì ü S [vervoer per spaar, vervoer 0
D Vn : EN rde: B a aan EES Ee Incident elektriciteitsvoorziening
BET DE jes 5
5 net BA ee e= e Gn @ brand bij (hoogbouw, incident giftige stoffen uitval gasvoorzienin
4 kwetsbare groepen, bulkopslag, @ (stationaire inrichting, © 9 9
ee ondergrondse loocatie) vervoer op de weg) De] dede
algemene incidenten © Incident wateroverlast @ incident informatievoorziening
ef (treinverkeer, passagiersvaart, (dijkdoorbraak, hevige
festiviteiten) neerslag)
22
> Regionaal Risicoprofiel
6. Risicoanalyse
De 24 incidenttypen zijn geanalyseerd en beoordeeld op impact en waarschijnlijkheid®; De vraag “hoe erg is
dat wat ons kan overkomen” staat centraal. Voor ieder incidenttype is een impactscore en een
waarschijnlijkheidsscore berekend. Beide scores zijn in onderstaand risicodiagram tegen elkaar afgezet. Het
risicodiagram maakt het mogelijk om risico’s (van verschillende incidenttypen) met elkaar te vergelijken en is
een hulpmiddel om prioriteiten te stellen.
Figuur 3 - Risicodiagram Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
alkeen terroristische aanslag
5
/ Î ziektegolf besmettelijke ziekte
vollopen van een polder/ dijkdoorbraak 1e
zeer ernstig A /
En Kd
incident in tram- en metrotunnels 2
en ondergronds station verstoring (informatie)systeem
incident bij op of om een vliegveld Vi
incident giftige stoffen, he Á grote brand object met
AEL IN aL Lade Nt Vo kwetsbare doelgroep
ernstig \ Ik ij í
ze ‚
bi t A 5
Î 3 üm instorting/ verzakking
5 eee : IJN AN overlast als gevolg van droogte
[an ann —— ú ; Ie * Ee wateroverlast door neerslag
= | 7 re
ee incident brandbare/ explosieve stoffen vervoer op water \ / gj EN p d
EEMCS incident treinverkeer Je 4 Ln KN grote brand in ondergrondse
incident met grote passagiersvaart . AN k À bebouwing
4 = [a] \ IN uitval elektriciteitsvoorziening
incident giftige stoffen, vervoer weg viel N En
grate brand in bijzonder hoge gebouwen Da 8 nn
beperkt fo] b incident tijdens grote festiviteit
incident brandbare/ explosieve stoffen, stationaire inrichting We
broei [of brand) in bulk-opslag
uitval gasvoorziening
< beperkt
nn
sn DE e 5 € U
2 2 5 5 ie
ae a a
WAARSCHIJNLIJKHEID
Conclusie risicoanalyse
Op basis van de expertsessies en de beschouwing van het risicodiagram kunnen een aantal conclusies
getrokken worden. Onderstaande prioritaire risico’s zijn daarbij benoemd voor Veiligheidsregio Amsterdam-
Amstelland en worden in het nieuwe beleidsplan van de Veiligheidsregio opgenomen.
e (Effecten van) grote en complexe branden
Zowel op impact als waarschijnlijkheid scoort grote en complexe branden hoog. In dichte
binnenstedelijke gebieden, waaronder de grachtengordel van Amsterdam, en in gebouwen met niet
9 Zie het verdiepende rapport voor de gebruikte methode.
23
> Regionaal Risicoprofiel
of verminderd zelfredzame personen, zoals verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en gevangenissen kan
het effect van een grote brand een hoge impact hebben. Daarnaast zijn de grootschalige
publieksfunctie, ondergrondse bebouwing, objecten die behoren tot cultureel erfgoed, het
havengebied en de energietransitie de redenen om het effect van grote en complexe branden op te
nemen als een van de prioritaire risico’s.
e (Effecten van) uitval van vitale voorzieningen (gas, elektra, gedigitaliseerde processen,
informatiediensten)
Onder dit risico vallen de incidenten met keteneffecten. De oorsprong van het incident kan soms
minimaal zijn, maar grote gevolgen en effecten hebben. Dit zijn incidenttypen die relatief hoog scoren
op impact, niet op zichzelf door veel slachtoffers, maar door de keteneffecten. Daarnaast kunnen de
keteneffecten er ook voor zorgen dat andere incidenttypen voorkomen. Deze incidenttypen zijn uitval
van elektriciteit, gas en uitval van data- en ICT-voorzieningen. De hoge impact komt vooral terug in de
criteria sociaalpsychologische impact, kosten en aantasting van het dagelijks leven. Gelet op de
beschreven trend van toename van connectiviteit maken dat de impact van dergelijke incidenten al
een lichte stijging hebben gemaakt en in de komende jaren alleen maar zullen toenemen.
e (Effecten van) water en extreem weer (overstromingen/ droogte/ neerslag/ storm)
Onder dit risico vallen de incidenttypen met een hoge impact door de keteneffecten van bijvoorbeeld
overstroming, extreme weersomstandigheden en droogte. Ook hier geldt gelet op de beschreven
trend van de klimaatverandering dat de impact van dergelijke incidenten al een lichte stijging hebben
gemaakt en in de komende jaren alleen maar zullen toenemen. Hevige stormen komen regelmatiger
voor en ook de periodes van een hittegolf en droogte worden langer.
e Een pandemie
Een ziektegolf met besmettelijke ziekte kan leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting, zoals op
dit moment het geval is met COVID-19. Dit heeft niet alleen gevolgen voor burgers en het
bedrijfsleven, maar ook voor de continuïteit van de zorg, de overheid en de hulpverleningsdiensten.
De COVID-19 crisis laat zien dat een pandemie een geloofwaardig scenario is.
e Terrorisme
De impact en waarschijnlijkheid van een terroristische aanslag komt uit de analyse duidelijk naar
voren. De experts geven aan dat dit zit in de impactcriteria in het aantal te verwachten doden en
gewonden, maar ook met name in de sociaalpsychologisch gevolgen die dit incidenttype heeft. De
recente incidenten en de beoordeling van de waarschijnlijkheid door het nationaal coördinatie
centrum veiligheid (NCTV), al enige tijd als aanzienlijk!?, maken duidelijk dat voorbereiding op dit
incidenttype van belang is.
Het verschil ten opzichte van 2017
Ten opzichte van het risicoprofiel van 2017 zijn geen grote verschuivingen in incidenttypen te zien. De
incidenten met keteneffecten, een terroristische aanslag en grote en complexe branden waren toen ook
gekenmerkt als prioritair. Incidenten met gevaarlijke stoffen waren in 2017 nog opgenomen in de lijst met
prioritaire risico’s, maar zijn in 2021 niet meer als zodanig opgenomen. Reden is dat via de reguliere
werkzaamheden de voorbereidingen op deze incidenttypen voldoende worden getroffen. Het incidenttype
ziektegolf met besmettelijke ziekte (pandemie) is nieuw opgenomen. Ook het prioritaire risico van water en
het extreme weer is nieuw opgenomen, vanwege de klimaatsveranderingen en de noodzakelijk voorbereiding
op deze incidenten.
Verder is de inschatting van de risico’s niet fundamenteel veranderd. De experts beoordelen de impact en
waarschijnlijkheid van de meeste scenario’s iets zwaarder in vergelijking met de analyse die in 2017 is gedaan.
Dit komt voornamelijk vanuit de inschatting dat het grote gevolgen heeft als het mis gaat.
10 https://www.nctv.nl/onderwerpen/dtn
24
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Bezoekadres:
Ringdijk 98, 1097 AH Amsterdam
Postadres:
Postbus 92171, 1090 AD Amsterdam
Telefoon:
020 555 6550
Website:
veiligheidsregioaa.nl
| Onderzoeksrapport | 25 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 619
Datum akkoord 12 september 2014
Publicatiedatum 17 september 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer N.T. Bakker (SP) van
22 juli 2014 inzake het (niet) wegslepen van fout geparkeerde voertuigen op
invalidenparkeerplaatsen
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Op 21 juli 2014 meldde het AT5-nieuws dat fout geparkeerde voertuigen op
invalidenparkeerplaatsen niet worden weggesleept tussen 23.00 uur 's avonds en
6.00 uur 's ochtends. De redenen hiervan zouden financiële zijn (bezuinigingen).
Het niet wegslepen van fout geparkeerde voertuigen tijdens bepaalde delen van de
dag heeft voor degenen voor wie de gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd zijn
grote nadelige gevolgen.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 22 juli 2014, namens de fractie van
de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Klopt het vorenstaande bericht? Zo ja/nee, wat is volgens het college de precieze
situatie?
Antwoord:
Het klopt dat er in de nacht niet wordt weggesleept van invalidenplekken.
Tot 1 september 2013 vervulde de Politie deze taak. De politie heeft per die
datum besloten te stoppen met de nachtelijke wegsleep als gevolg van de
reorganisatie van de Nationale politie, waardoor de politie zich concentreert op
de zogenaamde kerntaken. Wegslepen van voertuigen in de nacht valt daar niet
onder. De burgemeester heeft op verzoek van de raad een onderzoek naar de
klantvriendelijkheid en efficiency van de wegsleep laten uitvoeren. De nachtelijke
wegsleep maakt hier onderdeel van uit. De raadscommissie Algemene Zaken c.a.
is op 10 september 2014 over de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd en
bespreekt de uitkomsten van het rapport in haar vergadering van 18 september
2014.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing do Gemeenteblad
Datum 17 september 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 22 juli 2014
2. Watis de mening van het college over het niet wegslepen van fout geparkeerde
voertuigen op invalidenparkeerplaatsen?
Antwoord:
Voertuigen die hinderlijk en/of gevaarlijk geparkeerd staan (o.a. op
invalidenplekken) worden altijd tussen 06.00 en 23.30 uur weggesleept.
Het college van B&W begrijpt dat het zeer vervelend is dat mensen tijdens de
nachtelijke uren geconfronteerd worden met hinderlijk en/of gevaarlijk
geparkeerde auto's. De reden waarom de nachtelijke wegsleep, op het moment
dat de politie hiermee stopte, niet direct in het takenpakket van de gemeente is
opgenomen, heeft te maken met beperkte capaciteit in combinatie met een
efficiënte inzet van mens en middelen.
Het college van B&W heeft op 2 september 2014 het advies om ook tijdens de
nachtelijke uren hinderlijk en/of gevaarlijk geparkeerde auto's weg te slepen
overgenomen. Een voorstel voor nachtelijke wegsleep is opgenomen in de
uitkomst van het onderzoek wegsleep dat in september aan de raadscommissie
Algemene Zaken c.a. wordt gepresenteerd. Zie punt 1.
3. Worden tussen 23.00 en 6.00 uur nergens in de stad voertuigen die fout
geparkeerd staan en/of onveilige verkeerssituaties veroorzaken weggesleept?
Of worden uitsluitend fout geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen
ongemoeid gelaten?
Antwoord:
Het klopt dat er sinds 1 september 2013 geen auto's tijdens de nacht worden
weggesleept. De politie sleept alleen nog bij levensbedreigende situaties.
Dat betekent dat er op dit moment tussen 23.30 en 06.00 uur geen oneigenlijk
geparkeerde auto’s worden weggesleept van een invalidenplek.
Overtreders kunnen een parkeerboete van € 370 krijgen voor het oneigenlijk
parkeren op een invalidenplek. Er is bestuurlijk vastgesteld dat parkeerboetes
(ofwel Mulderhandhaving) een taak van de stadsdelen is. In 2012 zijn daartoe alle
Mulderhandhavers van DST overgegaan naar de stadsdelen. Naast de
stadsdelen, kan ook de politie een boete voor een parkeerovertreding uitschrijven.
4. Kan het college bewerkstelligen dat ook tussen 23.00 en 6.00 uur fout
geparkeerde voertuigen op invalidenparkeerplaatsen worden weggesleept, zodat
de rechthebbenden er gewoon gebruik van kunnen maken? Graag toelichten.
Antwoord:
Zie punten 1 en 2. Het organiseren van de nachtelijke wegsleep is meegenomen
in het onderzoek naar de klantvriendelijkheid en efficiency van de Wegsleep, dat
op 18 september 2014 in de vergadering van de raadscommissie Algemene
Zaken c.a. wordt besproken.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 799
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 8 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie WB
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de begroting voor 2015
(uitsplitsing kosten/baten).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Constaterende dat:
— het college streeft naar een solide, transparante en goed te begrijpen
gemeentebegroting;
Overwegende dat:
— op grond van artikel 189 Gemeentewet de gemeenteraad in een begroting de
middelen beschikbaar stelt voor alle taken en activiteiten van de gemeente en
hiermee zijn budgetrecht uitoefent;
— bij de productenraming van de investeringen in wonen de begroting maar zeer
beperkt inzicht geeft in de allocatie van middelen; ten opzichte van de begroting
2014; 30 van de 33 posten zijn weggevallen en ook de uitsplitsing in het
programmahoofdstuk is achtergebleven;
— het daardoor niet duidelijk is voor de gemeenteraad hoeveel financiële middelen
zullen worden gealloceerd voor door de coalitie benoemde prioriteiten, zoals
wijkaanpak, bestrijden leegstand, woningisolatie etc. ;
— het hierdoor ook niet controleerbaar en navolgbaar is hoe tot het totaal bij
financiële ontwikkelingen wordt gekomen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
een nadere uitsplitsing te geven van de:
— begrote lasten en baten per voorgenomen activiteit in het programmaonderdeel
wonen, waarbij in ieder geval de posten uit de begroting 2014 worden
meegenomen;
— activiteiten die worden gecontinueerd, gediscontinueerd of opgestart, waarbij ook
de bestedingen worden aangegeven uit de begroting 2014 en de jaarrekening
2013.
Het lid van de gemeenteraad,
M. Moorman
1
| Motie | 1 | test |
Veen oa3aon N% Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S E D
erk, Participatie : : "
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
en Inkomen % Amsterdam ee
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Sociale Zaken
Agendapunt 13
Datum besluit 12 december 2020
Onderwerp
Evaluatie Sociaal Werkkoepel
De commissie wordt gevraagd
1. kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over het Eindrapport evaluatie van de Sociaal
werkkoepel en de Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk 1 juli 2022 tbv Evaluatie SWK.
Uit de evaluatie komt een positief beeld naar voren over zowel de kwaliteit van het netwerk als over
de kwaliteit van het programmateam. De relevante partijen op het gebied van Sociaal Werk zijn
aangesloten en de activiteiten van de Sociaal Werkkoepel worden door de netwerkpartners vaak
bezocht en positief beoordeeld.
Het college waardeert de inzet van de Sociaal Werkkoepel en wil het netwerk blijven aanjagen,
faciliteren en versterken, onder andere door te investeren in het organiseren van events,
communicatie, vitbreiden van het netwerk etc. De inzet is nodig om de doelstelling van ledereen
Kans op Werk te realiseren, inhoudende dat iedere Amsterdammer die een beroep op ons doet, de
ondersteuning krijgt die nodig is om zijn kansen op werk te vergroten. De inzet vanuit Sociaal Werk
zal de komende jaren onverminderd groot blijven om hier een bijdrage aan te leveren.
De evaluatie geeft ook een aantal aanbevelingen. Onder andere komt naar voren dat het netwerk
niet zelfsturend is en sterk vanuit de gemeente wordt gefaciliteerd. Een ander aandachtspunt is
dat door de rol van de Sociaal Werkkoepel als verbinder de bijdrage aan initiatieven en resultaten
voor de buitenwereld vaak weinig zichtbaar is. De kracht is daarmee ook een zwakte. Het college
benoemt in de raadsinformatiebrief een aantal acties om opvolging te geven aan de aanbevelingen.
Deels concrete, deels nog verder uit te werken acties om de toegevoegde waarde van het netwerk
verder te vergroten.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 Gemeentewet; actieve informatieplicht van college naar raad.
Bestuurlijke achtergrond
Op basis van het Uitvoeringsbesluit Sociaal Werk uit 2018 is de Sociaal Werkkoepel opgericht als
netwerkorganisatie die reguliere werkgevers, sociale firma's en maatschappelijke organisaties
faciliteert en ondersteunt bij het realiseren van meer banen voor Amsterdammers met een
arbeidsbeperking. Op basis van besluitvorming over de voorjaarsnota 2019 is in een structureel
budget voorzien voor de uitvoering van de taken van Werkkoepel.
Reden bespreking
Niet van toepassing.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.21 1
VN2022-043298 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie,
Werk, Participatie 9 Amsterdam -
en Inkomen % Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter kennisneming
Niet van toepassing.
Geheimhouding
Niet van toepassing.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Niet van toepassing.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Niet van toepassing.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-118751 Commissie SED Voordracht (pdf)
De Beleidsonderzoekers - Eindrapport Evaluatie Sociaal werkkoepel.pdf
AD2022-119381
(pdf)
Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk 2 juli 2022 tbv
AD2022-119390 ‚
Evaluatie SWK.v6.docx (msw12)
AD2022-123027 Raadsinformatiebrief MdLv3.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
WPI, Marc de Lange, marc.lange®amsterdam.nl, 06-50065757
Gegenereerd: vl.21 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 135
Publicatiedatum 17 februari 2016
Ingekomen onder P
Ingekomen op woensdag 10 februari 2016
Behandeld op woensdag 10 februari 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van lid Van Soest inzake Ouderenvriendelijk Amsterdam [Amsterdams Fonds
voor de Kunst (AFK)].
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Startnotitie Age-friendly Amsterdam (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 86).
Constaterende dat:
— Amsterdam een ouderenvriendelijke stad wil zijn;
— in de Startnotitie Age-friendly city niet wordt gesproken over kunst en cultuur
onder ouderen.
Overwegende dat:
— _eultuurparticipatie een belangrijk positief effect heeft op de vitaliteit,
de gezondheid en het welzijn van ouderen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in gesprek te gaan met het AFK om te overleggen hoe Ouderenvriendelijke stad
Amsterdam kan worden meegenomen in het AFK.
Het lid van de gemeenteraad
W. van Soest
1
| Motie | 1 | train |
In één hand: Specialistische
jeugdhulp in het speciaal onderwijs
U ‘
DE
5 : Ll " |
- f 5
rt IS
ER AS
MARION VAN BINSBERGEN PJOTR KOOPMAN JOANNE LOURENS
CIP-gegevens KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Binsbergen, M.H. van, Koopman, P.N.J., Lourens, J.
In één hand: Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs.
Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
(Rapport 1037, projectnumrmer 40795)
ISBN 978-94,-6321-108-6
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or
transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise,
without the prior written permission of the publisher.
Uitgave en verspreiding:
Kohnstamm Instituut
Roetersstraat 31, Postbus 94208, 1090 GE Amsterdam
Tel: 020-5251226
www.kohnstamminstituut.nl
Dataverwerking: Elion.nl
© Copyright Kohnstamm Instituut, 2020
Inhoudsopgave
Deel A: Hoofdlijn 1
Hoofdlijn, bevindingen en aanbevelingen 3
Deel B: Onderbouwing 23
1 Naar een integrale aanpak 25
11 Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs (en
praktijkonderwijs) 25
1.2 Kwetsbare schoolgang en specialistische jeugdhulp 26
1.3 Naar een nieuwe werkelijkheid zonder systeemschotten 28
14 Samenwerkingsverbanden Amsterdam en Diemen, de
Stuurgroep SJSO: verwachtingen 34
1.5 Doelstellingen vanuit de gemeente, aansluitend op
ontwikkelingen in de praktijk 35
16 Samengevat 46
1.7 Vraagstelling evaluatie SJSO 48
2 Verantwoording 51
2.1 Samenvatting ontwerp van onderzoek 51
2.2 Reikwijdte respons en bevindingen 5h
3 Preventie, vroeghulp en specialistische behandeling op of
via school 59
3.1 Decentraliseren, transformeren en lokaal samenwerken:
transitie en transformatie 59
3.2 Cijfermatige onderbouwing 62
3.3 Beleidsmatige onderbouwing 63
3.4 Onderwijszorgarrangementen: integrale samenwerking
onderwijs en jeugdhulp 65
3.5 Wetenschappelijke onderbouwing 68
3.6 Gedragsproblemen van diverse aard 7
3.7 De school als organisatie die positief opgroeien breed
mogelijk maakt 80
3.8 Samengevat: specialistische (jeugd)hulp op het speciaal
onderwijs, LVB inbegrepen 82
4 SJSO in de praktijk 87
4.1 Formatieve evaluatie: onderzoeksvragen en bevindingen 87
L.2 Conclusie 1: Positieve reacties 88
4.3 Conclusie 2: Aanloopproblemen en knelpunten in verband
met grotere systeemproblematiek 99
4.4 Conclusie 3: Gezamenlijk belang boventoon 116
4.5 Conclusie 4: SJSO structureel inbedden en aansluiten bij
partners bij complexe en structurele gezinsproblematiek 123
5 Evaluatie SJSO: aanbevelingen 145
5.1 Hulp en steun op of via het onderwijs: winst leerling en
thuis 145
5.2 Van raamcontract naar standaard aanbod 147
Literatuurlijst 163
Bijlagen 167
Bijlage 1 Specialistische jeugdhulp in speciaal onderwijs:
schriftelijke vragenlijst 167
Bijlage 2 Antwoorden per vraag met Likertschaal schriftelijke
vragenlijst 191
Deel A: Hoofdlijn
1
2
Hoofdlijn, bevindingen en aanbevelingen
Inleiding
Sinds het schooljaar 2018-19 wordt door de gemeenten Diemen
en Amsterdam specialistische jeugdhulp direct in het speciaal
onderwijs georganiseerd (SJSO) op basis van een specifieke
inkoopprocedure die in 2017 is opgesteld. De samenhang tussen
onderwijsondersteuning en jeugdhulp is noodzakelijk om kinderen
en jongeren op het speciaal onderwijs een ononderbroken
schoolloopbaan te bieden.
Kinderen in het speciaal onderwijs hebben vaak extra
specialistische jeugdhulp nodig en kinderen die zijn aangewezen
op jeugdhulp en speciaal onderwijs zijn kwetsbaar voor
schooluitval. De gemeente Amsterdam noemt op grond van haar
registraties een aantal oplopend tot 60% op bepaalde scholen voor
speciaal onderwijs dat jeugdhulp ontvangt. Uit landelijke cijfers
komt zelfs een percentage van 74% naar voren (Berenschot, 2019).
Voorheen moesten ouders deze hulp apart voor hun kind
aanvragen en specialistische jeugdhulp was niet eenvoudig
beschikbaar op of via school.
Hoofddoel
De gemeenten Amsterdam en Diemen hebben met de integratie van
jeugdhulp in het speciaal onderwijs (of feitelijk: alle voorzieningen
waarvoor een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring nodig is,
inbegrepen het speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs) niet
3
alleen financiële schotten weggehaald tussen de verschillende
voorzieningen, maar besparen leerlingen en hun ouders een extra
gang langs verschillende loketten en instanties — de toegang tot
jeugdhulp - en bieden zo belangrijke (school)tijdwinst in het
voorzien van direct noodzakelijke hulp. De specialistische
jeugdhulp die in het raamcontract ‘SJSO’ is vervat behoeft
zodoende geen aparte indicatie of verwijzing van een arts of
wijkteam meer, maar is direct als gemeentelijke voorziening
beschikbaar op (of vanuit) school. Het bevorderen van een
ononderbroken schoolgang is zoals gezegd het doel.
Bevindingen en conclusies
Wij hebben op verzoek van de gemeenten Amsterdam en Diemen —
en in afsteming op de betrokken schoolbesturen en
samenwerkingsverbanden - de eerste ervaringen rond dit
integrale werken gedurende het schooljaar 2018-19 gevolgd en in
samenspraak met de praktijk geëvalueerd.
Onze formatieve evaluatie van het raamcontract SJSO maakt
duidelijk dat professionals uit het speciaal onderwijs en de
specialistische jeugdhulp opvallend positief zijn over het eerste
jaar specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs.
De samenwerking tussen jeugdhulp en speciaal onderwijs bestaat
al langer, maar overal is men duidelijk: dat dit nu vanuit een
inkoopmodel wordt ondersteund, een model dat directe inzet
zonder administratieve belasting, doorverwijzing,
indicatieprocedures en wachttijden mogelijk maakt, is een enorme
stap vooruit. Werken volgens het principe 1 kind-1 gezin-1 plan’
komt dichterbij en nadrukkelijk is gesteld dat tijdige hulp, direct
inzetbaar en zonder wachtlijsten en wachttijden, de grote
winstgebieden zijn.
h
Winst voor leerlingen en ouders
e De winst is in eerste plaats zichtbaar voor de leerling, die
direct geholpen wordt en niet langs verschillende
deskundigen of meerdere lokketten moet, vaak op andere
adressen of bij andere organisaties, en die niet hoeft te
wachten terwijl hulp direct nodig is.
e Maar ook voor hun ouders is de (toch) stigmatiserende en
belastende gang langs instanties met intakeprocedures en
wachttijden voorbij, met direct beschikbare specialistische
jeugdhulp op school.
e Ouders zijn positief en bovendien eerder bereid hulp te
ontvangen, de relatie met school bestaat al, de leergerichte en
pedagogische samenwerking tussen ouders en school is een
inherent gegeven en is van nature minder ‘vreemd’ of
indringend, dan een nieuwe relatie met een nieuwe
(hulp)instantie die als ver weg wordt beleefd.
Doorlopend continuüm school-thuis
e Specialistische steun en behandeling beweegt zich nu op een
doorlopend continuüm school-thuis, en daarmee langs het
natuurlijke dagelijkse bestaan van een leerling. Dit geeft een
meer ‘automatische’ werkrelatie, waarin samenwerking
tussen ouders en school gewoon is.
Ook voor de leerkrachten in het speciaal onderwijs
e Docenten zijn positief: de rust in de klas keert eerder terug, de
inzet van therapeutische expertise in de klas geeft ruimte aan
het vakinhoudelijk lesgeven en bij complexe problemen
hebben ze directe deskundigenconsulatie bij de hand.
Docenten hoeven zich daarbij niet alleen zorgen te maken
wanneer ze vermoeden dat er ernstige problemen spelen: er is
iemand aanwezig die doorpakt wanneer dat nodig is.
5
Ons onderzoek in een notendop
In totaal zijn er zo’n 180 fte jeugdhulpprofessionals ingezet op
zo’n 50 locaties voor speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Wij
hebben 6 schoollocaties bezocht, met ruim 30 betrokkenen
gesproken en hiernaast via een gestructureerde digitale vragenlijst
informatie verkregen van zo’n 50 professionals verbonden aan
SJSO. We hebben ook met andere belanghebbenden gesprekken
gevoerd en een aantal contractevaluatiebesprekingen bijgewoond
tussen de gemeente Amsterdam en jeugdhulpaanbieders. Ten
slotte hebben we speciaal in SJSO verband georganiseerde
kennisbijeeenkomsten bijgewoond, die door ruim 200 betrokken
professionals zijn bezocht. We hebben ons kortom ruim door
direct betrokkenen laten informeren, op een gestructureerde wijze
en steeds in afstemming op de leden van de Stuurgroep SJSO (zie
hierna). Ons onderzoek betreft een formatieve evalautie: we
verkennen in samenspraak met de praktijk hoe de eerste
ervaringen in het eerste schooljaar 2018-19 zijn.
In onze rapportage laten we alle professionals uitgebreid aan het
woord. Sinds de transitie van de jeugdzorg (2015) zijn er relatief
weinig positieve geluiden en ook de invoering van Passend
onderwijs (2014) heeft niet tot brede instemming geleid vanuit de
praktijk van het speciaal onderwijs. Dat professionals uit het
speciaal onderwijs en de jeugdhulp nu zo positief zijn verdient
bijzondere aandacht.
Hiernaast gaan we ook in op een aantal vragen en knelpunten dat
nog bestaat. Deze vragen betreffen echter niet zozeer (of specifiek)
de geïntegreerde specialistische jeugdhulp in het speciaal
onderwijs, ze raken de vragen die spelen in breder verband, zowel
in de jeugdhulp als het (speciaal) onderwijs. Deze vragen zijn niet
eenvoudig te beantwoorden. De praktijk is weerbarstig en de
problematiek waarmee men zich in dit dubbelgespecialiseerde
veld (speciaal onderwijs, specialistische jeugdhulp)
6
geconfronteerd ziet is vaak meervoudig en soms structureel van
aard. Des te meer reden voor ons om hieraan niet voorbij te gaan,
maar samen met professionals dieper in te gaan op hun dagelijkse
praktijk.
We geven hier een korte beantwoording van de onderzoeksvragen
zoals in 2018 geformuleerd door de Stuurgroep SJ SO:
1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische
jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als ggz
professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op
school door deze professionals, de school, cliënten en ouders
ervaren?
Het antwoord luidt zonder meer goed, nagenoeg iedereen — van
jeugdhulpprofessionals en leerkrachten tot ouders en
schooldirecties — reageert opvallend positief. Geen moeilijke
verwijsprocedures meer voor leerlingen. Directe inzet van hulp en
steun, direct op school of thuis, zonder ‘administratief gedoe’ of
wachttijden. De winst voor de leerlingen wordt als eerste
genoemd, de rust in de klas en op school neemt toe, zowel in het
primair- als voortgezet (speciaal) onderwijs.
Jeugdhulpprofessionals geven aan minder bureaucratisch belast te
zijn en meer tijd en aandacht voor kinderen en jeugdigen te
hebben. Leerkrachten komen beter toe aan lesgeven. Ouders zijn
eerder bereid steun en hulp te ontvangen, ook thuis. De relatie met
school bestaat gewoon, zij hoeven geen aparte (vaak toch als
stigmatiserend beleefde) gang naar een ‘andere’ instantie te
volgen en weer hun verhaal te doen. Alles loopt vloeiender in
elkaar over. Het contact staat meer in het teken van samenwerking
tussen ouders en school, ten dienste van het kind. Zelfs ouders met
eerdere negatieve ervaringen met hulpverlening, die soms ‘hulp-
moe’ zijn, zijn beter bereikbaar voor specialistische hulp en steun
vanuit school.
7
2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect
op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft
het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere
doorlooptijden voor de hulp op school?
Ook hierop wordt instemmend gereageerd. Op meerdere niveaus is
verbetering zichtbaar.
Leerkrachten geven aan dat de rust in de klas terugkeert en
merken het effect van professionele hulp in de dagelijkse
contacten en lesmomenten. Klasobservatie en tijdige
professionele interventie, of deskundige feedback bij de wijze van
hanteren van onrust door gedragsproblemen, voorkomen
escalaties of verwijdering uit de klas. Het aantal time-out
momenten of schorsingen neemt af. Tijdens een time-out
moment blijft er iemand bij de leerling in kwestie, steunend en
bereikbaar. Maar ook de aandacht voor leerlingen die minder in
het oog springen neemt weer toe, er is weer tijd voor iedereen in
de klas.
Bij specialistische behandeling op school bijvoorbeeld, kan het
effect van medicatie op het leren worden geobserveerd, of kunnen
ouders, jeugdhulpspecialisten en leerkrachten samenwerken aan
de vermindering van angstproblemen. Integrale samenwerking
met ouders bij leer - of schoolproblemen is nu vanzelfsprekend, er
is geen afstand meer in de vroegere driehoek school -
specialistische hulp -thuissituatie. Er is in plaats daarvan sprake
van één doorlopend behandelcontinuiüm school -thuis.
Op het niveau van de school is dit eveneens merkbaar, zo is het
meelopen tijdens pauzes en pleinobservatie van toegevoegde
veiligheidswaarde bij ernstige gedragsproblemen. Zowel in
preventieve zin als wat betreft vroeg-signalering en tijdige
interventie. Het aanspreken van leerlingen op bepaalde locaties
voor het voortgezet speciaal onderwijs loopt veel beter in
samenwerking met jeugdhulpprofessionals. De veiligheid op
school neemt toe, op een proactieve wijze, zonder hekken of
8
detectiepoorten. De verwachting is dat het aantal
schoolwisselingen of uitvallers af zal nemen.
Op gezinsniveau is hulp direct beschikbaar, de toegevoegde
waarde is enorm en wordt nadrukkelijk genoemd. Zoals hiervoor al
beschreven wordt hulp beter geaccepteerd vanuit de relatie met
school, men hoeft niet naar een andere instantie die als ver weg
wordt beleefd. Wachttijden en doorlooptijden worden binnen SJSO
verband nauwelijks genoemd. Alleen het primaire speciaal
onderwijs voor licht verstandelijke beperkte kinderen kent nog
krapte en daardoor wachttijden.
Tijdige inzet van hulp thuis via school zal de vraag naar zwaardere
vervolgzorg doen afnemen, zo is alom de verwachting in de
praktijk van SJSO.
3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd
in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste
zorgverleners zijn op de scholen?
In reactie op deze vraag wordt duidelijk dat ‘beleidstaal’
onvoldoende aansluit bij de praktijk van alledag. Zowel het
onderwijs als de jeugdhulp hebben bovendien ieder hun eigen
nieuwe begrippenkaders, die in beide domeinen ook sinds de
decentralisaties en wet Passend onderwijs sterk veranderd is en
lokale invulling moet krijgen, wat soms tot babylonische
spraakverwarring leidt.
Dit gezegd hebbende, zijn de verdere reacties weer overwegend
positief: de samenwerking tussen onderwijsprofessionals en
leerkrachten in het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs
enerzijds en jeugdhulpprofessionals anderzijds, loopt beter dan
1 Nieuwe termen zoals ‘onderwijszorgarrangementen’ of ‘ondersteuningsplanraden’ en
‘toelaatbaarheidsverklaringen’ corresponderen niet altijd met andere nog gangbare begrippen uit
aanpalende onderwijswetgeving en komt nu bovendien samen met nieuwe jeugdhulptermen, zoals
‘segment-profiel-intensiteit-combinaties’ die weer verschillen per gemeente, enzovoorts.
9
verwacht. Vooraf is dit enigszins geproblematiseerd, de
verwachting was dat dit niet zo eenvoudig zou lopen. Maar de
aansluiting tussen professionals direct rond het kind loopt
gewoon goed.
Natuurlijk zijn er aanloopproblemen en kinderziekten geweest,
maar deze werden in ons onderzoek nauwelijks als
onoverkomelijk of moeilijk geschetst. De start van SJSO kende
hectiek, snel nieuw personeel werven en inzetten, vragen rond
werktijden die niet analoog lopen en wat te doen bij
schoolvakanties et cetera. Maar in gesprek met de praktijk werd dit
niet geproblematiseerd, het hoorde bij de start.
Domeindiscussies of onoverkomelijke systeemverschillen bestaan
mogelijk op andere niveaus, maar tussen de professionals direct
rond het kind speelt dit niet in het bijzonder. Daarbij merken we
op dat een groot aantal scholen in SJSO verband al heel lang
samenwerkt met specialistische jeugdhulp en dat sommige
scholen zelfs voortkomen uit zorginstellingen of verbonden waren
aan ggz-aanbieders, waardoor het geïntegreerd samenwerken
tussen twee specialismen (vgl. de vroegere orthodidactiek en
orthopedagogiek) gewoon is. Maar ook de scholen waar dit nieuw
is, noemen naast organisatorische aanloopproblemen geen
noemenswaardige problemen.
4. Welk effect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van
verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor
ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen)?
Deze vraag is feitelijk al beantwoord: in de praktijk speekt men van
een ‘verademing’ omdat allerlei administratieve handelingen of
drempels niet langer bestaan. Het is nu heel eenvoudig: als je
iemand nodig hebt, dan is die er. Als er meer onderzoek of hulp
nodig is, dan regelt de specialistische jeugdhulpverlener dit vanuit
het zorgteam op school (in afstemming op de ouder-kind adviseur
of het wijkteam). Vaak in direct contact met de eigen organisatie of
10
zo nodig met andere specialismen, zonder dat kinderen of ouders
van alles moeten doen of ergens heen moeten. Leerkrachten
hoeven zich geen zorgen meer te maken, er is iemand die de
zorgen uit handen neemt of actief meedenkt. Binnen SJSO verband
kan men eenvoudig specialistische inzet op of vanuit school
organiseren, zonder verwijsprocedures, doorlooptijden,
beschikkingen en wachttijden. En mocht er al angst bestaan dat dit
leidt tot ‘over- diagnostiek’ of een enorme toename in
hulpverlening: er is in het eerste jaar van het project SJSO geen
toename in specialistische inzet zichtbaar ten opzichte van het
verleden, er is zelfs enige afname zichtbaar in de duur van
specialistische hulp. Er zijn rond 1800 tot 1900 leerlingen in SJSO
verband geholpen. De besparing aan systeemkosten die normaliter
gepaard gaan met zo’n 1800 ‘verwijs -intakeprocedures en
beschikkingen’ zouden in beeld kunnen worden gebracht, om na
te gaan welke vermindering aan systeemkosten wordt bereikt door
SJSO.
Maar de belangrijkste winst in de afname van bureaucratie ligt in
tijdswinst voor de leerlingen en de mensen die hen helpen.
5. Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel
vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en
gemeenten ervaren?
We kunnen hier een aantal opmerkingen maken, maar weer niet
veel,
De eerste is dat jeugdhulpprofessionals bij aanvang het idee
hadden dat er te veel nadruk is gelegd op de opdracht tot
vermindering van vraag naar zware vervolgzorg, het project SJSO
zou een te sterk kostengerichte insteek kennen. Iedere
professional begrijpt de insteek dat voorkomen beter is dan
genezen, dat geen leerling gebaat is bij zware vervolgzorg, maar
men vreesde aanvankelijk dat het belang van afnemende kosten
zou prevaleren. Na de eerste jaren transitie van de jeugdhulp is dit
u
geen vreemde gedachte, de ervaringen op het vlak van
mogelijkheden en middelen sinds 1 januari 2015 zijn voor veel
jeugdhulpprofessionals niet positief geweest. Maar dit is
gaandeweg verdwenen, eigenlijk al na de eerste startmaanden.
De bestuurders van de samenwerkingsverbanden Amsterdam -
Diemen, verenigd in een ‘Stuurgroep SJSO’ hebben in
samenwerking met de gemeente met regelmaat
kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd, die goed zijn bezocht.
Tijdens deze bijeenkomsten kreeg het project SJSO steeds verder
vorm, als werk in uitvoering. In direct contact met professionals
uit de praktijk worden de bestuurders en gemeenteambtenaren
geïnformeerd en is gezamenlijk bijschaven en bijsturen mogelijk.
De workshops worden verzorgd vanuit zowel praktijk als beleid,
iedereen neemt samen deel en er is nauwelijks enige afstand
tussen beleid en praktijk. Veelzeggend is de opmerking van een
professional tijdens een van de kennisdelingsbijeenkomsten: ‘Nu
moeten we uitkijken dat het geen heilige graal wordt, die geen
tegengeluid meer verdraagt.’
De tweede opmerking is een kanttekening: de bureaucratische
rompslomp buiten SJSO verband is nog altijd remmend op een
goede praktijkvoering. Dit gaat juist meer opvallen, naarmate een
project als SJSO laat zien dat dit ook anders kan. De samenwerking
met andere professionals (zoals professionals uit wijkteams van
andere regiogemeenten) is doorgaans weer ‘gewoon goed’ maar
de vraagstukken rond registratie en verrekening tussen
gemeenten vragen bovenmatige aandacht, tijd en energie. Het
moet worden gezegd: iedereen werkt hard en wil ‘het oplossen’
maar vanuit de positie van een observator zie je aan tafel hoezeer
administratieve complexiteit noodzakelijk onderwerp van gesprek
is, maar onevenredig aandacht wegtrekt van inhoudelijke
vraagstukken rond welzijn en veiligheid van kwetsbare leerlingen
en hun gezinnen, ook vanuit een beleidsperspectief.
Verder verdient te worden opgemerkt dat dit project - dat eigenlijk
een enorme innovatie in zich draagt van de toegang naar
12
specialistische hulp - goed is gemanaged vanuit de stuurgroep in
directe samenwerking met de praktijk. De samenwerking tussen
speciaal onderwijs en specialistische jeugdhulp is goed tot stand
gekomen, stapsgewijze uitbreiding van deze gezamenlijke
opdracht naar het regulier onderwijs ligt voor de hand.
6. Waaruit bestaat het feitelijke werk van een
jeugdhulpprofessional op school?
Enerzijds is er niets verandert, als je het een
jeugdhulpprofessional vraagt. Gevoed vanuit de eigen
jeugdhulporganisatie nemen ze hun specialisme als
vanzelfsprekend mee. Intervisie, kennisontwikkeling en
professionaliteit ten dienste van kind en gezin staan nog altijd
centraal, maar nu ook in relatie tot het specialisme van het
speciaal onderwijs. Er wordt over het algemeen goed afgestemd en
juist in die scholen waar men elkaars specialisme ruimte geeft en
erkent is het feitelijk werk van de jeugdhulpprofessional niet
anders dan in de eigen organisatie.
Wel is het werken meer specifiek leerlinggericht: de
ononderbroken schoolgang is het samenbindende doel tussen
leerling, ouders, school en hulpverlening. Dit wil niet zeggen dat
de jeugdhulpverlener op de stoel van een leerkracht gaat zitten,
het betekent in de praktijk dat de jeugdhulpprofessional de ruimte
creëert voor de leerkracht om kwetsbare leerlingen vakinhoudelijk
(weer) te bereiken. Dit kan lopen van omgangsadviezen bij
kindeigen problematiek tot het organiseren van de juiste
feedback-loop bij ernstige gedragsproblemen in een
schoolcultuur. Het feitelijke werk van de jeugdhulpprofessional
staat ten dienste van de leerling en diens schoolgang, en daarmee
ook ten dienste van de leerkrachten en school. Welzijn van
kinderen is vanzelfsprekend altijd het onderliggende doel. De
vakinhoudelijke identiteit wijzigt niet.
13
7. ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee
van de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in
staat gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te
zetten zonder de hulp van een aangewezen functionaris die
mag verwijzen of beschikken?)
In de praktijk speelt de ‘opdrachtverdeling’ niet zo zwart-wit als
je deze kunt lezen. Het ‘wie bepaalt’ is minder aan de orde, er is
sprake van een gezamenlijke gerichtheid op de leerling, zoals
hiervoor al beschreven. Dit voert de boventoon in de
samenwerking rond het kind.
Wel spelen er organisatorische aspecten vragen rond ‘wie bepaalt’
zoals bij de inzet van fte, uren en wisselingen tussen personeel.
Het ‘wie bepaalt’ blijkt minder een vraagstuk op tafel van het
zorgteam en meer een vraagstuk op tafel van het management.
De vraag rond ‘verwijzen en beschikken’ speelt minder in SJSO
verband, soms spelen er wel vragen in relatie tot andere
verwijzers. Zo loopt de samenwerking met de ouder-kind
adviseurs (OKT) niet op alle schoollocaties even soepel, maar over
het algemeen wel goed.
De samenwerking met de Gecertificeerde instellingen voor
jeugdbescherming (GI) en Veilig Thuis is wel enigszins
geproblematiseerd. Wachttijden en wachtlijsten worden genoemd,
naast uiteenlopende inschattingen over door wie monitoring moet
worden uitgevoerd. In dit verband wijzen we op de rapportage van
de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (2019) die
duidelijk maakt dat dit geen specifiek Amsterdams probleem is,
deze problemen spelen landelijk sinds de decentralisatie.
Vanuit de gesprekken op locaties, onder meer van de
zorgcommissie op de Alphons Laudyschool bijvoorbeeld, kwam
ook een positief geluid in dit verband: ja, er spelen nu vragen,
maar juist de aansluiting en samenwerking tussen GI, Veilig Thuis
en leden van de zorgcommissies in SJSO verband, geeft nieuwe
mogelijkheden voor samenwerken en samen overwegen wie
14
contact legt en hoe de monitoringsfunctie wordt ingezet, in de
toekomst.
8. Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn eigen
professionaliteit?
Deze vraag is al impliciet al beantwoord onder 6: ja. In dit verband
merken we nog op dat ook de leerkrachten voor de klas, met name
op scholen waar het de laatste jaren zwaar werken was in verband
met een onverwacht groeiende instroom, zich gesteund voelen
door de specialistische hulp die nu structureel aanwezig is. De
professionaliteit van de hulpverlener is niet alleen voor leerlingen
en gezinnen van toegevoegde waarde op school, ook voor
docenten is de inzet vanuit deze professie van toegevoegde
waarde.
9. Hoeis de samenwerking in het zorgteam: specialistische
jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het
zorgteam, de functionele aansturing ligt hierdoor bij het
onderwijs, hoe zijn de ervaringen vanuit de verschillende
perspectieven, werkt dat?
