text
stringlengths
80
6.25k
text_len
int64
32
3.12k
src
stringclasses
7 values
lichamelijke inspanning structureel afneemt Het nadrukkelijk adviseren van gewichtsvermindering aan alle patiënten meteen Body Mass Index tussen Het in behandeling nemen of doorverwijzen van alle patiënten met een BodyMass Index groter dan ## kg/m#, of van alle mannelijke patiënten met een middelomtrek van meer dan ### cm en alle vrouwelijke patiënten met een middelomtrek van meer dan van ## cm De behandeling is in eerste instantie gericht op Het voorkomen van terugval van patiënten die succesvol zijn afgevallen Interventies bedoeld om overgewicht en obesitas te voorkomen dienen gericht te zijn op de bewustwording van risico’s en risicosituaties, en op het bevorderen van een actieve leefstijl en een voeding met een lage ###) Naast het geven van informatie vormen vooral groepsdiscussies een goede methode om de bewustwording te bevorderen Hierbij dient rekening gehouden te worden met de eerder beschreven fasen van gedragsverandering Deelnemers die zich van geen probleem bewust zijn hebben geen boodschap aan voorlichting over hoe je je gewicht kunt beheersen, terwijl voorlichting over het belang van gewichtsbeheersing ongeschikt is voor mensen die al gemotiveerd zijn Interventies gericht op het behandelen van overgewicht of obesitas kennen een fysiek en een motivationeel aspect (NIH ###) De fysieke kant betreft de manier waarop interventies de energiebalans beïnvloeden teneinde gewicht te verliezen Het kan daarbij gaan om vermindering Voor het verminderen van de energie-inname bestaan grofweg drie strategieën het conventioneel energiebeperkte dieet (### – ### kcal/dag), een dieet met maaltijdvervangers (###-### kcal) en het Hoewel er verschil is in resultaten op de korte termijn, zijn genoemde diëten op de langere termijn () <LEEFTIJD> jaar) ongeveer even effectief in het bereiken van gewichtsverlies en het verminderen van het abdominale vet Bij geen van de diëten treedt verbetering op van de cardiorespiratoire fitheid Verhoging van de dagelijkse hoeveelheid lichamelijke inspanning leidt tot een bescheiden verlies in gewicht en abdominaal vet, maar verbetert wel de cardiorespiratoire fitheid De combinatie van een energie beperkend dieet en verhoging van de dagelijkse hoeveelheid lichamelijke inspanning leidt tot meer verlies van gewicht en abdominaal vet dan een van beiden afzonderlijk De combinatie verbetert eveneens de cardiorespiratoire fitheid en is mogelijk ook effectiever voor het gewichtsverlies op Het motivationele aspect van de behandeling betreft interventies gericht op het bevorderen van de therapietrouw en het bereiken van blijvende gedragsverandering Deze interventies zijn gebaseerd op leerpsychologische of gedragstherapeutische principes Op korte termijn blijken interventies met gedragsbeïnvloedende ondersteuning meer gewichtsverlies te bereiken dan dieet of meer lichaamsbeweging alleen Er zijn nog geen onderzoeksresultaten die dit verschil op langere termijn bevestigen (NIH ###) Overigens bleken de intensiteit en de duur van de gedrags-beïnvloedende ondersteuning belangrijker dan de gekozen In bijzondere gevallen kan de behandeling worden ondersteund door een farmacologische interventie maagbandoperatie) Voor informatie hierover verwijzen we naar andere bronnen (Gezondheidsraad ###) Bij alle behandelstrategieën is het behoud van gewichtsverlies op lange termijn het moeilijkste probleem Een klein deel van de patiënten slaagt erin het verminderde gewicht te behouden De meeste patiënten zijn na <LEEFTIJD> jaar.
593
fms
op de korte termijn, zijn genoemde diëten op de langere termijn () <LEEFTIJD> jaar) ongeveer even effectief in het bereiken van gewichtsverlies en het verminderen van het abdominale vet Bij geen van de diëten treedt verbetering op van de cardiorespiratoire fitheid Verhoging van de dagelijkse hoeveelheid lichamelijke inspanning leidt tot een bescheiden verlies in gewicht en abdominaal vet, maar verbetert wel de cardiorespiratoire fitheid De combinatie van een energie beperkend dieet en verhoging van de dagelijkse hoeveelheid lichamelijke inspanning leidt tot meer verlies van gewicht en abdominaal vet dan een van beiden afzonderlijk De combinatie verbetert eveneens de cardiorespiratoire fitheid en is mogelijk ook effectiever voor het gewichtsverlies op Het motivationele aspect van de behandeling betreft interventies gericht op het bevorderen van de therapietrouw en het bereiken van blijvende gedragsverandering Deze interventies zijn gebaseerd op leerpsychologische of gedragstherapeutische principes Op korte termijn blijken interventies met gedragsbeïnvloedende ondersteuning meer gewichtsverlies te bereiken dan dieet of meer lichaamsbeweging alleen Er zijn nog geen onderzoeksresultaten die dit verschil op langere termijn bevestigen (NIH ###) Overigens bleken de intensiteit en de duur van de gedrags-beïnvloedende ondersteuning belangrijker dan de gekozen In bijzondere gevallen kan de behandeling worden ondersteund door een farmacologische interventie maagbandoperatie) Voor informatie hierover verwijzen we naar andere bronnen (Gezondheidsraad ###) Bij alle behandelstrategieën is het behoud van gewichtsverlies op lange termijn het moeilijkste probleem Een klein deel van de patiënten slaagt erin het verminderde gewicht te behouden De meeste patiënten zijn na <LEEFTIJD> jaar Meer onderzoek is nodig naar effectieve nazorgstrategieën (Gezondheidsraad Het is sterk aan te bevelen om patiënten met hartfalen klasse NYHA II-III, die optimaal zijn ingesteld met medicatie, fysieke training Het is aannemelijk dat stabiele patiënten met chronisch hartfalen de fysieke training levenslang moeten continueren (niveau B; De revalidatiecommissie adviseert een specifiek informatieprogramma voorhartfalenpatiënten omdat dit bijdraagt aan een meer Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiënten met hartfalen dezelfde aanbevelingen als elders Deze module gaat in op de specifieke kenmerken van hartrevalidatie bij hartfalen Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen ten gevolge van een tekortschietende pompfunctie van het hart (<PERSOON> ###) In <LOCATIE> heeft #% tot #% van de bevolking hartfalen De groep patiënten met hartfalen groeit snel door de vergrijzing De medicamenteuze behandeling van hartfalen bestaat uit het gebruik van ACE-remmers #, diuretica en bètablokkers (Komajda ###) Nieuwe therapieën voor de behandeling van hartfalen zijn anno ### volop in stamceltherapie Fysieke training van patiënten met chronisch hartfalen is een andere vorm van behandeling die volop in de belangstelling staat Bij de herziening van de richtlijn in ### is relevante nieuwe informatie over # Dit a d vies is inmid d els a chterha a ld Dit g ed eelte va n d e richtlijnteks t is echter niet herz ien in ### Een derde van de patiënten met chronisch hartfalen krijgt een milde depressie (Niveau van bewijs #).
581
fms
Meer onderzoek is nodig naar effectieve nazorgstrategieën (Gezondheidsraad Het is sterk aan te bevelen om patiënten met hartfalen klasse NYHA II-III, die optimaal zijn ingesteld met medicatie, fysieke training Het is aannemelijk dat stabiele patiënten met chronisch hartfalen de fysieke training levenslang moeten continueren (niveau B; De revalidatiecommissie adviseert een specifiek informatieprogramma voorhartfalenpatiënten omdat dit bijdraagt aan een meer Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiënten met hartfalen dezelfde aanbevelingen als elders Deze module gaat in op de specifieke kenmerken van hartrevalidatie bij hartfalen Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen ten gevolge van een tekortschietende pompfunctie van het hart (<PERSOON> ###) In <LOCATIE> heeft #% tot #% van de bevolking hartfalen De groep patiënten met hartfalen groeit snel door de vergrijzing De medicamenteuze behandeling van hartfalen bestaat uit het gebruik van ACE-remmers #, diuretica en bètablokkers (Komajda ###) Nieuwe therapieën voor de behandeling van hartfalen zijn anno ### volop in stamceltherapie Fysieke training van patiënten met chronisch hartfalen is een andere vorm van behandeling die volop in de belangstelling staat Bij de herziening van de richtlijn in ### is relevante nieuwe informatie over # Dit a d vies is inmid d els a chterha a ld Dit g ed eelte va n d e richtlijnteks t is echter niet herz ien in ### Een derde van de patiënten met chronisch hartfalen krijgt een milde depressie (Niveau van bewijs #) (Niveau van bewijs #) Een vijfde van de patiënten met chronisch hartfalen krijgt een angststoornis (Niveau van bewijs #) Depressieve symptomen komen meer voor bij patiënten met meer klachten van hartfalen (hogere NYHA Depressieve symptomen bij patiënten met chronisch hartfalen verslechteren de prognose met betrekking tot Toegenomen zorgconsumptie (bezoek eerste hulp, cardiale en psychiatrische polikliniek) (Niveau van Interventies gericht op het verbeteren van het psychisch functioneren bij patiënten met chronisch hartfalen hebben vergelijkbare effecten op psychische klachten als interventies gericht op verbetering van psychisch functioneren bij patiënten met coronarialijden (matige verbetering psychische symptomen, en geen effect Gebrek aan sociale steun bij patiënten met chronisch hartfalen verslechtert de prognose met betrekking tot Een vijfde van de mantelzorgers van patiënten met chronisch hartfalen krijgt een milde depressie (Niveau Interventies gericht op het verhogen van de sociale steun bij patiënten met chronisch hartfalen hebben vergelijkbare effecten als interventies gericht op verhogen van de sociale steun bij patiënten met Patiënten met hartfalen hebben klachten als (spier)vermoeidheid en kortademigheid Chronisch hartfalen wordt gekarakteriseerd door een verminderde pompfunctie van de linkerkamer en een toegenomen perifere vaatweerstand De klachten van hartfalenpatiënten kunnen leiden tot lichamelijke inactiviteit en verdere atrofie van de skeletspieren (Anker ###, Harrington ###) Er bestaat bij patiënten met chronisch hartfalen geen relatie De perifere bloeddoorstroming bij patiënten met hartfalen gedurende inspanning is onder meer gestoord door een verminderde afgifte van ‘endothelium derived factor’ in de arteriolen Deze verminderde afgifte leidt tot een angiotensine-II en vasopressine (Linke ###) De verminderde perifere bloeddoorstroming is niet alleen een.
606
fms
chronisch hartfalen krijgt een angststoornis (Niveau van bewijs #) Depressieve symptomen komen meer voor bij patiënten met meer klachten van hartfalen (hogere NYHA Depressieve symptomen bij patiënten met chronisch hartfalen verslechteren de prognose met betrekking tot Toegenomen zorgconsumptie (bezoek eerste hulp, cardiale en psychiatrische polikliniek) (Niveau van Interventies gericht op het verbeteren van het psychisch functioneren bij patiënten met chronisch hartfalen hebben vergelijkbare effecten op psychische klachten als interventies gericht op verbetering van psychisch functioneren bij patiënten met coronarialijden (matige verbetering psychische symptomen, en geen effect Gebrek aan sociale steun bij patiënten met chronisch hartfalen verslechtert de prognose met betrekking tot Een vijfde van de mantelzorgers van patiënten met chronisch hartfalen krijgt een milde depressie (Niveau Interventies gericht op het verhogen van de sociale steun bij patiënten met chronisch hartfalen hebben vergelijkbare effecten als interventies gericht op verhogen van de sociale steun bij patiënten met Patiënten met hartfalen hebben klachten als (spier)vermoeidheid en kortademigheid Chronisch hartfalen wordt gekarakteriseerd door een verminderde pompfunctie van de linkerkamer en een toegenomen perifere vaatweerstand De klachten van hartfalenpatiënten kunnen leiden tot lichamelijke inactiviteit en verdere atrofie van de skeletspieren (Anker ###, Harrington ###) Er bestaat bij patiënten met chronisch hartfalen geen relatie De perifere bloeddoorstroming bij patiënten met hartfalen gedurende inspanning is onder meer gestoord door een verminderde afgifte van ‘endothelium derived factor’ in de arteriolen Deze verminderde afgifte leidt tot een angiotensine-II en vasopressine (Linke ###) De verminderde perifere bloeddoorstroming is niet alleen een oppervlakte van de capillairen in de skeletspier (Drexler ###, Gottlieb ###, Giannattasio ###) Bij patiënten met hartfalen leidt de atrofie van type-I-spiervezels tot een groter aandeel type-IIA-spiervezels en type-IIB-spiervezels (Lipkin ###, Mancini ###, Sullivan ###, Adamopoulos ###) De relatieve verschuiving van type-I- naar type-IIA en type-IIB-spiervezels wordt gekarakteriseerd door een relatief lage dichtheid van oxidatieve capaciteit in de skeletspier Het resultaat is een lager verbruik van energie en zuurstof in de skeletspier (Drexler ###) Als gevolg daarvan kan het maximale inspanningsvermogen bij patiënten met hartfalen verder dalen Het maximale inspanningsvermogen, gemeten als piek VO # , is een onafhankelijke variabele die Ergoreceptoren zijn kleine zenuwen die gevoelig zijn voor de stofwisseling in de skeletspier Bij patiënten met hartfalen zijn de reflexen van de ergoreceptoren overactief Deze overactiviteit leidt tot een verhoogde ventilatie, sympato-excitatiekoppeling en vasoconstrictie bij patiënten met hartfalen tijdens inspanning (Piepoli ###) De verlaagde activiteit van de parasympaticus bij patiënten met hartfalen veroorzaakt een hogere hartfrequentie in rust en een lagere variabiliteit van het hartritme Fysieke training normaliseert de activiteit van de parasympaticus en heeft zo een gunstige invloed op de hartritmevariabiliteit en de hartfrequentie in rust (Adamopoulos ###) systeem Door deze activatie is de cardiopulmonale baroreflex verhoogd en neemt het aantal bètareceptoren af (downregulatie) Fysieke training verbetert de autonome controle bij patiënten met hartfalen, leidend tot een De cardiac output tijdens maximale inspanning is bij patiënten met hartfalen gehalveerd in vergelijking met gezonde leeftijdgenoten De maximaal bereikbare hartfrequentie tijdens maximale inspanning bij patiënten met.
628
fms
skeletspier (Drexler ###, Gottlieb ###, Giannattasio ###) Bij patiënten met hartfalen leidt de atrofie van type-I-spiervezels tot een groter aandeel type-IIA-spiervezels en type-IIB-spiervezels (Lipkin ###, Mancini ###, Sullivan ###, Adamopoulos ###) De relatieve verschuiving van type-I- naar type-IIA en type-IIB-spiervezels wordt gekarakteriseerd door een relatief lage dichtheid van oxidatieve capaciteit in de skeletspier Het resultaat is een lager verbruik van energie en zuurstof in de skeletspier (Drexler ###) Als gevolg daarvan kan het maximale inspanningsvermogen bij patiënten met hartfalen verder dalen Het maximale inspanningsvermogen, gemeten als piek VO # , is een onafhankelijke variabele die Ergoreceptoren zijn kleine zenuwen die gevoelig zijn voor de stofwisseling in de skeletspier Bij patiënten met hartfalen zijn de reflexen van de ergoreceptoren overactief Deze overactiviteit leidt tot een verhoogde ventilatie, sympato-excitatiekoppeling en vasoconstrictie bij patiënten met hartfalen tijdens inspanning (Piepoli ###) De verlaagde activiteit van de parasympaticus bij patiënten met hartfalen veroorzaakt een hogere hartfrequentie in rust en een lagere variabiliteit van het hartritme Fysieke training normaliseert de activiteit van de parasympaticus en heeft zo een gunstige invloed op de hartritmevariabiliteit en de hartfrequentie in rust (Adamopoulos ###) systeem Door deze activatie is de cardiopulmonale baroreflex verhoogd en neemt het aantal bètareceptoren af (downregulatie) Fysieke training verbetert de autonome controle bij patiënten met hartfalen, leidend tot een De cardiac output tijdens maximale inspanning is bij patiënten met hartfalen gehalveerd in vergelijking met gezonde leeftijdgenoten De maximaal bereikbare hartfrequentie tijdens maximale inspanning bij patiënten met De maximale cardiac output tijdens inspanning bij patiënten met hartfalen is verminderd door een verhoogde perifere vaatweerstand Uit inspanningstrials bij patiënten met hartfalen blijkt dat fysieke training een gunstige invloed heeft op het maximale inspanningsvermogen, de maximale cardiac output bij inspanning en de anaërobe drempel Regelmatige lichamelijke inspanning verbetert de endotheelfunctie waardoor de perifere vaatweerstand vermindert en de bloeddoorstroming naar de perifere skeletspier toeneemt (Sullivan ###, Hornig ###, Hambrecht ###, Hambrecht ###) Fysieke training verhoogt bij patiënten met hartfalen het totale oppervlak en het totale aantal capillairen in de skeletspieren (Drexler ###) Onder invloed van training kan de weer toenemen Als gevolg van al deze veranderingen neemt het zuurstofopnamevermogen weer toe (zie voor een overzicht van het gerandomiseerde onderzoek naar de effecten van fysieke training bij patiënten met De basis voor de adviezen voor fysieke training van patiënten met hartfalen in deze richtlijn wordt gevormd door gepubliceerde richtlijnen (Piepoli, ###, Gianuzzi ###, Pina ###), gerandomiseerd klinisch onderzoek en de Indicaties en contra-indicaties voor f ysieke training bij patiënten met hartf alen Met een hartslagfrequentie in rust van minder dan ### slagen per minuut; Contra-indicaties voor fysieke training bij patiënten met hartfalen zijn Een recente longembolie (minder dan # maanden geleden) die hemodynamisch zwaar belastend is; Het ontwikkelen of onderhouden van een lichamelijk actieve levensstijl (##) De fysieke doelen kunnen het best bereikt worden door een combinatie van krachten duurtraining De accenten liggen hierbij op het trainen van de perifere skeletspieren (functioneel), (extensieve) intervaltraining en het trainen.
649
fms
cardiac output tijdens inspanning bij patiënten met hartfalen is verminderd door een verhoogde perifere vaatweerstand Uit inspanningstrials bij patiënten met hartfalen blijkt dat fysieke training een gunstige invloed heeft op het maximale inspanningsvermogen, de maximale cardiac output bij inspanning en de anaërobe drempel Regelmatige lichamelijke inspanning verbetert de endotheelfunctie waardoor de perifere vaatweerstand vermindert en de bloeddoorstroming naar de perifere skeletspier toeneemt (Sullivan ###, Hornig ###, Hambrecht ###, Hambrecht ###) Fysieke training verhoogt bij patiënten met hartfalen het totale oppervlak en het totale aantal capillairen in de skeletspieren (Drexler ###) Onder invloed van training kan de weer toenemen Als gevolg van al deze veranderingen neemt het zuurstofopnamevermogen weer toe (zie voor een overzicht van het gerandomiseerde onderzoek naar de effecten van fysieke training bij patiënten met De basis voor de adviezen voor fysieke training van patiënten met hartfalen in deze richtlijn wordt gevormd door gepubliceerde richtlijnen (Piepoli, ###, Gianuzzi ###, Pina ###), gerandomiseerd klinisch onderzoek en de Indicaties en contra-indicaties voor f ysieke training bij patiënten met hartf alen Met een hartslagfrequentie in rust van minder dan ### slagen per minuut; Contra-indicaties voor fysieke training bij patiënten met hartfalen zijn Een recente longembolie (minder dan # maanden geleden) die hemodynamisch zwaar belastend is; Het ontwikkelen of onderhouden van een lichamelijk actieve levensstijl (##) De fysieke doelen kunnen het best bereikt worden door een combinatie van krachten duurtraining De accenten liggen hierbij op het trainen van de perifere skeletspieren (functioneel), (extensieve) intervaltraining en het trainen frequentie van de sessies uit te breiden Duur en frequentie kunnen worden afgestemd op de individuele, functionele en klinische status van de patiënt Patiënten met een maximale inspanningscapaciteit van minder dan # MET (## tot ## Watt) lijken het meest gebaat bij zeer korte, maar frequente trainingssessies Als de trainingssessies verminderd worden tot # à # trainingssessies per dag gedurende ## minuten Patiënten met per week gedurende ## tot ## minuten De training kan bestaan uit fietsergometrische training, looptraining, Fietsergometrische training heeft als voordeel dat getraind kan worden met een lage intensiteit, dat de intensiteit nauwkeurig te doseren is en dat grote spiergroepen kunnen worden getraind Bij deze training bestaat ook de mogelijkheid om het hartritme en de bloeddruk van de patiënt te monitoren Looptraining is een van de meest natuurlijke vormen van trainen voor patiënten met hartfalen Deze trainingsvorm kan in de oefenzaal, op een (speciaal ontwikkeld) circuit of op een loopband plaatsvinden In vergelijking met fietsergometrische training is looptraining specifieker voor het functioneren op ADL-niveau bij patiënten met hartfalen (lopen is primair, Circuittraining is specifiek voor het trainen van ADL-activiteiten en voor het trainen van bepaalde spiergroepen Deze vorm van training neemt een belangrijke plaats in het totale programma voor patiënten met hartfalen in Het is aan te bevelen om # keer per week de ademhaling te trainen gedurende ##-## minuten met een wordt geadviseerd om te starten met een lage weerstand en een wat hogere herhalingsfrequentie (## à ## herhalingen).
622
fms
uit te breiden Duur en frequentie kunnen worden afgestemd op de individuele, functionele en klinische status van de patiënt Patiënten met een maximale inspanningscapaciteit van minder dan # MET (## tot ## Watt) lijken het meest gebaat bij zeer korte, maar frequente trainingssessies Als de trainingssessies verminderd worden tot # à # trainingssessies per dag gedurende ## minuten Patiënten met per week gedurende ## tot ## minuten De training kan bestaan uit fietsergometrische training, looptraining, Fietsergometrische training heeft als voordeel dat getraind kan worden met een lage intensiteit, dat de intensiteit nauwkeurig te doseren is en dat grote spiergroepen kunnen worden getraind Bij deze training bestaat ook de mogelijkheid om het hartritme en de bloeddruk van de patiënt te monitoren Looptraining is een van de meest natuurlijke vormen van trainen voor patiënten met hartfalen Deze trainingsvorm kan in de oefenzaal, op een (speciaal ontwikkeld) circuit of op een loopband plaatsvinden In vergelijking met fietsergometrische training is looptraining specifieker voor het functioneren op ADL-niveau bij patiënten met hartfalen (lopen is primair, Circuittraining is specifiek voor het trainen van ADL-activiteiten en voor het trainen van bepaalde spiergroepen Deze vorm van training neemt een belangrijke plaats in het totale programma voor patiënten met hartfalen in Het is aan te bevelen om # keer per week de ademhaling te trainen gedurende ##-## minuten met een wordt geadviseerd om te starten met een lage weerstand en een wat hogere herhalingsfrequentie (## à ## herhalingen) De intensiteit van duurtraining kan uitgevoerd worden in een percentage van VO #ma x , een percentage van verkregen maximale hartfrequentie tijdens de maximale inspanningstest of een percentage van het maximale inspanningsvermogen Bij ernstige klachten kan het noodzakelijk zijn om het trainingsprogramma te stoppen of Gewichtstoename van meer dan # kilo binnen enkele dagen, al dan niet Bij patiënten die een hoog risico op complicaties lopen, is het aan te bevelen om de lichamelijke training te Deze centra zijn bij voorkeur gelokaliseerd bij een cardiologische kliniek of gespecialiseerd Inspanningstesten kunnen het best uitgevoerd worden als de patiënt optimaal is ingesteld met medicatie Om het inspanningsvermogen zo objectief mogelijk te meten, verdient het aanbeveling om tijdens de inspanningstest parameters met betrekking tot ventilatie en gaswisseling te meten De uitkomsten van de cardiopulmonale inspanningstest moeten gebruikt worden bij het bepalen van het trainingsprotocol en bij het Om een goed trainingsadvies te kunnen geven, is het noodzakelijk om een maximale inspanningstest uit te Ademhalingsparameters zoals VO#, VCO#, O#-pols, VE, Respiratory exchange Rate (RER) en anaerobe Patiënten met chronisch hartfalen hebben na een trainingsperiode van # tot ## weken een maximaal niveau voor inspanningsvermogen en fysieke fitheid bereikt Na de trainingsperiode moet de conditie en fitheid op peil worden gehouden door blijvende training (Sullivan ###) De lichamelijke conditie gaat snel achteruit als met regelmatige lichamelijke inspanning wordt gestopt of de patiënt minder actief wordt Daarom wordt met name aan patiënten met hartfalen geadviseerd om, na de trainingsperiode in een gespecialiseerde.
583
fms
worden in een percentage van VO #ma x , een percentage van verkregen maximale hartfrequentie tijdens de maximale inspanningstest of een percentage van het maximale inspanningsvermogen Bij ernstige klachten kan het noodzakelijk zijn om het trainingsprogramma te stoppen of Gewichtstoename van meer dan # kilo binnen enkele dagen, al dan niet Bij patiënten die een hoog risico op complicaties lopen, is het aan te bevelen om de lichamelijke training te Deze centra zijn bij voorkeur gelokaliseerd bij een cardiologische kliniek of gespecialiseerd Inspanningstesten kunnen het best uitgevoerd worden als de patiënt optimaal is ingesteld met medicatie Om het inspanningsvermogen zo objectief mogelijk te meten, verdient het aanbeveling om tijdens de inspanningstest parameters met betrekking tot ventilatie en gaswisseling te meten De uitkomsten van de cardiopulmonale inspanningstest moeten gebruikt worden bij het bepalen van het trainingsprotocol en bij het Om een goed trainingsadvies te kunnen geven, is het noodzakelijk om een maximale inspanningstest uit te Ademhalingsparameters zoals VO#, VCO#, O#-pols, VE, Respiratory exchange Rate (RER) en anaerobe Patiënten met chronisch hartfalen hebben na een trainingsperiode van # tot ## weken een maximaal niveau voor inspanningsvermogen en fysieke fitheid bereikt Na de trainingsperiode moet de conditie en fitheid op peil worden gehouden door blijvende training (Sullivan ###) De lichamelijke conditie gaat snel achteruit als met regelmatige lichamelijke inspanning wordt gestopt of de patiënt minder actief wordt Daarom wordt met name aan patiënten met hartfalen geadviseerd om, na de trainingsperiode in een gespecialiseerde In <LOCATIE> is er nog geen structurele aandacht voor screening en behandeling van psychosociale problemen bij patiënten met hartfalen (<PERSOON> ###), ondanks het feit dat er veel wetenschappelijke literatuur is over depressieve symptomen in deze populatie en de negatieve invloed daarvan op de cardiovasculaire prognose Herkenning en behandeling van depressieve symptomen bij patiënten met hartfalen zou verbeterd kunnen Patiënten met chronisch hartfalen worden sneller ongerust door het ervaren van symptomen en de beperkte fysieke functie, en zij hebben last van machteloosheid en hopeloosheid Tevens rapporteren zij een grote mate van sociale beperkingen en dysfunctioneren in diverse rollen (<PERSOON> rapporteren vaker dat ze de Twee systematische literatuurstudies en een meta-analyse beschrijven het voorkomen van depressieve symptomen bij patiënten met chronisch hartfalen Depressieve symptomen komen voor bij # tot ##% van de patiënten Bij ##,#% van de patiënten met hartfalen is sprake van een subklinische depressie Een vijfde (##,#%) van de patiënten vertoont een depressieve stoornis Een recente studie van Moser en collega’s (Moser ###) vergeleek verschillende groepen oudere hartpatiënten met elkaar Hieruit bleek dat patiënten met hartfalen meer depressieve symptomen hadden dan patiënten na een hartinfarct of na een CABG (resp ##%, ##% en ##%) Klinische patiënten hebben evenveel depressieve symptomen als poliklinische patiënten, maar waarschijnlijk speelt hier een overschatting van de symptomen bij poliklinische patiënten een rol <PERSOON> symptomen komen ook in deze populatie significant vaker voor bij vrouwelijke en jongere ((<LEEFTIJD> jaar) patiënten (Rutledge ###).
603
fms
screening en behandeling van psychosociale problemen bij patiënten met hartfalen (<PERSOON> ###), ondanks het feit dat er veel wetenschappelijke literatuur is over depressieve symptomen in deze populatie en de negatieve invloed daarvan op de cardiovasculaire prognose Herkenning en behandeling van depressieve symptomen bij patiënten met hartfalen zou verbeterd kunnen Patiënten met chronisch hartfalen worden sneller ongerust door het ervaren van symptomen en de beperkte fysieke functie, en zij hebben last van machteloosheid en hopeloosheid Tevens rapporteren zij een grote mate van sociale beperkingen en dysfunctioneren in diverse rollen (<PERSOON> rapporteren vaker dat ze de Twee systematische literatuurstudies en een meta-analyse beschrijven het voorkomen van depressieve symptomen bij patiënten met chronisch hartfalen Depressieve symptomen komen voor bij # tot ##% van de patiënten Bij ##,#% van de patiënten met hartfalen is sprake van een subklinische depressie Een vijfde (##,#%) van de patiënten vertoont een depressieve stoornis Een recente studie van Moser en collega’s (Moser ###) vergeleek verschillende groepen oudere hartpatiënten met elkaar Hieruit bleek dat patiënten met hartfalen meer depressieve symptomen hadden dan patiënten na een hartinfarct of na een CABG (resp ##%, ##% en ##%) Klinische patiënten hebben evenveel depressieve symptomen als poliklinische patiënten, maar waarschijnlijk speelt hier een overschatting van de symptomen bij poliklinische patiënten een rol <PERSOON> symptomen komen ook in deze populatie significant vaker voor bij vrouwelijke en jongere ((<LEEFTIJD> jaar) patiënten (Rutledge ###) nemen ook de depressieve symptomen toe; NYHA klasse IV-patiënten hebben vier keer vaker depressieve symptomen dan patiënten met NYHA klasse <PERSOON> ###) Er zijn geen betrouwbare cijfers met betrekking tot het voorkomen van angst bij patiënten met chronisch hartfalen (<PERSOON> ###) Uit een systematische literatuurstudie bleek dat bij ##,#% van de patiënten met een verminderde systolische hartfunctie sprake is van een angststoornis (Haworth ###) Moser en collega’s (Moser ###) toonden bij oudere patiënten met hartfalen De mate waarin depressieve symptomen de cardiale prognose bij patiënten met hartfalen beïnvloeden is niet eenduidig In een meta-analyse worden de volgende negatieve uitkomsten gerapporteerd toegenomen zorgconsumptie (bezoek eerste hulp, psychiatrische en cardiale polikliniek en cardiale opnames), twee keer hogere mortaliteit, twee keer vaker klinische incidenten (Rutledge ###) Bij klinische patiënten is de relatie tussen depressieve symptomen en cardiovasculaire prognose niet eenduidig aangetoond, bij poliklinische patiënten wel De etiologie van het hartfalen lijkt mogelijk ook een rol te spelen in de conflicterende uitkomsten (<PERSOON> ###) Er zijn nauwelijks betrouwbare gegevens over de prognose van patiënten met angstsymptomen en hartfalen (<PERSOON> depressieve symptomen als angstsymptomen doen de kwaliteit van leven van Er is matig sterk bewijs voor een positief effect van interventies voor psychische symptomen bij hartfalen (Lip ###) Rutledge en collega’s (Rutledge ###) vonden op basis van zes kwalitatief matige interventiestudies positief effect op psychische symptomen, vergelijkbaar met de resultaten bij patiënten met coronarialijden In een recente studie van matige kwaliteit werkte de combinatie fysieke inspanning en cognitieve gedragstherapie.
646
fms
keer vaker depressieve symptomen dan patiënten met NYHA klasse <PERSOON> ###) Er zijn geen betrouwbare cijfers met betrekking tot het voorkomen van angst bij patiënten met chronisch hartfalen (<PERSOON> ###) Uit een systematische literatuurstudie bleek dat bij ##,#% van de patiënten met een verminderde systolische hartfunctie sprake is van een angststoornis (Haworth ###) Moser en collega’s (Moser ###) toonden bij oudere patiënten met hartfalen De mate waarin depressieve symptomen de cardiale prognose bij patiënten met hartfalen beïnvloeden is niet eenduidig In een meta-analyse worden de volgende negatieve uitkomsten gerapporteerd toegenomen zorgconsumptie (bezoek eerste hulp, psychiatrische en cardiale polikliniek en cardiale opnames), twee keer hogere mortaliteit, twee keer vaker klinische incidenten (Rutledge ###) Bij klinische patiënten is de relatie tussen depressieve symptomen en cardiovasculaire prognose niet eenduidig aangetoond, bij poliklinische patiënten wel De etiologie van het hartfalen lijkt mogelijk ook een rol te spelen in de conflicterende uitkomsten (<PERSOON> ###) Er zijn nauwelijks betrouwbare gegevens over de prognose van patiënten met angstsymptomen en hartfalen (<PERSOON> depressieve symptomen als angstsymptomen doen de kwaliteit van leven van Er is matig sterk bewijs voor een positief effect van interventies voor psychische symptomen bij hartfalen (Lip ###) Rutledge en collega’s (Rutledge ###) vonden op basis van zes kwalitatief matige interventiestudies positief effect op psychische symptomen, vergelijkbaar met de resultaten bij patiënten met coronarialijden In een recente studie van matige kwaliteit werkte de combinatie fysieke inspanning en cognitieve gedragstherapie Sociale steun, bijvoorbeeld van de partner, verlaagt de kans op (her)opnames in het ziekenhuis en de mortaliteit bij patiënten met hartfalen (vooral als er weinig spanningen in de partnerrelatie zijn (geen huwelijksstress)), bevordert de kwaliteit van leven en leidt tot minder depressieve symptomen (Scherer ###b) Depressieve patiënten met goede sociale steun hebben een lagere mortaliteit (<PERSOON> ###), mogelijk door het positieve effect op zelfzorg (Sayers ###, Scherer ###, Sebern ###) Bij vrouwen is er een sterker verband tussen sociale steun en minder heropnames alsmede lagere cardiale mortaliteit dan bij mannen (<PERSOON> ###) Ongeveer een vijfde van de primaire mantelzorgers voor patiënten met hartfalen heeft een subklinische depressie Dit is vergelijkbaar met de prevalentie van depressieve symptomen bij mantelzorgers voor patiënten met andere chronische aandoeningen De kwaliteit van leven van vrouwelijke mantelzorgers is significant lager dan die van mannelijke mantelzorgers (<PERSOON> ###) Leeftijd en relatie met de partner lijken geen verschil te maken (Molloy ###, Bakas ###) Mantelzorgers ervaren het geven van zorg als positief wanneer er waardering vanuit de patiënt blijkt, de omgeving van de patiënt de zorg ondersteunt en de mantelzorger betrokken wordt bij de medische zorg van de patiënt (Martensson ###) Bij patiënten met hartfalen is het dus zeker zo belangrijk als bij andere hartpatiënten om de primaire mantelzorger bij de hartrevalidatie te betrekken De meeste interventies gericht op het vergroten van sociale steun zijn onderzocht bij patiënten met chronisch Over de participatie in sociale rollen van patiënten met chronisch hartfalen is in tegenstelling tot de populatie.
653
fms
op (her)opnames in het ziekenhuis en de mortaliteit bij patiënten met hartfalen (vooral als er weinig spanningen in de partnerrelatie zijn (geen huwelijksstress)), bevordert de kwaliteit van leven en leidt tot minder depressieve symptomen (Scherer ###b) Depressieve patiënten met goede sociale steun hebben een lagere mortaliteit (<PERSOON> ###), mogelijk door het positieve effect op zelfzorg (Sayers ###, Scherer ###, Sebern ###) Bij vrouwen is er een sterker verband tussen sociale steun en minder heropnames alsmede lagere cardiale mortaliteit dan bij mannen (<PERSOON> ###) Ongeveer een vijfde van de primaire mantelzorgers voor patiënten met hartfalen heeft een subklinische depressie Dit is vergelijkbaar met de prevalentie van depressieve symptomen bij mantelzorgers voor patiënten met andere chronische aandoeningen De kwaliteit van leven van vrouwelijke mantelzorgers is significant lager dan die van mannelijke mantelzorgers (<PERSOON> ###) Leeftijd en relatie met de partner lijken geen verschil te maken (Molloy ###, Bakas ###) Mantelzorgers ervaren het geven van zorg als positief wanneer er waardering vanuit de patiënt blijkt, de omgeving van de patiënt de zorg ondersteunt en de mantelzorger betrokken wordt bij de medische zorg van de patiënt (Martensson ###) Bij patiënten met hartfalen is het dus zeker zo belangrijk als bij andere hartpatiënten om de primaire mantelzorger bij de hartrevalidatie te betrekken De meeste interventies gericht op het vergroten van sociale steun zijn onderzocht bij patiënten met chronisch Over de participatie in sociale rollen van patiënten met chronisch hartfalen is in tegenstelling tot de populatie de werkhervatting Hartfalen is een dynamische stoornis en het ontbreekt aan vaste criteria om de belastbaarheid te bepalen De verzekeringsarts baseert zich op recente klinische informatie Patiënten met chronisch hartfalen ervaren over het algemeen meer comorbiditeit en fysieke gevolgen van het cardiale incident, wat werkhervatting kan belemmeren Hartfalen komt niet vaak voor onder mensen jonger dan <LEEFTIJD> jaar en minder Een multidisciplinaire aanpak levert de beste kans op het ontwikkelen en continueren van een lichamelijk actieve leefstijl De revalidatiecommissie beveelt net als voor coronaire hartpatiënten ook voor patiënten met hartfalen een informatieprogramma aan De vorm van het informatieprogramma kan gelijk zijn aan die voor coronaire hartpatiënten De inhoud moet worden aangepast aan vragen en problemen van hartfalenpatiënten De levensverwachting, vooruitzichten en problemen van hartfalenpatiënten verschillen immers duidelijk van die van de gemiddelde coronaire hartpatiënt De revalidatiecommissie adviseert aanbieding van een gespecialiseerd voorlichtingsprogramma aan patiënten met hartfalen, met uitleg over de medische achtergronden en medicatie bij hartfalen, voorlichting over gezonde voeding en voedingsvoorschriften bij hartfalen en aandacht voor de patiënten met hartfalen zijn het beperken van de inname van natrium en vocht (Grady ###, Remme ###) De mate van beperking is zowel voor natrium als vocht afhankelijk van de functionele klasse van het hartfalen Aan patiënten met hartfalen klasse II wordt een natriumbeperking van ### mg per dag geadviseerd, aan patiënten met hartfalen klasse III en IV een beperking van ### mg per dag Er is geen onderzoek bekend naar de effecten van natriumbeperking bij patiënten met hartfalen.
617
fms
stoornis en het ontbreekt aan vaste criteria om de belastbaarheid te bepalen De verzekeringsarts baseert zich op recente klinische informatie Patiënten met chronisch hartfalen ervaren over het algemeen meer comorbiditeit en fysieke gevolgen van het cardiale incident, wat werkhervatting kan belemmeren Hartfalen komt niet vaak voor onder mensen jonger dan <LEEFTIJD> jaar en minder Een multidisciplinaire aanpak levert de beste kans op het ontwikkelen en continueren van een lichamelijk actieve leefstijl De revalidatiecommissie beveelt net als voor coronaire hartpatiënten ook voor patiënten met hartfalen een informatieprogramma aan De vorm van het informatieprogramma kan gelijk zijn aan die voor coronaire hartpatiënten De inhoud moet worden aangepast aan vragen en problemen van hartfalenpatiënten De levensverwachting, vooruitzichten en problemen van hartfalenpatiënten verschillen immers duidelijk van die van de gemiddelde coronaire hartpatiënt De revalidatiecommissie adviseert aanbieding van een gespecialiseerd voorlichtingsprogramma aan patiënten met hartfalen, met uitleg over de medische achtergronden en medicatie bij hartfalen, voorlichting over gezonde voeding en voedingsvoorschriften bij hartfalen en aandacht voor de patiënten met hartfalen zijn het beperken van de inname van natrium en vocht (Grady ###, Remme ###) De mate van beperking is zowel voor natrium als vocht afhankelijk van de functionele klasse van het hartfalen Aan patiënten met hartfalen klasse II wordt een natriumbeperking van ### mg per dag geadviseerd, aan patiënten met hartfalen klasse III en IV een beperking van ### mg per dag Er is geen onderzoek bekend naar de effecten van natriumbeperking bij patiënten met hartfalen Patiënten met hartfalen klasse II krijgen het advies om niet overmatig te drinken (maximaal ### ml per ## uur) (Grady ###, Remme ###) Patiënten met hartfalen klasse III en IV krijgen een vochtbeperking van ### tot ### ml per ## uur Wanneer patiënten met hartfalen in klasse III en IV een hoge dosis lisdiuretica () ## mg Een ongewenst gewichtsverlies van #% binnen een maand of ##% binnen # maanden of een BMI ( ## kg/m# zijn uitingen van cachexie In dat geval zijn voedingsadviezen noodzakelijk om verder gewichtsverlies te beperken (Grady ###) Overgewicht is een van de cardiovasculaire risicofactoren Voor patiënten met hartfalen is overgewicht extra nadelig omdat de circulatie overbelast wordt Begeleiding door een diëtist wordt geadviseerd bij patiënten met ernstig hartfalen (klasse III en IV) Voor meer informatie over voedingsadviezen verwijst de commissie naar de <PERSOON> ###) In <LOCATIE> bieden de goed functionerende hartfalenpoliklinieken de mogelijkheid om verschillende programma’s voor de revalidatie van patiënten met hartfalen te coördineren en te integreren Het ligt voor de hand dat een gespecialiseerd team Deze module gaat in op de specifieke kenmerken van hartrevalidatie bij bijzondere diagnosegroepen, dat wil zeggen patiënten met een aangeboren hartafwijking; patiënten die een harttransplantatie of een ICDimplantatie hebben ondergaan; patiënten die een reanimatie hebben ondergaan; en oudere hartpatiënten Er is voldoende wetenschappelijk bewijs om voor deze groepen in aanvulling op de aanbevelingen uit de modules tot en met Interventies, ook specifieke aanbevelingen te formuleren.
