text
stringlengths 80
6.25k
| text_len
int64 32
3.12k
| src
stringclasses 7
values |
---|---|---|
cohort study <PERSOON> CJ, Tytgat GN Anemia monosymptomatic celiac disease <PERSOON> clinical and biochemical syndrome in lymphoma and allied diseases Gough KR, Read AE, Naish JM Intestinal reticulosis as a complication of idiopathic <PERSOON> coeliac disease does not appear to be associated with unfavourable <PERSOON> AI Risk of malignancy in patiënts with celiac disease <PERSOON> disease <PERSOON> D, <PERSOON> RN Malignancy in celiac disease Effect of a Howdle PD , <PERSOON> PK, Holmes GKT, Houlston RS Primary smallbowel malignancy in the UK and its association with celiac disease <PERSOON> syndrome associated with celiac disease and complicated by postcricoid carcinoma and carcinoma of the tongue <PERSOON-##> DA, Buchman AL Malnutrition and gastrointestinal disease Curr Opin Clin Nutr Metab <PERSOON-##> SK, Green PH Celiac sprue (the great modern-day imposter) Curr Opin Rheumatol ### Increased <PERSOON-##> in celiac disease <PERSOON-##> microcytic anemia as a clinical presentation of <PERSOON-##> N, <PERSOON-##> R, <PERSOON-##> E et al European multi-cente study on coeliac disease and non-Hogdkin lymphoma <PERSOON-##> JJ Coeliac disease and (extra)intestinal T-cell lymphomas definition, diagnosis and treatment <PERSOON-##> C, Oâ<PERSOON-##> CE, McCarthy C, et al Humoral response to wheat protein in patiënts with coeliac disease and enteropathy associated T cell <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> of death in patiënts with celiac Pietzak MM Follow-up of patiënts with celiac disease achieving compliance with treatment <PERSOON-##> DD, Murray JA, Donohue JH, Burgart LJ, Nagorney DM, van Heerden JA, <PERSOON-##> role of defective mismatch repair in small bowel <PERSOON-##> AI, Green PH Risk of duodenal adenoma in celiac Rampertab SD, Forde KA, Green PH Small bowel neoplasia in coeliac disease Gut ### Schweizer J, Oren <PERSOON-##> ML, and the Working Group for Celiac Disease and Malignancy of the European Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology and <PERSOON-##> R, <PERSOON-##> outcome of patients with known celiac disease <PERSOON-##> ### Nov;###(#).
| 509 | nvmdl |
<PERSOON> in celiac disease <PERSOON> microcytic anemia as a clinical presentation of <PERSOON> N, <PERSOON> R, <PERSOON> E et al European multi-cente study on coeliac disease and non-Hogdkin lymphoma <PERSOON> JJ Coeliac disease and (extra)intestinal T-cell lymphomas definition, diagnosis and treatment <PERSOON> C, Oâ<PERSOON> CE, McCarthy C, et al Humoral response to wheat protein in patiënts with coeliac disease and enteropathy associated T cell <PERSOON> A, <PERSOON-##> of death in patiënts with celiac Pietzak MM Follow-up of patiënts with celiac disease achieving compliance with treatment <PERSOON-##> DD, Murray JA, Donohue JH, Burgart LJ, Nagorney DM, van Heerden JA, <PERSOON-##> role of defective mismatch repair in small bowel <PERSOON-##> AI, Green PH Risk of duodenal adenoma in celiac Rampertab SD, Forde KA, Green PH Small bowel neoplasia in coeliac disease Gut ### Schweizer J, Oren <PERSOON-##> ML, and the Working Group for Celiac Disease and Malignancy of the European Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology and <PERSOON-##> R, <PERSOON-##> outcome of patients with known celiac disease <PERSOON-##> of lymphoma in patiënts with dermatitis Tata LJ, Card TR, <PERSOON-##> CJ, West <PERSOON-##> and pregnancy-related events in women with celiac disease a population-based cohort study <PERSOON-##> causes dietary causes Endocrinol Metab Clin North Am ### West J, <PERSOON-##> CJ, Hubbard RB, Card TR Malignancy and mortality in people with coeliac disease population based cohort study BMJ ### <PERSOON-##> ##;###(###) #<DATUM> Er is aanzienlijk bewijs dat coeliakie veel vaker voorkomt dan tot begin jaren â## werd aangenomen, het zogeheten ijsbergfenomeen, hetgeen de vraag oproept of screening van Met het beschikbaar komen van serologische tests (EMA, tTGA) en een test op genetisch risico voor coeliakie (HLA-DQ#/DQ#) zijn er nu mogelijkheden voor grootschalig bevolkingsonderzoek Wil bevolkingsonderzoek echter zinvol zijn dan dient aan een aantal Er moet sprake zijn van een grote diagnostische accuratesse (positieve en negatieve voorspellende waarde) van serologische tests of test op de genetische aanleg Een hoge accuratesse is weliswaar voor serologische tests het geval in populaties met een hoge prevalentie (tweede en derde lijnsgezondheidszorg), maar nog niet onomstotelijk vastgesteld in algemene populaties (Rostom et al, ###; hoofdstuk ⦠van deze richtlijn); de sensitiviteit en de specificiteit zijn waarschijnlijk lager dan de waarden van ## tot ##%, hetgeen onder meer betekent dat er de nodige fout-positieve bevindingen zullen zijn Wat HLA-DQ#/DQ#.
| 592 | nvmdl |
<PERSOON> of lymphoma in patiënts with dermatitis Tata LJ, Card TR, <PERSOON> CJ, West <PERSOON> and pregnancy-related events in women with celiac disease a population-based cohort study <PERSOON> causes dietary causes Endocrinol Metab Clin North Am ### West J, <PERSOON> CJ, Hubbard RB, Card TR Malignancy and mortality in people with coeliac disease population based cohort study BMJ ### <PERSOON> ##;###(###) #<DATUM> Er is aanzienlijk bewijs dat coeliakie veel vaker voorkomt dan tot begin jaren â## werd aangenomen, het zogeheten ijsbergfenomeen, hetgeen de vraag oproept of screening van Met het beschikbaar komen van serologische tests (EMA, tTGA) en een test op genetisch risico voor coeliakie (HLA-DQ#/DQ#) zijn er nu mogelijkheden voor grootschalig bevolkingsonderzoek Wil bevolkingsonderzoek echter zinvol zijn dan dient aan een aantal Er moet sprake zijn van een grote diagnostische accuratesse (positieve en negatieve voorspellende waarde) van serologische tests of test op de genetische aanleg Een hoge accuratesse is weliswaar voor serologische tests het geval in populaties met een hoge prevalentie (tweede en derde lijnsgezondheidszorg), maar nog niet onomstotelijk vastgesteld in algemene populaties (Rostom et al, ###; hoofdstuk ⦠van deze richtlijn); de sensitiviteit en de specificiteit zijn waarschijnlijk lager dan de waarden van ## tot ##%, hetgeen onder meer betekent dat er de nodige fout-positieve bevindingen zullen zijn Wat HLA-DQ#/DQ# Ten tweede hangt het nut van een bevolkingsonderzoek af van de vraag of de kwaliteit van leven â quality adjusted life years (Qualyâs) â van degenen die worden âontdektâ door algehele screening daardoor beter wordt De bereikte kwaliteit van leven zal onder meer afhangen van de mate van therapietrouw â dat wil zeggen het volgen van een glutenvrij dieet â en het risico op complicaties als het Enteropathie geassocieerde T-cel lymfoom en/of osteoporose / fracturen Er is echter nog weinig bekend over de mate van therapietrouw en de omvang van complicaties bij mensen die via algehele screening zijn opgespoord en symptoom- of klachtenvrij zijn (West ###, <PERSOON> Ten derde zou het eventuele nut van screenen van de algemene bevolking toenemen wanneer er goed uitgevoerde kosteneffectiviteitstudies beschikbaar zijn Rostom et al (###) vonden in hun systematische review vier studies (<PERSOON> ###) van voldoende kwaliteit over de kosten van de verschillende screeningsstrategieën Zij concluderen echter dat geen van deze studies âincorporated the use of health related quality of life or utility assessmentsâ Onlangs is een publicatie van coeliakie op een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar Zij moesten daarbij aannames doen over de prevalentie van coeliakie onder de algemene bevolking, de accuratesse van diagnostische tests onder de algemene bevolking, risico op mortaliteit in relatie tot het in meer of mindere mate volgen van een glutenvrij dieet De resultaten laten een kostensparende effect zien van US$##,### en US$###,### per gewonnen levensjaar (niet te verwarren met Qualy) door screening met.
| 624 | nvmdl |
een bevolkingsonderzoek af van de vraag of de kwaliteit van leven â quality adjusted life years (Qualyâs) â van degenen die worden âontdektâ door algehele screening daardoor beter wordt De bereikte kwaliteit van leven zal onder meer afhangen van de mate van therapietrouw â dat wil zeggen het volgen van een glutenvrij dieet â en het risico op complicaties als het Enteropathie geassocieerde T-cel lymfoom en/of osteoporose / fracturen Er is echter nog weinig bekend over de mate van therapietrouw en de omvang van complicaties bij mensen die via algehele screening zijn opgespoord en symptoom- of klachtenvrij zijn (West ###, <PERSOON> Ten derde zou het eventuele nut van screenen van de algemene bevolking toenemen wanneer er goed uitgevoerde kosteneffectiviteitstudies beschikbaar zijn Rostom et al (###) vonden in hun systematische review vier studies (<PERSOON> ###) van voldoende kwaliteit over de kosten van de verschillende screeningsstrategieën Zij concluderen echter dat geen van deze studies âincorporated the use of health related quality of life or utility assessmentsâ Onlangs is een publicatie van coeliakie op een leeftijd van <LEEFTIJD> jaar Zij moesten daarbij aannames doen over de prevalentie van coeliakie onder de algemene bevolking, de accuratesse van diagnostische tests onder de algemene bevolking, risico op mortaliteit in relatie tot het in meer of mindere mate volgen van een glutenvrij dieet De resultaten laten een kostensparende effect zien van US$##,### en US$###,### per gewonnen levensjaar (niet te verwarren met Qualy) door screening met Zij vonden dat bevolkingsonderzoek naar coeliakie kosteneffectief is voor populaties met een relatief hoge incidentie van coeliakie (#%) en/of in het geval van een gestandaardiseerde mortaliteitsratio van meer dan #,# voor niet gediagnosticeerde coeliakie Deze conclusies hangen sterk af van de aannames van de auteurs, zoals zij zelf al aangeven âDue to the uncertainties regarding the validity of our assumptions, screening for CD would be justified only if these assumptions are proved to be correctâ Een voldoende specifieke test voor screening op erfelijke aanleg voor De beschikbare literatuur geeft beperkte informatie over de kosteneffectiviteit van diverse strategieën voor screening van de algemene bevolking <PERSOON> W, <PERSOON> of the endomysial antibody for celiac disease operating properties and associated cost implications in clinical practice <PERSOON> F, et al Coeliac disease in the year ### exploring the iceberg Lancet ###;##<DATUM> # <PERSOON> adults be screened for celiac disease? What are the benefits and harms of Csizmadia CG, Mearin ML, von Blomberg BM et al <PERSOON> iceberg of childhood coeliac disease in Csizmadia CGDS, Mearin ML, Oren A et al Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with <PERSOON> bevolkingsonderzoek ### Den Haag Gezondheidsraad, ###;.
| 580 | nvmdl |
Zij vonden dat bevolkingsonderzoek naar coeliakie kosteneffectief is voor populaties met een relatief hoge incidentie van coeliakie (#%) en/of in het geval van een gestandaardiseerde mortaliteitsratio van meer dan #,# voor niet gediagnosticeerde coeliakie Deze conclusies hangen sterk af van de aannames van de auteurs, zoals zij zelf al aangeven âDue to the uncertainties regarding the validity of our assumptions, screening for CD would be justified only if these assumptions are proved to be correctâ Een voldoende specifieke test voor screening op erfelijke aanleg voor De beschikbare literatuur geeft beperkte informatie over de kosteneffectiviteit van diverse strategieën voor screening van de algemene bevolking <PERSOON> W, <PERSOON> of the endomysial antibody for celiac disease operating properties and associated cost implications in clinical practice <PERSOON> F, et al Coeliac disease in the year ### exploring the iceberg Lancet ###;##<DATUM> # <PERSOON> adults be screened for celiac disease? What are the benefits and harms of Csizmadia CG, Mearin ML, von Blomberg BM et al <PERSOON> iceberg of childhood coeliac disease in Csizmadia CGDS, Mearin ML, Oren A et al Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with <PERSOON> bevolkingsonderzoek ### Den Haag Gezondheidsraad, ###; Value of a screening algorithm for celiac disease using tissue transglutaminase antibodies as first level in a Harewood GC, Murray JA Diagnostic approach to a patiënt with suspected celiac disease a Hoffenberg EJ Should all children be screened for celiac disease? Gastroenterol ###;### s### <PERSOON> AH Prevalence of coeliac disease in Meloni G, <PERSOON> GF Subclinical coeliac disease in under <PERSOON>, MD Agency for <PERSOON-##>-effectiveness analysis of screening for celiac disease in the adult population Med Decis Making ### <PERSOON-##>;##(#) ###-## Sneeuw <PERSOON-##> PH, Czismadia CGDS, Mearin ML, VerlooveVanhorick Screening for celiac disease in the Netherlands estimation of costs and benefits West J, <PERSOON-##> RF, Hill PG, <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> GK, Khaw KT Seroprevalence, correlates and characteristics of undetected disease in <PERSOON-##> dP, Paone FM, Guidiceandrea P A proposal for coeliac disease screening of all infants at the age of fifteen months Gastroenterol Int ###;#(#) <DATUM> Individuen met het syndroom van Down, het syndroom van Turner of het <PERSOON-##> Er is geen literatuur op welke leeftijd individuen met het syndroom van Down, het syndroom van Turner en het <PERSOON-##> syndroom gescreend zouden moeten worden Een expositie van een periode van minimaal drie maanden lijkt nodig om vlokatrofie te kunnen induceren Voor.
| 596 | nvmdl |
as first level in a Harewood GC, Murray JA Diagnostic approach to a patiënt with suspected celiac disease a Hoffenberg EJ Should all children be screened for celiac disease? Gastroenterol ###;### s### <PERSOON> AH Prevalence of coeliac disease in Meloni G, <PERSOON> GF Subclinical coeliac disease in under <PERSOON>, MD Agency for <PERSOON>-effectiveness analysis of screening for celiac disease in the adult population Med Decis Making ### <PERSOON>;##(#) ###-## Sneeuw <PERSOON> PH, Czismadia CGDS, Mearin ML, VerlooveVanhorick Screening for celiac disease in the Netherlands estimation of costs and benefits West J, <PERSOON> RF, Hill PG, <PERSOON> A, <PERSOON> GK, Khaw KT Seroprevalence, correlates and characteristics of undetected disease in <PERSOON-##> dP, Paone FM, Guidiceandrea P A proposal for coeliac disease screening of all infants at the age of fifteen months Gastroenterol Int ###;#(#) <DATUM> Individuen met het syndroom van Down, het syndroom van Turner of het <PERSOON-##> Er is geen literatuur op welke leeftijd individuen met het syndroom van Down, het syndroom van Turner en het <PERSOON-##> syndroom gescreend zouden moeten worden Een expositie van een periode van minimaal drie maanden lijkt nodig om vlokatrofie te kunnen induceren Voor negatief met uitsluiting van IgA deficiëntie) het meest geschikt, vanwege de hoge sensitiviteit en specificiteit van beide bepalingen Gezien het feit dat een negatieve screening het ontstaan van coeliakie op latere leeftijd niet uitsluit en symptomatologie bij deze patiëntengroep vaak atypisch wordt gepresenteerd en minder goed is te herkennen, lijkt regelmatige controle door middel van serologische tests geïndiceerd Een HLA- DQ#/DQ# bepaling kan een hulpmiddel zijn om de te screenen groep te beperken tot de HLA-DQ#- en/of -DQ#positieve individuen (Csizmadia ###) Uit de informatie van het <PERSOON-##> of Health and Human Services, kan geconcludeerd worden dat er een verhoogde prevalentie van coeliakie is zowel bij eerstegraads, als bij tweedegraads familieleden van (Book ###) bij tweedegraads familieleden De enige verrichte studie over prevalentie van de ziekte onder volle neven, vond een frequentie van ##% (Book ###) De prevalentie is ook verhoogd (##%) bij families met meerdere gevallen van bekende coeliakie, zoals gerapporteerd door Book et al in ### en door Mustalahti et al in ### (#%) Factoren die een rol kunnen spelen in het verschil in prevalenties gevonden door de verschillende studies zijn de selectie van de families (verband met de index casus), de criteria gebruikt voor de diagnose van coeliakie (inclusief de beoordeling van de histologische afwijkingen van de dunne darm), de leeftijd van de populatie, de serologische tests gebruikt voor het opsporen van de ziekte en de studie design Het gebruiken van de.
| 607 | nvmdl |
met uitsluiting van IgA deficiëntie) het meest geschikt, vanwege de hoge sensitiviteit en specificiteit van beide bepalingen Gezien het feit dat een negatieve screening het ontstaan van coeliakie op latere leeftijd niet uitsluit en symptomatologie bij deze patiëntengroep vaak atypisch wordt gepresenteerd en minder goed is te herkennen, lijkt regelmatige controle door middel van serologische tests geïndiceerd Een HLA- DQ#/DQ# bepaling kan een hulpmiddel zijn om de te screenen groep te beperken tot de HLA-DQ#- en/of -DQ#positieve individuen (Csizmadia ###) Uit de informatie van het <PERSOON> of Health and Human Services, kan geconcludeerd worden dat er een verhoogde prevalentie van coeliakie is zowel bij eerstegraads, als bij tweedegraads familieleden van (Book ###) bij tweedegraads familieleden De enige verrichte studie over prevalentie van de ziekte onder volle neven, vond een frequentie van ##% (Book ###) De prevalentie is ook verhoogd (##%) bij families met meerdere gevallen van bekende coeliakie, zoals gerapporteerd door Book et al in ### en door Mustalahti et al in ### (#%) Factoren die een rol kunnen spelen in het verschil in prevalenties gevonden door de verschillende studies zijn de selectie van de families (verband met de index casus), de criteria gebruikt voor de diagnose van coeliakie (inclusief de beoordeling van de histologische afwijkingen van de dunne darm), de leeftijd van de populatie, de serologische tests gebruikt voor het opsporen van de ziekte en de studie design Het gebruiken van de Dat kan verklaren waarom de hoogste prevalenties zijn gevonden in de studies waarin alle HLA-DQ#/DQ# typering lijkt bruikbaar bij de diagnostiek van coeliakie, met een hoge sensitiviteit ()##%) Echter, omdat familieleden van patiënten met coeliakie een hogere specificiteit hiervan verre van ideaal Het grootste voordeel van HLA-typering bij de identificatie van de ziekte bij familieleden van coeliakiepatiënten is de grote negatieve voorspellende waarde Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# is de kans op het krijgen van In de literatuur is geen informatie beschikbaar over de prevalentie van patiënten met (a)symptomatische coeliakie Er is geen informatie te vinden over de consequenties van het opsporen van coeliakie bij familieleden van In verband met de hoge prevalentie van de ziekte (#-##%) bestaat bij eerstegraads en bij tweedegraads familieleden van coeliakiepatiënten een indicatie voor het opsporen van de Het is echter niet bekend hoe frequent serologische screening bij deze groepen moet worden Omdat het natuurlijke beloop van coeliakie niet volledig bekend is, is het niet zeker of familieleden met coeliakie opgespoord door screening dezelfde complicaties krijgen als de Bij klinisch vermoeden van de ziekte bij een familielid van een coeliakiepatiënt moet een dunnedarmbiopsie worden verricht ongeacht de uitslag van het serologisch Bij familieleden van coeliakiepatiënten wordt aanbevolen onderzoek op coeliakie te laten verrichten door kinder- of MDL-arts of in coeliakie geïnteresseerde internist Het wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het typeren van de <PERSOON> RB, Drago S, et al Prevalence of celiac disease.
| 597 | nvmdl |
prevalenties zijn gevonden in de studies waarin alle HLA-DQ#/DQ# typering lijkt bruikbaar bij de diagnostiek van coeliakie, met een hoge sensitiviteit ()##%) Echter, omdat familieleden van patiënten met coeliakie een hogere specificiteit hiervan verre van ideaal Het grootste voordeel van HLA-typering bij de identificatie van de ziekte bij familieleden van coeliakiepatiënten is de grote negatieve voorspellende waarde Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# is de kans op het krijgen van In de literatuur is geen informatie beschikbaar over de prevalentie van patiënten met (a)symptomatische coeliakie Er is geen informatie te vinden over de consequenties van het opsporen van coeliakie bij familieleden van In verband met de hoge prevalentie van de ziekte (#-##%) bestaat bij eerstegraads en bij tweedegraads familieleden van coeliakiepatiënten een indicatie voor het opsporen van de Het is echter niet bekend hoe frequent serologische screening bij deze groepen moet worden Omdat het natuurlijke beloop van coeliakie niet volledig bekend is, is het niet zeker of familieleden met coeliakie opgespoord door screening dezelfde complicaties krijgen als de Bij klinisch vermoeden van de ziekte bij een familielid van een coeliakiepatiënt moet een dunnedarmbiopsie worden verricht ongeacht de uitslag van het serologisch Bij familieleden van coeliakiepatiënten wordt aanbevolen onderzoek op coeliakie te laten verrichten door kinder- of MDL-arts of in coeliakie geïnteresseerde internist Het wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het typeren van de <PERSOON> RB, Drago S, et al Prevalence of celiac disease a large multicenter study Arch Intern Med markers as a screening test in family members of patiënts with celiac disease <PERSOON> werd tot het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw beschouwd als een relatief zeldzame aandoening Screeningsepidemiologie suggereert echter dat deze De belangrijkste stap in het diagnosticeren van coeliakie is het overwegen van de diagnose in het bonte palet van het klinische spectrum van elke dag Coeliakie wordt nog vaak gezien als een gastro-intestinale malabsorptie met bijbehorende symptomen, die klinisch manifest wordt vroeg in de jeugd, kort na glutenintroductie (<PERSOON>, Cellier ###) De meeste patiënten presenteren zich thans niet met âklassiekeâ coeliakie maar met een atypische presentatie Veel patiënten hebben weinig tot geen gastrointestinale klachten, maar lijden aan gerelateerde auto-immuunziekten zoals bijvoorbeeld van milde tot ernstige malabsorptie De meerderheid van de patiënten wordt herkend op een leeftijd van ##-<LEEFTIJD> jaar oud en hebben al jaren klachten (<PERSOON> ###) Gastro-intestinale manifestaties kunnen bestaan uit diarree, gewichtsverlies, groeiachterstand, braken, buikpijn, winderigheid, opgezette buik, anorexie en constipatie (Fasano, Catassi ###) De aanwezigheid van overgewicht sluit de diagnose niet uit IJzergebreksanemie komt vaak bij coeliakie voor is gewoon en kan de enige presentatie zijn (Annibale ###) Andere presentaties kunnen zijn groeiachterstand, verlate puberteit, infertiliteit, recidiverende vruchtdood, osteoporose, vitamine deficiënties, vermoeidheid, gewichtsverlies, recidiverende aften in de mond, verhoogde transaminasen en emaille De vraag beantwoorden wie op coeliakie getest moet worden, begint met de vraag bij wie de Indien de diagnose overwogen wordt, moet onderzoek laagdrempelig verricht worden.
| 609 | nvmdl |
Arch Intern Med markers as a screening test in family members of patiënts with celiac disease <PERSOON> werd tot het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw beschouwd als een relatief zeldzame aandoening Screeningsepidemiologie suggereert echter dat deze De belangrijkste stap in het diagnosticeren van coeliakie is het overwegen van de diagnose in het bonte palet van het klinische spectrum van elke dag Coeliakie wordt nog vaak gezien als een gastro-intestinale malabsorptie met bijbehorende symptomen, die klinisch manifest wordt vroeg in de jeugd, kort na glutenintroductie (<PERSOON>, Cellier ###) De meeste patiënten presenteren zich thans niet met âklassiekeâ coeliakie maar met een atypische presentatie Veel patiënten hebben weinig tot geen gastrointestinale klachten, maar lijden aan gerelateerde auto-immuunziekten zoals bijvoorbeeld van milde tot ernstige malabsorptie De meerderheid van de patiënten wordt herkend op een leeftijd van ##-<LEEFTIJD> jaar oud en hebben al jaren klachten (<PERSOON> ###) Gastro-intestinale manifestaties kunnen bestaan uit diarree, gewichtsverlies, groeiachterstand, braken, buikpijn, winderigheid, opgezette buik, anorexie en constipatie (Fasano, Catassi ###) De aanwezigheid van overgewicht sluit de diagnose niet uit IJzergebreksanemie komt vaak bij coeliakie voor is gewoon en kan de enige presentatie zijn (Annibale ###) Andere presentaties kunnen zijn groeiachterstand, verlate puberteit, infertiliteit, recidiverende vruchtdood, osteoporose, vitamine deficiënties, vermoeidheid, gewichtsverlies, recidiverende aften in de mond, verhoogde transaminasen en emaille De vraag beantwoorden wie op coeliakie getest moet worden, begint met de vraag bij wie de Indien de diagnose overwogen wordt, moet onderzoek laagdrempelig verricht worden onderzoek geeft geen duidelijk antwoord op de vraag of vroege detectie altijd van voordeel is Patiënten met coeliakie kunnen zich met een bont palet van al of niet gastrointestinale symptomen presenteren gerapporteerd zijn bij coeliakie en/of #) ziekten, met name auto-immuunaandoeningen die samenhangen met coeliakie, dient de diagnose coeliakie overwogen te worden <PERSOON> A, Dâ<PERSOON> causes of refractory iron deficiency anemia in patiënts without gastrointestinal <PERSOON> SS, Murray JA, <PERSOON> of celiac disease in at-risk and not-at-risk groups in the United States a large multicenter study <PERSOON> disease changing views <PERSOON> coeliac disease be considered in the work up of patiënts with chronic peripheral neuropathy? <PERSOON> ### Oct;##(##) ##<DATUM> <PERSOON-##> HW, <PERSOON-##> TH #rd, <PERSOON-##> ataxia and coeliac disease Lancet ### Nov #;###(###) ###, Schweizer JJ, von Blomberg BM, Bueno-de Mesquita HB, Mearin ML Coeliac disease in <PERSOON-##> Voor de diagnostiek van coeliakie dienen we onderscheid te maken tussen tests gebaseerd op bloedafname, en meer invasief onderzoek waarbij dunne darmbiopten moeten worden.
| 583 | nvmdl |
geeft geen duidelijk antwoord op de vraag of vroege detectie altijd van voordeel is Patiënten met coeliakie kunnen zich met een bont palet van al of niet gastrointestinale symptomen presenteren gerapporteerd zijn bij coeliakie en/of #) ziekten, met name auto-immuunaandoeningen die samenhangen met coeliakie, dient de diagnose coeliakie overwogen te worden <PERSOON> A, Dâ<PERSOON> causes of refractory iron deficiency anemia in patiënts without gastrointestinal <PERSOON> SS, Murray JA, <PERSOON> of celiac disease in at-risk and not-at-risk groups in the United States a large multicenter study <PERSOON> disease changing views <PERSOON> coeliac disease be considered in the work up of patiënts with chronic peripheral neuropathy? <PERSOON> ### Oct;##(##) ##<DATUM> <PERSOON> HW, <PERSOON> TH #rd, <PERSOON-##> ataxia and coeliac disease Lancet ### Nov #;###(###) ###, Schweizer JJ, von Blomberg BM, Bueno-de Mesquita HB, Mearin ML Coeliac disease in <PERSOON-##> Voor de diagnostiek van coeliakie dienen we onderscheid te maken tussen tests gebaseerd op bloedafname, en meer invasief onderzoek waarbij dunne darmbiopten moeten worden In de vroege jaren negentig werden specifieke tests ontwikkeld voor de darmpermeabiliteit, maar zij zijn minder specifiek en sensitief dan andere tests voor coeliakie en zijn nu nog alleen gangbaar in een researchsetting Bloedafnametests kunnen we onderverdelen in serologisch onderzoek waarbij wordt gekeken naar specifieke antistoffen en genetisch onderzoek welke zich richt op specifieke Wat het biopteren betreft verwijzen we naar de paragraaf Biopsie en Histopathologie Sensitiviteit en specifiteit van tests; welke serologische test in te zetten bij verdenking op Het diagnostisch proces bij een coeliakievraagstelling is de laatste decennia in hoge mate beïnvloed door het ter beschikking komen van nieuwe serologische bepalingen De best bestudeerde serologische parameters betreffen antistoffen gericht tegen gliadine (AGA) en tegen de intercellulaire matrix in het darmslijmvlies, zoals reticuline en endomysium Het enzym tissue transglutaminase (tTG) is het autoantigen dat verantwoordelijk geacht wordt voor deze endomysium antistoffen (EMA) Dit enzym werd aanvankelijk opgezuiverd uit cavialever, maar inmiddels zijn er vele producenten van het recombinant humane tTG en van De enorme hoeveelheid literatuur over de diagnostische waarde van deze antistoffen is recentelijk geëvalueerd en samengevat in een systematisch review (Rostom et al, ###) In deze review werden studies primair opgesplitst naar leeftijd (kinderen, volwassenen en gemengd) en naar testmethode Deze review is aangevuld met literatuur waarbij de volgende selectiecriteria zijn gebruikt studies waarin meer dan ## coeliakiepatiënten werden geëvalueerd, alsmede artikelen met betrekking tot de diagnostische waarde van coeliakie serologie bij IgA deficiëntie, bij geringe mucosale afwijkingen en in klinische prospectieve.
| 540 | nvmdl |
de vroege jaren negentig werden specifieke tests ontwikkeld voor de darmpermeabiliteit, maar zij zijn minder specifiek en sensitief dan andere tests voor coeliakie en zijn nu nog alleen gangbaar in een researchsetting Bloedafnametests kunnen we onderverdelen in serologisch onderzoek waarbij wordt gekeken naar specifieke antistoffen en genetisch onderzoek welke zich richt op specifieke Wat het biopteren betreft verwijzen we naar de paragraaf Biopsie en Histopathologie Sensitiviteit en specifiteit van tests; welke serologische test in te zetten bij verdenking op Het diagnostisch proces bij een coeliakievraagstelling is de laatste decennia in hoge mate beïnvloed door het ter beschikking komen van nieuwe serologische bepalingen De best bestudeerde serologische parameters betreffen antistoffen gericht tegen gliadine (AGA) en tegen de intercellulaire matrix in het darmslijmvlies, zoals reticuline en endomysium Het enzym tissue transglutaminase (tTG) is het autoantigen dat verantwoordelijk geacht wordt voor deze endomysium antistoffen (EMA) Dit enzym werd aanvankelijk opgezuiverd uit cavialever, maar inmiddels zijn er vele producenten van het recombinant humane tTG en van De enorme hoeveelheid literatuur over de diagnostische waarde van deze antistoffen is recentelijk geëvalueerd en samengevat in een systematisch review (Rostom et al, ###) In deze review werden studies primair opgesplitst naar leeftijd (kinderen, volwassenen en gemengd) en naar testmethode Deze review is aangevuld met literatuur waarbij de volgende selectiecriteria zijn gebruikt studies waarin meer dan ## coeliakiepatiënten werden geëvalueerd, alsmede artikelen met betrekking tot de diagnostische waarde van coeliakie serologie bij IgA deficiëntie, bij geringe mucosale afwijkingen en in klinische prospectieve Zo betrof de prevalentie van coeliakie in de meeste door Rostom geëvalueerde studies ##-##%, hetgeen weinig representatief is voor klinische populaties Van de overige recente studies is nagegaan of ze overeenstemmen met de conclusies van Rostom dan wel aanleiding geven AGA worden in vrijwel alle studies in een ELISA getest en uitgedrukt in arbitraire eenheden, waarbij laboratoria een eigen cutoff hanteren Met name voor IgG AGA, die ook bij gezonde individuen in lagere titers voorkomen, is deze cutoff een belangrijke <INSTELLING> van variabiliteit in Uit de review van Rostom blijkt dat de sensitiviteit van IgA AGA varieert per studie en slechts in de helft van de studies boven de ##% ligt, in één derde boven de ##%; dit geldt voor zowel kinderen als volwassenen De sensitiviteit ligt echter bij jonge kinderen iets hoger dan bij volwassenen (tabel #) Er wordt in verschillende studies, zowel in oudere als in recentere literatuur (<PERSOON>, ###; ervaring werkgroep), gerapporteerd dat AGA incidenteel als enige serologische parameter positief kan zijn bij jonge coeliakiepatiëntjes (( twee jaar) De specificiteit ligt over de hele linie hoger dan de sensitiviteit en bedraagt in het merendeel van de studies meer dan ##%, in de helft meer dan ##%, zowel in kinderen als in volwassenen (zie tabel #) De resultaten van nadien gepubliceerd onderzoek bevestigen deze bevindingen (Baudon, ###; Llorente et al, ###) In een klinische prospectieve studie in <LOCATIE> aan ### volwassen patiënten waarvan er ## met coeliakie (Hadithi et al, ###).
| 610 | nvmdl |
prevalentie van coeliakie in de meeste door Rostom geëvalueerde studies ##-##%, hetgeen weinig representatief is voor klinische populaties Van de overige recente studies is nagegaan of ze overeenstemmen met de conclusies van Rostom dan wel aanleiding geven AGA worden in vrijwel alle studies in een ELISA getest en uitgedrukt in arbitraire eenheden, waarbij laboratoria een eigen cutoff hanteren Met name voor IgG AGA, die ook bij gezonde individuen in lagere titers voorkomen, is deze cutoff een belangrijke <INSTELLING> van variabiliteit in Uit de review van Rostom blijkt dat de sensitiviteit van IgA AGA varieert per studie en slechts in de helft van de studies boven de ##% ligt, in één derde boven de ##%; dit geldt voor zowel kinderen als volwassenen De sensitiviteit ligt echter bij jonge kinderen iets hoger dan bij volwassenen (tabel #) Er wordt in verschillende studies, zowel in oudere als in recentere literatuur (<PERSOON>, ###; ervaring werkgroep), gerapporteerd dat AGA incidenteel als enige serologische parameter positief kan zijn bij jonge coeliakiepatiëntjes (( twee jaar) De specificiteit ligt over de hele linie hoger dan de sensitiviteit en bedraagt in het merendeel van de studies meer dan ##%, in de helft meer dan ##%, zowel in kinderen als in volwassenen (zie tabel #) De resultaten van nadien gepubliceerd onderzoek bevestigen deze bevindingen (Baudon, ###; Llorente et al, ###) In een klinische prospectieve studie in <LOCATIE> aan ### volwassen patiënten waarvan er ## met coeliakie (Hadithi et al, ###) NB Gegeven waarden zijn overgenomen uit Rostom et al (###) en betreffen gewogen gepoolde schattingen; IgG AGA zijn geëvalueerd door Rostom in ## studies met kinderen, in zeven met volwassenen en in vijf studies met een, qua leeftijd, gemengde populatie De sensitiviteit is in de kinderstudies betrekkelijk hoog in de helft van de studies ) ##%, in één derde ) ##%, maar is bij volwassenen zeer variabel (## -###%), en ligt daar in zes van de zeven studies onder de ##% De specificiteit is, daarentegen, redelijk hoog in studies met volwassenen (in het merendeel boven de ##%), maar is laag en variabel in de kinderstudies IgG AGA zijn m n van belang wanneer er sprake is van IgA-deficiëntie Twee studies met resp ## en vijf onbehandelde IgA-deficiënte coeliakiepatiënten (Cataldo et al, ###, Meini et al, ###) werden geïncludeerd in de review van Rostom; de sensitiviteit van IgG AGA ligt in beide studies op ###%, de specificiteit op resp ###% en ##% <PERSOON> verschenen onderzoek (van Meensel et al, ###) bevestigt de ###% sensitiviteit van IgG AGA, echter eveneens in een kleine groep van vijf IgA-deficiënte patiënten In een andere recente studie aan ### IgA deficiënte kinderen, waarin op basis van positieve serologie (IgG AGA of IgG tTGA) gebiopteerd werd, bleek het hebben van IgG AGA een lage voorspellende waarde te hebben in slechts vijf van de ## kinderen met IgG AGA werd coeliakie vastgesteld Hoewel de diagnostische waarde van gliadine antistoffen al met al betrekkelijk gering is,.
| 690 | nvmdl |
uit Rostom et al (###) en betreffen gewogen gepoolde schattingen; IgG AGA zijn geëvalueerd door Rostom in ## studies met kinderen, in zeven met volwassenen en in vijf studies met een, qua leeftijd, gemengde populatie De sensitiviteit is in de kinderstudies betrekkelijk hoog in de helft van de studies ) ##%, in één derde ) ##%, maar is bij volwassenen zeer variabel (## -###%), en ligt daar in zes van de zeven studies onder de ##% De specificiteit is, daarentegen, redelijk hoog in studies met volwassenen (in het merendeel boven de ##%), maar is laag en variabel in de kinderstudies IgG AGA zijn m n van belang wanneer er sprake is van IgA-deficiëntie Twee studies met resp ## en vijf onbehandelde IgA-deficiënte coeliakiepatiënten (Cataldo et al, ###, Meini et al, ###) werden geïncludeerd in de review van Rostom; de sensitiviteit van IgG AGA ligt in beide studies op ###%, de specificiteit op resp ###% en ##% <PERSOON> verschenen onderzoek (van Meensel et al, ###) bevestigt de ###% sensitiviteit van IgG AGA, echter eveneens in een kleine groep van vijf IgA-deficiënte patiënten In een andere recente studie aan ### IgA deficiënte kinderen, waarin op basis van positieve serologie (IgG AGA of IgG tTGA) gebiopteerd werd, bleek het hebben van IgG AGA een lage voorspellende waarde te hebben in slechts vijf van de ## kinderen met IgG AGA werd coeliakie vastgesteld Hoewel de diagnostische waarde van gliadine antistoffen al met al betrekkelijk gering is, gedeamineerd gliadine als antigeen gebruikt wordt De diagnostische waarde van deze tests benadert die van tTGA en EMA, met een sensitiviteit van ca ##% en een specificiteit van ##% (Kaukinen et al, ###) Vooralsnog bestaat er echter weinig praktijkervaring met deze EMA worden getest in een indirecte immuunfluorescentietest op apenslokdarm of op humaan navelstrengweefsel als substraat De intensiteit van de aankleuring wordt kwalitatief De diagnostische waarde van IgA EMA werd in de review van Rostom apart geëvalueerd voor de twee genoemde substraten (tabel #); een direct vergelijkend onderzoek werd in vier studies gedaan, waarvan de twee grootste studies (Kolho et al ###; Volta et al ###) tot een geheel vergelijkbare sensitiviteit (## en ##% resp ) en specificiteit (beide ###%) komen De sensitiviteit van IgA EMA ligt in de meerderheid van de studies, ongeacht de leeftijd zeer Een aantal meer recente studies bevestigen de hoge specificiteit van IgA EMA, maar geven een iets gematigder sensitiviteit Van belang hier is het reeds in het NIH rapport aangegeven verband tussen de ernst van de mucosale afwijking en de autoantistoffen De sensitiviteit van IgA EMA ligt lager bij minder ernstige mucosale afwijkingen en varieert van ca ##% bij Marsh IIIA tot ###% bij Marsh IIIC (Rostami, ###) <PERSOON> verschenen onderzoek (Abrams et al ###) geeft een sensitiviteit van IgA EMA van ##% bij Marsh IIIA tot ##% bij Marsh IIIC In meer recent klinisch prospectief onderzoek komt ook een iets gematigder sensitiviteit naar voren.