Ook deze vraag is al beantwoord in de behandeling van voorgaande
vragen. De inhoudelijke aansturing speelt minder, rond het kind
wordt gewoon kindgericht goed samengewerkt. De
organisatorische aansluiting speelt soms op, knelpunten worden
over het algemeen goed opgelost. Juist waar men elkaar benadert
vanuit een wederzijdse erkenning van elkaars specialisme, loop de
samenwerking goed en zonder noemenswaardige problemen. Het
lijkt zo te zijn dat daar waar de vragen ‘wie bepaalt’ en ‘wie heeft
de functionele aansturing’ sterk opspelen (voor zover wij hebben
kunnen vaststellen gebeurt dit slechts op een kleine minderheid
van de locaties) de samenwerking als gevolg hiervan moelijker
wordt en niet andersom. Wij hebben op basis van de informatie die
15
wij hebben ontvangen geen bijzondere opmerkingen in dit
verband, op een enkele locatie na.
10. Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten?
Dit is een afwijking op de verdere regelmaat van positieve
antwoorden.
Hier is nog sprake van een zoektocht op het niveau van soepele of
eenduidige registratie-facturatie-betaling. De administratieve
aansluiting met regiogemeenten verloopt complex, is tijdrovend
en vergt nog de nodige aandacht. Dat dit een aanzienlijk probleem
is, blijkt uit het feit dat de voorfinanciering en verrekening
honderden leerlingen uit regiogemeenten betreft. Dit betekent
veel werk en overleg, zowel op het niveau van aanbieders als
gemeenten.
Inhoudelijk loopt de samenwerking vanuit SJSO verband tussen
jeugdhulpprofessionals goed, ook met de plaatselijke huisartsen of
wijkteams et cetera.
Met de samenwerkingsverbanden uit regiogemeenten bestaan
uiteenlopende ervaringen: met name de
samenwerkingsverbanden die veel kleinere regiogemeenten
vertegenwoordigen worden als voorbeeld genoemd van
‘moeilijker bereikbaar’ op voorstellen van expertiseoverdracht of
hulp bij het opzetten van bijvoorbeeld lokale klassen voor
leerlingen met een profiel volgens een autismespectrumstoornis
(met name in po) of specifieke integrale onderwijsprogramma’s
voor leerlingen met externaliserende gedragsproblematiek (met
name vo). Gevolg is dat Amsterdamse scholen voor speciaal
onderwijs te laat worden ingeschakeld vanuit regiogemeenten en
er al veel faalervaringen zijn opgedaan door de betreffende
leerlingen, die dan alsnog op een Amsterdamse speciale school
worden geplaatst. Deze scholen, die in feite een belangrijke
regiofunctie vervullen, hebben te maken met hardnekkige
problemen door complexe bureaucratie en verantwoording aan de
16
gemeente Amsterdam, die voorfinanciert, maar zelf kampt met
betalingsachterstanden vanuit regiogemeenten, die pas overgaan
tot betalen bij de juiste gegevens, die niet altijd aansluiten tussen
gemeenten, wat weer tot een neergaande spiraal leidt, de energie
gaat in de verkeerde dingen zitten.
Op verzoek van de Stuurgroep SJSO, zijn er gaandeweg extra
vragen toegevoegd:
11. Waaruit bestaat de hulp thuis die wordt ingezet in het kader
van SJSO en welk deel betreft dit van het geheel?
12. Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van
specialistische jeugdhulp, i.c. zowel vanuit het raamcontract
SJSO als onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen
hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van
de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan
achter segmenten B en C volgens de SPIC
bekostigingssystematiek?
13. Iser een verdringingseffect tussen de mate van inzet van
leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en
specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO).
De beantwoording van de vragen 11 en 12 ís uiteenlopend.
Er vindt geen specifieke registratie plaats van specialistische
preventie gericht op thuis, wel van individueel gerichte
specialistische hulp, maar niet specifiek of deze thuis wordt
ingezet (en welk type hulp dan wordt ingezet). In gesprek met de
praktijk blijkt het niet mogelijk een gemene deler te vinden (over
zestien aanbieders) op het vlak van welk percentage of welke
typen hulp thuis wordt/en geboden.
Enerzijds is het ontbreken van registratie van specialistische
preventie ontlastend voor de praktijk, anderzijds verdwijnt een
17
belangrijk deel van het aanbod zo uit beeld: praktijkprofessionals
benadrukken juist de toegevoegde waarde van eenvoudig
inzetbare specialistische preventie op school.
Wel hebben we in gesprek verkend welk deel van alle SJSO, hulp
‘thuis’ betreft, ten opzichte van ‘hulp op school’: dit onderscheid
blijkt niet functioneel. Juist het denken op een continuüm dat
doorloopt langs het dagelijkse leven van een kind (dat als leerling
op school en kind thuis het grootste deel van het dagelijkse
bestaan doormaakt) is de winst die SJSO in beeld brengt. In de
rapportage besteden we hier ruim aandacht aan.
Wat betreft oorzaken en redenen bij dubbele (of ‘trippele’ of
meervoudige) inzet: achter SJSO gaan niet alleen alle doelgroepen
van de jeugdhulp schuil, waarvan men op voorhand wist dat
meervoudige inzet al bij 30% van deze leerlingen bestond (zoals
bij pleegplaatsingen, 24 -uurs verblijf en hoogspecialistische
hulp), maar ook hun gezinnen, waar eveneens een meervoudige
hulpvraag kan spelen. Soms speelt multipele problematiek,
bijvoorbeeld bij ouders die zelf gebukt gaan onder een
verstandelijke beperking of psychische stoornis, of beide. Maar
ook ernstige gezinsproblematiek speelt door in het leven van een
leerling, bijvoorbeeld bij ‘vechtscheidingen’ of ernstige financiële
problemen thuis. Ten slotte spelen lopende interventies op basis
rechterlijke maatregelen soms een rol, zowel in civielrechtelijk
(kind beschermend)- als strafrechtelijk (op risico interveniërend)
verband. Dit soort maatregelen kunnen bovendien zowel ouders
als kind betreffen, en soms allebei. Multipele problematiek vraagt
soms om multipele expertise. Met SJSO komt de mogelijkheid in
beeld dit vanuit het contact op school bij elkaar te brengen (“1
kind-1 gezin-1 plan’). Ten slotte wordt in dit verband opgemerkt
dat een aanzienlijk deel van de specialistische jeugdhulp onder een
SPIC ook verklaard werd vanuit een vraag naar naschoolse opvang
vanuit een specialistische aanpak, vanwege kinderen die vanuit
hun problematiek niet terechtkunnen in de reguliere opvang.
18
Met betrekking tot vraag 13 hebben we geen verdringingseffect
gevonden, er is geen wijziging opgetreden in de aantallen ‘inzet
onderwijsondersteunend personeel’ (OOP) sinds de start van SJSO.
Aanbevelingen
We noemen in onze rapportage in hoofdstuk 4 een vijftal
overallconclusies - die overeenkomen met de beantwoording van
de vragen zoals hiervoor - en in hoofdstuk 5 een aantal
aanbevelingen. Overall luidt de belangrijkste aanbeveling:
We bevelen de gemeenten Amsterdam en Diemen aan dit project
integraal op te nemen als standaardaanbod specalistische
jeugdhulp.
De aanbevelingen die uit onze evaluatie op het gemeentelijke
inkoopniveau naar voren komen zijn kort opgesomd:
-_ Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal
verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam kunnen doen
teruglopen;
-_ Bereken bij benadering hoeveel systeemkosten (i.c.
gemeentekosten) bespaard blijven die schuilgaan achter
jaarlijks zo’n achttien- tot negentienhonderd
indicatiestellingen, extra onderzoeken en verwijsprocedures,
met verschillende instanties.
-__De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap
gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger
qua opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten
gunste van het kind en het primair proces rond het kind. De
stuurgroep kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan
raken in de standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente
Amsterdam, in plaats van een apart raamcontract ernaast.
-__In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen
gemeentes, zoals de onderlinge verwijs- en
verrekeningskosten: het verdient aanbeveling om samen met
19
regiogemeenten na te gaan of de gemeente Amsterdam direct
in staat kan worden gesteld om de inkoop vorm te geven op de
schaal waarmee ze (ook) regionale en bovenregionale
kinderen en jeugdigen — leerlingen — bedient (in plaats van
een tijdrovende, bewerkelijke en daardoor dure systematiek
van voorfinanciering en verrekening achteraf van de
leerlingen uit regiogemeenten op Amsterdamse scholen voor
speciaal onderwijs —po en vo).
-__ Breng de specialistische preventie wel in beeld door enige
registratie. Voorkom een lastige bureaucratie, maar voorkom
eveneens met enige registratie dat dit uit beeld verdwijnt, de
praktijk is sterk geholpen met specialistische preventie.
-__ Geef scholing over de mogelijkheden tot verantwoorde
gegevensdeling op basis van het Verdrag inzake de rechten
van het kind. De AVG en wet BIG maken gegevensdeling niet
helemaal onmogelijk, er is ruimte, mits goed overwogen.
-__ Verken in samenspraak met de Gecertificeerde Instellingen
(GI) voor jeugdbescherming de mogelijkheden om
gezamenlijk actief vorm te geven aan monitoren,
contacthouden en wegen en beoordelen.
-__ Heroverweeg de inschatting van de behoefte aan
specialistische hulp en steun voor onderwijs aan licht
verstandelijk beperkte leerlingen (LVB), meer ruimte is nodig.
-_ Verken de mogelijkheid voor een meer data-gedreven keuze
bij de verdeling van specialistische jeugdhulp fte over de
verschillende schoollocaties en schooltypen. Databestanden
zoals aanwezig bij CBS, DUO, Justitie en gemeenten geven
mogelijkheid kwetsbare gezinnen in beeld te brengen en op
basis hiervan leerlingen te identificeren die gebukt gaan onder
een latente behoefte aan hulp en steun bij een ononderbroken
schoolgang. Rapportage op een geaggregeerde en
geanonimiseerde wijze die niemand in het bijzonder aanwijst,
zou voor alle bestuurders een relatief objectief onderbouwde
leidraad kunnen zijn bij het samen bepalen tot preventieve
20
inzet van specialistische hulp en steun per schooltype of
locatie.
Op het niveau van de scholen en jeugdhulpaanbieders laten we de
professionals zelf aan het woord, in paragraaf 5.2.2. Daaruit blijkt
dat zij graag verder willen op deze wijze en doen ideeën voor de
naaste toekomst aan de hand.
We halen een belangrijke opmerking uit de praktijk hier naar
voren:
-___We merken op dat men in de gezondheidszorg (incl.
jeugdhulp) het zogenoemde stepped care principe (de opbouw
van interventies van licht naar zwaarder langs een graduele
lijn) heeft verlaten voor het matched care principe (direct
inzetten wat nodig is op basis van functionele diagnostiek).
Passend onderwijs kent een opbouw volgens een stepped care
principe, in complexe gevallen sluit dit principe niet goed aan
bij wat soms direct nodig is, zo geven professionals in SJSO
verband aan.
Op het doelniveau (ouders en kwetsbare leerlingen) geeft
vertegenwoordiging van ouders een vijftal aanbevelingen, in
paragraaf 5.2.3. Voortzetting van integraal werken is de
belangrijkste overallconclusie.
Leeswijzer
In principe volstaat de hoofdlijn (deel A) als belangrijkste
informatie die uit onze evaluatie voortkomt.
In de rapportage die als onderbouwing bij de hoofdlijn volgt (deel
B), wordt in de eerste drie hoofdstukken uitgebreid stilgestaan bij
de aanloop en achtergrond van het project SJSO in Amsterdam en
Diemen. We hebben hiervoor gekozen omdat ons onderzoek
kwalitatief en verkennend is. Meer onderbouwing — zoals in
hoofdstuk 3 aan de hand van de stand van wetenschappelijke
21
literatuur - geeft een meer solide basis aan onze bevindingen. Dit
is juist met het oog op het succes van SJSO van belang: dit project
verdient ruime en goed onderbouwde aandacht.
Het laatste woord is aan (vertegenwoordiging van) de ouders van
leerlingen. Paragraaf 5.2.3. geeft feitelijk de meest
belangwekkende samenvatting van het project SJSO en haar
opbrengst.
Uitvoering
Deze evaluatie is uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut.
Kohnstamm Instituut is een 100% dochter van de Universiteit van
Amsterdam. Professor dr. Geert-Jan Stams en dr. Claudia van der
Put (pedagogische wetenschappen en onderwijskunde) zijn als
projectadviseur betrokken geweest bij de opzet van onze evaluatie.
Wij zijn al onze gesprekspartners uit de praktijk van SJSO zeer
dankbaar: de informatie die volgt is opgetekend uit de mond van
onderwijs- en jeugdhulpprofessionals.
Onze evaluatie is tot stand gekomen op verzoek van- en in nauwe
samenspraak met de leden van de Stuurgroep SJSO:
e Samenwerkingsverband VO Amsterdam -Diemen: Ariëlle de
Ruijter, directeur -bestuurder
e Samenwerkingsverband PO Amsterdam-Diemen: Liesbet
Tijhaar, directeur-bestuurder
e Stichting Kolom: Sylvia Spierenburg, bestuurder
e Stichting Orion: Annette van der Poel, bestuurder
e _Altra Onderwijs: Martijn Zaal, directeur Onderwijs
e De Bascule PI- Scholen: René Hendriks, algemeen directeur
e _Gemeene Amsterdam: Carole Smal — adviseur afdeling Jeugd,
Janneke Willemsen — adviseur afdeling Onderwijs
22
Deel B: Onderbouwing
23
24
1 Naar een integrale aanpak
11 Specialistische jeugdhulp in het speciaal
onderwijs (en praktijkonderwijs)
Het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam is
op 18 juli 2017 akkoord gegaan met het aanbesteden van
specialistische jeugdhulp voor het speciaal onderwijs. Sinds het
schooljaar 2018-19 wordt door de gemeenten Diemen en Amsterdam
specialistische jeugdhulp ín het speciaal onderwijs (SJSO) georganiseerd.
De samenhang tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp is
noodzakelijk om kinderen en jongeren op het speciaal onderwijs
een ononderbroken schoolloopbaan te bieden. De aanbesteding is
het resultaat van afspraken tussen schoolbesturen, de
samenwerkingsverbanden Passend onderwijs en de gemeenten
Amsterdam en Diemen. Omwille van de leesbaarheid spreken we in
deze publicatie verder meestentijds over de gemeente Amsterdam.
De aanbesteding is in twee vormen van jeugdhulp uitgezet:
— Hulp die verbonden is aan school en daar beschikbaar is ter
ondersteuning van leerling en gezin, ook in de thuissituatie.
Dit is de individueel ambulant integrale specialistische hulp
die voorheen bij beschikking of indicatie (met
intakeprocedures, verwijzingen door specifieke
indicatieorganen et cetera) werd geboden;
— Hulp verbonden aan een specifieke klas of voorziening binnen
het onderwijs. Dit is de vorm waarbij onderwijs en jeugdhulp
25
‘geïntegreerd en groepsgewijs’ met enige frequentie wordt
aangeboden (specialistisch preventief of kortdurend).
De aanbesteding is in 2017 uitgevoerd via Negometrix (Tendernet)
en de aanbieders zijn gestart vanaf schooljaar 2018-2019. Dit
betekent dat vanaf augustus 2018 specialistische jeugdhulp als
gemeentelijke voorziening vrij toegankelijk is voor leerlingen op
het Amsterdamse speciaal onderwijs, praktijk onderwijs en de
tussenvoorzieningen. Het tijdig bereiken en ondersteunen van het
bredere spectrum van kwetsbare kinderen en jongeren tijdens hun
(schoolse) ontwikkeling is het doel?
1.2 Kwetsbare schoolgang en specialistische
jeugdhulp
Kinderen in het speciaal onderwijs hebben vaak extra
specialistische jeugdhulp nodig en kinderen die zijn aangewezen
op jeugdhulp en speciaal onderwijs zijn kwetsbaar voor
schooluitval. De gemeente Amsterdam noemt op grond van haar
registraties een aantal oplopend tot 60% op bepaalde scholen voor
speciaal onderwijs dat jeugdhulp ontvangt. 3
Voorheen moesten ouders deze hulp apart voor hun kind
aanvragen en specialistische jeugdhulp was niet eenvoudig
beschikbaar op of via school. Voor 2015 was er immers een indicatie
nodig van Bureau Jeugdzorg (BJZ), een instantie die los stond van
school. De geestelijke gezondheidszorg viel bovendien onder de
zorgverzekeringswet, waardoor er ook nog verwijzing van een
arts nodig was. Hulp vanuit de Algemeen wet bijzondere
ziektekosten (AWBZ) behoefde weer een andere indicatie en deze
liep langs een andere instantie: het Centrum indicatieststelling
2 Internationaal wordt aan deze kinderen en jongeren gerefereerd onder de noemer special needs.
3 De Eindrapportage inzicht in zorg onder onderwijstijd (Berenschot, 2019) noemt een landelijk percentage
van 74%.
26
zorg (CIZ). Drie verschillende instanties, met ieder hun eigen
financieringsstromen en indicatievoorwaarden, die allen niet aan
school verbonden waren, waren een gegeven waar ouders niet
omheen konden, los van de werkelijkheid op school.
De gemeente Amsterdam heeft dit vanaf het schooljaar 2018/2019
anders ingericht: op elke school voor speciaal onderwijs,
praktijkonderwijs, zorglocaties en bovenschoolse voorzieningen
komen vaste jeugdhulpverleners, die de kinderen bijstaan op
school.
Het gaat om specialistische jeugdhulp waar meerdere kinderen en
jeugdigen op een bepaalde school baat bij hebben, bijvoorbeeld
voor ondersteuning bij gedragsproblemen, autisme, ADHD, angst
of depressie. Maar ook licht verstandelijke beperkte kinderen of
kinderen die gebukt gaan onder ernstige thuisproblematiek: voor
hun ouders betekent dit dat zij de hulp niet meer zelf hoeven aan te
vragen. De school geeft samen met de ouders aan welke hulp in
aanvulling op het onderwijspakket nodig is. De wethouder Jeugd &
Onderwijs verwoordt het als volgt:
“De decentralisatie van de jeugdhulp geeft gemeenten de kans de
jeugdhulp voor kwetsbare kinderen beter te organiseren. Deze kans
pakt Amsterdam met beide handen aan. Dat er nu specialistische
jeugdhulp beschikbaar komt in het speciaal onderwijs, is echt een
hele grote stap voorwaarts. Het helpt de leerlingen bij hun
persoonlijke ontwikkeling en schoolcarrière en ondersteunt ouders
bij het zorgen voor hun kind" (Simone Kukenheim, 2017).
Het gaat in 2017-18 om jaarlijks zo’n vijf - tot zesduizend leerlingen
op jaarbasis, op 50 scholen/schoollocaties in het Amsterdamse
speciaal basis- en voortgezet onderwijs, inclusief
praktijkonderwijs en tussenschoolse voorzieningen.
27
1.3 Naar een nieuwe werkelijkheid zonder
systeemschotten
De doelgroepen van dit raamcontract Specialistische Jeugdhulp in
het Speciaal Onderwijs, afgekort als SJSO, vallen samen met de
voorzieningen die nu met een zogenoemde
‘toelaatbaarheidsverklaring’ onder de wet Passend onderwijs
vallen (zie verderop). Ook voor de tussenvoorzieningen in
Amsterdam (aantal = 5, met ongeveer 700 leerlingen) is een
toelaatbaarheidsverklaring vereist.
Het speciaal onderwijs voor lichamelijk gehandicapte kinderen,
dat voorheen in zogeheten bekostigingsclusters 1 en 2 was
geordend, in casu slechtziende en blinde kinderen of
slechthorende en dove kinderen, blijft in het raamcontract SJSO
buiten beschouwing. Op eigen voorstel van deze speciale scholen
in Amsterdam en Diemen zijn zij ‘volgend’ maar niet
‘deelnemend’ gelet op (a) de zeer beperkte aantallen en (b) de
financiële dekking vanuit de zorgverzekeringswet.
De problematiek van de leerlingen die specialistische jeugdhulp
nodig hebben valt in ruime mate overeen met de voormalige
bekostigingsclusters 3 en 4: leerlingen met een licht verstandelijke
beperking, leerlingen met gedragsstoornissen en psychische-
problemen (ggz). Deze doelgroepen vallen onder bereik van het
project Specialistische Jeugdhulp in het Speciaal Onderwijs (SJSO).
Op 24 mei 2018 is het raamcontract SJSO ondertekend door
aanbieders van jeugdhulp, het speciaal onderwijs en de gemeente.
Deze samenwerking leidt er toe dat er vanaf schooljaar 2018-2019:
— Vaste specialistische jeugdhulpverleners binnen de school
zijn, dichtbij en gemakkelijk te bereiken;
— De specialistische jeugdhulp direct beschikbaar is, er is geen
verwijzing (of beschikking) meer nodig;
28
— De jeugdhulp ondersteunend is aan de doelen die op school
zijn vastgesteld;
— Jeugdhulpverleners aansluiten bij het zorgteam van de school.
In de volgende paragraaf lichten we kort toe hoe dit verband
houdt met de decentralisaties naar gemeenten, waaronder de
transitie van de jeugdhulp sinds 1 januari 2015.
1.3.1 Decentralisatie en transitie jeugdhulp
Met de transitie van de jeugdzorg per 1 januari 2015 was in het
algemeen voorzien dat voor deze al deze vormen van jeugdhulp, die
voorheen centraal vanuit het Rijk (VWS, Justitie), of regionaal
vanuit Provincies, of op basis van ziektekostenverzekeringen (incl.
pgb) werden gefinancierd, in iedere Nederlandse gemeente
voortaan alleen een beschikking van de gemeente nodig is, op
verwijzing van een arts of wijkteam.
De gemeente Amsterdam is met deze vereenvoudiging in het
raamcontract SJSO nog een stap verder gegaan. Met de integratie
van jeugdhulp ín speciaal onderwijs (of feitelijk: alle voorzieningen
waar een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring nodig is, zie
1.3.2), haalt ze niet alleen financiële schotten weg tussen de
verschillende voorzieningen, maar bespaart de leerlingen en hun
ouders op het speciaal onderwijs een aparte gang langs de
verschillende loketten en instanties — de toegang tot jeugdhulp - en
biedt zo belangrijke tijdwinst in het voorzien van direct
noodzakelijke hulp.
Er hoeft in actuele Amsterdamse termen geen ‘SPIC’ te worden
aangevraagd, dat is de betalingstitel of bekostigingseenheid voor
specialistische jeugdhulp onder beschikking, die sinds de transitie
in Amsterdam gebruikt wordt: een segment profiel intensiteit
combinatie, welke in drie segmenten (A, B en C) wordt
aangeboden. Ais de basisvoorziening, en B en C vormen
(hoog)specialistische jeugdhulp onder beschikking.
29
In de nieuwe beleidscontext sinds 2015, speelt naast de transitie
jeugdhulp ook de invoering van Passend onderwijs (2014) een rol,
met de zogenoemde toelaatbaarheidsverklaringen voor het
speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. We lichten dit toe in de
volgende paragraaf.
1.3.2 Passend onderwijs
Met de invoering van Passend onderwijs zijn scholen in het basis -
en voortgezet onderwijs verplicht iedere leerling onderwijs te
bieden, tenzij dit door bijzondere omstandigheden of problemen
wordt belemmerd. Dan is het nodig na te gaan of er met speciale
steun - een zogenoemd ‘leerlinggebonden
ontwikkelingsperspectiefplan’ - toch een perspectief kan worden
geboden, of dat er een toelaatbaarheidsverklaring moet worden
afgegeven voor plaatsing in het speciaal onderwijs of
praktijkonderwijs.
Passend onderwijs gaat zodoende eerst uit van (a) binnenschoolse
ondersteuning in het reguliere onderwijs, zoals
basisondersteuning, preventieve en licht curatieve interventies in
de school, opgenomen in het school -ondersteuningsprofiel van
elke school, betaald uit de lump sum financiering door OCW.
Als dat niet lukt gaat Passend onderwijs uit van (b)
overstaparrangementen, onderwijszorgarrangementen,
toelaatbaarheidsverklaringen, en maatwerktrajecten passend
onderwijs ter voorkoming van thuiszitters, zoals
tussenvoorzieningen of bovenschoolse arrangementen voor
thuisnabij passend onderwijs.*
4 Hiernaast zijn nog innovatieve projecten mogelijk, zoals de inzet van een passend onderwijs begeleider bij
de overgang van po naar vo, voor een ‘zachte landing’ van leerlingen die bijvoorbeeld van so naar vo of van
sbo naar vmbo gaan.
30
Bovenschoolse inzet kan op basis van een aanvraag
‘ontwikkelingsperspectiefplan- profiel’ (OPP) worden betaald
door een zogenoemd ‘samenwerkingsverband.’ De uitvoering van
Passend onderwijs verplicht alle scholen in Nederland zulke
samenwerkingsverbanden aan te gaan, die hierin voorzien. Deze
samenwerkingsverbanden kunnen
‘toelaatbaarheidsverklaringen’ afgeven voor speciaal onderwijs.
De samenwerkingsverbanden hebben aldus de vroegere (landelijk
geregelde) indicatie-organen voor speciaal onderwijs vervangen.
De toelaatbaarheidsverklaringen voor het speciaal onderwijs en
praktijkonderwijs zijn opgedeeld in drie intensiteitstypen: hoog,
midden of laag. Hierbij loopt de bijbehorende bekostiging ook van
hoger tot lager. 5
Ieder samenwerkingsverband kent een bestuur, dat beslist en dat
de jaarlijks de begroting, de jaarrekening en iedere vier jaar een
ondersteuningsplan vaststelt. Daarbij is er een
managementstatuut dat de taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden regelt met de schooldirecteuren en de
‘Ondersteuningsplanraad’, waarin ouders en medezeggenschap
functioneren.
Net als in de Jeugdwet (2015) is het woonplaatsbeginsel (BSN -
nummer en laatst bekende postcode) leidend bij bovenregionale
samenwerking of samenwerking met scholen verbonden aan
residentiële instellingen: de laatst middellijk verwijzende school
(per woonplaats) is in principe verantwoordelijk voor aanvraag en
bekostiging van inzet in het kader van Passend onderwijs.
5 De twee samenwerkingsverbanden in Amsterdam en Diemen (primair-en voortgezet onderwijs} zijn
opgenomen in de zogeheten ‘Stuurgroep SJSO' die de invoering van het raamcontract, de monitoring van
de gegevens (Monitor SJSO} en de evaluatie ervan begeleidt.
31
We voegen in de volgende paragraaf volledigheidshalve de
informatie toe, die het ministerie van OCW geeft over speciaal
onderwijs In Nederland.
1.3.3 Speciaal onderwijs (bron: OCW)
Vanuit het ministerie van Onderwijs & Wetenschappen wordt het
speciaal onderwijs als volgt omschreven:
“Het speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische of
intensieve begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat zij een
handicap, chronische ziekte of stoornis hebben. Er is speciaal
basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs.”
Speciaal basisonderwijs (sbo)
Soms kan een gewone basisschool een kind niet helpen bij
leerproblemen. Het kind gaat dan door naar het speciaal onderwijs.
Speciale basisscholen zijn bedoeld voor onder andere:
— Moeilijk lerende kinderen;
— Kinderen met opvoedingsmoeilijkheden;
— Kinderen met gedragsproblemen.
Kenmerken speciale basisscholen (sbo)
Scholen in het speciaal basis onderwijs (sbo) hebben dezelfde
kerndoelen als gewone basisscholen. Maar de leerlingen in het sbo
krijgen meer tijd om die te halen. De groepen in het speciaal
basisonderwijs zijn kleiner en er zijn meer deskundigen.
Leerlingen kunnen tot hun 14e jaar op een school voor speciaal
basisonderwijs terecht. Na het speciaal basisonderwijs gaan de
meeste leerlingen naar het vmbo, het praktijkonderwijs of het
voortgezet speciaal onderwijs.
Speciaal onderwijs (po en vo)
Voor leerlingen met een ziekte of handicap is er (bovendien)
32
speciaal onderwijs, zowel voor primair onderwijs (po) als
voortgezet onderwijs (vo).
Het speciaal onderwijs kent (of kende tot de invoering van Passend
onderwijs) 4 clusters:
— Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen;
— Cluster 2: dove, slechthorende kinderen;
— Cluster 3: motorisch gehandicapte, verstandelijk
gehandicapte en langdurig zieke kinderen;
— Cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen.
Cluster 3 en 4 vormen als speciaal primair en voortgezet onderwijs
(po en vo) met reguliere scholen en sbo scholen
samenwerkingsverbanden.
Samenwerkingsverbanden
De samenwerkende scholen maken afspraken over welke
leerlingen ze doorverwijzen naar het speciaal onderwijs. Voor deze
leerlingen geeft het samenwerkingsverband een document
(toelaatbaarheidsverklaring) af. Deze verklaring geeft recht op een
plek in het speciaal onderwijs.
Speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (po en vo)
Soms heeft een leerling extra ondersteuning nodig, en kan de
gewone basisschool of school voor speciaal basisonderwijs die niet
bieden. Een leerling kan dan naar het speciaal onderwijs.
Leerlingen in het speciaal onderwijs gaan meestal na hun 12e naar
het voortgezet speciaal onderwijs. Hier kunnen ze blijven tot hun
20e verjaardag. Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs kan
opnieuw gekeken worden of de leerling misschien naar een
gewone middelbare school kan.
Ontwikkelingsplan leerlingen speciaal onderwijs
Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs moeten
een ontwikkelingsperspectief voor leerlingen vaststellen. In dit plan
33
staat hoe zij een passend einddoel voor het kind willen halen.
Dat kan zijn:
— een diploma halen;
— een baan vinden;
— een plek vinden in de dagbesteding.
De bedoeling is dat de school het kind helpt zijn of haar
mogelijkheden zo goed mogelijk te gebruiken.
Kerndoelen speciaal onderwijs (po en vo)
De kerndoelen speciaal onderwijs geven aan wat een kind aan het
eind van de opleiding moet weten en kunnen. Scholen mogen zelf
bepalen hoe ze de doelen willen halen. Daarnaast bestaan er
kerndoelen voor de uitstroomprofielen. Ze staan in de brochure
over de kerndoelen speciaal voortgezet onderwijs.
Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-
onderwijs/speciaal-onderwijs.
In de volgende paragraaf gaan we in op de verwachtingen hierbij
in de lokale en regionale context rond Passend onderwijs en SJSO
in Amsterdam en Diemen.
14 Samenwerkingsverbanden Amsterdam en
Diemen, de Stuurgroep SJSO: verwachtingen
De gemeente Amsterdam-Diemen kent twee
Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen: een voor primair
onderwijs (po) en een voor voortgezet onderwijs (vo), die beide
zitting hebben in de Stuurgroep SJSO.
De gemeente heeft de onwenselijkheid aangegeven van een
(onbedoeld) interactie-effect tussen de mate van inzet van (-)
leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP), en (-)
34
specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO).
De samenwerkiingsverbanden hebben bevestigd dat dit niet aan de
orde zal zijn.
Hiermee wordt bedoeld dat er geen verdringing optreedt van het
ene (leerlinggebonden onderwijsondersteuning in het kader van
Passend onderwijs) door het andere (specialistische jeugdhulp in
het kader van SJSO).
Vanuit het raamcontract is het wel de verwachting dat een
toename van gebruik van (de gemeentelijke voorzieningen voor)
jeugdhulp op school - via SJSO - een vermindering bewerkstelligt
van (a) lasten - voor leerlingen en ouders - in de zin van minder
verwijsprocedures, administratieve lasten, wachttijden in
verband hiermee, met het oog op inzet specialistische jeugdhulp,
en (b) een vermindering van inzet op beschikkingen voor overige
specialistische jeugdhulp naast SJSO inzet (i.c. voor zware
vervolgzorg) vanuit het totale budget jeugdhulp (i.c. ‘SPICS’).
We gaan hier in hoofdstuk 5 verder op in.
1.5 Doelstellingen vanuit de gemeente, aansluitend
op ontwikkelingen in de praktijk
Kort opgesomd noemt de gemeente Amsterdam in haar
beleidsnotities de volgende drie belangrijke doelen:
— Door directe inzet zonder verwijzing het verminderen van
wachttijden en onnodig belasten van ouders en kinderen die
anders twee keer hun verhaal moeten vertellen.
— Het verminderen van administratieve lasten, wachttijden en
wachtlijsten in de jeugdhulp, bij verwijzing vanuit scholen
voor speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de
tussenschoolse voorzieningen;
— Tijdige inzet van specialistische hulp met preventieve werking
op verdere escalatie en zwaardere vervolgzorg;
35
— Bevorderen ononderbroken schoolgang van kwetsbare
leerlingen.
1.5.1 Van uiteenlopende routes naar specialistische
jeugdhulp naar een directe integrale samenwerking
Het is natuurlijk niet zo dat er voorheen op dit vlak niets gebeurde,
wel is het zo dat de expertise van - en het aanbod door
verschillende instanties via verschillende routes liep, vaak buiten
de school om.
Zo was afstemming tussen instanties geen automatisme, waren
financieringsstromen gescheiden en kostte de aansluiting tussen
de eerste probleemsignalen van een kind op school en een aanpak
om dit op te lossen de nodige tijd, administratieve verwijzingen en
meerdere overlegmomenten. De oude situatie was hierdoor
bovenmatig belastend voor leerlingen en ouders. Het complex aan
voorzieningen en werkwijzen was kostbaar en tijdrovend,
bijvoorbeeld door herhaling van intakeprocedures wanneer
iemand niet direct aan het goede loket stond. Voor kwetsbare
leerlingen ging niet alleen tijd verloren voordat er hulp kwam,
maar ook belangrijke schooltijd, waarmee achterstand dan al
vanuit het systeem een gegeven wordt.
Met de transitie van de jeugdzorg is alle jeugdhulp, dus ook de
specialistische jeugdhulp (inclusief LVB, GGZ en hulp onder
dwang), onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gebracht,
zoals hiervoor al toegelicht.®
6 Vanaf 2015 vallen zowel:
Specialistische jeugdhulp (voorheen indicatie BJZ, diverse financieringsstromen, zoals VWS, Justitie,
provincie); Geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren (voorheen verwijzing via een arts,
vergoeding uit de zorgverzekeringswet), als; Langdurende begeleiding en verzorging (voorheen AWBZ,
via CIZ}; en De voorheen ‘vrij toegankelijke jeugdhulp’ gefinancierd vanuit provincies; onder de
verantwoordelijkheid en financiering van de gemeente.
36
In de volgende paragraaf lichten we kort toe hoe de gemeenten
Amsterdam en Diemen hun beleid en financiering van
specialistische jeugdhulp vorm geven.
1.5.2 Specialistische jeugdhulp in Amsterdam- Diemen
De Gemeente Amsterdam omschrijft specialistische jeugdhulp als
volgt:
Specialistische jeugdhulp is voor kinderen en gezinnen die extra
ondersteuning nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. In de
regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland hebben
de jeugdhulporganisaties — die de hulp bieden — en de gemeenten
— die (financieel) verantwoordelijk zijn voor de jeugdhulp — de
handen ineen geslagen op basis van de Jeugdwet uit 2015. Zij
werken nauw samen om deze kinderen en gezinnen de hulp te
bieden die bij hen past, aansluit bij de vraag van kind en gezin, en
meetbaar het gewenste resultaat oplevert: “Motto is: doen wat
nodig is, het resultaat telt!”
De volgende informatie komt (medio 2018) van de website van de
gemeente Amsterdam:
Drie segmenten
Welke inspanning nodig is om een gezin te ondersteunen hangt af
van de ondersteuningsbehoefte. De drie mogelijkheden basis,
specialistisch en hoog specialistisch zijn in de nieuwe jeugdhulp in
verschillende segmenten (‘segment profiel intensiteit combinatie’ of
SPIC) ondergebracht.
De basis jeugdhulp, segment A, wordt voor gezinnen dichtbij
geboden, door lokale teams. Vanuit dit segment worden gezinnen
geholpen met preventieve, licht ambulante jeugdhulp, ook
opvoed- en gezinsondersteuning genoemd.
De specialistische jeugdhulp, segment B, is bedoeld voor kinderen
en jongeren met (meestal) enkelvoudige problematiek. Bij deze
37
vorm van jeugdhulp is goed voorspelbaar welk traject welk
resultaat zal bieden en wat de kosten ervan zijn (doelgerichte
behandeling volgens een bepaalde standaard). Een lokaal team,
een huisarts of een gecertificeerde instelling (GI) betrekt een
specialistische jeugdhulporganisatie voor hulp die past bij de
behoefte van het gezin. Deze vorm van specialistische jeugdhulp
omvat ca. 85% van het totale aantal gezinnen dat specialistische
jeugdhulp ontvangt.
Onder de hoog specialistische jeugdhulp, segment C, vallen de
vormen van hulp die hoog complex en/of meervoudig van aard zijn,
als we kijken naar de benodigde expertise en/of voorziening.
Gemiddeld gaat het hier om ca. 15% van het totale aantal gezinnen
dat specialistische jeugdhulp ontvangt.
Perspectiefplan en regie
Amsterdam kijkt in de jeugdhulp niet alleen naar het kind maar ook
naar de situatie van het hele gezin op alle leefdomeinen en op
langere termijn: hoe is de woonsituatie, zijn er schulden,
werkloosheid, problemen op school, psychische problemen bij
gezinsleden, incl. verslavingsproblematieket cetera (ggz).
Ondersteuningsprofiel en intensiteit: SPIC
Specialistische jeugdhulp kan een van de mogelijke oplossingen
zijn om de ondersteuningsbehoefte van een gezin in te vullen. Het
lokale team (OKT), de huisarts of de gecertificeerde instelling (GI)
kiest bij de ondersteuningsbehoefte een zogenoemd
ondersteuningsprofiel: een ‘profiel - segment — intensiteit -
combinatie’ die aangeeft welke persoonskenmerken van het kind en
welke omstandigheden in het gezin van invloed zijn op de
jeugdhulp, ín aansluiting op de behoefte van het gezin. Het wordt
alleen gebruikt in het contact tussen professionals. Bij de keuze
voor intensiteit gaat het om de aard en de duur van de inzet om het
resultaat te bereiken. Er zijn 11 profielen. Het gezin kan zelf —
eventueel weer in overleg met de hulpverlener — contact leggen
38
met een specialistische jeugdhulporganisatie met wie de gemeente
een contract heeft gesloten voor het gekozen profiel. Welke
jeugdhulporganisaties gecontracteerd zijn, is bekend bij het lokale
team, de huisarts en de gecertificeerde instelling (GI). Deze
informatie is (ook voor het gezin) beschikbaar op de
jeugdhulpzoeker www.ikzoekjeugdhulp.nl.
Zie: https://www.zorgomregioamsterdam.nl/wp-
content/uploads/2018/02/Samenvatting- Regionale-
Specialistische-Jeugdhulp-online-versie-jan2018.pdf
Amsterdam-Diemen: passend onderwijs, speciaal onderwijs,
specialistische jeugdhulp (SPIC) en SJSO
De opsomming van het ministerie van OC&W - over regulier,
passend- en speciaal onderwijs in paragraaf 1.3.3 - en de
opsomming van de gemeente Amsterdam - over drie segmenten
jeugdhulp, te weten A, B en C — maken duidelijk dat binnen SJSO als
nieuwe vorm van contracteren, met name de (vroegere)
onderwijsclusters 3 en 4, en de huidige Amsterdamse
hulpsegmenten (specialistische jeugdhulp B en
hoogspecialsitische jeugdhulp C- in SPIC’s) verenigd worden,
naast continuering van reguliere preventie (segment A) als eerste
overweging. Dientengevolge vervallen bijbehorende procedures
van indiceren, beschikken en verwijzen met het raamcontract
SJSO voor kwetsbare leerlingen, zowel voor (a) inzet van
specialistische preventieve hulp en steun, als (b) inzet van
individueel ambulant specialistische jeugdhulp. Voor
specialistische jeugdhulp uit het zogenoemde C-segment blijft op
onderdelen een verwijzing en beschikking nodig, zoals voor zeer
complexe hoogspecialistische behandeling of plaatsing in 24 -
uursvoorzieningen, via het Ouder Kind Team, de huisarts of een
gecertificeerde instelling, naast een aantal bijzondere verwijzers
als medisch specialisten en het mobiele crisisinterventie team.
39
1.5.3 Oude en nieuwe (bekostiging)termen in onderwijs en
jeugdhulp
In de bekostigingssystematiek wordt sinds de invoering van de wet
Passend onderwijs (2014) echter niet meer gesproken van cluster 1
t/m 4 en ook in de registratie in BRON van de Dienst Uitvoering
Onderwijs (DUO) worden de clusters 3 en 4 sindsdien niet langer
opgenomen.
Op basis van een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring (TLV)
kunnen leerlingen uit de voormalige clusters 3 en 4 nu door OC&W
bekostigd worden, volgens de volgende categorieën:
— Cat. 1: voorheen cluster 4 (gedragsproblemen en psychische
stoornissen), langdurige zorg (voorheen cluster 3), en zeer
moeilijk lerend (voorheen cluster 3 ZMLK);
— Cat. 2: voorheen cluster 3 lichamelijk gehandicapt (voorheen
cluster 3);
— Cat. 3: voorheen cluster 3 meervoudig gehandicapt (LG);
— waarbij categorie 1 een lage ondersteuningsbekostiging geeft,
2 een midden-hoge bekostiging en 3 een hoge bekostiging.
Dus waar de voormalige clusters 1 en 2 (visueel of auditief
gehandicapt) nu in hoge en midden -bekostigingscategorieën
vallen op basis van landelijke financiering, zijn de
gedragsproblemen, psychische stoornissen en zeer moeilijk
lerende kinderen (licht verstandelijke beperking) in een categorie
‘lage bekostiging’ terechtgekomen, voor zover het de bijdrage van
OC&W aan scholen betreft en plaatsing via de
samenwerkingsverbanden op basis van de wet Passend onderwijs.
In alle gevallen echter, wordt duidelijk dat er een samenhang
bestaat tussen ziekte, stoornissen en problemen enerzijds - met
een inherente behoefte aan specialistische hulp en steun - en plaatsing
op het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs anderzijds, waarbij uit
de registratie van de gemeente Amsterdam voor leerlingen uit de
40
voormalige clusters 3 en 4 blijkt dat 25% tot 60% van de leerlingen
speciale steun vanuit de specialistische jeugdhulp behoeft, willen
deze leerlingen ononderbroken onderwijs volgen en niet met
schoolwisselingen, uitval en thuiszitten krijgen te kampen.
Voor deze leerlingen zijn de nieuwe onderwijszorgarrangementen
(OZA) uit de wet Passend onderwijs bedoeld.
Bij 30% is er volgens de opgave in de gemeentebestanden
bovendien expliciet melding van gecombineerde
gezinsproblematiek, naast problematiek die leidt tot jeugdhulp en
plaatsing op het speciaal onderwijs. De termen ‘meervoudigheid’
en ‘gezinsproblematiek’ (of problemen van of bij de ouders) zijn
typeringen die uit analyses van bestanden en registraties terugkeren.
1.5.4. Wat vooraf ging aan SJSO
Niet alleen voor leerlingen en hun ouders, maar ook voor scholen
en jeugdhulpinstellingen was de oude situatie niet bevorderlijk
voor een automatische samenwerking, die in de jaren
voorafgaande aan SJSO wel al steeds meer aan het ontstaan was.
Integratie onderwijs en jeugdhulp loopt in de praktijk al langer
De plannen voor het raamcontract SJSO zijn feitelijk voorafgegaan
door samenwerkingsinitiatieven in de praktijk van het speciaal
onderwijs en de specialistische jeugdhulpaanbieders. En wat
betreft de scholen die schuilgaan onder wat (voorheen in
bekostigingstermen) ‘cluster 4’ of ‘cluster 3’ onderwijs werd
genoemd (i.c. scholen voor funderend onderwijs die van oudsher
verbonden zijn aan 24-uurszorg zorginstellingen of
jeugdhulporganisaties, ook wel genoemd RENN-4 onderwijs uit de
Wet op de expertisecentra (in Amsterdam: PI scholen): een
verregaande samenwerking tussen school en jeugdhulp was hier
vanzelfsprekend al gewoon, maar deze vond van oudsher plaats
binnen de muren van (zorg)instellingen.