610
fms
II krijgen het advies om niet overmatig te drinken (maximaal ### ml per ## uur) (Grady ###, Remme ###) Patiënten met hartfalen klasse III en IV krijgen een vochtbeperking van ### tot ### ml per ## uur Wanneer patiënten met hartfalen in klasse III en IV een hoge dosis lisdiuretica () ## mg Een ongewenst gewichtsverlies van #% binnen een maand of ##% binnen # maanden of een BMI ( ## kg/m# zijn uitingen van cachexie In dat geval zijn voedingsadviezen noodzakelijk om verder gewichtsverlies te beperken (Grady ###) Overgewicht is een van de cardiovasculaire risicofactoren Voor patiënten met hartfalen is overgewicht extra nadelig omdat de circulatie overbelast wordt Begeleiding door een diëtist wordt geadviseerd bij patiënten met ernstig hartfalen (klasse III en IV) Voor meer informatie over voedingsadviezen verwijst de commissie naar de <PERSOON> ###) In <LOCATIE> bieden de goed functionerende hartfalenpoliklinieken de mogelijkheid om verschillende programma’s voor de revalidatie van patiënten met hartfalen te coördineren en te integreren Het ligt voor de hand dat een gespecialiseerd team Deze module gaat in op de specifieke kenmerken van hartrevalidatie bij bijzondere diagnosegroepen, dat wil zeggen patiënten met een aangeboren hartafwijking; patiënten die een harttransplantatie of een ICDimplantatie hebben ondergaan; patiënten die een reanimatie hebben ondergaan; en oudere hartpatiënten Er is voldoende wetenschappelijk bewijs om voor deze groepen in aanvulling op de aanbevelingen uit de modules tot en met Interventies, ook specifieke aanbevelingen te formuleren aard van de aandoeningen en de omvang van deze bijzondere diagnosegroepen Bij de herziening van de richtlijn in ### is relevante nieuwe informatie over psychisch en sociaal functioneren toegevoegd De revalidatiecommissie is van mening dat het merendeel van de patiënten met een aangeboren hartafwijking echocardiografisch onderzoek en Holter onderzoek hebben daarin een belangrijke plaats Naast bewegingsprogramma’s zijn interventies gericht op (psycho)sociale doelen van groot belang om kennis en acceptatie van de ziekte en de omgang ermee (coping) te verbeteren Interventies gericht op leefstijldoelen om de progressie van atherosclerose te voorkomen, zijn voor deze groep patiënten meestal niet van toepassing Gezien het niveau van diagnostiek, kennis en ervaring dat vereist is voor de revalidatie van patiënten met aangeboren hartafwijkingen, is de revalidatiecommissie van mening dat deze hartrevalidatie moet worden aangeboden in een <INSTELLING> voor aangeboren hartafwijkingen, of door een revalidatieteam in de regio waar kennis en ervaring met deze patiënten voorhanden is (niveau C; klasse IIb) Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiënten met een aangeboren hartafwijking dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in deze richtlijn, mits rekening gehouden wordt met de levensfase van deze patiënten Overwogen kan worden om de hartrevalidatie gefaseerd aan te bieden Aanbevolen wordt om bij begeleiding van arbeidsintegratie ook rekening te houden met cyanotische Resultaten met betrekking tot het optreden van psychische klachten bij volwassen patiënten met Een kwart van de volwassen patiënten met een aangeboren hartafwijking heeft een speciale opleidinggevolgd, afgestemd op mensen met een mentale beperking of chronische ziekte (Niveau van.
606
fms
omvang van deze bijzondere diagnosegroepen Bij de herziening van de richtlijn in ### is relevante nieuwe informatie over psychisch en sociaal functioneren toegevoegd De revalidatiecommissie is van mening dat het merendeel van de patiënten met een aangeboren hartafwijking echocardiografisch onderzoek en Holter onderzoek hebben daarin een belangrijke plaats Naast bewegingsprogramma’s zijn interventies gericht op (psycho)sociale doelen van groot belang om kennis en acceptatie van de ziekte en de omgang ermee (coping) te verbeteren Interventies gericht op leefstijldoelen om de progressie van atherosclerose te voorkomen, zijn voor deze groep patiënten meestal niet van toepassing Gezien het niveau van diagnostiek, kennis en ervaring dat vereist is voor de revalidatie van patiënten met aangeboren hartafwijkingen, is de revalidatiecommissie van mening dat deze hartrevalidatie moet worden aangeboden in een <INSTELLING> voor aangeboren hartafwijkingen, of door een revalidatieteam in de regio waar kennis en ervaring met deze patiënten voorhanden is (niveau C; klasse IIb) Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiënten met een aangeboren hartafwijking dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in deze richtlijn, mits rekening gehouden wordt met de levensfase van deze patiënten Overwogen kan worden om de hartrevalidatie gefaseerd aan te bieden Aanbevolen wordt om bij begeleiding van arbeidsintegratie ook rekening te houden met cyanotische Resultaten met betrekking tot het optreden van psychische klachten bij volwassen patiënten met Een kwart van de volwassen patiënten met een aangeboren hartafwijking heeft een speciale opleidinggevolgd, afgestemd op mensen met een mentale beperking of chronische ziekte (Niveau van Een aangeboren hartafwijking komt bij circa #% van de levendgeborenen voor (<DATUM> De ziekenhuissterfte is het grootst in het eerste levensjaar Acht hartafwijkingen vormen samen ongeveer ##% van het totaal In ductus Botalli, tetralogie van Fallot, aortastenose, coarctatio aortae en transpositie van de grote vaten Tegenwoordig overlijdt een klein percentage van de kinderen met een aangeboren hartafwijking op jeugdige leeftijd Steeds vaker stromen (geopereerde) patiënten door van de kindercardioloog naar de ‘volwassen cardioloog’ Het aantal volwassenen in <LOCATIE> met een aangeboren hartafwijking wordt geschat op ## ### à ## ### Dit aantal stijgt met # à ##% per jaar ##% van deze patiënten heeft een palliatieve en/of corrigerende hartoperatie ondergaan <PERSOON> ### Heamodynamisch belangrijke restafwijkingen komen in deze groep De Werkgroep Congenitale Cardiologie bij Volwassenen (van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie) heeft met haar ‘Richtlijnen ###’ ingespeeld op de in aantal snel groeiende groep patiënten met aangeboren hartafwijkingen NVVC ### Een advies over de mate van fysieke belastbaarheid en/of eventuele hartrevalidatie ontbreekt echter in deze richtlijnen De beste aanbevelingen op het gebied van veilige fysieke belasting — die vaak een belangrijk onderdeel vormt van een hartrevalidatieprogramma — stammen uit ### en zijn geformuleerd tijdens de ##e <INSTELLING>-conferentie <PERSOON> ### Drie niveaus en de combinatie van statische en dynamische belasting van het hart komen daarin aan de orde, evenals de veiligheid van (competitieve) sportieve activiteiten bij een aangeboren hartafwijking.
604
fms
bij circa #% van de levendgeborenen voor (<DATUM> De ziekenhuissterfte is het grootst in het eerste levensjaar Acht hartafwijkingen vormen samen ongeveer ##% van het totaal In ductus Botalli, tetralogie van Fallot, aortastenose, coarctatio aortae en transpositie van de grote vaten Tegenwoordig overlijdt een klein percentage van de kinderen met een aangeboren hartafwijking op jeugdige leeftijd Steeds vaker stromen (geopereerde) patiënten door van de kindercardioloog naar de ‘volwassen cardioloog’ Het aantal volwassenen in <LOCATIE> met een aangeboren hartafwijking wordt geschat op ## ### à ## ### Dit aantal stijgt met # à ##% per jaar ##% van deze patiënten heeft een palliatieve en/of corrigerende hartoperatie ondergaan <PERSOON> ### Heamodynamisch belangrijke restafwijkingen komen in deze groep De Werkgroep Congenitale Cardiologie bij Volwassenen (van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie) heeft met haar ‘Richtlijnen ###’ ingespeeld op de in aantal snel groeiende groep patiënten met aangeboren hartafwijkingen NVVC ### Een advies over de mate van fysieke belastbaarheid en/of eventuele hartrevalidatie ontbreekt echter in deze richtlijnen De beste aanbevelingen op het gebied van veilige fysieke belasting — die vaak een belangrijk onderdeel vormt van een hartrevalidatieprogramma — stammen uit ### en zijn geformuleerd tijdens de ##e <INSTELLING>-conferentie <PERSOON> ### Drie niveaus en de combinatie van statische en dynamische belasting van het hart komen daarin aan de orde, evenals de veiligheid van (competitieve) sportieve activiteiten bij een aangeboren hartafwijking (inspanningsgerelateerde) syncope en/of ritmestoornissen kunnen leiden tot verdere restricties voor fysieke training, ook in het kader van hartrevalidatie Bij cardiale afwijkingen die gepaard gaan met cyanose wordt fysieke training ontraden vanwege de kans op arteriële desaturatie De ##e <INSTELLING> conferentie met als onderwerp ‘De zorg voor de volwassene met een congenitale hartziekte’ leverde weinig nieuwe gezichtspunten op Webb ### Inspanningsefficiëntie, niet de VO#max, kan door fysieke training verbeteren Foster ### Een gunstige invloed op overlijden is echter nooit aangetoond Patiënten met een aangeboren hartafwijking krijgen vaak beperkingen opgelegd ten aanzien van de fysieke activiteit Ze worden eerder afgeremd dan aangemoedigd, omdat de behandelaar het gevoel heeft dat dit veiliger is Soms wordt het onderwerp vermeden omdat de behandelaar niet goed op de hoogte is van de mogelijkheden Kitchiner ###, Swan ### Gecontroleerd onderzoek naar het effect van fysieke activiteit bij patiënten met een aangeboren hartafwijking tijdens een hartrevalidatieprogramma is niet voorhanden Wel rapporteerde Frederiksen bij kinderen en adolescenten met een aangeboren hartafwijking na een fysiek trainingsprogramma een verbetering van de fysieke conditie, een afname van de lichamelijke klachten en een afname van teruggetrokkenheid Frederiksen ### Bij patiënten met een aangeboren hartafwijking richt de hartrevalidatie zich vaak op preventie en behandeling van niet-fysiek bepaalde problemen, zoals gebrek aan kennis over de diagnose, de prognose en de eventueel bijbehorende beperkingen Ook kwesties ten aanzien van minder optimaal psychosociaal vragen om antwoorden In Leiden is onderzoek verricht naar de kwaliteit van leven en de gezondheidsbeleving van een groep ##- tot <LEEFTIJD>-jarige patiënten, waarbij de scores werden vergeleken met die van gezonden Voor.
640
fms
Bij cardiale afwijkingen die gepaard gaan met cyanose wordt fysieke training ontraden vanwege de kans op arteriële desaturatie De ##e <INSTELLING> conferentie met als onderwerp ‘De zorg voor de volwassene met een congenitale hartziekte’ leverde weinig nieuwe gezichtspunten op Webb ### Inspanningsefficiëntie, niet de VO#max, kan door fysieke training verbeteren Foster ### Een gunstige invloed op overlijden is echter nooit aangetoond Patiënten met een aangeboren hartafwijking krijgen vaak beperkingen opgelegd ten aanzien van de fysieke activiteit Ze worden eerder afgeremd dan aangemoedigd, omdat de behandelaar het gevoel heeft dat dit veiliger is Soms wordt het onderwerp vermeden omdat de behandelaar niet goed op de hoogte is van de mogelijkheden Kitchiner ###, Swan ### Gecontroleerd onderzoek naar het effect van fysieke activiteit bij patiënten met een aangeboren hartafwijking tijdens een hartrevalidatieprogramma is niet voorhanden Wel rapporteerde Frederiksen bij kinderen en adolescenten met een aangeboren hartafwijking na een fysiek trainingsprogramma een verbetering van de fysieke conditie, een afname van de lichamelijke klachten en een afname van teruggetrokkenheid Frederiksen ### Bij patiënten met een aangeboren hartafwijking richt de hartrevalidatie zich vaak op preventie en behandeling van niet-fysiek bepaalde problemen, zoals gebrek aan kennis over de diagnose, de prognose en de eventueel bijbehorende beperkingen Ook kwesties ten aanzien van minder optimaal psychosociaal vragen om antwoorden In Leiden is onderzoek verricht naar de kwaliteit van leven en de gezondheidsbeleving van een groep ##- tot <LEEFTIJD>-jarige patiënten, waarbij de scores werden vergeleken met die van gezonden Voor algemene gezondheid en het fysiek functioneren slechter <PERSOON> ### Vanuit <LOCATIE> zijn er berichten over een relatie tussen problemen op het gebied van gedrag en emoties bij kinderen en (jong)volwassenen en het aantal operaties alsmede de diepte van de hypothermie bij een operatie voor een aangeboren hartafwijking Slechts een beperkt aantal studies heeft het psychische functioneren van patiënten met aangeboren hartafwijkingen onderzocht Er zijn aanwijzingen voor een verhoogde mate van psychische symptomen bij deze patiëntenpopulatie Een studie laat bij ##% van de patiënten een subklinische depressie zien en bij ##% subklinische angst Niet de ernst van de ziekte en functionele klasse (NYHA), voorspellen de aanwezigheid van depressieve symptomen en angstsymptomen, maar beperkte sociale steun, slecht ervaren gezondheid en angst voor verslechtering Lip ###, Kovacs ###a Een derde van de patiënten geeft aan behoefte te hebben aan een vorm van begeleiding (met name stressmanagement en ondersteuning in omgaan met de ziekte) Daarnaast geven even zoveel patiënten aan behoefte te hebben aan lotgenotencontacten Lip ###, Kovacs ###b Er zijn Met betrekking tot sociaal functioneren en participeren lijken er nauwelijks verschillen te zijn tussen volwassen aanvragen bij <INSTELLING> voor tijdelijk inkomen en ondersteuning bij arbeidsintegratie De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het <INSTELLING> beoordelen de aanvraag en kunnen contact opnemen met het hartrevalidatieteam voor overleg Studies naar het vinden van betaald werk bij jongvolwassenen met een (al dan ###, <PERSOON> deze bevindingen blijkt uit het relatief hoge percentage.
596
fms
het fysiek functioneren slechter <PERSOON> ### Vanuit <LOCATIE> zijn er berichten over een relatie tussen problemen op het gebied van gedrag en emoties bij kinderen en (jong)volwassenen en het aantal operaties alsmede de diepte van de hypothermie bij een operatie voor een aangeboren hartafwijking Slechts een beperkt aantal studies heeft het psychische functioneren van patiënten met aangeboren hartafwijkingen onderzocht Er zijn aanwijzingen voor een verhoogde mate van psychische symptomen bij deze patiëntenpopulatie Een studie laat bij ##% van de patiënten een subklinische depressie zien en bij ##% subklinische angst Niet de ernst van de ziekte en functionele klasse (NYHA), voorspellen de aanwezigheid van depressieve symptomen en angstsymptomen, maar beperkte sociale steun, slecht ervaren gezondheid en angst voor verslechtering Lip ###, Kovacs ###a Een derde van de patiënten geeft aan behoefte te hebben aan een vorm van begeleiding (met name stressmanagement en ondersteuning in omgaan met de ziekte) Daarnaast geven even zoveel patiënten aan behoefte te hebben aan lotgenotencontacten Lip ###, Kovacs ###b Er zijn Met betrekking tot sociaal functioneren en participeren lijken er nauwelijks verschillen te zijn tussen volwassen aanvragen bij <INSTELLING> voor tijdelijk inkomen en ondersteuning bij arbeidsintegratie De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het <INSTELLING> beoordelen de aanvraag en kunnen contact opnemen met het hartrevalidatieteam voor overleg Studies naar het vinden van betaald werk bij jongvolwassenen met een (al dan ###, <PERSOON> deze bevindingen blijkt uit het relatief hoge percentage nodig is Hoewel studies die voorspellers van succesvolle arbeidsre-integratie onderzoeken schaars zijn, lijken mannen en/of patiënten met een hoger opleidingsniveau vaker werk te vinden <PERSOON> ### Daarnaast lijken een ernstigere initiële aandoening, het hebben van een cyanotische congenitale hartziekte en comorbide mentale retardatie de kans om werk te vinden sterk te verkleinen <PERSOON> ###, Nieminen ### Participatie in De grote diversiteit in aangeboren hartafwijkingen en de sterke verschillen in de combinatie van restafwijkingen na behandeling, vragen om een individuele benadering Daarvoor is een hoog niveau van diagnostiek, kennis en ervaring vereist Hartrevalidatie voor deze patiënten moet daarom worden aangeboden in een <INSTELLING> voor aangeboren hartafwijkingen of door een revalidatieteam in de regio waar kennis en ervaring met deze patiënten hartoperatie Het programma richt zich dan in eerste instantie op de ouders of verzorgers Patiënten van bijvoorbeeld <LEEFTIJD> jaar en ouder met een slechte (en mogelijk te verbeteren) fysieke conditie kunnen deelnemen leeftijdsgrens waarop door kinderen gestart kan worden met ‘revalidatie op maat’ ligt waarschijnlijk aanzienlijk Het in overleg met de patiënt zelf (en/of met ouders of verzorgers) formuleren van revalidatiedoelen en het leveren van ‘maatwerk’ door het revalidatieteam is voor patiënten met een aangeboren hartafwijking welhaast nog relevanter dan voor andere patiënten Dynamische fysieke activiteiten zoals wandelen en fietsen zijn vaak goed mogelijk Meer inspanning kosten bijvoorbeeld ‘brisk walking’, zwemmen, tennis of voetbal Competitief (wiel)rennen is voorbehouden aan patiënten die een normaal inspanningsvermogen hebben bij hun aangeboren hartafwijking zonder restafwijkingen Dat patiënten plezier krijgen en houden in (dynamische).
611
fms
onderzoeken schaars zijn, lijken mannen en/of patiënten met een hoger opleidingsniveau vaker werk te vinden <PERSOON> ### Daarnaast lijken een ernstigere initiële aandoening, het hebben van een cyanotische congenitale hartziekte en comorbide mentale retardatie de kans om werk te vinden sterk te verkleinen <PERSOON> ###, Nieminen ### Participatie in De grote diversiteit in aangeboren hartafwijkingen en de sterke verschillen in de combinatie van restafwijkingen na behandeling, vragen om een individuele benadering Daarvoor is een hoog niveau van diagnostiek, kennis en ervaring vereist Hartrevalidatie voor deze patiënten moet daarom worden aangeboden in een <INSTELLING> voor aangeboren hartafwijkingen of door een revalidatieteam in de regio waar kennis en ervaring met deze patiënten hartoperatie Het programma richt zich dan in eerste instantie op de ouders of verzorgers Patiënten van bijvoorbeeld <LEEFTIJD> jaar en ouder met een slechte (en mogelijk te verbeteren) fysieke conditie kunnen deelnemen leeftijdsgrens waarop door kinderen gestart kan worden met ‘revalidatie op maat’ ligt waarschijnlijk aanzienlijk Het in overleg met de patiënt zelf (en/of met ouders of verzorgers) formuleren van revalidatiedoelen en het leveren van ‘maatwerk’ door het revalidatieteam is voor patiënten met een aangeboren hartafwijking welhaast nog relevanter dan voor andere patiënten Dynamische fysieke activiteiten zoals wandelen en fietsen zijn vaak goed mogelijk Meer inspanning kosten bijvoorbeeld ‘brisk walking’, zwemmen, tennis of voetbal Competitief (wiel)rennen is voorbehouden aan patiënten die een normaal inspanningsvermogen hebben bij hun aangeboren hartafwijking zonder restafwijkingen Dat patiënten plezier krijgen en houden in (dynamische) Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiëntendie een harttransplantatie hebben ondergaan dezelfde Het is aan te bevelen om bij patiënten na een harttransplantatie rekening tehouden met de specifieke knelpunten en bevorderende Meer dan de helft van de patiënten met een harttransplantatie heeft depressieve symptomen (Niveau van Tot een vijfde van de patiënten met een harttransplantatie krijgt binnen <LEEFTIJD> jaar een angststoornis (Niveau van Patiënten die een harttransplantie hebben ondergaan ervaren chronisch een verhoogde mate van eenverstoord Psychische symptomen verslechteren de therapietrouw bij patiënten die een harttransplantatie heb-ben Tot ##% van de patiënten die een harttransplantatie hebben ondergaan heeft tot <LEEFTIJD> jaar na het cardia-le Gebrek aan sociale steun verhoogt de mortaliteit bij patiënten die een harttransplantatie hebbenondergaan Depressieve symptomen en PTSS verslechteren de prognose bij patiënten die een harttransplantatie hebben De eerste harttransplantatie ter wereld vond plaats in ### in Zuid-Afrika In <LOCATIE> werd de eerste operatie hiervoor uitgevoerd in ### Sinds ### worden er in twee Nederlandse harttransplantatiecentra (<LOCATIE> en <LOCATIE>) ongeveer ## transplantaties per jaar verricht De man-vrouw verhouding is circa <DATUM> De overlevingskans is ongeveer ##% in het eerste jaar, ##% in de eerste # jaren en ##% in de eerste ## jaren In ### leefden er in <LOCATIE> circa ### patiënten die een harttransplantatieprocedure hadden ondergaan <PERSOON> ### is hartrevalidatie voor transplantatie-patienten niet meer alleen gericht op herstel van fysieke factoren en korte termijn overleving, maar ook op terugkeer naar een functionele levensstijl met een goede.
631
fms
doelen gelden voor patiëntendie een harttransplantatie hebben ondergaan dezelfde Het is aan te bevelen om bij patiënten na een harttransplantatie rekening tehouden met de specifieke knelpunten en bevorderende Meer dan de helft van de patiënten met een harttransplantatie heeft depressieve symptomen (Niveau van Tot een vijfde van de patiënten met een harttransplantatie krijgt binnen <LEEFTIJD> jaar een angststoornis (Niveau van Patiënten die een harttransplantie hebben ondergaan ervaren chronisch een verhoogde mate van eenverstoord Psychische symptomen verslechteren de therapietrouw bij patiënten die een harttransplantatie heb-ben Tot ##% van de patiënten die een harttransplantatie hebben ondergaan heeft tot <LEEFTIJD> jaar na het cardia-le Gebrek aan sociale steun verhoogt de mortaliteit bij patiënten die een harttransplantatie hebbenondergaan Depressieve symptomen en PTSS verslechteren de prognose bij patiënten die een harttransplantatie hebben De eerste harttransplantatie ter wereld vond plaats in ### in Zuid-Afrika In <LOCATIE> werd de eerste operatie hiervoor uitgevoerd in ### Sinds ### worden er in twee Nederlandse harttransplantatiecentra (<LOCATIE> en <LOCATIE>) ongeveer ## transplantaties per jaar verricht De man-vrouw verhouding is circa <DATUM> De overlevingskans is ongeveer ##% in het eerste jaar, ##% in de eerste # jaren en ##% in de eerste ## jaren In ### leefden er in <LOCATIE> circa ### patiënten die een harttransplantatieprocedure hadden ondergaan <PERSOON> ### is hartrevalidatie voor transplantatie-patienten niet meer alleen gericht op herstel van fysieke factoren en korte termijn overleving, maar ook op terugkeer naar een functionele levensstijl met een goede slecht door spieratrofie, mede als gevolg van langdurige bewegingsarmoede, soms ook nog gepaard gaande met cachexie Na de harttransplantatie is dit niet meteen veranderd Het spierherstel wordt tegengewerkt door de immunosuppressiva die nodig zijn om afstoting te voorkomen <PERSOON> na de transplantatie krijgen de patiënten circa # mg prednison per kg lichaamsgewicht per dag In ongeveer # maanden wordt dit zo mogelijk afgebouwd naar # # mg per kg lichaamsgewicht per dag Prednison heeft naast myopathie nog andere bijwerkingen, zoals (luxatie van diabetes mellitus) en osteoporose Ook het lipidenprofiel van de patiënt die een harttransplantatie heeft ondergaan, wordt negatief beïnvloed door de medicatie Na transplantatie is de hartfrequentie in rust door denervatie van het donorhart circa ### slagen per minuut De chronotrope reserve (hartfrequentie respons) schiet ook tekort Als gevolg van de ernstige deconditionering is de VO#max kort na de harttransplantatie soms nauwelijks hoger dan daarvoor Veel patiënten hebben ook emotionele en soms existentiële problemen Ze voelen zich onzeker en zijn bang voor afstoting, infectie en/of bijwerkingen van de medicatie Ook twijfelen ze over wat ze kunnen en mogen doen met het ‘nieuwe hart’ Alles bij elkaar is dit een ‘ideale’ uitgangssituatie voor <PERSOON> na de operatie richt de behandeling zich op ademhalingsoefeningen (tegen sputumretentie) en <PERSOON> daarna volgen wandelen en (trap)lopen Ook (onbelast) fietsen is geschikt Vervolgens kan men poliklinisch starten met duurtraining om de anaërobe drempel te verhogen Dit bijvoorbeeld in combinatie met krachttraining om de spierontwikkeling te bevorderen.
620
fms
ook nog gepaard gaande met cachexie Na de harttransplantatie is dit niet meteen veranderd Het spierherstel wordt tegengewerkt door de immunosuppressiva die nodig zijn om afstoting te voorkomen <PERSOON> na de transplantatie krijgen de patiënten circa # mg prednison per kg lichaamsgewicht per dag In ongeveer # maanden wordt dit zo mogelijk afgebouwd naar # # mg per kg lichaamsgewicht per dag Prednison heeft naast myopathie nog andere bijwerkingen, zoals (luxatie van diabetes mellitus) en osteoporose Ook het lipidenprofiel van de patiënt die een harttransplantatie heeft ondergaan, wordt negatief beïnvloed door de medicatie Na transplantatie is de hartfrequentie in rust door denervatie van het donorhart circa ### slagen per minuut De chronotrope reserve (hartfrequentie respons) schiet ook tekort Als gevolg van de ernstige deconditionering is de VO#max kort na de harttransplantatie soms nauwelijks hoger dan daarvoor Veel patiënten hebben ook emotionele en soms existentiële problemen Ze voelen zich onzeker en zijn bang voor afstoting, infectie en/of bijwerkingen van de medicatie Ook twijfelen ze over wat ze kunnen en mogen doen met het ‘nieuwe hart’ Alles bij elkaar is dit een ‘ideale’ uitgangssituatie voor <PERSOON> na de operatie richt de behandeling zich op ademhalingsoefeningen (tegen sputumretentie) en <PERSOON> daarna volgen wandelen en (trap)lopen Ook (onbelast) fietsen is geschikt Vervolgens kan men poliklinisch starten met duurtraining om de anaërobe drempel te verhogen Dit bijvoorbeeld in combinatie met krachttraining om de spierontwikkeling te bevorderen de vetvrije massa en verlaagt de hartfrequentie in rust en de bloeddruk Kavanagh ### De dreiging van het ontstaan van hypertensie door ciclosporinegebruik wordt door fysieke training tegengaan Naast objectieve verbeteringen van de lichamelijke fitheid kunnen gunstige subjectieve veranderingen optreden door toename van het zelfvertrouwen Badenhop ### Een hartrevalidatieprogramma biedt de patiënt bovendien op een makkelijke manier de mogelijkheid om diverse andere hulpverleners te raadplegen, zoals de hartrevalidatieteam kan een belangrijke rol spelen in het stimuleren van de patiënt tot gezond, fysiek actief gedrag De effecten van een bewegingsprogramma worden in belangrijke mate bepaald door de motivatie van In gecontroleerd en gerandomiseerd onderzoek zijn de effecten onderzocht van een # maanden durend toegenomen in vergelijking met de controlegroep De kwaliteit van leven was niet gemeten, maar volgens de auteurs was een toename hiervan wel aannemelijk omdat de gerevalideerde patiënten meer activiteiten konden ondernemen en dit ook langer konden volhouden In januari ### zijn de resultaten gepubliceerd van een <LEEFTIJD> jaar inspanningsvermogen bij harttransplantatiepatiënten per jaar ongeveer evenveel daalt als bij gezonde leeftijdgenoten Verlies van spierweefsel speelt hierin de hoofdrol, iets dat geremd kan worden door krachttraining Dat er soms veel mogelijk is na harttransplantatie toont de ‘ziektegeschiedenis’ van een marathon lopende patiënt Kavanagh ### Prevalentie van stemmingsstoornissen (depressie en dysthymie) wordt in een systematische literatuurstudie van goede kwaliteit gerapporteerd tot bij ##% van de patiënten tot <LEEFTIJD> jaar na het posttraumatische stress stoornis (PTSS) worden gevonden bij ##% van de patiënten Hierbij is het voorkomen.
588
fms
in rust en de bloeddruk Kavanagh ### De dreiging van het ontstaan van hypertensie door ciclosporinegebruik wordt door fysieke training tegengaan Naast objectieve verbeteringen van de lichamelijke fitheid kunnen gunstige subjectieve veranderingen optreden door toename van het zelfvertrouwen Badenhop ### Een hartrevalidatieprogramma biedt de patiënt bovendien op een makkelijke manier de mogelijkheid om diverse andere hulpverleners te raadplegen, zoals de hartrevalidatieteam kan een belangrijke rol spelen in het stimuleren van de patiënt tot gezond, fysiek actief gedrag De effecten van een bewegingsprogramma worden in belangrijke mate bepaald door de motivatie van In gecontroleerd en gerandomiseerd onderzoek zijn de effecten onderzocht van een # maanden durend toegenomen in vergelijking met de controlegroep De kwaliteit van leven was niet gemeten, maar volgens de auteurs was een toename hiervan wel aannemelijk omdat de gerevalideerde patiënten meer activiteiten konden ondernemen en dit ook langer konden volhouden In januari ### zijn de resultaten gepubliceerd van een <LEEFTIJD> jaar inspanningsvermogen bij harttransplantatiepatiënten per jaar ongeveer evenveel daalt als bij gezonde leeftijdgenoten Verlies van spierweefsel speelt hierin de hoofdrol, iets dat geremd kan worden door krachttraining Dat er soms veel mogelijk is na harttransplantatie toont de ‘ziektegeschiedenis’ van een marathon lopende patiënt Kavanagh ### Prevalentie van stemmingsstoornissen (depressie en dysthymie) wordt in een systematische literatuurstudie van goede kwaliteit gerapporteerd tot bij ##% van de patiënten tot <LEEFTIJD> jaar na het posttraumatische stress stoornis (PTSS) worden gevonden bij ##% van de patiënten Hierbij is het voorkomen Ook na <LEEFTIJD> jaar blijft echter de prevalentie hoger dan in de gezonde populatie De belangrijkste voorspellers van psychische psychische symptomen, weinig hoop en weinig gevoel van controle Ook gebrek aan sociale steun is een Hoewel er vaak sprake is van een verhoogd niveau van psychische symptomen, neemt de kwaliteit van leven wel toe na de harttransplantatie Cupples ### De relatie tussen psychische symptomen en cardiale morbiditeit en mortaliteit is ook in deze populatie onderzocht Het blijkt dat er een grotere kans op chronische afstoting en mortaliteit is bij een verhoogde mate van depressieve symptomen en bij een <PERSOON> Traumatische Stress Stoornis (PTSS); dit geldt echter niet bij angstsymptomen Dew ### Psychische symptomen leiden bij transplantatiepatiënten tot een slechtere therapietrouw ten aanzien van medicatie en adviezen, en zo indirect tot Evenals bij hartpatiënten met coronarialijden worden in het algemeen genomen bij harttransplantatiepatiënten Met betrekking tot sociaal functioneren na harttransplantatie, worden zeer wisselende resultaten gevonden ##% tot ##% van de patiënten hervat het werk succesvol <PERSOON> voor werkhervatting zijn langere wachttijd voordat de procedure plaatsvindt, hogere mate van afstoting en meer complicaties gedurende en na opname (orgaanfalen en infecties), lagere algemene (zelfgerapporteerde) gezondheid en somatische comorbiditeit Ook een slechtere functionele status (activiteiten voor het dagelijks leven, ADL) is een voorspeller voor slechtere re-integratie <PERSOON> symptomen en meer specifiek depressieve symptomen na de opname zijn ook knelpunten Jalowiec ### Vrouwen en/of ouderen hervatten minder vaak hun betaalde baan <PERSOON> ###.
593
fms
prevalentie hoger dan in de gezonde populatie De belangrijkste voorspellers van psychische psychische symptomen, weinig hoop en weinig gevoel van controle Ook gebrek aan sociale steun is een Hoewel er vaak sprake is van een verhoogd niveau van psychische symptomen, neemt de kwaliteit van leven wel toe na de harttransplantatie Cupples ### De relatie tussen psychische symptomen en cardiale morbiditeit en mortaliteit is ook in deze populatie onderzocht Het blijkt dat er een grotere kans op chronische afstoting en mortaliteit is bij een verhoogde mate van depressieve symptomen en bij een <PERSOON> Traumatische Stress Stoornis (PTSS); dit geldt echter niet bij angstsymptomen Dew ### Psychische symptomen leiden bij transplantatiepatiënten tot een slechtere therapietrouw ten aanzien van medicatie en adviezen, en zo indirect tot Evenals bij hartpatiënten met coronarialijden worden in het algemeen genomen bij harttransplantatiepatiënten Met betrekking tot sociaal functioneren na harttransplantatie, worden zeer wisselende resultaten gevonden ##% tot ##% van de patiënten hervat het werk succesvol <PERSOON> voor werkhervatting zijn langere wachttijd voordat de procedure plaatsvindt, hogere mate van afstoting en meer complicaties gedurende en na opname (orgaanfalen en infecties), lagere algemene (zelfgerapporteerde) gezondheid en somatische comorbiditeit Ook een slechtere functionele status (activiteiten voor het dagelijks leven, ADL) is een voorspeller voor slechtere re-integratie <PERSOON> symptomen en meer specifiek depressieve symptomen na de opname zijn ook knelpunten Jalowiec ### Vrouwen en/of ouderen hervatten minder vaak hun betaalde baan <PERSOON> ### voor werkhervatting <PERSOON> die juist bijdragen aan werkhervatting zijn algemene tevredenheid met de werksituatie en steun van de werkgever met betrekking tot de gezondheid <PERSOON> De sociale rol in het gezin en als partner is relatief goed onderzocht, maar de resultaten zijn niet eenduidig Ongeveer de helft van de studies laat problemen op dit vlak zien De perceptie van de patiënt met betrekking tot de mogelijkheden om een rol te vervullen is de belangrijkste voorspeller van de hervatting van sociale rollen Voor de transplantatie wordt het sociale functioneren voorspeld door het fysieke functioneren, en na de transplantatie is het de tijd sinds het incident plaatsvond die het sociale functioneren voorspelt <PERSOON> ### Het effect van sociale steun is slechts in één studie onderzocht en had een positief effect op mortaliteit, # Met ca rd io -fitnes s wo rd t bed o eld het tra inen o p g eleid e va n g eta llen, bijvo o rbeeld o p een bepa a ld e ha rtfreq uentie o f met een Het is aannemelijk dat patiënten die een ICD hebben gekregen, baat hebbenbij hartrevalidatie, vooral bij de interventies gericht op voorlichting en psychosociale doelen Een ontspanningsprogramma lijkt van bijzondere waarde Voor patiënten die na een infarct een ICD hebben gekregen als preventie voor plotseling overlijden, komen ook interventies gericht op leefstijl in aanmerking om de progressie van atherosclerotische laesies te remmen.
559
fms
werkhervatting <PERSOON> die juist bijdragen aan werkhervatting zijn algemene tevredenheid met de werksituatie en steun van de werkgever met betrekking tot de gezondheid <PERSOON> De sociale rol in het gezin en als partner is relatief goed onderzocht, maar de resultaten zijn niet eenduidig Ongeveer de helft van de studies laat problemen op dit vlak zien De perceptie van de patiënt met betrekking tot de mogelijkheden om een rol te vervullen is de belangrijkste voorspeller van de hervatting van sociale rollen Voor de transplantatie wordt het sociale functioneren voorspeld door het fysieke functioneren, en na de transplantatie is het de tijd sinds het incident plaatsvond die het sociale functioneren voorspelt <PERSOON> ### Het effect van sociale steun is slechts in één studie onderzocht en had een positief effect op mortaliteit, # Met ca rd io -fitnes s wo rd t bed o eld het tra inen o p g eleid e va n g eta llen, bijvo o rbeeld o p een bepa a ld e ha rtfreq uentie o f met een Het is aannemelijk dat patiënten die een ICD hebben gekregen, baat hebbenbij hartrevalidatie, vooral bij de interventies gericht op voorlichting en psychosociale doelen Een ontspanningsprogramma lijkt van bijzondere waarde Voor patiënten die na een infarct een ICD hebben gekregen als preventie voor plotseling overlijden, komen ook interventies gericht op leefstijl in aanmerking om de progressie van atherosclerotische laesies te remmen (niveau B; klasse IIb) *<PERSOON> ng -QT-s ynd ro o m is een elektris che io nka na a lg erela teerd e a a nd o ening met s o ms levens bed reig end e Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiëntendie een harttransplantatie hebben Met betrekking tot de psychische doelen is het in aanvulling daarop voorpatiënten die in aanmerking komen voor een ICD-implantaat aan te bevelen om voorafgaande aan de implantatie voorlichting te geven om angst te Tot ##% van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt tot een jaar na implantatie angstsymptomen, hierin is echter een grote variatie (Niveau van bewijs #) Tot een derde van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt tot een jaar na Van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt ## tot ##% tot een jaar na implantatie De mate van angst vóór een ICD-implantatie is even groot als de mate van angst ná een ICD-implantatie Psychische klachten bij patiënten na een ICD-implantatie komen meer voor na het ervaren van een schok hebbenondergaan hebben een matig tot groot positief effect op angstsymptomen, maar geen eenduidig Psychologische interventies bij patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan hebben een positief ondergaan hebben geen effect op het voorkomen van ritmestoornissen en schokken (Niveau van bewijs Beperkte sociale steun bij patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan verhoogt de kans op Partners van patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan ervaren meer angst dan de patiënten ##% van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan hervat betaald werk (Niveau van bewijs.
582
fms
o m is een elektris che io nka na a lg erela teerd e a a nd o ening met s o ms levens bed reig end e Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiëntendie een harttransplantatie hebben Met betrekking tot de psychische doelen is het in aanvulling daarop voorpatiënten die in aanmerking komen voor een ICD-implantaat aan te bevelen om voorafgaande aan de implantatie voorlichting te geven om angst te Tot ##% van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt tot een jaar na implantatie angstsymptomen, hierin is echter een grote variatie (Niveau van bewijs #) Tot een derde van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt tot een jaar na Van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan krijgt ## tot ##% tot een jaar na implantatie De mate van angst vóór een ICD-implantatie is even groot als de mate van angst ná een ICD-implantatie Psychische klachten bij patiënten na een ICD-implantatie komen meer voor na het ervaren van een schok hebbenondergaan hebben een matig tot groot positief effect op angstsymptomen, maar geen eenduidig Psychologische interventies bij patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan hebben een positief ondergaan hebben geen effect op het voorkomen van ritmestoornissen en schokken (Niveau van bewijs Beperkte sociale steun bij patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan verhoogt de kans op Partners van patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan ervaren meer angst dan de patiënten ##% van de patiënten die een ICD-implantatie hebben ondergaan hervat betaald werk (Niveau van bewijs Mirowski ### In ### zijn er in negen verschillende Nederlandse centra circa ### ICD’s geïmplanteerd, vaak inclusief een pacemaker De indicaties death survivor’) bij patiënten met een beschadigde linkerkamer door een infarct, tot familiaire predispositie voor acute hartdood bij bijvoorbeeld een hypertrofische cardiomyopathie of in het kader van een aritmogene Een indicatie voor profylactische ICD-implantatie wordt vaker gesteld bij jongeren Het is overtuigend In een systematische literatuurstudie naar patiënten-perceptie (kwalitatieve studies) blijken angst voor een shock (anticipatie voor of herinnering aan), malfunctie van de ICD, angst voor hervatten van fysieke/seksuele activiteit en angst voor het besturen van een voertuig de belangrijkste overwegingen te zijn van patiënten na ICDimplantatie Over het algemeen zijn patiënten dankbaar en accepteren zij de ICD goed, maar ervaren zij ook een grote afhankelijkheid van de ICD en hun sociale omgeving (onder andere door angst voor autorijden) Daarnaast is er een grote behoefte aan individuele informatie van hulpverleners, maar vooral ook van andere ICDpatiënten Zayac ### De meest voorkomende psychische symptomen bij patiënten na ICD-implantatie (ongeacht de indicatie voor Daarnaast komen ook woede en onzekerheid bij een groot aantal patiënten voor Sola ###, <PERSOON> ### ##% voldoet aan de diagnostische criteria voor een angststoornis Sears ###, Sola ###, Spindler ### Angst voor en na ICD-implantatie is overigens gelijk; ICD-implantatie laat dus niet de angst afnemen Sears ###, Burke ### Angst lijkt een verhogend effect op het aantal ICD-shocks te hebben Sola ### Depressieve symptomen komen in mindere mate voor.
