text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
Gemeente Amsterdam
5 Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Raadsnotulen
Jaar 2017
Afdeling 2
Vergaderdatum 11 mei 2017
Publicatiedatum 31 mei 2017
OPENBARE VERGADERING OP DONDERDAG 11 MEI 2017
Aanwezig: de leden mevrouw Alberts (SP), de heer A.J.M. Bakker (D66), de heer
N.T. Bakker (SP), mevrouw Van den Berg (PvdA), de heer Blom (GroenLinks), de heer
Boldewijn (PvdA), de heer Boomsma (CDA), mevrouw Bosman (D66), mevrouw Bouchibti
(VVD), de heer Boutkan (PvdA), mevrouw Ten Bruggencate (D66), mevrouw Bijleveld
(SP), de heer Van Dantzig (D66), de heer Dijk (VVD), mevrouw Duijndam (SP), de heer
Ernsting (GroenLinks), de heer Flentge (SP), de heer Glaubitz (D66), de heer Groen
(GroenLinks), de heer Groot Wassink (GroenLinks), de heer Guldemond (D66), de heer
Hammelburg (D66), mevrouw De Heer (PvdA), de heer Van den Heuvel (D66), mevrouw
Kaya (D66), de heer Kayar (PvdA), de heer Van Lammeren (PvdD), de heer Mbarki
(PvdA), mevrouw Moorman (PvdA), de heer Nuijens (GroenLinks), de heer Van Osselaer
(D66), de heer Peters (SP), mevrouw Poot (VVD), de heer Poorter (PvdA), mevrouw
Roosma (GroenLinks), mevrouw Ruigrok (VVD), mevrouw Saadi (PvdA), mevrouw
Timman (D66), de heer Toonk (VVD), de heer Torn (VVD), de heer Ünver (PvdA),
mevrouw Verheul (D66), de heer Vink (D66) en de heer Vroege (D66).
Afwezig: mevrouw Van Soest (PvdO)
Aanwezig: de wethouders de heer Van der Burg (Zorg en Welzijn, Sport en
Recreatie, Luchthaven, Personeel, Organisatie en Integriteit, Dienstverlening en Externe
Betrekkingen en Stadsdeel Zuid), de heer Choho (Bestuurlijk Stelsel, Duurzaamheid,
Openbare Ruimte en Groen, ICT, Dienstverlening en Artis), de heer Kock (Financiën,
Decentralisaties, Waterbeheer en Stadsdeel West), mevrouw Kukenheim (Onderwijs,
Jeugd, Diversiteit en Stadsdeel Oost), de heer Litjens (Personeel en Organisatie, Verkeer
en Vervoer, Gemeentelijk Vastgoed, Bedrijfsvoering en Inkoop en Stadsdeel Zuidoost),
mevrouw Ollongren (Economie, Lucht- en Zeehaven, Monumenten, Kunst en Cultuur,
Lokale Media, Deelnemingen en Stadsdeel Centrum), de heer Vliegenthart (Werk,
Inkomen en Participatie en Stadsdeel Nieuw-West).
Afwezig: de burgemeester de heer Van der Laan (Openbare Orde en Veiligheid,
Algemene Zaken, Integraal Veiligheidsbeleid, Juridische Zaken, Internationale
Samenwerking, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken,
Communicatie), de heer Ivens (Bouwen en Wonen, Wijkaanpak, Dierenwelzijn en
Stadsdeel Noord)
Middagzitting op donderdag 11 mei 2017
Voorzitter: de raadsleden de heren Ünver en Vroege, plaatsvervangend voorzitters
Raadsgriffier: mevrouw mr. M. Pe
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt
Voorzitter: de heer Ünver
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER opent de vergadering om 13.14 uur.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering van de gemeenteraad van Amsterdam.
Zoals afgesproken beginnen we met agendapunt 26Â.
26A
Actualiteit van de leden Glaubitz, De Heer, Duijndam, Poot, Boomsma, Groen en
Van Lammeren inzake de vergunningverlening voor rondvaartboten (Gemeenteblad afd.
1, nr. 350)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Glaubitz.
De heer GLAUBITZ: Bijna een jaar geleden heeft de raad in het kader van de
uitvoering van de nota Varen besloten 135 vergunningen te verdelen aan de rondvaart via
het systeem van de zogeheten gewogen toetreding in het segment bemand, groot. 75
vergunningen voor de reguliere rondvaart en 60 voor vaartuigen met een
gezichtsbepalende uitstraling. Sta mij toe deze geheimtaal een beetje te ontrafelen voor
diegenen die niet dagelijks te maken hebben met deze gecompliceerde materie. Volgens
Europese dienstrichtlijn is het aanbieden van rondvaarten een dienst waarvoor de markt
moet worden vrijgegeven. De markt of gedeelten daarvan die de overheid om haar
moverende redenen van algemeen belang, openbare orde en veiligheid et cetera gesloten
wil houden en er gelden voor de toegang van die markt strikte criteria. In het geval van de
Amsterdamse rondvaart heeft de raad op voorstel van het college ermee ingestemd in het
segment bemand groot, voor passagiersvaartuigen langer dan 14 m het aantal
vergunningen te beperken tot 135. Om te bepalen wie wel en wie niet toegang krijgt tot
die markt op basis van die strikte criteria is er een speciale beoordelingscommissie
ingesteld. Tot zover een korte samenvatting van het probleem, althans van een gedeelte
daarvan, want het ligt behoorlijk gecompliceerd. Ik wil het daarom vandaag vooral hebben
over een aspect van die gewogen toetreding: de verdeling van de 60 vergunningen voor
vaartuigen met een gezichtsbepalende uitstraling.
De rondvaart heeft vele verschijningsvormen. Naar analogie van het oude
adagium alle koeien zijn dieren, maar niet alle dieren zijn koeien, kun je van de rondvaart
zeggen: alle rondvaart is passagiersvaart, maar niet alle passagiersvaart is rondvaart. Er
is onderscheid tussen de reguliere rondvaart. Een toch van circa een uur waarvoor
iedereen aan de kassa een kaartje kan kopen. En de incidentele verhuur van schepen
voor bijzondere gelegenheden, bedrijfsuitjes, huwelijken, een diner op het water. De
eerste categorie is in feite een continu bedrijf waar de rondvaartboten rondjes varen door
de grachten in de regel met de kenmerkende Amsterdamse rondvaartboten met de
welbekende glazen daken. Vaak seriematig gebouwd. Het gaat hier om grote rederijen
met gezamenlijk eigendom van vele tientallen schepen, langer dan 14 m die met elkaar
per dag vele tientallen rondjes varen. De tweede categorie is veel kleiner, bestaat uit een
aantal kleine rederijen die soms maar 1 of 2 schepen in eigendom hebben en die geheel
andere bedrijfsactiviteiten uitvoeren. Ofschoon er ook reders zijn die met twee identieke of
vrijwel identieke schepen varen, betreft het hier in de regel unieke, dikwijls historische
vaartuigen die door hun klassieke uitstraling voor een karakteristiek beeld op de
Amsterdamse grachten zorgen. Ze varen hooguit enkele malen per week, in de regel met
speciale gezelschappen die iets bijzonders te vieren hebben of te gedenken hebben en
die het schip van tevoren hebben gereserveerd. In de eerste voorstellen van het college
werd het onderscheid onderkend. Er was in die voorstellen immers sprake van een
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
categorie rondvaart en een categorie overig. Puur uit dit taalkundig verschil mag worden
opgemaakt dat overig niet hetzelfde is als rondvaart, want die categorie heb je immers al
benoemd. Uit de inspraak is vervolgens als gevolg hiervan, als gevolg van de zijde van
vooral de reders, het begrip gezichtsbepalend naar boven gekomen. Als raad vonden wij
dat een constructieve bijdrage, een verbetering, omdat — althans, zo dachten wij — het
woord gezichtsbepalend beter dan het woord overig onder woorden bracht wat de raad
wenste, namelijk het behoud van gezichtsbepalende, vaak historische en unieke schepen
met een authentieke en klassieke uitstraling voor het Amsterdamse stadsbeeld.
Salonboten, notarisboten, makelaarsboten, directievaartuigen, slepers, noem maar op. Nu
heb ik al zes typen passagiersvaartuigen genoemd, waarvan er in de categorie boven de
14 m hooguit een stuk of 30 rondvaren. Zulks in tegenstelling tot de vele tientallen
kenmerkende rondvaartboten met de glazen daken. Laat er geen misverstand over
bestaan: ook in die categorie bevinden zich prachtige en zeker unieke en
gezichtsbepalende exemplaren, maar voor het merendeel van de schepen binnen deze
categorie geldt dat het ene schip slechts voor het zeer geoefende oog van het andere
schip valt te onderscheiden. Het was dan ook de wens van de raad om bij de verdeling
van die vergunningen ervoor te zorgen dat juist de reders in die kleinere categorie van
grote passagiersvaartuigen, noem het maar even de klassieke salonboten, met voldoende
vertrouwen konden uitkijken naar blijvende aanwezigheid van hun vaartuigen op de
Amsterdamse grachten en continuïteit van hun bedrijfsvoering. Die wens kwam duidelijk
naar voren in de bijdrage van de leden. Ik citeer mijzelf ongaarne, maar als het voor een
keertje mag: ik heb bij die gelegenheid betoogd dat niemand wil dat beeldbepalende en
historische schepen van de grachten verdwenen en dat wij — dat heb ik niet alleen
namens D66 gezegd maar ook namens de meerderheid van de raad — ten zeerste
hechten aan het behoud van klassieke en historische schepen in het Amsterdamse
stadsbeeld. Dat inzicht is niet veranderd. De collega’s die die avond het woord hebben
gevoerd, hebben zich in vergelijkbare zin uitgelaten. Om die wens kracht bij te zetten en
te verankeren in beleid, heeft de raad op 22 juni 2016 onder meer de motie-Duijndam cum
suis, nr. 750, aangenomen inzake de introductie van het begrip uniciteit. Omdat dit begrip
betrekkelijk laat in de discussie werd geïntroduceerd, werd het college om een nadere
uitwerking gevraagd. Die kwam in een brief van 16 augustus 2016, een belangrijke brief
waaruit ik graag een paar dingen wil citeren. 1. ‘Uniciteit'. Uniciteit van hun vaartuigen uit
zich qua vorm, gebruik en uitstraling ten opzichte van andere vaartuigen. 2. De vaartuigen
dienen zich nadrukkelijk te onderscheiden van andere vaartuigen en van het reguliere
rondvaartproduct. 3. Het vaartuig moet dusdanig zijn dat er geen overeenkomstig vaartuig
bestaat of een kopie ervan wordt ingeschreven. 4. Belangrijke conclusie. De motie blijkt
uitvoerbaar. 5. Ook een belangrijke conclusie. De beoordelingscommissie zal hierover
overeenkomstig worden geïnstrueerd. Op basis van deze brief overheerst een gevoel van
tevredenheid. Het begrip uniciteit werd immers uitgelegd in de zin zoals de raad die voor
ogen had; de motie bleek uitvoerbaar en ten slotte zou de beoordelingscommissie
overeenkomstig worden geïnstrueerd. De grote vraag is op welke wijze dat laatste is
gebeurd. Kan de wethouder daarop nader ingaan? Zijn de wensen van de raad expliciet
weergegeven in de instructies aan de beoordelingscommissie gezien de uitkomst van de
gewogen toetreding in het segment gezichtsbepalend? Ik heb overigens geen reden te
twijfelen aan de integriteit van de beoordelingscommissie, maar in het resultaat van haar
werk herken ik weinig van de bedoelingen van de raad. Niet minder dan 46 van de 60
vergunningen zijn immers terechtgekomen bij de reguliere rondvaart. Er was rekening
mee gehouden dat dit voor een deel zou kunnen gebeuren. Het stond de reguliere
rondvaart ook vrij een aanvraag in te dienen in de categorie gezichtsbepalend en zoals ik
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
vandaag eerder heb betoogd, varen er in die categorie ook beeldbepalende exemplaren
rond. Maar 46 van de 60 vergunningen waarbij toch in enkele gevallen is gebeurd dat 3
schepen of meer van dezelfde aanvrager dezelfde score hebben gekregen, hoe is dit te
verklaren? En hoe valt dit te rijmen met wat ik zojuist heb voorgelezen uit de brief van het
college van 16 augustus waarin het begrip uniciteit werd uitgelegd in de meest letterlijke
betekenis van het woord? Is het vaartuig in zoverre uniek dat er geen overeenkomstig
vaartuig bestaat of een kopie ervan wordt ingeschreven?
Ik kom bijna aan het einde van mijn betoog. Dat er over de verdeling van de
vergunningen opwinding is ontstaan, begrijp ik heel goed. Dan heb ik het nog niet eens
over berichten in de media dat sommige aanvragers door hun belangen te herverdelen,
mogelijk in strijd hebben gehandeld met de Mededingingswet en misschien ook nog met
de Europese regelgeving. Ik heb begrepen dat het college voornemens is deze zaak voor
te leggen aan de Autoriteit Consument en Markt. Als de wethouder daarover iets zou
kunnen zeggen, zou dat welkom zijn, althans, over het proces. Maar als dat in dit stadium
lastig is, heb ik daarvoor begrip. Ten slotte nog twee dingen. Laten we ondanks alle
opwinding niet vergeten dat met het raadsbesluit vorig jaar inclusief de aangenomen
moties en amendementen belangrijke stappen zijn gezet op het gebied van de uitvoering
van de nota Varen, een stap in de richting van een vloot van kortere schepen die
uitstootvrij moet gaan varen, die duurzaam opereren en die minder geluidsoverlast
veroorzaken.
Hoe nu verder? Ik heb een motie voorbereid waarin het college wordt opgeroepen
te onderzoeken welke mogelijkheden er nog openstaan om tegemoet te komen aan de
wensen van de raad, zowel met het behoud van het divers aanbod op het Amsterdamse
binnenwater van de passagiersvoertuigen als met betrekking tot de continuïteit van de
bedrijfsactiviteiten van incidentele verhuurders. De motie is mede ondertekend door
mevrouw De Heer, mevrouw Poot, mevrouw Duijndam, de heer Boomsma en de heer Van
Lammeren, maar die heb ik niet kunnen bereiken voor een handtekening, maar dat komt
dan wel.
(Mevrouw POOT: U betoogt heel helder over de motie Uniciteit die
volgens mij door iedereen is ondertekend. Is nu naar uw mening de
uitkomst wel of niet in overeenstemming met wat wij als raad hebben
opgedragen in die motie Uniciteit?)
Het resultaat van het werk van de beoordelingscommissie valt tegen. Ik kan ook
niet precies beoordelen hoe zij te werk is gegaan, maar ik ben wel aanwezig geweest bij
een sessie met die beoordelingscommissie en mijn indruk is dat de commissie niet heeft
gekeken naar de uniciteit van individuele vaartuigen, maar naar de uniciteit van de sector
in zijn totaliteit.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
66° Motie van het raadslid de heer Glaubitz (D66), mevrouw De Heer (PvdA),
mevrouw Duijndam (SP), de heer Groen (GroenLinks), de heer Boomsma (CDA) inzake
de gewogen toetreding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 375)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__op de kortst mogelijke termijn te onderzoeken welke mogelijkheden
openstaan om tegemoet te komen aan de wensen van de raad, zowel met
betrekking tot het behoud van een divers aanbod op het Amsterdamse
binnenwater van unieke passagiersvaartuigen met gezichtsbepalende
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
uitstraling in de categorie Bemand Groot (zoals hierboven verwoord in de
constateringen en overwegingen) als met betrekking tot de continuïteit van de
bedrijfsactiviteiten van incidentele verhuurders van dergelijke
passagiersvaartuigen;
-__ hierover zo spoedig mogelijk aan de raad te rapporteren bij voorkeur nog voor
het zomerreces;
- de raad via de raadscommissie Financiën stelselmatig op de hoogte houden
van ontwikkelingen in dit dossier.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Ik kan me de commissievergadering nog herinneren die ook
in deze zaal was met hele volle tribunes met de reders en mensen die heel erg bezorgd
waren. Er was veel emotie toen, er is veel commotie nu en we wisten ook dat dat zou
komen. Maar er is toch wel wat emotie ontstaan waarvan wij misschien toch denken: was
dat nu de bedoeling? Ik denk het dus niet. Er zijn toch wel dingen gebeurd waarvan wij
zeggen dat het niet helemaal onze bedoeling was. De heer Glaubitz heeft het volgens mij
heel mooi uitgesproken. Het is heel belangrijk voor ons dat er uniciteit zou zijn, dat er
unieke boot op de grachten zouden blijven varen. Het lijkt er nu op dat dat dus niet gaat
gebeuren. Dat is zeer teleurstellend. Dat was een belangrijke doelstelling van ons.
Daarnaast was een andere belangrijke doelstelling dat de markt zou worden
opengegooid. Nieuwe toetreders moesten een kans krijgen. Dat lijkt ook niet helemaal
gelukt, want wij lezen over stromannen van bestaande reders. Ik vraag me echt af hoe dat
nu kan. We hebben heel vaak in de commissie gesproken over allerlei juridische zaken.
Juridisch is er heel veel uitgezocht. Ik kreeg steeds te horen dat het juridisch helemaal
was afgedekt. En dan denk ik: hebben we dit dan wel goed afgedekt? Wat is hier
gebeurd? Als het gaat om die beeldbepalende boten waarbij wij een andere bedoeling
hadden, zitten we nu met 46 van de 60 vergunde boten die gewone rondvaartboot zijn.
Daarvoor hadden we een andere categorie. Al met al dus veel vragen. Ik heb met veel
blijdschap de motie ondertekend die de heer Glaubitz heeft opgesteld om te kijken of we
iets kunnen doen voor speciaal deze categorie, maar dat is natuurlijk buiten het proces
om dat wij nu hebben doorlopen. Over dat proces zijn natuurlijk nog veel vragen te stellen,
want er lijkt wel heel veel te zijn misgegaan, terwijl we hiermee al sinds 2013 bezig zijn. Er
zijn serieuze vragen te stellen bij de doeltreffendheid van het handelen van de gemeente
in deze kwestie. Hoe kan het dat bestaande reders via een omweg toch bijna alle
vergunningen binnenhalen terwijl het de bedoeling was dat de markt zou opengaan? Hoe
kan het dat er aan de opdracht van de raad om 60 vergunningen te verstrekken voor
unieke boten met de gezichtsbepalende uitstraling niet wordt voldaan? Tijdens het debat
over dit onderwerp heeft de wethouder meermaals aangegeven dat alles juridisch was
uitgezocht. Ik zei het al. Ik vond het toen al lastig, want ik kan dat niet controleren. Ik ben
geen jurist; ik weet niet of het dan klopt. Nu moeten er toch via allerlei zaken juridisch
worden uitgezocht. Hoe kan dat nou? Hebben wij dan iets gemist? En hoe is het gegaan
in de contacten? Hoe is de commissie aangestuurd die dat gezichtsbepalende moest
bepalen van de boten in die categorie?
De heer Groen heeft zo meteen een motie. Die heb ik mee ondertekend en daarin
vragen wij om op korte termijn onafhankelijk onderzoek te doen naar de gevolgde
procedure. Ik denk dat het belangrijk is dat we meer te weten komen. Misschien kan dat
5
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
ook wel leiden tot veranderingen in de procedure, want ik ben en blijf nu toch echt
teleurgesteld. We weten het niet; daarvoor is eerst onderzoek nodig. Daarmee zijn we er
volgens mij nog niet. Volgens mij is er ook wat diepgravender onderzoek nodig, zeker als
het gaat om al die juridische vragen in het gehele proces vanaf 2013. In 2013 is de nota
Varen aangenomen. Sinds die tijd is er heel veel gebeurd. We hebben te maken met
allerlei Europese zaken. Ik heb daarover vragen. Wat is er precies gebeurd; hoe is dat
gegaan in de procedures, hoe dat is gegaan in relatie tot de raad? Eigenlijk zou ik de
Rekenkamer willen verzoeken een dergelijk diepgravend onderzoek te doen. Volgens mij
is de Rekenkamer daarvoor heel geschikt. Ik weet natuurlijk niet of dat ook echt zo is,
maar dat zou ik dan ook heel graag aan haar zelf willen vragen. Ik heb daarvoor een
motie opgesteld. Die heb ik wat snel opgesteld, dus ik hoop dat ik geen typefouten heb
gemaakt. Ik hoop dat u mijn bedoeling begrijpt.
(Mevrouw POOT: Dat doen we natuurlijk wel vaker, de Rekenkamer
opdracht geven als raad. Daar is de Rekenkamer ook voor. Ik heb een
paar vragen. We zitten nu in een vrij intensief traject. Wilt u het onderzoek
van de Rekenkamer eerst afwachten om verdere stappen te ondernemen
of ziet u het onderzoek van de Rekenkamer meer als onderzoek dat we
ook achteraf ter lering gebruiken?)
Volgens mij is het onderzoek dat we op korte termijn willen, juist daarvoor
bedoeld, dus voor stappen die we nu al kunnen zetten. Ik wil niet wachten, want volgens
mij moeten we juist wel dingen gaan doen, wat we ook in de motie vragen. Ik denk dat het
belangrijk is dat we met zo'n diepgravender onderzoek meer antwoorden krijgen die ook
tot stappen zouden kunnen leiden, maar ik kan me voorstellen dat een dergelijk
onderzoek wat langer duurt. Ik denk dat het wel belangrijk is dat we nu wel actie
ondernemen om in ieder geval de ergste missers te verhelpen.
(Mevrouw POOT: Nog een verduidelijkende vraag, want in dit hele proces
vanaf de totstandkoming van de nota Varen heeft natuurlijk ook de raad
daarin een rol gehad. Ziet u het ook zo voor zich dat de Rekenkamer
daarnaar kijkt, naar wat de rol van de raad is geweest?)
Jazeker, ik denk bijvoorbeeld ook aan … Wat ik zelf een lastig punt vond tijdens
de behandeling, onze eigen behandeling hier, is dat het allemaal heel snel moest. Ik heb
ook wel gevraagd, niet om mijzelf nu op de borst kloppen, ik heb wel gevraagd of we nu
niet de raad konden afwachten. Want we moesten ineens binnen een week gaan
besluiten. Ik vond het erg snel. Misschien was het wel te snel. Ik zou dat graag willen
weten. Had het nou gescheeld als we iets meer tijd hadden gehad bijvoorbeeld? Het is
een Klein dingetje, maar volgens mij moet je bij dit soort processen net zoals bij de
financiële enquête kijken naar al die verschillende rollen: raad, ambtelijk apparaat,
bestuur.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
67° Motie van het raadslid mevrouw De Heer (PvdA) inzake actualiteit
gewogen toetreding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 376)
Verzoekt het presidium van de gemeenteraad:
-_de Rekenkamer te vragen een onderzoek te doen naar het gehele proces rond
de passagiersvaart sinds de nota Varen en nu.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
6
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Duijndam.
Mevrouw DUIJNDAM: Met de gewogen toetreding worden boten in de categorie
bemand groot schoner, uitstootvrij, stiller en kleiner. Dat hebben we bereikt. Mevrouw De
Heer heeft het net al even over de nieuwe toetreders gehad, daar ga ik het niet over
hebben. Ik vind het heel goed dat de ACM daarnaar gaat kijken. Ik wil het vooral hebben
over de vaartuigen met een gezichtsbepalende uitstraling. We wisten dat in deze
categorie niet alle bestaande boten een vergunning zouden krijgen. Er moesten immers
ook nieuwe toetreders komen. Door het aantal boten in deze categorie te verdubbelen,
zou de kans toenemen dat de bestaande reders met een gezichtsbepalende boot een
vergunning zouden krijgen. Dat waren dan de boten niet zijnde glasboten. Ik zeg
glasboten niet om daarover een oordeel te geven, maar om duidelijk te maken dat het
gaat om boten met een glazen kap. Dan weten we gewoon waarover we het hebben.
Maar door 46 glasboten meer gezichtsbepalend te verklaren dan bijvoorbeeld een
sleepboot, een boltjalk, een directievaartuig, trekschuit of een moderne boot, zijn er
onnodig veel unieke en bestaande gezichtsbepalende boten buiten de boot gevallen en is
de diversiteit ver te zoeken. We wilden unieke boten en we wilden diversiteit en nu zitten
we toch met 46 overeenkomstige en zelfs unieke glasboten. Dat was niet de wens van de
raad. Wat is er nu fout gegaan? Waar is het misgegaan? De heer Glaubitz had het al over
de brief van 16 augustus van de wethouder waarin het begrip uniciteit wordt uitgelegd.
Dat is glashelder. Geen overeenkomstige vaartuigen en er moet geen kopie van zijn
ingeschreven. Dat houdt in dat de gezichtsbepalende commissie geen identieke of
overeenkomstige boten ter beoordeling had moeten krijgen. Die schifting had ergens
anders moeten gebeuren. En de commissie had ook niet moeten beoordelen op
gezichtsbepalende rondvaartboten. Nee, het zijn vaartuigen met een gezichtsbepalende
uitstraling. Elke gezichtsbepalende boot die niet specifiek is gebouwd voor de rondvaart,
legt het op deze manier af tegen gezichtsbepalende glasboten die voor Amsterdam zijn
gebouwd en bij uitstek hier horen. Dus die krijgen dan een betere beoordeling. Daar
wringt het. In een glasboot heb je ook veel beter zicht op de panden dan in een
notarisboot met een houten dak. En in die sessie hebben we gehoord dat de commissie
ook de capaciteit van de boten heeft meegenomen. Er moeten veel mensen worden
vervoerd, maar dat was natuurlijk helemaal niet de opdracht van de commissie. Die moest
beoordelen op andere criteria. En als het ook nog boten zijn die 24/7 vele uren per dag
varen. Nou, dat gaat de drukte op de grachten dus echt niet verminderen. Doordat het
allemaal zo is gelopen, richt het grootste deel van de vloot bemand groot zich nu of straks
op het vervoer van toeristen.
(Mevrouw POOT: Sorry, het gaat allemaal om verduidelijkende vragen. U
geeft helder aan dat de commissie de opdracht anders heeft uitgevoerd
dan wij hebben opgegeven, maar vindt u ook dat de commissie de
opdracht anders heeft uitgevoerd dan in de brief staat zoals door
wethouder Kock — en ik weet de datum niet meer precies — is
omschreven?)
Dat is de brief van 16 augustus. Daar staat heel duidelijk dat de boten niet
overeenkomstig moeten zijn en dat er geen unieke boten ingeschreven moeten kunnen
worden. Dus die commissie had die overeenkomstige boten en die identieke boten niet ter
beoordeling moeten krijgen, want doordat ze dat wel kreeg, kon ze niet anders dan de
boten die ze dan het meest gezichtsbepalend vond, gewoon op een rijtje zetten. En de
manier waarop dat dan is, daardoor komen die glasboten er het beste uit, omdat de
7
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
commissie de vloot van glasboten uniek vindt. Ik kom hier zo nog even op terug. Dat is
wat er volgens mij is gebeurd.
Zoals ik al zei, is het grootste deel van de vloot bemand groot voor het vervoer
van toeristen. Maar er moet voor de Amsterdammer die iets te vieren heeft, ook iets
overblijven. Er moet ook keuze zijn in prijsklasse. De heer Glaubitz heeft het er ook al
over gehad. Er zijn sessies geweest met de beoordelingscommissie, met Waternet en met
degene die de criteria heeft samengesteld. Nou ja, ik heb het net eigenlijk al tegen
mevrouw Poot gezegd, voor zover ik het kan beoordelen, is er niet over diversiteit gepraat
en de uniciteit die wij bedoelden, is niet duidelijk bij de commissie terechtgekomen. Als er
verslagen zijn van die sessies, dan willen wij die graag hebben. Ik kom tot deze conclusie
gezien de uitslag, 46 glasboten in de categorie gezichtsbepalend. Ik hoor graag van de
wethouder of hij een verklaring heeft voor die 46 glasboten in deze categorie.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik zou graag aan de SP willen vragen, omdat
u zegt dat er voor de Amsterdammer niets te kiezen overblijft, of u dan
niet denkt dat een Amsterdammer dan niet in een boot van 13,99 m zou
kunnen stappen. U zegt dat er geen prijsverschil is. Maar dat is er toch
wel in de markt tot en met 13,99 m?)
Kijk, we hebben het hier over de categorie bemand groot, dus boven de 14 m.
Daarin kunnen dus meer passagiers. Als je een feestje te vieren hebt met wat meer
mensen en je wilt een hapje en een drankje, dan kun je kiezen voor zo’n mooie klassieke
boot, zo'n mooie gezichtsbepalende boot. Dat was ook onze bedoeling. Anders kun je
alleen maar in een boot terecht waar al die stoeltjes achter elkaar staan.
(De heer VAN LAMMEREN: Net zei u toch echt wat anders. Er was voor
de Amsterdammer niets te kiezen, want de boten waren allemaal voor
groot vervoer en niet voor de Amsterdammer die een feestje viert. Nu zegt
u dat ze dan in een boot terechtkomen waarin ze dan met veel mensen
moeten kunnen. Is het niet gewoon zo dat u die glasbakken gewoon lelijk
vindt?)
Ik vind het geen lelijke boten. Ik noem het glasboten. Ik vind het geen bakken,
want met het woord bakken geef je er een oordeel over. Er zitten hele mooie, oude,
klassieke boten bij en wij hebben ook gezegd dat die ook kunnen meedoen in die
categorie gezichtsbepalend, omdat we best wel een aantal van die boten willen zien
varen. Maar 46, dat is niet een paar. En dit gaat ten koste van de andere soorten boten
die we hebben.
Hadden we dit allemaal kunnen zien aankomen? We zijn er natuurlijk heel erg
mee bezig geweest. In de categorie reguliere rondvaart is de voorspelling uitgekomen dat
het allemaal boten worden van 14,01 m, maar ik begrijp dat de ACM daar ook naar gaat
kijken. Dat is goed. De markt is niet overgenomen als Easyjet, bol.com, tours&tickets of
Uber. Dus die voorspelling is niet uitgekomen. Maar de manier van beoordelen van die
commissie, die konden wij echt niet voorzien. Daar is wat misgegaan en dat moet wat de
SP betreft worden hersteld. Dat moet worden opgelost en wel zo dat de boten die we
bedoelen, ook in de grachten kunnen varen. Ik heb in de media iets zien langskomen over
varen in zone 2 en dan even in zone 1 je vrachtje komen ophalen. Dat is in ieder geval
niet wat wij bedoelen. Het moet echt worden opgelost. Ik reken hierbij echt op de
creativiteit van de wethouder.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
8
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De heer VAN LAMMEREN: Grote winst voor Amsterdam, grote winst voor
mensen die wel eens door de grachten van Amsterdam varen. De boten worden immers
korter. De boten worden meer uitstootvrij, ze worden milieuvriendelijker. Groot verlies voor
Amsterdam, want ze krijgt meer van die glasbakken of in ieder geval zijn er meer
glasbakken dan we hadden gehoopt. Ik doe die uitspraak wel, want die dingen zijn
gewoon lelijk. Dat is waarover het hier vandaag gaat. Daar wordt heel politiek omheen
gesproken. Dat mag, want over smaak valt niet te twisten, maar over wansmaak wel. Het
is natuurlijk gewoon zo dat de commissie haar werk heeft gedaan. Die dingen zijn
gezichtsbepalend. We hadden natuurlijk moeten opschrijven dat ze mooi
gezichtsbepalend hadden moeten zijn in plaats van lelijk gezichtsbepalend. Maar
gezichtsbepalend zijn deze glasbakken. Dus ik reken ook op de creativiteit van deze
wethouder, want het is wel zuur, het is echt zuur. Amsterdam had een hele mooie
rondvaartvloot met mooie rondvaartboten die niet allemaal one size fits all was. En dat
dreigen wij nu echt te gaan verliezen. Mensen komen naar Amsterdam toe vanwege onze
mooie grachten. Er zijn ook discussies van raadsleden dat een aantal woonboten zou
moeten verdwijnen, want dan kunnen we de grachten zo mooi zien. Maar we willen die
grachten niet vervuilen met alleen maar van die glasbakken. Daarom heb ik de motie van
D66 ferm ondertekend. En dat dubbel inschrijven, ik begrijp het als de wethouder
daarover nu geen uitspraak wil doen. Het inschrijven via stromannen waardoor nieuwe
toetreders die zich jarenlang hebben ingezet om duurzaam te willen varen, die nu
misgrijpen naast een vergunning, dat zou echt heel unfair zijn als we dat hier laten
gebeuren. Dus wethouder, ook daarin steun ik u om dat goed te laten onderzoeken.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Laten wij er maar niet omheen draaien: dit is niet wat wij voor
ogen hadden toen wij besloten tot een gewogen toetreding. Wanneer was dat ongeveer?
Het is ondertussen misschien al wel een jaar geleden. De uitkomst is wat ons betreft niet
wat wij willen voor Amsterdam. Wat we wilden, waren kleinere en schonere boten. Nou,
dat lijkt dan nog wel gelukt. Nieuwe toetreders maar ook, en we hebben dat steeds
expliciet gezegd, het behouden van mooie en goede boten. Over het segment rondvaart,
waarover we het weinig hebben, wil ik toch wat zeggen. Dat segment lijkt inderdaad
kleiner en schoner en dat lijkt gelukt, namelijk allemaal elektrische boten van 14,01 m.
Maar of hier nu daadwerkelijk sprake is van nieuwe toetreders? Dat is nog maar even de
vraag en de ACM gaat dat onderzoeken. Tot die tijd, totdat de ACM dit onderzocht heeft,
zeg ik daarover dan ook maar even niets en ik beperk mij ook tot het andere segment. Ik
vind echter wel dat wanneer de ACM hierover heeft gesproken, we wat de VVD betreft
ook terugkomen op dit segment. Wij hebben altijd de intentie gehad om mooie, klassieke,
oude, unieke boten die in Amsterdam varen, ook te laten blijven varen. Wij hadden echt
het idee dat dit met de moties, de discussies en alles wat we met elkaar hebben
gewisseld in de commissies en in de raad, goed tot zijn recht zou komen, maar dat blijkt
niet het geval. Nou, dat heeft u al wel van alle sprekers voor mij gehoord. Waarschijnlijk is
het best allemaal volgens de afspraken en volgens de regels gegaan, maar — en ik maak
de vergelijking misschien een beetje plat — op het moment, en u kent het spelletje vast
nog wel van vroeger, dat woorddoorgeefspelletje, op het moment dat je aan de ene kant
begint, nogmaals ik maak het een beetje plat, met ‘we eten vanavond boerenkool’, kom je
aan de andere kant vaak uit met ‘wie weet, eten we volgende week een keer patat’. Mijn
gevoel is dat dat is gebeurd met alle discussies en moties die we met elkaar hebben
gehad. Hoe los je dat nu op? Dat los je op door misschien even bij de andere partij te
9
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
checken of dit nu klopt met datgene wat we met elkaar hebben afgesproken. Ik wil over
tien jaar nog steeds naar de Amsterdamse grachten kunnen kijken met het idee dat het
goede besluiten waren die wij hier in de raadzaal hebben genomen. Dat is wat ons betreft
op dit moment voor het segment beeldbepalend niet het geval. Hier moet echt iets
gebeuren, want we raken schepen kwijt die we allemaal, volgens mij is er geen
uitzondering in deze raad en ik denk ook niet bij het college, waardevol vinden voor
Amsterdam. Die discussie moeten we met elkaar voeren. De motie is al ingediend maar
die wil ik nog een keer toelichten. Wij willen de wethouder opdragen zo snel mogelijk met
een breed gezelschap creatief na te denken over oplossingen. En als ik het heb over
creatief, dan gaat het over out of the box, dan gaat het niet om te kijken wat niet kan,
maar dan gaat het over kijken naar wat wel kan. Gaat het niet over die rechtszaken in mijn
achterhoofd en hoeveel rechtszaken we zullen krijgen. Nee, dat gaan we wel een andere
keer met elkaar bekijken. Het gaat wat ons betreft over het beeld dat we willen hebben in
de Amsterdamse grachten. In Het Parool werd al een voorschot genomen op een
mogelijke oplossing. Daar werd gesproken over het nadenken over de branche
Hospitality, de mogelijkheid om in zone 2 te varen en in zone 1 op te halen. Dat kan best
een van de oplossingen zijn. Wij denken echter dat er meerdere oplossingen onderzocht
moeten worden en dat er meerdere oplossingen kunnen zijn. Oplossingen waarbij ook
deze boten waarover we het hebben, gewoon in zone 1 kunnen varen. Wij hebben er
nooit een geheim van gemaakt dat wij geen fan waren van de gewogen toetreding. Wij, en
ik zeg het nog een keer, hebben altijd gewaarschuwd voor de onwenselijke effecten zoals
nu ook is gebeurd in het segment rondvaart met 14,01 m-boten. Wij hebben altijd gezegd
dat wij een heel ander model voorstaan namelijk het volledig vrijgeven van de markt en
werken met vergunningscriteria zodanig dat je krijgt wat je in je grachten wilt hebben
rondvaren. Wij hebben echter ook voor de gewogen toetreding gestemd. Dat weet u ook
allemaal. En dat betekent ook dat wij vinden dat we nu eerst moeten gaan kijken of we
oplossingen voor het probleem dat hier wordt geschetst, binnen dat kader kunnen vinden.
Lukt dat echter niet, en dat wil ik hier ook gezegd hebben, dan vinden wij ook dat we
moeten kijken naar oplossingen buiten het systeem van de gewogen toetreding.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groen.
De heer GROEN: Ik wil eerst even de heer Glaubitz bedanken voor zijn zeer
uitvoerig exposé waarin hij alvast de hele context heeft geschetst waardoor wij dat niet
meer hoeven doen. Dan begin ik met mijn eigen bijdrage. Dat de uitkomst van het
herverdelen van de vergunningen tot veel ophef zou leiden, kon iedereen zien aankomen.
Eigenlijk al in 2013 bij het vaststellen van de nota Varen 2.1. We wilden de
rondvaartsector grondig veranderen en gegeven de grote financiële en gevestigde
belangen zou dat altijd een moeizaam proces worden. Maar laten we vaststellen dat twee
van de doelstellingen zijn bereikt: de boten moesten kleiner en duurzamer en dat is
gebeurd. En zeker over die verduurzaming zijn we als GroenLinks zeer tevreden. Toch
kan niemand volhouden dat de uitgifte nu een eclatant succes is. We krijgen nu als gevolg
van de gekozen methode 75 pootjes van 14 m; we hebben daarvoor vooraf andere
voorstellen gedaan om dat te voorkomen en de wethouder gaf daarbij telkens aan dat dat
juridisch niet haalbaar zou zijn. Dat heeft de GroenLinks-fractie toen maar geaccepteerd.
De uitkomsten zijn wat ons betreft ook in dat segment niet optimaal, maar net als
mevrouw Poot denk ik dat het verstandig is het onderzoek van de ACM af te wachten.
Belangrijker voor de GroenLinksfractie is dat de niet mis te verstane intentie van deze
raad was dat de diversiteit van boten op het water zou toenemen en dat historische en
10
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
unieke boten een kans zouden krijgen. Het diametraal tegenovergestelde is gebeurd. Ik
constateer dat er een groot verschil is tussen wat de raad wilde bereiken met het
vastgestelde uitgiftebeleid en de criteria voor beeldbepalende schepen en wat
daadwerkelijk is bereikt. Dat vraagt om een verklaring. Daarnaast bereiken ons berichten
dat er allerlei onregelmatigheden zouden zijn geweest in de uitgifte; een aantal fouten dat
is gemaakt; en dat de motie over uniciteit niet juist is overgebracht of geïnterpreteerd door
de commissie. Ook dat vraagt om een verklaring. Ik kan niet vaststellen wat hier nu
precies is misgegaan, maar ik wil het wel weten. Het is volgens mij goed voor alle
betrokkenen als er tenminste duidelijkheid komt over wat ertoe heeft geleid dat de uitgifte
is verlopen zoals die is verlopen. Ik dien daarom hierbij de motie in die mevrouw De Heer
al aankondigde. De motie roept het college op door een externe, onafhankelijke partij de
gevolgde procedure te laten onderzoeken. Ik wil er daarbij ook om vragen of het college
voor ons op een rijtje kan laten zetten welke besluiten er zijn genomen en hoe die
vervolgens precies zijn uitgevoerd die uiteindelijk tot dit resultaat hebben geleid.
Overigens lijkt het mij ook een uitstekend idee als de Rekenkamer een onafhankelijk
onderzoek doet. Niet naar deze specifieke uitgifte, maar naar de hele geschiedenis van
de pogingen om de rondvaartsector te veranderen. Dat zou echter een langdurig
onderzoek worden en waarmee we gedurende deze collegeperiode niets meer kunnen.
Verder is de Rekenkamer een onafhankelijk orgaan dat ook uitstekend zelf kan beslissen
of ze deze kwestie wil oppakken en hoe ze die wil oppakken. Wat ons betreft is daarvoor
geen motie nodig. Laat ik maar gewoon benoemen dat het mij een goed idee zou lijken.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
68° Motie van de raadsleden de heer Groen (GroenLinks) en mevrouw De
Heer (PvdA) inzake extern onderzoek vergunningverlening passagiersvaart
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 377)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__op korte termijn een extern onderzoek te laten uitvoeren naar de gevolgde
procedure en daarover vóór de zomer te rapporteren.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Onze stad heeft haar schoonheid, haar roem en haar
welvaart voor een aanzienlijk deel te danken aan onze grachten, de grootste toeristische
attractie van Nederland. Andere sprekers hebben al heel veel gezegd en ze hebben hun
zorgen uitgesproken. Ze hebben geconstateerd wat er is misgegaan. Dat het proces niet
goed is verlopen, dat is helder. Mevrouw De Heer zei ook al dat daarbij zeker vragen te
stellen zijn over het handelen van de gemeente en de doeltreffendheid ervan. Er zijn
verschillende oproepen gedaan tot meer onderzoek. Hoe kunnen we nu verder en hoe
kunnen we een divers aanbod van boten behouden? Mevrouw De Heer heeft ook
gevraagd om een onderzoek van de Rekenkamer. Dat steunen wij. We steunen ook de
motie waaronder wij onze naam hebben gezet, de motie van de heer Glaubitz. Misschien
moeten we proberen dit alles nog breder te overzien. Als we zien waar we nu zijn
aangekomen, dan is een aantal van de doelen die we in 2013 hebben gesteld, behaald en
een aantal niet. Die zijn juist helemaal niet behaald zoals het er nu uitziet. Het huidige
11
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
systeem leidt er toch toe dat een aantal bedrijven mogelijk op de rand van de financiële
afgrond verkeert en misschien failliet gaat, dat boten moeten worden vernietigd. En we
weten ook dat we misschien wel tientallen, misschien wel honderden langdurige
rechtszaken tegemoet gaan. Dat gaat de belastingbetaler, dat gaat de stad, dat gaat de
gemeenschap waarschijnlijk miljoenen euro's kosten en daar wordt uiteindelijk niemand
beter van, behalve misschien de advocaten. Ik denk dus dat we het alleen al om die reden
aan onszelf verplicht zijn om te kijken of we als gemeente het initiatief kunnen nemen om
een mediator aan te stellen om nog een keer met alle partijen om de tafel te gaan zitten
om te kijken of we dat kunnen voorkomen, die geldverspilling van een eindeloze,
juridische strijd, en om alle opties opnieuw op tafel te leggen. Dat is de oproep die ik wil
doen. En het is ook een vraag aan de wethouder.
De VOORZITTER: Nog voordat ik wethouder Kock vraag om te reageren, wil ik
aangeven dat de motie 376 is ingediend gericht aan het presidium. Het presidium heeft
daarbij geen oordeel. Preadvies is oordeel raad. Het woord is aan wethouder Kock voor
de beantwoording van de vragen en een preadvies op de moties.
Wethouder KOCK: Dank u wel, reders, die mij zojuist een petitie hebben
aangeboden. Ik heb die nog niet gelezen. Er staan veel handtekeningen onder. De
strekking van die petitie stemt heel erg overeen met veel dingen die hier in de raad door
raadsleden zijn aangedragen en die we hebben geconstateerd. Dat sluit in die zin goed
op elkaar aan en ik wil nogmaals de mensen die de petitie hebben opgesteld en
ondertekend bedanken voor hun inbreng. Het zij niet gezegd dat ik het met alles eens
ben, en ook niet dat we helemaal aan de verwachtingen zullen kunnen voldoen, maar het
zij wel gezegd dat ik oprecht de passie, de inbreng en het meedenken waardeer. Ik ben
ertoe opgeroepen door diverse raadsleden en ik zal ook proberen mijn eigen creativiteit
en de creativiteit van anderen daaraan toe te voegen. Ik ga niet de hele context hier
uitgebreid schetsen, want dat heeft de heer Glaubitz al goed gedaan en we zijn ook
allemaal heel erg nauw betrokken geweest bij dit proces dat eigenlijk al in 2013 is
begonnen met de nota Varen. Maar ik wil er een paar dingen uitlichten en dan zal ik heel
specifiek de vragen beantwoorden en de moties preadviseren. Het is allemaal begonnen
in 2013 met de nota Varen toen door mijn voorganger is geconstateerd en unaniem door
de raad is aangenomen dat de Amsterdamse rondvaartmarkt gesloten was en dat er iets
kon en moest veranderen. Ook toen al zijn door de raad de wensen uitgesproken voor de
beleidsdoelen die we later gedetailleerd hebben ingevuld waarbij duurzaamheid een hele
belangrijke was, net als vergroening. Uiteindelijk heeft dat vorig jaar geresulteerd — die
nota Varen gaat trouwens over veel meer — maar voor de rondvaartmarkt heeft dat
geresulteerd in de keuze voor een gewogen toetreding die we, ik denk, anderhalf jaar of
twee jaar geleden hebben gemaakt. Dat was een heel belangrijk moment omdat de keuze
voor de gewogen toetreding een hele bewuste was. Het was een hele bewuste keuze,
want ergens in dit traject, en ik denk dat dat een jaar of tien geleden is, is er een
belangrijke gerechtelijke uitspraak geweest die er kort gezegd op neerkwam — en de heer
Glaubitz heeft dat al heel helder verwoord — dat wat wij deden in Amsterdam, en wat we
trouwens nu nog doen, niet mag: namelijk een markt met een beperkt aantal
vergunningen gesloten houden. Je hebt in essentie maar twee mogelijkheden en dat is of
een onbeperkt aantal vergunningen dus de markt opengooien of een beperkt aantal
vergunningen houden en dat af en toe herverdelen. De vraag is natuurlijk hoe je dat doet.
(Mevrouw POOT: Ik heb een vraag die ik eigenlijk nog nooit heb gesteld
over dit proces, want ik weet het, dit mag niet, deze situatie die we tot nu
12
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
toe eigenlijk nog steeds hebben. Maar wat is de consequentie? Wat kan
de Europese Commissie, want daar komt de wetgeving vandaan, doen
richting Amsterdam?)
Dat is een volkomen terechte en goede vraag. Vaak zijn de beste vragen de
vragen die helemaal teruggaan naar de basis en de vraag waarvan je denkt: waarom heb
ik die al niet drie jaar geleden gesteld? Ik heb geen idee wat de Europese Commissie kan
doen, en dat interesseert me eerlijk gezegd ook niet zo heel veel. Wat ik wel weet, is dat
Amsterdam de markt gesloten houdt en als je die niet opent, kan iedereen die die markt
wil betreden, een rechtszaak aanspannen en dat is ook gebeurd. En die zal in het gelijk
worden gesteld en hij zal een schadevergoedingsclaim indienen. Dat is de consequentie.
Dus de consequentie is een onbegrensd aantal rechtszaken, zaken die we allemaal zullen
verliezen omdat het gewoon in strijd is met de dienstenrichtlijn. Het is denk ik ook wel een
goed moment om te zeggen dat de keuze voor de gewogen toetreding — want een van de
twee opties is om dit probleem te adresseren en de andere is de markt vrij te geven, maar
dat willen we niet — ook ter discussie is gesteld in een groot aantal rechtszaken dat de
gemeente veel geld heeft gekost. Dat is waar. En die heeft de gemeente allemaal
succesvol afgesloten. Er loopt nog een bodemprocedure en die komt binnen enkele
weken tot een slot bij de Raad van State. Daarin hebben we ook vertrouwen. Dus dat is
de consequentie.
(Mevrouw POOT: Ook dit weet ik, maar ik vroeg het natuurlijk ook om
voor mezelf, voor ons als politieke partijen een soort risico-inschatting te
kunnen maken. Ik begrijp goed dat u eigenlijk zegt: ja, de Europese
Commissie zal ons als Amsterdam geen sancties gaan opleggen.)
Mevrouw Poot, ik weet het gewoon niet. Ik weet het niet en dat maakt verder ook
niet zoveel uit. Ik weet helemaal niet of ze die bevoegdheid heeft. Wat ik weet, is dat de
Europese rechtsgang een uitspraak heeft gedaan, dat die uitspraak bindend is en als we
daaraan geen gehoor geven — dat kunnen we doen door of de markt vrij te geven, maar
we hebben er wel bewust voor gekozen dat niet te doen, of door de vergunningen op de
een of andere manier bijvoorbeeld via gewogen toetreding te herverdelen — dan kan
iedereen die zou willen toetreden, een rechtszaak aanspannen en die zal hij ongetwijfeld
winnen. Dat is namelijk ook gebeurd, want die rechtszaak, daarover hebben we het hier
trouwens ook wel eens gehad in zowel de commissie als in deze zaal, die rechtszaak over
die toetreding heeft de gemeente verloren. Daarover is echt nul twijfel.
(Mevrouw DE HEER: Hierover hebben we het vaker gehad en inderdaad
ook in deze zaal. Ik heb dit ook eerder van de wethouder gehoord. Wat ik
ingewikkeld blijf vinden, is dat ik het gevoel heb dat we bijna met een
soort oogkleppen op kijken. Dit is uitspraak dus het kan niet anders. Ik
denk dat er met juridische zaken altijd allerlei andere wegen zijn die je
kunt bewandelen. Ik vraag me gewoon af of we dat hebben gedaan en of
we nu niet te veel in die koplampen hebben zitten staren en of er geen
andere mogelijkheden zouden zijn geweest. Misschien hadden we het
achteraf gezien toch iets anders kunnen doen.)
Nou kijk, we zijn denk ik niet over één nacht ijs gegaan bij de keuze voor niet
vrijgeven. En met we bedoel ik het college en de raad. Sterker nog, ik denk dat daarover
heel weinig discussie was. Dus dat wilden we niet. Vervolgens was de vraag: Oké, we
houden vast aan het volumebeleid. Hoe ga je dan zorgen dat iedereen een kans maakt op
zo’n vergunning als je het aantal vergunningen niet wilt uitbreiden? Er zijn natuurlijk ook
andere mogelijkheden. Je kunt in theorie ook, je had in theorie ook meteen kunnen gaan
loten. Je kunt ook alle vergunningen gaan verloten. Dat kan ook. We zijn denk ik niet over
13
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
een nacht ijs gegaan bij de keuze voor een gewogen toetreding, want ook al begrijp ik
heel goed dat we nog steeds ontevreden kunnen zijn met een deel van de uitkomst, zelfs
als een procedure goed is gegaan en ik denk dat deze procedure met een enkele
uitzondering heel goed is gegaan. Dat is waarover we het hier hebben. Ontevreden. Het is
op onderdelen niet wat wij wilden. Maar toen we daarvoor kozen, voor die gewogen
toetreding, was een van de belangrijkste argumenten dat dit wel een manier was om onze
beleidsdoelen te realiseren afgezien van het argument dat we ze opnieuw moesten gaan
verdelen omdat we anders strafbaar zouden zijn. Nu komen we tot de conclusie dat we
die beleidsdoelen deels, ik kan zeggen grotendeels, hebben gerealiseerd met name de
vergroening, duurzaamheid, kleiner, schoner, stiller, maar dat het doel van het behouden
van een aantal gezichtsbepalende schepen — ik blijf bewust weg van de term mooi of lelijk
— niet volledig is geslaagd. Ook niet helemaal niet geslaagd want je ziet goddank dat niet
alle mooie gezichtsbepalende schepen — en nu zeg ik het per ongeluk toch, excuses — zijn
verdwenen, maar het is niet wat we willen. Een flink aantal is toch buiten de boot gevallen.
Dat is waarover we het hebben. Dus ontevreden met de uitkomst. Dat is meteen wat er
knaagt, althans wat er bij mij knaagt. Van het begin af aan wisten we, wist ik, wist u, dat
dit een traject was waarbij je hoe dan ook mensen, ondernemers ging teleurstellen. Dat is
het vervelende eraan. Je begint aan iets waarvan je weet dat je daarmee mensen gaat
teleurstellen. Want ja, je hebt maar 135 vergunningen en wat er dan nog meer knaagt is
dat we eigenlijk heel veel dingen hebben geprobeerd om die teleurstelling, zo noem ik het
dan maar, te beperken en dat er in elk geval nog iets uitkwam wat we wilden en dat is ook
niet helemaal gelukt. Dat is oprecht vervelend.
(De heer VAN LAMMEREN: Nu kan ik de wethouder niet meer volgen.
Zegt u nu dat de procedure niet goed gegaan is? Als dat zo is, wat is er
dan verkeerd gegaan, wat heeft u dan verkeerd gedaan? U heeft de
procedure laten uitvoeren. Of bent niet tevreden met de uitkomst? Als u
dat beaamt, dan heeft u dus wel een voorkeur voor welke boten er zijn.
Maar u wilt ze niet kwalificeren in mooi of lelijk. Dus wat is nou?)
Tegen dat laatste heb ik zojuist meteen gezondigd. Ik ben ook maar een mens
met voorkeuren die dan heel langzaam komen opborrelen. In het opstellen van de criteria
zijn die er natuurlijk wel buitengehouden. De procedure is voor zover ik het nu kan
overzien, goed gegaan. Er zijn twee fouten gemaakt en daar zal ik zo nog iets over
zeggen, die gelukkig niet materieel waren. Voor zover ik het nu kan overzien, is de
procedure goed gegaan. Dat is iets anders dan dat je blij bent met de uitkomst. Om zeker
te stellen dat de procedure inderdaad goed is gegaan, daarover hebben we het al gehad,
hebben wij een accountant gevraagd om de hele procedure door te lichten. We gaan zelf
nog een keer door onze juristen laten kijken hoe het is uitgevoerd en we hebben ook de
ACM ingeschakeld. Daarover zal ik zo ook nog iets zeggen
(De heer VAN LAMMEREN: Oké, de wethouder zegt dat de procedure
goed is gegaan. Dat sommige mensen wellicht, eventueel — dat weten we
helemaal niet — de regels hebben gebogen, dat kunt u natuurlijk in de
procedure niet vaststellen. Je gaat ervan uit dat mensen dat niet doen.
Dat gaat u onderzoeken. Top. Maar u zegt dat procedure goed gegaan is.
Aan andere kant zegt u ook dat de uitkomst niet zo is als u die wilt. Welk
criterium laat u daar dan op los?)
Je kunt heel goed criteria vaststellen; vervolgens een procedure volgen; en dan
constateren dat de procedure goed is gegaan, we hebben althans op dit moment geen
aanwijzingen dat die niet goed is gegaan maar daarop gaan we een check doen en je
kunt toch ontevreden zijn met de uitkomst omdat die criteria van tevoren geen garantie
14
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
boden voor de door individuen gewenste uitkomst. Die criteria hadden tot doel om
vergunningen te geven aan gezichtsbepalende schepen. Het feit is dat er daarvan meer
zijn dan het aantal vergunningen dat daarvoor beschikbaar was. Er waren 60
vergunningen beschikbaar in de categorie gezichtsbepalend en er zijn iets van 100,120
boten die meer dan nul punten hebben gekregen in die categorie. Dus er zijn op een
schaal meer boten gezichtsbepalend dan dat er vergunningen zijn. We hebben echter 60
vergunningen. Daarvoor hebben we gekozen. Daardoor zijn er ook boten waaronder een
paar salonboten of salonachtige boten, platbodems, andere karakteristieke en veelal
historische boten die onder die grens zijn gevallen en niet daarbij zitten. Dat is waar het
knaagt. Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat dat niet is wat wij wilden. Daarmee zijn wij
ongelukkig.
(De heer VAN LAMMEREN: Uw redeneringen klopt natuurlijk gewoon
niet. Ik wist van tevoren dat er meer boten waren en dat er maar 60
plekken waren. Dus als u nu dan zegt dat het knaagt, want de uitkomst is
niet wat we verwachtten, dan kunt u erop rekenen dat we in 60
vergunningen niet 107 boten kunnen stoppen. Dus dat wist u. Maar het
ligt wat anders, want u heeft gezegd dat u niet gelukkig bent met de
uitkomst. Mijn vraag is nogmaals en ik hoop dat u die beantwoordt: met
welk criterium bent u het dan niet eens? Ik kan alleen maar concluderen
dat u of de boten niet mooi vindt, of een andere reden of u heeft de
criteria niet goed opgeschreven waarom de motie heeft gevraagd. Dus
wat is het? Is het links of is het rechts?)
Ik ben lid van D66 dus het is nooit of links of rechts. Ik ben het niet met u eens,
mijnheer Van Lammeren. Je kunt nog steeds criteria opstellen en van tevoren weten dat
je hoe dan ook mensen gaat teleurstellen omdat je maar zestig vergunningen hebt. Dat is
een bewuste keuze geweest. En dan kun je aan het eind concluderen dat die procedure
goed is gegaan, althans dat je geen aanwijzingen heb dat die slecht is gegaan. En dan
zeggen dat het jammer is, meer dan jammer dat een aantal schepen is uitgevallen die wel
gezichtsbepalend zijn en die historisch zijn en die we er eigenlijk bij hadden willen
hebben. Ik zie niet wat er gek is aan die redenering.
(De heer VAN LAMMEREN: Het gekke aan die redenering is dat u dan de
criteria en de opdracht aan commissie anders had moeten geven als u nu
zegt dat er boten zijn uitgevallen die u wel graag had willen hebben en als
de procedure goed is gevolgd. Ik kan het niet anders maken.)
Dan ga ik u helpen, want ik kan het wel anders maken.
(De VOORZITTER: Ik moet de gasten verzoeken geen bijdrage aan het
debat te leveren.)
Ik ga de heer Van Lammeren even helpen, want ik kan het wel anders maken.
Alleen op het moment dat je voor jezelf een lijst maakt van 1 tot en met 120 boten in een
volgorde die je zelf zou willen en ik schat zomaar in dat die voor iedereen hier in de
raadzaal zomaar anders is, alleen als je dat doet, zul je nooit teleurgesteld zijn over de
uitkomst. Alleen dat, mijnheer Van Lammeren, is gewoon verboden. Vandaar dat daar die
stap van criteria er tussen zit en dan weet je nooit met zekerheid welke lijst daaruit gaat
komen.
(Mevrouw DE HEER: Ja, maar er is natuurlijk wel iets gebeurd tussen
onze bedoeling, de criteria die daaruit volgden en de interpretatie daarvan
door de commissie. Bent u het met mij eens dat daar wel iets is fout
gegaan?)
15
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Dat vergt iets meer uitleg. Wat we gedaan hebben, is het volgende. En we zijn
daarbij allemaal heel erg nauw betrokken geweest. We hebben gekozen voor een
gewogen toetreding. Vervolgens was de vraag hoe we die criteria nu gingen formuleren
en welke criteria we gingen kiezen. Er hebben er heel veel de revue gepasseerd ook op
basis van een rapport vanuit PPRG uit Twente en er zaten heel veel criteria tussen die we
niet wilden of die we onwenselijk achtten. Bijvoorbeeld het criterium van de vaartijden is
langsgekomen. Als je dat criterium zou hebben gehanteerd, dan had je met zekerheid een
andere uitslag gehad. Dat vonden we om andere redenen onwenselijk. Vervolgens
hebben we gekozen voor een set aan criteria voor twee categorieën. In het stuk dat wij u
in juni zeg ik uit mijn hoofd, hebben toegestuurd, staat aangegeven hoe in die categorie
beeldbepalend op basis van welke onderdelen, subonderdelen de commissie dat zou
gaan beoordelen en daaraan hebben we later dat begrip uniciteit toegevoegd. Ik noem er
een paar op. De samenhang van het stelsel tussen maat- en schaalverhouding, en dan
kijken we naar casco en opbouw, de relatie tussen de vorm, het gebruik van de
constructie, de betekenis van de vorm voor de sociale culturele context. Daaraan zijn
allemaal punten toegekend. De commissie heeft dat langs die criteria beoordeeld; dat is
een onafhankelijke commissie en daarmee hebben wij ons uiteraard niet bemoeid. En
daaruit is een volgorde gekomen. Mijn punt is dat het heel goed zo kan zijn dat achteraf
gezien, als je de uitkomst ziet van die criteria ook al vind je dat die criteria goed zijn
toegepast, dat je nog steeds vindt dat achteraf gezien je eigenlijk misschien andere
criteria had willen kiezen, omdat je dan ook een andere uitkomst zou hebben gehad. Dat
zal denk ik altijd zo blijven. Bovendien is dat gepasseerd. Dat is water under the bridge.
Wat we nu moeten doen, is gegeven deze criteria, gegeven deze indeling, kijken of er
mogelijkheden zijn alsnog te komen tot het wegnemen van het ongemak dat we hebben
dat een aantal beeldbepalende boten erbuiten is gevallen.
(De VOORZITTER: We nemen hier de tijd voor, maar gezien de tijd hoop
ik wel dat het bij een stevige termijn blijft. Zo niet, dan nemen we daar
straks kennis van. Ik wil u wel verzoeken rekening te houden met uw
spreektijd. Ook het college.)
(Mevrouw DE HEER: Over die criteria. Een van de criteria was
bijvoorbeeld die uniciteit. Mijn collega las dat ook voor. Volgens mij is dat
juist niet gevolgd. Bent u dat met mij eens?)
Wat we hebben gedaan, is … De hele set, of eigenlijke de scorelijst, die was
bekend. Daarover hebben we het ook gehad. Vervolgens is in het raadsdebat de motie
ingediend waarin werd gezegd uniciteit graag te willen toevoegen. Het lastige daarvan
was en daarover hebben we het ook vaak gehad in de commissie, dat je uniciteit niet kunt
uitleggen als ‘ik ga meer punten geven voor een boot die afwijkt van een andere boot’.
Want ja, dan wijkt de ene boot ook af van die andere en dan moet je ze allebei meer
punten geven. De kom je nog nergens. Wat we hebben gedaan, is heel creatief kijken hoe
we dat in die scorelijst zouden kunnen meenemen. Dat is gedaan en daar is letterlijk de
tekst uit de motie overgenomen in de bijlage bij het uitgiftereglement door te kijken naar
uniciteit en dan zoek ik even op hoe dat is geformuleerd. “Unieke vaartuigen
onderscheiden zich in vormgeving, gebruik en uitstraling.” Die tekst komt letterlijk uit de
motie. Op die manier is dat meegenomen in subcriterium D. Er wordt een motie
aangenomen. Daarover zijn we het allemaal eens. Je neemt de tekst op in de bijlage bij
het uitgiftereglement, en waarom hebben we dan toch nog deels een ongemakkelijk
gevoel omdat een aantal boten eruit is gevallen? Dat is iets waarnaar we gaan kijken en
het is eigenlijk een toezegging aan de heer Groen. De motie gaat er niet helemaal over,
maar wel een toezegging en daar zal ik nog een keer op terugkomen om heel specifiek uit
16
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
te leggen hoe dat nu is gekomen. In essentie komt het doordat dit criterium niet het enige
criterium is. Er waren ook andere criteria, bijvoorbeeld de relatie tussen het schip en zijn
omgeving. Blijkbaar hebben die klassieke rondvaartboten uit de jaren dertig, veertig,
waarover je kunt discussiëren of ze mooi of lelijk zijn, heel goed op dat criterium en op
andere gescoord. De boten die er nu buiten zijn gevallen, niet. In die zin is dat
verklaarbaar. Wij vinden dat nog steeds jammer en dus gaan we kijken of daarvoor een
oplossing is.
(De heer GROEN: Ik dank de wethouder voor zijn toezegging, maar
daarover ging mijn interruptie niet. Die was namelijk naar aanleiding van
de vraag van mevrouw De Heer over hoe dat criterium uniciteit nu was
verwerkt. Er is een vragenronde geweest voor de reders waarin zij vragen
konden stellen over hoe dat werkte en daarop zijn antwoorden gegeven.
Ik zal mij beperken, maar ik wil toch graag even twee antwoorden
voorlezen die zij daarop kregen. Bijvoorbeeld het antwoord dat ze kregen
op de vraag wat uniciteit betekent. Er stond gewoon letterlijk: Als blijkt dat
een ontwerp van een nieuw vaartuig zeer veel gelijkenis vertoont met een
bestaand vaartuig, kan dat voor dit nieuwe vaartuig een lagere score
opleveren. Een andere: een vaartuig waarvoor maar één duidelijk
onderscheidend exemplaar is ingediend, zal naar verwachting heel goed
scoren. Dat wekt bij de reders toch de verwachting dat ze met unieke
boten een veel grotere kans maken? Hoe kan dat dan zijn misgegaan?)
Ik bestrijd dat dat wat u zegt juist is en dat dat betekent dat het is misgegaan. Dit
toont aan dat er meerdere criteria zijn die ook hebben meegewogen en die blijkbaar in de
totaalscore de doorslag hebben gegeven. Wat u zegt, dat klopt, maar dat is een criterium.
Ik zeg uit mijn hoofd dat dit allemaal onder subcriterium D valt en er waren vijf punten
voor. Er waren er zestig te verdienen. Andere criteria, bijvoorbeeld de samenhang tussen
het stelsel van schaal en maatverhoudingen, daarmee waren vijftien punten te verdienen.
Dat was allemaal van tevoren bekend en dat is ook met u gecommuniceerd. Nogmaals,
dit is niet om te zeggen dat het flauwekul is wat u zegt, want dat is niet zo. Het is ook niet
om de onvrede of de teleurstelling over een deel van de uitkomst te bagatelliseren, maar
om aan te geven dat er meerdere criteria waren, meerdere punten en dat dat volkomen
consistent kan zijn.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik begin toch echt iets ongemakkelijk te
krijgen. Er wordt een set regels opgesteld. Er komt een uitslag uit. De
wethouder geeft aan dat hij daarmee niet gelukkig is. Hij komt met
aantallen, maar die kende hij van tevoren. Dat betekent dat hij niet blij is
met de boten die erin zitten. Dan heb ik een vraag aan de wethouder. Met
de kennis van nu, had u dan andere criteria willen stellen zodat er andere
boten uit waren gekomen?)
Met die vraag zou ik heel voorzichtig willen zijn, ook omdat er nog allerlei
procedures lopen. Bovendien, wat-als, wat-als, dat is ook om die reden lastig. Ik heb aan
de heer Groen toegezegd om datgene wat ik zojuist al kort heb aangegeven, hoe het nu
kan dat je van de uitkomst denkt: mmm, dat is niet wat ik had gewild terwijl de criteria van
tevoren duidelijk waren en ook goed zijn toegepast. Dat zullen we nog een keer uitgebreid
in een brief toelichten. Maar het komt gewoon doordat er meerdere criteria waren met
verschillende punten en dit specifieke onderdeel, die uniciteit, vertegenwoordigde vijf van
de zestig punten.
(De heer VAN LAMMEREN: Het was geen wat-alsvraag. Het is namelijk
een feit op dit moment. Ik vind het echt belangrijk. We schrijven criteria uit
17
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
en daarop schrijven ondernemers zich in. Daar komt een uitslag uit en u
zegt dat u niet gelukkig bent met die uitslag, dan kan ik alleen maar
constateren dat u of ik verkeerde criteria hebben of dat u een
waardeoordeel hecht aan uw eigen inschrijvingsprocedure. Ik wil graag
weten wat het nu is bij de wethouder.)
Het is het antwoord dat ik u geef, mijnheer Van Lammeren. Dat komt ook doordat
de stelligheid waarmee u zegt: oh, oh, oh, we zijn over de volle breedte volkomen
ontevreden, ik die niet deel. Die deel ik niet. Ik had op onderdelen liever iets anders
gezien en dat proef ik heel breed hier. Inderdaad. Maar om nu te zeggen dat ik over alles
wat er uitgekomen is, ontevreden ben, dat vind ik niet. Een op de drie inschrijvingen is
een nieuwe toetreder. Daar kunnen we zo meteen nog wat over zeggen, want misschien
dat daar constructies achter zitten. Gaan we zien, gaan we zien. Maar totdat dat is
bewezen, geldt de stelling dat dat nieuwe toetreders zijn. Dertien van de zestig boten
zitten in de categorie beeldbepalend. Dat is 22%. Dat zijn geen rondvaartboten, dat zijn
trekschuiten, dat zijn salonboten. Dat zijn zo'n acht tot negen verschillende typen boten en
daar zitten hele mooie, prachtige, authentieke, historische exemplaren tussen, waaronder
exemplaren die uit een schuur tevoorschijn zijn gekomen en die zonder deze procedure
nooit op de markt waren gekomen. Dus ik deel de notie van de raad en die wordt breed
gedeeld: op onderdelen wel teleurstellend, want er zijn boten die je eigenlijk op de
Amsterdamse grachten zou willen zien of zou willen blijven zien en die zijn er buiten
gevallen. Maar om nu te zeggen dat we met niets tevreden zijn en dat er totaal geen
diversiteit is, dat deel ik niet.
(De heer VAN LAMMEREN: Dat er nieuwe toetreders zijn, dat moeten we
nog maar bezien. U zegt inderdaad dat 22% klassiek of mooi
beeldvormend is en 78% niet. Dat is wat ik hoor zeggen. Dat mag, want
dat is ook zo, het zijn van die lelijke glasbakken. Alleen, dat hadden we
dan in de criteria beter moeten verankeren. Dat is mijn punt, maar dat wilt
u gewoon niet toegeven. En toch zegt u dat u de mening van de raad
deelt dat de uitkomst niet zo is als ze willen. Dat vind ik nu jammer van
deze wethouder. Geef nu gewoon toe dat we de verkeerde criteria
hebben gesteld en dat we nu met 78% van die glasbakken zitten in die
toonaangevende categorie.)
Ik ben het gewoon niet met de heer Van Lammeren eens. Dat heeft niets met
toegeven te maken, ik ben het gewoon niet met hem eens. Onder die 78% boten die hij
dan glasbakken noemt, zitten gewoon prachtige, historische en klassieke Amsterdamse
rondvaartboten uit de jaren dertig waaronder de Churchill, waaronder de boot waarop het
Nederlands elftal in 1988 is rondgevaren. Het zijn prachtexemplaren. Zou u die allemaal
weg willen hebben? Ik niet.
(Mevrouw DUIJNDAM: Het gaat toch vooral om die uniciteit. Het was heel
duidelijk dat wij als raad wilden dat wat eigenlijk eerst in de categorie
‘overig’ zat, dat die boten veel meer kans zouden maken dan de reguliere
rondvaartboten. Ik ben het met u eens, er zijn mooie rondvaartboten. Die
zijn ook klassiek. Ik noem het dan de glasboten. En die wilden we ook een
kans geven. Daarvoor is dan die categorie beeldbepalend verdubbeld
naar 60 boten. Ik hoop dat u een verklaring kunt geven hoe het dan kan
dat 46 van die glasboten gezichtsbepalend zijn en dat dat boven de boten
is die we eigenlijk bedoelden. Het is prima zo hier en daar een
rondvaartboot, een glasboot, maar niet zoveel. Driekwart. Dus ja, geeft u
daarvoor een verklaring want ik kom er niet achter.)
18
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
(De VOORZITTER: Omdat u heeft gewacht, gaf ik wat ruimte, maar de
interrupties moeten echt iets korter zijn. Ik geef ook de wethouder mee dat
we op onderdelen in herhaling gaan raken.)
Dan ga ik me daaraan nog een keer bezondigen door opnieuw te wijzen op bijlage
3B, de scorelijst passagiersvoertuigen. Die scorelijst omvat meer dan alleen maar het
criterium uniciteit. Het criterium uniciteit levert vijf punten op. Blijkbaar hebben die andere
boten, de klassieke Amsterdamse rondvaartboten, de glasboten, erg goed gescoord op
het criterium de verhouding tot de omgeving. Blijkbaar hebben die erg goed gescoord op
het criterium casco en opbouw hebben een evenwichtige verhouding. Dus er was niet één
criterium. Uniciteit was niet het enige criterium. Uniciteit was een criterium met slechts vijf
van de zestig punten. Hierover valt natuurlijk veel meer te zeggen, want ik pik er nu eentje
uit, want er zijn er vijf met allerlei subcategorieën en dat telt op tot zestig punten. Ik zal in
de brief die ik toezeg, gedetailleerd ingaan op dit type argument waardoor deze uitkomst
eruit is gekomen.
(De heer GLAUBITZ: Ik zie aan u, en ik merk aan mij, dat we zo
langzamerhand wel aan besluitvorming zouden moeten toekomen en die
ligt dan in het in stemming brengen van de motie die wij hebben
ingediend. Maar voordat het zover is, wil ik nog wel een poging wagen om
de zaak tot in zijn essentie terug te brengen. Dat is de zin in de brief van
16 augustus, namelijk ‘dat de beoordelingscommissie overeenkomstig zal
worden geïnstrueerd’. Overeenkomstig is dan wat ervoor staat, namelijk
alles wat er over uniciteit is gezegd. Als ze die informatie ook zouden
kunnen krijgen, dan ben ik heel tevreden.)
(De VOORZITTER: Dan nog het preadvies en dan kunnen we richting
besluitvorming.)
Zeker. En ik denk dat dat een goede samenvatting is van de commissie van de
heer Glaubitz. Dat gaan we doen. Misschien dat er ook nog een keer een mogelijkheid is
om het gesprek met de commissie aan te gaan. Een deel van u heeft dat al gedaan. Dan
kan de commissie niet alleen uitleggen hoe die criteria eruitzien, maar dan kan ze ook
aangeven met enkele casussen hoe ze dat nu heeft toegepast. Ik kan me voorstellen dat
daaraan behoefte is.
Ik begin maar even met de allesomvattende motie van de heer Glaubitz c.s, nr.
375. Ik denk dat we daarmee prima uit de voeten kunnen. Een deel daarvan hadden we
ook al toegezegd. Ik ben ook blij dat de motie en de raad het college de ruimte geven om
niet alleen de tijd nemen voor zowel het accountancyonderzoek als de ACAM en ons
eigen juridische onderzoek dat we nog een keer gaan doen. Ik waardeer het ook oprecht
dat u het college de ruimte geeft om in de breedte en creatief naar oplossingen te zoeken
zonder ons in een bepaalde richting te dwingen die mogelijk negatief kan uitpakken voor
de gemeente met het oog op de nog lopende rechtszaak bij de Raad van State. Dat
waardeer ik.
(Mevrouw POOT: Twee aanvullende vragen op dit punt. Ja, ik hoor u, u
heeft het weer over de rechtszaken. Ik zou het heel erg plezierig vinden
als we echt alle oplossingen los van welke juridische consequenties dan
ook, onderzoeken.)
(De VOORZITTER: Of u dat wilt, wethouder Kock.)
Zeker. En dan doe ik daar de juridische consequenties gratis bij.
(Mevrouw POOT: Dat lijkt mij prima, want ik denk dat het goed is dat wij
als raad daarvan ook een risico-inschatting maken. Mijn tweede vraag is,
omdat ik graag wil voorkomen dat we in een soortgelijke situatie
19
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
terechtkomen als nu, om ons van stappen op de hoogte te houden en de
uitkomsten daarvan met ons te delen.)
Dat kan ik zeker doen. Deze opties uitwerken, dat lukt niet in een paar weken. Dat
komt wel voor de zomer. Dat wordt ook in de motie gevraagd. Maar als het bijvoorbeeld
zo is dat ik onderdelen van het accountancyonderzoek eerder aan u ter beschikking kan
stellen, dan kunnen we dat doen. Ik zal u daarvan op de hoogte houden en ik zal ook
zoeken naar een mogelijkheid om u erbij te betrekken zodat we niet alleen maar hoeven
te vertrouwen op mijn creativiteit, maar ook gebruik kunnen maken van die van u. Dat
hebben we eerder ook gedaan. Dat zeg ik toe.
Dan rest er nog een motie van de heer Groen, nr. 377. Dat zie ik als een
ondersteuning voor het accountancyonderzoek dat we al eerder in gang hebben gezet
vorige week. Dus dat wordt gewaardeerd. Dank daarvoor. Die motie krijgt een positief
advies.
En de andere motie is voor het presidium.
(Mevrouw DE HEER: Even over de motie van de heer Groen die ik mede
ondertekend heb. U heeft het over een accountancykantoor. U snapt denk
ik wel dat ik een bepaalde voorkeur heb voor kantoren die het wel of niet
gaan doen. Zo hebben wij in het initiatiefvoorstel over belastingontwijking
gezegd dat wij niet meer willen dat de gemeente werkt met partijen die
daarover voorlichting geven. Ik zou u graag willen vragen of u niet zo’n
accountancykantoor dit onderzoek wilt laten doen.)
Dat kan ik niet toezeggen want wij hebben er al een gekozen. Ik heb dit vorige
week al in gang gezet. Ik bedoel, waarom tijd verliezen? Ik wilde dit zo snel mogelijk doen.
Ik weet uit mijn hoofd niet eens welke we hebben gekozen, dus ik hoop maar dat die aan
uw wensen voldoet. Ik kan u dat laten weten.
De VOORZITTER: Dan een hele korte tweede termijn. Het woord is aan de heer
Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Dank, voorzitter, want dit heeft ermee te maken dat ik
eigenlijk een vraag aan de VVD wil stellen en dat kan ik alleen maar via deze manier
doen. Concluderend wat ik net hoorde, wringt het bij mij dat een wethouder zegt dat hij
niet helemaal gelukkig is met de uitkomst. Ik denk dat een wethouder daarmee heel
voorzichtig moet zijn, omdat hij namelijk criteria heeft opgesteld in opdracht van de raad,
een commissie aan het werk gezet heeft gezet en daaruit komt vervolgens een uitslag.
Als de wethouder dan inhoudelijk daarover een mening heeft, en ik heb die mening, ik zeg
die ook hardop, want ik vind een aantal boten gewoon te lelijk om over de grachten te
mogen varen, dan moet de wethouder daarmee voorzichtig zijn. Ik heb de vraag aan de
VVD, want u zegt, en u zegt het volgens mij verkapt en ik wil het wel hardop gezegd
hebben, dat we de vergunningen moeten afkopen. En dan komt daar een prijskaartje uit.
Volgens mij is dat wat u bedoelt. Daarop wil ik gewoon een onomwonden ja of nee. En
dan is mijn tweede vraag wat dat dan mag kosten, deze fout van de wethouder. Het is
hom of kuit. Deze vergunningen lopen geloof ik tien jaar, misschien wel langer. Ik heb
even de termijn niet helemaal uit mijn hoofd. Wat mag deze fout dan kosten, zodat we wel
mooie grachten hebben?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
20
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Mevrouw POOT: Omdat ik ook echt geen goed antwoord kan geven op de heer
Van Lammeren. U suggereert namelijk iets wat letterlijk nog helemaal niet bij mij was
opgekomen. Zoals ik u al heb verteld, willen wij hiervoor gewoon een oplossing. Kan dat
binnen dit systeem, dan is het goed. Kan dit niet binnen het systeem, dan heb ik nu ook
aangegeven dat wij ook buiten dit systeem willen kijken.
Ik heb ook nog een vraag aan de indieners van de motie over de Rekenkamer en
inderdaad, dat kan ook alleen hier. Laat ik beginnen met te zeggen dat mijn fractie deze
motie wil steunen op het moment dat het niet het proces tegenwerkt dat wij nu met elkaar
ingaan om naar een oplossing te zoeken voor deze beeldbepalende categorie. Wij willen
de motie steunen wanneer die dit proces niet in gevaar brengt. Dus dat het er echt naast
kan lopen en als doel heeft te leren. Dan willen we deze motie steunen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Een kort antwoord op de vraag die mevrouw Poot net stelde:
Ja.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Ik constateer dat we kunnen gaan stemmen. Er zijn geen
leden met een stemverklaring.
Aan de orde is de stemming over de motie-Glaubitz, De Heer, Duijndam, Groen
en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 375).
De motie-Glaubitz, De Heer, Duijndam, Groen en Boomsma (Gemeenteblad afd.
1, nr. 375) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Glaubitz, De Heer, Duijndam, Groen
en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 375) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
376).
De motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 376) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
376) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Groen en De Heer (Gemeenteblad afd.
1, nr. 377).
De motie-Groen en De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 377) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Groen en De Heer (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 377) is aangenomen met de stemmen van de VVD tegen.
21
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten.
Voorzitter: de heer Vroege
De VOORZITTER heropent de vergadering.
22
Kennisnemen van het onderzoek herijking Beurs van Berlage en kennisnemen
van het voornemen om te starten met de uitvoeringsfase en instemmen met het opleggen
van geheimhouding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 323)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Saadi.
Mevrouw SAADI: De reden dat ik het woord wens ten aanzien van dit agendapunt
is omdat ik de wethouder in deze constellatie van de gemeenteraad nadrukkelijk wil
meegeven dat een eventuele verkoop van dit aandeel, de Beurs van Berlage, om
specifiek te zijn, een slecht idee zou zijn. De wethouder maakt namelijk een denkfout door
een eenmalig rendement bij verkoop te laten prevaleren boven de tientallen of honderden
miljoenen euro’s rendement voor de stad in het geheel op langere termijn bij behoud
daarvan als daartoe zou worden besloten. De rekeneenheid in dezen is namelijk de stad
zelf. Anders gezegd: de kosten van het aandeel bij behoud dienen in ogenschouw te
worden genomen. Die kosten moeten worden afgezet tegen het rendement dat de Beurs
van Berlage de stad in het geheel oplevert bij behoud daarvan. De economische spin-off
van de Beurs van Berlage is namelijk evident. De Beurs van Berlage bevindt zich op een
zeer strategische locatie tegen het 1012-gebied en de Rode Loper aan gelegen. Om daar
vastgoed zoals de Beurs van Berlage te verkopen, ook nog eens een rijksmonument, lijkt
ons niet helemaal verstandig. Wat als dit rijksmonument in verkeerde handen
terechtkomt? De voorbeelden kennen wij. Ik noem de onlangs verkochte politiepanden.
Dat lijkt de PvdA-fractie zeer ongewenst. De facto heeft de Beurs van Berlage ons
destijds overigens niets gekost. We hebben de aandelen voor niets overgedragen
gekregen omdat er andere partijen bij betrokken waren/zijn. De noodzaak om eventueel
over te gaan tot verkoop ontgaat ons dan ook alleszins. De onderliggende stukken zijn
kabinet dus ik moet heel erg uitkijken met wat ik zeg. Excuses dat ik het een beetje
omslachtig formuleer. We weten dat schuldreductie een drijfveer is voor het college, wij
achten echter een eventuele verkoop van het aandeel niet verstandig. Ik heb hiervoor een
motie.
(De heer VINK: Ik weet niet zeker of mevrouw Saadi al is uitgesproken,
maar ik hoor dat mevrouw Saadi een aantal dingen herhaalt die ze ook in
de commissie zei en waarop de wethouder toen heel uitvoerig antwoord
heeft gegeven. Ook in de stukken is uitgelegd waarom wij dit zouden
willen vervreemden. Ik heb de indruk dat u dat niet tot u heeft genomen.
Voeren wij een dergelijke discussie nu in de commissie zomaar en blijft u
vasthouden aan ‘wij zijn tegen, want wij zijn tegen’. Moet ik het zo horen
wat u nu zegt?)
Wij zijn tegen een eventuele verkoop. Nogmaals, de onderliggende stukken zijn
kabinet. Ik wil dit nogmaals in deze constellatie van de gemeenteraad nadrukkelijk
22
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
meegeven aan de wethouder. Ik heb inderdaad kennisgenomen van de reactie van de
wethouder destijds, maar wij zijn het er gewoon niet mee eens.
(De heer N.T. BAKKER: Ziet u het organiseren van congressen als een
kerntaak van deze gemeente?)
Ik zie het in ieder geval als een kerntaak van de gemeente om een
maatschappelijke functie die de Beurs van Berlage wel degelijk vervult, te borgen. Wij
vinden dat die maatschappelijke functie het best geborgd is op het moment dat de
gemeente betrokken is bij deze deelneming. Dat is gewoon een andere mening dan die u
schijnbaar bent toegedaan.
(De heer N.T. BAKKER: Dan concludeer ik dat u het organiseren van
congressen ziet als een maatschappelijke functie. Dat verwacht ik ook
boter bij de vis. Dan verwacht ik dat u met het organiseren van een
evenementenbureau ook City marketing wederom nadat haar het geld is
afgenomen, weer geld teruggeeft en zegt: We gaan nu met City marketing
toch weer heel veel meer congressen organiseren dan nu. Bent u bekend
met het feit dat sinds het budget van City marketing is afgenomen, het
aantal congressen in de stad is toegenomen?)
(De VOORZITTER: Ik verzoek u terug te gaan naar de beurs en hierbij
geen andere discussies te betrekken.)
Inderdaad, voorzitter. Volgens mij is dat feitencomplex destijds iets anders
gegaan dan dat u nu doet voorkomen. Afpakken van geld et cetera, volgens mij bent u
hierbij op de een of andere manier eveneens betrokken geweest. Ik zie het verband niet
zo met het feit dat ik nu de stelling inneem dat we het niet verstandig vinden om de Beurs
van Berlage, gelegen aan de Rode loper, gelegen aan het 1012-gebied te verkopen. Wij
vinden het pand te waardevol om aan commerciële partijen over te laten. Schijnbaar bent
u als linkse partij een andere mening toegedaan. Dat recht heeft u.
(De heer VINK: Nou ja, laat ik dan zeggen dat ik begrijp dat mevrouw
Saadi het belangrijk vindt dat dit soort maatschappelijke functies in
gemeentehanden blijven of ten dele in gemeentehanden. Ik denk dat ik u
zo goed begrijp. Dan is mijn vraag: geldt dit dan alleen voor die
maatschappelijke functies die wij op dit moment als deelneming geheel of
gedeeltelijk bezitten of zou u eigenlijk vinden dat wij nog veel meer van dit
soort belangrijke, maatschappelijke functies in de toekomst zouden
moeten verwerven? Daar ben ik dan wel echt benieuwd naar.)
In de toekomst zouden moeten verwerven. Volgens mij heeft u mij tot nu toe ten
aanzien van deelnemingen die we bespreken in de commissie en die in deze raad, nooit
iets anders horen betogen. Als er een maatschappelijke functie is die beter is geborgd op
het moment dat wij als gemeente aandeelhouder zijn, dan vinden wij dat we dan niet
moeten overgaan tot verkoop. Dat is voor mij het enige criterium. Geen commerciële
belangen, maar uitsluitend maatschappelijke belangen die beter zijn geborgd op het
moment dat wij aandeelhouders zijn.
(De heer VINK: Mijn vraag was niet of u de bestaande deelnemingen wilt
handhaven. Ik begrijp immers dat u ze allemaal wilt handhaven. Mijn
vraag is of u met deze redenering niet ook andere zou willen verwerven.
Dat zou dan toch logisch in uw redeneertrant passen?)
Wat-als. Ja, ik beperk me nu even tot de herijking van de deelnemingen die we nu
hebben. Ik vind uw vraag heel creatief en niet ter zake doende op dit moment.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
23
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
69° Motie van het raadslid mevrouw Saadi (PvdA) inzake de verkoop van de
Beurs van Berlage (Gemeenteblad afd. 1, nr. 378)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de deelneming te behouden zodat de gemeente als aandeelhouder invloed
houdt op de exploitatie van de Beurs van Berlage en hiermee voorkomt dat er
ongewenste commerciële uitbating zal plaatsvinden.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
(De heer N.T. BAKKER: Ik wil toch nog even precies weten wat u nu het
maatschappelijk belang vindt van de Beurs van Bijlage, zodat wij uw
argumentatie beter kunnen begrijpen)
U heeft de stukken toch gelezen, mijnheer Bakker? Net als ik. Ik heb hier ook
gezegd naast de maatschappelijke functie die in de stukken staat beschreven, dat ik het
onverstandig vind om een deelneming, een rijksmonument, gelegen in zo'n gebied van de
hand te doen en in commerciële handen te laten vallen. Dat vind ik uiterst risicovol.
(De heer N.T. BAKKER: Ik heb de stukken inderdaad goed gelezen en ik
heb inderdaad gezien dat de belangrijkste functie van de Beurs van
Berlage het organiseren van congressen is. Dat zie ik niet als een taak
van de gemeente, maar u blijkbaar wel.)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groot Wassink.
De heer GROOT WASSINK: Weinig taalgebruik is zo vervreemdend als het
gebruik van het woord vervreemding als je daarmee eigenlijk verkoop bedoelt. Het is onze
wens om dat niet te doen, want onze bedenking is dat we daarmee uiteindelijk een
sturend element opgeven. Wat ons betreft zou je best nog wel eens meer deelnemingen
kunnen aangaan en misschien nog wel je collectieve bezit of je collectieve belang juist
moeten vergroten in plaats van verkleinen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ollongren voor een reactie en
een preadvies op de motie.
Wethouder OLLONGREN: Ja, we hebben hierover inderdaad een vrij uitvoerig
debat gevoerd in de commissie en hoewel de verleiding groot is dat over te doen, zal ik
dat niet doen. Ik wil alleen in de richting van mevrouw Saadi zeggen dat daar waar zij mij
een denkfout verwijt, ik dat zou willen omdraaien. Bij alle herijkingen van alle
deelnemingen wordt getoetst door mij, en dat leg ik aan u voor, of er een publiek belang
is, en of het publieke belang het beste is gediend met het behouden van het aandeel van
de gemeente. In het geval van de Beurs van Berlage waarbij we nu de uitvoeringsfase
ingaan, heb ik dat heel serieus meegenomen. U heeft kennis kunnen nemen van de
stukken, ook van de stukken die we hier niet kunnen bespreken. Uw denkfout is dat het
college een eventuele verkoop van een deelneming, en we hebben er al een aantal
gehad, zou doen vanwege het rendement. Niets is minder waar. Deelnemingen zijn geen
rustig bezit. Deelnemingen zijn ook een risico op de balans van de gemeente en het
publiek belang kan soms en soms ook beter op een andere manier worden geborgd dan
door middel van een deelneming. Dat is de denkredenering die ik hanteer en u maakt dus
24
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
de denkfout dat u van mij zegt dat ik het doe vanwege een eenmalig rendement.
Integendeel. Door nu herijken doe ik recht aan de afspraken die mijn voorgangers hebben
gemaakt in 2008. Toen is gezegd na tien jaar te gaan kijken hoe de Beurs ervoor staat.
Hij staat er best goed voor. Dan ben ik over de motie zoals die voorligt, niet erg
enthousiast. Sterker nog, ik geef die graag een negatief preadvies want ik wil helemaal
niet op voorhand opties uitsluiten.
(Mevrouw SAADI: Ik snap dat wij een andere mening hebben over het
bezit van de deelneming. Die hebben wij ook gehad ten aanzien van de
RAI die we met deze deelneming kunnen vergelijken. Maar waarom gaat
u niet in op de bezwaren die ik heb geschetst en op de risico's? Beurs van
Berlage, gelegen aan de Rode loper, tegen het 1012-gebied aan. U wilt
toch niet dat de Beurs van Berlage in verkeerde handen terechtkomt?)
Zeker niet. U weet ook dat er mogelijkheden zijn om dat te verankeren in de
afspraken die je zou maken bij een eventuele afstoting van het aandeel waarover wij het
hebben. Overigens is de Beurs van Berlage gewoon een commerciële partij, gewoon een
marktpartij waarbij de gemeente een van de aandeelhouders is en waarvan andere
commerciële partijen ook deel uitmaken. Voor zover u zorgen zouden gaan over het
monument zelf, want dit gaat denk ik over de ligging van het monument, dan is dat
geborgd via andere wet- en regelgeving. We kunnen zowel via de erfpachtconstructie als
via andere afspraken alle soorten die er zijn, wegnemen. Nogmaals, ik wil niet
vooruitlopen op eventuele besluitvorming. Ik zeg alleen, en daarmee ben ik negatief over
de motie: laten we nou niet op voorhand dit soort dingen vastleggen, want dan leg je ook
degenen die hier over gaan, aan de ketting.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan gaan we over tot stemming. Het woord is aan de heer
Van Lammeren voor een stemverklaring.
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Ik zal tegen deze motie stemmen
vanwege de zinsnede ‘ongewenste commerciële uitbating’. Dit is mij veel te breed
omschreven. Hiermee kan ik helemaal niets.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groot Wassink.
De heer GROOT WASSINK (stemverklaring): Hoewel deze motie eigenlijk een
beetje voorbarig is, betekent voorbarigheid niet altijd dat dat slecht is. Wij zullen dus
voorstemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vink.
De heer VINK (stemverklaring): Wij sluiten ons graag aan bij de woorden van de
wethouder en wij vinden deze motie ongewenst.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 323).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 323) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
25
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 323)
met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Saadi (Gemeenteblad afd. 1, nr. 378).
De motie-Saadi (Gemeenteblad afd. 1, nr. 378) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Saadi (Gemeenteblad afd. 1, nr. 378)
is verworpen met de stemmen van de PvdA en GroenLinks voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 323 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten op verzoek van
alle fractievoorzitters.
23
Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde Strategisch Plan 2017-
2021 van het Havenbedrijf Amsterdam NV (Gemeenteblad afd. 1, nr. 327)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Glaubitz.
De heer GLAUBITZ: Over het Strategisch Plan van het Havenbedrijf over de
periode 2017-2021 kan ik heel kort zijn. D66 vindt het een goed plan. Er staan originele,
gedurfde ambities in vooral met betrekking tot energietransitie. In de eerste plaats
natuurlijk het voornemen dat de meeste aandacht in de media heeft getrokken, namelijk
de uitfasering van import, opslag en doorvoer van steenkool al in 2030 in plaats van in
2040. Het plan straalt meer dan in het verleden de maatschappelijke betrokkenheid uit
met wat er in Amsterdam gebeurt en daarvoor wil ik het Havenbedrijf graag een
compliment maken. We hebben dan ook geen behoefte aan het uiten van nadere wensen
en bedenkingen en we zullen de voortgang van de uitvoering van deze veelbelovende
nota met belangstelling volgen via de jaarverslagen. Mocht er aanleiding toe zijn, dan
kunnen wij altijd met elkaar in gesprek gaan in de commissie Werk en Economie.
Waarmee ik echter minder tevreden ben, is met de beantwoording van de aanvullende
vragen die vanuit de raad zijn gesteld. Niet alleen zijn die antwoorden wel erg laat
aangeleverd — eergisteren aan het einde van de middag voor een punt dat eigenlijk
gisteren op de agenda stond — maar de antwoorden, althans de antwoorden op de vragen
die ik heb gesteld, zijn niet altijd bevredigend. Om een klein voorbeeld noemen: Ik heb
gevraagd of er meerwaarde werd gezien in een intensievere samenwerking met
buitenlandse havens in de regio zoals Antwerpen, Hamburg en Bremen die samen met
Rotterdam en Amsterdam hetzelfde achterland bedienen. Het antwoord daarop lijkt nee te
zijn, maar zeg dat dan. Daar kan ik best tegen. Kom dan niet met een lang verhaal over
samenwerking in het kader van de ESPO, de European Seaport Organization, in mijn
ogen een brave lobbyclub van Europese havens bij de Europese Commissie waar ik tot
mijn genoegen ook weleens de haven Ploëe tegenkwam, als u die op de kaart weet aan
te wijzen. Dat ligt in Kroatië. Ooit heeft deze haven een belangrijke rol gespeeld. Toen ik
26
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
zaakgelastigde was in Sarajevo gingen de hulpgoederen via Ploëe richting binnenland.
Maar je moet wel goed opletten om te zien dat het een haven is, als je erlangs rijdt. Ook
de antwoorden op mijn vragen over de verschoning van de eigen vloot, de
ketenverantwoordelijkheid, de opwekking van duurzame energie op het eigen
haventerrein, schone schepen versus niet schone schepen, laten te wensen over. Kortom,
ik ga graag nog een keer een gesprek met het Havenbedrijf. De vraag is op welke manier.
Ik heb eigenlijk de voorkeur voor een technische sessie met de leiding van het
Havenbedrijf boven het agenderen in de commissie. In de commissie kan het
Havenbedrijf het woord niet voeren en uit praktisch oogpunt lijkt het me beter zo'n
gesprek over zo min mogelijk schijven te laten verlopen.
(De heer GROEN: Ik hoor de heer Glaubitz aangeven dat hij ontevreden
is met de beantwoording van die vragen op een aantal punten. Dat deel ik
met hem. Hij wil dat oplossen door een technische sessie, maar in een
technische sessie kunnen wij feitelijk niet meer bijsturen als we ook daar
geen bevredigende antwoorden krijgen. Dus hoe denkt de heer Glaubitz
als nu blijkt dat zijn zorgen terecht zijn, toch de haven nog te kunnen
bijsturen de goede kant op?)
Zoals gezegd, wij hebben op dit moment geen behoefte aan nadere wensen en
bedenkingen, dus wat dat betreft kan het Havenbedrijf nu zijn plan gaan uitvoeren. Mijn
voorkeur voor een technische sessie boven de commissie is dat er in de commissie twee
elementen van het aandeelhouderschap, van het eigenaarschap zitten, te weten wij als
raad en de wethouder als vertegenwoordiger van de gemeente als aandeelhouder. Dan
moeten we eigenlijk vragen stellen aan de wethouder die de wethouder dan vervolgens
als aandeelhouder moet stellen aan het Havenbedrijf. Dan praat ik liever direct met het
Havenbedrijf. Het gaat toch over het algemeen over informatieve vragen die van mij
betreft op de uitvoering en de inhoud van de nota niet heel erg van invloed zijn.
(De heer GROEN: Nu heeft u het dus over vragen stellen, maar stel dat
wij op die vragen antwoorden krijgen waaruit dan blijkt dat bijvoorbeeld
het RVO-beleid of het verschonen van de vloot niet zo ambitieus is als u
hoopte toen u geen wensen en bedenkingen had. Wat gaat u dan aan de
wethouder vragen om aan de haven mede te delen?)
Over het RVO-beleid hebben we nog een andere sessie in de portefeuille zitten.
Op 30 juni komt er een conferentie over ketenverantwoordelijkheid en MVO in Amsterdam
en ik kan me zomaar voorstellen dat dat ook aanleiding geeft om de resultaten daarvan te
agenderen in de commissie. Dus er zijn wat mij betreft verschillende mogelijkheden
waarbij we dat nog met elkaar kunnen bespreken.
(De heer GROEN: U wilt het dus bespreken, maar ik concludeer dat u
daaraan bijvoorbeeld geen gevolg zou willen geven door nog een paar
gepeperde moties aan te geven van het soort dat we eerder al met
bloedkolen en dirty diesel hebben gedaan om de haven toch de goede
kant op te sturen.)
We hebben inderdaad gepeperde moties aangenomen. Daaraan heb ik graag
meegewerkt. Nogmaals, we kunnen natuurlijk altijd iets agenderen als we dat zouden
willen, maar op dit moment zie ik daartoe geen aanleiding.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groen.
De heer GROEN: Als een mammoettanker op een klif af vaart, kan dat op twee
manieren ophouden: hij doet te laat iets en hij knalt er tegenaan met alle gevolgen van
27
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
dien of hij begint de steven te wenden maar dat gaat heel traag. We constateren dat dit
Strategisch Plan van de haven de steven van de haven wendt; het gaat wat ons betreft
nog steeds heel traag maar misschien kan het op dit moment niet veel sneller. In ieder
geval lijkt de haven daartoe niet bereid. Wij willen de haven in ieder geval zoals wij in de
commissie ook al deden, wel complimenten maken voor het feit dat de haven nu al
aangeeft dat kolen in 2030 uit de haven moeten zijn. Dat is mooi. Verder is het MVO-
beleid waarop ik ook nog wel kritisch ben, mijnheer Glaubitz, wel degelijk uitgebreider met
mede namens ons de opmerkingen over bloedkolen, dirty diesel enzovoorts dan
voorheen. Ook daarmee is GroenLinks tevreden. Hebben wij dan geen wensen en
bedenkingen? Ik heb wel degelijk allerlei wensen bijvoorbeeld ten aanzien van het tempo
waarin de haven dit uitvoert, de grondigheid waarmee men dit aanpakt, de precieze
uitwerking en ik heb ook naar aanleiding van de beantwoording van de vragen die de heer
Glaubitz ook al noemde, allerlei bedenkingen over hoe de haven dat nu zelf voor zich ziet.
Die ga ik hier gewoon mondeling meegeven. Ik ga nu niet proberen met moties in het plan
zelf het een en ander te veranderen. Ik geloof niet dat dat gaat lukken. Je kunt op basis
van het plan dat de haven nu voorlegt wel degelijk heel veel bereiken afhankelijk van hoe
je het uitvoert. Wij zullen de uitvoering van de haven dus op de voet volgen. Wij zullen bij
elk jaarverslag kijken hoe het gaat en de lessen die we daaruit trekken, zullen wij ook
gebruiken als we over vier jaar het plan voor de vier jaar daarna vaststellen. De haven
weet immers heel goed, dat geef ik de haven nu alvast mee, als dit Strategisch Plan niet
voldoende resultaten oplevert, dat we dan de volgende keer een veel scherper
Strategisch Plan zullen moeten maken. Dat kondig ik dus vast aan. Verder stelt de haven
een plan voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in het vooruitzicht, ook na de
conferentie in de zomer nog. Daar zien wij naar uit. Wij willen de wethouder vragen dat op
zijn minst wel in de raad te bespreken. Bespaar ons dat het via de tkn-lijst moet, want dan
moeten we het piepen en dan loopt het weer vertraging op. Ik vraag dus gewoon of dat
direct op de agenda kan zodat we daarover een boodschap kunnen meegeven. Datzelfde
geldt voor een aangekondigd plan over de verschoning van de scheepvaart. Ik denk dat
de raad in de gelegenheid moet worden gesteld daarover een mening te vormen en via de
aandeelhouder een opdracht mee te geven.
Dan wil ik nog een paar aandachtspunten benoemen waarvan ik de wethouder wil
vragen of ze die wil meenemen als ze verder met de haven praat, want dat blijft natuurlijk
ook doorgaan na aanneming van dit Strategisch Plan. De haven zegt te willen investeren
in liguid-natural-gasvoorzieningen. Dat is een deel van een oplossing door de vervuiling
van de scheepvaart op met name de luchtkwaliteit, zij het dat het op CO» ook enig effect
heeft. Maar LNG blijft een fossiele brandstof en ook LNG zal op termijn moeten
verdwijnen. Daaraan zal de haven moeten gaan werken. Wat GroenLinks betreft moet de
haven ook echt inzetten op walstroom en derde generatie, goed duurzaam gecertificeerde
biobrandstoffen, want dat is waar het heen moet. Ook gas is een fossiele brandstof waar
we vanaf moeten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, daar zet de haven nu
expliciet op in bij bloedkolen en dirty diesel. Daarover krijgen we nog een conferentie.
Maar maatschappelijk verantwoord ondernemen moet er dus ook zijn voor palmolie, soja
en eigenlijk alle agribronnen, want ook daar gaat van alles mis. En het minste wat
GroenLinks eigenlijk op langere termijn van de haven zou verwachten, is dat de haven het
in haar ketenverantwoordelijkheid voor elkaar krijgt dat er ten minste volledige
transparantie is over wat er in onze haven ligt. Dat we weten hoe goed en hoe duurzaam
het is en hoe goed en duurzaam misschien wel niet. Zoals gezegd, ik had wat wensen en
bedenkingen. Vooralsnog kiest de GroenLinks-fractie ervoor om de haven op al deze
28
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017
Raadsnotulen
punten het voordeel van de twijfel te gunnen. We roepen de haven op voortvarend uit te
voeren en de roepen de wethouder op daarop voortvarend op toe te zien.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Bakker.
De heer N.T. BAKKER: Ons is ter ore gekomen via de FNV en via de media dat
er een toename is bij een aantal bedrijven in de Amsterdamse haven van slechte
contracten en uitzendcontracten. Dat is wat ons betreft reden om een motie in te dienen
om wensen en bedenkingen te uiten. Daartoe hebben wij een motie opgesteld omdat wij
vinden dat het havengebied een belangrijke bron is voor werkgelegenheid en omdat
Amsterdam behoefte heeft aan vaste banen en goede arbeidsvoorwaarden. Wij vragen
daarom het Havenbedrijf in samenwerking met het bedrijfsleven in 2017 onderzoek te
doen in de haven naar de aantrekkelijkheid van het werken in de haven. We vragen het
Havenbedrijf in samenwerking met het bedrijfsleven op basis van dit onderzoek met
plannen te komen om de aantrekkelijkheid van het werken in de haven te vergroten, de
arbeidsvoorwaarden te verbeteren en het werken in de haven bij een groot publiek te
promoten. En we vragen dit voor te leggen aan de gemeente, zodat we meer vaste banen
kunnen Krijgen en minder flexcontracten en minder uitzendcontracten.
Die motie dien ik in.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
70° Motie van het raadslid de heer N.T. Bakker (SP) inzake het Havenbedrijf
Amsterdam NV: Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde Strategisch
Plan 2017-2021 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379)
Roept het college van burgemeester en wethouders op:
-__ het Havenbedrijf te vragen in samenwerking met het bedrijfsleven in de haven
in 2017 onderzoek te doen naar de aantrekkelijkheid van het werken in de
haven, waarbij ook wordt gekeken naar de arbeidsvoorwaarden van de
werknemers;
-__ het Havenbedrijf te vragen in samenwerking met haven bedrijfsleven op basis
van dit onderzoek met plannen te komen om de aantrekkelijkheid van het
werken in de haven te vergroten, de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en het
werken in de haven bij een groot publiek te promoten;
-__ het Havenbedrijf te vragen deze plannen begin 2018 aan de gemeente voor
te leggen.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Ruigrok.
Mevrouw RUIGROK: De haven. Ik ben er dol op. Varen, fietsen, er rondrijden, ik
vind het een prachtig gebied en juist de combinatie van bedrijvigheid op verschillende
vlakken en ook op het gebied van duurzaamheid, van de maakindustrie, daar word ik altijd
blij van als ik door de haven fiets. En natuurlijk, als ik in die free zone aanwezig ben, dan
kun je mij helemaal gelukkig krijgen. Maar goed, het geeft mij veel vertrouwen, het Plan
van Aanpak van het Havenbedrijf. Er is heel goed geluisterd naar de wensen van de raad.
29
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Het is toekomstgericht. Complimenten voor het Havenbedrijf om de transitie van het
Havenbedrijf en de dagelijkse praktijk zo goed te combineren. Het is ook belangrijk om die
transitie slim en in een juist tempo uit te voeren, anders levert dat alsnog problemen op.
Dat bedrijfsleven is voor ons belangrijk, die werkgelegenheid, dus wij steunen ook de
motie van de heer N.T. Bakker om daaraan extra aandacht te geven. Ook het inzetten op
juist de combinatie van wonen in een industriële omgeving vinden wij heel erg belangrijk.
Dus eigenlijk rest mij niet meer dan de haven veel succes te wensen met de uitrol van dit
Strategisch Plan. De VVD kan zich daar prima in vinden.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Volgens mij ligt er prima Strategisch Plan. Complimenten
ook voor de duurzaamheidambities. Maar de kolen zijn de haven natuurlijk nog niet uit,
dus de proof of the pudding is in the eating. Sorry voor het Engels. We maken ons nog
wel wat zorgen over de fossiele brandstoffen. De heer Groen heeft er ook al wat over
gezegd. Die zijn natuurlijk ook nog niet weg. We maken ons ook nog wel wat zorgen over
de veranderkracht van de haven, want nu zijn die kolen, die fossiele brandstoffen, heel
belangrijk. Wij willen natuurlijk wel een sterke haven houden. Maar goed, wij zien het met
positiviteit tegemoet en we gaan ervan uit dat de haven goed zijn werk doet om sterk te
blijven.
(De heer VAN LAMMEREN: Geeft aan dat u blij bent met het Strategisch
Plan vanwege de visie op de fossiele brandstoffen? Is dat correct?)
Sorry, dan heb ik mij misschien niet goed uitgedrukt. De duurzaamheidsambities
rondom kolen. Over de fossiele brandstoffen maak ik mij namelijk wel wat meer zorgen. Ik
denk dat we dat met elkaar delen. Het kan allemaal wel wat sneller en beter, maar voor
nu: het voordeel van de twijfel.
De heer Groen heeft een aantal heel goede vragen gesteld over maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Die ga ik onderschrijven in het kader van de tijd. Ik heb nog
een punt over een antwoord op een vraag die door GroenLinks is gesteld. Dat vond ik wel
wat opmerkelijk, want dat gaat namelijk over de fysieke uitbreiding van de haven. We
willen natuurlijk Havenstad gaan bouwen: wonen, werken, gemengd in dat gebied. Nu
lees ik hier dat er eigenlijk meer fysieke ruimte nodig is voor de haven. Gaat dat dan niet
schuren? Volgens mij moeten we juist bedrijven gaan uitplaatsen en niet meer bedrijven
in die fysieke ruimte gaan krijgen, anders gaat het plan volgens mij mislukken. Of lees ik
het nu gewoon verkeerd? Dan is het wel een wens van mij dat we vooral moeten zorgen
Havenstad tot een succes te brengen en niet meer ruimte moeten verspillen aan
bedrijven. Ik heb nog een opmerking over de mooie motie van de SP. Volgens mij is die
hartstikke goed. Ik heb er alleen een toevoeging bij. Nu is het zo dat de mensen die in de
haven werken, van buiten Amsterdam komen. Prima natuurlijk, maar we willen natuurlijk
ook dat er Amsterdammers werken. Ik zou het zo mooi vinden als er een samenwerking
zou zijn tussen Nieuw-West en de wethouder om ervoor te zorgen dat die jonge mensen
in Nieuw-West — vlak bij de haven — in de haven gaan werken. Kunt u dat meenemen?
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Als je als eenmansfractie probeert af en toe wat voor
elkaar te krijgen, dan houd ik mij altijd maar één ding voor: nooit chagrijnig worden als het
niet lukt. Ook niet chagrijnig worden als moties niet worden uitgevoerd, tenminste, niet
chagrijnig worden in het publieke debat. De visie van de haven. Ik ben het niet vaak
30
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
oneens met GroenLinks, maar nu toch echt wel. Ik ben helemaal niet tevreden over dit
plan. Als een olietanker of een kolenschip inderdaad op de wal afkoerst, dan zijn er
verschillende opties. Optie 1 is: het schip probeert zelf te draaien. Optie 2 is: je vaart er
tegenaan, de wal keert het schip. Optie 3 is: je vaart er tegenaan en je roept dat je zelf
hebt gedraaid. Dat is wat hier staat. Het plan voor 2030 om de kolen af te bouwen in de
haven is helemaal niet vanuit een duurzame ambitie. Dat is gewoon omdat er in de
stukken staat dat de vraag afneemt, dat de markt onzeker is, dat kolencentrales gesloten
gaan worden en dat het economisch onverstandig is. Is dat een verkeerde beweegreden?
Nee, maar ga dan niet zeggen dat je zo duurzaam bezig bent. Dan een ander punt. Over
olie en fossiele brandstoffen die ook CO; uitstoten uit verbranding of waaruit CO» vrijkomt
bij verbranding, laat ik even heel precies zijn, daarover wordt niets gezegd. Sterker nog,
daarover wordt geschreven dat de vraag in de markt veel minder snel afneemt omdat er
geen alternatieven zijn, dus daarmee kunnen we doorgaan. Dat is de kern van dit
Strategisch Plan. Dit is niet gewoon, dit is economisch ingezet. Dat mag, ik ben er geen
voorstander van, het mag, maar verkoop het dan niet als groen. Schilder niet de
vrachtwagen van McDonalds groen en roep dat we zo groen bezig zijn. ls gebeurd,
mensen. Is gebeurd.
Dan de beantwoording van de vragen van de technische sessie. Ook daar zet ik
mijn vraagtekens bij. Ik dacht dat ik iets van biofuels wist, maar na de antwoorden te
hebben gelezen, begon ik ernstig aan mezelf te twijfelen en met mij nog velen meer. Ja,
de tweede generatie, de eerste generatie, dat is officieel eigenlijk helemaal geen definitie,
maar dat wordt gebruikt en vandaar dat die definities ook wel eens door elkaar lopen. Het
klopt dat de tweede generatie geen voedsel is, maar wel houtsnippers. En houtsnippers
worden vaak neergezet, of die worden gewonnen op kostbare landbouwgronden in deze
wereld. De tweede generatie biofuels zijn helemaal niet zoveel beter dan de eerste
generatie biofuels. Daarom heb ik een motie om de wethouder op te roepen om een visie
te maken op de biofuels. Wat willen we nu in deze haven? Dat biofuels in de toekomst
een grote rol gaan spelen, dat is evident. Ik wil weten waar onze haven staat. Onze
haven, waarvan wij gewoon aandeelhouder zijn. Hoe staan wij daarin? Wat willen we wel
en wat willen we niet? En niet we doen niet de eerste en we gaan zoveel mogelijk de
tweede doen. Maar: welke rol spelen algen daarin en hoe kijken we daar tegenaan? Wat
is de rol van onder andere algen, de derde generatie?
Dan over de moties waarvan ik nog steeds vind dat ze niet zijn uitgevoerd. Wij
hadden twee dingen gevraagd. Scenario's om versneld af te bouwen. Die zijn behandeld.
Het Havenbedrijf heeft inderdaad wat scenario's ontwikkeld, maar die zijn behandeld als
rampscenario’s. Daar gaat het mij niet om. Het gaat er niet omdat de wal het schip keert.
Ik wil het schip keren. Ik had scenario’s gevraagd en verwacht van hoe wij versneld
kunnen afbouwen. En daarnaast heb ik gevraagd om een methodiek, een impactanalyse
te doen met een tool zoals de carbon tracker. Dat gaat over indirecte kosten. Ik houd dit
verhaal al jarenlang in deze gemeenteraad. Als je hier iets doet, heeft dat ergens anders
effect. Als wij hier kolen doorvoeren, als wij hier investeren en hier winst maken, kan dat
op het geheel van de planeet vele, grotere, negatieve effecten hebben. Dat wil ik in zicht
hebben. Ik wil dat deze gemeenteraad als aandeelhouder van de haven beseft waarmee
die bezig is. En dan mag je nog steeds eigen afweging maken, maar dat is wat mijn motie
beoogde.
Deze strategische visie gaan wij niet meer aanpassen, maar ik heb wel twee
moties. De eerste over de biofuels. Ik wil weten wat we wel of wat we niet willen en
daarover wil ik een oordeel kunnen vellen. De tweede is dat de motie namelijk niet ging
over de afbouw van kolenscenario’s, maar over de afbouw van fossiele brandstoffen. LNG
31
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
hoort daarbij, maar veel belangrijker is natuurlijk de olie- en benzineoverslag waarin wij
een grote rol spelen. Ook daar wil ik nog steeds een scenario hebben wat we zouden
kunnen doen — en ik ga het nu heel duidelijk zeggen — wat wij actief zouden kunnen doen
en wat de gevolgen daarvan zouden kunnen zijn als we zeggen dat Amsterdam niet meer
meewerkt aan ecoside. Want het verbranden van fossiele brandstoffen, wat nu dag in dag
uit gebeurt omdat we simpelweg niet eens anders kunnen, wordt over een aantal
decennia bestempeld als ‘waar waren die mensen mee bezig?’ Kunnen we morgen
stoppen? Nee, dat heb ik altijd al gezegd. Het is niet waar dat we morgen van de fossiele
verslaving af kunnen zijn. Maar we kunnen wel proberen dat de haven haar koers aanpast
en niet wacht tot in Duitsland of een ander achterland minder vraag creëert en dat we dan
gaan bewegen. Dan blijven we Europa, het vieste jongetje van de klas. Vaak denken wij
Nederlanders dat we het goed doen, dat we het goed doen op duurzame energie, maar
niets is minder waar. Een land als Polen is ons al lang voorbijgestreefd in de transitie naar
schone energie. Check je facts. Derhalve twee moties. Ik geef dit Strategisch Plan een
zware onvoldoende, maar ik hoop in de toekomst u aan mijn zijde te vinden om de koers
echt drastisch om te gooien.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen.
71° Motie van het raadslid de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren)
inzake het Strategisch Plan Havenbedrijf 2017-2021 (Oorsprong en impact van
biobrandstoffen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 380)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__in samenwerking met het Havenbedrijf een nadere visie en uitleg te geven
over de ecologische oorsprong en impact van verschillende soorten
biobrandstoffen en hun wenselijkheid en aandeel binnen de Amsterdamse
energiemix.
72° Motie van het raadslid de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren)
inzake het Strategisch Plan Havenbedrijf 2017-2021 (Plan van aanpak haven vrij van
fossiele olie) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 381)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- het Havenbedrijf te verzoeken een plan van aanpak te maken voor het
uitfaseren van de op- en overslag van fossiele olie;
-__dit plan vóór het eerste kwartaal van 2018 naar de raad te sturen.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ollongren voor de
beantwoording van de vragen en een preadvies op de moties.
Wethouder OLLONGREN: Ik zou het relatief kort houden. En als het dan toch in
beeldspraak gaat, dan vond ik de beeldspraak van de heer Groen van de tanker eigenlijk
wel een hele mooie. En tanker die van koers wijzigt, dat zal heel betekenisvol zijn
verderop. Een tanker wordt vaak een beetje geholpen. En misschien zijn wij dan met
elkaar de sleepboot die die tanker de goede kant op duwt. Dank voor de complimenten,
32
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
natuurlijk ook dankbaar in ontvangst genomen door het Havenbedrijf die dit allemaal
hoort. Een aantal vragen nog en de moties.
Allereerst in de richting van de heer Glaubitz. Het spijt mij dat die vragen laat zijn
beantwoord. Dat vind ik inderdaad vervelend en ik vind het ook jammer dat de
beantwoording niet naar tevredenheid is. Ik stel voor dat ik inga op de suggestie van de
heer Glaubitz en zorg voor zo’n technische sessie waarbij rechtstreeks met het
Havenbedrijf kan worden gesproken over al die vraagstukken die volgens mij wel allemaal
voorkomen in het plan en die allemaal deel uitmaken van laten we zeggen de dagelijkse
praktijk van het Havenbedrijf. Wellicht dat ik u hiermee toch iets tevredener kan stellen.
In de richting van de heer Groen zou ik willen zeggen, eigenlijk misschien heel
algemeen, dat ik graag bereid ben om de onderwerpen te bespreken die u noemt en die
allemaal belangrijk zijn en waarover we inderdaad een conferentie organiseren of de
schone scheepvaart waarvan u ook weet dat het Havenbedrijf er hard aan werkt zowel als
het gaat om de eigen vloot als om de vloot die natuurlijk niet in eigendom is maar
waarmee de bedrijven bezig zijn, liquid gas MVO in algemene zin, dat zijn allemaal
belangrijke onderwerpen. Laat ik met u afspreken dat ik gewoon proactief met de
raadscommissie over deze vraagstukken zal communiceren. Dat is volgens mij als ik de
heer Groen goed heb begrepen, wat hij verwacht. Dus niet achteraf en tkn, maar het liefst
zoveel mogelijk vooraf zodat u ook nog in staat bent daar iets van te vinden. Daar ben ik
heel graag toe bereid.
Mevrouw De Heer informeerde naar de uitbreiding van de haven. Zoals het in het
stuk staat en wat u eruit heeft gehaald, dat gaat over het bestaande havengebied
waarvan we zeggen dat het niet minder moet worden. Er zijn ook nog opties om dat
eventueel uit te breiden in de toekomst, zegt u. Dat is niet waar. Het gaat erom dat het
bestaande gebied niet minder wordt. Dat zegt niet iets over de transformatiegebieden.
Dus Havenstad gaat gewoon door zoals we dat graag zien. Dus het is niet een uitbreiding
van de haven ten koste van delen van de haven waarvan we inmiddels al met elkaar
hebben gezegd een andere transformatie voor ons te zien. Ik hoop mevrouw De Heer met
deze verduidelijking enigszins te hebben gerustgesteld.
(Mevrouw DE HEER: Ik vind het toch een beetje lastig omdat hier staat in
antwoord op de vraag van GroenLinks: “De verwachting is dat door de
energietransitie en de transitie naar een circulaire economie juist meer
fysieke ruimte nodig is om deze activiteiten te accommoderen.” Daar
schrik ik dan toch een beetje van. De vraag is natuurlijk of dat dan ook
geaccommodeerd wordt.)
Ik heb het nu niet voor me. Ik hoop dat het klopt wat ik zeg, maar dit gaat er juist
over vanwege die ambitie en juist over die afbouw van kolen. We hebben gezegd dit
opnieuw te gaan gebruiken voor fossiel. We hebben al eerder afgesproken dat er geen
uitbreiding van fossiel komt in Amsterdam. Toen dat werd gezegd, was dat natuurlijk heel
betekenisvol. Maar we willen wel economische activiteit. Nou, als je gaat verduurzamen,
als je meer circulair gaat doen als je die transitie in dat gebied gaat doen, dan kun je juist
die gebieden daarvoor gebruiken. Nogmaals, ik heb het nu niet voor me liggen, maar dat
is de gedachte die daarachter zit.
Dan de moties. Bij de motie van de heer Bakker van de SP betrek ik dan graag de
opmerking van mevrouw De Heer die ging over de uitspraak dat die werkgelegenheid ook
belangrijk is voor de Amsterdammers. Dat is natuurlijk zo en ik denk dat de heer Bakker
daartegen helemaal geen bezwaar heeft om dat in de uitwerking van de motie mee te
nemen. Volgens mij hebben we daarover wel vaker gesproken. Ook in de commissie. Uit
de motie als zodanig spreekt een hart voor de haven als economische motor voor
33
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Amsterdam en voor de regio Amsterdam. Er staat wel in ‘de arbeidsvoorwaarden te
verbeteren’. Ik wil dan ook kijken hoe ze zijn, maar als er iets te verbeteren valt, dan moet
je dat natuurlijk niet nalaten. Ik kan me eigenlijk wel vinden in de motie en ik zou die een
positief preadvies willen meegeven.
Dan de twee andere moties. Dat moet ik even uit mijn aantekeningen doen want
ik heb ze nog niet. De eerste motie van de heer Van Lammeren, de enige overigens die ik
vandaag, zo vrees ik, niet tevreden kan stellen. Dat is de motie over de oorsprong en de
impact van de biobrandstoffen. Daarover hebben we in de commissie al uitvoerig
gesproken. Inderdaad de eerste generatie, de tweede generatie, de derde generatie. We
zitten nu op de derde generatie biobrandstoffen. In Europa wordt er sowieso al veel aan
gedaan en in Europa geproduceerde en geconsumeerde biobrandstoffen zijn inmiddels
duurzaam en milieuvriendelijk geworden. Volgens mij is er in de haven al heel veel aan de
gang, maar ik moet zeggen, als ik de heer Van Lammeren dan op dat punt een plezier
zou kunnen doen, dan zou ik zeggen: beste raad, als u dat een goed idee vindt, dan gaan
we dat doen. Dat geldt helaas niet voor de tweede motie, nr. 381, plan van aanpak haven
vrij van fossiele olie. Daar wordt toch iets gesuggereerd dat ik niet kan waarmaken, dat de
haven niet kan waarmaken. Sterker nog, de wereld kan dit op dit moment nog niet
waarmaken. De Amsterdamse haven heeft in 2008 een besluit genomen: geen nieuwe
fossiele terminals in de haven. Dat heb ik net ook al gezegd. We zijn met kolen heel
ambitieus, maar het gaat hier over transportbrandstof. Het gaat hier over de kerosine voor
de vliegtuigen op Schiphol. Zolang we voor die transportbrandstof nog geen serieus
alternatief hebben … Natuurlijk gaan we daar naartoe werken en natuurlijk willen we met
zijn allen af van fossiele brandstoffen, maar ik kan niet waarmaken dat we nu in
Amsterdam die stappen kunnen zetten. Dus deze motie wil ik echt ontraden.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten op verzoek van
mevrouw De Heer.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER: Dan gaan we over tot stemming. Het woord is aan de heer
Groen voor een stemverklaring.
De heer GROEN (stemverklaring): Er ligt een motie van de heer Van Lammeren
over biobrandstof die wij van harte zullen steunen. Het is een erg belangrijk onderwerp.
Zo'n visie hebben wij nodig in de stad en dat kan in aanvulling op het Strategisch Plan. Na
enig denken zijn we toch ook van mening dat we het eigenlijk met de strekking eens zijn
van de motie over fossiele olie. We kunnen ook onze knopen tellen en we weten dat die
niet wordt aangenomen, dus we bieden de heer Van Lammeren ook aan met ons bij dat
Strategisch Plan samen te werken zodat het daar gewoon inkomt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer voor een
stemverklaring.
Mevrouw DE HEER (stemverklaring): Over de motie van de SP heb ik al iets
gezegd en de motie over de biobrandstoffen kunnen wij steunen. Het is een goed idee om
dat te doen. Die motie nr. 381 vind ik toch een beetje ingewikkeld. In principe zijn wij wel
34
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
voor snellere uitfasering van fossiele brandstoffen, maar dit is wel heel erg snel. Dus
eigenlijk zouden wij meer de suggestie van de heer Groen willen volgen en dan nu tegen
de motie stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Glaubitz voor een stemverklaring.
De heer GLAUBITZ (stemverklaring): Heel kort. De motie van de heer Bakker
steunen wij graag. De motie van de heer Van Lammeren over de biobrandstof ook, maar
de motie over de fossiele brandstoffen niet. Daarvoor vind ik dat de wethouder een
overtuigend verhaal heeft gehouden.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Ik vind het heel fijn dat GroenLinks
mij dat aanbiedt. Zeker gezien de uitslag van de vorige verkiezingen neem ik dat heel erg
ter harte en dan zullen we dat samen als collega’s doen. Maar ik laat deze motie graag
nog even in stemming brengen, omdat de motie breed is gesteund door de raad en wat
beperkt is uitgevoerd. Daarom wil ik de motie gewoon in stemming brengen.
De VOORZITTER: Dan gaan we over tot besluitvorming. U heeft al uw wensen en
bedenkingen kunnen uitspreken, maar er is nog een beslispunt, namelijk het bekrachtigen
van de geheimhouding, beslispunt 4 van de voordracht. Die breng ik in stemming.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 327).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 327) wordt bij zitten en opstaan met
algemene stemmen aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr.
379).
De motie-Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379)
met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 380).
De motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 380) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 380) is aangenomen met de stemmen van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66 en de
Partij voor de Dieren voor.
35
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 381).
De motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 381) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 381) is verworpen met de stemmen van GroenLinks en de Partij voor de Dieren voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 327 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
24
Kennisnemen van het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 315)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Nuijens.
De heer NUIJENS: Ik wil kort een aantal moties indienen. We zijn blij dat het
college aan de bak is gegaan met het uitvoeren van onder andere de uitvoering van onze
motie over branchering. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik blij ben om te kunnen vaststellen
dat waar de raad zich een aantal malen heeft verzet op liberale gronden, D66 en de VVD
vooral tegen het instrument branchering uiteindelijk de motie van GroenLinks die
meermaals in stemming is gebracht hierover, wel is aangenomen. Ik waardeer dat van
mijn collega’s. Het geeft ook aan dat we met elkaar erkennen dat meer overheidssturing
nodig is voor divers winkelbestand. We zijn trots op en blij met de uitwerking van het
college, maar we vinden dat er nog winst te behalen is als het college terugkomt. Daartoe
heb ik een aantal moties en die zou ik nu graag indienen. Dan bent u van mij af.
De eerste is een motie om strategisch vastgoed aan te kopen in de binnenstad.
De motie formuleert een aantal redenen om dat te doen. Die spreken voor zich. Daar
hoort natuurlijk de motie bij — want waarom zou je gaan aankopen als je ondertussen op
ideologische gronden blijft verkopen terwijl we allemaal zien dat dat in ieder geval in het
centrum onverstandig is. Waarom zou je gemeentelijk vastgoed blijven verkopen in deze
tijd? Houd het vast. Zeker in de Damstraat. Want wat je nu verkoopt, is morgen zomaar
een wafelwinkel. In dat kader moeten er ook nieuwe instrumenten komen. U weet van
GroenLinks dat wij op zich zeggen: elke buurt zijn eigen Inc. maar ik weet dat dat moeilijk
ligt. Dus ik heb de motie niet 1012Inc die inzet op onderzoek naar een Amsterdamse
middenstandscorporatie, zodat zo veel mogelijk winkeliers hun eigen winkel kunnen
kopen. Een motie die steun verzoekt voor stad onder dak, die het P.C. Hoofthuis wil
aanschaffen, kopen van de UvÂ. De UvA is een belangrijke samenwerkingspartner van
het college, dus ik hoop dat het college het gesprek daarover aangaat. Een motie om
buurtinitiatieven in het algemeen beter te ondersteunen. Een motie om het cumulatief
gestapeld prijsopdrijvend effect van al die winkeliers omdat ze denken dat ze geen recht
hebben op bezwaar maken tegen een voorgestelde huurverhoging, dat ook niet doen en
daardoor onnodig hoge huren betalen. Daarmee willen we graag iets doen. En tot slot een
motie genaamd Planologie is vooruit zien. Als we niet over vijftien jaar op de De
Clercqstraat ook ingewikkeld willen gaan brancheren, kunnen we beter nu kijken of we
36
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017
Raadsnotulen
bestemmingen niet iets nauwer kunnen definiëren. Op het moment is het zo dat in elke
leuke lunchroom in West een Dunkin Donuts kwam en dat lijkt ons niet de bedoeling.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen.
73° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het (laten)
aankopen van strategisch vastgoed door de gemeente, organisaties als 1012INC of
andere samenwerkingspartners (Gemeenteblad afd. 1, nr. 382)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- als een van de nog ‘uit te werken ruimtelijke instrumenten’ een mogelijke
aanpak voor de verwerving van strategisch vastgoed voor te leggen;
-__ hierbij bijvoorbeeld te denken aan directe aankoop door de gemeente, A-B-C-
constructies in samenwerking met gemeentelijke partners.
74° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het strategisch
behouden van gemeentelijk vastgoed naar aanleiding van de bevindingen van het rapport
“Sturen op divers winkelaanbod’ en het herstel en behoud van functiebalans en diversiteit
in gebieden met oprukkende vercommercialisering (Gemeenteblad afd. 1, nr. 383)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ te stoppen met de verkoop van gemeentelijk vastgoed binnen de ring totdat
een lijst van strategische panden is opgesteld die in het kader van de
menging, diversiteit en de balans van het voorzieningenaanbod (voorlopig)
niet verkocht worden.
75° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks), de heer Boutkan
(PvdA) en de heer N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers
winkelgebied’ (onderzoeken van nieuwe kapitaalvehikels voor duurzaam
vastgoedeigenaarschap die kunnen bijdragen aan de diversiteit van het Amsterdamse
winkelaanbod, waaronder de oprichting van een Amsterdamse Middenstandscoöperatie)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 384)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- met stakeholders onderzoek te doen naar mogelijkheden om nieuwe
kapitaalvehikels voor duurzaam vastgoedeigenaarschap te faciliteren,
waaronder mogelijkheden voor winkeleigenaren om zelf te investeren en
participeren in een Amsterdamse Middenstandscoöperatie.
76° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks), de heer Boutkan
(PvdA) en de heer N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers
winkelgebied’ (aankoop van het PC Hoofthuis van de Universiteit van Amsterdam door de
Vereniging StadOnderDak en het ‘right to bid’) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 385)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__zo spoedig mogelijk in gesprek te treden met zowel StadÖnderDak als de
Universiteit van Amsterdam en aan de raad terug te koppelen op welke
37
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
manieren de gemeente kan bijdragen aan het realiseren van de plannen van
StadOnderDak.
77° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het structureel
faciliteren of ondersteunen van bestaande samenwerkingsverbanden als ‘Geef om de Jan
Eef’ en opbloeiende buurtinitiatieven als StadÖnderDak (Gemeenteblad afd. 1, nr. 386)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ten tijde van het voorleggen van de ‘uitwerking ruimtelijke instrumenten’ ook
een aanpak voor te leggen voor het structureel ondersteunen en/of faciliteren
van samenwerkingsverbanden die bijdragen aan een divers aanbod van
winkels en voorzieningen zoals Geef om de Jan Eef en de vereniging
StadOnderDak.
78° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) ) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ (ontwikkelen van
een aanpak om samen met het Amsterdamse MKB het prijsopdrijvend effect van
onterechte winkelhuurverhogingen te bestrijden) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ samen met stakeholders zoals MKB Amsterdam en
ondernemersverenigingen een aanpak te ontwikkelen waarbij Amsterdamse
kleine winkeliers in gebieden binnen de ring waar zich zowel grote
huurverhogingen als een verlies aan diversiteit voordoen gericht worden
ondersteund in bezwaar maken tegen huurverhogingen om zo onterechte
huurverhoging en het gestapeld prijsopdrijvend effect daarvan te voorkomen;
-__ hierbij in ieder geval uit te gaan van een campagne die winkeliers op hun
rechten wijst, maar ook opties te bezien voor een actievere aanpak zoals het
helpen faciliteren van standaard onafhankelijke contra-expertise bij taxatie
van de huur van een winkelpand en het formuleren van een standaard
bezwaarbrief die winkeliers actief wordt aangeboden.
79° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ (het bezien van de
praktijk van gemengd bestemmen en het inzetten op ‘vooraf brancheren’: planologie is
vooruitzien en vergt anticiperen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- ten tijde van het uitwerken van de ruimtelijke instrumenten naast een
assertieve aanpak van probleemgebieden ook een preventieve aanpak voor
risicogebieden voor te leggen, waarbij ook (het aankondigen van) gerichte
inperking van bestemmingen en (het aankondigen van) het gebiedsgericht
stellen van aanvullende voorwaarden die monocultuur op voorhand de pas
kunnen afsnijden aan bod komen.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Nog heel even kort terug naar de heer Nuijens.
38
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De heer NUIJENS: Ik wil graag zowel de staf van wethouder Ollongren, de heer
Boutkan, mevrouw Kaya, mevrouw Ruigrok, de heer Van Dantzig en de heer Bakker
bedanken voor de prettige samenwerking op dit onderwerp tot dusver. Ik hoop dat die zich
vertaalt in een positieve uitslag.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boutkan.
De heer BOUTKAN: Ik wil de wethouder een compliment maken voor het plan
Sturen op divers winkelgebied. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het is
goed dat het college nu ook inziet dat we wel degelijk moeten sturen op een divers
winkelaanbod. Er kan dus ook veel meer worden gedaan om monocultuur te bestrijden. Ik
ben ook blij dat mede naar aanleiding van onze motie met GroenLinks over branchering
dit plan tot stand is gekomen. Het is echt een andere manier van kijken naar de
problematiek. Het is een andere manier van sturen hoe we vercommercialisering van de
binnenstad kunnen tegengaan. Niet alleen van de binnenstad, maar ook van de rest van
Amsterdam. Ik heb gisteren in Het Parool een pleidooi gehouden voor meer liefdevolle
ondernemers, maar ook voor meer lef. Ik denk ook zeker dat dit plan voor een deel die lef
laat zien. We hebben daarover natuurlijk ook nog wel wat andere ideeën, vandaar het
grote aantal moties. Want ja, nog niet zo lang geleden, en dan kom ik toch weer uit bij
mevrouw Ruigrok van de VVD, werden branchering en sturen op diversiteit van winkels
toch een beetje weggezet als planeconomie. Ik was ook van de smaakpolitie. Ik ben blij
dat we dat nu een beetje voorbij zijn en dat we vooral vooruit kunnen kijken. Waarom is
het nu zo belangrijk? Natuurlijk is het belangrijk omdat we in de stad zo veel ongewenste
concentratie zien van ijswinkels, Nutellawinkels, bakery’s, liefdeloze winkels. En zoals het
college zelf ook stelt, met snelle winstmarges die eigenlijk heel weinig toevoegen aan de
stad Amsterdam. Niet voor niets uitte D66-bestuurder Boudewijn Oranje een tijd geleden
ook al in het NRC over onroerend goed in het centrum, dat we eigenlijk al te laat zijn. Je
kunt de strijd met de markt al bijna niet meer winnen. Met 17 miljoen bezoekers lijkt de
commerciële druk op de stad en onroerend goed al snel een snelkookpan. We moeten die
stad terug veroveren. Ik ben het principieel oneens met de stelling van het college dat wij
een gelijkwaardige stakeholder zijn. Dat zijn wij niet. Ik vind dat de stad Amsterdam een
grote speler is, een facilitator, een investeerder. Die kan een visie uitrollen. Die kan
moreel leiderschap laten zien. Dus daarmee ben ik het echt principieel oneens. Ik denk
dat dat ook gewoon een verschil is tussen mijn partij en de liberale partijen. Het is wat dat
betreft een beetje een botsend beeld. Samen met GroenLinks hebben wie zeven moties
ingediend. Ik vind met name de motie over de Amsterdamse middenstandcoöperatie heel
belangrijk. Ook samen met de SP. Ik hoop ook zeker dat die wordt aangenomen. Het is
denk ik heel belangrijk dat we via eigenaarschap en beheer van het vastgoed gaan sturen
op de stad. Het is ook een bekende wet van de binnenstad dat je onroerend goed moet
bezitten en beheren.
Tot slot, ik heb samen met GroenLinks een motie geformuleerd over de negen
straatjes. We hebben ook een motie over vooraf brancheren, preventief brancheren zou je
kunnen zeggen. En ook de motie over die negen straatjes is wat ons betreft belangrijk,
omdat we daarmee laten zien dat we voordat er ellende ontstaat, iets gaan doen met in dit
geval een prachtig gebied, de negen straatjes.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
39
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
80° Motie van de raadsleden de heer Boutkan (PvdA) en de heer Nuijens
(GroenLinks) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, Betrek winkelgebied
Negen Straatjes bij proef met straatgerichte aanpak (Gemeenteblad afd. 1, nr. 390)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- het winkelgebied de Negen Straatjes toe te voegen aan de pilot voor een
staatgerichte aanpak.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kaya.
Mevrouw KAYA: Dank aan alle ambtenaren die hebben gewerkt aan dit rapport.
Waar wij politici hard roepen dat acht Nutellawinkels meer dan genoeg is, zijn zij het die
ons waardevolle inzichten geven hoe we het Amsterdamse winkelaanbod divers en
aantrekkelijk kunnen houden; het zorgvuldig hebben verkend en het op een rij hebben
gezet. Een helder overzicht van de handvatten die we hebben, geeft het rapport zelf. Ik
licht graag toe welke richting D66 hiermee op wil. Wat ons betreft groeit het aantal winkels
waaraan alleen toeristen wat hebben en waar Amsterdammers niet komen, te snel.
Daarop moeten we grip krijgen. Dat vlieg je aan met wortel en stok. Enerzijds gaan we
met winkeliers en vastgoedeigenaren in gesprek om via branchering tot een goed
winkelaanbod te komen en anderzijds dient branchering via het bestemmingsplan als stok
achter de deur. Wij geloven in die aanpak, omdat je zo stuurt op het winkelaanbod door in
te zetten op de kracht van ondernemers en niet de ondernemers bij aanvang al schuldig
te verklaren aan het verschralen van winkelaanbod. Geloof me, die ondernemers willen
als geen ander dat Amsterdam aantrekkelijk blijft. Tegelijkertijd ga je de verschraling van
het winkelaanbod zoals die zich op bepaalde plaatsen dreigt te voltrekken, stevig te lijf.
Politici blijven echter politici en dragen graag extra oplossingen aan. Zo ook deze politica
van D66. Want waar de huurprijzen op sommige plaatsen de pan uitrijzen, is het voor de
kleine winkelier moeilijk om overeind te blijven. De bodem waar we wat mij betreft niet
doorheen mogen zakken, is dat die winkeliers niet effectief de huurbescherming genieten
die het huurrecht ze biedt. Ik dien daarom een motie in samen met mevrouw Ruigrok en
de heer Bakker om winkeliers te ondersteunen zodat we voorkomen dat kleine
ondernemers de dupe zijn van hoge huurstijgingen en machteloos staan tegenover grote
vastgoedbedrijven.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
81° Motie van de raadsleden mevrouw Kaya (D66), mevrouw Ruigrok (VVD)
en de heer N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’
(steun en voorlichting aan kleine winkeliers op het gebied van huurrecht) (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 391)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_de mogelijkheden te onderzoeken om in specifieke gevallen en in specifieke
gebieden waar de diversiteit van het winkelaanbod onder druk staat
ondersteuning en/of (onafhankelijke) advisering kan bieden op het gebied van
het huurrecht aan kleine ondernemers;
40
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
-_samen met relevante partners zoals MKB Amsterdam een voorlichtings- en
bewustwordingscampagne over huurrecht voor kleine ondernemers op te
zetten;
-_ hierover vóór het zomerreces te rapporteren aan de raad.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Ruigrok.
Mevrouw RUIGROK: Wij allen vinden een divers winkelaanbod fijn. Ook als
toerist, we weten het zelf, we gaan graag naar een lokale boetiek en naar dat aanbod. Ik
heb altijd moeite met dat zwartwitte beeld. Ik lust hier ook wel eens een crêpe met Nutella.
Ik durf het bijna niet te zeggen. Zelfs voor een rechtgeaarde liberaal als ik, zie ik dat er
grenzen komen aan die diversiteit en dat we bijna staan te juichen als er een supermarkt
in de Warmoesstraat komt, waarvan je zou denken dat dat toch logisch is. Bewoners en
bezoekers hebben daar voordelen van. Dus ik heb dit plan kritisch bekeken en ik denk dat
het een juist pad is om te begaan. Ik ben ook blij dat we als eerste de aanpak kiezen om
die samenwerking tot stand te brengen, dus met coalitie, bewoners, ondernemers,
eigenaren om die stad aantrekkelijk te maken. Inderdaad, daar gaat het om. Wij vinden
het ook een goed idee om te beginnen in het centrum als pilot en van daaruit uit te rollen
naar een steeds groter wordende stad. Wat mij betreft worden we dat ook en is het
aanbod veel groter dan alleen die binnenstad.
Ik heb een motie in te dienen namens de heren Van Dantzig, Bakker en
Boomsma. Dat was naar aanleiding van de commissievergadering waarin de Jan Eef
aangaf dat het juist zo belangrijk is om op straatniveau maatwerk te leveren en daar te
kijken wie de partners zijn die zouden kunnen meedoen. Dat kunnen ook partners zijn die
we in eerste instantie niet direct op het oog hadden, zoals we bijvoorbeeld een mooie
partner hebben gevonden voor het initiatief eigen raam. Er zijn maatschappelijke
instanties die impact als doel hebben. Dus we vragen de wethouder een samenwerking
verder te onderzoeken om dat soort partijen verder te betrekken, specifiek op
straatniveau, en we vragen de wethouder dat maatwerk te leveren.
De VOORZITTER: U had het over de heer Van Dantzig, maar die is niet meer
aanwezig, dus dan wordt het mevrouw Kaya, vermoed ik.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
82° Motie van de raadsleden mevrouw Ruigrok (VVD), mevrouw Kaya (D66),
de heer N.T. Bakker (SP) en de heer Boomsma (CDA) inzake het rapport ‘Sturen op een
divers winkelgebied’ (Amsterdam Verbond Diversiteit Winkelstraten) (Gemeenteblad afd.
1, nr. 392)
41
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de mogelijkheden van een samenwerkingsverband te onderzoeken dat de
bevordering van diversiteit in Amsterdamse winkelstraten met maatwerk op
straatniveau, beoogt en bewoners, ondernemers, pandeigenaren,
maatschappelijke investeerders en de gemeente Amsterdam als mogelijke
deelnemers/financierders heeft;
-_ de resultaten van dit onderzoek te betrekken bij de verdere uitwerking van
‘Sturen op een divers winkelgebied’.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
(De heer BOUTKAN: Ik vroeg mij af, mevrouw Ruigrok, wat uw standpunt
is over de motie die wij indienen ten aanzien van de Amsterdamse
Middenstandscoöperatie, dat onderzoek daarnaar.)
Daar heb ik goed naar gekeken. Ik vind de uitgangspunten ook prima, maar ik
vraag me af of het per se in een coöperatie moet. Ik wacht even de preadviezen af, maar
ik denk dat het heel nauw naast elkaar komt, dus naast de motie die wij hebben
ingediend. Ik wacht de uitwerking af en dan zult u zien hoe we stemmen.
(De heer BOUTKAN: Zou u misschien wel een oordeel kunnen geven
over het coöperatieve element? Dat benadrukt juist de motie. Ik heb uit
uw pleidooi begrepen over Jan Eef, dat u dat ook zo belangrijk vindt.)
Inderdaad, ik vind dat coöperatieve element heel belangrijk. Ik vind het ook heel
dapper en ik ben benieuwd hoe dat gaat dat de Jan Eef met zo’n coöperatie is begonnen.
Ik houd dat graag in de gaten en ik kijk even hoe het overlapt.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer N.T. Bakker.
De heer N.T. BAKKER: Ik ben graag het slotakkoord van deze sprekers, want het
bekende spreekwoord Bien étonnés de ce trouver ensemble. Mevrouw Ruigrok die
eigenlijk wel positief staat tegenover een coöperatie terwijl iedereen in deze raad bezig
was met het flamberen van de markt, zijn we nu allemaal bezig met brancheren. Dus hoe
kunnen we ongelooflijk blij zijn met het feit dat er zo veel moties worden ingediend om het
marktfalen te reguleren? Waar we wethouder Kock eerst nog eens vaak hebben gehoord
over het moeizaam lezen van boeken van David Graeber, waarin het allemaal toch te
links was, krijgen we heel duidelijk het ingrijpen in de markt zowel door D66, door de VVD.
En daarom kan ik alleen maar zeggen dat het een schande is. Ik heb zelf geen motie. Ik
denk dat we ontzettend blij moeten zijn dat we als hele raad hier in Amsterdam eindelijk
begrijpen dat het neoliberalisme in deze stad zo langzamerhand overwonnen gaat
worden. Dat kan met dit soort prachtige moties. Ik ben eigenlijk ontzettend trots en
daarom ga ik zeker geen complimenten maken over verschillende jurken of pakken van
iedereen. Dezelfde geest waadt door deze raad, namelijk dat we keihard ingrijpen in de
markt waar het grootkapitaal de schade toebrengt aan de winkeldiversiteit.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ollongren voor de
beantwoording van de vragen en een preadvies op de moties.
Wethouder OLLONGREN: Het zal vooral preadvisering zijn. Even om dan toch
een kwalificatie te geven: volgens mij zijn we bezig met de leefbaarheid van onze stad te
bevorderen. Leefbaarheid voor bewoners. De aantrekkelijkheid van de stad en meer van
42
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
hetzelfde voegt niets toe. Dat is volgens mij datgene waarover we het eens zijn. We zijn
op zoek naar de goede instrumenten om daarbij in te zetten. We spreken nu over dit stuk.
De heer Nuijens krijgt wel grote complimenten vanwege zijn ijver. Deze hoeveelheid
moties had ik eigenlijk niet verwacht toen we de commissiebehandeling hadden. Maar ik
ben er helemaal niet ongelukkig mee. Ik loop ze straks graag langs. We zijn intussen ook
aan de slag met die straatgerichte aanpak waar straks ook een van de moties aan raakt.
Dan kom ik daar nog even op terug. En u kunt nog een notitie tegemoetzien die ik een
keuzenotitie zal noemen die wat meer zal ingaan op de planologische mogelijkheden. Dus
we zullen ook naar aanleiding van deze start nog veel vaker met elkaar hierover spreken
en we zullen veel preciezer gaan worden in de uitwerking.
Dan eerst de moties.
(De heer NUIJENS: Ik zal het kort houden. Slechts om de wethouder mee
te geven dat juist omdat u nog eens terugkomt, wethouder, dat u weet dat
wij dit een belangrijk onderwerp vinden en omdat we tevreden zijn met de
stappen die u al zet, vind ik het van belang u nu in den brede mee te
geven wat wij vinden dat er allemaal nog meer kan, ook zo dat u als
college de tijd heeft om naar eigen inzicht tot een uitwerking te komen.
Ook als het geld kost. Schrikt u niet. Ik vraag nu ook niet om geld. Het
idee is dat u dit meeneemt voor de uitwerking.)
Dan spreek ik nogmaals mijn waardering daarvoor uit.
De moties. Om te beginnen bij motie nr. 382 van de raadsleden de heer Nuijens
en de heer Boutkan. Het is niet omdat ik nu de toon wil zetten en wil beginnen met een
negatief preadvies. Dat is toeval. Maar dit is een van de moties waarover ik dan minder
enthousiast ben. Ik vind de motie erg directief. De motie suggereert iets waarvan ik nu al
weet dat we het niet gaan waarmaken met elkaar. We kunnen het probleem niet oplossen
door alles op te kopen. Dus zoals die is geformuleerd, zou ik zeggen dat we bezig zijn met
het bestrijden van de monocultuur. We doen dat samen met partijen, ook met partijen die
hier staan genoemd. Ik zal straks op een andere motie nog meer zeggen over die
samenwerking met vastgoedpartijen, maar deze motie, daarmee kan ik niet uit de voeten.
De motie nr. 383 gaat over het behoud van gemeentelijk vastgoed. Om dan een
voorzichtige beweging te maken, maar ik blijf nog aan de kant dat ik zeg: doe het nu niet
op deze manier. We zijn met het afstoten van gemeentelijk vastgoed heel zorgvuldig
bezig. ledereen kan erover meeadviseren. Als we denken dat het niet verstandig is om
gemeentelijk vastgoed te verkopen om wat voor reden dan ook, en dat kan ook gaan over
de diversiteit en de monocultuur, dan doen we dat niet. Dus in zijn meest positieve vorm
zou ik zeggen dat de motie overbodig is. Ik zou niet adviseren deze motie aan te nemen.
Dan de motie nr. 384. Die heeft de bijzondere titel: Niet 1012Inc. Nu ben ik
inmiddels in de richting van de heer Nuijens al een stuk milder gestemd, want de motie
vraagt eigenlijk om een onderzoek, geeft daar wel een bepaalde richting aan mee, noemt
woorden als kapitaalvehikels et cetera, maar ik denk dat met de intentie achter deze motie
en met het onderzoek dat wordt gevraagd, dat ik daarmee eigenlijk best wel uit de voeten
kan. Die samenwerking met vastgoedpartijen, die eigen deelnemingen die we hebben
waarin we zelf participeren, die moeten een belangrijke rol daarin gaan spelen. Dus ik zou
willen zeggen, als deze motie wordt aangenomen, zal ik een dergelijk onderzoek doen. Ik
denk dat dat heel ondersteunend kan werken aan het beleid dat we nu met elkaar gaan
inzetten.
Dan kom ik bij de motie nr. 385. Dat is de motie die ziet op het gesprek met de
Universiteit van Amsterdam en ook met een partij als StadOnderDak. Ik heb geen
bezwaar tegen de motie, maar ik zou ook de indieners alvast willen geruststellen door te
43
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
zeggen: We zijn in gesprek. Wij zijn in gesprek met dit initiatief. We zijn in gesprek met de
Universiteit van Amsterdam. En het desbetreffende object, als ik het zo mag noemen, dat
staat op dit moment niet te koop. Er kan geen hotel komen. Dat weet u. Want het ligt niet
in een daarvoor geschikt gebied wat ons betreft. Er is niet echt een reden tot zorg. Dat ter
geruststelling.
Dan motie nr. 386. Die heeft natuurlijk een verband met een andere motie waarop
ik straks nog kom. Zoals de heer Nuijens c.s. deze motie hebben geformuleerd, vind ik dat
het middel, namelijk het structureel ondersteunen bijna het doel wordt. Dus de
samenwerkingsverbanden, verenigingen, initiatieven uit de stad, daar ben ik natuurlijk
helemaal niet op tegen, maar ik zou niet willen dat we nu met elkaar vaststellen dat we
dat sowieso allemaal structureel gaan ondersteunen. Ik ben bang dat we dat niet kunnen
waarmaken. Ik kan helemaal niet overzien wat voor geld dat zou kosten. Dus deze motie
zou ik willen ontraden.
(De heer NUIJENS: Komt het, wethouder — en zo is het oprecht niet
bedoeld, en dan pas ik de motie graag te plekke aan — omdat u
ondersteunen in combinatie met het woord structureel leest als een
financiële bijdrage? Ik kan me namelijk allerlei andere vormen van
ondersteuning voorstellen die niet per se resulteren in een structurele
begrotingspost.)
Nou, dat speelt zeker mee bij mijn beoordeling. Sterker nog, die twee woorden,
daarmee heb ik eigenlijk de meeste moeite. Maar dan zou ik de heer Nuijens kunnen
suggereren even af te wachten wat ik straks zeg over de motie van mevrouw Ruigrok, die
volgens mij wel een verband heeft met deze motie en misschien wel hetzelfde beoogt,
maar dat is aan u om dat te beoordelen.
(De heer NUIJENS: Waarbij ik een opmerking heb, want dan hoef ik u zo
meteen niet te storen. Er wordt geen geld mee bedoeld. Wat mij betreft
mag het ‘structureel ondersteunen’ worden geschrapt. Dat is immers een
dubbeling van wat ik bedoel met structureel faciliteren. Dat gezegd
hebbend, wacht ik het preadvies op de motie van mevrouw Ruigrok af.)
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 386), ingetrokken zijnde,
maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
83° Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer
Boutkan (PvdA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het structureel
faciliteren of ondersteunen van bestaande samenwerkingsverbanden als ‘Geef om de Jan
Eef' en opbloeiende buurtinitiatieven als StadOnderDak (Gemeenteblad afd. 1, nr. 387)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ten tijde van het voorleggen van de ‘uitwerking ruimtelijke instrumenten’ ook
een aanpak voor te leggen voor het faciliteren van samenwerkingsverbanden
die bijdragen aan een divers aanbod van winkels en voorzieningen zoals
Geef om de Jan Eef en de vereniging StadÖnderDak.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
44
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Dan ben ik bij motie nr. 388. Die heeft weer een verband met motie nr. 391 van
mevrouw Kaya. Maar ik begin even bij de motie van de raadsleden Nuijens c.s. Ik vind dat
deze motie wel heel precies is in de bewoording. U legt vrij uitvoerig uit wat u wilt. Ik zou
zeggen: over die andere motie van mevrouw Kaya c.s. ben ik positief omdat ik denk dat ik
die echt kan uitvoeren. Het gaat namelijk over kleine winkeliers in gerichte gebieden. Ik
durf niet helemaal te zeggen of de heer Nuijens dat met zijn motie eigenlijk ook zo ziet.
(De heer NUIJENS: Kijkt de wethouder naar dezelfde versie als ik?)
Zeker. Ik kijk naar de versie die mij net in handen is gedrukt. Kleine winkeliers,
daarin heeft u gelijk, maar binnen de ring is voor mij toch nog een heel erg groot gebied.
Ik zou willen zeggen: kijk naar de gebieden in de stad waar we zeggen dat daar echt wat
aan de hand is.
(De heer NUIJENS: Er staat: in gebieden binnen de ring waar zich zowel
grote huurverhogingen als een verlies aan diversiteit voordoen. Daarmee
doen we een poging het nader in te kaderen. U heeft gelijk dat in het
tweede dictum van u specifieke dingen worden gevraagd. Maar u wordt
gevraagd daarvoor opties te bezien en niet om daar meteen miljoenen
euro's aan uit te geven.)
Daarin heeft u helemaal gelijk, mijnheer Nuijens. Daarom zei ik ook dat ik u vrij
specifiek vind in wat u vraagt. Ik zie hoe u het nu uitlegt. Ik had ook willen zeggen zelfs
zonder uw uitleg, dat ik geen bezwaar heb tegen het aanvaarden van deze motie.
Dan nog de motie nr. 389. Die ziet op vooraf brancheren. Dat is een motie
waarvoor ik zou willen verwijzen naar de keuzenotitie die ik net heb aangekondigd.
Sterker nog, die ik dan ook zou willen betrekken bij de uitwerking van die keuzenotitie.
Om die reden heb ik geen bezwaar tegen het aannemen van deze motie.
Dan de motie van de heer Boutkan, nr. 390. De heer Boutkan vraagt aandacht
voor het winkelgebied de Negen Straatjes. Over deze motie zou ik het volgende willen
zeggen. Kijk, we hebben in overleg met de straten zelf, met de ondernemers, met de
bewoners gekozen waar we gaan beginnen. Als je kiest, dan kies je voor een bepaalde
straat wel en andere straten niet. We hebben wel aandacht voor die andere straten, want
er zijn wel meer straten dan alleen de Negen Straatjes waar je zegt dat je daar eigenlijk
ook nu heel snel aan de slag zou willen. Dus ik kan u toezeggen dat de Negen Straatjes
echt niet aan de aandacht ontsnappen van het team dat zich hiermee bezig houdt. Maar
ik zou u willen vragen om te zeggen: Laat ons nu starten met de vier straten die we
hebben aangewezen. We hebben oog voor andere gebieden. We hebben ook oog voor
het waterbed dat zich zou kunnen voordoen. Dus die Negen Straatjes hebben we echt in
het vizier, maar ik wil ze niet nu toevoegen, want dan vind ik dat ik andere straten of delen
van straten die hetzelfde zouden kunnen willen, eigenlijk geen recht doe.
(De heer BOUTKAN: Dank voor de toezegging. Ik vraag aandacht voor
de Negen Straatjes, omdat men daar echt bang is vanwege de ligging, de
nabijheid van de Dam dat het daar heel snel misgaat. Dus ik zou u dan
ook willen vragen die aandacht die er nu is voor de Negen Straatjes,
waaruit bestaat die dan precies?)
Die bestaat eruit dat de mensen, en dan heb ik het ook vaak over stadsdeel
Centrum, in overleg zijn met ondernemers en bewoners in de Negen Straatjes. Dat
betekent dat je gewoon weet welke problematiek daar speelt. Dat geldt niet alleen voor de
Negen Straatjes, dat geldt voor nog een aantal straten hier in de binnenstad. Zeker op het
moment dat we wat meer ervaring hebben opgedaan en zijn gestart, want die
straatgerichte aanpak betekent ook dat die per straat verschillend zal zijn, die zal voor het
Spui anders zijn dan voor de Damstraat of de Oude Hoogstraat. Dus die ervaring en die
45
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
kennis kun je gebruiken op het moment dat je zegt dat je er klaar voor bent om dit ook
waar te maken in de Negen Straatjes.
(De heer BOUTKAN: Met die toezegging kan ik de motie intrekken. Op
het moment dat wij signalen krijgen dat het daar inderdaad niet goed gaat,
zal ik ook meteen aan de bel trekken.)
De motie-Boutkan en Nuijens (Gemeenteblad afd. 1, nr. 390), ingetrokken zijnde,
maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
Dank u wel. En die signalen, mocht u die ontvangen, geeft u ze door. Dan hoop ik
dat ik kan zeggen dat we ze al kennen en herkennen.
Dan ben ik bij de motie-Kaya c.s, nr. 391. Die ziet voor een deel ook op wat ik net
bij die andere moties heb gezegd. Van deze motie kan ik zeggen dat ik die kan uitvoeren.
Geen bezwaar tegen het aannemen ervan. Sterker nog, ik vind het eigenlijk een heel
goed idee om dat te gaan doen.
De motie-Ruigrok, nr. 392. We hebben het in de commissie al even hierover
gehad. Als ik de motie goed lees, dan is de motie vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat
de gemeente er is om te faciliteren, dus om partijen bij elkaar te brengen en ze te helpen
en te kijken wat de mogelijkheden zijn. Als die uitleg klopt en ik zie mevrouw Ruigrok
knikken, dan zou ik zeggen dat er helemaal geen bezwaar is tegen het aannemen van
deze motie. Dan heb ik alle moties behandeld.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Ik constateer dat we kunnen gaan stemmen. Het woord is aan
de heer Nuijens voor een stemverklaring.
De heer NUIJENS (stemverklaring): Wij zullen alle moties steunen en dat lijkt mij
een goed voorbeeld. Ik hoop dat u dat volgt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kaya voor een stemverklaring.
Mevrouw KAYA (stemverklaring): De moties 388 en 391 lijken erg op elkaar,
maar met de uitleg en de toevoeging van de heer Nuijens zullen wij voor beide moties
stemmen. Over motie 384 waren wij niet direct heel enthousiast, maar aangezien die om
een onderzoek vraagt, zullen wij die ook steunen. Ook zullen we voor motie nr. 385
stemmen. We begrepen eigenlijk dat we dat al doen. We stemmen tegen de moties 382,
383 en 386.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 382).
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 382) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 382) is verworpen met de stemmen van de PvdA, GroenLinks en de Partij voor
de Dieren voor.
46
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017
Raadsnotulen
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 383).
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 383) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 383) is verworpen met de stemmen van de PvdA en GroenLinks voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 384).
De motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 384) wordt
bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 384) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 385).
De motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 385) wordt
bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens, Boutkan en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 385) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 387).
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 387) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 387) is verworpen met de stemmen van de PvdA, GroenLinks en de Partij voor
de Dieren voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 388).
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 388) is aangenomen met de stemmen van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66,
het CDA en de Partij voor de Dieren voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 389).
47
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Nuijens en Boutkan (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 389) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Kaya, Ruigrok en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 391).
De motie-Kaya, Ruigrok en N.T. Bakker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 391) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Kaya, Ruigrok en N.T. Bakker
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 391) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Ruigrok, Kaya, N.T. Bakker en
Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 392).
De motie-Ruigrok, Kaya, N.T. Bakker en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr.
392) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Ruigrok, Kaya, N.T. Bakker en
Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 392) met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 315 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
25
Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel van het lid Ruigrok getiteld ‘Geef
om je stad door te geven’ en kennis te nemen van de bestuurlijke reactie (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 328)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Ruigrok.
Mevrouw RUIGROK: Blij dat dit voorstel op de agenda staat en dat we hierover
een besluit gaan nemen. Geef om je stad door te geven. Het is een voorstel dat ik in de
vorige periode al een keer eerder heb ingediend en waar toen het fonds voor Oost uit
voortgekomen is. De inspiratie was eigenlijk de Hans Snoekfontein bij het Leidseplein.
Kennen jullie allemaal. Dit was een legaat. Ik denk dat het goed is dat Amsterdammers
die dit zouden willen, de weg moeten kunnen vinden op de site van Amsterdam om dat
dan ook te doen. Dus naar aanleiding van de bespreking in de commissie Financiën is het
voorstel nog aangepast op het gebied van communicatie en dat we in elk geval binnen de
wet- en regelgeving de kaders van de gemeente Amsterdam bepalen. Dus ja, ik heb dit
alvast in mijn testament staan. Ik ben benieuwd waar we terecht gaan komen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Guldemond.
48
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De heer GULDEMOND: Zoals ik in de commissie ook heb betoogd, heb ik niet per
se direct vrienden en bekenden die al hebben aangegeven graag te willen geven aan de
gemeente Amsterdam. Maar ja, ik sluit niet uit dat ze er zijn en die moeten inderdaad de
weg kunnen vinden. Ik heb na enig speuren drie gemeenten kunnen vinden die er iets
over op hun website hebben staan: de gemeenten Nijmegen, Rijswijk en Borger-Odoorn.
Het zou mooi zijn als Amsterdam aan dat rijtje zou kunnen worden toegevoegd. We zullen
dus voor het voorstel stemmen, wel met de kanttekening erbij dat we het inderdaad eens
zijn met wat het college aangeeft over dat hij voorzichtig wil zijn met schenkingen aan een
bepaald doel. Het zou niet zo moeten zijn dat de gemeente gedwongen wordt bepaalde
verplichtingen op zich te nemen zonder daarover zelf een besluit te nemen. Maar
mevrouw Ruigrok gaf net al aan dat dat precies de voorwaarde daarbij zou moeten zijn.
Tegelijkertijd zie ik ook wel mogelijkheden om via een soort van crowdfundingacties,
buurtinitiatieven gefinancierd te krijgen en misschien is dat nog iets wat het college met de
bestuurscommissies of in de volgende periode met de opvolgers daarvan eens zou
kunnen bespreken.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Laat ik beginnen met mevrouw Ruigrok een compliment te
maken, want ze heeft goed geluisterd naar wat er in de commissie is gezegd de vorige
keer en ze heeft het voorstel aangepast. Maar ik ben toch bang dat ze niet blij gaat
worden met onze stem, want waar het bij ons toch een beetje wringt, is als wij geld gaan
binnenhalen van mensen vanuit bijvoorbeeld een erfenis, dan gaan we concurreren met
fondsen. Dat is voor ons toch wel een lastig punt. Ik vind het toch een beetje gek van de
VVD dat ze dat juist bij de overheid wil leggen, terwijl wij dan zeggen: Leg het nu juist bij
die fondsen. Volgens ons is dat beter. Die zijn minder bureaucratisch en fondsen kunnen
veel beter die maatschappelijke initiatieven steunen dan de gemeente.
(De heer GULDEMOND: Het is natuurlijk het voorstel van mevrouw
Ruigrok, maar ik denk dat ik deze vraag ook namens haar zou kunnen
stellen. Als mensen er vrijwillig voor kiezen om welke reden dan ook om
het toch aan de gemeente Amsterdam te schenken, wat zou daar wat u
betreft op tegen zijn?)
Het punt is dat het ook heel mooi zou zijn als die mensen worden verwezen naar
een goed fonds. Er zijn hele mooie fondsen. Wij doen allemaal al dingen. We geven
natuurlijk geld uit van de Amsterdammer aan allerlei goede initiatieven. Daarnaast heb je
nog fondsen die dingen doen. Daar kun je dus heel mooi terecht. Ik vind het een hele
mooie aanvulling. Volgens mij moet je dat niet gaan vermengen.
(De heer GULDEMOND: Begrijp ik u dan goed dat u zegt namens de
PvdA dat u vindt dat mensen die weloverwogen geld willen geven aan de
gemeente Amsterdam, dat wat u betreft niet mogen doen?)
U zegt het nu wel heel bot. Volgens mij is het heel goed als mensen geld willen
geven aan goede doelen. Dat doen mensen ook. Dat kan op heel veel manieren.
Bijvoorbeeld via die fondsen. Ik denk dat dat een betere manier is dan dat het via de
gemeente gaat.
(De heer GULDEMOND: Ik begrijp u dan toch nog niet helemaal. Het
belangrijkste wat het voorstel voorstelt, is duidelijker te maken voor
mensen die om wat voor reden dan ook aan de gemeente Amsterdam
zouden willen geven, om dat gemakkelijker te maken. Daar bent u toch
tegen? Ik kan u niet volgen. Kunt u het me nog een keer uitleggen?)
49
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Volgens mij heb ik dat net gedaan. Wij willen geen concurrentie tussen fondsen
en de gemeente. Die heeft een eigen taak.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Roosma.
Mevrouw ROOSMA: Wij vinden het uiteraard uitstekend dat mensen geven aan
de overheid, maar dan wel het liefst via belastingen en niet via schenkingen. Dat kan ik
toelichten. Als je een schenking doet aan de gemeente, stel je schenkt 10.000 euro, dan
komt het hier in de algemene middelen binnen. Dat verdwijnt in een pot met geld en
daarvoor is geen gericht doel. Een andere optie is dat je een gericht doel kiest, maar dan
komt de gemeente in een lastig parket te zitten, want dan heb je ook een bepaalde
verplichting. Dat kaartte de heer Guldemond al eerder aan. Dus wij zijn hier niet voor. Het
argument dat mevrouw De Heer maakte, is meer dan terecht. Er is dan concurrentie met
fondsen en fondsen kunnen dit soort bedragen veel en veel beter aan doelen besteden.
Wij zouden het zonde vinden dat die concurrentie wordt versterkt als we dit zo
bekendmaken.
(Mevrouw RUIGROK: Bent u het met mij eens dat het juist keuzevrijheid
is om te kunnen kiezen waar je je geld nalaat en dat het ook heel prettig is
dat je niet alleen naast verplicht geld geven door middel van belasting,
ook vrijwillig geld kunt geven?)
Ik zou er niet voor willen pleiten om het te verbieden. Maar moet je dat uitdragen?
Moet je niet eigenlijk zeggen: U kunt schenken aan de overheid. Prima. Maar wij
adviseren u eigenlijk om een fonds te kiezen of een project dat die steun beter kan
gebruiken dan de gemeente Amsterdam omdat het hier verdwijnt in de algemene
middelen.
(Mevrouw RUIGROK: Bent u het met mij eens dat het voorstel dusdanig
is aangepast dat er geen expliciete campagne meer gaat worden
gevoerd, maar dat in ieder geval minimaal bekend wordt gemaakt dat
partijen zoals de erfgenamen van Hans Snoek van het Scapinoballet in
ieder geval de weg weten hoe ze een mooie fontein zouden kunnen
nalaten?)
Het voorstel is in die zin minder scherp geworden. Die campagne, daar was ik
natuurlijk zwaar op tegen. Ik denk dat het in die zin nu beter is nu het wat minder expliciet
naar buiten wordt gebracht, maar het wordt wel degelijk aangekondigd op een website. En
als het wordt aangekondigd op een website, dan zou ik daarbij zeggen: doe het niet.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Mevrouw Ruigrok heeft het initiatief inderdaad aangepast. In
de eerste versie zou er inderdaad een campagne komen. Dat vond ik helemaal de limit
dat je dus met belastinggeld geld gaat uitgeven om burgers op te roepen die concurrentie
aan te gaan met het maatschappelijk middenveld. Ik vrees dat ik het nu nog steeds niet
sympathiek vind. Het verbaast me nog steeds dat juist een liberale partij dit voorstel doet
om toch een soort oproep uit te sturen om te faciliteren dat mensen geld doneren aan de
overheid. De overheid kan al belasting heffen. Er wordt al ontzettend veel belasting
geheven. Meer dan de helft van je inkomen in veel gevallen. En als het gaat om erven,
dan heb je daarover ook al heel veel belasting betaald. Dan krijg je ook nog eens
erfbelasting en dan zou je ook nog eens moeten nalaten aan de overheid. Het lijkt mij
gewoon geen goede gedachte omdat ik geloof dat een samenleving beter wordt van een
50
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
bloeiend maatschappelijk middenveld. En dat heeft het geld veel harder nodig, want dat
heeft geen andere manieren om eraan te komen.
(Mevrouw RUIGROK: Begrijp ik dat u liever verplicht geld laat afdragen
door middel van belasting dan vrijwillig?)
Ik zou zeggen: dat belasting betalen, dat is al verplicht en daar komen we ook niet
onderuit. Maar om dit er nu nog eens aan toe te voegen … Nou ja, mijn linkse collega’s
hebben het al heel goed duidelijk gemaakt. Je moet die concurrentie niet aangaan met het
maatschappelijk middenveld, al die maatschappelijke initiatieven die geen mogelijkheden
hebben om belasting te heffen. Dus, nee.
(De heer GULDEMOND: Ik blijf me hierover verbazen dat u mensen
kennelijk niet de keuzevrijheid wilt geven om geld aan de overheid te
geven. Mijnheer Boomsma, u zegt heel erg in het maatschappelijk
middenveld te geloven. Hoe denkt u over crowdfunding®?)
Crowdfunding is iets fantastisch. Ik geloof inderdaad in het maatschappelijk
middenveld. Ik wil niemand de mogelijkheid ontzeggen om geld na te laten. Ik zou het
alleen niet willen faciliteren en aanmoedigen.
(De heer GULDEMOND: Maar als u het niet onmogelijk wilt maken en ook
niet wilt faciliteren, wat moet het dan wel zijn? Volgens mij is het altijd een
van de twee.)
Nee, het is mogelijk, maar laten we er vooral niet te veel aandacht aan besteden.
Laten we vooral mensen oproepen als ze geld willen nalaten, om dat dan te geven aan
maatschappelijke initiatieven waarin ze zelf geloven en die dat dan kunnen besteden aan
hun idealen. Die maatschappelijke initiatieven hebben geen andere manieren om aan
geld te komen omdat ze geen belasting kunnen heffen.
(De heer GULDEMOND: Dan ben ik toch benieuwd hoe u die oproep aan
de Amsterdammers kenbaar zou willen maken.)
Bij dezen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Wat een verschrikkelijk slecht plan. Maar dat niet
alleen, het staat haaks op wat de VVD zegt. Dat verbaast me zo. De VVD zegt kleinere
overheid, kleinere overheid, kleinere overheid. Participatie. En vervolgens zegt de VVD:
ja, we moeten wel bekendmaken dat je mag schenken aan de gemeente Amsterdam. Hoe
doen we dat? Dat doen we natuurlijk gewoon via de Anbi. De gemeente Amsterdam is
gewoon een Anbi-instelling en dat betekent dat je giften aan de gemeente Amsterdam
kunt aftrekken, ook in levende status overigens. Wat zo haaks aan dit voorstel is, is dat
als wij dit zouden doen en het gaat natuurlijk helemaal niet tot belastingverlaging leiden,
mijnheer Guldemond, want dan zouden we heel veel kapitaal geschonken moeten krijgen
van de Amsterdammer. We zijn populair, maar ik denk dat die schenkingen wel
meevallen. Dan betekent het dus, dat dat geld niet vloeit naar maatschappelijke
instellingen. En dat betekent dus dat wij veel meer publieke taken moeten gaan doen. En
dat betekent dus dat je niet een kleinere overheid krijgt. Dus ik vind het gewoon een heel
gek voorstel. Dat wij Anbi zijn, dat is helemaal prima. Mensen kunnen dat gewoon
opzoeken. Als mensen geneigd zijn om de gemeente Amsterdam in zijn of haar erfenis op
te nemen, moeten ze dat doen. Als ze willen schenken, moeten ze dat doen. Maar om dat
nu actief naar buiten te gaan dragen in concurrentie met onder andere een
dierenambulance die wij eerst hebben gekort, maar nadat ze bewezen had dat ze geld
van de Amsterdammer kon krijgen, is de gemeente bereid er geld bij te leggen. Die heeft
51
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
daarvoor heel hard moeten strijden. Is dat dan dezelfde gemeente die dan ondertussen in
diezelfde vijver gaat vissen? Dat is wat dit voorstel behelst. Ik snap dat niet van een VVD.
Ik vind het een slecht plan. Moeten we gewoon niet doen.
(Mevrouw RUIGROK: U bent een van mijn weinige collega's die in de
vorige periode ook hier in de raad zat. Kunt u zich nog herinneren wat de
Partij voor de Dieren toen heeft gestemd op het voorstel dat uiteindelijk is
uitgemond in het fonds voor Oost?)
Ik heb zo het vermoeden dat u dat beter weet dan ik.
(Mevrouw RUIGROK: Nee, dat weet ik niet, maar ik weet wel dat we het
toen hebben aangenomen ook namens de coalitiepartijen GroenLinks en
PvdA. Dat ging precies van hetzelfde uit. Er is uiteindelijk een fonds van
Oost uitgekomen dat we slechts gefaciliteerd hebben en wat nu een eigen
funding heeft. Allemaal prachtig. De enige vraag die ik heb, is: laten we
het vindbaar maken. Als je het wilt doen, laten wij er dan voor zorgen dat
het vindbaar is. Die campagne is er al uit. Vindt u het dan nog steeds zo'n
ontzettend slecht plan?)
Ja. Het gaat niet om goed vindbaar maken. Ik ben blij dat het is aangepast, want
als dit wordt aangenomen, dan gaan we in ieder geval niet actief geld van de
Amsterdammer afpakken om daarmee een oneerlijk concurrentieveld te creëren met al
onze maatschappelijke instellingen die we hier elke keer prijzen dat ze zulk goed werk
doen voor Amsterdam. Dat is in ieder geval aangepast. Vindbaar, dat heeft u het
inmiddels gemaakt. Dat hebben we vandaag bereikt. Het is vindbaar via de website van
de Belastingdienst. Ik kan het iedereen aanraden als hij vindt dat hij een te hoge
belastingdruk heeft. Dan doet u ook nog wat goeds met uw geld. Maar ik snap het niet
van de VVD. Het klinkt heel sympathiek, maar als u even doordenkt, is dit tegen wat u hier
al jarenlang staat te bepleiten: een kleine overheid en een participerende maatschappij.
Dit staat daar haaks op. We moeten dit gewoon niet doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kock voor een reactie.
Wethouder KOCK: Het voorstel is aangepast en waarop het nu neerkomt, is zoals
mevrouw Ruigrok zegt: Maak het vindbaar. De mogelijkheid bestaat al. Zorg ervoor dat
mensen het kunnen vinden. Dat gaan we doen. Op dat moment kan iedereen ook zijn
eigen afweging maken of hij die gift aan de gemeente wil doen of dat hij de gift wil doen
aan een maatschappelijke instelling of iets anders. Ik denk dat dat een prima aanvulling
is,
(Mevrouw ROOSMA: Als het dan op de website komt hoe je kunt
schenken, kan de wethouder daar dan ook een aantal links bij doen naar
bijvoorbeeld fondsen om de Amsterdammer erop attent te maken dat hij
aan verschillende fondsen kan doneren?)
Ik denk dat de meeste Amsterdammers zo niet allemaal al weten dat schenken
aan fondsen en ook aan niet-fondsen — er zijn ook heel veel goede doelen die geen fonds
zijn — mogelijk is. Het idee achter het voorstel van mevrouw Ruigrok is nu juist dat dat
voor de gemeente Amsterdam of überhaupt een overheidsinstelling veel minder bekend
is. Ga dat nu bekendmaken of ga zorgen dat je dat kunt vinden en dat duidelijk is wat de
mogelijkheden zijn en wat niet de mogelijkheden zijn. Er is ook een aantal beperkingen en
daarop is het voorstel aangepast. Dat is heel goed. Ik denk dat dat niet nodig is. Wat we
in ieder geval niet moeten doen, is een situatie creëren waarin de gemeente Amsterdam
52
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
gaat kiezen welke fondsen ze onder de aandacht gaat brengen. Dat levert ongetwijfeld
weer een interessant debat op, maar ik denk niet dat we dat moeten doen.
(De heer GULDEMOND: In reactie op het voorstel dat mevrouw Roosma
net doet, klopt mijn herinnering dat ik dat zelf in de commissie ook heb
gesuggereerd en dat ik met name door mevrouw Roosma op dat punt
nogal gegrild werd dat het echt niet de bedoeling was om andere fondsen
te suggereren?)
Ik kan me dat nog heel goed herinneren. Het staat me nog heel scherp voor de
geest. Maar ik was toen afgehaakt. Ik kan het nazoeken.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik verkeerde altijd in de naïeve
veronderstelling dat de gemeenteraad toch de kaders schetst, maar de
wethouder zegt nu: Dat gaan we doen. We moeten toch nog stemmen?
Klopt dat?)
Als het voorstel wordt aangenomen uiteraard.
De VOORZITTER: We kunnen overgaan tot besluitvorming over het gewijzigde
initiatiefvoorstel van het raadslid mevrouw Ruigrok ‘Geef om je stad door te geven.’
Aan de orde is de stemming over het initiatiefvoorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr.
328).
Het initiatiefvoorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 328) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat het initiatiefvoorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr.
328) is aangenomen met de stemmen van de SP, D66 en de VVD voor.
Voorzitter: de heer Ünver
26
Kennisnemen van de brief bestedingsvoorstel waterrecreatie 2017
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 329)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Heer.
Mevrouw DE HEER: Dit bestedingsvoorstel kwam eigenlijk een beetje laat. Al op
24 november 2016 is al gevraagd wat de mogelijkheden waren om het bedrag van
300.000 euro in te zetten voor handhaving. Nu ligt er een brief en nu denkt iedereen
volgens mij: laten we het maar gewoon aan die waterrecreatie uitgeven. Maar ik zeg: nee,
want we hebben echt een tekort voor handhaving op het water. Er zijn zo veel mensen die
klagen over geluidsoverlast, over drukte op het water. We hebben natuurlijk de markt voor
boten onder de 14 m vrijgegeven. Het wordt alleen maar erger. Ik denk dat het hard, hard
nodig is, meer geld voor handhaving. Ik weet dat het maar een incidenteel budget is. Je
kunt het maar een keer uitgeven. Ik vind natuurlijk ook dat er in zijn algemeenheid meer
geld moet naar handhaving, maar laat dit een beginnetje zijn. Er stond een mooie optie in
het stuk. Dat was een pilot hoe je beter kunt omgaan met die geluidsoverlast en die
drukte. Laten we dat gaan doen. Ik hoop op ruime steun.
53
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
84° Motie van het raadslid mevrouw De Heer inzake het bestedingsvoorstel
waterrecreatie 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 393)
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
- de resterende 300.000 euro voor waterrecreatie te bestemmen in 2017 voor
handhaving op het gebied van geluidsoverlast en snelheidsovertredingen op
het water.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Ik was voornemens een motie in te dienen, maar dat
ga ik niet doen. Ik ga wel alvast vertellen wat ik tijdens de Voorjaarsnota ga indienen. Het
heeft betrekking op water en daarvoor is deze 300.000 euro heel belangrijk.
Waterkwaliteit verbeteren is ook heel belangrijk. Het is jammer dat wethouder Choho niet
aanwezig is, maar ik heb onlangs een initiatiefvoorstel ingediend om plastic bij de zeesluis
uit het water te halen voordat het de Noordzee instroomt. Het merendeel van het plastic
dat via de zeesluis naar de Noordzee gaat, komt uit Amsterdam. Dat is afval dat in de
grachten waait, wat we actief in het water gooien. In ieder geval is Amsterdam daar voor
een groot deel debet aan. Helaas. Dat initiatiefvoorstel was gebaseerd op een proef die
ze in Rotterdam gaan doen om aan de oppervlakte het plastic te filteren. Daarop
doorgaand, en ik wacht nog steeds op de positieve reactie van het college, ben ik in
contact getreden met een aantal mensen van TNO dat op dit moment een proef in de
IJssel uitvoert om al het plastic uit het water te halen. Dat doen ze door middel van
luchtbellen. Dat zijn luchtbellen die het plastic naar boven duwen. Die luchtbellen liggen
schuin in het water en daardoor drijft het plastic mooi naar de zijkant en kun je het er zo
uitscheppen. Deze opstelling gaat plaatsvinden in de IJssel en wordt gesponsord door
Rijkswaterstaat. TNO en deze dames die dit doen, the Great Bubble Barriers, zoeken daar
nog een locatie voor. Die proef kost gek genoeg rond de 300.000 euro. Dus deze motie
had ik voorbereid voor vandaag, maar ik ga die niet inleveren omdat ik die niet heb
kunnen bespreken met de verschillende woordvoerders en dan is de kans dat die motie
wordt weggestemd, wel levensgroot. Dat zou echt eeuwig zonde zijn, want dit is wel een
hele mooie manier in de strijd tegen de plastic soep. Dus mensen, tijdens de
Voorjaarsnota zal ik met dit voorstel komen. Ik vraag alle mensen die plastic soep willen
tegengaan en schoon water belangrijk vinden, mee te doen met die motie zodat we dit
experiment van Rijkswaterstaat ook in Amsterdam kunnen doen. Dan laten we de
Rotterdammers zien dat wat zij doen leuk is, maar wat er in Amsterdam gebeurt, echt
bijdraagt.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groen.
De heer GROEN: Ik kom hier even vertellen dat GroenLinks dit voorstel van harte
gaat steunen. De wethouder heeft volgens ons goed naar de raad geluisterd. Hij verbetert
op een aantal punten de waterkwaliteit significant. Hij maakt het gemakkelijker en veiliger
voor mensen om daarin te gaan zwemmen. Wij vinden dit ook in lijn met mijn eerste
54
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
initiatiefvoorstel bij het aantreden in deze raadsperiode voor het verbeteren van de
waterkwaliteit in de Sloterplas. Dat ligt dus helemaal in lijn. We stemmen van harte voor.
Wij vinden handhaving op het water ook heel belangrijk, maar we denken dat je dat
structureel moet regelen en niet met zo’n incidentele uitgave aan een kleine pilot. We
zullen uw motie dus niet steunen. We zien het voorstel van de heer Van Lammeren met
veel belangstelling tegemoet bij de Voorjaarsnota.
(Mevrouw DE HEER: U had mij dat natuurlijk al verteld, dat u dat niet wilt,
zo’n incidenteel bedrag. Maar denkt u niet dat het heel goed is om ook
gewoon deze 300.000 euro in te zetten voor die handhaving, waarbij we
misschien dingen kunnen leren die we kunnen inzetten voor de structurele
middelen die we, hoop ik, extra gaan inzetten?)
Nee, dit is incidenteel geld dat hier op een goede manier aan zwemwater wordt
uitgegeven. Ik werk graag met de Pvd samen aan een voorstel voor een structurele
oplossing voor de handhaving op het water.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kock voor een preadvies op de
motie.
Wethouder KOCK: Ik houd het heel kort. Dit bedrag was altijd bedoeld voor
waterrecreatie in de meest brede zin van het woord. Het is mooi dat er nu een voorstel ligt
dat niet alleen waterrecreatie bevordert, maar ook meteen de waterkwaliteit op een aantal
onderdelen bevordert. Daarvoor was het bedoeld. De bedoeling was de brief in Q1 te
versturen. Dat is ook gelukt, dus ik geloof niet dat die echt te laat was. Ik ben blij met de
complimenten van de heer Groen dat er bij dit voorstel heel goed naar de raad is
geluisterd en dat we diverse wensen hebben kunnen verwerken. Vandaar dat de motie
een negatief preadvies krijgt, mevrouw De Heer.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Ik constateer dat we kunnen gaan stemmen. Het woord is aan
de heer Glaubitz voor een stemverklaring.
De heer GLAUBITZ (stemverklaring): D66 vindt het ook van belang dat er
handhaving plaatsvindt, maar we zijn het met andere sprekers zoals de heer Groen eens
dat we dat beter structureel kunnen aanpakken dan incidenteel. We hopen dat bij de
Voorjaarsnota te kunnen aanpakken. Het collegevoorstel blijft dicht bij het oorspronkelijke
doel. Daar zijn we voor en we zijn tegen de motie.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren voor een
stemverklaring.
De heer VAN LAMMEREN (stemverklaring): Ik vind het een goed voorstel van
deze wethouder. Waterkwaliteit is enorm belangrijk. Handhaving ook, maar daarvoor zijn
andere potjes, zou ik bijna zeggen. Ik ga tegen de motie stemmen, ondanks dat het doel
ook zinnig is.
Aan de orde is de stemming over de motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
393).
55
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 393) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-De Heer (Gemeenteblad afd. 1, nr.
393) is verworpen met de stemmen van de PvdA voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 329 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
28
Kennisnemen van de brief van de wethouder inzake uitslag centrale loting en
matching (Gemeenteblad afd. 1, nr. 331)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: De centrale loting en matching. We bespreken nu de
resultaten van het computersysteem, het algoritme waarmee kinderen in deze stad op
middelbare scholen worden geplaatst. Mevrouw Laseur heeft dit namens het CDA
geagendeerd, eerst in de commissie en nu voor de raad, omdat de resultaten daarvan
voor een kleine groep onacceptabel slecht zijn uitgepakt. Ja, voor grote groepen is die
loting wel gunstig verlopen, maar voor een kleine, maar nog altijd veel te grote groep is
dat niet het geval. 130 kinderen buiten de top 5, 44 kinderen helemaal buiten de boot en
als meest schrijnende uitkomst de leerlingen die de moeite hebben genomen om 12 of
zelfs 15 scholen uit te kiezen en die zich aan alle richtlijnen hebben gehouden en ondanks
alles toch niet zijn geplaatst. Een mokerslag met voorbedachten rade werd het wel in de
commissie genoemd. Het systeem heeft in dat opzicht gewoon gefaald. Het CDA vindt dat
volstrekt onacceptabel. Wij kunnen dit de kinderen en hun ouders niet aandoen. Nu zullen
heel veel mensen, ik denk eigenlijk iedereen in deze zaal zeggen: ja, dat vinden wij ook.
Maar het is wel gebeurd. Wij vinden het absoluut onacceptabel en het is wel gebeurd.
Erger nog, het is nog steeds niet opgelost. Om te beginnen bij die laatste groep, daarvoor
moet nu zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden en daartoe hebben wij twee
moties waarbij we zowel het college als de OSVO oproepen die kinderen alsnog te
plaatsen in die top 12. Dus niet in een extra klasje daarbuiten, maar in die oorspronkelijke
lijst. Dat is voor nu het meest urgente. Ik hoop dat die moties het zullen halen en dat ze
dan ook zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Dan kan het zijn als kinderen ervoor hebben
gekozen toch in Velsen naar school te gaan of ergens anders buiten de stad, dat ze dat
kunnen doen, maar dan heeft de afstand nog altijd veel nadelen. Daarom heb ik ook een
motie samen met de heer Toonk om de OSVO te verzoeken zijinstroom mogelijk te
maken en dat te faciliteren. Tot die tijd, dus als ze wel buiten de gemeentegrens naar
school gaan, kunnen we kijken of we kunnen helpen binnen het leerlingenvervoer.
Dan voor de meer langere termijn. Waarom is het nu zo dat tijdens die proefloting
dit niet is opgelost? Ik begrijp dat niet. Het moet toch mogelijk zijn dat je na een
proefloting ervoor zorgt dat bij de eerste echte loting in ieder geval iedereen is geplaatst in
die top 12? Ik denk dus ook dat het heel goed is om nu op dit moment al uit te spreken en
om ervoor te zorgen dat dit de volgende keren niet meer gaat gebeuren. Dat het niet meer
kan voorkomen en dat we daartoe de nodige flexibiliteit in het systeem inbouwen. De
menselijke maat moet leidend zijn. En als het dan nodig is dat we daartoe de
56
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
hardheidsclausule iets uitbreiden, laten we dat in hemelsnaam dan doen. Geef de OSVO
de flexibiliteit om dit te doen en daartoe ook een motie.
(Mevrouw TIMMAN: U zegt: geef de OSVO de flexibiliteit om dat te doen.
Dat klinkt natuurlijk heel mooi, maar hoe ziet u dat voor zich? Hoe zou u
als gemeenteraad de OSVO de flexibiliteit willen geven?)
Het is aan de OSVO om dat op te lossen. We weten dat er na de proefloting nog
mogelijkheden zijn om aanpassingen te doen om ervoor te zorgen dat iedereen in ieder
geval in de top 12 kan worden geplaatst. Die mogelijkheden moeten we volgens mij
uitbreiden, zodat het dan ook voor de hele groep geldt. Je kunt die hardheidsclausule dus
verruimen als je ziet uit die proefloting dat het nodig is en dan kun je de scholen extra
mogelijkheden geven om dit op te lossen.
(Mevrouw TIMMAN: De hardheidsclausule staat in hun eigen statuten.
Dus dat is niet iets wat wij beheren.)
Nee, maar wij zijn wel een belangrijke partner in deze stad op het gebied van
onderwijs en ook voor de OSVO. Vandaar dat wij een dringende oproep willen doen om
dat mogelijk te maken. Misschien is het ook nodig om daarvoor de regels iets te
veranderen. Dat gesprek gaan we natuurlijk graag aan. Ik vind het wel een
verantwoordelijkheid ook van de gemeenteraad om dat signaal heel duidelijk te geven
omdat we dit gewoon echt niet meer moeten hebben de komende tijd.
(De heer FLENTGE: Uw collega-woordvoerder mevrouw Laseur zei in de
commissie dat het misschien goed zou zijn als de schoolbesturen 100%
plaatsen krijgen in de top 5 om ze dan een bonus te geven van 1 miljoen
euro. En als dat een 100% score zou zijn in de top 1, een nog hogere
bonus van zelfs 5 miljoen euro, herinner ik mij. Dat plannetje zie ik nu niet
terug, ook niet in uw moties. Betekent het dat dit CDA-plannetje dat in de
commissie werd genoemd, van tafel is?)
Nee, dat plannetje is wat mij betreft niet van tafel, als u het een plannetje wilt
noemen. Ik denk dat het een goed idee is. We zullen het opnieuw als motie indienen. We
hebben dit keer geen bedragen genoemd. Ik denk dat het heel goed is. Ik heb in de
commissie gezien dat u er bezwaar tegen had dat financiële prikkels nodig zouden zijn
om dit op te lossen. Ja, dat vind ik ook jammer. Ik zou ook liever zien dat het nu al was
opgelost. Ik zie dat het nu niet is gelukt en ik denk dat we het niet per se hoeven te zien
als een financiële prikkel, maar dat het gewoon een handreiking is aan de OSVO, aan de
scholen, om zich extra in te spannen om dit na de eerste loting gewoon op te lossen.
(De heer FLENTGE: Ik zal niet met u in debat gaan als het gaat over dat
het moet worden opgelost voor al die kinderen die geen plek hebben
gekregen op de school waar ze graag terecht willen komen. Zeker niet als
je er twaalf hebt aangegeven en je bent gewoon niet geplaatst. Daarover
zijn we het gewoon helemaal eens. Ik denk ook raadsbreed dat we het
eens zijn dat dat zeer onwenselijk is. Maar als je een bonus geeft, dan
gaat u volgens mij uit van de veronderstelling dat men niet willend is
geweest om het op te lossen. Schijnbaar is er een bonus nodig om
mensen te bewegen zo ver te komen. Volgens mij zou het altijd het
uitgangspunt moeten zijn dat je altijd, los van welke bonus dan ook,
probeert tot een 100% of een zo goed mogelijke score te komen. Bent u
dat met mij eens?)
Ja, dat laatste ben ik met de heer Flentge eens. Ik deel alleen de conclusie niet
dat wij daarmee de veronderstelling hebben dat het niet op een andere manier zou
kunnen gebeuren. Het is een handreiking aan de OSVO, aan de scholen om zich hiertoe
57
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
extra in te spannen, ook al zullen ze zich sowieso maximaal inspannen. Nogmaals, ik zie
dat het nu niet is gelukt. Ik zie ook dat scholen extra geld altijd goed kunnen gebruiken en
dat dit misschien kan bijdragen aan het vinden van een oplossing. Daarom denk ik dat het
toch verstandig is het te doen.
(De heer FLENTGE: Daarin verschillen u en ik fundamenteel van mening.
Ik denk dat een OSVO, een schoolbestuur of een gemeente altijd voor
100% moet gaan, voor een zo goed mogelijke score. Daarvoor is wat mij
betreft geen bonus nodig. Ik zou wel zeggen, als u dat meent, het is een
raar voorstel, dat ik dan van u zou verwachten dat u hier een motie indient
zodat wij met elkaar kunnen bespreken of het al dan niet een goed idee
zou zijn.)
Dat het nodig zou zijn, is nog wat anders dan dat het zou kunnen bijdragen. Ook
als het niet nodig is, kan het misschien wel een bijdrage leveren. Aan het verzoek van de
heer Flentge voldoe ik graag, want ik ga zo die motie indienen.
Het gaat dus enerzijds om het verdelen van de schaarste, maar ook om het
verminderen van de schaarste door het verbeteren van het aanbod. Dat moeten we ook in
gedachten houden voor de langere termijn. Dat vraagt in eerste instantie om een hele
goede analyse van de gegevens van de matching en de loting nu, om te zien waar die
schaarste precies zit en waar die het grootst is. Ik begrijp dat dat in de zomer komt. Daar
zie ik dan naar uit. Maar we weten nu toch al dat die in ieder geval zit bij de vwo-scholen
en bij de categorale gymnasia.
(De heer MBARKI: De heer Boomsma had het daarnet over schaarste in
de stad. Kan de heer Boomsma aangeven waar die schaarste zit, want
naar mijn weten waren er meer plekken dan dat er aan aanmeldingen
waren.)
Ik bedoel natuurlijk schaarste in de zin van de voorkeuren van de ouders.
Natuurlijk zijn er genoeg plaatsen. Alle kinderen kunnen op een school geplaatst worden,
maar er is behoefte aan een bepaald type onderwijs dat nu niet wordt geleverd. Dat zie je
aan de uitkomsten van de matching. Dat moeten we natuurlijk nader analyseren, maar we
weten nu toch echt wel dat die grootste schaarste in die zin zit bij de categorale gymnasia.
We weten in ieder geval dat er kinderen zijn die er misschien al jarenlang naar verlangen
om op een gymnasium te worden geplaatst. Dat is ook een bijzonder type onderwijs, een
heel belangrijk type onderwijs in onze stad en in onze samenleving. En die kunnen daar
dan toch niet terechtkomen.
(De heer MBARKI: Naar mijn weten hebben we ruim voldoende plekken
op brede scholengemeenschappen waar je ook goede vwo’s hebt. Ik ben
benieuwd wat de heer Boomsma vindt van het feit dat die scholen nog wel
beschikbare plekken hebben.)
Ja, er zijn scholen met beschikbare plekken, maar die plekken staan niet in de
top 12 van deze leerlingen. Het gaat natuurlijk niet alleen maar om de plek an sich. Het
gaat ook om de aantrekkelijkheid van de school voor die ouders, voor die kinderen zelf.
Elke school en ook elke klas heeft een apart karakter. Dat moet je ook meewegen. Je
kunt niet zomaar zeggen dat er nog plekken zijn, dus dat er geen enkel probleem is.
(De heer MBARKI: Dan zou ik graag willen ingaan op het punt van de
heer Boomsma dat we de motie bespreken die wellicht ook komt, de
motie over de scholenmarkt. Ik vraag me af of die ook wordt ingediend. U
zei daarnet terecht dat het karakter van een school een hele belangrijke
factor is, maar u wilt straks een voorstel indienen waarbij we ergens in de
stad een scholenmarkt hebben waar ouders naar toe gaan. Maar dan mis
58
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
je met name dat aspect dat je het karakter en de sfeer van de school en
het gebouw niet kunt zien. Of is die motie iets anders van aard dan ik tot
nu toe heb gelezen?)
Nee. Kijk, dit systeem dwingt ouders om een lange lijst op te stellen van scholen
die hun voorkeur hebben, al kun je bij plek 5 echt niet meer van voorkeur spreken. Maar
goed. Dan denk ik dat het belangrijk is om dat zo goed mogelijk te ondersteunen. Het is al
een hele klus om al die scholen langs te gaan. Ik denk dat een scholenmarkt — en we
gaan inderdaad daarvoor zo een motie indienen om dat op een centrale plek te
organiseren — niet ter vervanging is van een bezoek aan scholen, maar wel om alvast een
indruk te krijgen van allerlei verschillende scholen die daar dan allemaal aanwezig zijn.
Dat kan in ieder geval helpen. Ik hoop ook op uw steun voor die motie.
Ik zei al, er is dus schaarste voor die groep gymnasiasten en op het gebied van
het vwo. We hebben dit systeem opgetuigd waarbij er kinderen zijn die misschien
helemaal geen bijzondere interesse hebben in het gymnasium, maar die daar wel worden
geplaatst, terwijl andere kinderen juist heel graag naar het gymnasium willen en daar
geen plek krijgen. Dat lijkt me een belangrijk manco en nadeel van dit systeem en dat
moeten we dus proberen op te lossen. Daarom heb ik ook een motie samen met de heer
Toonk om dat nader te onderzoeken.
Tot slot wil ik ook even reageren op de uitspraken van de voorzitter van de OSVO
in Het Parool. Hij is hier niet en hij kan ook niet reageren, dus ik zal wat terughoudend
zijn, maar ik moet het toch doen omdat hij zich ook heeft uitgesproken over iets wat
volgens hem de gemeenteraad vindt. Hij stelde dat er vanuit de gemeenteraad een wens
is om te investeren in brede scholen en daarom gaan ‘we’ niet zomaar categorale
gymnasia stichten. We gaan niet de wens van de ouders volgen. We moeten ook de
segregatie tegengaan. Ik vind dat een heel stuitende, onverstandige opmerking, zeker in
de positie waarin we ons nu bevinden waarbij allerlei kinderen nog in een soort limbo
verkeren en niet weten waar ze aan toe zijn om op dat moment te gaan speculeren wat
we wel of niet gaan doen om allerlei politieke redenen en dan ook nog de segregatie
daarbij te slepen. Ik vind dat zeer onverstandig en ik wil dus in ieder geval vanuit onze
partij zeggen dat wij die redenering volledig afkeuren.
(De heer BLOM: Ik heb een vraag richting de heer Boomsma. Is het
volgens u dan niet zo dat de gemeenteraad daarover een uitspraak heeft
gedaan, dus over het belang van meer brede scholengemeenschappen in
deze stad?)
Bij mijn weten heeft de gemeenteraad nooit uitgesproken dat er geen categorale
scholen zouden mogen komen omdat dat de segregatie ten goede zou komen. Ik vind dat
in ieder geval niet.
(De heer BLOM: Dat vindt niemand in deze raad, dat er geen categorale
scholen bij zouden moeten komen. Voor uw informatie, we hebben zes
maanden geleden wel een voorstel ingediend. Dat is ook aangenomen in
echt een brede meerderheid om wel te blijven investeren in brede
scholengemeenschappen. Dat wil ik u even meegeven.)
Ja, daarvan ben ik op de hoogte, maar dat is nog wat anders dan uit te spreken
dat we niet zomaar de wens van ouders gaan volgen, we gaan niet zomaar categorale
scholen stichten. Daar neem ik afstand van.
(De heer MBARKI: Wij hebben in de commissie een uitvoerig debat
gehad waar we dit onderwerp uitvoerig hebben besproken. Volgens mij is
er niemand in deze raaszaal die vindt dat de zeventien kinderen die niet
zijn geplaatst, dat dat minder erg is. Uw uitspraak verbaast me wel waarin
59
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
u zegt dat de OSVO nu al bezig is nog voordat het überhaupt is opgelost,
met ideeën te komen. U doet hetzelfde. U komt ook met een aantal
moties nog voordat überhaupt alle kinderen een plek hebben. Bent u het
met me eens dat het dan gek is om vervolgens de OSVO hierin de maat
te nemen?)
Ik voel mij geroepen hier uit te spreken dat ik die conclusie niet deel, omdat de
voorzitter van de OSVO uitspraken doet over wat wij als gemeenteraad zouden vinden en
waarmee ik het niet eens ben. Daarom wil ik dat bij dezen corrigeren. Dat heb ik dan nu
gedaan. Verder zal ik het gesprek met OSVO op een ander moment voortzetten.
Ik heb hier drie moties. De andere zullen zo meteen worden ingediend door de
heer Toonk. De laatste motie die ik nog niet heb toegelicht, gaat over het voorstel om niet
langer de term matching te gebruiken, maar alleen nog te spreken van loting. Dat is wat
het uiteindelijk is. Je loot. Je geeft mensen een nummer en dat is een loting.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen.
85° Motie van het raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk
(VVD) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een bonussysteem rondom
het matchingssysteem (Gemeenteblad afd. 1, nr. 394)
Verzoekt het college van burgemeesters en wethouders:
-__een voorstel uit te werken voor een systeem waarbij schoolbesturen verenigd
in de OSVO kunnen worden beloond met een bonus in de vorm van een
geldbedrag bij een significante verbetering van de plaatsingsscore;
- er bij dit voorstel naar te streven dat er voor alle kinderen plek is in de top 3
dan wel de top 5 van zijn of haar voorkeur.
86° Motie van de raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk
(VVD) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, het organiseren van een
scholenmarkt (Scholenmarkt) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 395)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_om samen met de Amsterdamse schoolbesturen jaarlijks een scholenmarkt
voor toekomstige middelbare scholieren te organiseren.
87° Motie van de raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk
(VVD) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, loting middels de
kernprocedure (Enkel de term loting te gebruiken) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 397)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_om vanaf heden niet meer te spreken over een matchingsysteem maar enkel
de spreken over een lotingsysteem;
-_ de term loting in plaats van matching tevens in alle raadsstukken vanuit de
gemeente op te nemen.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Toonk.
60
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De heer TOONK: Collega's, ik heb de afgelopen jaren slechts bij hoge
uitzondering gevraagd om een brief die ons ter kennisname was gestuurd, hier te
agenderen. Dat ik dat nu doe, samen met het CDA, dat is bijzonder. In ieder geval
bijzonder voor mij. Er is dan ook sprake van een bijzondere en een bijzonder
onrechtvaardige situatie. Achter de schermen, buiten het gezichtsveld van ouders en
kinderen is de afgelopen weken veel gesproken, gebeld en overlegd. Het doel dat ik
daarbij had, was om te komen tot een motie. In ieder geval een motie waarover de
wethouder positief zou oordelen en waartegen we als raad unaniem ja zouden zeggen.
Dat is me niet gelukt. Daar baal ik van. Maar laten we met elkaar het debat voeren, ook al
is de kans klein dat het nu iets oplevert. Want ouders, VSA, ik reken erop dat straks alle
moties een negatief advies krijgen en dat ik aan het einde van dit debat met lege handen
sta. Dat vind ik niet erg, want dat is niet waarover het gaat. Waarover het wel gaat, is dat
de kans groot is dat er na dit debat nog steeds een groep kinderen met lege handen staat.
Kinderen die geen school hebben waar ze naar toe kunnen. Geen school uit hun
voorkeurslijst en dat terwijl ze wel hun voorkeur hebben opgegeven voor maar liefst twaalf
en soms zelfs meer Amsterdamse scholen. Dat is wat ik wel erg vind. Dat die kinderen
rond elf en twaalf jaar thuis zitten met het idee dat ze op geen van hun voorkeurscholen
welkom zijn. Dat is waar ik wakker van lig en dat is waarom ik hier sta.
Collega's, mijn periode in de gemeenteraad zit er bijna op. Ik ga niet op voor een
nieuwe ronde en dit is de laatste keer dat ik hier kan spreken over de uitkomsten van het
matchingsproces of beter het lotingsproces. Die kans benut ik nu. Laat ik direct maar
zeggen waarop het staat en waarom het mij gaat. Toen de matchingsresultaten bekend
werden gemaakt, werd duidelijk dat de OSVO ervoor gekozen heeft om 17 kinderen die
12 of meer voorkeurscholen hebben opgegeven, geen plek toe te kennen. Kinderen die
vaak meer dan 15 scholen hebben bezocht en die gevraagd zijn hun hart te volgen om
hun voorkeurscholen in een volgorde te zetten en om een uitvoerige voorkeurslijst in te
vullen om daarmee te voorkomen dat ze buiten de boot zouden vallen omdat er nu
eenmaal een gat zit tussen het onderwijs dat wordt aangeboden in Amsterdam. Geen
enkel plaatsingsbeleid, hoe succesvol ook, heeft voor die mismatch een oplossing. Geen
enkel systeem zal ertoe leiden dat iedereen helemaal tevreden is. Dat is ook niet
waarvoor ik hier sta. Er zullen altijd winnaars zijn en altijd verliezers, maar wat hier
gebeurt, is dat er willens en wetens voor gekozen is om een heel klein groepje
onevenredig zwaar te benadelen. Die kinderen kunnen naar geen van hun
voorkeurscholen. Ze staan niet op de reservelijsten en ze verkeren in grote onzekerheid.
Ik vind het onbegrijpelijk dat dat heeft kunnen gebeuren. Het gaat om 17 kinderen op een
totaal van 7500. Dat is minder dan 0,25%. Dat had opgelost kunnen worden als we met
elkaar hadden gezegd dat we het belang van de kinderen vooropzetten en als we niet een
computer het werk laten doen, maar als we met elkaar onze verantwoordelijkheid nemen,
wij als gemeente, de OSVO, de schoolbestuurders. Die matching is voor een grote groep
heel goed verlopen, maar een te grote groep kinderen wordt onevenredig benadeeld en
dat moet worden opgelost. Daarbij moeten wij, het college en de OSVO zich niet
verschuilen achter een systeem, een computer of een algoritme en daar kunnen we
vandaag als gemeenteraad een stevig signaal op afgeven. Dat is wat ik zou verwachten
van partijen die staan voor eerlijk delen, voor partijen met een sociaal gezicht en zeker
van een partij die zegt te staan voor goed onderwijs. Ik vind dat de VSA gelijk heeft en dat
we ervoor zouden moeten zorgen dat er voor alle kinderen een plek is in hun top 3. Maar
ik ben realist genoeg om te zeggen dat 3 wat ambitieus is en dat we wellicht moeten
streven naar een top 5 of een top 7. Maar ik vind in ieder geval dat wij ervoor moeten
zorgen dat we moeten garanderen dat er op die 12 scholen voldoende plekken zijn als
61
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
kinderen 12 voorkeurscholen opgeven. En dat die plekken worden gemaakt als ze er niet
zijn. Nu de OSVO die ondergrens niet wil stellen, is het aan ons om die handschoen op te
pakken en daarin stelling te nemen. In mijn eerste motie vraag ik aan de wethouder om
met deze boodschap op pad te gaan en om de OSVO ertoe te bewegen voor deze
kinderen een oplossing te vinden op een van de scholen van hun voorkeur. De wethouder
wil dat niet, want het is niet haar taak. Ik zie dat anders en ik verwacht van de wethouder
van een sociaalliberale partij dat ze zo'n motie zou omarmen en dat ze die zou ervaren
als steun om met de OSVO in gesprek te gaan over een oplossing.
Voor het geval die motie het niet zou halen, heb ik een wat zwakkere variant, en
die motie dien ik tegelijkertijd in en waarbij we de wethouder er buiten houden en de
OSVO rechtstreeks vragen voor deze kinderen een oplossing te vinden op een van hun
voorkeurscholen. Wat mij betreft is dat het minimale wat we kunnen en moeten doen
richting deze ouders. De wethouder zal daar niet aan willen, omdat er bij staat ‘op een van
hun voorkeurscholen’. Dat kan prima op een andere school, maar daar lag niet de
voorkeur. En daarover verschillen we van mening. Als de grens niet bij twaalf ligt, dan zou
ik wel eens van u willen horen waar die grens volgens u wel ligt.
Mijn derde motie verzoekt het college en de OSVO om een ruimere discretionaire
bevoegdheid in te stellen. We vragen niet blind dat algoritme te volgen, maar daar waar er
een menselijke afweging moet worden gemaakt, ervoor te zorgen dat die ook wordt
gemaakt, zodat niet zo'n klein groepje kinderen onevenredig wordt benadeeld.
De vierde motie roept op rekening te houden met de zij-instromers en om te zien
wat we kunnen doen voor die groep kinderen die er niet in slaagt om in Amsterdam op
een school van hun voorkeur uit te komen. Nu heb ik het niet over die top 1, maar over die
top 12 van voorkeurscholen.
De vijfde motie gaat over twee dingen. Betrokken wetenschappers hebben eerder
aangegeven dat het goed mogelijk is het algoritme zo aan te passen om er rekening mee
te houden om ervoor te zorgen dat tweelingen bij elkaar kunnen blijven. En als onderdeel
van een tweeling weet ik hoe belangrijk dat kan zijn.
De zesde motie gaat over het aanbod. De wethouder zal zeggen dat het
prematuur is, niet aan de orde en dat we een RPO moeten afwachten om het aanbod aan
te passen. Maar, raadsleden, we zien al jaren dat het aanbod aan categorale vwo-scholen
in deze stad te beperkt is. Daarop hebben we gestuurd samen met de scholen, de OSVO,
het college en we hebben een Hyperion en een vierde gymnasium gesticht. Dat heeft
gewerkt. Het aanbod is flink uitgebreid en beide scholen zijn zwaar overtekend. We
moeten nu niet achterover leunen, niet wachten, maar aan de slag om meer categorale
vwo’s te krijgen. Ik verwacht van de wethouder concrete voorstellen op dat terrein.
De zevende motie gaat over de aanwezigheid van ouders bij de proefmatching.
Dat is bij de bespreking in de commissie al naar voren gekomen. Het lijkt mij goed om dat
hier vast te leggen.
Tot slot. Als we kijken naar de cijfers en naar alle gesprekken die erover zijn
gevoerd, dan blijkt dat het enorm zou helpen om een afzonderlijke categorie in te voeren
voor gymnasiasten. Want het gymnasium is nu eenmaal iets anders dan een atheneum of
een technasium. Een echte gymnasiast floreert minder op een andere school. Ik begrijp
dat het op dit moment wettelijk nog niet mogelijk is om dat te doen, maar het kabinet zou
dat kunnen realiseren. Mevrouw Ollongren, ik hoop dat u daarbij straks kunt helpen. Mijn
vraag aan dit college en deze wethouder is of ze daartoe in gesprek willen gaan in Den
Haag en of ze voor september aan de raad willen rapporteren hoe die gesprekken zijn
verlopen.
62
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen.
88° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een passende oplossing voor
de 17 kinderen die op 12 of meer scholen uitgeloot zijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 396)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__met het OSVO in gesprek te gaan om de schoolbesturen ertoe te bewegen
om deze groep van 17 kinderen alsnog een plaats te bieden op een van de
scholen uit hun voorkeurslijst en daarbij waar nodig te ondersteunen.
89° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een oproep voor een
passende oplossing voor de 17 kinderen die op 12 of meer scholen uitgeloot zijn
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 400)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- het OSVO op te roepen deze groep van 17 kinderen alsnog zo spoedig
mogelijk een plaats aan te bieden op een van de opgegeven 12
voorkeurscholen;
-__ wanneer dit niet lukt voor 31 juli wanneer de reservelijsten vervallen, het
direct daarna te doen;
- in geval dit leidt tot eventuele juridische procedures daarin gezamenlijk met
het OSVO op te trekken.
90° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een ruimere discretionaire
bevoegdheid in het plaatsingssysteem (Gemeenteblad afd. 1, nr.401)
Verzoekt he college van burgemeester en wethouders:
1. de procedure die gebruikt wordt voor de matching zodanig te verruimen, dat
alle kinderen die twaalf of meer scholen op hun voorkeurslijst opgeven, een
plek krijgen aangeboden op hun voorkeurslijst;
2. daarvoor een extra hardheidsclausule in de kernprocedure in te stellen dan
wel de bestaande regels te verruimen zodanig dat de OSVO voortaan een
ruimere discretionaire bevoegdheid heeft om deze groep leerlingen die twaalf
of meer voorkeurscholen heeft opgegeven een plek op een van hun
voorkeurscholen aan te bieden zonder daarbij te hoeven vrezen voor
juridische procedures;
3. er bij deze aanpassing voor te waken dat geen afbreuk wordt gedaan aan de
bestaande matchingsprocedure.
91° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een zijinstroomregeling bij het
plaatsingssysteem (Gemeenteblad afd. 1, nr. 399)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__in overleg met het OSVO tot een overgangsregeling te komen die voorrang
biedt aan zij-instromers die een tijdelijke oplossing hebben gezocht buiten
63
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017
Raadsnotulen
Amsterdam bij gebrek aan passend aanbod in Amsterdam dat aansluit op de
vraag van deze kinderen;
-__nog voor de start van het komende schooljaar een voorstel uit te werken om
de ondersteuning voor leerlingenvervoer die de gemeente Amsterdam al
biedt, ook voor deze groep van toepassing te laten zijn.
92° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, een regeling voor tweelingen
binnen het plaatsingssysteem (Gemeenteblad afd. 1, nr. 398)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_in overleg met het OSVO in de huidige regels een mogelijkheid in te bouwen
voor tweelingen om aan te geven dat zij bij de matching als eenheid kunnen
worden gezien en op dezelfde school worden geplaatst.
g3° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, extra categorale vwo-school
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 402)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. om helderheid te verschaffen over de aanmeldingen op de categorale vwo's
omdat de precieze cijfers vooralsnog ontbreken;
2. om in samenwerking met ouderorganisaties en schoolbesturen een
bijeenkomst te organiseren over vraag en aanbod voor leerlingen met een
vwo-advies;
3. om tijdig het benodigde onderzoek of andere noodzakelijke voorbereidingen
te treffen om in het eerst komende Regionaal Plan Onderwijs concrete
voorstellen op te kunnen nemen om op de kortst mogelijke termijn een extra
categoraal vwo te realiseren zodat het onderwijsaanbod weer beter gaat
aansluiten op de vraag van ouders en hun kinderen.
94° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching (aanwezigheid ouders bij
proefmatching) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 404)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_er samen met het OSVO voor te zorgen dat vertegenwoordigers van ouders
voortaan bij de proefmatching aanwezig kunnen zijn.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom.