41
In vogelvlucht zouden we kunnen stellen dat met transitie van de
jeugdzorg en de invoering van passend onderwijs er in feite een
transmuralisatie van het speciaal onderwijs is bekrachtigd, die in
de (klinische- en residentiële -) onderwijspraktijk al (soms zelfs
ruim tien jaar) gaande was.
Nulmeting multifocale zorg Amsterdam 2014
In Amsterdam is in 2014 — net voor de transitie jeugdzorg per 1
januari 2015 - een nulmeting ‘multifocale zorg’ opgesteld, waarin
de overlap in zorg voor de jeugd en het speciaal onderwijs is
onderzocht vanuit de toen bestaande domeinen jeugdzorg, jeugd-
ggz, en jeugd (L)VB. Daarin is ook de interne overlap tussen
(gebruik van meerdere) specialismen onderzocht, inclusief het
speciaal onderwijs als onderwijsspecialisme: leerlingen die een
intensieve combinatie van zorg en speciaal onderwijs nodig hebben.
Van het totaal aantal leerlingen in het speciaal onderwijs toonde de
helft combinatiegebruik van verschillende of alle
jeugdhulpvormen.
Daarbij bestond voor iedere vorm van jeugdhulp zoals al uitgelegd
aparte verwijs- en administratiesystemen, aparte
financieringsstromen en gescheiden jeugdzorgdomeinen, met
ieder eigen lokketten en toegangsprocedures, los van de
procedures op scholen of plaatsingen op speciaal onderwijs, zoals
in paragrafen 1.3.1. en 1.3.2. geschetst.
Ook uit deze meer inhoudelijke multifocale nulmeting sprak een
noodzaak tot vereenvoudiging van (de toegang tot) het stelsel van
jeugdzorg.
1.5.5 Wat nieuw is met SJSO
Het raamcontract SJSO vereenvoudigt de toegang tot
specialistische jeugdhulp op een vergaande manier en is
bovendien ‘vindplaatsgericht’ wat wil zeggen dat de toegang nu
integraal deel is van onderwijsvormen voor leerlingen waarvan de
42
relatief hoge concentratie aan behoefte van hulp en steun op
voorhand bekend is.
Nieuw is dat dit nu geregeld en ondersteund wordt vanuit een
gemeentelijk inkoopmodel, het raamcontract SJSO, waarbij de
gemeente Amsterdam scholen en jeugdhulpaanbieders ruimte
biedt om zelf samenwerkingspartners uit te zoeken die zelf direct
hulp inzetten binnen de ruimte van SJSO, i.c. naar noodzaak
binnen de reikwijdte van het raamcontract, en mits in
overeenstemming met ouders/wettelijk vertegenwoordigers:
— Alle scholen voor speciaal onderwijs, inclusief speciaal
basisonderwijs en praktijkonderwijs, in Amsterdam en
Diemen bieden ruimte aan zorgteams, met een
locatiegebonden beschikbaarheid en inzetbaarheid van
specialistische hulp, vanuit de SJSO- gecontracteerde
aanbieders jeugdhulp.
— In het raamcontract met de gemeente Amsterdam (waarin
Diemen meedoet) zijn zestien jeugdhulpaanbieders
geselecteerd?
— De twee kavels (of vormen) jeugdhulp die vanuit deze
aanbieders als gemeentelijke voorziening worden geboden,
bieden zoals al gezegd mogelijkheid om (-) op school, maar
ook (-) thuis, specialistische hulp en ondersteuning te
ontvangen, zonder verwijzing of beschikking SPIC.
— De zorgteams op school integreren onderwijsdeskundigheid
en specialistische jeugdhulp. De ouders (en/of wettelijk
vertegenwoordigers) bepalen in samenspraak met leden van
de zorgteams welke aanvullende hulp of steun nodig is.
— In de gemeentelijke beleidsdocumenten rond het
raamcontract SJSO staan de volgende middelen en stappen
7 Altra Onderwijs & Jeugdhulp, Axon Zorg (Sensa), Bascule, Cordaan Jeugd, Stichting Fibbe, Groei & Glunder,
Leveo Care, MOC ’t Kabouterhuis, Opvoedpoli, Perspectief GZ, Philadelphia, Prodeba, Stichting Spirit,
Trainingsbureau Sport&Behaviour, Stichting Triversum, YOEP Onderwijs en Zorg.
43
geformuleerd om de hoofddoelen (zie hiervoor onder 1.4) te
bereiken:
a. Vanaf het schooljaar 2018/2019 is op grond van een
aanbesteding via Tendernet gecontracteerde
specialistische jeugdhulp aanwezig (raamcontract SJSO) op
de scholen voor speciaal onderwijs (po en vo), speciaal
basisonderwijs, praktijkonderwijs, en bovenschoolse
voorzieningen;
b. Voor anno 2017-18, jaarlijks zo’n vijf- tot zesduizend
leerlingen in deze onderwijsvormen, van wie thans al
duidelijk is dat een aanzienlijk deel (tot 60%) jeugdhulp
ontvangt. Op scholen zoals School2Care of het
Purmercollege bijvoorbeeld, werkt men zelfs met een 8.00-
20.00 programma, deze scholen hebben een preventief
karakter ten aanzien van plaatsing in 24-uurs
voorzieningen;
c. Voor deze specialistische jeugdhulp is 15 miljoen euro
beschikbaar vanuit het totale Amsterdamse budget
specialistische jeugdhulp;
d. In deze aanbesteding werken gemeente,
samenwerkingsverbanden en schoolbesturen nauw samen,
vertegenwoordigd in de stuurgroep SJSO;
e. Uit deze aanbesteding volgt een raamovereenkomst die 16
aanbieders van (specialistische) jeugdhulp in staat stelt
specialistische jeugdhulp als algemene vrij toegankelijke
voorziening op of vanuit school bieden;
f. De (inherent) integrale samenhang tussen
onderwijsondersteuning enerzijds en jeugdhulp anderzijds
is erop gericht om kinderen en jongeren op het speciaal
onderwijs een ononderbroken schoolloopbaan te bieden,
jeugdhulp ondersteunt hierbij;
g. Er komen vaste specialistische jeugdhulpverleners binnen
de school, dichtbij en gemakkelijk te bereiken, die
LL
voorkomen dat leerlingen en ouders twee keer hun verhaal
moeten doen;
h. De specialistische hulp is direct op school beschikbaar
zodat ouders (in Amsterdam -Diemen) niet meer langs een
Ouder Kind Team, huisarts, Gecertificeerde instelling (GI)
of (OKT) Samen Doen hoeven, voor een verwijzing of
beschikking (wat daarmee ook ontlastend is voor de
huisarts en overige instanties en professionals uit wat
voorheen de eerste lijn werd genoemd i.c. die
‘beschikkingen aanmaken’);
i De jeugdhulp is ondersteunend aan de doelen die op school
zijn vastgesteld, jeugdhulpverleners sluiten aan bij het
zorgteam van de school.
(Gemeente Amsterdam, augustus 2017).
Hierbij geldt dat:
— De onderwijsvoorzieningen uit de voormalige
bekostigingsclusters 3 en 4 regionaal worden verrekend: dit
wil zeggen dat Amsterdam en Diemen de zorg voor de
kinderen op scholen voor speciaal onderwijs (po en vo) uit de
regiogemeenten voorfinancieren en achteraf afrekenen met
de betreffende regio. Dit is ook een belangrijk punt van
aandacht in de evaluatie, hiermee gaat een behoorlijke
kostenpost gepaard, waarbij de registratie door aanbieders en
scholen en de verrekening met de regiogemeenten belangrijk
is.
— Leerlingen uit de regio (dus niet woonachtig in de gemeente
Amsterdam-Diemen) die gebruik maken van speciaal
basisonderwijs, praktijkonderwijs en tussenvoorzieningen in
Amsterdam-Diemen niet in de verrekening van de
basisvoorziening (i.c. preventief, kortdurend of groepsgericht
en klassikaal) worden meegenomen.
45
1.6 Samengevat
Kort samengevat hebben de volgende ontwikkelingen geleid tot
het raamcontract SJSO in Amsterdam - Diemen:
— De decentralisaties van Rijk en provincies naar gemeenten
(met onder meer de transitie van de jeugdzorg in 2015) hebben
gemeenten niet alleen nieuwe taakgebieden en opdrachten
gegeven, maar ook ruimte voor lokaal beleid dat direct
aansluit bij problemen zoals die spelen in de directe omgeving
(hier: Amsterdam-Diemen) en de nabije voorzieningen die
deze problemen oplossen (ic. jeugdhulpaanbieders en scholen
voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en bovenschoolse
voorzieningen).
— De invoering van de Wet op passend onderwijs (2014) beoogt
een maximale deelname aan het onderwijs, ook voor
kwetsbare leerlingen die extra onderwijsondersteuning
behoeven, ofwel door extra onderwijsondersteuning in het
reguliere onderwijs of door plaatsing op een bovenschoolse
voorziening of een voorziening voor speciaal onderwijs (met
een zogenoemde toelaatbaarheidsverklaring — TLV). Het
financieel risico is van Rijk naar samenwerkingsverbanden in
de regio verplaatst.
— De voorzieningen voor speciaal onderwijs, speciaal
basisonderwijs en (specialistische) jeugdhulp in Amsterdam -
Diemen waren al langer bezig met initiatieven tot
verdergaande samenwerking en integratie, de
leerlingenpopulatie in het speciaal onderwijs valt voor meer
dan de helft samen (soms zelfs tot 60%) met (verschillende)
doelpopulaties van specialistische jeugdhulp.
In Amsterdam en Diemen is de toegang tot de specialistische
jeugdhulp vanuit het speciaal onderwijs met het raamcontract
daarom verbeterd, op drie beleidsniveaus:
46
— _Macroniveau: op basis van een aanbesteding voor
specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs Amsterdam
en Diemen is een raamovereenkomst gesloten met aanbieders
van specialistische jeugdhulp (inclusief terugkoppeling naar -
en verrekening met regiogemeenten, wanneer een leerling uit
een regiogemeente komt), dat aansluit bij (a) een verloop
volgens schooljaren en dat (b) een looptijd van twee jaar
beslaat, met (c) een verlengingsmogelijkheid van maximaal
drie keer een jaar. Er is een stuurgroep SJSO met daarin
vertegenwoordiging vanuit schoolbesturen (via de
Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen po en vo) en
betrokken gemeenteambtenaren.
— _Mesoniveau: scholen kunnen uit het gecontracteerde aanbod
SJSO een of meerdere zorgaanbieders kiezen met wie zij willen
samenwerken. Bestuurders kunnen de inzet van fte per
schoolzorglocatie flexibel bepalen in onderlinge afstemming
en gaandeweg aanpassen of wijzigen, in onderlinge
afstemming. De coördinatie wordt gezamenlijk door onderwijs
en jeugdhulp uitgevoerd vanuit het zorgteam op school.
— _Microniveau: leerlingen (en hun ouders) met een behoefte aan
specialistische ondersteuning of hulp kunnen altijd bij het
zorgteam op school terecht, waar directe specialistische
ondersteuning en hulp op school beschikbaar is, vanuit een
specialistische aanbieder. Voor ouders betekent dit dat zij de
hulp niet meer zelf aan hoeven te vragen, de school geeft
samen met de ouders aan welke hulp in aanvulling op het
onderwijspakket nodig is. Voor leerlingen gaat zodoende geen
kostbare tijd meer verloren (doordat het proces van verwijzen,
extra administratie, beschikken, aanmelden en wachten met
SJSO verdwijnt) en is hulp direct beschikbaar. De zorgteams op
school integreren onderwijsdeskundigheiden specialistische
jeugdhulp. De ouders (en/of wettelijk vertegenwoordigers)
bepalen in samenspraak met leden van de zorgteams welke
aanvullende hulp of steun nodig is. Kinderen krijgen direct die
47
ondersteuning die nodig is. Er is tempo en voorspelbaarheid
voor alle partijen: voor leerlingen, school en ouders.
1.7 Vraagstelling evaluatie SJSO
De vraagstelling zoals geformuleerd door de Stuurgroep SJSO
De vragen die de gemeenten Amsterdam en Diemen en de
Stuurgroep SJSO voor onze evaluatie stellen, zijn er in hoofdlijn op
gericht te kijken in hoeverre de situatie door de invoering van de
nieuwe werkwijze (sinds het raamcontract SJSO) is verbeterd ten
opzichte van de vroegere werkwijze.
Het verschil ten opzichte van de vorige werkwijze (en zelfs eerder: voor
de transitie van de jeugdhulp en de invoering Passend onderwijs) is
daarmee impliciet onderwerp van de evaluatie: is er een preventief
effect zichtbaar door de inzet van specialistische hulp en steun op
school, in die zin dat doorverwijzing naar overige inzet van jeugdhulp
minder gebeurt dan voorheen?
Een (wetenschappelijk opgezette) effectvraag overstijgt een eerste
evaluatie tijdens de start van het raamcontract, maar wordt in gesprek
met professionals wel inhoudelijk verkend.
Ons onderzoek betreft een inhoudelijk verkennende en kwalitatief
evaluerende vraag naar de eerste praktijkervaringen die voortvloeien
uit het raamcontract en de gepercipieerde effecten hiervan, zoals
ervaren door professionals uit de onderwijspraktijk en
jeugdhulpverlening.
Daarbij sluiten we wel zo nauw mogelijk aan bij de kwantitatieve
registratiegegevens uit de gemeentelijke Monitor SJSO.
De onderzoeksvragen zoals in 2018 geformuleerd door de gemeente
en de Stuurgroep SJSO luiden exact weergegeven:
1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische
jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als GGZ
48
professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op
school door deze professionals, de school, cliënten en ouders
ervaren?
2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect
op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft
het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere
doorlooptijden voor de hulp op school?
3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd
in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste
zorgverleners zijn op de scholen?
4. Welk effect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van
verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor
ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen)?
5. Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel
vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en
gemeenten ervaren?
6. Waaruit bestaat het feitelijke werk van een
jeugdhulpprofessional op school?
7. ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee
van de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in
staat gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te
zetten zonder de hulp van een aangewezen functionaris die
mag verwijzen of beschikken?)
8. Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn eigen
professionaliteit?
9. Hoe is de samenwerking in het zorgteam: specialistische
jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het
zorgteam, de functionele aansturing ligt hierdoor bij het
onderwijs, hoe zijn de ervaringen vanuit de verschillende
perspectieven, werkt dat?
10. Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten?
Op verzoek van de Stuurgroep SJSO, zijn er gaandeweg extra
vragen toegevoegd:
49
11. Waaruit bestaat de hulp thuis die wordt ingezet in het kader
van SJSO en welk deel betreft dit van het geheel?
12. Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van
specialistische jeugdhulp, i.c. zowel vanuit het raamcontract
SJSO als onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de verwachtingen
hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een afname van
de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die schuilgaan
achter segmenten B en C volgens de SPIC
bekostigingssystematiek?
13. Is er een verdringingseffect tussen de mate van inzet van
leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en
specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO).
50
2 Verantwoording
Gelet op de vraag van de gemeente — een kwalitatieve evaluatie
van het eerste jaar van de nieuwe beleidsopzet SJSO - kiezen we
voor een formatieve evaluatie. Qua onderzoeksopzet zijn de
kernbegrippen hierbij: exploratief, in dialoog met betrokkenen,
interpreterend (inhoudelijk). We lichten dit kort toe in dit
hoofdstuk.
2.1 Samenvatting ontwerp van onderzoek
Formatieve evaluatie van het raamcontract
Het doel van een formatieve evaluatie is het ontwerpproces van
een nieuwe beleidsinterventie te ondersteunen. Deze methode
wordt doorgaans gebruikt om het ontwerp te volgen, op inhoud te
begrijpen en zo nodig op basis van voortschrijdend inzicht aan te
passen. Dit gebeurt in een omgeving waarin nauw wordt
samengewerkt met gebruikers die hun meningen geven, deze
feedback wordt verzameld. Vanuit deze (professionele) feedback
worden aanbevelingen gedaan.
Van belang is deze methode snel op te starten (bij het begin)
omdat aanpassingen in een ontwerp het minst kostbaar zijn in een
vroeg stadium. Wij hebben hiertoe tijdens het eerste schooljaar
2018-19 drie deelrapportages (tussenrapportages) uitgebracht, die
met de gemeente en de Stuurgroep SJSO als ‘voorlopig’ zijn
gedeeld en feitelijk directe feedback vanuit de praktijk leveren,
gaande onze evaluatie.
51
Formatieve evaluatie vindt doorgaans plaats op basis van
kwalitatieve dataverzameling, maar gelet op de
gegevensbestanden die voorhanden zijn hebben we op basis van
kwantitatieve gegevens uit de monitor beslissingen genomen,
zoals bij de keuze voor de drie extra bezoeken aan
jeugdhulpaanbieders met de grootste registratie van
dubbelgebruik (SJSO inzet naast een verwijzing/beschikking SPIC)
om na te gaan wat de verklaring achter dubbelgebruik is en welke
verwachtingen hierbij bestaan voor de toekomst, zoals: is er een
verwachte afname van beschikkingen voor zwaardere vervolgzorg
(onder SPIC B- en C-segmenten) door tijdige inzet SJSO of niet?
Samenvatting ontwerp van onderzoek
— Op basis van een formatieve evaluatie die tot stand komt in
samenspraak met de stuurgroep (waarin opgenomen
bestuurders samenwerkingsverbanden en betrokken
portefeuillehouders en projectleider van de gemeente
Amsterdam);
— Volgens een iteratief proces, dit wil zeggen met een periodieke
terugkoppeling en gezamenlijke besluitvorming op een aantal
vooraf geplande momenten naar/met de stuurgroep;
— En waarin opgenomen:
— Een eerste documentenanalyse van het aanbod van steun en
specialistische jeugdhulp in dit raamcontract (n=16
specialistische jeugdhulpaanbieders);
— Een survey (vragenlijstonderzoek) onder alle in dit
raamcontract betrokken onderwijszorgteams (N=50) en
jeugdhulpaanbieders (N=16);
— Identificatie en selectie van zes representatieve
onderzoeklocaties in afstemming op de kwantitatieve
analyses door de gemeente op basis van de gegevens uit de
Monitor SJSO op twee momenten (februari 2019; oktober
2019), in overleg met de stuurgroep;
52
— Identificatie van gesprekspartners voor focusgesprekken per
locatie;
— Voorbereiden, informeren en plannen van zes locatiebezoeken
en focusgesprekken;
— Uitvoeren verkenning vanuit het perspectief ouders van
leerlingen die in SJSO verband hulp ontvangen, gesprek met
vertegenwoordiging van ouders;
— Uitvoeren evaluatieonderzoek per locatie, terugkoppeling
samenvattend gespreksverslag ter feitelijke correctie van
gegevens;
— Verwerken en terugkoppelen gegevens naar kengetallen
monitor SJSO;
— Analyse, integratie, interpretatie en rapportage.
Gaande onze evaluatie is extra opgenomen:
— Drie locatiebezoeken voor nadere analyse van dubbelgebruik
(naast SJSO inzet op basis van een beschikking specialistische
jeugdhulp/SPIC), om redenen en verwachtingen hierbij in
samenspraak met aanbieders jeugdhulp beeld te brengen;
— Extra gesprek met vertegenwoordiging van het Ouder Kind
Team (Amsterdam -Diemen) over de samenwerking OKT en
SJSO;
— Bijwonen van vijf
voortgangsbesprekingen/contractbesprekingen tussen
gemeente Amsterdam en specialistische jeugdhulpaanbieders;
— Analyse verslaglegging
voortgangsgesprekken/contractgesprekken SJSO tussen
gemeente Amsterdam en aanbieders jeugdhulp (N=16);
— Presentaties op de Kennisdelingsbijeenkomsten
georganiseerd door de gemeente en Stuurgroep SJSO.
Resultaat
— Zicht op de concrete uitwerking in de praktijk van het
raamcontract Specialistische Jeugdhulp- Speciaal Onderwijs in
53
schooljaar 2018-2019;
— Door beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld
door de gemeenten Amsterdam en Diemen;
— In periodieke afstemming met de Stuurgroep SJSO;
— Vanuit vier perspectieven: (1) samenwerkingsverbanden en
besturen speciaal onderwijs (opgenomen in stuurgroep), (2)
de specialistische jeugdhulp, (3) de leerlingen en
ouders/wettelijk vertegenwoordigers en (4) gemeenten
Amsterdam en Diemen (opgenomen in de stuurgroep, maar
ook als eigenstandig contracthouder SJSO);
— Op basis van zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens;
— Waarbij de gemeentelijke monitor SJSO aantallen (in-, door-
en uitstroom, inclusief verwijzing andere jeugdhulpkavels)
genereert, en Kohnstamm Instituut de bijbehorende
inhoudelijke gegevens genereert qua vraag en aanbod, in
samenspraak met uitvoerders van speciaal onderwijs,
specialistische jeugdhulp en zo mogelijk gebruikers
(leerlingen en ouders/wettelijk vertegenwoordigers of een
direct vertegenwoordigend orgaan zoals het Jeugdplatform);
— Resulterend in beleidsinformatie op drie niveaus, ten dienste
van het verdere beloop van het raamcontract (macro, meso -
en microniveau);
— Teneinde een ononderbroken schoolgang te bevorderen voor
leerlingen die kwetsbaar zijn voor schooluitval (door direct
beschikbare specialistische hulp en steun te organiseren op en
vanuit school);
— Zoals beoogd met het raamcontract (en de transitie en
transformatie jeugdhulp, zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.1).
2.2 Reikwijdte respons en bevindingen
Eerste verkenning
Een eerste verkenning van het raamcontract SJSO (door vier
vragen per e-mail te stellen aan alle contactpersonen
54
Jeugdhulpaanbieders in het raamcontract SJSO, te weten naar het
1. aantal schoollocaties waar aanbieder aanwezig is, 2. de exacte
inzet fte per schoollocatie, 3. de ingeschatte behoefte of vraag aan
steun en hulp m.b.t. de leerling- populaties, en 4. het type aanbod
of interventies) heeft ons een overzichtsmatrix SJSO opgeleverd
als basis voor ons verdere onderzoek.
Vragenlijstonderzoek
Het uitgebreide vragenlijstonderzoek (zie bijlage 1) - waarin de
vraagstelling van de stuurgroep is uitgesplitst in 23 deelvragen op
Likertschaal en een aantal open vragen - heeft gelopen van 6-06-
2019 tot 29-07-2019:
— Zestien jeugdhulpaanbieders en alle zorgteams speciaal
onderwijs inclusief praktijkonderwijs en bovenschoolse
voorzieningen zijn hiervoor benaderd.
— We hebben van de jeugdhulpprofessionals een respons van
75%-81% (wat voor een vragenlijstonderzoek
bovengemiddeld is, twee aanbieders hebben niet gereageerd,
één professional/jeugdhulpaanbieder heeft de helft van de
vragen beantwoord).
— Van de aangeschreven schoollocaties heeft 55%
gerespondeerd, wat op zich een goede respons is.
Niet alleen is antwoord gekregen op de vragen met Likertschaal:
men heeft ook goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot een
toelichting per cluster vragen in een open beantwoording.
Er is zodoende uitgebreide informatie voorhanden, direct uit de
praktijk van de SJSO, die wij hier hebben geanalyseerd in het kader
van onze evaluatie van het raamcontract SJSO over 2018-19. De
vragenlijstrespons is voldoende representatief voor een breder
inhoudelijk beeld vanuit de praktijk en is bedoeld om een scheef
beeld te voorkomen, dat kan ontstaan doordat het onderzoek
ruimte biedt om slechts zes locaties te bezoeken voor een diepere
analyse op de inhoudelijke werking van het raamcontract SJSO.
55
Bronnen- en datatriangulatie
Gebruikmaking van meerdere bronnen en gegevens (bronnen- en
datatriangulatie) toont echter een terugkerend consistent beeld: er
is slechts een afwijking van zo’n 10% (bovendien uitsluitend uit de
respons van onderwijsprofessionals) dat niet onverdeeld positief
reageert op het in de praktijk ervaren succes van SJSO. Alle andere
gegevens (respons vragenlijst en respons gesprekspartners op
locaties, contact met vertegenwoordiging van ouders) tonen
consistent eenzelfde overall beeld, dat overwegend positief is.
Kennisdelingsbijeenkomsten
Er is gebruik gemaakt van de verslagleggingen van de
Kennisdelingsbijeenkomsten SJSO, georganiseerd vanuit de
gemeente en de Stuurgroep SJSO. Ook zijn twee
Kennisdelingsbijeenkomsten bijgewoond door de onderzoekers en
is deelgenomen aan 8 workshops.
Voortgangsbesprekingen contract SJSO
Er is gebruik gemaakt van de verslagleggingen van de voortgang
besprekingen van het raamcontract SJSO tussen gemeente en
aanbieders specialistische jeugdhulp. Een vijftal van deze
besprekingen is ook door de onderzoeker bijgewoond.
Focusgesprekken op locatie
Er zijn zes locaties geïdentificeerd in samenspraak met de
stuurgroep voor focusgesprekken op locatie. Van alle
focusgesprekken zijn bandopnamen gemaakt, samenvattende
verslagen opgesteld en deze zijn ter feitelijke correctie voorgelegd
aan de gesprekspartners, voor ze als bronmateriaal voor
onderhavige rapportage zijn vastgesteld.
De focusgesprekken zijn gevoerd met zowel onderwijs- als
jeugdzorgprofessionals, en op drie van deze locaties was de
volledige begeleidingscommissie (een bij wet verplichte
56
commissie voor scholen voor speciaal onderwijs) aanwezig, incl.
jeugdarts (GGD) en OKT -adviseur.
In totaal hebben we met 26 gesprekspartners uit speciaal
onderwijs en zorgteams om tafel gezeten. Op alle bezochte locaties
was een (ortho)pedagoog of GZ-psycholoog als zorgcoördinator
aanwezig. Op twee schoollocaties was daarnaast een kinder- en
jeugdpsychiater aanwezig (als regiebehandelaar of
hoofdbehandelaar in de BIG-structuur).
Aanvullende gesprekken en informatiewisseling
Er is met drie aanbieders specialistische jeugdhulp aanvullend
gesproken met directie/management over dubbelgebruik (SJSO en
inzet SPIC). Deze aanbieders zijn gekozen op basis van de
gemeentelijke registratie in de Monitor SJSO: de aanbieders met de
grootste aantallen dubbelgebruik (SJSO naast SPIC) zijn benaderd.
Er is per -email berichtenverkeer (en aanvullende analyse van
gegevens) geweest met de schoolbesturen inzake de
registratiegegevens uit de jaarverslagen over inzet OOP sinds start
SJSO, om na te gaan of er sprake is van een eventueel
verdringseffect.
Ouder Kind Team
Er ís daarnaast contact geweest met centrale vertegenwoordiging
van het OKT Amsterdam.
Vertegenwoordiging ouders
Er is per e-mail contact geweest met vertegenwoordiging van
ouders, daarnaast ís er een uitgebreid gesprek gevoerd met een
ouder van een leerling die in SJSO verband hulp ontvangt.
57
58
3 Preventie, vroeghulp en specialistische
behandeling op of via school
In dit hoofdstuk lichten we kort de achtergronden en theoretische
onderbouwing toe bij de integratie van specialistische jeugdhulp
en speciaal onderwijs. We leggen de historie en specifieke
achtergrondproblematiek uit bij de verschillende doelgroepen en
aanbieders van specialistische jeugdhulp in het (speciaal)
onderwijs. Dit maakt de antwoorden uit de praktijk (hoofdstuk 4
en verder) beter te plaatsen, ook voor niet-ingevoerde lezers.
3.1 Decentraliseren, transformeren en lokaal
samenwerken: transitie en transformatie
Het integreren van verschillende pedagogische voorzieningen past
in het denken volgens de Pedagogische civil society en is eerder als
denkraam bij de transitie en transformatie jeugdhulp geadviseerd
door de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid — de
WRR (zie onder meer De Winter, 2011). Inmiddels is dit denken ook
bekritiseerd en genuanceerd, met name bij de eerste evaluatie van
de Jeugdwet (2016). Zie voor een samenvattend verslag hiervan
het ‘Referaat Evaluatiekader Jeugdwet’ van het Nederlands Jeugd
Instituut (NJI, 2016). Het NJI stelt dat er naast goede
ontwikkelingen ook flinke zorgen bestaan (p.8):
59
“In de eerste plaats zijn er vragen over de fundamenten van de
hele operatie. De jeugdwet veronderstelt dat de transitie gepaard
gaat met een ingrijpende transformatie van het stelsel. De focus
lijkt gericht te zijn op het doel van “minder intensieve zorg.’
Versterking van het pedagogisch klimaat in gezinnen en de
basisvoorzieningen en de preventie komt vooralsnog minder aan
bod. In dat licht is het te begrijpen dat een aantal partijen
constateert dat de transformatie nog echt op gang moet komen.
Een belangrijke kwestie die daarmee verband lijkt te houden is de
spanning tussen enerzijds de decentralisatie naar ruim 390
gemeenten en anderzijds de domeinen en taken die om een meer
regionale aanpak vragen om de transformatie een succes te
maken. De administratieve lasten lijken enorm te groeien, een
gebrek aan standaardisatie over de vele gemeenten ís daaraan
mede debet. Ook leidt het tot aansluitingsproblemen met regionale
zorgaanbieders en onderwijsregio’s.”
Dit citaat uit 2016 is in het kader van onze evaluatie van het
raamcontract SJSO interessant om twee redenen: enerzijds horen
wij vanuit de gesprekken met professionals in de praktijk — zo zal
hierna duidelijk worden — medio 2018-19 voor het eerst juist
nagenoeg unaniem positieve geluiden. Zowel de
jeugdhulpprofessionals als de onderwijsvakkrachten uit het
speciaal onderwijs geven aan dat SJSO daadwerkelijk leidt tot het
1-kind-1-gezin-1-plan principe, dat ellenlange verwijsprocedures
tot het verleden behoren, dat noodzakelijke hulp eerder en
eenvoudiger tot stand komt en dat ouders aangeven zich geholpen
te voelen, zonder stigmatiserende of belastende gang langs
verschillende loketten en instanties.
Ook vanuit de bijeenkomsten voor kennisdeling, die de gemeente
Amsterdam en de Stuurgroep SJSO rond SJSO periodiek
organiseren, klinken vooral positieve geluiden. De transformatie
van jeugdhulp is zichtbaar, nu deze vrijwel naadloos geïntegreerd
60
vanuit het onderwijs wordt ingezet en specialistische jeugdhulp
thuis zonder beschikking snel en effectief vanuit school
beschikbaar is. De transformatie - van verschillende pedagogische
voorzieningen of voorzieningen met een pedagogische
verantwoordelijkheid naar een integrale pedagogische
werkelijkheid, ín aansluiting op de normale leefwereld van het
kind - lijkt met SJSO definitief van start te zijn gegaan.
Anderzijds spelen er ook knelpunten, die overeenkomen met wat
bij de evaluatie van de Jeugdwet (2016) is benoemd: de
administratieve samenwerking met - en aansluiting bij
regiogemeenten (verrekening volgens woonplaatsbeginsel) is een
complex verlopend proces in SJSO.
Het aanbod SJSO is in principe gemeentelijk geregeld vanuit
Amsterdam-Diemen, maar de schaal van gebruikers loopt over
vele regiogemeenten en samenwerkingsverbanden.
Aansluitingsproblemen spelen, zowel in de verrekening met
regiogemeenten als in de afstemming met andere regionaal
georganiseerde samenwerkingsverbanden. Hier gaan we straks op
in. Maar we noemen de uitkomst van de eerste evaluatie van de
Jeugdwet hier, om de bredere beleidsmatige onderbouwing en
evaluatie van SJSO ook in dít verband te begrijpen.
In Amsterdam is met het raamcontract SJSO in ieder geval een
fundamentele verandering doorgevoerd: directe inzet van
specialistische jeugdhulp, zonder bijzondere procedure voor een
indicatie en beschikking, is mogelijk vanuit alle scholen waarvoor
een toelaatbaarheidsverklaring nodig is.
Doel is meer kinderen op een laagdrempelige manier te helpen op
een locatie voor speciaal onderwijs en zo een integratie van
pedagogische voorzieningen te realiseren, in lijn met het denken
volgens de principes van de pedagogische civil society (De Winter,
2011).
61
3.2 Cijfermatige onderbouwing
De gemeente Amsterdam heeft voorafgaand aan SJSO als een
interne verkenning een initiële analyse uitgevoerd door een
databestand met leerlinggegevens te koppelen met een
databestand met beschikkingen specialistische jeugdhulp.
De gegevens zijn (uiteraard, in verband met privacy) op een
geaggregeerd niveau geleverd (DUO en CBS). De koppeling met de
scholen in kwestie is vervolgens tot stand gekomen op basis van
zogenoemde BRIN-codes.
Uit deze koppeling wordt duidelijk dat een aanzienlijk aantal van de
leerlingen woonachtig in Amsterdam, in de periode 1 januari 2017
tot 1 oktober 2017, specialistische jeugdhulp kreeg toegewezen.
Hierbij zijn de hoogste aandelen (in percentages) te vinden op het
speciaal onderwijs voor het primaire onderwijs en het voortgezet
speciaal onderwijs. Het laagste lag in het praktijkonderwijs. Maar
voor alle hier genoemde onderwijsvormen (speciaal onderwijs po
en vo, speciaal basisonderwijs, praktijkonderwijs en
tussenschoolse voorzieningen) ligt het percentage een stuk hoger
dan in het reguliere onderwijs.
Zo was er een percentage van 55,3% en 64,8% voor het speciaal
basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs po, bij een percentage
van 8,8% in het reguliere basisonderwijs. En percentages van
respectievelijk 31,2% en 66% uit praktijkonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs, bij 8,4% tot 14,9% voor het reguliere
voortgezet onderwijs (interne notitie SJSO, 4 juni 2018).
Deze cijfers zijn vervolgens in verband gebracht met de betreffende
onderwijsvoorzieningen/locaties in Amsterdam en er zijn speciaal
onderwijsscholen met meer dan 50% leerlingen (zelfs tot 66%) die
op peildatum specialistische jeugdhulp ontvangen. In een verslag
van deze interne verkenning staat bovendien vermeld dat er door
de gekozen systematiek geen volledig beeld bestaat: zo zijn de
62
onderwijsvrijstellingen in Amsterdam (i.c. vrijstelling van de
leerplichtwet) hierbij niet opgenomen (dat waren er in 2017 in
Amsterdam 490 totaal, waarvan 84 specialistische jeugdhulp
ontvingen) en zijn aantallen lager dan 10 op een school niet
opgenomen (vanwege de mogelijke herkenbaarheid levert CBS deze
gegevens niet).
In ieder geval spreekt de noodzaak tot een integrale aanpak op een
korte en overtuigende wijze uit deze cijfers.
3.3 Beleidsmatige onderbouwing
Eerder in 2014 meldt het Nederlands Jeugdinstituut in een
samenvattende en richtinggevende notitie bij de decentralisatie
(Passend onderwijs en jeugdhulp: een gedeelde verantwoordelijkheid)
dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor preventie,
jeugdhulp, jeugdbescherming, passend onderwijs, de
participatiewet en de uitgebreide Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo).
“Er voltrekt zich pas een wezenlijke verandering in het
jeugdstelsel, als er meer werk wordt gemaakt van een stevige
pedagogische basis in het onderwijs, de kinderopvang, de
buitenschoolse opvang en andere pedagogische voorzieningen”
(pp.6-7).
De notitie noemt succes op school als een belangrijke
beschermende factor in de ontwikkeling van jeugdigen en gaat in
op het belang van een ononderbroken schoolloopbaan, het
voorkomen van schooluitval en een samenhangende aanpak van
vraagstukken thuis, in de wijk en op school, om bij te dragen aan
het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen en een goede
voorbereiding op hun toekomst.
“Voor kwetsbare jeugdigen die gebruik maken van speciale
onderwijsvoorzieningen zijn aanvullende scenario’s nodig om de
63
pedagogische basiskwaliteit van scholen met jeugdhulpexpertise te
versterken en een effectieve samenhangende aanpak van
ondersteuningsvragen thuis, op school en in de vrije tijd te
realiseren.”
Dit betekent dat een aantal functies in het onderwijs en de
jeugdhulp in samenhang wordt vormgegeven:
— Preventie en signalering;
— Arrangeren, toe-leiden, toegang;
— Afstemmen acties in de uitvoering.
Voor passend onderwijs en jeugdhulp worden de lange, landelijke
indicatieprocedures afgeschaft, zo vervolgt de notitie (pp.9-10):
— Alser extra ondersteuning of jeugdhulp nodig is, moet deze
snel ingeschakeld kunnen worden.
— Leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan een
reguliere school kan bieden maar voor wie speciale
onderwijsvoorzieningen niet aan de orde zijn, kan het
samenwerkingsverband besluiten om extra ondersteuning in
te zetten op de reguliere school.
— Als dat niet volstaat, kan het samenwerkingsverband
besluiten dat deze kinderen een speciale vorm van onderwijs
moeten krijgen: speciaal basisonderwijs (sbo),
leerwegondersteuning (LWOO) en praktijkonderwijs (PrO), of
speciaal onderwijs (po en vo).
— De wet schrijft niet voor hoe de toewijzing van extra
ondersteuning moet lopen, het samenwerkingsverband kan
daar zelf invulling aan geven.
— Wel moet de toewijzing van hulp in overleg met ouders en
kind, en waar nodig multidisciplinair verlopen.
De notitie meldt verder dat gemeenten sinds 2015 zelf mogen
bepalen hoe zij een laagdrempelige en herkenbare toegang tot
jeugdhulp vormgeven. De Jeugdwet (2015) stelt daarbij wel dat er in
64
het multidisciplinair overleg samen met ouders en jeugdige
bepaald wordt wat de eigen mogelijkheden zijn om problemen op
te lossen en welke ondersteuning of hulp er aanvullend nodig is.
Om hulp en ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving te
bieden moeten jeugdhulpverleners ernaar streven om direct vanuit
een thuisnabij inlooppunt of de school hulp te bieden, zonder
daarvoor een indicatie af te geven of door te verwijzen.
Bij complexere vragen moet de school daartoe tijdig specifieke
expertise binnenhalen waaraan jeugdigen en hun ouders behoefte
hebben. Bij de toeleiding naar specifieke jeugdhulp is het cruciaal
dat het mandaat van het professionele netwerk rond de school, de
afspraken over toegang tot jeugdhulp en het mandaat binnen de
wijkaanpak (in Amsterdam-Diemen de Ouder Kind Teams) goed op
elkaar afgestemd worden (pp. 10-11). Continuïteit van de
schoolloopbanen moet altijd een van de doelen zijn bij inzet van
jeugdhulp?
We zien kortom dat de beleidsdoelen van SJSO in Amsterdam in het
verlengde liggen van de beoogde transitie en
transformatiedoelstellingen.
3-4 Onderwijszorgarrangementen: integrale
samenwerking onderwijs en jeugdhulp
De notitie van het NJI vervolgt:
“Sommige kinderen hebben zulke specifieke onderwijs-en
zorgbehoeften, dat een gecombineerd aanbod van (speciaal)
onderwijs en jeugdhulp nodig is. Daarvoor moeten
samenwerkingsverbanden, speciaal onderwijs en jeugdhulp nauw
8 Prakken, Deen & Wijnen, 2014 (Nederlands Jeugd Instituut).
65
samenwerken. Gelukkig weten speciaal onderwijs en
jeugdhulpinstellingen elkaar steeds beter te vinden en elkaar te
versterken. Dit gebeurt in zogenoemde onderwijszorg-
arrangementen: in het kader van passend onderwijs kunnen
leerlingen met behulp van onderwijszorgarrangementen beter
passend onderwijs en adequate jeugdhulp krijgen” (pp.12-13).
Een onderwijszorgarrangement combineert — aldus NJI - integraal
jeugdhulp, opvoedhulp, onderwijs en onderwijsondersteuning.
Zo’n arrangement richt zich op leerlingen met een specifieke
onderwijs- en ondersteuningsbehoefte in minimaal twee
leefmilieus, waaronder onderwijs. Het gaat om een arrangement
dat speciaal onderwijs en een of meerdere zorgpartners samen
uitvoeren op basis van een ‘1-gezin-1-kind-1-plan’ principe.
Het Amsterdamse raamcontract SJSO combineert twee typen
specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs: (1) de
specialistische preventie op of via school, tot 3 contacten of
klassikaal/groepsgericht, en (2) de onderwijszorgarrangementen,
waarin scholen op basis van het raamcontract vaste combinaties
van onderwijs en jeugdhulp vormen, direct beschikbaar op school
en thuis.”
De notitie van het NJI stelt daarbij dat er sprake is van een goed
werkend onderwijszorgarrangement wanneer:
— Erwordt gewerkt vanuit één visie en gezamenlijke doelen:
— Onderwijs, jeugdhulp en (extra) ondersteuning vinden plaats
basis van een eensluidende visie;
— Eris sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid die
uitmondt in eenduidige doelen en aanpak.
— Erafstemming en overleg plaatsvindt:
9 De reguliere preventie die toegankelijk is voor alle kinderen in Amsterdam en Diemen staat hiernaast en is
geen onderdeel van SJSO.
66
— Eris multidisciplinair overleg waarbij zowel de hulpverlener
als het onderwijs betrokken is;
— Eriseen goede uitwisseling van informatie, afstemming van
doelen en methodieken en een gedeeld begrippenkader;
— Verschillen in aanpak worden beperkt, zodat de overgang
tussen onderwijs en hulp voor de jeugdige zo beperkt mogelijk
is.
— Ereen gezamenlijk vormgegeven aanbod is:
— Onderwijs, ondersteuners en jeugdhulp bieden dezelfde
jeugdigen op elkaar afgestemde activiteiten aan;
— Eris sprake van 1-kind-1-gezin-1 plan en men richt zich op
de totale ontwikkeling van de jeugdige;
— De verhouding onderwijs, onderzoek (diagnostiek) en
jeugdhulp is in balans;
— Momenten van in-, door- en uitstroom uit het gezamenlijke
programma worden gezamenlijk bepaald.
De wetgeving voor Passend onderwijs (2014) en de Jeugdwet (2015)
geeft aldus mogelijkheid voor nieuwe verhoudingen tussen
gemeenten en schoolbesturen. Gemeenten en schoolbesturen
krijgen hiermee de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat
er een dekkend aanbod aan ondersteuning en hulp is voor
jeugdigen en hun ouders/gezinnen. De notitie spreekt van ‘unieke
kansen’ om de integrale en interdisciplinaire samenwerking te
verbeteren (p.13).
In onderhavige evaluatie onderzoeken wij voor de gemeenten
Amsterdam en Diemen of dit met het raamcontract SJSO is
bewerkstelligd, in samenspraak met direct betrokken professionals
uit het speciaal onderwijs en de specialistische jeugdhulp in
Amsterdam.
De notitie van het NJI somt een aantal aanbevelingen op (pp.16-17),
waarvan de afsluitende luidt:
67
“We moeten erkennen dat de werelden van onderwijs en jeugdhulp
verschillend zijn. Alleen al in aantallen: elke dag gaan er 2,5
miljoen kinderen naar het primair en voortgezet onderwijs.
De jeugdhulp houdt zich bezig met circa 10% van deze kinderen.
Ontwikkelingen in het samenbrengen van beide werelden zullen
stapje voor stapje gaan. Om de samenwerking tussen jeugdhulp en
onderwijs te verbeteren is kennis over wat daarbij werkt
noodzakelijk. Zowel binnen gemeenten als bij
samenwerkingsverbanden passend onderwijs is daarover vaak te
weinig kennis voorhanden. De komende jaren is het noodzakelijk
om hiervoor kennis te ontwikkelen, te delen, te ontsluiten, te
evalueren en weer te vernieuwen.”
De gemeente Amsterdam heeft dan ook met nadruk de vraag
gesteld hoe de samenwerking tussen beide professionele domeinen
(onderwijs en jeugdhulp) tot stand komt binnen het raamcontract
SJSO.
We gaan ten slotte - gelet op bovengenoemde opmerking over
kennislacunes- in de volgende paragraaf kort in op beschikbare
wetenschappelijk getoetste kennis over een integrale aanpak van
specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs.
3-5 Wetenschappelijke onderbouwing
De notitie van het NJI noemt de tien principes van het School Wide
Positive Behavior Support (SWPBS) als eerste voorbeeld van wat
wetenschappelijk aantoonbaar werkt in de samenwerking tussen
scholen en jeugdhulpexpertise om gedrag, leerresultaten en de
veiligheidsbeleving op school te verbeteren. Ook een afname van
disciplinaire maatregelen (waaronder schoolwisselingen) wordt
hierbij vermeld.