| 677 | nvmdl |
antigeen gebruikt wordt De diagnostische waarde van deze tests benadert die van tTGA en EMA, met een sensitiviteit van ca ##% en een specificiteit van ##% (Kaukinen et al, ###) Vooralsnog bestaat er echter weinig praktijkervaring met deze EMA worden getest in een indirecte immuunfluorescentietest op apenslokdarm of op humaan navelstrengweefsel als substraat De intensiteit van de aankleuring wordt kwalitatief De diagnostische waarde van IgA EMA werd in de review van Rostom apart geëvalueerd voor de twee genoemde substraten (tabel #); een direct vergelijkend onderzoek werd in vier studies gedaan, waarvan de twee grootste studies (Kolho et al ###; Volta et al ###) tot een geheel vergelijkbare sensitiviteit (## en ##% resp ) en specificiteit (beide ###%) komen De sensitiviteit van IgA EMA ligt in de meerderheid van de studies, ongeacht de leeftijd zeer Een aantal meer recente studies bevestigen de hoge specificiteit van IgA EMA, maar geven een iets gematigder sensitiviteit Van belang hier is het reeds in het NIH rapport aangegeven verband tussen de ernst van de mucosale afwijking en de autoantistoffen De sensitiviteit van IgA EMA ligt lager bij minder ernstige mucosale afwijkingen en varieert van ca ##% bij Marsh IIIA tot ###% bij Marsh IIIC (Rostami, ###) <PERSOON> verschenen onderzoek (Abrams et al ###) geeft een sensitiviteit van IgA EMA van ##% bij Marsh IIIA tot ##% bij Marsh IIIC In meer recent klinisch prospectief onderzoek komt ook een iets gematigder sensitiviteit naar voren In een klinische prospectieve studie in <LOCATIE> aan ### volwassen patiënten waarvan er ## met coeliakie (Hadithi et al, ###) wordt voor IgA EMA een sensitiviteit van ##% (##%, indien bij IgA deficiëntie IgG geëvalueerd wordt) bij een specificiteit van ##% gevonden Bovendien kunnen jonge kinderen (( <LEEFTIJD> jaar) soms foutnegatief zijn (<PERSOON> et al, ###) De specificiteit ligt in vrijwel alle studies hoger dan de sensitiviteit en bedraagt zelfs ###% in acht van de ## studies aan kinderen en in tien van de ## studies aan volwassenen NB Gegeven waarden zijn overgenomen uit Rostom et al (###) en betreffen ##% CI of gewogen gepoolde De diagnostische waarde van IgG EMA komt in de review in twee studies met IgA-deficiënte patiënten aan de orde Zowel Cataldo et al (###) als Picarelli et al (###) rapporteren een hoge sensitiviteit (###%) in groepen van ## en resp ## IgA-deficiënte coeliakiepatiënten In geen van de controlegroepen in deze studies, bestaand uit gezonde controles (n=##, resp ##), zieke controles (n=##) en IgA-deficiënte controles (n=##) werd IgG EMA aangetroffen, resulterend in ###% specificiteit Deze hoge specificiteit is te danken aan de detectiestap in de immuunfluorescentietest, waarbij met behulp van een monoklonale antistof alleen IgG# anti-endomysium wordt aangekleurd De belangrijkste recente studie, verricht door Korponay-Szabó (###), bevestigt de hoge sensitiviteit (namelijk ##,#%) van IgG EMA in een tTGA worden vrijwel altijd getest in een ELISA en uitgedrukt in arbitraire eenheden, waarbij laboratoria hun eigen cut off hanteren Als antigeen wordt gebruik gemaakt van uit cavialever.
| 706 | nvmdl |
volwassen patiënten waarvan er ## met coeliakie (Hadithi et al, ###) wordt voor IgA EMA een sensitiviteit van ##% (##%, indien bij IgA deficiëntie IgG geëvalueerd wordt) bij een specificiteit van ##% gevonden Bovendien kunnen jonge kinderen (( <LEEFTIJD> jaar) soms foutnegatief zijn (<PERSOON> et al, ###) De specificiteit ligt in vrijwel alle studies hoger dan de sensitiviteit en bedraagt zelfs ###% in acht van de ## studies aan kinderen en in tien van de ## studies aan volwassenen NB Gegeven waarden zijn overgenomen uit Rostom et al (###) en betreffen ##% CI of gewogen gepoolde De diagnostische waarde van IgG EMA komt in de review in twee studies met IgA-deficiënte patiënten aan de orde Zowel Cataldo et al (###) als Picarelli et al (###) rapporteren een hoge sensitiviteit (###%) in groepen van ## en resp ## IgA-deficiënte coeliakiepatiënten In geen van de controlegroepen in deze studies, bestaand uit gezonde controles (n=##, resp ##), zieke controles (n=##) en IgA-deficiënte controles (n=##) werd IgG EMA aangetroffen, resulterend in ###% specificiteit Deze hoge specificiteit is te danken aan de detectiestap in de immuunfluorescentietest, waarbij met behulp van een monoklonale antistof alleen IgG# anti-endomysium wordt aangekleurd De belangrijkste recente studie, verricht door Korponay-Szabó (###), bevestigt de hoge sensitiviteit (namelijk ##,#%) van IgG EMA in een tTGA worden vrijwel altijd getest in een ELISA en uitgedrukt in arbitraire eenheden, waarbij laboratoria hun eigen cut off hanteren Als antigeen wordt gebruik gemaakt van uit cavialever antigeenbronnen (tabel #) Een direct vergelijkend onderzoek werd gedaan in vier van de studies in tabel # De sensitiviteit van rh tTG is hoger (in twee van de vier studies) of gelijk aan die van cavia tTG; voor de specificiteit geldt hetzelfde Een nadien verschenen studie (Fabiani et al, ###) bevestigt de superioriteit van rh tTG versus het cavia tTG voor zowel In de review van Rostom geeft het testen op IgA tTGA met behulp van rh tTG, ongeacht de leeftijd, een zeer hoge sensitiviteit en specificiteit in zes van de acht studies ligt de sensitiviteit boven de ##%, terwijl in alle studies de specificiteit boven de ##% ligt, in vijf van de acht studies zelfs op ###% Recente publicaties bevestigen deze scores (Baudon et al, ###; Van Meensel et al, ###; <PERSOON> et al, ###) Opgemerkt moet worden dat incidenteel melding gemaakt wordt van foutnegatieve tTGA bij jonge kinderen, onder de twee jaar, systematische studies zijn hier echter nog niet beschikbaar In klinische prospectieve studies wordt soms een iets lagere sensitiviteit gevonden, ondanks exclusie van IgA deficiënties in twee studies in volwassenen werd een sensitiviteit van resp ##% (Hill et al ###) en ##% (Hadithi et al, ###) gevonden, maar Llorente et al (###) vond voor hr TGA zowel in kinderen als volwassenen een hoge sensitiviteit (###% en ##,#%) en specificiteit (##% en ##,# % resp ) Evenals bij IgA EMA is de (mate van) positiviteit voor IgA tTGA gecorreleerd.
| 721 | nvmdl |
direct vergelijkend onderzoek werd gedaan in vier van de studies in tabel # De sensitiviteit van rh tTG is hoger (in twee van de vier studies) of gelijk aan die van cavia tTG; voor de specificiteit geldt hetzelfde Een nadien verschenen studie (Fabiani et al, ###) bevestigt de superioriteit van rh tTG versus het cavia tTG voor zowel In de review van Rostom geeft het testen op IgA tTGA met behulp van rh tTG, ongeacht de leeftijd, een zeer hoge sensitiviteit en specificiteit in zes van de acht studies ligt de sensitiviteit boven de ##%, terwijl in alle studies de specificiteit boven de ##% ligt, in vijf van de acht studies zelfs op ###% Recente publicaties bevestigen deze scores (Baudon et al, ###; Van Meensel et al, ###; <PERSOON> et al, ###) Opgemerkt moet worden dat incidenteel melding gemaakt wordt van foutnegatieve tTGA bij jonge kinderen, onder de twee jaar, systematische studies zijn hier echter nog niet beschikbaar In klinische prospectieve studies wordt soms een iets lagere sensitiviteit gevonden, ondanks exclusie van IgA deficiënties in twee studies in volwassenen werd een sensitiviteit van resp ##% (Hill et al ###) en ##% (Hadithi et al, ###) gevonden, maar Llorente et al (###) vond voor hr TGA zowel in kinderen als volwassenen een hoge sensitiviteit (###% en ##,#%) en specificiteit (##% en ##,# % resp ) Evenals bij IgA EMA is de (mate van) positiviteit voor IgA tTGA gecorreleerd (##,#%; Bizzaro, ###), levercirrose (#-##%, afhankelijk van testsysteem; Villalta, ###), systemische autoimmuniteit (#%, Bizarro, ###) en IBD ( -##% , Di Tola, ###); bij deze IgG tTGA werd in totaal geëvalueerd in vier studies met IgA-deficiënte coeliakiepatiënten Alleen de studie van Cataldo et al(###), met ###% sensitiviteit en ##% specificiteit werd In twee recentere studies van ## respectievelijk ## IgA-deficiënte coeliakiepatiënten van IgG TGA bevestigd De specificiteit is het best bestudeerd door Korponay-Szabó et al (###) aan de hand van ### bloeddonoren en ## zieke controles en bedraagt ##,#% Een derde studie, van slechts vijf IgA-deficiënte patiënten en ## controles, maar gebruikmakend van tien verschillende hr tTGA kits, laat zien dat zowel de sensitiviteit (##%-###%) als specificiteit (##%-###%) in belangrijke mate bepaald worden door het gebruikte testsysteem IgA-antistoffen tegen gliadine, endomysium en tissue transglutaminase vormen betere diagnostische parameters dan IgG Daarom wordt er in de praktijk meestal uitsluitend op IgA getest en lopen IgA-deficiënte coeliakiepatiënten het risico gemist te worden in de serologische diagnostiek De prevalentie van coeliakie bij IgA deficiënte patiënten is relatief hoog (# á #% ;Meini et al, ###; Lenhardt, ###) Alternatieve serologische tests, met behulp van IgG zijn derhalve van belang (zie ook onder de paragrafen AGA, EMA en TGA) De vraag is bij welke IgA-spiegel aanvullend IgG-diagnostiek verricht moet worden Bij selectieve (complete) IgA-deficiëntie is het duidelijk dat IgAâantistofbepalingen voor coeliakie altijd negatief zullen uitvallen en is het aan te bevelen op IgG EMA en IgG tTGA ###, van Meensel ###) IgA deficiënties zijn echter niet altijd compleet Partieel deficiënte.
| 766 | nvmdl |
systemische autoimmuniteit (#%, Bizarro, ###) en IBD ( -##% , Di Tola, ###); bij deze IgG tTGA werd in totaal geëvalueerd in vier studies met IgA-deficiënte coeliakiepatiënten Alleen de studie van Cataldo et al(###), met ###% sensitiviteit en ##% specificiteit werd In twee recentere studies van ## respectievelijk ## IgA-deficiënte coeliakiepatiënten van IgG TGA bevestigd De specificiteit is het best bestudeerd door Korponay-Szabó et al (###) aan de hand van ### bloeddonoren en ## zieke controles en bedraagt ##,#% Een derde studie, van slechts vijf IgA-deficiënte patiënten en ## controles, maar gebruikmakend van tien verschillende hr tTGA kits, laat zien dat zowel de sensitiviteit (##%-###%) als specificiteit (##%-###%) in belangrijke mate bepaald worden door het gebruikte testsysteem IgA-antistoffen tegen gliadine, endomysium en tissue transglutaminase vormen betere diagnostische parameters dan IgG Daarom wordt er in de praktijk meestal uitsluitend op IgA getest en lopen IgA-deficiënte coeliakiepatiënten het risico gemist te worden in de serologische diagnostiek De prevalentie van coeliakie bij IgA deficiënte patiënten is relatief hoog (# á #% ;Meini et al, ###; Lenhardt, ###) Alternatieve serologische tests, met behulp van IgG zijn derhalve van belang (zie ook onder de paragrafen AGA, EMA en TGA) De vraag is bij welke IgA-spiegel aanvullend IgG-diagnostiek verricht moet worden Bij selectieve (complete) IgA-deficiëntie is het duidelijk dat IgAâantistofbepalingen voor coeliakie altijd negatief zullen uitvallen en is het aan te bevelen op IgG EMA en IgG tTGA ###, van Meensel ###) IgA deficiënties zijn echter niet altijd compleet Partieel deficiënte Hoewel bij lage IgA-spiegels in jonge kinderen ((#,## g/L) vaak wel specifiek IgA, b v tegen E coli, gedetecteerd kan worden, kan niet uitgesloten worden dat bij zoân laag IgA de screening op coeliakie door middel van IgA-antistoffen minder gevoelig uitvalt Er is echter nog onvoldoende onderzoek verricht naar de diagnostische waarde van IgA en IgG EMA en tTGA in deze groep Gangbaar, en vooralsnog aan te raden is om bij een IgA ( #,## g/l (detectiegrens nefelometrie) naast IgA Tabel # Serologische diagnostiek in coeliakie In de tabel werden alleen studies met gebiopteerde controlegroepen en afkomstig uit Europese landen De studie van Tesei is, als enige niet-Europese studie, toch opgenomen, vanwege zijn omvang geen onderscheid gemaakt tussen EMA op apenslokdarm en humane navelstreng Sensitiviteit en specificiteit van IgA en IgG AGA variëren in de literatuur, maar liggen in vergelijkende studies beduidend lager dan die van de autoantistoffen EMA en tTGA Het belang van AGA in de diagnostiek is derhalve op de In kinderen jonger dan twee jaar met coeliakie kunnen gliadine antistoffen soms als enige parameter positief zijn Het aantal systematische studies Sensitiviteit en specificiteit van IgA EMA liggen, ongeacht de leeftijd, zeer (P##-##) In klinische prospectieve studies liggen deze percentages iets lager <PERSOON>, ###.
| 655 | nvmdl |
Hoewel bij lage IgA-spiegels in jonge kinderen ((#,## g/L) vaak wel specifiek IgA, b v tegen E coli, gedetecteerd kan worden, kan niet uitgesloten worden dat bij zoân laag IgA de screening op coeliakie door middel van IgA-antistoffen minder gevoelig uitvalt Er is echter nog onvoldoende onderzoek verricht naar de diagnostische waarde van IgA en IgG EMA en tTGA in deze groep Gangbaar, en vooralsnog aan te raden is om bij een IgA ( #,## g/l (detectiegrens nefelometrie) naast IgA Tabel # Serologische diagnostiek in coeliakie In de tabel werden alleen studies met gebiopteerde controlegroepen en afkomstig uit Europese landen De studie van Tesei is, als enige niet-Europese studie, toch opgenomen, vanwege zijn omvang geen onderscheid gemaakt tussen EMA op apenslokdarm en humane navelstreng Sensitiviteit en specificiteit van IgA en IgG AGA variëren in de literatuur, maar liggen in vergelijkende studies beduidend lager dan die van de autoantistoffen EMA en tTGA Het belang van AGA in de diagnostiek is derhalve op de In kinderen jonger dan twee jaar met coeliakie kunnen gliadine antistoffen soms als enige parameter positief zijn Het aantal systematische studies Sensitiviteit en specificiteit van IgA EMA liggen, ongeacht de leeftijd, zeer (P##-##) In klinische prospectieve studies liggen deze percentages iets lager <PERSOON>, ### gebruik van rh tTG verhoogt echter nog zowel sensitiviteit als specificiteit Sensitiviteit en specificiteit van IgA tTGA liggen, ongeacht de leeftijd, zeer hoog; bij gebruik van rh tTG ligt de sensitiviteit in de grotere case-control Foutnegatieve IgA TGA kunnen voorkomen bij IgA-deficiëntie en bij geringere Foutpositieve IgA tTGA zijn, ook bij gebruik van rh tTG, gerapporteerd, en wel bij <INSTELLING> (##,#%; Bizzaro, ###), levercirrose (#-##%, afhankelijk van en IBD ( ##% , Di Tola, ###); bij deze ziektebeelden was de EMA niet fout Het is aannemelijk dat niet alleen bij selectieve complete IgA-deficiëntie, maar ook bij patiënten met lage IgA spiegels, coeliakiediagnostiek gebaseerd op IgA antistoffen minder gevoelig uitvalt Hierover zijn geen studies gedaan Het is vooralsnog het meest praktisch aanvullend op IgG antistoffen te testen Bij patiënten met IgA deficiëntie kunnen coeliakie gerelateerde IgA antistoffen niet gebruikt worden voor de diagnostiek; de waarde van IgG antistoffen is getest in een gering aantal studies, met een meestal beperkte omvang IgG AGA vormen een gevoelige parameter voor IgA deficiënte coeliakie, maar de positief voorspellende waarde is erg laag (##%; Lenhardt, ###) IgG EMA vormen een sensitieve en specifieke parameter, m n wanneer IgG# IgG TGA vormen bij gebruik van een adequaat testsysteem (Van <PERSOON> et al, ### ; Meini et al, ###; Korponay-Szabó, ### ; Picarelli, Er zijn onvoldoende, kwalititatief goede studies verricht voor een uitspraak.
| 581 | nvmdl |
gebruik van rh tTG verhoogt echter nog zowel sensitiviteit als specificiteit Sensitiviteit en specificiteit van IgA tTGA liggen, ongeacht de leeftijd, zeer hoog; bij gebruik van rh tTG ligt de sensitiviteit in de grotere case-control Foutnegatieve IgA TGA kunnen voorkomen bij IgA-deficiëntie en bij geringere Foutpositieve IgA tTGA zijn, ook bij gebruik van rh tTG, gerapporteerd, en wel bij <INSTELLING> (##,#%; Bizzaro, ###), levercirrose (#-##%, afhankelijk van en IBD ( ##% , Di Tola, ###); bij deze ziektebeelden was de EMA niet fout Het is aannemelijk dat niet alleen bij selectieve complete IgA-deficiëntie, maar ook bij patiënten met lage IgA spiegels, coeliakiediagnostiek gebaseerd op IgA antistoffen minder gevoelig uitvalt Hierover zijn geen studies gedaan Het is vooralsnog het meest praktisch aanvullend op IgG antistoffen te testen Bij patiënten met IgA deficiëntie kunnen coeliakie gerelateerde IgA antistoffen niet gebruikt worden voor de diagnostiek; de waarde van IgG antistoffen is getest in een gering aantal studies, met een meestal beperkte omvang IgG AGA vormen een gevoelige parameter voor IgA deficiënte coeliakie, maar de positief voorspellende waarde is erg laag (##%; Lenhardt, ###) IgG EMA vormen een sensitieve en specifieke parameter, m n wanneer IgG# IgG TGA vormen bij gebruik van een adequaat testsysteem (Van <PERSOON> et al, ### ; Meini et al, ###; Korponay-Szabó, ### ; Picarelli, Er zijn onvoldoende, kwalititatief goede studies verricht voor een uitspraak in relatie tot etnische of geografische herkomst van een populatie EMA-bepalingen zijn semi-kwantitatief, vergen expertise voor de interpretatie en maken gebruik van apenslokdarmweefsel; humane navelstreng levert een goedkoop en goed ELISAâs (tTGA) geven kwantitatieve uitslagen en kunnen betrekkelijk eenvoudig gestandaardiseerd en geautomatiseerd uitgevoerd worden Overigens bestaat er nog uitdrukken, waardoor de vele in gebruikzijnde kits en arbitraire units moeilijk te EMA en tTGA correleren in hoge mate, maar geven toch niet altijd concordante resultaten De tests zijn voor verschillende interfererende factoren gevoelig en vullen elkaar derhalve dikwijls aan (Dickey, ###; ervaring werkgroep) De meeste discrepanties zijn toe te schrijven aan foutpositieve tTGA Overigens dient men zich te realiseren dat er ook tussen de verschillende rh tTGA kits verschillen bestaan mbt Daarnaast moet bij afwezigheid van IgA tTGA een IgA-deficiëntie uitgesloten worden Abrams JA, <PERSOON>H, Green> PH Seronegative celiac disease increased prevalence with lesser degrees of villous atrophy <PERSOON> JF Diagnosing celiac disease a comparison of human tissue transglutaminase antibodies with antigliadin and <PERSOON> and antiendomysium antibody determination for coeliac disease Arch Dis Child Cataldo F, Lio D, <PERSOON> GR IgG(#) antiendomysium and IgG antitissue transglutaminase (anti-tTG) antibodies in coeliac patiënts with selective IgA deficiency Working Groups on Celiac Disease of SIGEP and Club del Tenue.
| 577 | nvmdl |
geografische herkomst van een populatie EMA-bepalingen zijn semi-kwantitatief, vergen expertise voor de interpretatie en maken gebruik van apenslokdarmweefsel; humane navelstreng levert een goedkoop en goed ELISAâs (tTGA) geven kwantitatieve uitslagen en kunnen betrekkelijk eenvoudig gestandaardiseerd en geautomatiseerd uitgevoerd worden Overigens bestaat er nog uitdrukken, waardoor de vele in gebruikzijnde kits en arbitraire units moeilijk te EMA en tTGA correleren in hoge mate, maar geven toch niet altijd concordante resultaten De tests zijn voor verschillende interfererende factoren gevoelig en vullen elkaar derhalve dikwijls aan (Dickey, ###; ervaring werkgroep) De meeste discrepanties zijn toe te schrijven aan foutpositieve tTGA Overigens dient men zich te realiseren dat er ook tussen de verschillende rh tTGA kits verschillen bestaan mbt Daarnaast moet bij afwezigheid van IgA tTGA een IgA-deficiëntie uitgesloten worden Abrams JA, <PERSOON>H, Green> PH Seronegative celiac disease increased prevalence with lesser degrees of villous atrophy <PERSOON> JF Diagnosing celiac disease a comparison of human tissue transglutaminase antibodies with antigliadin and <PERSOON> and antiendomysium antibody determination for coeliac disease Arch Dis Child Cataldo F, Lio D, <PERSOON> GR IgG(#) antiendomysium and IgG antitissue transglutaminase (anti-tTG) antibodies in coeliac patiënts with selective IgA deficiency Working Groups on Celiac Disease of SIGEP and Club del Tenue <PERSOON> and antihuman recombinant tissue transglutaminase antibodies in the diagnosis of coeliac disease a biopsyproven European multicentre study <PERSOON> C and the International Working group on Eu-tTG <PERSOON> serum IgA class antitissue transglutaminase antibodies in the diagnosis and follow up of coeliac disease Results of an international multi-centre study ###; <PERSOON>-human versus anti-guinea <INSTELLING> tissue transglutaminase antibodies as the first-level serological screening test for coeliac disease in the general <PERSOON> CD, Pena AS Accuracy of serologic tests and HLA-DQ typing for diagnosing celiac <PERSOON-##> GK IgA antibodies to human tissue transglutaminase audit of routine practice confirms high diagnostic accuracy <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> of gliadin antibodies in coeliac disease Deamidated gliadin peptide antibody test provides additional.
| 419 | nvmdl |
<PERSOON> and antihuman recombinant tissue transglutaminase antibodies in the diagnosis of coeliac disease a biopsyproven European multicentre study <PERSOON> C and the International Working group on Eu-tTG <PERSOON> serum IgA class antitissue transglutaminase antibodies in the diagnosis and follow up of coeliac disease Results of an international multi-centre study ###; <PERSOON>-human versus anti-guinea <INSTELLING> tissue transglutaminase antibodies as the first-level serological screening test for coeliac disease in the general <PERSOON> CD, Pena AS Accuracy of serologic tests and HLA-DQ typing for diagnosing celiac <PERSOON> GK IgA antibodies to human tissue transglutaminase audit of routine practice confirms high diagnostic accuracy <PERSOON> K, <PERSOON> of gliadin antibodies in coeliac disease Deamidated gliadin peptide antibody test provides additional <PERSOON> KL, Savilahti E IgA endomysium antibodies on human umbilical cord an excellent diagnostic tool for celiac disease in childhood Journal of Pediatric Gastroenterology and Korponay-Szabó <PERSOON-##> K, et al Elevation of IgG antibodies against tisue transglutaminase as a diagnostic tool for coeliac disease in selective IgA deficiency <PERSOON-##> of human-tissue transglutaminase IgG and anti-gliadin IgG antibodies in the diagnosis of coeliac disease in patiënts with selective immunoglobulin A deficiency Dig Liver Llorente MJ, <PERSOON-##> S IgA antibodies against tissue transglutaminase in the diagnosis of celiac disease concordance with intestinal McMillan SA, Haughton DJ, Biggart JD, <PERSOON-##> JD, Porter KG, McNeill TA Predictive value for coeliac disease of antibodies to gliadin, endomysium, and jejunum in patiënts attending for <PERSOON-##> and diagnosis of celiac disease in IgA-deficient children Annals of Allergy, Asthma & Immunology - Official Publication of the American College of <PERSOON-##> T, et al Celiac disease <PERSOON-##> CJ Sensitivity of antiendomysium and antigliadin antibodies in untreated celiac disease disappointing in clinical.
| 389 | nvmdl |
<PERSOON> KL, Savilahti E IgA endomysium antibodies on human umbilical cord an excellent diagnostic tool for celiac disease in childhood Journal of Pediatric Gastroenterology and Korponay-Szabó <PERSOON> K, et al Elevation of IgG antibodies against tisue transglutaminase as a diagnostic tool for coeliac disease in selective IgA deficiency <PERSOON> of human-tissue transglutaminase IgG and anti-gliadin IgG antibodies in the diagnosis of coeliac disease in patiënts with selective immunoglobulin A deficiency Dig Liver Llorente MJ, <PERSOON> S IgA antibodies against tissue transglutaminase in the diagnosis of celiac disease concordance with intestinal McMillan SA, Haughton DJ, Biggart JD, <PERSOON> JD, Porter KG, McNeill TA Predictive value for coeliac disease of antibodies to gliadin, endomysium, and jejunum in patiënts attending for <PERSOON> and diagnosis of celiac disease in IgA-deficient children Annals of Allergy, Asthma & Immunology - Official Publication of the American College of <PERSOON> T, et al Celiac disease <PERSOON> CJ Sensitivity of antiendomysium and antigliadin antibodies in untreated celiac disease disappointing in clinical Mamaladze V, Pan <PERSOON> J, <PERSOON-##> diagnostic accuracy of serologic tests for celiac disease A systematic review <PERSOON-##> GM Prevalence of antitissue transglutaminase antibodies in different degrees of intestinal damage in celiac disease <PERSOON-##> accuracy of ten second-generation (human) tissue transglutaminase antibody assays in celiac <PERSOON-##> N, De <PERSOON-##> FB IgA anti-endomysial antibodies on human umbilical cord tissue for celiac disease screening <INSTELLING> both money and monkeys Het humane leukocyten antigen (HLA)-systeem bestaat uit moleculaire structuren aan het celoppervlak, die zorg dragen voor de herkenning van eigen weefsel en daarnaast bepalend zijn voor de manier waarop het immuunsysteem op stoffen van buiten reageert Er is een grote verscheidenheid aan HLA-moleculen en elk individu heeft zijn eigen âHLA-profielâ, waarmee het in staat is op individuele wijze te reageren op omgevingsfactoren De HLAgenen liggen op chromosoom # en worden onderverdeeld in klasse I- (HLA-A, HLA-B en HLA-C) en klasse II genen (HLA-DQ en HLA-DR) Elk molecuul heeft dus meerder responsen opgewekt kunnen worden, bijvoorbeeld tegen de van gliadine afkomstige peptiden Zoals in onderstaand literatuur overzicht toegelicht zal worden kan coeliakie zich vrijwel uitsluitend ontwikkelen in individuen met het HLA-DQ# type (aanwezig in de overgrote.
| 478 | nvmdl |
Mamaladze V, Pan <PERSOON> J, <PERSOON> diagnostic accuracy of serologic tests for celiac disease A systematic review <PERSOON> GM Prevalence of antitissue transglutaminase antibodies in different degrees of intestinal damage in celiac disease <PERSOON> accuracy of ten second-generation (human) tissue transglutaminase antibody assays in celiac <PERSOON> N, De <PERSOON> FB IgA anti-endomysial antibodies on human umbilical cord tissue for celiac disease screening <INSTELLING> both money and monkeys Het humane leukocyten antigen (HLA)-systeem bestaat uit moleculaire structuren aan het celoppervlak, die zorg dragen voor de herkenning van eigen weefsel en daarnaast bepalend zijn voor de manier waarop het immuunsysteem op stoffen van buiten reageert Er is een grote verscheidenheid aan HLA-moleculen en elk individu heeft zijn eigen âHLA-profielâ, waarmee het in staat is op individuele wijze te reageren op omgevingsfactoren De HLAgenen liggen op chromosoom # en worden onderverdeeld in klasse I- (HLA-A, HLA-B en HLA-C) en klasse II genen (HLA-DQ en HLA-DR) Elk molecuul heeft dus meerder responsen opgewekt kunnen worden, bijvoorbeeld tegen de van gliadine afkomstige peptiden Zoals in onderstaand literatuur overzicht toegelicht zal worden kan coeliakie zich vrijwel uitsluitend ontwikkelen in individuen met het HLA-DQ# type (aanwezig in de overgrote Het HLA-DQ-type wordt gevormd door de combinatie van een α- en een β-keten De ketens zijn namelijk samen nodig, als heterodimeer, om peptides te binden en aan T cellen te presenteren Deze α- en β-ketens zijn polymorf en de allelen op chromosoom # die ervoor coderen, kunnen in het laboratorium op DNA-niveau getypeerd worden HLA-DQ# wordt gevormd door de α- en β-keten, die gecodeerd worden door de allelen DQA#*### en DQB#*##; HLA-DQ# wordt gevormd door de α- en β-keten, die gecodeerd worden door de allelen DQA#*### en DQB#*###, Doordat zowel een paternaal als een maternaal allel voor de α- en β-keten geërfd en tot expressie gebracht wordt, en de vier ketens aan het celoppervlak van antigeen presenterende cellen vrijelijk kunnen associëren, is het in principe mogelijk dat bij een kind combinaties ((heterodimeren, HLA-DQ-types) voorkomen, die niet De literatuur over de diagnostische waarde van HLA-DQ bepalingen werd recentelijk in kaart gebracht in het kader van het Evidence report / Technology assessment on Celiac Disease (NIH-report) De data waarop de review is gebaseerd, werden verzameld uit de Medline (### â oktober ###) en EMBASE (### â dec ###) database Aangezien het merendeel van de beschreven studies geen diagnostisch focus had, is aanvullend in recentere literatuur gezocht naar relevante diagnostische studies Gezien het feit dat HLA-DQ# in de meeste populaties vrij algemeen voorkomt (bij # op de # á # personen), zal het diagnostisch belang van de HLA-DQ bepaling vooral gelegen zijn in de hoge negatief voorspellende waarde voor coeliakie; daarmee samenhangend zijn ook studies met alleen coeliakiepatiënten.
| 612 | nvmdl |
de combinatie van een α- en een β-keten De ketens zijn namelijk samen nodig, als heterodimeer, om peptides te binden en aan T cellen te presenteren Deze α- en β-ketens zijn polymorf en de allelen op chromosoom # die ervoor coderen, kunnen in het laboratorium op DNA-niveau getypeerd worden HLA-DQ# wordt gevormd door de α- en β-keten, die gecodeerd worden door de allelen DQA#*### en DQB#*##; HLA-DQ# wordt gevormd door de α- en β-keten, die gecodeerd worden door de allelen DQA#*### en DQB#*###, Doordat zowel een paternaal als een maternaal allel voor de α- en β-keten geërfd en tot expressie gebracht wordt, en de vier ketens aan het celoppervlak van antigeen presenterende cellen vrijelijk kunnen associëren, is het in principe mogelijk dat bij een kind combinaties ((heterodimeren, HLA-DQ-types) voorkomen, die niet De literatuur over de diagnostische waarde van HLA-DQ bepalingen werd recentelijk in kaart gebracht in het kader van het Evidence report / Technology assessment on Celiac Disease (NIH-report) De data waarop de review is gebaseerd, werden verzameld uit de Medline (### â oktober ###) en EMBASE (### â dec ###) database Aangezien het merendeel van de beschreven studies geen diagnostisch focus had, is aanvullend in recentere literatuur gezocht naar relevante diagnostische studies Gezien het feit dat HLA-DQ# in de meeste populaties vrij algemeen voorkomt (bij # op de # á # personen), zal het diagnostisch belang van de HLA-DQ bepaling vooral gelegen zijn in de hoge negatief voorspellende waarde voor coeliakie; daarmee samenhangend zijn ook studies met alleen coeliakiepatiënten correcte diagnosestelling in de coeliakiegroep dan aan de beschikbaarheid van bioptgegevens in de controlegroep (inclusie criterium NIH-report) Data uit de NIH-review werden derhalve aangevuld met relevante recente literatuur op basis van de searches in Pubmed en EMBASE Daarnaast werd ook de oude literatuur nog eens gericht doorzocht op prospectieve studies en op Nederlandse studies, gezien het belang hiervan voor de Slechts twee studies in de NIH-review voldeden aan de door hen gestelde kwaliteitscriteria, m n aan de eis dat van zowel de coeliakie als de controle groep duodenumbiopt-gegevens beschikbaar waren (Iltanen, ###; Sacchetti, ###) In deze studies was HLA-DQ# positief in resp ##,#% en ##% van de coeliakiepatiënten, maar ook in een substantieel deel van de controle patiënten (##% en ##% resp ), terwijl ##% van de niet-gebiopteerde gezonde controles HLA-DQ# positief was De frequentie van HLA-DQ# werd in deze studies niet Data overgenomen uit de NIH review zijn gemarkeerd met NIH; m-d mixed-design studie; c-c case-control Alleen onderzoeken uit de NIH-review met meer dan tien coeliakiepatiënten werden Tabel # werd aangevuld met recente relevante studies Hoewel de overige studies meestal gebruik maakten van niet-gebiopteerde controlegroepen en ze niet primair ontworpen waren ten behoeve van diagnostiek, geven zij een duidelijk beeld van de frequentie van HLA-DQ# en -DQ# in coeliakiepatiënten in verschillende gebieden (tabel #) In de tabel zijn naast studies uit de NIH-review een aantal recentere studies opgenomen Alleen studies met meer dan tien coeliakiepatiënten zijn geïncludeerd.
| 675 | nvmdl |
correcte diagnosestelling in de coeliakiegroep dan aan de beschikbaarheid van bioptgegevens in de controlegroep (inclusie criterium NIH-report) Data uit de NIH-review werden derhalve aangevuld met relevante recente literatuur op basis van de searches in Pubmed en EMBASE Daarnaast werd ook de oude literatuur nog eens gericht doorzocht op prospectieve studies en op Nederlandse studies, gezien het belang hiervan voor de Slechts twee studies in de NIH-review voldeden aan de door hen gestelde kwaliteitscriteria, m n aan de eis dat van zowel de coeliakie als de controle groep duodenumbiopt-gegevens beschikbaar waren (Iltanen, ###; Sacchetti, ###) In deze studies was HLA-DQ# positief in resp ##,#% en ##% van de coeliakiepatiënten, maar ook in een substantieel deel van de controle patiënten (##% en ##% resp ), terwijl ##% van de niet-gebiopteerde gezonde controles HLA-DQ# positief was De frequentie van HLA-DQ# werd in deze studies niet Data overgenomen uit de NIH review zijn gemarkeerd met NIH; m-d mixed-design studie; c-c case-control Alleen onderzoeken uit de NIH-review met meer dan tien coeliakiepatiënten werden Tabel # werd aangevuld met recente relevante studies Hoewel de overige studies meestal gebruik maakten van niet-gebiopteerde controlegroepen en ze niet primair ontworpen waren ten behoeve van diagnostiek, geven zij een duidelijk beeld van de frequentie van HLA-DQ# en -DQ# in coeliakiepatiënten in verschillende gebieden (tabel #) In de tabel zijn naast studies uit de NIH-review een aantal recentere studies opgenomen Alleen studies met meer dan tien coeliakiepatiënten zijn geïncludeerd a v sensitiviteit van HLADQ# en -DQ#, zoals geformuleerd in de NIH-review, niet De sensitiviteit van HLA-DQ# ligt op zich betrekkelijk hoog (p##-p## ##,#-##,#%), en indien gecombineerd met HLA-DQ# (minstens één van beide positief) zelfs zo hoog (P##-## ##,# -###%), dat bij afwezigheid Het geringe percentage HLA-DQ<DATUM> negatieve coeliakiepatiënten kan echter niet buiten beschouwing gelaten worden Coeliakiepatiënten die negatief zijn voor zowel HLA-DQ# als DQ# werden goed gedocumenteerd en gediagnosticeerd volgens de ESPGAN richtlijnen De specificiteit van HLA-DQ# werd in totaal in ## studies in kaart gebracht aan de hand van verschillende populaties, overwegend uit Europa en de VS; in de meeste gevallen betreft het niet gebiopteerde controlegroepen De specificiteit van HLA-DQ ligt in deze studies Omdat de combinatie van HLA-DQ# en -DQ# (minstens één van beide positief) diagnostisch aantrekkelijk is vanwege de hoge sensitiviteit, zijn de studies waarin deze parameter beoordeeld is op specificiteit samengevat in tabel #, De specificiteit van de combinatie HLADQ<DATUM> varieert behoorlijk per studie(populatie), namelijk van ##% tot ##% met een mediaan van ##% In een recente Nederlandse prospectieve studie was ##% van de nietcoeliakiepatiënten positief voor DQ# en/of DQ# (i e specificiteit ##%; Hadithi et al, ###) (Data overgenomen uit de NIH review zijn gemarkeerd met NIH; m-d mixed-design studie; c-c case-control Naast het boven beschreven dragerschap van de HLA-DQ# en/of HLA-DQ# heterodimeer, kan ook de meer precieze samenstelling van het DQ-complex (kwantitatieve aanwezigheid van de afzonderlijke DQ#-ketens) informatie verschaffen over het risico op (gecompliceerde) coeliakie.