De heer BLOM: De keuze voor een nieuwe, middelbare school is een van de
leuke en spannende dingen in de schoolperiode van onze jonge Amsterdammers. Het
gaat immers om de toekomst van hun onderwijscarrière. Na veel discussie de afgelopen
jaren hebben wij na wat aanpassingen dit huidige systeem waarmee ik erg blij ben. De
resultaten zijn precies wat we beoogden toen we hiervoor vorig jaar stemden. Eigenlijk
veel mooier zelfs. Ook vorig jaar bleek na verschillende onderzoeken dat ouders en
64
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
leerlingen in ruime meerderheid tevreden zijn met het systeem en ook met de school
waarop ze zitten. Er is hard gewerkt door de betrokken actoren zoals de OSVO, door
individuele scholen en door de wethouder. Ik heb tijdens de commissie benadrukt en dat
doe ik graag nog steeds, dat ik de koers van de wethouder en van de OSVO van harte
ondersteun. Dat neemt echter niet weg dat het allemaal niet perfect is. Dat is het zeker
niet. Een perfect systeem bestaat immers niet. De afgelopen commissievergadering
hebben we veel insprekers gehad die teleurgesteld waren en teleurgesteld zijn met de
uitslag van de matching. Ik kan me die teleurstelling goed voorstellen. Het is veel meer
dan vervelend en pijnlijk als een kind op deze manier moet beginnen aan zijn of haar
middelbareschoolcarriêre. Veel van hen hebben veel tijd gestoken om zich op tal van
scholen te oriënteren en dan nog op geen van de twaalf scholen binnenkomen, dat is
gewoon frustrerend.
(De VOORZITTER: Ik moet u helaas vragen tot een afronding te komen.)
Precies. Daarom wil ik graag een update van de wethouder hoe het de afgelopen
weken is gegaan. Ik heb begrepen dat er enorm veel ondersteuning en begeleiding is
aangeboden van uw kant en vanuit de OSVO. Wat is de stand van zaken op dit moment?
Ik denk eerlijk gezegd dat we wel tot een oplossing moeten komen. We hebben op dit
moment drieduizend plekken in Amsterdam en ik ga er echt van uit dat er op een van die
drieduizend plaatsen voor die zeventien kinderen wel iets te vinden is.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Timman.
Mevrouw TIMMAN: Het is weer de tijd van het jaar, de tijd van de centrale loting
en matching. De tijd dat we geëmotioneerde ouders in de commissie mogen ontvangen.
De tijd dat kinderen worden uitgeloot, terwijl ze zo hoopten op een school terecht te
komen naar hun keuze — en het liefst een beetje hoog in die lijst. Dat is dus wederom dit
jaar niet gelukt. In ieder geval niet om alle kinderen te plaatsen. Nou, dat vind ik wel
verdrietig. Dat vind ik verdrietig voor die ouders, voor die kinderen. Ik heb gebeld met de
heer Oudkerk, de voorzitter van de OSVO, om te vragen of er al een oplossing was. Die
was er nog niet. Er is inmiddels een rechtszaak. Er liggen allemaal moties van mijn zeer
gewaardeerde collega’s. Ik zou ze eigenlijk emoties willen noemen, want ze verwoorden
heel goed de frustratie, de angst en de teleurstelling van de ouders en kinderen. Dus dank
daarvoor. We zullen ze echter niet steunen, omdat het gewoon zo is en blijft dat de OSVO
degene is die hier formeel bevoegd is. Dat neemt de roep vanuit deze raad niet weg en ik
kan me niet voorstellen dat die niet wordt gehoord. En dan de vraag aan de wethouder:
Wat gaat u nu doen om dit op te lossen?
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
De heer MBARKI: Ik zou ook graag willen beginnen met het benoemen van wat
er nu daadwerkelijk aan de hand is en ik wil daarmee refereren aan de woorden van de
heer Toonk. We hebben hier niet te maken met kinderen die zijn teleurgesteld omdat ze
niet op de school van hun keuze komen. Nee, we hebben te maken met kinderen die
hebben verloren. Het is misschien wel goed om te noemen. Deze kinderen hadden
allemaal gedacht ergens op een school te worden geplaatst waarvoor ze in ieder geval
gekozen hadden. Het is, denk ik, een verlies voor ons allemaal en dat hebben we in de
commissie ook uitvoerig met elkaar besproken. Het systeem zoals we dat nu hebben, is
echter wel eerlijker dan het was. Sterker nog, wat mij betreft is het een systeem waarmee
we veel jongeren in de stad de kans hebben geboden om op een school te komen
65
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
waarvoor ze voorheen helemaal niet eens in aanmerking kwamen. We hebben nu alleen
wel zeventien, misschien iets meer, kinderen die ook een gezicht hebben en dat moeten
we heel snel oplossen wat mij betreft. Het is niet fijn, voor die ouders niet en voor de
kinderen ook niet. Ik heb twee vragen aan de wethouder met betrekking tot de inhoud. We
hebben een geval gehad waarbij het ging om een tweeling. De vraag aan de wethouder
luidt in hoeverre het binnen het huidige beleid nu mogelijk is als ouder aan te geven om je
kinderen als tweeling samen naar school te sturen. Ik reageer daarmee ook op de motie
die is ingediend. Ik weet ook dat er heel veel ouders zijn die er bewust niet voor kiezen
hun tweeling naar dezelfde school te sturen. Daar zitten namelijk ook verschillen tussen.
(De heer BOOMSMA: Een verhelderende vraag, want de heer Mbarki zei
zojuist dat door het nieuwe systeem kinderen in aanmerking komen voor
scholen waarvoor ze eerder niet in aanmerking zouden komen. Kan hij
dat toelichten? Ik kan het even niet plaatsen.)
Dit systeem zorgt er nu voor dat je via het opgeven van voorkeuren even gelijke
rechten hebt om op een school te komen als voorheen. Ik heb het dan over heel ver
voorheen waar we dit systeem nog niet hadden en waarbij de toelating op scholen anders
ging dan het nu gaat. Ik vind dit systeem best eerlijk, eerlijker dan het voorheen ooit is
geweest.
Ik zou daarom binnen het huidige beleid graag willen kijken in hoeverre er ruimte
is om bijvoorbeeld kinderen met dyscalculie en dyslexie, een bijzondere doelgroep die
wellicht ook binnen het beleid zoals we dat nu hebben, binnen de hardheidsclausule of
binnen beleid elders ook op een bepaalde manier een voorkeur te laten genieten, al is het
natuurlijk gevaarlijk om heel veel van deze verschillende doelgroepen in kaart te gaan
brengen. Mij rest nog een laatste vraag en ik wil daarmee aansluiten op wat mevrouw
Timman ook heeft gezegd. Dit moeten we snel oplossen. Als dit te lang doormoddert, dan
is het voor niemand goed. Het is voor die kinderen niet goed, het is voor de ouders niet
goed en het is voor ons als stad ook niet goed. Het gaat van het een op het ander. We
hebben de 26“® alweer een rechtszaak in de raad. De derde ronde van de matching is
eind van deze maand, begin juni. De vraag aan de wethouder is wat ze gaat doen, hoe
lang ze hierop gaat toezien en hoe lang ze nog gaat kijken en wanneer ze echt gaat
zeggen tegen de OSVO dat het nu moet worden opgelost. Dit duurt wat mij betreft iets te
lang.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flentge.
De heer FLENTGE: Op macroniveau mooie cijfers. Op persoonlijk niveau kende
de matching dit jaar helaas ook verliezers. En dat trekt natuurlijk veel aandacht. Zeventien
leerlingen niet op hun eerste twaalf of zelfs vijftien keuzescholen geplaatst. Bizar
natuurlijk. Dat leidt begrijpelijkerwijze tot heel veel verdriet, boosheid en frustratie. Elk kind
moet naar een goede school kunnen en het moet niet in de lucht blijven hangen wanneer
het wordt geplaatst en hoe lang het nog gaat duren. De wethouder zei in de commissie
dat ze deze ouders en leerlingen aan de hand zou nemen om een oplossing te zoeken.
Ook de andere collega-raadsleden vroegen om een update. Ook ik vraag om een update
hoever het nu op dit moment is. Ik zie dat de staf van de wethouder er hard aan werkt.
Daarover geen misverstand. Ik zie ook dat de OSVO, denk ik, beter heeft
gecommuniceerd dan de jaren hiervoor. Er zijn nog steeds klachten, ook over de
communicatie. Ook die heb ik gehad. Maar ik zie ook een verbetering. Al met al zijn we er
nog lang niet, want volgens mij zijn er nog steeds dertien leerlingen niet geplaatst. Ik weet
niet of dat helemaal klopt. Graag bevestiging. Wat zijn nu dus de vervolgstappen? We zijn
66
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
nu enkele weken verder na de commissievergadering. Krijgen deze kinderen inderdaad
een kans om straks samen met de heroverwegers, kinderen die door een hogere Cito-
score van de basisschool alsnog een hoger schooladvies krijgen, nog een plekje op een
school te krijgen? Klopt dat? En dan de vraag of het daarna klaar is. Wat brengt dit ons?
Ik ben er niet voor het hele systeem op zijn kop te zetten. Ik zei al, de macroresultaten zijn
goed. Maar ik ben er wel voor om het systeem te verbeteren, want het systeem mag nooit
het uitgangspunt zijn voor het denken hier in de raad. Gisteren hadden we hier enkele
Cantagebruikers. Ook dat was een prachtig systeem, zo werd er door de voorstanders
gezegd. Maar de praktijk kan soms heel erg weerbarstig zijn. Ik vind dat de politiek
daarvoor altijd een open oor en een open oog moet hebben. Om het systeem te kunnen
verbeteren, hadden we dan met de wijsheid achteraf meer kunnen bijsturen bij de
proefmatching om dit te voorkomen? De vraag is ook: is er voldoende ruimte bij de
hardheidsclausule van de schoolbesturen om eventueel in ernstige gevallen nog iets te
kunnen doen? Is die er? Hoe beoordeelt de wethouder dat?
Ik ga naar een afronding. We doen nu drie jaar matching. Drie jaar een resultaat
waarin we zien dat er echte voorkeuren zijn van ouders en leerlingen. De echte
voorkeuren. Dus niet strategisch stemmen, maar wat de echte voorkeuren zijn. Ik denk
dat het goed is nu te gaan bekijken of het aanbod van de scholen moet worden
aangepast. Te gaan kijken of het aanbod moet worden aangepast. Wethouder, wanneer
krijgen we de volledige analyse van de vraag, van het aanbod, welke scholen het goed
doen, welke niet en waarom, waar het tekort zit en wat de dilemma's daarbij zijn? In
tegenstelling tot partijen hier in de raad die nu al roepen dat categorale scholen moeten
worden uitgebreid, wil ik heel graag eerst een scherpe analyse hebben zonder dat de
eindconclusie al voor ons vaststaat. Ik wil exact weten wat er door de ouders en de
leerlingen is gekozen, waarom, en waar eventuele hiaten in ons systeem zitten om dan te
zoeken naar een oplossing en om te kijken of er nog ergens ruimte gecreëerd moet
worden. Ik hoop echt dat we voor de kinderen die hier slachtoffer van het systeem zijn
geweest, de verliezers hiervan, heel snel een oplossing vinden. En misschien wordt het
een second-bestoplossing, maar ik hoor graag van u wat u nog voor vervolgstappen
heeft.
(De heer TOONK: Dat zal op zijn best een thirteenth-best oplossing
worden.
(De VOORZITTER: Laten we proberen ons te beperken tot de
Nederlandse taal)
(De heer TOONK: Second, dus dan dacht ik, thirteenth. Whatever. Ook
dat is Engels. Sorry, voorzitter. Als nu net als vorig jaar zou blijken uit die
analyse, mijnheer Flentge, dat er een groot tekort is aan categorale vwo-
scholen, bent u dan bereid te zeggen: ja, we supporten de bouw en de
stichting van nieuwe, categorale vwo-scholen?)
U stelt mij een als-danvraag. Ik zal er niet flauw over doen. Dit is een conclusie
die ik nu niet kan trekken, mijnheer Toonk. Ik vind het wel van belang dat wij als
gemeenteraad met elkaar de keuze maken om te zoeken naar het beste aanbod van
scholen op basis van de vraag van de ouders. Maar die is niet zo eenduidig als u het wilt
doen voorkomen. Er zijn ook ouders die soms categoraal kiezen, maar op een ander
moment wellicht ook geïnteresseerd zouden zijn in een brede scholengemeenschap met
een hele goede vwo-afdeling. Dus ik ben er nog niet uit, echt nog niet, of dit moet leiden
tot de stichting van een categorale school. Ik moet eerst een volwaardige analyse hebben
om daartoe te kunnen beslissen. Misschien moeten we wel de huidige categorale scholen
iets meer ruimte geven. Dat zou een conclusie kunnen zijn. Misschien moeten we juist wel
67
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
kijken naar het uitbreiden van de brede scholen zodat kinderen die mavo of havo hebben
gedaan, kunnen doorstromen naar het vwo op de eigen school. Ik vind dat uitermate
interessant. U trekt de conclusie dat het in ieder geval moet leiden tot uitbreiding van een
nieuw categoraal gymnasium. Ik ben zo ver nog niet. Daarvoor vind ik wel dat we
zorgvuldig aan de gang moeten gaan en hier niet nu al de conclusie moeten trekken. U
heeft de resultaten en de analyse nog niet gehad. Ik heb ze ook nog niet gehad. Dus u
trekt een conclusie die wat mij betreft echt een stapje te vroeg is. Ik sluit echter helemaal
niets uit.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Kukenheim en vraagt haar
gezien het tijdstip nu alleen te reageren op de tien moties.
Wethouder KUKENHEIM: Ik sluit me voor een groot deel aan bij de frustratie die
uit het betoog van alle raadsleden spreekt. Die komt heel erg voort uit de emotie die we in
de commissie hebben gezien waar veel ouders hebben uitgelegd wat er met je gebeurt
als je al die open dagen bent af geweest, als je al jaren op de basisschool toeleeft naar
het moment dat je de stap naar de middelbare school gaat maken, een waanzinnig
belangrijke stap in het leven van hele jonge kinderen. Als je verlekkerd bent tijdens al die
open dagen en al die verschillen in Amsterdam hebt gezien en dan uiteindelijk met een
ontzettend laag lotnummer met lege handen staat. Dat is zo verdrietig en dat is zo zuur
voor de kinderen die dat is overkomen. Ik denk dat dat verdriet door ons allemaal wordt
meegevoeld. Als het je lukt om zo veel kinderen te plaatsen, de cijfers zijn prachtig, 85%
eerste keuze, 95% in de top 3, als het je lukt om dat te doen, dan moet het toch eigenlijk
met deze paar kinderen ook lukken. Dat is eigenlijk de verzuchting die je hoort. Dat snap
ik ook heel erg goed. De heer Flentge verwoordde het door te zeggen dat je oog moet
hebben voor de weerbarstigheid van de praktijk. Ik ben het daarmee eens. Ik vind het ook
belangrijk heel even niet de andere kant op te leunen, maar te laten zien in welke context
je dat doet. Ik heb de afgelopen weken, maanden gemerkt, dat de groep van kinderen die
echt verdrietig is, zich niet beperkt tot deze zeventien, maar nog wel net wat groter is. Er
zijn ook veel kinderen heel laag geëindigd, terwijl ze eigenlijk op een andere school wilden
komen. Overigens is het gekke dat er ook veel kinderen zijn die nummer 2 hebben gehad
en de tweede ronde hebben meegemaakt. Het is dus best ingewikkeld. Wat je niet moet
doen — en daarmee help je de kinderen over wie we het nu hebben, ook niet — is een
systeemaanpassing. Dit soort kinderen krijg je in dat systeem niet ingepast. Je moet heel
erg goed oppassen en daarom noemde ik ook dat punt dat die groep zo divers is, dat je
andere kinderen niet benadeelt. Dat maakt dat het niet zo gemakkelijk is om te zeggen:
weet je wat, ik laat jou voorgaan als er toch nog een plek vrijkomt. Er is ontzettend veel
verschuiving. Dat weet u ook. Dat er dan gewoon andere kinderen, bovenaan, met hun
lotnummer staan die daar misschien heel blij van worden. Het is dus complex.
Wat is er nu gebeurd sinds die eerste ronde? Dat was een van de vragen. Deze
zeventien kinderen waaraan steeds wordt gerefereerd, maar ook heel veel andere zijn
gelijk gebeld. Mensen zijn van tevoren al gebeld over het lot. Er zijn gesprekken gevoerd.
Ze worden begeleid, maar dat zal er zeker niet toe leiden dat alle ouders dan ook
tevreden zijn. Dat is het lastige. Niet alleen wat voor ouders acceptabel is, blijkt divers en
subjectief. Het hangt vaak af van je kind. Het hangt ook af van in welk deel van de stad je
woont. Dat betekent dat het aanbod dat schoolbesturen hebben gedaan door sommige
ouders uiteraard niet juichend werd ontvangen, maar die zijn daarmee verder gegaan.
Andere ouders vinden dat duidelijk niet acceptabel en hebben ons dat ook kenbaar
gemaakt. Een aantal ouders kiest liever voor een categoraal gymnasium in een andere
68
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
gemeente dan een gymnasiumklas die er nog wel in Amsterdam is, maar dan op een wat
bredere scholengemeenschap. Een aantal ouders maakt de gang naar de rechter; ook dat
is hun goed recht. Op de vraag wat ik nu ga doen de aankomende tijd, is dat wij ondanks
dit alles deze ouders niet zullen loslaten. We zullen ze goed begeleiden. Er loopt nog een
aantal processen. Ik heb gezien dat schoolbesturen daarmee nog steeds intensief bezig
zijn. Ze werken daar ook samen. Dat heb ik ze gevraagd en ik zie ook dat dat op een
goede manier gebeurt met dat samenwerkingsverband. Eind mei is de laatste ronde en
die is met name gericht op de heroverwegingen. Ik meen dat de heer Flentge daar nog
naar vroeg. De ervaring daar leert dat je vaak ziet dat kinderen die op dat randje zitten,
gekozen hebben voor brede scholengemeenschappen. Dus dan zie je nog wat
verschuiving. Eind mei is die laatste ronde en daarna, eind juli, vervallen ook de
lotnummers. Dat betekent ook weer dat er andere kansen zijn. Dan wordt namelijk zonder
dat je andere kinderen tekortdoet, zij-instroom mogelijk. Uiteindelijk, en dat leert ook een
beetje de ervaring, weet ik dat alle kinderen op een plek terechtkomen waar ze een
ontzettend leuke schooltijd gaan hebben. Ik heb dat vertrouwen echt. Dat neemt niet weg
dat het echt nog wel, zeker voor een aantal kinderen dat nu nog geen plek heeft, lange
maanden worden. Het is moeilijk in te schatten voor wie het hoe lang gaat duren.
Ik heb een aantal vragen liggen, maar die kan ik goed aan de hand van de
verschillende moties beantwoorden. De motie-Toonk over de bonus-malusregeling zou ik
willen ontraden. Dat is motie nr. 394. Ik vind die ook heel moeilijk uitvoerbaar. Ik vind die
niet wenselijk. Het lijkt alsof plaatsing iets is van goede of slechte wil en dat is absoluut
niet het geval. Het hangt namelijk heel erg af van de omvang, van wat je bijvoorbeeld
verantwoordelijk vindt van je onderwijs. Je wilt klassen ook niet te groot laten worden. Er
zijn hele kleine scholen die juist aantrekkelijk zijn vanwege hun kleinschaligheid. Je kunt
je afvragen wat uitbreiding dan betekent. Er zijn grote scholen omdat ze bijvoorbeeld in
een groeigebied staan of als enige in een bepaald gebied een bepaalde doelgroep
bedienen. Het kan dat ze daardoor bijvoorbeeld plaatsen overhouden. Het is dus iets
complexer dan dat. Het is ook belangrijk soms iets meer aanbod te hebben waardoor je in
staat bent bordjes te verhangen op het moment dat je na de eerste proefmatching
erachter komt dat er toch meer of minder vraag is naar een bepaald niveau. En dat is ook
een belangrijk instrument. Ik kom daar straks nog even op terug. Een aantal raadsleden
heeft daarover nog nadere vragen gesteld.
Dan de motie-Toonk over zij-instromers, nr. 399. Ik heb grote twijfels of de ouders
die nu met lege handen staan, gediend zijn met weer extra regels. Ook dan is het moeilijk
aan te geven wie er dan wel onder valt en wie dan niet. Ik denk juist dat het vervallen van
lotnummers kan helpen wat flexibeler te worden. Een onderdeel van deze motie is
leerlingenvervoer. Daar wil ik even specifiek op ingaan. Leerlingenvervoer is echt voor
een fundamenteel andere groep bedoeld. Dat is bedoeld voor leerlingen, vaak jonge
kinderen, die niet zelfstandig naar het Speciaal Onderwijs kunnen dat ze nodig hebben
vanwege hun beperking en ver buiten hun wijk moeten reizen. Nogmaals, ik vind dat een
fundamenteel andere doelgroep en ik ontraad deze motie.
De motie-Boomsma over de naamgeving, nr. 397. Ik zie eerlijk gezegd niet welk
probleem dit oplost. Ik hoor dat de heer Boomsma denkt dat je mensen op het verkeerde
been zet. De schoolbesturen hebben besloten dit systeem voor drie jaar te hanteren. Ik
denk dat juist een tussentijdse naamverandering de boel niet duidelijker maakt. Daarom
ontraad ik die.
Dan de motie-Toonk inzake een passende oplossing voor de zeventien uitgelote
kinderen, nr. 396. Een motie die ik heel goed begrijp. De motie vraagt alle kinderen te
begeleiden, maar die vraagt ook kinderen te plaatsen op hun voorkeurslijst. Dat betekent
69
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
echt dat je voorbijgaat aan de afspraken die we hebben en dat je andere kinderen
daarmee benadeelt. Dat vind ik heel ingewikkeld, zeker in een situatie waarin er ook een
juridisch pad loopt. Ik vind het belangrijk dat wordt gekeken naar de persoonlijke
omstandigheden van kinderen, dat er andere redenen zijn om kinderen bijvoorbeeld naar
een categoraal gymnasium te leiden. Ik vind het heel erg belangrijk dat we hebben gezien
dat de schoolbesturen een extra gymnasiumklas hebben aangeboden op een school die
nog plek heeft. Ik weet dat het gesprek daarover met een aantal ouders nog loopt en om
in detail te onderzoeken wat voor vorm dat krijgt. Of daarvan nog iets komt, dat kan ik nu
nog niet zeggen, maar dat loopt nog wel. Ik ontraad deze motie. Ik vind het belangrijk dat
deze ouders begeleid blijven.
(De heer TOONK: Als 12 voor de wethouder niet geldt als ondergrens,
hoeveel scholen zouden kinderen dan moeten opgeven als voorkeur voor
u als wethouder om te zeggen: oké, bij dat aantal wil ik ervoor tekenen dat
ze in ieder geval bij een school van hun voorkeur uitkomen?)
Ik snap die vraag heel goed, maar we hebben alleen niet met elkaar een bepaald
aantal afgesproken. Je kunt desnoods opnieuw die discussie voeren als je het over het
systeem gaat hebben. We hebben dat de vorige keer gedaan. Gaan we kiezen voor een
systeem waarin je garantie gaat geven om binnen een bepaalde top te komen? Toen
hebben we de afweging moeten maken: ga je dan zo veel mogelijk op nummer 1 of ga je
iets meer kansen spreiden en hoe lang moet die lijst dan zijn? Uiteindelijk is ervoor
gekozen dat niet te doen. De schoolbesturen hebben gezegd dat ze dat niet doen. We
hebben dit systeem voor drie jaar. Nogmaals, ik snap de oproep van de heer Toonk, want
heel veel ouders voelen zich daardoor op het verkeerde been gezet. Dat heb ik ook goed
gehoord. Het is alleen wel een systeemvraag die u stelt en ik denk dat systeemvragen
niet de oplossing bieden voor deze ouders.
(De heer TOONK: Dit gaat mis. Ik stel geen systeemvragen. Ik vraag u als
wethouder Onderwijs met het belang van de kinderen van deze stad in
het achterhoofd, welk aantal u vindt waarop wij garanties zouden kunnen
afgeven. Ik vraag uw mening en niet een systeemfout.)
Ik vind dat er geen aantal is waarop we garantie kunnen geven. Daarvoor hebben
we niet gekozen. Dat is het simpele antwoord. En als u zegt, als je niet bent gekozen op
nummer 12, wat vindt u daar nu van, dan vind ik dat echt ontzettend verdrietig. Die emotie
hebben we gezien. Dat is mijn antwoord. Daarmee ontraad ik deze motie.
(De heer FLENTGE: Ik heb vooral een onderzoekende vraag. De OSVO
kwam met een voorstel om te onderzoeken of een extra klasje kon
worden gevormd waarin die leerlingen kwamen die nog geen plek hadden
gekregen. U vertaalde dat net als een gymnasiumklasje; de gesprekken
lopen nog en er wordt nog gekeken. Kunt u ons daarover iets meer
vertellen? Welke school zou het zijn? Wat is exact nu de stand van
zaken? Hoeveel kinderen zijn er nog over? En vooral, hoe levensvatbaar
zou dit zijn?)
Ik heb die details nog niet omdat het gesprek nog gaande is. Dat zou ik u
eventueel nog op een later moment kunnen geven, zeker op het moment dat het ergens
toe leidt, maar op dit moment weet ik dat nog niet. Ik weet dat het niet alle ouders zijn uit
die groep van zeventien waarover we eerder hebben gesproken, maar wel een aantal.
Het gaat overigens om een klas bij een school die nog plek heeft, dus niet een extra klas
bij een gymnasium dat nu vol zou zitten.
70
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Motie-Toonk, nr. 400, betreft een oproep van de raad aan de schoolbesturen. Ik
heb in het verlengde van motie 396 gezegd wat ik van zo’n oproep vind, maar deze motie
laat ik aan de raad omdat het college niet om iets wordt gevraagd.
Dan de motie-Toonk over een extra gymnasium, nr. 402. Deze motie wil ik
ontraden. Ik vind dat je niet in debat moet gaan voor zeventien leerlingen die ongelooflijk
veel pech hebben gehad om een nieuwe school te bouwen. Een nieuwe categorale
school in deze stad, dan moet u toch denken aan zevenhonderd, achthonderd plekken. Ik
ben het eens met diegenen die zeggen dat we die analyse moeten maken en ik ben ook
helemaal niet principieel tegen categorale scholen, want ik zie dat die heel veel kinderen
een hele mooie onderwijsloopbaan bieden, maar nu ad hoc een categoraal vwo in deze
stad erbij, daarmee loop je wel een risico. Dat hebben we namelijk vaak met elkaar
besproken. Dan loop je het enorme risico dat een aantal vwo-afdelingen op brede
scholengemeenschappen in deze stad het niet gaat redden. Die vwo-afdelingen hebben
we nodig als we willen werken aan kansengelijkheid. Er zijn heel veel kinderen die het niet
in een keer naar het vwo redden en voor wie het uiteindelijk een te groot obstakel blijft op
het moment dat ze niet kunnen doorstromen vanuit de school. Als je wilt werken in deze
stad aan kansengelijkheid, we hebben het daarover vaak met elkaar gehad, als je wilt dat
kinderen elkaar gaan tegenkomen en niet vanaf hun elfde al meteen op al die
verschillende categorale scholen worden gezet, dan zul je in de gaten moeten houden dat
je overal ook vwo-afdelingen behoudt. Dat zullen soms kwetsbare vwo-afdelingen zijn,
maar dat is de balans waarnaar je moet zoeken. Dus ik wil deze motie ontraden, maar ik
vind het wel belangrijk de analyse te maken waartoe eerder is opgeroepen. We zijn bezig
met een schoolloopbaanonderzoek waarbij we aan alle ouders en kinderen vragen naar
wat voor type school ze op zoek zijn, welke keuze ze willen maken. Dat onderzoek komt
in het najaar. De stad groeit, dus we moeten sowieso nadenken wat voor type nieuwe
scholen er nog bij moeten komen. Ik heb een oproep van u liggen die mij vraagt te
investeren in die brede brugklassen en na te denken over brede
scholengemeenschappen. Er komt nog een evaluatie van de matching deze zomer,
aangekondigd in de brief. Ik denk dat je met dat in de hand de analyse goed kunt maken
en dat we dan in het najaar met elkaar moeten gaan praten over het aanbod. Ik zou het
niet verstandig vinden om in dit debat te zeggen er dan maar een categoraal vwo bij te
doen.
(De heer FLENTGE: Ik ondersteun dit pleidooi van de wethouder volledig,
omdat ik het inderdaad heel slecht zou vinden als we hier ad hoc een
beslissing zouden nemen terwijl we de volledige analyses nog niet
hebben. Daarbij sluit ik niets uit. Maar eerst de analyse. U beantwoordde
eigenlijk al een vraag die ik had, maar die wil ik toch even nader
toelichten. U zegt dat we daarover in het najaar kunnen beslissen; dan
hebben we de analyse compleet. Stel nu dat er op een aantal plekken nog
een hiaat is en dat we er extra moeten bijbouwen of scholen moeten
uitbreiden of wat dan ook, is het dan niet te laat voor het komende
schooljaar om nog daadwerkelijk tot uitbreiding te komen? Zouden we niet
moeten proberen dat iets te vervroegen?)
Ja, maar deze motie vraagt mij een extra categoraal gymnasium neer te zetten en
dat zie ik toch even anders dan een extra uitbreiding en dat er klassen bij moeten. Als u
mij vraagt of we voor volgend jaar niet opnieuw met de scholen in gesprek moeten om te
kijken of we in de beginsituatie al die klassen goed hebben — overigens een gesprek dat
we ook voeren tijdens de matching naar aanleiding van de proefmatching — dan zeg ik:
uiteraard. Maar als u mij vraagt een nieuw gymnasium te starten en als u vraagt dat nu te
71
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
beslissen, dan zou ik u dat echt willen ontraden. De reden om dat in het najaar wel te
willen bespreken voor in ieder geval de lange termijn, is dat schoolbesturen dan zelf een
visie kunnen neerleggen voor die tijd, dat wij dat onderzoek hebben, dat wij de analyse
van de matching hebben en dat wij veel nauwkeuriger weten welk tempo de groei van de
stad aflegt.
(De heer FLENTGE: Ik ben de laatste om hier ad hoc een beslissing te
nemen in welke richting dan ook. We sluiten niets uit. Eerst de analyse,
dan de oplossing. Mijn vraag was vooral bedoeld omdat we in het najaar
gaan praten en beslissen. Stel dat we voor volgend jaar willen voorkomen
dat er weer een aantal verliezers bij de matchingsprocedure zit, moeten
we dat proces dan niet vervroegen? En bijvoorbeeld al voor de zomer de
analyse rond hebben zodat we direct daarna en misschien nog wel voor
de zomer een beslissing kunnen nemen.)
Als u echt dit najaar zou willen besluiten om een hele nieuwe school te stichten,
dan moet je al veel eerder in de rit zijn. Ik denk dat het een goed tempo is en dat we altijd
kunnen bijsturen via de bestaande scholen. Maar ik moet ook een beetje uw
verwachtingen managen. Op het moment dat je een extra vwo-klas had gemaakt — nog
los van het feit dat alle categorale vwo’s, en daaronder valt ook het gymnasium, hebben
aangegeven tot welk maximum aantal leerlingen ze willen — en je had dat uitgebreid, dan
had dat voor verschuiving geleid bij juist de kinderen met wat hogere lotnummers. Dan is
het maar de vraag of juist die kinderen die met een veel te laag lotnummer zijn geëindigd,
net wel die drempel hadden gehaald. Dat is heel moeilijk te voorspellen. Het is ook niet te
voorspellen in die proefmatching, omdat die niet individuele kinderen volgt. Dat was,
meen ik, een van u vragen.
(De heer TOONK: De vraag die ik aan wethouder Kukenheim had, was of
ze dezelfde motie heeft als ik. Daarom gaf ik haar net het exemplaar van
mevrouw Timman, de motie nr. 402. Daarin vragen we u helderheid te
verschaffen over de aanmeldingen op de categorale vwo’s; om in
samenwerking een bijeenkomst te organiseren en om tijdig te
onderzoeken en voorbereidingen te treffen om iets te kunnen gaan doen.
Nu zegt u dat we niet ad hoc zo’n school moeten oprichten, maar daarom
vragen we helemaal niet. Heeft u de motie wel goed gelezen voordat u
kwam tot het preadvies?)
Deze motie vraagt voor een groot deel om een analyse te maken om tot een
conclusie te komen op de kortst mogelijke termijn een extra categorale vwo te
organiseren. Zoals ik u heb gezegd, wil ik alles bij elkaar brengen om die analyse goed te
kunnen maken en dat gesprek te kunnen voeren. Ik vind niet per se dat de uitkomst moet
zijn dat je dan op de kortst mogelijke termijn een categoraal vwo realiseert. Dus dat is veel
genuanceerder dan de vraag waarop ik reageerde. Als u dat laatste aanpast, kan ik er
veel beter mee uit de voeten en dan heb ik er geen bezwaar tegen.
(De heer TOONK: Er staat ‘om dat op te kunnen nemen’. Juist om onze
opties open te houden. Dat staat er en ik ben blij dat u daartegen geen
bezwaar heeft.)
De kern zit in dat laatste stukje. Dus ik denk dat ik met een toezegging heel goed
kan voldoen aan wat de heer Toonk mij vraagt. Daarom zeg ik: haal dat laatste stukje weg
en ik heb geen bezwaar tegen deze motie, maar laten we niet vooruitlopen op een enorm
belangrijke discussie die we absoluut in de context van die kansengelijkheid moeten zien.
Dat moet je niet willen lostrekken in een stad waar al zeven categorale vwo-scholen
staan.
72
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
In de motie nr. 402 is gevraagd om meer discretionaire bevoegdheid. Ik ben niet
voor die motie. Ik denk dat de hardheidsclausule juist heel breed kan worden ingezet. Het
gaat erom of je er gebruik van maakt. Wel belangrijk is dat die hardheidsclausule
inderdaad iets is wat je aan de voorkant inzet. Een van de lessen die we zouden moeten
trekken, maar dat zal moeten terugkomen in de analyse en in de evaluatie die we pas in
de zomer doen en dan ook zullen bespreken, is bekijken of dat op de goede manier
gebeurt. Daarvoor is die clausule bedoeld. Ik denk niet dat je dit soort situaties had
kunnen voorkomen door daarop te sturen. Ik wil de motie ontraden.
De motie-Boomsma over de scholenmarkt, nr. 395. Zoals de meeste moties is dit
vooral een oproep aan de schoolbesturen. En ook deze ligt echt expliciet op het terrein
van de schoolbesturen. Ik heb geen bezwaar tegen een scholenmarkt, maar ik vraag me
wel heel erg af of een grote hal met enorm veel kraampjes een even goede indruk geeft
van de verschillende scholen als de open dagen die nu worden gerealiseerd en de gids
die wij verspreiden en het contact dat je kunt invullen. Er is wel een specifiek ding. Ik lees
dat dit inmiddels een heel inclusieve motie is. Ik was even bang dat u onderscheid wilde
maken tussen Amsterdamse leerlingen en leerlingen van buiten, wat natuurlijk niet kan
omdat het Amsterdams onderwijs veel breder kinderen bedient. In die zin vind ik dit aan
de schoolbesturen en om die reden kan ik de motie bij de schoolbesturen neerleggen.
Mochten die hier wat in zien, dan wil ik helpen, maar ik heb twijfels of je dit moet willen
doen. Op die manier zal ik de motie preadviseren.
(De heer BOOMSMA: Het gaat erom dat de gemeente daarin een
faciliterende rol heeft, dus om het samen te organiseren. Natuurlijk is het
ook aan de schoolbesturen, maar het hoeft niet een hele grote hal te zijn.
Dat staat nergens.)
Nee, maar we hebben zeventig scholen in het VO, dus daar moet je echt wel een
plek voor inrichten. Dat is ook de hele reden waarom er open dagen zijn. Die geven een
veel betere indruk. Ik zou het volgende willen doen. Mochten de schoolbesturen hier iets
in zien — die hebben echt jarenlange ervaring hoe ze de kinderen kunnen bereiken en hoe
ze informatie geven over hoe het gaat op hun school — en mochten ze daarin ondersteund
willen worden, dan sta ik daarvoor uiteraard open. Wij doen dat heel erg graag. Ik zie zelf
niet waarom ik tegen de schoolbesturen zou moeten zeggen: goh, ik vind dat u volgend
jaar een scholenmarkt moet organiseren. Dat laatste zou mij net een stap te ver gaan.
Maar mocht er behoefte aan leven bij de schoolbesturen en ze komen naar mij toe met de
vraag om ondersteuning, dan zal het antwoord ja zijn.
Dan de motie-Toonk nr. 398 gaat over tweelingen. Een van de insprekers
herinnerde ons er ook aan hoe lastig het is als je een tweeling hebt en een van de twee is
ontzettend blij, heeft een mooi lotnummer en gaat naar de favoriete school en de andere
tweeling staat met lege handen. Wat interessant is, is dat zelfs die inspreker eigenlijk zei
dat dat heel verdrietig is in een gezin, maar een soort bijvoorbaatse koppeling, daar zag
men niet heel veel in. Dat hoor je eigenlijk van veel ouders van tweelingen terug. Sterker
nog, in het huidige jaar is ten opzichte van vorig jaar dat hele broertjes/zusjesverhaal
losgelaten. Dus de scholen hebben ervoor gekozen daar geen voorrang te verlenen.
Daarover bent u ook geïnformeerd. Als het nu zo is dat er een andere reden is waarom je
een tweeling bij elkaar wilt houden omdat er natuurlijk veel meer kan spelen, dan is het
wel een geval, maar dan heb je gewoon de hardheidsclausule. Nogmaals, ook dit
vraagstuk vraagt geen structurele aanpassing, maar gewoon de hardheidsclausule als
blijkt dat er een tweeling is die om andere redenen niet uit elkaar gehaald moet worden.
Daarmee ontraad ik ook deze motie.
73
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Dan rest nog de motie-Toonk, nr. 404. Als dit juridisch kan, dan heb ik er geen
bezwaar bij dat er ouders of vertegenwoordigers van ouders bij die matching aanwezig
zijn. In die zin heb ik geen bezwaar tegen de motie. Maar op het moment dat dat op
juridische bezwaren stuit, de matching wordt gewoon door een notaris gedaan, dan kom
ik bij u terug met een uitleg waarom dat zo is. Inhoudelijk heb ik hiertegen geen bezwaar.
Zoals de motie zelf ook zegt, zijn ouders de afgelopen jaren ontzettend betrokken bij het
hele proces en de aanloop daar naartoe.
Volgens mij zijn de moties allemaal voorzien van een preadvies. Er was nog iets
gevraagd over die proefmatching, maar ik heb u gezegd dat dat niet op individuele basis
is. Dus daarin kun je niet meer informatie halen. En er is nog een vraag gesteld door de
heer Toonk over het onafhankelijke gymnasiumadvies. U heeft eigenlijk zelf al
aangegeven dat dat niet op gemeenteniveau wordt beslist. Het is wel een interessante
vraag omdat je hebt gezien dat de druk op categorale vwo's wel eens kan worden
verhoogd doordat we op een andere manier omgaan met schooladviezen waarbij er niet
meer wordt gevraagd om een minimum Cito-score wat vroeger het geval was en waardoor
er nu een veel grotere groep leerlingen de toegang kan krijgen tot gymnasia. Dat is
natuurlijk hartstikke mooi, maar dat heeft ook deze kant. Het is zeker iets wat we moeten
meenemen met de analyse wat dat voor de vraag betekent en voor ons aanbod. Ik vind
het ingewikkeld te pleiten voor dat het apart zou moeten of weer samen zou moeten
omdat het ook nog eens per kind zo kan verschillen. Ik vind het wel een interessant
gesprek. Ik ga er wel over in gesprek met de schoolbesturen, hoe zij daarin staan, wat
hun ervaring daarin is. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om te kijken wat er gebeurt
met die kinderen. We hebben daar nu een, twee jaar ervaring mee waardoor ook die
kinderen met een wat lagere Cito-score gewoon naar het gymnasium kunnen. Ik zeg u toe
dat ik u daarover graag een terugkoppeling geef.
(De heer TOONK: De vraag was of de wethouder daarover met het
kabinet in gesprek wilde gaan. Met schoolbesturen mag ook, maar dat
was de vraag niet.)
Als dat gesprek kan zijn over wat we zien, wat er gebeurt, wat we wenselijk
vinden, wat we niet wenselijk vinden, hoe dat uitpakt, dan doe ik dat graag. Ik zal
terughoudend zijn om een pleidooi te houden dat die kinderen niet meer zouden mogen
en die wel. Dat lijkt me geen goed idee. Dus als dat een open gesprek kan zijn op basis
van een analyse en met name onderwijskundige inzichten, dan voer ik dat soort
gesprekken zeker op het moment dat er een kabinet is.
(De heer BOOMSMA: De wethouder heeft gezegd dat ze de motie nr. 402
positief zou kunnen preadviseren als we een kleine aanpassing doen. Kan
ik dat op deze manier doen?)
(De VOORZITTER: Eigenlijk niet, maar ik ga u faciliteren.)
(De heer BOOMSMA: Dat waardeer ik bijzonder. Dan schrappen we de
zinspassage ‘om op de kortst mogelijke termijn een extra categoraal vwo
te realiseren’. Dat was volgens mij het onderdeel van de motie waarmee
de wethouder niet akkoord ging.
(De VOORZITTER: U heeft er een accentmotie van gemaakt. Dan ga ik
even luisteren wat het preadvies is, en vervolgens gaat u de motie wel of
niet aannemen.
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 402), ingetrokken zijnde,
maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
74
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen.
95° Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma
(CDA) inzake de uitslag van de centrale loting en matching, extra categorale vwo-school
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 403)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. om helderheid te verschaffen over de aanmeldingen op de categorale vwo's
omdat de precieze cijfers vooralsnog ontbreken;
2. om in samenwerking met ouderorganisaties en schoolbesturen een
bijeenkomst te organiseren over vraag en aanbod voor leerlingen met een
vwo-advies;
3. om tijdig het benodigde onderzoek of andere noodzakelijke voorbereidingen
te treffen om in het eerst komende Regionaal Plan Onderwijs concrete
voorstellen op te kunnen op, zodat het onderwijs aanbod weer beter gaat
aansluiten op de vraag van ouders en hun kinderen.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
Wethouder KUKENHEIM: Op het moment dat de motie op die manier is
aangepast, dus niet vooruit wordt gelopen op de uitkomst, maar waarmee wordt
aangemoedigd de analyse goed te maken en met de ouders in gesprek te gaan en
daarvan een breed debat te maken — ik heb u al gezegd welk onderzoek er loopt — kan ik
een positief preadvies geven op motie nr. 403.
(De heer BLOM: Deze laatste ontwikkeling verbaast mij. Ik begreep het
afgelopen half uur heel goed dat de wethouder echt alle feiten op tafel wil
hebben en eerst een volledige analyse wil maken over de stad
Amsterdam en dan moet er nu een extra bijeenkomst komen met de
vraag of er een extra vwo-school bij moet komen. Dat verbaast me.
Waarom kunnen we niet gewoon wachten tot na de zomer om op basis
van de gehele analyse te kijken of we brede scholengemeenschappen
kunnen uitbreiden of niet?)
(De VOORZITTER: Ik ga toch ingrijpen. Het afgelopen kwartier hoor ik het
antwoord al.)
Ik ben exact van mening wat ik daarstraks ook van mening was, namelijk om nu
ad hoc te besluiten dat er een categoraal vwo bij moet, dat vind ik geen goed idee. Op het
moment dat we het gaan hebben over extra vwo-aanbod en je zelfs gaat denken of dat
dan categoraal moet zijn, dan moet je heel goed afwegen of dat verstandig is, omdat het
zo’n enorme bedreiging kan zijn voor vwo-afdelingen op bredere
scholengemeenschappen die we zo hard nodig hebben in deze stad. Dat betekent niet
dat je de analyse niet kunt maken en dat je met ouders in gesprek kunt gaan. Zo lees ik
deze motie. Dus dat schoolloopbanenonderzoek dat we doen, kan ons daarbij helpen. Ik
ben altijd voor publieke bijeenkomsten om met ouders te spreken en ik zie dat als een
uitgelezen kans om daar niet alleen de categoralisering te bespreken, maar juist ook het
verhaal over de brede scholengemeenschappen en de kansen die dat biedt voor
doorstroming en elkaar tegenkomen in deze stad. Op die manier kan ik er dus goed mee
uit de voeten.
75
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 . Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
(De heer TOONK: De volgorde liep wat door elkaar heen, maar
samenvattend is alles negatief gepreadviseerd met uitzondering van de
motie nr. 403.)
(De VOORZITTER: Tegen motie nr. 404 is geen bezwaar als er geen
juridische bezwaren tegen zijn en ook tegen motie nr. 395 is geen
bezwaar. Motie nr. 400 is overgelaten aan de raad.)
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Ik constateer dat we kunnen gaan stemmen.
De VOORZITTER: Aan de orde is stemming over de moties. Het woord is aan
mevrouw Timman voor een stemverklaring.
Mevrouw TIMMAN (stemverklaring): Wij zijn de collega’s van de VVD en het CDA
dankbaar voor de emoties. Ik dacht dat ze allemaal negatief waren gepreadviseerd, maar
kennelijk is er wat geschoven. Het is ook wel het einde van de dag. Ik stel voor dat we het
gesprek over aanbod en vraag verder voeren in de commissie. Dan zullen wij daar als
D66 een helder standpunt over innemen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki voor een stemverklaring.
De heer MBARKI (stemverklaring): Ik kan me aansluiten bij de woorden van
mevrouw Timman. Wij zullen de motie nr. 403 niet steunen omdat die namelijk op een
later moment besproken moet worden. Die is nu iets te eenzijdig. Die gaat alleen over een
categoraal vwo en die hoort te gaan over alles.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom voor een stemverklaring.
De heer BLOM (stemverklaring): Ik kan me vervolgens weer aansluiten bij de
woorden van mijn voorganger. Ik kijk erg uit naar het gesprek over de analyse, met name
naar de vragen die we moeten stellen hoe we minder populaire scholen beter in de kijker
kunnen zetten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flentge voor een stemverklaring.
De heer FLENTGE (stemverklaring): Ik ga tegen mijn gewoonte in vertellen
waarom ik motie nr. 403 wel ga steunen. Dat is omdat in het dictum de zinsnede is
weggehaald die ik voorbarig vond. In het kopje van de motie vind ik het een wat vreemde
motie gezien de inhoud. De motie lijkt nu te suggereren alsof er per definitie een
categoraal vwo moet komen en dat willen wij afwachten aan de hand van de analyse. Dat
neemt niet weg dat ik over het dictum positief ben en wij gaan dus voorstemmen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 394).
De motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 394) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
76
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
De VOORZITTER constateert dat de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 394) is verworpen met de stemmen van het CDA en de VVD voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 395).
De motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 395) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 395) is verworpen met de stemmen van het CDA en de VVD voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 397).
De motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 397) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Boomsma en Toonk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 397) is verworpen met de stemmen van het CDA en de VVD voor.
Aan de orde is stemming over motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 396).
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 396) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 396) is verworpen met de stemmen van het CDA en de VVD voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 400).
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 400) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 400) is verworpen met de stemmen van het CDA, de VVD en de Partij voor de
Dieren voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 401).
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 401) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk c.s. (Gemeenteblad afd. 1, nr.
401) is verworpen met de stemmen van de Partij van de Dieren, het CDA en de VVD voor.
71
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
Aan de orde is de stemming over de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 399).
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 399) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 399) is verworpen met de stemmen van de Partij van de Dieren, het CDA en de
VVD voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 403).
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 403) wordt bij zitten en
opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 403) is verworpen met de stemmen van het CDA, de VVD, de Partij voor de
Dieren en de SP voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 404 )
De motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 404) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Toonk en Boomsma (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 404) is aangenomen met de stemmen van D66 tegen.
De VOORZITTER: We zijn ruim door de tijd heen. Ik wens u allen een fijne avond
en ik sluit de vergadering.
78
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
INDEX
315 Kennisnemen van het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ … … … 36
323 Kennisnemen van het onderzoek herijking Beurs van Berlage en kennisnemen van
het voornemen om te starten met de uitvoeringsfase en instemmen met het opleggen
van geheimhouding … … nonnen enneeeeevenneeeenennneneeneneenernenneeerenenneeernvennenernennnnenr D
327 Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde strategisch plan 2017-2021
van het Havenbedrijf Amsterdam NV …… nnee ennenneevenneneeevenneervenneene eeen ZÓ
328 Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel van het lid Ruigrok getiteld
‘Geef om je stad door te geven’ en kennis te nemen van de bestuurlijke reactie … ……49
329 Kennisnemen van de brief bestedingsvoorstel waterrecreatie 2017 ……… 54
331 Kennisnemen van de brief van de wethouder inzake uitslag centrale loting en
matching … … anneer ene nerenenneeerenenneereevenervenennverrenenveere evene ne ennen DÛ
350 Actualiteit van de leden Glaubitz, De Heer, Duijndam, Poot, Boomsma, Groen en
Van Lammeren inzake de vergunningverlening voor rondvaartboten … … 2
375 Motie van het raadslid de heer Glaubitz (D66), mevrouw De Heer (PvdA), mevrouw
Duijndam (SP), de heer Groen (GroenLinks), de heer Boomsma (CDA) inzake de
gewogen toetreding … … nnen onsen ennenerenenneeerenenneereevennverenenneerrvenneeee vennen nnen Á
376 Motie van het raadslid mevrouw De Heer (PvdA) inzake actualiteit gewogen
toetreding … anneer enneerenvenneeeenennneeernenneneeenenneeerenenneeernennneneenenne eneen ennen nnen Ô
377 Motie van de raadsleden de heer Groen (GroenLinks) en mevrouw De Heer (PvdA)
inzake extern onderzoek vergunningverlening passagiersvaart …… nnen. 11
378 Motie van het raadslid mevrouw Saadi (PvdA) inzake de verkoop van de Beurs van
Berlage … nnen eneen ennenerenenneereevenneerenennnereenenverenenenvereeenenveeren vennen ennnnneen eneen Z&
379 Motie van het raadslid de heer N.T. Bakker (SP) inzake het Havenbedrijf Amsterdam
NV: Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde strategisch plan 2017-
380 Motie van het raadslid de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren) inzake het
Strategisch Plan Havenbedrijf 2017-2021 (Oorsprong en impact van biobrandstoffen) 32
381 Motie van het raadslid de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren) inzake het
Strategisch Plan Havenbedrijf 2017-2021 (Plan van aanpak haven vrij van fossiele olie)
382 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het (laten) aankopen van
strategisch vastgoed door de gemeente, organisaties als 1012INC of andere
samenwerkingspartners) …… nnn ennnenn eneen ennereeneerennerenenenneeen eneen ennenenneen ennen Of
383 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het strategisch behouden van
gemeentelijk vastgoed naar aanleiding van de bevindingen van het rapport………….…….37
384 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks), de heer Boutkan (PvdA) en
de heer N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’
(onderzoeken van nieuwe kapitaalvehikels voor duurzaam vastgoedeigenaarschap die
kunnen bijdragen aan de diversiteit van het Amsterdamse winkelaanbod, waaronder de
oprichting van een Amsterdamse Middenstandscoöperatie) …… nanne eneen 98
385 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks), de heer Boutkan (PvdA) en
de heer N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’
(aankoop van het PC Hoofthuis van de Universiteit van Amsterdam door de Vereniging
StadOnderDak en het ‘right to bid’) … … nnen onnneenneereneneenennereneeer eneen eenerene en
79
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
386 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelaanbod’, het structureel faciliteren of
ondersteunen van bestaande samenwerkingsverbanden als ‘Geef om de Jan Eef’ en
opbloeiende buurtinitiatieven als StadOnderDak … onno oneens onneerenoenneee GÓ
387 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, het structureel faciliteren of
ondersteunen van bestaande samenwerkingsverbanden als ‘Geef om de Jan Eef’ en
opbloeiende buurtinitiatieven als StadOnderDak … annen eneen vennen eenn ÂD
388 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA) )
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelaanbod’ (ontwikkelen van een aanpak
om samen met het Amsterdamse MKB het prijsopdrijvend effect van onterechte
winkelhuurverhogingen te bestrijden) … nnn nnee ennen ennerenenen anneer eener eneen eener OO
389 Motie van de raadsleden de heer Nuijens (GroenLinks) en de heer Boutkan (PvdA)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ (het bezien van de praktijk van
gemengd bestemmen en het inzetten op ‘vooraf brancheren’
planologie is vooruitzien en vergt anticiperen) …… nnen eener sereen JO
390 Motie van de raadsleden de heer Boutkan (PvdA) en de heer Nuijens (GroenLinks)
inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’, Betrek winkelgebied Negen
Straatjes bij proef met straatgerichte aanpak … nnn eneen eneen eenen 1
391 Motie van de raadsleden mevrouw Kaya (D66), mevrouw Ruigrok (VVD) en de heer
N.T. Bakker (SP) inzake het rapport ‘Sturen op een divers winkelgebied’ (steun en
voorlichting aan kleine winkeliers op het gebied van huurrecht) … nen 41
392 Motie van de raadsleden mevrouw Ruigrok (VVD), mevrouw Kaya (D66), de heer
N.T. Bakker (SP) en de heer Boomsma (CDA) inzake het rapport ‘Sturen op een divers
winkelgebied’ (Amsterdam Verbond Diversiteit Winkelstraten) … … … nen. 2
393 Motie van het raadslid mevrouw De Heer inzake het bestedingsvoorstel
waterrecreatie 2017 … nennen ennverenennneerenennenerenennverreneneer ee venveeeevenneeervenneeer ee OO
394 Motie van het raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk (VVD) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een bonussysteem rondom het
matchingssysteem … nnn enneeerenennverrevennverenennneerenenvererevenneeerenenveeerevenneeeverne ÖÎ
395 Motie van de raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk (VVD) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, het organiseren van een scholenmarkt .61
396 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een passende oplossing voor de 17
kinderen die op 12 of meer scholen uitgeloot zijn … nnee eenen eeen O4
397 Motie van de raadsleden de heer Boomsma (CDA) en de heer Toonk (VVD) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, loting middels de kernprocedure (Enkel
de term loting te gebruiken) … … nnen nennen ennen eeneeenneeesenneensneeneneenenneernneerenne ne Ô2
398 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een regeling voor tweelingen binnen het
plaatsingssysteem … nnn anneer enen eren anneer eenenerrenvenvereenennervenenveeee enen re venen vereen ÓD
399 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een zijinstroomregeling bij het
plaatsingssysteem … nnn anneer enen eren anneer eenenerrenvenvereenennervenenveeee enen re venen vereen ÓD
400 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een oproep voor een passende oplossing
voor de 17 kinderen die op 12 of meer scholen uitgeloot zijn … … eee. 64
80
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 . Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 mei 2017 Raadsnotulen
401 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, een ruimere discretionaire bevoegdheid
in het plaatsingssysteem … nnen ennneeerennneneerennenneenennenerevenneneeevennevervennenve eeen ÓD
402 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, extra categorale VWO-school … … …….66
403 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching, extra categorale vwo-school … …….……...76
404 Motie van de raadsleden de heer Toonk (VVD) en de heer Boomsma (CDA) inzake
de uitslag van de centrale loting en matching (aanwezigheid ouders bij proefmatching)
81
| Raadsnotulen | 81 | train |
Bezoekadres
> < Gemeente 8
mstel 1
Am ste rd am 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
2% amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Lo Minck Systemen BV
t.a.v. de heer Arjan Minck
Gansoord 80
2165 BD Lisserbroek
Datum 2 maart 2015
Ons kenmerk 15-03-02-YO
Uw kenmerk Uw brief 17 december 2014
Behandeld door Mol.G, [email protected]
Kopie aan Bestuurscommissie stadsdeel Centrum, raadscommissie ID
Bijlage d
Onderwerp __Raadsadres inzake plan voor een tijdelijke, modulaire fietstoren bij Paradiso
Met uw raadsadres van 17 december 2014 beoogt u de nieuwe raads- en commissieleden in te
lichten over vw plan voor een tijdelijke modulaire fietstoren op het stukje braakliggend land naast
Paradiso. U doet dit omdat u vermoedt dat de realisatie van de Leidsepleinstalling nog enige jaren
zal duren.
Daarnaast heeft u vernomen dat er maatschappelijke onrust bestaat ten aanzien van het besluit
om het water van de Lijnbaansgracht gedeeltelijk te benutten om het fietsparkeervraagstuk op te
lossen omdat deze locaties binnen de grenzen van het beschermd stadsgezicht en in de
bufferzone van het Unesco gebied liggen. Uw voorstel voor een modulaire fietstoren betreft een
tijdelijke oplossing voor (tenminste) de komende vijf jaar, dus ook gedurende de vernieuwing van
het Leidseplein. Hierbij reageren wij op uw voorstel.
Besluitvorming fietsparkeerplaatsen
Het Leidseplein wordt het domein van de voetganger. Eén van de maatregelen om dit te bereiken
is de realisatie van voldoende parkeerplaatsen voor fietsen en bromfietsen. Hiertoe is het
Programma (brom-)fietsparkeren Leidseplein opgesteld. Hierin zijn alle mogelijkheden om
(brom-) fietsparkeerplaatsen ten behoeve van het Leidseplein te realiseren tegen elkaar
afgewogen: op maaiveld (inclusief autoparkeerplaatsen opheffen), inpandig, ondergronds en
boven water.
Het College heeft dit voorjaar op grond van dit programma in haar voordracht aan de
Gemeenteraad voorgesteld om de voorzieningen voor fietsen en bromfietsen als volgt te
realiseren:
- Op maaiveld: 660 fietsparkeerplaatsen en 360 bromfietsparkeerplaatsen
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 23 februari 2015
Kenmerk 15-23-02-YO
Pagina 2 van 2
-_ Ondergronds: 2000 fietsparkeerplaatsen
- Bovenwater: 600 fietsparkeerplaatsen
Er is becijferd dat er met dit voorstel tot 23.00 u 's avonds altijd voldoende plek voor alle fietsen is.
Uitgangspunt bij het opstellen van het programma is geweest om van de 3260 benodigde
fietsparkeerplaatsen zoveel mogelijk plaatsen op maaiveld, ondergronds en inpandig te realiseren.
De 600 fietsparkeerplaatsen boven water zijn noodzakelijk om dit aantal te bereiken. Tijdens de
raadsbehandeling op 12 maart 2014 is bij amendement besloten dat er „oo extra plekken voor
fietsen gerealiseerd moeten worden met als doel dat er 24 vur per dag, dus ook op de drukste
momenten in het weekend, voldoende parkeervoorzieningen voor fietsers zijn. Deze „oo extra
plekken worden in overeenstemming met het amendement boven water gerealiseerd.
Beschermd Stadsgezicht en Unesco
Het College is zich sterk bewust van het feit dat de Lijnbaansgracht zich bevindt in de Unesco
Bufferzone en het Beschermd Stadsgezicht. Bij de vitvoering van de opdracht om hier 2000
fietsparkeerplaatsen te realiseren wordt daarom uiterste zorgvuldigheid betracht. De Integrale
Commissie, waarin vertegenwoordigers van Bureau Monumenten en Archeologie en Bureau
Werelderfgoed zitting hebben, is gevraagd om te adviseren over de technische en ruimtelijke
randvoorwaarden voor het ontwerp. Er wordt een zorgvuldig ontwerpproces gestart waarbij
omwonenden en stakeholders vit de buurt geconsulteerd worden.
Fietstoren als tijdelijke voorziening voor fietsparkeren
Wij stellen het op prijs dat v meedenkt over een tijdelijke oplossing voor het parkeren van fietsen
gedurende de periode dat het Leidseplein wordt vernieuwd. Het uitgangspunt is dat tijdens de
vernieuwing van het Leidseplein in elke fase minimaal hetzelfde aantal fietsparkeerplaatsen
beschikbaar blijft als in de huidige situatie (ca. 1700). Hierin wordt gedurende de vernieuwing van
het plein voorzien met fietsparkeerplaatsen op maaiveld. Het behoeft geen betoog dat dit
goedkoper en minder complex is dan de realisatie van een tijdelijke fietsparkeertoren naast
Paradiso. Wij zien daarom geen aanleiding om in te gaan op uw voorstel om nu verder met elkaar
te praten over een tijdelijke fietsparkeertoren op deze locatie.
Met vriendelijke groet,
Burgemeester en wethouders van Amsterdam,
| | ze ‚ | en
\ NAD) A ns ze ki
sl | J Z ee
mr. .A.H.P. vän Gils > _ mr. E.E. van der Laan
secretaris burgemeester
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 9 november 2022
Ingekomen onder nummer 392
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Wijnants en Kreuger inzake de Begroting 2023
Onderwerp
Afwegingskader niet-infrastructurele projecten uit parkeergeld
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Begroting 2023
Constaterende dat,
— Het Stedelijk Mobiliteitsfonds is afgeschaft
— Hierdoor geld dat wordt opgehaald uit de inkomstenbronnen uit het mobiliteitsdomein niet
uitsluitend zal worden ingezet voor projecten binnen dit domein
— Deze inkomsten nu voor allerlei soorten investeringen of projecten kunnen worden gebruikt
als dekking
— _Eronvoldoende financiële middelen zijn voor tal van infrastructuurprojecten
Overwegende dat,
— _Parkeergelden in de oude situatie altijd ten goede kwamen aan mobiliteitsvraagstukken en
daarmee een duidelijker doel diende
— De gemeente kampt met grote, financiële tekorten voor alle ambities die het heeft
— Door het afschaffen van het SMF ten faveure van een algemeen fonds voor investeringen de
mogelijkheid bestaat dat infrastructurele projecten minder middelen tegemoet kunnen zien
doordat het college over de hele breedte andere afwegingen maakt
— _Hetidee dat lasten zoals parkeertarieven ten goede gingen van investeringen op het gebied
van mobiliteit nog altijd leidend dient te zijn
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Een afwegingskader te ontwikkelen voor de besteding van middelen uit parkeergelden aan niet-
infrastructurele projecten.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indieners
D.P.B. Wijnants
K.M. Kreuger
| Motie | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1119
Publicatiedatum 23 september 2016
Ingekomen onder Y
Ingekomen op 14 september 2016
Behandeld op 14 september 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Ernsting inzake het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016-2021
(scooters van het fietspad).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016-2021
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1057).
Constaterende dat:
— snorfietsen disproportioneel bijdragen aan onveiligheid in het verkeer;
— Amsterdam daarom de snorfiets wil verplaatsen van het fietspad naar de rijbaan in
bijna de hele stad binnen de ring;
— Amsterdam dit bij 50 km wegen alleen wil doen als er een helmplicht opgelegd kan
worden.
Overwegende dat:
— de onderhandelingen rond de wetswijziging voor de lokale helmplicht uit lijkt te
komen op een "het ene fietspad wel / andere fietspad niet" -scenario;
— desondanks de mogelijkheid open blijft in de hele stad fietspaden vrij te maken van
snorscooters, door de maximumsnelheid van 50 km-wegen te verlagen van
50 naar 30 km per uur.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
als blijkt dat de lokale helmplicht niet voor een hele zone kan gelden, maar alleen
voor bepaalde straten, zo snel mogelijk met een plan te komen om op alle overige
straten de maximumsnelheid te verlagen naar 30 km per uur, waardoor de
snorscooter ook daar zonder helmplicht veilig naar de rijbaan verplaatst kan worden
en alsnog in een hele zone sprake zal zijn van scootervrije fietspaden.
Het lid van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
1
| Motie | 1 | discard |
Xx Gemeente Amsterdam | D
% Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen,
Duurzaamheid en ICT
% Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT
Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis
Algemeen
1 __ Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ID
d.d. 20 mei 2015
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissielD@raadsgriffie. amsterdam.nl
4a Conceptverslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie ID
d.d. 20 mei 2015
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissielD@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de
vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar
6 TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
e Actualiteit van het commissielid Vroege (D66) inzake het touringcarstewardproject
10 Rondvraag
Financiën
11 Voorjaarsnota 2015 Nr. BD2015-008578
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2015)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 12
Bestuurlijk Stelsel
12 Vaststellen gebiedsagenda's 2016-2019 Nr. BD2015-008415
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10 juni 2015)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 11
2
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
Duurzaamheid
13 Initiatiefvoorstel van de raadsleden Bosman(D66), Toonk (VVD) en Bakker (SP)
getiteld: Minder regels voor meer duurzame energie. Nr. BD2015-008306
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Deleden van de raadscommissie WB zijn hierbij uitgenodigd
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 14
e _ Uitgesteld in de raadscommissie ID van 20 mei 2015
e _ Stukken reeds in uw bezit
14 Bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van de raadsleden Bosman (D66),
Toonk (VVD) en N.T. Bakker (SP) Minder regels voor meer duurzame energie Nr.
BD2015-008307
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Deleden van de raadscommissie WB zijn hierbij uitgenodigd
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 13
e _ Uitgesteld in de raadscommissie ID van 20 mei 2015
e _ Stukken reeds in uw bezit
15 initiatiefvoorstel van mw. Bosman (D66) van 22 januari 2015 getiteld:
‘Wateroverlast kan het dak op in Amsterdam’ Nr. BD2015-001284
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Deleden van de raadscommissie FIN zijn hierbij uitgenodigd
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 16 en 17
16 Initiatiefvoorstel van het raadslid Groen (GL) van 29 januari 2015 getiteld:
Duurzame daken. Nr. BD2015-008643
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 15 en 17
17 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel van raadslid Groen (Groenlinks) getiteld
Duurzame Daken en op initiatiefvoorstel van raadslid Bosman (D66) getiteld
Wateroverlast kan het dak op Nr. BD2015-008580
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Deleden van de raadscommissie FIN zijn hierbij uitgenodigd
e Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 15 en 16
3
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
18 De ondertekening van het ‘Manifest voor een circulaire ontwikkeling van
Buiksloterham’, waarin diverse partijen de gezamenlijke intentie uitspreken om
Buiksloterham te ontwikkelen tot een circulair gebied Nr. BD2015-008308
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Bosman (D66)
e Was Tkn 2 in de raadscommissie ID d.d. 8 april 2015
e _ Uitgesteld in de raadscommissie ID van 20 mei 2015
e _ Stukken reeds in uw bezit
19 Jaarrapportage 2014 Dienstverleningsovereenkomst Omgevingsdienst
Noordzeekanaalgebied en de Dienstverleningsovereenkomst 2015 Nr. BD2015-
008304
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van commissielid Groen (GL)
e Was Tkn 5 in de raadscommissie ID d.d. 20 mei 2015
Openbare Ruimte en Groen
20 Vaststellen projecten Groengelden 2015 eerste tranche Nr. BD2015-008313
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
21 Bestuurlijke reactie op motie 157 van raadslid Toonk d.d. 11-3-15 inzake Agenda
Duurzaamheid — doorstroming Nr. BD2015-006189
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
22 Bestuurlijke reactie op motie 170 van raadslid Van Lammeren d.d. 11-3-15 inzake
Agenda Duurzaamheid - intensiveren duurzaam inkopen Nr. BD2015-006193
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
23 Bestuurlijke reactie op motie 978 van Bosman d.d. 5-11-14 inzake Begroting
2015 - schrappen regels in Welstandsnota 2013 voor zonnepanelen Nr. BD2015-
008430
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 24
4
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
24 Bestuurlijke reactie op motie 1037 Regels welstand zonnepanelen Nr. BD2015-
007670
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
« Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 23
AVONDDEEL VANAF 19.30 UUR
Verkeer en Vervoer
25 Brief aan de commissie ID over de aanpassing van de ontwerprichtlijnen voor
zebra's over fietspaden op met verkeerslichten geregelde (kruis)punten en over
trambanen als er geen verkeerslichten staan Nr. BD2015-008311
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissieleden Boomsma (CDA) en Vroege (D66)
e Was Tkn 21 in de raadscommissie ID d.d. 20 mei 2015
26 Vaststellen Kader Fietsparkeren Nr. BD2015-006723
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
27 Vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Verordening
Parkeerbelastingen 2015-I1, waarmee het betaald parkeren op het Waterlandplein
en Bezaanjachtplein wordt afgeschaft Nr. BD2015-007314
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
28 Vaststellen ontwerp infrastructuur en beschikbaar stellen van het
uitvoeringskrediet voor de herinrichting Molenwerf Nr. BD2015-004891
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
29 Instemmen met de gewijzigde investeringskosten en planning van het project
Busstation Noord inclusief P+R en het beschikbaar stellen van een aanvullend
uitvoeringskrediet van € 7,8 miljoen voor genoemd project Nr. BD2015-005974
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
e _ Kabinetbijlagen liggen uitsluitend ter inzage bij de raadsgriffie
5
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
30 Vaststellen van de scope voor project Wayfinding Bestaand Net en beschikbaar
stellen van een uitvoeringskrediet van € 6.119.484 voor de realisatie van
genoemd project Nr. BD2015-006667
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
e _ Kabinetbijlagen liggen uitsluitend ter inzage bij de raadsgriffie
31 Brief aan Commissie ID over stand van zaken Oostveer Nr. BD2015-008503
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
32 Vaststelling Nota van Uitgangspunten inpassing tram Amstelstation Nr. BD2015-
008310
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van commissielid Vroege (D66)
e Was Tkn 18 in de raadscommissie ID d.d. 20 mei 2015
33 Vaststellen van de Nota van beantwoording en het Voorlopig Ontwerp voor de
hoogwaardige openbaar vervoer (HOV) busverbinding Daalwijkdreef Nr. BD2015-
006545
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
34 Tijdelijke Buitengebruikname Metrospoor 2015 en verder Nr. BD2015-006663
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
35 Iníitiatiefvoorstel van het raadslid de heer Toonk (VVD) getiteld: “City of Green
Lights”. Nr. BD2015-008655
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 37
BESLOTEN DEEL
6
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Gewijzigde Agenda, woensdag 17 juni 2015
TOEGEVOEGDE AGENDAPUNTEN
Zorg en Welzijn
36 Visie op subsidies Nr. BD2015-008908
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
, Te betrekken bij de behandeling van de Voorjaarsnota
Verkeer en Vervoer
37 bestuurlijke reactie op raadsinitiatief raadslid Toonk d.d. 18 maart 2015 City of
Green Lights Nr. BD2015-007475
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
, Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 35
38 Vaststellen uitvoeringsbesluit Verbetering Westelijke Tramlijnen 1, 2en 13 -
Kleine Maatregelen Nr. BD2015-008517
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 1 juli 2015)
7
| Agenda | 7 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 288
Publicatiedatum 13 april 2017
Ingekomen onder T
Ingekomen op donderdag 6 april 2017
Behandeld op donderdag 6 april 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Nuijens en Moorman inzake de uitwerking van de
Samenwerkingsafspraken naar aanleiding van het bestuurlijk overleg (afspraak 13:
ongedeelde stad en gemengde wijken: meer sociale huur bij transformatie).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitwerking van de Samenwerkingsafspraken naar
aanleiding van het bestuurlijk overleg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 240).
Overwegende dat:
-__ Het college gemeentelijk vastgoed op dit moment niet gericht inzet om sociale
woningen toe te voegen aan buurten waar de menging onder druk staat;
- De raad meer planologische instrumenten heeft dan ze nu inzet om sociale
huur te realiseren en borgen in gemeentelijk vastgoed;
- De raad ook bij transformatie van niet gemeentelijk vastgoed sociale huur
beter kan borgen, en hogere percentages kan helpen realiseren/afdwingen op
het moment dat sprake is van transformatie die een
bestemmingsplanwijziging vereist.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Bij transformatie van gemeentelijk vastgoed naar woningen, in alle buurten
waar de menging onder de afgesproken ondergrens is gezakt, of daar dicht in
de buurt komt, te kiezen voor 100% sociale huur, en dit —voor eventuele
verkoop- vast te leggen in het bestemmingsplan;
- In geval van een verzoek om bestemmingsplan wijziging bij transformatie van
niet gemeentelijk vastgoed altijd in te zetten het vastleggen van een zo hoog
mogelijk percentage sociale huur in het bestemmingsplan.
De leden van de gemeenteraad
J.W. Nuijens
M. Moorman
1
| Motie | 1 | discard |
Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO) B.V.
ER Institute of Security and Global Affairs (ISGA)
LAS Universiteit Leiden
Evaluatie van de inzet en het gebruik
van de korte wapenstok door buitengewone
opsporingsambtenaren (boa's)
Mei 2022
Dr. Jaap van Lakerveld
Drs. Gert-Jan Lindeboom
Colofon
Opdrachtgever
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC)
Afdeling Extern Wetenschappelijk Beleidsonderzoek
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Postbus 20301; 2500 EH Den Haag
Onderzoekers
PLATO BV (Universiteit Leiden):
Dr. Jaap van Lakerveld
Ockham IPS BV:
Drs. Gert-Jan Lindeboom
Institute of Security and Global Affairs (Universiteit Leiden):
Dr. Joery Matthys
Begeleidingscommissie
Voorzitter: Prof. Dr. Marie Rosenkrantz Lindegaard
Dr. Frans Beijaard
Dr. Lisa van Reemst
Mr. Bart Engberts
Dr. Julien van Ostaaijen
© 2022, WODC, Ministerie van Justitie en Veiligheid. Auteursrechten voorbehouden.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 1
INHOUDSOPGAVE
Lijst van afkortingen … … … nuevas ernveneensverseeene vens verveenvenns eer vernveenveenveendvenneeenvennvenneensvernveenvvenvvervenn Ó
Samenvatting … … unne eve veen veeneereerenenensenrseveervnenennnenverserenenennensenevenrvnenennvanverenrvnenennenrveveerenenenvnenvevenennn D
SUMMAFY …nn rv ennnerverenervenennven verven eeens enne venenenvennenndevenevnenennennververensveevennerververenenennnevenenvvnenvenvnrnnen LÁ
1 Achtergrond, aanleiding voor het onderzoek … … nnen neee seeeenvenenvenenseerenveenenenens neren 23
1.1 De buitengewoon opsporingsambtenaar… nennen nnee rvan eeneeeenerenvenenseerenveerenenenneernenn 23
1.2 Boa's in domein | … nennen eens venveeneensvenseerne vend verseernnvendvenvernveenveenveendnennenenvennvenveersveennn 23
1.3 Verbreding van taken … … nnee nnen eeneeeen eenen verennereen eeen eeenseeeenverenvnenseervenneveneneenvene 2
1.4 Veiligheid van boa's… … unne eeneerne eene venn ven vernevendverseenveenveeneennennvennvennenerenveernveenen 2D
1.5 Concrete aandacht voor geweldsmiddelen voor boa's nnn sn snssersenensnerseseerrnerrserenr 26
1.6 Pilots vooruitlopend op een regeling bewapening boa's … nnee senen eenenseernverneeenvveren 26
1.7 Een woelige context — pilots in coronatijd … eener everneeeenenen enen seeeenvereenveerve neren 2
2 De onderzoeksopzet … … nennen versn eneeneerenenenvenenseeereenenenvenenseerenvereenveenn eere eneeenverenvenenveeenn 2
2.1 Overwegingen met betrekking tot de opzet … … nennen enen seerenverveneeenneneerveeer ZO
2.2 Evaluatiekader … … nennen enen enenseeeeeveerenenenv enen eenveenenenvenenseeeensereenveenneneenseeernverenvnereen 3Û
2.3 Onderzoeksvragen … … nennen eeereneeeneren enen seeeenvenvendenee sn eeenveeeenveeenverenveeeenvervenveernveenveeen B
24 Onderzoeksaanpak … … …… nnee nen enen seer eeneevenveneeeneeenveneenennnvenenneeeenverrenvnennvenenveern BÀ
2.5 Gevolgen coronacrisis voor de evaluatie van de pilot … nennen eeens eeenvenenenen. 3Á
3 _Onderzoeksresultaten op systeemniveau … unsere ener enersneeeeneerenerenvenenseeeevvervenveernveeenveeen SD
3.1 Uitgangspunten voor evaluatie … …… nnee eene ernenennenensnenenseeeenerenvenenseeeenvereenenenneeenenn 3D
3.2 Betrokkenheid toezichthouders bij pilot … …… … nennen erneer nereeneeensvenenveerenvenenvneneen 30
3.3 Toekenning van geweldsbevoegdheid …… nennen sversneeeeneereneneneeenseeerennveenenenseernenn 3Ö
3.4 Rol van handhavingsarrangementen … nnen enveeneervenvensnerenneeeenvenenveeenveeerenereenenenvvernenn 3Ó
3.5 Onderbouwing van veiligheidsrisicO’ s … … nennen eeeene vene vernveeneneneeeneennvenrveenveeneennene. ÂÒ
3.6 Ervaringen met ondersteuning van boa's door politie... eneen eeneeeneenseerseerenn Â2
3./ Concluderend … nennen enn eeeneeernn enen seerenvereenvenvendeeenvenenvenenseeeenvereenveenveernveernvenenv nen ÂÁ
4 _Onderzoeksresultaten op organisatieniveau ……….…...nnnnsnneeneenenverneereneeeenverenvenenseeereneneenvnernvene Â6
41 Uitgangspunten voor evaluatie … …… nnen eeenvenenenenseeeenvervenseersveeenveeeenverenvnenenn ÂÓ
4.2 Voorwaarden ten aanzien van opleiding en training … nennen eenn eneeneeeenvenenvenenveene Â7
4.3 RTGB en her- en bijscholing … nnee neen versveevennerennnensnerenneeervnenenvenenseeernvereenvnenveereen ÂÂ
44 Juridische aspecten: aansprakelijkheid … … eneen verse eneeneeeenenen eneen eereneeenenerv eenen ÂÔ
4.6 Sturen op taken/ inzet … … un snursenrsennenneenseerseersersnsernseerseerseerseventsenvserrsnene ene vnrvarevener en DÛ
4.7 Concluderend … nennen eneen ee erneeeenerenenenseeeveneneenvenenseeeenneeeenverenvenvnennvenvervenvnernveeeeveeer DS
5 _Onderzoeksresultaten van inzet van de wapenstok bij incidenten … … neren eeeeneee. DD
5.1 Uitgangspunten voor evaluatie … …… nnee eene ernerennenensnerenseeeenverenvenenseeeenvereenenens vereen DD
5.2 Gebruik van de wapenstok … … nnee neneneen serene eeenenennenenennverveneenvnenneeenveeernveveneneeee DO
5.3 Soorten situaties waarin de wapenstok wordt gebruikt … eeen eeereneeeeveeee D8
54 Rol van de wapenstok … … nennen ee veneeeenneneneneeeneeeenerenenenseerenvereenveerneeenseeernnveervnereen OÛ
5.5 Ervaren veiligheid … … … ennen verseeeeeneerenenenveneeeneeeennernvenenseeeenvereenveenneereenvernverenvnereen O6
5.6 Concluderend … nennen eneen ee eeneeeenerenenenseee venen eervenenseeeenneeeenverenvenvnennvenvervenvnernveeenneern O7
6 _Onderzoeksresultaten op individueel niveau … unseren eene eeenerenvenenseeeeeneerennvernveeeeveeer O9
6.1 Uitgangspunten voor evaluatie … …… … nnen ern eenereenenensnerenseeeeneerenvenenseeeenvereenenerv ereen OO
6.2 Ontwikkelingen aanzien van veiligheid en veiligheidsgevoel… … … nennen eere O9
6.3 Verandering in mentaliteit en gedrag … … … erneer neer enenseerenvereenenennneeveenveenvenenvenenveeen PD
6.4 Ontwikkeling in tevredenheid … … nennen enne nen enenseerenseeeeneeeeneenenseeeenvervenvnernvenenveeen P
6.5 Concluderend … nennen eneen ee erneeeenerenenenseeeveneeervenenseeeenveeeenvenenveevnenvvenvervenveernveenneeer PS
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 2
7 Conclusies … … nennen ere neerneeeenerenvenenseeeennereenserenenenseeeeenverenvenenseeevenereenverenvenenveeenvereenvneerv eee OÛ
7.1 Bevindingen op systeemniveau… unseren eneeeneeeenenenvenenseeeennereenseersveeenseeeenverenvvnereen BÛ
7.2 Bevindingen op organisatieniveau … … nnen seerenvernversnerenneeeenerenveereeneernvereenenenn neren B
7.3 Bevindingen op incidentniveau … … nnee nerven eene eeenenenvenenseeeenvereenseerseeenseeeenverenvnereen OÁ
74 Bevindingen op individueel niveau … … nennen neennenenenenseeeenveeveneeenenneenveeeenverenveneneen OO
7.5 Lessen naar aanleiding van de pilot … … nnee versnenenneeeeneerenvenenennvenvereenenenneeenenn OÖ
Literatuurlijst … eere eee ennenenenenseeeeeenveeneensn eeen enceeenenennveeeveeveenerenvenenseeeenvereenveern eeen O2
Annex | — Verantwoording onderzoeksmethoden … nennen eeens enensereenenensv eeen seeeennvenrnenervveeenenn O8
Concretisering van de uitgangspunten … … unseren eneerveeeeneerenvenenseerenvereenveeveveenveeernveeenvveerveeeeen O8
Overzicht van het onderzoek en bijbehorende onderzoeksmethodiek… nnee. 99
Annex Il — Geïnterviewde respondenten … … nennen eneen nerennensn enen seerenvereenvereeneernseeeenverennvnervveeene 107
Annex Ill — Voorwaarden voor deelname aan pilot … … nennen neerseernneneeneeeenverenvenenseeeeeenvernveereen 110
Annex IV - Beantwoordingsgegevens enquêtes boa's … nnen vereen seenseenseennenrneenveeneneenenveeee 115
Annex V - Gedetailleerde uitkomsten vignettenmethode … … nnee eneneenenenseeeeevereeneereen. 116
Situatie 1: Foutparkeerder … … nnee enerseenenserennenensneerenveneenseersveevnveeeenvevenvnenseereeneeenveeenvnee 116
Situatie 2: Visstek … … unseren nennen sneren veerenerenveereeneereneevenvenenseeeen vereen venvvernveeernvenenvveerveeee 119
Situatie 3: Terrasvergunning … nnen nnneneeereenense erve veervnvnvenennnenven vee vnenennvenverevevvensenvvnvenvnevnenveenn 122
Situatie 4: Monument ….…….…..…....nnn erve orenneereerer enen vennen venrenenverennnenve rene vnensnnververenevnevenvenvervnn enen 2D
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 3
Lijst van afkortingen
J&V Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ben W Burgemeester en Wethouders
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
DGPenV Directoraat-Generaal Politie en Veiligheidsregio’s
DGRR Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving
DWZ Directie Wetgeving en Juridische Zaken
DTH Direct Toezichthouder
Boa Buitengewoon opsporingsambtenaar
RTGB Regeling Toetsing Geweldsbeheersing
OM Openbaar Ministerie
WODC Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
MBO-3 3-jarige Middelbare Beroepsopleiding
HTV Handhaving Toezicht en Veiligheid
CCV Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
EVC Erkenning van eerder Verworven Competenties
APV Algemene Plaatselijke Verordening
BVH Basisvoorziening Handhaving
VPT Veilige Publiek Taak
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 4
Samenvatting
Doelstelling van het onderzoek
In toenemende mate zijn naast de politie ook gemeentelijke handhavers zichtbaar in de openbare
ruimte. Deze handhavers opereren als buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) en zijn bevoegd
op te treden op een pakket van toezichts- en handhavingstaken. In de laatste jaren wordt daarbij in
toenemende mate aandacht gevraagd voor de veiligheid van boa's bij uitoefening van hun taken.
Een van de aspecten die daarbij op de agenda staan betreft het verruimen van de mogelijkheden tot
het aanvragen van een korte wapenstok. Hiertoe overweegt het Ministerie van Justitie en Veiligheid
een nieuwe afzonderlijke regeling op te stellen voor de bewapening en uitrusting boa's. In dit kader is
gedurende 2021 aan tien gemeenten de mogelijkheid geboden om bij wijze van pilot boa's uit te rusten
volgens de uitgangspunten van de voorgenomen toekomstige regeling (Alkmaar, Amsterdam, Capelle
aan den IJssel, Hoorn, Leeuwarden, Valkenburg aan de Geul, Velsen, Zandvoort, Zoetermeer en Zuid-
west Friesland). Per gemeente is aan maximaal 20 boa's toestemming verleend tot het dragen van de
korte wapenstok.
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid (WODC) is een evaluatie van deze pilot uitgevoerd. Hiervoor is gekozen voor een
procesevaluatie om zo de ervaringen van de tien pilotgemeenten systematisch in kaart te brengen.
Deze ervaringen zijn verzameld op vier verschillende niveaus: de ervaringen op het systeemniveau, op
het niveau van boa-werkgevers, op dat van incidenten, en tot slot op het individueel niveau van boa's.
Op basis daarvan richtte de evaluatie zich op de beantwoording van de volgende hoofdvraag, waarvoor
tevens meer specifieke deelvragen zijn geformuleerd (zie hiervoor de bespreking van onderzoeksre-
sultaten):
Welke lering kan op grond van de resultaten van de pilot worden getrokken met betrekking tot
de op te stellen afzonderlijke regeling bewapening en uitrusting boa's?
Aanpak van het onderzoek
De evaluatie heeft gebruik gemaakt van verschillende methoden en instrumenten tijdens de dataver-
zameling gedurende 2021. Hiervoor zijn onderzoeksgegevens verzameld in de tien pilotgemeenten,
maar daarnaast zijn ook activiteiten verricht met zes zogenoemde controlegemeenten (Groningen,
Haarlem, Katwijk, Tilburg, Utrecht, Vlissingen). Dit zijn gemeenten die niet deelnemen aan de pilot,
maar waar handhavers wel op een vergelijkbare manier worden ingezet als in de pilotgemeenten. Dit
biedt de mogelijkheid een breder beeld van de ervaringen van boa's in Nederland te krijgen. Hiervoor
is gebruik gemaakt van de volgende methoden:
e Documentstudie: Aan de hand van inzichten uit de literatuur zijn vragen geformuleerd die ver-
volgens in de evaluatie aan bod zijn gekomen. De documentstudie is gedaan op basis van een
uitgebreide scan van de aanwezige wetenschappelijke en beleidsliteratuur.
e Registratie van incidenten: Het feitenonderzoek binnen de evaluatie is gevoed door data uit lo-
kale registratiesystemen van gemeentes, politie en toezichthouders.
e Online vragenlijsten: In twee afzonderlijke rondes zijn online enquêtes afgenomen onder ge-
meentelijke werkgevers en boa's zelf. In de enquêtes is in detail ingegaan op de percepties en
ervaringen van boa's, zowel op basis van concrete ervaringen als op basis van hypothetische
gevallen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 5
e Beleidsinterviews: Een groot deel van de dataverzameling bestond uit het voeren van interviews
met beleidsmatig betrokkenen gedurende de looptijd van de hele evaluatie. Op landelijk niveau
zijn gevoerd met relevante beleidsafdelingen binnen het Ministerie van J&V, de twee boa bon-
den, het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Op lokaal niveau zijn gesprekken ge-
voerd met teamleiders van de handhavingsteams en/of beleidsadviseurs openbare orde veilig-
heid in de proef- en controlegemeenten. Ook is met direct toezichthouders en toezichthouders
in de arrondissementsparketten gesproken.
e Diepte-interviewst: in aanvulling op de beleidsmatige interviews zijn in de evaluatie diepte-inter-
views georganiseerd met dertien boa's uit vijf gemeenten met concrete ervaring in gebruik van
de wapenstok.
e Focusgroepen: na afloop van de verzameling van alle onderzoeksgegevens eind januari 2022 zijn
twee focusgroepen georganiseerd, een bestuurlijke focusgroep; en een focusgroep met experts
en professionals.
Conclusies
De conclusies van het onderzoek zijn net als de onderzoeksvragen uitgesplitst in vier niveaus. Elke pa-
ragraaf mondt uit in enkele aandachtspunten. De implicaties daarvan worden tot besluit beschreven
in de slotparagraaf waarin lessen naar aanleiding van de pilot ter sprake worden gebracht.
Bevindingen op systeemniveau
Redenen voor deelname
Wat waren de belangrijkste redenen van de 10 deelnemende gemeenten om een aanvraagproce-
dure pilot korte wapenstok in te dienen? Wie heeft hiertoe het initiatief genomen en wat was de rol
Gemeenten geven als redenen voor hun aanvraag tot deelname argumenten als de verharding van de
samenleving, veranderingen in het takenpakket van boa's, specifieke lokale problematiek, handhaving
rondom coronamaatregelen en lange aanrijtijden van de politie bij incidenten. In de aanvragen van
alle gemeenten hebben burgemeesters een actieve rol gespeeld om deelname mogelijk te maken, met
in sommige gemeenten tevens een expliciete druk vanuit de gemeenteraad, boa's zelf, of beiden. De
wijze waarop boa's zelf betrokken zijn geweest bij de aanvraag van de pilot verschilt per gemeente. In
sommige gevallen hebben boa's zelf het initiatief genomen om zich uit te spreken over deelname in
de pilot, of er actie voor te voeren; in andere gevallen zijn gesprekken gevoerd met boa's om hun visie
te horen, of zijn er enquêtes gehouden om te polsen hoe boa's tegenover deelname stonden.
Onder de controlegemeenten bevinden zich gemeenten die een aanvraag tot deelname aan de pilot
hebben gedaan maar die niet toegekend hebben gekregen, maar ook gemeenten die dit bewust niet
hebben gedaan. Sommige gemeenten achtten zich er nog niet klaar voor, bijvoorbeeld omdat zij zelf
nog stappen meenden te moeten maken ten aanzien van zowel werving en selectie, als training en
opleiding. Daarnaast zijn er gemeenten die principiële bezwaren hebben tegen het bewapenen van
boa’s. In een enkel geval was er een gemeente waar boa's zelf zich tegen deelname aan de pilot uit-
spraken en die daarom van deelname heeft afgezien.
Onderbouwing veiligheidsrisico’s
Welke elementen zijn door de aanvragende gemeente in de onderbouwing van de veiligheidsrisico’s
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 6
De evaluatie van de pilot laat zien dat in alle tien deelnemende gemeenten specifieke veiligheidsrisico’s
zijn geconstateerd, die bijvoorbeeld samenhangen met een verruwing van de samenleving en “kortere
lontjes” bij burgers. Daarnaast verwezen pilotgemeenten in hun aanvraag naar taken rondom speci-
fieke problematiek (bijvoorbeeld hangjongeren); horecacontroles, en het handhaven van coronamaat-
regelen.
Bij de analyse van veiligheidsrisico’s zijn de verschillen van belang ten aanzien van inzet van boa's;
sommige gemeenten zetten boa's in uitgaansgebieden ook ’s avonds in, terwijl andere pilotgemeenten
dit niet doen. Voor deelname aan de pilot is hiervoor in elke gemeente deze risicoanalyse van tevoren
beoordeeld en goedgekeurd door de direct toezichthouder. De interpretatie van de criteria toonde
wel lokale verschillen tussen wat wel en niet binnen de grenzen van de pilot zou mogen. Ook al is lokaal
maatwerk in principe maatgevend, aanvullende landelijke afstemming over de onderliggende criteria
voor beoordeling van veiligheidsrisico’s zou bij kunnen dragen aan meer eenduidigheid en transparan-
tie over de uitrusting van de korte wapenstok.
Samenwerking met de politie
Op welke manier krijgt samenwerking met de politie nader vorm en welke rol heeft deelname aan
Om de samenwerking tussen politie en boa's in domein | vorm te geven dienen afspraken formeel te
worden vastgelegd in een handhavingsarrangement. Het bestaan van een dergelijk handhavingsarran-
gement gold ook als expliciete eis voor deelname aan de pilot. De evaluatie laat zien dat deze niet in
alle gemeenten waren vastgesteld voordat gemeenten hun aanvraag hadden afgerond. In enkele ge-
vallen is een dergelijk handhavingsarrangement dus pas opgesteld ten behoeve van de aanvraag voor
deelname. De ervaringen in de pilot laten geen structurele veranderingen zien in de samenwerking
tussen boa's en de politie na uitrusting met de korte wapenstok. Wel heeft de pilot al bestaande pa-
tronen van samenwerking expliciet naar de oppervlakte gebracht. In gemeenten waar samenwerking
stroever verloopt, wordt door boa werkgevers aangegeven dat politieteams ook kritischer naar de pilot
hebben gekeken. Daar de samenwerking al jaren concreter vorm heeft gekregen, door het delen van
een gebouw, gezamenlijke briefings, of ervaring met gezamenlijke acties is meer animo voor samen-
werking, op zowel organisatorisch als persoonlijk vlak.
Bevindingen op organisatieniveau
Toezichts- en handhavingstaken
Welke toezichts- en handhavingstaken in domein 1 openbare ruimte werden door de boa's in de
Boa's in domein | vertegenwoordigen het gezag van de gemeente op straat en hebben een breed pak-
ket aan bevoegdheden. Deze bevoegdheden richten zich op het aanpakken van overlast, kleine erger-
nissen en andere feiten in de openbare ruimte die de leefbaarheid aantasten. Onder leefbaarheid vat-
ten de beleidsregels de feiten die zijn aan te merken als overlast, verloedering, en kleine ergernis, en
die niet reeds op grond van andere formele wetgeving gehandhaafd worden. Sinds het uitbreken van
de COVID-19 pandemie zijn daar sinds maart 2020 diverse handhavingstaken bijgekomen, zoals hand-
haven op afstand houden, avondklok, horeca-naleving en alcoholverbaden.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 7
In vergelijking met eerdere perioden signaleren gemeenten een verbreding van de taken van boa's. Dit
is een bredere trend in Nederland, maar wanneer we pilotgemeenten vergelijken met controlege-
meenten zien we ook specifiekere verschillen. Zo geven boa's in pilotgemeenten bijvoorbeeld aan re-
latief vaker op meer risicovolle werkterreinen als jeugdoverlast te werken, terwijl boa's in controlege-
meenten relatief vaker aangeven te worden ingezet op het relatief veiligere gebied van fysieke veilig-
heid (parkeren, afval, groen).
Er is uit de evaluatie geen structurele verschuiving van taken als gevolg van uitrusting met de wapen-
stok in de pilotgemeenten af te leiden. Dit was echter ook een expliciete voorwaarde voor deelname
aan de pilot, waarop tijdens de pilot actief is gestuurd en gemonitord. Daarmee is het lastig hierover
bredere conclusies voor de toekomst te trekken. Wel laat de pilot zien dat handhavingsarrangementen
en het regelmatig bespreken van de uitvoering hiervan een effectief middel zijn om de grenzen van de
inzet op taakgebieden van boa's te bewaken en hiermee te voorkomen dat boa's vaker voor politieta-
ken worden ingezet.
Training en opleiding
Op welke manier worden boa's (aanvullend) getraind en opgeleid voor de inzet van geweldsmidde-
De pilotgemeenten hebben de eisen voor (aanvullende) training en opleiding op verschillende wijze
ingevuld. Als voorwaarde voor deelname gold in principe de eis dat de betreffende boa een afgeronde
relevante MBO-3 opleiding had behaald. In een enkel geval is daar in de pilot echter van afgeweken
om zo te voorkomen dat juist de meest ervaren boa's niet uitgerust zouden kunnen worden met een
korte wapenstok. Ook een eis is deelname aan een training geweldbeheersing (RTGB) en minimaal een
jaar ervaring. In alle gemeenten is aan deze eisen voldaan. Eén gemeente heeft zelfs een eis van drie
jaar als minimale praktijkervaring gehanteerd. Ook zijn er gemeenten met extra training, om concrete
ervaringen te bespreken, te oefenen en werkwijzen aan te scherpen. In enkele gevallen is voor derge-
lijke training ook bewust gezocht naar samenwerking met de politie.
Hebben de boa's de gevolgde (aanvullende) modules in het kader van Integrale Beroepsvaardigen
resp. de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing ervaren als bijdrage aan een professioneel (de-esca-
Over de geboden opleiding en training zijn boa's positief. Boa's die meer en langer hebben getraind en
geoefend beoordelen de aangeboden training relatief beter. Training, bestaande uit het bespreken van
incidenten, reflectie, en praktische (de-escalatie-)vaardigheidsoefeningen en de implicaties daarvan
voor toekomstig optreden, steunt volgens deelnemers de professionele ontwikkeling het meest. In
gevallen waarin meer aandacht besteed is aan het niet gebruiken van de wapenstok, rapporteren boa's
ook eerder geneigd de wapenstok terughoudend in te zetten, of zich terug trekken als eerste optie te
overwegen.
Aanvullende ondersteuning door werkgevers
Wat doen de leidinggevenden/werkgevers van de boa's naast het verzorgen van opleidingen nog
Naast aandacht voor opleidingen en specifieke trainingen bieden werkgevers boa's aanvullende on-
dersteuning door te zorgen voor samenhang tussen taken, risico’s en training, waar vervolgens de uit-
rusting op afgestemd kan worden. Zo zijn boa's in alle tien pilotgemeenten uitgerust met een bodycam,
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 8
welke naast de bijdrage aan persoonlijke veiligheid ook reflectie op het eigen handelen en op het
gebruik van de uitrusting mogelijk maakt.
In sommige pilotgemeenten hebben werkgevers expliciet gekozen om de uitzonderlijkheid van inzet
van de wapenstok te benadrukken, en actief te sturen op de naleving hiervan door boa's. Als er zich in
deze gemeenten dan toch incidenten hebben voorgedaan, is elk incident in detail nabesproken, niet
alleen met de betrokkene maar soms ook in het team. Wel of niet inzetten van de wapenstok en hoe
inzet had kunnen worden voorkomen of geminimaliseerd is daarbij een centraal thema. De ervaringen
laten zien dat een dergelijke strakke sturing een professionaliserend een positief effect heeft op boa's,
bijdraagt aan reflectie en aan beperking van dreigen met en gebruik van de wapenstok.
Daarnaast is er in wisselende mate aandacht van werkgevers geweest voor de juridische kant van het
hebben van een wapenstok, zowel de aansprakelijkheid en de rechten van de boa zelf, als die van de
werkgever in geval van een incident. Vrijwel alle gemeenten geven aan op dit vlak behoefte te hebben
aan meer sturing, in de vorm van een briefings, checklists, of anderszins suggesties om dit lokaal goed
te kunnen regelen. In eerste instantie kijken de meeste gemeenten naar het landelijk niveau (en dan
met name naar het Ministerie van J&V), maar in de pilot zijn er ook een klein aantal gemeenten die
hiervoor succesvol een nauwgezette samenwerking met toezichthouder en direct toezichthouder heb-
ben opgezet.
Bevindingen op incidentniveau
Aantal gevallen van geweldsaanwending
Welke ontwikkeling is waar te nemen in het aantal gevallen van (fysiek of verbaal) geweld tegen
boa’s en hoeveel gevallen van fysiek geweld (gebruik van de korte wapenstok inbegrepen) zijn door
Uniforme cijfers over de ontwikkelingen van het aantal gevallen van geweld tegen boa's zijn niet voor-
handen. Voor zover hier al cijfers over beschikbaar zijn, zijn deze niet bruikbaar voor vergelijken tussen
gemeenten, bijvoorbeeld door verschillen in taken en registratie van inzet van geweld door boa's. Het
aantal gevallen waarin de wapenstok is gebruikt door boa's is wel op vergelijkbare manier verzameld,
zowel waar het gaat om dreigen met gebruik, als het daadwerkelijk inzetten ervan. Deze registratiege-
gevens laten in het algemeen een door de direct toezichthouders en OM als terughoudend beschouwd
gebruik van de wapenstok zien. Een totaal van 59 meldingen zijn gemaakt van gebruik van de wapen-
stok tegen personen, waarvan 40 in Amsterdam. Twee-derde van deze meldingen betreffen gevallen
waarin alleen is gedreigd met de wapenstok, met 21 meldingen van daadwerkelijk gebruik tegen een
persoon (waarvan 16 in Amsterdam).
Deze aantallen zijn te laag om op een systematische manier verschillen tussen gemeenten of over tijd
in kaart te brengen. In plaats daarvan zijn de 59 incidenten nader bestudeerd op context, de aanleiding,
het gedrag van betrokken boa's en afloop. In deze specifieke gevallen zien we dat na de inzet van de
korte wapenstok in vrijwel alle gevallen de situatie onder controle is gebracht. Op basis hiervan blijkt
uit de pilot ook dat alleen dreigen met de wapenstok in de meeste gevallen al een adequate manier is
om controle te krijgen over een situatie, juist ook zonder deze daadwerkelijk te gebruiken. Wel teke-
nen we daarbij aan dat de verzamelde gegevens alleen niet voldoende houvast geven om vast te stel-
len hoe deze situaties zouden zijn afgelopen zonder wapenstok, noch of het hebben van een wapen-
stok tot meer of minder confrontaties heeft geleid.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 9
Context van inzet wapenstok
Hoeveel geweldsmeldingen zijn er (conform de verplichting in de Ambtsinstructie) gemeld bij de
(direct) toezichthouder (het Openbaar Ministerie, het OM)? Hoe wordt door het OM de ontwikke-
ling van het aantal geregistreerde incidenten verklaard? En wat was de aard en de context van deze
gevallen, bezien vanuit de taakuitvoering door boa's, de reikwijdte van hun opsporingsbevoegdheid,
de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit van het optreden, alsook het gevolg dat is ge-
Uit de evaluatie blijkt dat de wapenstok tijdens de pilot in de meeste gemeenten zelden is gebruikt, en
waar deze is gebruikt, bleek de wapenstok volgens de boa respondenten instrumenteel te worden
ingezet om de incidenten op een goede manier ten einde te brengen. Het aantal keer dat er gedreigd
is met de wapenstok varieert gedurende de onderzoeksperiode tussen de nul en vier keer in bijna alle
gemeenten, met slechts een handvol gevallen waarin deze daadwerkelijk is ingezet. In vijf gemeenten
is de wapenstok überhaupt niet ingezet, en is alleen aangewend om mee te dreigen. Alleen in Amster-
dam is de gemelde inzet hoger (veertig keer, waarvan zestien om mee te slaan). Dit aantal dient te
worden bezien tegen de grootstedelijke context en specifieke prioriteiten voor lokale inzet, al speelt
hier mogelijk ook mee dat in voorbereiding op de pilot gebruik van de wapenstok minder expliciet lijkt
te zijn ontmoedigt dan elders. Ook was hier één incident, waar twee boa's bij betrokken waren, waar-
van de toezichthouder heeft geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat niet op een andere, min-
der ingrijpende manier het doel kon worden bereikt (subsidiariteit). Dit specifieke geval betrof het
gebruik van de wapenstok door twee boa's bij aanhouding van een verdachte, waarvoor een gewelds-
registratie is aangemaakt.
Op basis van de beschrijvingen van de gevallen zijn de meldingen gecategoriseerd naar inzet bij uit-
voering van reguliere domein | taken, inzet bij onverwachte incidenten, en inzet als ondersteuning aan
collega’s. Een meerderheid van de gevallen betreffen inzet bij reguliere taken. Tegelijkertijd zien we
ook gevallen waarin boa's met wapenstok hebben opgetreden ter assistentie van collega handhavers,
maar ook politie. Dergelijke inzet is niet in lijn met de huidige beleidsregels, en vraagt om extra aan-
dacht, bijvoorbeeld als het gaat om de gemaakte inschatting voor inzet door boa's zelf; door de meld-
kamer, de lokale politie-eenheid, de werkgever en de toezichthouders.
De ervaringen met bovenstaande gevallen hebben het belang laten zien van een nauwe betrokkenheid
van de direct toezichthouder. Wanneer deze snel en adequaat reageert na individuele incidenten kan
de handelswijze van boa's effectief worden beoordeeld, en kan de werkgever hier vervolgens interne
reflectie en begeleiding bieden, waar nodig aangevuld met specifieke training of andere maatregelen.
Ook kan dit als input dienen voor een eventuele herziening van lokaal beleid ten aanzien van de ge-
zochte competenties in werving en selectie, en mogelijk ook een herijking door de lokale driehoek van
de handhavingsprioriteiten en de werkverdeling met de politie.
Bevindingen op individueel niveau
Veiligheidsbeleving boa's
Hoe heeft de veiligheidsbeleving van boa's zich ontwikkeld (in perspectief van de aard van ervaren
De evaluatie laat zien dat boa's in meerderheid positief zijn over de korte wapenstok, zowel over de
publieksreacties op de korte wapenstok als over de samenwerking met de politie. Een meerderheid
van boa's in de pilotgemeenten geeft aan significant trotser te zijn op hun werk en zich significant
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 10
veiliger te voelen wanneer zij groepen aanspreken dan hun collega’s in controlegemeenten. Dit geldt
echter zowel voor dragers als niet-dragers van de wapenstok; er kan derhalve geen verband worden
vastgesteld met het al of niet beschikken over een wapenstok. Als we verschillen in de ontwikkeling
van het veiligheidsgevoel willen verklaren zijn de meest relevante ontwikkelingen de reactie van bur-
gers op straat, veranderingen in handhavingstaken, de reactietijd van de politie en coronamaatregelen
waarop gehandhaafd diende te worden. Het feit dat juist deze factoren naar voren komen, onder-
streept het belang van goede afspraken in de lokale driehoek over lokaal handhavingsbeleid, veilig-
heidsrisico’s en afspraken met de politie om dergelijke risico's te ondervangen. Het al dan niet uitrus-
ten met een korte wapenstok kan daarin instrumenteel zijn, maar is op zichzelf geen wondermiddel
die direct bijdraagt aan de veiligheidsbeleving van boa's.
Veranderingen in gedrag
Heeft het bezit of gebruik van de korte wapenstok en het optreden als zodanig mogelijk ook ave-
Ondanks het als terughoudend beschouwde gebruik van de korte wapenstok in de pilot, kan niet wor-
den uitgesloten dat sommige boa's eerder naar voren stappen nadat zij met de korte wapenstok zijn
uitgerust. Ongeveer een kwart van de ondervraagde boa's geeft aan dat ze met de wapenstok eerder
op situaties zijn afgestapt, minder snel assistentie hebben gevraagd en zich minder vaak hebben te-
ruggetrokken. De mate waarin dit ook daadwerkelijk leidde tot ander gedrag op straat kon niet objec-
tief worden vastgesteld in de evaluatie. Daarmee kan dus ook geen robuuste conclusie worden getrok-
ken ten aanzien van eventuele averechtse gevolgen van het uitrusten met de korte wapenstok.
Wel zien we in de pilot dat werkgevers, in samenspraak met (direct) toezichthouders, aandacht hebben
voor mogelijke averechtse gevolgen van uitrusting met de wapenstok. Dit blijkt met name uit de aan-
dacht om eventuele verschillen op individueel niveau (ten aanzien van persoonlijkheid, gedrag) te ka-
naliseren, allereerst door training, begeleiding door senior boa's, maar ook door werving en selectie
en training in competenties ten aanzien van de-escalatie en gesprekstechnieken.
Lessen naar aanleiding van de pilot
De inzichten die zijn voortgekomen uit de onderzoeksactiviteiten en de gevonden antwoorden op de
onderzoeksvragen dragen bij aan de beantwoording van de hoofdvraag van het onderzoek. Daarbij
roepen we in herinnering dat de evaluatie geen antwoord poogt te geven op de vraag of uitrusting van
boa's met de korte wapenstok wenselijk is. Dit is een politieke keuze, die overigens met de voorgeno-
men nieuwe regeling juist ook op lokaal niveau zou moeten worden genomen, op basis van een gede-
gen analyse van de taken, risico's daarvan en mogelijkheid om deze in samenwerking met de politie al
afdoende af te dekken. In plaats daarvan richt de evaluatie zich op de condities waaronder invoering
van een korte wapenstok zou moeten plaatsvinden. Daarbij zijn op basis van de ervaringen in de pilot
de volgende lessen te identificeren.
Genoeg tijd nemen voor gedegen voorbereiding en planning van lokale aanpak: Deelnemende ge-
meenten erkennen het belang van de gevraagde randvoorwaarden voor de pilot, zoals een handha-
vingsarrangement en analyse van veiligheidsrisico’s. De voorbereiding hiervan is echter arbeidsinten-
sief en biedt een kans om concreet de samenwerking en verantwoordelijkheden van de partners op-
nieuw scherp te definiëren als basis voor samenwerking tussen handhavingsteams en politie.
Faciliteren van geregeld overleg op de diverse niveaus: Uit gesprekken in deze evaluatie met lokale
bestuurders, teamchefs, handhavingsteams, toezichthouders en ministerie van J&V blijkt wel dat di-
verse stakeholders nog worstelen met hun rollen en verantwoordelijkheden. Heldere afwegingscriteria
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 11
vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn daarop één antwoord, maar ook een heldere pro-
cedure voor het vinden van oplossingen als de meningen te zeer verschillen kunnen daarbij behulp-
zaam zijn. Bij het opstellen van de voorgenomen regeling kan worden nagedacht om het landelijk plat-
form voor direct toezichthouders, zoals ook tijdens de pilot heeft geopereerd, in enige vorm te behou-
den. Ook overlegvormen waarin toezichthouders, lokale driehoek en de gemeenten als werkgever par-
ticiperen en gezamenlijk de voortgang monitoren, evalueren en bespreken zijn van belang voor een
correcte introductie van de korte wapenstok. De pilot heeft het belang van lokaal maatwerk onder-
streept, maar wel wanneer ingebed in een eenduidig en transparant toetsingskader. Centraal uitgangs-
punt zou moeten zijn dat verschillen tussen gemeenten terug te voeren zijn op lokale beleidskeuzes,
niet op verschillende interpretaties van landelijke kaders.
Verankeren samenwerking met de politie: Het bevorderen van samenwerking tussen lokale handha-
vingsorganisaties en de basiseenheden van de politie vereist het opstellen van een handhavingsarran-
gement. Daarin moet niet voorbijgegaan worden aan bestaande samenwerkingsrelaties. De ervaringen
in de pilot laat zien dat de invoering van de wapenstok in sommige gemeenten bestaande samenwer-
kingspatronen naar de oppervlakte heeft gebracht. Inzetten op overleg en op elkaar beter leren ken-
nen in professionele werksituaties draagt bij aan een goede samenwerking. Het samen oppakken van
(nieuwe) taken; overleggen over de taakafbakening en de overlap tussen taken zijn daarbij van belang.
Ook het organiseren van gezamenlijke training kan de samenwerking versterken en een bijdrage leve-
ren aan de verdere professionalisering van de handhavingsteams. Ook vraagt dit op bestuurlijk niveau
continue aandacht voor de samenwerking.
Kennisdeling bij ontwikkeling van lokale visie op uitrusting van boa's: Aandacht voor uitrusting met
de korte wapenstok kan niet los worden gezien van de bredere uitrusting van boa's. Die uitrusting
omvat ook steekwerende vesten, handboeien en bodycams. De ontwikkeling van de voorgenomen
nieuwe regeling bewapening boa’s past in een bredere behoefte aan landelijke kaders waarbinnen
gemeenten, in hun rol als werkgever, kunnen werken aan de ontwikkeling van een lokale visie op uit-
rusting. Uit de pilots blijkt dat gemeenten hebben behoefte om met andere gemeenten van gedachten
te kunnen wisselen, te leren en soms aanvullende sturing en richtlijnen te krijgen. Bestuurders en
werkgevers geven aan dat dit mogelijk op nationaal niveau gefaciliteerd kan worden. Zij suggereren
dat daarbij mogelijk de VNG een rol kan spelen, de nationale stuurgroep boa's bij de politie, eventueel
aangevuld met OM en het Ministerie van J&V in de vorm van good practices en modelverordeningen
Tijdig starten van voorbereiding administratieve afhandeling: De ervaring in de pilots laat het belang
zien van tijdig nadenken over de vormgeving van de administratieve processen rondom de toekenning
van geweldsbevoegdheden. Het is daarbij aan te bevelen Dienst Justis (Justis) als uitvoeringsorganisa-
tie tijdig te betrekken, niet alleen in het kader van de wettelijke ex ante uitvoeringstoets, maar juist
ook in de planmatige voorbereiding hierop. Helderheid is nodig over de rol van andere betrokkenen in
het proces van het toekennen van geweldsbevoegdheden en ieders rol daarbij (Werkgevers, VNG, toe-
zichthouders, politie, de betrokken beleidsdirectie van het ministerie, Dienst Justis).
Meer uniforme aanpak van melding en registratie van geweldsinzet: Procedures en instrumenten
voor melding en registratie vergen een eenvoudig systeem aan de ene kant, maar aan de andere kant
ook het inzetten op het verbeteren van meldings- en registratiediscipline. Bespreking van een indivi-
duele melding en de rechtmatigheid van het optreden daarin kunnen een positieve bijdrage leveren
aan de meldingsdiscipline. Daarnaast gaat het om het analyseren en bespreken van trends op het ni-
veau van het betrokken team, de eenheid, het arrondissement, of landelijk. Een landelijke richtlijn of
briefing kan uniformiteit stimuleren zodat de verzamelde data voldoende informatie geven om daaruit
conclusies te kunnen trekken.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 12
Nadenken over de kwalificatie zelfverdediging bij taakuitvoering: Door boabonden, maar ook boa's
zelf en diverse burgemeesters wordt vaak gewezen naar de korte wapenstok als middel om zich in het
uiterste geval te kunnen verdedigen. In reactie wijzen andere betrokkenen echter op het feit dat de
wet niet voorziet in verdedigingsmiddelen. Wettelijk gezien kunnen toegekende geweldsmiddelen al-
leen worden aangewend voor de uitoefening van bevoegde taken. Dit werpt vragen op over de juridi-
sche status van iedere situatie waarin boa's de wapenstok gebruiken uit zelfverdediging, bijvoorbeeld
wanneer zij zich met onverwachte agressie geconfronteerd zien. Dit is uiterst relevant, aangezien ook
uit de pilots blijkt dat dit geen theoretisch juridische kwestie is, maar ook in de praktijk voorkomt. Het
is daarom van belang een eenduidig antwoord te formuleren of boa's die zich in een dergelijke situatie
bevinden en niet meer de wettelijk vereiste stap terug kunnen doen, rechtmatig gebruik kunnen ma-
ken van de wapenstok. De voorgenomen nieuwe regeling bewapening boa's kan hier een rol in spelen,
en aanvullende duidelijkheid scheppen over welke vormen van geweldsinzet door bevoegde boa's wel,
of niet rechtmatig zijn.
Herijken van praktische invulling leefbaarheidscriterium: Ondanks dat het leefbaarheidscriterium in
theorie een duidelijk afbakening biedt van de taken en verantwoordelijkheden van boa's, blijkt een
dergelijk onderscheid in de praktijk vaak lastiger. Gemeenten categoriseren handhavingstaken niet al-
tijd op een vergelijkbare manier, en in algemene termen is sprake van een verbreding van het taken-
pakket van boa's. Dit vraagt om nadere bezinning op, of concretisering van leefbaarheidscriterium en
op de betekenis daarvan, zowel op landelijk niveau, als lokaal, waar uiteindelijk over inzet van boa's
besloten wordt. Een dergelijke bezinning is zinvol om expliciet te maken wat de relatie is tussen de
definitie van taken, de gekozen handhavingsinzet, en de te bieden uitrusting.
Lokale lessen ten aanzien van werving en selectie: De introductie van de korte wapenstok vereist een
expliciet werving en selectiebeleid op gemeentelijk niveau. Op dit moment verschillen gemeenten
hierin, waarbij sommige al voor de pilot een intensief professionaliseringstraject hebben doorgemaakt,
waarbij ook op het gebied van werving en selectie steeds meer wordt gekeken naar communicatieve
vaardigheden. Men kan er niet zonder meer vanuit gaan dat handhavingsteams in gemeenten een
dergelijke professionaliseringsslag al hebben gemaakt. Dat vraagt om een helder stelsel van eisen hier-
omtrent. Daarnaast dienen ook bepaalde minimumeisen te worden overwogen ten aanzien van het
dragen van de korte wapenstok. Zo zijn in de pilot al eisen gesteld aan de vooropleiding (MBO3/HTV
opleiding) en aan ervaring (minimaal een jaar ervaring). Dergelijke eisen dienen zoveel als mogelijk te
worden aangepast aan de lokale context, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke sa-
menstelling van teams. Pilotgemeenten hebben het over het algemeen niet als wenselijk ervaren om
op persoonlijke kenmerken onderscheid tussen handhavers te maken bij het besluiten tot uitrusting
met de wapenstok (ervaring, opleidingsniveau). Wel is het voorstelbaar dat het besluit om bepaalde
boa's wel of niet uit te rusten met een wapenstok mede wordt ingegeven op basis van het takenpakket
en de gekozen inzet; als boa's al in verschillende teams met verschillende taken werken, lijkt een
aparte overweging ten aanzien van uitrusting wel op zijn plaats.
Aanvullende praktische training met aandacht voor de-escalerend optreden: In aanvulling op de
RTGB- training, waarin correct gebruik van de wapenstok wordt getraind, blijkt duidelijk uit de pilot de
waarde van aanvullende training in gesprekstechnieken, conflictbeheersing, weerbaarheid, en de-es-
calatie. Dergelijke trainingen zijn nog waardevoller in combinatie met het bespreken van concrete
praktijkvoorbeelden en opnames van de bodycams. Door training gezamenlijk te organiseren met de
politie wordt al in de training voorgesorteerd op de samenwerking die bij de uitvoering van het werk
zo belangrijk is. De bevindingen van de pilots geven aanleiding om extra aandacht te besteden aan
training op de juridische aspecten, waaronder aansprakelijkheid zowel van boa's als van werkgevers.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 13
Summary
In recent years, an increasing number of so-called municipal enforcement officers is deployed in the
public square in addition to the ‘regular’ police force. These officers are assigned a status of a special
investigative officer (in Dutch: buitengewoon opsporings ambtenaar) and are authorised to enforce a
variety of local and national legislation in the public domain. The last years have seen increasing
concerns about personal safety in their work.
One of the venues to respond to these concerns has been to explore an expansion of the possibilities
of equipping these enforcement officers with a short baton. This requires changes to the formal
request procedure, which the Ministry of Justice and Safety is considering to facilitate through a new
and separate regulation for the arming and equipping of special investigating officers. In preparation
for this possible future regulation, a pilot approach was chosen in which ten municipalities could
request a short baton for their municipal enforcement officers in line with the intended future
regulation. This pilot approach was granted to Alkmaar, Amsterdam, Capelle aan den IJssel, Hoorn,
Leeuwarden, Valkenburg aan de Geul, Velsen, Zandvoort, Zoetermeer and Zuidwest Friesland, where
a maximum of 20 enforcement officers were granted permission to carry the short baton.
On behalf of the Ministry of Justice and Security's Scientific Research and Documentation Centre
(WODC), an external evaluation was launched to review the outcomes of the pilot. To be able to
investigate the experiences of introducing and working with the short baton during the year 2021, a
process evaluation was chosen. This evaluation collected insights from four distinct levels;
experiences at the system level, at the organisational level, level of incidents, and at the individual
level. These insights offer together the pieces that allow responding to the main evaluation question:
- What can be learned from the results in the pilot in relation to the new to be developed
separate regulation for the arming and equipping enforcement officers
The evaluation approach
Various methods and tools were used to collect the results of the pilot with the short baton in 2021.
The study was carried out in the 10 pilot municipalities mentioned, and further complemented by
insights from six additional municipalities where enforcement officers were not equipped with a
baton (Groningen, Haarlem, Katwijk, Tilburg, Utrecht, Vlissingen). While these municipalities do not
equip their enforcement officers with a short baton, the tasks and responsibilities are roughly
comparable as the municipalities, which allows gaining a more in-depth understanding of the
experiences of enforcement officers in the Netherlands more generally. The following methods were
part of the study:
e Document study: Based on insights from literature, questions were formulated to be included
in the evaluation. This document study consisted of an extensive scan of the available scientific
and policy literature.
e Registration of incidents: The factfinding part of the evaluation was fed by data from local
registration systems of municipalities, police, and supervisors.
e Online questionnaires: In two separate rounds online surveys were conducted among
municipal employers, and enforcement officers. The surveys focused on the perceptions and
experiences of enforcement officers, both actual experiences, and hypothetical cases.
e Policy interviews: A substantial part of the data collection consisted of multiple rounds of
interviews with policy stakeholders during the course of the evaluation. On a national level,
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 14
interviews were held with relevant policy departments within the Ministry of Justice and
Security, the two trade unions responsible for enforcement officers, and the public prosecutor.
At the local level, interviews were held with team leaders of the enforcement teams, and/or
policy advisers on public order and safety in the ten pilot municipalities and the six control
municipalities. Similar interviews were held with the legal supervisors of local enforcement
officers (direct supervisors, who represent the police force, and supervisors, who work in
district courts on behalf of the public prosecutor).
© In-depth interviews: in addition to the policy interviews, the evaluation organised in-depth
interviews with thirteen enforcement officers from five municipalities to explore more
in-depth the experiences of wearing and using the baton.
e Focus groups: At the end of January 2022, after completion of the data collection, two focus
groups were organised: one with local authorities, and one with academics and professionals.
Conclusions
The conclusions of the evaluation follow the structure of data collection and are divided into four
levels. The implications of the conclusions for future policies are included in a final section: lessons
learned from the pilot.
Findings at the system level
Justification for participating in the pilot
What were the main reasons for the 10 participating municipalities to submit an application for
Municipalities mentioned a variety of reasons to justify their application to participate in the pilot.
Such reasons include a toughening of interactions on the street, changing nature of the tasks of
enforcement officers, specific local issues, enforcement around corona restrictions, as well as long
response times of the police in case of incidents. Mayors have played an active role in requesting
enrolment in the pilot; in some municipalities the city council exerted additional political pressure,
sometimes in combination with the local enforcement officers’ workforce. In some cases
enforcement officers themselves took the initiative to campaign actively for the short baton. In other
municipalities, the initiative came mainly from employers, who held discussions with the
enforcement officers to hear their views, or questionnaires were administered to find out how they
felt about participation in the pilot.
Some of the control municipalities had also applied to enrol in pilot, but were not selected. Others
did not apply intentionally, either because they did not consider themselves ready for arming their
enforcement officers. In these municipalities, adding a short baton to the equipment of enforcement
officers is considered a step in a broader process of professionalisation, which would first require
changes to standing policies for recruitment and selection, as well as in requirements to training and
qualification. Some municipalities have more fundamental objections against arming enforcement
officers, either from the employer’s side, or because enforcement officers themselves registered
their opposition.
Substantiation of safety risks
Which elements did the municipalities use to substantiate the safety risks, and what were the
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 15
In line with the requirements of the pilot, all ten participating municipalities have identified specific
security risks in the work of enforcement officers, for instance increases in aggressive behaviour of
citizen in the community. In addition to that, applications refer to certain groups (e.g. loitering
youngsters); the duty to do checks in pubs establishments; and the enforcement of other corona
measures.
Applications show differences between municipalities when it comes to how enforcement officers
are deployed, for instance whether they operate in nightlife areas. The direct supervisors,
responsible for the day-to-day overseeing of enforcement officers in their regions approved the sub-
mitted substantiation of safety risks. An analysis of the approval process show however local differ-
ences in how the various criteria had been interpreted. While local differences in the execution may
persist, but a common interpretation of national criteria would help clarity and transparency in the
determination of tasks, competencies, and equipment of enforcement officers.
Cooperation with the police
How did cooperation with the police develop, and what role did participation in the pilot play in
Cooperation with the police should already have been formally laid down in a formal enforcement
arrangement. In some cases in the preparation for the pilot such an enforcement arrangement had
not been in place, and was only drawn up for the purpose of the pilot application. Experiences from
the pilot do not point to any structural changes in the cooperation between enforcement officers
and the police after the introduction of the short baton. However, participation in the pilot did bring
existing patterns of cooperation to the surface; in municipalities where such cooperation had been
more problematic, municipalities also noted that the police teams were also more critical towards
the pilot. In municipalities in which constructive cooperation had already been established for years,
more enthusiasm existed among the local police force to cooperate, on an organisational level, but
often also on a personal level.
Findings at organisational level
Enforcement officers supervision and enforcement tasks
Which enforcement tasks in domain | (public areas) were performed by enforcement officers in
the period from 1 January 2021 to 31 December 2021? How do these tasks compare to their
Municipal enforcement officers represent the municipality’s authority on the street and have a broad
variety of tasks and responsibilities. Within their range of competence falls for instance addressing
disturbances, small annoyances, and other occurrences that relate to the ‘liveability’ of a region, as
long as these are not covered by other formal legislation. Since the outbreak of the COVID-19
pandemic the set of competences was broadened substantially, including for instance enforcing
social distance rules, evening curfews, closure of bars, and the prohibition of sale of alcohol.
In comparison to earlier years, many municipalities identify a broadening of the original tasks that
are deemed to fall within the criterion of ‘liveability’. This is taking place more broadly in the
Netherlands, but when comparing the municipalities in the pilot against the control municipalities
there are some differences as well. Enforcement officers in pilot municipalities indicate to work more
often on more risky areas, such as youth nuisance, while enforcement in control municipalities report
to work more often on relatively safer areas, such as parking, waste and parks.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 16
The results of the evaluation did not identify any structural shift of tasks after enforcement officers
were equipped with the baton. This is an important finding, but it is noted that this was an explicit
condition for participation in the pilot, which was actively monitored and managed by the
stakeholders involved. This limits the potential of the evaluation to draw meaningful conclusions
about what could happen beyond an initial pilot phase, when such close-up management may not
necessarily persist. What can be concluded is that the active use, reference and discussion of the
enforcement arrangements (the formal plans for cooperation with the police) can serve as the tool to
ensure that the limits of deployment remain clear and respected, in order to avoid that local
enforcement officers are deployed more frequently for tasks that should be taken up by the police.
Training and education
The pilot municipalities have met in the requirements for (additional) training and education in
different ways. In principle, the requirement for enrolling in the pilot was that enforcement officers
had to have completed a three year upper secondary vocational training (training programme called
Enforcement, Supervision and Safety (MBO-3). In one municipality these rules were applied more
flexibly, to avoid excluding specifically the most experienced enforcement officers, who did not have
this qualification. Another requirement for the pilot was to have completed a violence management
training course (RTGB), and to have at least one year of experience. These requirements were met in
all municipalities. One municipality raised the minimum requirement of practical experience to three
years. Other municipalities have taken steps to offer additional training, facilitating discussions on
concrete experiences, to help shape practice and to sharpen working methods. Some of such training
programmes also actively seek joined training efforts with the local police unit.
Have enforcement officers experienced the required (additional) training modules as contributing
to professional use of the short baton (that is: de-escalating and, if used nonetheless,
Overall, enforcement officers are positive about the education and training they received. Those that
were trained longer tend to evaluate the training they received as comparatively better than their
peers that received shorter training. The additional training offered includes attention for discussing
incidents, encourage critical reflection, and practical (de-escalation). Those that have the most visible
effect on professional development are those that include such practical exercises. Particularly the
types of training programmes that focused on avoiding the use of the baton appear to have a
constructive contribution, also leading to more restraint among enforcement officers to use the ba-
ton, such as using it more cautiously, or more often consider withdrawal as a better alternative.
Additional support from employers
What additional support was provided to enforcement officers besides training and what does it
In addition to education and specific training, the support provided by employers also consists of
other choices regarding equipment. The bodycam, for instance, is a tool that contributes to personal
safety, but can also have a role that can encourage reflection on one's own actions and on the use of
equipment.
Some pilot municipalities have chosen to actively discourage their enforcement officers to actually
use short baton. They emphasised the exceptional nature of using of the short baton, and closely
monitored the way enforcement officers had used them. Whenever an officer had used the baton,
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 17
this was discussed in detail, not only with the person involved, but also within the team in order to
reflect on whether or not the short baton should have been used and ways in which use could have
been prevented, or minimized. The experience in the pilot is that such interactions have a positive
effect on the professionalisation of enforcement officers, and also contributes to a more critical and
self-aware assessment of using the short baton on the street.
The legal aspects of equipping enforcement officers with a short batons, and of using it, has received
attention to various degrees. This includes questions surrounding the liability and rights of the
enforcement officer when using the baton, as well as the liability of the employer. Two specific
municipalities have gained some practical experience with this, but the other municipalities all
underline the need for more guidance in this area, in the form of additional briefings, checklists, or
suggestions.
Findings at incident level
Number of incidents of violence
What trends can be observed in the number of cases of (physical or verbal) violence against police
Uniform figures about the development in numbers of cases of violence against enforcement officers
are not available. Differences in local tasks and competences, as well as differences in the way
violent incidents or the use of force is registered make a comparison between municipalities difficult.
For the purpose of this evaluation however, the cases in which the short baton was used were
collected in a way that allows comparison of threats of use, and of actual use of the short baton. The
legal supervisors (police and public prosecutor) have considered the number of incidents in which
the short baton was used restrained. A total of 59 reports were made of using the baton against
persons, of which 40 in Amsterdam. Two-thirds of these reports were incidents in which the
enforcement officers threatened to use the baton, but did not actually use it. The remaining 21 cases
the baton was actually used against a person (of which 16 in Amsterdam).
Too few incidents were reported to systematically chart differences between municipalities or over
time. Instead these incidents were studied in more detail, based on their context, cause, behaviour
of enforcement officers and consequences. In the specific cases that have been studied, the
enforcement officers indicated that the threatening or using the short baton has led to control over
the situation. The results of the pilot suggest specifically that the threatening of using the short baton
in most cases is already an effective way to (re)gain control over the situation. Still, such a finding
comes with the caveat that we have no information how the situation would have been resolved
without the short baton, nor does the available data allow concluding more generally whether
arming enforcement officers with a short baton has led to more, or fewer incidents.
How many incidents of use of violence have been officially reported (in accordance with the
OM)? How does the OM explain the trends of the numbers of registered incidents? What was the
nature and context of these cases, considering the (scope of) duties performed by the
enforcement officers, the legitimacy, subsidiarity and proportionality of the actions, including
Ee
The evaluation highlights an overall constrained use of the short baton; in the cases where it has
been used, enforcement officers themselves report that it was an effective instrument to gain
control over the situation. The number of reports of use of the baton in most municipalities varies
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 18
between zero and four times during the investigation period. In five municipalities the baton had
only been used for threatening, but was not actually deployed. Only in Amsterdam the times the
baton was used, both for threatening and actual use is higher. This needs to be understood against
the different metropolitan context with specific needs and specific priorities for local enforcement.
However, it seems that less attention was also given to actively discourage use of the baton in the
preparation of the pilot as well. In one specific case, legal concerns were raised about the subsidiarity
of the use of the baton. Two enforcement officers were involved in this incident, where the baton
was used in the arrest of an individual. In response to the prosecutor’s assessment a formal violence
registration was files for these two officers.
Based on the detailed descriptions, the reports of incidents were grouped in three distinct
categories: (1) use in support of regular public domain competences, (2) use during sudden incidents,
(3) and use to support colleagues in danger. Most reported incidents relate to the first category. At
the same time, there have also been cases where enforcement officers have been involved in
assisting colleagues in danger, which is not in line with the existing rules and regulations. Instead,
enforcement officers are expected to call the assistance of the police in dangerous situations. The
fact that such incidents have taken place requires additional attention and clarity at all levels for the
assessment by enforcement officers themselves; by the staff in the control room, the local police
unit, employers and supervisors.
The experiences with the actual use of the short baton during the pilot underline the importance of
close involvement of the formal supervisors (by police and public prosecutor). When these respond
rapidly and adequately after individual incidents, the involved enforcement officer can be evaluated
allowing the employer to further complement action with additional training. If necessary, such
involvement can also serve as input for a revision of local recruitment and selection policies for
enforcement officers, and possibly also for the broader local enforcement priorities and working
methods.
Findings on individual level
Boa safety perception
How have the enforcement officers perceptions of safety developed (in terms of the nature of the
incidents experienced, the cooperation with the police, and the resources, armament and
The evaluation shows that the majority of enforcement officers are positive about the short baton,
both about the public reaction to it, and about the cooperation with the police in this respect. In
comparison to enforcement officers in control municipalities, respondents in the pilot are more often
proud about their work and feel safer when interacting with larger groups. However, this is the case
for enforcement officers that have been equipped with the baton and their colleagues that have not;
as such no direct link can be made with the short baton. Based on responses from enforcement
officers in the survey the most relevant explanatory factors for the perception of safety among local
enforcement officers is related to developments in the response by citizens in interactions, changes
in the tasks and competences, response time of the police and (changes in) enforcement of COVID-19
restrictions. These factors underline the importance of finetuning and specifying the distribution of
competences with the police, about local enforcement priorities and existing ways to reduce safety
risks. The short baton can play a role in any of such aspects, but by itself is not the means to directly
increase the safety or perception of safety among enforcement officers.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 19
Changes in behaviour
Despite that the evaluation shows how the short baton was used with restraint during the pilot, it
cannot be ruled out that individual enforcement officers respond differently than others. About a
quarter of the surveyed enforcement officers indicated that were more inclined to approach a
certain situation on the street when equipped with the baton, were less likely to ask for assistance,
and in risky situation said they would not withdraw as often as before. This also means that
three-quarters respond not to have changed their behaviour. More objectively, the evaluation has no
means to ascertain whether such statements have affected the actual behaviour of enforcement
officers on duty. No robust conclusions can be drawn about any potential averse effects of equipping
enforcement officers with the short baton.
The results of the pilot did show that employers have paid due attention to the possible averse
consequences of equipping enforcement officers with a short baton. This is observed for instance in
the attention for training offered and guidance put in place by senior enforcement officers or
managers. In addition, employers have taken steps in the area of more selective recruitment and
through training courses in de-escalation and interview techniques, each of which serves to reduce
the risks of individual behaviour that would not be in line with the overall guidelines of deployment.
Lessons from the pilot
The review of findings as presented above provide the pieces with which the main evaluation
question can be answered. It is important to underline that the evaluation has not set out to answer
the question whether equipping enforcement officers with a short baton is desirable. This remains a
political choice, which - in line with the intended future regulation - would no longer be taken in
general, but instead at the local level in response to local priorities competences, associated risks and
the possibility to cover such risks in cooperation with support of the local police unit. Instead, the
evaluation has focused on identifying the conditions against which enforcement officers can best be
equipped with the short baton. Based on such results, the a set of lessons can be identified for this
purpose.
Taking enough time for thorough preparation and planning of local approach: Most participating
municipalities have confirmed the importance of the requested preconditions for the pilot, such as
having an enforcement arrangement in place and conducted a thorough risk analysis of deployment
of enforcement officers against the tasks and local priorities. While these are labour and time
intensive, doing so offers an opportunity to specifically (re)define the cooperation and
responsibilities of the partners as a basis for cooperation between enforcement teams and police.
Facilitating regular consultation at the various levels: In the contacts between the local
stakeholders, enforcement teams, supervisors and the Ministry of Justice and Security various
stakeholders appear still to be struggling with their roles, and responsibilities. Having clear
assessment criteria are one answer to this, but a clear procedure for finding solutions when opinions
differ too much is also necessary. In preparation of the intended future regulation, the Ministry of
Justice and Security may consider to continue the national platform of direct supervisors, which also
operated during the pilot. Consultations in which supervisors, local decisionmakers and the
municipalities as employer participate and jointly monitor, evaluate and discuss progress, are
important for an adequate introduction of the short baton. The findings in the pilot underline the
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 20
importance of local customisation, but also of an unambiguous and transparent assessment
framework. The leading principle should be that differences between municipalities can be traced
back to local policy choices, not to different interpretations of national frameworks.
Institutionalising cooperation with the police: Promoting cooperation between local enforcement
organisations and the local police units requires first of all the establishment of an enforcement
arrangement. This arrangement could best build on existing relations and cooperation. Experiences
from the pilot show that the introduction of the short baton brought existing cooperation patterns to
the surface. Investing in ongoing consultation, in getting to know each other in professional work
situations, can further strengthen cooperation. Important steps in this regard are the joint
development of setting new tasks, discussing the demarcation of such tasks and identifying their
overlap. Joint training can also strengthen and contribute to a further professionalisation of
cooperation. Also among local decisionmakers, this needs to further attention at a continuous basis.
Knowledge sharing on development of local strategies on equipment: Attention to equipment with
the short baton cannot be seen separately from the broader equipment of enforcement officers. This
equipment also includes body armour, handcuffs and bodycams. The development of the intended
future regulation on the equipment of enforcement officers can be seen against the broader
background which allows municipalities to develop a local strategy on supporting and equipping their
local enforcement officers. The pilot shows however that many municipalities struggle with this
process, and would need to exchange ideas with other municipalities, learn and sometimes receive
additional guidance and guidelines. Local decisionmakers suggest that such guidance could possibly
be facilitated on a national level. They suggest for instance a role for the National Association of
Municipalities (VNG), the national steering group of enforcement officers, possibly supplemented by
the Public Prosecution Service and the Ministry of Justice and Security, who may support local
strategy definition in the form of sharing good practices and developing model regulations.
Start preparing administrative processing in good time: The experience gained in the pilots shows
the importance of thinking about the design of the administrative processes of granting of the formal
authorisations for the use of weapons by enforcement officers in an early stage. It is recommended
that Justis (the responsible executive Agency) is involved in this process in time, not only in the
context of the statutory ex ante implementation review, but also to be able to contribute to prepara-
tions. Clarity is needed about the role of other parties involved in the process of formal authorisation
of enforcement officers to carry the short baton, and the roles of other stakeholders in this
(employers, VNG, supervisors, police, the relevant policy department of the Ministry, Justis)
More uniform approach to reporting and registration of use of force: Procedures and instruments
for reporting and registration of the use of the short baton depend on a simple and easy-to-use
system, but also requires an active commitment to reporting, and registration discipline. By
encouraging discussions at the individual level to reflect on the use, and review the legitimacy of the
action may further contribute to establishing reporting discipline. This can be further strengthened
by analysing and discussing trends at the level of the team involved, the unit, the district, or even
nationwide. Putting in place national guidelines or briefings on how to organise this can stimulate
uniformity across multiple municipalities so the data collected may provide sufficient information to
draw conclusions.
Reconsider the qualification “self-defence” in the performance of enforcement tasks: The trade
unions for enforcement officers, as well as enforcement officers themselves and local
decisionmakers often refer to the short baton as a means for enforcement officers to defend
themselves in extreme situations. Other stakeholders respond to this by pointing to limitations in the
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 21
law regarding the use of weapons for self-defence. The legal use of weapons is limited for carrying
out their authorised duties. However, this limitation creates legal uncertainties in any scenario where
enforcement officers use the short baton to defend themselves, for instance in situation where they
are confronted with aggression and violence. The pilot has shown that this is not theoretical, but
takes place in practice. For this reason it is important to establish, based on theory and practice
which type of use of the short baton is lawful, and which forms of use are not supported by law. The
ongoing work on the intended future regulation can play a role to further clarify this for the future.
Re-evaluate practical interpretation of liveability criterion: Despite the fact that the liveability
criterion in theory offers a clear delineation of the tasks and responsibilities of enforcement officers,
in practice its use for a distinction of competences often proves more difficult. Moreover,
municipalities do not always interpret it in the same way, and the tasks considered part of it have
been undergoing changes. This requires reflection on the liveability criterion and its meaning, or
further specification of its meaning, both at the national level, and at the local level, where the
deployment of enforcement officers eventually is decided. Such additional reflection is needed to
clarify the relation between the definition of tasks, the chosen enforcement effort, and the
equipment needed for that.
Local lessons for recruitment and selection: The successful introduction of the short baton depends
on having in place an explicit recruitment and selection policy at the municipal level. However, the
pilot shows that municipalities differ in this respect. Some have already gone through an intensive
professionalisation process of such policies before the pilot and increasingly require a minimum of
communication skills in recruitment and selection. Because not all municipalities have undergone or
completed such a process, this requires attention before the decision to equip enforcement officers
can be taken. Participation in the pilot also required that enforcement officers had completed a
MBO3 qualification have at least one year of practical experience. Such requirements should be
adapted as much as possible to the local context, taking into account the specific composition of
enforcement teams. Pilot municipalities generally did not consider it desirable to make a distinction
between enforcement officers on the basis of personal characteristics when deciding to equip with
the baton (on the basis of experience, level of education). It is conceivable, however, that the
decision whether or not to equip certain boas with a baton is partly inspired by the type of tasks they
conduct, or the type of deployment (location, hours); if boas already work in different teams with
different tasks, a separate consideration with regard to equipment seems more appropriate.
Additional practical training with attention to de-escalation: In addition to the legally required RTGB
training, which focuses on the correct use of the short baton, the pilot municipalities have
experienced the value of additional training in social skills, conflict management, resilience and
de-escalation. The benefits of such training can be further strengthened if attention is paid to
practical examples and recordings from the bodycams are used. The organisation of joint training
with the police offers the opportunity to strengthen operational cooperation as well. The findings in
this evaluation underline the importance of additional attention in training on the legal aspects of
equipping and using short batons, which explicitly includes both the liability of both enforcement
officers and employers.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 22
1 Achtergrond, aanleiding voor het onderzoek
1.1 De buitengewoon opsporingsambtenaar
In toenemende mate zijn naast de politie ook gemeentelijke handhavers zichtbaar in de openbare
ruimte. Deze handhavers opereren als buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) en zijn bevoegd
op te treden op diverse toezichts- en handhavingstaken. Op lokaal niveau hebben zij een belangrijke
rol in de (strafrechtelijke) handhaving van de lokale veiligheid, leefbaarheid en de naleving van (speci-
alistische) regels. Op deze gebieden kunnen boa's verdachten aanhouden, iemands identiteit contro-
leren, processen-verbaal opmaken en boetes uitschrijven. De specifieke taken van boa's hangen af van
het domein waarbinnen de opsporingsbevoegdheid is toegekend. Boa's die door gemeenten worden
ingezet op toezicht en handhaving vallen in de regel in Domein | (Openbare Ruimte). Daarnaast zijn er
ook zogeheten boa's (op het gebied van milieu (domein II), onderwijs (domein III), openbaar vervoer
(domein IV), werk, inkomen en zorg (domein V) en generieke opsporing (domein VI). Van de in totaal
23.000 boa's die in Nederland actief zijn, werken er ongeveer 4.300 in domein |!
Toekenning van en toezicht op de uitvoering van deze opsporingsbevoegdheden en — in sommige ge-
vallen — geweldsbevoegdheid is geregeld in de Beleidsregels boa?. De hoofdofficier van Justitie in het
betreffende arrondissementsparket (de toezichthouder) ziet erop toe dat boa's voldoen aan de eisen
van de beleidsregels in brede zin. Daarnaast is er een direct toezichthouder, die zorgt voor het dagelijks
toezicht en namens de politie meekijkt naar het gebruik van opsporingsbevoegdheden, instructies en
samenwerking met de politie. Formeel is de korpschef van de Nationale Politie direct toezichthouder,
maar in de praktijk is dit gedelegeerd naar regionaal niveau. Beide toezichthouders spelen een cruciale
rol in deze pilot, en daarmee in eventuele veranderingen van het stelsel in het licht van de voorgeno-
men regeling. Burgemeesters hebben daarnaast ook een belangrijke rol, in de eerste plaats als werk-
gever van boa's, maar daarnaast ook als verantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid. In
lokaal driehoeksoverleg, waarin naast de burgemeester ook de leidinggevende van de lokale basiseen-
heid van de politie en de officier van justitie zitting hebben, worden de beleidslijnen uitgezet en dus
ook bepaald waar en hoe boa's ingezet worden. De toezichthouders zien er vervolgens op toe dat dit
ook daadwerkelijk binnen de grenzen van de wet- en regelgeving gebeurt.
1.2 Boa's in domein |
De boa's in domein | vertegenwoordigen het gezag van de gemeente op straat en hebben een breed
pakket aan bevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn afgebakend binnen het zogenaamde ‘leefbaar-
heidscriterium’. Dit omvat het aanpakken van overlast, kleine ergernissen en andere feiten in de open-
bare ruimte die de leefbaarheid aantasten. Onder leefbaarheid vatten de beleidsregels die feiten die
zijn aan te merken als overlast, verloedering, en kleine ergernis, en die niet al op grond van andere
formele wetgeving gehandhaafd worden. Dat het werk van boa’s zich binnen deze grenzen afspeelt
betekent dat het werk voldoet aan wat wordt aangeduid als het leefbaarheidscriterium. Daarnaast
geldt als criterium dat de werkzaamheden die onder het leefbaarheidscriterium vallen ook uitvoerbaar
moeten zijn voor boa's met het specialisme openbare ruimte. Hiermee wordt bedoeld dat de feiten te
constateren zijn door de directe waarneming van boa's zelf, deze in beginsel feitgecodeerd afgehan-
1 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2021), Eerste beschouwing ten behoeve van de visie over de boa functie en het boa
bestel, bijlage bij Voorgangsbrief boa's november 2021, d.d. 12 november 2021.
2 Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Staatscourant nr. 36058, 10 juli 2017.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 23
deld kunnen worden (geautomatiseerd, met een vaststaande boete), of in ieder geval voorvallen be-
treffen die eenvoudig bewijsbaar zijn. Tot slot mag er geen sprake zijn van een te verwachten gevaar-
lijke, of gewelddadige setting’.
Doordat de politie op grond van de Politiewet verantwoordelijk is voor handhaving van alle wettelijke
voorschriften, blijft deze in de kern ook verantwoordelijk voor de taken waar boa's op opereren. Om
tot een heldere taakverdeling en inhoudelijke samenwerking te komen, geldt het leefbaarheidscrite-
rium om het werkgebied waar boa's op handhaven te onderscheiden. Op grond hiervan richten boa's
zich dus op handhaving van zaken die de leefbaarheid aantasten, waardoor de politie handhaving
vooral kan richten op zaken als openbare orde en criminaliteitsbestrijding. Op het grensvlak van het
werk van boa’s en politie moeten de bovengenoemde criteria uitsluitsel geven.
In de praktijk blijkt het leefbaarheidscriterium als scheiding tussen de werkgebieden van boa's en po-
litie in sommige gevallen te abstract, en wordt deze op lokaal niveau op verschillende manieren inge-
vuld“. Ook in individuele gevallen leidt handhaving op het leefbaarheidscriterium nog wel eens tot
dilemma’s voor boa's, en kan niet altijd worden voorkomen dat boa's alsnog met zaken buiten het
leefbaarheidscriterium te maken krijgen®. Een goed voorbeeld daarvan is het gebied van vuurwerk,
waarop boa's een rol hebben in het kader van de strafrechtelijke handhaving van het afsteken van
vuurwerken (tijdstippen, locaties), maar niet bevoegd zijn om te handhaven op niet-toegestaan bezit.
Dit vraagt bijzonder goede samenwerking tussen boa's en politie, uitgewerkte inzetprotocollen en dui-
delijk uitgesproken wederzijdse verwachtingen. In de afgelopen jaren is door verschillende partijen
geprobeerd hier beter zicht op te krijgen, bijvoorbeeld door een verkennende notitie van de politie
“Boa en politie, niet naast elkaar maar met elkaar”, waarin vanuit de kant van de politie denkrichtingen
worden aangeduid om de samenwerking tussen politie en boa’s vorm te geven’. Deze denkrichtingen
moeten ook worden bezien in het licht van de constatering van de minister van Justitie en Veiligheid
dat ‘er — op het snijvlak van de leefbaarheid en veiligheid — sprake [is] van aanzienlijke samenloop in
de taken en werkzaamheden van politie en boa’s.’”
1.3 Verbreding van taken
Ook is er een trend zichtbaar dat de rol van boa's in de laatste jaren is verzwaard. Er is sprake van
toegenomen werkdruk, en voordat coronamaatregelen dit onmogelijk maakten, waren er steeds meer
festiviteiten, evenementen en festivals. Veranderingen op aanpalende beleidsterreinen als de
(jeugd)zorg leidden tot meer problemen met hangjongeren, verwarde personen en dak- en thuislozen
op straat. Ook demografische ontwikkelingen en migratie maakten de taken van handhavers com-
plexer?. Tegen die achtergrond wordt er in de afgelopen jaren steeds meer van boa's gevraagd, zijn zij
in de meeste gemeenten steeds beter opgeleid en zien zij daarmee hun taakstelling veranderen. In het
licht van deze trend kan dan ook worden vastgesteld dat het leefbaarheidscriterium als maatstaf ver-
der werd opgerekt. De politie trok zich in toenemende mate terug op haar zogenaamde ‘hardere poli-
tietaken’, waarbij de vraag ontstond om boa’s deze leemte op te vullen.
3 Ministerie van Veiligheid en Justitie (2014), Naar een veiliger samenleving, d.d. 1 april 2014. Kamerstukken 28684 nr. 402.
4 Ministerie van Veiligheid en Justitie (2021), Voorgangsbrief boa's november 2021, d.d. 12 november 2021.
s Abraham, A. & van Soomeren, P. (2020). Buitengewoon veilig Onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van boa’s
en de samenwerking met politie. Den Haag, Nederland: WODC
6). van Hoorn, et al. (2018), Boa en politie, niet naast elkaar maar met elkaar: Verkenning politie over samenwerking met
boa's. Politie
7 Minister van Justitie en Veiligheid (2019), Politie, d.d. 16 december 2019. Kamerstukken 29628, nr. 931.
8 Lakerveld, J. V., Gussen, |, & Paridon, Y. V. (2018). Visies op de politiefunctie. Universiteit Leiden-Plato.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 24
In de praktijk betekent dit dat boa's in toenemende mate ingezet worden voor taken die steeds minder
met de traditionele toezicht-taken als parkeren, plantsoenbeheer en vergunningen te doen hebben,
en steeds meer het karakter van handhaving krijgen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan handhaving op het
gebied van burenruzies, (groepen) hangjongeren, al dan niet in combinatie met alcoholgebruik. Ook
laat recent onderzoek zien dat in verschillende gemeenten boa's op grond van hun bestuursrechtelijke
taken ten aanzien van vergunningen ook een signaalfunctie krijgen op gebieden als ondermijning’.
Voor elk van deze gebieden blijft onverkort gelden dat indien meer gevaar kan worden verwacht, boa's
een stap terug moeten doen en de assistentie van de politie inroepen. De praktijk is echter weerbar-
stiger, juist ook in het licht van bestaande personeelstekorten bij de politie. Mede in dit licht schrijft
de minister van Justitie en Veiligheid in de recente visie op de boa functie dat ‘door het gegroeide palet
aan werkzaamheden […] boa's naast feiten rondom leefbaarheid steeds vaker te maken [krijgen] met
openbare orde en criminaliteit’®®.
1.4 Veiligheid van boa's
In het licht van de verbreding van taken en toenemende druk op het leefbaarheidscriterium wordt al
langer gesproken over de veiligheid van boa's bij de uitoefening van hun taken. In deze gesprekken
speelt de politie een cruciale rol, aangezien boa's afhankelijk zijn van back-up door de politie. In de
afgelopen jaren is ook vanuit de kant van boa-bonden, soms ondersteund door lokale werkgevers, de
door boa’s beleefde onveiligheid tijdens hun handhavende taken onder de aandacht gebracht. In dit
verband bepleiten zij dat boa's middelen krijgen om zich te verdedigen**. Doordat de inzet van boa’s
in de eerste plaats een lokale verantwoordelijkheid is, worden de belangrijkste afspraken om de vei-
ligheid van boa's te borgen door de lokale driehoek genomen. Te denken valt aan specifieke vragen
over inzet, de manier waarop de politie bij kan dragen aan de veiligheid van boa's, en ook over de
middelen waarmee boa's worden uitgerust, zoals bijvoorbeeld steekwerende vesten, bodycams. Als
dit noodzakelijk wordt geacht, kan de lokale driehoek in het huidige stelsel ook een aanvraag bij het
Ministerie van Justitie en Veiligheid indienen om geweldsbevoegdheden en geweldsmiddelen aan
boa's toe te kennen?” Op grond van de Beleidsregels boa dient hier wel een gedegen verzoek aan ten
grondslag te liggen, waarin de noodzaak en veiligheidsrisico’s voldoende worden onderbouwd, onder
andere door een stijging van het aantal geweldsincidenten tegen boa’s aannemelijk te maken’.
Een recent onderzoek geeft aan dat in medio 2020 het overgrote deel van boa's in domein lis uitgerust
met handboeien (90%), maar slechts een zeer beperkte groep met een korte wapenstok (2%)!*. De
uitrusting met de korte wapenstok vindt met name plaats bij boa's in domein Il (milieu), welke zich
vaak in het buitengebied bevinden waar bij noodgevallen niet altijd adequate assistentie van de politie
mogelijk is. Voor domein | is de korte wapenstok tot op heden slechts zeer sporadisch toegekend,
mede omdat de gestelde eisen voor noodzakelijkheid in domein | onderbouwd dienen te worden met
stijgende cijfers van geweldsincidenten tegen boa's. In 2019 erkent de minister van Justitie en Veilig-
heid het belang dat boa's kunnen beschikken over alle middelen die nodig zijn voor de taakuitvoering
9 Abraham, A. & van Soomeren, P. (2020). Buitengewoon veilig Onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van boa's
en de samenwerking met politie. Den Haag, Nederland: WODC
10 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2021), Eerste beschouwing ten behoeve van de visie over de boa functie en het boa
bestel, bijlage bij Voorgangsbrief boa's november 2021, d.d. 12 november 2021.
ú Zie bijvoorbeeld https://www.boabond.nl/meerover/verdedigingsmiddelen
2 Met geweldsmiddelen wordt voor domein | handboeien, wapenstok en / of pepperspray bedoeld, zoals voorzien in de
beleidsregels boa.
13 Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Staatscourant nr. 36058, 10 juli 2017.
14 Abraham, A. & van Soomeren, P. (2020). Buitengewoon veilig Onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van
boa's en de samenwerking met politie. Den Haag, Nederland: WODC, p. 135.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 25
en hun eigen veiligheid. In dat licht geeft de minister aan ook na te willen denken over het opstellen
van een specifiek voor boa's geldende regeling voor uitrusting en bewapening?
1.5 Concrete aandacht voor geweldsmiddelen voor boa’s
In 2020 komt de kwestie van de veiligheid van boa's nog extra onder de aandacht wanneer er zich een
aantal incidenten voordoen waarbij boa's met geweld worden geconfronteerd. Zo werd in mei 2020
op het strand van IJmuiden boa's in het nauw gedreven en mishandeld, nadat zij burgers aanspraken
op hun gedrag. In reactie op dit incident onderkent de minister van Justitie en Veiligheid dat dergelijke
incidenten niet op zichzelf staan, maar passen in een patroon van verruwing van de samenleving,
waarop het noodzakelijk wordt geacht een antwoord te formuleren om de veiligheid van boa's te ga-
randeren!®,
In dat licht is verder gewerkt aan het formuleren van een zelfstandige regeling voor uitrusting en be-
wapening voor boa's, waarin de ambitie is om de mogelijkheden op het punt van toekenning van de
korte wapenstok als verdedigingsmiddel te verruimen?’ Hierbij komen veiligheidsrisico’s in het licht
van de lokale taken en omstandigheden centraler te staan. Ook dienen afspraken over operationele
samenwerking met de politie te zijn vastgelegd. Als hieruit blijkt dat hiermee bepaalde risico’s onvol-
doende kunnen worden afgedekt kan tot toekenning van een geweldsbevoegdheid voor bijvoorbeeld
handboeien of de korte wapenstok worden overgegaan. De bedoeling van deze voorgenomen verrui-
ming is dat lokale sturing en flexibiliteit centraal komen te staan, maar dat er zo min mogelijk lokale
verschillen in de mogelijkheden voor een aanvraag ontstaan. Effectief zou dit betekenen dat een toe-
komstige aanvraag voor geweldsbevoegdheid niet langer de noodzaak aan hoeft te tonen op basis van
ondervonden geweldsincidenten, maar in plaats daarvan op basis van veiligheidsrisico’s. Ook al blijft
het besluit voor geweldsbevoegdheid ook in de voorgenomen regeling op grond van de wettelijke ka-
ders formeel bij de minister van Justitie en Veiligheid, het is wel de bedoeling dat het oordeel van de
lokale driehoek in grotere mate leidend zal zijn in de beslissing om geweldsmiddelen toe te kennen.
1.6 Pilots vooruitlopend op een regeling bewapening boa’s
Als voorbereiding op het vaststellen van de voorgenomen regeling bewapening en uitrusting boa's is
een pilot-aanpak in het leven geroepen’?®. Ondanks dat de voorgenomen regeling nog in ontwikkeling
is, zijn de bredere contouren in verschillende brieven al door de minister van Justitie en Veiligheid
aangegeven, en geldt als belangrijk uitgangspunt dat veiligheidsrisico's meer maatgevend zullen wor-
den, en dat de lokale driehoek — sterker dan nu het geval is — een rol zal krijgen in de beoordeling van
dergelijke veiligheidsrisico’s voor boa’s!®. De bedoeling is dat deelnemende gemeenten de toekenning
van de korte wapenstok aan boa's in domein | aan kunnen vragen in de geest van de voorgenomen
regeling (zie ook annex III)’.
Daartoe moest een gemeente die wil deelnemen aan de pilot aan een aantal voorwaarden voldoen.
Het verzoek tot deelname dient gedragen te worden door de lokale driehoek en gebaseerd te zijn op
15 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2019), Politie, d.d. 16 december 2019. Kamerstukken 29628, nr. 931.
16 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 5 juni 2020. Kamerstukken 29628, nr. 958.
17 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 5 juni 2020. Kamerstukken 29628, nr. 958.
18 Ambitie zoals geformuleerd in Ministerie van Justitie en Veiligheid (2019), Politie, d.d. 16 december 2019. Kamerstukken
29628, nr. 931.
19 Zoals gepresenteerd in Ministerie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 5 juni 2020. Kamerstukken 29628, nr. 958.
20 Minister van Justitie en Veiligheid (2021), Brief 15 juli 2020 aan burgemeesters van de gemeenten met boa’s werkzaam in
de openbare ruimte (domein I).
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 26
een onderbouwde analyse van de arbeidsveiligheidsrisico’s in het werk van boa's en in de context van
de samenwerking met de politie, waarvoor een gezamenlijk handhavingsarrangement uitgewerkt
dient te zijn. Dit is een beleidsdocument waarin de lokale driehoek afspraken vastlegt over welke leef-
baarheids- en veiligheidsproblemen worden aangepakt en met welke inzet door elk van de partijen.
Aan de hand van een dergelijk ‘arrangement’ wordt inzichtelijk gemaakt wanneer, door wie, met welk
juridisch instrumentarium en met welke consequenties kan worden opgetreden? Gezien het belang
van deze samenwerking in het kader van de pilot, is dit door de minister van J&V opgenomen als voor-
waarde voor deelname aan de pilot?”
Ten slotte is een voorwaarde dat er eisen aan opleiding en training worden gesteld. Boa's moeten
minimaal opleidingsniveau MBO-3 hebben, met minimaal 1 jaar praktijkervaring, certificering conform
de vereisten die gelden in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Boa (RTGB) voor parate kennis van
de ambtsinstructie en bekendheid met de verantwoordingssystematiek van geweldgebruik. Daarnaast
wordt de voorwaarde gesteld dat de opleiding en training van de boa gericht zijn op de beginselen van
professionaliteit, bekwaamheid, proportionaliteit, subsidiariteit en de-escalerend optreden. Hiertoe is
een praktijkgerichte bijscholing van boa's voor de pilot verplicht. De boa's die in de gemeenten deel-
nemen aan de pilots dienen op deze eisen te zijn geselecteerd en getoetst. Tenslotte moeten boa's
voldoen aan de betrouwbaarheidseis, welke in beginsel is gebaseerd op de Verklaring Omtrent het
Gedrag (VOG), en eventueel kan worden aangevuld met advies van de (direct)toezichthouder?.
Na publicatie van de voorwaarden voor deelname in juli 2020 startte de aanvraagprocedure (zie bijlage
in annex Il voor de specifieke voorwaarden). Uiteindelijk is hiervoor in november 2020 een groep van
tien gemeenten geselecteerd, te weten Alkmaar, Amsterdam, Capelle aan den IJssel, Hoorn, Leeuwar-
den, Valkenburg aan de Geul, Velsen, Zandvoort, Zoetermeer en Zuidwest Friesland. Deze gemeenten
konden vervolgens voor een maximaal aantal van 20 boa's bij Dienst Justis een aanvraag indienen voor
het dragen van de korte wapenstok.
In de interne voorbereiding op de pilot is door Dienst Justis beoordeeld hoe de aanvragen voor ge-
weldsbevoegdheid in bestaande werkprocessen konden worden vormgegeven. Uiteindelijk is dit pro-
ces zo vormgegeven dat voor elke deelnemende boa een individueel supplement werd gehecht aan
het bestaande categoriale besluit dat de opsporingsbevoegdheid van boa's in een gemeente regelt.
Naast de reguliere eisen van betrouwbaarheid zijn boa's in de pilot niet aan een specifieke aanvullende
screening onderworpen geweest?*. Na afgifte van de aktes kon de direct toezichthouder overgaan tot
de daadwerkelijke uitreiking van wapenstokken. De pilots zijn in de eerste maanden van 2021 van start
gegaan, en zijn in december 2021 verlengd tot juli 2022.
21 Zie bijvoorbeeld VNG (2019), Handhaving door en voor gemeenten Een juridische handleiding voor de gemeentelijke
praktijk.
22 Minister van Justitie en Veiligheid (2021), Brief 15 juli 2020 aan burgemeesters van de gemeenten met boa’s werkzaam in
de openbare ruimte (domein I).
23 Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Staatscourant nr. 36058, 10 juli 2017.
24 We merken op dat de parlementaire goedkeuring van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens in verband met het mogelijk maken van het weigeren van een verklaring omtrent het gedrag op basis van enkel
politiegegevens in november 2021 is afgerond en deze formeel in november 2021 is gepubliceerd. Hiermee biedt de wet
met ingang van april 2022 de mogelijkheid aan Dienst Justis ook politiegegevens te betrekken bij afgifte van een verklaring
omtrent het gedrag voor het aanvragen van een geweldsbevoegdheid voor boa's.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 27
1.7 Een woelige context — pilots in coronatijd
De pilots korte wapenstok vonden plaats tegen de achtergrond van de COVID-19 pandemie, waarin op
gemeentelijk niveau sinds maart 2020 diverse maatregelen werden genomen om verspreiding van het
virus tegen te gaan. Al sinds het begin van deze maatregelen is een rol voorzien voor gemeentelijke
handhavers. Zo is de Regeling domeinlijsten boa al in maart 2020 herzien, op basis waarvan boa's de
expliciete bevoegdheid kregen om op te treden ten behoeve van de handhaving van coronamaatrege-
len”. Een recent onderzoek naar de taken en arbeidsomstandigheden van boa’s laat ook zien dat me-
dio 2020 circa 80% van de boa's en werkgevers coronataken bovenop het reguliere takenpakket heeft
gekregen?”
In deze context wordt ook uitdrukkelijk de al langer bestaande roep om geweldsmiddelen in het licht
van de veiligheid van handhavers geplaatst”. Een van de voornaamste zorgen van boa's in deze kwes-
ties is dat de toegenomen handhavingstaken hen ook steeds vaker in mogelijk risicovolle situaties
brengt, bijvoorbeeld wanneer zij handhaven op afstand houden, avondklok, horeca-naleving en alco-
holverboden. Daar komt nog bij dat boa's op straat merkten dat naarmate coronamaatregelen langer
bleven gelden, burgers minder geduld leken te hebben. Om de ontwikkelingen in de pilot op een juiste
manier te interpreteren is het daarmee noodzakelijk om scherp in kaart te brengen welke extra taken
gedurende de pilots bij boa's zijn belegd.
e In januari 2021, ten tijde van de start van de pilot, werd ter bestrijding van verspreiding van het
coronavirus een avondklok afgekondigd. Deze maatregel werd onder meer door boa's gehand-
haafd en lijkt een tweeledig effect te hebben gehad op het werk van boa's. Allereerst zorgde
handhaving op de avondklok ervoor dat boa's vaker de confrontatie aan moesten met burgers
op straat dan in reguliere handhavingstaken. Wel dient daarbij te worden bezien dat de inzet
van boa's op deze specifieke taak in de plaats kwam van het grootste deel van de reguliere hand-
havingstaken met meer risico, zoals bijvoorbeeld handhaving op jeugdoverlast in de avond, of
bijvoorbeeld de controles in horecagebieden.
e Eind april 2021 werd de avondklok opgeheven en werd een breder pakket aan versoepelingen
geïntroduceerd, totdat in juni 2021 een algeheel eind van de lockdown wordt aangekondigd.
Ondanks dat er nog altijd veel naar boa's werd gekeken voor de handhaving van diverse aan
corona-gerelateerde maatregelen (anderhalvemeterregel en nachtsluiting van de horeca), gin-
gen de boa’s in toenemende mate ook hun ‘standaard-taken’ weer opnemen, inclusief later op
de avond.
e Toen inhet najaar 2021 de besmettingen opnieuw stegen werd opnieuw een pakket maatrege-
len afgekondigd. Dit betekende voor de boa's een terugkeer naar de tijd waarin handhaving
gedomineerd werd door corona-gerelateerde maatregelen. Eind december 2021 werd dit pak-
ket verder verzwaard tot een volledige lockdown, met sluiting van horeca en niet-essentiële de-
tailhandel.
2 Op grond van artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. (Staatscourant 2020 nr. 19421 27 maart 2020).
26 M. Abraham, P. van Soomeren (2020), Buitengewoon veilig: onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van boa's
en de samenwerking met de politie: DSP Groep.
27 Zoals gepresenteerd in Ministerie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 5 juni 2020. Kamerstukken 29628, nr. 958.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 28
2 De onderzoeksopzet
2.1 Overwegingen met betrekking tot de opzet
De centrale doelstelling van de evaluatie is om de opgedane ervaringen en lessen tijdens de pilots in
kaart te brengen, zodat deze kunnen worden meegenomen in het ontwerp van een nieuwe voorgeno-
men regeling bewapening en uitrusting boa's. In een kamerbrief is dit nader gespecificeerd en is aan-
gegeven dat gekeken dient te worden naar “hoe de toerusting (het bij zich dragen, ter hand nemen,
daadwerkelijk gebruik) van de korte wapenstok door boa's werkzaam in de openbare ruimte in de tien
geselecteerde gemeenten bijdraagt [aan] de (subjectieve en objectieve) veiligheid van boa's bij hun
taakuitvoering”
2.1.1 Keuze voor een procesevaluatie
De vraag die in deze doelstelling besloten ligt, gaat dus niet zozeer om de vraag of hier ook daadwer-
kelijk een causaal verband bestaat. De voornaamste vraag die voorligt gaat over de manier waarop
toerusting een rol kan spelen bij de veiligheid van boa's in hun taakuitvoering. De ‘effect-vraag’ (of er
een causaal verband bestaat tussen bewapening van boa's en hun veiligheid) is weliswaar ook relevant,
maar kan met de huidige opzet van de pilots, en daarmee van deze evaluatie niet worden beantwoord.
In plaats daarvan richt deze evaluatie zich op het proces, waarin de gemaakte beleidskeuzes, aanpak-
ken en de opgedane ervaringen in de tien pilotgemeenten systematisch in kaart worden gebracht.
Deze worden in de evaluatie gecontrasteerd tegen de beleidstheorie en verwachtingen in de literatuur.
Op basis van deze ervaringen zijn vervolgens conclusies geformuleerd die een bijdrage leveren aan de
voorgenomen regeling bewapening en uitrusting boa's.
2.1.2 Een open oog voor verschillen
Ten behoeve van deze procesevaluatie staan de ervaringen centraal van het beperkte aantal gemeen-
ten dat zichzelf heeft aangemeld voor de pilot. Deze handhavingsorganisaties zijn niet noodzakelijker-
wijs representatief voor de rest van Nederland, aangezien de geselecteerde gemeenten per definitie
voldoen aan de specifieke kenmerken die bestuurlijk aan de pilot zijn gesteld. Om lering te kunnen
trekken ten behoeve van het ontwerp van de nieuwe voorgenomen regeling bewapening en uitrusting
boa's is het wel echter van belang om de elementen in kaart te brengen waarin de deelnemende en
niet deelnemende gemeenten van elkaar verschillen. Om die reden zijn in de evaluatie ook zes zoge-
naamde ‘controlegemeenten! betrokken bij het onderzoek, te weten in Groningen, Haarlem, Katwijk,
Tilburg, Utrecht, en Vlissingen. In de selectie van controlegemeenten is binnen de mogelijkheden be-
wust gezocht naar een balans in geografische spreiding en inwoneraantal. Uitgangspunt voor de eva-
luatie is dat de lokale context in grote mate bepaalt in hoeverre de uitrusting met de korte wapenstok
bij kan dragen aan de gestelde doelstelling. Te denken valt bijvoorbeeld aan eventuele verschillen tus-
sen uitrusting en voorbereiding van boa's, de bestaande samenwerking met de politie, maar uiteraard
ook het lokale takenpakket van boa's, de lokale veiligheidssituatie en de manier waarop boa's worden
ingezet.
2 Ministerie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 16 november 2020. Kamerstukken 29628, nr. 988.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 29
2.2 Evaluatiekader
2.2.1 Doelstelling van de pilots
Het is de pilots er dus om te doen om ervaring op te doen met de nieuwe uitgangspunten van een
voorgenomen zelfstandige regeling bewapening en uitrusting boa's. Voor het ontwerp van de evalua-
tie is daarbij van belang vast te stellen dat er geen eenduidige landelijke doelstelling is gedefinieerd
voor de pilots. Gemeenten hebben de beleidsruimte om — binnen landelijke randvoorwaarden voor de
pilot — lokale doelstellingen en aanpakken te definiëren. In plaats van te kijken naar de mate waarin
de pilots bijdragen aan een overkoepelende beleidsdoelstelling, is de evaluatie ingericht om in kaart
te brengen op welke manier de pilots zijn vormgegeven. De evaluatie richt zich hiervoor op de ervarin-
gen binnen de pilots op vier verschillende niveaus: de manier waarop pilots zijn vormgegeven op het
systeemniveau (aansturing door lokale driehoek en toezichthouders), het organisatieniveau (op het
niveau van boa werkgevers), op het niveau van incidenten, en tot slot op het niveau van individueel
gedrag van boa's.
2.2.2 Analytische benadering op vier niveaus
De hierboven genoemde niveaus zijn geïnspireerd door een analytisch model voor de-escalerend op-
treden, dat we specifiek hebben toegepast op ons evaluatiekader®®. Dergelijke factoren vormen ook
voor deze procesevaluatie een relevant kader om de ervaringen van de pilot te structureren. Daarbij
denken we aan het systeemniveau waarop toezicht op boa's plaatsvindt, het organisatieniveau waar
boa-werkgevers uitvoering geven aan lokaal beleid, het situationeel niveau waarbij de context van in-
cidenten centraal staat en tot slot het individueel niveau waarin we naar ervaringen van boa's zelf
kunnen kijken. Ook in een ander recent WODC-onderzoek naar geweld en agressie in het veiligheids-
veld zijn deze factoren op een vergelijkbare manier in kaart gebracht, met aandacht voor verklarende
factoren in mensen, factoren tussen mensen, factoren in de organisatie en de omgeving®®. De verken-
ning van de literatuur over processen van escalatie en de-escalatie heeft zich tevens toegespitst op
deze vier niveaus. Bij de opzet van het onderhavige onderzoek is dezelfde indeling gevolgd. De verza-
melde gegevens en ervaringen worden in dit rapport onder deze categorieën samengebracht en be-
schreven. Per categorie van factoren wordt beschreven welke bevindingen de evaluatie heeft opgele-
verd.
2.2.3 De procesevaluatie als input voor nieuw beleid
Om inzichten te verzamelen die bij kunnen dragen aan toekomstig beleid, laten we ons inspireren door
de aanpak van realistisch evalueren. Bij een dergelijke (realistische) evaluatie is niet de vraag of iets
werkt, maar: ‘welke interventie, voor welke betrokkenen onder welke omstandigheden leiden tot
welke uitkomsten’®!. Aangezien de evaluatie zich niet richt op effecten van beleid, zijn voor deze eva-
luatie de uitkomsten gedefinieerd als de basiscriteria waarbinnen de wettelijke inzet van de korte wa-
penstok dient te blijven.
De pilot verruimt de mogelijkheden voor toekenning van de korte wapenstok, maar doet dit expliciet
niet voor de toepassing van beleidsregels ten aanzien van gebruik van de korte wapenstok. De be-
staande Beleidsregels boa — en daarmee de pilot — eisen grote terughoudendheid ten aanzien van het
gebruik van geweldsmiddelen. Deze vinden dan ook plaats binnen het geldende stelsel van toezicht.
Ook wordt van werkgevers een actieve rol verwacht in het begeleiden en ondersteunen van boa's. Van
29 Todak, N., (2017), De-Escalation in Police-Citizen Encounters: A Mixed Methods Study of a Misunderstood Policing Strat-
sô marten, P., Hudepohl, M., Lakerveld, J. V., Matthys, J., & Buiskool, B. J. (2020). Agressie en geweld in het veiligheidsveld.
31 CMO: Context, Mechanism, Outcome, naar Pawson, R. (2002). Evidence-based policy: The promise of ‘realist synthesis’.
Evaluation, 8(3), pp. 340-358.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 30
boa's wordt verwacht dat zij hun taken op vergelijkbare wijze in blijven vullen, en bij eventuele ge-
weldsincidenten geldt dat het gebruik van geweldsmiddelen door boa’s slechts is toegestaan als de
aard of ernst van de gevaren dit rechtvaardigt (proportionaliteit) en het doel niet op een andere wijze
kan worden bereikt (subsidiariteit). Dit zijn feitelijk de minimale criteria waar de lokale pilots aan die-
nen te voldoen op elk van de vier onderscheiden niveaus, en dienen daarmee als evaluatiekader voor
de onderzoeksvragen.
e Systeemniveau: Lokale driehoek en toezichthouders sturen actief aan op basis van uitgewerkte
en nageleefde samenwerkingsafspraken met de politie en een degelijke onderbouwing van te
verwachten veiligheidsrisico’s.
e Organisatieniveau: Werkgevers bieden de benodigde ondersteuning die aansluit bij gekozen
uitrusting
e Inzet van de wapenstok bij incidenten: Inzet van geweldsmiddelen door boa's blijft rechtmatig,
subsidiair en proportioneel.
e Individueel niveau: Lokaal gekozen uitrusting sluit aan bij de individuele behoefte van boa's voor
hun goed functioneren
Voor elk van deze niveaus worden in de evaluatie de ervaringen met de gekozen aanpakken in de tien
pilotgemeenten in kaart gebracht, en wordt beoordeeld in welke mate de tien pilotgemeenten voldoen
aan deze basiscriteria. Dit biedt het raamwerk waarlangs systematisch de geïdentificeerde lessen voor
elk van de vier geïdentificeerde niveaus kunnen worden geordend, opdat ze als input kunnen dienen
voor de nieuwe voorgenomen regeling.
2.3 Onderzoeksvragen
In het verlengde van de doelstelling van het onderzoek zoals hierboven geïntroduceerd, is de volgende
hoofdvraag geformuleerd:
e Welke lering kan op grond van de resultaten van de pilot worden getrokken met betrekking tot
de op te stellen afzonderlijke regeling bewapening en uitrusting boa's?
Vervolgens zijn de deelvragen gestructureerd aan de hand van de vier niveaus waarop ervaring is op-
gedaan in de pilot.
Systeemniveau
e Wat waren de belangrijkste redenen van de 10 deelnemende gemeenten om een aanvraagpro-
cedure pilot korte wapenstok in te dienen? Wie heeft hiertoe het initiatief genomen en wat was
de rol van de boa's hierbij?
e Welke elementen zijn door de aanvragende gemeente in de onderbouwing van de veiligheidsri-
sico's gehanteerd en wat waren daarbij de ervaringen?
e Op welke manier krijgt samenwerking met de politie nader vorm en welke rol heeft deelname
aan de pilot hierin gespeeld?
Organisatieniveau
e Welke toezichts- en handhavingstaken in domein |l openbare ruimte werden door de boa's in de
periode van in de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2021 uitgevoerd? Hoe verhouden
deze taken zich tot de toezichts- en handhavingstaken in eerdere perioden?
e Op welke manier worden boa's (aanvullend) getraind en opgeleid voor de inzet van gewelds-
middelen zoals de korte wapenstok?
e Hebben de boa's de gevolgde (aanvullende) modules in het kader van Integrale Beroepsvaardi-
gen resp. de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing ervaren als bijdrage aan een professioneel
(de-escalerend en -indien toch gebruikt- proportioneel) gebruik van de korte wapenstok?
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 31
e Wat doen de leidinggevenden/werkgevers van de boa's naast het verzorgen van opleidingen
nog meer aan aanvullende ondersteuning en waar bestaat dit uit?
Inzet van de wapenstok (incidentniveau)
e Welke ontwikkeling is waar te nemen in het aantal gevallen van (fysiek of verbaal) geweld tegen
boa’s en hoeveel gevallen van fysiek geweld (gebruik van de korte wapenstok inbegrepen) zijn
door boa's in de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2021 geregistreerd bij gemeente
en politie?
e Hoeveel geweldsmeldingen zijn er (conform de verplichting in de Ambtsinstructie) gemeld bij de
(direct) toezichthouder (het Openbaar Ministerie, het OM)? Hoe wordt door het OM de ontwik-
keling van het aantal geregistreerde incidenten verklaard? En wat was de aard en de context
van deze gevallen, bezien vanuit de taakuitvoering door boa's, de reikwijdte van hun opsporings-
bevoegdheid, de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit van het optreden, alsook het
gevolg dat is gegeven aan meldingen?
Individueel niveau (Functioneren van boa's)
e Hoe heeft de veiligheidsbeleving van boa's zich ontwikkeld (in perspectief van de aard van erva-
ren incidenten, de samenwerking met politie en de beschikbare middelen qua bewapening en
uitrusting) in de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2021?
e Heeft het bezit of gebruik van de korte wapenstok en het optreden als zodanig mogelijk ook
averechts gewerkt?
24 Onderzoeksaanpak
De hierboven geïntroduceerde onderzoeksvragen zijn gestructureerd in een evaluatieraamwerk. Deze
is sturend geweest voor de opzet van de evaluatie en garanderen dat voor de inzichten op elk niveau
meerdere methoden van dataverzameling zijn toegepast. In de tabel hieronder laten we welke me-
thode bij welke set van onderzoeksvragen is toegepast. Meer informatie over de gekozen aanpak en
het evaluatie raamwerk is te vinden in annex |.
Tabel 1 Overzicht methoden van dataverzameling
SYSTEEMNIVEAU ORGANISATIENIVEAU INCIDENTNIVEAU INDIVIDUEEL
DOCUMENTSTUDIE X X
BELEIDSDOCUMENTEN
DOCUMENTSTUDIE WETEN- | X X X X
SCHAPPELIJKE LITERATUUR
DATAVERZAMELING X
INCIDENTENREGISTRATIE
ENQUETE BOA'S X X X
(PILOT+CONTROLE)
ENQUÊTE WERKGEVERS X X X
INTERVIEWS LANDELIJKE X X
BETROKKENEN
INTERVIEWS WERKGEVERS X X X
PILOTS
INTERVIEWS WERKGEVERS X
CONTROLEGEMEENTEN
INTERVIEWS DIRECT X X X
TOEZICHTHOUDERS
INTERVIEWS TOEZICHT- X X X
HOUDERS
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 32
(DIEPTE-) INTERVIEWS X X X
BOA'S
FOCUSGROEP LOKALE X X
BESTUURDERS
GESPREKKEN ONAFHANKE- | X X
LIJKE EXPERTS
De volgende methoden maken hier deel van uit (zie Annex I):
e Documentstudie: Aan de hand van inzichten van de literatuur zijn hypotheses geformuleerd die
vervolgens in de evaluatie aan bod zijn gekomen. De documentstudie is gedaan op basis van een
uitgebreide scan van de aanwezige wetenschappelijke en beleidsliteratuur. In samenwerking
met de opdrachtgever en de geselecteerde gemeenten is gedurende de evaluatie de beschik-
baarheid van aanvullende relevante (beleids-)documenten actief gemonitord.
e Registratie van incidenten: Het feitenonderzoek binnen de evaluatie is gevoed door data uit
lokale registratiesystemen van gemeentes, politie en toezichthouders. Hiervoor is gedurende de
pilot intensief samengewerkt met hen om zowel cijfermatige als kwalitatieve beschrijvingen van
geweldsincidenten waarbij de korte wapenstok betrokken is geweest te verzamelen.
e Enquête onder boa's en werkgevers: In twee afzonderlijke rondes zijn online enquêtes afgeno-
men onder werkgevers en boa's zelf. In de enquêtes is in detail ingegaan op de percepties en
ervaringen van boa's, zowel op basis van concrete ervaringen als op basis van hypothetische
gevallen. Een eerste ronde van dataverzameling duurde van 7 april 2021 tot 23 april 2021. In
deze periode zijn data verzameld door middel van een afzonderlijke enquête voor werkgevers
(16 antwoorden ontvangen, tien pilotgemeenten en zes controlegemeenten) en boa's (222 ant-
woorden ontvangen). De tweede ronde is alleen onder boa's gehouden, en vond plaats tussen
15 december 2021 en 30 december 2021. Hier heeft een totaal van 210 boa's op geantwoord.
Annex | bevat meer specifieke details over de beantwoording op gemeenteniveau.
e Beleidsinterviews: Een groot deel van de dataverzameling bestond uit het voeren van in totaal
51 interviews met beleidsmatig betrokkenen (voornamelijk via beeldbellen), gedurende de loop-
tijd van de hele evaluatie. Op landelijk niveau zijn in totaal zes gesprekken gevoerd, waaronder
gesprekken met relevante beleidsafdelingen binnen het Ministerie van J&V, de twee boa bon-
den, en het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Op lokaal niveau is in verschillende
ronden een totaal van 22 gesprekken gevoerd met de werkgevers in de tien deelnemende ge-
meenten (twee groepssessies, en twee keer afzonderlijke gesprekken elk). Hiermee worden de
teamleiders van de handhavingsteams bedoeld, in de meeste gevallen begeleid door een be-
leidsadviseur openbare orde veiligheid. Daarnaast heeft een interview plaatsgevonden met
mensen in deze functies in elk van de zes controlegemeenten. Ook is gesproken met de zes di-
rect-toezichthouders en zes toezichthouders (officieren van justitie) in de arrondissementspar-
ketten waartoe de pilotgemeenten behoren. Daarnaast is een groepssessie georganiseerd voor
portefeuillehouders in de arrondissementsparketten waar zich geen pilotgemeenten bevonden.
Tot slot zijn vier onafhankelijke academische experts geïnterviewd.
e Diepte-interviews: in aanvulling op de beleidsmatige interviews zijn ook face-to-face diepte-
interviews georganiseerd met dertien boa's uit vijf gemeenten met ervaring in gebruik van de
wapenstok. Deze interviews zijn uitgevoerd in November 2021. In deze gesprekken is specifiek
ingezoomd in de specifieke ervaring van boa's met gebruik van de korte wapenstok in concrete
situaties, en met het dragen ervan in het algemeen.
e Focusgroepen: na afloop van de verzameling van alle onderzoeksgegevens eind januari 2022 zijn
twee focusgroepen georganiseerd. In de eerste bestuurlijke focusgroep namen zes burgemees-
ters en een wethouder veiligheid deel. In verband met agenda-technische overwegingen is deze
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 33
sessie opgeknipt in vier afzonderlijke groepsgesprekken. De tweede focusgroep bracht vijf on-
derzoekers en professionals samen, waarvan één, ook om agenda agenda-technische redenen,
in een afzonderlijk gesprek.
2.5 Gevolgen coronacrisis voor de evaluatie van de pilot
De ontwikkelingen in de coronamaatregelen zoals reeds beschreven in hoofdstuk 1.7 hebben ook di-
recte implicatie voor de aanpak van deze evaluatie. De grote verschillen in context maken dat de eva-
luatie ook maar beperkt uitspraken kan doen over eventuele gevolgen van de wapenstok. Als hier al
iets over kan worden gesteld, moeten zulke bevindingen altijd in hun context worden gezien, waarbij
dus ook expliciet gekeken dient te worden naar het moment van meten en het soort taken waarover
uitspraken worden gedaan.
Dit is van belang om te vermijden dat de ervaringen in een unieke en voor handhavingsorganisaties
extreme en stressvolle context gebruikt worden als input voor toekomstig beleid. Om die reden is in
alle dataverzameling gepoogd om de factor ‘coronamaatregelen’ apart te behandelen en de ervarin-
gen in de pilots daarmee ook in een breder perspectief te plaatsen van maatschappelijke trends. Ook
was in de oorspronkelijke WODC-startnotitie van november 2020 voorgesteld om twee tijdsgewrich-
ten te vergelijken, zodat de ervaringen tijdens en na coronamaatregelen afzonderlijk geanalyseerd
konden worden. Gezien de voortzetting van coronamaatregelen in 2021 bleek dat niet mogelijk, al
speelt daarbij dus de extra complicerende factor dat boa's in de zomer van 2021 wel weer grotendeels
hun reguliere taken hervat hadden. Centraal uitgangspunt in deze evaluatie blijft dat de conclusies en
de eventuele in kaart gebrachte ervaringen ook standhouden in een context waarin handhavers niet
langer ingezet worden voor coronamaatregelen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 34
3 Onderzoeksresultaten op systeemniveau
3.1 Uitgangspunten voor evaluatie
Dit hoofdstuk bevat de presentatie van de resultaten van de evaluatie, die betrekking hebben op het
systeemniveau, het eerste van de vier niveaus zoals gepresenteerd in het analysekader (hoofdstuk 2).
Op dit niveau is onder meer onderzocht wat de gekozen aanpak van de lokale driehoek en de toezicht-
houders is geweest en op welke manier zij hun afzonderlijke rollen hebben ingevuld tijdens de uitvoe-
ring van de pilot. Op basis van een analyse van de verschillende keuzes die in de pilotgemeenten ge-
maakt zijn, was het doel de opgedane ervaringen met deze aanpakken in kaart te brengen, ten be-
hoeve van een nieuwe voorgenomen regeling, en het stelsel in bredere zin. Hiertoe is binnen de eva-
luatie gebruik gemaakt van een literatuurstudie en de inzichten uit de interviews met actoren actief
op het systeemniveau, zoals landelijke beleidsmakers, toezichthouders, direct toezichthouders, boa
werkgevers, lokale bestuurders en experts.
Voor het analysekader zijn op basis van de literatuur en de bredere beleidscontext een aantal uitgangs-
punten geformuleerd waaraan de uitvoering van de pilot op het systeemniveau ten minste zou moeten
voldoen. Het voornaamste criterium waarlangs de lokale beleidskeuzes zullen worden gelegd betreft
de manier waarop boa's in de pilot zijn aangestuurd op basis van uitgewerkte en nageleefde samen-
werkingsafspraken met de politie in relatie tot een degelijke onderbouwing van te verwachten veilig-
heidsrisico’s.
e Om samenwerking tussen toezichthouders en deelnemende gemeenten te garanderen hebben
toezichthouders een duidelijk gedefinieerde rol in het aanvraagproces gekregen, bijvoorbeeld
in de beoordeling van het veiligheidsplan en handhavingsarrangement. Ook om die reden sug-
gereert de minister van Justitie en Veiligheid met klem bij aanvang van de proef aan deelne-
mende gemeenten om op lokaal niveau een projectgroep op te zetten met vertegenwoordiging
vanuit de gemeente (als werkgever), het OM (toezichthouder) en de politie (direct-toezichthou-
der, en lokale basiseenheid), van waaruit de lokale pilot kan worden aangestuurd”.
e Zoals al geschetst in hoofdstuk 1, dienen de pilots als proef voor een eventuele toekomstige
situatie waarin de lokale driehoek meer beoordelingsruimte krijgt om te besluiten over gewelds-
middelen. In de evaluatie van deze proef wordt daarom nader ingegaan op de ervaringen met
deze beoordelingsruimte, bijvoorbeeld door te kijken op welke manier burgemeester, politie en
OM in de lokale driehoek dit hebben ingevuld, hoe dit door toezichthouders wordt beoordeeld
en wat een en ander kan betekenen voor de toekomst.
e Om op een adequate manier over te kunnen gaan op het uitrusten met aanvullende middelen,
zoals een korte wapenstok, stellen Cojean c.s. bijvoorbeeld dat het hebben van een duidelijke
visie op gebruik van geweld, en wanneer en vooral onder welke condities daarvan gebruik ge-
maakt mag worden, een cruciale basisconditie is®*. Heldere afspraken over taken, verantwoor-
delijkheden en supervisie behoren daartoe. De manier waarop dit is vormgegeven in de tien
deelnemende gemeenten is daarmee onderdeel van deze evaluatie. Dit wordt mede ingegeven
door de vrees onder experts en toezichthouders dat uitrusting met de wapenstok een bredere
ontwikkeling in gang kan zetten, waarin boa's in toenemende mate op, of over de grens van het
32 Minister van Justitie en Veiligheid (2021), Brief 16 november 2020 aan deelnemende gemeenten: Uitsluitsel selectie ge-
meenten voor deelname pilot korte wapenstok voor domein | boa's werkzaam in de openbare ruimte (domein I).
33 Cojean, S., Combalbert, N., & Taillandier-Schmitt, A. (2020). Psychological and sociological factors influencing police offic-
ers' decisions to use force: A systematic literature review. International journal of law and psychiatry, 70.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 35
leefbaarheidscriterium worden ingezet. Deze trend is een reactie op een verandering in priori-
teitstelling door de politie in de richting van opsporingstaken en criminaliteitsbestrijding en weg
van het wijkgebonden politiewerk®*. Ook een meer recente studie uit 2022 beschrijft hoe de
politie zich in toenemende mate is gaan richten op de opsporings- en criminaliteitsbestrijdings-
taken, terwijl handhavers daarnaast een complementaire en deels hybride taak gingen uitvoe-
ren®”. Ook de tekorten waar de Nationale Politie in toenemende mate mee te kampen heeft,
kunnen ertoe leiden dat een lokale driehoek zich eerder genoodzaakt ziet om boa's steeds bre-
der in te zetten. De evaluatie stelt ons niet in staat in de toekomst te kijken, maar biedt wel de
mogelijkheid om aan de hand van de ervaringen in de pilot te zien of er aanwijzingen zijn dat de
wapenstok dit mogelijk in de hand werkt.
Elk van deze uitgangspunten zijn nader onderzocht bij de beantwoording van de onderzoeksvragen.
Zoals al gepresenteerd in hoofdstuk 2 zijn hiervoor diverse methoden van dataverzameling toegepast,
waarvan de resultaten voor zover mogelijk systematisch met elkaar zijn vergeleken. Op het systeem
niveau is gebruik gemaakt van documentstudie van zowel beleidsdocumenten als wetenschappelijke
literatuur, gegevens uit de online enquête met werkgevers, en interviews met diverse betrokkenen
(beleidsmakers, bonden, landelijke vertegenwoordigers van OM, werkgevers, direct toezichthouders,
toezichthouders, bestuurders en onafhankelijke experts). De resultaten zijn in het vervolg van dit
hoofdstuk gepresenteerd.
3.2 Betrokkenheid toezichthouders bij pilot
Gesprekken met werkgevers laten zien dat elke pilotgemeente een projectteam heeft opgezet, waarin
teammanagers en lokale beleidsmedewerkers met vertegenwoordigers van de lokale basiseenheid en
toezichthouders de aanpak voor de pilot coördineren. Wel zien we duidelijke verschillen in de manier
waarop specifiek gebruik is gemaakt van deze projectteams. Met name uit gesprekken met direct toe-
zichthouders blijkt dat de contacten rondom de pilots vaak incidenteel van aard waren, met overleg
dat zich vooral richtte op specifieke vragen in de voorbereiding, of in situaties achteraf. Direct toezicht-
houders verwijzen hiervoor naar specifieke contacten in de voorbereiding of het moment van uitrei-
king van de wapenstok, maar zijn nadien vaak minder betrokken bij de dagelijkse gang van zaken.
Slechts in twee gevallen (een middelgrote en grote gemeente) zien we een echt inhoudelijke en struc-
turele betrokkenheid van de direct toezichthouder. In beide gevallen geven zowel de betrokken werk-
gevers als (direct)toezichthouders aan hoe in de projectteams al tijdens de aanvraagprocedure nage-
dacht werd over eventuele scenario’s en gevolgen van inzet van de wapenstok, over nazorg en over
de taken van verschillende actoren. Allen geven ook aan dat deze betrokkenheid een grote meer-
waarde heeft voor de manier waarop ook boa's op straat ondersteund konden worden. Naast de deel-
name aan formele projectteams geven direct toezichthouders in deze twee gemeenten ook aan dat ze
regelmatig op meer informele wijze betrokken zijn, bijvoorbeeld door geregeld bij de handhavingsor-
ganisatie over de vloer te komen, boa's te spreken, en direct in contact met boa's te komen bij mel-
dingen van gebruik van de wapenstok. Dit contrasteert met andere gemeenten, waar deze contacten
minder frequent zijn. In een enkel geval geeft een werkgever zelfs aan dat er maanden overheen zijn
gegaan tussen het melden van gebruik van de wapenstok en een reactie daarop van direct toezicht-
houder.
3 van Steden, R. (2017). De opsporings-en handhavingstaak van de Nederlandse politie: een kritische reflectie en lessen uit
het buitenland. Stichting Maatschappij en Veiligheid.
35 O'Neill, M., de Maillard, J., & van Steden, R. (2022). The enforcement turn in plural policing? A comparative analysis of
public police auxiliaries in England & Wales, France, and The Netherlands. European Journal of Criminology.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 36
Op basis van de gesprekken met werkgevers kan ook een duidelijk onderscheid worden gemaakt in de
mate waarin gemeenten zelf eigenaarschap van de pilot hebben ervaren. In deze gesprekken komt een
aantal gedeelde factoren naar voren die aanleiding geven om gemeenten in de volgende drie catego-
rieën te verdelen. De grootte van de gemeente lijkt geen rol te spelen in de manier waarop hier invul-
ling aan is gegeven; in elk van deze categorieën komen zowel kleine, middelgrote en grotere gemeen-
ten voor.
e Zo geven drie gemeenten aan heel specifiek te hebben nagedacht over een volgsysteem voor
hun handhavers, met reguliere feedback, aanvullende praktische training en terugkomsessies,
en bijvoorbeeld ook interne medewerkerstevredenheid onderzoeken, om zo ook de mentale
gevolgen van de uitrusting met de wapenstok in de gaten te houden. Werkgevers gaven aan op
deze manier tijdig te kunnen anticiperen op specifieke praktische ervaringen, zoals verbeterin-
gen van de manier waarop de wapenstok aan de koppel wordt bevestigd.
e In ten minste vier gemeenten gaven werkgevers aan de pilot eerder te zien als een proef waarin
de landelijke voorwaarden dienden te worden gevolgd, zonder dat daarnaast al te veel speci-
fieke zaken lokaal vastgelegd behoefden te worden. Hier werd de pilot minder gebruikt om te
leren van de eventuele gevolgen van uitrusting met de korte wapenstok, of om ervaring op te
doen met eventuele toekomstige regels. In plaats daarvan werd de pilot vooral gezien als een
mogelijkheid om aan het verzoek van boa's om de uitrusting uit te breiden te voldoen.
e De andere drie gemeenten zitten hier tussenin, bijvoorbeeld omdat beleidsadviseurs en team-
leiders hier wel melden op lokaal niveau criteria te hebben geformuleerd voor mogelijke lessen
die zij zelf uit de pilot willen halen, maar dat vaak nog eerder volgend op landelijke minimumei-
sen zeggen te doen, dan vanuit een gekozen richting op lokaal niveau.
Als we deze verschillen tussen gemeenten proberen te verklaren lijkt met name de betrokkenheid van
direct-toezichthouders een rol te spelen. Uit gesprekken met werkgevers en direct-toezichthouders
zelf blijkt dat juist de gemeenten waarin direct-toezichthouders een actieve rol hebben gehad in de
planvorming en voorbereiding het belang zagen van het formuleren van specifieke lokale eisen en aan-
pakken. Direct toezichthouders die zo’n actievere rol hebben gehad, erkennen daarbij ook dat zij in
hun gesprekken met gemeenten het belang hebben benadrukt van een richtinggevend gemeentelijk
beleid — in plaats alleen landelijke kaders — zowel op het gebied van ondersteuning, visie, en monito-
ring, als bijvoorbeeld ook ten aanzien van samenwerking met de politie.
Bovenstaande bevindingen benadrukken het belang van een structurele samenwerking tussen lokale
driehoek, toezichthouders, en de boa-werkgever. In ten minste vier pilotgemeenten gaven beleidsad-
viseurs en teamleiders in interviews aan de pilot als landelijke pilot te beschouwen, en dus niet als een
proef met een specifieke lokale aanpak ten aanzien van uitrusting met de korte wapenstok. Ook in de
tweede groep van drie gemeenten konden beleidsadviseur en teamleiders maar beperkt voorbeelden
noemen van een specifieke lokale aanpak in aanvulling op landelijke richtlijnen.
Gezien dit breder gedeelde sentiment onder zeven gemeenten is het voorstelbaar dat een eventuele
toekomstige regeling een vergelijkbare reactie oproept bij boa-werkgevers elders in het land. Gezien
het feit dat de gemeenten die dit wel actief hebben opgepakt dit samen hebben gedaan met direct-
toezichthouder, concluderen we dat specifiek de toezichthouders hierin een belangrijke rol hebben te
vervullen. Zij kunnen werkgevers stimuleren na te denken over de gekozen lokale aanpak, de geboden
ondersteuning aan boa's en de bestaande methodiek voor evaluatie van incidenten. Ook kunnen zij in
contactmomenten met werkgevers een spiegel voorhouden, en hun ervaringen in andere gemeenten
gebruiken om lokaal beleid vorm te geven, en stimuleren na te denken over de eventuele gevolgen die
dit beleid kan hebben voor de werkgever, boa's en samenwerking met de politie.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 3/7
3.3 Toekenning van geweldsbevoegdheid
Ondanks het lokale karakter van de tien pilots wordt de uiteindelijke toestemming voor het gebruik
van de wapenstok centraal afgegeven door de minister van Justitie en Veiligheid. Ondanks dat het de
bedoeling is dat lokale besluitvorming zwaarder mee gaat wegen, blijft dit ook in de nabije toekomst
een centraal besluit? Deze structuur ligt ook ten grondslag aan de pilots, waarbij gemeenten hun
aanvraag voor deelname formeel bij het ministerie deden, op grond van lokale besluitvorming (zie
hoofdstuk 1).
Ten aanzien van het ontwerp van deze toekomstige structuur beveelt Dienst Justis aan om tijdig be-
trokken te worden bij het vormgeven van de specifieke criteria en procedures, om zo ook tijdig de
interne processen hierop in te kunnen richten. In de pilot bijvoorbeeld bleek het tijdsintensief om te
bepalen hoe om te gaan met de aanvullende tijdelijke aktes (van geweldsbevoegdheid), waarvoor in
de pilot andere criteria golden dan in de gebruikelijke aanvraag voor geweldsbevoegdheid.
Ook direct toezichthouders benadrukken in interviews het belang van tijdig betrokken te worden bij
het vaststellen van aanvraagcriteria in de nieuwe voorgenomen regeling, om zo ook hun praktische
ervaring mee te kunnen laten wegen, en daarmee beter hun rol richting gemeenten te vervullen. Door-
dat in de pilot de aanvraagprocedure voor de geweldsbevoegdheid van boa's bij gemeenten was ge-
legd en niet bij direct-toezichthouders (zoals in de gebruikelijk procedure), ontstond hierover ondui-
delijkheid. Daarbij was één direct-toezichthouder al overgegaan tot het uitreiken van de wapenstok,
voordat hiervoor alle aktes formeel door Justis waren afgerond. Dit kon in de praktijk snel worden
teruggedraaid, maar geeft wel de noodzaak aan van het verduidelijken van de procedures en verant-
woordelijkheden voor de toekomst.
Vanuit het perspectief van de gemeenten zijn er allereerst lessen te trekken uit de ervaringen met de
aanvraagprocedure voor de pilot en de specifieke toekenning van geweldsbevoegdheden aan geselec-
teerde boa's. Hiervoor hebben we allereerst in de enquête met werkgevers gevraagd naar tevreden-
heid met de diverse aspecten in de voorbereidingsfase. De resultaten zijn in figuur 1 gepresenteerd.
Deze resultaten laten zien dat het grootste deel van de werkgevers positief, of neutraal antwoordt op
de diverse aspecten rondom de aanvraagprocedure en voorbereiding, met uitzondering van de erva-
ren ondersteuning in de voorbereiding (zeven gemeenten ontevreden) of in de uitvoering (vijf van de
tien ontevreden).
36 De minister stelt dat “[de] beslissing [om ook geweldsmiddelen toe te kennen] op grond van het wettelijk systeem bij mij
[blijft] berusten, met slechts een marginale toets op de beoordeling door de lokale driehoek.” Zoals gepresenteerd in Minis-
terie van Justitie en Veiligheid (2020), Politie, d.d. 5 juni 2020. Kamerstukken 29628, nr. 958.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 38
Figuur 1 Tevredenheid gemeenten met aanvraagprocedure en voorbereiding voor deelname aan de pilot
0% 50% 100%
Informatieverstrekking aanvraagprocedure 2 3
Beantwoording vragen in voorbereiding PN A A
Verwerkingstijd na versturen aanvraag 1 3
Communicatie rondom toewijzing EEN 5
Ondersteuning in voorbereiding pilot 6 1
Ondersteuning in uitvoering pilot MEN 3 NO
B Zeer ontevreden = Ontevreden B Niet tevreden / niet ontevreden = Tevreden @ Zeer tevreden
Bron: resultaten online enquête onder werkgevers, april 2021
De open antwoorden in de enquête geven al een eerste inkijkje in waar deze specifieke ontevreden-
heid met de voorbereiding en uitvoering in de pilot vandaan komt:
Zo zijn er drie gemeenten die in hun open antwoorden kritiek uiten op het feit dat er te weinig coördi-
natie plaats heeft gevonden tijdens de pilot, en dat iedere gemeente zelf “het wiel uit moest vinden”.
In reactie hierop laat de coördinerende beleidsdirectie binnen het ministerie van Justitie en Veiligheid
weten, dat de invulling van alle criteria op basis van lokale besluitvorming plaats diende te vinden, en
dat hier dus bewust geen landelijke coördinatie is gevoerd, of op zijn plaats zou zijn.
Vijf andere gemeenten geven in hun open antwoorden aan onvoldoende ondersteuning te hebben
gekregen bij de voorbereiding en dat zij bijvoorbeeld in de eerste maanden niet wist bij wie ze terecht
konden met vragen. Dit punt horen we ook terug in gesprek met Dienst Justis, die laat weten dat zij in
de voorbereidingsfase dikwijls door gemeenten is benaderd met vragen die niet onder haar verant-
woordelijkheid vielen, waarop zij de gemeenten moest terugverwijzen naar direct toezichthouders.
Uit interviews met de werkgevers blijkt dat een meerderheid van de pilotgemeenten in bovenstaande
gevallen meer centrale ondersteuning hadden verwacht. Zij geven aan pas in tweede instantie de sa-
menwerking met hun direct toezichthouders gezocht te hebben. Deze hadden echter ook vaak niet
direct een antwoord op de praktische vragen hoe de landelijke criteria lokaal vormgegeven konden
worden, en moesten de vragen weer voorleggen aan de landelijke stuurgroep voor de pilot bij de po-
litie, voordat zij hierop richting gemeenten een antwoord konden formuleren. Een aantal werkgevers
stipt in interviews aan dat dit in een paar gevallen tot vertraging en onzekerheid aan de kant van werk-
gevers heeft geleid, bijvoorbeeld in de communicatie richting boa's. Versterkt door de beperkte be-
schikbare tijd heeft bovenstaande ertoe bijgedragen dat deze gemeenten zich onvoldoende onder-
steund voelden bij de benodigde voorbereidingen.
3.4 Rol van handhavingsarrangementen
Om de samenwerking tussen politie en boa's in domein | vorm te geven worden afspraken formeel
vastgelegd in een handhavingsarrangement”’. Dit is een beleidsdocument waarin de lokale driehoek
afspraken vastlegt over welke leefbaarheids- en veiligheidsproblemen worden aangepakt en met
37 Handhavingsarrangementen zijn als uitgangspunt voor lokale samenwerking genoemd in de beleidsbrief van 2014 van de
minister van Veiligheid en Justitie (kamerstuk 28684, nr. 402, 1 april 2014).
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 39
welke inzet door elk van de partijen. Een handhavingsarrangement geldt als expliciete voorwaarde
voor deelname aan de pilot, maar wordt al sinds 2014 door de minister van Justitie en Veiligheid ge-
noemd als een vast uitgangspunt voor lokale samenwerking.
In dit licht valt op dat voorafgaand aan de pilot in vier deelnemende gemeenten geen handhavingsar-
rangement aanwezig was, en dat dit dus alsnog ten behoeve van de pilot moest worden opgesteld en
vastgesteld om überhaupt een aanvraag te kunnen doen. Dit verhoogde de tijdsdruk aanzienlijk in de
voorbereiding van de pilot. Deze gemeenten moesten deze fundamentele beleidsdocumenten in de
periode half juli tot half september binnen korte termijn tot stand brengen. In andere gemeenten wa-
ren dergelijke arrangementen of al op een eerder moment vastgesteld door de lokale driehoek, of was,
in het geval van een grote gemeente, de ontwikkeling ervan in gang gezet. Als we de inhoud van de
uiteindelijke arrangementen met elkaar vergelijken, zien we overigens geen aanzienlijke verschillen
tussen de manier waarop de formele verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen politie en
boa's in de tien deelnemende gemeenten is ingericht.
De evaluatie laat evenmin systematische verschillen zien in de praktische ervaringen met samenwer-
king tussen gemeenten die al een handhavingsarrangement hadden, en waar dit slechts in voorberei-
ding op de pilot is geformaliseerd.
Op basis van de enquête blijken boa's in gemeenten zonder handhavingsarrangement niet structureel
tevredener, of ontevredener te zijn over de samenwerking met, of ondersteuning door, politie Wel
wijzen interviews met boa's, hun teamleiders en direct toezichthouders op verschillen tussen gemeen-
ten in de manier waarop de samenwerking tussen de basiseenheid van de politie en handhavingsteams
gestalte krijgt. Alle teamleiders van boa's waarmee over dergelijke samenwerking is gesproken geven
aan dat bestaande — informele — samenwerkingspatronen en interacties op het persoonlijke vlak hier
een grotere rol lijken te spelen. Zo zijn er voorbeelden waarin wijkagenten en boa's praktisch invulling
geven aan samenwerking, gezamenlijk gebriefd worden en ook informeel goede collegiale contacten
onderhouden. In een enkele gemeente zag men het werken aan een dergelijk handhavingsarrange-
ment dan ook meer als een bureaucratische oefening, ‘omdat men feitelijk moest beschrijven wat al
de gangbare praktijk was’. In andere gemeenten waar dit opnieuw op papier is gezet, zien we echter
voorbeelden dat het gezamenlijk werken aan een handhavingsarrangement bijdraagt aan nieuwe
energie in de samenwerking tussen leidinggevenden. De nauwere contacten in het kader van de pilot
tussen leidinggevenden van de handhavingsorganisatie en lokale politie-eenheid, lijken in een meer-
derheid van de deelnemende gemeenten een positieve bijdrage te hebben geleverd aan wederzijds
begrip over ieders taken en verantwoordelijkheden.
3.5 Onderbouwing van veiligheidsrisico’s
Binnen het kader van de pilot was de belangrijkste verandering ten opzichte van de bestaande meer
restrictieve procedure om een korte wapenstok aan te vragen dat het noodzaakcriterium op andere
wijze werd ingevuld; niet langer hoefden aanvragers hun aanvraag te onderbouwen aan de hand van
een stijging van het aantal lokale geweldsincidenten in de laatste 12 maanden. In plaats daarvan dien-
den zij in de aanvraag van de pilot extra aandacht te besteden aan een analyse van de risico’s in relatie
tot de taken en omstandigheden van boa's. Figuur 3 hieronder laat de bevindingen zien van de manier
waarop dit door pilotgemeenten is ingevuld.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 40
Figuur 2 Redenen voor deelname aan de pilot - werkgeversenquête
Verandering in handhavingstaken van boas LJ
Verandering in relatie met burgers / samanlavin WN
Verandering in reactie politie bij verzoek assistentie
Verandering in ondersteuning door politie nn
Verandering in de werktijden van boa” Gn 2
Verandering in de gekozen locaties van boa-inzet GE 2
Anders, namelijk mn 3
Bron: resultaten online enquête onder werkgevers, april 2021
Allereerst hebben we werkgevers in de tien pilotgemeenten gevraagd aan te geven welke ontwikke-
lingen ten grondslag liggen aan het besluit om deel te nemen aan de pilot.
e We zien hier dat acht van tien gemeenten verwijzen naar een verandering in de taken. In de
veiligheidsplannen (die als bijlage bij de aanvraag zijn gevoegd) van alle deelnemende gemeen-
ten wordt aangevoerd dat handhavers basistaken uitvoeren op het gebied van leefbaarheid,
maar dit takenpakket in de afgelopen jaren verder is verbreed. Gemeenten verwijzen dan al-
lereerst naar handhaving op het gebied van coronamaatregelen, maar ook naar een bredere
verschuiving van het zwaartepunt van taken, waarbinnen ook vaker met andere en hogere
veiligheidsrisico's om dient te worden gegaan. Deze gemelde risico's zagen we al eerder in de
analyse van de beleidscontext (hoofdstuk 1). Ze worden ook door boa's zelf naar voren ge-
bracht in de interviews en enquêtes in deze evaluatie.
e Acht van de tien gemeenten verwijzen ook naar een verandering in de relatie tussen burgers
en samenleving. In de aanvraagdocumenten voor de pilot zien we dit ook terug, waarbij een
ruime meerderheid verwijst naar “een verharding van de samenleving”, een “toename van
gewelddadige uitingen” op straat en “kortere lontjes bij burgers”.
Zes van de tien gemeenten verwijzen ook naar veranderingen in de reactie van politie. In de
aanvraagdocumenten verwijzen gemeenten in dit kader met name naar langere aanrijtijden,
uitgestrekt werkgebied of kleinere lokale basiseenheden die de boa teams kunnen ondersteu-
nen.
In de veiligheidsplannen van alle pilotgemeenten is aandacht voor de identificatie van veiligheidsri-
sico's. Wel is er een grote variëteit in de mate van detail waarin deze veiligheidsrisico's in kaart zijn
gebracht, bijvoorbeeld in de mate van detail in de beschrijving van de handhavingstaken, en de geko-
zen manier van inzet op dergelijke taken. Zo is er één gemeente die dit in een halve pagina zonder
details heeft beschreven. In vier andere gemeenten zijn algemene veiligheidsplannen ingediend,
waarin weliswaar een risicoanalyse is gemaakt, maar zonder dit specifiek aan de keuzes voor lokale
inzet en taken te koppelen. In vijf andere gemeenten zijn uitgebreide veiligheidsplannen ingediend
waarin per individuele taak een zorgvuldige afweging is gemaakt van de mogelijke risico’s. Direct toe-
zichthouders geven in interviews aan zich bewust te zijn van deze verschillen. Doordat zij over het
algemeen met meerdere gemeenten werken, zijn zij in de positie om gemeenten waar deze plannen
niet, of onvoldoende zijn uitgewerkt nader te begeleiden. Ondanks dat gemeenten uiteraard de be-
leidsvrijheid hebben om deze plannen zelf op te stellen, kan een direct toezichthouder er wel aan bij-
dragen dat — ongeacht hoe dit vervolgens in een plan terechtkomt — er een gedegen analyse van der-
gelijke risico’s aan vooraf gaat.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 41
De aanvraageisen van de pilot stellen dat in de veiligheidsplannen uitgewerkt dienen te zijn op welke
manier risico's worden ondervangen, door handhavers al dan niet op bepaalde plaatsen, tijdstippen
en in situaties met verhoogd veiligheidsrisico in te zetten. Een centraal uitgangspunt in de pilot is ge-
weest dat uitrusting met de korte wapenstok niet zou mogen leiden tot andere of meer risicovolle
inzet. Dit uitgangspunt is terug te zien in de aanvragen van de tien deelnemende gemeenten, met
name door inzet van boa's te beperken tot een bepaald tijdstip in de avond en bepaalde risicogebie-
den. Verschillen in de manier waarop dergelijke risico’s worden ondervangen lijken logisch en geven
uitdrukking aan de verschillen tussen gemeenten in lokale handhavingstaken. Zo worden boa's in Am-
sterdam tot 2 uur ‘s nachts ingezet, terwijl de avonddienst elders een stuk eerder afloopt.
Uit de gesprekken met zowel werkgevers als direct toezichthouder zelf blijken er ook verschillen in de
aanpak van direct toezichthouders, bijvoorbeeld in de manier waarop de criteria van de pilot zijn ge-
interpreteerd. Zo is er een deelnemende gemeente waar op last van de direct toezichthouder boa’s
bepaalde taken in horecagebied niet langer mochten uitvoeren tijdens de pilot, omdat dit als ‘ver-
hoogd risico’ werd aangemerkt. Dit leidde tot de wat paradoxale situatie dat de uitrusting met de wa-
penstok, die als sluitstuk wordt gezien om bepaalde veiligheidsrisico’s te ondervangen, in ten minste
één geval ertoe heeft geleid dat boa's minder inzetbaar zijn geworden, dan voor de pilot. Op grond
van de geformuleerde beleidsdoelstellingen lijkt dit niet de bedoeling. Als de inzet van boa's zonder
de wapenstok in lijn is met de beleidsregels en lokale veiligheidsprioriteiten, zou dat voor dezelfde
taken met de wapenstok niet anders moeten zijn. In de praktijk erkennen enkele direct-toezichthou-
ders in interviews een stuk kritischer staan tegenover het toekennen van de korte wapenstok aan
boa's, dan andere direct-toezichthouders. Verschillen in persoonlijke opvatting over bewapenings-
vraagstukken zijn natuurlijk mogelijk, maar de eerdergenoemde casus laat zien dat dit tot verschillende
oordelen heeft geleid in vergelijkbare aanvragen voor geweldsbevoegdheid.
Bovenstaande roept wel de vraag op hoe na de pilot omgegaan zou moeten worden wanneer een
gemeente en (direct) toezichthouder van mening verschillen over de invulling van specifieke criteria.
In het kader van de pilot is van de kant van de politie een landelijke werkgroep opgezet met alle be-
trokken direct toezichthouders. Dit bood een mogelijkheid voor overleg en afstemming, hetgeen wel-
licht ook na afloop van deze tijdelijke pilot een nuttig platform kan zijn om de gehanteerde aanpak
door direct-toezichthouders af te blijven stemmen op landelijk niveau. Dit zou ook passen in de lijn
zoals geïntroduceerd in een recente beleidsbrief van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin
ruimte geboden wordt voor lokaal maatwerk, maar waar centraal beleid van belang wordt geacht voor
eenduidigheid en transparantie, en waar bovendien over landelijke institutionalisering van samenwer-
king tussen boa’s en politie wordt gesproken?®
3.6 Ervaringen met ondersteuning van boa’s door politie
In de evaluatie is vervolgens gekeken naar de manier waarop politie haar rol als assistentieverlener in
heeft gevuld tijdens de pilot. Daarbij blijkt allereerst uit interviews met werkgevers dat in alle tien
pilotgemeenten de politie een betrouwbare ondersteuning verleent als een noodmelding wordt ge-
maakt door boa's. Geen van de werkgevers heeft de ervaring dat boa's eerder aan hun lot worden
overgelaten nadat zij een wapenstok zijn gaan dragen. De ervaring is dat boa's er over het algemeen
van uit gaan dat de lokale basiseenheden hen blijven ondersteunen wanneer dat gevraagd wordt. Dit
punt is door middel van enquêtes ook op twee momenten aan boa's gevraagd. Ook zij geven consistent
aan dat de ondersteuning door de politie, zowel wat betreft praktische samenwerking als de reactietijd
38 Minister van Justitie en Veiligheid (2021), Voortgangsbrief boa's, 12 november 2021.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 42
bij incidenten niet veranderd is. Er zijn hierbij ook geen significante verschillen te melden tussen de
antwoorden van boa’s in pilotgemeenten of controlegemeenten.
Ook voor de samenwerking tussen boa’s en politieteams in bredere zin laten de ervaringen in de pilot
geen wezenlijke gevolgen zien van de invoering van de wapenstok. Wel brengen de reacties de al be-
staande patronen van samenwerking expliciet naar de oppervlakte. Werkgevers die in interviews zelf
aangeven dat deze samenwerking stroever verloopt, merken ook dat vanuit de lokale politieteams
kritisch naar de pilot wordt gekeken. Aan de andere kant, daar waar de samenwerking al jaren concre-
ter vorm heeft gekregen, bijvoorbeeld door het delen van een gebouw, gezamenlijke briefings, of er-
varing met gezamenlijke acties merken werkgevers juist eerder actieve steun, op organisatorisch, maar
vaak ook persoonlijk vlak voor boa's.
Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat zelfs al is er organisatorische steun uitgesproken, boa's in
diepte-interviews aangeven dat vooroordelen van de kant van de politie soms een succesvolle samen-
werking op operationeel niveau belemmeren. Zo geven boa's aan dat zij merken dat politieagenten
boa's niet altijd als volwaardige collega’s zien, al dan niet op basis van vooroordelen, ervaringen uit
het verleden, of soms ook op basis van onvolledige kennis van de taken en bevoegdheden van boa's
zoals vastgelegd in de beleidsregels. Sommige direct-toezichthouders geven in interviews aan zich be-
wust te zijn van zulke gevoeligheden, en zij zien een rol voor zichzelf om eventuele onbekendheid met
de taken en bevoegdheden van boa's verder te doen afnemen. Wel wijzen zij allereerst op de primaire
rol die de teamleider handhaving en teamchef bij de politie op dit vlak hebben. Ook onderschrijven zij
het belang hiervan, des te meer in gemeenten waar boa's in het kader van hun bestuursrechtelijke
bevoegdheden ook een expliciete signaleringsfunctie hebben ten aanzien van ondermijning, bijvoor-
beeld op het gebied van drugspanden, mensenhandel, en andere vormen van harde criminaliteit. Het
is dan cruciaal voor de wederzijdse verwachtingen dat zowel boa's als politie volledig op de hoogte zijn
wat een boa kan en mag.
Daarnaast zien we ook een ander risico in de praktijk, juist in gemeenten waar de basiseenheden van
de politie waardering hebben voor de professionaliteit van de lokale handhavingsorganisatie. In vrijwel
alle pilotgemeenten wijzen toezichthouders en gemeenten op de trend dat de politie in toenemende
mate inzet van handhavingsteams vraagt om capaciteitstekorten in de eigen teams op te vullen. In de
focusgroep met bestuurders erkennen burgemeesters daarbij dat zij, geconfronteerd met dergelijke
capaciteitstekorten zich voor het dilemma gesteld zien om bij bepaalde overtredingen over te gaan op
gedogen, of hier boa's op af te sturen, zelfs als men hier een grotere risico op incidenten verwacht.
Deze tendens is breder dan de pilots (zie ook hoofdstuk 1), en kan ook niet worden toegerekend aan
uitrusting met de korte wapenstok. Wel zijn er voorbeelden aan te wijzen, bijvoorbeeld in het soort
incidenten waarin de wapenstok is gebruikt (zie hoofdstuk 5), waar de uitrusting van boa's met de
korte wapenstok dit verder in de hand kan werken. Nadat boa's met de korte wapenstok mogen lopen,
staan zij daarmee ook ineens duidelijker op de kaart bij lokale politie-eenheden. Het risico bestaat
hiermee echter dat niet het handhavingsarrangement leidend voor inzet wordt, maar een capaciteits-
vraagstuk bij de politie. Ook om die reden wordt hier nogmaals het belang benadrukt van een goed
uitgewerkt handhavingsarrangement en voortdurend toezicht op de uitvoering hiervan.
Ondanks dat een meerderheid van werkgevers dit risico in interviews erkent, zien we geen bewijs dat
tijdens de pilot door dergelijke verzoeken de grenzen van inzet structureel verder zijn opgezocht. Wel
zijn er individuele gevallen gemeld waarin boa's in gezamenlijke acties met de politie de wapenstok
hebben ingezet (zie voor meer detail hoofdstuk 5). In deze gevallen is de politie dus al ter plaatse, maar
wordt toch ondersteuning gevraagd aan boa's met de wapenstok. Zo zijn er situaties waarin de politie
een park of een plein besloot ‘leeg te vegen’, in het kader van corona-handhaving. Ook al kan niet met
zekerheid worden vastgesteld hoe gehandeld zou zijn als de betrokken boa's geen wapenstok zouden
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 43
hebben gehad, werkgevers die een dergelijke casus hebben meegemaakt geven in interviews aan het
niet ondenkbaar te vinden dat men in dit geval (met wapenstok) toch eerder boa's om ondersteuning
heeft gevraagd.
Ook naar aanleiding van dergelijke ervaringen proberen direct-toezichthouders en handhavingsteams
consequent de grenzen van de bevoegdheden aan te geven. Eind 2021 kwam bijvoorbeeld bij een aan-
tal direct toezichthouders het verzoek vanuit politie-eenheden om boa's naast handhaving op overlast
ook voor bredere taken rondom vuurwerk in te zetten, omdat de politie zelf hier niet de ruimte voor
had. Direct toezichthouders hebben deze brede aanvragen afgekeurd, maar geven ook aan dat dit
soort aanvragen illustratief is voor de manier waarop in sommige politieteams naar boa's wordt geke-
ken. Dit benadrukt dan ook de duidelijke taak voor direct toezichthouders om het onderscheid in taken
onder de aandacht te blijven brengen. Werkgevers zelf geven aan dat zij een dergelijk onderscheid
goed kunnen maken, en zijn ook van mening dat boa's zelf dit ook goed kennen. Dit blijkt bijvoorbeeld
ook uit de bestaande protocollen die zijn afgesproken bij de meldkamer, en aangescherpt na individu-
ele incidenten.
Vrijwel alle vertegenwoordigers van arrondissementsparketten wijzen op de kwestie van het opvangen
van tekorten bij de politie door boa's met een korte wapenstok uit te rusten. Hier zijn alle overige
stakeholders het ook over eens. De pilot heeft niet als doel om het capaciteitstekort bij de politie op
te lossen door de inzet van boa's. Dit biedt ook geen steekhoudende beleidslogica om tot uitrusting
met de korte wapenstok over te gaan. Evenmin kan het als reden worden gezien worden om boa's niet
uit rusten met een korte wapenstok. Dit zou altijd moeten worden bezien vanuit de behoefte binnen
de taken die zij wel uit dienen te voeren. Het is vervolgens aan de burgemeesters, de ambtelijke hand-
havingsorganisaties en uiteindelijk ook aan de direct toezichthouder om erop toe te zien of boa's zich
binnen het afgesproken kader van taken blijven begeven.
In dat verband blijft aandacht voor de eigen inzet en bevoegdheden een belangrijk aandachtspunt,
met name voor handhavingsorganisaties zelf. Juist ook om tegemoet te komen aan de zorgen van toe-
zichthouders is er een noodzaak dat deze organisaties dit in de toekomst blijven monitoren, aan de
hand van gedetailleerde de-briefings van incidenten, waarin kritisch gereflecteerd wordt op individu-
eel gedrag, de situatie en inzet van eventuele geweldsmiddelen. Ook voor de politieorganisaties ligt
hier een taak, om de onderlinge samenwerking actief te bevorderen met daarbij elk aandacht voor de
eigen taak. Zo geeft één werkgever bijvoorbeeld aan hoe bij meldingen bewust een senior-boa inge-
schakeld om de aard van meldingen aan boa's vooraf te screenen. Ook wordt door een werkgever van
een andere gemeente gesuggereerd om een reguliere praktische gezamenlijke training met de basis-
eenheid op te zetten, om de beoogde complementaire samenwerking praktisch vorm te geven. Door
praktische training worden onduidelijkheden zichtbaar en kun je wederzijdse verwachtingen concreet
bijsturen. Als voorbeeld wordt bijvoorbeeld de voorbereiding genoemd voor gezamenlijke acties van
handhaving en politie, zoals in het kader van een zogeheten ‘donkere dagen offensief’.
3.7 Concluderend
In dit hoofdstuk zijn de ervaringen van de pilot op het systeemniveau verkend. Uitgangspunt voor aan-
sturing is dat dit gebeurt op basis van uitgewerkte en nageleefde samenwerkingsafspraken met de
politie en een degelijke onderbouwing van te verwachten veiligheidsrisico’s.
In de eerste plaats laat de evaluatie zien dat de meeste deelnemende gemeenten het belang van de
gevraagde randvoorwaarden, zoals een geformaliseerd handhavingsarrangement en analyse van vei-
ligheidsrisico’s onderkennen. In de voorbereiding op de pilot is hiervoor door de gemeenten actief
afgestemd met de direct-toezichthouders, hetgeen door gemeenten als positief is ervaren. Wel bleek
dat in sommige gemeenten de samenwerking met de politie niet in elke gemeente was geformaliseerd
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 44
in een handhavingsarrangement. De voorbereiding hiervan is tijdsintensief, maar zeker wanneer het
voorbereiden van deze documenten wordt gezien als kans om concreet de samenwerking en verant-
woordelijkheden van de partners opnieuw scherp te definiëren, kan dit als een belangrijke bouwsteen
dienen voor de samenwerking tussen handhavingsteams en politie, ongeacht of boa's in die gemeen-
ten met een wapenstok worden uitgerust of niet.
In de contacten tussen lokale driehoek, handhavingsteams, toezichthouders en ministerie blijkt wel
dat diverse stakeholders nog worstelen met hun rollen en verantwoordelijkheden, hetgeen met name
zichtbaar werd in de voorbereiding op de pilot en de aanvraagprocedure. Dit is verklaarbaar, gezien
het feit dat het boa-stelsel in de laatste jaren in constante beweging is geweest. Tijdens de uitvoering
van deze pilot zagen werkgevers zich voor praktische vragen geplaatst, waar toezichthouders soms
ook nog niet direct antwoorden op hadden. Op dit punt hadden sommige gemeenten meer begeleiding
van het ministerie verwacht, juist ook omdat hier de randvoorwaarden voor deelname aan de pilot
waren vastgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van het soort training of op te zetten overlegstructuren.
Voor het ministerie werd de preciezere invulling van dergelijke zaken echter juist gezien als een werk-
geversaangelegenheid, waarover dus ook geen aanvullende suggesties of centrale sturing wenselijk
zou zijn. Echter, het feit alleen dat bepaalde zaken een verantwoordelijkheid van lokale werkgevers
zijn, of door een lokale driehoek dienen te worden vastgesteld, doet niets af aan de wens van gemeen-
ten om over dergelijke zaken met andere gemeenten van gedachten te kunnen wisselen, te leren en
soms aanvullende sturing en richtlijnen te kunnen volgen. Dit punt komt al in eerdere onderzoeken
naar voren, bijvoorbeeld in een recente studie naar taken en arbeidsomstandigheden van boa's, en is
daarmee niet uniek voor deze evaluatie®®. In het licht van deze ervaringen kan worden geconcludeerd
dat de specifieke taakverdeling en verantwoordelijkheden van de diverse landelijke en lokale stakehol-
ders bij het toekennen van geweldsbevoegdheden aan boa's nog beter onder de aandacht dient te
worden gebracht. Dit kan op diverse manier worden vormgegeven. Een suggestie die hieraan bij kan
dragen is bijvoorbeeld het verder stimuleren van kennisontwikkeling en kennisdeling tussen lokale boa
werkgevers, bijvoorbeeld in samenwerking met het Expertisecentrum boa. Daarvoor kan nu actief wor-
den geput uit de specifieke interne ervaringen die in het kader van de pilot zijn opgedaan. Voor te
stellen is dat de gemeenten met de praktische ervaring van de pilot hier een voortrekkersrol kunnen
spelen.
Op basis van de ervaringen van boa's en hun werkgevers ten aanzien van de samenwerking met de
politie in de pilots zien we geen structurele verschuiving van taken als gevolg van uitrusting met de
wapenstok. Deze bevinding moet echter wel worden bezien tegen het feit dat er tijdens de pilot juist
zeer actief gestuurd en gemonitord wordt op de grenzen van inzet en taakgebieden door boa's. Gezien
de capaciteitstekorten bij de politie is het niet ondenkbaar dat zonder het strak bewaken van de ver-
schillende taken en functies in de toekomst toch vaker een beroep zal worden gedaan op boa's. Dit
benadrukt nog een keer het belang van uitgewerkte handhavingsarrangementen die als basis dienen
om de inzet op de diverse taakgebieden actief te kunnen blijven bewaken. Zeker wanneer boa's op
meer plaatsen of structureler worden uitgerust met een korte wapenstok is het daarom aan te bevelen
dergelijke sturing op eenzelfde strikte manier te blijven hanteren.
39 Abraham, A. & van Soomeren, P. (2020). Buitengewoon veilig Onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van
boa’s en de samenwerking met politie. Den Haag, Nederland: WODC
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 45
4 Onderzoeksresultaten op organisatieniveau
4,1 Uitgangspunten voor evaluatie
Dit hoofdstuk is gericht op de vraag op welke manier werkgevers boa's hebben ondersteund in de
uitvoering van hun taken, en meer in het bijzonder ten aanzien van het dragen van de korte wapenstok.
Daartoe hebben we op basis van literatuur en beleidscontext een aantal aspecten geformuleerd
waarop dergelijke ondersteuning beschreven en beschouwd kan worden. In het vervolg van dit hoofd-
stuk worden vervolgens de keuzes die de tien deelnemende gemeenten in het kader van de pilot heb-
ben gemaakt op die aspecten nader onderzocht.
e Allereerst kijken we naar keuzes ten aanzien van opleiding en training. De literatuur geeft con-
sistent aan dat er bij bewapeningskwesties expliciet en intensief aandacht dient te worden
besteed aan de training met dat wapen, maar vooral ook aan het oefenen in concrete situaties
en het bespreken van de bevindingen en het reflecteren op de opties die de situatie bood en
wat dat impliceert voor toekomstig handelen“? Aandacht voor de-escalatie in training vraagt
ook beter bewustzijn van ‘conflict asymmetrie’, dat wil zeggen het bewustzijn van eventuele
verschillen in perceptie tussen burgers en handhaving. Training dient bij te dragen aan het
voorkomen van onnodige verschillen in perceptie en het vermijden van te grote machtsaf-
stand“.
e Uitrusting is een belangrijke tweede factor die de evaluatie in kaart heeft gebracht, en dan
vooral hoe werkgevers hiermee om zijn gegaan. Studies geven het belang aan van de overige
uitrusting waarover de handhaver beschikt om ook inzet van de korte wapenstok te kunnen
duiden“.
e Ondersteuning door werkgevers aan personeel dient ook breder te worden gezien dan alleen
als uitrusting en opleiding. Een boa die weliswaar qua uitrusting voldoende is voorzien, maar
niet de ondersteuning heeft om vervolgens met incidenten om te gaan (juridisch, psycholo-
gisch) kan niet duurzaam effectief functioneren. De wijze waarop de organisatie procedures
heeft ingericht voor het registeren, analyseren en bespreken van geweldsincidenten en de na-
zorg die de organisatie daarvoor biedt dragen bij aan het vermogen van medewerkers om si-
tuaties te (leren) beheersen en de-escaleren.“
e Tot slot zal de pilot de feitelijke invulling in beeld moeten brengen van de lokale afspraken
over inzet en de manier waarop werkgever hierop sturen. De manier waarop boa's daadwer-
kelijk ingezet worden, naast de meer formele afspraken hierover, bepalen in grote mate de
context waarin boa's met de korte wapenstok zijn uitgerust.
Hiertoe zijn diverse methoden van dataverzameling in de evaluatie toegepast, zoals al gepresenteerd
in hoofdstuk 2. Voor de beantwoording van onderzoeksvragen die betrekking hebben op het organi-
satie niveau is gebruik gemaakt van documentstudie van zowel beleidsdocumenten als wetenschap-
pelijke literatuur, gegevens uit de online enquête met werkgevers en boa's, en interviews met diverse
40 Todak, N. (2017), De-Escalation in Police-Citizen Encounters: A Mixed Methods Study of a Misunderstood Policing Strat-
egy, dissertation Arizona State University
41 Ufkes, E.G., Giebels, E., Literatuurverkenning Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, Ministerie
Van BZK, Enschede 2014
% Cojean, S., Combalbert, N., & Taillandier-Schmitt, A. (2020). Psychological and sociological factors influencing police offic-
ers' decisions to use force: A systematic literature review. International Journal of Law and Psychiatry, 70.
43 Aarten, P., Buiskool, B. J., Hudepohl, M., Lakerveld, J.A., van, & Matthys, J. (2020). Agressie en geweld in het veiligheids-
veld.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 46
betrokkenen (beleidsmakers, bonden, landelijke vertegenwoordigers van OM, werkgevers in pilotge-
meenten en controlegemeenten, direct toezichthouders, toezichthouders, diepte-interviews met
boa's zelf, bestuurders en onafhankelijke experts). De resultaten zijn in het vervolg van dit hoofdstuk
gepresenteerd.
4.2 Voorwaarden ten aanzien van opleiding en training
Zoals al aangegeven in hoofdstuk 1, zijn een aantal trainingseisen gesteld waaraan de deelnemende
boa's zouden moeten voldoen. Daarbij roepen we in herinnering dat als landelijke voorwaarde was
gesteld dat boa's die worden uitgerust met een korte wapenstok een minimaal opleidingsniveau MBO-
3 (Handhaving, Toezicht en Veiligheid, HTV) met minimaal 1 jaar praktijkervaring zouden moeten heb-
ben.
Werkgevers onderkennen in interviews het belang van een degelijke opleidingsbasis voor hun perso-
neel. Vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten zijn het er in theorie over eens dat de 14-
daagse cursus boa steeds minder adequaat is om in de complexe realiteit van het vak van handhaving
te opereren. De eis van een afgeronde HTV-opleiding op MBO-3 niveau draagt bij aan de beoogde
professionaliseringsslag die in sommige gemeenten nog in volle gang is. In de meeste gemeenten geldt
dit ook als standaard eis bij het aantrekken van nieuwe krachten. In de praktijk blijken het daardoor
juist de jongere — en daarmee minder ervaren — handhavers die deze kwalificatie hebben, terwijl meer
ervaren handhavers deze kwalificatie vaker niet op zak hebben.
In één gemeente zou dit geleid hebben tot een situatie waarin dat de meest ervaren handhavers in het
team niet uitgerust zouden kunnen worden met de wapenstok. Dit vond de werkgever onwenselijk en
in antwoord hierop is door de direct toezichthouder maatwerk verleend, en heeft men praktijkervaring
zwaarder mee laten wegen, ten opzichte van alleen een afgeronde HTV-opleiding.
Om vergelijkbare redenen heeft een andere grote gemeente tijdens de pilot het minimumeisenpakket
verzwaard en alleen wapenstokken aangevraagd voor handhavers met minimaal 3 jaar praktijkerva-
ring. Leidinggevenden en boa's geven aan dat de ervaring met deze voorwaarde in principe goed is
geweest, maar dat tegelijkertijd erkend dient te worden dat ook dit onderscheid tot een wat arbitraire
tweedeling in het team kan leiden. Zeker als handhavers in de eerste plaats worden uitgerust met de
wapenstok voor de eigen veiligheid, leidt een dergelijk onderscheid tot vragen, en soms scheve gezich-
ten, zeker als men al ruim twee jaar straatervaring heeft. Men riskeert het signaal af te geven dat de
persoonlijke veiligheid pas na een aantal jaar ervaring kan worden gegarandeerd.
4.3 RTGB en her- en bijscholing
In aanvulling op de minimum opleidingseisen stelt de pilot ook certificering conform de Regeling voor
Toetsing Geweldsbeheersing (RTGB) vereisten als eis. Voor gebruik van de wapenstok gaat dit om
RTGB-4, waarbinnen aandacht is voor de theorie van geweldsbeheersing, praktische technieken, aan-
gevuld met praktisch gebruik van de korte wapenstok. Deze (aanvullende) training diende te zijn afge-
rond voor de start van de lokale pilot en de uitreiking van aktes en wapenstokken. Op dit vlak zijn dan
ook geen verschillen geconstateerd tussen de deelnemende gemeenten.
Naast RTGB-4 wordt echter in de voorwaarden voor deelname ook verwezen naar de verplichting tot
praktijkgerichte bijscholing in de beginselen van professionaliteit, bekwaamheid, proportionaliteit,
subsidiariteit en de-escalerend optreden. De mate waarin en het niveau van detail waarop hieraan
invulling is gegeven varieert wel. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen gemeenten in de manier waarop
werk wordt gemaakt van de permanente her- en bijscholing en relevante aanvullende trainingen. Zo
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 47
is er een groep van drie gemeenten waarin boa's op RTGB4 zijn getraind en gecertificeerd, in de eerste
plaats om zo aan de voorwaarde van de pilot te voldoen.
In twee gemeenten werd al training op RTGB-niveau 4 of hoger aangeboden, bijvoorbeeld om zo de
organisatie klaar te hebben om een reguliere aanvraag voor uitrusting met de korte wapenstok te kun-
nen doen. In Zuidwest Friesland is bijvoorbeeld al in 2020 geïnvesteerd in dergelijke training. Hier werd
beoogd boa's op een vergelijkbaar niveau als de politie te hebben. Binnen een dergelijke training werd
theorie aangevuld met praktijkgerichte evaluaties van incidenten met behulp van bodycam beelden
en het naspelen van scenario’s. Doel van deze bredere en continue professionalisering is dat specifieke
(sociale) competenties worden opgebouwd en behouden. Dit brengt met zich mee dat vervolgens bin-
nen de pilot minder daarop aanvullende trainingsprogramma’s nodig waren.
In een derde groep van vijf gemeenten bleek dat deelname aan de pilot tot een herijking van het trai-
ningsaanbod heeft geleid. Hoorn en Velsen hebben bijvoorbeeld doelbewust ingezet op aanvullende
trainingen, zoals op het gebied van gesprekstechnieken, conflictbeheersing, weerbaarheid en de-esca-
latie. Dergelijke aanvullende trainingen zijn bewust aangeboden om te benadrukken dat de toevoeging
van de korte wapenstok in de uitrusting slechts één van de aanwezige instrumenten is, en dat men van
boa's in de eerste plaats verwacht het reguliere instrumentarium verbeterd toe te passen. In Capelle
is in voorbereiding op de pilot ook een aanvullende werksessie georganiseerd door de werkgever.
Daarbij is met concrete oefencasussen gewerkt om duidelijk te maken in welke (beperkte) mate de
wapenstok eigenlijk ingezet kan en moet worden. In Valkenburg wordt aanvullende training georgani-
seerd samen met de gemeente Maastricht, waar boa's al standaard zijn uitgerust met de wapenstok,
dus waar men ook in de praktijk kan leren van collega’s. In Zoetermeer is naast aandacht voor (de-
jescalatie juist ook aandacht besteed aan de juridische aspecten van gebruik van de wapenstok. De
basis daarvan wordt weliswaar al aangeboden in RTGB-4, maar in Zoetermeer is daar bewust extra
aandacht aan besteed om ook de strafrechtelijke gevolgen van buitenproportioneel of onrechtmatig
gebruik te benadrukken.
Uit gesprekken met werkgevers blijkt dat gemeenten die al buiten de pilot om een breder aanbod van
trainingsprogramma’s aanboden, ook explicieter hebben gewerkt aan bewustwording van hun boa's
dat uitrusting met de wapenstok niet betekent dat gebruik ervan normaal wordt. Juist omdat men
ervan uitgaat dat deze boa's al over aanvullende vaardigheden beschikken wordt het gebruik van de
wapenstok door boa's gezien als laatste redmiddel, alleen voor het geval dat alle andere methoden
tekortschieten. Dit betekent ook dat boa's die de wapenstok gebruiken in deze contexten wat uit te
leggen hebben.
Figuur 3 hieronder wijst op lichte verschillen in tevredenheid met de training, zoals aangeboden aan
dragers van de korte wapenstok in pilotgemeenten. Een eerste inventarisatie suggereert dat deze te-
vredenheid in zekere mate samenhangt met de lengte van de aangeboden training (zoals gerappor-
teerd door werkgevers).
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 48
Figuur 3 Beoordeling door boa’s van aangeboden training
Lengte van / oordeel over training voor gebruik
wapenstok
Velsen (35 uur)
Hoorn (ca. 50* uur)
Capelle (4 uur)
Zoetermeer (24 uur)
Valkenburg (24 uur)
SW Fryslan (34 uur)
Amsterdam (16 uur)
Alkmaar (4 uur)
Leeuwarden (4 uur)
Zandvoort (8 uur)
0% 20% 40% 60% 80% 100%
m Zeer goede voorbereiding op praktijk B Goede voorbereiding op praktijk
m Matige voorbereiding op praktijk B Onvoldoende voorbereiding op praktijk
m Weet niet
Bron: resultaten online enquête onder boa's, april 2021
In Alkmaar, Leeuwarden en Zandvoort, waar werkgevers aangeven tussen de 4-8 uur training in ge-
bruik van de wapenstok te hebben verzorgd, zijn boa's minder tevreden over de voorbereiding op de
praktijk, dan in gemeenten waar langere trainingen zijn georganiseerd. Een uitzondering hierin is Ca-
pelle. Hier is waardering voor de training door boa's relatief hoog, ondanks de korte trainingsduur. Dit
moet dan ook worden bezien in het licht van de aanvullende werksessies in de voorbereidingsfase en
tijdens de pilot, die echter niet als formele training zijn aangemerkt. Gesprekken met boa's en met
werkgevers laten zien dat juist de praktische ervaringen in dergelijke werksessies, liefst gebaseerd op
concrete gevallen, die zich in de gemeente hebben voorgedaan, soms nagespeeld met een acteur de
beste voorbereiding en bijscholing bieden voor toekomstige inzet. Dit biedt een mogelijkheid ook bin-
nen een handhavingsteam een kritische reflectie te stimuleren op het eigen optreden en dat van col-
lega's.
4,4 Juridische aspecten: aansprakelijkheid
Een ander aspect van ondersteuning betreft de zorg voor afspraken en regels ten aanzien van de aan-
sprakelijkheid van de boa's bij inzet van de wapenstok en ook de aansprakelijkheid van de werkgever
in dergelijke gevallen.
Ondanks dat deze problematiek in principe voor alle gemeenten geldt, zien we grote verschillen in
manier waarop verschillende gemeenten hiermee zijn omgegaan. Een belangrijke factor blijkt de mate
waarin de direct-toezichthouder het belang hiervan bij de werkgevers heeft benadrukt. In Zoetermeer
is bijvoorbeeld in een specifieke werkgroep met direct-toezichthouder en vertegenwoordigers van het
OM kritisch gekeken naar de eventuele juridische bezwaren, mogelijke gevolgen en manieren om hier
proactief op te reageren. Te denken valt naast een schadeverzekering bijvoorbeeld ook aan het be-
schikbaar hebben van juridische bijstand, maar ook aan psychologische hulp op afroep. Ook in Capelle
is hiertoe een volledige review gedaan om er zeker van te zijn dat de juiste verzekeringen en eventuele
juridische bijstand geborgd zijn.
In een aantal andere gemeenten lijken aansprakelijkheidsvraagstukken rondom de eventuele inzet van
de wapenstok betrokkenen minder te hebben beziggehouden. Er zijn gemeenten waar nog overlegd is
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 49
met een juridische afdeling over schadeverzekeringen, maar er zijn ook gevallen waar men er simpel-
weg vanuit is gegaan dat de huidige verzekeringen en aanpak afdoende zouden zijn. Er zijn daarnaast
voorbeelden waarin de betrokken beleidsmedewerkers in interviews aangeven dat men hier geen aan-
vullende stappen op ondernomen heeft omdat het ‘slechts een pilot’ betreft.
Ondanks dat het hier een lokale werkgeversverantwoordelijkheid betreft, geven gemeenten in de pilot
aan op dit vlak behoefte te hebben gehad aan meer sturing, in de vorm van een briefing of checklist,
of zelfs aanvullende randvoorwaarden waaraan had moeten worden voldaan. Ook controlegemeenten
die in het kader van de evaluatie zijn geïnterviewd geven aan dat dergelijke aansprakelijkheidsvraag-
stukken, en het risico op schadeclaims, een rol hebben gespeeld bij het al dan niet indienen van een
aanvraag voor deelname aan de pilot. Leren van praktische ervaringen van collega’s elders in het land
kan daarvoor ook een alternatief zijn. Gemeenten die zich over dit vraagstuk hebben gebogen tijdens
de pilot hebben het gevoel gehad dat ze zelf het wiel aan het uitvinden zijn geweest. Er is weliswaar in
toenemende mate aandacht voor kennisdeling, maar hier lijkt meer mogelijk. Zo zijn recent in meer
algemene zin al stappen gezet met de oprichting van het boa-expertisecentrum van het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in september 2020. Dat Centrum is aangemerkt als platform
waar onder meer werkgevers vragen en ervaringen kunnen uitwisselen“. Dit platform heeft geen rol
gespeeld in de pilot, maar zou dat eventueel wel kunnen doen in de toekomst, bijvoorbeeld door veel-
gestelde vragen over de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden, gehanteerde cri-
teria en lokale overwegingen ten aanzien van lokale beleidskeuzes rond (de bewapening van) boa's in
kaart te brengen.
4,5 Uitrusting
De aanvraagdocumenten van de tien pilotgemeenten laten zien dat wat uitrusting betreft geen feite-
lijke verschillen bestaan tussen de deelnemende gemeenten; bij het begin van de pilot rustten alle
deelnemende gemeenten hun boa’s uit met steekwerende vesten, handboeien, en bodycams. Wel zit
er een verschil in de voorgeschiedenis; in Alkmaar, Capelle en Valkenburg zijn boa's hiermee al voor
2019 uitgerust, terwijl in Zoetermeer boa’s sinds 2021 uitgerust zijn met de bodycam. De andere zes
pilotgemeenten hebben de bodycam in de tussenliggende periode ingevoerd.
In de enquêtes wordt door handhavers en hun leidinggevenden het belang van deze pilot erkend. Zij
zien dit als effectieve aanvulling op hun uitrusting, juist ook in de uitvoering van de pilot. Diverse lokale
evaluaties van invoering van de bodycam in de afgelopen jaren wijzen op een overwegend de-escale-
rend effect”. Dit is voor de pilot in die zin van belang dat een boa met een bodycam mogelijk minder
vaak de noodzaak zal zien om te escaleren op de geweldsladder, en dan bijvoorbeeld dus ook de korte
wapenstok niet hoeft te gebruiken.
In het kader van deze pilot kan verder nog opgemerkt worden dat de bodycam ook op een andere
manier een relevante toevoeging kan zijn bij gebruik van de korte wapenstok. Dit is met name door de
manier waarop deze het mogelijk maakt beelden terug te kijken, te analyseren en hier lessen uit te
trekken. In alle gemeenten zijn boa's geïnstrueerd om bij opschalen op de geweldsladder ook de bo-
dycam te activeren. Afhankelijk van hoe hier in het kader van privacywetgeving mee om wordt gegaan,
kunnen opnames dan niet alleen worden gebruikt als input voor een (direct-)toezichthouder om de
rechtmatigheid van inzet te beoordelen, maar ook om te gebruiken als input voor de professionele
ontwikkeling van boa's. In Zuidwest Friesland wordt bijvoorbeeld verwezen naar de rol van beelden
44 Zie: https://boa-expertisecentrum.nl/
45 Zie bijvoorbeeld een hele reeks aan evaluaties uitgevoerd door Sander Flight: https://sanderflight.nl/handhavers-met-
bodycams/
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 50
van de bodycams voor evaluaties van incidenten en het naspelen van scenario’s in het kader van per-
manente her- en bijscholing.
4.6 Sturen op taken/ inzet
Hoofdstuk 1 heeft al laten zien hoe de kaders waarbinnen boa's in domein | opereren zijn afgebakend
door het leefbaarheidscriterium. De deelnemende gemeenten hebben de specifiekere taakverdeling
met de politie in handhavingsarrangementen vastgelegd. Deze taakafbakening vormt het kader waar-
binnen de korte wapenstok kan worden ingezet. Het lokale karakter van de toegekende prioriteiten in
domein | vraagt om een nadere analyse om inzicht te krijgen in de hieraan gerelateerde besluitvorming
over inzet van boa's. Verderop in deze evaluatie zien we bijvoorbeeld hoe verschillen in handhavings-
taken directe gevolgen hebben voor het veiligheidsgevoel, de opstelling van een boa in een eventuele
risicosituatie en uiteindelijk de keuze voor mogelijk gebruik van de wapenstok. Boa's die worden inge-
zet als parkeerwachter maken een andere risicoanalyse en hebben een andere veiligheidsbeleving in
hun vak, dan boa's die dagelijks handhaven op overlast door groepen jeugd.
Allereerst hebben we boa's gevraagd de risico's van de diverse taakgebieden waarop zij worden inge-
zet in te schatten. Daarbij maken we een onderscheid in de beantwoording door boa's die in de pilot-
gemeenten zijn uitgerust met een wapenstok en boa's in die gemeenten die dat niet zijn (niet-dragers),
en boa’s in controlegemeenten, die dus per definitie ook niet zijn uitgerust met een korte wapenstok’®.
Ongeacht het soort gemeente, of al dan niet dragen van de korte wapenstok, laat tabel 1 daarbij zien
dat boa's consequent bedrijvigheid als het minst risicovolle gebied beschouwen (21% van alle respon-
denten kent dit een hoger risico toe), en de gebieden jeugd (91%) en integriteit (90%) als de meest
risicovolle gebieden. Hierin zien we nog een statistisch significant verschil tussen de risicowaardering
door boa's in controlegemeenten op gebieden bedrijvigheid (significant lager: 12%), fysieke veiligheid
(significant hoger, 69%), en integriteit (significant lager, 79%).
Tabel 2 Risico inschatting per taakgebied
Je HOGER RISICO DRAGER NIET-DRAGER CONTROLE TOTAAL
WAPENSTOK GEMEENTE
WOON- EN LEEFOMGEVING 61% 67% 62% 62%
BEDRIJVIGHEID* 20% 33% 12% 21%
JEUGD 94% 91% 85% 91%
FYSIEKE VEILIGHEID* 47% 53% 69% 54%
INTEGRITEIT* 93% 93% 79% 90%
“VERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN SIGNIFICANT BIJ P<.05 (PEARSON CHI KWADRAAT) |
Bron: resultaten online enquête onder boa's, april 2021
Dit zijn belangrijke verschillen, omdat werkgevers expliciet een risicoanalyse dienen te maken bij inzet
van boa's met een korte wapenstok in het kader van de pilot. In hun veiligheidsplan dienen werkgevers
aan te geven op welke gebieden boa's worden ingezet, en hoe hierbij de risico’s kunnen worden afge-
dekt. De aanvraagdocumenten voor de pilot van deelnemers bieden hiervoor een eerste houvast, al
geven ze weinig inzicht in de specifieke prioritering per taakgebied, die aanzienlijk kan verschillen per
gemeente. In aanvulling daarop is aan zowel werkgevers, als aan boa's zelf gevraagd om aan te geven
46 Respondenten zijn toegewezen aan deze drie categorieën op basis van de deelnemerslijsten waarop aangegeven staat
welke boa's wel en niet zijn uitgerust met de korte wapenstok.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 51
op welke handhavingsterreinen boa's daadwerkelijk worden ingezet. Tabel 2 laat hierop inderdaad
relevante verschillen zien tussen pilotgemeenten en controlegemeenten.
Tabel 3 Mate van inzet — prioriteit per handhavingsterrein
% UITZONDERLIJK/ AANZIENLIJK DRAGER NIET-DRAGER CONTROLE TOTAAL
DEEL VAN HET WERK WAPENSTOK GEMEENTE
WOON- EN LEEFOMGEVING 69% 67% 76% 70%
BEDRIJVIGHEID 22% 31% 19% 24%
JEUGD* 76% 60% 60% 69%
FYSIEKE VEILIGHEID* 58% 63% 81% 64%
INTEGRITEIT 43% 48% 38% 43%
“VERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN SIGNIFICANT BIJ P<.05 (PEARSON CHI KWADRAAT) |
Bron: resultaten online enquête onder boa's, april 2021
Allereerst laat tabel 2 zien dat boa's in controlegemeenten aangeven vaker actief te zijn op het terrein
van fysieke veiligheid (parkeren, afval, groen) in vergelijking tot de pilotgemeenten (81% besteedt een
aanzienlijk deel, of groter deel van de werkzaamheden aan dit terrein, tegenover 58% en 63% in pilot-
gemeenten voor respectievelijk dragers en niet-dragers van de wapenstok). In de pilotgemeenten laat
de tabel juist zien dat dragers van de wapenstok aangeven vaker actief te zijn op het relatief risicovol-
lere gebied van jeugd. We benadrukken dat het hier gaat om de perceptie van boa's zelf, al zien we dit
ook bevestigd door werkgevers in de werkgeversenquête en in interviews. Dit is met name te herleiden
tot het feit dat de meest ervaren boa's in de handhavingsteams (die over het algemeen zijn uitgerust
met de wapenstok in deelnemende gemeenten) vaker worden ingezet voor jeugdproblematiek. Boa's
met minder dan een jaar werkervaring, die dus ook niet bevoegd zijn voor de wapenstok worden min-
der vaak op dit soort meldingen ingezet.
Ondanks dat het leefbaarheidscriterium in theorie een duidelijk afbakening biedt van de taken en ver-
antwoordelijkheden van boa's, blijkt een dergelijk onderscheid in de praktijk vaak lastiger. Dit criterium
wordt niet in alle gevallen op eenzelfde manier geïnterpreteerd. In de praktijk is het immers de lokale
werkgever die de grenzen van de taken vaststelt.
De rol van boa's bij de handhaving van corona-regels is hiervan wellicht een goed voorbeeld. Daarbij
hebben boa’s in diverse gemeenten zij-aan-zij met de politie parken en pleinen ‘leeggeruimd’ (zie
hoofdstuk 1.7). Ook al betreft dit een tijdelijke situatie, het past wel in een trend die boa-werkgevers,
bonden en het ministerie ook in bredere zin signaleren. Deze trend wordt verder versterkt door een
capaciteitsprobleem bij de politie, waar met name door boa-werkgevers in perifere gemeenten aan
wordt gerefereerd. In de praktijk betekent dit dat boa's in toenemende mate ingezet worden voor
taken, die steeds minder met de traditionele toezicht-taken als parkeren, plantsoenbeheer en vergun-
ningen te doen hebben, en steeds meer in de richting van handhaving op openbare orde opschuiven.
In de enquête onder boa's is daarom gevraagd in hoeverre boa's zelf de indruk hadden dat zij strikt op
het terrein van leefbaarheid zijn ingezet. Een ruime meerderheid van boa's geeft aan dat hun taken
regelmatig niet binnen de strikte criteria van leefbaarheid vallen. Hier zien we overigens geen noe-
menswaardige verschillen tussen controlegemeenten en pilotgemeenten, noch tussen de dragers en
niet-dragers van de wapenstok in de pilotgemeenten. Dit bevestigt nogmaals een bredere landelijke
trend waar in hoofdstuk 1 al aan is gerefereerd. Wel tekenen we daarbij aan dat dit niet altijd betekent
dat dergelijke gevallen gevaarlijker zijn. Desgevraagd geeft een ruime meerderheid van boa's bijvoor-
beeld aan dat ze zelden tot nooit naar meldingen worden gestuurd waar zij liever niet op af zouden
gaan.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 52
Figuur 4 Oordeel over grenzen eigen taken
Inschatting eigen taken
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
5E Drager NC |
TEE Nietdrager T+
56
“et Contde MEE 22}
nm nnn
Es E53 Nietdrager A >
EE ES contre EN _ 3]
oo a
m Altijd B Meestal B Soms m Zelden ml Nooit ONiet van toepassing
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
4.7 Concluderend
Door de verschillen in kaart te brengen in de verleende ondersteuning door werkgevers aan boa's ten
aanzien van het dragen van de korte wapenstok, is in dit hoofdstuk geprobeerd lessen te trekken waar-
van in de toekomst ook andere gemeenten kunnen profiteren.
Allereerst zien we bij de ervaringen met opleiding en training het belang van lokaal maatwerk. Een te
rigide opvatting van de minimale opleidingseisen kan tot onwenselijke situaties leiden waarin juist de
meer ervaren handhavers vaker niet voldoen aan de eisen. Het is dan ook aan te bevelen dergelijke
lokale afwegingen mogelijk te (blijven) maken. Als toch wordt vastgehouden aan een hardere lande-
lijke eis, kan in ieder geval ruimte worden geboden om door middel van competentie-assessments, of
meer formeel de erkenning van eerder verworven competenties (EVC-procedures), ook meer ervaren
krachten te erkennen en in te zetten op hun professionele niveau. Ten aanzien van de minimale eisen
van één jaar praktijkervaring zien we het tegenovergestelde, met één gemeente waarin die eis opge-
rekt naar drie jaar. De ervaringen hiermee zijn echter gemengd, omdat hiermee een aanzienlijk deel
van het handhavingsteam werd uitgesloten. Voor andere gemeenten kan een dergelijke eis er zelfs toe
leiden dat grote delen van de handhavingsteams niet met een wapenstok zouden kunnen worden uit-
gerust. In dat licht lijkt een minimum van één jaar, met de mogelijkheid van aanvullende lokale eisen
het meest werkbaar.
Een les die uit de verschillende aanpakken kan worden getrokken is het belang van praktijkoefening in
het niet-gebruiken van de wapenstok. Daar waar de verplichte RTGB-4 certificering toch met name
gaat over hoe de wapenstok gebruikt dient te worden, zijn er goede gronden om ook aanvullende
training aan te bieden (al dan niet verplicht), waarin op theoretisch, maar juist ook op praktisch niveau
aandacht wordt besteed aan de-escalerend optreden. Hierin zijn de voorbeelden van gemeenten die
aanvullende training proactief en in goed overleg met de toezichthouders hebben vormgegeven een
goede inspiratie voor andere gemeenten. Een dergelijke training dient behalve aan de bestaande RTGB
eisen ook aandacht te besteden zaken als gesprekstechnieken en conflictbeheersing.
Het is aan te bevelen om in de voorgenomen regeling actieve kennisdeling op dit vlak mogelijk te ma-
ken. Daarnaast lijkt er behoefte aan kennisdeling op het gebied van vraagstukken van aansprakelijk-
heid. In geen van de incidenten of ervaringen hebben aansprakelijkheidsvraagstukken een rol hoeven
spelen. Toch maakt dit deze vraagstukken niet minder urgent, juist wanneer de mogelijkheden voor
lokale besluitvorming worden verruimd. Uit gesprekken met werkgevers blijkt dat dit taaie materie
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 53
wordt gevonden, die een gedegen en intensieve afstemming vragen tussen toezichthouders en de
werkgever en waarbij de betrokken beleidsmedewerkers ook hun juridische afdeling zullen moeten
inschakelen. Het leren van praktische ervaringen van collega’s elders in het land kan dan een efficiënt
alternatief zijn. Hiervoor kunnen verschillende wegen overwogen worden waarlangs dit gestimuleerd
kan worden. Zo kan het boa-expertisecentrum van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veilig-
heid (CCV) een forum bieden waar werkgevers vragen en ervaringen kunnen uitwisselen“. Dit platform
heeft geen rol gespeeld in de pilot, maar zou dat eventueel wel kunnen doen in de toekomst, bijvoor-
beeld door veelgestelde vragen over de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden,
gehanteerde criteria en lokale overwegingen ten aanzien van lokale beleidskeuzes rond (de bewape-
ning van) boa’s in kaart te brengen.
Ook kan overwogen worden dit vanaf nationaal niveau verder te faciliteren, door een samenwerking
te stimuleren tussen gemeenten, bijvoorbeeld via VNG (waar mogelijk met specifieke deelname van
deelnemers in de pilot), de nationale stuurgroep boa's bij de politie, eventueel aangevuld door OM en
het ministerie. Mogelijk kan ook de op te richten adviescommissie voor de toerusting van boa’s hierin
ook een rol spelen“®.
Een dergelijk informatiepunt kan bijdragen aan het expliciteren van de diverse verantwoordelijkheden
van de ketenpartners, en daarnaast ook fungeren als plek waar aanpakken en good practices gedeeld
kunnen worden. Mogelijk kunnen bestaande aanpakken van de VNG als inspiratie hiertoe dienen. Zo
heeft de VNG bijvoorbeeld ook diverse modelverordeningen voor lokale bevoegdheden ontwikkeld
(denk aan APVs, of ten aanzien van gemeentelijke belastingen). Deze zijn opgesteld opdat lokale auto-
riteiten niet het wiel opnieuw hoeven uit te vinden, maar kunnen voortbouwen op bestaande sugges-
ties en modellen.
Door aan de hand van videobeelden incidenten in de gemeentelijke handhavingsteams te bespreken,
en gezamenlijk te analyseren kan een onmisbare bijdrage geleverd worden aan het leertraject van
boa's, juist ook wanneer zij niet dagelijks met geweld te maken hebben. De bodycam kan een belang-
rijke bijdrage leveren aan de correcte toepassing van de korte wapenstok. Het zou het overwegen
waard zijn uitrusting met de bodycam op te nemen als aanbeveling, of voorwaarde voor het toekennen
van de wapenstok.
47 Zie: https://boa-expertisecentrum.nl/
#8 Zie hiervoor de recente voortgangsbrief boa's november 2021 (12 november 2021)
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 54
5 Onderzoeksresultaten van inzet van de wapenstok bij incidenten
51 Uitgangspunten voor evaluatie
Dit hoofdstuk gaat specifieker in op de ervaringen in de pilot met de daadwerkelijk inzet van de wa-
penstok, waarvoor specifiek naar individuele incidenten is gekeken. Deze worden geanalyseerd op ba-
sis van verwachtingen in de beleidstheorie. Daarbij hebben we in het bijzonder aandacht voor be-
paalde zorgen die met name bij toezichthouders leven. In deze sectie gaan we hier kort op in, waarna
we deze punten van aandacht tegen de ervaringen in de pilot afzetten.
e Allereerst bestaan er twijfels over de mate waarin een wapen überhaupt past bij de taakuitvoe-
ring van boa's in domein |. Met name de toezichthouders stellen zich op de positie dat boa's in
het licht van de huidige wetgeving en beleidsregels altijd een stap terug dienen te doen en as-
sistentie van de politie moeten inroepen. Als dit de norm is, zo wordt geredeneerd, zou men
simpelweg geen wapen nodig hebben voor uitvoering van de taken. Daarmee is het allereerst
van belang om duidelijk in kaart te brengen in wat voor situaties de korte wapenstok wordt
ingezet en in hoeverre dit strookt met de toegekende taken en bevoegdheden.
e Een andere reden tot zorg bij toezichthouders houdt verband met de complexiteit van het hui-
dige handhavingsstelsel. Doordat er geen wettelijke basis is voor het gebruik van een korte wa-
penstok als verdedigingsmiddel (bijvoorbeeld om zich uit een geweldssituatie te bevrijden), wij-
zen toezichthouders op het risico van onrechtmatige inzet, met alle mogelijke (strafrechtelijke)
gevolgen van dien. Dit vraagt om in de pilot een breder beeld te vormen van de wijze waarop
de korte wapenstok is ingezet, en hoeverre dit door toezichthouders als rechtmatig is beoor-
deeld.
e Ook als men de rechtmatigheid en toegevoegde waarde erkent van bewapening als bijdrage om
uit de hand gelopen situaties onder controle te brengen, blijven voor sommige (direct) toezicht-
houders redenen overeind om te twijfelen aan de effectiviteit van de korte wapenstok om een
de-escalerende bijdrage te leveren. In dat verband wordt met name verwezen naar de ervarin-
gen van de politie met dezelfde wapenstokken, voordat zij uitgerust werden met de uitschuif-
bare wapenstok. Politiemensen gaven aan dat de stok te kort is om mensen op afstand te hou-
den“® en te weinig gezag uitstraalt om een preventieve werking te kunnen hebben”. Deze be-
vindingen kunnen echter niet zomaar van toepassing worden verklaard op het werk van boa's.
Allereerst komt de politie per definitie met andere gevallen in aanraking, niet in de laatste plaats
omdat hen wordt gevraagd in alle gevallen een stap naar voren te doen, terwijl van boa's juist
terughoudendheid wordt verlangd. Daarnaast hebben politiemensen ook andere middelen tot
hun beschikking, waardoor zij ook anders aankijken tegen de mogelijkheden van de korte wa-
penstok. Ook al hebben we in de pilot geen basis om hier structurele en algemeen geldende
uitspraken over te doen voor boa's, we kunnen wel in elk van de gevallen dat de wapenstok is
ingezet in de pilot reconstrueren welk verschil de wapenstok heeft gemaakt.
e Tot slot wijzen toezichthouders op de mogelijkheid dat de invoering van de korte wapenstok bij
kan dragen aan een negatieve geweldsspiraal op straat (wapenwedloop), waarbij burgers (denk
aan groepen jeugd, of verwarde personen) ook eerder wapens aan zullen wenden als zij aange-
sproken worden door boa's met een korte wapenstok. Hier bestaat een basis voor in de acade-
mische literatuur, die laat zien dat de aanwezigheid van extra wapens ter verdediging niet altijd
29 Kruize, P, & Gruter, P. (2012). Politiële bewapening in perspectief.
50 yan der Meulen, S.; Bromlewe, E.; Timmer, J.S. (2013). De uitschuifbare wapenstok in de basispolitiezorg. Evaluatie van de
proef met de uitschuifbare wapenstok bij de politie in Zwolle en Deventer. Windesheim
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 55
positieve gevolgen heeft voor de persoonlijk veiligheid van ambtenaren”! of de algemene veilig-
heid op straat”. De zichtbare aanwezigheid van een wapen kan extra agressie uitlokken, en
daarmee eerder tot meer incidenten leiden dan tot minder; in een gedegen experimentele stu-
die in Engeland en Wales is bijvoorbeeld aangetoond dat het zichtbaar dragen van een taser ook
leidt tot meer agressieve bejegening en meer gewelddadige incidenten®* Een dergelijk experi-
menteel design kon niet worden gerepliceerd in de context van de huidige korte wapenstok,
waardoor geen uitspraken gedaan kunnen worden over de mate waarin de korte wapenstok tot
meer of minder incidenten heeft geleid. Wel wordt in de evaluatie getracht op basis van de ge-
rapporteerde individuele incidenten een beter begrip te krijgen van de rol die de korte wapen-
stok in het verloop van elk van de gerapporteerde incidenten heeft gespeeld.
De analyse van bevindingen om bovenstaande verwachtingen te kunnen toetsen worden mogelijk ge-
maakt door een triangulatie van uitkomsten van diverse methoden van dataverzameling. Voor de be-
antwoording van onderzoeksvragen die betrekking hebben op het incident niveau is gebruik gemaakt
van documentstudie van wetenschappelijke literatuur, registratiegegevens uit gemeenten ten aanzien
van gemelde incidenten, gegevens uit de online enquête met werkgevers en boa's, en interviews met
diverse betrokkenen (werkgevers in pilotgemeenten, direct toezichthouders, toezichthouders, en
diepte-interviews met boa's zelf). De resultaten van dataverzameling zijn in het vervolg van dit hoofd-
stuk gepresenteerd.
5.2 Gebruik van de wapenstok
Op basis van de incidentenregistratie die boa's zelf na afloop van een incident bij hun werkgever doen,
is in de evaluatie nagegaan op welke manier de wapenstok een verschil heeft gemaakt in de dagelijkse
praktijk van boa's in de pilotgemeenten. Zo werd een beter inzicht verkregen in het soort situaties
waar handhavers mee te maken krijgen, zowel in de manier van inzet, als ook in de eventuele gevolgen
ervan. Zoals al aangegeven is gemeenten gevraagd niet alleen het aantal gevallen waarin handhavers
de wapenstok hebben ingezet bij te houden, maar ook wanneer zij hebben gedreigd de wapenstok in
te zetten, maar dit uiteindelijk niet hebben gedaan. Wanneer we kijken naar de inzet van de korte
wapenstok kunnen we verschillende vormen onderscheiden. Zo kan een handhaver de korte wapen-
stok op een offensieve manier inzetten, bijvoorbeeld door op specifieke drukpunten, ledematen en/of
schouders te slaan. Meer defensief kan een handhaver een eventuele belager pogen af te weren door
middel van porren. Tot slot kan de wapenstok als hulpmiddel worden aangewend ter fixering van een
verdachte bij aanhouding.
In 2021 is in de tien pilotgemeenten een totaal van 61 keer gebruik van de korte wapenstok gerappor-
teerd, waarvan 59 keer tegen een persoon®*. Een eerste analyse van de meldingen van gebruik van de
korte wapenstok wijzen op een zeer terughoudend gebruik van de korte wapenstok. Elke van deze
meldingen betreffen één boa; het is mogelijk dat in sommige gevallen meerdere meldingen op het-
zelfde incident betrekking hebben?®®. Als we Amsterdam buiten beschouwing laten, zijn per individuele
“1Farmer, C, Evans, R‚ (2020), Does arming police increase safety? Preliminary findings, Violence and Gender, Vol. 7 Nr 2,
2020
52 Arian, Megan, (2020), Public safety: disarming police in the united states.
53 Ariel, B, Lawes, D., Weinborn, C., Henry, R., Chen, K., & Brants Sabo, H. (2019). The “less-than-lethal weapons effect” —
introducing TASERs to routine police operations in England and Wales: A randomized controlled trial. Criminal justice and
behavior, 46(2), 280-300
54 Twee gemelde gevallen betreffen een tik op een autoruit, zonder dat dit het verloop van de situatie verder beïnvloedde.
Deze gevallen zijn verder in dit rapport buiten beschouwing gelaten.
ss De beschrijvingen van incidenten is niet altijd voldoende gedetailleerd om met zekerheid vast te stellen welke meldingen
bij welke incidenten horen. Om die reden rapporteren we alleen het aantal meldingen van gebruik door individuele boa's.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 56
gemeente in het hele jaar slechts een paar incidenten gemeld waarin de korte wapenstok een rol heeft
gespeeld. In Velsen zijn vier meldingen gemaakt van aanwending van de wapenstok, in Alkmaar, Leeu-
warden, Zandvoort en Zoetermeer drie meldingen, en de overige gemeenten één à twee. Daarmee
heeft een ruime meerderheid van de boa's in de pilot de wapenstok nooit gebruikt. Verreweg de
meeste gevallen (14 van de in totaal 19) betreffen gevallen waarin alleen is gedreigd met inzet. In
Amsterdam zijn wel aanzienlijk meer meldingen gemaakt van gebruik van de korte wapenstok (40 in
totaal), maar ook hier zien we dat in een meerderheid van de meldingen (24) de wapenstok alleen is
gebruikt om mee te dreigen. Toch geven deze grote verschillen tussen Amsterdam en de andere ge-
meenten aanleiding om in meer detail te kijken naar de specifieke situaties waarin de wapenstok wordt
ingezet.
Tabel 4 Overzicht gebruik wapenstok in tien pilotgemeenten
GEMEENTE ALLEEN DREI- INZET: FIXE- INZET: GESLA- INZET: TOTAAL AAN-
GEN MET GE- REN/DUWEN GEN OVERIG®® TAL MELDIN-
BRUIK GEN
ALKMAAR 3 3
AMSTERDAM 24 16 40
CAPELLE 2 2
HOORN 0 1 1
LEEUWARDEN 1 2 3
SW FRYSLAN 1 1
VALKENBURG 0 1 1
VELSEN 3 1 4
ZANDVOORT 1 1 1 3
ZOETERMEER 3 3
Bron: 1-8 meldingen van geweldsaanwending door boa's, zoals gemeld aan direct toezichthouders.
Alvorens op incidentniveau in te gaan op de specifiekere gevallen en context van inzet van de korte
wapenstok wijzen we wel al meer in algemene zin op de verschillen tussen de inzet van boa's in Am-
sterdam en de andere pilotgemeenten. Allereerst zijn over het algemeen in de overige gemeenten
handhavers niet ingezet in uitgaansgebieden. In Amsterdam-Centrum is echter een dergelijk onder-
scheid lastig te maken. Het zijn juist de uitgaanspleinen en de drukbezochte straten in het Amster-
damse centrum waar de boa's binnen de pilot met de korte wapenstok lopen. Ook lopen de surveil-
lancediensten van boa's in Amsterdam tot 2.00 ‘s nachts, terwijl dit in de andere gemeenten vaak al
eerder op de avond stopt. Zelfs al zijn deze verschillen mogelijk minder groot in de periode dat in heel
Nederland ter bestrijding van het coronavirus een avondklok gold (eind januari tot eind april 2021),
dan waren dergelijke verschillen weer van grotere invloed in de zomermaanden en het najaar van
2021. Ook spelen verschillen in publiek een relevante rol. Handhavers en hun leidinggevenden in Am-
sterdam verwijzen bijvoorbeeld naar een aanzienlijk hoger aandeel van gevallen waarin burgers zich
(1) in groepen begeven, en (2) onder invloed van verdovende middelen zijn. Dit heeft consequenties
voor het soort interacties met boa’s, en kan daarmee mogelijk (een deel van) de verschillen in inzet
van de korte wapenstok verklaren. In dit verband geven ook zowel de direct toezichthouder als het
OM uit arrondissement Amsterdam in interviews aan dat de aantallen van geweldsaanwending in hun
ogen relatief laag zijn gebleken.
56 Dit betreft in beide gevallen een tik op een autoruit, zonder dat dit het verloop van de situatie verder beïnvloedde.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 57
Ondanks deze zeer relevante verschillen in context wordt opgemerkt dat de gevonden verschillen in
aanwending van geweld door boa's tussen gemeentes niet terug te zien zijn in de meldingen van agres-
sie en geweld tegen boa's. In het kader van de evaluatie zijn ook de meldingen van agressie tegen boa's
in de tien deelnemende pilotgemeenten en zes controlegemeenten in 2021 geanalyseerd. Het betreft
meldingen waarbij boa’s zelf melding doen van vormen van agressie en geweld, die in het kader van
Veilige Publieke Taak worden geregistreerd door de politie®’. Deze registratie laat echter meer meldin-
gen zien van agressie tegen boa’s in domein | in Leeuwarden dan in Amsterdam (belediging, bedreiging,
mishandeling). Ook in controlegemeenten Utrecht en Groningen werd in 2021 vaker melding gemaakt
van dergelijke incidenten dan in Amsterdam. Dit kan verschillende verklaringen hebben, zoals een ho-
gere tolerantie voor geweld in Amsterdam, een andere definitie van wat geldt als geweld, of mogelijk
een lagere bereidheid om geweld tegen boa's te melden. Echter, zelfs als dit het geval is voor Amster-
damse boa's (waarvoor onze enquête overigens geen aanleiding geeft, zie voetnoot 57), dan nog lijkt
de mate waarin de korte wapenstok hier is gebruikt relatief hoog ten opzichte van het aantal meldin-
gen van geweld tegen boa's.
5.3 Soorten situaties waarin de wapenstok wordt gebruikt
De verschillende situaties waarin de wapenstok is gebruikt zijn in deze sectie verder onderzocht. ledere
melding is weliswaar uniek, maar toch kan het zinvol zijn dergelijke gevallen te groeperen om zo breder
toepasbare conclusies te kunnen trekken. Op grond van de beschrijvingen van incidenten zijn deze
waar mogelijk gegroepeerd in drie soorten situaties, waarvan we de validiteit ook hebben bevestigd in
gesprekken met dragers van de wapenstok. De specifieke aantallen dat deze situaties voorkomen zijn
in figuur 5 genoemd. We zien daarbij geen systematische verschillen tussen gemeentes in het soort
situaties dat is gemeld.
Figuur 5 Aanleiding voor situaties waarin wapenstok een rol speelt (N=59)
Aanleiding voor situaties waarin de
wapenstok een rol heeft gespeeld
Toedracht
onbekend, 4 (7%)
Ondersteuning
collega's, 15 (25%)
Uitvoering
j domein 1 taak,
| 32 (54%)
Onverwacht incident, 8 Í
(14%)
Bron: Analyse door evaluatoren van incidentregistraties door pilotgemeenten®®
57 Deze registratiegegevens zijn ontsloten onder de verantwoordelijkheid van het landelijke projectteam van de pilot korte
wapenstok bij de politie en kunnen niet door de onderzoekers worden geverifieerd. De politie, die deze gevallen in Basis
Voorziening Handhaving (BVH - intern registratiesysteem van de politie) registreert, geeft te kennen dat de geregistreerde
feiten in BVH hoogstwaarschijnlijk niet een volledig beeld geven van de agressie en geweld die boa's en andere ambtenaren
op straat ondervinden. Hiervoor zijn verschillende redenen aan te wijzen, zoals administratieve lasten van de registratie, of
bijvoorbeeld een normalisering van grensoverschrijdend gedrag door burgers. Om die reden hebben we boa’s in alle tien
pilotgemeenten en zes controle gemeenten ook over hun rapportagebereidheid gevraagd. Ook al is het niet mogelijk om op
deze manier de precieze schaal van dergelijke onderrapportage vast te stellen, zien we geen structurele verschillen in ant-
woorden tussen boa's in de verschillende steden.
s8 Totaal 59 gevallen van de 61 incidenten geanalyseerd. De twee gevallen waarbij een tik op een autoruit is gegeven zijn
hier niet meegenomen, omdat dit geen inzet tegen een persoon betrof.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 58
Allereerst zijn er gevallen waarin de wapenstok is ingezet bij handhaving op het gebied van verwachte
domein | taken, door surveillance of het ontvangen van concrete meldingen waar handhavers op af
worden gestuurd door een meldkamer (in totaal 54%). De meldkamer dient dergelijke meldingen te
beoordelen op de mate waarin deze binnen het leefbaarheidscriterium — en dus binnen het taakgebied
van de domein | boa vallen. Hierbij hoort ook een gewogen risicoanalyse, waarbij de meldkamer in de
praktijk protocollen volgt waarin bepaalde meldingen wel, en andere niet naar boa's worden doorge-
zet. Te denken valt aan meldingen in het kader van jeugdoverlast en overlast in bredere zin, waar
bijvoorbeeld ook van een vechtpartij sprake kan zijn. Wanneer boa's dan handhavend optreden kan
de situatie soms onverwachts snel bedreigend worden, zelfs in ogenschijnlijk veilige inzet op parkeer-
situaties of afval. In dit soort meldingen is het aandeel van corona-gerelateerde handhavingstaken
overigens beperkt; een totaal van zes van de 59 gemelde gevallen tegen personen (10%) betreft spe-
cifieke corona-taken, zoals het handhaven van de avondklok, of controle van coronabewijzen. Dit wil
overigens niet zeggen dat de andere meldingen van inzet niet ook tijdens de periode van coronamaat-
regelen kunnen hebben plaatsgevonden.
Beschrijving van geval
Samen met een collega hield ik een betrokkene staande voor wildplassen in een doodlopende steeg.
Toen wij in de afrondende fase waren voor de staandehouding kwam een groep van 10-15 personen
Wij hebben de groep meerdere malen gevraagd om achteruit te gaan zodat er ruimte voor ons ge-
creëerd werd. Ik zag dat de groep hier geen gehoor aan gaf. Ik zag dat er één persoon uit de groep
meerdere malen aanstalten maken richting ons, ik zag ook dat hij een provocerend en dreigende
houding had. Ik heb hierop de persoon gewaarschuwd voor geweld als hij niet achteruitging. Ik zag
dat de persoon hier geen gehoor aangaf en op mij en mijn collega afstapte. Hierop heb ik de persoon
fysiek naar achter geduwd. Ik zag dat de sfeer grimmiger werd en dat de groep bleef staan. Wij
hebben toen besloten om collega’s erbij te roepen voor ondersteuning. De sfeer werd nog grimmi-
ger, ik heb hierop de korte wapenstok getrokken en de groep gewaarschuwd voor geweld omdat zij
en
Daarnaast komen boa's op straat ook onverwachte incidenten tegen (14%). Bij een surveillance is het
niet uit te sluiten dat handhavers ook situaties tegenkomen die niet altijd binnen een strikt geïnterpre-
teerd leefbaarheidscriterium vallen, maar op dat moment wel aandacht vragen. Dit kan zijn omdat
burgers expliciet aan boa's vragen om op te treden, dan wel omdat alleen de toevallige aanwezigheid
van een boa een situatie al zodanig kan beïnvloeden dat een boa niet zonder meer kan terugtreden.
Een ander voorbeeld is een geval waarin boa's tijdens een surveillance op bedreigende toon worden
bejegend, of zelfs worden ingesloten door omstanders. Het is achteraf in deze evaluatie niet mogelijk
om vast te stellen of boa’s zonder uitrusting van de wapenstok ook veilig uit deze situatie zouden zijn
gekomen. Wel hebben de direct toezichthouders aangegeven dat waar de wapenstok is ingezet bij dit
soort gevallen, dit in alle gevallen subsidiair is geweest, ofwel pas is ingezet nadat minder ingrijpende
methoden niet succesvol bleken.
Beschrijving van geval
geveer tien jongeren zich mee bemoeien. Een van de jongeren stapte plotseling in ons voertuig.
Hierop is jongeman uit het voertuig gehaald, waarna de groep zich tegen de handhavers keerde.
Hierop heb ik mijn wapenstok getrokken. Dit leek effect te hebben, want de groep ging er daarna
SE
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 59
Tenslotte identificeren we situaties waarin boa's ondersteuning verlenen aan collega’s (25%); dit kun-
nen boa’s zijn, al dan niet met wapenstok, maar ook bijvoorbeeld politie. Strikt genomen vallen geval-
len in deze categorie niet binnen het leefbaarheidscriterium, noch binnen inzet in situatie met be-
perkte risico's waarbinnen boa's ingezet dienen te worden. Volgens de beleidsregels horen oproepen
om assistentie gericht te zijn aan de politie. Toch komt dit in de praktijk wel voor, bijvoorbeeld omdat
na het vragen om ondersteuning handhavingscollega’s in de buurt zijn en eerder arriveren dan de po-
litie. In dergelijke gevallen komen boa's hun collega’s te hulp wanneer deze in een benarde situatie
zitten (12 gevallen). We zien daarbij met name dat in Amsterdam boa's hun collega’s te hulp zijn ge-
komen. In dergelijke gevallen buiten Amsterdam gaat dit juist om meldingen waar de politie boa's om
ondersteuning heeft gevraagd. Zo zijn er drie meldingen in middelgrote gemeenten, die gezamenlijke
acties van politie en boa's betreffen, waarbij het onderscheid tussen specifieke handhavingstaken snel
onduidelijker wordt. Twee van deze meldingen hebben betrekking op een incident waarin politie en
boa's gezamenlijk met getrokken stokken een park ontruimen, en een ander geval waarin gezamenlijk
met de politie wordt opgetreden om een illegaal feest te beëindigen. Geen van deze gevallen heeft
aanleiding gegeven aan toezichthouders om nader onderzoek te doen.
Beschrijving van geval
‘s Avonds in het centrum was een noodknop ingedrukt door een politieagent en om assistentie col-
lega verzocht. Bij aankomst zagen wij een grote groep jongeren rennen en hoorden wij geschreeuw,
ook zagen wij daar drie collega's van politie op een jongeman zitten. Wij zagen een groep jongeren
op deze collega's afstuiven. Wij kwamen tegelijk met nog een koppel van politie aan. Deze trokken
hun wapenstok om de menigte op afstand te krijgen. Hierop hebben wij onze wapenstok ook ge-
den jongens door de linie heen te gaan om de aanhouding te verhinderen. Om deze reden is meer-
dere malen gewaarschuwd voor het gebruik van geweld. De wapenstok is niet gebruikt, uiteindelijk
ee
Bovenstaande analyse geeft een inkijkje in de variëteit van situaties waar boa's mee worden gecon-
fronteerd en waar de wapenstok een rol in heeft gespeeld. We zien daarbij zowel voorbeelden van
situaties die passen binnen het leefbaarheidscriterium, als ook onverwachte situaties waarbij niet lan-
ger een stap terug kan worden gedaan, en tot slot situaties waarbij met behulp van inzet van de wa-
penstok ondersteuning is verleend aan collega handhavers of politie. Diepte-interviews met boa's en
ook de gesprekken met werkgevers in pilot- én controlegemeenten laten zien dat deze drie soorten
situaties niet uniek zijn voor de pilot, maar ook voorkomen in gemeenten waar boa's geen korte wa-
penstok dragen.
54 Rolvan de wapenstok
Nu we een beter zicht hebben gekregen op de context van de situaties waarin de korte wapenstok
tijdens de pilot door boa's is ingezet, wordt verder gereflecteerd op de rol die de korte wapenstok in
deze situaties heeft gespeeld. Hiervoor maken we wederom gebruik van de registratie van incidenten
door gemeenten, aangevuld met inzichten uit de enquête, waarin boa's die de wapenstok ook daad-
werkelijk hebben gebruikt een aantal vragen is voorgelegd. Daarnaast zijn de ervaringen met de korte
wapenstok ook in diepte-interviews met een selectie van boa's doorgesproken. De gekozen aanpak
biedt daarmee inzicht in de manier waarop boa's de rol van de korte wapenstok hebben ervaren in de
specifieke geweldsincidenten die zij hebben meegemaakt. Wel wordt daarbij aangetekend dat op basis
hiervan niet zomaar bredere conclusies kunnen worden getrokken, bijvoorbeeld over de eventuele rol
die een korte wapenstok kan spelen in de-escalatie van incidenten in meer algemene zin. Hiervoor zijn
de verzamelde gegevens te eenzijdig gericht op incidenten waar boa’s uitgerust zijn met een wapen-
stok.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 60
We beginnen met een analyse van hypothetische casussen die zijn voorgelegd aan alle boa's, zowel
dragers van de wapenstok, als boa's zonder. Dit biedt een kader van factoren waarmee rekening ge-
houden kan worden wanneer de daadwerkelijk registratie van geweldsaanwending wordt geanaly-
seerd. In reflectie op hypothetische casussen hebben we alle boa's diverse scenario’s voorgelegd om
te zien in welke gevallen zij verwachten controle over de situatie te kunnen krijgen, of juist escalatie
verwachten (zie ook annex V voor een grafische presentatie van deze resultaten).
e De resultaten laten zien dat dragers van de wapenstok systematisch vaker verwachten dat het
dragen van een korte wapenstok bij zal dragen aan meer controle over de situatie, met name
wanneer boa's worden bedreigd met fysiek geweld. Om te controleren of we hiermee meningen
meten die boa’s al voor de pilot hadden, hebben we dezelfde hypothetische scenario’s op twee
momenten aan dezelfde respondenten voorgelegd; in april 2021 en in december 2021”. In een
analyse op individueel niveau zien we dat boa's die ervaring met de wapenstok hebben opge-
daan in de tweede meting significant vaker gebruik van de wapenstok bij fysieke dreiging als
zinvol hebben aangemerkt dan boa's zonder wapenstok®. Dit kan duiden op positieve ervarin-
gen met gebruik van de wapenstok, maar kan juist ook een voorbeeld zijn van de manier waarop
het dragen van een korte wapenstok bijdraagt aan een andere inschatting van risico’s. De resul-
taten van de enquête kunnen hier geen uitsluitsel over geven, en dit blijft daarmee een belang-
rijk punt van aandacht voor werkgevers, wanneer zij de lokale ervaringen en inzet in concrete
gevallen evalueren ten behoeve van de lokale aanpak in de toekomst.
e De antwoorden van boa's in deelnemende gemeenten die niet zijn uitgerust met wapenstok en
in controlegemeenten verschillen over het algemeen niet significant van elkaar. Ook in de hypo-
thetische gevallen waarin (nog) geen sprake is van een dreiging (bijvoorbeeld alleen belediging),
lijkt een ruime meerderheid van boa's het dreigen met de wapenstok niet zinvol, ongeacht of zij
in de pilot met de wapenstok zijn uitgerust of niet.
Vervolgens hebben we alle boa's die ten minste een keer gedreigd hebben met de wapenstok gevraagd
om de directe gevolgen in de specifieke situatie te beschrijven. Door de vraag te richten op een con-
crete situatie en daarover alleen vragen te stellen aan boa's die een dergelijke situatie hebben mee-
gemaakt, is geprobeerd om al te speculatieve bevindingen te vermijden. Toch moeten we voorzichtig
zijn in de interpretatie. Het betreft immers maar een kleine groep (aangezien de wapenstok maar be-
perkt is ingezet), die bovendien voornamelijk bestaat uit boa's die mogelijk al voor de pilot positief
stonden tegenover uitrusting met de korte wapenstok. Evenmin kunnen we vaststellen wat zou zijn
gebeurd als er geen wapenstok aanwezig was geweest. Toch is het relevant om te zien dat boa's die
gedreigd hebben met de wapenstok aangeven dat dit slechts bij hoge uitzondering (verdere) agressie
opriep (13%), en dat in een ruime meerderheid van de gevallen dreigen werd gezien als bijdrage aan
de-escalatie van de situatie.
59 De bedoeling in het onderzoeksvoorstel was om boa’s aan het begin van de pilot te bevragen. Door wijzigingen in de on-
derzoeksaanpak in de eerste maanden kon de evaluatie de eerste meting van de enquête pas in april uitzetten. Ondanks
dat de pilot tijdens de enquête in april in alle gemeenten al enige tijd liep, zijn de meeste ervaringen met de korte wapen-
stok opgedaan tussen april en december, juist ook omdat volgens alle betrokkenen de inzet van de wapenstok in de eerste
maanden van stevige coronamaatregelen (lockdown, avondklok) veel minder was (zie sectie 1.7).
60 Deze analyse is gebaseerd op de 143 boa’s die beide enquêtes hebben ingevuld.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 61
Figuur 6 Gevolgen dreigen met gebruik
0% 10% 20% 30% 40% 50% GO% 70% 830% 90% 100%
Ter hand nemen van eenst riep agressie op
eeeh
Ter hand nemen van de wapenstok droeg bij aan
de-escalatie (N-16)
H Alle situaties B Meer dan de helft @ Minder dan de helft B Geen van de situaties
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021%
Aangezien we deze ervaringen in individuele incidenten niet systematisch kunnen vergelijken kunnen
we hier niet zomaar bredere conclusies aan verbinden. Zo kan bijvoorbeeld niet vastgesteld worden of
boa’s in deze gevallen de situatie niet nog effectiever onder controle hadden kunnen brengen zonder
wapenstok. Wel kunnen we aan hand van diepte-interviews deze bevindingen van nadere kleur voor-
zien. In een interview wordt bijvoorbeeld opgemerkt hoe een staandehouding onverwachts escaleerde
tot een vechtpartij en dat toen de wapenstok werd getrokken en ermee werd gedreigd, de verdachte
zichtbaar geshockeerd was en zich uit de voeten maakte. In een andere ervaringsbeschrijving wordt
ook gesproken over een vergelijkbare reflex, waarbij de verdachte ‘versteende’ nadat de betreffende
boa na dreigen met de wapenstok deze ook daadwerkelijk ter hand had genomen.
Deze bevindingen zijn vergeleken met de officiële rapportage van incidenten zoals bijgehouden door
gemeenten en gerapporteerd aan direct-toezichthouders. Natuurlijk zijn deze formele rapportages
ook op basis van de ervaringen van boa's, en kunnen deze hiermee een subjectief karakter hebben.
Toch gaan we ervan uit dat deze beschrijvingen een voldoende accurate en objectieve weergave zijn
de feiten, aangezien boa's dergelijke verklaringen op basis van hun ambtseed vastleggen”, ook ten
overstaan van de toezichthouders, die vervolgens aan de hand van het opgemaakte proces verbaal —
en al dan niet gesteund door aanvullend camera-materiaal — een juridische toets op rechtmatigheid,
subsidiariteit en proportionaliteit doen.
Bij nadere analyse van de gemelde incidenten zien we hier ook bevestigd dat (dreigen met) gebruik
van de wapenstok in een ruime meerderheid van de gevallen tot controle over de situatie heeft geleid.
Uiteraard dienen we daarbij scherp te houden dat boa's in dergelijke gevallen mogelijk ook controle
hadden kunnen krijgen op de situatie zonder aanwezigheid van de wapenstok. Maar deze vraag ligt
niet voor; we kijken op incidentniveau naar de gevallen waarin boa's gebruik hebben gemaakt van de
wapenstok, ofwel om hiermee te dreigen, dan wel om daadwerkelijk in te zetten. Hiermee beogen we
een beter zicht te krijgen op de dynamiek die de aanwezigheid van de korte wapenstok heeft op deze
incidenten. Elk van deze incidenten is geclassificeerd naar handeling van boa's en afloop, waarvan de
resultaten in tabel 4 zijn gepresenteerd. Gezien het verschil in gebruik van de wapenstok tussen Am-
sterdam en de andere negen gemeenten (zie ook 5.2), presenteren we ook hier de gevallen van Am-
sterdam apart. In totaal 58% van alle gemelde gevallen in de negen gemeenten zonder Amsterdam
hebben boa's na alleen het dreigen met gebruik van de korte wapenstok de situatie onder controle,
61 Respondenten in de enquête is gevraagd “hoe vaak heeft u onderstaande gevolgen meegemaakt na dreigen met inzet
door het ter hand nemen van de korte wapenstok?”. De voorgelegde antwoordcategorieën zijn in de figuur gepresenteerd.
62 Zie ook hiertoe artikel 344 van het wetboek van strafvordering, waarin tevens extra gewicht wordt gegeven aan de ver-
klaring door opsporingsambtenaren.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 62
zonder dat hiervoor de wapenstok daadwerkelijk gebruikt hoefde te worden. In één geval is de wa-
penstok door een boa gebruikt om te duwen, en konden gemeentelijke beveiligers de betreffende
persoon daarna aanhouden.
Tabel 5 Analyse van hoe individuele incidenten waar de wapenstok een rol heeft gespeeld zijn afgewikkeld
Gevolgen na dreigen met Vervolghandeling en afloop 9 pilot Amsterdam
wapenstok gemeenten
Situatie onder controle na - MN
dreigen
Situatie onder controle — - 0% 83%
door andere factoren (Ogevallen) (3 gevallen)
Situatie (nog) niet onder Situatie onder controle napolitieter 15% 5%
controle na dreigen plaatse (zonder gebruik wapenstok) (3 gevallen) (2 gevallen)
Situatie onder controle na gebruik 21% 0%
wapenstok, politie ter plaatse (4Agevallen) (0 gevallen)
Situatie onder controle na gebruik 5% En
wapenstok, politie niet ter plaatse (1 gevallen)
Gevolgen niet - 2 gevallen
gerapporteerd
Bron: Analyse door evaluatoren van incidentregistraties door pilotgemeenten
Onder controle over de situatie verstaan we een vermindering van de dreiging, waarna over kan wor-
den gegaan tot staande houden dan wel aanhouding, zonder hiervoor aanvullend geweld te hoeven
gebruiken dan wel te ondervinden”.
De box hieronder bevat een aantal voorbeelden van zulke situaties.
Selectie van beschrijvingen van situaties, zoals geregistreerd door gemeenten en getoetst door toe-
zichthouders
e Op straat hebben handhavers een overlast gevende ruzie beëindigd door een aanhouding te
verrichten. Hier ging een (andere) groep jongeren zich mee bemoeien, volgde verbaal geweld
en bedreigingen. Na het dreigen met de wapenstok en deze ter hand te nemen sloegen bela-
gers op de vlucht.
e Handhavers reden in herkenbaar handhavingsvoertuig over het fietspad. Voor hen bevond
zich een individu dat de auto er niet langs wilde laten en beledigingen uitte. Na aanspreken
op gedrag en verzoek om ID volgde een agressieve reactie en kwam hij dreigend op een van
de handhavers af. Assistentie ingeroepen, maar de man bleef aanstalten maken om de hand-
haver fysiek te lijf te gaan. In reactie heeft de handhaver deze man een duw gegeven en ver-
volgens de wapenstok ter hand genomen met daarbij de mededeling dat deze ook gebruikt
zou worden wanneer de man weer op hem af zou komen. Kennelijk was deze waarschuwing
en het dreigen met geweld voldoende om verder geweld tegen hen te voorkomen.
De verwachting dat de dreiging met de inzet van de korte wapenstok zou kunnen leiden tot verder
uitdagen of meer agressie en geweld, zoals in het begin van dit hoofdstuk gepresenteerd lijkt daarmee
ook op basis van de concrete ervaringen in de pilot, zoals opgedaan in negen pilotgemeenten, niet
63 We zijn ons ervan bewust dat het aanleggen van transportboeien tevens gedefinieerd worden als geweldsaanwending. In
het kader van de hierboven gebezigde definitie zien we het aanleggen van transportboeien zonder aanvullend (dreigen
met) fysiek geweld als het krijgen van controle over de situatie.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 63
gegrond; ook in de 26% van de gevallen waarin de wapenstok is gebruikt is er geen aanwijzing dat
gebruik van de korte wapenstok tot een gewelddadige tegenreactie heeft geleid. In deze overige ge-
vallen zien we overigens ook geen zichtbaar preventief effect van de korte wapenstok uitgaan.
-_Dreigen met gebruik van de korte wapenstok bleek in deze situaties niet voldoende om de situ-
atie onder controle te krijgen. Wel konden boa's in drie gevallen door te dreigen met de wapen-
stok tijdrekken tot het moment dat de politie arriveerde om betrokkenen aan te houden.
In vier andere gevallen (21%) waarbij de situatie door de politie onder controle is gebracht hebben
boa's de wapenstok wel ingezet.
- Twee van deze gevallen gaan over hetzelfde incident, waarbij met gezamenlijke inzet van politie
en boa's een park in het kader van coronamaatregelen is leeggeruimd.
- In het derde geval heeft een boa de wapenstok ingezet tegen een individu, waarna een al aan-
wezige politieagent deze persoon na gebruik van pepperspray heeft aangehouden.
- Bij het vierde incident in deze categorie heeft de betrokken boa de wapenstok gebruikt om een
agressieve verdachte tegen een hek te fixeren, in afwachting van ondersteuning van politiecol-
lega’s bij aanhouding.
Tot slot is er één geval (5%) gemeld waar het gebruik van de korte wapenstok de situatie onder con-
trole heeft gebracht. Dit gebruik ging overigens niet om slaan, maar om duwen met de wapenstok om
belagers op afstand te kunnen houden. Dit bleek voldoende om vervolgens de aanhouding te verrich-
ten.
De ervaringen in Amsterdam laten een ander beeld zien. Hier zien we dat in 17 gevallen (45% van alle
meldingen waarvan de afloop is gerapporteerd), dreigen met gebruik van de wapenstok de situatie
onder controle heeft gebracht. Daarnaast zijn er 3 gevallen (8%) waarin de situatie weliswaar onder
controle is gebracht, maar is dit niet het gevolg is van dreigen met de wapenstok, maar het feit dat een
collega de wapenstok heeft ingezet”. Vervolgens zijn er twee gevallen (5%) gemeld waarin gedreigd is
met gebruik van de wapenstok om tijd te winnen, totdat de politie arriveerde om controle over de
situatie te krijgen. In 16 gevallen (42%) is opgeschaald naar daadwerkelijk gebruik van de korte wapen-
stok. In twee gevallen waarin is gedreigd met de korte wapenstok is geen informatie beschikbaar over
de afloop; deze gevallen zijn dan ook niet meegenomen in de percentages. In alle gevallen waarin de
korte wapenstok ook daadwerkelijk is gebruikt, bleek het toepassen van de wapenstok voldoende om
de situatie onder controle te brengen, over het algemeen door tot aanhouding over te gaan. Uiteraard
betekent dit niet dat een andere techniek dat ook niet had kunnen bereiken; hier kan de evaluatie
geen uitspraken over doen.
Als we verschillen tussen Amsterdam en overige negen pilotgemeenten vergelijken spelen mogelijk
dezelfde verklaringen een rol als die voor het hogere aantal meldingen (zie 5.2: denk aan locatie, tijd-
stippen van inzet, aanwezigheid van groepen en gebruik van verdovende middelen). Toch lijkt hier
meer aan de hand. Zo hebben Amsterdamse boa's zelf aanzienlijk vaker hun twijfels of hun collega’s
de korte wapenstok op een correcte manier gebruiken, in vergelijking met andere gemeenten. Niet
minder dat 46% van de ondervraagde boa's in Amsterdam heeft zijn twijfels of dit in alle gevallen cor-
rect gebeurt, terwijl ditzelfde maar geldt voor 7% van de ondervraagde boa's in andere gemeenten.
Nu kan het natuurlijk zijn dat boa's in Amsterdam van nature kritischer zijn op elkaar dan boa's in
andere gemeenten, maar ook de direct-toezichthouder erkent dat hier bovengemiddeld snel tot inzet
64 We roepen hier nogmaals in herinnering dat er meerdere meldingen op hetzelfde incident betrekking kunnen hebben. Als
in één incident twee boa's betrokken zijn, waarvan één de wapenstok gebruikt en de ander hier alleen mee dreigt, kan van
deze laatste niet worden gesteld dat dreigen tot controle over de situatie heeft geleid.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa's) / mei 2022/ Jvl, GJL 64
van de wapenstok lijkt te worden overgegaan. Dit zien we bijvoorbeeld ook terug in de beoordeling
van deze meldingen door de toezichthouder. In twee gevallen in Amsterdam, die betrekking hebben
op hetzelfde incident waarbij de wapenstok is ingezet bij aanhouding van een verdachte, heeft de toe-
zichthouder geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat niet op een andere, minder ingrijpende
manier het doel kon worden bereikt (subsidiariteit). Om die reden is vervolgens overgegaan tot een
geweldsregistratie.
Figuur 7 Twijfels over inzet korte wapenstok door collega
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Twijfel over manier inzet wapenstok door collega's
sen
Twijfel over m EPEN door collegas,
B Helemaaleens WEens WNieteens/nietoneens BOneens WHelemaaloneens Weet niet
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
Als we in meer detail kijken naar het soort incidenten waarbij de wapenstok is gebruikt, zien we dat
de vijf meldingen in de negen pilotgemeenten een reactie op directe dreiging zijn geweest. Dergelijke
dreiging ontstond doordat een individu onverwachts agressief op de boa afstapte en niet terug stapte
na dreigen, of, in een ander geval, al in een gevecht was beland waarin de boa, na gebruik van fysiek
geweld, ook de korte wapenstok hanteerde. In Amsterdam zien we in een meerderheid van de gevallen
waar de wapenstok is gebruikt (11 van de 16 keer) dat dit juist betrekking heeft gehad op het verrichten
of ondersteunen van een aanhouding. Nu kan hier uiteraard ook sprake zijn van directe dreiging voor
de boa, maar dit blijkt niet uit de beschrijving van deze gevallen. Hier lijkt de wapenstok dus meer te
worden gezien als instrument voor aanhouding, en minder — zoals in andere gemeenten — als laatste
redmiddel in bedreigende situaties.
In een interview erkennen toezichthouders en de werkgever in Amsterdam dat in voorbereiding en in
de startfase van de pilot niet actief is gestuurd op minimaal gebruik van de wapenstok; men heeft met
open blik willen kijken naar de ervaringen die de pilot zou brengen. Mogelijk draagt dit ook bij aan de
verschillen met andere gemeenten in de manier van inzet, aangezien hier zowel werkgevers als direct
toezichthouders juist zeer actief hebben uitgedragen dat gebruik van de wapenstok zoveel als mogelijk
diende te worden vermeden. Nadat zich gevallen hadden voorgedaan waarin de wapenstok is gebruikt
in andere gemeenten is hier vrijwel direct de direct toezichthouder langsgekomen om de gevallen te
bespreken en evalueren, terwijl dat in Amsterdam niet op vergelijkbare manier gebeurde. Ook vond
hier de communicatie vanuit de direct-toezichthouder over de incidenten die tot een geweldsregistra-
tie hebben geleid pas maanden plaats na het feitelijke incident. Een meer regelmatige terugkoppeling
tussen toezichthouders en werkgever kan ertoe bijdragen dat elk van de partijen tijdig vanuit de eigen
rol en functie aanvullende stappen kan ondernemen, bijvoorbeeld door gebruik van specifieke moni-
toring, evaluatie van ervaringen en protocollen, of aanvullende training.
Dit benadrukt het belang van een continue reflectie op de eigen inzet en op de opgedane ervaringen
van handhavingsteams in individuele incidenten, het liefst daarbij ondersteund door beelden van de
bodycams. Een dergelijke analyse dient niet zozeer om gedrag van boa's te controleren, maar juist om
de mogelijkheden te bieden om op basis van praktische gevallen lessen te trekken, die vervolgens in
het gehele team kunnen worden gedeeld.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 65
5.5 Ervaren veiligheid
In de vorige sectie werd al ingegaan op de ervaringen met de wapenstok om situaties op straat onder
controle te brengen. In vervolg hierop wijzen boa's zelf ook op de positieve bijdrage die alleen het
dreigen met gebruik van de wapenstok kan hebben voor de persoonlijk veiligheid en die van hun col-
lega’s. Op een enkeling na zijn vrijwel alle bevraagde boa's die de wapenstok op enige wijze hebben
gebruikt ook zeer positief over de bijdrage aan het uitvoeren van taken, de persoonlijke veiligheid en
aan de veiligheid van collega’s.
Figuur 8 Overige gevolgen gebruik wapenstok (dreigen/ inzet)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Hielp bij uitoefening van mijn taken (N=16)
Droeg bij aan mijn veiligheid (N=16)
Droeg bij aan de veiligheid van collega’s (N=16)
B Alle situaties B Meer dan de helft B Minder dan de helft B Geen van de situaties On/a
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
Dit zien we ook terug in de enquête waar we alle boa's die waren uitgerust met een wapenstok hebben
gevraagd over de meerwaarde van het hebben van een wapenstok. Geen van de bevraagde boa's ant-
woordde dat zij beter af zouden zijn geweest zonder wapenstok, en slechts 5% gaf aan dat de wapen-
stok geen verschil maakt. De overige 95% van boa's met ervaring met de wapenstok zagen dit als een
zinvolle (38%) of zelfs een essentiële uitbreiding (57%) van hun uitrusting. Uiteraard is het mogelijk dat
boa's dit al vonden voor deelname aan de enquête, toch is het dan een relevante bevinding dat zij dit
nog steeds vinden.
In interviews geven boa’s ook aan dat burgers zich bewust zijn van de aanwezigheid van een korte
wapenstok. Boa's in zowel in grote als kleinere gemeenten merken dat de aanwezigheid van de wa-
penstok een rol speelt. Met name in het begin van de pilot merkten burgers de wapenstok op en hoor-
den boa's hier geregeld (overwegend positieve) opmerkingen over. Boa's met ervaringen in dreigende
situaties merken ook op dat de aanwezigheid van de wapenstok aan de koppel een verschil maakt in
de afweging van (groepen van) burgers in interactie met handhavers. De gevallen zoals hierboven be-
schreven, betreffen alleen de excessen waarbij boa's daadwerkelijk hebben gedreigd of ingezet. De
gevallen waar de aanwezigheid van de wapenstok een puur preventieve werking heeft gehad zijn niet
systematisch in kaart te brengen, maar boa's geven wel aan dat zij dit wel degelijk merken. Gevraagd
voor welke taken dit het meest nuttig is, wijzen boa's in de enquête over het algemeen niet één spe-
cifieke taak aan. Als desgevraagd toch concrete taken moeten worden genoemd zien boa's het vaakst
een meerwaarde van de wapenstok bij hun taken op het gebied van jeugdoverlast, horecacontroles,
en verwarde personen. Wel benadrukken zij dat ook bij handhaving op minder risicovolle taakgebieden
de vlam altijd in de pan kan slaan. Het hebben van een korte wapenstok geeft dan — ook zonder hier
gebruik van te maken — een veilig gevoel, aangezien men een middel heeft om zich — indien nodig — te
verdedigen tegen agressieve burgers. De nieuwigheid van de wapenstok kan mogelijk ook een bij die
gevoelde veiligheid een rol spelen. Daarnaast geldt soms voor de nieuwigheid juist ook het tegenover-
gestelde. In een interview gaven verschillende boa's bijvoorbeeld aan dat zij de mogelijkheid om de
wapenstok in te zetten niet altijd tussen de oren hadden, en achteraf beseften dat dreigen met de
wapenstok ook een mogelijkheid zou zijn geweest. Diverse politiefunctionarissen die in het kader van
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 66
de evaluatie zijn geïnterviewd en zelf ook ervaring hebben met het dragen van de wapenstok geven
ook aan dat het dragen van een wapenstok al snel ‘normaal’ wordt, dat ‘men er niet meer bij stil staat’.
5.6 Concluderend
Op grond van de bevindingen in de pilot is een aantal relevante lessen te trekken die breder toepasbaar
zijn. Tegelijkertijd past ook bescheidenheid; zoals ook elders opgemerkt kan de evaluatie niet tot con-
clusies leiden over effecten van de korte wapenstok in brede zin, of hier een preventieve of de-escale-
rende werking vanuit gaat, en wat dit specifiek betekent voor de agressie waarmee boa's zich gecon-
fronteerd zien op straat. Wel kunnen we op basis van de evaluatieresultaten conclusies trekken over
de specifieke ervaringen met de inzet in de gemelde situaties.
De analyse van gevallen waarin de wapenstok is gebruikt laat allereerst zien dat de inzet van de wa-
penstok voor een aanzienlijk deel plaatsvindt binnen de kaders van de reguliere taken. Daarmee wordt
bedoeld dat als boa's in deze gevallen de gevraagde stap naar achteren zouden doen, zij in de praktijk
minder inzetbaar zouden zijn voor de taken die door de lokale driehoek zijn gedefinieerd. Tegelijkertijd
zien we ook gevallen waarin boa's met wapenstok betrokken zijn bij meldingen ter assistentie van
collega’s, zowel collega handhavers als politie. Dergelijke inzet is niet in lijn met de huidige beleidsre-
gels en vraagt extra aandacht van betrokkenen op alle niveaus, zowel als het gaat om de inschatting
gemaakt door boa's zelf, als door de meldkamer, lokale politie-eenheid, werkgever en toezichthou-
ders.
Tijdens de pilot is in twee gevallen, die betrekking hebben op één incident bij aanhouding van een
verdachte in Amsterdam, een geweldsregistratie opgemaakt door de direct-toezichthouder. Meer in
het algemeen zien we dat in Amsterdam de wapenstok in de meeste gevallen is gebruikt wanneer een
individu zich verzet tegen aanhouding, terwijl de wapenstok in andere gemeenten eerder als laatste
redmiddel lijkt te zijn gebruikt. Dit roept de vraag op wanneer gebruik van de wapenstok door boa’s
nu ten dienste van de taakuitvoering valt, en wanneer dit zelfverdediging betreft, en wat dit betekent
voor de rechtmatigheid van inzet. Volgens een strikte interpretatie van de beleidsregels zou de eerste
categorie geaccepteerd zijn, terwijl er voor gebruik als laatste redmiddel geen wettelijke basis is. In de
praktijk zien we echter dat direct-toezichthouders dergelijk gebruik vaak ook als onderdeel van de
taakuitvoering kwalificeren en daarmee deze vraag uit de weg gaan. Dit lijkt met het oog op de prakti-
sche ervaringen ook een terechte keuze, maar werpt wel de vraag op of de komst van de nieuwe re-
geling bewapening voor boa's niet ook een goede aanleiding is om nog eens te reflecteren op deze
beperking.
Gebruikers van de wapenstok, en zeker degenen die deze hebben ingezet in de loop van de pilot, heb-
ben positieve ervaringen met de korte wapenstok en hebben soms letterlijk aan den lijve ondervonden
hoe de wapenstok van meerwaarde kan zijn voor hun persoonlijke veiligheid. Dit zijn belangrijke erva-
ringen, maar we benadrukken dat het hier wel gaat om anekdotisch bewijs. Zoals hoofdstuk 6 laat zien,
betekent dit niet automatisch dat we meer algemene conclusies kunnen trekken over effecten of ge-
volgen van uitrusting met de wapenstok.
Wel concluderen we op basis hiervan dat de ervaring van de politie met de korte wapenstok, dat deze
te weinig imponerend zou zijn, niet onverkort van toepassing blijkt te zijn op boa's. De gevallen waar
boa's op grond van hun taakstelling mee te maken krijgen zijn nu eenmaal per definitie minder drei-
gend dan bij de politie, en bovendien heeft een boa ook verder geen wapens die als vergelijkingsma-
teriaal kunnen dienen. In de gevallen waar de wapenstok is ingezet ervaren boa's de meerwaarde er-
van, juist ook als middel om te dreigen. Er kan niet uitgesloten worden dit een tijdelijk effect betreft,
zoals ook boa's eerder al aangaven dat burgers met name in de beginmaanden duidelijk maakten dat
ze de korte wapenstok opmerkten. De schrikreactie van burgers waar een aantal boa's melding van
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 67
maakten in een geweldsincident kan bijvoorbeeld ten minste voor een deel voortkomen uit het feit
dat men niet had verwacht dat een boa door zou kunnen pakken. Het valt dan ook niet uit te sluiten
dat burgers hun interactie met boa's ook aan zullen passen als de korte wapenstok het nieuwe normaal
is geworden, al kunnen we op grond van de ervaring in de pilots niet zeggen wat voor gevolgen dat
zou kunnen hebben.
De manier waarop deze evaluatie is vormgegeven biedt niet genoeg empirische gegevens om uitspra-
ken te kunnen doen over de vraag of bewapening tot meer of minder incidenten leidt. Bovendien, door
alleen te kijken naar de incidenten waar de wapenstok een rol hebben gespeeld, kunnen we niet in-
schatten hoe dergelijke gevallen zonder wapenstok zouden zijn verlopen, en dus ook geen conclusies
trekken over de mate waarin de korte wapenstok in de pilot tot meer of minder agressie en geweld
heeft geleid. Als we ons beperken tot de concrete gevallen van inzet die zijn bestudeerd, kan overigens
wel worden gesteld dat inzet van de korte wapenstok daarbij nauwelijks tot verdere escalatie heeft
geleid. De beschrijvingen van gevallen, en de observaties van boa's in de enquête laten zien dat de
wapenstok zeer terughoudend is gebruikt, en waar deze is gebruikt, bleek de wapenstok instrumenteel
om de incidenten op een correcte manier ten einde te brengen. Wel zien we dat in Amsterdam de
wapenstok aanzienlijk vaker is ingezet, en dan ook juist om mee te slaan en relatief minder vaak als
waarschuwing of dreiging. De context en soort interacties van boa's met burgers in Amsterdam maken
dat deze niet volledig gelijk kunnen worden gesteld met de andere negen gemeenten. Toch lijkt ook
de gekozen aanpak, waarbij niet actief is ingezet op het vermijden van gebruik, een deel van de ver-
schillen te verklaren. Ook ervaringen in andere gemeenten benadrukken het belang van een aantal
centrale lessen die ook elders in dit rapport al zijn genoemd. Te denken valt aan een directe betrok-
kenheid van direct toezichthouder, een snelle en adequate follow-up na individuele incidenten, het
bieden van interne reflectie en begeleiding, specifiekere training, herzien van lokaal beleid ten aanzien
van de gezochte competenties in werving en selectie, en mogelijk ook een herijking door de lokale
driehoek van de handhavingsprioriteiten en werkverdeling met de politie.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 68
6 Onderzoeksresultaten op individueel niveau
6.1 Uitgangspunten voor evaluatie
In dit hoofdstuk worden de bevindingen gepresenteerd op individueel niveau. Gekeken is naar de wijze
waarop de condities in de pilot een bijdrage hebben geleverd aan hoe individuele boa's hun werk kun-
nen doen. Daartoe is de dynamiek in het functioneren van boa's verder in kaart gebracht, aan de hand
van de volgende uitgangspunten:
e Een van de belangrijkste redenen die aan de pilot korte wapenstok ten grondslag ligt is de toe-
nemende zorgen om persoonlijke veiligheid en het gevoel van onveiligheid in het werk van
boa’s. De boa-bonden voeren al een aantal jaar campagne voor zogenoemde ‘verdedigingsmid-
delen’®. De BOA-bonden, maar ook boa’s zelf en vertegenwoordigers van een aantal deelne-
mende gemeenten zien de wapenstok als laatste redmiddel om zich uit een bepaalde situatie te
redden. De logica is dat uitrusting met een korte wapenstok boa's in staat stelt om verder op te
schalen op de geweldsladder als hier directe aanleiding voor is, en dat dit een extra gevoel van
veiligheid oplevert. Deze premisse wordt aan de hand van de ervaringen van boa's zelf getest
door te kijken naar de ontwikkeling van het veiligheidsgevoel van deze boa's in de pilot.
e Bij toezichthouders en sommige vertegenwoordigers van de politie bestaat de zorg dat een boa
zich met een korte wapenstok zich zo zelfverzekerd voelt in zijn rol dat deze ook eerder geneigd
is op bepaalde situaties af te stappen. Dit past niet in het uitgangspunt van de boa beleidsregels
dat boa's eerder een stap terug dienen te doen dan naar voren. Om die reden vreest men dat
hiermee de veiligheid van boa's, zoals gemeten door het aantal incidenten en gevallen waarin
de politie ter assistentie wordt ingeroepen eerder toe- dan af zal nemen. In de evaluatie worden
dan ook expliciet de trends in kaart gebracht ten aanzien van de inzet en taakuitvoering door
boa’s zelf.
De hierboven genoemde uitgangspunten voor dataverzameling op individueel niveau worden in dit
hoofdstuk nader onderzocht op basis van een triangulatie van uitkomsten van diverse methoden van
dataverzameling. Voor de beantwoording van onderzoeksvragen die betrekking hebben op het indivi-
dueel niveau is gebruik gemaakt van documentstudie van wetenschappelijke literatuur, gegevens uit
de online enquête met boa's in pilotgemeenten en controlegemeenten, en interviews met diverse be-
trokkenen (landelijke stakeholders, boabonden en diepte-interviews met boa's zelf). De resultaten van
dataverzameling zijn in het vervolg van dit hoofdstuk gepresenteerd.
6.2 Ontwikkelingen aanzien van veiligheid en veiligheidsgevoel
De recente ontwikkeling van de veiligheid van boa's in de uitoefening van hun werk is niet zonder meer
objectief vast te stellen. Uniforme cijfers over agressie en geweld tegen boa's zijn niet voorhanden, en
de beperkte registratie van meldingen door boa's kan niet zomaar worden vergeleken over tijd of tus-
sen gemeenten, vanwege verschillen in de inzet van boa's, het soort situaties waarin zij zich bevinden,
protocollen voor rapportage of registratiediscipline. In plaats daarvan is in de evaluatie aan boa's in de
deelnemende gemeenten zelf gevraagd om de ernst van, en de soort van incidenten aan te geven. Dit
65 Zoals elders al aangestipt hebben toezichthouders moeite met deze term omdat hier geen wettelijke basis voor bestaat.
Volgens een strikte interpretatie van de wet is toekenning van bewapening wettig als deze ten dienste staat aan de taakuit-
voering en geen andere, minder vergaande, mogelijkheden voorhanden zijn. De wapenstok is daarbij —-wetstechnisch- een
“geweldsmiddel”.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 69
levert dus geen objectieve gegevens, maar draagt bij aan inzichten over de subjectieve werkelijkheid
zoals boa's die ervaren.
Uit diepte-interviews blijkt dat de dragers van de wapenstok zelf een preventieve werking van de wa-
penstok hebben ervaren, met name tegen de ergste vormen van geweld. Zij gaven aan dat burgers zich
tijdens de pilot over het algemeen bewust waren van de aanwezigheid van een wapenstok, en daar-
door mogelijk minder snel tot fysiek geweld tegen boa's zijn overgegaan. Dit anekdotisch bewijs wordt
echter niet ondersteund door de bevindingen in de enquête. Deze laat geen verschil zien tussen het
aantal keer dat dragers en niet-dragers van de wapenstok melding maakten van geweld tegen henzelf.
Op het oog lijkt het dat boa's in pilotgemeenten wel vaker een afname van fysiek geweld rapporteren
(16% minder vaak of aanzienlijk minder vaak) dan boa's in controlegemeenten (6% minder vaak of
aanzienlijk minder vaak). Deze verschillen zijn echter niet groot genoeg om aan de eis van statistische
significantie te voldoen. Op basis van deze resultaten kan dus niet worden geconcludeerd dat in de
pilotgemeenten dragers minder vaak met (de ergste vormen van) geweld zijn geconfronteerd. In het
verlengde daarvan kan dus ook niet worden gesteld dat het dragen van de wapenstok een preventieve
werking heeft op het aantal geweldsincidenten tegen boa's.
Tabel 6 Trend in aantal geweldsmeldingen — zoals gerapporteerd door boa’s — per type
% MINDER VAAK IN 2021 DAN IN DRAGER NIET-DRAGER CONTROLE
2020
FYSIEK GEWELD 16% 16% 6%
BEDREIGING 8% 10% 6%
HOESTEN/ SPUGEN 8% 8% 14%
BELEDIGING 9% 6% 4%
NIET OPVOLGEN VAN BEVEL 6% 4% 4%
GEEN SIGNIFICANTE VERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN BIJ P<.05 (PEARSON CHI
KWADRAAT) |
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
Zelfs als een boa geen feitelijk verandering in het aantal geweldsincidenten meemaakt, kan het zijn dat
hij zich in zijn werk toch onveiliger voelt.
Om die reden is niet alleen gevraagd naar de aantallen incidenten die boa's hebben meegemaakt, maar
is boa's ook gevraagd naar hun gevoel van veiligheid, zowel in het algemeen, als op een aantal speci-
fieke aspecten, zoals hun taken, uitrusting, geboden assistentie door politie, werktijden, locaties van
inzet en reactie van burgers. Door te kijken naar de manier waarop diverse aspecten een bijdrage le-
veren aan het verklaren van verschillen in de ontwikkeling van het veiligheidsgevoel van boa's, levert
de evaluatie een beter inzicht in de rol die de korte wapenstok hierin kan spelen. Hiervoor is een zo-
genaamde regressieanalyse het aangewezen middel. Deze analyse vergelijkt de samenhang van ver-
schillende factoren op de doelvariabele (ontwikkeling van het veiligheidsgevoel)®. Ook kan hierbij wor-
den gecontroleerd op mogelijke schijnverbanden®’. Als controlevariabele is in het model daarom ook
de leeftijd van de respondenten meegenomen. De resultaten van deze analyse zijn in de tabel hieron-
der beschreven. Daarbij is met name de zogeheten beta-coëfficiënt van belang; deze waarde meet de
66 We stellen voor gebruik te maken van een meervoudige regressieanalyse op basis van de lineaire kleinstekwadratenme-
thode (ordinary least squares). In voorbereiding op de regressie is de data getest op multicollineariteit (de mate waarin elk
van de onafhankelijke variabelen onderling correleren), welke zich binnen de geaccepteerde bandbreedtes bevindt.
67 Met schijnverband wordt hier bedoeld dat een eventueel gevonden samenhang tussen variabelen wordt verklaard door
een derde variabele (spurieus effect).
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 70
toename op het gevoel van veiligheid die aan elk van de aspecten kan worden toegewezen. De vier
eerstgenoemde aspecten (dikgedrukt) zijn statistisch significante verklaringen voor ontwikkelingen in
het veiligheidsgevoel van boa's. De overige waardes zijn niet statistisch significant en dragen daarmee
niet bij aan het verklaren van toename / afname van het gevoel van veiligheid.
Tabel 7 Resultaten regressie ten aanzien van factoren bij ontwikkeling veiligheidsgevoel
REGRESSIE MODEL: R2:.57 BETA-COEFFICIENT
ONTWIKKELING VAN VEILIGHEIDSGEVOEL TEN OPZICHTE VAN 2020
SOORT HANDHAVINGSTAKEN ‚426**
REACTIE BURGERS OP OPTREDEN ‚230**
REACTIETIJD POLITIE NA VERZOEK ASSISTENTIE ‚179*
TERUGKEER CORONAMAATREGELEN WINTER 2021 ‚132*
VERSOEPELING CORONAMAATREGELEN VOORJAAR 2021 ‚036
WERKTIJDEN VAN INZET -,045
LOCATIES VAN INZET ‚043
UITRUSTING ‚052
ONDERSTEUNING DOOR POLITIE ‚019
DRAGEN VAN KORTE WAPENSTOK -,090
LEEFTIJD ‚029
* SIGNIFICANT BIJ P<.01
* SIGNIFICANT BIJ P<.05
Bron: Resultaten regressieanalyse op basis van online enquête onder boa's, december 2021
In deze regressieanalyse valt op dat maar een beperkt aantal aspecten een significante (dikgedrukte)
verklarende waarde geeft voor verschillen in veiligheidsgevoel in 2021 ten opzichte van 2020. Veran-
deringen in het soort handhavingstaken, de reactie van burgers op straat, de reactietijd van de politie
en herintroductie van de coronamaatregelen dragen bij aan het verklaren van de ontwikkeling van het
algemeen veiligheidsgevoel van bevraagde boa's. Opvallend daarbij is dat zaken als uitrusting, of het
al dan niet dragen van de wapenstok dus niet significant bijdragen aan het gerapporteerde veiligheids-
gevoel van boa’s. In plaats daarvan lijken de handhavingstaken van boa’s een centrale rol te spelen.
Vooral de tijdelijke handhavingstaken in het kader van coronamaatregelen lijken een belangrijke rol te
spelen. Boa's geven bijvoorbeeld in de enquête aan dat de versoepelingen in de zomer — en daarmee
de terugkeer naar hun reguliere taken — in grotere mate tot een veiligere situatie hebben geleid. Daar-
naast wijzen boa's op een grote toename van het gevoel van onveiligheid met de terugkeer van de
coronamaatregelen eind 2021. Ook eerdere onderzoeken laten zien dat boa’s zelf zich aanzienlijk min-
der veilig hebben gevoeld tijdens de coronamaatregelen en dat zij daarbij aangeven vaker slachtoffer
te zijn geweest van verbale agressie dan voor de coronacrisis®. In onze enquête zien we hier overigens
geen significante verschillen tussen dragers en niet-dragers van de wapenstok, of tussen pilotgemeen-
ten en controlegemeenten. Ook de interviews geven geen aanleiding om aan te nemen dat de uitvoe-
ring van corona-taken relevante verschillende gevolgen heeft voor het veiligheidsgevoel van dragers
van de wapenstok, of hun niet-dragende collega's.
68 De beta-coëfficiënt, zoals gerapporteerd in de tabel, is de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt. De statistisch signifi-
cante coëfficiënten kunnen onderling worden vergeleken om te bepalen welke de belangrijkste bijdrage leveren in de voor-
spelling van de ontwikkeling van het veiligheidsgevoel.
69 M. Abraham, P. van Soomeren (2020), Buitengewoon veilig: onderzoek naar taken en arbeidsomstandigheden van boa's
en de samenwerking met de politie: DSP Groep, pagina 93.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 71
Figuur 9 Gevolgen voor veiligheidssituatie — coronaversoepelingen/terugkeer maatregelen 2021
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
BE Veel onveiliger B Onveiliger m Geen verschil B Veiliger m Veel veiliger
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
In diepte-interviews geven boa's aan dat het gevoel van onveiligheid niet alleen voorkomt uit de (tij-
delijke) corona gerelateerde taken, maar dat juist ook de onzekerheid over (handhaving van) de regels
bijdraagt aan risicovolle situaties. Doordat de regels regelmatig veranderden, en daarmee ook de ma-
nier waarop boa's werden ingezet en moesten handhaven, was de reactie van burgers op handhaving
altijd een onzekere factor. Deze factor is met name relevant wanneer we het veiligheidsgevoel van
boa’s analyseren; zelfs bij een gelijk aantal, of bij een vermindering van het objectieve aantal gevallen
van agressie en geweld draagt deze onzekerheid bij aan een breder gedragen onveilig gevoel, ongeacht
of boa's met wapenstok zijn uitgerust of niet, of in een pilotgemeente werken. Wel lijken ook regionale
verschillen in handhaving een rol te kunnen spelen. Zo zijn er verschillende gemeenten en veiligheids-
regio's geweest die actief te kennen gaven alleen te handhaven op gebruik van de coronapas bij ex-
cessen’ terwijl anderen hier wel actief op handhaven, bijvoorbeeld door mystery guests in te zetten’!
Een direct toezichthouder onderkent in een interview ook dat dergelijke accentverschillen in handha-
ving binnen een regio ook risico verhogend werken, en dus ook explicieter gewogen zou moeten wor-
den wanneer veiligheidsrisico’s lokaal in kaart worden gebracht.
Het gevoel van veiligheid als gevolg van de reactie van burgers op straat is een ander aspect dat een
significante bijdrage laat zien aan het algemeen veiligheidsgevoel onder boa's. Daarbij laat de enquête
met name zien dat hier geen significante verschillen zijn tussen boa's met en zonder wapenstok.
Dit zien we ook terug op het aspect uitrusting, hetgeen weliswaar geen verklaring biedt voor het vei-
ligheidsgevoel onder boa's, maar wel een vergelijkbaar patroon laat zien tussen dragers en niet-dra-
gers in pilotgemeenten enerzijds, en boa's in controlegemeenten anderzijds.
Zowel voor wat betreft de reactie van burgers als het aspect uitrusting geven boa's in controlegemeen-
ten vaker aan dat dit bijdraagt aan onveiligheid, en minder vaak bijdraagt aan veiligheid dan in pilot-
gemeenten. Ook al suggereert het regressiemodel dat de wapenstok op zichzelf geen verklarende
waarde heeft op verschillen in veiligheidsgevoel, kan ook meespelen dat in de deelnemende gemeen-
ten aanzienlijk extra aandacht is gegeven aan veiligheid, bijvoorbeeld in de dagelijkse briefings, evalu-
atie van inzet en informele interactie ten opzichte van controlegemeenten. Interviews met boa's laten
bijvoorbeeld zien dat er binnen handhavingsteams dikwijls ervaringen worden uitgewisseld. Ook laten
werkgevers weten dat boa's met en zonder wapenstok in een aantal gemeenten gezamenlijk optreden,
waardoor zij ook uit eerste hand kunnen zien hoe burgers reageren op de aanwezigheid van de korte
wapenstok.
70 Burgers konden toegang krijgen tot openbare gelegenheden middels een QR-code, waarmee zij laten zien dat zij ofwel
volledig gevaccineerd, hersteld of recent negatief getest zijn.
71 Zie bijvoorbeeld: https://www.destentor.nl/zwolle/strengere-handhaving-coronapas-niet-in-oost-nederland-goed-ge-
sprek-meestal-voldoende“ae23fc06/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F https://www.parool.nl/amster-
dam/amsterdam-schroeft-handhaving-coronapas-in-horeca-op”bfd6cf63/ https://www.ad.nl/binnenland/horecaonderne-
mers-woest-na-bezoek-mystery-guest-dit-is-toch-van-de-zotte“a26b7013/
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 72
Figuur 10 Veranderingen in veiligheid sinds tweede helft 2021
Veranderingen in veiligheid - tweede helft 2021
0% 20% 40% 60% 80% 100%
oo Drager 7 >}
8 & Nietdrager
E-
Controle
zp Drager 2)
5 Niet drager
S Controle Cm
m Veel onveiliger m Onveiliger m Geen verschil m Veiliger Veel veiliger
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
De regressieanalyse toont het belang van het vertrouwen in de assistentie door de politie. De enquê-
teresultaten laten zien dat de helft van de boa's er meestal vertrouwen in heeft dat de politie snel ter
plaatse is bij oproepen om assistentie. Een ruime meerderheid heeft de ervaring dat de politie haar
kant kiest in conflicten. De ervaring in concrete situaties voordat de politie ter plaatse is, is daarbij ook
van belang. Over de mogelijkheid van terugtrekken bij (onverwacht) gevaar zien we geen significante
verschillen tussen boa's met en zonder wapenstok in pilotgemeenten of in controlegemeenten, ook
niet wanneer we alleen pilotgemeenten en controlegemeenten vergelijken. Wel zijn er significante
verschillen te zien tussen boa’s in controlegemeenten waarvan 32% aangeeft zich zorgen te maken
over de veiligheid wanneer ze groepen burgers aanspreken, tegenover 12% van dragers van de wa-
penstok, en 6% van niet-dragers in pilotgemeenten. Aangezien het zowel dragers als niet-dragers van
de wapenstok in de pilotgemeenten zijn die zich minder vaak zorgen maken over het aanspreken van
(groepen) burgers, kan dit verschil niet worden verklaard door de korte wapenstok. Wel is het mogelijk
dat het al eerder aangehaalde pakket aan maatregelen rondom de introductie van de wapenstok in de
gemeenten een algehele positieve bijdrage op het veiligheidsgevoel van boa's heeft.
Tabel 8 Beoordeling aspecten eigen veiligheid
% MEESTAL / ALTIJD DRAGER NIET-DRAGER CONTROLE
VERTROUWEN OP SNELHEID POLITIE 48% 51% 57%
POLITIE KIEST MIJN KANT IN DISCUSSIES MET BUR- | 72% 71% 68%
GERS
IK KAN ME TERUGTREKKEN BIJ (ONVERWACHT) GE- | 58% 69% 51%
VAAR)
ZORGEN OVER EIGEN VEILIGHEID BIJ AANSPREKEN | 12% 6% 32%
GROEPEN***
*EVERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN SIGNIFICANT BIJ P<.001 (PEARSON CHI KWADRAAT) |
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
Bovenstaande resultaten laten zien dat alleen het dragen van een korte wapenstok niet voldoende is
om verschillen in gevoel van veiligheid te verklaren. Uit de enquête komen diverse andere aspecten
naar voren, zoals de invulling van (corona-gerelateerde) taken, ondersteuning door politie en reacties
van burgers op straat, die daar ook daarbij dienen te worden betrokken. Toch kan daarmee niet zonder
meer worden geconcludeerd dat een wapenstok geen relevante toevoeging kan zijn. In diepte-inter-
views met boa's die de wapenstok hebben gebruikt, stellen zij dat juist in de zeldzamere gevallen,
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 73
wanneer een incident uit de hand loopt, alleen al het hebben van een wapenstok bij kan dragen aan
een veiligere afloop. Boa's geven aan dat agressieve burgers terughoudender lijken te reageren op
boa's met een wapenstok, en wijzen op hun ervaring dat waarschuwen met inzet van de wapenstok in
de meeste gevallen genoeg is om een situatie tot een veilig einde te brengen.
De verschillen tussen de resultaten uit de enquête en de ervaringen van boa’s die de wapenstok al
eens hebben gebruikt kunnen liggen in het feit dat de meer extreme situaties — gelukkig — niet aan de
orde van de dag zijn. Om deze veronderstelling te testen hebben we aan boa's diverse scenario’s voor-
gelegd, die variëren van mild tot meer extreem. Hierbij is aan alle boa's, zowel in deelnemende als in
controle gemeenten expliciet gevraagd in wat voor soort situaties een wapenstok hen een veiliger ge-
voel zou geven. In de interpretatie van deze gevallen is het belangrijk te benadrukken dat de voorge-
legde hypothetische gevallen bewust situaties zijn die boa's niet elke dag meemaken. Als een boa aan-
geeft zich veiliger te voelen met een wapenstok in deze situaties, wil dat niet automatisch zeggen dat
een wapenstok in de dagelijkse werkzaamheden ook tot een toegenomen veiligheidsgevoel zal leiden.
In de analyse van deze hypothetische situaties zien we de volgende bevindingen (de figuren die deze
bevindingen onderbouwen zijn te vinden in annex V):
e Een ruime meerderheid van boa's geeft aan zich veiliger voelen met een wapenstok in situaties
waarbij zij met meer dan één persoon geconfronteerd worden, waarin gedreigd wordt met fy-
siek geweld, dan wel waar wapens bij betrokken zijn.
e Deze analyse laat zien dat dragers van de wapenstok een significant hoger veiligheidsgevoel rap-
porteren in de hypothetische situaties dan hun collega’s zonder wapenstok. Als deze verschillen
op eenzelfde manier in de diverse voorgelegde scenario’s zichtbaar zouden zijn, zou dit kunnen
duiden op een mogelijk selectie-effect. Dragers zouden dan al bij voorbaat anders naar de wa-
penstok kijken dan niet-dragers, of mogelijk zelfs bewust de enquêteresultaten een bepaalde
richting opsturen. Hier lijkt echter geen sprake van. Dragers van de korte wapenstok blijken zich
in het bijzonder veel veiliger te voelen dan niet-dragers in situaties waarin meerdere personen
agressief gedrag vertonen of hen fysiek bedreigen. In andere gevallen zijn deze verschillen min-
der uitgesproken, en in situaties waar wapens een rol spelen voelen dragers van de wapenstok
zich juist niet veiliger dan degenen die nooit een wapenstok hebben gedragen. Dit kan duiden
op ervaringen opgedaan tijdens de pilot, bijvoorbeeld tijdens de (aanvullende) training of zelfs
in concrete incidenten op straat. Dragers van de wapenstok laten in deze hypothetische situaties
zien het belang van tijdig terugtrekken te onderkennen, aangezien de korte wapenstok in deze
gevallen zeker niet altijd voldoende is om in veiligheid te komen.
e Onder boa’s in controlegemeenten is de bijdrage van een wapenstok aan hun veiligheidsgevoel
consequent het laagst, ook substantieel lager dan niet-dragers van de wapenstok in pilotge-
meenten. Deze groep heeft niet de training en praktijkervaring die de dragers in de pilotgemeen-
ten hebben, en ook hebben zij niet de gevolgen van het dragen van de wapenstok van hun col-
lega's meegekregen.
e Overigens zien we ook een significant verschil in veiligheidsgevoel tussen boa's in relatie met
hun leeftijd. Boa's jonger dan 40 jaar voelen zich consequent veiliger met wapenstok dan hun
oudere collega's, met name in de meest gevaarlijke contexten die zijn voorgelegd (wapens, fy-
siek geweld van meerdere personen). De bevinding dat dit verschil niet geldt wanneer we dra-
gers en niet-dragers vergelijken (ongeacht hun leeftijd) onderschrijft des te meer dat de prak-
tijkervaring en training lijken te hebben bijgedragen aan bewustwording bij (jonge) dragers over
de gevaren die sommige situaties met zich mee kunnen brengen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 74
6.3 Verandering in mentaliteit en gedrag
Naast de meer principiële bezwaren zijn de belangrijkste redenen voor de terughoudendheid van po-
litie en het OM om boa's uit te rusten met de wapenstok gebaseerd op de verwachting dat boa's dan
ook assertiever op zullen gaan treden en minder snel geneigd zullen zijn om zich conform de beleids-
regels terug te trekken waar dat kan. Hier is op het niveau van individuele incidenten naar gekeken
(zie hoofdstuk 6), maar ook hebben we direct aan boa's gevraagd om op individueel niveau in bredere
termen op hun werk te reflecteren, zowel in de enquête als in diepte-interviews.
We beginnen hierbij met hypothetische situaties, waarbij in de enquête aan alle boa's is gevraagd wat
ze in een grote variëteit aan situaties zouden doen indien zij uitgerust zouden zijn met de wapenstok.
Dit levert interessante gegevens op, met name wanneer we de antwoorden vergelijken van respon-
denten die in het kader van de pilot concrete ervaring met het dragen van de wapenstok hebben op-
gedaan, en respondenten voor wie dit puur hypothetisch blijft. Hierbij vallen de volgende zaken op:
e We zien dat in de meest gevaarlijke situaties, bijvoorbeeld waar slag- of steekwapens een rol
spelen, de niet-dragers, en in het bijzonder uit controle gemeenten, minder vaak geneigd zijn
zich terug te trekken dan dragers van de wapenstok. We hebben niet-dragers niet verder kunnen
doorvragen over de reden voor dit verschil, maar wel sluit dit aan bij de bevinding in de vorige
sectie, waarin dragers van de wapenstok ook eerder het gevaar leken te onderkennen van der-
gelijke situaties. Mogelijk zien we hier hoe training in gebruik en praktische ervaring met de
wapenstok dragers ook bewuster heeft gemaakt van de beperkingen. Wel betreft dit uiteraard
hypothetische gevallen, en een mogelijke alternatieve verklaring is dat dragers in pilotgemeen-
ten deze vragen bewust voorzichtig ingevuld, juist ook omdat werkgevers en toezichthouders
gedurende het hele jaar hebben benadrukt dat zij niet meer risico mogen lopen. Maar zelfs in
dit geval blijkt uit deze bevinding het belang van uitgebreide begeleiding wanneer boa's met een
wapenstok gaan lopen. Deze begeleiding gaat dan dus niet alleen in op het juist hanteren van
de wapenstok, maar juist ook op het interpreteren van gevaarlijke situaties, en het vermijden
hiervan.
e In de andere voorgelegde situaties is het opvallend dat het gedrag van dragers en niet-dragers
niet wezenlijk verschilt. Slechts in één andere situatie, waarin de casus een confrontatie met
twee dronken mannen voorlegt, zijn juist de niet-dragers uit pilot- en controlegemeenten aan-
zienlijk terughoudender dan dragers. Juist ook ten opzichte van de andere bevindingen, kan dit
het best worden verklaard door de concrete ervaring van respondenten tijdens de pilot. Zo zijn
de antwoorden van dezelfde boa's in de twee enquêtes met elkaar vergeleken en laten deze
zien we dat dragers van de wapenstok significant vaker een actievere rol kiezen na afloop van
de pilot (in december) dan aan het begin, als het gaat om het benaderen van dronken burgers.
e Daar waar in de meeste gevallen het hebben van ervaring met het dragen van de wapenstok
geen statistische verschillen laten zien in de mate waarin respondenten aangeven af te stappen
op de voorgelegde situaties, zien we wel een invloed van de factor leeftijd. Dit zagen we al bij
het geven van een veiligheidsgevoel en zien we opnieuw terug in gedrag; in alle voorgelegde
situaties zien we dat boa's boven de 40 jaar zich consequent vaker uit situaties terugtrekken
zonder verbaal op te treden dan jongere collega's.
Na deze hypothetische gevallen die aan alle respondenten zijn voorgelegd, hebben we alleen de boa's
die tijdens de pilot een wapenstok hebben gedragen ook gevraagd naar eventuele veranderingen in
hun gedrag. Ruwweg de helft van de dragers van de wapenstok geeft aan dat zij niet anders op straat
optreden dan voor de pilot, wat betreft hun keuze op situaties af te stappen, om assistentie te vragen,
of in de mate waarin zij zich terug hebben getrokken uit gevaarlijke situaties. Een kwart van de respon-
denten is neutraal en ongeveer een kwart van de boa's met de wapenstok geeft zelf aan wel anders te
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 75
reageren. Ook al geldt dit dus niet voor de meeste boa's, de zorg van OM en sommige politievertegen-
woordigers blijkt hiermee voor een minderheid van boa's wel van toepassing.
Figuur 11 Gevolgen voor gedrag — uitgesplitst naar actief / passief gebruiker wapenstok
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
3 ep Op nieuwe soort situaties afgestapt (*) EZ GS,
SY ER
2 5 se 5 Minder snel om assistentie gevraagd WSO NS
4e EZ
6 5 Minder vaak teruggetrokken — Semm 6,
… 0 ap Op nieuwe soort situaties afgestapt (*) MEA 5
2SeEe
5 5 5 DE Minder snel om assistentie gevraagd WEES SS
TT 0 sz
5 5 57 Minder vaak teruggetrokken GAS 5
B Helemaaleens meEens mNieteens/nietoneens mOneens mHelemaaloneens m Weet niet
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
In diepte-interviews reageren dragers van de wapenstok heel verschillend op het belang van de nieuwe
uitrusting. Sommigen geven aan dat er in de praktijk voor hen niets verandert (“mijn belangrijkste
wapen is en blijft mijn mond”), terwijl anderen aangeven dat zij zich veiliger voelen en hierdoor minder
snel geneigd zijn aan een bepaalde situatie voorbij te gaan (“doordat je de mogelijkheid hebt om af-
stand te creëren, ga je van een situatie die vrijwel zeker op vechten uitloopt naar een gesprek”).
In de pilot zijn er zowel boa's uitgerust met de wapenstok die hier niet direct een meerwaarde van
zagen, als ook anderen die enthousiast waren dat hun gemeenten deelnam aan de pilot. Door dit soort
verschillen kunnen niet zomaar eenduidige conclusies worden getrokken over de manier waarop boa's
met een wapenstok op een andere manier gaan werken. De enquête laat zien dat boa's die actief (ten
minste een keer) hebben nagedacht over (dreigen met) inzet van de korte wapenstok tijdens de pilot
ook aangeven dat zij vaker op nieuwe situaties zijn afgestapt (‘actief onderdeel van uitrusting’), dan
hun collega's met een wapenstok die geen moment op het punt hebben gestaan om te dreigen met
de wapenstok (‘passief onderdeel van uitrusting’)? Deze bevinding laat het belang zien van individu-
ele kenmerken (de mate waarin men bereid is de wapenstok daadwerkelijk in te zetten), naast de
overige kenmerken die al elders in dit rapport zijn benoemd.
De richting van dit verband kan niet zonder meer worden vastgesteld. Zijn het boa's die van zichzelf al
minder snel om assistentie vragen en hierdoor ook eerder nadenken over inzet van de wapenstok, of
juist boa's die al eerder geneigd zijn na te denken over inzet van de wapenstok die daardoor minder
assistentie nodig denken te hebben? Op basis van interviews met werkgevers en diepte-interviews
met boa’s zien we dat we er rekening mee moeten houden dat beide richtingen mogelijk zijn.
e Zo stellen we op basis van interviews met boa's en hun werkgevers vast dat er boa's zijn die al
voor de pilot onbevangener op gevaarlijkere situaties afstapten en zich minder snel terugtrok-
ken dan collega's. Het risico bestaat dan ook dat deze groep ook eerder of vaker naar de wapen-
stok zal grijpen. Dit is met name te verwachten bij jongere en minder ervaren boa's. In Zoeter-
meer is er om die reden voor gekozen om in plaats van de minimale eis van één jaar praktijker-
varing, de wapenstok alleen toe te kennen aan boa's met ten minste drie jaar praktijkervaring.
72 Wanneer we de antwoordcategorieën helemaal eens en eens samenvoegen en vergelijken tussen de twee groepen levert
dit een statisch significante chi-kwadraat op (bij p<.05). De overige twee elementen gepresenteerd in de figuur (vragen om
assistentie en terugtrekken) suggereren ook verschillen, maar deze zijn niet significant.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 76
In deze situatie is het regelmatig doornemen van protocollen, en actief doorspreken van ieder
incident binnen het team, al dan niet ondersteund met beelden van de bodycams een belangrijk
middel om ook binnen de teams toch een gemeenschappelijke ervaring op te bouwen. De mate
waarin dit binnen de pilotgemeenten gebeurt verschilt overigens aanzienlijk. Er zijn gemeenten
waar al jaren volgens een dergelijk evaluatief model wordt getraind, terwijl in andere pilot ge-
meenten weliswaar de ambitie is geformuleerd om een dergelijke evaluaties vorm te geven,
maar dit nog onvoldoende concreet is uitgewerkt.
e Andersom horen we boa's in diepte-interviews ook aangeven dat zij sinds uitrusting met een
wapenstok, nu ‘beter door kunnen pakken’, en ‘niet meer hoeven weg te lopen op het moment
dat het spannend wordt’. Vanuit deze logica kan verwacht worden dat sommige boa's met de
wapenstok mogelijk bewust lastigere situaties niet langer uit de weg gaan. Ook al gaat dit vol-
gens de enquête om een minderheid, het benadrukt duidelijk het belang van continue training,
expliciet niet alleen gericht op de techniek rondom gebruik van de wapenstok, maar juist in bre-
dere zin, dus op het gebied van sociale vaardigheden, zoals gesprekstechnieken, de-escalatie en
weerbaarheid. Deelnemende gemeenten geven aan hier alert op te zijn; in sommige gemeenten
gold al langer een actief werving en selectiebeleid waarbij men juist op zoek is naar ‘rustigere
en bedachtzamere types’. Ook is er in een enkel geval zelfs bij de toekenning van de wapenstok-
ken binnen de pilot gekeken naar persoonlijkheden en naar bijvoorbeeld eerdere ervaringen
met geweld. In Velsen is in het begin van de pilot, nadat binnen korte tijd een relatief groot
aantal meldingen van geweldsaanwending werden gedaan, juist hierop actief ingezet, waarna
zich effectief geen nieuwe meldingen hebben voorgedaan’®. Er zijn aanvullende trainingen ge-
organiseerd, gesprekken met handhavers gevoerd, externe senioren aangetrokken om het team
beter te begeleiden, en er is specifieke aanvullende expertise op het gebied van jeugdoverlast
ingehuurd. De resultaten hiervan zijn duidelijk zichtbaar in de tweede helft van de pilot, waarin
geen geweldsmeldingen meer zijn gedaan in de gemeente.
6.4 Ontwikkeling in tevredenheid
In de evaluatie van de pilot houden we niet alleen rekening met zichtbare veranderingen in veiligheids-
gevoel of gedrag, maar mogelijk ook de tevredenheid van boa's zelf. Hierboven werd al opgemerkt dat
werkgevers in de tien deelnemende gemeenten allemaal erkennen dat boa's met een wapenstok zich
zekerder voelen en gesterkt in ondersteuning door werkgever. We zien dit ook terug in de resultaten
van de enquête onder boa's, waarin we boa's hebben gevraagd om op vier aspecten hun werk te be-
schrijven.
Boa’s in pilotgemeenten rapporteren vaker positieve ervaringen ten opzichte van de controlegemeen-
ten, met name als het gaat om trots op het eigen werk. Dit sluit ook aan op wat boa's in diepte-inter-
views aangeven; zij voelen zich ‘serieuzer genomen door burgers’, merken dat er ‘gekeken wordt naar
hun uitrusting en uniform’. Boa's merken ook dat het hebben van een wapenstok maakt dat burgers
minder snel hun autoriteit in twijfel trekken; ‘als ze je een wapenstok geven, zul je wel wat mogen en
kunnen’. In antwoord op de enquêtevraag naar de mate waarin boa's erin slagen om op een positieve
manier contact te leggen met burgers, zien we dat vrijwel alle boa's aangeven dat dit meestal, of altijd
lukt. Toch zien we hier een relevant verschil tussen dragers van de korte wapenstok en boa’s uit con-
trolegemeenten; de gedachte in de literatuur dat bewapening de afstand tussen burger en boa's zou
kunnen vergroten blijkt niet te stroken met de ervaring van boa's in deze pilot. Tot slot zien we geen
73 Met geweldsaanwending hebben we het niet alleen over de inzet van de korte wapenstok, maar ook van andere ge-
weldsmiddelen, zoals handboeien.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 71
substantiële verschillen terug tussen dragers en niet-dragers, of pilotgemeenten en controlegemeen-
ten in de hoeveelheid overmatige stress die boa's rapporteren of de zelfverzekerdheid in het werk.
Tabel 9 Gevolgen deelname aan pilot op reflectie eigen werk
% MEESTAL / ALTIJD BOA IN PILOT GE- BOA IN CONTROLE
MEENTE GEMEENTE
IK VOEL ME ZELFVERZEKERD 93% 96%
IK BEN TROTS OP HET WERK DAT IK DOE** 81% 62%
IK MAAK OP POSITIEVE MANIER CONTACT MET | 92% 81%
BURGERS*
IK ERVAAR MEER STRESS DAN IK ZOU WILLEN 17% 13%
“VERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN SIGNIFICANT BIJ P<.05 (PEARSON CHI KWADRAAT)
**VERSCHILLEN TUSSEN KOLOMMEN SIGNIFICANT BIJ P<.01 (PEARSON CHI KWADRAAT) |
Bron: resultaten online enquête onder boa's, december 2021
6.5 Concluderend
In dit hoofdstuk zijn de ervaringen verkend van deelnemers aan de pilot ten aanzien van hun functio-
neren als boa. Allereerst is gekeken naar hoe boa's zelf aangeven dat hun gevoel van veiligheid zich
heeft ontwikkeld. Daarnaast zijn aan boa's ook gevraagd te reflecteren op hun eigen gedrag en tevre-
denheid in hun werkzaamheden.
Op basis van de enquête onder boa's blijkt het hebben van een wapenstok in de pilot geen verklaring
biedt voor veranderingen van het eigen veiligheidsgevoel. De wapenstok lijkt daarmee niet het pana-
cee waarmee de zorgen van boa's over hun veiligheid in een keer kan worden opgelost. In plaats daar-
van concluderen we op basis van de enquêteresultaten van boa's dat juist lokale keuzes ten aanzien
van handhavingstaken en inzet de belangrijkste knop blijft om aan te draaien. Het verbeteren van het
veiligheidsgevoel van boa's in de pilotgemeenten kan in dat kader vooral worden toegeschreven aan
de gekozen aanpak in de pilot, op grond van een lokale identificatie van veiligheidsrisico’s en een ge-
richte aanpak op het verminderen daarvan, in samenwerking met de politie. Juist omdat boa's niet
dagelijks in contact komen met situaties waarbij de wapenstok een rol speelt, wordt het dragen ervan
al snel normaal en als zodanig mogelijk niet de belangrijkste factor voor het eigen gevoel van veiligheid.
Toch kunnen we op basis van de ervaringen in dit hoofdstuk stellen dat de wapenstok wel meer is dan
een placebo. Een beperkt aantal boa's heeft concrete ervaring op kunnen doen met het gebruik van
de wapenstok in extreme gevallen, en geeft aan dat zelfs alleen het dragen ervan al kan bijdragen aan
een veiligere afloop. De meeste gerapporteerde gevallen zijn duidelijk voorbeelden waarin het dreigen
met de wapenstok direct bijdraagt om controle over de situatie te krijgen, zonder dat de boa's hierbij
fysiek geweld aan hoefden te wenden.
Ook laten de resultaten in de pilot het belang zien van aanvullende training, monitoring en actieve
ondersteuning door werkgevers van hun boa’s voor de veilige uitrusting van de wapenstok. De enquê-
teresultaten tonen dat sommige zorgen ten aanzien van mogelijke veranderingen van gedrag van boa's
reëel kunnen zijn. Er zijn voorbeelden van boa's die geneigd zijn eerder een stap naar voren te doen
nadat zij een wapenstok krijgen; dit blijken vaker de jongere en minder ervaren krachten te zijn. Ook
in hypothetische scenario’s lijken boa's zonder ervaring en training met de wapenstok minder geneigd
tot het terugtrekken dan de deelnemers in de pilot. De pilots hebben echter ook laten zien dat werk-
gevers dergelijke verschillen op individueel niveau effectief hebben kunnen managen, allereerst door
training, voldoende begeleiding door senior boa's, maar ook al op voorhand, door werving en selectie
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 78
zo in te richten dat handhavingsteams de vaardigheden en competenties hebben om bij geweldsinci-
denten primair te zetten op de-escalatie en gesprekstechnieken. Dit zijn daarmee allemaal criteria die
meegenomen kunnen worden in de voorgenomen regeling bewapening boa's. In bredere zin geven de
resultaten van de pilots geen reden om aan te nemen dat boa's interacties met burgers anders gaan
benaderen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 79
7 Conclusies
In het concluderende hoofdstuk van het onderzoek keren we terug naar de onderzoeksvragen. Deze
zijn hier systematisch gepresenteerd voor elk van de vier niveaus van analyse, zoals ook gepresenteerd
in de hoofdtekst van het rapport. Alvorens de conclusie bij elk van de onderzoeksvragen meer in detail
langs te lopen laten we hieronder deze hoofdpunten de revue passeren voor elk van de vier gekozen
niveaus in sectie 7.1 tot 7.4, gevolgd door een opsomming van de concrete lessen in sectie 7.5.
7.1 Bevindingen op systeemniveau
In beantwoording op de onderzoeksvragen is allereerst een overzicht gemaakt van de belangrijkste
ervaringen op systeemniveau, die ook bij kunnen dragen aan het opstellen van de voorgenomen
nieuwe regeling. Elk van deze aspecten is vervolgens in meer detail uitgewerkt bij de specifieke beant-
woording van de onderzoeksvragen.
-_Samenwerking op lokaal niveau: Het belang van de gestelde randvoorwaarden aan de pilots
wordt door alle deelnemers onderkend. De samenwerking tussen diverse betrokkenen op lokaal
niveau is in de meeste gevallen goed geweest. Wel zien we verschillen in de manier waarop
bepaalde landelijke voorwaarden door direct-toezichthouders zijn geïnterpreteerd.
- Nieuwe rol lokaal niveau: De specifieke taakverdeling en verantwoordelijkheden van de diverse
landelijke en lokale stakeholders bij het toekennen van geweldsbevoegdheden aan boa's zijn
nog niet altijd duidelijk en vraagt om meer aandacht op alle niveaus.
-_ Samenwerking met politie: We zien in de pilots geen structurele verschuiving van taken als ge-
volg van uitrusting met de wapenstok. Ook zijn er geen verschillen in de ondersteuning van po-
litie aan boa's bij verzoek om assistentie sinds boa's in deelnemende gemeenten met de wapen-
stok waren uitgerust.
7.1.1 Redenen voor deelname
Wat waren de belangrijkste redenen van de 10 deelnemende gemeenten om een aanvraagproce-
Gemeenten geven als redenen voor hun aanvraag tot deelname argumenten als de verharding van de
samenleving, veranderingen in het takenpakket van boa's, specifieke lokale problematiek, handhaving
rondom coronamaatregelen en lange aanrijtijden van de politie bij incidenten. In de aanvragen van
alle gemeenten hebben burgemeesters een actieve rol gespeeld om deelname mogelijk te maken, met
in sommige gemeenten tevens een expliciete druk vanuit de gemeenteraad of boa's zelf. De wijze
waarop boa's zelf betrokken zijn bij de aanvraag tot deelname aan de pilot verschilt eveneens. Soms
namen boa's zelf het initiatief om zich erover uit te spreken, of er actie voor te voeren; in andere
gevallen zijn gesprekken gevoerd met boa's om hun visie te horen, zijn er enquêtes gehouden om te
polsen hoe boa's tegenover deelname stonden.
In alle plannen wordt aangevoerd dat handhavers basistaken uitvoeren op het gebied van leefbaar-
heid, maar dit takenpakket in de afgelopen jaren verder is verbreed. Ook wijzen gemeenten in hun
aanvragen op een recente verschuiving van het zwaartepunt van taken, waarbij andere en soms ook
hogere veiligheidsrisico’s aanwezig kunnen zijn.
Onder de controlegemeenten bevinden zich zowel gemeenten die een aanvraag tot deelname aan de
pilot hebben gedaan maar de aanvraag niet toegekend hebben gekregen, als gemeenten die dit be-
wust niet hebben gedaan. Sommige van deze laatste groep achtten zich er nog niet klaar voor. Ze zien
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 80
de invoering van de korte wapenstok als een stap in een breder proces van professionalisering, op
basis waarvan eerst nadere stappen dienen te worden gezet op het gebied van werving, selectie, op-
leiding en training. Ook zijn er gemeenten waar principiële bezwaren leven tegen het bewapenen van
boa’s, bijvoorbeeld in de gemeenteraad, of op bestuurlijk niveau. In deze gemeenten vreest men dat
bewapening de afstand tussen boa's en burgers kan vergroten, weinig toegevoegde waarde heeft voor
de persoonlijke veiligheid. Tevens verwijst men naar wettelijke beperkingen ten aanzien van de wa-
penstok als verdedigingsmiddel en mogelijke gevolgen voor rechtmatigheid van gebruik. Tot slot was
er een gemeente waar boa's zelf zich tegen uitrusting uitspraken en die daarom van deelname heeft
afgezien.
7.1.2 Onderbouwing veiligheidsrisico’s
Welke elementen zijn door de aanvragende gemeente in de onderbouwing van de veiligheidsrisico’s
De evaluatie van de pilot laat zien dat alle tien deelnemende gemeenten de veiligheidsrisico’s van te-
voren in kaart hebben gebracht. Zij verwijzen dan bijvoorbeeld naar specifieke veiligheidsrisico’s in
bepaalde wijken, of risico’s die samenhangen met een verruwing van de samenleving en assertiever
gedrag van burgers. Daarnaast wordt in aanvragen verwezen naar bepaalde groepen (bijvoorbeeld
hangjongeren); horecacontroles, en het handhaven van coronamaatregelen. In de aanvragen zien we
verschillen met name waar het gaat over de vraag of boa's ook ‘s avonds worden ingezet in uitgaans-
gebieden. Dat vertaalt zich in verschillen tussen gemeenten in lokale handhavingstaken. Zo worden
boa’s in Amsterdam tot 2 uur ’s nachts ingezet, terwijl avonddiensten elders een stuk eerder aflopen.
De onderbouwing van veiligheidsrisico’s zijn, samen met de overige aanvraagdocumenten, door de
direct toezichthouders goedgekeurd. Ondanks de landelijke overlegstructuur voor direct toezichthou-
ders, die in het kader van de pilot is opgezet, wordt in de evaluatie vastgesteld dat in een aantal spe-
cifieke gevallen de direct toezichthouders de randvoorwaarden van de pilot ten aanzien van risicoma-
nagement verschillend hebben toegepast. Zo zijn er gemeenten waar op last van de direct toezicht-
houder bepaalde taken die al bij de lokale handhavingsorganisatie waren belegd niet langer uitgevoerd
zouden mogen worden in het kader van de pilot. In andere gemeenten was hier geen sprake van. Lo-
kaal maatwerk is mogelijk, maar wellicht kan aanvullende landelijke afstemming in de toekomst bij-
dragen tot grotere eenduidigheid en transparantie over de beoordeling van aanvragen tussen verschil-
lende gemeenten.
71.3 Samenwerking met de politie
Op welke manier krijgt samenwerking met de politie nader vorm en welke rol heeft deelname aan
Voor het uitvoeren van de taken in domein | zijn duidelijke afspraken en een goede samenwerking met
de politie essentieel. Dergelijke samenwerking wordt formeel vormgegeven in een handhavingsarran-
gement waarin de lokale driehoek afspraken vastlegt over welke leefbaarheids- en veiligheidsproble-
men worden aangepakt en met welke inzet door elk van de partijen. Het hebben van een dergelijk
arrangement vormde een voorwaarde voor deelname, maar zou in principe al in gemeenten aanwezig
moeten zijn. Toch laat de evaluatie zien dat deze niet overal waren vastgesteld. Zo hebben sommige
gemeenten een dergelijk handhavingsarrangement pas opgesteld ten behoeve van de aanvraag voor
deelname. We zien daarbij overigens geen systematische verschillen in hoe samenwerking met de po-
litie in de praktijk vorm krijgt tussen gemeenten die al een handhavingsarrangement hadden, en ge-
meenten waar dat slechts in voorbereiding op de pilot is geformaliseerd. Wel blijkt dat het samenwer-
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 81
ken aan een dergelijk document op lokaal niveau een positieve bijdrage kan leveren aan beter weder-
zijds begrip over ieders taken en verantwoordelijkheden, zowel op het niveau van leidinggevenden als
op de werkvloer.
De ervaringen in de pilot laten geen structurele veranderingen zien in de samenwerking tussen boa's
en de politie na uitrusting met de korte wapenstok. Ook in haar rol van de politie als assistentieverlener
in geval van nood zien we geen verschillen sinds de start van de pilot. Wel laat de evaluatie zien dat
met de pilot al bestaande patronen van samenwerking expliciet naar de oppervlakte komen. In ge-
meenten waar deze samenwerking stroef verloopt, wordt door boa werkgevers aangegeven dat vanuit
de lokale politieteams ook kritischer naar de pilot wordt gekeken. Aan de andere kant, daar waar de
samenwerking al jaren concreter vorm heeft gekregen, bijvoorbeeld door het delen van een gebouw,
gezamenlijke briefings, of ervaring met gezamenlijke acties zien we ook vaker actievere aandacht voor
en tevredenheid over samenwerking, op organisatorisch, maar vaak ook persoonlijk vlak.
7.2 Bevindingen op organisatieniveau
In beantwoording op de onderzoeksvragen gerelateerd aan het organisatieniveau is tevens een over-
zicht gemaakt van de belangrijkste ervaringen in de pilot met het oog op het opstellen van de voorge-
nomen nieuwe regeling. Elk van deze aspecten is vervolgens in meer detail uitgewerkt bij de specifieke
beantwoording van de onderzoeksvragen.
-_ Afspraken over inzet: Er zijn relevante verschillen tussen gemeenten in de inzet, soort taken en
daarmee de veiligheidsrisico’s die boa’s lopen. Zo zien we aanzienlijke accentverschillen tussen
de rollen, taken en verantwoordelijkheden van boa's in pilotgemeenten en controlegemeenten.
Dergelijke verschillen spelen een centrale rol in een eventueel besluit om boa's met korte wa-
penstok uit te rusten.
- Opleiding en training: In de pilot zien we het belang van lokaal maatwerk ten aanzien van trai-
nings- en opleidingseisen. Hierbij laten de resultaten van de pilot een grote meerwaarde zien
van aandacht voor gesprekstechnieken, de-escalatie en conflictbeheersing, in aanvulling op be-
staande RTGB eisen.
- Uitrusting: De gecombineerde inzet van korte wapenstok en bodycam opent aanvullende mo-
gelijkheden voor evaluatie en trainingsdoeleinden. Het biedt praktische inzichten over be-
staande casussen die binnen het handhavingsteam besproken kunnen worden en als input kun-
nen worden gebruikt om van te leren.
- Aandacht voor ondersteuning: De pilots laten een grote behoefte zien onder gemeenten aan
verdere ondersteuning en kennisdeling op de diverse terreinen waar zij een werkgeversverant-
woordelijkheid dragen.
7.2.1 Toezichts- en handhavingstaken
Welke toezichts- en handhavingstaken in domein 1 openbare ruimte werden door de boa's in de
periode van in de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2021 uitgevoerd? Hoe verhouden
Boa’s in domein | vertegenwoordigen het gezag van de gemeente op straat en hebben een breed pak-
ket aan bevoegdheden. Deze bevoegdheden richten zich op het aanpakken van overlast, kleine erger-
nissen en andere feiten in de openbare ruimte die de leefbaarheid aantasten. Onder leefbaarheid vat-
ten de beleidsregels de feiten die zijn aan te merken als overlast, verloedering, en kleine ergernis, en
die niet reeds op grond van andere formele wetgeving gehandhaafd worden. Sinds het uitbreken van
de COVID-19 pandemie zijn daar sinds maart 2020 diverse handhavingstaken bijgekomen, zoals hand-
haven op afstand houden, avondklok, horeca-naleving en alcoholverbaden.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 82
In vergelijking met eerdere perioden, geven gemeenten aan dat zij in algemene zin een verbreding van
de taken identificeren. Dit speelt al langer en betekent bijvoorbeeld in de praktijk dat boa's in toene-
mende mate ingezet worden voor taken die steeds minder te doen hebben met de traditionele toe-
zichttaken als parkeren, plantsoenbeheer en vergunningen, en steeds meer het karakter van handha-
ving krijgen. Dit wordt ook als belangrijke reden opgevoerd voor deelname aan de pilot. In vergelijking
met controlegemeenten geven boa's in pilotgemeenten ook relatief vaker aan op meer risicovolle
werkterreinen als jeugdoverlast te werken, terwijl boa's in controlegemeenten relatief vaker worden
ingezet op het relatief veiligere gebied van fysieke veiligheid (parkeren, afval, groen).
Binnen de voorwaarden voor deelname van de pilot was het niet toegestaan om boa's met een korte
wapenstok in te zetten op plaatsen met een voorzienbaar verhoogd veiligheidsrisico. Uit de evaluatie
is geen structurele verschuiving van taken als gevolg van uitrusting met de wapenstok af te leiden. Wel
dient te worden meegenomen dat dit een expliciete voorwaarde was voor deelname aan de pilot.
Tijdens de pilot is dan ook op veel plaatsen zeer actief gestuurd en gemonitord op het in acht nemen
van de grenzen van inzet en taakgebieden door boa's. Het is daarmee niet ondenkbaar dat zonder een
dergelijke sturing, mede gezien de capaciteitstekorten bij de politie en de bredere ervaring van boa's,
er in de toekomst wel breder en in toenemende mate een beroep kan worden gedaan op boa's.
Daarom zijn uitgewerkte handhavingsarrangementen van belang als basis om de grenzen van de inzet
op taakgebieden actief te kunnen blijven bewaken. Door regelmatig te reflecteren op de uitvoering
ervan en deze resultaten te bespreken kunnen betrokkenen ook in de toekomst de grenzen van taken
blijven bewaken, om zo te voorkomen dat boa's vaker voor politietaken worden ingezet.
7.2.2 Training en opleiding
Op welke manier worden boa's (aanvullend) getraind en opgeleid voor de inzet van geweldsmidde-
Deelnemende gemeenten hebben de eisen voor (aanvullende) training en opleiding op verschillende
manieren ingevuld. Een van de randvoorwaarden van de pilot was dat boa's die zijn uitgerust met een
korte wapenstok een minimaal opleidingsniveau van MBO-3 (Handhaving Toezicht en Veiligheid)
moesten hebben. Wel is hierop in een enkel geval maatwerk geleverd om zo te voorkomen dat juist
de meest ervaren krachten niet uitgerust zouden kunnen worden met een korte wapenstok. Daarbo-
venop geldt de eis van deelname aan een training geweldbeheersing (RTGB) en de ervaringseis van ten
minste één jaar. In alle gemeenten is ten minste aan deze eisen voldaan. In één gemeente wordt zelfs
drie jaar als minimale praktijkervaring geëist. De achtergrond is dat boa's dan beter voorbereid zijn op
het werken op straat en eerst ervaring op kunnen doen met het hanteren van gespreks- en gedrags-
technieken om tot de-escalatie te komen. Ook zijn er gemeenten die extra aandacht aan training heb-
ben gegeven gedurende de pilot, om naar aanleiding van concrete ervaringen door te kunnen trainen
en werkwijzen te bespreken en aan te scherpen. In enkele gevallen is voor dergelijke training ook be-
wust gezocht naar samenwerking met de politie, om zo niet alleen zelf bekwaam te zijn, maar ook het
gezamenlijke optreden te oefenen en te verbeteren.
Hebben de boa's de gevolgde (aanvullende) modules in het kader van Integrale Beroepsvaardigen
resp. de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing ervaren als bijdrage aan een professioneel (de-esca-
Over de geboden opleiding en training zijn boa's positief. Conform de conclusies uit bestudeerde lite-
ratuur en de ervaringen kan worden afgeleid dat training in samenhang met het bespreken van inci-
denten, reflectie, en praktische (de-escalatie-)vaardigheidsoefeningen en bespreking van de implica-
ties daarvan voor toekomstig handelen de professionele ontwikkeling naar hun oordeel het meest
steunt. Naarmate werkgevers meer aandacht hebben besteed aan het niet gebruik van de wapenstok,
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 83
bijvoorbeeld door in te zetten op praktische gesprekstechnieken, en training in conflictbeheersing en
de-escalatie methoden, lijken boa's ook eerder geneigd de wapenstok terughoudender in te zetten, of
zich terugtrekken als eerste optie te overwegen.
7.2.3 Aanvullende ondersteuning door werkgevers
Wat doen de leidinggevenden/werkgevers van de boa's naast het verzorgen van opleidingen nog
Naast aandacht voor opleidingen en specifieke trainingen bieden werkgevers boa's aanvullende on-
dersteuning door te zorgen voor samenhang tussen taken, risico’s en training, waar vervolgens de uit-
rusting op afgestemd kan worden. Zo zijn boa's in alle tien pilotgemeenten uitgerust met een bodycam,
welke naast de bijdrage aan persoonlijke veiligheid ook reflectie op het eigen handelen en op het
gebruik van de uitrusting mogelijk maakt.
In sommige pilotgemeenten hebben werkgevers expliciet gekozen om de uitzonderlijkheid van inzet
van de wapenstok te benadrukken, en actief te sturen op de naleving hiervan door boa's. Hier is al
voor de start van de pilot, in nauwe samenwerking met toezichthouders ingezet op het benadrukken
van de uitzonderlijkheid van inzet van de wapenstok. Toen er zich in deze gemeenten toch incidenten
voordeden, is elk incident in detail nabesproken, niet alleen met de betrokken boa maar soms ook
breder in het team. Wel of niet inzetten van de wapenstok, en hoe gebruik van de wapenstok had
kunnen worden voorkomen of geminimaliseerd is daarbij een centraal thema.
Andere gemeenten hebben de proef meer gezien als een experiment, waarin na afloop gekeken kan
worden naar resultaten. De ervaringen laten zien dat een strakkere sturing een professionaliserend
effect heeft gehad op boa's, bijdraagt aan zelfreflectie, en ook lijkt te leiden tot aan lager gebruik van
de wapenstok, zowel in aantallen dat de wapenstok is gebruikt om te dreigen als daadwerkelijk mee
te slaan.
Naast de directe aandacht voor het wel of niet inzetten van de wapenstok is er in wisselende mate
aandacht van werkgevers geweest voor de juridische kant van het hebben en gebruik van een wapen-
stok. Andere gemeenten kunnen hier in het bijzonder leren van de aanpak in Zoetermeer en Capelle,
die dit systematisch en in nauwe samenwerking met toezichthouders hebben opgezet. Daarbij gaat
het om het in kaart brengen van eventuele gevolgen van een incident voor de aansprakelijkheid van
de boa zelf en de werkgever. Ondanks dat het hier een lokale werkgeversverantwoordelijkheid betreft,
geven pilotgemeenten aan op dit vlak behoefte te hebben gehad aan meer landelijke sturing, in de
vorm van briefings, checklists, of suggesties waaraan zou kunnen worden voldaan.
7.3 Bevindingen op incidentniveau
De conclusies ten aanzien van het incidentniveau zijn in deze sectie gepresenteerd. De belangrijkste
bevindingen beantwoorden de verwachtingen zoals gepresenteerd door betrokkenen, de literatuur en
beleidslogica ten aanzien van het gebruik van de korte wapenstok door boa's. Vervolgens is elk van
deze aspecten verder uitgewerkt in antwoord op de specifieke onderzoeksvragen.
- _Wapenstok en leefbaarheidscriterium: In de pilots hebben boa's in meer dan de helft van de
gemelde gevallen de wapenstok ingezet voor situaties die rechtstreeks verband hielden met hun
bevoegdheden binnen het leefbaarheidscriterium. Dit onderschrijft ook de ervaring van een
meerderheid van boa's die ook een toegevoegde waarde zien van uitrusting met de wapenstok,
ook voor taken binnen de lijnen van het leefbaarheidscriterium.
- Rechtmatigheid bij verdediging: Voor twee meldingen (die betrekking hebben op hetzelfde in-
cident in Amsterdam, waarbij de wapenstok is gebruikt bij een aanhouding) is geoordeeld dat
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 84
niet subsidiair is gehandeld en is een geweldsregistratie aangemaakt. Voor andersoortige geval-
len, bijvoorbeeld waarbij de wapenstok is gebruikt ter verdediging in dreigende situaties, is geen
twijfel gerezen over de rechtmatigheid, subsidiariteit of proportionaliteit van de inzet van de
wapenstok.
-_ Effectiviteit van dreigen met korte wapenstok: In een meerderheid van de gevallen bleek drei-
gen met de wapenstok een effectieve manier om controle over een situatie te krijgen. Anekdo-
tisch bewijs uit interviews met boa's laat zien hoe individuen schrokken van de dreiging, ‘ver-
steenden’, of wegvluchtten. In gevallen waarbij alleen dreigen met de wapenstok niet genoeg
bleek, kon wel effectief worden overgegaan tot aanhouding na inzet van de wapenstok, zonder
dat daarbij de situatie verder uit de hand is gelopen.
-_Tegenreactie op straat na bewapening: Ten aanzien van een te verwachten risico op een mo-
gelijke negatieve geweldsspiraal op straat na bewapening van boa's kunnen op basis van de pilot
geen conclusies worden getrokken. Echter, zelfs als hier een verband zou bestaan, kan worden
gesteld dat de relatief beperkte inzet van de wapenstok zoals gezien in de pilot ook bijdraagt
aan eventueel beperktere tegenreacties van burgers.
7.3.1 Aantal gevallen van geweldsaanwending
Welke ontwikkeling is waar te nemen in het aantal gevallen van (fysiek of verbaal) geweld tegen
Uniforme cijfers over de ontwikkelingen van het aantal gevallen van geweld tegen boa's zijn niet voor-
handen. Ook de verschillen in registratie van inzet van geweld door boa's tussen gemeenten maken
dat deze niet goed kunnen worden vergeleken over tijd of tussen gemeenten, vanwege verschillen in
de inzet van boa's, het soort situaties waarin zij zich bevinden, protocollen voor rapportage, of ver-
schillen in registratiediscipline. Het aantal gevallen waarin de wapenstok is gebruikt door boa's is wel
op vergelijkbare manier verzameld, zowel waar het gaat om dreigen met gebruik, als het daadwerkelijk
inzetten ervan. Deze registratiegegevens wijzen op wat de direct toezichthouders en OM als terughou-
dend gebruik van de wapenstok zien. Een totaal van 59 meldingen zijn gemaakt van gebruik van de
wapenstok, waarvan 40 in Amsterdam. Twee-derde van deze meldingen gaan over dreigen met de
wapenstok, met 21 meldingen van daadwerkelijk gebruik tegen een persoon (waarvan 16 in Amster-
dam).
Deze aantallen zijn te laag om op een systematische manier verschillen tussen gemeenten of over tijd
in kaart te brengen. In plaats daarvan zijn de 59 incidenten nader bestudeerd op context, de aanleiding,
het gedrag van betrokken boa's en afloop. In deze specifieke gevallen zien we dat na de inzet van de
korte wapenstok in vrijwel alle gevallen de situatie onder controle is gebracht. Op basis hiervan blijkt
uit de pilot ook dat alleen dreigen met de wapenstok in de meeste gevallen al een adequate manier is
om controle te krijgen over een situatie, juist ook zonder deze daadwerkelijk te gebruiken. Wel teke-
nen we daarbij aan dat de verzamelde gegevens alleen niet voldoende houvast geven om vast te stel-
len hoe deze situaties zouden zijn afgelopen zonder wapenstok, noch of het hebben van een wapen-
stok tot meer of minder confrontaties heeft geleid.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 85
7.3.2 Context van inzet wapenstok
Hoeveel geweldsmeldingen zijn er (conform de verplichting in de Ambtsinstructie) gemeld bij de
(direct) toezichthouder (het Openbaar Ministerie, het OM)? Hoe wordt door het OM de ontwikke-
ling van het aantal geregistreerde incidenten verklaard? En wat was de aard en de context van deze
gevallen, bezien vanuit de taakuitvoering door boa's, de reikwijdte van hun opsporingsbevoegdheid,
de rechtmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit van het optreden, alsook het gevolg dat is ge-
Uit de evaluatie blijkt dat de wapenstok tijdens de pilot in de meeste gemeenten zelden is gebruikt, en
waar deze is gebruikt, bleek de wapenstok volgens de boa respondenten instrumenteel te worden
ingezet om de incidenten op een goede manier ten einde te brengen. Het aantal keer dat er gedreigd
is met de wapenstok varieert gedurende de onderzoeksperiode tussen de nul en vier keer in bijna alle
gemeenten, met slechts een handvol gevallen waarin deze daadwerkelijk is ingezet. In vijf gemeenten
is de wapenstok überhaupt niet ingezet, en is alleen aangewend om mee te dreigen. Alleen in Amster-
dam is de gemelde inzet hoger (veertig keer, waarvan zestien om mee te slaan). Dit aantal dient te
worden bezien tegen de grootstedelijke context en specifieke prioriteiten voor lokale inzet, al speelt
hier mogelijk ook mee dat in voorbereiding op de pilot gebruik van de wapenstok minder expliciet lijkt
te zijn ontmoedigt dan elders. Ook was hier één incident, waarvan de toezichthouder voor twee boa's
heeft geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat niet op een andere, minder ingrijpende manier
het doel kon worden bereikt (subsidiariteit). Dit specifieke geval betrof het gebruik van de wapenstok
door twee boa’s bij aanhouding van een verdachte, waarvoor een geweldsregistratie is aangemaakt.
Op basis van de beschrijvingen van de gevallen zijn de meldingen gecategoriseerd naar inzet bij uit-
voering van reguliere domein | taken, inzet bij onverwachte incidenten, en inzet als ondersteuning aan
collega’s. Een meerderheid van de gevallen betreffen inzet bij reguliere taken. Tegelijkertijd zien we
ook gevallen waarin boa's met wapenstok hebben opgetreden ter assistentie van collega handhavers,
maar ook politie. Dergelijke inzet is niet in lijn met de huidige beleidsregels, en vraagt om extra aan-
dacht, bijvoorbeeld als het gaat om de gemaakte inschatting voor inzet door boa's zelf; door de meld-
kamer, de lokale politie-eenheid, de werkgever en de toezichthouders.
De ervaringen met bovenstaande gevallen hebben het belang laten zien van een nauwe betrokkenheid
van de direct toezichthouder. Wanneer deze snel en adequaat reageert na individuele incidenten kan
de handelswijze van boa's effectief worden beoordeeld, en kan de werkgever hier vervolgens interne
reflectie en begeleiding bieden, waar nodig aangevuld met specifieke training of andere maatregelen.
Ook kan dit als input dienen voor een eventuele herziening van lokaal beleid ten aanzien van de ge-
zochte competenties in werving en selectie, en mogelijk ook een herijking door de lokale driehoek van
de handhavingsprioriteiten en de werkverdeling met de politie.
7.4 Bevindingen op individueel niveau
Tot slot worden de conclusies over de ervaringen van de pilot op het individueel niveau gepresenteerd.
Ook hier vergelijken we de belangrijkste bevindingen tegen de vooraf uitgesproken verwachtingen van
direct betrokkenen, literatuur en beleidslogica waar dit gevolgen voor individuele boa's betreft. Ver-
volgens is elk van deze aspecten verder uitgewerkt in antwoord op de specifieke onderzoeksvragen.
-_ Bijdrage aan veiligheidsgevoel boa's: De enquêteresultaten laten geen direct verband zien tus-
sen het dragen van een korte wapenstok en een veiliger gevoel onder boa's. Lokale keuzes ten
aanzien van handhavingstaken en inzet blijken daarentegen de belangrijkste factoren die in-
vloed hebben op het gevoel van veiligheid.
-_Stap naar voren na bewapening: Jongere en minder ervaren boa's laten weliswaar een grotere
bereidheid zien om een stap naar voren te doen dan oudere en meer ervaren collega’s, maar in
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 86
de meeste gemeenten is dit op straat niet terug te zien in ander gedrag. Werkgevers hebben
hier in de pilot effectief op gestuurd, door gerichte aandacht voor training, duidelijke inzetpro-
tocollen, monitoring en evaluatie, maar ook werving en selectiebeleid in bredere zin.
741 Veiligheidsbeleving boa's
Hoe heeft de veiligheidsbeleving van boa's zich ontwikkeld (in perspectief van de aard van ervaren
incidenten, de samenwerking met politie en de beschikbare middelen qua bewapening en uitrus-
De evaluatie laat zien dat boa's in meerderheid positief zijn over de korte wapenstok. Hun oordelen
zijn uit te splitsen in enerzijds een positief oordeel over de publieksreacties op de korte wapenstok en
anderzijds een goede samenwerking met de politie (al kunnen we dit niet verbinden aan de wapenstok
per se). Een meerderheid van boa's in de pilotgemeenten geeft aan significant trotser te zijn op hun
werk en zich significant veiliger te voelen wanneer zij groepen aanspreken dan hun collega’s in contro-
legemeenten. Dit geldt echter zowel voor dragers als niet-dragers van de wapenstok; er kan derhalve
geen verband worden vastgesteld met het al of niet beschikken over een wapenstok. Factoren die wel
een rol spelen in de verandering van de veiligheidsbeleving zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen in de re-
actie van burgers op straat, veranderingen in handhavingstaken, trends in de reactietijd van de politie
en de veranderingen in coronamaatregelen waarop gehandhaafd diende te worden. Het feit dat juist
deze factoren naar voren komen, toont het belang aan van heldere afspraken in de lokale driehoek,
ten aanzien van prioriteiten in lokaal handhavingsbeleid, de analyse van risico’s in de handhaving van
deze prioriteiten en de afspraken met de politie om dergelijke risico’s te ondervangen. De genoemde
factoren die dragen bij aan veranderingen op gemeentelijk niveau, en hebben invloed op het veilig-
heidsgevoel van alle boa's met en zonder wapenstok.
74.2 Veranderingen in gedrag
Heeft het bezit of gebruik van de korte wapenstok en het optreden als zodanig mogelijk ook ave-
De ervaringen in de pilot wijzen over het algemeen op terughoudendheid in gebruik van de korte wa-
penstok, maar tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat sommige boa's eerder naar voren stappen
nadat zij met de korte wapenstok zijn uitgerust. Teamleiders geven aan dat dit gedrag vooral is terug
te zien bij jongere boa's, die nog onvoldoende beschikken over praktijkervaring. We zien dit ook terug
in de enquête, waarbij ongeveer een kwart van ondervraagde boa's met de wapenstok aangeeft dat
zij eerder op nieuwe soort situaties zijn afgestapt, minder snel assistentie hebben gevraagd en zich
minder vaak hebben teruggetrokken. De mate waarin dit ook daadwerkelijk leidde tot ander gedrag
op straat kon niet objectief worden vastgesteld in de evaluatie. Daarmee kan niet zomaar een eendui-
dige conclusie afgeleid worden over de werking, of eventuele averechtse werking van de korte wapen-
stok. De manier waarop een individu omgaat met bezit van de wapenstok in het dagelijkse functione-
ren behelst een complexe interactie tussen de ontvangen training, het soort gevallen dat men in de
dagelijkse praktijk tegenkomt, en de eigen bereidheid om de wapenstok daadwerkelijk in te zetten. Dit
zijn dan ook belangrijke elementen waar werkgevers rekening mee moeten houden als zij tot uitrusting
met de korte wapenstok overgaan.
In de manier waarop gemeenten de pilot hebben vorm gegeven zien we wel dat werkgevers, in samen-
spraak met (direct) toezichthouders, aandacht hebben voor mogelijke averechtse gevolgen van uitrus-
ting met de wapenstok. Zo hebben werkgevers geprobeerd te anticiperen op verschillen in omgang
met de korte wapenstok op individueel niveau (ten aanzien van persoonlijkheid, gedrag). Dit gebeurt
door extra aandacht te besteden aan training, voldoende begeleiding door senior boa's, maar ook al
op voorhand, door werving en selectie zo in te richten dat handhavingsteams de vaardigheden en
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 87
competenties hebben om bij geweldsincidenten standaard in te zetten op de-escalatie en gespreks-
technieken.
7.5 Lessen naar aanleiding van de pilot
De gegevens die zijn voortgekomen uit de onderzoeksactiviteiten en de gevonden antwoorden op de
onderzoeksvragen dragen bij aan de beantwoording van de hoofdvraag van het onderzoek.
Welke lering kan op grond van de resultaten van de pilot worden getrokken met betrekking tot de
In het rapport zijn diverse elementen benoemd die van meerwaarde kunnen zijn bij het nader opstel-
len van de voorgenomen regeling ten aanzien van bewapening en uitrusting van boa's. In dit kader
benadrukken we nog eens dat de evaluatie niet heeft gepoogd een antwoord te geven op de vraag of
uitrusting van boa's met de korte wapenstok wenselijk is. Dit is een politieke keuze, die overigens met
de voorgenomen nieuwe regeling juist ook op lokaal niveau zou moeten worden genomen, op basis
van een gedegen analyse van de taken en inzet van boa's, de geïdentificeerde risico’s daarvan en mo-
gelijkheid om deze in samenwerking met de politie al afdoende af te dekken. De evaluatie heeft zich
juist gericht op de condities waaronder invoering van een korte wapenstok zou moeten plaatsvinden,
als die keuze gemaakt zou worden. In de volgende paragrafen worden de voornaamste lessen die op
basis van de ervaringen in de pilot getrokken kunnen worden nog eens langsgelopen.
7.5.1 Genoeg tijd nemen voor gedegen voorbereiding en planning van lokale aanpak
De meeste deelnemende gemeenten erkennen het belang van de gevraagde randvoorwaarden voor
de pilot, zoals een geformaliseerd handhavingsarrangement en analyse van veiligheidsrisico's. Wel is
het van belang hier voldoende tijd voor te reserveren. De evaluatie laat bijvoorbeeld zien dat de sa-
menwerking met de politie niet in elke gemeente was geformaliseerd in een handhavingsarrangement.
Dit is van belang ook voor eventuele toekomstige aanvragen, aangezien de voorbereiding hiervan veel
tijd vergt. Zeker wanneer het voorbereiden van deze documenten niet als een bureaucratische exerci-
tie wordt gezien, maar als een kans om concreet de samenwerking en verantwoordelijkheden van de
partners opnieuw scherp te definiëren, dient hier de nodige tijd voor gereserveerd te worden, zodat
dit meer dan alleen een papieren tijger wordt. Op die manier kan dit als een belangrijke bouwsteen
dienen voor de samenwerking tussen handhavingsteams en politie.
7.5.2 Faciliteren van geregeld overleg op de diverse niveaus
In de contacten tussen lokale driehoek, handhavingsteams, toezichthouders en ministerie blijkt op di-
verse momenten tijdens de pilot dat diverse stakeholders nog worstelen met hun rollen en verant-
woordelijkheden. Heldere afwegingscriteria zoals aangekondigd door het ministerie van Justitie en
Veiligheid en procedures voor afweging zijn daarop één antwoord, maar ook een heldere procedure
voor het vinden van oplossingen als de meningen te zeer verschillen, kunnen daarbij behulpzaam zijn.
Bij het opstellen van de voorgenomen nieuwe regeling bewapening en uitrusting boa's is het raadzaam
om het landelijk platform voor direct toezichthouders, zoals ook tijdens de pilot heeft geopereerd, in
enige vorm te behouden. Daarnaast kan aan andere vormen van overleg worden gedacht, waarin toe-
zichthouders, lokale driehoek en de gemeenten als werkgever participeren en gezamenlijk de voort-
gang monitoren, evalueren en bespreken. In het kader van de landelijke beleidslijn heeft de pilot het
belang van lokaal maatwerk onderstreept, maar wel binnen een eenduidig en transparant toetsings-
kader. Centraal uitgangspunt zou moeten zijn dat verschillen tussen gemeenten terug te voeren zijn
op lokale beleidskeuzes, niet op verschillende interpretaties van landelijke kaders.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 88
7.53 Verankeren samenwerking met de politie
Het bevorderen van samenwerking tussen lokale handhavingsorganisaties en de basiseenheden van
de politie blijft de aandacht verdienen. Het opstellen van een handhavingsarrangement is daarbij
slechts een eerste stap, waarin concrete samenwerkingsafspraken gemaakt kunnen worden. Deze af-
spraken moeten niet voorbijgaan aan bestaande samenwerkingsrelaties, maar oog te hebben voor die
bestaande contacten en onderlinge relaties. De ervaringen in de pilot laat zien dat de invoering van de
wapenstok geen concrete gevolgen heeft gehad voor samenwerking met de politie, maar wel dat daar-
door in sommige gemeenten bestaande samenwerkingspatronen aan de oppervlakte zijn gekomen.
Inzetten op overleg en op elkaar leren kennen in professionele werksituaties kan bijdragen het verder
verbeteren van de samenwerking. Het samen oppakken van nieuwe taken; overleggen over de taakaf-
bakening en de overlap hiervan zijn daarbij van belang. Ook gezamenlijke training kan de samenwer-
king versterken. Op bestuurlijk niveau zal met regelmaat de samenwerking in zijn context moeten wor-
den besproken. Daarbij zal het moeten gaan over kwesties als beschikbaarheid, of juist een gebrek aan
personeel en hoe daarmee om te gaan in de samenwerking tussen de partnerorganisaties.
7.5.4 Kennisdeling bij ontwikkeling van lokale visie op uitrusting van boa's
Aandacht voor de korte wapenstok kan niet los worden gezien van de bredere uitrusting van boa's.
Die uitrusting omvat ook steekwerende vesten, handboeien en bodycams. De ontwikkeling van de
voorgenomen nieuwe regeling bewapening en uitrusting boa's past in een bredere behoefte aan dui-
delijkheid en eenduidigheid over de landelijke kaders waarbinnen gemeenten, in hun rol als werkge-
ver, kunnen werken aan de ontwikkeling van een lokale visie op uitrusting, die aansluit op de lokale
realiteit.
De ervaring in de vormgeving van de pilot maakt duidelijk dat zelfs wanneer bepaalde zaken een lokale
werkgeversverantwoordelijkheid zijn, of door een lokale driehoek dienen te worden vastgesteld, ge-
meenten nog altijd de behoefte hebben om over dergelijke zaken met andere gemeenten van gedach-
ten te kunnen wisselen, te leren en soms aanvullende sturing en richtlijnen te kunnen volgen. Vanaf
nationaal niveau kan dit verder gefaciliteerd worden, door bijvoorbeeld een samenwerking te stimu-
leren tussen gemeenten waarbij mogelijk de VNG een rol kan spelen (waar mogelijk met specifieke
deelname van deelnemers in de pilot), de nationale stuurgroep boa's bij de politie, eventueel aange-
vuld door OM en het ministerie.
Een dergelijk informatiepunt zou volgens enkele geïnterviewde bestuurders kunnen bijdragen aan het
expliciteren van de diverse verantwoordelijkheden van de ketenpartners, en daarnaast ook fungeren
als plek waar aanpakken en good practices gedeeld kunnen worden. Mogelijk kunnen bestaande aan-
pakken van de VNG als inspiratie hiertoe dienen, zoals de VNG bijvoorbeeld ook diverse modelveror-
deningen voor lokale bevoegdheden ontwikkelt (denk aan APVs, of ten aanzien van gemeentelijke be-
lastingen). Deze zijn opgesteld zodat lokale autoriteiten niet het wiel opnieuw uit hoeven vinden, maar
desgewenst kunnen bouwen op bestaande suggesties en modellen.
7.5.5 Tijdig starten van voorbereiding administratieve afhandeling
Ook laat de ervaring in de pilots het belang zien van tijdig nadenken over de vormgeving van de admi-
nistratieve processen rondom de toekenning van geweldsbevoegdheden. Het is daarbij aan te bevelen
Dienst Justis (Justis) als uitvoeringsorganisatie vanaf het begin te betrekken, niet alleen in het kader
van de wettelijke ex ante uitvoeringstoets, maar juist ook in de planmatige voorbereiding hierop.
Voorts is helderheid nodig over de rol van andere betrokkenen in het proces rondom het toekennen
van geweldsbevoegdheden. Actieve regie op het verduidelijken van specifieke rollen en verwachting
is daarbij gewenst (Werkgevers, VNG, toezichthouders, politie, de betrokken beleidsdirectie van het
ministerie, Dienst Justis). Het gaat niet alleen om het informeren van betrokkenen, maar ook om de
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 89
begeleiding en steun die nodig is om gemeenten afzonderlijk en gezamenlijk op het spoor van de im-
plementatie te houden en daarover feedback te krijgen en te geven.
7.5.6 Meer uniforme aanpak van melding en registratie van geweldsinzet
Procedures en instrumenten voor melding en registratie vergen een eenvoudig systeem aan de ene
kant, maar aan de andere kant ook het inzetten op meldings- en registratiediscipline. Dat betekent dat
melding en registratie technisch eenvoudig dienen te zijn, maar ook dat degenen die meldingen doen
de zin daarvan ervaren. Dat wordt ondersteund als de ingediende meldingen en registratie leiden tot
zinvolle reflectie daarop en bespreking van de implicaties ervan. Daarbij zal het gaan om de bespreking
van een individuele melding, de rechtmatigheid van het optreden en de lessen die eruit te trekken zijn.
Daarnaast gaat het om het analyseren en bespreken van trends op het niveau van het betrokken team,
de eenheid, het arrondissement, of landelijk. Belangrijk is het om in de melding en registratie een
brede opvatting te hanteren van inzet van de bewapening, waarbij vergelijkbare definities worden ge-
hanteerd voor bijvoorbeeld tonen, dreigen, porren, afweren en slaan. Hier is dus een landelijke richtlijn
of briefing gewenst, om op die manier enige uniformiteit te stimuleren. Op basis daarvan kan de ver-
zamelde data voldoende informatie geven om de dynamiek van het hebben en gebruiken van de wa-
penstok in beeld te krijgen en daaruit conclusies te kunnen trekken. Ook is het zinvol om bij te houden
met welk doel de wapenstok is ingezet en daarbij het onderscheid ten behoeve van de taakuitoefening,
of ten behoeve van zelfverdediging mogelijk te maken.
7.5.7 Nadenken over de kwalificatie zelfverdediging bij taakuitvoering
In de maatschappelijke discussie rondom uitrusting met de wapenstok worden verschillende argumen-
ten voor en tegen gehanteerd, maar deze argumenten lijken elkaar niet altijd te raken. Zo wordt door
boabonden, maar ook boa's zelf en diverse burgemeesters vaak verwezen naar de korte wapenstok
als middel om zich in het uiterste geval te kunnen verdedigen. In reactie hierop wijzen tegenstanders
echter op de wettelijke beperking van deze uitleg, aangezien de wet niet voorziet in verdedigingsmid-
delen. In plaats daarvan kan een politiefunctionaris (en in bepaalde gevallen dus boa's die deze be-
voegdheid hebben gekregen) de toegekende geweldsmiddelen alleen toepassen in de uitoefening van
de bevoegde taken. Dit werpt vragen op over de juridische status van iedere situatie waarin boa's de
wapenstok gebruiken uit zelfverdediging, bijvoorbeeld wanneer zij zich met onverwachte agressie ge-
confronteerd zien. In de praktijk laten de resultaten van de pilot echter verschillende voorbeelden zien
van hoe boa’s zich met onverwachte agressie in de uitoefening van de taken geconfronteerd hebben
zien. Daarmee is het belang een eenduidig antwoord te formuleren of boa's die zich in een dergelijke
situatie bevinden en niet meer de wettelijk vereiste stap terug kunnen doen, rechtmatig gebruik kun-
nen maken van de wapenstok. In de praktijk van de pilots zien we al dat direct-toezichthouders derge-
lijk gebruik wel als onderdeel van de taakuitvoering kwalificeren. De voorgenomen nieuwe regeling
bewapening boa's kan hier een rol in spelen, en aanvullende duidelijkheid scheppen over welke vor-
men van geweldsinzet door bevoegde boa's wel, of niet rechtmatig zijn.
7.5.8 Herijken van praktische invulling leefbaarheidscriterium
Ondanks dat het leefbaarheidscriterium in theorie een duidelijk afbakening biedt van de taken en ver-
antwoordelijkheden van boa's, laten de pilots duidelijk zien dat een dergelijk onderscheid in de praktijk
vaak lastiger is. Gemeenten categoriseren handhavingstaken niet altijd op een vergelijkbare manier,
en in algemene termen is sprake van een verbreding van het takenpakket van boa's. Dit sluit aan bij
eerdere onderzoeken en de constatering van het ministerie dat het leefbaarheidscriterium aan een
herijking toe is. Hierbij kan worden ingezet op een nadere bezinning op, of concretisering van leefbaar-
heidscriterium en op de betekenis daarvan, zowel op landelijk niveau, als lokaal, waar uiteindelijk over
inzet van boa's besloten wordt. Een dergelijke bezinning is zinvol om expliciet te maken wat de relatie
is tussen de definitie van taken, de gekozen handhavingsinzet, en de te bieden uitrusting.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 90
7.5.9 Lokale lessen ten aanzien van werving en selectie
De introductie van de korte wapenstok vereist een expliciet werving en selectiebeleid op gemeentelijk
niveau. De evaluatie heeft laten zien dat de gemeenten die deelnamen aan de pilot niet representatief
zijn voor de manier waarop handhavingsorganisaties in de rest van Nederland zijn vormgegeven. Een
aantal hebben in de jaren voorafgaand aan de pilot een intensief professionaliseringstraject doorge-
maakt, waarbij ook op het gebied van werving en selectie steeds meer wordt gekeken naar communi-
catieve vaardigheden. Zonder aanvullende aandacht voor dit punt kan men er niet zonder meer vanuit
gaan dat handhavingsteams in andere gemeenten de juiste competenties in huis hebben om het dra-
gen van de korte wapenstok op een verantwoorde wijze mogelijk te maken.
In de pilot zijn daarnaast ook eisen gesteld aan de vooropleiding (MBO3/HTV opleiding) en aan ervaring
(minimaal een jaar ervaring). Dergelijke eisen dienen zoveel als mogelijk te worden aangepast aan de
lokale context, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke samenstelling van teams. Pilot-
gemeenten hebben het niet altijd als wenselijk ervaren om op persoonlijke kenmerken onderscheid
tussen handhavers te maken bij het besluiten tot uitrusting met de wapenstok (bijvoorbeeld op grond
van ervaring of opleidingsniveau). Wel is het voorstelbaar dat het besluit om bepaalde boa's wel of
niet uit te rusten met een wapenstok mede wordt ingegeven op basis van het takenpakket en de ge-
kozen inzet; als boa's al in verschillende teams met verschillende taken werken, lijkt een aparte over-
weging ten aanzien van uitrusting wel op zijn plaats.
7.5.10 Aanvullende praktische training met aandacht voor de-escalerend optreden
Met de training die geboden wordt om boa’s op hun taken voor te bereiden zijn in de pilots ervaringen
opgedaan. In aanvulling op de RTGB-training, waarin correct gebruik van de wapenstok wordt getraind,
laten de verschillende aanpakken van pilotgemeenten de waarde zien van aanvullende training. Zulke
training kan zich richten op gesprekstechnieken, conflictbeheersing, weerbaarheid, en de-escalatie en
de rol van eigen gedrag en eventuele inzet van de korte wapenstok hierin. Door een bijdrage te leveren
aan een verbreding van handelingsmogelijkheden kan alleen al het aanbieden van dergelijke training
al een belangrijke bijdrage leveren aan het veiligheidsgevoel van boa's. Dergelijke trainingen worden
nog waardevoller gevonden, wanneer hierbij ook gebruik kan worden gemaakt van praktijkvoorbeel-
den, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de beelden van bodycams. Door training niet afzonderlijk
maar gezamenlijk te organiseren met de politie kan dan al in de training worden voorgesorteerd op de
samenwerking die gezocht wordt voor de uitvoering van het werk. Gezamenlijk trainen en oefenen en
met een zekere regelmaat noemen zowel werkgevers als boa's van belang voor een goede implemen-
tatie van de beoogde professionele samenwerking.
Ook geven de bevindingen van de pilots aanleiding om extra aandacht te besteden aan training op de
juridische aspecten van gebruik van de wapenstok, waaronder aansprakelijkheid en in uiterste gevallen
op strafrechtelijk gebied. Dergelijke training zou zich in de eerste plaats op boa's moeten richten, maar
er blijkt ook een behoefte om dergelijke kennis en training ook beter met werkgevers te delen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 91
Literatuurlijst
Aarten, P., Buiskool, B. J., Hudepohl, M., Lakerveld, J.A., van, & Matthys, J. (2020). Agressie en geweld
in het veiligheidsveld.
Abanonu, R. (2018). Abanonu, R. (2018). De-escalating police-citizen encounters. S. Cal. Rev. L. & Soc.
Just. 27, 239.
Abraham, M., Flight, S., & Roorda, W. (2011). Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke
taak. Onderzoek voor Veilige Publieke Taak. Amsterdam: DSP.
Abraham, M., & Soomeren, P. V. (2020). Buitengewoon veilig.
Abraham, M., van Hoek, A., Hulshof, P., & Pach, J. (2007). Geweld tegen de politie in uitgaansgebie-
den. Amsterdam: DSP-Groep.
Adang, O., van der Wateren, R., & Steernberg, J. (1999). Netten, stokken en sprays: nieuwe wapens
voor de Nederlandse politie? Elsevier Bedrijfsinformatie.
Alfreösdóttir, K. F. Less-lethal weapons in Icelandic law enforcement (Doctoral dissertation).
Algemeen Dagblad /Haagsche Courant, Bodycam voor lokale handhavers, 17-10 2019
Anastasiu Cioaca, |. (2020). Humanising the smart city: Co-creation redefined in pursuit of systemic
change (Doctoral dissertation, Queensland University of Technology).
Andersen, J. P., Arble, E. P., & Collins, P. l. (2020). De-escalating Threat: The Psychophysiology of Police
Decision Making. Frontiers in Psychology, 11, 1112.
Arble, E. P., & Arnetz, B. B. (Eds). (2021). Interventions, Training, and Technologies for Improved Police
Well-being and Performance. IGI Global.
Ariel, B, Lawes, D., Weinborn, C., Henry, R., Chen, K., & Brants Sabo, H. (2019). The “less-than-lethal
weapons effect” —introducing TASERs to routine police operations in England and Wales: a ran-
domized controlled trial. Criminal justice and behavior, 46(2), 280-300.
Ariel, B, Sutherland, A., Henstock, D., Young, J., Drover, P., Sykes, J., … & Henderson, R. (2018). Para-
doxical effects of self-awareness of being observed: Testing the effect of police body-worn cameras
on assaults and aggression against officers. Journal of experimental criminology, 14(1), 19-47.
Bervoets, E. J. A., & Rovers, G. B. (2016). Wat vindt het publiek van gemeentelijke handhavers?: onder-
zoek naar het imago van gemeentelijke handhavers in vijf gemeenten. Bureau Bervoets.
Bosse, T., & Gerritsen, C. (2016, June). Towards serious gaming for communication training-a pilot
study with police academy students. In International Conference on Intelligent Technologies for In-
teractive Entertainment (pp. 13-22). Springer, Cham.
Bouwmeester, J., Doeschot, F. T., Noort, L. V., Straaten, G. V., & Vlaanderen, A. (2021). Tussenevalua-
tie-Handhaving van coronagedragsregels in de periode maart tot en met november 2020.
Bouwmeester, J. & Löb, Monitor Agressie en Geweld (2018), l en O research, Ministerie van BZK, Am-
sterdam 2018.
Braga, A. A., Sousa, W. H., Coldren Jr, J. R., & Rodriguez, D. (2018). The effects of body-worn cameras
on police activity and police-citizen encounters: A randomized controlled trial. J. Crim. L. & Crimi-
nology, 108, 511.
Buys, A. (2020). The use of less-lethal weapons in law enforcement. Servamus Community-based Safety
and Security Magazine, 113(12), 32-35.
Clare, J., Henstock, D., McComb, C., Newland, R., & Barnes, G. C. (2021). The results of a randomized
controlled trial of police body-worn video in Australia. Journal of experimental criminology, 17(1),
43-54.
Coenen, C.J. (2016). Masterthesis Management van de Publieke Sector. Het imago van de boa open-
bare ruimte in Nederland. Mogelijke verklaringen voor het imago onderzocht.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 92
Cojean, S., Combalbert, N., & Taillandier-Schmitt, A. (2020). Psychological and sociological factors in-
fluencing police officers’ decisions to use force: A systematic literature review. International journal
of law and psychiatry, 70, 101569.
Cowell, M., Corsi, C., Johnson, T., & Brinkley-Rubinstein, L. (2021). The factors that motivate law en-
forcement's use of force: A systematic review. American Journal of Community Psychology, 67(1-
2), 142-151.
Davies, G., Johnston, J., Hinton, T., Zdjelar, V., & Dawson, S. (2021). The truth does not always speak
for itself: Subject Behavior-Officer Response reporting of police use of force. Police Practice and
Research, 22(3), 1241-1258.
De Croon, J., Kersten, J., Gutlich, M., Pistorius, R., Fonken, R., & van Ostaaijen, J. (2021). Boete of
berisping. Waarom je in sommige gemeenten sneller een coronaboete krijgt. Een verkenning.
Derks, S., Koeleman, M., Rombouts, N., Schouten, D., Sneek, J. & Unk, E. (2012). Uitgaansgeweld in
Leiden. Leiden, Nederland: Universiteit Leiden.
Deveau, L. (2021). Law enforcement agencies’ approach to de-escalation: Incorporating a social servi-
ces perspective. Journal of Community Safety and Well-Being, 6(2), 66-70.
Dijkstra, J.K. & Miedema, S. (2006). Geweld in het publieke domein: ongewoon of onvermijdelijk? Tijd-
schrift voor Criminologie, 49(1), 3-18.
Di Nota, P. M., & Huhta, J. M. (2019). Complex motor learning and police training: Applied, cognitive,
and clinical perspectives. Frontiers in Psychology, 1797.
Dryer-Beers, E., Braddock, R., & Wire, J. (2020). Conflict management: What works and risk factors.
Dückers, M., Baliatsas, C., Gerbecks, J., & IJzermans, J. (2019). Gezondheidseffecten van blootstelling
aan stroomstootwapens (Tasers) in de context van wetshandhaving.
Dymond, A. (2020). Towards a socio-technical understanding of discretion: a case study of Taser and
police use of force. Policing and society, 30(9), 998-1012.
Eikenaar, T. (2017) Politiesubstituut of eigenstandige beroepsgroep?
Ellrich, K., & Baier, D. (2016, February). 6. Police Officers as Victims of Violence: Findings of a Germany-
wide Survey. In Representative studies on victimisation (pp. 139-162). Nomos Verlagsgesellschaft
mbH & Co. KG.
Engel, R. S., McManus, H. D., & Herold, T. D. (2020). Does de-escalation training work? A systematic
review and call for evidence in police use-of-force reform. Criminology & Public Policy, 19(3), 721-
759.
Eski, Y. (2018). A fear of coercion and accountability? Security officers and the non-use of force. Polic-
ing and society, 28(8), 985-998
Esselink, S.H., Raven, J., Broekhuizen, J. & Driessen, F.M.H.M. (2007). Agressie en geweld tegen amb-
tenaren van de gemeente Amsterdam in 2004 en in 2007. Utrecht, Nederland: Bureau Driessen.
Ferwerda, H‚ Hasselt van N, Ham van T en Voorham, L. (2012).De juiste snaar.
Fischer, T., & van Reemst, L. (2014). Slachtofferschap in de publieke taak.
Flight, S., Hartmann, A., Nauta, O., Hulshof, P., & Terpstra, J. (2012). Bestuurlijke strafbeschikking en
bestuurlijke boete overlast.
Flight, S. (2019). Evaluatie Pilot Bodycams Politie Eenheid Amsterdam 2017-2018. Politie en Weten-
schap.
Garner, J. H., Hickman, M. J., Malega, R. W., & Maxwell, C. D. (2018). Progress toward national esti-
mates of police use of force. PloS one, 13(2), e0192932.
Giacomantonio, C., Goodwin, S., & Carmichael, G. (2020). Learning to de-escalate: evaluating the be-
havioural impact of Verbal Judo training on police constables. Police Practice and Research, 21(4),
401-417.
Ham, T. V., Kuppens, J., & Ferwerda, H. (2011). Mobiel cameratoezicht op scherp; Effecten op geweld
tegen de politie en het politieproces in beeld. Report Bureau Beke.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 93
Ham, T. V., Ferwerda, H., & Kuppens, J. (2010). Cameratoezicht in beweging. Ervaringen met nieuwe
vormen van cameratoezicht bij de Nederlandse politie. Arnhem: Buro Beke.
Hassell, K. D. (2020). The impact of crisis intervention team training for police. International journal of
police science & management, 22(2), 159-170.
Henriksen, S. V., & Kruke, B. |. (2020). The force continuum: Prevalence and characteristics of police
use of coercive force. Nordic Journal of Studies in Policing, 7(1), 5-22.
Ivanovski, J., & Nedev, A. (2020). Application of restraint devices as a method of protecting the per-
sonal safety of the police officers. Security & Future, 4(1), 17-19.
Jacobs, M. J. G., Jans, M. E. W., & Roman, B. (2009). Aard en omvang van ongewenst gedrag tegen
werknemers met een publieke taak: een vervolgonderzoek. IVA beleidsonderzoek en advies.
James, L., James, S., & Vila, B. (2018). Testing the impact of citizen characteristics and demeanor on
police officer behavior in potentially violent encounters. Policing: An International Journal.
Johnson, C. (2021). Law Enforcement and Citizen's Perception on Police-Worn-Body-Cameras (Doc-
toral dissertation, Walden University).
Kaminski, R. J., & Martin, J. A. (2000). An analysis of police officer satisfaction with defense and control
tactics. Policing: An international journal of police strategies & management.
Kemper, R., & Ruig, L. D. (2009). Tussen agressiebeleid en praktijk: Aanpak van agressie en geweld in
de publieke sector. Zoetermeer: Research voor Beleid.
Knights Jr, S. N. (2021). Ethical Decision-Making Framework in Police Officers’ Use of the Force Contin-
uum (Doctoral dissertation, Capella University).
Koetsveld, R. V., Hartmans, R., Man, A. P. D., & Werven, R. V. (2016). Politiecultuur in beweging.
Kruize, P., & Gruter, P. (2012). Politiële bewapening in perspectief.
Kutylowski, M. (2020). Recommendations for improving encounters between law enforcement and
mentally ill civilians.
Lakerveld, J. V., Gussen, |, & Paridon, Y. V. (2018). Visies op de politiefunctie. Universiteit Leiden-Plato.
Liebst, L. S., Philpot, R., Heinskou, M. B., & Lindegaard, M. R. (2019). Bystander intervention in street
violence: Current evidence and implications for practice.
Lith, N. (2009), Escalatie of de-escalatie. De effecten van de politie op het gedrag van omstanders.
Scriptie 2008-2009.
Meershoek, G., Nap, J., & van Spijk, L. In naam der wat?.
Meijer, R. F., Moolenaar, D. E. G., Choenni, R., & van den Braak, S. W. (2021). Criminaliteit en rechts-
handhaving 2020.
Meulen, S. van der, Bromlewe, E. & Timmer, J.S. (2013), Evaluatie van de proef met de uitschuifbare
wapenstok bij de politie, Veiligheid en Sociale cohesie. Windesheim.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Monitor agressie en geweld 2018, Tweede
kamerbrief met als kenmerk: 2018-0000431152, Den Haag, 24 juni 2018
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2017). Kamerbrief Evaluatie Veilige Pu-
blieke Taak en borging resultaten VPT: Integer en veilig werken.
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Brief aan de burgemeesters inzake de randvoorwaarden voor de
pilots en de aanvraagprocedure d.d. 15 juli 2020
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Brief minister JenV aan de toezichthouders omtrent de te houden
pilots en de toepassing van de beleidsregels boa's d.d. 15 juli 2020.
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Inzet operationele sterkte, Tweede Kamer brief met als kenmerk
2429102, Den Haag 28 november 2018
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Notitie aan het Landelijke Overleg Veiligheid en Politie resp. het
Strategisch Beraad Veiligheid (beiden 25 mei 2020)
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ruimte voor vertrouwen in blauw op straat, Tweede Kamer brief
met als kenmerk 2438473, Den Haag 10 december 2018
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 94
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Tweede Kamer brief Beleidsreactie bij rapport: “Uit Balans” van
de Inspectie Justitie en Veiligheid, met als kenmerk 2250643, Den Haag 26 april 2018
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Tweede Kamer brief Landelijk beeld jaarwisseling 2019-2020, met
als kenmerk 2793286, Den Haag 10 januari 2020
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Tweede Kamer brief van 16 december 2019 (kamerstukken TK,
2019-2020, 29 628, nr. 931)
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Tweede Kamer brief van 5 juni 2020 (kamerstukken 2019-2020,
29 628, nr. 958)
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Verslag overleg Tweede Kamer 8 juni 2020 (kamerstukken TK,
2019-2020, 29 517, nr. 192)
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Verslag van een schriftelijk overleg d.d. 29 mei 2020 (kamerstuk-
ken TK, 2019-2020, 9 628, nr. 947)
Muller, E‚R., Zannoni, M., Ammerlaan, K., Schaap, S., Uildriks, N., van der Varst, L., Ferwerda, H., van
Ham, |, van Leiden, |. & Adang, O. (2010). Ordeverstoringen en groepsgeweld bij evenementen en
grootschalige gebeurtenissen: Scherpte en alertheid. Den Haag, Nederland: COT Instituut voor Vei-
ligheids- en Crisismanagement.
Muller, T., & Zeestraten, R. (2015). ‘Agressie in de tram’: Het perspectief van trambestuurders. Tijd-
schrift over Cultuur & Criminaliteit, 2015(2).
Naeyé, J. (2010). Uitgangspunten voor politieoptreden in agressie- en geweldsituaties. Amsterdam,
Nederland: Reed Business, p. 160
Naeyé, J. (2009). Belediging en bedreiging van politiemensen. Apeldoorn: Politie en Wetenschap; Am-
sterdam: Vrije Universiteit.
Naeyé, J. & Bleijendaal, R. (2008). Agressie en geweld tegen politiemensen; Beledigen, bedreigen, te-
genwerken en vechten. Apeldoorn: Politie en Wetenschap; Amsterdam: Vrije Universiteit.
Naeyé (red), J., Bleijendaal, R.T.A., Brugman, C.M., Drenth, G., van Esveld, A., van der Ham, J., van
Heuveln, J.J, Timmer, J.S., Visser, J. & Witzier, E.M. (2006). Hard én zacht: Geweld in de publieks-
contacten van de politieregio Amsterdam-Amstelland. Amsterdam, Nederland: Vrije Universiteit
Amsterdam.
Nash, J. (2018). A Critical Examination of the Police Use of Tasers.
Nationale Politie, Jaarwisseling 2019-2020 Landelijk beeld, Den Haag 7 januari 2020
Noppe, J. (2016). De discretionaire ruimte bij het gebruik van geweld: hoe kleiner, hoe beter?.Tijd-
schrift voor Criminologie, 58(4).
Noppe, J., Ledegen, E. & Verhage, A. (2016). ‘Welke rol spelen angst en stress bij politiemensen in
gevaarsituaties? Handboek Politiediensten (Vol. 115). Deventer, Nederland: Kluwer
Noppe, J., & Verhage, A. (2017). Using force: experiences of Belgian police officers. Policing: An Inter-
national Journal of Police Strategies & Management.
Nouri, S. (2021). Police use of force at street segments: Do street-level characteristics matter?. Journal
of Criminal Justice, 77, 101862.
Odekerken, M. W. A. (2017). Het incasseren van ongenoegen: deurwaarders en schuldenaren (Doctoral
dissertation, University Utrecht).
O'Connor, C. D., Koziarski, J., Frederick, T., Kosarolo, K., & Baker, V. (2021). Presenting a uniformed self:
Symbols of safety in police auxiliary members!’ perceptions. International Journal of Police Science
& Management, 14613557211032614.
O'Neill, M., de Maillard, J., & van Steden, R. (2022). The enforcement turn in plural policing? A com-
parative analysis of public police auxiliaries in England & Wales, France, and The Netherlands. Eu-
ropean Journal of Criminology, 14773708211070203.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 95
Oliva, J. R., Morgan, R., & Compton, M. T. (2010). A practical overview of de-escalation skills in law
enforcement: Helping individuals in crisis while reducing police liability and injury. Journal of Police
Crisis Negotiations, 10(1-2), 15-29.
Openbaar Ministerie. Tjiong, M.K.T. (2018) Gebruik van handboeien door een BOA. Onderzoek naar de
toelaatbaarheid van handboeien voor de op heterdaad aangehouden verdachte op een strafbaar
feit buiten het taakgebied van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Papy, A., Lemaire, E., Robbe, C., & Nsiampa, N. (2019). Police Use of Non-lethal Weapons: Analysis of
Real Cases. Human Factors and Mechanical Engineering for Defense and Safety, 3(1), 1-10.
Peeters, R., Ferket, J., & Van Leeuwen, A. D. (2012). Geweld tegen gezagsdragers. Over publieke pro-
fessionals als spil in de gezagsparadox. T. Janssen, G. van den Brink & R. Kneyber, Gezagsdragers,
Amsterdam: Boom, 2012, 246-262.
Roeleveld, W. & Bakker, |, Drost, L.F. & Nap, E.J. (2010). Slachtoffers van geweld binnen de publieke
taak. Utrecht. Verwey-Jonker Instituut.
Rohrer, A. J. (2021). Law enforcement and persons with mental illness: responding responsibly. Journal
of police and criminal psychology, 36(2), 342-349.
Shjarback, J. A., & White, M. D. (2016). Departmental professionalism and its impact on indicators of
violence in police—citizen encounters. Police quarterly, 19(1), 32-62.
Sierra-Arévalo, M. (2019). Technological Innovation and Police Officers’ Understanding and Use of
Force. Law & society review, 53(2), 420-451.
Sikkema, C. Y., Abraham, M., & Flight, S. (2007). Ongewenst gedrag besproken. Ongewenst gedrag te-
gen werknemers met een publieke taak. Amsterdam: DSP-groep.
Smit, A. S., Slagmolen, N., & Brepoels, M. (2015). Weerbaarheid onderzocht (2010-2015): Over men-
selijke processen in het politiewerk. Boom Lemma uitgevers.
Snippe, J., de Muijnck, J. A., Kamperman, M., & Pieper, R. (2021). Effecten van preventie.
Staller, M. S., & Körner, S. (2019). Commentary: complex motor learning and police training: applied,
cognitive, and clinical perspectives. Frontiers in Psychology, 2444.
Stroshine, M. S., & Brandl, S. G. (2020). The use, effectiveness, and hazards associated with police use
of force: The unique case of weaponless physical force. Police Practice and Research, 21(6), 591-
608.
Timmer, J. S. (2019). Bewapenen boa's is onlogisch en onverstandig.
Timmer, J. S., & Cozijn, V. M. (2016). Geweld door politie. Handboeken Veiligheid.
Timmer, J. & Visser, R. (2015). Gepast geweld: Geweld van en tegen de politie in 2010.
Todak, N. (2017). De-escalation in police-citizen encounters: A mixed methods study of a misunder-
stood policing strategy (Doctoral dissertation, Arizona State University).
Ufkes, E. G., Giebels, E., Hilbrands, P., & Vogel, J. (2015). Modellenboek trainingen agressie en geweld
in de publieke context.
Ufkes, E.G., Giebels, E., Literatuurverkenning Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke
taak, Ministerie Van BZK, Enschede 2014
Van der Spek, S. Een dikke huid en een brede rug.
Van der Torre, E. J., Gieling, M., Bruinsma, M. Y., Jans, M., & Linden, M. (2013). Bedreigen en intimide-
ren van OM-en politiemedewerkers: een onderzoek naar frequentie, aard, gevolgen en aanpak
Van der Torre, E. J., Gieling, M., Tannous, T., Holvast, R., & Van Os, P. (2014). Over de grens. Een empi-
rische studie naar arbeidsgerelateerd geweld tegen politiemensen in werk-en privétijd. Amersfoort:
Politieacademie.
Van der Torre, E. J., Gieling, P. J., Dozy, M. C., Van Leeuwen, F. C., & Hamoen, W. (2011). Veilig Politie-
werk: De basispolitie over geweldgebruik.
Van der Torre, E.J., Gieling, PJ, Dozy, M.C., van Leeuwen, F.C., Hamoen, W. (2011). Veilig Politiewerk:
De basispolitie over geweldgebruik. Den Haag, Nederland: Boom Lemma.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 96
Van Middelaar, R. (2013). Eindrapportage Geweldplegers VPT: Onderzoek naar plegers van geweld te-
gen werknemers met een publieke taak. Utrecht, Nederland: Veiligheidshuis Regio Utrecht.
Van Oostenbrugge, L. (2019) Onderzoeksrapport..
van Reemst, L., Fischer, T. F., & Zwirs, B. W. (2014). Reactiekeuzes van politieambtenaren en de kans
op geweldsincidenten. Mens & Maatschappij, 89(1), 5-31.
van Reemst, L., Fischer, T., & Zwirs, B. (2013). Geweld tegen de politie.
van Steden, R. (2017). De opsporings-en handhavingstaak van de Nederlandse politie: een kritische
reflectie en lessen uit het buitenland. Stichting Maatschappij en Veiligheid.
Van Stokkom, B., & Terpstra, J. B. (2021). Meer armslag voor Boa's. Volwaardig handhaven in de open-
bare ruimte. Ontwikkelingen, knelpunten en toekomstperspectief.
Van Stokkom, B. (2013). Met gezag! Agressie tegen werknemers met een publieke taak: Inzicht en
uitzicht. Book Lemma uitgevers.
Van Uden. A. (2014). State of the art geweld: Aard en omvang, daders, slachtoffers, risicofactoren en
aanpak. Apeldoorn, Nederland: Politieacademie.
Van Vugt, M. & Bogaerts, S. (2007). Aard en omvang agressie en geweld tegen werknemers met een
publieke taak: Quick Scan. Tilburg, Tilburg University/Intervict.
Van Zuidam, E. (2010). Programma Veilige Publieke Taak, Witte vlekken analyse. Den Haag, Nederland:
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Van Zwieten, M., M., de Vroome, E. & van den Bossche, S. (2016). Monitor Veilige Publieke Taak 2016:
Rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Programma Veilige Pu-
blieke Taak. Leiden, Nederland: TNO.
Van Zwieten, M., M., de Vroome, E. & van den Bossche, S. (2015). Monitor Veilige Publieke Taak 2015:
Rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Programma Veilige Pu-
blieke Taak. Leiden, Nederland: TNO.
Van Zwieten, M., Bakhuys Roozeboom, M., de Vroome, E. & van den Bossche, S. (2014). Monitor Veilige
Publieke Taak 2014: Rapport voor Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Pro-
gramma Veilige Publieke Taak. Leiden, Nederland: TNO.
Verschuren, S., Fischer, T. & Zwirs, B. (2011). Slachtofferschap onder treinconducteurs: De rol van so-
ciale informatieverwerking. Tijdschrift voor Criminologie, 53(3), 194-213, p. 208
VeiligheidNL, Cijferrapportage Vuurwerkongevallen jaarwisseling 2019-2020, Amsterdam 2020
Verhage, A., Noppe, J., Feys, Y., & Ledegen, E. (2018). Force, stress, and decision-making within the
Belgian police: the impact of stressful situations on police decision-making. Journal of Police and
Criminal Psychology, 33(4), 345-357.
Visser, R.S.M., & Timmer, J.S. (2015). Ongepast geweld: Onderzoek naar de afwikkeling van geweld
tegen dienstverleners in Amsterdam-Amstelland. Amsterdam, Nederland: Vrije Universiteit Am-
sterdam.
White, M. D., Mora, V., & Orosco, C. (2021). Exploring Variation in Police Perceptions of De-Escalation:
Do Officer Characteristics Matter?. Policing: A Journal of Policy and Practice, 15(2), 727-740.
Wood, J. D., & Watson, A. C. (2017). Improving police interventions during mental health-related en-
counters: past, present, and future. Policing and society, 27(3), 289-299.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 97
Annex | — Verantwoording onderzoeksmethoden
Concretisering van de uitgangspunten
De specifieke dataverzamelingsmethoden zijn nader uitgewerkt op basis van de principes zoals geïn-
troduceerd in hoofdstuk 2. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
e Brede benadering stakeholders: In het onderzoek is het gebruik van de korte wapenstok en de
effecten vanuit de verschillende niveaus (systeem, organisatie, incident en individueel) en ver-
schillende stakeholders bestudeerd en zijn deze perspectieven met elkaar geconfronteerd. Om
deze reden zijn een grote verscheidenheid aan belanghebbenden in de monitor en evaluatie
betrokken, zoals werkgevers, politie, OM, boa's (en boa bonden), en ministerie JenV.
e Principe van data triangulatie: Om tot een afgewogen oordeel van mogelijke sterktes en knel-
punten te komen van het gebruik van de korte wapenstok is het gebruik vanuit verschillende
perspectieven bekeken en is de dataverzameling vanuit verschillende onderzoeksmethodieken
ondersteund (academische) literatuur; analyse van databestanden; interviews; focus groepen,
enquêtes).
e Meten van ervaring en perceptie: De evaluatie beschrijft en analyseert zowel de ervaringen met
inzet van de korte wapenstok, alsook de perceptie van verschillende betrokkenen van een aantal
variabelen. De opzet is gericht op het identificeren en beter begrijpen van de contextuele facto-
ren waarin de korte wapenstok wordt ingezet.
e Gebruik van vignetmethode/ hypothetische casus: Bij het bevragen van concrete ervaringen
en percepties is niet alleen gevraagd naar de directe ervaring van boa's met een korte wapen-
stok. Dergelijke inzichten zijn belangrijk, maar leveren op zichzelf niet voldoende verklarende
waarde. Daarom zijn boa's met en zonder wapenstok zowel in de beginfase als na afloop van de
pilot gevraagd te reflecteren op vier fictieve situaties waarin een korte wapenstok mogelijk een
rol kan spelen. Onze aanpak is hierbij geïnspireerd door de ‘vignetmethode’. Aan de hand van
bewust wisselende kenmerken in de voorgelegde casusbeschrijvingen ontstaat een vollediger
beeld over overwegingen van boa's, in plaats van slechts een algemeen oordeel of mening. Voor
elk van deze vier fictieve situaties zijn vervolgens lichte variaties in de mate van gevaarzetting
voorgelegd, hetgeen resulteerde in 16 verschillende ‘vignetten’, die de basis vormen voor ver-
dere empirische analyse. We vroegen boa's voor elk van deze vignetten te reflecteren op de
meerwaarde van de korte wapenstok, hun gedrag in elke geval, en de eventuele (verwachte)
consequenties van het inzetten van de korte wapenstok op de situatie. De resultaten van deze
vignettenanalyse zijn in het rapport opgenomen als annex V.
e Evalueren in gezamenlijkheid met gemeenten: Gemeentelijke deelname aan de pilot houdt ook
in dat de gemeenten (en ook de geselecteerde controle gemeenten) actief bijdragen aan de
monitoring en evaluatie. Deze medewerking is essentieel voor een goede monitoring en evalu-
atie, maar het is ook van belang voor de gemeenten zelf aangezien zij ook lessen willen trekken
over welke aanpak werkt in welke context. De betrokkenheid van de gemeenten en de relevante
betrokkenen (BenW, politie, OM) betrof in dit onderzoek het volgende:
1) Het verstrekken van informatie over de specifieke gemeentelijke aanpak, overwegingen en
gewenste effecten van de gemeentelijke aanpak (gemeentelijke beleidstheorie)
2) Het identificeren van deelnemende boa's en niet deelnemende boa's die wel aan de voor-
waarden voldoen (interne controlegroep)
3) Inzicht verstrekken in de registratiesystemen voor incidenten en — waar noodzakelijk voor de
evaluatie — de registratiesystemen aanpassen om de juiste informatie vast te leggen
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 98
e Selectie van gemeenten (niet-deelnemende gemeenten): Een gevarieerde groep van zes ge-
meenten die niet deelnemen aan de pilot diende als vergelijkingsmateriaal om eventuele bevin-
dingen beter te kunnen interpreteren. Trends die zichtbaar werden in verschillende deelne-
mende gemeenten konden zodoende worden vergeleken met de aanpak in gemeenten die aan
vergelijkbare trends onderhevig zijn, maar hun boa’s niet met de korte wapenstok uitgerust heb-
ben. Deze controlegemeenten zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria:
o Een verdeling tussen grootstedelijk (2), stedelijk (2) en landelijke (2) gemeenten
o Een diversiteit tussen de geselecteerde gemeenten in de mate van inzet van andere ver-
dedigingsmiddelen
o Een aantal gemeenten die wel een aanvraag voor deelname heeft gedaan maar die niet
is gehonoreerd, aangevuld met gemeenten die geen interesse hadden getoond in uitrus-
ting van boa's met de korte wapenstok.
o _ Geografische spreiding
Overzicht van het onderzoek en bijbehorende onderzoeksmethodiek
De onderzoeksvragen zoals eerder geformuleerd in hoofdstuk 2 vormen het raamwerk waarbinnen de
evaluatie is uitgevoerd. Hieronder staat nader beschreven hoe dit raamwerk de behoefte voor speci-
fieke onderzoeksmethoden voedt.
ol» I<Is
EE
BIS I2IË
zie lg
E88
& | $
La)
Analyse taken akule Rrk
sico's
Aangeboden vereiste training voor nzet geweldsmiddelen xj [xx
Aanvullende ondersteuning voor inzet geweldsmiddelen |X} [xx
weldsgebruik)
ne |E
verklaring voor trends)
nn
bare middelen)
Ervaringen van werkgevers en boa's met de korte wapenstok in specieke stwaties __|_| [Xx
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 99
Documentstudie
De documentstudie diende ter voorbereiding en structurering van het onderzoek. Aan de hand van
inzichten van de wetenschappelijke literatuur zijn hypotheses geformuleerd die vervolgens in de di-
verse fases van het onderzoek onderwerp van bevraging, besprekingen beschrijving zijn geweest.
Naast dit bronnenonderzoek richtte het documentonderzoek zich ook specifiek op relevante beleids-
documenten. Dit omvat landelijke documenten, zoals beleidsnota's, kamerstukken, de beschrijving
aanpak pilot korte wapenstok boa's, maar expliciet ook documenten op gemeentelijk niveau. Hierbij
valt te denken aan vergaderstukken van de gemeenteraad, aanvraagdocumenten van de geselec-
teerde gemeenten, correspondentie tussen B&W en de gemeenteraad over de inzet van boa's, en
overige relevante beleidsdocumenten. In de voorbereidende fase is het onderzoeksteam in contact
getreden met de geselecteerde gemeenten om documenten (ambtelijk en politiek) op te vragen met
betrekking tot:
-_ Taken, taakomschrijving van boa's
-_Ingekomen klachten naar aanleiding van interventie door boa's (burgerpanels, meldpunt, etc.)
- Lokale beleidsdocumenten met betrekking tot inzet van boa's, ondersteuning voor boa's, ont-
wikkeling FTE, inclusief doelstellingen, training, etc.
- Onderbouwing veiligheidsrisico’s zoals opgenomen in de aanvraag voor deelname aan de pilot
- Overige documentatie gerelateerd aan de aanvraag voor deelname aan landelijke pilot
Waar mogelijk zijn deze documenten opgevraagd en geraadpleegd bij start van het onderzoek. Gedu-
rende de looptijd van de evaluatie is in overleg met de opdrachtgever en de geselecteerde gemeenten
de beschikbaarheid van aanvullende relevante (beleids-)documenten gemonitord, en waar nodig be-
trokken bij de evaluatie. Hiertoe heeft het evaluatieteam met door de opdrachtgever aangewezen
contactpersonen op gemeentelijk niveau contact gehouden.