In dit verband refereren wij (onder meer) aan Ogden (2018; 2014),
die uitgebreid over SWPBS rapporteert via Research Gate/Special
68
Needs in Education in Norway. Onderliggend zijn tal van studies
beschikbaar uit de Scandinavische landen, de Verenigde Staten en
Canada, waaraan Ogden ook zelf (meerdere studies) heeft
meegewerkt.
Wij gaan eerst kort in op een systematische review van de Health
Committee van The Royal Swedish Academy of Sciences (Gustafsson,
Westling, Kaerman, Eriksson, Eriksson, Fischbein, Granlund,
Gustafsson, Ljungdahl, Ogden & Persson, 2010). Deze review geeft
op beknopte wijze toegang tot de belangrijkste wetenschappelijk
onderbouwde relaties en mechanismen in wat werkt in de
samenwerking tussen jeugdhulp en speciaal onderwijs, en heeft
mede ten grondslag gelegen aan SWPBS.
In de review wordt antwoord gegeven op:
— De vraag naar (bij voorkeur) causale (verklarende) relaties
tussen psychische en psychosociale problemen en
schoolprestaties;
— Hoe deze relaties worden beïnvloed door andere factoren,
zoals gerelateerd aan persoonskenmerken en sociale
achtergrond, incl. SES, en;
— Welke schoolfactoren hierbij spelen, waaronder de wijze van
toetsen, evalueren, selectieprocedures, speciaal onderwijs,
lesmethoden en sociaal klimaat, en;
— De vraag naar de mate van wetenschappelijke onderbouwing
hierbij, ook op verwante terreinen, zoals de mate van school
attendance (verzuim of thuiszitten) en de thuissituatie.
De resultaten samengevat:
Vooreerst merken de reviewers op dat de hoeveelheid onderzoek
naar relaties tussen verschillende aspecten van onderwijs
enerzijds en de psychische gezondheid of het sociale welbevinden
van leerlingen anderzijds, opvallend beperkt is:
69
— Dit geldt in het bijzonder voor onderzoek naar
(onderwijs)organisatiefactoren en verschillende educatieve
factoren zoals lesmethoden, curriculum kenmerken,
lesmiddelen, onderwijsmodules, en onderwijsbeleid ten
aanzien van toetsen en evaluaties, of de wijze waarop in
speciaal onderwijs wordt voorzien en de specifieke middelen
hierbij.
— Erzijn wel tal van studies gevonden, maar qua opzet,
specificiteit, vergelijkbaarheid, navolgbaarheid en
bewijskracht voldoen slechts een beperkt aantal studies aan
de eisen van voldoende wetenschappelijke zeggingskracht.
— De relatie tussen het naar schoolgaan en leren enerzijds — als
een van de meest prominente levenstaken in het leven van
minderjarigen - en het psychische of psychosociale welzijn
anderzijds, is niet extensief onderzocht.
— De meeste empirische (grootschalige en longitudinale)
studies naar onderwijseffecten zijn gericht op cognitieve
prestaties en succesvolle baankansen. Dit lijkt enerzijds voor
de hand te liggen, anderzijds kan onderwijs (en de aansluiting
bij een positieve schoolbeleving) ook als algemene basis voor
een geslaagd bestaan (participeren in de samenleving) worden
gezien en vanuit deze optiek komen natuurlijk ook andere
uitkomstmaten in beeld.
Wel is er een relatief groot aantal studies dat de specifieke relatie
bestudeert tussen psychische gezondheid en sociaal emotioneel
welbevinden enerzijds leergerichte en sociale prestaties (of falen)
anderzijds: in hoeverre beïnvloedt academic achievement ons geluk
en welzijn? In deze relatie is over verschillende studies heen zowel
reciprociteit (een wederkerig effect) als een éénrichting verloop
gerapporteerd (bijvoorbeeld van falen in leesvaardigheid op een
verhoogde kans op depressie en/of gedragsproblemen).
70
De volgende bevindingen worden samenvattend opgesomd:
— Vroeg ‘schoolfalen’ (early school failures), leesproblemen in
het bijzonder, veroorzaken zowel internaliserende als
externaliserende psychische problemen.
— Problemen op het vlak van psychische gezondheid en
leerproblemen neigen naar stabiliteit over de tijd.
— Schoolproblemen gerelateerd aan lifetime adversity,
disadvantage of stressfull life events neigen echter af te nemen
wanneer leerlingen eenmaal op het voortgezet onderwijs
zitten en toegang krijgen tot nieuwe vriendengroepen en
leerdomeinen. Hierbij spelen resilience, self-efficacy en de
beschikbaarheid van psychosocial resources een
doorslaggevende rol (veerkracht, cognitief zelfvertrouwen en
de aanwezigheid van steunende positieve relaties, ondanks
tegenslag in het leven).'°
— Investering qua tijd en inzet in schoolwerk zonder
bijbehorende positieve resultaten is gerelateerd aan
ontwikkeling van depressie.
— Falen op leergebied tijdens de adolescentie veroorzaakt
internaliserende gedragsproblemen bij vrouwen (w.o.
depressie, zelfbeschadiging en suicidale ideatie).
— De relaties tussen falen op leergebied en verschillende
psychische problemen variëren, en zijn ook gerelateerd aan
een brede range van somatische en psychosomatische
gezondheidssymptomen.
— Internaliserende en externaliserende problemen hebben
negatieve effecten op leerprestaties door mechanismen die
deels verschillen voor uiteenlopende leeftijdsklassen en
gender.
— Goede schoolprestaties/leerprestaties en een goede geestelijke
gezondheid zijn wederkerig gerelateerd.
10 Zie in dit verband Breetvelt, Meijer & Van Binsbergen (2018): pp. 39-41.
71
— Goede schoolprestaties/leerprestaties verbetert het
zelfvertrouwen.
— Een goed zelfvertrouwen verbetert niet de
schoolprestaties/leerprestaties maar wel hieraan
gecorreleerde variabelen, zoals locus of control (het gevoel
veel of weinig aan te kunnen) of de mate van self-efficacy.
— De relaties met medeleerlingen en met leerkrachten zijn deel
van het vaststellen van negatieve schoolresultaten in relatie
tot de psychische gezondheid en het psychosociale
welbevinden. Tegelijkertijd beschermen goede relaties met
andere leerlingen en leerkrachten tegen de ontwikkeling van
psychische of psychosociale problemen.
— Het zichzelf (sociaal) vergelijken met leeftijdgenoten is van
invloed op het zelfbeeld, en dit effect varieert naarmate de
samenstelling van de peergroep (die doorgaans op school
ontstaat). (Gustafsson et al, 2010).
Deze wetenschappelijke bevindingen onderstrepen het belang van
een goede schoolaansluiting voor kwetsbare leerlingen. Uitval
heeft niet alleen materiele schade tot gevolg (minder kans op een
geslaagde sociaal economische deelname in de samenleving),
maar ook schade op het vlak van het individuele welbevinden en de
psychische gezondheid: social achievement naast academic
achievement. Een ononderbroken schoolgang en goede
leerprestaties verhogen het sociaal emotioneel welbevinden en de
psychische gezondheid.
In de opsomming van bevindingen van Gustafsson et al. verdienen
de laatste twee (i.c. de sociale relaties op school met leerlingen en
leerkrachten — ofwel de sociale cohesie — en de sociale
identificatie met peergenoten -ofwel het spiegeleffect op het
zelfbeeld) bijzonder te worden opgemerkt, we gaan hier later op in
aan de hand van de reactie van professionals uit het speciaal
72
onderwijs, die tijdens ons evaluatieonderzoek naar voren zijn
gekomen (zie hoofdstuk 5).
Eerder en nadien is meer onderzoek uitgevoerd, de mate van
bewijsvoering en de reikwijdte van bevindingen varieert, maar
over het algemeen kan worden gesteld dat:
— Een positieve sociaal bekrachtigende benadering op school
betere resultaten geeft dan een negatieve of straffende
benadering, dit geldt in het algemeen en voor kwetsbare
leerlingen in het bijzonder (Seligman & Csikszentmihalyi,
2000; Rutter & Maughan, 2002; Peterson, 2003; Park &
Peterson, 2009; White & Waters, 2014);
— Goede relaties met medeleerlingen en leerkrachten een
positief effect hebben, zowel op cognitief als sociaal
emotioneel gebied (Eisenhower, Blaker & Bacher, 2007;
Baker, 2006; Rumberger, 2012; Jung-Sook Lee, 2012);
— Pesten een risicofactor is voor problemen op meerdere
levensdomeinen, zowel voor de slachtoffers als de degenen
die pesten (Natvig, Albreksten & Qvarnstrom, 2001;
Farrington & Baldry, 2010);
— Dat extreme stress en school- gerelateerde stress
(examenangst) een negatief effect hebben (Frydenberg, 2008)
zowel op leerprestaties als psychische gezondheid of
welbevinden;
— Dat schoolstress een risicofactor is voor pesten (Natvig,
Albreksten & Qvarnstrom, 2001; Young Shin Kim, Yun-Joo
Koh & Leventhal, 2005; Liang, Flisher & Lombard, 2006;
Farrington & Baldry, 2010; Shams, Garmaroudi & Nedjat,
2017);
— Ouderbetrokkenheid, een positieve relatie met de leerkracht
en het hebben van pro sociale vrienden op school
beschermende factoren zijn, die tegenwicht bieden aan
risicofactoren (en die juist bij kwetsbare leerlingen niet
73
vanzelfsprekend zijn) (Rumberger, 2012; Traag, 2012;
Andrews & Bonta, 2016).
Verder wordt opgemerkt dat (longitudinaal empirisch) onderzoek
op het terrein van de psychische gezondheid en academic
achievement zich hoofdzakelijk beperkt tot het niveau van
diagnostiek of syndromen, zoals het vaststellen dat
externaliserende gedragsproblemen op school in verband staan
met conduct disorders en ADHD of PDD-NOS of dat
internaliserende gedragsproblemen op school bijvoorbeeld
voortkomen uit depressie en angst (Gustafsson et al., 2012).
Maar niet wordt duidelijk hoe deze stoornissen of problemen
precies het leren beïnvloeden.
3.6 Gedragsproblemen van diverse aard
We zien in de literatuur dat de meeste aandacht uitgaat naar
psychische problematiek, de externaliserende gedragsproblemen
voorop, gevolgd door internaliserende gedragsproblemen. Verder
is er aandacht voor thuisproblematiek, de sociaal economische
omstandigheden inbegrepen, maar deze komt minder prominent
naar voren, terwijl de directe relatie van SES met academic
achievement (en intelligentie gemeten met IQ) op basis van
(internationaal) onderzoek evident is (Traag, 2012; Traag & Van
der Velden, 2011; Flanagan & McDonough, 2018). Er is aandacht
voor verslavingsproblematiek, ook bij de ouders, maar dit wordt in
de review van Gustafsson et al. buiten beschouwing gelaten.
Wat verder opvalt is dat de aandacht voor de licht verstandelijk
beperkte doelgroepen in dít verband gering is, terwijl deze
leerlingen ook onderwijs volgen, al is het recht op onderwijs voor
verstandelijk beperkte kinderen van oudsher vooral vanuit
zorginstellingen en het speciaal onderwijs opgepakt en veel
minder vanuit het reguliere onderwijs. Dit geldt eveneens voor
lichamelijk gehandicapte kinderen. Zie voor een kort en
74
toegankelijk historisch overzicht van de licht verstandelijk
beperkte leerlingen in Nederland ‘Kinderen met een LVB in
passend onderwijs’ in De Psycholoog (Bexkens, Graas & Huizinga,
2014).
Het is van belang te beseffen dat achter de term
‘gedragsproblemen’ in de (onderwijs)praktijk een scala van
problemen schuilgaat, van externaliserend en internaliserend, tot
thuisproblematiek of ernstige problematiek bij de ouders, ernstige
stress en trauma, en (licht) verstandelijke beperkingen. In de
onderwijspraktijk zien we bovendien dat er speciale klassen
ontstaan voor leerlingen met autismespectrum stoornissen (ASS)
en dat deze zowel als bovenschoolse voorziening in het reguliere
onderwijs worden aangeboden als binnen de context van het
speciaal onderwijs.
SWPBS is een aanpak die in eerste instantie is gericht op
(externaliserende) gedragsproblemen en omdat leerkrachten in
het reguliere onderwijs op dit vlak de meeste
handelingsverlegenheid rapporteren, staat SWPBS de laatste jaren
in toenemende aandacht. Daarnaast zien we de aandacht voor
traumasensitief onderwijs groeien, mede onder invloed van
migratie uit oorlogsgebieden.
Van oudsher bieden 24-uurs zorginstellingen onderwijs aan
(licht) verstandelijke beperkte kinderen en jongeren (zie
hoofdstuk 1, paragraaf 1.3; zie ook de Wet op expertisecentra),
naast het praktijkonderwijs. Al deze voorzieningen maken sinds de
Wet passend onderwijs en de decentralisatie van jeugdhulp naar
gemeenten deel uit van de samenwerkingsverbanden of
onderwijszorgarrangementen, zoals SJSO.
SWPBS is een overkoepelende term voor een systemische en
gelaagde gedragsaanpak die bestaat uit een combinatie van het
schoolbreed toepassen van een set gedrag beïnvloedende
75
technieken, het signaleren en registreren van ongewenst gedrag
en het consequent en op maat inzetten van interventies, in
verschillende maten van intensiteit voor leerlingen die
risicogedrag vertonen. De gedragsinterventies komen voort uit de
(wetenschappelijke getoetste) gezondheidszorg (met name de
cognitieve gedragstherapie) en passen in een gelaagd
preventiemodel. Aanvullend wordt actief samengewerkt met de
ouder(s) en (jeugd)zorg en wordt continu gewerkt aan een pro
sociaal schoolklimaat en het tegengaan van gedragsproblemen.
SWPBS werkt op verschillende niveaus waarop factoren van
invloed zijn op het ontstaan en in stand houden van
probleemgedrag: het niveau van de leerling, het niveau van ouders
(thuis) en het niveau van de school als organisatie.
SWPBS is ontworpen op basis van diverse deelstudies en
onderliggende onderzoeksbevindingen. Hiermee is het feitelijk het
enig empirisch getoetste (omvattende) onderwijsmodel in het
(speciaal) onderwijs in Nederland.
SWPBS heeft ook in Nederland aan populariteit gewonnen doordat
al jaren gerapporteerd wordt over “gedagsproblemen in het
onderwijs” (Onderwijsraad, 2010; Van Leeuwen, Albrecht &
Vinkenvleugel, 2012). Leraren geven aan dat ongeveer een kwart
van hun leerlingen probleemgedrag toont of een zorgbehoefte
heeft (Smeets, Van der Veen, Derriks & Roeleveld, 2007), waarbij
dit laatste - een zorgbehoefte - ook wijst op andere problemen
dan gedragsproblemen, wat een belangrijke aanvulling is. Niet
altijd is sprake van externaliserend (lastig of agressief) gedrag:
internaliserende of andere problemen spelen minstens zo vaak
(zie Van Binsbergen, Pronk, Van Schooten, Heurter & Verbeek,
2019).
Het NJI stelt dat een leerling gedragsproblemen heeft ‘als hij
regelmatig ongewenst gedrag vertoont dat voor anderen storend
76
is’ (zie nji.nl/Gedragsproblemen-Probleemschets-Definitie): ‘dit
gedrag wordt ook wel externaliserend gedrag genoemd,
voorbeelden zijn driftbuien, woede aanvallen, pesten, agressief
gedrag of delinquent gedrag.”
Wij merken hierbij op dat er op basis van (langlopend
internationaal) onderzoek met de Child Behavior Checklist
nauwelijks een zuiver onderscheid ís aan te brengen tussen
externaliserende en internaliserende symptomen, dat kinderen
vaak een mengbeeld tonen van beide clusters met
gedragssymptomen en dat interactiekenmerken (gedrag vanuit
een relationeel perspectief) en omgevingskenmerken (gedrag
vanuit een contextueel perspectief) van invloed zijn, zowel op een
dempende (modererende) als luxerende wijze (zie met name
Achenbach, Ivanova, Rescarla, Turner & Althof, 2016; zie eerder
Eisenberg, Cumberland, Spinrod, Fabes, Shephard, Reiser,
Murphy, Losoya & Guhtrie, 2001; Mc Conaughly & Skiba, 1993).
In dit verband wordt ook verwezen naar het ecologisch model van
Bronfenbrenner (1979) dat nog altijd navolging vindt, zeker in het
speciaal onderwijs.
Het is in ieder geval vanuit een ervaren hulpeloosheid met
gedragsproblemen of een evidente zorgbehoefte van een leerling,
dat scholen ‘rugzakjes’ aanvragen. Of in hedendaagse Passend
onderwijs termen: dat scholen ondersteuners (op basis van het
ontwikkelingsperspectiefplan uit Passend onderwijs) of intern
begeleiders inzetten bij hardnekkige of ernstige problemen (OOP),
of ten slotte toelaatbaarheidsverklaringen voor leerlingen vragen,
met een overplaatsing naar het speciaal onderwijs.
In Nederland zijn geen effectstudies gedaan naar SWPBS (wel
lopende). In Noorwegen rapporteert Ogden (2014; 2018) met vier
experimentele scholen en vier controlescholen in een langlopend
onderzoek veelbelovende resultaten. De tien onderliggende
77
principes in The Pals Model (zoals Ogden — in press - refereert aan
SWPBS) zijn;
— Evidence based interventions, op basis van de meest
overtuigende wetenschappelijk onderbouwde kennis;
— _School-wide interventions, door alle volwassenen verbonden
aan de school, die als volwassenen onherroepelijk rolmodel
zijn (zie verderop);
— _Multi-modal interventions, op het individuele-, groep, - klas-,
school - of grotere onderwijssysteem niveau.
— Matching interventions to the student’s risk-level, op drie
niveaus (tier 1, 2 or 3), i.c. groepsgericht (algemeen),
doelgericht (targeted interventions, zoals een sociale
vaardigheidstraining op indicatie) of intensief individueel
gericht, op basis van een individueel multi systemisch
behandelplan;
— Positive behavior support, uitgangspunt is duidelijke
communicatie over wat wel wordt verwacht (en niet van wat
‘niet mag’), niet straffen maar positief belonen van gewenst
gedrag: consequente, frequente en directe positieve feedback,
zowel naar leerlingen als leerkrachten en ouders;
— Action-oriented and skills-oriented intervention, in lijn met het
principe dat ‘kinderen niet doen wat je zegt, maar wat jij doet’
(spiegeleffect) is er een verhoogd bewustzijn van het
modelgedrag door alle volwassenen verbonden aan de school
en worden oplossingen ten aanzien van (dagelijkse)
problemen pragmatisch gekozen op een juiste overdracht van
begrip hierbij, competent en actie-georiënteerd (direct
interveniëren, niet wegkijken of negeren);
— _Problem-orientated and resource- oriented intervention,
maximaal risico-gestuurde interventies gaan gecombineerd
met beschermende factoren, in de leerling en in de
schoolomgeving;
— _Interventions that aim at increasing academic and sociale
competence, zowel de leerprestatie als de sociale prestatie zijn
78
gecombineerd doel van interventie. Als voorbeeld noemt
Ogden dat leesproblemen leiden tot gedragsproblemen en dat
bij het interveniëren op gedragsproblemen ook het
onderliggende leesprobleem op positieve wijze wordt
geadresseerd;
— _Team-based intervention approach, alle betrokken
volwassenen nemen deel in de interventie, een optimale
samenwerking en sociale cohesie is continu voorbeeld bij alles
wat gedaan wordt;
— Intervention implemented with fidelity, de cultuur die ontstaat
bij het werken volgens deze tien principes is er een van
positieve sociale relaties, transparantie en voorspelbaarheid:
een pedagogisch klimaat met een hoge mate van vertrouwen
en veiligheid.
In Nederland hebben Goei en Kleijnen (2009), Goei, Nelen,
Oudheusden, Bruine, Piscaer, Roozenboom, Schoorel en Blok
(2010; 2011) en Goei (2013) gerapporteerd over SWPBS. Louwe (in
voorbereiding) merkt op dat SWPBS een stevig onderbouwde en
goed uitgewerkte kapstok biedt aan scholen, maar geen volledig
omvattend pedagogisch model is.
In dit verband is de opkomst van traumasensitief onderwijs (zie
www.gse.harvard.edu/news/uk/18/09/helping-teachers-manage-
weight-trauma, of in Nederland Vervoort-Schel, Mercera,
Wissink, Mink, Van der Helm, Lindauer & Moonen, 2018) dan ook
belangrijk om te noemen, met name in verband met ernstige
thuisproblemen, licht verstandelijke handicaps en de meer
internaliserende gedragsproblemen.
Maar hoe dan ook: de onderliggende keuze aan
gedragsinterventies bij SWPBS is voor preventie en behandeling
van externaliserende gedragsproblemen zeker aan te bevelen en
stevig gestoeld op wetenschappelijk bewijs.
79
3.7 De school als organisatie die positief opgroeien
breed mogelijk maakt
Het verdient te worden opgemerkt dat SWPBS niet het enige
schoolmodel is, dat is gebaseerd op de positieve psychologie en
uitgaat van intensieve samenwerking met ouders en jeugdhulp,
wat ook doel is van SJSO.
We noemen hier nog andere initiatieven die zijn voortgekomen uit
The Positive Education Movement, zie onder meer Seligman, Ernst,
Gillham, Reíivich & Links (2009), Peterson & Seligman (2004) en
Park, Peterson & Seligman (2006) en Park (2006). Dit denken -
dat voortkomt uit de positieve psychologie - veronderstelt dat
onderwijs meer is dan cognitieve ontwikkeling, en Peterson
bijvoorbeeld, zet character building prominent op de
onderwijsagenda, op basis van een strengths-based approach.
Peterson (2006) benadrukt dat scholen enabling institutions zijn:
scholen zijn entiteiten die leerlingen in staat stellen zich zo goed
mogelijk te ontwikkelen, op velerlei vlak. Peterson erkent dat
ameliorating suffering (het bestrijden van lijden onder kinderen en
jeugdigen) en ameliorating negative experiences (zoals het
tegengaan van pesten, maar bijvoorbeeld ook het tegengaan van
drugs en alcohol, op school en thuis) en ander unhealthy behavior
(probleemgedrag), noodzakelijk is op een goede school, maar
waarschuwt dat scholen hierbij niet moeten blijven hangen in de
rol van politieagent of probleemoplosser. Scholen moeten zich
ontwikkelen tot enabling institutions that build virtue (zie ook Lopez
& Louis, 2009) in learning and social situations. In Nederland
refereren we in dit verband ook wel aan een volledig omvattende
pedagogische- of socialisatiefunctie van het onderwijs, maar
Peterson gaat verder door ook de medeverantwoordelijkheid en
het dagelijkse leiderschap voor de school als organisatie (ook) bij
leerlingen te beleggen. De school als een breed sociaal
80
verantwoordelijke onderneming met een maatschappelijk
voorbereidende taak.
Concluderend wordt duidelijk dat scholen - in lijn met het denken
volgens een pedagogic civil society — niet alleen een preventieve
maar ook integrale taak krijgen in het tegengaan van
uiteenlopende opvoedings- en ontwikkelingsproblemen, die van
oudsher in het beste geval tot verwijzing leidde (of in het slechtste
geval tot non-interventie) en zo uitsluitend tot het domein van de
jeugdhulp werd gerekend, niet zozeer tot dat van scholen, of het
moesten speciale scholen zijn: scholen voor speciaal onderwijs,
met name in de clusters 3 en 4. Maar met uiteenlopende
internationale voorbeelden en wetenschappelijke onderzoeken
komen integrale modellen in beeld, vooral de inclusieve onderwijs
modellen uit de Scandinavische landen (waar inclusie hoog op de
agenda staat) springen in het oog. Maar we noemen ook Nieuw
Zeeland en Canada, met name omdat ze relatief succesvol zijn in
OECD vergelijkingen, qua schoolsucces en participatie in reguliere
arbeid na school. En met het Australische strength-based
schoolmodel van Peterson is bijvoorbeeld ook het alcohol - of
drugsgebruik bij ouders (thuis) een onderwerp dat vanuit school
wordt aangepakt (niet alleen Australië kent zo’n benadering, ook
in IJsland, Finland en Groot Brittannië kennen dit soort
initiatieven).
In Australië en Canada en andere Angelsaksische landen komt
deze benadering met name voort uit een public health benadering,
waarbij de zorg voor kwetsbare groepen (ouders inbegrepen)
zoveel mogelijk aansluit bij het dagelijks bestaan, zoals op school
(Earls & Carlson, 2001):
— Een aansluiting bij het dagelijks bestaan verhoogt de
bereidheid problemen op te lossen en werkt minder
stigmatiserend en belastend voor ouders;
— Zowel vanuit het perspectief van de leerling die kwetsbaar is
voor stress op school (zoals bij leerlingen met
81
internaliserende gedragsproblemen of vatbaar voor
depressie), of juist kwetsbaar is dader te worden (pesten op
school), als vanuit het perspectief van leerlingen in kwetsbare
(overbelaste) thuissituaties, zoals bij armoedeproblemen of
complexe scheidingen en spanning thuis;
— Een intensieve samenwerking met ouders werkt eveneens
vanuit het perspectief van de school als organisatie die veilig
moet zijn, waar leerlingen positieve relaties hebben met
leerkrachten en medeleerlingen. Dan is een verder reikende
benadering van groot belang, juist voor kwetsbare leerlingen,
die hier in het reguliere onderwijs niet aan toe komen, met
alle risico’s van dien.
Ten slotte mag de relatie met een (on)veilige thuisomgeving hier
niet onvermeld blijven: een onveilige thuisomgeving is in verband
gebracht met leerproblemen, schoolproblemen,
gezondheidsproblemen — mentaal en somatisch, pesten en gepest
worden, depressie en suïcidaal gedrag, verzuim, uitval en
thuiszitten (voor een volledig overzicht van onderliggende studies
verwijzen naar The Adverse Childhood Experiences Study:
www.cde.gov/violenceprevention/childabuseandneglect/acestudy/
about.html).
3.8 Samengevat: specialistische (jeugd)hulp op het
speciaal onderwijs, LVB inbegrepen
We hebben in dit hoofdstuk stil gestaan bij de bredere toedracht bij
een integrale samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs, die
duidelijk maakt dat ook gezinsgerichte hulp of zelfs hulp aan
ouders nodig kan zijn om voor leerlingen in kwetsbare situaties
een ononderbroken schoolgang mogelijk te maken.
Vanuit een recente studie in Amsterdam bij leerlingen uit een
aantal onderwijszorgarrangementen (Van Binsbergen, Pronk, Van
Schooten, Heurter & Verbeek, 2019) blijkt bovendien dat
82
‘problemen thuis’ belangrijke reden zijn voor opname in een
onderwijszorgarrangement, naast intrapsychische of
internaliserende problemen, en dat externaliserende
gedragsproblemen of zelfs leerproblemen (lang) niet altijd de
reden zijn voor plaatsing op het speciaal onderwijs. Het lijkt erop
dat de constatering dat ‘leraren de afgelopen decennia in
toenemende mate handelingsverlegenheid ervaren in het vinden
en toepassen van een adequate aanpak van probleemgedrag, in
casu storend en agressief gedrag van leerlingen’ (Goei & Kleijnen,
2009; Onderwijsraad, 2010), nuancering behoeft (Van Binsbergen
et al., 2019). Ook andere (internaliserende) problemen en met
name ernstige thuisproblematiek zijn van invloed en een
effectieve aanpak behelst zowel het totale schoolklimaat (zoals in
SWPBS of traumasensitief onderwijs) als een oudergerichte
werkwijze, die via school een eenvoudiger aansluiting vindt (zoals
beoogd met SJSO in Amsterdam).
We eindigen dit hoofdstuk met de constatering dat in de literatuur
over de samenhang tussen psychische gezondheid en sociaal
emotioneel welbevinden enerzijds en schoolsucces anderzijds, de
leerlingen met een licht verstandelijke handicap relatief
onderbelicht blijven. De reden hierachter is dat dit zozeer een
aangelegenheid van het speciaal onderwijs is in Nederland, dat de
confrontatie hiermee in het reguliere onderwijs minder vragen
oplevert: wanneer er problemen onstaan is een overplaatsing naar
speciaal onderwijs in de regel de oplossing. Over de licht
verstandelijk beperkte leerlinggroep is wel als subspecialisme
gerapporteerd, zie onder meer Knotter, Spruit, De Swart, Wissink,
Moonen & Stams (2018) en Moonen (2017).
Een Licht Verstandelijke Handicap (licht verstandelijke beperking
-LVB) is een beperking in het verstandelijke functioneren zoals in
het redeneren, probleem oplossen of abstract denken (DSM-5),
kort geduid als een beperking in de adaptieve vaardigheden. De
83
intelligentie is bepaald met een IQ score tussen 50-85. Bijkomende
problematiek is vaak geduid als leerproblemen, psychiatrische
stoornissen, medisch -organische problemen en problemen in het
gezin of de sociale context (Landelijk Kenniscentrum LVB).
Om het IQ vast te stellen wordt het Cattell-Horn-Carroll (CHC)
perspectief aanbevolen, dat — alhoewel verre van perfect — als de
best gangbare theorie geldt: een werkmodel om cognitieve
vermogens te begrijpen en classificeren. De WISC-5 (Wechsler’s
Intelligence Scale, 2014) hanteert in lijn met CHC de indexen
Fluïde Redeneren, Verbaal Begrip, Visueel Ruimtelijk Begrip,
Werkgeheugen, Verwerkingssnelheid en Auditief Werkgeheugen
(Resing, 2015)“ Anno 2020 wordt in de literatuur terughoudend
omgegaan met het begrip IQ. en het testen ervan: kinderen die op
het speciaal onderwijs worden aangemeld omdat ze niet
meekomen op het regulier onderwijs scoren laag op Verbaal Begrip
(christallized intelligence) omdat ze minder hebben meegekregen
(Resing, 2015), niet omdat ze (inherent) minder potentieel hebben
(zie in dit verband Meijer & Petit, 2019).
Een handelingsgerichte onderwijs- en ondersteuningsstructuur is
gangbaar in de praktijk van het speciaal onderwijs: signaleren van
leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, benoemen van
onderwijsbehoeften, clusteren van leerlingen met gelijke
onderwijsbehoeften en opstellen groepsplan, uitvoeren
groepsplan.
In Passend onderwijs spreekt men van maatwerk arrangementen,
lopend van handelingsadviezen voor de reguliere school,
eventueel met extra ondersteuning voor kind en leerkracht, tot
een tijdelijke plaatsing op het sbo of so of een gecombineerd
programma van (speciaal) onderwijs en zorgaanbieders, de
zogenoemde onderwijszorgarrangementen (OZA), zoals in SJSO.
11 Zie voor een uitgebreide toelichting en actuele stand van de wetenschap Flanagan en McDonough
(2018), met name hoofdstukken 27 en 28 (pp. 731-809).
84
Zie nji.nl/Producten-en-
diensten/Publicaties/njiPublicaties/Beoordeling- Sociaal -
Aaanpassingsvermogen.html, en Onderzoek en Praktijk (2016) via
Kenniscentrumlvb.nl/images/oenp/oenpna2016.pdf
Afsluitend parkeren we een tweetal zaken:
— De sociale cohesie op een school en de relaties tussen
leerlingen en met leerkrachten spelen een belangrijke rol
m.b.t. de mate van sociale integratie op school en
schoolsucces (social achievement en academic achievement).
— Leerlingen spiegelen zich aan hun omgeving, peergenoten
(w.o. schoolgenoten) in het bijzonder, en het zelfbeeld is van
invloed op de mate van social achievement en academic
achievement.
In hoofdstuk 5 komen we hier op terug.
We gaan in het volgende hoofdstuk in op de antwoorden op de
vragen van onze evaluatie van het raamcontract SJSO en starten in
4.2.1 met de belangrijkste vragen:
1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische
jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als
professionals uit de geestelijke gezondheidszorg — afgekort
als ggz) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op school
door deze professionals, de school, cliënten en ouders
ervaren?
2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect
op doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft
het dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere
doorlooptijden voor de hulp op of via school?
3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd
in de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste
zorgverleners zijn op de scholen?
85
Het is goed te beseffen dat deze vragen opgaan voor alle hier (in
hoofdstuk 3) toegelichte sub populaties:
— Psychische problematiek, ín de onderwijspraktijk met name
uitgedrukt in externaliserende of internaliserende
gedragsproblemen, maar ook stoornissen op het
autismespectrum;
— _Thuisproblematiek, die divers is en van uiteenlopende aard,
de problemen van ouders inbegrepen zoals schuld- en
armoedeproblematiek, echtscheidingen of ggz- en
verslavingsproblematiek, maar ook nieuwkomersproblemen
en anderen;
— Problematiek rond (licht) verstandelijke beperkingen, bij
leerlingen en/of hun ouders;
— Multi probleem gezinnen waarin voornoemde gecombineerd
speelt; en tenslotte:
— Problematiek rond verwaarlozing en geweld in
afhankelijkheidsrelaties — huiselijk geweld en
kindermishandeling, al dan niet in combinatie met een of
meerdere van voornoemde, maar ook traumata bij
vluchtelingen uit oorlogsgebieden;
— Waarbij voor alle groepen drang en dwang mogelijk is, via een
gecertificeerde instelling, de kinderrechter, de strafrechter
en/of de reclassering, en voor de ouders onder meer via de
Wet op de verplichte ggz, maar ook het Strafrecht of via
diverse maatregelen uit het strafrecht of civiel familierecht,
zoals bij ondertoezichtstellingen of een gezagsbeëindigende
maatregel.
86
4 SJSO in de praktijk
Voor een volledig overzicht van de onderzoekaanpak en
brondocumenten wordt verwezen naar het hoofdstuk 2.
41 Formatieve evaluatie: onderzoeksvragen en
bevindingen
Op basis van verschillende informatiebronnen zijn evaluerende
conclusies getrokken in samenspraak met praktijkprofessionals
uit onderwijs en jeugdhulp. In dit hoofdstuk wordt integraal
antwoord gegeven vanuit informatie uit de voorverkenning (eerste
inventarisatie aanbod SJSO jeugdhulpaanbieders), het
vragenlijstonderzoek (zie bijlage 1 en 2), de locatiebezoeken/
focusgesprekken, de kennisbijeenkomsten en de verschillende
verslagen, zoals die van kennisbijeenkomsten en de
voortgangsbesprekingen tussen gemeente en aanbieders.
De focusgesprekken op locatie zijn gestart met een samenvattende
hoofdvraag: Voldoet het raamcontract SJSO en alles wat daaruit
voortvloeit in de dagelijkse praktijk aan de verwachtingen en
doelen hierbij? Hoe kijken we terug op het eerste schooljaar SJSO?
We gaan hierna in op de beantwoording van de vragen en starten
steeds met de belangrijkste (op hoofdlijn gestelde) integrale
conclusies. Daarna lichten we deze toe in subparagrafen. De
bevindingen vanuit de praktijk staan opgesomd om de
87
leesbaarheid te vergroten, de informatie is uiteenlopend en door
een groot aantal professionals (van meerdere disciplines) vestrekt.
Vooraf benadrukken wij dat het overall beeld bijzonder positief is,
dat de kanttekeningen die we noemen vraagpunten zijn die de
startfase van het raamcontract SJSO kenschetsen, en dat de
opmerkingen bedoeld zijn om tijdig informatie te genereren die
bijsturing of aanpassing mogelijk maakt, in lijn met het doel van
een formatieve evaluatie.
4.2 Conclusie 1: Positieve reacties
Overall
Uit ons evaluatieonderzoek komt naar voren dat professionals in de
praktijk aangeven dat specialistische hulp nu tijdiger en meer nabij het
kind en gezin geboden wordt. De directe en eenvoudige toegang tot
hulp en steun vanuit het onderwijs is een zeer belangrijk winstpunt ten
opzichte van de situatie voor de invoering van SJSO, dat op meerdere
momenten en in meerdere vormen uit onze evaluatie naar voren komt.
Tevens komt het werken volgens het principe ‘één kind- één gezin-
één plan’ dichterbij vanuit SJSO.
4.2.1 Toelichting
De eerste reacties zijn zonder meer opvallend positief. Vanuit de
respons op de vragenlijst wordt bij het cluster vragen dat naar het
overall resultaat van het raamcontract vraagt duidelijk dat 75%
van de praktijkprofessionals uit de jeugdhulp en het (speciaal)
onderwijs stelt dat SJSO een succes is.
Er bestaat nog een aantal vragen en kanttekeningen hierbij, die
nemen wij in deze sub paragraaf 4.2.1. mee in de volgende
toelichting bij de antwoorden op vragen 1, 2 en 3 (zie paragraaf
1.7):
1. Hoe wordt het werken met vaste specialistische
jeugdzorgprofessionals (zowel jeugdhulpverleners als GGZ
88
professionals) die zonder beschikking direct inzetbaar zijn op
school door deze professionals, de school, cliënten en ouders
ervaren?
2. Zien zij vanuit de eerste praktijkervaring een preventief effect op
doorverwijzing naar overige vormen van jeugdhulp? Heeft het
dichterbij en sneller beschikbaar zijn een effect op kortere
doorlooptijden voor de hulp op of via school?
3. In hoeverre zijn onderwijsondersteuning en zorg geïntegreerd in
de onderwijszorgarrangementen en in groepen nu er vaste
zorgverleners zijn op de scholen?
Waar de relatie met andere vragen en antwoorden speelt, geven we
aan dat we hier verderop op terugkomen.
Aanbod jeugdhulp in SJSO is gericht op ononderbroken schoolgang en
hulp is in aansluiting op onderwijs en thuis
e Inde reacties op onze eerste verkenning met vier vragen aan
de zestien gecontracteerde jeugdhulpaanbieders (aantal
schoollocaties waar aanbieder aanwezig is, inzet fte per
schoollocatie, ingeschatte behoefte of vraag aan steun en
hulp, type aanbod of interventies; uitgezet in
overzichtsmatrix SJSO als basis voor ons onderzoek) zien we
twee ontwikkelingen:
e Deeersteis dat er vanuit de geleverde informatie duidelijk
sprake is van werken op en via het onderwijs door de
jeugdhulpaanbieders, begrippen als ‘klassenmanagement’,
‘ondersteuning van docenten’, ‘tijdig signaleren kwetsbare
leerlingen met schoolproblematiek’, “interventies gericht op
werkhouding en concentratie - gerelateerd aan stoornissen’
of ‘gericht gedragsmatig groepsaanbod’ zijn zichtbaar in de
respons, naast tijdige diagnostiek en behandeling van
bepaalde stoornissen of profielen op school (ASS, ADHD).
Het werken aan ‘betrokkenheid van ouders’ bij de school en
89
leerontwikkeling van hun kinderen, wordt genoemd, evenals
‘ouderbegeleiding.’
e De tweede is dat een (met name) gezinsgericht aanbod van
specialistische hulp thuis, vanuit school gestart, minder
wordt genoemd. De school als vindplaats voor ernstige
thuisproblematiek komt minder prominent naar voren, dan
specifiek leerlinggerichte hulp op school. Dit valt ons op in de
eerste informatie die wij hebben ontvangen van de
jeugdhulpaanbieders, omdat het tijdig terugdringen van een
behoefte aan zwaardere vervolgzorg waarschijnlijk niet alleen
met inzet schoolgerichte interventies zal worden bereikt, ook
een wezenlijk aanbod voor ernstige thuisproblematiek zal
hiervoor nodig zijn, dat vanuit school start (als vindplaats
voor vroeg signalering).
e We zijn daarna nagegaan of dit bijvoorbeeld wel schuilgaat
achter doorverwijzingen die staan genoemd onder de ZIN
(zorg in natura) registraties in de gemeentelijke Monitor
SJSO, dit bleek wel het geval: ook de gezinsgerichte hulp komt
vanuit SJSO tot stand, allengs ook vanuit de SJSO aanbieders
zelf, dit is wat later gevolgd in de chronologie van
gebeurtenissen en implementatie van SJSO, maar met verloop
van het eerste jaar SJSO zeker tot stand gekomen. We gaan
hier verderop verder op in bij de beantwoording van vraag 12
(hoe ziet de hulp thuis eruit?), zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.5.1.
e Verder iser een aantal jeugdhulpaanbieders in het
raamcontract SJSO opgenomen, met een eenduidig
specialistisch aanbod, zoals specifieke diagnostiek of een
specifieke training. Dit aanbod is niet zozeer gezinsgericht
(zie verderop onder paragraaf 4.5.1). Dit verklaart eveneens de
12 Dit wordt ook verklaard uit het gegeven dat een aanzienlijk deel van de gecontracteerde aanbieders
kleinere organisaties betreft die een specifieke interventie of training aanbieden. Deze aanbieders
beschikken niet over een aanbod van gezinsgerichte specialistische jeugdhulp: zie hoofdstuk 4,
paragraaf 4.5.1).
90
mindere aandacht voor een SJSO aanbod thuis, zoals zichtbaar
in de reactie op onze eerste uitvraag naar het aanbod SJSO
vanuit de zestien gecontracteerde jeugdhulpaanbieders.
Binnen SJSO verband sterke afname bureaucratie: tijdswinst, minder
wachttijden, snellere hulp
e Erwordt in de respons op de vragenlijst overall gerapporteerd
dat wachttijden en doorlooptijden voor hulp sterk teruglopen,
en over een snellere en betere beschikbaarheid van hulp, ook
thuis. Er wordt in dit verband vermeld dat de specialistische
hulp op school (die nu snel en tijdig wordt ingezet) escalatie
van problemen voorkomt.
e Erwordt gerapporteerd dat de verwijzing naar dringend
noodzakelijke vervolgzorg (24-uurs zorg, met name
crisisopvang en specialistische vervolgzorg) nog wel
problematisch is, maar dit staat in verband met het
beschikbare aanbod van specialistische zorg en is niet
specifiek SJSO gerelateerd. We komen hier verderop op terug,
ook bij de relatie tussen inzet SJSO en beschikkingen SPIC
(zie 4.5.1).
e De andere ontwikkeling die we bij aanvang van het
raamcontract zien is dat de inhoud van dit aanbod - zoals
omschreven voor SJSO - nog sterk leunt op de historisch
bepaalde plaats en identiteit van de aanbieders.
e Maar verder klinkt ook in de gesprekken die we later op locatie
hebben gevoerd een sterk positief en enthousiast geluid,
zowel van de jeugdhulpprofessionals als de vakkrachten van
scholen. Dit werd op de tweede bijeenkomst voor
Kennisdeling (bezocht door ruim 200 professionals uit de
praktijk van SJSO) door nagenoeg alle aanbieders
onderstreept: zowel de jeugdhulp als het (speciaal) onderwijs
en praktijkonderwijs klinkt onverdeeld positief over SJSO. Ook
tijdens de locatiebezoeken voert een duidelijk positieve teneur
de boventoon.
91
Aanloopproblemen, voor LVB populatie ook qua tijdige aansluiting bij
SJSO
e Inde focusgesprekken wordt duidelijk dat het wel enige
maanden heeft geduurd voordat startperikelen raakten
opgelost (zoals werven van personeel vanuit de
jeugdhulpaanbieders specifiek voor SJSO inzet, de juiste
verhouding fte per schoollocatie vinden, het afstemmen met
(soms) nieuwe partners, het afstemmen in de eigen interne
organisatie) en dat vanuit scholen voor speciaal onderwijs,
met name voor de licht verstandelijk beperkte leerlingen,
gemeld wordt dat ‘zij er te laat bij waren’ waardoor dit aanbod
een kleiner deel van het totale budget SJSO tot de beschikking
heeft, terwijl de zorgbehoefte er aanzienlijk is. Dit is een
belangrijk signaal, we komen hier verderop in de rapportage
op terug (zie /,.4.1).
e Maar gaande het eerste schooljaar is er vanuit SJSO meer en
meer een stabiele samenwerking en stabiele bezetting in de
zorgteams op de scholen ontstaan. De flexibiliteit vanuit de
gemeente hierbij (fte van ene naar andere locatie overzetten et
cetera) wordt door aanbieders jeugdhulp en scholen zeer
gewaardeerd.