630
fms
Mirowski ### In ### zijn er in negen verschillende Nederlandse centra circa ### ICD’s geïmplanteerd, vaak inclusief een pacemaker De indicaties death survivor’) bij patiënten met een beschadigde linkerkamer door een infarct, tot familiaire predispositie voor acute hartdood bij bijvoorbeeld een hypertrofische cardiomyopathie of in het kader van een aritmogene Een indicatie voor profylactische ICD-implantatie wordt vaker gesteld bij jongeren Het is overtuigend In een systematische literatuurstudie naar patiënten-perceptie (kwalitatieve studies) blijken angst voor een shock (anticipatie voor of herinnering aan), malfunctie van de ICD, angst voor hervatten van fysieke/seksuele activiteit en angst voor het besturen van een voertuig de belangrijkste overwegingen te zijn van patiënten na ICDimplantatie Over het algemeen zijn patiënten dankbaar en accepteren zij de ICD goed, maar ervaren zij ook een grote afhankelijkheid van de ICD en hun sociale omgeving (onder andere door angst voor autorijden) Daarnaast is er een grote behoefte aan individuele informatie van hulpverleners, maar vooral ook van andere ICDpatiënten Zayac ### De meest voorkomende psychische symptomen bij patiënten na ICD-implantatie (ongeacht de indicatie voor Daarnaast komen ook woede en onzekerheid bij een groot aantal patiënten voor Sola ###, <PERSOON> ### ##% voldoet aan de diagnostische criteria voor een angststoornis Sears ###, Sola ###, Spindler ### Angst voor en na ICD-implantatie is overigens gelijk; ICD-implantatie laat dus niet de angst afnemen Sears ###, Burke ### Angst lijkt een verhogend effect op het aantal ICD-shocks te hebben Sola ### Depressieve symptomen komen in mindere mate voor Ongeveer een achtste (#,#% tot ##%) ervaart daarbij symptomen op het niveau van een depressieve stoornis Sears ### ICD-implantatie heeft geen eenduidig positief of negatief effect op de kwaliteit van leven In een Nederlandse studie vonden <PERSOON> en collega’s dat ICDdragers een lagere kwaliteit van leven hadden dan gezonde mensen, en dat bewegingsangst de kwaliteit van leven in deze groep nog verder verlaagt Ittersum ### Dit verschilt niet van patiënten met coronarialijden of met een medicamenteuze behandeling voor ritmestoornissen Tot maximaal een jaar na de implantatie is er een toename van psychische symptomen, hierna daalt dit weer tot het niveau van voor de implantatie Sears ### Over het algemeen concluderen studies dat het krijgen van een shock de kwaliteit van leven doet afnemen, onafhankelijk van de oorzaak van de shock (terecht of niet) <PERSOON> ### De psychische symptomen nemen af naar mate er langer geen shock heeft plaatsgevonden Sola ### Angst neemt toe met het aantal shocks dat plaatsvindt Een recente studie liet echter zien dat het voorkomen van shocks niet gerelateerd is aan het voorkomen van chronische angst na ICD-implantatie Pedersen ###a Angstsymptomen komen meer voor bij patiënten jonger dan <LEEFTIJD> jaar en patiënten met een beperkte sociale steun Met betrekking tot geslacht zijn de resultaten niet eenduidig <PERSOON> ###, <PERSOON> een matig tot groot positief effect op angstsymptomen en fysiek functioneren en een positief effect op kwaliteit van leven.
628
fms
(#,#% tot ##%) ervaart daarbij symptomen op het niveau van een depressieve stoornis Sears ### ICD-implantatie heeft geen eenduidig positief of negatief effect op de kwaliteit van leven In een Nederlandse studie vonden <PERSOON> en collega’s dat ICDdragers een lagere kwaliteit van leven hadden dan gezonde mensen, en dat bewegingsangst de kwaliteit van leven in deze groep nog verder verlaagt Ittersum ### Dit verschilt niet van patiënten met coronarialijden of met een medicamenteuze behandeling voor ritmestoornissen Tot maximaal een jaar na de implantatie is er een toename van psychische symptomen, hierna daalt dit weer tot het niveau van voor de implantatie Sears ### Over het algemeen concluderen studies dat het krijgen van een shock de kwaliteit van leven doet afnemen, onafhankelijk van de oorzaak van de shock (terecht of niet) <PERSOON> ### De psychische symptomen nemen af naar mate er langer geen shock heeft plaatsgevonden Sola ### Angst neemt toe met het aantal shocks dat plaatsvindt Een recente studie liet echter zien dat het voorkomen van shocks niet gerelateerd is aan het voorkomen van chronische angst na ICD-implantatie Pedersen ###a Angstsymptomen komen meer voor bij patiënten jonger dan <LEEFTIJD> jaar en patiënten met een beperkte sociale steun Met betrekking tot geslacht zijn de resultaten niet eenduidig <PERSOON> ###, <PERSOON> een matig tot groot positief effect op angstsymptomen en fysiek functioneren en een positief effect op kwaliteit van leven incidenten en shocks De genoemde studies hebben echter methodologische beperkingen Pedersen ###, Salmoirago-Blotcher ### Interventies vanuit patiëntenorganisaties lijken te leiden tot een reductie van psychische symptomen Patiënten ervaren de verenigingen als zeer waardevol Sola ###, <PERSOON> ### Na een ICD-implantatie kan de sociale omgeving zowel overmatig bezorgd zijn als te weinig betrokken reageren Beiden zijn onafhankelijk gerelateerd aan psychische symptomen bij de patiënt Familie reageert na een ICDshock vaak met veel angst, stress, hulpeloosheid en reageert overbeschermend Sola ###, Pedersen ###b In een recente vergelijkende studie blijkt dat partners van ICD-patiënten zelfs meer angst ervaren dan de patiënten zelf Daarbij is de angst bij partners hoger wanneer de ICD-indicatie secundair (na een doorgemaakte In <LOCATIE> is er onder meer in Leiden en <LOCATIE> onderzoek bij ICD-patiënten en hun partners verricht Op hartrevalidatieprogramma te betrekken <PERSOON> ### <PERSOON> benadrukt nog eens de impact van het overleven van een levensbedreigende hartritmestoornis Die manier waarop deze gebeurtenis wordt beleefd, heeft meer consequenties voor de kwaliteit van leven dan de behandeling, bijvoorbeeld ICD-implantatie, die erop volgt <PERSOON> ### Verschillende auteurs benadrukken het belang van uitgebreide voorlichting aan deze groep patiënten Niet altijd wordt daarvoor de tijd genomen na het stellen van de indicatie of na het implanteren van de ICD Patiënten zitten met vragen over een groot aantal zaken, zoals de schokuitlokkende factoren; de hoogte van de hartfrequentie waarbij een schok zal worden gegeven; de kans op inadequate ontladingen;.
607
fms
incidenten en shocks De genoemde studies hebben echter methodologische beperkingen Pedersen ###, Salmoirago-Blotcher ### Interventies vanuit patiëntenorganisaties lijken te leiden tot een reductie van psychische symptomen Patiënten ervaren de verenigingen als zeer waardevol Sola ###, <PERSOON> ### Na een ICD-implantatie kan de sociale omgeving zowel overmatig bezorgd zijn als te weinig betrokken reageren Beiden zijn onafhankelijk gerelateerd aan psychische symptomen bij de patiënt Familie reageert na een ICDshock vaak met veel angst, stress, hulpeloosheid en reageert overbeschermend Sola ###, Pedersen ###b In een recente vergelijkende studie blijkt dat partners van ICD-patiënten zelfs meer angst ervaren dan de patiënten zelf Daarbij is de angst bij partners hoger wanneer de ICD-indicatie secundair (na een doorgemaakte In <LOCATIE> is er onder meer in Leiden en <LOCATIE> onderzoek bij ICD-patiënten en hun partners verricht Op hartrevalidatieprogramma te betrekken <PERSOON> ### <PERSOON> benadrukt nog eens de impact van het overleven van een levensbedreigende hartritmestoornis Die manier waarop deze gebeurtenis wordt beleefd, heeft meer consequenties voor de kwaliteit van leven dan de behandeling, bijvoorbeeld ICD-implantatie, die erop volgt <PERSOON> ### Verschillende auteurs benadrukken het belang van uitgebreide voorlichting aan deze groep patiënten Niet altijd wordt daarvoor de tijd genomen na het stellen van de indicatie of na het implanteren van de ICD Patiënten zitten met vragen over een groot aantal zaken, zoals de schokuitlokkende factoren; de hoogte van de hartfrequentie waarbij een schok zal worden gegeven; de kans op inadequate ontladingen; Een studie naar werkhervatting toonde aan dat ##% van de patiënten die een ICDimplantatie hebben ondergaan het werk hervat, wat een erg laag percentage is vergeleken bij het percentage werkhervatting van ##% na een coronaire hartziekte (zie Revalidatie op maat) Sears ### Zoals in 'Revalidatie op maat Hulpmiddelen indicatiestelling' vermeld kan een ICD-implantaat interfereren met straling of golven in de werkomgeving In dat geval moet naar een andere werkplek of functie gezocht worden Vaak worden er algemene beperkingen opgelegd, waaronder ‘niet zwaar tillen’ en ‘de arm aan de zijde van de implantatieplaats voorzichtig bewegen’ Voor competitieve (sportieve) activiteiten zijn tijdens de ##e dienen af te zien van matig of hoog intensieve competitieve sportbeoefening Laag intensieve competitieve sportieve activiteiten zonder risico van beschadiging van het ICD worden toegestaan als er gedurende # maanden geen ritmestoornis is opgetreden waarvoor behandeling noodzakelijk was Sipes ### Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiëntendie een reanimatie hebben ondergaan in verband met een hartstilstand dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in deze richtlijn Aanvullend wordt aanbevolen diagnostiek ten aanzien van het cognitievefunctioneren toe te passen (door een specifiek revalidatiecentrum) en met cognitieve beperkingen rekening te houden bij de werkhervatting (bijvoorbeeld permanent aangepaste arbeid, ander werk zoeken, training enz ) gebruikmakend van de kennis van Patiënten die een reanimatie hebben ondergaan in verband met een hartstilstand Tot ##% van de patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, krijgt tot een jaar na het incidentdepressieve symptomen, hierin is echter een grote variatie (Niveau van bewijs #).
623
fms
aan dat ##% van de patiënten die een ICDimplantatie hebben ondergaan het werk hervat, wat een erg laag percentage is vergeleken bij het percentage werkhervatting van ##% na een coronaire hartziekte (zie Revalidatie op maat) Sears ### Zoals in 'Revalidatie op maat Hulpmiddelen indicatiestelling' vermeld kan een ICD-implantaat interfereren met straling of golven in de werkomgeving In dat geval moet naar een andere werkplek of functie gezocht worden Vaak worden er algemene beperkingen opgelegd, waaronder ‘niet zwaar tillen’ en ‘de arm aan de zijde van de implantatieplaats voorzichtig bewegen’ Voor competitieve (sportieve) activiteiten zijn tijdens de ##e dienen af te zien van matig of hoog intensieve competitieve sportbeoefening Laag intensieve competitieve sportieve activiteiten zonder risico van beschadiging van het ICD worden toegestaan als er gedurende # maanden geen ritmestoornis is opgetreden waarvoor behandeling noodzakelijk was Sipes ### Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor patiëntendie een reanimatie hebben ondergaan in verband met een hartstilstand dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in deze richtlijn Aanvullend wordt aanbevolen diagnostiek ten aanzien van het cognitievefunctioneren toe te passen (door een specifiek revalidatiecentrum) en met cognitieve beperkingen rekening te houden bij de werkhervatting (bijvoorbeeld permanent aangepaste arbeid, ander werk zoeken, training enz ) gebruikmakend van de kennis van Patiënten die een reanimatie hebben ondergaan in verband met een hartstilstand Tot ##% van de patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, krijgt tot een jaar na het incidentdepressieve symptomen, hierin is echter een grote variatie (Niveau van bewijs #) Van de patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, krijgt ##% na het incident PTSS (Niveau Tot ##% van patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, keert terug naar betaald werk, hierin Van de patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, ervaart ##% een lage maatschappelijke In <LOCATIE> is de incidentie van plotse hartdood # ## per ### mensen per jaar Straus ### Overleving (gedefinieerd als ontslag uit het ziekenhuis) van een reanimatie buiten het ziekenhuis waarbij direct hulp geboden kan worden, is #% tot ##% Frederiksson ###, Gorgels ### Gedurende de hartstilstand krijgen de hersenen geen zuurstof en hierdoor kan cerebrale ischemie optreden met uiteindelijk diffuse hersenschade De gevolgen hiervan kunnen zich zowel fysiek, cognitief als in gedrag manifesteren Tot ##% van de patiënten ervaart # maanden na het incident nog steeds cognitieve functiestoornissen en beperkingen in het dagelijks leven <PERSOON> ### Dit kan het psychisch functioneren van de Patiënten die een hartstilstand overleven, vertonen in belangrijke mate psychische symptomen, met angst, depressie, woede, stress en verwarring als belangrijkste klachten Depressieve symptomen komen voor bij #% tot ##%, gedurende opname tot <LEEFTIJD> jaar na het incident Angstsymptomen komen bij ##% van de patiënten tot ## maanden na het incident voor Arawwawala ###, Wachelder ### ##% van de patiënten voldoet aan de criteria voor <PERSOON> ### Bij deze studies werd niet specifiek vermeld of patiënten een ICD-implantaat hebben gekregen Partners van patiënten die een hartstilstand doormaakten, maken zich met name zorgen over.
648
fms
die een reanimatie hebben ondergaan, krijgt ##% na het incident PTSS (Niveau Tot ##% van patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, keert terug naar betaald werk, hierin Van de patiënten die een reanimatie hebben ondergaan, ervaart ##% een lage maatschappelijke In <LOCATIE> is de incidentie van plotse hartdood # ## per ### mensen per jaar Straus ### Overleving (gedefinieerd als ontslag uit het ziekenhuis) van een reanimatie buiten het ziekenhuis waarbij direct hulp geboden kan worden, is #% tot ##% Frederiksson ###, Gorgels ### Gedurende de hartstilstand krijgen de hersenen geen zuurstof en hierdoor kan cerebrale ischemie optreden met uiteindelijk diffuse hersenschade De gevolgen hiervan kunnen zich zowel fysiek, cognitief als in gedrag manifesteren Tot ##% van de patiënten ervaart # maanden na het incident nog steeds cognitieve functiestoornissen en beperkingen in het dagelijks leven <PERSOON> ### Dit kan het psychisch functioneren van de Patiënten die een hartstilstand overleven, vertonen in belangrijke mate psychische symptomen, met angst, depressie, woede, stress en verwarring als belangrijkste klachten Depressieve symptomen komen voor bij #% tot ##%, gedurende opname tot <LEEFTIJD> jaar na het incident Angstsymptomen komen bij ##% van de patiënten tot ## maanden na het incident voor Arawwawala ###, Wachelder ### ##% van de patiënten voldoet aan de criteria voor <PERSOON> ### Bij deze studies werd niet specifiek vermeld of patiënten een ICD-implantaat hebben gekregen Partners van patiënten die een hartstilstand doormaakten, maken zich met name zorgen over communicatie met hulpverleners De geboden informatie werd vaak als technisch ervaren, met weinig advies over hoe om te gaan met de patiënt en zijn ziekte en beperkingen Arawwawala ### Van patiënten die een hartstilstand hebben overleefd keert #% tot ##% terug naar betaald werk Arawwawala ###, Hofgren ### Belangrijkste redenen om niet terug te keren naar werk zijn klachten bij inspanning, cognitief-intellectuele Patiënten die een hartstilstand hebben doorgemaakt onderscheiden zich van patiënten die een ander cardiaal incident hebben doorgemaakt door de langdurige en uitgebreide cognitieve beperkingen, en daarmee in het dagelijks functioneren Arawwawala ### Hiermee is de maatschappelijke participatie (waaronder betaalde arbeid) verminderd ten opzichte van de patiënten die een ICD ontvangen in verband met primaire preventie In een recente studie werd een lage participatie in de maatschappij ervaren door ##% van de patiënten die een hartstilstand doormaakten Wachelder ### In een systematische literatuurstudie van redelijke kwaliteit wordt Arawwawala ### In één studie veranderde de mate van afhankelijkheid niet meer tussen ## dagen en <LEEFTIJD> jaar Het is aannemelijk dat hartpatiënten van gevorderde leeftijd baat hebben bijeen multidisciplinair hartrevalidatieprogramma indien Het is aan te bevelen om ouderen aan te sporen tot het volgen van een hartrevalidatie met een bewegingsprogramma, aangezien hiervan bij hen vergelijkbare effecten zijn te verwachten als bij jongeren (niveau B; klasse IIb) Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor oudere patiënten dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in.
634
fms
communicatie met hulpverleners De geboden informatie werd vaak als technisch ervaren, met weinig advies over hoe om te gaan met de patiënt en zijn ziekte en beperkingen Arawwawala ### Van patiënten die een hartstilstand hebben overleefd keert #% tot ##% terug naar betaald werk Arawwawala ###, Hofgren ### Belangrijkste redenen om niet terug te keren naar werk zijn klachten bij inspanning, cognitief-intellectuele Patiënten die een hartstilstand hebben doorgemaakt onderscheiden zich van patiënten die een ander cardiaal incident hebben doorgemaakt door de langdurige en uitgebreide cognitieve beperkingen, en daarmee in het dagelijks functioneren Arawwawala ### Hiermee is de maatschappelijke participatie (waaronder betaalde arbeid) verminderd ten opzichte van de patiënten die een ICD ontvangen in verband met primaire preventie In een recente studie werd een lage participatie in de maatschappij ervaren door ##% van de patiënten die een hartstilstand doormaakten Wachelder ### In een systematische literatuurstudie van redelijke kwaliteit wordt Arawwawala ### In één studie veranderde de mate van afhankelijkheid niet meer tussen ## dagen en <LEEFTIJD> jaar Het is aannemelijk dat hartpatiënten van gevorderde leeftijd baat hebben bijeen multidisciplinair hartrevalidatieprogramma indien Het is aan te bevelen om ouderen aan te sporen tot het volgen van een hartrevalidatie met een bewegingsprogramma, aangezien hiervan bij hen vergelijkbare effecten zijn te verwachten als bij jongeren (niveau B; klasse IIb) Met betrekking tot de psychische en sociale doelen gelden voor oudere patiënten dezelfde aanbevelingen als elders beschreven in <LOCATIE> toenemen naar circa ##,# miljoen rond ### Het CBS spreekt van ‘grijze druk’, gedefinieerd als het komende decennia, vooral na ###, zal de grijze druk sterk toenemen, tot een maximum van ## in ### (prognose-interval van ##-##) CBS ### Gemiddeld hebben ##+’ers nog circa <LEEFTIJD> jaar te leven, vrouwen wat langer dan mannen Fysiologisch kenmerkt het normaal verouderende hart zich door een afname van de maximale hartfrequentie <LOCATIE>bedraagt deze frequentie ###, met daarvan afgetrokken de leeftijd in jaren Ook de inotrope reserve en de VO#max dalen Dit laatste gebeurt met een snelheid van # tot ##% per decade Veel Nederlanders, inclusief de ouderen, zijn fysiek inactief Geschat wordt dat ##% van de mensen zich minder dan een half uur per dag matig intensief lichamelijk inspant en dat ##% dat zelfs minder dan een half uur per week doet <PERSOON> ### En dat terwijl regelmatige fysieke activiteit een gunstig effect heeft op het Manifestaties van coronaire hartziekte zijn de belangrijkste doodsoorzaak vanaf het ##e levensjaar Van de patiënten bij wie de coronaire hartziekte niet fataal verloopt, is het verwijzingspercentage naar de hartrevalidatie beperkt Het wordt geschat op niet meer dan ##%, vrouwen nog minder vaak dan mannen Ades ### Lavie en Milani hebben veel onderzoek gedaan naar de effecten van hartrevalidatie (vooral de fysieke training) bij ouderen Lavie ###, Lavie ###a, Lavie ###b, Lavie ### Ze vergeleken de effecten bij ouderen met de effecten bij jongeren De onderzochte patiënten, ook oudere vrouwen, werd veelal een trainingsfrequentie van #.
656
fms
druk’, gedefinieerd als het komende decennia, vooral na ###, zal de grijze druk sterk toenemen, tot een maximum van ## in ### (prognose-interval van ##-##) CBS ### Gemiddeld hebben ##+’ers nog circa <LEEFTIJD> jaar te leven, vrouwen wat langer dan mannen Fysiologisch kenmerkt het normaal verouderende hart zich door een afname van de maximale hartfrequentie <LOCATIE>bedraagt deze frequentie ###, met daarvan afgetrokken de leeftijd in jaren Ook de inotrope reserve en de VO#max dalen Dit laatste gebeurt met een snelheid van # tot ##% per decade Veel Nederlanders, inclusief de ouderen, zijn fysiek inactief Geschat wordt dat ##% van de mensen zich minder dan een half uur per dag matig intensief lichamelijk inspant en dat ##% dat zelfs minder dan een half uur per week doet <PERSOON> ### En dat terwijl regelmatige fysieke activiteit een gunstig effect heeft op het Manifestaties van coronaire hartziekte zijn de belangrijkste doodsoorzaak vanaf het ##e levensjaar Van de patiënten bij wie de coronaire hartziekte niet fataal verloopt, is het verwijzingspercentage naar de hartrevalidatie beperkt Het wordt geschat op niet meer dan ##%, vrouwen nog minder vaak dan mannen Ades ### Lavie en Milani hebben veel onderzoek gedaan naar de effecten van hartrevalidatie (vooral de fysieke training) bij ouderen Lavie ###, Lavie ###a, Lavie ###b, Lavie ### Ze vergeleken de effecten bij ouderen met de effecten bij jongeren De onderzochte patiënten, ook oudere vrouwen, werd veelal een trainingsfrequentie van # q aanbevolen De duur van de programma’s was vaak ## weken Het inspanningsvermogen verbeterde bij ouderen in dezelfde mate als bij jongeren Ook de invloed van hartrevalidatie op kwaliteit van leven bij ouderen was gunstig, met een afname van onder meer angst, depressie en lichamelijke klachten Lavie ###, Lavie ###a, Lavie ###b, Lavie deze laatste groep (met een gemiddelde leeftijd van <LEEFTIJD> jaar) is onderzoek verricht Vonder Muhll ### Het bewegingsprogramma was veilig voor de oudste ouderen, en hun functionele capaciteit verbeterde met ##% Er is weinig onderzoek gedaan bij ouderen naar het effect van hartrevalidatie op langere termijn Eén onderzoek beschreef een verbetering in de inspanningstolerantie na # maanden van bijna ##% Na <LEEFTIJD> jaar was de verbetering echter weer meer dan gehalveerd Het vasthouden van een initiële verbetering is een groot probleem, dat samenhangt met afnemen of ontbreken van frequente begeleiding Stahle ###b Ouderen zijn gevoeliger voor blessures bij fysieke activiteiten Door botontkalking, vooral bij vrouwen, is de kans op een fractuur bij een trauma groter Daar moet rekening mee gehouden worden tijdens de hartrevalidatie Gemotiveerde ouderen kunnen echter prima participeren in een hartrevalidatieprogramma Zo mogelijk kunnen ze zich daarna aansluiten bij een van de bewegingsprogramma’s van een patiëntenorganisatie of anderszins Oudere patiënten worden vaak uitgesloten van hartrevalidatieprogramma’s Echter alle voordelen van hartrevalidatie zoals inspanningstolerantie, functionele capaciteiten, vermindering van depressieve symptomen en angstsymptomen, verbetering van kwaliteit van leven, en stoppen met roken zijn ook voor ouderen bewezen, zelfs voor diegenen met multipele comorbiditeit.
653
fms
programma’s was vaak ## weken Het inspanningsvermogen verbeterde bij ouderen in dezelfde mate als bij jongeren Ook de invloed van hartrevalidatie op kwaliteit van leven bij ouderen was gunstig, met een afname van onder meer angst, depressie en lichamelijke klachten Lavie ###, Lavie ###a, Lavie ###b, Lavie deze laatste groep (met een gemiddelde leeftijd van <LEEFTIJD> jaar) is onderzoek verricht Vonder Muhll ### Het bewegingsprogramma was veilig voor de oudste ouderen, en hun functionele capaciteit verbeterde met ##% Er is weinig onderzoek gedaan bij ouderen naar het effect van hartrevalidatie op langere termijn Eén onderzoek beschreef een verbetering in de inspanningstolerantie na # maanden van bijna ##% Na <LEEFTIJD> jaar was de verbetering echter weer meer dan gehalveerd Het vasthouden van een initiële verbetering is een groot probleem, dat samenhangt met afnemen of ontbreken van frequente begeleiding Stahle ###b Ouderen zijn gevoeliger voor blessures bij fysieke activiteiten Door botontkalking, vooral bij vrouwen, is de kans op een fractuur bij een trauma groter Daar moet rekening mee gehouden worden tijdens de hartrevalidatie Gemotiveerde ouderen kunnen echter prima participeren in een hartrevalidatieprogramma Zo mogelijk kunnen ze zich daarna aansluiten bij een van de bewegingsprogramma’s van een patiëntenorganisatie of anderszins Oudere patiënten worden vaak uitgesloten van hartrevalidatieprogramma’s Echter alle voordelen van hartrevalidatie zoals inspanningstolerantie, functionele capaciteiten, vermindering van depressieve symptomen en angstsymptomen, verbetering van kwaliteit van leven, en stoppen met roken zijn ook voor ouderen bewezen, zelfs voor diegenen met multipele comorbiditeit modules is besproken minder vaak angstsymptomen dan jongere patiënten Ouderen hebben vaker hun partner verloren wat hen door vermindering van sociale steun kwetsbaarder kan maken Er zijn geen aanwijzingen voor andere effecten van de interventies gericht op psychische en sociale doelen bij ouderen (zie Interventies De revalidatiecommissie is van mening dat klinische hartrevalidatie een effectieve en veilige methodeis om een klein deel (minder dan #%) van de patiënten met complexe hart gerelateerde gezondheidsproblemen te Deze module gaat in op klinische hartrevalidatie, die in <LOCATIE> alleen aangeboden wordt aan een deel van de patiënten met meervoudige of complexe problemen <PERSOON> collega’s uit Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland publiceren relatief vaak over klinische hartrevalidatie, omdat deze vorm van revalidatie in die landen tot voor kort meer regel dan uitzondering was bij patiënten met een hartziekte Eiber ###, Klempt ### In <LOCATIE> is klinische hartrevalidatie mogelijk in drie centra het Rijnlands Zeehospitium in Leiden (Zuid-<PERSOON> (<LOCATIE>) In de genoemde centra zijn hiervoor respectievelijk #, ## en # bedden beschikbaar Per jaar revalideren in deze drie centra respectievelijk circa ##, ###-### en ## patiënten De revalidatieduur varieert van # tot ## weken Vanuit <LOCATIE> en <LOCATIE> is over specialistische (klinische) hartrevalidatie gerapporteerd Cluitmans ###a, Cluitmans ###b, Coser ### In deze module wordt ingegaan op de effectiviteit en Naar de effectiviteit en veiligheid van klinische hartrevalidatie is weinig onderzoek verricht Een Zweedse groep.
620
fms
minder vaak angstsymptomen dan jongere patiënten Ouderen hebben vaker hun partner verloren wat hen door vermindering van sociale steun kwetsbaarder kan maken Er zijn geen aanwijzingen voor andere effecten van de interventies gericht op psychische en sociale doelen bij ouderen (zie Interventies De revalidatiecommissie is van mening dat klinische hartrevalidatie een effectieve en veilige methodeis om een klein deel (minder dan #%) van de patiënten met complexe hart gerelateerde gezondheidsproblemen te Deze module gaat in op klinische hartrevalidatie, die in <LOCATIE> alleen aangeboden wordt aan een deel van de patiënten met meervoudige of complexe problemen <PERSOON> collega’s uit Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland publiceren relatief vaak over klinische hartrevalidatie, omdat deze vorm van revalidatie in die landen tot voor kort meer regel dan uitzondering was bij patiënten met een hartziekte Eiber ###, Klempt ### In <LOCATIE> is klinische hartrevalidatie mogelijk in drie centra het Rijnlands Zeehospitium in Leiden (Zuid-<PERSOON> (<LOCATIE>) In de genoemde centra zijn hiervoor respectievelijk #, ## en # bedden beschikbaar Per jaar revalideren in deze drie centra respectievelijk circa ##, ###-### en ## patiënten De revalidatieduur varieert van # tot ## weken Vanuit <LOCATIE> en <LOCATIE> is over specialistische (klinische) hartrevalidatie gerapporteerd Cluitmans ###a, Cluitmans ###b, Coser ### In deze module wordt ingegaan op de effectiviteit en Naar de effectiviteit en veiligheid van klinische hartrevalidatie is weinig onderzoek verricht Een Zweedse groep revalidatie of gebruikelijke zorg De klinische revalidatie bestond uit een programma van # weken, toegespitst op gezondheidsvoorlichting en leefstijlverandering Na deze # weken van klinische zorg was er gedurende ## poliklinische controle en vervolgens terug verwijzing naar de huisarts In het #e jaar na de PCI was de kans op heropname in het ziekenhuis in degenen die klinische hartrevalidatie hadden gevolgd, significant gedaald in vergelijking met degenen die gebruikelijke zorg ontvingen (resp #% en ##%) Bij de hartrevalidanten die klinische zorg hadden ontvangen was ook het risicovolle gedrag gedaald Ze aten gezonder, rookten minder en waren fysiek actiever dan de patiënten die de gebruikelijke zorg hadden ondergaan De auteurs schrijven dat het gunstige effect bij de meting na <LEEFTIJD> jaar kan zijn beïnvloed door een selectie van de patiënten op motivatie om Naast dit onderzoek verdienen vier andere publicaties een bespreking Bij een onderzoek in een ‘case-control’opzet waren families betrokken waarvan twee leden (twee broers, twee zussen of een broer en zus) een myocardinfarct hadden doorgemaakt Bij ## families had het ene lid wél en het andere lid géén klinisch hartrevalidatieprogramma van # weken doorlopen Gemiddeld #<DATUM> jaar na het myocardinfarct werd bij de was een gunstige tendens bij de gerevalideerden voor wat betreft de aanwezigheid van cardiale risicofactoren kort na de operatie ook een behoorlijke mate van spontaan herstel optreedt bij patiënten in de controlegroep, in vergelijking met patiënten die vier weken klinische hartrevalidatie hadden gekregen Dubach ### Het derde artikel betreft een ongecontroleerd ‘multi-center’-onderzoek.
616
fms
revalidatie bestond uit een programma van # weken, toegespitst op gezondheidsvoorlichting en leefstijlverandering Na deze # weken van klinische zorg was er gedurende ## poliklinische controle en vervolgens terug verwijzing naar de huisarts In het #e jaar na de PCI was de kans op heropname in het ziekenhuis in degenen die klinische hartrevalidatie hadden gevolgd, significant gedaald in vergelijking met degenen die gebruikelijke zorg ontvingen (resp #% en ##%) Bij de hartrevalidanten die klinische zorg hadden ontvangen was ook het risicovolle gedrag gedaald Ze aten gezonder, rookten minder en waren fysiek actiever dan de patiënten die de gebruikelijke zorg hadden ondergaan De auteurs schrijven dat het gunstige effect bij de meting na <LEEFTIJD> jaar kan zijn beïnvloed door een selectie van de patiënten op motivatie om Naast dit onderzoek verdienen vier andere publicaties een bespreking Bij een onderzoek in een ‘case-control’opzet waren families betrokken waarvan twee leden (twee broers, twee zussen of een broer en zus) een myocardinfarct hadden doorgemaakt Bij ## families had het ene lid wél en het andere lid géén klinisch hartrevalidatieprogramma van # weken doorlopen Gemiddeld #<DATUM> jaar na het myocardinfarct werd bij de was een gunstige tendens bij de gerevalideerden voor wat betreft de aanwezigheid van cardiale risicofactoren kort na de operatie ook een behoorlijke mate van spontaan herstel optreedt bij patiënten in de controlegroep, in vergelijking met patiënten die vier weken klinische hartrevalidatie hadden gekregen Dubach ### Het derde artikel betreft een ongecontroleerd ‘multi-center’-onderzoek myocardinfarct hadden gehad, risicogedrag en medicatietrouw gunstig beïnvloedde Völler ### Het vierde artikel rapporteert over de meting <LEEFTIJD> jaar na deze interventie Toen werden de gunstige resultaten echter niet teruggevonden Völler ### Geconcludeerd moet worden dat er (nog) onvoldoende onderzoek is verricht waarin klinische hartrevalidatie is vergeleken met poliklinische hartrevalidatie of met normale zorg De kenmerken van de hartpatiënten in de gepubliceerde onderzoeken verschillen van die van de klinische hartrevalidanten in <LOCATIE> Bij de patiënten die in ons land voor klinische hartrevalidatie worden verwezen of overgeplaatst, zijn er meer of ingewikkelder medische, psychosociale en/of maatschappelijke problemen De resultaten van het gepubliceerde onderzoek kunnen daarom niet direct geëxtrapoleerd worden naar de Ongunstige effecten die met de behandeling samenhangen zijn in de hierboven beschreven publicaties niet vermeld Klinische hartrevalidatie is – evenals poliklinische hartrevalidatie – veilig, mits het gegeven wordt onder Kandidaat voor klinische hartrevalidatie zijn hartpatiënten met complexe medische, psychische en/of sociale problemen en patiënten met een moeizame of mislukte fase-I-revalidatie of -mobilisatie Laatstgenoemde patiënten kunnen starten met een training in activiteiten voor het dagelijkse leven (ADL) De andere klinische hartrevalidanten volgen de voor hen geschikte onderdelen van het bewegingsprogramma naast eventuele psychotherapie Tevens wordt zo nodig maatschappelijke hulp verleend Patiënten die zeer angstig zijn en/of RET is de cognitieve component van de gedragstherapie Wanneer de leefomgeving van de patiënt de oorzaak is van het psychische probleem of het probleem mede in stand houdt, dan wordt deze bij de therapie.
593
fms
gunstig beïnvloedde Völler ### Het vierde artikel rapporteert over de meting <LEEFTIJD> jaar na deze interventie Toen werden de gunstige resultaten echter niet teruggevonden Völler ### Geconcludeerd moet worden dat er (nog) onvoldoende onderzoek is verricht waarin klinische hartrevalidatie is vergeleken met poliklinische hartrevalidatie of met normale zorg De kenmerken van de hartpatiënten in de gepubliceerde onderzoeken verschillen van die van de klinische hartrevalidanten in <LOCATIE> Bij de patiënten die in ons land voor klinische hartrevalidatie worden verwezen of overgeplaatst, zijn er meer of ingewikkelder medische, psychosociale en/of maatschappelijke problemen De resultaten van het gepubliceerde onderzoek kunnen daarom niet direct geëxtrapoleerd worden naar de Ongunstige effecten die met de behandeling samenhangen zijn in de hierboven beschreven publicaties niet vermeld Klinische hartrevalidatie is – evenals poliklinische hartrevalidatie – veilig, mits het gegeven wordt onder Kandidaat voor klinische hartrevalidatie zijn hartpatiënten met complexe medische, psychische en/of sociale problemen en patiënten met een moeizame of mislukte fase-I-revalidatie of -mobilisatie Laatstgenoemde patiënten kunnen starten met een training in activiteiten voor het dagelijkse leven (ADL) De andere klinische hartrevalidanten volgen de voor hen geschikte onderdelen van het bewegingsprogramma naast eventuele psychotherapie Tevens wordt zo nodig maatschappelijke hulp verleend Patiënten die zeer angstig zijn en/of RET is de cognitieve component van de gedragstherapie Wanneer de leefomgeving van de patiënt de oorzaak is van het psychische probleem of het probleem mede in stand houdt, dan wordt deze bij de therapie staat zijn om daadwerkelijk te revalideren omdat er bijvoorbeeld nog verpleegkundige zorg nodig is en/of Patiënten met andere dan cardiaal gerelateerde beperkingen die een succes-volle gespecialiseerde hartziekte Deze patiënten hebben tijdelijk een veilige (ziekenhuisgerelateerde) omgeving nodig Zij krijgen zo snel mogelijk weekendverlof dat gefaseerd wordt uitgebreid om te voorkomen dat de angst in stand moeten worden om zelfvertrouwen te herwinnen, met de (fysieke) beperkingen te leren omgaan, bepaald risicogedrag af te leren of een risicofactor zoals extreem overgewicht te verminderen Gelijktijdig wordt Patiënten met een indicatie voor specialistische hartrevalidatie voor wie dereisafstand voor Een periode van klinische hartrevalidatie kan afgerond worden met een geleidelijke uitbreiding van de tijd waarin iemand thuis is Dit om de patiënt in de gelegenheid te stellen thuis gefaseerd weer activiteiten op te pakken Bij een deel van de patiënten wordt de klinische hartrevalidatie aangevuld met een poliklinisch vervolg als er nog revalidatiedoelen bereikt kunnen worden Ten slotte worden alle patiënten aangemoedigd zich op te geven voor een (hart)patiëntenvereniging zoals ‘Hart In Beweging’ (HIB) Het is sterk aan te bevelen dat tijdens de hartrevalidatie de patiënt wordt voorbereid op de periode na de hartrevalidatie Het is aan te bevelen dat minstens een keer na beëindiging van hartrevalidatie follow-up van psychische symptomen plaatsvindt De projectgroep is van mening dat, indien de huisarts op een ander moment depressieve symptomen en/of angstsymptomen constateert bij hartpatiënten, deze Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie <DATUM> gevolgd wordt voor de diagnostiek en Deze module gaat in op de overgang naar fase III (post-revalidatiefase), verder aangeduid als nazorg (zie figuur.
587
fms
zorg nodig is en/of Patiënten met andere dan cardiaal gerelateerde beperkingen die een succes-volle gespecialiseerde hartziekte Deze patiënten hebben tijdelijk een veilige (ziekenhuisgerelateerde) omgeving nodig Zij krijgen zo snel mogelijk weekendverlof dat gefaseerd wordt uitgebreid om te voorkomen dat de angst in stand moeten worden om zelfvertrouwen te herwinnen, met de (fysieke) beperkingen te leren omgaan, bepaald risicogedrag af te leren of een risicofactor zoals extreem overgewicht te verminderen Gelijktijdig wordt Patiënten met een indicatie voor specialistische hartrevalidatie voor wie dereisafstand voor Een periode van klinische hartrevalidatie kan afgerond worden met een geleidelijke uitbreiding van de tijd waarin iemand thuis is Dit om de patiënt in de gelegenheid te stellen thuis gefaseerd weer activiteiten op te pakken Bij een deel van de patiënten wordt de klinische hartrevalidatie aangevuld met een poliklinisch vervolg als er nog revalidatiedoelen bereikt kunnen worden Ten slotte worden alle patiënten aangemoedigd zich op te geven voor een (hart)patiëntenvereniging zoals ‘Hart In Beweging’ (HIB) Het is sterk aan te bevelen dat tijdens de hartrevalidatie de patiënt wordt voorbereid op de periode na de hartrevalidatie Het is aan te bevelen dat minstens een keer na beëindiging van hartrevalidatie follow-up van psychische symptomen plaatsvindt De projectgroep is van mening dat, indien de huisarts op een ander moment depressieve symptomen en/of angstsymptomen constateert bij hartpatiënten, deze Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie <DATUM> gevolgd wordt voor de diagnostiek en Deze module gaat in op de overgang naar fase III (post-revalidatiefase), verder aangeduid als nazorg (zie figuur Zorgvuldige overdracht naar de huisarts draagt bij aan continuïteit van zorg en voorkomt het niet-noodzakelijk gebruik van (dure) tweedelijns gezondheidzorg Ten tweede ontwikkelt ongeveer een derde van de patiënten die gedurende de opname of vlak daarna (rond de intake) geen depressieve symptomen hebben, deze tot ## maanden na het cardiale incident <PERSOON> van psychische klachten is ook enige tijd na het cardiale incident effectief <PERSOON> ### Ten derde is bekend dat de medicatie- en leefstijladviezen uit de hartrevalidatie na beëindiging van fase II door een groot deel van de patiënten niet meer opgevolgd worden Mede om deze reden is een richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement opgesteld CBO ### Deze module gaat in op de overgang naar nazorg, bestaande uit voorbereiden op fase III tijdens de hartrevalidatie; eventuele overdracht naar behandelend cardioloog; overdracht door behandelend of hartrevalidatiecardioloog naar de huisarts; indien mogelijk, bescheiden followup van psychische klachten na ongeveer een jaar Vanzelfsprekend wordt de patiënt tijdens de hartrevalidatie voorbereid op het traject erna Al in een vroeg stadium van de hartrevalidatie dient doorstroom naar sport- en bewegingsactiviteiten in fase III aan de orde te komen Indien de algemene bewegingsprogramma’s binnen de hartrevalidatie niet voldoende effect hebben gesorteerd, kan in overleg met de patiënt een aanvullend bewegingsprogramma bij een eerstelijns fysiotherapeut in fase III geïndiceerd zijn (zie de aanbevelingen voor nazorg in de Richtlijn.
556
fms
naar de huisarts draagt bij aan continuïteit van zorg en voorkomt het niet-noodzakelijk gebruik van (dure) tweedelijns gezondheidzorg Ten tweede ontwikkelt ongeveer een derde van de patiënten die gedurende de opname of vlak daarna (rond de intake) geen depressieve symptomen hebben, deze tot ## maanden na het cardiale incident <PERSOON> van psychische klachten is ook enige tijd na het cardiale incident effectief <PERSOON> ### Ten derde is bekend dat de medicatie- en leefstijladviezen uit de hartrevalidatie na beëindiging van fase II door een groot deel van de patiënten niet meer opgevolgd worden Mede om deze reden is een richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement opgesteld CBO ### Deze module gaat in op de overgang naar nazorg, bestaande uit voorbereiden op fase III tijdens de hartrevalidatie; eventuele overdracht naar behandelend cardioloog; overdracht door behandelend of hartrevalidatiecardioloog naar de huisarts; indien mogelijk, bescheiden followup van psychische klachten na ongeveer een jaar Vanzelfsprekend wordt de patiënt tijdens de hartrevalidatie voorbereid op het traject erna Al in een vroeg stadium van de hartrevalidatie dient doorstroom naar sport- en bewegingsactiviteiten in fase III aan de orde te komen Indien de algemene bewegingsprogramma’s binnen de hartrevalidatie niet voldoende effect hebben gesorteerd, kan in overleg met de patiënt een aanvullend bewegingsprogramma bij een eerstelijns fysiotherapeut in fase III geïndiceerd zijn (zie de aanbevelingen voor nazorg in de Richtlijn symptomen tot wel ## maanden na het cardiale incident in sterk verhoogde mate voor Bovendien is het beloop van met name depressieve symptomen zeer onvoorspelbaar Patiënten moeten op de mogelijkheid hiervan gewezen worden Patiënten wordt aangeraden om, als zij zelf psychische symptomen constateren, zich tot de behandelend cardioloog of huisarts te wenden Aanbevolen wordt om, indien mogelijk, een jaar na het cardiale De sociale doelen (het optimaliseren van sociale steun en bereiken van werkhervatting) zijn enerzijds een belangrijke voorwaarde voor het bereiken en behouden van andere hartrevalidatie-doelen Anderzijds worden deze sociale doelen vaak pas volledig bereikt na fase II Sociale steun is zeer belangrijk voor het volhouden van bijvoorbeeld leefstijladviezen (zie module Revalidatie op maat Sociale doelen) Patiëntenorganisaties verzorgen bewegingsactiviteiten) De projectgroep is van mening dat vanuit het hartrevalidatieteam gewezen dient te Voorbereiden op fase III met betrekking tot het verminderen van risicogedrag Over de medicatie- en leefstijladviezen die binnen de hartrevalidatie gegeven worden, is bekend dat deze langere tijd na het eindigen van fase II door een groot deel van de patiënten niet goed meer gevolgd worden (zie module Interventies beinvloeding risicogedrag interventies gericht op het beïnvloeden van risicogedrag) Naast de informatiebijeenkomsten binnen fase II is het van belang dat alle hulpverleners (cardioloog, hartrevalidatieteam, andere specialisten en eerstelijns hulpverleners) aandacht besteden aan het beïnvloeden van risicogedrag Door continuïteit van adviezen door de diverse hulpverleners wordt de therapietrouw aan de Als na de evaluatie van de hartrevalidatie in het MDO besloten wordt dat de hartrevalidatie beëindigd wordt,.