De context waarin het onderzoek is uitgevoerd was turbulent. Daardoor ontstond het gevaar van sub-
jectiviteit en een te grote invloed van de waan van de dag. Om met die roerige omgeving rekening te
houden is aandacht besteed aan beschikbare wetenschappelijke literatuur en waar beschikbaar aan
eerdere ervaringen uit verwante beroepsgroepen met het invoeren van vergelijkbare geweldsmidde-
len. Aan de hand van de literatuurstudie is gezocht naar een meer geobjectiveerd stelsel van uitgangs-
punten, waartegen de ervaringen in de onderzochte gemeenten kunnen worden afgezet. Deze zijn in
de inhoudelijk hoofdstukken als zodanig gepresenteerd.
Raadplegen registratiesystemen
Het feitenonderzoek binnen de evaluatie is met name gevoed door de data uit lokale registratiesys-
temen van gemeente, politie en toezichthouders. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de infor-
matie beschikbaar in deze systemen is contact gelegd met geselecteerde gemeenten, lokale politie-
eenheden en OM om afspraken te maken over de levering van gegevens. Het gaat hierbij om zowel
gegevens van de tien gemeenten die deelnemen aan de pilots als de zes gemeenten die zijn geselec-
teerd voor de controlegroep van deze evaluatie (en niet deelnemen aan de pilot).
In overleg met opdrachtgever en het landelijke team dat namens de Politie de pilot volgt, wordt voor
iedere VPT-melding (Veilige Publieke Taak) waarbij boa's betrokken zijn ook kwalitatieve informatie
gedeeld. Deze kwalitatieve informatie geeft aanvullende informatie over de toedracht en ondernomen
actie in ieder incident, en voedde de evaluatie zo met een bijdrage aan contextuele informatie over
geweldsincidenten. In overleg met de begeleidingscommissie is echter besloten deze meldingen niet
als basis van de evaluatie te gebruiken. Deze meldingen zijn niet consequent in alle deelnemende ge-
meenten bijgehouden, zijn niet volledig, en bevatten meldingen van boa's in alle domeinen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 100
In plaats daarvan gebruikt de evaluatie de registratie van het aantal 1-8 (geweldstoepassing) meldingen
waarbij de korte wapenstok is betrokken. De aantallen, zoals door gemeenten aan de direct-toezicht-
houders gedaan, zijn gedurende de looptijd van de evaluatie met het onderzoeksteam gedeeld. Om
ook inzicht te krijgen in deze specifieke gevallen is aanvullend bij gemeenten én bij direct toezichthou-
ders aanvullende kwalitatieve informatie opgevraagd over de aard en context van alle 61 gevallen.
We zijn ons bewust van de beperkingen van de geregistreerde incidentmeldingen, zowel wat betreft
kwaliteit als volledigheid. De geregistreerde gegevens zijn vrij beperkt beschreven en over de registra-
tiediscipline is onvoldoende helderheid. Toch zijn de geregistreerde incidenten wel als informatiebron
benut, uiteraard met alle slagen om de arm die nodig zijn bij de interpretatie daarvan. Zonder de be-
schikbare gegevens ter zijde te schuiven hebben we geprobeerd door middel van aanvullende gesprek-
ken, dicht op de praktijk van alledag bijdragen aan de ecologische validiteit van de gegevens (authen-
tiek, gecontextualiseerd), en tevens door gesprekken met anderen dan boa's (vanuit meer perspectie-
ven en in onderlinge samenhang daarmee) te werken aan de versterking van het onderzoek.
Vragenlijsten
Om op doelmatige en efficiënte wijze de concrete ervaringen en percepties van boa’s en hun leiding-
gevenden op de diverse aspecten ten aanzien van het gebruik van de korte wapenstok te verzamelen
zijn online enquêtes uitgezet onder deze twee doelgroepen. In overleg met de aangewezen contact-
persoon binnen elke geselecteerde gemeente heeft het evaluatieteam contactgegevens geïnventari-
seerd om zodoende respondenten van beide doelgroepen op lokaal niveau te kunnen bereiken. De
vragenlijsten zijn uitgezet onder zowel de boa's en werkgevers in de tien deelnemende gemeenten,
als in de zes gemeenten in de controlegroep voor de evaluatie.
Aan de hand van de onderzoeksvragen zoals uitgewerkt in hoofdstuk 2, zijn een aantal elementen in
ieder geval bevraagd. Het onderzoek bevatte een enquête van twee rondes.
-_ In een eerste ronde, aan het begin van de pilot, is informatie verzameld onder boa's en hun
werkgevers om een beter begrip te krijgen van de context, bijvoorbeeld ten aanzien van de ver-
schuiving in taken, al dan niet corona-gerelateerd. Het gaat hierbij om aspecten I-IV uit onder-
staande tabel.
- De tweede ronde, tegen het einde van de looptijd van de pilot zijn vervolgens de opvattingen
van boa's over vergelijkbare vragen opnieuw bevraagd, waarbij waar mogelijk verschillen tussen
dragers van de korte wapenstok en niet-dragers zijn geanalyseerd.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 101
_____________|Boa's(starteneindevaluatie) | Werkgevers (bij start van evaluatie) |
1. Achtergrond-kenmer- | - Leeftijd, geslacht, werkervaring, | - Grootte gemeente
ken opleiding, evt. certificering -__Aantal boa's werkzaam
-__ Drager van korte wapenstok - Deelnemer aan pilot
- Drager van andere verdedi- -__ Beschikbaarheid andere verde-
gingsmiddelen digingsmiddelen
-__ Werktijden
IL. Arbeidsomstandighe- | - Beschrijving van taken/ taak- -__ Beschrijving van taken/ taakom-
den omschrijving schrijving
- Inzet boa’s in gemeente - Inzet boa’s in gemeente
-__ Oordeel ondersteuning door -__ Oordeel ondersteuning taakuit-
leidinggevenden in taakuitvoe- voering
ring
Ii. Veiligheidsbeleving - Ervaring met agressie en ge- -__ Beoordeling trend geweldsinci-
welds (verbaal, intimidatie, fy- denten
siek geweld) - __ Beoordeling trend zware ge-
-_Ervaring met zwaar geweld weldsincidenten
-__ Beschrijving samenwerking po- | - Beschrijving samenwerking poli-
litie tie
-__ Oordeel samenwerking politie -__ Oordeel samenwerking politie
- Oordeel adequaatheid van op- - Oordeel adequaatheid van uit-
leiding/ uitrusting rusting
- _ Behoefte aan aanvullende mid- | - Behoefte aan aanvullende mid-
delen delen
IV. Hypothetische situa- | - 4-5 hypothetische situaties (vig-
ties netten), met aandacht voor vei-
ligheidsbeleving, verwacht ge-
drag, en te verwachten uit-
komst
V. Training voor inzet | - Kwaliteit van training voor inzet
korte wapenstok (alleen korte wapenstok
deelnemers pilot) -__ Behoeftes aanvullende training
VI. Resultaten pilot (al- | - Concrete ervaringen met korte
leen deelnemers pilot) wapenstok
-__ Gevolgen voor bejegening bur-
gers
Aanpak
Aan de hand van de onderwerpenlijst zoals hierboven gepresenteerd zijn specifieke vragen vastge-
steld, die zijn gedeeld met de opdrachtgever en begeleidingscommissie. De definitieve vragenlijst zijn
geprogrammeerd in in-house enquêtetool (Alchemer: voorheen SurveyGizmo). In samenwerking met
de gemeenten is de vragenlijst verspreid onder boa’s en hun leidinggevenden. Gerichte reminders zijn
verstuurd om de respons te optimaliseren. Alle persoonlijke gegevens zijn behandeld in lijn met de
geldende wet- en regelgeving voor persoonsgegevens. Deelnemers aan de vragenlijst is expliciet ge-
vraagd of hun contactgegevens kunnen worden opgeslagen om hen in de tweede vragenlijst ronde
opnieuw te benaderen.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 102
Vignetmethode
Binnen de bovengenoemde vragenlijst is binnen sectie IV een aantal concrete casusbeschrijvingen
voorgelegd. Voor elke casusbeschrijving is aan respondenten vervolgens gevraagd om aan te geven
hoe hij/zij in de beschreven situatie zou handelen (bijv. staande houden, in gesprek gaan, versterking
roepen, overig), hoe zij verwachten dat de voorgelegde situatie zich zal ontvouwen en wat hun veilig-
heidsbeleving in een dergelijke situatie zou zijn. De situaties die zijn meegenomen waren realistische
beschrijvingen van concrete situaties waar boa's mee te maken hebben.
Een dergelijke aanpak wordt wel ‘vignetmethode’ genoemd. Uitgangspunt ervan is dat zelfs met een
beperkt aantal respondenten de invloed van een relatief groot aantal factoren op gedrag kan worden
vastgesteld, door een aantal vignetten (hypothetische situaties) voor te leggen’*. Dit leent zich goed
om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het (al dan niet) uitrusten van boa's met een korte wa-
penstok voor de veiligheidsbeleving en gedrag van boa's en levert dus meer inzicht dan enkel een di-
recte vraag naar veiligheidsbeleving. De gekozen vignetten beschrijven verschillende situaties, waarop
binnen diverse elementen wordt gevarieerd. Door deze vignetten aan respondenten voor te leggen bij
de eerste dataverzameling en tegen het einde van de pilot, kon nader onderzocht worden of de res-
pondenten die tijdens de pilot zijn uitgerust met een korte wapenstok dergelijke situaties op een an-
dere manier zijn gaan beoordelen. De vignetmethode maakte het mogelijk om niet alleen de factoren
in de hypothetische situaties te variëren, maar juist ook de diversiteit van de achtergrondkenmerken
van respondenten mee te nemen (deze zijn namelijk ook bevraagd in de vragenlijst).
De vignetten die zijn voorgelegd in de vragenlijst zijn opgesteld op basis van hypotheses die mede
volgen uit het literatuuronderzoek. Daarnaast zijn de hypothetische casusbeschrijvingen van tevoren
worden voorgelegd aan een panel van beleidsmakers (boa-adviseur bij de politie, en beleidsmedewer-
ker bij DG Politie), om zodoende te garanderen dat deze een adequate beschrijving zijn van realistische
scenario’s waar boa's mee te maken krijgen.
Interviews
Naast de vragenlijst en raadpleging van de diverse registratiesystemen op lokaal niveau bestond een
groot deel van de dataverzameling uit het voeren van interviews met betrokkenen. Aan de hand van
verdiepende 63 interviews is rijke aanvullende informatie verzameld. Onderstaande tabel geeft een
overzicht van de gehouden interviews.
nr ee
beginfase eind 2021
_Boabonden_ 2
meenten sessies
nn
gemeenten
Interviews zes controlegroep gemeenten___ | ___________ [6 |
| Diepte-interviews boa's op locatie _______ | | |
| Aanvullende interviews deskundigen______ [4 ||
Interview VOM
En
arrondissementsparketten
74 Zie bijvoorbeeld Veenma, K., Batenburg, R., & Breedveld, E. (2004). De Vignetmethode. Een praktische handreiking bij
beleidsonderzoek. Tilburg: IVA.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 103
Verdiepende interviews zijn gehouden met de volgende doelgroepen:
e Inde beginfase van het onderzoek is contact gelegd met vertegenwoordigers van diverse afde-
lingen binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zoals DGPenV, DGRR, en DWZ. Er zijn
individuele interviews gehouden met betrokkenen in het Ministerie, om in meer detail de ach-
tergronden, beleidscontext, eventuele verwachtingen ten aanzien van de pilot in te gaan.
e Individuele interviews zijn gehouden met de Boabonden (Nederlandse BOA Bond en Vakbond
BOA ACP). Dit stelde de bonden ook in staat om hun zienswijzen ten aanzien van de pilot kenbaar
te maken. We zijn ons bewust van de positie die deze stakeholders hebben ingenomen ten aan-
zien van bewapening, en hebben daarom deze interviews niet alleen gebruikt om deze mening
uit te vragen, maar juist ook bredere vragen voor te leggen over de positie van handhavers,
eventuele veranderingen in takenpakket en visie naar de toekomst, relatie met politie en even-
tuele rol van geweldstoepassing in deze context.
e Gedurende de dataverzameling heeft intensief contact plaatsgevonden met deelnemende ge-
meenten en de directe toezichthouders (DTH) verantwoordelijk voor die gemeenten. In aanvul-
ling op de gegevens uit registratiesystemen is met vertegenwoordigers van gemeenten en lokale
politie-eenheden worden gesproken, om zo ook in meer detail lokale ervaringen en zienswijzen
tot uitdrukking te laten komen. In de voorbereidingsfase is een eerste groepssessie georgani-
seerd met de deelnemende gemeenten.
e In Mei 2021 is een tweede (extra) tussentijdse gespreksronde georganiseerd met gemeenten
om de voortgang te monitoren en de gemaakt afspraken op te frissen.
e Tegen het einde van de pilot is met elk van de gemeentelijke vertegenwoordigers verder gesp-
roken over de lokale aanpak en ervaringen. Aparte interviews zijn gehouden met vertegenwoor-
digers van werkgeverszijde en de lokale politie-eenheid, hetgeen de onderzoekers in staat stelde
om eventuele verschillende ervaringen tussen de kant van de gemeente en politie te identifice-
ren. Deze interviews zijn mede gevoed met informatie uit de registratiesystemen, die als con-
crete input diende om concrete ervaringen met de korte wapenstok nader toe te lichten. Door
duidelijk onderscheid te maken tussen de vraag of situaties gebaat zijn bij het beschikken over
een wapenstok enerzijds; en de vraag of die wapenstok dan in handen moet zijn van Boa's an-
derzijds (of dat Boa's wel, of niet in die situaties moeten komen), hebben we geprobeerd te
vermijden dat het onderzoek als vanzelfsprekend afstevende op een conclusie leidend tot in-
voering van de korte wapenstok. Het gaat primair om de vraag in welke situaties een wapenstok
wel of niet werkzaam is.
e Tegen het eind van de pilot zijn ook afzonderlijke interviews opgezet met vertegenwoordigers
van elke van de zes niet-deelnemende gemeenten. In deze gemeenten is de korte wapenstok
niet zijn ingezet door boa's, maar kon wel in interviews worden onderzocht welke alternatieven
deze gemeenten overwogen hebben, zoals bijvoorbeeld eventuele veranderingen in takenpak-
ket van boa's. Kortgezegd dienden deze interviews om de bredere trend in kaart te brengen
waar ook de deelnemende gemeenten mee te maken kregen, ongeacht de inzet van de korte
wapenstok. Ook boden deze interviews de mogelijkheid om de opgedane inzichten van deelne-
mende gemeenten in perspectief te plaatsen.
e De evaluatie heeft de inzichten van een breed scala van betrokkenen en deskundigen bij elkaar
gebracht. De selectie van interviewpartners betekent een nadruk op de veranderende opvattin-
gen over de wapenstok en opvattingen van direct betrokkenen. Om neutraliteit te garanderen
voorzag de evaluatie in aanvullende interviews met (academische) experts op dit terrein. Deze
interviews dienden om de geïdentificeerde ontwikkelingen in een breder perspectief te kunnen
plaatsen.
e Een interview met beleidsadviseurs van het Parket centrale verwerking van het Openbaar Mi-
nisterie is gehouden in de analysefase aan het eind van de pilot. Doel van deze interviews was
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 104
om een bredere blik te garanderen op de verzamelde inzichten en ervaringen van direct betrok-
kenen op lokaal niveau. Daarnaast hebben we door deze gesprekken ook de cijfers van gewelds-
meldingen in perspectief kunnen plaatsen van landelijke trends en ervaringen. Deze interviews
dienden met name om eventuele bevindingen beter te kunnen duiden.
e Ook arrondissementsparketten zijn expliciet betrokken bij beoordeling van de resultaten van
de pilot. Interviews met de toezichthouders zijn gericht geweest op de lokale ervaringen met de
pilot. Deze ervaringen konden ook worden gerelateerd aan ontwikkelingen in de meldingen van
toegepast geweld door boa's (dreiging van wapenstok, zoals gemeld in de IA8-formulieren). Der-
gelijke cijfers dienden in deze interviews als gespreksstof om de blik op concrete ervaringen te
richten, die dan in meer detail besproken en geduid konden worden. Afzonderlijke interviews
zijn gehouden met de zes arrondissementsparketten waarbinnen de tien deelnemende gemeen-
ten vallen (Amsterdam, Den Haag, Limburg, Noord-Holland, Noord-Nederland en Rotterdam).
De overige vier arrondissementsparketten zijn via een gezamenlijke (online) groepssessie bena-
derd, waarin onder meer verschillen in bevindingen tussen verschillende arrondissementen na-
der zijn verkend.
Met betrekking tot de interviews van elke van bovenstaande doelgroepen zijn vooraf specifieke aan-
dachtspunten geformuleerd. In algemene termen zijn de volgende onderwerpen in de interviews aan
bod gekomen:
- Randvoorwaarden pilot, doelstelling
-_Redenen voor deelname aan pilot, verwachtingen
- Recente ontwikkelingen in takenpakket boa's
-_Arbeidsomstandigheden boa's in gemeenten
-_ Ontwikkelingen in samenwerking tussen boa's en lokale politie-eenheid
- Behoefte aan/inzet van alternatieve verdedigingsmiddelen
-_ Ontwikkelingen in rapportage aan OM en mogelijke verklaringen
-_ Trends in incidenten en mogelijke verklaringen
-_ Tevredenheid over inzet verdedigingsmiddelen
- _Verwachte/ geobserveerde gevolgen bewapening op bejegening burgers
Diepte-interviews en praktijkervaring
Om dichter op de praktijk te komen van de boa's in samenwerking met hun politiecollega's, en hier
ook in meer kwalitatieve zin een beter beeld te krijgen van de overwegingen en concrete ervaringen
met de korte wapenstok zijn diepte-interviews gehouden. Oorspronkelijke voornemens om de diepte-
interviews te laten volgen door het ‘meelopen’ met een duo handhavers in hun dienst, hebben we
door het geringe aantal voorvallen enerzijds en de Covid-19 maatregelen anderzijds niet kunnen laten
plaatsvinden. Wel hebben in 5 gemeenten diepte-interviews plaatsgevonden met een aantal boa's
over hun ervaringen binnen de in de registratie systematiek, vastgelegde, of anderszins meegemaakte
voorvallen. De ervaring in de gesprekken is geweest dat de gesprekken met boa's echt gingen over hun
werk, hun concrete ervaringen, hun zorgen en hun verwachtingen. Uitkomsten van deze kwalitatieve
diepte-interviews en concrete ervaringen verrijken de bevindingen zoals afgeleid uit de enquête en
hebben mogelijkheden geboden die in perspectief te plaatsen. Daarmee zijn deze geïntegreerd in het
rapport. Interviews zijn gehouden met twee afzonderlijke duo's handhavers werkzaam in de gemeen-
ten Haarlem/ Zandvoort. Deze gemeenten waren bijzonder interessant omdat handhavers voor de-
zelfde werkgever in beide gemeenten kunnen worden ingezet. Zandvoort doet mee aan de pilot en
kan handhavers dus uitrusten met de korte wapenstok, terwijl dezelfde handhaver bij dienst in Haar-
lem hier niet mee is uitgerust. Dit bood een uitgelezen kans om in detail in te gaan op de concrete
ervaringen en de verschillen, zowel in eigen gedrag, bejegening door burgers, en soorten situaties
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 105
waarin handhavers terecht komen. Daarnaast zijn interviews gehouden met twee handhavers in Am-
sterdam (G4), twee uit de G40 gemeente Zoetermeer, en twee boa's uit de G150 gemeente Valkenburg
en drie boa's uit de G150 gemeente Velsen.
Analyse
De analyse van de verzamelde gegevens omvatte zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve com-
ponent. De kwantitatieve component kreeg met name gestalte in het analyseren van de enquêtes on-
der de werkgevers en boa's (boa's met en zonder wapenstok). De kwalitatieve component had de na-
druk in de interviews met verschillende belanghebbenden en deskundigen, de analyse van de litera-
tuur en de focusgroepen. Inzichten uit beide componenten voedden elkaar in de dataverzameling en
verrijkten de uiteindelijke analyse (datatriangulatie). Deze analyse is verricht met het doel om inzichten
op te leveren in de ervaringen met het gebruik van de korte wapenstok op systeemniveau, organisa-
tieniveau, incidentniveau en individueel niveau.
Focusgroepen
De uitkomsten van de analyse zijn voorgelegd aan twee focusgroepen. De bedoeling van de raadple-
ging van een focusgroepen was het duiden van de gevonden resultaten en te bespreken wat dit kan
betekenen voor de toekomstige mogelijke bewapening van boa's. Daartoe is gesproken over de her-
kenbaarheid van de gevonden resultaten, zowel vanuit praktische ervaring van betrokkenen alsook
vanuit wetenschappelijke perspectieven. De bevindingen en aanvullende reflecties zijn verwerkt in de
nadere triangulatie van bronnen in de hoofdtekst van de evaluatie.
Om dat doel te verwezenlijken zijn focusgroepen samengesteld uit enerzijds deskundigen en weten-
schappers (3), professionals (2) en anderzijds uit bestuurders (7). In de focusgroep bijeenkomsten zijn
de deelnemers beknopt geïnformeerd over resultaten van het onderzoek. Uit die resultaten zijn door
de onderzoekers, vragen, dilemma's en discussiepunten gedistilleerd waarover met de focusgroepen
is gesproken. Daarnaast is met de deelnemers gesproken over de implicaties voor theorie en praktijk
van de toekomstige uitrusting van boa's.
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 106
Annex Il — Geïnterviewde respondenten
SOORT INTERVIEW LOCATIE NAAM DATUM
INTERVIEWS MET Valkenburg R. Linkens (teamleider handhavingsteam) 18-05-2021
TEAMLEIDERS EN CO- aan de Geul 23-11-2021
ORDINATOREN PILOT- | Amsterdam _ F. Pot (beleidsafdeling Toezicht / Handhaving) 20-05-2021
GEMEENTEN Mw. M. Geelen (beleidsafdeling Toezicht / Hand- 12-01-2022
having)
Zoetermeer Mw. O.G. Visser (projectleider pilot) 20-05-2021
W.S. van den Berg (teamleider handhavingsteam) 09-12-2021
Zandvoort Mw. E. Gloudemans (beleidsafdeling Toezicht / 25-05-2021
Handhaving) 08-12-2021
P. Vogel (projectleider pilot)
Velsen G. Vledder (teamleider handhavingsteam) 18-05-2021
R. Linnebank (beleidsafdeling Toezicht /Handha- 03-11-2021
ving)
Alkmaar W. Eppinga (teamleider handhavingsteam) 14-12-2021
R. van Roode (beleidsafdeling Toezicht / Handha-
ving)
Capelle aan E. Verkijk (teamleider handhavingsteam) 18-05-2021
den IJssel Mw. M. van Donge (beleidsafdeling Toezicht / 13-12-2021
Handhaving)
Hoorn Mw. F. van het Kaar (beleidsafdeling Toezicht / 18-05-2021
Handhaving) 14-12-2021
Mw. S. Groen (beleidsafdeling Toezicht / Handha-
ving)
Zuidwest S. Bakker (beleidsafdeling Toezicht / Handhaving) 20-05-2021
Friesland Mw. M. Siemonsma (beleidsafdeling Toezicht / 09-12-2021
Handhaving)
Leeuwarden _M. Schellingerhout (beleidsafdeling Toezicht / 01-06-2021
Handhaving) 23-11-2021
A. Schurer (beleidsafdeling Toezicht / Handha-
ving)
INTERVIEWS MET ME- Utrecht S. Manetas (beleidsafdeling Toezicht / Handha- 17-09-2021
DEWERKERS VEILIG- ving)
HEID EN HANDHAVING A. Goedee (teamleider handhavingsteam)
CONTROLE GEMEEN- Groningen F. Jansen (beleidsafdeling Toezicht / Handhaving) 07-10-2021
TEN Tilburg B. Gossen (beleidsafdeling Toezicht / Handha- 08- 10- 2021
ving)
Vlissingen W. Alijnse (teamleider handhavingsteam) 19-10-2021
Haarlem Mw. E. Gloudemans (beleidsafdeling Toezicht / 09 -12-2021
Handhaving)
P. Vogel (beleidsafdeling Toezicht / Handhaving)
Katwijk W. Haasbroek (teamleider handhavingsteam) 04-11-2021
INTERVIEW MET OM Parket Cen- _ J. van Leeuwen (Afdelings-hoofd van de afd. Be- 11-11-2021
trale Ver- leid en Strategie van Parket CVOM)
werking OM _D. van Zalinge (Beleids-adviseur afd. Beleid en
Strategie van Parket CVOM)
INTERVIEWS MET AR- Amsterdam Mw. T. Mink (toezichthouder) 01-12-2021
RONDISSEMENTS-PAR- | centrum
KETTEN / TOEZICHT- Zoetermeer Mw. E. Vitullo (beleidsmedewerker OM) 09-11-2021
HOUDERS (Den Haag) K. van Halderen (toezichthouder)
Valkenburg H. Lucassen (toezichthouder) 11-11-2021
aan de Geul
(Limburg)
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 107
Alkmaar, Mw. L. Prins (toezichthouder) 15-11-2021
Hoorn, Vel-
sen, Zand-
voort
(Noord-Hol-
land)
Leeuwarden __H. Halbersma (toezichthouder) 09-11-2021
(Noord-Ne-
derland)
Capelle aan Mw. J. Dieleman (toezichthouder) 08-12-2021
den IJssel
(Rotterdam)
OVERIGE ARRONDISSE- | Oost-Bra- Mw. C. Vanlaer (beleidsmedewerker OM) 30-11-2021
MENTS-PARKETTEN bant Mw. D. van der Kolk (beleidsmedewerker OM)
(TEGELIJK) Zeeland- Mw. N. El Maach (beleidsmedewerker OM) 30-11-2021
West Bra-
bant
INTERVIEWS MET DI- Alkmaar, G.J. Molenaar (direct-toezichthouder) 15-11-2021
RECT TOEZICHTHOU- Hoorn, Vel-
DERS sen, Zand-
voort
(Noord-Hol-
land)
Zoetermeer __R. Meulmeester (direct-toezichthouder) 09-11-2021
(Den Haag)
Amsterdam _ J. Geurs (direct-toezichthouder) 08-11-2021
centrum F. Hoogeveen (direct-toezichthouder)
Capelle aan C. van Lien (direct-toezichthouder) 08-12-2021
den Ijssel
(Rotterdam)
Valkenburg R. Geraerts (direct-toezichthouder) 06-11-2021
aan de Geul
(Limburg)
Leeuwarden _R.de Jong (direct-toezichthouder) 09-11-2021
en Zuidwest
Friesland
(Noord-Ne-
derland)
INTERVIEWS MET BOA R. Kuin (Voorzitter Nederlandse Boa Bond) 13-04-2021
BONDEN R. Gerrits (Voorzitter vakbond BOA-ACP) 14-04-2021
DIEPTE-INTERVIEWS Valkenburg R. Kolston (handhaver) 23-11-2021
BOA’S aande Geul _J. Jongen (handhaver) 23-11-2021
Amsterdam Mw. K. Hut (handhaver) 27-01-2022
M. Krom (handhaver) 27-01-2022
Zoetermeer _ W. Klapwijk (handhaver) 06-12-2021
R. Bouwmeester (handhaver) 06-12-2021
Haarlem / J. Noordermeer (handhaver) 16-11-2021
Zandvoort Mw. S. Jansen Hecbert (handhaver) 16-11-2021
Velsen N. de Graaf (handhaver) 26-11-2021
R. Klijnsoon (handhaver) 26-11-2021
E. Wolteeus (handhaver) 26-11-2021
VOORBEREIDENDE IN- | Experts S. Flight (Onderzoeker en adviseur criminaliteit 06-10-2021
TERVIEWS MET EX- en veiligheid) 10-11-2021
PERTS O. Adang (Lector Openbare Orde & Gevaarbe- 05-10-2021
heersing en bijzonder hoogleraar Universiteit 05-10-2021
Groningen)
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 108
J. Timmer (Politie socioloog Vrije Universiteit Am-
sterdam)
Mw. M. Abraham (Senior onderzoeker DSP)
DEELNEMERS FO- Deelnemers _ Mw. M. Abraham (Senior onderzoeker DSP) 24-01-2022
CUSGROEPEN MET EX- E. Bervoets (Criminoloog en veiligheidskundige)
PERTS J. Speetjens (adviseur BOA/Korpscheftaken bij de
Nationale Politie)
Mw. A. Smit (lector Weerbaarheid, Politieacade-
mie)
J. Matthys (Universitair Docent, Universiteit Lei- 24-01-2022
den)
T. Koklu (Hoofd Operatiën-Lid Eenheidsleiding
Politie Den Haag)
DEELNEMERS FO- Vlissingen A.R.B. van den Tillaar (Burgemeester) 19-01-2022
CUSGROEPEN MET
BESTUURDERS Capelle aan P. Oskam (Burgemeester) 19-01-2022
den IJssel
Zoetermeer MJ. Bezuijen (Burgemeester) 20-01-2022
Leeuwarden _S. van Haersma Buma (Burgemeester) 21-01-2022
Zandvoort D. Moolenburgh (Burgemeester) 20-01-2022
Haarlem J. Wienen (Burgemeester) 21-01-2022
Zuidwest M. de Man (Wethouder) 21-01-2022
Friesland
Velsen F. Dales (Burgemeester) 28-01-2022
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 109
Annex Ill - Voorwaarden voor deelname aan pilot
Ministerie van Justitie en Veiligheid
kart
An
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Diractoraat-Generaal
Falitie en
Vellighaidsragio's
: : Portefeuille Palitieel Bcteld
Aan de burgemeesters van de gemeenten met boas werkzaam in de openbare ruimte en Haldinertraf mo
(dammein DJ
Turfmarkt 147
Laa. de (direct) toezichthouder en VNG 2511 DE Den Haag
Pasbues 20401
2500 EH Den Haag
wrerew.rijksoverheid.nlf jen v
Datum 15 juf 2020
Onderwerp Pilot korte wapenstok voor boa's werkzaam In de openbare ruimte (damein ij
Ons kenmerk
2067734
In reactie op het maatschappelijk en politiek debat over de veiligheid van boa's bij ay beantwoording de datum
hun taakuitoefening en het vraagstuk over de bewapening van boa's in de en ons kenmerk vermelden.
openbare ruimte, is in de Kamerbrief van 5 juni jl.* aangekondigd dat zal worden habe Á
gestart met een pilot waarin boa's? In de openbare ruimte voor een afgebakende '
periode de beschikking krijgen over de korte wapenstok. Het verzoek tot
deelname aan de pilot wardt gedaan door de gemeente, met instemming van de
lokale driehcek. In deze brief worden de voorwaarden geschetst voor de pilot.
Deze brief is aan u geadresseerd, omdat in uw gemeente boa's In de openbare
rulmte werkzaam zijn,
(nieuw) AMvB bewapening en uitrusting boa / Pilats/ (huidige) Beleidsregels baa
Zoals in de Kamerbrief van 5 juni jl. aangegeven wordt thans gewerkt aan een
algemene maatregel van bestuur (AMvB) over de bewapening en uitrusting van
boa's, waarin een aantal zaken zal worden gewijzigd dan wel verduidelijkt vaar
boa's, Vooruitlopend op de AMvB zal In een aantal gemeenten worden gestart
met een pilot, waarin het mogelijk wordt boa’ s in de openbare ruimte tijdelijk
voor (de duur van) de pilot een korte wapenstok toe te kennen.
Gedurende de pilot zal op onderdelen alvast in de geest van de nieuw te
antwerpen AMvB worden gewerkt, zodat de opgedane ervaringen en evaluatie van
de pilet als input kunnen dienen voor de AMvB. Het huidige beleid en bijbehorend
kader, beschreven in de Beleidsregels boa, blijven van toepassing en op
onderdelen zullen specifiek voor de (duur van de} pilet aangepaste voorwaarden
worden toegepast, die o.a. betrekking hebben op opleiding, training en
geweldgebruik, zoals nader beschreven in {de bijlage bij) deze brief.
Ean van de aangepaste voorwaarden voor de pilat betreft een andere invulling
van het noodzaakcriterium, waardoor aan domein [ boa's een korte wapenstok
kan worden toegekend die daar anderszins, na de gebruikelijke toepassing van
Tweede Kamer, 29628, nr. 95E
Bk leen bev de kamer .nl/kamerstukkendbriewell Feyêrtyidessa nde 0ZID2E did 2020267
1 Boa's werkzaam in de openbare ruimte (domein IJ, de zijn ingehuurd kunnen niet meedoen met de
Rilat, zie BBO cater 5.2 “De ingohirde boa heeft maximaal de beschikking over de poltiebevoegdheden
als bedoeld in artikel 7, eerste, derde en wierde Id, van de Politiewer 2012 en over handbaelen”,
1
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 110
Rn
het noodzaakeriterium, geen aanspraak op zouden kunnen maken. Meer concreet
zal aan de toezichthouders worden gevraagd het criterium waarbij de verzoeker
dient aan te tonen dat sprake is van een toename van het aantal
geweldsincidenten, buiten beschouwing te laten In de beoordeling wan de
pilotaanvraag.!
In de bijlage treft u de aanvraagprocedure en voorwaarden aan voor de pilot.
Deze brief en de bijlage gelden voor de pilot uitdrukkelijk als het aanvullende
kader bij de bestaande Beleidsregels boa.
Verlenging reeds afgegeven toestemming korte wapenstak
Mede op advies van de politie en het OM, heb ik besloten de toestemming voor
bestaande situaties waarin boa's in de openbare ruimte thans de beschikking
hebben over een korte wapenstok, in beginsel te verlengen indien een gemeente
met instemming van de lokale driehoek hierom verzoekt. Dit betreft dus de
gemeenten die niet in aanmerking komen voor de pilot, omdat er reeds boa's
werkzaam zijn die zijn toegerust met een korte wapenstok, Zoals gebruikelijk
dient het verlengingsverzoek te worden ingediend voorafgaand aan het
verstrijken van de toestemming. Wat betreft de termijn van de verlenging is het
opportuun de verlenging van de reeds afgegeven teestermmingen synchroon te
laten lopen met de duur van de pilot, namelijk vaor de duur van én jaar. Zo kan
bij de evaluatie van de pilot over hetzelfde tijdsbestek een goede vergelijking
worden gemaakt van het gebruik van de wapenstok,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
kr
* Zie Beigidsregels boa onder 4.2 (d} (crkeria toekenning bevoegdheden):
“d. In welke Frequentie an mate hebben zich in het verleden situaties voargedaan waarbij bewapening
wenselijk was geweest? Indien sprake (s van een toename van het aantal gevalen dat de boa met geveld
wardt geconfronteerd waarbij de aanwezigheid van enig geweldsmidder wenselijk zou zijn geweest, kan
gen geweidsmiddel warden toegekend”.
2
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 111
Bijlage: Aanvraagprocedure, voorwaarden en manitering pilot
Aanvraagprocedure
Verzoek tot deelname aan de pilot:
* De gemeente die mee wenst te doen aan de pilot stelt, met instemming
van de lokale driehoek en positief advies van de toezichthouders, egen
verzoek op dat voldoet aan het kader beschreven in de Beleidsregels bea
met uitzondering van de eis dat aangetoond moet worden dat sprake is
van een toename van het aantal geweldsincidenten), waarin het criterium
van mogelijke velligheldsrisico's voor de boa bij de taakuitvoering
gewogen en degelijk onderbouwd werdt.
* De werzoekende gemeente dient aan de hand van een veiligheidsplan
risice's in relatie tot de taken en omstandigheden van boa's in kaart te
brengen en erop toe te zien dat boa's niet worden ingezet op plaatsen,
tijdstippen en in situaties met een voorzienbaar verhoogd
velligheidsrisica, zoals bij optreden tegen concentraties van grate groepen
mensen en laat in de nacht in horeca gebieden,
» Daarbij zet de verzoekende gemeente de concrete afspraken over
samenwerking tussen boa's en de palitie uiteen in een
handhavingsarrangement, Hierin worden afspraken vastgelegd over
eventuele gezamenlijke acties, toegang tot het palittebureau,
gezamenlijke briefings, infermatie-uitwisseling en het overbrengen van
aangehouden werdachten.
* _Woorts dient in het verzoek te warden opgenomen het gewenste aantal
boa's voor de toerusting met de korte wapenstok en dient te warden
beschreven wat de aard van de werkzaamheden is van deze boa's.
« Het verzoek tot deelname aan de pilot kan, zoals gebruikelijk, warden
ingediend bij dienst Justis, Het verzoek moet digitaal (per E-mail} worden
ingediend onder vermelding van “pltot korte wapenstok”. Het E-mailadres
dat hierwoor gebruikt dient te worden Is: pilot.korte.wapenstok@justis. nl
Selectie:
« Een pilot is per definkie begrensd in tijd en omvang. De deadline voor het
indienen van een verzoek tot deelname aan de pilot is gesteld op 15
september 2020, De pilot zal worden uitgevoerd vaar de duur van één
jaar vanaf de start van de pilat, Het is voorstelbaar dat de exacte
startdatum van de pilot zal verschillen in de geselecteerde gemeenten,
eea. afhankelijk wan de snelheid waarmee door de respectievelijke
gemeenten kan warden voldaan aan de gestelde voorwaarden voor de
pilet, zoals hierboven uiteengezet. De start van de pilat dient in ieder
geval in het najaar 2020 plaats te vinden.
* Voor de uitvoering zal worden gekozen voor een landelijke spreiding van
de pilot in tien gemeenten, met een evenredige verdeling over
grootstedelijk, stedelijk en landelijk gebied waar boa's nog niet de
beschikking hebben (gehad) over de korte wapenstok.
« De korte wapenstokken waarvan een gelimiteerd aantal {ca, 200 stuks}
beschikbaar is en die in beheer is van de politie, zal deor de politie
beschikbaar worden gesteld en verdeeld over de tien door de
selectiecommissie aangewezen gemeenten waar de pilot zal warden
uitgevoerd. Uitgangspunt is dat boas de korte wapenstokken na afloop
van de pilat weer inleveren,
3
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 112
* Een selectiecommissie buigt zich over de afzonderlijke verzoeken, en doet
daarbij een aanbeveling aan mij over de selectie van een beperkt aantal
gemeenten voor uitvoering van de pilat, Uiteindelijk beslis ik na een
marginale toets, door tussenkomst van de dienst Justis, over de
toekenning van de korte wapenstok in het kader van de pilat.
* Van de gemeenten die zich hebben aangemeld voor de pilat, maar niet
zijn geselecteerd als pilotgemeente, kan een aantal gemeenten warden
gevraagd te participeren in het kader van de monitoring en evaluatie van
de pilot. Zo kan worden vergeleken of, en zo ja in welke mate, de
beschikking over de korte wapenstok invloed heeft ep de veiligheid van
boa's in de ene gemeente ten opzichte van de gemeenten waar boa” s niet
de beschikking hebben over de korte wapenstok.
Voorwaarden
Opleiding en training
* Wanneer éen gemeente wordt aangewezen als pilotgemeente kan aldaar
het proces van (aanvullende) opleiding en training met de korte
wapenstok door de betreffende boa's worden gestart, Vanzelfsprekend
geldt ook voor de pilot dat de boa's die onderdeel vormen van de pilat
dienen te voldoen aan de vereiste opleiding en training. Hierbij geldt o.a.
een minimaal opleidingsniveau MBO-3 (Handhaving, Toezicht en
Veiligheid) met minimaal 1 jaar praktijkervaring.
* Voorts dient te zijn voldaan aan certificering conform RTGB-vereisten,
certificering op parate kennis van de ambtsinstructie en bekendheid met
de verantwoordingssystematiek in relatie tat registratie van
geweldgebruik.
* Daarnaast dient de opleiding en training van de boa gericht te zijn op de
beginselen van professionaliteit, bekwaamheid, propertianaliteit,
subsidiariteit en de-escalerend optreden. Hiertoe is een praktijkgerichte
bijscholing van boa's voor de pilot werplicht,
» De boa's die deelnemen aan de pilet dienen op bovengenoemde eisen te
zijn geselecteerd en getoetst.
„Tot slot zal voorafgaand aan de start van de pilot, doer de direct
toezichtheuder, geverifieerd warden of de baa die zal deelnemen aan de
pilet voldoet aan voornoemde vereisten en aan het vereiste van
betrouwbaarheid.
Geweldgebruik
* Bij het gebruik van een geweldsbevoegdheid, verdient de inzet van het
minst zware middel de voorkeur, Daarnaast is het belangrijk boa's te
voorzien van voldoende middelen In het kader van hun veiligheid. In het
kader van de pilet gaat derhalve de voorkeur ernaar uit naast de korte
wapenstok tevens (door de werkgever van boa's) een bodycam uit te
reiken. Dit midde! kan o.a. door de mogelijke preventieve werking ervan
de veiligheid van de boa vergroten.
* Op 1 juli jl is éen wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de
Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren van kracht
geworden. Hierin zijn nieuwe eisen ten aanzien van registratie (zie
daarvoar ook het besluit geweldsregistratie) en beoordeling van geweld
van kracht geworden, Deze gelden ook voor boa's in uw gemeente.
Wanneer uw boa's in het kader van deze pilot worden uitgerust met een
korte wapenstok verdient het de aanbeveling om afspraken te maken met
4
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ Jvl, GJL 113
Er
B
de politie over de contacten met de hulpofficieren van justitie die de
geweldsregistratie en beoordeling moeten verzorgen.
Monitoring pilots
* De pilot zal tot slat worden gemeniterd en de resultaten van de
monitoring zullen in de algehele evaluatie van de pilot worden betrekken
bij de inhoudelijke vormgeving van de AMVB over bewapening en
uitrusting van boa's, De criteria voor de manitering en evaluatie van de
pilot zuilen nader worden bepaald,
5
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 114
Annex IV - Beantwoordingsgegevens enquêtes boa's
APRIL 2021 DECEMBER 2021
Aantal respon- % van aange- Aantal respon- _% van aange-
denten schreven boa's denten schreven boa's
ALKMAAR 21 70% 16 53%
AMSTERDAM 26 79% 22 59%
CAPELLE 7 54% 11 85%
HAARLEM / ZAND- | 37 95% 27 82%
VOORT
HOORN 12 80% 9 69%
LEEUWARDEN 22 85% 19 76%
SW FRYSLAN 13 68% 15 88%
VALKENBURG 6 60% 9 90%
VELSEN 8 80% 11 85%
ZOETERMEER 17 71% 18 75%
TOTAAL PILOT 169 77% 157 73%
GRONINGEN 13 87% 7 50%
KATWIJK 12 86% 13 93%
TILBURG 14 88% 11 69%
UTRECHT 9 47% 15 63%
VLISSINGEN 6 60% 7 70%
TOTAAL CONTROLE | 54 73% 53 68%
TOTAAL RESPON- 223 76% 210 72%
DENTEN
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 115
Annex V - Gedetailleerde uitkomsten vignettenmethode
In de online enquête is een aantal concrete casusbeschrijvingen voorgelegd aan boa's. Voor elke ca-
susbeschrijving is aan respondenten vervolgens gevraagd om aan te geven wat hun veiligheidsbeleving
in een dergelijke situatie zou zijn, hoe hij/zij in de beschreven situatie zou handelen (bijv. staande hou-
den, in gesprek gaan, versterking roepen, overig), en tot slot hoe zij verwachten dat de voorgelegde
situatie zich zal ontvouwen.
De vragen zijn gesteld aan alle respondenten, dus zowel de dragers, als niet-dragers van de korte wa-
penstok. In de vragenlijst is expliciet aangegeven dat elk van de voorgelegde scenario’s veronderstelt
dat de respondent in de betreffende casus is uitgerust met de korte wapenstok.
Situatie 1: Foutparkeerder
Tijdens uw parkeerdienst met uw collega in de ochtend beboet u een foutparkeerder. Deze verzet zich
tegen de bekeuring en…
e _…hij beledigt u
e _…hij bedreigt u met fysiek geweld
e _…hij bedreigt u met getrokken mes
e _…hij probeert u aan te rijden met auto
Veiligheidsgevoel
Parkeren - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
z Drager mmm mmm 396
iz 00
SG Nietdrager Mmmm mmm nn
2 Controle mn 12%
_ = ë = Drager jn > +
EES Niet-drager
‘0 5 u
Ze @ Controle En 13%
2 6 Drager nnn jen
>en
Ev 2S EZ Nietdrager
"0 =
2 8 Controle mm nn gen 13%
2 © D 2 2
=EeËo rager
EV ee S Nietdrager
‘65?
Ss Controle mjn 13
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
m Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
B Aanzienlijk minder veilig met wapenstok OGeen antwoord
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 116
Parkeren - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
= .
5 Tm 40 jaroud
ES
8 Ouder dan 40 jaar MEE 5%]
= 5 / d
55E T/m40jaaroud
EES
8 2 & Ouder dan 40 jaar CE
= Cc .
DS „ T/m 40jaaroud
SOS g
‘Ee 8 Ouder dan 40 jaar EE 9 |
Z ai
= ed
_EvEo T/m 40jaroud 6
SES
"ee 8 * Oouderdan40jaar
len en
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
m Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
m Aanzienlijk minder veilig met wapenstok On/a
Uw reactie
Parkeren - reactie
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2 Drager
= „0 .
ET Nietdrgger
2 Controle
2e
= 5 92 Drager EEG sie Ee
EEZ 2 Nietdrager jn
‘Ee & 3 3 ETT
Ze Controle 15% EN 2 13%
2 6 Drager
De KW -
58 ES 2 Nietdrager
"0 =
3 & Controle
= rf im ir 20704
—EsËo Drager
E95 Nietdrager
0 TV 5
25 ge En en
5 OZ Controle
B Terugtrekken B Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok B Inzet wapenstok n/a
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 117
Parkeren
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
= .
5 T/m 40Ojaaroud
ES
io
__$ Ouder dan 40 jaar
ss .
— a 2 T/m 40 jaar oud
EDE
‘® 2 & Ouder dan 40 jaar
SE
= c .
be „ T/m 40jaaroud
SOS E
8 8 Ouder dan 40 jaar
= ab
= —
EgE eo T/m 40jaaroud
Eee =
Ô 5 U 5 -
2e Ouder dan 40 jaar
ò Ean
B Terugtrekken B Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok B Inzet wapenstok m n/a
Inschatting gevolg gebruik wapenstok
Parkeren
0% _ 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
z Drager mmm mmm
= of .
55 Nietdrager MCC
2 Controle Fam
2 Drager nnn Toen
=fT .
EVEZ Nietdrager mmm nnn an Tan
‘558 .
Ze Controle
2 & Drager mmm mmm mn nn
== DO a 36 un .
5 8 25E Nietdrager
"5 =
ZS & Controle
2, © Drager mmm nn
zmssEe
: 8 5 5 7 Niet-drager mmm
eee
sE Controle mmm mmm nn
Em Bijdrage de-escalatie B Zinvol m Niet zinvol m Bijdrage escalatie
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 118
Parkeren
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
= .
— 5 T/m 40 jaar oud
ES
-
‘& Ouder dan 40 jaar
ss .
—% 8E T/m 40 jearoud
SEE:
“B & & Ouderdan 40 jaar
OE
= c .
DE n T/m 40 jaar oud
Euse
‘8 8 Ouder dan 40 jaar
Z ao
= ed
EEE T/m 40jaaroud
Eöec 5
2 EV 5 -
8 88 ° Ouderdan 40 jaar
EL Ea
B Bijdrage de-escalatie E Zinvol B Niet zinvol B Bijdrage escalatie
Situatie 2: Visstek
Bij een avondronde met uw collega treft u op een afgelegen visstek een ongewenst nachtverblijf met
luide muziek. Uw bevel aan aanwezige(n) om de locatie te verlaten wordt niet opgevolgd en een woor-
denwisseling volgt. Het gaat hierbij om…
e een man alleen
e _…twee mannen
e _…twee kennelijk dronken mannen
e twee naar uw oordeel agressieve mannen
Veiligheidsgevoel
Visstek - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
5 - Drager 1
5 8 Niet-drager mmm nn
2 Controle Gm 15%
® 5 Drager mmm nn mn 9%
ve .
8 £ Nietdrager vn mmmmmmmmmmmmdmmmmmmmt nnn 5,
‘Ee Controle mmm jn 15
x Ln nn
3 5 5 5 Drager 1%
3eEsS Nietdrager
SSS
20E Controle mmm Emm nn jn 15%
wETSeE Drager 2
vS useëÈ .
E23 Nietdrager (mmm nnn jen E52
0 SO 2
‘CHE Controle nn 15%
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
B Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
B Aanzienlijk minder veilig met wapenstok OGeen antwoord
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 119
Visstek - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
En -
Ee T/m 40jaaroud
[rij
c U
uz .
v © Ouderdan 40jaar EE 5]
95 T/m 40jaaroud
S
25
‘ £ _Ouderdan40jaar ECE: 5]
® zs 5 __ T/m 40 jaar oud
zE55
8 5 £ Ouderdan40jaar CE 5]
u
gETES T/m40jaaroud NG
@ mc
z 5 Ene
7 oeveE Ï epi eel eit AnTe
‘€ S mp E Ouder dan 40 jaar GE 5]
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
m Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
m Aanzienlijk minder veilig met wapenstok On/a
Uw reactie
Visstek - reactie
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
5 Drager
E5
5 & Niet-drager mmm:
2 Controle
5 Drager
z E Niet-drager en
"€ Controle
8 x 5 5 Drager
3 E € € Niet-drager
CSE
XT E Controle
wETSeE Drager
85888 | .
2 55 4 € Niet-drager
Zee Lv 0
"EO mE Controle
B Terugtrekken Bm Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok BE Inzet wapenstok mn/a
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 120
Visstek
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
5 -
Ec _ T/m 40jaaroud
@
c®
& ® Ouder dan 40 jaar
g5 T/m 40Ojaaroud
z
Ee
t £ Ouder dan 40 jaar
® z5 5 _T/m 40 jaar oud
268
‘8 5 E Ouderdan 40 jaar
Eel
® EE 8 5 T/m 40 jaar oud
N=
EEA E
‘ES pE Ouder dan 40 jaar
B Terugtrekken B Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok B Inzet wapenstok n/a
Inschatting gevolg gebruik wapenstok
Visstek
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
cn Drager
E .
5 & Niet-drager
2 Controle
5 Drager
E E Niet-drager
‘Ee Controle
8 x 5 5 Drager
3 EC 5 £ Niet-drager
2588
2E Controle
wEBESeE Drager
8EBEE
E 5 E $ £ Nietdrager
0 9 5
‘EC omDE Controle
m Bijdrage de-escalatie m Zinvol m Niet zinvol m Bijdrage escalatie
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 121
Visstek
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
5 -
E & _ T/m 40 jaar oud
58
& ® Ouder dan 40 jaar
g 5 _ T/m 40 jaar oud
£ E Ouder dan 40 jaar
255 5 T/m 40 jaar oud
ye
2855
: S 5 £ Ouder dan 40 jaar
u
v 3 ® ö 5 T/m 40 jaar oud
EsESe
:E 8 5 E Ouderdan40jaar
Mm
B Bijdrage de-escalatie E Zinvol B Niet zinvol B Bijdrage escalatie
Situatie 3: Terrasvergunning
In de zomer heeft een café zonder vergunning een ruim buitenterras in de openbare ruimte opgezet.
Enkele dagen geleden heeft u de eigenaar al gewezen op de overtreding, en nu treft u op een middag-
ronde met uw collega nogmaals deze situatie aan. Er zijn zes (kennelijk vaste) gasten aanwezig. Wan-
neer u dichterbij komt…
e beledigt de eigenaar u beiden
e bedreigt de eigenaar u met fysiek geweld, stamgasten roepen beledigingen
e bedreigen eigenaar en stamgasten u met fysiek geweld
e bedreigen drie stamgasten u met slagvoorwerpen
Veiligheidsgevoel
Terras - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Ze Drager nj 1,
Bovel
28 8E Nietdrager 12 AOP
2 8 Controle mn 7
vw ós E mmm mmm nnn Enk
3 285 25 5 Drager 2%
58 Ees P 35 5 Nietdrager vm mmm nn; > 5
Leij ee
S PruseS Controle mn jn 17
U rij
5 5 Buse Drager nnn 1 6
555 WE s 2 Niet-drager mmm jen) 2
wv 0 Ez > U
22 Ze Controle L_a 17%
ï EE GA lee ed
20 wis 5 Drager 1%
ssp ESS Nietcrager (mmm annen 72%
af
28e Controle nj nn PI 17%
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
B Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
B Aanzienlijk minder veilig met wapenstok OGeen antwoord
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 122
Terras - veiligheidsgevoel
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
sl =
P 58 T/m jeroud Kn
28Er
u
2 A Ouderdan40jaar CEE |
: u
a ss u nù
ë BEES T/m 40 jaaroud 9
Li MT 5 OS 5
bete bess
8 858528 Ouderdand0jaar ET}
i vESGES ze EE
U S= rij
SE BE xE T/m 40 jaar oud
beses:
=
2% Ee & Ouderdan40jaar EEE GE |
GC kr
Leij rij
Bo ZE ec T/m 40jaaroud
== TO
5e ES ä
= en
8 Sc ES Ouderdan40jaar EE EEE
ï Del kr
B Aanzienlijk veiliger met wapenstok B Veiliger met wapenstok
B Geen verschil B Minder veilig met wapenstok
B Aanzienlijk minder veilig met wapenstok On/a
Uw reactie
Terras - reactie
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% B0% 90% 100%
DD Ze Drager
5 G
23 Es Niet-drager mmm nT)
Leij
2 me Controle
B Zóis? Drager nn
Li TD N= "RL
58 528 5 85 5 _Niet-drager
D n=
2 Aue] Controle mmm mmm nn nn en
vE 85 o Drager mmm nn
U rm Ti
5 5 5» 5 5 3 Niet-drager
ml EE W
S 2 ZE Controle
bose Drager nn Dn
Va GT
So ESS Nietdrager mmm nj 7;
Cc ab
ages? Controle
B Terugtrekken B Verbaal optreden Em Dreigen met wapenstok E Inzet wapenstok n/a
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 123
Terras
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
sl =
A: j CN
: 5 T/m 40 jaar oud
== Ez
& _&& Ouder dan 40 jaar
- m
de 5 u ao
S EELS T/m 40 jaar oud ME:
TD a ap
Tec 5
5 EW == 2 Ì ee 12 ere [ia
3 SE&EeS Ouder dan 40 jaar
U S= m
LE 2x T/m jar ER
BESPES
wees .
88 &eF & Ouderdan40jaar
CC il
D m
Lue B & T/m 40 jaaroud
Ee Du
55 PEES
8 © 8e & 9 Ouderdan40jaar
z zl Del
B Terugtrekken B Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok B Inzet wapenstok n/a
Inschatting gevolg gebruik wapenstok
Terras
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
B Ze Drager
5 G
2Y ES Nietdrager Emm
8 88
pe Controle mmm Tom
En miss SP Drager mmm mmm nn En
==
5 8 528 2 - 5 Niet-drager
2 Pus Controle mmm mmm mmm nn
: u E kn 2
> 5 Six Drager mn nn en
= 5 5» 5 5 2 Niet-drager
u. U
Se 85 ® Controle
Du
PoisË Drager nn
55E ES & Niet-drager
2F8eë Controle
ï 7 5 Pr Mer! rr
B Bijdrage de-escalatie B Zinvol m Niet zinvol E Bijdrage escalatie
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 124
Terras
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
DP : RE EE :
885 T/m 40 jaar oud
== Ez
& 88 Ouder dan 40 jaar
: u
de 5 u 0
ES ESES E T/m 40 jaar oud
Sven e
ve 5 ZEeEon® .
2 SE&Ee® OuderdandOjaar
be 8
EE Ee xE T/m 40jaaroud
Seher
T 5 u E 5 2 z
8% BE e'S & Ouderdan40jaar
GC u
EE : zn ra :
Py ZEE e T/m 40 jaar oud
ssPEes
2 © & 2 #8 Ouderdan40jaar
z zl Del
B Bijdrage de-escalatie E Zinvol B Niet zinvol B Bijdrage escalatie
Situatie 4: Monument
Op een routinewandeling in de avondschemering met uw collega ziet u een groep van 4 jongeren bezig
met het vernielen van een monument. Ondersteuning politie is reeds verzocht. De schade is nog be-
perkt en direct ingrijpen zou verdere schade kunnen voorkomen.
Aangezien het hier gaat om een situatie waar boa's mogelijk kunnen overwegen een stap naar voren
kunnen doen, en niet zoals in de eerste drie gevallen in een situatie terechtkomen waar zij vervolgens
veilig uit moeten komen, zijn in deze situatie andere vragen gesteld.
Veiligheidsgevoel
Monument
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% _ 100%
T/m 40 jaar oud En
Ouder dan 40 jaar E76
Drager
Niet-drager
Controle
m Aanzienlijk veiliger m Veiliger m Geen verschil B Minder veilig m Aanzienlijk minder veilig On/a
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 125
Uw reactie
Monument
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 30% 100%
T/m 40 jaar oud nn
Ouder dan 40 jaar
Drager
Niet-drager
Controle
m Afwachten B Verbaal optreden m Dreigen met wapenstok B Inzet wapenstok m n/a
WODC / PLATO / OCKHAM-IPS /ISGA/ Evaluatie van de inzet en het gebruik van de korte wapenstok door
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) / mei 2022/ JvL, GJL 126
| Onderzoeksrapport | 127 | test |
x Gemeente Bezoekadres
Amstel 1
X% Amsterdam soa PN Amsterdam
% Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Leden van de raadscommissies FED
Datum 21 janvari 2021
Behandeld door Project Vitale Afvalketen
Onderwerp Uitnodiging technische sessie besluitvorming AEB op 2 februari 2021
Geachte leden van de commissies FED,
Op dinsdagavond 2 februari 2021 van 19:30 —21:00 Uur vindt voor geïnteresseerde raadsleden een
technische sessie plaats over de besluitvorming betreffende het verkooptraject van AEB. Tijdens
de sessie worden technische vragen behandeld over de raadsbrief, voordracht en bijlagen bij de
voordracht die het college aanbiedt aan de raad ter behandeling in de gemeenteraad van 10/11
februari 2021.
De sessie vindt online plaats, via een toegestuurde link kan worden deelgenomen aan de sessie. Bij
een technische sessie gaat het om objectieve informatie en eenduidige vragen zonder politieke
lading die ambtelijk kunnen worden beantwoord zonder tussenkomst van collegeleden.
De technische sessie is openbaar, daarom kan in de sessie alleen op niet-kabinet vragen worden
ingegaan. De kabinet-vragen worden binnen 3 dagen schriftelijk afgedaan. Wij vragen v zich van
te voren aan te melden via [email protected].
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
| Besluit | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
Bestuurscommissie Oost
Voordracht en besluit D B = AB
Registratienummer Z-16-30525 / INT-16-10024
Afdeling Gebiedspool
Onderwerp
Strategienota Omval-Weespertrekvaart
Portefeuille Wonen
DB lid Thijs Reuten
Gebied Watergraafsmeer
Datum DB 11 oktober 2016
Datum AB voorbereidend 25 oktober 2016
Datum AB besluitvormend 8 november 2016
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Alfred Spronk
06 1233 8347
[email protected]
Femke Kloppenburg
06 1352 5377
[email protected]
*ZOO2FrO0O8D6rF Pagina a vans
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
1. kenniste nemen van de notitie ‘participatie Strategienota Omval-
Weespertrekvaart';
2. inte stemmen met de Strategienota Omval-Weespertrekvaart;
3 het algemeen bestuur voor te stellen om de wethouder Ruimtelijke Ordening te
adviseren over de Strategienota Omval-Weespertrekvaart.
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd
1. kenniste nemen van de notitie ‘participatie Strategienota Omval-
Weespertrekvaart’;
2. inte stemmen met de Strategienota Omval-Weespertrekvaart;
3. de Strategienota Omval-Weespertrekvaart met een positief advies aan te bieden
aan de wethouder Ruimtelijke Ordening.
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost,
Sjoukje Alta, Ivar Manuel,
secretaris voorzitter
Pagina 2 van 5
Bevoegdheid
Mandaatregister B.4: plegen van vooroverleg i.v.m. voorbereiden van het vaststellen van
een uitwerkingsplan. Ondermandaat.
Algemene beperking 2 Gebiedsontwikkeling: Mandaat is beperkt tot projecten tot
maximaal € 5 miljoen (investering of opbrengst waarbij de hoogste maatgevend is) dan wel
tot projecten waarvan de voorbereiding en uitvoering bij afzonderlijk besluit aan de
bestuurscommissie is toebedeeld (minder complexe projecten).
De voorbereiding van de Strategienota Omval-Weespertrekvaart vindt plaats bij de
bestuurscommissie. Het instemmen met de strategienota Omval-Weespertrekvaart en het
aanbieden van het plan aan B&W is bij dit project een bevoegdheid die ligt bij het algemeen
bestuur van de bestuurscommissie Oost. Na instemming door de bestuurscommissie zal de
Strategienota worden aangeboden aan de wethouder Ruimtelijke Ordening (RO).
Vervolgens zal het bij college van B&W, de commissie RO en gemeenteraad worden
geagendeerd. De gemeenteraad is bevoegd tot vaststelling van de strategienota met
anticiperende aankoop.
Bestuurlijke achtergrond
Al bijna twee decennia wordt er met tussenposen nagedacht over het tot ontwikkeling
brengen van de locatie Omval-Weespertrekvaart. Door de afgesneden positie behoort het
plangebied niet direct tot de omliggende gebieden in ontwikkeling. Mede door de
economische situatie van de afgelopen jaren in combinatie met de bewerkelijke opgave
voor deze locatie door de omgevingsfactoren zoals spoor, geluid en aanwezige kabels en
leidingen heeft de planvorming vele jaren stil gelegen.
Het project Omval-Weespertrekvaart wordt door de bestuurscommissie Oost voorbereid.
Het college is bevoegd om Strategienota's vast te stellen. In dit geval zal de gemeenteraad
de Strategienota vaststellen, aangezien een anticiperende aankoop onderdeel is van de
Strategienota.
Onderbouwing besluit
Beoogd effect
De Strategienota Omval-Weespertrekvaart leidt ertoe dat het betreffende gebied wordt
ontwikkeld.
Argumenten
Het gebied rondom de Weesperzijde, Omval en Spaklerweg is een gebied met kansen.
Kansen om te transformeren van een extensief gebruikt stuk stad naar een nieuw stuk stad
dat een bijdrage levert aan een gemengde leefomgeving; ruimte voor nieuwe woningen en
voor andere functies in het gebied.
1 Inde notitie ‘participatie Omval-Weespertrekvaart is weergegeven hoe de participatie
is vormgegeven en op hoofdlijnen welke reacties er zijn binnengekomen.
2 Indestedelijke ‘structuurvisie Amsterdam 2040’ is het gebied rondom de
Weesperzijde, Omval/Spaklerweg aangegeven als ‘projecten in ontwikkeling of recent
gerealiseerd.’
3 _In'Koers 2025 Ruimte voor de Stad’ is de ambitie geformuleerd om tot 2025 de bouw
van 50.000 woningen binnen de stadsgrenzen mogelijk te maken. In ‘Koers 2025
Ruimte voor de Stad’ is het gebied aangewezen als ‘lopende projecten.”
Pagina 3 van 5
Kanttekeningen
In de Strategienota is een compacte procedurele-, krachtenveld- en risicoanalyse
opgenomen.
Risico's / Neveneffecten
Het voornaamste risico’s is de geluidscontour van het spoor in relatie tot mogelijkheden
van nieuwbouw.
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau Akkoord
Financiën Akkoord
Communicatie Akkoord
Overige Rve Grond & Ontwikkeling: akkoord
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? Ja Indien ja, incidenteel (hieronder nader specificeren)
Indien ja, dekking aanwezig? Ja Indien nee, hieronder dekking aangeven
Indien ja, welke kostenplaats? Stedelijke dekking
Toelichting Er wordt al lange tijd gesproken over ontwikkeling van het gebied en de verwerving van
twee panden. Om tot ontwikkeling te komen van het gebied is het gewenst dat de
gemeente geheel eigenaar is van het gebied. In het kader daarvan zijn de twee panden aan
de Weesperzijde door een woningcorporatie al langere tijd tijdelijk verhuurd. Door de
anticiperende aankoop is de gemeente geheel eigenaar in het gebied, waardoor de
projectontwikkeling minder complex is. De anticiperende aankoop en proceskosten zullen
ten laste komen van het Vereveningsfonds.
Voorlichting en communicatie
Op 19 september 2016 is een informatiebijeenkomst georganiseerd. Hiervoor is een
uitnodiging verspreid in het gebied Amsteldorp, Omval, Spaklerweg, Weespertrekvaart.
Ook is een projectpagina op de website van Gemeente Amsterdam gemaakt.
Uitkomsten inspraak
Officiële inspraak vindt plaats in vervolgtraject (stedenbouwkundig plan).
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
Er zijn vooruitlopend op de informatieavond van 19 september 2016 overleggen geweest
met de huurders in het gebied van fase 1. In de notitie ‘participatie Omval-
Weespertrekvaart' is weergegeven hoe er geparticipeerd is.
Pagina4 van 5
Geheimhouding
Voor drie bijlagen geldt geheimhouding.
Einde geheimhouding Na vaststelling Strategienota door gemeenteraad.
Stukken
Meegestuurd 1. Concept Strategienota Omval-Weespertrekvaart van 4 oktober 2016
2. Notitie ‘Participatie Omval-Weespertrekvaart’ van 26 september 2016
3. Bijlage presentatie informatiebijeenkomst 19 september 2016
4. Kabinet
5. Kabinet
6. Kabinet
Ter inzage gelegd
Parafen
Manager Portefeuillehouder
Justus Vermeulen Thijs Reuten
Besluit dagelijks bestuur
Akkoord
Pagina 5 van 5
| Besluit | 5 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 11 mei 2023
Portefeuille(s) Volkshuisvesting
Portefeuillehouder(s): Zita Pels
Behandeld door Directie Wonen, [email protected]
Onderwerp Afdoening toezegging over respondenten participatietraject Amsterdamse
Aanpak Volkshuisvesting vit de commissievergadering van 11 januari 2023
Geachte leden van de gemeenteraad,
In vw vergadering van 11 januari 2023 heb ik op een vraag van raadslid Broersen (VOLT) toegezegd
te kijken hoe bij de verdere uitwerking van de Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting (AAV) er
meer inzicht kan worden gekregen in welke groepen geparticipeerd hebben en wat de
achtergronden zijn van degenen die vragenlijsten hebben beantwoord.
Met betrekking tot de vraag welke groepen geparticipeerd hebben; in het verslag (zie bijlage 1
Verslag Meedenktraject) van het meedenktraject, zoals besproken tijdens de vergadering van 11
januari 2023, is beschreven welke groepen aan de bijeenkomsten hebben deelgenomen. Bij het
organiseren van algemene bijeenkomsten en is ervoor gekozen om de uitnodigingen voor deze
bijeenkomsten breed te verspreiden en mensen bij de registratie niet te vragen naar hun
achtergrond om zo het aanmelden zo laagdrempelig mogelijk te houden en zo min mogelijk
persoonsgegevens te gebruiken. Eris alleen gevraagd naar een eventuele ‘organisatie’ van waaruit
mensen deelnamen. De informatie die daaruit verkregen is, is in het verslag gezet. Dit betekent
dat op basis van de aanmeldingen er niet meer informatie kan worden gegeven dan hetgeen dat
reeds op pagina 4 in het verslag is gezet. Naast algemene bijeenkomsten zijn voor
themabijeenkomsten en focusgroepen mensen met een bepaalde achtergrond gericht
uitgenodigd. Welke groepen daaraan hebben deelgenomen staat in het verslag van het
meedenktraject.
Bij de online vragenlijst zijn meer vragen over achtergrond gesteld, o.a. leeftijd en gezinssituatie.
Die data is op hoofdlijnen geanalyseerd (zie bijlage 2 Eerste analyse online vragenlijst) en deze
analyse is gebruikt om opvallende verschillen aan te geven in het verslag. Met betrekking tot wie
de vragenlijst heeft ingevuld kunnen we zeggen dat:
e De online vragenlijst is ingevuld door „go mensen.
e _Bijnaiedereen die de vragenlijst heeft ingevuld woont in Amsterdam, 98%.
e Bijna de helft van alle respondenten woont alleen, 30% woont samen zonder kinderen, en
15% is een gezin met kinderen.
e 56% van de respondenten heeft een inkomen waarmee ze toegang hebben tot een sociale
huurwoning. 19% heeft een middeninkomen en 15% een hoog inkomen.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 mei 2023
Pagina 2 van 2
e 71% vande respondenten is ouder dan 55 jaar, waarvan 12% ouder dan 75. Maar 4% van
de respondenten is jonger dan 28.
e 5% vanalle respondenten heeft geen eigen woning.
e 52% woont in een sociale huurwoning, 30% heeft een koopwoning en 10% woont in een
vrije sector huurwoning.
Uit de analyse komt duidelijk naar voren dat met name jongeren (4%) minder vaak de online
vragenlijst hebben ingevuld. In de focusgroep over jongerenhuisvesting zaten jongeren van
verschillende organisaties en uit verschillende stadsdelen. Voor de online vragenlijst zijn social ads
op Instagram ingezet, getarget op leeftijd en Amsterdam. We weten dat dat een goede manier is
om jongeren te bereiken. Maar bereiken is geen garantie voor deelname. Jongeren zijn moeilijk te
bewegen om mee te doen aan participatie. Als er vanuit Wonen in de toekomst een
participatietraject wordt opgezet, nemen we daar weer de jongeren- en studentenorganisaties in
mee. We kijken ook naar de middelen die we nu hebben ingezet en of die kunnen worden
uitgebreid. Ik neem dit ook direct zelf ten harte en zal 15 mei 2023 op de Woontop
Jongerenhuisvesting met jongeren hierover in gesprek gaan en met ze spreken over de AAV.
Inmiddels heeft het college op 7 februari 2023 ingestemd met het vrijgeven voor inspraak van het
voorstel AAV. Tussen 13 februari 2023 en 27 maart 2023 heeft de AAV voor een periode van zes
weken ter inspraak gelegen. Tijdens deze periode hebben burgers en organisaties kunnen
reageren op het conceptvoorstel. Inspraak stond open voor alle belanghebbenden op het
onderwerp. Er wordt niet gevraagd naar achtergrondinformatie van de respondenten. Wederom
met als reden het reageren zo laagdrempelig mogelijk te houden en zo min mogelijk
persoonsgegevens te gebruiken. Middels een Nota van beantwoording worden burgers en
organisaties geïnformeerd over wat er met hun reacties is gedaan, deze nota zal naar verwachting
in juni 2023 met de raad gedeeld worden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
KA
Zita Pels
Wethouder Volkshuisvesting
Bijlagen
1. Verslag meedenktraject
2. Eerste analyse online vragenlijst
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit
Jaar 2019 Vergaderdatum 8 en 9 mei 2019
Afdeling 1 Agendapunt 16A
Nummer 458
Publicatiedatum 3 mei 2019
Onderwerp
Actualiteit van de leden Mbarki en Flentge inzake de massale overtreding van de
regels voor vakantieverhuur.
Aan de gemeenteraad
Op 2 mei 2019 maakte vastgoedadviseur Colliers op basis van cijfers van
onderzoeksbureau AirDNA bekend dat de 60-dagen termijn die geldt voor het
verhuren van een woning in Amsterdam massaal wordt overtreden. Eén op de vijf
adressen wordt zelfs vaker dan 120 dagen verhuurd. De cijfers laten zien dat de stad
geen grip krijgt op de verhuur van woningen aan toeristen.
Het onderzoek laat ook zien dat het aanbod op Airbnb is afgenomen sinds het
instellen van strengere maatregelen. Niet geheel verassend spreekt Airbnb die cijfers
tegen zonder zelf duidelijkheid te verschaffen over de data.
Reden van spoedeisendheid
De woningmarkt in Amsterdam kookt over, woningen zijn om in te wonen niet om geld
mee te verdienen. Het lijkt erop dat de genomen maatregelen niet voldoende effect
hebben, daarom is het van belang zo snel mogelijk van het college te horen wat zij
gaat doen om er voor te zorgen dat de maatregelen nageleefd worden.
De leden van de gemeenteraad
S. Mbarki
E.A. Flentge
1
| Actualiteit | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1592
Datum indiening 2 november 2020
Datum akkoord 2 december 2020
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake uitbraak van
de iepziekte in het Vliegenbos
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Naar aanleiding van een ongekende uitbraak van de iepziekte in het W.H. Vliegenbos is
de fractie van de Partij van de Ouderen zeer verontrust geraakt en stelt ze aanvullende
vragen in vervolg op de beantwoording van de vorige set vragen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de
Ouderen, op grond van voormalig artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen op haar schriftelijke vragen van
17 augustus 2020 (nr. 1072.20) aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Bij de beantwoording van vraag 2 wordt gemakshalve verwezen naar een in 2020
uitgevoerde controle. Uit de rapportage van Groenadvies blijkt dat het probleem
teruggaat tot 2019 en mogelijk zelfs 2018, (pag. 7). Door Groenadvies (pag. 4) is
dankzij geplaatste feromoonvallen, een zeer hoge infectiedruk van 61 kevers in één
week geconstateerd, bij de locatie Meeuwenlaan bij de camping. Bij de
beantwoording van het college wordt voorbijgegaan aan de vraag of er verband zou
kunnen bestaan tussen de ziekte uitbraak en uitgevoerde vellingswerkzaamheden in
januari 2019 op deze locatie (genaamd Rioolpad, afdeling 1L). Is dat terecht?
Antwoord
Nee, dit verband is er niet. Groenadvies geeft in de rapportage aan dat op genoemde
plek zieke of dode iepen stonden die in 2018 of 2019 ziek moeten zijn geworden. Het
betreft voornamelijk de níet uitgevoerde vellingswerkzaamheden waarmee verband
bestaat. Uit de controle in 2020 blijkt geen verband met de wel uitgevoerde
vellingswerkzaamheden op die plek.
Voor de toename van het aantal iepenspintkevers (stadsbreed) zijn meerdere
oorzaken. Enkele daarvan zijn het grotere aanbod aan iepenhout na de stormen in
2018 en 2019, de haarden in onoverzichtelijke gebieden en op terreinen van derden,
en het langere seizoen waardoor de kevers langer actief zijn.
2. Bij de beantwoording van vraag 3 wordt een verband tussen de ziekte en
werkzaamheden op Buitenzorg door een aannemer in februari 2020 ontkend.
Niettemin is op een aantal locaties ongeschild iepenhout aangetroffen. Is het college
het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat uit dit antwoord blijkt dat de
betrokken aannemer niet tijdens zijn werkzaamheden is gecontroleerd en kan dan
worden uitgesloten via controles achteraf, dat toch nog ergens besmet hout is
achtergebleven?
Antwoord
Op basis van een melding zijn de kapwerkzaamheden op Buitenzorg achteraf
gecontroleerd. Er werden deels ongeschilde stukken hout gevonden. Deze stukken
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Pe ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 2 november 2020
hout zijn verwijderd door de gemeente. Hierdoor is de kans dat die stukken hout
broedhaarden hebben gevormd nihil, daarvoor is de tijd te kort geweest.
Dat neemt niet weg dat er gesprekken met de (alle) Volkstuinen nodig zijn om hun
kennis ten aanzien van iepziekte te vergroten. Een aantal volkstuinbesturen, onder
andere Buitenzorg, heeft aangegeven hier behoefte aan te hebben. Dit wordt
momenteel door een ambtelijke werkgroep voorbereid.
3. Eind augustus 2019 is de coördinator Groen; Flora en Faunateam van het stadsdeel
Noord door verschillende mensen geïnformeerd over het aanwezig zijn van zieke
iepen in het bos. Dit werd toen stelselmatig ontkend. Groenadvies meldt daarover
inmiddels het volgende: “Groenadvies heeft bij haar controles drie iepen aangetroffen
die in 2018 of 2019 al waren afgestorven. In twee daarvan was “broed” aanwezig,
(pagina 5)”. ‘Meerdere iepen aan de oostelijke zijde van het bos zijn al in 2018 of
2019 besmet geraakt maar niet opgemerkt, (pagina 7)”. Als, zoals in het antwoord
op vraag 4 is gesteld, “de ambtenaren belast met het beheer van bomen in Noord
(dus ook van het Vliegenbos) de vereiste scholing, kennis en ervaring hebben in het
herkennen van iepziekte en het opsporen van broedhout”, is dan de vrees
gerechtvaardigd dat het hier gaat om een uit de hand gelopen “ecologisch”
experiment? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee, het betrof een menselijke vergissing. Op basis van de meldingen, in de vorm van
een foto van de bomen, is er meerdere malen een controle geweest om te beoordelen
of de geduide iepen ziek waren. Helaas moeten we achteraf constateren dat de
verkeerde, gezonde, bomen zijn gecontroleerd, op een andere locatie. Dit heeft ons
de les geleerd dat gemelde bomen in een dichtbegroeid gebied als het Vliegenbos
gemarkeerd moeten worden, zodat de controleur de te controleren bomen goed kan
vinden.
4. Bij de beantwoording van vraag 5 wordt gesteld dat vanaf eind augustus iepziekte,
door droogte en herfstverkleuring, niet meer is vast te stellen. Enerzijds is een
individuele volkomen kale iep in die periode een opvallend verschijnsel, anderzijds
moet geconstateerd worden dat herfstverkleuring pas vanaf oktober optreedt.
Daarnaast staat de iep pas weer in blad omstreeks de laatste week van mei. Het lijkt
dan ook weinig zinvol om begin april al met inspecties te starten. Is het college het
met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat, dit alles overwegende,
er nazomer 2019 en voorjaar 2020 nog zo'n 6 weken tijd was geweest om een
schouw in het bos uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee, het college is het hier niet mee eens. Bij de beantwoording van vraag 5, uit de
vragen van 17 augustus, werd aangegeven dat ‘vanaf september iepziekte niet goed
meer te herkennen is’.
Het iepziekteseizoen begint zodra de middagtemperatuur regelmatig boven de 18°C
uit komt. De laatste jaren wordt dit moment soms al in maart, maar gemiddeld begin
april, bereikt. Vanaf dat moment kunnen inspecties plaats vinden.
Noodkap wegens iepziekte wordt alleen uitgevoerd als er met zekerheid sprake is van
iepziekte, of preventief als dat noodzakelijk is om wortelcontact te doorbreken. De
zomer van 2018 was de warmste sinds 1901. De zomer van 2019 staat op de vierde
plek. Dat betekent dat twee jaar lang de bomen, en dus ook iepen, aan droogte
hebben blootgestaan en herfstverkleuring vroeg in treedt of kan treden.
Herfstverkleuring treedt niet tegelijkertijd bij alle iepen op hetzelfde moment op.
Ouderdom, conditie, afstand tot grondwater, standplaats ten opzichte van andere
bomen, etc. bepalen — naast droogte en warmte — wanneer een boom herfstkleur
krijgt. Vaak wordt daarom de afweging dan ook gemaakt om potentieel zieke iepen
die laat in het jaar in beeld komen in het opvolgende voorjaar te schouwen om
zekerheid te krijgen. Tot afgelopen jaar is deze werkwijze afdoende gebleken.
Bij ernstig vermoeden van iepziekte kan aanvullend onderzoek plaatsvinden door
takken aan te snijden om aantasting van houtvaten te controleren. Dit moet vaak met
een hoogwerker plaatsvinden omdat de aantasting hoger in de kroon zit.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Pe ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 2 november 2020
5. Ten aanzien van het gestelde in het rapport van Groenadvies,die bij hun controles (in
2020) constateerden: “3 lepen te hebben aangetroffen die in 2018 of 2019 al waren
afgestorven. In 2 daarvan was “broed” aanwezig,” pag. 5. “Meerdere iepen aan de
oostelijke zijde van het bos zijn al in 2018 of 2019 besmet geraakt maar niet
opgemerkt,” blz. 7. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen
eens, gezien de beantwoording van vraag 6, dat de effectiviteit van het meerdere
keren per seizoen controleren op iepziekte, in 2019 niet bijster groot is geweest? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord
Een intensievere controle is tot dusver nooit nodig geweest in het Vliegenbos. Om het
Vliegenbos echt goed te inspecteren zijn, volgens het rapport 6 volledige werkdagen
per ronde nodig. In een lange zomer zijn minimaal 3 rondes nodig in het hoogseizoen.
Dat is een grote aanslag op de beschikbare capaciteit in een seizoen waarin de
werkdruk al hoog is. De effecten van voorgaande jaren van inspecties laten een
continu dalende lijn van aantastingen zien. Tot dit jaar, wat deels valt te verklaren
door achterstallig onderhoud, deels door warme en lange zomers afgelopen jaren, en
deels door invloeden van de omgeving.
6. Bij de beantwoording van vraag 9 wordt ten aanzien van verleende kapvergunningen
voor gezonde iepen, gesteld dat: “Er voorschriften, inclusief sancties, worden
aangegeven waaraan deze werkzaamheden moeten voldoen. Naleving wordt via
steekproeven en meldingen gecontroleerd.” Is het college het met de fractie van de
Partij van de Ouderen eens dat, in aanmerking genomen het feit dat een vergunning 2
jaar geldig is en er aangaande wanneer men een dergelijke velling ten uitvoer brengt
geen meldplicht bestaat, iedere vorm van controle een illusie is? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
Nee, het college vindt de huidige vorm van controle geen illusie. Steekproeven
worden gehouden wanneer gezonde iepen in opdracht van de gemeente worden
gekapt. Bijvoorbeeld bij herinrichting is bekend wanneer de werkzaamheden plaats
vinden. Ook achteraf kunnen aannemers nog aangesproken worden wanneer bekend
is dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld.
Het college is het wel eens met de constatering dat een meldplicht de controle
efficiënter zou maken. Daarom is een ambtelijke werkgroep momenteel aan het
onderzoeken hoe, in geval van relevante kapvergunningen, meldplicht en werkwijze
duidelijk vermeld kunnen worden, maar ook in welke vorm en mate de handhaving
daarop plaats kan vinden.
Toelichting door vragensteller:
Aangaande de antwoorden op vragen 10 en 11 blijkt dat stadsdeel Noord zich niet aan
het besluit 279861 A, vaststelling Beheerplan Vliegenbos 2006, d.d. 27 maart 2007, heeft
gehouden. In plaats van het beheer in overleg met de stichting Vliegenbos uit te werken,
is de coördinator Groen; Flora en Faunateam van het stadsdeel Noord op ad-hoc basis
aan de slag gegaan. Daarbij nagestreefde doelstellingen blijken niet conform genoemd
Beheerplan en worden niet afgestemd met de stichting Vliegenbos. Anonieme
“bewoners” worden aangevoerd als alibi. Afgesproken cycli met betrekking tot dunningen
worden niet nagekomen. In tegenstelling daarmee wordt via ad-hoc vellingen (januart
2019), oneigenlijk gebruik van het bos door bewoners aan het Rioolpad en de
Nieuwendammerkade gefaciliteerd.
7. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat, voor niet op
de in het beheerplan Vliegenbos afgesproken dunningscycli gebaseerde
vellingen, bovendien niet bedoeld als verzorgende maatregel ter bevordering van de
groei van de overblijvende houtopstanden, dezen vergezeld zouden moeten gaan van
een aangevraagde en verleende omgevingsvergunning? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals in de antwoorden op de vragen 10 en 11 van 17 augustus jl. is aangegeven, zijn
de bedoelde dunningen wel degelijk uitgevoerd conform de Bomenverordening en de
doelstelling uit het Beheerplan Vliegenbos. De geplande cyclus is nooit structureel
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Pe ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 2 november 2020
gevolgd waardoor lokaal achterstallig onderhoud is ontstaan. Tot 2019 is er
pleksgewijs gedund, altijd in overleg met de Stichting Vliegenbos.
Zo is er bijvoorbeeld in 2017 bij de voormalige Beatrixschool (vak 1B) gedund om de
sloot weer gezond te krijgen. In 2019 is begonnen met het vrijmaken van paden en
overige sloten om zo de natuurwaarden te verbeteren. Onder andere langs het
Rioolpad (vak 1L), vak 1B is daarbij niet nogmaals gedund.
Daarnaast wordt getracht materieel en mensen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Zo
zijn er dunningen uitgevoerd na stormschade, en in het gebied waar nu zieke iepen
zijn gekapt. Door ‘werk met werk’ te maken kunnen grote kosten bespaard worden en
hoeft zo min mogelijk zwaar materieel het bos in te komen.
8. Uit het antwoord op vraag 12, 13 maken wij op dat er sinds eind juli 2020, actie wordt
ondernomen tegen oneigenlijk gebruik van het bos langs de Nieuwendammerdijk.
Kunt U aangeven wat de resultaten daarvan zijn?
Antwoord
Er zijn extra handhavingsrondes uitgevoerd en groenmedewerkers hebben met enige
regelmaat het gebied bezocht om de ontwikkelingen te monitoren. Hierbij zijn geen
nieuwe incidenten aangetroffen.
Toelichting door vragensteller:
Het verwijderen van de ondergroei in het bos wordt uitgevoerd ter verbetering van
lichttoetreding in het bos voor meer biodiversiteit, waarbij wordt uitgevoerd conform het
door stadsdeel Noord vastgestelde beheerplan.
9. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat dit niet
conform het door het stadsdeel Noord vastgestelde beheerplan is, daar er in het
beheerplan geen relatie wordt gelegd tussen lichttoetreding en biodiversiteit, maar in
tegenstelling hiermee de biodiversiteit wordt gekoppeld aan de gevarieerde
bosstructuur (pag.14)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college kan ten aanzien van deze stelling aangeven dat beheer wordt uitgevoerd
volgens het beheerplan waarbij biodiversiteit een belangrijk onderdeel betreft,
passend in een stedelijk bos voor bewoners. Hierbij worden aandachtspunten zoals
bodemkwaliteit, variatie, natuurlijk beheer, maar ook verbinding met omgeving en
verblijfsmogelijkheden in samenhang gebracht. Vanuit het beheerplan is de aandacht
voor lichttoetreding mede belangrijk voor de waterhuishouding van het bos.
10. Het planten van bloembollen was een bewonersinitiatief ter verfraaiing van de reeds
bestaande grasstrook langs een wandelpad. Is het college het met de fractie van de
Partij van de Ouderen eens dat hier wederom anonieme bewoners worden gebruikt
als excuus voor adhoc initiatieven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college is het niet eens met geformuleerde stelling. Initiatieven en participatie van
bewoners zijn een bewust onderdeel van het gebiedsgericht werken.
Toelichting door vragensteller:
Bij de beantwoording van vraag 14 stelt het college dat sociale veiligheid met betrekking
tot groen vanuit gebiedskennis wordt bepaald. Daarnaast heeft het college het over het
volgen van landelijk onderzoek naar een beeld van gevoelde veiligheid of onveiligheid en
hoe groen een rol kan spelen bij de werkelijke veiligheid. Met betrekking tot
gebiedskennis, moet het college geacht worden één en ander cijfermatig te kunnen
onderbouwen. Daaruit kan bovendien een conclusie worden getrokken
aangaande gevoelde (on)veiligheid en feitelijke (on)veiligheid.
11. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat sociale
veiligheid geen doelstelling is in het beheerplan vanwege risico's voor willekeur en
cliëntelisme met betrekking tot de inrichting van het bos? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college is het eens dat sociale veiligheid geen specifieke doelstelling is binnen het
beheerplan.
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Pe ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 2 november 2020
Toelichting door vragensteller:
Als antwoord op vraag 15 worden wederom, ín plaats van de volgens het DB besluit van
het stadsdeel Noord d.d. 27/03/2007, bevoegde stichting Vliegenbos, anonieme bewoners
aangevoerd als excuus voor het realiseren van een buiten het beheerplan vallend ad-hoc
initiatief in het bos. Daarbij zijn zowel diverse vergunningplichtige bomen, buiten het
beheerplan om, zonder vergunning gekapt, is de complete struik en
kruidlaag uitgeroeid en zijn nieuwe infrastructurele voorzieningen
aangelegd. Daarbovenop worden de “pachters” geacht, zelfstandig, de veelal uit iepen
bestaande beplanting te “onderhouden”. Wij hebben inmiddels begrepen, dat aangezien
er een beheerplan voor het Vliegenbos bestaat, er geen omgevingsvergunningen voor het
rooien/kappen van bomen hoeven te worden aangevraagd. Ruchtbaarheid was in zoverre
openbaar, dat deze was verpakt in een niet specifiek op het bos gericht gebiedsplan.
Niettemin is al in de jaren tachtig door het stadsdeel besloten dat het bos geen wijkgroen,
maar een bovenwijkse groenvoorziening is. Met andere woorden collectief bezit van heel
Amsterdam Noord. Openbare besluitvorming inclusief bezwaarmogelijkheden, aangaande
het vervreemden ten dienste van oneigenlijk gebruik van een deel van het Vliegenbos,
heeft niet plaatsgevonden.
12. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat de
bestuurscommissie Amsterdam Noord zich, met betrekking tot het bos,
onzorgvuldig heeft gedragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college is het niet eens met geformuleerde stelling. Zie antwoord op vraag 9.
13. Heeft het college er inmiddels voor gezorgd dat de “pachters” de vereiste scholing,
kennis en ervaring in het herkennen van iepziekte en het opsporen van broedhout
machtig zijn?
Antwoord:
De volkstuinbesturen (pachters) hebben op dit moment nog niet voldoende kennis en
ervaring ten aanzien van het herkennen van iepziekte. Het college heeft er inmiddels
voor gezorgd dat deze groep benodigde aanwijzingen zal krijgen om symptomen te
kunnen signaleren en daarmee op tijd geschoolde groenmedewerkers met ervaring in
te kunnen schakelen. (zie antwoord op vraag 2).
Toelichting door vragensteller:
Betreffende het antwoord op vraag 16 geeft het college aan dat er niet besloten is om een
nieuw fietspad in noord-zuid richting aan te leggen. Daarbij wordt aangegeven dat het niet
gaat om een nieuw pad, maar dat het wel gaat om het realiseren van een nieuwe, noord-
zuid lopende fietsverbinding, waarbij zal gebruik worden gemaakt van een bestaand
voetpad.
14. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat in het
beheerplan Vliegenbos geen aanknopingspunt staat ten behoeve van een doelstelling
gericht op het realiseren van een noord-zuid verbinding voor fietsers door het bos? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord:
Het stadsdeel kiest voor een met bewoners af te stemmen oplossing om het
fietsverkeer te verbeteren zonder een nieuw pad aan te hoeven leggen. Zie antwoord
op vraag 11: Niet alles is opgenomen in het beheerplan.
15. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat het
beheerplan Vliegenbos integraal kan worden ingepast in de Hoofdgroenstructuur van
Amsterdam? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het beheerplan is niet van invloed op de hoofdgroenstructuur van Amsterdam,
maar heeft betrekking op Het W.H.Vliegenbos, onderdeel van de hoofdgroenstructuur
van Amsterdam.
5
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng > Gemeenteblad
Datum Pe ember 2020 Schriftelijke vragen, maandag 2 november 2020
Toelichting door vragensteller:
In het antwoord van het college op vraag 17 geeft het college aan dat het Vliegenbos als
geheel beheerd en onderhouden wordt vanuit de gespecialiseerde vakafdelingen en met
geschoolde, ervaringsdeskundige groenmedewerkers uitgevoerd. Inmiddels is duidelijk
geworden dat niet alleen diverse ambtelijke afdelingen, zoals Stadsdeelwerk coördinator
Groen, Flora en Faunateam van het stadsdeel Noord, Dienst Ruimte en Duurzaamheid
Ingenieursbureau, Sociaal-culturele sector stichting beeldenbos, Stadsecoloog, Bureau
vervangingsopgave bomen, opsporing gevaarlijke bomen maar ook
nog een initiatievenberaad betrokken zijn.
16. Is het college het met de fractie van de Partij van de Ouderen eens dat het “beheer”
en onderhoud niet gebeurt vanuit een visie op het bos als geheel, verwoord in
het beheerplan, maar zeer gefragmenteerd is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee, het college is het hier niet mee eens. Het beheer van het Vliegenbos is conform
de organisatiestructuur die in Amsterdam is afgesproken.
Het Vliegenbos wordt beheerd volgens een beheerplan, waarin o.a. visie en
maatregelen ten aanzien van ontwikkeling en beheer staan beschreven.
- De uitvoering van het dagelijks onderhoud ligt bij Stadswerken (Noord).
-__ Verkeer en Openbare Ruimte (V&OR), afdeling Stedelijk Beheer, is sinds 2019
verantwoordelijk voor monitoring en inspecties en geeft daartoe opdracht aan
ofwel externe bureaus ofwel aan Stadswerken.
-__ V&OR is verantwoordelijk voor groot onderhoud zoals het vervangen bomen als
gevolg van noodkap, veiligheidskap etc. V&OR geeft daarvoor opdracht aan het
Ingenieursbureau die de vervanging uitvoert.
-__Het Stadsdeelbestuur tenslotte is verantwoordelijk om bewonersinitiatieven en/of
verzoeken goed of af te keuren, om lokale belangen een plek te kunnen geven in
het stadsbrede uniforme beheer van de openbare ruimte.
Het Vliegenbos is één van de ‘specials’ die vanwege de grote aantallen gekapte zieke
iepen om uitgebreidere afstemming vragen. Ook het Coentunnelcircuit (Noord) en het
Sloterpark (Nieuw-West) zijn specials. Voor het bepalen waar in die gebieden
herplant plaats vindt en waar voor gestuurde natuurlijke verjonging gekozen wordt,
vindt afstemming met de betrokken stadsecoloog (Ruimte en Duurzaamheid), de
gebiedsbeheerder (Gebied en Gebruik) en externe stakeholders plaats. Voor het
Vliegenbos is dat Stichting Vliegenbos.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
6
| Schriftelijke Vraag | 6 | train |
2 gemeente Raadsinformatiebrief
| msteraam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 23 maart 2021
Portefeuille(s) Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid (bestuurszaken.RD @amsterdam.nl)
Onderwerp Afdoening motie 018.21 van het lid Van Renssen van Groenlinks (c.s.)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 20-01-2021 heeft uw raad bij de behandeling van het
Afwegingskader Grondwaterneutrale Kelders motie 018.21 van raadslid Van Renssen van
GroenLinks (c.s.) aangenomen waarin het college gevraagd wordt om “ín de jaarevalvatie van VTH
(vergunningverlening, toezicht en handhaving) de maatregelen die worden toegepast bij het bouwen
van kelders te evalueren op de mogelijkheden voor toezicht en handhaving. ”;
Het College geeft als volgt uitvoering aan de motie:
De medewerkers VTH zijn gewend om te toetsen aan en toezicht te houden op verschillende
(bouwtechnische) kaders. Zij worden goed geïnformeerd over het nieuwe Afwegingskader
Grondwaterneutrale Kelders Amsterdam.
De verwachting is dat toetsing van het afwegingskader en het toezicht erop kan worden
uitgevoerd binnen de bestaande werkprocessen en capaciteit. Dit wordt op de volgende manieren
gemonitord en geborgd:
e Inhet Uitvoeringsprogramma 2021 is voor nieuwe beleidsinitiatieven zoals dit
afwegingskader capaciteit beschikbaar voor de vertaling ervan naar nieuwe instructies,
werkwijzen en standaarddocumenten.
e Daarnaast wordt de uitvoering van de Wabo VTH-taken en het Wabo-beleid jaarlijks
geëvalueerd. In de evaluatie over 2021 wordt de uitvoering van de VTH-taken in het kader
van het Afwegingskader Grondwaterneutrale Kelders nadrukkelijk meegenomen. In de
evaluatie wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid van toezicht en handhaving van de
maatregelen uit het afwegingskader en de benodigde kennis en capaciteit die daarvoor
vereist is. De resultaten van deze evaluatie dienen tevens als input voor het nieuwe Wabo-
beleid 2022.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 23 maart 2021
Pagina 2 van 2
Uw raad wordt in het eerste kwartaal van 2022 geïnformeerd over de uitkomsten van de
Jaarevaluatie Wabo 2021.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
k ZY |
(3 De 5 En
d De
Marieke van Doorninck
Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling & Duurzaamheid
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 641
Datum akkoord college van b&w van 13 juni 2017
Publicatiedatum 14 juni 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Vroege van 10 maart 2017 inzake
bloekchain.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
In een bericht op de site van het financieel dagblad roepen een jonge experts op tot
een breed maatschappelijk debat op het gebied van blockchain.' Blockchain is een
technologie die bekend werd door de bitcoin. De technologie zorgt ervoor dat voor
bepaalde transacties, zoals bijvoorbeeld het overboeken van geld, geen derde
betrouwbare partij nodig is, zoals een bank of een overheid. Noodzakelijke checks en
balances kunnen worden vervangen door de technologie. Van bloekchain wordt
gezegd dat het de potentie heeft de wereld te veranderen op een manier die is te
vergelijken met de komst van het internet.
De fractie van D66 meent dat deze ontwikkeling veel kansen biedt voor Amsterdam.
Amsterdam lijkt voorop te willen lopen bij het grijpen van die kansen. D66 volgt deze
ontwikkeling met veel belangstelling en is van mening dat met deze ontwikkeling
vooruitstrevend en zorgvuldig moet worden omgegaan. Blockchain is niet iets wat ons
mag ‘overkomen’ zonder dat we goed zijn voorbereid.
Op 6 juli 2016 vond in de raadszaal het evenement “blockchain & the city” plaats
waarbij onder meer toepassingen van blockchain voor de lokale overheid werden
verkend.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Vroege, namens de fractie van D66, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouder gesteld:
1. Doet Amsterdam al pilots waarbij van blockchaintechnologie gebruik wordt
gemaakt?
Antwoord:
De gemeente neemt deel aan enkele pilots van andere partijen waarbij ervaring
wordt opgedaan met blockchaintechnologie. Vanwege het experimentele karakter
zijn die pilots bewust kleinschalig. Hieronder enkele voorbeelden van dergelijke
pilots
1 https://fd.nl/blogs/1 18931 8/blockchain-zit-vol-losse-eindjes
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng dn Gemeenteblad
Datum 14 juni 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 10 maart 2017
DECODE
Het Europese project DECODE richt zich op het ontwikkelen en verspreiden van
een digitale infrastructuur die de privacy van gebruikers waarborgt. De gebruikers
worden door middel van de infrastructuur in staat gesteld om de persoonlijke data
online te beheren. De digitale infrastructuur wordt getest en geïmplementeerd in
vier pilot projecten in Barcelona en Amsterdam. Deze pilots worden uitgevoerd in
de sectoren e-overheid, burgerparticipatie en de deel-economie. De deelnemers
aan de pilots zijn naast de overheid, sociale ondernemers, hackers en de
innovatieve sector. Het project is gefinancierd vanuit het Europese
onderzoeksprogramma Horizon 2020.
Pilot Schatkistbankieren
De gemeente is betrokken bij de pilot Schatkistbankieren van het ministerie van
Financiën. De pilot richt zich op het proces van de financiering van de
Amsterdamse onderwijshuisvesting. Het doel is om het huidige proces te
vereenvoudigen en transparanter te maken. De minister van Financiën, dhr.
Dijsselbloem, heeft hierover in de Telegraaf van 8 maart 2017 gesproken.
Blockchain wordt in het proces toegepast om de lening voor onderwijshuisvesting
te verstrekken. Dit proces kent verschillende toezichthouders en controle
momenten. Deze pilot is met name gericht op de ervaringen om met partners
buiten de gemeente te werken met blockchain. De betrokken werkgroep levert na
afloop van de pilot een evaluatie op met mogelijke vervolgstappen richting een
digitale rijksbegroting.
Persoonsgebonden budget (PGB)
Op initiatief van de Gideonsbende van de gemeente Amsterdam heeft een eerste
verkenning plaatsgevonden naar een mogelijke toepassing van de
bloekchaintechnologie voor het gehele proces van de aanvraag tot toekenning en
verantwoording van het persoonsgebonden budget (PGB). Een aantal partijen
waaronder Per Saldo (de landelijke belangenorganisatie van PGB-houders), de
SIGRA (de vereniging van care en cure organisaties in de regio Amsterdam) en
de Sociale Verzekeringsbank (SVB), heeft hier samen met de gemeente
Amsterdam aan gewerkt.
De uitkomsten van deze verkenning bieden zeker perspectief voor een vervolg.
De gemeente acht zich echter niet de overheidspartij om hierin een leidende rol te
spelen. De gemeente en de partners dragen de resultaten dan ook graag over
aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) die eigenaar is
van de keten van het Persoonsgebonden budget.
Mogelijke pilots en afwegingskader voor toepassing blockchain
De gemeente Amsterdam is aangesloten bij een groep van overheidsorganisaties
die andere pilots met blockchain uitvoeren. Deze groep wordt getrokken door het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor partijen uit
de Rijksoverheid. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het
Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) bundelen de ervaringen van
de gemeenten. Doel van de groep is samen de onderzoeksvragen te coördineren
en de resultaten beter te kunnen hergebruiken. De experimenten van deze groep
moeten leiden tot inzicht wat blockchain kan opleveren. Meer informatie over
deze pilots staat op www.blockchainpilots.nl.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer dd uni 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 10 maart 2017
De gemeente is naast bovenstaande pilots een onderzoek gestart om een
afwegingskader te formuleren voor de toepassing van blockchain en eventuele
pilots. Dit afwegingskader geeft inzicht in de organisatie van benodigde kennis en
competenties in de gemeentelijke organisatie.
2. Verkent de gemeente de kansen die blockchain biedt om Amsterdammers
goederen en diensten met elkaar te laten delen?
Antwoord:
De pilot DECODE richt zich onder andere op het domein deel-economie. Hiermee
zouden Amsterdammers in potentie goederen en diensten met elkaar kunnen
delen.
Toelichting door vragensteller:
Bloekchaintechnologie zou in potentie bureaucratie enorm kunnen verminderen
zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit of zorgvuldigheid van een proces.
3. Zijn er naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen en inzichten na de
bijeenkomst van 6 juli 2016 concrete toepassingen besproken voor processen
waarbij de gemeente en Amsterdammers zijn betrokken? Zo ja, welke
toepassingen en welke informatiestromen zijn dit en wordt overwogen om
hiermee te experimenteren?
Antwoord:
De lopende initiatieven bij de gemeente, zoals beschreven bij het antwoord op
vraag 1, zijn niet direct naar aanleiding van de bijeenkomst van 6 juli 2016
ontstaan. Die sessie was met name bedoeld om meer bewustzijn te creëren en
bestaande pilots te presenteren, aangezien in theorie blockchain op elk
informatieproces effect kan hebben. De technologie en infrastructuur achter
bloekchain is op dit moment nog niet dermate volwassen dat succesvolle pilots
direct leiden tot implementatie en operationeel gebruik. Daarom is er gestart met
het onderzoek naar een afwegingskader voor pilots zoals beschreven in het
antwoord op vraag 1.
Toelichting door vragensteller:
Bloekchain is een systeem waarbinnen iedereen toezicht houdt op elkaar.
De gemeente heeft in verhouding tot Amsterdammers nu vaak de rol van
toezichthouder. Volgens de organisator van de Dutch Blockchain Hackathon kunnen
verschillende toepassingen tussen nu en drie jaar worden gebruikt.
4. Watis, mede naar aanleiding van de bijeenkomst op 6 juli 2016, het uitgangspunt
van de gemeente voor wat betreft welke afspraken en transacties zich lenen voor
blockchain en hoe Amsterdammers worden beschermd als er iets fout gaat?
Kan het college daarbij specifiek ingaan op de bescherming van
(persoons)gegevens?
Antwoord:
De gemeente heeft met name pilots gestart waar de Amsterdammers het meeste
profijt hebben van blockchain. De gemeente heeft als principe dat dergelijke pilots
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing dn Gemeenteblad
ummer - =: ne
Datum 14 juni 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 10 maart 2017
met een beperkte populatie plaatsvinden. In de huidige pilots worden geen
(persoons-)gegevens van Amsterdammers gebruikt De gemeente zal bij
operationele inzet van blockchain uiteraard de bescherming van
persoonsgegevens waarborgen.
5. Is de gemeente en het college uitgerust met voldoende kennis over deze
technologie om de mogelijke van blockchain toepassingen voor de gemeente
en de gevolgen van die toepassingen te kunnen overzien?
Antwoord:
De gemeente is door middel van de eerder genoemde pilots kennis aan
het opdoen over blockchain. Daarnaast zal zij waar mogelijk samenwerken met
partijen die deze kennis kunnen overdragen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
% Amsterdam
%
Armoede in beeld
Factsheet Weesp (2022) me
% Inhoudsopgave
x Inhoud Pagina Inleiding
> < Toelichti Met het verschijnen van de Armoedemonitor
oetichting 3 2022 en de daarbij behorende tabellenrapportage
voor de stadsdelen van Onderzoek en Statistiek
Deel 1: Minimahuishoudens h (O&S), kan er weer een nieuwe stand van zaken
gegeven worden van de omvang van de armoede
Definities 5 en het bereik van de armoedevoorzieningen.
Minimahuishoudens per stadsdeel 6 Team Onderzoek Stadsdelen heeft voor alle
Je stadsdelen en stadsgebied Weesp een analyse
Langdurige minima 7
gemaakt van de gegevens uit de
Minimahuishoudens naar inkomstenbron 8 tabellenrapportage. Hiermee wordt voorzien in de
behoefte binnen de stadsdelen om een beeld te
Minimahuishoudens naar huishoudtype 9 krijgen van de armoedeproblematiek in de
gebieden, wijken en buurten van een stadsdeel.
Minima naar leeftijdsgroep 10
Deze factsheet bestaat uit twee delen. Het eerste
Minimajongeren 11 deel gaat over de minima. Hoe groot is die groep
. . en wat zijn de kenmerken van deze groep?
Deel 2: Bereik armoedevoorzieningen 12
oe: . Deel twee gaat over het bereik van de
Toelichting armoedevoorzieningen 13 Ran
armoedevoorzieningen. Welke voorzieningen
Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel en wijk 14 zijn er voor de minima en hoe is het bereik
daarvan?
Methode om minima te bereiken per voorziening 16
% Toelichting
2x Alle cijfers over armoede in dit document zijn afkomstig van de Armoedemonitor van Amsterdam 2022*.
De Armoedemonitor is gebaseerd op het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het CBS.
> < De cijfers van de Armoedemonitor gaan over het jaar 2021. Dat is het meest recente jaar dat het CBS levert.
De bereikcijfers van de armoedevoorzieningen gaan over 2022 en zijn afkomstig van WPI.
In de Armoedemonitor wordt gekeken naar de huishoudens met een laag inkomen. Een huishouden is een
minimahuishouden wanneer er naast een laag inkomen ook weinig vermogen is. De grens voor een laag
inkomen ligt in Amsterdam sinds 1 januari 2023 op 130% van het sociaal minimum (SM). In de
Armoedemonitor en in de tabellenrapportage wordt voor alle gegevens vanaf 2011 deze nieuwe
inkomensgrens van 130% SM gehanteerd. Om deze reden komen de gegevens niet overeen met gegevens uit
de vorige edities van de Armoedemonitor. Er zijn dus meer mensen die door het opschuiven van de grens
onder een laag inkomen vallen. In heel Amsterdam gaat het in vergelijking met het aantal mensen met een
laag inkomen die onder de 120% SM grens vielen in 2020 om ongeveer 11.550 meer mensen.
Doelpopulatie Armoedemonitor
De gegevens in de Armoedemonitor gaan over Amsterdamse huishoudens van wie het inkomen over het
betreffende jaar bekend is. Huishoudens die exclusief vit studenten of instituutbewoners bestaan worden
buiten beschouwing gelaten. Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met weinig minima niet alle
gegevens beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10 huishoudens of personen.
NB: In de Armoedemonitor 2022 zijn de cijfers nog gepubliceerd in de oude gebiedsindeling van 2015. Voor
Weesp geldt dat Driemond nog onder Zuidoost valt en dat Weesp als totaal is meegenomen in de
Armoedemonitor. Er zijn geen gegevens voor de wijken en buurten van Weesp. In deze factsheet hebben we
ervoor gekozen om Driemond mee te nemen in vergelijking met Weesp in de grafieken op wijkniveau.
“Het rapportis te vinden via Armoedemonitor 2022 | Website Onderzoek en Statistiek (amsterdam.nl)
% ede
D
Minimahuishoudens
Armoedegrens = 130% van het wettelijk minimum loon en weinig vermogen”
Normbedragen belastbaar jaarloon 2021 van de lage inkomensgrens Tot de grens voor de bijstand.
gemeente Amsterdam, naar leeftijd en type huishouden, voor recht op
minimaregelingen in 2022 (€) Op 1 januari 2022 is het maximaal toegestane vermogen
€ 6.505 voor een alleenstaande en € 13.010 voor paren en
es alleenstaande ouders.
baat of mengt Kleden) ASS 27.087 Daarnaast mag de overwaarde van een eigen woning
eenoudergezin 26.097 24.904 . n
maximaal € 54.900 zijn.
alleenstaande 20.878 19.765
bron: WPI
* Definities komen vit de Amsterdamse Armoedemonitor 2022: https://onderzoek.amsterdam.nl/publicatie/armoedemonitor-2022
& Minimahuishoud tadsdeel
> < % minimahuishoudens (2021)
Van alle stadsdelen heeft Zuidoost het grootste
Ee aandeel minimahuishoudens van de stad,
y gevolgd door Noord en Nieuw-West.
Pd :
4 In aantallen gezien hebben de stadsdelen West
| en Nieuw-West de meeste minimahuishoudens.
Í
N
\
AN In Weesp behoort 8,8% van alle huishoudens tot
43 de minima (laag inkomen en weinig vermogen)
en dat ligt veel lager dan het gemiddelde van
Amsterdam (17%). In totaal waren dat 799
aksi 2 huishoudens in 2021.
A ce
EN rÀ |
bron: CBS/ bewerking O&S ij Sn Ta
Aantal minimahuishoudens (2011-2021)
18.000
16.000
14.000 13.454
en 13.281
12.000
10.954
0.229
9.186
8.000
me ee At
6.000
4.000
2.000
799
0
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Centrum == West —=mNieuw-West —mmZjid mmo —mmmNoord ommmmZidoot mmm Weesp
2x Aantal personen dat langdurig minima is (2021)
D Aantal langdurige minima in leeftijdsgroepen (2021)
3.765
3.482
3.135 2.531 2.439
8.158 2685
7.914 5.679
2.687
Nieuw-West West Oost Zuidoost Noord Zuid Centrum Weesp
mO-1/7 M18-65 66+
bron: CBS/ bewerking O&S
Het aantal personen in een minimahuishouden dat langer dan 3 jaar tot de minima behoort is langdurig minima.
Van de stadsdelen heeft Nieuw-West de meeste personen die langdurig minima zijn (in totaal 15.822).
In Weesp gaat het om 955 personen. In de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost en Noord is de groep 0-17 jarigen
groter dan de groep 66+. In Weesp is, net als bij de stadsdelen Oost, West, Zuid en Centrum, de groep ouderen
(261) groter dan de 0-17 jarigen (215).
2% Minimahuishoudens naar inkomstenbron (2021)
x Aantal minimahuishoudens naar inkomstenbron Weesp (2021) De meeste minimahuishoudens in
Weesp hebben als inkomstenbron
> < 300 pensioen (263 huishoudens). In aandeel
Ha gaat het in Weesp om 11% van alle 66
oo plussers. Dat ligt veel lager dan in
Amsterdam gemiddeld (27%).
Ee) Minimahuishoudens
100 183 met bijstand als inkomstenbron is bijna
50 a even groot als de gepensioneerde
° minima (248 huishoudens). 89% van
Weesp de huishoudens die bijstand als
inkomstenbron hebben behoort tot
B loondienst eigen bedrijf B bijstand m pensioen anders een minimahuishouden (Amsterdam
* Aandeel op de totale groep huishoudens met dezelfde kenmerken is alleen in de tekst verwerkt 92%).
In aandeel is de verdeling van de groep
% Verdeling minimahuishoudens naar inkomstenbron (2021) minima naar inkomstenbron voor
loondienst (10%) en inkomsten uit
eigen bedrijf (3%) iets lager dan het
ne En n gemiddelde van Amsterdam. Het
80% aandeel minima met pensioen (33%) en
ee andere uitkering dan bijstand (23%)
50% liggen iets hoger dan gemiddeld in
en Amsterdam. Voor Driemond ligt het
ne aandeel minima dat bijstand of
o% pensioen ontvangt ook iets hoger dan
Aap KR Pr gemiddeld in Amsterdam.
bron: CBS/ bewerking O&S loondienst meigen bedrijf Mbijstand Wpensioen = anders
> < Minimahuishoudens naar huishoudtype (2021)
x Aantal minimahuishoudens naar huishoudtype Weesp (2021) * De meeste minimahuishoudens zijn
> < 200 alleenstaanden. In Weesp gaat het om 506
500 alleenstaanden. Daarna komen de stellen
zonder kinderen (103) en de
zon eenoudergezinnen (94). In aandeel zit daar
300 wel een groot verschil tussen. 26% van de
eenoudergezinnen in Weesp is een
200 minimahuishouden tegenover ,% van de
100 nn stellen met kinderen. Beide liggen echter
| 103 a 22 lager dan gemiddeld in Amsterdam (35% en
’ ileasp 8%).
Balleenstaande @ paar zonder kinderen B paar met kinderen meenoudergezin = overig
De verdeling van de minimahuishoudens in
aandeel in vergelijking met Amsterdam laat
% Verdeling minimahuishoudens naar huishoudtype (2021) zien dat de paren zonder kinderen iets groter
qua aandeel is dan gemiddeld in
100 4 Amsterdam. 13% van de
20 nm En minimahuishoudens in Weesp is een paar
0 | zonder kinderen (Amsterdam 10%). Ook het
7 En n aandeel minimahuishoudens dat een paar
8 mét kinderen is ligt met 9% iets hoger dan
a gemiddeld in Amsterdam (7%). Van
sa En Driemond zijn er te weinig personen om
zi weer te kunnen geven buiten de groep
zö alleenstaanden.
0
wee genen Aaen * Aandeel op de totale groep huishoudens
dn met dezelfde kenmerken is alleen in de tekst
bron: CBS/ bewerking O&S verwerkt.
x% Aantal en aandeel minima* naar leeftijdsgroep (2021)
2x Aantal minima naar leeftijdsgroep Weesp (2021)** Van alle minima in Weesp is de groep 18-
65 jarigen het grootst (723 minima). In
> < aantallen zijn de 0-17 jarigen (331) en de
331 66 plussers (318) bijna even groot. Relatief
gezien gaat het om een klein aandeel van
de totale groep 0-17 of 66 plussers in
a 72 Weesp. Waar gemiddeld in Amsterdam
23% van alle 66 plussers tot de minima
318 behoort, is dat aandeel in Weesp 9%. In
Weesp groeit 8% van de 0-17 jarigen op in
een minimahuishouden, in Amsterdam is
0-17 m1865 m66t dat 18%.
De verschillen in aandeel tussen het
% verdeling minima naar leeftijd (2021) gemiddelde van Amsterdam en Weesp
binnen de minima is echter redelijk
100% vergelijkbaar. Onder de minima in Weesp
90% LE 20 is iets meer dan de helft 18-65 jaar. Dat
80% aandeel ligt iets hoger in Amsterdam
De (58%). Het aandeel van de minima dat o-
50% 17 jaar (24%) of 66 plus is (23%) liggen iets
40% boven het gemiddelde van de
ie 86 Amsterdamse minima (22% en 20%).
10% 24 22
0% *k Aandeel op de totale groep
Weesp Driemond Amsterdam huishoudens met dezelfde kenmerken is
0-1/jaar Wm18-65jaar Wm 66 jaar of ouder alleen in de tekst verwerkt,
bron: CBS/ bewerking O&S _* Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens.
% Mintmajongeren (2021)
> < % Minimajongeren per stadsdeel (2021)
In Weesp groeit 8% van de 0-17 jarigen op in een
> < minimahuishouden. Dat zijn 331 0-17 jarigen. Dat
Sd P, aandeel is vergelijkbaar met de stadsdelen Centrum en
Á Zuid, al gaat het in die stadsdelen om een veel groter
d aantal minimajongeren dan in Weesp.
Ì
7 Ki Als we kijken naar huishoudtype, dan gaat het in Weesp
P Ni om 160 0-17 jarigen die in een minimahuishouden
il Ki opgroeien dat een eenoudergezin is. De groep 0-17
Ö jarigen dat opgroeit in een minimahuishouden dat een
tweeoudergezin is, is iets groter. Dat zijn 171 0-17
jarigen. Het aandeel op de totale groep 0-17 jarigen in
AEL AN SA een tweeoudergezin (4,7%) is echter veel kleiner dan
4 ce het aandeel dat opgroeit in een eenoudergezin (30%).
bron: CBS/ bewerking O&S ° \ Dat aandeel ligt iets lager dan gemiddeld in
Amsterdam. Kinderen in eenoudergezinnen behoren in
Aantal minimajongeren naar huishoudtype (2021) Amsterdam vier keer zo vaak (40%) tot de minima dan
zE kinderen die in een tweeoudergezin of anders (overig)
za za opgroeien.
250
200
150
100
50
0
Weesp
Beenoudergezin B paar met kinderen Totaal
% Amsterdam
%
Bereik
armoedevoorzieningen
Stadspas
> < era AL
zorgverzekering
IGE Re Ath Totaalbereik*
Scholierenvergoeding
(basis-en middelbare
Hd stel)! * Aandeel doelgroephuishoudens met één of meer van de volgende
minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering,
Verzamelbereik kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor
kindvoorzieningen minima mantelzorgers (TOVM).
Het bereik van de armoedevoorzieningen wordt berekend door het aantal huishoudens dat een voorziening kreeg toegekend, te
delen door het aantal rechthebbende huishoudens (de doelgroep).
De Stadspas is voor alle Amsterdamse minima. Sinds 2020 wordt het Kindtegoed op de Stadspas gezet voor kinderen van 0-14 jaar.
Hiermee kunnen ouders o.a. kleding, schoenen, een tas en schoolspullen kopen voor hun kind. Vanaf 2023 is de
Scholierenvergoeding toegevoegd aan het Kindtegoed. De Collectieve zorgverzekering is voor alle Amsterdamse minima vanaf 18
jaar. De Scholierenvergoeding is voor alle Amsterdamse minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 18 jaar. Gratis OV 65+
is voor Amsterdamse minima met de AOW-gerechtigde leeftijd. Zij kunnen gratis met trams, bussen en metro's van het GVB,
Connexxion en EBS reizen in Amsterdam. De Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer (TAOV) is een aanvullende regeling
voor ouderen die met ander openbaar vervoer willen reizen. Die is niet apart weergegeven, maar zit in het totaalbereik. In het
Verzamelbereik kindvoorzieningen zit het aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met één of meer van de
volgende kindregelingen: Stadspas, Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling.
Over de Tegemoetkoming OV voor minima mantelzorgers zijn geen cijfers opgenomen in de tabellenrapportage van de
Armoedemonitor.
Meer informatie over wat de gemeente doet om de minima te bereiken met de voorzieningen is te vinden op pagina 16 van deze
factsheet.
2x Bereik d leni (2022)
> < % totaalbereik armoedevoorzieningen per stadsdeel (2022)
79 :
> < In de stadsdelen Noord (79%), Zuidoost, West en Oost (alle
Ed « „ » » .
Pe drie 78%) worden de minimahuishoudens het best bereikt.
[ NN Z Stadsgebied Weesp (65%) en Stadsdeel Centrum (67%)
IJ nn \ | hebben het laagste bereik van de armoedevoorzieningen
Dn B De SN onder de minimahuishoudens. Voor Weesp geldt dat voor
Dn af RN alle voorzieningen en dat heeft mogelijk te maken met het
Ì \ AN pas recentelijk onderdeel te zijn geworden van de doelgroep
7 \ 78 ° .
e e \k voor Amsterdamse armoederegelingen.
Ard In alle stadsdelen geldt dat het bereik van de
LL . . . .
rj kindvoorzieningen het hoogst is. Voor Weesp is dat
bereikpercentage 77% (Amsterdam 88%).
bron: CBS/ bewerking O&S en rr
ì sl
% bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per stadsdeel (2022)*
Scholierenvergoeding
Collectieve (basis- en middelbare verzamelbereik
Stadspas Zorgverzekering Gratis OV 65+ school) kindvoorzieningen totaalbereik**
Centrum 61
West 76 55 68 73 87 78
Nieuw-West 74 53 66 73 86 76
Zuid 71 61 73
Oost 76 56 67 74 89 78
Noord 77 55 78 92 79
Zuidoost 76 52 77 o1 78
Weesp
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
% bereik armoedevoorzieningen (2022)*
Scholierenvergoeding
Collectieve (basis- en middelbare ET TTT
Stadspas Zorgverzekering Gratis OV 65+ school} kindvoorzieningen totaalbereik**
Driemond |
Weesp
Amsterdam
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
Vanaf januari 2022 zijn alle Amsterdamse armoederegelingen beschikbaar voor Weespers. Het bereik ligt daar lager dan gemiddeld
in Amsterdam. Dat kan komen doordat ze pas net gebruik kunnen maken van de Amsterdamse voorzieningen. O&S geeft ook in
de Armoedemonitor aan dat het aantal rechthebbende huishoudens in Weesp veel lager ligt en dat het hier dus gaat om een
relatief kleine groep huishoudens die (nog) niet worden bereikt. Voor Driemond gaat het ook om een kleine groep rechthebbenden
en is alleen het bereik van de Collectieve Zorgverzekering bekend.
% Methode om minima te bereiken per voorziening
> < Armoedevoorziening | Methode om minima te bereiken
De Stadspas wordt jaarlijks automatisch verstrekt aan alle bij WPI bekende
minimahuishoudens (inkomen bekend bij WPI). Huidige Stadspashouders van wie
het inkomen niet bij WPI bekend is kunnen de Stadspas jaarlijks opnieuw
Stadspas aanvragen. Zij krijgen een verkort aanvraagformulier toegestuurd dat ze kunnen
ondertekenen en kosteloos naar de gemeente terugsturen. Nieuwe gebruikers
kunnen de Stadspas aanvragen via een online formulier of papieren
aanvraagformulier. Advertenties voor de Stadspas worden onder andere
geplaatst in lokale kranten, de krant van Amsterdam, AT 5 en sociale media om zo
de bekendheid te vergroten.
Collectieve zorgverzekering Mailing naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende
minimahuishoudens. Daarnaast worden in een jaarlijkse campagne nieuwe
klanten geworven.
Gratis OV 65+ Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie
en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen.
Scholierenvergoeding Rechthebbenden die bij WPI bekend zijn ontvangen automatisch bericht van
Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in
aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen.
bron: Armoedemonitor 2021
NAE A ene
Ee EEN «
En ENA Ae Ee k e
\ Erens a
nk BR en
RE le
AR EE Ek MED Aert Eid
EE reeel |
G A en, PS 4
En NED à 4
S ge
B Mk
- Ï Ws K _
hk |
& Á af N 4
| Factsheet | 17 | test |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 28 juni 2022
Portefeuille(s) Ruimtelijke Ontwikkeling
Portefeuillehouder(s): Reinier van Dantzig
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid ([email protected])
Onderwerp Afdoening motie 1736.19 van het lid Boomsma van de (CDA)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 7 november 2019 heeft uw raad bij de behandeling
van de begroting 2020 motie 1736 van raadslid Boomsma van het CDA aangenomen. Daarin wordt
het college gevraagd om in samenwerking met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit te
onderzoeken:
1. Of en in hoeverre het noodzakelijk is om de waarderingskaart van de 19de-eeuwse Ring te
herwaarderen;
2. Omteevalveren of de voorheen toegekende waarderingen voldoende zijn om het
stadsbeeld te behouden;
3. Wat de kosten van een dergelijke operatie zouden bedragen.
Allereerst biedt het college haar verontschuldiging aan dat de beantwoording van deze motie zo
lang op zich heeft laten wachten. Het college onderschrijft dat de cultuurhistorische waarde van
de 19de-eeuwse wijken voor Amsterdam van belang zijn en dat door de grote hoeveelheid
bouwaanvragen in dit gebied deze waarden in toenemende mate onder druk komen te staan.
Het college heeft uitvoering gegeven aan de motie en heeft onderzocht of de waarderingskaart
van de 19de-eeuwse Ring toe is aan een actualisering. Dit onderzoek is gerealiseerd door
Monumenten en Archeologie (MenA) en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK), in
samenwerking met de Vrije Universiteit van Amsterdam. Gedurende vier maanden zijn door
masterstudenten van de VU verschillende soorten straatwanden onderzocht in De Pijp en het
Museumkwartier. Middels analyse, veldwerk, archiefonderzoek, documentatie en registratie zijn
de panden op basis van de volgende criteria geïnventariseerd en gedocumenteerd:
o _Gaafheid en esthetiek (goed voorbeeld van vroeg, midden of late fase van 19de-eeuwse
architectuur, onderdeel van een architectuureenheid, architectuur nog gaaf en staat van
onderhoud);
o Bijdrage aan het straatbeeld;
o _Cultuurhistorische betekenis.
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de huidige waarderingskaart toe is aan een
herziening. In antwoord op de bovenstaande vragen vit de motie komt het volgende naar voren:
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 juni 2022
Pagina 2 van 3
1. In beide buurten is sprake van een relatief lage waardering. De waarderingen die zo'n 20
jaar geleden zijn toegekend, sluiten niet meer aan bij de huidige wetenschappelijke én
maatschappelijke waardering voor de 19de-eeuwse architectuur en zijn onvoldoende om
het specifieke karakter van deze wijken in stand te houden;
2. Het behoud van de 19%°-eeuwse wijken staat al geruime tijd onder druk. In delen van Oost
(Dapperbuurt, Oosterparkbuurt), West (Kinkerbuurt) en in mindere mate in Zuid (De Pijp)
is een groot deel van de 19de-eeuwse bebouwing verdwenen tijdens de stadsvernieuwing
in de jaren ‘70-'Bo van de twintigste eeuw. Eind 2oste eeuw groeide de waardering voor de
19de-eeuwse bebouwing. Met het opstellen en vaststellen van de waarderingskaart en de
invoering van de welstandsnota's in 2004 werd het mogelijk om meer sturing te geven aan
het behoud van deze architectuur. Het overgrote deel van de bebouwing in de
onderzochte buurten heeft nu een orde 3 waardering. Het beleid voor deze panden zet in
op behoud en herstel van de oorspronkelijke karakteristiek, en kan afwijkende
architectonische veranderingen tegen gaan. Echter, de mogelijkheden die het
vergunningvrij bouwen en het bestemmingsplan bieden, zoals volume uitbreidingen aan
de achterzijde of in hoogte of het tegenhouden van geheel of gedeeltelijke sloop, zijn
hiermee niet tegen te houden. Dit kan alleen geborgd worden door de cultuurhistorische
waarden beter te verankeren in het bestemmingsplan (in toekomst omgevingsplan) en
het opnemen van een aanlegstelsel waarmee sloop kan worden voorkomen. In dit kader
wordt gewerkt aan het maken van een paraplu-bestemmingsplan voor panden
gewaardeerd met orde 2. Ook heeft het college de procedure gestart om het
negentiende-eeuwse deel van Amsterdam Zuid, inclusief de Vondelbuurt en de beide
oevers van de Amstel, aan te wijzen als gemeentelijk beschermd gezicht. Een middel
waarmee de, nog nagenoeg oorspronkelijke, staalkaart aan 19de-eeuwse bebouwing en
stedenbouwkundige opzet beter geborgd kan worden.
Gevolg van de lage waarderingen is dat er in de tussentijd veel, geheel of gedeeltelijk,
veranderd en/of gesloopt is. In grote lijnen zal dit beeld ook voor de overige bebouwing in
de 19de-eeuwse Ring gelden. Het 19de-eeuwse karakter van een grootdeel van de
straatwanden staat hiermee onder druk;
3. De uitvoering van dit eerste onderzoek met behulp van studenten erfgoedstudies onder
begeleiding van erfgoedprofessionals en validatie in een klankboordgroep, is zorgvuldig
en efficiënt gebleken. Voor een mogelijk vervolg met dezelfde aanpak is een
overdrachtsdocument opgesteld met uitgebreide toelichting op de criteria, bevindingen
en aandachtspunten. Uit het proefonderzoek is gebleken dat een herwaardering van de
hele 19de-eeuwse Ring, vanwege de gewenste zorgvuldigheid en verifieerbaarheid, een
arbeidsintensief proces vergt, dat niet te bekostigen is uit de huidige budgetten van
Monumenten en Archeologie en/of de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Hiervoor zal in de
begroting budget moeten worden gereserveerd.
De kosten van een uitgebreid onderzoek naar de waardering in âlle 19de-eeuwse wijken
komt globaal neer op €250.000,-.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 juni 2022
Pagina 3 van 3
Conclusie
De vastgestelde orden op de waarderingskaarten 19de-eeuwse Ring sluiten niet meer goed aan op
de huidige waardering voor de 19de-eeuwse wijken en bieden onvoldoende houvast om de
cultuurhistorische waarden te beschermen. Om de regie op het behoud van het karakter van de
19de-eeuwse panden en buurten te behouden is een aantal maatregelen in gang gezet. Zo is de
procedure gestart voor het aanwijzen van drie beschermde gezichten waaronder de 19de-eeuwse
gebieden van “Oud Zuid”, bestaande uit de deelgebieden Overtoom/Vondelbuurt, Vondelpark-
[Concertgebouw-/Museumpleinbuurt, De Pijp en de Amsteloevers. En is begonnen met het
opstellen van een paraplubestemmingsplan waarin een sloopregeling voor orde-2 panden is
opgenomen.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Reinier van Dantzig
Wethouder Woningbouw en Stedelijke Ontwikkeling
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 3 | discard |
29 mei 2018
Onderwerp:
Verminderen geluidsoverlast bij ophalen huisvuil naar voorbeeld van gemeente Arnhem
Het is me al vaker opgevallen dat de vuilniswagens en veegmachines die gebruikt worden bij en na
het ophalen van het huisvuil in Amsterdam absurd veel herrie maken. Het lijkt wel alsof ze speciaal
hierop zijn geselecteerd! Het kan ook anders. Zie:
https://www.arnhem.nl/actveel/Persberichten/Elektrische bladblazers en stille stofzuiger gaan
Arnhemse binnenstad schoonmaken
Met vriendelijke groet,
| Raadsadres | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving,
X Raadsaangelegenheden en Communicatie
Gewijzigde agenda, donderdag 31 januari 2013
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk
Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Tijd 13.30 uur tot 17.30 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie Boekmanzaal, stadhuis
Algemeen
Procedureel gedeelte van 13.30 uur tot 13.45 uur
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ
d.d. 10 januari 2013
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ © raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @ gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Gewijzigde agenda, donderdag 31 januari 2013
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren.
6 _Tkn-lijst
Inhoudelijk gedeelte vanaf 13.45 uur
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten Burgemeester
10 Rondvraag
Openbare Orde en Veiligheid
11 Voortgang 24uurs horeca Nr. BD2013-000398
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid De Goede (GrLi).
e Was TKN 4 in de Commissievergadering AZ van 10 januari 2013.
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Gewijzigde agenda, donderdag 31 januari 2013
12 Initiatiefvoorstel van de heer Flos (VVD)Meer meeleven met slachtoffers, minder
met daders’ - Voorstellen om de positie van slachtoffers in Amsterdam te
verbeteren Nr. BD2013-000399
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met het initiatiefvoorstel
(gemeenteraad d.d. 13 februari 2013).
e De leden van de Raadscommissie voor Kunst, Sport en Zorg zijn hierbij uitgenodigd.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 10 januari 2013.
e _ Voorgesteld wordt gevoegd te behandelen met agendapunt 13.
13 bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel slachtoffers Nr. BD2013-000400
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De leden van de Raadscommissie voor Kunst, Sport en Zorg zijn hierbij uitgenodigd.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 10 januari 2013.
14 pilot preventieve aanpak geweld met ziekenhuizen Nr. BD2013-000397
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van raadslid Moorman (PvdA).
e Was TKN 3 in de Commissievergadering AZ van 10 januari 2013.
15 evaluatie treinbotsing 21 april 2012 Nr. BD2013-000124
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
3
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Gewijzigde agenda, donderdag 31 januari 2013
Openbare Orde en Veiligheid
16 Initiatiefvoorstel Van der Ree en Paternotte: actieplan aangiftebereidheid Nr.
BD2013-000735
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad datum n.n.b.).
4
| Agenda | 4 | train |
> Gemeente
% Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 8 juni 2023
Ingekomen onder nummer 366
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake inzake de voortgangsbrief Markten en
het Rapport Marktwaarde van de Ombudsman Metropool Amsterdam
(driejaarlijkse herindeling)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de voortgangsbrief Markten en het Rapport Marktwaarde,
Overwegende dat,
-_ de Verordening op de straathandel 2008 de verplichting geeft ten minste één keer in de
drie jaar een herindeling te organiseren en de Marktverordening 2016 voorschrijft dat
minimaal elke drie jaar wordt beoordeeld of een herindeling nodig is;
-_ het regelmatig organiseren van herindelingen cruciaal is om een markt gezond te houden
aangezien nieuwe marktondernemers bij een herindeling een vaste plaats kunnen
innemen, waardoor de vast kern wordt versterkt en vernieuwd;
-__door een herindeling een markt verder (kwalitatief) wordt versterkt door het wijzigen van
het aantal vaste marktplaatsen, het wijzigen/instellen van brancheplaatsen, het
maximeren van bepaalde branches, plaatsen van zitgelegenheid of experimentele zone;
-_zoals blijkt uit het rapport van de ombudsman (pagina 22/23), tussen 1960 en 2010, 0.a.
door het regelmatig houden van een herindeling er een constructieve wisselwerking
tussen marktmeesters en marktondernemers was en ook sprake was van een steviger
(sociale) binding voor sollicitanten en vaste plaatshouders met hun markt(en);
-__ onlosmakelijk onderdeel van een herindelingstraject is, dat een check op eventuele
betaalachterstanden bij ondernemers plaatsvindt met als gevolg dat gelijktijdig een
aanvullende check op de gemeentelijke financiële administratie plaatsvindt;
-__een ander effect van een periodieke herindeling is, dat het fraude en favoritisme
tegengaat: vergroting van de kern vaste plaatshouders betekent immers automatisch
verkleining van het aantal sollicitanten die dagelijks een plaats krijgen toegewezen;
Verzoekt het College:
-_In beginsel elke drie jaar een herindeling te organiseren voor elke markt, tenzij er goede
en duidelijk onderbouwde redenen zijn om dat niet te doen, waarbij de onderbouwing ook
ingaat op de vraag hoe wordt omgegaan met het opvangen van de parallelle
werkzaamheden en gunstige bijeffecten van een herindeling.
Indiener(s),
D. T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 725
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 7 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie ID
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Bosman inzake de begroting voor 2015
(ontheffing van nationale obstakels bij het opwekken van duurzame energie).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Constaterende dat:
— dit college een ambitieuze doelstelling heeft geformuleerd op het gebied van de
opwek van duurzame energie;
— duurzame initiatieven in wijken en buurten tegen administratieve obstakels
oplopen, die de business case het opwekken van lokale duurzame energie geweld
aan doen;
— deze administratieve obstakels nationaal zijn vastgelegd, maar een lokale
uitwerking hebben, zoals een te klein postcodegebied bij de postcoderoos-regeling
en hoge kosten voor de installatie van een (technisch gezien onnodige)
energiemeter om aan te kunnen sluiten op het lokale elektriciteitsnet;
Overwegende dat:
— in het collegeakkoord de heldere ambitie is geformuleerd om regels te
verminderen en te versoepelen;
— een AMvB (algemene maatregel van bestuur) met betrekking tot het regelvrij
experimenteren met het lokaal opwekken van elektriciteit bij de Tweede kamer ligt,
te weten ‘Experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale
opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame
elektriciteitsopwekking)';
— hierin staat onder andere dat de Minister gedurende vier jaar na de
inwerkingtreding van dit besluit bij wege van experiment op aanvraag ontheffing
mag verlenen van een verbod;
— hier expliciete kansen liggen om Amsterdamse initiatieven te ontlasten van
belemmerende regelgeving,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— om pro-actief Amsterdamse lokale energieprojecten aan te dragen bij het rijk zodat
deze vrijstelling krijgen van belemmerende nationale wetgeving;
— hierover te rapporteren aan de gemeenteraad.
1
Het lid van de gemeenteraad,
A.M. Bosman
2
| Motie | 2 | discard |
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Commissiezaal Plein 40-45, nr. 1
X 6 december 2022
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Voorzitter SDC: Pieter Nijhof
Secretaris SDC: Karin Grent
1. Opening
2. Mededelingen
3. Insprekers
4. Mondelinge vragen
5. Adviesaanvraag Actieplan Handhaving Openbare Ruimte 2023
6. Raadsinformatiebrief Sloterweg
7. Ingekomen stukkenlijst
8. Vaststellen afsprakenlijst SDC 22 november 2022
g. Rondvraag
10. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam J l F
% Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
% Agenda, woensdag 27 maart 2013
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Tijd 13:30 uur tot 17:00 uur
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 __ Opening procedureel gedeelte (13:30 tot 13:45)
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Conceptverslagen van de openbare en besloten vergadering van de
Raadscommissie JIF d.d. 6 maart 2013.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieJlF@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _Tkn-lijst
7 Opening inhoudelijk gedeelte (13:45 tot 17:00)
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam J l F
Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Agenda, woensdag 27 maart 2013
Financiën
11 Stresstest 2013 (motie 806) Nr. BD2013-002907
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Verburg (PvdA).
e Was TKN 6 in de vergadering van 06.03.2013.
Educatie
12 Initiatiefvoorstel van het raadslid mw. Moorman (PvdA) d.d. 6 aug. 2012, getiteld:
“Eerlijk (over) MBO Onderwijs”. Nr. BD2012-008150
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Mevrouw Moorman is hierbij uitgenodigd.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 13.
e _Aanheteind van de bespreking zal de indiener aangeven of behandeling in de raad
gewenst is.
13 Bestuurlijke reactie op initiatiefvoorstel Moorman Eerlijk MBO Nr. BD2013-
001782
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Gevoegd behandelen met agendapunt 12.
14 Tussenrapportage KVA Nr. BD2013-002821
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
2
| Agenda | 2 | train |
Voorschoten 28 juni 2020
Aan de Raadsgriffiers van de Gemeenteraden in Nederland,
Aangezien u als een van zestien Gemeenteraden in Nederland niet bereikbaar bent via een e-
mailadres, ontvangt u deze brief, die als e-mailbrief verstuurd is aan alle overige gemeenten in
Nederland, als analoge post.
Weledelgestrenge dames/heren,
U ontvangt hierbij als inkomende stukken ter kennisname voor uw Gemeenteraad:
e In Bijlage: een Open Brief aan de leden van de Tweede Kamer met als titel “Rutte
schaft zich af" zijnde een kritische beschouwing over zijn bekering tot het belijden van
het racisme van Zwarte Piet, welke brief ik tevens als "Riem onder het hart" deed
toekomen aan de ca. 200 lokale Sinterklaasintochtorganisaties in Nederland. |
Deze bijlage is voor u het laatste docuyment van deze stukkenbundel. |
e Op deze toegezonden Open Brief liet ik volgen het onderstaande uitgebreide PS dat |
ingaat op de situatie die ontstaan is na de jl. Tweede Pinksterdag gehouden anti- |
ZwartePietdemonstratie op de Dam en de daar geuite bedreigingen.
Het lijkt mij zinnig dat de Gemeenteraden in Nederland kennis nemen van een en ander en |
daarover een standpunt in nemen. Zwarte Piet is — ingebeeld — racisme. Eén weggelaten |
woord. En zoveel gedoe. Wel, het is aan uw gemeenteraden om er op toe te zien dat dat gedoe |
binnen de perken blijft. |
(Natuurlijk ga ik niet over de agendering van de vergaderingen van uw Gemeenteraden.)
|
Om misverstanden betreffende de privacy van mijn persoonlijke gegevens uit te sluiten: Ik |
geef u hierbij mijn toestemming deze door mij toegestuurde correspondentie te publiceren op |
welke wijze dan ook. |
EN OP DE VALREEP (helaas te laat om aan de e-mailcorrespondentie toe te voegen):
HULDE AAN FIDAN EKIS, DE ENIGE TALKSHOW-HOST IN NEDERLAD DIE HET |
GEZOND VERSTAND BEHOUDEN HEEFT EN HET LEF HEEFT OM HAAR MENING |
TE GEVEN ZONDER TE BUIGEN VOOR MORELE CHANTAGE. |
Met mijn hoogachting en vriendelijke groet, |
|
|
\
|
|
|
mnmne Tweede bericht aan de lokale Sinterklaasintocht organisaties ===
Datum: 21 juni 2020 om 23:11
Onderwerp: Re: Een Riem onder het Hart
Bij de ‘Riem onder het Hart’ (de u als bijlage toegestuurde OPEN BRIEF aan de Tweede
Kamer) dit uitgebreide PS:
Het vergelijken van een onnozele en onschadelijke traditionele verkleedpartij met een
racistische moord, en daarom eisen dat die verkleedpartij afgeschaft wordt, op sanctie van
straatgeweld, is sociopathisch gedrag dat allerwege afkeuring verdient.
In plaats daarvan wordt dat dwanggedrag door heel politiek correct Nederland en — heel
opmerkelijk — tegenwoordig ook onze minister-president, expliciet of stilzwijgend gedoogd.
In deze nieuwe situatie is het passend de veiligheid tijdens sinterklaasintochten, van uzelf en
uw publiek, zeker te stellen door de lokale politie te attenderen op initiatieven om uw
feestelijke sinterklaasintocht te verstoren, hen te manen om ter voorkoming van zulke
verstoringen, te doen wat nodig is, en zo nodig ook een eigen ordedienst te organiseren.
Duidelijk moet zijn dat na de geuite dreigementen (Zwarte Piet in het gezicht schoppen) aan |
KOZP-groepen geen toestemming verleend kan worden om in de buurt van de |
Sinterklaasoptochten te demonstreren. Het verlenen van die toestemmingen was ook in het |
verleden in feite ten onrechte. Die toestemmingen om te demonstreren werden immers
misbruikt om voor de deelnemende kinderen de feestelijke sinterklaasintocht zoveel mogelijk |
te verpesten. De lokale overheden zijn daarin in de afgelopen jaren laakbaar te kort geschoten. |
Desnoods kunnen de toestemmingen voor zulke demonstraties, mochten die toch worden |
verstrekt, via een kort geding ongedaan gemaakt worden en/of via acties in de lokale politiek
worden tegen gegaan. |
De uitspraak “Zwarte Piet is racisme” was tot voor kort vooral een exotisch politiek correct |
bijgeloof waarvan de aanhangers vooral gevonden werden binnen Groen Links, PvdA en D66, |
Maar de koppeling van deze relatief onschuldige superstitie, aan een reële brute moord uit |
(waarschijnlijk) racistische motieven, verandert dat Zwarte-Pietracisme van iets waar je de |
schouders over kon ophalen, in een zware belediging. |
Dat zo’n belediging vervolgens ook buiten de kring van fanatici wordt overgenomen door |
mainstream politici en bestuurders, burgemeesters van grote steden en N.B. de minister- |
president, doet echt de deur dicht. |
Bijgeloof is één ding, vrijheid van meningsuiting mag daarbij worden ingeroepen, maar een |
zware publieke belediging wordt door bijgeloof niet aanvaardbaar gemaakt of |
gerechtvaardigd. Per saldo ook antisemitisme en jihadisme zijn vormen van bijgeloof. |
Quinsy Gario heeft destijds (2013?) bij Pauw en Witteman vrij omstandig uitgelegd hoe hij |
zijn Zwarte-Pietactie bedacht en geconcipieerd heeft als een vergelding voor het ‘gebrek aan |
respect’ dat zijn moeder ervaren zou hebben op haar Nederlandse werkplek. En zo werd een |
gevalletje AWOL (“absent without official leave’) van een Antilliaans-Nederlandse |
|
|
!
Í
Í
|
|
werkneemster die vond dat zij baas behoorde te zijn over haar eigen tijd ook wanneer die door |
haar werknemer werd betaald, oorzaak van deze nu al ruim 8 jaar durende vete tussen de grote |
meerderheid van het Nederlands publiek en een politiek correcte regentenkaste en haar |
aanhang. |
Quinsy ’s rol is daarbij inmiddels overgenomen door destijds zijn artistieke compagnon, toen |
nog bekend als Kno’Ledge Cesare, nu opererend onder zijn eigen naam Jerry Afriyie, een |
Ghanese immigrant en net als Akwasi ook een nakomeling van de Ashanti een van de meest |
beruchte slavenjagersvolken uit sub-Sahara Afrika, en ook bekend als anti-Israël activist.
In de zo ontstane situatie heeft u helaas steeds vaker te maken met een partijdige overheid die |
zich niet houdt aan de regels van fair play. Aan KOZP actievoerders wordt de hand boven het
hoofd gehouden. Winkeliers en middenstanders ondervinden stille pressie van de kant van de |
Gemeentelijke overheid om de zwartepietfiguur te weren uit hun etalages en uit hun
reclamemateriaal. Lokale sinterklaasintochtorganisaties worden onder zware druk gezet om |
hun zwarte pieten geleidelijk te laten overgaan in roetveegpieten. En helaas houdt onder die |
druk niet elke lokale intochtvereniging de rug recht. Daarnaast zijn er de regenteske ingrepen |
op scholen waarbij door de besturen onder druk van de lokale overheid, gedecreteerd wordt
dat bij het schoolsinterklaasfeest de zwarte-pietfiguur niet meer is toegestaan. |
Deze cumulatie van achterbakse kleinzieligheden maakt het leven er voor u natuurlijk niet |
aangenamer op. Maar u kunt daarbij bedenken dat u niet de enige Nederlander bent die te |
lijden heeft onder een onbetrouwbare overheid, Ikzelf behoor tot de senioren, de |
gepensioneerde Nederlanders, en wordt al vanaf 2009, jaar in jaar uit gekort op mijn pensioen |
dat gedurende de bijna 40 jaar dat ik pensioenpremie betalen moest, mij toegezegd is als een |
welvaartsvast pensioen (mee bewegend met de cao-loonsverhogingen) maar dat mij nu
uitbetaald wordt als een nominaal geldbedrag waar al 12 jaar lang vrijwel niets bijkwam. |
Zo heeft elk zijn eigen sores maar de morele opdracht is om enthousiast te blijven terug |
knokken: “Ecrasez PInfame” (van Voltaire; in vertaling zoiets als: ‘Plet het Walgelijke |
Systeem’). |
Het speelveld voor de komende Sinterklaasvieringen overziend: |
e Er zijn 22 KOZP (Kick Out Zwarte Piet) acties gepland. |
e De kinderen in uw gemeente moeten natuurlijk op een leuke en ontspannen publieke
_ Sinterklaasviering onthaald kunnen worden zonder daarbij in de war gebracht te
worden door gejoel of smalende posters over racisme. |
e _ Om daarbij tegemoet te komen aan de eisen van een minderheid van fanatici door |
bijvoorbeeld de zwarte pieten te vervangen door roetveegpieten is onder de huidige |
omstandigheden een minderwaardig toegeven aan een bedreiging met straatterreur. |
e Er zijn trappen in het gezicht van de Zwarte Pieten beloofd. Ons landsbestuur, bij |
monde van minister-president Rutte bleef daarbij tot nog toe Oost-Indisch doof terwijl
|
|
|
hij sprak over systemisch racisme waaronder kennelijk ook Zwarte Piet gerekend moet
worden.
e Natuurlijk zou bij dreiging met geweld, een straatverbod (als voor hooligans) of
desnoods huisarrest de passende reactie zijn van de politie.
e Maar op uw politiemensen kunt u mogelijk niet rekenen wanneer die bunzig zijn
geworden voor een beschuldiging van ‘systemisch racisme’.
e Voor uw lokale politici geldt mogelijk hetzelfde.
e Blokkeren is in essentie een defensieve actie.
e En ieder mens heeft een grondrecht op zelfverdediging.
Met mijn beste groet,
zeeen Eerste bericht aan de lokale Sinterkdaasintocht organisaties -————-
Op 12 juni 2020 om 22:41luur schreef}
Waarde organisatoren van de lokale Sinterklaasintochten in Nederland,
Ruim twee-en -een-half jaar geleden informeerde ik u over de publicatie van een boekje
“Zwarte Piet is geen Racisme" waarvan u via mijn uitgever een present exemplaar ontving.
We zijn nu zo'n 30 maanden verder en geholpen heeft het niet echt.
Om weer schot in de zaak te krijgen stuurde ik de bijgaande hieronder staande Open Brief aan
de leden van de Tweede Kamer cc. een tiental landelijke bladen.
U ontvangt deze brief in kopie om er mee te doen wat u goed dunkt. |
Met mijn hoogachting en vriendelijke groet,
|
|
4
|
BIJLAGE:
Voorschoten, 5 juni 2020
Een open brief aan de Tweede Kamer,
Ce: landelijke dag- en weekbladen |
RUTTE SCHAFT ZICH AF |
De door KOZP georganiseerde Damdemonstratie op de jl. Eerste Pinksterdag lokte |
tegenstrijdige reacties uit. In eerste instantie concentreerde het debat zich op de mogelijke |
gevaren voor de volksgezondheid. Pas later, in de Kamerdebatten, werd het gebeuren in zijn |
ideologische context geplaatst. |
Mijn eerste reactie gaf ik jl, woensdag in het hier volgende ingezonden stuk aan de Telegraaf
waar ik verder niets op terug hoorde: |
|
DE KRITIEK OP HALSEMA |
Door onvoorziene omstandigheden werd burgemeester Halsema mikpunt van onterechte |
kritiek. Realistisch gezien: Het schoonvegen van de Dam met de lange lat zou zelfs Annabel |
Nanninga te ver zijn gegaan. Dus moest de Damdemonstratie zijn beloop hebben. Halsema
was daarbij dupe van afspraken met een onbekwame of onbetrouwbare organiserende partij: |
KOZP meldde hooguit 300 deelnemers maar was gelijktijdig via WhatsApp en Facebook druk |
bezig om zoveel mogelijk mensen naar de Dam te halen. Die overvolle Dam was voor |
Halsema totaal onvoorzien maar was hun werk. Burgemeester Halsema had echter oog |
moeten hebben voor een heel ander aspect van deze aangevraagde demonstratie: Een |
demonstratie tegen een racistische moord georganiseerd door de actiegroep Kick Out Zwarte |
Piet is een grove ongerijmdheid, is net zoiets als een demonstratie tegen kindermishandeling |
georganiseerd door de anti-abortusorganisatie Schreeuw om Leven: belachelijk, |
ongeloofwaardig en ongepast. Burgemeester Halsema had beter moeten nadenken en had |
zich moeten realiseren dat zij ook burgemeester is voor al die Amsterdamse kindertjes die hun |
Sinterklaas willen vieren mèt Zwarte Piel.
Omdat ik het ingezonden stuk kort wilde houden ben ik op de morele aspecten van de KOZP- |
actie niet dieper ingegaan. Laat ik daarover nu duidelijk zijn: |
Het is kwalijk, intens gemeen en lasterlijk, dat KOZP op die manier een link heeft gelegd |
tussen een racistische politiemoord (formeel doodslag, op George Floyd) in de VS en de
Nederlandse zwartepiettraditie die, hoe je het ook keert of wendt, met racisme niets van doen |
heeft (geen enkele raciale groep wordt door het verschijnsel Zwarte Piet op enigerlei wijze
materieel of immaterieel benadeeld). De uitspraak “Zwarte Piet is racisme” is dan ook in de
eerste plaats een lasterlijke leugen. Dat die uitspraak daarnaast ook een vrije meningsuiting is, |
is geen excuus. Fatsoen en respect voor de tegenpartij horen ook te gelden bij |
meningsuitingen. |
Het was apert vals spel om een al jaren lopend conflict dat via politiek correcte publiciteit |
werd uitgelokt en geforceerd is opgespeeld, zo volstrekt opportunistisch op lasterlijke wijze te |
koppelen aan die racistische moordpartij in de VS.
’ |
|
Je kunt nog aannemen dat Halsema in een moeilijke situatie die haar boven het hoofd groeide |
dit soort samenhangen over het hoofd heeft gezien. Maar dat Rutte na afloop bij rustige |
bezinning tijdens het Kamerdebat het nodig vond te gaan getuigen van zijn ‘change of heart’ |
betreffende Zwarte Piet, getuigt van een minachting voor de kiezer die binnen ons land |
uitzonderlijk genoemd mag worden. Ik weet niet of Rutte het zelf door had maar in feite heeft |
hij, door zich in dat debat aan te sluiten bij het KOZP-standpunt, de overgrote meerderheid |
van het Nederlandse volk waaronder ook de meerderheid van de VVD-stemmers, weg gezet |
als eigenlijk toch wel een stel racisten. |
Onze premier is mensen tegengekomen die ‘zich ongelofelijk gediscrimineerd voelen omdat
die Piet zwart is’ (een duidelijk gevalletje aanstellerij vanuit een boosaardige opzet, lijkt mij)
‘en dat is toch wel het laatste wat je wilt bij het Sinterklaasfeest’. Langs die motivatielijn zou |
je dus ook de Gay Parade niet moeten willen, of kun je ín feite elke publieke (politieke,
sociale of godsdienstige) manifestatie afwijzen zodra er lieden naar voren komen die |
verklaren zich daardoor gediscrimineerd of gekwetst te voelen. Ik herinner mij te hebben |
gelezen dat in de eerste helft van de vorige eeuw van dit soort tactieken ampel gebruik is |
gemaakt door het publieke antisemitisme (af en toe rispt dat nog op, bijvoorbeeld in het debat |
over ‘kosher’ slachten). |
Onze premier heeft dus een soort ‘bekering’ meegemaakt waardoor hij niet meer de politicus |
is waarop de kiezers in maart 2017 hebben kunnen stemmen en door wie de VVD de grootste |
partij werd. Dit soort bekeringen is niet courant maar wel bekend uit onze staatkundige |
geschiedenis: Henri Marchant, vrijzinnig hervormd, was leider van de Vrijzinnig |
Democratische Bond (een vooroorlogse voorloper van de VVD — een partij voor nette
buitenkerkelijken en vrijzinnig hervormden, met voor die tijd progressieve ideeën maar wars |
van het socialisme). Die VDB werd in 1933 coalitiepartner in het tweede kabinet Colijn |
waarbij Marchant de onderwijsportefeuille toegewezen kreeg. In 1934 werd bekend dat |
minister Marchant zich heimelijk bekeerd had en was overgegaan naar de Rooms Katholieke |
kerk. Dit dwong hem tot aftreden. In die tijd gold in de RK gezindte als geloofsfeit dat de |
ongelovige na zijn dood zou branden. Die voorziene hellevaart voor een groot deel van zijn '
kiezers, sloot voor Marchant een voortgezette politieke geloofwaardigheid uit. Voor Rutte |
geldt nu een soortgelijk dilemma: zijn ideologische bekering tot de KOZP-visie bestempelt |
een belangrijk deel van zijn kiezers nu tot racisten (een soort ideologische hellevaart). |
Rutte zou de eer aan zich kunnen houden en aftreden. In het andere geval zou de Tweede |
Kamer via een motie het vertrouwen in zijn persoon als premier van Nederland moeten |
opzeggen. |
Í
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Raadsadres | 6 | train |
VN2023-004499 N% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
Ruimte en ve : "
Duurzaamheid % Amsterdam Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o7 september 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Voedsel
Openbare Ruimte en Groen
Agendapunt 11
Datum besluit
Onderwerp
Vleesreclames openbare ruimte
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de (juridische) mogelijkheden om geen
vleesreclames meer in de openbare ruimte te hebben.
Wettelijke grondslag
e Schriftelijke vragen: artikel 84, Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies
Amsterdam
Bestuurlijke achtergrond
In 2019 is gestart met de voedselstrategie om voedsel structureel op de Amsterdamse agenda
te zetten en daarmee een bijdrage te leveren aan de transitie van het huidige voedselsysteem.
Amsterdam onderschrijft zo de essentie en vrgentie om te werken aan een gezond, eerlijk en
duurzaam voedselsysteem. De manier waarop we voedsel produceren, distribueren, bewerken en
consumeren vormt immers een centrale rol in welzijn van mensen, dieren, klimaat en planeet. Als
één van de zes actielijnen is de eiwittransitie (meer plantaardig) benoemd omdat het verminderen
van consumptie van dierlijke eiwitten een belangrijk vitgangspunt is voor een gezond en duurzaam
dieet.
De actualisatie van de voedselstrategie zal voor het zomerreces aan v worden toegezonden.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.7 1
VN2023-004499 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii
Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o7 september 2023
Ter kennisneming
Ja, mondelinge toezegging bij de rondvraag in raadsvergadering van 22 september jl.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-052195 1. RIB vleesreclames Openbare ruimte 23 juni 2023 DEFINITIEF. pdf (pdf)
AD2023-010129 Commissie DC Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Frank Bakkum, [email protected]
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1423
Publicatiedatum 24 december 2015
Ingekomen onder E
Ingekomen op woensdag 16 december 2015
Behandeld op woensdag 16 december 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de Verordening parkeerbelastingen 2016
(bezoekersregeling ook voor OV en OV-fiets).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Verordening parkeerbelastingen 2016 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1261).
Constaterende dat:
— de bezoekersregeling parkeren een (kleine) toename op de parkeerdruk en
het autoverkeer veroorzaakt;
— de bezoekersregeling parkeren in strijd is met de plannen voor het verbeteren van
de luchtkwaliteit in Amsterdam;
Overwegende dat:
— het wenselijk is een bezoekersregeling uit te werken waarbij bezoek per OV of
fiets gestimuleerd wordt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de bezoekersregeling aan te passen met mogelijkheden van bezoek per OV of OV-
fiets, bijvoorbeeld door middel van kortingsbonnen voor deze vervoersmogelijkheden.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 2003
Datum indiening 21 mei 2019
Datum akkoord 16 december 2019
Publicatiedatum 17 december 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Simons inzake mogelijk institutioneel
racisme en etnisch profileren door de Belastingdienst.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op 20 mei 2019 verscheen een artikel van dagblad Trouw waaruit blijkt dat sinds
2014 stelselmatig ouders met een biculturele en/of migratie-achtergrond door de
Belastingdienst gedupeerd zijn op basis van hun (etnische) afkomst met betrekking
tot hun aanvraag voor kinderopvangtoeslag.
De fractie van BIJ1 heeft deze signalen ook los van dit artikel ontvangen.
Gastouderbureaus, kinderdagverblijven en ouders uit verschillende gemeenten zoals
Almere en Eindhoven melden dat zij van de ene op andere dag hun toeslagen
kwijtraakten. Onderzoek wees uit dat in alle gevallen sprake was van een andere
(tweede) nationaliteit of afkomst dan “de Nederlandse”.
Dit duidt volgens de fractie van BIJ1 op institutioneel racisme en/of etnisch profileren.
De Belastingdienst stelt dat de tweede nationaliteit ook de Nederlandse kan zijn.
Maar dat gaat na 2015 in elk geval niet meer op. Toen werd besloten dat gegevens
over tweede nationaliteit niet meer opgenomen zouden worden in de Basisregistratie
Personen (BRP). Als iemand de Nederlandse nationaliteit heeft, wordt alleen dat nog
vermeld. De Belastingdienst ‘beschikt over oorspronkelijke gegevens in de BRP en
beziet momenteel de mogelijkheden om deze gegevens te schonen in de systemen’,
zegt het in reactie op vragen van Trouw en RTL.
Volgens Jelle Klaas van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten
moet de Belastingdienst ‘veel beter uitleggen’ waarom het gegevens over tweede
nationaliteit heeft verzameld, gebruikt en verwerkt. “Als tweede nationaliteit inderdaad
geen enkele rol speelt, waarom kijk je er dan naar?” Bovendien, zegt Klaas, is in de
zaak van Gökce mogelijke fraude van het gastouderbureau de aanleiding voor
onderzoek door de Belastingdienst. “Dan doet nationaliteit er helemaal niet toe. Dan
mogen ze het niet registreren en niet verwerken.”
De Belastingdienst opereert landelijk en dat kan betekenen dat ook Amsterdammers
geraakt kunnen zijn door de wantoestanden bij de Belastingdienst.
' https://www.trouw.nl/samenleving/alleen-de-ouders-van-buitenlandse-afkomst-waren-opeens-hun-
kindertoeslag-kwijt-a3bf4047/
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ee ember 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 21 mei 2019
Institutioneel racisme is een splijtzwam in onze samenleving die vergaande gevolgen
kan hebben voor de gedupeerden. Bovendien is het in strijd met Artikel 1 GW, dat
stelt dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk behandeld
dienen te worden.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Simons, namens de fractie van BIJ1, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met eerder genoemd artikel in Trouw? (zie voetnoot)
Antwoord op vraag 1:
Ja.
2. Kan het college bevestigen of ontkennen dat in Amsterdam vóór, sinds of na 2014
kinderdagverblijven, gastouderbureaus en/of ouders in het kader van
fraudeonderzoek geregistreerd staan bij de Belastingdienst?
3. Kan het college bevestigen of ontkennen dat hierbij ook de (tweede) nationaliteit
geregistreerd is?
4. Zoja, is hiervan ook sprake geweest na de beleidswijziging in 2015?
5. Zo nee, kan het college bij de Belastingdienst nagaan of hiervan sprake is
(geweest)?
6. Heeft het college inzicht in hoeveel Amsterdammers hun kindertoeslag zijn
kwijtgeraakt vóór, sinds of na 2014?
7. Zoja, zijn er cijfers dan wel inzicht op de afkomst, etniciteit dan wel nationaliteit
van betrokkenen?
8. Zoja, hoe groot is het percentage van de groep waarbij sprake is van een
biculturele afkomst, etniciteit dan wel andere (tweede) nationaliteit dan de
Nederlandse?
Antwoord op vragen 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8:
Het college heeft geen zicht op de manier op de Rijksbelastingdienst omgaat met
persoonskenmerken, bijvoorbeeld in relatie tot het toetsen en uitkeren van
toeslagen. Het college heeft evenmin zicht op het aantal Amsterdamse
kinderdagverblijven, gastouderbureaus en/of ouders in het fraudeonderzoek van
de Rijksbelastingdienst.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ee ember 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 21 mei 2019
9. Als het college geen cijfers heeft zoals bedoeld bij vraag 6, is men bereid deze
cijfers te achterhalen?
10. Zo niet: waarom niet?
11. Zo ja, op welke termijn zijn deze beschikbaar?
Antwoord op vragen 9, 10 en 11:
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is een onderzoek gestart naar het bezit en
gebruik van gegevens over tweede nationaliteit door de Rijksbelastingdienst.
Op 14 november 2019 is het rapport van de commissie Donner over de
fraudeaanpak bij kinderopvangtoeslag verschenen? De Rijksbelastingdienst heeft
de adviezen van deze commissie overgenomen. Tevens onderzoekt nu de Audit
Dienst Rijk of er ouders zijn die ook gecompenseerd moeten worden omdat zij op
dezelfde wijze gedupeerd zijn.
12. Is het college bereid, de Belastingdienst aan te spreken en aan te dringen op
onderzoek dat kan bevestigen of ontkrachten dat er sprake van etnisch profileren
met betrekking tot kinderopvangtoeslagen?
Antwoord op vraag 12:
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is een onderzoek gestart naar het bezit en
gebruik van gegevens over tweede nationaliteit door de Rijksdienst Belastingen.
Op 14 november 2019 is het rapport van de commissie Donner over de
fraudeaanpak bij kinderopvangtoeslag verschenen. De Belastingdienst heeft de
adviezen van deze commissie overgenomen. Tevens onderzoekt nu de Audit
Dienst Rijk of er ouders zijn die ook gecompenseerd moeten worden omdat zij op
dezelfde wijze gedupeerd zijn.
13. Beschikt het college over cijfers van het aantal kinderopvang-instellingen dat door
een beschuldiging van fraude door de Belastingdienst de deuren heeft moeten
sluiten?
14. Zo ja, om welk aantal gaat het en in welke stadsdelen zijn deze gevestigd”?
Antwoord op vragen 13 en 14:
Zie het antwoord op de vragen 2 t/m 8.
15. Zo niet, is het college bereid, vraag 13 actief te onderzoeken?
16. Zo niet, waarom niet?
Antwoord op vragen 15 en 16:
Zie het antwoord op de vragen 9 t/m 12.
2 https://www.belastingdienst.nl/wps/wem/connect/bldcontentnl/berichten/nieuws/rapport-donner
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ee ember 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 21 mei 2019
17. Is het college het met de fractie van BIJ1 eens dat etnisch profileren onwettelijk
en onacceptabel is?
Antwoord:
Ja.
18. Op welke manier kan worden opgetreden tegen het institutionele racisme van
de Belastingdienst?
Antwoord op vraag 18:
De staatssecretaris van Financiën meldt in zijn brief van 15 november 2019 dat
gegevens over de tweede nationaliteit niet meer toegankelijk zijn voor de
medewerkers van Toeslagen van de Rijksdienst Belastingen. Tevens geeft hij aan
dat hij de Tweede Kamer zal informeren over de resultaten van het onderzoek
van de Nationale Ombudsman naar de behandeling van klachten bij de overheid
over etnisch profileren, waarin ook de Rijksdienst Belastingen wordt onderzocht.
19. Is het college bereid gedupeerden actief te benaderen en bij te staan om hun
recht en (financiële) genoegdoening alsnog te halen?
Antwoord op vraag 19:
Nee. Wanneer mensen vermoeden gedupeerd te zijn door de Rijksdienst
Belastingen, kunnen zij zich melden bij de Rijksdienst Belastingen.
De staatssecretaris van Financiën heeft het advies van de commissie Donner
overgenomen om de materiële en de immateriële schade van ouders die zijn
gedupeerd te compenseren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
Kwartaalrapportage O2 2019 |
Programma Lightrail 2020 -2040
PLR/OVG/113
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Kwartaalrapportage O2 2019
Programma Lightrail 2020 — 2040
Verslag nummer 4
Dossier Kwartaalrapportages Programma Lightrail 2020 -2040
Documentnummer PLR/OVG/113
2
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage Q2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Inhoud
1 InleiMI 0D „rnnenraneersensereneerseensnnner nnen dnarnnnere vin deeennsnendnanennnsnspnse njvennd mann sedenen aptwee ennen Ú
1.1 Doel kwartaalrapportage en rapportageperiode ……..nnnnnsnnonernserneennneneensenneeneennensnneneenvennens Zj
1.2 Managementsamenvatting unsere veorverranennenssensseneneennervenssersennvennnvenrsensnenerennsenvensoreresereren Á
15 LEGEWIJZEN mennen ene nn ee gene ng Ô
2 Voortgang programma …nsansrssnssnsrrnsnsnensenanensensnnnnnenennennenenennennnnnensnnnnnnvennnnnenennnnnrenn J
2.1 Aanleiding, doelstelling en voortgang van het programma …annsenrenensnrenseneneneennveneernvenenene 7
2.2 Voortgang doelstelling 2 : Advies voorkeurstracé, systeemkeuzes en kosten … nn... 9
2.3 Voortgang doelstelling 2: Opstellen lightrailkalender 2020-2040 ….….nssnsnennenneneensennene eneen LO
2.4 Voortgang doelstelling 3: Stakeholdermanagement binnen gemeente Amsterdam en
COMUS waeren son gees ener reen ereen en vvt een nisse LO
3 Programmabeheersing ….rssssrsensnssnsenerensnennnssenssnnenenvensssernessnnenennnnnnnen keere nnsenvnsenrsen 13
za Protfamaplan NG msnen nennen neten Â3
3.2 Onderbouwing financiële behoefte … …….....nsnnssenseerenenenerenverensersenenserseeenensneernenrenneneeenne LL
33 Risieomanagement...nmsenevsnerensesnanvennrnvessngevnvenrsers seovedevonvevensenevanrneveennnntdennnntenonseensenesenend
Zeh, TEHENSPFAAR svenn ve ver verevenen varen meren
3
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
1 Inleiding
1.1 Doel kwartaalrapportage en rapportageperiode
Voor u ligt de eerste kwartaalrapportage van het programma Lightrail 2020 - 2040. Het
programma is ondergebracht bij de afdeling Bijzondere Opdrachten van Metro en Tram. Het
programma Lightrail 2020 — 2040 is gestart in janvari 2019. Deze kwartaalrapportage geeft het
gemeentebestuur, de gemeente directies en de strategische partners inzicht in het gevolgde
proces tot en met het tweede kwartaal van 2019. Een voortgangsrapportage met de bereikte
resultaten volgt in november 2019 ten behoeve van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma
Infrastructuur Ruimte en Transport (BO MIRT).
1.2 Managementsamenvatting
Start programma Lightrail 2020 -2040
In janvari 2019 is het Programma Lightrail 2020- 2040 binnen Metro en Tram van start gegaan in
opdracht van de Stedelijk Directeur Ruimte & Economie. Het programma heeft als hoofddoel de
Amsterdamse bijdrage te leveren en te bewaken in het onderzoek naar een toekomstbestendig
mobiliteitssysteem Amsterdam-Schiphol. Een samenwerkingsverband van 7 partijen werkt
gezamenlijk de hypothese uit dat het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en
Hoofddorp en het sluiten van de Ringlijn een groot probleemoplossend vermogen heeft voor de
bereikbaarheidsopgave aan de westzijde van de stad. Het onderzoek , met de programmanaam
“Onderzoek Metropoolnet”, is verdeeld in 3 werkstromen, waarbij Amsterdam, samen met de
gemeente Haarlemmermeer, de trekker is van de werkstroom Tracé en kosten.
Daarnaast werkt het programma Lightrail aan een (regionale) lightrailkalender 2020-2040. Doel is
de gebiedsontwikkelingen en de aanpassingen en/of uitbreidingen van het OV-netwerk in de
metropoolregio in relatie tot de voorgestelde uitbreidingen van de 2 metrolijnen in kaart te
brengen af te stemmen en gezamenlijk te coördineren.
Tracé’s en kosten
Multidisciplinaire werkgroepen hebben de verschillende tracé's geïnventariseerd, vitgewerkt en
getrechterd. Dit heeft geresulteerd in 4 “meest kansrijke varianten” voor het tracé Zuidas-
Schiphol-Hoofddorp en voor het tracé tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal (kleine ring)
zijn 5 tracés als kansrijk in het vizier.
Voor de aanleg tracé's Zuidas-Schiphol-Hoofddorp zijn de eerste kostenberekeningen gemaakt. In
het komende kwartaal worden de aanlegkosten voor de kleine ring vitgewerkt.
Tevens is gekeken naar de verschillende systeemkeuzes zoals o.a. de keuze voor het rijdend
materieel, bestuurderloos rijden, de locatie van de emplacementen en de werkplaats (onderhoud).
Ook het thema duurzaamheid krijgt aandacht. De verschillende systeemkeuzes hebben
consequenties voor de exploitatie (o.a. lijnennet, nachtvenster, verkeersleiding) en de kosten van
zowel de aanleg als het beheer en onderhoud (Life Cycle Cost).
4
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Overige werkstromen
De eerste resultaten van de werkstroom Tracé's en kosten zijn input voor de overige 2
werkstromen “bekostiging en businesscase” (trekkers Schiphol en NS) en “vervoerkundige
uitwerking” (trekkers VRA, NS en ProRail). Amsterdam levert ook capaciteit en inhoudelijke input
aan deze werkgroepen.
In het eerste half jaar is veel aandacht besteed aan de bekostiging van de uitbreiding van de 2
metrolijnen. In de komende kwartalen krijgt de business case meer aandacht. Deze zal ook
worden ingebracht in het lopende traject “G4 Business case”.
Stakeholdermanagement
De VRA is verantwoordelijk voor het stakeholdermanagement van de 7 samenwerkende partijen.
Het Programma Lightrail 2020-2040 richt zich in eerste instantie op het stakeholdermanagement
binnen de gemeente opdat de lopende initiatieven van de verschillende diensten op elkaar worden
afgestemd. Nauwe samenwerking is gezocht met het MIRT programma “Samen Bouwen aan
Bereikbaarheid” en het project Zuid West Amsterdam Schiphol Hoofddorp (ZWASH).
Afgesproken is dat het hypotheseonderzoek en ZWASH dezelfde uitgangspunten hanteren en dat
de besluitvorming gezamenlijk plaatsvindt in het BO MIRT. Ook vindt afstemming plaats met de
ambtelijke werkgroep Openbaar Vervoer Schaalsprong en projecten als Regionaal Toekomstbeeld
Openbaar Vervoer 2040, Zuidasdok, Signalling & Control (S&C) en gebiedsontwikkelingsprojecten
als Havenstad, De Schinkel en Zuidas.
Planning
In de ze fase van dit programma wordt getoetst in hoeverre de twee genoemde metro-
uitbreidingen voorzien in een toekomstvaste oplossing voor de urgente bereikbaarheidsopgave.
De 1e fase wordt afgesloten met een bestuurlijk besluit op basis van de samenhangende
uitkomsten van de drie werkstromen uit deze fase. De getrapte besluitvorming in het BO MIRT is
voorzien in november 2019 (voortgangsrapportage) en O1 2020 (eindrapportage). In de tijdspanne
tussen beide rapportages worden de resultaten van het hypotheseonderzoek in de context
geplaatst van de gebiedsontwikkeling, het hoofdspoor en het onderliggend OV netwerk (bus en
tram).
Financiën
Het programmaplan Lightrail 2020 — 2040 is nog niet formeel vastgesteld door het College, omdat
de financiële dekking van de geraamde kosten nog niet rond is. Dit wordt in Q4 opgelost en wordt
het plan ter besluitvorming voorgelegd aan het College van B&W.
Verwachting is dat benodigde budget voor 2019 € 1,0 miljoen bedraagt. Vooralsnog is € 0,5
miljoen uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds toegekend. In overleg met het cluster Ruimte &
Economie, VROR en GRO is aanvullende dekking gezocht vit het vereveningsfonds (€ o,5 miljoen
in 2019 en € 1,0 miljoen in 2020). Via de Najaarsnota 2019 wordt een onttrekking €0,5 miljoen vit
het Vereveningsfonds voorgesteld. Bij de Voorjaarsnota 2020 zal € 1 miljoen uit het
Vereveningsfonds worden aangevraagd.
Risico's
1. De positieve effecten op het totale regionale OV netwerk van de combinatie van de tracés Zuid-
Schiphol-Hoofddorp en sluiten kleine ringlijn tussen Isolatorweg — Centraal Station komen
onvoldoende over het voetlicht. De kracht van het hypotheseonderzoek ligt juist in de
5
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage Q2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum _ 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
combinatie van beide tracés: de koppeling van de ringlijn aan de Oostlijn heeft voordelen voor
het totale OV netwerk. Beheersing van dit risico door het versterken van de argumentatie voor
het sluiten van de ringlijn. Aantonen voordelen voor het totale netwerk door de koppeling met
de Oostlijn door de vervoerwaarde aan te tonen (middels uitkomsten uit de werkstroom 3).
2. Start MIRT-verkenning maart 2020: Omdat het MIRT-onderzoek ZWASH vertraging heeft
opgelopen kan het niet afgerond worden op het BO MIRT 2019. Dit kan vertragend werken op
het hypotheseonderzoek. Beheersing van dit risico door de voortgangsrapportage
“Onderzoek Metropoolnet” te agenderen in het BO MIRT in november 2019 en te koersen op
een extra BO MIRT in maart 2020. Tevens de Businesscase G4 bij BO MIRT als kapstok
gebruiken voor het presenteren van het Onderzoek Metropoolnet.
3. Regionaal draagvlak. Om de kansen voor de inzet te verstevigen is breed regionaal draagvlak
een pré. Beheersing: met hypotheseonderzoek meerwaarde aantonen van de 2 metro
uitbreidingen. Daarnaast uitvoeren stakeholdermanagement richting GVB, Zaandam, Almere,
Provincie Noord Holland, Provincie Flevoland etc. Ook in Metropool Regio Amsterdam (MRA)
verband wordt aandacht besteed aan het belang van de ontwikkeling en programmering van
het OV net.
1.3 Leeswijzer
De voortgang van het Programma Lightrail 2020- 2040 is beschreven in hoofdstuk 2. Hierbij wordt
specifiek ingegaan op de programmadoelstellingen, het Amsterdamse aandeel in het
hypotheseonderzoek (met name werkstroom a Tracé en Kosten), de programmering van de
Lightrailkalender 2020-2040 en het uitgevoerde stakeholdersmanagement.
In hoofdstuk drie worden de verschillende beheersingsaspecten van het programma toegelicht
waaronder de programmaplanning, begroting en financiën en het risicomanagement.
6
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
2 Voortgang programma
Aangezien dit de eerste kwartaalrapportage is, wordt in paragraaf 2.1 nog een keer kort ingegaan
op de aanleiding van het programma en de programmadoelstelling, zoals deze is beschreven in
het programmaplan. Vervolgens wordt in de paragraven 2.2 tm 2.4 de voortgang per doelstelling
kort samengevat.
2.1 Aanleiding, doelstelling en voortgang van het programma
Onderzoek Metropoolnet
De aanleiding voor het opstarten van het programma Lightrail 2020 -2040 is de zogenaamde
Hypothesebrief “Toekomstbestendig mobiliteitssysteem Amsterdam-Schiphol” aan Staatssecretaris
S. van Veldhoven d.d. 11-12-2018.
De Gemeente Amsterdam, Gemeente Haarlemmermeer, Schiphol, KLM, NS, Prorail & VRA zetten
zich samen in voor een toekomstbestendig mobiliteitssysteem Amsterdam — Schiphol. Zij werken
gezamenlijk de hypothese uit dat het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en
Hoofddorp en het sluiten van de Ringlijn een groot probleemoplossend vermogen heeft voor de
bereikbaarheidsopgave aan de westzijde van de stad. De VRA heeft hierbij de coördinerende rol
tussen de 7 partijen. Inmiddels hebben de 7 partijen de uitwerking van de hypothese de naam
“Onderzoek Metropoolnet” gegeven.
De 7 partijen hebben de uitwerking verdeeld aan de hand van drie hoofdwerkstromen :
a) Tracé en kosten (trekker: Gemeente Amsterdam, Haarlemmermeer)
b) Bekostiging & business case (trekkers: Schiphol, NS)
c) Vervoerskundige uitwerking (trekkers: VRA, NS, ProRail)
De VRA is verantwoordelijk voor de overall coördinatie van de 3 werkstomen inclusief externe
communicatie en stakeholdermanagement. Op uitvoerend niveau komen de trekkers van de 3
werkstromen wekelijks bijeen in een projectgroepvergadering onder leiding van de VRA. Hier
wordt de voortgang per werkstroom besproken en vindt bijsturing plaats. Indien nodig wordt
geëscaleerd naar het directeurenoverleg.
De zeven partijen komen op directeursniveau 3 wekelijks bijeen onder voorzitterschap van de VRA.
Namens Amsterdam nemen de Stedelijk Directeur Ruimte & Economie en de
Programmadirecteur Lightrail 2020 -2040 deel. Het Ministerie I&W heeft ervoor gekozen om zich
te laten vertegenwoordigen door de programmamanager Samen Bouwen Aan Bereikbaarheid, die
aan dit overleg deelneemt als agendalid. Overige stakeholders als o.a. GVB, Provincie Noord-
Holland en Gemeente Amstelveen worden door de VRA uitgenodigd voor de klankbordgroep.
In de ze fase van dit programma wordt getoetst in hoeverre de twee genoemde metro-
uitbreidingen voorzien in een toekomstvaste oplossing voor de urgente bereikbaarheidsopgave.
De 1e fase wordt afgesloten met een bestuurlijk besluit op basis van de samenhangende
uitkomsten van de drie werkstromen uit deze fase. De getrapte besluitvorming in het BO MIRT is
7
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
voorzien in november 2029 (voortgangsrapportage) en Q1 2020 (eindrapportage). In de tijdspanne
tussen beide rapportages worden de resultaten van het hypotheseonderzoek in de context
geplaatst van de raakvlakken met gebiedsontwikkeling, hoofdspoor en onderliggend OV netwerk
(bus en tram).
Programma Lightrail 2020-2040
In O1 2019 is in opdracht van de Stedelijk Directeur Ruimte & Economie het Programma Lightrail
2020 — 2040 gestart. Dit programma richt zich op :
1. Hetrealiseren van de Amsterdamse bijdrage aan het Onderzoek Metropoolnet: de versnelling
in en de voorbereiding van de besluitvorming over de uitbreiding van het Amsterdamse
metroareaal naar Schiphol-Hoofddorp en het sluiten van de Ringlijn tussen station
Isolatorweg naar Centraal Station.
Dit moet resulteren in een advies voor een voorkeurstracé, inclusief hoofdkeuzes t.a.v.
systemen en rijdend materieel. Van deze voorkeursvariant zal een kostenindicatie opgesteld
worden voor de initiële aanleg, exploitatie en beheer & onderhoudskosten.
2. Inhetlicht van de prioriteit voor deze 2 mogelijke uitbreidingen van het metronet komen tot,
en bijhouden van, een lightrail agenda gericht op het bereikbaar en leefbaar houden van
Amsterdam in de periode 2020 — 2040.
3. Het programmateam vormt de verbindende factor tussen de verschillende stakeholders
binnen de gemeente Amsterdam (en overige stakeholders in samenwerking met de VRA),
stelt het gemeenschappelijk belang centraal bij de inhoudelijke vitwerking en neemt bij
eventuele conflicten in belangen, een faciliterende rol in om deze te overbruggen en tot
besluitvorming te brengen.
Afbakening O2 rapportage
Werkstroom a: Tracé en kosten
Deze rapportage richt zich op het Programma Lightrail 2020 — 2040, en de bijdrage die
Amsterdam levert aan het “Onderzoek Metropoolnet” via het trekkerschap van werkstroom a)
Tracé en kosten. De overige werkstromen door andere partijen opgepakt en zijn als zodanig geen
onderdeel van deze rapportage.
Op deze werkstromen is Gemeente Amsterdam weliswaar niet in de lead, maar zal Amsterdam
wel om input en standpunten gevraagd gaan worden. Vanuit het Programma Lightrail 2020 — 2040
wordt de Amsterdamse bijdrage aan deze twee werkstromen geleverd en bewaakt
Procesinformatie
Deze rapportage beschrijft het proces dat is gevolgd. De inhoudelijke resultaten van de
werkstroom “Tracé en Kosten” worden in het 3e kwartaal gebundeld met de resultaten van de
overige 2 werkstromen, en gepresenteerd in een voortgangsrapportage voor het BO MIRT van
november 2019.
8
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
2.2 Voortgang doelstelling a : Advies voorkeurstracé, systeemkeuzes en
kosten
Uitgevoerde activiteiten
Tracé
De werkgroep tracé, met deelnemers van de gemeente Amsterdam (MET, VO&R en R&D),
gemeente Haarlemmermeer, VRA en Schiphol, is gestart met het in kaart brengen van de
mogelijke tracé's en bijbehorende stations van de twee metrolijnen. De veelheid aan tracé-
varianten is getrechterd aan de hand van een afwegingskader en een beoordelingsmatrix. Bij de
eerste trechteringsronde is met name gekeken naar de techniek en ruimtelijke inpassing (o.a.
aspecten als maakbaarheid, ontwerpeisen, snelheid, systeemkeuzes, kosten realisatie). Voor de
overgebleven varianten zijn in de 2° trechteringsronde bandbreedtes bepaald op aspecten als o.a.
vervoerwaarde, reistijd, frequentie en capaciteit.
Hiermee is het aantal varianten voor het tracé Zuidas-Schiphol-Hoofddorp van circa 35 geslonken
naar 4 “meest kansrijke varianten”. Voor het tracé tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal zijn
5 tracés als kansrijk in het vizier.
In overleg met de verschillende gebiedsontwikkelingsprojecten (o.a.ZWASH, Havenstad, de
Schinkel, Schiphol Area Development Company (SADC) en de gemeente Haarlemmermeer) heeft
een inventarisatie plaatsgevonden van de grondposities langs de kansrijke tracés en de
beschikbare reserveringen voor een metroverbinding.
Systeemkeuzes en kosten
De aanleg van een nieuw metrotracé is slechts een onderdeel van een werkend vervoersysteem,
daarnaast wordt gekeken naar het beheer en onderhoud, materieel etc. De werkstroom
systeemkeuzes en kosten heeft de verschillende systeemkeuzes in kaart gebracht. Experts van het
GVB zijn hierbij geconsulteerd. Onderwerpen hierbij zijn o.a. de keuze voor het rijdend materieel,
bestuurderloos rijden, de locatie van de emplacementen en de werkplaats (onderhoud). Ook het
thema duurzaamheid krijgt aandacht in onderzoek naar energieneutrale exploitatie, hergebruik
van materialen, klimaatadaptatie en groenvoorzieningen. De verschillende systeemkeuzes
hebben consequenties voor de exploitatie (o.a. lijnennet, nachtvenster, verkeersleiding) en de
kosten van zowel de aanleg als het beheer en onderhoud (Life Cycle Cost). De ten tijde van
aanbesteding reeds beproefde ICT systemen en ingerichte operationele processen op de
Noord/Zuidlijn en het bestaande net zullen worden toegepast. Dit levert besparingen in de
ontwerpfase, levert een lager risicoprofiel en een kortere realisatietijd. Voor de kosten van het
beheer en onderhoud (LCC) wordt zoveel mogelijke uitgegaan van standaardisatie.
Op basis van de opgedane kennis met de aanleg van de Noord/Zuidlijn is een eerste
kostenberekening gemaakt voor de aanlegkosten (CAPEX) van de verschillende varianten van het
tracé Zuidas-Schiphol-Hoofddorp.
Vooruitblik O3
In augustus zullen de aanlegkosten van de kansrijke varianten tracé Isolatorweg - Amsterdam
Centraal worden berekend. Daarnaast zal nadere afstemming plaats vinden met Havenstad over
de tracé's en de stationslocaties. Ook voor het tracé Amsterdam, Schiphol en Hoofddorp wordt
afgestemd met projectteam Schinkel, SADC en gemeente Haarlemmermeer.
Om de verschillende tracévarianten met elkaar te kunnen vergelijken zullen de rijtijden worden
berekend (input voor werkstroom vervoerskundige vitwerking) en de Life Cycle Costs.
9
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage Q2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Op basis van resultaten uit de andere werkstromen (businesscase en vervoerskundige vitwerking)
zal de beoordelingsmatrix voor de verschillende metrotracés verfijnd worden, en zullen via een 3e
trechtering de voorkeurstracé’s worden bepaald.
Voornemen is om voor deze voorkeurstracés second opinions te laten uitvoeren door boorexperts
op de techniek en door financiële experts op de aanlegkosten. Ook op andere onderwerpen als
duurzaamheidsberekeningen en kosten operatiefase worden experts geraadpleegd.
Deze worden in november 2019 in een voortgangsrapportage opgenomen. Voornemen is deze
rapportage voor te leggen aan het bestuurlijk Overleg MIRT.
2.3 Voortgang doelstelling 2: Opstellen lightrailkalender 2020-2040
Uitgevoerde activiteiten
Het programma Lightrail stelt in samenwerking met andere partijen een Lightrailkalender 2020 —
2040 op. Binnen het OV is de metro de zogenaamde backbone in een groter werkend
vervoersysteem. MET, als verantwoordelijke voor de railinfrastructuur, heeft vanuit
programmering in beeld gebracht welke andere initiatieven er zijn voor uitbreiding van OV. Ook is
een ronde langs gemeenten, partijen, stakeholders gemaakt. Een werkgroep programmering is,
onder leiding van MET, samen met andere onderdelen van cluster R&E van de gemeente
ingesteld. Deze werkgroep heeft tot doel de gebiedsontwikkelingen en de aanpassingen en/of
uitbreidingen van het OV-netwerk in de metropoolregio in relatie tot de voorgestelde
uitbreidingen van de 2 metrolijnen in kaart te brengen af te stemmen en gezamenlijk te
coördineren. Doel is dat de OV-verkenningen gebaseerd zijn op gelijke data en dat
besluitvorming zo kan worden gefaciliteerd dat de juiste keuzes kunnen worden gemaakt om de
schaalsprong in inwoneraantal en forensenverkeer in de regio aan te kunnen. Met betrekking tot
de aanleg van Sluiten Kleine Ring en Doortrekken Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp
wordt er naar gestreefd dat het meest optimale resultaat voor het OV systeem behaald wordt. De
werkgroep treedt in overleg met reeds bestaande initiatieven binnen en buiten de gemeente
Amsterdam. Concrete voorbeelden hiervan zijn de Provincie Noord Holland die in haar
coalitieakkoord heeft opgenomen de Noord/Zuidlijn te willen doortrekken naar Purmerend en
Zaandam. De gemeente Almere zet zich in voor een IJmeer verbinding.
Vooruitblik O3
In samenwerking met andere verkenningen en partijen bijdragen aan voorbereiden
besluitvorming over de benodigde OV-sprong in de regio en opleveren van een Lightrail
programmering 2020-2040.
2.4 Voortgang doelstelling 3: Stakeholdermanagement binnen gemeente
Amsterdam en context
Uitgevoerde activiteiten
Het stakeholdermanagement van de 7 wordt opgepakt door de VRA, waaraan het Programma
actief bijdraagt. De klankbordgroep voor overige stakeholders is nog niet geformeerd, dit behoeft
aandacht voor het nodige regionale draagvlak voor het vervolgonderzoek van de voorgestelde
metrolijnen.
10
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage Q2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Het stakeholdermanagement van Programma Lightrail 2020 -2040 is in eerste instantie gericht op
de verschillende directies binnen de gemeente Amsterdam. Doelstelling is om een éénduidige
boodschap namens de gemeente Amsterdam te brengen in de verschillende onderzoeken en
programma's die lopen op het gebied van bereikbaarheid en gebiedsontwikkeling en die het
Programma Lightrail 2020-2040 raken.
Om deze afstemming te faciliteren is in het eerste half jaar de in het programmaplan voorgestelde
overlegstructuur geïmplementeerd. Driewekelijks vindt het “managementoverleg” plaats waarin
teamleiders van V&OR, R&D, EZ, Clusterstaf R&E en het Programma Lightrail 2020-2040 de
voortgang van de verschillende ontwikkelingen, en de Amsterdamse inzet daarin, met elkaar
afstemmen.
Werkgroep Schaalsprong OV
De diensten Ruimte en Duurzaamheid, Verkeer & Openbare ruimte en MET werken samen in een
werkgroep ana de benodigde OV schaalsprong.
Verstedelijkingsstrategie en Businesscase G4
Het Rijken de G4 werken aan een gezamenlijke verstedelijkingsstrategie, waarain gezocht wordt
naar nieuwe en passende bekostigings- en fiancieringstrategieën. Amsterdam heeft als
businesscase de mobiliteit en gebiedsontwikkeling aan de westzijde van Amsterdam ingebracht.
Deze businesscase vormt de kapstok voor het hypothesonderzoek. Programma Lightrail 2020-
2040 levert input voor de voorbereiding van het G4 overleg.
MIRT Samen Bouwen Aan Bereikbaarheid (ZWASH, Netwerk, ringen & stad)
Met name met de projectgroepen van ZWASH onderhoudt het Programma Lightrail intensief
contact. Het hypotheseonderzoek wordt weliswaar apart opgepakt, maar is ondersteunend aan en
levert input voor het reeds lopende onderzoek van ZWASH. Beide onderzoeken komen in
november samen in de MIRT besluitvormingscyclus. In het 2° kwartaal zijn de (kwantitatieve)
vitgangspunten van het hypotheseonderzoek en ZWASH op elkaar afgestemd zodat de
uitkomsten van beide onderzoeken met elkaar vergeleken kunnen worden.
Regionaal Toekomstbeeld OV 2040
Amsterdam werkt met gemeente Almere, de VRA en de provincies Noord Holland en Flevoland
aan het regionale toekomstbeeld OV 2040, als input voor het landelijke OV toekomstbeeld 2040.
Het doel is om in het BO MIRT van najaar 2019 concrete vervolgafspraken te maken over te starten
onderzoeken of projecten.
De opgeleverde varianten van het OV-netwerk uit de voortgangsrapportage RTOV (juni 2019) en
de inzet van het Programma Lightrail 2020-2040 zijn besproken met de Amsterdamse
betrokkenen.
SADC
De Schiphol Area Development Company, waar Amsterdam voor 25% aandeelhouder van is,
werkt aan een marktvisie / programmering van de Airport Corridor. In een aantal workshops
waarin zowel ZWASH als Programma Lightrail 2020 — 2040 deelnamen zijn de plannen op elkaar
afgestemd. SADC staat positief tegenover het bijdragen aan de bekostiging van een nieuwe
metroverbinding vit de grondexploitatie.
11
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Gebiedsontwikkeling Haven-Stad
Het sluiten van de metrolijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal is van belang voor de
gebiedsontwikkeling van Haven-Stad. Op de zuidelijke IJ-oever zijn 55.000 woningen en 47.000
arbeidsplaatsen voorzien. Met het programmateam Haven-Stad vindt regulier overleg plaats over
de mogelijke tracé's en stations. Daarnaast heeft de werkgroep programmering met Haven-Stad
de gewenste OV-uitbreidingen op de noordelijke IJ-oever afgestemd.
Gebiedsontwikkeling Zuidas, De Schinkel, Oeverlanden-Sloten en Hoofddorp
De ontwikkelstrategie die ZWASH uitwerkt betreft het gebied ten zuidwesten van Amsterdam dat
ook wel als Enter.nl wordt geduid. Enkele deelgebieden als de Zuidas, de Schinkel en het
stationsgebied van Hoofddorp zijn reeds in ontwikkeling. Programma Lightrail 2020 -2040 heeft
afgestemd met de betreffende ontwikkelteams over het metrotracé van een doorgetrokken
Noord/Zuidlijn en de reserveringen voor de stations. Voor de Schinkel betreft dit het station Johan
Huizingalaan en voor Oeverlanden-Sloten (nog in onderzoeksfase) wordt de mogelijkheid voor
station Anderlechtlaan open gehouden.
Met de gemeente Hoofddorp wordt contact gehouden over de gebiedsontwikkelingen van o.a.
Park 21, De Beukenhorst en het transformatiegebied Graan voor Visch.
Airport Sprinter
Het Programma Lightrail 2020-2040 heeft deelgenomen aan workshops van ProRail inzake het
haalbaarheidsonderzoek van de Airportsprinter. Voor deze hoogfrequente spoorverbinding tussen
Schiphol, Amsterdam Centraal en Zaandam, die idealiter per 2023 operationeel is, wordt gekeken
of er nieuwe stations aangelegd moeten worden. Deze lijn is mogelijk concurrerend aan de metro-
uitbreiding tussen Isolatorweg en Centraal Station.
Project Zuidasdok
Met het project Zuidasdok is afgestemd over de optimalisaties voor de aansluiting van de metro.
Programma Signalling & Control
Met het programma Signalling & Control van Metro en Tram vindt afstemming plaats over te
maken systeemkeuzes als bestuurdersloos rijden (GOA 4) en het beveiligingssysteem CBTC.
Vooruitblik Q3
Voor de medewerkers van de gemeente Amsterdam (V&OR, R&D, EZ en MET) zal een
informatiebijeenkomst over de voortgang van het Programma Lightrail 2020 — 2040 worden
georganiseerd.
In november 2019 komen in het BO MIRT een aantal belangrijke onderzoeken samen; de
ontwikkelstrategie ZWASH, Businesscase G4, het Regionaal toekomstbeeld OV 2040 en het
Onderzoek Metropoolnet. Met de Amsterdamse betrokkenen wordt de Amsterdamse bijdrage
aan de BO MIRT voorbereid en afgestemd (trekker V&OR).
12
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage Q2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Het programmaplan Lightrail 2020 -2040 is de basis waartegen het programmateam in deze
kwartaalrapportage de voortgang rapporteert. Het programmaplan is afgestemd met de
wethouders Verkeer en Vervoer en Ruimtelijke Ordening. Vaststelling van het programmaplan
door het College van B&W is voorzien in het derde kwartaal van 2019.
Het programmaplan bevat tevens de kostenbegroting van het van het programma, een eerste
concept van de masterplanning, een eerste risicoanalyse vanuit programmaperspectief en een
kostenraming van het programmateam.
3.1 Programmaplanning
Hieronder staat de in het programmaplan opgenomen planning.
Start kernteam: januari 2019
Akkoord Programmaplan door het college: juli 2019
Oplevering 1 á 2 tracés per lijn met sluitende business case november 2019
Besluitvorming voorkeurstracé (ambitie): december 2019
Voorstel bekostiging en business case: december 2019
Vervoerskundige uitwerking: december 2019
Overzicht programmering 2020-2040 december 2019
Uitwerking voorkeurstracé in planning einde werk 2020
De vergaderingen van het BO MIRT in november 2019 en (extra BO MIRT) in maart 2020 zijn
belangrijke mijlpalen voor het hypotheseonderzoek. Met de afronding van het tweede kwartaal en
inzicht in de voortgang van de overige 2 werkstromen is de planning als volgt.
*
EXTRA BO MIRT
EN
Opstellen
eindrapportage
*
BO MIRT
Opstellen
voortgangs
rapportage
Werkstraom A— Tracé en kosten
Werkstroom B — Bekostiging & BuCa
Werkstroom C— Vervoerkundige uitwerking
penne geeeeneggeenneeeneegeeeeeg
juli 'a9 augustus ‘19 september '19 oktober '19 november ‘9 december 15 januari'zo februari 'zo maart'zo
In september en oktober worden de voortgangsrapportages per werkstroom opgesteld en
onderling op elkaar afgestemd. Dit resulteert in één voortgangsrapportage met een stand van
13
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
zaken in november 2019. Deze zal worden geagendeerd voor een bestuurlijk overleg van de 7
samenwerkende partijen en voor het BO MIRT in november 2019.
De periode tot januari 2020 is nog nodig voor een verdiepingsslag en het plaatsen van de
resultaten van het hypotheseonderzoek in de context van de raakvlakken met
gebiedsontwikkeling, hoofdspoor en onderliggend OV netwerk (bus en tram). Dit resulteert in een
eindrapportage voor een (extra) BO MIRT in maart 2020.
Voornemen is om aan de hand van de MIRT spelregels te onderzoeken of de inhoudelijke
uitwerking van de hypothese in september al zodanig ver is dat we het hypotheseonderzoek
kunnen ‘promoveren’ tot een formele status ‘MIRT verkenning’.
3.2 Onderbouwing financiële behoefte
3-2.1 Begroting
Het programmaplan Lightrail 2020 — 2040 is nog niet formeel vastgesteld door het College, omdat
de financiële dekking van de geraamde kosten nog niet rond is. Streven is dit in O4 op te lossen en
het plan ter besluitvorming voor te leggen aan het College van B&W.
De kosten voor dit hypotheseonderzoek zijn geraamd op circa €1 miljoen voor 2019 en €2 miljoen
voor 2020. Deze kosten bestaan uit kosten voor capaciteit van het programmateam (2019: €230K ,
2020 € 1.000K) en out of pocket kosten zoals o.a. advieskosten tracéonderzoek en
communicatiemiddelen (2019 €77oK en 2020 €1.00oK).
Dekking voor deze kosten wordt evenredig gezocht in het Stedelijk Mobiliteitsfonds (SMF) en het
Vereveningsfonds (VEF).
Dekking is op de volgende wijze voorzien:
mn _ Stedelijk MobiliteitsFonds (SMF): Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2019 is het bedrag
van €1.0 miljoen voor het jaar 2020 geaccordeerd. Dit wordt opgenomen in de begroting 2020.
Voor 2019 is er € 0,5 miljoen beschikbaar.
mn __ Vereveningsfonds (VEF): Voor 2019 wordt € 0,5 miljoen in de Najaarsnota 2019 gevraagd.
Voor 2020 zal in de Voorjaarsnota € 1,0 miljoen worden gevraagd.
eg 2020|
SMF (voorjaarsnota 2019) €1.000K
(goedgekeurd)
Beschikbaar geld SMF ek) |
VEF €5ook €1.000K
(najaarsnota 2019) | (aanvraag in
voorjaarsnota 2020)
7
Dat brengt voor 2019 een totale financiële ruimte van € 1,0 miljoen (na vaststelling van de bijdrage
uit het VEF van € o,5 miljoen bij de Najaarsnota) en voor 2020 € 1,0 miljoen na vaststelling van de
14
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
Begroting 2020. Totdat de raad heeft ingestemd met de dekking, zullen de uitgaven de
beschikbare middelen niet overschrijden.
Met de 7 samenwerkende partijen in het hypotheseonderzoek is afgesproken dat elke participant
zelf de kosten van de ingezette medewerkers draagt en dat de kosten voor de inhuur van externe
bureaus worden verdeeld. Amsterdam zou dus een deel van deze kosten bij haar partners in
rekening kunnen brengen maar zou anderzijds ook mee betalen aan de kosten die anderen maken.
Deze afspraken zijn nog niet uitgewerkt, daarom houdt het Programma Lightrail 2020-2040
voorlopig geen rekening met deze verrekening.
3-2.2 Financiële stand van zaken
Met afronding van O2 zijn de volgende cijfers bekend:
Huidige verslagperiode Vorige Verschil met
02-2019 î f
Aton ate Periode vorige
prijspiJ | periode
| Te
Verplicht [Betaald verplichten fPEW Saldo PEW_
1 5 6 7|8=5+7 9=4-8 10/11=8-10
progammaligwat200
VAT kosten (uren programmateam)
Advieskosten
In de eerste 2 kwartalen zijn advieskosten gemaakt voor een ontwerp voor het logo en externe
ondersteuning bij het ontwerpen van de tracé's.
Voor de 2° helft van het jaar wordt een toename van advieskosten verwacht voor externe
ondersteuning bij o.a:
mn __ Berekening kosten LCC, werkplaats
mn __Reistijden berekeningen
u __ Uitwerken tracé’s
mn _ Verdieping op raakvlakken met overige projecten zoals ombouw Amsterdam CS, ZuidasDok,
Airportsprinter, etc.
u __ Beeldmateriaal groene duurzame lijn
=_Aanpassen ontwerp logo
15
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
3.3 Risicomanagement
Het risicomanagement voor het Programma Lightrail 2020 — 2040 is gericht op het succesvol
behalen van de programmadoelstellingen.
De toprisico’s voor het programma Lightrail 2020 -2040 zijn:
1. De positieve effecten op het totale regionale OV netwerk van de combinatie van de tracés Zuid-
Schiphol-Hoofddorp en sluiten kleine ringlijn tussen Isolatorweg — Centraal Station komen
onvoldoende over het voetlicht.
De kracht van het hypotheseonderzoek ligt in de combinatie van beide tracés: de koppeling
van de ringlijn aan de Oostlijn heeft voordelen voor het totale OV netwerk. Door deze
doorkoppeling vervallen veiligheidsrestricties op Centraal Station en kan de rijfrequentie op
het totale net stijgen.
Beheersing:
— Nadruk leggen op de commitment van de 7 partijen voor het totale pakket d.m.v.
ondertekenen hypothesebrief aan de staatssecretaris
— Laten doorrekenen van de variant Doorgetrokken NZL met een doorkoppeling kleine ring
op de Oostlijn versus een variant zonder deze koppeling (middels vitkomsten uit de
werkstroom 3). Hiermee de voordelen aantonen voor het totale metronetwerk door de
koppeling met de Oostlijn.
— Managen hoe de uitkomsten van het ROVT een plek gaan krijgen in de toekomstige
MIRT-trajecten.
2. Start MIRT-verkenning maart 2020
Omdat het MIRT-onderzoek ZWASH vertraging heeft opgelopen kan het niet afgerond
worden op het BO MIRT november 2019. Gekoerst wordt op een extra BO-MIRT in maart
2020 waarna het metropoolnet onderzoek gepromoveerd kan worden naar een MIRT
verkenning.
Beheersing:
— _Voortgangsrapportage Onderzoek Metropoolnet agenderen in het BO Mirt nov 2019
— lobby starten richting lenW om in ieder geval in het begin van 2020 een volwaardig extra
BO plaats te laten vinden.
— De Businesscase G4 als kapstok bij BO MIRT te gebruiken voor het presenteren van de
uitkomsten van het Onderzoek Metropoolnet.
3. Regionaal draagvlak
Om de kansen voor de inzet te verstevigen is breed regionaal draagvlak een pré. Om de
kansen hiervoor te vergroten is gericht stakeholdermanagement van belang. Met name
richting partijen Flevoland en Almere.
Beheersing:
— met hypotheseonderzoek meerwaarde aantonen van de 2 metro uitbreidingen
— uitvoeren stakeholdermanagement richting GVB, Zaandam, Almere, Provincie Noord
Holland, Provincie Flevoland etc.
— _in MRA verband wordt aandacht besteed aan het belang van de ontwikkeling en
programmering van het OV net.
16
Gemeente Amsterdam Versie document 0.10
Kwartaalrapportage O2 2019 — Programma Lightrail 2020 — 2040 Status definitief
Datum 21-10-2019
Kenmerk _ PLR/OVG/113
4. Aandacht voor de mobiliteitsproblematiek aan de zuid-/westkant van Amsterdam, gaat ten koste
van de aandacht voor overige mobiliteitsknelpunten.
Beheersing:
Continvering van de werkgroep programmering.
5. Onvoldoende afstemming tussen de programmeringen van de gebiedsontwikkeling en van
vervoer met gevolg niet optimale keuzes voor OV netwerk.
Beheersing:
— _Continvering van de werkgroep programmering.
— in MRA verband wordt aandacht besteed aan het belang van de ontwikkeling en
programmering van het OV net
6. Bekostiging en financiering van de 2 metrolijnvitbreidingen zijn niet tijdig gereed.
Beheersing:
Door het definiëren van een aparte werkstroom b geeft het Onderzoek Metropoolnet het
thema bekostiging en business case grote prioriteit.
3.4 Tegenspraak
Eén van de lessen van de Noord/Zuidlijn is het belang van het organiseren van tegenspraak, deze
les is ook overgenomen in de Regeling Risicovolle Projecten waar het programma onder valt.
3.4.1 Second Opinions
Voornemen is om voor deze voorkeurstracés in Q3 second opinions te laten uitvoeren door
boorexperts op de techniek en door financiële experts op de aanlegkosten.
17
| Onderzoeksrapport | 18 | train |
VN2021-000293 X Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
directie sb Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
% Amsterdam ij
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
% Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 27 janvari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Democratisering (inclusief Bestuurlijk Stelsel)
Agendapunt 6
Datum besluit 15 december 2020
Onderwerp
Rapport Evaluatie Bestuurlijk Stelsel
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van:
1. Het rapport Evaluatie Bestuurlijk Stelsel van het onderzoekbureau Tilburg University-Necker
van Naem met voorstellen voor verbeteringen voor het huidige stelsel en vijf scenario's als
denkrichtingen voor het bestuurlijk stelsel vanaf 2022. Het rapport bestaat uit de volgende
documenten:
- Bestuurlijke rapportage
- Onderzoeksrapport (behorend bij de Bestuurlijke rapportage met een meer uitgebreid overzicht en
toelichting)
- Essay (inter)nationale stedenvergelijking van de Universiteit Tilburg
- Videoreportage: Deze is in te zien via https://vimeo.com/496900778
Nb: De link is gewijzigd ten opzichte van de link in de stukken die eerder aan de gemeenteraad zijn
gestuurd op 15 december en 17 december omdat de videoreportage is overgezet naar het Vimeo-
kanaal van de gemeente.
2. a. De bijgaande planning voor het vervolgtraject voor het opstellen van de hoofdlijnen bestuurlijk
stelsel 2022-2026 onder regie van een bestuurlijk kernteam.
b. Hierbij kennis te nemen dat de start van het inspraaktraject met Amsterdammers en de
adviesaanvraag aan de stadsdeelcommissies en stadsdeelbesturen over de concept hoofdlijnen,
is voorzien op 7 april (tot 20 mei). Deze trajecten starten voor de bespreking van de concept
hoofdlijnen met de commissie KDD op 28 april.
c. Kennis te nemen dat het college bij voorkeur in een eerste bespreking met de gemeenteraad
op 10 februari ook wensen en suggesties zou willen bespreken naar aanleiding van het rapport ter
voorbereiding van de concept hoofdlijnen.
3. Bespreken van wensen en suggesties naar aanleiding van het rapport met de raadscommissies
KDD met vitnodiging van de commissie AZ. Dit betreft een eerste bespreking ter voorbereiding van
het college van het (concept)voorstel voor de hoofdlijnen voor het bestuurlijk stelsel 2022-2026.
Gegenereerd: vl.40 1
VN2021-000293 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
directie sb % msterdam Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 27 janvari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Wettelijke grondslag
Artikel 83 van de Gemeentewet (De raad, het college of de burgemeester kan bestuurscommissies
instellen die bevoegdheden uitoefenen die hun door de raad, het college, onderscheidenlijk de
burgemeester zijn overgedragen).
Artikel 84 van de gemeentewet (De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies
dan bedoeld in de artikelen 82, eerste lid (raadscommissies), en 83, eerste lid, instellen).
Bestuurlijke achtergrond
e In februari 2017 heeft de raad bij de vaststelling van de hoofdlijnen bestuurlijk stelsel de
motie van het raadslid Ruigrok (VVD) voor een tussentijdse evaluatie van het bestuurlijk
stelsel aangenomen, met het verzoek aan het college om het nieuwe bestuurlijk stelsel in
2020 tussentijds te evalveren en de uitkomsten van deze evaluatie voor te leggen aan de
gemeenteraad om te bepalen of doorontwikkeling noodzakelijk is.
* Het college heeft op 15 oktober 2019 besloten om de evaluatie van het bestuurlijk stelsel
onafhankelijk te laten vitvoeren door een extern bureau.
e Op 18 december 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met de opdrachtformulering voor
de evaluatie van het bestuurlijk stelsel.
e Het college heeft op 28 janvari 2020 ingestemd met het plan van aanpak van Tilburg
University — Necker van Naem voor de uitvoering van de evaluatie van het bestuurlijk stelsel.
Het plan van aanpak is ter kennisname voorgelegd aan de raadscommissies KDD en AZ in
februari.
* Door de Coronacrisis moest een aantal activiteiten met Amsterdammers worden opgeschort
en is de contractueel afgesproken opleverdatum van het definitief rapport vertraagd van
3 augustus 2020 naar 27 november. De gemeenteraad en de commissie KDD zijn hierover
geïnformeerd in maart, mei en juni, o.a. met een voortgangsrapportage en via de dagmail.
* Volgens de opdrachtformulering heeft het college op 15 december kennis genomen
van het rapport en op hoofdlijnen getoetst of het extern bureau aan de opdracht heeft
voldaan. De toets bevatte geen inhoudelijke analyse of beoordeling, noch een aanzet tot
of voorstel voor een bestuurlijke reactie. Het inhoudelijke gesprek over het rapport en
eventuele vervolgstappen, ter voorbereiding van de hoofdlijnen bestuurlijk stelsel 2022-2026,
vindt vanaf janvari plaats in overleg met de gemeenteraad. De stadsdeelbestuurders en
stadsdeelcommissies worden in de voorbereiding betrokken.
* Het rapport is op 15 december aan de gemeenteraad ter informatie gestuurd met de
aanbiedingsbrief van het college en via de dagmail op 17 december. In de aanbiedingsbrief
heeft het college toegelicht dat het bureau heeft voldaan aan de opdracht. Met het aanbieden
van het rapport aan de raad (met kennisgeving van de vervolgplanning) is de onderzoeksfase
van het extern bureau afgerond.
« Parallel is het rapport op 15 december gestuurd naar de stadsdeelbestuurders en de
stadsdeelcommissies ter informatie en voor eventueel commentaar. Het rapport is ook ter
informatie gestuurd aan de co-creatiegroep. Deze groep heeft vorig jaar meegedacht over
de opdracht en bestaat uit ca 25 bewoners, ondernemers, raadsleden stadsdeelbestuurders,
stadsdeelcommissieleden en ambtenaren. Ook zij kunnen desgewenst in janvari eerste
suggesties voor het college meegeven.
* Amsterdammers zijn via de website geïnformeerd en kunnen ook in januari eerste suggesties
meegegeven.
Gegenereerd: v1.40 2
VN2021-000293 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
directie sb % meiedan Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 27 janvari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Ad1: Kennis te nemen van het rapport Evaluatie Bestuurlijk Stelsel
In de Bestuurlijke rapportage wordt samenvattend ingegaan op de aanpak, de bevindingen van
de respondenten uit het onderzoeksrapport en worden door het bureau conclusies getrokken en
aanbevelingen gedaan voor verbeteringen voor de korte termijn (het huidig stelsel) en worden als
denkrichtingen vijf scenario’s geschetst voor het bestuurlijk stelsel vanaf 2022. In het kader van een
doorontwikkeling geeft het onderzoekbureau een aantal relativerende opmerkingen mee.
NB: Op verzoek van het bureau is in de bijgaande Bestuurlijke rapportage, ten opzichte van de
versie die op 15 en 17 december via de e-mail en de dagmail aan de raad is verstuurd, op pag.17, (2°
bullit) in het begin van zin 7 (Door versterking van ambtelijke ondersteuning van de stadsdelen…) het
woord ‘stadsdelen’ vervangen door ‘stadsdeelcommissies!’.
Het Onderzoeksrapport bevat een vitgebreid overzicht en toelichting van de bevindingen van
Amsterdammers (burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties) en professionals
(collegeleden, raadsleden, leden stadsdeelcommissies, stadsdeelbestuurders en ambtenaren).
Daarnaast heeft het bureau ook met de Ombudsman en de directeur van de Rekenkamer gesproken.
In de Videoreportage geven vijf Amsterdammers hun mening en aandachtspunten mee over het
bestuurlijk stelsel.
Het Essay van Universiteit Tilburg met een stedenvergelijking is onderdeel van de evaluatie om
lessen te kunnen trekken voor de Amsterdamse situatie. De Universiteit van Tilburg deed onderzoek
naar nationale en internationale praktijken van binnengemeentelijk bestuur en vernieuwende
methoden om inwoners te betrekken in verschillende steden (Barcelona, Manchester, Frankfurt en
Antwerpen, aangevuld met enkele observaties uit Nederlandse steden — met name Rotterdam).
Ad 2. Kennis te nemen van de planning voor het vervolgtraject voor opstellen van de hoofdlijnen
onder regie van een bestuurlijk kernteam
Bestuurlijk kernteam
Het hoofdlijnenbesluit wordt bestuurlijk voorbereid door een kernteam dat bestaat vit de wethouder
Democratisering (inclusief Bestuurlijk Stelsel) en vier stadsdeelbestuurders. Voor een brede
vertegenwoordiging vit de stadsdelen zijn de stadsdeelvoorzitters als klankbordgroep betrokken.
Planning
In de bijgaande planning wordt voor de hoofdlijnen voor het bestuurlijk stelsel 2022-2026 uitgegaan
van een definitief besluit van het college op 1 juni en een definitief besluit van de gemeenteraad op
718 juli 2021.
Om tijdig duidelijkheid te kunnen creëren over het stelsel vanaf 2022 zullen de inhoudelijke
voorbereidingen voor het hoofdlijnenbesluit 2022-2026 in janvari starten in overleg met de
gemeenteraad. Het college wil op 27 janvari voor de inhoudelijke voorbereidingen van het
(concept) hoofdlijnenvoorstel wensen en suggesties naar aanleiding van het rapport bespreken
met de raadscommissie KDD (met uitnodiging van de commissie AZ) en bij voorkeur ook met de
gemeenteraad op 10 februari. In deze periode kunnen desgewenst ook de stadsdeelcommissies,
stadsdeelbestuurders, Amsterdammers en de co-creatiegroep naar aanleiding van het
rapport eerste suggesties meegeven. Amsterdammers zijn over het rapport geïnformeerd
Gegenereerd: vl.40 3
VN2021-000293 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed, K D D
i i msterdam
directie sb % Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 27 janvari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
via https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/college/evalvatie-bestuurlijk-stelsel/?
reload=trve . Zij kunnen in deze periode hun eerste reacties ook meegeven via het emailadres
bestuurlijkstelsel@&amsterdam.nl
In deze fase vindt er nog geen inspraaktraject met de Amsterdammers plaats en wordt er nog
geen advies aan de stadsdeelcommissies en stadsdeelbesturen gevraagd. Deze trajecten volgen
vanaf 7 april, naar aanleiding van het voorstel van het college voor de concepthoofdlijnen voor het
bestuurlijk stelsel vanaf 2022.