Gaandeweg aanpassen en flexibele inzet fte is succesfactor SJSO,
instroom speciaal onderwijs groeit helaas
e Deflexibele inzet van fte per locatie is een sterke succesfactor
van SJSO: de gemeente Amsterdam heeft een relatief grote
mate van flexibiliteit ingebouwd in het raamcontract, dit
blijkt een kritische succesfactor te zijn in de praktijk, die eerst
organisch haar nieuwe weg moe(s)t vinden.
e _Na jaren van bezuinigen en kort-cyclisch (jaarlijks)
aanbesteden (de eerste jaren na de transitie jeugdhulp waren
voor veel aanbieders en jeugdhulpprofessionals zwaar) is er
met de SJSO weer pioniersruimte ontstaan, men verkent
vanuit de jeugdhulp op een meer fundamentele wijze het
92
terrein van het speciaal onderwijs, in nauwe samenwerking
met de scholen, die kampen met een onvoorzien groeiende
stroom van leerlingen:
e Deterugloop in aanmeldingen van speciaal onderwijs is
landelijk gezien niet zo sterk als de beleidsoperatie Passend
onderwijs beoogde. De instroom lijkt zelfs te zijn
teruggekeerd naar het niveau van 2011 (zie Koopman &
Ledoux, 2018) terwijl de scholen hier niet op zijn ingericht, er
is veelal bezuinigd met oog op een verwachte terugloop van
instroom. SJSO biedt zo voor kwetsbare leerlingen desondanks
enige ruimte om deze goed en integraal vanuit de jeugdhulp
en het onderwijs op te vangen. Hierbij wordt opgemerkt dat
het in Amsterdam om 3% van de leerlingen gaat en dat dit vrij
stabiel is gebleven, maar voor bijvoorbeeld de zieke en
lichamelijk gehandicapte kinderen is Amsterdam van vier
scholen met 600 leerlingen, naar een school met 200
leerlingen gegaan (met mogelijk enig effect op andere speciaal
onderwijsscholen).
Inhoudelijke samenwerking en plaats en positie jeugdhulpprofessional
in onderwijs is goed
e Feitelijk lijkt de samenwerking op de werkvloer tussen
jeugdhulpprofessionals en schoolvakkrachten geen
bijzondere problemen te geven, tijdens de gesprekken
problematiseert niemand dit op bijzondere wijze, terwijl dit
vooraf wel als mogelijke complicatie werd ingeschat (zie in dit
verband de opmerking van het NJI in paragraaf 3.5 en de
vraagstelling voor de Evaluatie SJSO van de Stuurgroep). In de
respons op de vragenlijst zijn wel enkele opmerkingen
gegeven (geen meerderheid) over verkeerde keuzen bij
aanvang, die tot een uiteengaan en andere keuze (andere
samenwerkingspartner) hebben geleid. Dit betreft echter de
uitzondering, niet de regel.
93
Soms spelen aanloop - of aansluitingsproblemen
e Er worden wel praktische problemen gemeld, zoals een gebrek
aan kantoor - of werkruimte op schoollocaties voor
jeugdhulpprofessionals, onduidelijkheid over wie deelneemt
aan welk overleg op school, of een bij aanvang onduidelijke
werkverdeling tussen onderwijs- en jeugdhulpprofessionals,
waarbij de laatsten (per fte inzet zoals contractueel geregeld
in het raamcontract SJSO) naar hun moederorganisaties
moeten verantwoorden en rapporteren, wat qua registratie
van verantwoordingsvereisten (zoals soort interventies en
tijdsduur per interventie) niet altijd aansluit met de
werkelijkheid op school. De jeugdzorgpraktijk is meer ‘door-
gebureaucratiseerd’ dan het werken op scholen (waar geen
tijdsregistratie of fijnmazige activiteitenverantwoording
plaatsvindt, die in de jeugdhulp wel is ontstaan, in de lijn met
de inkoopsystematiek en bureaucratisering in de zorgsector).
Een te vast omlijnde en strikt procedurele aanpak werkt
belemmerend en leidt tot een weinig effectieve bureaucratie:
de ruimte die SJSO voor jeugdhulpverleners in dit verband
biedt bij het werken via en op het speciaal onderwijs, zonder
deze bureaucratie, wordt door hen in vergelijking met de
situatie voor SJSO als zeer positief ervaren. “We hebben weer
tijd en ruimte voor de kinderen” is bij herhaling opgemerkt.
e Maar van belang is dat tijdens de locatiebezoeken duidelijk is
geworden dat aanloopperikelen eerder systemische
aansluitingsproblemen betreffen: in de praktijk is de
inhoudelijke samenwerking rond de leerling en diens ouder(s)
over het algemeen gewoon goed.
e Op locaties van (volgens de Wet op expertisecentra REC 4 of
RENN-4 scholen (in Amsterdam e.o. PI scholen —
peadologisch instituut) speelt deze vraag bovendien
nauwelijks tot niet: de integratie van specialistische
poliklinische inzet op scholen voor speciaal onderwijs was
hier van oudsher aanwezig, in sommige gevallen al ver voor
94
de invoering van SJSO, de samenwerking is er nu met SJSO
zelfs naadloos en dit laat zien dat aansluitingsproblemen ook
met de tijd raken opgelost. Dit geldt eveneens voor een grote
Amsterdamse, al veel langer geïntegreerde aanbieder van
jeugdhulp en onderwijs (opgegaan in een holding met een
eveneens grote geïntegreerde onderwijs-jeugdhulpaanbieder
uit Rotterdam).
e Wel wordt op alle scholen, ook de voormalige PI scholen,
onverdeeld positief gereageerd op het snellere ‘schakelen en
makelen’ dat nu mogelijk is, zonder indicatie- en verwijs
procedures. Feitelijk ligt hier (a) qua tijdsverlies voor de
leerling en (b) qua afnemende systeemkosten gerelateerd aan
indicatie- en verwijsprocedures, een enorme besparing, ten
gunste van de praktijk rond het kind.
e Een nadere analyse van de grootte van deze besparing zou op
basis van een specifieke opzet volgens een maatschappelijke
kosten-baten analyse (MKBA) in beeld brengen welke
geldbedragen aan systeemkosten hiermee zijn gemoeid.
e Wat bij aanvang van het raamcontract nog niet automatisch
loopt is de plaats en positie van de Ouder Kind Teams (OKT)
ten opzichte van SJSO, zo is ook uit de respons op de enquête
duidelijk geworden (zie verderop). OKT is geen
contractpartner in het raamcontract, maar speelt wel een
belangrijke rol in de praktijk als basisaanbod (trainingen voor
ouders bijvoorbeeld) en als mede toe leidende instantie voor
specialistische vervolgzorg naast SJSO (via een SPIC). Zij
leveren zelf geen specialistische jeugdhulp (zie verderop in
hoofdstuk 4, onder paragraaf 4.4.1.
e Vanuit het vragenlijstonderzoek, de gesprekken op locatie en
de tweede en derde Kennisdelingsbijeenkomst is duidelijk
geworden dat een aanbod voor specialistische hulp thuis
(gezinsgerichte specialistische hulp) vanuit SJSO wel van de
grond komt, gesignaleerd en geïnitieerd vanuit de school (in
het kader van SJSO). Dit heeft wel een iets langere aanlooptijd
95
gekend dan de directe inzet van hulp en steun op school en
wordt met name vanuit grotere (generalistische) aanbieders
geboden, waarbij zowel een aanbod binnen als buiten SJSO
verband zichtbaar is en waarbij de hulp thuis binnen SJSO
verband een groter aandeel lijkt te krijgen dan hulp buiten
SJSO verband (zie paragraaf 4.5.1).
e Zelfs voorbehouden ggz hulp (medicatie, inzet of aanpassing)
gebeurt vanuit signalering op school (in kader SJSO). Juist bij
eventuele concentratieproblemen of andere bijwerkingen is
directe observatie op school vanuit een
farmacotherapeutische deskundigheid een belangrijk
winstpunt voor de leerling die is aangewezen op medicatie.
e Hierbij worden nog wel enige vragen gesteld en
kanttekeningen geplaatst:
e Het delen van gegevens wordt vanuit de praktijk
geproblematiseerd in verband met de AVG en de wet BIG
(medisch geheim). In gesprek op locatie blijkt overigens dat
men er met de meeste ouders wel uitkomt en dat toestemming
meestal verkregen wordt, maar juist in die gevallen waar dit
niet gebeurt, is dit soms problematisch (dit geldt zeker in
samenwerking met Veilig Thuis en de Jeugdbescherming) en
zoekt men naar verantwoorde manieren voor een ‘work
around’ die tegelijkertijd het vertrouwen niet mogen
beschadigen.
e Dit delen van gegevens bij weigerachtige ouders is in de
huidige jeugdhulp (en hulp aan ouders, incl. vanuit gelijktijdig
lopende ggz voor een ouder) soms een aanzienlijk vraagstuk,
zo brengen onze gesprekspartners naar voren: privacy-
vereisten worden in de praktijk als belemmerend ervaren op
noodzakelijke informatiedeling en goede zorg.
13 Vanuit de Stuurgroep SJSO wordt in reactie aangegeven dat de AVG als Europese verordening boven
de wet BIG en beroepscodes staat. Het Verdrag inzake de rechten van het kind echter, maakt overleg
gewoon mogelijk, mits goed overwogen van tevoren.
96
e Anderzijds wijzen ouders op het soms te intrusieve karakter
van de werkwijze van hulpverleners, die hen terughoudend
maakt ten aanzien van toestemming (we komen hier in
hoofdstuk 5 op terug).
Begripsverwarring oude en nieuwe termen
e Ten aanzien van de integratie van jeugdhulp en speciaal
onderwijs in zogenoemde onderwijszorgarrangementen: deze
vraag blijkt onder deze noemer (“OZA’) soms nog tot
verwarring te leiden:
e We zien inde respons op de vragenlijst dat de afdoende
sluitende werking van de huidige
onderwijszorgarrangementen (OZA) door een relatief groot
deel van de onderwijsprofessionals als ‘onbekend’ wordt
gescoord 35% of als ‘onvoldoende’ (11%). Daarbij wordt
bijvoorbeeld opgemerkt dat ‘OZA’ een term uit Passend
onderwijs is (en dus bedoeld voor het reguliere onderwijs),
niet uit het speciaal onderwijs. Op zich is dit opmerkelijk: de
voorzieningen speciaal onderwijs zijn immers zelf onderdeel
van een OZA, maar worden vanuit de praktijk blijkbaar niet als
zodanig gezien of herkend. De beleidstaal uit Passend
onderwijs staat soms ver van de praktijk. We komen hier in de
volgende paragraaf op terug.
e In de praktijk is men echter gewoon overall positief over de
samenwerking en de eerste effecten van SJSO, maar wanneer
specifiek naar een ‘onderwijszorgarrangement’ wordt
gevraagd, zien we verwarring rond beleidsbegrippen in de
praktijk. Organisaties die al langer geïntegreerd samenwerken
(speciaal onderwijs-jeugdhulp) geven echter aan dat de
onderwijszorgarrangementen goed werken.
Zwaartepunt ligt bij succes van SJSO voor leerlingen en ouders
e Hetiste vroeg om van bepaalde effecten te spreken (dit
vereist ook een andere opzet van onderzoek), maar wat opvalt
97
is dat zowel jeugdhulpaanbieders als schoolkrachten overall
spreken van minder incidenten, minder uit de klas plaatsen,
minder schoolwisselingen, beter contact met ouders, en
ouders die de hulp via school beter ervaren (dan voorheen via
een aparte gang via OKT, SD of GI of huisarts te moeten, als
ouder).
e _SJSO biedt voor ouders een minder stigmatiserende of
belastende gang naar hulp. De acceptatie voor hulp en steun is
duidelijk groter vanuit de onderwijsrelatie. Dit wordt ook met
nadruk bevestigd in contact met vertegenwoordiging van de
ouders van leerlingen die hulp ontvangen.
e De overall reacties zijn kortom voor ruim 75% positief, de
inhoudelijke doelstelling van het raamcontract SJSO krijgt in
goede samenwerking tussen professionals integraal vorm, de
aansluiting onderwijs en jeugdhulp lijkt beter te lopen dan
verwacht.
e Erwordt zodoende door nagenoeg alle partners in SJSO met
name gewezen op de winst voor leerlingen (minder
incidenten, eerder en eenvoudiger goede hulp, grotere kans op
ononderbroken schoolgang) en hun ouders (minder
belastende gang naar steun en hulp, minder stigmatiserende
en goed toegankelijke werkwijze).
e Ook qua administratieve belasting binnen het verband van het
raamcontract SJSO: hier ligt een belangrijke winst. De
administratieve belasting binnen SJSO is minimaal en er
bestaat ruimte deze gaandeweg (ook in de workshops tijdens
de Kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd door de
Stuurgroep en de gemeente Amsterdam) in samenspraak aan
te passen en te verminderen.
e In contact met vertegenwoordiging van ouders wordt dit beeld
bevestigd: de relatie met school biedt een betere en minder
belastende gang naar hulp, ook thuis.
98
Mocht dit doorzetten, dan zijn dit wel heel belangrijke
winstgebieden, die nauwelijks in cijfers zijn te vangen. De
maatschappelijke winst voor leerlingen, ouders en leerkrachten
spreekt onverkort uit de reacties van praktijkprofessionals en
vertegenwoordiging van ouders.
De besparing in systeemkosten (die gepaard gaan met intake,
verwijzen en beschikken, wachttijden en wachtlijsten) is
daarnaast eveneens aanzienlijk en verdient met een
maatschappelijke-kosten-baten- analyse in beeld te worden
gebracht.
4.3 Conclusie 2: aanloopproblemen en knelpunten in
verband met grotere systeemproblematiek
Overall
Er bestaan nog aanloopproblemen en knelpunten, maar deze vloeien
hoofdzakelijk voort uit grotere systeemproblemen en deze spelen ook
landelijk. Er bestaan twee afwijkingen ten aanzien van het overall
positieve beeld dat voortkomt uit ons onderzoek, die (1)
systeemgerelateerd zijn, en met name regionaal en procedureel zijn
(incl. administratieve belasting buiten SJSO verband), en (2) die de
plaats en positie van de jeugdhulpprofessional in het onderwijs betreft,
waarbij opgemerkt dat de respons hierbij gemengd is en nergens
onverdeeld negatief.
4.3.1 Toelichting
We gaan hier in op de antwoorden op vragen 4, 5 en 10 (zie
paragraaf 1.7) van de stuurgroep:
— Welkeffect heeft de nieuwe werkwijze SJSO op het proces van
verwijzen en beschikken, inclusief administratieve lasten voor
ouders, scholen, verwijzers (zoals minder beschikkingen);
99
— Hoe wordt de gemeenschappelijke opdracht over inzet en doel
vanuit onderwijsbesturen, samenwerkingsverbanden en
gemeenten ervaren;
— Hoe verloopt de samenwerking met de regiogemeenten?
Administratieve belasting in intern SJSO verband minimaal, maar
extern bij doorverwijzen nog aanwezig
e We zien dat nagenoeg alle onderwijs- en
jeugdhulpprofessionals aangeven dat de directe inzet van
jeugdhulp voor kwetsbare leerlingen een van de belangrijkste
winstpunten is ten opzichte van de situatie voor (het
raamcontract) SJSO. Het proces van verwijzen, indiceren en
beschikken is immers grotendeels verdwenen met SJSO, zoals
hiervoor onder 4.2.1 al toegelicht.
e Alleen de inzet van overige specialistische jeugdzorg (dus
buiten het raamcontract SJSO, op basis van SPIC’s) vereist nog
wel procedures van verwijzen en indiceren, en voor de
zwaardere voorzieningen voor vervolgzorg (24-uurs
voorzieningen en crisisopvang) worden nog complexe
procedures, wachttijden en wachtlijsten gemeld.
e Ook met betrekking tot de melding van onveilige
(thuis)situaties worden knelpunten ervaren, ook binnen de
praktijk die valt onder SJSO:
e De samenwerking tussen specialistische jeugdhulp en scholen
is inhoudelijk van grote betekenis en winst voor de aanpak van
vragen rond veilige thuissituaties (tijdige signalering en de
directe beschikbaarheid van jeugdhulpverleners die
doorpakken bij vermoedens vanuit school), maar procedureel
complex, door (a) lange wachttijden tot hulp beschikbaar is na
aanmelding bij Veilig Thuis en de Jeugdbescherming, de
specifieke Jeugdbescherming voor (licht) verstandelijke
beperkte kinderen en gezinnen inbegrepen, en (b)
interpretatieverschillen of uiteenlopende
100
meningen/professionele inschattingen wie (welke instantie)
de monitorfunctie uitvoert;
e _Personeelstekorten in de jeugdbescherming en
interpretatieverschillen tussen professionals over de
monitorfunctie en procedures van Veilig Thuis worden
genoemd als oorzaken hierbij (drempelmeldingen worden
verder niet opgepakt, wanneer er al hulpverlening is, zoals nu
met SJSO, terwijl de hulpverleners vanuit SJSO juist aangeven
dat zij melden met het oog op een noodzakelijk vervolg vanuit
Veilig Thuis of een Gecertificeerde Instelling voor
Jeugdbescherming).
In dit verband merken we op dat soortgelijke problemen rond de
jeugdbescherming (en jeugdreclassering) breder spelen en er zelfs
toe leiden dat de minister van VWS op 4 november 2019
aankondigt de decentralisatie deels terug te draaien. In een brief
aan de Tweede Kamer stelt hij dat jongeren met grotere problemen
beter af zijn in regionale en bovenregionale verbanden, in plaats
van gemeentelijke voorzieningen.
Daarnaast gaat hij in op de ‘sterk bekritiseerde’ jeugdbescherming
en jeugdreclassering op basis van een rapport van de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd, waarin geconcludeerd wordt dat
kinderen ‘onvoldoende bescherming’ krijgen: (-) tijdsnormen
voor een eerste contact worden voor zes van de tien kinderen niet
gehaald, (-) een plan van aanpak is in de helft van de gevallen niet
op tijd gereed, en ook (-) daarna duurt het vaak te lang voordat
een kind hulp ontvangt (zie www.igj.nl Nieuwsbericht: Kwetsbare
kinderen onvoldoende beschermd). Personeelsproblemen,
wachtlijsten en problemen in de hele keten - waar SJSO in
Amsterdam deel van is - worden genoemd.
14 Zie voor meer informatie https://veiligthuis.nl/hoe-werkt-veilig-thuis/
101
Problemen in de jeugdbescherming worden landelijk
waargenomen, deze zijn niet specifiek Amsterdams (laat staan
SJSO gerelateerd). Ze vloeien voort uit de grotere vraagstukken die
gepaard gaan met decentralisaties en transitie van de jeugdhulp.
Het kabinet erkent systeemfouten en wil vier jaar nadat de
verantwoordelijkheid aan gemeenten is overgedragen meer
regionale samenwerking afdwingen. Dit is voor een stad als
Amsterdam een belangrijke ontwikkeling, met haar
grootstedelijke regiofunctie.
e Gelet op de opmerkingen van professionals uit de SJSO
praktijk is aandacht voor vragen rond scholing,
deskundigheid in de jeugdbescherming mogelijk van
aanvullend belang.
e Vanuit twee scholen voor primair speciaal onderwijs wordt
bovendien aangegeven dat samenwerking tussen de GI
professionals en de leden van de zorgcommissies (incl. inzet
vanuit SJSO) juist kansen biedt voor betere hulpverlening bij
twijfel en risicovolle thuissituaties: de relatie met de school en
de hulpverleners verbonden aan school kan worden gebruikt,
maar wel in afstemming en samenwerking, niet vanuit een
procedureel ‘er is al hulp afvinken’ (en verder niet monitoren
door de GI, zo geven professionals aan).
Samenwerking regiogemeenten administratief complex, met
wijkteams goed, qua samenwerkingsverbanden inhoudelijk wisselend
e Verder valt op dat de samenwerking met de regiogemeenten
door zowel onderwijsprofessionals als jeugdhulpprofessionals
als ‘onbekend’ wordt getypeerd (35% en 4,2% weet niet; en
38% en 33% noch eens, noch oneens);
e In dit verband ís ook van belang op te merken dat de
inhoudelijke samenwerking met de eerste lijn, ook in
regiogemeenten (vaak vanuit wijkteams i.p.v. OKT), over het
algemeen als ‘goed’ wordt gescoord, de inhoudelijke
samenwerking en afstemming met andere regionale
102
samenwerkingsverbanden uit het onderwijs is echter
wisselend.
e De combinatie van antwoorden op de vragenlijst en de
bevindingen op locaties lijken erop te wijzen dat
jeugdhulpprofessionals uit het primaire proces (waaronder
huisartsen en wijkteams) elkaar inhoudelijk wel vinden;
e Maar dat de systemische en procedurele aansluiting hierbij
(denken in termen als OZA, of registratie van- en
gegevensverstrekking aan diverse gemeenten met diverse
vormen van bekostigingssystematiek, vanuit het onderwijs
(regulier of speciaal, toelaatbaarheidsverklaring hoog-
midden-of laag), dan wel de jeugdhulp (regulier of speciaal),
nog niet sluitend is.
e Ook in de locatiegesprekken wordt duidelijk dat de
samenwerkingsverbanden verschillen qua toekenning van
toelaatbaarheidsverklaringen, over het algemeen is men
tevreden tot zeer tevreden over de werkwijze en inschatting
door de samenwerkingsverbanden Amsterdam-Diemen, maar
minder over de werkwijze en inschatting van
samenwerkingsverbanden uit regiogemeenten, vooral de
samenwerkingsverbanden met veel kleinere gemeenten geven
soms zorgen.
e Voorbeeld is dat een specialistische jeugdhulp-
onderwijsaanbieder uit Amsterdam kleinere regiogemeenten
bij herhaling aanbiedt om te komen helpen bij het opzetten
van een lokaal of regionaal georganiseerd
autismespectrumstoornissen (ASS) aanbod (een Beter
pASSend klas), wat niet wordt opgepakt en bij herhaling tot
verwijzingen en wachttijden leidt voor leerlingen uit
regiogemeenten, die dan toch (en vaak te laat, na veel
faalervaringen of perioden van verzuimen of thuiszitten)
alsnog in Amsterdam worden aangemeld.
e In dit verband is het te lang ‘doormodderen’ vanuit Passend
onderwijs door het reguliere onderwijs vaak genoemd: met
103
name bij LVB-problematiek in het primair onderwijs en te late
aanmeldingen van internaliserende gedragsproblemen vanuit
het reguliere voortgezet onderwijs. We komen hier later op
terug in hoofdstuk 5. Vanuit het speciaal onderwijs, met name
po, klinkt een nagenoeg unaniem geluid dat Passend
onderwijs - vanuit de optiek van het speciaal onderwijs in
Amsterdam en Diemen - onvoldoende effect sorteert.
e Regiogemeenten kennen bovendien weer andere termen of
voorzieningen, zoals wijkteams, die de rol van het
Amsterdamse OKT in regiogemeenten vervullen, en deze zijn
niet altijd goed op de hoogte van bijvoorbeeld het aanbod
vanuit Amsterdam, met SJSO en de rol van het OKT hierbij.
e In dit verband zou nader onderzoek naar ‘aanmelding-
registratie-facturatie-betaling’ bij administrateurs,
controllers (gegevensverstrekking naar gemeenten) en
financiële medewerkers van de gemeente Amsterdam -
Diemen en regiogemeenten, een ander beeld kunnen geven
ten aanzien van de administratieve werking van SJSO en de
aansluiting op regiogemeenten, die nog zeker niet optimaal
is;
e Regionale samenwerking is bij uiteenlopende gemeentelijke
registratiesystemen, bekostigingstermen, privacy-vereisten
en verrekening bovenmatig complex. In de SJSO praktijk van
alledag komen registraties niet altijd goed tot stand of bij
elkaar;
e Vanuit het bijwonen van een aantal
contractvoortgangsbesprekingen (tussen gemeente
Amsterdam en aanbieders jeugdhulp) zijn we als
15 We merken op dat men in de gezondheidszorg (incl. jeugdhulp} het zogenoemde stepped care principe
(de opbouw van interventies van licht naar zwaarder langs een graduele lijn) heeft verlaten voor het
matched care princpe (inzetten wat nodig is op basis van functionele diagnostiek). Passend onderwijs
kent een opbouw volgens een stepped care principe, in complexe gevallen sluit dit principe niet goed
aan bij wat soms direct nodig is, zo geven professionals in SJSO verband aan.
104
onderzoekers op de hoogte dat dit scherp onder de aandacht
staat bij de gemeente Amsterdam en de regiogemeenten.
e Vanuit de locatiegesprekken blijkt dat niet alle
regiogemeenten voldoende op de hoogte zijn van het feit dat
de gemeente Amsterdam de specialistische preventie in het
kader van SJSO voorfinanciert, en hiernaast ook reguliere
preventie (OKT) als basisvoorziening kosteloos aan leerlingen
uit hun regiogemeente verstrekt;
e _Regiogemeenten blijken nog niet voldoende op de hoogte van
het feit dat de hulp uit het raamcontract SJSO een aanzienlijk
aantal leerlingen betreft uit regiogemeenten, die
specialistische jeugdhulp via het raamcontract SJSO
ontvangen op Amsterdamse scholen voor speciaal onderwijs.
Dit loopt op tot 463 leerlingen in 2018-19 die individueel
gerichte specialistische jeugdhulp ontvangen, die verrekend
moet worden (telling november 2019). In 2020 loopt dít aantal
op tot 503 (peildatum februari 2020): er is een verhoging in
aantal leerlingen vso.
e Uit een verslag van een voortgangscontractbespreking SJSO
(evaluatiebespreking genoemd) van de gemeente Amsterdam
met een SJSO contracthouder (jeugdhulpaanbieder): “De
voorzitter licht toe dat er met regiogemeenten afspraken zijn
gemaakt dat leerlingen binnen SJSO via het berichtenverkeer
worden aangemeld bij de betreffende gemeente met een
iJW315 code. Dit blijkt niet altijd te gebeuren door de
jeugdhulpaanbieders waardoor er een discrepantie in de
gegevens ontstaat. Bij gemeente P bijvoorbeeld, ís er een
uitvraag gedaan omdat er vanuit de Monitor SJSO gegevens 12
cliënten werden gezien, maar er slechts 2 bij gemeente P zijn
aangemeld. Dan wordt afrekenen erg lastig. ”
e Tijdens het eerste jaar zijn er zo verschillende aanloop - en
registratieproblemen naar voren gekomen, die met name de
regionale samenwerking betreffen, er is een werkinstructie
hieromtrent ontworpen en deze is gaandeweg het eerste jaar
105
geïmplementeerd. Jeugdhulpaanbieders registreren sindsdien
de benodigde gegevens. Voor de gemeente Amsterdam met
een grootstedelijke en van oudsher regionale functie, is SJSO
zo ook een complexe operatie, waarbij naast de
kennisdelingsbijeenkomsten de frequente contactmomenten
aan tafel met alle aanbieders (in de contractevaluatie-
gesprekken) kritische succesfactoren zijn: men zit er als het
ware ‘bovenop’ om bij te sturen tijdens de rit.
Begripsverwarring bovendien in twee professionele domeinen
(onderwijs en jeugdhulp)
e We zien bijvoorbeeld ook, zoals hiervoor al opgemerkt, dat
termen als ‘onderwijszorgarrangementen’ (OZA) of de
indeling ‘hoog-midden-laag’ bij
‘toelaatbaarheidsverklaringen’ door een relatief groot deel
van de onderwijsprofessionals als ‘onbekend’ wordt gescoord
(35%) of als ‘onvoldoende’ (11%). Daarbij wordt bijvoorbeeld
opgemerkt dat OZA een term uit Passend onderwijs is, niet uit
het speciaal onderwijs. Beleidstaal wordt, zoals eerder
opgemerkt, in de praktijk niet herkend.
e Maar we zien ook dat jeugdhulpprofessionals naast een
mogelijke sub indeling als ‘passend’ versus ‘speciaal’
onderwijs, ook de ‘specialistische’ jeugdhulp als subindeling
gebruiken ten opzichte van bijvoorbeeld ‘de OKT’ of
‘jeugdarts’ als ‘reguliere’ jeugdhulp, wat voor scholen weer
niet altijd bekend is.
e We zien daarnaast interpretatieverschillen ten aanzien van de
inzet van de ‘overige specialistische vervolgzorg’ (SPIC), die
dan tot een B- of C- segment behoren (naast A, als algemeen
toegankelijke basisvoorziening vanuit de gemeente
Amsterdam), wat weer een andere terminologie of indeling is
dan regiogemeenten hanteren. Gemeentes hebben over het
algemeen ieder eigen bekostigingssystemen en termen
gekozen, die onderling niet (altijd) corresponderen, waardoor
106
regionale samenwerking complex en administratief belastend
is.
e We zien ook dat bepaalde onderwijstermen als ‘cluster 3
onderwijs’, ‘cluster 4 onderwijs’ of ‘rec4 school’ of SRENN 4’
onderwijs (Wet op de expertisecentra, in Amsterdam PI
scholen), als onderscheidend ten aanzien van doelgroepen
worden gebruikt in de praktijk, naast nieuwe
bekostigingstermen, die bij de ‘toelaatbaarheidsverklaringen’
(1,2 en 3; of laag-, midden- en hoog) van Passend onderwijs
horen, die niet specifiek corresponderen met eerder
genoemde termen uit andere onderwijswetten.
e We zien kortom dat onderwijsprofessionals zelf in verwarring
zijn rond oude en nieuwe begrippen, laat staan dat de
jeugdhulpprofessionals hier vloeiend in meebewegen.
Beleidstaal zou beter op de praktijk moeten aansluiten en zo
praktisch mogelijk moeten blijven, zo wordt opgemerkt
vanuit de bestuurders van de samenwerkingsverbanden.
In dit verband merken we hier op dat deze zoektocht niet alleen in
Amsterdam-Diemen loopt:
e Vanuit het grotere evaluatieprogramma naar de invoering van
de Wet op passend onderwijs (Nationaal Regieorgaan
Onderwijsonderzoek) zien we dat vragen rond lokale invulling
van verschillende termen en open normen of verschillende
interpretaties hiervan (a) tussen gemeenten of binnen regio’s,
(b) de invulling van terminologie in verband hiermee, of (c)
vragen rond eigenaarschap, casusregie en
verantwoordelijkheden et cetera, landelijk spelen. Zie in dit
verband NRO Evaluatie Passend Onderwijs: Stand van zaken,
deel 5: Tussenstand (Ledoux & Waslander, 2019).
e _Ookis in mei 2019 ‘Regio-oplossingen’ verschenen (Warner,
Van Garderen, Bos & Koning, 2019), de eindrapportage voor
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook uit
deze rapportage blijkt dat dezelfde zoektocht naar invulling
107
van nieuwe termen of aansluiting tussen onderwijs en
jeugdhulp overal speelt. Dit is geen specifiek ‘Amsterdams
SJSO’ vraagstuk.
e Wanneer we bovendien beseffen dat SJSO niet alleen de
onderwijsbeleidsexercitie van Passend onderwijs betreft,
maar ook die van de jeugdhulp na de transitie raakt, met een
decentralisatie naar een kleine 4,00 gemeenten, zijn vragen en
knelpunten rond registratie en afstemming goed te begrijpen,
zeker vanuit een grote stad als Amsterdam met een
regiofunctie die de schaal van een gemeente ver overstijgt.
e Vanuit dit perspectief verdient te worden opgemerkt dat de
evaluatie van het raamcontract SJSO in dit verband zelfs
opvallend positief is: er is een overall positief beeld en de
samenwerking binnen SJSO wordt - ondanks de bredere
administratieve, bureaucratische of meervoudig systemische
zoektocht die nog loopt — overall als goed ervaren.
Dit brengt ons bij vraag 5 van de Stuurgroep SJSO (zie paragraaf
1.7): hoe wordt door onderwijsbesturen en gemeente de
maatschappelijke opdracht ervaren die aan de
samenwerkingsverbanden is toebedeeld, over doel en inzet SJSO?
De gemeente Amsterdam-Diemen en de besturen van de
Samenwerkingsverbanden Amsterdam -Diemen:
e In de context van samenwerking tussen bestuurders en
primair proces is de periodieke kennisdeling via de
kennisdelingsbijeenkomsten, georganiseerd door de
stuurgroep (i.c. de besturen van de samenwerkingsverbanden
po en vo) een opvallend sterk punt: de bijeenkomsten worden
goed bezocht, zowel door onderwijs- als
jeugdhulpprofessionals, de bestuurders, schooldirecteuren en
jeugdhulpdirecties nemen deel, zijn aanwezig in de
workshops en worden zo integraal vanuit de onderwijs- en
108
jeugdhulppraktijk geïnformeerd over de voortgang,
knelpunten en oplossingen.
e Viade kennisdelingsbijeenkomsten volgen bestuurders en
gemeente het raamcontract in direct contact met de praktijk.
De gemeenschappelijke opdracht voor gemeente, bestuurders
en praktijk komt hier bijeen volgens het principe work in
progress, in goede directe afstemming met professionals uit
het primaire proces van zowel onderwijs als jeugdhulp.
Monitor SJSO: kwantitatieve informatiedeling, inhoudelijke
afstemming
e We gaan verder in op vraag 5, mede aan de hand van de
informatieverstrekking uit de Monitor SJSO richting de
gemeente en besturen samenwerkingsverband, en vice versa:
e Allein-,door- en uitstroom van leerlingen in SJSO verband
staan geregistreerd in twee monitors, die met de nodige
‘mitsen en maren’ in samenloop kunnen worden
geanalyseerd.
e Er vindt (omwille van voorkomen onnodige bureaucratie)
geen registratie plaats van specialistische preventie. Omdat
aanbieders verschillen in wat zij op dit vlak bieden en er geen
registratie plaatsvindt, was het niet mogelijk een antwoord te
geven op de vraag naar het aandeel (percentage)
specialistische preventie ten opzichte van individueel gerichte
specialistische jeugdhulp.
e Grotere aanbieders wijzen op het relatief grote deel van
specialistische preventie in SJSO verband, zij schatten dat dit
oploopt tot 30%. Inhoudelijk geven jeugdhulpprofessionals
aan dat dit belangrijke preventieve inzet betreft. Enige
registratie is in dit verband daarom wel aan te raden, anders
verdwijnt dit uit beeld, terwijl iedereen het belang ervan
benadrukt.
e Voor wat betreft het aanbod van individueel gerichte
specialistische jeugdhulp (incl. gezinsgerichte hulp):
109
e De registratie hiervan in de Monitor SJSO geeft inzicht in
aantallen ingezette specialistische jeugdhulp per leerling
o.v.v. welke aanbieder van specialistische jeugdhulp per
schoollocatie, en geeft - gekoppeld met de registratie van
SPIC’s uit de andere monitor (specialistische jeugdhulp onder
beschikking, dus buiten SJSO verband) - inzicht in eventueel
‘dubbelgebruik’ ofwel hulp onder een ‘SPIC’ naast hulp vanuit
‘SJSO.’
e De samenval uit de twee monitors geven zo een beeld van SJSO
hulp en hulp onder een beschikking (SPIC), waarbij deze
laatste ook vanuit andere (niet in SJSO verband
gecontracteerde) jeugdhulp aanbieders wordt geboden, naast
soms hulp onder SPIC door gecontracteerde SJSO aanbieders.
e Voorbeeld: een leerling ontvangt gezinsgerichte jeugdhulp
thuis in SJSO verband, en daarnaast ook een behandeling bij
een forensische polikliniek (SPIC, door een niet-SJSO
aanbieder). Deze leerling staat in de SJSO monitor en ook in de
SPIC monitor.
e Ander voorbeeld: een leerling ontvangt in SJSO verband
specialistische jeugdhulp op school (bijvoorbeeld diagnostisch
onderzoek) en ook specialistische begeleiding na school
(onder een SPIC, maar wel door een aanbieder die ook is
opgenomen in SJSO contract).
e Bij dit laatste voorbeeld is ook de vraag naar specialistische
opvang belangrijk, zo geeft de stuurgroep aan: dit valt buiten
SJSO, maar de behoefte is gesignaleerd.
e Alle schoolbesturen in SJSO verband ontvangen periodieke
spiegelinformatie uit de Monitor SJSO en kunnen zo
getalsmatig nalopen hoeveel leerlingen specialistische
jeugdhulp ontvangen, met welke duur en welke eventuele
samenval van overige jeugdhulp (dubbelgebruik met SPIC).
e Het monitoren van gegevens SJSO biedt zodoende tweezijdig
informatie: 1) aan gemeente en besturen
samenwerkingsverbanden Amsterdam-Diemen (po en vo), en
110
2) aan de betrokken schoolbesturen, die de gegevens
bespreken in de zorgteams.
e Een belangrijke bevinding uit ons onderzoek is dat de
administratieve lasten die voortkomen uit de Monitor SJSO
door onderwijsprofessionals en jeugdhulpverleners niet als
bovenmatig worden ervaren.
e De terugkoppeling vanuit de Monitor SJSO wordt bij aanvang
nog wel als ‘cryptisch’ ervaren: men leest bijvoorbeeld op een
terugkoppelvel vanuit de monitor op een schoollocatie met
ruim 75 leerlingen, dat er 2 een SPIC hebben. Men vraagt zich
dan af of ze er iets mee moeten en geeft aan dat ze - op een
school vol kwetsbare leerlingen - met dit soort informatie op
zich niet veel kunnen, bijvoorbeeld vanuit het adagium één
kind, één gezin, één plan: iedere leerling zou eventueel achter
die SPIC schuil kunnen gaan bij wijze van spreken.
e Tegelijkertijd groeit werkenderwijs de informatievoorziening
uit de monitor SJSO gedurende het eerste jaar uit tot een
scherp beeld van geregistreerd vraag en aanbod, dit geeft
allengs de mogelijkheid te sturen op feitelijke behoefte aan
steun en hulp:
e Er ontstaat zicht op (-) SJSO individuele specialistische
jeugdhulp (om de administratieve lasten te beperken leveren
SJSO aanbieders zoals al gezegd alleen gegevens aan over
leerlingen met een hulpverleningsplan, de basisinzet SJSO
‘preventie en kortdurend of klassikaal’ wordt niet
meegenomen);
e Fr ontstaat zicht op gebruik van SJSO naast SPIC (en welke
SPIC);
e Fr onstaat daarbij zicht op het aantal verwijzingen (SPIC)
vanuit SJSO per maand specifiek naar welke hulpvormen,
zoals Jeugdbescherming, Jeugd- ggz, Jeugdzorg-Plus,
Pleeggezin, plaatsing residentiele jeugdhulp incl. 24, -uurs
crisiszorg en specialistische dagopvang.
11
e Het bereik van SJSO is bovendien per schoollocatie in beeld,
alsook de extra jeugdhulp per locatie (SPIC) uit de andere
monitor (SPIC) en welke dit specifiek betreft qua B- of C-
segment.
e Dit in combinatie met de flexibele opzet van het raamcontract
(flexibele verdeling van fte door gecontracteerde aanbieders
over alle locaties) zorgt ervoor dat bestuurders in overleg
periodiek de inzet kunnen variëren naar noodzaak.
e De Stuurgroep SJSO analyseert de cijfers en gebruikt deze bij
de verdere ontwikkeling van het project.
e Tijdens de kennisdelingsbijeenkomsten bouwen gemeente,
samenwerkingsverbanden en jeugdhulpaanbieders aan de
hand van voortschrijdend inzicht verder aan de
spiegelinformatie die vrijkomt.
e Eventuele kinderziektes en adviezen worden in samenspraak
opgemerkt ten aanzien van het monitoren van gegevens: zo
was er tijdens de tweede kennisbijeenkomst een speciale
‘monitor’ workshop, die zeer goed werd bezocht, ook door
professionals uit het primair proces. Hierdoor worden vragen
en opmerkingen direct aan de gemeente en leden van de
stuurgroep teruggekoppeld. De kennisdelingsbijeenkomsten
bieden korte lijnen en directe communicatie tussen primair
proces, bestuurders en gemeente.
e Vanuit ons onderzoek hebben we als onderzoekers opgemerkt
dat er met 16 gecontracteerde jeugdhulpaanbieders op tal van
locaties tot 124 jeugdhulp -schoollocatie combinaties zijn
geteld, wat ons redelijk bewerkelijk en kostbaar lijkt qua
systematiek. Tegelijkertijd heeft niemand dit als knelpunt
naar voren geschoven, dus mogelijk werkt dit gewoon goed.
e Ruim 1000 - 1250 leerlingen zijn in het eerste schooljaar 2018
(vanaf augustus) al bereikt met de SJSO, dit laat de eerste
monitor zien over de periode augustus- januari. Het aantal
jeugdhulpprofessionals vanuit de zestien
12
jeugdhulpaanbieders binnen het raamcontract bedraagt rond
de 160 fte.
e Meer exact wordt op basis van de Monitor SJSO over het hele
schooljaar 2018-19 gemeld dat 1.835 geregistreerde leerlingen
zijn bereikt, waarvan er 1.489 woonachtig zijn in Amsterdam.
e De meeste leerlingen van buiten Amsterdam komen uit
Zaanstad en Amstelveen.
e De gemeente spreekt bij de verrekening van kosten met
regiogemeenten over een ‘complex proces’ waarbij dit
‘temeer’ geldt voor de gemeenten buiten de jeugdzorgregio’s
Amsterdam -Amstelland en Zaanstreek-Waterland (zoals
Haarlemmermeer, De Ronde Venen en Haarlem). Zie onze
eerdere opmerkingen in verband met regionale verrekening.
e Qua ‘perspectief’ (zoals in SJSO geregistreerd) is het SJSO
aanbod verdeeld als 7% diagnostiek, 29% behandeling en
64% begeleiding.
e De meeste bereikte leerlingen vallen onder de drie besturen
van de grotere Amsterdamse aanbieders speciaal onderwijs."
Het bereik bij de samenwerkingsverbanden primair onderwijs
is relatief gering, wat echter overeenkomt met de geringere
personele inzet, het contracteergedrag binnen SJSO is hier
mogelijk mede van op invloed, zoals eerder vermeld.
e Met name de scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal
onderwijs po wijzen in dit verband op het gegeven dat er
vanuit de sector voor LVB-leerlingen bij de start van SJSO een
verkeerde inschatting is gemaakt van wat nodig is. Dit beeld
wordt bevestigd door professionals uit het Praktijkonderwijs,
dat voor veel van deze leerlingen (na po) het vervolg is, maar
(opvallend) ook door andere aanbieders, die in weerwil van
eventuele ‘concurrentiemechanismen’ de complexiteit en
16 Altra, Kolom en Orion.
113
meervoudige hulpbehoefte van juist deze doelgroepen
benadrukken. We komen hier verderop op terug.
e Naar onderwijsvorm zien we dat de meeste leerlingen ín SJSO
verband op het speciaal onderwijs ‘REC 3’ en ‘REC 4,’ zitten,
wat overeenkomt met de personele inzet verdeeld over de
verschillende onderwijsvormen. Enerzijds kennen deze
onderwijsvormen ook de meeste leerlingen, anderzijds geldt
misschien dat aanbod vraag creëert, of een mogelijk effect is
van - zoals iemand opmerkt in een focusgesprek - “meer
ogen die meer zien.”
e De meeste leerlingen worden bediend door vijf grotere SJSO
aanbieders."
e Waar het gebruik van het aantal jeugdigen in zorg per maand
voor de totale regionale jeugdhulp in 2019 met 4,% steeg, bleef
deze redelijk stabiel voor Amsterdamse leerlingen op SJSO-
locaties. Dit is een eerste beeld over een eerste jaar, dus
terughoudendheid is van belang, maar de verwachtingen naar
de toekomst (geen verdere stijging van behoefte aan
jeugdhulp door tijdige inzet via SJSO) zijn mogelijk nu al
zichtbaar in deze cijfers. We hebben dit vervolgens in
samenspraak met de drie grootste ‘dubbelgebruik’ SJSO-SPIC
aanbieders verkend (zie verderop).
e Albegrijpt iedereen dat zware vervolgzorg (zelden) wenselijk
is en tijdige hulp die dat voorkomt beter is, toch compliceert
eventuele nadruk hierop: in de praktijk ervaart men dit —
zeker in de startfase van SJSO - als een oneigenlijk doel van de
SJSO. In verband hiermee is - zoals al gezegd - gewezen op de
mogelijkheid dat de monitor in de startfase (ook) het
contracteergedrag tussen scholen en aanbieders in beeld
brengt, en (nog) geen feitelijke of meer zuivere behoefte aan
specialistische jeugdhulp onder leerlingen in Amsterdam (zie
17 Altra, Cordaan, Bascule, Fibbe en Spirit.
114
ook eerdere opmerking over latere aansluiting vanuit scholen
voor LVB).
e Dat de eerste jaren SJSO hierdoor een bepaalde ‘ruis’
teweegbrengen in de cijfers van de SJSO is niet uitgesloten
(bezien vanuit een latente hulpvraag zoals die bestaat in de
praktijk), maar dit zal zich ook zetten met de verdere
ontwikkeling van de SJSO, die bestuurders ruimte laat om fte
te wisselen of te ruilen, al naar gelang vraagontwikkeling of
(evidente) behoefte aan steun en hulp. SJSO kent in deze zin
een dynamische benadering, maar de opmerking dat
contracteergedrag van invloed is, is een belangrijke
kanttekening, zeker in de startjaren.
e Frisbehoefte aan aanvullende registraties, waarbij
professionals tegelijkertijd oproepen tot terughoudendheid
aan de interpretatie ervan: aantal incidenten, schorsingen en
overplaatsingen naar andere scholen zouden specifiek in
relatie tot de SJSO gemeten en onderzocht kunnen worden.
