text
stringlengths
80
6.25k
text_len
int64
32
3.12k
src
stringclasses
7 values
andere organen in en vereisen daardoor uitgebreidere resecties ## De lange-termijn overleving na resectie van T# tumoren door middel van cholecystectomie is laag (#-##%) ## ## #<DATUM> Bij patiënten na een T# carcinoom is het percentage residuele ziekte na cholecystectomie ##-##% en lymfkliermetastasen ##-##% ### ## ## In geval van T# carcinoom liggen deze percentages tot respectievelijk ###% en ##% ## Na aanvullende resectie, leverresectie al of niet in combinatie met andere organen, blijkt de #-##% na T# carcinoom ## ## #<DATUM> ## Agressieve chirurgie met uitgebreide resecties wordt niet standaard aanbevolen en zou voor iedere patiënt individueel bekeken moeten worden ### Het is aannemelijk dat (een poging tot) een laparoscopische resectie van een galblaascarcinoom gepaard gaat met een slechtere overleving in vergelijking met een open resectie Hueman ### ##; Isambert ### ##; <PERSOON> ### ##; <PERSOON> ### ## Het is aannemelijk dat laparoscopie gebruikt kan worden ter stadiëring van het galblaascarcinoom en daarmee tot ##% van de laparotomieën voorkomen kan worden <PERSOON> ##<DATUM> De incidentie van galblaascarcinoom in porseleingalblazen ligt lager dan altijd aangenomen is en bedraagt <PERSOON> ### ##; Towfigh ##<DATUM> <PERSOON> ##<DATUM> <PERSOON> ### ## Men kan bij het peroperatief vaststellen of verdenking op een galblaascarcinoom direct een radicale oncologische resectie uitvoeren of de operatie afbreken en de patiënt verwijzen naar een hepatobiliair Hueman ### ##; Ouchi ### ##; Shih ##<DATUM> Fong ### ## laten afhangen van het T-stadium en het snijvlak van de ductus cysticus Het is aannemelijk dat aanvullende chirurgische behandeling van het incidenteel gevonden Tis en T#a Hueman ### ##; Gourgiotis ### ##; Pilgrim ##<DATUM> <PERSOON> ### ## De werkgroep is van mening dat er geen consensus bestaat over overlevingsvoordeel van aanvullende chirurgische behandeling van het incidenteel gevonden T#b galblaascarcinoom Het is aannemelijk dat aanvullende chirurgische behandeling van het T# galblaascarcinoom Het is aannemelijk dat chirurgische behandeling van het T# en T# galblaascarcinoom bij geselecteerde patiënten een overlevingsvoordeel biedt hoewel er verschil van mening hierover bestaat Hueman ### ##; Goetze ### ##; Goetze ### ##; Fuks ##<DATUM> Gourgiotis ### ## Aanvullende chirurgische behandeling na eerdere (laparoscopische) resectie van een galblaascarcinoom • het verrichten van een extrahepatische galwegresectie indien de stomp van de ductus cysticus Omdat standaard excisie van trocar-insteekopeningen geen overlevingsvoordeel oplevert wordt dit niet De werkgroep is van mening dat bij patiënten met galwegcarcinoom Bismuth type I/II in de regel kan worden volstaan met lokale resectie van de galweghilus Bij tumoren met proximale ingroei in de segmentele galwegen (Bismuth type III/IV) bestaat de operatietechniek uit resectie van de leverhilus en extrahepatische galwegen en bloc met (uitgebreide) De werkgroep is van mening dat bij infiltratie van (de takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae ook gereseceerd dient te worden in combinatie met een vaatreconstructie De werkgroep is van mening dat in alle gevallen resectie gecombineerd dient te worden met een volledige Tijdens de resectie wordt gestreefd naar een R# resectie.
730
nvmdl
de ductus cysticus Het is aannemelijk dat aanvullende chirurgische behandeling van het incidenteel gevonden Tis en T#a Hueman ### ##; Gourgiotis ### ##; Pilgrim ##<DATUM> <PERSOON> ### ## De werkgroep is van mening dat er geen consensus bestaat over overlevingsvoordeel van aanvullende chirurgische behandeling van het incidenteel gevonden T#b galblaascarcinoom Het is aannemelijk dat aanvullende chirurgische behandeling van het T# galblaascarcinoom Het is aannemelijk dat chirurgische behandeling van het T# en T# galblaascarcinoom bij geselecteerde patiënten een overlevingsvoordeel biedt hoewel er verschil van mening hierover bestaat Hueman ### ##; Goetze ### ##; Goetze ### ##; Fuks ##<DATUM> Gourgiotis ### ## Aanvullende chirurgische behandeling na eerdere (laparoscopische) resectie van een galblaascarcinoom • het verrichten van een extrahepatische galwegresectie indien de stomp van de ductus cysticus Omdat standaard excisie van trocar-insteekopeningen geen overlevingsvoordeel oplevert wordt dit niet De werkgroep is van mening dat bij patiënten met galwegcarcinoom Bismuth type I/II in de regel kan worden volstaan met lokale resectie van de galweghilus Bij tumoren met proximale ingroei in de segmentele galwegen (Bismuth type III/IV) bestaat de operatietechniek uit resectie van de leverhilus en extrahepatische galwegen en bloc met (uitgebreide) De werkgroep is van mening dat bij infiltratie van (de takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae ook gereseceerd dient te worden in combinatie met een vaatreconstructie De werkgroep is van mening dat in alle gevallen resectie gecombineerd dient te worden met een volledige Tijdens de resectie wordt gestreefd naar een R# resectie vriescoupeonderzoek de proximale en distale snijranden van de galwegen te controleren Herstel van de continuïteit van de galwegen wordt bereikt door aansluiten van de proximale stomp van de ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest op een Roux-Y jejunumlis De chirurgische behandeling van het galwegcarcinoom heeft in de laatste twintig jaar een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt Japanse chirurgen hebben in de jaren ### aangetoond dat uitgebreide resecties van de leverhilus in combinatie met partiële leverresectie tot een groter aantal curatieve (R#) resecties leiden #<DATUM> Op grond van deze ervaringen werd in de Westerse wereld overgegaan van overwegend lokale galwegresecties voor galwegcarcinoom naar uitgebreidere resecties met partiële Resectie van het galwegcarcinoom heeft tot doel een R# resectie te verkrijgen De uitgebreidheid van de resectie wordt bepaald door de mate van proximale infiltratie in de segmentele galwegen volgens de classificatie van Bismuth-Corlette (zie classificatie Bismuth Corlette) ## Bij beperkte proximale infiltratie (Bismuth type I/II) kan in de meeste gevallen worden volstaan met een lokale resectie van de galweghilus in combinatie een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale ## Bij uitgebreidere tumoren (Bismuth type III/IV) bestaat de operatietechniek uit resectie van de leverhilus en extrahepatische galwegen en bloc met (uitgebreide) hemihepatectomie en meenemen van segment # (lobus caudatus) en segment <DATUM> Hierbij wordt een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale uitgevoerd ## ## en wordt bij infiltratie van (takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae mee gereseceerd en een vaatreconstructie verricht ## ## ##.
627
nvmdl
snijranden van de galwegen te controleren Herstel van de continuïteit van de galwegen wordt bereikt door aansluiten van de proximale stomp van de ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest op een Roux-Y jejunumlis De chirurgische behandeling van het galwegcarcinoom heeft in de laatste twintig jaar een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt Japanse chirurgen hebben in de jaren ### aangetoond dat uitgebreide resecties van de leverhilus in combinatie met partiële leverresectie tot een groter aantal curatieve (R#) resecties leiden #<DATUM> Op grond van deze ervaringen werd in de Westerse wereld overgegaan van overwegend lokale galwegresecties voor galwegcarcinoom naar uitgebreidere resecties met partiële Resectie van het galwegcarcinoom heeft tot doel een R# resectie te verkrijgen De uitgebreidheid van de resectie wordt bepaald door de mate van proximale infiltratie in de segmentele galwegen volgens de classificatie van Bismuth-Corlette (zie classificatie Bismuth Corlette) ## Bij beperkte proximale infiltratie (Bismuth type I/II) kan in de meeste gevallen worden volstaan met een lokale resectie van de galweghilus in combinatie een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale ## Bij uitgebreidere tumoren (Bismuth type III/IV) bestaat de operatietechniek uit resectie van de leverhilus en extrahepatische galwegen en bloc met (uitgebreide) hemihepatectomie en meenemen van segment # (lobus caudatus) en segment <DATUM> Hierbij wordt een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale uitgevoerd ## ## en wordt bij infiltratie van (takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae mee gereseceerd en een vaatreconstructie verricht ## ## ## de galwegen proximaal en distaal (ductus choledochus) door middel van vriescoupeonderzoek De proximale stomp van de ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest worden Bij beperkte proximale infiltratie (Bismuth type I/II) kan in de regel worden volstaan met een lokale resectie <PERSOON> ##<DATUM> De werkgroep is van mening dat bij infiltratie van (takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae mee gereseceerd kan worden en een vaatreconstructie kan worden verricht De werkgroep is van mening dat er in alle gevallen een combinatie van een resectie met een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale plaats kan vinden Tijdens de resectie wordt gestreefd naar een R# resectie waarbij de snijranden van de galwegen proximaal en distaal (ductus choledochus) door middel van vriescoupeonderzoek worden gecontroleerd op ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest op een Roux-Y jejunumlis De chirurgische benadering van het galwegcarcinoom gaat uit van een driedimensionale perceptie van het leverhilusgebied Hierbij breidt het galwegcarcinoom zich vanuit de galwegconfluens niet alleen langs de naar links en rechts verlopende galwegen, maar ook naar voren in de galwegen van segment #, en naar achteren in de galwegen van segment # Van belang is dat met rechter of linker hemihepatectomie, ook de voor-achterwaartse "as" in de zin van segment # en # in de resectie wordt betrokken Met name bij Bismuth type III/IV tumoren waarbij uitgebreide leverresecties worden verricht, is postoperatieve morbiditeit en mortaliteit aanzienlijk.
576
nvmdl
proximaal en distaal (ductus choledochus) door middel van vriescoupeonderzoek De proximale stomp van de ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest worden Bij beperkte proximale infiltratie (Bismuth type I/II) kan in de regel worden volstaan met een lokale resectie <PERSOON> ##<DATUM> De werkgroep is van mening dat bij infiltratie van (takken van) de vena portae, de bifurcatie van de vena portae mee gereseceerd kan worden en een vaatreconstructie kan worden verricht De werkgroep is van mening dat er in alle gevallen een combinatie van een resectie met een volledige lymfadenectomie van het ligamentum hepatoduodenale plaats kan vinden Tijdens de resectie wordt gestreefd naar een R# resectie waarbij de snijranden van de galwegen proximaal en distaal (ductus choledochus) door middel van vriescoupeonderzoek worden gecontroleerd op ductus hepaticus c q de segmentele galwegen van de leverrest op een Roux-Y jejunumlis De chirurgische benadering van het galwegcarcinoom gaat uit van een driedimensionale perceptie van het leverhilusgebied Hierbij breidt het galwegcarcinoom zich vanuit de galwegconfluens niet alleen langs de naar links en rechts verlopende galwegen, maar ook naar voren in de galwegen van segment #, en naar achteren in de galwegen van segment # Van belang is dat met rechter of linker hemihepatectomie, ook de voor-achterwaartse "as" in de zin van segment # en # in de resectie wordt betrokken Met name bij Bismuth type III/IV tumoren waarbij uitgebreide leverresecties worden verricht, is postoperatieve morbiditeit en mortaliteit aanzienlijk ziekenhuis-mortaliteit van <DATUM> vermeld ### De belangrijkste oorzaak van de mortaliteit is postoperatief De werkgroep adviseert om contact op te nemen met een van de drie levertransplantatiecentra indien een patiënt met een galwegcarcinoom mogelijk in aanmerking komt voor levertransplantatie Tot voor kort was het galwegcarcinoom een absolute contra-indicatie voor levertransplantatie Recent zijn bij geselecteerde groepen patiënten, na zeer intensieve behandeling met chemoradiotherapie, <LEEFTIJD>-jaars overlevingspercentages tot ##% gerapporteerd #<DATUM> Andere studies, met eveneens strenge selectiecriteria maar zonder intensieve neo-adjuvante behandeling, hebben <LEEFTIJD>-jaarsoverleving tot ##% laten zien #<DATUM> Deze resultaten hebben in <LOCATIE> geleid tot de ontwikkeling van het protocol ‘Indicatiestelling en selectie voor levertransplantatie bij patiënten met perihilair galwegcarcinoom' door het Het LOL is te raadplegen via de Nederlandse Transplantatie Vereniging (NTV) of via een van de drie levertransplantatiecentra in <LOCATIE> Volgens het protocol kunnen streng geselecteerde patiënten met een galwegcarcinoom in aanmerking komen voor een levertransplantatie zonder neo-adjuvante therapie • Chirurgische resectie van het galwegcarcinoom is anatomisch of functioneel niet mogelijk • Geen eerdere percutane tumorbiopsie, percutane galwegdrainage en/of chirurgische exploratie van de galwegen waarbij contact is geweest met het tumorgebied • Geen tumor groter dan # cm zichtbaar op CT of MRI en geen aanwijzingen voor doorgroei van Er zijn aanwijzingen dat bij een zeer geselecteerde groep patiënten (zie literatuurbespreking) met een Levertransplantatie voor galwegcarcinoom is een experimentele behandeling, waar een geselecteerde De werkgroep is van mening dat na resectie van een galwegcarcinoom of galblaascarcinoom adjuvante Aangezien galblaas- en galwegcarcinomen zeer zeldzaam zijn is het uitvoeren van gerandomiseerde trials.
593
nvmdl
vermeld ### De belangrijkste oorzaak van de mortaliteit is postoperatief De werkgroep adviseert om contact op te nemen met een van de drie levertransplantatiecentra indien een patiënt met een galwegcarcinoom mogelijk in aanmerking komt voor levertransplantatie Tot voor kort was het galwegcarcinoom een absolute contra-indicatie voor levertransplantatie Recent zijn bij geselecteerde groepen patiënten, na zeer intensieve behandeling met chemoradiotherapie, <LEEFTIJD>-jaars overlevingspercentages tot ##% gerapporteerd #<DATUM> Andere studies, met eveneens strenge selectiecriteria maar zonder intensieve neo-adjuvante behandeling, hebben <LEEFTIJD>-jaarsoverleving tot ##% laten zien #<DATUM> Deze resultaten hebben in <LOCATIE> geleid tot de ontwikkeling van het protocol ‘Indicatiestelling en selectie voor levertransplantatie bij patiënten met perihilair galwegcarcinoom' door het Het LOL is te raadplegen via de Nederlandse Transplantatie Vereniging (NTV) of via een van de drie levertransplantatiecentra in <LOCATIE> Volgens het protocol kunnen streng geselecteerde patiënten met een galwegcarcinoom in aanmerking komen voor een levertransplantatie zonder neo-adjuvante therapie • Chirurgische resectie van het galwegcarcinoom is anatomisch of functioneel niet mogelijk • Geen eerdere percutane tumorbiopsie, percutane galwegdrainage en/of chirurgische exploratie van de galwegen waarbij contact is geweest met het tumorgebied • Geen tumor groter dan # cm zichtbaar op CT of MRI en geen aanwijzingen voor doorgroei van Er zijn aanwijzingen dat bij een zeer geselecteerde groep patiënten (zie literatuurbespreking) met een Levertransplantatie voor galwegcarcinoom is een experimentele behandeling, waar een geselecteerde De werkgroep is van mening dat na resectie van een galwegcarcinoom of galblaascarcinoom adjuvante Aangezien galblaas- en galwegcarcinomen zeer zeldzaam zijn is het uitvoeren van gerandomiseerde trials Aan de hand van de beperkte literatuur wordt hieronder geschetst wat de mogelijke rol van radiotherapie, chemotherapie of de combinatie daarvan kan zijn In een recente systematic review van niet gerandomiseerde studies werd een voordeel gevonden van aanvullende radiotherapie na R# resectie van een galwegcarcinoom ## De individuele studies uit deze review waren echter negatief en het betrof een zeer heterogene groep galweg- en galblaascarcinomen door elkaar Een Nederlandse retrospectieve analyse suggereerde een betere overleving voor patiënten die pre- en postoperatief bestraald werden wegens hilair galwegcarcinoom ## ## Een grote review werd verricht van ### patiënten met een hilair galwegcarcinoom uit de Amerikaanse SEER database ### Tweeëndertig procent hiervan hadden aanvullende radiotherapie gehad (###/### patiënten) De mediane overleving was ## maanden voor patiënten met lokale ziekte en ## maanden voor patiënten met locoregionale ziekte Wel of geen aanvullende radiotherapie maakte in dit cohort geen verschil ### Een nadeel van deze analyse is dat er geen details bestonden over belangrijke zaken als resectiemarges, aanvullende chemotherapie en de reden om wel of geen radiotherapie te kiezen Bonet Beltran et al publiceerden een serie waarin hun bestraalde patiënten het beter deden dan degenen die alleen een resectie hadden ondergaan en adviseerden gerandomiseerd onderzoek ## Dezelfde auteurs verrichtten een systematische review van observationele studies waaruit ze concludeerden dat in het algemeen de bestraalde patiënten slechtere prognostische kenmerken hadden en toch een betere overleving hadden ## Dit wordt ook in een andere recente review gesuggereerd #.
611
nvmdl
Aan de hand van de beperkte literatuur wordt hieronder geschetst wat de mogelijke rol van radiotherapie, chemotherapie of de combinatie daarvan kan zijn In een recente systematic review van niet gerandomiseerde studies werd een voordeel gevonden van aanvullende radiotherapie na R# resectie van een galwegcarcinoom ## De individuele studies uit deze review waren echter negatief en het betrof een zeer heterogene groep galweg- en galblaascarcinomen door elkaar Een Nederlandse retrospectieve analyse suggereerde een betere overleving voor patiënten die pre- en postoperatief bestraald werden wegens hilair galwegcarcinoom ## ## Een grote review werd verricht van ### patiënten met een hilair galwegcarcinoom uit de Amerikaanse SEER database ### Tweeëndertig procent hiervan hadden aanvullende radiotherapie gehad (###/### patiënten) De mediane overleving was ## maanden voor patiënten met lokale ziekte en ## maanden voor patiënten met locoregionale ziekte Wel of geen aanvullende radiotherapie maakte in dit cohort geen verschil ### Een nadeel van deze analyse is dat er geen details bestonden over belangrijke zaken als resectiemarges, aanvullende chemotherapie en de reden om wel of geen radiotherapie te kiezen Bonet Beltran et al publiceerden een serie waarin hun bestraalde patiënten het beter deden dan degenen die alleen een resectie hadden ondergaan en adviseerden gerandomiseerd onderzoek ## Dezelfde auteurs verrichtten een systematische review van observationele studies waaruit ze concludeerden dat in het algemeen de bestraalde patiënten slechtere prognostische kenmerken hadden en toch een betere overleving hadden ## Dit wordt ook in een andere recente review gesuggereerd # Ook op het gebied van adjuvante chemotherapie is de evidence schaars Er is een gerandomiseerde trial die voor irresectabel en/of gemetastaseerd galwegcarcinoom een voordeel liet zien van de combinatie van gemcitabine en cisplatinum boven alleen gemcitabine ### Met betrekking tot adjuvante behandeling na resectie van galwegcarcinomen is één gerandomiseerde fase # trial gepubliceerd die geen voordeel liet zien van adjuvante mitomycine-C met #-FU ### Ook op het gebied van chemotherapie zijn observationele studies die een mogelijk voordeel laten zien, maar in voornoemde review wordt geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat chemotherapie in de adjuvante setting nuttig is # Ook over het gebruik van chemoradiotherapie is vrijwel geen deugdelijke literatuur Opmerkelijk is dat Skipworth et al in hun uitgebreide recente review een enquête onder ### instituten wereldwijd beschrijven waarbij in Noord en Zuid Amerika ##% van de instituten adjuvante chemoradiotherapie gebruiken, in Azie ##% en in Europa ##% van de instituten ### Ondanks dit uitgebreide gebruik van chemoradiotherapie is de werkgroep van mening dat er onvoldoende evidence is om chemoradiotherapie als standaard behandeling Er zijn aanwijzingen dat na resectie van een extrahepatisch galwegcarcinoom aanvullende radiotherapie een verbetering van de lokale controle en ziektevrije overleving kan geven Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat adjuvante chemotherapie van voordeel is na resectie van een <PERSOON> ##<DATUM> Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat adjuvante chemoradiotherapie van voordeel is na resectie van een <PERSOON> ### ##.
582
nvmdl
het gebied van adjuvante chemotherapie is de evidence schaars Er is een gerandomiseerde trial die voor irresectabel en/of gemetastaseerd galwegcarcinoom een voordeel liet zien van de combinatie van gemcitabine en cisplatinum boven alleen gemcitabine ### Met betrekking tot adjuvante behandeling na resectie van galwegcarcinomen is één gerandomiseerde fase # trial gepubliceerd die geen voordeel liet zien van adjuvante mitomycine-C met #-FU ### Ook op het gebied van chemotherapie zijn observationele studies die een mogelijk voordeel laten zien, maar in voornoemde review wordt geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat chemotherapie in de adjuvante setting nuttig is # Ook over het gebruik van chemoradiotherapie is vrijwel geen deugdelijke literatuur Opmerkelijk is dat Skipworth et al in hun uitgebreide recente review een enquête onder ### instituten wereldwijd beschrijven waarbij in Noord en Zuid Amerika ##% van de instituten adjuvante chemoradiotherapie gebruiken, in Azie ##% en in Europa ##% van de instituten ### Ondanks dit uitgebreide gebruik van chemoradiotherapie is de werkgroep van mening dat er onvoldoende evidence is om chemoradiotherapie als standaard behandeling Er zijn aanwijzingen dat na resectie van een extrahepatisch galwegcarcinoom aanvullende radiotherapie een verbetering van de lokale controle en ziektevrije overleving kan geven Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat adjuvante chemotherapie van voordeel is na resectie van een <PERSOON> ##<DATUM> Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat adjuvante chemoradiotherapie van voordeel is na resectie van een <PERSOON> ### ## overleving kan verbeteren en (chemo)radiotherapie wereldwijd veel wordt toegepast is de werkgroep van mening dat er onvoldoende evidence is om standaard gebruik van adjuvante radiotherapie, chemotherapie Voor een optimale beoordeling van een resectiepreparaat is het noodzakelijk dat de patholoog beschikt De voorkeur gaat uit naar een standaardverslag van de bevindingen van de patholoog In het pathologieverslag dienen ten minste de volgende gegevens te staan De werkgroep is van mening dat, naast de standaardinformatie, de onderstaande gegevens ook van • bijkomende pathologische bevindingen (zoals dysplasie, cholelithiasis, chronische ontsteking) Het pathologieonderzoek van het resectiepreparaat is van cruciale betekenis voor de prognose In dit hoofdstuk wordt besproken aan welke eisen het pathologieverslag dient te voldoen en wat de (aanvullende) waarde is van een aantal pathologische kenmerken Aan het einde van dit hoofdstuk worden de gebruikte begrippen gedefinieerd Ten behoeve van het pathologieverslag dient de patholoog adequate informatie te ontvangen over de voorgeschiedenis van de patiënt en de verrichte ingreep # Het verschaffen van voldoende informatie voor een goede besluitvorming betreffende het beleid # Het verschaffen van voldoende informatie voor een eventuele audit van medisch handelen Uit diverse studies is gebleken dat standaardformulieren de verslaglegging van de pathologie verbeteren ### Hierbij wordt gebruik gemaakt van een minimale dataset, die nodig is voor bovengenoemde # punten Parameters die in de diverse (inter)nationale richtlijnen worden gebruikt staan in tabel # Het verslag van de patholoog vermeldt ten minste alle bevindingen die nodig zijn voor het vaststellen van het TNM-stadium (zie hoofdstuk TNM).
566
nvmdl
wordt toegepast is de werkgroep van mening dat er onvoldoende evidence is om standaard gebruik van adjuvante radiotherapie, chemotherapie Voor een optimale beoordeling van een resectiepreparaat is het noodzakelijk dat de patholoog beschikt De voorkeur gaat uit naar een standaardverslag van de bevindingen van de patholoog In het pathologieverslag dienen ten minste de volgende gegevens te staan De werkgroep is van mening dat, naast de standaardinformatie, de onderstaande gegevens ook van • bijkomende pathologische bevindingen (zoals dysplasie, cholelithiasis, chronische ontsteking) Het pathologieonderzoek van het resectiepreparaat is van cruciale betekenis voor de prognose In dit hoofdstuk wordt besproken aan welke eisen het pathologieverslag dient te voldoen en wat de (aanvullende) waarde is van een aantal pathologische kenmerken Aan het einde van dit hoofdstuk worden de gebruikte begrippen gedefinieerd Ten behoeve van het pathologieverslag dient de patholoog adequate informatie te ontvangen over de voorgeschiedenis van de patiënt en de verrichte ingreep # Het verschaffen van voldoende informatie voor een goede besluitvorming betreffende het beleid # Het verschaffen van voldoende informatie voor een eventuele audit van medisch handelen Uit diverse studies is gebleken dat standaardformulieren de verslaglegging van de pathologie verbeteren ### Hierbij wordt gebruik gemaakt van een minimale dataset, die nodig is voor bovengenoemde # punten Parameters die in de diverse (inter)nationale richtlijnen worden gebruikt staan in tabel # Het verslag van de patholoog vermeldt ten minste alle bevindingen die nodig zijn voor het vaststellen van het TNM-stadium (zie hoofdstuk TNM) over de volgende klinische informatie lokalisatie van de tumor, type resectie (welke structuren zijn gereseceerd), ruime of beperkte lymfadenectomie, eventuele neoadjuvante therapie, familiaire belasting en Het pathologieverslag dient informatie te bevatten over ten minste de volgende kenmerken • Histologische typering van de tumor (WHO ###); papillaire variant expliciet vermelden ## • Afstand van de tumor tot dichtstbijzijnde resectievlak en specificatie van dit resectievlak Het pathologieonderzoek van het resectiepreparaat is van cruciale betekenis voor de prognose Ten behoeve van het pathologieverslag dient de patholoog adequate informatie te ontvangen over de voorgeschiedenis van de patiënt en de verrichte ingreep Het verslag van de patholoog vermeldt ten minste alle bevindingen die nodig zijn voor het vaststellen van het TNM-stadium (zie hoofdstuk TNM) Daarnaast zijn er andere parameters die de prognose en het beleid mede bepalen In dit hoofdstuk wordt besproken aan welke eisen het pathologieverslag dient te voldoen en wat de (aanvullende) waarde is van een aantal Uit diverse studies is gebleken dat standaardformulieren de verslaglegging van de pathologie verbetert [<PERSOON> wordt gebruik gemaakt van een minimale dataset, die nodig is voor bovengenoemde # Een voorbeeld van een standaard sjabloon voor het perihilair/proximaal galweg carcinoom is het cancer-protocol van de College of American Pathologists ((WEBLINK)) Dit checklist-protocol omvat zowel het macroscopisch en microscopisch onderzoek als de verslaglegging Er wordt geadviseerd indien een galblaaspoliep ( ## mm een expectatief beleid te voeren en indien de Er wordt geadviseerd om in het geval van bijkomende risicofactoren, zoals primair scleroserende.
570
nvmdl
lokalisatie van de tumor, type resectie (welke structuren zijn gereseceerd), ruime of beperkte lymfadenectomie, eventuele neoadjuvante therapie, familiaire belasting en Het pathologieverslag dient informatie te bevatten over ten minste de volgende kenmerken • Histologische typering van de tumor (WHO ###); papillaire variant expliciet vermelden ## • Afstand van de tumor tot dichtstbijzijnde resectievlak en specificatie van dit resectievlak Het pathologieonderzoek van het resectiepreparaat is van cruciale betekenis voor de prognose Ten behoeve van het pathologieverslag dient de patholoog adequate informatie te ontvangen over de voorgeschiedenis van de patiënt en de verrichte ingreep Het verslag van de patholoog vermeldt ten minste alle bevindingen die nodig zijn voor het vaststellen van het TNM-stadium (zie hoofdstuk TNM) Daarnaast zijn er andere parameters die de prognose en het beleid mede bepalen In dit hoofdstuk wordt besproken aan welke eisen het pathologieverslag dient te voldoen en wat de (aanvullende) waarde is van een aantal Uit diverse studies is gebleken dat standaardformulieren de verslaglegging van de pathologie verbetert [<PERSOON> wordt gebruik gemaakt van een minimale dataset, die nodig is voor bovengenoemde # Een voorbeeld van een standaard sjabloon voor het perihilair/proximaal galweg carcinoom is het cancer-protocol van de College of American Pathologists ((WEBLINK)) Dit checklist-protocol omvat zowel het macroscopisch en microscopisch onderzoek als de verslaglegging Er wordt geadviseerd indien een galblaaspoliep ( ## mm een expectatief beleid te voeren en indien de Er wordt geadviseerd om in het geval van bijkomende risicofactoren, zoals primair scleroserende De werkgroep is mening dat in geval van een expectatief beleid bij galblaaspoliepen een screeningsinterval De werkgroep is van mening dat het niet mogelijk is om op basis van wetenschappelijke argumenten een De werkgroep is van mening dat bij een galblaaspoliep groter dan ## mm een open cholecystectomie verricht moet worden Bij een galblaaspoliep kleiner dan ## mm zonder enige aanwijzing op maligniteit kan Poliepen in de galblaas worden over het algemeen bij toeval gevonden bij transabdominale echo, endoscopische ultrasonografie (EUS), CT of MR scan Van klinisch belang is het onderscheid tussen • niet-neoplastische poliepen bijvoorbeeld adenomyomatosis, cholesterol poliepen of inflammatoire De niet-neoplastische varianten zijn verantwoordelijk voor ##% van alle galblaaspoliepen ### Adenomyomatosis van de galblaas is een degeneratieve, goedaardige aandoening welke bij beeldvorming wordt gekarakteriseerd door een verdikte galblaaswand met intramurale divertikels (sinussen van Rokitansky-Aschoff) Adenomyomatosis is meestal asymptomatisch In geval van symptomen en indien andere differentiaal diagnostische overwegingen gelden, inclusief de verdenking op een mogelijke Er wordt algemeen aangenomen dat ook de overgrote meerderheid van de neoplastische galblaaspoliepen geen klinische symptomen veroorzaakt De klinische relevantie van galblaaspoliepen is gelegen in de kans dat een adenomateuze galblaaspoliep maligne ontaardt De frequentie waarmee dit gebeurt is onbekend Wel is een aantal risicofactoren bekend waarvan de poliepgrootte de beste correlatie toont met het risico op maligne ontaarding In een Japanse serie van ### patiënten die een galblaas resectie ondergingen werd bij ## patiënten een galblaasadenoom (poliep) gevonden waarvan # foci bevatten met maligne cellen ##.
579
nvmdl
in geval van een expectatief beleid bij galblaaspoliepen een screeningsinterval De werkgroep is van mening dat het niet mogelijk is om op basis van wetenschappelijke argumenten een De werkgroep is van mening dat bij een galblaaspoliep groter dan ## mm een open cholecystectomie verricht moet worden Bij een galblaaspoliep kleiner dan ## mm zonder enige aanwijzing op maligniteit kan Poliepen in de galblaas worden over het algemeen bij toeval gevonden bij transabdominale echo, endoscopische ultrasonografie (EUS), CT of MR scan Van klinisch belang is het onderscheid tussen • niet-neoplastische poliepen bijvoorbeeld adenomyomatosis, cholesterol poliepen of inflammatoire De niet-neoplastische varianten zijn verantwoordelijk voor ##% van alle galblaaspoliepen ### Adenomyomatosis van de galblaas is een degeneratieve, goedaardige aandoening welke bij beeldvorming wordt gekarakteriseerd door een verdikte galblaaswand met intramurale divertikels (sinussen van Rokitansky-Aschoff) Adenomyomatosis is meestal asymptomatisch In geval van symptomen en indien andere differentiaal diagnostische overwegingen gelden, inclusief de verdenking op een mogelijke Er wordt algemeen aangenomen dat ook de overgrote meerderheid van de neoplastische galblaaspoliepen geen klinische symptomen veroorzaakt De klinische relevantie van galblaaspoliepen is gelegen in de kans dat een adenomateuze galblaaspoliep maligne ontaardt De frequentie waarmee dit gebeurt is onbekend Wel is een aantal risicofactoren bekend waarvan de poliepgrootte de beste correlatie toont met het risico op maligne ontaarding In een Japanse serie van ### patiënten die een galblaas resectie ondergingen werd bij ## patiënten een galblaasadenoom (poliep) gevonden waarvan # foci bevatten met maligne cellen ## Een Japanse multicenter datareview betreffende ### galblaaspoliepen (## mm, toonde dat in poliepen (## mm de incidentie van maligniteit #% bedroeg maar dat bij poliepen tussen de ## en ## mm dit opliep tot ##,#% ### In een andere serie van ### patiënten werd bij ## (#%) een benigne en in # (#%) een maligne poliep in het galblaasresectiepreparaat gevonden Het grootse deel van de benigne poliepen betroffen cholesterol poliepen en geen adenomen Van de benigne poliepen was ##% (## mm, ##% van de kwaadaardige poliepen waren )## mm ## Overige risicofactoren voor maligne ontaarding van een adenomateuze galblaaspoliep die in de literatuur worden • bijkomende premaligne condities zoals een PSC (primair scleroserende cholangitis) ## Mede op basis van de eerder genoemde data werd in de literatuur veelvuldig en consistent geadviseerd om in geval van galblaaspoliepen )## mm een cholecystectomie te verrichten Een tweetal recentere studies stellen de ## mm grens ter discussie en opperen een lagere bovengrens omdat zij een klinische relevant hoger percentage maligne poliepen (## mm vonden ### ### Het betreft hier echter wel tertiaire verwijscentra waarbij mogelijk selectie bias een rol speelt In het geval van een patiënt met een PSC (premaligne conditie) verdient het in ieder geval de overweging deze bovengrens naar beneden bij te stellen en een cholecystectomie uit te voeren bij poliepen )# mm Er bestaat weinig literatuur of, in geval van een galblaaspoliep )## mm, een open dan wel laparoscopische cholecystectomie verricht moet worden In een Japanse studie, waarbij in ## van ## patiënten met.
640
nvmdl
galblaaspoliepen (## mm, toonde dat in poliepen (## mm de incidentie van maligniteit #% bedroeg maar dat bij poliepen tussen de ## en ## mm dit opliep tot ##,#% ### In een andere serie van ### patiënten werd bij ## (#%) een benigne en in # (#%) een maligne poliep in het galblaasresectiepreparaat gevonden Het grootse deel van de benigne poliepen betroffen cholesterol poliepen en geen adenomen Van de benigne poliepen was ##% (## mm, ##% van de kwaadaardige poliepen waren )## mm ## Overige risicofactoren voor maligne ontaarding van een adenomateuze galblaaspoliep die in de literatuur worden • bijkomende premaligne condities zoals een PSC (primair scleroserende cholangitis) ## Mede op basis van de eerder genoemde data werd in de literatuur veelvuldig en consistent geadviseerd om in geval van galblaaspoliepen )## mm een cholecystectomie te verrichten Een tweetal recentere studies stellen de ## mm grens ter discussie en opperen een lagere bovengrens omdat zij een klinische relevant hoger percentage maligne poliepen (## mm vonden ### ### Het betreft hier echter wel tertiaire verwijscentra waarbij mogelijk selectie bias een rol speelt In het geval van een patiënt met een PSC (premaligne conditie) verdient het in ieder geval de overweging deze bovengrens naar beneden bij te stellen en een cholecystectomie uit te voeren bij poliepen )# mm Er bestaat weinig literatuur of, in geval van een galblaaspoliep )## mm, een open dan wel laparoscopische cholecystectomie verricht moet worden In een Japanse studie, waarbij in ## van ## patiënten met laparoscopisch cholecystectomie verricht kan worden ## Deze grens werd aangenomen aangezien # van de # carcinomen in een vroeg stadium in een poliep ( ## mm waren ontstaan In een andere studie werd bij # van ### patiënten na laparoscopische cholecystectomie met galblaaspoliepen kleiner dan ## mm een carcinoom vastgesteld ## Bij twee van de zes werd aanvullende chirurgie verricht in verband met een T# carcinoom Met een follow-up variërend van <DATUM> jaar zonder recidief tumor, concludeerden de auteurs dat laparoscopische cholecystectomie bij poliepen (## mm gerechtvaardigd is Op basis van deze studies menen ook anderen dat laparoscopische cholecystectomie verricht kan worden bij galblaaspoliepen (## mm zonder verdenking op carcinoom ## Transabdominale echografie lijkt het onderzoek van keuze om poliepen die niet voor resectie in aanmerking komen te vervolgen vanwege de goede mogelijkheid van visualisatie van de galblaas, kosten en beschikbaarheid Een alternatief is EUS (endoscopische Het is aannemelijk om de grootte van een poliep als indicatie te gebruiken voor het opstellen van een Kozuka ### ##; Collective review ###<DATUM> Koga### Er zijn aanwijzingen om in geval van bijkomende risicofactoren, zoals bijvoorbeeld een (primair scleroserende cholangitis) PSC, de bovengrens voor poliep grootte naar beneden bij te stellen tot # <PERSOON> ### ## Er zijn aanwijzingen dat het veilig is om galblaaspoliepen kleiner dan ## mm te verwijderen door middel Er zijn geen eenduidige literatuurgegevens met betrekking tot het optimale tijdsinterval bij follow-up maar.