De (eerste) reacties worden meegenomen in de voorbereiding van het collegebesluit over de
concepthoofdlijnen bestuurlijk stelsel 2022 -2026. Het voorstel van het college voor de concept
hoofdlijnen, wordt vervolgens op 28 april voorgelegd aan de raadscommissie KDD (met uitnodiging
van AZ). Ook wordt het voorstel van het college voor de concepthoofdlijnen van 7 april tot 20 mei
voor inspraak voorgelegd aan de Amsterdammers en voor advies aan de stadsdeelcommissies en
stadsdeelbesturen. De reacties van de gemeenteraad, stadsdeelcommissies, stadsdeelbesturen
en Amsterdammers op de concepthoofdlijnen worden verwerkt in het definitief voorstel voor de
hoofdlijnen 2022-2026 van het college aan de commissie KDD op 23 juni en de gemeenteraad op 7/8
juli 2021.
Na de vaststelling door de gemeenteraad van de hoofdlijnen voor het stelsel 2022-2026, zullen
de betreffende verordeningen in september worden voorgelegd voor besluitvorming. In de
planning is rekening gehouden met het feit dat kandidaten en bureau Verkiezingen vooraf aan
de gemeenteraadsverkiezingen in 2022, zoveel mogelijk de tijd hebben om zich hierop voor
te bereiden. Zij kunnen hun voorbereidingen pas starten als de raad over de hoofdlijnen en de
verordeningen heeft besloten.
Reden bespreking
Het college wil ter voorbereiding van de concept hoofdlijnen in een eerste bespreking met de
commissie KDD (met uitnodiging van de commissie AZ) op 27 janvari wensen en suggesties van de
commissie naar aanleiding van het rapport bespreken.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Commissie AZ
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.40 4
VN2021-000293 % Gemeente Raadscommissie voor Kunst en Cultuur Monumenten en Erfgoed,
directie sb % Amsterdam ‚ ee On ‚ „
% Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid, Democratisering, Gemeentelijk
Vastgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en
Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Inkoop
Voordracht voor de Commissie KDD van 27 janvari 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
2020 11 27 - Essay stedenvergelijking Evaluatie Bestuurlijk Stelsel - Tilburg
AD2021-000990 ‚ ,
University - definitief.pdf (pdf)
2020 11 27 - Onderzoeksrapport Evaluatie Bestuurlijk Stelsel - NVN -
AD2021-000991 ee
Definitief. pdf (pdf)
Aanbiedingsbrief rapport evaluatie bestuurlijk stelsel aan
AD2021-000992
gemeenteraad.pdf (pdf)
AD2021-000993 Bestuurlijk rapport Evaluatie Bestuurlijk Stelsel - NvN - Definitief1.pdf (pdf)
AD2021-000987 Commissie KDD Voordracht (pdf)
AD2021-001174 Planning vervolgtraject .pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
|, de Freitas, ida.de.freitas ®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.40 5
| Voordracht | 5 | discard |
Termijnagenda 201 3 stadsdeel TA = Ter Advisering aan de deelraad
TB = Ter Bespreking
TK = Ter Kennisgeving
Zuid TV = Ter Vaststelling
Agenda |Onderwerp Portefeuillehouder Data Soort Cie Data Raad Soort [Verzoek Toelichting Afdeling Overnemen? Ja/Nee Toelichting
Commissie | behandeli behandel|Wijziging/Toevoeging/Opmerking
Cie Huisvesting stadsdeelkantoor Paul Slettenhaar 13-mrt-13 TK DFV nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB vanwege toetsing beleidsvoorstellendienaangaande/ FIA nee Besluitvorming in de raad over dit onderwerp heeft
advisering aan de raad bugetreacht raad al plaatsgevonden, de commissie wordt een maand
later geïnformeerd. Portefeuillehouder doet voorstel
onderwerp te splitsen in voortgang huisvesting en
stadsloket/retailconcept (juni ter bespreking)
hangt samen met ístad1opgave [VVD
wellicht dan ook informeren over 1510
12 [Cie Massagesalons: Plan van Aanpak Paul Slettenhaar 13-mrt-13 TK DFV nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB volgens diverse publicaties in de pers zijn de zgn. Handhaving en _ [nee Nee, TK want DB bevoegdheid. Als de commissie
advisering aan de raad massagesalons vaak dekmantels voor prostitutie en illegale Veiligheid het wil agenderen dan kunnen ze dit alsnog doen
activiteiten, deze ontwikkeling was door de meeste raadsleden
niet voorzien. Het BP beethovenbuurt dient deze functie dan
ook te schrappen of in te trekken. Hier had onze fractie al op
14 [Cie Eén stad één opgave: stand van zaken Paul Slettenhaar 13-mrt-13 TB DEV nvt eerder informeren evt, bij} VVD Strategie Ja Ja, komt waarschijnlijk in maart
mededelingen
20 |Cie Discussienota over het profijtbeginsel in Paul Slettenhaar 22-mei-13 TB DFV nvt wens eerder (maart/april) te agenderen Vergunningen Ja Kan een maand eerder worden geagendeerd.
relatie tot de publieke taak bij het
verstrekken van vergunningen
23 |Cie Shisha lounges Paul Slettenhaar 12-jun-13 TK DFV nvt wens eerder te agenderen VVD/CDA Handhaving en _ [Ja Plan van aanpak kan niet eerder worden
Veiligheid/Vergun geagendeerd dan juni. Mogelijk kan de commissie
ningen wel eerder mondeling worden geinformeerd.
24 [Cie Blowverbod Paul Slettenhaar 12-jun-13 TK DEV nvt wens eerder te agenderen VVD/CDA Handhaving en _ [nee In mei 2013 komt er een stedelijk coffeeshopbeleid
Veiligheid en net daar voorafgaand een notitie over hoe om te
gaan met blowverboden. Er is door OOV toegezegd
dat de notitie over blowverbod in maart 2013 wordt
opgeleverd. Dan kan het pas in het stadsdeel
behandeld worden. Zoals de planning nu staat juni
2013 is het meest optimaal haalbare.
33 |Deelraad |Verlenging huidige camera’s voor periode Paul Slettenhaar 1e kw. 2014 TA DEV | 1e kw. 2014 TV wat is het verschil met 35, specifiekere, Handhaving en _ [Ja verzoek om beter te omschrijven en verschil
2014 omschrijving Veiligheid duidelijker te maken.In november 2013 wordt de
gezamenlijke evaluatie opgeleverd.In december
2013 beslist de burgemeester over nieuwe of
verlenging van de cameratoezichtplekken.
35 |Cie Uitbreiding huidige bestand cameratoezicht |Paul Slettenhaar 3e kw. 2013 TK DFV nvt wat is het verschil met 33, specifiekere, Handhaving en _ [Ja verzoek om beter te omschrijven en verschil
omschrijving Veiligheid duidelijker te maken. Dit betreit het verzoek van
portefeuillehouder om te onderzoeken of in 2013 of
2014 meer plaatsen cameratoezicht mogelijk is,
buiten de plaatsen waar in 2013 cameratoezicht is.
Onderzoek en voorstel richting de burgemeester in
3e kwartaal 2013.Dan kan daar naar gekeken
worden waarbij de uitkomsten van de evaluatie mee
kan worden genomen.
42 |Cie Heemstedestraat: DO Marco Kreuger / Joep| 15-jan-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB vanwege onthouden van de inspraakreacties, 50 % van de Projecten nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Blaas advisering aan de raad ivm handhaven, bewoners heeft zich tegen en 44% voor kap uitgesproken, dit bespreking worden geagendeerd door de
bestaande bomen ipv deze allen tel op basis van 17% aan reacties, de gegevens waren niet juist de commissie
kappen respons was hoger, het aantal deelnemers is niet genoemd,
ZPB ontving van direct belanghebbenden een 20-tal reacties
die waren allen tegen. het stadsdeel houdt gegevens achter,
belangengroepen krijgen geen inzage.
Cie Notitie fietsparkeren Marco Kreuger 15-jan-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter|ZPB vanwege steeds meer chaos en overlast bij gebrek aan Beleidsrealisatie Het stuk TK aangeboden aan de commissie LO dd
advisering aan de raad ietsparkeerplaatsen is directe sturing en timing door de tysiek domein 15 januari 2013. De commissie heeft de
commissie geindiceerd mogelijkheid om het stuk alsnog te agenderen op
TL Jegenderenterbesprekng DB | ____Îem___|
45 |Cie Fietsenstalling 1e Jan van der Heijdenstraat: [Marco Kreuger 15-jan-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB bespreken conclusies haalbaarheidsonderzoek en advies, is Beleidsrealisatie [nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
conclusie haalbaarheidsonderzoek en advies) hier wel sprake van het voeren van een juist beleid fysiek domein bespreking worden geagendeerd door de
vervolgtraject commissie
47 [Cie Barbecueen in parken: evaluatie Joep Blaas 12-feb-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB beleid bespreken om barbecueen geheel uit de parken te Rayon Zuid nee Eerst bevindingen evaluatie afwachten, indien
bannen, het alternatief zijn de hiervoor aangegeven weides in verbod nodig, nieuw beleid i.s.m. parkregels
het amsterdamse bos. ontwikkelen.
agenderen ter bespreking nee Eerst bevindingen evaluatie afwachten, indien
verbod nodig, nieuw beleid i.s.m. parkregels
Cie Methodes onkruidbestrijding Joep Blaas 12-feb-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB de centrale stad en stadsdelen zijn gestopt met het gebruik van [Rayon Zuid nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
advisering aan de raad het giftige Round up, op de stadsdelen west en zuid na, wij als bespreking worden geagendeerd door de
raad dienen op te komen voor het welzijn van alle burgers in commissie
zuid. Het DB moet van de raad de opdracht krijgen om direct
het gebruik van het giftige Round up te stoppen.
50 |Cie Uitwerken voorstel invoeren Marco Kreuger 12-feb-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB in verband met wijziging van de verordening, is Beleidsrealisatie Het stuk ‘Uitwerken voorstel invoeren
vergunningentarief Prinses Irenebuurt raadsbevoegdheid. fysiek domein vergunningentarief Prinses lrenebuurt’ is
teruggetrokken en het onderwerp zal deel uitmaken
van het stuk “integrale aanpak parkeren Zuidas"
waarvoor in januari 2013 de opdracht wordt
geformuleerd en de planning opgesteld waarbij het
stuk als coprodukt van DIVV, Zuidas en sd Zuid op
het BOZ in april zal worden behandeld.
51 |Cie Boerenweteringgarage: ontwerp Marco Kreuger / 12-feb-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Projecten nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
bestemmingsplan Egbert de Vries advisering aan de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie. Ontwerp bestemmingsplan komt nooit in
de raad
52 |Cie Rijnstraat-Zuid: PvE + VO Joep Blaas / Marco 12-mrt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Projecten nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
53 |Cie De Lairessestraat: VO/PVE Joep Blaas / Marco 12-mrt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Projecten nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
56 |Cie Rooswijck: PvE en VO Joep Blaas 12-mrt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Projecten nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
advisering aan de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
57 |Cie Ondergrondse afvalinzameling: compensatie (Joep Blaas / Marco 12-mrt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO van de uitwerking van het Afvalinzameling [nee 500.000 SPF is reeds besloten door de raad tegelijk
parkeerplaatsen en vaststelling uiteindelijke [Kreuger advisering aan de raad beleidsvoorstel/budgetrecht van de raad van PvE OAIS, maart 2012
selectie van parkeerplaatsen
58 Uitwerkingsbesluit 2013 Marco Kreuger 12-mrt-13 TA LO 20-mrt-13 TV agenderen ter bespreking ZPB toetsing door leden LO Beleidsrealisatie akkoord
fysiek domein
59 |Cie Actualisatie parkeerbeleid: concept Marco Kreuger 12-mrt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Beleidsrealisatie [nee Zoals gebruikelijk wordt een dergelijk
advisering aan de raad fysiek domein beleidsdocument TK aangeboden aan de cie
waarna het stuk ter inzage wordt gelegd en ter
inspraak dient. Inhoudelijke behandeling door
commissie en sradsdeelraad volgt nadat de
inspraakreacties door DB zijn behandeld of verwerkt
Cie Parkeerbalans Marco Kreuger 9-apr-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Rayon Zuid nee de parkeerbalans is een registratiemiddel om
doelstelling parkeergelegenheid te monitoren
61 [Cie Rooswijck: DO Joep Blaas 21-mei-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing door leden LO/budgetrecht van de raad Rayon Zuid nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
advisering aan de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
62 |Cie Monitoring beeldkwaliteit Joep Blaas 21-mei-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB bespreking tbv evaluatie en het doen van voorstellen in de Rayon Zuid nee Monitoring beeldkwaliteit is middel om doelstelling
commissie LO voor aanpassing en verbetering van het beleid beheer openbare ruimte te monitoren
1
Agenda |Onderwerp Portefeuillehouder Data Soort Cie Data Raad Soort [Verzoek Toelichting Afdeling Overnemen? Ja/Nee Toelichting
Commissie | behandeli behandel|Wijziging/Toevoeging/Opmerking
63 |Cie Ring Oud Zuid 5: VO en PvE Joep Blaas / Marco 21-mei-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toesting en aanpassing beleidsvoorstel/ budgetrecht van de Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
65 [Deelraad [IJsbaanpad 12/ Olympic Towers : Egbert de Vries 11-jun-13 TA REW 26-jun-13 check: agendering in commissie R&W Beleidsrealisatie wordt aangepast
ontwikkelplan fysiek domein
Cie Ring Oud Zuid fase 9: DO Joep Blaas / Marco 11-jun-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB bespreken DO fase 9, verifieren van oorspronkelijk vastgesteld [Rayon Noord nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad beleidsvoorstel, aanpassingen en wijzigingen toetsen door LO bespreking worden geagendeerd door de
commissie
67 |Cie Van Woustraat: Nota van Uitgangspunten _ [Joep Blaas / Marco 11-jun-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB beraadslaging herprofilering van woustraat, aanpassen en Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad wijzigen van het beleidsvoorstel, bespreking financiering en bespreking worden geagendeerd door de
financiele dekkin, inspraak toetsen/ budgetrecth van de raad commissie
Cie Rode Loper: Nota van Uitgangspunten Joep Blaas / Marco 11-jun-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB bespreking tbv evaluatie en het doen van voorstellen in de Strategie nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad commissie LO, toetsing gehouden inspraak’ budgetrecht van de; bespreking worden geagendeerd door de
raad commissie
Cie Verkeersveiligheid: uitvoeringsprogramma _|Marco Kreuger 11-jun-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB het stellen van prioriteiten, uitvoerensprogrammma en Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
advisering aan de raad aanvullen programma/budgetrecht van de raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie. Overzicht en financiële voorstellen
komen aan de orde bij de BURAP
74 |Deelraad |Zuidas: uitvoeringsbesluit RAI Paul Slettenhaar / 11-jun-13 TA LO 26-jun-13 TV agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsen uitvoeringsbesluit, voorstellen tot aanpassingen van Zuidas akkoord, klopt
Egbert de Vries advisering aan de raad uitvoeringsbesluit/pudgetrecht van de raad
75 |Cie Evaluatie gladheidsbestrijding 2012-2013 Joep Blaas 10-sep-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking ZPB toetsen draaiboek gladheidsbestrijding, doen van Rayon Noord nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
aanpassingsvoorstellen bespreking worden geagendeerd door de
commissie
76 [Deelraad [Verkeerscirculatieplan Stadionplein (dit Marco Kreuger 10-sep-13 TA LO 25-sep-13 TV agenderen ter bespreking ZPB bespreking en doen van aanpassingsvoorstellen o.a. m.b.t. Beleidsrealisatie wordt besproken in de commissie
geheel wijzigen naar Stadionplein, in het instellen woonerf en aanpassen van diverse rijrichtingen fysiek domein
kader van die planning is een verkeersplan
nodig): vaststelling
77 [Cie Rijnstraat-Zuid: DO beperkte herinrichting Joep Blaas / Marco 8-okt-13 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing beleidsvoorstel inspraak en beperkte herinrichting, Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad alsmede zekerstelling behoud bestaande bomen rijnstraat- bespreking worden geagendeerd door de
zuid/budgetrecht van de raad. commissie
Cie Van Woustraat: DO Joep Blaas / Marco 3e kw. 2014 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing definitief ontwerp van Woustraat/budgetrecht van de [Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad raad bespreking worden geagendeerd door de
commissie
81 |Cie Van Woustraat: PvE / VO Joep Blaas / Marco de kw. 2013 TK LO nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB toetsing en bespreking PvE, insprekende burgers vernemen de [Rayon Oost nee Dit is een DB-bevoegdheid, het kan tzt ter
Kreuger advisering aan de raad eventuele aanpassingen nav politieke inzichten nav de inspraak bespreking worden geagendeerd door de
door burgers en bedrijven commissie
85 |Cie (handhaving) terrassenbeleid: evaluatie Paul Slettenhaar de kw. 2013 TK DFV nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB bespreking in LO hanteren van woekertarieven precario en het [Handhaving en _ [nee Nee, TK want DB bevoegdheid. Als de commissie
advisering aan de raad indammen van leges voor horeca-uitbaters Veiligheid het wil agenderen dan kunnen ze dit alsnog doen
dd Ee
Veiligheid
Cie Update uitvoering woonvisie Egbert de Vries 9-jan-13 TK RW nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB bespreking van noodzakelijke wijzigingen tav uitvoering Beleidsrealisatie [nee Is een stand van zaken notitie- TK want DB-
advisering aan de raad woonvisie, het doen van wijzigingsvoorstellen door de fysiek domein bevoegdheid.
commissie R&W aan DB en raad
92 cie De Nieuwe Fabriek: selectieprocedure Egbert de Vries 9-jan-13 TK RW nvt agenderen ter bespreking ZPB sturing beleid door politiek’ budgetrecht van de raad Projecten nee Nee, TK want DB bevoegdheid. De
ontwikkelaar selectieprocedure wordt niet op voorhand
besproken. Als de commissie het wil agenderen dan
kunnen ze dit alsnog doen
95 |Deelraad |Bespreken schrijven Rijksdienst beschermde Egbert de Vries B-mrt-13 TK RW 20-mrt-13 agenderen ter bespreking en ter[ZPB het betreft het geven van een negatief advies over deinstelling |Beleidsrealisatie planning volgt in agenda-overleg van de commissie
stadsgezichten start procedure advisering aan de raad van het predicaat van rijkswege beschermd stadsgezicht. Door [fysiek domein R&W in januari’13, dit kan dan niet meer worden
de verhoging van huupunten zal de grote voorraad aan verwerkt in de termijnagenda die door de raad wordt
betaalbare en sociale huurwoningen in de vrije huursector vastgesteld
terecht komen. Dit betekend een onaanvaardbare stijging van
kosten voor hen die daar op aangewezen zijn.
agenderen ter bespreking planning volgt in agenda-overleg van de commissie
R&W in januari’13, dit kan dan niet meer worden
verwerkt in de termijnagenda die door de raad wordt
vastgesteld
97 |Deelraad |Vaststelling welstandsnota de schoonheid Egbert de Vries d-apr-13 TB RW 29-mei-13 TV agenderen ter bespreking en ter[ZPB dit zou voor zuid een aangepaste versie moet zijn. fracties Beleidsrealisatie |akkoord
van Amsterdam advisering aan de raad moeten amendementen kunnen indienen/ budgetrecht van de _|fysiek domein
raad.
103 [Cie GMP: laatste stand van zaken Egbert de Vries 4-dec-13 TK RW nvt agenderen ter bespreking ZPB er dient geen onderhoudsachterstand te zijn bij rijks- en Beleidsrealisatie [nee Als de commissie het wil agenderen dan kunnen ze
gemeentemonumenten, zoals het voormalige gemeentehuis fysiek domein dit alsnog doen
van nieuwe Amstel aan de Amsteldijk, wat als rijksmonument
door het stadsdeel wordt verwaarloosd, ook de eeuwenoude
luidklok dient een speciale beschermde status te krijgen.
105 [Cie Zorgvlied: ontwerp projectbesluit inclusief Egbert de Vries de kw 2013 TK RW | de kw 2013 agenderen ter bespreking en ter[ZPB Dit betreft een raadsbevoegdheid, de commissie wordt Beleidsrealisatie [nee Het onderwerp is in nog niet voldragen om ter
convenant advisering aan de raad stelselmatig informatie onthouden, hetgeen nu rechtgezet moet |fysiek domein bespreking en ter advisering aan de commissie voor
worden te leggen. Er heeft dus nog geen besluitvorming
plaatsgevonden en de commissie is dienaangaande
dus ook geen informatie onthouden. In het kader
van het bestemmingsplan rivierenbuurt dat in het
kader van de vaststelling is aangeboden aan de
commissie en deelraad van januari a.s. wordt naar
aanleiding van een ingediende zienswijze door
Zorgvlied nader ingegaan op de stand van zaken
rondom het crematorium Zorgvlied. In januari kan
de commissie hier desgewenst dus nader op
106 |Deelraad [Havenstraatterrein: investeringsbesluit Egbert de Vries de kw. 2013 TB RW | 4e kw. 2013 graag concrete datum invullen Beleidsrealisatie planning volgt in agenda-overleg van de commissie
fysiek domein R&W in januari’13, dit kan dan niet meer worden
verwerkt in de termijnagenda die door de raad wordt
vastgesteld
109 [Cie Maatregelen BWT nav. rapporten Egbert de Vries / Paul 4e kw. 2013 TK RW nvt eerder was de toezegging november| Handhaving en november 2013 wordt opgenomen
ombudsman juli 2012: evaluatie Slettenhaar 2013, kan dit ook verwerkt worden in; Veiligheid
de termijnagenda
110 |Cie Spijtellaantje: stand van zaken Egbert de Vries 9-jan-13 TK RW nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB in deze zaak dient het DB opening van zaken te geven. Beleidsrealisatie |nee Het DB wil de commissie informeren over de
advisering aan de raad fysiek domein voortgang middels een stand van zaken-brief, in
maart 2013. Indien de commissie dit wil bespreken
dan kunnen ze dit alsnog doen
117 [Cie Implementatieplannen Woonservicewijken [Marco Kreuger 8-jan-13 TK SL nvt agenderen ter bespreking en ter[ZPB het verstrekken van informatie door het DB tav de Beleidsrealisatie [nee bewoners worden niet gedwongen te verhuizen
Rivierenbuurt en Buitenveldert / evaluatie advisering aan de raad woningontrekking en herhuisvesting van bewoners die voor het [sociaal domein
woonservicewijken 2012 en acties 2013 instellen van een woonservicewijk gedwongen worden te
verhuizen. Leden van R&W dienen ook hiervoor uitgenodigd te
worden
mee En,
Zuid, hoe anticipeert het stadsdeel hierop? sociaal domein
a
anticipeert het stadsdeel hierop? sociaal domein die tijdig worden geinformeerd
0 Ed
voor de woningmarkt in Zuid siek domein de update van de uitvoering woonvisie
Zuid en de vroegtijdige uitval in het MBO sociaal domein
Dd
Vinkeleskade dit weer op de termijnagenda. siek domein in kwartaal 3
166 [Cie Integrale aanpak parkeren Zuidas, wo Marco Kreuger 2e kw 2013 TK LO nvt Toevoeging wijziging nav vraagstelling Beleidsrealisatie tariefstelling geschiedt obv stedcelijke verordening
‘Uitwerken voorstel invoeren fysiek domein
vergunningentarief Prinses lrenebuurt’.
[167 [Cie __ [Retailconcept_________|PaulSlerenhaar _ | 12jun13 | TB | DFV| nw | ____|Toevoegng [Op verzoek van portefeuillehouder Slettenhaar _____ [Dienstverlening | _______________|
L___ TK KENNISNAME
[TB [BESPREKNG
[_TA [ADVISERING AANDERAAD Ll
L__[W____ \WASTSTELING
TL
2
| Agenda | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1577
Publicatiedatum 16 oktober 2019
Ingekomen onder
Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019
Behandeld op woensdag 9 oktober 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Taimounti, Kreuger, Ceder, Martens en Boomsma inzake het
Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022 'Naar een sterke buurteconomie’
(versnellen van de aanvragen van vergunningen voor ondernemers)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Amsterdams Ondernemers Programma 2019-2022
'Naar een sterke buurteconomie’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1427).
Constaterende dat:
— De Wet Bibob vereist dat gemeenten controles uitvoeren bij de aanvragen van
vergunningen voor ondernemers;
— Deze aanvragen soms wel maandenlang kunnen duren;
— Hierdoor wordt de ondernemer opgezadeld met hoge kosten, omdat zij bij
aanvraag van een vergunning zorg moeten dragen voor de kosten van een
winkelpand.
Overwegende dat:
— Dit aanzienlijk versneld kan worden om daarmee de kosten voor de (toekomstige)
ondernemer te verminderen en Amsterdam een aantrekkelijker MKB-klimaat te
creëren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Te onderzoeken hoe de aanvragen van vergunningen voor ondernemers aanzienlijk
versneld kunnen worden om daarmee de kosten voor de ondernemer te verminderen
en het MKB-klimaat van Amsterdam te verbeteren.
De leden van de gemeenteraad
M. Taimounti
K.M. Kreuger
D.G.M. Ceder
C. Martens
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | train |
zoz 039088 N% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
vimte en ve . …
Duurzaamheid % Amsterdam Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Agendapunt 3
Datum besluit College 6 december 2022
Onderwerp
Vaststellen besluit wijziging Warmteplan Amstel Ill, Paasheuvelweggebied en omgeving
De commissie wordt gevraagd
De raad te adviseren in te stemmen met het besluit gewijzigd vaststellen van het Warmteplan
Amstel III, Paasheuvelweg en omgeving
Wettelijke grondslag
Artikel 1.1 Bouwbesluit 2012
De gemeenteraad is bevoegd een warmteplan vast te stellen voor een termijn van ten hoogste 10
jaar.
Artikel 6:19, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking,
wijziging of vervanging van het bestreden besluit
Bestuurlijke achtergrond
Besluit gemeenteraad 16 februari 2022 tot het vaststellen van het Warmteplan Amstel Ill,
Paasheuvelweggebied en omgeving.
In het Warmteplan Amstel Ill, Paasheuvelweggebied en omgeving (Warmteplan) is voorzien in een
collectief energiesysteem voor 4.500 woningequivalenten. Het collectieve energiesysteem moet
tenminste voldoen aan de gestelde eisen voor wat betreft energiezuinigheid en bescherming van
het milieu. Het Warmteplan is vastgesteld voor de duur van 10 jaar.
Reden bespreking
Voor informatie wordt verwezen naar bijgevoegde raadsvoordracht
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Gegenereerd: vl.l1 1
VN2022-039088 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii
Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 12 januari 2023
Ter advisering aan de raad
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-117025 Bekendmaking besluit_wijziging_raadsbesluit.doex (mswa2)
AD2022-108113 Commissie DC Voordracht (pdf)
AD2022-117029 Raadsvoordracht wijziging warmteplan Amstel IIl.docx (mswa2)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Paula Huiszoon, o6 — 8363 3507, p.huiszoon@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.l1 2
| Voordracht | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2021
Nummer 136
Behandeld op 10 maart 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake wijzigen van de locatieprofielen
(Geen grote evenementen meer toe te staan in het Sloterpark)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de beraadslaging inzake wijziging locatieprofielen (NR. VN2021-
000707).
Constaterende dat:
-__in 2019 in opdracht van de gemeente bodemonderzoek is gedaan bij
een aantal groene locaties, waaronder ook het Sloterpark;
- het onderzoek aantoont dat de bodem van het Sloterpark verdicht is
en de grasmat niet meer herstelt;
-_ het onderzoek aantoont dat er een duidelijke relatie is tussen de
verdichting van de bodem, intensief gebruik van een park en de mate
waarin de grasmat zich daarvan herstelt;
- bij de parkonderdelen die als overbelast worden bestempeld opvalt
dat het vooral gaat om stukken die voor evenementen worden
gebruikt;
-__ wethouder Ivens het advies van de onderzoekers heeft overgenomen
door in de zomer van 2020 geen festivals in dit park te houden.
Overwegende dat:
-__een gezonde bodem van groot belang is voor de ecologie en de
biodiversiteit in een park;
-__ een ingeklonken bodem niet herstelbaar is en bij voortzettend
gebruik de schade alleen maar zal toenemen;
- daarmee het Sloterpark ongeschikt is als locatie voor grote
evenementen.
verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Geen grote evenementen meer toe te staan in het Sloterpark.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
| Motie | 1 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 16 november 2021
Portefeuille(s) Verkeer, vervoer, water en luchtkwaliteit
Portefeuillehouder(s): Egbert de Vries
Behandeld door Verkeer en Openbare ruimte, Bestuurlijke. Zaken. [email protected]
Onderwerp Resultaten evaluatie Noord/Zuidlijn en Lijnennetvisie
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over de resultaten van de evaluatie van de Noord/Zuidlijn
en het daarmee samenhangende nieuwe lijnennet.
Op 22 juli 2018 is de Noord/Zuidlijn in gebruik genomen. De komst van de Noord/Zuidlijn en de
gelijktijdige omvorming van het openbaar vervoernetwerk hebben impact gehad op tal van
terreinen. Inmiddels zijn de Noord/Zuidlijn en het nieuwe lijnennet ruim drie jaar operationeel en is
het mogelijk om de balans op te maken of verwachtingen, prognoses en doelstellingen zijn
waargemaakt.
De evaluatie bestaat vit twee onderdelen die als bijlage zijn toegevoegd:
e De Impactstudie Noord/Zuidlijn: hierin hebben wetenschappelijke instellingen samen met de
gemeente Amsterdam en de Vervoerregio diverse effecten van de Noord/Zuidlijn op de stad
en de regio onderzocht. Gekeken is naar effecten op openbaar vervoer, mobiliteit en
bereikbaarheid, ruimtelijke economie en gebiedsontwikkeling en openbare ruimte.
e De Beleidsevaluatie Lijnennetvisie: hierin heeft de Vervoerregio Amsterdam onderzocht in
welke mate de oorspronkelijke doelen van haar Lijnennetvisie 2018 zijn behaald. In de
Beleidsevaluatie is deels gebruik gemaakt van analyses uit de Impactstudie.
De vervoerkundige aspecten van de evaluatie van de Lijnennetvisie komen uitgebreider aan bod in
de brief van de Vervoerregio. In bijlage daarvan zijn de conclusies samengevat voor de
verschillende Amsterdamse stadsdelen en voor de streek. U treft de Regioraadsbrief in de bijlage.
Hoofdconclusies Impactstudie Noord/Zuidlijn
Met de komst van de Noord/Zuidlijn en het nieuwe lijnennet werd het metronet de ruggengraat
van het openbaar vervoer en daarmee ontstond ruimte voor de groeiende vraag naar openbaar
vervoer. Tegelijk werd het bovengrondse openbaar vervoer en de openbare ruimte ontlast. De
reizigerstevredenheid bleef onverminderd hoog of nam licht toe. Voor de corona-pandemie
reisden er gemiddeld zo'n 105.000 reizigers per dag met de nieuwe metrolijn.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021
Pagina 2 van 3
De Noord/Zuidlijn heeft vooral tot verschuivingen binnen het openbaar vervoer geleid, maar niet
of nauwelijks tot veranderingen in auto- of fietsgebruik. Wel is er een afname van reizigers op de
veren opgetreden.
Het aandeel ritten dat (gedeeltelijk) per metro wordt afgelegd steeg fors met 10%. Deze reizigers
zijn vooral afkomstig vit de tram en in iets mindere mate de bus. Het aantal reizigerskilometers in
het gehele OV-netwerk steeg tussen 2017 en 2019 met 9% terwijl de exploitatiekosten,
opbrengsten en beheer- en onderhoudskosten per saldo vrijwel gelijk bleven.
Voor bijna go% van de reizigers verbeterde de reistijd of bleef deze gelijk. Jaarlijks wordt er
daardoor ruim 2 miljoen vur reistijdwinst geboekt in de Vervoerregio. Het aantal overstappen is
binnen het Amsterdamse netwerk per saldo ongeveer gelijk gebleven en op de verbindingen met
de omliggende gemeenten licht gestegen.
De Noord/Zuidlijn heeft ook geleid tot verandering in de waardering van de openbare ruimte
rondom de metrostations. Daarin verschillen de stations wel onderling. Station Noord is het meest
in waardering gestegen. De omgeving van Station De Pijp wordt op overlast en aantrekkelijkheid
negatiever beoordeeld. De verdichting en functiemix van typen bedrijven en wonen rond de
metrostations zijn ook veranderd, maar niet significant anders dan andere delen van Amsterdam.
De bereikbaarheid van banen vanuit veel gebieden is verbeterd. De effecten van de Noord/Zuidlijn
op de ruimtelijk economie zijn (nog) beperkt. Er zijn geen significante veranderingen opgetreden
in vastgoedprijzen. De woningprijzen en winkelhuren rond de metrostations zijn de afgelopen 20
jaar niet harder gestegen dan elders. Mogelijke aanwijzingen voor het ontbreken van duidelijke
positieve effecten zijn de hoge dichtheid van het al aanwezige openbaar vervoernetwerk en het
belang van andere vervoerwijzen zoals de fiets.
Met de Noord/Zuidlijn klaar voor de toekomst
Het college constateert dat de Noord/Zuidlijn bijdraagt aan de doelen van de stad zoals die ook in
de Omgevingsvisie zijn verwoord. De metrolijn vangt de toekomstige groei van het aantal ov-
reizigers op, en maakt daarmee groei en verdichting binnen grenzen van de stad verder mogelijk.
De lijn biedt een snelle verbinding tussen verschillende stadscentra (Noord, Centrum en Zuid)
waarmee we de meerkernige ontwikkeling van Amsterdam faciliteren, speelt schaarse ruimte vrij
op straatniveau en draagt bij aan de inzet op actieve en duurzame mobiliteit.
De Noord/Zuidlijn heeft voor veel reizigers voordelen, en de doelstellingen van de Lijnennetvisie
van de Vervoerregio zijn op hoofdlijn gerealiseerd. Wel zijn er in sommige gebieden ook minder
goede ervaringen met het nieuwe lijnennet en is voldoende aandacht voor kwetsbare groepen
nodig. Bij toekomstige beleidsvorming over het lijnennet weegt de Vervoerregio deze resultaten
mee binnen de situatie en mogelijkheden van dat moment. Zo is het nu nog onduidelijk hoe de
corona-pandemie de vervoervraag in de komende periode beïnvloedt.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 november 2021
Pagina 3 van 3
Het college hoopt u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de resultaten van de
evaluatie van de Noord/Zuidlijn.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Egbert J. de Vries
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Bijlagen
1. Impactstudie Noord/Zuidlijn
2. Evalvatie Lijnennetvisie Vervoerregio Amsterdam
3. Brief Vervoerregio aan de Regioraad over de resultaten van de Noord/Zuidlijn evaluaties
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | test |
>
p í
p í
Aar, ELL ET ak AN ® k
me Om de grote opgave van het programma Gebruikmaken van wat er is Inhoud van het document
C bruggen en kademuren (PBK) voortvarend De in dit document beschreven keuzes Dit document bestaat uit een inleiding en zes
E aan te pakken, is een set regels en en regels gaan vaak over het consequent inhoudelijke hoofdstukken, waarin telkens
2 werkafspraken opgesteld. Deze standaard toepassen en gebruiken van wat al aanwezig voor een bepaald thema wordt beschreven,
5: gaat verder dan een agenda of plan van is op het gebied van vakmanschap, welke keuzes we maken en hoe die keuzes
Q het huidige college. De standaard zal de instrumenten en — door de gemeenteraad gaan leiden tot het opschroeven van de
& komende jaren de basis vormen voor de vastgestelde — kaders. Daar is voor het productie. Met als doel sneller en efficiënter
2 uitvoering van het programma en regelmatig programma versnellingswinst te behalen. resultaat op straat. Elk hoofdstuk eindigt met
3 worden herzien. Het is daarmee een En het kan inspiratie vormen voor andere een opsomming van de concrete regels die
a. essentieel onderdeel van de programma- onderdelen binnen de gemeente. Ook daar het college en de raad vastleggen en die
w aanpak Bruggen en Kademuren, zoals kunnen in veel gevallen de keuzes worden leidend worden voor het programma
6 beschreven in het programmaplan gemaakt die in deze uitvoeringsstandaard bruggen en kademuren.
@ Herstellen en verbinden (april 2020). zijn beschreven.
5
5 Voorwaarde voor versnelling Leren, evalueren en bijstellen College en raad besluiten ten aanzien
5 Om de stad en haar historische bruggen en Omdat we al doende leren en we nieuwe van deze uitvoeringsstandaard Bruggen
2 kades versneld te herstellen en te behouden inzichten blijven opdoen, zullen er tijdens en Kademuren:
3 voor de volgende generaties, moeten we de uitvoering van het werk ideeën ontstaan 1. Deze standaard en de daarin
5 nu flink investeren om de opgelopen achter- voor nieuwe kaders of aanpassingen van opgenomen kaders zijn van toepassing
5 standen weg te werken. Dat vereist dat bestaande kaders, die bijdragen aan het op de activiteiten die toezien op
college en raad voor de komende decennia versneld realiseren van de opgave. Om deze preventie, herstel en vernieuwing ten
richting bepalen en de kaders vastleggen voor nieuwe ideeën snel te kunnen toepassen in aanzien van bruggen en kademuren en
de uitvoering van dit programma. Daarmee de praktijk spreken raad en college af dat het de daarbij behorende activiteiten in de
geven zij ook een heldere boodschap aan de college de kaders in dit kader tussentijds kan openbare ruimte.
stad: dit is een cruciale, onvermijdelijke en aanvullen of wijzigen. Hierover informeert 2. Het college kan de kaders in deze
langjarige investering die voortvarend en het college de raad. Periodiek, eenmaal per standaard tussentijds aanvullen of
gestandaardiseerd wordt aangepakt. Daarom 3 jaar, herbevestigen college en raad de wijzigen. Wanneer het college daartoe
wordt (/is) deze standaard na instemming standaard, door dit in geactualiseerde vorm besluit, informeert hij de raad hierover.
door het college ter vaststelling voorgelegd opnieuw vast te stellen. 3. Eenmaal per 3 jaar herbevestigen
aan de gemeenteraad. college en raad de uitvoerings-
standaard door dit in geactualiseerde
vorm opnieuw vast te stellen.
1. Urgentie van de opgave: om de stad nog eeuwen mooi en veilig te houden — en de opgelopen achterstand in
c onderhoud in te halen — moeten we het herstel versnellen.
et
<
ö . . .
® 2. Vernieuwen van de openbare ruimte, in overleg met de buurt: we laten de stad beter achter dan we hem
d aantroffen.
8
et
5 3. Preventie en interventie: bij veiligheidsrisico's handelen we snel en adequaat, vooruitlopend op de definitieve
5 vernieuwing.
a
w 4. _Boomrijke grachten: we houden onze kades boomrijk door bomen te verplanten, herplanten en waar mogelijk
G te behouden. Met speciale aandacht voor monumentale bomen.
@
D
5 5. Bereikbaarheid en samenhang met andere opgaven: we willen en moeten veel in de stad. Dat vergt andere
od manieren van werken, maar ook onvermijdelijke overlast.
%
a
5 6. Woonboten: we gaan eenduidig en voorspelbaar te werk. Er komen meer wissellocaties en een helder
5 verplaatsingsprotocol.
5
7. Inkoop: we optimaliseren het proces binnen de grenzen van de nationale en Europese wetgeving.
e Kd Kd
1. Om de stad nog eeuwen mooi en veilig te houden
e
oe — en de opgelopen achterstanden in te halen — moeten we
het herstel versnellen.
c
<
2 Het Programma Bruggen en Kademuren van het niet. Want als we alles blijven doen zoals hun fiets of auto of lopen een winkel binnen.
5: de gemeente Amsterdam heeft als opdracht we dat altijd deden, dan krijgen we ook Het is dus belangrijk dat de openbare ruimte
Q om ruim achthonderd verkeersbruggen en ongeveer de doorlooptijden die we altijd snel wordt hersteld en weer voldoet aan de
& tweehonderd kilometer kademuren veilig hadden. Zo duurt een brugvernieuwing nu kwaliteit van het Amsterdamse straatbeeld.
2 en functioneel te houden. Op een aantal gemiddeld zes jaar: vier en een half jaar Daar past een eenvoudiger proces bij, in
3 plekken betekent dit dat een kademuur of voorbereidingstijd en anderhalf jaar een programma-aanpak gegoten. En niet
a. brug versneld op orde moet worden uitvoering. Om tempo te maken en de het projectmatige maatwerk zoals we
w gebracht. Dit kan alleen maar door fors te capaciteit van zowel overheid als markt veel gewend zijn.
6 investeren: in onderzoek, in uitvoering van efficiënter te benutten, moeten we de
@ acute veiligheidsmaatregelen, in levensduur- doorlooptijd terugbrengen tot drie jaar. Voor de Amsterdammer en met de
5 verlenging en in het duurzaam vernieuwen Amsterdammer
5 van constructies. Een noodzakelijke, maar ook Van belangrijke bijzaak naar hoofdzaak Om die reden hebben we de bestaande
5 ingrijpende en langdurige opgave die veel Bruggen en Kademuren is een van de processen tegen het licht gehouden en een
2 vraagt van de stad en de Amsterdammers. leidende programma's waar andere ambities paar goede verbeteringen en nieuwe
3 Hiertoe is voor een programmatische aanpak in meegaan of zich aan aanpassen. Dit vraagt standaarden gevonden. We willen het wiel
5 voor bruggen en kademuren gekozen, om een volgende stap in de samenwerking niet bij elke vernieuwing opnieuw uitvinden.
5 waarmee we de stad ook op de lange termijn met de andere opgaves. Het programma Zo hebben we al een versnelling doorgevoerd
veilig, bereikbaar en leefbaar houden. neemt daarbij het voortouw en kan een voor het ontwerp- en participatieproces voor
vliegwiel zijn om andere ambities in de stad de openbare ruimte na kademuurherstel.
We kunnen het ons niet permitteren te concretiseren en te programmeren. Met minder ambtelijke en bestuurlijke tussen-
om niet te versnellen stappen en behoud van overleg met de buurt.
Om de achterstanden weg te werken, moeten Van projectmatig naar programma-
elk jaar veel meer bruggen en kademuren aanpak: kortere processen
vernieuwd worden dan voorheen gebeurde. Een groot deel van de opgave betreft
Door de vele veiligheidsconstructies en het vernieuwen van constructies en het
incidenten en door de media-aandacht is de herstellen van de openbare ruimte erboven.
urgentie inmiddels helder. Tegelijkertijd is Die openbare ruimte boven een brug of
duidelijk dat we fundamenteel anders moeten kademuur, is voor bewoner, bezoeker en
gaan werken dan we voorheen deden. Met ondernemer erg belangrijk. Hier verplaatsen
alleen meer geld en meer mensen redden we mensen zich, komen elkaar tegen, parkeren
2. Vernieuwen van de openbare ruimte, in overleg met de
EE buurt: we laten de stad beter achter dan we hem aantroffen.
C Vernieuwen in plaats van herinrichten: afgelopen paar jaar hebben vastgesteld: de ook het uitgangspunt. De openbare ruimte
E een vlot, eenduidig proces leidt tot Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld en uitstraling van een gebied vormt een
2 herkenbare en aantrekkelijke (Beleidskader Puccinimethode, Handboek geheel. Bewoners hebben in 2020 tijdens
5: openbare ruimte Rood en Handboek Groen) en de Inrichtings- een serie participatie-avonden over het
Q Het belangrijkste element uit de uitvoerings- principes voor een autoluwe stad, om er een programma ook aangegeven liever in één
& standaard heeft betrekking op het herstel van paar te noemen. Bij het overgrote deel van de keer mee te praten over hun buurt, dan
2 de openbare ruimte na de werkzaamheden kades en bruggen voldoet zo'n gestandaardi- telkens benaderd te worden door een
3 aan kademuur of brug. De kern is dat we seerde vernieuwing van de openbare ruimte. volgend project over een klein stukje van die
a. de openbare ruimte na de constructie- Omdat de genoemde kaders en uitgangs- ruimte. Deze aanpak past prima binnen de
w werkzaamheden op een eenduidige, punten al eerder zijn vastgesteld en de huidige regels, zoals de inspraakverordening.
6 gestandaardiseerde en veel snellere manier uitvoering van het programma financieel
@ vernieuwen, met oog voor de omgeving. gedekt is, is het voor de vernieuwing van de Het betrekken van bewoners nemen we
5 Voorheen was het gebruikelijk om voor elke kademuren, bruggen en openbare ruimte serieus. We gaan al ver voor de werkzaam-
5 straat of kade een volledige projectmatige, binnen het programma niet meer nodig een heden met bewoners en belanghebbenden
5 gefaseerde herinrichting op te starten, met separaat bestuurlijk besluit te nemen. Dit in gesprek. We weten uit bovengenoemde
2 inspraak op de inrichting van alle ruimte komt overeen met hoe nu groot onderhoud participatie-avonden dat Amsterdammers dat
3 tussen gevel en waterkant. en vervanging in de stad is georganiseerd: op prijs stellen. Het gaat op dat moment over
5 omdat het daarbij gaat om levensduur- het informeren van bewoners en gebruikers
5 Vanaf nu gaan we dat als volgt doen: in een verlenging van de materialen en niet om over het benodigde herstel van kademuur
kort en doelmatig proces vernieuwen we de wijzigingen aan de inrichting, komt daar ook of brug en wat dit voor hen betekent.
openbare ruimte op basis van de door college geen besluitvorming bij kijken. Alleen in Bewoners kunnen vragen stellen, ideeën naar
en raad vastgestelde kaders, uitgangspunten uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld op grote voren brengen en worden ook geïnformeerd
en materialen. Na de overlast door het herstel verkeersaders, wordt overgegaan tot een over de kaders en handboeken die de
van brug of kademuur krijgen bewoners zo volledige herinrichting met aparte gemeente hanteert bij de vernieuwing van
weer snel een vernieuwde straat terug met besluitvorming. de openbare ruimte.
een hoogwaardige en herkenbare inrichting.
Zoals hieronder wordt toegelicht, blijven we We werken gebiedsgericht en starten Goede participatie aan het begin werkt
dit doen in goed overleg met de omgeving. de participatie al voordat de beter dan inspraak achteraf
vernieuwing begint Bewoners begrijpen dat de gemeente kaders
We geven daarmee uitvoering aan bestaand Het programma gaat gebiedsgericht te werk. en handboeken hanteert bij de inrichting
beleid. We gebruiken de handboeken en Voor de vernieuwing van de openbare ruimte _ van de openbare ruimte. Ze willen dat de
uitgangspunten die raad en college de en het betrekken van bewoners is dat dus gemeente duidelijk aangeeft welke ruimte
er is voor participatie en hoe dit wordt bod. We brengen terug wat er al lag, met directies, stadsdelen en partners de
georganiseerd. met waar mogelijk kleine verbeteringen. verschillende ambities naast elkaar te leggen
Voor functiewijzigingen is slechts ruimte en te bepalen welke werkzaamheden wel en
In de fase waarin de vernieuwing van als gekozen wordt voor een herinrichting niet worden gecombineerd. En ten tweede
EE constructies en maaiveld wordt voorbereid, in plaats van vernieuwing van de om heel strak te sturen op het tijdig
kunnen bewoners en andere belang- openbare ruimte. ontvangen van de wensen en eisen van
C hebbenden meepraten over de zogenaamde partners die hun ambities gelijktijdig uit
E ‘vrije ruimte! in het ontwerp voor de Bij calamiteiten en noodsituaties is deze willen (laten) voeren. Meer over het al dan
2 openbare ruimte. Met vrije ruimte wordt tijd en ruimte er vanzelfsprekend niet. niet combineren van werkzaamheden volgt
5: hierbij bedoeld: de mate waarin er — buiten In hoofdstuk drie wordt toegelicht hoe het in hoofdstuk vijf.
Q de technische eisen, fysieke beperkingen en contact met de omgeving in zulke gevallen
& kaders — nog ruimte is om te variëren in het verloopt. Meer openbare ruimte vernieuwen in
2 ontwerp. Hoeveel ruimte er is, is afhankelijk minder tijd: winst voor de stad en
9 van onder meer de lokale situatie, de fysieke We hebben oog voor de andere bewoners
d ruimte en de kaders voor dat gebied. Vaak zal ambities en plannen in de stad Alles bij elkaar levert deze aanpak niet alleen
w die ruimte te vinden zijn in de zogenaamde Naast de bruggen en kademuren heeft duidelijkheid richting bewoners en
6 functiestrook, waar de geparkeerde auto's, de gemeente nog andere belangrijke eenduidige uitstraling van onze buitenruimte
@ fietsenrekken, bomen en afvalcontainers ambities met een grote ruimtelijke impact: op, maar ook een enorme snelheidswinst en
5 staan. Precies over die ruimte gaan we dan klimaatadaptatie, autoluw, energietransitie, toename van de productie. In dezelfde tijd
5 het gesprek aan. Niet in de vorm van inspraak aanleg van laadpalen en ondergrondse kunnen we twee tot drie keer zoveel
5 (met nota's, zienswijzen en reactienota'’s), afvalsystemen, om er een paar te noemen. constructies herstellen en dus ook twee tot
2 maar door gesprekken, (online-)bijeen- Bovendien zijn er doorlopend werkzaam- drie keer zoveel waardevolle openbare
3 komsten of het gebruik van stem-tools. Als er heden van netbeheerders aan kabels en ruimte op niveau brengen. In goed overleg
5 helemaal geen ruimte is in het ontwerp om leidingen. Allemaal opgaven die niet met bewoners en met minder bureaucratie.
5 over mee te praten, dan zal de gemeente simpelweg door de uitvoering van het PBK Al voordat deze standaard is vastgesteld, zijn
bewoners uiteraard goed informeren over zijn op te schuiven. we een deel van de uitgangspunten al aan
hoe de vernieuwing eruit gaat zien. het toepassen bij verschillende kademuur-
Dat we de openbare ruimte gestandaar- vernieuwingen. Dit leverde al een versnelling
Hoewel er dus vaak ruimte zal zijn voor een diseerd gaan vernieuwen, betekent dus dat in de voorbereiding op van twintig weken.
gesprek over de vrije ruimte in het ontwerp, we intensief overleg hebben met andere
is er nadrukkelijk geen ruimte voor gemeentelijke ambities en de rechten en De aanpak hierboven noemen we lijn A.
wijzigingen aan de functie van de straat. plichten van netbeheerders die regelmatig Omdat het onze voorkeur heeft en onze
Ingrijpende wijzigingen in het profiel of de onderhoud plegen aan kabels en leidingen. herkenbare standaard-aanpak is. Als er toch
wijze waarop een straat functioneert, zoals Als we werkzaamheden kunnen combineren reden is om hiervan af te wijken en het is
het autovrij maken, parkeervrij maken of het zonder hierdoor (te veel) vertraging op te écht nodig om een straat volledig opnieuw in
toevoegen van bepaalde functies die er nu lopen, dan doen we dat. Hiervoor is het ten te richten en de functionaliteit te veranderen,
niet zijn (groenvakken, speelgelegenheid, eerste noodzakelijk om al heel vroeg op dan noemen we dit lijn B. Daar hoort het
terras en dergelijke), komen dus niet aan programmaniveau (en gebiedsgericht) klassieke, gefaseerde ontwerpproces bij,
zoals we dat ook toepassen op de Elk jaar wordt de programmering van Uit deze programmering volgt ook welke
ingewikkelde reconstructies van belangrijke werkzaamheden voor de komende vijf jaar projecten in beginsel in welke categorie
verkeersaders en knooppunten. Denk hierbij geactualiseerd. Uiterlijk in het derde kwartaal komen te vallen. Dit is ook het moment
aan de werkzaamheden aan de Mauritskade, wordt vervolgens per ingreep de scope op waarop aan de wethouder Verkeer kan
de Raadhuisstraat of de Rode Loper boven hoofdlijnen bepaald, in overleg met worden voorgesteld om bij enkele
de Noord-Zuidlijn. Zoals gezegd, is dat voor stadsregisseur, directies en stadsdelen. werkzaamheden wél over te gaan tot
C het overgrote deel van de openbare ruimte Bestuurlijk wordt de programmering combineren van ambities in een volledige
E boven bruggen en kademuren niet nodig. besproken in het overleg van de wethouder herinrichting.
2 verkeer met de zeven portefeuillehouders.
5:
5
& College en raad besluiten ten aanzien van de vernieuwing van kademuren het volgende kader te hanteren:
2 1. Vernieuwing van kademuren die valt binnen de scope van het programma geschiedt volgens de standaard-aanpak A2 zoals beschreven
3 in bijlage 1 bij deze uitvoeringsstandaard, waarbij de openbare ruimte wordt vernieuwd volgens een standaard-ontwerp, op basis van
a. uitgangspunten van de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld en overige beleidskaders;
w 2. Voor een vernieuwing conform deze standaard-aanpak A2 is geen voorafgaand bestuurlijk besluit van het college of van het Dagelijks
6 Bestuur van een stadsdeel nodig. De besluitvorming over de toekenning van het overkoepelende krediet voor vernieuwingen vindt
@ jaarlijks plaats in de gemeenteraad;
5 3. Bij de standaard-aanpak A2 wordt in elk geval gestreefd naar een bredere stoep, betere groeiplaatsvoorziening voor bomen, elders
5 bewezen klimaatadaptatie-maatregelen (verbeteren afwatering) en fietsparkeernietjes. In de aanpak wordt bovendien ruimte
5 gereserveerd voor laadpalen wegverkeer en voor afvalcontainers, mits de eisen hiervoor tijdig duidelijk zijn.
2 4. In de volgende gevallen kan worden afgeweken van deze standaard-aanpak A2:
3 — Als er zwaarwegende redenen zijn om de project-scope uit te breiden, dan kan de wethouder verkeer een principebesluit nemen
5 (conform het op dat moment actuele proceshandboek PBI) en de vernieuwing daarmee aanwijzen tot een herinrichtingsproject,
5 waarop aanpak B als beschreven in bijlage 1 bij deze regeling van toepassing is. Dit kan alleen, als er voor de meerkosten van de
herinrichting dekking wordt gevonden buiten het programma Bruggen en Kademuren.
— Als het mogelijk en passend is om de projectscope te verkleinen tot variant A1 zoals beschreven in bijlage 1 bij deze standaard
— waarbij het maaiveld slechts gedeeltelijk wordt opengebroken en vervangen —, dan kan de programmadirecteur Bruggen en
Kademuren hiertoe besluiten.
— Om een innovatieve werkwijze, nieuwe bouwmethode of ander innovatief element mee te nemen tijdens de kademuur- of
brugvernieuwing, kan de programmadirecteur besluiten dat aanpak A2 uitgebreid worden tot A2i. Zo kan een innovatie in de praktijk
getest worden, om het effect ervan te bezien en te evalueren. Denk bijvoorbeeld aan in de kades geïntegreerde kabel- en
leidingkokers of ondergrondse energievoorziening. Bij geslaagde toepassing, kan het worden opgenomen binnen de standaard-
aanpak. Besluitvorming, participatie en dekking komen overeen met aanpak A2.
5. Als de aanpak van een project bepaald is (A1/A2/A2i/B), wordt daarbij de in bijlage 1 bij deze uitvoeringsstandaard bij de betreffende
aanpak beschreven wijze van besluitvorming, wijze van participatie en dekkingsbron toegepast;
College en raad besluiten ten aanzien van de vernieuwing van bruggen het volgende kader te hanteren:
1. Vernieuwing van bruggen die valt binnen de scope van het programma geschiedt standaard volgens standaard-aanpak A1 of A2,
zoals beschreven in bijlage 2 bij deze uitvoeringsstandaard. De keuze tussen A1 of A2 is afhankelijk van de vraag of er meerdere
el bruggen in een straat of gebied liggen en of de openbare ruimte tussen de bruggen aan onderhoud toe is:
— Al - solitaire brug: de brug wordt vernieuwd. Het maaiveld wordt hersteld na de werkzaamheden in oorspronkelijk profiel.
C — A2 - bruggen in lijn: meerdere bruggen in een straat worden gelijktijdig vernieuwd. Het maaiveld wordt na de werkzaamheden
E hersteld of vernieuwd op basis van de Standaard voor het Amsterdamse straatbeeld.
2 2. Voor een vernieuwing conform deze standaard-aanpak A1 of A2 is geen voorafgaand bestuurlijk besluit van het college of van het
5: Dagelijks Bestuur van een stadsdeel nodig;
Q 3. In de volgende gevallen kan de wethouder verkeer besluiten dat wordt afgeweken van de standaard-aanpak en dat wordt overgegaan
& tot een aanpak zoals in bijlage 2 bij deze uitvoeringsstandaard beschreven voor categorie B:
2 — Als de vernieuwing van een of meerdere bruggen wordt ondergebracht bij een lopend herinrichtingsproject;
3 — of als er aanleiding is en separate financiële dekking is voor het uitvoeren van een project waarin de straat volledig wordt heringericht
a en de brug of bruggen worden vernieuwd.
w 4. Als de aanpak van een vernieuwing bepaald is (A1/A2(1)/B), wordt daarbij de in bijlage 2 bij deze standaard bij de betreffende aanpak
6 beschreven wijze van besluitvorming, mate van participatie en dekkingsbron toegepast;
@ MDL TTS TS RER ES BS U 1d TNT BEAN d NL EET ER ;
® A ee NN Ì OND, 1 ONDER lade rte IN LBABE Eet d
> WE ST ee
a Er Et: HEIT LLOEND Eh fe Ha, 4 MA Ue Ki AAT Teen 8d et
3 KE TTT Nn An de IR | en
® ARIEL EEEN Li im att 1 | BET, hj ee OET 1 TdT | „EN NEN d
TE l | EEN AN Rane: | Hee Alden ein”! EIK Men dig ks
3 kn E - eN LIN Hi | EET ig EL de BE nl “iem Be Lel rn | al AN A Tee , ze
NE Edd HES RUUD dE IN NOS
j if” En __ dr Î 6 WEE ante Ue ZN sh L SO
fl | ij ij ä Te ld r ga IS ben ed De 5 id ee ei Tel lij: EE ep
EN GE OR IN een ET EE OE Ve ne mt Ë
MME: EE aM EE EN | W vand
Ee eN Aan ve RRS «
Zp El Pd es ed Re Se LEE Sp . =
| B Meen ES DE ke ‚dl p= Ee = ed if PT) ke nf kh ET
Ne | ie Ten Hp TE ee MND. wie |
pe SO sE an Vali ee
ET of Eg AAR A = : dl |
7: en df Ti Ein Eis E ON ‚ di 6 Ae en
ker ne , SE VR TT, een SS
E de. G rd Ee Fi ' / Te A vam re ed y Ee
College en raad besluiten ten aanzien van inspraak en participatie bij werkzaamheden in het kader van het programma Bruggen en
Kademuren het volgende kader te hanteren:
1. Inspraak en participatie van bewoners, belanghebbenden en bedrijven voorafgaand aan de werkzaamheden in het kader van een
6 vernieuwing geschiedt op de wijze zoals beschreven in de bijlagen 1 (vernieuwing Kademuren) en 2 (vernieuwing Bruggen) bij deze
uitvoeringsstandaard. Dit sluit aan bij de algemene inspraakverordening van Amsterdam, waar inspraak wordt voorgeschreven voor
C beleidsvoornemens. Het toepassen van vigerende — door de raad vastgestelde — uitgangspunten bij ruimtelijke vernieuwing, valt niet
E onder beleidsvoornemen.
2 2. Voor de vernieuwing van Kademuren betekent dit voor de verschillende categorieën het volgende:
5: — Al (basis): Participatie vindt plaats door een gesprek met de buurt waarin men wordt geïnformeerd over uitvoering, overlast en
Q bereikbaarheid;
& — A2 (standaard): Participatie vindt plaats door middel van het direct consulteren van de omgeving als er vrije ruimte is bij de toepassing
2 van het standaardontwerp. In de praktijk zal dit dan gaan over de invulling van de functiestrook (parkeren, bomen, afvalcontainers,
3 spelen, etc). Dit geschiedt bijvoorbeeld aan de hand van meerdere mogelijke invullingen. Hiervoor wordt een standaardwerkwijze
ò. ontwikkeld.
w — B (special): Inspraak geschiedt overeenkomstig het geldende PBI, waarbij het zwaartepunt ligt bij fase 2, op schetsontwerp en nota
& van uitgangspunten.
@ 3. Voor de vernieuwing van Bruggen betekent dit voor de verschillende categorieën het volgende:
5 — Al en A2 (een of meerdere bruggen vernieuwen): Participatie vindt plaats door middel van een dialoog met de buurt over uitvoering,
5 overlast en bereikbaarheid;
5 — B (herinrichting met (een) brug(gen)): Inspraak geschiedt overeenkomstig het geldende PBI, waarbij het zwaartepunt ligt bij fase 2,
2 op schetsontwerp en nota van uitgangspunten.
3 4. Als een activiteit die valt binnen de scope van het programma rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen of voorgenomen
5 werkzaamheden ten aanzien waarvan reeds participatie heeft plaatsgevonden, dan vindt ten aanzien van die activiteit niet nogmaals
5 participatie plaats.
5. In het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden die worden verricht in het kader van Preventie en interventie vindt geen
inspraak of participatie plaats. Wel is er intensief contact met de omgeving, zowel om te informeren als om te reageren op signalen en
zorgen vanuit de omgeving.
. e Kd ee e Kd Kd e e Ï
©
3. Preventie en interventie: bij veiligheidsrisico's handelen
| d itl d finiti
we snel en adequaat, vooruitlopend op de definitieve
. .
vernieuwing.
G
<
2 Het is niet ondenkbaar dat er situaties zullen Dit roept regelmatig vragen op over welke De maatregelen zijn er op gericht om een
5: zijn waarbij er snel moet worden gehandeld besluiten er aan de maatregelen ten grond- acuut veiligheidsrisico aan te pakken. Als de
Q om een calamiteit te voorkomen of er met slag liggen, of er participatie plaats had betreffende kade of brug later definitief
4 spoed een situatie moet worden hersteld moeten vinden en wie besluit om te wordt vernieuwd, dan vindt over de inrichtin
8 p g
2 waar het al mis is gegaan. Bij deze zoge- interveniëren. Het antwoord daarop is: de en uitvoering vervolgens participatie plaats
3 naamde veiligheidsmaatregelen handelen noodzaak om snel te handelen maakt dat op de wijze zoals eerder beschreven.
a. we snel maar zorgvuldig. Deze maatregelen er geen tijd is voor bestuurlijke besluiten
w lopen vooruit op daadwerkelijke vernieuwing of actief participatieproces en het mandaat Het besluit tot een veiligheidsmaatregel
6 van de betreffende constructie en staan dus tot het besluit daartoe is belegd bij de wordt niet lichtzinnig genomen. Om tot dit
@ meestal niet op zichzelf. programmadirecteur Bruggen en Kademuren. besluit te komen worden de gevolgen van
5 de eventuele veiligheidsmaatregel gewogen
5 et men ca mere op grond van input van de belangrijkste
Z IE (MRE IAN en E A ve de belanghebbende (omgevingsadvies) en de
Sei SE OER MN Ld 4 El ì e . . .
2 | al IN Een RN Sf ij Hd A technische staat (technisch advies) van de
Ee - Aln ï AN A
3 Ben A ee et deit HE brug of kade. Daarover wordt transparant
5 de ee md JN ge Ik a Eg EE gecommuniceerd. Tevens wordt gekeken
5 ENNE Ee lt NDSS | nk ee naar mogelijke alternatieve oplossingen en
Ei Sf d ae! Ii Lal id men mitigerende maatregelen. Altijd in dialoo
5 g g lj g
ETE ES ES ae BIN rid AE ET met de betrokkenen en begrensd door het
E | RAN iii Ee Li Rm Lek Je sink Se) gegeven dat veiligheid voor gaat.
ERN ES ii HK A1! em ERE td
TE | el KL 5 e= ee hm mE ME Î | ee rn pd er . . …
he |E REK | Te || Hi Iesss In voorkomende gevallen is het niet altijd te
ek gn Bn Ee | en WE AR voorkomen dat belangen (tijdelijk) geschaad
wenge A dek =d er Ì n | li .
Vm b ep eN | En ih zl Sk. ä RR worden. We informeren bewoners en
oe end AN 7 ï fi B \ lib” zB) bedrijven over de mogelijkheden om een
Enne Ed Ee en Ne Ne J gei
er LN ee hl BÀ ee Dm EN verzoek om nadeelcompensatie te doen.
Ee nd K ammamedne” EP Ee Si 4 rn mn - .
tj 4 Trmmen nn en De gemeente kent hiervoor een beproefd
ah ld 8 5 Je u tnt proces, gebaseerd op de algemene nadeel-
4 an N compensatieverordening. Binnengekomen
Ee OM Ee AAE verzoeken handelen we voortvarend af.
4, Boomrijke grachten: we houden onze kades boomrijk door
te verplanten, herplanten en waar mogelijk te behouden.
Met speciale aandacht voor monumentale bomen.
5
2 Bomen zorgen voor een leefbare en Voor deze bomen streven we naar behoud. constructie. Daarom gaat kadevernieuwing
5: gezonde stad In veel gevallen is dat niet mogelijk. Op dat vaak gepaard met het noodzakelijk kappen
Q Bomen zijn een beeldbepalend onderdeel moment wordt altijd onderzocht of de boom of waar mogelijk het verplanten van bomen.
& van de openbare ruimte en hebben cultuur- verplaatsbaar is. Dit is vooral mogelijk bij Dat laatste is vaak alleen kansrijk bij jongere
2 historische waarde. Ook dragen ze bij aan jonge en gezonde exemplaren. Om vaker bomen, vaak niet de monumentale. Dat is
3 klimaatbestendigheid en aan het welbevinden _ te kunnen verplanten, worden oplossingen nu niet anders dan hoe we te werk gingen
a. van inwoners en bezoekers. De grote diver- verkend waarbij bomen op een tijdelijke plek voordat dit programma startte. Maar omdat
w siteit aan groen en monumentale bomen die in de buurt komen te staan. Als dit niet lukt, we op steeds meer plekken tegelijk werken,
6 we hebben in de stad, met onder meer ruim zal de boom worden gekapt en wordt na gaat het om veel bomen en valt het meer op.
@ 60 verschillende iepensoorten, is uniek. Dit afronding van de werkzaamheden een nieuwe
5 willen we graag zoveel mogelijk behouden boom geplant. Kap is soms ook noodzakelijk In onze bomenaanpak staat veiligheid altijd
5 bij werkzaamheden aan kades en bruggen. vanwege gezondheid van de boom of voorop. We verwachten dat de mogelijk-
5 Tegelijkertijd kunnen bomen letterlijk veiligheid van de omgeving. Dit staat los heden voor boombehoud met de jaren zullen
2 barrières zijn bij de snelle aanpak van het van de kademuurvernieuwing. Belangrijk toenemen, maar op dit moment hebben we
3 veilig stellen van onze bruggen en kades. onderdeel van de bomenverordening is dat geen technieken tot onze beschikking die
5 een onafhankelijke commissie toetst of aan boombehoud op grotere schaal mogelijk
5 Bij boombehoud richten we ons op de de voorwaarden voor een kapvergunning maken. Ook op de langere termijn zullen op
zogenoemde “beschermwaardige hout- wordt voldaan. Tevens geldt dus altijd een sommige plekken monumentale bomen staan
opstanden” conform de gemeentelijke herplantplicht. waar geen oplossing voor beschikbaar is en
Bomenverordening 2014. Dit zijn bomen met vernieuwing van de kade niet is uit te stellen
een monumentale status of bomen die hard Bij kademuurvernieuwing streven we naar vanwege de technische staat. Het is geen
op weg zijn monumentaal te worden vanwege _ het behoud van (monumentale) bomen, realistisch uitgangspunt dat alle bomen
hun bijzondere waarde zoals beeldbepalende, maar ook hier kan kap onvermijdelijk zijn. behouden kunnen blijven. We maken voor
natuur- of cultuurhistorische meerwaarde De huidige werkwijze bij vernieuwing van de aanpak onderscheid tussen projecten
(hierna: monumentale bomen). Voorafgaand kademuren houdt in dat we de constructie op de korte, middellange en lange termijn:
aan de voorbereiding van werkzaamheden, afbreken en opnieuw opbouwen. Aanwezige _m Projecten die op korte termijn staan
wordt voor de zekerheid nog een laatste bomen staan vaak dicht op de kade en gepland (2021 — ca. 2023): de planning
controle gedaan op waardevolle bomen kunnen in de meeste gevallen niet behouden van de projecten is jaren geleden tot stand
in het betreffende gebied. blijven. Dat geldt ook voor de monumentale gekomen, waarbij gekeken is naar de
bomen, die veelal vergroeid zijn met de technische staat (veiligheid) en de
bereikbaarheid. We kijken nu opnieuw Vanwege de omvang van de opgave, werken vervangen door jongere exemplaren.
naar deze projecten en brengen alle we programmatisch. In plaats van voor elke Die jongere bomen hebben vanzelfsprekend
belangen en de consequenties in beeld. afzonderlijke boom een vergunning aan te de eerste jaren nog niet de uitstraling van de
Waar mogelijk zoeken we met maatwerk vragen, maken we gebruik van jaarvergun- oude. Door verschillende iepensoorten te
naar integrale oplossingen voor boom- ningen voor hele rakken en clusters. Deze combineren, zowel de iepziekte-resistente als
behoud, waarbij we kosten en baten tegen mogelijkheid bestaat al in de vigerende de niet-resistente, en aandacht te schenken
C elkaar afwegen. Waar maatwerk niet bomenverordening en gaan we voor dit aan groeiplaatsverbetering, krijgen we na
E mogelijk is, maken we een keuze tussen programma benutten. Dit levert ons zowel verloop van tijd weer mooie weelderige
2 doorgaan of uitstel. Dat hangt af van de tijd- als capaciteitswinst op. Daardoor kunnen grachten met gezonde bomen.
5: technische staat, de bereikbaarheid en de we op een hoger abstractieniveau afspraken
Q kans dat toekomstige innovaties hier maken met stakeholders, zoals de Advies- Door het werken met jaarvergunningen en een
& verschil kunnen maken. Daarnaast toetsen commissie beschermwaardige houtopstanden. _ realistische blik, besparen we tijd, energie en
2 we de innovaties in pilots op haalbaarheid capaciteit bij zowel interne partners als externe
3 en opschaalbaarheid. We trekken hierin We kijken kritisch en doen gedegen onderzoek partners. Samen met bewoners, de Advies-
a. samen op met belanghebbenden en een naar de bomen waarvoor we, in geval het niet commissie beschermwaardige houtopstanden
w brede groep van experts. anders kan, een kapvergunning aanvragen. en belangengroeperingen als de Vereniging
6 m Projecten die op de middellange termijn Indien uit dat onderzoek blijkt dat een boom Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad en
@ worden gepland (ca. 2024 — ca. 2026): ziek, zwak of onverplaatsbaar is, steken we het Comité Westelijke Grachtengordel en
5 voor deze uitvoeringsperiode maken we onze tijd in compensatie en vervanging. investeren we in onderzoek naar de gezonde
5 in de programmering de aanwezigheid Daarnaast houden we de grachten groen door bomen, die potentie hebben om behouden te
5 van monumentale bomen een expliciet nieuwe bomen aan te planten waar behoud kunnen worden. Ook onderzoeken we samen
2 onderdeel van het besluit. Als de niet mogelijk is. De verwachting nu is dat een nieuwe technieken voor kadevernieuwing of
3 veiligheid het toestaat, leggen we de groot deel van de bomen moet worden levensduurverlenging.
5 nadruk in deze jaren op kades met minder
5 monumentale bomen. Tevens kunnen we ETTEN EE
tegen die tijd de bewezen succesvolle Sheli Er APL EA 5
innovaties al wat breder toepassen. NE Ol, Pin SE LER
Ï i ii : SDS Pe TENT en
m Projecten die op lange termijn worden land ONE 0 ANA SPEL Be
gepland (na 2026): naar verwachting 7 SN ES id 1 Ei Pe Ne Ee Eon Wast
zijn we op lange termijn in staat om zo: (en me AO NZ JEL di ee EO /
innovatieve methoden op te schalen, nt Tren ll TE (ld VAR EN zl mi
zodat we meer (monumentale) bomen en, OS Lr ee mn Er
kunnen behouden. Daarnaast kunnen we gee a HT nbr Sd ee Ee
waarschijnlijk met andere methodes de Bij den zet fp A
levensduur van oude kades verlengen, | - ee Re | À
waarmee de impact op de monumentale ee zl
bomen beperkt is. EE pt
ee En Ee ml 5
College en raad besluiten ten aanzien van bomen in het werkgebied van het programma bruggen en kademuren het volgende kader
te hanteren:
1. Bij boombehoud richten we ons op de “beschermwaardige houtopstanden” conform de gemeentelijke Bomenverordening 2014.
2. Waar het kappen, snoeien of verplaatsen van bomen nodig is, geldt als uitgangspunt dat een jaarvergunning als bedoeld in de
Bomenverordening wordt aangevraagd die een groter gebied bestrijkt (van bijvoorbeeld verschillende rakken en clusters).
3. Voorafgaand aan de beslissing om een vergunning voor het vellen, verplaatsen of snoeien te vragen wordt aandacht besteed aan de
vraag of er redelijkerwijs alternatieven zijn voor het vellen, verplaatsen of snoeien van een houtopstand.
4. We hanteren in de komende jaren het afwegingskader zoals dat is weergegeven in bijlage 3 en 4 waarbij een beslisboom aangeeft hoe
we handelen met de aanwezige bomen bij een kadevernieuwingsproject. Zodra meer technieken voor boombehoud beschikbaar zijn,
wordt deze beslisboom herijkt.
BA Li AL sil Be
SON hk
A vd KELL Pb ak,
VANDER,
OA AS AN RD ii h Ha
Ù A eN A HEN PEN jk
Ki SN Ei AL MANG
SONT 112077
D ANNA
d is 5 gn NA GN ON 4 A |
8 Nr Er INR
8 ENGEN BD HH)
& ke NEON Ie
TN NA RNR EA PEET
5 et
a EN MORNESE gite
3 den RV DN eed
er ad bep PN TN ì
E En TE Re bk A ge ij nd
S ak BE, Sem ke ee ERG 8 d
l IEEE ek lin eren
® Wen (ETEN Ne vale kl 2 en ek! Ae
si a ink letier en EEEN 3 Sne INN lmet UE mn Harel: SR Al AAE
ma Ae Wend ne tn EIS nde en
a eli Er Tek) tn: EN CEN CEE Nr riengsl ie me Ken Ee Pi Beit
f AT gr ne ERG am Erp UM
EE PEEN iT APA EEEN in NS EN A HEEN We ee
; Rr Na Et NETTEN Ea Ik
el uns a ne dant TENT ii oi N —_ AE Lr
fd EE ie RE ahd
EE S= rn Sa EN
mn ed LE B rit
5 eme € SE sn Bn
en TR NE en Er N :
ee 5 PE se nn
pe Ee Nn A EERE en
ed ee oen nn
nn EE en
me PET ne
5. Bereikbaarheid en samenhang met andere opgaven:
we willen en moeten veel in de stad. Dat vergt andere
manieren van werken, maar ook onvermijdelijke overlast.
GC
E
2 Amsterdam is een oude stad die experimenten breed toepasbaar zijn, De oplossing: gebiedsgericht werken en
5: intensief gebruikt wordt dan kunnen deze vaker toegepast worden. telkens zes bewuste afwegingen maken:
Q Dat betekent dat er doorlopend onderhoud Zie hiervoor variant A2i in de eerste bijlage. We gaan de processen versnellen door
& nodig is aan straten, pleinen, bruggen, betere samenwerking en door direct met de
2 kades, tunnels, bouwwerken, groen en aan Toch kan het vanwege de snelheid nodig juiste mensen aan tafel te zitten en bindende
3 de ondergrondse infrastructuur van kabels en _ zijn het werk-met-werk principe te verlaten. afspraken te maken. We doen dat gebieds-
a. leidingen. Daarnaast ontwikkelt de stad zich Natuurlijk heeft dat dan gevolgen voor gericht in plaats van telkens per project
w en zijn er vele ambities die zich manifesteren andere opgaves én voor de omgeving. opnieuw een projectorganisatie op te tuigen.
6 in de openbare ruimte: nieuwe ondergrondse Reden om een dergelijk besluit te nemen Het programma voor bruggen en kademuren
@ afvalcontainers, maatregelen in het kader in samenspraak met de stadsregisseur, wordt dus gebiedsgericht uitgevoerd.
5 van klimaatadaptatie, luchtkwaliteit, en die uiteindelijk het laatste woord heeft.
5 klimaatneutraal. Om er een paar te noemen.
A
a Kortom: de opgave voor bruggen en | ne Jin a Ü h DN MA EE 8 Ni 1 /
3 kademuren staat niet alleen. Altijd als er == B -, hal ke ab \ HNE Ef |
5 ergens gewerkt wordt aan het herstel of Hi RE eG NE ( dE ie
3 vernieuwing van een kade, zijn er gelijktijdig df B | ul u DN nl Dn tn hd SR B Tel E
initiatieven en wensen van de gemeente, ll 8 Mm Na U ln li ik We ls Û Rie BZ O4} Ie i
ij i 6 Kk AE IEN ens EEEN SEEN ge HE, BEN
partners en bedrijven. We geloven in werk- = OEREN EEE en INN GE ant Oo 14
‚ on = te kre, EREN ij/ Se OR rn GN
met-werk maken: als we toch bezig zijn nd PKC oe Sie EE SRR) mn Í í eh kr
— en overlast veroorzaken — dan kunnen he Ù Eh lk ij ji e dt EAR Sa 7 al iP (8 E Dr Î
=| BE cn ij Sido Paden A EET eee BE RS TT AN
we maar beter die andere klussen meteen BIE UNDER N A eee ed ERR î el eL Kk
: : en bel ht WE EE | es eh De
ook uitvoeren. Die gaan we dan wel beter Wi: Ee er AT EZ An |
pta NEA keek! Ee Tp en E EN jk Re | } | 4
plannen en regisseren om de vaart erin te S/E it U Der OE dk /
houden. Anders moeten we een paar | | ee Kik Fa EE) ne
maanden later alweer de straat opbreken, IR nn denn he EN
bijvoorbeeld voor onderhoud aan riool of en 5 Ee bn lm NÀ Ka
idi De EEN En Oo AN NT
gasleiding. Dit geldt ook voor maatregelen en Ess eg ed \ Uk
op het gebied van energietransitie zoals ZE mn 0 VE JS NN
de energiepaal. Als blijkt dat dergelijke an Ln NE EE Im N
Dat wil zeggen dat het programma zich over Op die manier voorkomen we dat ver- dan de traditionele aanpak. In de nieuwe
de stad verplaatst en telkens aan meerdere schillende aannemers op elkaar moeten WIOR-verordening van 2021 is de tradi-
kademuren en bruggen in een bepaald wachten en na elkaar de grond in gaan. tionele procedure niet langer opgenomen
gebied werkt. Daarbij worden dan ook alle Er is dan ook meer sturing mogelijk op de en is deze procesinnovatie mogelijk.
andere werkzaamheden en opgaven in dat uitvoering, doordat alles in één hand is.
gebied in kaart gebracht. Meestal zullen in Het PBK organiseert deze projectregie. Organisatie van het gebiedsgericht
C zo'n gebied de werkzaamheden van het PBK GC. Is de uitvoering ‘kort maar hevig’ of werken
E leidend zijn. gefaseerd? Voor het gebiedsgericht werken is het
2 Kort maar hevig betekent ‘vierkante belangrijk om de net- en assetbeheerders
5: Met Stadsregie en de opdrachtgevers van de afsluiting’ van het bouwterrein voor nauw te betrekken. PBK organiseert samen
Q werkzaamheden wordt in het Coördinatie- verkeer. Bij bruggen gaat het dan ook met Stadsregie binnen de contouren van
& stelsel van Amsterdam de beste wijze over boten. ‘Kort maar hevig! is het het Amsterdamse Coördinatiestelsel een
2 (efficiënt, effectief, tegen zo min mogelijk uitgangspunt waar beargumenteerd van startbijeenkomst waar de bovenstaande
3 schade voor derden) van uitvoering kan worden afgeweken als de schade voor punten besproken en uitgewerkt zullen
a. besproken. Dat betekent dat telkens voor stad of partners onevenredig groot is ten worden.
w een (deel)gebied wordt bepaald: opzichte van de snelheidswinst. De wijze
6 A. Vindt er gecombineerde (‘werk met van uitvoering wordt voorgelegd aan de _ _ a
@ werk’) of solo uitvoering plaats? stadsregisseur, volgens de bestaande 8 es
5 Waarbij wordt afgezien van werk met procedure. . Il
5 werk maken als de snelheidswinst voor D. Welke acties vinden plaats n.a.v. r f |
5 het programma groot is en de negatieve inventarisatie onder- en bovengrondse : aj Lit 4
2 effecten voor de eigenaren van de kabel- objecten (kabels, leidingen, nutskasten, Dear B k í
3 en leidingnetwerken gering is. Bij het bomen, lichtmasten etc)? Tes WM |
5 werk-met-werk maken krijgen de partners, Er vindt altijd een inventarisatie van de EK ——
5 zoals vastgelegd in de procedures van ondergrond plaats, om onverwachte eit $
het coördinatiestelsel, maar éénmaal de verrassingen tijdens de uitvoering te if
gelegenheid om aan te geven of zij ‘mee voorkomen. A en
willen! in de werkzaamheden. Alleen door _ E. Op welke wijze wordt de wenstracé- za KR PAR Dime
streng toe te zien op deze regel, wordt procedure ingevuld? Ze sf zn RA Vi 1 De
oponthoud in de voorbereiding van In afwijking van de veel gehanteerde We AN GRAEF
werkzaamheden voorkomen. procedure voor de nieuwe ordening van red a Vl Wd 1 4
B. Vindt de uitvoering plaats onder de kabel- en leidingnetwerken (de wens- LIS mel Se RE pr
projectregie? tracéprocedure) gaan we in direct overleg Tied wen Ke Cdn "|
Hierbij is projectregie het uitgangspunt is met alle netbeheerders komen tot een Pas NE Kl
. Er . vr gan kk
waar beargumenteerd van kan worden ontwerp. Een procesinnovatie die we in de en Oa EE,
afgeweken. Dit betekent dat alle nauw overleg met Stadsregie en het Ter nije
opdrachten worden samengesmeed tot Ingenieursbureau Amsterdam uitvoeren. re k hd
één opdracht, met één directievoering. Naar verwachting gaat dit sneller en beter Ee nnn a
College en raad besluiten in relatie tot het programma bruggen en kademuren ten aanzien van bereikbaarheid en samenhang met
andere opgaven het volgende kader te hanteren:
1. De werkzaamheden in het kader van het programma Bruggen en kademuren worden gebiedsgericht uitgevoerd op de wijze zoals
beschreven in deze uitvoeringsstandaard.
2. Daarbij worden de verschillende werkopgaves in het gebied in kaart gebracht en op basis van urgentie of belang georganiseerd.
Vaak zullen de werkzaamheden van het programma in dat gebied leidend zijn. De stadsregisseur bepaalt hierop de programmering.
In overleg met de afdeling Stadsregie en binnen het coördinatiestelsel van Amsterdam wordt de beste wijze van uitvoering bepaald,
waarbij de vijf in deze standaard beschreven vragen worden beantwoord op de manier overeenkomstig deze standaard.
3. In de voorbereiding van de uitvoering voor elk project, worden de vijf afwegingen zoals genoemd in de lopende tekst onder A t/m E
gemaakt en vastgelegd, zodat er tijdig een stabiele projectscope is vastgelegd.
Kf
Hi
il
A EN
Wens Nr PEA:
5 REN eN LS
ZERE re dl de Te
e AEN Ns SV mn ©
S Re ee Zi J Zl % IN
@ ie, HIC DN El 5 | Been de
@ En Nile A a ad
® EN KS „di Ee KE
5 de ch A, Bd mn ee MEE
En HH GR Z IE I ft A ET
D eN ie | ee ns HF (SIM 1 | | EN ee
5 RE en IES Le RA 4 Ee Te NE Mk sd B
es: ET 5 il EEN | Pa Bn 5 Oe De En Ep mn Ci Sel dn 5 en De o
5 Eee LH 8 ve Ee ke CHR he rd RE
a OEE =e " il Ke Eg Se Bale TT NER ES rd
5 EE AIN | NN er II In IE te
3 a dE ln En Nl | a EA RN En MI EE
= Br ans we ml Bl er ETA Rp Pael Eine zt oe TEE Ee
5 Ee ee e= IE lln ee SE Dn wm 5 ir [F Ed B: PnP gie en 5 MRE
5 RS M= is ne Ki | il Te
Ed nd Rn SE BA en Oa dn RE Te id Ee Et 5 de it u kl f | t Ig " ee jn A :
nt en SD de EE. de: a U EU ne 0 Ee si EN el Ki | | Ie - HE laf ad | ate ú
ê à ene en le A Ae AS A NS 2 ijdel z IE Ey 5 il E k dh om de hae if Ee SCEE
AR | PEER EER OD EEK 274 vastte nne EN OM nne el Meerrkd Al
be Te MO EE DEE gaan Ù OEE We.
lS Ade en Tg Ee ERR
IE Ten INS E sl E zie 7 Ge Oren EE, | \ EE RBE Rif Î zi HES Pe ye u Nin) rij £
ek big Ne en AN PS) BN er ed ú ee LL VE ä je An ED il vr ke vl}
en en nn init hed tk AAL nh er ND de
tn md lll jn ui f GEen mi mine ENE AE (oh |
nn as == fn ie E # Ze Sd J mn Len en mn A rin Ee LU
>, le Dn || Ò me ee LO 5 Ed
| PE) mn Dn Á EON EEA
/ er mn > ZnS 4 EN ME el 4
ES od Lr ed EE len jk EE Ì Ke EK _j
ES O4 LP fa e= St Ee Nt EE aan Sf
A AP / Fn ee Eee, en ee Ed
ST SS MN / Ee 7 nk | len En TE nn 4
PO OZ O4 740 En EE REE A en
en gij A dS pr £ / = 2 ee B iE Ee ED EE di
ATS SS Ad B DH | ENE
PB ZV ME ADRES 5 mn 5 AEN EN Nan nnen td
Ld e
6. Woonboten: we gaan eenduidig en voorspelbaar te werk.
Er k issellocati held laatsi
rKOMeEn Meer WISSEHocaties en een heiaer VverpiaatSsings
protocol.
c
<
2 Het Amsterdamse water. Het heeft op velen projecten. De wijze waarop tot nog toe Verplaatsingsprotocol en nieuw beleid
5: een grote aantrekkingskracht en dit zien we tegemoet wordt gekomen aan de wensen Het college zal op basis van de reeds
Q terug in het gebruik van het water en de van bewoners zal in de toekomst moeilijker bestaande protocollen en in samenspraak
& kade: aanleglocaties voor rondvaartboten worden. Met het vaststellen van een met actieve woonbootorganisaties en
2 en logistiek en ligplaatsen voor woonboten. vernieuwde standaardaanpak wordt een stadsdelen, een generiek verplaatsings-
3 Door de toename van plezier en logistiek op eenduidige en voorspelbare werkwijze protocol opstellen ten aanzien van de
a. het water wordt er een steeds grotere claim gecreëerd. Daarnaast moeten ook extra tijdelijke verplaatsing van woonboten.
w gelegd op het Amsterdamse water en de wissellocaties worden gerealiseerd. De Doel hiervan is dat in de hele stad dezelfde
6 kade die daarbij hoort. Dit betekent dat er gemeente zal bij de zoektocht naar wissel- spelregels en richtlijnen worden gehanteerd
@ ook beperkt ruimte is om woonboten te locaties vooral letten op beschikbaarheid voor eisen en voorwaarden aan tijdelijke
5 verplaatsen naar wissellocaties: we komen en minder op zaken zoals nabijheid tot de ligplaatsen en de verplaatsingsprocedure.
5 simpelweg geschikte ruimte te kort. oorspronkelijke locatie. Daarnaast zal ook gewerkt worden aan het
5 terugdringen van het tekort aan wissel-
a Wissellocaties Zelf aangebrachte voorzieningen locaties en zal stedelijk woonbootbeleid
3 Bij het vernieuwen van een kademuur is het We constateren dat bij een aantal woonboten worden ontwikkeld.
5 bijna altijd nodig om aanliggende woonboten op de kade en/of in het water bouwwerken
5 tijdens de bouw weg te halen. Het tijdelijk en terrassen zijn aangelegd, zonder dat de
verplaatsen van de woonboot is voor de daarvoor vereiste toestemming is gegeven. 5 Be pe
bewoners een ingrijpende gebeurtenis. Bij tijdelijke verplaatsing en terugverhuizing 7 | | B
Om de bewoners een goede tijdelijke kunnen niet-vergunde bouwwerken, of p ka ì Ee
ligplaats te bieden heeft de gemeente ruimteclaims waarvoor niet de vereiste un
zogenaamde wissellocaties nodig, het aantal toestemming is verleend, in eerste instantie kb made er EEE it
wissellocaties in de stad is echter beperkt. niet terugkomen. Wanneer bewoners in de Eh ES ene Ee
Tot nog toe kwamen we per project zoveel nieuwe situatie zelf aan te brengen pn rn Ns n tk
mogelijk tegemoet aan de wensen van voorzieningen (opnieuw) willen realiseren, 25 re =S
bewoners, zoals de nabijheid bij de oude dan is dat mogelijk, mits de daarvoor se HSA
locatie en van voorzieningen. Dit leidt tot benodigde vergunning of privaatrechtelijke had En SS
lange verplaatsingsprocessen, verschillende toestemming tijdig wordt aangevraagd en Ee Ce =S ze
soorten afspraken met woonbootbewoners verleend kan worden. Eef Zn SS En
en daarmee samenhangende vertraging voor TEE Se
College en raad besluiten in relatie tot het programma bruggen en kademuren ten aanzien van woonboten, het volgende kader te
hanteren:
1. Het college zal in een generiek verplaatsingsprotocol en een format voor een verplaatsingsovereenkomst per woonboot vaststellen
U ten aanzien van de tijdelijke verplaatsing van woonboten. Later volgt stedelijk woonbotenbeleid.
2. We dringen het tekort aan wissellocaties in de stad terug door extra wissellocaties te realiseren.
C 3. Bij het bepalen van de extra (tijdelijke) wissellocaties zal gezien de schaarste aan locaties en de urgentie van de werkzaamheden van
E het programma vooral gekeken worden naar beschikbaarheid van locaties;
2 4. Indien uitbreidingen zonder de daarvoor vereiste toestemming zijn aangebracht aan de woonboot, zal de woonboot door de
5: rechthebbende in beginsel terug moeten worden gebracht in de vergunde status om verplaatsing mogelijk te maken;
Q 5. Voorafgaand aan of tijdens werkzaamheden in het kader van het programma zullen bouwwerken en objecten op de wal en in het water
& die zich bevinden op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, of op de locatie die nodig is voor het doen laten plaatsvinden
2 van die werkzaamheden, moeten worden verwijderd. Bouwwerken en objecten die zonder de daarvoor vereiste toestemming zijn
3 aangebracht zullen in beginsel niet terug keren in de vernieuwde situatie.
a / NM NE eN Ly RKW PE PE DE
BRM PANHEEL SAR er | RAAR LA et md RT EE ENT
p remt Lil PE 4 ; A et er HG U \a N / Yi Be fi f AN ENG he
5 Ge SRE En NM PNG SMSEN Me (| VI EV LR RE,
@ sch REE EN gn ER ; OE ZA EA KA AN Ne APE EN Ea REEN 3E
6 EN Ei EN Ln ER Ae G B ANN Ki ik el BAE Ae eee WZ
5 od EE AANEEN EEN A IE
ee ENEN EEND INE EEA EE NER SS BEEN MMK ERNST IE
D MN EVENEENS MANEN ENE TENEN ae
5 Ae ai Gr Re NEN WEL DE NEN NBE EEA OENE RK eee
En pe en OE MT EE A NN rt le UR Pr CE PN Eee in ac id 8 5 ne gi wr er kj 4 A lef
5 ERS Ki Te PN EIN bn Ne GEIN a A a AE BS RY se E AE An
ER BEE EE Le TL AN AR EE EN MRREF ST! Vk APPLES
8 tf ij LS REAPER ENE NE RE, UE | ei fr
3 OE TAO, AN TO SUE dt ed Ni INAS LP EE f en Er sd W ET
pd > TE ere bea ek ROPE EE AN Jel N he L E EE | Evt : E
5 ld bi: TR Ë ik =d A eh EA Ted) Arie A Ì EE Sl là F ik is ER
5 UT en jet TL EE 3 EE A et
zi ied ie A me if ì a ‘ et ARE re er je > dE il raak: nnb f MEE,
En En : GEL 3 pe ir ll ge EE de mn L pm —_Â, E We dd en kt) Ì id daens)
Rn TD eam ee
Se 1 ee ij
en een | al p en mn RH al
En EH PE d Ee
enn ES DE LER
= 5 ES Rie en e eN AS Ed = B Í - a Er 5 7 Sd Em I= es
te Te sn Ei Es ë je Ne ES A
ZD Se a Nen Ee Ee s E Ae À = _ ni Ì a s,
en En EH + Ni mn mma - eme RR 5 BE
= ee OEE 5:23
Een en en
. . e
7. Inkoop: we optimaliseren het proces binnen de grenzen
d ional E |
van de nationale en Europese wetgeving.
C De gemeente Amsterdam staat voor een vast te leggen die toezien op onder meer onderzoeken, veiligheidsmaatregelen,
E enorme opgave om haar bruggen en kades drempelwaarden en uurtarieven. vernieuwingsprojecten en innovatie-
2 weer te herstellen. Om dit voor elkaar te programma's. De opgave vraagt ook veel
5: krijgen én snelheid te maken, is op een Het is ‘alle hens aan dek’ om de complexe aan specialistische en schaarse kennis terwijl
Q aantal vlakken een andere strategie nodig. opgave voor de bruggen en kademuren tot op veel plaatsen in Europa soortgelijke
& Hierin zijn al belangrijke stappen gezet: zois een goed einde te brengen. Dat betekent problematiek speelt. Dergelijke kennis moet
2 er samen met de markt hard gewerkt aan de dat het programma snel moet kunnen vaak extern worden ingehuurd. De binnen de
3 in juni 2020 vastgestelde Markstrategie schakelen, ook richting marktpartijen. gemeente nagestreefde verhouding tussen
a. Bruggen en kademuren. Om factor 20 te Een opgave als deze realiseert de gemeente vast personeel en externe inhuur blijkt dan
w kunnen realiseren is namelijk een systeem- Amsterdam niet zelfstandig. Een succesvolle vaak moeilijk te behalen.
6 verandering nodig. Hier hebben alle partijen aanpak vergt een goede samenwerking
@ in de keten een aandeel in en dit betekent van de gemeente met een veelheid aan Voor de specifieke expertise die nodig is
5 ook kritisch kijken naar onze eigen rol en stakeholders. Hierbij is een cruciale rol voor het programma, de continuïteit van
5 regels. De Gemeente Amsterdam heeft er weggelegd voor de marktpartijen die de de bedrijfsvoering, maken we het daarom
5 voor gekozen om bovenop nationale en gemeente Amsterdam betrekt in de mogelijk om van enkele Amsterdamse
2 Europese wetgeving, specifieke inkoopregels (voorbereiding van de) uitvoering van vereisten af te wijken.
3
T
®
5 College en raad besluiten in relatie tot het programma bruggen en kademuren ten aanzien van inkoop die in het kader van het
programma wordt uitgevoerd, het volgende kader te hanteren:
1. Voor inkoop die die in het kader van het programma wordt uitgevoerd, vervallen de in het gemeentelijk beleid gehanteerde
gemeentelijke drempelwaarden onder de Europese drempelwaarden.
2. Het is de programmadirecteur toegestaan af te wijken van gemeentelijk beleid ten aanzien van de verhouding tussen vast personeel en
externe inhuur. De programmadirecteur houdt bij beslissingen omtrent externe inhuur wel rekening met de verhouding tussen vast
personeel en externe inhuur binnen de programmaorganisatie, in het bijzonder met het oog op de uiteindelijke inbedding in de reguliere
organisatie van de gemeente en de beëindiging van het programma.
B H |
De Schema projectscope inrichting kademuren
c Schema projectscope inrichting bruggen
E Schema afweging bomen op rakniveau
2 Schema afweging bomen op boomniveau
5.
0
8
5
>
a
%
%
a
UJ
s
@
@
D
5
D
5
A
%
a
D
3
c
®
5
Categorisering projectscope
A Programma B&K B V&OR
is opdrachtgever is opdrachtgever
GC
=
s
©
D
3.
>
Q Kademuur is dominant in opgave Kademuur is dominant in opgave Kademuur is dominant in opgave Maaiveld en/of ander doel is dominant
u
et
® A1 ENE A2 STANDAARD A2i STANDAARD + INNOVATIE B SPECIAL
d Kademuur vernieuwen Vernieuwing maaiveld o.b .v. Enkele projecten worden Aanvullende ambities en/of
5 vastgelegde standaarden aangemerkt als A2i, om aansluiting bij lopend project
dà. innovatief element aan opgave
UJ > Maaiveld wordt opengehaald > Lijkt meer op groot onderhoud wo tegen En B Gn > Volledige herinrichting op basis
5 . rn Kan een werkwijze, bouwmethode
ec en nadien hersteld. dan op herinrichting! $ ke van PBl-proces.
of fysieke opgave zijn.
@
if kan het in standaard
3 Als maaiveld functioneel voldoet en de Standaardontwerp maaiveld op basis en kneden Herinrichting o.b.v. verkeerskundige
® staat van onderhoud is goed, dan wordt van Puccini zorgt voor: ë wijzigingen en/of andere ambities, zoals
5 kademuur vernieuwd en (opgebroken ‚ ‚ initiatieven van bewoners, klimaatadaptatie,
A deel van) maaiveld teruggebracht in RT Col Poorten ot: Te Ma Tante Lat1s > en omgeving: laadvoorziening varen, overslag, energie-
8 oorspronkelijke staat. bredere stoep groot (bij ruimte in ontwerp) transitie (WKO), autoluw+ (autovrij e.d).
Dd Zie: Entrepotdok, Oudezijds Voorburgwal, > op grachtengordel: langsparkeren > en bestuur: beperkt
3 Geldersekade. (autoluwer) (geen besluiten, standaardontwerp) Programma B&K levert eisen, ontwerp,
= Mogelijk leidt innovatie nog tot een > betere groeiplaatsvoorziening expertise en budget voor onderdeel
5 variant waarbij maaiveld in tact blijft. > rainproof (verbeteren afwatering) Participatie: omgeving consulteren als er kademuur (en standaard-maaiveld).
ix REEN OET SENA ruimte is in ontwerp, na toepassing
> Betrokkenheid omgeving: fi senden, Dn gaat dit vooral over > Betrokkenheid omgeving: groot
groot (bij uitvoering) En reserveert ruimte voor: invulling functiestrook (parkeren, bomen, (conform PBI en leidraad participatie)
> Betrokkenheid bestuur: Edas hdd afvalcontainters, spelen etc.). > Betrokkenheid bestuur: groot
beperkt (geen besluiten, geen > afvalcontainers mits eisen tijdig Geen inspraak maar direct contact.
wijziging maaiveld) ef EINDLSP ATEN Besluitvorming: nn Participatie: inspraak of andere vorm van
door programmadirecteur. Gezien
standaardontwerp (eigenlijk groot penticlpefle, eanisnan FE), waarbij
Participatie: informeren van de buurt , zwaartepunt ligt bij fase 2 (schetsontwerp
e S onderhoud maaiveld), wordt geen
over uitvoering, overlast en ee en nota van uitgangspunten).
, , ontwerp vastgesteld of vrijgegeven. 8 ,
bereikbaarheid. n f Besluitvorming: voorkeursbesluit en
- . , , , Dekking: programmakrediet. ' } f
Besluitvorming: uitvoeringsbesluit door uitvoeringsbesluit door DB danwel
programmadirecteur. college/raad (afhankelijk van plek in
Dekking: programmakrediet. het netwerk en investering).
Dekking: SMF, bijdrage VRA e.a.
bijdrage uit programmakrediet voor
vernieuwing kademuur + deel maaiveld. 8
E
versie 2.0 / jan 2021 9
Vernieuwing bruggen eo
9 gg Alle bruggen die zijn geprogrammeerd voor
vervanging worden geanalyseerd en onder-
gebracht in een van onderstaande categorieën
ze} A Programma B&K B V&OR
is opdrachtgever is opdrachtgever
GC
=
s
©
D
5: Maaiveld is dominant
@
z A1 ENEN Ue FWA STANDAARD IN LIJN B SPECIAL HERINRICHTING BRUG
5 Een enkele brug vernieuwen Bruggen vernieuwen Aansluiting bij lopend project
d of separaat complex project
@
@
a
=> Maaiveld wordt opengehaald > Maaiveld wordt opengehaald > Volledige herinrichting op basis
e) e) 9) e)
W f .
je en nadien hersteld. en nadien hersteld. van PBl-proces.
@
@ Als een enkele brug vernieuwd moet Veel (verkeers)bruggen liggen in een straat Als meerdere (verkeers)bruggen achter
5 worden (omdat de brug geen onderdeel met meerdere bruggen achter elkaar. vaak elkaar worden vernieuwd en het maaiveld
3 is van een serie of omdat deze als enige is het efficiënt om die bruggen tegelijk aan wordt heringericht, dan leidt dat tot een
aan vernieuwing toe is), wordt maaiveld te pakken. Werk, hinder en omgevings- special. Aanleiding tot herinrichting kan
% op brug vernieuwd en teruggebracht in management worden dan geconcentreerd. liggen in levensduur maaiveld, verkeers-
2 oorspronkelijk ontwerp. KEEL ere tere alc Te kundige wijzigingen, verkeersveiligheid etc.
3
S Maaiveld op brug wordt vernieuwd en Maaiveld op en tussen bruggen wordt Maaiveld boven en tussen bruggen wordt
® teruggebracht in oorspronkelijk ontwerp. opengehaald en hersteld. Indien nodig heringericht.
5 ATL aFE TE NA eee TSL ECTP 1 oi SK ON SAVA
uitgangspunten Puccini.
> Betrokkenheid omgeving: groot > Betrokkenheid omgeving: groot > Betrokkenheid omgeving: groot
(bij uitvoering) (bij uitvoering) (bij ontwerp en uitvoering)
> Betrokkenheid bestuur: beperkt > Betrokkenheid bestuur: beperkt > Betrokkenheid bestuur: groot
(geen wijzigingen) (geen wijzigingen) (meerdere besluiten)
E
versie 1.2/ feb 2021 9
Bomen
Schema afwegingskader op rakniveau
23
TA NE Le ae Nee
S waardige of monumentale
8 stel luK4
D
3.
>
@ Ja
u
u
5
5 Hebben die bomen een levensverwachting
a van minimaal 10 jaar? (n.a.v. Bomen Effect Nee
2 Analyse en eventueel nader technisch
a. onderzoek)
lee)
s
G Ja
@
D
5 Om hoeveel beschermwaardige bomen 4 of meer
5 met minimaal 10 jaar toekomstverwachting
A gaat het?
%
a
3
E 1 tot 3
Ss
0
5
Integrale Kade Effect Analyse (IKEA): is er Nee
redelijke kans dat bomen met huidige
techniek behouden kunnen worden?
Ja
E
Ö
Bomen
Schema afwegingskader op boomniveau
pp AFWEGING BOOM: INTEGRALE KADEMUURAFWEGING:
C hah op de ek Ja Dit betreft onder andere: Ja 1. Watis de detaillering van de kade
E van monumentale bomen of 1. Is de toekomstverwachting minimaal (historische staat, kwaliteit etc.)
© is het een beschermwaardige 10 jaar (BEA en NTO)? 2. Watis de relatie tussen boom-kade
®D jn DS 2. Én is er voldoende ruimte tussen (o.a. beworteling)?
5 elekul buitenkant kademuur en buitenkant 3. Welke impact hebben de K&L en
Q boomstam? maaiveldwerkzaamheden op de boom
B 3. Én iser voldoende profielvrije ruimte (Eling
0 B
5 aanwezig onder boomkroon?
a. UITWERKING ONDERBOUWING:
@
% m _ Waarden van de boom
a = Impact op planning
w Nee Nee = Impact op kosten
c m __ Alternatieven voor boombehoud in beeld
8 brengen, incl. innovatieve methoden
D m _ Voorkeursoplossing voor boombehoud
5 pre-advies van Commissie
3 Beschermwaardige Houtopstanden
8 Advi d, V&OR
@ KAN BOOM WORDEN VERPLANT (BEA)? Gn ETE nn Ten di Nee plesk aud
9 led danken ha KAN BOOM BEHOUDEN BLIJVEN?
3 houtopstanden
c
a
OD
5
Nee Ja Ja
E
Ö
| Onderzoeksrapport | 24 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 21 december 2022
Portefeuille(s) Economische Zaken
Portefeuillehouder(s): Sofyan Mbarki
Behandeld door Economische Zaken, [email protected]
Onderwerp Raadsbrief handhavingsstrategie energielabel-C
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Krom inzake energielabels
kantoorpanden en gemeentelijk vastgoed op 11 oktober 2022 is toegezegd dat de
handhavingsstrategie van label-C in Q4 van 2022 met de raad gedeeld zal worden. Middels deze
raadsinformatiebrief wordt u hierover geïnformeerd.
Aanleiding
De aanleiding voor deze label C-verplichting vormt de verduurzaming van de gebouwde omgeving
en de daarmee te bewerkstelligen reductie van CO2-uitstoot. De label C-verplichting voor
kantoorpanden is in 2018 vastgelegd in het Bouwbesluit 2012, te weten artikel 5.11
Labelverplichting kantoorgebouw.
Vanaf 1 januari 2023 is het verboden om een kantoorgebouw te gebruiken zonder een geldig
energielabel-C. De consequentie van het niet voldoen aan energielabel-C is ‘het niet meer in
gebruik mogen hebben van het gebouw als kantoorgebouw’, wat in het uiterste geval kan leiden
tot sluiting van het kantoorgebouw (art. 5.11, eerste lid van het Bouwbesluit 2012).
Energielabel-C betekent dat het gebouw een primair fossiel energieverbruik heeft van 225 kWh
per m2 per jaar of minder. De labelplicht geldt in beginsel voor kantoren waarvan de
gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties meer is dan 100 m2.
Deze verplichting geldt niet als:
-_De gebruiksoppervlakte van de kantoorfuncties (exclusief nevenfuncties) <50% is van de
totale gebruiksoppervlakte van het gebouw.
-___De gebruiksoppervlakte van de kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan <1oomz is.
-_ Het gaat om een monument als bedoeld in de Erfgoedwet of aangewezen monumenten in
een provinciale of gemeentelijke verordening.
- Het gaat om een kantoorgebouw dat ten hoogste 2 jaar wordt gebruikt.
-__Het gaat om een kantoorgebouw dat wordt onteigend of aangekocht in het kader van de
-_ Onteigeningswet.
Het kantoorgebouw geen energie gebruikt om het binnenklimaat te regelen.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 2 van8
- De maatregelen die nodig zijn om energielabel C te realiseren, een terugverdientijd
hebben van meer dan 20 jaar.
Informatievoorziening aan kantoorpandeigenaren en -gebruikers
Kantoorpandeigenaren en -gebruikers zijn in aanloop naar de verplichting door de rijksoverheid,
de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) en de gemeente Amsterdam
geïnformeerd.
-_ Op 1 juli 2021 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken een brief gestuurd naar alle
kantoorpandeigenaren in Nederland met een slecht of ontbrekend energielabel, om hen
te informeren over de aankomende verplichting.
-___De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft in samenwerking met
gemeente Amsterdam de eigenaren en gebruikers van kantoorgebouwen in juni 2021 en
juni 2022 geïnformeerd over de aanstaande verplichting van energielabel C.
-__De gemeente Amsterdam heeft twee brieven verstuurd, in mei en november 2022, om
eigenaren van kantoorgebouwen te wijzen op de verplichting en voor het aanbieden van
kosteloos energiebesparing- en maatwerkadvies.
-_ Inhet najaar van 2022 heeft de gemeente Amsterdam een social media campagne
uitgevoerd op Facebook en Linkedin, gericht op huurders en verhuurders van
kantoorpanden, waarmee ruim 80.000 mensen bereikt en geïnformeerd zijn over deze
verplichting.
Ook is er in de media veel aandacht voor dit onderwerp geweest, zoals diverse krantenartikelen.
Desondanks is de verwachting dat veel kantoren nog niet zullen voldoen aan de verplichting per 1
januari 2023.
Amsterdamse kantoren
In de kantorenmonitor van november 2022 is de laatste stand van zaken betreffende de
labelstatus van Amsterdamse kantoren geïnventariseerd. Deze gegevens zijn afkomstig van de
OD NZKG (peildatum juli 2022). Momenteel werkt de OD NZKG nog aan een laatste actualisatie
van deze gegevens.
Amsterdam telde op 1 juli 2022 3.190 kantoorgebouwen. Hiervan zijn er 617 kleiner dan 100 m2
gbo en 413 zijn monumentaal, waarvoor de energielabel C-verplichting niet geldt. De overige
2.160 kantoorgebouwen zijn label C-plichtig.
Op dit moment heeft 41% van de label C-plichtige kantoren een energielabel-C of hoger (897
kantoorgebouwen). Dat is een toename van 11% ten opzichte van 1 januari 2022.* Van 8% van de
+ De label C-plicht geldt niet voor monumentale kantoorgebouwen. Het RVO heeft recent beter inzicht gekregen in de
monumentale status van kantoren. Hierdoor is het aantal kantoren dat label C-plichtig is verminderd ten opzichte van eerdere
monitors (van 2.536 op 1 januari 2022 naar 2.160 op 1 juli 2022). Omdat monumentale kantoren relatief vaak een label D of
slechter hebben, is het aandeel kantoren dat nog niet voldoet aan de label C-plicht flink gedaald (van 30% naar 15%). De
energielabels van de kantoren in Weesp worden vanaf 1 januari 2023 meegenomen in deze monitor.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 3 van8
label C-plichtige kantoren is het energielabel onvoldoende (163 kantoorgebouwen) en van 51%
nog onbekend (1.100 kantoorgebouwen).
Van de label C-plichtige kantoren die wél een label hebben geregistreerd (1.060 kantoren), heeft
85% label C of hoger (897 kantoorgebouwen); dat was begin 2022 nog 70%.
EE 163
Oe RR en enn (15%)
41%
(on 1100 RM 0L cl]
2.160 en °°° vans
3190 kantoren 2160 label C- 2160 label C- 1.060 label C-plichtige
in Amsterdam plichtige kantoren * plichtige kantoren * kantoren met label
IE 2eee teber c-olichtige kantoren * [B] +080 kantoren met energielabel (49%) EE] 207 kantoren met label C of hoger
(] niet abel c-pliehtige kantoren (kleiner dan 100 m? gba) (_] 1400 kantoren zonder energielabel (51%) CE +2 kantoren met abel D of lager
[BD niet tael c-plichtige kantoren (monumentaal)
Grafiek 1: Energielabels Amsterdamse kantoren in beeld (Bron: Kantorenmonitor 11-2022)
In bovengenoemde aantallen zijn de kantoorpanden in Weesp nog niet meegenomen. Hierover
zijn op het moment van schrijven nog geen definitieve cijfers bekend. Deze cijfers worden eind
december, begin janvari verwacht van de OD NZKG. Er is al wel een voorzichtige analyse gemaakt
van de kantorenstatus van Weesp. Naar schatting moeten er 220 kantoren voldoen aan de
energielabel-C verplichting. Hiervan hebben 129 (59%) kantoorpanden label-C of beter. Er zijn 91
kantoorpanden zonder energielabel, of met een energielabel lager dan C.
In vergelijking met de rest van Nederland scoort Amsterdam iets slechter. Volgens de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) had op 2 oktober 2022 50% van de kantoren in Nederland
label C of beter, 11% label D of lager en 39% had nog geen label geregistreerd.
Gemeentelijke kantoren
Uit een inventarisatie van de energielabels van het gemeentelijk vastgoed, inclusief Weesp, is
gebleken dat 218 kantoorpanden niet voldoen aan de energielabel C eis per 1 januari 2023. Hiervan
zijn 16 kantoorpanden uitgesloten van de label-C verplichting:
-__4 panden hebben een terugverdientijd langer dan tien jaar (deze worden minimaal
verduurzaamd; alle maatregelen met een terugverdientijd < 10 jaar worden uitgevoerd), 6
panden worden niet als kantoor gebruikt en 6 panden worden verkocht of gesloopt.
-_ Voor de overige 2 panden die niet voldoen geldt de label C-verplichting wel. Eén van deze
panden is Plein ‘4,0-'45 1, dat momenteel wordt verduurzaamd en in 2023 wordt
opgeleverd met energielabel A. Voor het andere pand wordt op dit moment een
maatwerkadvies opgesteld.
Het is van belang dat alle pandeigenaren en -gebruikers zijn of haar bijdrage leveren aan
energiebesparing en verduurzaming. Het college vindt het van belang om transparant te zijn over
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 4 van 8
de labelstatus van het eigen vastgoed en terug te koppelen wat de verduurzamingsplannen zijn:
we zijn er momenteel nog niet maar we werken er hard aan om te voldoen.
Uitgangspunten handhavingsstrategie algemeen
De OD NZKG en de stadsdelen van de gemeente Amsterdam controleren vanaf 1 januari 2023 op
naleving van energielabel C verplichting. Na de zomer van 2023 verwacht het college de eerste
resultaten van de handhavingsstrategie terug te kunnen koppelen aan de raad.
Bij handhaving wordt uitgegaan van de basisinterventie-matrix van de Landelijke handhaving
Strategie (LHS). De basisinterventie-matrix stelt dat er in principe zo licht mogelijk gestart wordt
met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens het inzetten van zwaardere interventies als
naleving uitblijf.
Processtappen van handhaving op basis van de handleiding van de Rijksoverheid
De Rijksoverheid heeft een landelijke handhavingsstrategie ontwikkeld. Hierin worden de
volgende stappen onderscheiden.
1. Versturen waarschuwingsbrief
De eerste stap is het versturen van de waarschuwingsbrief en het overeenkomen van de redelijke
termijnen waarbinnen de overtreding (niet voldoen aan art. 5.11 eerste lid Bouwbesluit) ongedaan
moet worden gemaakt.
In de waarschuwingsbrief wordt de overtreding gemeld (het niet voldoen aan de verplichting).
Daarbij wordt een termijn van 12 weken vermeld waarbinnen label-C moet worden afgemeld. Als
ingrijpende energiebesparende maatregelen moeten worden genomen om aan label C te voldoen
kan een langere termijn worden gegund. De overtreder moet in dergelijke gevallen een
verbeterplan aanleveren met een planning om te voldoen aan label-C. De planning moet worden
onderbouwd met een maatwerkadvies van een erkend energie-adviseur en moet, binnen 12
weken na verzending van de waarschuwingsbrief, zijn toegestuurd aan het bevoegd gezag. De
redelijkheid van de begunstigingstermijn wordt per casus door de toezichthouder van de
Omgevingsdienst / stadsdelen beoordeeld.
2. Voornemen Last onder Dwangsom (LoD)
De handhaving zal volgens de algemene planning in april 2023 starten met de groep van eigenaren
die niet heeft gereageerd op de waarschuwingsbrief of niet binnen 12 weken een goed label
(minimaal label C) heeft afgemeld.
De handhaving start met een brief aan de overtreder waarin het voornemen van een last onder
dwangsom (LoD) wordt vermeld met de mogelijkheid om binnen 2 weken een zienswijze tegen
het voornemen in te dienen. Wanneer geen reactie van de overtreder volgt of de ingediende
zienswijze geen aanleiding geeft tot wijziging van het voornemen, volgt de definitieve last onder
dwangsom. Wederom volgt een begunstigingstermijn waarin de overtreding ongedaan gemaakt
dient te worden. Dit moet redelijk zijn in verhouding tot de tijd die nodig is om de overtreding
ongedaan te maken, met een maximum van 1 jaar.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 5 van8
In het geval dat een kantoorpandeigenaar een verbeterplan heeft ingediend dat door de
toezichthouder is goedgekeurd, wordt de kantoorpandeigenaar in de gelegenheid gesteld het
verbeterplan conform uit te voeren. Indien de kantoorpandeigenaar het plan niet volgens planning
uitvoert kan de toezichthouder eveneens overgaan tot een Voornemen Last onder Dwangsom
(lod), zoals hierboven reeds beschreven.
3. Verbeuring dwangsom
Na verloop van de begunstigingstermijn zal de verbeuring van de lod starten. De hoogte van de
lod zal in verhouding staan tot de huurkosten van het pand. Erkan gekozen worden om de lod op
te leggen voor enkele maanden, of de gehele dwangsom in een keer op te leggen. Als invordering
ook niet leidt tot het ongedaan maken van de overtreding kan na het vollopen van de lod een
hogere lod worden opgelegd danwel een Last onder bestuursdwang (zie stap 4). In geval van een
hogere lod hoort hier wettelijk weer een begunstigingstermijn bij waarin de kantoorpandeigenaar
de overtreding ongedaan kan maken. Deze termijn zal redelijkerwijs in verhouding staan tot de
tijd die hiervoor benodigd is, tot maximaal een jaar. In het geval een tweede hogere lod ook niet
effectief is gebleken kan worden overgegaan tot een last onder bestuursdwang (stap 4)
inhoudende sluiting van het pand.
4. Last onder bestuursdwang (sluiting pand).
De last onder bestuursdwang ziet net als de last onder dwangsom op het ongedaan maken van de
overtreding. De inzet van bestuursdwang met de uiteindelijke sluiting van het gebouw moet
voldoen aan het proportionaliteitsbeginsel.
Handhaving gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam heeft samen met de OD NZKG de handleiding van de Rijksoverheid
omgezet in een tijdslijn. Hierbij werd duidelijk dat het mogelijkerwijs lang kan duren voordat
overgegaan kan worden tot verbeuren van de last onder dwangsom en dat het tot 2027 kan duren
voordat daadwerkelijk overgegaan wordt tot sluiting van het kantoorpand. In het geval de
kantoorpandeigenaar bezwaar en beroep aantekent tegen de last onder dwangsom dan kan het
tijdsverloop verder toenemen. De gemeente vindt een dergelijke situatie onwenselijk en ook niet
passen bij de ambitieuze klimaatdoelstellingen. Om deze reden is er gekeken naar een
intensivering van de handhavingsstrategie zoals voorgesteld door de Rijksoverheid.
Intensivering
e _ Waarschuwingsbrief: de periode van het versturen van de waarschuwingsbrief door de
toezichthouder, voorgesteld als een periode van drie maanden, zover mogelijk inkorten. De
uitvoering hiervan is afhankelijk van de capaciteit van de toezichthouder en het aantal
kantoorpandeigenaren dat daadwerkelijk niet voldoet op 1 januari 2023.
e Verbeterplan: er worden minimale eisen gesteld aan het verbeterplan. Deze eisen worden
vermeld in een brief richting de kantoorpandeigenaar. Indien het verbeterplan niet voldoet
wordt overgegaan tot handhaving.
e Tussentijdse controle op de uitvoering van het verbeterplan: er wordt verwacht dat de
kantoorpandeigenaar binnen 1 maand na het indienen van het verbeterplan bij de
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 6 van 8
toezichthouder, een offerte heeft aangevraagd bij een leverancier/installateur voor
werkzaamheden die nodig zijn om tot label-C te komen. Tevens wordt verwacht dat de
kantoorpandeigenaar binnen twee maanden beschikt over een getekende offerte. Wanneer
de kantoorpandeigenaar deze niet kan overleggen bij de toezichthouder wordt overgegaan
tot handhaving, lees: tot een Last onder Dwangsom.
e _Verbeuring Last onder Dwangsom: uitgangspunt bij verbeuring is een som ineens in plaats van
een som over een periode van meerdere maanden.
e Last onder Bestuursdwang: toezichthouder zal in geval van onwelwillendheid de mogelijkheid
overwegen om na de eerste Last onder Dwangsom niet over te gaan tot een Hogere Last
onder Dwangsom, maar direct over te gaan tot Last onder Bestuursdwang (sluiting van het
pand). Uiteraard worden alle belangen afgewogen, in het geval dat het kantoorpand verhuurd
wordt, wordt ook gekeken naar de belangen van de huurders.
Prioriteiten stellen
In Amsterdam is het mandaat voor toezicht en handhaving op de label-C verplichting belegd bij de
stadsdelen en de OD NZKG. De huidige afspraak is dat de stadsdelen gemandateerd zijn voor de
kleinere kantoren, zijnde van 10oom2 — 8oomz2, en de OD NZKG voor kantoren vanaf 8oom2.
Toezichthouders hebben capaciteit beschikbaar voor toezicht en handhaving label-C. In het geval
dat de capaciteit ontoereikend is, zullen prioriteiten gesteld worden. Hierbij wordt gekeken naar
het gedrag van de kantoorpandeigenaar, omvang van het kantoorpand en het verbeterpotentieel.
De OD NZKG richt zich hierbij op de grotere kantoorpanden, de stadsdelen op de kleinere
kantoorpanden. Dit betekent dus ook dat kleinere kantoorpanden gehandhaafd worden.
Vooruitblik
Portefeuilleaanpak
Het Ministerie van BZK werkt aan een portefeuilleaanpak. De Tweede Kamer is hier middels de
kamerbrief “Voortgang verduurzaming bestaande utiliteitsbouw” op 18 oktober 2022 over
geïnformeerd. In het Klimaatakkoord is afgesproken om het voor grote gebouweigenaren
mogelijk te maken door middel van vierjaarlijkse portefeuilleroutekaarten verantwoording af te
leggen aan bevoegd gezag op basis van werkelijk, in plaats van theoretisch, energiegebruik. De
aanpak sluit aan bij bestaande bevoegdheden van gemeenten en omgevingsdiensten, namelijk
het op verzoek toestaan van gefaseerde uitvoering van maatregelen, het onderbouwd afwijken
van de (erkende) maatregelen, het vaststellen van een redelijke termijn en het verlagen van de
toezichtprioriteit bij koplopers.
De portefeuilleaanpak biedt dan ook geen vrijstelling van bestaande verplichtingen. Deelnemers
committeren zich aan een bovenwettelijk ambitieniveau.
Aanscherping wetgeving
Om te voldoen aan het klimaatakkoord van Parijs moet in Nederland in 2030 49% CO2 reductie
plaatsvinden ten opzichte van 1990. In 2050 is dit 95% ten opzichte van 1990. Deze doelstelling is
reeds vertaald naar een norm voor het maximaal toegestane energieverbruik per sector, per
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 7 van8
vierkante meter (m2). Energielabel-C voor kantoren houdt in dat kantoren maximaal 225
kilowattuur (kwh) per ma, per jaar mogen verbruiken. Om te voldoen aan de doelstelling vit het
klimaatakkoord voor 2050 mag dit maximaal 5okwh per ma, per jaar zijn.
Om ditte realiseren is aanscherping van de wetgeving benodigd. In dit kader is de
renovatiestandaard ontwikkeld. De renovatiestandaard is de gewenste energieprestatie van
commercieel en maatschappelijk vastgoed. De energieprestatie wordt bepaald door te kijken
welke isolatie, verwarming, koeling, ventilatie en verlichting gebruikt worden en of het gebouw
zelf duurzame energie opwekt. De renovatiestandaard is voorlopig niet verplicht. Pas na 2030
wordt de renovatiestandaard wettelijk vastgelegd als eindnorm. Dan wordt definitief bepaald hoe
energiezuinig utiliteitsgebouwen in 2050 moeten zijn.
Daarnaast zijn er (Europese) voornemens om de energielabel-C verplichting ook te laten gelden
voor andere branches. Dit wordt bepaald in de Richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD).
De label-C wetgeving maakt onderdeel vit van de huidige richtlijn (EPBD III). Bij de volgende versie
(EPBD IV) wordt deze plicht mogelijk verruimd naar andere panden. Dit ligt momenteel ter
beoordeling bij het Ministerie van BZK.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
6 5
AS
Ge T 7
n |
U
Sofyan Mbarki
Wethouder Economische Zaken
Bijlagen
1. Kantorenmonitor november 2022
2. Raadsinformatiebrief kantorenmonitor november 2022
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 21 december 2022
Pagina 8 van 8
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 8 | train |
X Gemeente Amsterdam W B
% Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn,
Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
% Definitieve agenda, dinsdag 30 oktober 2018
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en
Groen, Reiniging
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Financiën
11 De Begroting 2019 Nr. BD2018-012954
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam W B
Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare
Ruimte en Groen, Reiniging
Definitieve agenda, dinsdag 30 oktober 2018
De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
Dienstverlening
12 Leges: Intrekken Legesverordening 2018 en Vaststellen Legesverordening 2019
Nr. BD2018-009087
De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
Dierenwelzijn
13 Kennis nemen van de beantwoording van het raadsadres Fokbeleid
kinderboerderij Westerpark Nr. BD2018-012359
Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen
Bouwen en Wonen
14 Kamernood onder studenten Nr. BD2018-013315
Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen
2
| Agenda | 2 | val |
am ste rd AM, sssversdionst Amsterdam ; |
| Jractie ‘Goy |
katum ing © T an
on Ter epa
Se. IL! " 040
‘Beb sro ANe
Aan de hoogedelgestrenge heer Van der Laan _ _ Eene CvD/2013/069 |
Aan de gemeenteraad van Amsterdam | van BM / Welh. |
Ruk 8 Ll ie kennisname | |
Postbus 20 NP Vordsrn hea
1000AE Amsterdam CI et \ erd # e hah.
Ll am advies
Li |
Amsterdam, 15 maart 2013 4 | |
| |
dakdm verz: |
Geachte burgemeester, near DIV dd:
In de afgelopen tijd heeft de ‘Vluchtkerk!, de opvang voor (grotendeels uitgeprocedeerde)
vluchtelingen in de Josephkerk, brede aandacht gehad. Met deze brief willen we u op de hoogte
stellen van de laatste ontwikkelingen en uw aandacht vragen voor de situatie van de vluchtelingen,
met name na 31 maart aanstaande.
De Vluchtkerk is ontstaan als gevolg van een spontane actie van burgers die zich het lot van deze
vluchtelingen aantrokken, Deze vrijwilligers hebben op 3 december 2012 in eerste Instantie |
gezocht naar onderdak en voedsel voor de groep vluchtelingen die betrokken waren bij de
ontruiming van het tentenkamp aan de Notweg, Deze vrijwilligers, georganiseerd in een |
steungroep, hebben vervolgens de eigenaar van de Josephkerk bereid gevonden de kerk tot eind |
maart 2013 ter beschikking te stellen.
Op verzoek van de steungroep heeft de Diaconie van de Protestantse Kerk daartoe een
gebrulkscontract met de eigenaar gesloten en zich achter de steungroep geschaard om de actie
financieel en praktisch te ondersteunen. Over deze gang van zaken bent u van meet af aan |
ingelicht en de situatie is meerdere malen met u besproken door diverse vertegenwoordigers van
de vrijwilligers, vluchtelingen zelf, de eigenaar van de Josephkerk en de Diaconie.
De Steungroep en de Diaconie doen er tot op heden alles aan om de situatie in de kerk in goede
banen te leiden en zien dagelijks toe op de veiligheid. Om hier assistentie bij te verlenen heeft de
Diaconie de heer Freek Salm in dienst genomen als contactpersoon in de kerk zelf. Dit alles heeft |
er toe geleld dat nu al meer dan 3 maanden lang tussen de 80 en 120 mensen In de kerk worden
opgevangen en te eten krijgen en begeleid worden in hun dagelijkse gang van zaken. |
Talloze burgers en vele kerken en diaconieën hebben gedoneerd. Er is voor bijna € 90.000 aan | |
giften bijeen gebracht en tientallen vrijwilligers hebben zich daadwerkelijk duizenden uren ingezet
voor deze zaak.
Er is in de tussentijd actie gevoerd die de nodige politieke aandacht heeft opgeleverd; |
vluchtelingen hebben zelf actie ondernomen richting asieladvocaten; er zijn gesprekken gevoerd |
met de dienst Terugkeer en Vertrek en met Stichting Vluchtelingenwerk. Er is een medisch team,
Nie inclusief psychologische en sociale hulp ingezet, dat bijna dagelijks aanwezig is; er hebben
Rs voortdurend Inspectierondes plaatsgevonden met de GGD, de politie en de brandweer.
Sn. a
ES he |
en, de ì
Ë 4 h Adres Nieuwe Herengracht 18 E-mail infowdiacanie,arg
8 / Ì Lats DP Amsterdam Internet www, diaconie, or |
ä ur fel, (020) 536 30 20
Ë ' Fax (020) 535 30 31 HG 97503
|
|
|
protestantse diaconie | |
amsterdam. 4 |
Kortom, er is alles aan gedaan om de situatie goed en velllg te laten zijn voor zover in ons
vermogen ligt, Dit geldt ook op het gebied van voorlichting en bemiddeling naar de vluchtelingen |
vla advocaten, DT&V, Vluchtelingenwerk, de Dienst Openbare Orde en Veiligheid enzovoorts. |
De situatie is bij tijd en wijle spannend en niet zonder risico. Met zulke diverse groepen, meest |
getraumatiseerde mensen met allemaal een andere achtergrond van vluchtverhalen, detenties In
buiten- en binnenland, ieder met hun eigen hoop en vrees, zijn spanningen niet te vermijden, Er
hebben zich tot nu toe gelukkig slechts enkele kleine incidenten voorgedaan. Met de nadering van
de datum van ontruiming van de kerk lopen de spanningen extra op en komen de grenzen van de |
beheersbaarheid In zicht. De vraag die daarbij de grootste rol speelt is: Wat gebeurt er op en na
31 maart?
Op 15 en 16 maart organiseert de steungroep een tweedaagse retraite voor vluchtelingen om zich
te bezinnen op hun toekomst en hun een ‘time-out’ te geven om buiten de beslommeringen van
alle dag over hun toekomst na te denken. Ook tijdens deze conferentie wordt getracht zo eerlijk en |
volledig mogelijk informatie te verschaffen aan de vluchtelingen over de situatie en hun
mogelijkheden in Nederland of elders. Op 23 maart is er een grote demonstratie op het |
Museumplein en dan vangt de laatste week in de Vluchtkerk aan. |
Als steungroep en als diaconie hebben we aangegeven dat we geen verdere steun kunnen bleden |
in de vorm van opvang en ondersteuning na 31 maart. Dat betekent ook dat op die datum, aan de |
vooravond van Pasen, opnieuw rond de 100 vluchtelingen zich op straat bevinden in Amsterdam. |
Wij maken ons daar zorgen over en vragen daarom uw aandacht en bemoeienis voor deze laatste |
periode en voor de situatie die daarna ontstaat, |
We hopen dat het vertrek uit de kerk niet voor grote problemen zal zorgen. De vluchtelingen |
hebben in december vorig jaar het contract met de eigenaar medeondertekend en toegezegd op 31
maart te zullen vertrekken. Sommige vluchtelingen zullen terugkeren naar hun situatie zoals die
was voor de Vluchtkerk, ergens in de illegaliteit op adressen waar ze al werden opgevangen. Er
zullen ook vluchtelingen zijn, zonder verblijfplaats. Er is een groep vrouwen, waarvan wij
inschatten dat zij heel moeilijk op eigen kracht verder kunnen na de Vluchtkerk. Dan is er de groep
Somaliërs die zich nog steeds in een soort niemandsland bevindt. Het is te verwachten dat zij, met
anderen, zich als groep willen blijven manifesteren en aandacht voor hun situatie elsen. Op welke
manier dit zal gebeuren weten wij niet.
We beseffen dat u als burgemeester in de perlode voor 3 december getracht hebt een oplossing te
bieden voor de groep vluchtelingen. Daar is toen geen gebruik van gemaakt en dat zal ongetwijfeld
meespelen in uw overwegingen. Blijft wel het feit dat de mogelijkheden van het particuliere
initiatief in deze vorm eindig zijn en dat er opnieuw sprake is van een groep zeer kwetsbare
mensen die — door welke omstandigheden ook — op straat staan in onze stad en hulp nodig
hebben. Wij hopen ten zeerste dat u bereid bent ervoor te zorgen dat deze hulp geboden wordt.
We zullen u en uw medewerkers op de hoogte houden over de gang van zaken In de komende
weken en zijn graag bereid om nader overleg te voeren.
Tot slot wensen we u veel wijsheid en Gods zegen bij het maken van deze moeilijke afwegingen.
Hoogachtend,
Namens de Diaconie van de Protestantse Kerk Namens de Steungroep Vluchtkerk
|
= er
|
|
| Raadsadres | 2 | train |
Van: Raadsadres <[email protected]>
Verzonden: woensdag 14 juni 2023 11:09
Aan: Raadsadres <[email protected]>
Onderwerp: Formulier ingestuurd: Raadsadres
Raadsadres
Uw gegevens
Na
m
r_n
mail
Tel
efo
onn
um
mer
Uw Geachte dames en heren van de raad, Waarschijnlijk is onderstaand artikel van Follow the Money
beri reeds onder uw aandacht gebracht, maar voor de zekerheid hierbij nogmaals:
cht _https://emea01.safelinks.protection.outlook.com/? url=https®%3A%2F%2Fwww.ftm.nl%2Fartikelen%
2Fbusinesscase-amsterdams-
prostitutiecentrum%3F share%3DN%252BUXrHrXnCvi4bVSIJxQt%252FeZz2HZ9nMhJrJUM9KOd
ez3%252B42yFX5sZpP8wJTIkV0%253D&data=05%7C01%7C%7CI7b131c6df844eb2527908db6
52c58b3%7C84dfge7fefG4Oafb435aaaaaaaaaaaa%7C1%7C0%7C638215013364553006%7CUn
known%7CTWFpbGZsb3d8eyJWljoiMG4wLjAwMDAiLGJQljoiV2luMzliL CJBTil6lk1haWwiLCJXVCI
6Mn0%3D%7C3000%7C%7C%7C&sdata=CNrmNOgAfnQowmekKn5pbPpdYLheLecbF7ZQZhHdoW
nWwO%3D&reserved=0 Ik zou graag twee punten nog benadrukken: 1) er is geen afruil tussen het
algemeen belang van Amsterdam en dat van een buurt waar een EC zou komen: zowel de stad als
de betreffend buurt zijn erbij gebaat als een EC er niet komt. Een EC in lost de problemen die zij
tracht te adresseren niet op, en creëert wel nieuwe problemen voor een wijk en zorgt er per saldo
voor dat meer toeristen van het soort dat wij juist niet willen naar Amsterdam komen. Wij zijn het
gezamenlijk verplicht om met echte oplossingen te komen voor de binnenstad en voor de
sekswerkers, en niet halsstarrig vast te houden aan een concept waarvan inmiddels, zie ook graag
bijgesloten artikel, onomstotelijk vaststaat dat het geen van de doelen die zij tracht te bereiken gaat
realiseren. En achter die doelen staan wij volledig, dus laten we alstublieft kijken naar oplossingen
die wel een reële kans hebben die doelen te bereiken en de symboolpolitiek achter ons laten. Het
algemeen belang van de stad en het belang van de buurten zijn volledig in lijn: niet de grootste
seksattractie van Europa bouwen in Amsterdam. 2) het FTM artikel laat duidelijk zijn dat het
voorliggende plan voor een EC honderden miljoenen belastinggeld verkwanselt. Dat zijn
honderden miljoenen die niet kunnen worden besteed aan echte oplossingen voor de problemen
die hardnodig aangepakt moeten worden (overtoerisme, veiligheid sekswerkers, ondermijning).
Honderden miljoenen die niet kunnen worden besteed aan het bestrijden van armoede. Ik hoef u
waarschijnlijk niet te vertellen dat steeds meer kinderen met honger naar school gaan.…. Ik doe
een beroep op u geen geld te verspillen aan politieke ambities die niet meer zijn dan luchtkastelen
en uiteindelijk voor niemand iets opleveren. Niet voor de sekswerkers, niet voor de bewoners van
de Wallen, niet voor het overtoerisme, en uiteraard niet voor de bewoners van noord of zuid. De
onderzoeksjournalistiek heeft de feiten op tafel gelegd, de deelraden hebben gesproken, de
bewoners van noord en zuid hebben hun stem laten horen. Wat is er nodig om dit plan te
heroverwegen? Wat is de burgerparticipatie u waard? Het vertrouwen in de politiek heeft een
dieptepunt bereikt omdat de burger zich niet gehoord voelt. Machteloos staat tegenover een
overheid ongeacht welke feiten op tafel komen. Dit plan doordrukken, ondanks alle feiten die op
tafel zijn gekomen, zal de genadeslag betekenen voor het vertrouwen in de (lokale) politiek. Ik doe
een beroep op uit integriteit en verzoek u met klem uw gezond verstand te laten prevaleren boven
de politieke agenda die er wellicht ligt, en boven vage zinnen in een coalitieakkoord mbt een EC
(die niets zeggen over dat er een mega-attractie moet komen met 1.5 miljoen bezoekers per jaar).
Ik ken onze stad als een stad die ook zegt op te komen voor de zwakkeren in de samenleving.
Maak dat waar! De sekswerkers zijn niet gehoord in dit proces, pas op het moment dat de keus
was tussen noord en zuid. Zij schreeuwen moord en brand. Het is volstrekt ongeloofwaardig dat dit
EC voor hun de oplossing is. De ambtenaren van de gemeente geven zelf toe zoals uit de woo-
stukken blijkt dat een EC de druk op de wallen niet gaat verlichten. Het laatste wat de stad nodig
heeft is nog een trekpleister van toeristen van het laagste soort. En al helemaal niet als dit
gefinancierd moet worden met ontelbare miljoenen publieke middelen terwijl de gemeentelijke
financiën ook zonder dit zwarte gat reeds een moeras is. Ik begrijp dat partijpolitiek complex is. Ik
realiseer mij ook dat het niet de politici zijn die nu in de raad zitten, of degene die de ambtsketen
draagt, die de prijs betalen voor de gevolgen van dit plan als het doorgaat. Ik vraag u dan ook niet
om het makkelijke te doen, maar wel om het enige juiste te doen. Mijn vraag is kunt u svp kijken
naar de alternatieven zoals de kleinschalige oplossingen om extra werkplekken te geven aan de
sekswerkers. Wilt u svp geen attractie bouwen om nog meer pret tourisme naar onze stad te
lokken en kunt u svp kijken naar de digitale oplossingen voor de problemen op de wallen? Wij horen
graag van u. Hartelijk dank voor uw aandacht en met hartelijke groet, ende
Uw
bijla
ge
Verzenden
Referentienummer 6287-0868
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Schriftelijke vragen
Jaar 2021
Volgnummer 316
Datum indienen 13 oktober 2021
Onderwerp
Schriftelijke vragen van hel lid J.F.W. van Lammeren inzake Carbon Capture and Storage
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting:
De Partij voor de Dieren Amsterdam heeft kennis genomen het persbericht dat Tata-Steel
IJmuiden kiest om geen Carbon Capture and Storage (CCS) toe te passen.
Ook in Amsterdam zijn plannen bij het Afval Energie Bedrijf (AEB) mogelijk CCS toe te
passen. In eerste instantie zou het AEB gunstig gesitueerd zijn om aan te haken bij de
plannen voor een Coz-leiding langs het Noordzeekanaal. Gezien de huidige ontwikkelingen
rondom Tata is het nog maar de vraag of deze leiding er wel komt.
Onze fractie heeft zodoende twijfels over haalbaarheid en technische toepasbaarheid van
deze techniek en wil meer inzicht in de consequenties voor deze keuze.
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de Partij voor de Dieren,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen:
Toelichting bij vraag 1:
1. Betekent het annuleren van CSS voor Tata-Steel dat dit het toepassen van CCS voor
het AEB ingewikkelder maakt ‚in technische of economische zin? Graag een
toelichting.
2. Hebben de ontwikkelingen rondom CCS invloed op het verkoopproces van het AEB?
3. Isergenoeg vraag vanuit glastuinbouw om alle (verwachte) coz uitstoot van het
AEB kwijt te kunnen via de OCAP-leiding? *
4. In hoeverre is het nodig dat de Gemeente Amsterdam meebetaald aan de
benodigde Co2-infrastructuur, of andere kosten die hierbij komen kijken?
1 https://www_.aebamsterdam.nl/nieuws/co2-is-een-bruikbare-grondstof/
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R
Afdeling * Gemeenteraad
Nummer 316 Schriftelijk
Datum _ 13oktober2021 >enmieijke vragen
5. Mochthet toepassen van CSS bij het AEB - om wat dan ook voor reden- helemaal
niet haalbaar blijken, is er dan een alternatief plan om dezelfde hoeveelheid Co2
uitstoot bij het AEB te verminderen via andere methoden? Zo ja, hoe ziet het
tijdspad er dan uit?
6. Een vande genoemde nadelen van CCS, is het feit dat sommige andere schadelijke
stoffen (nog) niet kunnen worden afgevangen. Zijn er plannen om hier iets aan te
doen? Kan een dergelijk traject parallel lopen aan CCS? (deze vraag m.b.t. zowel
voor afvalverbrander als voor de biomassacentrale van het AEB).
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren — Partij voor de Dieren
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 964
Datum akkoord 6 november 2014
Publicatiedatum 7 november 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer R.H. van Dantzig van
14 mei 2014 inzake de investering in een nieuw supportershome voor Ajax.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In de raadsvergadering van 17 februari 2010 besloot de gemeenteraad unaniem een
lening te verstrekken van 2 miljoen euro voor een nieuw supportershome van Ajax
onder de Amsterdam ArenA (Gemeenteblad 2010, afdeling 3A, nr. 74/123).
Tegenover deze lening staat een huur van 130.000 euro per jaar die Ajax aan
de gemeente moet betalen. De gemeente lijdt echter ook verlies. Doordat er
65 parkeerplekken in de gemeentelijke garage onder de Amsterdam ArenA worden
ingeleverd voor de bouw van het supportershome krijgt de gemeente te maken met
versnelde afschrijvingskosten van 495.000 euro. Ook de parkeerinkomsten van deze
plekken loopt zij mis, wat tot een verlies van 92.300 euro leidt. Bovendien steekt de
gemeente eenmalig 60.000 euro in de exploitatie van het pand.
In Het Parool van 13 mei 2014 zegt Pieter Kuypers, bijzonder hoogleraar Europees
aanbestedingsrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen, dat de investering in het
supportershome gemeld had moeten worden aan de Europese Commissie in Brussel.
Aangezien de gemeente Amsterdam dit niet heeft gedaan zijn volgens hem Europese
regels met betrekking tot staatssteun geschonden.
Het is niet voor niets dat de realisatie van het supportershome vertraging oploopt door
het verzet van ondernemers in de Amsterdam ArenA. Zij vrezen overlast door de
bezoekers van het supportershome waarvan een groot deel tot de harde kern van de
club behoort. De fractie van D66 vraagt zich af of het in deze tijd verstandig is om een
dergelijke bijdrage vanuit de gemeente te doen.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 14 mei 2014, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Wat vindt het college van de stelling dat de Europese regels inzake staatssteun
zijn geschonden?
Antwoord:
Alvorens uw vragen te beantwoorden, volgen eerst enkele correcties en
aanvullingen op de hierboven door u gestelde feiten.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing dek Gemeenteblad
Datum 7 november 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 14 mei 2014
De gemeenteraad heeft inderdaad op 17 februari 2010 ingestemd met een krediet
van EUR 2.000.000 voor de bouw van een nieuw supportershome voor de
supporters van voetbalclub Ajax. Dit nieuwe supportershome is bedoeld ter
vervanging van het met een tijdelijke bouwvergunning gerealiseerde
supportershome ter plaatse van de (inmiddels voormalige) oefenvelden naast de
Amsterdam Arena. Belangrijke afweging om het supportershome te verplaatsen,
is gelegen op het gebied van openbare orde en veiligheid. De beoogde nieuwe
locatie ligt ter hoogte van de entree naar het supportersvak van de meest
enthousiaste kern van Ajax-aanhangers én aan de andere zijde van het vak in het
stadion waar de supporters van bezoekende clubs worden ontvangen. Op deze
wijze wordt (voor zover mogelijk) een zo strikt mogelijke supportersscheiding
bewerkstelligd. Verder is van belang dat het nieuwe supportershome niet meer in
de directe nabijheid ligt van de nieuwe (bus)parkeerplaats, waar o.a. supporters
van bezoekende voetbalclubs worden ontvangen die vanaf die plek in een veilige
en afgesloten omgeving rechtstreeks naar het uit-supportersvak in het stadion
worden geleid. De aanrijdroute naar die parkeerplaats loopt nu pal langs het
huidige supportershome. Vanwege deze aspecten is verplaatsing van het
supportershome, mede in het licht van de gemeentelijke taak om de openbare
orde en veiligheid te handhaven, aan de orde. Het nieuwe supportershome in
garage P1/Transferium zal worden gerealiseerd door de dienst DIVV/
Parkeergebouwen van de gemeente (hierna: DIVV). De Stichting Beheer
Supportershome (hierna: de Stichting) zal het nieuwe supportershome huren van
de gemeente.
In tegenstelling tot de berichtgeving in het Parool van 13 mei 2014 is er geen
sprake van een lening die door de gemeenteraad zou zijn verleend, maar slechts
van het beschikbaar stellen van budget aan DIVV voor de verplaatsing van het
supportershome en de opoffering van het benodigde aantal parkeerplaatsen in
het Transferium. Evenmin is het zo dat voetbalclub Ajax de volledige huur van het
home aan de gemeente betaalt. Het is de bedoeling dat de Stichting de huur aan
de gemeente zal voldoen na realisatie van het home.
Het college kom tot de slotsom dat in deze geen sprake is van staatssteun. Het
gaat om een binnengemeentelijk krediet en niet om een lening aan een
onderneming. Er is geen sprake van een voordeel voor een onderneming, maar
van inkomstenderving van de gemeente. De overeengekomen huur is
marktconform. Zelfs al zou de gemeente € 60.000 bijdragen in de exploitatie van
de Stichting, dan blijft het totale voordeel voor de Stichting onder de ‘de-minimis’-
grens, zodat ook hiervoor geconcludeerd kan worden dat geen sprake is van
staatssteun.
Onderbouwing
Staatssteunmaatregelen omvatten een voordeel dat door een overheid aan een
onderneming wordt gegund en waardoor de concurrentie wordt vervalst. Of er in
dit geval sprake is van staatssteun hangt af van de vraag of gemeente op een of
andere wijze een voordeel verschaft aan de Stichting.
Geen voordeel
In het geval van het nieuwe supportershome van Ajax heeft de gemeenteraad
besloten het krediet van EUR 2.000.000 beschikbaar te stellen aan een onderdeel
van de gemeente Amsterdam zelf, namelijk DIVV. Bij dit binnengemeentelijke
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 2 ember 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 14 mei 2014
krediet is er geen sprake van een begunstiging van een onderneming. Er is
namelijk geen sprake van een lening aan de Stichting of aan Ajax.
De ‘verliezen’ die de gemeente lijdt in de vorm van versnelde afschrijvingskosten
en misgelopen parkeerinkomsten zijn kostenposten die geen rol spelen bij de
beoordeling of er sprake is van staatssteun. Het zijn inmers kosten voor de
gemeente zelf als gevolg van een eigen beleidsbeslissing. Dit nadeel voor de
gemeente levert op geen enkele wijze een voordeel op voor de Stichting of Ajax.
De enige financiële relatie van de gemeente met de Stichting is de huurrelatie.
Het enige denkbare voordeel van de gemeente aan de Stichting zou dan moeten
liggen in de gevraagde huur voor het onderkomen en de eenmalige bijdrage van
€ 60.000 in de exploitatie van de Stichting bekostigd uit het OO&V budget.
In opdracht van de gemeente is een taxatie uitgevoerd op de beoogde jaarlijkse
huursom van het nieuwe supportershome. De conclusie luidt dat een jaarlijkse
huursom van € 130.000 ruim boven een marktconforme waarde zit. Het college
heeft mede op basis hiervan geen reden aan te nemen dat de beoogde
gevraagde jaarlijkse huursom van € 130.000 niet marktconform is. Er is dus geen
sprake van een voordeel en daarmee ook niet van staatssteun.
In tegenstelling tot wat uit de raadsflap zou kunnen worden opgemaakt, en wat
wordt gesuggereerd door het Parool, draagt de gemeente niet bij in de exploitatie
van de Stichting. Het eenmalige bedrag van € 60.000 uit het OO&V budget is
bestemd voor een binnengemeentelijke verrekening.
Ook al zou dit bedrag ten goede komen aan de Stichting, dan betekent dit nog
steeds niet dat sprake is van staatssteun. Het bedrag valt namelijk onder de ‘de-
minimis’-vrijstelling. Die vrijstelling houdt in dat er is geen sprake van staatssteun
indien het voordeel over een periode van drie belastingjaren niet meer bedraagt
dan £ 200.000.
2. Wat zijn volgens het college de gevolgen wanneer de investering als staatsteun
wordt bevonden?
Antwoord:
Het College gaat er, gezien het bovenstaande, van uit dat er geen sprake is van
staatssteun. Ten overvloede merkt het College hierover nog het volgende op. Als
de staatssteunregels worden overtreden, dan kan de Europese Commissie de
lidstaat Nederland daarop aanspreken. Onrechtmatig verleende steun zal op last
van de Europese Commissie moeten worden teruggevorderd door de lidstaat
(uiteindelijk door de betrokken decentrale overheid, de gemeente Amsterdam) bij
de begunstigde onderneming.
3. Hoe vordert de realisatie van het supportershome en wat zijn de financiële
consequenties voor de gemeente van de vertragingen die zijn opgelopen door
het verzet van omliggende ondernemers?
Antwoord:
Het nieuwe supportershome is nog niet gerealiseerd. Dit komt omdat een
belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de noodzakelijke
3
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing dek Gemeenteblad
Datum 7 november 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 14 mei 2014
omgevingsvergunning, het gewijzigde bestemmingsplan en een staatssteunklacht
heeft ingediend bij de Europese Commissie.
Ten aanzien van deze bezwaren kan het College mededelen dat de rechtbank op
23 mei 2014 heeft geoordeeld dat de bezwaarmaker niet heeft kunnen aantonen
dat de omgevingsvergunning in kwestie in strijd is met een goede ruimtelijke
ordening. De bezwaarmaker heeft inmiddels hoger beroep tegen deze uitspraak
aangetekend bij de Raad van State alsmede beroep tegen de vaststelling van het
nieuwe bestemmingsplan. Zolang de Raad van State geen uitspraak heeft
gedaan in deze procedures wordt er niet verder gewerkt aan de realisatie van het
supportershome op de geplande locatie. Zodra de gemeente ook in het gelijk is
gesteld door de Raad van State, zal de aanbestedingsprocedure voor de
verbouwing van een deel van de parkeergarage georganiseerd worden in
opdracht van DIVV. Op dat moment worden ook de exploitatiekosten duidelijk.
Ten aanzien van de staatssteunklacht deelt het College u mede dat op
18 augustus 2014 het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) een staatssteun-
klacht van de Europese Commissie heeft ontvangen van de hierboven genoemde
bezwaarmaker. De klacht komt er kort gezegd op neer dat de Stichting, Ajax en
de Amsterdam Aren zouden zijn begunstigd door de gemeente. Op 16
oktober jl. heeft BZK de reactie van de gemeente doorgestuurd aan de Europese
Commissie, die samengevat betoogt dat de gemeente van mening is dat
staatssteun zich in dit geval niet voordoet, omdat geen sprake is van nieuwe
concurrentie (dus ook geen concurrentieverslechtering) noch van bevoordeling
van de hierboven genoemde partijen.
Het ontwerp van het nieuwe supportershome is al gereed. De gemeenteraad
heeft een maximum krediet beschikbaar heeft gesteld. Uit dat krediet wordt nader
geput voor de uitvoeringskosten als het project in de aanbestedingsfase komt.
Het ontwerpproces is ook ten laste van het krediet gelegd. Vertraging in de
huidige fase heeft geen financiële consequenties.
4. a. Zijn er voor de gemeente mogelijkheden om de toegezegde bijdrage in te
trekken?
b. Zoja, wat zouden daarvan de consequenties zijn?
Antwoord:
Gezamenlijke beantwoording vraag 4a en 4b:
De gemeenteraad kan op haar besluit terugkomen. Bovendien bepaalt de
intentieverklaring die is getekend tussen de gemeente en de Stichting
uitdrukkelijk dat die verklaring geen verplichting inhoudt voor partijen om een
nieuw supportershome ook daadwerkelijk te realiseren. Het probleem van de
huidige locatie van het supportershome wordt daarmee echter niet opgelost.
Ook wordt geen bijdrage geleverd aan de doelstelling om supportersstromen
beter, efficiënter en veiliger te begeleiden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1349
Datum indiening 19 september 2017
Datum akkoord college van b&w van 31 oktober 2017
Publicatiedatum 1 november 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake het verschijnsel van
de zogenaamde free tours.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Al eerder heeft de PvdA Amsterdam de grote groepstours die met name de
Amsterdamse binnenstad belasten besproken met het college. Op dit moment is er
een zogenaamde convenant met een aantal aanbieders van groepstours. Zoals
bekend is dit convenant vrijwillig en zijn er bedrijven en toergidsen die zich makkelijk
kunnen onttrekken aan de afspraken. Voor de PvdA is dit een doorn in het oog en in
2016 hebben we al via een onderzoeksmotie aangedrongen om te onderzoeken of de
grote groepen die door de stad trekken verboden c.q. gereguleerd kunnen worden.
Uiteindelijk is er in april 2017 het convenant ‘Rondleidingen Wallengebied’ afgesloten
met enkele aanbieders. Over de effectiviteit van dit convenant zijn nog vele vragen,
gezien de vele klachten en waarnemingen over de te grote groepen die nog steeds
door de binnenstad trekken. De leden Van Dantzig en Boutkan hebben, namens de
fracties van D66 en de PvdA, bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2017 in de
raadsvergadering van 20 juli 2017 een motie ingediend die het college oproept een
vergunningensysteem voor gidsen uit te werken en zo snel mogelijk in te voeren als
het convenant faalt (zie gemeenteblad afd. 1, nr. 712).
Op dit moment is er alweer een variant op de groepstours populair aan het worden en
dit zijn de zogenaamde ‘free tours’. Het free tours concept is ooit begonnen als
sympathiek initiatief door/voor daklozen in Berlijn met een sociaal-maatschappelijk
doel. Het free tours concept lijkt nu echter een hele nieuwe markt te zijn geworden,
waarbij gidsen de fooien van free tours als inkomstenbron hebben.
Free tours worden aangeboden als een gratis rondleiding, waarbij gratis betrekkelijk
is. Aan het einde van de tour wordt gevraagd om een fooi te overhandigen (“tip
based”). Onder meer via de site https://www.freetour.com/amsterdam worden deze
aangeboden.
Om het concept van een free tour zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de
aanbieders, moeten gidsen een grote groep hebben. Immers volgens het principe:
‘hoe meer mensen, hoe meer fooi’. Door de grote groepen worden straten
geblokkeerd en ontstaat geluidsoverlast.
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1 ember 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 september 2017
Wij hebben van één touroperator vernomen dat zij op een rustige dag om en nabij de
700 mensen in het Oude centrum/Wallengebied ‘gratis’ rondgeleid worden. Hieruit
kan geconcludeerd worden dat er per week mogelijk duizenden mensen ‘gratis’
worden rondgeleid op de Wallen.
De PvdA Amsterdam plaatst vraagtekens bij de manier van opereren en maakt zich
zorgen over de omvang en de wijze van marketing, zoals het gebruik van de
openbare ruimte. Het is de zoveelste keer dat een dienst die tot overlast leidt wordt
aangeboden in Amsterdam.
Daarnaast roept de werkwijze van betaling op basis van fooien de forse vragen op
over ‘eerlijk werk’ zoals fatsoenlijke werkomstandigheden voor de freelancers, de
afdracht die plaats moet vinden aan de toerbedrijven en het betalen van belasting.
De PvdA Amsterdam vindt dit ronduit een ongewenste situatie. Als het gaat om grote
aantallenbezoekers gaat het om veel geld, waarbij de transparantie ver te zoeken is.
Ook is het nog maar de vraag of bij een gratis dienst kwaliteit geboden wordt waarbij
de gidsen zich houden aan de afspraken en regels.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Is het college bekend met het fenomeen free tours’?
Antwoord vraag 1:
Ja, het college is bekend met de free tours. Ook in onderzoek naar hoe andere
steden omgaan met grote groepen toeristen in het Centrum is het college dit
fenomeen vaker tegengekomen.
2. Watis de mening van het college over dit betrekkelijk nieuwe (marketing)
concept?
Antwoord vraag 2:
Het college heeft allerlei maatregelen genomen om overlast in de binnenstad te
verminderen en de leefbaarheid in de drukste gebieden van de binnenstad te
herstellen. Het college wacht de evaluatie van het Convenant Rondleidingen
Wallengebied af of inderdaad blijkt dat deze dienst tot overlast leidt. Als blijkt dat
freetours tot overlast leiden, is dat niet gewenst.
3. Welke partijen maken gebruik van dit concept? Zijn hierbij partijen die zich ook
hebben aangesloten bij het Convenant?
Antwoord vraag 3:
Ja, ook convenantpartijen hebben tours die vanuit het free tour model worden
aangeboden.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng Lau Gemeenteblad
Datum 4 november 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 september 2017
4. Kan het college een schatting geven van het aantal mensen dat gemiddeld per
week door free tours worden rondgeleid?
Antwoord vraag 4:
Nee. Het karakter van free tours is dat deze niet gereguleerd zijn. Er is ook geen
register van gidsen die via andere tourorganisaties, of namens zichzelf,
rondleiden. Wel weten we uit observaties van Toezicht en Handhaving dat een
aantal free tours verzamelen op de Dam, een aantal maal per dag. In oktober
wordt het Convenant Rondleidingen Wallengebied geëvalueerd en daarvoor
worden tellingen gehouden en observaties gedaan.
5. Is het college van plan op te treden tegen de aanbieders van free tours? Indien
nee, waarom niet? Klopt het dat in sommige steden het concept van free tours al
is verboden?
Antwoord vraag 5:
Vanaf oktober 2017 wordt de werking van het Convenant geëvalueerd. Als dan
blijkt dat het niet of onvoldoende bijdraagt aan de afname van overlast dan zal er
mogelijk een ontheffingstelsel worden geïntroduceerd. Dit zal gelden voor alle
betaalde rondleidingen met gids. Of deze gids nu de rondleiding vooraf of
achteraf laat betalen is geen zaak van de gemeente. Ook in sommige andere
steden in Europa zijn free tours verboden.
6. Watis de rol van lAmsterdam in het promoten van free tours? Indien het college
van mening is dat de free tours ongewenst zijn, gaan ze dan | Amsterdam
aanspreken op hun aanbod? Indien nee, waarom niet?
Antwoord vraag 6:
Amsterdam Marketing, de organisatie achter lAmsterdam, is een onafhankelijke
organisatie.
De free tours organisaties die zij vermelden op hun website, zijn partners van
Amsterdam Marketing. Free tours aanbieden is niet verboden. Ook het
informeren over free tour aanbieders niet.
7. Is het college van mening dat het aanbieden van gratis tours voldoende garantie
biedt op kwaliteit, met gidsen die ook de ‘gedragsregels’ uit het convenant
kennen?
8. De aanbieders van free tours schijnen zich niet aan afspraken te houden, zoals
maximale groepsgrootte en het stilsta verbod op krappe plekken die de
doorstroom ernstig belemmeren. Klopt dit? En zo ja, wat gaat het College
hieraan doen?
9. Klopt het dat sommige tourgidsbedrijven de openbare ruimte, zoals het
Oudekerksplein gebruiken als start- en wervingslocatie? Wat voor een afspraken
zijn er gemaakt met de partners in het convenant over het werven van klanten in
de openbare ruimte?
Antwoord vragen 7 t/m 3:
Zoals het raadslid Boutkan vermeldt in zijn inleiding is het college per motie
opgeroepen een vergunningen- of ontheffingensysteem voor gidsen uit te werken
en zo snel mogelijk in te voeren als het convenant niet voldoende werkt.
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1 ember 2017 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 september 2017
De evaluatie is gestart in oktober 2017. Het college wil nog niet op de evaluatie
vooruitlopen.
10. Klopt het dat er op dit moment ook al rondvaartdiensten zijn die hun diensten
‘gratis’ aanbieden? Indien ja, gaat het college hiertegen optreden?
11. Op welke manier worden de gidsen die dit uitvoeren betaald? Doen zij dit geheel
voor eigen rekening en risico of zijn zij in dienst van de aanbieders?
12. Moeten de fooien die worden gegeven worden geregistreerd? Hoe zit het met het
afdragen van belastingen over fooien?
13. Is bekend of de toergidsen een deel van de fooien moeten afdragen aan de
aanbieder? Als de gidsen niet in dienst zijn en niet worden betaald door de
toeraanbieder, maar uitsluitend worden betaald op basis van een vrijwillige fooi,
is er dan geen sprake van een vorm van uitbuiting?
Antwoord vragen 10 t/m 13:
Dit is niet bekend bij het college. Free tours en hoe deze financieel zijn
georganiseerd zijn in principe niet gereguleerd.
14. Is het college het met de PvdA Amsterdam eens dat het fooienconcept als
belangrijkste inkomstenbron, waarbij dus veel cash geld circuleert, ongewenste
effecten heeft zoals een slechte bedrijfsadministratie, gebrek aan transparantie,
mogelijke belastingontduiking en slechte werkverhoudingen in de hand kan
werken?
Antwoord vraag 14:
Tot voor kort was het gebruik van contant geld overal een normaal en
wijdverbreid verschijnsel. Contant geld is makkelijker te misbruiken of
verduisteren. Alles wat immers niet geregistreerd wordt (bijvoorbeeld via de pin)
kan een risico vormen voor oneigenlijk gedrag.
Belastingontwijking is hierbij het grootste probleem. De aanwezigheid van
contant geld verhoogt het risico op overvallen. Daarnaast verhoogt het werken
met contant geld ook het risico op t krijgen van vals geld. Toekomstige
veiligheidsacties richting ondernemers betreffende geld zijn gericht op gebruik
van digitale middelen in plaats van contant geld.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 7 juni 2023
Ingekomen onder nummer 334
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Schmit, Belkasmi en Bentoumya inzake MBO-Agenda
2023-2027 en het Economisch Arbeidsmaktbeleid 2023-2026
Onderwerp
Stimuleren hybride docentschap
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over 14, Vaststellen van de MBO-Agenda 2023-2027, het Economisch Ar-
beidsmarktbeleid 2023-2026 en kennisnemen van de begeleidende raadsbrief VN2023-013447
Constaterende datt]
e Gemeente Amsterdam wil investeren in samenwerking tussen het middelbaar beroepson-
derwijs en bedrijfsleven
e _Ereengroottekort aan vakmensen is op de arbeidsmarkt, vooral in sectoren techniek,
zorg en bouw.
e _MBO docenten van groot belang zijn om de vakmensen voor de toekomst op te leiden.
e Hybride docentschap bestaat uit een baan in het bedrijfsleven in combinatie met lesge-
ven.
Overwegende dat:
e _Methybride docentschap professionals de mogelijkheid gegeven wordt om kennis en
kunde uit het bedrijfsleven te delen het onderwijs.
e Hybride docentschap als zeer positief wordt ervaren omdat het zorgt voor afwisseling en
professionele ontwikkeling voor de professional.
e Hybride docentschap een bijdrage levert in het tegengaan van het lerarentekort.
e _ Als beroepsprofessional je met een PDG-traject als zij-instroomroute een beroepsgerichte
vak kan geven.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
e Het Pedagogisch Didactisch Getuigschrift (PDG) traject beroepsprofessionals helpt om als
zij-instromer mbo docent in hun vakgebied te worden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Om zich in te zetten om samen met het Amsterdams Bedrijfsleven te zorgen voor meer part time
zij instromers vanuit het bedrijfsleven naar het MBO.
Indiener(s),
E.W. Schmit
M. Belkasmi
Y.E. Bentoumya
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 7 oktober 2021
Ingekomen onder nummer 685
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden IJmker, Vink, N.T. Bakker, Biemond en A.L. Bakker in-
zake meldplicht sensoren uitbreiden
Onderwerp
Meldplicht sensoren uitbreiden
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Verordening meldplicht sensoren.
Constaterende dat:
— de gemeente Amsterdam in haar Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens als uitgangs-
punt heeft vastgesteld dat burgers zich onbespied en anoniem kunnen bewegen in de open-
bare ruimte;
— de verordening meldplicht sensoren een eerste stap is in die richting en meer transparantie
biedt over waar welke gegevens worden verzameld in de stad;
— de verordening meldplicht sensoren stelt dat eigenaren van sensoren melding moeten doen
via een door het college vastgesteld formulier;
— _erinde verordening nv alleen wordt gesproken over het melden van de locatie van de sensor
en welke gegevens worden ingewonnen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. hetgenoemde formulier ten minste als verplichte velden te laten bevatten:
— _hetverzamel- en verwerkingsdoel van de gegevens;
— de grondslag voor de verwerking in het geval dat de sensor persoonsgegevens verzamelt;
— _ verwijzing naar privacy verklaring in het geval dat de sensor persoonsgegevens verzamelt;
2. deze informatie ook via het openbare register dat de gemeente opstelt beschikbaar te maken.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Indieners
E.C. IJmker
B.L. Vink
N.T. Bakker
H.J.T. Biemond
A.L. Bakker
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 472
Publicatiedatum 19 juni 2015
Ingekomen op 18 juni 2015
Ingekomen in raadscommissie JC
Te behandelen op 1/2 juli 2015
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Moorman, de heer Mbarki, de heer
Groot Wassink en de heer Blom inzake de Voorjaarsnota 2015 (kinderombudsman).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379);
Constaterende dat:
— meer kinderen dan voorheen onder de verantwoordelijkheid van gemeentelijke
jeugdzorg vallen door de decentralisatie sinds 1 januari;
— de huidige Amsterdamse Ombudsman heeft aangegeven graag uit te breiden en
tijd en onderzoek te besteden voor het belang van de kinderen;
— erin Den Haag en Rotterdam op dit moment een Kinderombudsman is
geïnstalleerd;
Overwegende dat:
— er vanuit de gemeente over veel beleid wordt besloten dat direct Amsterdamse
kinderen raakt;
— kinderen zelf niet in de positie zijn om de besluitvorming hierover te vormen, dan
wel zich hierin te mengen;
— een Amsterdamse Kinderombudsman die taak voor een gedeelte namens deze
kinderen kan vervullen.
Besluit:
1. op pagina 62, onder 8.4 Bestuurlijke prioriteiten 2016 — 2019, na de passage over
woonexcessen, toe te voegen:
“Door de nieuwe taken van de gemeente op het terrein van de jeugdzorg zal in
Amsterdam een kinderombudsman worden aangesteld. Een deel, € 55.000, van
de structurele lasten van de kinderombudsman, worden gedekt door de lasten
van het product ‘Jeugdwelzijn’ (nr 192), programma onderdeel 5.3 Jeugd en
Jeugdzorg, met ingang van begrotingsjaar 2015 met € 55.000 te verlagen, en de
lasten van het product "Ombudsman" (nr 548), programma 10 Bestuur en
ondersteuning, programmaonderdeel 10.3 Griffie, rekenkamer, ombudsman en
Acam vanaf begrotingsjaar 2015 structureel met eenzelfde bedrag te verhogen.”
2. alle relevante tekstpassages en tabellen overeenkomstig aan te passen;
3. ambtelijke capaciteit van zowel de RVE Onderwijs, Jeugd en Zorg (afdeling
Jeugd) als van de afdeling Strategie en Beleid van het Cluster Sociaal voor
onderzoeksvragen van de (kinder)ombudsman beschikbaar te stellen;
1
4. het presidium te verzoeken om voor communicatie/overige kosten 15.000 euro
incidenteel voor begrotingsjaar 2015 van het raadsbudget beschikbaar te stellen
aan de kinderombudsman.
De leden van de gemeenteraad,
M. Moorman
S. Mbarki
BR. Groot Wassink
S.R.H. Blom
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1063
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen onder H
Ingekomen op woensdag 5 november 2014
Behandeld op woensdag 5 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Guldemond en de heer Van Osselaer inzake
de beleidsnota, getiteld: ‘Activeren, waarderen en afschrijven 2014’.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 9 september 2014 inzake de beleidsnota, getiteld: ‘Activeren,
waarderen en afschrijven 2014’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 890);
Overwegende dat:
— het college in de nota Activeren, Waarderen en Afschrijven voorstelt om als
beleidsuitgangspunt te hanteren: “Het grondproductiekapitaal met betrekking tot
grondexploitaties binnen het regime van het Vereveningsfonds mag nooit een
hoger saldo hebben op de balans dan de totale omvang van reserves en
voorzieningen van het Vereveningsfonds.” (uitgangspunt nr. 18, p. 15);
— dit uitgangspunt leidt tot een inperking van de ruimte om nieuwe (bouw)grond in
productie te nemen;
— gezien de bouwopgave van Amsterdam en de bouwambities van het college, de
vraag op tafel ligt of Amsterdam op (middellange termijn voldoende bouwgrond
‘op voorraad’ heeft;
— ter beantwoording van deze vraag wethouder Van der Burg aan de
raadscommissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken (inclusief Erfpacht) heeft
toegezegd een notitie te zullen opstellen (voor behandeling in de raadscommissie
Ruimtelijke Ordening en Grondzaken in november/december 2014);
Van mening zijnde dat:
— beleid van de gemeente Amsterdam intern consistent moet zijn;
— het in beginsel onwenselijk is wanneer genoemde beleidsuitgangspunt nr. 18 uit
de nota Activeren, Waarderen en Afschrijven, in de praktijk remmend werkt op de
bouwproductie in Amsterdam,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1063 Moti
Datum 19 november 2014 Wte
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de uitwerking van het voormelde beleidsuitgangspunt nr. 18 regelmatig te
evalueren;
— bij het opstellen van de door wethouder Van der Burg toegezegde notitie speciale
aandacht te besteden aan de effecten van beleidsuitgangspunt nr. 18 op de
mogelijkheden om voldoende bouwgrond in productie te kunnen nemen;
— de raad een voorstel te doen hoe — binnen de grenzen van prudent financieel
beleid — om te gaan met beleidsuitgangspunt nr. 18, indien het college van
oordeel is dat dit beleidsuitgangspunt onevenredig remmend werkt op het
productie nemen van bouwgrond.
De leden van de gemeenteraad
PV. Guldemond
J.P.D. van Osselaer
2
| Motie | 2 | discard |
TNO innovation
ree for life mn en
Earth, Environmental and Life
Sciences
Princetonlaan 6
3584 CB Utrecht
TNO-rapport Postbus 80015
3508 TA Utrecht
TNO 2013 R11202 Www.tno.nl
Windtunnelonderzoek naar de NO‚- en PM.o- T +31 88 868 42 56
concentraties nabij de A10 west in Amsterdam [email protected]
Datum 12 november 2013
Auteur(s) Ing. W.W.R. Koch
Drs. S.W. van Ratingen
Ir. M.M.J.F. Verbeek
Aantal pagina's 46 (excl. bijlagen)
Aantal bijlagen 1
Opdrachtgever Gemeente Amsterdam
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer
t.a.v. dhr. Drs. D. Gelauff
Postbus 95089
1090 HB Amsterdam
Projectnummer 060.01567
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor
opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan.
© 2013 TNO
2/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 3/46
Samenvatting
In opdracht van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) van de
gemeente Amsterdam heeft de afdeling Urban Environment and Safety van TNO in
Apeldoorn een windtunnelonderzoek uitgevoerd naar de jaargemiddelde NO2- en
PMo-concentraties in de directe omgeving van de Einsteinweg (A10 West) ter
hoogte van het Bos en Lommerplein te Amsterdam.
De gemeente Amsterdam is kritisch richting het ministerie van Infrastructuur en
Milieu (l&M) over de per 2 juli 2012 doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10
West. Aanleiding hiervoor zijn de gemeten jaargemiddelde NO2-concentraties ter
hoogte van het door de gemeente Amsterdam beheerde GGD meetpunt naast de
zogenaamde Max Havelaar flats, direct grenzend aan de A10 West.
In de windtunnel is de verspreiding van de emissies van het wegverkeer in de
directe omgeving onderzocht, rekening houdend met de specifieke lokale
bebouwing.
Voor de omrekening van windtunnelresultaten naar jaargemiddelde concentraties
NO en PM.) voor 2011 en 2015 is gerekend met verschillende
verkeerskarakteristieken en is gebruik gemaakt van de achtergrondconcentraties en
emissiefactoren volgens het BBR-scenario 2011 (Beleid Bovenraming, Velders
et.al. 2011) en het recentere BBR-scenario 2013 (Beleid Bovenraming, Velders
et.al. 2013). Daarnaast is gerekend voor een situatie met een maximale rijsnelheid
van 80 km/uur met strikte handhaving en 100 km/uur zonder strikte handhaving op
de A10 West.
In het windtunnelonderzoek is op de maquette, naast de bijdrage van de
hoofdrijbanen van de A10 West, eveneens rekening gehouden met de bijdrage van
de parallelrijbanen van de A10 West en de Bos en Lommerweg. Daarnaast is de
bijdragen van deze wegdelen, die buiten de draaischijf vallen, met behulp van het
Pluim Snelweg verspreidingsmodel voor wegverkeersemissies berekend (inclusief
het effect van de Haarlemmerweg). In het onderzoek is alleen de huidige situatie
gemeten en zijn geen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit onderzocht.
Het windtunnelonderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Jaargemiddelde NO,-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat in 2011 de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde
NO»-concentratie op geen van de beschouwde meetpunten wordt overschreden.
In 2015 wordt de grenswaarde voor jaargemiddelde NO-concentratie,
onafhankelijk van het gekozen BBR-scenario en snelheidsregime, ter hoogte van
een tweetal locaties, direct grenzend aan de A10 West, overschreden.
Uurgemiddelde NO,-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de uurgemiddelde norm in 2011 en 2015, ter hoogte van
de beschouwde meetpunten in geen van de beschouwde varianten zal worden
overschreden.
4/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Jaargemiddelde PM‚o-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde PMo-concentratie
in 2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
Etmaalgemiddelde PM‚o-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de norm voor de etmaalgemiddelde PM4o-concentratie In
2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 5/46
Notaties
C concentratie
E emissie
f frequentie van voorkomen
K concentratiecoëfficiënt
L lengtemaat
N aantal passerende auto's
Q bronsterkte
s schaalfactor
U windsnelheid
Uso geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte tussen meteo-station Schiphol
en Eindhoven
Zo ruwheidslengte
6/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 7/46
Inhoudsopgave
Samenvatting … nnn snanenense eer enanennnenenneersnnennnnanennnennnnnenennennnnanenanenensenennnnnennvenenn Ô
Notatie@S … ennn sn on enannenseenannenrenanaernenanervennnanntensnanrvensnservensnnervensnansvennnsenvensnserenen Ò
1 Inleiding …………nn nanne rrenanneenvensnsernensnsernensnsennensnannvensnnnvensnsenvensnnenvennnnnnvensnsenvenennnenen Ô
2 Methode en uitgangspunten … nnen enseenrnenneenseenseenenensenneensenrvenseereensnenen ÎÎ
21 Windtunnel … nnn eenen eneen erensenene nennen enennennseneer en enennennne eeen enennennse ennen ÎÎ
2.2 Model A10 West … nonnen enen enneneneeeenenenenneenneeernenenennennneeeenenenennennnnenenn Î2
2.3 Uitvoering nennen enneeeerennveeenenneeeenenneerenenneeernenveeeenenneernenvnenveennevernennnnnn ÎÔ
24 Emissiebronnen A10 West … nnen en ennennnere eeen enennennnerenernenennenneen nnn 1
2.5 Uitwerking … nonnen venneerenenneerenenneereneneevevenveerenennverenennverrvenveveeeenveerrnenennn 16
2.6 Berekeningen … nnn ennnnneerennverenenneereneneerenennnneevenneerenenveerevenveeervennnne nennen 18
2.7 Validatie windtunnelonderzoeken … … nanne enen ennene neer eeerennenene nennen nennen DO
3 Wettelijk kader … unne sneren seenenservensnsernensnsennensnansmensnnemensnsenvennnnenennnnnnnnenn 2Ò
3.2 Grenswaarden … nnn nnennensnnnseensneerensnverensneerensnnnerssnneeernsnneerrnsnnveerssnnveernsnnnn 2D
3.3 Toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingceriterium … … nennen eneen eneen 26
4 Resultaten … nanne enanseerennnnneenennnanenensnervensnsereevenneenenanservensnservensnsereevensevensnseren ZO
41 Bepaalde concentraties voor 2011 - (NSL 2011 — BBR 2011)... 29
4.2 Bepaalde concentraties voor 2015 — (NSL 2011 — BBR 2011) … nn 31
4.3 Bepaalde concentraties voor 2015 — (NSL 2012 — BBR 2013) … … nn. 33
5 Onzekerheid in de resultaten …… nnn nnensn een enansennensnseenensnsennensnnennensnnenennnnnn DÂ
5.1 Onzekerheden in de toegepaste methode … nnen eneen eneen eener: SQ
6 Conclusies … nn aaannnensenee ear ennnenennenrensennnnanenannersnenrenannnnvennenennneennnnnenseeenserrnnn ÁÎ
7 ReferentieS … nanne anannennennnnne en ennnnenvennnnenvennnservennnannvennnnervennnnervenensrnvennneervennnoernn ÁS
8 Goedkeuring … nnn anansn rr ennanae re ennnnernennnaervenansnrvennnanrvensnsrvensnsrvensnservensnnrreennnnnn ÂO
Bijlage A
Bepaalde K-factoren ter hoogte van de meetpunten langs de A10 West te
Amsterdam.
8/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 9/46
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
De gemeente Amsterdam is kritisch richting het ministerie van Infrastructuur en
Milieu (l&M) over de per 2 juli 2012 doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10
West. Aanleiding hiervoor is de zeer hoge gemeten NOs-concentratie ter hoogte
van de zogenaamde Max Havelaar flats, direct grenzend aan de A10 West. Deze
jaargemiddelde NO» concentraties worden jaarlijks gerapporteerd door de
beheerder van de meetvoorziening, de GGD Amsterdam.
In opdracht van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) van de
gemeente Amsterdam heeft de afdeling Urban Environment and Safety van TNO in
Apeldoorn een windtunnelonderzoek uitgevoerd naar de jaargemiddelde NO2- en
PMo-concentraties in de directe omgeving van de Einsteinweg (A10 West) ter
hoogte van het Bos en Lommerplein te Amsterdam.
1.2 Doelstelling
Het doel van het windtunnelonderzoek is het bepalen van jaargemiddelde
concentraties NO, en PMo voor 2011 en 2015 in de nabijheid van de A10 West.
Hiertoe is gerekend met verschillende verkeersintensiteiten en is gebruik gemaakt
van de achtergrondconcentraties en emissiefactoren volgens het BBR-scenario
2011 (Beleid Bovenraming, Velders et.al. 2011) en het recentere BBR-scenario
2013 (Beleid Bovenraming, Velders et.al. 2013). Deze berekeningen zijn uitgevoerd
voor een situatie met een maximale rijsnelheid van 80 km/uur met strikte
handhaving en 100 km/uur zonder strikte handhaving op de A10 West.
1.3 Leeswijzer
In dit rapport worden de resultaten van de windtunnelmetingen beschreven. De
onderzoeksmethode en uitgangspunten worden gegeven in hoofdstuk 2. Hoofdstuk
3 beschrijft de toetsingscriteria. De resultaten van de windtunnelmetingen worden
beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een analyse gegeven van de
onzekerheid in de resultaten. Het rapport wordt besloten met conclusies.
10/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 11/46
2 Methode en uitgangspunten
Het onderzoek is in twee stappen uitgevoerd:
1. Windtunnelmetingen: in de windtunnel is met behulp van een schaalmodel
de concentratie van een tracergas ter hoogte van receptorpunten in de
omgeving van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein) te
Amsterdam gemeten. Uit de gemeten tracergas concentraties zijn
concentratiecoëfficiënten afgeleid.
2. Berekening van NO2- en PMso-concentraties: op basis van de concentratie
coëfficiënten ter hoogte van de receptorpunten, de emissie van het
wegverkeer, de meteo-omstandigheden en de achtergrondconcentraties
zijn voor de onderscheiden receptorpunten de concentraties berekend.
In dit hoofdstuk worden beide stappen toegelicht.
2.1 Windtunnel
De onderzoeken zijn uitgevoerd in de atmosferische grenslaagwindtunnel van TNO
te Apeldoorn. De doorsnede van deze windtunnel is 2 x 3 meter. De diameter van
de draaischijf bedraagt 2,3 meter. In figuur 2.1 is een dwarsdoorsnede opgenomen
van de windtunnel van TNO.
Bovenaanzicht
\ | gamen aanleopsectie met ruwe vloer siestsecute | rgehtintaat _
LL
ie Jee
Ll L_omzoms | 0 | Zl
Î Mn a luchtuitlaat
Zij-aanzicht
£ | En aen A
DE nnn
Figuur 2.1 Dwarsdoorsnede van de windtunnel van TNO.
Om uit modelonderzoek naar de werkelijkheid overdraagbare resultaten te krijgen
dient:
1. het betreffende gebouw of complex geometrisch juist geschaald te worden,
2. de omringende bebouwing schematisch mee gemodelleerd te worden,
3. de eigenschappen van de aankomende wind op schaal gemodelleerd te
worden.
In onderhavige studie is gebruik gemaakt van een schaalmodel/maquette op schaal
1:350 van het beschouwde gebied, waarbij tevens de bebouwing binnen een straal
van circa 400 meter schematisch is weergegeven.
12/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
De eigenschappen van de aankomende wind zijn gesimuleerd door een ruw
voorland toe te passen. De windrichting is bij het onderzoek gevarieerd door het
model te draaien.
De details van de windtunnel van TNO, en de eigenschappen van de hierin
gesimuleerde grenslaagstroming, worden uitgebreid beschreven in het
profielenboek van de windtunnel (Profielenboek TNO).
2.2 Model A10 West
Voor het onderzoek aan de A10 West te Amsterdam is gebruik gemaakt van een
schaalmodel op schaal 1:350, waarbij de obstakels binnen een straal van circa 400
meter schematisch zijn weergegeven. De metingen zijn alleen uitgevoerd voor de
huidige situatie.
In figuur 2.2 is een afbeelding opgenomen van het schaalmodel van de A10 West in
de windtunnel van TNO.
- | pl £ | . |
B LE rd
een Tet
en ha Pa Ea le Hel In 5 en k
Figuur 2.2 De maquette van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein en Max
Havelaarflats) te Amsterdam in de windtunnel van TNO (schaal 1:350).
Het windtunnel model van de A10 West is gemaakt op basis van informatie
aangeleverd door de gemeente Amsterdam en in overleg met de gemeente
Amsterdam aangeschafte hoogte informatie. Het model is op dinsdag 26 februari
2013 gecontroleerd door Mevr. K. Van Dokkum (gemeente Amsterdam) en in
aanwezigheid van TNO (M.M.J.F. Verbeek en W.W.R. Koch) bij de modelmaker Ter
Weeme in Vaassen met enkele aanpassingen akkoord bevonden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 13/46
2.3 Uitvoering
De eigenschappen van de aankomende wind zijn voor de A10 West gesimuleerd
door een ruw voorland toe te passen bestaande uit grote blokken (z, = 1 meter op
ware grootte). Deze ruwheid komt overeen met die van steden. De windrichting is
bij het onderzoek gevarieerd door het model te draaien.
Er is rekening gehouden met de door het verkeer opgewekte turbulentie. De
emissies van het wegverkeer zijn gesimuleerd door middel van speciaal
ontwikkelde lijnbronnen, waar lucht waaraan een tracergas is toegevoegd wordt
uitgeblazen. De concentratie van dit tracergas is vervolgens op 14 plaatsen (meet-
punten) in de directe omgeving van de A10 West gemeten.
De definitieve ligging van de meetpunten is in overleg vastgesteld tijdens de
modelcontrole van 26 februari. De voornaamste overwegingen bij het bepalen van
de meetpunt ligging waren de ligging van de rekenpunten in de Monitoringstool van
het NSL en de ligging van de GGD meetpunten.
In tabel 2.1 is een overzicht opgenomen van de meetpuntnummering met de ligging
(X-, Y- RD-coördinaten) en een korte toelichting op de achtergrond van de
meetpuntligging. Hierbij is onderscheid gemaakt naar meet-/rekenpunten welke
opgenomen zijn in de Monitoringstool NSL en de meetpunten welke overeenkomen
met veldmeetpunten van de GGD.
Tabel 2.1 __Meetpunt nummering met ligging in RD-coördinaten en een korte toelichting/omschrijving
van de achtergrond van het meetpunt.
nummer
__6 _| 1182056 | _ 487917 | Rekenpunt Amsterdam _ |
__8 _| 1183956 | _ 4879808 | Rekenpunt Amsterdam _ |
__9 _| 1180682} _ 4879461 | NSLrekenpunt |
De ligging van de meetpunten is grafisch weergegeven in figuur 2.3. Met
uitzondering van de meetpunten 1 en 2 hebben alle meetpunten een hoogte van
1,5 m boven het maaiveld. De meetpunten 1 en 2 liggen op circa 1,5 m hoogte ten
opzichte van het wegdek van de A10 West.
14/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
U SZ
Tt es ed \
6,
5 5
ede 2
if |
I\ 3e A
Ë AZ
Ten == Te
| aal
Figuur 2.3 Schematische ligging van de meetpunten nabij de A10 West.
2.4 Emissiebronnen A10 West
Bij het windtunnelonderzoek zijn de volgende emissiebronnen (wegdelen) apart
voor alle meetpunten over de windroos gemeten:
1. verkeersstromen op de hoofdrijbanen van de A10 West (Einsteinweg);
2. verkeersstromen op de parallelrijbanen van de A10 West (Einsteinweg);
3. verkeersstromen op de Bos en Lommerweg.
De verkeersintensiteiten op de hoofd- en parallelrijbanen van de A10 West en de
Bos en Lommerweg staan voor de jaren 2011 en 2015 weergegeven in de tabellen
2.2a en 2.2b. Deze verkeersintensiteiten betreffen de hoogste verkeersgegevens
binnen het onderzoeksgebied en zijn afkomstig uit de Monitoringstool NSL 2011 en
hebben betrekking op een gemiddelde weekdag.
Daarnaast staan de verkeersintensiteiten op de hoofd- en parallelrijbanen van de
A10 West en de Bos en Lommerweg voor 2015 weergegeven in de tabel 2.3 op
basis van de Monitoringstool NSL 2012. Deze verkeersintensiteiten betreffen de
hoogste verkeersgegevens binnen het onderzoeksgebied en hebben betrekking op
een gemiddelde weekdag.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 15/46
Tabel 2.2a Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2011 - Monitoringstool NSL 2011.
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids- | Congestie
Vrachtverkeer type
-auto’s
zwaar
1_ A0 West 97.628 5.480 4.571 100
hoofdrijbanen
2 A0 West 28.316 1.115 1.307 100
parallelrijbanen
Lommerweg
Tabel 2.2b Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2015 - Monitoringstool NSL 2011.
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids- Congestie
Vrachtverkeer type
auto's
zwaar
1 A10 West PA — 0.079049
2 A0 West 43.064 965 882 100
parallelrijbanen
Lommerweg
Tabel 23 Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2015 - Monitoringstool NSL 2012.
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids- Congestie
Vrachtverkeer type
-auto’s
zwaar
1 A10 West PA —0.081816
| hoofdriibanen 123.170 7.037 6.043 0 100/80 MZ — 0.070464
2_| AO West 25.304 1.642 1.259 100/80
parallelrijbanen
Lommerweg
In tabel 2.4 is een overzicht opgenomen van de in het windtunnelonderzoek
gemodelleerde emissiebronnen.
16/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel 2.4 _Gemodelleerde emissiebronnen van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein)
in de windtunnel.
____\Wegdeel | ______Weglengte(m |
1 A10 West (hoofdrijbanen) 798
3 Bos en Lommerweg 753
De metingen in de windtunnel zijn uitgevoerd aan de huidige situatie zonder
maatregelen. De daarop volgende berekeningen zijn uitgevoerd voor verschillende
jaren, scenario’s, verkeerscijfers, snelheidsregimes en BBR-scenario's. In tabel 2.5
is een overzicht opgenomen van de uitgangspunten van de berekende varianten.
Tabel 2.5 Overzicht van de gebruikte uitgangspunten voor de berekende varianten.
verkeerscijfers rijsnelheid EF
25 Uitwerking
De metingen zijn uitgevoerd voor 12 windrichtingen tussen 0? en 330° in stappen
van 300, bij één windtunnelsnelheid. Deze is op circa 1,5 meter stroomopwaarts van
de draaischijf, op een referentiehoogte van 20 cm (50 meter), continu gemeten met
behulp van een propeller anemometer. Eventuele afwijkingen in de ingestelde
windtunnelsnelheid zijn hier direct mee gecorrigeerd. Voor de omrekening van de
windsnelheid op referentiehoogte naar de windsnelheid op 10 meter hoogte is
gebruik gemaakt van de in Vermeulen/Hooftman (1980) beschreven methode
(Vermeulen Hooftman).
De gemeten concentraties zijn herleid naar concentratiecoëfficiënten. Hiermee kan
in principe voor elke willekeurige windsnelheid de concentratie ter plaatse van een
meetpunt berekend worden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 17/46
Indien de stromingen (en de verspreiding van gassen) bij het model en in de
werkelijkheid gelijkvormig zijn, dan kunnen de in de windtunnel bij het model
gemeten concentraties herleid worden naar de werkelijke situatie met behulp van
de volgende modelregel:
ee _ ee ai
Q m Q fs
hierin is:
C concentratie
U windsnelheid
L karakteristieke lengtemaat
Q bronsterkte
De indices men f.s staan hier voor respectievelijk modelschaal en full-scale. Voor
de windsnelheid is de geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte van de meteo-
gegevens van meteostations Schiphol en Eindhoven gebruikt, omdat hiervoor
statistische windgegevens bekend zijn.
De verhouding tussen de windsnelheid op referentiehoogte in de windtunnel en de
windsnelheid op 10 meter hoogte is berekend met behulp van de door
Vermeulen/Hooftman (1980) beschreven koppelingsmethode.
Vergelijking [1] kan ook geschreven worden als:
1 {CU10 C.U10
5 Q m Q fs
hierin is:
s de schaalfactor (Lse/L‚)
C concentratie (kg/m?)
U10 de geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte (m/s)
Q bronsterkte uitlaatgascomponent (kg/s)
K concentratiecoëfficiënt (m”)
De concentraties bij het model in de windtunnel (C) zijn gemeten bij de uit de
gemeten windsnelheid in de windtunnel bepaalde U10 en bij de in het model
ingestelde bronsterkte tracergas (Q). Daarnaast is uiteraard ook de schaalfactor (s)
bekend. Hiermee kan voor elk meetpunt en voor elke windrichting de
concentratiecoëfficiënt bepaald worden.
De in werkelijkheid te verwachten concentraties kunnen vervolgens berekend
worden met:
K.
C= KO (3]
U10
18/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Hierin is Q de bronsterkte van de beschouwde uitlaatgascomponent. Met behulp
van K kan in principe voor elke gewenste windsnelheid de concentratie van de
beschouwde uitlaatgascomponent berekend worden. In dit geval worden alleen de
uitlaatgascomponenten NO, en PM4o beschouwd.
26 Berekeningen
2.6.1 Opzet
Met behulp van metingen aan het schaalmodel in de windtunnel zijn concentratie
coëfficiënten bepaald, waarmee op ware grootte de bijdrage van het betreffende
wegvak aan de NO,- en PM concentraties in de omgeving berekend kan worden.
De NO-concentratie in de buitenlucht is het gevolg van een interactie tussen de
achtergrondconcentratie van ozon (O3) en stikstofdioxiden (NO en NO»), de
plaatselijke uitstoot van stikstofoxiden (NO, = NO + NO»), in dit geval het verkeer op
de A10 en de Bos en Lommerweg en de instraling van zonlicht. Dit proces laat zich
in de windtunnel onvoldoende nabootsen. De NO-concentraties in de omgeving
zijn daarom berekend met behulp van de NO,-module van het TNO-
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies (Pluim Snelweg).
Hierbij is met betrekking tot de lokale achtergrondconcentraties van Os en NO»
gebruik gemaakt van een met behulp van OPS (RIVM-
achtergrondconcentratiegenerator: Generiek Concentratiemodel voor Nederland
(GCN)) berekende NOs-achtergrondconcentratiewindroos, die is geschaald naar de
in 2011 en 2015 volgens het Beleid Bovenraming (BBR) verwachte
achtergrondconcentratie (Velders et.al. 2011) & (Velders et.al. 2013).
Met behulp van de emissie van het wegverkeer en de tussen weerstation Schiphol
en Eindhoven geïnterpoleerde 10-jarige windsnelheid- en windrichtingstatistiek zijn
de jaargemiddelde PMo concentraties uit de concentratiecoëfficiënten berekend.
Voor het berekenen van de jaargemiddelde NO>-concentraties uit de
concentratiecoëfficiënten wordt tevens de NO‚-module van het TNO-
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies toegepast (Pluim Snelweg).
De hierboven beschreven methode biedt de mogelijkheid om de concentraties op
basis van de emissies te schalen. Dit betekent dat indien de verkeersprognoses
wijzigen of emissie reducerende maatregelen worden getroffen de
windtunnelmetingen niet opnieuw uitgevoerd hoeven worden, maar dat dan
volstaan kan worden met het her berekenen van de concentraties. Voor NO, is de
mate van omzetting afhankelijk van de hoogte van de bijdrage en derhalve niet
lineair.
Voor het bepalen van NO2- en PM4o concentratie (inclusief
achtergrondconcentraties) uit de in de windtunnel gemeten
concentratiecoëfficiënten kunnen de volgende stappen onderscheiden worden:
— het in rekening brengen van de NO,- en PMo voertuigemissie voor de zeven
deelmetingen;
— het in rekening brengen van de windsnelheid (12 windrichtingen);
— het in rekening brengen van de concentratiebijdragen als gevolg van emissies
van aanliggende wegvakken (buiten het windtunnelmodel);
— het (per meetpunt) omzetten van de NO-concentratie in NO» (12 wind-
richtingen);
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 19/46
— het in rekening brengen van de achtergrondconcentratie. Hierbij is gecorrigeerd
voor dubbeltelling.
2.6.2 Meteo
De essentie van de weging van de (bijdrage)concentratie ten gevolge van de weg-
verkeeremissies over alle mogelijke windrichtingen en -snelheden wordt in
onderstaande vergelijking weergeven:
AC=Kx E(f 445/U1,45 + f a/u4 + f 9/ug)
waarin:
AGC de bijdrage van het wegverkeer aan de NO, of PMo-
concentratie in één windrichting;
K concentratiecoëfficiënt (windtunnelonderzoek);
E NO, of fijn stof bronsterkte (ter onderscheiding van de Q voor de
windtunnel bronsterkte);
fas, fa, fa frequentie van voorkomen van de onderscheiden windsnel-
heidsklassen per windrichting;
Ui,45, U4 EN Ug karakteristieke windsnelheden voor de onderscheiden
windsnelheidsklassen (1.45, 4 resp. 8 m/s).
Voor de meteorologie is gebruik gemaakt van de geïnterpoleerde meteo gegevens
van de meteo-stations Schiphol en Eindhoven. De data set onderscheidt drie
windsnelheidsklassen, met de klassenmiddens van 1,45 m/sec, 4 m/sec en 8
m/sec. Voor elk van deze klassen bevat de meteo dataset (voor twaalf
windrichtingen) de frequentie van voorkomen (f 1,45, f 4 en f 8).
Op basis van bovenstaande vergelijking is de uit de windtunnelmetingen afgeleide
concentratiecoëfficiënt gewogen naar de drie windsnelheidsklassen en frequentie
van voorkomen van deze windsnelheidsklassen.
2.6.3 Emissieberekeningen
De grootte van de emissie van de verschillende stoffen is sterk afhankelijk van het
motorvermogen, de soort brandstof, het rijgedrag en de rijsnelheid. Uit de door het
RIVM opgestelde prognose-emissiefactoren (BBR scenario 2011 en 2013) voor de
verschillende voertuigtypen, brandstofsoorten en gemiddelde snelheden wordt voor
de betreffende wegen in het studiegebied een emissiesterkte berekend. De
gehanteerde
e _verkeersintensiteiten,
e _congestiefactoren en
e de verdeling van het verkeer over de onderscheiden voertuigcategorieën (licht
verkeer, middelzwaar vrachtverkeer, zwaar vrachtverkeer en bussen)
zijn afkomstig uit de NSL Monitoringstool. Deze gegevens worden jaarlijks
bijgewerkt door Rijkswaterstaat.
De gehanteerde emissiefactoren komen jaarlijks tot stand door de door PBL
vastgestelde verkeersbijdrage van verschillende voertuigtypen (per
voertuigcategorie, brandstof, euroklasse, gewichtsklasse etc.) te combineren met
detailemissiefactoren van (dezelfde) verschillende voertuigtypen zoals jaarlijks
bepaald door TNO.
20/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
In tabel 2.6a en 2.6b is een overzicht opgenomen van de gebruikte emissiefactoren
in de onderhavige studie voor 2011 en 2015. Deze emissiefactoren zijn afkomstig
uit het BBR-scenario van 2011 (Velders et.al. 2011).
In tabel 2.7 is een overzicht opgenomen van de gebruikte emissiefactoren in de
onderhavige studie voor 2015. Deze emissiefactoren zijn afkomstig uit het BBR-
scenario van 2013 (Velders et.al. 2013).
Tabel 2.6a Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2011, inclusief direct uitgestoten NO» (%) (Velders et.al. 2011).
Voertuigtype Maximum NO: uitgestoten
rijsnelheid direct NO,
Personenauto's“ ___ | __ |
0 { 0388| 0091} __ 235| 0,047)
___[eostikt | 0205| 0071} __ 346| 0,028)
00 | 0271| 0103} __ 380| 0,034)
| Vrachtverkeer“ ____ | ___|j
____[eostikt | 4197| 0393) 94| 013)
LL
LL L80stikt | 5295] 0324] 61] 0128
*) De snelheidsmaatregel betreft 8)km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
Tabel 2.6b Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2015, inclusief direct uitgestoten NO» (%) (Velders et.al. 2011).
. Direct
Voertuigtype Maximum NO: en
rijsnelheid direct NO,
_Personenaut's“__ |
50 | o0264| 0079} 299| 0,037
_______[eoetikt _ | o0156| 0059) 378| 0,02
oo | os} 0085) _ 427| 0,023
Vrachtverkeer” ____|___
[est | 2919| 0182} ___ 62| 0106)
L_____________Leostikt | 3393| 0135) 40] 0,095
*) De snelheidsmaatregel betreft 8)km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 21/46
Tabel 2.7 _Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2015, inclusief direct uitgestoten NO» (%) (Velders et.al. 2013).
. Direct
Voertuigtype Maximum NO: uitgestoten
rijsnelheid direct NO,
_Personenaut's“___|_T
50 { 0336| 0079) ___ 236| 0,037 |
____[eoeukt _ | o0215| 0065) 301| 0,023
[400 | 0271| 0087) __322| 0,026
Vrachtverkeer“ |___|j
LL Leostikt _ | 3082| 0126) 41] 0,096
*) De snelheidsmaatregel betreft 8)km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
2.6.4 Bijdrage van aanliggende wegsegmenten
Voor het kwantificeren van de bijdragen van wegdelen die buiten de draaischijf
vallen is met behulp van het Pluim Snelweg verspreidingsmodel voor
wegverkeersemissies voor elk meetpunt (voor 12 windrichtingen) de (NO,- en PM40)
concentratiebijdrage van alle lijnbronnen, met uitzondering van de lijnbronnen die
met behulp van de windtunnel worden gemodelleerd, berekend.
Vervolgens is per windrichting de concentratiebijdrage, die uit de in de windtunnel
gemeten concentratie coëfficiënten is afgeleid, opgeteld bij de met het Pluim
Snelweg verspreidingsmodel voor wegverkeersemissies berekende NO,- en PM4o
concentratie bijdrage.
In het verlengde van het gebruikte windtunnelmodel, zijn daarom voor de wegen die
buiten het gebruikte model doorlopen steeds een wegvak met een lengte van
minimaal 500 meter in de berekeningen van de concentratieverhoudingen
meegenomen.
De bijdrageconcentratie voor een meetpunt op het model van de A10 West (ter
hoogte van het Bos en Lommerplein bestaat dan uit:
[Crotaal = C A a1o noord 500 m + C A10 zuid5oom + [C model +
C Bos en Lommerweg oost 500 m + C Bos en Lommerweg west 500 m
2.6.5 Omzetting van NO, in NO» en jaargemiddelde concentratie per meetpunt
De NÔO.-(bijdrage)concentratie (som van windtunnelbijdrage en bijdrage berekend
met Pluim Snelweg) per windrichting, wordt op basis van de NO>-
achtergrondwindroos, een percentage direct geëmitteerde NO, en de
ozonconcentratie per windrichting omgerekend in een NO2-(bijdrage)-concentratie
per windrichting.
22/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Vervolgens wordt de (jaargemiddelde) NOs-verkeersbijdrage op basis van de
frequentie van voorkomen van een bepaalde windrichting berekend. Ten slotte
worden verkeersbijdrage en achtergrondconcentratie gesommeerd.
2.6.6 Achtergrondconcentraties
Voor het berekenen van de totale concentratie zijn de bijdrage van het wegverkeer
en de achtergrondconcentratie gesommeerd.
De gebruikte lokale achtergrondconcentraties zijn afkomstig uit de BBR scenario's
van maart 2011 (Velders et.al. 2011) en juni 2013 (Velders et. Al. 2013). Deze
achtergrondconcentraties worden jaarlijks door RIVM bepaald.
De in de huidige studie gehanteerde (gemiddelde) jaargemiddelde NO- en PMo-
achtergrondconcentraties worden weergegeven in tabel 2.8. Het betreft hierbij de
gemiddelde waarde van de achtergrondconcentraties ter plaatse van de
beschouwde locaties.
Tabel 2.8 _ Gemiddelde jaargemiddelde achtergrondconcentraties (ug/m®) ter hoogte van de
beschouwde locaties in het onderzoeksgebied van de A10 West in Amsterdam in 2011 en
2015 (Velders et.al. 2011 & 2013).
_Scenario | Jaar | NO | _ PMo |
em | Be | a | Os
BBR 2011
2015 27,4 25,9
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 23/46
2.7 Validatie windtunnelonderzoeken
De windtunnel van TNO is goedgekeurd als standaardrekenmethoden 1, 2 en 3 van
de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor situaties waarin de verspreiding
van concentraties grotendeels wordt bepaald door de aanwezigheid van bebouwing
en de daarmee samenhangende turbulentie.
24 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 25/46
3 Wettelijk kader
3.1 NSL
Het NSL is een samenwerkingsprogramma van het Rijk, provincies en gemeenten.
In het NSL staan alle nationale, regionale en lokale maatregelen die de
luchtkwaliteit verbeteren en projecten die de luchtkwaliteit beïnvloeden
(verslechteren of verbeteren, verschilt per project). Door de maatregelen van het
NSL zullen de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in heel Nederland op
tijd gaan voldoen aan de grenswaarden voor NO» (uiterlijk op 1 januari 2015) en
PM (uiterlijk in op 11 juni 2011). Op 1 augustus 2009 is het NSL in werking
getreden.
De luchtkwaliteit zal vanuit het NSL jaarlijks gemonitord worden. Als uit de monitor
blijkt dat grenswaarden toch overschreden worden, zullen binnen het NSL extra
maatregelen uitgevoerd worden om deze overschrijdingen weg te werken.
3.2 Grenswaarden
In tabel 3.1 zijn de grenswaarden voor NO» weergegeven zoals deze vanaf 1
januari 2015 gaan gelden:
Tabel 3.1 Grenswaarden voor NO.
Toetsingsgrootheid Verruimde Grenswaarde Opmerking
grenswaarde | (vanaf 1-1-2015)
(tot 1-1-2015)
Jaargemiddelde 60 Hg/m° 40 ug/m? De verruimde
concentratie grenswaarde is van
kracht tot 1 januari
2015.
Uurgemiddelde 300 Hg/m° 200 Hg/m° De verruimde
concentratie grenswaarde is van
kracht tot 1 januari
2015.
Overschrijding
maximaal 18 maal
per kalenderjaar
toegestaan.
Voor de berekeningen en toetsing is met name de grenswaarde voor de
jaargemiddelde concentratie relevant. Deze grenswaarde is voor NO» maatgevend.
De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie wordt, met ingang van 1
januari 2015, pas overschreden bij een equivalente jaargemiddelde
indicatorconcentratie van 82,2 Hg/m®. Dergelijke hoge concentraties doen zich in
Nederland normaal gesproken niet voor.
In tabel 3.2 zijn de grenswaarden weergegeven zoals deze vanaf 11 juni 2011 zijn
gaan gelden in Nederland.
26 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel 3.2 Grenswaarden voor PMso.
Toetsingsgrootheid | Verruimde Grenswaarde Opmerking
Grenswaarde | (vanaf 11-6-2011)
(tot 11-6-2011)
Jaargemiddelde 48 ug/m® 40 ug/m? De verruimde
concentratie: grenswaarde is
van kracht tot 11
juni 2011.
24-uurgemiddelde 75 ug/m° 50 ug/m° De verruimde
concentratie: grenswaarde is
van kracht tot 11
juni 2011.
Overschrijding
maximaal 35
maal per
kalenderjaar
toegestaan.
Volgens de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007 (RBL 2007) mag het aandeel
fijn stof van natuurlijke bronnen in de totale PM4o-achtergrondconcentratie in
mindering worden gebracht, de “zeezout correctie”. Volgens deze regeling mogen
de jaargemiddelde concentraties en het aantal overschrijdingen van de etmaalnorm
op verschillende manieren worden gecorrigeerd.
De correctie van de jaargemiddelde PM‚o-concentratie is plaats afhankelijk. In
bijlage 5 van de RBL 2007 is een lijst opgenomen met de toegestane correcties per
gemeente, conform deze lijst mag voor de gemeente Amsterdam een correctie van
6 Hg/m? worden toegepast. Als gevolg hiervan mogen de berekende
jaargemiddelde PMo-concentraties getoetst worden aan een grenswaarde voor
jaargemiddelde PM‚o-concentraties van (40 Ha/m® + 6 ug/m?) 46 Hg/m*.
De correctie van het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uurgemiddelde
grenswaarde voor PM, is niet locatie gebonden en bedraagt voor elk punt in
Nederland 6 dagen. Hierdoor mag getoetst worden aan in totaal 35 + 6=41 dagen
met een etmaalgemiddelde PMo-concentratie groter dan 50 Hg/m®. Dit aantal
dagen is equivalent aan een toetsing van de jaargemiddelde PM4o-concentratie van
32,6 Hg/m*.
3.3 Toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingcriterium
3.3.1 Toepasbaarheidsbeginsel
Het toepasbaarheidsbeginsel (artikel 5.19, lid 2 van de Wet milieubeer) houdt in dat
de luchtkwaliteitseisen niet van kracht zijn:
- Locaties in gebieden die niet toegankelijk zijn voor publiek en waar geen vaste
bewoning is, zoals gebieden in lussen van knooppunten of tussen de rijksweg
en de bermsloot;
-__ Terreinen met een of meer inrichtingen waar Arbo regels gelden, zoals
bedrijfsterreinen:;
- De rijbaan en ontoegankelijke middenbermen van wegen.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 27/46
3.3.2 Blootstellingscriterium
Het blootstellingscriterium (artikel 22, lid 1, sub a van de Regeling beoordeling
luchtkwaliteit) houdt in dat de luchtkwaliteit alleen bepaald hoeft te worden op
plaatsen waar de periode van blootstelling significant is. De bepaling of een
verblijfstijd significant is, is afhankelijk van de grenswaarde van de stof
(jaargemiddelde, daggemiddelde of uurgemiddelde concentratie).
Voor de toetsing aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO,
betekent dit dat er getoetst moet worden op locaties waar mensen het gehele jaar
of een groot deel daarvan, dagelijks verblijven, zoals woningen, scholen,
instellingen voor kinderopvang, verzorgings- en bejaardentehuizen, penitentiaire
inrichtingen etc.
28 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 29/46
4 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de concentratieberekeningen van NO» en
PM, ter hoogte van de meetpunten gepresenteerd en besproken.
Ruimtelijk variëren de berekende concentraties ten gevolge van ondermeer de
variërende hoogteligging van de weg, de aanwezigheid van schermen, de oriëntatie
van de weg ten opzichte van de windroos, de lokale invloed van bebouwing en de
waarde van de achtergrondconcentratie ter plaatse.
De berekende concentraties zijn getoetst aan de relevante grenswaarden. Bij de
toetsing van de bepaalde concentraties aan de grenswaarde is rekening gehouden
met de daarvoor van kracht zijnde afrondingsregels zoals vermeld in de Regeling
Beoordeling Luchtkwaliteit (RBL 2007).
4.1 Bepaalde concentraties voor 2011 - (NSL 2011 — BBR 2011)
4.1.1 _Jaargemiddelde NO>-concentraties
In tabel 4.1 staan de berekende jaargemiddelde NO>-concentraties weergegeven
per meetpunt in 2011. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de
verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2011 (zie tabel 2.2a) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2011
(zie tabel 2.6a). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.1 _ Berekende jaargemiddelde NOz-concentraties (ug/m°) per meetpunt in 2011, inclusief de
bijbehorende lokale achtergrond concentratie (1g/m®).
ml EE Lee
Meetpunt nummer zonder strikte -
. concentratie
handhaving
838
384318
52318
30/ 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Uit de tabel blijkt dat de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde NO-
concentratie in 2011 (van 60 Ho/m®) op geen van de beschouwde meetpunten
wordt overschreden.
4.1.2 Uurgemiddelde NO>-concentraties
Tot 1 januari 2015 mag, volgens de verruimde grenswaarde, per jaar gedurende 18
uren een uurgemiddelde concentratie van 300 uo/m® worden overschreden. Zoals
beschreven staat in hoofdstuk 3, treedt een overschrijding van de uurgemiddelde
grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO2-concentratie van 82,2 Ho/m° of hoger.
De hoogste jaargemiddelde NO-concentratie bedraagt 58,2 ug/m’° ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2011 naar
verwachting niet voor zal komen.
41.3 Jaargemiddelde PM‚g-concentraties
In tabel 4.2 staan de berekende jaargemiddelde PM‚o-concentraties weergegeven
per meetpunt in 2011. In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.2 _ Berekende jaargemiddelde PMo-concentraties (ug/m®) per meetpunt in 2015, inclusief
bijbehorende lokale achtergrond concentratie (uo/m’°).
nne | Se | ee
Meetpunt nummer zonder strikte -
. concentratie
handhaving
8284 24 |
524 |
RSA
Uit de tabel blijkt dat in 2011 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PMo-concentraties wordt overschreden.
4.1.4 Etmaalgemiddelde PM‚o-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO»)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 31/46
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM, concentraties hoger dan 31,2
Hg/m° de dagnorm wordt overschreden. Na toepassing van een zeezoutcorrectie
van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt de jaargemiddelde PMo-concentratie
32,6 Ho/m°.
De hoogste jaargemiddelde PM‚o-concentratie bedraagt 32,5 uo/m® ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm
voor de etmaalgemiddelde PM‚o-concentratie ter hoogte van de beschouwde
meetpunten in 2011 naar verwachting niet voor zal komen.
4.2 Bepaalde concentraties voor 2015 — (NSL 2011 — BBR 2011)
4.2.1 Jaargemiddelde NO,-concentraties
In tabel 4.3 staan de berekende jaargemiddelde NO>-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
In tabel 4.3 staan de berekende jaargemiddelde NO>-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015 voor 80km/uur met strikte handhaving en
100km/uur zonder strikte handhaving. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van
de verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2011 (zie tabel 2.2b) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2011
(zie tabel 2.4b). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.3 Berekende jaargemiddelde NOz-concentraties (ug/m®) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (uo/m°).
80km/uur 100km/uur Lokale
Meetpunt met strikte zonder strikte achtergrond
Lr handhaving handhaving concentratie
sl 383 | ___336 | 284
sl 3839 | __ 341 | 284
|
Uit de tabel blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde NO-concentratie in
2011, voor beide snelheidsregimes, ter hoogte van de meetpunten 9 en 10, direct
aan de A10 west, wordt overschreden.
32/46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
422 Uurgemiddelde NO>-concentraties
Per jaar mag gedurende 18 uren een uurgemiddelde concentratie van 200 uo/m®
worden overschreden. Zoals beschreven staat in hoofdstuk 3 treed een
overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO-
concentratie van 82,2 ug/m° of hoger. De hoogste jaargemiddelde NO,-concentratie
bedraagt 52,5 ug/m? bij 100km/uur zonder strikte handhaving, ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
42.3 Jaargemiddelde PM‚o-concentraties
In tabel 4.4 staan de berekende jaargemiddelde PM‚o-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
Tabel 4.4 Berekende jaargemiddelde PM:o-concentraties (ug/m®) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (po/m®).
80km/uur 100km/uur Lokale
Meetpunt met strikte zonder strikte achtergrond
Sen handhaving handhaving concentratie
82271262
8273 | 273 | 262 |
9 303 | ___307 __ | 262 |
Uit de tabel blijkt dat in 2011 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PMo-concentraties wordt overschreden.
42.4 Etmaalgemiddelde PM‚o-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM, concentraties hoger dan 31,2
Hg/m° de dagnorm wordt overschreden.
Na toepassing van een zeezoutcorrectie van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt
de jaargemiddelde PMo-concentratie 32,6 ug/m°.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 33/ 46
Uit de tabel blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarde voor etmaalgemiddelde PM-
concentraties in 2015, voor geen van beide snelheidsregimes, ter hoogte van
beschouwde meetpunten wordt overschreden.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm voor
de etmaalgemiddelde PM4o-concentratie ter hoogte van meetpunt 9 in 2015 voor
beide snelheidsregimes, naar verwachting voor zal komen.
4.3 Bepaalde concentraties voor 2015 — (NSL 2012 — BBR 2013)
4.3.1 Jaargemiddelde NO,-concentraties
In tabel 4.5 staan de berekende jaargemiddelde NO>-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
In tabel 4.5 staan de berekende jaargemiddelde NO>-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015 voor 80km/uur met strikte handhaving en
100km/uur zonder strikte handhaving. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van
de verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2012 (zie tabel 2.3) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2013
(zie tabel 2.5). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde oranje
gekleurd.
Tabel 4.5 Berekende jaargemiddelde NO2-concentraties (po/m?®) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (uo/m®).
80km/uur 100km/uur Lokale
Meetpunt met strikte zonder strikte achtergrond
nummer handhaving handhaving concentratie
sl 388 | ___ 341 | 284
8 44 | ____346 | 284 |
|
Uit de tabel blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde NOs-concentratie in
2015, voor beide snelheidsregimes, ter hoogte van de meetpunten 9 en 10, direct
aan de A10 west, wordt overschreden.
34/ 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
4.32 Uurgemiddelde NO»-concentraties
Per jaar mag gedurende 18 uren een uurgemiddelde concentratie van 200 uo/m®
worden overschreden. Zoals beschreven staat in hoofdstuk 3 treed een
overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO-
concentratie van 82,2 ug/m° of hoger. De hoogste jaargemiddelde NO,-concentratie
bedraagt 52,6 ug/m? bij 100km/uur zonder strikte handhaving, ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
43.3 Jaargemiddelde PM‚o-concentraties
In tabel 4.6 staan de berekende jaargemiddelde PM‚o-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
Tabel 4.6 _ Berekende jaargemiddelde PMso-concentraties (ug/m®) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (uo/m®).
80km/uur 100km/uur Lokale
Meetpunt met strikte zonder strikte achtergrond
Sen handhaving handhaving concentratie
6 265 | ___ 265 | 255 |
Ll 26 | ___ 256 | 255
Ll 207 | 300 | 255 |
Uit de tabel blijkt dat in 2015 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PMo-concentraties wordt overschreden.
4.3.4 Etmaalgemiddelde PM‚-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM49 concentraties hoger dan 31,2
Ho/m® de dagnorm wordt overschreden. Na toepassing van een zeezoutcorrectie
van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt de jaargemiddelde PMo-concentratie
32,6 ug/m’°.