| 702 | nvmdl |
en -DQ#, zoals geformuleerd in de NIH-review, niet De sensitiviteit van HLA-DQ# ligt op zich betrekkelijk hoog (p##-p## ##,#-##,#%), en indien gecombineerd met HLA-DQ# (minstens één van beide positief) zelfs zo hoog (P##-## ##,# -###%), dat bij afwezigheid Het geringe percentage HLA-DQ<DATUM> negatieve coeliakiepatiënten kan echter niet buiten beschouwing gelaten worden Coeliakiepatiënten die negatief zijn voor zowel HLA-DQ# als DQ# werden goed gedocumenteerd en gediagnosticeerd volgens de ESPGAN richtlijnen De specificiteit van HLA-DQ# werd in totaal in ## studies in kaart gebracht aan de hand van verschillende populaties, overwegend uit Europa en de VS; in de meeste gevallen betreft het niet gebiopteerde controlegroepen De specificiteit van HLA-DQ ligt in deze studies Omdat de combinatie van HLA-DQ# en -DQ# (minstens één van beide positief) diagnostisch aantrekkelijk is vanwege de hoge sensitiviteit, zijn de studies waarin deze parameter beoordeeld is op specificiteit samengevat in tabel #, De specificiteit van de combinatie HLADQ<DATUM> varieert behoorlijk per studie(populatie), namelijk van ##% tot ##% met een mediaan van ##% In een recente Nederlandse prospectieve studie was ##% van de nietcoeliakiepatiënten positief voor DQ# en/of DQ# (i e specificiteit ##%; Hadithi et al, ###) (Data overgenomen uit de NIH review zijn gemarkeerd met NIH; m-d mixed-design studie; c-c case-control Naast het boven beschreven dragerschap van de HLA-DQ# en/of HLA-DQ# heterodimeer, kan ook de meer precieze samenstelling van het DQ-complex (kwantitatieve aanwezigheid van de afzonderlijke DQ#-ketens) informatie verschaffen over het risico op (gecompliceerde) coeliakie (DQB#*##) de kans op coeliakie te verhogen zowel bij DQ#-positieve als DQ#-negatieve ###; Margaritte-Jeannin, ###) Ook binnen de groep van coeliakiepatiënten lijkt het hebben van meerdere relevante DQ-ketens, b v in DQ#-homozygote patiënten, samen te hangen met ernstige complicaties zoals refractaire coeliakie en EATL (Al-Toma et al, ###) Omdat vooralsnog naast de DQ#- en DQ#-allelen geen andere HLA-DQ allelen lijken samen te hangen met het risico op en het beloop van coeliakie, kan bij een HLA-DQ typering volstaan worden met het kwantitatief in kaart brengen van de vier HLA-DQ<DATUM> allelen Op dit moment is het feit dat individuen die zowel HLA-DQ# als DQ# missen een zeer geringe kans lopen op coeliakie (## á ### keer minder dan iemand die homozygoot is voor DQ#, Margaritte-Jeannin, ### ) de belangrijkste bevinding voor de diagnostiek Er werden geen studies gevonden in de literatuur, waarin HLA-DQ typering geïmplementeerd was in klinisch prospectief diagnostisch onderzoek Een recent Nederlandse onderzoek (Hadithi et al, ###) deed dat wel van ### volwassen patiënten met verdenking coeliakie werd onafhankelijk van elkaar HLA-DQ, een duodenum biopt en serologie geëvalueerd Alle ## coeliakiepatiënten (met vlokatrofie en respons op glutenvrij dieet) waren positief voor HLADQ# of DQ#, terwijl in geen van de ### HLA-DQ#- en -DQ#-negatieve patiënten coeliakie vastgesteld werd Hoewel de omvang van de studie beperkt is, wordt door de auteurs geconcludeerd dat het bepalen van HLA-DQ vroeg in de diagnostische Afwezigheid van HLA-DQ# en/of -DQ# maakt coeliakie onwaarschijnlijk, aangezien de sensitiviteit van HLA-DQ# en/of -DQ# zeer hoog (mediaan ##,# %) is.
| 749 | nvmdl |
als DQ#-negatieve ###; Margaritte-Jeannin, ###) Ook binnen de groep van coeliakiepatiënten lijkt het hebben van meerdere relevante DQ-ketens, b v in DQ#-homozygote patiënten, samen te hangen met ernstige complicaties zoals refractaire coeliakie en EATL (Al-Toma et al, ###) Omdat vooralsnog naast de DQ#- en DQ#-allelen geen andere HLA-DQ allelen lijken samen te hangen met het risico op en het beloop van coeliakie, kan bij een HLA-DQ typering volstaan worden met het kwantitatief in kaart brengen van de vier HLA-DQ<DATUM> allelen Op dit moment is het feit dat individuen die zowel HLA-DQ# als DQ# missen een zeer geringe kans lopen op coeliakie (## á ### keer minder dan iemand die homozygoot is voor DQ#, Margaritte-Jeannin, ### ) de belangrijkste bevinding voor de diagnostiek Er werden geen studies gevonden in de literatuur, waarin HLA-DQ typering geïmplementeerd was in klinisch prospectief diagnostisch onderzoek Een recent Nederlandse onderzoek (Hadithi et al, ###) deed dat wel van ### volwassen patiënten met verdenking coeliakie werd onafhankelijk van elkaar HLA-DQ, een duodenum biopt en serologie geëvalueerd Alle ## coeliakiepatiënten (met vlokatrofie en respons op glutenvrij dieet) waren positief voor HLADQ# of DQ#, terwijl in geen van de ### HLA-DQ#- en -DQ#-negatieve patiënten coeliakie vastgesteld werd Hoewel de omvang van de studie beperkt is, wordt door de auteurs geconcludeerd dat het bepalen van HLA-DQ vroeg in de diagnostische Afwezigheid van HLA-DQ# en/of -DQ# maakt coeliakie onwaarschijnlijk, aangezien de sensitiviteit van HLA-DQ# en/of -DQ# zeer hoog (mediaan ##,# %) is relatief hoge kosten van HLA-typering (#x zo hoog als een serologische test) kennis op het gebied van de andere HLA-DQ allelen is in opkomst; vooralsnog is het daarom verstandig het complete set HLA-DQ allelen te analyseren uitslag ervan is niet afhankelijk van glutengebruik door de patiënt Al-<PERSOON> CJ Human leukocyte antigen-DQ# homozygosity and the development of refractory celiac disease and enteropathyassociated T-cell lymphoma <PERSOON> N, et al <PERSOON> association between coeliac disease, dermatitis herpetiformis and certain HLA-antigens in Icelanders European Journal of Immunogenetics - Official Journal of the British Society for <PERSOON> JJ, Sanz A, <PERSOON> C, et al HLA-DQA#*### and DQB#*## homozygosity and disease susceptibility in Spanish coeliac patiënts <PERSOON> linkage of celiac disease Book L, Hart <PERSOON> JJ, Neuhausen SL Prevalence and clinical characteristics of celiac disease in Downs syndrome in a US study American Journal of Medical celiac disease in U S families American Journal of <PERSOON> F, et al Synergistic effect of two HLA heterodimers in the susceptibility to celiac disease in Tunisia Genetic Epidemiology <PERSOON> P.
| 595 | nvmdl |
zo hoog als een serologische test) kennis op het gebied van de andere HLA-DQ allelen is in opkomst; vooralsnog is het daarom verstandig het complete set HLA-DQ allelen te analyseren uitslag ervan is niet afhankelijk van glutengebruik door de patiënt Al-<PERSOON> CJ Human leukocyte antigen-DQ# homozygosity and the development of refractory celiac disease and enteropathyassociated T-cell lymphoma <PERSOON> N, et al <PERSOON> association between coeliac disease, dermatitis herpetiformis and certain HLA-antigens in Icelanders European Journal of Immunogenetics - Official Journal of the British Society for <PERSOON> JJ, Sanz A, <PERSOON> C, et al HLA-DQA#*### and DQB#*## homozygosity and disease susceptibility in Spanish coeliac patiënts <PERSOON> linkage of celiac disease Book L, Hart <PERSOON> JJ, Neuhausen SL Prevalence and clinical characteristics of celiac disease in Downs syndrome in a US study American Journal of Medical celiac disease in U S families American Journal of <PERSOON> F, et al Synergistic effect of two HLA heterodimers in the susceptibility to celiac disease in Tunisia Genetic Epidemiology <PERSOON> F, et al Down Syndrome and celiac disease the prevalence of high IgA-antigliadin antibodies and HLA-DR and DQ antigens in trisomy ##, Journal of Pediatric Gastroenterology and <PERSOON-##> MM, Ratsch IM, De <PERSOON-##> distribution of DQ genes in the Saharawi population provides only a partial explanation for the high celiac disease prevalence <PERSOON-##> GB, et al Reassessment of HLA association with celiac disease in special reference to the <PERSOON-##> R, <PERSOON-##> MG, et al A gene dosage effect of the DQA#*###/DQB#*### allelic combination influences the clinical heterogeneity of celiac <PERSOON-##> F, et al A high frequency of the A##, B##, <PERSOON-##>##, DQw# extended haplotype in Sardinian celiac disease patiënts further evidence Csizmadia CG, Mearin ML, Oren <PERSOON-##> JB, von Blomberg BM, et al Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with Down antigen processing (TAP, LMP) and HLA class II genes in celiac disease Human Immunology CTLA-# gene polymorphism is associated with predisposition to coeliac disease Gut <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> GT Human leukocyte antigens in Turkish pediatric.
| 507 | nvmdl |
##<DATUM> <PERSOON> F, et al Down Syndrome and celiac disease the prevalence of high IgA-antigliadin antibodies and HLA-DR and DQ antigens in trisomy ##, Journal of Pediatric Gastroenterology and <PERSOON> MM, Ratsch IM, De <PERSOON> distribution of DQ genes in the Saharawi population provides only a partial explanation for the high celiac disease prevalence <PERSOON> GB, et al Reassessment of HLA association with celiac disease in special reference to the <PERSOON> R, <PERSOON> MG, et al A gene dosage effect of the DQA#*###/DQB#*### allelic combination influences the clinical heterogeneity of celiac <PERSOON> F, et al A high frequency of the A##, B##, <PERSOON>##, DQw# extended haplotype in Sardinian celiac disease patiënts further evidence Csizmadia CG, Mearin ML, Oren <PERSOON> JB, von Blomberg BM, et al Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with Down antigen processing (TAP, LMP) and HLA class II genes in celiac disease Human Immunology CTLA-# gene polymorphism is associated with predisposition to coeliac disease Gut <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> GT Human leukocyte antigens in Turkish pediatric Celiac disease in Down Syndrome with HLA serological and molecular studies <PERSOON-##> J, et al Serological markers and HLA-DQ# haplotype among first-degree relatives of celiac patiënts Catalonian Coeliac Disease in at-risk and not-at-risk groups in the United States a large multicenter study Archives of <PERSOON-##> EG HLA-linked genes acting as additive susceptibility factors in celiac disease <PERSOON-##> MC Oligotyping of Italian celiac patiënts with the ##th International Histocompatibility Workshop reagents <PERSOON-##> L, et al High prevalence of celiac sprue-like HLA-DQ genes and enteropathy in patiënts with the microscopic colitis syndrome <PERSOON-##> MA, Lanchbury JS, et al HLA-DRB, DQA, and -DQB polymorphism in celiac disease and enteropathy-associated T-cell lymphoma Common features and additional risk factors for malignancy Hum Immunol ###;##(#) ##-## Iltanen S, <PERSOON-##> A, et al Celiac disease and markers of celiac disease latency in patiënts with primary Sjogren's syndrome American Journal of <PERSOON-##> density of jejunal gammadelta+ <PERSOON-##> of HSP-## in jejunal.
| 524 | nvmdl |
and molecular studies <PERSOON> J, et al Serological markers and HLA-DQ# haplotype among first-degree relatives of celiac patiënts Catalonian Coeliac Disease in at-risk and not-at-risk groups in the United States a large multicenter study Archives of <PERSOON> EG HLA-linked genes acting as additive susceptibility factors in celiac disease <PERSOON> MC Oligotyping of Italian celiac patiënts with the ##th International Histocompatibility Workshop reagents <PERSOON> L, et al High prevalence of celiac sprue-like HLA-DQ genes and enteropathy in patiënts with the microscopic colitis syndrome <PERSOON> MA, Lanchbury JS, et al HLA-DRB, DQA, and -DQB polymorphism in celiac disease and enteropathy-associated T-cell lymphoma Common features and additional risk factors for malignancy Hum Immunol ###;##(#) ##-## Iltanen S, <PERSOON> A, et al Celiac disease and markers of celiac disease latency in patiënts with primary Sjogren's syndrome American Journal of <PERSOON> density of jejunal gammadelta+ <PERSOON> of HSP-## in jejunal Autoimmunity ###;##(#) ###, <PERSOON>H, Fasano A, Caillat-Zucman S, Grosdidier E, Winchester R, Cellier C, Jabri B, Green> PH Relationship of HLA-DQ# and severity of celiac disease comparison of New York and Parisian Karell K, <PERSOON-##> L, et al HLA types in celiac disease patiënts not carrying the DQA# *##-DQB# *## (DQ#) heterodimer Results from the <PERSOON-##> CC, Bhan MK, et al Pediatric celiac disease in <PERSOON-##> is associated with multiple <PERSOON-##># haplotypes <PERSOON-##> L, De <PERSOON-##> M, et al Evidence for immunogenetic predisposition in children with celiac disease and autoimmune thyroid disease <PERSOON-##> J, et al Celiac disease and human leukocyte antigen genotype accuracy of diagnosis in self-diagnosed individuals, dosage effect, and sibling risk <PERSOON-##> CT, D'<PERSOON-##> C, De <PERSOON-##> F, et al Gluten stimulation induces an in vitro expansion of peripheral blood T gamma delta cells from HLA-DQ#-positive subjects of families of patiënts with celiac disease Experimental and <PERSOON-##> A, et al Genomewide linkage analysis of celiac disease in Finnish families American Journal of Human Genetics ###;##(#) ##-#.
| 538 | nvmdl |
<PERSOON>H, Fasano A, Caillat-Zucman S, Grosdidier E, Winchester R, Cellier C, Jabri B, Green> PH Relationship of HLA-DQ# and severity of celiac disease comparison of New York and Parisian Karell K, <PERSOON> L, et al HLA types in celiac disease patiënts not carrying the DQA# *##-DQB# *## (DQ#) heterodimer Results from the <PERSOON> CC, Bhan MK, et al Pediatric celiac disease in <PERSOON> is associated with multiple <PERSOON># haplotypes <PERSOON> L, De <PERSOON> M, et al Evidence for immunogenetic predisposition in children with celiac disease and autoimmune thyroid disease <PERSOON> J, et al Celiac disease and human leukocyte antigen genotype accuracy of diagnosis in self-diagnosed individuals, dosage effect, and sibling risk <PERSOON> CT, D'<PERSOON-##> C, De <PERSOON-##> F, et al Gluten stimulation induces an in vitro expansion of peripheral blood T gamma delta cells from HLA-DQ#-positive subjects of families of patiënts with celiac disease Experimental and <PERSOON-##> A, et al Genomewide linkage analysis of celiac disease in Finnish families American Journal of Human Genetics ###;##(#) #<DATUM> Celiac disease among children in Finland New England Journal of <PERSOON-##> MC, Bourgey M, <PERSOON-##> F HLA-DQ relative risks for coeliac disease in European populations a study of the European Genetics Cluster on <PERSOON-##> P, et al A study of Italian pediatric celiac disease patiënts confirms that the primary HLA association is to the DQ(alpha <PERSOON-##> CF, et al HLA-<PERSOON-##> genotypes of celiac disease patiënts and healthy subjects from the West of Ireland Tissue among healthy members of multiple case coeliac disease families Scandinavian Journal of <PERSOON-##> VC, Zone JJ, et al HLA DQA#DQB# genotypes in Bedouin families with celiac disease Human Immunology ###;##(#) #<DATUM> the DQ heterodimer test in the diagnosis of celiac disease in the Canary Islands (Spain) <PERSOON-##> JL, et al Genetic differences in HLA-DQA#* and DQB#* allelic distributions between celiac and control children in <PERSOON-##> S HLA genotypes in coeliac disease and healthy individuals carrying gliadin antibodies <PERSOON-##> LM.
| 517 | nvmdl |
Celiac disease among children in Finland New England Journal of <PERSOON> MC, Bourgey M, <PERSOON> F HLA-DQ relative risks for coeliac disease in European populations a study of the European Genetics Cluster on <PERSOON> P, et al A study of Italian pediatric celiac disease patiënts confirms that the primary HLA association is to the DQ(alpha <PERSOON> CF, et al HLA-<PERSOON> genotypes of celiac disease patiënts and healthy subjects from the West of Ireland Tissue among healthy members of multiple case coeliac disease families Scandinavian Journal of <PERSOON> VC, Zone JJ, et al HLA DQA#DQB# genotypes in Bedouin families with celiac disease Human Immunology ###;##(#) #<DATUM> the DQ heterodimer test in the diagnosis of celiac disease in the Canary Islands (Spain) <PERSOON> JL, et al Genetic differences in HLA-DQA#* and DQB#* allelic distributions between celiac and control children in <PERSOON> S HLA genotypes in coeliac disease and healthy individuals carrying gliadin antibodies <PERSOON> LM On the HLA-DQ(alpha #*###, beta #*###)-associated susceptibility in celiac disease a possible gene dosage effect of <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> EG, Partanen J HLA-DQ#-negative celiac disease in Finland and <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> J HLA DQ and DP in Finnish families with <PERSOON-##> W, et al Analysis of the CTLA# gene in Swedish coeliac disease patiënts <PERSOON-##> JL, Lazaro <INSTELLING>, Lasierra <PERSOON-##> MP HLA system Phenotypic and gene frequencies in celiac and healthy subjects from the same geographical area Revista Espanola De Enfermedades Digestivas - Organo Oficial De <PERSOON-##> De <PERSOON-##> M, et al Discrimination between celiac and other gastrointestinal disorders in childhood by rapid human lymphocyte <PERSOON-##> for a primary association of celiac disease to a particular HLA-DQ alpha/beta heterodimer Journal of <PERSOON-##> M HLA-DQA#*##DQB#*### positivity predisposes to coeliac disease in Czech diabetic children Acta.
| 464 | nvmdl |
On the HLA-DQ(alpha #*###, beta #*###)-associated susceptibility in celiac disease a possible gene dosage effect of <PERSOON> M, <PERSOON> EG, Partanen J HLA-DQ#-negative celiac disease in Finland and <PERSOON> M, <PERSOON> J HLA DQ and DP in Finnish families with <PERSOON> W, et al Analysis of the CTLA# gene in Swedish coeliac disease patiënts <PERSOON> JL, Lazaro <INSTELLING>, Lasierra <PERSOON> MP HLA system Phenotypic and gene frequencies in celiac and healthy subjects from the same geographical area Revista Espanola De Enfermedades Digestivas - Organo Oficial De <PERSOON> De <PERSOON> M, et al Discrimination between celiac and other gastrointestinal disorders in childhood by rapid human lymphocyte <PERSOON-##> for a primary association of celiac disease to a particular HLA-DQ alpha/beta heterodimer Journal of <PERSOON-##> M HLA-DQA#*##DQB#*### positivity predisposes to coeliac disease in Czech diabetic children Acta Celiac disease among Ashkenazi Jews from Israel A study of the HLA class II alleles and their associations with Tighe <PERSOON-##> PJ HLA class II alleles associated with celiac disease susceptibility in a southern European population <PERSOON-##> of human leukocyte antigens in Turkish children with celiac disease Pediatrics International - Official Journal of the Tuysuz B, <PERSOON-##> O, et al HLA-DQ alleles in patiënts with <PERSOON-##> AF, <PERSOON-##> the contribution of the HLA region to cis DQ#-positive <PERSOON-##> I, <PERSOON-##> MA Allele and haplotype frequencies for HLA class II (DQA# and DQB#) loci in patiënts with celiac disease from <PERSOON-##> JC HLA-DQA# and HLA-DQB# genetic markers and clinical presentation in celiac disease Journal of Pediatric De mucosa van de dunne darm is opgebouwd uit lange slanke villi met een crypt-villus verhouding van <DATUM> tot <DATUM> Een dunnedarmbiopt wordt beschouwd als zijnde normaal als er meer dan vier biopten op rij een normaal aspect bezitten (<PERSOON-##> ###) In een normaal dunnedarmbiopt zijn er lage aantallen intra-epitheliale lymfocyten De meeste.
| 472 | nvmdl |
study of the HLA class II alleles and their associations with Tighe <PERSOON> PJ HLA class II alleles associated with celiac disease susceptibility in a southern European population <PERSOON> of human leukocyte antigens in Turkish children with celiac disease Pediatrics International - Official Journal of the Tuysuz B, <PERSOON> O, et al HLA-DQ alleles in patiënts with <PERSOON> AF, <PERSOON> the contribution of the HLA region to cis DQ#-positive <PERSOON> I, <PERSOON> MA Allele and haplotype frequencies for HLA class II (DQA# and DQB#) loci in patiënts with celiac disease from <PERSOON> JC HLA-DQA# and HLA-DQB# genetic markers and clinical presentation in celiac disease Journal of Pediatric De mucosa van de dunne darm is opgebouwd uit lange slanke villi met een crypt-villus verhouding van <DATUM> tot <DATUM> Een dunnedarmbiopt wordt beschouwd als zijnde normaal als er meer dan vier biopten op rij een normaal aspect bezitten (<PERSOON> ###) In een normaal dunnedarmbiopt zijn er lage aantallen intra-epitheliale lymfocyten De meeste Men neemt aan dat onder andere peptische invloeden vanuit de maag hierbij belangrijk zijn Ook in gebieden over lymfefollikels zijn er irregulaire villus/crypt patronen en is er een Een dunnedarmbiopt met vier villi op rij met een normaal aspect en een cryptvlok-verhouding van <DATUM> of meer mag men als normaal beschouwen Het aantal intra-epitheliale lymfocyten (IELâs) moet als niet relevant worden beschouwd in epitheel dat op lymfefollikels ligt Hoewel jejunum een goede plaats is voor dunnedarmbiopten voor coeliakie is ook aangetoond dat distale duodenum een goede plaats is voor een biopsie (<PERSOON-##> ###;<PERSOON-##> de gluten-sensitieve enteropathische afwijkingen niet uniform in de dunne darm hoeven voor te komen (<PERSOON-##> ###) en omdat ook andere afwijkingen die verantwoordelijk kunnen zijn voor pathologie in de dunne darm, bijvoorbeeld ectopisch maagslijmvlies, focaal kunnen voorkomen, wordt geadviseerd om Ook is het sterk aan te bevelen om in dezelfde sessie enkele maagbiopten uit antrum en corpus te nemen aangezien hiermee een deel van de afwijkingen die verantwoordelijk zijn worden Onder andere bij Hp gastritis en Ziekte van Crohn, waarbij in de maag vaker histologisch substraat is dan in de dunne darm, kan in de dunne darm van een toename van Het distale duodenum is een goede plaats voor de dunne darmbiopsie in het Hoewel de dunnedarmafwijkingen bij coeliakie elders in deze richtlijn samengevat worden als de âhistologische trias van coeliakieâ, bestaand uit epitheliale lymfocytose, crypthyperplasie en vlokatrofie, is het van belang dat zij in de praktijk nauwkeuriger in kaart gebracht worden Vanuit het werk van <PERSOON-##> ###) worden de dunne darmafwijkingen gestadieerd.
| 537 | nvmdl |
zijn Ook in gebieden over lymfefollikels zijn er irregulaire villus/crypt patronen en is er een Een dunnedarmbiopt met vier villi op rij met een normaal aspect en een cryptvlok-verhouding van <DATUM> of meer mag men als normaal beschouwen Het aantal intra-epitheliale lymfocyten (IELâs) moet als niet relevant worden beschouwd in epitheel dat op lymfefollikels ligt Hoewel jejunum een goede plaats is voor dunnedarmbiopten voor coeliakie is ook aangetoond dat distale duodenum een goede plaats is voor een biopsie (<PERSOON> ###;<PERSOON> de gluten-sensitieve enteropathische afwijkingen niet uniform in de dunne darm hoeven voor te komen (<PERSOON> ###) en omdat ook andere afwijkingen die verantwoordelijk kunnen zijn voor pathologie in de dunne darm, bijvoorbeeld ectopisch maagslijmvlies, focaal kunnen voorkomen, wordt geadviseerd om Ook is het sterk aan te bevelen om in dezelfde sessie enkele maagbiopten uit antrum en corpus te nemen aangezien hiermee een deel van de afwijkingen die verantwoordelijk zijn worden Onder andere bij Hp gastritis en Ziekte van Crohn, waarbij in de maag vaker histologisch substraat is dan in de dunne darm, kan in de dunne darm van een toename van Het distale duodenum is een goede plaats voor de dunne darmbiopsie in het Hoewel de dunnedarmafwijkingen bij coeliakie elders in deze richtlijn samengevat worden als de âhistologische trias van coeliakieâ, bestaand uit epitheliale lymfocytose, crypthyperplasie en vlokatrofie, is het van belang dat zij in de praktijk nauwkeuriger in kaart gebracht worden Vanuit het werk van <PERSOON> ###) worden de dunne darmafwijkingen gestadieerd Type # laat geen morfologische afwijkingen zien maar hier kunnen al wel met speciale Type # noemde hij het infiltratieve type waarbij er intra-epitheliale lymfocytose bestaat maar waarbij de vlok-crypt verhouding normaal is zonder hyperplasie van de crypten Type # heeft een verhoogd aantal intra-epitheliale lymfocyten met crypthyperplastische Type # heeft een verhoogd aantal intra-epitheliale lymfocyten met verlies van crypten Type # is een laesie waarbij er atrofie/destructie bestaat maar geen significant infiltraat Aangezien deze classificatie geen recht doet aan de diverse typen âdestructieveâ afwijkingen hebben we deze in de Nederlandse situatie verder opgesplitst in Type IIIA, IIIB, en IIIC al naar gelang de mate van atrofie Tevens is het verschil tussen type II en III anders en meer In de Nederlandse setting maken we gebruik van de zogenaamde gemodificeerde Marshclassificatie Deze is als volgt gedefinieerd waarbij type # wordt weggelaten aangezien deze geen morfologische afwijkingen vertoont en derhalve in de dagelijkse praktijk niet is op te zonder crypthyperplasie, ook wel lymfocytaire enteritis genoemd Gestoorde vlokarchitectuur met een (sub)totale afwezigheid van villi De validiteit is in een aantal onderzoeken aangetoond; er is onder andere een goede relatie benoemd Bij gezonde personen is het aantal intra-epitheliale lymfocyten sterk variabel; volgens een studie (<PERSOON> ###) tussen de # en ## Ook is er een verschil wanneer men het aantal lymfocyten telt in een routine HE coupe of dat men dit doet met behulp van een CD#kleuring In een studie (Veress ###) werd het aantal intra-epitheliale lymfocyten ##% hoger.
| 593 | nvmdl |
# laat geen morfologische afwijkingen zien maar hier kunnen al wel met speciale Type # noemde hij het infiltratieve type waarbij er intra-epitheliale lymfocytose bestaat maar waarbij de vlok-crypt verhouding normaal is zonder hyperplasie van de crypten Type # heeft een verhoogd aantal intra-epitheliale lymfocyten met crypthyperplastische Type # heeft een verhoogd aantal intra-epitheliale lymfocyten met verlies van crypten Type # is een laesie waarbij er atrofie/destructie bestaat maar geen significant infiltraat Aangezien deze classificatie geen recht doet aan de diverse typen âdestructieveâ afwijkingen hebben we deze in de Nederlandse situatie verder opgesplitst in Type IIIA, IIIB, en IIIC al naar gelang de mate van atrofie Tevens is het verschil tussen type II en III anders en meer In de Nederlandse setting maken we gebruik van de zogenaamde gemodificeerde Marshclassificatie Deze is als volgt gedefinieerd waarbij type # wordt weggelaten aangezien deze geen morfologische afwijkingen vertoont en derhalve in de dagelijkse praktijk niet is op te zonder crypthyperplasie, ook wel lymfocytaire enteritis genoemd Gestoorde vlokarchitectuur met een (sub)totale afwezigheid van villi De validiteit is in een aantal onderzoeken aangetoond; er is onder andere een goede relatie benoemd Bij gezonde personen is het aantal intra-epitheliale lymfocyten sterk variabel; volgens een studie (<PERSOON> ###) tussen de # en ## Ook is er een verschil wanneer men het aantal lymfocyten telt in een routine HE coupe of dat men dit doet met behulp van een CD#kleuring In een studie (Veress ###) werd het aantal intra-epitheliale lymfocyten ##% hoger Een routinematige bepaling van de intra-epitheliale lymfocytose met behulp van een CD# kleuring lijkt vooralsnog niet geïndiceerd Een goed screeningsprotocol (Biagi ###) lijkt het volgende bepaal of de ratio epitheliale cellen/lymfocyten meer is dan <DATUM> (## lymfocyten per ### epitheliale cellen) Als dit zo is dan kan er een CD#-kleuring worden gedaan Als het aantal meer is dan ## lymfocyten Waarden tussen de ## and ## moeten gerapporteerd worden als borderline en waarden van ## of meer impliceren definitief een pathologische intra-epitheliale lymfocytose Biagi (###) suggereerde ook een andere methode om vroege of minder ernstige vormen van coeliakie op te sporen namelijk het bepalen van de zgn villus tip laesie het bepalen van de intra-epitheliale lymfocytose in de top van de villi waarbij een IEL-score bij niet coeliakiepatiënten van #,# (SD, #,#; range, #,#â#,#) en #,# (SD, #,#; range, #,#â##,#) bij patiënten met coeliakie werd gevonden Ook lijkt de preferente ligging ter hoogte van de toppen van de villi meer bij Gluten Sensitieve Enteropathie (GSE) voor te komen dan bij In het algemeen neemt men dus aan dat een aantal van ## intra-epitheliale lymfocyten Het meten en interpreteren van intra-epitheliale lymfocytose blijkt in de praktijk betrekkelijk Er zijn ook andere ziekten die aanleiding kunnen geven tot een intra-epitheliale lymfocytose Deze zijn een Hp gastritis, ectopisch maagslijmvlies, Ziekte van Crohn, infecties en diverse auto-immuun ziekten Veelal is er bij de eerste twee afwijkingen ook een acute ontsteking aanwezig in het dunnedarmbiopt.
| 639 | nvmdl |
routinematige bepaling van de intra-epitheliale lymfocytose met behulp van een CD# kleuring lijkt vooralsnog niet geïndiceerd Een goed screeningsprotocol (Biagi ###) lijkt het volgende bepaal of de ratio epitheliale cellen/lymfocyten meer is dan <DATUM> (## lymfocyten per ### epitheliale cellen) Als dit zo is dan kan er een CD#-kleuring worden gedaan Als het aantal meer is dan ## lymfocyten Waarden tussen de ## and ## moeten gerapporteerd worden als borderline en waarden van ## of meer impliceren definitief een pathologische intra-epitheliale lymfocytose Biagi (###) suggereerde ook een andere methode om vroege of minder ernstige vormen van coeliakie op te sporen namelijk het bepalen van de zgn villus tip laesie het bepalen van de intra-epitheliale lymfocytose in de top van de villi waarbij een IEL-score bij niet coeliakiepatiënten van #,# (SD, #,#; range, #,#â#,#) en #,# (SD, #,#; range, #,#â##,#) bij patiënten met coeliakie werd gevonden Ook lijkt de preferente ligging ter hoogte van de toppen van de villi meer bij Gluten Sensitieve Enteropathie (GSE) voor te komen dan bij In het algemeen neemt men dus aan dat een aantal van ## intra-epitheliale lymfocyten Het meten en interpreteren van intra-epitheliale lymfocytose blijkt in de praktijk betrekkelijk Er zijn ook andere ziekten die aanleiding kunnen geven tot een intra-epitheliale lymfocytose Deze zijn een Hp gastritis, ectopisch maagslijmvlies, Ziekte van Crohn, infecties en diverse auto-immuun ziekten Veelal is er bij de eerste twee afwijkingen ook een acute ontsteking aanwezig in het dunnedarmbiopt een maagbiopt en de voorgeschiedenis belangrijk Bij de ziekte van Crohn is in het maagbiopt veelal meer morfologisch substraat aanwezig in de vorm van een zogenaamde âfocally enhanced gastritisâ dan in het dunne darmbiopt Uiteraard kan er een co-existentie zijn van GSE met een der bovengenoemde afwijkingen relevant als grenswaarde voor de diagnose lymfocytaire enteritis (Marsh I) Voor een goede telling is het nodig te schatten of het aantal lymfocyten meer is dan één per vijf epitheelcellen, en als dit zo is met behulp van een CD#- kleuring een objectieve vaststelling van het aantal te bepalen Bij sterk verhoogde aantallen IELâs is deze objectieve vaststelling niet nodig De reactie op therapie lijkt bij volwassenen en kinderen verschillend Is het herstel bij kinderen prompt en schijnbaar volledig, bij volwassenen is dit trager en vaak incompleet (Wahab ###) De betekenis van geïsoleerde intra-epitheliale lymfocytose bij de in eerste instantie niet voor coeliakie verdachte patiënt is onduidelijk Tussen de ## en ##% (Kakar ###; Mahadeva ###) blijken bij follow-up coeliakie hebben Dit betekent wel dat dit een De morfologische normalisering van de dunne darm mucosa verloopt bij Van refractaire coeliakie wordt gesproken als een patiënt niet of niet meer reageert op een glutenvrij dieet Er bestaan klachten van diarree en malabsorptie en de trias van vlokatrofie, zoals eerder besproken, persisteert Dieetfouten en andere oorzaken van vlokatrofie moeten eerst uitgesloten worden Refractaire coeliakie kan onderverdeeld worden in type I en type II,.
| 633 | nvmdl |
belangrijk Bij de ziekte van Crohn is in het maagbiopt veelal meer morfologisch substraat aanwezig in de vorm van een zogenaamde âfocally enhanced gastritisâ dan in het dunne darmbiopt Uiteraard kan er een co-existentie zijn van GSE met een der bovengenoemde afwijkingen relevant als grenswaarde voor de diagnose lymfocytaire enteritis (Marsh I) Voor een goede telling is het nodig te schatten of het aantal lymfocyten meer is dan één per vijf epitheelcellen, en als dit zo is met behulp van een CD#- kleuring een objectieve vaststelling van het aantal te bepalen Bij sterk verhoogde aantallen IELâs is deze objectieve vaststelling niet nodig De reactie op therapie lijkt bij volwassenen en kinderen verschillend Is het herstel bij kinderen prompt en schijnbaar volledig, bij volwassenen is dit trager en vaak incompleet (Wahab ###) De betekenis van geïsoleerde intra-epitheliale lymfocytose bij de in eerste instantie niet voor coeliakie verdachte patiënt is onduidelijk Tussen de ## en ##% (Kakar ###; Mahadeva ###) blijken bij follow-up coeliakie hebben Dit betekent wel dat dit een De morfologische normalisering van de dunne darm mucosa verloopt bij Van refractaire coeliakie wordt gesproken als een patiënt niet of niet meer reageert op een glutenvrij dieet Er bestaan klachten van diarree en malabsorptie en de trias van vlokatrofie, zoals eerder besproken, persisteert Dieetfouten en andere oorzaken van vlokatrofie moeten eerst uitgesloten worden Refractaire coeliakie kan onderverdeeld worden in type I en type II, in de duodenumbiopten Morfologisch zijn deze aberrante T-cellen niet te onderscheiden van normale T-cellen Deze cellen hebben veelal een clonale rearrangement van hun T-cel receptor, vast te stellen met PCR van het darmbiopt Deze cellen hebben een verlies van de oppervlaktemarkers CD#, en CD#, met behoud van CD# en CD### Het CD#-molecuul blijft cytoplasmatisch aantoonbaar; dit is aan te tonen door middel van flowcytometrie Een eenvoudige test is het immunohistochemisch bepalen van de ratio van CD# ten opzichte van CD# waarbij een verhouding van ⥠<DATUM> als cutoff point geldt Men kan dan meer geavanceerd onderzoek instellen zoals flowcytometrie en clonaliteits-onderzoek (Cellier ###; CerfBensussan ###; Brousse ###) Soms verschijnen er grotere en deels CD##-positieve cellen intra-epitheliaal of in de lamina propria Waarschijnlijk zijn dit vroege morfologische tekenen van een T-cel lymfoom Patiënten met refractaire coeliakie type II hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van een enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom ## tot ## % in de periode van vijf jaar (Daum ###, Cellier ###, Al-Toma ###) Men deelt de refractaire coeliakie in in twee typen Type I en II waarbij type II is gedefinieerd als een niet op een glutenvrij dieet reagerende patiënt met fenotypisch abnormale T-cellen met een grote kans op het ontwikkelen van Al-<PERSOON> CJ Survival in refractory coeliac Biagi, F , et al "Intraepithelial lymphocytes in the villous tip do they indicate potential coeliac Brousse, N , et al.
| 607 | nvmdl |
te onderscheiden van normale T-cellen Deze cellen hebben veelal een clonale rearrangement van hun T-cel receptor, vast te stellen met PCR van het darmbiopt Deze cellen hebben een verlies van de oppervlaktemarkers CD#, en CD#, met behoud van CD# en CD### Het CD#-molecuul blijft cytoplasmatisch aantoonbaar; dit is aan te tonen door middel van flowcytometrie Een eenvoudige test is het immunohistochemisch bepalen van de ratio van CD# ten opzichte van CD# waarbij een verhouding van ⥠<DATUM> als cutoff point geldt Men kan dan meer geavanceerd onderzoek instellen zoals flowcytometrie en clonaliteits-onderzoek (Cellier ###; CerfBensussan ###; Brousse ###) Soms verschijnen er grotere en deels CD##-positieve cellen intra-epitheliaal of in de lamina propria Waarschijnlijk zijn dit vroege morfologische tekenen van een T-cel lymfoom Patiënten met refractaire coeliakie type II hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van een enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom ## tot ## % in de periode van vijf jaar (Daum ###, Cellier ###, Al-Toma ###) Men deelt de refractaire coeliakie in in twee typen Type I en II waarbij type II is gedefinieerd als een niet op een glutenvrij dieet reagerende patiënt met fenotypisch abnormale T-cellen met een grote kans op het ontwikkelen van Al-<PERSOON> CJ Survival in refractory coeliac Biagi, F , et al "Intraepithelial lymphocytes in the villous tip do they indicate potential coeliac Brousse, N , et al lymphoma <PERSOON>, and <PERSOON> hyperplasia to T cell lymphoma " Gut Daum et all <PERSOON> CJ Refractory coeliac disease <PERSOON> Pract Res New York and Parisian cohorts " Clin Gastroenterol Hepatol #,## (###) ###-## Kakar, S , et al "Significance of intraepithelial lymphocytosis in small bowel biopsy samples with <PERSOON>, and <PERSOON> "Is a raised intraepithelial lymphocyte count with normal duodenal villous architecture clinically relevant?" Journal of <PERSOON> in Molecular Medicine Celiac disease Methods in <PERSOON>, and <PERSOON-##> intestinal biopsies in celiac disease <PERSOON-##>, and <PERSOON-##> diagnosis of glutensensitive enteropathy " Current diagnostic pathology (###) <PERSOON-##>, and <PERSOON-##> on pathology of the Rostami, K , et al "SAT and serology in adult coeliacs, seronegative coeliac disease seems a <PERSOON-##>, W J , et al "Duodenal versus jejunal biopsies in suspected celiac disease " Endoscopy Veress, B , et al "Duodenal intraepithelial lymphocyte-count revisited " <PERSOON-##>, P J , J W.