648
nvmdl
laparoscopisch cholecystectomie verricht kan worden ## Deze grens werd aangenomen aangezien # van de # carcinomen in een vroeg stadium in een poliep ( ## mm waren ontstaan In een andere studie werd bij # van ### patiënten na laparoscopische cholecystectomie met galblaaspoliepen kleiner dan ## mm een carcinoom vastgesteld ## Bij twee van de zes werd aanvullende chirurgie verricht in verband met een T# carcinoom Met een follow-up variërend van <DATUM> jaar zonder recidief tumor, concludeerden de auteurs dat laparoscopische cholecystectomie bij poliepen (## mm gerechtvaardigd is Op basis van deze studies menen ook anderen dat laparoscopische cholecystectomie verricht kan worden bij galblaaspoliepen (## mm zonder verdenking op carcinoom ## Transabdominale echografie lijkt het onderzoek van keuze om poliepen die niet voor resectie in aanmerking komen te vervolgen vanwege de goede mogelijkheid van visualisatie van de galblaas, kosten en beschikbaarheid Een alternatief is EUS (endoscopische Het is aannemelijk om de grootte van een poliep als indicatie te gebruiken voor het opstellen van een Kozuka ### ##; Collective review ###<DATUM> Koga### Er zijn aanwijzingen om in geval van bijkomende risicofactoren, zoals bijvoorbeeld een (primair scleroserende cholangitis) PSC, de bovengrens voor poliep grootte naar beneden bij te stellen tot # <PERSOON> ### ## Er zijn aanwijzingen dat het veilig is om galblaaspoliepen kleiner dan ## mm te verwijderen door middel Er zijn geen eenduidige literatuurgegevens met betrekking tot het optimale tijdsinterval bij follow-up maar Het is niet mogelijk om op basis van wetenschappelijke argumenten een uitspraak te doen over de duur De belangrijkste risicofactor is de grootte van de adenomateuze poliep Deze risicofactor wordt Transabdominale echografie is een geschikte techniek om galblaaspoliepen te vervolgen De werkgroep is van mening dat bij de palliatieve behandeling van het galweg- of galblaascarcinoom De werkgroep is van mening dat radiotherapie niet standaard moet worden aangeboden aan patiënten met De werkgroep is van mening dat stereotactische radiotherapie, met of zonder chemotherapie, bij voorkeur Er wordt geadviseerd om aan patiënten met een locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galblaas- of galwegcarcinoom de combinatie gemcitabine met cisplatin als palliatieve chemotherapie aan te bieden Aangezien galblaas- en galwegcarcinomen uitermate zeldzaam zijn, is het uitvoeren van gerandomiseerde trials uitermate moeilijk Park et al onderzochten het onbehandeld natuurlijk beloop van ### galwegcarcinomen (### intrahepatisch, ### hilair) uit hun serie van in totaal ### patiënten Zij vonden dat de mediane overleving van intrahepatisch galwegcarcinoom # maanden was en die van hilair galwegcarcinoom <DATUM> maanden Belangrijkste prognostische factoren waren afstandsmetastasen en een carcino embryonaal antigeen (CEA) ) ## ng/ml ### Wanneer we deze overlevingscijfers als uitgangspunt nemen blijft interpretatie van retrospectieve series of prospectieve mono arm fase # studies moeilijk vanwege de mogelijkheid van selectie De kwaliteit van leven wordt in de palliatieve setting in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van galwegdrainage Endoscopische galwegdrainage door middel van metalen (soms plastic) stents heeft hierbij de voorkeur, waarbij nagestreefd moet worden zoveel mogelijk.
600
nvmdl
is niet mogelijk om op basis van wetenschappelijke argumenten een uitspraak te doen over de duur De belangrijkste risicofactor is de grootte van de adenomateuze poliep Deze risicofactor wordt Transabdominale echografie is een geschikte techniek om galblaaspoliepen te vervolgen De werkgroep is van mening dat bij de palliatieve behandeling van het galweg- of galblaascarcinoom De werkgroep is van mening dat radiotherapie niet standaard moet worden aangeboden aan patiënten met De werkgroep is van mening dat stereotactische radiotherapie, met of zonder chemotherapie, bij voorkeur Er wordt geadviseerd om aan patiënten met een locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galblaas- of galwegcarcinoom de combinatie gemcitabine met cisplatin als palliatieve chemotherapie aan te bieden Aangezien galblaas- en galwegcarcinomen uitermate zeldzaam zijn, is het uitvoeren van gerandomiseerde trials uitermate moeilijk Park et al onderzochten het onbehandeld natuurlijk beloop van ### galwegcarcinomen (### intrahepatisch, ### hilair) uit hun serie van in totaal ### patiënten Zij vonden dat de mediane overleving van intrahepatisch galwegcarcinoom # maanden was en die van hilair galwegcarcinoom <DATUM> maanden Belangrijkste prognostische factoren waren afstandsmetastasen en een carcino embryonaal antigeen (CEA) ) ## ng/ml ### Wanneer we deze overlevingscijfers als uitgangspunt nemen blijft interpretatie van retrospectieve series of prospectieve mono arm fase # studies moeilijk vanwege de mogelijkheid van selectie De kwaliteit van leven wordt in de palliatieve setting in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van galwegdrainage Endoscopische galwegdrainage door middel van metalen (soms plastic) stents heeft hierbij de voorkeur, waarbij nagestreefd moet worden zoveel mogelijk Echter wanneer bij progressie van de tumor de mogelijkheden voor endoscopische drainage zijn uitgeput, zal dienen te worden overgegaan op percutane, transhepatische drainage (PTBD) Gezien de complexiteit van adequate galwegdrainage bij het vergevorderd galweg- of galblaascarcinoom, wordt ook in deze gevallen behandeling in een <INSTELLING> met expertise aanbevolen Er zijn geen gerandomiseerde trials op het gebied van radiotherapie Hejna et al concludeerden in een uitgebreide review van vele kleine series van uitwendige, inwendige en/of intra operatieve radiotherapie dat er een aanwijzing leek te bestaan van enige werkzaamheid, maar dat gerandomiseerde evidence echt nodig was ## In dezelfde review werden # chemoradiotherapie studies beschreven met in totaal ### patiënten en een mediane overleving tussen # en ## maanden Ook hiervoor is geen gerandomiseerde evidence ## Een recente ontwikkeling is de stereotactische radiotherapie, waarbij een goed af te grenzen tumorgebied nauwkeurig met een beperkte marge tot een hoge dosis bestraald kan worden Kopek et al beschreven een serie van ## patiënten waarbij stereotactische bestraling (SBRT) wel feasible leek, zij het ten koste van # late duodenumstenoses en # bloedende late duodenumulcera ##, Dit was vergelijkbaar met brachytherapie series ## Twee recente series toonden opmerkelijke resultaten Eén kleine serie beschreef tien patiënten waarbij met een combinatie van gemcitabine en # maal ## Gy SBRT een mediane progressievrije overleving van ## maanden werd bereikt ### Een andere serie toonde een ## maanden mediane ziektevrije overleving na gefractioneerde stereotactische radiotherapie bij ## patiënten met een irresectabel proximaal galwegcarcinoom ##.
605
nvmdl
wanneer bij progressie van de tumor de mogelijkheden voor endoscopische drainage zijn uitgeput, zal dienen te worden overgegaan op percutane, transhepatische drainage (PTBD) Gezien de complexiteit van adequate galwegdrainage bij het vergevorderd galweg- of galblaascarcinoom, wordt ook in deze gevallen behandeling in een <INSTELLING> met expertise aanbevolen Er zijn geen gerandomiseerde trials op het gebied van radiotherapie Hejna et al concludeerden in een uitgebreide review van vele kleine series van uitwendige, inwendige en/of intra operatieve radiotherapie dat er een aanwijzing leek te bestaan van enige werkzaamheid, maar dat gerandomiseerde evidence echt nodig was ## In dezelfde review werden # chemoradiotherapie studies beschreven met in totaal ### patiënten en een mediane overleving tussen # en ## maanden Ook hiervoor is geen gerandomiseerde evidence ## Een recente ontwikkeling is de stereotactische radiotherapie, waarbij een goed af te grenzen tumorgebied nauwkeurig met een beperkte marge tot een hoge dosis bestraald kan worden Kopek et al beschreven een serie van ## patiënten waarbij stereotactische bestraling (SBRT) wel feasible leek, zij het ten koste van # late duodenumstenoses en # bloedende late duodenumulcera ##, Dit was vergelijkbaar met brachytherapie series ## Twee recente series toonden opmerkelijke resultaten Eén kleine serie beschreef tien patiënten waarbij met een combinatie van gemcitabine en # maal ## Gy SBRT een mediane progressievrije overleving van ## maanden werd bereikt ### Een andere serie toonde een ## maanden mediane ziektevrije overleving na gefractioneerde stereotactische radiotherapie bij ## patiënten met een irresectabel proximaal galwegcarcinoom ## radiotherapie met of zonder chemotherapie, maar één en ander moet wel in gerandomiseerde studies Het verrichten van goede klinische trials naar de werkzaamheid van chemotherapie bij niet resectabele c q gemetastaseerde biliaire tumoren wordt in belangrijke mate beperkt door de lage incidentie, heterogeniteit van de patiëntenpopulatie, gestoorde leverfuncties, en frequente infectieproblematiek De meeste klinische trials met chemotherapie zijn uitgevoerd in een heterogene populatie, bestaande uit galblaascarcinomen, intra- en extrahepatische galwegcarcinomen en carcinomen uitgaande van de ampulla van Vater Gezien de verschillen in klinisch en biologisch gedrag tussen deze tumoren is een goede interpretatie van de resultaten vaak lastig Gerandomiseerde studies naar het effect van chemotherapie versus geen behandeling zijn niet verricht De meeste fase II studies werden niet gerandomiseerd uitgevoerd in kleine heterogene patiëntenpopulaties Alhoewel het vaststellen van de tumor grootte bij biliaire tumoren vaak lastig is werd het in de meeste fase II studies response toch als primair eindpunt gebruikt De meest gebruikte cytostatica zijn #-fluorouracil / capecitabine, cisplatin, gemcitabine, oxaliplatin, en In twee niet gerandomiseerde en één gerandomiseerde fase II studies werd kleine patiënten aantallen ECC) <DATUM> ### In de gerandomiseerde studie werd ECF vergeleken met #-FU/etoposide/leucovorin (#,FELV) De response rate bedroeg ##-##% en de mediane overleving <DATUM> maanden ECF en FELV In twee niet gerandomiseerde fase II studies ### ## met gemcitabine en cisplatin werd een response rate van ##-##% gezien met een mediane overleving van # maanden In een fase II gerandomiseerde studie werd gemcitabine + cisplatin (GC) vergeleken met gemcitabine ###.
628
nvmdl
of zonder chemotherapie, maar één en ander moet wel in gerandomiseerde studies Het verrichten van goede klinische trials naar de werkzaamheid van chemotherapie bij niet resectabele c q gemetastaseerde biliaire tumoren wordt in belangrijke mate beperkt door de lage incidentie, heterogeniteit van de patiëntenpopulatie, gestoorde leverfuncties, en frequente infectieproblematiek De meeste klinische trials met chemotherapie zijn uitgevoerd in een heterogene populatie, bestaande uit galblaascarcinomen, intra- en extrahepatische galwegcarcinomen en carcinomen uitgaande van de ampulla van Vater Gezien de verschillen in klinisch en biologisch gedrag tussen deze tumoren is een goede interpretatie van de resultaten vaak lastig Gerandomiseerde studies naar het effect van chemotherapie versus geen behandeling zijn niet verricht De meeste fase II studies werden niet gerandomiseerd uitgevoerd in kleine heterogene patiëntenpopulaties Alhoewel het vaststellen van de tumor grootte bij biliaire tumoren vaak lastig is werd het in de meeste fase II studies response toch als primair eindpunt gebruikt De meest gebruikte cytostatica zijn #-fluorouracil / capecitabine, cisplatin, gemcitabine, oxaliplatin, en In twee niet gerandomiseerde en één gerandomiseerde fase II studies werd kleine patiënten aantallen ECC) <DATUM> ### In de gerandomiseerde studie werd ECF vergeleken met #-FU/etoposide/leucovorin (#,FELV) De response rate bedroeg ##-##% en de mediane overleving <DATUM> maanden ECF en FELV In twee niet gerandomiseerde fase II studies ### ## met gemcitabine en cisplatin werd een response rate van ##-##% gezien met een mediane overleving van # maanden In een fase II gerandomiseerde studie werd gemcitabine + cisplatin (GC) vergeleken met gemcitabine ### studie uitgebreid naar een fase III studie In deze fase III studie werden ### patiënten met een niet dag # en #, iedere drie weken) en G gemcitabine monotherapie (###mg m#) dag #, # en ##, iedere # weken) ### Het primaire eindpunt van deze studie was overleving De mediane behandelduur in de GC-arm was ## weken en in de G-arm ## weken, waarbij de meeste patiënten stopten in verband met ziekteprogressie Na een follow-up van <DATUM> maanden was de mediane overleving in de GC-arm ##,# en in verschil tussen de verschillende biliaire tumoren zien wat betreft overlevingswinst, alhoewel door de kleine aantallen voor de hilaire en ampulla carcinomen deze winst niet significant was Beide behandelschema's waren goed te verdragen, met een herkenbaar bijwerkingenprofiel zonder significante verschillen in toxiciteit Er waren een niet-significante toename van neutropenie graad <DATUM> in de GC-arm en meer gemcitabine-cisplatinegroep) Een analyse naar kwaliteit van leven werd niet verricht in deze studie Een tweede gerandomiseerde fase II studie, waarbij dezelfde chemotherapie regiems als in de studie van Valle werden vergeleken in een Japanse groep patiënten, liet vergelijkbare resultaten zien ## ## patiënten mediane overleving was ##,# vs #,# maanden (HR # ##; ##% CI,#,#<DATUM> ##) De trend is duidelijk doch niet In een studie met capecitabine en oxaliplatin (CAPOX) bij ## patiënten werd een response rate van ##% gezien met een mediane overleving van ##,# maanden ## Opmerkelijk was dat bij ## patiënten met een.
668
nvmdl
studie uitgebreid naar een fase III studie In deze fase III studie werden ### patiënten met een niet dag # en #, iedere drie weken) en G gemcitabine monotherapie (###mg m#) dag #, # en ##, iedere # weken) ### Het primaire eindpunt van deze studie was overleving De mediane behandelduur in de GC-arm was ## weken en in de G-arm ## weken, waarbij de meeste patiënten stopten in verband met ziekteprogressie Na een follow-up van <DATUM> maanden was de mediane overleving in de GC-arm ##,# en in verschil tussen de verschillende biliaire tumoren zien wat betreft overlevingswinst, alhoewel door de kleine aantallen voor de hilaire en ampulla carcinomen deze winst niet significant was Beide behandelschema's waren goed te verdragen, met een herkenbaar bijwerkingenprofiel zonder significante verschillen in toxiciteit Er waren een niet-significante toename van neutropenie graad <DATUM> in de GC-arm en meer gemcitabine-cisplatinegroep) Een analyse naar kwaliteit van leven werd niet verricht in deze studie Een tweede gerandomiseerde fase II studie, waarbij dezelfde chemotherapie regiems als in de studie van Valle werden vergeleken in een Japanse groep patiënten, liet vergelijkbare resultaten zien ## ## patiënten mediane overleving was ##,# vs #,# maanden (HR # ##; ##% CI,#,#<DATUM> ##) De trend is duidelijk doch niet In een studie met capecitabine en oxaliplatin (CAPOX) bij ## patiënten werd een response rate van ##% gezien met een mediane overleving van ##,# maanden ## Opmerkelijk was dat bij ## patiënten met een Oxaliplatin in combinatie met gemcitabine (GEMOX) werd toegepast in # trials # ## #<DATUM> ### De response rate bedroeg ##-##% en de mediane overleving #,#-##,# maanden Een studie liet slechts # response zien bij ## patiënten met een galblaascarcinoom ###, terwijl een andere studie vergelijkbare responsen liet zien tussen galwegcarcinomen en galblaascarcinomen De effectiviteit van deze schema's is dus niet duidelijk De werkgroep is van mening dat er geen rol is voor palliatieve radiotherapie bij het locoregionaal uitgebreid Er zijn aanwijzingen dat stereotactische radiotherapie, al of niet in combinatie met chemotherapie, een Kopek ### ##; Momm ### ##; Polistina, ##<DATUM> Het is aannemelijk dat bij de behandeling van locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galweg- of galblaascarcinoom gemcitabine en cisplatin een betere overleving geeft dan gemcitabine alleen Het rapport ‘Nacontrole in de oncologie' [Gezondheidsraad ###] definieert nazorg als een essentieel onderdeel van de individuele patiëntenzorg na behandeling voor kanker Nazorg vraagt een programmatische aanpak die zich - op basis van terugkerende contacten tussen de patiënt en zijn • Voorlichting, begeleiding, ingaan op klachten en symptomen, signaleren van directe of late effecten • Detectie van nieuwe manifestaties van de primair behandelde kanker of nieuwe daarmee • Evaluatie van het medisch handelen en de gevolgen daarvan In dit hoofdstuk worden met name de eerste twee elementen van nazorg nader uitgewerkt Het tweede element is in de praktijk ook bekend onder de noemer ‘follow-up' Zie verder ook de richtlijnen Detecteren behoefte psychosociale zorg, Herstel na kanker en Oncologische revalidatie.
686
nvmdl
(GEMOX) werd toegepast in # trials # ## #<DATUM> ### De response rate bedroeg ##-##% en de mediane overleving #,#-##,# maanden Een studie liet slechts # response zien bij ## patiënten met een galblaascarcinoom ###, terwijl een andere studie vergelijkbare responsen liet zien tussen galwegcarcinomen en galblaascarcinomen De effectiviteit van deze schema's is dus niet duidelijk De werkgroep is van mening dat er geen rol is voor palliatieve radiotherapie bij het locoregionaal uitgebreid Er zijn aanwijzingen dat stereotactische radiotherapie, al of niet in combinatie met chemotherapie, een Kopek ### ##; Momm ### ##; Polistina, ##<DATUM> Het is aannemelijk dat bij de behandeling van locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galweg- of galblaascarcinoom gemcitabine en cisplatin een betere overleving geeft dan gemcitabine alleen Het rapport ‘Nacontrole in de oncologie' [Gezondheidsraad ###] definieert nazorg als een essentieel onderdeel van de individuele patiëntenzorg na behandeling voor kanker Nazorg vraagt een programmatische aanpak die zich - op basis van terugkerende contacten tussen de patiënt en zijn • Voorlichting, begeleiding, ingaan op klachten en symptomen, signaleren van directe of late effecten • Detectie van nieuwe manifestaties van de primair behandelde kanker of nieuwe daarmee • Evaluatie van het medisch handelen en de gevolgen daarvan In dit hoofdstuk worden met name de eerste twee elementen van nazorg nader uitgewerkt Het tweede element is in de praktijk ook bekend onder de noemer ‘follow-up' Zie verder ook de richtlijnen Detecteren behoefte psychosociale zorg, Herstel na kanker en Oncologische revalidatie • informeren van de patiënt en naasten over de mogelijke klachten en behandelingen van galwegobstructie door middel van geschreven informatie (obstructie klachten, koorts, pijn, • behandelen van de galwegobstructie door middel van ERCP dan wel PTC, afhankelijk van de • regelmatig signaleren van de vroege psychosociale en fysieke gevolgen van galblaas/galwegcarcinoom met behulp van (gevalideerde) signaleringsinstrumenten, startend vanaf • patiënt een duidelijk aanspreekpunt geven bij fysieke / psychosociale klachten (voorkeur • duidelijk afspreken op welke locatie behandeling van galwegobstructie plaatsvindt (eigen <INSTELLING> • patiënt verwijzen bij lastmeter score boven de # naar betreffende discipline • Verken één jaar na afronding van de primaire behandeling van galblaas / galwegcarcinoom de resterende gevolgen van (de behandeling van) galblaas / galwegcarcinoom en de behoefte aan nazorg hierbij, en sluit het nazorgtraject zo mogelijk af Zo nodig kan dit leiden tot een deelscenario • Geef bij het afsluiten van de nazorg de patiënt en zijn huisarts goede voorlichting en instructie over mogelijke late gevolgen en hoe daarmee om te gaan (galwegobstructie klachten, koorts, jeuk, ascites, gewichtsverlies, vermoeidheid, passageklachten, pijn) Informeer de patiënt bij welke zorgverlener hij bij het optreden van klachten terecht kan en neem dit op in het nazorgplan • Geadviseerd wordt om voor elke patiënt een individueel nazorgplan te maken dat is afgestemd op • Het nazorgplan wordt ingezet, tenminste op de volgende momenten bij ontslag uit het ziekenhuis, bij de afronding van de primaire kankerbehandeling, bij heroverweging van de nazorg één jaar na afronding van de behandeling, en indien wijzigingen optreden in de medisch en/of psychosociale.
655
nvmdl
en naasten over de mogelijke klachten en behandelingen van galwegobstructie door middel van geschreven informatie (obstructie klachten, koorts, pijn, • behandelen van de galwegobstructie door middel van ERCP dan wel PTC, afhankelijk van de • regelmatig signaleren van de vroege psychosociale en fysieke gevolgen van galblaas/galwegcarcinoom met behulp van (gevalideerde) signaleringsinstrumenten, startend vanaf • patiënt een duidelijk aanspreekpunt geven bij fysieke / psychosociale klachten (voorkeur • duidelijk afspreken op welke locatie behandeling van galwegobstructie plaatsvindt (eigen <INSTELLING> • patiënt verwijzen bij lastmeter score boven de # naar betreffende discipline • Verken één jaar na afronding van de primaire behandeling van galblaas / galwegcarcinoom de resterende gevolgen van (de behandeling van) galblaas / galwegcarcinoom en de behoefte aan nazorg hierbij, en sluit het nazorgtraject zo mogelijk af Zo nodig kan dit leiden tot een deelscenario • Geef bij het afsluiten van de nazorg de patiënt en zijn huisarts goede voorlichting en instructie over mogelijke late gevolgen en hoe daarmee om te gaan (galwegobstructie klachten, koorts, jeuk, ascites, gewichtsverlies, vermoeidheid, passageklachten, pijn) Informeer de patiënt bij welke zorgverlener hij bij het optreden van klachten terecht kan en neem dit op in het nazorgplan • Geadviseerd wordt om voor elke patiënt een individueel nazorgplan te maken dat is afgestemd op • Het nazorgplan wordt ingezet, tenminste op de volgende momenten bij ontslag uit het ziekenhuis, bij de afronding van de primaire kankerbehandeling, bij heroverweging van de nazorg één jaar na afronding van de behandeling, en indien wijzigingen optreden in de medisch en/of psychosociale • Geadviseerd wordt om het nazorgplan van de patiënt op te nemen in elektronische databases en dossiers en te gebruiken voor interdisciplinaire overdracht, onder andere naar de huisarts Patiënten met kanker verkeren tijdens het diagnostische en therapeutische traject in een onzekere situatie Er is in deze fase een grote behoefte aan duidelijke informatie <PERSOON> mondelinge uitleg maar ook schriftelijke documentatie is hiervoor onontbeerlijk Het heeft meerwaarde als de patiënt, naast het gesprek met de medisch specialist, voorlichting krijgt van een gespecialiseerde verpleegkundige of een verpleegkundig specialist (nurse practitioner) over het diagnostisch proces, de ziekte, behandeling en periode (tot één jaar) na de behandeling ervaart De Gezondheidsraad (###) stelt dat tijdige behandeling door vroege signalering de ziektelast van vroege gevolgen kan verminderen De zorg met betrekking tot vroege gevolgen valt primair onder de verantwoordelijkheid van de behandelend specialist Uiteraard Late gevolgen bij een galblaas / galwegcarcinoom zijn vrijwel altijd gerelateerd aan inadequate drainage van de galwegen Dit kan ontstaan door verlittekening van de hepaticojejunostomie en anderzijds door recidief van de tumor, lokaal danwel gemetastaseerd Bij een lokaal recidief van de tumor zal de behandeling gericht zijn op adequate drainage van de galwegen met plaatsen van een biliaire metalen stent Uit de literatuur blijkt dat obstructie klachten in de palliatieve fase zowel endoscopisch (ERCP) als percutaan (PTC) plaats kunnen vinden Er is echter onvoldoende Indien er sprake is van een recidief dan zijn er geen curatieve behandelopties meer en de behandelingen.
598
nvmdl
• Geadviseerd wordt om het nazorgplan van de patiënt op te nemen in elektronische databases en dossiers en te gebruiken voor interdisciplinaire overdracht, onder andere naar de huisarts Patiënten met kanker verkeren tijdens het diagnostische en therapeutische traject in een onzekere situatie Er is in deze fase een grote behoefte aan duidelijke informatie <PERSOON> mondelinge uitleg maar ook schriftelijke documentatie is hiervoor onontbeerlijk Het heeft meerwaarde als de patiënt, naast het gesprek met de medisch specialist, voorlichting krijgt van een gespecialiseerde verpleegkundige of een verpleegkundig specialist (nurse practitioner) over het diagnostisch proces, de ziekte, behandeling en periode (tot één jaar) na de behandeling ervaart De Gezondheidsraad (###) stelt dat tijdige behandeling door vroege signalering de ziektelast van vroege gevolgen kan verminderen De zorg met betrekking tot vroege gevolgen valt primair onder de verantwoordelijkheid van de behandelend specialist Uiteraard Late gevolgen bij een galblaas / galwegcarcinoom zijn vrijwel altijd gerelateerd aan inadequate drainage van de galwegen Dit kan ontstaan door verlittekening van de hepaticojejunostomie en anderzijds door recidief van de tumor, lokaal danwel gemetastaseerd Bij een lokaal recidief van de tumor zal de behandeling gericht zijn op adequate drainage van de galwegen met plaatsen van een biliaire metalen stent Uit de literatuur blijkt dat obstructie klachten in de palliatieve fase zowel endoscopisch (ERCP) als percutaan (PTC) plaats kunnen vinden Er is echter onvoldoende Indien er sprake is van een recidief dan zijn er geen curatieve behandelopties meer en de behandelingen Klachten die voorkomen zijn jeuk, afvallen, verminderde eetlust, pijn, ascites, vermoeidheid, passageklachten ten gevolge van tumor doorgroei in het Medicamenteuze behandeling van jeuk wordt in de literatuur met wisselend succes beschreven ### Behandeling van passageklachten als gevolg van tumordoorgroei kan endoscopisch dan wel chirurgisch plaatsvinden Hierbij wordt een levensverwachting van minder dan # maanden aangehouden om een In de palliatieve setting dient individueel per patiënt de overweging te worden gemaakt welke ingrepen zinvol zijn in relatie tot het verwachte resultaat Kwaliteit van leven staat hierbij voorop Zolang onduidelijk is of de detectie van late gevolgen in een asymptomatische fase voor de patiënt gezondheidswinst oplevert, bestaat er onvoldoende rechtvaardiging om alle patiënten langdurig onder controle te houden Het is van belang de patiënt en zijn huisarts goede voorlichting en instructie over mogelijke late gevolgen te geven en hoe daarmee om te gaan De patiënt moet geïnformeerd worden bij welke zorgverlener hij bij het optreden van deze klachten terecht kan Hiervoor kan gebruik gemaakt elke patiënt standaard toegepast te worden In de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg wordt Bij het galblaas/galwegcarcinoom kan tevens gedacht worden aan symptoomregistratie Hierbij dient gefocust te worden op klachten van obstructie icterus jeuk, ontkleurde ontlasting, donkere urine, koorts ()##,#) en koude rillingen Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het dagboek jeuk registratie (IKNL), de Lastmeter, Jeuk score (bijvoorbeeld VAS score), een score om de voedingstoestand te meten (bijvoorbeeld Must score), meten van pijnklachten (bijvoorbeeld VAS-pijnscore) en gebruik maken van het Nazorgplan.
580
nvmdl
jeuk, afvallen, verminderde eetlust, pijn, ascites, vermoeidheid, passageklachten ten gevolge van tumor doorgroei in het Medicamenteuze behandeling van jeuk wordt in de literatuur met wisselend succes beschreven ### Behandeling van passageklachten als gevolg van tumordoorgroei kan endoscopisch dan wel chirurgisch plaatsvinden Hierbij wordt een levensverwachting van minder dan # maanden aangehouden om een In de palliatieve setting dient individueel per patiënt de overweging te worden gemaakt welke ingrepen zinvol zijn in relatie tot het verwachte resultaat Kwaliteit van leven staat hierbij voorop Zolang onduidelijk is of de detectie van late gevolgen in een asymptomatische fase voor de patiënt gezondheidswinst oplevert, bestaat er onvoldoende rechtvaardiging om alle patiënten langdurig onder controle te houden Het is van belang de patiënt en zijn huisarts goede voorlichting en instructie over mogelijke late gevolgen te geven en hoe daarmee om te gaan De patiënt moet geïnformeerd worden bij welke zorgverlener hij bij het optreden van deze klachten terecht kan Hiervoor kan gebruik gemaakt elke patiënt standaard toegepast te worden In de richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg wordt Bij het galblaas/galwegcarcinoom kan tevens gedacht worden aan symptoomregistratie Hierbij dient gefocust te worden op klachten van obstructie icterus jeuk, ontkleurde ontlasting, donkere urine, koorts ()##,#) en koude rillingen Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het dagboek jeuk registratie (IKNL), de Lastmeter, Jeuk score (bijvoorbeeld VAS score), een score om de voedingstoestand te meten (bijvoorbeeld Must score), meten van pijnklachten (bijvoorbeeld VAS-pijnscore) en gebruik maken van het Nazorgplan Zij heeft daarin tevens een belangrijke taak de mantelzorger van de patiënt voor te lichten over welke observaties van belang zijn bij Naast de in Nazorg, subhoofdstuk algemeen genoemde niet tumorspecifieke richtlijnen op het gebied van nazorg, zijn er diverse andere richtlijnen die adequate nazorg ondersteunen Deze richtlijnen (bijvoorbeeld op de gebieden palliatieve zorg, pijn, verpleegkundige zorg en voeding) zijn terug te vinden op Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat vroege detectie van nieuwe manifestaties van kanker leidt tot winst in duur of kwaliteit van leven bij een galweg- of galblaascarcinoom van kanker Eerlijkheid over de beperkingen verdient de voorkeur boven het zinloos opsporen van onbehandelbare ziekte Het voorkomt valse hoop en gaat onnodige medicalisering tegen Er bestaat geen literatuur die welke vorm van follow-up na resectie van een galweg- of galblaascarcinoom beschrijft of ondersteunt Follow-up gericht op het diagnosticeren van een recidief galblaascarcinoom, recidief proximaal galwegcarcinoom of metastasen daarvan, is niet zinvol Bij een recidief tumor van een galweg / galblaascarcinoom is er geen winst te behalen in duur of kwaliteit van leven door vroege detectie van nieuwe tumor manifestaties met curatieve behandeling en vroegdetectie leidt niet tot verandering van het behandelplan De follow-up dient gericht te zijn op de kwaliteit van leven van de individuele patiënt Wanneer een patiënt klachten krijgt, is diagnostiek te overwegen indien dit mogelijk consequenties heeft Maak afspraken over de taakverdelingen voor de nazorg, die geboden wordt in het ziekenhuis, de eersteof derdelijns instellingen.
565
nvmdl
een belangrijke taak de mantelzorger van de patiënt voor te lichten over welke observaties van belang zijn bij Naast de in Nazorg, subhoofdstuk algemeen genoemde niet tumorspecifieke richtlijnen op het gebied van nazorg, zijn er diverse andere richtlijnen die adequate nazorg ondersteunen Deze richtlijnen (bijvoorbeeld op de gebieden palliatieve zorg, pijn, verpleegkundige zorg en voeding) zijn terug te vinden op Er is onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat vroege detectie van nieuwe manifestaties van kanker leidt tot winst in duur of kwaliteit van leven bij een galweg- of galblaascarcinoom van kanker Eerlijkheid over de beperkingen verdient de voorkeur boven het zinloos opsporen van onbehandelbare ziekte Het voorkomt valse hoop en gaat onnodige medicalisering tegen Er bestaat geen literatuur die welke vorm van follow-up na resectie van een galweg- of galblaascarcinoom beschrijft of ondersteunt Follow-up gericht op het diagnosticeren van een recidief galblaascarcinoom, recidief proximaal galwegcarcinoom of metastasen daarvan, is niet zinvol Bij een recidief tumor van een galweg / galblaascarcinoom is er geen winst te behalen in duur of kwaliteit van leven door vroege detectie van nieuwe tumor manifestaties met curatieve behandeling en vroegdetectie leidt niet tot verandering van het behandelplan De follow-up dient gericht te zijn op de kwaliteit van leven van de individuele patiënt Wanneer een patiënt klachten krijgt, is diagnostiek te overwegen indien dit mogelijk consequenties heeft Maak afspraken over de taakverdelingen voor de nazorg, die geboden wordt in het ziekenhuis, de eersteof derdelijns instellingen iedere patiënt aangesteld wordt Spreek dit multidisciplinair af in het team en met de huisarts Informeer de patiënt wie de vaste contactpersoon in de nazorg voor hem is Leg dit vast in het nazorgplan Zorg voor regelmatige interdisciplinaire overdracht van informatie, zeker ook naar de huisarts, bijvoorbeeld Oncologische zorg is bij uitstek multidisciplinaire zorg, die voor de herstelfase deels vanuit de kliniek en deels in de eerste- of derdelijns instellingen geboden wordt Er blijkt geen eenduidig bewijs voor de beste taakverdeling (nazorg aangeboden door de specialist, een nurse practitioner of huisarts) en aanpak in de nazorg (persoonlijke en telefonische consulten) De behoeften van patiënten blijken ook divers De Gezondheidsraad geeft aan dat de nazorg na de behandeling wegens kanker beter moet worden gecoördineerd Dit sluit aan bij de aanbevelingen van de Inspectie van de Gezondheidszorg voor de kwaliteit van de oncologische zorgketen De behandelaar en overige hulpverleners spreken bij de afronding van de tumorgerichte behandeling onderling en met de patiënt af wie de coördinatie van de (continuïteit van) nazorg op zich neemt Het nazorgplan voor de patiënt kan fungeren als middel voor de overdracht van De werkgroep is van mening dat de behandeling van het galwegcarcinoom en het galblaascarcinoom dient De werkgroep is van mening dat er op termijn gestreefd moet worden de (chirurgische) behandeling verplicht te registreren in de DUCA (Dutch Upper GI Cancer Audit) De medische zorg bij patiënten met een galwegcarcinoom is complex en omvat • preoperatieve of palliatieve drainage van de galwegen (via endoscopische of percutane route).
558
nvmdl
het team en met de huisarts Informeer de patiënt wie de vaste contactpersoon in de nazorg voor hem is Leg dit vast in het nazorgplan Zorg voor regelmatige interdisciplinaire overdracht van informatie, zeker ook naar de huisarts, bijvoorbeeld Oncologische zorg is bij uitstek multidisciplinaire zorg, die voor de herstelfase deels vanuit de kliniek en deels in de eerste- of derdelijns instellingen geboden wordt Er blijkt geen eenduidig bewijs voor de beste taakverdeling (nazorg aangeboden door de specialist, een nurse practitioner of huisarts) en aanpak in de nazorg (persoonlijke en telefonische consulten) De behoeften van patiënten blijken ook divers De Gezondheidsraad geeft aan dat de nazorg na de behandeling wegens kanker beter moet worden gecoördineerd Dit sluit aan bij de aanbevelingen van de Inspectie van de Gezondheidszorg voor de kwaliteit van de oncologische zorgketen De behandelaar en overige hulpverleners spreken bij de afronding van de tumorgerichte behandeling onderling en met de patiënt af wie de coördinatie van de (continuïteit van) nazorg op zich neemt Het nazorgplan voor de patiënt kan fungeren als middel voor de overdracht van De werkgroep is van mening dat de behandeling van het galwegcarcinoom en het galblaascarcinoom dient De werkgroep is van mening dat er op termijn gestreefd moet worden de (chirurgische) behandeling verplicht te registreren in de DUCA (Dutch Upper GI Cancer Audit) De medische zorg bij patiënten met een galwegcarcinoom is complex en omvat • preoperatieve of palliatieve drainage van de galwegen (via endoscopische of percutane route) betrokkenheid van een toegewijd multidisciplinair oncologisch team bestaande uit Interventies bij galwegcarcinomen zoals ERCP of percutane drainage en in het bijzonder chirurgische resectie zijn hoog complexe ingrepen Er is wetenschappelijk vastgesteld dat concentratie van zorg in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten bij hoog complexe chirurgische ingrepen zoals pancreas ## #<DATUM> en slokdarm resecties ## Er is geen reden om aan te nemen dat dit anders is voor complexe interventies zoals leverresecties bij proximale galwegcarcinomen Om deze reden is door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde ook een leverresectie geclassificeerd als een hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal ## chirurgische behandelingen per jaar (Zie Omdat het galwegcarcinoom een relatief zeldzame tumor betreft met een geschatte incidentie van <DATUM> ### ###, treft de ziekte in <LOCATIE> een beperkt aantal van ongeveer ###-### patiënten per jaar Een minderheid van de patiënten komt in aanmerking voor een in opzet curatieve resectie Deze getallen maken inzichtelijk dat, om enige expertise in de behandeling van deze patiënten te verkrijgen, het zeer Nog zeldzamer dan het proximale galwegcarcinoom is het galblaascarcinoom met een geschatte incidentie #,<DATUM> ### ### (###-### patiënten per jaar) In de meeste gevallen betreft het een bij toeval gevonden galblaascarcinoom bij een patiënt die een cholecystectomie onderging vanwege galwegstenen Wanneer een galblaascarcinoom zich klinisch manifesteert, bijvoorbeeld met icterus, gaat het meestal om een gevorderde tumor waarbij curatieve resectie niet mogelijk is Eventuele chirurgische interventie omvat een.