De hoogste jaargemiddelde PM‚o-concentratie bedraagt 30,0 uo/m® bij 100km/uur
zonder strikte handhaving, ter hoogte van meetpunt 9.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 35 / 46
Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm voor de
etmaalgemiddelde PM,o-concentratie ter hoogte van meetpunt 9 in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
36 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 37/46
5 Onzekerheid in de resultaten
Bij de beoordeling van de resultaten dient rekening te worden gehouden met
onzekerheden. Deze onzekerheden kunnen ertoe leiden dat resultaten uit het
windtunnelonderzoek kunnen afwijken van gemeten concentraties. De onzekerheid
in het bepalen van de concentraties bij de verschillende tunnelportalen wordt
veroorzaakt door:
1. Onzekerheden in de invoergegevens van het model, zoals
verkeersintensiteiten, (geschaalde) emissiefactoren, snelheden en
achtergrondconcentraties.
2. Onzekerheden in de meet- of rekenmethode.
In dit hoofdstuk worden deze onzekerheden verder toegelicht en waar mogelijk
gekwantificeerd.
5.1 Onzekerheden in invoergegevens
5.1.1 Verkeersemissies
De hoeveelheid verkeersemissies is afhankelijk van de
e _verkeersintensiteit
e verkeerssamenstelling en
e verkeersdynamiek (bijvoorbeeld filevorming).
Zoals gesteld in paragraaf 2.6.3, zijn de gehanteerde verkeersintensiteiten
afkomstig uit de NSL Monitoringstool. Deze worden jaarlijks bijgewerkt door
Rijkswaterstaat. Het voorspellen van verkeersintensiteiten brengt onzekerheden
met zich mee.
De verkeerssamenstelling is afkomstig uit een aantal informatiebronnen.
e De verdeling over lichte, middelzware, zware voertuigen en bussen is afkomstig
uit de Monitoringstool. In het geval dat het werkelijke aandeel middelzware,
zware en/of bussen in werkelijkheid hoger is dan verondersteld in de
Monitoringstool, vind er een onderschatting van de uitgestoten hoeveelheid
schadelijk stoffen plaats.
e Daarnaast zit er een impliciete aanname over de brandstof- en leeftijdsverdeling
in de emissiefactoren. Indien het aandeel oude voertuigen en/of
dieselvoertuigen in werkelijkheid hoger is dan impliciet verondersteld voor de
emissiefactoren, wordt de hoeveelheid uitgestoten schadelijke emissies
onderschat.
Tot slot draagt de verkeersdynamiek bij aan de hoeveelheid emissies. Zo leiden
meer files (en daardoor meer dynamiek) tot hogere emissies. Het voorspellen van
deze stagnaties brengt onzekerheden met zich mee.
Zelfs als al deze factoren nauwkeurig in kaart zouden kunnen worden gebracht, zit
er nog een onzekerheid in de hoeveelheid emissies. Dit komt onder andere doordat
de emissiefactoren worden bepaald op basis van typisch snelweggedrag (waarin
rekening wordt gehouden met files). In werkelijkheid zal het exacte rijgedrag (file of
geen file) afwijken van deze typische situaties).
38 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
5.1.2 Achtergrondconcentraties
De gehanteerde achtergrondconcentraties zijn afkomstig uit het van toepassing
zijnde scenario (BBR). De onnauwkeurigheid in de achtergrondconcentratie van de
jaargemiddelde NOs- en PMo-concentraties is een gegeven en wordt geschat op
circa 30%.
5.2 Onzekerheden in de toegepaste methode
52.1 Windtunnelmetingen
De windtunnelmetingen zijn uitgevoerd voor windrichtingstappen van 30 graden. Bij
kleinere windrichtingstappen worden de metingen nog wat nauwkeuriger.
Het totaal van de onzekerheid in de nauwkeurigheid van meetapparatuur
(concentratiemetingen, meettijd) en de nauwkeurigheid van instellen van
windtunnelsnelheid, debiet tracergas en uniformiteit lijnbronnen wordt geschat op
8%.
5.2.2 Koppelmethode voor windsnelheden
Bij elke methode (windtunnel, rekenmodel, CFD etc.) zal er een koppeling gemaakt
moeten worden van de windsnelheden op de beschouwde locatie naar de
windsnelheden in het meteostation. Deze koppeling is in principe
windrichtingafhankelijk en is ook per windrichting afhankelijk van de
ruwheidsovergangen (zoals bijvoorbeeld weiland-stad) binnen een straal van 5 tot
10 km van de bouwplaats. Er kunnen hiervoor verschillende methoden gehanteerd
worden. Bij de windtunnelmetingen is gebruik gemaakt van de methode die ook
voor windhinderstudies wordt toegepast (Vermeulen/Hooftman, 1980). Uit
Visser/Cleijne (1994) blijkt dat met deze methode een goede voorspelling van het
windklimaat verkregen kan worden. De onzekerheid in deze koppelmethode wordt
geschat op circa 10%.
52.3 Verkeergeinduceerde turbulentie
De onzekerheid in de gerapporteerde verkeersbijdrage als gevolg van onzekerheid
in de modellering van verkeers-geïnduceerde turbulentie wordt geschat op 10%.
52.4 Opschaling
In de windtunnelmodellen is een gebied met een diameter van circa 800 meter
gemodelleerd. Voor het in de windtunnel gemodelleerde tracé van 800 meter wordt
bij de verspreiding automatisch rekening gehouden met alle aanwezige en
gemodelleerde gebouwen in de omgeving. De bijdragen van de weggedeelten
buiten het in de windtunnel gemodelleerde gebied aan de meetpunten op de
draaischijf zijn door middel van berekeningen met het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies in rekening gebracht. Hierbij kan
geen rekening gehouden worden met de specifieke bebouwing.
Hoewel deze concentratiebijdragen over het algemeen niet groot zijn, Zijn onnauw-
keurigheden in de rekenmethode toch niet geheel verwaarloosbaar. Gezien de
ligging van de meetpunten zal de onzekerheid in de orde grootte van circa 2%.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 39/ 46
52.5 Overeenkomst gemodelleerde en werkelijke grenslaag
Een windtunnel heeft de mogelijkheid om een beperkt aantal grenslagen,
overeenkomstig met een beperkt aantal ruwheden te genereren. De onzekerheid in
de gemeten concentratie die kan ontstaan doordat de grenslaag niet helemaal
overeenkomt met de werkelijke grenslaag wordt geschat op 20%. Deze schatting is
mede ontleend aan een benchmarkonderzoek voor de case Rotterdam-Overschie,
waarin gegeven een set voorwaarden waaraan het windtunnelonderzoek moet
voldoen, de spreiding tussen de resultaten van de deelnemende windtunnels is
onderzocht.
52.6 Omrekening van NO ín NO
Voor de omrekening van NO naar NO; is de methode uit het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies gebruikt. De methode berust op een
semi-empirische formule die, afhankelijk van de windrichting, de NOs-vorming door
reactie van NO met achtergrond-ozon (O3) beschrijft. Hoewel deze formule
eenvoudig is, is de nauwkeurigheid vrij groot, doordat de NO,-vorming in de praktijk
begrensd wordt door de beschikbare achtergrond-ozon. Daardoor is ook de
relatieve invloed van de achtergrondconcentratie voor NO, beduidend groter dan
voor NO, met als gevolg dat bij gegeven achtergrondconcentratie de onzekerheid
in de totale NO-concentratie meestal groter is dan die voor NO.
Voor de omzetting wordt over het algemeen rekening gehouden met een
onzekerheid van circa 15% in de NO, bijdrage van de weg . Dit geldt uiteraard
zowel voor de windtunnelmetingen als voor berekeningen met het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies.
In verband met de chemische stabiliteit van PMo, speelt enige vorm van omzetting
voor fijn stof geen rol.
5.2.7 _ Onzekerheid in verkeersbijdrage
Bovenstaande onzekerheden worden onafhankelijk van elkaar verondersteld en
kunnen daarom kwadratisch worden opgeteld. De schatting van de onzekerheid in
de NO>-bijdrage en PMo-bijdrage is dan respectievelijk gelijk aan 29% en 25%. De
onzekerheid in de verkeersemissies in hierin niet meegenomen.
5.3 Schatting van de totale onzekerheid
De schatting van de totale onzekerheid is bepaald aan de hand van het meetpunt
met de hoogste concentratie. Voor dit meetpunt zijn de absolute onzekerheid in de
bijdrage en achtergrond kwadratisch opgeteld.
De onzekerheid in de lokale bijdrage en de onzekerheid in de
achtergrondconcentratie leidt tot een totale onzekerheid in de bepaalde NOs-
concentraties (achtergrond + lokale bijdrage) van circa 21%.
De onzekerheid in de lokale bijdrage en de onzekerheid in de
achtergrondconcentratie leidt tot een totale onzekerheid in de bepaalde PM,o-
concentraties (achtergrond + lokale bijdrage) van circa 26%.
40/ 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 41/46
6 Conclusies
In het kader van de door het Rijk (ministerie van Infrastructuur en Milieu (l&M)), per
2 juli 2012, doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10 West wil de gemeente
Amsterdam inzicht krijgen in de lokale luchtkwaliteit.
In de windtunnel is de verspreiding van de emissies van het wegverkeer van de
A10 en de Bos en Lommerweg onderzocht, rekening houdend met de specifieke
lokale bebouwingsomstandigheden. Voor de omrekening van windtunnelresultaten
naar jaargemiddelde concentraties NO» en PMsois gebruik gemaakt van de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren volgens het scenario Beleid
Bovenraming (BBR) van april 2011 en 20153.
Ruimtelijk variëren de berekende concentraties ten gevolge van ondermeer de
variërende hoogteligging van de weg, de aanwezigheid van bebouwing, de
oriëntatie van de weg ten opzichte van de windroos en de waarde van de
achtergrondconcentratie ter plaatse.
Het windtunnelonderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Jaargemiddelde NO,-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat in 2011 de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde
NO»-concentratie op geen van de beschouwde meetpunten wordt overschreden.
In 2015 wordt de grenswaarde voor jaargemiddelde NO-concentratie,
onafhankelijk van het gekozen BBR-scenario en snelheidsregime, ter hoogte van
een tweetal locaties direct grenzend aan de A10 West, overschreden.
Uurgemiddelde NO,-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de uurgemiddelde norm in 2011 en 2015, ter hoogte van
de beschouwde meetpunten in geen van de beschouwde varianten zal worden
overschreden.
Jaargemiddelde PM‚o-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde PMo-concentratie
in 2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
Etmaalgemiddelde PM‚o-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de norm voor de etmaalgemiddelde PM4o-concentratie In
2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
42/ 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 43 / 46
7 Referenties
1. Profielenboek windtunnel TNO-MEP.
2. Vermeulen, P.E.J.; Hooftman, P. (1980).
Methode ter bepaling van het verband tussen de windsnelheid bij een
gebouw en de lokale windsnelheden zoals gemeten bij een maquette in de
windtunnel. MT-TNO rapport 80-02760, 1980
3. Velders et. al, (2011)
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage
2011, Planbureau voor de leefomgeving (PBL), Bilthoven, juni 2011.
4, Velders et. al, (2013)
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage
2013, Planbureau voor de leefomgeving (PBL), Bilthoven, mei 2013.
5. Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007
Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer van 8 november 2007, nr.LMV2007.109578, houdende regels
met betrekking tot het beoordelen van de luchtkwaliteit (Regeling
beoordeling luchtkwaliteit 2007).
441 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 45 / 46
8 Goedkeuring
Naam en adres van de opdrachtgever:
Gemeente Amsterdam
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer
t.a.v. dhr. Drs. D. Gelauff
Postbus 922
1000 AX Amsterdam
Namen en functies van de projectmedewerkers:
Ing. W.W.R. Koch - projectleider
Ing. J.H. Weststrate - wetenschappelijk medewerker
F.C. Balster - meet assistent
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
Januari 2013 — Oktober 2013
Naam en paraaf tweede lezer:
Drs. S.W. van Ratingen |
\ dertekening: Autorisatie vrijgave:
V\
\ |
NE Á {
A
4
à
Ing. W/W.R. Koch Drs. H.C. Borst
Projectleider Research Manager
46 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Bijlage A | 1/3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202
A Bepaalde K-factoren ter hoogte van de meetpunten langs de A10 West te Amsterdam
Tabel Af De bepaalde K-factoren van de hoofdrijbanen van de A10 West (Einsteinweg).
MEE or eol sol vol ON ol zel sm 0
of 30} __60| 90} 120} 150} 180) 210} 240) 270} 300} 330 |
_1}3.02E-06 |253E-05 | 1.54E-06 |252E-06 |3.23E-05 | 1.06E-04 | 160E-04 |9.22E-05 |542E-05 |113E-04 |7.87E-05 | 474E-05
_2|2.00E-05 | 373E-05 | 1.00E-05 |149E-05 | 476E-05 |896E-05 |179E-04 |9.65E-05 |521E-05 |9.31E-05 | 6.26E-05 | 6.60E-05
_3|1.45E-04 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 2.45E-06 |1.43E-05 | 2.55E-05 | 3.53E-05 |4,29E-05 | 6.02E-05 | 6.44E-05 |
_4 | 4.90E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 6.42E-06 | 2.56E-05 | 310E-05 | 3.89E-05 |3.07E-05 |5.35E-05 |716E-05
_5|2.89E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 7.87E-06 | 1.52E-05 |1.56E-05 |8.95E-06 | 1.80E-05 |
_6|7.89E-07 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 4.40E-07 |142E-05 |124E-05 | 5.41E-06 | 2.68E-05
_8 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 9.42E-06 |176E-05 | 194E-05 | 1.89E-06
___9|192E04 | 229E-04 |1.04E-04 |437E-04 |292E-04 |5.62E-05 |1.66E-04 | 2.36E-04 | 1.27E-04 |8.66E-05 | 4.82E-05 | 8.85E-05 |
_10|3.38E-04 |135E-05 | 8.90E-05 |4.22E-05 |1.72E-05 |6.90E-05 |7.05E-05 |451E-05 | 340E-04 | 3.69E-04 | 3.60E-04 | 2.89E-04
_11|679E-07 |263E-05 | 382E-05 |419E-05 | 3.35E-05 |9.28E-06 |161E-06 |122E-06 |111E-0B | 0.00E+0O | 0.00E+00 | 0.00E+00
_12|5.33E-06 |353E-05 | 389E-06 |3.08E-05 | 450E-05 |8O1E-05 |719E-05 |818E-05 | 3.77E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00
_13|2.00E-05 |6.92E-05 |8.78E-05 |5.56E-05 |882E-05 |1.30E-04 |7.81E-05 |3.37E-05 | 2.11E-06 |7.76E-07 |1.04E-06 |1.22E-05 |
_14|2.07E-06 | 2.40E-05 | 3.37E-08 |9.99E-07 | 3.06E-05 |9.94E-05 |173E-04 |9.79E-05 | 4.96E-05 |9.82E-05 |8.56E-05 | 3.61E-05 |
Gemodelleerde weglengte bedraagt 798 meter (per rijbaan).
Bijlage A | 2/3 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel A2 De bepaalde K-factoren van de parallelrijbanen van de A10 West (Einsteinweg).
MN
0} 30} 60} 90} 120} 150} 180) 210} 240) 270} 300} 330
__1}1.09E-05 |5.53E-05 | 184E-06 | 224E-06 |7.06E-05 | 252E-04 | 346E-04 |118E-04 |6.96E-05 |117E-04 | 1.03E-04 | 112E-04
__2/985E-05 |8.97E-05 |7.07E-06 | 260E-05 |114E-04 | 2.53E-04 | 410E-04 |113E-04 |5.87E-05 |9.10E-05 |6.26E-05 | 143E-04
_3|1.27E-04 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 3.47E-06 | 8.06E-05 |6.84E-05 | 3.04E-05 |7.37E-05 | 447E-05 | 3.55E-05
_4|6.96E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 8.68E-06 |1.03E-04 |7.59E-05 | 4.0BE-O5 |5.82E-05 |6.12E-05 |5.44E-05 |
_5|3.89E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 2.19E-05 |421E-05 |8.35E-05 |5.33E-05 | 2.76E-05
_6|2.61E-06 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 713E-07 |171E-05 |4.80E-05 | 3.82E-05 | 344E-05
_8 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 8.63E-06 | 2.32E-05 | 202E-05 | 2.53E-06 |
__9|174E-04 |8.80E-04 |655E-04 |4.98E-04 |112E-03 |9.96E-04 | 2.34E-03 |850E-04 | 189E-04 |1.03E-04 | 1.04E-04 | 173E-04
_10|7.38E-04 |171E-05 |1.50E-04 |4.93E-05 | 218E-05 |7.74E-05 | 4.06E-04 |9.29E-04 | 6.77E-04 | 6.77E-04 |7.05E-04 | 5.67E-04 |
_11|7.07E-07 |484E-05 | 4,97E-05 |5.00E-05 |6.18E-05 |8.72E-06 | 195E-06 |142E-06 |8.15E-07 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00
_12|3.06E-05 |6.25E-05 |9.52E-06 |317E-05 |7.98E-05 | 2.03E-04 | 188E-04 |1.50E-04 | 6.31E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00
_13|7.59E-05 |131E-04 | 238E-04 |163E-04 |168E-04 | 151E-04 | 1.01E-04 | 2.70E-05 | 2.66E-06 |6.90E-07 | 271E-06 | 2.40E-05
L_14|8.63E-06 |6.23E-05 |0.00E+00 |9.70E-08 |7.95E-05 | 2.58E-04 | 3.84E-04 |148E-04 |713E-05 |9.58E-05 |143E-04 | 1.02E-04 |
Gemodelleerde weglengte bedraagt 792 meter (per rijbaan).
Bijlage A | 3/3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel A3 De bepaalde K-factoren van de Bos en Lommerweg.
MEE or eol sol vol ON ol zel sm 0
0} 30} 60} __90| 120) 150} 180| 210| 240| 270} 300} 330}
_1}0.00E+00 | 6.86E-06 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 8.75E-06 | 2.00E-05 |151E-05 |172E-05 | 1.78E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00
_2|0.00E+00 | 8.06E-06 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 1.03E-05 | 1.97E-05 | 149E-05 |162E-05 | 1.64E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00
_3[282E-05 | 0.00E+00 | 5.18E-05 | 2.44E-06 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 9.51E-07 |8.71E-07 |1.37E-06 | 3.69E-05 | 1.33E-05 |
_4|486E-05 | 0.00E+00 | 1.10E-04 | 2.61E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 0.00E+00 | 1.96E-05 |5.93E-06 |114E-05 | 4.88E-05 | 1.54E-05
__5|316E-05 |211E-06 |1.80E-04 |1.09E-04 | 269E-06 | 211E-05 | 2.26E-04 |211E-04 |7.86E-05 |1.09E-04 |864E-05 | 342E-05
___6}612E-05 | 483E-04 | 158E-04 |287E-04 |616E-04 |6.22E-04 | 1.05E-04 |671E-05 |573E-04 |143E-04 | 128E-04 | 917E-05
___8|244E-04 |129E-04 | 219E-05 |137E-05 |164E-04 | 4,92E-04 |747E-04 |6.50E-04 | 5.90E-04 |256E-04 | 275E-04 | 2.26E-04
_9|9.91E-07 |5.11E-05 |260E-05 |289E-05 |652E-05 |7.05E-O5 |711E-05 |470E-05 |181E-05 |5.44E-05 | 3.56E-06 |9.90E-07 |
_10|1.80E-05 |7.92E-07 | 2.58E-05 | 249E-06 |1.01E-06 |133E-06 |158E-06 |158E-06 |135E-06 |143E-06 | 2.87E-05 | 1.59E-05
_M1|275E-04 |439E-04 | 396E-04 |311E-04 |560E-04 | 373E-05 | 217E-04 |118E-03 |818E-04 | 2.09E-04 | 3.36E-04 | 315E-04
_12|834E-07 |669E-06 |858E-07 |7.98E-07 |853E-06 |189E-05 |167E-05 |173E-05 | 153E-05 |120E-06 |114E-06 | 133E-06
_13 | 0.00E+00 | 2.67E-05 | 0.00E+00 |6.46E-06 | 3.40E-05 | 216E-05 |7.28E-05 |5.72E-05 |6.38E-05 |3.98E-05 | 0.00E+00 | 0.00E+00 |
_14 | 0.00E+00 | 6.62E-06 | 0.00E+00 | 6.87E-07 |8.44E-06 | 1.93E-05 |146E-05 |152E-05 | 1.51E-05 | 148E-06 | 0.00E+00 | 0.00E+00
Gemodelleerde weglengte bedraagt 753 meter (per rijbaan).
| Schriftelijke Vraag | 49 | train |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 15 juni 2021
Portefeuille(s) Openbare Ruimte en Groen
Portefeuillehouder(s): Laurens Ivens
Behandeld door Stadswerken ([email protected])
Onderwerp Afdoening motie 1365 accent van het leden Boomsma (CDA) en Van Pijpen
(GroenLinks)
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 17 december heeft vw raad bij de behandeling van de
Begroting 2021 de motie “maak schone en vuile straten inzichtelijk” aangenomen van raadsleden
Boomsma (CDA) en Van Pijpen (GroenLinks), waarin het college gevraagd wordt om
1. Uit te zoeken wat er nodig is om een online toegankelijke publieksversie te hebben van de
actuele crow-waarden van de 4,81 Amsterdamse buurten en de raad hierover in het eerste
kwartaal van 2021 te berichten.
Het College geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Een van de doelen van het Masterplan Handhaving en Reiniging is inzicht en overzicht geven hoe
schoon, heel en veilig de stad is. Daarom is opdracht gegeven om een integraal dashboard te
ontwikkelen. Waarin naast schoonheidsgraden, ook gegevens over meldingen, afval en
handhaving worden getoond.
Een van de eerste ontwikkelstappen is het ontsluiten van de schoonheidsgraden voor alle
gebieden in de stad. De verwachting is dat eind derde kwartaal 2021 een dashboard met deze
waarden online toegankelijk is. Als voorbereiding daarop wordt in kaart gebracht welke
technische, methodologische en systeemverbeteringen nodig zijn ten opzichte van de oude
schoonmonitor.
De gegevens over schoon zijn op gebiedsniveau en niet op buurtniveau. Dat komt omdat men een
groot aantal steekproeven nodig heeft om maandelijkse representatieve cijfers te kunnen
weergeven. Maandelijks wordt in heel Amsterdam geschouwd op zo'n 1.200 meetlocaties
verdeeld over de 22 gebieden. Om representatief te rapporteren op de Amsterdamse 481 buurten,
schatten we in dat er maandelijks geschouwd moet worden op 12.000 meetlocaties . Rapporteren
op buurtniveau zou dus heel veel capaciteit vereisen, die bovendien niet voorradig is.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 15 juni 2021
Pagina 2 van 2
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Laurens Ivens
Wethouder Openbare Ruimte en Groen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
> 4 Oost
Agenda
Aan de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost
Vergadering dinsdag 5 april 2016
20.00-23.00 UU
Stadsloket Oost, Oranje-Vrijstaatplein 2, Raadzaal
Voorzitter Ivar Manuel
Secretaris Kees Rozemeijer
Onderwerp Voorbereidend AB
Tijden bij benadering
Algemeen
1. Opening 20.00
2. Mededelingen
3. Vaststellen van de agenda
4. Kijkop de Wijk 20.10
Inhoudelijk gedeelte: parallelle sessies
5. Begeleiding van kwetsbare jongeren 20.30
6. Adviesaanvraag Hotelstrategie 20.30
Inhoudelijk gedeelte: bespreekpunten consulterend
7. Brief portefeuillehouder Reuten m.b.t. ontwikkeling sociale woningen 21.20
Indische Buurt
8. Antwoorden op schriftelijke vragen laden en lossen t.b.v. Dirk v.d. Broek
g. Conceptbeantwoording brieven steigers Surinamekade
10. Concept gedragscode bestuurscommissieleden
11. Vragenronde
12. Sluiting 23.00
| Agenda | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam KS B
% Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie,
Bedrijven, Deelnemingen en Inkoop
% Agenda, donderdag 12 november 2009
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven, Deelnemingen
en Inkoop
Tijd 13.30 tot 17.30 uur
Locatie De Rooszaal, stadhuis, 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuurpubliek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie KSB
d.d. 15 oktober 2009
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieKSB@raadsgriffie. amsterdam.nl
7 Openstaande toezeggingen
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam K S B
Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven,
Deelnemingen en Inkoop
Agenda, donderdag 12 november 2009
8 Termijnagenda
9 Schriftelijke vragen
10 Rondvraag -Tkn lijst
Financiën
11 Begroting 2010 Gemeente Amsterdam Nr. BD2009-006050
Resultaatsgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2010;
Portefeuilles Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven,
Deelnemingen en Inkoop.
e De Begrotingsboeken 2010 zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden;
e Bespreking eerste termijn van de Begroting 2010 en het indienen van moties/
amendementen.
12 Halfjaarrapportage uitvoering moties Nr. BD2009-005489
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Kunst en Cultuur
13 Presentatie van Design Museum naar Supermaker Nr. BD2009-007984
e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door de ING en Platform 21.
14 Filmcommissioner Amsterdam en initiatiefvoorstel Raadslid Hoogerwerf Nr.
BD2009-007719
e Bespreking en voor kennisgeving aannemen van het collegebesluit.
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met het initiatiefvoorstel
(gemeenteraad d.d. 18-11-2009).
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 15 oktober 2009.
2
Gemeente Amsterdam K S B
Raadscommissie voor Kunst en Cultuur, Lokale Media, Sport en Recreatie, Bedrijven,
Deelnemingen en Inkoop
Agenda, donderdag 12 november 2009
15 Reactie op initiatiefvoorstel mevr. Hoogerwerf 'De openbare ruimte verdient
kunst’ Nr. BD2009-007718
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in Commissievergadering van 15 oktober 2009.
Deelnemingen en Inkoop
16 Maatschappelijk verantwoord ondernemen bij deelnemingen Nr. BD2009-007668
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
BESLOTEN DEEL
3
| Agenda | 3 | train |
Gemeente Bezoekadres
Plein '40 '45 1
Amste rdam 1064 SW Amsterdam
Nieuw-West Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
> < Nieuwwest.amsterdam
‚nl
Vergadering Bestuurscommissie
Datum 23 november 2016
Decos nummer 2016/int/1572
Onderwerp Uitwerking uitzonderingsgebieden nieuw
overnachtingsbeleid Amsterdam
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West
Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 15 november 2016
Besluit
Het College van B&W van Amsterdam per brief te adviseren over de
uitzonderingsgebieden in Nieuw-West, zijnde een uitwerking van de ‘Herziening
van het Amsterdamse deel van de Regionale Hotelstrategie 2016-2022: Van
hotelbeleid naar overnachtingsbeleid’.
in
ee n n \ n En
\ ae |
de heer HJ.M. Wink __deheer A. Baâdoud ” |
stadsdeelsecretaris voorzitter |
| |
En |
| Besluit | 1 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 316
Publicatiedatum 8 mei 2015
Ingekomen onder C
Ingekomen op 22 april 2015
Behandeld op 22 april 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Poot, de heer Vink, mevrouw Saadi, de heer
N.T. Bakker, mevrouw Roosma, de heer Van Lammeren, mevrouw Shahsavari-
Jansen en mevrouw Van Soest inzake de uitkomsten van de externe validatie en
waardebepaling van het Afvalenergiebedrijf.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitkomsten van de externe validatie en waardebepaling
van het Afvalenergiebedrijf (AEB) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 298);
Constaterende dat:
— het adviesbureau Ernst & Young (EY) een externe validatie heeft uitgevoerd op het
ingetrokken businessplan van het AEB 2015-2018;
— uit deze externe validatie blijkt dat de waardering van het AEB op de gemeentelijke
balans sterk naar beneden bijgesteld moet worden (van 140 miljoen euro naar
95/70 miljoen euro) alsook de dividendverwachting;
— EY de businesscase in het jaarplan 2015-2018 als realistisch maar niet zonder
risico’s beoordeeld;
Overwegende dat:
— de financiële situatie bij het AEB een fors effect heeft op de gemeentelijke
begroting, zowel eenmalig als structureel;
— het nog onduidelijk is hoe deze situatie is ontstaan en of de in het rapport
genoemde risico’s eerder te voorzien en te mitigeren waren geweest;
— dit inzicht noodzakelijk is om te bepalen welke acties noodzakelijk zijn om het AEB
haar strategische doelen te laten waarmaken;
— Rekenkamer Amsterdam van plan is om eind 2015 de financiële positie van
het AEB te onderzoeken;
— vervroeging van dit onderzoek zeer wenselijk is, gezien de ernst van de financiële
situatie van het AEB,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 316 Motie
Datum 8 mei 2015
Verzoekt de Rekenkamer Amsterdam:
het voor eind 2015 geplande onderzoek naar de financiële positie van het AEB per
direct te starten.
De leden van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
B.L. Vink
|. Saadi
N.T. Bakker
F. Roosma
J.F.W. van Lammeren
M.D. Shahsavari-Jansen
W. van Soest
Toelichting.
Vragen ten behoeve van het Rekenkameronderzoek naar het AEB:
D66:
— Waren bij besluit tot verzelfstandiging de risico's voldoende duidelijk in beeld?
— Zijn er risico's ten onrechte buiten beeld gebleven?
— Heeft de raad deze risico's voldoende op waarde kunnen schatten, was daarvoor
voldoende en voldoende transparante informatie aangeleverd”?
— Was de beschikbare informatie toereikend om een overwogen afweging te maken?
— Was de informatie correct en compleet?
— Waren alternatieven tijdig en voldoende gelijkwaardig in beeld?
— Welke waren precies de overwegingen om niet te privatiseren en waren die
voldoende helder afgewogen met plussen en minnen tegen andere alternatieven?
— Was het verstandig om besluit in tweeën te doen? (Eerst principebesluit, daarna
pas definitieve besluit.)
— Welk doel diende de verzelfstandiging en was dit het beste middel om dat doel te
bereiken? (Ging het om het rendabel houden van de ovens? Of om
verduurzaming?)
— Is er voldoende tegenspraak geweest?
— Ís er voldoende in beeld gebracht hoe andere overheden kozen om met hun
vuilverbranders om te gaan, welke keuzes zij maakten en waarom? Welke
conclusies zijn daaruit getrokken en zijn die gedeeld met de Raad? (denk ook aan
de opsplitsing van Van Gansewinkel en vooral aan het afstoten van AVR in R'dam
en de installaties in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland)
— Heeft de regeling risicovolle projecten gewerkt?
— Had de gemeente voldoende expertise om een besluit als dit voldoende te
begeleiden en de consequenties te overzien?
GroenLinks:
— Verklaring voor de verschillen tav de waardebepaling
— Was de afschrijvingssystematiek een keuze van AEB en, zo ja, waarom daarvoor
gekozen, zo nee waarom wisten we dat niet en wat is de samenhang met de
waardebepaling?
— Waarom zijn er hogere loonkosten en waarom was dat niet voorzien?
— Waarom was/is er geen CFO?
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 316 Motie
Datum 8 mei 2015
Partij van de Ouderen:
-__Is de governancestructuur zoals vastgesteld bij de verzelfstandiging juist
uitgevoerd door college, RvC en/of RvB?
- Zijn de reglementen die door de raad zijn vastgesteld juist uitgevoerd zoals daar
zijn:
o Treasury Statuut (waaronder het risicomanagement)?
o Directiereglement?
o RvC-reglement?
-_ Is de interne administratieve organisatie, planning en control en ICT voldoende
ingeregeld”?
- Worden de statuten van de onderneming adequaat, volledig, juist en tijdig
nageleefd?
- Zijn aan alle voorwaarden voldaan zoals afgesproken met de belastingdienst in
de diverse rulings?
- Wat zijn de totale risico’s die de gemeente Amsterdam loopt met zijn
aandeelhouderschap in AEB (kapitaal, leningen, garanties, etc.)
-__Hoe zijn de aannames voor het strategisch plan AEB 2018 tot stand gekomen en
zijn deze afdoende gecontroleerd”?
- Waren de volgende items bij de verzelfstandiging niet reeds bekend:
o onderhoud turbines (zie strategisch plan AEB 2018, paragraaf 5.3)?
o afschrijvingssystematiek (brief ACAM, 8 november 2012 “Impact
waarderingsgrondslagen voor NV's (RJ) op Afval Energie Bedrijf (AEB)
Amsterdam”?
o salarisstijging personeel (Quick scan bedrijfsvoering, paragraaf 1.5,
28 december 2012)?
- In hoeverre zijn de investeringen zoals gesteld in de meerjaren
investeringsprognose gerealiseerd?
-__Is in het gemeentelijke weerstandsvermogen de risico’s van AEB voldoende
afgedekt?
VVD:
- In hoeverre waren de ontwikkelingen die EY schetst in haar rapport bekend of
hadden bekend verondersteld mogen worden op het moment dat de business
case voor de verzelfstandiging werd gemaakt?
- Graag ziet de VVD de business-case die gemaakt is bij de verzelfstandiging
gevalideerd.
-__ Welke rol heeft de raad gespeelt in de besluitvorming richting verzelfstandiging?
Was de raad op ieder moment goed geïnformeerd?
- Was bij de besluitvorming tot verzelfstandiging in redelijke mate te voorzien
geweest dat het bedrijf in zwaar weer zou komen?
- Zijn bij de verzelfstandiging profielen voor directieleden opgesteld en is op basis
hiervan geworven voor de betreffende functies?
-__ Zijn bij de verzelfstandiging profielen voor de leden van de Raad van Toezicht
opgesteld en in hoeverre is op basis hiervan geworven?
- Wat is de rol van de RvT geweest vanaf het moment dat zij zijn geïnstalleerd”?
-_ Welke interventies heeft de directie gepleegd om het tij te keren?
-__ Zijn alle risico's nu voldoende in kaart en voldoende gekwantificeerd”?
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 316 ‚ Motie
Datum 8 mei 2015
PvdA:
— Betrek zoveel mogelijk stukken bij het onderzoek, ook stukken die toentertijd
kabinet waren, mits het AEB geen schade hierdoor oploopt.
— Betrek de lange-termijnrelatie tussen de gemeente, het AEB en de
Amsterdammers. Zijn door de keuze van de gemeente om te verzelfstandigen
de risico’s zo klein mogelijk gehouden terwijl tegelijkertijd de baten voor
de Amsterdammers zo groot mogelijk zijn geweest?
— Wij zouden willen dat de verschillende krantenvelden worden meegenomen, dus
de afvalmarkt, energiemarkt en de rol van de gemeente die de deelneming in bezit
had en de Amsterdammers die diensten (warmte, stroom) krijgen van het AEB,
inclusief de ontwikkeling van andere afvalbedrijven.
4
| Motie | 4 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
% Motie
Datum raadsvergadering 10 mei2023
Ingekomen onder nummer 209
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Nanninga inzake geld dat nu gebruikt wordt om op senioren
gerichte woningen te bouwen te gebruiken voor de heropening
verzorgingshuizen.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het kennisnemen van de raadsinformatiebrief ter afdoening van de
toezegging over heropenen aantal verzorgingshuizen
Constaterende dat:
-_ we in Amsterdam een te groot aantal woningen voor onder meer ouderen tekort komen en er
weinig tot geen doorstroming voor deze groep mogelijk is in de stad;
-_het centraliseren van het zorg- en woonaanbod kostenbesparend is;
-_het aantal ouderen in Amsterdam, en dus ook de zorgvraag in de komende jaren toe zal nemen;
-_ het geld nu gebruikt wordt om op senioren gerichte woningen te bouwen, waarvoor het
zorgaanbod versnipperd is en inefficiënt;
Overwegende dat:
-__de gemeente Amsterdam als doel heeft het woonaanbod en de bijbehorende zorg voor ouderen
zo effectief en efficiënt mogelijk in te richten;
-__de ouderen uit onze stad recht hebben op het juiste aanbod woningen en het juiste aanbod
zorg.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Het geld dat nu gebruikt wordt om op senioren gerichte woningen te bouwen te gebruiken voor de
heropening verzorgingshuizen.
Indiener(s),
A. Nanninga
| Motie | 1 | discard |
VN2021-009720 X Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen, F EF D
Ruimte en ‚ Lucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
duurzaamheid NX Amsterdam
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid en Circulaire Economie
Agendapunt 5
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Afdoening toezegging Warmtepompen binnenstad
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgaande brief ter afhandeling van een toezegging TA2021-000464tijdens de
commissie FED van 25 maart. De brief heeft U via de dagmail van 14 april 2021 ontvangen.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Tijdens de commissie FED van 25 maart heeft de wethouder een toezegging gedaan aan de leden
Groen en Timman bij de rondvraag inzake Warmtepompen en Welstand
Reden bespreking
o.v.v. het lid Timman
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
AD2021-039851 | BRIEF afh toezegging cie FED. pdf (pdf) |
AD2021-035645 Commissie FED Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam |
Gegenereerd: vl.l 1
VN2021-009720 % Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Deelnemingen,
Ruimte en % Amsterdam Luch Zeeh D heid irculai ‚
duurzaamheid % ucht- en Zeehaven, Duurzaamheid en Circulaire Economie
Voordracht voor de Commissie FED van 20 mei 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Paul Rosenberg, p.rosenberg @amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.l 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 394
Publicatiedatum 16 april 2018
Ingekomen onder D
Ingekomen op donderdag 12 april 2018
Behandeld op donderdag 12 april 2018
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Poot, Boomsma, Nanninga en Van Soest inzake de actualiteit
over de intimidatie van omwonenden en kraak van 24 panden door We Are Here in
Oost (alsnog ontruimen krakers We Are Here).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van het lid Poot inzake de intimidatie van
omwonenden en kraak van 24 panden door We Are Here in Oost (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 383).
Constaterende dat:
— Verschillende woningen in de omgeving van de Rudolf Dieselstraat zijn gekraakt;
— Kraken een misdrijf is;
— Het OM heeft besloten de krakers niet per direct te ontruimen;
— Ymere de panden in gebruik wil houden voor tijdelijke bewoning en uiteindelijk
sloop-nieuwbouw.
Overwegende dat:
— Er verschillende verstoringen van de openbare orde hebben plaatsgevonden tot
op heden sinds de komst van We Are Here in deze wijk, waaronder het plegen
van misdrijven (kraken), intimidatie van omwonenden en medewerkers van
Ymere, schermutselingen tussen krakers en medewerkers van Ymere, inbraak in
bewoonde panden en belemmering van vrije nieuwsgaring door journalisten;
Ymere zich genoodzaakt ziet particuliere beveiligers in te huren teneinde de rust
in de wijk te bewaken en verdere kraakacties te voorkomen;
— Op grond van het ontruimingsbeleid d.d. 27-9-2010 het kraken van feitelijk
bewoonde panden, het kraken van panden die in gebruik zijn waaronder voor
sloop en het veroorzaken van ernstige en structurele overlast gronden zijn voor
een ontruiming met hoge prioriteit.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
In overleg met de driehoek te gaan om aan te sturen op ontruiming van de door
We Are Here gekraakte panden in de omgeving van de Rudolf Dieselstraat uiterlijk
20 april 2018.
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 394 Motie
Datum 16 april 2018
De leden van de gemeenteraad
M.C.G. Poot
D.T. Boomsma
A. Nanninga
W. van Soest
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Actualitert voor de raadsvergadering van 28
Juni 2023
Van de leden Wijnants, Koyuncu, Kreuger, Bobbeldijk, Boomsma, Van Schijndel en
Kabamba inzake de Weesperstraat
Datum 19 juni 2023
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 2a
Onderwerp
Knip Weesperstraat e.o. te ingrijpend om door te laten gaan
Aan de gemeenteraad
Sinds 12 juni zijn de Weesperstraat, Anne Frankstraat, Hoogte Kadijk en Kattenburgergracht met
slagbomen afgesloten voor auto- en vrachtverkeer. Vanaf dag één ontstond er grote verkeers-
drukte in de enkele nog resterende routes richting of uit het Centrum. Met name de Kattenburger-
straat in het Centrum heeft te maken met grote verkeersdrukte, maar ook op de IJdoornlaan,
Nieuwe Purmerweg en Volendammerweg in Noord, de Piet Heinkade, Zeeburgerdijk, Maurits-
kade en Amsterdamsebrug in Oost, de Ceintuurbaan en omliggende straten in Zuid is er een groot
deel van de dag geen doorkomen aan.
Al snel was tevens duidelijk dat er ongewenst en soms zelfs onacceptabele neveneffecten ont-
staan. Zo bleek het aanvullend openbaar vervoer (AOV) kwetsbare Amsterdammers niet langer te
kunnen bereiken, waardoor er mensonterende toestanden ontstonden waarbij mensen die slecht
ter been zijn honderden meters moesten lopen om bij hun AOV te komen. Ook zijn er zorgen over
de aanrijtijden van nood-en hulpdiensten. Met name in Noord zijn er filmpjes verschenen van am-
bulances die vaststonden in verkeersdrukte als gevolg van de knippen. Tenslotte lijden het GVB en
gebruikers van het openbaar vervoer aantoonbare schade door grote vertragingen van regelmatig
meer dan een vur op een aantal buslijnen, waardoor paradoxaal genoeg de aantrekkelijkheid van
het OV verder zal verminderen ten bate van de auto.
Reden van spoedeisendheid
De knip in de Weesperstraat en omstreken staat nog gepland tot en met 23 juli. Indieners stellen
zich op het standpunt dat de knip tot dermate maatschappelijk onaanvaardbare gevolgen heeft
Gemeente Amsterdam Datun 19 juni 2023
Pagina 2 van 2
geleid en zal blijven leiden, dat deze per direct moet worden gestaakt. Behandeling in een vol-
gende raadsvergadering van 20/21 juli (conform art. 82 lid 12 RvO) komt daarom, mede gezien de
einddatum van de pilot, te laat. Ten aanzien van de problemen met het AOV moet bovendien zo
snel mogelijk het college door de raad ter verantwoording kunnen worden geroepen, omdat elke
dag waarbij hier niet wordt ingegrepen (of door de raad geen controle op het handelen van het
college kan worden uitgeoefend) er voor de mensen die het betreft één te veel is. Dit geldt tevens
voor de grootschalige vertragingen in het openbaar vervoer. Een bespreking van de negatieve ver-
keerskundige effecten in de raad van 20/21 juli is dermate laat gezien de maatschappelijk ingrij-
pende effecten én de dan naderende einddatum van de knip dat gesteld kan worden dat deze ac-
tualiteit “zodanig spoedeisend is dat behandeling in een volgende raadsvergadering niet meer aan
de orde is of overbodig zou zijn”, indien deze actualiteit niet wordt toegelaten tot de raadsagenda.
D.P.B. Wijnants
S. Koyuncu
K.M. Kreuger
E. Bobeldijk
D.T. Boomsma
A.H.J.W. van Schijndel
C.K.M. Kabamba
| Actualiteit | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1088
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder K
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden N.T. Bakker, Roosma en Boutkan inzake onderzoek naar
de mogelijkheid tot gemeentelijk belasten van flitskapitaal.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voortgang van de uitvoering van het initiatiefvoorstel
“ban belastingontwijking via brievenbusfirma’s uit Amsterdam” van de leden De Heer,
Roosma, N.T. Bakker en Van Lammeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1026).
Overwegende dat:
— Amsterdam veel bedrijven kent die werkzaam zijn in de financiële sector;
— Het overgrote deel van transacties in de financiële sector is flitskapitaal;
— Deze handel met flitskapitaal geen reëel toevoeging is ten behoeve van de echte
economie;
— Deze handel veel private winsten oplevert, maar geen meerwaarde heeft voor
het algemeen welzijn van de samenleving als geheel.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— In kaartte brengen op welke manier de gemeente flitskapitaal aan banden te
leggen, bij voorbeeld door het instellen van een gemeentelijke belasting op
flitskapitaal;
— De resultaten van dit verkennende onderzoek voor te leggen aan de raad.
De leden van de gemeenteraad
N.T. Bakker
F, Roosma
D.F. Boutkan
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1403
Datum akkoord college van b&w van 25 oktober 2016
Publicatiedatum 26 oktober 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Blom van 30 augustus 2016 inzake
de Veilige Haven Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De Veilige Haven is vanaf mei 2013 in een proces om ondergebracht te worden
binnen de reguliere maatschappelijke dienstverlening. De Veilige Haven biedt
psychosociale en praktische hulpverlening aan jongere lesbische vrouwen,
homoseksuele mannen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenders (LHBT)
met een multiculturele achtergrond.
LHBT's met een migratieachtergrond zijn extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van
psychosociale problemen, omdat ze tot een dubbele minderheidsgroep behoren en
daardoor veel last hebben van minderheidsstress (GG&GD Amsterdam, 2015).
Ongeveer een kwart van de jongeren die bij de Veilige Haven aanklopt (een
Amsterdamse organisatie voor multiculturele LHBT-jongeren) heeft te maken gehad
met eer-gerelateerd of huiselijk geweld. (Onderzoek Informatie en Statistiek, 2016).
Waardoor zij regelmatig bankslapers bij vrienden en kennissen worden en een
hogere kans hebben om dakloze jongeren te worden.
Ook GroenLinks krijgt regelmatig signalen over de kwetsbare positie van LHBT-
jongeren met een multiculturele achtergrond. Het college erkent dit en vanwege uw
Roze Agenda 2015-2018 is daar ook aandacht voor. GroenLinks wil meer informatie
over de begeleiding en opvang van jongeren die hulp nodig hebben.
Naar aanleiding van een werkbezoek aan de Veilige Haven, de evaluatie van de
GG&GD (2015) over de Veilige Haven MADi en het in juli 2016 verschenen rapport
van OiS, heeft het lid Blom, namens de fractie van GroenLinks, op grond van
artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
Veilige Haven
1. Voor specifieke groepen Amsterdamse LHBT-jongeren is het eerder regel dan
uitzondering om te worden verstoten vanwege hun geaardheid.
Op welke manier en hoe vaak is het Veilige Haven gelukt om daartegen een rol
van betekenis te vervullen? Behoort zulks tot de taak van Veilige Haven?
Biedt de Veilige Haven in dat soort gevallen een slaapplek (crisisbedden)?
Zo nee, waarom niet?
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Los Gemeenteblad
Datum 26 oktober 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
Antwoord:
Veilige Haven biedt ambulante hulpverlening aan bi-culturele LHBT-jongeren die
ondersteuning nodig hebben doordat zij in hun eigen sociale omgeving niet
zichzelf en niet veilig kunnen zijn. Aan cliënten wordt kortdurende begeleiding
geboden waarbij passende hulpverlening georganiseerd wordt afhankelijk van de
hulpvraag van de cliënt. Het gaat hier ook om cliënten die verstoten zijn door de
eigen familie vanwege hun seksuele geaardheid of transgender gevoelens. Aan
verstoten jongeren kan onder andere psychosociale hulpverlening geboden
worden en kan geholpen worden bij het vinden van een slaapplek, dit kan
eventueel in de opvang of er wordt geholpen met het zoeken naar (alternatieve)
huisvesting. De Veilige Haven beschikt niet zelf over crisisbedden, maar heeft wel
samenwerkingsafspraken met de Blijf Groep en HVO-Querido.
In 2016 zijn tot op heden 11 cliënten ondersteund waarbij eergerelateerd geweld
speelde. Voornamelijk was er sprake van veel verbaal geweld, controle en
manipulatie, maar ook zwaar fysiek geweld. Vijf van deze cliënten hebben via de
Blijf Groep en HVO-Querido opvang gekregen. Daarnaast heeft de Veilige Haven
23 LHBT-vluchtelingen begeleid die te maken hebben gehad met eergerelateerd
geweld in het land van herkomst. Bij 14% van de cliënten van Veilige Haven is er
een hulpvraag met betrekking tot huisvesting.
2. De Veilige Haven beschikt over vier slaapplekken, i.c. crisisbedden.
Zijn er aanwijzingen dat de behoeften aan een slaapplek groter zijn dan het
huidige aantal plekken? Hoeveel mensen worden er ieder jaar, in de afgelopen
jaren afgewezen voor een slaapplek, vanwege een tekort? Wat vindt de
wethouder daarvan? Ziet het college reden om het aantal slaapplekken uit te
breiden?
Antwoord:
De vier opvangplekken worden beschikbaar gesteld door HVO-Querido, waar
kwetsbare bi-culturele LHBT-jongeren maximaal een jaar onder begeleiding
kunnen wonen. Kwetsbare LHBT-jongeren kunnen eventueel ook op andere
plekken in de jongerenopvang instromen. Zowel Veilige Haven als HVO-Querido
hebben aangegeven dat de uitstroom van cliënten een knelpunt is. Dit komt mede
doordat er ook een aantal cliënten worden opgevangen van buiten de regio
Amsterdam die geen regiobinding hebben. De maatregelen genoemd in het
Integraal Plan van Aanpak Dak- en Thuisloze Jongeren, naar aanleiding van
het initiatiefvoorstel ‘Geef zwerfjongeren een kans in Amsterdam, dienen
de doorstroom en uitstroom te bevorderen. Binnen een half jaar zal geëvalueerd
worden of deze maatregelen voldoende effect hebben of dat uitbreiding nodig is
van het aantal specifieke plekken voor kwetsbare LHBT-jongeren.
Wanneer er sprake is van acute onveiligheid of directe dreiging in het kader van
huiselijk of eergerelateerd geweld wordt er toegeleid naar de Blijf Groep voor
opvang. Vooralsnog is het niet noodzakelijk om het aantal crisisbedden binnen de
keten huiselijk geweld uit te breiden.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Los Gemeenteblad
Datum 26 oktober 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
3. Op welke manier is het contact en de samenwerking tussen de Veilige Haven,
reguliere (jeugd)hulpverlening en zelforganisaties (zoals Maruf of Secret Garden)
vorm gegeven? Is dat voldoende of is er een extra stimulans nodig?
Antwoord:
Naast de samenwerkingsafspraken met HVO-Querido en de Blijf Groep voor
opvang heeft Veilige Haven ook samenwerkingsafspraken met verschillende
(hulpverlenings)organisaties. Voor het organiseren van lotgenotencontact wordt
er samengewerkt met het COC voor het realiseren van het Wereldcafé (een
ontmoetingsplek voor bi-culturele LHBT's in Amsterdam). Daarnaast is Veilige
Haven onderdeel van een buddy-zorg project voor kwetsbare LHBT-vluchtelingen
in samenwerking met de Regenboog Groep en VluchtelingenWerk.
De maatschappelijk werkers van Veilige Haven verwijzen door en werken samen
met verschillende aanbieders op het gebied van zorg en welzijn om passende
hulpverlening voor de cliënten te organiseren, zoals ggz instellingen, buddy-zorg
en LHBT-specifieke hulpverlening. Binnen het netwerk van maatschappelijk
dienstverleners wordt er nauw samengewerkt met LHBT-geschoolde
medewerkers van de MaDi's, die eens per twee maanden deelnemen aan de
intervisie bijeenkomsten van Veilige Haven. De GGD organiseert jaarlijks een
netwerkbijeenkomst voor formele LHBT-specifieke hulpverlening en onderhoudt
tevens een sociale kaart van LHBT-hulpverlening in Amsterdam. Eerder dit jaar is
geconstateerd dat de samenwerking met de jeugdhulpverlening versterkt kan
worden. In het tweede helft van dit jaar zal ingezet worden op het onder
de aandacht brengen van de Veilige Haven bij jeugdzorgverleners en jongeren-
loketten, zodat ook zij weten dat deze specifieke hulpverlening beschikbaar is.
Op het gebied van veiligheid is er samenwerking met het politienetwerk Roze in
Blauw en de ketenpartners huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Er wordt
onderzocht op welke manieren de samenwerking met het netwerk eergerelateerd
geweld verder versterkt kan worden, met name op het gebied van preventie.
De Veilige Haven organiseert eenmaal per jaar een ontmoeting voor formele en
informele (LHBT) hulpverleningsorganisaties waaronder zelforganisaties. Dit staat
voor het najaar gepland. Doel van de bijeenkomst is uitwisseling en verdieping
middels relevante thema's. Het in kaart brengen met welke informele organisaties
die zich bezig houden met deze doelgroep er samenwerkingsverbanden kan
worden aangegaan is onderdeel van de opdracht aan Veilige Haven. Op de
website wordt in ieder geval doorverwezen naar een meerdere belangen- en
zelforganisaties.
4. Wat gaat de Veilige Haven anders doen, vanwege de Roze Agenda 2015-2018?
Op welke manier verschilt die werkwijze dan?
Antwoord:
In de Roze Agenda 2015-2018 is de ambitie opgenomen om de hulpverlening aan
bi-culturele LHBT’s te intensiveren door de toegang en zichtbaarheid van Veilige
Haven te vergroten. Dit wordt gedaan middels verbeterde voorlichting over de
hulpverlening van Veilige Haven, onder andere middels het verspreiden van flyers
en voorlichtingsmateriaal, een verbeterde website en meer gebruik van social
media.
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer ke Atober 2016 Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
Daarnaast is Veilige Haven op verzoek van de GGD en het Leger des Heils
betrokken geweest bij de noodopvang voor asielzoekers. De samenwerking met
vluchtelingenorganisaties is hierdoor versterkt en wordt nu voortgezet om LHBT-
vluchtelingen te voorzien van passende ondersteuning.
5. Welke positie en rol heeft de Veilige Haven nu bij de Noodopvang, in geval van
signalering van de slechte situatie van de doelgroep?
Antwoord:
De noodopvang locaties in Amsterdam zijn niet langer open. De Veilige Haven
was wel betrokken bij de noodopvang, zij boden begeleiding en psychosociale
hulpverlening aan LHBT asielzoekers en gaven voorlichting aan nieuwe groepen.
Voor het monitoren van de veiligheidssituatie van de LHBT asielzoekers was er
regelmatig overleg met de locatiemedewerkers van het Leger des Heils en het
COA.
6. Welke positie en rol heeft de Veilige Haven in het vormgeven en uitvoeren van
een LHBT-vriendelijke AZC-beleid in Amsterdam? Welke samenwerking is er op
dit moment tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Veilige
Haven? Welke rol heeft de Veilige Haven met de komst van het asielzoekers-
centrum aan de Wenckebachweg?
Antwoord:
Het AZC-beleid wordt vormgegeven en uitgevoerd door het COA. Met Veilige
Haven is afgesproken dat zij beschikbaar zijn voor begeleiding van LHBT-
asielzoekers indien gewenst en dat zij beschikbaar zijn voor het geven van
voorlichting op aangeven van het COA.
7. Op welke manier kan de Veilige Haven invloed uitoefenen voor cliënten bij
instellingen voor de maatschappelijke jongerenopvang en/of de veldtafel-
instroom?
Antwoord:
Elke zes weken is er casusoverleg over de plaatsing van kwetsbare bi-culturele
LHBT-jongeren met HVO-Querido.
Huisvesting
Dit college heeft de ambitie om duizenden studenten- en jongerenwoningen te
bouwen. Onderdeel van deze inzet is aandacht voor huisvesting van kwetsbare
jongeren (motie nr. 475 van 2 juli 2015 van het lid Blom).
8. Op welke manier is de Veilige Haven betrokken bij de beleidsplannen betreffende
huisvesting van kwetsbare jongeren, juist omdat een van de grootste zorgvragen
betrekking heeft op huiselijk geweld en dakloosheid?
Antwoord:
De Veilige Haven is niet direct betrokken bij de beleidsplannen betreft huisvesting
kwetsbare jongeren. Wel kunnen zij een rol spelen bij het signaleren van
knelpunten in het beleid en is er regelmatig contact tussen Veilige Haven en
rve OJZ via accounthoudersoverleggen.
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Los Gemeenteblad
Datum 26 oktober 201g Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
Inbedding in de reguliere, lokale maatschappelijke dienstverlening
Kenmerkend voor de doelgroep is dat veel van de jongeren juist liever niet in de eigen
omgeving (stadsdeel) vraagt om huip. Men voelt zich veiliger buiten de eigen
omgeving. Zó zijn er veel multiculturele jongeren van buiten Amsterdam die
aankloppen bij de Veilige Haven (die vervolgens niet geholpen mogen worden
vanwege de samenwerkingsafspraken met de gemeente).
9. Hoe realistisch denkt u dat het is dat multiculturele LHBT-jongeren die in de knel
zitten met zichzelf, de familie en/of netwerk gaan aankloppen bij de instelling voor
maatschappelijke dienstverlening in het eigen stadsdeel? Graag een toelichting.
Antwoord:
Na de evaluatie door de GGD van Veilige Haven in 2015 is de aanbeveling
overgenomen om te continueren met de Veilige Haven als centrale aanmeldpunt.
In de nieuwe opdracht is het niet langer het doel om deze specifieke
hulpverlening in te bedden bij de MaDi's, maar is ervoor gekozen dat Veilige
Haven cliënten blijft ondersteun uit de gehele regio Amsterdam-Amstelland. Net
als bij de hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk of eergerelateerd geweld
kunnen bi-culturele jongeren hulp krijgen ongeacht uit welke postcodegebied zij
komen.
Toelichting door vragensteller:
In de evaluatie Veilige Haven Madi van GG&GD Amsterdam (2015) staat dat: “na
het volgen van de training. hebben de overige sociaal werkers de opgedane kennis
en ervaringen nog bijna niet in de praktijk kunnen brengen. De Veilige Haven
doelgroep maakt geen Zichtbaar’ deel uit van de huidige caseload van de MaDi's.
Het kan zijn dat de drempel voor cliënten naar het maatschappelijk werk te hoog is,
of dat de problematiek gerelateerd aan homoseksualiteit niet in de spreekkamer wordt
besproken. Het volgen van de training heeft bij de geïnterviewde sociaal werkers niet
geleid tot meer signalering van deze specifieke problemen en/of hulpvragen”.
10. Hoe beschouwt de wethouder de bovenstaande bevinding in de evaluatie van
de GG&GD, juist in het licht van het idee dat alles zogenaamd regulier moet?
Antwoord:
Zoals hierboven aangegeven is naar aanleiding van de aanbevelingen in de
evaluatie ervoor gekozen te continueren met Veilige Haven als specifieke
voorziening. Vanwege het beperkte aantal cliënten met deze
ondersteuningsvraag en de complexiteit van deze problematiek is het niet te
verwachten dat alle MaDi's in Amsterdam deze specifieke hulpverlening
verzorgen. In plaats daarvan heeft de Veilige Haven de opdracht de MaDi's te
scholen met als doel dat er voldoende medewerkers beschikbaar zijn met kennis
van deze problematiek.
5
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing Los Gemeenteblad
Datum 26 oktober 201g Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
11. Zoals door de GG&GD (2012) geconcludeerd ‘afgezien van Veilige Haven,
voldoet de bestaande hulpverlening niet aan de behoeften die de cliënten van
Veilige Haven uitspreken’ (2012, p.1).
Kan de wethouder aangeven waar de verwachting dan op gebaseerd is om door
te zetten met het inbedden van de voorziening binnen de reguliere
maatschappelijke dienstverlening?
Antwoord:
Zie de beantwoording van vraag 10.
12. In de evaluatie Veilige Haven Madi van GG&GD Amsterdam (2015) wordt er een
analyse gemaakt van de hulpverleningen in andere Nederlandse regio's.
Welke voorbeelden denkt u dat voor Amsterdam van toegevoegde waarde
kunnen zijn?
Antwoord:
In Nederland zijn er enkele initiatieven voor hulpverlening aan bi-culturele LHBT's
naast Amsterdam. Ook in Nijmegen en in Utrecht is er een Veilige Haven. In Den
Haag en Rotterdam is er gespecialiseerde maatschappelijk werk via COC
Haaglanden en RotterdamV. In de evaluatie van de GGD is er gekeken naar de
hulpverlening in Nijmegen en Rotterdam en zijn een aantal succesfactoren
benoemd. Deze zijn overgenomen door Veilige Haven Amsterdam, zoals het
goed bijhouden van een brede sociale kaart en aanhaken bij de ketenaanpak
huiselijk geweld.
Op dit moment wordt er door Movisie en het Kennisplatform Integratie &
Samenleving (KIS) een onderzoek uitgevoerd naar patronen van coping
strategieën onder bi-culturele LHBT's onder verschillende bi-culturele groepen,
waarna er gekeken wordt op welke manier de hulpverlening hierop beter kan
aansluiten. De onderzoeksresultaten en de aanbevelingen die hieruit voortvloeien
zullen bekeken worden ten behoeve van de hulpverlening van Veilige Haven.
Toelichting door vragensteller:
GroenLinks vindt het alarmerend dat de GG&GD in haar evaluatie aangeeft dat:
“De continuïteit van wat er de afgelopen jaren door de kerngroep is opgebouwd is niet
gegarandeerd. De Veilige Haven MaDi beschikt niet over stabiele financiën, want de
financiële ondersteuning van het project loopt eind van dit jaar af. Dit betekent dat de
sociaal werkers van de kerngroep geen uren mee toegewezen krijgen om expertise
op te bouwen en over te dragen aan collega’s en andere professionals.
De aanmeldingen via de website kunnen niet worden toegewezen aan een
competente hulpverlener. Daarnaast staat het bezoeken van belangrijke
bijeenkomsten en het bijhouden van de Veilige Haven website onder druk”
(GG&GD Amsterdam, 2015, p.37-p. 38)
6
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer ke Atober 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 30 augustus 2016
13. Is het college het met GroenLinks eens dat dit een onwenselijke en onzekere
situatie is, juist gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep? Hoe beoordeelt
wethouder dit gegeven en welke gevolgtrekking kent deze?
Antwoord:
Naar aanleiding van de evaluatie is gekozen voor een andere doelstelling voor
Veilige Haven en zijn er afspraken gemaakt over continuering. Door de nieuwe
opdracht was er genoeg zekerheid om het personeel uit te breiden met twee
deskundigen.
14. Op basis van de evaluatie blijkt dat jonge LHBT's met een multiculturele
achtergrond de Veilige Haven binnen de MaD''s niet goed weten te vinden. Terwijl
de zorgbehoefte groot is. In hoeverre sluit de politieke/bestuurlijke wens om de
Veilige Haven onder te brengen bij de MADI's aan bij de behoeften van jonge
LHBT's met een migratieachtergrond? Waar is dat op gebaseerd?
Antwoord:
Het is in de nieuwe opdracht aan Veilige Haven niet langer het doel om de
specifieke hulpverlening aan bi-culturele LHBT’s onder te brengen bij de MaDi's
in Amsterdam. Op basis van de aanbevelingen in de evaluatie van de GGD wordt
er ingezet op het vergroten van de vindbaarheid, zichtbaarheid en bereikbaarheid
van Veilige Haven. Ook wordt er ingezet op het vergroten en versterken van het
samenwerkingsnetwerk en het (bij)scholen van medewerkers van MaDi's
in Amsterdam.
Toelichting door vragensteller:
De GG&GD heeft in haar evaluatie relevante aanbevelingen geformuleerd.
GroenLinks ziet graag dat de zienswijze van het college met betrekking tot
de aanbevelingen wordt betrokken bij de beantwoording van de schriftelijke vragen.
Zo niet, dan verneemt GroenLinks graag wanneer en hoe het college de gedane
aanbevelingen beschouwt.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
7
| Schriftelijke Vraag | 7 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1484
Publicatiedatum 23 november 2016
Ingekomen onder BD
Ingekomen op donderdag 10 november 2016
Behandeld op donderdag 10 november 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting en Van den Berg inzake het Kunstenplan 2017-2020
(exit begeleiding).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Kunstenplan 2017-2020 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1418).
Overwegende dat:
— Erinstellingen zullen zijn die eerder in het Kunstenplan zaten en straks niet meer;
— Dit voor sommige instellingen kan betekenen dat ze snel failliet gaan of voor
Amsterdam verloren gaan en dat dit gaten kan slaan in het veld;
— De gemeente een rol en verantwoordelijkheid heeft om te bekijken of deze
instellingen op een andere wijze hun rol in de Amsterdamse Kunstwereld kunnen
blijven vervullen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
met de huidige Kunstenplaninstellingen waarvan de subsidie komt te vervallen of fors
achteruit gaat te overleggen hoe ze op eigen kracht verder kunnen gaan en ze daar
bij te helpen.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
P.J.M. van den Berg
4
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1251
Publicatiedatum 18 november 2016
Ingekomen op 12 oktober 2016
Ingekomen in raadscommissie ZS
Behandeld op 10 november 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Kaya en Roosma inzake de Begroting 2017 (toegang
maatschappelijke opvang).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2017.
Overwegende dat:
— _op grond van de nieuwe Wmo is de plaats waar een persoon de meeste kans
heeft op een succesvol traject doorslaggevend bij de toelating tot de
maatschappelijke opvang;
— in tegenstelling tot de oude Wmo in de nieuwe Wmo 2015 regiobinding geen
zelfstandige toegangseis meer is;
— _op grond van nieuwe wetgeving moeten drie aspecten betrokken worden bij de
vaststelling of iemand binding: regiobinding, zorgkader en sociaal netwerk. Deze
aspecten wegen even zwaar.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de raad in januari 2017 inzicht te geven op welke wijze de nieuwe toegangscriteria
voor de maatschappelijke opvang geïmplementeerd zijn en daarbij specifiek in te
gaan op:
— hoe vorm wordt gegeven aan de beoordeling van binding;
— analyse van afwijzingen van de aanvragen voor opvang met cijfers (2015 t/m
2016).
De leden van de gemeenteraad
M. Kaya
F. Roosma
1
| Motie | 1 | discard |
branchevereniging
van lachgas
leveranciers
Adres
Contact
Van: [email protected] <[email protected]>
Verzonden: donderdag 21 januari 2021 13:26
Aan: '[email protected]' <[email protected]>;
'[email protected]' <d.ceder @raad.amsterdam.nl>
Onderwerp: Deniz Üresin / Voorlichting over lachgas
Geachte heer Mbarkí, geachte heer Ceder,
Met interesse heeft de branchevereniging verantwoordelijke lachgas leveranciers
(https://www.bvll.nl/} kennis genomen van de berichtgeving dat de PvdA en ChristenUnie in
Amsterdam gaan samenwerken met de heer Deniz Üresin van Ufo-gas over voorlichting over
lachgas.
https://www.at5.nl/artikelen/206773/pvda-en-cu-werken-samen-met-deniz-uresin-over-
voorlichting-over-lachgas-geen-ballonnen-doen-he
De BVLL behartigt de belangen van lachgasondernemers in Nederland. Onze leden erkennen
de risico's van verkeerd, ondeskundig of overmatige consumptie van lachgas en de
bijbehorende negatieve gevolgen voor de gezondheid. De BVLL heeft als doel een actieve rol te
vervullen om consumenten te behoeden voor de mogelijke negatieve effecten van overmatig
gebruik van lachgas, door middel van het geven van voorlichting en het nemen van
preventieve maatregelen. In dat kader heeft de BVLL in 2020 een gedragscode opgesteld. De
leden van de BVLL verkopen geen lachgas aan personen onder de 18 jaar en plaatsen door de
BVLL vastgestelde waarschuwingsteksten en voorlichtingsteksten op hun website en op
verpakkingen van producten die bestemd zijn voor consumenten. Zie voor meer informatie:
https://www.ad.nl/binnenland/lachgasleveranciers-willen-gedragscode-in-plaats-van-verbod-
en-gesprek-met-blokhuis-a7312ba0/
Wij juichen het initiatief toe om jongeren voor te lichten over de risico's van overmatig gebruik
van lachgas. Ook is het een goed idee om daarbij de samenwerking te zoeken met mensen uit
de branche. Zij kunnen inderdaad als geen ander uit eigen ervaring spreken en weten hoe ze
de doelgroep moeten bereiken. Vanuit de BVLL vragen wij ons wel af of u hiervoor de juiste
partner heeft gevonden in de heer Deniz Üresin. Hij is geen lid van de BVLL en hij heeft in het
recente verleden meerdere malen de confrontatie gezocht met verschillende partijen,
waaronder de gemeente. Uit recente berichten in de media
(https://www.rtinieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5209296/lachgas-lachgaskoning-deniz-
uresin-amsterdam-drugs-ballon-gemeente} blijkt bovendien dat het personeelsbeleid van zijn
bedrijf Ufo-gas slecht op orde was en dat de heer Deniz Üresin zijn personeel zelfs in
(levens)gevaar heeft gebracht.
Door de heer Deniz Üresin een podium te bieden, zet u een verkeerd beeld neer van de
branche en houdt u het idee in stand dat deze markt louter bestaat uit mensen die hun zaken
niet op orde hebben en die snel geld willen verdienen, zonder oog te hebben voor de risico's
die gepaard gaan met overmatig gebruik van lachgas. Daarmee doet u een groot deel van de
markt tekort, met name de ondernemers die zich hebben verenigd in de BVLL. Onze leden
voldoen aan de wettelijke eisen, hebben hun zaken op orde en zijn bereid
verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast gebruikt de heer Deniz Üresin het door u geboden
podium op een volstrekt verkeerde manier, door leden van de BVLL ongevraagd te benaderen
met ongefundeerde en onsamenhangende berichten en bedreigingen.
Het lijkt mij in ieders belang dat politieke partijen en de gemeente Amsterdam samenwerken
met betrouwbare partners, zeker waar het gaat om het beschermen van de jeugd. Daarom zou
ik graag namens de BVLL met u het gesprek willen aangaan over hoe wij elkaar kunnen
versterken op het gebied van voorlichting en preventie en hoe we er samen voor kunnen
zorgen dat overmatig gebruik van lachgas kan worden tegengegaan. Hieronder staan mijn
gegevens.
Met vriendelijke groet,
Léon Riemers
[email protected]
Bestuurder / Woordvoerder
| Raadsadres | 2 | train |
> Gemeente peroekadres
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
> < Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 30 juni 2020
Ons kenmerk
Behandeld door Govert de With, [email protected] , 06-29411253
Bijlage
Onderwerp Reactie op motie 319.20 van raadslid Ernsting (GL) inzake betere fietsstraten en
motie 320.20 van raadslid Ernsting (GL) inzake herijking MJP fiets
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 11-03-2020 heeft uw raad bij de behandeling van
agendapunt 26 - Kennisnemen van het afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 273) motie 319.20 van raadslid Ernsting van GroenLinks aangenomen
waarin het college gevraagd wordt om:
1. Eenfietsstraat alleen aan te leggen waar het principe ‘auto te gast! geloofwaardig kan worden
gehanteerd;
2. Terughoudend om te gaan met de aanleg van fietsstraten op locaties waar meer auto's rijden
dan is opgenomen in de landelijke norm;
3. Wanneer een fietsstraat op een locatie wordt voorgesteld waar het aantal auto's de landelijke
norm (max. 250 auto's in het drukste vur) duidelijk overschrijdt, daarbij vit te gaan van de
maximale breedte die in het afwegingskader is opgenomen voor het betreffende type
fietsstraat.
Naar aanleiding van vw motie en de discussie over het afwegingskader in de raadscommissie MLD
op 6 februari 2020 hebben we het afwegingskader op enkele punten verduidelijkt. Namelijk:
e Pagina 7: Aan de zin “Fietsstraten worden in Amsterdam alléén toegepast op delen van het
Plusnet Fiets waar de verkeersfunctie (belang fietser) prevaleert” hebben we toegevoegd: “en
waar het principe ‘auto te gast' geloofwaardig kan worden gehanteerd.”
e Pagina 8: Uit de zin “Een erftoegangsweg kan bij vitzondering voorzien worden van één of
meerdere ‘extra’ fietsvoorzieningen om de veiligheid en het comfort voor het fietsverkeer te
borgen” hebben we de woorden ‘bij vitzondering’ weggehaald.
e Pagina g: Als voorlaatste alinea op deze pagina hebben we toegevoegd “We gaan
terughoudend om met de aanleg van fietsstraten op locaties met relatief veel auto’s. Als er
duidelijk meer verkeer is dan 250 auto’s in het drukste vur, gaan we uit van de maximale
breedtes die hierboven genoemd zijn.”
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 30 juni 2020
Kenmerk
Pagina 2 van 2
e Pagina 18: Onderin de beslisboom hebben we ‘Bij uitzondering’ vervangen door ‘Of’.
Het aldus aangepaste afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken is ter informatie
bijgevoegd.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Bij hetzelfde agendapunt heeft uw raad motie 320.20 van raadslid Ernsting van GroenLinks
aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
e _Op basis van de tussentijdse analyse van het programma fiets aan te geven hoe de kansen
kunnen worden benut die de Agenda Autoluw voor het fietsbeleid biedt, daarbij aan te geven
hoe en waar meer ruimte voor de fiets gewonnen wordt, en waar nodig te komen met
voorstellen om het MJP fiets te herijken.
Het college richt op dit moment een proces in om het MJP Fiets en daaraan gekoppeld diverse
andere onderdelen van het fietsbeleid, tussentijds te evalueren nu het programma halverwege zijn
looptijd is. Op basis van de uitkomsten van deze evaluatie verwacht in Q4 van 2020- kan het
fietsbeleid waar nodig worden bijgestuurd.
Bijsturing kan plaatsvinden door het MJP Fiets te herijken. Andere mogelijkheden zijn het
opstellen van aanvullend beleid of het incorporeren van de kansen en belangen van het thema
fiets’ in ander beleid en in projecten middels werkafspraken. We onderschrijven dat met name het
beleid dat is vastgesteld in de Agenda Amsterdam Autoluw kansen biedt voor de fiets, aangezien
deze Agenda er juist op gericht is om ruimte te maken in de stad.
We zullen de resultaten van de evaluatie van het fietsbeleid met vw raad delen en zullen daarbij
voorstellen doen voor bijsturing van het fietsbeleid. We zien uit naar het gesprek dat we hierover
op dat moment met uw raad zullen voeren.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
en:
18 LE
Dl IN Voy Nin me
En ant -
/ 7
É r
Sharon A.M. Dijksma
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
| Motie | 2 | discard |
De besluitvormende vergadering begint om 22.30 uur. In deze vergadering neemt de
bestuurscommissie besluiten die voortkomen uit het debat. U kunt in deze
vergadering NIET inspreken. Wilt u alsnog uw mening geven over inhoud en manier
waarop de bestuurscommissie de gemeenteraad adviseert? Dan kunt u altijd
inspreken bij de raadscommissies van de gemeenteraad.
Agenda
Datum 22-03-2017
Aanvang 22:30
Griffier Rob van der Velden
Voorzitter Coby van Berkum
1. Opening
2. Mededelingen
3. Vaststellen agenda
4. Vaststellen verslag en besluitenlijst van de laatste bijeenkomst
5. Ingekomen stukken
6. Mondelinge vragen
7. Ter inzagelegging ontwerpbestemmingsplan 2e herziening Landelijk Noord
8. Algemene moties
9. Sluiting
| Agenda | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
Gemeente Bestuurscommissie Oost AB
% Amsterdam Besluit van het algemeen bestuur van
X Oost 19 april 2016
Jaar 2016
Registratienummer Z-14-12701 / INT-16-08040
Onderwerp: Stedenbouwkundig plan Ringdijk 44 en omgeving
Het algemeen bestuur van de Bestuurscommissie Oost |
Gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 8 maart 2016
Overwegende dat:
-__ het stedenbouwkundig plan in nauwe samenwerking met betrokken omwonenden is
voorbereid;
-__de motie Duurzaam bouwen voldoende is meegenomen in het voorstel; |
-_parallel het investeringsbesluit en de grondexploitatie Ringdijk 44 wordt voorgelegd. |
Gelet op:
- de bevoegdheid van de bestuurscommissie om gebiedsontwikkelingsprojecten met
een opbrengst kleiner dan €5 miljoen voor te bereiden;
-__de bevoegdheid van de Raad om stedenbouwkundige plannen vast te stellen
vanwege het karakter dat het een beleidskader biedt voor besluiten van het college
van B&W.
Besluit:
1. B&W positief te adviseren om het stedenbouwkundige plan ‘Ringdijk 44 en omgeving’ ter
vaststelling voor te leggen aan de Raad.
2. Ten aanzien van de motie Duurzaam bouwen in te stemmen met het stimuleren van een
lagere EPC dan 0,4 (het Bouwbesluitniveau) door het DB op te dragen om in de volgende fase
- bij het opstellen van de selectiecriteria voor blok 1a het meest vergaande en tegelijkertijd
reële criterium voor energiezuinigheid te weten een lagere EPC (tot of < 0,15) of Nul op de |
meter en groene daken op te nemen en individuele zelfbouwers een keuzekaart met deze
opties verplicht te laten invullen, ondertekenen en indienen;
- bij individuele zelfbouw een lagere EPC (tot of < 0,15) of Nul op de meter en groene daken te
stimuleren door (subsidie en) kennisoverdracht / workshops;
- voor blok 2 in de besprekingen met een corporatie een lagere EPC (tot of < 0,15) of Nul op
de meter en groene daken in te brengen.
Het algemeen bestyur van de Bestuursconjmissje Oog
Á 5
det
ee ijer, Ivar Manuel,
secretaris wnd. voorzitter
L
Afschrift:
*ZO0OO0O2595354D8 e
| Besluit | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 338
Datum akkoord college van b&w van 2 mei 2017
Publicatiedatum 3 mei 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Guldemond van 31 maart 2017 inzake
de WOZ-waardebepaling van dijkhuizen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Begin deze week berichtte het NRC Handelsblad over een uitspraak van de Hoge
Raad die belangrijke gevolgen kan hebben voor dijkhuiseigenaren. Een weinig
bekende uitzondering in de wet maakt dat dijken in tuinen niet meer meegerekend
mogen worden voor de OZB. Een dijkhuiseigenaar uit Nieuwkoop spande de zaak
aan, met als gevolg dat zijn WOZ-waarde met 125.000 euro werd verlaagd.
Ook in Amsterdam zijn er dijken waarop of waaraan huizen staan, zoals
de Nieuwendammerdijk en de Durgerdammerdijk. Tegen de achtergrond van
het lopende verbetertraject om de WOZ-waardebepalingen in Amsterdam te
verbeteren, rijst naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad de vraag of onze
gemeentelijke taxateurs goed toepassing geven aan de bepaling in de Wet
waardering onroerende zaken (1995), waarin staat dat een uitzondering geldt voor
“waterverdedigingswerken en waterbeheersingswerken”, omdat dijken een
bijzondere publiekrechtelijke functie” hebben.’
Gezien het vorenstaande heeft het lid Guldemond, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van de uitspraak van de Hoge Raad
aangaande de WOZ-waardebepaling van dijkhuizen”?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
2. Was het college reeds bekend met de uitzonderingsgrond die gold voor
dijkhuizen”?
Antwoord:
Het college is bekend met de uitspraak van de Hoge Raad aangaande de WOZ-
waardebepaling van dijkhuizen en volgt de wijziging.
! https://www.nre.nl/nieuws/2017/03/26/eigenaren-dijkhuis-recht-op-lagere-woz-aanslag-7579301-a1552016
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 0 2017 Schriftelijke vragen, vrijdag 31 maart 2017
De inzet bij de procedure bij de Hoge Raad was dat zowel de ondergrond van het
huis als de tuin, onder de waarderingsuitzondering “waterverdedigingswerken en
waterbeheersingswerken” van de Wet WOZ zou vallen. De Hoge Raad heeft
beslist dat alléén de tuin onder de waarderingsuitzondering valt. Er is geen sprake
van een zaak met een zwaarwegend belang en het betreft geen Amsterdamse
casus.
3. Zijn er in Amsterdam ook woningen die moeten worden aangemerkt als dijkhuis?
a. Zoja, wordt hier op de juiste manier rekening mee gehouden in de WOZ-
taxatie?
b. Zo nee, op welke wijze gaat het college opvolging geven aan de uitspraak van
de Hoge Raad?
Antwoord:
Amsterdam onderzoekt of de uitspraak gevolgen heeft voor dijkwoningen in
Amsterdam en zo ja welke. Daartoe wordt allereerst onderzocht in welke
gevallen precies sprake is van een onroerende zaak die is gelegen op een
waterverdedigings- of waterbeheersingswerk.
Dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd in samenspraak met deskundigen elders
in den lande, zoals de Landelijke Vereniging Lokale Belastingen, de VNG en
de Waarderingskamer. De Waarderingskamer heeft tot op heden nog geen
landelijke richtlijn voor dijkwoningen geformuleerd. Zodra deze lijn bekend is,
wordt deze gevolgd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1292
Datum akkoord 23 november 2015
Publicatiedatum 25 november 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren
van 29 april 2015 inzake de aanleg van een drijvend zwembad in het Amsterdamse
Bos.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
In Het Parool van 28 april 2015 was te lezen dat in het Amsterdamse Bos, in De Poel,
een drijvend zwembad wordt aangelegd met daarbij horeca. De gemeente
Amstelveen beheert dit gedeelte van het Amsterdamse Bos. In een brief aan de
Amstelveense gemeenteraad van 10 maart 2015 is te lezen:
‘Een kans doet zich voor nu Waternet de in 2010 voor de campagne Schoon Water
ontwikkelde pontons BadBuiten tegen een sterk gereduceerde prijs beschikbaar
heeft: vijf aaneengeschakelde pontons met drijvend zwembad, sanitaire
voorzieningen, kleedhokjes, een overdekte bar met keuken en terras met zitjes en
loungebanken.’
En: ‘Er moet in korte tijd veel gebeuren: de benodigde vergunningen, geringe
aanpassingen aan de oever, afspraken met het Amsterdamse Bos en participatie met
Wijkplatform, Groenraad en ondernemers.’
De locatie waar het zwembad is gepland ligt in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 29 april 2015, namens de fractie van
de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de
raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente Amsterdam in haar
hoedanigheid als grondbezitter van De Poel, ten aanzien van de EHS, waarin
De Poel gesitueerd is?
Antwoord:
In haar hoedanigheid als grondbezitter van De Poel kan de gemeente Amsterdam
een huurovereenkomst sluiten met de gemeente Amstelveen voor het plaatsen
van het drijvend zwembad met pontons in de Amstelveense Poel. De toetsing van
het Nationaal Natuur Netwerk (voormalig EHS) is een verantwoordelijkheid van
de provincie.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing Looz Gemeenteblad
Datum 25 november 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 april 2015
2. In de EHS geldt een ‘nee, tenzij-principe’. Dit houdt in dat ruimtelijke
ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake
is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten
gecompenseerd worden.
a. Is het college van mening dat het bij het zwembad in De Poel om een
groot openbaar belang gaat zonder alternatieven?
Antwoord vraag 2a:
Bij de laatste hervorming van de EHS is deze omgedoopt tot Nationaal
Natuur
Netwerk (NNN). De drijvende zwembad pontons grenzen direct aan de
bebouwde kom van de gemeente Amstelveen, maar vallen wel binnen de
NNN. Binnen de NNN geldt het nee, tenzij regime. De toetsing van het NNN
principe is door de provincie uitgevoerd en de ontheffing is verkregen.
Om de effecten op de NNN te toetsen zijn huidige en potentiële waarden en
kenmerken van het plangebied door adviesbureau ECO logisch in beeld
gebracht. De aanwezige beschermde soorten vanuit de Flora en faunawet
zijn daarbij als leidraad genomen. De provincie onderschrijft de conclusies
van de NNN toetsing zwembad De Poel. “Door mitigerende maatregelen zijn
mogelijke effecten voor de ringslang, kleine modderkruiper en diverse
vleermuissoorten tot een minimum te beperken. Voorafgaand aan de
werkzaamheden wordt bijvoorbeeld een amfibieën en reptielen werend
raster geplaatst. Het uitgerasterde gedeelte wordt wekelijks door een
ecoloog onderzocht op de aanwezigheid van ringslangen. Ook worden de
baggerwerkzaamheden uitgevoerd buiten de gevoelige periode van de
kleine modderkruiper.
De aanleg van het drijvend zwembad met pontons heeft geen negatieve
gevolgen voor de waarden en kenmerken van het gebied. De Amstelveense
Poel is 130 hectare en het drijvend zwembad met pontons heeft een
oppervlakte van 0,0514 ha. Significante verschillen voor het gebied, anders
dan een zeer beperkt areaalverlies worden niet verwacht.”
b. Op welke manier wordt deze ingreep gecompenseerd?
Antwoord vraag 2b:
De toetsing van de NNN is een bevoegdheid van de provincie. De gemeente
Amsterdam heeft hierin geen rol. De gemeente Amstelveen hoeft van de
provincie geen compenserende maatregelen voor de aanleg van het
drijvend zwembad met pontons te treffen. Ruimtelijke ingrepen op de
noordoever van De Poel vallen overigens binnen de bebouwde kom van de
gemeente Amstelveen en buiten de NNN.
c. Vindt de compensatie plaats op Amsterdams grondgebied? Zo niet, is
het college van mening dat dit zou moeten gebeuren in de EHS op
Amsterdams grondgebied?
Antwoord vraag 2c:
Zie de beantwoording van vraag 2b.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer Le vember 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 29 april 2015
3. De gemeente Amsterdam is eigenaar van de grond waar De Poel en de
geplande zwembadlocatie op zijn gesitueerd.
a. Op welke manier is de gemeente Amsterdam, als grondeigenaar of
anderszins, betrokken geweest bij de planvorming voor het te plaatsen
zwembad in De Poel?
Antwoord vraag 3a:
Het Amsterdamse Bos is op 19 maart jl. geïnformeerd over de plannen voor
het plaatsen van het drijvende zwembadponton in de Amstelveense Poel
(zie situatietekening gemeente Amstelveen). Het plan draagt bij aan de
verdere recreatieve ontwikkelingen van de Amstelveense Poel, naast de al
bestaande voorzieningen zoals een restaurant, een avontuurlijke speelplaats
en een landijsbaan.
b. Op welke manier(en) zal de gemeente Amsterdam in de toekomst
betrokken zijn bij de uitvoering van het plan?
Antwoord vraag 3b:
Het is een plan van de gemeente Amstelveen. De Amstelveense
gemeenteraad heeft op 29 april 2015 besloten om een drijvend zwembad in
De Poel te realiseren. Op 28 september is het drijvend zwembad tijdens een
bestuurlijk overleg tussen wethouder Brandes (gemeente Amstelveen) en
wethouder Choho besproken. Daarin is afgesproken dat Amstelveen alle
onderzoeken met betrekking tot de Flora en Fauna zal overhandigen. Deze
onderzoeken tonen aan dat aan alle wet- en regelgeving is voldaan.
Aangezien De Poel onderdeel is van het Amsterdamse Bos zal voor het
gebruik van het water een huurovereenkomst met de gemeente Amsterdam
moeten worden afgesloten. Hierin wordt de verantwoordelijkheid bij de
gemeente Amstelveen neergelegd.
c. Wordt het plan (op onderdelen) nog voorgelegd aan de Amsterdamse
gemeenteraad”?
Antwoord vraag 3c:
De besluitvorming over het plan ligt bij de Amstelveense gemeenteraad.
4. In de brief aan de Amstelveense gemeenteraad wordt gesteld dat er nog
vergunningen moeten worden verleend om dit plan uit te voeren. Vallen
hieronder ook vergunningen die bij de gemeente Amsterdam moeten
worden aangevraagd? Zo ja welke?
Antwoord vraag 4:
Bij de gemeente Amsterdam hoeven geen vergunningen worden aangevraagd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 2 december 2021
Ingekomen onder nummer 839
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Van Schijndel inzake extra coronaziekenhuizen
Onderwerp
Amsterdam pleit bij Rijk en Veiligheidsberaad voor coronaziekenhuizen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de vaccinatiegraad in Amsterdam en de epidemiologische situatie van
de stad in den brede.
Constaterende dat:
— Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het samenvallen van het winterseizoen en de
afnemende vaccin-immuniteit bij ouderen, gedurende de periode van janvari t/m maart 2022
zal leiden tot een enorme golf aan ziekenhuis- en IC-opnames
— De reguliere zorg daardoor nagenoeg stil zal komen te liggen, met wederom enorme gezond-
heidsschade voor de groep patiënten die wachten op hun operatie
— Met name in migrantengemeenschappen in de grote steden (maar daar niet alleen) weerstand
bestaat tegen het je laten vaccineren, waardoor te vrezen valt dat zij van voormelde gezond-
heidsschade ‘de schuld’ zullen krijgen
— _ Het kabinet het afgelopen anderhalf jaar geen enkele maatregel heeft genomen om de co-
ronazorg op te schalen
Overwegende dat:
— De regering in het vervullen van haar gezondheidsbeschermende taak nalatig is gebleven door
de coronazorg niet substantieel op te schalen
— Het invoeren van steeds strengere lockdowns de maatschappelijke orde zal ontwrichten
— Het vitblijven van deugdelijk Rijksbeleid het stadsbestuur onder de verplichting stelt — mede
gelet op de speciale epidemiologische situatie van de regio Amsterdam —, stappen te onder-
nemen om de aanhoudende impasse bij de opschaling van de coronazorg, te doorbreken
— De algemene gezondheidsbeschermende taak van de gemeente ingevolge artikelen 2 en 6
Wet publieke gezondheid het nemen van zulke stappen wettigt en ook vereist.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
In de relevante gremia, in het bijzonder in het overleg met het Rijk en de inbreng van de burge-
meester in het Veiligheidsberaad, aan te dringen op het zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk op-
schalen van de coronazorg door het oprichten van speciale coronaziekenhuizen in — eerst en vooral
— de grote steden, in het bijzonder de G-4.
Indiener
A.H.J.W. van Schijndel
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 715
Datum akkoord college van b&w van 28 juni 2016
Publicatiedatum 29 juni 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Van Osselaer en Van Dantzig van
20 april 2016 inzake maatregelen ter uitbreiding van het aantal middeldure
huurwoningen voor gezinnen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
De recente cijfers WIA 2015 geven aan dat de voorraad middeldure huurwoningen
spectaculair groeit over de afgelopen twee jaar (30-40%), onder andere vanwege de
liberalisatie van sociale huurwoningen.
De verwachting is dat deze trend doorzet en nog verder wordt versterkt door de
nieuwbouwprojecten die in de afgelopen jaren zijn gestart die extra huurwoningen
zullen opleveren, ook in het middeldure segment.
We zien echter wel dat met de huidige huurprijzen, de huurwoningen binnen de ring
in het middeldure segment klein zijn en daarmee niet geschikt voor gezinnen
(huishoudens van 3 personen of meer) met een middeninkomen. Het college geeft
ook in haar ‘analyse vrije huur’ aan dat er alleen in Zuidoost en Noord marktconforme
middeldure gezinswoningen kunnen worden aangeboden en daarom wil D66 graag
verkennen welke maatregelen genomen kunnen worden om gezinnen met een
middeninkomen een plek te geven, ook binnen de ring.
Er zijn verschillende ingrepen denkbaar die kunnen leiden tot een aanbod van meer
gezinswoningen in het middeldure segment binnen de ring. Los van de
doeltreffendheid zullen deze ingrepen moeten worden beoordeeld op andere
aspecten, zoals bijvoorbeeld de kosten en de mate waarin de maatregelen de huidige
zeer forse bouwproductie van huur- en koopwoningen in gevaar brengen
(marktverstoring).
De fractie van D66 wil graag een breed scala van mogelijke maatregelen
onderzoeken.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Van Osselaer en Van Dantzig, beiden
namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college aangeven hoe het aankijkt tegen de volgende
mogelijkheden en of het bereid is deze in te zetten, dan wel te onderzoeken?
Antwoord:
Het college vindt het belangrijk dat gezinnen met een middeninkomen een woning
kunnen vinden in Amsterdam en ondersteunt de zoektocht van D66 naar
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing os Gemeenteblad
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
manieren om dit mogelijk te maken. De voorstellen van de raadsleden
Van Osselaer en Van Dantzig worden in bijgaande beantwoording uitgebreid
behandeld waarbij wordt ingegaan op de verschillende gevraagde dimensies.
Waar nodig wordt meer tijd gevraagd voor onderzoek.
a. Het verhogen van de huurgrens tenders van middenhuurwoningen
(waardoor ruimte ontstaat groter te bouwen binnen middenhuur tenders
en meer grotere huurwoningen aan de voorraad worden toegevoegd).
Antwoord vraag 1a:
Het verhogen van de huurgrens bij tenders voor middeldure huur zorgt er voor
dat de woningen buiten het middeldure huursegment zullen vallen. Op deze
manier worden de woningen niet betaalbaar voor middeninkomens en is de
maatregel niet doeltreffend.
In de notitie “Sturen op middeldure huurwoningen” van het college, die
besproken is in de commissie Wonen Bouwen van 23 maart 2016 en bij de
samenwerkingsafspraken die de gemeente heeft gemaakt met de corporaties,
worden middeldure huurwoningen als volgt omschreven: huurwoningen vanaf
de liberalisatiegrens van € 710 p.mnd. tot £ 971 pmnd. Middeninkomens zijn
daarin gedefinieerd als huishoudens met een inkomen tussen €34.000 en
€ 43.000 per jaar. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) blijkt dat huishoudens met een middeninkomen tot € 43.000 per jaar
niet meer dan € 790 per maand aan huur kunnen besteden. Dit onderzoek uit
2015 is een onderdeel van de “Analyse vrije sector huur Amsterdam” dat ook
op 23 maart 2016 in de raadscommissie Wonen en Bouwen is besproken.
b. Het tenderen van projecten waarin een minimaal aantal huurwoningen is
opgenomen van een bepaalde afmeting, zodat er meer grote
huurwoningen aan de voorraad worden toegevoegd.
Antwoord vraag 1b:
Het is mogelijk projecten te tenderen waarin een minimaal aantal
huurwoningen van een bepaalde afmeting is opgenomen. Het college
constateert dat, als dit marktconform gebeurt, deze woningen binnen de ring
te duur zullen zijn voor middeninkomens. Buiten de ring A10 is het wel
mogelijk om grotere woningen te realiseren met een markthuur die voor
middeninkomens betaalbaar zijn. Omdat deze woningen nu al worden
ontwikkeld, vindt het college het niet noodzakelijk selecties uit te schrijven met
een minimaal aantal grotere huurwoningen.
Voorbeelden van dergelijke projecten:
— het project Emerald in Zuidoost; 60 eengezinswoningen met een
oppervlakte tussen de 118 en 127 m?, prijs rond de € 950, oplevering in
september 2016.
— King & Queen in Nieuw West; 198 appartementen met een oppervlakte
tussen de 70 en 90 m?, prijzen tussen de € 700 en £1050, opgeleverd in
2015.
Het risico dat deze woningen worden bewoond door huishoudens die niet tot
de doelgroep behoren, is aanwezig. Aangezien dit woningen zijn in het vrije
huursegment, regelt de verhuurder zelf de toewijzing.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing os Gemeenteblad R
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
c. Het tenderen van gezinswoningen met een marktcontraiïre prijs, mogelijk
gemaakt door een korting op de grondprijs.
Antwoord vraag 1c:
Het uitgangspunt van het grondprijsbeleid is marktconforme grondprijzen
gebaseerd op marktconforme huurprijzen. Het college ziet te weinig
aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt, mede omdat er gebieden in
de stad zijn waar het nu al mogelijk is om marktconform grotere middeldure
huurwoningen voor gezinnen te bouwen.
Verder is het college van mening dat de kosten van dit voorstel niet in
verhouding staan tot de extra aantallen woningen die gerealiseerd kunnen
worden. Het is op dit moment ook niet te garanderen dat de woningen bij
toewijzing en na mutatie bij de juiste doelgroep terecht komen. In de
toelichting bij dit antwoord gaan we hier nader op in.
Toelichting, behorende bij het antwoord op vraag 1c:
Definitie gezinswoning
Als eerste wil het college in gaan op de definitie van gezinswoning.
Er is geen vastgestelde definitie van een gezinswoning. Wat mensen als een
gezinswoning beschouwen, verschilt: de één vindt 75 m? met twee kinderen
acceptabel en de ander wil ten minste 125 m2. Ook veranderen de ideeën
over wat acceptabel is voor een gezin door de tijd en zijn er grote
geografische verschillen. De toegenomen interesse voor het wonen in de stad
maakt dat in de gehele westerse wereld de druk op de woningmarkt in de
steden toeneemt, de prijzen stijgen en het daarmee moeilijker wordt voor
gezinnen om er een plek te veroveren. Het college juicht het toe dat er steeds
meer initiatieven van bijvoorbeeld architecten komen om kleine woningen te
ontwikkelen die ook geschikt zijn voor gezinnen. Een voorbeeld hiervan is de
studie, gedaan door Heeren 5 architecten naar aanleiding van een prijsvraag
in Rotterdam, waarbij is gekeken naar slimme ontwerpoplossingen om
stedelijk wonen op relatief kleine oppervlaktes mogelijk te maken.
Gezien de (internationale) ontwikkelingen gaat het college er van uit dat een
stedelijk gezin een bewuste keuze maakt om in de stad te wonen en bereid is
daarvoor woningoppervlakte in te leveren.
Grondprijsbeleid en de commerciële huurmarkt
Het grondprijsbeleid van de gemeente Amsterdam volgt de
marktontwikkelingen. De gemeente hanteert een residueel grondprijsbeleid.
Dit betekent dat de grondprijs voor markthuurwoningen wordt gebaseerd op
de verwachte huurprijs en het rendement dat de belegger hanteert. Deze
gegevens worden in opdracht van de gemeente door een externe partij
aangeleverd en hebben als doel om, op basis van marktgegevens, de waarde
van het vastgoed per gebied zo accuraat mogelijk te bepalen.
De Amsterdamse commerciële huurmarkt kent een grote mate van variatie en
dynamiek en wordt bepaald door wat investeerders en verhuurders mogelijk
achten, gezien de ontwikkelingen op de totale woningmarkt. Huurprijzen
verschillen niet alleen per locatie, ook het type woning, de bouwperiode en de
oppervlakte hebben grote invloed op de huurprijs per vierkante meter. In
figuur 1 is in beeld gebracht wat de maandhuur is van een
beleggershuurwoning in de verschillende delen van de stad bij 75 m? en
90 m?. Hieruit blijkt dat een huurwoning van 75 m? nog op aanzienlijk veel
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng os Gemeenteblad
mmer = su os
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
locaties in Amsterdam toegankelijk is voor een huishouden met een
middeninkomen. Het gaat om Nieuw West, Buitenveldert, Noord, Zuidoost en
delen van Oost. Een woning van 90 m? daarentegen is voor een
middeninkomen alleen te betalen in Nieuw Sloten en Noord en Zuidoost.
Hierbij moet worden opgemerkt dat in figuur 1 gerekend is met huurniveaus
van 2015, de huurprijzen zijn sindsdien gestegen.
Figuur 1: Gemiddelde prijzen van beleggershuurwoningen bij 75 m2 en 90 m2?
em leomt |
Amsterdam Centrum gemiddeld € 1.495 € 1.760
West: Oud West € 1.238 € 1.439
West: Bos en Lommer en Baarsjes € 963 € 1.148
Nieuw West: Nieuw Sloten € 750 € 950
Nieuw West: Wilhelminaplein € 938 € 1.093
€ sc |e 1021
Zuid: Pijp, Diamantbuurt, Hoofddorppleinbuurt, Schinkelbuurt € 1.369 € 1.463
Zuid: Museumkwartier, Stadionbuurt, Rivierenbuurt, Zuidas € 1.508 € 1.785
Zuid: Buitenveldert € 825 € 974
Oost: Indische buurt, Oostelijk Havengebied, Dapperbuurt € 1.050 € 1.235
Oost: Zeeburgereiland, IJburg, Betondorp € 881 € 1.069
Oost: Oosterparkbuurt, Weesperzijde, Amstelkwartier € 1.275 € 1.473
Noord: Overhoeks € 1.050 € 1.330
e ze |e os
e zo Je en
(Bron: bureau de Nas, bewerking G&O, prijsniveau 2015)
Het college constateert dat het mogelijk is om marktconform middeldure
huurwoningen te realiseren en dat gebeurt ook. In 2015 zijn er maar liefst
1.368 middeldure huurwoningen in aanbouw genomen.
Kosten en haalbaarheid
In 2015 is ten behoeve van motie 822 (een notitie over de bouw van grote
middeldure huurwoningen van raadslid Shahsavari) gekeken of het mogelijk is
om grotere middeldure huurwoningen te realiseren. Daaruit bleek dat
woningen van 80 m? en een huur van maximaal € 905 per maand, in Zuidoost,
Nieuw-West, de Banne noord en Nieuwendam noord (Noord) werden
aangeboden. Naarmate de woningen dichter bij het centrum liggen, neemt de
oppervlakte af en/of is de huur hoger.
Ten behoeve van bovengenoemde motie is figuur 2 gemaakt. Deze figuur laat
indicatief zien welk compenserend bedrag de gemeente via een bijdrage moet
betalen om een woning van 80 m? en een huur van €906 mogelijk te maken.
Hieruit blijkt dat hiervoor binnen de ring een compensatie van ongeveer €
130.000 per woning nodig is. Dit betekent dat het toevoegen van 500 grotere
middeldure huurwoningen binnen de ring ongeveer 65 miljoen euro zal
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng os Gemeenteblad
ummer = su os
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
kosten. Het college vindt de kosten van het marktcontrair tenderen van kavels
voor gezinswoningen niet in verhouding staan tot de extra woningen die dit
oplevert.
Daarnaast is het moeilijk te garanderen dat deze woningen na mutatie bij de
juiste doelgroep terecht komen, zie ook het antwoord bij vraag 2.
Figuur 2: derving grondopbrengsten en daling beleggingswaarde bij een woning
van 80 m2 en een huur van € 905 (prijspeil 2015).
ED _
M$ Gemeente { B. dm en
Amsterdam Dn Á B mand.
% ai |
x% noord |
ATR € 10.000,- |
en _ |
|
| . |
|_nieuw-west binnen de ringweg 7 |
l € 130.000,- e Oan
/ Pe
ríngzone west zi) / nd
€ 20.000,- Orehveldert pe
ien Henve m 5
etoooo.N Aad _\ ‘
À \v
zuidoost |
Grondprijsderving per woning f
bij vraag van € 900,- huur pre
\ HEE
d. Het tenderen van de bouw van middeldure huurwoningen (tot eur 1000)
voor een vaste prijs, waarbij de winnaar wordt gekozen op basis van het
aantal gezinswoningen dat de ontwikkelaar bereid is om tegen een
marktcontraire prijs aan te bieden.
Antwoord vraag 1d:
Marktcontraire huurprijzen zullen worden verrekend door de investeerder.
Indirect zal daarom bij de gronduitgifte een “korting” op de grondprijs worden
vergeven. Het college ziet het voorstel om middeldure huurwoningen te
tenderen voor een vaste prijs als niet marktconform en neemt dit voorstel niet
over.
Het college constateert dat er veel ontwikkelaars bereid zijn fors te investeren
om een locatie binnen Amsterdam te bemachtigen. Deze
investeringsbereidheid kan gebruikt worden om een ontwikkelaar te verleiden
om voor gezinnen geschikte middeldure huurwoningen in een project te
realiseren. Het college is daarom voornemens om met een experiment de
mogelijkheid te onderzoeken om op één locatie te tenderen op middeldure
huur voor gezinnen met een marktconforme prijs en daarbij te selecteren op
de kwaliteit van de woningplattegrond.
5
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing os Gemeenteblad
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
e. Het verstrekken van (tijdelijke) huursubsidie aan gezinnen met een
middeninkomen al dan niet gekoppeld aan een nieuwbouwproject.
Gezinnen met een middeninkomen kunnen dan meedingen naar een
grotere huurwoningen waaraan een huursubsidie verbonden is. Dit zou
dan een deel van de grotere woningen in een nieuw te bouwen gebouw
betreffen.
Antwoord vraag 1e:
Het geven van (tijdelijke) subsidie aan gezinnen met een middeninkomen is
een vergaand voorstel dat ingrijpt in de inkomenssituatie van huishoudens en
samenhangt met andere portefeuilles. Het college wil onderzoeken of dit
voorstel wenselijk en haalbaar is. Dit onderzoek betreft de volgende
onderdelen: analyse van gezinnen met een middeninkomen, juridische
haalbaarheid en mogelijk prijsopdrijvend effect met een dergelijke
huursubsidie. De uitkomsten van het onderzoek worden in oktober met de
raadscommissie Wonen en Bouwen gedeeld.
f. Het afspreken met corporaties dat een bepaald aantal liberaliseerbare
gezinswoningen per jaar wordt verhuurd aan gezinnen met een
middeninkomen voor een marktcontraire prijs.
Antwoord vraag 1f:
Er zijn al afspraken gemaakt met corporaties over verhuur aan
middeninkomens (de zogenaamde samenwerkingsafspraken). Van de
zelfstandige huurwoningen van corporaties die bij mutatie worden verhuurd in
de vrije sector, wordt voor de hele stad de volgende verdeling gerealiseerd:
= Ten minste 65% wordt aangeboden in de middensegment huur (< € 971,
prijspeil 2015);
= de gemiddelde huur van de middensegment woningen bedraagt < € 850
(prijspeil 2015);
= de woningen met middensegment huur worden met voorrang aangeboden
aan huishoudens met een middeninkomen (tot € 43.786, prijspeil 2015).
Het college wil met corporaties in gesprek gaan over het aanbieden van grotere
middeldure huurwoningen aan gezinnen. Onderzocht moet worden in hoeverre
toewijzing op gezinssamenstelling haalbaar is. Het college wil deze
mogelijkheid verkennen.
2. Kan het college voor opties c), d), e) en f) het volgende bezien?
= Toewijzen zonder criteria of toewijzen op basis van inkomens- en
vermogenscriteria alsook criteria voor gezinssamenstelling.
Antwoord:
Toewijzen op gezinssamenstelling:
Het college wil onderzoeken hoe deze toewijzing georganiseerd kan worden
en wat er gebeurt als de inkomenssituatie of de gezinssamenstelling
verandert. Het ligt bijvoorbeeld niet voor de hand om bij het uit huis gaan van
een kind de ouder te verplichten te verhuizen. Het is vermoedelijk moeilijk om
op lange termijn te garanderen dat de woningen bewoond zullen worden door
de doelgroep. In oktober 2016 zal het college over dit onderzoek aan de
commissie Wonen Bouwen rapporteren.
6
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing os Gemeenteblad
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
Toewijzen op inkomen/vermogen:
Met de corporaties is via de samenwerkingsafspraken afgesproken dat
middeldure huurwoningen met voorrang worden aangeboden aan
huishoudens met een middeninkomen (tot € 43.786, prijspeil 2015). Op deze
manier wordt in ieder geval bij de corporatiewoningen gestuurd op inkomen.
De opbrengst uit vermogen is hierin al meegerekend.
= _ Voorrang voor gezinnen die een sociale woning achterlaten of geen
aanvullende criteria.
Antwoord:
Steeds meer corporaties geven aan middeldure huurwoningen met voorrang
aan te (gaan) bieden aan huishoudens die een sociale huurwoning
achterlaten. Naast het feit dat deze huishoudens een woning betrekken en
een huur betalen die meer past bij hun inkomen, helpt het ook om sociale
huurwoningen vrij te krijgen voor de huishoudens die aanspraak kunnen
maken op een sociale huurwoning. Het college wil met de corporaties
bespreken of dit voorrangscriterium voor alle corporatiewoningen zou kunnen
gelden. Hierover wordt in oktober 2016 aan de commissie Wonen Bouwen
gerapporteerd.
= _ Toewijzing door de verhuurder of gemeente.
Antwoord:
Als de gemeente wil sturen op de voorrang voor gezinnen, moet dit
onderbouwd worden opgenomen in een door de raad te wijzigen
huisvestingsverordening. Het college wil deze mogelijkheid onderzoeken en
stelt voor u hierover aan het einde van het jaar te informeren. In de praktijk
verloopt de toewijzing nu via de verhuurder zelf.
= Vastleggen van een maximale huurstijging na de eerste verhuring of
niet.
Antwoord:
Bij gronduitgiften waar kavels zijn getenderd op middeldure huur, worden al
afspraken gemaakt over een maximale huur en een indexering voor de
huurstijging, voor de periode dat de woning niet uitgepond mag worden.
3. Welke maatregelen zouden naast de bovengenoemde mogelijk genomen
kunnen worden om te voorzien in betaalbare gezinswoningen voor
middeninkomens?
Antwoord:
Er worden op dit moment al veel middeldure huurwoningen gebouwd en het
college stuurt hier actief op. Zie hiervoor de toelichting bij antwoord 3. Tegelijkertijd
herkent het college de zorg van D66 ten aanzien van betaalbare woningen voor
gezinnen met een middeninkomen. Daarom wil het college de volgende
aanvullende mogelijkheden om meer middeldure huur te bouwen, onderzoeken:
— de markt uitdagen om grotere huurwoningen te realiseren in de delen van de
stad waar dat marktconform kan;
— de markt uitdagen om met slimme ontwerpoplossingen te komen.
7
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neeing os Gemeenteblad R
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
Toelichting, behorende bij het antwoord op vraag 3:
Wat doen we al
De belangrijkste maatregel om de algehele druk -die álle soorten huishoudens
ervaren op de woningmarkt- te verlichten, is het stimuleren van de
bouwproductie. Daar is het college volop mee bezig: in 2015 zijn er 8.376
nieuwbouwwoningen in aanbouw genomen. Het uitgangspunt is dat de stad
voor de korte én lange termijn aantrekkelijk blijft voor zowel bewoners als
investeerders.
Ook de komende jaren is er volop aandacht voor de productie van middeldure
huurwoningen. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting
2016 besloten tot een bestuurlijke ambitie van 800, 900, 1000 en 1000
middeldure huurwoningen in de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019.
Het college stuurt actief op een productie van middeldure huurwoningen. De
onderstaande voorstellen staan in de notitie “Sturen op middeldure huur” die
op 23 maart 2016 in de raadscommissie Bouwen en Wonen is besproken:
— zorgen voor voldoende aanbod aan middeldure huurwoningen door kavels
te tenderen;
— onderzoeken van de effecten van een langere uitpondtermijn dan de nu
vastgestelde 15 jaar;
— monitoring van de bouwproductie en aanvullende analyse
middeninkomens op basis van Wonen in Amsterdam 2015.
Daarbij zet het college haar marktconforme lijn voort en doet dat door het
programmeren van de juiste woningen op de juiste plek. Voor grotere
middeldure huurwoningen betekent dit programmeren en tenderen in
gebieden waar grotere middeldure huurwoningen marktconform mogelijk zijn.
Tevens onderzoekt het college de mogelijkheden om vat te houden op
huurverhogingen.
Wat gaan we aanvullend nog doen
— De gemeente kan de markt uitdagen om meer grotere huurwoningen te
realiseren in de delen van de stad waar dat marktconform kan.
— Meteen prijsvraag slimme ontwerpoplossingen voor gezinswoningen en
concepten die de huur beperken, genereren.
4. Hoe zouden de verschillende mogelijke maatregelen scoren op de volgende
dimensies?
a. De mate waarin de maatregel doeltreffend is: nl middeninkomens een
betaalbare huurwoning verschaffen? (direct na het nemen van de
maatregel en na verloop van tijd).
b. De mate van risico’s op gebruik door huishoudens die niet in de
doelgroep vallen (hoger inkomen en kleinere gezinssamenstelling) direct
na invoer van de maatregel en ook na verloop van tijd.
c. De kosten die hieraan voor de gemeente zijn verbonden (out of pocket
costs en opportunity costs).
d. De mate waarin Amsterdam aantrekkelijk blijft als locatie om woningen
te ontwikkelen (voor de doelgroep, maar ook voor andere doelgroepen).
e. De mate waarin doorstroming van ‘scheefwoners’ vanuit de sociale
woningbouw wordt bevorderd.
8
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng os Gemeenteblad
mmer = …. os
Datum 4 juli 2016 Schriftelijke vragen, 15 juni 2016
f. De mate waarin te verwachten is dat de nieuwbouw die onder de
maatregelen tot stand komt van hoge kwaliteit is.
g. De mate waarin implementatie mogelijk wordt geacht (onder andere
wijze van financiering, beslag op ambtelijke capaciteit).
Antwoord:
Deze dimensies zijn betrokken bij de antwoorden op de vragen 1 t/m 3.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
9
| Schriftelijke Vraag | 9 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 38
Datum indiening 6 december 2018
Datum akkoord 24 januari 2019
Publicatiedatum 25 januari 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake de explosie bij Hotel Buiten
in Nieuw-West.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
De fractie van de VVD is in contact gekomen met omwonenden van Hotel Buiten in
Nieuw-West. Op 6 december 2018 verscheen eveneens in De Telegraaf een artikel
over een explosie bij Hotel Buiten en de veiligheid in de buurt. Omwonenden en
bewoners hebben zich verenigd, zijn zeer betrokken en maken zich zorgen over de
veiligheid in hun directe omgeving.
Wat de fractie van de VVD betreft moet de gemeente betrokken bewoners koesteren
en hen zoveel mogelijk een rol geven bij opsporing van misdrijven, zeker als die
impact op hen persoonlijk hebben gehad.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Watis er bekend over de explosie bij Hotel Buiten op 12 oktober 2018?
Antwoord:
Bij de gemeente was direct na incident bekend dat op vrijdagavond 12 oktober
2018 een explosief was gegooid in de keuken van Hotel Buiten, gevestigd
Th.J. Lammerslaan 3. Op dat moment waren drie keukenmedewerkers aanwezig
die door de explosie kleine wondjes en mogelijk gehoorschade hebben
opgelopen. De volgende dag was Hotel Buiten weer open voor publiek.
Hotel Buiten is een stichting met sociaal-maatschappelijke doelstellingen en is
gecrowdfund vanuit initiatiefnemers uit de buurt Noorderhof. Er was geen
aanleiding om sluiting op grond van vrees voor verstoring openbare orde te
overwegen. De dag na het incident is Hotel Buiten weer open gegaan voor het
publiek.
De politie doet over lopende onderzoeken door de recherche geen mededelingen.
Wel kan worden verwezen naar hetgeen is vermeld in de oproep aan getuigen die
de politie op haar site heeft geplaatst:
https://www.politie.nl/nieuws/201 8/oktober/25/05-getuigenoproep-ontploffing-
horecagelegenheid-th.-1-lammerslaan.htm!
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng Je Gemeenteblad R
Datum 25 januari 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 6 december 2018
2. In hoeverre is er in dit concrete geval gebruik gemaakt van informatie
aangedragen door omwonenden?
Antwoord:
Er zijn verschillende getuigen gehoord. Deze informatie is meegenomen in het
rechercheonderzoek.
3. Hoe is er vanuit de gemeente gereageerd richting omwonenden en betrokkenen
naar aanleiding van dit incident?
Antwoord:
Op woensdag 17 oktober 2018 heeft de gebiedsmakelaar telefonisch contact gehad
met de in het artikel van De Telegraaf genoemde mevrouw Van B. Op 18 oktober
2018 was er een gesprek met haar, de gebiedsmakelaar en veiligheidscoördinator
van het stadsdeel. Ook op 19 oktober 2018 is er weer telefonisch contact geweest
tussen mevrouw Van B. en de gebiedsmakelaar.
Op 18 oktober 2018 heeft er een bewonersavond plaatsgevonden waarbij personeel
van Hotel Buiten en omwonenden waren uitgenodigd. Bij deze bijeenkomst waren
onder andere aanwezig de stadsdeelvoorzitter Emre Ünver, de Chef van politie van
basisteam Nieuw-West Noord, de veiligheidscoördinator en de gebiedsmakelaar van
het stadsdeel. Deze bijeenkomst was al eerder gepland wegens fysieke ingrepen in
de omgeving. Er waren ca. 30-40 bewoners aanwezig. De politie heeft aangegeven
dat daar waar mensen nog niet gehoord zijn dit alsnog gebeurt, en er is geluisterd
naar de zorgen van bewoners en betrokkenen
Tijdens de bewonersavond is een lichtschouw toegezegd in de omgeving van
Hotel Buiten. Omdat er al een lichtplan klaar lag voor deze omgeving bleek een
lichtschouw uiteindelijk niet nodig en kon de gemeente direct vaart zetten achter
de uitvoering van het lichtplan. De verlichting is inmiddels aangepast.
Eris op deze avond een tweede bewonersavond toegezegd, deze vindt plaats op
11 februari 2019, in het bijzijn van de burgemeester en de stadsdeelvoorzitter.
Sinds de bewonersavond 18 oktober 2018 heeft de gebiedsmakelaar contact
gehouden met mevrouw Van B., twee andere omwonenden en het management van
Hotel Buiten.
Op 24 oktober 2018 heeft de burgemeester een bezoek gebracht aan Hotel Buiten en
daar gesproken met leiding en personeel van het Hotel, waaronder de zoon van
mevrouw Van B.
De burgemeester heeft naar aanleiding van het gesprek een veiligheidsschouw
aangeboden aan Hotel Buiten welke inmiddels is uitgevoerd. Ook is extra aandacht
gevraagd voor de slachtoffers aan Slachtofferhulp en heeft Hotel Buiten een extra
zorgtraject voor het personeel aangeboden gekregen (waar Hotel Buiten geen
gebruik van heeft gemaakt). Mevrouw van B. heeft een ambtenaar van de directie
Openbare Orde en veiligheid als vast aanspreekpunt.
Op 31 oktober 2018 zijn mevrouw Van B. en een andere bewoner uitgenodigd op
bureau August Allebéplein. Zij heeft daar van de recherche uitleg gekregen over het
onderzoek. Vertegenwoordigers van het stadsdeel en van OOV waren bij het gesprek
aanwezig.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2 januari 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 6 december 2018
4. In hoeverre klopt het beeld dat door capaciteitsproblemen door burgers
aangedragen informatie niet altijd (goed) kan worden verwerkt?
Antwoord:
Capaciteitsproblemen leiden altijd tot keuzes in welke zaken wel en welke zaken
niet worden opgepakt. Als zaken worden opgepakt wordt dit volledig gedaan en
leiden capaciteitsproblemen dus niet tot het niet goed verwerken van informatie.
De politie geeft aan dat capaciteitsproblemen in dit specifieke geval geen invloed
hebben gehad op het kunnen verwerken van aangeleverde informatie en alle
informatie is meegenomen in het onderzoek.
5. Iser in de omgeving van Hotel Buiten sprake van ‘Whatsapp-buurtpreventie’?
Wordt dit met borden aangegeven? Zo nee, kan het stadsdeel hierover in contact
treden met betrokken bewoners?
Antwoord:
In de omgeving (woonwijk Noorderhot) zijn drie Whatsapp groepen van bewoners
met verschillende doelen. Eén van deze groepen is gericht op buurtveiligheid en
buurtpreventie en dit wordt met twee borden aangegeven. De gemeente bekijkt
momenteel of uitbreiding van het aantal borden wenselijk is.
6. Watis het algemene beeld van de veiligheidssituatie in de directe omgeving van
de Sloterplas?
Antwoord:
De wijk Noorderhof is een buurt met veel koopwoningen en over het algemeen
betrokken bewoners. Het beeld van politie en gemeente is dat de omgeving,
buiten reguliere veiligheidsuitdagingen zoals inbraken, over het algemeen veilig
is. In de periode rond oud en nieuw is melding gemaakt van vuurwerkoverlast.
Bij mooi weer, tijdens drukke dagen, zijn er op het nabijgelegen Sloterstrand af en
toe kleine incidenten. Doorgaans is de sfeer gemoedelijk te noemen. Sinds de
verdrinking van een kind in 2017 is er verhoogde attentie in de drukke periode
's Avonds en 's nachts kan het wel onveilig aanvoelen. Het is er dan stil en vrij.
donker en een luidruchtige groep valt dan snel op. Daarnaast is er soms rook- en
geluidsoverlast. Naast reguliere handhaving worden in de warmere periode extra
gastheren en toezichthouders ingezet. Er zijn signalen over het lastig vallen van
vrouwen rond de Sloterplas. Deze worden door het stadsdeel en de politie
onderzocht.
7. Klopt het dat de aangiftebereidheid van bewoners van stadsdeel Nieuw-West
een dalende trend lijkt te vertonen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er zijn geen gegevens beschikbaar die deze stelling ondersteunen.
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 2 januari 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 6 december 2018
8. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat veiligheid bij uitstek
geschikt is voor burgerparticipatie? Op welke manier denkt het college
de burgerparticipatie van bewoners in de omgeving van de Sloterplas te kunnen
versterken?
Antwoord:
Ja. De Whatsapp groepen in de buurt tonen ook dat de participatiegraad in de
wijk hoog is.
De politie ziet veel kansen in bewonersparticipatie. Het basisteam Nieuw-West
Noord werkt onder andere met een klantenpanel waar op regelmatige basis
overleg mee is. In het geval van opsporingszaken staat de politie ook zeker open
voor de input van bewoners.
Op de bewonersbijeenkomst op 11 februari zal 2019 aan de bewoners gevraagd
worden welke concrete ideeën zij zelf hebben over hoe de veiligheid verder
verbeterd kan worden.
9. Is het college bereid contact te zoeken met deze groep bewoners om te
onderzoeken op welke manier zij nog beter betrokken kunnen raken bij
het veiligheidsbeleid in hun buurt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er zijn reeds contacten tussen de wijkagent, handhaving en de gebiedsmakelaar
van dit gebied met bewoners en stakeholders rondom de Sloterplas. De veiligheid
rondom Hotel Buiten, maar ook veiligheid in bredere zin zal op 11 februari 2019
wederom onderwerp van gesprek zijn met Hotel Buiten en de bewoners. Hierbij
zal ook worden besproken wat bewoners een wenselijke samenwerking tussen
stadsdeel, politie, en ondernemers vinden en of en zo ja, hoe deze is te
realiseren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
DS Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 963
Publicatiedatum 5 augustus 2016
Ingekomen op 13 juli 2016
Ingekomen onder AP
Behandeld op 13 juli 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake het uitvoeringsplan afval (les over zwerfafval
op de Amsterdamse scholen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het uivoeringsplan afval (Gemeenteblad afd. 1, nr. 818).
Overwegende dat:
— met het uitvoeringsplan afval de focus de komende jaren op preventie en
recycling ligt;
— afval één van de stedelijke handhavingsprioriteiten is en hiervoor nog plannen
worden opgesteld waarbij mogelijkheden als preventie, voorlichting en
gedragsbeïnvloeding een plaats krijgen;
— erin Amsterdam ontzettend veel vervuiling door zwerfafval plaatsvindt;
— zwerfafval invloed heeft op het straatbeeld, de plastic soep en dieren die verstrikt
raken of afval eten;
— er voor driehonderd leerlingen in Amsterdam een educatieproject liep waarbij
jongeren zich bewust werden van de gevolgen van zwerfafval; het wenselijk is dat
de komende generaties bewust met afval bezig zijn om de hoeveelheid zwerfafval
te verminderen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. een plan op te stellen voor een educatieproject over zwerfafval op alle
Amsterdamse basisscholen;
2. de raad later dit jaar over de mogelijkheden te informeren bij deel Il van dit
plan voor een schone stad: het Uitvoeringsplan Reiniging.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1033
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen op 8 oktober 2015
Ingekomen in raadscommissie ID
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake de Begroting 2016 (meer ruimte voor fietser en
voetganger).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— de gemeenteraad van Amsterdam met het aannemen van de UitvoeringsÂgenda
Mobiliteit wederom heeft uitgesproken dat er meer ruimte moet komen voor
voetgangers en fietsers;
— hiervoor diverse investeringen worden gedaan;
— dit nergens zichtbaar en expliciet wordt gemaakt in de begroting.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
indicatoren te ontwikkelen die aangeven welk percentage van het verkeersareaal is
ingericht voor zowel voetgangers als fietsers en tevens de ambitie voor komende
jaren inzichtelijk maken.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
| Motie | 1 | discard |
u ls Ee ee une B en Tan al Eon
nd a eh tn pn tn
ers NE En Pet Wi: TL le, IE er ne tn af en
Ben Se Oe k nn EE ee ren nn en Brrfmz nf x
aa A en NE ee Ee jk ml
A in te ee en ee eN or en Maf ete
DE VT Ce en ee Ee et En ht B ie —I
Ne = En WS a 3 Fin md B PN ES Ei TN TT IT 5 kees Ee EERE en en tk sE
kf A kn en en EEE a LN rl : En men SEE e 5
En ER te ri Re en A TE Ee Zr” id in T EN cs: mit En
EA TE hr an EE en: Dn e DEES rde ike en Ie Ak RR Ze TS ES A == REE ze
en Rene Dn nd ed EEN a en
st NEE ee ER “ee Ee en Ë ar mn nn EN a er
RE NE NR EE Sn > Epe
RE EEE gf WEE nd en mah Tk een nn EO den
En neg En RE a En en en ts ed Ea
Bb Rn be 5 r rw en EE Nar Ei Ü: Gn tn ä
Ar ln = Ee en OEE LT he DR ar w en IR = ved, B ae Se Ba h = 5 De iT :
pe Er Da en en me ET en di 8 ds PE, Eer aans zE
een Kaas Zee 8 En ok en ei en } 8 i SS Pane Pe En 4 LN Ka ie 3 en En zE A Peo ze ka ee
nen Ris nj Kd en nie ME de et dre en itt a Eze, oi Nene ine: TA ms ae, RE A EEN Ai AE 4 EN Ne fr
en en B tE en Re SE er ma en EN Been a SE a ok re Ee
il he he ie a É nn ze = ne En 3 it ES nk a Er Ol =
en Cd, et DES zn ame nn 5: ie Ô 5 he a
Rn Ed teg ze Ee nn NE E en nn & EE in nn ne Pe
D À a en et seer " ie : e gie hd » sr a
Ed : je A ' Ed É Bt EE Sl ESE Bn en Pe en bp eb an ee Ais 3
ze RE Eier VEE nd ee ne De ee sm in eG Ke Dd
5 Re u A be | te En an ge En gan ee nn We ET Brand ik ee DP En 5
im VS % re ADT Ln ee mn AE Te
ene ed al „ ER Beer eer des > ze 6 k m2 en 5 Ee | » Me WE
En Èk ee NE af ee ET an Sa ONE 4 Le
En je nn Ns, ier ESS > Dg Emmi ET Ee OE
5 Zi ee Ni DENDE win Pe er ker er SAE à P nd, er En, Â nn À ank & We es ki & as En
De B al NE 6! EE Wen. Ee An ® en nn. tE ze aen an EE de en he 5
EN ER Lan ee, AN s 4 : / pe Ri ee EEE :
Dee ne B PRE ijn, ee 5 „ie MEE ó e B KA ET dt WE K En 6 ie
eN AE et Ì Ade > : 4 RS en ee Gehe U
ee Re Lt sf er Tr : , pe a EN en EE
Ee a PE ei £ a lees mn Ee se he En
Eer ae ep Ë: ie a AE ’ E07 vg nn d en £ en hen EE ee ME Pas! Ess
Re al eo &7 En oe Vl A 2 et en Ee eet hen En
mit en a NE Peer a rn et an Pe Ee : B erk Ere En oe Vr En EO nt
jen N p Deer Re 1 5 Ad te TT an mi ne af # d BAESE nt end ag 5 n ad E ze B
hd k à RT zie = 3 le Belk df 5 me e ef e See Gr mat Be
= di pr ee EN 4 RE bp ike ee „ie Lif hij A d z eN en ne, NN Nen 0E ES Vein B
ve EN E 3 ze Cn pr ek — A B, nn % Pi ade: j Bas wd n os INN OEE Pe W a Ee ee Sire Td ae:
E dl le: 5 mg el re Er ‚A G vak ir EO WD , En in GET B Er
a ie Bn, B Se Aan, ie ef ke OMMEN dp Dr a ee PE nn EE
d ee Dn „2 en en Je ki: mk A EE ee Ed ie eee
d : ei Ten nn ' VE EE 4e Sv Sn AN ee nf
ER edn nr } sr G le * A fr ci a ef a : RER B nj t ebr
dS 5 ge Di: 5 We Hi DE se Ke Cd. an En “ ò ë L FEN Neh tf ee
FE 2 " PE Ee EN he We zin hen: net sk minn Te Ean en
eN 4 ke Een CE wc : iii. en Vi er WR DN 5 Emer
8 ER hr Se 5 TEEN: ier re in, WERF E 00 an Ee btn 3 a REE le p
RE tr EE SRE an ER Ene eeN OE 4
ET ne: ee nt Ae REE > oe ea tf
ide: E ie za „5 A , ie e Ee E RE: a rn id N É RE ij
ee ni SE dn he
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING 3
1. AANLEIDING, KADERS EN PROCES Z
Aanleiding en Opgave 8
Kaders 11
Proces 13
2, SPORTEN IN HET NELSON MANDELAPARK 14
Het Nelson Mandelapark 15
Bijlmer Sportpark 17
Een motorisch vitdagende leefomgeving 18
Alfhletiek in Amsterdam 21
3. MODELLEN 25
Model 1: Atletiek Parkmodel 27
Model 2: Verenigingsmodel 34
Á. FINANCIËN 38
2
SAMENVATTING
SAMENWVATTING
Huidige situatie dient optimaal benut te worden, intensiever, met wisselwerking tussen traditionele
Het Bijlmer Sportpark is een eigentijds ingericht sportpark met een focus op verenigingssport en ongebonden en vrban sporten. Het aanbod dient aan
verenigingssport en bewegingsonderwijs. Een sierlijk groot hek vormt een relatief te sluiten bij de vraag en signatuur van het stadsdeel en één geïntegreerd
harde scheidslijn tussen het stadspark en het sportpark. Het sportpark vormt een onderdeel te vormen met het Nelson Mandelapark, met een open karakter.
eigen ruimtelijke enclave. Er is geen samenhang of integratie met het stadspark. Het Bijlmer Sportpark verdient een groene impuls. Er wordt ook een honk- en
De landschappelijke kwaliteiten van het stadspark stoppen bij de grenzen van softbalvoorziening ingepast. De skatebaan en het basketbalveld komen over van
het sportpark. het stadspark Nelson Mandela naar de zuidkant van het Bijlmer Sportpark, zodat
ruimte wordt gecreëerd voor de evenementenfunctie van het stadspark.
De sportvelden worden intensief gebruikt door meerdere sportverenigingen.
De atletiekaccommodatie wordt in verhouding tot de voetbalvelden minder Proces
intensief gebruikt. Het overige, ongeorganiseerde aanbod beperkt zich tot Op basis van co-creatie met de vaste en potentiële gebruikers van het sportpark
een openbaar basketbalveld, krachtsportcontainers en een skatebaan in het is een schetsontwerp opgesteld waarin twee modellen voor de zuidelijke kant
Nelson Mandelapark en twee (niet openbare) beachvolleybalvelden bij de van het sportpark zijn opgenomen. Ook bewoners in de omgeving van het
atletiekbaan. Formeel is het sportpark toegankelijk tussen 8 vur ‘s morgens en 11 Nelson Mandelapark zijn geconsulteerd tijdens een bewonersbijeenkomst en
uur 's avonds. In de praktijk alleen wanneer de sportverenigingen of het onderwijs _ door middel van een online enquête. Tevens is het schetsontwerp afgestemd
actief zijn. De wekelijkse sportdeelname in Amsterdam Zuidoost is het laagst van met interne stakeholders. De ontwerpteams van het Nelson Mandelapark,
Amsterdam (63%). Daar waar bijna een kwart van de Amsterdammers lid is van de woningbouw en het sportpark hebben samen bekeken hoe het sport- en
een sportbond is dat in Zuidoost slechts 1 op de 10. Nog meer dan in andere het stadspark kunnen worden vervlochten zodat het ontwerp van het Bijlmer
stadsdelen sporten inwoners in Zuidoost op eigen gelegenheid. Sportpark aansluit op de andere ontwerpopgaven.
Opgave Resultaat
Amsterdam Zuidoost groeit komende jaren flink door naar een stadsdeel met Het participatieve ontwerpproces had tot doel te komen tot één model voor de
circa 170.000 inwoners. Ook op de oostflank van het Nelson Mandelapark worden _ doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark. Uiteindelijk zijn dit voor de atletiekzijde
circa 700 nieuwe woningen gerealiseerd. Voor een gezond en actief leven twee verschillende modellen geworden. Er is een Atletiek Parkmodel met een
hebben Amsterdammers groene ruimte nodig om te kunnen sporten, bewegen, meer openbaar karakter en meer ruimte voor anders en ongeorganiseerde
spelen en recreëren. Zo ook op het Bijlmer Sportpark. De beschikbare sportruimte sport. En er is een Verenigingsmodel waarbij het primaat bij de sportverenigingen
4
ligt. De noordelijke ‘voetbalzijde' is in beide modellen gelijk. Daarnaast zien waar op innovatieve wijze digitaal verschillende werovormen kunnen
beide modellen toe op het toevoegen van ruimte voor ongebonden sport, het worden getraind en een powerwall waar met ballen en touwen kracht en
toevoegen van schaduwplekken, het verbeteren van de ontmoetingsfunctie aan __ krachtuithoudingsvermogen getraind kan worden. Vanuit een open setting
de atletiekzijde van het sportpark en het uitbreiden van opslagruimte. Ook wordt biedt de direct aangrenzende urban sportzone een calisthenics park en
in beide modellen de scheiding tussen sportpark en stadspark zachter. krachtsportmogelijkheden die qua functionele programmering aansluiten op de
park gedachte.
Voetbalzijde
In het ontwerp voor het Nelson Mandelapark worden de nv aaneengesloten Het Atletiek Parkmodel heeft een openbaar karakter. De accommodatie
voetbalvelden uit elkaar getrokken met een wandelpad tussen de velden is vrij toegankelijk en staat open voor gebruik door o.a. inwoners uit de
door. Hiermee ontstaat er een duidelijkere verbinding tussen sport en park. De buurt, het onderwijs en andere Amsterdamse sport- en atletiekverenigingen.
onderzijde van de voetbalvelden wordt een toegankelijke overgangszone waar
sport, groen en recreatie vloeiend in elkaar overlopen. Rekening houdend met NN Wi pe - PI
de ontwikkelingsfasen van kinderen en jongeren wordt een vitdagende en 0
groene omgeving gemaakt om spelenderwijs motorische vaardigheden aan te Ws
ie ZEE { JN
leren zoals balanceren, klimmen, klauteren en springen. Jif A, Emmen NS
Atletiekzijde | NN. | ZON (@
Model 1: Atletiek Parkmodel (a © A: etheen ens NN WN
De conventionele atletiekaccommodatie wordt doorontwikkeld tot een Ki % soap im SFr 5 Di \ (den
meer openbare accommodatie waar omwonenden laagdrempelig kunnen 7 HI EN RS 5 OEE If kj Ì
sporten en bewegen in een groen en multifunctioneel sportpark. Op die manier AN BSN 8 Pe if |
wordt een brede(re) doelgroep aangesproken dan alleen de leden van de | ANN DN ED DV f Í | 7
sportverenigingen. IND ME ES / Á oe)
m … Il i tletiek k in dit del \ \ EES 7 6 Ne ij
n aanvulling op bijna alle reguliere atletiekonderdelen kunnen in dit mode TE RN df een
ook athletic skills zoals balanceren, coördinatie, rennen, agility en sprongkracht X Er gE ef TAU
optimaal getraind worden. Zo is er een runninghill met twee verschillende en INSZ en. b
N Le D
soorten ondergrond, powerstairs met variabele traptreden, een sutu wall / WE D Ü 7
<575m> DD ( ND
\
Model 1: Atletiek Parkmodel
5
Wedstrijdatleten dienen voor de specifieke onderdelen kogelslingeren, discus- Sr ID GD PF Ì /
. R )
en speerwerpen en meerkamp uit te wijken naar een andere Amsterdamse n ” | 9)
atletiekaccommodatie. Dit betekent dat de mogelijkheid voor het organiseren 9 /Ù nn N
van wedstrijden afneemt. Maar met de sutu wall als alternatief wordt het 7 ene eden \ %
enthousiasme voor werpsporten aangewakkerd. Op het binnenterrein van de Ji dn |
atletiekbaan wordt een honk- en softbalveld met een diameter van 70 meter | Wd | ANS er
ingepast. Deze is wedstrijdgeschikt voor softbal (alle leeftijden) en voor honkbal 1 ee | NN D en
tot 15 jaar. In de kom van de atletiekbaan wordt een beeball veld gerealiseerd. 11/1 10 ST, | ï HA 4 Za
Hiermee krijgt HSV Ban Topa vaste voet aan de grond in het Bijlmer Sportpark. Ban Ne Hi 7 | a
Topa heeft op dit moment geen vaste accommodatie. MN zl Al De
Model 2: Verenigingsmodel ! EE B OTM Á
Het verenigingsmodel is een verrijkte atletiekaccommodatie met een honk- en | nf ab
| A ID Pee
softbalveld. Deze biedt ruimte aan alle atletiekdisciplines, ook het kogelslingeren, Ì . a (lo
speer- en discuswerpen. Aanvullend is er een runninghill met powerstairs die la LEE ed A
tevens dienst kan doen als tribune. Eris een honk- en softbalveld met een Af Ten We
| JiB OD Te rs
diameter van 69 meter ingepast en een beeball veld in het binnenterrein van d TE eN TE
de atletiekbaan. Direct grenzend aan de atletiekaccommodatie is ruimte voor GN \ AN
Model 2: Verenigingsmodel
krachtsport, calisthenics en balans ingepast. Een nieuwe tribune geeft zicht op de
atletiekbaan en vormt een trainingslocatie op zich. Daarmee wordt der interactie Hi
inanciën
tussen park en sportpark echter wel meer belemmerd. Ook in dit model zorgen . . _ .
De kosten voor doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark op basis van
we voor meer opslagruimte, het verbeteren van de ontmoetingsfunctie van ‚ R
het Atletiek Parkmodel worden geraamd op €4,2 miljoen. De kosten voor
het verenigingsgebouw en voegen we meer groen toe. Het verenigingsmodel . . _ . .
doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark op basis van het Verenigingsmodel
is minder ruimte voor ongebonden sport, en zal het sportpark minder openbaar ….
worden geraamd op €3,85 miljoen.
toegankelijk zijn. Daartegenover staat dat het sporten in verenigingsverband
onveranderd blijft en daar waar mogelijk gecombineerd zal worden met
ongeorganiseerde sport.
6
HOOFDSTUK |
AANLEIDING, KADERS EN PROCES
pe á % Ed em en Ladd En k he Û
AANLEIDING EN OPGAVE Eis eng ee
‚ ril ree me renee 1
kl wt ' / senaritee te lER „Jeg : el
Amsterdam Zuidoost verandert snel. Met de bouw van nieuwe woningen in ga WEE ke ar" 5 ze pa B. p We ZOE
groeigebieden zoals de H-Buurt, K-Buurt, Bijlmer Centrum, de Arenapoort, en de tien Rs We eN
mee 5 Ree
woningen in het Nelson Mandelapark groeit het stadsdeel Amsterdam Zuidoost mi tn dn et a De ==
rb Dn dl € : ien
door naar circa 170.000 inwoners, een middelgrote stad op zichzelf. Ook alle en ef P Pd 4 4 ia! er en
nieuwe inwoners hebben groene ruimte nodig om te sporten, te bewegen, te ' Ber, hd Ln Es Dr 4 id ‚ hd gele : e Re
spelen en te recreëren. Hierdoor neemt de druk op de openbare ruimte toe. Zo Pp, z y en 24 De 7
ook die op het Nelson Mandelapark met daarin het Bijlmer Sportpark op een b Sn, A EE F7 enen De) es
centrale en prominente plek. RE En BER a ed
Td DN
Dit brengt de verantwoordelijkheid met zich mee om het Bijlmer Sportpark door Pd ep P nn mm ze Kd
te ontwikkelen om de beschikbare sportruimte optimaal te gaan gebruiken, met 7 eg e Sa à 4 JV Ed
aandacht voor: 4 Pane” 4 S vC zr eN
ri) ‚4 in ee £ f E p P 4 Id |
1 Een intensiever gebruik van huidige sportruimte € rj Á OP |
2. Een sportaanbod dat goed aansluit bij de vraag en signatuur van We d maa 4% 0; gr ON Ti |
A Ee 2 | e kn - & P, d “ie Ee bei
Amsterdam Zuidoost SEE, | N Ben … Ld En |
3. Een basis voor talentontwikkeling voor kinderen ; ) PE > fe d ger Oo | \
} P 3 Pit: & nl Ee 2 nn en Mi Ì
4, Crossovers tussen traditionele sport en vrban/ongebonden sporten 7 PAR an > Ama bl
5. Een betere integratie van het sportpark met het stadspark, een open ER 5” shag edes, he hd / a P
karakter ee IE df Ne. f en ie ee iP 4 PA Ô
6. Toevoeging van kwalitatief groen WE OP OD p —_—_ Sl PV 4 Pa
7. Ruimte voor een honk- en softbalvoorziening FE % Ee rijk: 4 ht 0 ge
8. Ruimte voor de skatebaan en basketbalveld die nv aan de noordkant Ne BP er ME} Pe
van het stadspark liggen PN Pp, sf mt
5 ORE TT. de k en
a EE vl
| NE kn sr ff fas
b: k N 5 ef ze FP iik We „ Bs fr nn vd ® fe je 7 ER «
Ô ; ve e. erk en NE EE: d | EL SE
EN fs ded En er en A En /
8 luchtfoto: Nelson Mandelapark
Huidige situatie Sportdeelname in Amsterdam Zuidoost
Het Bijlmer Sportpark is een eigentijds, traditioneel ingericht sportpark met een De wekelijkse sportdeelname is in Zuidoost met 63% het laagste van Amsterdam
focus op verenigingssport en bewegingsonderwijs. Het sportpark heeft een en ook het percentage bewoners dat voldoende beweegt ligt met 49% lager
gesloten en afgescheiden karakter. dan in de andere stadsdelen. Daar waar bijna een kwart van de Amsterdammers
lid is van een sportbond is dat percentage in Zuidoost ruim de helft minder (10%,
Het sportpark heeft een drietal kunstgras voetbalvelden en een zie figuur 1). Nog meer dan in andere stadsdelen sporten inwoners in Zuidoost
atletiekaccommodatie met een 400 meter tartanbaan en voorzieningen op eigen gelegenheid, alleen of samen met vrienden of als klant bij een
voor alle atletiekdisciplines. De 3 hectare aan sportvelden worden intensief sportaanbieder (zoals fitnesscentra).
gebruikt door meerdere sportverenigingen (o.a. Zuidoost United, Groen & Wit
en Amsterdam Panthers). Ook maken opleidingsonderdelen van het ROC en
VO-scholen gebruik van de voetbalvelden. Daarnaast is ook de voetbalschool aman
Coerver Coaching actief. De 2,3 hectare aan ruimte voor de atletiek wordt EEn kde | En
in verhouding tot de voetbalzijde van het sportpark minder intensief gebruikt. En ne —_—_ [7 | Dm. tn
Atletiekvereniging Feniks heeft stabiel ledenaantal van 200 — 250 leden. Naast het = n Ee En l nl DS DN > % ol voor Pa
verenigingsaanbod met daarbij het maatschappelijke aanbod blijft het overige on ee 7 Fr Teen — EN EN
sport- en beweegaanbod in het park beperkt tot een openbaar basketbalveld, me E En D En ee EN
krachtsportcontainers en een skatebaan in het Nelson Mandelapark en (niet en Em EEN N n | A
openbare) beachvolleybalvelden bij de atletiekbaan. en Mm EN Fr — S s e \ d/
zuidoost HE oe En rd j ank f ‘
Het Bijlmer Sportpark heeft een gesloten karakter. Een sierlijk groot hek vormt mn
een harde scheidslijn tussen het stadspark en het sportpark. Het sportpark vande tecengercertacen MM 2sx nn
vormt een eigen ruimtelijke enclave. De landschappelijke kwaliteiten van het Figuur 1: ledenpercentages sportbonden per stadsdeel(2}.
stadspark stoppen bij de grenzen van het sportpark. Er zijn geen openbaar
toegankelijke onderdelen op het sportpark. Het is een traditioneel sportpark met
een gesloten karakter. Formeel gezien moet het sportpark toegankelijk zijn tussen
0800 vur en 2300 vur. In de praktijk is het sportpark alleen toegankelijk als de
sportverenigingen of het onderwijs actief zijn.
1} NOC*NSF Sportdeelname Index Amsterdam november 2022
2} NOC*NSF Sportdeelname Index Amsterdam november 2022
9
Wanneer we kijken naar de populaire sporten in Amsterdam zijn het met name Sportclaim woningbouwopgave
urban sport en voetbal bij de jeugdi3) en wandelen, fitness en hardlopen bij Om sportieve en maatschappelijke voorzieningen in de pas te kunnen laten
volwassenen. lopen met de woningbouwontwikkeling, hanteert Amsterdam de referentienorm
voor maatschappelijke voorzieningen, groen en spelen. Kort gesteld komt de
referentienorm erop neer dat bij een toenemend aantal woningen, er ook
nin Anelordam (STA jaar) onder al& Onos” meer ruimte voor o.a. buitensport gerealiseerd dient te worden. Komende jaren
@ worden in het plangebied Bijlmer & Gaasperdam ruim 14.000 nieuwe woningen
>, gerealiseerd. Op basis van de referentienorm en rekening houdend met de
) typologie van woningbouw (voornamelijk groenblauw) dient er bijna 100.000m2
D extra buitensportruimte gerealiseerd te worden. Dat staat gelijk aan ruim 12
(5D) voetbalvelden.
Vanwege de ligging van het Bijlmer Sportpark en de druk op de openbare
Do ruimte daaromheen wordt het sportpark niet verruimd. Er worden geen vierkante
meters sportieve buitenruimte toegevoegd aan het sportpark. Daarmee levert
de doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark geen bijdrage aan de sportclaim
volgend vit de woningbouwopgave. De sportieve winst van de doorontwikkeling
Populere sporten in Zuidoost: van het Bijlmer Sportpark bestaat uit:
eggen rehten op het show’ element testen gen o) Een intensiever gebruik van de beschikbare sportruimte
b) Een sportaanbod dat beter aansluit bij de actuele vraag
ee D
IJ ® ade
D®
3) NOC*NSF Sportdeelname Index Amsterdam april 2022
10
KADERS
De doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark past binnen alle relevante Uitgaande van een continuöm aan vrijetijdsvoorzieningen voor spelen, sporten
Amsterdamse beleidskaders en sluit aan bij de toekomstige ontwikkeling van het en recreëren, dienen we anders te kijken naar sportparken. Van oudsher zijn
Nelson Mandelpark en Amsterdam Zuidoost. sportterreinen vooral gericht op verhuur aan sportaanbieders. Dit blijft een
belangrijke functie, maar gezien de ontwikkelingen in de sportbeoefening en de
Sportvisie 2025 toenemende gebruiksdruk op het groen in en rond de stad, willen we de grotere
Het coalitieakkoord ambieert het intensiever en efficiënter gebruik van Amsterdamse sportparken verder ontwikkelen tot parken om in te sporten,
sportparken. Amsterdam wil vanuit haar sportvisie de groei van de stad bewegen, spelen en recreëren.
aangrijpen om bestaande accommodaties te optimaliseren. De doorontwikkeling
van het Bijlmer Sportpark past volledig binnen deze ambitie. De toegankelijkheid Honk- en softbalveld
en aantrekkelijkheid van het sportpark wordt verbeterd. Er komen meer Er is al een langere tijd de wens om een volwaardig honk- en softbalveld terug
mogelijkheden voor ongeorganiseerde en anders georganiseerde sport en te laten keren in Amsterdam Zuidoost. Om het verenigingssoft- en honkbal een
sportieve recreatie. Het sportpark krijgt een meer open karakter en wordt verder impuls te geven als ook het spelen ervan buiten de verenigingen om. De honk-
geïntegreerd met het stadspark. Er ontstaat een sport- en beweegvriendelijke en softbalsport past bij de culturele en sociaal demografische eigenschappen
openbare ruimte en kwalitatief hoogwaardige groene buitenruimte. Een van het stadsdeel. Om die reden heeft voormalig stadsdeelbestuurder Jakob
gezonde leefomgeving voor een actief leven. Wedemeijer een verzoek aan het college van B&W gedaan om honk- en
softbalveld in het Nelson Mandelapark te realiseren. Naar aanleiding van deze
Omgevingsvisie brief zijn vitgangspunten geformuleerd en de volgende kaders gehanteerd:
Naast de Sportvisie geven ook andere beleidskaders richting aan de toekomst - Er mag geen groen afgenomen worden van het stadspark;
van de Amsterdamse Sportparken. In de Omgevingsvisie 2050 is beschreven dat - Het honk- en softbalveld mag niet te dicht liggen bij de woningen:
we voor een enorme ruimtelijke opgave staan om voldoende en goed gespreid - Het honk- en softbalveld mag geen afbreuk doen aan het beschikbare
aanbod aan sportterreinen voor georganiseerde buitensport te realiseren. oppervlak voor het Kwaku festival;
Sport en bewegen is gezond en leuk, dus dat krijgt de ruimte in Amsterdam. - Het honk- en softbalveld moet ook juridisch mogelijk zijn en niet in strijd
Tegelijkertijd verdicht Amsterdam en willen we het landschap zoveel mogelijk zijn met bestemmingsplannen.
ontzien. De bouw van 150.000 nieuwe woningen leidt naar verwachting tot
de groei van Amsterdam met 250.000 Amsterdammers. Bij een gelijkblijvende In totaal zijn er twaalf locaties onderzocht. Elk met een hun eigen voor- en
sportparticipatie zullen ongeveer 150.000 mensen extra actief (wekelijks) gaan nadelen. Om te voldoen aan de kaders van de opdracht is besloten om de
sporten.
1
herontwikkeling van het sportpark direct te combineren met de inpassing van Om ook in ecologisch opzicht de gebruikswaarde van het sportpark te
een honk- en softbalveld. Het binnenterrein van de atletiekbaan vormt een verbeteren, wordt een ecologisch advies uitgevraagd om de biodiversiteit van
geschikte locatie die voldoet aan de vitgangspunten en past binnen de gestelde _ het sportpark te versterken. De ecologische maatregelen voor het sportpark en
kaders. het stadspark worden afgestemd om te komen tot een uniforme kwaliteit.
Groen sportpark Het Bijlmer Sportpark in het Nelson Mandelapark maakt deel uit van de
In de Groenvisie 2020-2050 is de ambitie uitgesproken om de toegankelijkheid Hoofdgroenstructuur. Hierin worden belangrijke groengebieden beschermt en
van bestaand groen te vergroten door meer delen openbaar te maken, hekken versterkt.
vaker open te zetten en meer recreatieve functies een plek te geven. Hiervoor er >
zijn vele mogelijkheden, bijvoorbeeld bij bedrijfsgroen, volkstuinparken én AS N B E LA
sportparken en zwembadterreinen. 5 \ nt dd
De druk op de openbare ruimte is in de hele stad groot. Dit geldt ook voor | % £ hb Ì
de druk op sport en groen. Des te meer inwoners in een bepaald gebied, des De pf
te meer gebruik er wordt gemaakt van sport en groen in de buurt. Groen is \ De =
belangrijk in de stad, voor mensen en voor dieren. Ook betekent een groen Si IN 5 |
sportpark een duurzaam en klimaat adaptief sportpark. Daarbij wordt er in de J D î 8
herontwikkeling goed gekeken naar hoe regenwater geen probleem hoeft te ZN
vormen voor het uitoefenen van sport of het recreëren op het sportpark, en \ ee! \
wordt er ook rekening gehouden met hittestress en voldoende schaduw. Zuidoost
Groenstructuurvisie Gemeente Amsterdam
Om ervoor te zorgen dat het groen in de stad van hoge kwaliteit is, zijn Dit systeem van aaneengesloten netwerken van groen zorgt voor diversiteit en
er verschillende agenda's en beleidsstukken vastgesteld waaronder de het beschermen van kwetsbare natuur. Groengebieden in deze structuur blijven
Agenda Groen, Amsterdam Klimaat Adaptief en Amsterdam Rainproof. De daarom ook altijd groen. In deze gebieden geldt dan ook het beleidskader
herontwikkeling van het Bijlmer Sportpark volgt deze agenda's en beleid zo dat Hoofdgroenstructuur. In dit vastgestelde kader wordt extra aandacht geschonken
in de nieuwe situatie het sportpark niet alleen zo duurzaam en klimaatbestendig aan het aaneenschakelen van groen. Dit geldt ook voor het Nelson Mandelapark
mogelijk is, maar ook dat het sportpark groen heeft van hoge kwaliteit met een en het Bijlmer Sportpark.
hoge gebruikswaarde.
12
PROCES
Ontwikkeling Nelson Mandelapark Het ontwerp voor de doorontwikkeling van het Bijlmer Sportpark is gebaseerd
Parallel aan de opgave voor het sportpark heeft het stadsdeel ook een opgave op co-creatie met de primair betrokkenen: huidige en potentiële gebruikers,
om het Nelson Mandelapark toekomstbestendig te maken, met een goede bewoners en verschillende maatschappelijk georiënteerde organisaties zijn
aansluiting op de woningbouw aan de oostflank van het park (700 woningen). geconsulteerd.
Deze opgaves zijn gecombineerd. Er is een gebruiksvisie opgesteld waarin
gezocht is naar een model sportpark dat past binnen de ambities van het Nelson Specifiek voor de ontwikkeling van de atletiekzijde van het sportpark is een
Mandelapark en bij woningbouw op de flanken. apart ontwerptraject doorlopen met AV Feniks, HSV Ban Topa en hun nationale
‚ bonden, Atletiekunie en KNBSB, In een groot aantal overleg- en ontwerprondes
' nd dn is geprobeerd te komen tot één model voor de atletiekzijde van het nieuwe
Ee a 7 hè e ze Bijlmer Sportpark. Dat is niet gelukt. Op enkele essentiële onderdelen komen
zn 4 g g 5 de uitgangspunten van AV Feniks en de gemeente Amsterdam niet volledig
peten 3 kdenk overeen: 1) het open karakter van het sportpark en 2) de ruimte en mogelijkheid
Mit zj es Ae ee E sed ies voor anders en ongeorganiseerde sport vs. de wedstrijdgeschiktheid van
Ws hd À de atletiekaccommodatie. Dit heeft geleid tot twee modellen: het Atletiek
ka Parkmodel en het Verenigingsmodel, die in deze rapportage beiden nader
worden toegelicht. In beide modellen is een honk- en softbalveld ingepast in de
id EE: EE We STAD m5 atletiekaccommodatie.
nnn een Eed pdf Het schetsontwerp is ook afgestemd met verschillende interne stakeholders
een ie zoals: stadsdeelbestuurders, bouwteam Sport en Bos, beheer Sportparken Oost/
Ee SE ge Zuidoost, gebiedsteam Stadsdeel Zuidoost, gebiedspool Stadsdeel Zuidoost
; Ë (sportstimulering), Technisch Adviescommissie m.b.t. de hoofdgroenstructuur
ea | an ï Re (TAC), projectteam Gebruiksvisie Nelson Mandelapark en projectteam Wonen
uien id In ; 5 EES Nelson Mandelapark.
Nelson Mandelapark
13
HOOFDSTUK
SPORTEN IN HET
NIELSON MANDELAPARK
HeT NELSON MANDELAPARK
Rondom het Nelson Mandelapark vindt een gebiedsontwikkeling plaats. Nelson Mandelapark, het Bijlmer Sportpark en de woningbouw aan de flanken
Komende jaren worden er flink wat woningen gebouwd aan de oostflank van van het Nelson Mandelapark hebben gezamenlijk bekeken hoe sportpark en
het park, in de Amsterdamse Poort en rondom Bijlmer Sportcentrum aan de recreatief park beter vervlochten kunnen worden met elkaar. Uitgangspunt
noordzijde van het park. Het park krijgt een flinke vograde waarbij het park een is om de huidige harde scheidingslijnen tussen sport en recreatie zachter te
stevige groen impuls krijgt zodat het een modern stadspark wordt dat beter maken zodat sportruimte ook recreatieve ruimte wordt en anders om. Met het
aansluit bij het recreatieve gebruik vanuit de omliggende woonbuurten. toevoegen van nieuwe informele sportieve functies op het sportpark en creatief
te kijken naar de toegankelijkheid van sportaccommodaties ontstaat ruimte
Bij het opstellen van een gebruiksvisie voor het Nelson Mandelapark is ook om een totaal park te maken waarin sporten, bewegen recreëren op een
gekeken naar het Bijlmer Sportpark, dat in het park ligt. De ontwerpteams van het __ natuurlijke manier geïntegreerd wordt in de Engelse landschapsstijl van het Nelson
Mandelapark.
Ee | FER se hm Er, U EN EET HeT MN:
Ven ern _—_ Î “t _ _ Kete RR # EE en an en
Ea dl Ke | \ em) EL Id mn N hi pn E N= ij BN Taen , ’
ET Femer OS en En en N=
zij} ME hae LN a
- f Tr HK HT es al har eh 5 … ae dl 8 err en 5 E ker + é nn |
5 LH in Dn R of we tes * Ee
EN tor Gt JON Wz
‚ menger hd k En en PE « 4 |
Ei Hi \ Sn be a | Pe A Jk
9) NEE U ij Bla
; | en ee 7 5 ° / B Ee
Jel; si ed LK If nn 8 á 4 À / Ln da. b B a |
el} ne: n 5 4 ANH GEEA IE
el k Á er Zen te. Er |
d ed d N er % 6 % Ji &
° ; E rh rr á a) Am ME / L |
ke 3 b' 4 ELL NE AE TES A /
dek GE DE en 1E
k … \ f ä Me, 5 = ht, == _ f Ó f E
n B | | „CS B 97 5 EE Sr Add
as B “ rde en va? En S End df JN \ dg |
| UE ef IM —e _…n e
Pei i se an eet xe e # E / a hk ae 85 me : RS.
' 9 Rh *. a N Wee Den @- NE 8 OO
AN a ESE dn en HPV an ad! |
Kee t | € Po . e
ed ‚… ef N f h fel de es Ô b: * f
mm KC Sel :
Lene | oe 4 en nn a MP eP ME
[ ER 5 es 4 pr Bd Ë
Plankaart uit de Gebruikersvisie Nelson Mandelapark 15
Enquête
Om een goede indicatie te krijgen van de wensen van omwonden van het
Nelson Mandelapark (o.a. ArenaPoort, Vogelfjeswei, H-buurt, Gooische Kant) RK ze
heeft de gemeente een online enquête uitgezet. In deze enquête werden Enquête toekomst Bijlmer sportpark
omwonenden bevraagd naar hoe zij bijvoorbeeld het park gebruiken, de
faciliteiten, welke sport de bewoners graag zien in het park en over de veiligheid.
Uiteindelijk heeft deze enquête online een bereik gehad van circa 50.000 lS 42,2% :
mensen. Circa 250 mensen hebben de enquête ingevuld. Hieruit kwamen de RE
volgende resultaten: 30% | mar
- Respondenten gebruiken het park vooral om te wandelen (70,9%) en
daarnaast om te sporten (59,2%)
- Respondenten zouden meer gebruik maken van het sportpark als er
betere faciliteiten zijn zoals waterpunten, bankjes, horeca (55.6%) en er _ PN
meer activiteiten worden georganiseerd (42,2%) han
- Respondenten willen vooral Buitenfitness doen op het Bijlmer Sportpark
(50,8%)
- Naast de bestaande sporten die al beoefend kunnen worden op het
sportpark, zijn er veel suggesties gedaan voor andere sporten zoals
(eadel)tennis, rolschaatsen, pierenbadje, survivalbaan, calisthenics, (kick)
boksen en honk/softbal. C
- Naast sport zouden bewoners graag meer buurtactiviteiten willen zien op zij U
het sportpark (63,5%) of workshops (57,9%) hy
- Veel mensen voelen zich veilig in het park maar betere verlichting en & 57,9%
meer toezicht kan het nog veiliger maken. Daarnaast wordt er veel
aandacht gevraagd voor het schoonhouden van het park.
Uit deze antwoorden komt naar voren dat omwonenden veilig sporten en
bewegen belangrijk vinden en dat voor bewoners sporten, bewegen en groen
altijd in combinatie gaan.
16
BIJLMER SPORTPARK wle WE FIE rt emd
Het Bijlmer Sportpark ligt midden in het Nelson Mandelapark en bestaat uit twee En Lr Ee hi pe Mheen
delen. Aan de ene kant van de Kaspeldreef ligt het deel met de voetbalvelden. en en
Meerdere sportverenigingen zijn hier actief op drie voetbalvelden. Momenteel Eerden en ar lg genta zake zi
liggen de velden aaneengesloten en afgesloten in het park. In het ontwerp ee na ee a
voor het Nelson Mandelapark zijn de velden uit elkaar getrokken en loopt rt a le … er me: ofte SS
een wandelpad tussen de velden door. Hiermee ontstaat er een duidelijkere u Js 0 B MEE HE
verbinding tussen sport en park. Dit is te zien op de plankaart vit de gebruikersvisie Eed ke ik 7 Pt B pd pee td
Nelson Mandelapark op de vorige bladzijde. Aan de onderzijde van de is a vis 5, ik EEn e Ie jd , V 4
voetbalvelden is nog ruimte over die momenteel onvoldoende wordt benut. oe zr Pz 3 EE, ate ches an n
Vanuit het schetsontwerp Bijlmer Sportpark is de ambitie om deze zone als een kc 8 E EL £ i ALE B P, Ai }
toegankelijke overgangszone te programmeren. Een Parksportzone waarin WD ed PAL 2 ET) Pd PL,
sport, groen en recreatie vloeiend in elkaar overloopt. Rekening houdend met War are NE : Se TE, ' alt 4
de psychomotorische ontwikkeling van kinderen en jongeren en de input van in nnn Ps 7 5 5 PI EN p) r mes en Hr
de inwoners zelf wordt deze zone dusdanig ingericht dat jong en oud hier een heal” 4 ig 5 NA d Des | pe ng be 3 Dd
vitdagende beweegvriendelijke omgeving ervaart. E he ee NS id AP Á 4 af | /
Ke E Nd PS El |
Aan de andere kant van de Kaspeldreef ligt een atletiekaccommodatie. AV a ER En = zijd \ | 4
Feniks is de hoofdgebruiker. Het is een volledig ingerichte atletiekaccommodatie nn oe En ) B. y
voor alle atletiekdisciplines. Het blauwe tartan geeft de baan een unieke et in ‚ie |
uitstraling. Net als bij de voetbal wordt de baan afgeschermd van de openbare = L p
ruimte door een groot wit hek. = A ii il
Middels een brief aan het college van toenmalig portefeuillehouder Jakob P 4 p e AE IJ
Wedemeijer is vanuit het stadsdeel het verzoek ingediend om in het Nelson Zd 15 id
Mandelapark een honk- en softbalveld te realiseren. Het ontwerp is gericht op be / if ï Hi
de inpassing van een honk- en softbalveld op een manier die recht doet aan het en en í’ IE ij
ruimtegebruik van alle voorzieningen in het Nelson Mandelapark. nn à Í [E | 7 ij
17 lvehtfoto: Nelson Mandelapark
FEN MOTORISCH UITDAGENDE LEEFOMGEVING
Een motorisch uitdagende leefomgeving basisvaardigheden LTAD Verschillende stadia
Een belangrijk doel van het Bijlmer Sportpark is om op een speelse en vitdagende
manier de motorische ontwikkeling van kinderen en jongeren te stimuleren Y 1. Balanceren LTAD - Family:
waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de input van de inwoners zelf. = 1. Actieve start = speelfase = FUN
Hiervoor wordt het Long Term Athlete Development programma (LTAD) gebruikt Y 2. Coördinatie 2. Coördinatie fase = vitdaging
als model en enquêteresultaten als input. Het LIAD-model is gericht op het ”
bevorderen van de motorische ontwikkeling en sportdeelname van kinderen en Y à. Rennen LTAD - Urban:
jongeren en het verbeteren van sportieve prestaties. N 3. Puberteit fase = uitersten ontdekken
8 .
Een sportief leven begint met een goede actieve start in de eerste levensjaren. Y 4. Springen Urban Athletics:
Hierbij ligt het accent op plezier en het spelenderwijs aanleren van basis 4. Wedstrijd fase = competitie
motorische vaardigheden zoals lopen op verschillende ondergronden en X 5. Zwemmen 5. Prestatie fase = excelleren
balanceren voor de allerjongsten, naar rennen, gooien, hoppen, springen en
werpen. Dit wordt mogelijk gemaakt in het eerste deel van de Parksportzone Y 6. Glijden LTAD - Family:
(langs de voetbalvelden). Daar is ruimte voor onder andere een kabouter 6. Actief voor het leven
pad en balanceer- en klim onderdelen. Bij kinderen in de leeftijd van circa Y 7. Gooien
6 tot 9 jaar verschuift de aandacht naar het fundament voor motorische
vaardigheden en lichaamscontrole: glijden, duikelen, (samen) schommelen .
en slingeren. Door middel van natuurlijk spelen wordt hiertoe de mogelijkheid Y 8. Vangen
geboden in het vervolg van de Parksportzone. Het resterende deel van deze
zone richt zich op kinderen in de leeftijd van 9-12 jaar, waarbij de aandacht Y 9, Dribbelen
verschuift naar de ontwikkeling van sportieve vaardigheden en samenspel. Hier
is een multicourt voorzien die geschikt is voor een groot aantal spelvormen. Het Y 10. Slaan
resultaat is dat kinderen op jongere leeftijd zich breed motorisch ontwikkelen.
Deze ontwikkeling biedt het fundament voor een leven lang sportief en actief Y 11 Ritme
leven. De Parksportzone biedt ook ruimte voor ontmoeting. Met parkbanken,
18
WS | EEN dl
RE Sat al m- | EN hef en 5 Î
mk min 4 EE O3 | a
Parksportzone - voetbalzijde Parksportzone - atletiekzijde
watertappunten en picknicktafels wordt de mogelijkheid geboden voor ouders Op het middenterrein van de atletiek accommodatie wordt een honk- en
om hun kinderen te vergezellen. Hiermee wordt ook aangesloten bij de wensen softbalveld ingepast, een prominente wens van de inwoners uit Zuidoost. Het
van de inwoners. Aanvullend worden er openbare schaaktafels geplaatst om honk- en softbalveld biedt alle mogelijkheden voor het trainen van vaardigheden
elkaar op rustieke wijze te ontmoeten in de context van sport. zoals slaan, werpen, vangen, sprinten en samenspel. Het sportpark in zijn totaliteit
biedt optimale mogelijkheid voor sport aan jongeren en volwassenen om een
Het tweede deel van de Parksportzone, aan de zijde van de atletiekbaan, biedt leven lang actief te zijn.
ruimte aan kinderen en jongeren van 12 jaar en ouder. Hier ligt de nadruk op
het trainen van fysieke vaardigheden, kracht, vithoudingsvermogen, maar ook
sociale vaardigheden en samenspel. Er is ruimte voor calisthenics, krachtsport, 3x3
basketbal en dans. Buitenfitness, calisthenics en survival sporten staan ook hoog
op het ‘verlanglijstje’ van inwoners. Er komt meer synergie en wisselwerking met
de atletiekaccommodatie met onder meer een runninghill, powerstairs en een
gravel beeball veld. Deze wisselwerking is in het Atletiek Parkmodel groter dan in
het Verenigingsmodel. De verschillen tussen de twee modellen wordt in hoofdstuk
3 verder beschreven.
19
8 —_
en
vis al ME k
Zig HRE
er bleke
NT EE pp
a BAE VR
le pn dd Ef ke hek ES, ed Ë Sd bt ni
EN ee bee er Rt Tkn ter MGS * 4
ee EE Sn A
ORE RAE Er BE BE
EN EE ne a:
AE Re od a Were
Ke hl En, ge lei ed AE me be ee Bs KE s 5 ee A
CE Er kt Eee, PEEP ren E Td ET rd EE ed Ee zt
ee ren zen Ade TD AG je le en Di LA sil MT Ee
Rt RD wt EN en ES EEN eet
RN pt RT Ee enn EN ín A ee ee
Leert ER ke Ge Gs het dn Ed RP Ee Ak hodlijnel _i ? Te Ge ee sad ri RAN me ne js
PN per od ei ONLN n e ee i
ET mig DN re: oe AAE ee Ne L ACR ed en Ci ike St
ere ne et Lt TE itt À De ee, RN ne ee T
a Rs ER AEN RE a ee Ee Wd
bhi. " « A Ef Tee Ee Ee ml Ser B BE dl a 8 LS is, Ge Ps
r Dad Ln, SE Ee ME Me il. en EE SE 4 É Ee Ce aein
De ) 8 OE ed EE EE ee Ee EE rn nme RE ‚ E
ve NN an A A IR ER Ne EN PDE in
1 De ed 7 en eN ELEN Te TEN Er B ee
ei b Wen ; les ne ee EEN, hk hd k 1 Lie Mt le DE. 5 f Je ' Kk:
het nt A A Ee en Er 5 7 , zi Ee the Eed OE
Re End a EN ed 8 Pen On rn en TNS LAS AE
Ladd fi ARTE SM Epl ae” it EE TN ene
El AS ES Serv ct this en Er NPA dn Ae IES he ” en ki pn sk | UE MSIE (an en ete ee Pei. ef ECHOES niiet)
Be id A À ei EO
ein LE f al wd LE ik KEN Ne o EE en Koko Ae en j ze died
Í ER an À ment elen Bis ei ie et en ERE pop nn EE pk en
TK PE Ee Pe . F Eeen Ee Ee ee) sl Ean EEN Í in! \ EIT en Re ME eel
- Én Ae Ne en te eN | mi ze zel ME dà Wm | ein ee Ee
EER MM" e Cr tet B Kem ee ER jn
[== E Û zi iS Ei An en ZE PEN ef Re EEE EO
ek ne: ch Be Ket 8 eht NN VE 3 LE
- Mis red > - de À eN |In eeen Ie
EE no De EE EE ENE nn WREE ES RE en het RE -
PA EEn te te TE mt 5 re Eget Ee Pa e pel er | rise oe A Ken En fi O It
enn Be TE Me A A
hee Ev tre l va 5 Gn Dt Ee Ed = End eN jn A Ed 75, rn Ht Min 4 ne À Rn k Zl |
Es 5 hi en ON Er ens Sr Ml 1 E Ln Kk
eN Pis Ee _ Fn : Ea er E Ee BE ee nn EE ne Eee î
en : ë ee an ee ee Rn EE N
EE f 8 een
ee en Ee dE nn Ee ie! > ale af
3 Ee DA 5 rn en En
EE zr ge Her ee . ide nn he À mt lie
EER Een RDA Ne Ee ns en eel : ee : pel =
en Ee en  Hit Eeen EE e tn En n . ZS
= = En nn rr af En Ee Ten ne ie hei En £ e RTE enn ve mr
impressie Parksportzone - voetbakzijde 20
ATLETIEK IN AMSTERDAM _APESDAN a EED
\ iÛ is 4 Ô bs Arvoit eed ET k
meg AAE NS SEN IL \ NN ) SS ke
Amsterdam telt zeven atletiekverenigingen en evenzoveel atletiekbanen. Veruit lt ent VES Ee IEN EA / See
S IEN zi / 7 À ie
de grootste atletiekvereniging is Phanos. Samen met de studentenvereniging RE et de Bi: Ee 5 ie EES \ bi
LN Rh ik deld
Aquila maken zij gebruik van de atletiekbaan in het Olympisch Stadion. De ©, En & PES Re Re zn Ll 4
EV ler EEN Pas DT rf
andere atletiekverenigingen zijn gehuisvest op sportparken waar ook andere Ne gert Tk Te Sl 5 S b, Be Nd EN, SEN en ES
ee Heyd en, ANDA à Re waant mens dln ne \ Eee JE
sporten zijn gehuisvest, zoals op sportpark Middenmeer, Elzenhagen, Ookmeer, jee dS ie Ee EN A A = Pd
er le Nene En oe B U
Bijlmer Sportpark en sportpark Schinkel. EN N74 | be NE SNN Er \ dese l
er Oe S5 b
GENERE LT Ne OK Ld
Van de zeven atletiekbanen in Amsterdam zijn vijf banen volledig ingericht EJ AN iN
tal inw tad: 1 en en ra ra ra ra ee tal inw: ia: 2 AAL
als atletiekaccommodatie. Naast de loop-onderdelen zijn hier ook spring- en gene nen ooo PRRRRRRPR Sne fooooo BR PRRR
werpfaciliteiten. Op sportpark Schinkel en sportpark De Weeren(4) ligt binnen de
DEN HAAG UTRECHT
rondbaan een voetbalveld. De springonderdelen zijn nog wel ingepast maar de TE GIA DI 7; 7
werponderdelen zijn niet of beperkt gefaciliteerd. Bij deze twee banen ligt de ES, 8) Ne RE te, ZA
so vermsoen en 3 EE RE NE ha 8 en 6 N eq ay Zl
nadruk op de looponderdelen van atletiek, ST PN ZN, 6 \D DE 8 1/5
ee REN BN 0 EN Oe At Kl
De atletieksport in Amsterdam is goed gefaciliteerd. Waar de andere grote DENNEN a WENN enn Ge ii
Be AE EN Een
steden in Nederland beschikken over maximaal drie atletiekbanen, heeft en ê Oe Te a © an nee oJ
En EM KE AMES ANNAE fed
Amsterdam er zeven. Elke Amsterdammer heeft binnen een straal vier kilometer bn ee 52 Hi @ ij # Gt
EE EE en / nt nn CA
een atletiekbaan tot de beschikking. Behalve bij het Olympisch Stadion heeft es Se e Jon ei / SRA
ip Nep en Kk jk Be Nn mn de dl nt mi WES Ae EE, AA —
elke baan nog voldoende trainingsruimte. Er zijn geen wachtlijsten voor een 5 A EE BN A AS U, S Se 4e
Ee RE, NEE kN
lidmaatschap van een atletiekvereniging. ( Le, a N45
aantal inwoners So HeRR aantal inwoners oor Hihi
4) Dit zijn nummer 7 en 8 op de kaart op de volgende bladzijde
21
AV Feniks Ne X Kom | oe lens
bi Zander: Nm Landsmeer Í Pel
De meeste atleten kiezen voor een atletiekbaan dichtbij huis. Sommigen kiezen ed AEN Nen: jj et e
heel bewust voor een iconische frainingslocatie of een specifieke vereniging. í Pe SC Ki Û
Op de kaart hiernaast is met rode cirkels indicatief per atletiekvereniging het Ween? was IN \ bh mes NS 5/ Hosloor
. . . . Î NS % An 7 nt Ta, Zundeider
verzorgingsgebied aangegeven. AV Feniks beslaat een groot en dicht bevolkt westpoon NG Sp SRE HE
verzorgingsgebied, maar is in vergelijking tot de andere atletiekverenigingen TEN Jee ot n, NN (9) EE he
desondanks een kleine vereniging. Binnen de vereniging is iets meer dan 2/3 van te Sirs en DA E Bk a
ur ee | en Ef j7 Panna at ige
de leden woonachtig in Zuidoost. Er We Rate md Ch ie EN. )
PT PE / JEN Een / EN ooren
. : Í © HE sa ZAHN Lj Dd Fi An a he IJmeer
Sport in Zuidoost ä > EREN Dee a. Nl *
: ES er A EE re en RE a VN ef a Ë
… . . . Ee Í Tk EEN et
Amsterdams onderzoek wijst uit dat de sportdeelname in Zuidoost het laagst NE \ Kok Et Re Es ek el n
is van alle stadsdelen. Ook het aandeel inwoners in Zuidoost dat lid is van een EM dee 7 EE CN.
sportvereniging ligt met ongeveer | op de 10 ruim onder het Amsterdamse A H ef zel Esat EON Ge), SS
gemiddelde. Meer dan in andere stadsdelen sporten inwoners van Zuidoost 4 es a Te NS SD X
. . . E ne 5 se SS dS ä 4 Ie N gnd Gi, 5 4 he
in hun eigen woonbuurt (54%). Dan gaat het met name om sporten op eigen AOT STEEN | 6 EN Ee, DS al
gelengheid, het informele sporten. DD ne 7 Ende EN $ Ne Nd SN
Fuchthaven bo tm faasse | akk en { à DN Bee Ie \ Ee A ä Î
ee: . N . oer _. . d ij Eng en Û 5 8 ê gt Ze Mike
De praktijk in Zuidoost wijst vit dat het traditionele verenigingsaanbod minder scnighal 48 2 | 1 doet NOA \@ knee Ee
ek Sa farde 7 \ Ee A A LD
aansluit bij de behoefte van de inwoners. Het is te weinig flexibel en heeft te 7 N PT Ar 43 Et SN ol Se
Í ef LEN AS NE da S
veel voorwaarden. Tegelijkertijd komen verschillende bewezen indicatoren Ea B Bfr na ee | S
voor een geringere sportdeelname terug in Amsterdam Zuidoost: lagere Vereniging Locatie a, „…tèden aantal
sociaaleconomische status (armoede), lager opgeleid en een groot deel 1. Phanos Olympisch Stadion 1119
inwoners met migratieachtergrond. Dit vergroot het belang van vrij toegankelijke 2. AS.A.V. Aquila Olympisch Stadion 44
(gratis) informele sport in de eigen buurt. 3. AV 1923 Sportpark Middenmeer 650
4, AV Afos Sportpark Elzenhagen 475
aantal leden Feniks
(+/- 250 leden) 5. AAC Sportpark Ookmeer 343
6. AV Feniks Bijlmer Sportpark 254
aantal leden Feniks . . .
J___uit Zuidoost (+/- 175 leden) 7. Rainbow Athletics Amsterdam Sportpark Schinkel 5]
22
Informele sport Druk op ruimte
Het informele sporten in de buitenruimte neemt in populariteit toe. Ruim een Met de inpassing van woningbouw in de flanken van het Nelson Mandelapark
kwart van de regelmatige sporters in Amsterdam doet aan urban sporten, met komt de recreatieve ruimte van het park en Zuidoost in het algemeen, steeds
name streetball, basketbal en skateboarden. Dit is met name populair onder meer onder druk te staan. Deze ruimteclaim gaat dubbel op: voor het bouwen
kinderen (6-12 jaar) en jongeren (13-17 jaar). Het vereist geen dure uitrusting of van woningen is ruimte nodig, maar als er meer mensen in een gebied komen
lidmaatschap, en kan worden beoefend op vrij toegankelijke plekken. Daarnaast _ te wonen is er tegelijkertijd ook meer ruimte nodig voor sport en recreatie.
bieden ze vaak veel vrijneid en ruimte voor creativiteit, wat aantrekkelijk is voor Een prettige groene omgeving waarin mensen kunnen ontspannen, spelen,
jongeren. In Zuidoost wordt ongebonden sport steeds belangrijker. Verschillende bewegen en sporten is zeer belangrijk voor de algehele gezondheid van mensen
initiatieven zoals 3x3 Unites en het Urban Sports Performance Centre zien de en het creëren van een prettige leefomgeving. Daarnaast biedt het groen de
populariteit toenemen. Om ervoor te zorgen dat deze manier van bewegen en mogelijkheid voor maatschappelijke organisaties zich in te zetten voor educatie
sporten in een groene, veilige omgeving kan worden beoefend, worden er meer in en met groen.
faciliteiten voor ongebonden sport toegevoegd.
aantal inwoners Zuidoost ij 1 ' 1
cd 4 EE > EE
ee rt ja te EE ne g | ik E
EK EE TTN
eN Hi IN | | |
et ri oe EEKDENEE BEEPEEN IED
EER Ke vj EN I di
, EE
Rb ran | IN dt il
4 5 RD xI pe
aantal inwoners Zuidoost die 7 ; Der Ae
lid is van een sportvereniging Ë í à EREN he Am ee
aantal inwoners reoot Jer é sd ie ED , sE É
die lid is van AV Feniks Ô / veer 5,
Basketbalveld Nelson Mandelapark
23
Veiligheid en beheer sportpark Duurzaam sportpark
In de gehele ontwikkeling van het Bijlmer Sportpark verdient ook de sociale In de herontwikkeling van het sportpark worden ook duurzaamheidsmaatregelen
veiligheid en het borgen daarvan aandacht. Inwoners die bewegen of sporten getroffen. Er wordt een ecologisch advies opgesteld en uitgevoerd zodat de
moeten dit kunnen doen in een veilige omgeving. Om die reden wordt tezamen biodiversiteit en natvurinclusiviteit op het sportpark wordt versterkt. Zo worden de
met de herinrichting van het Nelson Mandelapark veel aandacht besteed aan gebouwen en hekken zo veel mogelijk beplant met klimplanten. Er is geen acute
de sociale veiligheid op het sportpark en in het stadspark. Hiervoor zijn goede problematiek met betrekking tot wateroverlast of hittestress op dit sportpark
en vrije zichtlijnen belangrijk, het goed positioneren van verlichting en het maar er ligt een warmtenet bij het sportpark, dus er wordt onderzocht of dit kan
voorkomen van donkere onbestemde hoeken van belang. Zodat een sporter of worden uitgebreid. Ook is de gemeente Amsterdam bezig met de aanbesteding
gebruiker van het park zich nooit afgezonderd voelt van zijn of haar omgeving. van kunstgrasvelden en worden ook op het Bijlmer Sportpark op termijn duurzame
velden aangelegd. Met de vaste gebruikers wordt nog gesproken over de
Een vitgangspunt bij de ontwikkeling van het Bijlmer Sportpark is het voorkomen behoefte aan een voedselbos, die beheerd wordt door de clubs en/of buurt.
van overlast, intimidatie en vervuiling. Om die reden blijft het sportpark te allen
tijde afsluitbaar voor bijvoorbeeld de nachten en is Sport & Bos voornemens
om de functie van sportparkmanager (zoals ook in andere sportparken in
Amsterdam) toe te voegen aan het beheermodel. Deze manager moet de brug kr
zijn tussen verenigingen, gebruikers, de buurt en het sportpark. De gemeente en A
Sport & Bos zien dat de ontwikkeling ook een verandering van gebruikssfeer met ai vi
zich meebrengt en zal de verenigingen van het Bijlmer Sportpark ondersteunen in 4 Gr ke ot a
hun nieuwe rol en inzetten op activatie van het nieuwe sportpark. en Ea hl 2 ee b
Beheer en Exploiatatie NE: gege A0 ac ee Nt, 5
Doordat het sportpak een meer openbaar karakter krijgt, stijgen de RE pe] er
beheerskosten. Deze beheerskosten worden als een noodzakelijk gevolg gezien ee ERE | ®
van de ambitie van de gemeente in beide modellen. De kwaliteit die een EN
sportpark met een openbaar karakter heeft voor de bewoners, gebruikers en En De zE
maatschappelijke en commerciële organisaties is groter dan de kosten voor | Ee
beheer, en zijn derhalve ook niet monetair met elkaar te vergelijken. Oe 8 B
Nelson Mandelapark NS
24
HooFDSTUK 3
MODELLEN
Inleiding
Specifiek voor de ontwikkeling van de atletiekzijde van het sportpark is een apart ontwerptraject doorlopen met AV Feniks, HSV Ban Topa en hun nationale bonden,
Atletiekunie en KNBSB, In een groot aantal overleg- en ontwerprondes is geprobeerd te komen tot één model voor de atletiekzijde van het nieuwe Bijlmer Sportpark.
Dat is niet gelukt. Op enkele essentiële onderdelen komen de vitgangspunten van AV Feniks en de gemeente Amsterdam niet volledig overeen:
1) het open karakter van het sportpark en
2) de ruimte en mogelijkheid voor anders en ongeorganiseerde sport vs. de wedstrijdgeschiktheid van de atletiekaccommodatie.
Dit heeft geleid tot twee modellen: het Atletiek Parkmodel en het Verenigingsmodel, die in dit hoofdstuk beiden nader worden toegelicht.
65 d Ó Tl el N
JS J CA en N Den / / 0 HO Ni Dj
# ze nn 0, nd ee 4
4, /j já pe ee / d 8
VMOS: | DD NEC Jit NS
DSA pgo en Ces NN \ WL ff! AA un een NA de
HAA D AN NN / ij IL Keeball ï A0 | HEN PA en En
kj en Z / Ned | em ID me
| Tren A a | EE 7
Z al Te ef Kan Wie sibnl { dif
In Je Om meel a sn / Dr
) ee ( L \ Ehss SN Nn nn L
DO ZZZ. ZD \ - Do ZZZ. ZD \ IN |
Model 1: Atletiek Parkmodel Model 2: Verenigingsmodel
26
Mover |: ATLETIEK PARKMODEL
Atletiek Parkmodel Aanvullend Parkmodel
De atletiekbaan wordt doorontwikkeld tot een voor Nederland unieke atletiek In aanvulling op het reguliere atletiekaanbod voorziet het Atletiek Parkmodel
accommodatie om een brede(re) doelgroep aan te spreken. In aanvulling in een runninghill met twee verschillende soorten ondergronden, powerstairs
op de reguliere atletiekonderdelen kunnen ook alle atletische vaardigheden met variabele traptreden, een sutu wall waar op innovatieve wijze digitaal
zoals balanceren, coördinatie, rennen, agility en sprongkracht optimaal verschillende werpvormen kunnen worden getraind, een powerwall waar met
getraind worden. Naar analogie van het LIAD-model vormt dit een faciliteit ballen en touwen kracht en krachtuithoudingsvermogen getraind kan worden. Er
om alle motorische vaardigheden aan te leren, te trainen voor deelname aan is een ‘agility field’, een veld met slalom paaltjes, waar reactievermogen, sprint
wedstrijden (train to compete) en verder te verfijnen voor sportieve topprestaties en slalom vaardigheden getraind kunnen worden. Geïntegreerd in de LIAD-zone
(training for excellence). Hiermee wordt aansluiting gevonden bij het Young is bovendien een balanceerstructuur oogenomen. Met deze toevoegingen
Athletics model van de Atletiekunie dat eveneens haar vertrekpunt heeft in het krijgt de traditionele atletiek een nieuw karakter waarbij de focus ligt op het
LIAD. Dit gebeurt in een setting met een open karakter: de atletieksport treedt aanspreken van jeugd en jongeren. Dit is in lijn met de initiatieven die de
naar buiten en maakt verbinding met de wijk. Door een uitgekiende inrichting en atletiekunie zelf ontwikkeld.
gebruikmakend van verschillende ondergronden en hoogteverschillen ontstaat
een motorisch uitdagend atletisch landschap. Aanvullend softbal, honkbal, beebalf: slaan, werpen en vangen
Er is een volwaardig honk- en softbalveld met een diameter van 70
Reguliere atletiek meter ingepast in het binnenterrein van de atletiekbaan. Op dit veld
Het Atletiek Parkmodel biedt nagenoeg alle atletiek disciplines — zoals alle kunnen softbalwedstrijden worden gespeeld (door alle leeftijden) als ook
looponderdelen, hoog- en verspringen en kogelstoten — voor zowel training als honkbalwedstrijden door jeugd tot 15 jaar. Uiteraard kan er ook op getraind
wedstrijd. Wedstrijdatleten dienen voor de specifieke onderdelen kogelslingeren, worden. In de kom van de atletiekbaan op het LIAD-gedeelte wordt een beeball
meerkamp, discus- en speerwerpen uit te wijken naar een andere Amsterdamse veld gerealiseerd. Dit is een spel voor kinderen van 5 tot 10 jaar om snel vertrouwd
atletiekaccommodatie. Zo is er een kogelslinger en discusfaciliteit voor alle te worden met het slaan, gooien en vangen en zo de technische vaardigheden
Amsterdamse atleten op sportpark Ookmeer. Op die onderdelen neemt de van honk- en softbal eigen te maken. Slaan, gooien en vangen vormen
capaciteit voor het organiseren van wedstrijden af. bovendien essentiële ,
vaardigheden voor een goede Á
motorische ontwikkeling vanuit Ce) pe ) a
de LIAD filosofie. as) Gore
27
Wisselwerking met Parksportzone
Vanuit een open setting biedt de direct aangrenzende Parksportzone ;
een calisthenicspark of stormbaan en krachtsportmogelijkheden die qua , )
functionele programmering aansluiten op de Atletiek parkmodel gedachte. EE. k Î | ‚ Pes, ‚ik D
Het calisthenics park biedt een ruime variatie aan mogelijkheden om met je | \ Tig — ä À
eigen lichaamsgewicht kracht en fysieke skills te trainen als ook te stretchen. Een | Á É Rd ie lk e
stormbaan vormt een bootcamp achtige parcours van natuurlijke materialen dat Ge ar” Ì EN “
een beroep doet op een groot aantal motorische vaardigheden (balanceren, a Ee A Ë ag pe DEN en, }
klimmen, klauteren, slingeren et cetera). Er is een zone voor krachttraining waarbij A ge EQ - s
een gerichte keuze wordt gemaakt voor toestellen voor basis krachtoefeningen 7 A ge Ze S B 5 nn hs gm ih
zoals deadlift, shoulderpress, bankdrukken en squat. Allemaal apparatuur AS \ \\ il 8
waarop met variabele gewichten kan worden getraind door de beginnende en / SN hi OP WA
gevorderde atleet. Buitenfitness komt ook als voornaamste wens uit de enquête | N ®” \k Vn 8 SN En PD Ki f | Ae LR É
onder inwoners. In de Parksportzone is tevens een 3x3 basketbalveld en een BIN 7 0 EA 1 á
skatebaan opgenomen. Deze zijn voor openbaar gebruik. De Parksportzone | EM 4 RS 4 ) k | /
biedt in samenhang met de atletiekbaan en het honk- en softbalveld een kk | Se ® D. f dn Bn Ve ) Sel |
unieke mogelijkheid om de modernste atletiekaccommodatie van Nederland te | = SS mr ee S 4 a | Û
huisvesten in het stadsdeel dat de nadruk legt op de brede ontwikkeling in plaats 5 | Je / Î
van de conventionele atletiekonderdelen. | | il auooo B Ik | Á
Open en veilige setting dn af hf ies ke mf 5
Het Atletiek Parkmodel heeft een openbaar karakter. De voetpaden uit het df _ 3 ‘8 Ö
park lopen door over het sportpark. De accommodatie is vrij toegankelijk en ie Ì \ { Ì
staat open voor gebruik door inwoners uit de buurt en het onderwijs. Wanneer k 5 3 7 ”/
de atletiek- of honk- en softbal vereniging actief is, kunnen delen van de — NN \ an
accommodatie worden afgesloten. Hiermee wordt een veilige situatie gecreëerd mn q LN | SN Rel ® 3 , Á
voor alle gebruikers: altijd open en alleen gesloten wanneer het moet. Met Ee BED) BN NS — © be es E
ballenvangers, verlichting en natuurlijke afscheidingen wordt een veilige End e P yy /
sportomgeving voor alle gebruikers gerealiseerd. Ongewenste toetreding met | Nh bd
fietsen of scooters wordt met fysieke ingrepen voorkomen. Pe PS ) Pi AP
28 plattegrond Atletiek Parkmodel
Niet | maar 2 hoofdgebruikers Functies Atletiek Parkmodel
Naast de atletiekvereniging wordt honk- en softbalvereniging Ban Topa
de andere hoofdgebruiker. Met een volwaardig honk- en softbalveld met
een diameter van 70 meter en een beeball veld krijgt Ban Topa een eigen,
e
volwaardig honk in het Bijlmer Sportpark. Maar dit model is met name een Y 3. z d- RX
ee . . S , > =S
uitnodiging naar de buurt om hen te motiveren meer gebruik te maken van het
sportpark. ° h-s-s °
VIe le
Een netwerk van medegebruikers 7 e
Het Atletiek Parkmodel staat open voor verschillende gebruikersgroepen, zoals: Y F1 pe
| op ® e N
calisthenics, dansen, skaten en stunten. J&) <15jr.
ee 2 2 ie :
2. Onderwijs voor wie de accommodatie vanuit de LTAD-filosofie een De
optimale en vitdagende motorische leeromgeving vormt. X Ei >] 5ir |
3. Sportaanbieders en informele sportgroepen voor bootcamp, ENEN LANE)
krachtraining, eross fit of conditietraining. © â à <15i }
| . r
4, Andere Amsterdamse sportverenigingen, naast AV Feniks en Ban Topa, E | :
die de motoriek van hun jeugd in de volle breedte willen trainen. . e .
® er ®
5. Andere atletiekverenigingen vit Amsterdam en omgeving die op een ®
unieke accommodatie alle athletic skills willen trainen.
Alle functies zijn openbaar toegankelijk
® Nieuwe functies binnen atletiekbaan
O Nieuwe functies in de plint atletiekbaan
Y Atletiek onderdelen geschikt voor trainen en wedstrijden
/ Atletiek onderdelen geschikt voor alleen trainen
X Atletiek onderdelen niet mogelijk om te trainen
29
8 e r nn as Ee Ze re ene: E ne n
ne E , - … Ed Ek Ber e | Î & en
en en ae: B « De 4 u il li i nn |
El En nn e= al P É rs r e b e Ï | | =
Lr nnn Pr À : a Ï Wi i} r
ht San EE Od e
nn it Gi SE | Re | Ï
mm ge pam 5 de f E ne Kee
e_ Pr 6 ge IE | e : E es un Ì d En 7 | wan \
rd En fi Ba =
= ro | ne Wee = Ln u e
pe r ee à fen ie | lk nn /
7e P_ ne zr | ee Rl en _ enne L- FP
Pe ee ARE MS EET IN er ol is In PF
Pe „ai Ok | gn mn : —, Men 3 rg io ed L ne
En STE ne - a . Ven heen r a a nn
e re dl Pe mm \\ BAN nn en lee 5 |
ad P 4 F AN, d nn
pe E i lf Í rd BAAN Sp eg he k kP 4
FE _ A Í | IN ' \ se NR Sn Nn \ 5 kn “
EE 4 ak | h NN 5 e NS U 6 Dan Ji
| ms si \ == he Es =d HA á ad
5 A BAN es ge SS U ) Gs i
der nge A gen es Mi - s rj
á CC Ad B MM zi a Tg £ Ee = eN | } He \ E
p 4 nn en 4 2 ee \ 4 A
; aaa Ne G pr En nd) B en, L hm se Ji 4 Den
In " TE en en nn 8 N, Ee / Pj a
—i : BES zi rt nn ed er d 4
ntt == EE ES 4 On an Nr
E = 8 Ee ANB en 4 Dn df 4 B
i : ì 8 4 ee ze À , ’ 8
TZ IP Oe PS
4 E ‚ Pean nn Td 4 US murale sinned s tn
Z . Be nd df a AO zen
pe Bn d Ks i : Tijd n ne jn. al _
î : Ee Ver ke de sd E n Gn en in
Es h ä P AT „ AN
Pien en n LE 5
fe \ ie ee N 7 ú ei Eee „wel
es T° Aan dn k, Â Mn A er
gm N en E En Ee: 5 af
” et Pe ndi 2 Ì rs ed ad
1 En | |
3 < : u ite À ie
ml nn R me p Ee
Li 1 pr : ae EO O- wi
rn E Ie a rr
han _ £ n,
Ë Km B Bat a el End
» ve E-
: ke ” pe 1
TS N B , rd add
- nn a
pen Ei E p iN Ed a -
‚ ga. 8 Oe ee
ij.” S ie, Ed a A '
pi ES a :
p °
pe ' Ee 3 E 8
3 Em 3 ma
impressie Atletiek Parkmodel 30
F En
Î
|
. il
ij LE Ì
Nd Es mn EE Mn zen ane zes | en mm, pe di ers kt
=— ab iid - ji hi Pl ra B) —_ el er EA N En. dl zi NR
men TAL O2 A ie | B) an
Tai 5 al
| & fl
Ï 4
kh
5
impressie Atletiek Parkmodel 31
EE on RE EP 5 EER pe PTT: Een
n oh MAN dg Dd
| MN KS RE
LS ren 5 he R „gele el Ee E
Ee esn Ken Ef oi Ze
4 A) Á À ij ha ik ae
a } ij e lu ds ke 7 en ge 8 pn RN .
ES ef nn , nl pn Bnn Ln E Ô E e = re , Pr ne pr: Fan a is E
LAAN ARA EEE AN: OL wedr WS a
ON SNE EAS EN AN ies | a | ús.
1 “ir 5 \ ds mm jh AN : nen a b Ka Rel - me
\ k ' De Im: 5 a EL Ze B: Ä lk Li EE | La: epe
=S B AS U Ee EE
pe deegs iN Î 8 Hi
PD Son Om
p Eee (mnd zE en nn 5 5 = el
| jn ee ‚ Rn
a de cs zn : N AN
Ke sl Kas
TS ns E el k.
el
el han , zj rl
er minne
Ed ended K| TE MM)
: È k Ei Ee ee " rj: Med IJ m H j = Dee EN 2 ae ne
ehehe CRI HN pils
a St Al ars Ede Nt iik A ag en eN ris Ez Ee, E57 Eer vann
ui £ sh ik Je iii IN | | Lal ë S N jj bj 8 _ m: 5 2 d : ej Ed 5 Pb EAS
Ke bau Ee H Ze in E ® LZ di NS 5 a a Frie 5 IM /
Ë Le ae Ë ! Er Ng | EE zie E ne | al mir boe a : : ve Pi D7 Á
‚| | JL - pzc Pt sr n À Ee Ie em En ar In p Pi #
é r PP ses RD, el | E ETEN Í m7 ei aan ij e has: Zh / Á ej « “mil
kin Shae E de, ea, il E nn
Le pe he af r ; Et — ns Ms.
Ë ze 5 e Nl 7 = 5 il me ms
td E No N > ear = Re ns EN
PL kend x Sr ee
; TL EE EN Te Ee
referentiebeelden Atletiek Parkmodel
32
DDI DP - | OO
\ Á | lj
O SJ J Ho gn N Go
nn
5 J EJ ES
/ 1 / NN N N\ jeugdhonkbal en JZ EEn ANN / \
READ BN a softbalveld 70m 7 / =S DA ú
| HEHE Â 4 BSN gravs! VA UI, etebean
Hi ERA / S/S
AAAAM ENEN pf CG Baeball RE LEEN /
A NN lk || |
NE Md 5 ON SD ij Se
, DT S ST Nd 2 0 4 / 1.0
en Al EE
en / Ee
N ER ME
en SN
ne al
4 en An ij 5
me |
4 he D Ü 3
<575m> DP IN \
plattegrond Atletiek Parkmodel 33
Mover }: WERENIGINGSMODEL
Model 2: Verenigingsmodel Functies Verenigingsmodel
In dit model ligt het primaat bij de georganiseerde sport: AV Feniks en Ban Topa. (traditionele atletiek onderdelen)
Er is een verrijkte en meer afgesloten atletiekaccommodatie waarin een softbal
accommodatie is gerealiseerd. Y e e 8 2:
ZIEK dm
Verrijkte en volwaardige atletiek & € Le s e €_ ©
Binnen een afgesloten setting is een atletiekaccommodatie gerealiseerd die ruimte 5 5 F1 | Ä 2 „
biedt aan alle atletiek disciplines, ook het kogelslingeren, speer- en discuswerpen. ENT
Voor zowel trainingen als wedstrijden. Aanvullend is er een runninghill met powerstairs ® (ájs sir.
die tevens dienst kan doen als tribune. nd
Ö
Softbal- en beeballveld
Vanuit verenigingsperspectief wordt ruimte geboden aan honk- en softbalverenging ® e ° “ e
Ban Topa. Er is een volwaardig softbalveld met een diameter van 69 meter ingepast, © | I | Dd 3 a
als ook een beeball veld in het binnenterrein van de atletiekbaan. Hiermee verkrijgt
® e
Ban Topa vaste voet aan de grond in het Bijlmer Sportpark en krijgt het sportpark een X Á NK.
tweede hoofdgebruiker. nd
Wisselwerking met Parksportzone /
© e
Direct grenzend aan de atletiekaccommodatie is er ruimte voor krachtsport, A3 [| À ì
LA EN |
calisthenics en balans. Hiermee worden de atletiekmogelijkheden verruimd in een Á R 4
wisselwerking met een openbaar gebruik door andere gebruikersgroepen. Lw)
niet openbaar
toegankelijke functies
Minder open seïting met mogelijkheden voor medegebruik
De focus op verenigingssport brengt een minder ruime openstelling voor andere Y Atletiek onderdelen geschikt voor trainen en wedstrijden - niet openbaar toegankelijk
X Nieuwe onderdelen die niet te beoefenen zijn in vergelijking met model 1
gebruikers met zich mee. Wanneer de verenigingen niet actief zijn, is medegebruik ® Nieuwe functies binnen atletiekbaan - niet openbaar toegankelijk
… … . . . . O Nieuwe functies binnen contour sportpark - niet openbaar toegankelijk
door andere partijen mogelijk. De tribune die wordt toegevoegd als runninghill vormt © Nieuwe functies in de plint atletiekbaan - openbaar toegankelijk
een functionele en visuele afscheiding tussen sport en recreatief park.
34
en SE hi na sr eej a Fn Mee men Ee:
: En Ean en en mm . n
Ee le sr à p __
Dn Dn : en en Ed ee #— nne
ne : zi n Ed B NJ jj en enne
A : nen ee x Ee Po En PF ij
OO Edi n: SS hj
sd EL Í ee ze en U ran, _ ne me ee me / Ee
me Pe _— n In Ì sa En ne NF 4
' IN zi SO me Pd I Pd ps PF : De r = ne „ë
DS OO Psn Dd Nn nen ; 4
E Ee nn a ii Ï er Dekt! ê s FP p , Ne d he, a Ee
re De Fe p Er | EE peet Heeger k 4 k E ene En SS N $ A
| ns En Eg F 5 ed P E 4
Pe 2 Ef Rn PAS Pae nn es u namme
DE á KT 1 7 en me 5 -
| LS en ST 4 | Denn
a: f EL ' a = Á,
Ee d : *, Ee kn rk bart
tr NL RN Ran: Es gr 4 >.
eee t E land ee en SR PES
: i df nn aes ed
ne 4 a en. Ee
ae en 5 #7
1 a 5 Dn Á
} 5 k pe al
E r Pf _ Ne mn - À Rn -_ rs
n Bt rr EE ad
- Wi kelk dee "e : E
ik ä Jd Ed J ä E
- : 8 Nr
ï ek p ige a
Di 8 DE KA pe &
wt ee Er a
me A _ Pr
EO Oe
Es By nn —_r À
impressie Verenigingsmodel _ Ì 35
KE ei:
dr fl
| ii ze
mma mimiek Ei Î EN zr ne T —_ — de KEA f is ; HN 8 n 8 5 ES
en A 8 | |
nn OE Pd el iz Ed
ansenn en É LZ Ee
hen De ;
tE
A ze PS
8 et pr
e ha
impressie Verenigingsmodel 36
ope © 0 @ D B,
VZ ND dh
OO) PDE een OD
Óf If Gj nn Ops
“if A __ B
BN Ve Satbavelleem ij A 4 AN
NR wenende Annen geren gt STel EN WO
| Ì A TE ad )
Wi Ia LPE 1 Z
\ Eer Pf (ND
\ ere Pe
ERS
il Bi _ ||| palan ZE NS A
to f
HoorFpsTuK 4
FINANCIËN
Atletiek Parkmodel
De kosten voor door ontwikkeling van het Bijlmer Sportpark op basis van het Atletiek Parkmodel worden geraamd op circa €4,2
miljoen. Deze kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd.
Atletiek Parkmodel
Uitgangspunten
- mogelijk toevoeging of verwijdering tartan voor inpassing softbalveld en atletiekfuncties
- bouwrijpeschoneondergrond 0
- prijspeil december 2022 in een turbulente markt
- prijzen zijn excl. BTW ,
- dehoeveelheden zijn gecalculeerd op basis van schattingen
- MFC aanbouw ontmoeting zonder kleedkamers en beperkte horeca 60m2 BVO
- geen renovatie huidige atletiek clubhuis
- sportopslag ruimte 125m2 BVO
- toepassing van nieuwe producten tenzij anders vermeld
Niet inbegrepen
- middenpad tussen veld 1 en 2 buiten scoop voorliggende begroting
- huidige boekwaarden voorzieningen
- verwervingskosten grond en accommodaties
- geraamde investeringen in MJOP en MIP
- eventuele stortkosten van verontreinigde materialen
- de aanvraag van vergunningen en leges
- kosten voor beheer, onderhoud en exploitatie van sportvelden en opstallen
omschrijving Se C]
Zuidelijk deel (atletiekbaan)
- opruimwerkzaamheden € 45.000
- atletiek € 566.000
- softbal € 357.000
- inrichting binnen terrein atletiekbaan € 358.000
- parksportzone € 233.000
- skatebaan € 440.000
- parkinrichting € 355.000
Subtotaal Zuidelijk deel (atletiekbaan) € 2.350.000
Noordelijk deel (sportvelden)
- parksportzone € 290.000
- groen en infra € 244.000
Subtotaal Noordelijk deel (sportvelden) € 534.000
TOTAAL BIJLMERSPORTPARK € 2.384.000
Overige kosten
- staartkosten aanneemsom 15,0% € 374.000
- onvoorzien 12,5% € 312.000
- ontwerp 5,0% € 125.000
- VAT kosten 20,0% € 499.000
EINDTOTAAL BIJLMERSPORTPARK € 4.190.000
prijspeil 2023
39
Verenigingsmodel
De kosten voor door ontwikkeling van het Bijlmer Sportpark op basis van het Verenigingsmodel worden geraamd op
circa €3,85 miljoen. Deze kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd.
Verenigingsmodel
Uitgangspunten
- geen aanpassing aan 400 meter rondbaan atletiek S
- mogelijk toevoeging of verwijdering tartan voor inpassing softbalveld en atletiekfuncties S
- bouwrijpe schone ondergrond ,
- prijspeil december 2022 in een turbulente markt
- prijzen zijn excl. BTW
- de hoeveelheden zijn gecalculeerd op basis van schattingen
- MFC aanbouw ontmoeting zonder kleedkamers en beperkte horeca 60m2 BVO
- geen renovatie huidige atletiek clubhuis
- sportopslag ruimte 125m2 BVO
- toepassing van nieuwe producten tenzij anders vermeld
Niet inbegrepen
- middenpad tussen veld 1 en 2 buiten scoop voorliggende begroting
- huidige boekwaarden voorzieningen
- verwervingskosten grond en accommodaties
- geraamde investeringen in MJOP en MIP
- eventuele stortkosten van verontreinigde materialen
- de aanvraag van vergunningen en leges
- kosten voor beheer, onderhoud en exploitatie van sportvelden en opstallen
omschrijving
Zuidelijk deel (atletiekbaan)
- opruimwerkzaamheden € 19.000
- atletiek € 472.000
- softbal € 335.000
- inrichting binnen atletiekbaan € 109.000
- parksportzone € 553.000
- skatebaan € 440.000
- parkinrichting € 173.000
Subtotaal Zuidelijk deel (atletiekbaan) € 2.100.000
Noordelijk deel (sportvelden)
- parksportzone € 290.000
- groen en infra € 244.000
Subtotaal Noordelijk deel (sportvelden) € 534.000
TOTAAL BIJLMERSPORTPARK € 2.634.000
Overige kosten
- staartkosten aanneemsom 15,0% € 341.000
- onvoorzien 12,5% € 284.000
- ontwerp 5,0% € 114.000
- VAT kosten 20,0% € 455.000
EINDTOTAAL BIJLMERSPORTPARK € 3.830.000
prijspeil 2023
40
In opdracht van:
Gemeente Amsterdam
Directie Sport en Bos
Juni 2023
Uitgevoerd door:
Sport&Ruimte
8 Ontwerp- en adviesbureau voor
P sportief ruimtelijke vraagstukken
41
| Onderzoeksrapport | 41 | test |
x Gemeente Amsterdam FI N
% Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies,
Aanpak Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
% Agenda, donderdag 4 februari 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak Belastingen,
Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Conceptverslagen van de openbare en besloten vergadering van de commissie
Financiën (FIN) van 14.01.2016 en het conceptverslag van de expertmeeting van
08.12.2015.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFIN @raadsgriffie.amsterdam.nl
, _Hetbesloten verslag is naar de leden gestuurd.
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam Fl N
Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak
Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Agenda, donderdag 4 februari 2016
Personeel en Organisatie
11 Definitieve aanpak Amsterdam Inclusieve Organisatie Nr. BD2016-000767
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Boutkan (PvdA).
e Uitgesteld in de vergadering van 10.12.201 en 14,01,2016.
Inkoop
12 Bontbepaling toepasselijkheid in bijzondere subsidieverordeningen Nr. BD2016-
000768
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het duo-lid Van Heijningen (PvdD). }.
e Was TKN 10 in de vergadering van 10.12.2015.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 14.01.2016.
Gemeentelijk Vastgoed
13 Beschikbaar stellen van een krediet voor de verbouwing van Aldebaranplein 2-4
Nr. BD2015-016245
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10.02.2016).
e __De kabinetbijlagen liggen ter inzage in de kluis bij de griffie.
3 Decentralisaties
14 Beëindiging status Regeling Risicovolle Projecten voor de 3 Decentralisaties Nr.
BD2016-000764.
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Roosma (GL).
e Was TKN 6 in de vergadering van 14.01.2016.
Financiën
15 Procesbrief Slagvaardige overheid Nr. BD2016-000766
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid De Heer (PvdA).
e Was TKN 1 in de vergadering van 10.12.2015.
e _ Uitgesteld in de vergadering van 14.01.2016.
2
Gemeente Amsterdam Fl N
Raadscommissie voor Financiën, Coördinatie 3d, Coördinatie Aanpak Subsidies, Aanpak
Belastingen, Waterbeheer, Vastgoed, Inkoop en Personeel en Organisatie
Agenda, donderdag 4 februari 2016
16 Voortgangsnotitie invoering vennootschapsbelastingplicht Nr. BD2016-000763
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Roosma (GL).
e Was TKN 4 in de vergadering van 14.01.2016.
17 Stand van zaken programma Vernieuwing Informatievoorziening Belastingen Nr.
BD2016-000668
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Waterbeheer
18 Kennisnemen van de hoofdlijnen van het programma Varen - Passagiersvaart en
instemmen met de uitvoeringskosten en het dekkingsvoorstel Nr. BD2015-
019377
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 10.02.2016).
3
| Agenda | 3 | train |
VN2022-016294 Gemeenteraad
Ruimte en x Gemeente RAAD
Duurzaamheid N Amsterdam
Voordracht voor de raadsvergadering van 23 juli 2022
Portefeuille Ruimtelijke Ordening
Agendapunt o
Datum besluit College van B&W, d.d. 7 juni 2022
Onderwerp
Vaststellen bestemmingsplan ge herziening Landelijk Noord
De gemeenteraad van Amsterdam besluit
1. kennis te nemen van het positieve advies van het dagelijks bestuur van stadsdeel Noord en dit te
betrekken bij de voorliggende besluitvorming;
2. het bestemmingsplan ge herziening Landelijk Noord bestaande uit de verbeelding, regels en
vergezeld van een toelichting, met identificatienummer
NL.IMRO.0363.N2006BPSTD-VGo1 in elektronische en analoge vorm ongewijzigd vast te
stellen, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik gemaakt is van een
ondergrond welke bestaat vit een combinatie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie en
Basisregistratie Kadaster d.d. september 2020;
3. geen exploitatieplan vast te stellen;
Wettelijke grondslag
Wet ruimtelijke ordening (Wro), artikel 3.2, eerste lid
De gemeenteraad is bevoegd om een bestemmingsplan vast te stellen.
Bestuurlijke achtergrond
Aanleiding
Na behandeling van een concept-aanvraag omgevingsvergunning, heeft initiatiefnemer op 22 juli
2020 verzocht een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel Uitdammerdijk „o en
42. Dit perceel is onderdeel van de natuurgronden tussen de Uitdammerdijk en de Uitdammer
Die en ligt op 100 meter afstand van de gemeentegrens met de gemeente Waterland. Op het
perceel zijn twee noodwoningen aanwezig, die in 2013 positief zijn bestemd met de vaststelling van
bestemmingsplan Landelijk Noord. Initiatiefnemer wil de beide noodwoningen gaan vervangen
door één nieuwe woning. Hiervoor moeten de bouwrechten van de beide noodwoningen worden
samengevoegd. Daarvoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. In deze ontwikkeling is niet
voorzien in het geldende bestemmingsplan; het bestemmingsplan Landelijk Noord.
inleiding
Na ontvangst van het verzoek is een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor de locatie. Dit
heeft ertoe geleid dat de wethouder ruimtelijke ordening op 3 maart 2022, namens het college,
besloten heeft het ontwerpbestemmingsplan ge herziening Landelijk Noord vrij te geven voor
terinzagelegging. Daarna heeft het plan van 17 maart 2022 tot en met 27 april 2022 ter inzage
gelegen. Een ieder kon toen zijn zienswijze indienen bij vw raad over het ontwerpbestemmingsplan.
Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
Doel
Gegenereerd: vl.4 1
VN2022-016294 9% Gemeente Gemeenteraad
Ruimte en % Amsterdam RAA D
Duurzaamheid %
Voordracht voor de raadsvergadering van 23 juli 2022
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt in het beschreven initiatief voorzien.
Begrenzing plangebied
Het plangebied wordt alleen gevormd door het genoemde perceel. Dit perceel is gelegen binnen de
dorpskern van Holysloot.
Onderbouwing besluit
Ad 1 — Kennisnemen van advies dagelijks bestuur van stadsdeel Noord
Op 16 februari 2022 heeft de stadsdeelcommissie een positief advies gegeven over het
ontwerpbestemmingsplan. Op 8 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur van Noord positief
geadviseerd over het ontwerpbestemmingsplan. Volgens het dagelijks bestuur leidt de bundeling
van de bouwmogelijkheden van de nu aanwezige twee woningen tot één woning leidt tot een betere
situatie op het perceel.
Ad2 — het bestemmingsplan ongewijzigd vaststellen
Het bestemmingsplan
Met het nieuwe bestemmingsplan wordt in een nieuwe, vrijstaande woning voorzien. Het bouwvlak
van de voormalige noodwoning aan de Uitdammerdijk 42 wordt daarvoor aangepast en verschoven.
Het bouwvlak voor de voormalige noodwoning op nummer 40 komt te vervallen. Het bouwvlak
voor de nieuwe woning is even groot als het totale oppervlak van (de bouwvlakken voor) de beide
bestaande woningen: 120 m2. Voor een goede inpassing in het aanwezige natuurgebied rondom
de woning en vanwege de aanwezige waterhuishouding, wordt de woning daarbij ook op wat
grotere afstand van de Uitdammer Die gepositioneerd. Het voornemen houdt ook in dat de diverse
bijgebouwtjes en andere bouwsels op het perceel worden opgeruimd. Voor het beheer van de
natuur op het perceel wordt voorzien in een kleine berging, van 24 m?, die kan worden gebruikt
voor de opslag van materiaal en gereedschappen. Door de bundeling van bouwmogelijkheden, het
verwijderen van de bouwvallige bijgebouwen en beter beheer van de natuur op het perceel, leidt het
bestemmingsplan tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering.
Hoofdgroenstructuur
Het plangebied van het bestemmingsplan is gelegen binnen de Hoofdgroenstructuur. Op 3
december 2020 heeft de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) geadviseerd over
het plan. Dat advies is bijgevoegd. De TAC constateert dat sloop-nieuwbouw van de woning onder
voorwaarden inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur. Die voorwaarden houdt in dat het bebouwd
oppervlak niet mag toenemen ten opzichte van het totale oppervlak van de beide bestaande
woningen en dat de wens om een berging van 24 m2te realiseren ook gelijk de limiet zou moeten
zijn voor een dergelijk gebouw. Naar aanleiding hiervan is de maximale oppervlakte van de nieuwe
woning teruggebracht naar 120 m2 en wordt daarbuiten, in het bestemmingsplan, niet meer
mogelijk gemaakt dan de gewenste berging van 24 m?2.
Parkeren
In de nieuwe situatie zal bij de nieuwe woning, op eigen terrein, worden voorzien in twee
parkeerplaatsen. Hiermee wordt, conform het geldende parkeerbeleid, afdoende voorzien in de
parkeerbehoefte.
Kostenverhaalfplanschade
Gegenereerd: vl.4 2
VN2022-016294 9 Gemeente Gemeenteraad
Ruimte en % Amsterdam RAAD
Duurzaamheid %
Voordracht voor de raadsvergadering van 23 juli 2022
De kosten voor de inzet voor het bestemmingsplan worden gedekt vit het Jaarprogramma
Ruimtelijke Ordening. Ten aanzien van planschade is met de initiatiefnemer een overeenkomst
gesloten. Daarin is vastgelegd dat hij alle, eventuele planschade zal vergoeden.
Participatie
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 15 december 2021 voor een reactie naar de
vooroverlegpartners gestuurd door het dagelijks bestuur van het stadsdeel.
Alleen van de provincie Noord-Holland is een inhoudelijke reactie ontvangen. In deze reactie wordt,
kort gezegd, bevestigd dat in het bestemmingsplan een goede oplossing is gevonden voor de
gedeeltelijke ligging van de nieuwe woning in Natuur NetwerkNederland en Bijzonder Provinciaal
Landschap. Dat is gedaan door beide beschermingsregimes beter te begrenzen op de aanwezige en
toekomstige situatie in het gebied, zodat per saldo zelfs een verbetering van natuur en landschap
ontstaat.
De wenselijkheid en vitvoerbaarheid van het initiatief is hiermee onveranderd gebleven. De
resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in paragraaf 8.1 van de plantoelichting.
Inmiddels heeft de provincie Noord-Holland een vervolg gegeven aan de voorgestelde aanpassing
voor de grenzen van Natuur NetwerkNederland. Op 7 maart 2022 hebben Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland het ontwerp van een wijzigingsbesluit voor de Omgevingsverordening NH 2020,
ter inzage gelegd, namelijk wijzigingsbesluit - wijziging werkingsgebieden OV NH (ronde 1 2022).