| 576 | nvmdl |
### (###) #<DATUM> <PERSOON>, and <PERSOON> hyperplasia to T cell lymphoma " Gut Daum et all <PERSOON> CJ Refractory coeliac disease <PERSOON> Pract Res New York and Parisian cohorts " Clin Gastroenterol Hepatol #,## (###) ###-## Kakar, S , et al "Significance of intraepithelial lymphocytosis in small bowel biopsy samples with <PERSOON>, and <PERSOON> "Is a raised intraepithelial lymphocyte count with normal duodenal villous architecture clinically relevant?" Journal of <PERSOON> in Molecular Medicine Celiac disease Methods in <PERSOON>, and <PERSOON> intestinal biopsies in celiac disease <PERSOON-##>, and <PERSOON-##> diagnosis of glutensensitive enteropathy " Current diagnostic pathology (###) <PERSOON-##>, and <PERSOON-##> on pathology of the Rostami, K , et al "SAT and serology in adult coeliacs, seronegative coeliac disease seems a <PERSOON-##>, W J , et al "Duodenal versus jejunal biopsies in suspected celiac disease " Endoscopy Veress, B , et al "Duodenal intraepithelial lymphocyte-count revisited " <PERSOON-##> follow-up of people with celiac disease on a gluten-free diet slow and incomplete recovery " <PERSOON-##> ###,# (###) ###-## Is een biopsie nog nodig als relevante antistoffen (tTGA en EMA) positief zijn? Er is internationale consensus dat de diagnose coeliakie altijd bevestigd moet worden met een dunnedarmbiopt onder glutenbelasting, waarin histologische veranderingen passend bij coeliakie moeten worden gezien (Hill et al, ###; NIH ###) Alleen serologische bepalingen zijn onvoldoende om de diagnose definitief te stellen De implicaties van het stellen van de diagnose coeliakie zijn vergaand; een levenslang glutenvrij dieet <PERSOON-##> na een histologisch bevestigde diagnose kan gestart worden met een glutenvrij dieet De diagnose coeliakie dient bevestigd te worden met een dunnedarmbiopsie <PERSOON-##> S et al Guideline for the diagnosis and treatment of celiac disease in children recommendations of the North American Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology and <PERSOON-##> of Health Consensus Development Conference Statement on Celiac Disease, Coeliakie kan zich uiten met milde, aspecifieke klachten en het endoscopische aspect van de dunne darm hoeft niet direct de diagnose naar voren te brengen De negatief voorspellende waarde van met coeliakie samenhangende antistoffen is beperkt in geval van mildere vormen van vlokatrofie Met coeliakie samenhangende immunogenetische merkers hebben een lage positief voorspellende waarde Screeningsstudies naar het voorkomen van.
| 550 | nvmdl |
<PERSOON> "Histologic follow-up of people with celiac disease on a gluten-free diet slow and incomplete recovery " <PERSOON> ###,# (###) ###-## Is een biopsie nog nodig als relevante antistoffen (tTGA en EMA) positief zijn? Er is internationale consensus dat de diagnose coeliakie altijd bevestigd moet worden met een dunnedarmbiopt onder glutenbelasting, waarin histologische veranderingen passend bij coeliakie moeten worden gezien (Hill et al, ###; NIH ###) Alleen serologische bepalingen zijn onvoldoende om de diagnose definitief te stellen De implicaties van het stellen van de diagnose coeliakie zijn vergaand; een levenslang glutenvrij dieet <PERSOON> na een histologisch bevestigde diagnose kan gestart worden met een glutenvrij dieet De diagnose coeliakie dient bevestigd te worden met een dunnedarmbiopsie <PERSOON> S et al Guideline for the diagnosis and treatment of celiac disease in children recommendations of the North American Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology and <PERSOON> of Health Consensus Development Conference Statement on Celiac Disease, Coeliakie kan zich uiten met milde, aspecifieke klachten en het endoscopische aspect van de dunne darm hoeft niet direct de diagnose naar voren te brengen De negatief voorspellende waarde van met coeliakie samenhangende antistoffen is beperkt in geval van mildere vormen van vlokatrofie Met coeliakie samenhangende immunogenetische merkers hebben een lage positief voorspellende waarde Screeningsstudies naar het voorkomen van Het daadwerkelijke voorkomen ligt vele malen hoger en suggereert een sterke onderdiagnostiek (zie gerelateerde hoofdstukken in deze richtlijn) Bij patiënten met auto-immune prevalentie van coeliakie geschat op #% Uit deze gegevens zou men kunnen concluderen dat door het standaard afnemen van duodenum biopsieën bij elke gastro-duodenoscopie de diagnostische potentie voor het stellen van de diagnose coeliakie zou kunnen verbeteren In een epidemiologische studie van <PERSOON> et al (###) is de prevalentie van coeliakie in Nederlandse regioâs waar de interesse voor coeliakie groter is en tijdens endoscopie laagdrempelig gebiopteerd wordt vier maal hoger dan in regioâs waar dit niet gebeurt Dickey en Hughes (###) onderzochten de voorspellende waarde van endoscopische markers voor vlokatrofie en histologische vlokatrofie bij ### patiënten met coeliakie en vonden een sensitiviteit van endoscopische markers van ##% bij partiële vlokatrofie en ##% bij subtotale- of totale vlokatrofie Gezien de lage sensitiviteit adviseren zij laagdrempelig te vergelijking met histologische uitkomsten bij ## patiënten met dyspeptische klachten en ## patiënten verdacht voor coeliakie en ## gezonde vrijwilligers Van de dyspeptische patiënten hadden vier endoscopische markers voor coeliakie, terwijl geen van hen vlokatrofie bleek te hebben Eén patiënt zonder endoscopische afwijkingen bleek wel partiële vlokatrofie te hebben Van de ## patiënten die verdacht werden van coeliakie bleken ## endoscopische aanwijzingen voor vlokatrofie te hebben, terwijl bij tien van de ## histologisch vlokatrofie aangetoond werd Bij de controles werden geen endoscopische of histologische afwijkingen waargenomen Conclusie is dus dat bij verdenking op coeliakie het endoscopisch beeld sensitief is maar minder specifiek en bij dyspeptische personen het endoscopische beeld niet.
| 599 | nvmdl |
onderdiagnostiek (zie gerelateerde hoofdstukken in deze richtlijn) Bij patiënten met auto-immune prevalentie van coeliakie geschat op #% Uit deze gegevens zou men kunnen concluderen dat door het standaard afnemen van duodenum biopsieën bij elke gastro-duodenoscopie de diagnostische potentie voor het stellen van de diagnose coeliakie zou kunnen verbeteren In een epidemiologische studie van <PERSOON> et al (###) is de prevalentie van coeliakie in Nederlandse regioâs waar de interesse voor coeliakie groter is en tijdens endoscopie laagdrempelig gebiopteerd wordt vier maal hoger dan in regioâs waar dit niet gebeurt Dickey en Hughes (###) onderzochten de voorspellende waarde van endoscopische markers voor vlokatrofie en histologische vlokatrofie bij ### patiënten met coeliakie en vonden een sensitiviteit van endoscopische markers van ##% bij partiële vlokatrofie en ##% bij subtotale- of totale vlokatrofie Gezien de lage sensitiviteit adviseren zij laagdrempelig te vergelijking met histologische uitkomsten bij ## patiënten met dyspeptische klachten en ## patiënten verdacht voor coeliakie en ## gezonde vrijwilligers Van de dyspeptische patiënten hadden vier endoscopische markers voor coeliakie, terwijl geen van hen vlokatrofie bleek te hebben Eén patiënt zonder endoscopische afwijkingen bleek wel partiële vlokatrofie te hebben Van de ## patiënten die verdacht werden van coeliakie bleken ## endoscopische aanwijzingen voor vlokatrofie te hebben, terwijl bij tien van de ## histologisch vlokatrofie aangetoond werd Bij de controles werden geen endoscopische of histologische afwijkingen waargenomen Conclusie is dus dat bij verdenking op coeliakie het endoscopisch beeld sensitief is maar minder specifiek en bij dyspeptische personen het endoscopische beeld niet ##,#% ) In de gehele periode werd bij ### van de ### endoscopieën biopten afgenomen Zij vonden coeliakie bij ## patiënten (#,#%), waarbij slechts bij ##% door klassieke kenmerken een sterke klinische en/of endoscopische verdenking op coeliakie bestond en concluderen dat routinematig afnemen van dunnedarmbiopten zinvol is Mandal et al (###) onderzocht in een prospectieve studie de waarde van het routinematig afnemen van dunne darmbiopsieën Bij opeenvolgend ### patiënten, bij wie geen evidente verklaring voor ijzergebreksanemie bij endoscopie werd gevonden werden duodenumbiopten genomen Bij negen (#,#%) bleek sprake van coeliakie Zij concluderen dat routinematig Kori et al (###) onderzochten het resultaat van routinematig afnemen van dunne darmbiopten bij een pediatrische populatie Bij ### patiënten, die om uiteenlopende redenen een endoscopie ondergingen werden dunne darmbiopten afgenomen Zij vonden bij ### patiënten (##,#%) geen histologische afwijkingen en bij tien giardia lamblia (#,#%), bij ## milde aspecifieke chronische ontsteking (#,#%), bij acht lymfocytaire enteritis (#,#%), bij twee gemengd acute en chronische ontsteking, bij één lymfatische dilatatie en één een milde aspecifieke laesie De negatief voorspellende waarde voor een normaal endoscopisch beeld is in deze groep ##,#% Zij concluderen dat het routinematig afnemen van biopten in deze Ackerman et al (###) onderzochten prospectief de uitkomsten van routinematig dunne darm biopsieën bij gastro-duodenoscopie bij ## patiënten die onderzocht werden vanwege ijzergebreksanemie en vergeleken deze groep met een controlegroep waarin patiënten met indicaties voor endoscopie ## patiënten met ijzergebreksanemie bleken histologische.
| 674 | nvmdl |
##,#% ) In de gehele periode werd bij ### van de ### endoscopieën biopten afgenomen Zij vonden coeliakie bij ## patiënten (#,#%), waarbij slechts bij ##% door klassieke kenmerken een sterke klinische en/of endoscopische verdenking op coeliakie bestond en concluderen dat routinematig afnemen van dunnedarmbiopten zinvol is Mandal et al (###) onderzocht in een prospectieve studie de waarde van het routinematig afnemen van dunne darmbiopsieën Bij opeenvolgend ### patiënten, bij wie geen evidente verklaring voor ijzergebreksanemie bij endoscopie werd gevonden werden duodenumbiopten genomen Bij negen (#,#%) bleek sprake van coeliakie Zij concluderen dat routinematig Kori et al (###) onderzochten het resultaat van routinematig afnemen van dunne darmbiopten bij een pediatrische populatie Bij ### patiënten, die om uiteenlopende redenen een endoscopie ondergingen werden dunne darmbiopten afgenomen Zij vonden bij ### patiënten (##,#%) geen histologische afwijkingen en bij tien giardia lamblia (#,#%), bij ## milde aspecifieke chronische ontsteking (#,#%), bij acht lymfocytaire enteritis (#,#%), bij twee gemengd acute en chronische ontsteking, bij één lymfatische dilatatie en één een milde aspecifieke laesie De negatief voorspellende waarde voor een normaal endoscopisch beeld is in deze groep ##,#% Zij concluderen dat het routinematig afnemen van biopten in deze Ackerman et al (###) onderzochten prospectief de uitkomsten van routinematig dunne darm biopsieën bij gastro-duodenoscopie bij ## patiënten die onderzocht werden vanwege ijzergebreksanemie en vergeleken deze groep met een controlegroep waarin patiënten met indicaties voor endoscopie ## patiënten met ijzergebreksanemie bleken histologische Zij achten routinematig afnemen van dunne darmbiopsieën daarom zinvol Het standaard afnemen van dunne darmbiopten bij elke gastro-duodenoscopie lijkt de diagnostische potentie voor het stellen van de diagnose coeliakie te kunnen verbeteren, met name bij patiënten met auto-immune Zorgvuldige endoscopische beoordeling van het slijmvlies van het duodenum signaleert wel een deel, maar zeker niet alle patiënten met histologische afwijkingen De opbrengst in diagnoses door afname van biopten varieert in de studies tussen de # en ##% Bij patiënten met onbegrepen ijzergebreksanemie en steatorrhoe is de meeropbrengst voor de diagnose coeliakie hoger dan in patiënten met dyspeptische Het risico van complicaties door het afnemen van biopten lijkt minimaal Voor wat betreft de afweging tussen kosten en baten is geen literatuur voorhanden Bij patiënten met een hoger risicoprofiel voor coeliakie, zoals eerstegraads familieleden en patiënten met auto-immune aandoeningen en kinderen met gastro-intestinale klachten, wordt geadviseerd standaard een dunne darmbiopt af te nemen bij scopie endoscopic evaluation of adults with iron deficiency anaemia <PERSOON> sensitivity of endoscopic markers for villous atrophy in a high risk population implications for celiac disease diagnosis during routine endoscopy <PERSOON> CGJ Epidemiological survey of the Dutch Coeliac Disease Society an update ###, <PERSOON> significance of routine duodenal biopsies in pediatric patiënts undergoing upper intestinal endoscopy <PERSOON>.
| 614 | nvmdl |
zinvol Het standaard afnemen van dunne darmbiopten bij elke gastro-duodenoscopie lijkt de diagnostische potentie voor het stellen van de diagnose coeliakie te kunnen verbeteren, met name bij patiënten met auto-immune Zorgvuldige endoscopische beoordeling van het slijmvlies van het duodenum signaleert wel een deel, maar zeker niet alle patiënten met histologische afwijkingen De opbrengst in diagnoses door afname van biopten varieert in de studies tussen de # en ##% Bij patiënten met onbegrepen ijzergebreksanemie en steatorrhoe is de meeropbrengst voor de diagnose coeliakie hoger dan in patiënten met dyspeptische Het risico van complicaties door het afnemen van biopten lijkt minimaal Voor wat betreft de afweging tussen kosten en baten is geen literatuur voorhanden Bij patiënten met een hoger risicoprofiel voor coeliakie, zoals eerstegraads familieleden en patiënten met auto-immune aandoeningen en kinderen met gastro-intestinale klachten, wordt geadviseerd standaard een dunne darmbiopt af te nemen bij scopie endoscopic evaluation of adults with iron deficiency anaemia <PERSOON> sensitivity of endoscopic markers for villous atrophy in a high risk population implications for celiac disease diagnosis during routine endoscopy <PERSOON> CGJ Epidemiological survey of the Dutch Coeliac Disease Society an update ###, <PERSOON> significance of routine duodenal biopsies in pediatric patiënts undergoing upper intestinal endoscopy <PERSOON> P n Endoscopic markers of villous atrophy are not useful for the detection of celiac disease in Mandal AK, <PERSOON> TC Value of routine duodenal biopsy in diagnosing coeliac disease in patiënts with iron deficiency anaemia <PERSOON> E, <PERSOON> of duodenal biopsy during upper gastrointestinal endoscopy for diagnosis of celiac Als een biopt normaal is, is de kans op coeliakie dan nihil? Meestal is het biopt bij een patiënt met coeliakie evident afwijkend Dat kan zijn architecturaal of anders in de zin van een intra-epitheliale lymfocytose met toename van CD# positieve IELâs In een enkele casus is het biopt normaal terwijl er of serologische afwijkingen (tTGA, EMA) zijn (Sharbati ###, Paparo ###) of blijkt in de follow-up of na glutenbelasting Paparo et al vonden bij een populatie van ### kinderen die positief waren voor coeliakie gerelateerde antistoffen en HLA-DQ<DATUM> in ## een normale architectuur in de dunne darm biopsie Van deze ## patiënten was er bij ## een toename van het aantal CD# positieve cellen en bij ## een toename van het aantal γ/δ cellen intra-epitheliaal Bij een deel van de overige patiënten (#,#%) werd er met behulp van scanning ook elektronen microscopisch onderzoek morfologisch afwijkingen van de epitheel cellen waargenomen De detectie van tTG specifieke immunoglobuline deposities in de mucosa zouden een toevoeging kunnen Ook in eigen ervaring zijn er enkele patiënten bij wie later of na glutenbelasting in de biopsie.
| 540 | nvmdl |
not useful for the detection of celiac disease in Mandal AK, <PERSOON> TC Value of routine duodenal biopsy in diagnosing coeliac disease in patiënts with iron deficiency anaemia <PERSOON> E, <PERSOON> of duodenal biopsy during upper gastrointestinal endoscopy for diagnosis of celiac Als een biopt normaal is, is de kans op coeliakie dan nihil? Meestal is het biopt bij een patiënt met coeliakie evident afwijkend Dat kan zijn architecturaal of anders in de zin van een intra-epitheliale lymfocytose met toename van CD# positieve IELâs In een enkele casus is het biopt normaal terwijl er of serologische afwijkingen (tTGA, EMA) zijn (Sharbati ###, Paparo ###) of blijkt in de follow-up of na glutenbelasting Paparo et al vonden bij een populatie van ### kinderen die positief waren voor coeliakie gerelateerde antistoffen en HLA-DQ<DATUM> in ## een normale architectuur in de dunne darm biopsie Van deze ## patiënten was er bij ## een toename van het aantal CD# positieve cellen en bij ## een toename van het aantal γ/δ cellen intra-epitheliaal Bij een deel van de overige patiënten (#,#%) werd er met behulp van scanning ook elektronen microscopisch onderzoek morfologisch afwijkingen van de epitheel cellen waargenomen De detectie van tTG specifieke immunoglobuline deposities in de mucosa zouden een toevoeging kunnen Ook in eigen ervaring zijn er enkele patiënten bij wie later of na glutenbelasting in de biopsie dat patiënt coeliakie heeft zeer klein maar niet # <PERSOON> M, <PERSOON> P, et al Small bowel mucosal transglutaminase #-specific IgA deposits in coeliac disease without villous atrophy A prospective and randomized study Scand Korponay-Szabó <PERSOON> M In vivo targeting of intestinal and extraintestinal transglutaminase # by coeliac autoantibodies <PERSOON>, HLA, and small bowel immunohistochemical features of children with positive serum antiendomysium antibodies and architecturally normal small intestinal mucosa <PERSOON> sensitivity and 'normal' histology is the intestinal mucosa really normal? <PERSOON> JA Management of infantile gastroenteritis Arch Dis Child ###;#<DATUM> ###, Working Group of the United European Gastroenterology Week in <LOCATIE> When is a Omdat de aanwezigheid van vlokatrofie vooralsnog als voorwaarde wordt gesteld voor de diagnose coeliakie, is het verrichten van een dunnedarmbiopsie noodzakelijk voor de diagnose Zie paragraaf âBiopsie en histopathologieâ van deze richtlijn Het voorafgaande onderzoek, en de volgorde hiervan, dient uitsluitend voor de selectie van de patiënten die Alle coeliakie-antistoffen kunnen worden bepaald in serum Voor het identificeren van coeliakie zijn de bepalingen van IgA antistoffen tegen endomysium (EMA) en tegen het enzym weefseltransglutaminase (tTGA) het belangrijkst.
| 536 | nvmdl |
patiënt coeliakie heeft zeer klein maar niet # <PERSOON> M, <PERSOON> P, et al Small bowel mucosal transglutaminase #-specific IgA deposits in coeliac disease without villous atrophy A prospective and randomized study Scand Korponay-Szabó <PERSOON> M In vivo targeting of intestinal and extraintestinal transglutaminase # by coeliac autoantibodies <PERSOON>, HLA, and small bowel immunohistochemical features of children with positive serum antiendomysium antibodies and architecturally normal small intestinal mucosa <PERSOON> sensitivity and 'normal' histology is the intestinal mucosa really normal? <PERSOON> JA Management of infantile gastroenteritis Arch Dis Child ###;#<DATUM> ###, Working Group of the United European Gastroenterology Week in <LOCATIE> When is a Omdat de aanwezigheid van vlokatrofie vooralsnog als voorwaarde wordt gesteld voor de diagnose coeliakie, is het verrichten van een dunnedarmbiopsie noodzakelijk voor de diagnose Zie paragraaf âBiopsie en histopathologieâ van deze richtlijn Het voorafgaande onderzoek, en de volgorde hiervan, dient uitsluitend voor de selectie van de patiënten die Alle coeliakie-antistoffen kunnen worden bepaald in serum Voor het identificeren van coeliakie zijn de bepalingen van IgA antistoffen tegen endomysium (EMA) en tegen het enzym weefseltransglutaminase (tTGA) het belangrijkst de uitslagen van IgA-EMA en IgA-tTGA altijd negatief uit Bij het serologische opsporen van coeliakie moet daarom een IgA-deficiëntie uitgesloten worden In het geval van IgAdeficiëntie dienen coeliakie gerelateerde IgG antistoffen bepaald te worden Voor een overzicht van de sensitiviteit en specificiteit van de serologische tests wordt men verwezen Het grootste voordeel van HLA-typering bij de identificatie van coeliakie is zijn grote negatieve voorspellende waarde De afwezigheid van zowel HLA-DQ# als DQ# sluit de ontwikkeling van coeliakie vrijwel uit De aanwezigheid van HLA-DQ# en/of -DQ# heeft echter nauwelijks diagnostische waarde, aangezien ruim ##% van de algemene Nederlandse bij bepaalde groepen met verhoogd risico op coeliakie, zoals familieleden van coeliakiepatiënten en kinderen met het syndroom van Down (Csizmadia ###) Zie voor details en literatuuroverzicht van HLA-DQ de paragraaf âHLA-diagnostiek op DQ# en DQ# De volgorde van de diagnostische tests is afhankelijk van de klinische situatie In grote lijnen Geringe klinische verdenking op coeliakie (d w z afwezigheid van gastroenterologische klachten), bij mensen met een verhoogde risico op coeliakie en bij Zoals bij elke aandoening, wordt bij coeliakie de basis van de diagnostiek in eerste instantie gevormd door het overwegen van de mogelijkheid van coeliakie als verklaring voor de klachten van de patiënt in kwestie Het klachtenpatroon bij coeliakie is zeer uiteenlopend en in de meerderheid van de gevallen weinig specifiek zodat dienaangaande een hoge graad van alertheid is geboden Serologie kan fout-negatief zijn, in het bijzonder bij volwassenen met lichtere mucosale afwijkingen (Abrams, ###; Rostami ###; Tursi ###).
| 556 | nvmdl |
van IgA-EMA en IgA-tTGA altijd negatief uit Bij het serologische opsporen van coeliakie moet daarom een IgA-deficiëntie uitgesloten worden In het geval van IgAdeficiëntie dienen coeliakie gerelateerde IgG antistoffen bepaald te worden Voor een overzicht van de sensitiviteit en specificiteit van de serologische tests wordt men verwezen Het grootste voordeel van HLA-typering bij de identificatie van coeliakie is zijn grote negatieve voorspellende waarde De afwezigheid van zowel HLA-DQ# als DQ# sluit de ontwikkeling van coeliakie vrijwel uit De aanwezigheid van HLA-DQ# en/of -DQ# heeft echter nauwelijks diagnostische waarde, aangezien ruim ##% van de algemene Nederlandse bij bepaalde groepen met verhoogd risico op coeliakie, zoals familieleden van coeliakiepatiënten en kinderen met het syndroom van Down (Csizmadia ###) Zie voor details en literatuuroverzicht van HLA-DQ de paragraaf âHLA-diagnostiek op DQ# en DQ# De volgorde van de diagnostische tests is afhankelijk van de klinische situatie In grote lijnen Geringe klinische verdenking op coeliakie (d w z afwezigheid van gastroenterologische klachten), bij mensen met een verhoogde risico op coeliakie en bij Zoals bij elke aandoening, wordt bij coeliakie de basis van de diagnostiek in eerste instantie gevormd door het overwegen van de mogelijkheid van coeliakie als verklaring voor de klachten van de patiënt in kwestie Het klachtenpatroon bij coeliakie is zeer uiteenlopend en in de meerderheid van de gevallen weinig specifiek zodat dienaangaande een hoge graad van alertheid is geboden Serologie kan fout-negatief zijn, in het bijzonder bij volwassenen met lichtere mucosale afwijkingen (Abrams, ###; Rostami ###; Tursi ###) kinderen bestaat het risico van negatieve serologische screening, maar dit lijkt voor zover na te gaan veel kleiner dan bij volwassenen Derhalve dient bij sterk klinisch vermoeden van coeliakie, ongeacht de uitslag van het serologisch onderzoek, altijd een dunnedarmbiopsie te Bij sterk klinisch vermoeden van coeliakie moet, ongeacht de uitslag van het Bij sterke klinische verdenking op coeliakie dient een dunnedarmbiopsie te worden verricht Ter onderbouwing van de histologische bevinding en/of als uitgangswaarde voor follow-up is Bij geringe klinische verdenking op coeliakie, bij mensen met een verhoogd risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan serologie ingezet worden om actieve coeliakie op te sporen Bij een positieve serologie zal een dunnedarmbiopsie verricht moeten worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten Bij negatieve uitslagen is coeliakie onwaarschijnlijk, mits een IgA-deficiëntie is uitgesloten Bij IgA-deficiënte patiënten moet De ontdekking dat het hebben van HLA-DQ# en/of -DQ# een vrijwel absolute voorwaarde lijkt voor het kunnen krijgen van coeliakie (Mearin ###, Greco ###, Maki ###), maakt inmiddels gerichte toepassing van serologische tests mogelijk (<PERSOON> ###) Bij minder sterke klinische verdenking op de ziekte, bij mensen met een verhoogd risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan men derhalve eerst een HLA-DQ# en -DQ# typering verrichten Bij afwezigheid daarvan is de kans op het krijgen van coeliakie zeer gering Bij aanwezigheid van HLA-DQ# of DQ# kan op geleide van serologische afwijkingen gebiopteerd worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten.
| 610 | nvmdl |
bestaat het risico van negatieve serologische screening, maar dit lijkt voor zover na te gaan veel kleiner dan bij volwassenen Derhalve dient bij sterk klinisch vermoeden van coeliakie, ongeacht de uitslag van het serologisch onderzoek, altijd een dunnedarmbiopsie te Bij sterk klinisch vermoeden van coeliakie moet, ongeacht de uitslag van het Bij sterke klinische verdenking op coeliakie dient een dunnedarmbiopsie te worden verricht Ter onderbouwing van de histologische bevinding en/of als uitgangswaarde voor follow-up is Bij geringe klinische verdenking op coeliakie, bij mensen met een verhoogd risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan serologie ingezet worden om actieve coeliakie op te sporen Bij een positieve serologie zal een dunnedarmbiopsie verricht moeten worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten Bij negatieve uitslagen is coeliakie onwaarschijnlijk, mits een IgA-deficiëntie is uitgesloten Bij IgA-deficiënte patiënten moet De ontdekking dat het hebben van HLA-DQ# en/of -DQ# een vrijwel absolute voorwaarde lijkt voor het kunnen krijgen van coeliakie (Mearin ###, Greco ###, Maki ###), maakt inmiddels gerichte toepassing van serologische tests mogelijk (<PERSOON> ###) Bij minder sterke klinische verdenking op de ziekte, bij mensen met een verhoogd risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan men derhalve eerst een HLA-DQ# en -DQ# typering verrichten Bij afwezigheid daarvan is de kans op het krijgen van coeliakie zeer gering Bij aanwezigheid van HLA-DQ# of DQ# kan op geleide van serologische afwijkingen gebiopteerd worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten worden is het efficiënt reeds in een vroege fase de te testen groep te beperken tot de HLADQ<DATUM> positieve individuen Momenteel is HLA-DQ typering nog niet overal in <LOCATIE> beschikbaar; in dat geval kan bij geringe klinische verdenking op coeliakie serologie direct Bij minder sterke klinische verdenking op de ziekte, bij mensen met een verhoogde risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan men eerst een HLA-DQ# en -DQ# typering verrichten, omdat bij afwezigheid daarvan de kans op het krijgen van coeliakie zeer gering is Bij geringe klinische verdenking op coeliakie kunnen serologische tests gebruikt worden om coeliakie op te sporen Bij positieve uitslagen hiervan zal een dunnedarmbiopsie verricht moeten worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten Bij screening van grote populaties of van populaties met een verhoogd risico voor coeliakie wordt eerst een HLA-DQ typering verricht Serologisch onderzoek blijft vervolgens beperkt <PERSOON> F, De <PERSOON> F, et al Genome search in celiac disease <PERSOON> CMF, von <PERSOON> BME Diagnostiek van coeliakie anno ### <PERSOON> molecular basis of celiac disease <PERSOON> ###;<DATUM> #.
| 531 | nvmdl |
het efficiënt reeds in een vroege fase de te testen groep te beperken tot de HLADQ<DATUM> positieve individuen Momenteel is HLA-DQ typering nog niet overal in <LOCATIE> beschikbaar; in dat geval kan bij geringe klinische verdenking op coeliakie serologie direct Bij minder sterke klinische verdenking op de ziekte, bij mensen met een verhoogde risico op coeliakie en bij screening van grote populaties kan men eerst een HLA-DQ# en -DQ# typering verrichten, omdat bij afwezigheid daarvan de kans op het krijgen van coeliakie zeer gering is Bij geringe klinische verdenking op coeliakie kunnen serologische tests gebruikt worden om coeliakie op te sporen Bij positieve uitslagen hiervan zal een dunnedarmbiopsie verricht moeten worden om de diagnose vast te stellen of uit te sluiten Bij screening van grote populaties of van populaties met een verhoogd risico voor coeliakie wordt eerst een HLA-DQ typering verricht Serologisch onderzoek blijft vervolgens beperkt <PERSOON> F, De <PERSOON> F, et al Genome search in celiac disease <PERSOON> CMF, von <PERSOON> BME Diagnostiek van coeliakie anno ### <PERSOON> molecular basis of celiac disease <PERSOON> of Celiac disease among children in <PERSOON> RPR, van <PERSOON> JJ HLA-DR phenotypes in Spanish coeliac children their contribution to the <PERSOON> R, et al Sensitivity of antiendomysium and antigliadin antibodies in untreated celiac disease disappointing in clinical practice <PERSOON-##> In <LOCATIE> is de huisarts doorgaans de eerste die geconsulteerd wordt voor een veelheid aan verschillende klachten van lichamelijke en psychosociale oorsprong Enigszins afhankelijk van de ernst en de spoedeisendheid van het beeld, wordt ##% van de hulpvragen in de eerste lijn door de huisarts afgehandeld (<PERSOON-##> ###) Gemiddeld heeft iedere huisarts de zorg voor ### inwoners, waarbij tegenwoordig de meerderheid van de huisartsen niet meer âsoloâ is gevestigd, dus samenwerkt met collegae en met andere disciplines in de eerste lijn Per werkdag heeft iedere huisarts gemiddeld zelf ca ## patiëntcontacten, via de telefoon, op het spreekuur of tijdens visites In de stad loopt dat gemiddelde, bij dezelfde praktijkgrootte, op tot ## of meer, op het platteland zijn werkdagen met ## contacten of minder geen uitzondering De huisarts wordt door zijn positie in de gezondheidszorg, vaak geconfronteerd met vroege stadia van aandoeningen, waarbij het klachtenpatroon vaak nog erg heterogeen is Daarbij wordt dan de hypothesevorming rond herkomst en oorzaken van klachten gestuurd door de meest voorkomende verklaringen Tegelijkertijd biedt juist de eerste lijn mogelijkheden om vroege en behandelbare stadia van.
| 504 | nvmdl |
Prevalence of Celiac disease among children in <PERSOON> RPR, van <PERSOON> JJ HLA-DR phenotypes in Spanish coeliac children their contribution to the <PERSOON> R, et al Sensitivity of antiendomysium and antigliadin antibodies in untreated celiac disease disappointing in clinical practice <PERSOON> In <LOCATIE> is de huisarts doorgaans de eerste die geconsulteerd wordt voor een veelheid aan verschillende klachten van lichamelijke en psychosociale oorsprong Enigszins afhankelijk van de ernst en de spoedeisendheid van het beeld, wordt ##% van de hulpvragen in de eerste lijn door de huisarts afgehandeld (<PERSOON> ###) Gemiddeld heeft iedere huisarts de zorg voor ### inwoners, waarbij tegenwoordig de meerderheid van de huisartsen niet meer âsoloâ is gevestigd, dus samenwerkt met collegae en met andere disciplines in de eerste lijn Per werkdag heeft iedere huisarts gemiddeld zelf ca ## patiëntcontacten, via de telefoon, op het spreekuur of tijdens visites In de stad loopt dat gemiddelde, bij dezelfde praktijkgrootte, op tot ## of meer, op het platteland zijn werkdagen met ## contacten of minder geen uitzondering De huisarts wordt door zijn positie in de gezondheidszorg, vaak geconfronteerd met vroege stadia van aandoeningen, waarbij het klachtenpatroon vaak nog erg heterogeen is Daarbij wordt dan de hypothesevorming rond herkomst en oorzaken van klachten gestuurd door de meest voorkomende verklaringen Tegelijkertijd biedt juist de eerste lijn mogelijkheden om vroege en behandelbare stadia van Daarvoor zijn goed onderzochte screeningsinstrumenten en procedures nodig Coeliakie is een voorbeeld van een aandoening die weinig en vaak laat wordt herkend, en dus vaker en eerder gevonden zou kunnen en moeten worden De tijdige herkenning ervan heeft grote betekenis voor de kwaliteit van leven van de patiënt De eerste lijn kan een belangrijke rol spelen door te screenen op basis van adequaat Recent onderzoek vermeldt een prevalentie van #,###% voor gediagnosticeerde coeliakie en #,##% voor ongediagnosticeerde coeliakie onder een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking (Schweizer ###) Vertaling van deze gegevens maakt het aannemelijk dat in veel huisartspraktijken geen patiënten bekend zijn met de aandoening, de gebruikelijke huisartsenregistraties niet voor, maar verschijnt de laatste jaren wel in de huisartsgeneeskundige leerboeken (<PERSOON> ###) Het feit dat in <LOCATIE> ## ### ### patiënten met coeliakie niet gediagnosticeerd zijn, heeft echter niet alleen te maken met onbekendheid, maar ook met het diffuse klachtenpatroon waarmee coeliakie zich, als het op de kinderleeftijd niet herkend wordt, later op volwassen leeftijd vaak langzaam insluipend presenteert Dat coeliakie relatief vaker voorkomt onder patiënten met diabetes mellitus, schildklierlijden, osteoporose en een aantal andere minder frequent gesignaleerde aandoeningen kan van betekenis zijn voor âcase findingâ in de huisartspraktijk Echter de getalsmatige onderbouwing voor een advies om tot systematische screening onder deze Bij kinderen zijn klassieke symptomen als achterblijvende groei, steatorrhoe, anemie en humeurigheid bij atypische buikklachten een aanleiding om, ook in de huisartspraktijk, diagnostiek naar onder meer coeliakie in te zetten (Farrell ### ) Bij volwassenen vormen.
| 599 | nvmdl |
goed onderzochte screeningsinstrumenten en procedures nodig Coeliakie is een voorbeeld van een aandoening die weinig en vaak laat wordt herkend, en dus vaker en eerder gevonden zou kunnen en moeten worden De tijdige herkenning ervan heeft grote betekenis voor de kwaliteit van leven van de patiënt De eerste lijn kan een belangrijke rol spelen door te screenen op basis van adequaat Recent onderzoek vermeldt een prevalentie van #,###% voor gediagnosticeerde coeliakie en #,##% voor ongediagnosticeerde coeliakie onder een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking (Schweizer ###) Vertaling van deze gegevens maakt het aannemelijk dat in veel huisartspraktijken geen patiënten bekend zijn met de aandoening, de gebruikelijke huisartsenregistraties niet voor, maar verschijnt de laatste jaren wel in de huisartsgeneeskundige leerboeken (<PERSOON> ###) Het feit dat in <LOCATIE> ## ### ### patiënten met coeliakie niet gediagnosticeerd zijn, heeft echter niet alleen te maken met onbekendheid, maar ook met het diffuse klachtenpatroon waarmee coeliakie zich, als het op de kinderleeftijd niet herkend wordt, later op volwassen leeftijd vaak langzaam insluipend presenteert Dat coeliakie relatief vaker voorkomt onder patiënten met diabetes mellitus, schildklierlijden, osteoporose en een aantal andere minder frequent gesignaleerde aandoeningen kan van betekenis zijn voor âcase findingâ in de huisartspraktijk Echter de getalsmatige onderbouwing voor een advies om tot systematische screening onder deze Bij kinderen zijn klassieke symptomen als achterblijvende groei, steatorrhoe, anemie en humeurigheid bij atypische buikklachten een aanleiding om, ook in de huisartspraktijk, diagnostiek naar onder meer coeliakie in te zetten (Farrell ### ) Bij volwassenen vormen atypische buikpijn, soms ook een familiair voorkomen de aanleiding voor screenende diagnostiek naar coeliakie (Alaedini ###) In meerdere onderzoeken komt de factor âverdenking op coeliakieâ zowel bij kinderen als volwassenen als beste voorspeller naar voren, terwijl de kans op het aantreffen van coeliakie als verklaring met het oplopen van de leeftijd afneemt (<PERSOON> huisartsenpraktijk lijkt case-finding onder risicogroepen het meest voor de hand te liggen Het enige experiment met case-finding dat enkele jaren geleden in Engeland werd uitgevoerd levert niet de bovengenoemde coïncidente aandoeningen (zoals diabetes en schildklierpathologie) op, maar benoemt langer coeliakie), gevolgd door vermoeidheid in combinatie met familiaire factoren (#% +/- #,#% coeliakie) (Hin ###) Naast de aangetoonde samenhang van coeliakie met de bovengenoemde andere aandoeningen, lijkt dus vooral de interpretatie van meerdere coïncidente symptomen en risicoâs door de arts die aanvullende diagnostiek aanvraagt van belang te zijn en is systematische case-finding niet goed mogelijk De beste tests voor het opsporen van actieve coeliakie in de huisartspraktijk zijn de serologische bepalingen van EMA en/of tTGA (<PERSOON> ###) Deze worden door de meeste huisartsenlaboratoria in het standaard bepalingenpakket in <LOCATIE> aangeboden Gezien de niet bekende kosten â baten afweging moet hier kritisch mee worden omgegaan Er wordt op dit moment geëxperimenteerd met een âin-officeâ test op tTGA voor een vergelijkbare prijs, echter hiervan moet de betrouwbaarheid nog worden vastgesteld Wanneer wordt besloten tot verwijzing is het niet noodzakelijk dat door de huisarts tevoren gerichte diagnostiek wordt aangevraagd.