552
fms
sterk verhoogde mate voor Bovendien is het beloop van met name depressieve symptomen zeer onvoorspelbaar Patiënten moeten op de mogelijkheid hiervan gewezen worden Patiënten wordt aangeraden om, als zij zelf psychische symptomen constateren, zich tot de behandelend cardioloog of huisarts te wenden Aanbevolen wordt om, indien mogelijk, een jaar na het cardiale De sociale doelen (het optimaliseren van sociale steun en bereiken van werkhervatting) zijn enerzijds een belangrijke voorwaarde voor het bereiken en behouden van andere hartrevalidatie-doelen Anderzijds worden deze sociale doelen vaak pas volledig bereikt na fase II Sociale steun is zeer belangrijk voor het volhouden van bijvoorbeeld leefstijladviezen (zie module Revalidatie op maat Sociale doelen) Patiëntenorganisaties verzorgen bewegingsactiviteiten) De projectgroep is van mening dat vanuit het hartrevalidatieteam gewezen dient te Voorbereiden op fase III met betrekking tot het verminderen van risicogedrag Over de medicatie- en leefstijladviezen die binnen de hartrevalidatie gegeven worden, is bekend dat deze langere tijd na het eindigen van fase II door een groot deel van de patiënten niet goed meer gevolgd worden (zie module Interventies beinvloeding risicogedrag interventies gericht op het beïnvloeden van risicogedrag) Naast de informatiebijeenkomsten binnen fase II is het van belang dat alle hulpverleners (cardioloog, hartrevalidatieteam, andere specialisten en eerstelijns hulpverleners) aandacht besteden aan het beïnvloeden van risicogedrag Door continuïteit van adviezen door de diverse hulpverleners wordt de therapietrouw aan de Als na de evaluatie van de hartrevalidatie in het MDO besloten wordt dat de hartrevalidatie beëindigd wordt, huisarts De cardioloog levert de huisarts dan informatie met betrekking tot diagnose, verrichte behandeling, uitkomsten van de screening voor hartrevalidatie, een overzicht van de ingezette behandeling, en een evaluatie Monitoring van psychische symptomen Zoals in Modules Revalidatie op maat werd beschreven, komen na een cardiaal incident depressieve symptomen tot wel ## maanden in sterk verhoogde mate voor Bovendien is het beloop van met name depressieve symptomen zeer onvoorspelbaar Ongeveer een derde van de patiënten die gedurende de opname of vlak daarna (rond de intake) geen depressieve symptomen hebben, ontwikkelen deze tot ## maanden na het cardiale incident wel <PERSOON> en <PERSOON> ### beschrijven dat een cardiaal incident of hartziekte aanpassing vergt, waarbij in de eerste fase vooral herstel voorop staat, vervolgens de aandacht uitgaat naar de confrontatie met en acceptatie van de blijvende gevolgen, en men tenslotte pas toe is aan aanpassing aan de blijvende gevolgen Psychische symptomen ontstaan vaak pas in de laatste twee fases Het bereiken van een emotioneel evenwicht is bovendien een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van de overige doelen binnen hartrevalidatie De projectgroep is van mening dat bij iedere patiënt minstens een keer na beëindiging van de hartrevalidatie screening op psychische symptomen (bij voorkeur met hetzelfde screeningsinstrument als tijdens de intake) plaats dient te vinden, bij voorkeur rond een jaar na de opname De cardioloog of huisarts kan tweedelijnspsycholoog) de eventuele diagnostiek en behandeling gaat doen Overwegingen hierbij kunnen zijn.
553
fms
Timing van vitrectomie na glasvochtbloeding bij volwassenen met diabetische retinopathie Het optimale tijdspad voor een cataractextractie bij volwassenen met diabetische retinopathie De Richtlijn Diabetische retinopathie uit ### (NOG ###) is herzien In de afgelopen tien jaar zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt in diagnostiek en behandeling en ook op het gebied van screening zijn eveneens nieuwe inzichten verkregen Met name op het gebied van de behandeling middels intravitreale injecties zijn veel studies verricht naar bestaande en nieuwe medicatie Diabetische retinopathie (DRP) is een veelvoorkomende oorzaak van blindheid en slechtziendheid bij volwassenen in de leeftijd tussen de ## en de <LEEFTIJD> jaar Een ernstige visuele handicap heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de kwaliteit van leven van de patiënt, maar speelt ook op macro-economisch niveau een aanzienlijke rol Doordat het aantal mensen met diabetes mellitus gestaag toeneemt, neemt ook het aantal mensen met diabetische retinopathie toe Bij langer bestaande diabetes (type # en #) kan de prevalentie van retinopathie oplopen tot ##% De nieuwe Richtlijn diabetische retinopathie biedt de betrokken zorgprofessional handvatten voor de screening, diagnostiek en behandeling van diabetische Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met diabetische bloedsuiker niet goed zelf regelen Diabetische retinopathie (DRP) is een veelvoorkomende oorzaak van Meer informatie over oogcontrole bij diabetes mellitus is te vinden op <PERSOON> #-year screening intervals forsight-threatening retinal vascular lesions in type # American Diabetes Association (#) Microvascular complications and foot care <PERSOON> of Diabetes in <PERSOON> J et al Individual risk assessment and information technology to optimise screening frequency for diabetic retinopathy Diabetologia ### Oct;##(##) ### doi <DATUM> s###-###-###<DATUM> <PERSOON> of screening methods for diabetic retinopathy <PERSOON> B, <PERSOON> K <PERSOON> the retinal screening interval be safely increased to # years for type # diabetic patients without retinopathy? Diabetes Care ### Aug;##(#) ###<DATUM> doi ## ###/dc##-### <PERSOON> Day TE, <PERSOON> N, <PERSOON-##> of diabetic retinopathy associated vision loss to screening interval in an agentbased/discrete event simulation model Comput Biol Med ###;#<DATUM> doi <DATUM> j compbiomed ##<DATUM> ### Epub Echouffo-Tcheugui JB, <PERSOON-##> MK, Roglic G, et al Screening intervals for diabetic retinopathy and incidence of visual loss a <PERSOON-##> AD, Goatman KA, <PERSOON-##> GJ, Sharp PF, Olson JA Automated grading for diabetic retinopathy a largescale audit using arbitration by clinical experts <PERSOON-##> ### Dec;##(##) ##<DATUM> doi <DATUM> bjo ### ### <PERSOON-##> H, et al.
619
fms
<PERSOON> of Diabetes in <PERSOON> J et al Individual risk assessment and information technology to optimise screening frequency for diabetic retinopathy Diabetologia ### Oct;##(##) ### doi <DATUM> s###-###-###<DATUM> <PERSOON> of screening methods for diabetic retinopathy <PERSOON> B, <PERSOON> K <PERSOON> the retinal screening interval be safely increased to # years for type # diabetic patients without retinopathy? Diabetes Care ### Aug;##(#) ###<DATUM> doi ## ###/dc##-### <PERSOON> Day TE, <PERSOON> N, <PERSOON> of diabetic retinopathy associated vision loss to screening interval in an agentbased/discrete event simulation model Comput Biol Med ###;#<DATUM> doi <DATUM> j compbiomed ##<DATUM> ### Epub Echouffo-Tcheugui JB, <PERSOON-##> MK, Roglic G, et al Screening intervals for diabetic retinopathy and incidence of visual loss a <PERSOON-##> AD, Goatman KA, <PERSOON-##> GJ, Sharp PF, Olson JA Automated grading for diabetic retinopathy a largescale audit using arbitration by clinical experts <PERSOON-##> ### Dec;##(##) ##<DATUM> doi <DATUM> bjo ### ### <PERSOON-##> H, et al population-based diabetic eye screening program retrospective cohort study Diabetes Care ###a;##(#) ###-### doi ## ###/dc<DATUM> Epub ### Apr ## Erratum in <PERSOON-##> H, et al Non-attendance at diabetic eye screening and risk of sight-threatening diabetic Goatman KA, <PERSOON-##> AD, <PERSOON-##> RD et al External quality assurance for image grading in the <PERSOON-##> D, <PERSOON-##> and Disease Management Working Party Grading and disease management in national screening for diabetic retinopathy in England and <PERSOON-##> R et al Effectiveness of screening and monitoring tests for diabetic retinopathy​a systematic review Diabet Med ### Jul;##(#) ##<DATUM-##> Review PubMed PMID <PATIENTNUMMER># InEen Transparante ketenzorg diabetes mellitus, COPD en VRM rapportage zorggroepen over ### <LOCATIE> ### Te ICO, International Council of Ophtalmology (###) Lignes Directives de l​ICO pour les Soins Oculaires Chez les <PERSOON-##> J, Zou H, <PERSOON-##> B, Bai X, <PERSOON-##> #-year onset and regression of diabetic retinopathy <PERSOON-##> MO Incidence and Progression of Diabetic Retinopathy During ## Years of.
639
fms
diabetic eye screening program retrospective cohort study Diabetes Care ###a;##(#) ###-### doi ## ###/dc<DATUM> Epub ### Apr ## Erratum in <PERSOON> H, et al Non-attendance at diabetic eye screening and risk of sight-threatening diabetic Goatman KA, <PERSOON> AD, <PERSOON> RD et al External quality assurance for image grading in the <PERSOON> D, <PERSOON> and Disease Management Working Party Grading and disease management in national screening for diabetic retinopathy in England and <PERSOON> R et al Effectiveness of screening and monitoring tests for diabetic retinopathy​a systematic review Diabet Med ### Jul;##(#) ##<DATUM> Review PubMed PMID <PATIENTNUMMER># InEen Transparante ketenzorg diabetes mellitus, COPD en VRM rapportage zorggroepen over ### <LOCATIE> ### Te ICO, International Council of Ophtalmology (###) Lignes Directives de l​ICO pour les Soins Oculaires Chez les <PERSOON> J, Zou H, <PERSOON> B, Bai X, <PERSOON> #-year onset and regression of diabetic retinopathy <PERSOON-##> MO Incidence and Progression of Diabetic Retinopathy During ## Years of Progression of diabetes retinal status within community screening programs and potential implications for screening intervals <PERSOON-##> Y, <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> AD, Doney AS, Leese GP, Pearson ER, Palmer CN Glycemic exposure and blood pressure influencing progression and remission of diabetic retinopathy a longitudinal cohort study in GoDARTS Diabetes Care ### Looker HC, Nyangoma SO, Cromie D, et al ; Scottish Diabetic Retinopathy Screening Collaborative; Scottish Diabetes Research Network Epidemiology Group Diabetic retinopathy at diagnosis of type # diabetes in Scotland Diabetologia Looker HC, Nyangoma SO, Cromie DT, et al ; Scottish Diabetes Research Network (SDRN) Epidemiology Group and the Scottish Diabetic Retinopathy Collaborative Predicted impact of extending the screening interval for diabetic retinopathy the Scottish Diabetic Retinopathy Screening programme Diabetologia ###;##(#) ###-### doi <DATUM> s###-<PATIENTNUMMER>-# <PERSOON-##> HC, Nyangoma SO, Cromie DT, et al ; Scottish Diabetes Research Network Epidemiology Group; Scottish Diabetic Retinopathy Collaborative Rates of referable eye disease in the <PERSOON-##> O et al Trends in yield and effects of screening intervals during ## years of a large UK community-based diabetic retinopathy screening programme Diabet Med ### NHS (###) Diabetic Eye Screening Programme Diabetic Eye Screening Revised Grading Definitions, version <DATUM> (# NICE (###) Diabetes in pregnancy.
598
fms
diabetes retinal status within community screening programs and potential implications for screening intervals <PERSOON> Y, <PERSOON> M, <PERSOON> AD, Doney AS, Leese GP, Pearson ER, Palmer CN Glycemic exposure and blood pressure influencing progression and remission of diabetic retinopathy a longitudinal cohort study in GoDARTS Diabetes Care ### Looker HC, Nyangoma SO, Cromie D, et al ; Scottish Diabetic Retinopathy Screening Collaborative; Scottish Diabetes Research Network Epidemiology Group Diabetic retinopathy at diagnosis of type # diabetes in Scotland Diabetologia Looker HC, Nyangoma SO, Cromie DT, et al ; Scottish Diabetes Research Network (SDRN) Epidemiology Group and the Scottish Diabetic Retinopathy Collaborative Predicted impact of extending the screening interval for diabetic retinopathy the Scottish Diabetic Retinopathy Screening programme Diabetologia ###;##(#) ###-### doi <DATUM> s###-<PATIENTNUMMER>-# <PERSOON> HC, Nyangoma SO, Cromie DT, et al ; Scottish Diabetes Research Network Epidemiology Group; Scottish Diabetic Retinopathy Collaborative Rates of referable eye disease in the <PERSOON> O et al Trends in yield and effects of screening intervals during ## years of a large UK community-based diabetic retinopathy screening programme Diabet Med ### NHS (###) Diabetic Eye Screening Programme Diabetic Eye Screening Revised Grading Definitions, version <DATUM> (# NICE (###) Diabetes in pregnancy NICE (###) Type # diabetes in adults diagnosis and management (last updated <PERSOON> ###) <PERSOON> NICE (###) Type # diabetes in adults management (last updated <PERSOON> ###) <PERSOON> https //(WEBLINK) <PERSOON> A, et al <PERSOON-##> effective programme to systematic diabetic retinopathy screening in order to reduce diabetic retinopathy blindness <PERSOON-##> S, et al Clinical characteristics influence screening intervals for diabetic retinopathy <PERSOON-##> V, <PERSOON-##> CN, Brelen M et al Agreement and reasons for disagreement between photographic and hospital biomicroscopy grading of diabetic retinopathy Diabet Med ### <PERSOON-##>;##(#) ##<DATUM> doi <PERSOON-##> IM Development of a costeffectiveness model for optimisation of the screening interval in diabetic retinopathy screening Health Technol Assess Scanlon PH, Stratton IM, Histed M, et al <PERSOON-##> influence of background diabetic retinopathy in the second eye on rates of <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> agreement, and sensitivity and specificity of digital photography in a community optometry-based diabetic eye screening program Clin Ophthalmol ### Jul ##;# ###<DATUM> doi <PERSOON-##> of diabetic retinopathy in various ethnic groups a worldwide <PERSOON-##> M, Yap MKH.
626
fms
diagnosis and management (last updated <PERSOON> ###) <PERSOON> NICE (###) Type # diabetes in adults management (last updated <PERSOON> ###) <PERSOON> https //(WEBLINK) <PERSOON> A, et al <PERSOON> effective programme to systematic diabetic retinopathy screening in order to reduce diabetic retinopathy blindness <PERSOON> S, et al Clinical characteristics influence screening intervals for diabetic retinopathy <PERSOON> V, <PERSOON> CN, Brelen M et al Agreement and reasons for disagreement between photographic and hospital biomicroscopy grading of diabetic retinopathy Diabet Med ### <PERSOON>;##(#) ##<DATUM> doi <PERSOON-##> IM Development of a costeffectiveness model for optimisation of the screening interval in diabetic retinopathy screening Health Technol Assess Scanlon PH, Stratton IM, Histed M, et al <PERSOON-##> influence of background diabetic retinopathy in the second eye on rates of <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> agreement, and sensitivity and specificity of digital photography in a community optometry-based diabetic eye screening program Clin Ophthalmol ### Jul ##;# ###<DATUM> doi <PERSOON-##> of diabetic retinopathy in various ethnic groups a worldwide <PERSOON-##> M, Yap MKH Clin Stratton IM, Aldington SJ, <PERSOON-##> DJ, et al A simple risk stratification for time to development of sight-threatening diabetic <PERSOON-##> and specificity of Norwegian optometrists' evaluation of diabetic retinopathy in single-field retinal images - a cross-sectional experimental study BMC Health Serv Res ### <PERSOON> ##;## ## <PERSOON-##> S, <PERSOON-##> SL, North RV, Gibbins RL, Owens <PERSOON-##> of diabetic retinopathy in people with type # diabetes mellitus attending the Diabetic Retinopathy Screening Service for Wales <PERSOON-##> RL, Dunstan FD, Luzio SD, Chowdhury SR, North RV, <PERSOON-##> SL, Gibbins RL, Owens <PERSOON-##> of diabetic retinopathy within a national diabetic retinopathy screening service <PERSOON-##> ### <PERSOON>;##(#) #<DATUM> doi <PERSOON-##> E, et al Validation of a model to estimate personalised screening frequency to <PERSOON-##> retinopathy screening in patients with diabetes mellitus in primary care Incentives and barriers to screening attendance Diabetes Res Clin Pract ### Apr;##(#) <DATUM> doi <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> of progression in diabetic retinopathy during different time periods a systematic review and meta-analysis Diabetes.
609
fms
Stratton IM, Aldington SJ, <PERSOON> DJ, et al A simple risk stratification for time to development of sight-threatening diabetic <PERSOON> and specificity of Norwegian optometrists' evaluation of diabetic retinopathy in single-field retinal images - a cross-sectional experimental study BMC Health Serv Res ### <PERSOON> ##;## ## <PERSOON> S, <PERSOON> SL, North RV, Gibbins RL, Owens <PERSOON> of diabetic retinopathy in people with type # diabetes mellitus attending the Diabetic Retinopathy Screening Service for Wales <PERSOON> RL, Dunstan FD, Luzio SD, Chowdhury SR, North RV, <PERSOON> SL, Gibbins RL, Owens <PERSOON> of diabetic retinopathy within a national diabetic retinopathy screening service <PERSOON> ### <PERSOON>;##(#) #<DATUM> doi <PERSOON-##> E, et al Validation of a model to estimate personalised screening frequency to <PERSOON-##> retinopathy screening in patients with diabetes mellitus in primary care Incentives and barriers to screening attendance Diabetes Res Clin Pract ### Apr;##(#) <DATUM> doi <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> A, <PERSOON-##> of progression in diabetic retinopathy during different time periods a systematic review and meta-analysis <PERSOON-##> RF, <PERSOON-##> M, <PERSOON-##> J, <PERSOON-##> JM, Varma R, <PERSOON-##> JJ, <PERSOON-##> N, West S, <PERSOON-##> X, <PERSOON-##> for Eye Disease (META-EYE) Study Group Global prevalence and major risk factors of diabetic retinopathy Diabetes Care ### Mar;##(#) ###-## doi ## ###/dc##-### <PERSOON-##> RT, Luzio SD, <PERSOON-##> JM, <PERSOON-##> JM et al Diabetic retinopathy screening perspectives of people with diabetes, screening intervals and costs of attending screening Diabet Med ###;<DATUM> ## PMID <PATIENTNUMMER># Younis a <PERSOON-##> DM, Harding SP, Vora JP Incidence of sight-threatening retinopathy in Type # diabetes in a Younis b <PERSOON-##> DM, Vora JP, Harding SP Liverpool Diabetic Eye Study Incidence of sight-threatening retinopathy in patients with type # diabetes in the Liverpool Diabetic Eye Study a cohort study <PERSOON-##> AC et al Progression and regression distinct developmental patterns of diabetic retinopathy in patients with type # diabetes treated in the diabetes care system <PERSOON-##> <PATIENTNUMMER># Wat is de optimale screeningsfrequentie voor visusbedreigende retinopathie bij volwassen personen met # Wat is de optimale screeningsfrequentie voor visusbedreigende retinopathie bij volwassen personen met #.
629
fms
<PERSOON> M, <PERSOON> J, <PERSOON> JM, Varma R, <PERSOON> JJ, <PERSOON> N, West S, <PERSOON> X, <PERSOON> for Eye Disease (META-EYE) Study Group Global prevalence and major risk factors of diabetic retinopathy Diabetes Care ### Mar;##(#) ###-## doi ## ###/dc##-### <PERSOON> RT, Luzio SD, <PERSOON> JM, <PERSOON> JM et al Diabetic retinopathy screening perspectives of people with diabetes, screening intervals and costs of attending screening Diabet Med ###;<DATUM> ## PMID <PATIENTNUMMER># Younis a <PERSOON-##> DM, Harding SP, Vora JP Incidence of sight-threatening retinopathy in Type # diabetes in a Younis b <PERSOON-##> DM, Vora JP, Harding SP Liverpool Diabetic Eye Study Incidence of sight-threatening retinopathy in patients with type # diabetes in the Liverpool Diabetic Eye Study a cohort study <PERSOON-##> AC et al Progression and regression distinct developmental patterns of diabetic retinopathy in patients with type # diabetes treated in the diabetes care system <PERSOON-##> <PATIENTNUMMER># Wat is de optimale screeningsfrequentie voor visusbedreigende retinopathie bij volwassen personen met # Wat is de optimale screeningsfrequentie voor visusbedreigende retinopathie bij volwassen personen met # Bepaal het moment van eerste screening op diabetische retinopathie op basis van diabetes type Volwassenen met andere vormen van diabetes mellitus Start screening binnen # maanden na de diagnose Gebruik bij de classificatie van diabetische retinopathie de UK classificatie diabetische retinopathie (zie aparte Milde (achtergrond) retinopathie (R#) in beide ogen, of Verwijzing naar oogarts Laat vrouwen met bestaande diabetes mellitus bij de eerste zwangerschapscontrole screenen op diabetische retinopathie Indien er geen retinopathie wordt gevonden wordt de screening herhaald bij ## weken Indien enige vorm van retinopathie wordt ontdekt moet de patiënte naar de oogarts worden verwezen en tot minimaal Bied patiënten met langdurig hoog HbA#c van wie het HbA#c snel daalt, extra retinopathie screening aan Geef hierbij aan bij de patiënt dat de kans op nieuwe retinopathie bij een snel dalend HbA#c niet groot is Overweeg patiënten met een korte levensverwachting niet meer te laten screenen op diabetische retinopathie Gebruik onderstaande classificatie voor diabetische retinopathie, gebaseerd op de UK classificatie (Scanlon groeps-exsudaten binnen de macula, microaneurysma of bloeding binnen # disc <PERSOON-##> ook bij ernstige niet-diabetische fundusafwijkingen is een verwijzing naar de oogarts geïndiceerd Neem de verantwoordelijkheid voor het aanbieden en (laten) uitvoeren van screening op retinopathie bij Verzeker u ervan dat de uitvoering van de screening en de beoordeling van de fundusfoto’s op adequate wijze Gebruik ##° fundusfotografie van twee velden per oog, bij voorkeur zwart-wit foto’s gemaakt met een rood-vrij filter; of biomicroscopie in mydriasis, eventueel in combinatie met indirecte funduscopie.
602
fms
moment van eerste screening op diabetische retinopathie op basis van diabetes type Volwassenen met andere vormen van diabetes mellitus Start screening binnen # maanden na de diagnose Gebruik bij de classificatie van diabetische retinopathie de UK classificatie diabetische retinopathie (zie aparte Milde (achtergrond) retinopathie (R#) in beide ogen, of Verwijzing naar oogarts Laat vrouwen met bestaande diabetes mellitus bij de eerste zwangerschapscontrole screenen op diabetische retinopathie Indien er geen retinopathie wordt gevonden wordt de screening herhaald bij ## weken Indien enige vorm van retinopathie wordt ontdekt moet de patiënte naar de oogarts worden verwezen en tot minimaal Bied patiënten met langdurig hoog HbA#c van wie het HbA#c snel daalt, extra retinopathie screening aan Geef hierbij aan bij de patiënt dat de kans op nieuwe retinopathie bij een snel dalend HbA#c niet groot is Overweeg patiënten met een korte levensverwachting niet meer te laten screenen op diabetische retinopathie Gebruik onderstaande classificatie voor diabetische retinopathie, gebaseerd op de UK classificatie (Scanlon groeps-exsudaten binnen de macula, microaneurysma of bloeding binnen # disc <PERSOON> ook bij ernstige niet-diabetische fundusafwijkingen is een verwijzing naar de oogarts geïndiceerd Neem de verantwoordelijkheid voor het aanbieden en (laten) uitvoeren van screening op retinopathie bij Verzeker u ervan dat de uitvoering van de screening en de beoordeling van de fundusfoto’s op adequate wijze Gebruik ##° fundusfotografie van twee velden per oog, bij voorkeur zwart-wit foto’s gemaakt met een rood-vrij filter; of biomicroscopie in mydriasis, eventueel in combinatie met indirecte funduscopie Voer bij kwalitatief onvoldoende fundusfoto’s onderzoek uit met hulp van biomicroscopie in mydriasis, Wees voorbereid op oogboldrukverhoging, allergische reacties en cardiale (tachycardie) bijwerkingen van Laat de screening uitvoeren door een oogarts, een optometrist of een gekwalificeerde grader Adviseer en begeleid in de richting van een gezonde leefstijl en behandel metabole- en cardiovasculaire risicofactoren om de kans op ontstaan of progressie van diabetische retinopathie te verminderen Geef alle patiënten met diabetes van wie u de hoofdbehandelaar bent informatie over retinopathiescreening en moedig hen aan screening te laten uitvoeren Dit geldt niet voor patiënten met diabetes die wegens retinopathie De hoofdbehandelaar van de patient met diabetes ziet toe op retinopathie screening en het uit de screening De bewijskracht van gepubliceerd onderzoek naar een optimaal screeningsinterval voor diabetische retinopathie blijkt zeer laag te zijn (zie de conclusies uit de systematische literatuuranalyse) Incidentie, geobserveerde progressie van retinopathie en sensitiviteit van het screeningsproces zijn parameters die geen direct bewijs bieden, maar wel behulpzaam kunnen zijn bij het vaststellen van een screeningsinterval De afweging van de nadelen van een gemiste visusbedreigende retinopathie tegen de voordelen van een minder frequente screening, om zo de optimale lengte van het screeningsinterval te bepalen, vraagt om een ethische beschouwing Deze valt buiten de competentie van de commissie De commissie heeft daarom een ruime Een deel van de onderzoeken uit de systematische literatuuranalyse adviseert een concreet screeningsinterval voor mensen met diabetes zonder retinopathie (zie literatuursamenvatting, tabel # en #) twee onderzoeken adviseren jaarlijkse screening, dertien achten een tweejaarlijkse screening voor deze groep verantwoord, twee.
575
fms
met hulp van biomicroscopie in mydriasis, Wees voorbereid op oogboldrukverhoging, allergische reacties en cardiale (tachycardie) bijwerkingen van Laat de screening uitvoeren door een oogarts, een optometrist of een gekwalificeerde grader Adviseer en begeleid in de richting van een gezonde leefstijl en behandel metabole- en cardiovasculaire risicofactoren om de kans op ontstaan of progressie van diabetische retinopathie te verminderen Geef alle patiënten met diabetes van wie u de hoofdbehandelaar bent informatie over retinopathiescreening en moedig hen aan screening te laten uitvoeren Dit geldt niet voor patiënten met diabetes die wegens retinopathie De hoofdbehandelaar van de patient met diabetes ziet toe op retinopathie screening en het uit de screening De bewijskracht van gepubliceerd onderzoek naar een optimaal screeningsinterval voor diabetische retinopathie blijkt zeer laag te zijn (zie de conclusies uit de systematische literatuuranalyse) Incidentie, geobserveerde progressie van retinopathie en sensitiviteit van het screeningsproces zijn parameters die geen direct bewijs bieden, maar wel behulpzaam kunnen zijn bij het vaststellen van een screeningsinterval De afweging van de nadelen van een gemiste visusbedreigende retinopathie tegen de voordelen van een minder frequente screening, om zo de optimale lengte van het screeningsinterval te bepalen, vraagt om een ethische beschouwing Deze valt buiten de competentie van de commissie De commissie heeft daarom een ruime Een deel van de onderzoeken uit de systematische literatuuranalyse adviseert een concreet screeningsinterval voor mensen met diabetes zonder retinopathie (zie literatuursamenvatting, tabel # en #) twee onderzoeken adviseren jaarlijkse screening, dertien achten een tweejaarlijkse screening voor deze groep verantwoord, twee Hoewel mensen met type # diabetes vaker DR ontwikkelen dan mensen met type # diabetes wordt in de literatuur geen onderscheid gemaakt in het screeningsadvies ( NICE ###; Echouffo ###; Scanlon ###) De ADA acht na een of meer normale screeningsuitslag(en) de kans op STDR zeer klein bij een driejaarlijks interval bij goed gecontroleerde type # diabetes (ADA ###) Ook in de Canadese richtlijn wordt onderscheid gemaakt in het interval tussen DM# en Voor mensen met een lichte vorm van <PERSOON>#) is het advies de screening na <LEEFTIJD> jaar te herhalen Indien er matige of ernstige non-proliferatieve <PERSOON>#), proliferatieve <PERSOON>#) of maculopathie (M#) bestaat is verwijzing naar de oogarts noodzakelijk Een recent ‘Health Technology Assessment’ van het National Institute for Health Research van de NHS met de titel ‘Development of a cost-effectiveness model for optimisation of the screening interval in diabetic retinopathy screening‘ concludeert dat een driejaarlijkse screening van alle patiënten het meest op één eerdere screeningsuitslag in combinatie met klinische informatie, net zo robuust als een risicoschatting adviseert het screeningsinterval minder te verlengen dan dit Britse rapport verantwoord acht Vrouwen met vóór de zwangerschap bestaande diabetes hebben een verhoogde kans op progressieve diabetische retinopathie Zij hebben extra screening nodig (NICE ###) Vrouwen die zwangerschapsdiabetes ontwikkelen behoeven geen retinopathie screening De kans op retinopathie tijdens zwangerschapsdiabetes is zeer klein vanwege de beperkte duur van de zwangerschap (ADA ###, NICE ###) Samenvattend komt de richtlijnwerkgroep tot aanbevelingen waarbij afhankelijk van de uitslag van eerdere.
599
fms
met type # diabetes vaker DR ontwikkelen dan mensen met type # diabetes wordt in de literatuur geen onderscheid gemaakt in het screeningsadvies ( NICE ###; Echouffo ###; Scanlon ###) De ADA acht na een of meer normale screeningsuitslag(en) de kans op STDR zeer klein bij een driejaarlijks interval bij goed gecontroleerde type # diabetes (ADA ###) Ook in de Canadese richtlijn wordt onderscheid gemaakt in het interval tussen DM# en Voor mensen met een lichte vorm van <PERSOON>#) is het advies de screening na <LEEFTIJD> jaar te herhalen Indien er matige of ernstige non-proliferatieve <PERSOON>#), proliferatieve <PERSOON>#) of maculopathie (M#) bestaat is verwijzing naar de oogarts noodzakelijk Een recent ‘Health Technology Assessment’ van het National Institute for Health Research van de NHS met de titel ‘Development of a cost-effectiveness model for optimisation of the screening interval in diabetic retinopathy screening‘ concludeert dat een driejaarlijkse screening van alle patiënten het meest op één eerdere screeningsuitslag in combinatie met klinische informatie, net zo robuust als een risicoschatting adviseert het screeningsinterval minder te verlengen dan dit Britse rapport verantwoord acht Vrouwen met vóór de zwangerschap bestaande diabetes hebben een verhoogde kans op progressieve diabetische retinopathie Zij hebben extra screening nodig (NICE ###) Vrouwen die zwangerschapsdiabetes ontwikkelen behoeven geen retinopathie screening De kans op retinopathie tijdens zwangerschapsdiabetes is zeer klein vanwege de beperkte duur van de zwangerschap (ADA ###, NICE ###) Samenvattend komt de richtlijnwerkgroep tot aanbevelingen waarbij afhankelijk van de uitslag van eerdere Bij geringe retinopathie in beide ogen, of visusbedreigende retinopathie in een van de ogen, moet de patiënt worden verwezen naar de oogarts De werkgroep is van mening dat screening op diabetische retinopathie dient te starten binnen drie maanden na het stellen van de diagnose diabetes type # of # Dit advies sluit aan bij de Incidentie en progressie van diabetische retinopathie namen in de laatste tientallen jaren sterk af (<PERSOON> diabeteszorg lijkt de belangrijkste oorzaak Deze afname is de aanleiding het screeningsinterval te reviseren In <LOCATIE> ontwikkelt bijna ##% van de mensen met type # diabetes van wie de huisarts hoofdbehandelaar is, geen <PERSOON> milde DR bij screening wordt ontdekt is tot ##% van deze DR bij een volgende screening niet meer zichtbaar (<PERSOON> ###; <PERSOON> ###) Deze regressie hangt vooral samen met een verbeterde glykemische instelling (Stratton ###) Nadat jaarlijkse screening tweemaal achtereen geen retinopathie oplevert is de kans zeer klein dat visusbedreigende retinopathie ontstaat (zie Tabel #; Stratton ###) Indien bij de tweede screening enige vorm van retinopathie wordt ontdekt wordt de kans op het ontstaan van visusbedreigende retinopathie groter en Indien bij beide screeningsessies retinopathie wordt ontdekt, wordt de kans op het ontstaan van visusbedreigende retinopathie vele malen groter (Zavrelova ###, Stratton ###) Bij het bestaan van geringe retinopathie in beide ogen neemt de kans op visusbedreigende retinopathie sterk toe (Scanlon ###) Het is.
619
fms
retinopathie in beide ogen, of visusbedreigende retinopathie in een van de ogen, moet de patiënt worden verwezen naar de oogarts De werkgroep is van mening dat screening op diabetische retinopathie dient te starten binnen drie maanden na het stellen van de diagnose diabetes type # of # Dit advies sluit aan bij de Incidentie en progressie van diabetische retinopathie namen in de laatste tientallen jaren sterk af (<PERSOON> diabeteszorg lijkt de belangrijkste oorzaak Deze afname is de aanleiding het screeningsinterval te reviseren In <LOCATIE> ontwikkelt bijna ##% van de mensen met type # diabetes van wie de huisarts hoofdbehandelaar is, geen <PERSOON> milde DR bij screening wordt ontdekt is tot ##% van deze DR bij een volgende screening niet meer zichtbaar (<PERSOON> ###; <PERSOON> ###) Deze regressie hangt vooral samen met een verbeterde glykemische instelling (Stratton ###) Nadat jaarlijkse screening tweemaal achtereen geen retinopathie oplevert is de kans zeer klein dat visusbedreigende retinopathie ontstaat (zie Tabel #; Stratton ###) Indien bij de tweede screening enige vorm van retinopathie wordt ontdekt wordt de kans op het ontstaan van visusbedreigende retinopathie groter en Indien bij beide screeningsessies retinopathie wordt ontdekt, wordt de kans op het ontstaan van visusbedreigende retinopathie vele malen groter (Zavrelova ###, Stratton ###) Bij het bestaan van geringe retinopathie in beide ogen neemt de kans op visusbedreigende retinopathie sterk toe (Scanlon ###) Het is screeningsinterval De werkgroep is dan ook van mening dat het screeningsinterval moet worden bepaald op De kans op het ontwikkelen van STDR hangt samen met duur van de diabetes en het niveau van HbA#c en Op basis van deze eigenschappen hebben individuele patiënten een verschillende kans op retinopathie In IJsland werd een algoritme ontwikkeld om het best passende persoonlijke screeningsinterval te voorspellen ((WEBLINK)) Daarbij werd gebruik gemaakt van gegevens van de IJslandse Oogscreening database en wetenschappelijke literatuur over risicofactoren Het algoritme werd gevalideerd met behulp van een Deense varieerde van minimaal # maanden tot maximaal ## maanden Het gemiddelde interval advies was ## maanden, bij mannen iets korter dan bij vrouwen Bij toepassing van het algoritme in de zorgpraktijk zou het aantal screeningsessies zijn afgenomen met ##% Validatie van een Nederlands algoritme is gaande (Van der Op dit moment zijn in <LOCATIE> de voorwaarden voor het toepassen van een individueel screeningsinterval onvoldoende gerealiseerd De huidige ICT-ondersteuning is onvoldoende om snel een passend individueel advies te genereren Oproepen voor de screening wordt in <LOCATIE> uitgevoerd door diverse instanties, de terugrapportage van de diagnose en de registratie van de retinopathiegegevens in de huisartsenpraktijk zijn De werkgroep adviseert om de screeningsfrequentie vooralsnog te baseren op de uitslag van de voorgaande screening-episodes Een eventuele verdere individualisering van het screeningsinterval is afhankelijk van een goede wetenschappelijke onderbouwing in toekomstig, bij voorkeur in <LOCATIE> uitgevoerd, onderzoek en een In ### werd in de VS een classificatie van diabetes gerelateerde, bij screening ontdekte, retina-afwijkingen ontwikkeld (ETDRS).
590
fms
dan ook van mening dat het screeningsinterval moet worden bepaald op De kans op het ontwikkelen van STDR hangt samen met duur van de diabetes en het niveau van HbA#c en Op basis van deze eigenschappen hebben individuele patiënten een verschillende kans op retinopathie In IJsland werd een algoritme ontwikkeld om het best passende persoonlijke screeningsinterval te voorspellen ((WEBLINK)) Daarbij werd gebruik gemaakt van gegevens van de IJslandse Oogscreening database en wetenschappelijke literatuur over risicofactoren Het algoritme werd gevalideerd met behulp van een Deense varieerde van minimaal # maanden tot maximaal ## maanden Het gemiddelde interval advies was ## maanden, bij mannen iets korter dan bij vrouwen Bij toepassing van het algoritme in de zorgpraktijk zou het aantal screeningsessies zijn afgenomen met ##% Validatie van een Nederlands algoritme is gaande (Van der Op dit moment zijn in <LOCATIE> de voorwaarden voor het toepassen van een individueel screeningsinterval onvoldoende gerealiseerd De huidige ICT-ondersteuning is onvoldoende om snel een passend individueel advies te genereren Oproepen voor de screening wordt in <LOCATIE> uitgevoerd door diverse instanties, de terugrapportage van de diagnose en de registratie van de retinopathiegegevens in de huisartsenpraktijk zijn De werkgroep adviseert om de screeningsfrequentie vooralsnog te baseren op de uitslag van de voorgaande screening-episodes Een eventuele verdere individualisering van het screeningsinterval is afhankelijk van een goede wetenschappelijke onderbouwing in toekomstig, bij voorkeur in <LOCATIE> uitgevoerd, onderzoek en een In ### werd in de VS een classificatie van diabetes gerelateerde, bij screening ontdekte, retina-afwijkingen ontwikkeld (ETDRS) In ### vereenvoudigde <PERSOON> Diabetic Retinopathy Grading and Disease Management Working Party de classificatie om het aantal foutenbronnen van screening te minimaliseren, de UK classificatie (Harding ###) Tellen van laesies en lokalisatie in kwadranten werd afgeschaft Het aantal stadia van retinopathie werd geminimaliseerd en maculopathie werd onafhankelijk van DR gescoord Uiteindelijk is diabetische retinopathie in vier stadia ingedeeld (R#, R#, R#, R#) en maculopathie in twee stadia (M# en M#) De laatste revisie van de definities van dit NHS programma werd in ### doorgevoerd (NHS ###) Rapportage en onderzoek werden toegankelijker Een belangrijk voordeel is dat In <LOCATIE> bestaat geen eenduidig gedefinieerde minimum dataset en classificatieterminologie voor screeningsuitkomsten zoals in het Verenigd Koninkrijk In de NOG richtlijn ### worden ## vormen van interpretatie De werkgroep is van mening dat invoering van een eenvoudige classificatie van diabetische diabetische retinopathie zou verbeteren De werkgroep beveelt daarom een classificatie aan die is gebaseerd op De classificatie van geringe retina afwijkingen (R# en R#) is lastig bij de screening op DR De overeenstemming tussen laag en hoog ingeschaalde graders over DR classificaties R# en R# is respectievelijk ##% en ##% Voor ernstiger vormen van <PERSOON>#) is de overeenstemming evenwel ###% De sensitiviteit en specificiteit met met R# was laserbehandeling nodig (Sellahewa ###) In Noors onderzoek namen ## relatief hoog opgeleide graders (masters of science in clinical optometry) vrijwillig deel aan een toets Het doel was te onderzoeken of.