594
nvmdl
multidisciplinair oncologisch team bestaande uit Interventies bij galwegcarcinomen zoals ERCP of percutane drainage en in het bijzonder chirurgische resectie zijn hoog complexe ingrepen Er is wetenschappelijk vastgesteld dat concentratie van zorg in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten bij hoog complexe chirurgische ingrepen zoals pancreas ## #<DATUM> en slokdarm resecties ## Er is geen reden om aan te nemen dat dit anders is voor complexe interventies zoals leverresecties bij proximale galwegcarcinomen Om deze reden is door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde ook een leverresectie geclassificeerd als een hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal ## chirurgische behandelingen per jaar (Zie Omdat het galwegcarcinoom een relatief zeldzame tumor betreft met een geschatte incidentie van <DATUM> ### ###, treft de ziekte in <LOCATIE> een beperkt aantal van ongeveer ###-### patiënten per jaar Een minderheid van de patiënten komt in aanmerking voor een in opzet curatieve resectie Deze getallen maken inzichtelijk dat, om enige expertise in de behandeling van deze patiënten te verkrijgen, het zeer Nog zeldzamer dan het proximale galwegcarcinoom is het galblaascarcinoom met een geschatte incidentie #,<DATUM> ### ### (###-### patiënten per jaar) In de meeste gevallen betreft het een bij toeval gevonden galblaascarcinoom bij een patiënt die een cholecystectomie onderging vanwege galwegstenen Wanneer een galblaascarcinoom zich klinisch manifesteert, bijvoorbeeld met icterus, gaat het meestal om een gevorderde tumor waarbij curatieve resectie niet mogelijk is Eventuele chirurgische interventie omvat een ingrepen moeten worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling Het is aangetoond dat concentratie van zorg van hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten <PERSOON> ### ##; <PERSOON> zijn door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde geclassificeerd als hoog complexe genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal ## chirurgische behandelingen per jaar Gezien de complexiteit van de ingreep, waarbij een leverresectie slechts een onderdeel is van de behandeling, lijkt het aannemelijk en redelijk om ook voor de chirurgische behandeling van het proximale galwegcarcinoom te streven naar centralisatie en een minimale volume norm van ## chirurgische Vanwege de lage incidentie van het galwegcarcinoom en de complexiteit van differentieel diagnostische en preoperatieve zorg, inclusief preoperatieve galwegdrainage en eventuele vena portae embolisatie, is het wenselijk de zorg van dergelijke patiënten te concentreren in die centra waar tevens de operatie plaats Vanwege de lage incidentie van het symptomatische galblaascarcinoom en de mogelijke indicatie tot een re-resectie in geval van een bij toeval ontdekt galblaascarcinoom in het resectie preparaat, waarbij een kans bestaat dat in het kader van een oncologische resectie een partiële leverresectie noodzakelijk is, moeten dergelijke ingrepen worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling Er wordt verwezen naar de richtlijnen palliatieve zorg op (WEBLINK) Implementatie Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding, onder • het publiceren van de richtlijn op (WEBLINK) • het schrijven en aanbieden van een artikel ter publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor.
594
nvmdl
hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling Het is aangetoond dat concentratie van zorg van hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten <PERSOON> ### ##; <PERSOON> zijn door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde geclassificeerd als hoog complexe genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal ## chirurgische behandelingen per jaar Gezien de complexiteit van de ingreep, waarbij een leverresectie slechts een onderdeel is van de behandeling, lijkt het aannemelijk en redelijk om ook voor de chirurgische behandeling van het proximale galwegcarcinoom te streven naar centralisatie en een minimale volume norm van ## chirurgische Vanwege de lage incidentie van het galwegcarcinoom en de complexiteit van differentieel diagnostische en preoperatieve zorg, inclusief preoperatieve galwegdrainage en eventuele vena portae embolisatie, is het wenselijk de zorg van dergelijke patiënten te concentreren in die centra waar tevens de operatie plaats Vanwege de lage incidentie van het symptomatische galblaascarcinoom en de mogelijke indicatie tot een re-resectie in geval van een bij toeval ontdekt galblaascarcinoom in het resectie preparaat, waarbij een kans bestaat dat in het kader van een oncologische resectie een partiële leverresectie noodzakelijk is, moeten dergelijke ingrepen worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling Er wordt verwezen naar de richtlijnen palliatieve zorg op (WEBLINK) Implementatie Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding, onder • het publiceren van de richtlijn op (WEBLINK) • het schrijven en aanbieden van een artikel ter publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Een goede verspreiding alléén is nog geen garantie voor daadwerkelijk gebruik van de richtlijn in de dagelijkse praktijk Als aanvulling daarop ontwikkelt IKNL een implementatieplan Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van (mogelijk) belemmerende en bevorderende factoren voor toepassing van deze aanbevelingen Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste De lage incidentie van galweg- en galblaascarcinoom (zie hoofdstuk Algemeen) bemoeilijkt statistisch verantwoord onderzoek naar naleving van deze richtlijn op basis van indicatoren Om deze reden wordt afgezien van een evaluatie van de richtlijn op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie In ### verscheen de zevende editie van de TNM Classification of <PERSOON> classification applies to carcinomas of gallbladder and cystic dust There should be histological <PERSOON> following are the procedures for assessing T, N, and M categories T categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration N categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration M categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration Regional lymph nodes are the hepatic hilus nodes (including nodes along the common bile duct, common Coeliac, periduodenal, peripancreatic, and superior mesenteric artery node involvement is considered Tumour invades perimuscular connective tissue; no extension beyond serosa or into liver Tumour perforates the serosa (visceral peritoneum) and/or directly invades the liver and/or one other adjacent organ or structure, such as stomach, duodenum, colon, pancreas, omentum, Tumour invades main portal vein or hepatic artery or invades two or more extrahepatic organs Regional lymph node metastasis (including nodes along the cystic.
576
nvmdl
Een goede verspreiding alléén is nog geen garantie voor daadwerkelijk gebruik van de richtlijn in de dagelijkse praktijk Als aanvulling daarop ontwikkelt IKNL een implementatieplan Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van (mogelijk) belemmerende en bevorderende factoren voor toepassing van deze aanbevelingen Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste De lage incidentie van galweg- en galblaascarcinoom (zie hoofdstuk Algemeen) bemoeilijkt statistisch verantwoord onderzoek naar naleving van deze richtlijn op basis van indicatoren Om deze reden wordt afgezien van een evaluatie van de richtlijn op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie In ### verscheen de zevende editie van de TNM Classification of <PERSOON> classification applies to carcinomas of gallbladder and cystic dust There should be histological <PERSOON> following are the procedures for assessing T, N, and M categories T categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration N categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration M categories Physical examination, imaging, and/or surgical exploration Regional lymph nodes are the hepatic hilus nodes (including nodes along the common bile duct, common Coeliac, periduodenal, peripancreatic, and superior mesenteric artery node involvement is considered Tumour invades perimuscular connective tissue; no extension beyond serosa or into liver Tumour perforates the serosa (visceral peritoneum) and/or directly invades the liver and/or one other adjacent organ or structure, such as stomach, duodenum, colon, pancreas, omentum, Tumour invades main portal vein or hepatic artery or invades two or more extrahepatic organs Regional lymph node metastasis (including nodes along the cystic pTNM <PERSOON> pT en pN categories correspond to the T and N categories <PERSOON> vein, hepatic artery, or two or more extrahepatic organs <PERSOON> cystic duct, common bile duct, common hepatic artery, portal vein <PERSOON> classification applies to carcinomas of the extrahepatic bile ducts of perihilair localization (Klatskin tumour) Included are the right, left, and the common hepatic ducts <PERSOON> following are the procedures for Perihilair cholangiocarcinomas are tumours located in the extrahepatic biliary tree proximal to the origin of <PERSOON> regional nodes are the hilar and pericholedochal nodes in the hepatoduodenal ligament Tumour confined to the bile duct, with extension up to the muscle layer or fibrous tissue Tumour invades beyond the wall of the bile duct to surrounding adipose tissue Tumour invades unilateral branches of the portal vein or hepatic artery Tumour invades the main portal vein or its branches bilaterally; or the common hepatic artery; or the second-order biliary radicals bilaterally; or unilateral second-order biliary radicals with Regional lymph node metastasis including nodes along the cystic duct, common bile duct, <PERSOON> pT en pN categories correspond to the T and N categories Histological examination of a regional lymphadenectomy specimen will ordinarily include ## or more lymph nodes If the regional lymph nodes are negative, but the number ordinarily examined Main portal vein; bilateral branches; common hepatic artery; second-order biliary radicals bilaterally; unilateral second-order biliary radicals with contralateral portal vein or hepatic artery involvement.
579
nvmdl
pTNM <PERSOON> pT en pN categories correspond to the T and N categories <PERSOON> vein, hepatic artery, or two or more extrahepatic organs <PERSOON> cystic duct, common bile duct, common hepatic artery, portal vein <PERSOON> classification applies to carcinomas of the extrahepatic bile ducts of perihilair localization (Klatskin tumour) Included are the right, left, and the common hepatic ducts <PERSOON> following are the procedures for Perihilair cholangiocarcinomas are tumours located in the extrahepatic biliary tree proximal to the origin of <PERSOON> regional nodes are the hilar and pericholedochal nodes in the hepatoduodenal ligament Tumour confined to the bile duct, with extension up to the muscle layer or fibrous tissue Tumour invades beyond the wall of the bile duct to surrounding adipose tissue Tumour invades unilateral branches of the portal vein or hepatic artery Tumour invades the main portal vein or its branches bilaterally; or the common hepatic artery; or the second-order biliary radicals bilaterally; or unilateral second-order biliary radicals with Regional lymph node metastasis including nodes along the cystic duct, common bile duct, <PERSOON> pT en pN categories correspond to the T and N categories Histological examination of a regional lymphadenectomy specimen will ordinarily include ## or more lymph nodes If the regional lymph nodes are negative, but the number ordinarily examined Main portal vein; bilateral branches; common hepatic artery; second-order biliary radicals bilaterally; unilateral second-order biliary radicals with contralateral portal vein or hepatic artery involvement Classificatie van proximale galwegcarcinomen (klatskin-tumoren) volgens Bismuth-Corlette ### type I tumor juist distaal van de confluens van rechter en linker d hepaticus type II tumor reikt voorbij de confluens tot in de linker en rechter d hepaticus doorgroei van de tumor tot in de tweede segmentele splitsing van de linker (IIIb) of rechter (IIIa) d doorgroei van de tumor tot in de tweede segmentele splitsing van de linker en rechter d hepaticus <PERSOON> SS, Saxena R, et al Laparoscopic staging in <PERSOON> C, <PERSOON> therapy for resected extrahepatic cholangiocarcinoma a review of the literature and future directions <PERSOON> D, et al GERCOR Group Gemcitabine combined with oxaliplatin (GEMOX) in advanced biliary tract adenocarcinoma a <PERSOON> JM, Fartoux L, <PERSOON-##> P, <PERSOON-##> O, et al Gemcitabine and oxaliplatin in advanced biliary tract carcinoma a phase II study <PERSOON-##> for pancreatoduodenectomy in patients undergoing lymphadenectomy for advanced gallbladder cancer <PERSOON-##> SS, et al Predictors of long-term survival in patients with gallbladder cancer <PERSOON-##> JG, <PERSOON-##> MF, Blumgart LH.
531
nvmdl
tumor juist distaal van de confluens van rechter en linker d hepaticus type II tumor reikt voorbij de confluens tot in de linker en rechter d hepaticus doorgroei van de tumor tot in de tweede segmentele splitsing van de linker (IIIb) of rechter (IIIa) d doorgroei van de tumor tot in de tweede segmentele splitsing van de linker en rechter d hepaticus <PERSOON> SS, Saxena R, et al Laparoscopic staging in <PERSOON> C, <PERSOON> therapy for resected extrahepatic cholangiocarcinoma a review of the literature and future directions <PERSOON> D, et al GERCOR Group Gemcitabine combined with oxaliplatin (GEMOX) in advanced biliary tract adenocarcinoma a <PERSOON> JM, Fartoux L, <PERSOON> P, <PERSOON> O, et al Gemcitabine and oxaliplatin in advanced biliary tract carcinoma a phase II study <PERSOON> for pancreatoduodenectomy in patients undergoing lymphadenectomy for advanced gallbladder cancer <PERSOON> SS, et al Predictors of long-term survival in patients with gallbladder cancer <PERSOON-##> JG, <PERSOON-##> MF, Blumgart LH gallbladder cancer Implications for staging and management <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> hepatectomy for hilar cholangiocarcinoma type # and # <PERSOON-##> PL Long-term results after curative resection for carcinoma of the gallbladder French University Association for <PERSOON-##> A, et al Resective surgery for liver tumor; a multivariate analysis of causes and risk factors linked to postoperative complications <PERSOON-##> MB Intrahepatic cholangioenteric anastomosis in carcinoma of the hilus of the liver <PERSOON-##> AD, Mentha G, <PERSOON-##> AS Adjuvant radio-chemotherapy for extrahepatic biliary tract Bonet Beltrán M, <PERSOON-##> JM, Carrió I Is adjuvant radiotherapy needed after curative resection of extrahepatic biliary tract cancers? A systematic review with a meta-analysis of observational <PERSOON-##> KM, Geller DA Porcelain gallbladder and risk of gallbladder cancer <PERSOON-##> PJ, et al Gallbladder cancer differences in presentation, surgical treatment, and survival in patients treated at centers in three countries <PERSOON-##> J et Surgical treatment of patients with T# gallbladder carcinomainvading the.
463
nvmdl
gallbladder cancer Implications for staging and management <PERSOON> D, <PERSOON> hepatectomy for hilar cholangiocarcinoma type # and # <PERSOON> PL Long-term results after curative resection for carcinoma of the gallbladder French University Association for <PERSOON> A, et al Resective surgery for liver tumor; a multivariate analysis of causes and risk factors linked to postoperative complications <PERSOON> MB Intrahepatic cholangioenteric anastomosis in carcinoma of the hilus of the liver <PERSOON> AD, Mentha G, <PERSOON> AS Adjuvant radio-chemotherapy for extrahepatic biliary tract Bonet Beltrán M, <PERSOON> JM, Carrió I Is adjuvant radiotherapy needed after curative resection of extrahepatic biliary tract cancers? A systematic review with a meta-analysis of observational <PERSOON> KM, Geller DA Porcelain gallbladder and risk of gallbladder cancer <PERSOON-##> PJ, et al Gallbladder cancer differences in presentation, surgical treatment, and survival in patients treated at centers in three countries <PERSOON-##> J et Surgical treatment of patients with T# gallbladder carcinomainvading the Clinicopathologic differences between long-term and short-term postoperative survivors with advanced gallbladder carcinoma <PERSOON-##> ### <PERSOON-##>;##(#) #<DATUM> <PERSOON-##> JY, <PERSOON-##> MJ, <PERSOON-##> JM, <PERSOON-##> KW, <PERSOON-##> JY, <PERSOON-##> BI Hilar Cholangiocarcinoma Role of preoperative Imaging with Sonography, MDCT, MRI, and <PERSOON-##> YE, <PERSOON-##> MJ, Park YN, <PERSOON-##> JY Staging of extrahepatic cholangiocarcinoma Eur Radiol <PERSOON-##> KK, Parks RW, et al Palliation for suspected <PERSOON-##> JA, <PERSOON-##> PJ Hilar cholangiocarcinoma MR correlation with surgical and histological findings <PERSOON-##> treatment of ### carcinomas of the gallbladder Results of D’<PERSOON-##> M, <PERSOON-##> LH, Jarnagin WR Analysis of the extent of resection for adenocarcinoma of the gallbladder <PERSOON-##> ###;<DATUM> ## De Bellis M, <PERSOON-##> L Jr, et al Tissue sampling at ERCP in suspected malignant biliary strictures (part #) Gastrointest Endosc ###; #<DATUM> ## DeOliveira ML, Cunningham SC, <PERSOON-##> JM, Lillemoe KD et al Cholangiocarcinoma thirty-one-year experience with ### patients at a single institution <PERSOON-##> DC, et al Early-stage gallbladder.
571
nvmdl
between long-term and short-term postoperative survivors with advanced gallbladder carcinoma <PERSOON> ### <PERSOON>;##(#) #<DATUM> <PERSOON> JY, <PERSOON> MJ, <PERSOON> JM, <PERSOON> KW, <PERSOON> JY, <PERSOON> BI Hilar Cholangiocarcinoma Role of preoperative Imaging with Sonography, MDCT, MRI, and <PERSOON> YE, <PERSOON> MJ, Park YN, <PERSOON> JY Staging of extrahepatic cholangiocarcinoma Eur Radiol <PERSOON> KK, Parks RW, et al Palliation for suspected <PERSOON-##> JA, <PERSOON-##> PJ Hilar cholangiocarcinoma MR correlation with surgical and histological findings <PERSOON-##> treatment of ### carcinomas of the gallbladder Results of D’<PERSOON-##> M, <PERSOON-##> LH, Jarnagin WR Analysis of the extent of resection for adenocarcinoma of the gallbladder <PERSOON-##> ###;<DATUM> ## De Bellis M, <PERSOON-##> L Jr, et al Tissue sampling at ERCP in suspected malignant biliary strictures (part #) Gastrointest Endosc ###; #<DATUM> ## DeOliveira ML, Cunningham SC, <PERSOON-##> JM, Lillemoe KD et al Cholangiocarcinoma thirty-one-year experience with ### patients at a single institution <PERSOON-##> DC, et al Early-stage gallbladder <PERSOON-##> Y, et al Gallbladder cancer (GBC) ##-year <PERSOON-##> JL, et al Indications, results, and clinical impact of endoscopic ultrasound (EUS)-guided sampling in gastroenterology European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) <PERSOON-##> with portal vein resection <PERSOON-##> before Extended Hepatectomy for Biliary Cancer Current Technique and Review of ### Consecutive <PERSOON-##> PA, <PERSOON-##> ME, <PERSOON-##>, cisplatin and <PERSOON-##> FJ, et al Immunoglobulin G#-related sclerosing cholangitis in patients resected for presumed malignant bile duct strictures <PERSOON-##> OM, Rauws EA, et al Incidence and management of bile leakage after <PERSOON-##> WR, Blumgart LH Gallbladder cancer comparison of patients presenting initially for definitive operation with those presenting after noncurative intervention <PERSOON-##> S,et al Liver transplantation for cholangiocarcinoma selection is essential for acceptable results <PERSOON-##> ###;#<DATUM> #.
549
nvmdl
<PERSOON> Y, et al Gallbladder cancer (GBC) ##-year <PERSOON> JL, et al Indications, results, and clinical impact of endoscopic ultrasound (EUS)-guided sampling in gastroenterology European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) <PERSOON> with portal vein resection <PERSOON> before Extended Hepatectomy for Biliary Cancer Current Technique and Review of ### Consecutive <PERSOON> PA, <PERSOON> ME, <PERSOON>, cisplatin and <PERSOON> FJ, et al Immunoglobulin G#-related sclerosing cholangitis in patients resected for presumed malignant bile duct strictures <PERSOON> OM, Rauws EA, et al Incidence and management of bile leakage after <PERSOON-##> WR, Blumgart LH Gallbladder cancer comparison of patients presenting initially for definitive operation with those presenting after noncurative intervention <PERSOON-##> S,et al Liver transplantation for cholangiocarcinoma selection is essential for acceptable results <PERSOON-##> gallbladder cancer by the AFC-GBC-### Study Group World j <PERSOON-##> staging of biliary carcinoma using ##F-fluorodeoxyglucose PET prospective comparison with PET+CT, MDCT and histopathology <PERSOON-##> EA, Gouma DJ Results of postoperative radiotherapy for resectable hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> dell'Italia Meridionale Gemcitabine and cisplatin for inoperable and/or metastatic biliary tree carcinomas a multicenter phase II study of the Gruppo Oncologico dell'Italia Meridionale (GOIM) <PERSOON-##> RD, Roa JC Gallbladder cancer a morphological and molecular update <PERSOON-##> A, et al Role of radiotherapy, in particular intraluminal brachytherapy, in the treatment of proximal bile duct carcinoma <PERSOON-##> V et al Utility of staging laparoscopy in subsets of biliary cancers laparoscopy is a powerful diagnostic tool in patients with intrahepatic and <PERSOON-##> extent in radical re-resection of incidental gallbladder carcinoma <PERSOON-##> prognostic impact of positive lymph nodes in stages T# to T# incidental gallbladder carcinoma results of the German registry Surg Endosc ### <PERSOON-##>;##(#) ###<DATUM> Nov ##.
452
nvmdl
Study Group World j <PERSOON> staging of biliary carcinoma using ##F-fluorodeoxyglucose PET prospective comparison with PET+CT, MDCT and histopathology <PERSOON> EA, Gouma DJ Results of postoperative radiotherapy for resectable hilar cholangiocarcinoma <PERSOON> dell'Italia Meridionale Gemcitabine and cisplatin for inoperable and/or metastatic biliary tree carcinomas a multicenter phase II study of the Gruppo Oncologico dell'Italia Meridionale (GOIM) <PERSOON> RD, Roa JC Gallbladder cancer a morphological and molecular update <PERSOON> A, et al Role of radiotherapy, in particular intraluminal brachytherapy, in the treatment of proximal bile duct carcinoma <PERSOON> V et al Utility of staging laparoscopy in subsets of biliary cancers laparoscopy is a powerful diagnostic tool in patients with intrahepatic and <PERSOON> extent in radical re-resection of incidental gallbladder carcinoma <PERSOON> prognostic impact of positive lymph nodes in stages T# to T# incidental gallbladder carcinoma results of the German registry Surg Endosc ### <PERSOON>;##(#) ###<DATUM> Nov ## Quality improvement of pancreatic surgery by centralization in the western part of the <PERSOON-##> NS Gallbladder cancer <PERSOON-##> role of chemotherapy and radiation in the management of biliary cancer a review of the literature <PERSOON-##> C, <PERSOON-##> H, et al Outpatient chemotherapy with gemcitabine and oxaliplatin in patients with biliary tract cancer <PERSOON-##> OR Posthepatectomy bile leakage How to manage Dig Horgan AM, <PERSOON-##> E, <PERSOON-##> JJ Adjuvant therapy in the treatment of biliary tract cancer a systematic review and meta-analysis <PERSOON-##> CS, <PERSOON-##> SH Role of laparoscopic cholecystectomy in the management of polypoid lesions of the gallbladder Surg Laparosc Endosc Percutan Tech ###;<DATUM> # Hueman MT, Vollmer CM Jr, Pawlik TM Evolving treatment strategies for gallbladder cancer <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> approach to Bismuth type I and II hilar <PERSOON-##>-discovered gallbladder cancer When, why and.
455
nvmdl
in the western part of the <PERSOON> NS Gallbladder cancer <PERSOON> role of chemotherapy and radiation in the management of biliary cancer a review of the literature <PERSOON> C, <PERSOON> H, et al Outpatient chemotherapy with gemcitabine and oxaliplatin in patients with biliary tract cancer <PERSOON> OR Posthepatectomy bile leakage How to manage Dig Horgan AM, <PERSOON> E, <PERSOON> JJ Adjuvant therapy in the treatment of biliary tract cancer a systematic review and meta-analysis <PERSOON> CS, <PERSOON> SH Role of laparoscopic cholecystectomy in the management of polypoid lesions of the gallbladder Surg Laparosc Endosc Percutan Tech ###;<DATUM> # Hueman MT, Vollmer CM Jr, Pawlik TM Evolving treatment strategies for gallbladder cancer <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> approach to Bismuth type I and II hilar <PERSOON-##>-discovered gallbladder cancer When, why and Adequate lymph node assessment for extrahepatic bile duct adenocarcinoma <PERSOON-##> EC, Bodniewicz BJ et al Staging, resectability, and outcome in ### patients with hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> ###; ###(#) ###-## <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> carcinoma incidentally encountered during laparoscopic cholecystectomy how to deal with it Clin Transl Oncol ###;## ##-## <PERSOON-##> S, <PERSOON-##> OJ Staging laparoscopy for cholangiocarcinoma <PERSOON-##> of surgical resection for patients with hilar bile duct cancer Application of extended hepatectomy after biliary drainage and <PERSOON-##> the need for prophylactic surgery in patients with porcelain <PERSOON-##> JH, <PERSOON-##> WH, Yoo BM, <PERSOON-##> JH, <PERSOON-##> we perform surgical management in all patients with <PERSOON-##> H, et al Lymph node metastasis from hilar cholangiocarcinoma Audit of ### patients who underwent regional and paraaortic node dissection <PERSOON-##> OM, <PERSOON-##> OR, et al Differentiation of malignant and proximal bile duct strictures <PERSOON-##> diagnostic dilemma <PERSOON-##> TM Surgery for extrahepatic cholangiocarcinoma.
493
nvmdl
###; ### ###-## <PERSOON> EC, Bodniewicz BJ et al Staging, resectability, and outcome in ### patients with hilar cholangiocarcinoma <PERSOON> ###; ###(#) ###-## <PERSOON> K, <PERSOON> carcinoma incidentally encountered during laparoscopic cholecystectomy how to deal with it Clin Transl Oncol ###;## ##-## <PERSOON> S, <PERSOON> OJ Staging laparoscopy for cholangiocarcinoma <PERSOON> of surgical resection for patients with hilar bile duct cancer Application of extended hepatectomy after biliary drainage and <PERSOON> the need for prophylactic surgery in patients with porcelain <PERSOON> JH, <PERSOON> WH, Yoo BM, <PERSOON> JH, <PERSOON-##> we perform surgical management in all patients with <PERSOON-##> H, et al Lymph node metastasis from hilar cholangiocarcinoma Audit of ### patients who underwent regional and paraaortic node dissection <PERSOON-##> OM, <PERSOON-##> OR, et al Differentiation of malignant and proximal bile duct strictures <PERSOON-##> diagnostic dilemma <PERSOON-##> TM Surgery for extrahepatic cholangiocarcinoma Endoscopic and percutaneous preoperative biliary drainage in patients with suspected hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> of the hepatic artery is a crucial predictor of poor outcomes in gallbladder carcinoma <PERSOON-##> T, et al Diagnosis and operative indications for polypoid lesions of the <PERSOON-##> and para-aortic lymphadenectomy in radical surgery for advanced gallbladder carcinoma <PERSOON-##> body radiotherapy for unresectable <PERSOON-##> surgical results for hilar cholangiocarcinoma with procedures including major hepatic resection <PERSOON-##> A, et al Relation of adenoma to carcinoma in the gallbladder <PERSOON-##> T, et al How should polypoid lesions of the gallbladder be treated in the era of <PERSOON-##> WY Gallbladder cancer – a comprehensive review Surgeon ###;<DATUM> ## <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> JC, <PERSOON-##> PB Polypoid lesions of the gallbladder <PERSOON-##> ###;##<DATUM> ## <PERSOON-##> CS, Kang MJ, <PERSOON> SW Systematic review on the surgical treatment for <PERSOON-##> S, et al Improving outcome for patients with pancreatic cancer through centralization.
545
nvmdl
A, <PERSOON> of the hepatic artery is a crucial predictor of poor outcomes in gallbladder carcinoma <PERSOON> T, et al Diagnosis and operative indications for polypoid lesions of the <PERSOON> and para-aortic lymphadenectomy in radical surgery for advanced gallbladder carcinoma <PERSOON> body radiotherapy for unresectable <PERSOON> surgical results for hilar cholangiocarcinoma with procedures including major hepatic resection <PERSOON> A, et al Relation of adenoma to carcinoma in the gallbladder <PERSOON> T, et al How should polypoid lesions of the gallbladder be treated in the era of <PERSOON> WY Gallbladder cancer – a comprehensive review Surgeon ###;<DATUM> ## <PERSOON> J, <PERSOON-##> JC, <PERSOON-##> PB Polypoid lesions of the gallbladder <PERSOON-##> ###;##<DATUM> ## <PERSOON-##> CS, Kang MJ, <PERSOON-##> SW Systematic review on the surgical treatment for <PERSOON-##> S, et al Improving outcome for patients with pancreatic cancer through centralization ### <PERSOON-##> RH, Koea JB Gall bladder polyps in sclerosing cholangitis does the #-cm <PERSOON-##> C, Bi W, <PERSOON-##> and #<PERSOON-##> imaging of extrahepatic cholangiocarcinoma at #T MRI Clin Radiol ### <PERSOON-##>;##(#) ###-## doi <DATUM> j crad ##<DATUM> ### <PERSOON-##> Yet al Is port site resection necessary in the surgical management of gallbladder cancer? <PERSOON-##> L, <PERSOON-##> with gemcitabine and oxaliplatin in patients with <PERSOON-##> S, Low DE Volume-Outcome Relationship in Surgery for Esophageal malignancy Systematic Review and <PERSOON-##>-analysis ###-### <PERSOON-##> quality of care for UGI cancer patients <PERSOON-##> and Quality of Live of cholangiocarcinoma patients a prospective study over a # year period <PERSOON-##> WR Gallbladder carcinoma <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> M, et al Combined vascular resection in operative resection for hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> it work or not? Surgery ###; ### ###-#.
528
nvmdl
###-## <PERSOON> RH, Koea JB Gall bladder polyps in sclerosing cholangitis does the #-cm <PERSOON> C, Bi W, <PERSOON> and #<PERSOON> imaging of extrahepatic cholangiocarcinoma at #T MRI Clin Radiol ### <PERSOON>;##(#) ###-## doi <DATUM> j crad ##<DATUM> ### <PERSOON> Yet al Is port site resection necessary in the surgical management of gallbladder cancer? <PERSOON> L, <PERSOON> with gemcitabine and oxaliplatin in patients with <PERSOON> S, Low DE Volume-Outcome Relationship in Surgery for Esophageal malignancy Systematic Review and <PERSOON-##>-analysis ###-### <PERSOON-##> quality of care for UGI cancer patients <PERSOON-##> and Quality of Live of cholangiocarcinoma patients a prospective study over a # year period <PERSOON-##> WR Gallbladder carcinoma <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> M, et al Combined vascular resection in operative resection for hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> it work or not? Surgery ###; ### ##<DATUM> Role of EUS for preoperative evaluation of cholangiocarcinoma a large single-center experience <PERSOON-##> J, et al Stereotactic fractionated radiotherapy for Klatskin tumours <PERSOON-##> D, et al Combined modality treatment in unresectable extrahepatic biliary carcinoma <PERSOON-##> N, et al Prognostic factors of patients with advanced gallbladder carcinoma following aggressive surgical resection <PERSOON-##> Y Two Hundred Forty Consecutive Portal Vein Embolizations Before Extended Hepatectomy for Biliary Cancer Surgical Outcome and Long-term <PERSOON-##> nodal involvement as prognostic factor in gallbladder cancer location, count or ratio? <PERSOON-##> JT, Hofheinz RD, Hass HG, Horger MS, et al Capecitabine plus oxaliplatin as first-line treatment in patients with advanced biliary system adenocarcinoma a prospective multicentre Neuhaus P, <PERSOON-##> N et al Extended resections for hilar <PERSOON-##> surgery for right-sided klatskin tumor HPB (Oxford) ###; ##(#) ###-#.
488
nvmdl
experience <PERSOON> J, et al Stereotactic fractionated radiotherapy for Klatskin tumours <PERSOON> D, et al Combined modality treatment in unresectable extrahepatic biliary carcinoma <PERSOON> N, et al Prognostic factors of patients with advanced gallbladder carcinoma following aggressive surgical resection <PERSOON> Y Two Hundred Forty Consecutive Portal Vein Embolizations Before Extended Hepatectomy for Biliary Cancer Surgical Outcome and Long-term <PERSOON> nodal involvement as prognostic factor in gallbladder cancer location, count or ratio? <PERSOON> JT, Hofheinz RD, Hass HG, Horger MS, et al Capecitabine plus oxaliplatin as first-line treatment in patients with advanced biliary system adenocarcinoma a prospective multicentre Neuhaus P, <PERSOON> N et al Extended resections for hilar <PERSOON> surgery for right-sided klatskin tumor HPB (Oxford) ###; ##(#) ##<DATUM> Preoperative biliary drainage before resection for cholangiocarcinoma (Pro) HPB (Oxford) <PERSOON> A, et al Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with biliary tract cancer a comparative multicentre study in <PERSOON-##> ##th Annual Congress of the Japanese Society of Biliary Surgery Laparoscopic cholecystectomy for gallbladder carcinoma results of a Japanese Park HS, <PERSOON-##> JY, <PERSOON-##> HJ, <PERSOON-##> JK, et al Preoperative evaluation of bile duct cancer MRI combined with MR cholangiopancreatography versus MDCT with direct cholangiography AJR Am J Park JY, <PERSOON-##> SP, <PERSOON-##> YJ, <PERSOON-##> HJ, <PERSOON-##> HM, Cho JH, et al Long-term follow up of gallbladder polyps J Park J, <PERSOON-##> MH, <PERSOON-##> KP, Park do H, <PERSOON-##> SH, Song TJ, et al Natural History and Prognostic Factors of Park JS, Yoon <PERSOON-##> JS, <PERSOON-##> WJ, <PERSOON-##> HS, <PERSOON-##> BR Actual recurrence patterns and risk factors influencing recurrence after curative resection with stage II gallbladder carcinoma <PERSOON-##> Park SH, Park YH, <PERSOON-##> JN, Bang SM, Cho EK, Shin DB, et al Phase II study of epirubicin, cisplatin, and capecitabine for advanced biliary tract adenocarcinoma Cancer ###;###(#) ##<DATUM> Pawlik TM, Gleisner AL, <PERSOON-##> TW, Frilling A, et al Incidence finding residual disease Pawlik TM, Choti MA.
547
nvmdl
Preoperative biliary drainage before resection for cholangiocarcinoma (Pro) HPB (Oxford) <PERSOON> A, et al Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with biliary tract cancer a comparative multicentre study in <PERSOON> ##th Annual Congress of the Japanese Society of Biliary Surgery Laparoscopic cholecystectomy for gallbladder carcinoma results of a Japanese Park HS, <PERSOON> JY, <PERSOON> HJ, <PERSOON> JK, et al Preoperative evaluation of bile duct cancer MRI combined with MR cholangiopancreatography versus MDCT with direct cholangiography AJR Am J Park JY, <PERSOON> SP, <PERSOON> YJ, <PERSOON> HJ, <PERSOON> HM, Cho JH, et al Long-term follow up of gallbladder polyps J Park J, <PERSOON> MH, <PERSOON> KP, Park do H, <PERSOON> SH, Song TJ, et al Natural History and Prognostic Factors of Park JS, Yoon <PERSOON> JS, <PERSOON-##> WJ, <PERSOON-##> HS, <PERSOON> BR Actual recurrence patterns and risk factors influencing recurrence after curative resection with stage II gallbladder carcinoma <PERSOON-##> Park SH, Park YH, <PERSOON-##> JN, Bang SM, Cho EK, Shin DB, et al Phase II study of epirubicin, cisplatin, and capecitabine for advanced biliary tract adenocarcinoma Cancer ###;###(#) ##<DATUM> Pawlik TM, Gleisner AL, <PERSOON-##> TW, Frilling A, et al Incidence finding residual disease Pawlik TM, Choti MA sometimes <PERSOON-##> BW et al Laparoscopy in ### Persley KM Acalculous cholecystitis, cholesterolosis, adenomyomatosis, and polyps of the gallbladder In <PERSOON-##> LJ, editors Sleisenger & Fordtran’s gastrointestinal and liver disease #th <PERSOON-##> DB, Hany TF, Tam S, <PERSOON-##> W, et al Impact of integrated positron emission tomography and computed tomography on staging and management of gallbladder cancer and cholangiocarcinoma <PERSOON-##> ### Jul;##(#) ##-## Epub ### Apr ## Piehler JM, Crichlow RW Primary carcinoma of the gallbladder <PERSOON-##> A review of the surgical strategies for the management of gallbladder carcinoma based on T stage and growth type of the tumour <PERSOON-##> A, et al Chemoradiation treatment with gemcitabine plus stereotactic body radiotherapy for unresectable, non-metastatic, locally advanced hilar cholangiocarcinoma Results of a five year experience <PERSOON-##> M, et al Posthepatectomy liver failure a defenition and grading by the International Study Group of Liver Surger (ISGLS) <PERSOON-##> RE, Hill ME, <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> F, et al.