| 624 | nvmdl |
atypische buikpijn, soms ook een familiair voorkomen de aanleiding voor screenende diagnostiek naar coeliakie (Alaedini ###) In meerdere onderzoeken komt de factor âverdenking op coeliakieâ zowel bij kinderen als volwassenen als beste voorspeller naar voren, terwijl de kans op het aantreffen van coeliakie als verklaring met het oplopen van de leeftijd afneemt (<PERSOON> huisartsenpraktijk lijkt case-finding onder risicogroepen het meest voor de hand te liggen Het enige experiment met case-finding dat enkele jaren geleden in Engeland werd uitgevoerd levert niet de bovengenoemde coïncidente aandoeningen (zoals diabetes en schildklierpathologie) op, maar benoemt langer coeliakie), gevolgd door vermoeidheid in combinatie met familiaire factoren (#% +/- #,#% coeliakie) (Hin ###) Naast de aangetoonde samenhang van coeliakie met de bovengenoemde andere aandoeningen, lijkt dus vooral de interpretatie van meerdere coïncidente symptomen en risicoâs door de arts die aanvullende diagnostiek aanvraagt van belang te zijn en is systematische case-finding niet goed mogelijk De beste tests voor het opsporen van actieve coeliakie in de huisartspraktijk zijn de serologische bepalingen van EMA en/of tTGA (<PERSOON> ###) Deze worden door de meeste huisartsenlaboratoria in het standaard bepalingenpakket in <LOCATIE> aangeboden Gezien de niet bekende kosten â baten afweging moet hier kritisch mee worden omgegaan Er wordt op dit moment geëxperimenteerd met een âin-officeâ test op tTGA voor een vergelijkbare prijs, echter hiervan moet de betrouwbaarheid nog worden vastgesteld Wanneer wordt besloten tot verwijzing is het niet noodzakelijk dat door de huisarts tevoren gerichte diagnostiek wordt aangevraagd coeliakie ondanks verdenking negatief is, moet rekening worden gehouden met foutnegatieve uitslagen en moet overwogen worden de patiënt alsnog te verwijzen naar de Patiënten die een positieve serologische testuitslag hebben, of bij persisterende klachten of verdenking bij negatieve serologie, moeten voor nadere diagnostiek worden verwezen naar de tweede lijn, naar kinderarts of MDL-arts Bij een te verwachten diagnostische opbrengst van minder dan één nieuwe patiënt met coeliakie per jaar per huisarts, zou een optimum in de screeningsfrequentie moeten kunnen worden vastgesteld op basis van een risicoprofiel Vooralsnog volstaat het advies ruim te testen bij patiënten die om uiteenlopende redenen verdacht worden van coeliakie Dermatitis herpetiformis is een aandoening die bij minder dan één patiënt per huisarts voorkomt en waarvan de herkenning derhalve niet kan leiden tot optimalisering van een screeningsadvies in de huisartspraktijk Ook de elders in deze richtlijn beschreven relaties met diabetes en hypothyreoïdie leiden niet tot een advies routinematig te De huisarts heeft vooral een rol in de diagnostiek omdat patiënten met het scala van klachten dat kan samenhangen met coeliakie doorgaans eerst hun huisarts bezoeken en tijdige diagnostiek van coeliakie belangrijke consequenties kan hebben voor de kwaliteit van leven Voor de diagnostiek in de huisartspraktijk wordt een test op tTGA IgA Er zijn geen specifieke kenmerken aangetoond op basis waarvan in de huisartspraktijk zou moeten worden overgegaan tot systematische exclusieve Wat is de rol van de huisarts in begeleiding na de diagnose? Het relatief weinig frequente voorkomen en de specifieke kennis die nodig is voor de.
| 582 | nvmdl |
rekening worden gehouden met foutnegatieve uitslagen en moet overwogen worden de patiënt alsnog te verwijzen naar de Patiënten die een positieve serologische testuitslag hebben, of bij persisterende klachten of verdenking bij negatieve serologie, moeten voor nadere diagnostiek worden verwezen naar de tweede lijn, naar kinderarts of MDL-arts Bij een te verwachten diagnostische opbrengst van minder dan één nieuwe patiënt met coeliakie per jaar per huisarts, zou een optimum in de screeningsfrequentie moeten kunnen worden vastgesteld op basis van een risicoprofiel Vooralsnog volstaat het advies ruim te testen bij patiënten die om uiteenlopende redenen verdacht worden van coeliakie Dermatitis herpetiformis is een aandoening die bij minder dan één patiënt per huisarts voorkomt en waarvan de herkenning derhalve niet kan leiden tot optimalisering van een screeningsadvies in de huisartspraktijk Ook de elders in deze richtlijn beschreven relaties met diabetes en hypothyreoïdie leiden niet tot een advies routinematig te De huisarts heeft vooral een rol in de diagnostiek omdat patiënten met het scala van klachten dat kan samenhangen met coeliakie doorgaans eerst hun huisarts bezoeken en tijdige diagnostiek van coeliakie belangrijke consequenties kan hebben voor de kwaliteit van leven Voor de diagnostiek in de huisartspraktijk wordt een test op tTGA IgA Er zijn geen specifieke kenmerken aangetoond op basis waarvan in de huisartspraktijk zou moeten worden overgegaan tot systematische exclusieve Wat is de rol van de huisarts in begeleiding na de diagnose? Het relatief weinig frequente voorkomen en de specifieke kennis die nodig is voor de beperkt Afhankelijk van de locale mogelijkheden en de geografische omstandigheden kan het zinvol zijn gebruik te maken van eerstelijns diëtisten, waar het de advisering t a v voedingsmaatregelen betreft Het is daarbij van belang dat vooral adviezen worden gegeven door diëtisten met specifieke deskundigheid op het gebied van coeliakie <PERSOON> PH Narrative review celiac disease; understanding a complex autoimmune disorder <PERSOON> MJ van den, <PERSOON>ED, Bakker DH de, Zee J van der Tweede Nationale> Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk de werkbelasting van huisartsen <LOCATIE> NIVEL, <PERSOON> hunt for celiac disease in <PERSOON> bij de huisarts Huisarts Wet Farrell RJ, <PERSOON> PK Diagnosis of celiac sprue <PERSOON> disease in Primary Care a case finding Jongh TO de, <PERSOON> HG (red) Diagnostiek van alledaagse klachten <PERSOON> en <PERSOON-##> van gediagnosticeerde en ongediagnosticeerde coeliakie in <LOCATIE> Ned Tijdschr Geneeskd Diagnosebeleid bij kinderen, jonger en ouder dan <LEEFTIJD> jaar Gezien de implicaties van het houden van een levenslang glutenvrij dieet blijft voor het stellen van de definitieve diagnose Coeliakie een biopsie noodzakelijk (Hill ###) Bij.
| 508 | nvmdl |
de geografische omstandigheden kan het zinvol zijn gebruik te maken van eerstelijns diëtisten, waar het de advisering t a v voedingsmaatregelen betreft Het is daarbij van belang dat vooral adviezen worden gegeven door diëtisten met specifieke deskundigheid op het gebied van coeliakie <PERSOON> PH Narrative review celiac disease; understanding a complex autoimmune disorder <PERSOON> MJ van den, <PERSOON>ED, Bakker DH de, Zee J van der Tweede Nationale> Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk de werkbelasting van huisartsen <LOCATIE> NIVEL, <PERSOON> hunt for celiac disease in <PERSOON> bij de huisarts Huisarts Wet Farrell RJ, <PERSOON> PK Diagnosis of celiac sprue <PERSOON> disease in Primary Care a case finding Jongh TO de, <PERSOON> HG (red) Diagnostiek van alledaagse klachten <PERSOON> en <PERSOON-##> van gediagnosticeerde en ongediagnosticeerde coeliakie in <LOCATIE> Ned Tijdschr Geneeskd Diagnosebeleid bij kinderen, jonger en ouder dan <LEEFTIJD> jaar Gezien de implicaties van het houden van een levenslang glutenvrij dieet blijft voor het stellen van de definitieve diagnose Coeliakie een biopsie noodzakelijk (Hill ###) Bij gemaakt van serologische tests die weinig belastend zijn Hierbij dient minimaal tTGA bepaald te worden, en wordt sterk aanbevolen positieve resultaten te bevestigen in de EMAtest Beide tests hebben een hoge specificiteit en sensitiviteit ook bij kinderen Ondanks de hoge sensitiviteit sluit een negatieve serologie coeliakie niet volledig uit Bij een IgA deficiëntie kan als alternatieve serologische bepaling IgG antistoffen tegen tTG en endomysium verricht worden (zie paragraaf âSerologische diagnostiekâ voor een uitgebreide Voor het stellen van de diagnose coeliakie is een biopsie noodzakelijk bepalen wie gebiopteerd moet worden, maar bij negatieve serologie en bij sterke klinische verdenking op Coeliakie moet toch een biopsie overwogen In ### werd door de <PERSOON-##> ###) geadviseerd bij klinische verdenking op coeliakie bij kinderen driemaal te biopteren bij klinische verdenking, na één jaar glutenvrij dieet, en na glutenprovocatie In een retrospectief onderzoek bij ### kinderen (Guandalini ###) bleek dat bij ##% de diagnose coeliakie met de eerste biopsie gesteld kon worden, en Bij kinderen boven de twee jaar is voor het stellen van de diagnose coeliakie De overige #% van de patiënten hadden een gemiddelde leeftijd van negen maanden, en hadden als diagnose vnl koemelkallergie Juist in de leeftijdsgroep jonger dan <LEEFTIJD> jaar komen ziekten voor die een vergelijkbaar histologisch beeld kunnen geven postenteritis enteropathie, koemelkallergie, en giardiasis Geadviseerd werd dan ook bij kinderen ( <LEEFTIJD> jaar bij twijfel over de diagnose coeliakie een controle biopsie en re-challenge biopsie te verrichten (Working group (ESPGAN ###) Gezien de periode waaruit deze gegevens.
| 549 | nvmdl |
belastend zijn Hierbij dient minimaal tTGA bepaald te worden, en wordt sterk aanbevolen positieve resultaten te bevestigen in de EMAtest Beide tests hebben een hoge specificiteit en sensitiviteit ook bij kinderen Ondanks de hoge sensitiviteit sluit een negatieve serologie coeliakie niet volledig uit Bij een IgA deficiëntie kan als alternatieve serologische bepaling IgG antistoffen tegen tTG en endomysium verricht worden (zie paragraaf âSerologische diagnostiekâ voor een uitgebreide Voor het stellen van de diagnose coeliakie is een biopsie noodzakelijk bepalen wie gebiopteerd moet worden, maar bij negatieve serologie en bij sterke klinische verdenking op Coeliakie moet toch een biopsie overwogen In ### werd door de <PERSOON> ###) geadviseerd bij klinische verdenking op coeliakie bij kinderen driemaal te biopteren bij klinische verdenking, na één jaar glutenvrij dieet, en na glutenprovocatie In een retrospectief onderzoek bij ### kinderen (Guandalini ###) bleek dat bij ##% de diagnose coeliakie met de eerste biopsie gesteld kon worden, en Bij kinderen boven de twee jaar is voor het stellen van de diagnose coeliakie De overige #% van de patiënten hadden een gemiddelde leeftijd van negen maanden, en hadden als diagnose vnl koemelkallergie Juist in de leeftijdsgroep jonger dan <LEEFTIJD> jaar komen ziekten voor die een vergelijkbaar histologisch beeld kunnen geven postenteritis enteropathie, koemelkallergie, en giardiasis Geadviseerd werd dan ook bij kinderen ( <LEEFTIJD> jaar bij twijfel over de diagnose coeliakie een controle biopsie en re-challenge biopsie te verrichten (Working group (ESPGAN ###) Gezien de periode waaruit deze gegevens Ook recent zijn er in de literatuur geen aanvullende gegevens te vinden over de noodzaak van driemaal biopteren in deze leeftijdsgroep Gezien de hoge specificiteit (## â ###%) van zowel de IgA EMA als de IgA tTGA lijkt naar de mening van de werkgroep de combinatie van serologie en biopt voldoende voor het stellen van de diagnose coeliakie bij kinderen onder de twee jaar Bij kinderen jonger dan twee jaar is voor het stellen van de diagnose coeliakie éénmalig biopteren voldoende mits ook de tTGA en EMA positief volstaan worden met éénmalig biopteren indien karakteristieke afwijkingen passend bij coeliakie worden gevonden, en er herstel van de klinische symptomen optreedt met Advies voor het herstelbiopt en re-challenge biopt m b t kinderen Bij het opstellen van onderstaand algoritme heeft de werkgroep gebruik gemaakt van de adviezen opgenomen in âRevised criteria for diagnosis of coeliac disease Report of Working Group of European Society of Paediatric Gastroenterology and Nutrition (###); Mearin Advies is het herstelbiopt na minimaal één jaar glutenvrij dieet af te nemen, dit moet duidelijk herstel van de vlokatrofie laten zien Vervolgens kan herbelasting met gluten plaats vinden Glutenbelasting vindt plaats met glutenpoeder of door (gedeeltelijke) normalisering van het voedingspatroon Glutenpoeder (verkrijgbaar bij de bakker, of bij de apotheek), wordt gegeven in een dagelijkse dosering van #,### tot #,## g/kg met een maximale dosering van ## tot ## g Uitleg over de praktische toepassing van de voorgeschreven hoeveelheid gluten wordt gegeven door de diëtist.
| 606 | nvmdl |
Ook recent zijn er in de literatuur geen aanvullende gegevens te vinden over de noodzaak van driemaal biopteren in deze leeftijdsgroep Gezien de hoge specificiteit (## â ###%) van zowel de IgA EMA als de IgA tTGA lijkt naar de mening van de werkgroep de combinatie van serologie en biopt voldoende voor het stellen van de diagnose coeliakie bij kinderen onder de twee jaar Bij kinderen jonger dan twee jaar is voor het stellen van de diagnose coeliakie éénmalig biopteren voldoende mits ook de tTGA en EMA positief volstaan worden met éénmalig biopteren indien karakteristieke afwijkingen passend bij coeliakie worden gevonden, en er herstel van de klinische symptomen optreedt met Advies voor het herstelbiopt en re-challenge biopt m b t kinderen Bij het opstellen van onderstaand algoritme heeft de werkgroep gebruik gemaakt van de adviezen opgenomen in âRevised criteria for diagnosis of coeliac disease Report of Working Group of European Society of Paediatric Gastroenterology and Nutrition (###); Mearin Advies is het herstelbiopt na minimaal één jaar glutenvrij dieet af te nemen, dit moet duidelijk herstel van de vlokatrofie laten zien Vervolgens kan herbelasting met gluten plaats vinden Glutenbelasting vindt plaats met glutenpoeder of door (gedeeltelijke) normalisering van het voedingspatroon Glutenpoeder (verkrijgbaar bij de bakker, of bij de apotheek), wordt gegeven in een dagelijkse dosering van #,### tot #,## g/kg met een maximale dosering van ## tot ## g Uitleg over de praktische toepassing van de voorgeschreven hoeveelheid gluten wordt gegeven door de diëtist voldoende hoeveelheid gluten te zijn belast Het re-challenge biopt kan na een periode van minimaal drie tot ongeveer zes maanden na start van de glutenbelasting worden afgenomen, maar in principe op geleide van klachten Om de diagnose Coeliakie te bevestigen moet dit biopt opnieuw vlokatrofie laten zien Maar ook bij ontbreken van afwijkingen in dit biopt is verdere follow-up noodzakelijk omdat een klachtenvrije periode van meer dan vijf tot zeven jaar voor opnieuw optreden van vlokatrofie is beschreven Glutenbelasting wordt afgeraden bij patiënten met een auto-immuun proces of syndroom van Down in verband met een mogelijkheid van opvlammen van auto-immuun processen Serologie kan een rol hebben voor de juiste timing van de biopten <PERSOON> in coeliac disease <PERSOON> R et al Diagnosis of coeliac Revised criteria for diagnosis of coeliac disease Report of Working Group of European Society of Paediatric Gastroenterology and <PERSOON> RH [Diagnosis of celiac disease in children; guidelines for pediatric gastroenterologists Section of Pediatric Gastroenterology, Dutch Society of <PERSOON> celiac disease a long-term analysis of relapses in ## Een levenslang glutenvrij dieet is de enige wetenschappelijk onderbouwde behandeling die beschikbaar is voor symptomatische individuen met coeliakie Het glutenvrije dieet houdt in dat de granen tarwe, rogge, gerst, spelt en kamut en alle voedingsmiddelen die daarmee.
| 544 | nvmdl |
Het re-challenge biopt kan na een periode van minimaal drie tot ongeveer zes maanden na start van de glutenbelasting worden afgenomen, maar in principe op geleide van klachten Om de diagnose Coeliakie te bevestigen moet dit biopt opnieuw vlokatrofie laten zien Maar ook bij ontbreken van afwijkingen in dit biopt is verdere follow-up noodzakelijk omdat een klachtenvrije periode van meer dan vijf tot zeven jaar voor opnieuw optreden van vlokatrofie is beschreven Glutenbelasting wordt afgeraden bij patiënten met een auto-immuun proces of syndroom van Down in verband met een mogelijkheid van opvlammen van auto-immuun processen Serologie kan een rol hebben voor de juiste timing van de biopten <PERSOON> in coeliac disease <PERSOON> R et al Diagnosis of coeliac Revised criteria for diagnosis of coeliac disease Report of Working Group of European Society of Paediatric Gastroenterology and <PERSOON> RH [Diagnosis of celiac disease in children; guidelines for pediatric gastroenterologists Section of Pediatric Gastroenterology, Dutch Society of <PERSOON> celiac disease a long-term analysis of relapses in ## Een levenslang glutenvrij dieet is de enige wetenschappelijk onderbouwde behandeling die beschikbaar is voor symptomatische individuen met coeliakie Het glutenvrije dieet houdt in dat de granen tarwe, rogge, gerst, spelt en kamut en alle voedingsmiddelen die daarmee Voedingsmiddelen die wel geschikt zijn in het glutenvrije dieet zijn de van nature glutenvrije (onbewerkte) voedingsmiddelen, zoals aardappelen, maïs, rijst, peulvruchten, groente, fruit, melkproducten, kaas, vlees, olie en roomboter Naast deze voedingsmiddelen bestaan er ook voedingsmiddelen die speciaal gemaakt zijn voor het glutenvrije dieet Die zijn gemaakt op basis van de van een combinatie van beiden Het aanbod en de verkrijgbaarheid van deze voedingsmiddelen Het volgen van een glutenvrij dieet is zeer ingrijpend Het wordt derhalve aanbevolen dat de behandeling alleen wordt gestart nadat de diagnose is bevestigd door een darmbiopsie volgens het diagnostisch algoritme, zoals elders in deze richtlijn aangegeven De richtlijn geeft geen adviezen die betrekking hebben op subgroepen die onvoldoende zijn gedefinieerd Hierbij moet worden gedacht aan patiënten met positieve antistoffen zonder klachten bij wie ânogâ geen biopt is genomen, en asymptomatische patiënten die niet Wat de wenselijkheid van een glutenvrij dieet betreft bij dermatitis herpetiformis verwijzen we Bij patiënten die bij biopten niet de klassieke trias hebben van vlokatrofie, intra-epitheliale lymfocytose en crypthyperplasie, maar bij wie de laesies beperkt blijven tot intra-epitheliale lymfocytose, verwijzen we naar het hoofdstuk lymfocytaire enteritis Is er een veilige grens voor gluteninname (vast te stellen) ter voorkoming van Een glutenvrij dieet met nul milligram gluten is in de praktijk niet haalbaar Volgens de norm van de Codex Alimentarius mogen glutenvrije dieetproducten een maximale hoeveelheid gluten bevatten van ## mg/### gram product (### ppm) Of er een maximale gluteninname.
| 526 | nvmdl |
die wel geschikt zijn in het glutenvrije dieet zijn de van nature glutenvrije (onbewerkte) voedingsmiddelen, zoals aardappelen, maïs, rijst, peulvruchten, groente, fruit, melkproducten, kaas, vlees, olie en roomboter Naast deze voedingsmiddelen bestaan er ook voedingsmiddelen die speciaal gemaakt zijn voor het glutenvrije dieet Die zijn gemaakt op basis van de van een combinatie van beiden Het aanbod en de verkrijgbaarheid van deze voedingsmiddelen Het volgen van een glutenvrij dieet is zeer ingrijpend Het wordt derhalve aanbevolen dat de behandeling alleen wordt gestart nadat de diagnose is bevestigd door een darmbiopsie volgens het diagnostisch algoritme, zoals elders in deze richtlijn aangegeven De richtlijn geeft geen adviezen die betrekking hebben op subgroepen die onvoldoende zijn gedefinieerd Hierbij moet worden gedacht aan patiënten met positieve antistoffen zonder klachten bij wie ânogâ geen biopt is genomen, en asymptomatische patiënten die niet Wat de wenselijkheid van een glutenvrij dieet betreft bij dermatitis herpetiformis verwijzen we Bij patiënten die bij biopten niet de klassieke trias hebben van vlokatrofie, intra-epitheliale lymfocytose en crypthyperplasie, maar bij wie de laesies beperkt blijven tot intra-epitheliale lymfocytose, verwijzen we naar het hoofdstuk lymfocytaire enteritis Is er een veilige grens voor gluteninname (vast te stellen) ter voorkoming van Een glutenvrij dieet met nul milligram gluten is in de praktijk niet haalbaar Volgens de norm van de Codex Alimentarius mogen glutenvrije dieetproducten een maximale hoeveelheid gluten bevatten van ## mg/### gram product (### ppm) Of er een maximale gluteninname In een gerandomiseerde studie bij ## kinderen met coeliakie werd de helft van de groep gedurende vier weken belast met ### mg gliadine per dag en de andere helft met ### mg (Catassi ###) Na deze vier weken nam in beide groepen het aantal IELâs significant toe van ## naar ## in de ### mg gliadine-groep en van tien naar ## in de ### mg gliadine groep (p(#,##) en de crypt/vlok verhouding nam significant af ten opzichte van de nulmeting van respectievelijk #,# tot #,# en van #,# tot #,# (p(#,##); deze afname was significant sterker in de ### mg groep (p(#,##) In de ### mg groep werden geen klinische tekenen van coeliakie gezien, in de ### mg groep hadden drie kinderen verminderde eetlust, kleurloze ontlasting In een Finse studie werd verondersteld dat bij gebleken goed darmherstel en niet per se vaker voorkomen van carcinomen van de darm, de huidige inname van het glutenvrije dieet veilig is (<PERSOON> ###) Van ## van nature glutenvrije producten en van ## tarwezetmeel bevattende glutenvrije producten is de hoeveelheid gluten bepaald met een ELISA In zowel van nature glutenvrije als in tarwezetmeel bevattend glutenvrije producten werden sporen gluten gevonden, maar geen enkel product had een glutengehalte boven ### ppm Van ## volwassenen en ## kinderen met coeliakie die dieet hielden gedurende <DATUM> jaar (mediaan <LEEFTIJD> jaar) is met #-daags voedseldagboek de inname van deze producten vastgelegd Bij de volwassenen was de inname ## g/dag (<DATUM> ) en bij de kinderen was dat ## g/dag (##- ###g).
| 665 | nvmdl |
helft van de groep gedurende vier weken belast met ### mg gliadine per dag en de andere helft met ### mg (Catassi ###) Na deze vier weken nam in beide groepen het aantal IELâs significant toe van ## naar ## in de ### mg gliadine-groep en van tien naar ## in de ### mg gliadine groep (p(#,##) en de crypt/vlok verhouding nam significant af ten opzichte van de nulmeting van respectievelijk #,# tot #,# en van #,# tot #,# (p(#,##); deze afname was significant sterker in de ### mg groep (p(#,##) In de ### mg groep werden geen klinische tekenen van coeliakie gezien, in de ### mg groep hadden drie kinderen verminderde eetlust, kleurloze ontlasting In een Finse studie werd verondersteld dat bij gebleken goed darmherstel en niet per se vaker voorkomen van carcinomen van de darm, de huidige inname van het glutenvrije dieet veilig is (<PERSOON> ###) Van ## van nature glutenvrije producten en van ## tarwezetmeel bevattende glutenvrije producten is de hoeveelheid gluten bepaald met een ELISA In zowel van nature glutenvrije als in tarwezetmeel bevattend glutenvrije producten werden sporen gluten gevonden, maar geen enkel product had een glutengehalte boven ### ppm Van ## volwassenen en ## kinderen met coeliakie die dieet hielden gedurende <DATUM> jaar (mediaan <LEEFTIJD> jaar) is met #-daags voedseldagboek de inname van deze producten vastgelegd Bij de volwassenen was de inname ## g/dag (<DATUM> ) en bij de kinderen was dat ## g/dag (##- ###g) Drie kortdurende studies in cases en kleine series laten verschillende resultaten zien Gluten in de hostie door één kind één keer per week ingenomen gedurende zes maanden zorgt voor zowel groeivertraging als partiële vlokatrofie (Scotta ###); ## mg gluten gedurende acht uur intraduodenaal geïnfuseerd bij één patiënt met coeliakie veroorzaakte geen veranderingen in de darmmucosa, maar bij ### mg ontstonden wel kleine veranderingen (Ciclitira ###) Bij orale belasting gedurende één week met #,# tot #,# mg gluten per dag van zeven volwassen patiënten met coeliakie die minimaal één jaar een glutenvrij dieet volgen, werd geen verschil gevonden in het aantal IELâs (## versus ## per ### enterocyten) voor en na belasting, maar de crypt/vlokverhouding toonde een significante daling van #,# Twee follow-up studies van dezelfde onderzoeksgroep bij dezelfde studiepopulatie van ### adolescenten met minimaal tien jaar coeliakie hebben gekeken naar dieettrouw en darmschade (Mayer ###) en naar dieettrouw en antistoffen (Troncone ###) Van de ### volgden ## (##%) een glutenvrij dieet, ## (##,#%) een normaal glutenbevattende voeding en ## (##,#%) een glutenvrij dieet met zo nu en dan gluteninname van #,<DATUM> g/dag (gemiddeld #,## g/dag) Bij ## patiënten werd een herhalingsbiopsie genomen alle negen op een glutenvrij dieet hadden normale darmmucosa, van de ## met zo nu en dan gluteninname hadden tien een normale darmmucosa en vier vlokatrofie en van de ## met een normaal glutenbevattende voeding hadden allen behalve één een vlokatrofie (Mayer ###) De tweede studie is een selectie van ## uit de ### adolescenten en deze werden ingedeeld naar dieettrouw.
| 755 | nvmdl |
resultaten zien Gluten in de hostie door één kind één keer per week ingenomen gedurende zes maanden zorgt voor zowel groeivertraging als partiële vlokatrofie (Scotta ###); ## mg gluten gedurende acht uur intraduodenaal geïnfuseerd bij één patiënt met coeliakie veroorzaakte geen veranderingen in de darmmucosa, maar bij ### mg ontstonden wel kleine veranderingen (Ciclitira ###) Bij orale belasting gedurende één week met #,# tot #,# mg gluten per dag van zeven volwassen patiënten met coeliakie die minimaal één jaar een glutenvrij dieet volgen, werd geen verschil gevonden in het aantal IELâs (## versus ## per ### enterocyten) voor en na belasting, maar de crypt/vlokverhouding toonde een significante daling van #,# Twee follow-up studies van dezelfde onderzoeksgroep bij dezelfde studiepopulatie van ### adolescenten met minimaal tien jaar coeliakie hebben gekeken naar dieettrouw en darmschade (Mayer ###) en naar dieettrouw en antistoffen (Troncone ###) Van de ### volgden ## (##%) een glutenvrij dieet, ## (##,#%) een normaal glutenbevattende voeding en ## (##,#%) een glutenvrij dieet met zo nu en dan gluteninname van #,<DATUM> g/dag (gemiddeld #,## g/dag) Bij ## patiënten werd een herhalingsbiopsie genomen alle negen op een glutenvrij dieet hadden normale darmmucosa, van de ## met zo nu en dan gluteninname hadden tien een normale darmmucosa en vier vlokatrofie en van de ## met een normaal glutenbevattende voeding hadden allen behalve één een vlokatrofie (Mayer ###) De tweede studie is een selectie van ## uit de ### adolescenten en deze werden ingedeeld naar dieettrouw partiële vlokatrofie, twee subtotale vlokatrofie en bij alle drie verhoogde EMA) en )# g/dag (n=#; één partiële vlokatrofie, zes subtotale vlokatrofie en bij allen verhoogde De meest recente studie is een gerandomiseerd placebo-gecontroleerd dubbel blind onderzoek onder ## volwassen coeliakiepatiënten in remissie die gedurende ## dagen een IgG-AGA en IgA-tTGA bleven zowel voor als na de interventie binnen de normaalwaarden in de # groepen Bij ##% van de patiënten in de placebo-groep, ##% van de patiënten in de ## mg-groep en ##% van de patiënten in de ## mg-groep steeg het aantal intraepitheliale lymfocyten ten opzichte van de interventie, maar verschilde niet tussen de # groepen De crypt/vlokverhouding verbeterde na de interventie bij ##% van de patiënten in de placebogroep, bij ##% van de patiënten in de ## mg-groep en bij ##% van de patiënten in de ## mggroep Het verschil tussen de placebo- en de ## mg-groep was significant (Catassi ###) Er zijn waarschijnlijk individuele verschillen in het ontstaan van klinische veranderingen bij inname van minimale hoeveelheden gluten in een glutenvrij Scotta ###; Ciclitira ###; Ciclitira ###; Mayer ###;Troncone ### Het aantal en het niveau van bewijs van de studies zijn beperkt Er blijken individuele verschillen te bestaan in gevoeligheid voor inname van sporen gluten en immunologische en histologische gevolgen daarvan Nog niet duidelijk is welk risico de verhoging van IELâs en minimale afwijkingen van de darmmucosa hebben voor de lange termijn De huidige norm van de Codex Alimentarius commissie voor glutenvrije dieetproducten ligt op ### ppm en wordt mogelijk verlaagd naar ### ppm.
| 741 | nvmdl |
alle drie verhoogde EMA) en )# g/dag (n=#; één partiële vlokatrofie, zes subtotale vlokatrofie en bij allen verhoogde De meest recente studie is een gerandomiseerd placebo-gecontroleerd dubbel blind onderzoek onder ## volwassen coeliakiepatiënten in remissie die gedurende ## dagen een IgG-AGA en IgA-tTGA bleven zowel voor als na de interventie binnen de normaalwaarden in de # groepen Bij ##% van de patiënten in de placebo-groep, ##% van de patiënten in de ## mg-groep en ##% van de patiënten in de ## mg-groep steeg het aantal intraepitheliale lymfocyten ten opzichte van de interventie, maar verschilde niet tussen de # groepen De crypt/vlokverhouding verbeterde na de interventie bij ##% van de patiënten in de placebogroep, bij ##% van de patiënten in de ## mg-groep en bij ##% van de patiënten in de ## mggroep Het verschil tussen de placebo- en de ## mg-groep was significant (Catassi ###) Er zijn waarschijnlijk individuele verschillen in het ontstaan van klinische veranderingen bij inname van minimale hoeveelheden gluten in een glutenvrij Scotta ###; Ciclitira ###; Ciclitira ###; Mayer ###;Troncone ### Het aantal en het niveau van bewijs van de studies zijn beperkt Er blijken individuele verschillen te bestaan in gevoeligheid voor inname van sporen gluten en immunologische en histologische gevolgen daarvan Nog niet duidelijk is welk risico de verhoging van IELâs en minimale afwijkingen van de darmmucosa hebben voor de lange termijn De huidige norm van de Codex Alimentarius commissie voor glutenvrije dieetproducten ligt op ### ppm en wordt mogelijk verlaagd naar ### ppm <PERSOON> A, De <PERSOON> A A prospective, double-blind, placebo-controlled trial to establish a safe gluten treshold for patients <PERSOON> GV, Giorgi PL Dose dependent effects of protracted ingestion of small amounts of gliadin in coeliac disease children a clinical and jejunal morphometric study Gut ###;## ##<DATUM> Ciclitira PJ, <PERSOON> HJ, Fagg NLK Evaluation of a gluten free product containing wheat gliadin in Ciclitira PJ, Evans DJ, Fagg NLK, <PERSOON> ES, Dowling EH Clinical testing of gliadin fractions in <PERSOON> safe treshhold for gluten contamination in glutenfree products <PERSOON> trace amounts be accepted in the treatment of coeliac disease <PERSOON> MN Compliance of adolescents with coeliac Scotta MS, De <PERSOON> G, <PERSOON-##> AG Eucharistic problems for celiac <PERSOON-##> antibodies as unreliable markers for slight dietary transgression in adolescents with celiac disease <PERSOON-##> de vlokatrofie zich sneller bij een glutenvrij en tarwezetmeelvrij dieet dan Hebben coeliakiepatiënten die een glutenvrij dieet op basis van tarwezetmeel gebruiken meer gastro-intestinale klachten dan zij die een glutenvrij en tarwezetmeelvrij dieet volgen?.
| 592 | nvmdl |
<PERSOON> A, De <PERSOON> A A prospective, double-blind, placebo-controlled trial to establish a safe gluten treshold for patients <PERSOON> GV, Giorgi PL Dose dependent effects of protracted ingestion of small amounts of gliadin in coeliac disease children a clinical and jejunal morphometric study Gut ###;## ##<DATUM> Ciclitira PJ, <PERSOON> HJ, Fagg NLK Evaluation of a gluten free product containing wheat gliadin in Ciclitira PJ, Evans DJ, Fagg NLK, <PERSOON> ES, Dowling EH Clinical testing of gliadin fractions in <PERSOON> safe treshhold for gluten contamination in glutenfree products <PERSOON> trace amounts be accepted in the treatment of coeliac disease <PERSOON> MN Compliance of adolescents with coeliac Scotta MS, De <PERSOON> G, <PERSOON-##> AG Eucharistic problems for celiac <PERSOON-##> antibodies as unreliable markers for slight dietary transgression in adolescents with celiac disease <PERSOON-##> de vlokatrofie zich sneller bij een glutenvrij en tarwezetmeelvrij dieet dan Hebben coeliakiepatiënten die een glutenvrij dieet op basis van tarwezetmeel gebruiken meer gastro-intestinale klachten dan zij die een glutenvrij en tarwezetmeelvrij dieet volgen? afhankelijk van het productieproces en de soort tarwe Glutenvrij tarwezetmeel wordt gecontroleerd op glutengehalte en voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius van maximaal ## mg gluten/### gram (### ppm gluten) âWillekeurigâ tarwezetmeel wordt niet gecontroleerd en het glutengehalte kan zowel onder als boven deze norm liggen In de diverse landen bestaat verschil in dieetadvisering wat betreft het toestaan van glutenvrij tarwezetmeel in het glutenvrije dieet (Kaukinen ###, Lohiniemi ###, Peräaho ###, Chartrand ###) De huidige situatie in <LOCATIE> is dat in principe de keuze om glutenvrij tarwezetmeel wel of niet te gebruiken aan de patiënt wordt gelaten Bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel en aanhoudende klachten wordt geadviseerd tevens glutenvrij tarwezetmeel te Het is belangrijk om te weten of langdurig gebruik van glutenvrij tarwezetmeel klachten of schade aan de darmwand veroorzaakt In een aantal kleinschalige studies is hiernaar onderzoek verricht, waarbij een #-tal studies die aangeven dat geen verschil optreedt in klachten en geen verschil in darmherstel bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel, afkomstig De eerste studie van de groep is een follow-up studie bij ## kinderen en ## volwassenen, waarvan ## met coeliakie en ## met dermatitis herpetiformis (Kaukinen ###) Van de ## patiënten gebruikten ## patiënten glutenvrij tarwezetmeel en hadden daarmee een gluteninname van gemiddeld ## mg (<DATUM> mg) per dag; zes patiënten volgden een van nature glutenvrij dieet en de andere zes gebruikten glutenvrij tarwezetmeel en gaven toe dat zij ook één keer per week tot één keer per maand iets glutenbevattends aten Bij.
| 567 | nvmdl |
van het productieproces en de soort tarwe Glutenvrij tarwezetmeel wordt gecontroleerd op glutengehalte en voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius van maximaal ## mg gluten/### gram (### ppm gluten) âWillekeurigâ tarwezetmeel wordt niet gecontroleerd en het glutengehalte kan zowel onder als boven deze norm liggen In de diverse landen bestaat verschil in dieetadvisering wat betreft het toestaan van glutenvrij tarwezetmeel in het glutenvrije dieet (Kaukinen ###, Lohiniemi ###, Peräaho ###, Chartrand ###) De huidige situatie in <LOCATIE> is dat in principe de keuze om glutenvrij tarwezetmeel wel of niet te gebruiken aan de patiënt wordt gelaten Bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel en aanhoudende klachten wordt geadviseerd tevens glutenvrij tarwezetmeel te Het is belangrijk om te weten of langdurig gebruik van glutenvrij tarwezetmeel klachten of schade aan de darmwand veroorzaakt In een aantal kleinschalige studies is hiernaar onderzoek verricht, waarbij een #-tal studies die aangeven dat geen verschil optreedt in klachten en geen verschil in darmherstel bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel, afkomstig De eerste studie van de groep is een follow-up studie bij ## kinderen en ## volwassenen, waarvan ## met coeliakie en ## met dermatitis herpetiformis (Kaukinen ###) Van de ## patiënten gebruikten ## patiënten glutenvrij tarwezetmeel en hadden daarmee een gluteninname van gemiddeld ## mg (<DATUM> mg) per dag; zes patiënten volgden een van nature glutenvrij dieet en de andere zes gebruikten glutenvrij tarwezetmeel en gaven toe dat zij ook één keer per week tot één keer per maand iets glutenbevattends aten Bij bevattend #,#, bij van nature glutenvrij #,# en dit was niet lager dan bij een controlegroep van ## niet-coeliakiepatiënten op een normaal glutenbevattende voeding die een biopsie kregen vanwege dyspepsie Er was geen verschil in aantal IELâs tussen de groep die glutenvrij tarwezetmeel gebruikte ten opzichte van de groep met een van nature glutenvrij dieet, wel waren de aantallen IELâs significant hoger (p(#,###) vergeleken met de controles De tweede studie is er een naar een mogelijk verband tussen gastro-intestinale klachten (bepaald met de GSRS) bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel en een lage vezelinname In dit patiënt-controle onderzoek werden ## patiënten vergeleken met ### controles zonder coeliakie, bestaande uit familieleden of vrienden van de patiënten (Lohiniemi ###) Vijftig patiënten volgden een strikt glutenvrij dieet, waarvan ## op basis van glutenvrij tarwezetmeel en twee van nature glutenvrij; drie gaven toe één keer per week gluteninname te hebben De gluteninname met glutenvrij tarwezetmeel was gemiddeld ## mg (#-### mg) per dag Toestemming voor biopsie werd gegeven door ## patiënten met als uitslag bij ## van hen normale vlokken, één subtotale en één partiële vlokatrofie De gemiddelde vezelinname bij de patiënten was ##,# g/dag, terwijl dat bij de algemene bevolking ## g/dag is De hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel en vezel leek niet te correleren met de aanwezigheid De derde studie is een prospectieve gerandomiseerde studie waarbij ## nieuwe in groep # en ## in groep # de studie van één jaar afgerond Uitvallers volgden het dieet niet strikt genoeg.
| 669 | nvmdl |
bij van nature glutenvrij #,# en dit was niet lager dan bij een controlegroep van ## niet-coeliakiepatiënten op een normaal glutenbevattende voeding die een biopsie kregen vanwege dyspepsie Er was geen verschil in aantal IELâs tussen de groep die glutenvrij tarwezetmeel gebruikte ten opzichte van de groep met een van nature glutenvrij dieet, wel waren de aantallen IELâs significant hoger (p(#,###) vergeleken met de controles De tweede studie is er een naar een mogelijk verband tussen gastro-intestinale klachten (bepaald met de GSRS) bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel en een lage vezelinname In dit patiënt-controle onderzoek werden ## patiënten vergeleken met ### controles zonder coeliakie, bestaande uit familieleden of vrienden van de patiënten (Lohiniemi ###) Vijftig patiënten volgden een strikt glutenvrij dieet, waarvan ## op basis van glutenvrij tarwezetmeel en twee van nature glutenvrij; drie gaven toe één keer per week gluteninname te hebben De gluteninname met glutenvrij tarwezetmeel was gemiddeld ## mg (#-### mg) per dag Toestemming voor biopsie werd gegeven door ## patiënten met als uitslag bij ## van hen normale vlokken, één subtotale en één partiële vlokatrofie De gemiddelde vezelinname bij de patiënten was ##,# g/dag, terwijl dat bij de algemene bevolking ## g/dag is De hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel en vezel leek niet te correleren met de aanwezigheid De derde studie is een prospectieve gerandomiseerde studie waarbij ## nieuwe in groep # en ## in groep # de studie van één jaar afgerond Uitvallers volgden het dieet niet strikt genoeg een gelijke mate van herstel van de darm te hebben, een gelijke daling van IELâs De kwaliteit van leven gescoord met de PGWB (Psychological General <LOCATIE> Being) nam in gelijke mate significant toe, van ##,# in groep # en ##,# in groep # bij aanvang tot respectievelijk ###,# en ###,# aan het eind van de studie (p(#,##) De gastro-intestinale klachten score, gemeten met de GSRS (Gastrointestinal Symptom Rating Scale), was bij aanvang in beide groepen #,# en nam in gelijke mate significant af tot #,# aan het eind van De studie die aantoonde dat wel klachten optreden bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel is afkomstig van onderzoekers uit Canada Hierbij werden ## patiënten (# kinderen) die minimaal één jaar een strikt glutenvrij dieet volgden geïncludeerd in een interventiestudie (Chartrand ###) De interventie bestond uit consumptie van een hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel per dag equivalent aan <DATUM> sneden tarwezetmeel bevattend brood Een controlegroep bestond uit ## patiënten (# kinderen) die al minimaal één jaar dagelijks dezelfde hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten gebruiken als de interventie hoeveelheid De gliadine inname via glutenvrij tarwezetmeel was gemiddeld #,## mg/dag Twee van ## hadden geen symptomen na tien maanden Elf ervoeren symptomen, zoals maagdarmklachten en vermoeidheid die ervoor zorgden dat zij zich terugtrokken uit te studie, ondanks dat zij de smaak en consistentie van de producten beter waardeerden De klachten begonnen twee weken tot acht maanden na aanvang van de studie en verdwenen tien dagen tot drie weken na beëindiging van consumptie van de glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten.