609
fms
### vereenvoudigde <PERSOON> Diabetic Retinopathy Grading and Disease Management Working Party de classificatie om het aantal foutenbronnen van screening te minimaliseren, de UK classificatie (Harding ###) Tellen van laesies en lokalisatie in kwadranten werd afgeschaft Het aantal stadia van retinopathie werd geminimaliseerd en maculopathie werd onafhankelijk van DR gescoord Uiteindelijk is diabetische retinopathie in vier stadia ingedeeld (R#, R#, R#, R#) en maculopathie in twee stadia (M# en M#) De laatste revisie van de definities van dit NHS programma werd in ### doorgevoerd (NHS ###) Rapportage en onderzoek werden toegankelijker Een belangrijk voordeel is dat In <LOCATIE> bestaat geen eenduidig gedefinieerde minimum dataset en classificatieterminologie voor screeningsuitkomsten zoals in het Verenigd Koninkrijk In de NOG richtlijn ### worden ## vormen van interpretatie De werkgroep is van mening dat invoering van een eenvoudige classificatie van diabetische diabetische retinopathie zou verbeteren De werkgroep beveelt daarom een classificatie aan die is gebaseerd op De classificatie van geringe retina afwijkingen (R# en R#) is lastig bij de screening op DR De overeenstemming tussen laag en hoog ingeschaalde graders over DR classificaties R# en R# is respectievelijk ##% en ##% Voor ernstiger vormen van <PERSOON>#) is de overeenstemming evenwel ###% De sensitiviteit en specificiteit met met R# was laserbehandeling nodig (Sellahewa ###) In Noors onderzoek namen ## relatief hoog opgeleide graders (masters of science in clinical optometry) vrijwillig deel aan een toets Het doel was te onderzoeken of gemiddelde specificiteit was ##% De hoog opgeleiden scoorden significant beter dan de lager opgeleiden Slechts # graders behaalden de doelstelling (Sundling ###) In een vergelijkend onderzoek (### ogen) tussen digitale fotografie onder mydriasis en spleetlamp biomicroscopie door een oogarts overschatte de oogarts het aantal ogen met R# en onderschatte de oogarts maculopathie door het missen van fijne macula-exsudaten De overeenstemming tussen extramurale fotografische screening en biomicroscopisch onderzoek in het ziekenhuis was matig (kappa= #,##) voor retinopathie evenals voor maculopathie (kappa=#,##; Sallam ###) Een review uit ### constateerde dat er weinig gegevens zijn over betrouwbaarheid van de screening op DR en signaleerde een aanzienlijke spreiding van redelijke tot perfecte intra- en inter-beoordelaar reproduceerbaarheid (Benbassat ###) Nascholing via een internetmodule verbeterde de kwaliteit van de classificatie door graders (Goatman ###) De werkgroep concludeert dan ook dat goede (na)scholing van graders gewenst is en de kwaliteit van de screening op diabetische retinopathie kan verbeteren (zie de module Randvoorwaarden – organisatie van zorg) Sinds enkele jaren wordt in <LOCATIE> de deelname aan retinopathie screening gevolgd van mensen met diabetes type # die in een ketenzorgprogramma bij de huisarts zijn opgenomen (n = ### ### in ###) In ### werd bij ## % van hen screening op DR uitgevoerd ##% van de gescreenden had geen diabetische retinopathie (InEen ###), de overige personen waren voor een deel al onder controle bij de oogarts <PERSOON> die niet deelnamen aan de retinopathie screening geven aan dat informatie over het belang van screening en.
661
fms
hoog opgeleiden scoorden significant beter dan de lager opgeleiden Slechts # graders behaalden de doelstelling (Sundling ###) In een vergelijkend onderzoek (### ogen) tussen digitale fotografie onder mydriasis en spleetlamp biomicroscopie door een oogarts overschatte de oogarts het aantal ogen met R# en onderschatte de oogarts maculopathie door het missen van fijne macula-exsudaten De overeenstemming tussen extramurale fotografische screening en biomicroscopisch onderzoek in het ziekenhuis was matig (kappa= #,##) voor retinopathie evenals voor maculopathie (kappa=#,##; Sallam ###) Een review uit ### constateerde dat er weinig gegevens zijn over betrouwbaarheid van de screening op DR en signaleerde een aanzienlijke spreiding van redelijke tot perfecte intra- en inter-beoordelaar reproduceerbaarheid (Benbassat ###) Nascholing via een internetmodule verbeterde de kwaliteit van de classificatie door graders (Goatman ###) De werkgroep concludeert dan ook dat goede (na)scholing van graders gewenst is en de kwaliteit van de screening op diabetische retinopathie kan verbeteren (zie de module Randvoorwaarden – organisatie van zorg) Sinds enkele jaren wordt in <LOCATIE> de deelname aan retinopathie screening gevolgd van mensen met diabetes type # die in een ketenzorgprogramma bij de huisarts zijn opgenomen (n = ### ### in ###) In ### werd bij ## % van hen screening op DR uitgevoerd ##% van de gescreenden had geen diabetische retinopathie (InEen ###), de overige personen waren voor een deel al onder controle bij de oogarts <PERSOON> die niet deelnamen aan de retinopathie screening geven aan dat informatie over het belang van screening en Een minder frequente, fotografische screening, zo mogelijk met gebruik van een nonmydriatische camera, kan de belasting van de patiënten verminderen De compliance kan toenemen indien de behandelaar meer aandacht besteedt aan informatie overdracht en aanmoediging De werkgroep is dan ook van mening dat de hoofdbehandelaar gepaste aandacht moet besteden aan doel en belang van screening op retinopathie en de patiënt actief moet Het belang van patiënten is het behoud van gezichtsvermogen Zij zijn gebaat bij de toegankelijkheid van een goed functionerend screeningsprogramma diabetische retinopathie Zij willen hierover goede voorlichting en hebben soms aanmoediging nodig De screening kost meestal tijd en moeite De vervoerskosten en inkomensderving zijn voor rekening van de patiënt Het gezichtsbeperkend effect van mydriasis noodzaakt vaak een begeleider mee te nemen Autorijden is kort na de screening in mydriasis niet mogelijk Indien een lagere screeningsfrequentie mogelijk is zonder toename van de kans op visusverlies zal dat voor vrijwel alle mensen met diabetes zonder visusbedreigende retinopathie een vermindering van de ziektelast van Het veilig verlengen van het screeningsinterval bij mensen zonder retinopathie vermindert het aantal De hoofdbehandelaar van de patiënt met diabetes is verantwoordelijk voor de organisatie van de retinopathiescreening Voor het merendeel van de diabetespatiënten is dat de huisarts(praktijk) Deze patiëntengroep wordt gescreend binnen de eerste lijn Gemiddelde glucosespiegel en bloeddruk en in mindere mate het lipidenprofiel zijn de belangrijkste beïnvloedbare risicofactoren van DR De diabetesbehandelaar behoort deze risicofactoren optimaal te behandelen en de mensen met diabetes te begeleiden in hun streven.
607
fms
zo mogelijk met gebruik van een nonmydriatische camera, kan de belasting van de patiënten verminderen De compliance kan toenemen indien de behandelaar meer aandacht besteedt aan informatie overdracht en aanmoediging De werkgroep is dan ook van mening dat de hoofdbehandelaar gepaste aandacht moet besteden aan doel en belang van screening op retinopathie en de patiënt actief moet Het belang van patiënten is het behoud van gezichtsvermogen Zij zijn gebaat bij de toegankelijkheid van een goed functionerend screeningsprogramma diabetische retinopathie Zij willen hierover goede voorlichting en hebben soms aanmoediging nodig De screening kost meestal tijd en moeite De vervoerskosten en inkomensderving zijn voor rekening van de patiënt Het gezichtsbeperkend effect van mydriasis noodzaakt vaak een begeleider mee te nemen Autorijden is kort na de screening in mydriasis niet mogelijk Indien een lagere screeningsfrequentie mogelijk is zonder toename van de kans op visusverlies zal dat voor vrijwel alle mensen met diabetes zonder visusbedreigende retinopathie een vermindering van de ziektelast van Het veilig verlengen van het screeningsinterval bij mensen zonder retinopathie vermindert het aantal De hoofdbehandelaar van de patiënt met diabetes is verantwoordelijk voor de organisatie van de retinopathiescreening Voor het merendeel van de diabetespatiënten is dat de huisarts(praktijk) Deze patiëntengroep wordt gescreend binnen de eerste lijn Gemiddelde glucosespiegel en bloeddruk en in mindere mate het lipidenprofiel zijn de belangrijkste beïnvloedbare risicofactoren van DR De diabetesbehandelaar behoort deze risicofactoren optimaal te behandelen en de mensen met diabetes te begeleiden in hun streven Aandachtspunten zijn stoppen met roken, gezonde voeding en een gezond gewicht, voldoende beweging en minder zitten, behandelaar De behandelaar geeft Informatie over de procedure en noodzaak van screening op zodanige wijze dat de patiënt het belang van deelname aan de screening inziet en daarvoor verantwoordelijkheid kan nemen De behandelaar heeft kennis van de deelname en de resultaten van de retinopathiescreening De behandelaar heeft kennis van het advies dat uit de uitslag van de screening voortvloeide en het opvolgen van dat advies door de patiënt De werkgroep is van mening dat het wenselijk is om patiëntgegevens en uitkomsten van de retinopathiescreening te registreren in een landelijke diabetesdatabase Als besloten wordt tot registratie dan komen in aanmerking datum van screening, gemeten screeningsinterval, uitslag screening in heldere eenduidige Tot slot zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden voor goede zorg rondom retinopathiescreening de behandelaar van patiënten met diabetes is zich bewust van de waarde en kosteneffectiviteit van periodieke screening op retinopathie; de patiënt ontvangt passende informatie en aansporing om deel te nemen aan de periodieke screening op retinopathie; de uitvoering van de screening vindt plaats op basis van vigerende wetenschappelijke inzichten; de uitvoering van de screening streeft naar goede sensitiviteit tegen zo gering Diabetische retinopathie (DR) treedt in <LOCATIE> op bij ## á ##% van de mensen met diabetes (InEen ###), vaker bij type # dan bij type # diabetes (Sivaprasad ###) Belangrijkste risico- verhogende factoren voor DR zijn hyperglykemie, insuline gebruik, lange diabetesduur, etniciteit (niet-Kaukasisch) en hypertensie (Yau ###; <PERSOON> ###).
575
fms
met roken, gezonde voeding en een gezond gewicht, voldoende beweging en minder zitten, behandelaar De behandelaar geeft Informatie over de procedure en noodzaak van screening op zodanige wijze dat de patiënt het belang van deelname aan de screening inziet en daarvoor verantwoordelijkheid kan nemen De behandelaar heeft kennis van de deelname en de resultaten van de retinopathiescreening De behandelaar heeft kennis van het advies dat uit de uitslag van de screening voortvloeide en het opvolgen van dat advies door de patiënt De werkgroep is van mening dat het wenselijk is om patiëntgegevens en uitkomsten van de retinopathiescreening te registreren in een landelijke diabetesdatabase Als besloten wordt tot registratie dan komen in aanmerking datum van screening, gemeten screeningsinterval, uitslag screening in heldere eenduidige Tot slot zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden voor goede zorg rondom retinopathiescreening de behandelaar van patiënten met diabetes is zich bewust van de waarde en kosteneffectiviteit van periodieke screening op retinopathie; de patiënt ontvangt passende informatie en aansporing om deel te nemen aan de periodieke screening op retinopathie; de uitvoering van de screening vindt plaats op basis van vigerende wetenschappelijke inzichten; de uitvoering van de screening streeft naar goede sensitiviteit tegen zo gering Diabetische retinopathie (DR) treedt in <LOCATIE> op bij ## á ##% van de mensen met diabetes (InEen ###), vaker bij type # dan bij type # diabetes (Sivaprasad ###) Belangrijkste risico- verhogende factoren voor DR zijn hyperglykemie, insuline gebruik, lange diabetesduur, etniciteit (niet-Kaukasisch) en hypertensie (Yau ###; <PERSOON> ###) DR wordt in ontwikkelde landen opgespoord door actieve screening Digitale foto’s van de retina en de fovea van beide ogen (# foto’s per oog per screening) worden door oogartsen, optometristen en andere graders Vanouds wordt iedere diabetespatiënt jaarlijks gescreend, dat geldt nog voor de UK (Leese ###) en <PERSOON> DR richtlijn; ICO ###) In <LOCATIE> is het advies personen met diabetes zonder retinopathie tweejaarlijks te screenen; in aanwezigheid van een verhoogd retinopathie risico wordt jaarlijkse screening geadviseerd (Richtlijn Diabetische retinopathie; NOG ###) Indien een vorm van retinopathie bestaat stopt de Het tempo van de progressie van DR en de incidentie van visusbedreigende DR zijn in de laatste jaren gedaald (<PERSOON> ###) Sinds ### wordt gepleit voor minder frequent screenen van diabetespatiënten zonder retinopathie (Younis ###) In Zweden worden personen met type # diabetes zonder DR <LEEFTIJD>-jaarlijks gescreend Deze ontwikkeling is een belangrijke reden het screeningsinterval in <LOCATIE> opnieuw te beoordelen In de NOG richtlijnen uit ### werd geadviseerd het interval te bepalen op grond van het risicoprofiel In de afgelopen jaren is gebleken dat variatie van het screeningsinterval op basis van individuele risicoprofilering in de Nederlandse praktijk nauwelijks plaatsvindt het screeningsinterval bij personen met De richtlijn beoogt specifieke adviezen te geven voor de optimale screeningsfrequentie bij personen met diabetes, zowel personen zonder DR als personen met geringe DR Er is geen gerandomiseerd of observationeel vergelijkend onderzoek naar de effecten van Dit geldt zowel voor patiënten zonder waarneembare retinopathie als voor patiënten met.
619
fms
landen opgespoord door actieve screening Digitale foto’s van de retina en de fovea van beide ogen (# foto’s per oog per screening) worden door oogartsen, optometristen en andere graders Vanouds wordt iedere diabetespatiënt jaarlijks gescreend, dat geldt nog voor de UK (Leese ###) en <PERSOON> DR richtlijn; ICO ###) In <LOCATIE> is het advies personen met diabetes zonder retinopathie tweejaarlijks te screenen; in aanwezigheid van een verhoogd retinopathie risico wordt jaarlijkse screening geadviseerd (Richtlijn Diabetische retinopathie; NOG ###) Indien een vorm van retinopathie bestaat stopt de Het tempo van de progressie van DR en de incidentie van visusbedreigende DR zijn in de laatste jaren gedaald (<PERSOON> ###) Sinds ### wordt gepleit voor minder frequent screenen van diabetespatiënten zonder retinopathie (Younis ###) In Zweden worden personen met type # diabetes zonder DR <LEEFTIJD>-jaarlijks gescreend Deze ontwikkeling is een belangrijke reden het screeningsinterval in <LOCATIE> opnieuw te beoordelen In de NOG richtlijnen uit ### werd geadviseerd het interval te bepalen op grond van het risicoprofiel In de afgelopen jaren is gebleken dat variatie van het screeningsinterval op basis van individuele risicoprofilering in de Nederlandse praktijk nauwelijks plaatsvindt het screeningsinterval bij personen met De richtlijn beoogt specifieke adviezen te geven voor de optimale screeningsfrequentie bij personen met diabetes, zowel personen zonder DR als personen met geringe DR Er is geen gerandomiseerd of observationeel vergelijkend onderzoek naar de effecten van Dit geldt zowel voor patiënten zonder waarneembare retinopathie als voor patiënten met zien en een trage progressie van geen retinopathie naar milde retinopathie, en van milde retinopathie naar visusbedreigende retinopathie, zowel bij patiënten met type # als type # Vrijwel alle studies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor patiënten Conclusies met betrekking tot patiënten met type # diabetes zijn gebaseerd op een klein aantal studies met overwegend geringe studieomvang Er is een gebrek aan betrouwbare gegevens over de progressie van retinopathie bij patiënten met type # diabetes Bronnen Echouffo (###); Forster ###a; Looker ###; Looker ###; Papavasileiou ###; Porta ###; Scanlon ###; Stratton ###; Leese ###; Looker ### Patiënten met type # diabetes hebben een verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie Patiënten met milde diabetische retinopathie hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met patiënten zonder waarneembare Patiënten met milde diabetische retinopathie in beide ogen hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met patiënten met milde retinopathie in Patiënten met milde diabetische retinopathie bij twee opeenvolgende jaarlijkse screenings hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met Patiënten met milde diabetische retinopathie in beide ogen bij twee opeenvolgende Patiënten zonder retinopathie bij twee opeenvolgende screenings hebben het laagste risico op Modelleringsstudies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor Omdat bij de beantwoording van de twee deelvragen grotendeels gebruikgemaakt wordt van dezelfde onderzoeken en door grote klinische en methodologische heterogeniteit meta-analyses niet verantwoord zijn, wordt in onderstaande literatuuranalyse de beschrijving van de literatuur voor de deelvragen gecombineerd.
621
fms
progressie van geen retinopathie naar milde retinopathie, en van milde retinopathie naar visusbedreigende retinopathie, zowel bij patiënten met type # als type # Vrijwel alle studies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor patiënten Conclusies met betrekking tot patiënten met type # diabetes zijn gebaseerd op een klein aantal studies met overwegend geringe studieomvang Er is een gebrek aan betrouwbare gegevens over de progressie van retinopathie bij patiënten met type # diabetes Bronnen Echouffo (###); Forster ###a; Looker ###; Looker ###; Papavasileiou ###; Porta ###; Scanlon ###; Stratton ###; Leese ###; Looker ### Patiënten met type # diabetes hebben een verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie Patiënten met milde diabetische retinopathie hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met patiënten zonder waarneembare Patiënten met milde diabetische retinopathie in beide ogen hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met patiënten met milde retinopathie in Patiënten met milde diabetische retinopathie bij twee opeenvolgende jaarlijkse screenings hebben een aanzienlijk verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie in vergelijking met Patiënten met milde diabetische retinopathie in beide ogen bij twee opeenvolgende Patiënten zonder retinopathie bij twee opeenvolgende screenings hebben het laagste risico op Modelleringsstudies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor Omdat bij de beantwoording van de twee deelvragen grotendeels gebruikgemaakt wordt van dezelfde onderzoeken en door grote klinische en methodologische heterogeniteit meta-analyses niet verantwoord zijn, wordt in onderstaande literatuuranalyse de beschrijving van de literatuur voor de deelvragen gecombineerd screeningsfrequenties op ernstig verlies aan visus (blindheid) bij patiënten met diabetes direct met elkaar werden vergeleken Door het ontbreken van zowel gerandomiseerd als observationeel vergelijkend onderzoek moet de uitgangsvraag worden beantwoord aan de hand van indirect bewijs afkomstig uit onderzoek naar de opbrengst screeningsprogramma geeft inzicht in het ontstaan en natuurlijk beloop van diabetische retinopathie en de incidentie van visusbedreigende retinopathie en visusverlies Bij gebrek aan direct bewijs, vormen incidentiecijfers en natuurlijk beloop, vooral de tijdsduur tussen geringe (detecteerbare) DR en visus-bedreigende DR (de ‘window of opportunity’), naast sensitiviteit en kosten(effectiviteit) de belangrijkste basis voor het bepalen van de optimale screeningsfrequentie Aanvullend (indirect) bewijs is afkomstig van modelleringsstudies die, gebruikmakend van incidentiecijfers en gegevens met betrekking tot het natuurlijk beloop, een schatting mogelijk De literatuuranalyse is gebaseerd op een recente systematische review van goede kwaliteit (Echouffo ###; zie studiekwaliteitsbeoordeling onder het tabblad Onderbouwing) Echouffo includeert onderzoek naar de of blindheid in relatie tot het screeningsinterval wordt beschreven, en modelleringsstudies waarin het effect van kosten(effectiviteit) worden onderzocht De systematische review (SR) van Echouffo (###) is geüpdatet met recentere literatuur (dertien publicaties) Omdat gegevens over de effectiviteit van verschillende screeningsfrequenties geheel gebaseerd zijn op indirect bewijs uit niet-vergelijkende studies, is kosteneffectiviteit in de systematische literatuuranalyse buiten beschouwing gelaten Daarnaast is de werkgroep van mening dat de literatuuranalyse zich moet richten op publicaties vanaf het jaar ### en onderzoek uitgevoerd in ontwikkelde (geïndustrialiseerde) landen, omdat het optreden van retinopathie sterk afhankelijk is van de kwaliteit van behandeling van diabetes die sterk is verbeterd in de tijd en aanmerkelijk lager is in niet-geïndustrialiseerde.
625
fms
diabetes direct met elkaar werden vergeleken Door het ontbreken van zowel gerandomiseerd als observationeel vergelijkend onderzoek moet de uitgangsvraag worden beantwoord aan de hand van indirect bewijs afkomstig uit onderzoek naar de opbrengst screeningsprogramma geeft inzicht in het ontstaan en natuurlijk beloop van diabetische retinopathie en de incidentie van visusbedreigende retinopathie en visusverlies Bij gebrek aan direct bewijs, vormen incidentiecijfers en natuurlijk beloop, vooral de tijdsduur tussen geringe (detecteerbare) DR en visus-bedreigende DR (de ‘window of opportunity’), naast sensitiviteit en kosten(effectiviteit) de belangrijkste basis voor het bepalen van de optimale screeningsfrequentie Aanvullend (indirect) bewijs is afkomstig van modelleringsstudies die, gebruikmakend van incidentiecijfers en gegevens met betrekking tot het natuurlijk beloop, een schatting mogelijk De literatuuranalyse is gebaseerd op een recente systematische review van goede kwaliteit (Echouffo ###; zie studiekwaliteitsbeoordeling onder het tabblad Onderbouwing) Echouffo includeert onderzoek naar de of blindheid in relatie tot het screeningsinterval wordt beschreven, en modelleringsstudies waarin het effect van kosten(effectiviteit) worden onderzocht De systematische review (SR) van Echouffo (###) is geüpdatet met recentere literatuur (dertien publicaties) Omdat gegevens over de effectiviteit van verschillende screeningsfrequenties geheel gebaseerd zijn op indirect bewijs uit niet-vergelijkende studies, is kosteneffectiviteit in de systematische literatuuranalyse buiten beschouwing gelaten Daarnaast is de werkgroep van mening dat de literatuuranalyse zich moet richten op publicaties vanaf het jaar ### en onderzoek uitgevoerd in ontwikkelde (geïndustrialiseerde) landen, omdat het optreden van retinopathie sterk afhankelijk is van de kwaliteit van behandeling van diabetes die sterk is verbeterd in de tijd en aanmerkelijk lager is in niet-geïndustrialiseerde studieopzet (risk of bias) niet formeel beoordeeld De evidencetabellen (zie tabblad Onderbouwing) bevatten wel belangrijke informatie o a met betrekking tot studieomvang, studieduur en patiëntenpopulatie, op grond waarvan het relatieve belang van de individuele studies bij het beantwoorden van de uitgangsvraag kan worden Echouffo includeert ## screeningstudies, in de update zijn hier # studies aan toegevoegd De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn samengevat in Tabel #, voor een meer gedetailleerd overzicht wordt Alle ## studies zijn uitgevoerd in geïndustrialiseerde landen, Noord-Amerika, Europa of Australië, waarbij # studies geïncludeerd in Echouffo (###) zijn gepubliceerd voor het jaar ### Vier studies (Echouffo ###) hebben betrekking op screening van een ziekenhuispopulatie, de overige op screening van patiënten met bestaan uit overwegend volwassen patiënten Een enkele (kleine) studie richt zich op uitsluitend kinderen en adolescenten (Maguire ### [uit Echouffo ###]) De studieomvang varieert tussen ### en ##<DATUM> personen Alle studies van voor het jaar ### of met een ziekenhuisperspectief hebben een relatief kleine studieomvang ((### patiënten) Een meerderheid van de studies (## van de ##) heeft een eerstelijnsperspectief en een studieomvang van boven de ### De gemiddelde duur van de diabetes varieert tussen enkele maanden en twintig jaar Vrijwel alle studies (## van de ##) hebben een retrospectief cohort design De meeste studies (## van de ##) includeren zowel patiënten met type # als type # diabetes, in ruim de helft van deze studies worden de resultaten ook per diabetes type geanalyseerd Hierbij is de studieomvang met.
652
fms
(risk of bias) niet formeel beoordeeld De evidencetabellen (zie tabblad Onderbouwing) bevatten wel belangrijke informatie o a met betrekking tot studieomvang, studieduur en patiëntenpopulatie, op grond waarvan het relatieve belang van de individuele studies bij het beantwoorden van de uitgangsvraag kan worden Echouffo includeert ## screeningstudies, in de update zijn hier # studies aan toegevoegd De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn samengevat in Tabel #, voor een meer gedetailleerd overzicht wordt Alle ## studies zijn uitgevoerd in geïndustrialiseerde landen, Noord-Amerika, Europa of Australië, waarbij # studies geïncludeerd in Echouffo (###) zijn gepubliceerd voor het jaar ### Vier studies (Echouffo ###) hebben betrekking op screening van een ziekenhuispopulatie, de overige op screening van patiënten met bestaan uit overwegend volwassen patiënten Een enkele (kleine) studie richt zich op uitsluitend kinderen en adolescenten (Maguire ### [uit Echouffo ###]) De studieomvang varieert tussen ### en ##<DATUM> personen Alle studies van voor het jaar ### of met een ziekenhuisperspectief hebben een relatief kleine studieomvang ((### patiënten) Een meerderheid van de studies (## van de ##) heeft een eerstelijnsperspectief en een studieomvang van boven de ### De gemiddelde duur van de diabetes varieert tussen enkele maanden en twintig jaar Vrijwel alle studies (## van de ##) hebben een retrospectief cohort design De meeste studies (## van de ##) includeren zowel patiënten met type # als type # diabetes, in ruim de helft van deze studies worden de resultaten ook per diabetes type geanalyseerd Hierbij is de studieomvang met afdoende aantal patiënten met type # diabetes (<DATUM> patiënten; Looker ###) Een tweetal (kleine) studies richt weliswaar op uitsluitend type # diabetes maar kent een geringe studieomvang (Younis ###a, Maguire ### [zie Echouffo ###]) Ten slotte richt een zestal onderzoeken zich op uitsluitend patiënten met type # diabetes, alle met een studieomvang van (ruim) boven de ### patiënten (Younis ###b, <PERSOON> ###, <PERSOON> ### [zie Echouffo ###]; Forster ###a; Looker ###) Het overgrote deel van de conclusies met betrekking tot het screeningsinterval maakt geen onderscheid tussen type # en type # diabetes (Echouffo <PERSOON>-analyse van studieresultaten is niet verantwoord door een te grote klinische en methodologische uitkomstmaten Daarom zijn de studies afzonderlijk beschreven (Tabel #; een meer gedetailleerde beschrijving is te vinden in de evidencetabel op het tabblad Onderbouwing) Hieronder worden de belangrijkste resultaten kort besproken, met een focus op de studies met voldoende studieomvang, een eerstelijns patiëntenpopulatie, en resultaten die direct relevant zijn voor de screeningsfrequentie Vrijwel alle studies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor patiënten met diabetes zonder eerder bekende retinopathie Daarnaast laten de studies zien dat zodra er bij screening sprake is van milde diabetische retinopathie, het jaarlijks risico op visusbedreigende retinopathie toeneemt Recente studies suggereren ten slotte dat op basis van de resultaten van opeenvolgende screenings het screeningsinterval kan worden geoptimaliseerd Younis (###a [zie Echouffo ###]) berekent op basis van de opbrengst van jaarlijkse screening bij patiënten.
686
fms
aantal patiënten met type # diabetes (<DATUM> patiënten; Looker ###) Een tweetal (kleine) studies richt weliswaar op uitsluitend type # diabetes maar kent een geringe studieomvang (Younis ###a, Maguire ### [zie Echouffo ###]) Ten slotte richt een zestal onderzoeken zich op uitsluitend patiënten met type # diabetes, alle met een studieomvang van (ruim) boven de ### patiënten (Younis ###b, <PERSOON> ###, <PERSOON> ### [zie Echouffo ###]; Forster ###a; Looker ###) Het overgrote deel van de conclusies met betrekking tot het screeningsinterval maakt geen onderscheid tussen type # en type # diabetes (Echouffo <PERSOON>-analyse van studieresultaten is niet verantwoord door een te grote klinische en methodologische uitkomstmaten Daarom zijn de studies afzonderlijk beschreven (Tabel #; een meer gedetailleerde beschrijving is te vinden in de evidencetabel op het tabblad Onderbouwing) Hieronder worden de belangrijkste resultaten kort besproken, met een focus op de studies met voldoende studieomvang, een eerstelijns patiëntenpopulatie, en resultaten die direct relevant zijn voor de screeningsfrequentie Vrijwel alle studies ondersteunen een screeningsinterval van twee jaar of langer voor patiënten met diabetes zonder eerder bekende retinopathie Daarnaast laten de studies zien dat zodra er bij screening sprake is van milde diabetische retinopathie, het jaarlijks risico op visusbedreigende retinopathie toeneemt Recente studies suggereren ten slotte dat op basis van de resultaten van opeenvolgende screenings het screeningsinterval kan worden geoptimaliseerd Younis (###a [zie Echouffo ###]) berekent op basis van de opbrengst van jaarlijkse screening bij patiënten #,<LEEFTIJD> jaar (##%BI=[#,#;#,#]) voor patiënten met milde (‘background’) retinopathie Looker (###) is de enige studie in de review die een afdoende aantal patiënten met type # diabetes includeert (n= <DATUM> en een verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie (‘referable eye disease’) bij type # diabetes constateert ten opzichte van type # odds ratio, OR= #,# (##%BI=[#,#;#,#]) De jaarlijkse opbrengst aan retinopathie met noodzaak van doorverwijzing bij patiënten zonder retinopathie of met milde retinopathie in de voorafgaande screening bedraagt ongeveer ##% voor type # diabetes en #,#% voor type # diabetes Porta (###) volgt patiënten met diabetes zonder retinopathie op baseline en onderscheidt subgroepen op basis van leeftijd bij de diagnose diabetes (( of ) <LEEFTIJD> jaar young onset, old onset [YO, OO]), insulinegebruik kans op het uitblijven van visusbedreigende retinopathie bedraagt per subgroep ## maanden (##%BI=[##;##]) [##;##]) bij )<LEEFTIJD> jaar diabetes; ## maanden (##%BI=##;##]) voor OO-IT met (<LEEFTIJD> jaar diabetes, en ## (##%BI= [##;##]) bij )<LEEFTIJD> jaar diabetes; Geen van de subgroepen bereikt een cumulatieve incidentie van #% Younis (###b [zie Echouffo ###]) berekent het screeningsinterval met een ##% kans op het uitblijven van visusbedreigende retinopathie bij patiënten met type # diabetes #,<LEEFTIJD> jaar (##%BI=[#,#;#,#]) voor patiënten zonder retinopathie en #,<LEEFTIJD> jaar (##%BI=[#,#;#,#]) voor patiënten met milde retinopathie Agardh (### [zie Echouffo ###]) volgt patiënten met type # diabetes zonder retinopathie en constateert na drie jaar dat ##% vrij is van retinopathie, ##% milde of matige niet-proliferatieve retinopathie heeft, en geen enkele patiënt preproliferatieve of proliferatieve retinopathie heeft ontwikkeld <PERSOON> (### [zie Echouffo ###]) bepaalt de.
851
fms
(###) is de enige studie in de review die een afdoende aantal patiënten met type # diabetes includeert (n= <DATUM> en een verhoogd risico op visusbedreigende retinopathie (‘referable eye disease’) bij type # diabetes constateert ten opzichte van type # odds ratio, OR= #,# (##%BI=[#,#;#,#]) De jaarlijkse opbrengst aan retinopathie met noodzaak van doorverwijzing bij patiënten zonder retinopathie of met milde retinopathie in de voorafgaande screening bedraagt ongeveer ##% voor type # diabetes en #,#% voor type # diabetes Porta (###) volgt patiënten met diabetes zonder retinopathie op baseline en onderscheidt subgroepen op basis van leeftijd bij de diagnose diabetes (( of ) <LEEFTIJD> jaar young onset, old onset [YO, OO]), insulinegebruik kans op het uitblijven van visusbedreigende retinopathie bedraagt per subgroep ## maanden (##%BI=[##;##]) [##;##]) bij )<LEEFTIJD> jaar diabetes; ## maanden (##%BI=##;##]) voor OO-IT met (<LEEFTIJD> jaar diabetes, en ## (##%BI= [##;##]) bij )<LEEFTIJD> jaar diabetes; Geen van de subgroepen bereikt een cumulatieve incidentie van #% Younis (###b [zie Echouffo ###]) berekent het screeningsinterval met een ##% kans op het uitblijven van visusbedreigende retinopathie bij patiënten met type # diabetes #,<LEEFTIJD> jaar (##%BI=[#,#;#,#]) voor patiënten zonder retinopathie en #,<LEEFTIJD> jaar (##%BI=[#,#;#,#]) voor patiënten met milde retinopathie Agardh (### [zie Echouffo ###]) volgt patiënten met type # diabetes zonder retinopathie en constateert na drie jaar dat ##% vrij is van retinopathie, ##% milde of matige niet-proliferatieve retinopathie heeft, en geen enkele patiënt preproliferatieve of proliferatieve retinopathie heeft ontwikkeld <PERSOON> (### [zie Echouffo ###]) bepaalt de #,#% preproliferatie en #,#% proliferatieve retinopathie, en #,#% visusbedreigende maculopathie Bij patiënten met milde (non-proliferatieve) retinopathie op baseline bedraagt de cumulatieve incidentie na vijf jaar ##% pre-proliferatief en #% proliferatieve retinopathie, en #% visusbedreigende maculopathie <PERSOON> (### [zie Echouffo ###]) bepaalt de cumulatieve incidentie na vier jaar bij patiënten met type # diabetes vrij van retinopathie op baseline #,#% visusbedreigende retinopathie Insuline gebruikende patiënten met een duur van diabetes van ten minste tien jaar hadden een aanzienlijk hogere cumulatieve incidentie #,#% visusbedreigende retinopathie Forster (###a) analyseert de jaarlijkse opbrengst van screening bij patiënten met type # diabetes en constateert dat sinds de start van het screeningsprogramma het risico op visusbedreigende retinopathie in de screeningspopulatie sterk is afgenomen Bij patiënten zonder retinopathie bij de eerste screening, neemt de incidentie van visusbedreigende retinopathie bij een latere screening af van #,#% in het jaar ### naar #,#% in ### Bij patiënten met milde retinopathie bij de eerste screening neemt de incidentie af van ##,#% (###) naar #,#% (###) Patiënten met een relatief laag risico op visusbedreigende retinopathie maken een steeds groter worden gedetecteerd en doorverwezen en zo geen deel meer uitmaken van de screeningspopulatie Dit wordt geïllustreerd door de toename in het percentage patiënten met een duur van diabetes korter dan een jaar, van Scanlon (###) volgt de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes, voornamelijk diabetes type #, als functie van de baseline status geen retinopathie (R#), milde retinopathie aan een oog (R#a), of milde.
847
fms
preproliferatie en #,#% proliferatieve retinopathie, en #,#% visusbedreigende maculopathie Bij patiënten met milde (non-proliferatieve) retinopathie op baseline bedraagt de cumulatieve incidentie na vijf jaar ##% pre-proliferatief en #% proliferatieve retinopathie, en #% visusbedreigende maculopathie <PERSOON> (### [zie Echouffo ###]) bepaalt de cumulatieve incidentie na vier jaar bij patiënten met type # diabetes vrij van retinopathie op baseline #,#% visusbedreigende retinopathie Insuline gebruikende patiënten met een duur van diabetes van ten minste tien jaar hadden een aanzienlijk hogere cumulatieve incidentie #,#% visusbedreigende retinopathie Forster (###a) analyseert de jaarlijkse opbrengst van screening bij patiënten met type # diabetes en constateert dat sinds de start van het screeningsprogramma het risico op visusbedreigende retinopathie in de screeningspopulatie sterk is afgenomen Bij patiënten zonder retinopathie bij de eerste screening, neemt de incidentie van visusbedreigende retinopathie bij een latere screening af van #,#% in het jaar ### naar #,#% in ### Bij patiënten met milde retinopathie bij de eerste screening neemt de incidentie af van ##,#% (###) naar #,#% (###) Patiënten met een relatief laag risico op visusbedreigende retinopathie maken een steeds groter worden gedetecteerd en doorverwezen en zo geen deel meer uitmaken van de screeningspopulatie Dit wordt geïllustreerd door de toename in het percentage patiënten met een duur van diabetes korter dan een jaar, van Scanlon (###) volgt de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes, voornamelijk diabetes type #, als functie van de baseline status geen retinopathie (R#), milde retinopathie aan een oog (R#a), of milde De cumulatieve incidentie na vier jaar van visusbedreigende (‘referable’) en ##,#% (R#b; HR=##,# [##,#;##,#]) Stratton (###) analyseert de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes, voornamelijk diabetes type #, als functie van de aanwezigheid van milde retinopathie in een of beide ogen bij twee opeenvolgende ‘baseline’ screenings Het risico op visusbedreigende (‘referable’) retinopathie binnen #, #, # of <LEEFTIJD> jaar hangt sterk af van het resultaat van de twee baseline screenings #,#% (# screenings); #,#%, #,#%, #,#% en ##,#% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in een enkel oog bij beide baseline screenings); ##,#%, ##,#%, ##,#% en ##,#% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in beide ogen bij beide baseline screenings) Milde retinopathie in een enkel oog bij twee opeenvolgende screenings (R#R#/R#R#) opzichte van geen retinopathie Milde retinopathie in beide ogen bij twee opeenvolgende screenings verhoogt het risico op visusbedreigende retinopathie zelfs met een factor ##,# (##%BI=[##,#;##,#]) In een vervolgstudie analyseert Leese (###) de resultaten van zeven DR screeningsprogramma’s drie nationale programma’s (Wales, Schotland, Noord-Ierland) en vier Engelse regionale programma’s Met een totaal van ###,### patiënten met diabetes (voornamelijk type #), is de studie van Leese (###) veruit de grootste studie naar DR screeningsprogramma’s tot op heden Naar analogie van Stratton (###) werd het risico op visusbedreigende (‘referable’) retinopathie binnen <DATUM> jaar bepaald als functie van het resultaat van twee baseline screenings het jaar), en #,<DATUM> #% (#jaar) voor R#R#/R#R#; #,<DATUM> #%, #,<DATUM> #%, #,#-##,#% en #,#-##,#% voor R#R#/R#R#; ###%, ##-##%, ##-##% en ##-##% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in beide ogen bij beide baseline.
908
fms
cumulatieve incidentie na vier jaar van visusbedreigende (‘referable’) en ##,#% (R#b; HR=##,# [##,#;##,#]) Stratton (###) analyseert de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes, voornamelijk diabetes type #, als functie van de aanwezigheid van milde retinopathie in een of beide ogen bij twee opeenvolgende ‘baseline’ screenings Het risico op visusbedreigende (‘referable’) retinopathie binnen #, #, # of <LEEFTIJD> jaar hangt sterk af van het resultaat van de twee baseline screenings #,#% (# screenings); #,#%, #,#%, #,#% en ##,#% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in een enkel oog bij beide baseline screenings); ##,#%, ##,#%, ##,#% en ##,#% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in beide ogen bij beide baseline screenings) Milde retinopathie in een enkel oog bij twee opeenvolgende screenings (R#R#/R#R#) opzichte van geen retinopathie Milde retinopathie in beide ogen bij twee opeenvolgende screenings verhoogt het risico op visusbedreigende retinopathie zelfs met een factor ##,# (##%BI=[##,#;##,#]) In een vervolgstudie analyseert Leese (###) de resultaten van zeven DR screeningsprogramma’s drie nationale programma’s (Wales, Schotland, Noord-Ierland) en vier Engelse regionale programma’s Met een totaal van ###,### patiënten met diabetes (voornamelijk type #), is de studie van Leese (###) veruit de grootste studie naar DR screeningsprogramma’s tot op heden Naar analogie van Stratton (###) werd het risico op visusbedreigende (‘referable’) retinopathie binnen <DATUM> jaar bepaald als functie van het resultaat van twee baseline screenings het jaar), en #,<DATUM> #% (#jaar) voor R#R#/R#R#; #,<DATUM> #%, #,<DATUM> #%, #,#-##,#% en #,#-##,#% voor R#R#/R#R#; ###%, ##-##%, ##-##% en ##-##% voor R#R#/R#R# (milde retinopathie in beide ogen bij beide baseline Screeningsstudies Overzicht van de belangrijkste karakteristieken (zie voor een meer gedetailleerde Echouffo includeert # modelleringsstudies, in de update zijn hier # studies aan toegevoegd De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn samengevat in Tabel #, voor een meer gedetailleerd overzicht wordt Vijf van de zeven studies hebben betrekking op Europese patiënten met diabetes, twee studies zijn <PERSOON> ### [zie Echouffo ###]) Een studie geïncludeerd in Echouffo (###) is van voor het jaar ### (<PERSOON> ### [zie Echouffo ###]) Een studie is gebaseerd op screeningsdata afkomstig van US veteranen in zeven modelleringsstudies vergelijken twee of meer screeningsfrequenties, een studie (<PERSOON> ###) analyseert de effecten van een screeningsmodel waarin individuele screeningsfrequenties worden berekend op Opnieuw is meta-analyse niet mogelijk vanwege een te grote klinische en methodologische heterogeniteit Hieronder worden de belangrijkste resultaten kort besproken, met een focus op Europese eerstelijns Twee studies hebben betrekking op de optimale screeningsfrequentie bij patiënten met type # diabetes (<PERSOON> ###; <PERSOON> (###) is een relatief oude en daardoor minder relevante studie met een voor huidige begrippen hoge incidentie van visusbedreigende retinopathie Looker (###) analyseert de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes zonder retinopathie op baseline in de screeningsperiode tussen ### en ### Berekend over de hele screeningsperiode, is de incidentie van visusbedreigende retinopathie (inclusief maculopathie) voor patiënten met type # diabetes #,#% voor patiënten zonder retinopathie bij de voorafgaande screening, en #,#% voor patiënten met milde retinopathie bij de voorafgaande screening Voor.