606
nvmdl
<PERSOON> BW et al Laparoscopy in ### Persley KM Acalculous cholecystitis, cholesterolosis, adenomyomatosis, and polyps of the gallbladder In <PERSOON> LJ, editors Sleisenger & Fordtran’s gastrointestinal and liver disease #th <PERSOON> DB, Hany TF, Tam S, <PERSOON> W, et al Impact of integrated positron emission tomography and computed tomography on staging and management of gallbladder cancer and cholangiocarcinoma <PERSOON> ### Jul;##(#) ##-## Epub ### Apr ## Piehler JM, Crichlow RW Primary carcinoma of the gallbladder <PERSOON> A review of the surgical strategies for the management of gallbladder carcinoma based on T stage and growth type of the tumour <PERSOON> A, et al Chemoradiation treatment with gemcitabine plus stereotactic body radiotherapy for unresectable, non-metastatic, locally advanced hilar cholangiocarcinoma Results of a five year experience <PERSOON> M, et al Posthepatectomy liver failure a defenition and grading by the International Study Group of Liver Surger (ISGLS) <PERSOON> RE, Hill ME, <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> F, et al and leucovorin (FELV) compared to epirubicin, cisplatin and #FU (ECF) in previously untreated patients <PERSOON-##> AE, Feig BW, <PERSOON-##> LM et al Gallbladder cancer and trocar site recurrences <PERSOON-##> E,et al Spanish experience in liver transplantation for hilar and peripheral cholangiocarcinoma <PERSOON-##> CB, Heimbach JK, Gores GJ Liver transplantation for cholangiocarcinoma <PERSOON-##> TM Staging laparoscopy for hilar cholangiocarcinoma is it still <PERSOON-##> RJ, van Westreenen HL, Engelbrecht <PERSOON-##> OR, Gouma DJ, et al FDG-positron emission tomography/computed tomography and standardized uptake value in the primary diagnosis and <PERSOON-##> Met al Significance of extensive surgery including resection of the pancreas head for the treatment of gallbladder cancer – from the perspective of mode of lymph node involvement and surgical outcome <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> liver failure Dig Surg ###; ##(#); Sewnath ME, <PERSOON-##> DJ A meta nalysis on the efficacy of preoperative biliary drainage for tumors causing obstructive jaundice <PERSOON-##> T et al Long-term outcome of extended.
511
nvmdl
(FELV) compared to epirubicin, cisplatin and #FU (ECF) in previously untreated patients <PERSOON> AE, Feig BW, <PERSOON> LM et al Gallbladder cancer and trocar site recurrences <PERSOON> E,et al Spanish experience in liver transplantation for hilar and peripheral cholangiocarcinoma <PERSOON> CB, Heimbach JK, Gores GJ Liver transplantation for cholangiocarcinoma <PERSOON> TM Staging laparoscopy for hilar cholangiocarcinoma is it still <PERSOON> RJ, van Westreenen HL, Engelbrecht <PERSOON> OR, Gouma DJ, et al FDG-positron emission tomography/computed tomography and standardized uptake value in the primary diagnosis and <PERSOON> Met al Significance of extensive surgery including resection of the pancreas head for the treatment of gallbladder cancer – from the perspective of mode of lymph node involvement and surgical outcome <PERSOON> T, <PERSOON-##> liver failure Dig Surg ###; ##(#); Sewnath ME, <PERSOON-##> DJ A meta nalysis on the efficacy of preoperative biliary drainage for tumors causing obstructive jaundice <PERSOON-##> T et al Long-term outcome of extended <PERSOON-##> SP, Schulick RD, <PERSOON-##> JL, Lillemoe KD, Pitt HA, Choti MA, et al Gallbladder cancer the role of <PERSOON-##> indications for small polypoid lesions of the gallbladder <PERSOON-##> K et al Inapparent carcinoma of the gallbladder <PERSOON-##> appraisal of a radical <PERSOON-##> pancreaticoduodenectomy and hepatectomy for patients with locally advanced gallbladder carcinoma long term results <PERSOON-##> article surgical, neo-adjuvant and adjuvant management strategies in biliary tract cancer Aliment Pharmacol Ther ### <PERSOON-##> DL Carcinoma in the porcelain gallbladder a relationship revisited <PERSOON-##> LQ, <PERSOON-##> WJ Laparoscopic cholecystectomy for treatment of unexpected <PERSOON-##> B Jr, McCashland T, et al Radiochemotherapy and transplantation allow long-term survival for nonresectable hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> H, et al; Study Group of Surgical Adjuvant Therapy for Carcinomas of the Pancreas and Biliary Tract Is postoperative adjuvant chemotherapy useful for gallbladder carcinoma? A phase III multicenter prospective randomized controlled trial in patients with <PERSOON-##> lesions of the gallbladder report of ###.
501
nvmdl
<PERSOON> JL, Lillemoe KD, Pitt HA, Choti MA, et al Gallbladder cancer the role of <PERSOON> indications for small polypoid lesions of the gallbladder <PERSOON> K et al Inapparent carcinoma of the gallbladder <PERSOON> appraisal of a radical <PERSOON> pancreaticoduodenectomy and hepatectomy for patients with locally advanced gallbladder carcinoma long term results <PERSOON> article surgical, neo-adjuvant and adjuvant management strategies in biliary tract cancer Aliment Pharmacol Ther ### <PERSOON> DL Carcinoma in the porcelain gallbladder a relationship revisited <PERSOON> LQ, <PERSOON> WJ Laparoscopic cholecystectomy for treatment of unexpected <PERSOON-##> B Jr, McCashland T, et al Radiochemotherapy and transplantation allow long-term survival for nonresectable hilar cholangiocarcinoma <PERSOON-##> T, <PERSOON-##> H, et al; Study Group of Surgical Adjuvant Therapy for Carcinomas of the Pancreas and Biliary Tract Is postoperative adjuvant chemotherapy useful for gallbladder carcinoma? A phase III multicenter prospective randomized controlled trial in patients with <PERSOON-##> lesions of the gallbladder report of ### <PERSOON-##> II study of gemcitabine and cisplatin as first-line chemotherapy in inoperable biliary tract carcinoma <PERSOON-##> EH, de <PERSOON-##> TM, Obertop H, et al Diagnostic laparoscopy and laparoscopic ultrasound for staging of patients with malignant proximal bile duct <PERSOON-##> DW, Cortina GR, et al Porcelain gallbladder is not associated with gallbladder Valle JW, Wasan H, <PERSOON-##> R, et al Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with advanced or metastatic cholangiocarcinomas or other biliary tract tumours a <PERSOON-##> A, et al <INSTELLING>-## Trial Investigators Cisplatin plus gemcitabine versus gemcitabine for biliary tract cancer <PERSOON-##> H, et al Liver failure after partial hepatic resection defenition, pathopathology, risk factors and treatment <PERSOON-##> NA, <PERSOON-##> JJ, de <PERSOON-##> TM, Gouma DJ Preoperative biliary drainage in patients with obstructive jaundice history and current status <PERSOON-##> NA, <PERSOON-##> CH, <PERSOON-##> FJ, et al Preoperative biliary drainage for cancer of the head of the pancreas <PERSOON-##> J Med.
495
nvmdl
<PERSOON> II study of gemcitabine and cisplatin as first-line chemotherapy in inoperable biliary tract carcinoma <PERSOON> EH, de <PERSOON> TM, Obertop H, et al Diagnostic laparoscopy and laparoscopic ultrasound for staging of patients with malignant proximal bile duct <PERSOON> DW, Cortina GR, et al Porcelain gallbladder is not associated with gallbladder Valle JW, Wasan H, <PERSOON> R, et al Gemcitabine alone or in combination with cisplatin in patients with advanced or metastatic cholangiocarcinomas or other biliary tract tumours a <PERSOON> A, et al <INSTELLING>-## Trial Investigators Cisplatin plus gemcitabine versus gemcitabine for biliary tract cancer <PERSOON> H, et al Liver failure after partial hepatic resection defenition, pathopathology, risk factors and treatment <PERSOON> NA, <PERSOON> JJ, de <PERSOON-##> TM, Gouma DJ Preoperative biliary drainage in patients with obstructive jaundice history and current status <PERSOON-##> NA, <PERSOON-##> CH, <PERSOON-##> FJ, et al Preoperative biliary drainage for cancer of the head of the pancreas <PERSOON-##> TM, Gouma DJ Changing perspectives in the assessment of resectability of hilar <PERSOON-##> TM, <PERSOON-##> DJ New surgical approaches to the Klatskin tumour <PERSOON-##> GJ, Lameris JS, Rauws EA, Gouma DJ associated with improved survival <PERSOON-##> RJ, de <PERSOON-##> TM, et al Hospital volume and mortality after pancreatic resection a systematic review and an evaluation of intervention in the <PERSOON-##> PHM de, Vermorken JB Oncologie, #e <PERSOON-##> TZ, Shivnani AT, <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> CM, Tward JD, MacDonald OK, et al Survival outcomes in resected extrahepatic cholangiocarcinoma effect of adjuvant radiotherapy in a surveillance, epidemiology, and end results analysis <PERSOON-##> ### <PERSOON-##> #;##(#) ###-## <PERSOON-##> J, et al Gemcitabine, oxaliplatin and #-FU in advanced bile duct and gallbladder carcinoma two parallel, multicentre phase-<PERSOON-##> of ductal resection margin status on long-term survival in patients undergoing resection for extrahepatic cholangiocarcinoma <PERSOON-##> RM, Prinz C.
505
nvmdl
###-## <PERSOON> TM, Gouma DJ Changing perspectives in the assessment of resectability of hilar <PERSOON> TM, <PERSOON> DJ New surgical approaches to the Klatskin tumour <PERSOON> GJ, Lameris JS, Rauws EA, Gouma DJ associated with improved survival <PERSOON> RJ, de <PERSOON> TM, et al Hospital volume and mortality after pancreatic resection a systematic review and an evaluation of intervention in the <PERSOON> PHM de, Vermorken JB Oncologie, #e <PERSOON> TZ, Shivnani AT, <PERSOON> K, <PERSOON> CM, Tward JD, MacDonald OK, et al Survival outcomes in resected extrahepatic cholangiocarcinoma effect of adjuvant radiotherapy in a surveillance, epidemiology, and end results analysis <PERSOON-##> ### <PERSOON-##> #;##(#) ###-## <PERSOON-##> J, et al Gemcitabine, oxaliplatin and #-FU in advanced bile duct and gallbladder carcinoma two parallel, multicentre phase-<PERSOON-##> of ductal resection margin status on long-term survival in patients undergoing resection for extrahepatic cholangiocarcinoma <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> approaches for cholangiocarcinoma <PERSOON-##> SM, DeMatteo RP, Fong y, Blumgart LH, Jarnagin WR Staging laparoscopy in patients with <PERSOON-##> analysis of ## operations for gallbladder carcinoma <PERSOON-##> PC, Gouma DJ Occurrence of implantation metastases after resection of Klatskin tumors <PERSOON-##> YP, et al Incidental gallbladder cancer by the AFC-GBC-### Study Z'graggen <PERSOON-##> CA et al Incidence of port site recurrence after laparoscopic cholecystectomy for preoperatively unsuspected gallbladder carcinoma Surgery ###;#<DATUM> # <PERSOON-##> importance of complete excision of the caudate lobe in resection of hilar cholangiocarcinoma HPB (Oxford) ###; #(#) ##<DATUM> <PERSOON-##> SM Hilar cholangiocarcinoma current management <PERSOON-##> VK Predictors of long-term survival in patients with gallbladder cancer <PERSOON-##> N, S, et al Prognostic factors of gallbladder carcinoma results of the German Registry.
482
nvmdl
<PERSOON> A, <PERSOON> approaches for cholangiocarcinoma <PERSOON> SM, DeMatteo RP, Fong y, Blumgart LH, Jarnagin WR Staging laparoscopy in patients with <PERSOON> analysis of ## operations for gallbladder carcinoma <PERSOON> PC, Gouma DJ Occurrence of implantation metastases after resection of Klatskin tumors <PERSOON> YP, et al Incidental gallbladder cancer by the AFC-GBC-### Study Z'graggen <PERSOON> CA et al Incidence of port site recurrence after laparoscopic cholecystectomy for preoperatively unsuspected gallbladder carcinoma Surgery ###;#<DATUM> # <PERSOON> importance of complete excision of the caudate lobe in resection of hilar cholangiocarcinoma HPB (Oxford) ###; #(#) ##<DATUM> <PERSOON> SM Hilar cholangiocarcinoma current management <PERSOON-##> VK Predictors of long-term survival in patients with gallbladder cancer <PERSOON-##> N, S, et al Prognostic factors of gallbladder carcinoma results of the <PERSOON-##> ### <PERSOON-##> gastrointestinal cancer pathology reporting a regional audit to compare standards with minimum datasets <PERSOON-##> ### No authors listed Collective review of ### cases of small polypoid lesions (less than ##mm in maximum diameter) of the gallbladder size distribution in various diseases and the depth of carcinomatous invasion, <PERSOON-##> HL, Sun YG, <PERSOON-##> lesions of the gallbladder diagnosis and indications for surgery <PERSOON-##> PW, <PERSOON-##> ML, Que FG Comparison of surgically resected polypoid lesions of the gallbladder to their pre-operative ultrasound characteristics <PERSOON-##> and treatment of pruritus in cholestasis Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben door middel van het invullen van een belangenverklaring verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn Uitgangsvragen voor zowel galweg- als galblaascarcinoom # Welke organisatie van zorg wordt aanbevolen bij patiënten met wezenlijke verdenking op proximaal galweg- of galblaascarcinoom? Is het nemen van een biopt noodzakelijk voor diagnosestelling van proximaal galweg- of Welke beeldvormende techniek resulteert in de meest accurate stadiëring bij patiënten met Voor welke patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom wordt chirurgische Welke chirurgische behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met proximaal galweg- of Welke adjuvante behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met proximaal galweg- of.
493
nvmdl
<PERSOON> ### <PERSOON> gastrointestinal cancer pathology reporting a regional audit to compare standards with minimum datasets <PERSOON> ### No authors listed Collective review of ### cases of small polypoid lesions (less than ##mm in maximum diameter) of the gallbladder size distribution in various diseases and the depth of carcinomatous invasion, <PERSOON> HL, Sun YG, <PERSOON> lesions of the gallbladder diagnosis and indications for surgery <PERSOON> PW, <PERSOON> ML, Que FG Comparison of surgically resected polypoid lesions of the gallbladder to their pre-operative ultrasound characteristics <PERSOON> and treatment of pruritus in cholestasis Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben door middel van het invullen van een belangenverklaring verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn Uitgangsvragen voor zowel galweg- als galblaascarcinoom # Welke organisatie van zorg wordt aanbevolen bij patiënten met wezenlijke verdenking op proximaal galweg- of galblaascarcinoom? Is het nemen van een biopt noodzakelijk voor diagnosestelling van proximaal galweg- of Welke beeldvormende techniek resulteert in de meest accurate stadiëring bij patiënten met Voor welke patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom wordt chirurgische Welke chirurgische behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met proximaal galweg- of Welke adjuvante behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met proximaal galweg- of Welke niet-chirurgische behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met proximaal Welke behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met een incidenteel gevonden Welke behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met een poliep of dysplasie in de galblaas? Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, namelijk literatuurbespreking, conclusies, overwegingen en aanbevelingen De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk De richtlijn is ontwikkeld (zie ook hoofdstuk Algemeen) volgens de methodiek van consensus based richtlijnontwikkeling Hierbij zijn alle stappen van de evidence based methodiek doorlopen Het enige verschil bestaat in het feit dat de literatuur door de experts in de werkgroep is gezocht en besproken, in plaats van dat deze systematisch is gezocht, beoordeeld, gewogen en samengevat door methodologische experts Gezien de geringe incidentie van deze tumorsoort en mede daardoor beperkt beschikbare onderzoeksliteratuur zou het toepassen van de kostbare evidence based methodiek een beperkt De volledigheid van de door de werkgroepleden samengestelde lijst met referenties werd gewaarborgd met een aanvullende beperkte literatuursearch vanuit het IKNL Er werd gezocht in de database Pubmed naar Betreft uitgangsvraag # (Welke behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met een incidenteel gevonden galblaascarcinoom?) werd een specifieke zoekstrategie uitgezet De volgende syntax werd op <DATUM> Deze zoekstrategie leverde een lijst met ## items op die, na een handmatige selectie, werd aangeboden Daarnaast is een brede zoekstrategie ten uitvoer gebracht op <DATUM> Daarbij werd de volgende Limits English, Dutch; literatuur niet ouder dan vijf jaar.
544
nvmdl
wordt geadviseerd bij patiënten met een incidenteel gevonden Welke behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met een poliep of dysplasie in de galblaas? Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, namelijk literatuurbespreking, conclusies, overwegingen en aanbevelingen De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk De richtlijn is ontwikkeld (zie ook hoofdstuk Algemeen) volgens de methodiek van consensus based richtlijnontwikkeling Hierbij zijn alle stappen van de evidence based methodiek doorlopen Het enige verschil bestaat in het feit dat de literatuur door de experts in de werkgroep is gezocht en besproken, in plaats van dat deze systematisch is gezocht, beoordeeld, gewogen en samengevat door methodologische experts Gezien de geringe incidentie van deze tumorsoort en mede daardoor beperkt beschikbare onderzoeksliteratuur zou het toepassen van de kostbare evidence based methodiek een beperkt De volledigheid van de door de werkgroepleden samengestelde lijst met referenties werd gewaarborgd met een aanvullende beperkte literatuursearch vanuit het IKNL Er werd gezocht in de database Pubmed naar Betreft uitgangsvraag # (Welke behandeling wordt geadviseerd bij patiënten met een incidenteel gevonden galblaascarcinoom?) werd een specifieke zoekstrategie uitgezet De volgende syntax werd op <DATUM> Deze zoekstrategie leverde een lijst met ## items op die, na een handmatige selectie, werd aangeboden Daarnaast is een brede zoekstrategie ten uitvoer gebracht op <DATUM> Daarbij werd de volgende Limits English, Dutch; literatuur niet ouder dan vijf jaar Het Integraal Kankercentrum <LOCATIE> bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod • signalering, begeleiding en behandeling van problemen en gevolgen van kanker(behandeling) De onderdelen van het nazorgplan zijn (in ieder geval) • De afspraken voor nazorg gericht op vroeg detectie van nieuwe manifestaties van kanker • Beschrijving van de (voorkomende) gevolgen van kanker en de behandelingen, die al bij beëindiging van de behandeling opgetreden kunnen zijn of pas later manifest worden • Informatie over de effecten van de kanker en de behandeling op de kwaliteit van leven fysiek, • Informatie over de betreffende zorgverleners bij specifieke problemen Het nazorgplan Galweg/Galblaascarcinoom is een algemeen plan voor de patiëntenpopulatie met kanker • op de behandellocaties verder uitgewerkt moeten worden, aangevuld met lokale informatie, materialen en middelen en informatie over lokale voorzieningen en interventies, plus de afspraken • per patiënt individueel op maat gemaakt moeten worden • opgenomen moeten worden in het digitale patiëntendossier Het Nazorgplan dient besproken en op maat gemaakt te worden in een consultatie op ten minste de # bij heroverweging van de nazorg één jaar na afronding van de behandeling # indien wijzigingen optreden in de medisch en/of psychosociale situatie van de patiënt of andere Er moet worden gestreefd naar dunne collimatie (#,#-#,###mm) en een lage pitch (( #) Bij voorkeur moet ### kV worden gebruikt en de buisstroom worden gemoduleerd met volumetrische modulatie techniek (gemiddelde buisbelasting in scan ###-### mAs) Beeldreconstructie met zowel dunne (<DATUM> mm) als.
607
nvmdl
en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod • signalering, begeleiding en behandeling van problemen en gevolgen van kanker(behandeling) De onderdelen van het nazorgplan zijn (in ieder geval) • De afspraken voor nazorg gericht op vroeg detectie van nieuwe manifestaties van kanker • Beschrijving van de (voorkomende) gevolgen van kanker en de behandelingen, die al bij beëindiging van de behandeling opgetreden kunnen zijn of pas later manifest worden • Informatie over de effecten van de kanker en de behandeling op de kwaliteit van leven fysiek, • Informatie over de betreffende zorgverleners bij specifieke problemen Het nazorgplan Galweg/Galblaascarcinoom is een algemeen plan voor de patiëntenpopulatie met kanker • op de behandellocaties verder uitgewerkt moeten worden, aangevuld met lokale informatie, materialen en middelen en informatie over lokale voorzieningen en interventies, plus de afspraken • per patiënt individueel op maat gemaakt moeten worden • opgenomen moeten worden in het digitale patiëntendossier Het Nazorgplan dient besproken en op maat gemaakt te worden in een consultatie op ten minste de # bij heroverweging van de nazorg één jaar na afronding van de behandeling # indien wijzigingen optreden in de medisch en/of psychosociale situatie van de patiënt of andere Er moet worden gestreefd naar dunne collimatie (#,#-#,###mm) en een lage pitch (( #) Bij voorkeur moet ### kV worden gebruikt en de buisstroom worden gemoduleerd met volumetrische modulatie techniek (gemiddelde buisbelasting in scan ###-### mAs) Beeldreconstructie met zowel dunne (<DATUM> mm) als Indien voorhanden kan de beeldreconstructie met Iteratieve Reconstructie worden gedaan, om de stralingsdosis te beperken Coronale en sagittale MPR reconstructies (<DATUM> m) kunnen beter inzicht geven in de anatomie en de diagnostische zekerheid doen Jodiumhoudend contrastmiddel moet via een contrastinjectie pomp worden toegediend in voldoende dosis (#<DATUM> ml contrastmiddel met een concentratie van ###-### mgI/ml (streef naar een Jodiumdosis van ##-## gram in een standaard (##-##kg) patiënt (ca ### mgI/kg); meer bij overgewicht, minder bij Scan tenminste tijdens de laat-arteriele fase (## s na aankomst van contrastmiddel in de abdominale aorta) en tijdens de portaal-veneuze fase (##s na aankomst van contrastmiddel in de abdominale aorta) De meerwaarde van een delayed scan van de lever en galwegen ## minuten na start van contrastinjectie bij * Isotrope dataset met dunne beelden - voor interactieve beoordeling en generatie van MPR worden deze Een cholangiografische (MRCP) sequentie bij voorkeur #D en zo isotroop mogelijk (# mm coupes), zodat deze ook gereconstrueerd kan worden in andere vlakken (coronale serie met bijv axiale reconstructie) geeft informatie over de intra-en extrahepatische galwegen en indirekt ook informatie over de uitbreiding Een dikke plak van <DATUM> cm in coronale richting van het hilusgebied kan als overzicht dienen Daarbij kan een corresponderende coronale T#w serie met dunne sneden (<DATUM> m) behulpzaam zijn om de Naast een standaard T#w sequentie met vetsuppressie (# mm) in het axiale vlak kan ook een coronale Daarnaast is een T#w sequentie met vetsuppressie (bij voorkeur #D sequentie met # mm coupes) voor en.
656
nvmdl
De richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma ‘Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)’ De richtlijn ‘Coeliakie en Dermatitis Herpetiformis’ in de tweede lijn is mede totstandgekomen door het programma Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO) van de Orde van ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntenzorg Het CBO biedt via programma’s en projecten ondersteuning en begeleiding bij systematisch en gestructureerd meten, meer de kennis over ziekten van spijsverteringsorganen bevorderen Hieronder vallen slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, pancreas, lever en galwegen en het peri-anale gebied De doelstellingen van de vereniging zijn de bevordering van de kennis over mdlziekten, de verbreiding van de belangstelling hiervoor alsmede de behartiging van de schriftelijk of per e-mail en uitsluitend bij de uitgever aanvragen Adres en e-mailadres zie Follow-up door de dermatoloog van patiënten die dapson gebruiken ### Hoofdstuk # Aspecten van organisatie van zorg ### Hoofdstuk # Voorstellen voor verder wetenschappelijk onderzoek ### Hoe kan de implementatie van deze richtlijn worden bevorderd? ### Prof <PERSOON>, MDL-arts, Vrije Universiteit Medisch <INSTELLING>, <LOCATIE> Mevr <PERSOON>, diëtist, Nederlandse Coeliakie Vereniging (tot <DATUM> Mevr <PERSOON>, medisch immunoloog, Vrije Universiteit Medisch <PERSOON>, diëtist, <INSTELLING>, Leiden <PERSOON>, diëtist, Nederlandse Coeliakie Vereniging (vanaf <DATUM> <PERSOON>, MDL-arts, <INSTELLING>, <LOCATIE> (tot <DATUM> <PERSOON>, internist, <INSTELLING>, <LOCATIE> Mevr <PERSOON>, kinderarts, <INSTELLING>, <PERSOON>, patholoog, Ziekenhuis Rijnstate, <LOCATIE> <PERSOON-##>, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap, <LOCATIE> <PERSOON-##>, dermatoloog, Vrije Universiteit Medisch <INSTELLING>, <LOCATIE> <PERSOON-##>, MDL-arts, Ziekenhuis Rijnstate <LOCATIE> (vanaf <DATUM> worden genoemd, gelden de aanbevelingen voor alle groepen Antistofbepalingen die het beste ingezet kunnen worden voor de serologische identificatie van coeliakiepatiënten zijn IgA tTGA en IgA EMA Minimaal dient de tTGA ELISA verricht te worden, bij voorkeur met humaan recombinant tTG.
588
nvmdl
### Hoe kan de implementatie van deze richtlijn worden bevorderd? ### Prof <PERSOON>, MDL-arts, Vrije Universiteit Medisch <INSTELLING>, <LOCATIE> Mevr <PERSOON>, diëtist, Nederlandse Coeliakie Vereniging (tot <DATUM> Mevr <PERSOON>, medisch immunoloog, Vrije Universiteit Medisch <PERSOON>, diëtist, <INSTELLING>, Leiden <PERSOON>, diëtist, Nederlandse Coeliakie Vereniging (vanaf <DATUM> <PERSOON>, MDL-arts, <INSTELLING>, <LOCATIE> (tot <DATUM> <PERSOON>, internist, <INSTELLING>, <LOCATIE> Mevr <PERSOON>, kinderarts, <INSTELLING>, <PERSOON>, patholoog, Ziekenhuis Rijnstate, <LOCATIE> <PERSOON-##>, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap, <LOCATIE> <PERSOON-##>, dermatoloog, Vrije Universiteit Medisch <INSTELLING>, <LOCATIE> <PERSOON-##>, MDL-arts, Ziekenhuis Rijnstate <LOCATIE> (vanaf <DATUM> worden genoemd, gelden de aanbevelingen voor alle groepen Antistofbepalingen die het beste ingezet kunnen worden voor de serologische identificatie van coeliakiepatiënten zijn IgA tTGA en IgA EMA Minimaal dient de tTGA ELISA verricht te worden, bij voorkeur met humaan recombinant tTG EMA-test als bevestigingstest te hanteren Bij discrepantie dient foutpositiviteit van de tTGA overwogen te worden Daarnaast moet bij afwezigheid van IgA tTGA een IgA-deficiëntie In geval van IgA-deficiëntie ((#,## g/L) is het zinvol IgG tTGA en IgG EMA aanvullend te Bij kinderen jonger dan twee jaar is het verstandig om tevens op IgA AGA te testen (en Er dient een (internationaal) ijkpreparaat ontwikkeld te worden, waardoor transglutaminase antistofconcentraties uitgedrukt kunnen worden in internationale eenheden (IU) en resultaten HLA-DQ-bepalingen zijn met name zinvol voor het uitsluiten van (toekomstige) coeliakie Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# is de kans gering dat coeliakie in het spel is of zal zijn Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# in risicogroepen kan herhaald HLA-DQ-typering is zinvol ter uitsluiting van coeliakie bij twijfel over de diagnose De uitslag ervan is niet afhankelijk van glutengebruik door de patiënt HLA-DQ-bepalingen dienen alle vier de allelen van de HLA-DQ#- en -DQ#- moleculen kwantitatief in beeld te brengen, omdat het aantal relevante ketens bepalend kan zijn De populatie van HLA-DQ#- en -DQ#-negatieve patiënten dient zowel klinisch als Bij screening van grote populaties of van populaties met een verhoogd risico voor coeliakie wordt eerst een HLA-DQ typering verricht Serologisch onderzoek blijft vervolgens Bij het screenen van risicogroepen kan bij individuen zonder HLA-DQ# en/of -DQ# herhaald Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# bij patiënten met klinische verdenking dienen andere Bij klinisch vermoeden van de ziekte bij een familielid van een coeliakiepatiënt moet een.
581
nvmdl
EMA-test als bevestigingstest te hanteren Bij discrepantie dient foutpositiviteit van de tTGA overwogen te worden Daarnaast moet bij afwezigheid van IgA tTGA een IgA-deficiëntie In geval van IgA-deficiëntie ((#,## g/L) is het zinvol IgG tTGA en IgG EMA aanvullend te Bij kinderen jonger dan twee jaar is het verstandig om tevens op IgA AGA te testen (en Er dient een (internationaal) ijkpreparaat ontwikkeld te worden, waardoor transglutaminase antistofconcentraties uitgedrukt kunnen worden in internationale eenheden (IU) en resultaten HLA-DQ-bepalingen zijn met name zinvol voor het uitsluiten van (toekomstige) coeliakie Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# is de kans gering dat coeliakie in het spel is of zal zijn Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# in risicogroepen kan herhaald HLA-DQ-typering is zinvol ter uitsluiting van coeliakie bij twijfel over de diagnose De uitslag ervan is niet afhankelijk van glutengebruik door de patiënt HLA-DQ-bepalingen dienen alle vier de allelen van de HLA-DQ#- en -DQ#- moleculen kwantitatief in beeld te brengen, omdat het aantal relevante ketens bepalend kan zijn De populatie van HLA-DQ#- en -DQ#-negatieve patiënten dient zowel klinisch als Bij screening van grote populaties of van populaties met een verhoogd risico voor coeliakie wordt eerst een HLA-DQ typering verricht Serologisch onderzoek blijft vervolgens Bij het screenen van risicogroepen kan bij individuen zonder HLA-DQ# en/of -DQ# herhaald Bij afwezigheid van HLA-DQ# en -DQ# bij patiënten met klinische verdenking dienen andere Bij klinisch vermoeden van de ziekte bij een familielid van een coeliakiepatiënt moet een Bij familieleden van coeliakiepatiënten wordt aanbevolen onderzoek op coeliakie te laten verrichten door kinder- of MDL-arts of in coeliakie geïnteresseerde internist Het wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het typeren van de HLA-DQ Bij afwezigheid van HLA-DQ#-en/of –DQ# lijkt verder onderzoek niet geïndiceerd Bij aanwezigheid van HLA-DQ# en/of –DQ# wordt serologisch onderzoek verricht Positiviteit Bij patiënten met diabetes type I, osteoporose, schildklierlijden, microscopische colitis, autoimmuunziekten in algemene zin, hypertransaminasemie, ijzergebreksanemie, onbegrepen anemie, trias van ondervoeding of recidiverende abortus dient de clinicus bedacht te zijn op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij klinische verdenking dient de clinicus serologisch, zo nodig histologisch onderzoek te laten verrichten De werkgroep adviseert eenmaal in de vijf jaar bij volwassenen en eenmaal in de één à twee jaar bij kinderen Alle patiënten met syndroom van Down, syndroom van Turner en <PERSOON> moeten De screening dient te worden verricht door de behandelend (kinder-)arts en bestaat uit het in het begin van het vierde levensjaar testen op totaal IgA, op tTGA en EMA (ter bevestiging Indien de HLA-DQ# of DQ# positief is en de serologie negatief zal elke een à twee jaar bij kinderen en elke vijf jaar bij volwassenen serologische screening op minimaal tTGA moeten Vooralsnog is bevolkingsonderzoek niet geïndiceerd Om duidelijkheid te krijgen over de wenselijkheid, kosten en baten maar ook nadelen van het verrichten van bevolkingsonderzoek op coeliakie zou in een regio in <LOCATIE> een onderzoek moeten Het risico op een lymfoom is te laag om coeliakiepatiënten hierop te screenen.
618
nvmdl
coeliakie te laten verrichten door kinder- of MDL-arts of in coeliakie geïnteresseerde internist Het wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het typeren van de HLA-DQ Bij afwezigheid van HLA-DQ#-en/of –DQ# lijkt verder onderzoek niet geïndiceerd Bij aanwezigheid van HLA-DQ# en/of –DQ# wordt serologisch onderzoek verricht Positiviteit Bij patiënten met diabetes type I, osteoporose, schildklierlijden, microscopische colitis, autoimmuunziekten in algemene zin, hypertransaminasemie, ijzergebreksanemie, onbegrepen anemie, trias van ondervoeding of recidiverende abortus dient de clinicus bedacht te zijn op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij klinische verdenking dient de clinicus serologisch, zo nodig histologisch onderzoek te laten verrichten De werkgroep adviseert eenmaal in de vijf jaar bij volwassenen en eenmaal in de één à twee jaar bij kinderen Alle patiënten met syndroom van Down, syndroom van Turner en <PERSOON> moeten De screening dient te worden verricht door de behandelend (kinder-)arts en bestaat uit het in het begin van het vierde levensjaar testen op totaal IgA, op tTGA en EMA (ter bevestiging Indien de HLA-DQ# of DQ# positief is en de serologie negatief zal elke een à twee jaar bij kinderen en elke vijf jaar bij volwassenen serologische screening op minimaal tTGA moeten Vooralsnog is bevolkingsonderzoek niet geïndiceerd Om duidelijkheid te krijgen over de wenselijkheid, kosten en baten maar ook nadelen van het verrichten van bevolkingsonderzoek op coeliakie zou in een regio in <LOCATIE> een onderzoek moeten Het risico op een lymfoom is te laag om coeliakiepatiënten hierop te screenen ondervoeding dient de clinicus bedacht te zijn op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij patiënten met #) symptomen die kunnen wijzen op coeliakie, zoals chronische diarree, gewichtsverlies, malabsorptie, buikpijn, opgezette buik, remsporen in de toiletpot en groeivertraging bij kinderen, #) presentaties zoals ijzergebreksanemie en/of osteoporose, die gerapporteerd zijn bij coeliakie en/of #) ziekten, met name autoimmuunaandoeningen die Bij sterke klinische verdenking op coeliakie dient een dunnedarmbiopsie te worden verricht Ter onderbouwing van de histologische bevinding en/of als uitgangswaarde voor Bij patiënten met een hoger risicoprofiel voor coeliakie, zoals eerstegraads familieleden, patiënten met auto-immune aandoeningen en kinderen met gastro-intestinale klachten wordt geadviseerd standaard een dunne darmbiopt af te nemen bij scopie Bij patiënten ouder dan twee jaar met klinische symptomen die wijzen op coeliakie kan volstaan worden met éénmalig biopteren indien karakteristieke afwijkingen worden gevonden passend bij coeliakie, en er herstel van de klinische symptomen optreedt met Bij patiënten jonger dan twee jaar kan, indien er sprake is van klinische symptomen passend bij coeliakie en van positieve serologie (tTGA en EMA) volstaan worden met éénmalig biopteren, voor zover karakteristieke afwijkingen worden gevonden passend bij coeliakie en patiënt hersteld is van de symptomen na een glutenvrij dieet Indien de serologie negatief is of het biopt niet karakteristiek is (Marsh I, II) moet een herstel- en In geval van geringe klinische verdenking op coeliakie bij een familielid van een coeliakiepatiënt, wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het Bij geringe klinische verdenking op coeliakie kunnen serologische tests gebruikt worden om coeliakie op te sporen.