| 676 | nvmdl |
van de darm te hebben, een gelijke daling van IELâs De kwaliteit van leven gescoord met de PGWB (Psychological General <LOCATIE> Being) nam in gelijke mate significant toe, van ##,# in groep # en ##,# in groep # bij aanvang tot respectievelijk ###,# en ###,# aan het eind van de studie (p(#,##) De gastro-intestinale klachten score, gemeten met de GSRS (Gastrointestinal Symptom Rating Scale), was bij aanvang in beide groepen #,# en nam in gelijke mate significant af tot #,# aan het eind van De studie die aantoonde dat wel klachten optreden bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel is afkomstig van onderzoekers uit Canada Hierbij werden ## patiënten (# kinderen) die minimaal één jaar een strikt glutenvrij dieet volgden geïncludeerd in een interventiestudie (Chartrand ###) De interventie bestond uit consumptie van een hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel per dag equivalent aan <DATUM> sneden tarwezetmeel bevattend brood Een controlegroep bestond uit ## patiënten (# kinderen) die al minimaal één jaar dagelijks dezelfde hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten gebruiken als de interventie hoeveelheid De gliadine inname via glutenvrij tarwezetmeel was gemiddeld #,## mg/dag Twee van ## hadden geen symptomen na tien maanden Elf ervoeren symptomen, zoals maagdarmklachten en vermoeidheid die ervoor zorgden dat zij zich terugtrokken uit te studie, ondanks dat zij de smaak en consistentie van de producten beter waardeerden De klachten begonnen twee weken tot acht maanden na aanvang van de studie en verdwenen tien dagen tot drie weken na beëindiging van consumptie van de glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten met DH opnieuw huidlaesies kregen na één maand consumptie van glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten, en deze verdwenen twee weken na beëindiging van de studie Er waren geen veranderingen in serum ijzer en foliumzuur en antistoffen ten opzichte van voor de start van de studie Ondanks het hebben van klachten bleef EMA gedurende de hele studieperiode negatief In de controle groep gebruikte men ongeveer dezelfde hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten voor gemiddeld zes jaar (#-<LEEFTIJD> jaar) en bij hen Er zijn aanwijzingen dat gebruik van glutenvrij tarwezetmeel geen invloed heeft op herstel van de darmmucosa en geen toename geeft van klachten en daarom kan worden toegestaan in een glutenvrij dieet Er lijken individuele verschillen te bestaan in het hebben van klachten bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel in een glutenvrij dieet Het aantal studies en het niveau van bewijs is beperkt In de bovenbeschreven studies is gekeken naar glutenvrij tarwezetmeel welke voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius Op de vraag welke rol gewoon, ongecontroleerd tarwezetmeel speelt in het mogelijk veroorzaken van darmschade of klachten door de eventuele aanwezigheid van restgluten kan geen antwoord worden gegeven Het niet toestaan van glutenvrij tarwezetmeel in een glutenvrij dieet beperkt de productkeuze Chartrand LJ, Russo PA, Duhaime AG, Seidman EG Wheat starch intolerance in patiënts with Kaukinen K, <PERSOON> starch containing gluten-free flour products in the treatment of coeliac disease and dermatitis.
| 593 | nvmdl |
DH opnieuw huidlaesies kregen na één maand consumptie van glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten, en deze verdwenen twee weken na beëindiging van de studie Er waren geen veranderingen in serum ijzer en foliumzuur en antistoffen ten opzichte van voor de start van de studie Ondanks het hebben van klachten bleef EMA gedurende de hele studieperiode negatief In de controle groep gebruikte men ongeveer dezelfde hoeveelheid glutenvrij tarwezetmeel bevattende producten voor gemiddeld zes jaar (#-<LEEFTIJD> jaar) en bij hen Er zijn aanwijzingen dat gebruik van glutenvrij tarwezetmeel geen invloed heeft op herstel van de darmmucosa en geen toename geeft van klachten en daarom kan worden toegestaan in een glutenvrij dieet Er lijken individuele verschillen te bestaan in het hebben van klachten bij gebruik van glutenvrij tarwezetmeel in een glutenvrij dieet Het aantal studies en het niveau van bewijs is beperkt In de bovenbeschreven studies is gekeken naar glutenvrij tarwezetmeel welke voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius Op de vraag welke rol gewoon, ongecontroleerd tarwezetmeel speelt in het mogelijk veroorzaken van darmschade of klachten door de eventuele aanwezigheid van restgluten kan geen antwoord worden gegeven Het niet toestaan van glutenvrij tarwezetmeel in een glutenvrij dieet beperkt de productkeuze Chartrand LJ, Russo PA, Duhaime AG, Seidman EG Wheat starch intolerance in patiënts with Kaukinen K, <PERSOON> starch containing gluten-free flour products in the treatment of coeliac disease and dermatitis Gastrointestinal symptoms rating scale in coeliac disease patiënts on wheat starch-based gluten-free diets <PERSOON> M, <PERSOON> starch based gluten-free products in the treatment of newly detected coeliac disease prospective and <PERSOON> wordt in een aantal landen toegestaan in het glutenvrije dieet In <LOCATIE> wordt het afgeraden haver te gebruiken, met als voornaamste reden dat geen zuivere haver verkrijgbaar is die geschikt is om te gebruiken in een glutenvrij dieet (<PERSOON> ###) Laboratoriumonderzoek naar geschiktheid van haver voor patiënten met coeliakie is verricht Kilmarin et al , hebben aangetoond dat de immunogene sequenties in gliadine niet aanwezig zijn in avenine (<PERSOON> et al , toonde aan dat proline minder aanwezig is in avenine vergeleken met gliadine (##% versus ##%), waardoor minder deamidatie van glutamine naar glutaminezuur plaatsvindt door tTG en de toxische reactie uitblijft (<PERSOON> ###) Uit een in vitro studie op duodenumbiopten van ## volwassen coeliakiepatiënten blijkt dat EMA´s konden worden aangetoond bij belasting van het weefsel met gliadine, maar niet Er zijn tevens klinische studies verricht naar geschiktheid van haver voor patiënten met coeliakie Er zijn vier gerandomiseerde studies bij zowel nieuw gediagnosticeerde als in patiënten (volwassenen), uitgevoerd in Scandinavië, zie tabel # (Janatuinen ###, Tabel # Studies naar de veiligheid van haver per ### epitheel cellen; bwaarbij #=geen vlokatrofie en #=partiële vlokatrofie; c# gebruikten geen haver; Na een follow-up duur van één tot vijf jaar en een gemiddelde inname van ## g haver per.
| 580 | nvmdl |
disease patiënts on wheat starch-based gluten-free diets <PERSOON> M, <PERSOON> starch based gluten-free products in the treatment of newly detected coeliac disease prospective and <PERSOON> wordt in een aantal landen toegestaan in het glutenvrije dieet In <LOCATIE> wordt het afgeraden haver te gebruiken, met als voornaamste reden dat geen zuivere haver verkrijgbaar is die geschikt is om te gebruiken in een glutenvrij dieet (<PERSOON> ###) Laboratoriumonderzoek naar geschiktheid van haver voor patiënten met coeliakie is verricht Kilmarin et al , hebben aangetoond dat de immunogene sequenties in gliadine niet aanwezig zijn in avenine (<PERSOON> et al , toonde aan dat proline minder aanwezig is in avenine vergeleken met gliadine (##% versus ##%), waardoor minder deamidatie van glutamine naar glutaminezuur plaatsvindt door tTG en de toxische reactie uitblijft (<PERSOON> ###) Uit een in vitro studie op duodenumbiopten van ## volwassen coeliakiepatiënten blijkt dat EMA´s konden worden aangetoond bij belasting van het weefsel met gliadine, maar niet Er zijn tevens klinische studies verricht naar geschiktheid van haver voor patiënten met coeliakie Er zijn vier gerandomiseerde studies bij zowel nieuw gediagnosticeerde als in patiënten (volwassenen), uitgevoerd in Scandinavië, zie tabel # (Janatuinen ###, Tabel # Studies naar de veiligheid van haver per ### epitheel cellen; bwaarbij #=geen vlokatrofie en #=partiële vlokatrofie; c# gebruikten geen haver; Na een follow-up duur van één tot vijf jaar en een gemiddelde inname van ## g haver per verschil in het aantal personen met verhoogde antistoffen en geen verschil in histologie en aantal IELâs in de groep met haver in het dieet vergeleken met hen die het glutenvrije dieet volgen zonder haver (Janatuinen ###, Janatuinen ###, Högberg ###) Wat betreft klachten (gescoord met GSRS) was een trend waarneembaar naar een hogere score in de havergroep, met een significant hogere score voor diarree (#) In deze studie was geen verschil in morfologie van de biopsie, maar wel een significante toename van het aantal IELâs in de havergroep (Peräaho ###) In alle vier de studies waren ##-##% uitvallers vanwege ontwikkeling van maagdarmklachten bij zowel de havergroep als de controles, of jeuk Bij de vijf jaar durende follow-up studie staakten ## patiënten (##%) het gebruik van haver met als reden twijfel over de veiligheid van haver, drie van hen hadden ook klachten (Janatuinen Twee niet-vergelijkende studies onder kleine groepen patiënten zowel uit Scandinavië (## patiënten) als Amerika (## patiënten) met een follow-up duur van zes maanden tot twee jaar en een inname van ## g haver (#) of ## g haver (Størsrud ###a) hebben geen negatieve effecten gevonden van gebruik van haver door coeliakiepatiënten Een patiënt-controle studie uit Finland toont aan dat bij drie van de ## patiënten met dermatitis herpetiformis die geen dapson® gebruiken, bij een gemiddelde inname van ## gram haver en ## mg gluten per dag zich rash ontwikkelt na zes maanden (Reunala ###).
| 652 | nvmdl |
verschil in het aantal personen met verhoogde antistoffen en geen verschil in histologie en aantal IELâs in de groep met haver in het dieet vergeleken met hen die het glutenvrije dieet volgen zonder haver (Janatuinen ###, Janatuinen ###, Högberg ###) Wat betreft klachten (gescoord met GSRS) was een trend waarneembaar naar een hogere score in de havergroep, met een significant hogere score voor diarree (#) In deze studie was geen verschil in morfologie van de biopsie, maar wel een significante toename van het aantal IELâs in de havergroep (Peräaho ###) In alle vier de studies waren ##-##% uitvallers vanwege ontwikkeling van maagdarmklachten bij zowel de havergroep als de controles, of jeuk Bij de vijf jaar durende follow-up studie staakten ## patiënten (##%) het gebruik van haver met als reden twijfel over de veiligheid van haver, drie van hen hadden ook klachten (Janatuinen Twee niet-vergelijkende studies onder kleine groepen patiënten zowel uit Scandinavië (## patiënten) als Amerika (## patiënten) met een follow-up duur van zes maanden tot twee jaar en een inname van ## g haver (#) of ## g haver (Størsrud ###a) hebben geen negatieve effecten gevonden van gebruik van haver door coeliakiepatiënten Een patiënt-controle studie uit Finland toont aan dat bij drie van de ## patiënten met dermatitis herpetiformis die geen dapson® gebruiken, bij een gemiddelde inname van ## gram haver en ## mg gluten per dag zich rash ontwikkelt na zes maanden (Reunala ###) maar niet significant, dan bij de ## controles die vanwege dyspepsie een biopsie Een studie van <PERSOON> et al , beschrijft negen volwassen coeliakiepatiënten die haver gebruiken Vier van de negen hebben klinische symptomen zoals gewichtsverlies, opgeblazen gevoel en buikpijn Drie van de negen hebben een Marsh IIIA of IIIB, één een Marsh II, twee een Marsh I en drie een Marsh # Getest in de biopten hadden <DATUM> patiënten De mogelijke voordelen van het toevoegen van haver aan het glutenvrije dieet wat betreft de voedingswaarde en waardering door de patiënten is bekeken in een niet-vergelijkende studie inname van ijzer, vezel, fytaat, B#, zink was significant hoger bij haverinname en er leek een trend te zijn naar lagere vetinname en hogere koolhydraatinname Er was een tendens naar lagere inname van snacks (chocolade, snoep, popcorn, pinda etc ) en dranken (frisdrank, Een glutenvrij dieet met haver werd door de patiënten gewaardeerd als meer verzadigend, meer gevarieerd, goede smaak, makkelijk te bereiden, goedkoop en gezond (Størsrud ###a, Størsrud ###b) Deze conclusie wordt ook getrokken in een onderzoek door middel van een enquête waarin # ### van de ## ### leden van de Finse coeliakie vereniging zijn In tegenstelling tot de Scandinavische haverproducten gebruikt in bovenbeschreven studies, blijken bij een test van drie merken haverproducten in Amerika er twee merken te zijn met monsters die voldoen aan de norm van de Codex Alimentarius, maar daar ook boven kunnen zitten (#<DATUM> ppm) Van het derde merk bleken alle monsters boven de norm uit te komen (<PERSOON> ###).
| 665 | nvmdl |
studie van <PERSOON> et al , beschrijft negen volwassen coeliakiepatiënten die haver gebruiken Vier van de negen hebben klinische symptomen zoals gewichtsverlies, opgeblazen gevoel en buikpijn Drie van de negen hebben een Marsh IIIA of IIIB, één een Marsh II, twee een Marsh I en drie een Marsh # Getest in de biopten hadden <DATUM> patiënten De mogelijke voordelen van het toevoegen van haver aan het glutenvrije dieet wat betreft de voedingswaarde en waardering door de patiënten is bekeken in een niet-vergelijkende studie inname van ijzer, vezel, fytaat, B#, zink was significant hoger bij haverinname en er leek een trend te zijn naar lagere vetinname en hogere koolhydraatinname Er was een tendens naar lagere inname van snacks (chocolade, snoep, popcorn, pinda etc ) en dranken (frisdrank, Een glutenvrij dieet met haver werd door de patiënten gewaardeerd als meer verzadigend, meer gevarieerd, goede smaak, makkelijk te bereiden, goedkoop en gezond (Størsrud ###a, Størsrud ###b) Deze conclusie wordt ook getrokken in een onderzoek door middel van een enquête waarin # ### van de ## ### leden van de Finse coeliakie vereniging zijn In tegenstelling tot de Scandinavische haverproducten gebruikt in bovenbeschreven studies, blijken bij een test van drie merken haverproducten in Amerika er twee merken te zijn met monsters die voldoen aan de norm van de Codex Alimentarius, maar daar ook boven kunnen zitten (#<DATUM> ppm) Van het derde merk bleken alle monsters boven de norm uit te komen (<PERSOON> ###) Bij nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten treedt darmherstel in gelijke mate op bij een glutenvrij dieet met haver als bij een glutenvrij dieet zonder <PERSOON> is waarschijnlijk geschikt om te worden gebruikt in een glutenvrij dieet, maar er bestaan individuele verschillen in de ervaring van klachten, immunologische reacties en histologie <PERSOON> lijkt per individu verschillende klinische symptomen, histologische Het lijkt erop dat haver goed wordt gewaardeerd door patiënten met coeliakie en dermatitis herpetiformis die haver gebruiken in het glutenvrije dieet In <LOCATIE> is veilige, niet-gecontamineerde haver niet beschikbaar (<PERSOON> ###) Er bestaan individuele verschillen in de reactie op het gebruik van haver <PERSOON> Ã, <PERSOON> molecular basis for oat intolerance in patiënts with celiac disease <PERSOON> G A trial of oats in children with newly diagnosed celiac disease <PERSOON> to children with newly diagnosed coeliac disease a randomised double blind study <PERSOON> MIJ No harm from five year ingestion of oats in coeliac disease <PERSOON-##> MIJ, <PERSOON-##> RJK.
| 524 | nvmdl |
een glutenvrij dieet met haver als bij een glutenvrij dieet zonder <PERSOON> is waarschijnlijk geschikt om te worden gebruikt in een glutenvrij dieet, maar er bestaan individuele verschillen in de ervaring van klachten, immunologische reacties en histologie <PERSOON> lijkt per individu verschillende klinische symptomen, histologische Het lijkt erop dat haver goed wordt gewaardeerd door patiënten met coeliakie en dermatitis herpetiformis die haver gebruiken in het glutenvrije dieet In <LOCATIE> is veilige, niet-gecontamineerde haver niet beschikbaar (<PERSOON> ###) Er bestaan individuele verschillen in de reactie op het gebruik van haver <PERSOON> Ã, <PERSOON> molecular basis for oat intolerance in patiënts with celiac disease <PERSOON> G A trial of oats in children with newly diagnosed celiac disease <PERSOON> to children with newly diagnosed coeliac disease a randomised double blind study <PERSOON> MIJ No harm from five year ingestion of oats in coeliac disease <PERSOON> MIJ, <PERSOON> JA Contamination of rolled oats with wheat, <PERSOON-##> fails to induce Th# response in coeliac tissue following in vitro culture Gut ###;## ##-##, Peräaho M, <PERSOON-##> can diversify a glutenfree diet in celiac disease and dermatitis herpetiformis <PERSOON-##> Assoc ###(b) #<DATUM> ## <PERSOON-##> P, <PERSOON-##> of an oats-containing gluten-free diet on symptoms and quality of life in coeliac disease <PERSOON-##> M, De <PERSOON-##> evidence of no harmful effect of oats in celiac disease <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> to Størsrud S, LR Hullthén, RA Lenner Beneficial effects of oats in the gluten-free diet of adults special reference to nutrient status, symptoms and subjective experiences British Journal of <PERSOON-##> coeliac patiënts do tolerate large amounts of oats <PERSOON-##> ###(a);#<DATUM> # <PERSOON-##> oats and other gluten-free foods in the <PERSOON-##> contamination of commercial oat products in the <PERSOON-##> J.
| 458 | nvmdl |
<PERSOON> JA Contamination of rolled oats with wheat, <PERSOON> fails to induce Th# response in coeliac tissue following in vitro culture Gut ###;## ##-##, Peräaho M, <PERSOON> can diversify a glutenfree diet in celiac disease and dermatitis herpetiformis <PERSOON> Assoc ###(b) #<DATUM> ## <PERSOON> P, <PERSOON> of an oats-containing gluten-free diet on symptoms and quality of life in coeliac disease <PERSOON> M, De <PERSOON> evidence of no harmful effect of oats in celiac disease <PERSOON> T, <PERSOON-##> to Størsrud S, LR Hullthén, RA Lenner Beneficial effects of oats in the gluten-free diet of adults special reference to nutrient status, symptoms and subjective experiences British Journal of <PERSOON-##> coeliac patiënts do tolerate large amounts of oats <PERSOON-##> ###(a);#<DATUM> # <PERSOON-##> oats and other gluten-free foods in the <PERSOON-##> contamination of commercial oat products in the <PERSOON-##> of tissue transglutaminase explains cereal toxiity in celiac Voedingstekorten bij gediagnosticeerde patiënten en bij patiënten waarbij de darm In de literatuur ontbreekt het aan een eenduidige gouden standaard voor definiëren van de ) # % ongewenst gewichtsverlies in de laatste maand dan wel een BMI (##,# Er zijn drie kleine studies verricht waarbij gekeken is naar de inname van voedingsstoffen bij volwassen coeliakiepatiënten en de waarden van deze nutriënten in het serum of plasma In de studie van Hallert et al (Hallert ###) is bij ## coeliakiepatiënten in remissie (gemiddeld tien jaar glutenvrij dieet) gekeken naar plasma folaat (vitamine B##), pyridoxal #âfosfaat (actieve vorm van vitamine B#), vitamine B## en naar homocysteïne gehalte Het gehalte vitamine B# in plasma was te laag (mannen gemiddeld ##,# nmol/l, vrouwen gemiddeld ##,# nmol/l) bij ## patiënten (##%) en het gehalte folaat was te laag (mannen gemiddeld ##,# nmol/l, vrouwen gemiddeld ##,# nmol/l) bij zes patiënten (##%) Het gehalte vitamine B## in plasma was bij geen van de patiënten te laag De gemiddelde dagelijkse inname van folaat bij patiënten (### ±## µg) was lager dan Nutrition Recommendations, ### µg) De inname van vitamine B# bij coeliakiepatiënten aanbevolen hoeveelheid van #,# mg voor mannen en #,# mg voor vrouwen De inname van vitamine B## was lager bij coeliakiepatiënten (gemiddeld #,# µg) dan bij controles (gemiddeld #,# µg) (P ( #,###) maar lag wel boven aanbevolen hoeveelheid van #,# µg.
| 615 | nvmdl |
Specificity of tissue transglutaminase explains cereal toxiity in celiac Voedingstekorten bij gediagnosticeerde patiënten en bij patiënten waarbij de darm In de literatuur ontbreekt het aan een eenduidige gouden standaard voor definiëren van de ) # % ongewenst gewichtsverlies in de laatste maand dan wel een BMI (##,# Er zijn drie kleine studies verricht waarbij gekeken is naar de inname van voedingsstoffen bij volwassen coeliakiepatiënten en de waarden van deze nutriënten in het serum of plasma In de studie van Hallert et al (Hallert ###) is bij ## coeliakiepatiënten in remissie (gemiddeld tien jaar glutenvrij dieet) gekeken naar plasma folaat (vitamine B##), pyridoxal #âfosfaat (actieve vorm van vitamine B#), vitamine B## en naar homocysteïne gehalte Het gehalte vitamine B# in plasma was te laag (mannen gemiddeld ##,# nmol/l, vrouwen gemiddeld ##,# nmol/l) bij ## patiënten (##%) en het gehalte folaat was te laag (mannen gemiddeld ##,# nmol/l, vrouwen gemiddeld ##,# nmol/l) bij zes patiënten (##%) Het gehalte vitamine B## in plasma was bij geen van de patiënten te laag De gemiddelde dagelijkse inname van folaat bij patiënten (### ±## µg) was lager dan Nutrition Recommendations, ### µg) De inname van vitamine B# bij coeliakiepatiënten aanbevolen hoeveelheid van #,# mg voor mannen en #,# mg voor vrouwen De inname van vitamine B## was lager bij coeliakiepatiënten (gemiddeld #,# µg) dan bij controles (gemiddeld #,# µg) (P ( #,###) maar lag wel boven aanbevolen hoeveelheid van #,# µg gekeken naar de inname van voedingsstoffen en voedingsstatus voor start met glutenvrij gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met te lage serumwaarden voor start glutenvrij Na één jaar glutenvrij dieet was een toename te zien in BMI, maar waren geen veranderingen te zien in de inname van energie, koolhydraten, eiwitten en vetten De inname van vezels en thiamine (vitamine B#) verminderden, in de studie worden echter geen De meeste afwijkende waarden in het serum verbeterden na één jaar glutenvrij dieet In de studie van Kemppainen et al (Kemppainen ###) is de voedselinname bekeken van nieuw gediagnosticeerde onbehandelde coeliakiepatiënten, coeliakiepatiënten in remissie en Coeliakiepatiënten in remissie hadden een significant lagere vezelinname (## ± # g) dan De gemiddelde dagelijkse inname van nutriënten bij coeliakiepatiënten in remissie en onbehandelde coeliakiepatiënten lag binnen de Recommended Dietary Allowances, maar in beide groepen waren gelijke aantallen patiënten waarvan de inname van vitamine B#, B#, ijzer, calcium, vitamine A, D of E beneden ##% van de RDA ligt Dit was echter ook het geval in de controlegroep In de studie wordt het aantal patiënten en controles dat een inname beneden ##% van de RDA heeft echter niet genoemd Waardes van serum vitamine B##, erytrocyt folaat en ferritine zijn significant lager in de groep onbehandelde coeliakiepatiënten (resp ### ± ### pmol/l, ### ± ### nmol/l, ## ± ### µg/l) dan de groep coeliakiepatiënten in remissie (resp ### ± ### pmol/l, ### ± ### nmol/l, NB Alle percentages zijn significant (p(#,##) hoger bij onbehandelde coeliakiepatiënten dan bij.
| 733 | nvmdl |
met glutenvrij gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met te lage serumwaarden voor start glutenvrij Na één jaar glutenvrij dieet was een toename te zien in BMI, maar waren geen veranderingen te zien in de inname van energie, koolhydraten, eiwitten en vetten De inname van vezels en thiamine (vitamine B#) verminderden, in de studie worden echter geen De meeste afwijkende waarden in het serum verbeterden na één jaar glutenvrij dieet In de studie van Kemppainen et al (Kemppainen ###) is de voedselinname bekeken van nieuw gediagnosticeerde onbehandelde coeliakiepatiënten, coeliakiepatiënten in remissie en Coeliakiepatiënten in remissie hadden een significant lagere vezelinname (## ± # g) dan De gemiddelde dagelijkse inname van nutriënten bij coeliakiepatiënten in remissie en onbehandelde coeliakiepatiënten lag binnen de Recommended Dietary Allowances, maar in beide groepen waren gelijke aantallen patiënten waarvan de inname van vitamine B#, B#, ijzer, calcium, vitamine A, D of E beneden ##% van de RDA ligt Dit was echter ook het geval in de controlegroep In de studie wordt het aantal patiënten en controles dat een inname beneden ##% van de RDA heeft echter niet genoemd Waardes van serum vitamine B##, erytrocyt folaat en ferritine zijn significant lager in de groep onbehandelde coeliakiepatiënten (resp ### ± ### pmol/l, ### ± ### nmol/l, ## ± ### µg/l) dan de groep coeliakiepatiënten in remissie (resp ### ± ### pmol/l, ### ± ### nmol/l, NB Alle percentages zijn significant (p(#,##) hoger bij onbehandelde coeliakiepatiënten dan bij niet vergeleken hebben met de waarden in serum In een Amerikaanse studie hebben ## volwassen coeliakiepatiënten (gemiddelde leeftijd ## ± <LEEFTIJD> jaar), een #-daags voedseldagboek bijgehouden Voor voedingsvezel voldeed de inname aan de aanbeveling bij ##% van de mannen en ##% van de vrouwen, voor ijzer was dat respectievelijk ###% en ##% en voor calcium was dat ##% en ##% (<PERSOON> ###) Een studie onder ### Nederlandse jongeren met coeliakie (gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar), hanteerde dezelfde methode en trok de volgende conclusies de inname van B-vitamines en calcium voldeden bij alle jongeren aan de aanbeveling, de verzadigd vetinname was significant hoger en de ijzer- en Door Corazza et al , wordt voor de bescherming en het behoud van een goede botmassa, naast adviezen voor leefstijl (regelmatig bewegen, stoppen met roken), tevens regelmatige calciuminname aanbevolen (#,# g/dag voor vrouwen) Als calciuminname niet voldoende is, malabsorptie mogelijk een rol speelt en lage serum calciumwaarden worden gevonden wordt Er zijn aanwijzingen dat patiënten met coeliakie een verhoogd risico hebben op Er zijn aanwijzingen dat volwassen coeliakiepatiënten bij het volgen van een glutenvrij dieet een te lage inname hebben van calcium, ijzer en voedingsvezel Jongeren lijken een voldoende inname van B-vitamines en calcium te hebben en Serumwaarden en inname van nutriënten hoeven niet altijd een goede correlatie te hebben De eetgewoonten in Scandinavië en Amerika kunnen verschillen van de eetgewoonten in <LOCATIE> en daardoor kan ook de inname van nutriënten anders zijn De studies zijn uitgevoerd bij volwassenen en jongeren met coeliakie, het is niet bekend of.
| 694 | nvmdl |
hebben ## volwassen coeliakiepatiënten (gemiddelde leeftijd ## ± <LEEFTIJD> jaar), een #-daags voedseldagboek bijgehouden Voor voedingsvezel voldeed de inname aan de aanbeveling bij ##% van de mannen en ##% van de vrouwen, voor ijzer was dat respectievelijk ###% en ##% en voor calcium was dat ##% en ##% (<PERSOON> ###) Een studie onder ### Nederlandse jongeren met coeliakie (gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar), hanteerde dezelfde methode en trok de volgende conclusies de inname van B-vitamines en calcium voldeden bij alle jongeren aan de aanbeveling, de verzadigd vetinname was significant hoger en de ijzer- en Door Corazza et al , wordt voor de bescherming en het behoud van een goede botmassa, naast adviezen voor leefstijl (regelmatig bewegen, stoppen met roken), tevens regelmatige calciuminname aanbevolen (#,# g/dag voor vrouwen) Als calciuminname niet voldoende is, malabsorptie mogelijk een rol speelt en lage serum calciumwaarden worden gevonden wordt Er zijn aanwijzingen dat patiënten met coeliakie een verhoogd risico hebben op Er zijn aanwijzingen dat volwassen coeliakiepatiënten bij het volgen van een glutenvrij dieet een te lage inname hebben van calcium, ijzer en voedingsvezel Jongeren lijken een voldoende inname van B-vitamines en calcium te hebben en Serumwaarden en inname van nutriënten hoeven niet altijd een goede correlatie te hebben De eetgewoonten in Scandinavië en Amerika kunnen verschillen van de eetgewoonten in <LOCATIE> en daardoor kan ook de inname van nutriënten anders zijn De studies zijn uitgevoerd bij volwassenen en jongeren met coeliakie, het is niet bekend of dat de nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten in de studies geen duidelijke ondervoeding vertoonden Informatie over de inname van voedingsstoffen is maar van een aantal voedingsstoffen De ervaring van werkgroepleden is dat osteopenie/osteoporose een probleem is bij Er is geen speciale aanbeveling voor nutriëntenbehoefte voor patiënten met coeliakie Vooralsnog wordt uitgegaan van de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene worden, waaronder Hb en ijzer, en initieel foliumzuur en vitamine <PERSOON> GR, Di <PERSOON> E, Bai JC Bones in celiac disease diagnosis and <PERSOON> of poor vitamin status in coeliac patiënts on a gluten-free diet for ## <PERSOON> EGD, le <PERSOON> BME, Mearin ML Nutritional management of the gluten-free diet in young people with celiac disease in the <PERSOON> of nutrients and nutritional status in coeliac patiënts <PERSOON> TA, Kosma VM, Janatuinen EK, Julkunen RJ, Pikkarainen PH, Uusitupa MI Nutritional status of newly diagnosed celiac disease patiënts before and after the institution of a celiac disease diet â association with the grade of mucosal villous atrophy <PERSOON> - de van der Schueren MAE Development and validation of a hospital screening tool the Short Nutritional assessment.
| 567 | nvmdl |
de studies geen duidelijke ondervoeding vertoonden Informatie over de inname van voedingsstoffen is maar van een aantal voedingsstoffen De ervaring van werkgroepleden is dat osteopenie/osteoporose een probleem is bij Er is geen speciale aanbeveling voor nutriëntenbehoefte voor patiënten met coeliakie Vooralsnog wordt uitgegaan van de aanbevelingen zoals die gelden voor de algemene worden, waaronder Hb en ijzer, en initieel foliumzuur en vitamine <PERSOON> GR, Di <PERSOON> E, Bai JC Bones in celiac disease diagnosis and <PERSOON> of poor vitamin status in coeliac patiënts on a gluten-free diet for ## <PERSOON> EGD, le <PERSOON> BME, Mearin ML Nutritional management of the gluten-free diet in young people with celiac disease in the <PERSOON> of nutrients and nutritional status in coeliac patiënts <PERSOON> TA, Kosma VM, Janatuinen EK, Julkunen RJ, Pikkarainen PH, Uusitupa MI Nutritional status of newly diagnosed celiac disease patiënts before and after the institution of a celiac disease diet â association with the grade of mucosal villous atrophy <PERSOON> - de van der Schueren MAE Development and validation of a hospital screening tool the Short Nutritional assessment Schueren MAE Effectiveness and cost effectiveness of early screening and treatment of malnourished patients <PERSOON> American Journal of Clinical Nutrition ###(a);#<DATUM> ### <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> AR, Sharrett MK Gluten-free diet survey are Americans with coeliac disease consuming recommended amounts if fibre, iron, calcium and In de huidige praktijk wordt een lactosebeperkt dieet meestal niet voorgeschreven bij aanvang van het glutenvrij dieet Bij persisterende klachten wordt in eerste instantie de dieettrouw gecontroleerd en wordt zonodig naar andere mogelijke oorzaken van de aanhoudende klachten gezocht, waaronder lactose-malabsorptie een van de mogelijkheden De literatuur naar lactose malabsorptie of lactose intolerantie bij mensen met coeliakie is beperkt In een patiënt-controle studie vindt Fine et al bij ## van ## patiënten (##%) met coeliakie die langer dan ## maanden behandeld worden met een glutenvrij dieet, nog diarree (# of meer dagen per week losse of waterige ontlasting) ten opzichte van ##/## (##%) voor de behandeling (Fine ###) Van deze ## bleek bij één patiënt lactose-malabsorptie de oorzaak van de diarree te zijn In de controlegroep uit de algemene populatie, verzameld via diverse afdelingen van het ziekenhuis en via de telefoongids, kwam diarree voor bij <DATUM> = #% De auteurs pleiten ervoor de diarree serieus te nemen en diagnostiek te verrichten als betrof het iemand zonder coeliakie Uit een cohort studie blijkt dat van de ## volwassen coeliakiepatiënten die na <DATUM> maanden glutenvrij dieet nog steeds maagdarmklachten.
| 552 | nvmdl |
effectiveness of early screening and treatment of malnourished patients <PERSOON> American Journal of Clinical Nutrition ###(a);#<DATUM> ### <PERSOON> T, <PERSOON> AR, Sharrett MK Gluten-free diet survey are Americans with coeliac disease consuming recommended amounts if fibre, iron, calcium and In de huidige praktijk wordt een lactosebeperkt dieet meestal niet voorgeschreven bij aanvang van het glutenvrij dieet Bij persisterende klachten wordt in eerste instantie de dieettrouw gecontroleerd en wordt zonodig naar andere mogelijke oorzaken van de aanhoudende klachten gezocht, waaronder lactose-malabsorptie een van de mogelijkheden De literatuur naar lactose malabsorptie of lactose intolerantie bij mensen met coeliakie is beperkt In een patiënt-controle studie vindt Fine et al bij ## van ## patiënten (##%) met coeliakie die langer dan ## maanden behandeld worden met een glutenvrij dieet, nog diarree (# of meer dagen per week losse of waterige ontlasting) ten opzichte van ##/## (##%) voor de behandeling (Fine ###) Van deze ## bleek bij één patiënt lactose-malabsorptie de oorzaak van de diarree te zijn In de controlegroep uit de algemene populatie, verzameld via diverse afdelingen van het ziekenhuis en via de telefoongids, kwam diarree voor bij <DATUM> = #% De auteurs pleiten ervoor de diarree serieus te nemen en diagnostiek te verrichten als betrof het iemand zonder coeliakie Uit een cohort studie blijkt dat van de ## volwassen coeliakiepatiënten die na <DATUM> maanden glutenvrij dieet nog steeds maagdarmklachten behandelde coeliakie en een niet tot normaal niveau terugkerende lactase-activiteit bij behandelde coeliakie (Colaco ###) Twee klinische studies onder volwassen coeliakiepatiënten laten zien dat de aanwezigheid van klachten, aangetoonde lactase-deficiëntie en gestoorde lactosetolerantie test niet altijd overeenkomen (Bodé ###, <PERSOON> ###) Bij ## nieuw ontdekte coeliakiepatiënten met bijna allemaal coeliakie gerelateerde klachten bleek ###% een lactase deficiëntie te hebben en slechts ##% een positieve LTT Na behandeling met een glutenvrij en lactose beperkt dieet van ## maanden (# mnd-<LEEFTIJD> jaar) was dat correlatie tussen (gestoorde) LTT en (lage) lactase activiteit was laag (r=#,###) (Bodé ###) Een studie naar de mate van overeenkomst tussen intestinale disaccharidase activiteit en histologie laat zien dat dit het geval is in ###/### (##%), namelijk ### met normale histologie en normale disaccharidase activiteit (##%); ### met vlokatrofie en lage disaccharidase activiteit (#%) (<PERSOON> ###) Bij ## patiënten met normale histologie en lage lactase activiteit blijkt dat ##/## gastro-intestinale klachten heeft die zouden kunnen passen bij lactose intolerantie Bij acht wordt gestart met een lactose beperkt dieet, slechts bij één met goed resultaat (<PERSOON> ###) In een cohort studie onder ## kinderen met coeliakie met een mediane leeftijd van #,<LEEFTIJD> jaar (#,#-##,##) wordt gevonden dat bij alle ## die bij aanvang een gestoorde H#-ademtest hebben, deze negatief wordt na acht weken glutenvrij dieet (Murphy ###) Er was geen verschil in klachten in de groep kinderen met en zonder gestoorde test De kinderen met positieve H#-ademtest waren significant jonger dan Er zijn aanwijzingen dat een lactose-malabsorptie kan voorkomen bij #-##% van de mensen met coeliakie.