883
fms
Screeningsstudies Overzicht van de belangrijkste karakteristieken (zie voor een meer gedetailleerde Echouffo includeert # modelleringsstudies, in de update zijn hier # studies aan toegevoegd De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn samengevat in Tabel #, voor een meer gedetailleerd overzicht wordt Vijf van de zeven studies hebben betrekking op Europese patiënten met diabetes, twee studies zijn <PERSOON> ### [zie Echouffo ###]) Een studie geïncludeerd in Echouffo (###) is van voor het jaar ### (<PERSOON> ### [zie Echouffo ###]) Een studie is gebaseerd op screeningsdata afkomstig van US veteranen in zeven modelleringsstudies vergelijken twee of meer screeningsfrequenties, een studie (<PERSOON> ###) analyseert de effecten van een screeningsmodel waarin individuele screeningsfrequenties worden berekend op Opnieuw is meta-analyse niet mogelijk vanwege een te grote klinische en methodologische heterogeniteit Hieronder worden de belangrijkste resultaten kort besproken, met een focus op Europese eerstelijns Twee studies hebben betrekking op de optimale screeningsfrequentie bij patiënten met type # diabetes (<PERSOON> ###; <PERSOON> (###) is een relatief oude en daardoor minder relevante studie met een voor huidige begrippen hoge incidentie van visusbedreigende retinopathie Looker (###) analyseert de progressie van retinopathie bij patiënten met diabetes zonder retinopathie op baseline in de screeningsperiode tussen ### en ### Berekend over de hele screeningsperiode, is de incidentie van visusbedreigende retinopathie (inclusief maculopathie) voor patiënten met type # diabetes #,#% voor patiënten zonder retinopathie bij de voorafgaande screening, en #,#% voor patiënten met milde retinopathie bij de voorafgaande screening Voor Modellering (hidden Markov model) geeft aan dat bij patiënten met twee opeenvolgende negatieve jaarlijkse screenings, de kans op het ontwikkelen van visusbedreigende retinopathie binnen twee jaar kleiner is dan #,#% voor patiënten met type # diabetes, en kleiner dan #,#% voor patiënten met type # diabetes De studie van Looker (###) geeft ook inzicht in mogelijke regressie van (milde) retinopathie bij ##% van de patiënten met type # diabetes en ##% van de patiënten met type # diabetes, was sprake van regressie van milde retinopathie naar niet-waarneembare Chalk (###) vergelijkt een screeningsscenario waarin patiënten met type # diabetes zonder retinopathie jaarlijks worden gescreend met een scenario waarin eens in de twee jaar wordt gescreend In beide scenario’s worden patiënten met milde retinopathie elk jaar gescreend, en patiënten met pre-proliferatieve retinopathie eens in de zes maanden Uit modellering komt naar voren dat in beide scenario’s visusverlies optreedt bij naar schatting #,#% van de patiënten over een periode van vijftien jaar Bij een gelijkblijvend risico op visusverlies leidt screening van patiënten zonder retinopathie eens per twee jaar in plaats van elk jaar, tot bijna een halvering van het totale Tabel # Modelleringsstudies Overzicht van de belangrijkste karakteristieken (zie voor een meer gedetailleerde De geïncludeerde literatuur bevat geen relevante gegevens met betrekking tot verschillen in belasting van de De uitgangsvraag betreft screening en de bewijskracht is derhalve beoordeeld m b v de GRADE methodiek voor interventies (therapie en screening) Alle literatuurconclusies, voor alle uitkomstmaten, zijn gebaseerd op.
660
fms
(hidden Markov model) geeft aan dat bij patiënten met twee opeenvolgende negatieve jaarlijkse screenings, de kans op het ontwikkelen van visusbedreigende retinopathie binnen twee jaar kleiner is dan #,#% voor patiënten met type # diabetes, en kleiner dan #,#% voor patiënten met type # diabetes De studie van Looker (###) geeft ook inzicht in mogelijke regressie van (milde) retinopathie bij ##% van de patiënten met type # diabetes en ##% van de patiënten met type # diabetes, was sprake van regressie van milde retinopathie naar niet-waarneembare Chalk (###) vergelijkt een screeningsscenario waarin patiënten met type # diabetes zonder retinopathie jaarlijks worden gescreend met een scenario waarin eens in de twee jaar wordt gescreend In beide scenario’s worden patiënten met milde retinopathie elk jaar gescreend, en patiënten met pre-proliferatieve retinopathie eens in de zes maanden Uit modellering komt naar voren dat in beide scenario’s visusverlies optreedt bij naar schatting #,#% van de patiënten over een periode van vijftien jaar Bij een gelijkblijvend risico op visusverlies leidt screening van patiënten zonder retinopathie eens per twee jaar in plaats van elk jaar, tot bijna een halvering van het totale Tabel # Modelleringsstudies Overzicht van de belangrijkste karakteristieken (zie voor een meer gedetailleerde De geïncludeerde literatuur bevat geen relevante gegevens met betrekking tot verschillen in belasting van de De uitgangsvraag betreft screening en de bewijskracht is derhalve beoordeeld m b v de GRADE methodiek voor interventies (therapie en screening) Alle literatuurconclusies, voor alle uitkomstmaten, zijn gebaseerd op Omdat het uitsluitend nietvergelijkend onderzoek betreft is het risico op vertekening (ROB) zeer groot en moet de bewijskracht met ten minste een niveau worden verlaagd De bewijskracht van de literatuurconclusies voor zover het gaat om de Om de deelvragen te kunnen beantwoorden is bij beide deelvragen een systematische literatuuranalyse verricht wat zijn gunstige en ongunstige effecten van verschillende screeningsfrequenties bij screening voor DR bij De richtlijnwerkgroep acht ernstig verlies aan visus een voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaat Ernstige niet-proliferatieve- en proliferatieve retinopathie en diabetisch macula oedeem (maculopathie), tezamen aangeduid als visusbedreigende retinopathie, dat wil zeggen retinopathie die verwezen moet worden naar de Belasting voor de patiënt en kosten zijn ten slotte benoemd als voor de besluitvorming belangrijke Screening = digitale foto’s van de fovea en de papil van beide ogen (twee foto’s per oog per screening), Bij screening ontdekte ernstige retinopathie die verwezen moet worden naar de oogarts wordt ‘sight ≥##, en UK classificatie R#) en maculopathie (geen ETDRS kwalificatie, UK classificatie M#) De werkgroep definieerde voor de kritieke uitkomstmaten niet a priori een klinisch (patiënt) relevant verschil In de database Medline (OVID) is met relevante zoektermen gezocht naar onderzoeken waarin een relatie wordt gelegd tussen de frequentie van screening op retinopathie en het optreden van visusbedreigende retinopathie en visusverlies bij patiënten met diabetes De zoekactie is in eerste instantie beperkt tot systematische reviews Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria (systematische review van) vergelijkend onderzoek, vergelijking van screeningsfrequenties, detectie van retinopathie, patiënten met type # of type #.
622
fms
nietvergelijkend onderzoek betreft is het risico op vertekening (ROB) zeer groot en moet de bewijskracht met ten minste een niveau worden verlaagd De bewijskracht van de literatuurconclusies voor zover het gaat om de Om de deelvragen te kunnen beantwoorden is bij beide deelvragen een systematische literatuuranalyse verricht wat zijn gunstige en ongunstige effecten van verschillende screeningsfrequenties bij screening voor DR bij De richtlijnwerkgroep acht ernstig verlies aan visus een voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaat Ernstige niet-proliferatieve- en proliferatieve retinopathie en diabetisch macula oedeem (maculopathie), tezamen aangeduid als visusbedreigende retinopathie, dat wil zeggen retinopathie die verwezen moet worden naar de Belasting voor de patiënt en kosten zijn ten slotte benoemd als voor de besluitvorming belangrijke Screening = digitale foto’s van de fovea en de papil van beide ogen (twee foto’s per oog per screening), Bij screening ontdekte ernstige retinopathie die verwezen moet worden naar de oogarts wordt ‘sight ≥##, en UK classificatie R#) en maculopathie (geen ETDRS kwalificatie, UK classificatie M#) De werkgroep definieerde voor de kritieke uitkomstmaten niet a priori een klinisch (patiënt) relevant verschil In de database Medline (OVID) is met relevante zoektermen gezocht naar onderzoeken waarin een relatie wordt gelegd tussen de frequentie van screening op retinopathie en het optreden van visusbedreigende retinopathie en visusverlies bij patiënten met diabetes De zoekactie is in eerste instantie beperkt tot systematische reviews Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria (systematische review van) vergelijkend onderzoek, vergelijking van screeningsfrequenties, detectie van retinopathie, patiënten met type # of type # De zoekactie leverde geen onderzoek op waarin de effecten van verschillende screeningsfrequenties direct met elkaar werden vergeleken De selectie van de literatuur is daarom verbreed naar niet-vergelijkend onderzoek waarin de incidentie en het natuurlijk beloop van (visus-bedreigende) diabetische retinopathie worden beschreven, en modelleringsstudies waarin de effectiviteit van verschillende screeningsfrequenties wordt vergeleken Deze selectie leverde een tabblad Onderbouwing) Echouffo dekt de literatuur tot december ### en is aangevuld met recentere literatuur door de zoekactie te herhalen vanaf het jaar ### zonder beperking op studieopzet De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording De literatuurzoekactie leverde ### treffers op Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie ## studies voorgeselecteerd Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens ## studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en ## studies definitief geselecteerd Aan deze selectie is een zeer recent onderzoek verschenen net na de zoekperiode Wat is de meerwaarde van fluorescentieangiografie (FAG) in combinatie met Optical CoherenceTomography (OCT) bij het diagnosticeren en behandelen van Diabetisch macula oedeem (DME) bij volwassen personen met Bij het beoordelen van het effect van intravitreale anti-VEGF behandeling op de retinadikte Er zijn enige aanwijzingen dat de korte termijn resultaten (verbetering van visus, en afname van centrale retinadikte) bij patiënten met diabetes en klinisch significant macula oedeem, van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (SD-OCT) mogelijk vergelijkbaar zijn met de resultaten van een Sinds de intrede van de anti-VEGF behandeling en het beschikbaar komen van OCT is het aantal FAG`s sterk.
601
fms
De zoekactie leverde geen onderzoek op waarin de effecten van verschillende screeningsfrequenties direct met elkaar werden vergeleken De selectie van de literatuur is daarom verbreed naar niet-vergelijkend onderzoek waarin de incidentie en het natuurlijk beloop van (visus-bedreigende) diabetische retinopathie worden beschreven, en modelleringsstudies waarin de effectiviteit van verschillende screeningsfrequenties wordt vergeleken Deze selectie leverde een tabblad Onderbouwing) Echouffo dekt de literatuur tot december ### en is aangevuld met recentere literatuur door de zoekactie te herhalen vanaf het jaar ### zonder beperking op studieopzet De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording De literatuurzoekactie leverde ### treffers op Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie ## studies voorgeselecteerd Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens ## studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en ## studies definitief geselecteerd Aan deze selectie is een zeer recent onderzoek verschenen net na de zoekperiode Wat is de meerwaarde van fluorescentieangiografie (FAG) in combinatie met Optical CoherenceTomography (OCT) bij het diagnosticeren en behandelen van Diabetisch macula oedeem (DME) bij volwassen personen met Bij het beoordelen van het effect van intravitreale anti-VEGF behandeling op de retinadikte Er zijn enige aanwijzingen dat de korte termijn resultaten (verbetering van visus, en afname van centrale retinadikte) bij patiënten met diabetes en klinisch significant macula oedeem, van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (SD-OCT) mogelijk vergelijkbaar zijn met de resultaten van een Sinds de intrede van de anti-VEGF behandeling en het beschikbaar komen van OCT is het aantal FAG`s sterk Dit omdat het lokaliseren van lekkende microaneurysmata bij anti-VEGF behandeling niet relevant is Omdat FAG een belastend onderzoek is, bestaat de neiging de FAG ook bij een indicatie voor lasercoagulatie achterwege te laten Echter een OCT scan vervangt een FAG niet OCT en FAG vullen elkaar aan (Health Quality Ontario ###) Laat men de FAG achterwege dan zijn er meer lasercoagulaten nodig om Het beoogde resultaat van een anti-VEGF behandeling is afname van maculaoedeem Dit gaat in de regel gepaard met een verbetering van de visus Hoewel het oedeem op de OCT afneemt kan visusverbetering uitblijven Een van de oorzaken is ischemie van de macula De literatuur is niet eenduidig of een OCT geschikt is voor het aantonen van nonperfusie Vooralsnog lijkt een FAG superieur in het zichtbaar maken van de Hoewel OCT en FAG goede technieken zijn om maculaoedeem aan te tonen zijn er situaties waarin er een discrepantie tussen beide onderzoeken bestaat Door een FAG achterwege te laten bestaat er een kleine kans Tabel # geeft een overzicht van de belangrijkste karakteristieken van OCT en FAG OCT en FAG verschillen met name in de soort informatie die wordt verkregen, invasiviteit en daarmee gepaard gaande risico’s op Met optical coherence tomography (OCT) is de anatomie van de retina zichtbaar te maken op bijna maken van de scans is nauwelijks belastend voor de patiënt Het duurt hooguit een paar minuten en is zonder.
562
fms
Dit omdat het lokaliseren van lekkende microaneurysmata bij anti-VEGF behandeling niet relevant is Omdat FAG een belastend onderzoek is, bestaat de neiging de FAG ook bij een indicatie voor lasercoagulatie achterwege te laten Echter een OCT scan vervangt een FAG niet OCT en FAG vullen elkaar aan (Health Quality Ontario ###) Laat men de FAG achterwege dan zijn er meer lasercoagulaten nodig om Het beoogde resultaat van een anti-VEGF behandeling is afname van maculaoedeem Dit gaat in de regel gepaard met een verbetering van de visus Hoewel het oedeem op de OCT afneemt kan visusverbetering uitblijven Een van de oorzaken is ischemie van de macula De literatuur is niet eenduidig of een OCT geschikt is voor het aantonen van nonperfusie Vooralsnog lijkt een FAG superieur in het zichtbaar maken van de Hoewel OCT en FAG goede technieken zijn om maculaoedeem aan te tonen zijn er situaties waarin er een discrepantie tussen beide onderzoeken bestaat Door een FAG achterwege te laten bestaat er een kleine kans Tabel # geeft een overzicht van de belangrijkste karakteristieken van OCT en FAG OCT en FAG verschillen met name in de soort informatie die wordt verkregen, invasiviteit en daarmee gepaard gaande risico’s op Met optical coherence tomography (OCT) is de anatomie van de retina zichtbaar te maken op bijna maken van de scans is nauwelijks belastend voor de patiënt Het duurt hooguit een paar minuten en is zonder Op een FAG techniek lukt dit veel minder goed Ook voor het zichtbaar maken van retinale nonperfusie is een FAG geïndiceerd Het FAG-onderzoek is belastend voor de patiënt en arbeidsintensief De kans op complicaties is In de oogheelkundige praktijk wordt met OCT DME gediagnosticeerd en het effect van een intravitreale anti- VEGF behandeling gevolgd (<LOCATIE> ###) Behalve een anti-VEGF behandeling is er bij centraal oedeem met focale lekkage buiten de fovea een indicatie voor laserbehandeling Deze wordt verricht op geleide van OCT en FAG De uitgangsvraag beoogt in kaart te brengen wat de meerwaarde is van FAG in combinatie met OCT bij het Er zijn enige aanwijzingen dat de kortetermijnresultaten (verbetering van visus, en afname van centrale retinadikte) bij patiënten met diabetes en klinisch relevant macula oedeem, van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (SD-OCT) mogelijk vergelijkbaar zijn omvang, met ernstige tekortkomingen in studieopzet en uitvoering (hoog risico op bias) In slechts een studie worden de patiëntrelevante uitkomsten van een diagnose-behandelstrategie gebaseerd op kent ernstige beperkingen in studieopzet en uitvoering De groepstoekenning is niet gerandomiseerd, en behandelaar, patiënt en beoordelaar zijn niet geblindeerd (zie risk of bias tabel) Daarnaast worden zeer stringente inclusie- en exclusiecriteria gehanteerd, en is de studieomvang gering (zie evidencetabel) GallegoPinazo (###) verdeelt patiënten met klinisch relevant macula oedeem (ETDRS definitie; ## ogen, ## patiënten) over twee groepen, en vergelijkt de effecten van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (BCVA), centrale retinadikte en retinaal volume worden bepaald op baseline en twee maanden na de initiële laserbehandeling.
580
fms
Ook voor het zichtbaar maken van retinale nonperfusie is een FAG geïndiceerd Het FAG-onderzoek is belastend voor de patiënt en arbeidsintensief De kans op complicaties is In de oogheelkundige praktijk wordt met OCT DME gediagnosticeerd en het effect van een intravitreale anti- VEGF behandeling gevolgd (<LOCATIE> ###) Behalve een anti-VEGF behandeling is er bij centraal oedeem met focale lekkage buiten de fovea een indicatie voor laserbehandeling Deze wordt verricht op geleide van OCT en FAG De uitgangsvraag beoogt in kaart te brengen wat de meerwaarde is van FAG in combinatie met OCT bij het Er zijn enige aanwijzingen dat de kortetermijnresultaten (verbetering van visus, en afname van centrale retinadikte) bij patiënten met diabetes en klinisch relevant macula oedeem, van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (SD-OCT) mogelijk vergelijkbaar zijn omvang, met ernstige tekortkomingen in studieopzet en uitvoering (hoog risico op bias) In slechts een studie worden de patiëntrelevante uitkomsten van een diagnose-behandelstrategie gebaseerd op kent ernstige beperkingen in studieopzet en uitvoering De groepstoekenning is niet gerandomiseerd, en behandelaar, patiënt en beoordelaar zijn niet geblindeerd (zie risk of bias tabel) Daarnaast worden zeer stringente inclusie- en exclusiecriteria gehanteerd, en is de studieomvang gering (zie evidencetabel) GallegoPinazo (###) verdeelt patiënten met klinisch relevant macula oedeem (ETDRS definitie; ## ogen, ## patiënten) over twee groepen, en vergelijkt de effecten van een laserbehandeling op geleide van spectraal domein OCT (BCVA), centrale retinadikte en retinaal volume worden bepaald op baseline en twee maanden na de initiële laserbehandeling relevante uitkomstmaten tussen de behandelgroepen In beide groepen verbetert de visus (BCVA; kritieke uitkomstmaat) met gemiddeld #,## logMAR ten opzichte van baseline (p-waarde voor groepsverschil, p=#,##) Ook de afname in centrale retinadikte (belangrijke uitkomstmaat) is vergelijkbaar in de twee behandelgroepen (gemiddelde afname ten opzichte van baseline met respectievelijk ## µm en ## µm, in de FAG en OCT groep; p-waarde voor groepsverschil, p=#,##) Ernstige bijwerkingen of complicaties (kritieke uitkomstmaten), milde De bewijskracht voor de uitkomstmaat visusverbetering (BCVA) en centrale retinadikte is zeer laag De bewijskracht is verlaagd vanwege ernstige beperkingen in de onderzoeksopzet (hoog risico op bias; twee volgende zoekvraag wat zijn gunstige en ongunstige effecten van het gebruik van OCT alleen, in vergelijking tot FAG in combinatie met OCT, bij het stellen van de diagnose en vervolgens behandelen van klinisch significant Klinisch significant macula oedeem (CSMO) wordt gedefinieerd aan de hand van de ETDRS criteria, als macula oedeem waarbij wordt voldaan aan tenminste een van de volgende criteria verdikking van de retina binnen ### µm van het <INSTELLING> van de macula, harde exsudaten binnen ### µm van het <INSTELLING> van de macula met verdikking van de aangrenzende retina, of een verdikking van de retina van tenminste een papilgrootte waarvan een deel een papildiameter van het <INSTELLING> van de macula ligt laserbehandeling De werkgroep achtte verschil in visus (best corrected visual acuity, BCVA), ernstige bijwerkingen of complicaties (oculaire adverse events [endophthalmitis, hoge oogdruk, cataract]; systemische besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en verschil in retinale dikte op de OCT (Optical Coherence.
636
fms
tussen de behandelgroepen In beide groepen verbetert de visus (BCVA; kritieke uitkomstmaat) met gemiddeld #,## logMAR ten opzichte van baseline (p-waarde voor groepsverschil, p=#,##) Ook de afname in centrale retinadikte (belangrijke uitkomstmaat) is vergelijkbaar in de twee behandelgroepen (gemiddelde afname ten opzichte van baseline met respectievelijk ## µm en ## µm, in de FAG en OCT groep; p-waarde voor groepsverschil, p=#,##) Ernstige bijwerkingen of complicaties (kritieke uitkomstmaten), milde De bewijskracht voor de uitkomstmaat visusverbetering (BCVA) en centrale retinadikte is zeer laag De bewijskracht is verlaagd vanwege ernstige beperkingen in de onderzoeksopzet (hoog risico op bias; twee volgende zoekvraag wat zijn gunstige en ongunstige effecten van het gebruik van OCT alleen, in vergelijking tot FAG in combinatie met OCT, bij het stellen van de diagnose en vervolgens behandelen van klinisch significant Klinisch significant macula oedeem (CSMO) wordt gedefinieerd aan de hand van de ETDRS criteria, als macula oedeem waarbij wordt voldaan aan tenminste een van de volgende criteria verdikking van de retina binnen ### µm van het <INSTELLING> van de macula, harde exsudaten binnen ### µm van het <INSTELLING> van de macula met verdikking van de aangrenzende retina, of een verdikking van de retina van tenminste een papilgrootte waarvan een deel een papildiameter van het <INSTELLING> van de macula ligt laserbehandeling De werkgroep achtte verschil in visus (best corrected visual acuity, BCVA), ernstige bijwerkingen of complicaties (oculaire adverse events [endophthalmitis, hoge oogdruk, cataract]; systemische besluitvorming kritieke uitkomstmaten; en verschil in retinale dikte op de OCT (Optical Coherence De werkgroep definieerde een verandering (verbetering of verslechtering) van de visus (BCVA) met tenminste ## letters (# lijnen; #,# logMAR; dichotome uitkomstmaat) als een klinisch (patiënt) relevant verschil Voor de uitkomstmaat centrale retinale dikte werd een verandering van tenminste ## µm, of het bereiken van een retinadikte lager dan ### µm als klinisch relevant beschouwd Voor ernstige bijwerkingen en complicaties werd In de databases Medline (OVID) is met relevante zoektermen gezocht vanaf het jaar ### naar systematische reviews, RCT’s, en observationeel vergelijkend onderzoek die het gebruik van OCT en FAG vergelijken bij patiënten met DME De werkgroep acht onderzoek van voor het jaar ### niet relevant vanwege recente technische ontwikkelingen in (toepassing van) OCT De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording De literatuurzoekactie leverde ### treffers op Studies werden geselecteerd op grond van de combinatie met FAG, diagnose en behandeling van DME, bij volwassen personen met diabetes type # of #, met door de werkgroep als relevant benoemde uitkomstmaten (zie eerder in de tekst) Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie vier studies voorgeselecteerd Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens drie studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabel De beoordeling van de individuele <PERSOON> U A systematic correlation of angiography and highresolution optical coherence tomography in diabetic macular edema Ophthalmology ### <PERSOON>;###(#) ##-## doi <PERSOON> Z.
643
fms
definieerde een verandering (verbetering of verslechtering) van de visus (BCVA) met tenminste ## letters (# lijnen; #,# logMAR; dichotome uitkomstmaat) als een klinisch (patiënt) relevant verschil Voor de uitkomstmaat centrale retinale dikte werd een verandering van tenminste ## µm, of het bereiken van een retinadikte lager dan ### µm als klinisch relevant beschouwd Voor ernstige bijwerkingen en complicaties werd In de databases Medline (OVID) is met relevante zoektermen gezocht vanaf het jaar ### naar systematische reviews, RCT’s, en observationeel vergelijkend onderzoek die het gebruik van OCT en FAG vergelijken bij patiënten met DME De werkgroep acht onderzoek van voor het jaar ### niet relevant vanwege recente technische ontwikkelingen in (toepassing van) OCT De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording De literatuurzoekactie leverde ### treffers op Studies werden geselecteerd op grond van de combinatie met FAG, diagnose en behandeling van DME, bij volwassen personen met diabetes type # of #, met door de werkgroep als relevant benoemde uitkomstmaten (zie eerder in de tekst) Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie vier studies voorgeselecteerd Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens drie studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabel De beoordeling van de individuele <PERSOON> U A systematic correlation of angiography and highresolution optical coherence tomography in diabetic macular edema Ophthalmology ### <PERSOON>;###(#) ##-## doi <PERSOON> Z of ischemic diabetic maculopathy? Graefes Arch Clin Exp Ophthalmol ### <PERSOON>;###(#) #<DATUM> doi <DATUM> s###-<PATIENTNUMMER>-x Epub ### Nov ## PubMed PMID <PATIENTNUMMER># laser photocoagulation guided by spectral-domain optical coherence tomography versus fluorescein angiography for diabetic macular edema Clin Ophthalmol ###;<DATUM> # doi ## ###/<PERSOON> coherence tomography for age-related macular degeneration and diabetic macular edema an evidence-based analysis <PERSOON> <PATIENTNUMMER># <LOCATIE> <PERSOON> JS, Swanson EA, Fujimoto JG Topography of diabetic macular edema with optical coherence tomography <PERSOON> SY, <PERSOON> WR, Arevalo JF Fluorescein angiography versus optical coherence tomography-guided planning for macular laser photocoagulation in diabetic macular edema Retina ### Kozak I, <PERSOON-##> VL, <PERSOON-##> WR Discrepancy between fluorescein angiography and optical coherence tomography in detection of macular disease Retina ### Spaide RF, Curcio CA Anatomical correlates to the bands seen in the outer retina by optical coherence tomography <PERSOON-##> RF; International Nomenclature for Optical Coherence Tomography (IN​O CT) Panel.
587
fms
of ischemic diabetic maculopathy? Graefes Arch Clin Exp Ophthalmol ### <PERSOON>;###(#) #<DATUM> doi <DATUM> s###-<PATIENTNUMMER>-x Epub ### Nov ## PubMed PMID <PATIENTNUMMER># laser photocoagulation guided by spectral-domain optical coherence tomography versus fluorescein angiography for diabetic macular edema Clin Ophthalmol ###;<DATUM> # doi ## ###/<PERSOON> coherence tomography for age-related macular degeneration and diabetic macular edema an evidence-based analysis <PERSOON> <PATIENTNUMMER># <LOCATIE> <PERSOON> JS, Swanson EA, Fujimoto JG Topography of diabetic macular edema with optical coherence tomography <PERSOON> SY, <PERSOON> WR, Arevalo JF Fluorescein angiography versus optical coherence tomography-guided planning for macular laser photocoagulation in diabetic macular edema Retina ### Kozak I, <PERSOON> VL, <PERSOON> WR Discrepancy between fluorescein angiography and optical coherence tomography in detection of macular disease Retina ### Spaide RF, Curcio CA Anatomical correlates to the bands seen in the outer retina by optical coherence tomography <PERSOON> RF; International Nomenclature for Optical Coherence Tomography (IN​O CT) <PERSOON-##> L, <PERSOON-##> RB Correlation between spectral domain optical coherence tomography findings and fluorescein angiography patterns in diabetic macular edema Ophthalmology ### <PERSOON-##>;###(#) ###-## doi Wat is de optimale behandeling van diabetisch macula oedeem bij volwassen personen met diabetes? Begin bij visusdaling op basis van centraal diabetisch macula oedeem te behandelen met anti-VEGF Start met Overweeg lasercoagulatie bij visusbedreigend extrafoveaal oedeem en/of veel harde exsudaten Stop met behandelen bij een langer bestaande droge macula en/of non-respons op verschillende therapieën Bij symptomatisch centraal macula oedeem bij diabetes mellitus is er een indicatie om te starten met behandelen Vanwege de hoge mate van effectiviteit is de start met een anti-VEGF medicament de behandeling van eerste keus Gezien gelijke mate van effectiviteit en veiligheid tussen de anti-VEGF middelen en het kostenbesparende effect van bevacizumab, kan men in eerste instantie beginnen met dit laatste middel Voor patiënten met een visus ( #,# zou aflibercept mogelijk een positiever effect kunnen hebben ten opzicht van Het starten met maandelijkse injecties gedurende drie maanden met anti-VEGF verdient de voorkeur Hierna kan gekozen worden om maandelijks te continueren met regelmatige controles van visus en OCT of het behandelschema te veranderen in treat-en-extend (steeds langere tussenpauzen tussen injecties op basis van geen verschil in visuswinst aangetoond tussen treat-en-extend of PRN met een follow-up van ## maanden Bij visusbedreigend extrafoveaal macula oedeem kan een laserbehandeling overwogen worden Voordelig hierbij zou kunnen zijn dat je het aantal injecties reduceert.
568
fms
<PERSOON> RB Correlation between spectral domain optical coherence tomography findings and fluorescein angiography patterns in diabetic macular edema Ophthalmology ### <PERSOON>;###(#) ###-## doi Wat is de optimale behandeling van diabetisch macula oedeem bij volwassen personen met diabetes? Begin bij visusdaling op basis van centraal diabetisch macula oedeem te behandelen met anti-VEGF Start met Overweeg lasercoagulatie bij visusbedreigend extrafoveaal oedeem en/of veel harde exsudaten Stop met behandelen bij een langer bestaande droge macula en/of non-respons op verschillende therapieën Bij symptomatisch centraal macula oedeem bij diabetes mellitus is er een indicatie om te starten met behandelen Vanwege de hoge mate van effectiviteit is de start met een anti-VEGF medicament de behandeling van eerste keus Gezien gelijke mate van effectiviteit en veiligheid tussen de anti-VEGF middelen en het kostenbesparende effect van bevacizumab, kan men in eerste instantie beginnen met dit laatste middel Voor patiënten met een visus ( #,# zou aflibercept mogelijk een positiever effect kunnen hebben ten opzicht van Het starten met maandelijkse injecties gedurende drie maanden met anti-VEGF verdient de voorkeur Hierna kan gekozen worden om maandelijks te continueren met regelmatige controles van visus en OCT of het behandelschema te veranderen in treat-en-extend (steeds langere tussenpauzen tussen injecties op basis van geen verschil in visuswinst aangetoond tussen treat-en-extend of PRN met een follow-up van ## maanden Bij visusbedreigend extrafoveaal macula oedeem kan een laserbehandeling overwogen worden Voordelig hierbij zou kunnen zijn dat je het aantal injecties reduceert Bij de behandeling van DME dienen ook glucose, bloeddruk, lipidenstatus en andere cardiovasculaire De patiënt dient geïnformeerd te worden over de off-label status van intravitreale toepassing van bevacizumab Een substantieel deel van de patiënten met DME reageert niet op de eerste <DATUM> injecties met bevacizumab Voor bevacizumab zijn hier weinig data over, maar een recente studie laat zien dat ongeveer ##% van patienten die initieel met ranibizumab werden behandeld persisterend DME heeft na ## weken (Bressler ###) De definitie voor non-respons is niet eenduidig beschreven, maar wordt over het algemeen gesteld als er geen afname van de retinale dikte en/of persisterend vocht na en tijdens de behandeling wordt gezien Bij non-respons dient het de voorkeur om te switchen naar een ander therapeutisch middel Bij phake patiënten kan er in eerste instantie gekozen worden voor een ander anti-VEGF middel Bij pseudofakie lijkt de effectiviteit van een corticosteroïd implant gelijk te zijn aan anti-VEGF Hierbij dient rekening gehouden te Tevens kan een corticosteroïd ook overwogen worden bij patiënten die nog de eigen lens bezitten, maar dan kan een cataractextractie bij nog persisterend macula oedeem nodig zijn (<PERSOON> ###) Bij chronisch oedeem dat onvoldoende effectief behandeld kan worden met laser of anti-VEGF, kan men ook kiezen voor een intravitreale implant met vertraagde afgifte gedurende ## maanden van fluocinole acetonide (Iluvien implant; Als er nog geen FAG verricht is, dient men een FAG te maken om te kijken of er non-perfusie van de macula is en/of lekkage in de macula is, waarvoor laserbehandeling mogelijk is.
600
fms
glucose, bloeddruk, lipidenstatus en andere cardiovasculaire De patiënt dient geïnformeerd te worden over de off-label status van intravitreale toepassing van bevacizumab Een substantieel deel van de patiënten met DME reageert niet op de eerste <DATUM> injecties met bevacizumab Voor bevacizumab zijn hier weinig data over, maar een recente studie laat zien dat ongeveer ##% van patienten die initieel met ranibizumab werden behandeld persisterend DME heeft na ## weken (Bressler ###) De definitie voor non-respons is niet eenduidig beschreven, maar wordt over het algemeen gesteld als er geen afname van de retinale dikte en/of persisterend vocht na en tijdens de behandeling wordt gezien Bij non-respons dient het de voorkeur om te switchen naar een ander therapeutisch middel Bij phake patiënten kan er in eerste instantie gekozen worden voor een ander anti-VEGF middel Bij pseudofakie lijkt de effectiviteit van een corticosteroïd implant gelijk te zijn aan anti-VEGF Hierbij dient rekening gehouden te Tevens kan een corticosteroïd ook overwogen worden bij patiënten die nog de eigen lens bezitten, maar dan kan een cataractextractie bij nog persisterend macula oedeem nodig zijn (<PERSOON> ###) Bij chronisch oedeem dat onvoldoende effectief behandeld kan worden met laser of anti-VEGF, kan men ook kiezen voor een intravitreale implant met vertraagde afgifte gedurende ## maanden van fluocinole acetonide (Iluvien implant; Als er nog geen FAG verricht is, dient men een FAG te maken om te kijken of er non-perfusie van de macula is en/of lekkage in de macula is, waarvoor laserbehandeling mogelijk is Ondanks dat er geen evidence is voor associatie met thrombo-embolische processen, blijft het wel onder de aandacht en kan eventueel een switch naar een niet VEGF-gemedieerde behandeling worden gekozen na een Wat zijn de criteria om te stoppen met de behandeling van DME? Na stoppen van de behandeling is goede follow-up noodzakelijk gezien de kans op een recidief Er is geen eenduidig bewijs naar het voorkomen van systemische bijwerkingen na intravitreale injectie met antiVEGF Vanwege de lage incidentie van cardiovasculaire events, zijn er geen studies naar verricht, maar worden resultaten uit subanalyses van verschillende studies beschreven, waarbij er een lagere statistische power is De resultaten hiervan zijn verschillend en er volgt geen duidelijk verhoogde associatie met anti-VEGF en cardiovasculaire events In de DRCRN trial, protocol T, worden alle # de anti-VEGF middelen vergeleken in veiligheid, waarbij er geen statistisch significante verschillen worden gevonden In een post-hoc analyse van deze studie, waren er meer cardiovasculaire events in patiënten behandeld met ranibizumab Maar gezien de afwezigheid van verschillen in cardiovasculaire veiligheid in andere trials met anti-VEGF medicatie voor DME, alsmede geen verschil in vergelijkende trials bij AMD, wordt er vanuit gegaan dat dit op toeval berust In ### is er een Cochrane systematische review verschenen waarin de veiligheid van ranibizumab wordt vergeleken met die van bevacizumab voor de behandeling van AMD; het betreft ### personen uit # niet gesponsorde RCT’s waarin geen verschil in mortaliteit, myocard infarct, CVA, en arteriële thrombo-embolische processen gevonden werd tussen ranibizumab en bevacizumab.
591
fms
er geen evidence is voor associatie met thrombo-embolische processen, blijft het wel onder de aandacht en kan eventueel een switch naar een niet VEGF-gemedieerde behandeling worden gekozen na een Wat zijn de criteria om te stoppen met de behandeling van DME? Na stoppen van de behandeling is goede follow-up noodzakelijk gezien de kans op een recidief Er is geen eenduidig bewijs naar het voorkomen van systemische bijwerkingen na intravitreale injectie met antiVEGF Vanwege de lage incidentie van cardiovasculaire events, zijn er geen studies naar verricht, maar worden resultaten uit subanalyses van verschillende studies beschreven, waarbij er een lagere statistische power is De resultaten hiervan zijn verschillend en er volgt geen duidelijk verhoogde associatie met anti-VEGF en cardiovasculaire events In de DRCRN trial, protocol T, worden alle # de anti-VEGF middelen vergeleken in veiligheid, waarbij er geen statistisch significante verschillen worden gevonden In een post-hoc analyse van deze studie, waren er meer cardiovasculaire events in patiënten behandeld met ranibizumab Maar gezien de afwezigheid van verschillen in cardiovasculaire veiligheid in andere trials met anti-VEGF medicatie voor DME, alsmede geen verschil in vergelijkende trials bij AMD, wordt er vanuit gegaan dat dit op toeval berust In ### is er een Cochrane systematische review verschenen waarin de veiligheid van ranibizumab wordt vergeleken met die van bevacizumab voor de behandeling van AMD; het betreft ### personen uit # niet gesponsorde RCT’s waarin geen verschil in mortaliteit, myocard infarct, CVA, en arteriële thrombo-embolische processen gevonden werd tussen ranibizumab en bevacizumab Op grond van gelijke effectiviteit en veiligheid en het grote verschil in kosten is bevacizumab kosten-effectiever Gedurende bijna <LEEFTIJD> jaar was focale en/of grid lasercoagulatie de belangrijkste behandeling voor klinisch significant diabetisch macula oedeem, gebaseerd op de eerste resultaten van de ETDRS studie die in ### zijn gepubliceerd Sinds ongeveer <LEEFTIJD> jaar vindt er een verschuiving van de behandeling plaats en komt er steeds meer bewijs dat anti-VEGF medicatie superieur is ten opzichte van lasertherapie Ook het positieve effect van steroïden in de behandeling van diabetisch macula oedeem komt steeds meer naar voren, hoewel er op de lange duur bijwerkingen kunnen ontstaan zoals cataract en glaucoom Doordat er steeds meer behandelmogelijkheden bijkomen, ontstaan er ook veel vragen (welk middel, welke indicatie, wanneer switchen, naar welke therapie) over de beste behandeling van diabetisch macula oedeem aflibercept; herhaalde intravitreale injecties) verhoogt de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus (≥## letters), en verlaagt de kans op een klinisch relevante Met name gebaseerd op resultaten bij een jaar follow-up Langetermijneffecten ()<LEEFTIJD> jaar), en aflibercept) leidt tot een grotere daling van de centrale retinadikte dan behandeling met alleen Ranibizumab, bevacizumab en aflibercept zijn alle effectief in visusverbetering en vertragen van Er zijn aanwijzingen dat aflibercept een hogere effectiviteit heeft in het verbeteren van de visus bij behandeling van diabetisch macula oedeem, in vergelijking met ranibizumab en Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten met diabetisch macula oedeem en een BCVA van ##-## letters, bevacizumab, ranibizumab en aflibercept een vergelijkbare effectiviteit hebben in het.
589
fms
en veiligheid en het grote verschil in kosten is bevacizumab kosten-effectiever Gedurende bijna <LEEFTIJD> jaar was focale en/of grid lasercoagulatie de belangrijkste behandeling voor klinisch significant diabetisch macula oedeem, gebaseerd op de eerste resultaten van de ETDRS studie die in ### zijn gepubliceerd Sinds ongeveer <LEEFTIJD> jaar vindt er een verschuiving van de behandeling plaats en komt er steeds meer bewijs dat anti-VEGF medicatie superieur is ten opzichte van lasertherapie Ook het positieve effect van steroïden in de behandeling van diabetisch macula oedeem komt steeds meer naar voren, hoewel er op de lange duur bijwerkingen kunnen ontstaan zoals cataract en glaucoom Doordat er steeds meer behandelmogelijkheden bijkomen, ontstaan er ook veel vragen (welk middel, welke indicatie, wanneer switchen, naar welke therapie) over de beste behandeling van diabetisch macula oedeem aflibercept; herhaalde intravitreale injecties) verhoogt de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus (≥## letters), en verlaagt de kans op een klinisch relevante Met name gebaseerd op resultaten bij een jaar follow-up Langetermijneffecten ()<LEEFTIJD> jaar), en aflibercept) leidt tot een grotere daling van de centrale retinadikte dan behandeling met alleen Ranibizumab, bevacizumab en aflibercept zijn alle effectief in visusverbetering en vertragen van Er zijn aanwijzingen dat aflibercept een hogere effectiviteit heeft in het verbeteren van de visus bij behandeling van diabetisch macula oedeem, in vergelijking met ranibizumab en Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten met diabetisch macula oedeem en een BCVA van ##-## letters, bevacizumab, ranibizumab en aflibercept een vergelijkbare effectiviteit hebben in het ## letters, aflibercept een hogere effectiviteit heeft in het verbeteren van de visus dan letters, ranibizumab en aflibercept een hogere effectiviteit hebben in het verlagen van de centrale retinadikte dan bevacizumab Ranibizumab en aflibercept lijken een vergelijkbare ## letters, aflibercept een hogere effectiviteit heeft in het verlagen van de centrale retinadikte Behandeling van diabetisch macula oedeem met ranibizumab verhoogt de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus, en verlaagt de kans op een klinisch relevante verslechtering van de visus, in vergelijking tot behandeling met triamcinolon (herhaalde intravitreale injecties) Er zijn aanwijzingen dat bij diabetisch macula oedeem in pseudof ake ogen, ranibizumab en Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten met eigen lens en diabetisch macula oedeem, ranibizumab een hogere effectiviteit heeft dan triamcinolon in het verbeteren van de visus Er zijn aanwijzingen dat bevacizumab en dexamethason (implantaat) een vergelijkbare effectiviteit hebben in het verbeteren van de visus bij patiënten met diabetisch macula oedeem Dexamethason lijkt een grotere effectiviteit te hebben in het verlagen van de centrale Anti-VEGF middelen leiden niet tot een verhoogd risico op ernstige oculaire complicaties, Er lijken geen klinisch relevante verschillen in veiligheid te bestaan tussen individuele anti-VEGF Er zijn geen aanwijzingen dat het risico op ernstige oculaire of systemische adverse events is Intravitreale injecties van corticosteroïden ter behandeling van diabetisch macula oedeem leiden tot een verhoogd risico op oculaire adverse events, in het bijzonder verhoogde oogdruk Er zijn geen aanwijzingen dat intravitreale injecties met corticosteroïden het risico op Met name gebaseerd op resultaten bij een jaar follow up Langetermijneffecten ()<LEEFTIJD> jaar), en.