601
nvmdl
op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij patiënten met #) symptomen die kunnen wijzen op coeliakie, zoals chronische diarree, gewichtsverlies, malabsorptie, buikpijn, opgezette buik, remsporen in de toiletpot en groeivertraging bij kinderen, #) presentaties zoals ijzergebreksanemie en/of osteoporose, die gerapporteerd zijn bij coeliakie en/of #) ziekten, met name autoimmuunaandoeningen die Bij sterke klinische verdenking op coeliakie dient een dunnedarmbiopsie te worden verricht Ter onderbouwing van de histologische bevinding en/of als uitgangswaarde voor Bij patiënten met een hoger risicoprofiel voor coeliakie, zoals eerstegraads familieleden, patiënten met auto-immune aandoeningen en kinderen met gastro-intestinale klachten wordt geadviseerd standaard een dunne darmbiopt af te nemen bij scopie Bij patiënten ouder dan twee jaar met klinische symptomen die wijzen op coeliakie kan volstaan worden met éénmalig biopteren indien karakteristieke afwijkingen worden gevonden passend bij coeliakie, en er herstel van de klinische symptomen optreedt met Bij patiënten jonger dan twee jaar kan, indien er sprake is van klinische symptomen passend bij coeliakie en van positieve serologie (tTGA en EMA) volstaan worden met éénmalig biopteren, voor zover karakteristieke afwijkingen worden gevonden passend bij coeliakie en patiënt hersteld is van de symptomen na een glutenvrij dieet Indien de serologie negatief is of het biopt niet karakteristiek is (Marsh I, II) moet een herstel- en In geval van geringe klinische verdenking op coeliakie bij een familielid van een coeliakiepatiënt, wordt geadviseerd te screenen op predispositie voor de ziekte door het Bij geringe klinische verdenking op coeliakie kunnen serologische tests gebruikt worden om coeliakie op te sporen Het distale duodenum is een goede plaats voor de dunne darmbiopsie in het kader van de Voor optimale diagnostiek zijn tenminste vier biopten nodig Tevens wordt geadviseerd om maagbiopten uit antrum en corpus te nemen Voor de classificatie van de histologische afwijkingen wordt de gemodificeerde Marshclassificatie geadviseerd Bij de diagnose en follow-up van coeliakiepatiënten moet de nutriëntenstatus gecontroleerd worden, waaronder Hb en ijzer, en initieel foliumzuur en vitamine <PERSOON> evalueert de diëtist de inname van voedingsstoffen bij coeliakiepatiënten en adviseert de patiënt zo nodig om de inname van voedingsstoffen in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen van de Nederlandse Voedingsraad door aanpassing in keuze Calciumsuppletie van # g/dag is geïndiceerd als de orale inname onvoldoende is, Er wordt aanbevolen in de huisartspraktijk bij iedere klinische verdenking op coeliakie serologisch te testen, minimaal op tTGA IgA Dit kan in huisartsenlaboratoria worden aangevraagd en is zowel bij kinderen als bij volwassenen voldoende betrouwbaar Bij positieve serologie dient verwijzing naar de tweede lijn plaats te vinden Bij negatieve serologie moet rekening worden gehouden met foutnegatieve uitslagen en kan bij aanhoudende verdenking alsnog verwijzing naar de tweede lijn worden overwogen voor Een glutenvrij dieet is voor zowel kinderen als volwassenen de aangewezen behandeling van nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten Bij persisterende klachten kan een De arts moet een duidelijke uitleg over het belang van het glutenvrije dieet bij coeliakie geven Behandeling en follow-up door de diëtist is aan te bevelen waarin de diëtist uitleg geeft over het glutenvrije dieet en de etikettering van voedingsmiddelen.
571
nvmdl
goede plaats voor de dunne darmbiopsie in het kader van de Voor optimale diagnostiek zijn tenminste vier biopten nodig Tevens wordt geadviseerd om maagbiopten uit antrum en corpus te nemen Voor de classificatie van de histologische afwijkingen wordt de gemodificeerde Marshclassificatie geadviseerd Bij de diagnose en follow-up van coeliakiepatiënten moet de nutriëntenstatus gecontroleerd worden, waaronder Hb en ijzer, en initieel foliumzuur en vitamine <PERSOON> evalueert de diëtist de inname van voedingsstoffen bij coeliakiepatiënten en adviseert de patiënt zo nodig om de inname van voedingsstoffen in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen van de Nederlandse Voedingsraad door aanpassing in keuze Calciumsuppletie van # g/dag is geïndiceerd als de orale inname onvoldoende is, Er wordt aanbevolen in de huisartspraktijk bij iedere klinische verdenking op coeliakie serologisch te testen, minimaal op tTGA IgA Dit kan in huisartsenlaboratoria worden aangevraagd en is zowel bij kinderen als bij volwassenen voldoende betrouwbaar Bij positieve serologie dient verwijzing naar de tweede lijn plaats te vinden Bij negatieve serologie moet rekening worden gehouden met foutnegatieve uitslagen en kan bij aanhoudende verdenking alsnog verwijzing naar de tweede lijn worden overwogen voor Een glutenvrij dieet is voor zowel kinderen als volwassenen de aangewezen behandeling van nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten Bij persisterende klachten kan een De arts moet een duidelijke uitleg over het belang van het glutenvrije dieet bij coeliakie geven Behandeling en follow-up door de diëtist is aan te bevelen waarin de diëtist uitleg geeft over het glutenvrije dieet en de etikettering van voedingsmiddelen Coeliakiepatiënten moeten door de arts of diëtist verwezen worden naar de Voor kinderen en volwassenen met nieuw gediagnosticeerde coeliakie wordt op korte termijn (d w z <DATUM> maanden) <DATUM> consulten door een ter zake deskundige diëtist aanbevolen Op lange termijn (d w z vanaf één jaar na diagnose) wordt een consult eens per # tot <LEEFTIJD> jaar aanbevolen om de nieuwste inzichten met betrekking tot het glutenvrije dieet uit te leggen en de dieettrouw en de volwaardigheid van de voeding te evalueren Gezien de individuele verschillen in gevoeligheid voor sporen gluten lijkt het niet mogelijk een maximaal toelaatbare hoeveelheid gluten toe te staan en is het zinvol het glutenvrije Beperking van glutenvrij tarwezetmeel, die voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius, is niet nodig in de behandeling van nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met een glutenvrij dieet Indien behandeling met een glutenvrij dieet na <DATUM> maanden niet leidt tot verdwijnen van de maag-darmklachten, moet behalve aan dieetfouten ook aan individuele gevoeligheid voor glutenvrij tarwezetmeel worden gedacht In die gevallen zal beperking van Zolang in <LOCATIE> niet de beschikking is over zuivere haver, wordt afgeraden haver te De dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie van Elsevier kan door de diëtist gebruikt worden als ondersteuning bij de behandeling van coeliakiepatiënten De dieetrichtlijn wordt regelmatig herzien Recente informatie is te vinden op (WEBLINK) Indien de diagnose coeliakie gesteld wordt zonder dat er sprake is van klinische symptomen en niet ondersteund wordt door serologische bepalingen is het aan te raden een.
554
nvmdl
moeten door de arts of diëtist verwezen worden naar de Voor kinderen en volwassenen met nieuw gediagnosticeerde coeliakie wordt op korte termijn (d w z <DATUM> maanden) <DATUM> consulten door een ter zake deskundige diëtist aanbevolen Op lange termijn (d w z vanaf één jaar na diagnose) wordt een consult eens per # tot <LEEFTIJD> jaar aanbevolen om de nieuwste inzichten met betrekking tot het glutenvrije dieet uit te leggen en de dieettrouw en de volwaardigheid van de voeding te evalueren Gezien de individuele verschillen in gevoeligheid voor sporen gluten lijkt het niet mogelijk een maximaal toelaatbare hoeveelheid gluten toe te staan en is het zinvol het glutenvrije Beperking van glutenvrij tarwezetmeel, die voldoet aan de norm van de Codex Alimentarius, is niet nodig in de behandeling van nieuw gediagnosticeerde coeliakiepatiënten met een glutenvrij dieet Indien behandeling met een glutenvrij dieet na <DATUM> maanden niet leidt tot verdwijnen van de maag-darmklachten, moet behalve aan dieetfouten ook aan individuele gevoeligheid voor glutenvrij tarwezetmeel worden gedacht In die gevallen zal beperking van Zolang in <LOCATIE> niet de beschikking is over zuivere haver, wordt afgeraden haver te De dieetbehandelingsrichtlijn coeliakie van Elsevier kan door de diëtist gebruikt worden als ondersteuning bij de behandeling van coeliakiepatiënten De dieetrichtlijn wordt regelmatig herzien Recente informatie is te vinden op (WEBLINK) Indien de diagnose coeliakie gesteld wordt zonder dat er sprake is van klinische symptomen en niet ondersteund wordt door serologische bepalingen is het aan te raden een Patiënten dienen verwezen te worden naar een diëtist die vertrouwd is met coeliakie Het is gewenst na één jaar dieet de dieettrouw te evalueren bestaan uit het in kaart brengen van gewicht, lengte (bij kinderen), Hb, Ht, foliumzuur, vitamine B##, calcium, alkalische fosfatase, ijzerstatus, tTGA Bij volwassenen dient om de twee jaar het TSH te worden gecontroleerd De arts die volwassen patiënten met coeliakie begeleidt zal open moeten staan voor de mogelijkheid van een zich ontwikkelend schildklierprobleem Een meting van TSH eens per twee jaar is naar mening van de werkgroep afdoende Overwogen kan worden elke coeliakiepatiënt vanaf zijn/haar ##e jaar middels DEXA te screenen op osteoporose Aanbevolen wordt dit om de vijf à tien jaar te herhalen Bij diagnose op volwassen leeftijd dient een DEXA scan verricht te worden Coeliakiepatiënten die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dienen regelmatig te worden gecontroleerd op lengte (bij kinderen), gewicht, Hb, Ht, Calcium, Foliumzuur, vitamine B##, ijzerstatus, Albumine, Alkalische fosfatase, TSH en tTGA Bij progressieve malabsorptie dient het volgen van een glutenvrij dieet opnieuw te worden geadviseerd Bij twijfel over herstel na het volgen van een glutenvrij dieet dient een controle-biopsie Het instellen van een proef glutenvrij dieet kan bij patiënten met Down en <PERSOON> syndroom bij wie het niet haalbaar is een biopsie te verrichten, worden overwogen met het oog op het Voor het stellen van de diagnose dermatitis herpetiformis wordt een biopt afgenomen van perilesionale normaal uitziende huid.
572
nvmdl
diëtist die vertrouwd is met coeliakie Het is gewenst na één jaar dieet de dieettrouw te evalueren bestaan uit het in kaart brengen van gewicht, lengte (bij kinderen), Hb, Ht, foliumzuur, vitamine B##, calcium, alkalische fosfatase, ijzerstatus, tTGA Bij volwassenen dient om de twee jaar het TSH te worden gecontroleerd De arts die volwassen patiënten met coeliakie begeleidt zal open moeten staan voor de mogelijkheid van een zich ontwikkelend schildklierprobleem Een meting van TSH eens per twee jaar is naar mening van de werkgroep afdoende Overwogen kan worden elke coeliakiepatiënt vanaf zijn/haar ##e jaar middels DEXA te screenen op osteoporose Aanbevolen wordt dit om de vijf à tien jaar te herhalen Bij diagnose op volwassen leeftijd dient een DEXA scan verricht te worden Coeliakiepatiënten die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dienen regelmatig te worden gecontroleerd op lengte (bij kinderen), gewicht, Hb, Ht, Calcium, Foliumzuur, vitamine B##, ijzerstatus, Albumine, Alkalische fosfatase, TSH en tTGA Bij progressieve malabsorptie dient het volgen van een glutenvrij dieet opnieuw te worden geadviseerd Bij twijfel over herstel na het volgen van een glutenvrij dieet dient een controle-biopsie Het instellen van een proef glutenvrij dieet kan bij patiënten met Down en <PERSOON> syndroom bij wie het niet haalbaar is een biopsie te verrichten, worden overwogen met het oog op het Voor het stellen van de diagnose dermatitis herpetiformis wordt een biopt afgenomen van perilesionale normaal uitziende huid Het verdient aanbeveling om patiënten bij wie de diagnose DH wordt gesteld te controleren op de aanwezigheid of het ontstaan van mogelijke complicaties van DH / coeliakie De dermatoloog kan er voor kiezen om deze controles zelf te doen of de patiënt hiertoe te verwijzen naar de maag-darm-leverarts Het follow-up onderzoek is identiek aan dat voor Jaarlijks gewicht, lengte (bij kinderen), Hb, Ht, foliumzuur, calcium, alkalische fosfatase, ijzerstatus en tTGA (weefseltransglutaminase) Indien de faciliteiten voor het bepalen van tTGA ontbreken, kan EMA (anti-endomysium antilichamen) aangevraagd Bij patiënten met DH die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dient bij de controle tevens vitamine B## en albumine bepaald te worden Bij progressieve malabsorptie TSH eens per twee jaar Bij oplopend TSH wordt jaarlijkse controle geadviseerd Overwogen kan worden elke patiënt met DH vanaf zijn/haar ##e jaar middels DEXA te Patiënten met een voor dermatitis herpetiformis verdacht klinisch beeld, patiënten met een niet nader verklaarde intens jeukende huidafwijking en patiënten die bekend zijn met coeliakie en die huidklachten hebben komen in aanmerking voor diagnostiek op dermatitis Wanneer er een sterke verdenking is op het bestaan van DH, maar de diagnose middels immunofluorescentieonderzoek niet kan worden bevestigd, kan het gebruik van serologisch onderzoek op IgA tTG antilichamern van belang zijn bij het differentiëren tussen DH en andere niet aan coeliakie gerelateerde huidaandoeningen De tTG antilichamen kunnen dan het best gemeten worden voor start van een glutenvrij dieet Bij twijfel aan de diagnose kan het daarnaast zinvol zijn HLA-DQ te typeren, daar afwezigheid van HLA-DQ# en DQ# de diagnose DH zeer onwaarschijnlijk maakt.
592
nvmdl
de aanwezigheid of het ontstaan van mogelijke complicaties van DH / coeliakie De dermatoloog kan er voor kiezen om deze controles zelf te doen of de patiënt hiertoe te verwijzen naar de maag-darm-leverarts Het follow-up onderzoek is identiek aan dat voor Jaarlijks gewicht, lengte (bij kinderen), Hb, Ht, foliumzuur, calcium, alkalische fosfatase, ijzerstatus en tTGA (weefseltransglutaminase) Indien de faciliteiten voor het bepalen van tTGA ontbreken, kan EMA (anti-endomysium antilichamen) aangevraagd Bij patiënten met DH die geen glutenvrij dieet willen gebruiken, dient bij de controle tevens vitamine B## en albumine bepaald te worden Bij progressieve malabsorptie TSH eens per twee jaar Bij oplopend TSH wordt jaarlijkse controle geadviseerd Overwogen kan worden elke patiënt met DH vanaf zijn/haar ##e jaar middels DEXA te Patiënten met een voor dermatitis herpetiformis verdacht klinisch beeld, patiënten met een niet nader verklaarde intens jeukende huidafwijking en patiënten die bekend zijn met coeliakie en die huidklachten hebben komen in aanmerking voor diagnostiek op dermatitis Wanneer er een sterke verdenking is op het bestaan van DH, maar de diagnose middels immunofluorescentieonderzoek niet kan worden bevestigd, kan het gebruik van serologisch onderzoek op IgA tTG antilichamern van belang zijn bij het differentiëren tussen DH en andere niet aan coeliakie gerelateerde huidaandoeningen De tTG antilichamen kunnen dan het best gemeten worden voor start van een glutenvrij dieet Bij twijfel aan de diagnose kan het daarnaast zinvol zijn HLA-DQ te typeren, daar afwezigheid van HLA-DQ# en DQ# de diagnose DH zeer onwaarschijnlijk maakt De startdosis bedraagt ##-### mg, bij onvoldoende resultaat na <DATUM> weken kan de dosering stapsgewijze met ## mg per keer worden verhoogd Wanneer de huidafwijkingen van dermatitis herpetiformis geheel rustig zijn, kan getracht worden de dosering dapson geleidelijk uit te sluipen tot een minimum aanvaardbare onderhoudsdosering Omdat er geen gegevens zijn over een optimaal afbouwschema, moet zowel de dosisreductie als ook de snelheid daarvan bij voorkeur individueel worden bepaald worden uitgesloten Patiënten die deze deficiëntie hebben dienen frequent gecontroleerd te worden op het zich ontwikkelen van hemolyse (zie onder follow-up) en bij hen dient de dosering op basis hiervan zo nodig te worden aangepast Om de kans op bijwerkingen van dapson voor de behandeling van dermatitis herpetiformis te verkleinen, moet altijd naar de laagst mogelijke effectieve dosering Bij symptomatische methemoglobinemie kan getracht worden de hoeveelheid methemoglobine te verminderen door aan het therapeutisch regime #dd ### mg cimetidine toe te voegen Het resultaat kan tijdelijk zijn Bij patiënten met dermatitis herpetiformis bij wie dapson gecontra-indiceerd is, onacceptabele bijwerkingen veroorzaakt of niet werkzaam is, kan een behandeling met sulfapyridine geprobeerd worden Daarbij moeten de bij het voorschrijven van nietgeregistreerde geneesmiddelen gebruikelijke maatregelen genomen worden Een behandeling met een glutenvrij dieet onder begeleiding van een in coeliakie gespecialiseerde diëtist wordt geadviseerd aan patiënten met DH Lidmaatschap van de coeliakievereniging kan hierbij helpen en is derhalve aan te bevelen De patiënt met dermatitis herpetiformis die een glutenvrij dieet volgt moet aangemoedigd worden om de voorschriften van het dieet strikt te volgen.
581
nvmdl
mg, bij onvoldoende resultaat na <DATUM> weken kan de dosering stapsgewijze met ## mg per keer worden verhoogd Wanneer de huidafwijkingen van dermatitis herpetiformis geheel rustig zijn, kan getracht worden de dosering dapson geleidelijk uit te sluipen tot een minimum aanvaardbare onderhoudsdosering Omdat er geen gegevens zijn over een optimaal afbouwschema, moet zowel de dosisreductie als ook de snelheid daarvan bij voorkeur individueel worden bepaald worden uitgesloten Patiënten die deze deficiëntie hebben dienen frequent gecontroleerd te worden op het zich ontwikkelen van hemolyse (zie onder follow-up) en bij hen dient de dosering op basis hiervan zo nodig te worden aangepast Om de kans op bijwerkingen van dapson voor de behandeling van dermatitis herpetiformis te verkleinen, moet altijd naar de laagst mogelijke effectieve dosering Bij symptomatische methemoglobinemie kan getracht worden de hoeveelheid methemoglobine te verminderen door aan het therapeutisch regime #dd ### mg cimetidine toe te voegen Het resultaat kan tijdelijk zijn Bij patiënten met dermatitis herpetiformis bij wie dapson gecontra-indiceerd is, onacceptabele bijwerkingen veroorzaakt of niet werkzaam is, kan een behandeling met sulfapyridine geprobeerd worden Daarbij moeten de bij het voorschrijven van nietgeregistreerde geneesmiddelen gebruikelijke maatregelen genomen worden Een behandeling met een glutenvrij dieet onder begeleiding van een in coeliakie gespecialiseerde diëtist wordt geadviseerd aan patiënten met DH Lidmaatschap van de coeliakievereniging kan hierbij helpen en is derhalve aan te bevelen De patiënt met dermatitis herpetiformis die een glutenvrij dieet volgt moet aangemoedigd worden om de voorschriften van het dieet strikt te volgen dosering dapson verminderd kan worden of het medicijn geheel gestaakt kan worden Bovendien wordt dit resultaat door een strikt dieet sneller bereikt Aan patiënten die geen darmklachten hebben en die voor hun dermatitis herpetiformis geen glutenvrij dieet willen gebruiken, lijkt het adviseren van een dieet voor hun darmen of voor Het wordt niet aanbevolen om aan patiënten met dermatitis herpetiformis die voor hun huidaandoening geen glutenvrij dieet willen gebruiken dit dieet te adviseren met als doel de kans op het ontwikkelen van een lymfoom te verkleinen Jodiumbeperking is in het algemeen bij dermatitis herpetiformis niet geïndiceerd In bijzondere gevallen waarin jodiumbeperking of –eliminatie wordt geadviseerd aan de patiënt, dient dit onder begeleiding van een arts plaats te vinden, die zal moeten controleren op Patiënten met DH hoeven niet gewaarschuwd te worden voor het mogelijke ontstaan van een lymfoom en gericht (periodiek) diagnostisch onderzoek daarnaar is niet nodig Geadviseerd wordt het volgende schema te hanteren bij de (laboratorium)controle van voor aanvang van de behandeling Hb/Ht, leukocyten, trombocyten, differentiatie, reticulocyten, urine volledig + sediment, nierfuncties, leverfuncties, glucose-#-fosfaatdehydrogenase Hb, leukocyten, trombocyten, differentiatie, en reticulocyten (een toename duidt op hemolyse), de eerste maand wekelijks, daarna tweewekelijks gedurende twee maanden, na een week hoeveelheid methemoglobine Bij een percentage van meer dan tien wordt de dosering dapson verlaagd, bij een concentratie )##% wordt dapson gestaakt Elke drie maanden leverfuncties, nierfuncties en methemoglobine, en vaker bij symptomen verdacht voor methemoglobinemie (lethargie, hoofdpijn, cyanose, dyspnoe, tachycardie).
573
nvmdl
kan worden of het medicijn geheel gestaakt kan worden Bovendien wordt dit resultaat door een strikt dieet sneller bereikt Aan patiënten die geen darmklachten hebben en die voor hun dermatitis herpetiformis geen glutenvrij dieet willen gebruiken, lijkt het adviseren van een dieet voor hun darmen of voor Het wordt niet aanbevolen om aan patiënten met dermatitis herpetiformis die voor hun huidaandoening geen glutenvrij dieet willen gebruiken dit dieet te adviseren met als doel de kans op het ontwikkelen van een lymfoom te verkleinen Jodiumbeperking is in het algemeen bij dermatitis herpetiformis niet geïndiceerd In bijzondere gevallen waarin jodiumbeperking of –eliminatie wordt geadviseerd aan de patiënt, dient dit onder begeleiding van een arts plaats te vinden, die zal moeten controleren op Patiënten met DH hoeven niet gewaarschuwd te worden voor het mogelijke ontstaan van een lymfoom en gericht (periodiek) diagnostisch onderzoek daarnaar is niet nodig Geadviseerd wordt het volgende schema te hanteren bij de (laboratorium)controle van voor aanvang van de behandeling Hb/Ht, leukocyten, trombocyten, differentiatie, reticulocyten, urine volledig + sediment, nierfuncties, leverfuncties, glucose-#-fosfaatdehydrogenase Hb, leukocyten, trombocyten, differentiatie, en reticulocyten (een toename duidt op hemolyse), de eerste maand wekelijks, daarna tweewekelijks gedurende twee maanden, na een week hoeveelheid methemoglobine Bij een percentage van meer dan tien wordt de dosering dapson verlaagd, bij een concentratie )##% wordt dapson gestaakt Elke drie maanden leverfuncties, nierfuncties en methemoglobine, en vaker bij symptomen verdacht voor methemoglobinemie (lethargie, hoofdpijn, cyanose, dyspnoe, tachycardie) overleg met de MDL-arts of in coeliakie geïnteresseerde internist - geprobeerd worden om een normaal dieet te introduceren, vooral bij patiënten die op relatief jonge leeftijd dermatitis Het volgen van een glutenvrij dieet wordt aanbevolen voor zover het patiënten betreft met progressieve glutengevoelige enteropathie na een glutenbelasting en herstel van mucosale afwijkingen na het starten van een glutenvrij dieet In andere voorkomende gevallen dient men terughoudend te zijn met het voorschrijven Op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen is in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO een richtlijn ontwikkeld voor vroegtijdige opsporing van coeliakie en diagnostiek, behandeling en follow-up van kinderen en volwassenen met coeliakie (met in begrip van lymfocytaire enteritis en dermatitis Vanaf het begin van de jaren ’## is de wetenschappelijke belangstelling voor coeliakie sterk toegenomen Dit heeft geleid tot een stroom van publicaties en sterk veranderende inzichten over het voorkomen, de presentatie en verschijnselen, de pathofysiologie, de diagnosestelling en de mogelijke complicaties van de ziekte Zo wordt de prevalentie nu honderdmaal hoger geschat dan voorheen en zijn duidelijke risicogroepen herkend De ziekte presenteert zich op de kinder- en volwassen leeftijd met vaak weinig expliciete symptomen van malabsorptie De huidige inzichten in de pathofysiologie geven aan dat coeliakie een T-cel gemedieerde ziekte is die zich primair uit in de mucosa van de dunne darm met een welomschreven spectrum van histopathologische afwijkingen Bovendien zijn vaak specifieke antistoffen in het bloed van patiënten aanwezig Ook de immunogenetische basis van coeliakie wordt geleidelijk aan steeds beter begrepen Tenslotte richt zich het onderzoek nu.
578
nvmdl
normaal dieet te introduceren, vooral bij patiënten die op relatief jonge leeftijd dermatitis Het volgen van een glutenvrij dieet wordt aanbevolen voor zover het patiënten betreft met progressieve glutengevoelige enteropathie na een glutenbelasting en herstel van mucosale afwijkingen na het starten van een glutenvrij dieet In andere voorkomende gevallen dient men terughoudend te zijn met het voorschrijven Op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen is in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO een richtlijn ontwikkeld voor vroegtijdige opsporing van coeliakie en diagnostiek, behandeling en follow-up van kinderen en volwassenen met coeliakie (met in begrip van lymfocytaire enteritis en dermatitis Vanaf het begin van de jaren ’## is de wetenschappelijke belangstelling voor coeliakie sterk toegenomen Dit heeft geleid tot een stroom van publicaties en sterk veranderende inzichten over het voorkomen, de presentatie en verschijnselen, de pathofysiologie, de diagnosestelling en de mogelijke complicaties van de ziekte Zo wordt de prevalentie nu honderdmaal hoger geschat dan voorheen en zijn duidelijke risicogroepen herkend De ziekte presenteert zich op de kinder- en volwassen leeftijd met vaak weinig expliciete symptomen van malabsorptie De huidige inzichten in de pathofysiologie geven aan dat coeliakie een T-cel gemedieerde ziekte is die zich primair uit in de mucosa van de dunne darm met een welomschreven spectrum van histopathologische afwijkingen Bovendien zijn vaak specifieke antistoffen in het bloed van patiënten aanwezig Ook de immunogenetische basis van coeliakie wordt geleidelijk aan steeds beter begrepen Tenslotte richt zich het onderzoek nu Coeliakie heeft hiermee een nieuwe positie in het spectrum van de dagelijkse geneeskunde gekregen Door een beter begrip van de ziekte en betere herkenning zijn er ook steeds meer vragen gerezen Is screening van specifieke risicogroepen of zelfs bevolkingsonderzoek zinvol? Hoe wordt de diagnose gesteld? Wat zijn de gezondheidsrisico’s voor (a-) symptomatische patiënten die wel of niet een dieet volgen? Hoe worden patiënten behandeld Al met al is dit reden voor het Nederlandse Genootschap van Maag-, Darm- en Leverartsen en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO om gezamenlijk een richtlijn te initiëren voor opsporing en diagnostiek en behandeling en begeleiding van kinderen en volwassenen met coeliakie, met inbegrip van mensen met lymfocytaire enteritis en dermatitis herpetiformis Belangrijk is daarbij op te merken dat de richtlijn is ontwikkeld op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten Met de voortgaande internationale wetenschappelijke aandacht en intensief onderzoek zullen inzichten zeker nog veranderen en aanpassingen Coeliakie komt veel vaker voor dan wat daarover in de oudere leerboeken is verschenen De laatste jaren is duidelijk geworden dat de diagnose bij veel mensen wordt gemist In <LOCATIE> is de prevalentie van herkende coeliakie bij volwassenen circa #,###% en die van niet-herkende coeliakie circa #,##% Bij kinderen is de incidentie van herkende coeliakie #,## per # ### levendgeborenen, terwijl de prevalentie van niet-herkende coeliakie #,##% Ongeveer de helft van de coeliakiepatiënten heeft geen of weinig klachten (`stille' coeliakie) Het is echter onduidelijk of dit met een even hoog risico voor complicaties gepaard gaat.
572
nvmdl
in het spectrum van de dagelijkse geneeskunde gekregen Door een beter begrip van de ziekte en betere herkenning zijn er ook steeds meer vragen gerezen Is screening van specifieke risicogroepen of zelfs bevolkingsonderzoek zinvol? Hoe wordt de diagnose gesteld? Wat zijn de gezondheidsrisico’s voor (a-) symptomatische patiënten die wel of niet een dieet volgen? Hoe worden patiënten behandeld Al met al is dit reden voor het Nederlandse Genootschap van Maag-, Darm- en Leverartsen en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO om gezamenlijk een richtlijn te initiëren voor opsporing en diagnostiek en behandeling en begeleiding van kinderen en volwassenen met coeliakie, met inbegrip van mensen met lymfocytaire enteritis en dermatitis herpetiformis Belangrijk is daarbij op te merken dat de richtlijn is ontwikkeld op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten Met de voortgaande internationale wetenschappelijke aandacht en intensief onderzoek zullen inzichten zeker nog veranderen en aanpassingen Coeliakie komt veel vaker voor dan wat daarover in de oudere leerboeken is verschenen De laatste jaren is duidelijk geworden dat de diagnose bij veel mensen wordt gemist In <LOCATIE> is de prevalentie van herkende coeliakie bij volwassenen circa #,###% en die van niet-herkende coeliakie circa #,##% Bij kinderen is de incidentie van herkende coeliakie #,## per # ### levendgeborenen, terwijl de prevalentie van niet-herkende coeliakie #,##% Ongeveer de helft van de coeliakiepatiënten heeft geen of weinig klachten (`stille' coeliakie) Het is echter onduidelijk of dit met een even hoog risico voor complicaties gepaard gaat van Down, het syndroom van Turner en het syndroom van <PERSOON> Bij patiënten met autoimmuun schildklierlijden, diabetes mellitus, auto-immuun alopecia, auto-immuun hepatitis, reumatoïde artritis, IgA deficiëntie en anti-fosfolipidensyndroom komt coeliakie frequent voor Coeliakie is een wat minder bekende oorzaak van osteoporose Uit onderzoek is gebleken dat ook patiënten met stille coeliakie gemiddeld een lagere botmineraaldichtheid (BMD) De ontwikkeling van de richtlijn is financieel mogelijk gemaakt vanuit het programma Deze richtlijn bevat aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van zaken is De aanbevelingen zijn gericht op het expliciteren van goed medisch aansluitende meningsvorming In de uiteindelijke aanbevelingen zijn naast de wetenschappelijke argumenten dus ook op een in de tekst herkenbare manier overwegingen van Deze richtlijn biedt ter bevordering van de implementatie aanknopingspunten voor bijvoorbeeld lokale protocollen (op instituutsniveau of regionaal niveau) en/of transmurale Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die aan de ontwikkeling van de richtlijn hebben bijgedragen Deze staan vermeld bij de samenstelling van de De multidisciplinaire werkgroep is bij het opstellen van de uitgangsvragen uitgegaan van het hele proces van screening, diagnostiek en therapie Voor het opstellen van de patiënten De zorgverleners waren werkzaam in een praktijk, maatschap of vakgroep waarmee een of meer werkgroepleden collegiale contacten onderhielden Voorts is een door de Agency for Healthcare Research and Quality uitgevoerde systematic review gebruikt als <INSTELLING> voor uitgangsvragen (<PERSOON> C,.
573
nvmdl
syndroom van <PERSOON> Bij patiënten met autoimmuun schildklierlijden, diabetes mellitus, auto-immuun alopecia, auto-immuun hepatitis, reumatoïde artritis, IgA deficiëntie en anti-fosfolipidensyndroom komt coeliakie frequent voor Coeliakie is een wat minder bekende oorzaak van osteoporose Uit onderzoek is gebleken dat ook patiënten met stille coeliakie gemiddeld een lagere botmineraaldichtheid (BMD) De ontwikkeling van de richtlijn is financieel mogelijk gemaakt vanuit het programma Deze richtlijn bevat aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van zaken is De aanbevelingen zijn gericht op het expliciteren van goed medisch aansluitende meningsvorming In de uiteindelijke aanbevelingen zijn naast de wetenschappelijke argumenten dus ook op een in de tekst herkenbare manier overwegingen van Deze richtlijn biedt ter bevordering van de implementatie aanknopingspunten voor bijvoorbeeld lokale protocollen (op instituutsniveau of regionaal niveau) en/of transmurale Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die aan de ontwikkeling van de richtlijn hebben bijgedragen Deze staan vermeld bij de samenstelling van de De multidisciplinaire werkgroep is bij het opstellen van de uitgangsvragen uitgegaan van het hele proces van screening, diagnostiek en therapie Voor het opstellen van de patiënten De zorgverleners waren werkzaam in een praktijk, maatschap of vakgroep waarmee een of meer werkgroepleden collegiale contacten onderhielden Voorts is een door de Agency for Healthcare Research and Quality uitgevoerde systematic review gebruikt als <INSTELLING> voor uitgangsvragen (<PERSOON> No ### (Prepared by the <PERSOON>, MD Agency for Healthcare Research and Quality <PERSOON> ###) De onderwerpen waaraan in deze review aandacht werd geschonken, sensitiviteit en specificiteit van verschillende tests voor coeliakie (AGA, EMA, tTGA prevalentie en incidentie van symptomatische en “stille” coeliakie bij verschillende bevolkingsgroepen (algemene bevolking, familie van een coeliakiepatiënt, mensen met nut en betekenis van het testen op coeliakie van verschillende bevolkingsgroepen (algemene bevolking, hoogrisico groepen, mensen met symptomen suggestief voor bevorderen en bewaken van het naleven van een glutenvrij dieet Uitgangsvragen staan vermeld aan het begin van ieder hoofdstuk of elke paragraaf Coeliakie is een multi-systeem ziekte die kan optreden bij erfelijk gepredisponeerde mensen die na ingestie van gluten histologische afwijkingen aan de dunne darm ontwikkelen Daarbij De bij clinici bekendste vorm is die met gastro-intestinale klachten Het beschrijft patiënten met klassieke kenmerken van malabsorptie die een volledig histologische glutengeïnduceerde trias hebben met intra-epitheliale lymfocytose, crypthyperplasie en vlokatrofie Deze patiënten presenteren zich in verband met gastro-intestinale klachten welke leiden tot de diagnose Daarnaast is er een vorm van coeliakie die gepaard gaat met extraintestinale klachten We denken hierbij bijvoorbeeld aan patiënten met ijzergebreksanemie, osteoporose, groeiachterstand of infertiliteit Deze patiënten hebben de histologische trias van coeliakie Vanwege het feit dat zij extra-intestinale klachten hebben, wordt de diagnose coeliakie onvoldoende overwogen en is er vaak sprake van een diagnostisch delay Het betreft mensen met coeliakie die asymptomatisch zijn maar gediagnosticeerd worden.
555
nvmdl
### (Prepared by the <PERSOON>, MD Agency for Healthcare Research and Quality <PERSOON> ###) De onderwerpen waaraan in deze review aandacht werd geschonken, sensitiviteit en specificiteit van verschillende tests voor coeliakie (AGA, EMA, tTGA prevalentie en incidentie van symptomatische en “stille” coeliakie bij verschillende bevolkingsgroepen (algemene bevolking, familie van een coeliakiepatiënt, mensen met nut en betekenis van het testen op coeliakie van verschillende bevolkingsgroepen (algemene bevolking, hoogrisico groepen, mensen met symptomen suggestief voor bevorderen en bewaken van het naleven van een glutenvrij dieet Uitgangsvragen staan vermeld aan het begin van ieder hoofdstuk of elke paragraaf Coeliakie is een multi-systeem ziekte die kan optreden bij erfelijk gepredisponeerde mensen die na ingestie van gluten histologische afwijkingen aan de dunne darm ontwikkelen Daarbij De bij clinici bekendste vorm is die met gastro-intestinale klachten Het beschrijft patiënten met klassieke kenmerken van malabsorptie die een volledig histologische glutengeïnduceerde trias hebben met intra-epitheliale lymfocytose, crypthyperplasie en vlokatrofie Deze patiënten presenteren zich in verband met gastro-intestinale klachten welke leiden tot de diagnose Daarnaast is er een vorm van coeliakie die gepaard gaat met extraintestinale klachten We denken hierbij bijvoorbeeld aan patiënten met ijzergebreksanemie, osteoporose, groeiachterstand of infertiliteit Deze patiënten hebben de histologische trias van coeliakie Vanwege het feit dat zij extra-intestinale klachten hebben, wordt de diagnose coeliakie onvoldoende overwogen en is er vaak sprake van een diagnostisch delay Het betreft mensen met coeliakie die asymptomatisch zijn maar gediagnosticeerd worden om een andere reden een endoscopie met biopsie hebben gehad Deze patiënten lijken asymptomatisch omdat hun klachten niet in verband kunnen worden gebracht met een Het betreft patiënten die de histologische trias van coeliakie hebben gehad, goed reagerend op een glutenvrij dieet en na herintroductie van gluten in de voeding een normale mucosa blijven behouden Het kan ook individuen betreffen met een normale mucosa die later in het leven alsnog de karakteristieke histologische afwijkingen passend bij coeliakie ontwikkelen Patiënten met refractaire coeliakie zijn patiënten met de histologische trias van coeliakie die niet of niet langer responderen op een glutenvrij dieet De bekendste reden voor falen van een glutenvrij dieet zijn al of niet opzettelijke dieetfouten Patiënten met refractaire coeliakie zijn patiënten die ondanks een goede dieettrouw, klachten en persisterende vlokatrofie houden Zij kunnen complicaties ontwikkelen als ulceratieve jejunitis of een met enteropathie samenhangend T-cel lymfoom Patiënten met refractaire coeliakie hebben niet noodzakelijkerwijs een positieve coeliakieserologie; sterker nog, bij een strikt glutenvrijdieet zijn antistoffen doorgaans niet aantoonbaar Twee typen refractaire coeliakie kunnen worden onderscheiden, namelijk type I en II Refractaire coeliakie type II verschilt van die van type I doordat er aberrante T-cellen aanwezig zijn, gekenmerkt door verlies van oppervlaktemarkers zoals CD# en CD# Aanwezigheid van meer dan ##% aberrante T-cellen geeft een verhoogd risico op de ontwikkeling van enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom (EATL) Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in ### een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en.