| 728 | nvmdl |
bij behandelde coeliakie (Colaco ###) Twee klinische studies onder volwassen coeliakiepatiënten laten zien dat de aanwezigheid van klachten, aangetoonde lactase-deficiëntie en gestoorde lactosetolerantie test niet altijd overeenkomen (Bodé ###, <PERSOON> ###) Bij ## nieuw ontdekte coeliakiepatiënten met bijna allemaal coeliakie gerelateerde klachten bleek ###% een lactase deficiëntie te hebben en slechts ##% een positieve LTT Na behandeling met een glutenvrij en lactose beperkt dieet van ## maanden (# mnd-<LEEFTIJD> jaar) was dat correlatie tussen (gestoorde) LTT en (lage) lactase activiteit was laag (r=#,###) (Bodé ###) Een studie naar de mate van overeenkomst tussen intestinale disaccharidase activiteit en histologie laat zien dat dit het geval is in ###/### (##%), namelijk ### met normale histologie en normale disaccharidase activiteit (##%); ### met vlokatrofie en lage disaccharidase activiteit (#%) (<PERSOON> ###) Bij ## patiënten met normale histologie en lage lactase activiteit blijkt dat ##/## gastro-intestinale klachten heeft die zouden kunnen passen bij lactose intolerantie Bij acht wordt gestart met een lactose beperkt dieet, slechts bij één met goed resultaat (<PERSOON> ###) In een cohort studie onder ## kinderen met coeliakie met een mediane leeftijd van #,<LEEFTIJD> jaar (#,#-##,##) wordt gevonden dat bij alle ## die bij aanvang een gestoorde H#-ademtest hebben, deze negatief wordt na acht weken glutenvrij dieet (Murphy ###) Er was geen verschil in klachten in de groep kinderen met en zonder gestoorde test De kinderen met positieve H#-ademtest waren significant jonger dan Er zijn aanwijzingen dat een lactose-malabsorptie kan voorkomen bij #-##% van de mensen met coeliakie Het aantal studies naar lactose-malabsorptie en -intolerantie bij mensen met coeliakie is Er bestaat grote variatie in de tijdsduur die nodig is voor herstel van de darm, welke van Gezien de discrepantie tussen de testuitslag en de ervaren klachten lijkt er op dit moment geen reden te zijn om alle nieuw ontdekte coeliakiepatiënten te testen op lactosemalabsorptie Er is een kans op voedingsdeficiënties bij (onnodig) vermijden van melkproducten <PERSOON> and clinical significance of lactose malabsorption in adult <PERSOON> with gluten free diet in coeliac disease Arch Dis Child ###;#<DATUM> <PERSOON> A, Park RPR, <PERSOON> FD, <PERSOON> RI A retrospective assessment of the clinical value of the jejunal disaccharidase analysis <PERSOON> RL, <PERSOON> prevalence and causes of chronic diarrhea in patiënts with celiac sprue treated with a gluten-free diet Gastroenterology ###; ### ##<DATUM> Murphy MS, Sood M, <PERSOON> T Use of the lactose H# breath test to monitor mucosal healing <PERSOON> GM High prevalence of small intestinal bacterial overgrowth in coeliac patiënts with persistence of gastrointestinal symptoms after gluten withdrawal Am J Het glutenvrije dieet is de enige behandeling van coeliakie In de praktijk blijkt dat het volgen van een glutenvrij dieet niet door iedereen even gemakkelijk wordt gevonden en de In de studie van Butterworth (Butterworth ###) is een vragenlijst gestuurd naar ###.
| 692 | nvmdl |
Het aantal studies naar lactose-malabsorptie en -intolerantie bij mensen met coeliakie is Er bestaat grote variatie in de tijdsduur die nodig is voor herstel van de darm, welke van Gezien de discrepantie tussen de testuitslag en de ervaren klachten lijkt er op dit moment geen reden te zijn om alle nieuw ontdekte coeliakiepatiënten te testen op lactosemalabsorptie Er is een kans op voedingsdeficiënties bij (onnodig) vermijden van melkproducten <PERSOON> and clinical significance of lactose malabsorption in adult <PERSOON> with gluten free diet in coeliac disease Arch Dis Child ###;#<DATUM> <PERSOON> A, Park RPR, <PERSOON> FD, <PERSOON> RI A retrospective assessment of the clinical value of the jejunal disaccharidase analysis <PERSOON> RL, <PERSOON> prevalence and causes of chronic diarrhea in patiënts with celiac sprue treated with a gluten-free diet Gastroenterology ###; ### ##<DATUM> Murphy MS, Sood M, <PERSOON> T Use of the lactose H# breath test to monitor mucosal healing <PERSOON> GM High prevalence of small intestinal bacterial overgrowth in coeliac patiënts with persistence of gastrointestinal symptoms after gluten withdrawal Am J Het glutenvrije dieet is de enige behandeling van coeliakie In de praktijk blijkt dat het volgen van een glutenvrij dieet niet door iedereen even gemakkelijk wordt gevonden en de In de studie van Butterworth (Butterworth ###) is een vragenlijst gestuurd naar ### ## patiënten (##,#%) vulden de vragenlijst in (## Kaukasische patiënten, gemiddelde leeftijd ten tijde van diagnose ##,# ± ##,<LEEFTIJD> jaar, ## Zuid Aziatische patiënten, gemiddelde leeftijd ten tijde van diagnose ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar) De Kaukasische patiënten volgden gemiddeld #,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet en de Zuid Aziatische patiënten gemiddeld #,## ± #,<LEEFTIJD> jaar (p = #,##) Het aantal Kaukasische coeliakiepatiënten dat aangaf nooit of minder dan één keer per maand gluten in te nemen was significant groter dan het aantal Zuid Aziatische coeliakiepatiënten (resp p = #,## en p = Door middel van logistische regressie zijn factoren vastgesteld die gerelateerd zijn aan de waargenomen striktheid van het volgen van een glutenvrij dieet Bij Kaukasische coeliakiepatiënten zijn dit lidmaatschap van de coeliakie vereniging, het begrijpen van etikettering van voedingsmiddelen, verschaffen van glutenvrije producten, krijgen van glutenvrije producten op recept, gedetailleerde informatie over coeliakie door de arts en regelmatige diëtistische follow-up (onder andere het geven van contactadressen en telefoonnummers van de coeliakie vereniging) Bij de Zuid Aziatische patiënten waren deze factoren niet gerelateerd aan de waargenomen striktheid van het volgen van een glutenvrij In een studie onder Italiaanse coeliakiepatiënten (Ciacci ###) is door middel van een vragenlijst gekeken naar de kwaliteit van leven van coeliakiepatiënten Van de ### gevraagde coeliakiepatiënten vulden ### (##%) patiënten de vragenlijst in (### vrouwen, ### mannen, gemiddelde leeftijd ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar) De gemiddelde leeftijd ten tijde van de diagnose was ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar ### coeliakiepatiënten waren gediagnosticeerd voor hun.
| 691 | nvmdl |
## patiënten (##,#%) vulden de vragenlijst in (## Kaukasische patiënten, gemiddelde leeftijd ten tijde van diagnose ##,# ± ##,<LEEFTIJD> jaar, ## Zuid Aziatische patiënten, gemiddelde leeftijd ten tijde van diagnose ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar) De Kaukasische patiënten volgden gemiddeld #,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet en de Zuid Aziatische patiënten gemiddeld #,## ± #,<LEEFTIJD> jaar (p = #,##) Het aantal Kaukasische coeliakiepatiënten dat aangaf nooit of minder dan één keer per maand gluten in te nemen was significant groter dan het aantal Zuid Aziatische coeliakiepatiënten (resp p = #,## en p = Door middel van logistische regressie zijn factoren vastgesteld die gerelateerd zijn aan de waargenomen striktheid van het volgen van een glutenvrij dieet Bij Kaukasische coeliakiepatiënten zijn dit lidmaatschap van de coeliakie vereniging, het begrijpen van etikettering van voedingsmiddelen, verschaffen van glutenvrije producten, krijgen van glutenvrije producten op recept, gedetailleerde informatie over coeliakie door de arts en regelmatige diëtistische follow-up (onder andere het geven van contactadressen en telefoonnummers van de coeliakie vereniging) Bij de Zuid Aziatische patiënten waren deze factoren niet gerelateerd aan de waargenomen striktheid van het volgen van een glutenvrij In een studie onder Italiaanse coeliakiepatiënten (Ciacci ###) is door middel van een vragenlijst gekeken naar de kwaliteit van leven van coeliakiepatiënten Van de ### gevraagde coeliakiepatiënten vulden ### (##%) patiënten de vragenlijst in (### vrouwen, ### mannen, gemiddelde leeftijd ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar) De gemiddelde leeftijd ten tijde van de diagnose was ##,## ± ##,<LEEFTIJD> jaar ### coeliakiepatiënten waren gediagnosticeerd voor hun Gemiddeld volgde men #,## ± #,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet ### (##,#%) coeliakiepatiënten gaven aan zich totaal aan het glutenvrije dieet te houden ### (##,#%) coeliakiepatiënten gaven aan een tamelijk strikt dieet te volgen (<DATUM> keer gluteninname per maand) en ## (#,#%) coeliakiepatiënten gaven aan continu gluteninname te hebben Uit de vragenlijst bleek dat redenen voor het niet volgen van het dieet waren Coeliakiepatiënten gediagnosticeerd na hun ##ste levensjaar hadden een betere dieettrouw dan coeliakiepatiënten die voor hun ##ste levensjaar gediagnosticeerd zijn (p = #,###) In een multivariate analyse bleek dat dieettrouw positief werd beïnvloed door leeftijd ten tijde van diagnose en opleidingsniveau en negatief door de hoeveelheid onbehaaglijkheid en Alhoewel de correlatie laag is, blijkt uit een andere studie (Ciacci ###) dat boosheid een belangrijke emotie is welke leidt tot verminderde dieettrouw (r = #,###, p = #,###) In de studie van Ciacci (Ciacci ###) bij ### coeliakiepatiënten (gemiddeld ##,# ± ##,<LEEFTIJD> jaar, gemiddeld #,# ± #,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet gevolgd) werd de dieettrouw bepaald door middel van een interview door een getrainde arts om de inname van glutenbevattende voedingsmiddelen vast te stellen Het bleek dat een lange duur van het glutenvrije dieet gerelateerd is aan een lage dieettrouw (r = -#,###, p = #,###) Lage dieettrouw wil zeggen dat tot één glutenbevattend product per week gegeten wordt Ook is een jonge leeftijd en lage opleiding ten tijde van de diagnose gerelateerd aan een lage dieettrouw (resp r = #,###.
| 792 | nvmdl |
Gemiddeld volgde men #,## ± #,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet ### (##,#%) coeliakiepatiënten gaven aan zich totaal aan het glutenvrije dieet te houden ### (##,#%) coeliakiepatiënten gaven aan een tamelijk strikt dieet te volgen (<DATUM> keer gluteninname per maand) en ## (#,#%) coeliakiepatiënten gaven aan continu gluteninname te hebben Uit de vragenlijst bleek dat redenen voor het niet volgen van het dieet waren Coeliakiepatiënten gediagnosticeerd na hun ##ste levensjaar hadden een betere dieettrouw dan coeliakiepatiënten die voor hun ##ste levensjaar gediagnosticeerd zijn (p = #,###) In een multivariate analyse bleek dat dieettrouw positief werd beïnvloed door leeftijd ten tijde van diagnose en opleidingsniveau en negatief door de hoeveelheid onbehaaglijkheid en Alhoewel de correlatie laag is, blijkt uit een andere studie (Ciacci ###) dat boosheid een belangrijke emotie is welke leidt tot verminderde dieettrouw (r = #,###, p = #,###) In de studie van Ciacci (Ciacci ###) bij ### coeliakiepatiënten (gemiddeld ##,# ± ##,<LEEFTIJD> jaar, gemiddeld #,# ± #,<LEEFTIJD> jaar het glutenvrije dieet gevolgd) werd de dieettrouw bepaald door middel van een interview door een getrainde arts om de inname van glutenbevattende voedingsmiddelen vast te stellen Het bleek dat een lange duur van het glutenvrije dieet gerelateerd is aan een lage dieettrouw (r = -#,###, p = #,###) Lage dieettrouw wil zeggen dat tot één glutenbevattend product per week gegeten wordt Ook is een jonge leeftijd en lage opleiding ten tijde van de diagnose gerelateerd aan een lage dieettrouw (resp r = #,### Echter, ook in deze studies zijn de correlaties laag Door middel van een gevalideerde vragenlijst is in de studie van Greco (Greco ###) gekeken naar de dieettrouw van ### adolescenten met coeliakie (## patiënten tussen ##-<LEEFTIJD> jaar, ### patiënten tussen ##-<LEEFTIJD> jaar en ## patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar (range ##-<LEEFTIJD> jaar)) ### (##%) vrouwen volgden een strikt glutenvrij dieet tegenover ## (##,#%) mannen (p=#,###) Jongere patiënten hadden een betere dieettrouw dan oudere patiënten (p=#,##) ##,#% (##/##) van de coeliakiepatiënten die een slechte dieettrouw hadden voelden dat coeliakie een negatief effect op hun sociale leven had, terwijl dit gevoel minder vaak In het onderzoek van <PERSOON> ###) is bij ## coeliakiepatiënten (gemiddelde leeftijd <LEEFTIJD> jaar, gemiddelde duur glutenvrij dieet ##,# (range ##-##) jaar) gekeken naar de De dieettrouw is door de patiënten zelf bepaald als totaal, gedeeltelijk of geen en door berekening van gluteninname door een voedingskundige door middel van ##-uurs recall Redenen voor dieettrouw of dieetontrouw werden vastgesteld tijdens het interview met de voedingskundige ##% (##/##) van de patiënten was volledig dieettrouw, ##% (#/##) was gedeeltelijk dieettrouw en ##% (##/##) van de patiënten volgde geen glutenvrij dieet Voor ## % (##/##) van de patiënten was de belangrijkste motiverende factor voor dieettrouw het vermijden van symptomen en voor ##% (##/##) was dit het medisch advies Voor #% (#/##) was het ongemak van het dieet een demotiverende factor en ##% (##/##) van de patiënten hield zich niet of niet volledig aan het dieet omdat ze asymptomatisch waren Het vermijden.
| 838 | nvmdl |
in deze studies zijn de correlaties laag Door middel van een gevalideerde vragenlijst is in de studie van Greco (Greco ###) gekeken naar de dieettrouw van ### adolescenten met coeliakie (## patiënten tussen ##-<LEEFTIJD> jaar, ### patiënten tussen ##-<LEEFTIJD> jaar en ## patiënten ouder dan <LEEFTIJD> jaar (range ##-<LEEFTIJD> jaar)) ### (##%) vrouwen volgden een strikt glutenvrij dieet tegenover ## (##,#%) mannen (p=#,###) Jongere patiënten hadden een betere dieettrouw dan oudere patiënten (p=#,##) ##,#% (##/##) van de coeliakiepatiënten die een slechte dieettrouw hadden voelden dat coeliakie een negatief effect op hun sociale leven had, terwijl dit gevoel minder vaak In het onderzoek van <PERSOON> ###) is bij ## coeliakiepatiënten (gemiddelde leeftijd <LEEFTIJD> jaar, gemiddelde duur glutenvrij dieet ##,# (range ##-##) jaar) gekeken naar de De dieettrouw is door de patiënten zelf bepaald als totaal, gedeeltelijk of geen en door berekening van gluteninname door een voedingskundige door middel van ##-uurs recall Redenen voor dieettrouw of dieetontrouw werden vastgesteld tijdens het interview met de voedingskundige ##% (##/##) van de patiënten was volledig dieettrouw, ##% (#/##) was gedeeltelijk dieettrouw en ##% (##/##) van de patiënten volgde geen glutenvrij dieet Voor ## % (##/##) van de patiënten was de belangrijkste motiverende factor voor dieettrouw het vermijden van symptomen en voor ##% (##/##) was dit het medisch advies Voor #% (#/##) was het ongemak van het dieet een demotiverende factor en ##% (##/##) van de patiënten hield zich niet of niet volledig aan het dieet omdat ze asymptomatisch waren Het vermijden Addolorato (Addolorato ###) heeft een studie uitgevoerd bij ## nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met klachten van depressiviteit Coeliakiepatiënten met medicamenteuze of psychologische behandeling voor de depressieve klachten werden geëxcludeerd Er wordt in de studie niet beschreven hoe de depressieve klachten vastgesteld zijn De coeliakiepatiënten werden in twee groepen verdeeld Groep A (n = ##, gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar, ## mannen, ## vrouwen) kreeg psychologische ondersteuning Groep B (n = ##, gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar, ## mannen, ## vrouwen) kreeg geen psychologische ondersteuning Psychologische ondersteuning door middel van individuele gesprekken werd uitgevoerd door professioneel personeel en was gericht op het identificeren van de oorzaak en effect van problemen gerelateerd aan coeliakie en het glutenvrije dieet Na zes maanden bleek dat in de groep die psychologische ondersteuning had gekregen (groep A) de dieettrouw significant hoger was dan in groep B In groep A waren drie patiënten (#,#%) Het percentage patiënten met depressieve klachten bleek na zes maanden significant kleiner te zijn in de groep patiënten die psychologische ondersteuning kreeg (##,# %, #/## patiënten) dan in de groep patiënten die geen psychologische ondersteuning kreeg (##,#%, Er zijn aanwijzigen dat de dieettrouw zowel positief als negatief beïnvloed kan worden door factoren op sociaal, psychologisch, medisch, kennis en financieel Butterworth ###, Ciacci ###, Ciacci ###, Ciacci ###, Greco ###, Er zijn aanwijzingen dat de dieettrouw verbeterd kan worden door het geven.
| 794 | nvmdl |
Addolorato (Addolorato ###) heeft een studie uitgevoerd bij ## nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met klachten van depressiviteit Coeliakiepatiënten met medicamenteuze of psychologische behandeling voor de depressieve klachten werden geëxcludeerd Er wordt in de studie niet beschreven hoe de depressieve klachten vastgesteld zijn De coeliakiepatiënten werden in twee groepen verdeeld Groep A (n = ##, gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar, ## mannen, ## vrouwen) kreeg psychologische ondersteuning Groep B (n = ##, gemiddelde leeftijd ##,# ± #,<LEEFTIJD> jaar, ## mannen, ## vrouwen) kreeg geen psychologische ondersteuning Psychologische ondersteuning door middel van individuele gesprekken werd uitgevoerd door professioneel personeel en was gericht op het identificeren van de oorzaak en effect van problemen gerelateerd aan coeliakie en het glutenvrije dieet Na zes maanden bleek dat in de groep die psychologische ondersteuning had gekregen (groep A) de dieettrouw significant hoger was dan in groep B In groep A waren drie patiënten (#,#%) Het percentage patiënten met depressieve klachten bleek na zes maanden significant kleiner te zijn in de groep patiënten die psychologische ondersteuning kreeg (##,# %, #/## patiënten) dan in de groep patiënten die geen psychologische ondersteuning kreeg (##,#%, Er zijn aanwijzigen dat de dieettrouw zowel positief als negatief beïnvloed kan worden door factoren op sociaal, psychologisch, medisch, kennis en financieel Butterworth ###, Ciacci ###, Ciacci ###, Ciacci ###, Greco ###, Er zijn aanwijzingen dat de dieettrouw verbeterd kan worden door het geven Het aantal en de bewijskracht van de studies zijn beperkt In een studie geven de patiënten zelf aan welke redenen zij hebben voor het wel of niet volgen van een glutenvrij dieet Het is moeilijk om de dieettrouw te bepalen, in sommige studies is de dieettrouw door patiënten zelf bepaald, dit kan over- of onderschatting van de dieettrouw tot gevolg hebben Niet alle vragenlijsten die in de verschillende studies gebruikt zijn, zijn gevalideerd In <LOCATIE> zijn glutenvrije dieetproducten zonder recept te krijgen De glutenvrije dieetproducten zijn duur en de kosten worden veelal niet vergoed door zorgverzekeraars Zeker bij mensen met een laag inkomen kunnen de hoge kosten leiden tot De zorgverzekeraar dient tegemoet te komen in de kosten van het glutenvrije dieet Coeliakiepatiënten moeten door de arts of diëtist verwezen worden naar de Nederlandse Coeliakie Vereniging (NCV) Addolorato G, De <PERSOON> support counselling improves gluten-free diet compliance in coeliac patiënts with affective <PERSOON> TH, Cooper BT Factors relating to compliance with a glutenfree diet in patiënts with coeliac disease; comparison of white Caucasian and <PERSOON> G Long-term follow-up of celiac adults on gluten-free diet prevalence and correlates of intestinal damage Digestion ### ##;##<DATUM> Ciacci C, Dâagate C, De <PERSOON>-rated quality of life in celiac disease Dig Dis Sci ### ##;###-###.
| 629 | nvmdl |
aan welke redenen zij hebben voor het wel of niet volgen van een glutenvrij dieet Het is moeilijk om de dieettrouw te bepalen, in sommige studies is de dieettrouw door patiënten zelf bepaald, dit kan over- of onderschatting van de dieettrouw tot gevolg hebben Niet alle vragenlijsten die in de verschillende studies gebruikt zijn, zijn gevalideerd In <LOCATIE> zijn glutenvrije dieetproducten zonder recept te krijgen De glutenvrije dieetproducten zijn duur en de kosten worden veelal niet vergoed door zorgverzekeraars Zeker bij mensen met een laag inkomen kunnen de hoge kosten leiden tot De zorgverzekeraar dient tegemoet te komen in de kosten van het glutenvrije dieet Coeliakiepatiënten moeten door de arts of diëtist verwezen worden naar de Nederlandse Coeliakie Vereniging (NCV) Addolorato G, De <PERSOON> support counselling improves gluten-free diet compliance in coeliac patiënts with affective <PERSOON> TH, Cooper BT Factors relating to compliance with a glutenfree diet in patiënts with coeliac disease; comparison of white Caucasian and <PERSOON> G Long-term follow-up of celiac adults on gluten-free diet prevalence and correlates of intestinal damage Digestion ### ##;##<DATUM> Ciacci C, Dâagate C, De <PERSOON>-rated quality of life in celiac disease Dig Dis Sci ### ##;###-### Psychological dimensions of celiac disease Towards an integrated approach <PERSOON> to a gluten-free diet in adolescents, or âWhat do ### coeliac adolescents eat every day?â <PERSOON> hepatol <PERSOON> C, <PERSOON> disease and the De enige behandeling van coeliakie is het volgen van een glutenvrij dieet Hiervoor heeft de coeliakiepatiënt de hulp nodig van een diëtist die de patiënt uitleg geeft over onder andere coeliakie en het (belang van het) glutenvrije dieet, toegestane en niet toegestane producten, etikettering van voedingsmiddelen, verkrijgbaarheid van glutenvrije producten en De vraag is hoeveel consulten van een diëtist de coeliakiepatiënt nodig heeft op korte en lange termijn Het is belangrijk dit te weten, aangezien begeleiding door een diëtist de kennis van de patiënt over het glutenvrije dieet kan vergroten en dit de dieettrouw kan bevorderen In de literatuur zijn geen studies gevonden dat het aantal benodigde consulten op korte en lange termijn aangeeft In twee studies (Butterworth ###, Ciacci ###) wordt in de discussie regelmatige follow-up door een diëtist aanbevolen ter bevordering van de dieettrouw De mening van de werkgroep is dat coeliakiepatiënten na het stellen van de termijn (d w z vanaf één jaar na diagnose) één keer per één à twee jaar een In de huidige praktijk blijkt dat veel coeliakiepatiënten maar enkele keren contact met een diëtist hebben en dat zeker op lange termijn geen herhalingsconsulten plaatsvinden.
| 554 | nvmdl |
integrated approach <PERSOON> to a gluten-free diet in adolescents, or âWhat do ### coeliac adolescents eat every day?â <PERSOON> hepatol <PERSOON> C, <PERSOON> disease and the De enige behandeling van coeliakie is het volgen van een glutenvrij dieet Hiervoor heeft de coeliakiepatiënt de hulp nodig van een diëtist die de patiënt uitleg geeft over onder andere coeliakie en het (belang van het) glutenvrije dieet, toegestane en niet toegestane producten, etikettering van voedingsmiddelen, verkrijgbaarheid van glutenvrije producten en De vraag is hoeveel consulten van een diëtist de coeliakiepatiënt nodig heeft op korte en lange termijn Het is belangrijk dit te weten, aangezien begeleiding door een diëtist de kennis van de patiënt over het glutenvrije dieet kan vergroten en dit de dieettrouw kan bevorderen In de literatuur zijn geen studies gevonden dat het aantal benodigde consulten op korte en lange termijn aangeeft In twee studies (Butterworth ###, Ciacci ###) wordt in de discussie regelmatige follow-up door een diëtist aanbevolen ter bevordering van de dieettrouw De mening van de werkgroep is dat coeliakiepatiënten na het stellen van de termijn (d w z vanaf één jaar na diagnose) één keer per één à twee jaar een In de huidige praktijk blijkt dat veel coeliakiepatiënten maar enkele keren contact met een diëtist hebben en dat zeker op lange termijn geen herhalingsconsulten plaatsvinden reden hiervoor is dat er slechts een klein aantal in coeliakie geïnteresseerde of gespecialiseerde diëtisten zijn Patiënten geven vaak aan dat ze meer over het glutenvrije dieet weten diet prevalence and correlates of intestinal damage Digestion ### ##;##<DATUM> Een dieetbehandelingsrichtlijn kan een goede ondersteuning zijn voor de diëtist bij de behandeling van coeliakiepatiënten Een dieetbehandelingsrichtlijn geeft informatie over het ziektebeeld, de diëtistische gegevens die nodig zijn voor de dieetbehandeling en het dieetbehandelplan waarin doel van de behandeling, kenmerken van het dieetadvies, inhoud van de behandeling en duur en opbouw van de behandeling aan bod komen In de literatuur zijn geen artikelen gevonden waarin verwezen wordt naar dieetbehandelingsrichtlijnen In <LOCATIE> bestaat de dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie (#), uitgegeven door Elsevier In de dieetbehandelingsrichtlijn van Elsevier wordt aandacht besteed aan het ziektebeeld en de diëtistische gegevens die nodig zijn voor de dieetbehandeling Verder komt het dieetbehandelplan uitgebreid aan bod Er wordt onder andere aandacht besteed aan de doelen van de behandeling, kenmerken van het dieetadvies, volwaardigheid van de voeding etc Daarnaast worden belangrijke punten genoemd waar de diëtist aandacht aan moet besteden, zoals de emotionele beleving van eten, externe factoren die het volgen van het glutenvrije dieet kunnen bemoeilijken en aan praktische tips Hoewel de dieetbehandelingsrichtlijn op het gebied van de beschrijving van het stellen van de diagnose, behandeling van Dermatitis Herpetiformis, productverkrijgbaarheid, etiketteringsinformatie en dieetkosten vergoeding verouderd is en aangepast moet worden aan de nieuwste inzichten, is de richtlijn bruikbaar voor de diëtist.
| 569 | nvmdl |
hiervoor is dat er slechts een klein aantal in coeliakie geïnteresseerde of gespecialiseerde diëtisten zijn Patiënten geven vaak aan dat ze meer over het glutenvrije dieet weten diet prevalence and correlates of intestinal damage Digestion ### ##;##<DATUM> Een dieetbehandelingsrichtlijn kan een goede ondersteuning zijn voor de diëtist bij de behandeling van coeliakiepatiënten Een dieetbehandelingsrichtlijn geeft informatie over het ziektebeeld, de diëtistische gegevens die nodig zijn voor de dieetbehandeling en het dieetbehandelplan waarin doel van de behandeling, kenmerken van het dieetadvies, inhoud van de behandeling en duur en opbouw van de behandeling aan bod komen In de literatuur zijn geen artikelen gevonden waarin verwezen wordt naar dieetbehandelingsrichtlijnen In <LOCATIE> bestaat de dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie (#), uitgegeven door Elsevier In de dieetbehandelingsrichtlijn van Elsevier wordt aandacht besteed aan het ziektebeeld en de diëtistische gegevens die nodig zijn voor de dieetbehandeling Verder komt het dieetbehandelplan uitgebreid aan bod Er wordt onder andere aandacht besteed aan de doelen van de behandeling, kenmerken van het dieetadvies, volwaardigheid van de voeding etc Daarnaast worden belangrijke punten genoemd waar de diëtist aandacht aan moet besteden, zoals de emotionele beleving van eten, externe factoren die het volgen van het glutenvrije dieet kunnen bemoeilijken en aan praktische tips Hoewel de dieetbehandelingsrichtlijn op het gebied van de beschrijving van het stellen van de diagnose, behandeling van Dermatitis Herpetiformis, productverkrijgbaarheid, etiketteringsinformatie en dieetkosten vergoeding verouderd is en aangepast moet worden aan de nieuwste inzichten, is de richtlijn bruikbaar voor de diëtist De dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie van Elsevier kan door de diëtist gebruikt worden als ondersteuning bij de behandeling van coeliakiepatiënten De richtlijn wordt regelmatig Naast een eerste dunnedarmbiopt om de diagnose coeliakie te stellen, kan er in bepaalde Een herstel biopt, na glutenvrij dieet om herstel van de vlokatrofie vast te stellen (zie ook het advies voor herstel biopsie op pagina ##) Een re-challenge biopt na een glutenbevattend dieet, dat opnieuw vlokatrofie moet Kinderen onder de twee jaar (zie paragraaf âDiagnosebeleid bij kinderenâ) Patiënten waar reeds met een glutenvrij dieet gestart is zonder dat er een biopt is Risicogroepen, waarbij de diagnose Coeliakie na screening is gesteld zonder dat er sprake was van klinische symptomen Het is nu niet mogelijk om verbetering van klinische symptomen te beoordelen na instellen van het glutenvrij dieet Aangezien in de meeste gevallen er sprake zal zijn van een positieve serologische bepaling (EMA, tTGA), is de vraag of negatief worden van deze serologische bepaling voldoende is als parameter om herstel van dunne darm slijmvlies te beoordelen, of dat toch een Indien er bij diagnose geen sprake was van vlokatrofie, maar van Marsh I of Marsh II In veel gevallen zullen deze patiënten bij toeval gevonden worden Positieve serologische bepalingen kunnen de diagnose Coeliakie ondersteunen, maar de serologie is bij deze histologische bevindingen vaak negatief Behandeling zal afhankelijk zijn van aanwezige bij coeliakie passende symptomen Aanvullende biopten Literatuur over het nut van aanvullende biopten onder al of niet glutenvrij dieet ontbreekt.
| 565 | nvmdl |
kan door de diëtist gebruikt worden als ondersteuning bij de behandeling van coeliakiepatiënten De richtlijn wordt regelmatig Naast een eerste dunnedarmbiopt om de diagnose coeliakie te stellen, kan er in bepaalde Een herstel biopt, na glutenvrij dieet om herstel van de vlokatrofie vast te stellen (zie ook het advies voor herstel biopsie op pagina ##) Een re-challenge biopt na een glutenbevattend dieet, dat opnieuw vlokatrofie moet Kinderen onder de twee jaar (zie paragraaf âDiagnosebeleid bij kinderenâ) Patiënten waar reeds met een glutenvrij dieet gestart is zonder dat er een biopt is Risicogroepen, waarbij de diagnose Coeliakie na screening is gesteld zonder dat er sprake was van klinische symptomen Het is nu niet mogelijk om verbetering van klinische symptomen te beoordelen na instellen van het glutenvrij dieet Aangezien in de meeste gevallen er sprake zal zijn van een positieve serologische bepaling (EMA, tTGA), is de vraag of negatief worden van deze serologische bepaling voldoende is als parameter om herstel van dunne darm slijmvlies te beoordelen, of dat toch een Indien er bij diagnose geen sprake was van vlokatrofie, maar van Marsh I of Marsh II In veel gevallen zullen deze patiënten bij toeval gevonden worden Positieve serologische bepalingen kunnen de diagnose Coeliakie ondersteunen, maar de serologie is bij deze histologische bevindingen vaak negatief Behandeling zal afhankelijk zijn van aanwezige bij coeliakie passende symptomen Aanvullende biopten Literatuur over het nut van aanvullende biopten onder al of niet glutenvrij dieet ontbreekt op een glutenvrij dieet, kunnen aanvullende biopten nodig zijn om de diagnose coeliakie te kunnen stellen Ondersteuning vanuit de literatuur Het belang van een histologische bevinding als van Marsh I of Marsh II is Er is weinig onderzoek verricht wat de beste manier is om coeliakie te monitoren Een followup protocol zou een goede ondersteuning kunnen zijn voor de clinicus bij de behandeling van coeliakie De kwaliteit van leven verandert niet bij het herkennen van de ziekte bij een asymptomatische patiënt, bij symptomatische patiënten ligt dit gelukkig anders De dieettrouw is een continu punt van aandacht, met name voor de zogenaamd asymptomatische patiënt Een deel van deze patiënten heeft retrospectief toch vaak klachten en blijkt subjectief baat te hebben bij een dieet Indien de diagnose coeliakie gesteld is, is de hoeksteen van de therapie het glutenvrije dieet De geringe kennis van het glutenvrije dieet bij veel diëtisten is vaak al een eerste hindernis Het lidmaatschap van de coeliakievereniging is onontbeerlijk, op financieel gebied zijn in <LOCATIE> weinig mogelijkheden voor patiënten die onvoldoende verdienen om de extra kosten van dieet belastingtechnisch af te Het verminderen van de initiële symptomen, een beleid ten aanzien van osteoporose, een beleid ten aanzien van meer specifieke klachten als depressie en verminderde fertiliteit dient besproken te worden (Cellier ###) Of de verhoogde kans op maligniteit, en in het bijzonder die op lymfomen, besproken moet worden is discutabel, en moet van patiënt tot patiënt bekeken worden Bij jonge patiënten is de noodzaak daartoe minder, bij patiënten die op.
| 564 | nvmdl |
de diagnose coeliakie te kunnen stellen Ondersteuning vanuit de literatuur Het belang van een histologische bevinding als van Marsh I of Marsh II is Er is weinig onderzoek verricht wat de beste manier is om coeliakie te monitoren Een followup protocol zou een goede ondersteuning kunnen zijn voor de clinicus bij de behandeling van coeliakie De kwaliteit van leven verandert niet bij het herkennen van de ziekte bij een asymptomatische patiënt, bij symptomatische patiënten ligt dit gelukkig anders De dieettrouw is een continu punt van aandacht, met name voor de zogenaamd asymptomatische patiënt Een deel van deze patiënten heeft retrospectief toch vaak klachten en blijkt subjectief baat te hebben bij een dieet Indien de diagnose coeliakie gesteld is, is de hoeksteen van de therapie het glutenvrije dieet De geringe kennis van het glutenvrije dieet bij veel diëtisten is vaak al een eerste hindernis Het lidmaatschap van de coeliakievereniging is onontbeerlijk, op financieel gebied zijn in <LOCATIE> weinig mogelijkheden voor patiënten die onvoldoende verdienen om de extra kosten van dieet belastingtechnisch af te Het verminderen van de initiële symptomen, een beleid ten aanzien van osteoporose, een beleid ten aanzien van meer specifieke klachten als depressie en verminderde fertiliteit dient besproken te worden (Cellier ###) Of de verhoogde kans op maligniteit, en in het bijzonder die op lymfomen, besproken moet worden is discutabel, en moet van patiënt tot patiënt bekeken worden Bij jonge patiënten is de noodzaak daartoe minder, bij patiënten die op De followup dient hierop afgestemd te worden en wordt dan ook vaak individueel bepaald (Wahab Vanaf de introductie van het glutenvrij dieet in de jaren '##-'## van de vorige eeuw, werd een verrassend effect van het glutenvrij dieet op het humeur al opgemerkt Zelfs symptoomarme Klinisch bewijs, helaas slecht gedocumenteerd in de literatuur, stapelt zich op dat depressie en/of vermoeidheid min of meer typische symptomen van onbehandelde coeliakie zijn en dat zich vaak niet verbetert in een subgroep van coeliakiepatiënten, die glutenvrij dieet gebruiken Opvallend is dat chronische vermoeidheid, vaak blijvend, wordt gezien bij vrouwen, met name van veertig jaar en ouder Analyse hiernaar is meestal teleurstellend De clinicus zal deze algemene symptomen goed moeten wegen bij de poliklinische Rond de diagnose hebben patiënten vaak veel bloedonderzoek gehad, gelukkig vaak Foliumzuur en vit B##) moet vaak enige maanden tot jaren geschieden Bij uitzondering worden calcium en vitamine D gesuppleerd Follow-up tests hangen dan ook samen met de het evalueren van de respons op het glutenvrij dieet (ter completering van de Naast het klinisch beeld vormen de antistoffen en de histologie belangrijke parameters ter evaluatie van de respons op het glutenvrij dieet De tTGA- en EMA-titer normaliseren in het algemeen binnen één tot twee jaar Hoewel deze antistoffen gecorreleerd zijn met de mate van vlokatrofie, laat volledig herstel van de vlokken vaak langer op zich wachten Slechts ##% van de de patiënten met M III lesies toonden volledig vlokherstel binnen twee jaar.
| 566 | nvmdl |
afgestemd te worden en wordt dan ook vaak individueel bepaald (Wahab Vanaf de introductie van het glutenvrij dieet in de jaren '##-'## van de vorige eeuw, werd een verrassend effect van het glutenvrij dieet op het humeur al opgemerkt Zelfs symptoomarme Klinisch bewijs, helaas slecht gedocumenteerd in de literatuur, stapelt zich op dat depressie en/of vermoeidheid min of meer typische symptomen van onbehandelde coeliakie zijn en dat zich vaak niet verbetert in een subgroep van coeliakiepatiënten, die glutenvrij dieet gebruiken Opvallend is dat chronische vermoeidheid, vaak blijvend, wordt gezien bij vrouwen, met name van veertig jaar en ouder Analyse hiernaar is meestal teleurstellend De clinicus zal deze algemene symptomen goed moeten wegen bij de poliklinische Rond de diagnose hebben patiënten vaak veel bloedonderzoek gehad, gelukkig vaak Foliumzuur en vit B##) moet vaak enige maanden tot jaren geschieden Bij uitzondering worden calcium en vitamine D gesuppleerd Follow-up tests hangen dan ook samen met de het evalueren van de respons op het glutenvrij dieet (ter completering van de Naast het klinisch beeld vormen de antistoffen en de histologie belangrijke parameters ter evaluatie van de respons op het glutenvrij dieet De tTGA- en EMA-titer normaliseren in het algemeen binnen één tot twee jaar Hoewel deze antistoffen gecorreleerd zijn met de mate van vlokatrofie, laat volledig herstel van de vlokken vaak langer op zich wachten Slechts ##% van de de patiënten met M III lesies toonden volledig vlokherstel binnen twee jaar De betrouwbaarheid van tTGA als maat voor dieettrouw wordt in de literatuur steeds beter gevalideerd Normaliter wordt tTGA negatief binnen een half jaar na het starten van glutenvrij dieet Indien aan de dieettrouw wordt getwijfeld lijkt een persisteren en/of stijgen van tTGA De patiënt moet initieel gescreend worden op voedingsdeficiënties en op complicaties waaronder osteoporose, neurologische complicaties, andere auto-immuunziekten met name van de schildklier, maar ook op klachten die passen bij een zich ontwikkelende <PERSOON> ###) Bij patiënten die worden gediagnosticeerd boven de <LEEFTIJD> jaar moet aan refractaire coeliakie, ulceratieve jejunitis, T-cel lymfoom en andere gastro-intestinale maligniteiten worden gedacht (Cellier ###) Veel studies vestigen de aandacht op osteoporose (Corazza, Bai ###) Bij coeliakie gediagnosticeerd op volwassen leeftijd dient In de literatuur is een duidelijke samenhang gerapporteerd van coeliakie met auto-immuun schildklierziekte (zie hoofdstuk Epidemiologie) Betekent dit nu dat patiënten met coeliakie In de literatuur zijn alleen verzamelstudies te vinden Er zijn geen longitudinale follow-up onderzoeken waaruit blijkt hoeveel of welke van de coeliakiepatiënten in de loop van de tijd een hypo- of hyperthyreoïdie ontwikkelt Op basis van de literatuur kan geen antwoord gegeven worden op de vraag hoe vaak patiënten met coeliakie gecontroleerd moeten Er is geen relevante literatuur met betrekking tot de vraag hoe vaak de Wegens het ontbreken van harde data over de wenselijke frequentie van schildklieronderzoek acht de werkgroep het zinvol om bij patiënten met coeliakie, die in remissie zijn, Sinds ### wordt geadviseerd om, nadat coeliakie is gediagnosticeerd, de.