De Stuurgroep denkt hierover na.
e Derelatie tussen SJSO en SPIC moet goed worden gevolgd,
maar mag niet leidend worden in de beleving van
betrokkenen: er zijn ook andere ontwikkelingen van invloed
op de vraag naar vervolgzorg (met een SPIC), de relatie is niet
een-op-een. De Stuurgroep heeft de onderzoekers dan ook
gevraagd dit met drie aanbieders jeugdhulp verder te
verkennen, die zoals hiervoor al gezegd het grootste
dubbelgebruik laten zien. We komen hier verderop op terug in
paragraaf 4.5.
e Als onderzoekers hebben we gewezen op internationale
voorbeelden (Denemarken, Zweden, Noorwegen, Canada) die
duidelijk maken dat een werkelijke omwenteling of
verandering (zoals ingezet met SJSO) een periode van
(minimaal) 3 tot 5 jaar nodig heeft, voor een duurzame en
feitelijke verandering zich in cijfers manifesteert (zie onder
wetenschappelijke onderbouwing, hoofdstuk 3).
115
e Een initiële financiële doorvertaling van het verschil in
aantallen jeugdhulp voor- en na SJSO laat zien dat het
gemiddeld bereik van regionale jeugdhulp in 2017 op SJSO-
locaties hoger ligt, dan in 2019. In dit opzicht lezen de eerste
cijfers als een succes van SJSO, in preventief (en dus tevens
kostenbesparend) opzicht. Een directe vergelijking is echter
niet mogelijk: ontbrekende gegevens in de dataset 2017 en de
andere (resultaatgerichte) bekostigingssystematiek in 2019
compliceren een direct vergelijkende kostenanalyse.
De gegevens zijn indicatief, maar niet sluitend.
e Wel daalde de gemiddelde trajectprijs van regionale jeugdhulp
van leerlingen in het speciaal onderwijs tussen januari 2019
en juli 2019 met 14%, door kortere doorlooptijden.
e De ‘ombouw’ van hulp onder een SPIC - bij leerlingen die bij
plaatsing op een school binnen SJSO verband met een SPIC
binnekomen - naar hulp in SJSO verband, kan hieraan ten
grondslag liggen, aldus aanbieders:
e Tijdige inzet jeugdhulp vanuit SJSO bewerkstelligt minder
kostbare zorg, aldus het idee hierbij in gesprek met de
praktijk, we komen hier straks op terug in paragraaf 4.5.2.
4.4 Conclusie 3: gezamenlijk belang boventoon
Overall
Overall wint de boventoon (samen voor het kind) het van vragen of
knelpunten die spelen bij de samenwerking tussen professionals uit de
verschillende domeinen jeugdhulp en onderwijs. De plaats en positie
van de jeugdhulpprofessional in het speciaal onderwijs roept soms nog
vragen op, maar de meerwaarde in de praktijk is voor leerlingen en
ouders evident, en ook voor de leraar in het speciaal onderwijs.
116
4.41 Inhoudelijke samenwerking is goed, soms nog
domein-gebonden vragen
In de volgende toelichting geven we integraal antwoord op de
vragen 6, 7, 8, en 9 (zie paragraaf 1.7).
— Waaruit bestaat het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional
op school;
— ‘Onderwijs bepaalt de inzet’: hoe zijn de ervaringen hiermee van
de verschillende betrokkenen (Is het onderwijs hiertoe in staat
gebleken. Weet het zorgteam genoeg om zorg in te zetten zonder
de hulp van een aangewezen functionaris die mag verwijzen of
beschikken?);
— _Behoudt de jeugdhulpprofessional zijn/haar eigen
professionaliteit;
— Hoe is de samenwerking in het zorgteam: specialistische
jeugdhulpverleners gaan onderdeel uitmaken van het zorgteam,
de functionele aansturing ligt hierdoor bij het onderwijs, hoe zijn
de ervaringen vanuit de verschillende perspectieven, werkt dat?
Wat betreft de conclusie met betrekking tot de plaats en positie
van de jeugdhulpprofessional in het speciaal onderwijs: in de
vragenlijst zijn de vragen hieromtrent opgesplitst in een aantal
deelvragen, met een gemengde respons, die echter nergens
onverdeeld negatief is. We lichten de antwoorden toe als volgt.
Plaats en positie jeugdhulpprofessional in SJSO: ‘wie bepaalt wat er
moet gebeuren?’
e Bij de respons op de vragen uit het vragenlijstonderzoek die de
plaats en positie van de jeugdhulpprofessional betreffen (zie
de bijlagen 1 en 2 onder 14.1, 14.2, 14.3, 14.6 en 14.9) zien we
dat deze nog niet is uitgekristalliseerd.
e Bij vraag 14.2 (‘de jeugdhulpprofessional volgt de door de
leerkrachten bepaalde inzet van hulp’) is het belangrijk op te
merken dat er meer overeenstemming (eens) dan oneens is te
zien, maar dat over beide groepen professionals de respons
117
noch eens, noch oneens en oneens groter is dan bij de
overallrespons.
e In de beantwoording op de open vragen, maar ook tijdens
focusgesprekken op locatie, zien we dat dit vraagstuk minder
‘zwart-wit’ gesteld speelt in de praktijk.
e Wanneer we deze respons in relatie met de overige vragen
rond de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional (14.1,
1.3, 14.6 en 14.9) beschouwen, zien we dat de meningen over
de plaats en positie van de jeugdhulpprofessional t.o.v. de
onderwijsprofessionals nog uiteenlopen, waarbij de
antwoorden op 14.6, 14.7 en 14,.8 echter aangeven dat de
inhoudelijke samenwerking in de praktijk goed is.
Samenwerken op inhoud goed, nog wel vragen bij privacy (AVG) en
medisch geheim (BIG):
e Uit de open antwoorden bij de vragenlijstrespons wordt een
wisselend beeld onderstreept: de samenwerking tussen
jeugdhulpprofessionals en onderwijsprofessionals wordt in de
ene school als goed en in een andere als meer problematisch
beschreven. Aspecten als ‘wennen aan elkaar’ of vragen m.b.t.
de regie op het formuleren van een hulpvraag, zoals
‘perspectief van docenten is anders dan perspectief van de
jeugdhulpprofessional’ worden genoemd.
e Ook praktische aspecten die de samenwerking tussen
jeugdhulp en onderwijs nog belemmeren komen - zoals
eerder vermeld - naar voren, zoals ‘gebrek aan
kantoorruimte’ ‘werktijden/roostertijden die niet aansluiten’
of vragen rond privacy vereisten (AVG, medisch geheim) bij
het delen van informatie.
e Vanuit de stuurgroep wordt in dit verband opgemerkt dat het
Verdrag van de rechten van het kind wel mogelijkheid biedt,
mits vooraf goed overwogen.
118
Goede voorbereiding is het halve werk:
e Tijdens locatiebezoeken geven een drietal (grotere)
aanbieders aan dat een goede voorbereiding voor hen van
onderscheidende waarde is geweest: niet alle aanbieders en
scholen waren er ‘op tijd bij’ en voor die aanbieders of
schoollocaties die later aansloten bij het raamcontract
speelden aanloopproblemen en kinderziekten scherper op.
Het SJSO aanbod voor licht verstandelijk beperkte leerlingen:
e Wat betreft het SJSO aanbod voor ‘licht verstandelijk
beperkte’ leerlingen - ook bij de kinderen uit multi probleem
gezinnen terug te zien, die hier eveneens terechtkomen, ook
bij normale- of hoogbegaafdheid - (zie onze opmerkingen in
paragraaf 3.8):
e Inde praktijk, vooral in het speciaal onderwijs voor primair
onderwijs aan (licht) verstandelijk beperkte kinderen, is
zichtbaar dat de samenwerking tussen specialistische
jeugdhulp en schoolprofessionals goed loopt, de
begeleidingscommissies bestaan van oudsher en men is goed
op elkaar ingespeeld.
e Meer ruimte zou welkom zijn, zo geven professionals uit deze
sector aan, door de bij aanvang verkeerde inschatting bij de
start van het raamcontract SJSO.
e Niet alleen aanbieders vanuit de LVB-sector benadrukken de
relatief grotere (latente) behoefte aan steun en hulp: ook
andere specialistische jeugdhulpverleners wijzen op de
grotere zorgbehoefte die schuilgaat achter deze
leerlinggroepen en hun gezinnen, het Praktijkonderwijs
inbegrepen. Wij komen hier straks op terug (4.5.1).
Kennisoverdracht en interdisciplinaire intervisie in de bredere praktijk
van het (speciaal) onderwijs
e Wat bijzonder verdient te worden vermeld, is dat vanuit de
SJSO-praktijk aangegeven wordt, dat SJSO ertoe leidt dat
119
leerkrachten in het speciaal onderwijs weer toekomen aan
lesgeven, dat ze zich gesteund en gehoord voelen.
e Niet alleen doordat leerlingen met een evidente zorgvraag
sneller en beter geholpen worden, met een inherent effect in
de klas, maar ook doordat zij zelf vanuit de
jeugdhulpprofessionals gecoached worden in de omgang met
specifieke stoornissen of schoolproblemen. In feite is er een
life kennisoverdracht gaande door SJSO, die goed werkt.
Leerkrachten krijgen aan de hand van feitelijke casuïstiek als
het ware les in hoe om te gaan met uiteenlopende behoeften
van leerlingen die gebukt gaan onder problemen of
stoornissen.
e Vanuit de gezondheidszorg en jeugdhulpverlening (en vanuit
al langer bestaande onderwijszorgintegratie bij een aantal
aanbieders) is intervisie een gewoon gegeven, dat voor leraren
op scholen waar dit nieuw is echter niet gewoon is, en juist bij
deze leerlinggroepen voor hun eigen welzijn (in en buiten de
klas) van grote waarde blijkt.
e Methoden als het leren herkennen van verschillende
interactiestijlen bij bepaalde gedragsprofielen, of het
hanteren van overdracht en tegenoverdracht, of denken in
responsiviteitsprofielen van leerlingen (wat is er nodig om
deze leerling vanuit diens profiel goed te bereiken), worden
direct in de onderwijspraktijk door collegiale inzet vanuit
specialistische jeugdhulpverleners bereikbaar voor
leerkrachten: doen wat (wetenschappelijk aangetoond) werkt
in aansluiting op specifieke gedragsproblemen (zie hoofdstuk
3: de SWBPS principes) geeft rust bij leerkrachten, die weer
aan onderwijs toekomen.
e Op het niveau van de school is dit eveneens merkbaar, zo is
het meelopen tijdens pauzes en pleinobservatie van
toegevoegde veiligheidswaarde bij gedragsproblemen, met
name op bepaalde locaties voor het vso (vgl. cluster 4
gedragsproblemen). Zowel in preventieve zin als wat betreft
120
vroeg-signalering en tijdige interventie. Het aanspreken van
leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs loopt veel
beter in samenwerking met jeugdhulpprofessionals. De
veiligheid op school neemt toe, op een proactieve wijze,
zonder hekken of detectiepoorten. De verwachting is dat het
aantal schoolwisselingen of uitvallers af zal nemen.
Samenwerking bij toegang, verwijzen en beschikken:
e Vanuit de focusgesprekken op locatie komt naar voren dat de
inhoudelijke samenwerking tussen speciaal onderwijs en
specialistische jeugdhulp doorgaans goed is, boven
verwachting zelfs, de aansluiting bij de eerste lijn echter
(zoals dit voorheen werd genoemd), waar SJSO nu in principe
ook een plaats inneemt, geeft wel een aantal opmerkingen.
e Voor we hier op ingaan schetsen we kort de plaats en positie
van verschillende spelers in de toegang tot (specialistische)
hulp, waar SJSO nu met ruim 1200 leerlingen (tot peildatum
november 2019) deel van uitmaakt.
e De belangrijkste verwijzers uit de huidige toegang tot
jeugdhulp (i.c. eerste lijn of ‘toegang tot hulp onder
beschikking van de gemeente’) in Amsterdam staan hierna
opgesomd naar aantal verwijzingen op peildatum november
2019 (de cijfers zijn hier niet opgenomen omdat deze zich
lastig direct laten lezen, de cijfers zijn niet statisch — er is
continu verloop in leerlingstromen — of ‘enkelvoudig’ van
toepassing, want ook jeugdhulpregistraties kennen verloop of
samenval), in volgorde van meer naar minder:
e (A) Het Ouder Kind Team (OKT), de Ouder-Kind adviseur
speelt altijd mee in de eerste overwegingen om hulp aan te
bieden, ook vanuit SJSO verband, waarbij SJSO voorliggend is
op SPIG;
e (B) Gecertificeerde Instellingen (GI) voor dwanginterventie
(jeugdbescherming), bij verwijzingen/aanvragen voor SPIC
die de veiligheid van minderjarigen betreffen;
121
e _(C) Huisartsen, met diverse verwijzingen/aanvragen SPIC;
e _(D)OKT/SD team (Samen Doen), als toegang tot steun en
hulp, naast de wijkteams uit regiogemeenten;
e (E)Veilig Thuis, in relatie tot veiligheidsproblemen thuis;
e _(F) Medisch Specialisten (waaronder de kinderartsen) met
uiteenlopende verwijzingen;
e _(G) Mobiel Crisisteam Amsterdam, met uiteenlopende
verwijzingen;
e (H) jeugdarts (GGD), als verwijzer vanuit de eerste lijn
gezondheidszorg;
e (1) Andere gemeente(s), met soms bijzondere directe
verwijzingen;
e _(J) Gecertificeerde Instelling (GI) onder titel ‘drang’ met
verwijzingen/aanvragen SPIC ter voorkoming van dwang.
e Ten aanzien van de verwijsfunctie van het OKT is al
opgemerkt dat de samenwerking in de praktijk doorgaans
goed is, maar dat de plaats en positie van de OKT - adviseur in
SJSO-verband niet duidelijk is, ze zitten wel aan tafel in het
zorgteam op de scholen, maar zijn geen deel van het
raamcontract SJSO. Dit gaat soms goed, maar roept elders
vragen op. Tijdens de locatiegesprekken wordt duidelijk dat
dit ook wel persoonsgebonden is. Meestal wordt geraporteerd
over een goede samenwerking, soms spelen er vragen.
e Centrale vertegenwoordiging namens OKT geeft in gesprek
over SJSO het volgende weer:
e OKT ziet in de praktijk voordelen van SJSO, daarnaast ziet OKT
ook nog punten voor doorontwikkeling, zoals;
e De inzet van alle partijen in de zorgstructuur, incl. het Ouder-
Kindteam, wordt nog niet overal optimaal benut. OKT
adviseert de ouder-kindadviseur, jeugdarts en
jeugdpsycholoog beter te benutten (binnen SJSO-verband);
e Daarnaast adviseert centrale vertegenwoordiging van het OKT
minder vanuit bestaande programma’s te denken en meer
vanuit de transformatiegedachte (zoals verwoord in
122
Amsterdam). Concreet betekent dit meer vanuit de
basisvoorzieningen te werken in de wijk en te werken aan
duurzame oplossingen die ook na de hulp op school een
blijvend effect hebben.
e OKT'is altijd betrokken geweest, maar had graag met name
vanaf de praktische start van SJSO meer betrokken willen
worden, dit is gaandeweg 2018-19 alsnog meer tot stand
gekomen: OKT neemt nu deel aan een werkgroep in SJSO
verband.
e Ten aanzien van verwijzen naar GI-dwang: dit is hiervoor al
beschreven, de procedures, wachttijden en wachtlijsten
worden nagenoeg unaniem als probleem genoemd, dit geldt
ook voor Veilig Thuis;
e Zowel het gebrek aan voldoende personeel als uiteenlopende
interpretatieverschillen (wanneer wel monitoren vanuit een
dwangkader, wanneer niet?) worden genoemd als oorzaak
voor wachtlijsten en knelpunten in samenwerking met GI-
dwang en Veilig Thuis, vanuit SJSO.
e Ten aanzien van de huisartsen wordt door
jeugdhulpprofessionals opgemerkt dat deze in het eerste jaar
SJSO nog slecht op de hoogte zijn van het aanbod SJSO en dat
de huisartsen in Amsterdam -Diemen hierdoor SJSO niet als
eerste keus gebruiken, waar wat betreft de
jeugdhulpprofessionals wel voorkeur voor bestaat (zie
hoofdstuk 5).
4.5 Conclusie 4: SJSO structureel inbedden en
aansluiten bij partners bij complexe en
structurele gezinsproblematiek
In deze slotparagraaf gaan we in op een drietal extra vragen van de
Stuurgroep SJSO:
— Waaruit bestaat de hulp thuis, die wordt ingezet in het kader van
SJso?
123
— Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische
jeugdhulp, i.c. hulp zowel op basis van het raamcontract SJSO als
tegelijkertijd onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de
verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een
afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die
schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC
bekostigingssystematiek?
— Isereen eventueel verdringingseffect tussen de mate van inzet
van leerlinggebonden onderwijsondersteuning enerzijds (OOP) en
specialistische jeugdhulp anderzijds (SJSO).
Wat betreft de laatste vraag (13): een eventueel verdringingseffect
van SJSO ten koste van de inzet Passend onderwijs hebben wij niet
gevonden. In samenspraak met de Stuurgroep SJSO is een
cijfermatige analyse uitgevoerd (verhouding inzet OOP-personeel
bij de betrokken scholen over de jaren, in relatie tot inzet OOP in
het eerste SJSO jaar: hieruit is geen verdringingseffect gebleken.
Wij gaan hier verder niet op in omdat dit niet speelt.
4.5.1 Hulp thuis vanuit school
Overall conclusies
Het raamcontract SJSO bewerkstelligt tijdige signalering van
problemen, directe deskundigenconsultatie op school, afstemming en
overleg met ouders en met name een doorlopend behandelcontinuüm
(school-thuis), naast een grotere acceptatie van hulp en steun door
ouders, ook voor hulp thuis. Dit zijn belangrijke gezinsgerichte
winstgebieden die samenhangen met SJSO.
Bij complexe problematiek die op gezinsniveau speelt is samenwerking
en verwijzing soms noodzakelijk, analyse van beschikbare data en
vervolgonderzoek zijn aangewezen om de verdere ontwikkeling van
SJSO in aansluiting op noodzakelijke partners constructief en effectief
vorm te geven en SJSO structureel in te bedden in het zorgstelsel en
sociale domein van de grootstedelijke regio Amsterdam.
124
Eerste verkenning
e Een eerste verkenning van het aanbod in het kader van het
raamcontract SJSO door vier vragen per e-mail te stellen aan
alle door de gemeente geleverde contactpersonen
Jeugdhulpaanbieders in het raamcontract SJSO - te weten
naar het 1. aantal schoollocaties waar aanbieder aanwezig is,
2. de exacte inzet fte per schoollocatie, 3. de ingeschatte
behoefte of vraag aan steun en hulp m.b.t. de leerling
populaties, en 4. het type aanbod of interventies - heeft ons
een overzichtsmatrix SJSO opgeleverd als basis voor ons
verdere onderzoek.
e Wat betreft specialistische preventie worden klassikale
observatie, hulp bij kortdurende interventie (de-escaleren, uit
de klas halen en erbij blijven, samen met leerkracht evalueren
van incidenten) en kennisoverdracht (incl. psycho-educatie)
veel genoemd. Ook vinden er kortdurende gesprekken plaats
of wordt eenmalige of kortdurende hoogspecialistische
expertconsulatie vanuit SJSO georganiseerd (zoals snelle
consultatie van een kinder - en jeugdpsychiater).
e Zie onze eerdere opmerking over het belang van enige
registratie: deze belangrijke hoogspecialistische preventieve
inzet van SJSO is nu niet zichtbaar in de cijfers.
e Uit de eerste verkenning bleek verder - zoals al in 4.2.1
vermeld - dat er een aantal (doorgaans kleinere) aanbieders
van zeer specifieke trainingen of behandelingen in het
raamcontract zijn opgenomen. Bijvoorbeeld zeer gerichte
steun en behandeling, uitsluitend voor leerlingen op het
autismespectrum, of zeer specifieke gedragsinterventies —
onder meer op basis van sport, spel en verantwoorde (pro
sociale) vrije tijdsbesteding - aan scholen met leerlingen met
gedragsproblemen, of specifiek handelingsgerichte
diagnostiek en probleemanalyse voor leerlingen met een licht
verstandelijke beperking (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.8).
125
e In principe levert dit type aanbod (vanzelfsprekend) ook thuis
meerwaarde, maar van een specifiek gezinsgericht aanbod is
bij dit type aanbod geen sprake.
e Vooral de grotere jeugdhulpaanbieders die beschikken over
een divers aanbod leveren ook hulp thuis vanuit SJSO.
e Daarnaast wordt vanuit SJSO ook naar andere aanbieders
verwezen, afhankelijk van specifieke hulpvragen. Dit kan
binnen SJSO verband (bijvoorbeeld tussen Spirit en Bascule),
maar ook buiten SJSO verband, bijvoorbeeld tussen Spirit en
De Waag), of met name bij zwaardere inzet onder een SPIC uit
het C-segment (w.o. hoogspecialsitische inzet op complexe
problematiek of bij plaatsing in pleeggezin, 24,-uurszorg,
crisisopname).
e Bij aanvang van het raamcontract ‘reisde’ dit al mee als ‘zorg
in natura’ (ZIN), dit gaat nu gepaard met een procedure van
verwijzen en beschikken, via OKT, huisarts of — in geval van
zorgen om de veiligheid van een kind — Veilig Thuis en GI.
e In reactie op onze vraag naar het specifieke ‘aanbod SJSO’
wordt door nagenoeg alle aanbieders jeugdhulp uitgelegd dat:
e Scholen problemen vaak als eerste signaleren vanuit de
dagelijkse relatie met leerkrachten:
e Zowel op basis van een stagnerende leerontwikkeling
(bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, specifieke
leerstoornis of problemen op het vlak van concentratie en
leerhouding);
e Als op sociaal emotioneel gebied (bijvoorbeeld in de vorm van
ernstige gedragsproblemen of psychische stoornissen);
e Of in verband met problemen thuis (bijvoorbeeld zichtbaar in
verwaarlozing, sociaal isolement of verdriet).
e Wij wijzen hier als toevoeging nog op het gegeven dat uit de
empirisch wetenschappelijke literatuur frequent
schoolverzuimgedrag als eerste signaal naar voren komt van
meer structureel verzuim, uitval, schoolwisselingen,
126
thuiszitten en ongediplomeerd schoolverlaten. Scholen zijn
in het algemeen (indien alert op verzuim) sowieso onderdeel
van de eerste ring van vroegsignalering rond eventuele
problemen van kinderen en jeugdigen. Vanuit het dagelijks
contact net zozeer of zelfs meer dan huisartsen, buurtgenoten
of anderen.
In overleg treden met ouders, direct vanuit school
e Allein het raamcontract SJSO opgenomen school -jeugdhulp
combinaties (of onderwijszorgarrangementen) worden
aangeboden op scholen met zorgcoördinatoren, die vanuit het
zorgteam op school contact leggen met ouders.
e Wanneer ouders akkoord gaan, wordt in overleg met hen
besloten dat specialistische jeugdhulp wordt ingezet.
e Niet alle ouders gaan akkoord, maar aanbieders geven aan dat
het merendeel wel akkoord gaat. Scholen en
jeugdhulpaanbieders hebben de ervaring dat ouders voorheen
moeilijker bereikbaar waren voor verwijzing naar
hulpverlening, die veraf van de school plaatsvond. Hierdoor
bleven problemen onbehandeld en liepen stagnatie en
achterstanden bij leerlingen verder op.
e De afstand tussen specialistische hulp en school had ook tot
gevolg dat leraren op school onvoldoende betrokken waren bij
de behandeling van een kind, waardoor nieuw geleerd gedrag
niet tegelijkertijd vanuit school werd bekrachtigd, de schoolse
setting stond los van de behandeling of de realiteit thuis.
e Vanuit SJSO ontstaat er een gedeelde werkelijkheid tussen
school, leerling, hulpverlening en thuis. Ouderbetrokkenheid
versterken, ouderbegeleiding en gezinsgerichte begeleiding
en behandeling, worden als SJSO-aanbod genoemd.
e Vertegenwoordiging van ouders beaamt dat SJSO een grotere
18 Zie Rumberger (2009); Traag (2012); De Witte & Csillag (2013); Van Binsbergen et al. (2019).
127
bereidheid tot hulp bewerkstelligt, met name bij ouders die al
de nodige ervaring met hulpinstanties achter de rug hebben
en soms ‘hulp moe’ zijn of negatieve ervaringen met
hulpverlening achter de rug hebben.
e Ook cultuurverschillen worden genoemd: hulpverlening kan
bij bepaalde (niet-Westerse) cultuurgroepen ‘erg Nederlands’
overkomen en dit compliceert acceptatie van hulpverlening.
Dit speelt vanuit de relatie met school minder, zo wordt
aangegeven.
Sneller, eenvoudiger en doelgerichter samenwerken tussen school,
hulpverleners en ouders
e Tijdige signalering, directe deskundigenconsultatie op school,
afstemming en overleg met ouders en met name een
doorlopend behandelcontinuüm (school -thuis), zijn de
winstgebieden die samenhangen met SJSO.
e Behandeling van kinderen wordt in de specialistische
jeugdzorg, met name de ggz, bovendien in het algemeen vaak
mediërend uitgevoerd, dat wil zeggen via de ouders,
leerkrachten of andere belangrijke volwassenen rond een
kind, dit wordt door SJSO versterkt en goed gefaciliteerd.
e Het generalisatie effect wordt versterkt, hiermee wordt
bedoeld dat het oefenen met nieuw geleerd gedrag buiten de
(traditionele) context van therapie, zoals op school, nu veel
eenvoudiger en vaker tot stand komt, maar ook omgekeerd,
nu - met SJSO - vanuit school ook thuis. Behandeling vindt nu
kortom plaats op het normale pedagogische continuüm van
een kind in diens dagelijkse bestaan.
e Direct contact tussen jeugdhulpprofessionals en leerkrachten,
met instemming van ouders, geeft veel mogelijkheden, zoals
bijvoorbeeld het monitoren - en zo nodig bijstellen - van (het
effect van) medicatie, ook op het leerproces, het delen van
directe gedragsgerichte feedback tussen ouders en
leerkrachten (wat in overeenstemming is met SWPBS, zie
128
hoofdstuk 3), het samen bevorderen en steunen van de
schoolgang bij internaliserende gedragsproblemen en angst
(wat in overeenstemming is met trauma-geïnformeerd
werken, zie hoofdstuk 3), of het samen doorbreken van
patronen die de schoolgang of het leren in de weg staan, door
ernstige problemen thuis of bij de ouders.
e Nagenoeg alle aanbieders spreken van maatwerk, doelgericht
werken, gezinsbegeleiding en opvoedingsondersteuning
thuis.
Regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders buiten SJSO contract
en volwassenenzorg
e Van belang is te wijzen op het gegeven dat er ook een aanbod
voor specialistische jeugdhulp thuis is vanuit andere- niet in
het raamcontract vervatte aanbieders. Deze zijn veelal
specialistisch in bijzondere zin, zoals forensisch werkende
poliklinieken (ook bij reclasseringsmaatregelen) of
onderdelen van grotere landelijk opererende aanbieders voor
LVB en/of ggz-zorg, die bij aanvang van het raamcontract
SJSO nog als ‘zorg in natura’ staan vermeld (ZIN), maar
allengs bij nieuwe instroom vanaf het schooljaar 2018-19 als
verwijzing en beschikking specialistische jeugdhulp (SPIC
naast SJSO of vanuit SJSO) plaatsvindt.®
e Dit aanbod is vanzelfsprekend van belang, niet alleen bij de
overgang van 18- naar 18+, maar ook bij complexe hulpvragen
die voortkomen uit problematiek zoals onveiligheid thuis en
huiselijk geweld, waar ook behandeling van ouder(s) is
vereist, of bij ouder(s) met ggz- en/of verslavingsproblemen,
19 Voorbeelden zijn De Waag (onderdeel van De Forensische Zorgspecialisten, zowel jeugd als
volwassenen) of Philadelphia (grote landelijke speler, ook opgenomen in raamcontract SJSO, zeer kleine
aantallen in SJSO verband, grotere aanbieder in SPIC verband). Maar ook verwijzing naar interventie
vanuit de volwassenenzorg komt voor, zoals naar GGZ behandeling (onder meer Bright-GGZ, Arkin of
CuraXL). Dit kan zowel in verband staan met de overgang van 18- naar 18+, als gezinsgerichte
interventie.
129
of bij ouders die in detentie verblijven of zelf onder hulp en
behandeling staan (volwassen ggz incl. verslavingszorg,
forensische zorg, of vanuit regelingen uit de Wet langdurende
zorg, Wmo of anders). Zie hoofdstuk 3 onder de paragrafen
3.6, 3.7 en 3.8).
e Daarnaast speelt in dit verband de vraag naar begeleiding en
behandeling van gezinnen die gebukt gaan onder (licht)
verstandelijke beperkingen, i.c. niet alleen de kinderen, maar
ook een of beide ouders of soms de bredere familie
(waaronder multi problem gezinnen, high risk families:
inbegrepen transgenerationele overdracht).
Licht verstandelijke beperkingen, gezinsproblematiek, multiproblem
problematiek: multi complexiteit
e Met name de scholen voor primair onderwijs voor
verstandelijk gehandicapte kinderen (alle diffuse
mengbeelden inbegrepen, zoals een school aangaf: “wij zijn
eigenlijk cluster 1,2,3,4”’) hebben hun zorgen geuit.
e Erisde afgelopen jaren enerzijds fors gesaneerd in de
publieke sector, de beschikbare middelen in de dagelijkse
praktijk voor directe zorg en onderwijs zijn kleiner, en een
afname in de direct beschikbare aanwezigheid van zorg (zowel
jeugdzorg, als volwassenzorg, zowel in vrijwillig als
dwangkader) is in contact met deze (feitelijk zeer divers
samengestelde) groepen merkbaar:
e Zoweleen stresserende economische context (vaak ontbreekt
een gewoon regulier stabiel inkomen) als een gebrekkige
inbedding in onze samenleving (vaak ontbreekt door zeer
uiteenlopende redenen de aansluiting met de omgeving) zijn
20 Berenschot (2019) berekent dat ruim een derde (30%) van het jeugdzorgbudget in Nederland opgaat
aan ‘coördinatiekosten’ en dat ruim 25% van de totale gemeentelijke zorgkosten worden besteed aan
coördinatie.
130
de rode draad in een verdere waaier aan achtergronden en
oorzaken;
e Anderzijds krijgen aanbieders van lichtere hulpvormen meer
ruimte, zoals in ggz-zorg voor volwassenen, waardoor juist
de zwaardere, complexe multi problematiek uit beeld raakt;
e Dit loopt van bijvoorbeeld een isolement door een psychische
stoornis bij de ouder, of laaggeletterdheid en cognitieve
disfunctie bij ouders, tot problematiek die samenhangt met
strafrechtelijk ingrijpen, detentie, drang en dwang. Maar ook
ernstige armoedeproblematiek, schuldenproblematiek,
nieuwkomersproblematiek, traumata of over generaties
doorlopende afhankelijkheid van alcohol en middelen: de
problemen thuis sluimeren altijd en lopen van (-) dreigend tot
(-) escalaties en crisissen, naar weer een (-) sluimerstand, die
continu dreigend of kwetsbaar blijft, met name voor kinderen,
omdat er geen wezenlijk herstel van een normale balans in de
thuissituatie plaatsvindt.
e Scholen zoals bijvoorbeeld de Mr. De Jonghschool en de
Alphons Laudyschool, maar ook Universum Noord (sbao) of
Kolom Praktijkcollege Noord (Pro): zij komen bij een relatief
groot aantal leerlingen in contact met gezinnen die gebukt
gaan onder multi-complexiteit. Dit geldt natuurlijk voor alle
scholen, van regulier tot speciaal, maar deze scholen hebben
een relatief grotere kans op- en concentratie van leerlingen
uit multi complexe thuissituaties.
e Sinds vorig jaar is er bijvoorbeeld (ook) een Preventief
Innovatie Team (PIT) actief in Amsterdam (naast andere
preventieve inzet vanuit de veiligheidsketen), waarmee
contacten bestaan in verband met leerlingen die door het PIT
team worden gevolgd. Dit is vanuit het speciaal
(basis)onderwijs naar voren gebracht als voorbeeld en geeft
direct de zorgzwaarte of complexiteit van de thuissituatie bij
sommige leerlingen weer, die geen uitzondering is. De relatie
131
met complexe thuisproblematiek was in alle gevallen de reden
voor dit soort interventie.”
e Bovenstaand is slechts een voorbeeld en gaat beslist niet op
voor alle leerlingen in het speciaal onderijwijs, maar dit
voorbeeld is wel indicatief voor wat alle scholen (po en vo)
voor ‘LVB- problematiek’ naar voren brachten: de steun thuis
vanuit SJSO is van ongelooflijke waarde, de samenwerking
(met bijvoorbeeld SALTO —thans SJSO aanbod - maar ook
andere aanbieders die goed in staat zijn aan te sluiten bij deze
gezinnen) wordt vanuit het praktijkonderwijs als winstgebied
naar voren geschoven.
e Een aanpak van ‘niet praten, maar doen’ in goede afstemming
en aansluiting op ouders, die vaak ‘hulpmoe’ zijn, hun
vertrouwen in instanties kwijt zijn en vanuit wantrouwen of
achterdocht niet meer open staan voor hulpverlening, maar
wel voor hulp en steun thuis vanuit school, is een belangrijke
succesfactor, die vanuit juist de scholen voor ‘LVB’ leerlingen
naar voren wordt gebracht.
e Onze gesprekspartners brengen naar voren dat er over
algemeen gedacht wordt dat de kleinere klassen en
beschikking over extra middelen in het speciaal onderwijs
redenen zijn “om niet te klagen” vanuit het speciaal
onderwijs: de realiteit is echter anders, want in contact met
deze leerlingen speelt vaak ernstige stress thuis, op meerdere
levensterreinen, en afkalving van de zorg rondom deze
21 In Amsterdam is onder meer een Preventief Interventie Team actief, dat bestaat uit professionals van
diverse organisaties en van origine voortkomt uit ‘De Top 600’ aanpak om jeugdcriminaliteit te
voorkomen. Er wordt vanuit de veiligheidsketen in Amsterdam en Diemen op diverse wijzen ingezet
met een brede aanpak met als doel: (1) vroeg signaleren, (2) problemen en oorzaken snel en scherp in
beeld brengen, (3) uitvoering plan van aanpak en (4) monitoren. Samen met ouders en alle relevante
betrokkenen zoals scholen en leerkrachten wordt bekeken op welke wijze de ondersteuning van het
kind kan worden vormgegeven. Zie onder meer
www.amsterdam.nl/proffessionalssociaaldomein/preventiefinterventieteam).
132
gezinnen is voelbaar bij de leerlinggroepen die hier
terechtkomen.
e Het aanschouwen van een hoge mate van stress of lijden bij
een kind geeft stress, met name wanneer men onvermogen
ervaart om hier iets aan te doen, terwijl dit wel nodig is. Het is
van belang te beseffen dat stress bij leerkrachten (in het
algemeen) al voort kan komen uit bijvoorbeeld een kind
zonder ontbijt, onverzorgd en ontoereikend gekleed op school
zien komen, nog los van ernstige en complexe problemen
thuis. De incidentie van dit soort confrontaties dreigt hoger te
worden in het speciaal onderwijs, naarmate deze sector als
een soort last resort in het Nederlandse onderwijs wordt
gesitueerd, door een onbedoeld effect van een stepped care
benadering, i.p.v. een matched care benadering.
e Dit verklaart ook de zorgen van professionals uit de LVB
sector over ‘het te lang doormodderen vanuit Passend
onderwijs’ ook bij andere problemen, wat soms direct
noodzakelijke specialistische interventie bij kwetsbare
kinderen tegengaat.
e De behoefte aan extra steun en hulp thuis is soms evident en
juist voor kwetsbare leerlingen direct nodig. Deze leerlingen
gaan soms gebukt onder negatieve levenservaringen en
vroege levensstress en niet zozeer onder een organisch tekort
aan verstandelijke vermogens.
e In dit verband wordt ook de behoefte geuit aan specialistische
opvang (als opvang, dus buiten SJSO verband). Kwetsbare
22 Zie Op zoek naar passende zorg: problemen die GGZ-patienten ervaren (Zorginstituut, 2019). Mensen die
naast een psychische aandoening een of meer andere aandoeningen, beperkingen of problemen hebben
vallen tussen wal en schip en komen moeilijker in zorg.
23 Zie voor meer informatie: nji.nl/multiprobleemgezinnen; nji.nlmultiprobleemgezinnen-per-provincie-
gemeente; richtlijnenjeugdhulp.nl/multiprobleemgezinnen;
socialevraagstukken.nl/multiprobleemgezinnen; amsterdam.nl/(O)PMG. Zie voor multi complexiteit en
veiligheidsrisico in het bijzonder
www.cdc.gov/violenceprevention/childabuseandneglect/acestudy/about.html
133
gezinnen, die een gehandicapt kind krijgen, zijn extra
kwetsbaar, overbelasting is feitelijk al aanwezig en de balans
slaat nog verder door, wanneer in zo’n kwetsbare
gezinscontext een kind met een complexe zorgbehoefte wordt
geboren, die niet terecht kunnen op reguliere
opvangvoorzieningen.
e Tegelijkertijd staan budgetten onder druk en moeten er
keuzen worden gemaakt. We komen hier straks op terug.
e Het succes van SJSO voert bij de LVB-leerlingen de boventoon:
ouders die voorheen moeilijk bereikbaar waren voor hulp en
steun thuis zijn wel geneigd deze te accepteren vanuit school
in verband met het welzijn van hun kind. Meer ruimte in SJSO
verband is daarom meer dan welkom, zo luidt het advies
vanuit de praktijk.
Analyse van data op meerdere niveaus om complexiteit en multi stress
in gezinnen in beeld te brengen
e Het is raadzaam om in afstemming met het Centraal Bureau
voor Statistiek (CBS) na te gaan of er met een stapeling van
data onderzoek kan worden gedaan naar de mate van
samenhang tussen gezinsproblematiek, ouderproblematiek
en leerlingen op het speciaal onderwijs in Amsterdam en
Diemen, met name op de scholen voor primair speciaal
onderwijs, voor zover dit nog niet volledig is gebeurd (zie
1.5.3: bij 30% is sprake van gezinsproblematiek). Deze
gegevens zouden gekoppeld kunnen worden aan schooltypen
en schoollocaties, zoals opgenomen in het project SJSO.
e CBS kan binnen haar beveiligde omgeving op verzoek van de
gemeenten Amsterdam en Diemen in beeld brengen hoe
verschillende data op de achtergrond van deze leerlingen (bij
hen thuis) clusteren of stapelen.
e Rapportage op een geanonimiseerde en geaggregeerde wijze
zou voor alle betrokken bestuurders (jeugdhulpaanbieders en
samenwerkingsverbanden po en vo) een relatief objectief
134
onderbouwde leidraad kunnen zijn bij het gezamenlijk
bepalen van de noodzaak tot inzet SJSO per schooltype of
locatie.
4.5.2 Oorzaken, redenen en verwachtingen bij dubbele of
meervoudige inzet van specialistische hulp
Overall conclusie
De samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp bij de activiteiten die
voortvloeien uit het raamcontract SJSO zullen naar verwachting van
praktijkprofessionals op termijn een effect laten zien in de zin van een
vermindering van de vraag naar specialistische jeugdhulp naast SJSO
en/of zwaardere vervolgzorg. Er blijven echter altijd subpopulaties met
ofwel een zeer specialistische vraag, zeer acute vraag (met hoog risico)
of multi complexiteit, die (tegelijkertijd) meerdere vormen van
specialistische steun en hulp behoeven, soms voor korte duur, soms
voor langere duur en bij multi complexiteit of meervoudige handicaps
soms structureel.
Ten slotte komen we bij de laatste vraag:
— Wat zijn oorzaken of redenen bij dubbele inzet van specialistische
jeugdhulp, i.c. hulp zowel op basis van het raamcontract SJSO als
tegelijkertijd onder beschikking (SPIC)? Wat zijn de
verwachtingen hierbij naar de toekomst: bewerkstelligt SJSO een
afname van de behoefte aan zwaardere jeugdhulp, zoals die
schuilgaan achter segmenten B en C volgens de SPIC
bekostigingssystematiek?
Veel leerlingen stromen in op het onderwijs met een al lopende SPIC
e Een belangrijke bevinding is het gegeven dat een aanzienlijk
deel van de leerlingen die op een speciaal
onderwijsvoorziening binnenkomen al hulp ontvangen, zij
stromen met een SPIC in op een locatie met SJSO inzet. Men
‘bouwt’ de lopende hulp (SPIC) dan ‘om’ naar steun en hulp in
135
SJSO verband, zo geeft een grote (ggz) jeugdhulp aanbieder
aan.
e Dit verkort de behandelduur die onder een SPIC schuilgaat.
e Navraag bij een andere grote jeugdhulpaanbieder leert dat er
van de ruim 180 leerlingen die bij hen over tal van locaties in
het (speciaal) onderwijs specialistische jeugdhulp ontvangen
in SJSO verband, naast lopende SPIC’s, slechts 15 ook bij hen
een SPIC hebben lopen. (Er wordt zodoende niet bij
gelegenheid ‘naar zichzelf verwezen’).
Soms is kortstondige specialistische inzet naast SJSO nodig, soms is
plaatsing in pleeggezin en/of 24-uurs voorziening de reden
e Van deze 15 leerlingen die bij deze aanbieder (zie boven) naast
SJSO ook hulp onder een SPIC ontvangen, is bovendien
duidelijk in beeld wat hierbij redenen zijn: pleegplaatsingen,
crisisopvang/2/- uurs zorg of bijvoorbeeld een specifiek
aanbod naast SJSO-inzet, zoals een specifieke (forensisch)
specialistische interventie (in strafrechtelijk, i.c.
reclasseringsverband) of een specifieke specialistische
training ter voorkoming van slachtofferschap (in
civielrechtelijk, i.c. jeugdbeschermend verband).
e De gemeente kan (op grond van registraties SPIC over alle
gecontracteerde aanbieders jeugdhulp in de regio door de
gemeente Amsterdam) nagaan waar de overige lopende SPIC’s
(niet in SJSO verband verstrekt) voor zijn bestemd, dat
kunnen de SJSO-gecontracteerde jeugdhulpaanbieders en
scholen niet nalopen of inzien.
e Twee grotere aanbieders specialistische jeugdhulp uit de top 3
‘grootste aantal dubbelgebruik’ adviseren een overall analyse
van vraag naar- en duur van specialistische hulp onder SPIC,
niet alleen in relatie tot SJSO, maar ook in relatie tot het
gehele vraag-aanbod-gebruik-duur van specialistische
jeugdhulp in Amsterdam, om een goed beeld te krijgen, SJSO
functioneert immers binnen dit grotere geheel.