577
nvmdl
een endoscopie met biopsie hebben gehad Deze patiënten lijken asymptomatisch omdat hun klachten niet in verband kunnen worden gebracht met een Het betreft patiënten die de histologische trias van coeliakie hebben gehad, goed reagerend op een glutenvrij dieet en na herintroductie van gluten in de voeding een normale mucosa blijven behouden Het kan ook individuen betreffen met een normale mucosa die later in het leven alsnog de karakteristieke histologische afwijkingen passend bij coeliakie ontwikkelen Patiënten met refractaire coeliakie zijn patiënten met de histologische trias van coeliakie die niet of niet langer responderen op een glutenvrij dieet De bekendste reden voor falen van een glutenvrij dieet zijn al of niet opzettelijke dieetfouten Patiënten met refractaire coeliakie zijn patiënten die ondanks een goede dieettrouw, klachten en persisterende vlokatrofie houden Zij kunnen complicaties ontwikkelen als ulceratieve jejunitis of een met enteropathie samenhangend T-cel lymfoom Patiënten met refractaire coeliakie hebben niet noodzakelijkerwijs een positieve coeliakieserologie; sterker nog, bij een strikt glutenvrijdieet zijn antistoffen doorgaans niet aantoonbaar Twee typen refractaire coeliakie kunnen worden onderscheiden, namelijk type I en II Refractaire coeliakie type II verschilt van die van type I doordat er aberrante T-cellen aanwezig zijn, gekenmerkt door verlies van oppervlaktemarkers zoals CD# en CD# Aanwezigheid van meer dan ##% aberrante T-cellen geeft een verhoogd risico op de ontwikkeling van enteropathie geassocieerd T-cel lymfoom (EATL) Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in ### een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en Bij het samenstellen van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en een evenredige vertegenwoordiging van De werkgroepleden waren door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep en de totale samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door alle deelnemende wetenschappelijke verenigingen De werkgroepleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze conceptrichtlijn De werkgroep werkte gedurende twee jaar (## vergaderingen) aan de totstandkoming van de conceptrichtlijn De werkgroepleden zochten systematisch literatuur en beoordeelden de kwaliteit en inhoud ervan Vervolgens schreven de werkgroepleden een paragraaf of hoofdstuk voor de conceptrichtlijn, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt Tijdens vergaderingen lichtten zij hun teksten toe, dachten mee en discussieerden over andere hoofdstukken De uiteindelijke teksten vormen samen de hier voorliggende conceptrichtlijn De uiteindelijke teksten vormen samen de conceptrichtlijn die <DATUM> aan alle relevante (beroeps)groepen is aangeboden Op basis van deze commentaren is de definitieve richtlijn Het perspectief van patiënten wat de zorg rondom een aandoening betreft vormt een waardevolle aanvulling in een richtlijn Hier te lande is de Nederlandse Coeliakie Vereniging (NCV) de vertegenwoordiger bij uitstek van de coeliakiepatiënt Via de website van de NCV is aan de leden gevraagd belangrijke knelpunten aan te geven die in de richtlijn zouden moeten worden behandeld Vervolgens is het bestuur van de NCV gevraagd of er nog Belangrijke knelpunten zijn volgens patiënten onder meer dat het volhouden van een.
545
nvmdl
Bij het samenstellen van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en een evenredige vertegenwoordiging van De werkgroepleden waren door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep en de totale samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door alle deelnemende wetenschappelijke verenigingen De werkgroepleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze conceptrichtlijn De werkgroep werkte gedurende twee jaar (## vergaderingen) aan de totstandkoming van de conceptrichtlijn De werkgroepleden zochten systematisch literatuur en beoordeelden de kwaliteit en inhoud ervan Vervolgens schreven de werkgroepleden een paragraaf of hoofdstuk voor de conceptrichtlijn, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt Tijdens vergaderingen lichtten zij hun teksten toe, dachten mee en discussieerden over andere hoofdstukken De uiteindelijke teksten vormen samen de hier voorliggende conceptrichtlijn De uiteindelijke teksten vormen samen de conceptrichtlijn die <DATUM> aan alle relevante (beroeps)groepen is aangeboden Op basis van deze commentaren is de definitieve richtlijn Het perspectief van patiënten wat de zorg rondom een aandoening betreft vormt een waardevolle aanvulling in een richtlijn Hier te lande is de Nederlandse Coeliakie Vereniging (NCV) de vertegenwoordiger bij uitstek van de coeliakiepatiënt Via de website van de NCV is aan de leden gevraagd belangrijke knelpunten aan te geven die in de richtlijn zouden moeten worden behandeld Vervolgens is het bestuur van de NCV gevraagd of er nog Belangrijke knelpunten zijn volgens patiënten onder meer dat het volhouden van een hoog zijn en niet of nauwelijks worden vergoed, niet duidelijk is hoe vrij van gluten een dieet moet zijn, artsen en diëtisten te weinig bekend zijn met symptomen van coeliakie en met de diagnostische mogelijkheden, er te weinig communicatie en afstemming is tussen internist/ MDL-arts, huisarts en diëtist, en er geen combinatiespreekuur bestaat Deze aspecten zijn waar mogelijk door de werkgroep meegenomen bij het opstellen van de De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties Er werd gezocht in de Cochrane database, Medline, en Embase naar studies gepubliceerd vanaf ### en in de talen <PERSOON> en <PERSOON> ### werd het systematisch literatuuronderzoek afgesloten <PERSOON> hebben werkgroepleden individueel de literatuur bijgehouden De belangrijkste trefwoorden die zijn gebruikt om relevante literatuur op te sporen zijn celiac disease (MeSH term), sprue (vrije tekstwoord), celiac of coeliac disease (vrije tekstwoorden), dermatitis herpetiformis (MeSH term of vrije tekst), lymphocytic enteritis (vrije tekst), Marsh I (vrije tekst), Marsh II (vrije tekst) Voor de vraagstelling met betrekking tot sensitiviteit en specificiteit van verschillende tests voor coeliakie (AGA, EMA, tTGA antilichamen, HLA-DQ#/DQ#, biopsie), zijn als trefwoorden verder gebruikt transglutaminase, gliadin, endomysium, IgA deficient, IgA deficiency, Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit referentielijsten van opgevraagde literatuur Ook werden andere richtlijnen aangaande coeliakie geraadpleegd Na selectie door de werkgroepleden bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende conclusies staan vermeld.
567
nvmdl
is hoe vrij van gluten een dieet moet zijn, artsen en diëtisten te weinig bekend zijn met symptomen van coeliakie en met de diagnostische mogelijkheden, er te weinig communicatie en afstemming is tussen internist/ MDL-arts, huisarts en diëtist, en er geen combinatiespreekuur bestaat Deze aspecten zijn waar mogelijk door de werkgroep meegenomen bij het opstellen van de De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties Er werd gezocht in de Cochrane database, Medline, en Embase naar studies gepubliceerd vanaf ### en in de talen <PERSOON> en <PERSOON> ### werd het systematisch literatuuronderzoek afgesloten <PERSOON> hebben werkgroepleden individueel de literatuur bijgehouden De belangrijkste trefwoorden die zijn gebruikt om relevante literatuur op te sporen zijn celiac disease (MeSH term), sprue (vrije tekstwoord), celiac of coeliac disease (vrije tekstwoorden), dermatitis herpetiformis (MeSH term of vrije tekst), lymphocytic enteritis (vrije tekst), Marsh I (vrije tekst), Marsh II (vrije tekst) Voor de vraagstelling met betrekking tot sensitiviteit en specificiteit van verschillende tests voor coeliakie (AGA, EMA, tTGA antilichamen, HLA-DQ#/DQ#, biopsie), zijn als trefwoorden verder gebruikt transglutaminase, gliadin, endomysium, IgA deficient, IgA deficiency, Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit referentielijsten van opgevraagde literatuur Ook werden andere richtlijnen aangaande coeliakie geraadpleegd Na selectie door de werkgroepleden bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende conclusies staan vermeld Hierbij is de indeling gebruikt die is weergeven op de volgende pagina Voor de vijf onderwerpen genoemd onder Probleemomschrijving heeft de werkgroep zich hoofdzakelijk gebaseerd op de reeds genoemde systematische review van Rostom, ### en de hierop gebaseerde NIH-richtlijn (National Institutes of Health (NIH) Consensus Development Panel on Celiac Disease Celiac disease <INSTELLING> (MD) <PERSOON> of het kopje ‘wetenschappelijke onderbouwing’ Het wetenschappelijk bewijs is vervolgens kort samengevat in een ‘conclusie’ De meest belangrijke literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd staat bij de conclusie vermeld, inclusief de mate van bewijs Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak nog andere aspecten van belang, bijvoorbeeld patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid (in verschillende echelons) of organisatorische aspecten Deze aspecten worden, voor zover overige overwegingen speelt dus de ervaring en de mening van de werkgroepleden De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de integratie van het beschikbare bewijs met de weergegeven overige overwegingen Het toepassen van deze tekstprincipes verhoogt de transparantie van de –aanbevelingen in de- richtlijn voor de lezer Het bood daarnaast ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen door het gescheiden weergeven van ‘feiten’ naast ‘meningen’ Tabel # Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht en conclusieniveaus systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A#-niveau betreffen, waarbij de resultaten gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A#-niveau als basis worden.
615
nvmdl
vijf onderwerpen genoemd onder Probleemomschrijving heeft de werkgroep zich hoofdzakelijk gebaseerd op de reeds genoemde systematische review van Rostom, ### en de hierop gebaseerde NIH-richtlijn (National Institutes of Health (NIH) Consensus Development Panel on Celiac Disease Celiac disease <INSTELLING> (MD) <PERSOON> of het kopje ‘wetenschappelijke onderbouwing’ Het wetenschappelijk bewijs is vervolgens kort samengevat in een ‘conclusie’ De meest belangrijke literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd staat bij de conclusie vermeld, inclusief de mate van bewijs Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak nog andere aspecten van belang, bijvoorbeeld patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid (in verschillende echelons) of organisatorische aspecten Deze aspecten worden, voor zover overige overwegingen speelt dus de ervaring en de mening van de werkgroepleden De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de integratie van het beschikbare bewijs met de weergegeven overige overwegingen Het toepassen van deze tekstprincipes verhoogt de transparantie van de –aanbevelingen in de- richtlijn voor de lezer Het bood daarnaast ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen door het gescheiden weergeven van ‘feiten’ naast ‘meningen’ Tabel # Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht en conclusieniveaus systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A#-niveau betreffen, waarbij de resultaten gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A#-niveau als basis worden voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd; tenminste # onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B # onderzoek van niveau A# of B of onderzoek van niveau <PERSOON> verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zo veel De richtlijn wordt verspreid naar alle wetenschappelijke verenigingen Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, en zal er in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zal (een deel van) de werkgroep in een volgende stap een implementatieplan opstellen en een lijst van indicatoren ontwikkelen aan de hand waarvan de implementatie kan worden gemeten Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening op bewijs gebaseerd zijn Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het.
580
nvmdl
voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd; tenminste # onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B # onderzoek van niveau A# of B of onderzoek van niveau <PERSOON> verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zo veel De richtlijn wordt verspreid naar alle wetenschappelijke verenigingen Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, en zal er in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zal (een deel van) de werkgroep in een volgende stap een implementatieplan opstellen en een lijst van indicatoren ontwikkelen aan de hand waarvan de implementatie kan worden gemeten Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening op bewijs gebaseerd zijn Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het Aangezien deze aanbevelingen gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zonodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk Wanneer van deze richtlijn wordt afgeweken, is het Uiterlijk in ### bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Maag-DarmLeverartsen of deze richtlijn nog actueel is Zonodig wordt een nieuwe werkgroep De Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen is als houder van deze richtlijn de deelnemende Wetenschappelijk Verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid; hun wordt met name gevraagd om relevante ontwikkelingen binnen hun Deze (concept)richtlijn is opgesteld aan de hand van het “Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation” (AGREE) instrument Dit instrument is in een Europees verband opgesteld om de procedurele kwaliteit van richtlijnen te kunnen beoordelen Door de aspecten van AGREE te verwerken in de inleiding van de richtlijn, wordt duidelijk aan welke De klinische presentatie is erg gevarieerd gezien het feit dat coeliakie een gewichtsverlies, groeiachterstand (bij kinderen), braken, buikpijn, opgezette buik al of niet met rommelingen, anorexia en obstipatie De aanwezigheid van overgewicht of obesitas sluit de diagnose niet uit Coeliakie presenteert zich gewoonlijk ook extra-intestinaal, soms met weinig of geen gastro-intestinale symptomen Een kenmerkend voorbeeld is dermatitis herpetiformis, een intens jeukende exantheem aan de strekzijde van de extremiteiten Bloedarmoede door ijzergebrek komt vaak voor en kan zelfs het enige symptoom zijn.
564
nvmdl
gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zonodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk Wanneer van deze richtlijn wordt afgeweken, is het Uiterlijk in ### bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Maag-DarmLeverartsen of deze richtlijn nog actueel is Zonodig wordt een nieuwe werkgroep De Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen is als houder van deze richtlijn de deelnemende Wetenschappelijk Verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid; hun wordt met name gevraagd om relevante ontwikkelingen binnen hun Deze (concept)richtlijn is opgesteld aan de hand van het “Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation” (AGREE) instrument Dit instrument is in een Europees verband opgesteld om de procedurele kwaliteit van richtlijnen te kunnen beoordelen Door de aspecten van AGREE te verwerken in de inleiding van de richtlijn, wordt duidelijk aan welke De klinische presentatie is erg gevarieerd gezien het feit dat coeliakie een gewichtsverlies, groeiachterstand (bij kinderen), braken, buikpijn, opgezette buik al of niet met rommelingen, anorexia en obstipatie De aanwezigheid van overgewicht of obesitas sluit de diagnose niet uit Coeliakie presenteert zich gewoonlijk ook extra-intestinaal, soms met weinig of geen gastro-intestinale symptomen Een kenmerkend voorbeeld is dermatitis herpetiformis, een intens jeukende exantheem aan de strekzijde van de extremiteiten Bloedarmoede door ijzergebrek komt vaak voor en kan zelfs het enige symptoom zijn verhoogd gehalte van transaminasen, en glazuurdefecten van de tanden Coeliakie kan ook samenhangen met auto-immuunziekten waarvan schildklierlijden en diabetes mellitus type # voorbeelden zijn Daarnaast is voor coeliakiepatiënten een verscheidenheid aan neuropsychiatrische condities gerapporteerd zoals depressie, angst, perifere neuropathie, ataxie, epilepsie met of zonder cerebrale calcificering, en migraine Ruwe incidentie betreft het aantal nieuwe gevallen van coeliakie per ###,### mensen per jaar De cumulatieve incidentie is het aantal nieuwe gevallen van coeliakie per # ### levendgeborenen De cumulatieve incidentie is leeftijdspecifiek en het aantal refereert aan het totale aantal individuen geboren in hetzelfde jaar (geboortejaarcohort) De prevalentie betreft het aantal gevallen van coeliakie op een gegeven moment per ### ### mensen Coeliakie is gedefinieerd als een glutengevoelige enteropathie gediagnosticeerd d m v het De gegevens over de algemene bevolking betreffen gegevens van klinisch gediagnosticeerde patiënten plus patiënten gediagnosticeerd na screening (bevolkingsonderzoek) De gegevens over patiënten met klinische verdenking op de ziekte betreffen alleen data van De literatuur met betrekking tot de paragrafen <DATUM> tot en met <DATUM> # is ontleend aan het <PERSOON> of Health and Human Services (Rostom ###), waarin de incidentie van coeliakie werd bestudeerd aan de hand van studies verricht in USA, Engeland, Italië, Sicilië, Spanje, <LOCATIE>, Zweden, Denemarken en Finland besproken Waar nodig worden de gegevens aangevuld met literatuur die op <LOCATIE> betrekking heeft De literatuur met betrekking tot de paragrafen vanaf <DATUM> # heeft.
593
nvmdl
en glazuurdefecten van de tanden Coeliakie kan ook samenhangen met auto-immuunziekten waarvan schildklierlijden en diabetes mellitus type # voorbeelden zijn Daarnaast is voor coeliakiepatiënten een verscheidenheid aan neuropsychiatrische condities gerapporteerd zoals depressie, angst, perifere neuropathie, ataxie, epilepsie met of zonder cerebrale calcificering, en migraine Ruwe incidentie betreft het aantal nieuwe gevallen van coeliakie per ###,### mensen per jaar De cumulatieve incidentie is het aantal nieuwe gevallen van coeliakie per # ### levendgeborenen De cumulatieve incidentie is leeftijdspecifiek en het aantal refereert aan het totale aantal individuen geboren in hetzelfde jaar (geboortejaarcohort) De prevalentie betreft het aantal gevallen van coeliakie op een gegeven moment per ### ### mensen Coeliakie is gedefinieerd als een glutengevoelige enteropathie gediagnosticeerd d m v het De gegevens over de algemene bevolking betreffen gegevens van klinisch gediagnosticeerde patiënten plus patiënten gediagnosticeerd na screening (bevolkingsonderzoek) De gegevens over patiënten met klinische verdenking op de ziekte betreffen alleen data van De literatuur met betrekking tot de paragrafen <DATUM> tot en met <DATUM> # is ontleend aan het <PERSOON> of Health and Human Services (Rostom ###), waarin de incidentie van coeliakie werd bestudeerd aan de hand van studies verricht in USA, Engeland, Italië, Sicilië, Spanje, <LOCATIE>, Zweden, Denemarken en Finland besproken Waar nodig worden de gegevens aangevuld met literatuur die op <LOCATIE> betrekking heeft De literatuur met betrekking tot de paragrafen vanaf <DATUM> # heeft gevallen per ###,### patiëntenjaren Het relatieve risico op coeliakie was het grootst in de leeftijdscategorie van #-<LEEFTIJD> jaar, variërend tussen ##,##-##,## De cumulatieve incidentie op #jarige leeftijd varieert tussen #,##<DATUM> gevallen per #,### levendgeborenen De meeste studies over de incidentie van coeliakie bij kinderen zijn verricht in de Scandinavische landen er zijn belangrijke verschillen gevonden in de loop van de tijd en tussen de landen onderling Deze studies zijn bijzonder betrouwbaar omdat ze gedaan zijn op basis van representatieve, prospectieve bevolkingsregistraties bij genetisch stabiele populaties Zij kunnen inzicht geven in potentiële oorzakelijke omgevingsfactoren bij coeliakie De hoogste incidentie werd gevonden in Zweden bij kinderen van #-<LEEFTIJD> jaar van het geboortecohort ###-###, met gemiddeld ### nieuwe gevallen van coeliakie per ###,### patiëntjaren (##% BI ##<DATUM> (Ivarsson ###, Ivarsson ###) Er was een cohorteffect zichtbaar in de cumulatieve incidentie op <LEEFTIJD>-jarige leeftijd bij de kinderen uit de geboortecohorten uit ### en ### met een graduale verhoging (tot #,# gevallen /#,### levendgeborenen [##% BI #,<DATUM> #] bij het cohort uit ###) Er was tevens sprake van een progressieve daling van de incidentie bij de geboortecohorten uit ### en ### (tot #,# gevallen [##% BI #,<DATUM> #] per #,### levendgeborenen bij de ### cohort) De meeste van deze gevallen van coeliakie waren symptomatisch, en dus niet gedetecteerd door betere bewustwording bij de (kinder) artsen en toepassing van screening Opmerkelijk was dat de verandering in incidentie parallel liep met veranderingen in de samenstelling van baby flesvoeding, met de hoogste blootstelling aan tarwe en andere glutenbevattende granen gedurende ###-###.
720
nvmdl
het grootst in de leeftijdscategorie van #-<LEEFTIJD> jaar, variërend tussen ##,##-##,## De cumulatieve incidentie op #jarige leeftijd varieert tussen #,##<DATUM> gevallen per #,### levendgeborenen De meeste studies over de incidentie van coeliakie bij kinderen zijn verricht in de Scandinavische landen er zijn belangrijke verschillen gevonden in de loop van de tijd en tussen de landen onderling Deze studies zijn bijzonder betrouwbaar omdat ze gedaan zijn op basis van representatieve, prospectieve bevolkingsregistraties bij genetisch stabiele populaties Zij kunnen inzicht geven in potentiële oorzakelijke omgevingsfactoren bij coeliakie De hoogste incidentie werd gevonden in Zweden bij kinderen van #-<LEEFTIJD> jaar van het geboortecohort ###-###, met gemiddeld ### nieuwe gevallen van coeliakie per ###,### patiëntjaren (##% BI ##<DATUM> (Ivarsson ###, Ivarsson ###) Er was een cohorteffect zichtbaar in de cumulatieve incidentie op <LEEFTIJD>-jarige leeftijd bij de kinderen uit de geboortecohorten uit ### en ### met een graduale verhoging (tot #,# gevallen /#,### levendgeborenen [##% BI #,<DATUM> #] bij het cohort uit ###) Er was tevens sprake van een progressieve daling van de incidentie bij de geboortecohorten uit ### en ### (tot #,# gevallen [##% BI #,<DATUM> #] per #,### levendgeborenen bij de ### cohort) De meeste van deze gevallen van coeliakie waren symptomatisch, en dus niet gedetecteerd door betere bewustwording bij de (kinder) artsen en toepassing van screening Opmerkelijk was dat de verandering in incidentie parallel liep met veranderingen in de samenstelling van baby flesvoeding, met de hoogste blootstelling aan tarwe en andere glutenbevattende granen gedurende ###-### Denemarken stabiel en laag gebleven gemiddeld #,##<DATUM> ### levendgeborenen voor de periode ###-### (Weile ###, Weile ###) Vergelijking van de blootsteling aan gluten bij de kinderen in Zweden en Denemarken liet zien dat, voor de periode ###-###, de gluteninname door kinderen van acht maanden ## maal hoger was in Zweden dan in laten zien dat borstvoeding een rol kan spelen in de preventie van coeliakie Echter, followup en prospectieve cohortstudies zijn noodzakelijk om duidelijkheid hierover te verkrijgen In Finland is de incidentie redelijk stabiel gebleven met een lichte daling bij baby’s en jonge kinderen en een verhoging bij oudere kinderen (Maki ###) In Amerika hebben Hoffenberg et al (###) de eerste prospectieve screeningsstudie naar coeliakie verricht Een representatieve HLA-DRB#*## positieve populatie van ### pasgeborenen uit Denver, Colorado werd gevolgd tot de leeftijd van zeven jaar De gemiddelde leeftijd van presentatie van coeliakie was #,<LEEFTIJD> jaar (range #,<DATUM> #) Het relatieve risico voor coeliakie bij HLA-DR#positieve kinderen was #,# (##% BI #,#-##, p=#,###) (#,# (##% BI #,#-##, p=#,###) bij HLADR# homozygoten) Het relatieve risico voor coeliakie bij meisjes was #,## (##% BI <DATUM> #, p=#,###) in vergelijking met jongens De cumulatieve incidentie van coeliakie bij de algemene populatie op de leeftijd van vijf jaar werd geschat als <DATUM> ### levendgeborenen (##% BI #-##), of <DATUM> (# ## tot <DATUM> Echter, coeliakie werd alleen in tien van de ## gevallen door middel van dunnedarmbiopten gediagnosticeerd en er was mogelijk een belangrijke mate van overdiagnostiek.
821
nvmdl
stabiel en laag gebleven gemiddeld #,##<DATUM> ### levendgeborenen voor de periode ###-### (Weile ###, Weile ###) Vergelijking van de blootsteling aan gluten bij de kinderen in Zweden en Denemarken liet zien dat, voor de periode ###-###, de gluteninname door kinderen van acht maanden ## maal hoger was in Zweden dan in laten zien dat borstvoeding een rol kan spelen in de preventie van coeliakie Echter, followup en prospectieve cohortstudies zijn noodzakelijk om duidelijkheid hierover te verkrijgen In Finland is de incidentie redelijk stabiel gebleven met een lichte daling bij baby’s en jonge kinderen en een verhoging bij oudere kinderen (Maki ###) In Amerika hebben Hoffenberg et al (###) de eerste prospectieve screeningsstudie naar coeliakie verricht Een representatieve HLA-DRB#*## positieve populatie van ### pasgeborenen uit Denver, Colorado werd gevolgd tot de leeftijd van zeven jaar De gemiddelde leeftijd van presentatie van coeliakie was #,<LEEFTIJD> jaar (range #,<DATUM> #) Het relatieve risico voor coeliakie bij HLA-DR#positieve kinderen was #,# (##% BI #,#-##, p=#,###) (#,# (##% BI #,#-##, p=#,###) bij HLADR# homozygoten) Het relatieve risico voor coeliakie bij meisjes was #,## (##% BI <DATUM> #, p=#,###) in vergelijking met jongens De cumulatieve incidentie van coeliakie bij de algemene populatie op de leeftijd van vijf jaar werd geschat als <DATUM> ### levendgeborenen (##% BI #-##), of <DATUM> (# ## tot <DATUM> Echter, coeliakie werd alleen in tien van de ## gevallen door middel van dunnedarmbiopten gediagnosticeerd en er was mogelijk een belangrijke mate van overdiagnostiek belangrijk aantal gevallen van coeliakie bij jonge kinderen niet wordt geïdentificeerd In <LOCATIE> is aangetoond dat ten minste #,#% van de kinderen uit de algemene populatie coeliakie heeft, al dan niet herkend, en dat op elk kind met herkende ziekte er ten minste De ruwe incidentie van coeliakie bij volwassenen varieert tussen #,## in <PERSOON> ###) en #,## in Engeland (Hawkes ###), oplopend tot ##,# gevallen per ###,### patiëntenjaren in <PERSOON> algemeen is de incidentie van coeliakie duidelijk hoger geworden gedurende de laatste <LEEFTIJD> jaar Deze tendens wordt ook bij kinderen gezien (<PERSOON> ###) De meest waarschijnlijke oorzaak hiervoor is een grotere bewustwording bij artsen die minder ernstige gevallen en meer atypische presentaties van de ziekte zijn gaan herkennen en diagnosticeren Ook het ter beschikking komen van een betrouwbare, weinig invasieve, serologische screeningstest voor coeliakie heeft een rol gespeeld bij de frequentere herkenning van de ziekte (<PERSOON> is het routinematig nemen van dunnedarmbiopten bij het verrichten van scopieën van de bovenste tractus digestivus van De incidentie van coeliakie bij alle leeftijden varieert van #,# in <PERSOON> ###) tot #,## in Italië (Corrao ###) In Italië was het relatieve risico voor coeliakie bij volwassenen in vergelijking met kinderen #,## voor de categorie )<LEEFTIJD> jaar en #,## voor de categorie ##-## De prevalentie van coeliakie was ##,<DATUM> ### in Olmstead County in ### (Talley ###), #,<DATUM> ### (##% BI.
772
nvmdl
van coeliakie bij jonge kinderen niet wordt geïdentificeerd In <LOCATIE> is aangetoond dat ten minste #,#% van de kinderen uit de algemene populatie coeliakie heeft, al dan niet herkend, en dat op elk kind met herkende ziekte er ten minste De ruwe incidentie van coeliakie bij volwassenen varieert tussen #,## in <PERSOON> ###) en #,## in Engeland (Hawkes ###), oplopend tot ##,# gevallen per ###,### patiëntenjaren in <PERSOON> algemeen is de incidentie van coeliakie duidelijk hoger geworden gedurende de laatste <LEEFTIJD> jaar Deze tendens wordt ook bij kinderen gezien (<PERSOON> ###) De meest waarschijnlijke oorzaak hiervoor is een grotere bewustwording bij artsen die minder ernstige gevallen en meer atypische presentaties van de ziekte zijn gaan herkennen en diagnosticeren Ook het ter beschikking komen van een betrouwbare, weinig invasieve, serologische screeningstest voor coeliakie heeft een rol gespeeld bij de frequentere herkenning van de ziekte (<PERSOON> is het routinematig nemen van dunnedarmbiopten bij het verrichten van scopieën van de bovenste tractus digestivus van De incidentie van coeliakie bij alle leeftijden varieert van #,# in <PERSOON> ###) tot #,## in Italië (Corrao ###) In Italië was het relatieve risico voor coeliakie bij volwassenen in vergelijking met kinderen #,## voor de categorie )<LEEFTIJD> jaar en #,## voor de categorie ##-## De prevalentie van coeliakie was ##,<DATUM> ### in Olmstead County in ### (Talley ###), #,<DATUM> ### (##% BI BI ##<DATUM> per ### ###) in Finland in ### (<PERSOON> ###) De laatstgenoemde prevalentie uit Finland werd waargenomen na het intensieve propageren van screening op coeliakie bij Prevalentie bij de algemene bevolking Geografische en etnische verschillen Het <PERSOON> of Health and Human landen tussen ### and ### (onder andere Fasano ###, Carlsson ###, Maki ###, Catassi ###, Catassi ###, Mazetti ###, Csizmadia ###, Rutz ###) De prevalentie van door biopsie gediagnosticeerde coeliakie was zeer variabel binnen de algemene populatie in Noord Amerika en West Europa van ### per ###,### (#,###% of <DATUM> tot #,### per ###,### (#,##% of # ##) Er was geen duidelijke relatie tussen de prevalentie, de leeftijd of De grootste studie in Amerika (Suharjono ###) vond een prevalentie van #,##% bij volwassenen, van #,##% bij kinderen en van #,##% in het algemeen (#,### of <DATUM> De prevalentie in zes Italiaanse studies was vergelijkbaar met de gerapporteerde studie uit Noord Amerika en varieerde van #,#% tot #,##% (Volta ###, Catassi ###, Mazzetti ###, Pittschieler ###, Trevisiol ###, Riestra ###) Slechts vier studies rapporteerden een prevalentie hoger dan #,#%; UK (Mannell ###), Zweden (Carlsson ###, Borch ###) en Duitsland (Jaeger ###) en alleen drie van de acht studies die bij kinderen verricht waren rapporteerden een prevalentie hoger dan #,#% Finland (Maki ###), Zweden (Carlsson ###) en <LOCATIE> (Csizmadia ###)) De meeste van de boven genoemde studies betroffen Caucasische populaties, maar de studie van Fasano et al (Fasano ###) betrof.
826
nvmdl
### (<PERSOON> ###) De laatstgenoemde prevalentie uit Finland werd waargenomen na het intensieve propageren van screening op coeliakie bij Prevalentie bij de algemene bevolking Geografische en etnische verschillen Het <PERSOON> of Health and Human landen tussen ### and ### (onder andere Fasano ###, Carlsson ###, Maki ###, Catassi ###, Catassi ###, Mazetti ###, Csizmadia ###, Rutz ###) De prevalentie van door biopsie gediagnosticeerde coeliakie was zeer variabel binnen de algemene populatie in Noord Amerika en West Europa van ### per ###,### (#,###% of <DATUM> tot #,### per ###,### (#,##% of # ##) Er was geen duidelijke relatie tussen de prevalentie, de leeftijd of De grootste studie in Amerika (Suharjono ###) vond een prevalentie van #,##% bij volwassenen, van #,##% bij kinderen en van #,##% in het algemeen (#,### of <DATUM> De prevalentie in zes Italiaanse studies was vergelijkbaar met de gerapporteerde studie uit Noord Amerika en varieerde van #,#% tot #,##% (Volta ###, Catassi ###, Mazzetti ###, Pittschieler ###, Trevisiol ###, Riestra ###) Slechts vier studies rapporteerden een prevalentie hoger dan #,#%; UK (Mannell ###), Zweden (Carlsson ###, Borch ###) en Duitsland (Jaeger ###) en alleen drie van de acht studies die bij kinderen verricht waren rapporteerden een prevalentie hoger dan #,#% Finland (Maki ###), Zweden (Carlsson ###) en <LOCATIE> (Csizmadia ###)) De meeste van de boven genoemde studies betroffen Caucasische populaties, maar de studie van Fasano et al (Fasano ###) betrof De resultaten van bovengenoemde studies waren moeilijk met elkaar te vergelijken omdat er een grote variabiliteit was qua gebruikte screeningsstrategieën en de samenstelling van de onderzochte populaties De hoogste en de laagste prevalenties werden gevonden in de studies verricht bij de kleinste populaties De meeste betrouwbare studies gaven De genetische en omgevingsfactoren gerelateerd aan coeliakie zijn wereldwijd aanwezig (Fasano en Catassi, ###) Consumptie van gluten is wijd verbreid in Noord Afrika, Zuid Amerika en in delen van Azië zoals in Punjab, Haryana, Delhi, Rajasthan en Uttar Pradesh (Yachha, ### Recente studies laten zien dat coeliakie wereldwijd aanwezig is (Catassi en Fasano, ###) Coeliakie komt frequent voor in Zuid-Amerika bij bevolkingsgroepen van Europese afkomst In Brazilië is coeliakie gerapporteerd bij # ### bloeddonoren (Gandolfi et al , ###) De frequentie van coeliakie in Afrika is niet goed bestudeerd maar de hoogste prevalentie van coeliakie bij kinderen (#,#%) komt voor bij de Berbers uit West Sahara (Catassi et al , ###) Klinische coeliakie is ook frequent gerapporteerd in Algerije (Mediene et al , ###) en Libië (al-Tawaty en Elbargarthy, ###) en komt dan ook frequent voor bij Noord-Afrikaanse immigranten in Europa Coeliakie komt ook frequent voor in het MiddenOosten, zoals in Iran, Irak, de Arabische Emiraten en Kuweit (Rawashdeh, Khalilen Raweily, Prevalentie van coeliakie bij patiënten met klinische verdenking op de ziekte Er zijn studies verricht bij volwassenen met verdenking op coeliakie in verband met symptomen zoals anemie, persisterend ijzergebrek, chronische diarree, persisterende buikpijn, obstipatie, malabsorptie, chronische moeheid, gewichtsverlies, osteoporosis,.
792
nvmdl
moeilijk met elkaar te vergelijken omdat er een grote variabiliteit was qua gebruikte screeningsstrategieën en de samenstelling van de onderzochte populaties De hoogste en de laagste prevalenties werden gevonden in de studies verricht bij de kleinste populaties De meeste betrouwbare studies gaven De genetische en omgevingsfactoren gerelateerd aan coeliakie zijn wereldwijd aanwezig (Fasano en Catassi, ###) Consumptie van gluten is wijd verbreid in Noord Afrika, Zuid Amerika en in delen van Azië zoals in Punjab, Haryana, Delhi, Rajasthan en Uttar Pradesh (Yachha, ### Recente studies laten zien dat coeliakie wereldwijd aanwezig is (Catassi en Fasano, ###) Coeliakie komt frequent voor in Zuid-Amerika bij bevolkingsgroepen van Europese afkomst In Brazilië is coeliakie gerapporteerd bij # ### bloeddonoren (Gandolfi et al , ###) De frequentie van coeliakie in Afrika is niet goed bestudeerd maar de hoogste prevalentie van coeliakie bij kinderen (#,#%) komt voor bij de Berbers uit West Sahara (Catassi et al , ###) Klinische coeliakie is ook frequent gerapporteerd in Algerije (Mediene et al , ###) en Libië (al-Tawaty en Elbargarthy, ###) en komt dan ook frequent voor bij Noord-Afrikaanse immigranten in Europa Coeliakie komt ook frequent voor in het MiddenOosten, zoals in Iran, Irak, de Arabische Emiraten en Kuweit (Rawashdeh, Khalilen Raweily, Prevalentie van coeliakie bij patiënten met klinische verdenking op de ziekte Er zijn studies verricht bij volwassenen met verdenking op coeliakie in verband met symptomen zoals anemie, persisterend ijzergebrek, chronische diarree, persisterende buikpijn, obstipatie, malabsorptie, chronische moeheid, gewichtsverlies, osteoporosis, Deze basis van de huidige kennis nog niet goed mogelijk In de studies verricht bij kinderen uit tertiaire pediatrische ziekenhuizen met vergelijkbare symptomen werden tevens hoge prevalenties gevonden, variërend tussen #,#% en ##% (<PERSOON> ###, <PERSOON> ###, Chartrand ###, Day ###, <PERSOON> ###) In een Engelse case-finding studie verricht bij ##,### patiënten van huisartsenpraktijken De prevalentie van klinisch gediagnosticeerde coeliakie bij volwassenen in <LOCATIE> is een prevalentie van door screening opgespoorde coeliakie is vergelijkbaar met de rest van In <LOCATIE> wordt coeliakie steeds beter door de kinderartsen herkend het aantal diagnoses bij kinderen is toegenomen van #,<DATUM> ### levendgeborenen in ###-###, tot bewustwording van de Nederlandse kinderartsen en een toenemend gebruik van de serologische tests voor de identificatie van coeliakie (screeningstest) spelen hierbij waarschijnlijk Frequentie van coeliakie bij een gezinslid van een patiënt met coeliakie De prevalentie van coeliakie bij eerstegraads familieleden varieert tussen #% (Vitoria ###) familieleden De enige verrichte studie over prevalentie van de ziekte onder volle neven, vond een frequentie van ##% (Book ###) De prevalentie is ook verhoogd (## %) bij families met meerdere gevallen van bekende coeliakie, zoals gerapporteerd door Book et al in ### en door Mustalahti et al in ### (#%) Factoren die een rol kunnen spelen in het verschil in prevalenties gevonden door de verschillende studies zijn de selectie van de families (verband met de index casus), de criteria gebruikt voor de diagnose van coeliakie, inclusief de beoordeling van de histologische afwijkingen van de dunne darm, de leeftijd van.