| 581 | nvmdl |
in de literatuur steeds beter gevalideerd Normaliter wordt tTGA negatief binnen een half jaar na het starten van glutenvrij dieet Indien aan de dieettrouw wordt getwijfeld lijkt een persisteren en/of stijgen van tTGA De patiënt moet initieel gescreend worden op voedingsdeficiënties en op complicaties waaronder osteoporose, neurologische complicaties, andere auto-immuunziekten met name van de schildklier, maar ook op klachten die passen bij een zich ontwikkelende <PERSOON> ###) Bij patiënten die worden gediagnosticeerd boven de <LEEFTIJD> jaar moet aan refractaire coeliakie, ulceratieve jejunitis, T-cel lymfoom en andere gastro-intestinale maligniteiten worden gedacht (Cellier ###) Veel studies vestigen de aandacht op osteoporose (Corazza, Bai ###) Bij coeliakie gediagnosticeerd op volwassen leeftijd dient In de literatuur is een duidelijke samenhang gerapporteerd van coeliakie met auto-immuun schildklierziekte (zie hoofdstuk Epidemiologie) Betekent dit nu dat patiënten met coeliakie In de literatuur zijn alleen verzamelstudies te vinden Er zijn geen longitudinale follow-up onderzoeken waaruit blijkt hoeveel of welke van de coeliakiepatiënten in de loop van de tijd een hypo- of hyperthyreoïdie ontwikkelt Op basis van de literatuur kan geen antwoord gegeven worden op de vraag hoe vaak patiënten met coeliakie gecontroleerd moeten Er is geen relevante literatuur met betrekking tot de vraag hoe vaak de Wegens het ontbreken van harde data over de wenselijke frequentie van schildklieronderzoek acht de werkgroep het zinvol om bij patiënten met coeliakie, die in remissie zijn, Sinds ### wordt geadviseerd om, nadat coeliakie is gediagnosticeerd, de een indicatie voor breukrisico te geven (Placide ###) De botdichtheid lijkt de best voorspellende waarde hiervoor Dit blijkt uit het onderzoek van Placide waar verschillende screenende tests werden vergeleken De test moet kosteneffectief, makkelijk toegankelijk en betrouwbaar zijn Voor fractuur voorspelling en therapie-effecten bleek de DEXA geschikt Hoewel nog aan studie onderhevig lijkt een eerste scan bij herkennen van de ziekte het optimale moment, gevolgd door een controle scan na een tot drie jaar Bij de meeste patiënten kan worden volstaan met een driejarig interval Dit blijkt uit studies naar lange termijn effecten van alendronaat en risedronaat (Ensrud ###) Door deze herhaling lijkt de ontwikkeling naar een ernstige osteopenie te voorkomen als suppletie start (CBO ###) Bij coeliakiepatiënten lijkt vooral de vitamine D deficiëntie de oorzaak van de verminderde mineraaldichtheid te zijn (Selby ###) Zo vond Selby (###) in een onderzoek bij ## patiënten op een glutenvrij dieet een verlaagde vitaminespiegel en een verhoogd PTH Bij onbehandelde coeliakie werd veel vaker osteoporosis verwacht Zelfs bij een toevallig herkende asymptomatische coeliakie leek sprake van een toename van osteoporose Zo liet Kemppainen (###) zien bij ## coeliakiepatiënten in vergelijking met ### controlepatiënten dat de ernst van de ziekte niet van invloed bleek op de BMD, maar dat ##% van de coeliakiepatiënten en slechts # % van de controles leed aan osteoporose Nieuw gediagnosticeerde patiënten en mensen met actieve ziekte hadden de meeste afwijkingen Geconcludeerd werd dat coeliakie een risico factor voor osteoporose moest zijn Echter, al in.
| 609 | nvmdl |
lijkt de best voorspellende waarde hiervoor Dit blijkt uit het onderzoek van Placide waar verschillende screenende tests werden vergeleken De test moet kosteneffectief, makkelijk toegankelijk en betrouwbaar zijn Voor fractuur voorspelling en therapie-effecten bleek de DEXA geschikt Hoewel nog aan studie onderhevig lijkt een eerste scan bij herkennen van de ziekte het optimale moment, gevolgd door een controle scan na een tot drie jaar Bij de meeste patiënten kan worden volstaan met een driejarig interval Dit blijkt uit studies naar lange termijn effecten van alendronaat en risedronaat (Ensrud ###) Door deze herhaling lijkt de ontwikkeling naar een ernstige osteopenie te voorkomen als suppletie start (CBO ###) Bij coeliakiepatiënten lijkt vooral de vitamine D deficiëntie de oorzaak van de verminderde mineraaldichtheid te zijn (Selby ###) Zo vond Selby (###) in een onderzoek bij ## patiënten op een glutenvrij dieet een verlaagde vitaminespiegel en een verhoogd PTH Bij onbehandelde coeliakie werd veel vaker osteoporosis verwacht Zelfs bij een toevallig herkende asymptomatische coeliakie leek sprake van een toename van osteoporose Zo liet Kemppainen (###) zien bij ## coeliakiepatiënten in vergelijking met ### controlepatiënten dat de ernst van de ziekte niet van invloed bleek op de BMD, maar dat ##% van de coeliakiepatiënten en slechts # % van de controles leed aan osteoporose Nieuw gediagnosticeerde patiënten en mensen met actieve ziekte hadden de meeste afwijkingen Geconcludeerd werd dat coeliakie een risico factor voor osteoporose moest zijn Echter, al in screenen op coeliakie Zij schreven in een reactie op een artikel van Feighery dat slechts een kleine groep lijdend aan osteoporose ook coeliakie heeft en pleiten ervoor om slechts te screenen op coeliakie als de combinatie osteoporose- laag serum Calcium en anemie bestaat De kans op ziekte herkenning blijkt het grootst als de te onderzoeken personen tevens klagen over vermoeidheid Deze omgekeerde benadering toonde de zwakte van eerdere studies aan Alleen de patiënten met onbegrepen osteoporose in combinatie met anemie of lage calciumwaardes behoren te worden beoordeeld (Fickling ###; Cranney ###; CBO ###) De resultaten van deze studies zijn niet eensluidend en de studies zijn vooral uitgevoerd in de groep van post-menopauzale vrouwen zonder gastrointestinale ziekte maar wel corticosteroïden gebruikend Toch bestaan nu AGA richtlijnen die op grond van deze oudere gegevens suppletie van vitamine D adviseren, met als onderbouwing het frequentere voorkomen van osteoporose bij onbehandelde coeliakie (vitamine suppletie bij osteoporose; level A) en zelfs bij coeliakiepatiënten zonder laboratorium afwijkingen(level B), hoewel de prevalentie van osteomalacie binnen deze groep onduidelijk is (level B) (Ciclitera ###) Recente studies ondersteunen de eerdere adviezen niet meer Als gekeken wordt naar een patiënten groep met een gastro-intestinale aandoening en fractuurpreventie als eindpunt lijken de adviezen niet onderbouwd door resultaten (<PERSOON> ###) Deze studies geven aan dat slechts bij # op de ## coeliakiepatiënten een verminderde botdichtheid gevonden werd Alleen in de studie van.
| 589 | nvmdl |
schreven in een reactie op een artikel van Feighery dat slechts een kleine groep lijdend aan osteoporose ook coeliakie heeft en pleiten ervoor om slechts te screenen op coeliakie als de combinatie osteoporose- laag serum Calcium en anemie bestaat De kans op ziekte herkenning blijkt het grootst als de te onderzoeken personen tevens klagen over vermoeidheid Deze omgekeerde benadering toonde de zwakte van eerdere studies aan Alleen de patiënten met onbegrepen osteoporose in combinatie met anemie of lage calciumwaardes behoren te worden beoordeeld (Fickling ###; Cranney ###; CBO ###) De resultaten van deze studies zijn niet eensluidend en de studies zijn vooral uitgevoerd in de groep van post-menopauzale vrouwen zonder gastrointestinale ziekte maar wel corticosteroïden gebruikend Toch bestaan nu AGA richtlijnen die op grond van deze oudere gegevens suppletie van vitamine D adviseren, met als onderbouwing het frequentere voorkomen van osteoporose bij onbehandelde coeliakie (vitamine suppletie bij osteoporose; level A) en zelfs bij coeliakiepatiënten zonder laboratorium afwijkingen(level B), hoewel de prevalentie van osteomalacie binnen deze groep onduidelijk is (level B) (Ciclitera ###) Recente studies ondersteunen de eerdere adviezen niet meer Als gekeken wordt naar een patiënten groep met een gastro-intestinale aandoening en fractuurpreventie als eindpunt lijken de adviezen niet onderbouwd door resultaten (<PERSOON> ###) Deze studies geven aan dat slechts bij # op de ## coeliakiepatiënten een verminderde botdichtheid gevonden werd Alleen in de studie van een lichte verhoogde fractuurincidentie aangetoond Het absolute verschil in de incidentie van overall botbreuk was #,## per # ### mensjaren en voor heupfractuur was dit #,## per # ### mensjaren bij personen boven de <LEEFTIJD> jaar In de ### bij toeval herkende patiënten, was het extra risico op botbreuk iets lager dan bij de "prevalente" personen (hazard ratio voor een fractuur, #,## vs #,##) Vestergaard ( ###) onderzocht ##,### Deense patiënten; waarvan #,### met coeliakie Er kon geen verhoging in breukrisico worden aangetoond Thomason (###) stelt dat coeliakie lijkt samen te hangen met osteoporose en osteomalacie, maar dat dit nooit goed is onderzocht Hij gebruikte een leefstijl- en algemene gezondheidsvragenlijst met specifieke vragen over ervaring met botbreuk Van de ### patiënten met coeliakie en ### controles gaf ##% respectievelijk ##% antwoord op de vragenlijst ## (##%) coeliakiepatiënten en ## (##%) controles rapporteerde ooit een of meer fracturen te hebben gehad, hetgeen een naar leeftijd en sekse gecorrigeerde odds ratio oplevert van #,## (##% BI #,#<DATUM> ##) Er was geen verschil in âlaag trauma botbreukrisicoâ voor en na de diagnose coeliakie De conclusie luidt dat geen verhoogd risico herkend wordt bij coeliakiepatiënten Dit rechtvaardigt een betere onderbouwing dan voorheen voordat het advies om iedere nieuwe herkende coeliakiepatiënt bij herkenning en een jaar later te Ook bij kinderen wordt een verlaagde botdichtheid bij diagnose gevonden, er treed echter in alle gevallen spontane normalisering na één jaar glutenvrij dieet (Kavak ###, Mora ###) In vrijwel alle studies wordt een verminderde botdichtheid aangetoond.
| 669 | nvmdl |
botbreuk was #,## per # ### mensjaren en voor heupfractuur was dit #,## per # ### mensjaren bij personen boven de <LEEFTIJD> jaar In de ### bij toeval herkende patiënten, was het extra risico op botbreuk iets lager dan bij de "prevalente" personen (hazard ratio voor een fractuur, #,## vs #,##) Vestergaard ( ###) onderzocht ##,### Deense patiënten; waarvan #,### met coeliakie Er kon geen verhoging in breukrisico worden aangetoond Thomason (###) stelt dat coeliakie lijkt samen te hangen met osteoporose en osteomalacie, maar dat dit nooit goed is onderzocht Hij gebruikte een leefstijl- en algemene gezondheidsvragenlijst met specifieke vragen over ervaring met botbreuk Van de ### patiënten met coeliakie en ### controles gaf ##% respectievelijk ##% antwoord op de vragenlijst ## (##%) coeliakiepatiënten en ## (##%) controles rapporteerde ooit een of meer fracturen te hebben gehad, hetgeen een naar leeftijd en sekse gecorrigeerde odds ratio oplevert van #,## (##% BI #,#<DATUM> ##) Er was geen verschil in âlaag trauma botbreukrisicoâ voor en na de diagnose coeliakie De conclusie luidt dat geen verhoogd risico herkend wordt bij coeliakiepatiënten Dit rechtvaardigt een betere onderbouwing dan voorheen voordat het advies om iedere nieuwe herkende coeliakiepatiënt bij herkenning en een jaar later te Ook bij kinderen wordt een verlaagde botdichtheid bij diagnose gevonden, er treed echter in alle gevallen spontane normalisering na één jaar glutenvrij dieet (Kavak ###, Mora ###) In vrijwel alle studies wordt een verminderde botdichtheid aangetoond De richtlijn van <PERSOON> (###) is te streng Dit is gebleken uit de resultaten van bovengenoemde studies Bij mannen die corticosteroïden gebruiken als ontstekingsremmer dient rekening te worden gehouden met osteoporose/osteopenie risicoâs vergelijkbaar met postmenopauzale vrouwen De ervaring van werkgroepleden is dat osteopenie wel een probleem is bij coeliakiepatienten gediagnosticeerd op oudere leeftijd Overwogen kan worden elke coeliakiepatiënt vanaf zijn/haar ##ste jaar middels DEXA te Hyposplenisme komt relatief vaak voor bij volwassen coeliakiepatiënten (Corazza ###) Howell-Jolly bodies in een bloeduitstrijk zijn kenmerkend Volumemeting ((### cc) bij CT/ECHO vergemakkelijkt de diagnose Pneumococcen en Haemophilus influenzae vaccinatie dient dan overwogen te worden Bij reizen naar de tropen dient malariaprofylaxe extra benadrukt te worden Adequaat onderzoek naar de betekenis van hyposplenisme bij Er is geen onderzoek gedaan naar de controles en de frequentie daarvan bij Glutenvrij dieet heeft vaak een verrassend goed effect op de kwaliteit van leven Specifieke klachten van malabsorptie verbeteren vaak snel Veel De voedingsdeficiëntie bij een âverseâ coeliakie valt vaak mee <PERSOON> aandacht aan vitamine-, ijzer- en calciumstatus dient gegeven te worden De follow-up is slecht gestandaardiseerd tTGA lijkt een goede maat voor dieettrouw Aandacht dient besteed te worden aan schildklierlijden en Van gecompliceerde coeliakie is sprake als een patiënt, die het aanvankelijk goed deed op een glutenvrij dieet opnieuw klachten krijgt (klinisch / histologisch) of na diagnose niet reageert op een glutenvrij dieet De meest voorkomende oorzaak is aanhoudend glutengebruik (tTGA blijft hoog) Dit dient uitgesloten te worden Bij histologisch onderzoek dient tevens.
| 686 | nvmdl |
streng Dit is gebleken uit de resultaten van bovengenoemde studies Bij mannen die corticosteroïden gebruiken als ontstekingsremmer dient rekening te worden gehouden met osteoporose/osteopenie risicoâs vergelijkbaar met postmenopauzale vrouwen De ervaring van werkgroepleden is dat osteopenie wel een probleem is bij coeliakiepatienten gediagnosticeerd op oudere leeftijd Overwogen kan worden elke coeliakiepatiënt vanaf zijn/haar ##ste jaar middels DEXA te Hyposplenisme komt relatief vaak voor bij volwassen coeliakiepatiënten (Corazza ###) Howell-Jolly bodies in een bloeduitstrijk zijn kenmerkend Volumemeting ((### cc) bij CT/ECHO vergemakkelijkt de diagnose Pneumococcen en Haemophilus influenzae vaccinatie dient dan overwogen te worden Bij reizen naar de tropen dient malariaprofylaxe extra benadrukt te worden Adequaat onderzoek naar de betekenis van hyposplenisme bij Er is geen onderzoek gedaan naar de controles en de frequentie daarvan bij Glutenvrij dieet heeft vaak een verrassend goed effect op de kwaliteit van leven Specifieke klachten van malabsorptie verbeteren vaak snel Veel De voedingsdeficiëntie bij een âverseâ coeliakie valt vaak mee <PERSOON> aandacht aan vitamine-, ijzer- en calciumstatus dient gegeven te worden De follow-up is slecht gestandaardiseerd tTGA lijkt een goede maat voor dieettrouw Aandacht dient besteed te worden aan schildklierlijden en Van gecompliceerde coeliakie is sprake als een patiënt, die het aanvankelijk goed deed op een glutenvrij dieet opnieuw klachten krijgt (klinisch / histologisch) of na diagnose niet reageert op een glutenvrij dieet De meest voorkomende oorzaak is aanhoudend glutengebruik (tTGA blijft hoog) Dit dient uitgesloten te worden Bij histologisch onderzoek dient tevens Coeliakiepatiënten die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dienen regelmatig te worden gecontroleerd op lengte en gewicht, Hb, Ht, Calcium, Foliumzuur, vitamine B##, ijzerstatus, Albumine, Alkalische fosfatase, TSH en tTGA Bij progressieve malabsorptie dient het volgen van een glutenvrij dieet opnieuw te worden geadviseerd <PERSOON> of the risk of fracture in patients with gastrointestinal disease <PERSOON> inflammatory intestinal diseases and bone loss Gut Oct Bernstein CN, <PERSOON> WD, Leboff MS AGA technical review on osteoporosis in gastrointestinal <PERSOON> E, <PERSOON> sprue, coeliac disease, and enteropathy-associated T-cell lymphoma French Coeliac Disease Study Group Lancet ### Jul ##;###(###) #<DATUM> Ciclitera PJ, <PERSOON> AL, Fraser JS AGA technical review review on celiac sprue Gastroenterology <PERSOON> and coeliac disease Gut <PERSOON> adults be screened for celiac disease? What are the benefits and harms of Corazza GR, Di <PERSOON-##> E, Bai JC Bones in coeliac disease diagnosis and treatment <PERSOON-##> hypofunction and the spectrum of autoimmune and malignant complications in celiac disease <PERSOON-##> C et al <PERSOON-##>-analyses of therapies.
| 554 | nvmdl |
Coeliakiepatiënten die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dienen regelmatig te worden gecontroleerd op lengte en gewicht, Hb, Ht, Calcium, Foliumzuur, vitamine B##, ijzerstatus, Albumine, Alkalische fosfatase, TSH en tTGA Bij progressieve malabsorptie dient het volgen van een glutenvrij dieet opnieuw te worden geadviseerd <PERSOON> of the risk of fracture in patients with gastrointestinal disease <PERSOON> inflammatory intestinal diseases and bone loss Gut Oct Bernstein CN, <PERSOON> WD, Leboff MS AGA technical review on osteoporosis in gastrointestinal <PERSOON> E, <PERSOON> sprue, coeliac disease, and enteropathy-associated T-cell lymphoma French Coeliac Disease Study Group Lancet ### Jul ##;###(###) #<DATUM> Ciclitera PJ, <PERSOON> AL, Fraser JS AGA technical review review on celiac sprue Gastroenterology <PERSOON> and coeliac disease Gut <PERSOON> adults be screened for celiac disease? What are the benefits and harms of Corazza GR, Di <PERSOON> E, Bai JC Bones in coeliac disease diagnosis and treatment <PERSOON-##> hypofunction and the spectrum of autoimmune and malignant complications in celiac disease <PERSOON-##> C et al <PERSOON-##>-analyses of therapies Randomized trial of effect of alendronate continuation versus discontinuation in women with low BMD results from the Fracture Intervention Trial long term extension <PERSOON-##> Res ###;<DATUM> ### Fickling WE and Bhalla AK Osteoporosis and celiac disease <PERSOON-##> N, <PERSOON-##> IN, Gurakan F, et al Bone mineral density in children with untreated and treated celiac disease <PERSOON-##> in adult patiënts with celiac disease Bone ### Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO Osteoporose Tweede herziene richtlijn ### <PERSOON-##> NR, <PERSOON-##> BB Should patients with coeliac disease have their bone mineral density <PERSOON-##> NR; <PERSOON-##> BB Should patients with celiac disease have their bone mineral density <PERSOON-##> disease is it time for mass screening? <PERSOON-##> MC, Bianchi C, et al A prospective, longitudinal study of the long-term effect of treatment on bone density in children with celiac disease <PERSOON-##> ND, Ciclitira PJ Review article coeliac disease and its management <PERSOON-##> MG Comparing screening methods for osteoporosis Curr Womens Health <PERSOON-##> EM; Gaywood I; <PERSOON-##> BB Guidelines for osteoporosis in celiac disease and inflammatory.
| 542 | nvmdl |
Randomized trial of effect of alendronate continuation versus discontinuation in women with low BMD results from the Fracture Intervention Trial long term extension <PERSOON> Res ###;<DATUM> ### Fickling WE and Bhalla AK Osteoporosis and celiac disease <PERSOON> N, <PERSOON> IN, Gurakan F, et al Bone mineral density in children with untreated and treated celiac disease <PERSOON> in adult patiënts with celiac disease Bone ### Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO Osteoporose Tweede herziene richtlijn ### <PERSOON> NR, <PERSOON> BB Should patients with coeliac disease have their bone mineral density <PERSOON> NR; <PERSOON> BB Should patients with celiac disease have their bone mineral density <PERSOON> disease is it time for mass screening? <PERSOON> MC, Bianchi C, et al A prospective, longitudinal study of the long-term effect of treatment on bone density in children with celiac disease <PERSOON> ND, Ciclitira PJ Review article coeliac disease and its management <PERSOON-##> MG Comparing screening methods for osteoporosis Curr Womens Health <PERSOON> EM; Gaywood I; <PERSOON> BB Guidelines for osteoporosis in celiac disease and inflammatory British Society of <PERSOON-##> # i<DATUM> <PERSOON-##> JE; Mawer EB Bone loss in celiac disease is related to secondary Thomason K, West J <PERSOON-##> RF et al Fracture experience of patients with celiac disease; a <PERSOON-##> GM Lack of usefulness of anti-transglutaminase antibodies in assessing histologic recovery after gluten-free diet in celiac disease <PERSOON-##> of potential coeliac disease in patiënts with Hashimoto's thyroiditis <PERSOON-##> risk in patients with celiac disease, CD and UC; a nationwide follow-up study of <DATUM> patiënts in <PERSOON-##> loss associated with gastrointestinal disease prevalence and Wahab Histologic follow-up of people with celiac disease on a gluten-free diet slow and West J, <PERSOON-##> risk in people with celiac disease a Behandeling met een glutenvrij dieet is een effectieve behandeling voor coeliakie Omdat het vaak maar enkele weken duurt voordat de subjectieve resultaten van een glutenvrij dieet zichtbaar worden, is het zich houden aan een glutenvrij dieet voor de symptomatische patiënt goed haalbaar (Bramall ###) Zelfs patiënten zonder duidelijke symptomen bemerken vaak een nieuwe vitaliteit en een beter algemeen welzijn, wat het idee versterkt dat het glutenvrije dieet kan leiden tot een volledig klinische remissie (<PERSOON-##> ###).
| 528 | nvmdl |
British Society of <PERSOON> # i<DATUM> <PERSOON> JE; Mawer EB Bone loss in celiac disease is related to secondary Thomason K, West J <PERSOON> RF et al Fracture experience of patients with celiac disease; a <PERSOON> GM Lack of usefulness of anti-transglutaminase antibodies in assessing histologic recovery after gluten-free diet in celiac disease <PERSOON> of potential coeliac disease in patiënts with Hashimoto's thyroiditis <PERSOON> risk in patients with celiac disease, CD and UC; a nationwide follow-up study of <DATUM> patiënts in <PERSOON> loss associated with gastrointestinal disease prevalence and Wahab Histologic follow-up of people with celiac disease on a gluten-free diet slow and West J, <PERSOON> risk in people with celiac disease a Behandeling met een glutenvrij dieet is een effectieve behandeling voor coeliakie Omdat het vaak maar enkele weken duurt voordat de subjectieve resultaten van een glutenvrij dieet zichtbaar worden, is het zich houden aan een glutenvrij dieet voor de symptomatische patiënt goed haalbaar (Bramall ###) Zelfs patiënten zonder duidelijke symptomen bemerken vaak een nieuwe vitaliteit en een beter algemeen welzijn, wat het idee versterkt dat het glutenvrije dieet kan leiden tot een volledig klinische remissie (<PERSOON> ###) algemeen werd aangenomen en blijkt gerelateerd aan de initiële mucosale laesie (Wahab ###) Het herstel treedt sneller en vollediger op bij patiënten met initiële Marsh III-A laesie dan bij patiënten met initieel <PERSOON-##> herstellen histologisch sneller dan volwassenen (Wahab ###) Tien tot twintig procent van de volwassen coeliakiepatiënten heeft na vijf jaar nog vlokatrofie Het einddoel van de behandeling moet herstel van de vlokken zijn Het is onduidelijk of een normalisatie van de intra-epitheliale lymfocyten haalbaar is voor de meerderheid van de op volwassen leeftijd gediagnosticeerde patiënten Lymfocytaire enteritis kan persisteren na een presentatie met een ernstige vlokatrofie als Eerder is in verband met de follow-up tests bij een behandelde coeliakie al aangegeven dat er onvoldoende onderzoek gedaan is over controles en de frequentie daarvan bij coeliakie De controles in de follow-up zijn gericht op maximale dieettrouw (tTGA), het voorkomen van complicaties bij coeliakie als botarmoede en/of de ontwikkeling van secundaire maligniteiten Dit betekent dat een einddoel voor de patiënt en behandelend arts een klinische remissie is Het einddoel van behandeling dient gericht te zijn op klinisch herstel Patiënten niet nacontroleren en aan hun lot overlaten is ongewenst Gezien het huidige kennisniveau van coeliakie bij de eerste lijn is nacontrole vooralsnog in de tweede lijn <PERSOON-##> CJ Histologic follow-up of people with celiac disease on a glutenfree diet slow and incomplete recovery <PERSOON-##> ###;###(#) ###-## Een glutenvrij dieet geeft normaliter een snelle klinische verbetering binnen dagen tot weken (Daum ###).
| 570 | nvmdl |
laesie (Wahab ###) Het herstel treedt sneller en vollediger op bij patiënten met initiële Marsh III-A laesie dan bij patiënten met initieel <PERSOON> herstellen histologisch sneller dan volwassenen (Wahab ###) Tien tot twintig procent van de volwassen coeliakiepatiënten heeft na vijf jaar nog vlokatrofie Het einddoel van de behandeling moet herstel van de vlokken zijn Het is onduidelijk of een normalisatie van de intra-epitheliale lymfocyten haalbaar is voor de meerderheid van de op volwassen leeftijd gediagnosticeerde patiënten Lymfocytaire enteritis kan persisteren na een presentatie met een ernstige vlokatrofie als Eerder is in verband met de follow-up tests bij een behandelde coeliakie al aangegeven dat er onvoldoende onderzoek gedaan is over controles en de frequentie daarvan bij coeliakie De controles in de follow-up zijn gericht op maximale dieettrouw (tTGA), het voorkomen van complicaties bij coeliakie als botarmoede en/of de ontwikkeling van secundaire maligniteiten Dit betekent dat een einddoel voor de patiënt en behandelend arts een klinische remissie is Het einddoel van behandeling dient gericht te zijn op klinisch herstel Patiënten niet nacontroleren en aan hun lot overlaten is ongewenst Gezien het huidige kennisniveau van coeliakie bij de eerste lijn is nacontrole vooralsnog in de tweede lijn <PERSOON> CJ Histologic follow-up of people with celiac disease on a glutenfree diet slow and incomplete recovery <PERSOON> ###;###(#) ###-## Een glutenvrij dieet geeft normaliter een snelle klinische verbetering binnen dagen tot weken (Daum ###) de volwassenen nog een persisterende vlokatrofie (Wahab ###) Bij kinderen duurt het histologisch herstel korter Indien de therapie niet aanslaat, maar de vlokatrofie verbetert dient een exocriene alvleesklierinsufficiëntie of microscopische colitis uitgesloten te worden Bij een klein deel van de volwassen patiënten (#-#%) waarbij de therapie niet aanslaat is er sprake van refractaire coeliakie Dit betreft met name patiënten waarbij de coeliakie gediagnosticeerd wordt boven de <LEEFTIJD> jaar Indien de therapie niet aanslaat dient primair gedacht te worden aan dieetfouten, serologisch onderzoek naar tTGA kan bij niet verder dalen of zelfs stijgen wijzen op dieetfouten (Tursi ###) De hoeksteen van de therapie is een goede dieettrouw, verdere begeleiding voor het dieet is dan gewenst, worden er bewust of onbewust fouten gemaakt? Daarnaast moet de diagnose heroverwogen worden, hoe was de serologie, hoe was de initiële histologie, was er sprake van vlokatrofie, crypthyperplasie en met name was er sprake van intra-epitheliale lymfocytose? Andere oorzaken van Indien de diagnose overeind blijft staan, er sprake lijkt van goede dieettrouw (serologie, dietitair) kan er sprake zijn van refractaire coeliakie Een specifieke diagnose van refractaire coeliakie ontbreekt in de literatuur De werkgroep definieert refractaire coeliakie als persisterende vlokatrofie met crypthyperplasie en lymfocytaire enteritis ondanks een strikt glutenvrij dieet langer dan twaalf maanden, of korter dan twaalf maanden als ernstige symptomen persisteren die interventie noodzakelijk maken Dit kunnen patiënten zijn die aanvankelijk wel goed reageerden op het dieet maar daarna verslechterden, of patiënten die.
| 585 | nvmdl |
nog een persisterende vlokatrofie (Wahab ###) Bij kinderen duurt het histologisch herstel korter Indien de therapie niet aanslaat, maar de vlokatrofie verbetert dient een exocriene alvleesklierinsufficiëntie of microscopische colitis uitgesloten te worden Bij een klein deel van de volwassen patiënten (#-#%) waarbij de therapie niet aanslaat is er sprake van refractaire coeliakie Dit betreft met name patiënten waarbij de coeliakie gediagnosticeerd wordt boven de <LEEFTIJD> jaar Indien de therapie niet aanslaat dient primair gedacht te worden aan dieetfouten, serologisch onderzoek naar tTGA kan bij niet verder dalen of zelfs stijgen wijzen op dieetfouten (Tursi ###) De hoeksteen van de therapie is een goede dieettrouw, verdere begeleiding voor het dieet is dan gewenst, worden er bewust of onbewust fouten gemaakt? Daarnaast moet de diagnose heroverwogen worden, hoe was de serologie, hoe was de initiële histologie, was er sprake van vlokatrofie, crypthyperplasie en met name was er sprake van intra-epitheliale lymfocytose? Andere oorzaken van Indien de diagnose overeind blijft staan, er sprake lijkt van goede dieettrouw (serologie, dietitair) kan er sprake zijn van refractaire coeliakie Een specifieke diagnose van refractaire coeliakie ontbreekt in de literatuur De werkgroep definieert refractaire coeliakie als persisterende vlokatrofie met crypthyperplasie en lymfocytaire enteritis ondanks een strikt glutenvrij dieet langer dan twaalf maanden, of korter dan twaalf maanden als ernstige symptomen persisteren die interventie noodzakelijk maken Dit kunnen patiënten zijn die aanvankelijk wel goed reageerden op het dieet maar daarna verslechterden, of patiënten die heroverwegen van de diagnose coeliakie, waarbij een aantal ziekten uitgesloten moeten De aanwezigheid van circulerende antistoffen als anti-endomysium of anti-tTGA voor de start van een glutenvrij dieet en een HLA-status DQ# en/of DQ# en een initiële klinische en histologische verbetering op een glutenvrij dieet zijn zeer suggestief voor coeliakie In principe is het zo dat bij de histologische criteria van coeliakie het aantal IELâs (meer dan ## per ### epitheliale cellen) per definitie wordt gezien bij alle patiënten met onbehandelde coeliakie Een belangrijk punt is dat een glutenvrij dieet in de praktijk moeilijker blijkt dan het op het eerste oog lijkt Een slechte dieettrouw is gerapporteerd tot ##% van de volwassen coeliakiepatiënten (Vahedi ###) Het persisteren van tTGA is sterk suggestief voor dieetfouten EMA kunnen jaren positief zijn en dienen als een secundair criterium gebruikt te De afwezigheid van circulerende antistoffen kan echter oneigenlijke sporen van gluten in het dieet niet uitsluiten Daarom is het, naast serologie van tTGA, ook belangrijk om een met coeliakie vertrouwde diëtist het glutenvrije dieet met de patiënt te laten doornemen om al dan niet âopzettelijkeâ dieetfouten uit te sluiten als oorzaak van persisterende vlokatrofie Bij problemen in deze overwegen wij een zo strikt mogelijk glutenvrij dieet (<PERSOON> ###) Bij patiënten met dieetfouten kan naast hulp van een adequaat geschoolde diëtist ook Als de diagnose coeliakie heroverwogen is, andere ziekten zijn uitgesloten en het glutenvrije dieet goed wordt gevolgd, dan is sprake van patiënt met refractaire coeliakie en dient verwijzing naar een tertiair <INSTELLING> plaats te vinden voor verder onderzoek Daarbij dienen.
| 602 | nvmdl |
aanwezigheid van circulerende antistoffen als anti-endomysium of anti-tTGA voor de start van een glutenvrij dieet en een HLA-status DQ# en/of DQ# en een initiële klinische en histologische verbetering op een glutenvrij dieet zijn zeer suggestief voor coeliakie In principe is het zo dat bij de histologische criteria van coeliakie het aantal IELâs (meer dan ## per ### epitheliale cellen) per definitie wordt gezien bij alle patiënten met onbehandelde coeliakie Een belangrijk punt is dat een glutenvrij dieet in de praktijk moeilijker blijkt dan het op het eerste oog lijkt Een slechte dieettrouw is gerapporteerd tot ##% van de volwassen coeliakiepatiënten (Vahedi ###) Het persisteren van tTGA is sterk suggestief voor dieetfouten EMA kunnen jaren positief zijn en dienen als een secundair criterium gebruikt te De afwezigheid van circulerende antistoffen kan echter oneigenlijke sporen van gluten in het dieet niet uitsluiten Daarom is het, naast serologie van tTGA, ook belangrijk om een met coeliakie vertrouwde diëtist het glutenvrije dieet met de patiënt te laten doornemen om al dan niet âopzettelijkeâ dieetfouten uit te sluiten als oorzaak van persisterende vlokatrofie Bij problemen in deze overwegen wij een zo strikt mogelijk glutenvrij dieet (<PERSOON> ###) Bij patiënten met dieetfouten kan naast hulp van een adequaat geschoolde diëtist ook Als de diagnose coeliakie heroverwogen is, andere ziekten zijn uitgesloten en het glutenvrije dieet goed wordt gevolgd, dan is sprake van patiënt met refractaire coeliakie en dient verwijzing naar een tertiair <INSTELLING> plaats te vinden voor verder onderzoek Daarbij dienen onderscheid te kunnen maken tussen refractaire coeliakie type I en type II, met een laag respectievelijk zeer hoog risico op een enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom, en om Persisterende diarree ondanks glutenvrij dieet met verbeterende vlokatrofie Bij sommige gevallen van persisterende diarree ondanks adequate verbetering van histologisch beeld van de dunne darm en exclusie van dieetfouten, al of niet opzettelijk, dienen andere afwijkingen overwogen te worden Bekende oorzaken voor persisterende diarree zijn onder andere microscopische colitis, onderverdeeld als collagene en/of lymfocytaire colitis, intermitterende pancreasinsufficiëntie bij verse coeliakie, secundaire lactase deficiëntie, bacteriële overgroei, een additionele Ziekte van Crohn, prikkelbaar darm syndroom bij vrouwen al of niet met sfincterdysfunctie van de anus Voor onderzoek naar een persisterende vlokatrofie is de differentiaal diagnostiek van de Bij coeliakie zien wij regelmatig, met name bij kinderen, dat een persisterende Giardia het beeld vertroebelt (<PERSOON> op zich kan vlokatrofie geven Bij elke Giardia welke gediagnosticeerd wordt zonder dat de patiënt in een risicogebied voor Giardia is geweest dient een latente coeliakie overwogen te worden (<PERSOON> ###) De ziekte van Crohn werd in het verleden beschouwd als een belangrijke reden voor pseudocoeliakie Bij de sterk verbeterde kennis van de histologie van de dunne darm lijkt dit echter een makkelijk te herkennen ziekte Collagene colitis, microscopische colitis, komt bij # tot #% van de coeliakiepatiënten voor en kan een belangrijke oorzaak zijn voor persisterende diaree Deze diagnose dient overwogen te worden waarna gericht biopten in de dikke darm genomen.
| 586 | nvmdl |
kunnen maken tussen refractaire coeliakie type I en type II, met een laag respectievelijk zeer hoog risico op een enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom, en om Persisterende diarree ondanks glutenvrij dieet met verbeterende vlokatrofie Bij sommige gevallen van persisterende diarree ondanks adequate verbetering van histologisch beeld van de dunne darm en exclusie van dieetfouten, al of niet opzettelijk, dienen andere afwijkingen overwogen te worden Bekende oorzaken voor persisterende diarree zijn onder andere microscopische colitis, onderverdeeld als collagene en/of lymfocytaire colitis, intermitterende pancreasinsufficiëntie bij verse coeliakie, secundaire lactase deficiëntie, bacteriële overgroei, een additionele Ziekte van Crohn, prikkelbaar darm syndroom bij vrouwen al of niet met sfincterdysfunctie van de anus Voor onderzoek naar een persisterende vlokatrofie is de differentiaal diagnostiek van de Bij coeliakie zien wij regelmatig, met name bij kinderen, dat een persisterende Giardia het beeld vertroebelt (<PERSOON> op zich kan vlokatrofie geven Bij elke Giardia welke gediagnosticeerd wordt zonder dat de patiënt in een risicogebied voor Giardia is geweest dient een latente coeliakie overwogen te worden (<PERSOON> ###) De ziekte van Crohn werd in het verleden beschouwd als een belangrijke reden voor pseudocoeliakie Bij de sterk verbeterde kennis van de histologie van de dunne darm lijkt dit echter een makkelijk te herkennen ziekte Collagene colitis, microscopische colitis, komt bij # tot #% van de coeliakiepatiënten voor en kan een belangrijke oorzaak zijn voor persisterende diaree Deze diagnose dient overwogen te worden waarna gericht biopten in de dikke darm genomen Auto-immuun enteropathie is een zeer zeldzame ziekte, doch dient keer op keer, met name bij de oudere patiënt, overwogen te worden Voor deze ziekte dient een behandeling van immuunsuppressie met corticosteroïden kortdurend en langdurig azathiopurine overwogen te Refractaire coeliakie is een diagnose die berust op exclusie Patiënten met refractaire coeliakie type I presenteren zich waarschijnlijk op een iets jongere leeftijd dan patiënten met refractaire coeliakie type II De prognose van refractaire coeliakie type I lijkt goed Mortaliteit gerelateerd aan deze vorm van coeliakie werd door ons niet waargenomen (Al-toma ###) Mucosale afwijkingen bij refractaire coeliakie dienen onderscheiden te worden van een intestinaal T-cel lymfoom Ulceraties zonder T-cel lymfoom wordt ulceratieve jejunitis genoemd Refractaire coeliakie wordt meestal gezien bij volwassenen en de gemiddelde leeftijd van diagnose van refractaire coeliakie is meestal tussen de ## en <LEEFTIJD> jaar oud De meeste van deze patiënten ontwikkelen ernstige malabsorptie met gewichtsverlies, buikpijn en diarree Het lijkt er op dat patiënten met een refractaire coeliakie vaker homozygoot voor DQ# zijn (##%) dan patiënten met een gewone coeliakie (##%) (Al-toma ###) Mislukken van therapie kan berusten op dieetfouten, een foutief <PERSOON> JA Etiology of nonresponsive celiac disease results of a systematic approach Am J GE ###;## ###-##,<PERSOON> GA, Hill <PERSOON> intestinalis Curr Opin Infect Dis ###;##(#) ###-## Al-<PERSOON> CJ Survival in refractory.
| 594 | nvmdl |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.