136
Multi probleemgezinnen, multipele complexe problemen (multi
complexiteit)
e Wat betreft het aandeel van het raamcontract SJSO dat
terechtkomt bij (de scholen die specifiek gericht zijn op)
leerlingen met meervoudige- (of multipele) LVB, GGZ en/of
andere problematiek: hierover is al veel gezegd.
e Meervoudige problemen zijn soms reden voor extra
specialistische inzet, naast SJSO, zowel vanuit de ggz- als de
LVB sector (ook in combinatie).
e Dit komt voor wanneer meerdere problemen tegelijkertijd
spelen, zowel geconcentreerd in één leerling (die bijvoorbeeld
zowel lichamelijk als geestelijk beperkt is, of een psychische
stoornis heeft naast een geestelijke handicap), als door een
combinatie met thuisproblematiek op meerdere
levensdomeinen, of met een ernstig probleem van een ouder.
e In dit verband zou een overall analyse (zie ook eerder) zich
kunnen uitbreiden tot vraag, aanbod, gebruik en overlap van
alle regelingen (voor steun uit het sociale domein of gebruik
van zorg, incl. justitiële interventies), om multi-complexe
hulpvragen op systeemniveau in beeld te brengen, voor zover
geregistreerd (bestanden zoals aanwezig bij het CBS, DUO,
Justitie en de volledige SPIC-registratie Amsterdam).
e Een aanzienlijk deel van de leerlingen met LVB-problematiek
of complexe lichamelijke - en gedragsproblematiek
(multipele problematiek) krijgt na school ‘naschoolse
specialistische begeleiding’, soms ook wanneer beide ouders
thuis zijn. Deze leerlingen komen (helaas ook vandaag de dag
nog) moeizaam tot niet binnen bij reguliere
kinderopvangvoorzieningen, zelfs de programma’s voor vve
(vroeg voorschoolse educatie) inbegrepen, zo geven
medewerkers op scholen voor speciaal onderwijs aan. Het gaat
hierbij mogelijk om aanzienlijke aantallen, verschillende
schoollocaties (po) melden dit.
137
e De behoefte aan specialistische kennis (en/of ervaring) speelt
bij sommige van deze kinderen feitelijk 24 uur per dag. Zonder
de juiste kennis of ervaring is opvang (soms) onverantwoord,
zowel voor het kind als diens omgeving, maar een integratie
van specialistische kennis in reguliere opvangvoorzieningen
(van vve en integrale kind centra, tot op school aansluitende
voorzieningen voor buitenschoolse opvang) zou idealiter ook
voor deze kinderen en gezinnen bereikbaar moeten zijn. Het
verdient te worden opgemerkt dat de stad Amsterdam dit als
beleidsdoel heeft opgenomen.
e Eén aanbieder die een aanzienlijk deel van dubbelgebruik
SJSO-SPIC verklaart (de derde die wij hebben gesproken in dit
verband, naast twee grote integrale aanbieders van jeugdhulp)
betreft specialistische begeleiding/behandeling met een
doelgericht begeleidingsprogramma na schooltijd.
Vertegenwoordigers wijzen op het gegeven dat dit aanbod
doelgericht is op de sociale leerbaarheid van deze kinderen,
deze leerbaarheid behoeft een specifieke aanpak en deze
aanpak kan op schoollocatie geboden worden, dus zonder
extra vervoer tussen locaties:
e Tijdens de naschoolse groepen wordt er doelgericht gewerkt.
De groepen bestaan uit maximaal 8 kinderen (met 2
begeleiders), waarvan sommigen een SPIC (B of C) hebben. De
begeleiding van de deze kinderen wordt gefinancierd vanuit
een B SPIC en op één school vanuit een C SPIC. Voorwaarde
voor toelating is dat een kind leerbaar is, het geeft niet als ze
een laag IQ. hebben: het gaat erom dat ze kunnen aantonen
dat ze een leervermogen hebben, ook als dit in kleine stapjes
gebeurt. Dit valt binnen het bereik van SJSO.
e _Alvoorde start van SJSO hebben diverse scholen deze
jeugdhulpaanbieder benaderd voor een naschoolse
samenwerking. Een samenwerking waar de scholen positief in
staan omdat hun leerlingen extra ondersteuning nodig
hebben én omdat zij niet naar reguliere activiteiten kunnen.
138
Het betreft kinderen die geen gebruik (kunnen) maken van
reguliere opvang/ activiteiten, zo licht deze aanbieder toe. Na
de start van het SJSO zijn deze naschoolse groepen
doorgelopen;
e Wat voor verwarring heeft gezorgd is dat doelgerichte
specialistische begeleiding/behandeling verward is geraakt
met specialistische opvang, waaraan behoefte bestaat, maar
anders is dan het aanbod zoals bedoeld in SJSO verband.
e Dit verklaart (mede) de achtergrond bij een discussie die in
SJSO-verband loopt: behoren specialistische naschoolse
groepen tot het arsenaal waarvoor SJSO is bedoeld? (Zie
hoofdstuk 5). In samenspraak met de gemeente is men er goed
uitgekomen. (Wel wijst de aanbieder op de complexiteit die
speelt in combinatie met het gegeven dat deze kinderen niet
goed terechtkunnen bij reguliere voorzieningen. De gemeente
geeft aan dat naschoolse opvang niet in SJSO is opgenomen,
wel de specialistische doelgerichte begeleiding).
e Het strekt hier te ver om hier dieper op in te gaan, wel
refereren we in dit verband aan een soortgelijke discussie op
landelijk niveau: op 15 februari 2019 is een Kamerbrief
verschenen onder de titel Financiering Zorg in onderwijstijd.
Nadien verscheen op 24 juli 2019 de Eindrapportage Inzicht in
zorg onder onderwijstijd (Berenschot, 2019). Als aanleiding en
vraagstelling staat het volgende vermeld:
e De Ministeries van VWS en OCW willen de combinatie van zorg
en onderwijs voor leerlingen met een (grote) ondersteunings -
behoefte beter regelen. Een van de maatregelen die zij hiertoe
willen inzetten is een meer eenvoudige financiering van zorg
in onderwijstijd voor kinderen met complexe casuïstiek in het
(voortgezet) speciaal onderwijs;
e In dit onderzoek is een brede blik gehanteerd op de
ondersteuning die wordt geboden aan leerlingen in
onderwijstijd, ook ‘begeleiding bij omgang met anderen’ en
139
‘begeleiding om gedragsproblemen te verminderen’ of bij de
‘persoonlijke verzorging’ staan genoemd:
e Onder de noemer Welke kinderen? wordt duidelijk dat circa
59.000 leerlingen cluster 3 en 4 onderwijs volgen in het
(voortgezet) speciaal onderwijs in Nederland en dat 72% van
deze leerlingen vanuit een of meer zorgwetten een
ondersteuningsbehoefte heeft;
e Daarbij blijkt het in de meeste gevallen te gaan om de
jeugdwet (74%), terwijl Amsterdam dit vooraf als 60% heeft
ingeschat. Dit aantal ligt dus hoger. Soms is er een combinatie
met de wet maatschappelijke ondersteuning (4%). Ongeveer
1,% heeft betrekking op de Wet langdurige zorg en 2% op
alleen de Wet op maatschappelijke ondersteuning. In een
aantallen geval gaat het om ondersteuning vanuit de
Zorgverzekeringswet of een combinatie van
Zorgverzekeringswet en een van de andere zorgwetten. Het is
aannemelijk, aldus het rapport, dat een deel van deze
ondersteuning ‘ook in onderwijstijd nodig is.”
e Vanuit de praktijk van het speciaal onderwijs en de
specialistische jeugdhulp wordt aangegeven, met name op
scholen zoals de Mr. De Jonghschool en Alphons Laudy school,
dat de behoefte aan steun en specialistische hulp en
begeleiding, in elkaar overloopt en (eigenlijk
vanzelfsprekend) met het kind meereist, er is feitelijk één
(kind-gebonden) continuüm dat doorloopt en waarop school
en thuis (in ieder geval voor het kind) één zijn: school en thuis
vormen immers gewoon het dagelijks bestaan van een kind.
e Verschillende vraagstukken komen hier bijeen, die tonen dat
we nog niet wezenlijk vanuit het perspectief van een kind
kijken naar wat er voor een kind nodig is en waar en wanneer
je dat inzet:
e (a) Tot in hoeverre is de behoefte van een kind aan
specialistische hulp en steun specifiek gebonden aan
school(tijden) en/of thuis (naschoolse tijden)?
140
e _(b) Tot in hoeverre is de behoefte aan specialistische steun
bepaald vanuit het kind dan wel vanuit het gezin of de
thuissituatie, dan wel vanuit school?
e (c) Tot in hoeverre is er een onderscheid aan te brengen
tussen een kind als leerling (leer -of school-gebonden
ondersteuning) of een kind in diens persoonlijke en
thuiscontext? Is er een duidelijk onderscheid tussen een
leerprobleem en andere problemen?
e Bij meervoudige of complexe problemen is dit onderscheid
niet altijd aan te brengen. (Vanuit het perspectief van
kinderen lopen de werelden van volwassenen bovendien
sowieso automatisch in elkaar over.)
e Hier zien we een vraagstuk dat voortvloeit uit een integrale
pedagogische benadering, waarbij de pedagogische civil society
(zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.1) welbeschouwd niet alleen
vraagt om integratie van de verschillende
financieringsstromen die vroeger schuilgingen achter aparte
indicaties en verwijzers (zie hoofdstuk 2) binnen het domein
van de jeugdhulp, maar om een integrale benadering vanuit
het perspectief van een kind in diens volledige dagelijkse
bestaan, i.c. financieringsstromen die een integrale
pedagogische aanpak versterken langs het dagelijkse bestaan
van een kind met meervoudige handicaps of
gezinsproblematiek;
e Lopend van thuis en dagelijkse opvang tot brede kindcentra,
primair onderwijs en eventuele buitenschoolse opvang,
eventueel vervoer tussen locaties - bij voorkeur met zo min
mogelijk verplaatsingen tussen locaties- en uiteindelijk de
overgang naar voortgezet onderwijs, mogelijk met jeugdhulp,
medische zorg en eventuele gezinsondersteuning of -
behandeling.
e Verschillende systemen van bekostiging (met inbegrip van
pgb-constructies en fiscale zorgtoeslagen en dergelijke) of
verschillende organisatieperspectieven (volwassenenzorg,
141
jeugdhulp, school, opvang) zijn echter leidend. Deze zijn
opgebouwd vanuit bepaalde wettelijke regelingen of
sectorgebonden financieringsystemen en niet zozeer langs de
logica van een kind of diens gezin, ook niet na de transitie van
jeugdhulp naar gemeenten. Op gezinsniveau bestaan vanuit
een pedagogisch perspectief bij multi-complexiteit (in
problematiek bij kind en/of gezin) nog een uiteenlopend
pakket aan regelingen, budgetten en instanties, in
verschillende systemen (zoals opvang, onderwijs, medische
zorg en jeugdhulp, incl. justitiële interventies in zowel
civielrechtelijk als strafrechtelijk verband, zowel kinderen als
ouders).2
Verwijzers naast SJSO
e In de context van ‘dubbelgebruik’ en de verwachtingen daarbij
zijn de volgende verwijzende instanties (naast directe inzet
vanuit SJSO) in beeld op basis van de analyse van de gemeente
(november 2019, zie hiervoor):
e Naar grootte van aantal verwijzingen zijn respectievelijk GI-
dwang, Veilig Thuis en de huisartsen de belangrijkste
verwijzers, bij inzet specialistische jeugdhulp naast SJSO.
Daarnaast zien we verwijzingen uit OKT (incl. Samen doen),
medisch specialist en crisisteam.
e Hierbij is het belangrijk te beseffen dat de laatste twee
verwijzers ook verwijzen op grond van vragen rond risico en
veiligheid (naast andere redenen, doorgaans
gezondheidsredenen en lichamelijke problemen of gebreken).
e Zoals gezegd zouden geaggregeerde data uit verschillende
bronnen bijeengebracht objectief inzicht verstrekken op de
24 Wanneer budgetten onderling dringen, zien we dat iedere speler vanuit diens eigen domein, belang,
opdracht en budget acteert, wat begrijpelijk is, maar niet altijd past bij de logica vanuit het kind en diens
gezin en het dagelijks bestaan. Juist bij multipele problematiek speelt dit vraagstuk.
1,2
mate van incidentie en concentratie van meervoudige
kwetsbaarheid op bepaalde schooltypen.
e Op een geaggregeerde en geanonimiseerde wijze zouden
dergelijke analyses mede basis kunnen zijn voor de mate
waarmee de gemeente Amsterdam de beschikbaarheid van
specialistische hulp en steun op bepaalde scholen (per
tijdsperioden) inzet.
e Preventie en vroegsignalering worden dan ondersteund vanuit
gekoppelde informatie, die niemand in het bijzonder aanwijst
of aanmerkt (geen stigmatiserende of belastende werkwijze),
maar wel voor beschikbaarheid en aanwezigheid van steun en
hulp zorgt, daar waar dit qua verhoogde concentratie van
kwetsbaarheden en risico vaker hulp en steun nodig is.
e Ouders zijn vanuit SJSO (met name vanuit de relatie met
school) beter bereikbaar en professionals uit de praktijk geven
aan dat zij vanuit school eerder bereid zijn hulp en steun te
accepteren, ook thuis. In contact met vertegenwoordiging van
ouders (ook met multi problematiek) wordt dit nadrukkelijk
bevestigd.
143
144
5 Evaluatie SJSO: aanbevelingen
5.1 Hulp en steun op of via het onderwijs: winst
leerling en thuis
Onze formatieve evaluatie van het raamcontract SJSO maakt
duidelijk dat professionals uit het speciaal onderwijs en de
specialistische jeugdhulp overwegend positief zijn over het eerste
jaar specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs, zoals
geregeld in een raamcontract vanuit de gemeente.
De samenwerking tussen onderwijs en hulpverlening bestaat
daarbij al langer en is in het speciaal onderwijs, met name in de
zogenoemde PI- (of RENN4) scholen, zelfs decennia oud. Ook
andere grotere jeugdhulporganisaties bieden soms al sinds ruim
tien jaar integrale specialistische onderwijszorgarrangementen.
Voor dit soort aanbieders zijn de therapeutische of
onderwijskundige winstgebieden niet nieuw, voor andere scholen
en aanbieders van jeugdhulp in het raamcontract is dit wel nieuw.
Maar overal is men duidelijk: dat dit nu vanuit een inkoopmodel
wordt ondersteund, een model dat directe inzet zonder
administratieve belasting, doorverwijzing, indicatieprocedures en
wachttijden mogelijk maakt, is een enorme stap vooruit. Werken
volgens het principe “1 kind-1 gezin-1 plan’ komt dichterbij en
nadrukkelijk is gesteld dat tijdige hulp, direct inzetbaar en zonder
wachtlijsten en wachttijden, de grote winstgebieden zijn.
— De winst is in eerste plaats zichtbaar voor de leerling, die
direct geholpen wordt en niet langs verschillende
145
deskundigen of meerdere lokketten moet, vaak op andere
adressen of bij andere organisaties, en die niet hoeft te
wachten terwijl hulp direct nodig is.
— Maar ook voor hun ouders is de (toch) stigmatiserende en
belastende gang langs instanties met intakeprocedures en
wachttijden voorbij, met direct beschikbare specialistische
jeugdhulp op school.
— Ouders zijn positief en bovendien eerder bereid hulp te
ontvangen, de relatie met school bestaat al, de leergerichte en
pedagogische samenwerking tussen ouders en school is een
inherent gegeven en is van nature minder ‘vreemd’ of
indringend, dan een nieuwe relatie met een nieuwe instantie
die als ver weg wordt beleefd.
Doorlopend continuüm school-thuis
— Specialistische steun en behandeling beweegt zich nu op een
doorlopend continuüm school-thuis, en daarmee langs het
natuurlijke dagelijkse bestaan van een leerling. Dit geeft een
meer ‘automatische’ werkrelatie, waarin samenwerking
tussen ouders en school gewoon is.
25 Tuerk, McCart en Hengeler (2012) rapporteren samenvattend dat multiple clinical trials uitwijzen dat
normaliserende samenwerkingsstrategieën (collaboration strategies in family work) de verklarende factor
zijn en meer verklarende kracht tonen in empirische studies bij behandeling van gedragsproblemen: de
non specifieke factoren (of generieke relatiekenmerken en het persoonsgebonden handelen) hebben
een groter aandeel in een significant effect van (systeemgerichte} therapieën dan specifieke methoden-
of theorie-gebonden factoren. Op basis van dit soort studies die non specifieke factoren incorporeren
zijn niet alleen methoden ontwikkeld zoals multi systeem therapie (MST), waarbij naast het gezin de
school een steevast systemisch onderdeel is van behandeling, maar ook diverse vormen van school
integrated mental health treatment for children and adolescents. Zie onder meer Walker, Horner, Sugal,
Bullis, Sprakgue, Bricker & Kaufman (1996); Davis & Cooke (2007); Atkins, Hoagwood, Kutash &
Seidman (2010) en Garcia-Carrion, Villarejo-Carballido & Villardon-Gallego (2019).
146
Ook voor de leerkrachten in het speciaal onderwijs
— Docenten zijn positief: de rust in de klas keert eerder terug, de
inzet van therapeutische expertise in de klas geeft ruimte aan
het vakinhoudelijk lesgeven en bij complexe problemen
hebben ze directe deskundigenconsulatie bij de hand, ze
hoeven zich daarbij niet alleen zorgen te maken wanneer ze
vermoeden dat er ernstige problemen spelen: er is iemand
aanwezig die doorpakt wanneer dat nodig is.
Last resort in stepped care model: problematische identificatie
— Met betrekking tot de plaats en positie van het speciaal
onderwijs sinds Passend onderwijs, is veelvuldig opgemerkt
dat het speciaal onderwijs laat wordt ingezet, soms met de
nodige faalervaringen alvorens een leerling er uiteindelijk
wordt geplaatst (Passend onderwijs als stepped care model);
— De populatie leerlingen die nu op het speciaal onderwijs
terechtkomt is soms al lang onderweg en meervoudig
problematisch, wat een terugplaatsing naar regulier
onderwijs (of regulier vervolgonderwijs) compliceert.
— _SJSO heeft in dit verband verbetering gebracht, vooral met
betrekking tot de sociale cohesie op scholen voor speciaal
onderwijs. Maar de waarschuwing van professionals dat deze
werkelijkheid de sociale identificatie (i.c. spiegeleffect op
zelfbeeld) van leerlingen op termijn geen goed doet (zie
pagina 65), is belangrijk.
Deze opmerkingen komen overeen met wat in hoofdstuk 3,
paragraaf 3.7, staat vermeld.
5,2 Van raamcontract naar standaard aanbod
We gaan hier aan de hand van de drie niveaus zoals in paragraaf
1.6 genoemd in op onze aanbevelingen bij SJSO. We gaan eerst op
het niveau van gemeente en Stuurgroep na wat de verwachtingen
147
een aanbevelingen zijn voor SJSO vanaf 2020 en verder. Daarna
sommen we opmerkingen en aanbevelingen van
praktijkprofessionals op en ten slotte gaan we in op de
aanbevelingen vanuit het perspectief van ouders en leerlingen.
5.2.1 Macro(systeem)niveau
Eind 2019 blijkt bij het sluiten van het jaar dat het aantal jongeren
in jeugdzorg in Nederland stijgt. Veel gemeenten kampen met
financiële tekorten en ook de gemeente Amsterdam ziet zich
genoodzaakt forse maatregelen te nemen. De kosten voor
jeugdzorg — de verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming
en jeugdreclassering, aldus NRC op 1 november 2019 n.a.v. een
raadsbrief van de wethouder jeugdzorg in Amsterdam — zijn
opnieuw hoger dan begroot.
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) maakt in november 2019
bekend dat in de eerste helft van 2019 366.000 jongeren in
Nederland in jeugdzorg zijn, tegenover 361.000 een jaar eerder.
Ook de duur van jeugdzorg is toegenomen. In Amsterdam kregen
17.225 jongeren tot 23 jaar in deze periode een vorm van
jeugdzorg: dat is ruim 1 op de 10.
De Nederlandse Vereniging van Gemeenten noemt de autonome
positie van huisartsen als een oorzaak voor te veel verwijzingen,
naast de oplopende kosten op gemeentehuizen.
De gegevens uit onze verkennende evaluatie echter, voor zover
bekend in verband met het raamcontract SJSO, bevestigen dit
beeld niet. De huisartsen lijken voor zover wij dat na kunnen gaan
niet de grootste verwijzer voor jeugdhulp in Amsterdam en de
inzet met SJSO lijkt de kosten in de toegang tot jeugdhulp al na het
eerste schooljaar 2018-19 terug te dringen, ook m.b.t. tot de
gemiddelde behandelduur onder een ‘segment profiel intensiteit
indicatie.”
Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal
verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam bovendien kunnen
148
doen teruglopen, zo geven praktijkprofessionals aan in onze
evaluatie van het raamcontract.
Een kostenstijging is in SJSO verband in ieder geval niet gebleken,
de kosten lijken zelfs iets terug te lopen. Er zijn in de eerste
periode SJSO (2018-19) uiteindelijk een kleine 1900 leerlingen
geholpen.
En wat betreft systeemkosten: juist op basis van de gegevens zoals
ze in SJSO verband vrijkomen, zou het goed zijn na te gaan hoeveel
systeemkosten (i.c. gemeentekosten) bespaard blijven die
normaliter schuilgaan achter jaarlijks zo’n achttien - tot
negentienhonderd indicatiestellingen, extra onderzoeken en
verwijsprocedures, met verschillende instanties.
De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap
gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger qua
opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten gunste van
het kind en het primair proces rond het kind. De Stuurgroep SJSO
kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan raken in de
standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente Amsterdam, in
plaats van een apart raamcontract ernaast.
Dit neemt niet weg dat het eerste jaar SJSO een onverminderd
positief beeld oplevert, wellicht mede door de keuzevrijheid voor
partnerorganisaties vanuit scholen, wat een goede sociale cohesie
en samenwerking bevordert en gedwongen winkelnering
tegengaat. Het heeft een goede start bewerkstelligd. Toch zal
iedereen begrijpen dat het raamcontract SJSO een meer solide
toekomst heeft met een beperkt aantal contractpartners, dat
minder bewerkelijk en kostbaar is. Systeemkosten moeten zoveel
mogelijk worden beperkt, het primair proces moet zoveel mogelijk
ruimte krijgen.
In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen
gemeentes zoals de onderlinge verwijs- en verrekeningskosten: de
tijd en energie die gaat zitten in regionale verrekening na
voorfinanciering kost zowel instellingen als gemeenten geld. Nu
149
dreigen bepaalde bijzondere regionale voorzieningen met een
evident maatschappelijk nut en aantoonbaar effect bovendien
verloren te gaan, terwijl de systeem - en proceskosten doorlopen,
die gevolg zijn van de decentralisatie naar gemeenten. Een goed
lopende Amsterdamse vso-school voor mavo, havo en vwo met
een bovenregionale functie heeft in ons onderzoek aangegeven dat
deze school haar bestaansrecht dreigt te verliezen als er geen
passende oplossingen gevonden worden voor het bedienen van
leerlingen uit regiogemeenten. Een van de weinige scholen voor
voortgezet speciaal onderwijs op mavo-havo-vwo niveau, die
leerlingen opleidt tot dezelfde eindkwalificaties als het reguliere
vo, kan zich nauwelijks handhaven indien regionale inkoop en
bekostiging niet goed tot stand komt. Bovenregionale inkoop en
verrekening zou niet alleen voor de jeugdbescherming en
jeugdreclassering moeten worden overwogen, de voorzieningen
waar deze kinderen en jeugdigen op zijn aangewezen (zoals de
hier genoemde school voor mavo, havo en vwo) functioneren
namelijk eveneens op een bovenregionaal niveau. De gemeente
Amsterdam zou voor de meest kwestbare groepen in staat moeten
worden gesteld de inkoop vorm te geven op de schaal waarmee ze
(ook) regionale en bovenregionale kinderen, jeugdigen — en
leerlingen — bedient. Dit komt de beschikbaarheid en
bereikbaarheid van specialistische zorg en speciaal onderwijs voor
leerlingen ten goede, ook voor de kwetsbare leerlingen uit kleinere
gemeenten, die op deze schaal nauwelijks het benodigde volume
en expertise bereiken dat nodig is voor zo’n aanbod.
De aanbevelingen die uit onze evaluatie op het gemeentelijke
inkoopniveau naar voren komen zijn kort opgesomd:
-_ Verdere voorlichting aan huisartsen over SJSO zou het aantal
verwijzingen vanuit huisartsen in Amsterdam kunnen doen
teruglopen;
-_ Bereken bij benadering hoeveel systeemkosten (i.c.
gemeentekosten) bespaard blijven die schuilgaan achter
150
jaarlijks zo’n achttien- tot negentienhonderd
indicatiestellingen, extra onderzoeken en verwijsprocedures,
met verschillende instanties.
-__De gemeente Amsterdam heeft met SJSO een belangrijke stap
gezet. Mogelijk kan die stap in haar vervolg wel eenvoudiger
qua opzet om gemeentekosten nog verder te besparen ten
gunste van het kind en het primair proces rond het kind. De
stuurgroep kan in dit verband nagaan hoe SJSO ingebed kan
raken in de standaardinkoop jeugdhulp van de gemeente
Amsterdam, in plaats van een apart raamcontract ernaast.
-__In dit verband wijzen we ook op de regionale processen tussen
gemeentes, zoals de onderlinge verwijs- en
verrekeningskosten: het verdient aanbeveling om samen met
regiogemeenten na te gaan of de gemeente Amsterdam direct
in staat kan worden gesteld om de inkoop vorm te geven op de
schaal waarmee ze (ook) regionale en bovenregionale
kinderen en jeugdigen — i.c. leerlingen op speciaal onderwijs
— bedient (in plaats van een tijdrovende, bewerkelijke en
daardoor dure systematiek van voorfinanciering en
verrekening achteraf).
Volledigheidshalve sommen we nog een aantal aanbevelingen op,
die voortkomen uit hoofdstuk 4:
-__ Breng de specialistische preventie wel in beeld door enige
registratie. Voorkom een lastige bureaucratie, maar voorkom
eveneens met enige registratie dat dit uit beeld verdwijnt, de
parkijk is sterk geholpen met specialistische preventie.
-__ Geef scholing over de mogelijkheden tot verantwoorde
gegevensdeling op basis van het Verdrag inzake de rechten
voor het kind. De AVG en wet BIG maken gegevensdeling niet
helemaal onmogelijk, er is ruimte, mits goed overwogen.
-__ Verken in samenspraak met de Gecertificeerde Instellingen
(GI) voor jeugdbescherming de mogelijkheden om
151
gezamenlijk actief vorm te geven aan monitoren,
contacthouden en wegen en beoordelen.
-__ Heroverweeg de inschatting van de behoefte aan
specialistische hulp en steun voor onderwijs aan licht
verstandelijk beperkte leerlingen (LVB), meer ruimte is nodig.
-_ Verken de mogelijkheid voor een meer data- gedreven keuze
bij de verdeling van specialistische jeugdhulp fte over de
verschillende schoollocaties en schooltypen. Databestanden
zoals aanwezig bij CBS, DUO, Justitie en gemeenten geven
mogelijkheid kwetsbare gezinnen in beeld te brengen en op
basis hiervan leerlingen te identificeren die gebukt gaan onder
een latente behoefte aan hulp en steun bij een ononderbroken
schoolgang. Rapportage op een geaggregeerde en
geanonimiseerde wijze die niemand in het bijzonder aanwijst,
zou voor alle bestuurders een relatief objectief onderbouwde
leidraad kunnen zijn bij het samen bepalen tot preventieve
inzet van specialistische hulp en steun per schooltype of
locatie.
5.2.2 Meso(instelling)niveau
We sommen hierna adviezen (aanbevelingen) op van professionals
uit de praktijk van SJSO. We hebben hen gevraagd welke
opmerkingen of aanbevelingen nog moeten worden genoemd, die
in onze evaluatie niet aan de orde zijn geweest.
Een aantal professionals reageert onder deze noemer ook gewoon
met opmerkingen dat het goed gaat - of een enkeling dat het juist
niet beter gaat - we nemen deze hier integraal op, omdat ze goed
weergeven hoe de samenwerking tussen specialistische jeugdhulp
en speciaal onderwijs (en praktijkonderwijs) in de praktijk wordt
ervaren. We hebben een klein aantal aanbevelingen of overige
opmerkingen weggelaten omdat ze direct tot gecontracteerde
aanbieders herleidbaar zijn.
152
Aanbevelingen en overige opmerkingen van jeugdhulpprofessionals
(respons open antwoorden vragenlijst =24,)
e Voldoende beschikbaarheid van kinder- en jeugdpsychiaters
is een gemis (vanwege een tekort), kan dít ondervangen
worden door bijvoorbeeld ook kinderartsen bij SJSO te
betrekken? Daar is veel behoefte aan vanwege inzet van
medicatie voor veel leerlingen en de controle hiervan. Dit zou
een aanwinst kunnen zijn binnen de school. Er is wel een
duidelijke visie op SJSO, maar beleidsmatig wordt het vooral
aan inzicht van de scholen overgelaten. Is daar niet een
bepaald raamwerk voor? En maatschappelijk werk invoeren in
SJSO, er wordt daarmee voorzien in een grote behoefte.
e De (jeugd)hulp is sneller, effectiever en op maat.
e Er komen jongeren in zorg die normaal heel lastig in
behandeling komen maar deze behandeling wel heel erg nodig
hebben.
e Er worden minder leerlingen doorverwezen naar een andere
school!
e Erzijn korte lijnen en toegankelijke en flexibele hulp is nu
voor ieder kind beschikbaar. Wat nog verbeterd kan worden is
dat het verschil tussen SJSO en de reguliere jeugdhulp
duidelijker wordt voor ouders, huisartsen en andere
betrokken partijen. Nu is het niet altijd duidelijk waar de
verantwoordelijkheid voor het gehele hulpverleningstraject
precies ligt.
e Erzijn zeker onderwerpen waar (meer) evaluatie op gewenst
is. Dit inventariseren we graag nader. Bijvoorbeeld de
ondersteuning die per school kan verschillen. School heeft
trekkingsrecht: op welke manier heeft iedere school gebruik
gemaakt van dat recht om op maat ondersteuning voor de
leerlingenpopulatie te vinden en hoe hebben zij dat ervaren?
e Geef het project (SJSO) de tijd om zich te ontwikkelen en laat
er meer aandacht zijn voor onderzoek naar de werkende
ingrediënten. De inhoud is de basis van het succes.
153
e Hetiseen verbetering dat scholen en jeugdhulporganisaties
elkaar en elkaars werkwijze beter leren kennen. Dit is vooral
merkbaar bij complexe casussen. Hier zie je vaak dat partijen
tegenover elkaar komen te staan vanwege onbegrip. Door
meer begrip kan er beter worden gekeken naar oplossingen en
kan creatiever hiermee worden omgegaan.
e Toeleiden naar een nieuwe onderwijsplek is van toegevoegde
waarde om schooluitval te voorkomen. De jeugdhulpverlener
kan ouders en leerling ondersteunen bij het vinden van een
passende onderwijsplek en de ondersteuning voortzetten in
de nieuwe situatie, waar normaliter vaak een knip in zit. Ik zie
hier ook een mooie uitdaging voor het SJSO betreffende de
samenwerking tussen kinderdagverblijven, voorschoolse
voorzieningen en onderwijs.
e Dat er nu soms overlap zit tussen SJSO inzet en een SPIC kan
juist kansen bieden. Door SJSO inzet vermindert de kans op
acute crisis gedurende de wachtperiode. Ook zou het kunnen
dat de problematiek vanwege ondersteuning afneemt in ernst
en behandeling beter of sneller aanslaat.
e _SJSO binnen de school is een vast onderdeel van de school
geworden wat niet meer gemist kan worden! Het heeft er o.a.
voor gezorgd dat vroegtijdige schooluitval is verminderd.
Meer ouderbetrokkenheid, geen wachtlijsten, er wordt meer
op maat gewerkt, individuele plannen et cetera.
e Ik denk dat er minder gedacht moet worden in beperkte
vormen van hulpverlening maar breder gekeken kan worden
naar oorzaak en gevolg van de ontstane problematiek. Ik kom
te vaak tegen dat er bij ouders veelal gekeken wordt naar
oplossingen en niet wordt geanalyseerd waar de oorzaak van
de problematiek ligt.
e Ik ervaar de inzet van SJSO als een verbetering van de kwaliteit
van het speciaal onderwijs. Door de inzet van laagdrempelige
jeugdhulp is het mogelijk om leerlingen met een meer
intensieve zorgvraag binnen de onderwijscontext te
154
behouden. Kansen zie ik in het versterken van de
samenwerking met derden zoals de jeugdarts en het OKT,
daarnaast is er winst te behalen in de positionering tegenover
ouders. Zij ervaren over het algemeen een hoge mate van
betrokkenheid maar lijken het SJSO ook te zien als een
aanvulling op het aanbod van de school en hebben
onvoldoende zicht op het aanbod dat vanuit SJSO mogelijk is
buiten de schoolcontext.
e Meer ruimte om (ook) andere functies in te zetten dan in het
contract staat, denk hierbij aan functies als VIB.
e _Kortelijnen hulpverleners SJSO/leerkrachten genoeg kennis
en bagage in het ZAT. Snel handelen.
e Over het algemeen zou er meer outreachende
zorg/begeleiding mogen komen en meer samenwerking met
een andere aanbieder, welke niet in het SJSO team zit. Dit zou
makkelijker/sneller/praktischer mogelijk moeten zijn.
e School staat meer open voor ouders en gezinssituatie, meer
begrip. Meer ouderbetrokkenheid. Gezinnen worden eerder
geholpen waardoor crisis/escalatie en uitval op school
voorkomen wordt. SJSO kan ook goed ter overbrugging naar
behandeling ingezet worden en kan zorgen voor transfer ook
van ene school naar ander. Leerkrachten benaderen kinderen
en ouders nu meer vanuit de behoefte van ouders/leerlingen.
Er wordt meer tijd genomen om ook de sociaal emotionele
ontwikkeling in kaart te brengen en hier in het lesaanbod
rekening mee te houden. Kan als jeugdhulpverlener soms toch
minder goed naast de ouder staan en deze op vraag volgen
omdat belang van kind op school grote rol speelt terwijl soms
de nadruk in gezinnen iets meer ligt op voorwaarden
scheppen bv rond bestaanszekerheid of stressreductie
(hierdoor minder op school aanwezig). Er is dan niet meteen
zichtbaar dat dit de leerling ten goede komt. Er is meer
overlap met Samen Doen teams en OKA: dit vraagt steeds
afstemming. Voor verwijzers is niet altijd duidelijk wat zij aan
155
resultaat/soort inzet kunnen verwachten van SJSO waardoor
toch vaak doorverwezen wordt via SPIC. Bij doorverwijzing
naar behandeling (SPIC) is er vaak een eigen ouderbegeleider
bij de betreffende aanbieder. Terwijl behandeling ook een
kortdurende aanvulling op aanbod SJSO zou kunnen zijn (na
behandeling weer afschalen naar SJSO).
e Wanneer doorverwijzing noodzakelijk is, is het zeer
vertragend dat er (nog) een SPIC aangevraagd moet worden.
e Wijervaren in principe geen belemmeringen en loopt de
samenwerking goed. Bij onze start waren er enkele
onduidelijkheden waarbij scholen ook nog zoekende waren
naar een werkwijze hierin. Duidelijkheid intern en over en
weer de verwachtingen bespreken is/was een must. Bij de ene
school verliep het anders dan bij de andere. Merendeels in
positieve zin.
Aanbevelingen en overige opmerkingen van onderwijsprofessionals
(respons open antwoorden vragenlijst = 26).
e Invoering passend onderwijs — onder lerarentekort in BO, SBO
en SO — en naschools (behandelaanbod zoals nu aangeboden
in 2018-2019, bestond niet in 2017-2018, en voldoet wel aan
een vraag van ouders & kind. - Door ontbreken van naschoolse
opvang voor SO kinderen wordt nu ook vaak gebruik gemaakt
van naschools behandelaanbod; een mi. duurdere voorziening
die voor een deel ook vervangen zou kunnen worden door
naschoolse opvang voor SO leerlingen
e De hulp is beter afgestemd op onze doelgroep van leerlingen
en ouders. -De hulp stagneert minder vaak. -De
ontwikkelingskansen op meerdere ontwikkelingsgebieden
van de leerlingen (en ouders)op onze school wordt zeer
vergroot. -Er wordt veel meer op maat gehandeld en gekeken
naar de behoefte van een leerling en ouders.
e Hulp is nu meer op maat en nabij wat passend is voor onze cl.
4 doelgroep. Kinderen en ouders krijgen hierdoor de juiste
156
hulp in de juiste duur waardoor kinderen zich veel beter
ontwikkelen op school en niet uitvallen. Hulp stagneert
nauwelijks meer en ontwikkelingskansen (op meerdere
leefgebieden) nemen toe. -Hulp is laagdrempelig en ouders
voelen veel meer vertrouwen wanneer dit zoals nu binnen de
school plaatsvindt. -Het wordt als zeer prettig ervaren dat we
verschillende partijen voor SJSO binnen de school hebben
waardoor we een breed aanbod hebben en voldoende
capaciteit om alle ouders en kinderen (en ook leerkrachten) op
de juiste manier te ondersteunen. -Wanneer onze kinderen
het binnen school en/of binnen de thuissituatie niet redden en
verwezen moeten worden naar een 3-milieusvoorziening of
klinische opname is dat een probleem (nauwelijks capaciteit
binnen de regio, lange wachtlijsten etc) -Voor de toekomst is
het ook belangrijk om te kijken naar een naschools aanbod
binnen de SJSO (dat hebben we nu niet maar is wel nodig).
e Detransitie hangt nog steeds in de lucht waarbij
orthopedagogen uit de school worden gehaald en dan
toegevoegd worden aan de jeugdhulpverleningsinstanties en
dan via die constructie (weer) in de scholen komen te werken.
Hier heb ik wel zorgen over. Intern heb je dan alleen nog een
zorgcoördinator. De samenwerking met SJSO vraagt veel
coördinatie naast alle andere vele taken die het intern
zorgteam heeft. Ik maak mij zorgen of dat nog uitvoerbaar is
en in hoeverre zij nog dezelfde werkzaamheden mogen
uitvoeren zoals dat nu gebeurd.
e De zorgis directer beschikbaar maar de kwaliteit van zorg is
niet dusdanig (bij onze aanbieder) dat daadwerkelijk minder
specialistische hulp nodig is.
e Door inzet SJSO zijn er minder verwijzingen nodig en krijgen
kind en gezin veel beter wat ze nodig hebben, omdat het zo
direct en schoolgebonden is. Laagdrempelig, veel meer
vertrouwen, directe lijnen. Van ouders horen we terug dat ze
het heel prettig vinden dat de zorg aan de school gekoppeld is.
157
En dat er daarin intensief wordt samengewerkt. We zien dat
dat bij ouders zorgt voor een veel lagere drempel, waar we
eerder (voor SJSO) zagen dat ouders door de drempel niet bij
zorg of OKT arriveerden.
e Een (school)maatschappelijk werker wordt erg gemist.
De laagdrempeligheid en proactieve houding van een
maatschappelijk werker is compleet anders van die van een
OKA.
e Een verbetering vind ik het slechten van de muur tussen
onderwijs en zorg, zodat eenieder goed geïnformeerd is en de
juiste hulp op tijd kan worden ingezet.
e Ergtevreden. Vooral door de verschillende expertises:
jeugdhulpverlening, gedragsdeskundige, kinderpsychiater, dit
is de kracht van het lukken van SJSO, belangrijk is dat de inzet
breed blijft.
e Ons college is een tussenvoorziening met een complexe
doelgroep. Ondanks de huidige inzet hebben we soms een
interne wachtlijst. Het zou fijn zijn als SJSO gecontinueerd
wordt en indien mogelijk uitgebreid.
e Hetiseen meerwaarde. Bezwaarlijk is de peildatum. Onze
school is met 50% gegroeid maar krijgt niet meer
ondersteuning terwijl de problematiek wel toeneemt. Met
name de preventieve inzet is een grote toegevoegde waarde
zeker op de gedragsontwikkeling bij sommige leerlingen. Het
geeft sommige leerlingen een betere start in het VO.
e Inzet isin een korte tijd een wezenlijk onderdeel van onze
tussenvoorziening geworden een en ander kan niet gezien
worden als ' oplosser wachtlijst', vermindering van het aantal
verwijzingen of afname zorgbehoefte. Door preventieve
werking zijn (gelukkig maar) juist meer leerlingen in het zicht
van ' de zorgverleners’, snelle en effectieve aansluiting op
jeugdzorg blijft echter moeizaam. Al met al een zeer zinvolle
inzet!
158
e Meer leerlingen en hun ouders krijgen nu laagdrempelige zorg
op school, dit ís erg fijn. Veel leerlingen komen bij ons al
binnen met een vraag om gespecialiseerde hulpverlening
(behandeling ggz), deze aanvragen lopen logischerwijs niet
terug. Daarnaast gaat het bij veel leerlingen om complexe
problematiek, waardoor ook na schooltijd extra zorg gevraagd
wordt (bijv. zorgboerderij of logeren in het weekend)
waarvoor nog steeds SPIC nodig is. Hiervoor lijken SPICS
misschien niet terug te lopen, maar moet ook gekeken worden
waarvoor deze ingezet worden (gespecialiseerde behandeling
waardoor ze tijdelijk op onze school geplaatst worden of extra
ondersteuning buiten school nog nodig voor gezin).
e Meer van elkaar leren als het gaat om good practices
aangaande samenwerking onderwijs-jeugdhulp. In de
‘etalage! zetten.
e We merken dat er steeds meer ambulante zorg nodig is voor
de gezinnen. Leerlingen die uitvallen en thuiszitten, komen
moeizaam aan bij de behandeling hier op school. Dit vraagt
om meer flexibiliteit en creativiteit vanuit het SJSO. We lopen
dan tegen allerlei regelingen/uren/indicaties aan.
5.2.3 Micro(doel)niveau
Indirect is al duidelijk geworden dat vanuit het perspectief van de
leerling en diens ouder(s) SJSO een verbetering betekent ten
opzichte van de sitatie daarvoor. Wij zijn in gesprek met een
ouder, die in SJSO verband hulp voor haar dochter ontvangt,
uitgebreid geïnformeerd over het verschil dat zij ervaart ten
opzichte van een lange geschiedenis van hulp en steun voor
invoering van SJSO. Haar dochter is vanaf haar vierde jaar (op
basis van pervasieve ontwikkelingsproblematiek) in aanraking
gekomen met hulpverleners en aangewezen op intermitterende
afhankelijkheid van instanties. Deze ouder heeft ons treffend
uitgelegd hoe ze iedere keer weer met andere instanties,
specialismen en verwijzingen te maken heeft gehad. Maar ook
159
binnen instanties iedere keer weer met andere professionals werd
geconfronteerd. Het was een komen en gaan van professionals in
het leven van haar dochter — “Ik begrijp het wel, met jeugdhulp
via aanbestedingen, tijdelijke aanstellingen van
jeugdhulpverleners en veel zzp-érs” - die vanuit de aard van haar
problematiek juist gebaat is bij weinig wisselingen van mensen die
zich over haar ontfermen of waarmee ze in vertrouwen een relatie
op moet bouwen. Maar iedere deskundige wilde toch weer een
eigen onderzoek doen en niet voortbouwen op wat al bekend was
uit voorgaande hulpverlening. En alles gebeurde naast school,
alsof er twee volstrekt gescheiden werelden bestonden. Vanuit de
problematiek van haar dochter is deze scheiding niet alleen extra
ongunstig (een doorlopend beeld en geregelde afstemming
voorkomt escalaties): ook voor de ouder was het gewissel tussen
deskundigen en de aparte gang langs scholen voor speciaal
onderwijs en jeugdhulp bijzonder belastend, iedere keer moest zij
opnieuw van alles uitleggen, toelichten of overdoen. De ouder
geeft aan dat zij zich steeds minder gehoord voelde en steeds vaker
als ‘lastig’ werd ervaren, als zij opmerkingen durfde te maken of
zich als de expert opstelde, die zij als ouder van haar dochter
inmiddels is geworden.
Zij voelt zich nu, met de hulp en steun die zij vanuit SJSO integraal
ontvangt vanuit het speciaal voortgezette onderwijs, niet alleen
serieus genomen, maar ook ontlast. Ze kan eenvoudig op school
met haar dochter gesprekken voeren, hoeft niet langs andere
instanties en kan zelfs hoogspecialistische hulp eenvoudig via
school consulteren. Ze heeft het gevoel dat er met haar wordt
samengewerkt en dat ze haar inbreng serieus nemen. Ze komen op
haar huidige school niet aan met ‘een of andere
standaardmethodiek’ maar bepalen samen met haar en haar
dochter wat nodig is en wat haalbaar is. De schoolgang is meer een
automatisch middelpunt in haar bestaan geworden, van waaruit
alles wordt geregeld. De ouder geeft aan dat haar dochter rustiger
is geworden en niet langer ‘gestressd’ voor iedere therapiesessie,
160
wat voorheen wel het geval was. De belangrijkste aanbevelingen
die zij mee wil geven zijn:
— Luister naar ouders, zij zijn doorgaans de deskundige bij
uitstek, niet bij voorbaat invullen dat problemen starten in de
ouder-kind relatie, dat is bij stoornissen zelfs zelden het
geval;
— Wisselingen van hulpverleners goed plannen en voorbereiden
en kinderen of jeugdigen daar niet ‘opeens mee confronteren’
als dit nodig is. Wanneer medewerkers in de jeugdhulp of het
onderwijs solliciteren of overgeplaatst worden, dan is dit vaak
al weken bekend, daar kun je kinderen en ouders eerder in
meenemen.