692
nvmdl
de huidige kennis nog niet goed mogelijk In de studies verricht bij kinderen uit tertiaire pediatrische ziekenhuizen met vergelijkbare symptomen werden tevens hoge prevalenties gevonden, variërend tussen #,#% en ##% (<PERSOON> ###, <PERSOON> ###, Chartrand ###, Day ###, <PERSOON> ###) In een Engelse case-finding studie verricht bij ##,### patiënten van huisartsenpraktijken De prevalentie van klinisch gediagnosticeerde coeliakie bij volwassenen in <LOCATIE> is een prevalentie van door screening opgespoorde coeliakie is vergelijkbaar met de rest van In <LOCATIE> wordt coeliakie steeds beter door de kinderartsen herkend het aantal diagnoses bij kinderen is toegenomen van #,<DATUM> ### levendgeborenen in ###-###, tot bewustwording van de Nederlandse kinderartsen en een toenemend gebruik van de serologische tests voor de identificatie van coeliakie (screeningstest) spelen hierbij waarschijnlijk Frequentie van coeliakie bij een gezinslid van een patiënt met coeliakie De prevalentie van coeliakie bij eerstegraads familieleden varieert tussen #% (Vitoria ###) familieleden De enige verrichte studie over prevalentie van de ziekte onder volle neven, vond een frequentie van ##% (Book ###) De prevalentie is ook verhoogd (## %) bij families met meerdere gevallen van bekende coeliakie, zoals gerapporteerd door Book et al in ### en door Mustalahti et al in ### (#%) Factoren die een rol kunnen spelen in het verschil in prevalenties gevonden door de verschillende studies zijn de selectie van de families (verband met de index casus), de criteria gebruikt voor de diagnose van coeliakie, inclusief de beoordeling van de histologische afwijkingen van de dunne darm, de leeftijd van de studie Het gebruiken van de EMA- of de tTGA-test als screeningsmethode kan lichtere vormen van enteropathie missen Dat kan verklaren waarom de hoogste prevalenties zijn gevonden in de studies waarin alle participerende familieleden werden gebiopteerd coeliakie bij type # diabetes mellitus (<PERSOON> ###, De <PERSOON> ###) De laagste prevalentie van door biopsie gediagnosticeerde coeliakie opgespoord door bepaling van IgA-EMA in serum was #% en de hoogste ##% De prevalentie bij volwassen diabetici varieerde tussen #,#%- #,#% De laagste en hoogste prevalentie bij kinderen met diabetes type # werd gevonden in Oostenrijk (#,#%) (Arato ###) en in Hongarije (#,#%) (Schober ###) De rest van de pediatrische studies lieten consistente prevalentiecijfers zien tussen #,#% en #,#% (Aktay ###, Barera ###, FraserReynolds ###, Vitoria ###) Een studie die volwassenen en kinderen met diabetes type # screende voor coeliakie met behulp van de bepaling van IgA-tTG in serum, vond Szodoray et al (###) vond in een groep van ### patiënten met de ziekte van Sjögren # personen (#,#%) met coeliakie die niet als zodanig waren herkend De auteurs suggereren screening op coeliakie bij patiënten met Sjögren Een tweede studie van ## Sjögren.
662
nvmdl
Het gebruiken van de EMA- of de tTGA-test als screeningsmethode kan lichtere vormen van enteropathie missen Dat kan verklaren waarom de hoogste prevalenties zijn gevonden in de studies waarin alle participerende familieleden werden gebiopteerd coeliakie bij type # diabetes mellitus (<PERSOON> ###, De <PERSOON> ###) De laagste prevalentie van door biopsie gediagnosticeerde coeliakie opgespoord door bepaling van IgA-EMA in serum was #% en de hoogste ##% De prevalentie bij volwassen diabetici varieerde tussen #,#%- #,#% De laagste en hoogste prevalentie bij kinderen met diabetes type # werd gevonden in Oostenrijk (#,#%) (Arato ###) en in Hongarije (#,#%) (Schober ###) De rest van de pediatrische studies lieten consistente prevalentiecijfers zien tussen #,#% en #,#% (Aktay ###, Barera ###, FraserReynolds ###, Vitoria ###) Een studie die volwassenen en kinderen met diabetes type # screende voor coeliakie met behulp van de bepaling van IgA-tTG in serum, vond Szodoray et al (###) vond in een groep van ### patiënten met de ziekte van Sjögren # personen (#,#%) met coeliakie die niet als zodanig waren herkend De auteurs suggereren screening op coeliakie bij patiënten met Sjögren Een tweede studie van ## Sjögren werden als coeliakie) (Luft ###) Anderzijds is het voorkomen van de ziekte van Sjögren bij (###) zou Sjögren bij circa ##% van de patiënten met coeliakie voorkomen De meeste onderzoekers rapporteren over de prevalentie van coeliakie bij patiënten die bekend zijn met schildklierlijden De prevalentie van coeliakie bij auto-immuun hypothyreoïdie varieert van #,#% tot #,#%, en is significant hoger dan in controle groepen (Volta et al, ###; <PERSOON> et al, ###) Onderzoeken waarin bij bekende coeliakiepatiënten gekeken wordt naar de aanwezigheid van schildklierlijden zijn zeldzaam In een gecontroleerd onderzoek werd bij ##,#% van de patiënten met coeliakie een auto-immuunschildklierziekte geconstateerd, terwijl er bij ##% van deze patiënten sprake was van een prevalentie ##% in vergelijking met een prevalentie van ##% in de controle groep van drie tot viervoudig verhoogde kans op het krijgen van een schildklierlijden (Velluzzi et al ###) Auto-immuun schildklierlijden komt #-## maal vaker voor bij coeliakiepatiënten dan bij de algemene populatie Ook bij kinderen met coeliakie wordt een verhoogde prevalentie van auto immuun schildklieraandoeningen gevonden in verschillende studies De grootste is een multicenter studie uit Italië, waarbij bij kinderen met coeliakie een prevalentie van autoimmuunschildklier aandoeningen gevonden werd in ##% bij een prevalentie van ## % in een Studies die verricht werden bij patiënten met ijzergebreksanemie en gastro-intestinale klachten, vonden prevalenties van coeliakie variërend tussen ## en ##% (Ackerman ###, Kepczyk ###, Oxentenko ###) Een studie verricht bij pre-menopausale vrouwen vond een prevalentie van #,#% Bij asymptomatische patiënten met ijzergebreksanemie werden.
665
nvmdl
(Luft ###) Anderzijds is het voorkomen van de ziekte van Sjögren bij (###) zou Sjögren bij circa ##% van de patiënten met coeliakie voorkomen De meeste onderzoekers rapporteren over de prevalentie van coeliakie bij patiënten die bekend zijn met schildklierlijden De prevalentie van coeliakie bij auto-immuun hypothyreoïdie varieert van #,#% tot #,#%, en is significant hoger dan in controle groepen (Volta et al, ###; <PERSOON> et al, ###) Onderzoeken waarin bij bekende coeliakiepatiënten gekeken wordt naar de aanwezigheid van schildklierlijden zijn zeldzaam In een gecontroleerd onderzoek werd bij ##,#% van de patiënten met coeliakie een auto-immuunschildklierziekte geconstateerd, terwijl er bij ##% van deze patiënten sprake was van een prevalentie ##% in vergelijking met een prevalentie van ##% in de controle groep van drie tot viervoudig verhoogde kans op het krijgen van een schildklierlijden (Velluzzi et al ###) Auto-immuun schildklierlijden komt #-## maal vaker voor bij coeliakiepatiënten dan bij de algemene populatie Ook bij kinderen met coeliakie wordt een verhoogde prevalentie van auto immuun schildklieraandoeningen gevonden in verschillende studies De grootste is een multicenter studie uit Italië, waarbij bij kinderen met coeliakie een prevalentie van autoimmuunschildklier aandoeningen gevonden werd in ##% bij een prevalentie van ## % in een Studies die verricht werden bij patiënten met ijzergebreksanemie en gastro-intestinale klachten, vonden prevalenties van coeliakie variërend tussen ## en ##% (Ackerman ###, Kepczyk ###, Oxentenko ###) Een studie verricht bij pre-menopausale vrouwen vond een prevalentie van #,#% Bij asymptomatische patiënten met ijzergebreksanemie werden Coeliakie wordt gevonden bij #,<DATUM> van de patiënten met osteoporose, gedefinieerd als skelet massa densiteit lager dan #,# standaard deviaties van de maximale skeletmassa van op sekse gematchte controles (<PERSOON> ###, Mather ###, Ots ###) Prevalentie van coeliakie bij het syndroom van Down Er is sterk bewijs voor de associatie van coeliakie en het syndroom van Down (Hill et al ###), met prevalenties tussen #% en ##% (Gale ###, Carlsson ###, Csizmadia ###, Bonamico ###, Book ###, Fassano ###, Zachor ###) Patiënten met het syndroom van groeivertraging, maar een derde van hen is asymptomatisch (Bonamico ###) Het jongste gerapporteerde kind met het syndroom van Down en coeliakie was #,<LEEFTIJD> jaar bij de diagnose Oudere cohorten met hogere prevalentie van coeliakie suggereren dat de aandoening vaker Een verhoogde prevalentie van coeliakie wordt gevonden in kinderen met Turner syndroom (Bonamico ###, Gillett ###, Ivarsson ###, Rujner ###) en <PERSOON> syndroom (Bonamico ###, Book ###, Zachor ###, Bonamico ###, Gillett ###, Ivarsson ###, Rujner ###, Giannotti ###) De gevonden prevalentie in syndroom van Turner varieert van #,# – #,# %, in <PERSOON> syndroom werd een prevalentie van #,# % gevonden Levertestafwijkingen worden gerapporteerd bij coeliakie Het pathogenetisch verband is onduidelijk Hypertransaminasemie kwam voor bij ## van de ### kinderen met een nieuw gediagnosticeerde coeliakie Bij vijf patiënten was dit de enige manifestatie van een coeliakie De patiënten met een verhoogd transaminasegehalte waren jonger dan de groep die dat niet had, gemiddeld drie jaar versus vijf jaar De auteurs concluderen dat coeliakie.
772
nvmdl
van de patiënten met osteoporose, gedefinieerd als skelet massa densiteit lager dan #,# standaard deviaties van de maximale skeletmassa van op sekse gematchte controles (<PERSOON> ###, Mather ###, Ots ###) Prevalentie van coeliakie bij het syndroom van Down Er is sterk bewijs voor de associatie van coeliakie en het syndroom van Down (Hill et al ###), met prevalenties tussen #% en ##% (Gale ###, Carlsson ###, Csizmadia ###, Bonamico ###, Book ###, Fassano ###, Zachor ###) Patiënten met het syndroom van groeivertraging, maar een derde van hen is asymptomatisch (Bonamico ###) Het jongste gerapporteerde kind met het syndroom van Down en coeliakie was #,<LEEFTIJD> jaar bij de diagnose Oudere cohorten met hogere prevalentie van coeliakie suggereren dat de aandoening vaker Een verhoogde prevalentie van coeliakie wordt gevonden in kinderen met Turner syndroom (Bonamico ###, Gillett ###, Ivarsson ###, Rujner ###) en <PERSOON> syndroom (Bonamico ###, Book ###, Zachor ###, Bonamico ###, Gillett ###, Ivarsson ###, Rujner ###, Giannotti ###) De gevonden prevalentie in syndroom van Turner varieert van #,# – #,# %, in <PERSOON> syndroom werd een prevalentie van #,# % gevonden Levertestafwijkingen worden gerapporteerd bij coeliakie Het pathogenetisch verband is onduidelijk Hypertransaminasemie kwam voor bij ## van de ### kinderen met een nieuw gediagnosticeerde coeliakie Bij vijf patiënten was dit de enige manifestatie van een coeliakie De patiënten met een verhoogd transaminasegehalte waren jonger dan de groep die dat niet had, gemiddeld drie jaar versus vijf jaar De auteurs concluderen dat coeliakie c i (Farre ###) Bij volwassenen is de prevalentie van coeliakie bij verhoogde transaminasen waarbij alle oorzaken met betrekking tot leverziekten zijn uitgesloten slechts #,#% (Ugica ###) Een nog niet bekend pathogenetisch verband is waarschijnlijk omdat na behandeling met een glutenvrij dieet de transaminasenstijging in ruim ##% van de gevallen normaliseert (Bardella ###) Men moet bij een onverklaarde hypertransaminasemie een asymptomatische Coeliakie kan gepaard gaan met microscopische colitis Zes en dertig patiënten bekend met een microscopische colitis werden getest op aanwezigheid van coeliakie, acht bleken een asymptomatische coeliakie te hebben Ze reageerden goed op een glutenvrij dieet verschijnsel van diarree verminderde, alhoewel de microscopische colitis niet verdween - Bij kinderen (#-<LEEFTIJD> jaar) #,##-## gevallen per ###,### patiëntenjaren Bij kinderen met het syndroom van Turner en <PERSOON> syndroom Een verhoogde prevalentie van coeliakie wordt gevonden bij patiënten met het Bij patiënten met de ziekte van Sjögren lijkt sprake van een prevalentie van Bij patiënten met hypertransaminasemie lijkt coeliakie vaker voor te komen Bij patiënten met auto-immuun schildklierlijden is een prevalentie van <PERSOON> Pla ###, Farre ###, Ugica ###, Bij patiënten met microscopische colitis lijkt coeliakie vaker voor te komen Coeliakie is een frequent voorkomend maar vaak niet herkend fenomeen De ziekte komt frequenter voor bij vrouwen dan bij mannen, met een relatie van <DATUM> # Coeliakie wordt gemakkelijk herkend bij patiënten met een duidelijk malabsorptie syndroom, maar de meeste.
721
nvmdl
i (Farre ###) Bij volwassenen is de prevalentie van coeliakie bij verhoogde transaminasen waarbij alle oorzaken met betrekking tot leverziekten zijn uitgesloten slechts #,#% (Ugica ###) Een nog niet bekend pathogenetisch verband is waarschijnlijk omdat na behandeling met een glutenvrij dieet de transaminasenstijging in ruim ##% van de gevallen normaliseert (Bardella ###) Men moet bij een onverklaarde hypertransaminasemie een asymptomatische Coeliakie kan gepaard gaan met microscopische colitis Zes en dertig patiënten bekend met een microscopische colitis werden getest op aanwezigheid van coeliakie, acht bleken een asymptomatische coeliakie te hebben Ze reageerden goed op een glutenvrij dieet verschijnsel van diarree verminderde, alhoewel de microscopische colitis niet verdween - Bij kinderen (#-<LEEFTIJD> jaar) #,##-## gevallen per ###,### patiëntenjaren Bij kinderen met het syndroom van Turner en <PERSOON> syndroom Een verhoogde prevalentie van coeliakie wordt gevonden bij patiënten met het Bij patiënten met de ziekte van Sjögren lijkt sprake van een prevalentie van Bij patiënten met hypertransaminasemie lijkt coeliakie vaker voor te komen Bij patiënten met auto-immuun schildklierlijden is een prevalentie van <PERSOON> Pla ###, Farre ###, Ugica ###, Bij patiënten met microscopische colitis lijkt coeliakie vaker voor te komen Coeliakie is een frequent voorkomend maar vaak niet herkend fenomeen De ziekte komt frequenter voor bij vrouwen dan bij mannen, met een relatie van <DATUM> # Coeliakie wordt gemakkelijk herkend bij patiënten met een duidelijk malabsorptie syndroom, maar de meeste variabel De ijsberg is een model dat frequent wordt gebruikt om het klinische spectrum van coeliakie uit te leggen Het topje van de ijsberg wordt gevormd door de patiënten met klinisch gediagnosticeerde coeliakie, waaronder die met duidelijke symptomen zoals chronische diarree en tekenen van malabsorptie In <LOCATIE> wordt nog steeds vooral de ‘klassieke’ coeliakie bij kinderen gediagnosticeerd, maar de prospectieve landelijke gegevens van het Nederlandse Signaleringscentrum Kindergeneeskunde ###-### laten een veranderingspatroon zien (<PERSOON> et al ###) In <LOCATIE> wordt coeliakie steeds beter door de kinderartsen herkend het aantal diagnoses bij kinderen is toegenomen van #,<DATUM> ### Een grotere bewustwording van de Nederlandse kinderartsen en een toename van het gebruik van de serologische tests voor de identificatie van coeliakie (screeningstest) spelen Onder de waterspiegel bevinden zich de mensen met niet-herkende of nietgediagnosticeerde coeliakie met de typische glutengevoelige histologische afwijkingen van de dunne darm, die alleen worden geïdentificeerd na het opsporen van de ziekte Opsporing van niet-herkende coeliakie bij de algemene populatie in meerdere landen laat zien dat #,##% van de mensen coeliakie heeft Niet-herkende coeliakie kan asymptomatisch zijn, maar vaak hebben de mensen klachten als chronische buikpijn of moeheid, waarvoor de huisarts of specialist vaak al is geconsulteerd zonder dat een medische verklaring werd gevonden Soms wordt coeliakie niet herkend indien het gepaard gaat met andere ziekten, waarbij sprake is van een verhoogde frequentie van coeliakie Van bijzonder belang is de associatie van coeliakie met diabetes mellitus type # en met het syndroom van <PERSOON> en onder de waterspiegel.
625
nvmdl
is een model dat frequent wordt gebruikt om het klinische spectrum van coeliakie uit te leggen Het topje van de ijsberg wordt gevormd door de patiënten met klinisch gediagnosticeerde coeliakie, waaronder die met duidelijke symptomen zoals chronische diarree en tekenen van malabsorptie In <LOCATIE> wordt nog steeds vooral de ‘klassieke’ coeliakie bij kinderen gediagnosticeerd, maar de prospectieve landelijke gegevens van het Nederlandse Signaleringscentrum Kindergeneeskunde ###-### laten een veranderingspatroon zien (<PERSOON> et al ###) In <LOCATIE> wordt coeliakie steeds beter door de kinderartsen herkend het aantal diagnoses bij kinderen is toegenomen van #,<DATUM> ### Een grotere bewustwording van de Nederlandse kinderartsen en een toename van het gebruik van de serologische tests voor de identificatie van coeliakie (screeningstest) spelen Onder de waterspiegel bevinden zich de mensen met niet-herkende of nietgediagnosticeerde coeliakie met de typische glutengevoelige histologische afwijkingen van de dunne darm, die alleen worden geïdentificeerd na het opsporen van de ziekte Opsporing van niet-herkende coeliakie bij de algemene populatie in meerdere landen laat zien dat #,##% van de mensen coeliakie heeft Niet-herkende coeliakie kan asymptomatisch zijn, maar vaak hebben de mensen klachten als chronische buikpijn of moeheid, waarvoor de huisarts of specialist vaak al is geconsulteerd zonder dat een medische verklaring werd gevonden Soms wordt coeliakie niet herkend indien het gepaard gaat met andere ziekten, waarbij sprake is van een verhoogde frequentie van coeliakie Van bijzonder belang is de associatie van coeliakie met diabetes mellitus type # en met het syndroom van <PERSOON> en onder de waterspiegel dit geldt voor de helft van de door screening opgespoorde kleuters (Csizmadia et al ###) Een normale groei sluit coeliakie niet uit alle kinderen met niet-herkende coeliakie uit Zuid-<PERSOON> hadden een normale groeicurve voor De bodem van de ijsberg wordt gevormd door de kinderen met de erfelijke predispositie voor de ziekte (potentiële of latente coeliakie) die in de loop van de tijd wel of geen afwijkingen van de dunne darm zullen ontwikkelen Omdat het natuurlijke beloop van coeliakie niet volledig bekend is, is het vooralsnog onduidelijk of er actief gezocht moet worden naar Diverse onderzoeken waarin over het voorkomen van coeliakie wordt gerapporteerd zijn gedaan in specifieke centra met een speciale interesse De werkelijke samenhang met coeliakie is mogelijk (aanzienlijk) lager Niettemin meent de werkgroep dat bij klinische verdenking laagdrempelig testen zinvol is Intervallen van laagdrempelig testen zijn uit de Bij patiënten met diabetes type I, osteoporose, schildklierlijden, microscopische colitis, autoimmuunziekten in algemene zin, hypertransaminasemie of ijzergebreksanemie dient de clinicus bedacht te zijn op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij klinische verdenking dient serologisch, zo nodig histologisch onderzoek verricht te worden De werkgroep adviseert eenmaal in de vijf jaar bij volwassenen en eenmaal in de Zie ook de aanbevelingen in het hoofdstuk over screening Acerini CL, <PERSOON> ML, <PERSOON> DB Coeliac disease in children and adolescents with IDDM clinical characteristics and response to gluten-free diet <PERSOON> D.
575
nvmdl
dit geldt voor de helft van de door screening opgespoorde kleuters (Csizmadia et al ###) Een normale groei sluit coeliakie niet uit alle kinderen met niet-herkende coeliakie uit Zuid-<PERSOON> hadden een normale groeicurve voor De bodem van de ijsberg wordt gevormd door de kinderen met de erfelijke predispositie voor de ziekte (potentiële of latente coeliakie) die in de loop van de tijd wel of geen afwijkingen van de dunne darm zullen ontwikkelen Omdat het natuurlijke beloop van coeliakie niet volledig bekend is, is het vooralsnog onduidelijk of er actief gezocht moet worden naar Diverse onderzoeken waarin over het voorkomen van coeliakie wordt gerapporteerd zijn gedaan in specifieke centra met een speciale interesse De werkelijke samenhang met coeliakie is mogelijk (aanzienlijk) lager Niettemin meent de werkgroep dat bij klinische verdenking laagdrempelig testen zinvol is Intervallen van laagdrempelig testen zijn uit de Bij patiënten met diabetes type I, osteoporose, schildklierlijden, microscopische colitis, autoimmuunziekten in algemene zin, hypertransaminasemie of ijzergebreksanemie dient de clinicus bedacht te zijn op een mogelijke samenhang met coeliakie Bij klinische verdenking dient serologisch, zo nodig histologisch onderzoek verricht te worden De werkgroep adviseert eenmaal in de vijf jaar bij volwassenen en eenmaal in de Zie ook de aanbevelingen in het hoofdstuk over screening Acerini CL, <PERSOON> ML, <PERSOON> DB Coeliac disease in children and adolescents with IDDM clinical characteristics and response to gluten-free diet <PERSOON> D endoscopic evaluation of adults with iron deficiency anemia <PERSOON> RF Effect of breast feeding on risk of coeliac disease a systematic review and meta-analysis of observational studies Arch Dis Child Aktay AN, <PERSOON> prevalence and clinical characteristics of celiac disease in juvenile diabetes in <PERSOON> al-Tawaty AI, Elbargarthy SM Coeliac disease in north-eastern <PERSOON> B, et al Gastrointestinal causes of refractory iron deficiency anemia in patiënts without gastrointestinal symptoms <PERSOON> A, et al Autoimmune thyroid disease and celiac disease in children <PERSOON-##> of coeliac disease in Hungarian children with type # diabetes mellitus <PERSOON-##> ###;###(#) <DATUM> Bao F, <PERSOON-##> S, <PERSOON-##> EJ, Rewers M, et al One third of HLA DQ# homozygous patiënts with type # diabetes express celiac disease-associated transglutaminase <PERSOON-##> of hyper transaminasemia in adult celiac patiënts and effect of gluten-free diet <PERSOON-##> AR, Binanchi PA IgA antigliadin antibodies,.
499
nvmdl
with iron deficiency anemia <PERSOON> RF Effect of breast feeding on risk of coeliac disease a systematic review and meta-analysis of observational studies Arch Dis Child Aktay AN, <PERSOON> prevalence and clinical characteristics of celiac disease in juvenile diabetes in <PERSOON> al-Tawaty AI, Elbargarthy SM Coeliac disease in north-eastern <PERSOON> B, et al Gastrointestinal causes of refractory iron deficiency anemia in patiënts without gastrointestinal symptoms <PERSOON> A, et al Autoimmune thyroid disease and celiac disease in children <PERSOON> of coeliac disease in Hungarian children with type # diabetes mellitus <PERSOON> ###;###(#) <DATUM> Bao F, <PERSOON> S, <PERSOON> EJ, Rewers M, et al One third of HLA DQ# homozygous patiënts with type # diabetes express celiac disease-associated transglutaminase <PERSOON-##> of hyper transaminasemia in adult celiac patiënts and effect of gluten-free diet <PERSOON-##> AR, Binanchi PA IgA antigliadin antibodies, <PERSOON-##> markers for <PERSOON-##> E, et al Screening of diabetic children for coeliac disease with antigliadin antibodies and HLA typing <PERSOON-##> F, et al Occurrence of celiac disease after onset of type # diabetes a #-year prospective longitudinal study <PERSOON-##> and prevalence of adult coeliac disease within a defined geographic area in <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> HM, et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in Italian down syndrome <PERSOON-##> diagnostic value of the gliadin antibody test in celiac disease in children a prospective study <PERSOON-##> G et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in italian down syndrome patiënts a multicenter study <PERSOON-##> L et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in Turner syndrome <PERSOON-##> L, Hart <PERSOON-##> JJ, Neuhausen SL Prevalence and clinical characteristics of celiac disease in Down's syndrome in a US study Am J Med Genet ###;## ##-#.
450
nvmdl
<PERSOON> markers for <PERSOON> E, et al Screening of diabetic children for coeliac disease with antigliadin antibodies and HLA typing <PERSOON> F, et al Occurrence of celiac disease after onset of type # diabetes a #-year prospective longitudinal study <PERSOON> and prevalence of adult coeliac disease within a defined geographic area in <PERSOON> M, <PERSOON> HM, et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in Italian down syndrome <PERSOON> diagnostic value of the gliadin antibody test in celiac disease in children a prospective study <PERSOON> G et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in italian down syndrome patiënts a multicenter study <PERSOON> L et al Prevalence and clinical picture of celiac disease in Turner syndrome <PERSOON-##> L, Hart <PERSOON-##> JJ, Neuhausen SL Prevalence and clinical characteristics of celiac disease in Down's syndrome in a US study Am J Med Genet ###;## ##-# Prevalence of celiac disease among relatives of sib pairs with <PERSOON-##> of coeliac disease and relations to Helicobacter pylori infection and duodenitis in a Swedish adult <PERSOON-##> J IgA antigliadin antibodies as a screening method for nonovert celiac disease in children with insulin-dependent diabetes <PERSOON-##> S, et al Prevalence of IgA-antigliadin antibodies and IgAantiendomysium antibodies related to celiac disease in children with Down syndrome Pediatrics Carlsson AK, Axelsson IE, Borulf SK, Bredberg AC, Ivarsson SA Serological screening for celiac disease in healthy #,#-year-old children in <PERSOON-##> C, et al Comparison of antitransglutaminase ELISAs and an anti-endomysial antibody assay in the diagnosis of celiac <PERSOON-##> PL, Pierdomenico R, et al <PERSOON-##> coeliac iceberg in Italy A multicentre antigliadin antibodies screening for coeliac disease in school-age <PERSOON-##> R, et al Why is celiac disease <PERSOON-##> E, et al Antiendomysium versus antigliadin antibodies in screening the general population for coeliac disease <PERSOON-##> GR (eds) <PERSOON-##> global village of celiac disease Pisa (Italy) AIC.
458
nvmdl
disease among relatives of sib pairs with <PERSOON> of coeliac disease and relations to Helicobacter pylori infection and duodenitis in a Swedish adult <PERSOON> J IgA antigliadin antibodies as a screening method for nonovert celiac disease in children with insulin-dependent diabetes <PERSOON> S, et al Prevalence of IgA-antigliadin antibodies and IgAantiendomysium antibodies related to celiac disease in children with Down syndrome Pediatrics Carlsson AK, Axelsson IE, Borulf SK, Bredberg AC, Ivarsson SA Serological screening for celiac disease in healthy #,#-year-old children in <PERSOON> C, et al Comparison of antitransglutaminase ELISAs and an anti-endomysial antibody assay in the diagnosis of celiac <PERSOON> PL, Pierdomenico R, et al <PERSOON> coeliac iceberg in Italy A multicentre antigliadin antibodies screening for coeliac disease in school-age <PERSOON> R, et al Why is celiac disease <PERSOON> E, et al Antiendomysium versus antigliadin antibodies in screening the general population for coeliac disease <PERSOON> GR (eds) <PERSOON> global village of celiac disease Pisa (Italy) AIC Tissue transglutaminase enzyme-linked immunosorbent assay as a screening test for celiac disease in pediatric patiënts <PERSOON-##> EG Effectiveness of antigliadin antibodies as a screening test for celiac disease in children CMAJ ###;###(#) ### <PERSOON-##> P, et al High incidence and prevalence of adult coeliac disease Augmented diagnostic approach <PERSOON-##> U, et al Subclinical celiac sprue Increasing occurrence and clues to its diagnosis <PERSOON-##> MA, et al Estimating the incidence of coeliac disease with capture-recapture methods within four geographic areas in <PERSOON-##> prevalence of celiac disease among patiënts with insulin-dependent (type I) diabetes mellitus <PERSOON-##> CG, Mearin ML, von Blomberg BM, <PERSOON-##> SP <PERSOON-##> iceberg of childhood coeliac disease in the Netherlands Lancet Csizmadia CG, Mearin ML, Oren <PERSOON-##> JB, von <PERSOON-##> MN, Vandenbroucke JP Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with Down syndrome <PERSOON-##> GD Anti-endomysial and anti-gliadin antibodies in.
468
nvmdl
as a screening test for celiac disease in pediatric patiënts <PERSOON> EG Effectiveness of antigliadin antibodies as a screening test for celiac disease in children CMAJ ###;###(#) ### <PERSOON> P, et al High incidence and prevalence of adult coeliac disease Augmented diagnostic approach <PERSOON> U, et al Subclinical celiac sprue Increasing occurrence and clues to its diagnosis <PERSOON> MA, et al Estimating the incidence of coeliac disease with capture-recapture methods within four geographic areas in <PERSOON> prevalence of celiac disease among patiënts with insulin-dependent (type I) diabetes mellitus <PERSOON> CG, Mearin ML, von Blomberg BM, <PERSOON> SP <PERSOON> iceberg of childhood coeliac disease in the Netherlands Lancet Csizmadia CG, Mearin ML, Oren <PERSOON> JB, von <PERSOON-##> MN, Vandenbroucke JP Accuracy and cost-effectiveness of a new strategy to screen for celiac disease in children with Down syndrome <PERSOON-##> GD Anti-endomysial and anti-gliadin antibodies in <PERSOON-##> CE, De <PERSOON-##> CM, et al Betacell, thyroid, gastric, adrenal and coeliac autoimmunity and HLA-DQ types in type # diabetes De <PERSOON-##> of coeliac disease in type I diabetes a <PERSOON-##> in pediatric celiac disease patiënts and its prevalence as a diagnostic <PERSOON-##> T, et al Prevalence of celiac disease in at-risk and not at-risk groups in the <PERSOON-##> approaches to diagnosis and treatment of celiac disease an Fraser-Reynolds KA, Butzner JD, Stephure DK, Trussell RA, <PERSOON-##> RB Use of immunoglobulin A-antiendomysial antibody to screen for celiac disease in North American children with type # Freeman HJ Collagenous colitis as the presenting feature of biopsy-defined celiac disease <PERSOON-##> JM Down's syndrome is strongly associated <PERSOON-##> of celiac disease among blood donors in <PERSOON-##> F et al Coeliac disease in <PERSOON-##> JP et al Increased.
444
nvmdl
Block CE, De <PERSOON> CM, et al Betacell, thyroid, gastric, adrenal and coeliac autoimmunity and HLA-DQ types in type # diabetes De <PERSOON> of coeliac disease in type I diabetes a <PERSOON> in pediatric celiac disease patiënts and its prevalence as a diagnostic <PERSOON> T, et al Prevalence of celiac disease in at-risk and not at-risk groups in the <PERSOON> approaches to diagnosis and treatment of celiac disease an Fraser-Reynolds KA, Butzner JD, Stephure DK, Trussell RA, <PERSOON> RB Use of immunoglobulin A-antiendomysial antibody to screen for celiac disease in North American children with type # Freeman HJ Collagenous colitis as the presenting feature of biopsy-defined celiac disease <PERSOON> JM Down's syndrome is strongly associated <PERSOON> of celiac disease among blood donors in <PERSOON> F et al Coeliac disease in <PERSOON-##> JP et al Increased endomysium and tissue transglutaminase <PERSOON-##> JP, et al High prevalence of celiac disease in patiënts with type # diabetes detected by antibodies to endomysium and tissue <PERSOON-##> AC, Vega E, et al Is it necessary to screen for celiac disease in postmenopausal osteoporotic women? <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> and subclinical autoimmune thyroid disease in adult celiac disease <PERSOON-##> BB, et al High prevalence of coeliac disease in <PERSOON-##> children with type I diabetes mellitus <PERSOON-##> PM, Jenkins HR Incidence and presentation of coeliac disease in <PERSOON-##> JA, <PERSOON-##> EG Guideline for the diagnosis and treatment of celiac disease in children recommendations of the North American Society for <PERSOON-##> JE, et al A prospective study of the incidence of childhood celiac disease <PERSOON-##> L, et al Epidemic of coeliac <PERSOON-##> coeliac disease epidemic with a.
408
nvmdl
<PERSOON> JP, et al High prevalence of celiac disease in patiënts with type # diabetes detected by antibodies to endomysium and tissue <PERSOON> AC, Vega E, et al Is it necessary to screen for celiac disease in postmenopausal osteoporotic women? <PERSOON> K, <PERSOON> and subclinical autoimmune thyroid disease in adult celiac disease <PERSOON> BB, et al High prevalence of coeliac disease in <PERSOON> children with type I diabetes mellitus <PERSOON> PM, Jenkins HR Incidence and presentation of coeliac disease in <PERSOON> JA, <PERSOON> EG Guideline for the diagnosis and treatment of celiac disease in children recommendations of the North American Society for <PERSOON-##> JE, et al A prospective study of the incidence of childhood celiac disease <PERSOON-##> L, et al Epidemic of coeliac <PERSOON-##> coeliac disease epidemic with a <PERSOON-##> J et al Prevalence of <PERSOON-##> RG Comparative analysis of organ-specific autoantibodies and celiac disease--associated antibodies in type # diabetic patiënts, their firstdegree relatives, and healthy control subjects <PERSOON-##> CGJ Epidemiological survey of the Dutch Coeliac Disease Society <PERSOON-##> update ###, <PERSOON-##> SC Prospective evaluation of gastrointestinal tract in patiënts with irondeficiency anemia <PERSOON-##> N, et al Autoantibodies to tissue transglutaminase are sensitive serological parameters for detecting silent coeliac disease in patiënts with Type # diabetes mellitus <PERSOON-##> E, et al Antibodies to tissue transglutaminase C in type I diabetes <PERSOON-##> IA Is coeliac disease more prevalent in young adults with coexisting Type # diabetes mellitus and autoimmune thyroid disease compared with those with Type # diabetes mellitus alone? <PERSOON-##> MA, Vitali L, De <PERSOON-##> C, et al Celiac disease and Luft LM, Barr SG, <PERSOON-##> EK, Fritzler MJ Autoantibodies to tissue transglutaminase in Sjogren's syndrome and related rheumatic diseases <PERSOON-##> ### Dec;##(##) ###-#.
460
nvmdl
<PERSOON> J et al Prevalence of <PERSOON> RG Comparative analysis of organ-specific autoantibodies and celiac disease--associated antibodies in type # diabetic patiënts, their firstdegree relatives, and healthy control subjects <PERSOON> CGJ Epidemiological survey of the Dutch Coeliac Disease Society <PERSOON> update ###, <PERSOON> SC Prospective evaluation of gastrointestinal tract in patiënts with irondeficiency anemia <PERSOON> N, et al Autoantibodies to tissue transglutaminase are sensitive serological parameters for detecting silent coeliac disease in patiënts with Type # diabetes mellitus <PERSOON> E, et al Antibodies to tissue transglutaminase C in type I diabetes <PERSOON> IA Is coeliac disease more prevalent in young adults with coexisting Type # diabetes mellitus and autoimmune thyroid disease compared with those with Type # diabetes mellitus alone? <PERSOON> MA, Vitali L, De <PERSOON-##> C, et al Celiac disease and Luft LM, Barr SG, <PERSOON-##> EK, Fritzler MJ Autoantibodies to tissue transglutaminase in Sjogren's syndrome and related rheumatic diseases <PERSOON-##> ### Dec;##(##) ##<DATUM> Changing pattern of childhood coeliac disease <PERSOON-##> T, et al Prevalence of Celiac disease among children in <PERSOON-##> JA, <PERSOON-##> LH, Ilstrup DM Factors influencing survival after resection for ductal adenocarcinoma of the pancreas Annals of <PERSOON-##> PL, <PERSOON-##> RB, Hanley DA Prevalence of IgA-antiendomysial antibody in asymptomatic low bone mineral density <PERSOON-##> dP, Giorgetti GM, Gregori M, De <PERSOON-##> PA, et al Subclinical McIntyre AS, Long RG Prospective survey of investigations in outpatiënts referred with iron <PERSOON-##> disease is it time for mass screening? <PERSOON-##> RHJ Diagnostiek van coeliakie bij kinderen; richtlijnen <PERSOON-##> JC, et al Serum lipoprotein profile in Algerians patients with celiac disease <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> J, et al Coeliac disease among healthy members of multiple case coeliac disease families <PERSOON-##> C, et al Undiagnosed coeliac disease and risk of autoimmune disorders in subjects with Type I diabetes mellitus Diabetologia.