Gevolg van deze wijziging is dat het beschermingsregime van Natuur NetwerkNederland niet langer
van toepassing is op de nieuwbouwlocatie.
Verder heeft de initiatiefnemer de omwonenden over het plan geïnformeerd, tijdens de
terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan. Hieruit zijn voor hem geen punten of vragen
voortgekomen voor het bestemmingsplan.
Kostenverhaalfplanschade
De kosten voor de inzet voor het bestemmingsplan worden gedekt vit het Jaarprogramma
Ruimtelijke Ordening. Het plan voorziet in het vervangen van twee, reeds toegestane en vrij
afgelegen woningen door één nieuwe woning. De dichtstbijzijnde woning van een derde is op
meer dan „oo meter afstand gelegen. Hierom, kan bij voorbaat worden ingeschat dat het risico op
planschade, als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, nihil is.
Ongewijzigde vaststelling
Gedurende de terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan, van 17 maart 2022 tot en met
27 april 2022, zijn geen zienswijzen ingediend. Ook voor het overige wordt geen aanleiding gezien
tot ambtshalve aanpassing, bijstelling of correctie van het bestemmingsplan. Daarom wordt
voorgesteld het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen.
Ad 4 — Geen exploitatieplan vaststellen
Op grond van de Wro moet voor een bestemmingsplan een grondexploitatie worden vastgesteld.
Hiervan kan worden afgezien als er geen tot zeer weinig verhaalbare kosten zijn en/of als de
verhaalbare kosten alleen de kosten voor de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. Omdat
het in dit geval om de herbestemming van een bestaand, bebouwd perceel waarop reeds twee, te
Gegenereerd: vl.4 3
VN2022-016294 9% Gemeente Gemeenteraad
Ruimte en % Amsterdam RAAD
Duurzaamheid %
Voordracht voor de raadsvergadering van 23 juli 2022
vervangen woningen aanwezig zijn, is daarvan sprake. In het kader van het bestemmingsplan zijn er
geen verhaalbare kosten. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig.
Financiële onderbouwing
Conclusie
De genoemde beslispunten in de voordracht hebben geen financiële consequenties.
Geheimhouding
n.v.t.
Welke stukken treft v aan
AD2022-058326 1. Bestemmingsplan ge herziening Landelijk Noord.pdf (pdf)
AD2022-058327 2. Adviesaanvraag DB aan SDC.pdf (pdf)
AD2022-058328 3. TAC-advies. pdf (pdf)
AD2022-052453 Gemeenteraad Voordracht (pdf)
Ter Inzage
| Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Teus van Essen, 06-39786108, t.van.essen@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.4 4
| Voordracht | 4 | discard |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 23 september 2021
Portefeuille(s) Openbare Orde en Veiligheid
Portefeuillehouder(s): Femke Halsema
Behandeld door OOV, secretariaatOOV @amsterdam.nl
Onderwerp Afdoening toezegging tijdelijke wijziging APV uit de raadsvergadering van 22
april 2021
Geachte leden van de gemeenteraad,
In vw vergadering van 22 april 2021 heb ik op een vraag van raadslid Van Lammeren (Partij van de
Dieren) toegezegd v een evaluatie aan te leveren over de toepassing van de maatregelen die
tijdelijk in de verordening zijn opgenomen. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is zo
gewijzigd dat de burgemeester tot 1 oktober 2021 de bevoegdheid heeft gebieden af te sluiten of
gebieden aan kan wijzen waarin er een verbod op het voorhanden hebben van alcohol, lachgas en
geluidsapparatuur geldt; dit eventueel voor bepaalde tijdvakken.
Het college van burgemeester en wethouders is verzocht:
- een brief te sturen naar de gemeenteraad, zo spoedig na het zomerreces en niet later dan 13
september, met daarin minimaal de volgende onderwerpen:
1. wanneer zijn de verruimde tijdelijke bevoegdheden door de burgemeester gebruikt;
2. welke redenen lagen ten grondslag voor het gebruik van deze verruimde bevoegdheid;
3. wat waren de gevolgen van de genomen maatregelen.
- indien de nieuwe bevoegdheid is ingezet, dit onderwerp te agenderen op de raadsvergadering
van 15 september 2021.
In deze brief zal de beantwoording op de bovenstaande vragen worden gedaan.
Wanneer zijn de verruimde tijdelijke bevoegdheden door de burgemeester gebruikt?
In de afgelopen periode is de tijdelijke bevoegdheid eenmaal gebruikt. Dit was op 11 juni 2021, op
IJburg, meer specifiek het deel ten noorden van de Muiderlaan tussen de Annemie Wolffbrug en
de Benno Premselabrug, en de Pampuslaan met inbegrip van de aangesloten zijstraten
(https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-188171.html). Er is toen een verbod op
alcoholhoudende drank, lachgas en/of geluidsapparatuur ingesteld , dat gold van 15.00 uur op
vrijdag 11 juni tot o1.oo vur zaterdag 12 juni 2021.
Welke redenen lagen ten grondslag voor het gebruik van deze verruimde bevoegdheid?
-__De politie heeft in de bestuurlijke rapportage van 11 juni 2021 aangegeven concrete
signalen te hebben voor een grootschalig illegaal feest op het strand bij IJburg;
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 23 september 2021
Pagina 2 van 3
- Er was reeds herhaaldelijk gebleken dat initiatieven voor dergelijke feesten kunnen leiden
tot een zeer grote opkomst van (minderjarige) jongeren. Op deze feesten wordt veel
alcohol gedronken, lachgas gebruikt en luide muziek gedraaid.
-__In de zomer van 2020 hebben een aantal maal vergelijkbare illegale feesten
plaatsgevonden op deze locatie, met grootschalige overtredingen van de coronaregels en
verstoringen van de openbare orde als gevolg;
- Er was (is) sprake van een Covid-19 pandemie, met ernstige risico's voor de
volksgezondheid;
-__De maatregelen ter voorkoming van besmetting met het coronavirus werden weliswaar
langzaam versoepeld maar in Amsterdam en de omliggende regio was nog steeds sprake
van een zorgelijke situatie ten aanzien van besmettingen en ziekenhuisopnames;
-___Het organiseren van evenementen in de openbare ruimte was nog altijd verboden;
-__Het was op dat moment niet toegestaan in de openbare ruimte met meer dan vier
personen samen te komen en het gebod geldt tot het houden van een veilige afstand van
1,5 meter tot andere personen;
- De ervaring, ook op deze specifieke locatie, leerde dat de regels ten aanzien van de
maximale groepsgrootte en het houden van een veilige afstand op grote schaal worden
overtreden bij grote samenkomsten/feesten;
-__ Het gebruik van alcoholhoudende drank en lachgas de naleving van de coronaregels
verder doet afnemen;
-__ Het ten gehore brengen van versterkte muziek bijdraagt aan een sfeer en situatie waarin
de coronaregels worden overtreden;
-__ Het organiseren van een illegaal feest met versterkte muziek valt onder het verbod op
evenementen zoals dat op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19 van
kracht is;
Wat waren de gevolgen van de genomen maatregelen?
Op vrijdagavond a1 juni 2021 is het rustig gebleven op IJburg. Het verbod is via verschillende
kanalen gecommuniceerd. Er zijn deze avond geen boetes uitgeschreven in het kader van het
verbod op alcohol, lachgas en geluidsdragers.
In de loop van de avond liet de politie weten dat er een groep van ongeveer 200 jongeren zich
heeft verzameld aan de Gaasperplas met muziek, lachgas en alcohol en dat deze groep zich niet
aan de coronamaatregelen hield. De politie heeft hierop conform het handelingsperspectief
opgetreden; de muziek is beëindigd en men werd gewaarschuwd zich te moeten verspreiden en
het parkte verlaten.
Tot slot
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is zo gewijzigd dat de burgemeester tot 1 oktober
2021 de bevoegdheid heeft gebieden af te sluiten of gebieden aan kan wijzen waarin er een verbod
op het voorhanden hebben van alcohol, lachgas en geluidsapparatuur geldt. Naarmate er meer
maatregelen werden versoepeld (met name het openen van de terrassen), verminderde de drukte
in de parken met grote groepen jongeren die middelen gebruikten. De resterende knelpunten
(groepsvorming, overlast) konden door gecoördineerde inzet vanuit (crrowd)hosts, handhaving en
politie voldoende worden aangepakt en inzet van dit toch stevige artikel werd hierdoor niet nodig
geacht. De verwachting is dat inzet van de maatregel niet langer nodig zal zijn, wat betekent dat
het APV artikel niet zal worden verlengd.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 23 september 2021
Pagina 3 van 3
Op 22 april 2021 heeft de raad ingestemd met het initiatiefvoorstel ‘Van het lachgas aff waaronder
het opnemen van een verbod in de APV op het gebruik van lachgas. De APV-wijziging die hiervoor
nodig is wordt naar verwachting op 10 november 2021 aan de raad voorgelegd.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
De burgemeester van Amsterdam,
Z Ì 2
| / ze ,
rr _
Femke Halsema
LET OP: de handtekening mag NOOIT op een bladzijde zonder verdere tekst staan.
LET OP: wijzig de datum in de koptekst rechtsboven als de brief meerdere pagina’s beslaat
Bijlagen
Geen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 456
Publicatiedatum 25 juni 2014
Ingekomen onder C
Ingekomen op woensdag 18 juni 2014
Behandeld op woensdag 18 juni 2014
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Shahsavari-Jansen inzake het Coalitieakkoord
Amsterdam 2014-2018 (preventief fouilleren).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Coalitieakkoord 2014-2018, getiteld: ‘Amsterdam is
van iedereen’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 422);
Overwegende dat:
— ín het coalitieakkoord wordt gesteld dat preventief fouilleren ‘richting de uitgang’
gaat;
— de inzet van het middel preventief fouilleren aantoonbaar bijdraagt aan het veiliger
maken van Amsterdam en Amsterdam nog steeds wordt geteisterd door illegaal
wapenbezit en wapengebruik,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de inzet van het middel preventief fouilleren in ieder geval niet te verminderen of te
stoppen zolang preventief fouilleren aantoonbaar bijdraagt aan het veiliger maken van
Amsterdam en dezelfde resultaten niet behaald kunnen worden met een vergelijkbare
inzet van andere middelen.
Het lid van de gemeenteraad,
M.D. Shahsavari-Jansen
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 10 november 2022
Portefeuille(s) Onderwijs
Portefeuillehouder(s): Marjolein Moorman
Behandeld door OJZ [email protected]
Onderwerp Publicatie inspectierapport SvPO te Amsterdam
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 4 november jl. heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de Inspectie) het inspectierapport
over het SvPO Amsterdam gepubliceerd. Deze school is voor de tweede keer als zeer zwak
beoordeeld. Tevens heeft de Inspectie het herstelonderzoek naar de kwaliteit van het bestuur
gepubliceerd. Sinds juni 2022 is er een interim-bestuur aangetreden bij de Stichting voor
Persoonlijk Onderwijs. De gepubliceerde onderzoeken van de Inspectie zijn vitgevoerd voordat dit
nieuwe interim-bestuur is aangetreden. De minister van Primair en Voortgezet Onderwijs kondigt
dan ook in zijn brief aan dat hij niet van plan is sancties in te voeren tegen het bestuur op basis van
deze onderzoeken. Het interim-bestuur krijgt van de minister de ruimte om te werken aan de
kwaliteit van het bestuur en de kwaliteit van het onderwijs.
Ik blijf de ontwikkelingen rondom SvPO volgen en zeg u bij deze weer toe dat ik u op de hoogte zal
houden van relevante ontwikkelingen.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Marjolein Moorman
Wethouder Onderwijs
Bijlagen
1. Inspectierapport Tjalling Koopmans College Amsterdam (SvPO school Amsterdam)
2. Herstelonderzoek bestuur Stichting voor Persoonlijk Onderwijs te Amsterdam
3. Tweede Kamer brief Minister voor het Primair en Voortgezet Onderwijs ‘Openbaarmaking
rapporten SvPO Utrecht, Hoorn en Amsterdam’
| Brief | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 930
Publicatiedatum 28 juli 2017
Ingekomen op 19 juli 2017
Ingekomen onder E
Behandeld op 20 juli 2017
Uitslag Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Bosman en Van den Berg inzake de Voorjaarsnota 2017
(vuilcontainers in plaats van losse zakken).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446).
Overwegende dat:
— Amsterdammers en bezoekers recht hebben op een schone, veilige en
aantrekkelijke openbare ruimte;
— De afvalinzameling met zakken op straat, zoals die nog gebeurt in sommige oude
delen van de stad, leidt tot een onverzorgd straatbeeld dat bovendien extra vuil
en ongedierte aantrekt;
— Met de groei van de stad in aantallen bewoners, bedrijvigheid en bezoekers, het
aantal vuilniszakken op straat zullen toenemen;
— De bijbehorende negatieve effecten van opengescheurde vuilniszakken of
zwerfvuil ook zullen toenemen als de zakken niet in containers worden geplaatst.
Constaterende dat:
— Extra en versnelde maatregelen nodig zijn om de aantrekkingskracht van
Amsterdam in goede banen te leiden;
— In sommige delen van de stad beperkte ruimte is voor (ondergrondse)
afvalcontainers als gevolg van smalle stoepen of ondergrondse bekabeling
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Erzorg voor te dragen dat het huidige systeem waarin grijze vuilniszakken
worden opgehaald op zeer korte termijn wordt afgeschaft, door versneld in de
hele stad zakcontainers te plaatsen.
— In overleg met de bestuurscommissies, plekken waar het plaatsen van
ondergrondse containers geen mogelijkheid is, over te gaan tot plaatsing van
bovengrondse zakcontainers, indien nodig aan kades of in plaats van een
parkeerplaats.
— De financiering hiervan te dekken uit de al beschikbare middelen uit het
uitvoeringsplan Afval.
1
De leden van de gemeenteraad
A.M. Bosman
P.J.M. van den Berg
2
| Motie | 2 | discard |
VN2022-008010 idelii issi
Werk, Participatie > 4 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
en Inkomen X Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Sociale Zaken
Agendapunt 13
Datum besluit 1 maart 2022
Onderwerp
Raadsinformatiebrief Ontwikkelingen gesubsidieerd werk in Amsterdam
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief raadsinformatiebrief Ontwikkelingen rond
gesubsidieerd werk, d.d. 1 maart 2022, met daarin de volgende onderdelen:
1. Ontwikkeling in het aantal Amsterdammers dat actief is in een vorm van gesubsidieerd
werk, momenteel 4.660. Jaarlijks neemt hun aantal licht toe, behalve in 2020 in verband met
de coronacrisis. Voor een groot deel gaat het om sociaal werk, waarvoor landelijke regels en
financiering bestaan. Daarnaast gaat het om werk met vooral gemeentelijke financiering, met name
in de Werkbrigade;
2. De waarde van gesubsidieerd werk, voor werknemer, werkgever en samenleving;
3. Aandachtspunten rond gesubsidieerd werk:
- Bereikt gesubsidieerd werk de mensen die dit nodig hebben
- Bijdrage aan inkomenszekerheid
- Adequate compensatie voor de werkgever
- Adequate financiering voor gemeenten
4. Gesubsidieerd werk in relatie tot de discussie over basisbanen.
Wettelijke grondslag
* Gemeentewet, art. 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college
gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van
zijn taak nodig heeft (lid 2);
* Participatiewet, art. 7: re-integratietaak college;art. 1ob: aanspraak op beschut werk;art.
1od: aanspraak op loonkostensubsidie op basis van loonwaarde;art. 78d: voortzetten van
gesubsidieerd werk op grond van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en
het besluit In- en doorstroombanen (ID);
e Wet sociale werkvoorziening (Wsw), art. 2: aanbieden van werk onder aangepaste
omstandigheden aan mensen met een Wsw-indicatie;art. 7: Wsw-begeleid werken bij een
reguliere werkgever met loonkostensubsidie;
* Re-integratieverordening Participatiewet, art. 2.1 lid 4: subsidiebevoegdheid college in het
kader van re-integratie
* Nadere regels bij de Re-integratieverordening, hoofdstuk 8: Beschut werk;hoofdstuk g:
Perspectiefbanen;hoofdstuk 10: Werkbrigade;
* Subsidieregeling Buurtbanen Amsterdam: Buurtbanen.
Bestuurlijke achtergrond
Zorgen dat iedereen mee kan doen is een belangrijke ambitie in het coalitieakkoord. Niet iedereen
kan dat zonder ondersteuning. Daarom is de afgelopen jaren ingezet op extra begeleiding naar
sociaal werk en andere vormen van gesubsidieerd werk, onder meer door het versterken van
Gegenereerd: vl.18 1
VN2022-008010 9 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Werk, Participatie 9 Amsterdam je TAR
en Inkomen %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
de Werkbrigade in sectoren en doelgroepen. Op verschillende momenten is de raad hierover
geïnformeerd, onder meer op de volgende momenten:
e Raadsinformatiebrief Doorontwikkeling naar een structurele Werkbrigade, d.d. 25 maart 2019
(commissie WIO op 10 april 2019; gemeenteraad op 10 juli 2019);
* Voortgang Sociaal Werkkoepel 2018-2019 (commissie WIO op 21 oktober 2020);
« Brief Resultaten en ontwikkelingen in Sociaal Werk (2020-03), d.d. 3 november 2020
(commissie WIO op 2 december 2020);
e Raadsinformatiebrief Uitwerking Amsterdamse Buurtbanen in vervolg op raadsinitiatief ‘Van
buurtwerk naar betaald werk’, d.d. 9 juli 2021 (commissie WIO op 1 september 2021);
« Brief Extra tijdelijke maatregelen sociaal werk, d.d. 2 november 2021, en Factsheet Resultaten
en Ontwikkelingen Sociaal Werk, peildatum 1 september 2021 (commissie WIO op 8 december
2021).
Met de voorliggende raadsinformatiebrief wordt de raad in bredere zin geïnformeerd over de
ontwikkelingen rond gesubsidieerd werk, de waarde hiervan en de aandachtspunten die het college
ziet. Ook wordt een relatie gelegd met de discussie over basisbanen, waarvoor onder meer wordt
gepleit door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ook vanuit de G4 is eind 2021
ruimte gevraagd om daarmee te experimenteren.
De nu voorliggende brief is eerder met de raadsleden gedeeld via de dagmail op 2 maart 2022.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.18 2
VN2022-008010 9 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Werk, Participatie __$€ Amsterdam
en Inkomen %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
Raadsinformatiebrief Ontwikkelingen rond gesubsidieerd werk
AD2022-028384
(1-3-2022). pdf (pdf)
AD2022-027799 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
WPI, Jens Roep, tel. o6 2956 6716, e-mail [email protected]
Gegenereerd: vl.18 3
| Voordracht | 3 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1246
Publicatiedatum 9 januari 2015
Ingekomen onder A
Ingekomen op woensdag 17 december 2014
Behandeld op woensdag 17 december 2014
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Moorman, de heer Groot Wassink,
mevrouw Van Soest en de heer Van Lammeren inzake het handhaven van
20 miljoen euro voor wijkaanpak.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de interpellatie van de raadsleden mevrouw Moorman,
de heer Groot Wassink, mevrouw Shahsavari-Jansen, mevrouw Van Soest en
de heer Van Lammeren van 15 december 2014 inzake begrotingswijzigingen in
het Mobiliteitsfonds en de reserve ‘Bouwstimulering, Wijkaanpak en leefbaarheid’
en onjuiste of onvolledige informatie hierover door het college (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1230);
Constaterende dat:
— veel financiële middelen binnen afzienbare tijd wegvallen voor het werken aan
wijken, waaronder de ISV middelen per januari 2015 en de focusgelden per
1 januari 2016;
— in het coalitieakkoord een intensivering Bouwstimulering, Wijkaanpak en
leefbaarheid is afgesproken, waarbij als dekking is opgenomen een bedrag van
€ 60 miljoen incidenteel en € 20 miljoen (4 x 5) structureel uit het Mobiliteitsfonds,
waarvan in de begroting 2015 €20 miljoen is bestemd voor wijkaanpak;
— de bestuursopdracht van 18 november 2014 m.b.t. het vaststellen van de
bestuursopdracht wijkvernieuwing en —ontwikkeling desondanks aangeeft dat
€ 16 miljoen toereikend is, zonder dat daar een duidelijke inhoudelijke reden voor
wordt gegeven;
Overwegende dat:
— het werken aan wijken in de vorige collegeperiode veel heeft opgeleverd voor
de leefbaarheid van meerdere wijken, nog maar 6 gebieden scoort een
buurttevredenheidscijfer lager dan een 6,5;
— de ambitie van het huidige college is om het aantal gebieden waar de
buurttevredenheid lager is dan een 6,5 te laten dalen van 6 tot 3 gebieden;
— gezien de opgave en het wegvallen van de financiële middelen eerder meer dan
minder geld nodig lijkt om het doel te bewerkstelligen,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1246 Moti
Datum _ 9 januari 2015 otie
Besluit:
het budget voor de wijkaanpak niet te verminderen met € 4 miljoen, maar te
handhaven op € 20 miljoen zoals vastgesteld in de begroting 2015.
De leden van de gemeenteraad,
M. Moorman
B.R. Groot Wassink
W. van Soest
J.F.W. van Lammeren
2
| Motie | 2 | test |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Gecombineerde
commissie Algemene Zaken, RO &
Samenleving en Leefomgeving &
Economie van 8 april 2015
Vergaderdatum woensdag 8 april 2015
Tijd 20:15 - 23:00
Locatie President Kennedylaan 923; Zaal 1.32.02.
Voorzitter Dhr. E. Huizinga
Bestuursondersteuning Dhr. N. Vermaat
19.00 presentatie uitkomsten participatietraject aan deelnemers en AB (in
ROG gebouw, Europaboulevard 13)
1. Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen
- Terugkoppeling van Woustraat
3. Spreekrecht belangstellenden
4. Vaststellen verslag van de vergaderingen van 10 en 11 maart 2015
5. Toezeggingen en termijnagenda
6. Vragen over actualiteiten aan het DB
Agendapunt portefeuillehouder Capel
7. Concept gebiedsagenda’s 2016-2019
(ter advisering algemeen bestuur)
(wordt nagezonden aan de commissieleden)
8. Adviesaanvraag spelregels vastgoed
(ter bespreking)
1
Voorbereidende commissie - woensdag 8 april 2015
Agendapunt portefeuillehouder Van Ballegooijen
9. - Regeling WMO podium
- Benoemen leden WMO-podium
(ter advisering algemeen bestuur)
Agendapunt portefeuillehouder Slettenhaar
10. Adviesaanvraag herinrichting sport
(Ter advisering algemeen bestuur)
(flap en adviesbrief worden nagezonden aan de commissieleden)
11. Sluiting
Ter kennisname stukken commissie AR&S
De ter kennisname stukken worden u digitaal aangeboden en worden in twee-
voud ter inzage gelegd op het stadsdeelkantoor aan de Pr. Kennedylaan 923.
- Rapportage Handhavingsprogramma 2014
- Voortgang project ‘Programmering en exploitatie’ nieuw theater aan het
Archiefterrein
- Brief Ymere over plint blok Amstelveenseweg - Karperstraat
Ter kennisname stukken commissie LO&E
De ter kennisname stukken worden u digitaal aangeboden en worden in twee-
voud ter inzage gelegd op het stadsdeelkantoor aan de Pr. Kennedylaan 923.
- Financiële voortgangsrapportage project Rode Loper, tweede helft 2014
2
| Agenda | 2 | train |
2x G em ee nte Bezoekadres
Amsterdam Wee
1018 XA Amsterdam
x Postbus 95089
1090 HB Amsterdam
Telefoon 14020
www.amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 95089, 1090 HB Amsterdam
: Datum 31 oktober 2018
Ons kenmerk _V&OR/UIT/2018005507
Uw kenmerk
Behandeld door Wiebe van der Veen, V&OR, 06-19 30 43 43, [email protected] |
Kopie aan
Bijlage |
Onderwerp __uw brief over de situatie op de Schepenlaan
Geachte heer
Op 16 augustus stuurde u een brief aan de raad over de verkeerssituatie op de
Schepenlaan ter hoogte van de bushalte Fluitschipstraat. De gemeenteraad heeft het
college gevraagd om deze brief te beantwoorden.
Uw verzoek
In uw brief vraagt u de gemeente om iets te doen aan de oversteekplekken bij de
bushaltes aan de Schepenlaan. Als de bus hier stopt wordt deze vaak ingehaald door
autoverkeer met een flinke snelheid. Uitstappende mensen kunnen het passerende
autoverkeer niet zien en worden verrast bij het oversteken Een aanrijding heeft (nog)
niet plaatsgevonden, wel flinke schrik bij de overstekende voetgangers. Een onveilige
situatie, zo zegt u in uw brief. Graag ziet u dat dit door de gemeente wordt aangepakt.
Beantwoording
Uw brief is voorgelegd aan de Werkgroep Blackspots Amsterdam (WBA). Na een
bezoek aan de Schepenlaan afgelopen donderdag 17 oktober komen zij tot hetzelfde
inzicht. De werkgroep gaat aan de slag om de oversteek aan te passen.
De aanpassingen die de werkgroep voorstelt moeten worden beoordeeld door de
Centrale Verkeerscommissie (CVC). Het maken van een goed ontwerp en de
beoordeling daarvan neemt tijd in beslag. We verwachten dat de aanpassingen in 2019
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 2 november 2018
Kenmerk
V&OR/UIT/2018005507
Pagina 2 van 2
kunnen worden uitgevoerd. Mocht u nog aanvullende vragen hebben over de
voortgang en de voorgestelde aanpassingen dan kunt u altijd contact opnemen met de
behandelend ambtenaar.
Tot slot
Wij hebben als gemeente goed contact met de bewoners rondom de Schepenlaan. Dat
heeft de afgelopen jaren ook geresulteerd in concrete maatregelen, zoals het |
aanbrengen van paaltjes en het aanpassen van de drempels op de ventweg. Het
contact met bewoners zorgt ervoor dat wij waardevolle signalen ontvangen omdat u |
weet wat er speelt in uw buurt. Als er zich kansen voordoen voor verbetering, zullen |
we die aangrijpen. |
Wij danken u voor het meedenken over de verkeersveiligheid op deze locatie. |
De verkeersveiligheid in de hele stad, en dus ook hier, heeft en houdt onze aandacht. |
|
Met vriendelijke groet, |
Het college van burgemeester en wethou msterdam, |
6 |
8 |
|
Sharon A-M- Dijksma |
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit |
|
|
ï
|
|
| Raadsadres | 2 | discard |
VN2022-023367 N% Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en DC
Sums An Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
vurzaamheid N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Agendapunt A
Datum besluit College van B&W 12 juli 2022
Onderwerp
RES Wind: Werkafspraken met de SARA en de eerstvolgende stappen in de Regionale
Energiestrategie Windenergie
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over RES Wind: Werkafspraken met de SARA en de
eerstvolgende stappen in de Regionale Energiestrategie Windenergie.
Wettelijke grondslag
Artikel 160 Gemeentewet, eerste lid, onder a en b
Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren en is in elk geval
bevoegd beslissingen van de raad voor te bereiden en vit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de
burgemeester hiermee is belast.
Artikel 169 Gemeentewet
Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de
Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 2).
Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2).
Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij
het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang (lid 3).
Bestuurlijke achtergrond
Op 27 mei 2021. heeft de gemeenteraad ingestemd met de Regionale Energiestrategie 1.0 Noord-
Holland Zuid (RES 1.0 NHZ). De raad heeft tijdens de bespreking van de zoekgebieden voor
windenergie kennisgenomen van het instellen van een reflectiefase.
Het college heeft in janvari 2022 besloten om een plan-MER voor de zoekgebieden voor windenergie
in Amsterdam op te stellen om daarmee te komen tot een nadere concretisering van de gebieden
waar windenergie wordt gerealiseerd.
Op 7 juni 2022 heeft de raad tijdens een technische sessie de mogelijkheid gehad voor nadere
toelichting op de expertgroepadviezen door de voorzitters van beide expertgroepen natuur en
gezondheid en op het vervolgproces.
Op 30 juni 2022 heeft wethouder Pels toegezegd de raad te informeren over de stand van zaken.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.8 1
VN2022-023367 % Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii
Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter kennisneming
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-071878 1. RIB afspraken SARA en vervolgproces RES Wind.pdf (pdf)
Bijlage 1 - 20220627 Definitief brief WH werkafspraken SARA_getekend.pdf
AD2022-071877
(pdf)
AD2022-071277 | Commissie DC Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte en Duurzaamheid, Juliane Kürschner, j.kurschner@®amsterdam.nl , 0651408185.
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 994
Publicatiedatum 5 augustus 2016
Ingekomen op 14 juli 2016
Ingekomen onder BV
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Amendement van de leden Groen en Nuijens inzake de uitwerking van
de samenwerkingsafspraken tussen huurders, corporaties en gemeente
(labelstappenambitie III).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de uitwerking van de samenwerkingsafspraken tussen
huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675).
Constaterende dat:
— de ambitie voor labelstappen in de periode 2011-2014, zoals afgesproken met de
corporaties, 48.000 tot 72.000 labelstappen bedroeg;
— deze ambitie niet gehaald is door de gevolgen van de crisis, het invoeren van de
Blok-belasting en door gebrek aan prioriteit bij de corporaties;
— hierdoor een forse achterstand is opgelopen in de verduurzaming van de
woningvoorraad in Amsterdam
Voorts constaterende dat:
— de corporaties nu al 16.000 renovaties in de begrotingen hebben opgenomen, wat
overeenkomt met 40.000 labelstappen, maar er tegelijkertijd maar wordt ingezet
op 10.000 renovaties (25.000 labelstappen);
— er bij de rijksoverheid nog een pot STEP subsidie voor verduurzaming
beschikbaar is van meer dan 300 miljoen euro;
Overwegende dat:
— het klimaatverdrag van Parijs het noodzakelijk maakt de verduurzaming van de
voorraad te versnellen, en Amsterdam dus een hogere ambitie moet vaststellen
voor de labelstappen en geen lagere.
Besluit:
De doelstelling voor het aantal labelstappen in de samenwerkingsafspraken te
verhogen naar 15.000 per jaar.
De leden van de gemeenteraad
RJ. Groen
J.W. Nuijens
1
| Motie | 1 | discard |
E 3 l TI EE | KIES I mm
I SS Ne mr ee
has EN - d a sE 5 en pe er 7 EE pn Ze Ee
ú | vka I het À, BIE 0 Eert ne LER EE
De LU le Nr IV ze en B | EE Ee il
SI Et Ee Ì Ae Lj
j LI ik - he _ EE il EE En
bon Dl EE IN À SE Ted A ne Ee E
} Lj In In Ì , t Nd en EE | Ì ee
f | | en ed EE Ee me Ee ee Pe ae
E Û [ | el EE 1 ci B 5 ik _ TEAN ON ME Een nd
f Te Re dn Eee De jm s
he Pl a | TA ë Ss hm
u he nn rn KR er gm
u u d Bn | | Or NEE EE |
ni EE Ë en Er | mn sn NA ERE Ee
Etn TD | WAT ! en „B EN Ei dn
EE BHE ie B SS _ ek En ok ge en 4 Ee E
hi | nen KE ee ms
EN elk Ni U rk ed
EHL PT le Ee EE ee En „5,
EERE RE IA 1 … ml MR, U EE UF en TS en 5
IN Nn sl kl ar Ee 2 AE
Hi ij ee SS EE en U ee PMA d }| Er ie 4
TE _ KEE ES Eerd edn a et Eg ij Peek | nad 5 _
= Hi EE - En. < od Eee er bne s EE nn e
f : AR ER ME Enna la EES El sd __ mee
rn te IN EE Was el mn Me
3 Ü EP En ne Ne NS el ! | pd | en |
VC tek en en en \ | Ee je
fe rl : Een ne Sn Ge | Ti | ed 2
OS mia iS a Is 5 En == Kk Ef
Ad nj - ES 8 N . ES EN D, EN
Pat B en p DE
ate vezel ld rl an en, jn EEn en
ij \ i nd n Ben : :
Nn l rs < ee ij pn : ssd PE Md
_ Am N55 g= B en NE
= zi Ml \ == } 4 \ zE ne En En
ee, Zl A d . A PS. Î fe zl Re En
GRP A Pe 1 RP en An
EN : k NEA re Ee
Ee nT mn Ei Paden EE
Sen Ee en > / ne en en
EE U Nen ee : ME eee en
ne is Ee en
Ee en 8 REN en BE 5 eh Hee EE
ne eN En DE 8 en 5 5 RE.
ed en hee ae A , En 5 Es Te 5 5
en eee St Ten :
De inn ne 4 en daam eeen . en :
EE a Ee Een h en te
En UT EE nr en en
nn en ee ec eN
Ee ee En er hen SE En
EES NE et a nn ee
TS Eek A. De Nee
en Ee RE ee A eN EN id zal ie Ei
EN rr REEN fend Mk Î k Ee. SOE
Re Win Ee Ee Bn
TE EP ee A TT DET cel ir enn, et Ô ai 1. wabe A
EN Ee ER rl PAL ONE Ar AE zt ie Be ee bnn RED
£ Es es EN EN rd ATP RE Ke Rn ES UE PEEP eeen 5! Kalk 75e Rt
Ee RE be ae, En re HAPE br B pn at ne He Set ES Beg
ET RE TR EO Re Ng EN ri Re ne . : ERE Ee,
A ER TREE nn Ee
TEN dane re ETAGE at Pe TE PE AN EN 3 KS En
NE her EER OE DA EN ne ER
Een a nr OE ne EN TVR ED et ene RE
| E E
nleiding
Op 1 oktober 2019 heeft het college het Monitor Actieplan Schone Lucht zal v jaarlijks
Actieplan Schone Lucht (ASL) definitief worden voorgelegd zodat v op de hoogte blijft
vastgesteld. In het Actieplan is de ambitie geuit overde voortgang van het ASL. Allereerst gaan
om vanaf 2030 te voldoen aan de WHO- we in op de resultaten van de monitoring van de
advieswaarden voor luchtkwaliteit. Daarnaast is luchtkwaliteit van Amsterdam, op basis van de
als doelstelling geformuleerd om zo snel als meetrapportage van de GGD Amsterdam en de
mogelijk te voldoen aan de wettelijke landelijke monitoringsrapportage van het RIVM.
(Europese) normen voor luchtkwaliteit. In het tweede deel staat de aanpak vanuit het
Bovendien draagt het ASL substantieel bij aan ASL centraal en geven we een overzicht van de
het behalen van de Amsterdamse doelstellingen uitgevoerde activiteiten.
ten aanzien van beheersing van de
klimaatproblematiek: vitvoering van alle ASL Invloed Covid-19
maatregelen zullen al in 2030 leiden tot een De maatregelen die worden genomen vanwege
reductie van 9% van de totale CO2-uitstootop _Covid-19 hebben een negatief effect op de
Amsterdams grondgebied. uitvoering van het ASL. De snelheid van de
transitie naar uitstootvrije mobiliteit heeft te
De aanpak voor de verbetering van lijden onder de gevolgen van Covid-19. In het
luchtkwaliteit kenmerkt zich door een aanpak bij bedrijfsleven is over het algemeen nu veel
de bron. Het doel is om zoveel mogelijk bronnen minder ruimte om te investeren. Vooral de taxi-
van vervuiling weg te nemen. Vanuit de en touringcarbranche liggen als gevolg van de
gemeente zetten we in op die bronnen waar we maatregelen van Covid-19 grotendeels stil. We
de meeste directe invloed op hebben: het zien dit onder meer terug doordat er in de eerste
verkeer, de passagiers- en pleziervaart, helft van 2020 minder pilots hebben kunnen
houtstook en mobiele werktuigen. starten. Ook onderzoeken zijn in de eerste helft
Hierbij wordt de volgende mix van maatregelen van 2020 stil gezet omdat resultaten vanwege
toegepast: de sterk afwijkende verkeersituatie niet langer
Communiceren maakt de noodzaak vanschone representatief zouden zijn.
lucht helder en biedt handelingsperspectief: De
stakeholders voelen zich betrokken bij de De milieuzone die per 1 november 2020 is
mogelijkheden. ingevoerd voor personenauto's, aangescherpt
Stimuleren maakt de overstap naar een schoon voor bestelauto's en geografisch uitgebreid tot
alternatief aantrekkelijk: Het alternatief is aan de ring Azo, zal als gevolg van Covid-19 in
aanlokkelijk. de eerste maanden, tot 1 maart 2021, niet
Faciliteren maakt de overstap naar een schoon gehandhaafd worden. Bewoners en
alternatief mogelijk: Het alternatief is reëel. ondernemers krijgen dan meer tijd om hun
Reguleren verplicht de overstap naar een dieselvoertuig weg te doen.
schoon alternatief: Eris een stok achter de deur.
Door zowel de wereldwijde als landelijke
In deze eerste Monitor Actieplan Schone Lucht maatregelen zien we dat Covid-19 een positief
rapporteren wij over enerzijds de voortgang ten effect heeft op de luchtkwaliteit. De GGD
aanzien van de doelen en anderzijds over de monitort deze effecten, op de voorlopige
uitvoering van de belangrijke maatregelen. De _ resultaten komen we later terug.
Gemeente Amsterdam november 2020 | 3
u u
1 De missie: gezonde lucht
m
1.1 Monitoring door het RIVM 1.3 Monitoring door de GGD
Monitoring en wettelijke toetsing van de De NO2 (stikstofdioxide) concentraties waren in
luchtkwaliteit gebeurt in Nederland, dus ookin 2019 beduidend lager dan in 2018. Op
Amsterdam, op basis van een combinatie van straatlocaties is de NO2 concentratie in 2019 ten
metingen (landelijk meetnet luchtkwaliteit)en opzichte van 2018 gemiddeld met 9% gedaald.
berekeningen. Deze monitoring en toetsing Op achtergrondlocaties is de daling gemiddeld
wordt jaarlijks vitgevoerd door het RIVM met de ca 5%. De NO2 concentraties zijn een
Monitoringstool. In Amsterdam wordt de belangrijke indicator voor het wegverkeer. In de
luchtkwaliteit ook uitgebreid gemeten. De GGD periode 2015 t/m 2017 zijn de NO2 concentraties
is beheerder van het meetnetwerk niet gedaald. Het is positief dat de daling zich nu
(www.luchtmeetnet.nl) in Amsterdam. De GGD doorzet.
heeft een jaarrapport meetresultaten voor
Luchtkwaliteit in 2019 opgesteld. Het jaar 2019 was opnieuw een zeer zonnig jaar
en komt op de derde plaats van zonnigste jaren
sinds het begin van de waarnemingen. Het grote
1.2 RIVM monitoringsresultaten aantal zonuren heeft een gunstige invloed op de
(zichtjaar 2019) NO? concentraties. Ook 2018 was een zeer
zonnig jaar. Er waren geen opvallende
De luchtkwaliteit is in Amsterdam verbeterd in verschillen in windrichting en _snelheid tussen
en 2018 en 2019. Het verschil in NO2 concentratie
2019. Het aantal wettelijke overschrijdingen van 8 lijkt dus ni d
de stikstofdioxide (NO2) concentratie is in tussen 2019 en 2018 lijkt dUS niet te worden
: verklaard door weersomstandigheden.
Amsterdam in 2019 verder afgenomen.
. De PM1o en PM2.5 (fijnstof) concentraties
Er was in 2019 nog 1 straat met 3 . .
en ‚ waren in 2019 fors lager dan in 2018. Voor PM1o
overschrijdingslocaties. Ditiseenafnamevan2 :
; . is het de eerste keer sinds 2015 dat er ten
straten en 15 locaties ten opzichte van 2018. In :
, opzichte van het voorgaande jaar lagere
2019 is de norm voor No2 overschreden langs de .
concentraties zijn gemeten. In 2019 viel veel
Stadhouderskade. fi
meer neerslag dan in 2018, dat een uitzonderlijk
. . droog jaar was. Neerslag leidt ertoe dat fijnstof
Het RIVM verwacht in 2020 (rapportage eind ve Ô e
en g wordt ‘'uitgeregend’. De hogere fijnstof
2021) geen overschrijdingen van wettelijke re:
. concentraties die in 2018 werden gemeten
grenswaarden voor NO2 meer in Amsterdam. . "
en worden dan ook aan de uitzonderlijke droogte
Amsterdam kent al jaren geen overschrijdingen .
> toegeschreven. De grotere hoeveelheid neerslag
voor fijnstof (PMzo en PM 2.5). . . .
in 2019 is een verklaring voor de lagere fijnstof
Aantal (straten met) knelpunten NO» 2014-2019 en prognose voor 2020 op basis van RIVM
Resultaten NSL-monitoring NO, concentratie Prognose
Zichtjaar 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Aantal straten met knelpunten* g 4 6 9 3 1 o
Aantal knelpunten 32 12 23 33 18 3 o
# een knelpunt staat gelijk aan 100m rijrichting met een overschrijding.
4 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
concentraties ten opzichte van 2018. Bij een 1.5 Gevolgen van de coronacrisis
terugblik op de voorgaande jaren valt op dat de
concentraties fijnstof weinig verschillen van Als gevolg van de coronacrisis is er sprake van
fijnstofconcentraties die sinds 2015 worden een forse afname van o.a. het weg- en
gemeten. Voor PM1o is het wel de eerste keer vliegverkeer, minder economische activiteit, en
sinds 2015 dat er ten opzichte van het is er een complete lockdown’ geweest in
voorgaande jaar lagere concentraties zijn sommige landen elders in Europa en in de
gemeten. Bij PM2.5 is de concentratie op wereld. Dit heeft er toe geleid dat er minder
straatstations ten opzichte van 2015 sterk uitstoot en aanvoer van luchtverontreiniging is
gedaald. (geweest).
De GGD heeft tussentijds gerapporteerd over de
neen teln luchtkwaliteit in Amsterdam gedurende deze
: De be periode. In mei 2020 heeft de GGD een eerste
Als het windstil is en mistig blijft . an
ben … analyse gepubliceerd van de luchtkwaliteit
luchtverontreiniging meer hangen dan bij _ 5
en tijdens de coronacrisis. Een tweede analyse
storm en regen. Ook de windrichting heeft ”
; ei ke betreft de periode tot en met 21 juni 2020.
invloed op de luchtkwaliteit, bij een
westenwind wordt er relatief schone lucht Stoffen die rechtstreeks worden uitgestoten
vanaf zee aangevoerd. De wetgeving heeft door het verkeer, zoals roet en stikstofdioxide
grotendeels betrekking op de jaargemiddelde _(NO2), laten een duidelijke afname in gemeten
concentraties luchtverontreiniging. De concentraties zien. De verkeers-bijdrage is fors
invloed van het weer is kleiner wanneer je lager vergeleken met voorgaande jaren.
kijkt naar het jaargemiddelde dan naar Fiinstof (PM10 & PM los |
bijvoorbeeld het daggemiddelde, maar toch ijnsto ( 10 2.5) concentraties aten
8 oF geen duidelijke verschillen in verkeersbijdrage
is ook dan het weer een belangrijke factor. 7 an
zien. Fijnstof is geen goede indicator voor
wegverkeer. De PM2.5 concentratie is in 2020
1.4 WHO advieswaarden op achtergrondlocaties een stuk lager
vergeleken met 2019 en 2018. Mogelijk dat
De ambitie van het Amsterdam reikt verder dan naast het wegverkeer ook door andere
de huidige wettelijke normen voor belangrijke bronnen van fijnstof minder is
luchtkwaliteit. In 2030 wil Amsterdam voldoen _ uitgestoten, waardoor er lagere
aan de WHO advieswaarden voor luchtkwaliteit, achtergrondconcentraties zijn gemeten.
zodat de ziektelast wordt terugdrongen en de Het patroon van NO2 concentraties gedurende
levensverwachting in 2030 met drie maanden d is tijdens d
dt verlenad een dag (dagverloop) is tijdens de Coronacrisis
wor 9e vergelijkbaar met 2018 en 2019. Doordeweeks is
ee : er een piek in de ochtend en gedurende de dag
Wettelijk WHO advies- :
nemen concentraties af. Het verloop over de
norm waarde . … :
dag is hetzelfde, maar tijdens de hierboven
NO2 40 Hg/m; 40 Hg/m; de period d
PM10 40 ug/m; 20 HO/m; genoemde periodes waren de concentraties
PM2.5 25 Ho/m; 10 Hg/m; duidelijk lager vergeleken met overeenkomstige
periodes in voorgaande jaren. Ook de
Voor NO2 zijn de wettelijke normen gelijk aan hoeveelheid ultrafijnstof (UFP) afkomstig van
de WHO advieswaarden, en de verwachting is Schiphol is sterk afgenomen.
dat in 2020 aan deze norm wordt voldaan. De
advieswaarden voor fijnstof (PM1o, PM2,5)
worden bijna nergens gehaald.
Gemeente Amsterdam november 2020 | 5
Schone Lucht Akkoord werktuigen, landbouw, scheepvaart,
Op 13 januari 2020 heeft het Rijk samen met 46 industrie en huishoudens een dalende
gemeenten en provincies, het Schone Lucht trend in te zetten van emissies van
Akkoord ondertekend. Amsterdam is mede stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
ondertekenaar van dit akkoord. In het akkoord is = Partijen erkennen dat éénieder
een pakket aan maatregelen opgenomen dat de verantwoordelijk is voor de eigen bijdrage
lucht in Nederland schoner en gezonder maakt. aan de doelstelling en dat partijen
De volgende doelstellingen en ambities zijn gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het
opgenomen in het Schone Lucht Akkoord: uitvoeren van het akkoord.
= Partijen streven naar een permanente Het Schone Lucht Akkoord sluit aan op de
verbetering van de luchtkwaliteit om ambities van Amsterdam die zijn opgenomen in
gezondheidswinst voor iedereen in het Actieplan. Het Actieplan gaat vooral in op de
Nederland te realiseren waarbij wordt lokale maatregelen die Amsterdam treft om in
toegewerkt naar de WHO advieswaarden _ 2030 aan de WHO advieswaarden te voldoen.
voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030. Het feit dat provincies, het rijk en andere
= Partijen stellen als doel om landelijk in 2030 gemeenten ook toewerken aan schone lucht
gemiddeld minimaal 50% draagt bij aan het behalen van de doelstellingen,
gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te want zoals in het ASL aangegeven heeft de
behalen voor de negatieve gemeente niet op alle bronnen (veel) invloed.
gezondheidseffecten afkomstig van (industrie, landbouw, lucht en rail, zee-
binnenlandse bronnen. scheepvaart en hetgeen komt aanwaaien).
= Partijen onderschrijven de ambitie om in de
sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele
Concentratie in de lucht naar sector van herkomst
bron RIVM, jaar 2018
60%
50%
40%
30%
20%
0% Hm mn mn mn mm H
Wegverkeer Binnen- en Mobiele Huishoudens Aanwaaien Overig
Recreatievaart werktuigen
mNO2 = PM2.5
6 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
2 Aanpak
Draagvlak
2.1 Communiceren 28% staat achter de ambitie van ASL
36% staat enigszins achter de ambitie van ASL
Communiceren maakt de noodzaak vanschone 36% staat niet achter de ambitie van ASL
lucht helder en biedt handelingsperspectief en
Huidig gedrag
Communicatieonderzoek Het onderzoek laat zien dat er onbewust al vaak
Eris een communicatieonderzoek ASL keuzes voor vervoer worden gemaakt die
uitgevoerd onder de inwoners (18+) van bijdragen aan een schonere lucht, zoals het
Amsterdam in de afgelopen periode. Dit gebruik van OV, een elektrische brommer of
onderzoek betrof een o-meting naar de fiets.
effectiviteit van de communicatie en zal jaarlijks
worden herhaald. Zo kan, indien nodig, de Het gebruik van deelvervoer is het grootst bij
communicatiestrategie worden aangepast. jongeren en middelbaren:
Onderstaand de belangrijkste resultaten. «Jongeren 14%
Bekendheid n= __Middelbaren 9%
87% van de Amsterdammers is bekend met in “ouderen 2%
elk geval 1 onderwerp van de huidige Bewustwording
luchtkwaliteit en de gevolgen van slechte - on: en:
luchtkwaliteit De aanpak vanuit communicatie heeft zich in de
. afgelopen periode vooral gericht op het
32% is bekend met de plannen voor schone . .
lucht. Hiervan weet de helft de ASL vergroten van de kennis en bewustwording van
het belang van luchtkwaliteit. Bewustzijn over
doelstelling correct te selecteren. : : ;
het gevaar van vieze lucht is een eerste trigger
De bekendste maatregelen onder de tot ander gedrag.
ondervraagden zijn: Hieronder een overzicht van deze activiteiten.
= Huidige milieuzones (vracht, bestel,
touringcar, taxi en brom/snorfietsen) =__In samenwerking met At5 zijn er
"Realisatie meer parkeerplaatsen met informerende filmpjes ontwikkeld met
oplaadpunt betrekking tot houtstook, smog, schone
" Invoering milieuzone personenauto's routes en beantwoording vragen van
En de minst bekende maatregelen zijn: kinderen over luchtkwaliteit.
= _ Taxistandplaatsen uitstootvrije taxi ' Lancering Luchtkwaliteit ‘weerbericht’
= __ Subsidie vitstootvrije taxi/ bedrijfsvoertuig icoon, special pagina schone lucht en app
"_ Voorrang elektrische auto AT5
parkeervergunning =_In samenwerking met GGD de lancering
RE = EEE ERE van de NO2 Meetnet luchtkwaliteit
__ - en Eeen waarmee Amsterdammers de
5 8 nf EE luchtkwaliteit kunnen volgen.
hid u EM sne | n ú Ë | __« Een samenwerking is gestart met
PK 3 Si Nd Asc Verkeersplein Amsterdam. Het
rr td en Verkeersplein verzorgt verkeerseducatie
GW E ) voor scholen en kinderopvang (0-18 jaar) in
ite ka cj If re ES de gemeente Amsterdam. Het thema
Mm , dd / K : \ | luchtkwaliteit wordt toegevoegd aan het
WE
Gemeente Amsterdam november 2020 | 7
pakket en bewustwording gecreëerd van "_ De luchtmeetnethuisjes in de stad worden
keuzemogelijkheden voor schone aangekleed met posters met informatie en
vervoersmogelijkheden. activiteiten rondom luchtkwaliteit.
=__ Organiseren van Schone lucht wandelingen "Tijdens het Amsterdam Light Festival 5
een kunstwerk te zien over luchtkwaliteit in
voor belangstellenden.
Amsterdam.
Resultaten per bron
es Milieuzone 2020: Actieve en directe benadering eigenaren oude diesels (euro 3 en
OO" lager) over de invoering van de milieuzone voor personenauto
A Milieuzone 2020: Actieve en directe benadering eigenaren oude diesels (euro 3 en
OMO® lager) overde aanscherping van de milieuzone voor bestelauto's en geografische
uitbreiding
Webpagina voor uitstootvrije logistieke Hubs, geeft een overzicht van logistieke
hub locaties die met behulp van uitstootvrij vervoer goederen vervoeren in
Amsterdam.
MKB wagenparkscan: In samenwerking met Breikers is er een online tool
ontwikkeld met een adviestraject voor MKB' ers die advies willen over een
overstap naar uitstootvrij wagenpark. De tool begeleidt, inspireert, informeert en
motiveert werkgevers in de MRA bij hun transitie naar slimme & duurzame
mobiliteit en logistiek.
BAK Webpagina voor uitstootvrije logistieke Hubs, geeft een overzicht van logistieke
ee © hublocaties die met behulp van uitstootvrij vervoer goederen vervoeren in
Amsterdam.
| pe
Ht
KC |
ey Mat
u en |
# eN els, |
Ne |
NEN Lt
È Hi 5 D( di 0 ern 5 gs
8 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
Voor sloop geldt dat:
=__dieselpersonenauto of bestelauto een
2.2 Stimuleren emissieklasse van 3 of lager moet hebben.
= bij de aanvraag van de subsidie dient er een
Stimuleren maakt de overstap naar een schoon geldig APK te zijn van de auto
alternatief aantrekkelijk = de auto al vóór 19 november 2019 in het
bezit was.
Met subsidies stimuleert Amsterdam de markt
om nu al te kiezen voor uitstootvrij vervoer. Om in aanmerking te komen voor de
Vanaf 1 december 2019 zijn er een tweetal vervangingsregeling geldt aanvullend dat alleen
subsidieregelingen actief voor taxi's en Amsterdammers met een Stadspas met groene
uitstootvrije bedrijfsvoertuigen. De stip deze subsidie kunnen aanvragen. De
belangrijkste kenmerken van de regelingen zijn: subsidie kan aangevraagd worden voor een
=__ De taxisubsidie is voor taxi's en taxibusjes _personen- of bestelauto met een emissieklasse 4
= Onder de regeling van vitstootvrije of hoger die niet op diesel rijdt, elektrische
bedrijfsvoertuigen vallen bestelauto's, personen- of bestelauto, elektrische brom- of
vrachtauto’s en autobussen. snorfiets, fiets, OV-abonnement of een deelauto
=__ Dat subsidie kan gebruikt worden voor abonnement
zowel nieuwe als gebruikte voertuigen
=__Om voor subsidie in aanmerking te komen
moet een niet-uitstootvrij voertuig worden sloopsubsidie verleend 1061
vervangen (voertuig nog niet gesloopt)
1 Deze subsidie is beschikbaar voor sloopsubsidie vastgesteld 725
(voertuigen gesloopt)
ondernemers Subsidie aanvraag vervanging 33
Tussentijds, na één jaar, worden de Subsidie aanvraag vervanging 9
subsidieverordeningen geëvalveerd, een verleend
resultaat is medio 2021 beschikbaar.
Een voorstel om de termijn van deze subsidie te
Sinds januari 2020 is er ook een subsidie sloop- Verlengen is voorgelegd aan de Raad, omdat de
en vervanging vervuilende diesels. Deze subsidie Fandhaving van de nieuwe milieuzone is
komt tegemoet aan bewoners en bedrijven uitgesteld tot 1 maart 2021 in verband met de
woonachtig of gevestigd in Amsterdam die per coronachsis.
november 2020 niet meer met hun
dieselpersonen- of bestelauto de milieuzone in
mogen rijden.
Aantal Subsidie aanvragen uitstootvrij
vrachtauto: gebruikt HI 1
vrachtauto: nieuw MN 5
bestelauto: gebruikt MMM 5
bestelauto: nieuw 84
taxi: gebruikt FEE 20
taxi: nieuw 62
Oo 10 20 30 40 50 60 70 80 go
Gemeente Amsterdam november 2020 | 9
Privileges worden ingezet om koplopers te zal deze wetswijziging per 1 juli 2021 van
belonen. Een privilege is een tijdelijke kracht zijn. Een onderzoek om deze
maatregel, die de voorlopers van de elektrische maatregel toe te passen voor de
rijders een voordeel biedt. De volgende parkeervergunning voor deelauto's wordt
privileges kent Amsterdam op dit moment: onderzocht.
=__ Ontheffing voor elektrische voertuigen via _= Het aantal schone taxistandplaatsen voor
de e-rwv!. Tot en met augustus 2020 zijn er schone taxi's is uitgebreid naar 6, zowel op
234 ontheffingen verleend. groengas en vitstootvrij.
=__ Vrijstelling van legeskosten voor ee: .
J ‚ 9 9 . . Het Rijk stimuleert ook het gebruik van
ontheffingen voor elektrische voertuigen, ,
… … . elektrische auto’s door middel van
bijvoorbeeld bij verhuizingen via de e-rvv , on
diverse fiscale regelingen en subsidies
en tvm?. Ber
ks: Particulieren
=__ Voorrang op de wachtlijst bij de aanvraag jn ;
‚ = __ Subsidieregeling elektrische
van een parkeervergunning voor bewoners , oo:
" . . personenauto's particulieren
en bedrijven met een elektrisch voertuig. In ie:
… in totaal = __BPM-vrijstelling
2020 zijn er in - Se:
020 zijn € ° aa’ 537 € … =__MRB-vrijstelling
parkeervergunningen zowel voor bedrijven
als bewoners. ie
N . Ondernemers en zakelijke rijders
= Door het Rijk wordt een wetswijziging en : ee
. ‚ nn =__ Milieu investeringsaftrek/afschrijving
voorgesteld die het differentiëren van (MIA en Vamil)
parkeertarieven op basis van uitstootklasse ie:
lik £ maken. N ht = __BPM-vrijstelling
mogelijk moet maken. r verwachtin Se:
ogen moet maken. Naar VERWACTHNS =__MRB-vrijstelling
‚ ‚ ‚ = __Bijtellingsvoordeel
Overzicht stimulering per bron : ;
= __ Verlaagd belastingtarief laadpalen
Hers Sloop- en vervangingsregeling diesels bestel- en personenwagen Euro 3 en lager.
OO" Voorrang op de wachtlijst bij de aanvraag van een parkeervergunning voor
bewoners en bedrijven met een elektrisch voertuig
Subsidieregeling aanschaf uitstootvrije nieuwe of gebruikte taxi's en taxibusjes
En Schone taxistandplaatsen uitgebreid tot 6 locaties Centraal Station, Leidseplein,
Gustav Mahlerlaan, Julianalaan. Oudebrugsteeg (avond), Amstel (avond)
RK Sloop- en vervangingsregeling diesels bestel- en personenwagen Euro 3 en lager
omO® Subsidieregeling aanschaf vitstootvrije nieuwe of gebruikte bestelwagens
Voorrang op de wachtlijst bij de aanvraag van een parkeervergunning voor
bewoners en bedrijven met een elektrisch voertuig
Ontheffing voor elektrische voertuigen via de e-rvv.
BRK Subsidieregeling aanschaf uitstootvrije nieuwe of gebruikte bestelwagens
ee © Ontheffing voor elektrische voertuigen via de e-rvv.
Vrijstelling van legeskosten voor ontheffingen voor elektrische voertuigen,
bijvoorbeeld bij verhuizingen
el Subsidieregeling aanschaf vitstootvrije nieuwe of gebruikte touringcar
Living lab samen met CIAM. Combi Infra Amsterdam is een samenwerkingsverband
tussen de netbeheerders Liander, Waternet, KPN NetwerkNL en VodafoneZiggo. In
de living lab wordt de ontwikkeling van emissievrij werken gestimuleerd op weg
naar een volledig vitstootvrije bouwplaats.
*RVV is het Reglement Verkeersregels en
Verkeersteksens
2 TVM is een Tijdelijke Verkeers Maatregel
10 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
2.3 Faciliteren gebeurt aan de hand van een integrale strategie
voor alle typen voertuigen. Hiervoor is de
Faciliteren maakt de overstap naar een schoon behoefte van de verschillende modaliteiten in
alternatief mogelijk kaart gebracht. Met dit ontwikkelde kader is het
mogelijk om gezamenlijk te werken aan de
Amsterdam zorgt voor een laadnetwerk inde _ transitie naar nul-emissie vervoer.
stad voor elektrische auto’s. Het aantal
openbare laadpalen is met 479 palen gegroeid in Een aanbesteding voor een nieuw meerjarig
de periode oktober 2019 — juni 2020. Inmiddels contract voor het plaatsen en exploiteren van
zijn er 2.041 laadpalen op openbare openbare laadpalen is in voorbereiding. Het
parkeerplaatsen in de stad. strategisch plan en afwegingskader zijn van
Het aantal individuele gebruikers had een sterke belang voor de randvoorwaarden van deze
groei in het laatste kwartaal van 2019 en een aanbesteding. Voor de overbruggingsperiode
sterke daling in het tweede kwartaal, als gevolg tussen het huidige contract en het nieuwe
van de Coronacrisis. meerjarige contract wordt een aanbesteding
opgestart voor een overbruggingscontract.
Het aantal locaties met snelladers is in deze _
periode uitgebreid met 2, er zijn nu 22 el
snellaadlocaties. Op dit moment wordt de k 4 Î /
plaatsing van 3 snelladers in Noord, 3 in
Zuidoost en 4 in Zuid voorbereid. /
Er is gestart met het plaatsen van laadpalen 5 |
voor deelauto's met een vaste standplaats, het a
zogeheten klassieke autodelen. Op deze wijze > 4 / | 4 me ©!
worden deelauto organisatie gefaciliteerd om , f Eg Bb ze
de overstap te maken naar uitstootvrije / 4 mmm P)
voertuigen. / uitsluitend f
/ | elektrische PAL
Het Strategisch Plan Laadinfrastructuur 2020 NIM a uto's |
— 2030 en het afwegingskader beschrijven een 8 4 f a
strategie voor de integrale opgave: het plaatsen \ H ij he |
en opschalen van de gewenste mix aan ai 4 b en, |
laadfaciliteiten om in 2030 aan de laad- en EERENS
energievraag te voldoen, zodat al het verkeer in Î p | Ki
Amsterdam uitstootvrij kan zijn. Zo wordt PAN
inzicht gegeven in hoe we de komende jaren / EN PP
een veilige, betrouwbare, toegankelijke en ! dj | Je ;
betaalbare laadinfrastructuur ontwikkelen. Dit
Aantal laadpunten & laadpalen Aantal individuele gebruikers
„000 4081 20000 18830 18832
4000 so45 H24 3246 3595 19000
3000 2570 BE 18000
2000 1285 1474 1562 1623 1798 17000 15u26
neee 16000 _ 4872 Le
1000 15000
o 14000 a
Q12019 Q2 2019 QZ2019 O4 2019 Q12020 O2 2020 13000
12000
=@=Laadpalen —S—Laadpunten Q1 2019 O2 2019 Q3 2019 O4 2019 Q1 2020 Q2 2020
Gemeente Amsterdam november 2020 | 11
Het parkeren en laden van elektrische energienet te ontlasten. Als er veel
voertuigen in (ondergrondse) parkeergarages beschikbaarheid is van duurzame
brengt andere risico’s met zich mee dan het energiebronnen kan een auto sneller
parkeren van fossiel aangedreven voertuigen. Er geladen worden en wanneer er veel vraag is
is meer onderzoek nodig om te bepalen hoe dit naar energie en er minder beschikbaar is
precies zit. Wet- en regelgeving laat toe dat kan er tijdelijk minder energie geleverd
elektrische auto’s in een (ondergrondse) worden. Een derde fase van Flexpower is in
parkeergarage parkeren en opladen. Er is een voorbereiding.
internetpagina opgezet om informatietedelen = Een pilot voor een snellaadlocatie in
over de brandveiligheid van elektrisch vervoer in combinatie met een batterijhub op P+R
parkeergarages. Zeeburg is in voorbereiding. De batterij
Verder is een contract afgesloten met Allego om wordt ingezet om bij een piekvraag energie
voor 21 gemeentelijke parkeergarages laadinfra te leveren en zo de druk op het
te exploiteren. De prijs voor laden in elektriciteitsnetwerk te verminderen.
… . = We werken in het kader van de NAL samen
gemeentelijke parkeergarages is € 0,28 excl : :
. N met de G4 gemeenten in de Regionale
BTW geworden, hiermee concurreert de prijs . :
voor laadinfra in parkeergarages goed met het Aanpak Laadinfra (RAL). Vanuit het Rijken
de RAL is geld beschikbaar gesteld om
straat parkeren. ee: :
capaciteit te organiseren voor het
Naast het uitbreiden van het publieke faciliteren en het versnellen van de
(snel)laadnetwerk in de stad wordt er door samenwerking in regionaal verband.
middel van verschillende samenwerkingen Binnen de regio G4 wordt kennis en
kennis opgebouwd voor de verdere uitrol van ervaring uitgewisseld op diverse
het laadnetwerk, niet alleen voor het publieke onderwerpen met betrekking tot de
laadnetwerk: grootstedelijke vitdagingen voor de uitrol
= De Flexpower pilot is in 2017 gestart en in van een robuust laadnetwerk. Ook is er de
2020 is de tweede fase van deze pilot mogelijkheid om gezamenlijk (pilot)
afgerond. De pilot is erop gericht om projecten op te pakken.
kennis op te doen voor het aanbieden van
flexibele hoeveelheid energie om het
Per bron
es Start met aanleggen van laadinfrastructuur voor uitstootvrije deelauto's met een
OTO" vaste parkeerplaats.
Uitbreiding van de snelladers met 2 stuks in Amsterdam. De voorbereidingen voor
de plaatsing van 3 snelladers in Noord, 3 in Zuidoost en 4 in Zuid eind 2020 zijn
gestart.
Voor de ondersteuning van VvE’s voor laadoplossingen is een webpagina
Laadoplossingen VvE's opgezet.
Uitbreiding van de snelladers met 2 stuks in Amsterdam. De voorbereidingen voor
dn de plaatsing van 3 snelladers in Noord, 3 in Zuidoost en 4 in Zuid eind 2020 zijn
gestart.
Ak Uitbreiding van de snelladers met 2 stuks in Amsterdam. De voorbereidingen voor
OMO® de plaatsing van 3 snelladers in Noord, 3 in Zuidoost en 4 in Zuid eind 2020 zijn
gestart.
AN Met de digitale (bouw)stroomkaart worden aannemers gestimuleerd en
gefaciliteerd om gebruik te maken van de aanwezige stroompunten in de stad,
waardoor de inzet van bijvoorbeeld dieselaggregaten wordt voorkomen.
12 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
2.4 Reguleren G)
Verplicht de overstap naar een schoon alternatief
Als gevolg hiervan zal er in 2022 geen
Op 17 juni 2020 is het verkeersbesluit over uitstootvrijezone binnen de S10o worden
aanscherping en uitbreiding milieuzone ingericht. De voorbereidingen worden getroffen
Amsterdam 2020 per 1 november 2020 definitief om per 1 janvari 2022 de milieuzone voor
vastgesteld. Met dit verkeersbesluit wordt er autobus en vrachtwagens aan te scherpen naar
een milieuzone ingevoerd voor personenauto's, Euro 6 conform de landelijke harmonisatie
is het milieuzone gebied uitgebreid voor milieuzones. In een brief aan de Raad is dit
vrachtwagens, taxi's en autobussen. En voor nader toegelicht.
bestelauto's is het gebied uitgebreid en de
emissieklasse aangescherpt. De handhaving van Het verkeersbesluit voor de aanscherping van de
deze milieuzone start per 1 maart 2021. milieuzone voor vrachtwagens en autobussen
per 1 janvari 2022 wordt voorbereid en wordt
Voor de invoering en aanscherping van eind 2020 voor besluitvorming voorgelegd.
milieuzones zijn er landelijk vrijstellingen
aangevuld met lokale ontheffingen mogelijk. {2020 (binnen de) ring Azo introductie
Een overzicht van de vrijstellingen en dieselmilieuzone voor
ontheffingen is te vinden om personenauto's en bestelwagens
Amsterdam.nl{milieuzones. voor emissieklasse 4 (Euro 4) en
hoger
Besluit landelijke harmonisatie milieuzone 2020 huidige milieuzones aanscherpen en
Op 29 oktober 2019 is door het Rijk het ‘besluit uitbreiden, behalve brom- en
harmonisatie milieuzones’ genomen. De snorfietsen
landelijke harmonisatie milieuzones zorgt voor 2021 verbod groengas taxi's op schone
uniformering van de toegangseisen van taxistandplaatsen
milieuzones in alle gemeenten in Nederland. 2022 (diesel)milieuzone vrachtwagens
Hierdoor weet de weggebruiker in heel aangescherpt naar emissieklasse 6
Nederland waar hij aan toe is en wordt een (Euro 6)
lappendeken van verschillende gemeentelijke 2022 (diesel)milieuzone autobussen
milieuzones voorkomen. Dit besluit heeft aangescherpt naar emissieklasse 6
invloed op de in het ASL genoemde ambitie om (Euro 6)3
in 2022 binnen de S1oo ten zuiden van het spoor 2025 milieuzone bebouwde kom voor
een vitstootvrijezone voor autobussen in te brom- en snorfietsen wordt
richten. uitstootvrij
Oe 2025 (binnen de) ring Azo uitstootvrij
Á a On. a gebied vracht- en bestelwagens
í $ ee k B 4 po 2025 (binnen de) ring Azo uitstootvrij
en : én ie Re EA ! gebied voor taxi's, ov-bussen en
ne ee touringcars
Ì eN b ee 2025 pleziervaart uitstootvrij in het centrum
Zl | 8 2025 passagiersvaart en GVB-veren
Ee KR es _4N se uitstootvrij op Amsterdams
ad ri A ad binnenwater
kt en ee 2030 bebouwde kom uitstootvrij gebied
je Keen B Ed voor alle modaliteiten
{
Ve % Amsterdam Te
k 3 Gewijzigd als gevolg van besluit landelijke
harmonisatie
Gemeente Amsterdam november 2020 | 13
Uitvoeringsagenda Stadslogistiek In de VAS worden afspraken gemaakt over de
In oktober 2020 heeft staatssecretaris Van invoering van een zero emissie zone in 2025
Veldhoven de kamer geïnformeerd over het voor stadslogistiek met een geleidelijke ingroei
vergevorderde stadium van de landelijke van uitstootvrije bestelauto's en vrachtwagens.
Uitvoeringsagenda Stadslogistiek (UAS) als
uitwerking van het klimaatakkoord. De laatste Zowel voor bestelauto's als voor vrachtwagens
punten worden verwerkt in de VAS, de wordt een overgangsregeling opgenomen.
ondertekening wordt verwacht in januari 2021. Vanaf 2028 moeten alle bestelwagens
De UAS is tot stand gekomen door uitstootvrij zijn en vanaf 2030 geldt dat voor alle
samenwerking met het Rijk, gemeenten, VNG, vrachtwagens die de zero emissie zone willen
MKB Nederland, TLN, Evofenedex, RAI inrijden.
Vereniging, BOVAG en Natuur&Milieu.
Per bron
ann Milieuzone dieselauto's emissieklasse 4 (Euro 4) en hoger, ring Azo (2020)
o”©
Milieuzone taxi's diesel met een DET vanaf 1-1-2009. Uitbreiding gebied
den milieuzone ring A10
Vanaf janvari mogen alleen nog vitstootvrije personentaxi’s staan op schone
taxistandplaatsen.
A Milieuzone dieselauto's emissieklasse 4 (Euro 4) en hoger, Ring Azo (2020)
OLO
RK Milieuzone dieselvrachtauto’s emissieklasse 4 en hoger. Uitbreiding gebied
ee © milieuzonering A10
ele Milieuzone autobussen emissieklasse 4 en hoger. Uitbreiding gebied
milieuzone ring A10
Pilot Amsterdams West waarbij in een deel van West alleen schonere
aggregaten mogen worden gebruikt. De pilot wordt vanaf 1 november
gestart in postcodegebied 1054 voor een half jaar.
all! nr E mn
: men d&s el |
ie TR An
| dd ere
Tk 5 ik: dl SR ki
EA } e | Ps at:
EE erna: Mi
Le | nee me: = EE
Ee nn TS =
NO nd 5 an :
De mmm en
8 IE ee || Se
14 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
3-1 Inleiding
Met de maatregelen in het ASL willen we dat in Verhouding detecties per voertuigcategorie
2030 al het verkeer vitstootvrij is. Zoals (2019-2020)
toegezegd in het ASL monitoren we jaarlijks het
wagenpark dat in Amsterdam rijdt. Eris een
analyse gedaan van kentekenscans, afkomstig
uit alle Amsterdamse ANPR-camera's, over een
periode van 15 maanden.
Het diagram Verhouding aantal detecties per
voertuigcategorie (2019-2020) geeft een
representatief beeld van het Amsterdamse
wagenpark. Personenauto's worden met 73%
het meeste gedetecteerd
Het diagram ‘% uitstootvrij van het totaal (2019-
2020)’ geeft per modaliteit een globaal beeld
van het percentage uitstootvrije detecties ten
opzichte van het totaal aantal detecties.
m Personenauto's Taxi's
Hieruit blijkt dat de verschoning van de vloot
, . . — Bestelauto's m Vrachtauto's
taxi's en bussen vooruitloopt op die van andere
modaliteiten (ongeveer 10% van alle m Bussen m Motoren
geregistreerde vervoersbewegingen is mBrom- en Snorfietsen
uitstootvrij).
Ook de komende jaren blijft monitoring van het
wagenpark plaatsvinden. In paragraaf hierna zijn
diagrammen per voertuigcategorie opgenomen
met een onderverdeling naar euroklassen.
% vitstootvrij van het totaal (2019-2020)
12,00%
10,00%
8,00%
6,00%
4,00%
2,00% IJ
00% m E a
Personenauto's Taxi's Bestelauto's Vrachtauto's Bussen Motoren Brom- en
Snorfietsen
Gemeente Amsterdam november 2020 | 15
3-2 Personenauto's uitstootvrij In 2030
Personenauto's in de Milieuzone u 3,4% van de personenauto's is
uitstootvrij
= EURO > 1 12,5% vande personenauto's
rijdt met een emissieklasse
= EURO lager dan 4, daarvan is 1,3%
: een dieselpersonenauto.
mEURO 4
mEUROS
= EUROG6
m Uitstootvrij
3-3 Ambitie: Taxi's uitstootvrij in 2025
Taxi's in de Milieuzone «10,8% van de taxi's is
uitstootvrij
m EURO 4
"0,9% van de taxi's rijdt met een
plug-in hybride
EUROS r__ 4,0% van de taxi's rijdt met een
emissieklasse van 4, waarvan
2% een diesel is.
m EURO 6
= Uitstootvrij
16 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
3-4 Ambitie: Bestelwagens uitstootvrij in 2025
Bestelauto's in de Milieuzone = 10% van de bestelauto's is
1
uitstootvrij
m EURO 3
"5,3% van de bestelauto's rijdt
= EURO 4 met een emissieklasse lager
dan 4, daarvan is 4,9% een
dieselbestelauto.
m EUROS
= EURO 6
= Uitstootvrij
3-5 Ambitie: Vrachtwagens uitstootvrij in 2025
Vrachtauto's in de Milieuzone «1,7% van de vrachtauto’s is
1
uitstootvrij
= EURO 4
"60 % van de vrachtauto’s rijdt
met een emissieklasse 6
mEUROS5 "34,6 % van de vrachtauto’s rijdt
met een emissieklasse 5
. EUROG "2,4 % van de vrachtauto's rijdt
met een emissieklasse 4 op
diesel.
= Uitstootvrij
Gemeente Amsterdam november 2020 | 17
3-6 Ambitie: OV-bussen en touringcars uitstootvrij In 2025
Bussen in de Milieuzone «10,2% van de bussen is
uitstootvrij
= EURO 4 "35,9% van de bussen rijdt met
een diesel emissieklasse 6
"52,8% van de bussen rijdt met
mEUROS _.
een emissieklasse 5, de bussen
rijden overwegend op diesel,
0,4% rijdt op aardgas of LPG.
mEUROG6
"0,7% van de bussen rijdt met
een diesel emissieklasse 4
= Uitstootvrij
Het GVB per 2020 is begonnen om de bussenvloot in zes zogeheten batches te vervangen. De
eerste batch omvat een verschoning van 29 GVB-bussen op diesel, de eerste uitstootvrije bussen
van het GVB rijden inmiddels. Een uitgebreidere rapportage van de transitie naar uitstootvrije
bussen wordt via het GVB verstrekt.
3-7 Ambitie: Motoren uitstootvrij In 2030
Motoren in de Milieuzone
10,8% van de motoren is
mEURO O0 uitstootvrij
m EURO 1 "22% van de motoren rijdt met
een emissieklasse 4
m EURO 2
n EURO 3 "42% van de motoren rijdt met
een emissieklasse 3
= EURO 4
_ NB. Motoren die niet uitstootvrij
= Uitstootvrij zijn, rijden op benzine.
Onbekend
18 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
3-8 Ambitie: Brom- en snorfietsen uitstootvrij In 2025
Brom- en snorfietsen in de Milieuzone
"6,7% vande brom-en
m2-takt snorfietsen is vitstootvrij
= Uitstootvrij
Onbekend
3-9 Ambitie: GVB-veren uitstootvrij in 2025
In 2015 is het duurzaamheidsconvenant ondertekend door gemeente Amsterdam en GVB met
uitstootvrije veerponten als doel. In 2018 is in de Update nota Veren de verduurzamingsstrategie
uitgewerkt. Er wordt ingezet op elektrische aandrijving als techniek. De GVB-veren zullen op of
nabij de pontaanlandingen opladen. De strategie zou in 2020 uitgewerkt worden zodat vanaf 2022
de eerste schepen vitstootvrij kunnen varen. De financiering in voorjaarsnota 2020 is niet conform
besloten door Covid-19, hierdoor is de projectuitwerking tijdelijk stilgelegd. Eind 2020 wordt
duidelijkheid verwacht over de financiering en kan de projectuitwerking verder worden opgepakt.
De zes nieuwste schepen (6o'ers) hebben een hybride aandrijving waarbij deels op accupakketten
gevaren wordt en zijn daarmee al veel zuiniger en schoner. De negentig jaar oude dieselponten die
dienst doen op het Noordzeekanaal zullen de komende jaren vervangen worden door uitstootvrije
schepen, de opdrachten voor de nieuwe schepen en voor de laadinfrastructuur zijn in 2020
gegund. Het rapporteren over de voortgang vindt vitgebreider plaats via het programma veren.
Het GVB heeft 20 GVB veren in reguliere dienst op het IJ en Noordzeekanaal. Hiervan zijn er nu 14
veren diesel en zijn 6 veren hybride
Overzicht vloot GVB 2020 en 2025
8
6
4
Ì
0
5O’ers diesel 5O'ers 60’ers hybride 70'ers NZK diesel _NZK elektrisch
elektrisch+5m elektrisch
m Vloot 2020 m Vloot 2025
Gemeente Amsterdam november 2020 | 19
3-10 Ambitie: Varen uitstootvrij in 2025
Op 20 mei 2020 is Nota Varen Deel 2 vastgesteld. Hiermee is duidelijk wanneer de passagiersvaart
en pleziervaart uitstootvrij moeten varen. Alle passagiersvaart per 2025, en de pleziervaart in het
Centrum per 2025. Buiten het Centrum moet de pleziervaart per 2030 uitstootvrij varen, met
uitzondering van de doorgaande vaarroutes. Het programma varen rapporteert over de voortgang
van de Nota Varen Deel 2.
3.11 Eigen wagenpark gemeente | 2019 | 2020 |
De ambitie van Amsterdam voor uitstootvrij vaar sremcaren | etn fi
ENT dek she Ens
wegverkeer geldt ook voor het wagenpark van de kT en ir
gemeente zelf. De organisatie van de gemeente | |
Amsterdam moet en wil het goede voorbeeld nt verl! rte
geven en als koploper haar eigen emissies zo snel NET Khin
mogelijk terugdringen. Daarom heeft de |
organisatie een ambitieus programma ‘Duurzame EE
gemeentelijke organisatie’ waarbij het de ambitie PETIT
is om in 2030 een klimaat neutrale organisatie te
zijn. Een ambitie waar het eigen wagenpark een
belangrijke bijdrage aan kan leveren. Eind 2019 is ni aentoaseien
het Transitieplan Verduurzaming Amsterdams
Wagenpark besproken in de Raad. Een overzicht emo
e Overige
van de mijlpalen voor 2019 en 2020 zijn in het eh | n
schema hiernaast te zien. Ki
Onderstaand een overzicht van de huidige stand lesie |
9 en waterstof
van zaken van het wagenpark van de gemeente.
% uitstootvrije voertuigen wagenpark gemeente 2020
Boten 2025)
Tractoren (2030)
Vracht- en vuilniswagens (2030) |
Veegmachines groot + klein (2028)
Veegvuilkippers (2025) ME
Spoelmachines (2023)
Auto's en kleine bestelbussen (2022) Em
Heftrucks 2021)
Scooters aon)
0% 20% 4,0% 60% 80% 100%
20 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
nn n u nn
Bijlage 1 Infographic Uitstootvrij Amsterdam
E ,
E
NI HEE zeik AE
“ey E35 $ EE pt
Ht > 5 kh © ee}
= a ES et 5 vevonvenensenvsnvenersensenerserveervervne Ë. QI
A ze ä
© 2) 8 5 8
Rn > 5
© 2} 7
58 Ïf nn
B 2
VW 5 EEE
jn 85
no EE de
XX „35 88e A
E ke 38 8E5 weeneeneensenseerld K Sd
Ü Sel MEE i
{> geel MEE
58.6 : gr”
a : )
Sn o :
> 0 Be beat | q
sl 1 So EE
Oo © og Beas oo
LL Tel SPS ne Nl
o 88 sie
85 sei a HE FE
… TE sees d 7
ui 155 e ä
md 5 rd 3
e mm Ad E
> ij 6
5
„ov
GES
en NN
en IK
5 ® N
2 ken]
5
Ê 85
ES 535 ö
v — Eijsneis
Y % Sejsbieb o
8CHRSEES
- = … 4 } oo
V E © eeen QU
Gemeente Amsterdam november 2020 | 21
Bijlage 2 Bronnen
Wagenpark
Om tot een gedegen inschatting te komen van het rijdend wagenpark in Amsterdam is gebruik
gemaakt van alle ANPR-camera's (Automatic Number Plate Recognition) waar de gemeente de
beschikking over heeft (zie onderstaande afbeelding voor een overzicht van de betreffende
cameralocaties).
5
8
® e ”
@ < 0e
® > oo © @
® s ke®
$ ®
de
E 2 % 4% ®
ee “ee” s ® 5
8 oo °
e® 3 ®
$e a ev
° ® 5
®
et
\%
©
Bron: www.amsterdam.nl{privacy
De data afkomstig vit de ANPR-camera’s wordt geborgd in het waarnemingenarchief van de
gemeente Amsterdam. De geanalyseerde dataset op basis waarvan de huidige inzichten zijn
verkregen, bevat informatie over de tijdsperiode van mei 2019 t/m juli 2020. In de
voortgangsrapportage spreken we van één detectie als een voertuig op een onbepaald moment
wordt geregistreerd door één van de ANPR-camera's. Omdat we een relatief lange periode (15
maanden) hebben geanalyseerd waarin het aantal detecties per modaliteit kan oplopen tot enkele
honderdduizenden tot miljoenen, krijgen we een representatief beeld van de door ons
gepresenteerde verhoudingen m.b.t. vitstootvrije voertuigen en EURO-klassen.
Diagrammen - Milieuzone vs. Amsterdam
Ondanks dat de huidige milieuzone (Ring Azo) een groot gedeelte van de stad Amsterdam
beslaat, beslaat het niet héél Amsterdam. In deze voortgangsrapportage is ervoor gekozen om de
gegevens met betrekking tot het gebied van de huidige milieuzone te presenteren. Enerzijds
omdat dit gebied het meest direct aansluit bij de belangrijkste regulerende maatregel vit het
Actieplan Schone Lucht, anderzijds omdat het beeld met betrekking tot de milieuzone vrijwel
22 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
identiek is aan het beeld van heel Amsterdam. Van noemenswaardige verschillen is dus geen
sprake.
Uitstootvrij versus Totaal
Per modaliteit wordt het totale aantal detecties (op geen enkele wijze uitgesplitst) weergegeven
en daarnaast een procentuele verhouding gepresenteerd tussen vitstootvrije detecties en het
totaal aantal detecties. Het groene gedeelte in het staafdiagram, geoormerkt als ‘ZE,
representeert het aantal uitstootvrije (Zero Emissie) detecties.
EURO-klassen
Per modaliteit zijn de gedetecteerde EURO-klassen verhoudingsgewijs gepresenteerd in een
diagram. Niet alle gedetecteerde EURO-klassen hebben hun plek gevonden in het diagram. De
EURO-klassen waarvan het cumulatieve aandeel ten opzichte van het totale aantal detecties lager
bleek dan 1%, zijn buiten beschouwing gelaten.
Voorbeeld: in de diagram ‘Taxi's in Amsterdam’ zijn EURO-klassen o t/m III niet weergegeven. Het
aandeel van deze EURO-klassen is cumulatief 0,142% van het totale aantal detecties (<1%).
EURO-klassen Milieuzone
De diagrammen met betrekking tot de uitsplitsing van voertuigen naar EURO-klassen geeft méér
inzicht in de samenstelling van het wagenpark en biedt een hulpmiddel om te toetsen in hoeverre
het Amsterdamse verkeer klaar is voor uitbreiding en/of aanscherping van milieuzones. De EURO-
klassen waarvan het cumulatieve aandeel ten opzichte van het totale aantal detecties lager bleek
dan 1%, zijn buiten beschouwing gelaten. Voor deze voertuigen geldt dat hun aandeel in het totaal
aantal vervoersbewegingen vrijwel nihil is. Voor alle modaliteiten geldt dat het overgrote deel van
de vervoersbewegingen schoner is dan EURO-4. De meest vervuilende voertuigen (EURO 1 — 3)
komen enkel nog voor onder de personen- en bestelauto's. Op hoofdlijnen is te zien dat
Amsterdam klaar is voor de milieuzone die vanaf november 2020 wordt ingesteld (waarvoor geldt
dat diesels met EURO-klasse 3 of lager niet meer in het betreffende gebied mogen rijden).
Laadinfrastructuur
Het programma Luchtkwaliteit heeft een samenwerkingsovereenkomst met de Hogeschool van
Amsterdam. Uit deze samenwerkingsovereenkomst volgt dat de HvA een dashboard heeft
ontwikkeld en onderhouden m.b.t. diverse KPI's rond elektrisch laden. De cijfers en statistieken in
deze voortgangsrapportage zijn afkomstig vit dit dashboard.
Subsidies
Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen en beoordeeld door het Subsidiebureau
Amsterdam (SBA). Alle aanvragen worden geregistreerd in het Subsidieregister. Daarnaast houdt
het SBA m.b.t de subsidieregelingen voor stadslogistiek rapportages bij over het soort voertuigen
waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Maandelijks vindt er een overlegmoment plaats tussen
Programma Luchtkwaliteit en SBA waarin de rapportages worden doorgesproken. Zodoende
krijgt Programma Luchtkwaliteit een goed inzicht in de effectiviteit van subsidieregelingen en de
vraag vanuit de markt.
Gemeente Amsterdam november 2020 | 23
Colofon
Uitgave
Gemeente Amsterdam, Ruimte en Duurzaamheid,
Team Luchtkwaliteit, november 2020
Contact
luchtkwaliteit @amsterdam.nl
Tekst
Team Luchtkwaliteit
Met dank aan V&OR, programma varen, facilitair — transitie eigen wagenpark
TNO en de GGD
24 Monitor Actieplan Schone Lucht 2020
| Onderzoeksrapport | 24 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum g februari 2023
Portefeuille(s) Deelnemingen
Portefeuillehouder(s): Wethouder Rijxman (Deelnemingen)
Behandeld door DMC/Deelnemingen, [email protected]
Onderwerp Afdoen toezegging geheimhouding bijlagen halfjaarlijkse brief
aandeelhoudersbesluitvorming
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 24 november is een brief besproken waarin de uitkomsten van de
aandeelhoudersvergaderingen van gemeentelijke deelnemingen in het eerste deel van 2022 zijn
teruggekoppeld.
In deze vergadering heb ik aan raadslid Bobeldijk (SP) toegezegd om uit te zoeken of de geheime
bijlage met betrekking tot Schiphol Area Development Company (SADC) inderdaad openbaar is
en om te controleren of meer begeleidende geheime bijlagen bij de brief ten onrechte niet
openbaar zijn. Ik dank hem voor zijn oplettendheid en ga hieronder in op de toezeggingen.
Geheime bijlage SADC
Bij de brief was een geheime bijlage van SADC opgenomen met daarin het strategische
meerjarenplan van de deelneming. Deze bijlage betrof een versie die was voorzien van een
concept watermerk om te bespreken tijdens de aandeelhoudersvergadering. Ik was niet op de
hoogte van de publicatie van het door de aandeelhoudersvergadering vastgestelde stuk, waardoor
dit abusievelijk als geheim is gepresenteerd aan uw raad. Het strategisch plan is hier openbaar in
te zien: https://www.sadc.nl/wp-content/uploads/2022/08/SADC Meerjarenplan 2022.pdf
Overige bijlagen
Naast SADC waren er ook bijlagen opgenomen van de deelnemingen AEB, Beurs van Berlage,
Carré, GVB, Havenbedrijf Amsterdam, LSFA, Matrix, NV Zeedijk, ODE, ROM InWest, Schiphol,
Stadsgoed, Stadsherstel, WPW en WRK. Ik heb nogmaals gecontroleerd of deze bijlagen
inderdaad geheim moeten blijven, en dat is inderdaad bij alle stukken het geval, behalve het
jaarverslag van de Matrix Innovation Center NV. Deze is ook als bijlage bij deze brief gevoegd.
In toekomstige brieven over halfjaarlijkse besluiten zal nauwlettend worden getoetst of
meegezonden stukken openbaar kunnen worden verzonden.
Ik vertrouw erop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw de toezegging als
afgedaan.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 9 februari 2023
Pagina 2 van 2
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Shula Rijxman
Wethouder Deelnemingen
Bijlagen
1. Commissievoordracht
2. Jaarverslag 2021 Matrix Innovation Center NV
| Brief | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 216
Publicatiedatum 3 mei 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer L.G.F. Ivens van 4 maart
2013 inzake misstanden rondom de verhuur van het pand aan de Nieuwezijds
Voorburgwal 138.
Amsterdam, 29 april 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding van vragensteller.
In juni 2012 is het pand aan de Nieuwezijds Voorburgwal 138 afgebrand waarbij twee
mensen de dood vonden. Onlangs heeft de fractie van de SP via een wob-verzoek
het politierapport over de brand toegezonden gekregen. In dit rapport kwam een
aantal schokkende zaken naar voren. Tijdens de brand bleken er op 62 vierkante
meter 9 mensen woonden die per maand 7250 euro huur in contanten moesten
betalen aan eigenaar Theodorus Monumenten bv, een onderneming van
vastgoedeigenaar Theo Hoogland. Tegelijkertijd bleek slechts één van de huurders
de huur te betalen. Die huurder ontving maandelijks een bedrag tussen 5000 en
10.000 euro van een oudere dame, en voldeed de huur in contanten in een
maandelijkse ontmoeting met de eigenaar in een hotel.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 4 maart 2013, namens de fractie van
de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het stadsbestuur op de hoogte van het bovenstaande rapport en de
schokkende bevindingen eruit? Wat is de mening van het stadsbestuur hierover?
Antwoord:
Ja. Het College is op hoogte van het rapport en geschrokken van de inhoud.
Het rapport is mede aanleiding geweest voor bestuurlijk overleg tussen
de Burgemeester, de Wethouders Wonen en EZ en Stadsdeelvoorzitter Centrum
over versterking van de handhaving van woonfraude en brandveiligheid dat medio
mei zal plaatsvinden.
De burgemeester heeft aan de politie gevraagd om nader onderzoek te doen naar
de in het rapport genoemde betalingen.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing he Gemeenteblad
Datum 3 mei 2013 Schriftelijke vragen, maandag 4 maart 2013
2. Uit mediaberichten bleek dat de heer Hoogland meer panden in bezit heeft! maar
ook dat hij al eerder in beeld was bij het stadsdeel als louche verhuurder. Hoe
heeft het kunnen gebeuren dat hij als huisjesmelker toch nog zijn gang heeft
kunnen gaan? Zijn er naar aanleiding van de brand stappen ondernomen richting
de heer Hoogland? Is geïnventariseerd welk vastgoedbezit de heer Hoogland nog
meer heeft en wat is daarmee gedaan? Zo nee, is het stadsbestuur bereid alsnog
deze inventarisatie te doen?
Antwoord:
Eind 2011 was door de Dienst WZS en Stadsdeel Centrum besloten om
gezamenlijke controleacties uit te voeren op de panden van de heer Hoogland.
De afgelopen jaren is de heer Hoogland meerdere keren aangesproken op het
gebruik van zijn panden. Omdat een effectieve aanpak telkenmale niet goed
mogelijk bleek is besloten tot een bundeling van krachten in projectvorm.
Op 4 juni 2012 vond de eerste controle op een pand van de heer Hoogland
plaats.
Kort na de brand heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer Hoogland en
Stadsdeel Centrum. Aan de heer Hoogland is aangegeven dat het pand zonder
uitdrukkelijke toestemming niet verbouwd en/of gebruikt mag worden. Daarnaast
is afgesproken dat ook het buurpand, eveneens eigendom van de heer Hoogland,
onmiddellijk buiten gebruik wordt gesteld.
In juli en augustus 2012 hebben controles geleid tot oplegging van 13 boetes voor
een totaalbedrag van € 114.000. In een vaststellingsovereenkomst is bedrag
gematigd tot € 90.000,- onder intrekking van alle lbpende procedures en de
toezegging van Hoogland om de verhuursituatie in overeenstemming te brengen
met de gemeentelijke regelgeving. Daarnaast zijn handhavingstrajecten gestart
gericht op herstel van de rechtmatige toestand, en is een aantal aanvragen
ingediend ter legalisering van aanpassing van geconstateerde situaties. Eerder
was al een boete opgelegd van € 12.000,- die door Hoogland betaald is.
De inventarisatie van zijn vastgoed had reeds voor de brand plaatsgevonden in
het kader van het project van DWZS en Stadsdeel Centrum. Daar waar
overtredingen van de Huisvestingswet zijn geconstateerd zijn boetes opgelegd.
3. Uit het politierapport blijkt dat er tijdens de brand geen mensen stonden
ingeschreven op het adres, maar dat er wel 9 mensen woonachtig waren.
Heeft het stadsbestuur in beeld op welke panden die als woonhuis geregistreerd
staan geen bewoners staan ingeschreven? Wat doet het stadsbestuur met deze
informatie?
Antwoord:
De inventarisatie van adressen en wijze van gebruik hebben in casu de basis
gevormd voor de selectie van panden in het project waarin ook de panden van
de heer hoogland zijn gecontroleerd. Leegstand op papier is een van indicatoren
voor nader onderzoek. In de gevallen waarin onregelmatigheden zijn
geconstateerd wordt vervolgens handhavend opgetreden.
' Dichtbij: Asbest afgebrand pand Nieuwezijds Voorburgwal gesaneerd
http://www.dichtbij.nl/amsterdam-noord/video/artikel/2561944/asbest-afgebrand-pand-nieuwezijds-
voorburgwal-gesaneerd.aspx
2 AT5: Man en vrouw omgekomen bij brand. http://www.at5.nl/artikelen/8257 2/stel-omgekomen-bij-
brand-centrum
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neng he Gemeenteblad
ummer = zn
Datum 3 mei 2013 Schriftelijke vragen, maandag 4 maart 2013
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 al is aangegeven en in de Commissie AZ
van maart door de burgemeester is aangekondigd zal er medio mei een
bestuurlijk overleg tussen centrale stad en stadsdeel plaatsvinden om te
bespreken hoe de handhaving op woonfraude en brandveiligheid kan worden
versterkt. Voor de zomer zal hiertoe een plan worden voorgelegd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam l D
% Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen,
Duurzaamheid en ICT
% Agenda, woensdag 20 december 2017
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT
DIT BETREFT EEN VOORTZETTING VAN DE COMMISSIEVERGADERING VAN
6 DECEMBER 2017
Tijd 09:00 tot 12:00 uur
Locatie De Raadszaal
Algemeen
1 Heropening inhoudelijk gedeelte
2 Mededelingen
Verkeer en Vervoer
3 Wijzigen Parkeerverordening 2013, versie 2018 Nr. BD2017-016207
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 december 2017).
e Op verzoek van de leden Vroege (D66) en Ernsting (GL) hierbij te betrekken TKN 10:
Betaald parkeren op zondag Oud-West en Westerpark.
e Was agendapunt 16 in de vergadering van 06.12.2017.
4 Vaststellen Verordening Parkeerbelastingen 2018 Nr. BD2017-016209
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 december 2017).
e Was agendapunt 17 in de vergadering van 06.12.2017.
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam l D
Raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en
ICT
Agenda, woensdag 20 december 2017
5 Parkeermaatregelen Noord 2018 Nr. BD2017-016210
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Kabinetbijlagen zijn naar de leden gestuurd.
e Was agendapunt 18 in de vergadering van 06.12.2017.
6 Voortgangsrapportage van het Parkeerplan Amsterdam Nr. BD2017-016211
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Was agendapunt 19 in de vergadering van 06.12.2017.
7 Vaststellen van het beleid voor parkeerduurbeperking in woonbuurten, definitief
parkeerregime Buitenveldert en definitief parkeerregime Prinses Irenebuurt Nr.
BD2017-016212
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Kabinetbijlagen zijn naar de leden gestuurd.
e Was agendapunt 20 in de vergadering van 06.12.2017.
2
| Agenda | 2 | val |
VN2022-043292 issi - í
sport en Bos X Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, S EF D
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
% Amsterdam he
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Sport en Bewegen
Gemeentelijk Vastgoed (15)
Agendapunt 3
Datum besluit 22 november 2022
Onderwerp
Eigendomspositie van IJscomplex Jaap Eden
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsbrief.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet, het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de
uitoefening van zijn taak nodig heeft
Bestuurlijke achtergrond
e Instemming College B&W om de haalbaarheid van de herontwikkeling van het Jaap Eden
ijscomplex verder te onderzoeken (30 juni 2020);
e Vaststelling haalbaarheidsonderzoek herontwikkeling Jaap Eden IJscomplex en start
ontwerptraject en voorbereiding Uitvoeringsbesluit door College B&W (14 december 2021);
e Inde begroting 2023 staat dat we investeren in het naar voren halen van de investering in de
400 meterbaan en de installaties gelet op einde levensduur (fase 1) en fase 2 betrekken bij de
heroverweging van de Specials.
* Collegebesluit Eigendomspositie van IJscomplex Jaap Eden dd. 22 november 2022.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
Het college heeft ingestemd met geheimhouding op bijlage 1 ‘Investeringsraming fase 1 en 2’ op
grond van artikel 25 eerste lid van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd
in artikel 5.1, lid 2 onder b van de Wet open overheid. De geheimhouding wordt opgelegd voor
een periode van maximaal vijf jaar, tot uiterlijk november 2027. Gezien de aanbesteding nog
moet plaatsvinden kan bij bekendmaking van de geheime bijlage de gemeente financiële schade
ondervinden. Openbaarmaking van deze bijlage weegt niet op tegen het financiële belang van de
gemeente.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Gegenereerd: vl.22 1
VN2022-043292 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie, EF D
Sport en Bos % Amsterdam ‚ ‚ 8
% Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 18 januari 2023
Ter kennisneming
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-118717 Commissie SED Voordracht (pdf)
GEHEIM - Vertrouwelijke bijlage 1 Investeringsraming fase 1 en 2.docx
AD2022-119553
(msw12)
Raadsinformatiebrief voorgenomen erfpachtbeeindiging Jaap Eden
AD2022-118730 ‚
IJscomplex en start aanbesteding.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Marjolein Gerards
Gegenereerd: vl.22 2
| Voordracht | 2 | val |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1042
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen op 8 oktober 2015
Ingekomen in raadscommissie AZ/FIN
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Yesilgöz-Zegerius inzake de Begroting 2016 (fietsen voor gebruikers
BBB-voorziening).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Constaterende dat:
— de totaal te verwachten kosten voor de uitgifte van GVB-kaartjes aan gebruikers
van de BBB-voorziening dit jaar €134.874 bedragen;
— de bezettingsgraad van de BBB-voorziening het afgelopen jaar van 45% naar
95% is gestegen;
— erin 2014 in Amsterdam 68.680 fietsen bij het fietsdepot werden afgeleverd.
Overwegende dat:
— afhankelijk van de ontwikkelingen onderzocht wordt hoe de vervoerskosten
verlaagd kunnen worden;
— naast het OV er nog andere vervoersmogelijkheden zijn;
— lichaamsbeweging een positief effect heeft op het mentale en fysieke welzijn van
mensen;
— in 2014 slechts 45% van de fietsen in het fietsdepot is opgehaald danwel
thuisbezorgd;
— _na zes weken ongeclaimde fietsen uit het fietsdepot worden verkocht of
weggegeven.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— als pilot 50 ongeclaimde fietsen uit het fietsdepot aan te bieden aan de BBB-
voorziening zodat gebruikers van de voorziening een alternatief hebben voor het
OV en zodoende geen gebruik hoeven te maken van de door de gemeente
verstrekte GVB-kaartjes;
— de besparing die dit oplevert mee te nemen in toekomstige reserveringen voor de
uitgifte van GVB-kaartjes aan gebruikers van de BBB-voorziening.
Het lid van de gemeenteraad
D. Yesilgöz-Zegerius
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente
Amsterdam
Schriftelijke vragen
Datum indiening: 7 oktober 2021
Volgnummer: 313
Onderwerp
Schriftelijke vragen van de leden Biemond en La Rose inzake DNA-onderzoek in samenwerking
met Chinese onderzoekers
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door indieners:
Drie Nederlandse toplaboratoria, waaronder het Erasmus Medisch Centrum, werkten de afgelo-
pen jaren samen met Chinese wetenschappers aan de ontwikkeling van gevoelige DNA-tech-
nieken, blijkt vit onderzoek van Follow the Money (FTM) en RTL Nieuws. Die kennis kan volgens
deskundigen worden gebruikt om in China minderheden en politieke tegenstanders te controle-
ren. Ook is het de vraag in hoeverre DNA gebruikt bij deze onderzoeken vrijwillig is afgegeven
door o.a. de Oeigoerse minderheid in China. Ook in Amsterdam wordt er in wetenschappelijk on-
derzoek samengewerkt met Chinese partijen en wordt er DNA onderzoek wordt gedaan. Op dit
moment is onvoldoende in beeld hoe deze (wetenschappelijke) onderzoekssamenwerking in Am-
sterdam er vit ziet en wat daar de mogelijke (onwenselijke) gevolgen van zijn. Dat inzicht is wel
nodig.
Gezien het vorenstaande stellen de leden Biemond en La Rose, beiden namens de fractie van de
PvdA, op grond van artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Am-
sterdam, de volgende schriftelijke vragen:
1. In hoeverre is het college bekend met het onderzoek van FTM en RTL-Nieuws?
2. Wat vindt het college van de bevindingen?
3. In hoeverre vindt er in Amsterdam (wetenschappelijk) onderzoek plaats in samenwerking of be-
trokkenheid van de Chinese overheid, of aan de Chinese overheid gelieerde organisaties?
4. Is het college bereid daar een overzicht van te geven? Zo nee, waarom niet?
Gemeente Amsterdam Datun
Pagina 2 van 2
5. In hoeverre kan er bij deze onderzoeken sprake zijn van strijdigheid met mensenrechten, of on-
gewenst en onethisch gebruik van de resultaten?
a. Bijvoorbeeld door het onvrijwillig afstaan van DNA en daar gebruik van te maken in onder-
zoeken?
b. Of het controleren van minderheden en politieke tegenstanders middels resultaten van on-
derzoek?
6. Wat vindt het college daar van?
7. In hoeverre wil, of is de gemeente in gesprek over dergelijke onwenselijke risico's met Amster-
damse kennisinstellingen en bedrijven?
Indieners
H.J.T. Biemond
N.V.M. la Rose
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1602
Publicatiedatum 16 oktober 2019
Ingekomen onder AH
Ingekomen op woensdag 9 oktober 2019
Behandeld op woensdag 9 oktober 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake de Nota Regenboogbeleid (centraal ‘informatie &
advies loket’ rondom seksuele en genderdiversiteit).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nota Regenboogbeleid 2019-2022. (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1425).
Constaterende dat:
— De nota Regenboogbeleid een beginnend mooi plan is;
— De nota uitwerkingen in het beleid nog mist;
— Concrete uitgangspunten en indicatoren belangrijke ijkpunten zijn tijdens de
evaluatie en beleid zo beter te controleren is.
Overwegende dat:
— Belangrijke uitgangspunten van de Stembusakkoord niet meegenomen zijn in het
Regenboogbeleid:;
— De uitgangspunten van het stembusakkoord belangrijk zijn voor de structurele en
duurzame ondersteuning van LHBTQI+ personen;
— Informatie met betrekking tot seksualiteit en genderidentiteit in de zorg, onderwijs,
arbeid en overige sociale domeinen niet gecentraliseerd is;
— Diverse organisaties al jaren aan het opbouwen zijn, maar niet de infrastructuur
noch financiële middelen hebben om de informatie en kennis te centraliseren.
— Het beleid structureel moet veranderen zodat vrijwilligers in Amsterdam de taken
van professionals niet hoeven over te nemen, en dus ook een loket functie niet
hoeven uit te voeren;
— Dit terwijl er capaciteit aanwezig is, maar niet integraal of duurzaam wordt
toegepast;
— Dit college een duurzame en structurele aanpak van emancipatie van LHBTQI+
hoog op de agenda heeft staan.
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1602 Moti
Datum _ 16oktober201g "oe
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Om een Informatie en Advies loket rondom seksualiteit en gender identiteit te
realiseren;
— Hetloket na het realiseren van het Regenbooghuis daarnaartoe te verplaatsen.
Het lid van de gemeenteraad
S. Simons
2
| Motie | 2 | discard |
LA NAA San NAO A TR ml
Co ERMEER ne Br
Per Seche Mik SP EEA A d er neee cl HE Er Sat.
Ne AAD B rs ff Ee EON ed de Ji lan EE ENT se Bed 1
ET te EEL En ' OT MATEN Ln 2 B tgn ed EN Se En < IN HE
Ne Ak SI DE ENE on Ein Lt Vale Ef | INE
ei A SD : Beh CARAT | MATE AGE EDE En a nl | se:
ee ee en
MRE pe AA EN EERE sl Ë EN a reet EE hear AE
sE NINe n eeeTe i — js RE 1 jj Lj ie
EE DEED SOA EN A NER es BEE 8E Ee, | Wat id f
EP Ö Pnt RN Aas gk iS Ne Ar San rn ene EN OE in tt Eee nr 7 he nen as E =
2 ad ib é KN de RA bie of. d Ne 4 £ Ne 5 zes = P sE ee BRS | |
Er Mr 4 „ie r Rh en 7 En ! 2 5 jd Z , kr Ge 8 u Mn en a e ip Íl 8 } Ì
REENER 5 MEN Milde da S | it tek ij ‚p bte
ph bk (IN Tm = ; PE MT B __—— aal?
; Mr A ed, DE 0 Ke II
RE 5 A
ar EER) ros 5 | We he hr ed BS er In
eb NE En Ff K k re fe, Js, A & a Ee ì Ts Ie ed b j=E El
Rs ad 1 E | ES en AN es | { rte pr a ek Er 74 kÀ iS sr Á Ë _ ek A on _ r TTT AT »
EN In j RC | | Ed es B/I GE A RRRE — mec ú kl 4 Bl
ede EN Eee Is Ted Ì Á \ ER lik ant nik Ik Í |
ENEN AT ne 7 EK Er 3E AEN | U |
Hal | || Ei E nr a eit za erven je - Ie. 1 P - „ | $ 4 | | | 1 8 Ë A q [7 mt 5 te ef E
eeN IL Re À 1m M EN af ik! NE ie: Es PR yr =| } HEAAN ED ARDA hl | WT B EE
Erk „ " B, aatskinf + si AF | id _ eN - ir dl ; _ nt P )
HE; ET 1 n\t ER IE . 8 ebt Mk ie, UE en  2 ER
7 E =i e 6 af ON ENFANT lil IKE
Nt edna NEN en tt zc E (Wd ’ Cn ve
RE er ee NERI pe SA hd mn \ Re: PE a N ad |
ERN ENE A Eh, Pk an ke PDE PS ND) Se mardi as
ne Ee gede A ús eN 4 rd 4 Pl Ald } R iN 3 Hr Bs EN 7 Eper are 5 ENV RN 7 gu / dl,
nf AES A EEC RS VER ) me At St A ler,
En Ld he et DN Le : a MS MAME tk Mei gn EN k nl j i
NE, Tass ML Ea RES A A par At Ak te lt Ae nk Kn in ne k | ze de ENT a Kl \ en \
GE Men PR ed nj A Ait ls ee BANS RANG Jt GAN BANE a RM en Pere 0
U Ehmm a h ber LOE fe) DDS ren , 1 Pek zh PE Wi RR Sr. mn P ER g
le EA Een er h 0 iid AT HV ER } 1 A vate Nl mmm Metris VJ ng
eN Eis, 8 De Ki, if | 1 EA een A a MA it ‚U Hr Avid Î ee X Ee dl AAT yr Pi, eme } \ Ed ie RRA
RL eef VEEN IVA OBAN ak alt de NS Í | mm
dr A
ps . e Í . he \ d |
Gezondheid en welbevinden in Amsterdam S&N
Dn di |
8 8 ef LR Wi k
Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 A
Pen GRE 4 Nes oes ,
nn en
5 De en EE ee tn BT ie
PAND PPE CET OT EE EEE Fe AE ES has A TENs.
pr ns 0 0e. en 5 ne PE E d BE p ö et od, er E En
Sn EL Hoe gaat het met de gezondheid en het welbevinden van de Amsterdammer? Sinds de coronacrisis houdt deze vraag
ze A u ons misschien wel meer bezig dan ooit. In deze rapportage leest u hoe het ging met de inwoners van Amsterdam
Se. in het najaar van 2020. De cijfers zijn afkomstig uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 (AGM).
TE +
Le 1 % dee 5 Á 4 aA b B Win” Naf Û „per 9 PE EN Bal E in
ARE IE ES Tv "3 be oe et GE es | hak Bn a rt
Ley 8 Le Nl egen & ‚ e EL as ng kt en En pd id id PE
Ee AP ie ED vl EPR il Y 7 0 WP PA EEND A sm Ke,
ee ke TR RN 3 ” N LE In _” d OE, 4 AR Te ed A Af Te he RN
1. Gezondheid en functioneren 4. Genotmiddelen 6. Verschillen in de stad
In 2020 ervaren meer Amsterdammers hun eigen Tussen 2016 en 2020 daalde het percentage rokers. Gezondheidsproblemen zijn niet gelijk verdeeld over
gezondheid als (zeer) goed dan in 2016. lets minder Dit is waarschijnlijk niet het gevolg van de coronacrisis. de stad. Inwoners met een laag opleidingsniveau,
inwoners rapporteren een langdurige ziekte of Het alcoholgebruik is ook afgenomen, wat ten een minimuminkomen of een niet-westerse
aandoening. Ouderen en sociaaleconomisch dele komt door de coronacrisis. Het drugsgebruik migratieachtergrond rapporteren vaker lichamelijke
kwetsbare groepen rapporteren vaker gezondheids- ligt op hetzelfde niveau als in 2016. De hoogste en mentale klachten en een ongunstigere leefstijl. De
problemen dan gemiddeld, maar ook bij hen zien cijfers voor tabak-, alcohol- en drugsgebruik zien stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost scoren op
we een verbetering ten opzichte van 2016. we bij mannen, 18- t/m 34-jarigen en inwoners meerdere gezondheidsaspecten ongunstig. Voor roken,
met een Nederlandse of westerse (migratie) alcohol- en drugsgebruik zien we een ander patroon;
2. Mentale gezondheid achtergrond. De cijfers voor roken en alcohol deze cijfers zijn hoger bij jongvolwassenen, mannen en
nn Gebruik zijn in Amsterdam hoger dan landelijk. inwoners met een Nederlandse of westerse (migratie)
In 2020 zien we een toename van psychische klachten achtergrond en in de stadsdelen Centrum, West en Zuid.
in Amsterdam, met name onder jongvolwassenen en 5. Leefgewoonten
hoogopgeleiden. Eenzaamheid komt vaker voor in mmm mmm
vergelijking met de voorgaande jaren. Nog steeds Het aandeel Amsterdammers met overgewicht of
hebben inwoners met een kwetsbare sociaaleconomi- obesitas is tussen 2008 en 2020 niet veranderd. Bij
sche positie het vaakst te maken met psychische en het stijgen van de leeftijd neemt overgewicht toe en
sociale problemen. Bij hen zijn de cijfers vergelijkbaar hebben mensen minder lichaamsbeweging. Inwoners
met eerdere jaren. Psychische klachten en eenzaam- met een laag opleidingsniveau, een minimuminkomen o%o
heid komen in Amsterdam vaker voor dan landelijk. of een niet-westerse migratieachtergrond hebben ooo ©
De coronacrisis heeft het mentaal en sociaal welbevin- het hoogste risico op overgewicht en obesitas. oge EN
den negatief beïnvloed, vooral bij jongvolwassenen. Onvoldoende beweging en sporten komt bij hen ook tact eoremneeniis LP)
vaker voor. De cijfers zijn in Amsterdam gunstiger dan A
3. Zorg en hulp landelijk. Dat komt gedeeltelijk door de grote groep De Amsterdamse Gezondheidsmonitor
mmm jONGVOlwassenen in onze stad. De fruitconsumptie 2020 is uitgevoerd in het najaar van 2020, tijdens
In 2020 verlenen evenveel Amsterdammers mantel- stijgt en een ruime meerderheid eet minimaal 5 de tweede coronagolf. De uitkomsten laten zien
zorg als in 2016. Van hen voelt 1 op de 6 zich zwaar dagen per week groente. Bij jongvolwassenen en bij dat de coronacrisis een ongunstige invloed had op
belast. Het ondersteuningsaanbod bereikt slechts mannen verdient gezonder eten extra aandacht. het mentale en sociale welbevinden, het beweeg-
een kleine groep mantelzorgers. In vergelijking met gedrag en het gebruik van zorg. Een deel van de
2016 gaven meer inwoners aan dat zijzelf of iemand inwoners gebruikte door de coronacrisis meer
in het huishouden geen behandeling voor psychische alcohol, tabak en drugs, anderen minder. Vooral
problemen ontving. Het niet ontvangen van een jongvolwassenen en hoogopgeleiden geven aan
medische of tandheelkundige behandeling kwam minder alcohol te drinken. Bij jongvolwassenen
minder vaak voor dan in 2016. De coronacrisis vormt is het negatieve effect van de coronacrisis op
de belangrijkste reden voor het niet krijgen van zorg. het mentale welbevinden ook het grootst.
Over het onderzoek
1.1 Ervaren 1.2 Langdurige 1.3 Beperkingen
gezondheid ziekten en bij horen, zien
aandoeningen en bewegen
21 Psychische 2.2 Eenzaamheid 2.3 Eigen regie 2.4 Mishandeling
° klach kracht thui
2 Mentale gezondheid achten en veerkrac uis
en stress
3.1 Mantelzorg 3.2 Niet
ontvangen
zorg en hulp
A csemiddlen 41 Roken 4.2 Alcoholgebruik 4.3 Drugsgebruik
51 Overgewicht 5.2 Bewegen 5.3 Gezond eten
t
9 Leefgewoonten en sporten
61 Stadsdelen
8 8 „2 Ï
6 Verschillen in de stad 6-2 Gebieden
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
De cijfers uit dit rapport zijn afkomstig uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor /
2020 (AGM). Dit is de vierjaarlijkse gezondheidsenquête van de GGD Amsterdam
onder zelfstandig wonende Amsterdammers van 18 jaar en ouder. De GGD me 5 n
. …. . K Ko
en de gemeente gebruiken deze gegevens bij het opstellen van gemeentelijk Kk Sy
i a
gezondheidsbeleid. De AGM 2020 bestond uit een enquête via post en internet. % Wee B?
en Pe 5
en | SN A EN
MAK PA el
Bevolking Amsterdam Vlak) Deelnemers J 3 fi ASN ee AAN Te pn
Er deden 10.204 Amsterdammers mee aan het onder- | Ba had
Inwoners! 872.380 © 8 apt | NE a!
zoek (respons: 35%). Aanvullend zijn gegevens van 283 Ar À _
Van wie: 18+ jaar 724.808 Amsterdammers uit de gezondheidsenquête van het / % k
Pe Ae % Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt voor deze a
Ï g á rs 4
En 38% rapportage. De steekproef van AGM 2020 werd getrok- 4 Kr ff d
- h K
ken uit het bevolkingsregister. Alle GGD-en voerden | Nel N
35-64 jaar 46% de Gezondheidsmonitor 2020 hetzelfde uit. Daardoor Rt | Ve
65 jaar of ouder 15% zijn er voor veel thema’s nationale cijfers beschikbaar. CR WN ni N
enne 5 Uitvoering van de berekeningen Corona en de gezondheidsmonitor
Nederlands 47% De resultaten van Amsterdam zijn middels statistische De AGM 2020 is uitgevoerd tijdens de tweede
Niet-westerse migratieachtergrond 34% toetsen vergeleken met landelijke cijfers en met de coronagolf (de periode van 10 september tot en met
or o andere grote steden (G4). Ook zijn de resultaten tussen 16 december 2020). De uitkomsten van deze groot-
Westerse migratieachtergrond 20% ' , ‚ ” 5 7
groepen Amsterdammers vergeleken en zijn er trends schalige gezondheidsenquête zijn beïnvloed door de
. . / a ‚
al elEnahdelsehaad a ASKED % berekend. Verschillen zijn statistisch significant als de coronacrisis. Inmers, één op de tien Amsterdammers
Alleenstaand 35% kans op toeval kleiner is dan 5% (p<0,05). In de tabellen had op dat moment zelf corona gehad met soms
. n . .
Gehuwd/samenwonend zonder kinderen 28% wordt dit met “aangegeven. Door de gegevens te wegen langdurige gevolgen voor de gezondheid.
naar demografische kenmerken zijn de resultaten repre-
1 Q,
EEE 25% sentatief voor de bevolking van Amsterdam. Informatie Daarnaast beïnvloedde de coronapandemie in
1-Oudergezin 9% over de samenstelling van de bevolking staat in de tabel. meer of mindere mate het dagelijks leven en
Overige samenstelling 3% en van alle inwoners. In de gezond-
3 3 D n heidsenquête is daarom aan de respondenten
sedkelseenanieare posi ee gevraagd om aan te geven wat de invloed van
Werklozen? 5% [1] Peildatum 1-1-2020. Bron: OIS. [2] Werkloze beroepsbevolking 15 t/m de coronacrisis was op een groot aantal gezond-
. . 74 jaar, 2019 Bron: OIS. [3] Huishoudens met inkomen tot 120% van het hei h 's. Zo k | î
Huishoudens met laag inkomen? 17% Wettelijk Sociaal Minimum, exclusief studentenhuishoudens en instituten, ee . ° annen we de resultaten uit de
L leid? 239% 2018. Bron: OIS. [4] Aandeel laagopgeleide inwoners van de bevolking AGM 2020 duiden in het licht van de coronacrisis.
aagopge'el 2 van 15 t/m 74 jaar (maximaal vmbo), 2018. Bron: CBS/bewerking OIS.
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
%J Gezondheid en functioneren
Hoe gezond voelen inwoners van Amsterdam Thema ___% Inwoners Risicogroepen _ Trend ___
zich? Welke ziekten en aandoeningen komen in Goede 79 558.000 Geen goede ervaren gezondheid: vrouw, Stijging
Amsterdam veel voor? ervaren 55+, laagopgeleid, minimuminkomen, (goede
gezondheid niet-westerse migratieachtergrond, geen ervaren
. . betaald werk (18-66 jr), gescheiden of gezondheid)
Het hebben van een chronische aandoening kan voor mensen verweduwd
ingrijpend zijn en gevolgen hebben voor het dagelijks
functioneren. Om ervoor te zorgen dat burgers de juiste Langdurige 29 196.000 Vrouw, 55+, laagopgeleid, minimuminkomen, Daling
voorzieningen en ondersteuning krijgen om zelfstandig te aandoening niet-westerse migratieachtergrond, geen
kunnen wonen en maatschappelijk te kunnen participeren, zet of ziekte betaald werk (18-66 jr), gescheiden of
de gemeente sociale basisvoorzieningen en buurtteams in. verweduwd
Ernstige 5 34.000 75+, laagopgeleid, minimuminkomen, -
beperking niet-westerse migratieachtergrond, geen
betaald werk (18-66 jr), gescheiden of
verweduwd
Beperking 15 101.000 Vrouw, 75+, laagopgeleid, minimuminkomen, Daling
horen, zien, niet-westerse migratieachtergrond, geen gestagneerd
bewegen betaald werk, gescheiden of verweduwd
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Kele ks sere U)
e
11 Ervaren gezondheid
Ervaren gezondheid is een belangrijke maat om de algemene gezondheid te meten
onder de bevolking. Mensen die ontevreden zijn over de eigen gezondheid hebben een
groter risico op ziekten en vroegtijdige sterfte, en maken meer gebruik van zorg.
79% Amsterdammers voelt zich gezond Figuur 1.1: Amsterdammers van 18 jaar of ouder met een (zeer) goede ervaren gezondheid naar stadsdeel (%)
Bijna 4 van de 5 Amsterdammers ervaart de eigen
gezondheid als (zeer) goed. Dat is een toename van 3%
in vergelijking met 2016. De grootste verbetering zien
we bij 35-plussers, laagopgeleiden en inwoners met Westpoort e Gezondheidsbeleving vooral bij
oo ee on
een niet-westerse migratieachtergrond. Amsterdam 18- t/m 64-jarigen beïnvloed
. - o
steekt gunstig af ten opzichte van de andere grote Van de Amsterdammers geeft
steden, maar wijkt niet af van het landelijke cijfer. 14% aan dat hun algemene gezondheid
is verslechterd door de coronacrisis.
Ouderen en sociaaleconomisch kwetsbare Het aandeel is onder 18- t/m 64-jarigen
groepen vaker slechte ervaren gezondheid (15%) groter dan onder de 65-plus-
Mannen zijn positiever over hun eigen gezondheid dan vrou- sers (8%). Van inwoners die vinden dat
wen. Met het toenemen van de leeftijd daalt het aandeel hun algemene gezondheid door de
inwoners met een (zeer) goede ervaren gezondheid: van 90% coronacrisis is verslechterd, heeft slechts
onder 18- t/m 34-jarigen tot 55% onder 75-plussers. Inwoners 61% een (zeer) goede ervaren gezond-
met een laag opleidingsniveau, een minimuminkomen, zonder heid. Bij 10% is de algemene gezondheid
betaald werk of met een niet-westerse migratieachtergrond T Buiten beschouwing juist verbeterd door de coronacrisis.
voelen zich vaker ongezond net als gescheiden of verwe- 173% t/m 79% Inwoners van 18 t/m 64 jaar (11%) vinden
duwde Amsterdammers. Er zijn verschillen tussen de El 80% t/m 82% vaker dat hun algemene gezondheid
stadsdelen: in Centrum voelt 85% van de volwassenen B 83% t/m 85% is verbeterd dan 65-plussers (4%).
zich gezond, in Zuidoost en Nieuw-West 73% (figuur 1.1)
Tabel 1.1: Ervaren gezondheid onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Ervaren gezondheid M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020 NL* G45
(zeer) goed 79 81 78 * 90 84 76 67 65 55 * 58 76 88 * 54 82 * 83 71 85 * 75 76 79 * 79 78 *
“Significant verschil (p<0,05) [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder [4] “Significant
verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5] Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
e . ©
1.2 Langdurige ziekten en aandoeningen
In de Gezondheidsmonitor is aan inwoners gevraagd of zij een langdurige ziekte of 180.000 inwoners beperkt door gezondheidsproblemen
aandoening hebben. Langdurige ziekten of aandoeningen kunnen mensen in meer of mindere Circa 180.000 Amsterdammers (27%) zijn vanwege proble-
mate beperken in het dagelijks functioneren. men met hun gezondheid beperkt in het dagelijks leven. Bij
5% gaat het om een ernstige beperking. Dat zijn circa 34.000
Amsterdammers. Bijna iedereen (95%) heeft al een half jaar of
Figuur 1.2 Top 10 chronische aandoeningen Bijna 3 op 10 Amsterdammers langdurige ziekte langer met deze ernstige beperking te maken. Het gaat hier-
onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder” (%) Van alle volwassen Amsterdammers heeft 29% (circa bij vooral om 75-plussers, laagopgeleiden, inwoners met een
196.000 mensen) een langdurige ziekte of aandoening minimuminkomen of een niet-westerse migratieachtergrond.
die al 6 maanden of langer duurt. Dat is een daling ten Zuidoost (8%), Nieuw-West (6%) en Noord (6%) hebben het
opzichte van 2016. Het cijfer ligt onder het landelijke percen- hoogste aandeel inwoners dat zich ernstig beperkt voelt.
tage en is lager dan in de andere grote steden. Vrouwen
rapporteren vaker een aandoening dan mannen. Met het Hoge bloeddruk bij 12% van de Amsterdammers
toenemen van de leeftijd neemt de kans sterk toe; bijna Er is ook een aantal specifieke ziekten en aandoeningen in
de helft van de 65-plussers heeft een langdurige ziekte of kaart gebracht. De drie meest gerapporteerde aandoeningen
aandoening. Overige risicogroepen zijn: laagopgeleiden, zijn: hoge bloeddruk (12%), gewrichtsslijtage (9%) en depressie,
Chronische __ inwoners met een minimuminkomen, een niet-westerse angststoornis, overspannenheid of burn-out (9%; figuur 1.2).
gasnet migratieachtergrond of zonder betaald werk en inwoners
ontsteking . . . …
lraumal die gescheiden of verweduwd zijn. De cijfers voor de stads-
Diabetes: 5% 4% delen lopen uiteen van 24% in West tot 34% in Zuidoost. 25 Ruim 1 op de 10 ernstig ziek door corona
Eef Drie procent van de volwassen Amsterdammers,
andere Botont- Inwoners met een langdurige ziekte ruim 19.000 inwoners, was tussen maart 2020
De ernstige hart. kalking of kunnen hun eigen gezondheid toch en najaar 2020 positief op corona getest. Nog eens 7%
En, ea positief beoordelen. Bijna de helft van denkt corona gehad te hebben, maar is niet getest. De
mmm e hen (48%) ervaart een goede of zeer goede gezondheid, helft van de positief geteste Amsterdammers geeft aan
[1] Door arts vastgesteld tegen 86% van de inwoners zonder langdurige ziekte. redelijk (39%) tot ernstig ziek (11%) te zijn geweest.
Tabel 1.2: Langdurige ziekten en beperkingen onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Ziekte/aandoening M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2016 2020 NL? _G45
Langdurigé 29 28 30* 17 23 33 42 47 48 * 42 29 24 * 48 27 * 28 31 26 * 31 29 * 32 * 30 *
Ernstige beperking 5 5 5 2 3 7 9 7 13 * 12 6 2* 14 4 * 4 7 4 * - - 5 * 5
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2016 betreffen inwoners van 19 jaar
en ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht) [6] Ziekte of aandoening die naar verwachting 6 maanden of langer duurt
. . .
1.3 Beperkingen bij horen, zien en bewegen
In de Gezondheidsmonitor is aan Amsterdammers gevraagd of zij problemen ervaren bij
horen, zien en bewegen. Wanneer mensen voor deze beperkingen niet kunnen beschikken
over adequate hulpmiddelen, kan dit leiden tot minder maatschappelijke participatie.
64.000 Amsterdammers met mobiliteitsbeperking Figuur 1.3: Amsterdammers van 18 jaar of ouder met een Grote verschillen tussen stadsdelen
Van alle volwassenen in Amsterdam ervaart 15% beperking bij horen, zien of bewegen naar stadsdeel (%) Het percentage inwoners met een beperking neemt toe
minimaal één beperking bij horen, zien of bewegen. met de leeftijd. Daarnaast is het cijfer hoger onder vrouwen,
Bij 9% gaat het om een mobiliteitsbeperking, 4% laagopgeleiden, inwoners met een minimuminkomen of
heeft gehoorproblemen en 7% heeft een gezichts- een niet-westerse migratieachtergrond en gescheiden
beperking. Het aandeel Amsterdammers met één Westpoort of verweduwde Amsterdammers. De verschillen tussen
of meer lichamelijke beperkingen is vergelijkbaar de stadsdelen zijn groot. In Zuidoost rapporteert
met het landelijke cijfer, maar lager dan in de andere een kwart van de inwoners minimaal één beperking,
grote steden. Het cijfer is niet veranderd in vergelijking in Noord 20% en Nieuw-West 19%. Het laagste
met 2016. Tussen 2012 en 2016 was er een daling. percentage vinden we in Centrum en Zuid, beiden 10%.
LJ Buiten beschouwing
T 10% t/m 13%
El 13% t/m 18%
EM 19% t/m 25%
Tabel 1.3: Beperkingen horen, zien en bewegen onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020 NL* _G45
=1beperkinghoren, ‚5 12 17 * 6 9 2 22 24 39 * 38 15 6 * 38 12 _* 10 25 9 * MM 15 * 14 16 *
zien, bewegen
[1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder
[4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
2 Mentale gezondheid
o .
Hoeveel Amsterdammers hebben te maken met Thema____% Inwoners __Risicogroepen ____Trend _
psychische klachten, eenzaamheid of huiselijk Ernstige 18-24 jaar, laagopgeleid, minimuminkomen,
geweld? Komt stress vaak voor? En ervaren mensen psychische 9 61.000 niet-westerse migratieachtergrond, geen Stijging
. . klachten betaald werk (18-66 jr)
controle over hun eigen leven en hoe veerkrachtig
zijn mensen? U leest het in dit hoofdstuk. Ervaart 22 151.000 18-34 jaar, vrouw, niet-Nederlandse _
veel stress ' migratieachtergrond
De gemeente is vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) . Laagopgeleid, minimuminkomen,
verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen met psychische Ernstige . 15 98.000 _ niet-Nederlandse migratieachtergrond, Stijging
problemen. Deze ondersteuning is gericht op het versterken van eenzaamheid alleenwonend, geen betaald werk (18-66 jr)
de eigen regie, de zelfredzaamheid en het netwerk van burgers.
55-64 jaar, 75-plussers, laagopgeleid,
Weinig regie 10 64.000 minimuminkomen, niet-westerse Onveranderd
migratieachtergrond, geen betaald werk
(18-66 jr), gescheiden of verweduwd
Lage veerkracht: vrouw, niet-Nederlandse
Hoge migratieachtergrond, laagopgeleid,
veerkracht 48 310.000 minimuminkomen, geen betaald werk (18-66
jr), gescheiden of verweduwd
zuiseijk Ooit slachtoffer: vrouw, laag- of middelbaar
9 0,8 4.000 opgeleid, minimuminkomen, geen betaald Daling
afgelopen werk (18-66 jr), gescheiden
jaar (18-64 jr) Dg
Ouderen-
Á mishandeling 7 7.000 Gescheiden, minimuminkomen Onveranderd
(65+)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Kele ks sere U)
.
21 Psychische klachten en stress
Psychische problemen kunnen zorgen voor forse beperkingen in het
functioneren en zijn een belangrijke oorzaak van langdurig ziekteverzuim.
Toename ernstige psychische klachten Sociaaleconomisch kwetsbare groepen 5 Mentaal welbevinden verslechterd
Van de Amsterdammers heeft 9% (61.000 inwoners) ernstige meer psychische klachten Bijna een kwart (23%) van de Amsterdammers
- . - . . … o - . an
psychische klachten. Nog eens 45% heeft matige psychische Ernstige psychische klachten komen even vaak voor bij gaf in het najaar van 2020 aan dat zij zich
klachten. Vanaf 2012 stijgen deze cijfers. Deze toename zien mannen als bij vrouwen. Er zijn grote verschillen tussen door de coronacrisis depressiever voelden. Ruim
we vooral bij 18- t/m 34-jarigen, studenten en hoogopgelei- leeftijdsgroepen. Met name 18- t/m 24-jarigen vormen een één op de vier voelde zich angstiger (27%). Dit geldt
den. Ernstige psychische klachten komen in onze stad vaker risicogroep: één op acht (13%) heeft een hoog risico op nog sterker voor 18- t/m 34-jarige inwoners; van hen
voor dan landelijk, maar even vaak als in andere grote steden. een angststoornis of depressie. De hoogste cijfers zien we voelde een derde zich in deze periode meer angstig of
onder inwoners met een laag opleidingsniveau, een mini- depressief. Een kleine groep inwoners (5-6%) voelde
muminkomen of een niet-westerse migratieachtergrond. zich juist beter door de coronacrisis. Ruim een derde
22% ervaart veel stress Ook komen psychische klachten vaker voor bij inwoners (34%) ervoer meer stress door de coronacrisis. Met
Ruim één op de vijf inwoners van Amsterdam geeft zonder betaald werk. Het cijfer loopt uiteen van 7% in name 18- t/m 34-jarigen (43%) ervoeren meer stress.
aan in de afgelopen 4 weken (heel) veel stress te Zuid, 10% in Nieuw-West en Zuidoost tot 12% in Noord.
ervaren. Het ervaren van stress komt in Amsterdam Figuur 2.1: Verandering in mentaal welbevinden door de
vaker voor dan landelijk, maar even vaak als in de Een derde wil hulp coronacrisis onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
andere grote steden. Het ervaren van stress neemt af De behoefte aan hulp vanwege psychische klachten is groot. m Minder _m Niet veranderd Meer
met de leeftijd. Met name 18- t/m 34-jarigen vormen Een derde (31%) van de Amsterdammers met ernstige psychi- Sie eren 35 34
een risicogroep: bijna drie op de tien (29%) van hen sche klachten wil hulp bij het verminderen van stress of
ervaart veel stress. Vrouwen ervaren meer stress spanning en 28% bij het verminderen van angst of depressie. Angstig voelen ä 67 27
dan mannen; inwoners met een migratieachtergrond Demceteden En 23
meer dan inwoners met een Nederlandse achter-
grond. Er is geen verschil tussen de stadsdelen. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Tabel 2.1: Psychische klachten en stress onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Psychische klachten M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NL? _G45
Matig 45 40 49 * 50 48 43 40 32 38 * 43 46 45 50 43 * 42 46 50 *_ 41 39 41 45 * 39 * 44 *
Ernstig 9 8 10 10 8 9 10 6 6 * 15 10 1 * 18 7 * 7 13 7 * 7 7 8 9 * 6 * 9
Ervaart veel stress 22 19 26 * 29 22 23 22 9 1% 20 23 23 25 21 20 25 25 * - - - - 18 * 23
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar
en ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]*Signficant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
.
2.2 Eenzaamheid
Eenzaamheid zorgt voor een lagere kwaliteit van leven en vergroot het risico op gezondheidsproblemen.
Eenzaamheid in Amsterdam verder toegenomen Vooral sociaaleconomisch kwetsbare inwoners eenzaam 5 Sociaal welbevinden verslechterd
. : . . . „ „ o%o . .
Ernstige eenzaamheid is de afgelopen jaren gestaag toege- Ernstige eenzaamheid komt even vaak voor bij mannen als bij Ruim een kwart van de inwo-
nomen van 9% in 2008 naar 15% in 2020. Ook het aandeel vrouwen. Relatief veel 55- t/m 64-jarigen voelen zich eenzaam. ners van Amsterdam voelt zich
inwoners dat zich matig eenzaam voelt is gestegen; van De hoogste cijfers zien we onder inwoners met een laag oplei- eenzamer door de coronacrisis (figuur 2.3).
30% in 2008 naar 38% in 2020 (figuur 2.2). Eenzaamheid dingsniveau, een minimuminkomen, een migratieachtergrond Dit gevoel is sterker onder de 18- t/m
komt in Amsterdam vaker voor dan elders in Nederland. of zonder betaald werk. Ook alleenwonenden voelen zich vaker 34-jarigen; van hen voelde 38% zich in
eenzaam. In Zuidoost en Noord (beiden 18%) voelen relatief deze periode meer eenzaam. Een kleine
We onderscheiden twee vormen van eenzaamheid. veel inwoners zich eenzaam; in het Centrum (11%) juist minder. groep inwoners (4%) voelt zich juist
Emotionele eenzaamheid (het gemis aan intieme rela- minder eenzaam door de coronacrisis.
ties) komt in Amsterdam vaker voor (36%) dan sociale Kwart eenzamen wil meer contact
eenzaamheid (het gemis aan sociale contacten; 33%). Van de ernstig eenzame Amsterdammers wil 26% meer met Figuur 2.3 Verandering in
andere mensen omgaan; 12% heeft hierbij behoefte aan aarden claas de
. coronacrisis onder
Figuur 2.2: Ernstige eenzaamheid onder inwoners van 18 jaar ondersteuning. Amsterdammers
of ouder in Amsterdam, G4 en Nederland, 2008-2020 (%)' van 18 jaar of
OQ,
20 27 ouder (%)
15 15
15
11
ae A | |
5 — ____m Amsterdam E minder eenzaam
| OO =4 grote steden m niet veranderd
fe) Nederland eenzamer
2008 2012 2016 2020
[1] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar of ouder
Tabel 2.2: Eenzaamheid onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Eenzaamheid M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NL _G45
Matig 38 39 37 38 38 39 34 39 45 * 43 39 36 * 43 36 * 32 42 45 * 30 32 35 38 * 36 * 39 *
Ernstig 15 15 14 14 16 13 19 13 13 * 21 17 12 * 28 12 * 8 22 17 * 9 KN 13 15 * 1 * 15
[1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder
[4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
. .
23 Eigen regie en veerkracht
Regie over het eigen leven is de mate waarin mensen ervaren zelf de controle te
hebben over hun eigen leven. Voldoende eigen regie is belangrijk, omdat zorg- en
welzijnsbeleid steeds meer uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid.
1 op 10 Amsterdammers ervaart weinig regie Figuur 2.4: Weinig regie eigen leven onder Amsterdammers 7 Minder controle over eigen leven
Tien procent van de volwassen Amsterdammers ervaart van 18 jaar of ouder naar stadsdeel (%) Bijna een derde van de inwo-
o
weinig regie over het eigen leven, net als in 2012 en 2016. ners van Amsterdam ervaart
Weinig regie komt in Amsterdam even vaak voor als minder controle over het leven door de
gemiddeld in Nederland en in de andere grote steden. Westpoort coronacrisis. Dit gevoel is sterker onder
de 18- t/m 34-jarigen (40%); 65-plussers
Een lage regie neemt toe met de leeftijd. Met name 55- ervaren dit minder (21%). 1 op de 10
t/m 64-jarigen (17%) en 75-plussers (19%) ervaren weinig Amsterdammers ervaart juist meer controle
regie over het eigen leven. Het ontbreken van regie over over het leven door de coronacrisis.
het eigen leven komt vaker voor bij inwoners met een laag
opleidingsniveau, een minimuminkomen of zonder betaald Figuur 2.5 Verandering
werk. Verder vormen Amsterdammers met een niet-wes- neee:
t igratieachtergrond en heiden of verweduwd leven door de
erse migratieachtergrond en gescheiden of ve ve uwde coronacrisis onder
Amsterdammers een risicogroep. In Zuidoost (16%) en D Buiten beschouwing 32 Sne reatie
Noord (13%) kampen relatief veel inwoners met het gevoel 8% t/m 9% van 18 jar of
weinig regie over hun eigen leven te hebben (figuur 2.4). TI 10% t/m 12% ouder (%)
EI 13% t/m 16%
Veerkracht
Veerkracht is het vermogen om met tegenslagen en moeilijke achtergrond, een hoog opleidingsniveau en bij inwoners m meer controle
situaties om te gaan. Bijna de helft van de Amsterdammers met een inkomen boven het minimum. Vooral inwoners uit m niet veranderd
geeft aan over hoge veerkracht te beschikken. Veerkracht stadsdeel Zuid geven aan over hoge veerkracht te beschikken. minder controle
is het hoogst bij mannen, inwoners met een Nederlandse
Tabel 2.3: Regie eigen leven en veerkracht onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020 NL* G5
Weinig regie 10 9 10 6 7 10 17 12 19 * 20 10 6 * 21 8 8 14 7 * 10 10 10 910
Hoge veerkracht 48 51 45 * 47 49 51 41 52 47 * 39 46 ol * 37 50 * 52 44 43 * - - - - -
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minirnum
[3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]*Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
Mishandeli hui
2.4 Ishandeling thuis
Huiselijk geweld speelt zich af tussen mensen die tot elkaars huiselijke kring behoren en kan
vergaande gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Onder ouderenmishandeling verstaan
we emotionele mishandeling, financiële benadeling en andere vormen van mishandeling van
ouderen in de thuissituatie door bijvoorbeeld de (ex-)partner, een familielid of een Ouderenmishandeling bij 1 op 14 ouderen
professionele zorgverlener. Van de 65-plussers is 7% in het voorgaande jaar thuis één
of meerdere keren slecht behandeld, ook wel ouderenmis-
Fi 2.6 Aard van h Id onder A 4 handeling genoemd. Dit zijn circa 7.000 Amsterdammers.
iguur 2.6 Aard van het geweld onder Amsterdammers o Omvang huiselijk geweld licht gedaald Het gaat meestal om emotionele mishandeling, zoals trei-
van 18 t/m 64 jaar die ooit slachtoffer waren van huiselijk geweld (%) 5 , ‚ a ,
Van de 18- t/m 64-jarige Amsterdammers was 0,8% (4.000 teren of beledigen (5%) of om financiële benadeling (2%).
100 inwoners) in het voorgaande jaar slachtoffer van huiselijk Andere vormen van mishandeling, bijvoorbeeld lichamelijk
2 78 geweld. Dat is iets minder dan in 2016. Tien procent (54.000 geweld, komen bij 1% of minder van de 65-plussers voor.
70 inwoners) was hiervan ooit het slachtoffer, net als in eerdere Inwoners met een minimuminkomen rapporteren vaker oude-
60 57 jaren. Huiselijk geweld komt in Amsterdam even vaak voor renmishandeling dan gemiddeld. Ouderenmishandeling
5 als in de andere grote steden. Emotioneel of psychisch komt in Amsterdam vaker voor dan landelijk.
30 geweld en lichamelijk geweld komen het meest voor, seksu-
20 14 14 eel geweld het minst (figuur 2.6). Meest genoemde plegers
® | | van het geweld zijn (stief)ouders of de (ex-)partner. Vrouwen Bij deze organisatie kunnen burgers en
Psychisch of Lichamelijk Seksuele _ Seksueel misbruik zijn bijna twee keer zo vaak slachtoffer van huiselijk geweld professionals advies vragen over huiselijk
emotioneel geweld toenadering als mannen. Laag- en middelbaar opgeleiden, inwoners met geweld en kindermishandeling of hiervan
gee een minimuminkomen of zonder betaald werk zijn relatief melding doen. Van de Amsterdammers
vaak ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Ook kent 36% het advies- en meldpunt
onder gescheiden Amsterdammers liggen de cijfers hoger. AMSTERDAM- Veilig Thuis. In 2016 was dit nog 25%.
AMSTELLAND
Tabel 2.4: Huiselijk geweld en ouderenmishandeling onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Huiselijk geweld* M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NLS G4é
Afgelopen jaar 0,8 0,5 1,1 1,3 # # # - - # 1,7 0,5 * # 0,7 0,6 1,0 # 1,6 1,0 1,2 08 * - 1,1
Ooit 10 7 12 * 9 8 13 KN - - 12 KN 8 * 17 8 * 8 KN KN KN 9 10 10 - 10
Ouderenmishandeling? 7 8 7 - - - - 8 7 7 8 7 10 6 * 7 10 7 - - 7 7 6% 7 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens # Aantal te klein om te presenteren [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2008-2016
betreffen inwoners van 19 jaar en ouder [4] Onder 18- t/m 64-jarigen [5] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [6]*Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
[7] Onder 65-plussers in het afgelopen jaar
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
In dit hoofdstuk brengen we aspecten Thema % Inwoners _ Risicogroepen Trend
van het geven en ontvangen van zorg Mantel 5 3000 _ Vrouw, 45-74 jaar, Nederlandse o derd
en hulp in beeld. Hoeveel inwoners van ante'zorgers achtergrond nverander
Amsterdam geven mantelzorg? Krijgen alle
. . Overbelaste 15 10.000 >= 8 uur/wk mantelzorg verlenen, Onveranderd
Amsterdammers medische, tandheelkundige mantelzorgers : zorgen voor kind(eren)
of psychische zorg als dat nodig is? Welke TT
es It . Medische of tandheel- Niet-Nederlandse migratieachter-
rol It de coronacrisis hierbij?
o! speelt d ) kundige behandeling 7 48.000 grond, minimuminkomen, geen Daling
niet ontvangen betaald werk (18-66 jr)
Mantelzorg is belangrijk nu de gemeente verwacht dat
burgers zich inzetten voor de samenleving en voor elkaar. De Behandeling Vrouw, 18-24 jaar, niet-Nederlandse
gemeente regelt de ondersteuning van mantelzorgers vanuit psychische klachten 6 38.000 migratieachtergrond, geen betaald Stijging
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gelukkig is niet ontvangen werk (18-66 jr)
in Nederland vrijwel iedereen verzekerd voor medische zorg.
Toch krijgt niet iedereen een behandeling voor medische of
psychische klachten als dat nodig is. Bijvoorbeeld door wacht-
lijsten of omdat zorg niet vergoed wordt. De coronapandemie
heeft ook invloed op het ontvangen van zorg en hulp. ® ®
Ad
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Kele ks sere U)
31 Mantelzorg
Mantelzorg is de zorg die iemand verleent aan een bekende die voor langere tijd ziek, Figuur 3.1 Aandeel zwaar- of overbelaste mantelzorgers in Amsterdam
. . . . e .. 9,
hulpbehoevend of gehandicapt is. We hanteren in dit rapport als definitie dat deze naar zorgvrager ()
zorg minstens 8 uur per week gegeven wordt en/of minstens 3 maanden. De gemeente De 27
is met de stadsdelen verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers, 20 18 18 7
zodat zij niet overbelast raken. Het ondersteuningsaanbod bestaat onder andere uit 2
e ee ve e 1 7
praktische hulp, bijeenkomsten, cursussen en het tijdelijk overnemen van zorg. 5 TZ
0
Kinderen Echtgeno(o)t(e), Andere (Schoon-) Buren,
partner familieleden ouders vrienden,
Zo'n 63.000 mantelzorgers in Amsterdam Vrouwen vaker mantelzorger dan mannen kennissen
Net als in 2016 verleent 9% van de Amsterdammers Ook 45- t/m 74-jarigen en inwoners met een
mantelzorg. Dat zijn ongeveer 63.000 inwoners. Het aandeel Nederlandse achtergrond zijn vaker mantelzorger. 1 op 6 mantelzorgers zwaar- of overbelast
mantelzorgers in Amsterdam is lager dan landelijk en de In stadsdeel Noord (13%) verlenen meer inwoners Zo'n 16% van de mantelzorgers (circa 10.000 inwoners) voelt
andere grote steden. Het vaakst wordt zorg verleend aan mantelzorg dan in de rest van de stad. zich zwaar- of overbelast. Dat is 1,5% van alle Amsterdammers.
ouders of schoonouders (zie kader). De ervaren belasting loopt op met de intensiteit van de
Weinig gebruik ondersteuningsaanbod zorg. Zo voelt 33% van degenen die wekelijks minimaal 8 uur
Van de mantelzorgers is 35% op de hoogte van het onder- mantelzorg verlenen zich zwaar of overbelast, tegen 5% van de
f . steuningsaanbod voor mantelzorgers van de gemeente mensen die 1 tot 7 uur mantelzorg geven. Overbelasting komt
Aan wie geven mantelzorgers uit Amsterdam zorg? 7 … .
en de stadsdelen. Slechts een klein deel van de mantel- vaker voor bij mantelzorgers die mantelzorg geven aan hun
m (Schoon-)ouders: 47% zorgers (6%) gebruikt dit ondersteuningsaanbod. kinderen (figuur 3.1).
m Echtgenoot/echtgenote, partner: 20% Van de mantelzorgers die het aanbod (nog) niet
m Andere familieleden: 19% gebruiken, heeft 6% hieraan wel behoefte.
m Buren, vrienden, kennissen: 18% .
. ° o Coronacrisis en mantelzorg
m Kinderen, schoondochter of -zoon: 13% Door de coronacrisis geeft 4% van Amster-
°
dammers meer mantelzorg. Daartegenover gaf
2% van Amsterdammers minder mantelzorg.
Tabel 3.1: Mantelzorgers onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020 NL* G4°
Mantelzorger 9 8 1 * 4 9 14 17 14 9 * 9 KN 9 9 KN 10 9 8 * 9 9 9 14 * 10 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar
en ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag,Utrecht [6] geeft minimaal 3 maanden en/of 8 uur mantelzorg per week
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
@
3.2 Niet ontvangen zorg en hulp
Mensen krijgen niet altijd de zorg die Figuur 3.2 Redenen voor het niet ontvangen van een behandeling (%)
zij nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat 50 49
de zorgverzekering geen dekking 45 42
. o. 40
biedt, door een lange wachtlijst 35 35 33
of vanwege de coronacrisis. 30 28
25 22
20 21 19 m Medische/tandheelkundige
16 et
15 behandeling niet ontvangen
7% medische behandeling niet ontvangen, wel nodig zo 8
Van de Amsterdammers geeft 7% aan dat zijzelf of 5 En m Behandeling psychische
iemand in hun huishouden niet is behandeld voor medi- 0 klachten niet ontvangen
sche of tandheelkundige klachten, terwijl dat wel nodig Coronacrisis Geen deksing door Eigen risico/ bijdrage Lange wachtlijst Anders
verzekeraar
was. Dit zijn 48.000 Amsterdammers. Dit cijfer is lager
dan in 2016. De belangrijkste reden dat behandeling
niet plaatsvond, was de coronacrisis. Ook het ontbre- Lichte toename niet behandelde psychische klachten 5 Verminderde zorg
ken van dekking vanuit de zorgverzekering en het eigen Zo'n 6% van de Amsterdammers geeft aan dat aan dat In de Gezondheidsmonitor is alleen aan de mensen
In - , N . - - et o .
risico of eigen bijdrage speelde een rol (figuur 3.2). zijzelf of iemand in hun huishouden niet is behandeld voor die de vragenlijst online invulden, gevraagd naar
psychische problemen. Dit komt neer op circa 38.000 de invloed van de coronacrisis op het zorggebruik. De
Vaker geen behandeling bij lage inkomensgroepen Amsterdammers. Het cijfer is licht gestegen ten opzichte cijfers geven het volgende beeld. Van de Amsterdammers
Inwoners met een minimuminkomen geven vaker aan dat van 2016. Vooral de lange wachtlijsten zijn hiervan een geeft 7% aan dat hen in het najaar van 2020 door corona
een medische of tandheelkundige behandeling niet plaats- oorzaak. Vrouwen, 18- t/m 64-jarigen en Amsterdammers medische zorg is onthouden. En 6% krijgt minder profes-
vond (12%) dan inwoners met een hoger inkomen (6%). Ook met een minimuminkomen geven relatief vaak aan dat sionele zorg, zoals dagbesteding, huishoudelijke hulp of
onder inwoners met een migratieachtergrond of zonder zij geen behandeling hebben gekregen voor psychi- wijkverpleging. Uit angst voor besmetting met het corona-
betaald werk komt dit vaker voor. Tussen mannen of vrou- sche klachten. Dat geldt ook voor Amsterdammers virus zou 19% niet snel naar de huisarts gaan. Ook geeft
wen en tussen leeftijdsgroepen zijn geen verschillen. zonder betaald werk of een migratieachtergrond. 22% van Amsterdammers aan niet zo snel zorgverleners
thuis te willen ontvangen. Laagopgeleiden, inwoners
met een minimuminkomen of een niet-westerse migratie-
achtergrond geven dit vaker aan.
Tabel 3.2: Behandeling nodig maar niet ontvangen onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend?
Zorg niet ontvangen M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020
Medisch of tandheelkundig® 7 7 8 7 7 8 8 7 7 8 6 7 12 6 * 5 9 9 * 10 u 7 _*
Psychisch 6 5 1 * 7 5 7 6 3 2 * 7 5 6 9 5 * 4 8 7 * 3 4 6 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar
en ouder [4] In het afgelopen jaar
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
Á. Genotmiddelen
In dit hoofdstuk brengen we in beeld hoe het staat Thema %_ Inwoners Risicogroepen Trend
met het gebruik van genotmiddelen in Amsterdam. Man, 18-34 jaar, laag- en
Is dit de laatste jaren veranderd? Wat is de invloed middelbaar opgeleid, westerse
van de coronacrisis op het gebruik? U leest in dit Roken 22 __ 154.000 rond geen zetaald Daling
. … wer -66 jr), ongehuwd o
hoofdstuk wat de risicogroepen zijn voor roken, gescheiden
alcoholgebruik en drugsgebruik. Daarnaast leest
. Man, 18-34 jaar (zwaar), 65-74
u hoeveel Amsterdammers van plan zijn om te Ee:
, . Zwaar en/ jaar (overmatig), middelbaar- en
stoppen met roken of minder te gaan drinken en of overmatig 14 93.000 hoogopgeleid, Nederlandse achter- Daling
hoeveel inwoners hierbij ondersteuning willen. alcoholgebruik grond, geen minimuminkomen,
ongehuwd
Wie kiest voor een gezonde leefstijl rookt niet en drinkt geen of Cannabisgebruik, 52 Man, 18-34 jaar, middelbaar opge- Stijging
weinig alcohol. Roken en alcoholgebruik verhogen het risico op laatste jaar (18-64 jr) 127.000 leid, westerse migratieachtergrond gestopt
een chronische aandoening, zoals hart- en vaatziekten en kanker.
In het Nationaal Preventieakkoord werkt de Rijksoverheid met Man, 18-34 jaar, middelbaar- of
verschillende organisaties aan een rookvrije generatie en aan het Harddrugsgebruik, 7 98.000 hoogopgeleid, betaald werk (18-66 _ Stijging
tegengaan van problematisch alcoholgebruik. Ook de gemeente laatste jaar (18-64 jr) ’ jaar), Nederlandse of westerse gestopt
Amsterdam zet hierop in. Het doel is om het aandeel rokers en achtergrond
overmatige zware drinkers terug te brengen naar 5%. Voorbeelden
van maatregelen: een accijnsverhoging op sigaretten, rookvrije
sport- en speelterreinen en minder alcoholmarketing in de sport.
Voor drugs geldt: wie geen gezondheidsrisico's wil lopen, gebruikt
niet. De gemeente Amsterdam is een programma gestart om
gezondheidsschade door drugsgebruik te minimaliseren.
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Kele ks sere U)
41 Roken
Roken is in Nederland nog steeds één Aandeel rokers gedaald Vooral 45- t/m 74-jarigen roken dagelijks
… . In Amsterdam rookt 22% van alle volwassenen, circa Voor dagelijks en zwaar roken zien we een ander patroon.
van de belangrijkste oorzaken van ziekte ’ N 30 P
£ Ik i …. 154.000 inwoners. De helft van de rokers rookt dagelijks. Mannen scoren opnieuw minder gunstig dan vrouwen. De
en sterfte. Elk jaar sterven bijna 20.000 Goed nieuws: het percentage rokers is gedaald van 27% hoogste cijfers zien we bij inwoners van 45 t/m 74 jaar. Verder
Nederlanders door roken of meeroken. in 2016 naar 22% in 2020. Steeds meer inwoners hebben roken laag- en middelbaar opgeleiden, inwoners met een
nooit gerookt (figuur 4.1). De daling van het aandeel rokers minimuminkomen, zonder betaald werk of een westerse
ten opzichte van 2016 geldt voor mannen en vrouwen, alle migratieachtergrond vaker elke dag. Het aandeel zware
leeftijdsgroepen, middelbaar- en hoogopgeleiden en voor rokers is het hoogst onder laagopgeleiden, inwoners met een
inwoners met een Nederlandse of niet-westerse (migratie) Nederlandse achtergrond en inwoners zonder betaald werk.
achtergrond. Het aandeel zware rokers is ook gedaald, van 7%
- . : - o ,
Figuur 4.1: Trend in roken in Amsterdam, 2008-2020 (%) in 2008 naar 2% in 2020. Zij roken 20 of meer sigaretten per Een derde rokers wil stoppen
mi 2008 = 2012 2016 — 2020 dag. Een kleine groep (3%) gebruikt weleens een e-sigaret, Willen rokers stoppen? Ja, 36% van de rokers is van plan
50 48 vooral jongvolwassenen. In Amsterdam wordt meer gerookt om binnenkort te stoppen met roken. Zes procent (circa
45 40 42 # dan elders in Nederland en in de andere grote steden. 9.000 rokers) heeft hierbij behoefte aan ondersteuning.
40
35 32 Jonge mannen roken het vaakst
30 28 28 29 20
25 27 27 Mannen roken meer dan vrouwen en het aandeel rokers
20 22 daalt bij het stijgen van de leeftijd. Mannen van 18 t/m 34
15 jaar roken het vaakst (30%). Ook laag- en middelbaar opge-
40 7 leiden, inwoners met een westerse migratieachtergrond, 5 Speelt de coronacrisis een rol?
. - o% . jn
5 4 3 5 inwoners zonder betaald werk en ongehuwde of geschei- Het rookgedrag is veranderd door de coronacrisis.
. - n o . ae
0 En den inwoners roken vaker dan gemiddeld. Het cijfer per Ruim 40% van de rokers is hierdoor meer of
Rokers Zware rokers Ex-rokers Nooit-rokers stadsdeel varieert van 18% in Zuidoost tot 27% in West. minder gaan roken; 22% rookt meer en 22% juist minder.
Tabel 4.1: Roken onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Roken M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NL _G4°
Roker 22 27 17 * 27 21 20 20 17 10 * 24 27 18 * 23 20 21 20 27 * 27 28 27 22 * 17 * 20 *
Dagelijkse roker KN 15 8 * 9 KN 15 14 13 8 * 19 16 1 * 15 KN * 10 12 14 * - - - - - -
Zware roker 2 3 1 * 1 1 3 3 3 2 * 4 2 1 * 3 2 3 1 2 * 7 4 3 2* - -
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minirnum
[3] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]*Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
.
4.2 Alcoholgebruik
Sinds 2015 adviseert de Gezondheidsraad om geen alcohol te drinken of in ieder geval niet Figuur 4.2: Zwaar en/of overmatig alcoholgebruik onder
4 . . . … . T 9,
meer dan één glas per dag. Te veel drinken kan leiden tot lichamelijke en psychische klachten _ Amsterdammers van 18 jaar of ouder naar stadsdeel (%)
en tot problemen op het werk en thuis.
Westpoort
Grote verschillen alcoholgebruik in de stad
Zware drinker: Minstens 1 dag per week 6 of meer Het aandeel zware drinkers is onder 18- t/m 34-jarigen
(m) of 4 of meer (v) glazen alcohol (bingedrinken) het hoogst, vooral bij inwoners met een Nederlandse
Overmatige drinker: Gemiddeld meer dan 21 (m) achtergrond (24%). Overmatig alcoholgebruik komt het
of 14 (v) glazen alcohol per week (gewoontedrinken) vaakst voor onder 65- t/m 74-jarigen, met name onder
hoogopgeleiden (13%). Middelbaar- en hoogopgeleiden,
inwoners met een Nederlandse achtergrond, niet-minima
Alcoholgebruik gedaald en ongehuwden drinken meer dan gemiddeld. Het alco-
Vier op de tien Amsterdammers voldoet aan het advies om holgebruik is het hoogst in Centrum, West en Zuid en het D Buiten beschouwing
niet meer dan 1 glas per dag te drinken. Van de volwassenen laagst in Nieuw-West, Noord en Zuidoost (figuur 4.2). 0 9% t/m 11%
kan 14% tot de zware en/of overmatige drinkers gerekend Bl 12% t/m 15%
worden, zo’n 93.000 inwoners. Zeven procent drinkt over- Een derde wil minder drinken B 16% t/m 19%
matig en 11% is (ook) een zware drinker (definities zie kader). Een derde (35%) van de inwoners die te veel
Positief nieuws: het aandeel zware en overmatige drinkers in alcohol drinken, is van plan te minderen. Slechts
Amsterdam is sinds 2008 gedaald. Deze daling geldt voor 4% (4.000 inwoners) wil hierbij hulp hebben.
mannen en vrouwen, 18- t/m 64-jarigen, middelbaar- en hoog- = Amsterdammer drinkt minder
- - o% a . -
opgeleiden en inwoners met een Nederlandse achtergrond. Alcoholgebruik is overwegend gunstig beïnvloed
- . . o ae SO
Ongunstig: Amsterdam telt meer overmatige en zware drin- door de coronacrisis. In Amsterdam is bij ruim 1 op
kers dan de rest van Nederland. Ook drinken Amsterdammers de 3 drinkers (37%) het drinkgedrag veranderd; 24% drinkt
meer dan inwoners van de andere grote steden. minder alcohol door de crisis, 13% drinkt juist meer. Vooral
18- t/m 34-jarigen geven aan minder te drinken (34%).
Tabel 4.2: Alcoholgebruik onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Alcoholgebruik M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NL G45
Zwaar en/of overmatig 14 15 12 * 17 9 10 14 14 10 * 10 15 14 * 10 13 * 18 7 14 * 21 17 17 4 * MEM *
Zwaar KN 13 10 * 16 9 8 9 8 a * 8 12 12 * 8 KN * 15 6 KN * 16 13 14 ne 8 * 9 *
Overmatig 7 8 7 8 4 5 9 KN 1 * 5 8 8 * 6 7 10 3 7 * 14 1 10 1 * 6 * 6 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en ouder
[4] “Significant verschil (p<0,05) t.ov. rest van Nederland [5]*Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht)
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
®
43 Drugsgebruik
Drugsgebruik brengt risico's met zich Figuur 4.3: Drugsgebruik onder 18- t/m 64-jarige Amsterdammers (%)
mee en kan leiden tot gezondheids- en 25 Meestgebruikte drugs
. . . 22 i ï ï ï
sociale problemen. De risico's verschillen m Afgelopen jaar = Afgelopen 4 weken Cannabis, XtC, cocaine en ketamine
iddel. Z £ N 20 zijn de meestgebruikte midde-
per mi el. Zo gee t cocaine een groter 5 len in Amsterdam. Het gebruik
risico op verslaving, kan GHB leiden 12 van lachgas, amfetamine, 2cb,
tot overdosering en veroorzaakt het 10 1 ghb en Isd was laag; elk van deze
gebruik van Isd of paddo's soms paniek. 5 st 5 a 4 5 drugs werd in de laatste maand
2 H 2 Tj , , 2 ‚ 4 door minder dan 1% van de
0 ! 1 1 nm om ma bevolking gebruikt (figuur 4.3).
Harddrugsgebruik nauwelijks veranderd cannabis xtc cocaïne ketamine lachgas truffel, amfetamine _2chb Isd ghb
Van de 18- t/m 64-jarige Amsterdammers heeft 17% in het paddo
afgelopen jaar harddrugs gebruikt (98.000 inwoners). Het
cijfer is ten opzichte van 2016 niet veranderd. Zeven procent Cannabisgebruik stabiel in Amsterdam Minder lachgas dan in 2016
gebruikte harddrugs in de afgelopen maand, dat is iets minder Het cannabisgebruik steeg tussen 2012 en 2016 onder Van de 18- t/m 64-jarige Amsterdammers gebruikte 5% in het
dan in 2016. Beide cijfers liggen wel hoger dan in 2012. In de 18- t/m 64-jarige Amsterdammers, maar is in 2020 gestabili- afgelopen jaar lachgas en 1% in de afgelopen maand 1%. Dat
trendcijfers zijn ketamine en 2cb niet meegenomen, omdat seerd op 22% (127.000 inwoners). Ook het cannabisgebruik is minder dan in 2016. Gebruikers vind je vooral onder 18- t/m
het gebruik daarvan in 2012 en 2016 niet is nagevraagd. in de afgelopen maand is even hoog als in 2016 (11%). Het 34-jarigen. Mannen, middelbaar opgeleiden en niet-minima
cannabisgebruik in Amsterdam is hoger dan in de andere gebruikten het ook vaker dan gemiddeld.
Mannen, 18- t/m 34-jarigen, middelbaar- en hoogopgelei- grote steden. Mannen, 18- t/m 34-jarigen, middelbaar opge-
den, inwoners met betaald werk of met een Nederlandse of leiden en inwoners met een westerse migratieachtergrond 2 Drugsgebruik afgenomen door coronacrisis
eo
westerse (migratie)achtergrond gebruiken vaker harddrugs dan gebruiken vaker cannabis dan gemiddeld. De hoogste Een derde van de 18- t/m 64-jarigen die weleens
gemiddeld. De cijfers zijn het hoogst in stadsdeel Centrum, cijfers zien we in Centrum (27%) en West (26%) en de laag- drugs gebruiken gaf aan door de crisis minder te
Zuid en West en het laagst in Noord, Nieuw-West en Zuidoost. ste in Noord (18%), Nieuw-West (18%) en Zuidoost (17%). gebruiken (31%). Tien procent gebruikte juist meer drugs.
Tabel 4.3: Drugsgebruik onder Amsterdammers van 18 t/m 64 jaar (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Drugsgebruik M V 18-34 35-44 45-54 55-64 Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 * G4*
Cannabis, laatste jaar 22 26 17 * 33 17 9 9% 12 26 22 * 16 19 21 16 32 * 17 16 21 22 * 17 *
Cannabis, laatste maand 1 16 7 * 17 9 7 5% 8 15 nu * 9 10 10 9 19 * 10 9 1 nu * gt
Lachgas, laatste jaar 5 6 4* 9 3 É FE 3 6 4 * 1 5 * 5 4 5 - - 9 5 * -
Lachgas, laatste maand 1 1 1 1 É É E* 1 1 0 É 1 0 1 1 - - 2 1 * -
Harddrugs®, laatste jaar 17 20 14 * 27 13 6 4 * 5 17 19 * 10 16 * 23 9 19 * - 10 17 16 * -
Harddrugs®, laatste maand 7 8 B * 1 5 3 1 * 3 7 7 * 5 6 9 4 7 * - 4 8 6 * -
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens #Aantal te klein om te presenteren [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] 2008-2016 betreffen
inwoners van 19-64 jaar; trendcijfers harddrugs excl. ketamine en 2cb [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht [5] Cijfer 2020: amfetamine, xtc, Isd, cocaïne, ghb, ketamine, 2cb
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
In dit hoofdstuk brengen we de leefgewoonten Thema %_ Inwoners Risicogroepen Trend
van Amsterdammers in beeld. Hoe groot is Overgewicht Vrouw (obesitas), man (matig
. 9 . . 39 272.000 . . Onveranderd
de groep met overgewicht? Hoe staat het (incl. obesitas) overgewicht), 35+, laagopgeleid,
met voedings- en beweeggewoonten? U leest minimuminkomen, niet-westerse
. Obesi u 78.000 migratieachtergrond, geen betaald o derd
hoeveel inwoners van Amsterdam van plan esitas werk (18-66 jr) verander
zijn om hun leefgewoonten te veranderen en OO
hoeveel inwoners hierbij ondersteuning willen. Voldoende 57 383.000 Onvoldoende bewegen/sporten: Onveranderd
lichaamsbeweging vrouw, 55+, laagopgeleid,
minimuminkomen, geen betaald
Overgewicht en obesitas zijn een belangrijke oorzaak van ziekten werk (18-66 jr), niet-
… jr), niet-westerse
in Nederland, bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of diabetes. In het Wekelijks sporten 59 391.000 migratieachtergrond Onveranderd
Nationaal Preventieakkoord werkt de Rijksoverheid met verschil- ee
lende organisaties aan het terugdringen van overgewicht en obesitas. Minder dan 5 dg/wk: man, laagop-
Er worden maatregelen genomen om een gezond voedings- en Groente geleid, minimuminkomen, geen
beweegpatroon te stimuleren. Een paar voorbeelden: sportclubs (2 5 dagen/week) 84 574.000 betaald werk (18-66 jr), niet-wes- 7
zorgen voor een gezonder aanbod in kantines, fabrikanten voegen terse migratieachtergrond
minder suiker toe aan producten en de basisverzekering vergoedt de
Gecombineerde Leefstijlinterventie voor mensen met overgewicht. Minder dan 5 dg/wk: man, 18-44 jr,
Fruit laag- en middelbaar opgeleid, geen .
72.
(z2 5 dagen/week) 69 472.000 betaald werk (18-66 jr), niet-wes- Stijging
terse migratieachtergrond
® Ontbiit Minder dan 5 dg/wk: 18-34 jr,
4 © (25 jm en/week) 82 560.000 laag- en middelbaar opgeleid, Onveranderd
NN h A 7 9 niet-Nederlandse achtergrond
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Kele ks sere U)
@
51 Overgewicht
Overgewicht is een risicofactor voor het Figuur 5.1: Overgewicht (incl. obesitas) onder Amsterdammers van 18 jaar en ouder naar gebied (%)
ontwikkelen van chronische aandoeningen,
zoals diabetes en hart- en vaatziekten. Van
de totale ziektelast in Nederland is bijna 4% Noordwest
toe te schrijven aan (ernstig) overgewicht.
Westpoort
Noord-Oost
4 op 10 inwoners te zwaar Meer overgewicht bij Westerpark Won
Van de volwassenen in Amsterdam is 39% te zwaar, zo’n sociaaleconomisch n nn
272.000 inwoners. Bij 11% is sprake van obesitas. Deze cijfers kwetsbare inwoners antenne en Ke Indische Buurt/
zijn sinds 2008 nauwelijks veranderd. Overgewicht en obesi- Laagopgeleiden, inwoners West Centrum. Kn
tas komen onder volwassenen in Amsterdam minder vaak met een minimuminkomen En Oost RLN
e Baarsjes ne
voor dan elders in Nederland. Het cijfer is ook lager dan of zonder betaald werk en Kanal Slketemveert - Sen eind Ae s
in de andere grote steden. Dat komt vooral doordat er in inwoners met een niet-wes-
. . . . Oud-Zuid De
Amsterdam veel jongvolwassenen en hoogopgeleiden wonen. _ terse migratieachtergrond Pijp/ Wat 6
Dn . . . . Ee atergraafsmeer
Dit zijn groepen waarin overgewicht minder vaak voorkomt. hebben meer risico op re, Sivieren-
We zien dat overgewicht kan samengaan met ziekten en overgewicht en obesitas. Ook Wier Sister
aandoeningen: 17% van de obese inwoners heeft diabetes, 35-plussers zijn vaker te zwaar. Tussen Buitenveldert/
terwijl dat geldt voor 5% van alle volwassen Amsterdammers. stadsdelen en gebieden zien we grote Zieke
verschillen in overgewicht (zie figuur 5.1). Elac
ee: … 3
Positief is dat bijna de helft (46%) van de Se i
Amsterdammers met overgewicht wil afvallen. D Buiten beschouwing oke
Zo'n 21.000 inwoners (8%) willen daarbij hulp. Tl 26% t/m 35% heid
E 36% t/m 45%
E 46% t/m 58%
Tabel 5.1: Overgewicht en obesitas onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal ‚ Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend® Verschil
Overgewicht M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2008 2012 2016 2020 NL* _G45
Totaalé 39 43 36 * 25 42 49 51 54 ol * 61 45 30 * 54 39 * 34 51 33 *_ 40 40 40 39 49 * 44 %*
Matig overgewicht? 28 34 23 * 19 32 34 36 36 35 * 38 31 24 * 34 29 * 25 34 26 * 30 28 28 28 * 35 * 30 *
Obesitas? UN 10 13 * 6 10 15 15 18 17 * 23 15 6 * 20 KN * 9 18 7 * 10 KN 12 KN 15 * 13 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2008-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en
ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5]*Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden(Rotterdam, Den Haag, Utrecht) [6] BMI = 25 kg/m2 [7] BMI 25-30 kg/m2 [8] BMI >30 kg/m2
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
5.2 Bewegen en sporten
. . … . , De Gezondheidsraad adviseert:
Voldoende bewegen verhoogt de fitheid, draagt bij aan een gezond gewicht, aan het voorkómen Beweeg > 150 minuten/week matig intensief, zoals
van chronische aandoeningen en heeft een positief effect op de psychische gezondheid. wandelen en fietsen, verspreid over diverse dagen
m Doe > 2 keer/week spier- en botversterkende activiteiten,
Meer dan helft inwoners beweegt voldoende voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen
Figuur 5.2: Amsterdammers van 18 jaar of ouder met Bijna 6 op 10 Amsterdammers voldoet aan de
aaan Ee ee senap van een sportclub of beweegrichtlijnen. Dat betekent dat 4 van de 10 inwoners 4 op 10 wil meer bewegen
te weinig beweegt (43%). Amsterdam scoort hiermee Van de Amsterdammers met te weinig lichaamsbeweging
100 beter dan het landelijke cijfer en de andere grote steden. is 44% van plan om meer te gaan sporten of bewegen. Zes
80 Bijna 60% van de Amsterdammers sport minstens procent wil daarbij ondersteuning. Dat zijn ongeveer 16.000
60 56 één keer per week, ook dat is meer dan landelijk. De Amsterdammers. De inrichting van de woonomgeving
40 beweegcijfers zijn sinds 2012 niet of nauwelijks veranderd. kan mensen stimuleren om meer te bewegen. Wat vinden
20 22 16 Amsterdammers van de voorzieningen in de buurt? Twee
0 mn nn Grote verschillen in de stad derde geeft de fiets- en wandelmogelijkheden in de buurt
Amsterdam Laag inkomen Gemiddeld of Mannen bewegen en sporten meer dan vrouwen. Het aandeel een ruime voldoende. De helft van de Amsterdammers
hoog inkomen inwoners dat sport en voldoende beweegt daalt sterk bij is tevreden met de sportvoorzieningen in de buurt.
het stijgen van de leeftijd. Verder bewegen laagopgeleiden,
mensen met een minimuminkomen en inwoners met een
1op5 kan sportlidmaatschap niet betalen niet-westerse migratieachtergrond minder dan gemid- 5 Amsterdammer sport minder
Een vijfde van de Amsterdammers heeft onvoldoende deld. Inwoners van Centrum, Zuid, West en Oost scoren Coronamaatregelen van de overheid hadden
geld om het lidmaatschap van een sportclub of vereni- het gunstigst; in Nieuw-West, Noord en Zuidoost wordt T grote invloed op het beweeg- en sportgedrag.
ging te betalen. Dit geldt voor ruim de helft van de juist minder gesport en bewogen dan gemiddeld. Zo waren sportlocaties en zwembaden lange tijd niet of
inwoners met een minimuminkomen (zie figuur 5.2). beperkt geopend. Van de Amsterdammers gaf dan ook
39% aan dat zij minder bewegen en sporten door de
coronacrisis. Opvallend: 19% is juist meer gaan bewegen
of sporten, vooral jongeren en hoogopgeleiden.
Tabel 5.2: Bewegen en sporten onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal ‚ Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend? Verschil
Bewegen en sporten M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020 NL° G45
Beweegrichtlijnen$ 57 58 55 * 65 62 57 51 43 23 * 39 56 63 * 48 57 * 59 52 62 * 59 60 57 50 * 53 *
Actief sporten” 59 60 57 *\ 7 62 57 47 A 28 * 33 52 70 * 40 61 *\ 64 49 63 _* 57 56 59 51 * 55 *
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners van 19 jaar en
ouder [4] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. rest van Nederland [5] “Significant verschil (p<0,05) t.o.v. andere grote steden (Rotterdam, Den Haag, Utrecht) [6] 2 150 minuten/week matig intensief bewegen en = 2 keer/week spier- en
botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen [7] Minimaal 1 keer per week matig intensief sporten
5.3 Gezond eten
Het Voedingscentrum raadt aan om elke dag 200 gram groente en 2 porties fruit te eten Dn
… . . e … . Ruim 80% van de 18- t/m 64-jarigen eet 5 of meer
en om dagelijks te ontbijten. Gezond eten is bijvoorbeeld belangrijk om overgewicht tegen Mi
. e dagen per week een zelfgemaakte warme maaltijd.
te gaan. De gemeente Amsterdam maakt zich zorgen over de stijging van het aanbod neen
van fastfood, ongezonde snacks, kant-en-klaar maaltijden en bezorgmaaltijden. Deze volwassenen, regelmatig buitenshuis of gebruiken
missen vaak belangrijke voedingsstoffen en bevatten veel suiker, zout en verzadigd vet. zij een kant-en-klaar maaltijd (figuur 5.3).
Fruitconsumptie gestegen Jongeren en mannen eten minder gezond Figuur 5.3: Amsterdammers van 18 t/m 64 jaar die wekelijks
ii 7 7 ii 7 OQ,
Het aandeel inwoners dat 5 dagen per week fruit eet is Bij sommige groepen inwoners verdient gezonder eten extra aan maal beltenshuis at kentenkear maaltijd geboden Gé
gestegen van 57% in 2012 naar 69% in 2020. Ruim 8 op aandacht. Slechts 6 op 10 mannen en jongvolwassenen
10 volwassen Amsterdammers (84%) eet 5 of meer dagen eten op 5 of meer dagen per week fruit. Jongvolwassenen m1834 35-64 1864
per week groente. Nog meer goed nieuws: 82% van de ontbijten minder vaak dan gemiddeld, ouderen juist vaker. Zo 61
Amsterdammers ontbijt minimaal 5 dagen per week. Van de Mannen eten minder vaak groente. Ook laagopgeleiden, 50 a 49
inwoners is 27% van plan om gezonder te gaan eten. Dat inwoners zonder betaald werk of met een niet-westerse 40 41 28 tE 30 4
. . . . . . . . 30 23 28
percentage ligt hoger in de groep die minder dan 5 dagen per _migratieachtergrond eten minder vaak groente, fruit en Dn A 20
week fruit of groente eet of ontbijt. Een kleine groep inwo- ontbijt dan gemiddeld. De groente- en fruitconsumptie vari- 10
ners (3%) wil hulp of ondersteuning bij het gezonder eten. eert tussen de stadsdelen, met lagere cijfers in Zuidoost, g Fastfood, Bedrijfs- Diepvries, Restaurant,
Nieuw-West en Noord en de gunstigste resultaten in Oost snackbar restaurant kant-en-klaar- café
en West (fruit) en Centrum, Zuid en Oost (groente). maaltijd
Tabel 5.3: Voedingsgedrag onder Amsterdammers van 18 jaar of ouder (%)
Totaal Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau! Minimuminkomen? Migratieachtergrond Trend?
Eet z 5 dagen per week: M V 18-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ Laag Midden Hoog Ja Nee NL Niet-westers Westers 2012 2016 2020
Groente 84 81 86 * 82 82 87 86 85 84 68 11 2 * 71 86 * 92 68 89 * - - -
Fruit 69 63 74 * 62 66 75 71 76 82 * 60 61 74 * 65 70 73 60 72 * 57 64 69 *
Ontbijt 82 81 82 78 81 82 82 89 92 * 78 11 85 * 80 82 87 11 11 * - 82 82
Warme maaltijd 82 78 86 * 80 84 84 83 - - 79 78 85 * 79 82 83 80 84 - - -
“Significant verschil (p<0,05) -Geengegevens [1] Laag: max. vmbo, midden: mbo, havo, vwo; hoog: hbo, wo [2] Inkomen onder of boven 120% van het wettelijk sociaal minimum [3] Cijfers 2012-2016 betreffen inwoners
van 19 jaaren ouder [4] zelfgemaakte warme maaltijd
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
e e
6 Ve rsch Ì | le n Ì n d e sta d Tabel 6.1: Gezondheid en welbevinden onder inwoners van 18 jaar en ouder naar stadsdeel (%)'
5 5
. . . .
We zien grote verschillen in gezondheid tussen 8 E 5 5
. v 2 2 Dv
de Amsterdamse stadsdelen en gebieden. Zo z E 5 2 Do % 5 8
« . . Ü 5 5 5
scoren de stadsdelen Centrum, West en Zuid 1. Gezondheid en functioneren < v = z N Ö z N
scoren gunstig op een aantal gezondheids- Ervaren gezondheid (zeer) goed 7o Ws MERAN & oo
N d. Zuid Ni w Langdurige ziekte of aandoening 29 28 24 30 27 29 31
aspecten en Noord, Zuidoost en Nieuw-West Beperking horen, zien of bewegen 15 0 nn EMR 13 vie) 25
ongunstig. Dat geldt overigens niet voor alle 2. Mentale gezondheid
uitkomsten. Dit hoofdstuk geeft een beknopt Ernstige psychische klachten 9 8 8 10 BS 9 10
overzicht van de belangrijkste verschillen. (Heel) veel stress 22 22 24 _20 22 25 22 21
Ernstige eenzaamheid 5 ES 3 17 14 13 iT iT
Weinig regie eigen leven 10 7 8 11 8 8
Hoge veerkracht 48 49 46 44 53 48 45 47
Stadsdel 3 Zorgenhulp
6.1 ta Ss e en Mantelzorger 9 11 8 10 8 9 13 9
4. Genotmiddelen
Inwoners van de stadsdelen Centrum, West en Zuid beoordelen de Roker 22 23 21 21 20 21 18
eigen gezondheid positiever, er zijn minder mensen met langdurige Zware roker 2 2 3 2 1 1 3
Enne zate nn
en inwoners met een gemiddeld of hoog inkomen. Dat verklaart Overmatige drinker 7 8 en 7 5 5
. . Cannabis, laatste jr (18-64) 22 22 23
de gunstige score voor een groot deel. Immers, laagopgeleiden .
en inwoners met een minimuminkomen hebben vaker een minder Harddrugs, laatste jr (18-64) 17 18
goede gezondheid. In de stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw- Lachgas, laatste jaar (18-64) 5 5 6 4 5 5 5 6
West wonen relatief veel laagopgeleiden en inwoners met een laag 5. Leefgewoonten
inkomen. Dit resulteert in ongunstige gezondheidsuitkomsten. Overgewicht (incl. obesitas) 39 2 2 EEN 2 zo ij 52
Obesitas n En 10
Uitzondering: het alcohol- en drugsgebruik is juist in Noord, Zuidoost Beweegt voldoende 57 LC 6 REA | 51 46
en Nieuw-West lager dan het stedelijk gemiddelde. Ook daarvoor Sport wekelijks 59 50 | | | 49 ILS
vormt het grotere aandeel laagopgeleiden en inwoners met een
laag inkomen een verklaring. Vergelijkbare verschillen zien we als [1] Rl ongunstiger dan stedelijk cijfer Groen Gunstiger dan stedelijk cijfer
we de gebiedscijfers op de volgende pagina bekijken (tabel 6.2). Grijs Verschil met stedelijk cijfer kan positief en negatief worden geïnterpreteerd
Vorige pagina Gezondheid en welbevinden in Amsterdam | Resultaten Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2020 Volgende pagina
.
62 Gebieden
®
8,
- 9 u © E
8 8 Ë 5 5 E ee Ee 6 8, B 8
Ee 3 OO X E > Ps Be ö 3 at & ER 5 E 2 £
Ss OE € 8 8 ge So rn 8 Ze 2 5 EE 8 5 z 8 9 Q Q 28
8 B B 8 5 F8 85 6 28 5 ON 68 Ê8 Q 52 PD D5 B 2 B u u BE
B OE 8 5 a 59 38 B Cô 8 B ZE GS B 5 8 58 8 BH 8 E E ES
1. Gezondheid en functioneren E ö ö s @ od On OO AZ OO AN Ok O £0 2 ON Z © Z 5 ï OG
Ervaren gezondheid (zeer) goed 79 82 88 s0 PBZ 22 76 79 E86 80 BBAT so 77 WEE 82 77 78
Langdurige ziekte of aandoening 29 28 28 27 128 24 28 29 28 27 26 27 32 31 25 27 29 32 33 33 Ey
Beperking horen, zien of bewegen 15 9 10 12 12 TOENE 11 16 8 12 12 14 16 8 16 18 21
2. Mentale gezondheid
Ernstige psychische klachten 9 10m 7 ZM Mm 6 10 BEIEGS 9 10 9 8 9 10 U un 8
(Heel) veel stress 22 25 19 26 24 23 21 22 14 21 17 17 28 27 26 18 31 24 21 20 26 22 17
Ernstige eenzaamheid 15 12 BO 1 17 13 18 10 15 14 16 14 14 13 EBU 17 19 14 13
Weinig regie eigen leven 10 7 8 10 12 MBE 12 12 12 8 8 8 8 9 8 EBT 9 15 14 10 HAKEN 3
Hoge veerkracht 48 45 54 \ 45 50 45 40 43 45 48 55 53 51 51 42 53 47 43 43 48 45 43 51
3. Zorg en hulp
Mantelzorger 9 12 10 9 11 7 10 9 12 9 10 8 7 9 8 8 11 12 11 16 6 9 11
4. Genotmiddelen
Roker 22 21 25 24 24 ENEN 22 17 18 19 23 22 MBS 18 25 19 23 19 AT
Zware roker 2 #3 2 3 4 # 2 1 2 dd 3 13 O2 Ak kk
Zware drinker 11 113 1 EEN 764 2 MA 7 « 3 vo nn en EEn PE O8
Overmatige drinker 7 9 8 803 4 3 6 9 7 8 9 608 5 64 6 4 5
Cannabis, laatste jr (18-64) 22 24 « 22 24 AES 23 19 19 25 26 19 25 22 LIE 19 18 23 (13 FAA
Harddrugs, laatste jr (18-64) 17 19 5 EN 7 2 2 5 1 13 15 20 15 Oi 7 MOR 45
Lachgas, laatste jaar (18-64) 5 4 5 7 5 6 4 5 2 4 3 4 6 6 3 5 6 4 6 5 8 4 5
5. Leefgewoonten
Overgewicht (incl. obesitas) 39 WM 37 SO RENKENEN 40 CA 3e PE 36 37 MBA 30 a
Obesitas m4 u 13 1407 9 CZ 10 9 9 12 7: Ee
Beweegt voldoende 57 63 58 EEZENN 5 en 61 59 WET 54 56
Sport wekelijks 59 62 WERT 64 VAKEN 56 57 60 ME5T 59 62 ZT 60 EN 56 EENEENIEENEN
q] Ongunstiger dan stedelijk cijfer Groen. Gunstiger dan stedelijk cijfer Grijs Verschil met stedelijk cijfer kan positief en negatief worden geïnterpreteerd # Aantal te klein om te presenteren
Meer lezen?
ggd.amsterdam.nl/agm
ggdgezondheidinbeeld.nl
dink
mn nn ME en an
| Factsheet | 27 | train |
X Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
x Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 17 maart 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en
Raadsaangelegenheden
Tijd 13.30 uur tot 17.00 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur
Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergaderingen van de Raadscommissie AZ,
d.d. 18 februari 2016
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de
vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 17 maart 2016
6 _Tkn-lijst
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten Burgemeester
10 Rondvraag
Dienstverlening
11 Programma Minder Regeldruk Nr. BD2016-001546
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 30 maart 2016)
e _Deleden van de raadscommissie WE zijn hierbij uitgenodigd
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 28 januari 2016
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 12
12 Onderzoek van de rekenkamer naar deregulering Nr. BD2016-002914
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 30 maart 2016)
e Voorgesteld wordt dit gevoegd te behandelen met agendapunt 11
Raadsaangelegenheden
13 Herbenoeming van de directeur van de Rekenkamer Metropoolregio Amsterdam.
Nr. BD2016-003165
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 30 maart 2016)
e _ Kabinetbijlage ligt uitsluitend voor de commissieleden ter inzage bij de Raadsgriffie
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 17 maart 2016
Algemene Zaken
14 Kennisnemen van maatregelen om het lekken van interne informatie te
voorkomen Nr. BD2016-002889
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het commissielid Van Lammeren (PvdD)
e Was Tkn 1 in de raadscommissie AZ, d.d. 28 januari 2016
e _ Uitgesteld in de raadscommissie AZ, d.d. 18 februari 2016
e _Deleden van de raadscommissie FIN zijn hierbij uitgenodigd
15 Antwoord motie 1054, begroting 2016 MBO veiligheidsopleidingen groot
Amsterdam Nr. BD2016-003072
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Openbare Orde en Veiligheid
16 Effectmonitor 2015 Nr. BD2016-003035
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van de raadscommissies JC en ZS zijn hierbij uitgenodigd
17 Treiteraanpak jaarrapportage 2015 en jaarplan 2016 Nr. BD2016-003036
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
18 Aanpak intimidatie (nep)drugsdealers Centrum Nr. BD2016-003325
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Bestuurlijk Stelsel
19 Initiatiefvoorstel van het lid Groot Wassink (GL): Democratische Proeftuin Nr.
BD2016-002429
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
3
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden
Gewijzigde Agenda, donderdag 17 maart 2016
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Algemene Zaken
20 Kennis te nemen en ter bespreking van de eerste sfeerrapportage noodopvang
asielzoekers Nr. BD2016-003132
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
4
| Agenda | 4 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Raadsnotulen
Jaar 2022
Vergaderdatum 6 oktober 2022
Publicatiedatum 2 november 2022
Middagzitting op woensdag 6 oktober 2022
Aanwezig: de leden Abdi (PvdA), Ahmadi (BIJ), Alberts (SP), Aslami (D66),
Asruf (PvdA), Bakker (Partij voor de Dieren), Belkasmi (PvdA), Bentoumya (GroenLinks),
Bobeldijk (SP), Bons (BIJ1), Boomsma (CDA), Bouhassani (PvdA), Broersen (Volt),
Burgers (VVD), Ernsting (GroenLinks), Garmy (Volt), Von Gerhardt (VVD), Heinhuis
(PvdA), Hofland (D66), Hoogtanders (VVD), IJmker (GroenLinks), Kabamba (Lijst
Kabamba), Khan (DENK), Koyuncu (DENK), Kreuger (JA21), Krom (Partij voor de
Dieren), Lust (D66), Martens (VVD), Minderhoud (PvdA), Moeskops (D66), Nadif
(GroenLinks), Namane (PvdA), Nanninga (JA21), Noordzij (PvdA), Van Pijpen
(GroenLinks), Van Renssen (GroenLinks), Rooderkerk (D66), Runderkamp (PvdA), Van
Schijndel (Forum voor Democratie), Schmit (D66), Van der Veen (GroenLinks),
Wehkamp (D66), Wijnants (VVD) en Yemane (GroenLinks).
Afwezig: het lid Bloemberg-lssa (Partij voor de Dieren)
Aanwezig: burgemeester Halsema (Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Regelgeving en handhaving, Juridische Zaken,
Communicatie, Raadsaangelegenheden, Bestuursdienst) en de wethouders Van Buren
(Financiën, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Coördinatie Inkoop,
Dienstverlening, Lucht- en Zeehaven), Van Dantzig (Woningbouw, Grond en
Ontwikkeling, Ruimtelijke ordening, Monumenten en Erfgoed), Groot Wassink (Sociale
zaken, Opvang, Gemeentelijk vastgoed, Democratisering, Masterplan Nieuw-West,
Volwasseneneducatie, laaggeletterdheid en inburgering, Coördinatie Maatschappelijke
voorzieningen), Van der Horst (Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare ruimte en
Groen, Water, Aanpak Noord), Mbarki (Economische zaken, MBO en toeleiding
arbeidsmarkt, Aanpak Binnenstad, Jongerenwerk, Sport en Bewegen), Moorman
(Onderwijs, Jeugd(Zorg), Armoedebestrijding en schuldhulpverlening, Masterplan
Zuidoost), Pels (Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie,
Volkshuisvesting, Dierenwelzijn, Afval en Reiniging, Voedsel), Rijxman (Zorg en
Maatschappelijke ontwikkeling, Publieke gezondheid en preventie, ICT en digitale stad,
Lokale media, Deelnemingen).
Afwezig: wethouder Meliani (Kunst en Cultuur, Evenementen, Inclusie en
Antidiscriminatiebeleid)
Voorzitter: F. Halsema, burgemeester
Plaatsvervangend voorzitter: D. Wijnants en C.K. Kabamba
Raadsgriffier: J. Houtman
Verslaglegging: A. Smakman (Notuleerservice Nederland)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER heropent om 13.00 uur de geschorste vergadering en stelt aan
de orde:
Algemeen deel
1.
Opening en mededelingen
De VOORZITTER: Fijn dat u er allemaal weer bent. Hopelijk een beetje uitgerust
na gisteren. Wij hebben nog één dagdeel voor ons. Ik nodig u uit om het slagveld van uw
spreektijden te komen bekijken hier. En ze zijn gisteren ook rondgedeeld.
Openbare Orde en Veiligheid
15.
Kennisnemen van het artikel in De Telegraaf over Amsterdam wordt vooral de
laatste maanden overspoeld door kansloze, criminele asielzoekers VN2022-012988
De VOORZITTER: We gaan verder met agendapunt 15, dat is het kennisnemen
van het artikel in De Telegraaf over Amsterdam wordt vooral de laatste maanden
overspoeld door kansloze, criminele asielzoekers.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
Motie van het lid Nanninga inzake opschorten opvang van veiligelanders in
Amsterdam, nr. 360.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Er zorg voor te dragen dat er geen veiligelanders op worden gevangen in de
asielboot of op andere noodopvanglocaties in Amsterdam.
Motie van de leden Boomsma en Nanninga inzake de noodklok die agenten luiden
over criminele asielzoekers, nr. 361.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Het verblijfsverbod op grond van art. 2.9 APV voor delicten zakkenrollerij,
geweldsdelicten, autodiefstallen en wapenbezit uit te breiden, zodat voor deze
delicten direct een verblijfsverbod kan worden opgelegd voor een periode van
een maand, voor daders die niet in het betreffende overlastgebied wonen.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Het woord is gevraagd door mevrouw Nanninga, Nadif,
Boomsma, Martens — zij wordt vervangen door Burgers, heb ik gehoord — en Van Schijndel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Nanninga.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Het lid NANNINGA: Dank, voorzitter. Al in november 2019, drie jaar geleden, zei ik
in deze zaal: het loopt uit de hand met de veiligelanders die hier in de binnenstad komen
roven en plunderen. Vanuit de politie had ik toen al de wens hier overgebracht van een
goede registratie van die asielcriminaliteit middels de projectcode VLIN. Daar werd toen
ronduit vijandig op gereageerd, terwijl ik daar natuurlijk ook destijds al gelijk in had,
voorzitter. Veiligelanders misbruiken onze gastvrijheid en een goede registratie van hun
rooftochten is geboden. Pas begin dit jaar is het gebruik van de projectcode ingevoerd.
Beter laat dan nooit.
Fast forward naar het artikel in De Telegraaf, waarin agenten na een jarenlange
frustratie dit probleem op de kaart zetten. Aanleiding voor de fracties van JA21 en het CDA
om dit te agenderen in de commissie Algemene Zaken, nu vier weken geleden. En,
voorzitter, het werd een hallucinant debat. De linkse partijen stonden schuimbekkend klaar
om niet de daders van deze roofterreur in onze binnenstad, maar juist de boodschappers
verbaal een kopje kleiner te maken. Niet alleen wij in de raad, nee, ook de politiemensen
uit het artikel en de journalisten moesten het ontgelden. Het is absurd en schadelijk,
voorzitter. Het verdacht maken van de pers leidt tot geweld en dreiging tegen journalisten.
Het is onverantwoordelijk gedrag, dat men ziet bij extremisten en wappies op links en
rechts. En deze reactie was des te ongepaster, omdat zowel de Stopera als de politie zelf
de berichtgeving in De Telegraaf volmondig bevestigden en het probleem ook erkenden.
Dat laatste, voorzitter, is natuurlijk winst. Wij danken de burgemeester voor haar brief die
gisteren tot ons kwam. En ook schaart mijn fractie zich achter de opmerkingen dat veel van
deze ellende landelijk dient te worden aangepakt en dat de lokale driehoek hier maar
beperkt tegen kan optreden.
Wel heb ik een vraag aan de burgemeester. Namelijk, of zij er in de driehoek op wil
aandringen dat agenten nogmaals de instructie Krijgen de projectcode VLIN consequent en
correct toe te passen — mij bereiken signalen dat het soms vergeten wordt of niet bekend is
— en de cijfers hiervan met regelmaat te rapporteren aan de raad.
Dan is er nog de kwestie met de asielboot en andere vormen van noodopvang.
Over de asielboot — en menig Amsterdammer zou wensen de winter zo door te brengen als
te zien is op filmpjes die asielzoekers op de Velsense boot delen, om zo meer mensen naar
Nederland te trekken; maar dit terzijde — het volgende. Wethouder Groot Wassink heeft
gezegd dat vijf tot tien procent op die boot uit veiligelanders zou bestaan. Dat is op duizend
man dus vijftig tot honderd mensen. Gaan we even naar Enschede, voorzitter, waar volgens
de berichtgeving op lokale zender 1Twente in de noodopvang zes veiligelanders zaten. Vijf
daarvan zijn binnen 48 uur uitgezet wegens diefstal en ander crimineel gedrag. Vijf van de
zes, voorzitter. Op vijftig tot honderd man zou dit toch een aanzienlijk aantal zijn, als we dat
even doortrekken. Wij vragen de burgemeester dan ook om geen veiligelanders op te
nemen in de noodopvang. De stad en de politie kunnen dit domweg niet aan. En als dit toch
gebeurt, vragen wij wat er gebeurt zodra een veiligelander in de Amsterdamse opvang een
misdrijf pleegt.
Tot slot, voorzitter, roepen wij op de noodopvang in Amsterdam te stoppen. En
wensen wij ondernemers, bezoekers en politiemensen in het Wallengebied heel veel sterkte
en wijsheid met deze onterechte en ongebreidelde consequenties van onze gastvrijheid.
Dank u wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Nadif.
Het lid NADIF: Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst het college bedanken voor de
brief en dat we deze ook kunnen gebruiken voor de behandeling van dit agendapunt. En
ook het feit dat de vragen die juist op links waren gesteld, beantwoord zijn als het gaat over
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
de cijfers — waar hebben we het over — hoe kunnen we dit probleem aanpakken? En de
burgemeester heeft ook gewoon een aantal suggesties gedaan met betrekking van hoe
gaan wij eigenlijk dit probleem oplossen in onze binnenstad?
Allereerst, als het gaat over de taskforce, want de burgemeester heeft in de brief
aangegeven dat zij behoefte heeft aan een taskforce met straatcoaches, die bijvoorbeeld
de taal spreken, goed op de hoogte zijn van de problematiek. Ik ben heel erg benieuwd wat
de burgemeester van de raad hiervoor nodig heeft. Want de vraag ligt voornamelijk bij het
Rijk, maar wij hebben natuurlijk ook binnen ons veiligheidsprogramma daar punt voor. Dus
hoe kunnen we daarop aansluiten?
Wat ik ook zie in het stuk, en dan gaat het eigenlijk over het aantal slapers en
daklozen in de binnenstad, dat die toenemen. En er wordt aangegeven: onder wie veel
Oost-Europeanen. We zien ook, als het gaat over dakloze arbeidsmigranten, ja, is daar een
link in? En zo niet, hoe komt het dat deze erg toeneemt? Als het college het antwoord nog
niet heeft: ik ben daar heel erg benieuwd naar, dat we ook deze trend goed in de gaten
kunnen houden en goed kunnen kijken wat we hiermee kunnen doen.
En verder wil ik ook echt goed aansluiten bij het college als het gaat over de
allerlaatste zinnen wat er in het stuk staat. Dat geeft aan dat de driehoek een dringend
beroep doet op de Rijksoverheid om te zorgen voor effectieve aansluiting als het gaat over
ketenpartners, aanpassingen in de landelijke migratieketen, om de processen te versnellen.
Het is juist een landelijk probleem als het gaat over die asielprocedure, dat dit gewoon niet
op orde is. Wij sluiten ons daar ook op aan. En ja, wij wensen ook de burgemeester heel
veel sterkte ook met het inzetten op al deze punten. En dat wij ook kunnen kijken van, hoe
kunnen we gezamenlijk hierin optrekken als het gaat om deze problematiek op te lossen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Boomsma.
Het lid BOOMSMA: Dank voorzitter, en dank aan de burgemeester voor de brief.
Die cijfers bevestigen wat wij al aankaartten in de commissie en wat ook agenten in De
Telegraaf hadden aangekaart. Goed dat de burgemeesters deze maatregelen samen met
het Rijk in gang zet. Wij mogen niet toestaan dat crimineel tuig hier zo totaal respectloos
misbruik maakt van onze gastvrijheid.
De brief rept van bestuursrechtelijke maatregelen nog. Welke denkt de
burgemeester dan aan?
En ik vroeg me af of de gebiedsverboden, die worden uitgereikt aan daders, kunnen
worden uitgebreid — dus dat het niet alleen voor één dag geldt, maar voor langere perioden
— voor dit soort type misdrijven.
En dan, in Utrecht schreef burgemeester Dijksma dat het OM daar in het
betreffende gebied het heeft geprioriteerd binnen de zogenaamde ZSM-aanpak, Zorgvuldig
Snel Maatwerk. Doet Amsterdam ook zoiets?
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Boomsma. Ik geef u mee dat u nog één
minuut 49 heeft voor de rest van de vergadering.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Burgers.
Het lid BURGERS: Ja, dank u wel, voorzitter. Ja, ook de VVD is geschokt, net als
de vorige partijen, door de berichtgeving in De Telegraaf. Ik zou ook graag JA21 en het
CDA willen bedanken voor het agenderen van dit onderwerp. En voorzitter, zoals u weet, is
de- Ik begrijp dat in de commissie hierover gesproken is en dat met name de woordvoering
van de politiemensen in twijfel is getrokken. Dat vinden wij vreemd. Eigenlijk zou het moeten
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
gaan over de ernst die werd beschreven in het Telegraafartikel. Voorzitter, zoals u weet,
verzet de VVD zich tegen de wethouder in Amsterdam die vaak verkondigt dat hij
uitgeprocedeerde asielzoekers niet wil uitzetten. Wij steunen de burgemeester in juist haar
wens om uitgeprocedeerde asielzoekers sneller uit te zetten.
(Het lid NADIF: Ik vind het echt vreemd, want de asielprocedure is gewoon
niet op orde. Daar is de VVD ook grotendeels verantwoordelijk voor. Is er
geen enkele zelfreflectie bij de VVD als het gaat om dat dit probleem juist
ook te maken heeft met het feit dat de asielprocedure in Nederland niet op
orde is?)
Voorzitter, de Amsterdamse gemeenteraad gaat niet over de asielprocedure in
Nederland.
De VOORZITTER: U vervolgt uw betoog.
Het lid BURGERS: Ik heb dan ook twee vragen. Wij hebben afgelopen week het
heugelijke nieuws in de krant kunnen lezen dat uitgeprocedeerde Marokkanen,
Marokkaanse asielzoekers, eerder kunnen worden uitgezet naar Marokko. Ik heb daarover
twee vragen. Gaat het college nu wel meewerken aan het uitzetten van deze
uitgeprocedeerde asielzoekers? En hoeveel heeft het college, hoeveel contact is er met de
politie? En kan er een uitgebreidere analyse komen op dit onderwerp”?
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Burgers. Ik zie mevrouw Rooderkerk een
beweging maken, echter heb ik eerst nog meneer Van Schijndel op de lijst staan. Maar
misschien bent u zo galant om mevrouw Rooderkerk- Kijk. Mevrouw Rooderkerk namens
D66. Aan u het woord.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Rooderkerk.
Het lid ROODERKERK: Dank, voorzitter. Dit vind ik misschien wel de meest
kansloze titel voor een agendapunt sinds lange tijd, maar het is wel een terecht probleem
wat door collega’s Nanninga en Boomsma is aangekaart in de commissie en nu weer hier
in de raad. Dus ik denk dat het goed is dat we hierover spreken. Want als we kijken naar
de cijfers — waarvoor dank; het is heel fijn dat we het op basis van cijfers kunnen doen —
dan zien we dat hier wel degelijk echt sprake is van grote criminaliteit, waar veel
Amsterdammers zich zorgen over maken, en ook politiemensen. En daar moeten we
natuurlijk tegen optreden. Gelukkig heeft staatssecretaris Van der Burg een aanpak
aangekondigd om deze veiligelanders, om daar wat aan te doen, de criminaliteit die zij hier
in Amsterdam plegen. Ik wil de burgemeester dus vragen of zij, ja, zo goed mogelijk kan
samenwerken op deze aanpak. En of zij ook dan een intensivering verwacht van politie-
inzet, die wij hebben, om te zorgen dat het ook echt minder wordt. Daar zou ik graag meer
over horen. Want dat dit moet worden aangepakt, dat lijkt me evident.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Schijndel.
Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u wel, voorzitter. Prima berichtgeving in De
Telegraaf hierover. Goed dat daar aandacht voor is. Er zijn een aantal landen, Turkije, nee,
Tunesië, er is Marokko, er is ook Algerije. En dus, of een land veilig is of niet hangt af van
de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. En kennelijk heeft dus
Buitenlandse Zaken geoordeeld — wat ik niet begrijp — dat Algerije een onveilig land is. Dus
veel van die criminele asielzoekers zullen claimen: ja, ik kom uit Algerije. En dus dat
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
eigenlijk landen volkenkundig, die heel erg op elkaar lijken, en dus ook Marokkanen, zullen
zeggen van Algerije, ik moet die asielprocedure in. Kan de burgemeester nagaan, is de
vraag, waar dat ambtsbericht nou eigenlijk op is gebaseerd? Want volgens mij is de
burgeroorlog in Algerije al vele jaren geleden afgelopen.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Van Schijndel. Dan zag ik nog mevrouw-
Een interruptie voor mevrouw Nanninga? Een interruptie van mevrouw Nanninga. Als u
even terug kan keren, meneer Van Schijndel. Gaat uw gang, mevrouw Nanninga.
(Het lid NANNINGA: Ja, dank, voorzitter. Excuus voor de vertraging. Het
kwartje moest even vallen. Het bevreemdt mij dat de heer Van Schijndel de
berichtgeving in De Telegraaf prijst. Ik ben het daar op zich mee eens, maar
in de commissie heeft zijn eigen commissielid de berichtgeving in De
Telegraaf juist afgekraakt en onderuitgehaald. Dus de naam van uw
duoraadslid is mij even ontschoten. Maar hoe zit dat nou? Vindt Forum voor
Democratie de berichtgeving nou correct of niet? Want in de commissie
werd iets heel anders gezegd.)
Het lid VAN SCHIJNDEL: Ik heb het artikel echt grondig gelezen. Prima artikel. En
afkraken, daar is mij niks van bekend. Dank u.
(Het lid NANNINGA: Nou, de heer Van Schijndel pleegt nog weleens een
ondersteunende interruptie. Laat ik dat dan ook maar eens een keer doen:
een advies om voortaan misschien binnen de fractie de neuzen één lijn op
te krijgen. Ik weet dat dat soms moeilijk is binnen Forum voor Democratie,
maar u spreekt nu elkaar echt diametraal tegen over berichtgeving in De
Telegraaf. Dat wil de ik toch even gezegd hebben.)
De VOORZITTER: Heibel in de Forum voor Democratie-fractie.
Zijn er nog andere sprekers in de eerste termijn? Ik zag mevrouw Heinhuis. Wil zij nog het
woord voeren?
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Heinhuis.
Het lid HEINHUIS: Dank u wel, voorzitter. Het aantal incidenten waar we nu over
spreken, dat baart ook mijn partij zorgen, want dit soort incidenten hoort niet thuis in onze
stad. Amsterdammers en de mensen die Amsterdam bezoeken, horen veilig in onze stad
te kunnen verblijven. Ik wil daarom ook een woord van dank uitspreken naar de politie en
handhaving voor hun harde werk. De cijfers maken ook duidelijk dat ons asielsysteem failliet
is en dat er door de jarenlange bezuinigingen en de procedures, die nu inmiddels veel te
lang duren, we hier in Amsterdam met grote problemen te maken hebben. We zijn blij met
de stappen die de driehoek onderneemt, maar doen ook een hartenkreet aan het Rijk om
ons te helpen, zodat we zo snel mogelijk deze problemen kunnen aanpakken.
Verder heb ik nog een aantal vragen voor de burgemeester. Wanneer kunnen we
de brief over die extra bestuurlijke maatregelen, waar we gisteren over geïnformeerd zijn
per brief, wanneer kunnen we die informatie verwachten? En de burgemeester geeft ook
aan dat zij gesprekken voert met het Rijk. En onze vraag is daarbij of zij ons op de hoogte
kan houden van de vordering van die gesprekken.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Heinhuis. Zijn er nog andere
sprekers in eerste termijn? Ik zie mevrouw Bons. Dan is dit ook meteen uw maidenspeech,
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
mevrouw Bons. Dat geef ik even mee. Het mag van mij. We kijken allemaal uit naar uw
maidenspeech, maar u moet het moment er misschien voor kiezen.
Andere sprekers in eerste termijn? Is niet het geval.
Dan heeft de burgemeester aan mij gevraagd om heel eventjes drie minuten te schorsen,
zodat ze de beantwoording- Of toch niet. De burgemeester is gereed voor de
beantwoording.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Dank u wel, voorzitter. En ik zou via u de leden willen
bedanken voor hun inbreng. Zoals afgesproken tijdens de commissievergadering hebben
wij bij de politie gevraagd om nadere informatie te kunnen krijgen. Die is verzameld door de
Landelijke Eenheid en die hebben wij nu in een eerste analyse aan u gepresenteerd.
En ik zou willen zeggen dat het beeld enigszins ambigu is, dat daaruit voortkomt.
Je kan namelijk vaststellen dat we niet het niveau hebben van 2019. Het ligt lager dan in
2019. Het aandeel van vreemdelingen, wel- en niet-verwijderbare vreemdelingen, is ook
kleiner dan in 2019. Maar omdat het aandeel van de Nederlanders in de misdaad veel
sneller daalt, is het percentuele aandeel van vreemdelingen in de misdaad in de binnenstad
veel groter geworden. Dus percentueel is er een veel groter aandeel. Dit is niet bedoeld als
een relativering; zeer zeker niet. Want percentueel en absoluut is het gewoon veel te veel
en legt het een veel te zwaar beslag op de activiteiten van politie. Zoals wij in de brief
aangeven, zijn onze mogelijkheden om hierop in te grijpen, lokaal, beperkt. Wij kunnen niet
anders dan wat wij altijd doen bij misdaad. En dat is zoveel mogelijk op heterdaad
aanhouden. Vervolgens vervolgen. Als het lukt, vastzetten. Anders bestuursrechtelijke
maatregelen nemen. En daarna hebben wij het over te geven. Bij zowel verwijderbare, als
niet-verwijderbare vreemdelingen zijn wij daarna afhankelijk van het vreemdelingenrecht en
van de Rijksoverheid. En dat betekent dat men terugkeert in de binnenstad en het probleem
blijft bestaan.
Terecht vraagt u naar wat wij kunnen doen. Laat ik even een paar van uw vragen
langslopen.
Mevrouw Nanninga vraagt om een striktere toepassing van de VLIN-codes, omdat
zij begrepen zou hebben dat de politie daar terughoudend in is. Dat bericht kennen wij niet.
Het wordt juist goed toegepast. Maar ik wil wel een relativering aanbrengen. Bij uw geloof
in die VLIN-codes. Die VLIN-codes zijn namelijk niet bepalend voor het vaststellen van
verwijderbare en niet-verwijderbare vreemdelingen in de misdrijven die worden gepleegd,
de misdaad in het centrum. Die VLIN-codes worden namelijk gebruikt voor alle incidenten
waar vreemdelingen bij zijn betrokken. En dat gaat ook om vermissingen, ruzies, overlast,
assistentie door politie. Dus ook waar vreemdelingen in nood zijn, wordt het ook gebruikt.
Dus er zit een enorme vertekening op. Dus als ik u was, zou ik daar niet te veel waarde aan
hechten. Waardoor hebben wij nu veel preciezere gegevens gekregen? Dat komt, omdat
wij de Landelijke Eenheid hebben gevraagd de cijfers uit de binnenstad te interpreteren in
combinatie met de cijfers die Avium produceert. En daardoor hebben wij meer duidelijkheid
kunnen Krijgen.
De tweede vraag die u stelt — en daar heeft u ook motie 360.22 over ingediend —
dat is om geen veiligelanders op te nemen op de asielboot. En ik moet wel zeggen dat ik
aanstoot neem aan de beschrijving van de boot die u geeft. 1, het is een ferry en geen
cruiseschip. Dat lijkt me toch- Ja, ik bedoel, het is misschien goed om het maar eens te
benoemen zoals het is. Maar de suggestie dat mensen daar in weelde wentelen, is niet
bepaald het geval. En ik zou u zeer willen aanbevelen om er zelf te gaan kijken in plaats
van daarover te oordelen. 2, de afspraak met het Rijk is gemaakt om tot een maximum te
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
komen van tien procent veiligelanders, waarbij er geen veiligelanders worden opgenomen
met een overlastverleden. U zegt: die willen wij helemaal niet. Juist om redenen van
veiligheid en openbare orde ben ik een groot voorstander van opvang, want doen we dat
niet, dan blijven mensen op straat, worden mijn problemen groter. Ik zeg ook meteen in de
richting van de heer Burgers, dat er een tegenstelling zou zijn tussen de wethouder die niet
zou vinden dat ongedocumenteerden uitgezet zouden mogen worden en ik die dat juist wel
zou vinden: er is geen verschil van inzet. Zolang wij in het lokaal bestuur niet bij machte zijn
om het vreemdelingenbeleid te bepalen — want dat wordt namelijk op landelijk niveau
bepaald — is het van groot belang dat mensen niet over straat zwerven, voor het kraken, er
geen overlast veroorzaken en dus opgevangen kunnen worden.
(Het lid NANNINGA: Dank, voorzitter. Over het wel of niet moeten opnemen
van veiligelanders, daar verschillen we gewoon van mening over. Onze
fracties menen dat dat niet moet gebeuren. Maar is de burgemeester
bekend met die filmpjes van de asielboot in Velsen? Of dat nou een ferry
of een cruiseschip is. Dat dat echt wordt gebruikt om actief te adverteren:
kom naar Nederland, het is hier fantastisch. Dat zijn filmpjes op TikTok-
kanalen die bereikbaar zijn voor, nou, veiligelanders, voor vluchtelingen.
Kent de burgemeester die beelden? Dat dat wel degelijk wordt gebruikt als
een aanbeveling hoe comfortabel het daar is. Waarmee ik niet wil zeggen
dat die mensen op water en brood moeten, hoor, maar het is ook weer niet
helemaal uit de lucht gegrepen dat het een vrij cushy opvang is. En ik ga
er ook zeker kijken trouwens, wilde ik er nog aan toevoegen.)
Dank u wel. Ik zou via u mevrouw Nanninga voor haar interruptie willen bedanken.
En laat ik daar het volgende over zeggen. Ik ben niet de burgemeester van Velsen, dus Ik
wil daar ook graag buiten blijven. 2, zoals mevrouw Nanninga ook weet, heb ik mij vele
jaren beziggehouden met het internationale migratiebeleid. En als we uit de internationale
onderzoeken één ding weten, dat is dat mensen bij de keuze ergens naar toe te gaan veel
meer worden bepaald door wat ze verlaten dan door waar ze naartoe gaan. Dat speelt
nauwelijks een rol in de afwegingen die mensen maken. Vaak weten mensen helemaal niet
waar ze terecht zijn gekomen. Weten mensen alleen waarvandaan ze vertrekken. En dat is
ofwel in grote politieke en humanitaire nood of, en dat worden dan veiligelanders, omdat
mensen dringende economische redenen hebben.
De VOORZITTER: Geen vervolgvraag van mevrouw Nanninga, maar ik zeg wel
mevrouw Rooderkerk.
(Het lid ROODERKERK: Ik had een vraag over de tien procent mensen,
die vanuit een veilig land komen, die op de ferry zullen worden opgevangen,
want ik begreep juist van het Rijk dat zij nu een aparte opvanglocatie met
een sober regime voorstellen. Is het dan niet zo dat deze mensen daar nu
naartoe kunnen gaan? En is het zo dat ze dan ook niet overdag van een
boot af zouden kunnen? Aangezien de burgemeester zegt blij te zijn dat ze
in ieder geval ergens worden opgevangen. Want anders kunnen ze
natuurlijk overdag nog steeds naar de Wallen gaan en daar criminaliteit
plegen en dan weer terug.)
Burgemeester HALSEMA: Als eerste, laat ik met u zeggen dat de nieuwe
opvanglocatie, die wordt voorbereid door het Rijk, dringend noodzakelijk is, omdat die
inderdaad mensen met slechte bedoelingen afzondert van al die asielzoekers die hier zijn
om begrijpelijke en buitengewoon legitieme redenen. Dat lijkt mij van groot belang. Ik ben
in de veronderstelling dat die sobere opvanglocatie in de eerste plaats bedoeld is voor
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
veiligelanders met een overlastverleden. En dat is iets anders dan veiligelanders zonder
een overlastverleden. Dus ik weet niet of de vijf tot tien procent die geleidelijk — want dat
wordt geleidelijk opgevangen op de boot, de ferry, hier in Amsterdam — of die in aanmerking
zouden komen voor die sobere opvang. Omdat de afspraak door de wethouder is gemaakt
dat dit mensen zijn zonder overlastverleden.
(Het lid ROODERKERK: Nou, dat is inderdaad de groep die ik bedoelde,
hè? Dus als het gaat om mensen die vanuit een veilig land komen, maar
geen criminaliteit plegen, dat lijkt me van belang dat dat dan degenen zijn
die op de ferry terechtkunnen en niet degenen die wel eerder in de
problemen zijn gekomen, maar waarvan we verwachten dat het ook voor
problemen kan zorgen. Dus dat lijkt me belangrijk.)
Volgens mij is er geen verschil van mening.