— Sluit werkelijk aan bij de leefwereld van het kind, denk niet
vanuit systemen, procedures of protocollen. Dat kan
natuurlijk op de achtergrond, maar niet op de voorgrond in
contact met het kind.
— Wanneer het spannend wordt: overrompel kinderen en ouders
niet, communiceer tijdig en vooruit. Mensen kennen vaak de
regels en wetten niet, geef ze tijd om mee te denken.
— Praat met het kind, eigenlijk zijn gesprekken zonder het kind
zelden tot nooit nodig, betrek ze erbij en laat ze meedenken
over wat het beste is voor hen. Dan is zelfs iets ingrijpends als
een overplaatsing naar een andere school minder eng en
belastend.
161
162
Literatuurlijst
Achenbach, T.M., Ivanova, M.Y.& , Rescorla, L.A.(2017). Empirically based
assessment and taxonomy of psychopathology for ages 11/2-90+ years:
Developmental, multi-informant, and multicultural findings. In:
Contemporary Psychiatry. 2017 Nov;79:4-18. doi:
10.1016/j.comppsych.2017.03.006. Epub 2017 Mar 14.
Achenbach T.M., Becker A., Döpfner, M., Heiervang, E., Roessner, V., Steinhausen
H.C. & Rothenberger, A. Multicultural assessment of child and adolescent
psychopathology with ASEBA and SDQ instruments: research findings,
applications, and future directions. In: Journal of Child Psychology and
Psychiatry, 2008 March;49(3):251-75.
Administratieprotocol Jeugdhulp 2019 en verder. Versie 31, mei 2019. Gemeente
Amsterdam, regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek- Waterland
Andrews, D.A. & Bonta, J. (2016). The psychology of criminal conduct. New
providence: LexisNexis Group
Baker, B.L. (2006). Contributions of teacher —child relationship to positive school
adjustment during elementary school In: Journal of School
Psychology 44(3):211-229 ‘June 2006.
Bexkens, A, Graas, D., & Huizinga, M. (2014). Als dat maar goed gaat: kinderen met
een licht verstandelijke beperking in het Passend Onderwijs, in De Psycholoog,
PP 24-29: 2014.
Binsbergen, M.H. van, Pronk, S,, Schooten, E. van, Heurter, A. & Verbeek, F. (2019).
Niet thuisgeven. Schooluitval vanuit het perspectief van leerlingen.
Amsterdam: Kohnstamm Instituut
Booi, H. (2014). Overlap in zorg voor de jeugd. Nulmeting multifocale zorg
stadsregio Amsterdam. Amsterdam: gemeente Amsterdam
Breetvelt, LS, Meijer, J. & Binsbergen, M.H. van (2018). Short report
literatuurverkenning Self -Efficacy & Resilience. Amsterdam: Kohnstamm
Instituut
163
Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge, Mass.
Harvard University Press
De Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den
Haag
De Winter, M. (2011). Wereldwijd opvoeden. Amsterdam: SWP Uitgeverij
De Winter, M. (2006). Opvoeding in democratie. Amsterdam: SWP Uitgeverij
Earls, F‚ & Carlson, M. The Social Ecology of Child Health and Well- Being. In:
Annual Review of Public Health 22(1):143-66 : February 2001
Eisenberg, N., Spinrad, T.L., Fabes, R.A., Reiser, M., Cumberland, A., Shepard,
S.A, Valiente, C., Losoya, S.H., Guthrie, LK. & Thompson, M. The relations of
effortful control and impulsivity to children's resiliency and adjustment. In:
Child Development. 2004, Jan-Feb;75(1):25-46.
Eisenhower, A.S., Baker, B.L. & Blacher, J. (2007). Early Student - Teacher
Relationships of Children With and Without Intellectual Disability:
Contributions of Behavioral, Social, and Self-Regulatory Competence. Journal
of School Psychology. 2007;45(4.):363—383.
Flanagan, D.P. & E.M. McDonough, (2018). Contemporary Intellectual Assessment,
Fourth Edition. Theories, Tests, and Issues. New York: Guilford
Frydenberg, E. (2008). Adolescent Coping. Advances in Theory, Research and
Practice. London: Routledge
Goei, S.L, Nelen, M.J.M., Oudheusden, M., De Bruine, E., Piscaer, D., Roozeboom, C.,
Schoorel, B, & Blok, R. (2010). Omgaan met gedragsproblemen in het
onderwijs: SWPBS (deel 1) [Coping with Behavioral Problems in Education:
SWPBS (part 1)]. Remediaal 1, jaargang 2010/2011, p. 12-17.
Goei, S.L., & Kleijnen, R. (2009). Omgang met zorgleerlingen met
gedragsproblemen. Zwolle: Hogeschool Windesheim
Gustafsson, J.E., Allodi M. Westling, Alin Äkerman, B., Eriksson, C., Eriksson, L.
Fischbein, S., Granlund, M., Gustafsson, P. Ljungdahl, S., Ogden, T. & Persson,
R.S. (2010). School, Learning and Mental Health: A systematic review. The
Royal Swedish Academy of Sciences: Health Committee
Hillhorst, P. & Zonneveld, M. (2013). De gewoonste zaak van de wereld, radicaal
kiezen voor de pedagogische civil society. Den Haag: Raad voor
Maatschappelijke ontwikkeling
Inzicht in zorg in onderwijstijd. Eindrapportage. Berenschot, 24 juli 2019
Koopman, P.NJ. & Ledoux, G. (2018). Trends in verwijzingen speciaal onderwijs 2011-
2017. Amsterdam: Kohnstamm Instituut
Knotter, M., Spruit, A., de Swart, J., Wissink, IL, Moonen, X., & Stams, GJ. (2018).
Staff’s attitudes and reactions towards aggressive behaviour of clients with
intellectual disabilities: A multi-level study. In: Research in developmental
disabilities 34,(5):1397-1,07 : March 2013.
164
Leeuwen, E. van, Albrecht, G. & Vinkenvleugel, M. (2012). Schoolwide Positive
Behavior Support (SWPBS): een succesvolle aanpak van gedrag op school. Een
beschrijving van de aanpak en richtlijnen voor implementatie. In: Tijdschrift
voor orthopedagogiek, jaargang 51, nr.9.
Mathew A. White &Lea E. Waters. A case study of ‘The Good School:’ Examples of
the use of Peterson’s strengths-based approach with students. In The Journal
of Positive Psychology Volume 10, 2015 - Issue 1: Special Issue in Memory of
Chris Peterson, pages 69-76, 08 Apr 2014.
MeConaughy, S. (1993). Evaluating Behavioral and Emotional Disorders with the
CBCL, TRF, and YSR Cross -Informant Scales. In: Journal of Emotional and
Behavioral Disorders, vol. 1, 1: pp. 40-52. , First Published Jan 1, 1993.
Meijer, J., & Petit, R. (2019). Onbenut potentieel van jongeren in een kwetsbare
positie. Amsterdam: Kohnstamm Instituut
Monitor Specialistische Jeugdhulp in Speciaal Onderwijs. Versie 1.0, 17 oktober
2018. Gemeente Amsterdam.
Moonen, X. (2017). (Herkennen en waarderen Over het (h)erkennen van de noden
mensen met licht verstandelijke beperkingen en het bieden van passende
ondersteuning. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Natvig, G.K., Albrektsen, G. & Ovarnstr@m, U. (2003) Methods of Teaching and
Class Participation in Relation to Perceived Social Support and Stress:
Modifiable factors for improving health and wellbeing among
students, Educational Psychology, 23:3, 261-274
Nelen, M., Van Oudheusden, M.A., & Goei, S.L. (2017). De kleur van SWPBS in
Nederland. Culturele aanpassingen van het SWPBS-model aan de Nederlandse
onderwijscontext volgens experts. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 56, pp.
484-495.
NJL Samenvatting referaat m.b.t. Evaluatie Jeugdwet — Utrecht, 20 januari 2016
NJL Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan - Utrecht, 6 november 2014
NJL Interventie. School -Wide Positive Behavior Support. Utrecht: NJI
Ogden, T., Sorlie, A.M., Arnesen, A. & Meek-Hansen, W. (in publishing). The PALS
School-Wide Positive Behavior Support Model in Norwegian Primary
Schools-Implementation and Evaluation.
Overheid.nl. Wettenbank. Jeugdwet: Geldend van 01-02-2019 t/m 08-03-2019
Overheid.nl. Wettenbank. Wijzigingswet enkele onderwijswetten (herziening
organisatie en financiering van (…] onderwijs, voortgezet onderwijs en
beroepsonderwijs): Geldend van 01-01-2018 t/m heden
Park, N & Peterson, C. (2009). Handbook of positive psychology in schools (pp. 65-
76). New York, NY, US: Routledge/Taylor & Francis Group
165
Peterson, C. Strengths of character, orientations to happiness, and life satisfaction.
In: The Journal of Positive Psychology 2(3):149 —156 * July 2007.
Reiser, M., Murphy, B. C., Losoya, S. H., & Guthrie, IL. K. (2001). The relations of
regulation and emotionality to children's externalizing and internalizing
problem behavior. In: Child Development, 72, pp-1112-1134.
Rumberger, R.W. (2012). Dropping Out. Harvard: Harvard University press
Rutter, M. & Maughan, B. (2002). School effectiveness findings 1979 —2002. In:
Journal of school psychology, 2002 (Elsevier)
Seligman, M. E. P., & Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive psychology: An
introduction. American Psychologist, 55(1), 5-14.
Shane J Lopez & Michelle C Louis (2009) The Principles of Strengths -Based
Education, Journal of College and Character, 10:4, DOI: 10.2202/1940-
1639.1041
Shin-Kim, Y., Koh, Y.O., & Leventahl, B. (2005). Pathways From Bullying
Perpetration, Victimization, and Bully Victimization to Suicidality Among
School-Aged Youth: A Review of the Potential Mediators and a Call for
Further Investigation. In: Trauma Violence & Abuse 16(4). January 2014.
Smeets, E., Veen, IL. van der, Derriks, M. en Roeleveld, J. (2007). Zorgleerlingen en
leerlingenzorg op de basisschool. Amsterdam: Kohnstamm Instituut
Specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs in 2017. Conceptversie 1.0, 4
juni 2018 Gemeente Amsterdam
Traag, T. (2012). Early school leaving in the Netherlands. A multidisciplinary study
of risk and protective factors explaining early school -leaving. Den Haag:
Statistics Netherlands
Traag, T. & Van der Velden, R.K.W. (2011). Early school leaving in the Netherlands.
The role of family recources, school composition and background
characteristics in early school leaving, in: Irish Educational Studies, vol.30,
no.1 pp 45-62.
Vervoort-Schel, J. Mercera, G., Wissink, IL. Mink, E. & Helm, van der, P. (2018).
Adverse Childhood Experiences in Children with Intellectual Disabilities: An
Exploratory Case-File Study in Dutch Residential Care. In: International
Journal of Environmental Research and Public Health, issue 15-10, nr. 2136,
2018.
166
Bijlagen
Bijlage 1 Specialistische jeugdhulp in speciaal
onderwijs: schriftelijke vragenlijst
167
Het Kohnstamm Instituut voert een evaluatieonderzoek uit naar de eerste
ervaringen met direct beschikbare specialistische jeugdhulp in het (speciaal)
onderwijs, zoals geregeld in het raamcontract SJSO van de gemeente(s)
Amsterdam en Diemen. Dit raamcontract is in het huidige schooljaar 2018-2019
ingegaan. In het raamcontract bieden 16 jeugdhulpaanbieders direct steun en
specialistische jeugdhulp op of via school. Voordien was daar eerst een verwijzing
(en beschikking) voor nodig, nu kunnen jeugdhulpprofessionals direct op school
worden ingezet.Dit gebeurt op alle scholen waar een toelaatbaarheidsverklaring
voor nodig is (speciaal onderwijs, po en vo) aangevuld met de boven-schoolse
voorzieningen en het praktijkonderwijs. Deze vragenlijst is onderdeel van het
evaluatieonderzoek. De vragenlijst is bedoeld zowel voor de
jeugdhulpprofessionals als voor de teamleiders (van zorgteams) op de scholen. Zo
krijgen we een beeld vanuit het perspectief van de jeugdhulp-professionals en
vanuit de scholen. Graag vragen wij u, vanuit uw dagelijkse praktijkervaring
antwoord te geven op de volgende vragen. Er wordt een aantal stellingen en
uitspraken voorgelegd, met de vraag in hoeverre u het hiermee eens of oneens
bent. De stellingen en uitspraken zijn gebaseerd op de onderzoeksvragen van de
gemeenten Amsterdam en Diemen en de stuurgroep SJSO, waarin de
Samenwerkingsverbanden onderwijs vertegenwoordigd zijn. Let opIn het
algemeen wordt bij de stellingen en uitspraken gevraagd naar uw mening over het
schooljaar 2018-2019, in vergelijking met het vorige schooljaar 2017-2018 (het
gaat om een vergelijking van de situatie voor en na het raamcontract SJSO). U
wordt gevraagd uw oordeel te geven op een vijfpuntsschaal, met als
antwoordcategorieën1 helemaal mee eens2 mee eens3 niet mee eens, niet mee
oneens4 mee oneens5 helemaal mee oneens Als u geen oordeel kunt geven is er de
antwoordcategorie weet niet. productie & verwerking: Elion.
168
Wat is de naam van de instelling waar u werkt (uw werkgever)?
dà. Altra
4. Bascule
dà Carehouse/Leveo Care
4 Cordaan Jeugd
dà Fibbe Studie Centrum voor Leerontwikkeling
4 GGZ NHN v/h Triversum
dà Groei & Glunder
dà MOC Kabouterhuis
4. Opvoedpoli
dà Perspectief
4. Philadelphia
dà Prodeba
4 Sensa / Axon Zorg B.V.
dà Spirit
4 Stichting S&B
dà YOEP Onderwijs en Zorg
4 Anders, namelijk.
169
Beantwoordt u deze vragenlijst als jeugdhulpprofessional of als
onderwijsprofessional?
di Jeugdhulpprofessional
4 Onderwijsprofessional
170
Wat is de naam van de school waar u verbonden bent aan het zorgteam?
dà Altra College
dà Altra College Bleichrodt
4. Altra College Noord
dà Altra College Zuidoost
dà Drostenburg
4 Esprit Scholen
dà Gerhardschool
4 Kolom Praktijkcoll. De Atlant
dà Kolom Praktijkcoll. Het Plein
4 Kolom Praktijkcollege De Dreef
4 Kolom Praktijkcollege Noord
4 Loc, Montessori College Oost
4. locatie, De Apollo
4. locatie, Hogelant
dà locatie, ledersland College
dà Locatie, Luca Praktijkschool
dà. Locatie, Tobiasschool
dà Montessori SGM Amsterdam
4 Mr de Jonghschool
4. OC Drostenburg
4 OC Noord
4 OC Zuidoost
171
4 OC Amstel
4 Pl-school De Pionier
4 Pl-school Prf Waterink West
dà Pl-school PWS Noord
4 Professor Waterinkschool
4 SBO De Kans
pon SBO Professor Dumont
dà SBO Tobiasschool
dà SBO-Zuid Meander
dà School 2 Care
4 SO Alphons Laudy
4 SO Heldring
4 SSBO De Driesprong
4 SSBO De Hasselbraam
4. SSBO Het Spectrum
4 SSBO Prof Dr IC v Houte
dà SSBO Universum
4. SSBO Zeppelin
pos VSO De Heldring
dà Van Detschool
pon Van Koetsveldschool
4 VSO Alphons Laudy
4à Anders, namelijk.
172
Jeugdhulp beschikbaar op school
In 2018/19 is het SJSO-aanbod ingevoerd, om bepaalde doelen te bereiken, zoals
kortere doorlooptijden voor jeugdhulp en samenwerken aan een ononderbroken
leerweg voor kwetsbare leerlingen. Aan de hand van deze doelen leggen wij u een
aantal items voor. Wij vragen uw beoordeling van de situatie in het actueel
lopende schooljaar 2018/19 (ten opzichte van de voorgaande periode, dus voor
de invoering van het raamcontract SJSO). Door uw beoordeling voor (tot 2017-
2018) en na invoering van SJSO (vanaf 2018-2019) te vergelijken, kunnen wij
nagaan in hoeverre de invoering van de doelen van SJSO dit jaar zijn bereikt wat
betreft uw dagelijkse ervaring hiermee. U wordt gevraagd uw oordeel te geven
op een vijfpuntsschaal. Verder is er een aantal open vragen opgenomen. Korte
antwoorden volstaan. Per categorie vragen is er tenslotte ruimte voor een
eventuele toelichting (uw mening).
173
Geef aan in hoeverre u het eens bent met onderstaande items:
helemaal [meeeens [niet mee mee helemaal |weet niet
mee eens eens,niet |oneens [mee
mee oneens
oneens
In 2018-2019
worden
leerkrachten beter
ondersteund inde a
klas dan in het
vorige schooljaar
2017-2018 (en
verder terug)
In 2018-2019
krijgen meer
leerlingen
ondersteuning van
een
jeugdhulpverlener a
op de school dan in
het vorige
schooljaar 2017-
2018 (en verder
terug)
In 2018-2019
besteden
jeugdhulpverleners
op school meer tijd
aan preventie-
activiteiten — zoals
korte a
adviesgesprekken
met leerkrachten,
ouders, leerlingen —
dan in het vorige
schooljaar 2017-
2018 (en verder
terug)
174
In 2018-2019 is de
ondersteuning voor
zorgleerlingen op
school verbeterd a
ten opzichte van het
vorige schooljaar
2017-2018 (en
verder terug)
In 2018-2019 lopen
er meer
jeugdhulpverleners
rond op school dan a
inhet vorige
schooljaar 2017-
2018 (en verder
terug)
In 2018-2019 lopen
er beter speciaal op
school afgestemde
jeugdhulpverleners
rond op school dan a
inhet vorige
schooljaar 2017-
2018 (en verder
terug)
175
Een belangrijk doel van de invoering van SJSO is dat jeugdhulpprofessionals
directer beschikbaar zijn op school, er is geen verwijzing nodig. Kunt u aangeven
in hoeverre u van mening bent dat dit doel in 2018-2019 is bereikt?
helemaal [mee niet mee \mee helemaal |weet
mee eens eens, oneens [mee niet
eens niet mee oneens
oneens
In 2018-2019 is de
directe
beschikbaarheid op
school van
jeugdhulpprofessionals a
beter georganiseerd
dan in het vorige
schooljaar 2017-2018
(dus voor invoering
SJSO).
176
Hierna volgen enkele stellingen over directe beschikbaarheid van
jeugdhulpprofessionals, in het schooljaar 2018/19, ten opzichte van 2017/18 (dus voor
invoering SJSO).Kunt u aangeven in hoeverre u het met deze stellingen eens bent?
helemaal |meeeens Inietmee [mee helemaal ‘weet niet
mee eens eens, niet |loneens \mee
mee oneens
oneens
Directe
beschikbaarheid op
school van a
jeugdhulpprofessionals
is beter geworden met
SJSO.
Door directe
beschikbaarheid op
school van
jeugdhulpprofessionals
worden minder a
leerlingen
doorverwezen naar
overige vormen van
(specialistische)
jeugdhulp.
Door directe
beschikbaarheid op
school van
jeugdhulpprofessionals
is de doorlooptijd
korter voor leerlingen a
die wel worden
doorverwezen naar
overige vormen van
(specialistische)
jeugdhulp.
177
Eventuele toelichting (uw mening) met betrekking tot de directere
beschikbaarheid op scholen van jeugdhulpprofessionals
In het raamcontract worden door jeugdhulpaanbieders zogenoemde
onderwijszorgarrangementen op scholen aangeboden. Hiermee wordt een direct
beschikbare specialistische jeugdhulpinterventie op of via school bedoeld. Dit is
nieuw in schooljaar 2018/19: de SJSO biedt directe inzet van jeugdhulp op of via
school, zonder verwijzing of extra administratieve handelingen.
178
Integratie van het aanbod specialistische jeugdhulp en speciaal onderwijs, gericht
op ononderbroken onderwijs: de combinatie jeugdhulp en school
helemaal|mee [nietmee \mee |helemaallweet
mee eens |eens,niet loneens/mee niet
eens mee oneens
oneens
Bent u op de hoogte dat, in
tegenstelling tot vorig jaar
(voor invoering SJSO),
jeugdhulp nu direct
beschikbaar is zonder â
verwijzing en onderdeel
uitmaakt van het zorgteam
van de school?
De huidige
‘onderwijszorgarrangementen’
(= de huidige interventies door
jeugdhulpverleners op scholen
voor speciaal onderwijs) zijn A.
precies de goede combinaties
van onderwijs en jeugdhulp
voor de leerlingen op onze
school.
De huidige
jeugdhulpinterventies op
school vormen een effectief
combinatieaanbod op school,
in die zin dat leerlingen door a
die combinatie van jeugdhulp
en onderwijs op school blijven
(ofwel de lessen volgen en
minder uitvallen i.c. hun
schoolopleiding afmaken).
179
Eventuele toelichting (uw mening) bij uw antwoorden over de combinatie
jeugdhulp en onderwijs
Een ander belangrijk doel van de invoering van SJSO is dat de administratieve
lasten voor ouders, scholen en verwijzers worden verminderd. Kunt u aangeven in
hoeverre u van mening bent dat dit doel in 2018-2019 is bereikt, ten opzichte van
het vorige schooljaar 2017-2018 (dus ten opzichte van voor invoering SJSO)?
180
Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er…
helemaal \meeeens (niet mee (mee helemaal \weet niet
mee eens eens,niet |oneens \mee
mee oneens
oneens
minder
administratieve
lasten voor ouders
en kinderen doordat
zij minder vaak hun
verhaal hoeven te a
vertellen, niet langs
een verwijzer
hoeven en dus
minder intakelast
ervaren.
minder
administratieve
lasten voor a
zorgteams, OKA en
jeugdarts.
minder
administratieve a
lasten voor overige
verwijzers.
Eventuele toelichting (uw mening) bij de administratieve lasten
181
Samenwerken aan hetzelfde doel
Met het raamcontract SJSO wil men ook bereiken dat jeugdhulp en speciaal
onderwijs hun inzet (interventies) voor de leerlingen doen met hetzelfde
(hoofd)doel: dat de leerlingen op school blijven en een schoolopleiding afronden
(ononderbroken leerwegen). Hierna volgen stellingen die gaan over samenwerken
tussen jeugdhulpverleners en schoolkrachten met als doel leerlingen binnen het
onderwijs te houden.
182
Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit mijn
dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018...
helemaal (mee eens (niet mee (mee helemaal (weet niet
mee eens eens, niet {oneens \mee
mee oneens
oneens
de
jeugdhulpverleners
en leerkrachten op
school in het SJSO
beter samenwerken a
aan hetzelfde doel:
leerlingen binnen
het onderwijs
houden
door de
samenwerking van
jeugdhulpverleners
en leerkrachten in
het SJSO minder a
leerlingen worden
doorverwezen naar
specialistische
jeugdhulp
de samenwerking
hierinmet a
regiogemeenten
beter verloopt
183
Eventuele toelichting (uw mening) bij de voorgaande vragen over werken aan
eenzelfde doel
Met een (integrale) combinatie van jeugdhulp en onderwijs komen twee
verschillende sectoren en verschillende professionele culturen bij elkaar,
waardoor er twee verschillende professionele identiteiten samenwerken aan een
gezamenlijk doel: die van de jeugdhulp en die van het onderwijs. Kan ieder zijn of
haar professionele identiteit behouden of niet? Kijkt een ieder met een andere
bril of speelt dit niet in de praktijk op school? Met de volgende stellingen willen
we een beeld krijgen van hoe iedere vakgroep (jeugdhulp of school(leer)kracht)
dit gecombineerde werken ervaart.
184
Professionele identiteit en vaststellen vraag en aanbod
helemaal | mee | niet mee | mee helemaal | weet
meeeens | eens | eens, niet | onee | mee niet
mee ns oneens
oneens
Het feitelijke werk van
een
jeugdhulpprofessional
op een school verschilt
niet van het feitelijke ° ° ° ° ° Â
werk van een
jeugdhulpprofessional
inde jeugdhulppraktijk.
De jeugdhulpprofes-
sional volgt de door de
leerkrachten bepaalde ° ° ° ° ° Â
inzet van hulp.
Het (speciaal) onderwijs
(de leerkrachten) is
(zijn) goed in staat om
de vraag of behoefte a
aan specialistische
jeugdhulp vast te
stellen.
Het zorgteam op school
heeft geen verwijzer
(meer) nodig en beslist ° ° ° ° ° â
als team wat er nodig is.
De
jeugdhulpprofessional
behoudt zijn of haar
eigen professionaliteit Â
bij het werken op of via
school.
De jeugdhulpprofes-
sional ervaart geen
professionele
(vakinhoudelijke)
knelpunten bij het ° ° ° ° ° Â
werken met en voor
leerlingen in het
speciaal onderwijs.
185
De
jeugdhulpprofessional
maakt vanzelfsprekend a
deel uit van het
zorgteam in het speciaal
onderwijs.
De samenwerking
tussen
jeugdhulpprofessionals a
en leerkrachten in het
zorgteam op school is
goed.
Het onderwijs is goed in
staat de
jeugdhulpprofessional
functioneel aan te a
sturen bij de inzet van
specialistische
jeugdhulp op school.
186
Wie (welke professional) van het zorgteam beslist of er nog extra inzet nodig is (met
verwijzing en beschikking), buiten het aanbod van SJSO?
Eventuele toelichting (uw mening) bij de voorgaande stellingen over identiteit jeugdhulp
en onderwijs
Het raamcontract SJSO biedt de mogelijkheid van directe inzet van specialistische
jeugdhulp bij de leerling thuis. Er kan dus vanuit school directe jeugdhulp thuis worden
ingezet, zonder verwijzing. Het doel van de SJSO is directe steun op school vanuit de
jeugdhulp of directe hulp voor een leerling, ook thuis, wanneer dat nodig is, zonder de
extra lasten die gepaard gaan met doorverwijzen. Met de volgende stellingen willen we
zicht krijgen hoe de hulp thuis bij de leerling nu loopt met en vanuit de SJSO.
187
Thuissituatie van leerlingen, woonsituatie van leerling
helemaal/meeeens |nietmee |mee helemaal |\weet niet
mee eens, niet \oneens [mee
eens mee oneens
oneens
De thuissituatie (ouders /
wettelijk
vertegenwoordigers,
familie) wordt meestal tot à
altijd betrokken bij de
specialistische jeugdhulp
die wij bieden.
De ouders/wettelijk
vertegenwoordigers
worden hierbij direct (face
to face) betrokken en EN
gezien door de
specialistische
jeugdhulpprofessional op
school.
De ouders/wettelijk
vertegenwoordigers zijn
(doorgaans) niet in beeld EN
bij de specialistische
jeugdhulpsteun die wij
bieden vanuit school.
Er is systematisch of
periodiek overleg tussen
de jeugdhulpprofessionals
in het onderwijs en de EN
Ouder-Kind Teams
wanneer die ook hulp
bieden aan de betreffende
leerlingen.
Er is systematisch of
periodiek overleg tussen
aanbieders van
specialistische jeugdhulp A
en de jeugdarts wanneer
die ook hulp biedt aan de
betreffende leerlingen.
188
Eventuele toelichting (uw menng) bij de voorgaande vragen over inzet bij leerlingen
thuis
Is er bij extra inzet (verwijzing met beschikking naar hulp buiten SJSO) eerst overleg met
het Ouder-Kind Team (OKT)?
Wie (welke professional) voert dit overleg?
(Indien aan de orde) Bent u in het algemeen tevreden over de samenwerking met de
OKT?
189
(Indien aan de orde) Bent u in het algemeen tevreden over de samenwerking met de
jeugdarts?
Open vraag algemeen ten aanzien van raamcontract SJSO:Zijn er andere veranderingen
(verbeteringen of verslechteringen) die volgens u samenhangen met de invoering van
het raamcontract SJSO en die van belang zijn voor een evaluatie ervan?Ja, namelijk.
Uw antwoorden zijn geregistreerd! Hartelijk dank dat u de tijd genomen hebt om deze
enquête in te vullen. Klik hier om uw antwoorden te bekijken en/of te downloaden
productie & verwerking: Elion
190
Bijlage 2 Antwoorden per vraag met Likertschaal
schriftelijke vragenlijst
191
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens m helemaal mee oneens m weet niet
Q4
Q4.1 In 2018-2019 worden leerkrachten beter ondersteund in de klas dan in het
vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug).
pn
vp Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q4.2 In 2018-2019 krijgen meer leerlingen ondersteuning van een
jeugdhulpverlener op de school dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder
terug).
jp Lg
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q4.3 In 2018-2019 besteden jeugdhulpverleners op school meer tijd aan
preventie-activiteiten — zoals korte adviesgesprekken met leerkrachten, ouders,
leerlingen — dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug).
pp Ln
op Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
192
Legenda bij de grafieken:
m helemaal mee eens mmeeeens u niet mee eens, niet mee oneens
m meeoneens m helemaal mee oneens m weet niet
Q4.4 In 2018-2019 is de ondersteuning voor zorgleerlingen op school verbeterd
ten op zichte van het vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug).
pp
op Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q4.5 In 2018-2019 lopen er meer jeugdhulpverleners rond op school dan in het
vorige schooljaar 2017-2018 (en verder terug).
jp Lr
op Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q4.6 In 2018-2019 lopen er beter speciaal op school afgestemde
jeugdhulpverleners rond op school dan in het vorige schooljaar 2017-2018 (en
verder terug).
pp gn
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
193
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens m helemaal mee oneens m weet niet
Q5
Q5.1 In 2018-2019 is de directe beschikbaarheid op school van
jeugdhulpprofessionals beter georganiseerd dan in het vorige schooljaar 2017-
2018 (dus voor invoering SJSO).
pp
ovp Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q6
Q6.1 Directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals is beter
geworden met SJSO.
pn
op Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
194
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q6.2 Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals worden
minder leerlingen doorverwezen naar overige vormen van (specialistische)
jeugdhulp.
pp Lg
onp Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q6.3 Door directe beschikbaarheid op school van jeugdhulpprofessionals is de
doorlooptijd korter voor leerlingen die wel worden doorverwezen naar overige
vormen van (specialistische) jeugdhulp.
pn
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Q8.1 Bent u op de hoogte dat, in tegenstelling tot vorig jaar (voor invoering SJSO),
jeugdhulp nu direct beschikbaar is zonder verwijzing en onderdeel uitmaakt van
het zorgteam van de school?
nn
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
195
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q8.2 De huidige ‘onderwijszorgarrangementen’ (= de huidige interventies door
jeugdhulpverleners op scholen voor speciaal onderwijs) zijn precies de goede
combinaties van onderwijs en jeugdhulp.
pn
vp en
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q8.3 De huidige jeugdhulpinterventies op school vormen een effectief
combinatieaanbod op school, in die zin dat leerlingen door die combinatie van
jeugdhulp en onderwijs op school blijven (oftewel de lessen volgen en minder
uitvallen i.c. hun schoolopleiding afmaken).
np
vp en
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q10
Q10.1 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder
administratieve lasten voor ouders en kinderen doordat zij minder vaak hun
verhaal hoeven te vertellen, niet lang.
pn
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
196
Legenda bij de grafieken:
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q10.2 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder
administratieve lasten voor zorgteams, OKA en jeugdarts.
np
op en
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q10.3 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 zijn er minder
administratieve lasten voor overige verwijzers.
pn
vp Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q12
Q12.1 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit
mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, de
jeugdhulpverleners en leerkrachten op school in het SJSO beter samenwerken
aan hetzelfde doel: leerlingen binnen het onderwijs houden.
pn
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
197
Legenda bij de grafieken:
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q12.2 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit
mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, door de
samenwerking van jeugdhulpverleners en leerkrachten in het SJSO minder
leerlingen worden doorverwezen naar specialistische jeugdhulp.
pn
op Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q12.3 Met de invoering van het raamcontract SJSO in 2018-2019 merk ik vanuit
mijn dagelijkse werk dat, ten opzichte van het vorig schooljaar 2017-2018, de
samenwerking hierin met regiogemeenten beter verloopt.
np
op
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14
Q14.1 Het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional op een school verschilt
niet van het feitelijke werk van een jeugdhulpprofessional in de jeugdhulppraktijk.
hp een
vp
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
198
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q14.2 De jeugdhulpprofessional volgt de door de leerkrachten bepaalde inzet van
hulp.
pn
ovp Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14.3 Het (speciaal) onderwijs (de leerkrachten) is (zijn) goed in staat om de
vraag of behoefte aan specialistische jeugdhulp vast te stellen.
pe
op nen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14.4 Het zorgteam op school heeft geen verwijzer (meer) nodig en beslist als
team wat er nodig is.
pn
vp Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
199
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q14.5 De jeugdhulpprofessional behouden zijn of haar eigen professionaliteit bij
het werken op of via school.
pp
op Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14.6 De jeugdhulpprofessional ervaart geen professionele (vakinhoudelijke)
knelpunten bij het werken met en voor leerlingen in het speciaal onderwijs.
pn
op nn
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14.7 De jeugdhulpprofessional maakt vanzelfsprekend deel uit van het zorgteam
in het speciaal onderwijs.
pp gn
owp en
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
200
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q14.8 De samenwerking tussen jeugdhulpprofessionals en leerkrachten in het
zorgteam op school is goed.
pn
vp en
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q14.9 Het onderwijs is goed in staat de jeugdhulpprofessional functioneel aan te
sturen bij de inzet van specialistische jeugd op school.
pen
op Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q17
Q17.1 De thuissituatie (ouders/ wettelijk vertegenwoordigers, familie) wordt
meestal tot altijd betrokken bij de specialistische jeugdhulp die wij bieden.
hp Ln
|
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
201
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q17.2 De ouders/wettelijk vertegenwoordigers worden hierbij direct (face to face)
betrokken en gezien door de specialistische jeugdhulpprofessional op school.
pp
op Len
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q17.3 De ouders/wettelijk vertegenwoordigers zijn (doorgaans) niet in beeld bij de
specialistische jeugdhulpsteun die wij bieden vanuit school.
jp MP
op Mn
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Q17.4 Er is systematisch of periodiek overleg tussen de jeugdhulpprofessionals in
het onderwijs en de Ouder-Kind Teams wanneer die ook hulp biedt aan de
betreffende leerling.
|
wp
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
202
Legenda bij de grafieken:
u helemaal mee eens mmeeeens mniet mee eens, niet mee oneens
mmeeoneens = helemaal mee oneens EWweer nlet
Q17.5 Er is systematisch of periodiek overleg tussen aanbieders van
specialistische jeugdhulp en de jeugdarts wanneer die ook hulp biedt aan de
betreffende leerling.
pn
vp Ln
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
203
| Onderzoeksrapport | 207 | train |
Stadsdeelcommissie vergadering
Agenda
Datum 15-10-2019
Aanvang 20:00
Locatie Stadhuis, Boekmanzaal
1. Opening, vaststellen besluitenlijst
* Vaststelling concept-besluitenlijst van dinsdag 1 oktober 2019
2. Prijsuitreiking ‘Centrum Begroot'
3. Het woord aan bewoners en ondernemers
* Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda.
4, Afdoening ingekomen stukken
* Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda
5. Mededelingen dagelijks bestuur
6. Concept-advies aan DB over 'Nota Varen deel 2'
Doel bespreking: ter advisering aan het DB
Uiterste adviesdatum is 4 november 2019
7. Concept-advies aan DB over ‘Amsterdam Autoluw’
Doel bespreking: ter advisering aan het DB
Naar verwachting zal de adviesaanvraag (deel 2) behandeld worden op 5 november.
Uiterste adviesdatum is 7 november 2019
8. Concept-adviesaanvraag Reglementen Verkeersregels en Verkeerstekens ontheffing
Doel bespreking: ter advisering aan het DB
Uiterste adviesdatum is 25 oktober 2019
9. Concept-opdracht evaluatie bestuurlijk stelsel
Doel bespreking: mogelijkheid te reageren op de concept-opdracht (kan tot 26 oktober).
10. Rondvraag en sluiting
INGEKOMEN STUKKEN
À. Termijnagenda
B. Memo en rapport bereikbaarheid Dijksgracht
CG. Adviesaanvraag beleidsvoornemen Agenda Touringcar
INFORMATIE
Locatie en beeldopnamen
Deze overlegvergadering van de stadsdeelcommissie Gentrum vindt plaats in de Boekmanzaal in het stadhuis. De
vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeldopnamen gemaakt. De
vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina.
Aanmelden om in te spreken
Inspreken is mogelijk bij het desbetreffende agendapunt, of, als het onderwerp niet op de agenda staat, aan het
begin van de vergadering. Mensen die hierover meer informatie willen, of die zich aan willen melden als inspreker
kunnen zich per e-mail richten tot de afdeling bestuursondersteuning: [email protected].
Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk de maandag voor de vergadering tot 16:00 uur.
| Agenda | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 21 december 2022
Ingekomen onder nummer 54g
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Van Renssen, Bentoumya en Namane inzake de Visie
Bezoekerseconomie 2035 en de voorgestelde maatregelen in het kader
van de Verordening op toerisme in balans
Onderwerp
Onderzoek ‘nieuw voor oud!’ in ‘nee, tenzij’-gebieden
Aan de gemeenteraad
De Raad,
Gehoord de discussie over de Visie Bezoekerseconomie 2035 en de voorgestelde maatregelen in
het kader van de Verordening op toerisme in balans
Overwegende dat:
-_In 2024 volgens de prognoses het aantal bezoekers de signaalwaarde van 18 miljoen zal
overschrijden;
-_Het belangrijk is om afdoende maatregelen te treffen om de leefbaarheid van Amsterdam
te behouden;
-_In het Overnachtingsbeleid een aantal “nee, tenzij” gebieden zijn opgenomen, waar nog
steeds nieuwe hotels en hotelkamers kunnen worden toegevoegd;
-_ Hierdoor het potentieel aan overnachtingen in de gehele stad zal toenemen;
-__ Het wenselijk is dat ook in de “nee, tenzij’-gebieden alleen hotelkamers kunnen worden
toegevoegd wanneer elders hotelkamers verdwijnen, met de methode ‘nieuw voor oud’.
-_ Hierdoor een overschot aan hotels in gebieden met een overschot vit de markt worden
genomen;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_ Te onderzoeken of als beheermaatregel voor het beperken van de groei van het aantal
bezoekers tevens voor “nee, tenzij’-gebieden een ‘nieuw voor oud-regeling” opgenomen
kan worden. Opdat alleen wordt meegewerkt aan de toevoeging van nieuwe hotelkamers
als elders in de stad hetzelfde aantal hotelkamers vit de markt wordt gehaald;
-__ De uitkomsten van dit onderzoek voor de zomer van 2023 te rapporteren aan de Raad.
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 2
Indieners
N.A. van Renssen
Y.E. Bentoumya
F.A. Namane
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam WIJ
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie,
Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid
% Gewijzigde Agenda, donderdag 6 november 2008
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en
Grotestedenbeleid
Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 tot 22,30
Locatie 0239
WETHOUDER ASSCHER-DEEL 09.00 tot 12.30
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuur publiek
5 Conceptverslag van de openbare vergadering van 09-10-2008
, _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWIJ @raadsgriffie. amsterdam.nl
6 Openstaande toezeggingen wethouder Asscher
7 Termijnagenda wethouder Asscher
8 Actualiteiten
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam W l J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008
9 Vaststelling Begroting 2009 Nr. BD2008-007151 Resultaatgebiedsgewijze
bespreking van de ontwerpbegroting 2009. Portefeuilles Werk en Inkomen,
Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid.
e _ Het Jaarplan/begroting 2009 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden;
, De jaarplannen/begroting 2009 en actualisatie begroting 2008 van de gemeentelijke
diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek ter
visie gelegd, voor zover zij zijn aangeleverd.
- Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Begroting 2009
Educatie
10 Kennisname Evaluatierapport Amsterdamse Schakelklassen 2006-2007 Nr.
BD2008-006955
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP).
11 Voortgangsrapportage convenant Kleurrijke basisscholen Nr. BD2008-007085
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
12 "De Gelukkige School", de basisschool. Notitie van Van der Pligt Nr. BD2008-
007209
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP).
13 Actie-onderzoek leerlingenvervoer Nr. BD2008-007157
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Jeugdzaken
14 Systeem in Beeld, stand van zaken 06-10-2008 Nr. BD2008-007005
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Algemeen
15 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher.
2
Gemeente Amsterdam W l J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008
WETHOUDER OSSEL-DEEL 19.30 tot 22.30
16 Mededelingen
17 Inspreekhalfuur publiek
18 Conceptverslag van de openbare vergadering van 09-10-2008
, _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWIJ @raadsgriffie. amsterdam.nl
19 Openstaande toezeggingen wethouder Ossel
20 Termijnagenda wethouder Ossel
21 Actualiteiten
22 Vaststelling Begroting 2009 Nr. BD2008-007151 Resultaatgebiedsgewijze
bespreking van de ontwerpbegroting 2009. Portefeuilles Werk en Inkomen,
Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid.
e _ Het Jaarplan/begroting 2009 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden;
, De jaarplannen/begroting 2009 en actualisatie begroting 2008 van de gemeentelijke
diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek
ter visie gelegd, voor zover zij zijn aangeleverd.
- Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Begroting 2009
Werk en Inkomen
23 Onderzoek competentieontwikkeling klanten Dienst Werk en Inkomen Nr.
BD2008-006193
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door prof. Dr. A. van Vianen van de UVA.
24 Amsterdamse armoedemonitor 11 Nr. BD2008-006776
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
25 Raadsvragen SP Participatieplaatsen Nr. BD2008-006368
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
3
Gemeente Amsterdam W l J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008
26 Participatiebanen Nr. BD2008-007212
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP).
27 Rapportage 1.000 participatieplaatsen in Amsterdam Nr. BD2008-006371
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De bijlage is reeds in uw bezit.
28 30 maanden Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2008-005804
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
29 Brief wethouder schikking Workstar Nr. BD2008-006974
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
30 Berichtgeving Workstar Nr. BD2008-006775
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Netjes (CDA).
31 Raadsvragen SP Workstar Nr. BD2008-006774
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Geagendeerd op verzoek van raadslid mevrouw Van der Pligt (SP).
Grote Stedenbeleid
32 preadvies op de raadsnotitie “de Amsterdamse Aanpak” Nr. BD2008-007065
e _ Onder voorbehoud van goedkeuring B&W 28-10-2008.
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
e De commissie ZM is hierbij uitgenodigd.
Algemeen
33 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel
4
Gemeente Amsterdam W l J
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Gewijzigde agenda, donderdag 6 november 2008
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT (wethouder Asscher-deel)
Inburgering
34 voortgangsrapportage HIA Nr. BD2008-007141
, _Terbespreking en voor kennisgeving aanemen.
5
| Agenda | 5 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 2 december 2021
Ingekomen onder nummer 836
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Ernsting en Vroege inzake afhandeling motie e-bikes:
handhaving ‘hack-bikes’
Onderwerp
Handhaving ‘hack-bikes’
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over afhandeling motie e-bikes: handhaving ‘hack-bikes!
Overwegende dat:
— nieuwe generatie snelle elektrische fietsen zoals zogeheten fatbikes en van Moofs via een sim-
pele software hack of met een pookje zo kunnen worden afgesteld dat trappen in het geheel
niet meer nodig is;
— elektrische fietsen op deze wijze eigenlijk een snor- of bromfiets worden zonder verzekering
of kenteken en ze vaak erg snel kunnen en zwaar zijn;
— deze ‘hack-bikes’ zowel illegaal als gevaarlijk zijn voor fietsers en voetgangers en zodoende
bestreden dienen te worden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Te verkennen wat er nodig is om het gebruik van opgevoerde LEV's en aangepaste of gehackte e-
bikes op de openbare weg tegen te gaan en het rijk op te roepen hierin verantwoordelijkheid te
nemen.
Indieners
Z.D. Ernsting
J.S.A. Vroege
| Motie | 1 | discard |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.