589
fms
heeft in het verbeteren van de visus dan letters, ranibizumab en aflibercept een hogere effectiviteit hebben in het verlagen van de centrale retinadikte dan bevacizumab Ranibizumab en aflibercept lijken een vergelijkbare ## letters, aflibercept een hogere effectiviteit heeft in het verlagen van de centrale retinadikte Behandeling van diabetisch macula oedeem met ranibizumab verhoogt de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus, en verlaagt de kans op een klinisch relevante verslechtering van de visus, in vergelijking tot behandeling met triamcinolon (herhaalde intravitreale injecties) Er zijn aanwijzingen dat bij diabetisch macula oedeem in pseudof ake ogen, ranibizumab en Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten met eigen lens en diabetisch macula oedeem, ranibizumab een hogere effectiviteit heeft dan triamcinolon in het verbeteren van de visus Er zijn aanwijzingen dat bevacizumab en dexamethason (implantaat) een vergelijkbare effectiviteit hebben in het verbeteren van de visus bij patiënten met diabetisch macula oedeem Dexamethason lijkt een grotere effectiviteit te hebben in het verlagen van de centrale Anti-VEGF middelen leiden niet tot een verhoogd risico op ernstige oculaire complicaties, Er lijken geen klinisch relevante verschillen in veiligheid te bestaan tussen individuele anti-VEGF Er zijn geen aanwijzingen dat het risico op ernstige oculaire of systemische adverse events is Intravitreale injecties van corticosteroïden ter behandeling van diabetisch macula oedeem leiden tot een verhoogd risico op oculaire adverse events, in het bijzonder verhoogde oogdruk Er zijn geen aanwijzingen dat intravitreale injecties met corticosteroïden het risico op Met name gebaseerd op resultaten bij een jaar follow up Langetermijneffecten ()<LEEFTIJD> jaar), en voor de vergelijking van anti-VEGF middelen onderling is de literatuuranalyse gebaseerd op Virgili (###) en de aanvullende studie (DRCRN ###) Voor de vergelijking van anti-VEGF versus corticosteroïden is de een aanvullende zoekactie leverde geen recentere studies op die aan de inclusiecriteria voldoen en relevant zijn De systematische review van Virgili (###) is van zeer goede kwaliteit (zie Table of quality assessment) Virgili (###) vergelijkt anti-VEGF middelen met laser- of controlebehandeling en dekt de literatuur tot april ### Virgili (###) includeert ## RCT’s waarin anti-VEGF behandeling wordt vergeleken met laserbehandeling (## deelnemers) De studiegrootte varieert tussen ## en ### deelnemers Vergelijkingen met intravitreale corticosteroïden werden van de analyse uitgesloten De primaire uitkomstmaat is verandering van visus (BCVA, best-corrected visual acuity) bij een jaar follow-up, gedefinieerd als een verbetering of verslechtering met tenminste ## ETDRS letters, # ETDRS lijnen of #,# logMAR Als secundaire uitkomstmaten worden o a centrale retinadikte en veiligheid (oculaire en systemische adverse events) geanalyseerd Patiënten in de geïncludeerde studies hadden de klinische diagnose DME, in veel gevallen bevestigd met OCT De BCVA op baseline lag Er is enige variatie in de inclusiecriteria die worden gehanteerd in de RCT’s, met name met betrekking tot patiënten die eerder met laser zijn behandeld In een meerderheid van de studies worden alleen patiënten die in de laatste drie tot zes maanden zijn gelaserd uitgesloten In drie RCT’s worden alleen patiënten die niet reageerden op een laserbehandeling geïncludeerd (zie <PERSOON> ###]),.
620
fms
voor de vergelijking van anti-VEGF middelen onderling is de literatuuranalyse gebaseerd op Virgili (###) en de aanvullende studie (DRCRN ###) Voor de vergelijking van anti-VEGF versus corticosteroïden is de een aanvullende zoekactie leverde geen recentere studies op die aan de inclusiecriteria voldoen en relevant zijn De systematische review van Virgili (###) is van zeer goede kwaliteit (zie Table of quality assessment) Virgili (###) vergelijkt anti-VEGF middelen met laser- of controlebehandeling en dekt de literatuur tot april ### Virgili (###) includeert ## RCT’s waarin anti-VEGF behandeling wordt vergeleken met laserbehandeling (## deelnemers) De studiegrootte varieert tussen ## en ### deelnemers Vergelijkingen met intravitreale corticosteroïden werden van de analyse uitgesloten De primaire uitkomstmaat is verandering van visus (BCVA, best-corrected visual acuity) bij een jaar follow-up, gedefinieerd als een verbetering of verslechtering met tenminste ## ETDRS letters, # ETDRS lijnen of #,# logMAR Als secundaire uitkomstmaten worden o a centrale retinadikte en veiligheid (oculaire en systemische adverse events) geanalyseerd Patiënten in de geïncludeerde studies hadden de klinische diagnose DME, in veel gevallen bevestigd met OCT De BCVA op baseline lag Er is enige variatie in de inclusiecriteria die worden gehanteerd in de RCT’s, met name met betrekking tot patiënten die eerder met laser zijn behandeld In een meerderheid van de studies worden alleen patiënten die in de laatste drie tot zes maanden zijn gelaserd uitgesloten In drie RCT’s worden alleen patiënten die niet reageerden op een laserbehandeling geïncludeerd (zie <PERSOON> ###]), De individuele studieopzet (risk of bias) van de geïncludeerde studies werd beoordeeld in overeenstemming met het Cochrane Handbook (Higgins ###), en de kwaliteit van de studies is overwegend hoog (zie de risk of bias beoordeling in Fig <DATUM> Virgili ###) Twaalf van de achttien RCT’s zijn Europese of Noord-Amerikaanse RCT’s gesponsord door de anti-VEGF fabrikant (zie Virgili ### [BOLT ###; DA VINCI ###; DRCRnet ###; Korobelnik ###; Macugen ###; Macugen ###; READ# ###; NCT<PATIENTNUMMER># (RELATION); RESOLVE ###; RESPOND ###; RESTORE ###; RISE-RIDE]) Vijf van de zes niet-commerciële studies betreft off-label gebruik Elf RCT’s vergeleken laserbehandeling met anti-VEGF, overwegend bij een jaar follow-up bevacizumab (# studies, ### deelnemers), ranibizumab (# studies, ### deelnemers), aflibercept (# studies, ### deelnemers) Anti-VEGF behandeling betrof <DATUM> injecties in het eerste en <DATUM> injecties in het tweede jaar, pro re nata (injecties <PERSOON>-analyse van de proportie patiënten waarin de visus klinisch relevant, dat wil zeggen met ( # of meer lijnen; ## of meer letters), is toegenomen na een jaar follow-up (Fig #) laat zien dat behandeling met anti-VEGF de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus vergroot ten opzichte van laserbehandeling relatief I# =#%) In absolute termen neemt het aantal patiënten met klinisch relevante verbetering van de visus naar klinisch relevante verslechtering van de visus ten opzichte van laserbehandeling (Fig #) relatief risico, RR=#,## (##%BI=[#,##; #,##]; # studies, ### deelnemers, heterogeniteit I# =#%) Het aantal patiënten met een klinisch.
762
fms
De individuele studieopzet (risk of bias) van de geïncludeerde studies werd beoordeeld in overeenstemming met het Cochrane Handbook (Higgins ###), en de kwaliteit van de studies is overwegend hoog (zie de risk of bias beoordeling in Fig <DATUM> Virgili ###) Twaalf van de achttien RCT’s zijn Europese of Noord-Amerikaanse RCT’s gesponsord door de anti-VEGF fabrikant (zie Virgili ### [BOLT ###; DA VINCI ###; DRCRnet ###; Korobelnik ###; Macugen ###; Macugen ###; READ# ###; NCT<PATIENTNUMMER># (RELATION); RESOLVE ###; RESPOND ###; RESTORE ###; RISE-RIDE]) Vijf van de zes niet-commerciële studies betreft off-label gebruik Elf RCT’s vergeleken laserbehandeling met anti-VEGF, overwegend bij een jaar follow-up bevacizumab (# studies, ### deelnemers), ranibizumab (# studies, ### deelnemers), aflibercept (# studies, ### deelnemers) Anti-VEGF behandeling betrof <DATUM> injecties in het eerste en <DATUM> injecties in het tweede jaar, pro re nata (injecties <PERSOON>-analyse van de proportie patiënten waarin de visus klinisch relevant, dat wil zeggen met ( # of meer lijnen; ## of meer letters), is toegenomen na een jaar follow-up (Fig #) laat zien dat behandeling met anti-VEGF de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus vergroot ten opzichte van laserbehandeling relatief I# =#%) In absolute termen neemt het aantal patiënten met klinisch relevante verbetering van de visus naar klinisch relevante verslechtering van de visus ten opzichte van laserbehandeling (Fig #) relatief risico, RR=#,## (##%BI=[#,##; #,##]; # studies, ### deelnemers, heterogeniteit I# =#%) Het aantal patiënten met een klinisch verschil in visus tussen behandeling met anti-VEGF en laserbehandeling bij een jaar follow-up bedraagt (Fig #) voordeel van de anti-VEGF behandeling Deze gemiddelde verbetering in visus op groepsniveau bij behandeling met anti-VEGF in plaats van laser is weliswaar statistisch significant maar bereikt niet de grens voor klinische relevantie (# of meer lijnen) Een klinisch relevante verbetering van de visus wordt slechts bereikt bij een Data verkregen bij langere follow-up geven een vergelijkbaar beeld, maar zijn schaars en daarmee minder betrouwbaar Eén RCT (zie Virgili ### [BOLT ###]) rapporteert de primaire uitkomstmaat bij <LEEFTIJD> jaar follow-up blijkt anti-VEGF (bevacizumab) de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus te vergroten en de kans op een verslechtering van de visus te verkleinen ten opzichte van laserbehandeling; respectievelijk RR=#,# ###]) rapporteren het gemiddelde verschil in visus tussen behandeling met anti-VEGF en laserbehandeling bij # met tenminste # lijnen bij ongeveer een jaar f ollow-up Subgroepen bevacizumab, ranibizumab, met tenminste # lijnen bij ongeveer een jaar f ollow-up Fixed effects model Cochrane Risk of bias in visus (BCVA) bij een jaar f ollow-up Fixed effects model (Virgili ###) <PERSOON>-analyse van de centrale retinale dikte bepaald met OCT bij een jaar follow-up (Fig #) laat zien dat behandeling met anti-VEGF de centrale retinadikte statistisch significant en klinisch relevant verlaagt ten opzichte Virgili (###) rapporteert geen uitkomsten met betrekking tot belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief Voor de vergelijking van anti-VEGF middelen onderling is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op Virgili.
761
fms
bij een jaar follow-up bedraagt (Fig #) voordeel van de anti-VEGF behandeling Deze gemiddelde verbetering in visus op groepsniveau bij behandeling met anti-VEGF in plaats van laser is weliswaar statistisch significant maar bereikt niet de grens voor klinische relevantie (# of meer lijnen) Een klinisch relevante verbetering van de visus wordt slechts bereikt bij een Data verkregen bij langere follow-up geven een vergelijkbaar beeld, maar zijn schaars en daarmee minder betrouwbaar Eén RCT (zie Virgili ### [BOLT ###]) rapporteert de primaire uitkomstmaat bij <LEEFTIJD> jaar follow-up blijkt anti-VEGF (bevacizumab) de kans op een klinisch relevante verbetering van de visus te vergroten en de kans op een verslechtering van de visus te verkleinen ten opzichte van laserbehandeling; respectievelijk RR=#,# ###]) rapporteren het gemiddelde verschil in visus tussen behandeling met anti-VEGF en laserbehandeling bij # met tenminste # lijnen bij ongeveer een jaar f ollow-up Subgroepen bevacizumab, ranibizumab, met tenminste # lijnen bij ongeveer een jaar f ollow-up Fixed effects model Cochrane Risk of bias in visus (BCVA) bij een jaar f ollow-up Fixed effects model (Virgili ###) <PERSOON>-analyse van de centrale retinale dikte bepaald met OCT bij een jaar follow-up (Fig #) laat zien dat behandeling met anti-VEGF de centrale retinadikte statistisch significant en klinisch relevant verlaagt ten opzichte Virgili (###) rapporteert geen uitkomsten met betrekking tot belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief Voor de vergelijking van anti-VEGF middelen onderling is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op Virgili Voor details met betrekking tot de systematische review van Virgili (###) wordt verwezen naar de vergelijking van anti-VEGF met laser (zie eerder in de tekst onder ‘Anti-VEGF De studie van DRCRN (###) is een Noord-Amerikaanse multicenter RCT van goede kwaliteit (zie Table of quality assessment), waarin volwassen patiënten met diabetisch macula oedeem worden gerandomiseerd naar behandeling met herhaalde intravitreale injecties met aflibercept (# mg; n=### deelnemers), bevacizumab (#,## mg; n=###), of ranibizumab (#,# mg; n=###) De studie is gesubsidieerd door de National Institute of Health (NIH; USA), en wordt, afgezien van het gratis beschikbaar stellen van aflibercept en ranibizumab, niet gesponsord door fabrikanten De primaire uitkomstmaat is verandering van visus (BCVA, best-corrected visual acuity; letter score) bij een jaar follow-up Als secundaire uitkomstmaten worden centrale retinadikte (CST, Central Subfield Thickness) en veiligheid (oculaire en systemische adverse events) geanalyseerd Inclusie beperkt zich tot patiënten met de klinische diagnose DME (bevestigd met OCT) en tenminste een oog met een BCVA van ##-## letters (<PERSOON> visus ##/## tot <DATUM> De gemiddelde BCVA op baseline is ##,# letters (<PERSOON> ##/##), de gemiddelde leeftijd bedraagt <LEEFTIJD> jaar, en ##% is van Europese afkomst, het merendeel van de patiënten (##%) heeft type # diabetes mellitus Voor een overzicht van de studiekarakteristieken en resultaten In de meta-analyses van Virgili (###) worden voor de primaire uitkomstmaat op basis van een klinisch relevante verandering van de visus met tenminste ## letters (Fig <DATUM> , geen statistisch significante verschillen.
701
fms
details met betrekking tot de systematische review van Virgili (###) wordt verwezen naar de vergelijking van anti-VEGF met laser (zie eerder in de tekst onder ‘Anti-VEGF De studie van DRCRN (###) is een Noord-Amerikaanse multicenter RCT van goede kwaliteit (zie Table of quality assessment), waarin volwassen patiënten met diabetisch macula oedeem worden gerandomiseerd naar behandeling met herhaalde intravitreale injecties met aflibercept (# mg; n=### deelnemers), bevacizumab (#,## mg; n=###), of ranibizumab (#,# mg; n=###) De studie is gesubsidieerd door de National Institute of Health (NIH; USA), en wordt, afgezien van het gratis beschikbaar stellen van aflibercept en ranibizumab, niet gesponsord door fabrikanten De primaire uitkomstmaat is verandering van visus (BCVA, best-corrected visual acuity; letter score) bij een jaar follow-up Als secundaire uitkomstmaten worden centrale retinadikte (CST, Central Subfield Thickness) en veiligheid (oculaire en systemische adverse events) geanalyseerd Inclusie beperkt zich tot patiënten met de klinische diagnose DME (bevestigd met OCT) en tenminste een oog met een BCVA van ##-## letters (<PERSOON> visus ##/## tot <DATUM> De gemiddelde BCVA op baseline is ##,# letters (<PERSOON> ##/##), de gemiddelde leeftijd bedraagt <LEEFTIJD> jaar, en ##% is van Europese afkomst, het merendeel van de patiënten (##%) heeft type # diabetes mellitus Voor een overzicht van de studiekarakteristieken en resultaten In de meta-analyses van Virgili (###) worden voor de primaire uitkomstmaat op basis van een klinisch relevante verandering van de visus met tenminste ## letters (Fig <DATUM> , geen statistisch significante verschillen mg) Bij analyse van de gemiddelde verandering in visus (Fig #) geeft een subgroep analyse wel statistisch significant verschillen te zien, waarbij aflibercept zich positief onderscheidt ten opzichte van ranibizumab Het betreft hier echter indirecte vergelijkingen, en met een lage statistische power om verschillen in effectiviteit uitkomstmaat verandering in visus (BCVA gecorrigeerd voor baseline; letter score op een schaal van #-###), bij een jaar follow-up bedraagt het groepsverschil (mean difference, MD) bij vergelijking van aflibercept met [#,#;#,#]) in het voordeel van aflibercept Tussen behandeling met ranibizumab en bevacizumab wordt geen statistisch significant verschil gevonden (MD=<DATUM> ##%BI=[-# #;<DATUM> ) Omdat uit een vooraf gedefinieerde subgroep analyse blijkt dat er een statistisch significante interactie bestaat tussen de ernst van de visuele beperking op baseline en het verschil in effectiviteit van de behandelopties (p(#,###), worden de resultaten afzonderlijk geanalyseerd voor patiënten met een BCVA van ##-## letters (<PERSOON> visus #,#-#,##) en patiënten met een BCVA lager dan ## letters (<PERSOON> visus ( #,#) Hierbij moet wel worden aangetekend dat de studiegrootte (sample size) is afgestemd op de continue uitkomstmaat (BCVA) en zonder rekening te houden Bij patiënten met een BCVA van ##-## letters op baseline (##% van het totaal aantal deelnemers) is de gemiddelde verbetering in visus (in letters) ten opzichte van baseline bij een jaar follow-up onafhankelijk van de behandeling (p)#,##) aflibercept (#,#), bevacizumab (#,#), en ranibizumab (<DATUM> Alleen in de patiënten met een BCVA lager dan ## op baseline (##% van het totaal aantal deelnemers) worden statistisch significante verschillen gevonden tussen de behandelopties.
767
fms
#) geeft een subgroep analyse wel statistisch significant verschillen te zien, waarbij aflibercept zich positief onderscheidt ten opzichte van ranibizumab Het betreft hier echter indirecte vergelijkingen, en met een lage statistische power om verschillen in effectiviteit uitkomstmaat verandering in visus (BCVA gecorrigeerd voor baseline; letter score op een schaal van #-###), bij een jaar follow-up bedraagt het groepsverschil (mean difference, MD) bij vergelijking van aflibercept met [#,#;#,#]) in het voordeel van aflibercept Tussen behandeling met ranibizumab en bevacizumab wordt geen statistisch significant verschil gevonden (MD=<DATUM> ##%BI=[-# #;<DATUM> ) Omdat uit een vooraf gedefinieerde subgroep analyse blijkt dat er een statistisch significante interactie bestaat tussen de ernst van de visuele beperking op baseline en het verschil in effectiviteit van de behandelopties (p(#,###), worden de resultaten afzonderlijk geanalyseerd voor patiënten met een BCVA van ##-## letters (<PERSOON> visus #,#-#,##) en patiënten met een BCVA lager dan ## letters (<PERSOON> visus ( #,#) Hierbij moet wel worden aangetekend dat de studiegrootte (sample size) is afgestemd op de continue uitkomstmaat (BCVA) en zonder rekening te houden Bij patiënten met een BCVA van ##-## letters op baseline (##% van het totaal aantal deelnemers) is de gemiddelde verbetering in visus (in letters) ten opzichte van baseline bij een jaar follow-up onafhankelijk van de behandeling (p)#,##) aflibercept (#,#), bevacizumab (#,#), en ranibizumab (<DATUM> Alleen in de patiënten met een BCVA lager dan ## op baseline (##% van het totaal aantal deelnemers) worden statistisch significante verschillen gevonden tussen de behandelopties Het groepsverschil bij vergelijking van aflibercept met bevacizumab, en van aflibercept met ranibizumab is #,# (##%BI=[#,#;#,#]; p=#,###) Tussen behandeling met ranibizumab en bevacizumab wordt geen statistisch Uitgaande van een definitie voor behandelsucces (positief klinisch relevant effect) als een verbetering van de BCVA ten opzichte van baseline met tenminste ## letters (= de definitie gehanteerd in Virgili ###), is het behandelsucces bij patiënten met een BCVA van ##-## op baseline relatief gering en onafhankelijk van de met een BCVA lager dan ## letters op baseline is het behandelsucces groter en worden statistisch significante ##% (ranibizumab) Het groepsverschil bij vergelijking van aflibercept met bevacizumab, en van aflibercept met bevacizumab wordt geen statistisch significant verschil gevonden (RD=#%; ##%BI=[-#;##]) Dit vertaalt zich naar een number needed to treat (NNT) van # bij behandeling van patiënten met een BCVA lager dan ## op baseline met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;##,#]), en een NNT van # bij behandeling met Een vergelijking van de anti-VEGF middelen met betrekking tot de kans op een klinisch relevante verslechtering van de visus met tenminste ## letters is niet mogelijk in DRCRN (###) vanwege het zeer lage aantal events (<DATUM> Bij meta-analyse van de gemiddelde verandering in centrale retinadikte (Fig #; Virgili ###) geeft een subgroep analyse statistisch significante verschillen te zien, waarbij aflibercept zich positief onderscheidt ten opzichte van bevacizumab en ranibizumab Het betreft hier echter indirecte vergelijkingen, en met een lage statistische power om verschillen in effectiviteit tussen anti-VEGF middelen te kunnen detecteren.
752
fms
aflibercept met bevacizumab, en van aflibercept met ranibizumab is #,# (##%BI=[#,#;#,#]; p=#,###) Tussen behandeling met ranibizumab en bevacizumab wordt geen statistisch Uitgaande van een definitie voor behandelsucces (positief klinisch relevant effect) als een verbetering van de BCVA ten opzichte van baseline met tenminste ## letters (= de definitie gehanteerd in Virgili ###), is het behandelsucces bij patiënten met een BCVA van ##-## op baseline relatief gering en onafhankelijk van de met een BCVA lager dan ## letters op baseline is het behandelsucces groter en worden statistisch significante ##% (ranibizumab) Het groepsverschil bij vergelijking van aflibercept met bevacizumab, en van aflibercept met bevacizumab wordt geen statistisch significant verschil gevonden (RD=#%; ##%BI=[-#;##]) Dit vertaalt zich naar een number needed to treat (NNT) van # bij behandeling van patiënten met een BCVA lager dan ## op baseline met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;##,#]), en een NNT van # bij behandeling met Een vergelijking van de anti-VEGF middelen met betrekking tot de kans op een klinisch relevante verslechtering van de visus met tenminste ## letters is niet mogelijk in DRCRN (###) vanwege het zeer lage aantal events (<DATUM> Bij meta-analyse van de gemiddelde verandering in centrale retinadikte (Fig #; Virgili ###) geeft een subgroep analyse statistisch significante verschillen te zien, waarbij aflibercept zich positief onderscheidt ten opzichte van bevacizumab en ranibizumab Het betreft hier echter indirecte vergelijkingen, en met een lage statistische power om verschillen in effectiviteit tussen anti-VEGF middelen te kunnen detecteren uitkomstmaat centrale retinadikte (gecorrigeerd voor baseline), bij een jaar follow-up het groepsverschil (mean behandeling met aflibercept en ranibizumab wordt geen statistisch significant of klinisch relevant verschil waargenomen (MD= -## µm; ##%BI=[-##;#]) Bij patiënten met een BCVA lager dan ## letters op baseline (gemiddelde centrale retinadikte #<DATUM> µm) bedraagt het groepsverschil bij een jaar follow-up bij vergelijking het voordeel van aflibercept Tussen behandeling met aflibercept en ranibizumab, en tussen ranibizumab en bevacizumab worden geen statistisch significant verschillen gevonden respectievelijk MD= -## µm (##%BI=[##;##]), en -## µm (##%BI=[-###;##]) Als behandelsucces (positief klinisch relevant effect) wordt gedefinieerd als het bereiken van een centrale retinadikte lager dan ### µm, is het behandelsucces bij patiënten met een BCVA van ##-## op baseline afhankelijk van de behandeling ##% (aflibercept), ##% (bevacizumab), en ##% (ranibizumab) bij een jaar followup Dit vertaalt zich naar een NNT van # bij behandeling met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]), en eveneens een NNT van # bij behandeling met ranibizumab in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]) Tussen behandeling met aflibercept en ranibizumab wordt geen statistisch en ##% (ranibizumab) De NNT is # bij behandeling met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]), # bij behandeling met aflibercept in plaats van ranibizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;##,#]), en eveneens # bij behandeling met ranibizumab in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##% BI=[#,#;##]) tijdsinvestering behandelaar) of kosteneffectiviteit DRCRN (###) vermeldt de kosten van anti-VEGF injecties op basis van door Medicare vastgestelde vergoedingen per injectie, $#,### voor aflibercept, $## voor bevacizumab, en $#,### voor ranibizumab.
863
fms
follow-up het groepsverschil (mean behandeling met aflibercept en ranibizumab wordt geen statistisch significant of klinisch relevant verschil waargenomen (MD= -## µm; ##%BI=[-##;#]) Bij patiënten met een BCVA lager dan ## letters op baseline (gemiddelde centrale retinadikte #<DATUM> µm) bedraagt het groepsverschil bij een jaar follow-up bij vergelijking het voordeel van aflibercept Tussen behandeling met aflibercept en ranibizumab, en tussen ranibizumab en bevacizumab worden geen statistisch significant verschillen gevonden respectievelijk MD= -## µm (##%BI=[##;##]), en -## µm (##%BI=[-###;##]) Als behandelsucces (positief klinisch relevant effect) wordt gedefinieerd als het bereiken van een centrale retinadikte lager dan ### µm, is het behandelsucces bij patiënten met een BCVA van ##-## op baseline afhankelijk van de behandeling ##% (aflibercept), ##% (bevacizumab), en ##% (ranibizumab) bij een jaar followup Dit vertaalt zich naar een NNT van # bij behandeling met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]), en eveneens een NNT van # bij behandeling met ranibizumab in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]) Tussen behandeling met aflibercept en ranibizumab wordt geen statistisch en ##% (ranibizumab) De NNT is # bij behandeling met aflibercept in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;#,#]), # bij behandeling met aflibercept in plaats van ranibizumab (NNT=#,#; ##%BI=[#,#;##,#]), en eveneens # bij behandeling met ranibizumab in plaats van bevacizumab (NNT=#,#; ##% BI=[#,#;##]) tijdsinvestering behandelaar) of kosteneffectiviteit DRCRN (###) vermeldt de kosten van anti-VEGF injecties op basis van door Medicare vastgestelde vergoedingen per injectie, $#,### voor aflibercept, $## voor bevacizumab, en $#,### voor ranibizumab Wel is vaker sprake van een indicatie voor (aanvullende) laserbehandeling bij gebruik van bevacizumab of ranibizumab in vergelijking tot aflibercept (DRCRN ###) het percentage patiënten dat een aanvullende laserbehandeling ondergaat bedraagt respectievelijk ##%, ##%, en ##% (DRCRN ###) p= Nog grotere verschillen worden waargenomen als de analyse wordt beperkt tot de Voor de vergelijking van anti-VEGF versus corticosteroïden is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op Ford (###), en de aanvullende studie (Gillies ###) De systematische review van Ford (###) is van goede kwaliteit (zie Table of quality assessment) Ford (###) vergelijkt anti-VEGF middelen met corticosteroïd-, laserof controlebehandeling Ford (###) dekt de literatuur tot juli ### en includeert zowel RCT’s als observationeel onderzoek (voor de evaluatie van bijwerkingen en complicaties) Studies met een follow-up van minder dan zes maanden, minder dan ## ogen per interventie, of studies waarin sprake was van een eenmalige injectie met antiVEGF of corticosteroïden werden uitgesloten Ford (###) includeert # RCT’s voor de vergelijking van anti-VEGF met corticosteroïden (Oliveira Neto ###; de individuele studies hieronder besproken De RCT van Oliveira Neto (###) wordt in deze analyse niet meegenomen omdat alleen een samenvatting beschikbaar is en door het ontbreken van een officiële publicatie de kwaliteit van de resultaten niet kan worden beoordeeld Op basis van de inclusiecriteria van Ford (###) werd voor de vergelijking van anti-VEGF met corticosteroïden in een aanvullende zoekactie de RCT van Gillies (###) geïdentificeerd De literatuuranalyse is derhalve gebaseerd op drie RCT’s (<PERSOON> ###).
850
fms
een indicatie voor (aanvullende) laserbehandeling bij gebruik van bevacizumab of ranibizumab in vergelijking tot aflibercept (DRCRN ###) het percentage patiënten dat een aanvullende laserbehandeling ondergaat bedraagt respectievelijk ##%, ##%, en ##% (DRCRN ###) p= Nog grotere verschillen worden waargenomen als de analyse wordt beperkt tot de Voor de vergelijking van anti-VEGF versus corticosteroïden is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op Ford (###), en de aanvullende studie (Gillies ###) De systematische review van Ford (###) is van goede kwaliteit (zie Table of quality assessment) Ford (###) vergelijkt anti-VEGF middelen met corticosteroïd-, laserof controlebehandeling Ford (###) dekt de literatuur tot juli ### en includeert zowel RCT’s als observationeel onderzoek (voor de evaluatie van bijwerkingen en complicaties) Studies met een follow-up van minder dan zes maanden, minder dan ## ogen per interventie, of studies waarin sprake was van een eenmalige injectie met antiVEGF of corticosteroïden werden uitgesloten Ford (###) includeert # RCT’s voor de vergelijking van anti-VEGF met corticosteroïden (Oliveira Neto ###; de individuele studies hieronder besproken De RCT van Oliveira Neto (###) wordt in deze analyse niet meegenomen omdat alleen een samenvatting beschikbaar is en door het ontbreken van een officiële publicatie de kwaliteit van de resultaten niet kan worden beoordeeld Op basis van de inclusiecriteria van Ford (###) werd voor de vergelijking van anti-VEGF met corticosteroïden in een aanvullende zoekactie de RCT van Gillies (###) geïdentificeerd De literatuuranalyse is derhalve gebaseerd op drie RCT’s (<PERSOON> ###) De studiegrootte varieert tussen ## en ### deelnemers Patiënten in de geïncludeerde studies hadden de klinische diagnose DME, bevestigd met OCT Er is variatie in de inclusiecriteria die worden gehanteerd in de RCT’s In DRCRN (###, ###) worden patiënten die in de laatste vier maanden zijn gelaserd uitgesloten, en ook patiënten zonder eerdere laserbehandeling geïncludeerd Gillies (###) beperkt zich juist tot patiënten die niet reageren op een laserbehandeling, terwijl <PERSOON> (###) alle patiënten uitsluit die eerder zijn behandeld voor beduidend lager dan in DRCRN (###, ###) en Gillies (###) De kwaliteit van de studies is overwegend hoog studie, DRCRN (###, ###) en Gillies (###) zijn respectievelijk uitgevoerd in de Verenigde Staten en Australië DRCRN (###, ###) en Gillies (###) zijn gesponsord door de fabrikant van anti-VEGF of corticosteroïd De DRCRN (###, ###) kent vier armen (totaal aantal deelnemers ###; ### ogen) ranibizumab (#,# mg) in combinatie met prompte laserbehandeling (binnen <DATUM> dagen na ranibizumab; RPL), ranibizumab in combinatie met uitgestelde (‘deferred’) laserbehandeling (≥## weken; RDL), triamcinolon (# mg) in combinatie met prompte laserbehandeling (TPL), en placebo in combinatie met prompte laserbehandeling (controlegroep; CPL) In alle gevallen beperkt de statistische analyse zich tot een vergelijking met de controlegroep met alleen Bij een jaar follow-up (DRCRN ###) is er in beide ranibizumab groepen (RPL en RDL; <DATUM> injecties) sprake van een statistisch significant grotere verbetering van de visus (BCVA) dan in de controlegroep (CPL), terwijl er maar een klein en statistisch niet significant verschil bestaat tussen de triamcinolon (# injecties) en controlegroep.
774
fms
deelnemers Patiënten in de geïncludeerde studies hadden de klinische diagnose DME, bevestigd met OCT Er is variatie in de inclusiecriteria die worden gehanteerd in de RCT’s In DRCRN (###, ###) worden patiënten die in de laatste vier maanden zijn gelaserd uitgesloten, en ook patiënten zonder eerdere laserbehandeling geïncludeerd Gillies (###) beperkt zich juist tot patiënten die niet reageren op een laserbehandeling, terwijl <PERSOON> (###) alle patiënten uitsluit die eerder zijn behandeld voor beduidend lager dan in DRCRN (###, ###) en Gillies (###) De kwaliteit van de studies is overwegend hoog studie, DRCRN (###, ###) en Gillies (###) zijn respectievelijk uitgevoerd in de Verenigde Staten en Australië DRCRN (###, ###) en Gillies (###) zijn gesponsord door de fabrikant van anti-VEGF of corticosteroïd De DRCRN (###, ###) kent vier armen (totaal aantal deelnemers ###; ### ogen) ranibizumab (#,# mg) in combinatie met prompte laserbehandeling (binnen <DATUM> dagen na ranibizumab; RPL), ranibizumab in combinatie met uitgestelde (‘deferred’) laserbehandeling (≥## weken; RDL), triamcinolon (# mg) in combinatie met prompte laserbehandeling (TPL), en placebo in combinatie met prompte laserbehandeling (controlegroep; CPL) In alle gevallen beperkt de statistische analyse zich tot een vergelijking met de controlegroep met alleen Bij een jaar follow-up (DRCRN ###) is er in beide ranibizumab groepen (RPL en RDL; <DATUM> injecties) sprake van een statistisch significant grotere verbetering van de visus (BCVA) dan in de controlegroep (CPL), terwijl er maar een klein en statistisch niet significant verschil bestaat tussen de triamcinolon (# injecties) en controlegroep controlegroep MD=##% (##% BI=[#;##]) en ##% (##% BI=[#;##]) voor RPL en RDL, versus MD= #% (##% BI=[#;##]; statistisch niet significant) voor TPL Ook worden in de ranibizumab groepen minder mensen [-##;-#]) voor RPL en RDL, versus MD= #% (##% BI=[-#;#]; statistisch niet significant) voor TPL Deze resultaten laten een grotere effectiviteit zien van ranibizumab (in combinatie met prompte of uitgestelde laserbehandeling) dan van triamcinolon (in combinatie met prompte laserbehandeling) De effectiviteit van triamcinolon in combinatie met prompte laserbehandeling verschilt niet significant van behandeling met alleen laser Uit een vooraf gedefinieerde subgroep analyse blijkt dat er aanzienlijk verschil bestaat in effectiviteit van de behandeling tussen pseudofake en fake ogen (respectievelijk N=### en ### ogen) Bij ogen met eigen lens, is er sprake van een verbetering in visus met tenminste ## letters bij ##% (RPL), ##% (RDL), ##% (TPL), en ##% (CPL) Een vergelijkbaar beeld ontstaat bij analyse op basis van verslechtering van de visus met tenminste ## pseudofake ogen Resultaten gebaseerd op een verbetering of verslechtering met tenminste ## letters worden niet gerapporteerd Deze resultaten suggereren een vergelijkbaar effect op de visus (BCVA) van ranibizumab en triamcinolon bij pseudofake ogen Bij ogen met eigen lens lijkt de effectiviteit van triamcinolon in combinatie met prompte laserbehandeling lager dan die van ranibizumab in combinatie met laser, en vergelijkbaar met de effectiviteit van behandeling met alleen laser, waarschijnlijk ten gevolge van cataractontwikkeling Hierbij moet wel worden aangetekend dat de studiegrootte (sample size) is afgestemd op de continue uitkomstmaat (BCVA).
785
fms
BI=[#;##]) en ##% (##% BI=[#;##]) voor RPL en RDL, versus MD= #% (##% BI=[#;##]; statistisch niet significant) voor TPL Ook worden in de ranibizumab groepen minder mensen [-##;-#]) voor RPL en RDL, versus MD= #% (##% BI=[-#;#]; statistisch niet significant) voor TPL Deze resultaten laten een grotere effectiviteit zien van ranibizumab (in combinatie met prompte of uitgestelde laserbehandeling) dan van triamcinolon (in combinatie met prompte laserbehandeling) De effectiviteit van triamcinolon in combinatie met prompte laserbehandeling verschilt niet significant van behandeling met alleen laser Uit een vooraf gedefinieerde subgroep analyse blijkt dat er aanzienlijk verschil bestaat in effectiviteit van de behandeling tussen pseudofake en fake ogen (respectievelijk N=### en ### ogen) Bij ogen met eigen lens, is er sprake van een verbetering in visus met tenminste ## letters bij ##% (RPL), ##% (RDL), ##% (TPL), en ##% (CPL) Een vergelijkbaar beeld ontstaat bij analyse op basis van verslechtering van de visus met tenminste ## pseudofake ogen Resultaten gebaseerd op een verbetering of verslechtering met tenminste ## letters worden niet gerapporteerd Deze resultaten suggereren een vergelijkbaar effect op de visus (BCVA) van ranibizumab en triamcinolon bij pseudofake ogen Bij ogen met eigen lens lijkt de effectiviteit van triamcinolon in combinatie met prompte laserbehandeling lager dan die van ranibizumab in combinatie met laser, en vergelijkbaar met de effectiviteit van behandeling met alleen laser, waarschijnlijk ten gevolge van cataractontwikkeling Hierbij moet wel worden aangetekend dat de studiegrootte (sample size) is afgestemd op de continue uitkomstmaat (BCVA) statistische significantie meer bereikt Er wordt een grotere verbetering van de visus (BCVA) waargenomen in de ranibizumab groepen (RPL en RDL) dan in de controlegroep (CPL), en een klein en statistisch niet significant en #,# (##% BI=[#,#;#,#]) voor RPL en RDL, versus MD= -#,# (##% BI=[-#,#;#,#]) voor TPL Als de analyse wordt ([-#,#;#,#]) voor RPL en RDL, versus MD=#,# ([-#,#;#,#]) voor TPL (alle groepsverschillen zijn statistisch niet <PERSOON> (###) randomiseert naar drie behandelarmen (totaal aantal deelnemers ###; ### ogen) bevacizumab (#,## mg) in combinatie met triamcinolon (# mg), alleen bevacizumab (tweemaal #,## mg), of alleen triamcinolone (# mg) Bij een jaar follow-up worden geen statistisch significante verschillen waargenomen in visus tussen de (SD=#,##), en #,## (SD=#,##) Resultaten gebaseerd op een verbetering of verslechtering in visus met ## of meer letters worden niet gerapporteerd Hierbij moet wel worden aangetekend dat <PERSOON> (###) een geringe studieomvang heeft (##-## ogen per behandelarm), uitsluitend patiënten includeert die niet eerder voor DME zijn behandeld, en de injectiefrequentie ongebruikelijk laag is (gemiddelde injectiefrequentie van #,# en #,# voor Gillies (###) randomiseert naar twee behandelarmen (totaal aantal deelnemers ##; ## ogen) bevacizumab follow-up bedraagt het gemiddelde aantal injecties #,# (bevacizumab) en #,# (dexamethason) Er wordt geen statistisch significant verschil waargenomen in verbetering van de visus ten opzichte van baseline tussen de In ##% van de behandelde ogen in de bevacizumab groep en ##% in de dexamethason groep verbetert de visus met tenminste ## letters (p=#,##) Bij geen van de ogen behandeld met bevacizumab en vier van de ogen.
828
fms
Er wordt een grotere verbetering van de visus (BCVA) waargenomen in de ranibizumab groepen (RPL en RDL) dan in de controlegroep (CPL), en een klein en statistisch niet significant en #,# (##% BI=[#,#;#,#]) voor RPL en RDL, versus MD= -#,# (##% BI=[-#,#;#,#]) voor TPL Als de analyse wordt ([-#,#;#,#]) voor RPL en RDL, versus MD=#,# ([-#,#;#,#]) voor TPL (alle groepsverschillen zijn statistisch niet <PERSOON> (###) randomiseert naar drie behandelarmen (totaal aantal deelnemers ###; ### ogen) bevacizumab (#,## mg) in combinatie met triamcinolon (# mg), alleen bevacizumab (tweemaal #,## mg), of alleen triamcinolone (# mg) Bij een jaar follow-up worden geen statistisch significante verschillen waargenomen in visus tussen de (SD=#,##), en #,## (SD=#,##) Resultaten gebaseerd op een verbetering of verslechtering in visus met ## of meer letters worden niet gerapporteerd Hierbij moet wel worden aangetekend dat <PERSOON> (###) een geringe studieomvang heeft (##-## ogen per behandelarm), uitsluitend patiënten includeert die niet eerder voor DME zijn behandeld, en de injectiefrequentie ongebruikelijk laag is (gemiddelde injectiefrequentie van #,# en #,# voor Gillies (###) randomiseert naar twee behandelarmen (totaal aantal deelnemers ##; ## ogen) bevacizumab follow-up bedraagt het gemiddelde aantal injecties #,# (bevacizumab) en #,# (dexamethason) Er wordt geen statistisch significant verschil waargenomen in verbetering van de visus ten opzichte van baseline tussen de In ##% van de behandelde ogen in de bevacizumab groep en ##% in de dexamethason groep verbetert de visus met tenminste ## letters (p=#,##) Bij geen van de ogen behandeld met bevacizumab en vier van de ogen In DRCRN (###) bedraagt het verschil in afname in centrale retinadikte in vergelijking tot de controlegroep met behandelsucces wordt gedefinieerd het bereiken van een centrale retinadikte lager dan ### µm, is het groep Deze resultaten laten een vergelijkbare effectiviteit zien van ranibizumab (in combinatie met prompte of uitgestelde laserbehandeling) en triamcinolone (in combinatie met prompte laserbehandeling), en een significant lagere effectiviteit van alleen laserbehandeling Bij twee jaar follow-up (DRCRN ###) worden kleinere verschillen in effectiviteit waargenomen tussen de behandelgroepen, en is het verschil in effectiviteit tussen triamcinoloneen controlegroep statistisch niet significant relatief risico op het bereiken van een centrale retinadikte lager dan <PERSOON> (###) vergelijkt bevacizumab met triamcinolone en vindt bij een jaar follow-up geen statistisch significant ### µm (SD=##) Gillies (###) vergelijkt bevacizumab met dexamethason en vindt bij een jaar follow-up wel een statistisch significant grotere afname in centrale retinadikte na dexamethasonbehandeling respectievelijk Ford (###) en Gillies (###) rapporteren geen uitkomsten met betrekking tot belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief tijdsinvestering behandelaar) of kosteneffectiviteit Wel geven de studies inzicht in een aantal intravitreale injecties (en ziekenhuisbezoek) bij gebruik van anti-VEGF middelen in vergelijking tot corticosteroïden, en de hogere incidentie van verhoogde oogdruk en cataract (en daaruit voortvloeiende Voor bijwerkingen en complicaties is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op de systematische reviews van Virgili (###) en Ford (###), en de aanvullende studies (DRCRN (###; Gillies ###) Voor een overzicht van de bijwerkingen zoals deze worden vermeld in de officiële productinformatie (SmPC) van de diverse.