(Het lid BONS: Dank, voorzitter. Ik wil de burgemeester danken voor de
humane kijk en ook hoe hier gehandeld wordt, namens BIJ1. Wat belangrijk
is — en dat hebben we ook ‘in de discussie in de commissie gezegd en daar
hadden we toen ook het woord banditisme’ genoemd — dat er ook
migrerende trekken, zeg maar, tussen grote steden in Europa. Het lijkt ons
heel goed als de burgemeester daarin iets meer verdieping gaat zoeken
met die steden, Parijs en Barcelona, om te kijken of we daarin gezamenlijk
ook beleid kunnen maken.)
Dank u wel. Ik ben het met mevrouw Bons eens dat dat inderdaad nog een
uitsplitsing is die de moeite waard is om te maken. We hebben het eerder gehad over mobiel
banditisme. Dat is in de driehoek en met de raad al veel vaker besproken en heeft eigenlijk
heel weinig van doen met asielbeleid, vreemdelingenbeleid en de variaties daarin, maar
gaat om, ja, rondtrekkende groepen in Europa. Ik zal vragen aan politie of men daar nog
eens uitgebreider naar kan kijken.
Dan mevrouw Nadif. Dank u wel voor- Ik zou mevrouw Nadif willen bedanken voor
de zeer genuanceerde inbreng hierop. Ten aanzien van de vraag over de coaches. Kijk, het
Rijk kondigt nu aan dat zij bereid zijn om landelijk coaches te gaan, ja, te gaan werven. Dat
is natuurlijk een ontwikkeling die wij toejuichen. En dat past heel erg bij de straatcoaches,
de credible messengers, die wij hebben. Wij hebben natuurlijk in een aantal wijken ook
bijvoorbeeld de groep van SAOA, de straatcoaches daar. En u weet ook van mij dat ik die
natuurlijk heel graag zou willen opschalen. Dat geldt ook voor de credible messengers. Dus
als u mij vraagt, ja, wat zoekt u? Ik denk dat u weet wat ik zoek. En ik wil er geen misbruik
van maken door de discussie over de begroting te heropenen.
Dan de heer Boomsma. Hij vraagt naar de bestuursrechtelijke maatregelen die
verder genomen kunnen worden. Ik dacht dat ze in de brief wel genoemd werden. Dat zijn
natuurlijk een meer actieve inzet nog van de gebiedsverboden. Waarbij ik wel onmiddellijk
aanteken — en dat heb ik vaker gedaan, ook in de commissie Algemene Zaken — dat ik maar
beperkt enthousiast ben over gebieds- en verblijfsverboden om de eenvoudige reden dat
het vaak een waterbedeffect heeft. Dus je verbiedt mensen om in de ene wijk te komen en
ze duiken in een andere wijk weer op. U heeft in een eerder verband gevraagd: kan er dan
niet het stedelijk verbod? Dat stuit op de vereisten van proportionaliteit. Dus het blijft een
beetje gedoe. Verder moet u denken natuurlijk aan cameratoezicht, die wat vaker toegepast
kan worden. Maar zeg ik daar wel bij: alle maatregelen, die wij lokaal treffen, zijn allemaal
pleisters die wij plakken. De enige echte maatregel die soelaas biedt, is zorgen dat
veiligelanders worden uitgezet. Dat is wat er moet gebeuren. Dat is geen lokale
bevoegdheid. Dat is de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid en daar zal men veel
serieuzer mee om moeten gaan.
Dan de heer Burgers heb ik volgens mij beantwoord.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
Dan de heer Van Schijndel. Ja, meneer Van Schijndel, in de ambtsberichten — en
dat zal u echt ook landelijk moeten doen — de ambtsberichten komen nauwkeurig, maar wat
mij betreft zou het nog wel nauwkeuriger mogen, tot stand. Dat komt doordat de ambassade
ter plaatse onderzoek doet naar de veilige situatie in een land. Dat leidt tot het ambtsbericht.
Vroeger was het zo dat ook de analyses van onafhankelijke organisaties, zoals bijvoorbeeld
Amnesty International, daarin gewogen werd. Dat wordt niet meer gedaan. Ik zou het
vooruitgang vinden als dat wel weer gebeurt, omdat dan de onafhankelijkheid van de
ambtsberichten groter wordt. Ik ben ervan overtuigd dat dat in de situatie, in het geval van
Algerije eerder leidt tot de vaststelling dat het nog onveiliger is dan dat het veilig is.
Mevrouw Heinhuis, u vroeg om berichten over extra maatregelen. Kijk, wat ik kan
doen — want ik heb eigenlijk al in de brief aangegeven wat de maatregelen zijn die wij lokaal
kunnen nemen — in het vervolg ook op de vraag van mevrouw Bons, zou ik willen zeggen:
we komen met een volgende voortgangsrapportage op het moment dat wij ook beter
kunnen uitsplitsen naar bijvoorbeeld mobiel banditisme, daarbij ook kunnen kijken of wij In
Europees verband daar maatregelen op kunnen nemen; alhoewel we onmiddellijk op
privacy problemen zullen stuiten bij bijvoorbeeld internationale uitwisseling van gegevens.
En dan informeren wij u opnieuw over maatregelen die wij mogelijk lokaal kunnen nemen.
Alleen, verwacht daar niet te veel van, want wij Zitten wel aan onze grens. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel. Als u even blijft staan, want er zijn een aantal vragen
bijgekomen. Ik zag mevrouw Bons net ietsje eerder. Mevrouw Bons, gaat uw gang.
(Het lid BONS: Dank u wel, voorzitter. De vraag is ook vooral of de
burgemeester wil kijken naar hoe andere burgemeesters het doen. Dus ook
op beleidsniveau in die steden. Misschien de samenwerking of op zoek om
te kijken of daar ook ruimte is, niet alleen bij politie en justitie, maar vooral
dat stuk ook.)
Burgemeester HALSEMA: Vanzelfsprekend ben ik daartoe bereid, waarbij
ik wel aanteken dat wij altijd gehouden zijn en gehouden willen zijn aan ons eigen straf- en
bestuursrecht. En niet bijvoorbeeld meer repressief beleid uit andere, bijvoorbeeld Oost-
Europese landen, zouden willen overnemen.
Dit brengt mij overigens wel op een vraag van de heer Boomsma, die ik vergeten
heb te beantwoorden. ZSM, supersnel en snel strafrecht wordt al sinds jaar en dag in
Amsterdam toegepast, ook op zo groot mogelijke schaal en zeker ook ten aanzien van de
binnenstad.
(Het lid ROODERKERK: Ik had nog een vraag openstaan of er nu ook meer
politiecapaciteit komt om de pakkans te vergroten, bijvoorbeeld uit de
vijftien miljoen die door het Rijk nu wordt vrijgemaakt voor het verbreden
van de Aanpak Overlast.)
De politie, die pleegt op dit moment extra inzet op de Wallen om zoveel mogelijk
heterdaad te kunnen forceren, houdt extra acties. Wellicht heeft u ook net kunnen lezen
over de extra actie dit weekend, die een goede score heeft gehad op straatdealen van de
politie. Ik ben daar behoorlijk trots op als je ziet wat de politie nu toch ook met alle schaarse
capaciteit weer voor elkaar heeft gekregen. Er wordt ongelooflijk hard gewerkt. En
tegelijkertijd breng ik die kanttekening aan, dat het vermogen van de politie, om nog meer
mensen uit andere wijken naar de binnenstad te halen, op zijn grenzen stuit en voor mij ook
niet meer wenselijk is, want dat betekent namelijk dat de basisteams in de wijken te maken
zullen krijgen met minder politie.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
(Het lid ROODERKERK: Dat begrijp ik. Alleen, als er dus meer geld zou
komen vanuit het Rijk, dan is er wellicht ook meer politie-inzet nodig. Dus
van buiten Amsterdam.)
Zoals u weet, er is extra geld gereserveerd voor versterking van de politie over het
hele land. Daar is een landelijk verdeelsysteem op gemaakt, waardoor alle regio's een deel
krijgen. Amsterdam zal daar ook van kunnen profiteren. Maar ik denk dat daar wel een
winstwaarschuwing op zijn plaats is, omdat de, laten we zeggen, de versterking van de
politie door de middelen van het Rijk geen gelijke tred zal houden met de vergrijzing van
ons korps en het vertrek van de politie. En wij er rekening mee houden dat wij de komende
jaren nog steeds te maken zullen hebben met minder in plaats van meer politie.
De VOORZITTER: Dank u wel, burgemeester. Is er behoefte aan een tweede
termijn? Ik zie in ieder geval mevrouw Nanninga. Andere leden nog voor een tweede
termijn? Nog niet het geval. Mevrouw Nanninga, aan u het woord.
De BURGEMEESTER: Ik heb nog een preadvies op de moties.
De VOORZITTER: Dat kan u dan in de tweede termijn zo meteen wel even doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Nanninga.
Het lid NANNINGA: Ja, dank voor de beantwoording van de burgemeester,
voorzitter. Wat betreft projectcode VLIN: ik heb niet gezegd dat de politie dit geen prioriteit
vindt, maar wel dat niet iedere agent daar even van doordrongen of op de hoogte is. Ik wil
toch op dat punt een motie indienen met het verzoek om binnen de driehoek nadrukkelijk
te verzoeken er zorg voor te dragen dat projectcode VLIN consequent bij iedere aanhouding
waarop deze van toepassing is, wordt ingevoerd. En om per kwartaal de aldus verzamelde
cijfers te rapporteren in een brief aan de raad. Waarbij ik begrijp dat de burgemeester zegt
dat dat ook hulpvragen zijn, maar ik vind het toch belangrijk om dat in kaart te hebben.
Dan nog even over de ferry slash cruiseschip. Ik heb nog even gekeken hoe ik dan
bij dat woord ‘cruiseschip’ kom. Dat is communicatie van de gemeente. Daarin wordt
gesproken van een cruiseschip. Dus ik wil dat best voortaan een ferry noemen, dat vind ik
ook goed, maar dan moet de communicatie vanuit wethouder Groot Wassink ook zo zijn.
Dus mijn excuses als ik dat verkeerd heb gezegd. Tot zover, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Nanninga. Deze motie is, begrijp ik, een
nieuwe motie. Dus die zal nog worden rondgedeeld aan de raadsleden. De burgemeester
heeft hem waarschijnlijk nog niet gezien, maar wellicht kan zij er zo meteen in de tweede
termijn nog wel iets over zeggen.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van de leden Nanninga en Boomsma inzake in kaart brengen
criminaliteitsgolf veiligelanders, nr. 363.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__Om binnen de driehoek nadrukkelijk te verzoeken er zorg voor te dragen dat
projectcode VLIN consequent bij iedere aanhouding waarop deze van
toepassing is, wordt ingevoerd;
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
-__Om per kwartaal de aldus verzamelde cijfers te rapporteren in een brief aan de
raad.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Andere leden nog voor een tweede termijn? Dat is niet het geval.
Dan gaan we nu luisteren naar de burgemeester.
Burgemeester HALSEMA: Ja, ik moet hem heel even dichtdoen voor de laatste
termijn.
De VOORZITTER: Misschien kunt u alvast een preadvies op de andere twee moties
geven. En dan kijken we daarna eventjes.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema.
Burgemeester HALSEMA: Dank u wel, voorzitter. Laat ik mij beperken tot het
advies op de motie. Dan hebben we motie 360.22 om geen veiligelanders toe te laten op
de ferry. Zoals u zult begrijpen, ontraad ik die, omdat het alternatief is dat mensen dakloos
worden en gaan rondzwerven en dat geeft grote openbare ordeproblemen. Dus vanuit een
perspectief van openbare orde ben ik daar ook tegen.
Dan motie 361.22 over aanscherping van het verblijfsverbod. Het gaat dan met
name om artikel 2.9 APV. Die is overbodig, want dat geldt namelijk al voor de vier
genoemde delicten. De politie kan de overlastgevers direct voor 24 uur het gebied uitsturen.
Veroorzaken ze nogmaals overlast, dan worden de overlastgevers voor 24 uur en voor een
maand het gebied uitgestuurd. Bij voortgezette recidive kan dit zelfs 24 uur plus een
driemaands verbod zijn. Dus wat dat betreft bent u volledig bediend.
Dan de laatste motie zoals ingediend- Nee, ik heb hem hier. Ja, eigenlijk, de
aanmaning is voor de politie niet nodig. En wat betreft het rapporteren van deze cijfers denk
ik dat dat op privacy bezwaren stuit. Laat ik het volgende tegen u zeggen. Als u deze motie
nu indient, dan ontraad ik hem, omdat ik de consequenties er niet van kan overzien en
ervan uitga dat hij op problemen stuit bij, laten we zeggen, het publiek maken van allerlei
gevoelige cijfers. 2, als u hem niet indient, ben ik wel bereid om hem even voor te leggen
aan de driehoek en u te laten weten wat er mogelijk is rond de VLIN-cijfers.
De VOORZITTER: Meneer Boomsma heeft daar in ieder geval alvast een
interruptie over of heeft mevrouw Nanninga een ordevoorstel?
Het lid NANNINGA: Een ordepuntje. Mag ik heel even met Boomsma overleggen,
de mede-indiener van de motie, wat we met de motie doen, voor de administratie. Ja.
De VOORZITTER: Was u verder klaar met uw beantwoording? De burgemeester.
Burgemeester HALSEMA: Ja.
De VOORZITTER: Oké. Dan is er nog een interruptie van de heer Boomsma. Het
is heen en weer rennen vandaag. De heer Boomsma.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
(Het lid BOOMSMA: Ja, mijn motie was bedoeld om niet die 24 uur, maar
meteen voor een maand te gaan bij dit soort delicten voor een
gebiedsverbod.)
Burgemeester HALSEMA: Ja, kijk die mogelijkheid- We hebben dus een
mogelijkheid van een driemaands verbod. En ja, nu is het iets getrapter dan u beschrijft.
Dus 24 uur; weer overlast, dan 24 uur plus een maand. Ik hecht er wel aan dat die
proportionaliteit erin blijft zitten. Dus onmiddellijk een maand, dat gaat mij te ver. Maar ik
denk dat u volledig bediend wordt, want het huidige beleid gaat zelfs in zekere zin verder
dan wat u voorstelt, omdat er een driemaands verbod in zit.
De VOORZITTER: Dank u wel, burgemeester. Dan kijken we nog naar mevrouw
Nanninga voor haar ordevoorstel.
Het lid NANNINGA: Ik begrijp wat de burgemeester zegt, voorzitter, en bij wijze van
punt van orde trek ik de motie dan in bij deze, want Ik vind het een goed voorstel.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Nanninga. Dan eens motie 362.22 — gok
ik even — bij deze ingetrokken.
De motie-Boomsma en Nanninga, nr. 361.22, ingetrokken zijnde, maakt geen deel
meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Meneer Boomsma, ook voor een ordevoorstel? Meneer
Boomsma.
Welk nummer is dat? Anders trek ik ze allemaal in. Ik hoor hier motie 361.22, begrijp
ik. Motie 361.22 en motie 363.22 worden ingetrokken. Dank u wel.
De motie-Nanninga en Boomsma, nr. 363.22, ingetrokken zijnde, maakt geen deel
meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Leden van de raad, dan is hiermee dit agendapunt voldoende
besproken en gaan we daar straks over stemmen.
De discussie wordt gesloten.
16.
Kennisnemen van de 9e raadsinformatiebrief Voortgang van de warmtetransitie —
Naar een stad zonder aardgas VN2022-023372
De VOORZITTER: Dan gaan we door naar het volgende agendapunt. Dat is
agendapunt 16, het kennisnemen van de negende raadsinformatiebrief voortgang van de
warmtetransitie naar een stad zonder aardgas.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
Motie van de leden Nadif, Bentoumya, Krom, Hofland, Heinhuis, Garmy en Ahmadi
inzake terrasverwarmers op gas, nr. 332.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
-__ De juridische mogelijkheden te onderzoeken om maatregelen te nemen tegen
het gebruik van gas-terrasverwarmers.
Motie van de leden Hofland, Nadif, Heinhuis, Krom, Garmy en Ahmadi inzake de 9e
Updatebrief Voortgang warmtetransitie — naar een stad zonder aardgas, nr. 355.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ De juridische mogelijkheden te onderzoeken om winkeleigenaren te verplichten
hun deuren dicht te houden wanneer de airconditioning aanstaat;
- De juridische mogelijkheden te verkennen een _minimum- en
maximumtemperatuur te verplichten, waarbuiten ruimtes niet worden gekoeld
of verwarmd;
- Producten en diensten die niet anders dan gekoeld of verwarmd kunnen
worden aangeboden daarbuiten te laten vallen;
-__ Een voorstel voor het invoeren van deze verplichting voor de zomer van 2023
aan de raad voor te leggen.
Motie van de leden Kreuger, Burgers en Boomsma inzake waar haalt Amsterdam
de financiële middelen vandaan voor de aardgasvrij-ambitie in 2040, nr. 362.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__Ín de voorjaarsnota een financiële onderbouwing op te nemen ten aanzien van
de meerkosten die Amsterdam Aardgasvrij 2040 met zich meebrengt.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Sprekers aangemeld: Hofland, Koyuncu, Nadif, Van Schijndel.
Als andere sprekers zich willen melden, dan kan dat zo meteen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Hofland.
Het lid HOFLAND: Dank u wel, voorzitter. Ja, we zitten in een Klimaatcrisis. We
zitten in een energiecrisis. En wat schetst mijn verbazing: als je dan in de zomer met 38
graden buiten door een winkelstraat loopt, dan wordt die straat gewoon een beetje verkoeld
door alle airco's die staan te blazen met de deuren open. Dat is niet zo handig. Dat vinden
ondernemers eigenlijk zelf ook niet handig. INretail zegt ook: daar moeten we vanaf. Maar
het is natuurlijk wel lastig om daar als ondernemer in je eentje vanaf te gaan, terwijl de
concurrentie nog gewoon de airco aanhoudt en de deuren open. Als iedereen hetzelfde
doet, gaan we allemaal lekker in dezelfde temperatuur door met shoppen, maar wel op een
veel verstandigere manier: beter voor de winkeliers, beter voor het klimaat en we besparen
energie. Dus ik reken op steun voor mijn motie van de klimaatontkenners tot aan de
klimaatactivisten. Ik kijk ernaar uit. Dank u wel, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Hofland. Een zomers betoog. De volgende
spreker, meneer Koyuncu van fractie van DENK, wil niet meer.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Nadif.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Het lid NADIF: Voorzitter, dank u wel. In 2009 zei GroenLinks'er Josef Molenaar:
alles is beter dan te stoken voor de mussen. En we zijn nu in 2022 en daarom dienen wij
nu eindelijk deze motie in als het gaat over tegengaan van terrasverwarmers op gas. In
deze tijd van schaarste en ook klimaatverandering is het van groot belang dat we onze
verantwoordelijkheid laten zien. Tegelijkertijd, ik vind het ook heel erg belangrijk dat we
ondernemers goed informeren over energiebesparende maatregelen. Daarom hebben we
dat ook meegenomen in de motie. De wethouder had dit al toegezegd. Ik ben heel erg
benieuwd naar de reactie van het college.
(Het lid KREUGER: Ja, dank u wel, voorzitter. Even voor de duidelijkheid:
op elektriciteit verwarmen mag dus nog wel?)
Voorzitter, we kijken eerst naar gas, omdat hier ook gewoon een politiek draagvlak
voor is. En laten we ook verder kijken naar wat er duurzaam en wat er niet duurzaam is. Ik
denk dat het heel erg belangrijk is.
(Het lid KREUGER: Ja, ik hoorde niet echt een antwoord op de vraag. Mag
nou verwarmen op elektriciteit wel?)
Volgens mij was ik heel duidelijk.
De VOORZITTER: Kennelijk, mevrouw Nadif, want ik zie- Een derde interruptie
nog? Is niet nodig.
Dan gaan we door naar de volgende spreker en dat is op mijn lijst de heer Van
Schijndel, die ook niet meer hoeft. Andere sprekers nog op dit agendapunt in eerste termijn?
Meneer Kreuger zelf.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Kreuger.
Het lid KREUGER: Dank u wel, voorzitter. Maar dit is dan toch gewoon flauwekul?
Dit is dan toch gewoon een flutmotie als je niet eens durft aan te geven — hij ziet al, hij
herkent hem — als je niet eens durft aan te geven wat de dekking is en dan gewoon maar
roept: doe maar wat. Dat is toch geen politiek bedrijven, meneer Kreuger? Dat is een quote
van de heer Ernsting vlak voor het zomerreces. Hij stond daar. En dat is een trucje, dat
wordt hier in deze raadszaal vaak toegepast om, nou, de verzoeken vanuit de oppositie
onschadelijk te maken: de dekking is niet goed; er is geen dekking. En voorzitter, dat mag
van mij. Als dat de spelregels zijn in deze kamer, dan mag dat van mij. Dan gaan we ons
daar ook allemaal aan houden. Dan gelden die regels niet alleen voor de oppositie, maar
dan gelden die ook voor de coalitiepartijen.
En dat brengt mij bij Amsterdam aardgasvrij 2040. Want daar zit natuurlijk een
prijskaartje aan. Dat is niet alleen, omdat aardgasvrij maken op zichzelf heel erg duur is,
want het is natuurlijk een landelijke ambitie die uitgaat van 2050. Daar doet Amsterdam nog
een schepje bovenop. Die wil nog scherper aan de wind varen. Die wil naar 2040. Uit
berekeningen van de gemeente Amsterdam zelf blijkt dat dat negen miljard duurder is dan
het scenario 2050. Er is ooit door GroenLinks, door de heer Groen, hier in de gemeenteraad
gezegd dat Amsterdam dat dan maar zelf moet betalen, want dat is het allemaal waard.
Nou, ook daar ben ik het hartelijk mee eens, dat als je dat wil, dat je dat inderdaad zelf moet
betalen. Maar dan wordt het wel een keer tijd voor boter bij de vis, want we zitten nog maar
zeventien jaar van de deadline af. Nou, we hebben het al gezien bij de
begrotingsbehandeling dat we op een schuld zitten in 2026 van negen miljard. Die wordt
dus verdubbeld als we dit plan gaan uitvoeren. Dus ik ga een motie indienen, samen met
de VVD en het CDA, dat het college verzoekt om bij de voorjaarsnota met een heel
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
uitgebreide financiële paragraaf te komen om uit te leggen hoe zij het scenario 2040
financieel gaan dekken en wie daarvoor gaat opdraaien. Ik dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Kreuger. Zijn er nog andere leden die het
woord willen voeren in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan gaan we luisteren naar
wethouder Pels voor de eerste termijn van het college.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Pels.
Wethouder PELS: Ja, dank u wel, voorzitter. En ik zal eerst ingaan op de motie
ingediend door de leden Hofland en Nadif. Op dit moment werken we als college aan een
energiebesparingsplan, wat zo opgaat voor onze eigen gebouwen, maar bijvoorbeeld ook
dat we kijken naar de verlichting, zoals we ook al in de commissie hebben besproken. Maar
daarnaast is het denk ik ook goed om aanspraak te maken op de verantwoordelijkheid die
bijvoorbeeld de ondernemers in onze stad dragen, om hieraan bij te dragen. Dus ik kan
beide moties positief adviseren en ik ga dat onderzoeken.
Dan komen we bij de motie ingediend door het lid Kreuger. En u weet mogelijk dat
ik hiervoor Financiën in portefeuille had als gedeputeerde en dat ik het zelf eigenlijk altijd
wel netjes vind om met een claim te komen als hij werkelijk voorligt. En op dit moment
hebben wij voldoende middelen om de aardgasvrijtransitie, zoals we hebben afgesproken,
uit te voeren de komende jaren. Op het moment dat ik aanvullende maatregelen wil nemen,
bijvoorbeeld omdat we verder willen versnellen- Want laten we even wel wezen: we staan
op een moment dat de prijzen ongekend hoog zijn en dat mensen verzoeken om zelf
versneld van het gas af te gaan. We krijgen ontzettend veel vragen binnen of er niet in een
buurt een warmtenet uitgerold kan worden, omdat mensen zitten te wachten op een
oplossing voor die hoge prijzen. Dus Ik denk zomaar dat de snelheid van Amsterdam ons
nu een voordeel biedt ten opzichte van de rest van het land. En op het moment dat er
aanvullende middelen nodig zijn — ik zie dat maar als een uitnodiging van JA21 — dan kom
ik graag met een verzoek daartoe naar de gemeenteraad.
(Het lid KREUGER: Ja, dank u wel, voorzitter. Het is niet waar wat u zegt.
Er zijn gewoon formatiestukken uitgedeeld. Er zijn helaas voor 2050 geen
nieuwe berekeningen gemaakt bij de afgelopen onderhandelingen. Dus ik
moet het doen met wat ik heb. Maar daar staat in dat er 814 miljoen nodig
is voor de afgelopen bestuursperiode. Daarvoor was 150 miljoen
gereserveerd. Er zouden drie wijken van het gas af gaan. Ik heb ze niet
gezien. Dus kan de wethouder uitleggen waarom zij zegt dat de begroting
sluitend is?)
Nou, voorzitter, omdat ik zie dat we op dit moment echt nog in de ontwikkelfase
zitten. En we lopen inderdaad in de uitrol van die warmtenetten tegen allerlei problemen
aan: natuurlijk bijvoorbeeld de handjes, hoe we uiteindelijk de uitrol kunnen doen; de
technische problemen, zoals bijvoorbeeld de bodem. Dus er zijn allerlei zaken- En dat is
denk ik ook heel goed dat we dat hebben opgepakt, want we kunnen al die lessen nu
meenemen in de uitvoering. Dus Ik hoop dat we die versnelling wel te pakken krijgen. Ik
denk alleen, wat u van mij vraagt, is: wilt u alstublieft een plan maken? Want dat is natuurlijk
wel nodig als we het exact willen weten per buurt, misschien zelfs wel per huis, wat we tot
2040 gaan doen. En mijn reactie is: zullen we anders gewoon aan de slag gaan met de
middelen die we nu hebben, dat we nu bezig gaan met de uitrol en op het moment dat ik
zie door die versnelling dat we aanvullende middelen nodig hebben, dan kom ik terug naar
de gemeenteraad. Want mijn voorkeur zou zijn om niet nog meer plannen te schrijven, maar
gewoon over te gaan tot de uitvoering.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
(Het lid KREUGER: Ja, dank, voorzitter. Er was gewoon een raming. En
die raming, die zei 814 miljoen euro. Min 150 zitten we op 664 miljoen euro
te kort. Waar is het geld?)
Ja, waar is het geld? U doet wel een gemakkelijk verzoek, want u gaat grote
bedragen noemen over wat er in een periode mogelijk nodig is, wat anti berekend is. Het is
eigenlijk hetzelfde feestje als bij het isolatie-offensief. Dat u stelt, ja, er is zevenhonderd
miljoen nodig; waar moet dat allemaal vandaan komen? Ook hier hebben we andere
partijen die bijdragen. En wat ik u aangeef, is: laten we eerst eens aan de slag gaan in
plaats van nog meer langetermijnplannen maken, waar u mij nu om vraagt, maar dat we
eerst eens aan de slag gaan. Op het moment dat ik er tegenaan loop dat we middelen te
kort komen, dan bent u de eerste die het weet.
(Het lid KREUGER: Dank, voorzitter. Dat is juist het hele verzoek in de
motie. Dus ik hoor hier een positief preadvies. Nee, wat daarbij komt- Kijk,
er wordt nu heel erg gedaan alsof ik hier een makkelijk spelletje speel door
te zeggen, ja, waar is het geld? Maar het is juist heel makkelijk om te
zeggen: we gaan gewoon starten en we zien wel waar het schip strandt. Er
is gewoon geldtekort. Dat is de wethouder het toch gewoon met mij eens?)
Voor de volledige transitie naar een aardgasvrij Amsterdam zullen wij tot 2040 zeker
nog aanvullende middelen nodig hebben, meneer Kreuger. Dat lijkt me een open deur. Wat
ik aangeef, is dat ik nu liever aan de slag ga. Want wat u van mij vraagt in de motie- Dus
daarom krijgt u een negatief preadvies. Ik ben blij dat u zo meedenkt, maar helaas kunnen
we niet die kant op gaan. Omdat u van mij vraagt om dan exact uit te rekenen wat dat tot
2040 gaat kosten. Per buurt, per huis, zo'n plan te maken. En ik wil al die capaciteit van
onze ambtenaren liever steken in de plannen die nu voorliggen, bijvoorbeeld van mooie
coöperaties. We hebben er een aantal in de stad, die nu bezig zijn, die nu ondersteuning
kunnen gebruiken. En daarvoor hebben we op dit moment voldoende middelen. Mogelijk
kom ik volgend jaar, het jaar daarna, wel bij u dat ik zeg, nou, we hebben lekker de snelheid
te pakken, we kunnen versnellen. Gemeenteraad, alstublieft, ik heb aanvullende middelen
nodig. Maar dat zeg ik: dan kom ik terug bij de gemeenteraad.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Voordat we gaan kijken naar de
tweede, moet ik even een administratieve blunder aan mijn kant rechtzetten. De moties 361
en motie 363 zijn bij het vorige agendapunt ingetrokken. Motie 362, die is bij dit agendapunt
ingediend van de leden Kreuger cum suis en die leeft nog. Dus dat is dan voor de
administratie weer rechtgezet.
Er is kennelijk behoefte aan tweede termijn bij de heer Kreuger. Andere sprekers
in tweede termijn? Is niet het geval.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Kreuger.
Het lid KREUGER: Ja, dank, voorzitter. Kijk, er lopen sowieso een aantal zaken
door elkaar, want we hebben het over kosten, maar we hebben het ook heel vaak over
onrendabele toppen. En die 814 miljoen, dat is juist wat de onrendabele top is. Voor het
scenario 2050 zou je een onrendabele top hebben, die net de volgende 150 miljoen zit. Dus
daarvoor zou het college op schema lopen. Een andere vraag — en dan pak ik een klein
zijpaadje — ook richting de isolatie: kan de wethouder dan wel aangeven wat de onrendabele
top is voor aardgasvrij in deze periode? Want dat is dan hetgeen wat ze zouden moeten
begroten. En wat ik niet snap in relatie tot het isolatiefonds is dat er altijd is gezegd van ja,
wij trekken die subsidie uit om de onrendabele top te dekken, Maar dat hele
isolatieprogramma, dat is juist het gedeelte wat niet bij de onrendabele top hoort. Dat is juist
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
het revolverende gedeelte wat je terug kan verdienen. Dus wat als eigenlijk- Ja, misschien
dat het nu een hele rare vraag is. Maar wat doet er überhaupt 32 miljoen in het isolatiefonds
als dat gewoon bedragen zijn die terugverdiend kunnen worden? Waarvoor hebben we die
dan nodig als er geen onrendabele top is? Ik hoor het graag van de wethouder.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Kreuger. Er is nog behoefte aan tweede
termijn bij meneer Hofland. Oké. Een interruptie. Oké, een interruptie. Gaat uw gang.
Meneer Hofland.
(Het lid HOFLAND: Dank u wel, voorzitter. Want we gaan over dit
onderwerp nog heel vaak met elkaar spreken en dan vind ik het fijn om te
weten dat JA21 het geld in het isolatiefonds te veel vindt of te weinig.
Gisteren was het te weinig. Vandaag is het te veel. Dus dan fijn om even te
weten voor de debatten die nog komen: waar staat JA21?)
Het lid KREUGER: Ja, dank, voorzitter. Nou ja, dit is- Ik ben wel blij met deze vraag,
want ook in 2020 hebben wij hier al een keer een voorstel voor ingediend. En toen hebben
wij als uitgangspunt daarbij genomen dat het fonds voor isolatie, dat dat een revolverend
fonds kan zijn. Uit mijn hoofd: je hebt voor particulieren, heb je het warmtefonds. Is ook een
revolverend fonds. Maar de truc is natuurlijk, aardgasvrij is heel erg duur. Heb je na dertig
jaar afbetalen, heb je een onrendabele top. Nou, die gaat de gemeente dan dekken; of in
ieder geval D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks gaan die dekken. Maar juist met die
isolatiemaatregelen kun je dat terugverdienen. Dus op het moment dat je niet aardgasvrij
maakt en alleen isolatie doet, is het eigenlijk onzin om daar subsidie bij te doen, want er is
geen onrendabele top. Dus dat kan gewoon met een lening gefinancierd worden. Sterker
nog, als je, nou, noem maar een terugverdientijd van 6,5 jaar, als je dan een looptijd doet
van tien jaar, nou, dan kan je vanaf het eerste moment een bewoner wel vier tientjes in zijn
zak geven elke maand.
(Het lid HOFLAND: Dank u wel, voorzitter. Er zijn leden in dit huis, die als
ze om een heel kort antwoord vragen en dan krijg je een heel lang verhaal,
dan de vraag harder en bozer stellen. Dat doe ik niet. Volgens mij heb ik in
uw antwoord beluisterd dat u vindt dat er te veel geld zit in het isolatiefonds.
Heb ik dat goed beluisterd of niet goed begrepen?)
De VOORZITTER: Voordat u antwoord geeft, meneer Kreuger: u heeft nog één
minuut 41 spreektijd. Meneer Kreuger.
Het lid KREUGER: Dan hou ik hem heel erg kort. Nee, kijk, wij gaan met een
voorstel komen in de commissie. We gaan even goed uitpluizen hoe het nou zit. Maar
bijvoorbeeld wat een optie zou kunnen zijn, is dat de 32 miljoen gebruikt kan worden om de
rentelasten te dekken die op de lening zit. Dat zou iets kunnen zijn, maar dat gaan we even
rustig bekijken.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Kreuger. Is er nog behoefte- Er is nog
behoefte aan een derde interruptie, want ik zou wel het verzoek aan leden willen doen om
dan ietsje sneller-
(Het lid HOFLAND: Dat zal ik doen, voorzitter. Dan is de tussenstand voor
nu ‘teveel’. Als dat dan wijzigt, het verzoek om dat dan weer duidelijk aan
te geven. Dan weten we met welke standpunt we te maken hebben.)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Meneer Kreuger. Meneer Kreuger heeft geen behoefte aan een
antwoord.
Andere leden nog in tweede termijn? Is niet het geval.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Pels.
Wethouder PELS: Ja, dank u wel, voorzitter. Volgens mij nog twee vragen gesteld.
Een over of we deze periode dan in kaart kunnen brengen voor de aardgasvrijtransitie?
Nou, vanochtend hebben wij hier nog over gesproken, ambtelijk ook. En het lijkt mij toch
nog steeds goed als ik eerst dan het beleid verder vormgeef voor de komende periode en
pas daarna eventueel met de middelenclaim kom. Dus wat ik u kan toezeggen is dat ik in
het beleid voor aardgasvrij, waar we op dit moment naar kijken hoe we bijvoorbeeld
coöperaties verder kunnen ondersteunen, hoe we de uitrol van de warmtemotor verder
vorm kunnen geven, op het moment dat ik dat heb, dan zal ik daar ook de financiële kant
natuurlijk van in meenemen. Dus dat kunt u dan verwachten.
En met betrekking tot de tweede punt over het isolatieplan. Ja, ik moet eerlijk
zeggen, voorzitter, daar stoor ik mij erg aan. Ik was maandag in de Molenwijk en die mensen
die vroegen mij- En ook, daar was een kamerlid van de ChristenUnie. En daar kwam
eigenlijk hetzelfde verhaal: maar u kunt het toch terugverdienen? En die mensen vroegen:
waar denkt u dat ik het geld vandaan ga halen? Ik besteed nu zeshonderd euro per maand
aan mijn energierekening. Ja, ik kan het terugverdienen, maar waarop dan? Want ik heb
helemaal geen geld om nu drieduizend euro uit te geven. Dus mijn doel met het isolatieplan
straks is om juist deze mensen te helpen en ze een zetje in de rug te geven om de komende
winters gewoon goed door te kunnen komen. Dus het isolatieplan gaat zich richten op de
mensen die dat het hardst nodig hebben.
(Het lid KREUGER: Ja, dank, voorzitter. Ik heb ook in de commissie gezegd
dat ik juist naar zo'n soort constructie toe wil, als ook met het warmtefonds
voor particulieren, omdat ook voor corporaties in bredere zin mogelijk te
maken. En dan niet hier met een verwijt aankomen dat ik niet geef om die
mensen, want ik sta hier al, nou, ik denk wel drie jaar, dat ik hier zeg: We
moeten isoleren, we moeten isoleren, toen julie allemaal nog met
aardgasvrij bezig waren. Dus toontje lager. Nee, echt serieus.)
De VOORZITTER: Nou, meneer Kreuger, ‘toontje lager’ en ‘jullie’ en ‘de hele raad’.
Ik heb hogere verwachtingen van u als staatsman. Wethouder Pels.
Wethouder PELS: Voorzitter, daar sluit ik me graag op aan. Ik zou dat soort
verwijten niet zomaar willen maken. Was er ook niet bij trouwens. Maar ik denk dat het wel
belangrijk is. U gaf zelf net aan: waarom moet dat geld in het isolatie-offensief, die 32
miljoen. Nou, hierom dus. Omdat mensen het gewoon niet kunnen betalen om het allemaal
zelf te doen. Dus dat is volgens mij wel degelijk een antwoord op uw vraag. Daarnaast heeft
u volgens mij in een verder constructieve bijdrage in de commissie aangegeven: kunnen
we gaan verkennen of we ook andere leenfaciliteiten vorm kunnen geven? En toen heb ik
ook aangegeven dat zeker te doen en daarnaar te kijken. Maar laten we helder zijn dat we
mensen, die nu om isolatie staan te schreeuwen, niet kunnen opzadelen met nog een
lening.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Daarmee kunnen wij dit agendapunt
sluiten.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De discussie wordt gesloten.
Openbare Ruimte en Groen
17.
Kennisnemen van de brief over de resultaten bestuursopdracht Amsterdamse Bos
duurzaam op orde VN2022-028847
De VOORZITTER: En gaan we door naar het volgende agendapunt. Dat is
agendapunt 17, het kennisnemen van de brief over de resultaten Bestuursopdracht
Amsterdamse Bos duurzaam op orde.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van de leden Bakker, Van Renssen, Moeskops, Noordzij, Bobeldijk, Wijnants,
Ahmadi, Kabamba, Boomsma, Koyuncu, Garmy en Nanninga inzake een structurele
financiële bijdrage van Amstelveen aan het Amsterdamse Bos, nr. 358.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Amstelveen te verzoeken een structurele bijdrage te gaan leveren aan de
kosten voor het veilig en toegankelijk houden van het Amsterdamse Bos.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: De eerste spreker is in ieder geval mevrouw Bakker namens de
Partij voor de Dieren.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Bakker.
Het lid BAKKER: Dank u wel, voorzitter. Ja, het Amsterdamse Bos. Ik zal niet de
hele discussie die we uitgebreid hebben gevoerd in de commissie opnieuw doen over het
Amsterdamse Bos. Maar ik wil wel graag de context schetsen van de motie die ik met een
grote meerderheid van de raad heb ingediend, een brede raad. Want het is zo dat we al
jarenlang praten over het Amsterdamse Bos. En het gaat er vooral om dat er grote
structurele tekorten zijn voor het onderhoud en dat we ook nog kampen met achterstallig
onderhoud. En dat is doodzonde. Bijvoorbeeld ook die mooie bruggen van Kramer. Ja, we
willen dat heel graag oppakken met elkaar, maar het lukt niet. Er is een heel bestuurlijk
traject in gang gezet en er zijn veel gesprekken gevoerd, ook met Amstelveen. Maar tot nu
toe is het niet gelukt om financieel de handen op elkaar te krijgen. Er ligt wel al een plan.
Dus bestuurlijke samenwerking is wel in gang gezet. Dus daarom een motie, een
raadsbrede motie, om de wens van de raad van Amsterdam neer te leggen bij Amstelveen
met het verzoek om structureel bij te gaan dragen aan het bos.
Daarbij heb ik nog een kleine suggestie. En dat is een voorzichtige suggestie met
nadruk, geen oproep, maar iets om even over na te denken. Want het zou natuurlijk zo
kunnen zijn dat Amstelveen bij een langdurige financiële verbintenis en we alles op orde
kunnen krijgen misschien ook een dubbele achternaam zou willen gaan hanteren. En
daarom, heel voorzichtig, om mee te geven: zouden we misschien, ja, als handreiking de
naam Amsterdamse Bos, ja, kunnen heroverwegen. Dank u wel.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Bakker. We kijken uit naar de
naamsuggesties.
Ik heb op mijn lijstje inderdaad staan nog mevrouw Van Renssen. Die is er niet.
Maar ik zie mevrouw Van pijpen aanstalten maken, dus zij heeft het woord namens
GroenLinks.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Pijpen.
Het lid VAN PIJPEN: Ja, dank u wel, voorzitter. En inderdaad ook namens mevrouw
Van Renssen, maar vooral namens de GroenLinks-fractie wil ik toch ook het een en ander
zeggen. Want het Amsterdamse Bos — ik zeg het nog met veel plezier, ook het
Amsterdamse Bos, want zeker op dit moment is dat absoluut het geval — gaat ons zeer aan
het hart. Het is een uniek groot bos vlakbij Amsterdam, maar inderdaad in de gemeente
Amstelveen, met veel ruimte voor dieren en planten, veel natuurwaarden en ruimte om te
wandelen, te roeien, te zwemmen, misschien ooit, heel misschien, weer te schaatsen en te
spelen voor Amsterdammers en Amstelveners. En we hebben dus ook gezamenlijk als
gemeenten dat bosplan opgesteld, wat dateert van begin 2021. En beide gemeentes
zouden bestuurlijke en financiële constructies bekijken om het bos voor de toekomst te
kunnen behouden. Amsterdam heeft de verantwoordelijkheid genomen door acht miljoen
vrij te maken voor achterstallig onderhoud, waarmee we nu ook de natuurwaarden
verbeteren. Maar de vraag is: wat doet onze buurgemeente Amstelveen? En GroenLinks
wil dat we vaart maken met de afspraken. Daarom zijn wij ook heel blij om ook samen met
andere partijen de motie in te dienen. En tot die tijd blijven we gewoon Amsterdamse Bos,
stel ik voor. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Van Pijpen.
Zijn er nog andere leden die het woord willen in eerste termijn? Dat is niet het geval.
Dan gaan we luisteren naar wethouder Van der Horst voor de eerste termijn van het college.
Het college heeft nog veertien minuten. Dus het begint krap te worden.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
Wethouder VAN DER HORST: Allereerst een compliment aan mevrouw Bakker,
dat zij deze motie indient met zo'n brede steun van de raad, die allemaal mee hebben
ingediend. Dat vind ik heel mooi om te zien. Ja, ik kan hem alleen maar van harte omarmen.
De VOORZITTER: Mevrouw Van der Horst, ik moet u even onderbreken, want het
begint een traditie te worden. Maar u stond bekend als mevrouw Pels. Dus u moet even
opnieuw inloggen met uw pasje. U heeft uw pasje überhaupt niet bij u? Kijk. Dat is het
mysterie. We willen strak de spreektijden per wethouder bijhouden. Gaat uw gang.
Wethouder VAN DER HORST: Sorry, mevrouw Pels dan. Waarbij het college
natuurlijk namens één mond spreekt en wij zeer goed samenwerken.
Ik omarm hem dus van harte. Ik heb toevallig vorige week al een gesprek, ook een
eerste, gewoon een informeel, gesprek gehad met mijn collega uit Amstelveen. Dus wij
gaan er gewoon met zijn allen ook constructief in. Maar ik denk dat deze motie uiteraard
ons gewoon kan steunen in dat gesprek. En dan wil ik me even verder nog onthouden van
de naamgeving, et cetera. Dat is iets wat ik alleen nog even gehoord heb op dit moment.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Is er nog behoefte aan een tweede
termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan gaan we door naar het volgende agendapunt, maar voordat
we daarmee beginnen, vraag ik aan mevrouw Kabamba of zij het voorzitterschap van mij
over wil nemen. En daarvoor schors ik.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
Voorzitter: het lid Kabamba
De VOORZITTER heropent de vergadering.
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
18.
Kennisnemen van het ongevraagd advies van stadsdeelcommissie Oost over
parkeren op Java-eiland en het tekstvoorstel voor een motie VN2022-029321
De VOORZITTER: Dan gaan we nu verder met agendapunt 18, kennisnemen van
het ongevraagd advies van Stadsdeelcommissie Oost over parkeren op Java-eiland en het
tekstvoorstel voor een motie.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van het lid Wijnants inzake inzet Hardheidsclause voor
langbovengrondsparkeerders, nr. 333.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__Om de bestaande hardheidsclausule te hanteren in geval iemand na meer dan
tien jaar bovengronds te hebben geparkeerd middels een parkeervergunning
nu alsnog ondergronds moet parkeren en dit leidt tot gevallen van bijzondere
hardheid
-___Ditop basis van de bestaande parkeerdruk mogelijk is (lager dan 80 procent).
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Er hebben zich sprekers aangemeld. Uiteraard de heer Wijnants
van de VVD, de heer Koyuncu van DENK, de heer Asruf van de PvdA en de heer Van
Schijndel van Forum voor Democratie. En dan beginnen wij met de heer Wijnants.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Wijnants.
Het lid WIJNANTS: Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Voorzitter, ik moest bij het
voorbereiden van dit agendapunt denken aan die beroemde uitspraak van Jan Schaefer.
Niet die wat sleetse over dat gedoe met wonen, maar een veel mooiere, namelijk: is dit
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
beleid of is erover nagedacht? En, voorzitter, ondergronds parkeren is natuurlijk al jaren
beleid in Amsterdam. Dat is ook verstandig beleid. Maar toch leidt het af en toe ook wel tot
een aantal misstanden. En die hebben we nu gezien onder andere op Java-eiland. En
voorzitter, ik ga het heel kort houden. Dus ook niet de hele discussie in de commissie
opnieuw doen. Ik ga een aantal vragen stellen aan de wethouder en ik heb daar natuurlijk
ook mijn motie over ingediend.
Vraag aan de wethouder is eigenlijk om een stadsbreed onderzoek te doen naar
‘hoe vaak komt dit nou voor’, het fenomeen waarbij mensen jarenlang bovengronds hebben
kunnen parkeren en waarbij ze nu alsnog ondergronds moeten parkeren, wat leidt tot forse
stijging van de maandlasten, waardoor zij in sommige gevallen — en ik heb de mensen
gesproken op Java-eiland — echt de stad uitgaan. Dat is iets wat we volgens mij met zijn
allen niet moeten willen.
En ik zou graag aan de wethouder willen vragen om ook een pas op de plaats te
maken met het aanschrijven van de bewoners die het hier betreft, voordat we in de gaten
hebben gekregen hoe groot deze groep nou is en wat de problematiek nou is waar het hier
om gaat.
En ik zou ook eigenlijk ook wel de wethouder willen vragen om toch nog eens een
keer te kijken naar de situatie op Java-eiland voor deze specifieke groep bewoners. Het is
geen grote groep, maar het zijn wel precies nou juist de groepen die we in de stad willen
behouden: leraren, verplegers, politieagenten. Eigenlijk een beetje te standaard voor
woorden, maar het is in dit geval echt waar. En het is toch een groep die we in de stad
zullen willen moeten kunnen behouden, vind ik zelf. Dus, voorzitter, ik kijk uit naar een
constructieve beantwoording van de wethouder. Tot zover.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Koyuncu.
Het lid KOYUNCU: Ja, voorzitter, dank u wel. Kunt u zich voorstellen: u heeft al
jaren een parkeervergunning en ineens bent u het kwijt. De gemeente geeft aan dat er in
de garage in de buurt voldoende parkeerplekken zijn, Maar hoeveel en voor hoe lang? Dat
is niet bekend. En het verandert continu. En kan de betreffende persoon die garage dan
ook betalen? Dat is ook nog eens een vraagteken. Dus ik vind het onterecht dat mensen
die een parkeervergunning hebben, al jaren hebben, en erop rekenen dat ze hun auto op
straat kwijt kunnen, dat die ineens de parkeervergunning ontnomen wordt. Ik heb de
wethouder tijdens de commissiebehandeling hier heel open minded over horen spreken.
Dus daar ben ik echt tevreden over. Ze heeft aangegeven om nogmaals de mogelijkheden
te bekijken. Dus ik zou graag de wethouder willen verzoeken om met een voorstel te komen
om te kijken wat we voor deze Amsterdammers kunnen doen. Dank u wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Asruf.
Het lid ASRUF: Dank u wel, voorzitter. Ja, als de heer Wijnants Schaefer gaat
aanhalen, dan kan ik niet anders dan in hoofdlijnen het eens zijn met de heer Wijnants. Ik
wil het daarom ook kort te houden, hoor. Ik wil graag de wethouder het volgende vragen: is
zij bereid om het intrekkingsbeleid onder de loep te nemen om te kijken of en op welke
manier het een goed idee zou zijn om te stoppen met de uitvoering van het beleid, zoals
we op dit moment doen? En op welke termijn kunnen we een brief hierover verwachten?
Dank u wel, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel. Dan is het lid Van Schijndel nu aan de beurt. De
heer Van Schijndel. Hij is niet aanwezig. Zijn er nog andere sprekers voor dit punt? Nee?
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Dan hebben we agendapunt 18- O, mijn excuses. Dan is het nu aan de wethouder om
hierop te reageren.
Voordat u begint, wethouder. De heer Van Schijndel, bent u nog geïnteresseerd in
een bijdrage? Nee. Oké. Dan gaan we door. Dan gaan we door naar wethouder Van der
Horst.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
Wethouder VAN DER HORST: Dank u wel, voorzitter. Ja, we hebben hier
uitgebreid bij stilgestaan in de commissie en het was echt best wel een moeilijke
bespreking. Dat vonden we gewoon allemaal. Het is altijd lastig als je met elkaar beleid hebt
vastgesteld en in de uitwerking voor individuele gevallen zie je gewoon hoe moeilijk dat is
in het leven. Dat is altijd een moeilijk, lastig gesprek. Ik vond wel ook, mijn complimenten
denk ik voor de hele commissie, hoe we daar vanuit alle kanten geprobeerd ook hebben
genuanceerd naar te kijken. We hebben ook- Nou ja, ik heb toen al eerder afgesproken van
nou, ik wil er weleens even wat verder dan naar gaan kijken ook. Nou ja, de heer Bobeldijk
heeft toen ook in de commissie daar nog eens op gevraagd. Ik denk dat dat goed is om het
dan wat concreter hier te maken inderdaad, dat ik het even, ja, het geheel onder de loep-
Maar ik zou wel zeggen, qua uitvoering, of de mogelijkheden die we daarin ook hebben
gewoon eens even kijken: wat gebeurt er nou; wat zijn nou de verschillende opties nog?
Om die ook voor te leggen om de uitwerking, nou ja, eventueel in gesprek met u, ook aan
te passen. Dus dat wil ik dan nu bij deze nogmaals bevestigen met een concrete toezegging
dat ik daar op niet al te lange termijn mee kom. Ja, welke termijn precies is voor mij nog-
Dat wist ik niet helemaal zeker, maar laat ik zeggen dat ik streef vóór de kerst, maar
misschien wordt het ook Q1. Dat hangt ervan af hoe snel ik de cijfers krijg. En waarbij ik
ook kan zeggen dat we-
(Het lid ASRUF: Ja, voorzitter. Ik ben blij met deze toezegging van de
wethouder. Dus dank daarvoor. Mijn volgende vraag zou dan vooral gaan
over het handhavingsbeleid. Wat betekent dat voor de komende
maanden?)
Ik was ook nog niet klaar met de beantwoording. De heer Wijnants heeft hier ook
al wat over gevraagd. Want er is inderdaad ook gezegd: kan er dan nu even een pas op de
plaats — als ik het me goed herinnerde — genomen worden? Nou ja, dat heb ik nu al meteen
aangekondigd. Naar aanleiding van de vorige commissievergadering heb ik ook al gezegd:
de volgende intrekkingen of de toetsen op intrekkingen, laten we daar heel even mee
wachten tot we deze discussie hebben uitgekristalliseerd. Dus alleen, het eerlijke antwoord
is ook, dat dat voor de mensen nu op Java-eiland, waarbij het al gebeurd is, ja, die kan ik
niet meer ineens gaan terugtrekken. Maar voor de toekomstige, waarvan we het ook van
plan waren om nu te gaan doen, hebben we even een pas op de plaats gemaakt totdat we
het hier met de gemeenteraad weer over hebben gehad. Dank u wel, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Is er een behoefte aan een tweede
termijn? Nee. Dan is agenda punt 18 voldoende besproken. En dan wisselen we weer van
voorzitter.
O. We hebben een reactie van de heer Wijnants.
Het lid WIJNANTS: Ja, excuus voor de late reactie van mijzelf. Dank u wel,
voorzitter. Met deze toezegging, waarvoor dank, zal ik ook de motie intrekken, zodat we dat
later nog kunnen bespreken in de commissie.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Dank u wel. Zijn hier nog reacties op? Nee.
De motie-Wijnants, nr. 333.22, ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van
de beraadslaging.
De VOORZITTER: Dan hebben we agendapunt 18 voldoende besproken.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: We zullen even schorsen zodat we van voorzitter kunnen
wisselen. We zullen schorsen voor tien minuten.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
Voorzitter: het lid Wijnants
De VOORZITTER heropent de vergadering.
19.
Kennisnemen van de beantwoording van het raadsadres over het huidig beleid van
parkeervergunningen voor zorgpersoneel in Amsterdam VN2022-029175
De VOORZITTER: Ja, leden van de gemeenteraad, wij gaan weer verder. Als
iedereen weer zijn plek kan innemen. En als ook de collegeleden hun aandacht er weer bij
hebben. Dan gaan we verder met agendapunt 19, het kennis nemen van de beantwoording
van het raadsadres over het huidige beleid van parkeervergunningen voor zorgpersoneel
in Amsterdam. Bij het agendapunt zijn geen moties ingediend. En het is geagendeerd door
de leden Boomsma, Koyuncu, Van Schijndel. Van Schijndel heeft veel agendapunten- U
heeft veel agendapunten geagendeerd, meneer Van Schijndel.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Boomsma, namens het namens het CDA.
Gaat uw gang, meneer Boomsma.
Heeft u een ordevoorstel, meneer Bobeldijk? O, meneer Bobeldijk voor een ordevoorstel.
[.…] Ja, oké, maar dat willen we wel even netjes horen. Gaat uw gang.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Bobeldijk voor een punt van orde.
Het lid BOBELDIJK: Nee, ik heb een persoonlijk belang bij dit punt, aangezien mijn
partner gebruik kon maken van deze regeling. Dus ik zal me niet met de beraadslaging, ook
al hebben we maar een paar seconden, bemoeien en ook niet meestemmen over eventuele
moties op dit vlak.
De VOORZITTER: Waarvan akte, meneer Bobeldijk. Dank u wel.
Zijn er twee moties ingediend? Hebben we die binnen? Ja, dan zal ik die nog even lezen.
Dank u wel, meneer Boomsma voor de meedenkendheid.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
Motie van de leden Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen inzake extra
parkeervergunningen die gelden voor leraren, ook voor zorgpersoneel, nr. 364.22
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- De extra vergunningen die de gemeente beschikbaar stelt voor scholen
vanwege het lerarentekort ook beschikbaar te stellen voor zorginstellingen
Motie van de leden Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen inzake
inventariseren bij zorginstellingen over behoefte aan extra parkeervergunningen, nr. 365.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ Te inventariseren bij welke zorginstellingen in de stad medewerkers sinds het
afschaffen van de noodparkeervergunningen in de knel zijn gekomen en grote
behoefte is aan extra vergunningen.
- Dit voor te leggen aan de gemeenteraad.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Boomsma.
Het lid BOOMSMA: Ja, we horen van meerdere zorgverleners dat ze in de
problemen komen, omdat ze niet kunnen parkeren. En ook hoe belangrijk het is om dat wel
te kunnen doen. En gezien de tekorten in de zorg vinden wij het verstandig om extra
vergunningen te gaan verlenen en vinden we ook dat dit prioriteit verdient boven de wens
om mensen te verleiden met het ov te gaan. Vandaar deze twee moties.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Koyuncu.
Het lid KOYUNGU: Ja, voorzitter, wij vinden het jammer dat de
noodparkeervergunning voor zorgpersoneel is verdwenen, helemaal omdat er nog altijd
verontrustende berichten over een nieuwe coronagolf komen. Samen met het CDA dienen
wij daarom de moties in. Ik hoop dat er zowel vanuit het college en raad steun is. Mocht dat
niet het geval zijn, dan zou ik de wethouder om een toezegging willen vragen dat een
dergelijke noodparkeervergunning weer spoedig ingezet kan worden mochten de
omstandigheden daarom vragen. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Koyuncu. Andere leden nog voor de eerste
termijn? Is niet het geval. Dan de beantwoording van wethouder Van der Horst.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
Wethouder VAN DER HORST: Ja, voorzitter, het gaat om twee moties inderdaad,
waar in de ene wordt verzocht om het eigenlijk gewoon te verlengen. Ik denk dat het goed
is om even te memoreren waarom dit destijds is ingevoerd. Het kwam echt in de tijden van
corona, op het moment dat het openbaar vervoer helemaal was afgeschaald, er werd
afgeraden om met het openbaar vervoer te reizen, maar we wel natuurlijk mensen in de
ziekenhuizen nodig hadden om überhaupt daar te komen. Dus iedereen die op dat moment
van openbaar vervoer ook afhankelijk was, wilden we toch een mogelijkheid geven om op
een andere manier snel ter plaatse te kunnen komen. Daarom is het destijds ingevoerd.
Het was ook een vrij generieke, grote maatregel: vijftienduizend plaatsen beschikbaar
gesteld. Op het moment dat we weer in de normale situatie terecht kwamen, is dat
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
afgeschaald. Dus op dit moment- Het is ook al een tijdje weer gewoon in het normale
regime.
Voor de andere motie geldt heel erg- Kijk, zorginstellingen is sowieso gewoon een
vrij breed begrip natuurlijk. Je hebt heel veel verschillende zorgverleners. We hebben
ziekenhuizen, waar we ook al zelf meerdere keren over in gesprek zijn, over parkeren. Maar
je hebt ook gewoon wijkverplegers, fysiotherapeuten, verloskundigen, thuiszorginstellingen.
En naast de reguliere bedrijfsvergunningen worden al extra maatschappelijke vergunningen
verleend aan zorginstellingen, net zoals bij onderwijs. Maar daarnaast is er ook een
stadsbrede hulpverlenersvergunning beschikbaar voor huisartsen, verloskundigen en
andere professionele zorgverleners die met spoed zorg moeten verlenen. Nou, meerdere
zorginstellingen hebben soms ook een eigen parkeergelegenheid, vooral bij ziekenhuizen.
(Het lid BOOMSMA: Ja, de eerste motie vraagt niet om de
coronavergunningen te verlengen, maar om dezelfde voorzieningen die er
zijn voor leraren, om die aan zorgpersoneel te geven.)
Oké, nou, die ben ik dan nu aan het beantwoorden. Dan heb ik misschien wat
moties door elkaar gehaald. Want volgens mij was dat misschien een motie die al in de
lucht hing of in de commissie is besproken, maar die is dan niet nu ingediend. Vind ik al fijn,
hè, dat we daar- Nou ja, dat die dan niet voorligt, omdat die wel heel groots is. Maar omdat
we bij die andere motie dus verschillende andere mogelijkheden al hebben, willen we toch-
Ja, zijn we wel terughoudend in dan voor iedereen weer heel veel uitzondering te gaan
maken. Want ik begrijp hier het tekort, maar we hebben ook elders veel tekorten. We
hebben daar tekorten. Ja, als we met elkaar afspreken dat we, nou ja, niet iedereen een
parkeervergunning willen verlenen. We maken hier al uitzonderingen, maar we willen die
niet verder gaan uitbreiden. Anders dan is het parkeerbeleid natuurlijk ook een beetje om
zeep geholpen.
En daarnaast hebben we een andere motie, die verzoekt echt om het te gaan
onderzoeken. Ja, ik denk ook dat dat- We ontvangen natuurlijk ook allerlei signalen al. Ik
zou dit wel afraden om dit zo grootschalig te gaan onderzoeken op het moment dat je
daarmee heel veel verwachtingen creëert, waarvan ik eigenlijk hier al afraad om die te gaan
waarmaken. Maar ik wil wel heel erg de geste doen dat we natuurlijk al in gesprek zijn, ook
met ziekenhuizen, over knelpunten en we dat ook graag gewoon willen blijven doen. Dank
u wel, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Is er behoefte aan tweede termijn? Niet
van mevrouw Krom. Dat is niet het geval. Oké.
De discussie wordt gesloten.
Jeugd(zorg)
20.
Kennisnemen van het vervolgonderzoek op de Kinderrechtenscan van de
Kinderombudsman VN2022-029296
De VOORZITTER: Dan gaan we door naar het volgende agendapunt. Dat
is het kennisnemen van de Kinderrechtenscan van de Kinderombudsman. Bij dit
agendapunt hebben voorts gevraagd, mevrouw Wehkamp en de heer Van der Veen. Ik kijk
als eerste naar mevrouw Wehkamp. Gaat uw gang.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Mevrouw Wehkamp, voordat u begint, er zijn toch moties ingediend. Het is elke
keer weer een verrassing.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
Motie van de leden Wehkamp, Van der Veen, Abdi, Von Gerhardt, Broersen en
Ahmadi inzake de Kinderrechtenscan (invoering Amsterdamse Jongerenraad), nr. 356.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Voor 2023 te komen met een voorstel voor een jongerenraad voor Amsterdam en
in dit voorstel de volgende kaders voor de jongerenraad te hanteren:
- _ Laat jongeren zelf meedenken over hoe deze jongerenraad eruit moet komen
te zien. Neem hierbij ook de adviezen van het Jeugdplatform Amsterdam en de
jongerenraden of jeugdlobbyisten in de stadsdelen mee;
- Zorg dat de jongerenraad professionele begeleiding krijgt, en dat er binnen de
ambtelijke organisatie een vast aanspreekpunt is;
-__ Consulteer de jongerenraad in beleid dat hen aangaat en maak zichtbaar wat
met deze adviezen gedaan is;
- Zorg dat de adviezen van de jongeren serieus worden genomen en desgewenst
geagendeerd worden voor behandeling in de commissies op de onderwerpen
waar zij over gaan;
- Zorg voor een goede afspiegeling van Amsterdamse jongeren in de
jongerenraad: uit stadsdelen, jongeren met- of zonder beperking en jongeren
die een theoretische of praktische opleiding volgen.
Motie van de leden Wehkamp, Lust, Abdi, Bouhassani, Bentoumya, Von Gerhardt,
Broersen en Ahmadi inzake Mensenrechtenscan over uitbanning alle vormen van
discriminatie van vrouwen, nr. 357.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__De volgende mensenrechtenscan te toetsen aan het CEDAW-Verdrag, met een
focus op zorg.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Wehkamp.
Het lid WEHKAMP: Ja, dank u wel, voorzitter. Inderdaad, ik dien deze twee moties
in. Ik lees in de stukken van de gemeente vaak ‘de jeugd heeft de toekomst’. En hoewel dat
natuurlijk ook zo is, hebben kinderen ook rechten, omdat ze gewoon mensen zijn en
kinderen. In het Kinderrechtenverdrag staat bij artikel twaalf en dertien dat kinderen ook het
recht hebben om hun mening te uiten en dat zij ook het recht hebben om gehoord te worden.
Op dit moment is er voor jongeren geen instituut in de gemeente om dat te laten doen en
daar is deze motie voor om die jongerenraad in te dienen. En ik wil ook dankzeggen aan
alle fracties die dit mede hebben ondertekend. Het is ook een van de aanbevelingen uit de
Kinderrechtenscan, die nu als agendapunt voor staat. Ik ben ook heel blij dat de
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
burgemeester ook bezig is met het opzetten van die jongerenraad. En met deze motie willen
we daar de kaders voor meegeven.
Dan, in de scan wordt er, zoals gezegd, getoetst aan het Mensenrechtenverdrag.
Omdat er nog geen onderwerp is voor de komende mensenrechtenscan dien ik een motie
in om in de volgende mensenrechtenscan te toetsen aan het Verdrag tegen discriminatie
tegen vrouwen en hier specifiek te focussen op het onderwerp zorg. Volgens onder andere
WOMEN Inc. is het curatieve van gezondheidszorg namelijk vooral gefocust op het
mannenlichaam, waardoor vrouwen uiteindelijk vaker en langer in een slechtere
gezondheid verkeren dan mannen. Het is belangrijk dat we oog houden voor verschillen
tussen mannen en vrouwen op het gebied van bijvoorbeeld preventie, mentaal welzijn,
jeugdzorg en vaccinaties. Voorzitter, als Amsterdam moeten we kinderrechten en
mensenrechten centraal stellen en daar dragen deze moties aan bij. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Wehkamp.
En dan is het mijn grote eer en een plezier om aan te kondigen: de heer Van der
Veen namens GroenLinks voor zijn maidenspeech.
O, en mevrouw Wehkamp, u moet voortaan als u weg gaat wel de microfoon
uitzetten, want anders heeft D66 geen spreektijd meer. Dat moeten we toch niet willen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van der Veen.
Het lid VAN DER VEEN: Ja, dank u wel, voorzitter. Ik herinner me nog goed de dag
van de installatie. Ik zat daar naast collega Imane. En we waren vol in awe van het feit dat
we gekozen waren en dat we werden geïnstalleerd door burgemeester Halsema. Toen ik
van mijn moeder een appje kreeg. Zij keek thuis met de vergadering mee en ze schreef me:
Kris, mijn hart barst bijna uit elkaar van trots. En met dat appje was ik weer even terug in
Friesland, in Harkema, waar ik mijn heit en mem aan de keukentafel zag zitten met de
laptop open de vergadering van de Amsterdamse gemeenteraad aan het volgen. Net als
nu, waarschijnlijk, nu ik het woord mag voeren over de jeugdzorg. En bij jeugdzorg gaat het
veel — misschien wel veel te veel — ook over het falende systeem, de vele organisaties,
overschrijdende budgetten, bureaucratie, wachtlijsten; eigenlijk alles wat er mis is. En
achter dit jargon gaan vele verhalen schuil. Verhalen van jonge mensen in Amsterdam
wiens leven niet altijd over rozen gaat. Jonge mensen die niet het geluk hadden dat hun
wieg op een fijne plek stond. Jongeren die ergens een verkeerde afslag hebben genomen
of gewoon een foutje hebben gemaakt en daar keihard voor worden afgestraft. Jonge
mensen die het gewoon even heel ingewikkeld met zichzelf hebben. En ik kan me heel
goed voorstellen dat met alles wat er gebeurt in de wereld het voor veel mensen soms heel
erg uitzichtloos lijkt en voelt. En ik wil hen graag vertellen dat het beter wordt. En dat wil ik
doen door drie herinneringen uit mijn eigen jeugd te delen met jullie.
Want, voorzitter, ook ik ken de lange weg naar school. Ik ken de weg over het
schoolplein, door de schoolgangen. Ik zie de zitkuil nog voor me in de schoolklas waar met
briefjes, scheldwoorden en klappen duidelijk wordt gemaakt dat homo of flikker zijn, of er
zo uitzien, een vrijbrief is voor al dat uitlachen en pesten jaar in jaar uit. Dat je eerst eigenlijk
niet zo goed begrijpt wat er nou zo gek of anders aan je is, totdat je denkt, ah, ik moet me
gewoon mannelijker gedragen. Zwaardere stem, niet bewegen, stilzitten. Voorzitter, ik ken
nog alle gezichten van de volwassenen die niet ingrijpen. Niemand die iets doet.
Ik ken ook het huis in een andere stad. Het huis waar je als zestienjarige, nog in de
kast, voor het eerst hoopt iemand te ontmoeten. lemand die is als jij. lemand die een
leeftijdsgenoot is en met wie je hoopt woorden te vinden voor je eigen worsteling en
gevoelens. En ik ken ook de teleurstelling en angst, want degene die je ontmoet is niet de
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
persoon met wie je aan het schrijven was. Het is iemand anders. Een oude man, kalend en
dwingend. Niet uit op vriendschap, maar uit op iets anders. En ik ken ook de situatie dat je
veelvuldig ‘nee’ zegt in woorden en in de taal van je lijf, maar dat je niet wordt gehoord. En
ik weet ook nog, voorzitter, hoe lang de weg terug naar huis was, met natte haren op de
fiets in het donker, de dag voor Sinterklaas in 1996. En voorzitter, ik ken ook de diepe en
donkere gedachten die je als tiener en als mens kan hebben. Gedachten dat je het leven
niet meer ziet zitten. Niet weet wat je eigenlijk nog moet doen om het beter te maken. Wat
doe ik hier nog? Was ik maar gewoon weg. Suïcidale gedachten die ik met woorden
toevertrouw aan papier. Daarin ook vertel over een eerste poging die ik doe.
En, voorzitter, ik ben zo dankbaar, want ik weet ook dat het beter wordt. Dat er
zoiets is als de tijd, dat je later in je leven eens ergens op terug kan blikken. En ik leerde
ook hoe veerkrachtig je als mens kan zijn. lets wat je eigenlijk pas veel later beseft. Dus
zou ik eigenlijk tegen iedereen die zich hierin herkent, willen zeggen: heb vertrouwen. Want
ook ik had nooit durven dromen dat ik hier zou staan en aan jullie allemaal dit zou vertellen
vandaag.
Mijn geluk was mevrouw Willy Baars, en decaan en docente Frans op het Lauwers
College in Buitenpost. Met een smoesje kwam ik op mijn zestiende bij haar terecht. Toen
stelde ze me vragen. Ze gaf me opdrachtjes mee. Ze was lief voor me. En in een jaar dat
ik het nauwelijks volhield, maakte ze soms dagelijks tijd voor me. Een tijdje geleden,
inmiddels diep in de tachtig, zei ze tegen me: menig lover zou jaloers zijn op hoe vaak wij
elkaar zagen. Willy Baars wakkerde bij mij dat vuurtje aan, waardoor ik durfde te denken
aan een later en ging ik fantaseren over een toekomst. En stap voor stap ook ben geworden
wie ik nu ben. Zo leerde ik bij de Kindertelefoon dat, als je kinderen vragen stelt, dat zij
prima in staat zijn oplossingen te vinden voor hun eigen problemen. In het Blijf-van-mijn-
lijfhuis, waar ik zelf als maatschappelijk werker werkte, zag ik wat geweld in de thuissituatie
doet met kinderen en ook hoe heilzaam therapie, sport en traumabehandeling is. En bij 113
Zelfmoordpreventie, waar ik werkte, zag ik de telefoontjes en chatgesprekken met ons
toenemen. Mensen die worstelen met het leven, maar wel op zoek naar een luisterend oor
en op zoek naar compassie.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Veel jonge Amsterdammers groeien op in
situaties waar het moeilijk is te dromen en te denken aan een morgen. Ik hoop dat veel
jongeren ook hun eigen Willy Baars vinden. lemand die er is, niet oordeelt, iemand die
vragen stelt: hoe gaat het met je; wat vind je hiervan; kan ik iets voor je doen? Zo kunnen
we allemaal het verschil maken voor een ander. En weet dat je in ieder geval mij ook aan
je zijde vindt.
Dan tot slot een reactie op het voorstel dat voorligt. We dienen samen met D66,
veel andere partijen, een fantastische motie in om een jongerenraad te realiseren in
Amsterdam. Nou, mijn verhaal is, geloof ik, een groot pleidooi daarvoor, een voorstander.
En tot slot, voorzitter, en nog een vraag aan de wethouder, wat tegelijkertijd ook
wel een vraag aan ons als raad is. De Kinderombudsman die bestaat nu zo'n vijf jaar. Ik
ben zelf nog wat zoekende hoe we het gesprek met elkaar ook kunnen voeren over de
Kinderombudsman in de toekomst. Op welke manier willen wij dat de pleitbezorging voor
kinderen en jongeren er in Amsterdam uit moet zien? En op welke manier zou de
Jongerenraad daar een bijdrage aan kunnen leveren? Ik ben benieuwd naar een eerste
gedachte van de wethouder hierover. Tot zover. Dank u wel.
[applaus]
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Van der Veen voor uw persoonlijke en soms
ook zeker aangrijpende maidenspeech. Ik denk dat mevrouw Baars trots op u zou zijn.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Als er geen andere sprekers in eerste termijn meer zijn, en dat is niet het geval, dan
kijk ik naar wethouder Moorman voor de eerste termijn van het college.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman.
Wethouder MOORMAN: Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, ook ik was aangegrepen
door de heel mooie woorden van de heer Van der Veen. Een prachtig betoog hoe hij hier is
gekomen en ook heel hoopgevend in wat hij daarin aangeeft: altijd denken vanuit degene
voor wie je het doet, het kind of de jongeren, en dat ervaringen daarin dus heel belangrijk
en heel essentieel zijn. En ik kijk er ontzettend naar uit om die ervaringen ook met u te
delen, maar juist ook van u te horen en ook te leren als u vanuit die blik ook kijkt naar ons
beleid op het gebied van jeugd. Dus ik kijk heel erg uit naar de samenwerking de komende
jaren.
Voorzitter, misschien voordat ik aan de moties kom, een reflectie op de
Kinderombudsman, zoals de heer Van der Veen mij vraagt. Kijk, het is natuurlijk in eerste
instantie een instrument van de raad, de Ombudsman, en juist ook een belangrijk
adviesorgaan, al is dat niet in de wet vastgelegd, de gemeentelijke Kinderombudsman.
Maar dat we hem hebben, ik denk dat dat heel mooi is. Sterker nog, vijf jaar geleden is dat
ontstaan vanuit de Raad. Ik kan me herinneren dat er een raadslid bij betrokken was die
daar zo op dat hoekje zat. En voorzitter, ik verwachtte destijds, en ik hoop dat ook nog
steeds, dat de Kinderombudsman een Kritische partner is bij het vormgeven van het beleid
rondom jeugd. De heer Van der Veen gaf het al aan. Het is een soms weerbarstig complex
systeem, waarbij we ons soms ook verliezen in de systeemtaal, in het beleidsjargon. Soms
zelfs verhullende taal, omdat waar het over gaat zo pijnlijk is. Ik denk dat het dan altijd
noodzakelijk is dat u als raad, maar ook kritische partners daarbuiten, ons daar scherp op
houden. En ik hoop heel erg dat de rol van de Kinderombudsman, wat een vrouw is, ook zo
wordt ingevuld. Maar ik verwacht ook zeker dat u dat van haar ook gaat verwachten en
vragen.
Voorzitter, dan kwam ik daarmee bij de twee moties die zijn ingediend. Motie
700.22- Nee, sorry, 356.22 en die gaat over de Jara, Jongerenadviesraad. Ik zeg nu al
‘Jara’. Ik denk dat we dat veel gaan zeggen hier in dit huis. Dat hoop ik althans. Ik
preadviseer hem overigens namens de burgemeester, want zij zal met name de gesprekken
voeren met de Jongerenadviesraad. En voorzitter, dat doet zij ook al. En voorzitter, wat er
in deze motie staat, dat is helemaal niet gek. En tegelijkertijd heb ik er wel één kanttekening
bij. Want, waar zowel de burgemeester als ik een beetje — ja, hoe zal ik het uitdrukken,
voorzitter; nou, zou ik het maar gewoon zeggen zoals het is — gewoon ook een beetje kriebel
van kregen, was het woord ‘kaders’. Laten wij jongeren vooral niet te veel inkaderen. Laten
wij vooral hopen dat zij ons adviezen geven, die ons soms heel onwelwillend, soms
misschien zelfs wat activistisch in de oren klinken. Want ik denk precies dat dat is wat wij
nodig hebben van zo'n Jongerenadviesraad. Ik denk ook niet- Ik zie mevrouw Wehkamp
daar al staan.
(Het lid WEHKAMP: Ja, dank u wel. Ik ben het helemaal met u eens, hoor.
Dat, weet je wel, jongeren moeten zichzelf kunnen uitspreken en hun eigen
ideeën. Dat moet we niet teveel op opleggen aan de Jongerenraad. Maar
je moet ook wel zorgen dat het goed werkt. Want als er niet de juiste kaders
zijn, hoe kunnen zij zich dan goed uitspreken. Als er niet de juiste
ondersteuning en begeleiding is, waar in deze motie wordt opgeroepen,
dan verwordt het tot, nou ja, praten zonder dat dat het goed begeleid wordt.
Dus juist om je als jongere goed te kunnen uitspreken zijn er wel degelijk
kaders nodig, denk ik. Dank u wel.)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Wehkamp. Het leek echt alsof u wilde
zeggen: dan verwordt het tot een soort gemeenteraad. Mevrouw Moorman.
Wethouder MOORMAN: Ja, voorzitter, kijk, laten we er ook niet flauw over doen.
Volgens mij weten wij allemaal hoe belangrijk de stem van jongeren is. Ik kan u
geruststellen, want wat er eigenlijk in veel van uw punten staat — laat ze meedenken, laten
we ze serieus nemen, laten we ze goed ondersteunen — dat is ook precies zoals het nu
wordt vormgegeven. Dus als ik heel flauw zou zijn, zou ik zeggen: daarmee is het ook
overbodig. Maar dat doe ik niet, want ik denk dat het ook goed is om te laten zien dat dit
door een groot deel van de raad ook wordt ondersteund. En dat daarmee ook het
vertrouwen — en ik denk dat dat heel erg belangrijk is — in de kracht van de jeugd en de
jongeren eigenlijk wordt onderschreven.
Voorzitter, dan kom ik bij de tweede motie en dat is motie 357.22, ook van het lid
Wehkamp cum suis. Dat is een motie die zich bevindt op het terrein van mijn collega Melian.
Voorzitter, en die vraagt om de Mensenrechtenscan te toetsen aan het CEDAW-Verdrag.
Ik denk dat- Hoe spreek ik dat uit? CEDAW. Op zich helemaal geen bezwaar tegen, maar
het is heel breed, het zorgdomein. Ik denk wel dat het noodzakelijk is dat we dan kijken
welk deel van het zorgdomein zich het beste leent voor het onderzoek. Vooral ook omdat
we natuurlijk willen dat we ook echt iets kunnen doen met die uitkomsten voor de toekomst.
Dus als we het zo kunnen lezen dat we inderdaad de ruimte hebben daarbinnen om een
afbakening te geven — nou, ik zie mevrouw Wehkamp haar duim opsteken, voorzitter — dan
kan ik daar namens het college en mevrouw Meliani positief over zijn. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Dat roept bij mij de vraag op of deze
Jongerenraad ook spreektijd gaat kennen.
Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval. Dan sluit ik ook dit
agendapunt.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Gaan we door naar het volgende agendapunt. Dat is
agendapunt 21, het kennisnemen van de brief over de ontwikkeling in het
Rijksvaccinatieprogramma, maar ik krijg via mijn informanten door dat er behoefte is aan
een heel, heel korte schorsing. Dus dat gaan we dan maar even doen, van drie minuten.
En na drie minuten gaan we weer beginnen.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
Publieke Gezondheid en Preventie
21.
Kennisnemen van de brief over de Ontwikkelingen in het Rijksvaccinatieprogramma
Amsterdam VN2022-029360
De VOORZITTER: Leden van de gemeenteraad, we gaan weer verder. Zoals ik
zel, agendapunt 21, kennisnemen van de brief over de ontwikkeling in het
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Rijksvaccinatieprogramma Amsterdam. Bij het agendapunt zijn — ik kijk nog maar even —
geen moties ingediend en het woord is gevraagd door de leden Hoogtanders, Van Pijpen,
Runderkamp en opnieuw Van Schijndel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Hoogtanders.
Het lid HOOGTANDERS: Dank u wel, voorzitter. Op 5 september hebben wij in de
commissie gesproken over de ontwikkeling van het Rijksvaccinatieprogramma. Dat debat
hebben wij helaas niet goed af kunnen maken en daarom heb ik het hier voor deze raad
geagendeerd, omdat dit voor mijn fractie een belangrijk punt is. Publieke gezondheid is een
basisvoorziening, die er in ons land voor zorgt dat wij in een dichtbevolkte stad als
Amsterdam veilig en gezond met elkaar kunnen samenleven. En het
Rijksvaccinatieprogramma, dat uitgevoerd wordt door de gemeente, is een van de
fundamenten van de publieke gezondheid. En dat fundament brokkelt af in Amsterdam, al
een aantal jaren. En inmiddels is Amsterdam door de kritische streefwaarden van negentig
procent gezakt op alle vaccintypes voor zuigelingen. Dit is nog maar het gemiddelde beeld
in de stad. In bepaalde gebieden ligt het aantal nog veel lager. En de lage
opkomstpercentages over 2022 met een bedroevend cijfer van 27 procent in Bos en
Lommer doen het ergste vrezen. De brief met daarin verwoord de zorg van de wethouder
en de maatregelen roept bij mij de vraag op of met de ingezette actielijnen de dalende trend
wel gaat keren. Ik heb mijn kanttekeningen ook in de commissie met de wethouder gedeeld
en ik zal ze dan ook hier niet herhalen. Maar de vragen die ik aan de wethouder heb zijn de
volgende. Is de wethouder het met mij eens dat Amsterdam met het doorbreken van de
negentig procent grens in code rood is beland? Wat zijn volgens de wethouder de
belangrijkste oorzaken hiervan? Welke maatregelen neemt zij? En welke maatregelen zijn
volgens haar passend bij deze code rood? Wat is het risico nu op een uitbraak van een van
de besmettelijke ziektes, bijvoorbeeld mazelen? Zijn de middelen op dit moment toereikend
— en dan heb ik het over capaciteit en geld — of voorziet de wethouder daar knelpunten? En
tenslotte, gaat de wethouder een normerende communicatiecampagne voeren? Dank u
wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Pijpen.
Het lid VAN PIJPEN: Ja, voorzitter, dank u wel. En na de prachtige maidenspeech
van mijn collega Kris van der Veen net moest ik denk aan mijn eigen maidenspeech. Die
ging over corona. En daar begin ik namelijk ook mee, want ik heb de afgelopen jaren
regelmatig in deze raad gesproken over vaccinaties, over het belang van vaccinaties voor
bescherming tegen corona. De vaccinatiegraad in Amsterdam bleef achter, waardoor
Amsterdammers, zeker in kwetsbare beroepen en in wijken, niet de bescherming hebben
die zij wel verdienen. Dat dat gebeurde, was ook het gevolg van dat er ondermijnend en
bedreigend over vaccinaties werd gesproken. Waar een ernstige ziekte werd gebruikt als
politiek verdienmodel door vaccinaties en wetenschappelijke kennis over verspreiding van
virussen te ondermijnen en daarmee mensenlevens in de waagschaal te stellen. En nu zien
we een scherpe daling van de vaccinatiegraad van bijna alle ziektes, zoals DKTP en
mazelen. 2021 is lager dan 2020. En de opkomst in 2022 is zelfs fors lager. En dat is
alarmerend. Meer dan alarmerend. Want niet alleen zijn er zo minder mensen beschermd
tegen ziekte, maar staat de groepsimmuniteit onder druk. Het is dan ook goed, wat ook in
de brief staat, dat de oorzaken verder worden onderzocht. En graag zie ik daarbij ook dat
het voor de hand liggende ook wordt onderzocht. Is het gegeven dat vaccineren is gebruikt
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
als politiek en maatschappelijk strijdtoneel ook een oorzaak van deze daling? Kan ook dat
worden meegenomen in het onderzoek?
Dat er dus door de wethouder alarm wordt geslagen, is meer dan terecht, maar
tegelijkertijd zien we ook dat de aanpak ook wel deels blijft zoals die al was. En ik wil dan
ook een reflectie vragen van de wethouder op deze ogenschijnlijke tegenstelling en hoe en
met wat gaat zij de boer op om de vaccinatiegraden te vergroten?
Voorzitter, vaccinaties is een van de belangrijkste pijlers onder publieke
gezondheid. Zoals de houten palen onze stad dragen, draagt publieke gezondheid het
leven van haar bewoners. En als er alarm geslagen wordt, moet er ook gehandeld worden.
En dat verwacht ik dan ook van de wethouder. Dank u wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Runderkamp.
Het lid RUNDERKAMP: Dank, voorzitter. Mijn vader is in 1946 geboren en die heeft
vroeg in zijn jeugd polio opgelopen. Zijn rechteronderbeen is daarbij verlamd geraakt, waar
hij tot op de dag van vandaag iedere dag last van heeft. Als mijn vader was gevaccineerd
met het poliovaccin, dan was dit niet gebeurd. Godzijdank is het poliovaccin in 1957
toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma, waardoor alle kinderen die sindsdien
worden geboren, beschermd kunnen worden tegen het poliovirus. En ik zeg hier bewust
‘beschermd kunnen worden’, want er zijn nog altijd ouders die in strijd met de wetenschap
een eigen afweging maken bij het laten vaccineren van hun kinderen. En in Amsterdam ligt
de gemiddelde vaccinatiegraad bij vijf van de zes vaccinaties uit het
Rijksvaccinatieprogramma voor baby's onder de streefwaarde van negentig procent. Dit
gaat om de gemiddelde vaccinatiegraad in heel Amsterdam. De vaccinatiegraad in
sommige wijken ligt dus veel lager en dit verhoogt het risico op een uitbraak in specifieke
buurten of kinderdagverblijven in Amsterdam.
Voorzitter, hierover twee vragen voor de wethouder. De wethouder maakt zich
zorgen over de vaccinatiegraden in Amsterdam. En getuige het gegeven dat zij de raad al
vroegtijdig hierover heeft geïnformeerd en in haar brief kondigt zij een flitsscan aan van het
RIVM om inzicht te verkrijgen in de oorzaken van de daling van deze vaccinatiegraad. Maar
nog los van de oorzaken, kan de wethouder nu al reflecteren op het gegeven dat de
vaccinatiegraad voor zuigelingen in Amsterdam drie procent achterligt op het landelijk
gemiddelde?
En daarnaast, ik heb gesproken met iemand die bij de GGD Amsterdam heeft
gewerkt en van haar heb ik begrepen dat de mensen die hun kinderen niet laten vaccineren,
hun overwegingen zijn grofweg in twee categorieën op te delen: de praktische barrières en
persoonlijke overtuigingen. En deze overwegingen, die hebben verschillende aanpakken
nodig. De GGD Amsterdam heeft ook oog voor deze verschillen, getuige de verschillende
acties om mensen aan te moedigen hun kinderen te laten vaccineren in ieder stadsdeel. En
nu heeft de wethouder de raad geïnformeerd in haar brief over de inzet van GGD
Amsterdam en de GGD GHOR Nederland om inzicht te verkrijgen in de vaccinatiegraden
per wijk en de kwetsbare doelgroepen. Kan de wethouder inschatten op welke termijn dit
inzicht beschikbaar is voor uw raad?
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Runderkamp. Dan heb ik op mijn lijstje
staan nog de heer Van Schijndel. Aan u het woord. Zijn er nog andere leden die het woord
willen voeren in eerste termijn bij dit agendapunt? Oké.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Schijndel.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u wel, voorzitter. Uitermate zorgelijk dat de
klassieke vaccinaties, de bereidheid ze te nemen — of bij de ouders dus, hè — aan het
afnemen is. We moeten gewoon zien dat dat vooral is in de groepen mensen met een
migratieachtergrond. Dat is gewoon zo. Dat is uitermate zorgelijk. Dus de vraag aan de
wethouder is: hoe bereik je die mensen? Dus met in zekere, ja, zachte drang kan wel veel
uitmaken, denk ik.
Dan over de corona, hè. Dus dat heeft per saldo, denk ik, de bereidheid achteruit
doen kachelen. Dat wil ik wel met mevrouw Van Pijpen eens zijn. Maar, ja, het was toch-
Dus een vrije keuze moet het altijd zijn, of je dat neemt of niet. En er waren velen die kozen
voor nou, dan maken we die infectie gewoon door en dan bereiken we hetzelfde resultaat
als met- Dus dat is een individuele beslissing. Hoe dat epidemiologisch uitpakt in grote
populaties, dat is vers twee.
Dan, ja, is ook mijn vraag: wat gaat de wethouder doen, of de GGD, in geval van
een grote uitbraak? Dat is het.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Rijxman.
Wethouder RIJXMAN: Voorzitter, zoals u al hoort, hebben we een stevige
commissie gehad. En de enige reden daarvoor is dat we ons allemaal zorgen maken over
de vaccinatiegraad. En inderdaad, zoals al gezegd, daarom hebben we een brief gestuurd
onlangs. En u ziet ook dat de staatssecretaris de activiteiten, die wij hebben ontwikkeld
rondom bijvoorbeeld gezondheidsverschillen, overgenomen heeft in een brief naar de
Tweede Kamer. Amsterdam doet een doelgerichte aanpak, gericht op specifieke
communities en groepen die meer en meer informatie nodig hebben. Dat doen we in hun
eigen taal, via filmpjes gemaakt door mensen uit de eigen gemeenschap, zodat ze in ieder
geval worden geïnformeerd over het gebruik kunnen maken van vaccinaties. En misschien
is het goed om even nu de vragen die allemaal verschillende achtergronden hebben, maar
toch elke keer samenkomen, om die even punt voor punt te gaan behandelen.
Ik ga eerst naar mevrouw Hoogtanders. En ik probeer even de andere raadsleden
in het hele antwoordenspel mee te nemen. Dus de antwoorden zijn een beetje breed richting
meneer Runderkamp, meneer Van Schijndel zo u wilt en mevrouw Van Pijpen. Misschien
is het goed om te zeggen dat voor ons in Amsterdam het feit dat onze streefwaarden van
de WHO, zoals eerder gezegd, onder de negentig procent is, ons grote zorgen geeft en dat
we ons daar ook niet zomaar van af willen maken. Dat is een groot punt van zorg. En dit
zorgt er ook voor dat er nog grotere gezondheidsverschillen komen en ontstaan. En dat
willen we echt niet doen. Dat wil ik niet meemaken. Daarom komen er ook extra
maatregelen. Ik zal zo meteen wat meer ingaan op de maatregelen.
Een andere vraag — ik meen van mevrouw Van Pijpen, maar wellicht ben ik in de
war — de GGD GHOR en GGD Amsterdam zijn hard aan de slag om te zorgen dat er
eventueel een wetswijziging komt, gegevensuitwisselingen komen en het streven is — nee,
dat was meneer Runderkamp — om te zorgen dat de campagne in het voorjaar 2023, dat
we daarvoor de informatie hebben. Die hebben we op dit moment gewoonweg niet.
De VOORZITTER: Voordat u verder gaat, wethouder, er is een vraag van-
Wethouder RIJXMAN: Ik wilde ingaan op uw vraag, maar-
De VOORZITTER: Wilt u dat afwachten, mevrouw-
Gaat u nog even door met de beantwoording en dan houden we mevrouw
Hoogtanders in de wacht.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
Wethouder RIJXMAN: Mevrouw Hoogtanders, ik weet dat u graag concrete
informatie Krijgt. Ik mag u niet direct aanspreken, dus ik kijk weer naar de voorzitter.
Misschien is het goed om te zeggen dat we een social mediacampagne gaan inzetten. We
gaan communiceren in meerdere talen, we communiceren in beeld en geluid, zowel met
pictogrammen, audio en filmpjes. Maar ik geloof dat ze wil dat ik stop.
(Het lid HOOGTANDERS: Nou, voordat u verder gaat met dat deel van het
betoog. Mijn vraag is: is Amsterdam in code rood beland nu we onder de
negentig procent zitten?)
We zijn formeel niet in code rood beland, maar in mijn hart en hoofd zijn we wel in
code rood beland. Dus ik wil heel graag wel even voorlezen wat we allemaal gaan doen of
aan u vertellen, want ik vind het zeer zorgwekkend.
(Het lid HOOGTANDERS: Wanneer is het dan code rood?)
Ik moet u dat precieze antwoord toch even- Want u wilt van mij getallen hebben.
Die heb ik niet uit mijn hoofd, maar ik denk dat zodra de GGD denkt dat het een probleem
is wat we niet meer aan kunnen pakken, dat dan onmiddellijk code rood ontstaat.
(Het lid HOOGTANDERS: De VNG heeft een tijd geleden een commissie
opgezet, die heeft gekeken naar verschillende codes voor de
vaccinatiegrens. Een code rood is wel degelijk op het moment dat we onder
de streefwaarde van negentig procent komen.)
Ik heb nog geen informatie gekregen, maar ik zal er bij u terugkomen. Code rood
is mij nog niet bekend gemaakt. Dus vooralsnog is dat niet bij mij teruggekomen. Misschien
is het goed dat ik even doorga met wat we allemaal gaan doen.
Ik heb gezegd dat we eindigden, dat we met-
(Het lid VAN PIJPEN: Ja, en dat gaat nog even over dit punt van code rood.
Want, ik bedoel, een ding is inderdaad of we als stad onder code rood zijn,
maar de wethouder is het toch met mij eens dat we in sommige wijken in
code diep-diep-dieprood zijn en dat we daar dus ook de maatregelen, die
daarbij passend zijn, moeten toepassen?)
Ik wil mevrouw Van Pijpen bedanken voor deze verhelderende vraag. Het
antwoord is ‘ja’. En de enige reden waarom ik hier ook een beetje vanuit mijn hart probeer
te spreken, is dat ik zie dat het echt snel, en zeker in bepaalde wijken, hard omhoog moet.
Misschien is het goed om nog even te zeggen, we hadden het net even over corona.
We maken in de communicatie duidelijk onderscheid tussen de coronavaccinaties en het
Rijksvaccinatieprogramma. We hebben verloskundigen aangehaakt om maternale
vrouwen, oftewel zwangere vrouwen, te wijzen op Rijksvaccinatieprogramma's. Dankzij het
combineren van data hebben nu beter zicht voor welke groepen we ons extra moeten
inzetten. En dat kan gelukkig, omdat het een informed consent probleem is en na overleg
met de staatssecretaris opgelost. Dus ook daarvan- U noemde het al, mevrouw Van Pijpen
noemde het al in de commissie. We zijn blij dat we daarmee kunnen werken. We evalueren
steeds weer en steeds meer of we onze acties kunnen aanpassen waar nodig. En verder
gebruiken we alle contactmomenten die er zijn met jeugdzorg om ouders te wijzen op
vaccinatie.
Ik ga even terug naar mijn blaadje voor de rest van de beantwoording.
(Het lid VAN PIJPEN: Ja, voorzitter, ik werd even getriggerd door de
opmerking van de wethouder dat er in de communicatie onderscheid
gemaakt wordt tussen de coronavaccinaties en andere vaccinaties. En ik
wil graag weten hoe dat onderscheid eruitziet. En waarom dat onderscheid
gemaakt wordt.)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Voorzitter, misschien is het een heel klein voorbeeld. Maar ik wil mevrouw Van
Pijpen graag meenemen en laten zien op welke manier wij communiceren met de
doelgroep. We hebben als voorbeeld — het is maar een klein voorbeeld — een envelop
waarin staat dat de informatie die erin zit voor het kind is, omdat wij zien dat dat belangrijk
is, dat in ieder geval al bij openmaken men weet dat dit het kind betreft.
(Het lid VAN PIJPEN: Ja, voorzitter, dit is nog geen antwoord op mijn vraag.
Mijn vraag was: welk onderscheid wordt er gemaakt, hoe wordt het
gemaakt en waarom wordt dat onderscheid gemengd?)
Ik dacht dat het wel een antwoord was, maar ik ga het toch nog verder proberen fijn
te maken. Het is een onderscheid, omdat we zien dat brede rijksvaccinaties- En we hebben
het nu nog niet over corona op zichzelf, wat wel binnenkort een onderwerp zal gaan zijn.
We moeten ervoor zorgen dat mensen in ieder geval zich laten vaccineren. Dus naast heel
veel andere onderwerpen hebben we besloten of is er besloten om in ieder geval in de
communicatie — want dat is de vraag — duidelijk te maken dat de informatie voor het kind
nodig is, omdat we zien dat heel vaak ouders door allerlei redenen niet meegaan in het
Rijksvaccinatieprogramma. En die heb ik net al proberen te duiden.
(Het lid VAN PIJPEN: Ja, allerlaatste interruptie en meer een oproep. Ik
zei het net ook al in mijn bijdrage. We hebben het over publieke
gezondheid. Vaccinaties, voor welke ziekte dan ook, is daar een belangrijke
pijler onder. En ik hoop toch dat we in alle communicatie, die we daarover
doen, dat ook zullen uitdragen.
Ik wil mevrouw Van Pijpen danken. Vanzelfsprekend zullen we daarnaar kijken,
maar we hebben het nu expliciet even over de jonge kinderen en de kinderen in de zorg.
En daar sloeg ik op aan.
(Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u, voorzitter. Het is meer een
ondersteunende interruptie. Kijk, dat coronavaccin is dus met stoom en
kokend water tot stand gebracht. Heel snel. Dus allerlei regels die bij de
klassieke vaccinaties in acht worden genomen, dat dat langjarig wordt
onderzocht, enzovoort, daar werd even de hand mee gelicht. Dus
sommigen zijn daar erg van geschrokken en die kozen dan voor: daar gaan
we niet mee aan de slag, met dat coronavaccin. Dus het
Rijksvaccinatieprogramma is een gans andere zaak. Dat zou ik even
gezegd willen hebben.)
Waarvan akte, meneer Van Schijndel. O, sorry, voorzitter, voor meneer Van
Schijndel: misschien is goed om direct meneer Van Schijndel ook antwoord te geven op de
vraag die mij gesteld werd. Laat ik als wethouder zeggen dat ik op geen enkele wijze
mensen ga dwingen, maar wel graag mensen overtuig om de vaccinatie te nemen. En van
dwang kan hier geen sprake zijn. We kunnen, en we zien het ook in de resultaten, dat als
we genoeg overleg plegen en genoeg informatie geven, dat mensen bereid zijn om zich te
laten vaccineren. En waar niet, zullen wij een tandje harder in moeten werken, maar niet
door dwang.
Dan wil ik even teruggaan in de beantwoording. Ik wilde teruggaan in de
beantwoording.
Mevrouw Hoogtanders, u vroeg of er zorgen zijn over een uitbraak. Dat is een
terechte vraag. Misschien is het goed om te zeggen dat we ons op dit moment geen zorgen
maken over een uitbraak. Dat komt omdat de vaccinaties in het verleden goed zijn. Maar
als de vraag is ‘bent u gerust over de toekomst’, dan zal ik heel eerlijk zeggen: niet direct.
Dus dat is het eerlijke antwoord.
Ik zal uw tweede vraag dan later beantwoorden.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
(Het lid HOOGTANDERS: Ja, heeft u daar ook een advies over gekregen
van de arts die binnen de GGD verantwoordelijk is voor infectieziekten?)
De VOORZITTER: Kunt u de vraag even herhalen, mevrouw Hoogtanders? [….] Ik
zal er rekening mee houden.
(Het lid HOOGTANDERS: Of u daar dan ook advies over heeft gekregen
van de arts die verantwoordelijk is binnen de GGD voor de bijzondere
infectieziekten?)
Wethouder RIJXMAN: Voorzitter, ik praat met grote regelmaat over de GGD en zij
erkennen en herkennen het probleem. Vandaar dat er ook allerlei concrete acties opgesteld
zijn. Er is überhaupt nog niet met mij gesproken over een uitbraak. Ik denk dat ook de GGD
zorgen heeft over de toekomst en niet over het nu.
(Het lid HOOGTANDERS: Nogmaals, heeft u het advies van de arts
verantwoordelijk voor infectieziekten gekregen?)
Het antwoord is dat dit advies mij formeel niet is gegeven.
De VOORZITTER: U vervolgt uw betoog.
Wethouder RIJXMAN: Ik wil er eerlijkheidshalve bij zeggen dat we ook informele
gesprekken hebben met de GGD, dus daar kan ik later nog over spreken.
Mevrouw Hoogtanders, u vroeg ook aan mij of geld eventueel een probleem was.
Daarvoor kan ik zeggen dat we op dit moment genoeg middelen hebben. Daar zal het niet
aan liggen. Op dit moment is er genoeg. En we zullen hard, keinard moeten gaan optreden
in allerlei vormen om in ieder geval met het geld wat er nu genoeg is, zo snel mogelijk te
zorgen dat er genoeg vaccinaties zijn.
Dan wil ik doorgaan naar mevrouw Van Pijpen. De vraag, voorzitter, van mevrouw
Van Pijpen was of — als ik het goed heb onthouden — corona, dat dat een van redenen is
en de vaccinatie, dat dat strijdtoneel was van een eventuele vaccinatiezorg die er op dit
moment is. Ik denk u te moeten zeggen, dat- Wacht even. Wilt u een interruptie doen?
De VOORZITTER: Wethouder, ik hou alles scherp in de gaten. U vervolgt uw
betoog.
Wethouder RIJXMAN: Nee, maar ik dacht het even te zien. Ja, nee, ik snap
het. Ik ben heel beleefd opgevoed, hè.
Mevrouw Van Pijpen, voor mevrouw Van Pijpen, voorzitter, kan ik zeggen dat dat
verband er niet direct is. We zien wel dat bij corona de zorg is gekomen, maar vaccinatie —
en uiteindelijk is corona ook een vaccinatie — zijn onderdeel daarvan. Daar blijft de opkomst
slecht en het is niet goed genoeg. En dat hebben bij corona in de laatste periode ook gezien.
Dus om het direct aan elkaar te koppelen op deze manier: niet. Maar ik zou wel zeggen dat
we rondom vaccinaties allerlei verbanden zien en zien dat het niet alleen maar gaat over
corona.
(Het lid VAN PIJPEN: Ja, voorzitter, ik wil even mijn vraag herhalen. Mijn
vraag was of het voor de hand liggende vermoeden dat desinformatie, die
is gebruikt, coronavaccins die als politiek strijdtoneel zijn gebruikt, of dat
ook een van de oorzaken is waardoor de huidige vaccinatiegraden lager
blijven. En of dat ook meegenomen kan worden in het onderzoek.)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Voorzitter, mevrouw Van Pijpen wil ik danken voor de herhaling van de
vraag. Desinformatie is overal en zeker ook als het gaat om vaccinatie. Vanzelfsprekend
willen we dit meenemen in het onderzoek.
Ik heb het gevoel dat ik alle vragen heb beantwoord. Dus daarmee zou mijn betoog klaar
moeten zijn.
De VOORZITTER: De heer Van Schijndel is het daar nog niet mee eens, zie ik.
(Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u, voorzitter. Ja, toch wel heel zorgelijk
in de beantwoording door de wethouder dat- Er komt op een gegeven
moment een uitbraak van mazelen, bijvoorbeeld in scholen of
kinderdagverblijven. Dan is er vast en zeker een — hoe zeg je dat
tegenwoordig — protocol of een soort rampenplan van wat er gebeuren
moet. Dus scholen in de buurt moeten misschien sluiten of je moet- De
vaccinatiebereidheid stijgt enorm. Kan je dan alsnog die prikken gaan
geven. Daar moet over nagedacht zijn binnen de GGD. Dus daar zou ik
eigenlijk een brief over willen. Dank u wel.)
Voorzitter, ik kan die brief toezeggen. En het lijkt me ook het beste dat ik dan met
de GGD daarover in overleg ga.
(Het lid RUNDERKAMP: Dank, voorzitter. Dan het verzoek om in deze
zojuist toegezegde brief door de wethouder ook mee te nemen de vraag,
die is gesteld eigenlijk door mevrouw Hoogtanders, om in overleg met de
GGD te kijken in de toekomst of het echt zo is, wat nu het risico is op een
uitbraak van een ziekte waarvoor wordt gevaccineerd bij zuigelingen; dat
het risico duidelijk is.)
Wethouder RIJXMAN: Voorzitter, ik wil dit vanzelfsprekend meenemen in een brief.
Ik heb echter wel ook geantwoord dat op dit moment er geen reden voor zorg is, doordat er
in het verleden gevaccineerd is en dat het in de toekomst misschien wel een zorg kan zijn.
Maar vanzelfsprekend wil ik dit verder in de brief toelichten.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. U was aan het einde gekomen van uw
betoog? Dank u wel. Dan kijk ik even rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is
niet- Dat is toch wel het geval. Mevrouw Hoogtanders en mevrouw Van Pijpen ook.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Hoogtanders.
Het lid HOOGTANDERS: Heel kort. Ik vind de antwoorden niet geruststellend.
Graag verzoek aan de wethouder om in de brief op alle punten terug te komen. En ik zal
mijn punten ook schriftelijk aan de wethouder overhandigen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Pijpen.
Het lid VAN PIJPEN: Ja, dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij mevrouw
Hoogtanders. En ik zou graag toch ook nog van de wethouder willen horen ook dat de
ondermijning van het coronavaccin onwetenschappelijk is en dat we daar ook volledig
afstand van nemen, of dat het college daar volledig afstand van neemt. Want ik hoorde net
in de raad daar toch hier een aantal dingen over zeggen. Wij nemen daar in ieder geval
volledig afstand van. En ik hoop graag dat de wethouder dat ook doet.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Rijxman.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Wethouder RIJXMAN: Voorzitter, kort en krachtig. Ik kan de brief toezeggen. En
misschien even voor de duidelijkheid naar mevrouw Van Pijpen: ik ben het volledig met
mevrouw Van Pijpen eens.
De VOORZITTER: Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit
agendapunt. Er zijn ook geen moties bij ingediend. Dus dan sluit ik dit agendapunt en gaan
we door naar het volgende agendapunt.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
De discussie wordt gesloten.
ICT en Digitale Stad
22.
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de tussenrapportage van 2021 van
de Agenda Digitale Stad VN2022-029719
De VOORZITTER: Dat is het kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de
tussenrapportage van 2021 van de Agenda Digitale Stad. Bij dit agendapunt is één motie,
op dit moment althans, ingediend.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van de leden IJmker, Aslami, Garmy en Belkasmi inzake meer aandacht voor
digitale vaardigheden, nr. 335.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Te onderzoeken welke ondersteuning de gemeente kan bieden voor het
broodnodige werk van Cybersoek in Amsterdam.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: De leden die het woord hebben gevraagd zijn IJmker, Belkasmi,
Van Schijndel en Broersen. Ik zie mevrouw IJmker al aanstalten maken.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid IJmker.
Het lid IJMKER: Ja, dank u wel, voorzitter. Voor ons ligt de voortgangsrapportage
van de Agenda Digitale Stad. Dat gaat over heel veel, van het algoritmeregister,
dienstverlening, digitale rechten, privacy; en hij loopt ook af dit jaar. Dus we hebben in de
commissie besproken dat we nu graag ook met de nieuwe wethouder Digitalisering in
gesprek gaan over die nieuwe agenda. De wethouder heeft ook toegezegd dat ze met een
brief zou komen met een paar hoofdlijnen, zodat we er als commissie echt over mee kunnen
denken, want wij hebben uiteraard heel veel ideeën. Ik weersta de verleiding om daar nu
tien moties over in te dienen, maar we hebben er één. Want in de commissie kwam er wel
één onderwerp aan bod waar gewoon heel breed gedragen in deze raad steun voor is of
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
aandacht voor is. Dat is het belang van digitale vaardigheden. Door corona is dat natuurlijk
nog meer op de agenda gekomen. Dat we zagen dat mensen er moeite mee hadden. Maar
eigenlijk was het daarvoor al een probleem en dat is nog steeds zo. In Amsterdam naar
schatting zijn zo'n tweehonderdduizend mensen die moeite hebben met de digitale wereld.
En als alles nog sneller digitaliseert, vinden wij dat daar in ieder geval aandacht moet komen
in die nieuwe agenda, dat dat echt een van de prioriteiten moet zijn. Want ook in het
coalitieakkoord, we gaan verder met die agenda. We hebben wel minder geld. Dus het is
belangrijk dat we ook als raad in gesprek blijven: wat is dan die prioriteit en hoe kunnen we
eigenlijk meer bereiken met minder? Dat is in ieder geval mijn inzet. Dus daarmee nu één
motie waarin we vragen om in ieder geval te onderzoeken hoe we de organisatie Cybersoek
meer steun kunnen geven, omdat zij echt een unieke rol spelen in het ondersteunen van
kwetsbare Amsterdammers als het gaat over digitale vaardigheden, zodat alle
Amsterdammers mee kunnen blijven doen in de stad.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Belkasmi.
Het lid BELKASMI: Dank, voorzitter. We moeten voorkomen dat gegevens van
Amsterdammers zomaar op straat komen en ik vind het dan ook wel mooi om te zien,
allereerst, de motie van het lid IJmker over Cybersoek. Die ondersteunen we als PvdA van
harte.
Maar ik wil eigenlijk nog een ander punt aanstippen, namelijk over de gegevens en
de gegevens die mogelijk op straat kunnen belanden, want we zien dat er jaarlijks miljoenen
mensen het slachtoffer worden van cybercriminaliteit. Het aantal blijft ieder jaar groeien. En
daarom heeft de gemeente ook een verantwoordelijkheid om eigenlijk de gegevens, of
althans de kwetsbaarheden in die systemen, te lokaliseren. En ik vind het dan mooi dat de
gemeente Amsterdam zich daar ook echt heel erg op inzet, dat ook probeert te versterken.
Ik had ook tijdens de commissie eigenlijk een onderwerp ter sprake gebracht op het gebied
van ethisch hacken. En de wethouder ondersteunt dat ook van harte. Dat is ook heel erg
mooi. Ik wil de wethouder dan ook eigenlijk om een heel simpele toezegging vragen,
namelijk of ze- Ze sprak over een- Er is een loket ethisch hacken. Als dat loket ethisch
hacken, in dit geval, jaarlijks wil rapporteren richting de raad en ons daarover wil blijven
informeren. En of ze kan aangeven wanneer dat loket ook daadwerkelijk wordt gelanceerd.
Tot zover. Ja, dat was hem.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Belkasmi. Dan heb ik nog op mijn lijst staan:
de heer Van Schijndel, die niet aanwezig is.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Garmy.
Het lid GARMY: Dank, voorzitter. Ja, we zijn heel blij, ten eerste met alle stappen
die zijn gezet in de Agenda Digitale Stad. We zijn ook trots dat we als Amsterdam ook
voorloper zijn, zeker in Europa. En we zijn ook heel tevreden met de toezegging van de
wethouder, dat we als commissie in gesprek kunnen gaan over de nieuwe Agenda Digitale
Stad. En ook heel blij met de motie van het lid IJmker om digitale vaardigheden meer
aandacht te geven. Dat is nu hard nodig, zeker in het licht van meer cyberoplichting en ook
aangezien diensten van de gemeente steeds meer online gaan, is dat ook hartstikke
belangrijk.
Wel heb ik daar een vraag over. In de tussenrapportage wordt eigenlijk gezegd bij
digitale zelfredzaamheid, staat er, en ik citeer: “meer aandacht, structurele inzet en
financiering is er nodig”. Mijn vraag is: hoe gaan we dat dan doen? Zeker in het licht dat er
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
in het nieuwe coalitieakkoord eigenlijk staat dat we er minder in gaan investeren. Waar ligt
precies de focus op? En hebben we ook een idee van die tweehonderdduizend
Amsterdammers die niet altijd goed mee kunnen in een digitale wereld, welke daar de
meeste behoefte aan hebben? Dank je wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Garmy. Wil de heer Van Schijndel het
woord voeren? Nee? Andere leden in de eerste termijn? Ook niet het geval. Dan gaan we
naar wethouder Rijxman voor de beantwoording in eerste termijn.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Rijxman.
Wethouder RIJXMAN: Voorzitter, we hebben enorm al besproken in de agenda van
de digitale stad. En toen hebben we onderwerpen besproken, zoals digitale vaardigheden,
Public Tech, sensorenregisters, nieuwe wetgeving die er aankomt, discriminerende
algoritmes. Dus daar kom ik zeker op terug. En het proces richting de nieuwe agenda.
Ik ben zeer blij dat het college heeft besloten om in het akkoord, dat ze hebben
gesloten, de Agenda Digitale Stad voort te zetten. En daar ben ik als wethouder erg blij
mee. Ik ga ook samen met de raad, en zoals toegezegd in de commissie, werken aan een
agenda 2.0. Want ik zie ook dat er een aantal raadsleden enorme interesse hebben en
kennis hebben die ik graag zou willen gebruiken. En misschien even, want daar zou ik nog
een uitspraak doen: ik verwacht begin 2023 met de hoofdlijnen te komen en dan ga ik door.
Ik ga nu de vragen beantwoorden, kriskras door elkaar. Het raadslid Belkasmi vroeg
mij wanneer het loket ethisch hacken opent, waar we overigens al mee bezig zijn. En ik kan
aangeven dat dat uiterlijk einde van dit jaar opent. Ik weet niet zeker, hoor, want dat vraagt
u nu snel, of het lid Belkasmi ook heeft gevraagd of we jaarlijks kunnen rapporteren, maar
misschien, zeg ik daar dan voor de zekerheid bij, voorzitter, dat we dat graag willen doen.
Ik denk dat dat belangrijk is.
Dan ga ik toch even door met mijn betoog. Nee, ik ga nog even eerst de vraag van
meneer Garmy beantwoorden. Ik denk dat dat goed is. De heer Garmy stelde mij een vraag
over de gelden, de ongelijkheid in de stad, de tussenrapportage die vaag beschreven was.
En dus wil ik even de vragen punt voor punt afwerken. Ik zou zeggen, digitale ongelijkheid
komt bovenal bij andere ongelijkheid: armoede, slechte gezondheid en laaggeletterdheid.
En er is een grote groep — de heer Garmy heeft het net gezegd — die misloopt en dan praten
we over achttien procent laaggeletterden, 26 procent laaggeletterden, dertien procent van
de inwoners met een licht verstandelijke beperking en 21 procent van de mensen, die leven
in armoede. Tegelijkertijd vroeg meneer Garmy mij naar de acties die we gaan doen. Het is
goed te zeggen dat het ingewikkeld is. Digitale ongelijkheid is simpelweg niet zomaar op te
lossen, want dat is een groter probleem, een complex en structureel probleem. En dat
vraagt niet alleen maar om vaardigheden, maar om verschillende interventies. Ik wil graag
meneer Garmy meenemen in een aantal interventies die we gaan doen in de nog de vormen
agenda — daarom ben ik ook begonnen ermee — over de digitale stad. Ik denk bijvoorbeeld
aan het structureel ondersteunen van maatschappelijke organisaties die digitale
ongelijkheid tegengaan, acties die zorgen voor meer aandacht en maatschappelijk
bewustwording over dit thema en samenwerken met andere domeinen, zoals
armoedebestrijding.
Ik vervolg nog even mijn betoog. Ik wilde in mijn betoog zeggen: digitalisering is
een belangrijk punt, voorzitter. Het gaat snel, het heeft heel veel voordelen, maar het heeft
ook grote risico's waar wij mee te maken hebben. En ik wil me nu wel even focussen op de
digitale vaardigheden, maar ik wil in ieder geval niet onbenoemd laten dat we ook, ja,
uitdagingen daarin hebben. De voordelen zijn mooi, want we kunnen mensen helpen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
Cybersoek is net genoemd door mevrouw IJmker. Dat is één bedrijf. En de OBA doet ook
dit soort dingen om mensen te helpen. Daarom vind ik ook zo fijn om op dit onderwerp de
raad aan mijn zijde te vinden. En, u kunt het al raden, ik ga de motie van mevrouw IJmker
cum suis- Op positief advies kan rekenen en ik kijk uit naar samenwerking.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Is er behoefte aan een tweede termijn?
Dat is niet het geval. Dan kunnen het agendapunt afsluiten.
De discussie wordt gesloten.
Grondzaken
22a.
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake de voorgenomen planning voor
de verdere verbetering van het erfpachtstelsel VN2022-031485
De VOORZITTER: En gaan we door naar het volgende agendapunt. Dat is
agendapunt- Heel goed, wethouder. Ik zie wethouder van Dantzig inderdaad binnenkomen.
Agendapunt 22a, het kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake de voorgenomen
planning voor de verdere verbetering van het erfpachtstelsel. Bij dit agendapunt is één motie
ingediend.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van de leden Von Gerhardt, Boomsma, Nanninga, Broersen en Koyuncu
inzake maximalisatie erfpachtcanon 2023, nr. 313.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- De aanpassingscoëfficiënten voor erfpachtcanons voor het kalenderjaar 2023
vast te zetten op 1,030 (AB2000) en 1,040 (AB2016).
- De vastgeklikte canon onder AB2016 ook te zetten op 1,040.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER: Bij dit agendapunt hebben in ieder geval zich aangemeld de
heer Boomsma en de heer Von Gerhardt. Zijn er nog andere leden die het woord willen
voeren op dit agendapunt? Mevrouw Broersen. En er is nog een tweede motie, hoor ik. Van
Schijndel. Nou, komen we zo op. Als eerste, ik heb op mijn lijst staan, meneer Boomsma.
Als de heer Boomsma de heer Von Gerhardt de ruimte geeft, dan bij deze de heer Von
Gerhardt.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Von Gerhardt.
Het lid VON GERHARDT: Voorzitter, een uitgestoken hand is makkelijk op
makkelijke tijden, maar op het moment dat het moeilijk is dan pas ontdek je wie je echte
vrienden zijn. En voorzitter, op dit moment is het een moeilijke tijd in Amsterdam. De inflatie
is hoog en raakt iedereen op elk gebied van het leven. Voorzitter, het Rijk neemt daarom
maatregelen. Het Rijk heeft laten zien een vriend te zijn voor de Amsterdammers in deze
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
stad, maar helaas kan ik nog niet concluderen dat ook dit college een vriend wil zijn van de
Amsterdammers. Want niet alleen verhoogt het college de OZB, ook willen ze er niet aan
om de erfpachtcanonindexatie te maximaliseren. En dit kan betekenen, voorzitter, dat de
komende jaren erfpacht dus honderd tot 450 euro extra moeten gaan betalen voor hun
erfpacht. Nu zei dit college: dat is toch niet zoveel geld? Maar, voorzitter, erfpachters
hebben niet zoveel geld, want erfpachters wonen over het algemeen niet, zoals vele
mensen hier denken in het centrum — dat is namelijk allemaal eigen grond — maar
erfpachters wonen over het algemeen in Nieuw West, in Noord, in Zuidoost, hebben ooit
een bescheiden huis gekocht en hebben hun erfpacht niet af kunnen kopen en betalen.
Daarom een jaarlijkse canon. Voor sommige mensen is het inderdaad zo dat ze daardoor
enkel een fles rode wijn minder kunnen kopen per maand, maar voor een heleboel mensen
kan het zomaar eens betekenen dat ze aan het einde van de maand niet rondkomen. En
daar moeten we iets aan doen. We kunnen er ook iets aan doen, want in onze begroting
hebben we opgenomen dat de erfpachtindexatie maar met twee procent gaat. Dus we
kunnen een gratis cadeautje geven aan de erfpachters. En we kunnen ervoor zorgen dat
zij aan het einde van de maand volgend jaar nog steeds rondkomen. En daarom dien ik ook
een motie in, samen met het CDA, JA21, Volt, DENK, Lijst Kabamba om eenmalig de
indexatie op vier procent te zetten, zodat we ervoor zorgen dat komend jaar ook deze
erfpachters nog rondkomen.
Voorzitter, ik kijk specifiek naar de coalitiepartijen en dan voornamelijk naar de Partij
van de Arbeid, want als grootste partij in deze stad, die constant maar spreekt over het feit
dat we onze Amsterdammers moeten helpen, verwacht ik ook dat julie je
verantwoordelijkheid nemen en zeggen: wij stemmen voor deze motie; Wij zorgen ervoor
dat Amsterdammers, die zich echt zorgen maken — want ik heb hier vele mailtjes over
gekregen — ook volgend jaar nog hun boodschappen kunnen betalen. En om de Partij van
de Arbeid te helpen zal ik nog een paar argumenten aan ze geven, want ik denk dat ze die
nodig hebben. Want ik ben een optimist. Ik ben een liberaal. En ik zie de toekomst
rooskleurig in. Dus ik verwacht ook dat de Partij van de Arbeid straks denkt: wat een
ontzettend goed idee, wij stemmen mee en wij helpen deze erfpachters.
Nogmaals, het kan namelijk gewoon, want in de begroting is rekening gehouden
met twee procent. Dus als we het op vier procent zetten, hebben we alsnog één miljoen
extra inkomsten volgend jaar. Knoop dit in uw oren. En wat daarnaast ook belangrijk is, er
wordt altijd gezegd: het kan afgetrokken worden. Maar dat is niet voor iedereen zo, want
mensen met een AOW of mensen die geen inkomen hebben, hebben niks om af te trekken.
Dus hoezo kan je het aftrekken? Juist die mensen worden zo hard geraakt. En daarnaast,
zoals ik in het begin van mijn betoog al zei, het zijn niet de rijke mensen die erfpachtcanon
betalen jaarlijks, want die hebben hun huis al afgekocht. Het zijn juist de mensen die het
niet konden betalen, die hiermee te maken hebben. En daarbij nu als gemeente jaarlijks
maar tegen ze zeggen ‘je moet maar meer betalen, je moet maar meer betalen’, terwijl zij
in hun uitgavenboekje rekening hielden met een bepaald bedrag. Dus Partij van de Arbeid,
bezin u, help deze Amsterdammers en laat uw ware sociale aard zien door voor deze motie
te stemmen. Dank u wel.
(Het lid NANNINGA: Ja, in verband met gebrek aan spreektijd een
ondersteunende interruptie. Ik ondersteun het volledige betoog van de heer
Von Gerhardt. Is hij dat met mij eens? Om er maar een vraag aan te breien.)
Nou, ik wil mevrouw Nanninga ontzettend bedanken voor deze steunende
interruptie en ik ben het absoluut met u eens dat we hier echt iets aan moeten doen. En ik
verwacht ook dat deze gehele raad voor gaat stemmen met het sociale hart dat we hier in
deze raad zeggen te hebben.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Boomsma.
Het lid BOOMSMA: Ja, dank, voorzitter. Ja, we hebben in deze stad torenhoge
woonlasten. Dus wat je dan als gemeente zeker niet moet doen, is die woonlasten nog
verder verhogen met de erfpacht. Ik dank de heer Von Gerhardt voor zijn steun. Ik ben heel
blij dat ik met hem zo'n ontzettend enthousiaste medestrijder in de erfpachtzaken heb
gevonden. Nou, ik heb dus een initiatiefvoorstel ingediend om een cap te zetten van vier
procent op de indexering met inflatie voor erfpacht. Dat is nu gegoten in deze motie. Ik denk
dat dat om allerlei redenen, die de heer Von Gerhardt al heeft genoemd, een buitengewoon
verstandig besluit zou zijn. Het is ook passend en evenwichtig, omdat er ook een
ondergrens aan zit van nul waardoor de gemeente al beschermd is tegen deflatie. Dus dit
verhelpt eigenlijk een onevenwichtigheid. En ik denk dat we dat zeker nu moeten doen in
deze tijden van hoge inflatie. Heel veel van die inflatie, dat zijn ook energielasten. En die
betalen huiseigenaren toch al. En Ik ben er ook van overtuigd dat alle partijen met een
sociaal hart, en met name kijk ik dan ook naar de PvdA, dit zullen steunen.
Daarnaast heeft die hoge inflatie veel impact, ook op alle erfpachtkeuzes: op de
canon, maar ook op de afkoop, om de mogelijkheid om daartoe te besluiten. Nou, het is
cruciaal om mensen daar goed over te informeren, want zoals steeds blijkt uit alle
onderzoeken, dat heel veel mensen dit complexe systeem gewoon niet volledig kunnen
overzien en niet allemaal kunnen doorgronden. Daarom ook een motie met een aantal
collega's om erfpachters hierover een brief te sturen, om ze hierover te informeren.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Boomsma. Daarmee is uw spreektijd ook
op voor de rest van de vergadering.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van de leden Boomsma, Von Gerhardt, Nanninga, Broersen en Koyuncu
inzake erfpacht (Informatiebrief aan erfpachters over de effecten van (hoge) inflatie), nr.
359.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ Alle erfpachters die met canonindexering te maken krijgen, tijdig te informeren
over de canonindexering per 1-1-2023 en wat de gevolgen daarvan zijn voor
hun afkoopsommen en erfpachtkeuzes na 1 januari 2023, en hen hierover
persoonlijk te informeren.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Broersen.
Het lid BROERSEN: Ja, dank, voorzitter. En communicatie vanuit de gemeente
naar de Amsterdammer is voor ons belangrijk. Daarom zijn we ook scherp op erfpacht,
waarbij de pachter als eigenaar van de opstal en de gemeente als eigenaar van de grond
voor de wet gelijkwaardige partijen zijn, is het echter veel te complex, onvrij en verstrekkend
voor een Amsterdammer om een afgewogen keuze te maken tegenover een
ambtenarenapparaat waar je letterlijk u tegen zegt. Hoewel we graag zouden zien dat de
gemeente beter ondersteunt bij het maken van keuzes omtrent erfpacht is deze motie, die
we op initiatief van het CDA hebben ingediend, een goede eerste stap. Het persoonlijk en
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
tijdig informeren van alle erfpachters over een canonindexering per 1 januari 2023 en wat
de gevolgen daarvan zijn voor hun afkoopsommen en erfpachtkeuzes lijkt me wel zo eerlijk
en daarom hoop ik op jullie steun. Dank je wel.
De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Broersen. Andere sprekers voor dit
agendapunt? Ja, ik zie Van Schijndel niet op de lijst staan, maar gaat uw gang. Als u het
woord wilt voeren, kan u het gewoon bij het gewoon bij het spreekgestoelte doen. Tenzij u
een punt van orde wilt maken. We gaan het meemaken.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Schijndel.
Het lid VAN SCHIJNDEL: Ik denk dat de vorige twee sprekers kunnen worden
geacht ook namens Forum voor Democratie te hebben gesproken. Dank u wel.
De VOORZITTER: Dat is niet helemaal een ordepunt, maar we zullen dit toch maar
meenemen voor de handeling.
Anders sprekers nog op dit agendapunt in eerste termijn? Is niet het geval.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Dantzig.
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, voorzitter, bedankt. En ik krijg de aansporing het
kort te houden, omdat het college blijkbaar weer gierend door de spreektijd is, waar ik dan
maar even de excuses voor zal aanbieden namens het college. Maar ik denk dat ik u toch
nog even van een antwoord zal moeten voorzien.
Eens kijken. We hebben deze discussie natuurlijk eerder met elkaar al gevoerd in
de commissie en toen toegezegd allerhande initiatieven van de gemeenteraad op tijd te
beantwoorden, zodat u in ieder geval, voordat we de brieven voor de indexering de deur
uitdoen, alle informatie heeft u nodig heeft. Ik wil zelf hier gebruik maken van een
compliment aan de ambtelijke organisatie, die het natuurlijk met alle overstappen al
bijzonder druk is, dat dat gelukt is. Kijk, want de VVD zei wat over de uitgestoken hand en
dan weet ik niet zeker of het aan het college gericht was of aan de raadspartijen, maar
uitgestoken hand van het college om u alle informatie te geven, zodat u een afweging kan
maken, die is hier toch per definitie aan u gegeven. Maar waar ik een beetje mee worstel —
en dan kijk ik ook in de richting van de VVD — dat u wel een aantal dingen zei die in mijn
beleving geen hout snijden. Kijk, u heeft het bijvoorbeeld in uw tegenbegroting over dat
deze indexatie maar één miljoen incidenteel zou kosten, maar dat is niet precies hoe de
gemeentebegroting in de systematiek werkt.
De VOORZITTER: Ik zie meneer Von Gerhardt heel driftig gebaren. Hij heeft
overigens nog 45 seconden. Gaat-
Wethouder VAN DANTZIG: Misschien dat ik het dan eerst mag toelichten voor u-
De VOORZITTER: De heer Von Gerhardt geeft aan dat hij u graag een vraag wil
stellen. Gaat uw gang, meneer Von Gerhardt.
(Het lid VON GERHARDT: Klopt het, wethouder, dat op dit moment in de
begroting rekening wordt gehouden met twee procent indexatie?)
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, voorzitter, want wij gebruiken een vaste maatstaf,
omdat de inflatie de neiging had langjarig rond de ECB-richtinflatie te zijn, maar ik denk dat
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
iedereen die weleens naar buiten kijkt of de krant leest, weet dat het ondertussen al tegen
de zeventien procent is opgelopen. Dat nemen wij niet mee in de begroting. Maar ik denk
dat u er wel voetstoots vanuit kan gaan dat de kostenkant van de begroting enorm
omhooggaat, want dingen worden duurder. Dat betekent dat als je nu niet tot indexatie zou
overgaan je aan de inkomstenkant de structurele lijn wat verlaagt, terwijl je aan de
uitgavenkant ziet dat de structurele lijn omhooggaat. Daarmee is één keer een indexatie
afslag nemen direct iets wat een structureel tekort in de begroting geeft langjarig. En dat
structurele tekort — en dat is misschien, hecht ik aan dat nog even af te maken — hebben
we voor u even over de duim nagerekend. U weet dat er ongeveer zeven verschillende
soorten erfpachtcontracten zijn. Dus ik heb voor u even voor AB 2000 en voor AB 2016
nagerekend wat ongeveer dan de structurele dekking is die benodigd is. Dat is vier miljoen
voor AB 2000 en één miljoen voor AB 2016. Nou, mocht u hier echt nog een gedekte motie
op willen indienen vandaag, dan moet u ongeveer dat bedrag in de begroting vinden.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Leidt dat nog tot een vervolgvraag van
de heer Von Gerhardt? Zo meteen heb ik het idee. Gaat u verder met uw betoog.
Wethouder VAN DANTZIG: Preventief interrupties beantwoorden.
Voorzitter, iets anders wat u zei, is dat dit om gemiddeld enkele honderden euro's
zou gaan. Nou, wij hebben geprobeerd een gemiddelde te nemen. Wat dus wel ingewikkeld
is, want we hebben allemaal verschillende erfpachtcontracten. Dat is denk ik ook wel
waarom die overstapregeling zo goed is, zodat iedereen naar één erfpachtcontract gaat en
we u denk ik ook wat beter kunnen bedienen. Wij denken dat het om zo ongeveer zeven tot
tien euro netto gaat. En ik was zelf altijd wel in de veronderstelling dat AOW'ers ook
belasting betalen. En u zei ‘mensen zonder inkomsten, die zijn sowieso niet gered met een
nettobedrag. Maar ik denk dat als mensen geen inkomsten hebben ze ook zonder indexatie
best wel grote problemen hebben om hun canon te betalen. Dus dat argument kon ik vanuit
het college in ieder geval niet goed volgen.
(Het lid VON GERHARDT: Ja, want in de beantwoording van de
schriftelijke vragen staat 125 tot 450 euro gemiddeld per jaar. Na aftrek van
de belastingvoordelen kan dat zijn tachtig tot driehonderd euro per jaar.
Klopt dit?)
Ja, voorzitter, maar die bandbreedte is dus precies waar het ingewikkeld is. Ik heb
op basis van uw motie nog eens een keer proberen na te kijken waar de gemiddelden in
zitten. Ik had het over ‘per maand’, hê? U zei per jaar. Dus dan moet u uw bedrag door
twaalf delen. Nou, die bandbreedte klopt, ja.
(Het lid VON GERHARDT: Is de wethouder het met mij eens dat
driehonderd euro per jaar extra moeten betalen, al op de stijgende kosten
die alle Amsterdammers hebben, ervoor kan zorgen dat Amsterdammers
in betalingsproblemen komen?)
Ja, voorzitter, dit zijn twee verschillende vragen. Zoals ik eerder u weleens gezegd
heb, dat je bij elke verhoging van wat je moet betalen er niet vanuit moet gaan dat mensen
dat maar op hun nachtkastje hebben liggen. Dat is gewoon denk ik feitelijk niet waar. Maar
wat wij volgens mij pogen, is een brede afweging te maken als college op waar wij onze
maatregelen op richten ook echt gericht bij die mensen komen die in betalingsproblemen
zitten. Dat is denk ik heel doelmatig. Dat is overigens iets wat het Rijk ook doet, hê? Ik
bedoel, het Rijk heeft een duizelingwekkend koopkrachtpakket op tafel gelegd, maar is echt
wel op zoek gegaan naar waar je de koopkracht het beste kan richten. Het ingewikkelde is
dat de gemeente überhaupt geen inkomenspolitiek mag voeren en ook niet dit soort
koopkrachtplaatjes kan laten zien. Maar bijvoorbeeld de AOW is met tien procent gestegen,
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
er is een enorme lastenverlichting gekomen, waardoor die koopkrachtcompensatie juist
vanuit het Rijk gekomen is. Het zou dan denk ik ook raar zijn om generiek — en dan generiek
voor canon betalende huizenbezitters, want we doen voor de mensen die het hebben
afgekocht niks, maar wel voor de canon betalende huizenbezitters — dat nu generiek te
compenseren. Ja, ik zou dat zelf niet de meest doelmatige uitgifte van circa vijf miljoen
structureel vinden. Dus wat dat betreft kom ik dan denk ik ook op uw motie. Ik moet die
ontraden. En niet alleen, omdat de dekking ontbreekt. Daar zouden we natuurlijk nog met
elkaar naar kunnen zoeken. Maar ook omdat het college zich gewoon op het standpunt stelt
dat niet alleen het Rijk al een grote compensatie heeft gedaan, dat wij zelf met een
maatregelenpakket komen waar wij denken dat we binnen de gemeente zo gericht mogelijk
aan de noden helpen. Is het daarmee ooit genoeg? Nou, uw zorg is denk ik de mijne, want
er is nogal wat aan de hand in de buitenwereld. Maar uiteindelijk proberen we het zo gericht
mogelijk te doen. Kijk, en u noemt steeds het hoogste van de bandbreedte. Ik probeer iets
van een gemiddelde te nemen. Maar dat is in al die erfpachtcontracten bijzonder
ingewikkeld. Daarom hebben wij met de belastingdienst ook langjarig afgesproken dat als
je nou acuut in betalingsproblemen komt, wat er aan mogelijkheid is. Ik heb even voor u
opgezocht. Dat is in de afgelopen tijd pas één keer gebeurd. Het is nou niet zo dat dat echt
schering en inslag is, maar dan treffen wij een betalingsregeling. Wij zijn daar echt wel- Wij
denken daarin mee met mensen, want zo is de gemeente Amsterdam. Ik weet niet zeker-
De VOORZITTER: Ja, ik zie de heer Von Gerhardt staan, maar ik heb hem drie
interrupties toegestaan en hij heeft nog tijd, dus ik zou hem eigenlijk willen voorstellen om
een tweede termijn zo meteen te doen. Want drie interrupties kan niet. Misschien aan het
einde nog als er een nieuw punt is. Maar de wethouder kan eerst zijn betoog afmaken.
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, voorzitter, dan het CDA. Ik zie de motie van het
CDA enorm als ondersteuning van beleid. Ik heb u eerder in de commissie al toegezegd
dat ik het belangrijk vind dat mensen in ieder geval op basis van de juiste informatie een
afweging kunnen maken, kunnen kiezen of ze misschien tot afkoop willen overgaan, omdat
ze dit allemaal meewegen. Dus ik vind dit een warme aanbeveling voor iets wat het college
ook al van plan was, maar nog veel beter als u het voorstelt, want dan komt het in ieder
geval van beide kanten.
En dan, voorzitter, de bijdrage van Volt sloot natuurlijk aan bij de vragen voorgaand,
maar er is wel een ding wat mij van het hart moet. Want u doet toch net alsof wij als
gemeente Amsterdam mensen knechten in een soort erfpachtsysteem, maar ik wil u wel-
En u heeft een tamelijk internationale blik en waarschijnlijk ook wel in andere steden van
Nederland. Het is niet zo dat daar de grond gratis wordt weggegeven. Daar moet je hem
gewoon afrekenen als je een huis koopt. Ja, dat kan allerhande
financierbaarheidsproblemen leveren. Wij hebben een systeem, waarbij we mensen een
canon laten betalen. En dat canon mag je ook nog eens aftrekken van de belasting. Maar
laten we niet net doen dat als wij in Amsterdam onze grond — en grond is gewoon geld
waard — in rekening brengen bij de mensen die een huis bezitten, dat dat meteen betekent
dat je in een bepaald stelsel gevangen zit. Onderdeel van het bezit van een huis hebben,
is dat je ook een bepaalde verantwoordelijkheid hebt voor de grond waar het huis op staat.
(Het lid BROERSEN: Dank, voorzitter. En dan heeft de wethouder mij denk
ik niet zo goed begrepen, want dat is ook zeker niet wat ik zei. Wat ik wel
zei, is dat ik het erfpachtsysteem ontransparant vind en dat de
communicatie beter kan en dat een Amsterdammer daar best wel alleen in
staat tegenover een ambtenarenapparaat van duizenden ambtenaren. Dat
is wat ik zei.)
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Voorzitter, dan daag ik de fractie van Volt uit te benoemen waar dat precies in zit,
want dan kunnen we het oplossen.
(Het lid BROERSEN: Waar wat precies in zit?)
De VOORZITTER: Ik denk de miscommunicatie.
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, sorry, voorzitter, u neemt een stevige boude stelling
dat Amsterdammers in hun eentje tegenover een gigantisch ambtenarenapparaat staan,
omdat dat niet transparant is. Kijk, als u goede aanleidingen hebt waar wij dat verkeerd
doen, dan gaan we dat proberen op te lossen, want de gemeente Amsterdam wil
transparant zijn, service gericht, we zijn bezig onze systemen aan te passen, we werken
aan meer transparantie. Maar als u goede suggesties heeft, graag. Graag. U bent ook
Amsterdammer. Daar leren we van. Maar gewoon in algemene zin zeggen dat mensen er
geen jota van begrijpen en dat dat komt omdat we heel veel ambtenaren hebben, daar
neem ik echt aanstoot aan.
(Het lid BROERSEN: Nou, ik neem onze insprekers tijdens Ruimtelijke
Ordening erg serieus. Ik vind de emoties bij het inspreken, de toon, neem
ik ook erg serieus. Dus ik begrijp voor hun dat het lastig is, dat het
ontransparant is. En inderdaad, ik wil ze daar graag bij helpen. Dus we
zullen dan met een goed initiatief komen. Dank je wel.)
Ja, voorzitter, heel graag. Ik neem elke zorg serieus. Daarom zijn we ook constant
bezig met een verbetering. Kijk, het feit dat- Mijn visie op politiek is deze. We luisteren naar
inspraak. We luisteren naar mensen die wat vinden. En wij leggen hier als stadsbestuur
daar een soort filter overheen van hoe we onze processen kunnen verbeteren. Dus laten
we, nou ja, ook pogen- Dat is ook mijn oproep aan de raad. Ik ben de laatste die wil dat we
geen stappen zetten in het verbeteren van de erfpacht, maar kom dan ook met concrete
voorbeelden, want dan kunnen we kijken of we dat echt kunnen doen en of dat echt iets
levert. Wat dat betreft is dit een goede discussie. Er ligt in ieder geval een concreet voorstel
op tafel, waar ik mij dan vanuit het college toe kan verhouden. Waarbij ik telkenmale wil
benoemen: de raad is de baas hierover.
(Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u, voorzitter. Luister, dus concrete
suggesties zijn er dus voortbouwend op het oude voortdurende stelsel.
Daarin zat rechtsbescherming. Je kon dus, als het aanbod van de
gemeente niet beviel, naar drie onafhankelijke taxateurs. Dat is eruit
gesloopt in het nieuwe stelsel. En verder dat dus de grondwaardenbepaling
gaat tot 49 procent van de waarde van het onroerend goed. Dat is een heel
hoge grondwaarde. Vroeger waren er individuele grondquotes. Dat was
dertien of achttien procent of twintig procent, maar dat gaat nu veel hoger.
Dat behoort te worden geredresseerd, denk ik. Is de wethouder het
daarmee eens?)
Voorzitter, wat er ingewikkeld is, is dat u al een aantal dingen denk ik met elkaar in
verwarring brengt. Er is niks uit het voortdurende stelsel gesloopt. Elke Amsterdammer —
het is een privaatrechtelijke overeenkomst — heeft het recht om eeuwig in het voortdurende
stelsel te blijven. We hebben als college gepoogd de overstap dermate aantrekkelijk te
maken, omdat wij natuurlijk ook hopen dat dat voortdurende stelsel uitgefaseerd raakt. Het
klopt inderdaad dat er een cap zit, dat er nooit meer dan 49 procent aan de grond wordt
betaald. Maar dat is eigenlijk een afslag die je neemt op de residuele grondwaarde. Dus in
zoverre, ja, of je dat dat te hoog of te laag vindt… Daarvoor werd het op een andere manier
beoordeeld. Maar ik denk dat we allemaal wel zien dat er in de vastgoedmarkt van
Amsterdam de afgelopen twintig jaar ook wel wat gebeurd is. Het idee van dit stelsel is dat
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
die stijging van de onroerend goed prijzen — zeker In het voortdurende stelsel en dus ook
nog een keer bij de overstap naar het eeuwigdurende stelsel — ten goede komen aan de
Amsterdammer, aan de maatschappij, als nou, laten we maar zeggen, maar als grote
verdeler de democratie via de gemeente, bent u overgestapt naar het eeuwigdurende
stelsel. Dan zijn alle toekomstige waardestijgingen voor degene die is overgestapt naar het
eeuwigdurende stelsel.
(Het lid VAN SCHIJNDEL: Ja, dank u. Het gaat natuurlijk om: hoe bereken
je de groei of de toename van de grondwaarden. Die toename, dat werd
vroeger door drie deskundigen dus beoordeeld. De gemeente heeft
gewoon aanspraak op die grondwaarde. Maar nu is er een rekenarij, een
systematiek, opgetuigd waardoor het tot 49 procent doorgroeien kan. En
dan wordt het ook nog eens vermenigvuldigd, als je nog niet bent
overgestapt, met nu WOZ-waarden die enorm gestegen zijn in de
tussentijd. Dus er is veel mis mee. En ja, ik wil het gewoon even gezegd
hebben.)
Nou, ik constateer dat de heer Van Schijndel geen fan is, maar- Kijk, nogmaals, als
u onder de algemene bepalingen zit waar die drie experts kunnen worden ingeschakeld,
dan kan dat nog steeds. Alleen als je overstapt naar het nieuwe stelsel, het eeuwigdurende
stelsel, ja, dan hebben we daarvoor andere algemene bepalingen waar de systematiek
inderdaad zo is dat het gekoppeld is aan de WOZ-waarde, dat daarmee via een BSQ de
grondwaarde wordt berekend, die dus nooit hoger is dan 49 procent. Want het is aan de
Amsterdammer dat tegen elkaar af te wegen. En ik mag hier geen financieel advies geven,
maar ik ben blij dat de heer Boomsma mij altijd aanspoort zoveel mogelijk informatie te
geven, zodat de Amsterdammers zelf een financieel adviseur kunnen inschakelen en zelf
kunnen bepalen wat voor hun het meest voordelig is. Ik durf de stelling wel aan, dat de
afgelopen coalitie en ook deze coalitie in ieder geval gepoogd heeft die overstap zo
aantrekkelijk mogelijk te maken.
De VOORZITTER: Heb ik dan een preadvies gehoord op de motie van de heer
Boomsma?
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, daar was ik heel positief over.
De VOORZITTER: Dank u, wethouder.
Oké. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie in ieder geval de heer Von
Gerhardt. Andere leden nog? Niet het geval.
Meneer Von Gerhardt, aan u het woord en u heeft nog zeventien seconden.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Von Gerhardt.
Het lid VON GERHARDT: Voorzitter, want ik ben toch wel verbaasd over de
berekeningen van de heer Van Dantzig, van de wethouder, want in de begroting 2023 is
opgenomen een canonindexatie van twee procent. Dat is 156 euro. En met vier procent zal
het 157 euro opleveren. Oftewel, een plus van één miljoen op de begroting. En bestem dat
maar voor één jaar. Dus ook de komende jaren zou je gewoon een sterkere groei krijgen
dan wat nu in de begroting is opgenomen of- En dat is inderdaad lager dan de acht procent
die we verwachten, maar die nemen we dus nu niet op in de begroting. Dus oftewel, deze
wethouder gaat al uit van het feit dat deze begroting niet klopt of de wethouder kan ons
gewoon een positief preadvies geven.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Von Gerhardt. Ik geef maar even mee dat
volume en tijd niet per se aan elkaar gekoppeld zijn. De wethouder voor de beantwoording,
maar u doet een manmoedige poging om op te letten en daar wil ik u toch voor prijzen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Dantzig.
Wethouder VAN DANTZIG: Ja, zeker. En een beetje saus om de oren na een debat
is ook niet zo slecht. Dat houdt de spanning erin.
Ja, weet u wat het is, voorzitter. Er lopen denk ik gewoon een paar dingen door
elkaar heen. Dus ik ga u straks denk ik wat meer instrumenteel beantwoorden. Maar eerst
even- Kijk, een begroting, zo’n construct, dat is een aanname over hoe de wereld er volgend
jaar uitziet. Ik durf de stelling wel aan dat de wereld komend jaar nog wel een paar keer op
zijn as zal draaien, als je het nu weet. Wat wij proberen, is die indexatie zo reëel mogelijk
in te prijzen. Maar volgens mij gaat het nu om een indexatiepercentage van 8,6 procent. En
ik meen toch laatst gelezen te hebben dat we ondertussen al bij een inflatiepercentage van
17 procent zijn. Dat betekent dat de komende jaren- En zo'n begroting heeft een structurele
reeks. Maar als je niet indexeert, is dat per definitie een structurele afslag, want je legt de
lijn iets lager. Dus dat blijft voor eeuwig structureel lager. Heb je structureel geld nodig. Dat
is wat is denk ik waar het om gaat. Dus dat betekent niet- Kijk, in uw beleving kijkt u alleen
naar de inkomstenkant. Nou, dat dat zou kunnen, maar we hebben onze inkomsten op twee
procent berekend en die worden nu meer. Maar aan de uitgavenkant gaat het natuurlijk
enorm omhoog. Dus ja, dan moet je ook iets aan die uitgavenkant doen, want wij worden
geacht de begroting sluitend in te leveren. En het volgende is natuurlijk, kijk, u stelt wat
vragen over de bedragen. Kijk, heel veel canons worden pas halverwege het jaar
geïndexeerd. Dus er zit een langzaam ingroeipad in. Daarom heb ik het totale bedrag van
die indexatie, die structureel is, genoemd. Kijk, u zou natuurlijk kunnen besluiten — want zo
stond het volgens mij in uw tegenbegroting — dat u één miljoen aan de erfpachter
teruggeeft — laten we dan maar even — en eenjarige incidentele compensatie voor de
gestegen indexatie doen. Ja, dat zou je dan over alle erfpachtcontracten moeten
omrekenen. Nou, dan komt er misschien iets van een lichter percentage voor terug. Maar
dat is dan wel voor één jaar. Ja, maar-
De VOORZITTER: Meneer Von Gerhardt, niet buiten de microfoon om. Ook de
wethouder niet. Wethouder, u bent aan het woord.
Wethouder VAN DANTZIG: Ik meen iets te horen van ‘de motie is voor één jaar’,
maar zo staat het niet in de motie.
[]
De VOORZITTER: Meneer Von Gerhardt, ik ga over de orde.
Wethouder VAN DANTZIG: Voorzitter, het wordt ingewikkeld debatteren, maar er
staat ‘het niet te indexeren’ en ik bedoel wat anders. U kunt wel een miljoen terugstorten,
maar dat is echt wat anders dan ‘niet indexeren’. Ja, dat wil ik gewoon zeggen. Mooier kan
ik het niet maken. Sorry.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Daarmee zijn we aan het einde
gekomen van ook dit agendapunt.
De discussie wordt gesloten.
24
Afronding commissieactualiteit
24a.
Commissieactualiteit inzake misstanden op kinderboerderijen
De VOORZITTER: Gaan we naar het laatste inhoudelijke agendapunt. Dat
agendapunt 24Â, afronding commissieactualiteit inzake de misstanden op
kinderboerderijen. Hierbij kunnen dus alleen de indieners van de motie kort het woord
krijgen om de motie toe te lichten en het college reageert ook kort. Ik benadruk ‘kort’.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
Motie van het lid Krom inzake aanbevelingen Dierenbescherming uit 2015
opvolgen, nr. 334.22
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Alle aanbevelingen uit het rapport van de Dierenbescherming uit 2015,
waaronder een fokstop en het bijhouden van administratie over alle dieren, op
te nemen in het dierenwelzijnsbeleid ten aanzien van kinderboerderijen en hier
ook bindende subsidievoorwaarden van te maken.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Krom.
Het lid KROM: Voorzitter, er ging in 2021 minimaal 1,3 miljoen euro aan subsidie
naar kinderboerderijen. Toch kiezen we er niet voor om de regie In handen te nemen als
het aankomt op dierenwelzijn, ondanks dat ons al sinds 2015 gevraagd wordt dit te doen.
Sterker, we laten het over aan de kinderboerderijen zelf en hopen er maar het beste van.
Dit, ondanks de misstanden die gerapporteerd worden door klokkenluiders. Het rapport van
de Dierenbescherming uit 2015 is dan ook duidelijk. Ze vragen ons — dus niet de
kinderboerderijen, maar ons — neem nou die regie, stel voorwaarden op het gebied van
registratie van dieren en kies voor een algeheel fokverbod. Voorzitter, ik vraag vandaag,
samen met de VVD, BIJ1 en DENK, middels deze motie om de aanbevelingen over te
nemen en nu eindelijk onze verantwoordelijkheid te nemen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Pels.
Wethouder PELS: Ja, dank u wel, voorzitter. En zoals we gisteren concludeerden,
hebben we volgens mij dezelfde waarden als het gaat om dierenwelzijn. En ik denk ook dat
de intentie van de motie goed is, maar toch wil ik met u even — dus het kost misschien iets
meer tijd, voorzitter; alvast excuses — de constateringen en overwegingen en de opdracht
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
die we krijgen met u doorlopen, want daar staan toch een aantal zaken in die ik ook zou
willen ontkrachten.
Bijvoorbeeld als het gaat om constatering twee, dat aan deze aanbevelingen niet
of nauwelijks gevolg is gegeven door het college. Dat is niet waar. Aan bijna alle
aanbevelingen is door de kinderboerderijen gevolg gegeven. Ik was er zelf bij. Overal is een
gesprek over gevoerd. Ook over de administratie en het fokken. Tien van de
kinderboerderijen fokken überhaupt niet, de anderen enkel met zeldzame rassen of voor
een heel klein eigen bestand. Daarvoor wil ik u gerust de cijfers doen toekomen als we
straks de nieuwe Agenda Dieren gaan bespreken. Maar dat gaat echt om een heel erg klein
aantal, zeker als we kijken naar de andere misstanden in Nederland met betrekking tot grote
groepen dieren. Dan zou ik me toch ergens anders op richten.
Daarnaast staat dat het nog steeds niet goed geregeld is en dat er misstanden zijn
door klokkenluiders. En ik moet zeggen, hier krijg ik een beetje buikpijn van, want natuurlijk
moeten we meteen — dat heb ik ook in de commissie gezegd — meteen achter elk incident
aan om te achterhalen wat hier is gebeurd. Daarom vroeg ik u ook in de commissie: meld
mij alsjeblieft om welke kinderboerderij dit gaat. En daarna is de klokkenluider naar voren
gekomen. Die heeft aangegeven bij welke kinderboerderij dit speelde. Daarop hebben wij
meteen ambtelijk een gigantische verkenning — u weet het, het team is klein — gestart. We
hebben alle beelden bekeken en we hebben gekeken bij welke beelden het gaat over een
kinderboerderij in Amsterdam, hebben navraag gedaan en daardoor weten we dat in het
beeld de beelden te zien zijn van een kip, een geit, een schaap en een vogel op een
Amsterdamse kinderboerderij. Wij hebben dus meteen navraag gedaan. Als we
bijvoorbeeld kijken naar het beeld van de geit — en ik zal het u even schetsen, mocht u het
filmpje niet hebben gezien — dan ziet u een dode geit in een bak liggen. Dat is natuurlijk
vreselijk om te zien. Het is alleen wel de wijze waarop de kinderboerderij wettelijk dient een
dier aan te leveren aan de Rendac destructie. Dat dier was overleden, omdat
buurtbewoners helaas — we zien vaak dat buurtbewoners dat niet weten, wat je wel en niet
mag voeren — een enorme hoeveelheid baklava over het hek hadden gekieperd. En dat dier
is daaraan uiteindelijk overleden. Hetzelfde geldt voor de andere beelden. Daar zijn allerlei
redenen toe. En ik denk, waar we wel voor moeten waken als gemeente — dus dat is raad
en college — dat we niet hebben dat mensen al schuldig worden bevonden via social media
of andere kanalen voordat wij hebben uitgezocht wat er werkelijk heeft gespeeld. De
landelijke inspectiedienst is langs geweest, heeft geen overtredingen geconstateerd. De
dierenarts heeft een verklaring afgegeven dat er juist is gehandeld door de vrijwillige
beheerders. Maar dat de vrijwilliger in kwestie de beelden ook heeft gemaakt, heeft
geprobeerd het leven te verlengen van enkele dieren tegen het advies van de dierenarts in,
omdat hij dat onnodig lijden vond. Dus ik vind dat een heel belangrijke, voorzitter. We
moeten wel opletten dat niet iemand al de schuld krijgt, zeker niet deze vrijwilligers, voordat
er is geconstateerd dat er werkelijk schuld is.
Daarnaast stelt u dat we garanties moeten hebben. Daar hebben we het ook in de
commissie over gehad. Op dit moment hebben we een wet en, ja, in mijn ogen zou daar
ook meer in mogen staan als het gaat over dierenwelzijn, maar dat is de wet die we nu op
dit moment moeten hanteren. Het lijkt me mooi om samen met de raad te kijken naar een
nieuwe lobby-agenda, ook straks in de Agenda Dieren. Maar de wettelijke taak, daar
moeten we ons nu aan houden. En die is er niet voor de gemeente Amsterdam. En dat
maakt ook het vastleggen van voorwaarden in een subsidie eigenlijk tot een holle frase,
want we Kunnen er niet op controleren. Tegelijkertijd heb ik u in de commissie al toegezegd
— dat is niet nieuw — dat ik alsnog wil kijken wat wij aan subsidievoorwaarden op zouden
kunnen schrijven met betrekking tot dierenwelzijn. Het is de vraag, maar ik stel voor om dat
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
bij de Agenda Dieren dan ook te bespreken of dat alle aanbevelingen van de
Dierenbescherming moeten zijn of zaken waar we werkelijk op kunnen controleren en waar
ook een absolute meerderheid voor is. Bijvoorbeeld met betrekking tot fokbeleid, laten we
daar bij de nieuwe Agenda Dieren het gesprek over voeren hoe we daar met elkaar naar
kijken, voordat we-
De VOORZITTER: Wethouder, ik ga u even onderbreken. In het Reglement van
Orde staat dat het college kort en bondig reageert op de motie. En dat heeft ook een reden,
omdat namelijk mevrouw Krom niet meer mag reageren. Dus op het moment dat u een heel
betoog houdt namens het college over de Agenda Dieren en al dat soort zaken, kan zij daar
niet op reageren. En dat kan voor een raad natuurlijk vervelend voelen. Dus de bedoeling
is dat u eigenlijk kort reageert op de motie, een preadvies geeft over de motie, en niet het
hele commissiedebat herhaalt. Dus ik zou willen vragen: geef een preadvies op de motie
en de rest kunt u in de commissie bespreken.
Wethouder PELS: Ja, dank u wel, voorzitter. Alle begrip daarvoor en ik probeer in
ieder geval tot op heden bondig te zijn, maar juist omdat dit gaat over vrijwilligers in
Amsterdam, die ontzettend hun best doen, die nu via de media onder andere de schuld
toegewezen hebben gekregen, vind ik het wel belangrijk dat wij in ieder geval als college
dat genuanceerde beeld brengen, daar waar de constateringen van de motie erg ver gaan.
Dan kom ik bij mijn advies. Zoals u misschien kunt raden, zal ik deze motie ontraden
en u vooral voor willen stellen om, zoals ik in de commissie al aan heb gegeven, bij de
nieuwe Agenda Dieren, als ik de verkenning heb gedaan naar de juridische mogelijkheden
om dierenwelzijn vast te leggen, om dan met elkaar het gesprek aan te gaan.
De VOORZITTER: Dank u wel, wethouder. Daarmee zijn we aan- Ik zie allemaal
gebaar bij de Partij voor de Dieren, maar u mag helaas niet reageren in tweede termijn en
ook niet interrumperen. […] Dat mag altijd, maar dan moet u ook een ordevoorstel doen en
niet verkapt alsnog gaan reageren op hetgeen de wethouder zegt. Dus de uitdaging is dan
bij u. Mevrouw Krom.
De uitdaging was te groot.
Mevrouw Bakker.
Die microfoon doet het niet. Misschien die van mevrouw Krom?
Nou, loopt u dan even naar de interruptiemicrofoon.
Het lid BAKKER: Ja, van de orde, want ik wil dat wel benadrukken wat de voorzitter
net zei. We zitten ons op te vreten, omdat we allemaal dingen horen waar we ons niet tegen
kunnen verweren. Het idee van zo'n afronding actualiteit is dat dan ook het college heel
beknopt antwoordt. En ja, dit is heel frustrerend om op deze manier zo’n afronding te
moeten doen met elkaar.
De VOORZITTER: Ja, nou, een keurig punt van orde, mevrouw Bakker.
Ik heb u gehoord. Ik heb daarom, omdat ik ook dat bij u zag gebeuren, ook even
ingegrepen richting de wethouder. De wethouder is natuurlijk ook te goeder trouw en wil
ook maar u bedienen, maar ik stel voor dat we dit in het presidium nog even bespreken,
zodat ook bij alle collegeleden duidelijk is wat de bedoeling is van de afronding van de
commissieactualiteit om dit soort situaties te vermijden. Dank daarvoor.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit agendapunt.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De discussie wordt gesloten.
Dan stel ik voor dat ik de vergadering schors tot 16.20 uur, zodat de stemlijst kan worden
opgemaakt. Daarna beginnen we met de schriftelijke stemmingen. Dus verzoek aan u allen
om dan aanwezig te zijn en daarna gaan we aan de gang met de stemming. Ik schors de
vergadering voor tien minuten.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
Benoemingen
De VOORZITTER: Wij gaan nu over tot het schriftelijk stemmen over de
benoemingen. Daarbij verzoek ik u allen te gaan zitten en dat is dus inclusief mevrouw
Broersen; op vrij korte termijn ook. En ook alle andere leden moeten gaan zitten. En ik
herinner u er ook even aan dat u moet blijven zitten, totdat alle stembriefjes zijn opgehaald.
Voorts breng ik nog even in herinnering dat de voorzitter van het stembureau de
heer Von Gerhardt is en de leden zijn Bouhassani en Van der Veen. En die zijn ook allen-
Van der Veen is nog ontbrekend? Ja. Ja, maar dan mag hij ook niet schriftelijk stemmen.
Dat is natuurlijk wel bijzonder verdrietig.
Nou, dan is bij deze benoemd ook in het stembureau de heer Koyuncu. U maakt bij
deze ook onderdeel uit van het stembureau, samen met voorzitter Von Gerhardt en
mevrouw Bouhassani.
Dan worden de stembriefjes nu uitgedeeld en ik verzoek u allen te blijven zitten.
Leden van de raad, om misverstanden te voorkomen: er is net een aangepaste stemlijst
rondgedeeld, maar die betreft alleen één naam met een meegetekende motie minder. De
volgorde is ongewijzigd gebleven. Dus die kunt u verder gewoon hanteren.
Alle stembriefjes zijn opgehaald. Dan schors ik de vergadering, zodat het
stembureau de stembriefjes kan tellen. Het stembureau is inderdaad meneer Koyuncu, de
heer Von Gerhardt en mevrouw Bouhassani. Ik schors de vergadering totdat de uitslag
binnen is.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
25.
Benoemen van leden in raadscommissies VN2022-029989
De VOORZITTER: Ja, daar zijn we weer. Leden van de gemeenteraad, er is een
uitslag en die ga ik even met u delen om die officieel vast te stellen.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Duurzaamheid en Circulaire Economie:
Carla Kabamba: 41 stemmen voor en 1 tegen; Jürgen Olivieira: 41 stemmen voor en 1
tegen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Benoemd tot lid van de raadscommissie Mobiliteit, Openbare Ruimte en Water:
Carla Kabamba: 41 voor en 1 tegen; Jürgen Olivieira: 41 voor en 1 tegen.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Sociaal Economische Zaken en
Democratisering: Anouar Yacoubi: 42 stemmen voor.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Onderwijs, Zorg en Armoedebestrijding:
Anouar Yacoubi; 42 stemmen voor.
Benoemd tot lid van de raadscommissie Stadsontwikkeling: Anouar Yacoubi: 42
stemmen voor.
Democratisering
26.
Benoemen van een nieuw lid van de initiatief- en referendumcommissie VN2022-
029718
De VOORZITTER: Benoemd tot lid van de Initiatief- en Referendumcommissie:
Inez Derks: 42 stemmen voor.
Raadsaangelegenheden
27.
Aanwijzen van een lid van de regioraad van de Vervoerregio VN2022-031479
De VOORZITTER: Aangewezen tot lid van de Regioraad van de
Vervoerregio Amsterdam: Erik Schmit: 36 stemmen voor, 1 ongeldig; niet aangewezen is —
houdt u vast — Kune Burgers: 1 stem; Igor Runderkamp: 2 stemmen; Kevin Kreuger: 1 stem;
Imane Nadif: 1 stem.
Het wordt een traditie. De heer Kreuger wordt vanzelf een keer daadwerkelijk
benoemd in de regio. Goed.
Stemmingen over voordrachten, amendementen en moties
De VOORZITTER: Wij gaan door. Met uw welnemen en uw aandacht gaan we nu
door de stemlijst heen voor deze raadsvergadering. Kan ik ervan uitgaan dat we nu kunnen
gaan stemmen over de stemlijst zoals die is rondgedeeld? Dat is het geval. Ik stel voor om
een stemverklaring te doen per agendapunt. En met uw welnemen, zoals de vorige keren,
noem ik enkel het nummer van de motie, niet de hele titel, op het moment dat we gaan
stemmen.
4.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
Instemmen met het initiatiefvoorstel Koninkrijksdag: Een dag voor
gemeenschapszin en verbondenheid van het lid Boomsma en kennisnemen van de
bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel VN2022-029468
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring?
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Hofland.
Het lid HOFLAND (stemverklaring): Ja voorzitter, wij stemmen niet in met het
initiatiefvoorstel, hoewel D66 zich wel kan vinden in de bestuurlijke reactie. Wij danken de
heer Boomsma dat op zijn initiatief een gesprek zal plaatsvinden met alle betrokkenen en
belanghebbenden en hopen dat dit zal bijdragen aan de onderlinge verbondenheid.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Martens.
Het lid MARTENS (stemverklaring): Ja, dank, voorzitter. Ik wil de heer Boomsma
bedanken voor al het werk en we zullen dan ook met volle overtuiging voorstemmen. Dank
u wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Heinhuis.
Het lid HEINHUIS (stemverklaring): Ja, dank u wel, voorzitter. Hoewel wij een
breed maatschappelijk debat over het Koninkrijk en onze geschiedenis heel erg belangrijk
vinden, vinden wij toch dat er te veel verschil zit tussen de uitwerking van de bestuurlijke
reactie, waar we ons wel in kunnen vinden, en het voorstel, en stemmen daarom tegen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Ernsting.
Het lid ERNSTING (stemverklaring): Dank u wel, voorzitter. Ook wij zullen niet
instemmen. Ook wij zien een tamelijk grote afstand tussen het initiatief en de reactie. We
kunnen ons wel vinden in die bestuurlijke reactie en zijn benieuwd naar de invulling van
eventuele ambtswoningsgesprekken, waarbij wij naar hopen alle aspecten van ons gedeeld
verleden en gezamenlijke toekomst aan de orde zullen komen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Kabamba.
Het lid KABAMBA (stemverklaring): Ik zal tegenstemmen. Ik schaar me achter
GroenLinks, PvdA, D66. Wat ook belangrijk is, is wanneer we dit gesprek hebben in de
ambtswoning, dat we alle betrokkenen erbij betrekken die te maken hebben met het
Slavernijmuseum, want dit is een heel, heel kwetsbaar onderwerp.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Bons.
Het lid BONS (stemverklaring): Ja, ook BIJ1 deelt de mening die we hier weer
horen, dat de koloniale connotatie echt belangrijk is en dat we daar allerlei mensen bij aan
tafel moeten hebben in gelijkwaardigheid. Dus wij stemmen ook tegen.
De VOORZITTER: Meneer Boomsma gaat een verklaring op zijn eigen voorstel
doen. Ik neem aan ‘voor’.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Boomsma.
Het lid BOOMSMA (stemverklaring): Ja, dank. Ik moet zeggen dat de
stemverklaringen mij een tikkeltje verrassen, omdat ze net wat anders zijn wat ik eerder
had-
De VOORZITTER: Meneer Boomsma, u gaat niet in op een stemverklaring van
anderen. Daarvoor zit u lang genoeg in de raad. Wat is uw stemverklaring?
Het lid BOOMSMA (stemverklaring): Ik zal dus voor het voorstel stemmen, omdat
wat mij betreft het initiatiefvoorstel helemaal niet strijdig is met de bestuurlijke reactie, maar
die juist daar een bepaalde vorm aan geeft. Maar ik ga er hoe dan ook van uit en ik ben blij
met de verbindende woorden en dat de burgemeester het gesprek, zoals ze dat heeft
beschreven-
De VOORZITTER: Meneer Boomsma, deze is wel een beetje buiten de orde. Ik
gun het u vanwege uw lange staat van dienst, maar dat is natuurlijk niet helemaal de
bedoeling.
Ik zag nog de heer Kreuger? Nee? Andere leden?
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Schijndel.
Het lid VAN SCHIJNDEL (stemverklaring): Ja, dank u, voorzitter. Wij zullen na rijp
beraad voorstemmen, vooral vanwege het belang van de geschiedkundige, ja, samenhang
met de rijksdelen over zee. Dank u zeer.
De VOORZITTER: Dank u wel, meneer Van Schijndel. Andere leden nog voor een
stemverklaring? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-029468.
De voordracht VN2022-029468 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-029468 met de stemmen
voor van DENK, VVD, CDA, JA21 en Forum voor Democratie is verworpen.
5.
Kennisnemen van het rapport van de rekenkamer Openbaar maken van
overheidsinformatie in Amsterdam en de aanbevelingen overnemen. VN2022-025591
De VOORZITTER: Is er behoefte aan stemverklaringen? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-025591.
De voordracht VN2022-025591 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-025591 met algemene
stemmen is aangenomen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-025591.
6.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Meer ruimte voor zeggenschap en zelfbeheer
in de maatschappelijke opvang’ van de voormalig leden Grooten en Roosma en
kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel VN2022-027445
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een stemverklaring? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-027445.
De voordracht VN2022-027445 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-027445 met algemene
stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-027445.
8.
Instemmen met de zienswijze op ontwerpbegroting 2023-2026 en Concept
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit van de Vervoerregio VN2022-027941
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-027941.
De voordracht VN2022-027941 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-027941 met algemene
stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-027941.
9,
Vaststellen van het bestemmingsplan Oud West 2018 4e herziening VN2022-
028087
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Is niet
het geval.
Aan de orde is de stemming over amendement 353.22 van de leden Van Renssen
en Minderhoud inzake Voorwaarden verharden binnentuinen.
Amendement- Van Renssen en Minderhoud (nr. 353.22) wordt met zitten en staan
aangenomen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER constateert dat het amendement met de stemmen tegen van
DENK is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-028087.
De voordracht VN2022-028087 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-028087 met algemene
stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-028087, met inachtneming van de daarin
als gevolg van aanneming van het amendement-Van Renssen en Minderhoud, 353.22.
10.
Vaststellen van de derde herziening van het bestemmingsplan De Pijp 2018
VN2022-021024
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-021024.
De voordracht VN2022-021024 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-021024 met algemene
stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-021024.
11.
Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidas-Parnas Parnassusweg 220 partiële
herziening VN2022-027931
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-027931.
De voordracht VN2022-027931 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-027931 met de stemmen
voor van Partij van de Arbeid, GroenLinks, Lijst Kabamba, D66, VVD, CDA, JA21 en Forum
voor Democratie is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-027931.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
11a.
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake de verhuring van het voormalige
rechtbankgebouw aan de Parnassusweg 220 VN2022-031485
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring?
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Von Gerhardt.
Het lid VON GERHARDT (stemverklaring): Ja, wij zullen tegen de motie stemmen,
omdat wij het een mooi initiatief vinden en het belangrijk vinden dat deze verhuurder daar
ruim de tijd voor Krijgt voor alle miljoenen die hij hier investeert.
De VOORZITTER: Andere leden voor een stemverklaring? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 354.22 van de leden Krom, Bobeldijk,
Boomsma, Koyuncu, Ahmadi en Broersen inzake termijn huurcontract MCA naar 40 jaar.
Motie-Krom, Bobeldijk, Boomsma, Koyuncu, Ahmadi en Broersen (nr. 354.22)
wordt met zitten en staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van Lijst
Kabamba, DENK, SP, Volt, Partij voor de Dieren, CDA en JA21 is verworpen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
13.
Instemmen met het aanvragen van een Koninklijk Besluit tot onteigening van
eigendom in de Papaverhoek (14-16) te Buiksloterham VN2022-030880
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over de voordracht VN2022-030880.
De voordracht VN2022-030880 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht VN2020-030880 met de stemmen
tegen van Lijst Kabamba, DENK, BIJ1, Volt, Partij voor de Dieren en CDA is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. VN2021-030880.
15.
Kennisnemen van het artikel in De Telegraaf over Amsterdam wordt vooral de
laatste maanden overspoeld door kansloze, criminele asielzoekers VN2022-012988
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring?
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Martens.
Het lid MARTENS (stemverklaring): Ja, voorzitter, mijn fractie zal tegen stemmen,
maar met pijn in ons hart. Wij staan volledig achter de strekking van deze motie, maar omdat
de burgemeester aangeeft dat het averechts werkt op dit moment, willen wij de
burgemeester dat vertrouwen geven, maar we willen graag meedenken met een ander
alternatief om veiligelanders en uitgeprocedeerden zo snel mogelijk uit te zetten. Dank u
wel.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Boomsma.
Het lid BOOMSMA (stemverklaring): Ja, wij zullen ook tegenstemmen. Ik ben niet
voor de opvang van die veiligelanders. Ik vind dat we hier stappen moeten zetten om
mensen die hier crimineel gedrag vertonen zo snel mogelijk uit te zetten. Daar worden nu
allerlei andere plannen voor ontwikkeld. Maar aangezien de burgemeester inderdaad
aangeeft dat dit zal leiden tot veel overlast als we dit nu zo doen, dan zal ik tegen de motie
stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Schijndel.
Het lid VAN SCHIJNDEL (stemverklaring): Ja, met pijn in het hart: ik zal
tegenstemmen om dezelfde reden als uiteengezet door de heer Boomsma.
De VOORZITTER: Andere leden nog? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 360.22 van het lid Nanninga inzake
opschorten opvang van veiligelanders in Amsterdam.
Motie-Nanninga (nr. 360.22) wordt met zitten en staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van JÂ21 is
verworpen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
16.
Kennisnemen van de 9e raadsinformatiebrief Voortgang van de warmtetransitie —
Naar een stad zonder aardgas VN2022-023372
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 332.22 van de leden Nadif, Bentoumya,
Krom, Hofland, Heinhuis, Garmy en Ahmadi inzake terrasverwarmers op gas.
Motie-Nadif, Bentoumya, Krom, Hofland, Heinhuis, Garmy en Ahmadi (nr. 332.22)
wordt met zitten en staan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen tegen van VVD, CDA,
JA21 en Forum voor Democratie is aangenomen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
Aan de orde is de stemming over motie 355.22 van de leden Hofland, Nadif,
Heinhuis, Krom, Garmy en Ahmadi inzake de 9° Updatebrief Voortgang warmtetransitie —
naar een stad zonder aardgas.
Motie-Hofland, Nadif, Heinhuis, Krom, Garmy en Ahmadi (nr. 355.22) wordt met
zitten en staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van VVD, CDA,
JA21 en Forum voor Democratie is verworpen.
Aan de orde is de stemming over motie 362.22 van de leden Kreuger, Burgers en
Boomsma inzake waar haalt Amsterdam de financiële middelen vandaan voor de
aardgasvrij-ambitie in 2040.
Motie-Kreuger, Burgers en Boomsma (nr. 362.22) wordt met zitten en staan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van DENK, VVD,
CDA, JA21 en Forum voor Democratie is verworpen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
17.
Kennisnemen van de brief over de resultaten bestuursopdracht Amsterdamse Bos
duurzaam op orde VN2022-028847
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 358.22 van de leden Bakker, Van Renssen,
Moeskops, Noordzij, Bobeldijk, Wijnants, Ahmadi, Kabamba, Boomsma, Koyuncu, Garmy
en Nanninga inzake een structurele financiële bijdrage van Amstelveen aan het
Amsterdamse Bos.
Motie-Bakker, Van Renssen, Moeskops, Noordzij, Bobeldijk, Wijnants, Ahmadi,
Kabamba, Boomsma, Koyuncu, Garmy en Nanninga (nr. 358.22) wordt met zitten en staan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met algemene stemmen is
aangenomen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
19.
Kennisnemen van de beantwoording van het raadsadres over het huidig beleid van
parkeervergunningen voor zorgpersoneel in Amsterdam VN2022-029175
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring?
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Bobeldijk.
Het lid BOBELDIJK (stemverklaring): Misschien nog even herhalen dat ik niet mee
zal stemmen. Dus ook op die manier genoteerd wil zijn.
De VOORZITTER: Andere leden voor een stemverklaring? Dat is niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 364.22 van de leden Boomsma, Koyuncu,
Kreuger en Broersen inzake extra parkeervergunningen die gelden voor leraren, ook voor
zorgpersoneel.
Motie-Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen (nr. 364.22) wordt met zitten en
staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van VVD, CDA,
JA21 en Forum voor Democratie is verworpen.
Aan de orde is de stemming over motie 365.22 van de leden Boomsma, Koyuncu,
Kreuger en Broersen inzake inventariseren bij zorginstellingen over behoefte aan extra
parkeervergunningen.
Motie-Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen (nr. 365.22) wordt met zitten en
staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van Lijst
Kabamba, DENK, VVD, Partij voor de Dieren, Volt, CDA, JA21 en Forum voor Democratie
is verworpen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
20.
Kennisnemen van het vervolgonderzoek op de Kinderrechtenscan van de
Kinderombudsman VN2022-029296
De VOORZITTER: Willen alle leden die- O, pardon. Een stemverklaring. Geen
stemverklaringen?
Aan de orde is de stemming over motie 356.22 van de leden Wehkamp, Van der
Veen, Abdi, Von Gerhardt, Broersen en Ahmadi inzake de Kinderrechtenscan (invoering
Amsterdamse Jongerenraad).
Motie-Wehkamp, Van der Veen, Abdi, Von Gerhardt, Broersen en Ahmadi (nr.
356.22) wordt met zitten en staan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van PvdA,
GroenLinks, Lijst Kabamba, DENK, D66, Volt, SP, Partij voor de Dieren, VVD, JA21, Forum
voor Democratie is aangenomen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER: Bij de laatste stemming heeft het CDA tegengestemd. Dat
hebben we genoteerd.
Aan de orde is de stemming over motie 357.22 van de leden Wehkamp, Lust, Abdi,
Bouhassani, Bentoumya, Von Gerhardt, Broersen en Ahmadi inzake Mensenrechtenscan
over uitbanning alle vormen van discriminatie van vrouwen.
Motie-Wehkamp, Lust, Abdi, Bouhassani, Bentoumya, Von Gerhardt, Broersen en
Ahmadi (nr. 357.22) wordt met zitten en staan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen tegen van CDA, JA21
en Forum voor Democratie is aangenomen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
22.
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de tussenrapportage van 2021 van
de Agenda Digitale Stad VN2022-029719
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 335.22 van de leden IJmker, Aslami, Garmy
en Belkasmi inzake meer aandacht voor digitale vaardigheden.
Motie-IJmker, Aslami, Garmy en Belkasmi (nr. 335.22) wordt met zitten en staan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met algemene stemmen is
aangenomen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
22a.
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake de voorgenomen planning voor
de verdere verbetering van het erfpachtstelsel VN2022-031485
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dat is
niet het geval.
Aan de orde is de stemming over motie 313.22 van de leden Von Gerhardt,
Boomsma, Nanninga, Broersen, Koyuncu en Kabamba inzake maximalisatie erfpachtcanon
2023.
Motie-Von Gerhardt, Boomsma, Nanninga, Broersen, Koyuncu en Kabamba (nr.
313.22) wordt met zitten en staan verworpen.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van Lijst
Kabamba, DENK, VVD, Volt, CDA, JA21 en Forum voor Democratie is verworpen.
Aan de orde is de stemming over motie 359.22 van de leden Boomsma, Von
Gerhardt, Nanninga, Broersen en Koyuncu inzake erfpacht (Informatiebrief aan erfpachters
over de effecten van (hoge) inflatie).
Motie-Boomsma, Von Gerhardt, Nanninga, Broersen en Koyuncu (nr. 359.22) wordt
met Zitten en staan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen tegen van SP, BIJ1 is
aangenomen.
De voordracht wordt voor kennisgeving aangenomen.
24a.
Commissieactualiteit inzake misstanden op kinderboerderijen
De VOORZITTER: Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring?
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Van Renssen.
Het lid VAN RENSSEN (stemverklaring): Wij zullen niet voor de motie 334.22 van
mevrouw Krom stemmen, want die motie is te generiek. Het gaat over alle aanbevelingen
van het rapport. We vinden uiteraard dierenwelzijn heel belangrijk, maar we hebben de
wethouder gehoord dat we verder gaan kijken wat we nog meer kunnen vragen van
kinderboerderijen in het kader van de subsidie, onder andere in de Agenda Dieren.
De VOORZITTER geeft het woord aan het lid Kabamba.
Het lid KABAMBA (stemverklaring): Dierenwelzijn vind ik heel erg belangrijk, maar
na het horen wat de wethouder te zeggen had, zal ik toch tegen stemmen.
De VOORZITTER: Andere leden nog voor een stemverklaring?
Aan de orde is de stemming over motie 334.22 van de leden Krom, Burgers,
Koyuncu en Bons inzake aanbevelingen Dierenbescherming uit 2015 opvolgen.
Motie-Krom (nr. 334.22) wordt met zitten en staan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie met de stemmen voor van DENK, BIJ,
SP, Partij voor de Dieren, VVD en JA21 is verworpen.
De VOORZITTER: Daarmee, leden van de raad, zijn we aan het einde gekomen
van de stemlijst, aan het einde gekomen van de vergadering. Ik sluit de vergadering en
dank weer voor uw aanwezigheid.
De VOORZITTER sluit de vergadering om 16.55 uur.
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad R
INDEX
313.22 Motie van de leden Von Gerhardt, Boomsma, Nanninga, Broersen en Koyuncu
inzake maximalisatie erfpachtcanon 2023 … nnen venneevennenervennenernennnne neee ÂZ
332.22 Motie van de leden Nadif, Bentoumya, Krom, Hofland, Heinhuis, Garmy en Ahmadi
inzake terrasverwarmers Op 9 nnee eneen venneerenenereenenve rennen ree venveeenennen ennn | 3
333.22 Motie van het lid Wijnants inzake inzet Hardheidsclause voor
langbovengrondsparkeerders … ns onnnennnenneneerenneneenennenervennennnvennnnervennenenennen nr
334.22 Motie van het lid Krom inzake aanbevelingen Dierenbescherming uit 2015
opvolgen … nonnen rennen enneerenenneerenenneeereevenervenneee nennen rvan eeen Á
335.22 Motie van de leden IJmker, Aslami, Garmy en Belkasmi inzake meer aandacht
voor digitale vaardigheden … nonnen ennneeerenneeeenenneeeen eneen en ennenern ennen enne OO
355.22 Motie van de leden Hofland, Nadif, Heinhuis, Krom, Garmy en Ahmadi inzake de
ge Updatebrief Voortgang warmtetransitie — naar een stad zonder aardgas … … 13
356.22 Motie van de leden Wehkamp, Van der Veen, Abdi, Von Gerhardt, Broersen en
Ahmadi inzake de Kinderrechtenscan (invoering Amsterdamse Jongerenraad) ….………..27
357.22 Motie van de leden Wehkamp, Lust, Abdi, Bouhassani, Bentoumya, Von Gerhardt,
Broersen en Ahmadi inzake Mensenrechtenscan over uitbanning alle vormen van
discriminatie van vrouwen … nnn eenenennne eeen enenennenneereen enne renennneenen eenen 2
358.22 Motie van de leden Bakker, Van Renssen, Moeskops, Noordzij, Bobeldijk,
Wijnants, Ahmadi, Kabamba, Boomsma, Koyuncu, Garmy en Nanninga inzake een
structurele financiële bijdrage van Amstelveen aan het Amsterdamse Bos … 20
359.22 Motie van de leden Boomsma, Von Gerhardt, Nanninga, Broersen en Koyuncu
inzake erfpacht (Informatiebrief aan erfpachters over de effecten van (hoge) inflatie … 44
360.22 Motie van het lid Nanninga inzake opschorten opvang van veiligelanders in
Amsterdam … no nnnnnneenenr ener enseneneneerenenensennne nennen enennenene nennen enennennne nennen nennen
361.22 Motie van de leden Boomsma en Nanninga inzake de noodklok die agenten luiden
over criminele asielzoekers … … nn onnnnnnnennneeerenneeeenenneerenenneenevenneeeenenneeernennenenn ennen
362.22 Motie van de leden Kreuger, Burgers en Boomsma inzake waar haalt Amsterdam
de financiële middelen vandaan voor de aardgasvrij-ambitie in 2040 …… … 14
363.22 Motie van de leden Nanninga en Boomsma inzake in kaart brengen
criminaliteitsgolf veiligelanders … … ennn enneeeenenneeeenenneeenvenneeeenenn eenen fÎ
364.22 Motie van de leden Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen inzake extra
parkeervergunningen die gelden voor leraren, ook voor zorgpersoneel … 25
365.22 Motie van de leden Boomsma, Koyuncu, Kreuger en Broersen inzake
inventariseren bij zorginstellingen over behoefte aan extra parkeervergunningen ….…25
VN2022-012988 Kennisnemen van het artikel in De Telegraaf over Amsterdam wordt
vooral de laatste maanden overspoeld door kansloze, criminele asielzoekers ……… 2
VN2022-023372 Kennisnemen van de 9e raadsinformatiebrief Voortgang van de
warmtetransitie — Naar een stad zonder aardgas … … nnn enneneen ennen ÎÔ
VN2022-028847 Kennisnemen van de brief over de resultaten bestuursopdracht
Amsterdamse Bos duurzaam op orde … nnen renner enneerenennverenennveee eneen 1
VN2022-029175 Kennisnemen van de beantwoording van het raadsadres over het huidig
beleid van parkeervergunningen voor zorgpersoneel in Amsterdam … … 25
VN2022-029296 Kennisnemen van het vervolgonderzoek op de Kinderrechtenscan van
de Kinderombudsman …… nonnen oennennnee er enneerenenneeeenennvenneenneeeenenneeeenenneervennn nnen Of.
VN2022-029321 Kennisnemen van het ongevraagd advies van stadsdeelcommissie Oost
over parkeren op Java-eiland en het tekstvoorstel voor een mOti® … nnn. 22
Jaar 2022 Gemeente Amsterdam R
Vergaderdatum 5 okt. 2022 Gemeenteraad
VN2022-029360 Kennisnemen van de brief over de Ontwikkelingen in het
Rijksvaccinatieprogramma Amsterdam …… nnn ennen nenneeeenenneeernenneeernenneeeennne O
VN2022-029718 Benoemen van een nieuw lid van de initiatief- en referendumcommissie
VN2022-029719 Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de tussenrapportage van
2021 van de Agenda Digitale Stad … anne oneenneerenneenenneeennerenneen eneen ennereneer en OO
VN2022-029989 Benoemen van leden in raadscommissies … nnn eneen DÁ
VN2022-031479 Aanwijzen van een lid van de regioraad van de Vervoerregio … ……….55
VN2022-031485 Kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake de voorgenomen
planning voor de verdere verbetering van het erfpachtstelsel nne. 42
| Raadsnotulen | 68 | test |
% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 478
Datum indiening 17 april 2018
Datum akkoord college van b&w van 29 mei 2018
Publicatiedatum 30 mei 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Schijndel inzake de verwerking van
erfpacht op de gemeentebalans.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De fractie van Forum voor Democratie heeft in het kader van het opstellen van haar
verkiezingsprogramma eind februari 2018 aan het college beleidsvragen gesteld over
erfpachtwaardering en besteding van (vooruitbetaalde) canonopbrengsten. De vragen
zijn op 14 maart 2018 beantwoord (zie de bijlage).
Uit de beantwoording en de beschrijving van het gehanteerde financieringsmodel in
de notitie van de Commissie Besluit Begroting en Verantwoording (Commissie BBV
2017, p. 10) blijkt dat de vooruit ontvangen afkoopsommen worden besteed aan het
aankopen van nieuwe erfpachtgronden. Boekhoudkundig wordt dit verwerkt door
ontvangen afkoopsommen direct toe te voegen aan een bestemmingsreserve
afkoopsommen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Schijndel, namens de fractie van Forum
voor Democratie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester
en wethouders gesteld:
1. Kan het college aangeven welke criteria u hanteert om over te gaan tot hetzij
toevoeging aan de reserve afkoopsommen hetzij tot erfpachtgerelateerde
aflossing hoofdsom en renteverplichting?
Antwoord:
De Reserve Afkoopsommen is geen “pot met geld” voor de dekking van
toekomstige uitgaven, maar betreft het eigen vermogen op de erfpachtbalans.
De Reserve Afkoopsommen wordt niet gebruikt voor het aankopen van nieuwe
erfpachtgronden.
Op 7 april 1993 (nr. 171) heeft de Gemeenteraad besloten dat, wanneer een
erfpacht afkoopsom wordt ontvangen, het met de boekwaarde corresponderende
gedeelte van de afkoopsom wordt toegevoegd aan het erfpachtvermogen (de
reserve afkoopsommen).
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng ls Gemeenteblad
Datum 30 mei 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 17 april 2018
Op 14 februari 2018 (Gemeenteblad 2018, afd. 1, nr. 112), heeft de gemeente-
raad besloten, om vanaf 1 januari 2018 de ontvangen afkoopsommen
voor erfpachtrechten van niet-corporatierechten’, in zijn geheel (dus niet slechts
het met de boekwaarde corresponderende gedeelte) toe te voegen aan
de reserve afkoopsommen, met het doel de in erfpacht uitgegeven grond zo veel
mogelijk met eigen gemeentelijk vermogen te financieren.
De waarde van de in erfpacht uitgegeven gronden wordt op de balans
geactiveerd tegen de boekwaarde, die gelijk is aan de historische
gronduitgifteprijs.
De gemeente creëert, via investeringen in grexen, erfpachtgronden met geleend
vermogen. Wanneer een erfpachtrecht wordt uitgegeven, neemt het
erfpachtbedrijf de bijbehorende schuldpositie over van de grex, ter hoogte van de
erfpachtgrondwaarde waartegen het erfpachtrecht wordt uitgegeven. Wanneer
een erfpachtrecht wordt afgekocht, wordt met de ontvangen afkoopsom — middels
een toevoeging aan de reserve Afkoopsommen — een deel van de leenschuld
afgelost.
De gemeentelijke balans heeft de volgende samenstelling met betrekking tot
erfpacht:
e De boekwaarde van alle voortdurende erfpachtrechten (momenteel ca.
€ 7.600 miljoen)
e De reserve afkoopsommen (= boekwaarde van alle afgekochte voortdurende
erfpachtrechten, momenteel ca. € 5.200 miljoen)
e Het verschil tussen beide: de kapitaalbehoefte, momenteel 'ca. € 2.400
miljoen.
Deze behoefte aan kapitaal neemt jaarlijks toe door nieuwe gronduitgiften en
neemt af wanneer erfpachters de canon afkopen. Deze intern-gemeentelijke
kapitaalbehoefte neemt (tot nu toe) bijna ieder jaar aanzienlijk toe, omdat de
nieuw-uitgegeven grondwaarde vrijwel ieder jaar aanzienlijk hoger is dan de
ontvangen afkoopsommen.
In deze systematiek is toevoeging aan de reserve afkoopsommen hetzelfde als
aflossing van de erfpachtgerelateerde schuldpositie.
De reserve afkoopsommen en de erfpachtgerelateerde schuldpositie zijn
communicerende vaten: opgeteld zijn zij gelijk aan de erfpachtgrondwaarde op de
gemeentelijke balans. Door de ontvangen afkoopsommen toe te voegen aan de
reserve afkoopsommen wordt dat de kapitaalbehoefte voor het erfpachtstelsel
beperkt, en wordt gewaarborgd dat de erfpachtgerelateerde schuldpositie nimmer
hoger uitvalt dan de canonbetalende grondwaarde.
Toevoeging aan de reserve afkoopsommen betekent dus hetzelfde als
erfpachtgerelateerde aflossing.
1 Voor ontvangen afkoopsommen voor corporatierechten wordt het met de boekwaarde
corresponderende deel van de afkoopsom aan de reserve Afkoopsommen toegevoegd. De
meerwaarde wordt, conform de Samenwerkingsafspraken, afgedragen aan het Vereveningsfonds.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 17 april 2018
2. Is het in het huidige grondbeleid mogelijk dat ontvangsten van afkoopsommen
niet gebruikt worden om in zijn algemeenheid erfpachtgerelateerde leningen af te
lossen, maar deze ontvangsten naar keuze toe te voegen aan de reserve
afkoopsommen dan wel te bestemmen voor infrastructurele werken?
Antwoord:
Wanneer ontvangen afkoopsommen niet worden toegevoegd aan de Reserve
Afkoopsommen, blijft (na de afkoop) de lening bestaan, waardoor de gemeente
rente betaalt voor erfpachtrechten waaruit zij geen inkomsten meer ontvangt.
Onttrekking aan de reserve afkoopsommen leidt tot een grotere erfpacht-
gerelateerde schuldpositie, waardoor de toekomstige gemeentelijke rentelasten
en risico’s stijgen. Dat zou neerkomen op het vergroten van de financierings-
behoefte voor het erfpachtstelsel, ter financiering van infrastructuur, ofwel:
financiering van korte termijn uitgaven ten laste van de toekomst.
Dat zou in strijd zijn met de richtlijnen van de BBV. De Notitie Erfpacht Gronden
(Commissie BBV, 2017) stelt op blz. 10 als één van de voorwaarden voor het
financieringsmodel: “De ontvangen afkoopsom van de erfpacht wordt direct via
de resultaatbestemming in een “bestemmingsreserve afkoopsommen” gestort”.
Daarom ziet het College geen mogelijkheden om ontvangen afkoopsommen,
in plaats van toe te voegen aan de Reserve Afkoopsommen, voor andere
doeleinden te bestemmen.
3. Kan het college spoedig de raad informeren over de actuele stand van zaken met
betrekking tot de uitvoering van de Overstapregeling van voortdurende naar
eeuwigdurende erfpacht (update Collegenotitie d.d. 26 maart 2018).
Antwoord:
De raadscommissie RO werd maandelijks geïnformeerd over de actuele stand
van zaken inzake de Overstapregeling. Voor het laatst is dit gebeurd op 26 maart
2018.
Nu deze commissie gedurende enkele maanden niet bijeenkomt, zal
de gemeenteraad iedere twee maanden worden geïnformeerd over de actuele
stand van zaken inzake de Overstapregeling.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 979
Publicatiedatum 5 augustus 2016
Ingekomen op 14 juli 2016
Ingekomen onder BG
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Vink en N.T. Bakker inzake de Nota van Uitgangspunten
en selectiecriteria verkoop Penitentiaire Inrichting Overamstel (voormalige
cipierswoningen als onderdeel daarvan).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Nota van Uitgangspunten en selectiecriteria verkoop
Penitentiaire Inrichting Overamstel en uitwerking van de spooronderdoorgang
Verlengde Amstelstroomlaan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 845).
Constaterende dat:
— hetterrein van de huidige Bijlmerbajes nu nog in bezit is van het Rijk, maar na het
tijdelijke gebruik voor asielzoekers, beschikbaar komt voor een nieuwe
Amsterdamse woonwijk in het stadsdeel Oost;
— het gebied op relatief korte termijn een flinke bijdrage kan leveren aan de
noodzakelijke (ruimte voor) nieuwe woningen in Amsterdam;
— het Rijk bij de verkoop van de Bijlmerbajes een koper selecteert voor 50% op
basis van kwaliteit, en voor 50% op basis van prijs;
— de bestuurscommissie van stadsdeel Oost expliciet adviseert de voormalige
cipierswoningen (c.q. het 'Bajesdorp') te behouden en onderdeel te maken van de
nieuwe woonwijk;
— in de Nota van Uitgangspunten de kernwaarden staan samengevat en de
cipierswoningen niet apart zijn aangeduid als kernwaarde om te behouden.
Overwegende dat:
— niet alleen hoofdgebouw, binnenplaats en voorplein, maar ook de gracht,
voormalige cipierswoningen en directiewoning een tastbare, fysieke relatie leggen
met de geschiedenis van deze locatie en daarmee erfgoedwaarde hebben en
bijdragen aan de eigen identiteit van het gebied;
— de afgelopen jaren hebben laten zien dat de voormalige cipierswoningen zich
goed lenen voor een creatieve vrijplaats en dat de woningen daarmee niet alleen
in fysiek, maar ook in sociaal opzicht kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid,
het stedelijke karakter en de vitaliteit van de nieuwe woonwijk;
— de gemeenteraad de gewenste ruimtelijke inrichting en daarbij horende ruimtelijke
— randvoorwaarden vaststelt voor gebiedsontwikkelingen in de stad.
1
Voorts overwegende dat:
— er voor de selectie van een koper vijf kwaliteitscriteria zijn opgenomen in de Nota
van Uitgangspunten, w.o. ‘creatieve interpretatie van erfgoedwaarde' en een
stedelijk en dynamisch programma’;
— niet alleen hoofdgebouw, binnenplaats en voorplein, maar ook de gracht,
voormalige cipierswoningen en directiewoning wezenlijk zijn voor deze beide
criteria en de beoordeling van voorstellen wat betreft deze beide criteria.
Spreekt uit:
— de aan de Nota van Uitgangspunten gekoppelde kwaliteitscriteria expliciet te
willen gebruiken bij de selectie van voorstellen voor de gebiedsontwikkeling en
daarbij - in lijn met de overwegingen in deze motie - extra gewicht toe te kennen
aan de criteria ‘erfgoedwaarde' en 'Stedelijk dynamisch programma’;
— de voormalige cipierswoningen c.q. het 'Bajesdorp' te willen behouden als
onderdeel van de nieuwe woonwijk op de locatie van de huidige Bijlmerbajes:
— het beoogde aantal woningen voor het gehele gebied, zoals verwoord in de Nota
van Uitgangspunten, overeind te willen houden.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. zich ervoor in te zetten de voormalige cipierswoningen te behouden;
2. vanuit die inzet bij de selectie van een koper voor het gebied extra nadruk te
(laten) leggen op de criteria ‘erfgoedwaarde' en ‘stedelijk dynamisch programma’
binnen het huidig gestelde tijdspad voor start verkoop en ontwikkeling.
De leden van de gemeenteraad
B.L. Vink
N.T. Bakker
2
| Motie | 2 | discard |
VN2023-022218 G Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit
iaitaliseri emeente ' !
Digitalisering, % en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol), F K D
nnovatie en % Amsterdam en en
Informatie Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
% Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 14 december 2023
Portefeuille Ker kerdisnelmbtgd
Agendapunt 15
Datum besluit 21 november 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de nieuwe Agenda Digitale Stad & Overheid
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van de nieuwe Agenda Digitale Stad & Overheid, met als bijlagen;
e De nieuwe Agenda Digitale Stad & Overheid;
* De eindrapportage Agenda Digitale Stad 2019 — 2022
Wettelijke grondslag
Art 169 Gemeentewet: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 12 februari 2019 heeft het college de agenda Digitale Stad ‘Een digitale stad voor iedereen’
vastgesteld. Daarin werden de ambities voor Digitale Stad tot en met 2022 beschreven.
Op 9 juli 2019 heeft het college de bestuursopdracht voor het i-domein vastgesteld. In de
eindrapportage van de Bestuursopdracht i-domein heeft het college op 19 mei 2020 aangegeven
welke vernieuwingen en verbeteringen in de gemeentelijke organisatie nodig zijn om de
digitalisering van de gemeente te versterken.
Op 8 september 2022 is door toenmalig wethouder Rijkman toegezegd aan het lid IJmker
(GroenLinks) de raad voor het zomerreces op hoofdlijnen te informeren over de nieuwe werkagenda
Digitale Stad.
Op 23 juli 2023 is de hoofdlijnenbrief Digitalisering met de gemeenteraad gedeeld in de commissie
FKD. In deze brief werd op hoofdlijnen uitgelegd hoe de gemeente de komende jaren wil werken
aan digitalisering in Amsterdam. Deze brief is vitgewerkt tot de nieuwe Agenda Digitale Stad &
Overheid.
Reden bespreking
Niet van toepassing.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.15 1
VN2023-022218 %X Gemeente Raadscommissie voor Financiën, Kunst en cultuur, Diversiteit F K D
Digitalisering, % Amsterdam Oi
. en antidiscriminatiebeleid, Lucht-en zeehaven (incl. Schiphol),
nnovatie en %
Informatie Bedrijfsvoering, Inkoop, Personeel en organisatie, Dienstverlening,
Deelnemingen (excl. AEB en Schiphol), Deelnemingen (incl. AEB), Lokale
media, ICT en digitale stad, Evenementen
Voordracht voor de Commissie FKD van 14 december 2023
Keekenniengaingg.
Geheimhouding
Niet van toepassing.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Niet van toepassing.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Niet van toepassing.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-089610 Agenda Digitale Stad 2023-2026.pdf (pdf)
AD2023-076433 Commissie FKD Voordracht (pdf)
AD2023-089611 Eindrapportage Agenda Digitale Stad 2019-2022.pdf (pdf)
AD2023-090316 RIB Agenda Digitale Stad 2023-2026.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Digitalisering & Innovatie, Sigrid Winkel, s.winkel®amsterdam.nl, 06 1348 2195
Gegenereerd: vl.15 2
| Voordracht | 2 | train |
> < Gemeente
% Amsterdam
2° Kwartaalrapportage
Woningbouw 2022
Stand van zaken per 30 juni 2022
Inhoud
1 Inleiding... … neer eener rr eneneever eenden vereende ver ndedeerer eenen eeereervennden verende
2 Woningbouwambitie … nennen ver eeeenenerveevenenee verende verreden vereen Â
2.1 Doelstelling. … …… nonnen nrs enveneene renner venvere neer ennseen eeen eenenendeere nen veneeneeen nnen de
2.2 Startbouw 2° kwartaal 2022 eene rnverenerenserveerseerseenreeerseenreeere eenen vee eeeeee Â
2.3 Ontwikkeling planvoorraad 2022 … nnen enreenveen eeen sennerennere verversen vennen eerd
3 Sociale huur corporati@S … … ……neoreenser ensen renenereenneernndevereneer eenderde eenn D
3.1 Doelstelling … … nennen ner ennvere eene sennvereeeneseenenenvere ener nenneen enerverend venen ensen eeen
3.2 start bouw 2° kwartaal 2022 … ane nerenerennernverevereneervenrenerveeereeerseenveeere eneen
3.3 Ontwikkeling planvoorraad woningcorporaties 2022... neee enere eeen ensere venne D
4 Middeldure huurwoningen … vennen ereen ereen ver eeveneneee ereen renee Ó
4,1 Doelstelling. … … … … ennen eenen verver vener ensen vene nennser ener senen envere eeen ennnenvende rennen Ó
4,2 Start bouw 2° kwartaal 2022. ……eeeverenereeeenvervenrenneevenrsnrenereeerseenseenre eener Ô
4,3 Ontwikkeling planvoorraad middeldure huur 2022 ………… eener eens eennven eener Ó
5 Overige onderwerpen ….…nneeeeennneneeeereeneeevereendeeneeeervenddeen er eervenderv eveedee |
5.1 Planvoorraad 2018-2025... ene nerneeeneernvereversnverveersnerenerenereneereeerseenveeere neven eeee en
5.2 Weesp... nnee renner envere eene rennen eenen ennvenenvere eee enseen eeen sennenenee renee eneene vennen Ó
2
1 Inleiding
In november 2018 heeft het vorige college het Woningbouwplan 2018-2025 vastgesteld. Sindsdien
is elk half jaar uitgebreid gerapporteerd over de voortgang van de woningbouwproductie, de
ontwikkelingen van de planvoorraad en de vereveningsruimte in het Vereveningsfonds.
Bij de actualiteit over het middensegment op 18 november 2020 is aan de commissie WB
toegezegd om vanaf 2021 elk kwartaal kort en bondig te rapporteren over de voortgang waarbij de
focus wordt gelegd op middeldure huur en sociale huur corporaties.
Aan het eind van elk kalenderjaar vindt een meer uitgebreide terugkoppeling plaats.
Dit is de tweede kwartaalrapportage woningbouw van 2022.
Figuur. Start bouw naar stadsdelen (per 30 juni 2022), exclusief Weesp.
ef d
te
11 y D'S
pp L
MT
A 4.018 woningen
Í Ì per1-7-2022
984
MB Sociale huur corporaties
Sociale huur marktpartijen
Middeldure huur
Dure huur
MN Koor
3
2 Woningbouwambitie
2.1 Doelstelling
Het college heeft de ambitie om meerjarig 7.500 woningen te realiseren en bij nieuwe plannen een
programmering aan te houden van 40% sociaal, 40% middensegment en 20% dure huur en koop.
De inzet van het vorige college wordt voortgezet. Om deze doelen te kunnen halen zijn gunstige
marktomstandigheden noodzakelijk.
2.2 Startbouw 2° kwartaal 2022
In het tweede kwartaal zijn 2.756 permanente zelfstandige woningen in aanbouw genomen. Een
goed resultaat in het licht van stijgende bouwkosten en schaarste aan materialen en personeel.
Samen met de woningen uit het eerste kwartaal zijn er halverwege het jaar 4.018 permanente
woningen in productie genomen. Dit is hoger dan de afgelopen 3 jaar.
2 kwartaal 1 kwartaal
Sociale huur corporaties 1.252
Sociale huur particulier
Middeldure huur
2.756 1.262 4.018
2.3 Ontwikkeling planvoorraad 2022
De planvoorraad omvatte aan het begin van het 28 kwartaal 10.972 woningen. De planvoorraad is
goed op niveau gebleven. Slechts 971 woningen zijn doorgeschoven naar 2023. De planvoorraad
voor het 3e en 4° kwartaal omvat 7.245 permanente zelfstandige woningen. De projecten zijn in
een ver gevorderd stadium. De gemeentelijke sturingsmogelijkheden zijn beperkt.
OL plemoormd11202
Sociale huur (incl. particulier) 3.599
Middeldure huur 1.402
Dure huur en koop 2.169
Onbekend
1.245
* Voor een aantal kleine particuliere transformatieprojecten is het marktsegment “onbekend”. De projecten zijn in de planvoorraad
opgenomen omdat een huisnummerbeschikking is verleend en dat betekent in de meeste gevallen start bouw op korte termijn.
Ervaring leert dat het veelal om vrije sectorwoningen gaat.
4
3 Sociale huur corporaties
3.1 Doelstelling
De samenwerkingsafspraken met de corporaties voor de periode 2019-2023 zetten in op de bouw
van 2.500 permanente zelfstandige sociale huurwoningen per jaar.
Het college zet in op 40% sociale huur in nieuw vast te stellen plannen.
De corporaties bouwen de sociale huur op gemeentelijke locaties en in de ontwikkelbuurten. In
transformatiegebieden stimuleert de gemeente dat de te realiseren sociale huur in eigendom en
beheer overgaan naar de corporaties, maar het kan juridisch niet worden afgedwongen bij
particuliere erfpachters en eigenaren. Ook corporaties spannen zich in om posities in
transformatiegebieden te verwerven.
3.2 start bouw 2° kwartaal 2022
In het 2e kwartaal zijn 9 projecten in aanbouw genomen met in totaal 865 permanente
zelfstandige woningen.
Het gaat om 5 grote projecten in het Kenniskwartier Zuidas, Overhoeks, Amstelkwartier,
Elzenhagen Zuid en de Bijlmermeer en 4 kleinere projecten in stadsdeel Noord, Nieuw West en
West.
Halverwege het jaar hebben de corporaties 1.252 zelfstandige woningen in aanbouw genomen.
3.3 Ontwikkeling planvoorraad woningcorporaties 2022
De planvoorraad voor het resterende half jaar omvat 2.662 permanente zelfstandige woningen in
25 projecten.
De planvoorraad is op een hoog niveau gebleven. Voor een deel van de plannen is nog geen
omgevingsvergunning verleend, maar voor de meesten daarvan is wel een aanvraag gedaan. Het
gaat hierbij nadrukkelijk om planningen en niet om zekerheden. Bijna 75% van de plannen staat bij
de corporaties gepland voor start bouw in het 4° kwartaal.
De corporaties hebben de volgende concrete risico's genoemd:
- Bezwaar en beroep op omgevingsvergunning;
-__ Aanbesteding (overeenstemming over bouwsom, beschikbaarheid materiaal);
-__ Tijdige aanleg nutsvoorzieningen.
5
4 Middeldure huurwoningen
4.1 Doelstelling
Het college zet in op het zoveel mogelijk in aanbouw nemen van middeldure huurwoningen in de
bestaande plannen.
Het college zet daarbij in op 40% middensegment in nieuw vast te stellen plannen.
Het gaat bij het middensegment tot nu toe met name om middeldure huur. Slechts bij grotere
plannen en bij afwijkende bestuurlijke besluitvorming wordt ingezet op koopwoningen.
4,2 Start bouw 2° kwartaal 2022
In het 2° kwartaal zijn 6 projecten in aanbouw genomen met in totaal 644 permanente
zelfstandige woningen. Het gaat om 3 grote projecten in Amstel III, Elzenhagen Zuid en
Reimerswaalbuurt Osdorp en 3 kleinere projecten in stadsdeel Nieuw West en West.
Halverwege het jaar zijn 822 middeldure huurwoningen in aanbouw genomen.
4,3 Ontwikkeling planvoorraad middeldure huur 2022
De planvoorraad voor het resterende half jaar omvat 1. 402middeldure huurwoningen in 18
projecten. Het gaat om verschillende ontwikkelaars, corporaties en een enkel collectief.
Het merendeel van de projecten ligt volgens de ambtelijke opdrachtgevers van de gemeente op
schema voor start bouw in 2022. Bezwaar- en beroep kunnen echter voor vertraging zorgen en
ook de aanbesteding moet geregeld zijn.
In het 2e kwartaal zijn 5 projecten met 393 woningen doorgeschoven naar 2023. De oorzaken
waren:
-__ (Hoger) beroep op omgevingsvergunning;
-_ Verlening omgevingsvergunning en gronduitgifte vertraagd;
-_Geen overeenstemming met aannemer / bouwsom.
6
5 Overige onderwerpen
5.1 Planvoorraad 2018-2025
In de afgelopen 4,5 jaar zijn in totaal 33.124 woningen in aanbouw genomen. Met de update per
1 juli 2022 komt de planvoorraad voor 2022-2025 uit op 38.591 woningen (= 71.715 — 33.124).
De planvoorraad voor de komende 2,5 jaar is goed op niveau gebleven. Een productie van
gemiddeld 7.500 woningen per jaar kan worden gehaald als de focus van alle partijen blijft liggen
op de uitvoering van de planvoorraad en er geen tegenslagen komen zoals een economische
recessie.
Op dit moment is er sprake van stijgende bouwkosten en schaarste aan personeel en een
afzwakkende markt voor koopwoningen vanwege de rentestijging. Dit is overigens nog niet terug
te zien in de start bouw van de afgelopen 6 maanden.
Dynamiek planvoorraad
De planvoorraad neemt af omdat er woningen in aanbouw zijn genomen en groeit omdat er
nieuwe plannen in ontwikkeling zijn genomen. Planningen worden bovendien in de loop van de
tijd scherper gemaakt en bijgesteld.
Planvoorraad 2018-2025 (inclusief start bouw, per segment, stand van zaken per 1 juli 2022)
sociale huur middeldure huur dure huur en koop _|onbekend Totaal
2018-2025
gestart [pla | gestart [ pam [gestart] |
2018 316 PURA | 8639
2019193 || 128 |M 1
0211 172 Pam 20 | 0
2022| 1.396 | 3.599 1402 | 1.800 | 2169 11.263
2023 | 6143 | | 440 | | 490 | 90 | 1569
2024 | 5 | | 53 | | am | oo | wg
11.029 | 15.497 | 6494 | 11.045 | 15.601 | 11.884 71.115
De planvoorraad is terug te vinden op internet (maps.amsterdam.nl/woningbouwplannen). Het
betreft een doorkijk naar 2030. Het geeft aan in welke fase van ontwikkeling de individuele
plannen zitten en wat het onderliggende programma in segmenten is.
1
5.2 Weesp
Met ingang van 24 maart 2022 hoort Weesp officieel bij de gemeente Amsterdam. De
bouwproductie in Weesp wordt dan ook betrokken bij het nieuwe woningbouwplan.
Het zal de komende jaren met name gaan om productie in gebied Weespersluis.
In de deelgebieden Vechtrijk, Lanenrijk en Waterrijk worden in totaal ca. 3.600 woningen
gerealiseerd. Volgens de ontwikkelingscombinatie zijn in de periode tot 2022 1.398 woningen in
aanbouw genomen. Op de planning voor 2022-2027 staan nog 2.180 woningen.
8
| Onderzoeksrapport | 8 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1025
Datum indiening 14 mei 2020
Datum akkoord 11 september 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Naoum Néhmé inzake uitspraken over
een eventuele verhoging van de afvalstofheffing
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Het coronavirus zorgt ervoor dat veel inwoners van Amsterdam thuis zitten en dit leidt
er toe dat er meer huisvuil wordt aangeboden dan normaal. Naast extra aangeboden
huisvuil wordt het ook nog eens niet op de juiste manier aangeboden wat voor extra
drukte zorgt bij de gemeente. Naast het extra aangeboden huisvuil staat er ook meer
grofvuil op straat omdat Amsterdammers dit moment aangrijpen om te klussen in
huis. Door de stijgende groei van het aangeboden afval en het verkeerd geplaatste
afval maakt de gemeente extra kosten om dit op te kunnen ruimen. Tijdens de
commissievergadering Wonen en Bouwen van 13 mei 2020 gaf wethouder Ivens aan
dat het een mogelijkheid is dat de afvalstofheffingen zullen stijgen als de
Amsterdammers niet netter omgaan met hun afval.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Naoum Néhmé, namens de fractie van de
VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Kan het college een uitsplitsing geven van hoe de extra kosten, van 1 miljoen
euro voor het ophalen van afval, zijn opgebouwd?
Antwoord:
Het betreft een verwachting van de extra kosten voor de periode vanaf half maart
tot 1 juni, die bestaan uit de extra inhuur van chauffeurs en wagens
(€ 0,2 miljoen), extra stortkosten (€ 0,7 miljoen) en extra kosten voor intensieve
communicatie (€ 0,1 miljoen).
2. Is de uitspraak van wethouder Ivens een collegestandpunt? Zo ja, waar is dit
standpunt op gebaseerd? Zo nee, waarom heeft Wethouder Ivens deze uitspraak
dan gedaan?
Antwoord:
Dit is gebaseerd op het uitgangspunt dat de kosten van afvalinzameling worden
doorberekend in een kostendekkende afvalstoffenheffing. Het betreft niet zozeer
een standpunt, maar een feit dat er meer kosten gemaakt zijn. En die kosten
zullen op een manier opgevangen moeten worden.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng 1025 Gemeenteblad R
Datum 11 september 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 14 mei 2020
3. Hoe rijmt het college een verhoging van de afvalstofheffing voor Amsterdammers
met de financieel toch al lastige tijd vanwege de coronacrisis?
Antwoord:
Dit is een dilemma, zeker in deze moeilijke tijd. Het college maakt zich grote
zorgen over de financiële druk op de gemeenten en daarmee de inwoners van de
stad door de Coronacrisis. We hopen daarom ook dat we vanuit het Rijk
ruimhartig hiervoor gecompenseerd worden zodat Amsterdammers zo goed
mogelijk ontzien kunnen worden. Uitgangspunt van de gemeente is dat de
afvalstoffenheffing kostendekkend is.
4. Op dit moment is er een miljoen euro extra uitgegeven aan het ophalen van afval.
Kan het college een ontwikkeling schetsen van de stijgende afvalkosten vanaf het
uitbreken van de coronacrisis en een extrapolatie maken voor de rest van het
jaar?
Antwoord:
De algemene tendens vanaf half maart is dat er 20% meer grof afval wordt
aangeboden op straat, het ziekteverzuim onder het personeel is toegenomen en
er intensiever en frequenter is gecommuniceerd over de impact van de crisis en
de maatregelen naar de inwoners van Amsterdam en intern binnen de
gemeentelijke organisatie.
De hoeveelheid aangeboden afval op straat en bij de afvalpunten blijft
onverminderd hoog.
Mocht de tendens over het ophalen en verwerken van 20% meer grof en restafval
zich over heel 2020 voortzetten dan betekent dit een serieuze autonome stijging
met een financiële impact. De verwachting is dat de extra kosten tot en met einde
jaar € 4,3 miljoen bedragen.
5. Hoeveel zal de verhoging van de afvalstofheffing bedragen per huishouden als
het college ervoor kiest om deze te verhogen om de extra kosten van 1 miljoen
euro op deze manier te dekken?
Antwoord:
Het is aan het Rijk om te bepalen of en in hoeverre gemeenten gecompenseerd
worden voor extra kosten.
Er zijn ongeveer 350.000 betalende huishoudens voor de afvalstoffenheffing.
De afvalstoffenheffing 2020 is reeds vastgesteld. Na de zomer zal er
besluitvorming plaatsvinden over de dekking van de gemaakte extra kosten 2020
en zal de tariefstelling 2021 worden vastgesteld.
6. Als uit vraag 4 blijkt dat de extra kosten die worden gemaakt voor het ophalen van
het afval nog hoger worden dan het huidige bedrag van 1 miljoen euro, hoeveel
zal de verhoging van de afvalstofheffing dan bedragen per huishouden?
Antwoord:
De afvalstoffenheffing 2020 is reeds vastgesteld. Over en onderbestedingen
lopen via de egalisatiereserve, We blijven periodiek monitoren om bij de begroting
2021 een reële inschatting te kunnen geven van de verwachte verhoging van de
afvalstoffenheffing 2021.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Ndeing 1025 Gemeenteblad
ummer - =. :
Datum 11 september 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 14 mei 2020
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering gen 10 november 2022
Ingekomen onder nummer 493
Status Aangenomen
Onderwerp Amendement van de leden Rooderkerk, Yemane, Abdi en Ahmadi inzake
Begroting 2023
Onderwerp
Meer sociale seksuele voorlichting, met een focus op diversiteit en seksuele veiligheid
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende(n) heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2023
Constaterende dat:
-_ Onderzoek uitwijst dat leerlingen niet tevreden zijn over seksuele voorlichting op school;
-__Zij vinden dat seksuele voorlichting te veel focust op het biologische aspect ervan en te
weinig op het sociale aspect (e.g. seksuele- en genderdiversiteit, omgangsvormen, wen-
sen en grenzen);
-_Erbehoefte is aan meer seksuele voorlichting/vorming in de bovenbouw;
-_ Van alle jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar naar schatting ruim 95.000 mei-
den (37,8 procent) en zo'n 34.500 jongens (13,4 procent) een vorm van seksueel geweld of
seksuele intimidatie hebben meegemaakt.
Overwegende dat:
-__ Bij het bestrijden van zowel geweld tegen de Ihbti-gemeenschap als seksueel geweld en
seksuele intimidatie preventie een belangrijke rol speelt;
-_Jong leren over seksuele diversiteit, weerbaarheid, omgangsvormen en grenzen hierbij
essentieel is.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Besluit op pagina 140 bij programma 3.6.3 Individuele voorzieningen toe te voe-
gen:
“We investeren € 400.000 in de uitbreiding sociale seksuele voorlichting (bijvoorbeeld seksuele di-
versiteit) en seksuele veiligheid (bijvoorbeeld weerbaarheid van meiden en omgangsvormen), zo-
wel één op één als klassikaal op scholen. Daarnaast benutten en ondersteunen we informele orga-
nisaties in aandachtswijken. Dit dekken we met een eenmalige onttrekking aan de reserve Vast-
goed (71005).”
Indieners
lì Rooderkerk
M. Yemane
F. Abdi
N. Ahmadi
| Motie | 2 | discard |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.