489
nvmdl
Changing pattern of childhood coeliac disease <PERSOON> T, et al Prevalence of Celiac disease among children in <PERSOON> JA, <PERSOON> LH, Ilstrup DM Factors influencing survival after resection for ductal adenocarcinoma of the pancreas Annals of <PERSOON> PL, <PERSOON> RB, Hanley DA Prevalence of IgA-antiendomysial antibody in asymptomatic low bone mineral density <PERSOON> dP, Giorgetti GM, Gregori M, De <PERSOON> PA, et al Subclinical McIntyre AS, Long RG Prospective survey of investigations in outpatiënts referred with iron <PERSOON> disease is it time for mass screening? <PERSOON> RHJ Diagnostiek van coeliakie bij kinderen; richtlijnen <PERSOON-##> JC, et al Serum lipoprotein profile in Algerians patients with celiac disease <PERSOON-##> K, <PERSOON-##> J, et al Coeliac disease among healthy members of multiple case coeliac disease families <PERSOON-##> C, et al Undiagnosed coeliac disease and risk of autoimmune disorders in subjects with Type I diabetes mellitus Diabetologia IgA-antigliadin antibodies in patiënts with IgA Oxentenko AS, Grisolano SW, Murray JA, Burgart LJ, Dierkhising RA, <PERSOON-##> JA <PERSOON-##> Page SR, <PERSOON-##> prevalence of coeliac disease in adult Pittman FE, Holub DA Sjoegren's syndrome and adult celiac disease <PERSOON-##> disease screened by a new strategy <PERSOON-##> indication for the diagnosis of celiac disease Gastroenterol Rawashdeh MO, <PERSOON-##> disease in <PERSOON-##> E, <PERSOON-##> of Coeliac disease in the general population of northern Spain Strategies of serologic screening <PERSOON-##> MB, Barrio R, <PERSOON-##> R, et al Diagnostic value of serological markers for celiac disease in diabetic children and adolescents <PERSOON-##> of celiac disease identified by the presence of serum endomysial antibodies in children with chronic diarrhea, short stature, or insulin-dependent <PERSOON-##> V, Pan <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> No ### (Prepared by the University of Ottawa Evidence-based Practice Center, under Contract No ###-##-###.
475
nvmdl
patiënts with IgA Oxentenko AS, Grisolano SW, Murray JA, Burgart LJ, Dierkhising RA, <PERSOON> JA <PERSOON> Page SR, <PERSOON> prevalence of coeliac disease in adult Pittman FE, Holub DA Sjoegren's syndrome and adult celiac disease <PERSOON> disease screened by a new strategy <PERSOON> indication for the diagnosis of celiac disease Gastroenterol Rawashdeh MO, <PERSOON> disease in <PERSOON> E, <PERSOON> of Coeliac disease in the general population of northern Spain Strategies of serologic screening <PERSOON> MB, Barrio R, <PERSOON-##> R, et al Diagnostic value of serological markers for celiac disease in diabetic children and adolescents <PERSOON-##> of celiac disease identified by the presence of serum endomysial antibodies in children with chronic diarrhea, short stature, or insulin-dependent <PERSOON-##> V, Pan <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> No ### (Prepared by the University of Ottawa Evidence-based Practice Center, under <PERSOON-##>, MD Agency for <PERSOON-##> HW Coeliac disease and HLA-DQ # (DQA#* ### and DQB#* ###) in patiënts with Turner syndrome <PERSOON-##> DP, Stokes RO, <PERSOON-##> M, et al Changing face of adult coeliac disease experience of a single university hospital in South Sategna-Guidetti C, <PERSOON-##> thyroid diseases and coeliac disease <PERSOON-##> pattern in adult coeliac disease A ##-year survey <PERSOON-##> HK Coeliac disease frequent occurrence after clinical onset of insulin-dependent diabetes mellitus Childhood Diabetes in <PERSOON-##> A, et al Screening by antiendomysium antibody for celiac disease in diabetic children and adolescents in <PERSOON-##> JJ, von Blomberg BM, Bueno-de Mesquita HB, Mearin ML Coeliac disease <PERSOON-##> of coeliac disease in diabetic children and adolescents in <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> screening for celiac disease is advisable in children with type # diabetes Horm Metab Res ###;##(#) ###-#.
470
nvmdl
MD Agency for <PERSOON> HW Coeliac disease and HLA-DQ # (DQA#* ### and DQB#* ###) in patiënts with Turner syndrome <PERSOON> DP, Stokes RO, <PERSOON> M, et al Changing face of adult coeliac disease experience of a single university hospital in South Sategna-Guidetti C, <PERSOON> thyroid diseases and coeliac disease <PERSOON> pattern in adult coeliac disease A ##-year survey <PERSOON> HK Coeliac disease frequent occurrence after clinical onset of insulin-dependent diabetes mellitus Childhood Diabetes in <PERSOON> A, et al Screening by antiendomysium antibody for celiac disease in diabetic children and adolescents in <PERSOON> JJ, von Blomberg BM, Bueno-de Mesquita HB, Mearin ML Coeliac disease <PERSOON> of coeliac disease in diabetic children and adolescents in <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> screening for celiac disease is advisable in children with type # diabetes Horm Metab Res ###;##(#) ##<DATUM> A national prospective study on childhood celiac disease in the Netherlands ###-### an increasing recognition and a changing clinical picture <PERSOON-##> biopsy and coeliac disease <PERSOON-##> disease in Sjogren's syndrome--a study of ### Hungarian patiënts <PERSOON-##> TM, Carpenter HA, Melton LJ Epidemiology of celiac sprue <PERSOON-##> JA <PERSOON-##> value of proximal small intestinal biopsy in the differential diagnosis of chronic diarrhoea <PERSOON-##> E, et al Screening for coeliac disease in healthy blood donors at two immuno-transfusion centres in north-east <PERSOON-##> of coeliac disease in unexplained chronic hypertransaminasemia Rev Esp Enferm Dig ### <PERSOON-##> of potential coeliac disease in patients with Hashimoto's thyroiditis <PERSOON-##> R, et al Severe clinical onset of diabetes and increased prevalence of other autoimmune diseases in children with coeliac <PERSOON-##> deficiency anemia after a negative colonoscopy <PERSOON-##> Med ###;##(#).
458
nvmdl
in the Netherlands ###-### an increasing recognition and a changing clinical picture <PERSOON> biopsy and coeliac disease <PERSOON> disease in Sjogren's syndrome--a study of ### Hungarian patiënts <PERSOON> TM, Carpenter HA, Melton LJ Epidemiology of celiac sprue <PERSOON> JA <PERSOON> value of proximal small intestinal biopsy in the differential diagnosis of chronic diarrhoea <PERSOON> E, et al Screening for coeliac disease in healthy blood donors at two immuno-transfusion centres in north-east <PERSOON> of coeliac disease in unexplained chronic hypertransaminasemia Rev Esp Enferm Dig ### <PERSOON> of potential coeliac disease in patients with Hashimoto's thyroiditis <PERSOON> R, et al Severe clinical onset of diabetes and increased prevalence of other autoimmune diseases in children with coeliac <PERSOON-##> deficiency anemia after a negative colonoscopy <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> MF, Pinna MA, Cabula R, <PERSOON-##> MA et al Thyroid and celiac disease clinical, serologic and echographic study <PERSOON-##> J Use of serological markers as a screening test in family members of patiënts with celiac disease <PERSOON-##> MD Association of insulindependent diabetes mellitus and celiac disease a study based on serologic markers <PERSOON-##> FB, Brandi G, De <PERSOON-##> L, et al Highprevalence of celiac disease in Italian general population <PERSOON-##> FB Coeliac disease <PERSOON-##> PA Striking differences in the incidence of childhood celiac disease between Denmark and Sweden a plausible explanation <PERSOON-##> PA Extremely low incidence rates of celiac disease in the <PERSOON-##> SK Celiac disease <PERSOON-##> on the global map <PERSOON-##> of celiac disease in Down syndrome in Vaak is een (onbegrepen) anemie de eerste uiting van een coeliakie (Depla ###; Lombardo ###) Zo laat Depla (###) in een studie van drie personen zien dat ijzergebrek het enige.
445
nvmdl
<PERSOON> M, <PERSOON> MF, Pinna MA, Cabula R, <PERSOON> MA et al Thyroid and celiac disease clinical, serologic and echographic study <PERSOON> J Use of serological markers as a screening test in family members of patiënts with celiac disease <PERSOON> MD Association of insulindependent diabetes mellitus and celiac disease a study based on serologic markers <PERSOON> FB, Brandi G, De <PERSOON> L, et al Highprevalence of celiac disease in Italian general population <PERSOON> FB Coeliac disease <PERSOON> PA Striking differences in the incidence of childhood celiac disease between Denmark and Sweden a plausible explanation <PERSOON-##> PA Extremely low incidence rates of celiac disease in the <PERSOON-##> SK Celiac disease <PERSOON-##> on the global map <PERSOON-##> of celiac disease in Down syndrome in Vaak is een (onbegrepen) anemie de eerste uiting van een coeliakie (Depla ###; Lombardo ###) Zo laat Depla (###) in een studie van drie personen zien dat ijzergebrek het enige Volgens Lombardo (###) werd in een studie van ### personen met anemie een hoge prevalentie van coeliakie Een van de complicaties van coeliakie kan een (onbegrepen) anemie zijn De associatie coeliakie en maligniteit wordt al lang gesuggereerd Al in ### werden zes patiënten beschreven met een maligne lymfoom van de dunne darm en diarree (Fairley en Mackie ###) In ### werd gemeld dat intestinale malabsorptie beschouwd moest worden als secundair aan het lymfoom doch in ### werden vijf patiënten beschreven met dunne darm lymfoom bij een lang bestaande coeliakie en werd gedacht dat coeliakie een premaligne ziekte was (Gough ###) In deze jaren werd verondersteld dat lymfomen zeer frequent voorkwamen bij volwassenen met coeliakie en bij ##-##% van hen tot de dood leidden De term Enteropathie geassocieerde T-cel lymfoom (EATL) werd in ### geïntroduceerd (<PERSOON-##> ###) Tot op heden is het niet helemaal duidelijk of coeliakie alleen samenhangt met intestinaal lymfoom of dat er ook een verhoogd risico is van T-cel lymfomen buiten de dunne darm zoals ook gesuggereerd wordt bij dermatitis herpetiformis (<PERSOON-##> onderzoek liet zien dat een glutenvrij dieet het risico op maligniteit mits vroeg genoeg gestart zou kunnen verminderen en Onderzoeken met betrekking tot maligniteiten bij coeliakie zijn niet altijd even consistent Er wordt gekeken naar maligniteiten bij bekende coeliakiepatiënten maar ook naar niet bekende coeliakie bij patiënten bij wie een maligniteit geconstateerd is De meeste series stammen uit.
540
nvmdl
werd in een studie van ### personen met anemie een hoge prevalentie van coeliakie Een van de complicaties van coeliakie kan een (onbegrepen) anemie zijn De associatie coeliakie en maligniteit wordt al lang gesuggereerd Al in ### werden zes patiënten beschreven met een maligne lymfoom van de dunne darm en diarree (Fairley en Mackie ###) In ### werd gemeld dat intestinale malabsorptie beschouwd moest worden als secundair aan het lymfoom doch in ### werden vijf patiënten beschreven met dunne darm lymfoom bij een lang bestaande coeliakie en werd gedacht dat coeliakie een premaligne ziekte was (Gough ###) In deze jaren werd verondersteld dat lymfomen zeer frequent voorkwamen bij volwassenen met coeliakie en bij ##-##% van hen tot de dood leidden De term Enteropathie geassocieerde T-cel lymfoom (EATL) werd in ### geïntroduceerd (<PERSOON> ###) Tot op heden is het niet helemaal duidelijk of coeliakie alleen samenhangt met intestinaal lymfoom of dat er ook een verhoogd risico is van T-cel lymfomen buiten de dunne darm zoals ook gesuggereerd wordt bij dermatitis herpetiformis (<PERSOON> onderzoek liet zien dat een glutenvrij dieet het risico op maligniteit mits vroeg genoeg gestart zou kunnen verminderen en Onderzoeken met betrekking tot maligniteiten bij coeliakie zijn niet altijd even consistent Er wordt gekeken naar maligniteiten bij bekende coeliakiepatiënten maar ook naar niet bekende coeliakie bij patiënten bij wie een maligniteit geconstateerd is De meeste series stammen uit meer voorkomen bij coeliakie Duidelijke epidemiologische gegevens zijn er dan ook niet en De sterftekans bij mensen met coeliakie, geselecteerd op opname in een ziekenhuis, lijkt tweemaal zo groot te zijn (##% betrouwbaarheidsinterval #,<DATUM> #) als die van de algemene bevolking; de kans op sterfte als gevolg van bijvoorbeeld inflammatoir darmlijden is vele Tabel #, Sterftekansen van sterk geselecteerde coeliakiepatiënten in Zweden die De gestandaardiseerde sterfte is de verhouding van het aantal overleden coeliakiepatiënten tot het aantal verwachte overledenen Het aantal verwachte overledenen is het aantal overledenen dat verwacht wordt als de algemene bevolking dezelfde leeftijds- en sekseverdeling zou hebben als het cohort van In een periode van <LEEFTIJD> jaar werden in the Mayo Clinics ## patiënten met dunne darmcarcinoom en coeliakie behandeld Deze tumoren gingen in ##% van de gevallen samen met microsatelliet instabiliteit indicatief voor een defect in de mismatch repair genen (<PERSOON> ###) Er is een ##- tot ##-voudige verhoging voor het risico van dunne darmkanker bij coeliakie Echter adenomen in het duodenum blijken niet vaker voor te komen bij coeliakiepatiënten dan bij de algemene bevolking Screening van het duodenum op aanwezigheid van adenomen lijkt dan ook niet zinvol (Rampertab ###) Elf procent van de patiënten met coeliakie in een referentiecentrum had ook een maligniteit, negen na de diagnose coeliakie, zeven gelijktijdig en ## voor de diagnose coeliakie Het betrof dunne In een groot populatie onderzoek bij ### patiënten met coeliakie en ### gematchte controles bleek dat het risico van maligniteiten bij coeliakie slechts gering verhoogd is Bovendien bleek het risico van borstkanker iets verlaagd (West ###).
622
nvmdl
en De sterftekans bij mensen met coeliakie, geselecteerd op opname in een ziekenhuis, lijkt tweemaal zo groot te zijn (##% betrouwbaarheidsinterval #,<DATUM> #) als die van de algemene bevolking; de kans op sterfte als gevolg van bijvoorbeeld inflammatoir darmlijden is vele Tabel #, Sterftekansen van sterk geselecteerde coeliakiepatiënten in Zweden die De gestandaardiseerde sterfte is de verhouding van het aantal overleden coeliakiepatiënten tot het aantal verwachte overledenen Het aantal verwachte overledenen is het aantal overledenen dat verwacht wordt als de algemene bevolking dezelfde leeftijds- en sekseverdeling zou hebben als het cohort van In een periode van <LEEFTIJD> jaar werden in the Mayo Clinics ## patiënten met dunne darmcarcinoom en coeliakie behandeld Deze tumoren gingen in ##% van de gevallen samen met microsatelliet instabiliteit indicatief voor een defect in de mismatch repair genen (<PERSOON> ###) Er is een ##- tot ##-voudige verhoging voor het risico van dunne darmkanker bij coeliakie Echter adenomen in het duodenum blijken niet vaker voor te komen bij coeliakiepatiënten dan bij de algemene bevolking Screening van het duodenum op aanwezigheid van adenomen lijkt dan ook niet zinvol (Rampertab ###) Elf procent van de patiënten met coeliakie in een referentiecentrum had ook een maligniteit, negen na de diagnose coeliakie, zeven gelijktijdig en ## voor de diagnose coeliakie Het betrof dunne In een groot populatie onderzoek bij ### patiënten met coeliakie en ### gematchte controles bleek dat het risico van maligniteiten bij coeliakie slechts gering verhoogd is Bovendien bleek het risico van borstkanker iets verlaagd (West ###) maligniteit bij patiënten met coeliakie blijkt niet hoger te zijn dan in de algemene populatie Het risico van een non-Hodgkin lymfoom bij coeliakie is lager dan eerder gedacht (Card ###, Mearin ###) Carcinomen van tongbasis en slokdarm worden gemeld (Jessner ###) Samengevat lijkt het risico op maligniteiten bij coeliakiepatiënten nauwelijks verhoogd Gewichtsverlies, soms met buikpijn, koorts en soms met nachtzweten zou de behandelend artsen moeten alarmeren en hen de diagnose Enteropathy Associated T-cell lymfoom (EATL) of dunne darm carcinoom, zoals hierboven al gesteld, moeten doen overwegen EATL wordt niet noodzakelijkerwijs vergezeld van vlokatrofie bij patiënten op een glutenvrij dieet Indicaties welke zouden kunnen wijzen op een EATL moeten leiden tot een intensieve work-up, welke de endoscopie van vrijwel de hele tractus digestivus inhoudt, zonodig met hulp van een VCE, dubbelballon-endoscopie, work-up door de KNO-arts, CT-scan van thorax en abdomen, zonodig uitgebreid met MRI-enteroclyse en PET-scan In sommige gevallen dient een laparotomie verricht te worden en dienen full thickness biopten genomen te worden Het lijkt erop dat een PET-scan bij een aantal van deze patiënten van nut kan zijn om te differentiëren tussen Enteropathie associated T-cell lymfoom en refractaire coeliakie (Hadithi ###) De diagnose T-cel lymfoom moet gebaseerd zijn op histologische en immunohistologische kenmerken, welke wijzen op een anaplastisch T-cel lymfoom (CD# cyt pos , CD# neg , CD## pos ) Echter een kleincellig lymfoom, vaak CD# cyt pos , CD# pos , CD## neg , kan hierbij ook gezien worden De diagnose dunne darm carcinoom is.
642
nvmdl
bij patiënten met coeliakie blijkt niet hoger te zijn dan in de algemene populatie Het risico van een non-Hodgkin lymfoom bij coeliakie is lager dan eerder gedacht (Card ###, Mearin ###) Carcinomen van tongbasis en slokdarm worden gemeld (Jessner ###) Samengevat lijkt het risico op maligniteiten bij coeliakiepatiënten nauwelijks verhoogd Gewichtsverlies, soms met buikpijn, koorts en soms met nachtzweten zou de behandelend artsen moeten alarmeren en hen de diagnose Enteropathy Associated T-cell lymfoom (EATL) of dunne darm carcinoom, zoals hierboven al gesteld, moeten doen overwegen EATL wordt niet noodzakelijkerwijs vergezeld van vlokatrofie bij patiënten op een glutenvrij dieet Indicaties welke zouden kunnen wijzen op een EATL moeten leiden tot een intensieve work-up, welke de endoscopie van vrijwel de hele tractus digestivus inhoudt, zonodig met hulp van een VCE, dubbelballon-endoscopie, work-up door de KNO-arts, CT-scan van thorax en abdomen, zonodig uitgebreid met MRI-enteroclyse en PET-scan In sommige gevallen dient een laparotomie verricht te worden en dienen full thickness biopten genomen te worden Het lijkt erop dat een PET-scan bij een aantal van deze patiënten van nut kan zijn om te differentiëren tussen Enteropathie associated T-cell lymfoom en refractaire coeliakie (Hadithi ###) De diagnose T-cel lymfoom moet gebaseerd zijn op histologische en immunohistologische kenmerken, welke wijzen op een anaplastisch T-cel lymfoom (CD# cyt pos , CD# neg , CD## pos ) Echter een kleincellig lymfoom, vaak CD# cyt pos , CD# pos , CD## neg , kan hierbij ook gezien worden De diagnose dunne darm carcinoom is Met name een tumor gelokaliseerd bij het ligament van Treitz, welke soms gemist kan worden met een dunne darm foto, omdat de sonde distaal van de tumor wordt gepositioneerd, is berucht Gezien het feit dat coeliakie frequent voorkomt en een prevalentie heeft van rond #% van de bevolking, trekt de relatie coeliakie maligniteit de aandacht omdat deze potentieel behandelbare aandoening verantwoordelijk zou kunnen zijn voor een deel van de maligne lymfomen die de vijfde plaats bekleden bij de gebruikelijke tumoren in de VS evenals in de rest van de ontwikkelde wereld (<PERSOON> ###) Het is belangrijk om bij coeliakiepatiënten het cumulatieve risico vast te stellen op het ontwikkelen van een (dunne darm) T-cel lymfoom EATL is een lymfoom bij volwassenen wat met name optreedt rond de ##-<LEEFTIJD> jaar EATL’s zijn niet beschreven bij met coeliakie samenhangende tumoren bij kinderen (Schweizer ###) Ook lijkt het dat maligniteiten niet vaker voorkomen bij kinderen met coeliakie dan bij kinderen zonder de ziekte ( Schweizer ###) Dit suggereert dat vroege herkenning en behandeling van coeliakie beschermend kan zijn ten opzichte van het ontwikkelen van maligniteiten inclusief EATL Met een jaarlijkse incidentie van #,<DATUM> per miljoen inwoners in de westerse landen is EATL een zeldzame maligniteit welke verantwoordelijk is voor ##-##% van de dunne darm lymfomen Per definitie ontwikkelt een EATL zich bij patiënten met een al eerder of gelijktijdig herkende coeliakie Soms wordt de coeliakie herkend nadat de diagnose lymfoom gesteld is.
616
nvmdl
Met name een tumor gelokaliseerd bij het ligament van Treitz, welke soms gemist kan worden met een dunne darm foto, omdat de sonde distaal van de tumor wordt gepositioneerd, is berucht Gezien het feit dat coeliakie frequent voorkomt en een prevalentie heeft van rond #% van de bevolking, trekt de relatie coeliakie maligniteit de aandacht omdat deze potentieel behandelbare aandoening verantwoordelijk zou kunnen zijn voor een deel van de maligne lymfomen die de vijfde plaats bekleden bij de gebruikelijke tumoren in de VS evenals in de rest van de ontwikkelde wereld (<PERSOON> ###) Het is belangrijk om bij coeliakiepatiënten het cumulatieve risico vast te stellen op het ontwikkelen van een (dunne darm) T-cel lymfoom EATL is een lymfoom bij volwassenen wat met name optreedt rond de ##-<LEEFTIJD> jaar EATL’s zijn niet beschreven bij met coeliakie samenhangende tumoren bij kinderen (Schweizer ###) Ook lijkt het dat maligniteiten niet vaker voorkomen bij kinderen met coeliakie dan bij kinderen zonder de ziekte ( Schweizer ###) Dit suggereert dat vroege herkenning en behandeling van coeliakie beschermend kan zijn ten opzichte van het ontwikkelen van maligniteiten inclusief EATL Met een jaarlijkse incidentie van #,<DATUM> per miljoen inwoners in de westerse landen is EATL een zeldzame maligniteit welke verantwoordelijk is voor ##-##% van de dunne darm lymfomen Per definitie ontwikkelt een EATL zich bij patiënten met een al eerder of gelijktijdig herkende coeliakie Soms wordt de coeliakie herkend nadat de diagnose lymfoom gesteld is lymfoom niet langer dan <DATUM> jaar De ontwikkeling van een EATL wordt vaak vooraf gegaan door een refractaire coeliakie na een periode van goede respons op glutenvrij dieet, alhoewel bij een subgroep van patiënten een progressieve ontwikkeling is van coeliakie welke niet reageert op glutenonthouding en snel overgaat in een refractaire coeliakie Een EATL ontwikkelt zich normaliter in het jejunum, maar kan ook gevonden worden in het ileum en bij uitzondering in maag en colon Soms wordt een EATL als uiting van een refractaire coeliakie ook gezien met cutane, pulmonale, schildklier of bijnier lokalisaties Laesies zijn beschreven in lever, milt, schildklier, huid, neusbijholten en hersenen De prognose is slecht met een ##-maanden overleving van hooguit ##% (<PERSOON> uit de jaren ’## schatten het relatieve risico van coeliakiepatiënten op T-cel lymfomen in de orde van grootte van ##-### (<PERSOON> ###) Dit pessimistische standpunt werd bevestigd door doodsoorzaak onderzoek bij coeliakiepatiënten welke een relatief risico van ##-##x aangeven om te sterven aan een EATL, vergeleken bij de normale bevolking (<PERSOON> ###, <PERSOON> ###, Corrao ###) Hierbij moet echter rekening worden gehouden dat deze cijfers betrekking hebben op symptomatische coeliakiepatiënten en we ons sinds begin jaren ’## realiseren dat het spectrum van coeliakie meer omvat dan de typische symptomen uit het verleden (bloedarmoede, gewichtsverlies en diarree) Recent prospectief onderzoek in meerdere Europese landen suggereert dat het risico voor NHL in het algemeen niet meer dan drie à vier maal verhoogd is bij coeliakie (Catassi ###, Mearin ###).
627
nvmdl
van een EATL wordt vaak vooraf gegaan door een refractaire coeliakie na een periode van goede respons op glutenvrij dieet, alhoewel bij een subgroep van patiënten een progressieve ontwikkeling is van coeliakie welke niet reageert op glutenonthouding en snel overgaat in een refractaire coeliakie Een EATL ontwikkelt zich normaliter in het jejunum, maar kan ook gevonden worden in het ileum en bij uitzondering in maag en colon Soms wordt een EATL als uiting van een refractaire coeliakie ook gezien met cutane, pulmonale, schildklier of bijnier lokalisaties Laesies zijn beschreven in lever, milt, schildklier, huid, neusbijholten en hersenen De prognose is slecht met een ##-maanden overleving van hooguit ##% (<PERSOON> uit de jaren ’## schatten het relatieve risico van coeliakiepatiënten op T-cel lymfomen in de orde van grootte van ##-### (<PERSOON> ###) Dit pessimistische standpunt werd bevestigd door doodsoorzaak onderzoek bij coeliakiepatiënten welke een relatief risico van ##-##x aangeven om te sterven aan een EATL, vergeleken bij de normale bevolking (<PERSOON> ###, <PERSOON> ###, Corrao ###) Hierbij moet echter rekening worden gehouden dat deze cijfers betrekking hebben op symptomatische coeliakiepatiënten en we ons sinds begin jaren ’## realiseren dat het spectrum van coeliakie meer omvat dan de typische symptomen uit het verleden (bloedarmoede, gewichtsverlies en diarree) Recent prospectief onderzoek in meerdere Europese landen suggereert dat het risico voor NHL in het algemeen niet meer dan drie à vier maal verhoogd is bij coeliakie (Catassi ###, Mearin ###) alleen optreedt bij symptomatische coeliakiepatiënten Een prospectief onderzoek van <LEEFTIJD> jaar van een populatie gebaseerd cohortstudie suggereert dat het relatieve risico voor dunne darm lymfomen nog steeds rond de ## maal hoger is dan de controle populatie (Card ###) doch ook hier moeten we ons realiseren dat dit een historisch cohort betreft van patiënten Samenvattend lijkt het erop dat coeliakie gepaard gaat met een verhoogd risico op lymfomen, met name van de darm Het met coeliakie samenhangende lymfoom komt veel minder vaak voor dan voorheen werd gedacht, met een relatief risico lager dan vijf in prospectieve studies Screening op coeliakie is niet geïndiceerd bij patiënten met een lymfoom tenzij specifieke bevindingen als T-cel subtype en/of darmlocalisatie een verhoogd Patiënten met coeliakie hebben een verhoogd risico op T-cel lymfomen met name in de darm Het relatieve risico van vijf is lager dan voorheen werd Cerebellaire ataxie, hoofdpijn en perifere neuropathie worden gerapporteerd bij coeliakie In hoeverre de neurologische stoornissen primair veroorzaakt worden door de coeliakie of meer het gevolg zijn van vitaminedeficiënties door de malabsorptie of immunologische De laatste jaren worden psychiatrische aandoeningen als schizofrenie en autisme duidelijk of asymptomatische coeliakie dezelfde risico’s op deze complicaties heeft als een Coeliakie wordt al langer in verband gebracht met verminderde fertiliteit en verhoogd voorkomen van miskramen Recent werd de overall fertiliteit bij coeliakiepatiënten (N=<DATUM> vergeleken met een controlepopulatie (<PERSOON> (###) vond dat de fertiliteit bij coeliakie gelijk is aan die van de controlepopulatie (de vruchtbaarheidscijfers zijn ##,# respectievelijk ##,# levende geboortes per #.
627
nvmdl
onderzoek van <LEEFTIJD> jaar van een populatie gebaseerd cohortstudie suggereert dat het relatieve risico voor dunne darm lymfomen nog steeds rond de ## maal hoger is dan de controle populatie (Card ###) doch ook hier moeten we ons realiseren dat dit een historisch cohort betreft van patiënten Samenvattend lijkt het erop dat coeliakie gepaard gaat met een verhoogd risico op lymfomen, met name van de darm Het met coeliakie samenhangende lymfoom komt veel minder vaak voor dan voorheen werd gedacht, met een relatief risico lager dan vijf in prospectieve studies Screening op coeliakie is niet geïndiceerd bij patiënten met een lymfoom tenzij specifieke bevindingen als T-cel subtype en/of darmlocalisatie een verhoogd Patiënten met coeliakie hebben een verhoogd risico op T-cel lymfomen met name in de darm Het relatieve risico van vijf is lager dan voorheen werd Cerebellaire ataxie, hoofdpijn en perifere neuropathie worden gerapporteerd bij coeliakie In hoeverre de neurologische stoornissen primair veroorzaakt worden door de coeliakie of meer het gevolg zijn van vitaminedeficiënties door de malabsorptie of immunologische De laatste jaren worden psychiatrische aandoeningen als schizofrenie en autisme duidelijk of asymptomatische coeliakie dezelfde risico’s op deze complicaties heeft als een Coeliakie wordt al langer in verband gebracht met verminderde fertiliteit en verhoogd voorkomen van miskramen Recent werd de overall fertiliteit bij coeliakiepatiënten (N=<DATUM> vergeleken met een controlepopulatie (<PERSOON> (###) vond dat de fertiliteit bij coeliakie gelijk is aan die van de controlepopulatie (de vruchtbaarheidscijfers zijn ##,# respectievelijk ##,# levende geboortes per # betrouwbaarheidsinterval # ##-#,##]), maar dat vrouwen met coeliakie kinderen krijgen op een oudere leeftijd Mogelijk dat dit laatste een gevolg is van de onderliggende coeliakie, maar het zou ook kunnen zijn dat een en ander consistent is met socio-economische factoren Recent stelde Sheiner et al (###) dat er bij coeliakie meer intra-uteriene groeivertraging voorkomt De auteurs menen dat bij een achterstand in groei tijdens de zwangerschap ruimhartig gescreend moet worden op coeliakie Recent lieten Bustos et al (###) zien dat vrouwen met recidiverende (tenminste drie abortussen) abortus in het eerste trimester vaak meer auto-immuunfenomenen hebben Zij adviseren om bij deze subgroep antistoffen op coeliakie te bepalen Greco liet in ### zien dat ongediagnosticeerde coeliakie in gelijke percentages voorkomt tijdens de zwangerschap als daarbuiten, maar niet samenhangt met een ongunstige uitkomst van de zwangerschap De risico´s van complicaties tijdens de zwangerschap bij coeliakie lijken in algemene zin niet hoger te liggen dan die van de controlepopulatie Opvallend is echter wel dat vrouwen met coeliakie vaak kinderen krijgen op In het verleden is er waarschijnlijk een overrapportage geweest van problemen van infertiliteit en recidiverende abortus bij vrouwen met coeliakie, gebaseerd op case-reports <LOCATIE>neemt de kwaliteit van de literatuur toe, met name doordat meer prospectief onderzoek verricht wordt Hierbij valt op dat de risico´s veel lager zijn Trias van ondervoeding diarree, bloedarmoede, gewichtsverlies Coeliakie wordt al langer in verband gebracht met ziekten voortkomend uit deficiënties De klassieke trias van ondervoeding bij coeliakie wordt in <LOCATIE> steeds minder gezien.
598
nvmdl
maar dat vrouwen met coeliakie kinderen krijgen op een oudere leeftijd Mogelijk dat dit laatste een gevolg is van de onderliggende coeliakie, maar het zou ook kunnen zijn dat een en ander consistent is met socio-economische factoren Recent stelde Sheiner et al (###) dat er bij coeliakie meer intra-uteriene groeivertraging voorkomt De auteurs menen dat bij een achterstand in groei tijdens de zwangerschap ruimhartig gescreend moet worden op coeliakie Recent lieten Bustos et al (###) zien dat vrouwen met recidiverende (tenminste drie abortussen) abortus in het eerste trimester vaak meer auto-immuunfenomenen hebben Zij adviseren om bij deze subgroep antistoffen op coeliakie te bepalen Greco liet in ### zien dat ongediagnosticeerde coeliakie in gelijke percentages voorkomt tijdens de zwangerschap als daarbuiten, maar niet samenhangt met een ongunstige uitkomst van de zwangerschap De risico´s van complicaties tijdens de zwangerschap bij coeliakie lijken in algemene zin niet hoger te liggen dan die van de controlepopulatie Opvallend is echter wel dat vrouwen met coeliakie vaak kinderen krijgen op In het verleden is er waarschijnlijk een overrapportage geweest van problemen van infertiliteit en recidiverende abortus bij vrouwen met coeliakie, gebaseerd op case-reports <LOCATIE>neemt de kwaliteit van de literatuur toe, met name doordat meer prospectief onderzoek verricht wordt Hierbij valt op dat de risico´s veel lager zijn Trias van ondervoeding diarree, bloedarmoede, gewichtsverlies Coeliakie wordt al langer in verband gebracht met ziekten voortkomend uit deficiënties De klassieke trias van ondervoeding bij coeliakie wordt in <LOCATIE> steeds minder gezien De meeste studies over ondervoeding zijn uitgevoerd bij patiënten met symptomatische coeliakie (<PERSOON> ###) Om een oordeel te geven over de risico’s bij niet herkende coeliakiepatiënten zullen afgeleide parameters moeten worden gezocht die een indruk kunnen geven over de risico’s die zulk een individu loopt Op theoretische gronden zijn bijvoorbeeld een lagere botdichtheid (zie eerder) en een subnormale voedingstoestand te verwachten (Pietzak ###) De BMI en de voedingstoestand lijken negatief beïnvloed te worden bij een symptomatische coeliakie (Kastin ###) Zo laat Kastin (###) in een review verschillende ziekten de revue passeren en concludeert dat de kwaliteit van leven correleert met de mate van remissie van deze aandoening Bernstein CN, <PERSOON> pathophysiology of bone disease in gastrointestinal disease <PERSOON> in Argentine Women with <PERSOON> TR, West <PERSOON> GK Risk of malignancy in diagnosed coeliac disease a ##-year prospective, population-based, cohort study Aliment Pharmacol Ther ### Oct #;##(#) ###-## Card TR, West <PERSOON> GKT Risk of malignancy in diagnosed coeliac disease a ##-year <PERSOON> M, De <PERSOON> AM, et al Risk of non-<PERSOON> DD <PERSOON> update of the epidemiology of non-Hodgkin lymphoma Clin.
566
nvmdl
De meeste studies over ondervoeding zijn uitgevoerd bij patiënten met symptomatische coeliakie (<PERSOON> ###) Om een oordeel te geven over de risico’s bij niet herkende coeliakiepatiënten zullen afgeleide parameters moeten worden gezocht die een indruk kunnen geven over de risico’s die zulk een individu loopt Op theoretische gronden zijn bijvoorbeeld een lagere botdichtheid (zie eerder) en een subnormale voedingstoestand te verwachten (Pietzak ###) De BMI en de voedingstoestand lijken negatief beïnvloed te worden bij een symptomatische coeliakie (Kastin ###) Zo laat Kastin (###) in een review verschillende ziekten de revue passeren en concludeert dat de kwaliteit van leven correleert met de mate van remissie van deze aandoening Bernstein CN, <PERSOON> pathophysiology of bone disease in gastrointestinal disease <PERSOON> in Argentine Women with <PERSOON> TR, West <PERSOON> GK Risk of malignancy in diagnosed coeliac disease a ##-year prospective, population-based, cohort study Aliment Pharmacol Ther ### Oct #;##(#) ###-## Card TR, West <PERSOON> GKT Risk of malignancy in diagnosed coeliac disease a ##-year <PERSOON> M, De <PERSOON> AM, et al Risk of non-<PERSOON> DD <PERSOON> update of the epidemiology of non-Hodgkin lymphoma Clin Mortality in patiënts with coeliac disease and their relatives a cohort study <PERSOON-##> CJ, Tytgat GN Anemia monosymptomatic celiac disease <PERSOON-##> clinical and biochemical syndrome in lymphoma and allied diseases Gough KR, Read AE, Naish JM Intestinal reticulosis as a complication of idiopathic <PERSOON-##> coeliac disease does not appear to be associated with unfavourable <PERSOON-##> AI Risk of malignancy in patiënts with celiac disease <PERSOON-##> disease <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> RN Malignancy in celiac disease Effect of a Howdle PD , <PERSOON-##> PK, Holmes GKT, Houlston RS Primary smallbowel malignancy in the UK and its association with celiac disease <PERSOON-##> syndrome associated with celiac disease and complicated by postcricoid carcinoma and carcinoma of the tongue <PERSOON-##> DA, Buchman AL Malnutrition and gastrointestinal disease Curr Opin Clin Nutr Metab <PERSOON-##> SK, Green PH Celiac sprue (the great modern-day imposter) Curr Opin Rheumatol ###.
512
nvmdl