792
fms
In DRCRN (###) bedraagt het verschil in afname in centrale retinadikte in vergelijking tot de controlegroep met behandelsucces wordt gedefinieerd het bereiken van een centrale retinadikte lager dan ### µm, is het groep Deze resultaten laten een vergelijkbare effectiviteit zien van ranibizumab (in combinatie met prompte of uitgestelde laserbehandeling) en triamcinolone (in combinatie met prompte laserbehandeling), en een significant lagere effectiviteit van alleen laserbehandeling Bij twee jaar follow-up (DRCRN ###) worden kleinere verschillen in effectiviteit waargenomen tussen de behandelgroepen, en is het verschil in effectiviteit tussen triamcinoloneen controlegroep statistisch niet significant relatief risico op het bereiken van een centrale retinadikte lager dan <PERSOON> (###) vergelijkt bevacizumab met triamcinolone en vindt bij een jaar follow-up geen statistisch significant ### µm (SD=##) Gillies (###) vergelijkt bevacizumab met dexamethason en vindt bij een jaar follow-up wel een statistisch significant grotere afname in centrale retinadikte na dexamethasonbehandeling respectievelijk Ford (###) en Gillies (###) rapporteren geen uitkomsten met betrekking tot belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief tijdsinvestering behandelaar) of kosteneffectiviteit Wel geven de studies inzicht in een aantal intravitreale injecties (en ziekenhuisbezoek) bij gebruik van anti-VEGF middelen in vergelijking tot corticosteroïden, en de hogere incidentie van verhoogde oogdruk en cataract (en daaruit voortvloeiende Voor bijwerkingen en complicaties is de systematische literatuuranalyse gebaseerd op de systematische reviews van Virgili (###) en Ford (###), en de aanvullende studies (DRCRN (###; Gillies ###) Voor een overzicht van de bijwerkingen zoals deze worden vermeld in de officiële productinformatie (SmPC) van de diverse ((WEBLINK)) en voor meldingen van mogelijke bijwerkingen naar de website van Bijwerkingencentrum Ernstige oculaire complicaties zoals endophthalmitis komen nauwelijks voor in de geïncludeerde RCT’s Als alle anti-VEGF middelen gezamenlijk worden vergeleken met laser- of controlebehandeling (Fig <DATUM> Virgili ###), blijkt er geen statistisch significant verschil in de incidentie van ernstige systemische adverse events (RR=#,##; ##%BI=[#,##; #,##]; ## studies, ### events in ### deelnemers), arterieel trombo-embolische events (RR=#,##; #,##]; ## events in ### deelnemers) Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er niet altijd sprake is van volledige rapportage van veiligheidsdata, en in enkele studies patiënten met een cardiovasculaire voorgeschiedenis zijn uitgesloten Met betrekking tot eventuele verschillen in de veiligheid (ernstige bijwerkingen en complicaties) tussen de anti-VEGF middelen laat Virgili (###) geen conclusies toe, aangezien het hier indirecte vergelijkingen betreft en bovendien met een lage statistische power om verschillen in veiligheid tussen anti-VEGF middelen te kunnen detecteren In de recente RCT van de DRCRN (###) worden de effectiviteit en veiligheid van aflibercept, bevacizumab en ranibizumab wel rechtstreeks vergeleken (#<DATUM> patiënten per studiearm), en geen statistisch significante verschillen in oculaire of systemische adverse events worden geconstateerd (primaire analyse) In een post-hoc analyse naar de frequentie van cardiale en vasculaire adverse events (gecombineerde MedDRA systeem orgaanklassen voor cardiale en vasculaire aandoeningen) is er wel sprake van een statistisch significant hogere frequentie van adverse events in de ranibizumab groep (##% van de patiënten met tenminste één event bij een jaar follow-up; cardiovasculaire events m u v hypertensie) ten.
702
fms
mogelijke bijwerkingen naar de website van Bijwerkingencentrum Ernstige oculaire complicaties zoals endophthalmitis komen nauwelijks voor in de geïncludeerde RCT’s Als alle anti-VEGF middelen gezamenlijk worden vergeleken met laser- of controlebehandeling (Fig <DATUM> Virgili ###), blijkt er geen statistisch significant verschil in de incidentie van ernstige systemische adverse events (RR=#,##; ##%BI=[#,##; #,##]; ## studies, ### events in ### deelnemers), arterieel trombo-embolische events (RR=#,##; #,##]; ## events in ### deelnemers) Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er niet altijd sprake is van volledige rapportage van veiligheidsdata, en in enkele studies patiënten met een cardiovasculaire voorgeschiedenis zijn uitgesloten Met betrekking tot eventuele verschillen in de veiligheid (ernstige bijwerkingen en complicaties) tussen de anti-VEGF middelen laat Virgili (###) geen conclusies toe, aangezien het hier indirecte vergelijkingen betreft en bovendien met een lage statistische power om verschillen in veiligheid tussen anti-VEGF middelen te kunnen detecteren In de recente RCT van de DRCRN (###) worden de effectiviteit en veiligheid van aflibercept, bevacizumab en ranibizumab wel rechtstreeks vergeleken (#<DATUM> patiënten per studiearm), en geen statistisch significante verschillen in oculaire of systemische adverse events worden geconstateerd (primaire analyse) In een post-hoc analyse naar de frequentie van cardiale en vasculaire adverse events (gecombineerde MedDRA systeem orgaanklassen voor cardiale en vasculaire aandoeningen) is er wel sprake van een statistisch significant hogere frequentie van adverse events in de ranibizumab groep (##% van de patiënten met tenminste één event bij een jaar follow-up; cardiovasculaire events m u v hypertensie) ten (BCVA) en onvoldoende is voor een betrouwbare analyse van eventuele verschillen in veiligheid tussen de antiVEGF middelen systemische adverse events bij een tot twee jaar f ollow-up Random effects model Cochrane Risk of Ford (###) includeert twee studies naar dexamethason en rapporteert hogere incidenties van ontstekingen in glasvochtbloedingen (##-##% versus #% in controlegroep zonder behandeling), en van verhoogde oogdruk (###% versus #-#% in controlegroep zonder behandeling of behandeling met alleen laser) Gillies (###) vergelijkt dexamethason met bevacizumab en constateert hogere incidenties van verhoogde oogdruk (toename met # mmHg ##% versus ##%), van cataract progressie (toename met twee '<PERSOON> Eye Disease Study grades' ##% versus #%), en van cataractoperaties (#,#% versus #,#%) Ford (###) includeert tien studies naar gebruik van triamcinolon, en constateert een duidelijk toename in de incidentie van verhoogde oogdruk (##% versus ##% in placebo) en cataractoperaties (##% versus #% in placebo, bij drie jaar follow-up) In DRCRN (###, ###) is de incidentie van cataractoperaties ook substantieel verhoogd in de triamcinolon-groep ten opzichte vergelijkingen; twee jaar follow-up) Een vergelijkbaar beeld ontstaat voor het optreden van een verhoogde twee jaar follow-up) Systemische bijwerkingen (adverse events) zijn zeldzaam Bij de interpretatie van deze resultaten moet rekening worden gehouden met de relatief geringe studieomvang en studieduur, die geen eenduidige uitspraak toelaten over zeldzame bijwerkingen of complicaties, of bijwerkingen en complicaties die Er zijn geen aanwijzingen dat het risico op oculaire of systemische adverse events verhoogd is na In alle gevallen is de bewijskracht gebaseerd op gerandomiseerd onderzoek en is het uitgangspunt bij het.
727
fms
in veiligheid tussen de antiVEGF middelen systemische adverse events bij een tot twee jaar f ollow-up Random effects model Cochrane Risk of Ford (###) includeert twee studies naar dexamethason en rapporteert hogere incidenties van ontstekingen in glasvochtbloedingen (##-##% versus #% in controlegroep zonder behandeling), en van verhoogde oogdruk (###% versus #-#% in controlegroep zonder behandeling of behandeling met alleen laser) Gillies (###) vergelijkt dexamethason met bevacizumab en constateert hogere incidenties van verhoogde oogdruk (toename met # mmHg ##% versus ##%), van cataract progressie (toename met twee '<PERSOON> Eye Disease Study grades' ##% versus #%), en van cataractoperaties (#,#% versus #,#%) Ford (###) includeert tien studies naar gebruik van triamcinolon, en constateert een duidelijk toename in de incidentie van verhoogde oogdruk (##% versus ##% in placebo) en cataractoperaties (##% versus #% in placebo, bij drie jaar follow-up) In DRCRN (###, ###) is de incidentie van cataractoperaties ook substantieel verhoogd in de triamcinolon-groep ten opzichte vergelijkingen; twee jaar follow-up) Een vergelijkbaar beeld ontstaat voor het optreden van een verhoogde twee jaar follow-up) Systemische bijwerkingen (adverse events) zijn zeldzaam Bij de interpretatie van deze resultaten moet rekening worden gehouden met de relatief geringe studieomvang en studieduur, die geen eenduidige uitspraak toelaten over zeldzame bijwerkingen of complicaties, of bijwerkingen en complicaties die Er zijn geen aanwijzingen dat het risico op oculaire of systemische adverse events verhoogd is na In alle gevallen is de bewijskracht gebaseerd op gerandomiseerd onderzoek en is het uitgangspunt bij het Voor de vergelijking tussen anti-VEGF en laser is de bewijskracht voor de uitkomstmaten visus (BCVA) en centrale retinadikte hoog, de effecten zijn groot en robuust en de heterogeniteit is laag Voor de vergelijking tussen anti-VEGF middelen onderling, ranibizumab versus bevacizumab, is de bewijskracht voor de uitkomstmaat visus (BCVA) matig, de bewijskracht is met een niveau verlaagd vanwege imprecisie (slechts een RCT met directe vergelijking) Voor de vergelijking tussen aflibercept en ranibizumab en bevacizumab is de bewijskracht voor de uitkomstmaat visus laag, er is met een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (effect overlapt de grens voor klinische relevantie) Voor de subgroepen (BCVA=##-##, BCVA(##) is de bewijskracht voor de uitkomstmaten visus en centrale retinadikte laag, er is met twee niveau’s verlaagd vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT met directe vergelijking; onvoldoende statistische bewijskracht voor de uitkomstmaten visus en centrale retinadikte matig, er is met een niveau verlaagd vanwege tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (onvoldoende statistische power) Voor de vergelijking tussen bevacizumab en triamcinolone is de bewijskracht zeer laag, vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT van geringe omvang; effect overlapt de grens voor klinische relevantie) en indirectheid (ongebruikelijk lage injectiefrequentie) Voor de vergelijking tussen bevacizumab en dexamethason is de bewijskracht laag, er is twee niveau’s verlaagd vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT; onvoldoende statische power) Voor onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor de vergelijking van bijwerkingen en complicaties tussen anti-VEGFmiddelen onderling is de bewijskracht laag, er is met een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (een enkele RCT met directe vergelijking).
673
fms
vergelijking tussen anti-VEGF en laser is de bewijskracht voor de uitkomstmaten visus (BCVA) en centrale retinadikte hoog, de effecten zijn groot en robuust en de heterogeniteit is laag Voor de vergelijking tussen anti-VEGF middelen onderling, ranibizumab versus bevacizumab, is de bewijskracht voor de uitkomstmaat visus (BCVA) matig, de bewijskracht is met een niveau verlaagd vanwege imprecisie (slechts een RCT met directe vergelijking) Voor de vergelijking tussen aflibercept en ranibizumab en bevacizumab is de bewijskracht voor de uitkomstmaat visus laag, er is met een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (effect overlapt de grens voor klinische relevantie) Voor de subgroepen (BCVA=##-##, BCVA(##) is de bewijskracht voor de uitkomstmaten visus en centrale retinadikte laag, er is met twee niveau’s verlaagd vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT met directe vergelijking; onvoldoende statistische bewijskracht voor de uitkomstmaten visus en centrale retinadikte matig, er is met een niveau verlaagd vanwege tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (onvoldoende statistische power) Voor de vergelijking tussen bevacizumab en triamcinolone is de bewijskracht zeer laag, vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT van geringe omvang; effect overlapt de grens voor klinische relevantie) en indirectheid (ongebruikelijk lage injectiefrequentie) Voor de vergelijking tussen bevacizumab en dexamethason is de bewijskracht laag, er is twee niveau’s verlaagd vanwege ernstige imprecisie (slechts een RCT; onvoldoende statische power) Voor onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor de vergelijking van bijwerkingen en complicaties tussen anti-VEGFmiddelen onderling is de bewijskracht laag, er is met een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (een enkele RCT met directe vergelijking) niveau verlaagd vanwege indirectheid (langetermijneffecten onvoldoende onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor de vergelijking van bijwerkingen en complicaties (oculaire adverse events) matig, er is een niveau verlaagd vanwege indirectheid (langetermijneffecten onvoldoende onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor systemische adverse events is de bewijskracht laag, er is een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (lage statistische power) volgende zoekvraag wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van de relevante behandelopties (anti-VEGF, De werkgroep achtte verschil in best-gecorrigeerde visus (best corrected visual acuity, BCVA), een kritieke uitkomstmaat ; Verandering in centrale retinale dikte op de OCT (Optical Coherence Tomography) en ernstige processen en/of totale mortaliteit en oculaire bijwerkingen zoals endophthalmitis, glasvochtbloeding, ablatio retinae, hoge oogdruk, cataract), zijn eveneens belangrijke uitkomstmaten Milde bijwerkingen, belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief tijdsinvestering behandelaar), worden gezien als overige uitkomstmaten systematische reviews, richtlijnen en RCT’s die behandelopties voor diabetisch macula oedeem vergelijken In eerste instantie is gezocht vanaf ### en de zoekactie beperkt tot systematische reviews in Medline en Embase De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording Deze initiële literatuurzoekactie leverde ## treffers op Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria systematische review, vergelijking van relevante behandelopties (anti-VEGF, laser, corticosteroïden) voor diabetisch macula oedeem, bij volwassenen met diabetes mellitus type # of #, met door de werkgroep als relevant benoemde uitkomstmaten (zie eerder in de tekst) Op basis van titel en abstract werden ## studies voorgeselecteerd Na.
625
fms
verlaagd vanwege indirectheid (langetermijneffecten onvoldoende onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor de vergelijking van bijwerkingen en complicaties (oculaire adverse events) matig, er is een niveau verlaagd vanwege indirectheid (langetermijneffecten onvoldoende onderzocht; exclusie van patiënten met hoog cardiovasculair risico) Voor systemische adverse events is de bewijskracht laag, er is een tweede niveau verlaagd vanwege imprecisie (lage statistische power) volgende zoekvraag wat zijn de gunstige en ongunstige effecten van de relevante behandelopties (anti-VEGF, De werkgroep achtte verschil in best-gecorrigeerde visus (best corrected visual acuity, BCVA), een kritieke uitkomstmaat ; Verandering in centrale retinale dikte op de OCT (Optical Coherence Tomography) en ernstige processen en/of totale mortaliteit en oculaire bijwerkingen zoals endophthalmitis, glasvochtbloeding, ablatio retinae, hoge oogdruk, cataract), zijn eveneens belangrijke uitkomstmaten Milde bijwerkingen, belasting voor de patiënt, en kosten (inclusief tijdsinvestering behandelaar), worden gezien als overige uitkomstmaten systematische reviews, richtlijnen en RCT’s die behandelopties voor diabetisch macula oedeem vergelijken In eerste instantie is gezocht vanaf ### en de zoekactie beperkt tot systematische reviews in Medline en Embase De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording Deze initiële literatuurzoekactie leverde ## treffers op Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria systematische review, vergelijking van relevante behandelopties (anti-VEGF, laser, corticosteroïden) voor diabetisch macula oedeem, bij volwassenen met diabetes mellitus type # of #, met door de werkgroep als relevant benoemde uitkomstmaten (zie eerder in de tekst) Op basis van titel en abstract werden ## studies voorgeselecteerd Na De systematische review van Virgili (###) vergelijkt anti-VEGF middelen met laser- of controlebehandeling en dekt de literatuur tot april ### De systematische review van Ford (###) vergelijkt ook anti-VEGF middelen met corticosteroïden, en corticosteroïden met laser- of controlebehandeling, en bestrijkt de literatuur tot juli ### In aanvullende zoekacties is vervolgens gezocht naar recentere studies die voldoen aan de inclusiecriteria van Deze zoekacties leverden respectievelijk ### en ### treffers op voor de update van Virgili (###) en Ford (###), ## en ## studies werden voorgeselecteerd, en ## en ## studies geëxcludeerd na raadpleging van de volledige tekst (zie exclusietabel) De RCT van Gillies (###) werd als aanvullende studie voor Ford (###) geïdentificeerd Aan de update van Virgili werd een zeer recente RCT verschenen net na de zoekdatum toegevoegd (DRCRN Vier onderzoeken (twee SR’s, twee RCT’s) zijn opgenomen in de literatuuranalyse Voor de belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten van de systematische (Cochrane) review van Virgili (###) en beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) van de geïncludeerde studies wordt verwezen naar de bewuste relevante geïncludeerde studies in Ford (###), en de aanvullende studies (DRCRN ###; Gillies ###) zijn Bressler SB, Ayala AR, Bressler NM, Melia M, Qin H, <PERSOON> FL #rd, Flaxel CJ, Friedman SM, Glassman AR, Jampol LM, Rauser ME; Diabetic Retinopathy Clinical Research Network Persistent Macular Thickening After Ranibizumab Treatment for Diabetic Macular Edema With Vision Impairment JAMA Ophthalmol ### Mar;###(#) ###-## doi.
685
fms
(###) vergelijkt anti-VEGF middelen met laser- of controlebehandeling en dekt de literatuur tot april ### De systematische review van Ford (###) vergelijkt ook anti-VEGF middelen met corticosteroïden, en corticosteroïden met laser- of controlebehandeling, en bestrijkt de literatuur tot juli ### In aanvullende zoekacties is vervolgens gezocht naar recentere studies die voldoen aan de inclusiecriteria van Deze zoekacties leverden respectievelijk ### en ### treffers op voor de update van Virgili (###) en Ford (###), ## en ## studies werden voorgeselecteerd, en ## en ## studies geëxcludeerd na raadpleging van de volledige tekst (zie exclusietabel) De RCT van Gillies (###) werd als aanvullende studie voor Ford (###) geïdentificeerd Aan de update van Virgili werd een zeer recente RCT verschenen net na de zoekdatum toegevoegd (DRCRN Vier onderzoeken (twee SR’s, twee RCT’s) zijn opgenomen in de literatuuranalyse Voor de belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten van de systematische (Cochrane) review van Virgili (###) en beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) van de geïncludeerde studies wordt verwezen naar de bewuste relevante geïncludeerde studies in Ford (###), en de aanvullende studies (DRCRN ###; Gillies ###) zijn Bressler SB, Ayala AR, Bressler NM, Melia M, Qin H, <PERSOON> FL #rd, Flaxel CJ, Friedman SM, Glassman AR, Jampol LM, Rauser ME; Diabetic Retinopathy Clinical Research Network Persistent Macular Thickening After Ranibizumab Treatment for Diabetic Macular Edema With Vision Impairment JAMA Ophthalmol ### Mar;###(#) ###-## doi <PERSOON> K, <PERSOON> FE; FAME Study Group Long-term benefit of sustained-delivery fluocinolone acetonide <PERSOON>-effectiveness of ranibizumab and bevacizumab for age-related macular degeneration #year findings from the IVAN randomised trial BMJ Open ### Jul ##;#(#) e### doi <DATUM> bmjopen-###-### DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Elman MJ, Aiello LP, et al Randomized trial evaluating ranibizumab plus prompt or deferred laser or triamcinolone plus prompt laser for diabetic macular edema Ophthalmology DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Elman MJ, Bressler NM, et al Expanded #-year follow-up of DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Wells JA, <PERSOON> CW, Bressler NM, Browning DJ, Elman MJ, <PERSOON> RW Aflibercept, bevacizumab, or ranibizumab for diabetic macular edema <PERSOON> cost-utility of aflibercept for the treatment of age-related macular degeneration compared to bevacizumab and ranibizumab and the influence of model parameters Graefes Arch ETDRS Photocoagulation for diabetic macular edema Early Treatment Diabetic Retinopathy Study report number # Early Treatment Diabetic Retinopathy Study research group <PERSOON> LL, Campain A, et al A randomized clinical trial of intravitreal bevacizumab versus intravitreal.
627
fms
<PERSOON>-effectiveness of ranibizumab and bevacizumab for age-related macular degeneration #year findings from the IVAN randomised trial BMJ Open ### Jul ##;#(#) e### doi <DATUM> bmjopen-###-### DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Elman MJ, Aiello LP, et al Randomized trial evaluating ranibizumab plus prompt or deferred laser or triamcinolone plus prompt laser for diabetic macular edema Ophthalmology DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Elman MJ, Bressler NM, et al Expanded #-year follow-up of DRCRN, Diabetic Retinopathy Clinical Research Network, Wells JA, <PERSOON> CW, Bressler NM, Browning DJ, Elman MJ, <PERSOON> RW Aflibercept, bevacizumab, or ranibizumab for diabetic macular edema <PERSOON> cost-utility of aflibercept for the treatment of age-related macular degeneration compared to bevacizumab and ranibizumab and the influence of model parameters Graefes Arch ETDRS Photocoagulation for diabetic macular edema Early Treatment Diabetic Retinopathy Study report number # Early Treatment Diabetic Retinopathy Study research group <PERSOON> LL, Campain A, et al A randomized clinical trial of intravitreal bevacizumab versus intravitreal # # (updated March <PERSOON> RM, Ciulla TA Treatment strategies for refractory diabetic macular edema switching anti-VEGF treatments, <PERSOON> KH, et al Systemic safety of bevacizumab versus ranibizumab for neovascular age-related macular degeneration Cochrane Database Syst Rev ### <PERSOON> ##;# <PERSOON> # # mg treat-and-extend regimen for diabetic macular oedema the RETAIN study Br J <PERSOON-##> JD, Newman-<PERSOON-##> PA, Mrinalini T, <PERSOON-##> PP, Hutton DW Cost-effectiveness of bevacizumab and ranibizumab for <PERSOON-##> JR Anti-vascular endothelial growth factor for diabetic macular oedema T iming van vitrectomie na glasvochtbloeding bij volwassenen met diabetische Hoe lang moet worden gewacht met een vitrectomie bij een volwassen persoon met diabetische retinopathie, Overweeg bij een glasvochtbloeding een vroege vitrectomie binnen <DATUM> maanden; de precieze timing is afhankelijk van een aantal factoren, zoals eerdere behandelingen, rubeosis van iris, toestand van het andere oog Sinds de DRVS (###, ###) – welke tot op heden het enige gerandomiseerde onderzoek is naar de timing van een vitrectomie – is de uitvoering van een vitrectomie, als onderdeel van de behandeling van diabetische retinopathie, sterk veranderd niet alleen de techniek is verbeterd, maar ook het algehele risico voor de patiënt is duidelijk verminderd, omdat deze ingreep doorgaans onder plaatselijke verdoving plaatsvindt en niet langer.
531
fms
March <PERSOON> RM, Ciulla TA Treatment strategies for refractory diabetic macular edema switching anti-VEGF treatments, <PERSOON> KH, et al Systemic safety of bevacizumab versus ranibizumab for neovascular age-related macular degeneration Cochrane Database Syst Rev ### <PERSOON> ##;# <PERSOON> # # mg treat-and-extend regimen for diabetic macular oedema the RETAIN study Br J <PERSOON> JD, Newman-<PERSOON> PA, Mrinalini T, <PERSOON> PP, Hutton DW Cost-effectiveness of bevacizumab and ranibizumab for <PERSOON> JR Anti-vascular endothelial growth factor for diabetic macular oedema T iming van vitrectomie na glasvochtbloeding bij volwassenen met diabetische Hoe lang moet worden gewacht met een vitrectomie bij een volwassen persoon met diabetische retinopathie, Overweeg bij een glasvochtbloeding een vroege vitrectomie binnen <DATUM> maanden; de precieze timing is afhankelijk van een aantal factoren, zoals eerdere behandelingen, rubeosis van iris, toestand van het andere oog Sinds de DRVS (###, ###) – welke tot op heden het enige gerandomiseerde onderzoek is naar de timing van een vitrectomie – is de uitvoering van een vitrectomie, als onderdeel van de behandeling van diabetische retinopathie, sterk veranderd niet alleen de techniek is verbeterd, maar ook het algehele risico voor de patiënt is duidelijk verminderd, omdat deze ingreep doorgaans onder plaatselijke verdoving plaatsvindt en niet langer In de hedendaagse praktijk wordt dan ook gezien dat bij een glasvochtbloeding op basis van diabetes mellitus veel vroeger de indicatie wordt gesteld tot het verrichten van een vitrectomie De vraag is nu of hiervoor ook ondersteuning in de literatuur kan worden gevonden, waarbij enerzijds is gekeken naar de winst voor de patiënt en anderzijds naar de eventuele risico’s die Een kanttekening die hier ook moet worden gemaakt is dat met ‘vroeg’ in de DRVS wordt bedoeld een periode van <DATUM> maanden na het optreden van een glasvochtbloeding Gezien de veranderde praktijk wordt anno ### naar de mening van de werkgroep met ‘vroeg’ een periode van <DATUM> maanden na het optreden van de glasvochtbloeding bedoeld Beschikbare recente literatuur (<PERSOON> ###a; <PERSOON-##> ###) hanteert eveneens <DATUM> maanden als maat van vroege vitrectomie De werkgroep neemt deze indicatie van De DRVS concludeert dat een vroege vitrectomie vooral voordeel biedt bij type # diabetes en bij een diabetesduur van minder dan <LEEFTIJD> jaar en Gupta (###b) komt op basis van zijn observationeel onderzoek tot de conclusie dat uitstel een belangrijke negatieve prognostische factor is Bijwerkingen en gevolgen worden bij de DRVS systematisch bekeken en daaruit blijkt dat het risico op een ablatio retinae is verlaagd bij een vroege vitrectomie, maar dat daarentegen wel het risico op cornea oedeem en neovascularisatie toeneemt vergeleken met een late vitrectomie Daarbij moet evenwel worden opgemerkt dat ten tijde van de DRVS de operatieduur.
565
fms
de hedendaagse praktijk wordt dan ook gezien dat bij een glasvochtbloeding op basis van diabetes mellitus veel vroeger de indicatie wordt gesteld tot het verrichten van een vitrectomie De vraag is nu of hiervoor ook ondersteuning in de literatuur kan worden gevonden, waarbij enerzijds is gekeken naar de winst voor de patiënt en anderzijds naar de eventuele risico’s die Een kanttekening die hier ook moet worden gemaakt is dat met ‘vroeg’ in de DRVS wordt bedoeld een periode van <DATUM> maanden na het optreden van een glasvochtbloeding Gezien de veranderde praktijk wordt anno ### naar de mening van de werkgroep met ‘vroeg’ een periode van <DATUM> maanden na het optreden van de glasvochtbloeding bedoeld Beschikbare recente literatuur (<PERSOON> ###a; <PERSOON> ###) hanteert eveneens <DATUM> maanden als maat van vroege vitrectomie De werkgroep neemt deze indicatie van De DRVS concludeert dat een vroege vitrectomie vooral voordeel biedt bij type # diabetes en bij een diabetesduur van minder dan <LEEFTIJD> jaar en Gupta (###b) komt op basis van zijn observationeel onderzoek tot de conclusie dat uitstel een belangrijke negatieve prognostische factor is Bijwerkingen en gevolgen worden bij de DRVS systematisch bekeken en daaruit blijkt dat het risico op een ablatio retinae is verlaagd bij een vroege vitrectomie, maar dat daarentegen wel het risico op cornea oedeem en neovascularisatie toeneemt vergeleken met een late vitrectomie Daarbij moet evenwel worden opgemerkt dat ten tijde van de DRVS de operatieduur kon worden behandeld Cataract als gevolg van een vitrectomie dient ook overwogen te worden; cataract ontstaat op termijn evenwel ook zonder vitrectomie en bovendien is dit gevolg in tweede instantie ook goed te Hoewel de kern van de behandeling van diabetische retinopathie toch een laserbehandeling blijft, wordt nergens teruggevonden hoe een eerdere behandeling zich verhoudt tot het effect van een vroege vitrectomie op de visus, noch wat dit betekent voor de kans op complicaties De werkgroep is van mening dat een eerdere panretinale laserbehandeling van het betreffende oog een rol speelt bij de beslissing tot een vroege vitrectomie <PERSOON> een eerdere panretinale behandeling maakt enerzijds het risico op complicaties bij een operatie kleiner en anderzijds impliceert een eerdere panretinale laserbehandeling dat er toch nog steeds sprake is van een bloedingsbron, die kennelijk niet tot staan is gebracht door de eerdere behandeling Een tractie ablatio, rubeosis van iris en ernstige ischemie op basis van perifere ischemie worden door de werkgroep geduid als ernstige bijwerkingen; beide situaties vragen om een snelle beslissing tot het verrichten van een vitrectomie, aangezien niet-behandelen kan leiden tot ernstige en onomkeerbare visusdaling Minder ernstig (“mild”) zijn glaucoom, hetgeen nog medicamenteus te behandelen is en cataract, hoewel dit de Tenslotte is voor de keuze tussen een vitrectomie of een afwachtend beleid van belang te weten wat de situatie is in het andere oog Het feit of een oog bij een eerdere gelegenheid panretinaal werd behandeld met de laser speelt een belangrijke rol bij deze beslissing, omdat dit belangrijke invloed kan hebben op de aanwezigheid van.
569
fms
overwogen te worden; cataract ontstaat op termijn evenwel ook zonder vitrectomie en bovendien is dit gevolg in tweede instantie ook goed te Hoewel de kern van de behandeling van diabetische retinopathie toch een laserbehandeling blijft, wordt nergens teruggevonden hoe een eerdere behandeling zich verhoudt tot het effect van een vroege vitrectomie op de visus, noch wat dit betekent voor de kans op complicaties De werkgroep is van mening dat een eerdere panretinale laserbehandeling van het betreffende oog een rol speelt bij de beslissing tot een vroege vitrectomie <PERSOON> een eerdere panretinale behandeling maakt enerzijds het risico op complicaties bij een operatie kleiner en anderzijds impliceert een eerdere panretinale laserbehandeling dat er toch nog steeds sprake is van een bloedingsbron, die kennelijk niet tot staan is gebracht door de eerdere behandeling Een tractie ablatio, rubeosis van iris en ernstige ischemie op basis van perifere ischemie worden door de werkgroep geduid als ernstige bijwerkingen; beide situaties vragen om een snelle beslissing tot het verrichten van een vitrectomie, aangezien niet-behandelen kan leiden tot ernstige en onomkeerbare visusdaling Minder ernstig (“mild”) zijn glaucoom, hetgeen nog medicamenteus te behandelen is en cataract, hoewel dit de Tenslotte is voor de keuze tussen een vitrectomie of een afwachtend beleid van belang te weten wat de situatie is in het andere oog Het feit of een oog bij een eerdere gelegenheid panretinaal werd behandeld met de laser speelt een belangrijke rol bij deze beslissing, omdat dit belangrijke invloed kan hebben op de aanwezigheid van Een verdere overweging is de visus in het andere oog bij een heel slechte visus zal eerder worden overgegaan tot een vitrectomie, terwijl een goede visus Een vroege vitrectomie heeft als voordeel dat snel duidelijk wordt welke pathologie zich achter de bloeding afspeelt en door het verwijderen van het bloed in een vroeg stadium is een eventuele neovascularisatie of een ablatio toegankelijk voor behandeling Echografie kan worden overwogen ter uitsluiting van een netvliesloslating en om nader inzicht te krijgen in de achterliggende pathologie Afwachten, zonder goed inzicht te hebben in de achter de bloeding schuil gaande oorzaak, impliceert een risico op verdere schade Bij de behandeling van een glasvochtbloeding, ontstaan als gevolg van diabetes mellitus, is het doorgaans gebruik geweest af te wachten tot de bloeding opheldert en dan vervolgens aanvullend met de laser te behandelen Deze werkwijze had als reden dat een vitrectomie een grote ingreep met aanzienlijke risico’s was en een langdurige herstelperiode had Doorgaans moest de operatie onder algehele narcose plaatsvinden Echter, gedurende de laatste jaren is een vitrectomie een veel eenvoudiger uit te voeren ingreep geworden door een verbeterde techniek en door het veel snellere herstel Bovendien kan deze ingreep in de meeste gevallen worden uitgevoerd onder plaatselijke verdoving, waardoor het operatie risico aanzienlijk wordt gereduceerd Een minder afwachtend beleid lijkt nu aan te bevelen, omdat het wenselijk is de eventuele oorzaak van de bloeding in een vroeg stadium te behandelen Niet alleen betekent dit minder progressie naar ernstiger.
537
fms
is de visus in het andere oog bij een heel slechte visus zal eerder worden overgegaan tot een vitrectomie, terwijl een goede visus Een vroege vitrectomie heeft als voordeel dat snel duidelijk wordt welke pathologie zich achter de bloeding afspeelt en door het verwijderen van het bloed in een vroeg stadium is een eventuele neovascularisatie of een ablatio toegankelijk voor behandeling Echografie kan worden overwogen ter uitsluiting van een netvliesloslating en om nader inzicht te krijgen in de achterliggende pathologie Afwachten, zonder goed inzicht te hebben in de achter de bloeding schuil gaande oorzaak, impliceert een risico op verdere schade Bij de behandeling van een glasvochtbloeding, ontstaan als gevolg van diabetes mellitus, is het doorgaans gebruik geweest af te wachten tot de bloeding opheldert en dan vervolgens aanvullend met de laser te behandelen Deze werkwijze had als reden dat een vitrectomie een grote ingreep met aanzienlijke risico’s was en een langdurige herstelperiode had Doorgaans moest de operatie onder algehele narcose plaatsvinden Echter, gedurende de laatste jaren is een vitrectomie een veel eenvoudiger uit te voeren ingreep geworden door een verbeterde techniek en door het veel snellere herstel Bovendien kan deze ingreep in de meeste gevallen worden uitgevoerd onder plaatselijke verdoving, waardoor het operatie risico aanzienlijk wordt gereduceerd Een minder afwachtend beleid lijkt nu aan te bevelen, omdat het wenselijk is de eventuele oorzaak van de bloeding in een vroeg stadium te behandelen Niet alleen betekent dit minder progressie naar ernstiger De vraag is echter of deze vroegtijdige uitvoering van een vitrectomie het risico op andere oogheelkundige Een vroege vitrectomie na het optreden van een ernstige glasvochtbloeding heeft een grotere effectiviteit in het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie, in vergelijking tot afwachtend beleid waarbij een vitrectomie alleen wordt Er zijn aanwijzingen dat de grotere effectiviteit van een vroege vitrectomie op het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie en een ernstige glasvochtbloeding met name geldt voor patiënten met type # diabetes (in vergelijking met type # diabetes), en in het bijzonder voor patiënten met type # diabetes en een diabetesduur van minder dan <LEEFTIJD> jaar (in vergelijking tot patiënten met type # diabetes en een diabetesduur Gebaseerd op subgroep analyses in een enkele RCT uit ### bij # tot <LEEFTIJD> jaar follow-up Patiënten met type # diabetes waren gemiddeld jonger dan patiënten met type # diabetes en hadden een ernstiger vorm van proliferatieve retinopathie De ernst van de proliferatieve retinopathie bij patiënten met type # diabetes was groter bij een diabetesduur van minder dan Er zijn aanwijzingen dat het voordeel van een vroege vitrectomie bij het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie en een ernstige name patiënten met zeer ernstige (uitgebreide, actieve) proliferatieve retinopathie lijken baat Gebaseerd op subgroep analyses in twee RCTs uit ### bij <LEEFTIJD> jaar follow-up Er zijn aanwijzingen dat uitstel van een vitrectomie bij patiënten met diabetische retinopathie en een netvliesloslating en/of glasvochtbloeding, de kans op een klinisch relevante verbetering.
567
fms
deze vroegtijdige uitvoering van een vitrectomie het risico op andere oogheelkundige Een vroege vitrectomie na het optreden van een ernstige glasvochtbloeding heeft een grotere effectiviteit in het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie, in vergelijking tot afwachtend beleid waarbij een vitrectomie alleen wordt Er zijn aanwijzingen dat de grotere effectiviteit van een vroege vitrectomie op het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie en een ernstige glasvochtbloeding met name geldt voor patiënten met type # diabetes (in vergelijking met type # diabetes), en in het bijzonder voor patiënten met type # diabetes en een diabetesduur van minder dan <LEEFTIJD> jaar (in vergelijking tot patiënten met type # diabetes en een diabetesduur Gebaseerd op subgroep analyses in een enkele RCT uit ### bij # tot <LEEFTIJD> jaar follow-up Patiënten met type # diabetes waren gemiddeld jonger dan patiënten met type # diabetes en hadden een ernstiger vorm van proliferatieve retinopathie De ernst van de proliferatieve retinopathie bij patiënten met type # diabetes was groter bij een diabetesduur van minder dan Er zijn aanwijzingen dat het voordeel van een vroege vitrectomie bij het verbeteren van de visus bij patiënten met ernstige proliferatieve diabetische retinopathie en een ernstige name patiënten met zeer ernstige (uitgebreide, actieve) proliferatieve retinopathie lijken baat Gebaseerd op subgroep analyses in twee RCTs uit ### bij <LEEFTIJD> jaar follow-up Er zijn aanwijzingen dat uitstel van een vitrectomie bij patiënten met diabetische retinopathie en een netvliesloslating en/of glasvochtbloeding, de kans op een klinisch relevante verbetering De redenen voor variatie in de timing van De systematische review van <PERSOON> (###) dekt de literatuur tot juni ### en is van goede kwaliteit (zie risk of bias tabel) <PERSOON> (###) analyseert verschillende behandelopties voor (complicaties bij) diabetische retinopathie, waaronder het gebruik van vitrectomie bij patiënten die een glasvochtbloeding hebben ontwikkeld Voor het bepalen van de effectiviteit wordt uitsluitend gerandomiseerd onderzoek geïncludeerd, voor bijwerkingen en complicaties worden ook andere bronnen geraadpleegd (Federal Drug Agency, FDA; Medicines and Healthcare products Regulatory, MHRA) <PERSOON> (###) vindt slechts een RCT waarin de effecten van vroege en late vitrectomie worden vergeleken bij patiënten met diabetische retinopathie die een glasvochtbloeding hebben ontwikkeld Deze RCT van de Diabetic Retinopathy Vitrectomy Study (DRVS) onderzoeksgroep is van redelijke kwaliteit (zie risk of bias tabel) maar stamt uit het jaar ### (DRVS ###, ###), en is daarmee uitgevoerd ruim voor het jaar ### De literatuurzoekactie leverde geen aanvullend gerandomiseerd onderzoek op, maar wel een recente observationele studie (Gupta ###b) die enig inzicht geeft in de effectiviteit van vroege versus late vitrectomie in de huidige medische praktijk multicenter studie bij ### patiënten (### ogen) met een gemiddelde leeftijd van <LEEFTIJD> jaar en gemiddelde diabetesduur van <LEEFTIJD> jaar De studie includeert patiënten met ernstige progressieve diabetische retinopathie en een recente ernstige glasvochtbloeding die de visus verlaagt tot “vingers tellen (#/##-#/##)” of slechter gedurende tenminste een maand De patiënten worden gerandomiseerd naar vroege vitrectomie binnen #-#.
642
fms
De redenen voor variatie in de timing van De systematische review van <PERSOON> (###) dekt de literatuur tot juni ### en is van goede kwaliteit (zie risk of bias tabel) <PERSOON> (###) analyseert verschillende behandelopties voor (complicaties bij) diabetische retinopathie, waaronder het gebruik van vitrectomie bij patiënten die een glasvochtbloeding hebben ontwikkeld Voor het bepalen van de effectiviteit wordt uitsluitend gerandomiseerd onderzoek geïncludeerd, voor bijwerkingen en complicaties worden ook andere bronnen geraadpleegd (Federal Drug Agency, FDA; Medicines and Healthcare products Regulatory, MHRA) <PERSOON> (###) vindt slechts een RCT waarin de effecten van vroege en late vitrectomie worden vergeleken bij patiënten met diabetische retinopathie die een glasvochtbloeding hebben ontwikkeld Deze RCT van de Diabetic Retinopathy Vitrectomy Study (DRVS) onderzoeksgroep is van redelijke kwaliteit (zie risk of bias tabel) maar stamt uit het jaar ### (DRVS ###, ###), en is daarmee uitgevoerd ruim voor het jaar ### De literatuurzoekactie leverde geen aanvullend gerandomiseerd onderzoek op, maar wel een recente observationele studie (Gupta ###b) die enig inzicht geeft in de effectiviteit van vroege versus late vitrectomie in de huidige medische praktijk multicenter studie bij ### patiënten (### ogen) met een gemiddelde leeftijd van <LEEFTIJD> jaar en gemiddelde diabetesduur van <LEEFTIJD> jaar De studie includeert patiënten met ernstige progressieve diabetische retinopathie en een recente ernstige glasvochtbloeding die de visus verlaagt tot “vingers tellen (#/##-#/##)” of slechter gedurende tenminste een maand De patiënten worden gerandomiseerd naar vroege vitrectomie binnen <DATUM> glasvochtbloeding persisteert na ## maanden met een visus van #/##-#/## of slechter, of op enig moment tijdens follow-up als er sprake is van centrale netvliesloslating In deze groep is bij ## van de ### ogen (##%) sprake van spontane remissie van de glasvochtbloeding waardoor vitrectomie alsnog overbodig wordt Behandelsucces wordt gedefinieerd als het bereiken van een visus van #,# of beter, dit komt overeen met een verbetering van de visus ten opzichte van baseline, met tenminste ## letters (## regels) Bij een analyse van de volledige patiëntengroep blijkt een voordeel van vroege vitrectomie na twee jaar follow-up bereikt ##,#% van de patiënten een visus van #,# of beter, terwijl dit resultaat slechts wordt bereikt bij ##,#% van de patiënten bij uitstel van vitrectomie (number needed to treat, NNT=##,#; p=#,##) Na drie jaar bedragen deze percentages Subgroep analyses suggereren dat het voordeel van een vroege vitrectomie alleen geldt voor patiënten met type # diabetes en in deze patiëntengroep ook aanwezig is bij lange termijn follow-up (vier jaar) Bij vroege vitrectomie bereikt ##,#% van de patiënten met type # diabetes na twee jaar follow-up een visus van #,# of beter, in vergelijking tot ##,#% bij uitgestelde vitrectomie (NNT=#,#; p(#,##) Bij patiënten met type # diabetes wordt geen verschil in behandelresultaat waargenomen ##,#% in vergelijking tot ##,#% bij respectievelijk vroege en uitgestelde vitrectomie (groepsverschil statistisch niet significant) Verdere subgroep analyses suggereren dat met name patiënten met type # diabetes en een diabetesduur van minder dan twintig jaar profiteren van een vroege vitrectomie.
716
fms